TAFEREEL van NATUUR en KONST.   TAFEREEL VAN NATUUR en KONST, behelzende, by eene algemeene landbeschryvinq EN beknopte historie der verscheiden volken, alle de voornaamste byzonderheden, die in de bekende waereld, met betrekking' tot de natuürlyks historie , den godsdienst , de staatkunde , de weetenschappen, konsten, koophandel, enz. voorkomen. Grootdeels naar bet Engelfche gevolgd. Veertiende Deel. Te AMSTERDAM, By PIETER MEIJER, op den Dam. MDCCLXXVI.   TAFEREEL VAN NATUUR en KONST. MERKWAARDIGE GEBOUWEN, EN ANDERE VOORTBRENG-' SELS VAN KONST. Ondar de voornaamfte gebouwen in de Nederlanden moogen de Kerken van Amfterdam met reden fn de eerfte plaatfe gemeld worden. Dezelve zyn zeer fraaije geftigten, pronkende met de fchoone graflieden van verfebeidene Hollandfche Admiraalen en andere uitmuntende Mannen, die zich in den dienst van hun Vaderland loflvk gekweeten hebben. Eene derzelven, die onder den naam van de Oude Kerk bekend is, is een groot en aan. zienlyk gebouw, en word dus genoemd om XIV Deel. a haa D E NEDERLANDEN.  2 Tafereel van Natuur en Konst. haar van de Nieuwe Kerk, welke in het begin der vyftiende eeuwe geftigt werd, te onderfcheiden. — Zy was weleer aan St. Nicolaas toegewyd, en word met regt voor het oudfte Kerkgebouw van Amfterdam gehouden, en men kan genoegzaam bewyzcn dat zy voor het jaar 13 34 reeds is geftigt geweest, fchoon het tevens zeker is dat zy, by haaren eerden aanleg, in verre na de grootte en het aanzien niet gehad heeft, welke zy federd verkreegen heeft. Wy zullen ons niet bezig houden met de befchouwiög van deeze Kerke, zoo als zy voor de hervorming van het jaar 1558, geweest is, maar zo als zy zich tegenwoordig, Mi aanzien van haare in-en-uitwendige gedaante, vertoont. - De laagte der kerke met den tooren is, buitens-werks, driehonderd, en zonder den tooren, binnens-werks, tweehonderd-en-negenenveertig voeten. Debreed* te van het middenkruis is , buitens-werks, tweehonderd- vyfentwmtig,en binnens-werks^ tweehonderd-en-agt voeten. De geheele omgan" is op zeshonderd en-veertig voeten gemeenten , alles naar de Amfterdamfche maat van elf duimen gerekend.-De tooren is van den grond  De Nederl. Mebkw. Gebouw, enz. 3 grond af tot den weerwvzer toe, tweehonderd-en-veertig voeten hoog Het fteenwerk beflaat de helft van deeze hoogte, en de houten kap of fpits , welke drie omgangen hesft , en op eene konftige wyze, vast en fterfc, in eikanderen verbonden is , de andere helft. Meer dan eens is deeze tooren vernieuwd,en nog weinige jaaren geleeden zyn derzelver grondllagen merkelyk verzwaard geworden: ook zyn de klokken en het fpeelwerk in denzelven verlcheidene maaien veranderd. Van buiten is de Kerk met veele wooningen bezet, van welken fommigen , gelyk die van den koster en mindere bedienden, gemeenfchap hebben met vertrekken, die van ouds af tot de kerk behoord hebben. Anderen ftaan op zichzelven, en worden door Kerkmeesteren verhuurd. De Kerk heeft heden vier ingangen. De grootfle is in het westen onder den tooren; dezelve is eene groote en zeer aanzienlyke poort. De ingangen ten noorden en ten zuiden zyn merklyk kleiner, en ook van minder aanzien. In het zuid-oosten is eene deur, welke in vcorige tyden mede toteenen ingang gediend heeft, doch nu door een yzeren hek A 3 van  4 Tafereel van Natuür en Konst. van den gemeenen weg is afgeflooten. In den jaare 1761 , is in het noordoosten eene deftige poort geftigt, op eene plaats, welke voordeezen met eene fiallinge voor vyf paarden bezet was, die door Kerkmeesteren bcgeeven werd. Naast en boven deeze poort is eene wooning aangelegd , die verhuurd word. Van binnen, benoorden de nieuwe poort, is een vertrek voor de Huiszitten aan de oude zyde getimmerd , waar de Regenten thans hun komptoir houden en de kollekte, welke zyin de Oude Kerk laaten doen, ontvangen. Van binnen rust deeze Kerk op twee-enveertig groote pilaaren. In het midden van dezelve hangen vyf groote kaarskroonen, ieder met dertig armblakers, en rondom langs den omgang zyn twaalf kleiner kroonen, ieder met zestien armblakers. De geftoelten voor luiden van hoogen en minderen rang zyn rondom tusfchen de pilaaren geplaatst. De predikftoel, langs welks trap eene fraai gewerkte koperen leuning ftaat, is inden jaare 1642, door Pieter Janszoon Kistemaaker, gemaakt, en in het midden der kerke, aan de noordzyde, tegen eenen pilaar geplaatst. — Het hooge Choor, het welk nu' eene gantsch andere: ge-  De Nedekl. Mek kw. Geeodw. enz. 5 gedaante heeft dan oudstyds, is omtrent het jaar 1682, met een fraai koperen hek voorzien geworden. Ter plaaife daar het hooge altaar plag te ftaan ftaat een predikftoel, die nu genoegzaam alleenlyk gebruikt word tot voorleezing van het formulier des huwelyks en inzegening van het egtverbond. In de Oude Kerke zyn twee orgels. Het grootfte, het welk in het westen boven den grooten ingang geplaatst is, word met reden voor een fchoon fluk werks gehouden. Omtrent het jaar 1724, is het in den tegen woordigen Haat gebragt geworden door Christiaan Vaker, orgelmaaker van George den Iften, Koning van Groot-jBritanje en Keurvorst van Hanover. Het werk is voorzien van vierenzestig trekkers, vier-en-vyftig (temmen en agt blaasbalgen. Op den dertienden van October des jaars 1725 , werd 'er voor de eerfte maal in het openbaar op dit orgel gefpeeld. Het rust van binnen in de Kerke op vier zeer fraaije zwaare marmeren zuilen, welker kapiteeien en voetftukken konftiglyk verfierd zyn. — Het andere of kleine orgel, het welk zestien trekkers , vyftien (temmen en drie blaasbalgen heeft, ftaat tegen den pilaar op A 3 den  6 Tafereel van Natuur en Konst. den hoek van 't St. Jeroens Choor, aan de noordzyde van de Kerke. Het is omtrent het midden der voorgaande eeuwe van buiten met aartig gefhesden en verguld houtwerk verfierd, waarin het wapen en zegel van Amfterdani zyn afgebeeld. De buiten zyden der orgeldeuren zyn door den beroemden konstenaar Komelis Brizé, met veelerlei fpeeltuigen muziek-boeken fraai befchilderd. Om het orgel is eene gaandery, op welke voordeezen fomtyds zang-en fpeelkonftenaars geplaatst werden, die met het orgel een aangenaam concert maakten. Men plag nog in de voorgaande eeuwe alle avonden, tot vermaak der wandelaaren, op dit orgel te fpelen, doch zulks is federd buiten gebruik geraakt. Van ouds was deeze Kerk beroemd door fraai gefchilderde glazen. In hethooge Choor, in het oosten van de Kerke, zag men in zoodaanige g/azen afbeeldfels van fommigen der oude Graaven en Graavinnen van Holland, ook 's Heilands kruisfiging, en het overboord werpen van den Profeet Jonas. Noordwaards naar de zyde van het kruispand had Willem de ifte, Prins van Oranje een glas vereerd. Doch alle deeze glazen, verouderd en be- fcha«  De Nederl. Mekkw. Gebouw, enz. 7 fchadigd zynde, zyn van tyd tot tyd weggenomen, en derzelver plaatfen met gewoone kerkglafen vervuld geworden. Daar zyn egter nog eenige glazen over, welke verdienen gemeld te worden. Agter het groote Choor plagten 'er twee te zyn, die ongemeen fraai waren. In het eene, het welk reeds voor lang vergaan en weggenomen is, zag men de krooning van Filips den Jflen, den Schoonen bygenaamd, waardoor de Nederlanden aan de kroon vau Spanje vervielen, afgebeeld. In het andere, het welk nog in wezen, doch zeer befchadigd is, ziet men Filips den IV den, het Munftersch verdrag, waarby de Nederlanden voor vry erkend werden , bezegeld overreikende. — Wat verder zuid waards ziet men nog een nieuw gefchilderd glas, waarin de wapenen der Heeren Burgemeesteren, die hier federd de verandering des jaars 1578, geregeerd hebben , zyn afgebeeld. Het laatfte wapen, het welk men in dit glas geplaatst heeft, is dat van den Heer en Mr. Jan Baptista Slicher, die in den jaare 1757, Burgemeester geworden is. De wapens der volgende Heeren Burgemeesteren zyn gefield opeen glas aan de noordzyde der Kerke, op den oostelyken hoek van bet gewezen Lieve-VroaA 4 wen-  8 Tafereel van Natuur en Konst. wen-Choor. Boven aan ieder van deeze twee glazen ziet men het wapen der Stad, nevens derzelver zegel, door twee zittende krygsknegten vastgehouden. Na het eerstgemelde van deeze glazen volgden drie oude gefchilderde glazen. In het eene was het eeten van het Pafcha door de Ifraè'lieten afgebeeld. De twee anderen vertoonden een ige oude gefcbiedenisfen uit de Legenden der Heiligen, doch deeze drie glazen zyn reeds v0or eenen geruimen tyd vergaan en weggenomen. • Men vi»d in deeze Kerkeveelegraflieden, die door haare fraaiheid de oogen trekken; als die van den konstfchilder Pieter Laurenszoon , om zyne lange ligchaamsgeftaltc gemeenlyk lange Pier genaamd ; die van den Admiraal Jakob van Heemskerk ; van Cornelis Janszoon, bygenaamd de Haan ; van het geflagt van de Graef; van de Admiraalen Abraham van der Hulst en Izaac Sweers, en van meer anderen. —Ons bedek laat niet toe ons met eene byzondere befchryving van de voornaamfte deezer graflieden in te laaten. Wy meenen egter eenig denkbeeld te moeten geeven van den fmaak, in welken zy aangelegd zyn. Te» dien einde zullen wy die van den Ad-  De Nederl. Merkw. Gebouw, enz. 9 Admiraal Jacob van Heemskerk befchouwen. Dezelve is ten noorden van het hooge Choor, en kennelyk aan een tafereel van zwart marmer, het welk boven dezelve aan een pilaar gehegt is, en waarop in de lyst, onder het wapen van het Huis van Heemskerk, hetwelk tusfchen twee globen ftaat, en met ee;:e Heven kroon gedekt is, in het latyn geleezen word. HONORI et AeTERNITATI. dat is: Aan de Eere en de Eeuwigheid. Wat laager in het Tafereel zelf ftaat: Jacobo ab Heemskerck Amstelredamensi. Viro fortisff. et optime de Patria merito, QÜI Post varias in notas ignotasque oras mvigationes in Novam Semblam fub Pclo arctico, duas, in Indiam Orientalem, verfus Antarcticumfotidem, indeque opimis Jpoliis A°. cidiociv. reverfus victor. Tandem Expeditonis maretimae adverfus Hijpa. praefecA 5 taf  10 Tafereel van Natoür er Konstv tus eorundem validam clasfem Herculeo au/u agresfus in Freto Herculeo fub ipfaarce et urbe Gibraltar, VII Kal. Maji A°. cioiocvii.fudit ac profligavit. Ipse ibidem, Pro Patria flrenuo dimicans, gloriofe occubuit. Anima coelo gaudet, corpus boe loco jacet. Have Le&or famamque vin ama et virtutem. Cujus ergo Ab Illustrisf. et Potentisfs Feederat. Provinc.Belgh. Ordinibus P.P. H. M. P. Vixit armos XL. Menfem I. Dies XII. dat is: Aan Jacob van Heemskercjc, Amsterdammer, Die Na verfcheidene fcheepstogten in bekende en onbekende gewesten , twee naar Nova Sembla, onder den noord-, even zoo veel in Oost-Indië, naar den zuidpool, vanwaar hy in  De Nederl. Merkw. Gebouw, enz. h in 't jaar 1604, met ryken buit overwinnaar terug gekeerd is, einde lyk, Opperhoofd van eenen zeetogt tegen de Spanjaarden geworden zynde, derzelver magtige vloot, met een beftaan als dat van Hercules, in de Straat van Hercules, en zelfs in 't gezicht van 't Slot en de ftad van Gibraltar, aangetast, en op den 25ften April des jaars 1607, geflaagen en verdelgd heeft; waar hy zelf, wakkerlyk voor 't Vaderland ftrydende, roemrugtiglyk gefneuveld is. De ziel geniet den hemel, het ligchaam ligt ter deezer ftede. Zyt gegroet, Leezer, en bemin 's mans lof en dapperheid: Aan welken door de doorlugtigfte en hoogmogende Staaten der Vereenigde Nederlanden, de Vaders des Vaderlands, dit gedenkteeken gefield is. Hy heeft veertig Jaaren, eene maand, en twaalf dagen geleefd. On  12 Tafereel van Natüur en Konst. Onder dit opfchrift was de zeeflag voor Gibraltar in 'r klein afgebeeld, doch het beeldwerk is nu meest vergaan. Boven het zelve leest men deeze twee regels van den Ridder PlETER CoRNELISZOON HOOFT: Heemskerck, die dweïs door 't ys en 't yzer dorfte dreven, Liee d'eer aan 't land, hier 't Jyf, voor Gibraltar het leven. De helm en het harnas van den Zeeheld zyn aan eenen anderen naastvolgenden pilaar opgehangen. — Schuinsch boven het grafteeken, plagt aan een der fchoorbalken eene fchildery te hangen, waarop aan de eene zyde het ieizerlyke wapen , zynde een dubbele Arend , afgebeeld was. Op de andere zyde las men : Anno ijjo, boe in loco, celebratae funt exequiae Caroli quinti Imperatoris ac, Hotlandiae Comitis, viceftmo primo et Jecunndodie Aprillis. Dat is: In 't jaar 1559. !* £er deezer plaatfe gehouden de uitvaart van Karei V. Keizer en Graave van Holland, den een-en twee-en-twintigflen April. Hier-  De Nederl. Merkw. Gebouw, enz. 13 Hierby zullen wy nog een kort berigt voegen van de grafftede aan het gefjagt van de Graef behoorende. — De kapel, waarin de doop- vont plag te ftaan, is in of omtrent het jaar 1651, door Kerkmeefteren verkogt, en het eigendom geworden van den Heere Burgemeester CoRnElis de Graef, vryheer van Zuidpolstroek, die, met verlof van Heeren Burgemeesteren, deeze Kapel van de Kerke afgefchut, en dezelve tot eene aanzienlyke begraafplaats verbouwd heeft. Men komt 'er in door eenefraaije marmeren poort, rustende op twee Korinthifche kolommen, en geflooten met eene doorlugtige koperen deur, ter wederzyde van welke ook eene langwerpige opening is, waarboven de wapens van den ftigter en deszelfs egtgenoote, CaThaRINa Hooft, uitgehouwen zyn. De lyst is met zandloopers, lampen en ander beeldwerk verfierd. Men ziet op dezelve, tusfchen twee fchreijende kindertjes, een Feniks uit de vlammen verryzen, waaronder in zwarten toetsfteen de fpreuk des Apostels (1 Kor.xiy. 42 ) geleezen word . al-  14 Tafereel van Natuur enKonst. alzoo sal oock de opsïandinghe der dooden zyn, het lighaem wort gezaeit in verd ervelyckheit en wort opgheweckt in on ver der vel yck heit. Het middelde van de vyf glasramen der begraafplaatfe is ook verfierd met de gefchiiderde wapens van de Graef en Hooft. Schoon ons oogmerk geenszins is de Kerken in iedere Stad van ons Land omftandig te befchryven, maar alleenlyk van de Hoofdkerken in de voornaamfte Steden te fpreken, meenen wy egter eenige byzonderbeden wegens de Nieuwe Kerk te Amfterdam te moeten aanteekenen. Deeze Kerk, zoo genaamd omdat zy lang na de Oude geftigt is, was eertyds de tweede Parochie-of Kerfpel-Kerk der Stad. Zy ftaat aan den Nieuwe-zyds Voorburgwal, daar de voornaamfte ingang in het westen is, en is zoo wel als de Oude Kerk een aanzienlyk kru sgebouw: doch zy heeft alleenlyk eenen kleinen fpitfen tooren in het midden, zynde de hooge en zwaare tooren, dien men voorneemens was in het westen te ftigten, onvolmaakt  De Nedërl. Merbw. Gebouw, enz. 15 maakt gebleeven. Boven in den gevel van het zuider kruispand ftaat een fraaije zonnewyzer. Behalven den gemelden heeft de Kerk nog drie andere ingangen, te weeten een'in het zuiden, die op den dam uitkomt , een' in het noorden ten einde van de graavenftraat, en een' in het oosten in de van ouds genaamde ellendige fteeg. Oudstyds is zy van twee kerkhoven omringd geweest, een in het westen en een in het zuiden en zuidoosten. Het laatfte droeg den naam van het ellendige kerk» hof, omdat 'er alleenlyk geftrafte misdaadigen, en zulken, die men der gewyde aarde onwaardig keurde, op begraaven werden; en naar dit kerkhof heefr de ellendige fieeg zyrten naam gekreegen. Het andere diende tot eene begraafplaats voor geringe doch onbefprokene luiden. In het midden der voorgaande eeuwe zyn beide deeze kerkhoven nog in wezen geweest, doch ter gelegenheid van het bouwen van het nieuwe Stadhuis werden zy vernietigd. Het is zeker dat deeze Kerk reeds in het begin der vyftiende eeuwe gefticht werd. By haare eerfte ftigting werd zy aan de Lieve Vrouwe toegewyd, vanwaar de gantfche nieuwe  16 Tafereel van Natuur tnKonst. we zyde, zynde het Kerfpel deezer Kerke, onzer Lieve Vrouwe Parochie genoemd werd • en ook aan ft. Carharina, die, volgens 'het verhaal der Legenden, in het begin der vierde eeuwe, te Alexandrie in Egypte, om den Godsdienst ter dood gebragt werd. Tn den jaare 1421, is de Nieuwe Kerk nevens een derde gedeelte van de Stad, afgebrand. Doch zy werd eerlang zoo pragtig herbouwd, dat zy omtrent het jaar j5oo, onder de aanzienlykfte Kerken van het Ghristenryk gefield werd. Zy bevatte toen vieren-dertig zeer fchoone altaaren , en eene groote verfcheidenheid van kostbaare kerkfieraaden, onder welken een zilveren verguld kruis uitmuntte, waarin men (lelde dat een gedeelte van het waare kruis gewerkt was.— Wy zullen niet langer op byzonderheden wegens den ouden ftaat deezer Kerke Uil daan, maar alleenlyk aanteekenen dat zy, weinige maanden na de verandering van het jaar 1578 , van beelden en andere fieraaden is beroofd geworden. Doch oP den 11 den van January des jaars 1645, heeft haar nog zwaarer ongeval getroffen, dewyl zy toen van boven en van binnen geheellyk verbrandde. Kort daar-  DeNedekx. Mërkw. Gebouw, enz. daarna was zy egter in zoo verre herdeld, dat de eerde predikatie in de vernieuwde Kerke op den ioden van Mal des jaars 1648 , gedaan werd. Middelerwyle had men ook beflooteri om in het westen der Kerke eenen zwaaren harddeenen tooren te digten , ten welken einde men in de maand Mai des jaars 1646, met het graaven der grondflagen eenen aanvang gemaakt had. Na met de voortzetting© van dit werk geduurehde veele paren bezig geweest te zyn, liet men het zelve deeken, zoo fommigen mcenen omdat men oordeelde dat zulk een zwaare tooren het naby daande Stadhuis, het welk in dien zelfden tyd gebouwd werd , te zeer overfchreeuwd zoude hebben. De tooren, die reeds tot de helft van de hoogte der Kerke was opgetrokken, is dan onvolbouwd gebleeven, en van boven met eene yzeren leuning omzet geworden. De Nieuwe Kerk, heeft, na de herbouwing van welke wy fpreeken, genoegzaam dezelfde gedaante gekreegen, die zy tot nu toe behouden heeft. Zy is driehonderd en vyftien voeten lang, en met de kuispanden tweehonderd en tien voeten breed. Het gebouw rust op twee-en vvftig harddeenen zuilen, en word XIV. Deel B ducr  i8 Tafereel van Natuur en Konst. door vyf-es zeventig groote glasraamen verlicht. In het midden der Kerke hangen vyf groote , en rondom twaalf kleiner koperen kaarskroonen : de eerften hebben ieder dertig, de laatften ieder twintig of zestien armen, met blakers. Onder de glasraamen van deeze Kerke zyn 'er eenige nieuwe, die fraai befchilderd zyn. In het glas, het welk boven den ingang , in het noorder kruispand, «eplaatst is, ziet men Graaf Willem den IVdea , de Stad befchenkende met het driekruislig wapen, een ftuk, waarin men zeggen moet dat de konst meer uitmunt dan de waarheid; want men vind wel dat de gemelde Graaf de Stad met verfcheidene voorregten begunftigd heeft , maar nergens leest men dat zy het driekruislig wapenfchild van deezen Graaf ontvangen heeft. Regt tegen over dit glas, boven den ingang in het zuider kruispand, plagt het fchenken van het voorregt der Roomsch Koninglyke kroon boven het Stads wapen te moogen voeren, het eeen in den jaare 1489, door Aartshertog Maximtliaan gefchied is, niet minder konftig in het glasraam afgebeeld te zyn. Deh dewyl dit glas vry wat van het weder geleeden had, is het ai voor eenige jaaren weggenomen geweest. Het an-  De Nederl. Merkw. Gebouw, enz. 19 andere is ook merklyk befchadigd. Beide de glasraamen pronkten met de wapens van de Heeren Burgemeesteren en van eenige andere Wethouderen , die, toen dezelven hier geplaatst werden , in regeeringe waren ; en met deezen is het eerstgemelde glas nog heden verfierd. Ten zuiden van het groote ehoor, boven den ingang der kapeüe van het heilige graf, zyn nog drie nieuwe gefehilderde glazen, waarin de voordeelen van den vrede door veelerleie zinnebeelden vertoond worden. Aan de vier grootfte zuilen van het houten midden gewelf ftaan vier engelen-beelden, die dat gewelf onderfchraagen. Een weinig bewesten het zuider kruispand is eene gallery gebouwd voor de Burger-Weeskinderen. Wyders is de Kerk, tusfehen en tegen de pilaaren en wanden, bezet met fraaije geftoelten voor de Regeering en mindere Standsperfoonen. Onder dezelve munt allermeest uit de predikftoel, die gemaakt fchynt op de wyzc van den voorgaanden , welke door den brand des jaars 1645, vernield geworden was. De tegenwoordige is rondom verfierd met konfiiglyfc gefneden beeldwerk. Onderaan zyn in vier, vakken voor en ter zyde Ba d?  so Tafereel van Natuur en Konst. de vier Euangelisten afgebeeld. By dezelven • fhan de beelden van de Sterkte, het Geloof, de Liefde, de Hoop, de Geregtigbeid en de Voor-zigtigheid. Hooger vertoonen zich de zeven werken van Barmhartigheid, door kleine aartiglyk werkende beeldjes in diepe verfchieten geplaatst. Het verhemelte boven den itoel is van onderen met fraai loofwerk verfierd , en draagt eenen tooren met verfcheidene omgangen, op welken ook kleine beeldjes fchynen te wandelen. De leuning is met . wyngaardsbladeren doorwerkt, en op denzelven ligt een dik bogtig touw, zo konfïigvan hout gefneeden dat het byna van hennjpféfiynt gedraaid te zyn. Het rust op eenige kleine wigrjes. De beroemde beeldhouwer Albertös Vinkenbrink heeft dcczen predikftoel gemaakt. ' In de Nieuwe Kerke zyn twee orgels. Het grootfte ftaat boven den ingang in het westen, en rust op vier halve en twee heelebonte marmeren Korinthifche kolommen, wier voetftukken en kapiteelen fraai verfierd zyn. Tusfchen de halve kolommen (taan twee penanten van wit marmer, waarop veelerlei fpeelWig is uitgehouwen. Het orgel zelf, een kor.-  DeNederl. Merkw. Gebouw, enz. 21 kondig werkftuk, kan met vier deuren geflooten worden, die door Joannes Bronkhorst met eenige deelcn der gefchiedenisfe van Saul en David, en vooral met het zingen en fpelen van David en van de Jeruzalenifcbe maagden, van binnen en buiten befchiiderd zyn. Het orgel heeft drie-en veertig registers of demmen, onder welken de vox iamanaofmenfchcn-ftem zeer beroemd is. Het kleine orgel daat in het zuider kruispand bewesten den ingang. Het groote choor is van vooren met een zeer kondig hek van gegooten koper, rustende op eene marineren baludrade, afgeflooten. De zwaare koperen lyst van hetzelve, die in het midden met het Stads wapen, het welk door twee leeuwen word vast gehouden, verfierd is, word onderdeund door zes zwaare vierkante zuilen, tusfehen welken zeventien gevlamde en veertien regte, doch kleiner pilaaren, geplaatst zyn, alles met loofwerk aaitigJyk bewerkt, en dertien voeten hoog. In het choor gefchied, even als in dat der Oude Kerke, de plegtige egtverbintenis des zondags, en fomtyds ook in dé weekei. Daarenboven vergadert hier de NoordhollandfcheSynode om het zevende jaar. Ook worden B 3 'er.  22 Tafereel van Natuur en Konst. 'er tweemaal in het jaar, naamelyk des vrydags voor Paasfchen en des vrydags voor Kermis, aan de naarftiglte leerlingen der Latynfehe fchoolen pryzen uitgedeeld. Het vertrek , waarin de Kerkeraad thans vergadert, plagt weleer gedeeltelyk te dienen voor eene Bibliotheek, waarfchynlyk in de vyfu'ende eeuwe opgerigt ; doch na het ftigten der doorlugtige fchoole, in den jaare 1632, werd dezelve derwaards overgebragt; en de kamer, waar de Kerkerand, die des zomers in de Oude Kerke byeenkwam, alleenlyk des winters vergaderde, is federd dien 'tyd merkelyk vergroot, en tot eene geduurige vergaderplaats van datgenootfchapgefchikt geworden. Wyders behooren tot deeze Kerk: nog andere byzondere vertrekken , als een , waarin Kerkmeesters hun comptoir houden, en vier die voor de Diakenen gefchikt zyn. Onder de aanzienlyke begraafplaatCen in de Nieuwe Kerke, tellen wy voor eerst die van Jan van Galen. Dezelve is in het noorden van de Kerk fchninsch agter den predikftoel. De Zee-  De Nederl. Merkw. Gebouw, enz. 23 Zeerield ligt in het harnas, in wit marmer op eene verhevene tombe, op welker voorzyde men eenen zeeflag ziet afgebeeld. Daar onder ftaan deeze vier digtregels: Hier leit in 't Graf van eer den dapperen van Galen Die eerst ging buit op buit Kastilien afhalen, En met een leeuwen hert, naby 't Toskaanfcheftrand, De Britten heeft verjaagt, veroverd, en verbrandt. In een zwart marmeren tafereel, boven de tombe, die met eene fcheepskroon, onder het wapen der Vereenigde Nederlanden, gedekt, en met vlaggen, wimpels, fpietfen, zwaarden, en ander oorlogstuig omringd is, leest men : Generofisfimo Heroi Joanni a Galen Esfenjl. Ovi oh res faepe fortiter et feliciter freflas, Sexies uno anno Duinkerkanorum praedatoriam. JSlavem captam, et a Barbaris opima fpolia reportata, ordinnm Clasft in nari mediterraneo praefectus, meinorahili praelio ad Livomam, Deo auxiliar.te Anglor. navibus,captis,fugatist Jneendio et fubmerjione deietis, Commercium B 4 cuw  24 Tafereel van Natuur en Konst. cwn dicti maris accolis reflituh. Idibus, Man. A°. cjd 13 cliji. et aken jede truncatus, nono die pon victoriam annos natus xlvhi. obiit, ut femla per gloriam viverett Illujlr. £f praepotentijf Ordimm decreto nob. £? putentijf ^enatus ArcbitalaJ}. §ui est Amjieiodami M. H. P. dat is: Aan den grootmoedigen Held, Jan van Galen, van Esfen, „ die, om veele braave en gelukkige fcrygs„ bedryven; omdat hy in één jaar zes Duin„ kerkfche kaapers veroverd, en op de Bar„ haaren eenen ryfcen buit behaald had, het „opperbevel bekomen hebbende, over de ,, vloot der Staaten inde Middellardfche zee, in een merkwaardig gevcgt voor Livorno, „ met Gods hulp, de fchepen der Ergclfchen „ genomen, verjaagd, verbrand en in den grond gefchooten, en daar door den kcup,, handel met de bewooners van deoeversder t, gemelde zee herfteld heeft, op den \) ftien- i) den,  De Nedere. Merkw, Gebouw, enz. 2j „ den Maart des jaars 1653; doch alzoo hem „ het eene been afgefcliooten was, op den „ negenden dag na de overwinning, in den „ ouderdom van agtenveertig jaaren overlee„ den is; heeft, opdat zyn roem, eeuw in „ eeuw uit, leeven zoude, de Ed. Mog. Raad „ ter Admiraliteit te AmfterJam, in gevolge „ van een bef! uit der Hoog Mog. Heeren Staa„ ten, dit gedenktceken doen ftellen." Wy kunnen nkt nalaatenhicrnogtefpreken van eene grafllede, welke boven allen uitmunt, te weeten die van den Luitenant-Admiraal-Generaal M ic hiel Adriaans zoon db Ruiter. Dere-Ive is aan het einde vtin het choor in het oosten ppgerigt. Het ftuk werks werd eerst ontworpen en gcteekend door den beeldhouder Rimbout Verhuist, die het daarna in Qeen uitgehouwen, en in den jaare 1681, voltooid heeft. Het werd boven de grafkelder geplaatst , en is omtrent dertig voeten hoog en even zoo veele voeten freed. Het beeld van den Zeeheld ligt eenige voeten) boven den grond in wit marmer uitgehouwen , met den ftaf van gebied in de regterhand, rustende de linker op de borst, en het hoofd op een ftuk gefchuts. Aan het hoofd-en voeB 5 ten-  26 Tafereel van Natuur en Konst. teneinde liggen twee Tritons, blaazende op eenen grooten zeehoorn: by ieder van dezelven Raat eene kolom van zwart marmer, waarop de lyst van het geheele werk rust. Tusfchen de twee kolommen ftaat in den agtergrond een fcbeepslïryd afgebeeld , boven welken eene ftevenkroon, door twee wigtjes word vastgehouden. Vier anderen houden de wapens van Holland en die van de Vereenig. de Provinciën omhoog. Tusfchen beiden ftaat eene bazuinende Faam. In de lyst ziet men het wapen van de Generaliteit, en op dezelve dat van den Admiraal, rondom met vlaggen bezet. Buiten de marmeren kolommen ftaat,'in een vak ter regterzyde, het beeld der Voorzigtigheid, en in een vak ter linkerzyde dat van de Standvastigheid. In het midden , omhoog, is het wapenbord van den Admiraal geplaatst , waarop het jaar van zyn dverlyden gefehreeven ftaat. Onder zyn liggend beeld ziet men in zwarten toetsfteen, een Latynsch graffchnft, met gouden letteren, w aarvan wy, fchoon het vry lang is, 'egter meenen, ter voldoeninge van onze !ezeren, eene Hollandfche vertaaling te moeten öpgeeven. — De zin komt hier op uit: „ Dit  De Nederl. Merkw. Gebouw, enz, 27 „ Dit zy toegewyd Aan den Besten en Grootften God „ En aan de eeuwige gedagtenisfe van Mt„ chiel de Ruiter, Oppsr-Admiraal van H«.l,, land en Westfriesland, door drie Enropi„ fcfie Koningen met adelyke wapenen, Rid„ dcrlyke waardigheid, en een Hertogdom „ in het Kom'ngryk Napels befchonken: een „ man, die, zonder door eenigen voorou„ derlyken luister voorgelicht te zyn, alles „ ecniglyk aan Gode en zyne eigene de,ugd ,, heeft te danken gehad; die , door eene „ ondervinding van agt-en vyftig jaaren, in „ het fluk der zeezaaken, de bedreevende ,, zyner eeuwe geworden, de grootfie daa,, den, in zeven oorlogen, door den gant„ fchen Oceaan en Middeilandfche zee, lof,, lyk uitgevoerd; eilanden en frerkten in 't ,, noorden en in 't zuiden veroverd ; de uit,, geftrekte kust langs de Atlantifche zee voor ,, de Nederlanders verzekerd, de Zeefchui„ mers getemd, en in vyftien regtvaardige „ zeedagen, als Opperhoofd, overwonnen, „ gedreeden heeft. En, dien boven anderen „ gedenkwaardige!! flag van vier dagen gele„ verd hebbende, heeft by den Staal de ge- „ wel-  *8 Tafereel van Natuur en Konst. „ weldige magt der vereenigde vlooien, tot „ viermaalen toe, gelukkiglyk, van den hai» ze gekeerd. Schoon minder in magt, was hy even groot in dapperheid, en in beleid » en geluk grooter. Ten JaatQen, het Va„ deriand uit een blykbaar gevaar gered hebn bende, is hy, in een voordeelig gevegt by „ Sicilië gewond, en in de haven van Syra„ cufa manbaftiglyk overleeden op den ne» gen-cn-twintigften April des jaars 1676, „ zynde den vier-en tuintigfien Maart des » jaars 1607 > te Vlisfingen gebooren. De „ Staaten der Vereenigde Nederlanden , heb„ ben eene Zeeoverfte van zulke uitfleeken„ de vcrdierTren, deeze graffiede, op geV meene kosten , doen opregten. „ Hy heeft LX IX jaaren , I Maand , „ en V dagen geleefd. „ Dc fchrik des grooten Oceaans." . Ter wederzyde van dit graffchrift , doch meer binnenwaards, ftaan twee Latynfehe vaerzen van den beroemden Nikolaas Heinfius, met gouden letteren, in zwarten toetslleen gehouwen. — Beiden zyn zy door den beroemden digter Johannes Volïenhove in de Neder, duit-  De Nedere. Merxw. Geboöw. enz. 20. 'duitfche taaie overgezet. — Het eene, dat ter regter zyde ftaat, luid in deezer voege: Dc gront, door zeegevecht op zeegevecht befchutr Van Ruitep, , wiens triomf's Lands welvaart heeftgeHnt, Bewaart nu zyn gebeent: het (lerflyk des grooten Verwinners rust hier in zo naauw een perk bcilooten. Noch recht de dood niet uit: hem overleeft zyn raam, Braveert haar, triomfeert oreindig met zyn' naam. Euroop viel hem te klein: d'Amerikaaiifdie landen Gewagen var. zyn lof, en d'Afrikaanfche ftranden. Geen lucht, geen Oceaan, noch Oost-noch Westetzon Beperkt de (Irydbre hant, die zo vee! Iauren won. Zyn menfehen ooit tot Go<5n door heldendeugt verheven, Dees helt is waart om hoog de doot ten trots te leren. ■ Het andere, ter linker zyde ftaande, luid, volgens de overzetting van den zelfden digter, dus: Hier rust de krygshelt, voogt en burger van den plas Des woesten Oceaans, die alles wat hy was, Alleen kreeg door zich zelf, noch leeft zyn moed in't marmer, Noch vecht bykans het lyk van's Vaderlands befchermer. 't Graf dreigt derf vyand noch met neerlage, en den vloec In 't entren , vlucht hy niet, te verwen met zyn bloei. Dees was de zeeklip, daar, wie Hollands fchat met vlooten Wou plondren, 't hooft weleer te berde op heeft geftooten. De Staat verbeelt zich hier al 't vyandlyk gewelt, Waar 't fneuvelde, in een graf begraven met dien hert. Of  go Tafereel van Natuur en Konst. Of is 't geen graf, waarby de Staat,bykaiisgeftorven* Nieuw licil, nieuwe oorlogseer, nieuw leven zietverworven ? De ingang der grafkelder van den Admiraal is buiten , en agter het choor. Boven denzelven leest men: Intaminatis fulget honoribus. Dat is: Hy blinkt in onbezoedelde eer. Wy meenen dus genoeg gezegd te hebben om een denkbeeld te geeven wegens den fmaak, waarin de Hoofdkerken van Amfterdam, en de voornaamfte graflieden in dezelven, zyn aangelegd. —Breed zouden wy kunnen uitwyden, indien wy ons met eene byzondere befchryvinge der andere Kerken van deeze Stad wilden inlaaten; doch dewylwy, volgens ons bellek, de aanzienlykfre gebouwen in verfcheidene plaatfen befchryven moeten , zullen wy tot andere Steden van ons Vaderland overgaan. De Groote Kerk te Haarlem, eertyds aan ft. Bavo toegewyd, is eene van de grootfte en  De Nederl. Merkw. Gebouw, enz. 31 en fraaifte Kerken in de Nederlanden. Zy rust op agt-en twintig kolommen, welke niet allen van eenerlei maakfel zyn. Het choor van deeze Kerke is zeer ruim. De predikftoel is van boven verfierd met fraai gefneeden houtwerk. Eenige jaaren geleeden is de Kerk, in het westen, met een nieuw en fraai gemaakt orgel voorzien geworden. Het heeft zestig registers; en het beeldwerk onder het zelve is door den beroemden konftenaar fan Baptist Xavery vervaardigd. Men ziet 'er eene vrouw, in een deftig gewaad, met een altaar by zich en een offerfchotel in de hand, ftaande in eene gebiedende geftalte, en veri-eddende de Godvrugtigheid van de Hanrlemfche Regeeringe. Twee andere vrouwen, die nevens haar (laan, en de heilige Digt en Zangkunde verbeelden, komen haar eerbiedijyk voor het bouwen van het orgel bedanken. De Eeuwigheid, boven de drie gemelde beelden zweevende , houd een kleed , waarin deeze woorden ge.'eezen worden : consulares viri quique iis a consiliis et ab actis poni jusserunt, et sacris publicis consecrarunt ex  39 Tafereel van Natuur én Kgnst. ex s. c. PRID1E iOUS MAR ti as MDCCXXXV. Dat is: de BURGEMEESTERS, DE PENSIONARIS EN DE S EKRETARIS HEBBEN DIT DOEN OPREGTEN, ENDEN OPENBA A R E N GODSDIENST TOEGEHEILIGD; VOLGENS RAADSBESLUIT VAN DEN 14 MAART 1735. Op het voetftuk van het werk ziet men de naamen en de wapens van de Heeren oude Wethouderen, zynde de Regeering en OudBurgemeesteren, welke op dien tyd leefden, van de twee Penfionarisfen, en van den Sekretaris van Burgemeesteren. Behalven dit zyn 'er nog drie kleine orgels in deeze Kerke, uit twee van welken men egter depypen heeft doen uitneemen. De Kerk is honderd zes-en veertig Kennemerlandfehe voeten , van den grond afgerekend, hoog. De tooren, die tot eene aanmerklyke hoogte fier.'yk is opgetrokken, en eenen appel van doorlugtig yzerwerk heeft, is in den aanvang der zestien-  De Nederl. Merkvv. Gebouw, enz. 33 tiende eeuwe volbouwd geworden. Dezelve ftaat op vier pilaaren, midden in het kruis van de Kerk, en is wel van hout gemaakt, maar egter met lood bekleed. Tot aan den grond van den appel is hy ruim tweehonderd vier en dertig voeten hoog, en tot den weerhaan boven het kruis toe, tweehonderd agten zestig voeten. Het kruis weegt zestienhonderd zeven en twintig ponden. Indeezen tooren zyn verfcheidene klokken en een zeer fraai klokkenfpel. De klok, die geheele uuren flaat, is te gelyk de brandklok; dezelve hangt in het midden der andere klokken, en de klepel word nooit anders dan in tyden van nood getrokken. — Men kan met geene zekerheid den tyd aanwyzen wanneer deeze Kerk geftigt is, doch men heeft reden genoeg om te ftellcn dat zy in den jaare 1472, nog niet volkomen volbouwd was. De oost-zyde der Kerke word voor grooter meesterftuk gehouden dan de west-zyde, en het is wel te zien dat zy beiden niet door den zelfden bouwmeefter zyn vervaardigd geworden. Het gewelf, dat van lersch hout gemaakt is, beftaat uit ftarren met agt pinten; doch dat aan de west-zyde uit ftarren met zes punten. XIV. Deel. C fa  34 Tafereel van Natuur en Konst. Te Delft mag onder de geestelyke gebouwen , die eene byzondere opmerking verdiénen , de Nieuwe Kerk met zeer veel reden geteld worden. Dezelve werd in den jaare 1381 , van hout opgetimmerd; maar tweë jaaren daarna, begon men ze reeds van deen te touwen. In den jaare 1536, is zy door brand zwaar befchadigd geworden. De tooren, die van witten arduin of hardfteen is opgehaald , is omtrent driehonderd voeten hoog. Van boven is hy omringd van vier kleine toorentjês , tusfchen welken de bomgaten gemaakt zyn. Hy (iaat midden tusfchen twee laage zydaken, behalven de twee uitfteekende daken van het kruiswerk. De Kerk zelve rust van binnen op twee ryen pilaaren, dfè op de Gothifche wyze gefchikt zyn. Het geen haar van binnen meest doet uitmunten, is dë vorftelyke grafdede van Willem den Eerden, Prinfe van Oranje, welke op koste der Algëmeene Staaten in den jaare 1609, ten tydfe van het bedand, werd opgerigt. Aan dezelve is noch kostbaare doffe van zwart en wit marmer , noch toetsdeen , noch metaal, noch konst gefpaard. Het gantfche werk is twintig voeten, ieder van elf duimen, lang, éh vyftien voeten breed. Boven drie trappen van  De Nederl. Mekkw. Gebouw, enz. 35 van zwarten toetsfleen is de graftombe van gelyke ftoffe, waarop het lyk , ineenen Prinfen-rok gekleed, en van wit marmer uitgehouwen, ligt, onder een grootsch verhemelt te, het welk op twee-en dertig ronde kolommen van zwart gemengeld marmer rust. Het Zieraad der ftandbeelden tusfchen de kolommen, dat derbloemfefionnen,wapens,doodshoofden, fchreiende kindertjes enz. is onbefchryflyk. Aan het voeteneinde van de graftombe, op den vyfden trap, ziet men den Prins in het harnas zittende, van gegooten metaal afgebeeld, meteenengepluimdenhelm voor zyne voeten. Agter in den rug, aan de linker-zyde bezydenhetfehouwderblud, wyst eene opening de plaats aan, waar de musketfchoot getroffen heeft. Aan het hoofdeinde ftaat eene vliegende Faam van metaal, houdende in iedere hand eene bazuin, de regter aan den mond , en de linker nederhangende. Het beeld rust alleenlyk met de teenen van den regter voet op vier troonien, welke de vier winden verbeelden. —De hond van den Prins, die zich uit droefheid over zyns meesters fterven dood hongerde, word ook aan 'sPrinfen voeten, als op een gevlogten bedmatras liggende, afgebeeld. Men agtdatin C 2 dec-  36 Tafereel van Natuur en Konst. deeze grafftede de bouwkonst der Italiaanen ten minflen geëvenaard, zoo niet overtroffen is. In deeze Kerke ontmoet men daarenboven verfeheidene andere graffieraaden. Deberoemde Hugo de Groot ligt hier, in den noorder trans van het choor , in het graf van zyne voorouderen. Onder de aanzienlykfie geftigten van deeze foort, welke in Holland te vinden zyn, moet vooral de groote of ft. Japs Kerk te Gouda gefteld worden. Nadat 'er van tyd tot tyd verfeheidene veranderingen in gemaakt waren, iszy, federd het jaar 15^2, omtrent in dien ftaat gefield, waarin men haar tegenwoordig ziet. Bezuiden het choor ontmoet men 'er de kapel, die van ouds de yzeren kapel genoemd werd, en thans de grafffede is van den Ambasfadeur Hieronymus van Beverning, die op zyn huis te Teilingen, op den 3often van October des jaars 1690, overleeden is. Verfeheidene zeehelden en andere voornaame mannen liggen ook in deeze Kerke begraaven. — Doch het geen de Goudfche Kerk het meest boven andere doet uitmunten , zyn, behalven een pragtig orgel, dat weinige jaaren geleeden aan den ingang gemaakt  De Nedere. Merkw. Gebouw, enz. 37 maakt is, de fraai gefchilderde glazen, die 'er door verfeheidene luiden van aanzien aan gefchonken zyn, en van welken wy eenigen der voornaamften hier kortelyk befchryven zullen. — Agter het choor ziet men een glas, het welk door Georgius van Eginond , Bisfchop van Utrecht, vereerd, en door Dirk Pietersz. Crabeth gefchilderd is. Het zelve vertoont Joannes , bezig met Jezus te doopen. Op den voorgrond ftaat de Bisfchop, agter wien men een' ft. Maarten ziet, die een' aalmoes aan eenen bedelaar geeft, welke bedelaar nevens den hond, dien hy by zich heeft, zeer konftig geteekend is. —Naast dit glas, meer zuidwaards, is een tweede, door den zelfden meester, waarop men Jefus onder zyne leerlingen aan den Jordaanftroom verbeeld ziet. Voor het afbeeldfel van hem, die het gefchonken heeft, Komelis van Mierop naamelyk, Proost en Aartsdiaken van Utrecht, zit eene Maria, wier purperen rok en roode mantel, om de fchoonheid van kleur en konst, boven alles wat in de Kerk is geroemd word. —Een volgend glas vertoont Joannes den Dooper, Herodes over deszelfs bloedfchande beftraffende. Op dit glas volgen 'er nog twee, waarop men mede byzonderheden uit de hisC 3 to-  38 Tafereel vak Natuur en Konst. ic-rie van Joannes ziet afgebeeld. Het eene vertoont hem in de gevangenisfc, en het an dere aan den Jordaan predikende. Dezen zyn allen door Dirk Crabeth gefchilderd, cn door eenen Bisfchop van Luik aan de Kerke vereerd geworden. Filips de tweede , Konmg van Spanje, was de fchenker van een hoog glas, het welk in de noord-zyde van het kru.spand ftaat, van boven befchilderd zynde met de inwydinge van Salomons Tempel, en beneden met deinftelIingvanhetHeiligAvóndmaal. Naast het zuider kruispand ziet men een glas, het welk door Dirk Crabeth gefchilderd is verbeeldende den diaken Filippus te Samaria! Filips, Prins van Ligne en Heer van Wasfenaar, die het aan de Kerke vereerd heeft, was , toen hy het ftuk voor de eerfte maal 2ag, zeer misnoegd op den fchilder, omdat dezelve hem onder de kreupelen geplaatst had. Vele andere glazen, door Wouter Crabeth en andere meesteren gefchilderd, en door ver. fcheidene perfoonen gefchonken , worden nog in dit gebouw gevonden. —Kortheidshalve zullen wy flegts de byzonderheden, welke zy vertoonen, opnoemen. — Men ziet 'er de hoodfehap aan Maria.-Jezus in den ouderdom van twaalf jaaren onder de leeraars in den  De Nederl. Merkw. Gebouw, enz. 39 den tempel. — Het offer van Zacharias. — De Koningin van Scheba voor den troon van Salomon.— De geboorte van Joannes. — Het offer van Elias, en daar onder, in het zelfde glas, Jezus de voeten zyner Apostelen wasfchende. — De Geboorte van den Zaligmaker, in welk glas het beeld van den ezel, zynen kop uitrekkende om voeder te neemen, als ongemeen fraai word aangemerkt. — De gewroken tempelfchennis van Heliodoor, ter gedagtenisfe van de beeldftorminge, die in den jaare 1566 , voorviel. — De uitdryving van de koopers en verkoopers uit den tempel. — Jezus, Joannes en de Apostelen, die in dertien glazen afgebeeld , en boven het choor geplaatst zyn. — Bileam , zynen ezel voortdryvende. — Jonas uit den visch flappende.—De onthoofding van Joannes.—Bethulie ontzet door de onthalzing van Holofernes. ■—Twee glazen , verbeeldende het lyden, de opftanding en hemelvaart van Jezus Christus. — Boven in het kruispand werd in den jaare 1594, het Stads wapen geplaatst. — Sederd vereerden ook de Heemraaaden van Rynland der Kerke een groot glas, befchikierd met hunne wapenen. — Wyders hebben de Staaten van het .zuider. kwartier, of .derzei ver C 4 ge-  4o Tafereel van Natudr en Konst. gekommitteerde Raaden, in den jaare 1595, aan de Goudfche Kerke een kerkglas gefchonJcen, verwonende de Vryheid van consciëntie op eenen triomfwagen, door vyf maagden getrokken, over het beeld der Geweldenaarye, welk glas aan de noord-zyde van den tooren Haat. Aan de zuid-zyde is 'er een, waarop Koning David , zyne zonden beweenende, is afgebeeld; en nevens hem ftaat de Cnristelyke krygsman. — Verfeheidene Hollandfche Steden hebben aan deeze Kerke ook glazen vereerd. — Van Dordrecht heeft zy de Hollandfche Maagd in den tuin gezeeten : — Van Haarlem het bemagtigen vanDamiate: — Van Delft het ontzet van Leiden : — Van Leiden het ontzet van Samaria: — Van Amfterdam den farizeè'r en tollenaar, in den tempel biddende: —En van Rotterdam de vrouw, in overfpel bevonden , door de farizcërs aangeklaagd.—In den tyd van eene halve eeuw was de Kerk van alle deeze glazen voorzien, die egter federd door iugt, hagel en onweer, merklyk befchadigd zyn, en veel van hunnen eerften luister verlooren hebben. Wegens de Kerken te Middelburg, in Zeeland , merken wy in het algemeen aan dat zy prag-  De Nederl. Mebkw, Gebouw, enz. 41 pragtige gcdigten, en de aandagt der teizigers overwaardig zyn. — Wy zullen in hetbyzonder fpreeken van den Abtdy-tooren , die tusfchen de Nieuwe Kerk en de Choorkerk in ftaat. Deeze Tooren was in het eerst flegts met eene fpitfe naaide gedekt; doch in den jaare 1476, nadat hy omtrent tweehonderd jaaren geftaan had, werd hy door den bliki'em aan brand gedoken, en tot het deen werk toe door de vlammen vernield. In den jaare 1512, werd hy fchooner en hooger dan te vooren opgebouwd; maar op den 24den van January des jaars 1567 , werd hy anderwerf door een vuur uit den hemel aangedoken, en verbrandde geheel. Met denzelven werd ook een fraai duk fchildery, in de Abtdykerke op het hoogc altaar daande in de asfche gelegd. Het was in den jaare 1524, op koste van Maximiüaan van Bourgonje , Abt van Middelburg, door den fchilder Jan van Maubeuze gemaakt, en werd veele duizenden waardig geoordeeld, dewyl deszelfs weêrgaê in de Christen-waereld niet te vinden was. in den jaare 1590, is op het ovcrgeblecvcn Heen werk weder een kap of bovenwerk gefield, het welk met de klokken, en met het uur-en fpeelwerk omtrent honderd-en vyftigC 5 dui»  42 Tafereel van Natuur en Konst. duizend guidens gekost heeft. Nadat de Tooren eindelyk voor de derde maal, op den i ften van Augustus des jaars 1712, door den blikfem, in de fpitfe getroffen werd, en tot aan het dak der Choorkerke toe afbrande, terwyl alleenlyk het holle fteenwerk overbleef, werd het befluit genomen om den Tooren te herbouwen, welk beiluit ook zonder uitftel volvoerd werd. Thans is hy fchooner en hooger dan te vooren, en bet hout is van buiten met koperen plaaten bekleed. Boven de peer vertoont zich een burgt, zynde het Wapen van de Stad , met een Keizerlyke kroon gedekt, waaruit de yzeren flang ryst, op welke de groote vergulde weerhaan draait. De Tooren is voorzien van een uitmuntend klok-uur.en fpeelwerk, waarop ieder maandag en donderdag des middags van twaalf tot een uur, en geduurende de maand Mai, alle vrydagen, des avonds van zes tot zeven uuren , tot vermaak der burgerye gefpeeld word. — Ter nadere befchryving van deezen Abtdy. tooren, merken wy nog aan dat het fteenwerk van denzelven honderd vier en zestig voeten en zeven duimen hoog is, en het opwerk tot onder den haan honderd-en twintig voeten, zoodat de geheele hoogte istwee- hon-  De Nederl. Merkw. Gebouw, enz. 43 honderd vier en tagrig voeten en zeven duimen. De koperen trommel van het fpeelwerk is zeven voeten en agt duimen lang in zyne middellyn, en van binnen vier voeten en agt duimen. Het koper van den gedraaiden trommel is ruim drie vierde gedeelte van eenen duim dik. In denzelven zyn zeven en twintigduizend driehonderd vier en tagtig vierkante gaten gewerkt, om 'er de nooten van het klavier in vast te fchroeven. De trommel is aanbefteed geworden voor zeventienduizend guldens wisfelgeld, en honderd guldens tot een fooi voor de knegts. De klokken weegen , zonder dat men 'er de twee luiklokken onder rekent, zes en vyftigduizend vyfhonder-d ponden , en kosten vyf en veertigduizend en tweehonderd guldens. De klok, die het uur flaat, weegt dertienduizend ponden. De opbouw van den Tooren heeft, volgens Stads tekeningen, vyf-en twintigduizend zes en dertig ponden, zes fchelh'ngen en drie grooten vlaams gekost. Te Utrecht-zyn de Kerken, over het algemeen .genomen, zeer pragtig: inzonderheid verdient de Domkerk , voorheen aan ft. Maarten toegewyd , in aanmerking genomen tc wor-  44 Tafereel van Natüur en Konst. worden, als onder de voornaame gebouwen der Stad uitmuntende. Zy pronkt met eenen zwaaren , hoogen en pragtigen tooren, dien men in den jaare 1321 begon te bouwen, en die zestig jaaren daarna eerst voltrokken Werd. Hy is meer dan driehonderd en tagtig voeten hoog, van onderen tot boven geheel van fleen opgemetfeld, en voorzien van drie omgangen of tranfen, van welken ieder met eene fteenen bafnflrade omzet is. Wyders heeft de tooren zwaare luiklokken en een fchoon fpeelwerk. — De Kerk heeft haareaanzienlyke gedaante behouden tot in het jaar 1674, wanneer het onweer, dat den ióden van Augustus ontftond , den gantfchen buik der Kerke tusfchen den tooren en het kruiswerk deed inftorten, by welke gelegenheid de fraai gefchilderde glazen ook aan ftukken geflagen werden. Het gedeelte van het gebouw, het welk nog ftaande bleef, werd zeer merklyk befchadigd. Sederd zyn depuinhoopen , op eenige brokken na , die overeind zyn blyven liaan , opgeruimd, en de plaats is met eenen langen muur omringd geworden ; na dien tyd heeft men de kruispanden en het choor alleen tot de oefening van den openbaaren Godsdienst gebruikt. Oudstyds zag  De Nederl. Merkw. Gebouw, enz. 45 zag men in de Domkerke , en gedeeltelyk ook nog tegenwoordig, de graflieden van de meeste Bisfchoppen, en van eenige Keizererj des Duitfehen Ryks: onder anderen zyn in deeze Kerke de ingewanden van Keizer Koenraad den Itden begraaven , en bet lyk van Keizer Henrik den Vden. Ook ziet men in het chaor de grafitede van den Luitenant Admiraal Willem Jozef, Baron van Gend, die op den 7den van Juny des jaars 1672 in den zeedag van Zoutsbaai tegen de Franfche en Engelfcbe vlooten , fneuvekie. Men ziet hier den Zeeheld, op eene zwart marmeren kist, van wit marmer in het harnas afgebeeld. — Wyders daat in eene afzonderlyke kapel de grafdede van de Graavinnc van Solms, die met alle de hedendaagfche fraaiheden van beeld-en lofwerk ryklyk verderd is. De d. Marien-Kerk is als een der merkwaardigde gebouwen van Utrecht aan te merken. Dezelve daat aan den westkant van de Stad en werd in den aanvang der twaalfde eeuwe door Bisfchop Kocnraad geftigt. Zy is van eene grootfche Gothifche bouworde, en rust van binnen op zwaare en dikke kolommen , van welken men vertelt dat eene op iiie-  46 Tafereel van Natuur en Konst. ftierenhuiden gegrond is, omdat zich daar ter plaatfe eene wel ontdekte, die niet dan door ftierenhuiden te dempen was. In gevolge van deeze vertellinge is op die kolom door den vermaarden konstfchilder Johan Schonel, een ftier verbeeld, met een Latynsch vaersje 'er onder, waarin het gemelde geval verhaald word. Deeze Kerk had eertyds twee ronde toorens , van welken de noordelykfte door ftorm om ver geraakt is. De andere , die door ouderdom mede dreigde te vallen, is in de voorgaande eeuw uit voorzigtigheid afgebroken: doch op het middendak ftaat nog een zeer oud fteenen toorentje. De Kerk is van binnen zeer vervallen: men ziet in dezelve nog eenige oude graffteden, en onder anderen die van Bisfchop Koenraad. Het choor word thans tot een fchrynwerkers pand gebruikt, en in het andere gedeelte houden de Engelfche Gereformeerden hunne Godsdienstige vergaderingen. In het begin der voorgaande eeuwe had men reeds een befluit genomen om de ganrfche Kerk ten behoeve van de Stad te verkoopen, en te doen afbreeken ; doch op fterk aanhouden von het Kapittel van ft. Maria, en op voorfpraak des Prinsfen van Oranje, werd dit befluit niet uitgevoerd. Het  De Nederl. Merkw. Gebouw, enz. 47 Het kappittelhuis heeft tot nu toe veel van zyne oude gedaante behouden. Het is ook grooter dan de andere kapittelhuizen , die by de andere kollegiale kerken gevonden worden. In de boekerye vind men eenige oude choorboeken , en drie vermaarde zoo genoemde eenhoorns-hoornen , die eertyds zoo hoog gefchat werden, dat Vorften zelfs hun best gedaan hebben om ze magtig te worden. Te Nymegen in Gelderland zyn ook verfeheidene fraaije Kerken , welker voornaamfte die van ft. Steven is, zynde een aanzienlyk gebouw, welks dak rust op vyf-en dertig pilaaren , die ongemeen fraai gemaakt zyn. De hooge tooren, die in den oorlog tegen Spanje nedergevallen is , werd federd herbouwd , en veel pragtiger gemaakt dan hy te vooren was. — In het choor dcezer Kerke is de grafftede van Katharina van Bourbon, egtgenoote van Adolf, Hertog van Gelder, met haar ftandbeeld in koper, en met zestien wapenfchilden, waardoor haare afkomst word öangeweezen. De Hoofdkerk van Zutfen in de zelfde Pro- vin-  48 Tafereel van Natuur en Konst. vincie is mede een pragtig gebouw, met eenen zeer hoogen tooren , geftigt in den jaare 1635, nadat de voorige tooren tot tweemaal toe door den blikfem was vernield geworden. — De Kerk word geroemd, uit hoofde van het fchoone praalgraf van Otbo den derden , Graave van Nasfau, en van zyne egtgenoote. Ook heeft men 'er eene groote koperen doopvonte, die fraai gemaakt is. In Staats Brabant vind men ook verfeheidene fchoone en pragtige Kerken, inzonderheid de groote Kerk te Breda, dieeenen fraaijen tooren heeft van 362 voeten hoog, en pronkt met verfeheidene aanzienlyke grafftcden van voornaame luiden. Dat van Engelbert den tweeden Graaf van Nasfau, die zich leevensgrootte en in volle wapenrustinge vertoont, wekt de algemeene verwondering. Alles heeft hier zulk een natuurlyk voorkomen, dat het naauwlyks mooglyk fchynt voor menfeblyke konst iets volmaakter voort te brengen. Hier kunnen wy nog byvoegen de Hoofdkerk van 's Hertogenbosch, die met regtvoor eene der pragtigfte Kerken in de Nederlanden gehouden word. De  De Nederx. Merkw. Gebouw, enz. 49 De Hoofdkerk van de ftad Antwerpen in de Oostenrykfche Nederlanden is een allerpragtigst gebouw, zynde meer dan vyf honderd voeten lang, en tweehonderd en dertig voeten breed. Derzelver tooren verdient onder de voortreflykften in Europa geteld te worden. Hy is vierhonderd en zes-en-zestig voeten hoog, en zulk een uitmuntend konstwerk der bouwkunde, dat Keizer Karei de Vde, by zyne intreede in Antwerpen, zeide:,, Dee- ze tooren behoorde in eene kasfe befloo„ ten, en maar eens in het jaar vertoond te ,, worden." De altaaren en kapellen , tot deeze groote Kerk behoorende, zyn kostelyk verfierd met fchilderyen van Rubens en andere voornaame meesteren. Onder deezen zyr, eenige goede ftukken van Quintyn Masfey, een' yzerfmit van Antwerpen, wiens historie zeer bekend is (*). De (*) De vertelling is dat deeze fmit, verliefd geworden zynde op de dochter van eenen fchilder, haar ten huwelyk verzogt; doch de vader zeide hem dat hy haar nooit dan aan eenen rthilder zoude geeven. Hierop ging de yzerfmit naar Italië, oefende zich in de fchilderkonst , en keerde na verloop van eenige weinige jaaren terug, verder in dezeh'e gevor- XIV. Deel. D t1crd  50 Tafereel van Natotr en Konst. De Jefuietfche Kerk in deeze ftad is een gebouw, welks weêrgaê maar weinig te vinden is, en door geene gebouwen overtroffen wordt, het zy wy de bouwftoffen, de konst, of de verscheidenheid van fchoone fchilderyen, door den beroemden Rubens uitgevoerd , befchouwen. De binnekant van de Kerk is bezet met wit marmer, en het dak rust op zuilen van den zelfden fteen. Het groote altaar is mede van marmer, doormengd met porfierfieen en jaspis. De daar naast ftaande Kapel van de Maagd is niet minder fchoon. Rubens heeft daar de ontvangenis boven het altaar gefchilderd, welk ftuk hy gewoon was zyn geliefde ftuk te noemen; en rondom het zelve zyn zes ftandbeelden van albast, vertoonende 'de ftigters deezer Kapelle. In de Nederlanden zyn weinige Paleizen, die derd zynde dan de vader van zyne lieffte ; het huwlyk werd vervolgens toegedaan. Hy is aan den ingang der Domkerke van Antwerpen bcgraaven , waar 2yn beeldtenis te zien is, met dit opfchrift: Contmbiolis amor de Mulcibre fecit A{{elhm. Dat is: De min deetl Multiber veranderen in Apptl'es.  De Nederl. Merkw. Gebouw, enz. fi die veel aanmerking verdienen. Onder dezelven vertoonc zich als het voornaamfte, een Paleis toebehoorende aan den Prins van Oranje, het welk in een vermaaklyk bosch, niet ver van 's Gravenha;e af, ftaat,en uit hoof.ie van deszelfs ftand, het Huis in het Bosch genaamd wordt. Het is een zeer net en fraai gebouw, geftigt door Amelia, weduwe van Fredrik Henrik, Prinfe van Oranje: het heeft van vooren een ruim plein, en van agteren eenen grooten tuin. Rondom het huis is eene gragt, over welke eene draaibrug ligt , die naar eene poort leidt , uitloopende in eene lange lommerryke laan, waar door men naar den voorgevel van het gebouw gaat. Men komt in het zelve, wanneer men eenen ftoep, aan weêrzyde met breede trappen opgaande, is opgeklommen. Aan iedere zyde van dien ftoep is een ftandbeeld , wat meer dan leevensgrootte , en zeer konftig gemaakt, vertoonende het eene Ceres, en het andere Pomona. — Aan de regterzyde ziet men ook de ftandbeelden van Willem den eerften en van Prins Maurits, en aan de flinker die van Fredrik Henrik en van Willem den tweeden , allen van wit marmer. De groote zaal , die eene agthoekige gedaante en de gantfche breedDa ts  52 Tafereel van Natuur en Konst. te van het gebouw heeft, is ongemeen fchoon en pragtig ; de vloer is van nootenboomenhout, en belegd met kostbaare tapyten. Doch het voornaamfte fieraad van deeze zaai, en inderdaad van het gantfche Paleis, beliaat in de fraaije fchilderyen van de voortrefiykfie Vlaamfche meesteren, en inzonderheid in die van den vermaarden Rubens. Het ftuk, waarin Vulkanus in zynen winkel vertoond wordt, het welk naby den fchoorfteen plaats heeft, is een werk van zyn penfeel, en wordt voor het besteinde gantfche verzameling gehouden.— De krygstogten van Fredrik Henrik, die den eenen kant van de zaal beilaan, en de fchildery van de Prinfesfe Amelia in het rouwgewaad , zyn ook uitmuntende konstftukken; en in een der vertrekken is een bloemftuk, het welk meer dan 15000 guldens waardig gefchat wordt. De vertrekken zyn in eenen grootfchen fmaak, en op eene kostbaare wyze gemeubeld. Na het huwelyk van den laatst overleeden Prins van Oranje met de Kroonprinfesfe van Groot Brittanje, werden by dit aanzienlyk gebouw nog twee vleugels gevoegd , die het gefchikter maaken voor eene hofhoudinge dan het  De Nederl. Merkw. Gebouw, enz, 53 het te vooren was. Het nieuwe gebouw is in den zelfden fmaak als het oude, en de meubelen en fieraaden zyn ia alle opzigten gefchikt naar de fchoonheid van het geftigt. Te Brusfel is een Keizerlyk Paleis , het welk op den top van eenen heuvel ftaat, en waar voor een ruim plein is, rondom bezet met koperen pilaaren, waarop ftandbeelden van verfeheidene der Keizeren , en van de Hertogen van Brabant, leevensgrootte, in verguld koper geplaatst zyn. De voorgevel van dit Paleis pronkt met verfeheidene andere fchoone ftandbeelden. De vorstlyke vertrek» ken zyn wel zeer pragtig, maar onregelmatig, dewyl zy in verfchillende tyden zyn aangelegd. De tuin is verfierd met fraaije waterwerken , en agter denzelven is een voortrefiyk Wandelperk, waar gezelfchappen mogen wandelen. Aan het einde van dit perk is een vermaaklyk fpeelhuis, geftigt door Keizer Karei den vyfden: ook is 'er een echo, die tot twaalfmaal toe de klanken duidelyk herhaalt. Het Stadhuis van Amfterdam wordt algemeen geoordeeld alle gebouwen van dien D 2 aart»  54 Tafereel van Natuur en Konst. aart, welke in Europa gevonden worden, te overtreffen. Dit pragtig geftigt is geheel van hardfteen, en rust op dertienduizend zeshonderd negen-en vyftig paaien, die nevens elkanderen in den grond geheid zyn (*\ De eerfte fteen van het zelve werd gelegd op den a8ften van Wynmaand des jaars 1648. Hy was van wit marmer, en omtrent vier voeten dik. Men las 'er de volgende woorden op: Deezen eerflen fondamentfleen is gelegd door GERBRAND P ANC RAS, JACOB de GRA EF, SV BRAND VALKENIER, E N PIETER SCHAEP, Der Heeren Burgermeesteren Zoonen en Neeven. Den i8ften Oüober MDCXLVIIL Dit (») Deeze manier van bouwen is zeer gemeen in de 'Nederlanden, waar de grond zagt en moerasfig is, zoodat niet flegts het Stadhuis, maar zelfs de gantfche Stad van Amfterdam , op zulke grondflagen rust. Groote houten paaien zyn 'er naamelyk in de aarde, of liever in het water geheid, zoo digt aan eikanderen , dat 'er niets kan tusfchen komen. Dit gaf aanleiding tot het boer-  De Nederl. Merkw. Geeoüw. enz. SS Dit gebouw,het welk midden op den dam met den voorgevel naar het oosten ftaat, heeft boven den grond drie verdiepingen. De eerfte of onderfte heeft binnenswerks eene hoogte van twaalf voeten, negen en een derde duim Amfterdamfche maat ; de tweede en derde zyn ieder zes-en-dertig voeten hoog. Het dak loopt niet fpits toe , maar is van vooren, van agteren, en ter wederzyde, op de kruin met leijen gedekt, en heeft eene hoogte van ruim vyf-en-twintig voeten. In het midden van het dak boven de groote zaal, van welke wy in het vervolg zullen fpreeken , ligt een vlak loodenplat, hebbende eenelangte van honderd ea twintig, en eena breedte van zes-en-vyftig voeten en omtrent agt duimen. Het gebouw is buitenswerks,langs den voor- en agtergevel , tweehonderd twee-entagtig voeten vier en een derde duim breed; en boertige zeggen van Erasmus,in eenen brief, gefchreeven aan eenen zyner vrienden, uit Amfterdam, „ dat „ hy gekomen was in de ftad, waar de menfchen op „ de toppen van boomen woonen." Deeze manier van bouwen is zekerlyk zeer kostbaar; want men zegt dat de enkele grondflagen van het Stadhuis een millioers guldens gekost hebben. D 4  56 Tafereel van Natuür en Konst. en van het midden-uitltek ,van den voor- tot het midden-uititek van den agtergevel, is het tweehonderd vyf-en-dertig voeten en vier duimen diep. Deszeli's hoogte is, met het dak, doch zonder den tooren, honderd en zestien voeten , en omtrent drie vierde deelen van eenen duim. De tooren is , voor zoo veel dezelve boven het dak uitfteekt, met zyn kap en lantaarn zes-en-zcstig voeten, negen duimen én eenen halven hoog. In den voor- en agtergevel zyn drie uitftekken of paviljoenen, een in het midden en twee ter wederzyde van iederen gevel, welke in breedte en diepte met eikanderen overeenkomen. De midden-uittrekken zyn ieder negen-en-tagtig voeten en eenen duim breed, en fpringen zeventien voeten en agt duimen van het naakte werk vooruit. De wederzydfche of buitenlte uitftekken, hebben ieder eene breedte van tweeën-veertig voeten en zes duimen , en eene diepte, welke niet boven de vier voeten is. De zygeveis of wanden , die eveneens gebouwd zyn, hebben ieder ook drie uitftekken: de middelften zyn ieder negen en-zeventig voeten, drie duimen en eenen halven breed, en fpringen flegts een weinig voorwaards uit: de uiterften komen in breedte en diepte volkomen  De Nëderz. Meukw. Gebouw, enz. 57 men overeen met die van den voor- en agtergevel. De twee tusfchenruimten tusfchen de drie uitftekken in beide de gevels zyn even breed, naamelyk, vier-en-vyftig voeten, twee en drie vierde duim. De tusfchenruimten tusfchen de uitftekken der wanden, hebben ieder maar omtrent negentien voeten in de breedte. Het onderfte van het Stadhuis is als een voetftuk gehouwen, en heeft rondom het gebouw, tot aan de eerfte iyst toe, eene hoogte van agttien voeten, vyf en drie vierde duimen. Onderden grond is het gebouw, tot omtrent eenen voet boven het heiwerk, van gebakken fteen opgemetfeld. Al het overige buitenwerk boven den grond, beftaat uit witten gehouwen Breemer of Bentbeimer fteen. In het voetftuk van het gebouw, ftaan rondom twee-en-zeventig eenigzins langwerpige ligten, die van buiten met dikke koperen en yzeren traliën bezet zyn ; drie zyn 'er naamelyk, in ieder van de agt uiterfte uitftekken der voor- zy- en agtergevels ; vyf in ieder van de vier tusfchenruimten der voor-en agtergevels , en twee in ieder van de vier tusfchenruimten der zygevels. — In het midden-uitftek van den agtergevel, ftaan agt diergelyke D s lig-  58 Tafereel van Natuur en Konst. ligten , een noordwaards , een zuid waards, en zes naar het westen, ftaande de laatstgemelden drie aan drie, ter wederzyde van eenen langwerpig vierkanten ingang, naar welken men langs zes fteenen trappen opgaat, en die met twee deuren geflooten wordt. — In het midden-uitftek van den voorgevel zyn, in plaatfe van deeze ligten,negen ronde boogen, naar welken men met vier fteenen trappen opgaat: zeven van dezelven zyn oostwaards, een noordwaards en een zuidwaards, welke tw ee laatften met yzeren traliën geflooten zyn. Wyders zyn aan ieder midden-uitftek van de zygevels zes ligten in het voetftuk. Door alle deeze ligten worden de vertrekken van de onderfle verdieping boven den grond verligt. De lyst, die het voetftuk dekt, is, aan de 'vier hoeken van het gebouw, en aan de twee hoeken van het midden-uitftek van den voorgevel , voorzien van zes groote lantaarnen. Langs de ligten van het midden-uitftek, en de twee tusfchenruimten van het voetftuk van den noorder-zygevel, door welken de gaandery voor de gyzeling ligt fchept, ftaat een yzeren hek , van zwaare en lange fcherpe fpietfen, dienende om de plaats des te meer te verzekeren. Bo.  De Nedere. Merkw. Geboüw. enz. 59 Boven de lyst van het voetftuk, daan rondom het gebouw, langs de tweede verdieping; vier-en-negentig kolommen van de Romeinfche bouworde , van welken ieder met de fieraaden zes-en-dertig voeten en vyf duimen hoog is. Tusfchen ieder paar kolommen ftaan twee ligten boven malkanderen, die beiden zoo breed zyn als de'ligten van de eerde verdieping boven den grond ; doch het hovende is juist vierkant, en het onderfte tweemaal zoo hoog als het bovende. in iedere tusfchenplaats van de zygevels is, in net midden van vier even groote vierkante ligten, een rond ligt, waar door de trappen c:i portaalen, die naar de derde verdieping leiden, verligt worden. Tusfchen de onderde en hovende ligten, en tusfchen de twee bovende ligten van de tusfchenruimten derzygevelen, hangen fierlyleuitgewerkte festonnen; en de ronde ligten zyn omvangen met eenen fraai gehouwen krans. Boven de ry der Ronieinfche , is eene dergelyke van Iv>rinthifchc kolommen , tusfchen welken de ligten voor de derde verdieping, even als die van:dè tweede, in twee ryen , met festonnen tusfchen dezelven , geplaatst zyn. Iedere kolom is zes-en-dertig voeten en ruim vyf duimen hoog.  ób Tafereel vaf Natuur en Konst, hoog. Op de lyst van deeze kolommen rusten de vier leijerj daken van het gebouw. Op ieder van de vier hoeken van het dak, ftaat eene koperen vergulde kroon, die door vier arenden gedraagen wordt;en langs de daken zyn twintig dakvenfters en agttien fch oor fteen en geplaatst. Men heeft ook onder de zydaken twee groote regenbakken gemaakt, welker water men bewaart, om 'er zich by ongeval van brand op het Stadhuis van te kunnen bedienen. De middelde uitftekken van den voor- en agtergevel zyn ieder met een' kap gedekt, waarin de beeldhouwer Anus QueJ. lyn, verfeheidene beelden, meer dan leevensgrootte, heeft uitgehouwen. In den kap van den voorgevel is Amfterdam als eene maagd afgebeeld , pronkende met de Keizerlyke kroon, en verzeld van Neptunus, Tritons, Zeenimfen en meer andere fieraaden. Op dé Jyst van den kap vertoonen zich drie koperen beelden, ftaande dat van de Vrede tusfchen die van de Voorzigtigheid en de Regtvaardigheid. Jn den kap van den agtergevel is de Koophandel, vertoond in een vrouwenbeeld, met de hoed van Merkurius op het hoofd, en rondom het zelve ziet men allerlei ftuurmans gereedfchap, terwyl van vooren de beelden van het « Y  De Nederl. Merkw, Gebouw, enz. 61 Y en van den Amftel liggen. Op de kaplyst ftaan de koperen beelden van Maatigheid en Wakkerheid, en tusfchen deezen is een Atlas-beeld geplaatst, torfchende den hemelkloot, die iierlyk verguld is, op zyne fchouderen. De tooren van het Stadhuis is rond, en omringd van agt halve Korinthifche kolommen. Dezelve ftaat in het midden op den kap van den voorgevel, op een vierkant voetftuk. Boven uit den kap ryst eene lantaarn, ter hoogte van agt voeten, zes duimen en eenen halven, op welke een windwyzer ftaat, zynde het Koggefchip, of het oude Wapen van Amfterdam. De tooren is verfierd met festonnen en andere bevalligheden der bouwkunde: daarenboven heeft dezelve een konftig uurwerk en klokkenfpel , waarop driemaal in de week een uur lang gefpeeld wordt. De ton van het fpeelwerk is zeven voeten, en eenen halven over het kruis groot , weegt vierduizend vierhonderd vier-en-zeventig ponden , en heeft zevenduizend en tweehonderd gaatjes, tot het ftellen der nooten. Dus het Stadhuis van buiten. befchouwd hebbende, zullen wy de onderfte verdieping van binnen befchouwen , en wel zoo als het ge-  02 T afereel van Natuur en Konst. gebouw ?ich daar opdoet, wanneer men 'er door eenen der boogen van het midden-uitftek des voorgevels in komt. — Vooraf moeten wy e, ter /eggen, dat onder deezen grend eenige ruime overwelfde kelders en vertrekken zyn, die tot \ erfcheidenerlei gebruik dienen. In den noorde'yken vleugel beeft men diepe oververwelfde gevangenisfen, naar welken men uit de wooning van den cipier met vyftien fteenen trappen af gaat: deeze kelders fcheppen ligt van de noordelykfte opene plaatfe. Oosrwaards zyn drie dubbele hokken, in vyf gevangenplaatfen verdeeld. De gang voor ieder van deeze hokken , wordt met eene zwaare deur afgeflooten, zoodat den gevangenen alle gelegenheid om met eikanderen te fpreeken, benomen is. Noordwaards zyn twee paar enkele hokken, voor welken in den gang, tusfchen ieder paar, mede eene deur is. Wyders zyn de hokken met byzondere deuren afgellooten, en in ieder hok is eenekrebbe, en een heimelyk gemak. — Meer andere kelders zyn 'er, welke ter berging van leevensmiddelen of anderen voorraad dienen. De voomaamfte vertrekken van de eerfte verdieping, zyn de vierfchaar, de kamers voor de kommisfarisfen, boekhouders, ontvanger en es-  De Nederx. Merkw. Gebouw-, enz. 63 esfaijeur van de wisfelbank, de burgerwagtkamer, de wooningen voor den cipie- en de conchiergie , de gyzelkamers , de wapenplaats en de pynkamer. Te lang zoude het ons ophouden, wanneer wy ons met de befchryving van alle deeze kamers wilden inlaaten : doch wy agten het gevoeglyk van de Vierfcbaar in het byzonder te fpreeken. Men ziet 'er in uit de gaanderye.die langs de zeven boogen van den voorgevel is uitgeftrekt. De Vierfchaar is dertig voeten, en omtrent tien duimen breed, negentien voeten en drie duimen diep, en vieren-vyftig voeten en ruim tien duimen hoog. De ingang van dezelve, zuid waards, is met twee zwaare koperen deuren geflooten, die elf voeten hoog, te zamen zes voeten breed, en voor twee derde deelen naar boven doorlugtig, en met konftig gewerkte traliën verfierd zyn. Op de traliën der westerdeure ligt een regt en een gevlamd zwaard, kruislings over eikanderen vastgeftrikt; en op die der oosterdeure vertoont zich een geesfel, over welken twee blikfemfchigten, in het midden met arendsvleugelen gedekt, kruiswyze geplaatst zyn, -— In iedere deur zyn daareubo,- ven  o*4 Tafereel van Natuur en Konst. ven drie geboogene boomtakken, met bladeren gedekt, tusfchen welken in de westerdeur het zegel, en in de ooster het wapen van de Stad, zyn vastgemaakt. In het midden , waar de deuren eikanderen raaken, ziet men een' (lam van een' boom , omflingerd met eene llange. Laager zyn de deuren niet doorlugtig: men ziet daar op iedere van dezelven eenige doodshoofden, en twee kruiswyze liggende fchenkels , en men leest 'er den volgenden regel uitViRGiLius: Discite jujlitiam moniti, rjf non temntre Divos. Dat is: Leert regtvaardigbeid betragten, En geen Godbeên te veragten. Uit de bovengemelde gaandery ziet men westwaards in de Vierfchaar door drie boogswyze openingen , die agt en eenen halven voet hoog, zes voeten breed, en mede met getakte koperen traliën bezet zyn. Om ieder van de drie middelde traliën zyn twee Hangen geflingerd, en boven ieder paar ftaat de gevleugelde hoed van Merkurius. De flangen zyn een zinnebeeld van de verleiding ten kwaaden. Onder aan de lyst van ieder van de  DeNederl. Merkw. Gebouw, enz. 6? de drie traliën zyn drie ronde gaten, om uit «Jezelven, in tyd van nood , fnaphaanen of inder foortgelyk fchietgeweer te legden, en dsn dam te beftryken. Ter wederzyde van dei ingang der Vierfchaare zyn twee, en regt da;r tegenover nog twee kleine boogswyze openingen, mede met getakte traliën bezet. Van binnen is zy, voor het grootfte gedeelte, van wit marmer gebouwd. In het westen ftaat een marmeren regtbank, tot welke men langï drie dergelyke trappen opgaat. Ten noorcen , ten zuiden en ten oosten , ftaan twee ryen geftreepte of uitgeholde kolommen, ieder ry van een en twee paar bóven elkaneéren ; doch in de vier hoeken ftaan ilegts halve kolommen. De onderden zyn van d3 Jonifche orde , en omtrent vyftien , voeten hoog; de bovenden zyn van de Korinthifche orde , en hebben eene hoogte van agttien voeten. Ten westen daat ook eene dergelyke bovenry van Korinthifche kolommen ; doch -van onderen ziet men in de plaatfe der Jonifche kolommen , gelyk aan de overzyde daan, twee paar naakte vrouwenbeelden .welken de veroordeelde misdaadigen vertoonen. De twee buitenften bedekken uit fchaamte haare aangezigten met haare hanXIV. Deel, E deni  C?6 Tafereel van Natuur en Konst. den; de handen van het andere paar zyn op den rug vastgeboeid. In de drie vakken , welke deeze beelden maaken, zyn drie oude gefchiedenisfen, zeer kon/lig in marmer uit gehouwen. In het middelde beflegt Salor a den twist tusfchen de twee vrouwen over iet leevende kind ; in het noordelyke doet de Roomfche Burgemeester Brutus zyne t\ ee zoonen onthalzen, en in het zuidelykfte Iaat Koning Zaleukus zich een oog uitfteeken ,om een der oogen van zynen misdaadigen ;oon te behouden. Tusfchen de twee paaren rqu, wenbeelden zyn twee fmaller vakken die zeer fierlyk met loofwerk doorwrogt zjn. In het noordelyke vertoont zich het wape( van de Stad, en in het zuidelyke het kogfjefchip Dit het ftads zegel. Regt tegenover de fmalle vakken, liaan in het oosten, in twee diergelyke vakken, tusfchen de Jonifche kolommen, de beelden der Geregtigheid en Voojzigtigheid , wat kleiner dan leevensgrootte. Boven die vier vakken, in het westen en in het oosten, en op eene gelyke hoogte, in het noorden en in het zuiden, zyn agt langwerpige fmalle vakken, waarin de wapens van de Burgemeesteren , die in den jaare 1658 in le&ven waren, geplaatst zyn. Wyders ziet men  De Nederl, Merkw. GeBoüw, enz. 6f men in het verhemelte boven den zetel der Regteren twee bondelbylen boven de regtsoefeningen van Zaleukus en Brutus; een kruiswys zwaard en palmtak ., gedekt met een oog in eenen beftraalden kring, boven de regtsoefening van Salomon ; en twee Meduzaas hoofden boven de fmalle vakken. In het noorden van de Vierfchaar, regt over den ingang, ftaat een marmeren geftoelte, waarin de Sekretaris zich plaatst, om de doodvonnisfen te leezen. Van vooren op dit geftoelte is de Stilzwygendheid afgebeeld, door eene vrouw, die den vinger op den mond houdt, en by welke een doodshoofd en een vliegende gans» met een' fteen in de bek, geplaatst zyn. In den rug van het geftoelte zyn fchreijende kinderen , met een doodshoofd by zich, uitgehouwen. Ter wederzyde ziet men twee flan. gen om eenen boom geflingerd, die elk eenen appel in den bek hebben. Regt tegenover het geftoelte, in het zuiden, ter wederzyde van den ingang en van de Jonifche kolommen, ftaan twee diergelyke flangen, om eenen boom geflingerd, in marmer uitgehouwen. In het vak tusfchen de Korinthifche kolommen, in het noorden, regt boven den zetel van den Sekretaris, ftaat E a Am-  68 Tafereel van Natuur en Konst. Amfterdam, als eene maagd verbeeld, op een langwerpig vierkant marmeren voetftuk, met den flangen-ltaf van Merkurius in den regter arm , terwyl zy met beide de handen het Stads wapenfchild voor de linker borst houdt. Op haar hoofd draagt zy deKeizerlyke kroon , en aan haare voeten liggen twee leeuwen. Ter wederzyde van deeze maagd hangen, aan bevallige festonnen, de wapens der vier Burgemeesteren, onder welker regeering de eerfte fteen van dit voortreffelyk gebouw gelegd is. Van de eerfte verdieping klimt men langs verfeheidene opgangen naar de tweede : de voornaamfte dier opgangen is ter wederzyde agter de Vierfchaar. Dezelve leidt langs breede fteenen trappen door eenen ingang, voor welken zwaare koperen deuren zyn , naar de groote of burgerzaal, die tusfchen de bovengemeldene opene plaatfen in ligt; dezelve is honderd en twintig voeten lang, zes-en-vyftig voeten , zeven duimen en eenen halven breed, en agt-en-negentig voeten hoog, van verdieping. Men heeft hier eene gaandery, die rondom de opene plaatfen gaat, en waarin de vertrekken , tot deeze verdieping be- hoo-  De Nederl. Merkw. Gebouw, enz. 69 hoorende, hunnen ingang hebben. De voornaamften van dezelven zyn het Burgemeesters Vertrek, de Raad-kamer , de Schepens-kamer , de Juftitie-kamer , de Thefaurie-ordinaris en Extraordinaris , de extraordinaris Schepens-kamer, de Weeskamer, de Sekretary , de Asfurantie kamer , de Defolaateboedels-kamer , de Rekenkamer, de kamer der Kommisfarisfen van kleine zaaken enz. — De Burgemeesters-kamer, de Raadkamer, de Sekretary, en een groot gedeelte van de Schepens-kamer zyn zoo hoog van verdieping als de gaanderyen , te weeten zes-en-dertig voeten, doch de andere vertrekken zyn door eene zoldering in twee even hooge verdiepingen, ieder van agttien voeten, afgefchooten, zoodat men boven eenigen der gemelde kamers nog vindt de kamer van Huwlykszaaken, die van Zee-zaaken, het Schouts-komptoir , en eenige anderen. De kolommen, het beelden fchilderwerk, en de menigvuldige andere fieraaden van deeze tweede verdieping, kunnen wy, om niet te ver buiten ons bellek te gaan, niet in het byzonder befchryven. In het algemeen zullen wy zeggen dat alles hier blinkt van marmer , en anderen kostbaaren fteen; alles is hier zoo konftig bewerkt, dat E 3 de  fo Tafereel van Natuur en Konst. de mans- en vrouwen-beelden , gelyk ook het fruit- en loofwerk.de bloemen, dekoornfchooven, de vogeltjes, hetzeegedierte, en ontelbaare andere bevalligheden, een zeer nafuurlyk voorkomen hebben. In het midden van den marmerfteenen grond der groote zaale, ziet men twee platte halve aardklooten en eenen halven hemelkloot, konftiglyk van koper en gekleurden fteen naar eisch ingelegd. Het befchooten gewelf is faaai befchilderd. Men heeft ook eenige groote vakken in de gaandery , verfierd met konftige fchilderyen , verbeeldende den oorlog der Batavieren en Romeinen. In de Burgemeesters-kamer , die, ter wederzyde, met vier witte marmeren kolommen verfierd is , heeft men eenen zeer pragtigen fchoorfteen-mantel, rustende op vier Korinthifche kolommen, en twee pylasters. Jn deszelfs fries is een Roomsch-Burgemeesterlyke zegepraal in het klein uitgehouwen. Het fchoorfteen-fiuk, dat door Jan Lievenszoon gefchilderd is, verbeeldt Quintus Fabius Maximtfs, die voor zynen zoon , welke, Roomsch Burgemeester geworden was, van het paard ftygt. Wyders ziet men hier het af. beeldzei van het oude Stadhuis, en de wapens der Burgemeesteren, die ten tyde der- in?  De Nederl. Merkw. Ceeoüw. enz. 7T tnwydinge van het nieuwe regeerden. Nevens deeze kamer heeft men het vertrek van Burgemeesteren , waarin twee zeer fraaije fchoorfteen - ftukken zyn. Het eene vertoont de ftandvastigheid van den Burgemeester Fabricius, die zich noch door het gebriesch der olifanten van Pyrrhus, noch door gefchenken tot ontrouw liet overhaalen. Het andere vertoont de maatigheid van Markus Kurius, difc zich met een geregt van raapen vergenoegde* Onder ieder van deeze ftukken hangen vier digtregels van Vondel. Die onder het eerfte ftuk geleezen worden, zyn van den volgenden inhoud: Fabricius houdt flant in Pyrrhus legertenten, Het gout verzet hem niet door fchandelycke zucht Noch elefants gebriesch en felle dreigementen. Zoo zwicht geen man van ftaet voor gaven noch gerucht. Onder het andere ftuk ftaan de volgende regels: Op 's Burgemeesters wacht magb Rome veilig flaepen, Als Markus Kurius het aengeboden gout Verfmaênde,zich genoeghtmet een gerecht van-raepen, Zoo wordt door maetigheit en trouw de ftadgebouwc. In de Thefaurie ordinaris hangt eene fehïrE 4 de-  2* Tafereel van Natuur en Konst. dery , waarin brieven en bondels papieren, aan fnoeren vastgemaakt, verbeeld zyn: dezelve zyn zoo leevendig nagebootst, dat zy het oog bedriegen. Het fcboorfteenftuk vertoont Jozef by zyne broeders, die zich ontfchuldigen wegens het wegdraagen van den beker. Men ziet hier ook Amfterdam afgebeeld in den ftaat, in welke het in den jaare 1488 geweest is: en daarenboven is dit vertrek verfierd met meer ander fchilder- en beeldwerk. De Schepens-kamer , wier in-, gang regt over dien van de groote zaal is , heeft een ruim portaal voor zich. In een der fchoorfteenftukken van dit deftig vertrek is de wetgeeving door Mozes aan de Israëliten afgebeeld.— Wyders heeft men hier een fraai verfierd gewelf. — In de Raadkamer was voordeezen een vergaderplaats voor de zesen-dertig Raaden , die in het midden afgefchooten, en met groen tapyt behangen was; maar in vervolg van tyd is die affchutting weggenomen. In de twee fchoorfteenftukken ziet men Salomo om wysheid biddende, en Jethro Mozes aanraadende, om nevens zich oudften, tot het regten van het volk, aan te ftellen. Tegen den wand is deeze kamer, door den beroemden konstfchilder Jakob de Wit, met de  De Nederx. Merkw. Gebouw, enz. 73 de verkiezinge dier oudrten befcbilderd, welk fluk, waaraan de konftenaar in den jaare 1738 de iaatfte hand gefiaagen heeft, van veelen zeer hoog geroemd wordt. De Juftitie-kamer heeft eenen konftiglyk ingelegden vloer, op welken de drie kruisfen uit het wapen van de Stad, tusfchen twee groote zwaarden , van wit marmer , zyn afgebeeld. De vonnisfen van zulken, die gebannen of aan den lyve, doch niet met den dood , geftraft worden, worden in deeze kamer voorgeleezen; maar het voorleezen van doodvonnisfen gefchiedt in de vierfchaar. — Dewyl ons beftek niet toelaat alle de kamers te befchryven, zullen wy flegts aanmerken , dat, boven de ingangen der meesten, zinnebeelden van wit marmer zyn uitgehouwen, welke doorgaans Haan op het geen in dezelve verrigt wordt. Men komt vervolgens, langs verfeheidene opgangen, tot de derde verdieping. Den trap in het zuid-oosten, gemeenlyk den tooren-trap genoemd , opgaande , vindt men op deeze verdieping , langs den zuider zygevel van het gebouw, drie vertrekken naast eikanderen , die tot in het jaar 1762 toe gefchikt waren, tot bewaaring van de registers der geftorvene E 5 "°-  74 Tafereel van Natuur en Konst. notarisfen ,en uit dien hoofde den naam droegen van de minuten-kamers. Doch op den twaalfden van Oclober des gemelden jaars ontftond 'er brand in een lang vertrek boven deeze kamers, het weik eertyds een gedeel te van de wapenkamer geweest was, en toen gebruikt werd tot eene bergplaats van uitgediende papieren. Eer men de vJam kon blusfchen, floeg dezelve door de vloer van het vertrek in de kleine minuten-kamer , waar eenige fchade veroorzaakt werd. Dit ongeluk gaf gelegenheid om de minuten-kamers te verplaatfen. Ten oosten van het portaal, het welk naar deeze vertrekken leidt, vindt men eenen langen gang, die van het zuiden naar het noorden loopt: in denzelven is aan het zuideinde de ingang van een vertrek, waar eenige papieren, tot het Scbepens-komptoirbehoorende.bewaard worden.Oostwaards zyn de ingangen van verfeheidene kamers, van welken een reeds eenige jaaren geleeden, en twee m het jaar i763, tot minuten-kamers gefchiktzyn. Het zoude te lang vallen, alle de vertrekken van deeze verdieping op te tellen. Wy zulten alleenlyk hier nog fpreeken van de Wkamer, die aan het zuid-einde van den gang is, en by welke, noordwaards, een  De Nederl. Merkw. Gebouw, enz. 75- een kleiner vertrek is, het Konstkabinet ge. naamd. De Konstkamer werd omtrent het begin van deeze eeuwe opgerigt tot eene toon. en verkoopplaats van fchilderyen, teekeningen, beelden en andere dergelyke konstwerken, waartoe zy ook eenige jaaren gediend heeft. Doch dewyl de konst hier ter ftede federd eenigen tyd in verval was , hebben Burgemeesteren, in den jaare 1748, aan den fchilder Jan van Dyk, vryheid gegeeven, om zich van dit vertrek te bedienen, tot het gee~ ven van onderwys in de meetkonflige beginfels der fchilder-en teekenkunde, en byzonderlyk in de doorzigtkunde. Hy had ook het opzigt over deeze kamer, die nu weder tot eene toonplaats van konstftukken gebruikt wordt. Boven de deur leest men deeze digtregels van Jan Baptista Wehekens; De dichtkunst galmt van vreugt, nu dat haar ftomnie zuster In 't Raadhuis aan het Y, een eerplaats is vereert : Zy, fpraakeloos, vint troost en fchuylt nu veel ge. ruster By Themis , die, met reght, haar cedlen geest ■waardeert. O Burgervaders! ei! volhardt in kunst te queeken , Z0 word, als Otfeus lier, 't pcnfeel een hemelteeken.  16 Tafereel van Natuur en Konst. De vertrekken van de derde verdieping (want van de overige der tweede zuilen wy niet in het byzonder fpreeken,) raaken nergens aan den kap of aan het dak van het gebouw, uitgezonderd de groote krygsraadskamer,die'erflegts door een houten befchot van isafgcfcbooten.Alle de andere kamers hebben eene houten zoldering, boven welken weder verfeheidene vertrekken gefchikt zyn. Het voornaamfte van dezelven is de Wapenkamer, die voordeezen de gantfche oostzyde, en een groot gedeelte van de noorden zuidzyde van het gebouw befloeg, en nog heden de gantfche oostzyde, en het grootfte gedeelte van de noordzyde beflaat. Even binnen den ingang van dit vertrek, dat aan beide de einden met zwaare houten deuren geflooten is , vindt men eene afgezonderde zitplaats voor den kommies van de artillerye, en nevens dezelve een vertrekje, waarin het geweer wordt fchoon gemaakt. — Wyders is hier het ftads fchiet- en zydgeweer in zeer goede orde geplaatst, opdat men 'er in tyd van nood, eene groote menigte van ingezeetenen fpoediglyk mede voorzien mooge. Men heeft 'er hedendaagfche fnaphaanen met ba- jo-  DëNederl. Merkw. Gebouw, enz. 77 Letten, en ook anderen , wyders zyn 'eidegens, draagbanden, kruidtasfen, en andere dergelyke toeftel; ook worden 'er, ter gedagtenisfe van de oude wapenrustinge, eenige ftukken bewaard , als eenig oud zydgeweer, gladde yzeren cuirasfen en harnasfen. Uit het geen wy, misfchien te uitvoerig voor ons bellek, wegens het Stadhuis gezegd hebben , is lfgtlyk op te maaken, dat het der Stad fchatten moet gekost hebben. Evenwel wordt aangemerkt, en wel door zulken, die eenigen der ingekomene rekeningen hebben kunnen nazien , dat de kosten in verre na zoo groot niet geweest zyn, als men in den eerden opflag wel zoude vermoeden, dewyl het werk met ongelooflyken fpoed is voortgezet. Het ontbreekt in andere deden van Holland en van de overige Provinciën geenszins aan fraaije gebouwen, welke eene byzondere befchryving zouden vorderen in een werk , dat groote uitvoerigheid toeliet. - Wy zullen agten aan ons ontwerp voldaan te hebben , wanneer wy nog eenige weinigen , in de voornaamde deden van de eerstgemelde en  78 Tafereel van Natuur en Konst. en van andere Provinciën , zuilen opgeteld hebben. In het Stadhuis te Dordrecht verdient de raadkamer, die met fraaije fchilderyen en tapyten verfierd is , onze opmerking. Onder de fchilderyen munt uit een Simfon, in den fchoot van Delila flaapende. Een ander ftuk vertoont de ftad van den kant der riviere. In een konfiig wyzerwerk, onder dit ftuk geplaatst, wordt de loop van al wat tot ons zonneftelfel behoort, afgebeeld. Zeven byzondere beeldjes, wyzen de dagen der weeken aan , en een draaijende kjoot , half blaauw en half verguld, toont den fland der maane. Boven de fchildery ziet men eenen gemeenen uurwyzer , en alle deeze wyzers worden door het uurwerk van den tooren van het Stadhuis omgevoerd. Het Stadhuis van Haarlem, is een oud en aanzienlyk gebouw: men wil dat de Graaven van Holland oudstyds in het zelve hun hof gehouden hebben, eer het in den Haag geplaatst was ; doch anderen beweeren , dat fommige Graaven hier flegts een lusthuis gehad hebben. Men ziet nog heden op de zaal van  De Nederl. Merkw. Gebouw, enz. 79 van het Stadhuis de oude afbeeldfels der Hollandfche Graaven, ten tyde der Nederlandfche beroerten, zynde dezelven uit het Karmeliter klooster derwaards overgebragt. Eenige jaaren geleeden, heeft men aan dit gebouw eenen nieuwen en deftigen opgang gemaakt. Ook ftond 'er van ouds, gelyk nog heden, een fraai fteenen fchavot, tegen het Stadhuis aan gebouwd. Boven het zelve ftaat in eene nis in den gevel van het Stadhuis het beeld der Geregtigheid. Op het Stadhuis wordt een walvischbeen bewaard, dat door Jan Huigen van Linfchooten, een' Haarlemmer van geboorte , en een der eerfte reizigers uit deeze landen naar de Indien, uit Waaigats herwaards gebragt is. Het Stadhuis te Delft, wordt voor een der besten van gantscb Holland gehouden, en is na het jaai 1618, van witten arduinfieen deftig opgebouwd. Het gebouw, op de groote Markt ftaande, is omtrent vier-en-tagtig voeten breed , en negentig voeten diep. De opgang in het midden heeft vyf trappen ter wederzyde, en is overdekt met een boogswys welffel, rustende op twee pilaaren. De kruiskozynen van den voorgevel, die zes in getal zyn,  go Tafereel van Natuur en Konst. zyn, ftaan elk tusfchen twee platte pilasters van de Dorifche orde. Boven den opgang is eene poort met twee afflaande pilaaren, var» de Jonifche orde, uit welke de misdaadigen naar het fchavot geleid worden , het welk regt voor het Stadhuis wordt opgerigt. Boven deeze poort [ftaat het wapen van Maurits , Prinfe van Oranje en Stadhouder van Holland, die in den jaare 1620, toen dit Stadhuis volbouwd werd, ten hoogften top van gezag gefiegen was. De tooren , die midden uit het dak ryst, is vierkant en zwaar. Het onderfte gedeelte van denzelven dient tot bewaarplaatfen voor gevangenen. In de jaaren 1662 en 1721, is dit Stadhuis merklyk verbeterd, en van nieuws opgefchilderd en verguld, het geen door verfeheidene opfchriften, voor en ter zyde het gebouw geplaatst, wordt te kennen gegeeven. Het Stadhuis opgaande, komt men op de voorzaal, die regt over den ingang vyf boogen heeft, onderlleund met vier heele ronde en twee halve in den muur (laande zuilen van blaauwen arduinfteen, zoo glad gepolyst, dat zy van onkundigen voor toetsfteen of zwart marmer gehouden worden. Agter de vier zuilen is de vierfchaar, welk vertrek met eene konftige fchilderye .van Salo- mons  De Nëderl. Merkw. Gebouw, enz. 8e mons geregt verfierd is. Agter de Vierfchaar heeft men , tusfchen de kamer van Burgemeesteren en Schepenen , de Raadkamer , zynde een fraai vertrek rondom met konftige tapyten bekleed, en met drie dubbele deuren afgeflooten. De Burgemeesters kamer pronkt metfraaije fchilderyen van Maarten van Heemskerk, Michie! Miereveld, en andere beroemde konftenaaren; ook heeft men 'er konftige tapyten. In de Schepeus kamer zyn in het geheel geene tapyten ; doch onder de fehilderyen munt een ftuk uit, verbeeldende het doorfchooten lyk van Willem den Iften, Prins van Oranje, omringd met allerleie deugden» In dit Stadhuis zyn de Weeskamer , de Sekretary , en meer andere kamers , zeer geregelde vertrekken, die wel verdienen mes opmerking bezigtigd te worden. Leyden munt uit in een groot getal aanzienlyke gebouwen. Het Stadhuis, omtrent in het jnidden van de ftad op de Breedeftraac ftaande, is deftig van Bentheimer fteen opgebouwd, en van vooren verfierd met beeidr en lofwerk op de Gotthifche wyze. De opgang in het midden heeft aan iedere zyde twintig fteenen trappen , voorzien met uitgehouwen' XIV. Deel. F Iet*-  82 Tafereel van Natuur en Konst. leuningen en pilaartjes. Beneeden op den opgang , en boven op denzalven , ftaan aan weêrzyde twee groote Leeuwen, houdende het Wapen van de ftad in hunne klaauwen. Onder den opgang gaat men in de groote Vleeschhal, die regt onder het Stadhuis geplaatst is, en met eene tweede poort uitkomt nevens den ingang der Vierfchaar van Baljuw en Welgebooren Mannen var. Rynland. Bewesten den opgang van het Stadhuis gaat men door eene poort, die onder den zwaaren tooren doorloopt, en op den Ryn uitkomt. In deeze poort heeft men de ftads Vierfchaar en verfeheidene andere vertrekken. Voorby de poort is nog een binnen-ingang , waar verfeheidene kamers zyn, welke tot verfchillende gebruiken dienen. Langs den eerstbefchreeven buiten-opgang van twintig trappen naar boven gaande, komt men op eene ruime Zaal, gemeenlyk de Paars of Pers genaamd, die zeventig treden lang is. Hier heeft men de ingangen naar verfeheidene vertrekken , en onder anderen naar de kamer van Burgemeesren, die verlierd is met eenige tapyten, en meteen ftukfchildery vanLukas van Leyden, verbeeldende het laatfte oordeel- — In den jaare 1737 is de Vroedfchaps kamer merke- lyk  De Nederl. Merkw. Gebouw, enz. 83 lyk verbeterd, en het gewelf fraai bepleisterd ;, en het gedeelte van het Stadhuis het welk voor aan de ftraat komt, is toen mede van hardfteen opgehaald, en met het andere gedeelte gelykvormig gemaakt geworden. Boven de groote Zaal is de ftads Wapenkamer. De Tooren van het Stadhuis is voorzien van een fraai uurwerk en klokkenfpel. De nieuwe klok, die 'er den 3iften van Augustus des jaars 1576 is in gehangen , heeft, volgens oude aanteekeningen , negenduizend negenhonderd en zeventig ponden gewogen. Van Leyden fpreekende, moeten wy niet nalaaten van den Burgt gewag te maaken,die voor hetoudfte gebouw van de ftad gehouden wordt, en thans de voornaamfte herberg in dezelve is. Het gebouw van de herberg is egter onderfcheiden van den eigenlyken Burgt. De herberg doorgegaan zynde komt men op eene ruime plaats , die met hoog geboomte bezet is. Hier doet de Burgt zich terftond voor het gezigt op. Dezelve is een rond fteenen gebouw, rondom voorzien van fchietgaten, en aangelegd op eene taamelyke hoogte. Door eene poort, die fraai met wapens verfierd is , gaat men, langs eenen F a fchui-  84 Tafereel van Natudr en Konst. fchuinen opgang van omtrent vier-en-zestig trappen, ter wederzyde met heggen bezet, naar den Burgt. Dien door eene tweede poort ingetreden zynde ziet men van binnen niets anders dan eenen ledigen romp, zonder dak van boven, en met eenige ronde nisfen in de muuren. Ook is hier eene diepe put, door welke men, gelykeertyds geloofd werd, onder de aarde , tot aan Katwyk op Zee toe kon gaan. Met eenen fteenen trap gaat men van binnen naar eene borstweering langs de fchietgaten, door welken men een fraai uitzigt over de ftad en de omliggende landeryen heeft. Boven op het plat van den Burgt heeft men eenen fraaijen doolhof, met een prieel in het midden, onder eenen zwaaren lindenboom. Sommigen hebben geoordeeld dat het gebouw van den Burgt voor een nieuw geftel, met oude lappen omhangen, moet gehouden •worden, en dat de oude Burgt van eenegantsch andere gedaante moet geweest zyn dan de tegenwoordige. Het gebouw, het welk voor de Hooge Schoole gefchikt is, is deftig en ruim. Het heeft eenen tooren en uurwerk, nevens welken men een groot plat tot het doen van ftar- re-  De Nederl. Merkw, Gebouw, enz. 85 rekundige waarneemingen gemaakt heeft.Voor aan de ftraat treedt men door eene deftige fteenen poort op een ruime plaats. Door eene tweede poort komt men in het gebouw zelf, en wel vooreerst in de algemeene gehoorzaal , waar de plegtige openbaare redevoeringen , promotien , en andere akademifche verrigtingen gedaan worden. In dit vertrek is een orgel geplaatst, waarop voor en na het doen der redevoeringen gefpeeld wordt. Wyders worden in hetzelve ook de lesfen in de Godgeleerdheid gegeven. Dergelyke vertrekken , die egter kleiner zyn, heeft men nog voor de lesfen in de Regtsgeleerdheid, de Geneeskunde, de Wysbegeerte, de Taaien, enz. — De bovengemelde plaats overgaande komt men in den tuin der Hooge Sehoole , die beplant is met allerleie in- en uitheemfche gewasfen, welke in de Geneeskunde van gebruik zyn. — Ter bevorderinge van de Geneeskunde werd, in den jaare 1592, een gedeelte van de Kerk der Faliede Begynen tot eene Ontleedplaats gefchikt, en de Hooge School heeft de vryheidom de ligchaamen van misdaadigen, die in eenige plaats van Holland, met den dood zyn geftraft geworden, op te eifchen, om dezelve hier ter F 3 plaat-  86 Tafereel van Natudr en Konst. pbatfe te ontleeden. Het vertrek tot de ontleeding gefchikt is ruim en licht. In het midden van hetzelve ftaat eene beweeglyke tafel, waarop de Iigchaamen gelegd en ontleed worden. Rondom dezelve zitten de Heeren van de Regeering, de Hoogleeraars en andere luiden van aanzien in een kringswys geftoelte. Hier aan volgen twee andere kringen voor de Stads en andere Heelmeesters en derzelver bedienden. — In de overige kringen, die fchouwburgs-wyze naar boven loopen, ftaan doorgaans een groot aantal van ftudenten en andere aanfchouweren. Wyders is dit vertrek voorzien met eene groote meenigte geraamten van menfchen en dieren, misgeboorten , en andere natuurlyke zeldzaamheden; daarenboven ftaat in hetzelve eene kas met heelmeesters gereedfchappen. Te lang zoude het ons ophouden, indien wy hier van alle byzonderheden ,die tot de Hooge School behooren, wilden gewag maaken. Wy zullen egter nog kortelyk fpreeken van de Boekzaal, die boven de Kerk der Faliede Begynen is, en eerst in een vertrek naast de Akademie is geplaatst geweest. Zy beftaat uit een groot aantal van oude en nieuwe gefchreevene en gedrukte boeke», in allerleie taaien en over al-  De Nederl. Merkw. Gebouw, enz. 87 allerleie weetenfchappen. Van tyd tot tyd wordt derzelver getal vermeerderd, niet flegts door degefchenken van veele geleerden, maar inzonderheid federd het befluit, het welk door de Staaten van Holland in den jaare 1679 genomen is, en volgens het welk geen Oktrooi tot het drukken of herdrukken van eenig boek verleend wordt, dan onder uitgedrukte voorwaarde dat zy, die 'er om verzoeken, een afdrukfel van het boek, wel gebonden, in de boekerye te Leyden zullen bezorgen. — In het boekvertrek , dat zeer wel gefchikt en verdeeld is, ziet men de afbeeldfels van Willem den Iften, Prins van Oranje, van de andere Stadhouderen, en van een groot aantal van Leydfche Hoogleeraaren. Daarenboven pronkt het vertrek met eene konftig gemaakte Sphcera, die de bewegingen der Hemelfche ligchaamen vertoond , en met verfeheidene Hemel- en Aard-globen. Om niet al te w,ydloopig te zyn, zullen wy niet van de aanzienlyke gebouwen, welke in andere Hollandfche fteden gevonden worden, fpreeken. — Wy zullen alleenlyk door eenige weinige voorbeelden toonen dat het ook in ander Provinciën niet ontbreekt aan geF 4 ftig-  "88 Tafereel van Natuur en Konst, (ligten, welke der opmerkinge waardig zyn.— Te Middelburg in Zeeland heeft men de Abtdy, die , fcboon zy voordeezen onder de geestelyke gebouwen is geteld geweest, thans ander de waereldlyke behoort, en in bet Hof van Zeeland is veranderd geworden. —i Zoo als zy zich thans vertoont is zy eene zeer ruime en rondom met gebouwen omvangene plaats, beplant met zeer hooge boomen, die zelfs in de grootfte hette, door hunne digte fehaduwe, eene aangenaame wandeling verfchaffen. Na dat Middelburg zich aan het Sjfaanfche juk onttrokken had, en de Roomfche geesteiykheid daar vernieitgd was , is deeze Abtdy gefchikt geworden tot eenen zetel van alle de hooge vergaderingen en fcolhgien van den Staat, die in byzondere vertrekken, welke bezienswaardig zyn, gehouden worden. — Zoodaanig is vooreerst de kamer der Heeren Staaten van Zeeland, die haar uitzigt heeft op bet abtdy-plein, en werwaards men gaat door eene pragtige arduinfteenen poort, verfierd met het wapen van Zeeland , gehouwen uit wit marmer. Ter linkerhand het Staaten-komptoir of de Griffie laatende, gaat men langs eenen breeden trap door de kamer der Heeren Gekommitteerde Raa-  De Nederl. Merkw. Gebouw, enz. 80 Raaden, waar de leden eerst byeenkomen, en die mede aanmerking verdient. Het eerstgemelde vertrek is groot en aanzienlyk, en zoo voor den fchoorfteen als rondom verfierd met pragtige tapyten , zynde dezelven het werk van zekere Johanna de Maagd, en verbeeldende de voornaamfte zeetriomfen der Zeeuwen, in het begin der oprigiinge van het Gemeenebest op de Spanjaarden behaald; op ieder van deeze tapyten is in een Latynsch vierlingdigt de inhoud van het verbeelde te Jcezen. Het andere vertrek, de vergaderplaats van GekommitteerdeRaaden naamelyk,door welke wy zeiden dat men naar der Staaten kamer gaat, is mede ruim en aanzienlyk. Voor den fchoorfteen ziet men Willem den derden in zyn koninglyk plegtgewaad , Ieevensgrootte en uitvoerig gefchilderd. — Ter regterzyde van de poort, door welke men naar deeze en andere vertrekken gaat, is eene opene gaandery, die zich voorby de Staaten-kamer uitftrekt, en op eenige blaauwe arduinfteenen pilaaren rust: aan het einde van dezelve gaat men langs eenen ruimen trap van gelyken fteen paar een groot poortaal of voorzaal, voorzien F s van  po Tafereel van Natuur en Konst. van eenige oude en zeldzaame vlaggen en wimpelen, die den Spanjaarden in verfeheidene waterftryden ontweldigd werden. Nog eenige trappen opgegaan zyr.de komt men in de vergaderplaatfe van de Heeren Gekommitteerde Raaden ter Admiraliteit in Zeeland , zynde ook een ruim en fierlyk vertrek. Voor den fchoorfteen ziet men Koning Willem Ieevensgrootte in het volle harnas, als AdmiraalGeneraal van Zeeland afgemaald : ook hangen daar de afbeeldingen van de drie beroemde zeehelden Michiel Adriaansz. de Ruiter, en Johan en Korneüs Evertfen. De Ruiter heeft zyne afbeelding, waarin 's mans weezen zeer juist vertoond wordt , zelf aan den Raad vereerd. Daarenboven ziet men hier een zeer fierlyk mode! van een oorlogfchip, in alle opzigten naar de verkleinde voetmaat gemaakt, met zyn ftaande en Ioopende want, zeilagie en ander toebehooren, volkomenlyk toegerust. Ter regterhand op het abtdy-plein voortgaande, komt men aan eenen tooren, waarin een trap is, dienende tot den opgang naar verfeheidene vertrekken. — In de rondte en het bevang deezer abtdye zyn de wooningen der Heeren eerfte Edelen, der Gekommitteer- de  De Nederl. Merkw. Gebouw, enz. 91 de Raaden, en die van den Raadpenlionaris van het land : gelyk ook de logementen der afgezondenen van de fteden Zierikzee, Goes en Tholen ter Staatsvergaderinge van Zeeland. Een ander gedeelte van deeze Abtdye, waar toe men mede van het abtdy-plein, gelyk ook nog door twee andere poorten buiten hetzelve toegang heeft, dient thans voor de Graaflyke munt. Het is eene vierkante opene plaats, aan twee zyden met breede overwelfde, en op verfeheidene zwaare pilaaren rustende, gaanderyen omringd, boven welken de wooning van 's Lands ftempelfnyder is. De twee andere zyden zyn bezet met de wooning van den muntmeester, en met de noodige muntvertrekken. In de provincie Gelderland vindt men eenige oude gebouwen, welke tevens eene aanzienlyke vertooning maaken. — Onder deezen tellen wy het Valkhof te Nymegen, dat door fommigen Waalenhof, Vandaalenhof, of ook wel Frankenhof genoemd wordt. Het is een zeer oud gebouw, dat door de ongemeene hoogte en dikte van zyne muuren.en door zy-  92 Tafereel van Natour en Konst. zynen verbaazenden omtrek;, de aandagt van allen , die het befchouvven , tot zich trekt. Sommigen willen dat deszelfs eerfte grond reeds in de dagen der Romeinen is gelegd geworden, doch anderen beweeren dat het geftigt is door Karei den grooten, die, gelyk uit de oude gedenkfehriften blykt, zyn verblyf veeltyds te Nymegen gehouden heeft. Zeker is het dat de Frankifche Koningen 'er dikwyls hun hof gehouden , overwinterd en het paaschfeest gevierd hebben. Het ftaat aan de noordoost-zyde van de ftad , op den Hoender- of Hunner-berg, niet ver van den Waalkant. De meenigte der toorens , waar van deszelfs ringmuur voorzien is, verfchaft overvloedige reden om vast te ftellen , dat het een fterke burgt of fiot geweest is. Thans geeft het nog den titel van Burggraaf aan denAmptman van het ryk van Nymegen, die 'er zyne wooning op heeft. Binnen den tweeden ingang of poort van het Valkhof, ziet men eene ronde kapel, of eenen heidenfchen tempel , waar van de ftigting aan Karei den grooten wordt toegefchreeven. De fchryvers van dien tyd noemen dit Hof een zeer groot, wonderlyk konftig en fterk koninglyk paleis. Het heeft  De Nederl. Merkvv. Gebouw, enz. 93 heeft dus oudstyds waarfchynlyk meer luifter gehad dan tegenwoordig. Niet ver van het Valkhof is een boschje, beplant met eenige laanen lindenboomen, het welk den naam van Kelfkensbosch draagt, naar Arnold Kelfken, Burgemeester van Nymegen, die het aangelegd heeft. — Op de vlakte van den berg in dit boschje is een klein poeltje, het welk altyd water opgeeft, en tegenover, aan de flads vesten, itf de hoogte Bel videre,of fchoon uitzigt, welke naam aan dezelve door den Hertog van Parma gegeeven is, en waar de Regeering, op ftads kosten, een fraai fpeelhuis heeft doen aanleggen. Men heeft 'er een zeer vermaaklyk uitzigt over de Betuwe naar de ftad Arnhem, en alle de omgelegene fteden en dorpen. — Men kan 'er ook op zyn gemak den loop van vier rivieren, de Waal, de Ma.as, den Ryn, en den Ysfel, befchouwen. Wyders pronkt de ftad met verfeheidene fraaije gebouwen. Onder de openbaare geftigten is inzonderheid het Raadhuis bezienswaardig ; deszelfs voorgevel is verfierd met de beeldtenisfen van Karei den grooten, en van  $>4 Tafereel van Natdür en Konst. van andere Roomfche Keizeren. Binnen op de voorzaal ftaat een uurwerk van een zonderling maakfel, het welk, door middel van zekere werktuigen, verfeheidene uurwyzersdoet omloopen, die in de andere vertrekken van dit gebouw zyn. De liefhebbers der oudheid vinden'er hunnen lust voldaan, door het zien van verfeheidene oude gedenkftukken , inzonderheid van fteenen met inferiptiën, die op eene boven-gallerye in den muur gemet- feld zyn Men vertoont'er ook het zwaard, waarmede de Graaven van Egmond en Hoorne, in den jaare 1568, te Brusfel zyn onthalsd geworden. — Het bekende Nymeegfche raadfel van eene vrouw, die met den vader van vier kinderen, van welken twee haars vaders broeders, en twee haars moeders waren, getrouwd was, zonder bloedfchennis te begaan, hangt hier in fchikierye ten toon. — Onder de byzonderheden , die omtrent Nymegen merkwaardig zyn, tellen wy ook de Gierbrug, die over de rivier de Waal ligt, welke voor de ftad wel niet breed, maar egter vry diep is. — Dezelve beftaat uit twee fchepen, die in de breedte met balken aaneengehegt , en met planken bevloerd zyn. Door middel van deeze Brug, die fchier on- op-  De Nedere. Merkw. Gebodw. enz. gf ophoudelyk heen en weder vaart, kan men de rivier met paarden en rytuig gemaklyk overkomen, Men heeft te Arnhem over den Ryn, tegenover de westzyde van de ftad, mede eene Schipbrug aangelegd, die eene bekwaame gemeeufchap geeft tusfchen de ftad en de Betuwe. Derzei ver onderhoud loopt jaarlyks vry hoog, doch hiervoor fchikt men de penningen, die voortkomen van den tol, welke door alles wat 'er overgaat of rydt betaald worden. Ter oorzaake van het gevaar van den ysgang, is men gewoon de fchepen van deeze brugge des winters in de haven te bergen. Onder de voornaame gebouwen van Arnhem verdient in de eerfte plaalJè het Hof van Gelderland genoemd te worden. — Doorgaans draagt het thans enkel den naam van het Hof, en had oudstyds dien van het Hof van Nasfau. Het ftaat aan de oude of groote markt, en is een deftig en vry net gebouw. In het zelve worden de vergaderingen gehou. den , die vonnisfen over de misdaadigers , welke in de ftad en in de Veluwe gevangen worden, gelyk ook die byeenkomften, waarvoor  96 Tafereel van Natuur en Konst. voor de twistgedingen, door de geheele provincie, by wyze van appél, gebragt en afgedaan worden. _ Niet ver van het Hof ziet men het Hof der oude Gelderfche Vorfien , gemeenlyk het oude, of Prinfen Hof genoemd. Het zelve is een groot en oud gebouw. In den jaare 1589 is het, door een ongeluk met het buskruid, gedeeltelyk in de Iugt gevlogen ; doch het is, op 's Lands kosten, in den jaare 1649, weder herfteld, en met verfeheidene yertrekken vermeerderd. Thans dient het tot geen ander gebruik dan dat de Stadhouder , wanneer hy te Arnhem komt, 'er zynen intrek heeft. Digt by het Hof is het huis van den Gelderfchen Veldoverfie Maarten van Rosfum, op welks voorgevel eenige beeldtenisfen van duivelen en andere gedrogten zyn, welke zoo veele gedenkteekens zyn van den fchrik.dien de ftigter voorheen door blaaken en pionderen plagt te verwekken. In de ftad Utrecht vindt men openbaare gebouwen, die de Provincie in het gemeen aangaan , en zulken, die tot de ftad in het byzonder behooren. Onder de eerstgemelden is het  De Nederl. Merkw. Gebouw, enz. 97 het gebouw, waar de Staaten der Provincie, en de andere kollegiën hunne gewoonlyke vergaderingen houden. Het draagt den naam van den Staaten-kamer, en is aan den zuidwestelykften hoek van het ft. Jans kerkhof. Van dit kerkhof treedt men langs eenige breedc trappen naar den ingang van dit gebouw; dezelve bellaat uit eene fraaije hardfteenen poort, gedekt met eene fierlyke frontefpice.waar in het Staaten wapen, door twee leeuwen vastgehouden wordende , verbeeld is. Ter wederzyde rust de frontefpice op twee ronde kolommen. Door deezen ingang komt men op eene ruime voorzaal, die eenen uitgang heeft, welke mede met fteenen trappen nederwaards leid op de hoogftraat. Uit de voorzaal komt men door eene aanzienlyke poort, die ook met het wapen van de Provincie verfierd is,in de byzondere vertrekken van de Heeren Staaten. Regt over de poort is de vcrtrekkamer, die op der Staaten tuin uitziet, en eene zeer ruime zaal is. Naast de vertrekken is de groote zaal, waar de Staaten byeenkomen, en de gedeputeerde Staaten mede vergaderen. Het is insgelyks een ruim vertrek , dat zyn uitzigt op den tuin heeft, en niet lang geleeden nieuw behangen XIV. Djeel, G is  98 Tafereel van Natuur en Konst. is. In deeze en in de RidJerfchaps-kamer ftaat een pragtige armftoel voor den Stadhouder. Het Hof-provinciaal, bezuiden de Domkerk ftaande, is een ruim en oud geftigt. Het zelve is weleer een gedeelte der beroemde Abtdye van ft. Paulus geweest, die in den jaare 1580 geplonderd werd. Toen de monniken ten zelfden tyde verjaagd waren , werden de goederen der Abtdye door 's Lands Staaten aangeflaagen , en derzelver inkomften tot godsdienftige gebruiken gefchikt. Het gedeelte van het gebouw het welk ftaande gebleeven, en tot het provinciaale Geregtshof bekwaam gemaakt is, vertoont nog genoegzaame teekens van zynen eerften ftand. Het heeft drie voornaame ingangen, een naamelyk in de roodenburgerftraat', een op de nieuwegragt, en een in de korte nieuwftraat, digt by de ft. Paulus poort, welke oudstyds de ingang van de ft. Paulus Abtdye fchynt geweest te zyn. Men komt over een ruim plein , met oude hooge boomen bezet, aan het gebouw, het welk , eenigen tyd geleeden , met fchuifraamen is verfierd geworden. Men klimt langs eenige trappen naar een voor-  De Nederl. Merkw. Gebouw, enz. 09 voorportaal, dat toegang geeft tot de Griffie, de vertrekkamer, en de verdere binnenverken, onder welken de Raadkamer uitmunt. Dezelve is een ruim en deftig vertrek, met goudleer behangen, waarin, even als in de Staaten. en Ridderfchaps-kamer, een fraaije vergulde armftoel voor den Stadhouder geplaatst is. Men gaat naar de Raadkamer langss breede fteenen trappen, en door eene fraaije poort. Verder heeft men de Rolle, welker geftoelten en banken met groen laken bekleed zyn. Aan het hooger einde van het vertrek, in het midden van het geftoelte der Raaden, ftaat ook een pragtige vergulde zetel of troon voor den 'Stadhouder, op welks verhemelte de Geregtigheid, by het wapen van den Prinfe Erfftadhouder, is afgebeeld. Onder de geftigten, die tot de ftad in het byzonder behooren, munt het Stadhuis boven allen uit. Het is een der aanzienlykfte gebouwen, ftaande midden in de ftad op de oude gragt, aan de plaatsbrugge, (of gelyk zy van ouds genoemd werd) aan de Plaatfej welker breedte, voor het grootfte gedeelte, door dit geftigt befiaagen wordt. Het beftaat uit twee byzondere huizingen nevens elkafiG a de-  ïoo Tafereel van Natuur en Konst. deren , die van ouds-verfterkte wooningen waren van twee aanzienlyke geflagten, de Haaze en Ligtenberg, naar welken zy Haazenberg en Ligtenberg genaamd werden. Zy zyn zeer zwaar en fterk van muurwerk, het welk rust op grove venvelffels, onder welken zeer diepe kluizen zyn. De voorgevels der twee buizen, die het Raadhuis uitmaaken, zyn uit dien hoofde niet regelmaatig Het zuidelykfte , het welk den naam van Haazenberg draagt, is fierlyk van ardumfteen opgehaald, waarfchynlyk in den jaare 1547, dewyl dit jaartal in den voorgevel ftaat. Haazenberg heeft aan de zyde, die naar de visebmarkt toe ftrekt, eenen konftiglyk gebouwden gevel, pronkende met veel lofwerk en andere fieraaden. Deeze gevel is in den jaare 1645 volbouwd, gelyk blykt uit het jaartal, hetwelk in de frontefpice, boven het wapen van de Stad, is uitgehouwen. Van vooren is het gebouw drie verdiepingen hoog, die van elkanderen onderfcheiden zyn door eene fierlyke kroonlyst , en door drie ryen, ieder van zes Ionifche pilasters , konftiglyk met lofwerk behouwen , die voorheen, op de daklyst, elk ' eene fpitfe piramide droegen, het geen eene bevallige vertooning maakte. Jn de laagfte ver-  De Nëderl. Merkw. Gebouw, enz. ior verdieping zyn vyf boogen, in welker middelfte de ingang is, waar door men, zonder trappen op te gaan, in het gebouw komt. De tweede en derde verdieping hebben ieder vyf groote kruisraamen, die gedekt zyn met net verdeelde fpitfe toogen. Uit het liggend dak verheft zich , boven een fierlyk dakvenfier, onderfteund van ronde koiommen, een doorlugtig agtkant toorentje, dat twee omgangen heeft, en ook met lofwerk verfierd is. Het is gedekt met een doorlugtig uitgeboogen appel , heeft vier uurwyzers en eene flagklok, en was voordeezen voorzien met een bevallig fpeelwerk. Het andere gedeelte van het Stadhuis , van ouds Ligtenberg genaamd, is minder pragtig. De voorgevel is van gebakken fteen opgemetfeld, en met kalk aangepleisterd. Het gebouw is maar twee verdiepingen hoog,die egter byna eene gelyke hoogte hebben , als de drie verdiepingen van het andere gebouw. Maar op bet zuidelykfte gedeelte is een groot vierkant bovenftuk gemetfeld, het welk genoegzarm de gedaante van eenen ouderwetfehen burgtooren heeft, waarin nog twee verdiepingen zyn. In dit gedeelte van het gebouw, is de voornaamlte en a'gemee, ne ingang van het Stadhuis, zynde een grooG 3 »  102 Tafereel van Natuur en Konst. te witte arduinfteenen poort, die een deftig voorkomen heeft, en ter wederzyde met twee pilasters, en vanboven met eene fraaije kroonJyst verfierd is, waarop de Geregtigheid keurlyk is afgebeeld. Boven dezelve is een uitmuutend balkon , en nog hooger ziet men het Stads wapen van fteen, wordende door twee leeuwen vastgehouden. Wyders is het Stadhuis van binnen voorzien van eenige welgefchikte vertrekken. Kortheidshalve zullen wy flegts in het byzonder fpreeken van de groote Raadkamer, waarin de Vroedfchap vergadert. Dezelve is een zeer ruim vertrek , genoegzaam vierkant, en voorzien van fraaije tapyten. Ook ziet men 'er eenen konftigen matmeren fchoorfteen , en eenen zeer grooten fpiegel in eene zilveren lyst. Rondom het vertrek ftaan de (loeien voor de Vroedfchappen; en tusfchen de ftoelen der twee Burgenieesteren ftaat, een weinig van den grond yerheeven, een pragtige armftoel, die daar in den jaare 1747 geplaatst is, ter gelegenheid der verkiezinge van den laatstoverleeden Stadhouder, om zich van denzelven te bedienen, Wanneer hy of zyne opvolgers mogten goedvinden in de Vroedfchap te verfchynen. Anfes wordt deeze ftoel door den Hoofdofficier fes»  De Nederl. Merkw. Gebouw, enz. 193 bezeeten, wanneer dezelve, uit naam van den Stadhouder, de nieuwaangeftelde Wethouders den eed afneemt. - In een portaal, voor de Finantie-kamer, ziet men eenige oude gefchilderde afbeeldfels van de voornaamfte adelyke en oude geflagten der ftad, die in. vroeger tyd den togt naar Jerufalem, of het Heilige Land gedaan hebben, onder welken de wapens, naamen en bedryven dier voornaame luiden in oude rymen gemeld ftaan. Uit alles wat wy wegens de gebouwen gezegd hebben, blykt genoegzaam, dat het in ons vaderland niet ontbreekt aan aanzienlyke en wel aangelegde geftigten, die der befchouwinge van liefhebberen van fchoone konstwerken overwaardig zyn- De eenigfte reden, waarom wy ons met de befchryving van veeIe anderen nietinlaaten, is,omdat ons beuek de wydloopigheid niet duldt, tot welke wy hier door vervallen zouden. — Eer wy egter deeze afdeelingbefluiten ,meenen wy te moeten fpreeken van de zwaare werken, welke men aangelegd heeft, om ons land, dat op veele plaatfen laager dan de zee ligt tegen de overftroomingen te dekken. — Ligtelyk begrypt men, dat wy hier de kostbaare dyG 4 ken  104 Tafereel van Natuur en Konst. ken bedoelen; en ons oogmerk is, om alleenlyk wegens die, welke dienen, om Holland en Zeeland tegen de aanvallen van de zee te befchutten, een weinig byzonder te handelen. Men weet, dat in Holland, het water van de Zuiderzee en dat van de Noordzee gekeerd wordt, door middel van zeer zwaare dyken. Over het algemeen ftemt men toe,dat, hier te lande, in de twaalfde en dertiende eeuwe , nog geene zwaare dyken tegen de Zuiderzee gelegen hebben. Uit oude gefchriften, betreffende de Fricfche regten, blykt, dat 'er in dien tyd Hechts zomerdykjes werden opgeworpen, die men in het najaar verliet, en met den aanvang van de lente weder aanhoogde, terwy! men des winters gewoon was zich tegen het aanwasfen der zeevloeden , op zekere gemaakte hoogten te bergen, die terpen of torpen geheeten werden. Toen, omtrent den aanvang der vyftiende eeuwe, de zeegaten 'wyder begonnen te worden, en het water in de Zuiderzee holler ging, begreep men, dat het liggen van zwaarer dyken tegen die zee noodzaaklyk werd. De Diemerdyk is omtrent het jaar 1423 gelegd, af Ka minften merklyk verzwaard geworden; en  DeNederl. Merkw. Gebouw, enz. ioj en vervolgens zyn 'er de andere dyken bygekomen. De zeedyken (want van de rivierdyken, die hier te lande al in den tyd der Romeinen geweest zyn,zullen wy niet in het byzonder fpreeken,) de zeedyken zyn voor het grootfte gedeelte uit aarde of klei gemaakt. De buitenfte glooijing van dezelven, waar door wy die zyde verdaan, welke op de eene plaats met meerdere, op de andere met mindere fchuinte naar de zee afloopt, beftaat veelal uit zcefiibber, dat is uit eene fyne en vette klei, die hard gedroogd zynde, zeer gefchikt is om het zeewater te keeren, en den dyk tegen het uitkalven te beveiligen. Doch bovenal worden de dyken hier voor beveiligd door de wierriemen, zynde eene focrt van dyken van wier en zeegewas gemaakt, dat voornaamelyk vait omtrent het eiland Wieringen , en op veele plaatfen voor den aardendyk tegen den zeekant gezet wordt, ter dikte van vier tot twintig en meerder voeten. Hier en daar heeft men in het geheel geen, hier en daar eenig voorland voor de dyken, het welk veel toebrengt om de kragt van het water te breeken. Hier en daar loopt de dyk allengs fehuins naar de zee af. Daar weinig of geen voorland is, worden de wierriemen G 5 niet  306 Tafereel van Na-toto en Konst. niet zelden door den flag van het zeewater uitgehold, en voorover in zee geftort, waardoor de dyk in groot gevaar raakt. Om dit voor te komen, heeft men de gewoonte om de wierriemen van vooren te voorzien met eene ry zwaare paaien, die omtrent vier voeten van den wierriem af in zee ftaan. De ruimte tusfchen de paaien en den wierriem wordt tot boven het dagelyksch watergetyde met fparren gevuld, over welken men deelen legt. Een genoegzaam aantal van zwaare fteenen , op die deelen liggende , dient om dezelven, zoo wel als de fparren, onder water te houden, en aan zulk een geftel geeft men den naam van Krebbingen. Men had, om land aan den dyk te winnen, voordeezen de gewoonte om dekreb- of Buitenhoofden in zee, loodregt tegen den dyk te maaken. Die manier is in Holland veele jaaren agtereen gevolgd geworden, en men volgt dezelve nog op verfeheidene plaatfen, maar federd eeni, gen tyd, houdt men op andere eenen gantsch verfchillenden voet. De oorzaak, welke tot die verandering aanleiding gaf, was de ontdekking van een fchadelyk zeegeWormte, dat het paalwerk voor de dyken doorknaagde. In den herfst van het jaar 1731, kreeg men 'er  De Nederl. Merkw. Gebouw, ekz. r©7 'erin Westfriesland eerst kennis van, en vond de paaien door wormen van verfehillende grootte in zoo verre doorknaagd, dat veele van zelfs omvielen, en andere met den miniton harden wind in zee gefiaagen werden. Verfeheidene foorten van hout, en het oude zoo wel als het nieuwe , werden van dien gevaarlyken vyand doorwreeten. Van buiten zag men aan de paaien niets dan zeer kleine gaatjes , daar de wormen , pas uitgebroeid zynde, waren doorgekroopen, doch van binnen vond men 'er holligheden in , waarin men eenen vinger kon leggen. In dien winter was men ten uiterften bedugt , dat de dyken zouden doorbreeken ; inzonderheid was die vrees zeer groot op fomm'ge gevaarlyke plaatfen in Noordholland, daar het water wel veertien, ja hier en daar wel twintig voeten hoog voor den dyk flond. Na veclerlei middelen in overweeging genomen te hebben, zoo tot vernieling van het gewormte (waarvan fommigen wel veertien duimen lang werden,; als tot verzekering van de dyken, nam men eindelyk het befluit om eenen voet van zwaare keifieenen voor den dyk te leggen. Daarenboven heeft men nog, op fomniige plaatfen, de oude wierdammen, tot op de  io8 Tafereel van Natuur en Konst. de hoogte van het dagelyksch getyde , afgefpit, en nieuwe wiervakken boven dezelven regens den ouden dyk aangezet , die door middel van de paaien in de oude geflaagen zynde , gefchoord worden. Voor deeze paaien heeft men eene fchuinfche glooijing van fteenen over de afgefpitte wicrdammen, tot op den bodem der zee toe, gelegd. Dit laatfte heeft men gedaan om de dyken des te fpoediger en met minder fteen te beveiOm een denkbeeld te geeven wegens de groote kosten , welke men in dit geval het gantfche Land door heeft moeten maaken, merken wy aan dat men , in den tyd van zeven jaaren, aan den vier Noorder-Koggen zeedyk, meer dan honderd-en-tagtigduizend lasten fteen gebragt heeft. Ieder last wordt gerekend zes en-dertighonderd ponden zwaar te zyn, en beloopt met de onkosten vart het leggen , op tien guldens ; het is dan zeker dat aan, d'ren dyk, in den gemelden tyd, omtrent twee millioenen Hollandfche guldens zyn te koste gelegd. De Muider zeedyk is mede van fteen voorzien geworden , nadat men denzelven met eene fchuinfche glooijing een weinig holagtig, had afgefpit. De fteen ligt op fommige plaatfen tegen deezen dyk  De Nedere. Merkw. Gebouw.enz. lög dyk aan op vlegtwerk van rys, en op andere plaatfen is de fchuin afgefpitte dyk van onderen tot boven met fteen belegd, zonder eenig vlegtwerk. Allengskens zyn de zeewormen weder weggeraakt, en worden thans, voor zoo veel wy weeten, omtrent de Hollandfche zeedyken in het geheel niet meer vernomen : daarenboven leert de ondervinding dat de nieuwe wyze om zeeweeringen, door middel van fteen te maaken,zeer heilzaam is. Men heeft eene andere manier om zich tegen het afneemen der zeefiranden en duinen te verzekeren. Om de nadeelei)1, welke uit die afneeming natuurlyker wyze zouden moeten gebooren worden, voor te komen, zet men rietfchuttingen tegen de duinen, waarin het overftuivend zand gevangen en bewaard wordt; en wanneer de fchuttingen vol zyn, dan worden 'er weder andere tegen aan gezet, opdat dus de duinen en het ftrand meer en meer aangehoogd moogen worden. Voor de duinen maakt men ook rysdammen, die, met zand overdekt zynde, tot ophooging van het ftrand dienen. Eindelyk worden de duinen op veele plaatfen behouden , door het poo-  ito Tafereel van Natuur en Konst. pooten van helm en ftroo, waar door zy tegen het verftuiven beveiligd blyven. In Zeeland heeft men mede, daar de duinen ontbreeken, dat gebrek vergoed met dyken, die door menfchen konst en arbeid uit goede klei gemaakt zyn. Sommigen beweeren dat de Zeeuwfche dyken eene groote oudheid hebben, en reeds door de Deenen zyn gelegd geworden. Doch anderen agten het waarfchynlyker dat deeze eilanden toen nog weinig bevolkt waren, en dat zy of in het geheel geene, of flegts ligte zomerdykjes hadden. Men wil dat de Eilanders zich ten dien tyde tegen hooge vloeden beveiligden, door op de hooge duinen te wyken, of door, daar die ontbraken , vliegbergjes of terpen op te werpen, welke zy met zooden bedekten , hoedaanigen 'er nog veelen in Zeeland te vinden zyn. Doch toen de zeegaten van tyd tot tyd wyder, de vloeden hooger, en de inwooners talryker werden , vond men zich door nood gedrongen om de dyken merklyk te verzwaaren , en op plaatfen , daar men 'er nog geene gelegd had , ze te maaken. Door den tyd zyn zy zeer vermenigvuldigd en kostbaar geworden. Vooral is derzei ver on-  De Nederl. MerKw. Gebouw, enz. n i onderhoud zwaar op zulke plaatfen, daar de dyken voor grondbraaken bloot ftaan, gelyk in Walcheren,Schouwen en Noordbeveland, waar men den dyk dikwyls in een oogenblik ter langte van etlyke roeden ziet wegzinken, en eene verbaazende diepte overlaaten , die fomtyds onherftelbaar is, en uit dien hoofde door goede inlaagen moet voordien worden, om de verdere overftroomingen van deeze landen voor te komen. Wanneer de breuk al te herftcllen is, dan kan zulks nog niet gefchieden, dan door rys en fteen te laaten zinken, om de diepten te vullen, waartoe ver* baazende koste moet gemaakt worden. OVERBLYFSELS DER OUDHEID. Onder de byzonderheden , welke hiertoe behooren, verdienen in de eerfte plaatfe de penningen en fteenen , welke men hier en daar heeft ontdekt, gemeld te worden. Wegens deezen vinden wy, onder anderen aangeteekend, dat men, in den jaare 1647, op het ftrand van Walcheren, nadat een geweldige ftorm veel zands van de Domburgfche duinen had weggenomen, verfeheidene fteenen en penningen roet Romeinfche opfchrif- ten,  Ii2 Tafereel van Natuür en Konst. ten , en met afbeeldingen van Romeinfche godheden gevonden heeft. Op eenen dier fteenen was een beeld van Jupiter,regt overeind ftaande, met een piek in de hand, en eenen arend aan zyne voeten. Op eenen anderen was een afbeelding van Neptunus, houdende eenen dolfyn in de regter- en eenen drietand in de linkerhand. Op eenen derden zag men het beeld van Nehafennia, zittende, met eene korf met vrugten aan de linkerzyde. Op eenen vierden fteen was het beeld van de zelfde godinne, overeind ftaande, en het fehynt dat hier ter plaatfe oudstyds een tempel geweest is, welke aan Nehalennia was toegewyd,omdat de meeste opfchriften .welke men op de fteenen, die haar vertoonden, las , kerkgeloften behelsden , als onder anderen : deae nehalenniae sext. nerto marius nertoniüs. v. s. l. m. Dat is : Aan de godinne Nehalenn ia beeft Sexto Nerto Marius zyne gelofte met gewillige» dienst voldaan. Box-  De Nederl. Overb. der Oudheid. 113 Boxhorn zegt dat Nehalennia baarblyldyk niets anders beteekent dan de godin van Nehalent of Zebalert, dat is Zeeland. Daar is 'er ook gevonden met dit opfehrift: « deoneptuno a m m i u s octavius j u s t u s v. s. l. m. Dat is: Ammius OBavius Juftus, heeft zyne belofte aan God Neptunus met gewilligen dienst voldaan. De letters V. S. L. M. dienen ter aanduidinge van de woorden : Votum Solvit Lubens Merito.— Behalven deezen zyn 'er meer andere overblyffels van beeld - en fteenwerk, met opfchriften van gelyken inhoud, gevonden. — Uit dezelven blykt vry duidelyk, dat Neptunus en Nehalennia hier gelyk]yk zyn gediend geworden. In de Katwykfche oudheden van A.Pars, vindt men gewag gemaakt van eene oude fchildery , vertoonende het huis te Britten, als ook de beide Katwyken en omliggende dorpen. Onder aan dezelve zag men eenige overblyffels van Romeinfche oudheden tot 51 XIV. Deel. H toe  H4 Tafereel van Natuur en Konst. toe afgebeeld, als van fteenen medailles, mode tigchelen , pannen , vierkante en ronde fteenen, beeldekens, lampen, vaten, met de eigen verwen, langte, breedte en dikte, waarmede de meesten by Juuius in zyn Batavia, en in andere fchriften over de Bataaffche oudheden bekend ftaan. Het Huis te Britten is door den vierden Romeinfchen Keizer Kajus Kaligula, in het 4ofte jaar na de geboorte van Christus begonnen, en door den vyfden Keizer Klaudius opgehouwd tot eenen zeetooren of vuurbaak, om hun , die uit Engeland af en aan voeren , ligt te verfchaffen. Men mag vastftellen dat deeze zeetooren zeer hoog geweest is, dewyl men deszelfs fondamenten, welke men gelegenheid gehad heeft om te meeten , tagtig roeden in het vierkant bevonden heeft. Die fondamenten, welke regt opgaan, loopen onder de duinen door,onder welken het hoofdgebouw mede ligt. Want Keizer Klaudius heeft by deeze vuurbaak eene fchoone huizing doen zetten; dezelve was een tolhuis, waar men van alle de goederen, die den Rhyn af naar zee toe gevoerd werden, tol betaalen moest. — Van tyd tot tyd zyn deeze fondamen-  De Nederl. Overb. der Oudheid, i ij menten, wanneer de zee laag was, in voorige tyden ontdekt geworden, by welke gelegenheid men verfeheidene overblyffels van Romeinfche oudheden gevonden heeft. — Onder anderen wordt gemeld , dat het, op Pontiaansdag in den jaare 1552, zoo geweldig ftormde, dat 'er te Noordwyk aan zee, etteIyke hoeken van de duinen en huizen affpoelden. Ten welken tyde men het voorgemelde huis wel twee voeten hoog boven den grond zag, met alle de affcheidingen der kameren. In den jaare 1562, zyn ook de fondamenten geheel bloot geweest, en meer dan 20 dagen zoo gebleeven , zoodat by de gebuuren verfeheidene oude zeldzaamheden gevonden werden , die in veele plaatfen van ons vaderland zyn verftrooid geworden, doch waarvan men de aanmerklykfte ftukken naax 's Gravenhage, op den huize van Wasfenaar heeft overgebragt. Men vond 'er ook penningen, die tot randfehrift hadden Britannia , 011 Victoria Britanniae, welk randfehrift aan onervarene luiden misfehien wel gelegenheid zal verfchaft hebben, om aan dit huis den naam van het Huis te Britten te geeven. Op den ijden van hooimaand des jaars II 2 1694»  ïi5 Tafereel vanNatüor enkons*. 1694, waren te Katwyk aan zee, de volgende overblyffels van bet Huis te Britten notr te zien. Een gouden oogje of gespje, hebbende de gedaante van een hartje. Een zilveren -penning, vertoonende een Roomsen' Keizer, en waarop, voor zoo veel men zien kon, de letters Honden : P E R T. A U G. COS. Een zilveren penning met een gelaurierd hoofd, doch met letteren , die niet leesbaar waren. "vyf kleiner koperen penningen,op een' van welken een hoofd met liraalen Hond. Een ftuk van een' koperen ring. Een kopje van roode Samifche aarde, met twee oortjes: het zelve kon omtrent een pint wyns bevatten, en 'er was een hoekje uitgebroken. Een  DeNederl. Overb. der Oudheid. 117 Een bakje met roode fcherven van koppen en kopjes, allen van Samifche aarde. Zes ronde fteenen in den noorder muur of gevel van het gasthuis gemetfeld, op welke men nog eenige verfleetene letteren zag. Verfeheidene van deeze oudheden zyn in vervolg van tyd door liefhebberen van zeldzaamheden opgezogt en verkogt geworden. Behalven Romeinfche gedenkftukken , zyn te Katwyk nog oudheden van eenen anderen aart ontdekt geworden. In den jaare 1696, heeft zekere vrouw in de duinen eenen pot gevonden, die eene groote meenigte zilveren penningen, wel ten getale van twaalfhonderd fluks, bevatte. Dezelve bleeken munten te zyn, die omtrent het jaar 1450 door Filips van Bourgonje geflaagen waren : doch zy zyn door haar aan eenen zilverfmit verkogt, en door deezen verfmolten geworden. Wy agten het genoeg zoo veel van dergelyke oude ftukken gezegd te hebben, zonder ons in te laaten met de opgaave van andere, van gelyken aart, welke in verfeheidene H 3 a"-  ii8 Tafereel van Natuur en Konst. andere plaatfen gevonden, en langen tyd zorgvuldiglyk bewaard zyn. Het geen wy van het Huis te Britten , en van de* affpoelingen der zee, waar door deszelfs grondflagen , in voorigfi tyden, dikwyls zigtbaar werden, gezegd hebben, geeft ons ook aanleiding om te fpreeken van eene oude ftad , digt by Goerée, niet ver van den Briel, gelegen , die in den zomer van het jaar 1618 is ontdekt geworden, nadat zy een groot getal van jaaren met zand was overftelpt geweest. Men vond hier de grondvesten van groote huizen, en ook lange ftraaten, waaruit men met groote waarfchynlykbeid mag belluiten, dat dit voortyds eene aanzienlyke ftad moet geweest zyn , van welker ondergang de oude gefchiedenisfen egter geen gewag maaken. — Men heeft daar veelerleie oudheden gevonden, en onder anderen eenige koperen penningen , met de afbeeldingen van Adrianus en Antonius, waaruit men befluit, dat deeze verwoeste ftad eertyds onder het gebied der Romeinen geftaan heeft. Veele b} zonderheden zouden wy wegens overblyffels van oude geftigten , die nog in ver-  DE Nederl. Overb. der Oudheid, i 19 verfeheidene provinciën van ons vaderland te vinden zyn, kunnen bybrengen. — Ten bewyze van de gegrondheid deezer verzekeringe zullen wy het genoeg agten, flegts eenige weinigen te melden. — Het Slot, dat digt by ftad Wyk, in de provincie Utrecht, ftaat, en Duurftede genoemd heeft, heeft veele kenteckens van eene zeer vroege oudheid, fchoon het thans genoegzaam geheel vervallen is, zynde 'er niet meer dan een groote vierkante tooren met eenig muurwerk ftaande gebleeven. In den tyd van de Bisfchoppelyke regeering diende het veeltyds tot eene verblyfplaats der Kerkvoogden, wanneer zy zich aan het gewoel der ftad Utrecht wilden onttrekken. Om dit kasteel is nog een aarden wal, die, geduurende de Spaanfche onlusten, naar de gewoonte dier tyden, met halve bolwerken verfterkt, maar nu, by gebrek van noodige voorzorgen, geheel vervallen is. — In Gelderland ontbreekt het mede niet aan zeer oude gebouwen. De ftad Nymegen is ongetwyfeld van eene gryze. oudheid, gelyk blykt uit de menigvuldige beelden, vaaten, penningen , fteenen met allerleje opfchriften, en andere byzonderheden, die hier van tyd tot tyd gevonden zyn, en nog gevonden worden. — H 4 in  i2o Tafereel van Natuur en JConst. Jn de agtfte eeuwe was zy reeds in hooge agtmg; Keizer Karei de groote droeg haar eene byzondere gunst toe, en aan hem wordt ook de bouwing van den ouden burg, of het flot Valkenhof, toegefchrceven. — In de Hesfenof Heezepoort leest men nog twee zeer oude opfchriften : het eerfte is : Hic Pes hnperii, dat is ; Hier is de voet des Ryks : het tweede Huc ufque jus Stauriae; Tot biertoe jlrekt zicb bet Staur- of Stuyrregt. Uit het eerfte mag men befluiten dat Nymegen van ouds de uiterfie grenspaal van het Duitfche Ryk geweest is. Nog heden draagt eene vlakte buiten de bovengemelde poort den naam van den Room. fcben voet. Het tweede opfchrift doelt waaricbynlyk op zekeren tol of andere fchatting die de Frankifche Koningen of Duitfche Kei' zers tot Nymegen toe plagten in te vorderen. Dewyl wy, over de gebouwen handelende ook van eenige oudheden, tot dezelven behoorende, gefproken hebben, zullen wv nier deeze afdeeling befluiten met eene korte aanwyzing der volkeren,die van ouds de landen, onder den naam van Vereenigde Neder landen bekend, bewoond hebben. De  De Nederl. Overb. der Oudheid, 121 De Batavi onthielden zich in het zoogenaamde eiland der Batavieren, het welk door de beide armen van den Rhyn gevormd wordt, en zich van de plaats, daar nu Schenkenfchans ligt , westwaards tot aan de Noordzee uitftrekt: van deezen is nog een overblyffel in den naam van de Betuwe te vinden, gelyk ook in Batenburg, Batavodurum, of Wyk by üuurftede, Bateuftein, enz. De Caninefates, die by Tacitus en Plinius te gelyk met de Batavi genoemd worden, woonden aan de noordzyde van den Rhyn, in een gedeelte van Zuid-Holland, en ook in het ftigt van Utrecht. De Frifii befloegen het geheele land langs de Noordzee, van Noord-Holland af, tot aan de rivier de Wefer toe, daar men nu Friesland, Groningerland, Drenthe en Oost-Friesland gelegen vindt. De Salii woonden in Overysfel en Zutfen , aan de rivier den Ysfel, toen de Sala geheeten. Te Toxandri bewoonden de Zeeuwfche eilanden. H s De  122 Tafereel van Natuur en Konst. De Tubantii onthielden zien in dat gedeel te van Overysfel, het welk nog heden naar dezelven, met eene kleine verandering, den naam van Twente heeft. Wy zouden hier verfeheidene byzonderheden wegens oudheden, die tot de Oostenrykfche Nederlanden behooren, kunnen byvoegen. Doch wy zullen dezelven met llilzwygen voorbygaan , en alleenlyk aanteekenen door welke volken dezelven van ouds zyn be. woond geworden. De Menapiers onthielden zich in her noordelykst gedeelte van Braband, het welk nu bekend :s onder den naam van Staatsch Sraband. De Grudii, Centurones en Gorduni woonden in het noordelyke gedeelte van Vlaanderen. In het zuidelyklie gedeelte langs de zee' Woonden de Pvformi. De Atrebates vond men in de provincie Artois. De Nervii bewo-nden de landftreek, die hu by den naam van Henegouwen bekend is. De  DeNedebx. Overb. der Oudheid. 123 De Aduatici warén in de provincie Namen; De Caeraefi, en een gedeelte van de Treviri in die van Luxemburg. De Eburones in die van Limburg. De Gugernt in het overkwartier van Gelderland. WETTEN, ZEDEN en GEWOONTEN. Om een algemeen denkbeeld te hebben wegens de Wetten , die in een land ftand grypen, moet men de regeeringswjze kennen, welke in het zelve is vastgefieid Wy zullen dan voor eerst kortelyk fpreeken van de kollegien der Regeeringe, die in de Vereenigde; Nederlanden gevonden worden. Vooraf merken wy aan,dat de bekende zeven provinciën, Vereenigde Nederlanden genoemd worden, omdat zy zich, door een byzonder verbond, als tot een ligchanm verecnigd hebben. — De eerfte verbintenis, welke zy onder eikanderen aangingen, was de pacificatie van Gent, in den jaare 1576. Doch' zien-  124 Tafereel van Natuur en Konst. «lende dat deeze niet genoegzaam was om de onderlinge verknogtheid groot genoeg te •waken, heeft men op den I9den van January des jaars x579, binnen Utrecht, een nieuw verbond van vereeniginge opgerigt; welk verbond bekend is onder den naam van de Unie zynde het zelve afgekondigd op den aöften' van July des jaars 1581. Men kan driederleie foorten van zaaken, over welken regt moet geoefend worden,onderfcheiden: ï. Kerkelyke. 2. Militaire. 3. Bt-rgerlyke. Wat de kerkelyke zaaken betreft, voor deezen is geen byzondere regtbank. Wanneer 'er egter iets op het Ieeven of de leer van eenen Predikant,van eenen Ziekentrooster, Schoolmeester of anderen, welker bedieningen tot de Kerk betrekking hebben, te zeggen valt dan blyft het gantfche beloop der zaake onder het kerkelyk regt, en daar in wordt od de volgende wyze gehandeld. - Nadat zy tot kennis van den Kerkeraad derplaatfe, waar de fchuldige woont, gebragt is, dan wordt zy,  De NEDERt. Wetten,Zeden enz. 125 2y, indien zy voor dit koilegie niet heeft kunnen afgedaan worden, voor de ^'as"sJan her diftrikt, en vervolgens voor de provinciaale Synode gebragt, die magt heeft om m diergelyke gevallen te vonmsien. Omtrent de geregtsoefening in militaire zaaken , ftaat mede aan te merken, dat voor dezelve geene afzonderlyke regtbanken in ons vaderland zyn, maar dat men zieh-n deezen moet fehikken naar den artikelbrief, by de Heeren Staaten Generaal b den jaare ia9o te Arnhem opgefteld, en in deeze eeuwe » 'sHaage vermeerderd. Voor eerst wordt in het militaire regt gedaan door de Officieren van ieder guarmzoen ter plaaatfe daar zy in bezetting liggen, en hiertoe is een auditeur militair aangefteld. Ten tweeden door den Raad van Staaten , die regt heeft, om over de daaden van militairen te vonnisfen, zonder dat zy zich van dat kollegie op een ander beroepen kunnen. Doch wy behonren voornaamelyk te handelen over het oefenen van regt in burgerly-  t%6 Tafereel van Natuur en Konst. ke zaaken , en ten dien einde moeten wy berigt geeven wegens de kollegien, die daartoe gefchikt zyn. — Hier komen nu driederleie ioorten van kollegien in aanmerking. Voor eerst naamelyk de Generaliteits kollegien, die betrekking hebben tot de Staaten Generaal.— Ten tweeden de Provinciaale kollegien , of die tot de Staaten van iedere provincie in het byzonder behooren. — Ten derden de kollegien van byzondere fteden of dorpen. Onder die van de eerfte foort behoort in de eerfte plaatfe het kollegie van de Staaten Generaal, die den titel voeren van Hoogmogende Heeren. In de brieven , memorien en verzoekfchriften, die aan hun overgegeeven worden, krygen zy den naam van haar Hoogmogenden. Aan hun is de befchikking over alles, wat het gemeene land, of de zeven piovincien in het algemeen betreft, overgelaten. Voor deeze vergadering worden ook de zaaken gebragt, waar over men in de kolonien reeds gevonnisd heeft, doch welke men goedvindt in revifie te trekken. Doch dewji het kollegie meer gewoon is zich met politieke dan met regtszaaken bezig te houden, zoo worden zoodaanige zaaken door de Pro- ku-  De Nederl. Wetten, Zeden enz. 127 kureurs, die deeze vergadering in het byzonder dienen, voldongen, waarna de ftukken gezegeld aan den Hoogen Raad worden gezonden, met eenen beflooten brief, behelzende een verzoek, dat dezelve alles naauwkeuriglyk onderzoeke en vonnisfe. Dit gedaan zynde, wordt alles weder verzegeld aan haar Hoogmogenden gezonden, die het geilagen vonnis uitfpreeken. Het tweede generaliteits kollegie wordt de Raad van Staaten genoemd. Het zelve is opgerigt in de maand Augustus des jaars 1584» en beftaat uit twaalf gedeputeerden , te weeten een wegens Utrecht, twee wegens Friesland, een wegens Gelderland, drie wegens Holland, twee wegens Zeeland, een wegens Overrysfel , en twee wegens Groningen en Ommelanden. Deeze gedeputeerden Hemmen by hoofden, en niet by provinciën, gelyk de Staaten generaal. Dit kollegie heeft het opzigt over de krygszaaken, en over de geldmiddelen van de generaliteit. — De Raad van Staaten doet regt in het burgerlyke, wegens zaaken, die by hun in appél gebragt worden , betreffende de gemeenelands middelen van  128 Tafereel van Natuur en Konst. van de (leden, die onder het resfort van de generaliteit (laan. De Rekenkamer is een kollegie, het welk de rekeningen van de Rentmeesters en Ontvangers van de generaliteit moet onderzoeken: ook moet de Ontvanger-generaal zyne reke. ning aan deeze kamer voorleggen : doch wanneer de Ontvangers eenigverfcb.il hebben, dan moeten zy hunne zaak aan den Raad van Staaten verblyveu. Deeze Rekenkamer werd- in den jaare 1607, met eendragtige bewilliging der zeven provinciën, opgerigt,om den Raad van Staaten in den last van de beftieringe der finantien te onderlleunen. Zy bellaat uit twee gekommitteerden van iedere provincie, die te famen het getal van veertien uitmaaken, en doorgaans alle drie jaaren veranderd worden. De generaliteits Muntkamer bellaat uit drie Raaden en Muntmeesters-generaal, eenen Sekretaris,en eenen Esfaijeur-generaal: dit kollegie vergadert in eene kamer op de zaal van het hof, waarvan het opzigt is toevertrouwd aan eenen bediende, dien men kamerbewaarder van de munt noemt. Alle de leden van deeze kamer Haan heden nog ter benoeminge van  De Nederl. Wetten , Zeden , enz. 129 van haare Hüogmogenden. De Muntmeesters, generaal draagen zorg dat de munten van dat allooi, en van die waarde zyn, waarvan zy, volgens de bepaaling van haar Hoogmogenden zyn moeten: zy vervolgen ook de meesters van de munt, die de fcbikkingen van den Staat in dit ftuk overtreeden, in regten. Htm gebied ftrekt zich wyders uit over de juweliers , goud-en zilverfmits , esfaeijurs, wisfelaars enz. Van hun vonnis valt geen appél : en de bedisfing over crimineele zaaken ftaat aan den Raad van Staaten: doch de valfche munters moeten te regt ftaan by de Regters van de provincie, of van de ftad, daar de misdaad gepleegd is. De kamer der Finantien van de generaliteit beftaaf uit vier Kommiezen en eenen Sekrctaris, benevens eenen Kamerbewaarder. Aan dezelven is de zorg vertrouwd om alle de onkosten en rekeningen, die de legers betreffen, op te maaken, gelyk ook die van alle hooge en lage officieren, van artillerie, fchepen, wagens, paarden enz. en eindelyk die van zoodaanigen, welke het opzigt hebben over de ammunitie , leevensmiddelen , en verdere dingen, die tot onderhoud van een XIV. Deeu I le-  130 Tafereel van Natuur en Konst. leger vereischt worden. — Alle de tot nu toe gemelde kollegien hebben hunne refidentie in 's Graavenhaage. De Admiraliteit is verdeeld in vyf kollegien of kamers, van welken drie in Holland refideeren, als eene te Rotterdam, welke de Admiraliteit op de Maas genoemd word: dezelve is de eerfte kamer in rang, omdat zy de oudfte is; eene te Amfterdam, genaamd het Admiraliteits kollegie te Amfterdam. Dit kollegie, fchoon het tweede in rang, is veel ryker en magtiger dan een van de andere. De derde kamer is in Noord-Holland, en is bekend onder den naam van het Admiraliteits kollegie in Noord-Holland; het zelverefideert om de drie maanden te Hoorn, en om de drie maanden te Enkbuizen. Het Admiraliteits kollegie van Zeeland houd zyne kamer te Middelburg; en het laatfte, dat van Friesland naatnelyk, heeft zyne refidentie te Harlingen. .Alle deeze kamers moeten zich naar de plakkaaten en ordonnantiën, die hun dooide Staaten Generaal gezonden worden, gedraagen; en wanneer zich eenige zwaarigheden opdoen, dan zyn zy gehouden dezelven aan de uitlpraake van haare Hoogmogenden te ver-  De Nederl. Wetten, Zeden,enz. 131 verblyven. — De verrigtingen van deeze kamers beftaan in het ontvangen van de inko. mende en uitgaande regten, en in de volfirekte befchikkinge der zee-zaaken. — Aan dezelven is mede toevertrouwd de zorg om voor de veiligheid van de havens, rivieren en zeevaart te waaken : ook moeten zy van haare ontfangst en uitgaave ter rekenkamer van de generaliteit rekening doen. — Wanneer het de toeftand der zaaken vordert, dan zenden deeze kollegien of kamers afgevaardigden naar 's Hage, om met eenigen van haare HoogMogenden, en van den Raad van Staaten te fpreeken en raad te pleegen. Wanneer de Staaten Generaal, met goedvinden van den Raad van Staaten het befluit genomen hebben om eene vloot in zee te brengen, en overeengekomen zyn wegens het getal en de grootte der fchepen, dan zend de Raad van Staaten de noodige bevelen aan de bovengemelde kollegien, die ieder afzonderlyk, naar hun bepaald aandeel fchepen in zee brengen. Het kollegie te Amfterdam draagt telkens een derde gedeelte in de kosten van dergelyke uitrustingen, en ieder van de andere kollegien een zesde gedeelte. I 2 Dee-  132. Tafereel van Natour en Konst. Deeze kollegien vonnisten ook over de procesfen, welke ontdaan wegens het aanhaalen van fmokkeigoederen, en over de vonnisfen, die door den zee-krygsraad geweezen zyn, van welke laatften men zich op deeze kamers kan beroepen. Wanneer eenig vonnis over zaaken van dien aart door eene der kameren is uitgefproken, dan is 'er geen appél; maar in geldzaaken, die boven de zeshonderd gul. dens beloopen, kan men van de Staaten Generaal revifie verzoeken. Het kollegie, waardoor alles gerevideerd word, beftaat uit zeven Raaden van de kamers, van welker vonnis revifie verzogt word, en uit agt gekommitteerden uit de vergadering van haare Hoog Mogenden , waartoe veeltyds Raadsheeren uit den Hoogen of Provinciaalen Raad gekoozen worden. In voorige tyden had iedere Provincie haare eigene Admiraliteit, en alle inkomende en uitgaande regten werden ten voordeele van dezelve in het byzonder ontvangen ; doch dewyl zulks zwaare verfchillen verwekte tusfchen de Bondgenooten, maakten de Staaten Generaal, op den i3den van Augustus des jaars 1597, eene andere fchikking. De  De Nederl. Wetten , Zeden , enz. 133 De zeven Provinciën hebben daarenboven nog geconquefteerde landen onder haar bezit. — Het zyn zulke landen, die van tyd tot tyd veroverd en bemagtigd zyn, en niet gevoeglyk kunnen gerekend worden onder eene der Provinciën te behooren. Zy draagen den naam van Generaüteits landen, omdat zy befchouwd worden als aan de zeven Provinciën in het algemeen behoorende, zoodat de eene Provincie geen meer regts op dezelven heeft dan de andere. In deeze Generaliteits landen onderfcheid men weder twee deelen. Het eene word Staatsch Braband, en het andere Staatsch Vlaanderen genaamd; over dezelven zyn twee afzonderlyke Hoven van Juftitie. Het eene, de Raad van Braband genaamd, houdt zyne refidentie in 's Hage, en befiist alle zaaken, die tot de Steden van Staatsch Braband, en het land van Overmaaze behooren, in gevalle van appél, en ook (gelyk de regtgeleerden gewoon zyn te fpreeken) ten eerfterinftantie, uitgezonderd te Maastricht, en in die plaatfen , welke het hooge regt in het crimineele hebben. Dit hof gebruikt in zaaken, welke tot weduwen, weezen en andere verlaatene per, I 3 foo-  134 Tafereel van Natuur en Konst. foonen betrekking hebben, eene fouveraine magt, welke daarenboven nog hierin beflaat dat het allerleie opene brieven, gunften of oörooijen verleent; ook beeft het beitel over de leengoederen, ontflaat minderjaarigen uit de magt hunner voogden, geeft brieven van legitimatie, en van naturalizatie of aanneeming in den landaart, gelyk ook ontflag van fideicommis, brieven van panden, kwytfcheldingen en vergiffen is fen, met of zonder geregtelyke bekragtiging. — Het tweede hof van Juftitie over de bovengemelde Generaliteits landen relideert te Middelburg, in de Provincie van Zeeland. Deeze Raad, de Raad van Vlaanderen genoemd, neemt kennis van zaaken, die uit Staatsch Vlaanderen in appél komen, als uit Sluis in Vlaanderen, Sas van Gent, Hulst, Hulfler Ambagt, en voorts uit alle andere regtbanken in het gemelde gedeelte van de Generaliteits landen. Na dus de Generaliteits kollegien te hebben afgehandeld, gaan wy tot de Provinciaale over. —Doch om niet al te wydloopig te zyn zullen wy ons voornaamelyk bepaalen tot de kollegien, welke in de Provincie van Holland plaats hebben. Wy  De Nederl. Wetten,Zeden, enz. 135 Wy beginnen met de Staaten van Holland. Zy houden hunne vergaderingen in 's Hage, en de leden van dit kollegie beftaan uit Gekommitteerden en Peniionarisfen, die uit verfeheidene Steden van Zuid-en Noord-Holland ten tyde der befchryvingc worden afgevaardigd. Deeze befchryving gefchied door gekommitteerde Raaden, die dezelve zoo dikwyls doen als zy het noodig agten dat de Staaten van de Provincie vergaderen, buiten de vier vaste byeenkomften, die jaarlyks gehouden worden. In deeze vergaderingen worden de ftaatszaaken behandeld; ook worden 'er de politieke en militaire ampten.over welken de befchikking aan 's lands Staaten behoort, begeeven. De gekommitteerde Raaden neemen kennis wegens de zaaken, die degemeenelandsmiddelen betreffen, en door de Steden voor hun gebragt worden: zy benoemen ook kommisfarisfen om over alles wat dezelven betreft, opzigt te hebben. Wyders hebben zy ook het opzigt over de bezettingen en vestingwerken ; zy befchryven, gelyk wy reeds gezegd hebben , de Staaten van Holland, en bekleeden, wanneer die niet vergaderd zyn, I 4 der-  136 Tafereel van Natudr en Konst. derzelver plaats, zoodat zy in zaaken, welke geen uiiftel kunnen lyden, de magt en het gezag van de Staaten oefenen. —Tot het ontfangen der gemeenelands middelen worden (om dit hier aan te merken) zekere perfoonen benoemd. Die middelen beftaan in de gelden, die voor het klein zegel, voor den 4often en aoften penning, by de aangeeving van dooden enhuwelyken, en voor de collateraale fucesfie betaald worden: gelyk ook uit de belastingen, die op koffie, thee, zout, zeep enz. of op wyn, bier, ge-' maal, turf, hout, vrugten enz. gefield zyn Wanneer over deeze impofitien eenig verfchil ófeenig zwaarigheid ontftaat, dan moet men, ter eerfte inftantie, beflisfing zoeken by Schepenen - kommisfarisfen in de Steden, en Czoo men de zaaken hooger wil trekken) by gekommitteerde Raaden, en vervolgens kan men ze in revifie brengen. De Leenkamer van Holland, welke in den jaare i4rjy js opgerigt, beftaat uit eenen Stedehouder, twee Leenmannen en eenen Griffier. Voor dezelve moeten nog heden de Holland-' fche leenen verleid worden; maar de beflisfing over gefchillen wegens leengoederen is fe-  De Nedere. Wetten , Zeden , enz. 137 federd hat jaar 1671 daarvan afgenomen, en aan het Hof van Juftkie overgeeven. De Graaflyfcheids Rekenkamer is federd het jaar 1714 vernietigd geweest, als wanneer Je Graaflykheids Domeinen zyn verkogt geworden Deeze Rekenkamer had opzigt over de patrimoniè'ele zaaken van den Graaf; en de zaaken , die de Graaflykheids Domeinen , voor zoo ve;l zy nog onverkogt gebleeven zyn, betreffen, als de zaimvisfery en eenige andere, worden waargenomen door gekommittcerde Raaden, die daarover des donderdags vergadering houden, welke dag uttdeezen hoofde Domeindag genoemd word. De Hollandfche Rekenkamer, anders genaamd de kamer ter auditie van des gemecnelands rekeningen, beftaat uit eenen Prefident en drie Heeren uit de Steden. De Prefident blyft zitting behouden geduurende zyn gantfche leeven, maar de Heeren uit de Steden worden van tyd tot tyd veranderd. Het kollegie vergadert op de zaal van het hof. Door bet zelve worden de rekeningen van de ontvangers der Hollandfche Steden nage,zien, gelyk ook de ftaat van den 4often penI 5 ning  138 Tafereel van Natuur en Konst. ning van huizen en landeryen, die van het collateraal of van den 2often penning, van de belasting op het trouwen en begraaven, en in het algemeen van alles wat onder de be. naaming van 4often penning voorkomt. Van dit alles moeten de Sekretarisfen in Holland tweemaal 's jaars rekening aan dit kollegie doen. Die rekeningen worden egter meestal door twee Sekretarisfen nagezien, en wanneer 'er eenige onder zyn, over welken bedenking valt, dan worden dezelven bewaart tot de komst van de Heeren Raaden, die viermaal in het jaar famenkomen om de rekeningen te onderzoeken. De Houtvestery heeft opzigt over de wil. dernisfen of jagt. De leden van dit kollegie worden genaamd Houtvester en Meesterknaapen. Aan hun behoort de beoordeeling van gyzelinge, wel te verdaan van eenvoudige •ryzelinge, die zoo veel aanduid als dagvaarding. Van de vonnisfen van deeze Regters kan maar worden gereformeerd, en niet gerppelleerd , en deeze reformatie dient voor het Hof van Juftitie. De Hooge Raad van Holland is door Karei den Stouten in den jaare 1474 te Mechelen op-  De Nedebx. Wetten , Zeden , ene. 139 opgerigt geworden. Aan denzelven kwamen in appél de zaaken uit de zeven Provinciën; doch deeze Raad is om de verdeeldheden, die in en onder de Provinciën ontftonden, in den jaare 1582 verdeeld, cn alleenlyk tusfchen Holland en Zeeland gebleeven, zynde dit kollegie in den bovengemelden jaare in 's Hage overgebragt, waar het nog heden zyne refidentie heeft, terwyl in de overige Provinciën tegenwoordig geen Hooge Raad gevonden word. Tusfchen de Staaten van Holland en Zeeland zyn over dit kollegie van tyd tot tyd verfeheidene overeenkomfien aangegaan, welke allen in de inftruclie van den Hove te vinden zyn. De leden van deezen Raad zyn negen Raadsheeren en een Prelident. Van de Raadshceren worden 'er zes door Holland en drie door Zeeland aangefteld, en dePrefident word ., door de Hollandfche en Zeeuwfche Steden, met meerderheid van (temmen verkoozen. Dewyl nu Holland negentien (temmen heeft, eene naamelyk van de Ridderfchap, en agttien van de ftemmende Steden, daar Zeeland 'er niet meer dan zes heeft, gebeurt het maar zeer zeiden dat in denHoogen Raad een Zeeuwsen Prelident is. Het  140 Tafereel van Natuur en Konst. Het Hof van Juftitie is opgerigt in den jaare 1428, en behoort, even als de Hoge Raad, tot Holland en Zeeland beiden. De Staaten dier twee Provinciën hebben wegens het zelve ook verfeheidene overeenkomflen gemaakt, die allen te vinden zyn in de infiructie van den Hove. Dit kollegie beftaat uit eenen Prefident en elf Raadsheeren, welke door Holland en Zeeland worden aangefteld. De Prelident word by beurten 1 door dc twee Provinciën benoemd , waaromtrent egter ftaat aan te merken dat, wanneer Zeeland eene beurt gehad heeft, Holland 'er twee tegen heeft, en dat vervolgens Zeeland de aanftelling weder eens doet, waartegen drie aanftellingen door Holland gedaan worden, zoodat 'er van de zeven toerbeurten vyf voor Holland eh twee voor Zeeland zyn. Van de Raadsheeren worden 'er agt door Holland en drie door Zeeland aangefteld. De Griffiers worden, op gelyke wyze, als de Prefident, by toerbeurten verkoozen. De Onder-griffier is al tyd een Hollander, en deeze post word door de Raadsheeren van het Hof begeeven. De Sekretarisfen van dit kollegie waren eertyds zes in getal, vier naamelyk uit Holland en twee uit Zeeland: doch heden, nadat dit ge-  DeNederl. Wetten ,Zeden,enz. 141 getal tot drie is verminderd geworden, zyn 'er twee wegens de Provincie Holland, terwyl 'er flegts een is wegens Zeeland. Omtrent de Raadsheeren uit Zeeland ftaat aan te merken dat iedere ftemhebbende Stad altyd haare gekommitteerden in een van de beide Hoven heeft. Middelburg, Zierikzee en ter Veere hebben altyd eenen gekommitteerden in het Hot'. Ter Goes, ter Tholen en Vlis« fingen zenden 'er ieder eenen in den Hoogen Raad, zoodat iedere Stad, wanneer haar afgevaardigde overleeden is , terftond eenen anderen in deszelfs plaatCe verkiest. — Wyders ftaat nog te melden dat tusfchen Holland en Zeeland is vastgefteld, dat de Provincie Zeeland altyd eenen fubftituit Grieffier kan maaken, waar tegen Holland de magt heeft om eenen Fiskaal aan te ftellen , welkeaanftelling voordeezen by toerbeurten door de beide Provinciën gefchiedde. Wy zullen hier over de verrigtingen van de beiden Hoven niet uitweiden , dewyl men ze in het breede in de inftrnctie van het Hof kan vinden. Wy hebben dus het geen wy noodig agtten wegens de Provinciaale kollegien van Holland te  J42 Tafereel van Natuur en Konst. te zeggen voorgedragen: vervolgens moeten wy handelen over de kollegien van de Steden en Dorpen in deeze Provincie. Wy zullen ons vooreerst tot de Inatlten bepaalen, en dan kortelyk van de Steden fpreeken. Jn Hollandfche Steden en Dorpen moeten de officieren, of amptenaars anders bekend onder den naam van Bailjuwen, Schouten, Burgemeesteren, Sekretarisfen , Vroedfchappen , Ambagtsbewaarders enz. van de gereformeerde religie zyn. In Holland hebben de Dorpen driederleie jurisdictie, als: Een hooge, Een middelbaare, En een laage. De Dorpen, die maaralleen laage jurisdictie hebben, worden befiierd door Schout en Schepenen, die eenen Sekretaris en eenen Geregssboode ten hunnen diende hebben. De Schepenen moeten ten minden vyf in getal zyn, en in crimineels zaaken zyn 'er ten minden zeven noodigt doch deezen hebben geene plaats in Dorpen, die laage jurisdictie hebben, dewyl dezelven nimmer crimineele juditie moogen oefenen. De  De Nederx. Wetten , Zeden , enz. 143 De Schout moet het kollegie doen vergaderen en de ftemmen opueemen: doch zelf heeft hy geene ftem. Hy moet ook het vonnis uitfpreeken, nadat het door Schepenen >s geveld geworden: de Sekretaris moet alles m gefchrift ftellen.cn het werk van den Geregtsboode is de bevelen van het geregt uittevoeren De Schouten vorderen ook de c.v.le boeten in, die Schoutsboeten genoemd worden- doch dezelven mOQgen niet honger zyn dan zeven ichellingen, uitgezonderd m ge. vallen of plaatfen, waar byzondere keuren of voorregten hun regt geeven om hooger boeten in te vorderen. De Geregten van de Dorpen, die maar alleen laage jurisdiftie hebben, zyn ook bevoegd om als Weesmeesters te zorgen voor de weeskinderen en derzelvcr goederen, om onnozelen onder curatele te ftellen, en om wyders, zoo veel als hun Dorp aangaat, zulke fchikkinge in de politie te maaken, als zy gevoeglykst oordeelen. De Regeering der polders is in alle plaatfen. niet eveneens. In het land van Voorne ftaat dezelve aan Schout en Schepenen en aaneem- gen  144 Tafereel van Natdör en Konst, gen uit de Ingelanden. Wanneer die Regeering van Schout en Schepenen onderfcbeiden is, dan noemt men de Regeerders van de po'dcrs Ambagtsbewaarders Z^danigen hebben . by voorbeeld, in Schietend het opzigt over de polders. Zy benoemen eenigen uit hun ligchaam tot Molenmeesters, en deezen moeten zorgen dat de molens in eenen behoorlyken ftaat onderhouden worden- zy moeten ook toezien dat de noodige omflagen gemaakt worden om te weeten wat ieder tot onderhoud van den polder behoort op te brengen. In fommige plaatfen zyn daarenboven Kroosheemraaden, die het opzigt hebben over de flooten en wateringen. Daar Slykheemraaden zyn , zorgen dezelven voor de wegen. Te Bodegraven heeft men Straatheemraaden aangefteld , welker werk :'s toe te zien dat de ftraaten wel onderhouden worden. Wegens de middelbaare Jurisdictie ftaat aan te merken dat zy, die dezelve hebben, zich bemoeijen met zaaken, die te gering zyn om tot de hooge, en te waardig om tot de laage jurisdictie te behooren: zoodat dezelve als eene  De Nederl. Wetten, Zeden , enz, 145 eene middelfoort tusfchen deeze beiden kan befchouwd worden. In Delf-en Schieland is de midelbaare jurisdictie onder de hooge begreepen; en in het kwartier van Overmaze heeft men, onder de Heerlykbeid van Grysoord, in de oude en nieuwe Tonge , eenen Baiijuw civiel , en Mannen van middelbaare jurisdictiën. — De hooge jurisdictie heeft de Baiijuw van Voorne , die in den Briel woonagtig is: de Ambagtsheeren hebben de middelbaare en laage jurisdictie. Aan hun ftaat de aanlïelling van Bailjuwen en Mannen civiel; Schout en Schepenen van middelbaare jurisdiólie oordeelen eerst over de misdaaden, welke niet tot de laage jurisdictie behooren: want iemand, die eene misdaad begaan heeft, moet eerst te regt gefield worden voor Mannen van middelbaare jurisdictie, die dan oordeelen of het hunne zaak zy al of niet te vonnisfen, in welk laatste geval zy den fchuldigen aan Mannen crimineel overleveren. — Te Goeree heeft men Mannen van befchik, en de Schout word de Schout van de halve ban genaamd, omdat het kollegie voor de helft, beftaat uit Schepenen, XIV, Deel. K en  14.6 Tafereel van Natuur en Konst. en voor de helft uit Gekommitteerden van den Baiijuw. Onder de derde of hooge7 jurisdictie is de middelbaare zoo wel als de laage begreepen. In de Dorpen, waarin zy geoefend word, heeft men eenen Baiijuw en Welgebooren Mannen, welke te Dordrecht bekend zyn onder den naam van Mans Mannen. Deezen zyn niet onderhoorig aan eenige' Heemraadfchappen, maar zy zyn regters over zaaken, die, voor Schout en Schepenen bepleit zynde, in appél getrokken worden, fchoon het fteeds aan de keuze van den appellant ftaat zich terftond op het Hof te beroepen. Men moet aanmerken dat meest alle de Dorpen in Holland, die hooge jurisdictie hebben, dat regt verkreegen door het van de Graaven te koopen, terwy! tevens blykt dat de Graaven van Holland de hooge jurisdictie aan zich behouden hebben over alle die Dorpen , waarin zy niet gevonden word. De Dorpen, in welken nu geene hooge juris-  DeNederl. Wetten, Zeden, enz. 147 risdidie plaats heeft, behooren, ten aanzien van dezelve, aan de Heemraadfchappen, die in Holland meer dan een zyn, als daar zyrï de Heemraadfchappen van Delfland, Kennemerland, Schieland, Rynland, Amftelland, Gooiland, het Land van Voorne, het Waterfchap van Woerden , enz. Deezen zyn regters over alle gefchillen t die over polderszaaken ontftaan, als wegens molens, watergangen, enz. De menigvuldige gefchillen wegens zoodaanige zaaken worden beflist door Dykgraaf en Heemraaden; maar zulke questien, die by-» zondere perfoonen of daaden betreffen, ftaan ter beoordeelinge van Baiijuw en Welgeboren Mannen. Hier ftaat nog aan te merken dat van de vonnisfen, die door de bovengemelde' Regters wegens molens, wateringen, wegen en dyken geweezen worden, niet kan geappelleerd worden: doch van de vonnisfen wegens perfoneele questien, die door Schout en Schepenen, of door Dykgraaf en Heemraaden geveld zyn, kunnen zy, die in het ongelyk zyn gefteld geworden, zich op het Hof of K a op'  148 Tafereel van Natuur en Konst. op Weigebooren Mannen van hooge jurisdictie beroepen. Ten aanzien van de kollegien in de Steden, en de juftitie, die daar geoefend word, ftaat aan te nierken dat men in de Steden voor eerst vind het kollegie van de Vroedfchap, waardoor Stads en Staatszaaken geregeld worden. Ten tweeden zyn 'er Vroedfchappen, uit welken Burgemeesteren gemaakt worden ; en in fommige Steden is een Magiftraat en Wet, ter regeermg van Stads zaaken. Ten derden is 'er een kollegie van Schepenen, het welk in civiie en crimineele zaaken regt doet. Ten vierder, zyn 'er Schepenen Kommisfarisfen, die door gekommitteerden van gekommitteerden Raaden, of liever door de Staaten, met goedvinden van zyne Doorlugtige Hoogheid, den Heere Prjnfe Erfitadhouder, worden aangefteld. Deezen hebben bet op. zigt over de gemeene middelen, en moeten, wanneer daaromtrent eenig gefchil ontftaat* over het zelve uitfpraak doen. Daar zyn geel ne dorpen, welke in dat geval regt hebben om te vonnisfen: maar zy moeten zich allen vervoegen tot die Stad, onder welke zy,- ten aanzien der kollekte , behooren. — Van de von-  DeNederl. Wetten, Zeden, enz. 149 vonnisten der Schepenen KommisfarisfefS kan men zich beroepen op Gekommitteerde Raaden, en vervolgens kan de zaak nog in revifie getrokken worden. In groote (leden heeft men daarenboven nog eenige andere kollégiëü: als ri Dat van Vredemaakers, waarvoor de zaaken, die van te weinig belang zyn om op de rol te komen, worden afgedaan. 2. Kommisfarisfen van Huwlykszaaken , die gefchillen, wegens huwlyken ontdaan, beoordeelen , en van welken men kan appelleeren voor Schepenen en vervolgens hooger. 3. Kommisfarisfen van defolaate Boedelskamer, door welken fchikkingen op infolvente boedels gemaakt worden. 4. Kommisfarisfen van het Zeeregt of van de Zeezaaken, voor welker kollegie alle gefchillen komen , die fchippers, recders, of bootsgezellen , raaken , als mede die over averye, poli ten van asfurantie enz. ontdaan.— Van de vonnisfen van alle deeze kollegien K 3 kan  ISO Tafereel van Natuur en Konst, kan voor Schepenen van de ftad, of voor den Hove Provinciaal, geappelleerd worden. Schoon ons oogmerk , niet is om over de Regeeringswyze, welke in de overige provinciën is ingevoerd, zoo omftandig te fpreeken, 3ls wy over die van Holland en Zeeland gehandeld hebben , meenen wy egter dat ons beftek geenszins toelaat dezelve geheel met ftilzwygen voorby te gaan. De Regeeringsvorm der provincie Utrecht heeft iets , waardoor zy van die van alle de overige provinciën onderfcheiden is. Het zelve is daarin gelegen dat de Staaten, die het hoogde gebied voeren , uit drie orden beftaan, uit de Ridderfchap naamelyk, uit de Steden, en tevens uit de Geestelykheid, welke Jaatfte zelfs het eerfte lid van den Staat uitmaakt. — Men moet hier uit egter niet befluiten dat de leden van deeze orde geestelyken zyn, gelyk zy waren toen de Roomfche Godsdienst nog de heerfchende was. Zy zyn Edelluiden of aanzienlyke Burgers , en den Hervormden Godsdienst toegedaan, doch zy moeten Proosten of Kanunniken zyn van eene jfer vyfEcclefien, in welke hoedaanigheid zy nog  De Nederl. Wetten, Zeden, enz. 151 nog een fchaduwagtig overblyffel vertoonen van het Geestelyk gebied , dat de Bisfchoppcn oudstyds in deeze provincie gevoerd hebben. — De Edelen of Heeren van de Ridderfchap maaken het tweede lid van Staat uit. — Het derde lid beftaat uit de Afgevaardigden der vyf (temmende Steden , naamelyk Utrecht, Amersfoort, Rheenen, Wyk te Duurftede en Montfoort. Gelderland is, ten aanzien van het Staatsbeftier , in drieën verdeeld , naar de drie kwartieren, waaruit de provincie beftaat, te weeten die van Nymwegen, Zutfen en Arnhem. Ieder van deeze kwartieren heeft zyne byzondere Staaten , die ieder even veel in de Regeering te zeggen hebben. Het getal van de Edelen, die tot de Ridderfchap behooren, is in geen van de kwartieren bepaald, maar allen, die de vereischte hoedanigheden bezitten , worden , zooras als zy den ouderdom van 22 jaaren bereikt hebben, tot de Regeering toegelaaten. Deeze Staaten vergaderen in de hoofdftad van hun byzonder kwartier, naamelyk te Nymegen , te Zutfen , en te Arnhem , om alles wat de huishouding van ket kwartier betreft, af te doen. Doch daarK 4 en-  IJ2 Tafereel van Natuur en Konst. enboven is 'er eene algemeene vergadering van de Staaten dergebeeleprovincie,beftaahde uit de Afgevaardigden van de Staaten der drie byzondere kwartieren. Deezen houden hunne byeenkomften gemeeniyk tweemaal in het jaar, in delenteen in den herfst: zy houden dezelve beurtelings in eene van de drie gemelde lieden : deze vergadering wordt de Landdag genaamd, en de Heeren Gekommitteerden tot dezelve draagen den titel van Staaten des Furstendoms Gelre en des Graaffcbaps Zutfen. Door deezen worden de zaaken, die de gantfche Provincie betreffen, afgehandeld, en de Burggraaf van het Ryk van Nymegen heeft onder hen altyd de voorzitting : maar in de eerstgemelde vergaderingen ftaat de voorzitting aan den regeerenden Burgemeester der hoofdftad van het kwartier. De Staaten van Overysfel beftaan uit de Ridderfchap en de Steden,die ieder evenveel gezags in het Landsbeilier hebben. Het getal van de Edelen, die hier de Ridderfchap uitmaaken, is grooter dan in eenige andere Provincie. Om tot dezelve befchreeven te kunnen worden, moet men bewyzen van zynen adeldom kunnen geeven, belydenis doen van den  De Nëderl. Wetten , Zeden , enz. i 53 den Hervormden Godsdienst (het geen deeze Provincie gemeen heeft met de overigen) en boven de 24 jaaren oud zyn. Daarenboven moet men in het kwartier, waartoe men befcbreeven wordt, een adelyk huis, waaraan het regt van befchryvinge verknogt is,en vaste goederen, ter waarde van 25000 guldens, bezitten. Een Edelman, die deeze veréischten bezit, kan, fchoon hy in krygsdienst zyn mooge , tot lid van de Ridderfchap worden aangenomen ; en zulks is hier gantsch niet ongemeen. Doch de befchreevene moet geenen minderen rang hebben dan dien van Kapitein , en wanneer 'er over zaaken, welke tot den krygsdienst behooren , gehandeld wordt, zich voor dien tyd uit de vergadering begeeven. — De Steden, die hunne Afgevaardigden tot de vergadering der Staaten zenden, zyn drie in getal, Deventer naamelyk, Kampen cn Zwol. — la deeze drie hoofdfteden houden de Staaten, beurtelings voor den tyd van een geheel jaar, hunne vergaderingen, in welken de Drost van SaHand, of, hy deszelfs afweezendheid , de Drost van Twenthe , of, wanneer ook deeze niet tegenwoordig is, de Drost van Vollenhoven de post van Voorzitter bekleedt. — Ten aanzien der RegtsK 5 plee-  ,154 Tafereel van Natuur en Konst. pleegingen zyn de drie bovengemelde hoofdlieden van deeze Provincie aan geene hooger Vierfchaar onderwerpen : maar de Vonnisfen, die door de Regtbanken van de kleine Steden, vlekken en dorpen geweezen worden , kunnen betrokken worden voor eene hooger Regtbank, te . weeten voor het Provinciaale Hof, het welk alleenlyk te Deventer vergadert, doch flegts om de agt of tien jaaren, naardat de Staaten het goedvinden. Om de thans ftandhoudende Regeering in de Provincie Friesland wel te verdaan, moet men aanmerken dat dezelve verdeeld is in drie Kwartieren, naamelyk Oostergo, Westergo en Zevenwolden ; ieder van welke kwartieren weder gefmaldeeld is in zoo genaamde Grietenyen. Deeze laatden komen vry wel overeen met de Bailjuwfchappen in Holland, met de Ampten in Gelderland , en met de Drostampten in Overysfel. Het hoofd van eene Grietenye draagt den naam van Grietman,dat is zoo veel als Geregtsman: want iedere Grieteny heeft haare byzondere regtbank, waarin de Grietman Voorzitter is, en nevens twee of drie andere aanzienlyke perfoonen , en eenen Sekretaris , vonnist over alle voorkomen-  De Nederl. Wetten, Zeden, enz, 155 mende zaaken , die het Burgerlyk Regt betreffen. — Uit deeze Grietenyen worden jtarlyks door de ingezeetenen , die eenig regt tot (temmen hebben, de zoogenoemde Volmagten verkoozen , die met eikanderen als Staaten het opperfte ge/.ag in de Provincie hebben. — Iedere Grieteny maakt doorgaans twee Volmaken , een als Edelman, en een als Eigenerfde, welke laatfte meestal een ryk en aanzienlyk landman uit de Grietenye is. Friesland heeft dertig zulke Grietenyen , en dus beftaat het getal der Gevolmagtigden ten minften uit zestig perfoonen, die in drie deelen, naar de drie gemelde Kwartieren, verr dee'ld worden. Hierby komt nog een vierde Kwartier, het welk het Kwartier der Steden genoemd wordt, die elf in getal zyn. Uit ieder van deeze Steden worden mede ten minnen twee, en ten hoogften vier leden van de Regeering , tot de vergadering der Staaten afgevaardigd , zoodat het getal der Afgevaardigden ten minften uittwee-en-tagtig perfoonen beftaat, die eens in hetjaar op het Landshuis te Leeuwaarden vergaderen. De tyd hunner zittinge, die de groote Landdag genoemd wordt, duurt zes weeken, en begint  ijff Tafereel van Natuur en Konst. 8j« met den eerften Maandag in February. Deeze z.ttmgen worden in vieronderfcheidene kamers, naar de vier Kwartieren gehouden. Deeze leden of Gevolmagtigden , i„ een Jigcbaam vergaderd zynde, voeren den „aam van de Edel Moogende Heeren Staaten Zy vertonnen den Souverein van den Lande oefenen de opperde Magt , en bellieren dé ^ov.ncie in den naam van alle de ingezeetenen. -~ Dewyl het in den aanvang i„ deeze vergadering dikwyls zeer verward toeging «'t hoofde van het groot aantal der leden' "am men , op raad van Prins Willem den' Wen , het befluit om , behalven de Staaten der Provmcie, een nieuw kollegie op te rig. ten, waarvan de leden uit het midden deezer Staaten verkoozen, en dus Gedeputeerde Staaten genoemd zouden worden. Lang twistten de Volmagten der Grietenyen en der Steden over de wyze om dit kollegie best te vormen , totdat eindelyk het gefchil bemiddeld werd, door de vastltellmg dat de Steden m het zelve een derde deel van het gezag zouden voeren, bus werden uit ieder Kwartier door de Grietenyen twee, of zes in het geheel, en door de elf Steden drie leden tot die  De Nederx. Wetten,Zeden enz. 157 die vergadering afgevaardigd. Deeze fchikking heeft tot heden toe Hand gehouden. De Gedeputeerde Staaten komen gemeenlyk om de drie weeken byeen , en hun voornaame werk beftaat,even als dat der Gekomm.tteerde Raaden van Holland, in het uitvoeren der Staatsbeiluiten, met alles wat daartoe eenige betrekking heeft , zoo wel in Staats- als m Krygszaaken, gelyk ook in zulken, die tot de gemeene Middelen, tot het begeeven van Ampten,enz. behooren. - Wy moeten nog aanmerken dat de jaarlykfehe LanddagS Vergadering door den Sekretaris der Gedeputeer. de Staaten geopend wordt, met eene gepaste redevoering, waarna zy wordt ingezegend met een gebed door eenen der Predikanten van Leeuwaarden. - Behalven de gemelde kollegien is 'er in Friesland nog een Hof Provineiaal, dat uit twaalf Raaden beftaat behalven den Prokureur Generaal en den Grrtfier; aan welk kollegie de uitfpraak van alle vonnisfen over lyfftraflyke misdaaden, m de eeheele Provincie voorvallende , is toevertrouwd , dewyl geene Steden of Grietenyen halsreiït oefenen, gelyk mede, door den weg van appél , alle burgerlyke pleidooijen voor dit Hof kunnen betrokken worden. - Einde- lyk  153 Tafereel vamNatdor en Konst. lyk heeft Friesland nog een kollegie van de Rekenkamer, dat , met alle kollegien , te Leeuwaarden,als de hoofdftad der Provincie, zyne vergaderingen houdt. Het Staatsbefïier van Groningen heeft groote overeenkomst met dat van Frieslanden Staaten beftaan uit Afgevaardigden der Steden en der Omlanden. De Afgevaardigden der Omlanden zyn weder onderfcheiden in zoodaanigen, die den Adel, en in zoodaanigen, die den Boerendand uitlevert, welke laafden door eenpaarigheid of meerderheid van ftemmen der Gemeenten ten platten Lande verkoozen worden. Deeze beiden moeten zeker getal van Landeryen in de Provincie bezitten, om tot de Staatsregeering te worden toegelaaten. Zy vergaderen binnen Groningen, en houden hunne byeenkomften gemeenlyk in de maand February. Behalven de Staaten , die met den Prins Erfdadhouder de opperde magt uitmaafcen, is 'er nog een byzonder kollegie van Gedeputeerde Staaten, bedaande uit agt leden, vier naamelyk uit de Stad en vier uit de Omlanden, die met het uitvoeren der Staatsbeiluiterr be-  De Nederl. Wetten , Zeden , enz. 159 belast zyn.— Nog is'er een Hof Provinciaal, zynde de hoogfte regtbank der Provincie, en eene Provinciaale Rekenkamer. De waereldlyke Regeering van het L-jndfchap Drenthe heeft groote overeenkomst met die der Omlanden, want deszelfs Staaten beftaan uit Edelen en Eigenerven, onder weiken de Regeering verdeeld is. De Edelen moeten zekere Havezaat of Landgoed bezitten, waardoor zy het regt van ftemmen krygen, en dewyl 'er van deeze Havezaaren niet meer dan agttien in het geheel zyn, zoo volgt dat 'er wegers de Ridderfchap ook niet meer dan agttien leden kunnen befchreeven worden. Doch de Eigenerven, die het tweede Lid van Staat u:tmaaken , zyn zes-en-dertig in getal, en worden alle jaaren uit de Itemhebbende Dorpen op nieuw verkoozen. De gewoone vergaderingen der Staaten , Landdagen genaamd, werden jaar'yks, in het begin van M,:art, te Asfen gehouden; in dezelven bekleedt de Drost van het Land, die door  i6o Tafereel van Natuur en Konst. door den Prins Erflïadhdudsr wordt aange. field, altyd den post van Voorzitter. Bebalvèn dit koJIegïe is »er nog een ander, het welk uit den Drost en vier Gedeputeerde Staaten beftaat, waarvan twee uit de Edelen en twee uit de Eigenerven genomen zyn! het zelve houdt agtmaal in het jaarzvneRegtdagen om de befluiten van den Landdag uit te voeren: ten welken einde ook twee Raaden , een uit de Ridderfchap, en een uit de Eigenerven, nevens twee bedienden, aan dit kollegie zyn toegevoegd. Eindeiyk is 'er nog eene vergadering, die den naam voert van den loflyken Etftoel Deeze is het Hof van Juliitie, beflaande uit den Drost, eenen Byzitter, en vier-en-twint/g Etten of Raaden, die te famen de hoogde Pegtbank uitmaaken , voor welke alle halszaaken , die hier vry dreng behandeld worden, gelyk ook alle burgerlyke twistzaaken, worden afgedaan. Wy zullen nu nog kortelyk fpreeken van de Regeering dier Landen , welke bekend zyn onder den naam van Oostenrykfche Neder- lan-  De Nederl. Wetten,Zeden, enz. 161 landen.—Zy zyn tegenwoordig verdeeld onder vier Mogendheden, naamelykOoftenryk, Frankryk, Pruifsen, en den Staat der Vereenigde Nederlanden. Die onder het gebied van Ooftenryk behooren worden geregeerd door eenen Gouverneur of Gouvernante, welken het Weener Hof zendt, dezelven zyn doorgaans de jongere Prinfen of Prinfesfen uit het Oostenrykfche Huis, en de inkom (ten deezer Landen verfchaffen hun een rykelyk beftaan, zonder dat het Hof'er eenige last van heeft. Hunne verblyfplaais is altyd te Brusfel. De Provinciën hebben egter nog ieder haare byzondere Staaten, welke uit drie leden beftaan , te- weeten Geeftelyken, Edelen en Burgers, die ook op vastgeftelde tyden,ieder in hunne hocfdftadj vergaderen: doch zy zyn in de behandelinge van zaaken zeer naauw bepaald, dewyl zy zich in alle opzigten naar het goedvinden van den Gouverneur moeten voegen. Deezen zyn,om de gemeene Landszaaken te bellieren, toegevoegd een zoogenoemde gevolmagtigde Staatsdienaar, de Raad van Staaten, de geheime Raad, en de Raad XIV. Deel L dsr  it52 Tafereel van Natuur en Konst; der Financien , die mede binnen Brusfel hurïne byeenkomften hebben, en waarin de Gouverneur altyd voorzit. Behalven deezen is'er nog een Parlement of opperde Geregtshof te Mechelen, waardoor, als de hoogde Regtbank, alle de pleitgedingen, zoo ver als het Ooftenrykfc he gebied zich hier uitftrekt, worden uitge weezen. De Provinciën, die aanFrankryktoebehooren, hebben insgelyks hunne byzondere Staaten ,'welke mede beftaan uit de Geestelyken, Edelen en Burgers; doch hun gezag firekt zich niet verder uit dan dat der Ooftenrykfchen. De Koning fielt overal Gouverneurs en Intentanten: de eerden voeren in zynen naam het bewind over de Krygszaaken, en de anderen over het Staatsbedier; en alles wat door dezelven word voorgedeld, moet, zonder tegenkanting, door de Staaten gevolgd worden. Het gedeelte, dat de Koning van Pruisfen in het overkwartier van Gelderland bezit, word ten aanzien van het Krygsweezen door eenen Gouverneur, doch de zaaken ven Staat worden doör een Kollegie van Raaden bedierd , die  De Nederl. Wetten, Zeden,enz. 163 die beiden in de hoofdftad Gelder hun verblyf hebben. Het geen de Republiek hier in eigendom bezit, word door de Algemeene Staaten en door den Raad van Staaten geregeerd, dewyl het niet aan eene Provincie, maar aan de geheele Generaliteit toebehoort. Uit dien hoofde worden alle deeze Landen met eikanderen de Generaliteits Landen of het Resfort van de Generaliteit genoemd. De Ede! en en Steden van deezeLanden hebben in vroegere tydcn, meer dan eens poogingen aangewend om, als Leden van Staat, eene byzondere Provinciaale fiern te voeren : ten minften hebben zy (en wel voornaamelyk die van Braband) hun best gedaan om hunne eigene zaaken te moogen bellieren, en niet zoo volftrekt afhangklyk te zyn: doch dit is htm altyd geweigerd, omdat de Generaliteits Landen als wingewesten, door de wapenen onder de heerfchappy van den Staat gebragt, moeten befchouwd worden. De Prins Erfftadhouder is Gouverneur Generaal over alle deeze landen, en de Algemeene Staaten Hellen , waarfchynlyk ter befpaaringe van onkosL a ten,  j64-Tapekeel van Natuqr en Konst, ten, geene Gouverneurs over de byzondere Provinciën. In de verfterkfts Steden heeft men alleenlyk Gouverneurs, die gezag hebben over het Krygsvolk. De Algemeene Staaten en de Raad van Staaten vaardigen jaarlyks eenige Gekommitteerden naar de Generaliteits Landen af, die de zaaken vangewigt aldaar uitvoeren, en vervolgens van hunne verrigtingen verflag doen aan de volle vergadering. Ter afdoeninge van de Regtsgedingen in deeze landen zyn byzondere Kollegien van Raaden aangefteld, te wecten het Hof van Braband, waaronder Staatsch Limburg mede behoort: het Hof en de Raad van Vlaanderen, en het Hof van 't overkwartier van Gelderland. — Het eerfte heeft zyn verblyf altyd in 's Graavenhaage : het tweede te Middelburg; en het derde te Venlo. Wy gaan thans over tot de befchouwing van den Godsdienst in de Vereenigde Nederlanden. Zonder te onderzoeken wanneer of door wien het Euangelium allereerst in deeze Janden gepredikt werd, merken wy aan dat 'er,. ge-  DeNederl. Wetten, Zeden,enz. i6j .geduurende den tyd waarin de Kerk, onder liet Pausdom was, fommigen geweest zyn, die anders gevoelden, en dat veelen, welke van eenige tegenkaminge verdagt waren, op verfeheidene wyzen zyn mishandeld geworden. De hervorming, die in het begin der zestiende eeuwe in Duitschland haaren oorfprong nam, ook ras tot de Nederlanden overfloeg. De koophandel, die met nabuurige gewesten gedreeven werd, en waardoor telkens veele- vreemdelingen, welke den Hervormden Godsdienst waren toegedaan, herwaards kwamen, was oorzaak dat eene groote meenigte van menfchen denzelven aannam, zoodat de belyders der hervormde leere welhaast zoo talryk geworden waren, dat men in Steden en Dorpen heimelyk vergaderingen begon te houden. Keizer Karei de Vde poogde den voortgang van dit werk wel doorftrence plakkaaten te (luiten; maar alles wat men ten dien einde beproefde, was geheel vrugteloos. In het eerst waren de Hervormden deezer landen onder geenen anderen naam bekend dan onder dien van Lutherfchen, en zy hielden zich ook genoegzaam alleen aan de AugsL 3 burS-  166 Tafereel van Natuur en Konst. burgfche confesfie. Doch in den jaare 1562 werd in de Nederlandfche Kerke eene andere belydenis opgefteld, welke met die van Gelieve overeen kwam , tot welker befcherming de Staaten zich eerst door de Utregtfche unie, in den jaare 1579, en naderhand in den jaare 1583 naamelyk, nog fterker verbonden. Deeze belydenis werd, nevens de Heidelbergfcbe Catechismus, indejaaren 1618 eni6i9,toen de verdeeldheden tusfchen de Remonftranten en Contraremonllranten aanleiding gaven tot het houden van eene Nationaale Synode binnen Dordrecht, op nieuw overgezien en nader bekragtigd. De Hervormde Godsdienst is dan de heer. fehende in de Vereenigde Provinciën ; dezelve word in het openbaar, met de vereischte plegtigheden geoefend, niet flegts in de landtaale, ten dienfie der inboorlingen, maarook in de voornaamfte fteden, ten nutte derFranfche vlugtelingen, in de Franfche taaie: ook word in de koopfteden, waar veele vreemdelingen zich ophouden, in de Engelfche en Hoogduitfche taaien gepredikt. Wyders fraat aan te merken dat geene anderen dan die den Hervormden Godsdienst belyden, tot de Re- gee-  De Nederl. Wetten, Zeden, enz. 167 geering, of tot andere openbaare bedieningen bevorderd worden. Over de leer der Gereformeerden zullen wy niet in het byzonder bandelen, maar alleenlyk aanmerken dat dezelve.uit de befluiten van de Dortfche Synode, uit de Geloofsbelydenisfe der Nederlandfche Kerke, en uit den Heidelbergfche Katechismus gemaklyk is op te maaken. — De perfoonen, onder welken de Kerkelyke dienften verdeeld zyn, kunnen zeer gevoeglyk' tot vierderlei gebragt worden, mids dat men de mindere bedienden , als Kosters , Organisten , Voorzangers en anderen niet in aanmerking neeme. Die, van welken wy hier in het byzonder zullen fpreeken , zyn de Hoogleeraars in de Godgeleerdheid, de Predikanten, de, Ouderlingen en de Diakenen. — Het getal der eerstgemelden is onbepaald: eenigen hunner neemen tc gelyk den predikdienst waar: hun voornaam, fte werk beftaat in het ondcrwyzen der Godgeleerdheid aan zoodanigen , die opgeleid worden om den post van Predikant te bekleeden. Sommigen hunner bevlytigen zich in het geeven van lesfen over byzondere weetenfchappen , welke betrekking hebben tot de L 4 God-  i68 Tafereel van Natuur en Konst. Godgeleerdheid. Volgens de Kerkenorde "'ng der Dordlcbe Synode zyn zy verpligt de zuiverheid der leere te handhaven. Zy worden onderhouden door de Provincie, tot welke hunne Hooge School behoort. Aan het ampt der Predikanten is genoegzaam overal groote moeite vast, terwyl het in de minste plaatfen merklyke voordeelen opbrengt. Zy zyn verpligt om twee.en fomtyds wel driemaal ter week te prediken. Zy moeten de vergaderingen van den Kerkenraad bywoonen, en zich op hunne beurt in Klasfeu en Synoden, hiaten vinden ,• daarenboven moeten zy katechizatien houden, en huisbezoeken afleggen by de leden van hunne gemeente, inzonderheid tegen den tyd, waarin het heilig Avondmaal ftaat gehouden te worden. Nog is het hun post misdaadigen, die ter dood verweezen zyn, in de gevangenis te bezoeken, en hun naar degeregtsplaats te verzeilen, welk werk in eeneplaatfe,daar meer dan een Predikant is, gemeenlyk door den jongden verrigt word. Te Amfterdam, waar zy het grootfte traktement hebben, genieten zy jaarlyks eene fom van twee-en twinrighonderd guldens, en daarenboven eenige wei-  De Nederl. Wetten , Zeden , enz. 109 weinige voordeden van de Oost-en West-Jndifche Maatfchappyen. De jaarwedde der Predikanten op de Dorpen in Holiand is, behalven eene vrye wooning, zes tot zevenhonderd guldens. In de meeste andere Provinciën zynde traktementen nog veel minder; daar zyn zelfs plaatfen, waar het inkomen der Predikanten onzeker is, dewyl het beftaat in de tienden van fommige landeryen. Het grootfte gedeelte van de bepaalde jaarwedden word betaald uit de inkomften der geestelyke goederen ; doch te Amfterdam krygen de Predikanten hunne bezolding van de Overheid der ftad, aan welke de inkomften der geeftelyke goederen zyn afgeftaan. "Wanneer zy onbekwaam worden om den dienst waar te nee. men, blyven zy hunne jaargelden behouden, en na hunnen dood word aan hunne weduwen een jaarlyksch inkomen toegel ;gd. Het ftaat niemand vry den predikdienst waar te neemen, tenzy hy daartoe wetiiglyk beroepen is, en men laat zoodanigen, die niet geltudeerd hebben, nimmer ten predikftoel toe, tenzy het Klasfis hen, om hunne uitmuntende bekwaamheden, znlks waardig oordeelt. Inde Hollandfche fteden, die tot de vergadering der Staaten befchreeven worden, gelyk ook l< s in  170 Tafereel van Natuur en Konst, in 's Graavedhaage, mag men niemand tot Predikant beroepen, voordat hy den ouderdom van zeven-en twintig jaaren bereikt heeft. In fommige lieden moeten zy ouder zyn , en te Amfterdam ten minsten twee ën dertig jaaren bereikt hebben. In de kleine lieden moogen perfoonen van vyf-en-twintig, en op de dorpen van twee-en twintig jaaren beroepen worden. In de Walfche Kerken van Holland is de laatsgemelde ouderdom genoegzaam om iemaand tot een Itandplaats bevoegd te maaken. De wyze der beroepinge is de volgende: -wanneer 'er eene plaats moet vervuld worden, dan vervoegt de Kerkeraad zich by de Regeering om. daar toe verlof te verzoeken. Wanneer dit bekomen is, dan gaan de Ouderlingen en Diakenen over tot het benoemen van zoo veele perfoonen, als ieder hunner tot de waarneeming van dit ampt bekwaam keurt. Dit getal word vervolgens tot drie gebrsgt, waaruit een tot Predikant verkoozen word ; van welke verkiezing de goedkeuring van de Overheid der plaatfe of van de Staaten der Provincie moet verzogt worden. Wanneer dezelve niet verleend word, dan moet men tot eene nieuwe verkiezing treeden: maar indien de gedaane verkiezing word goed-  De Nederl, W etten , Zeden , enz. 17 i goedgekeurd, dan geeft men 'er kennis van san het Klasfis, dat de leer en het leeven van den beroepen Predikant moet onderzoeken.— Doch indien dezelve reeds in dienst van eene andere gemeente is, dan heeft hy dit onderzoek reeds dcorgeftaan, en men agt bet onnoodig het zelve te herhaalen. Het Klasfis bevestigt iedere gedaane verkiezing, en zorgt dat dezelve drie agtereenvolger.de Zondagen in de Kerken openlyk werdebekend gemaakt, opdat elk, die 'er iets tegen meent te moeten inbrengen , bekvvaame gelegenheid mooge hebben, om zich met goede bewyzen voor zyne zaake te openbaaren. Wy moeten aanmerken dat hier fie.;ts de gewoone wyze, welke in het beroepen van Predikanten gevolgd word, befchreeven is, en dat het zelve op fommige plaatfen anders toegaat. Te Dordrecht benoemt de Regeering vier Heeren, welken twee Predikanten en twee Ouderlingen worden toegevoegd om de verkiezing te doen. — In zeker dorp van Delfland, het Woud geheeten, is de gemeente geregtigd om, by meerderheid van ftemmen, eenen Predikant te kiezen. Op  172 Tafereel van Natuur en Konst. Op den dag, op welken een beroepen Pre dikant zyne intree-rede in zyne nieuwe gemeente doet, word hy door eenen zyner medebroederen openlyk-bevestigd.—Indien de Leeraar te vooren nog geene gemeente bediend heeft, dan word niet flegts het formulier der bevestiginge afgeleezen, maar de Bevestiger klimt ook van den predikftoel, legt den Leeraar der plaatfe de handen op, en wenscht hem den Goddelyken zegen toe. De Proponenten en Predikanten moeten onder eede verklaaren dat zy niets, ter bekominge van een beroep, gegeeven hebben.dewyl zulks, by herhaaling, onder de benaaming van Simonie, verbooden is. Zy zyn, volgens befluiten der Hooge Overheid, verbonden om geene zaaken van Staat op den predikftoel te brengen, en moeten hunne gemeenten gehoorzaamheid aan de Overfeid tragten in te boezemen. Hun gewoone dragt, ten minden in de deden, is een zwart kleed, nevens mantel en bef, in welk gewaad zy ook prediken. Doch de Walfche Predikanten draagen, in veele plaatfen, wanneer zy prediken , eenen Hoógleeraars rok.  DeNederl. Wetten,Zeden5enz. 173 In ons Vaderland zyn verfeheidene Heerlykheden, welker Heeren het regt van Patroonfchap over eene Kerk hebben, zoodat zy een gemeente eenen Predikant moogcn voorHellen. Anderen hebben het regt van goed-of afkeuringe, volgens het welk zy hunne toeftemming op de verkiezing, welke door den Kerkeraad gedaan is , geeven of weigeren. De Geestelyken hebben, vooral ten tyde van de Dordfche Synode, wel poogingen aangewend om het regt van Patroonfchap te vernietigen, doch vrugteloos; want de Heeren Staaten hebben nimmer willen toelaaten dat de wettige bezitters van dit regt door eene kerkelyke vergadering daarvan zouden beroofd worden. De Staaten van Holland hebben egter in . den jaare 1722, toen 'er eenige Hecrlykheden, die het regt van Patroonfchap hadden, werden te koop geveild, befiooten dat de koopers, indien dezelven geene Proteftanten waren , alleenlyk het regt van goed-of af keuringe zouden oefenen, terwyl dat van Patroonfchap, door Gekommitteerde Raaden van het kwartier, waaronder zoodanige Heerlykheid gelegen is , zoude geoefend worden. De Roomsch-  174 Tafereel van Natdür en Konst. Roomschgezinde Patroonen moeten ook reden geeven, waarom zy zekeren Predikant niet wilien toelaaten, en indien zy het geeven van goedkeuringe jaar en dag uitftellen , dan word het beroep fomtyds door de Staaten, uit kragte van hunne volle magt, goedgekeurd. In de meeste plaatfen worden de Ouderlingen, by meerderheid van ftemmen, door den Kerkeraad verkoozen, zonder dat de Overheid daarvan kennis behoeft te neemen. Hunne verkiezing word egter drie agtereenvolgende Zondagen aan de gemeente bekend gemaakt, waarna zy, indien niemand iets tegen hun gedrag heeft in te brengen, in hunnen dienst bevestigd worden. Zy moeten, nevens de Predikanten, zorgen dat de Kerkelyke Tugt bchoorlyk onderhouden worde, en zyn ook gehouden op het gedrag, en de dienstverrigtingen der Predikanten agt te geeven. Zy bekleeden hun ampt geduurende den tyd van twee jaaren; doch jaarlyks worden 'er nieuwe verkoozen, om de plaats der afgaanden te vervullen. Daar zyn ook plaatfen, waar de verkiezing van  De Nederl. Wetten, Zeden,enz. ify van Ouderlingen en Diakenen door de gemeente gefchied , by meerderheid van ftemmen, nadat haar een dubbel getal van dezelven door den grooten Kerkeraad is voorgefteld geworden.' De Diakonen worden jaarlyks mede verkoozen , om twee agtereenvolgende jaaren te dienen. Hun ampt beftaat in het verzamelen en uitdeelen der armen penningen. Daarenboven bellieren zy de vaste goederen, welke den armen toebehooren, en zorgen dat derzei ver inkomften worden opgebragt. Jaarlyks moeten zy van hunne ontvangst en uitgaave aan den Kerkeraad rekening doen, waarby zoodaanigen uit de gemeente ais zulks verkiezen moogen tegenwoordig zyn. De beltiering der Gereformeerde Kerken in ons Vaderland ftaat aan de Kerkeraaden, die onderworpen zyn aan hunnen Klasfen ; do Klasfen ftaan onder haare Provinciaale Synoden, die van de Nationaale Synode afhangen. In plaatfen, daar de gemeente groot is, beftaat de Kerkeraad uit alle de Predikanten en Ouderlingen, maar daar men eene kleine gemeen-  176 Tafereel van Natuur en Konst. meente heeft, zyn 'er ook de Diakenenledea van. Daar meer dan een Predikant is, zitten zy beurteling in den Kerkeraad, die alle weeken vergadert, voor; en indien 'er maar een Predikant is, neemt dezelve altyd den post vau voorzitter en van fchryver waar. — In dit Kollegie moogen geene andere dan Kerkelyke zaaken verhandeld worden. Onder anderen heeft de Kerkeraad ook magt om zulken, welken zy weet dat onzuiver in de leer zyn$ of die zich aan fcheurmaakerye, Godslastering , meineedigheid , overfpel , of andere haatelyke ondeugden fchuldig maaken, voor zich te ontbieden en te vermaanen. Indien zy de vermaaningen der vergaderinge verwerpen , dan mag het Kollegie hun zelfs de Tafel des Heeren ontzeggen, en, zoo zy hardnekkig blyven, van alle gemeenfehap afzonderen. Dit laatfte valt egter thans maar zeer zelden voor, en mag niet dan met goedvinden van het Klasfis gefchieden. Eer men tot eene volkomene affnyding komt, word de gemeente tot driemaal toe openlyk vermaand om voor den zondaar te bidden, terwyl zyne zonde, en volharding in dezelve omftandiglyk word voorgefteld, doch met verzwyging van zynen haam. By eene tweede voorftelling wordhy, in-  DeNederl. Wetien,Zeden,enz, 177 indien het Klasfis zulks goedvind, genoemd, en in de derde fluit men hem van de gemeenfehap der Kerke uit, tenzy hy zich bekeere, in welk geval by, na behoorlyke boete, weder in de Gemeente word aangenomen. Predikanten, die zich in opcnbaare zonden verloopen, kunnen ook door hunnen Kerkeraad, met goedvinden van de naaste Gemeente, in hunnen dienst gefchort worden, doch de Ouderlingen en Diakenen, dergelyke misdaaden bedryvende, moogen terfiond afgezet worden. De Predikanten kunnen niet dan door het Klasfis, waaronder zy behooren , worden afgezet. Van de vonnisfen des Kerkeraads kan men zich beroepen op de Klasfen en Provinciaale Synoden , en alles wat daar met meerderheid van ftemmen befiooten word, moet nagekomen worden, ten ware het tegen Gods woord, of tegen de befluiten van het Klasfis ftrydig bevonden wierd. De Klasfikaale Vergaderingen beftaan uit de Afgevaardigden van eenige nahuurige Kerken, en doorgaans word een Predikant, nevens eenen Ouderling, van geloofsbrieven en onderrigtingen voorzien , derwaards gezonden. Zy worden ten minden driemaal in het jaar, XIV. Deel. ' M en  178 Tafereel van Natudr en Konst. en op fommige plaatfen wel zevenmaal gehouden. De tyd tot het houden eener volgende byeenkomst word bepaald by het fcheiden van eene voorgaande. Indien 'er in de plaatfe waar het Klaslis vergadert, verfeheidene Predikanten zyn, moogen zy het allen bywoonen, uitgezonderd in gevallen, waarin over hunne Perfoonen of Kerken gehandeld word. De Voorzitters en Scribaas der Klasfen bekleeden die waardigheid gemeenlyk by beurten, naar den rang hunner zittinge, die gefchikt is naar de jaaren, waarin zy in het Klasfis in dienst geweest zyn. De gewoone zaaken, die in deeze byeenkomften verhandeld worden , betreffen de Kerkentugt, het behoorlyk houden van de Vergaderingen des Kerkenraads , het bezorgen der Armen en Schooien , het voorftaan der zuivere Leere, enz. — Een Proponent kan zich voor het aanneemen van zyn beroep door het Klasfis, buiten den gewoonen vergadertyd (doch op zyne koste,) laaten onderzoeken. Ieder byzonder perfoon mag ook, voor zyne rekening het Klasfis doen byeenkomen. Men verkiest in de Klasfen de Afgevaardigden naar de Provinciaale Synoden. Ook zenden zy jaarlyks twee of meer Vifitatores, zoo naar de fisden als  De Nederl. Wetten , Zeden , enz. i 79 .als ten platten lande, om onderzoek te doen naar den Haat der Kerken en Schooien. Dezelven blyven fomtyds één , fomtyds twee, en fomtyds drie jaaren in deeze kommisfie. De Provinciaale Synoden beftaan uit eenige nabuurige Klasfen, die doorgaans eens in het jaar byeenkomen. De Nederlandfche Kerken zyn onderfcheiden in agt verfchillende Synoden , en een Ccetus ; te weeten de Synode van Gelderland, van Zuidholland, van Noordholland, de Ccetus van Zeeland, de Synode van Utrecht, van Overysfel, van Groningen of van Stad en Lande, en van Drenthe. De Synode van Gelderland zit jaarlyks in het begin van Augustus, ouden ftyl , in de lieden Nymegen, Zutphen, Arnhem en Harderwyk, volgens eene vastgeftelde orde van verwisfelinge. Dezelve heeft negen Klasfen. 1. Dat van Nymegen, beftaande uit 56 Predikanten. 2. Dat van Thiel, uit 17. 3 Dat van Zaltbommel.uit 35. 4. Dat van Zutphen, uit 49. 5. Dat van Overveluwe, uit 34. 6. Dat van Nederveluwe, uit 27. 7. Dat van 's Hertogenbosch, uit 29. 8. Dat van Peel-en Kernpenland , uit 3 3. 9. Dat van Maaftricht, uit 20, M 2 maa-  I80 Tafereel van Natuur en Konst. maakende dus te famen een getal van 300 Predikanten, die Leden van deeze Synode zyn. De Synode van Zuidholland word gehouden op Dingsdag na den eerden Zondag in Jul.v , eerst in negen ftemmende fteden van deeze Provincie, als Dordrecht, Delft, Leyden, Gouda of Schoonhoven, Rotterdam of Schiedam , by beurtverwisfeling, Gornicbem en Brieli vervolgens ook in 's Graavenhaage; daarna in eene der vier deden , Ysfeldein , Leerdam, Buuren en Kuilenburg, en eindelyk te Breda, volgens eene vastgedelde orde van verwisfelinge. Deeze Synode bedaat uit elf Klasfen. 1. Onder dat van Dordrecht behooren 66 Predikanten. 2. Onder dat van Delft en Delfsland 35. 3. Onder dat van Leyden en Neder-Rhynland 39. 4. Onder dat van Gouda en Schoonhoven 35. 5. Onder dat van Schietend 30. 6. Onder dat van Gornichem 46. 7- Onder dat van Voorne en Putten 35. 8. Onder dat van 's Hage 21. 9. Onder' dat van Woerden en Over-Rynland^. 10. Onder dar van Buuren 19. n. Onder dat van Breda 23; maakende te famen een getal van 372 Predikanten. De  De Nederl. Wetten , Zeden enz. i8r De Synode van Noordholland word , op den laatften Dingsdag in July gehouden, in de lieden Alkmaar, Haarlem, Amfterdam, Hoorn, en Edam. Hetzelve heeft zes Klasfen. Tot Alkmaar behooren 54, tot Haarlem 40, tot Amfterdam 52, tot Hoorn 29, tot Enkhuizen 22, en tot Edam 33 Predikanten, zoodat hun getal in de zes Klasfen 230 uitmaakt. Het Ccetus van Zeeland heeft geenen bepaalden tyd tot zyne byeenkomften , maar vergadert alleenlyk, wanneer het noodig geoordeeld word. Het beftaat uit vier Klasfen, ï. In dat van Walcheren zyn 91 Predikanten. 3. In dat van Schouwen en Duiveland 22. 3. In dat van Zuidbeveland 36. 4. In dat van Tholen en Bergen op Zoom 28 , zoodat in het geheel 177 Predikanten tot dit Ccetus behooren. De Synode van Utrecht, die de eerfte of tweede week in September te Utrecht gehouden word , heeft drie Klasfen. 1. Dat van Utrecht; 2. dat van Amersfoort; 3. dat van Rhenen en Wyk. — In de eerfte zyn 43 ; in de tweede 19, en in de derde 30 PredikanM 3 ten,  i82 Tafereel van Natuur en Konst. ten, maakende dus te famen een getal van 82 Predikanten , die Leden van deeze Synode zyn. De Synode van Vriesland word agt dagen na Pinkfteren, of, by een ongewoon toeval, agt daagen laater, te Leeuwaarden, Sneek, Bols werd , Franeker, Harlingen, Dokkum, en Heereveen, volgens eene vastgeftelde orde van jaarlykfche verwisfelinge, gehouden. Zy beftaat uit zes Klasfen. f. Dat van Leeuwaarden heeft 48 Predikanten. 2. Dat van Dokkum 37. 3. Dat van Franeker 30. 4. Dat van Sneek 30. 5. Dat van Bolswerd en Workum 28. 6. Dat van Zevenwouden 35; zoodat in het geheel 208 Predikanten tot deeze Synode behooren. De Synode van Overysfel word veertien dagen na Pinkfteren, of, by een ongewoon geval, agt dagen laater gehouden, te Deventer , Kampen , Zwolle en Vollenhoven of Steenwyk, volgens eene vaste orde van jaarlykfche verwisfelinge. Zy heeft vier Klasfen : ï. Dat van Deventer, waarin zyn 34 Predi. kanten. 2. Dat van Kampen, hebbende 12 Predikanten. 3. Dat van Zwolle, waarin zyn 25 Pre-  DeNederl. Wetten, Zeden, enz. 183 25 Predikanten. 4. Dat van Vollenhoven en Steenwyk , beftaande uit 15 Predikanten ; derhalven zyn 86 Predikanten Leden van deeze Synode. De Synode van Stad en Lande,die's weeks voor Hemelvaartsdag beurtelings te Groningen en Appingedam gehouden word , heeft zeven Klasfen. 1. In dat van Groningen zyn 20 Predikanten. 2. In dat van Appingedam 22. 3. In dat van Lopperzum 22. 4. In dat van Middelftum 19. 5- In dat van de Marne 20. 6. In dat van het Wester-kwartier 26. 7. In dat van het Oldampt- en Wester-woldingerland 34: zoodat tot deeze Synode in het geheel 163 Predikanten als Leden behooren. De Synode van Drenthe vergadert maar om de drie jaaren, meest te Asfen , in de maand Oötober. Dezelve heeft drie Klasfen. 1. Dat vanEmmen beftaat uit 14 Predikanten. 2. Dat van Meppel uit 15. 3. Dat van Rolde uit 13, maakende te famen een getal van 42 Predikanten , die Leden van deeze Synode zyn. Alle de Leden van deeze Klasfen, by elM 4 kan-  184 Tafereel van Natuur en Konst. kanderen genomen , maaken derhalven het getal van 1660 Predikanten uit. Hierby komen nog de Hoogleeraars, welker getal, gelyk wy reeds gezegd hebben, niet altyd even groot is. Nog zyn 'er 2 Predikanten op Ameland , die tot geen der Klasfen behooren; 48 in de Nederlandfche Volkplantingen in OostIndië, 16 in West-Indië, en 40 onder vreemde Moogendheden. Ieder Klasfis vaardigt doorgaans twee of drie Predikanten , en één of twee Ouderlingen naar de Synode af, die de laatstgehoudene klasfikaale Vergadering moeten bygewoond hebben. Op de Synode van Drenthe worden egter É 't geheel geene Ouderlingen, en op die van Groningen word 'er niet meer dan één, uit het Klasfis van Groningen, afgevaardigd. _ De Voorzitter van de jougstvoorgaande Synode, of een der Afgevaardigden van de Synode, opent de Synodaale zittingen veelstyds met een gebed, doet de Geloofsbrieven ophaalen, en bekleed den post van Voorzitter, totdat 'er een Voorzitter verkoozen is. _ Somtyds gefchied het ophaalen der Geloofsbrieven door den Predikant der plaatfe, waar de Synode gehouden word, en in de  DeNederl. Wetten, Zeden, enz. 185 de Noordhollandfche Synode doet de tegenwoordige Voorzitter altyd het Gebed en de Inleidings-Predikatie— In alle Synoden heeft men ook eenen Adfesfor, uitgezonderd in dat van Vriesland, waar alleenlyk een Praefes en Scriba verkoozen worden. Men maakt vervolgens eenen aanvang van de Synodaale handelingen. In iedere Synode worden 'er eenigen aangefteld, die den naam van Korrefpondenten draagen,die met de andere byzondere Synoden gemeenfchap onderhouden, en dezelven bywoonen, fchoon zy'er flegts eene raadgeevende en geene befluitende (Tem in hebben. Daarenboven benoemt men'er fommigen, die zorgen dat de befluiten der Synoden ten uitvoer gebragt worden, over het onderzoek der aankomende Predikanten ftaan, en het geen by de Hooge Overheid is vastgefteld, verrigten. Zy voeren den naam van Deputati Synodi of Afgevaardigden der Synode. Volgens befluit der Staaten van Holland van den jaare 1671, is het den Provinciaalen Synoden ongeoorloofd gemeenfchap te houden met de byzondere Klasfen, die onder eene andere Synode ftaan. De Provinciaaie Synoden moogen ook geene verandering M 5 maa.  i8ö Tafereel van Natuür en Konst. maaken in het geen in eene algemeene is vastgefteld. — De Staaten der Provincie, waarin de Synoden gehouden word, zenden 'er ten minften twee Afgevaardigden, Kommisfarisfen Politiek geheeten, die agt liaan op alles wat 'er verhandeld word. De Synode word met eene Leerrede geopend en geflooten. In Gelderland komen vier Kommisfarisfen Politiek op de Synode, twee Raaden naamelyk van het Hof, en twee Burgemeesters van de Stad, waar de Synode gehouden word. In Zuidholland word 'er een Raadsheer uit den Hoogen Raad, en in Noordholland een Raadsheer uit het Hof op afgevaardigd, behalven eenen Burgemeester van de Synodaale Stad. Op de Synode van Utrecht komt een Heer uit ieder van de drie Leden der hooge Regeeringe. In Vriesland worden doorgaans twee Grietmans, en fomtyds een Grietman en een Burgemeester uit eene van de voornaamfte Steden, ter bywooninge van de Synode afgevaardigd. In Overysfel komt 'er een Heer uit de Ridderfchap en een Burge. meester uit de Synodaale Stad. In Groningerland , een Heer uit de Stad, en een uit de Om-  De Nederl. Wetten, Zeden, enz. 1^7 Ommelanden. Op de Synode van Drenthe worden wel agt Kommisfarisfen Politiek, of (gelyk men ze daar noemt) Politici, gezonden, een Gevolmagtigde naamelyk van den Stadhouder des Landfchaps, vier gedeputeerde Staaten, en drie gedeputeerde Raaden. Tweemaal in het jaar, in het laatst van April naamelyk of het begin van May, en in het laatst van Augustus of het begin van September, word 'er eene foort van algemeene Synode der Walfche Kerken, die in de zeven Provinciën verfpreid zyn, gehouden. Op dezelven zenden de Walfche Kerken in de Oostenrykfche Nederlanden mede hunne Afgevaardigden. Deeze Synode is het oudfte ligchaam van Gereformeerden in ons Vaderland. In den jaare 1563 kwam zy te Doornik en te Antwerpen heimelyk byeen, ter ontwykinge van de vervólgingen. Eenige jaaren daarna hebben de Walfche en Nederduitfche Kerken eene Nationaale Synode te Emden gehouden; doch in den jaare 1578 heeft men, in eene 'algemeene Synode te Dordregt, beflooten dat nien , uit hoofde van het verfchil in de taaie, de Walfche en Nederduitfche Kerken niet in ééne Synode zoude vereenigen, welk befluit door  i8g Tafereel van Natotjr en Konst. door de Dordrechtfche Synode van de jaaren 1618 en 1619 is bevestigd. Sedert dien tyd heeft men de Walfche Synode by beurten nu in de eene en dan in de andere Stad van onze Provinciën gehouden. Dezelve benoemt, tot het fchikken der zaaken, die ondertusfchen voorvallen, vier of vyf Gemeenten, wier Afgevaardigden te famen een Klasfis uitmaaken, welks befluiten egter geene kragt hebben, voordat dezelven door eene volgende Synode zyn bevestigd geworden. Zeer gevoeglyk kan men de Walfche Kerken in ons Land , die regt hebben om Synode te houden, in Hollandfche en Zeeuwfche verdeelen. Tot de Hollandfche behooren die van alle de Provinciën en Generaliteits Landen, Zeeland alleen uitgezonderd. Dezelven houden , by beurten, de Synode fomtyds drie- en fomtyds viermaal , tegen dat zy eens in de Zeeuwfche Steden gehouden word. De orde, waarop zy, volgens de vastftelling, in de Walfche Synode te Middelburg in den jaare 1734 gemaakt, inde Hollandfche Steden gehouden word, is de volgende: te Breda, Dordrecht, Nymegen, Gouda, Haarlem,  De Nedere. Wetten , Zeden , enz. 189 Iem, Leeuwaarden, Arnhem , Briel, Delft, Rotterdam , 's Hertogenbosch , Kampen , *s Gravenhage , Utrecht, Heusden, Zwolle, Zutphen , Gorkum , Deventer , Schiedam, Amfterdam , Leyden , Maaftricht , en te Naarden. In de Zeeuwfche Steden houd men de Synoden in den volgenden rang: te Zierikzee, Goes,Bergen op Zoom, (welke Stad,fchoon onder de opperniagt der Generaliteit gelegen , egter in dit geval onder de Zeeuwfche Steden geteld word,) Tholen, Veere, Middelburg en te Vlisfingen. Behalven de Kerken, die regt hebben om de Synode in haare Steden te houden, zyn 'ernog twintig andere, drie in, en zeventien buiten de Vereenigde Provinciën; deezen hebben alleenlyk'regt om Afgevaardigden naar de Synode te zenden, zonder dat zy ooit in haare plaatfe gehouden word. De Walfche Synode word even als de Nederduitfche gehouden , en houd broederlyke onderhandeling met dezelve. Zy zend ook Afgevaardigden naar de Nationaale Synoden. In  ioo Tafereel van Natuur en Konst. Iri de Vereenigde Provinciën, de Generaliteits Landen , en de Barrière Steden, heeft men ruim vyftig Walfche Gemeenten, die door omtrent negentig Predikanten , behalven de Proponenten , bediend worden. In de Provincie van Stad en Lande is niet meer dan ééne Walfche Gemeente, in de ftad Groningen naamelyk , die door twee Predikanten bediend word, welke niet tot de Walfche Synode behooren. In Holland, Zeeland en Utrecht heeft men verfeheidene Engelfche Presbyteriaanfche Kerken , als te Amfterdam, Rotterdam, Dordrecht, Leyden, 's Hage, Middelburg, Vlisfingen, Veere, en te Utrecht, in iedere van welke Plaatfen ééne Kerk is; uitgezonderd te Rotterdam , waar men 'er twee heeft, eene Engelfche naamelyk en eene Schotfche. De Engelfche Predikanten van Amfterdam , Middelburg, Vlisfingen en Utrecht, zyn Leden van de Nederduitfche Klasfen, onder welken die Steden behooren. Te Amfterdam is ook eene Engelfche Episkopaale Gemeente, wier vergaderplaats men egter van buiten niet voor eene Kerk zoude aanzien : doch te Rotterdam hebben de Episkopaalen, weinige jaaren ge-  De Nederx. Wetten, Zeden, enz. 191 geleeden , eene fraaije openbaare Kerk gebouwd. Wy moeten nog aanmerken dat alle deProvinciaale Synoden onder de algemeene of Nationaale ftaan, welke beftaat uit Afgevaardigden der byzondere Synoden van ons Land, fchoon 'er ook buitenlandfche Afgevaardigden op verfchynen. De laatfte Nationaale Synode is te Dordrecht in de jaaren 1618 en 1619 gehouden. Niettegenftaande men toen, in een ontwerp van Kerkenordening , heeft vastgefteld dat'er, ten langften om de drie jaaren eene Nationaale zoude beroepen worden , heeft egter de hooge Overheid, welker goedvinden tot zulk eene Vergadering vereischt word, tot heden toe niet noodig geoordeeld eene byeenkomst van dien aart te doen beleggen. Nadat het oorfpronglyk Handfchrift der Handelingen van de gemelde Nationaale Synode in bewaaringe der Algemeene Staaten gefield was, namen" dezelven, in den jaare 1625, het befluit om dat Handfchrift, door hunne Afgevaardigden, en door die van de Provinciaals Synoden , van drie tot drie jaaren , pleg-  192 Tafereel van Natuür en Konst. pjegciglyk te laaten bezien. Niet lang daarna, in den jaare 1637 naamelyk, was ook de nieuwe Overzetting van den Bybel, op last van hunne Hoogmoogenden, en volgens befluit van de Dordrechtfche Synode vervaardigd , in het ligt gekomen. Een Afdrukfel van deeze Overzetting, door de Vertaaleren zeiven naargezien, en op den kant verbeterd, werd te Leyden op het Stadhuis in bewaaring gebragt, en op den zelfden tyd als de Handelingen van de meergemelde Synode bezien. Het zal den Leezer niet onaangenaam zyn de plegtigheden , welke by deeze gelegenheid plaats hebben, hier befchreeven te vinden. Om de drie jaaren, in de maand van May naamelyk, worden 'er, uit alle de Provinciaale Synoden in ons Vaderland , eenentwintig Predikanten naar 's Graavenhage afgevaardigd, waarby de Walfche Synode nog eenen voegt. Nadat zy in de Kloosterkerk van de gemelde Hofplaatfe zyn byeengekomen, word 'er een gebed gedaan door eenen der Haagfche Predikanten, die doorgaans tot de Leden der Vergaderinge behoort. Men leest vervolgens de Geloofsbrieven, en kiest eenen Prsefes en Scriba, waarna de Handelingen der jongst-  De Nedere. Wetten, Zeden, enz*. 193- jongstgehoudene Coetus (want deezen naam word aan die vergaderinge gegeeven) geleezen. Terwyl men zich hier mede bezighoud, laaten de Predikanten hunne aankomst aan den Prefident der Vergaderinge van de Algemeene Staaten bekend maaken: ook word aan de Leydfche Regeering door eenen brief kennis gegeeven wegens de aankomst der Predikanten in 's Gravenhage. De geheele vergadering begeeft zich, met den Praefes en Scriba aan het hoofd, twee aan twee, naar het Hof. Wanneer zy ter vergaderinge van hunne Hoogmoogmoogenden zyn ingeleid, doet de praefes eene aanfpraak, waarin hy de belangen der buiten-en binnenlandfehe Kerken den Staaten aanbeveelt, en hen verzoekt om de Synodaale handelingen te moogen bezigtigen. Na het eindigen van deeze aanfpraake word de yver der Kerkelyken door den Prefident van hunne Hoogmoogenden gepreezen, en hun verzoek ingewilligd. Hierop keeren de Predikanten naar de Kloosterkerk, waar het befluit van hunnen Hoogmoogenden hun fchriftelyk word ter hand gefield. Hierop vergaderen zy des anderen daags in de Treveskamer, waar zy door twee Gedeputeerden van de Staaten Generaal worden verwelkomd, XIV. Deel. N Na  194 Tafereel van Natüur en Konst. Na het doen van een gebed word de kist, die in deeze kamer ftaat, en waarin de gemelde handelingen bewaard worden, door agt byzondere fleutels geopend. Die handelingen, welke in zeventien banden gebonden zyn, worden eerst aan de gekommitteerde Staaten , en vervolgens aan alle de leden van deeze vergaderinge vertoond. Nadat men dezelven bezigtigd heeft, worden zy weder in de kist weggeliooten ; men eindigt de plegtigheid met het doen van een gebed, en befluit alles met het houden van eenevriendelykemaaltyd. Op den volgenden dag begeeven de gekommitteerden van de Staaten Generaal, met alle de leden van het Coetus, zich in twee jagten naar Leyden, waar zy hunnen intrek in den Burg neemen. Nadat zy door eenen Burgermeester en Penfionaris zyn verwelkomd, worden zy naar het Stadhuis geleid. Vervolgens word 'er eene kist, dieindeVroedfchaps kamer ftaat, door den Stads Sekretaris en den eerften Regent van het Staaten kollegie geopend , om 'er de verbeterde overzetting des Bybels, en het geen daartoe behoort, uit te neemen, en aan allen te vertoonen. Voor en na de bezigtiging doet een der Predikanten een kort gebed; en wanneer alles weder in de  De Nederl. Wetten, Zeden,enz. iq| de kist geflooten is, dan word de vergadering op kosten van de Staaten Generaal, op den Burg ter maaltyd onthaald. Onder het houden der maaltyd verfchynt 'er een Stads Boode, om de oude plegtigheid van het aanbieden van den eerewyn te verrigten. Hy klopt op een zilveren bekken, en bied, van Stadswegen , aan de Gedeputeerden der Staaten agt kannen Rynfchen wyn aan: doch deezen neemen in plaatfe van dezelven, ieder vyftig guldens, die aan de Stads Booden en andere bedienden gefchonken worden. Wanneer zy in den Haag zyn weergekeerd, dan teekent de Scriba in de handeling van het Coetus aan dat de bezigtiging gefchied is, en dat men de ftukken ongefchonden van woim, motte en muizen bevonden heeft. Uit de byzonderheden, welke wy wegens de beftiering der Gereformeerde Kerken in ons Vaderland hebben aangeteekend, blykt genoegzaam dat de Burgerlykc Overheid ten deezen aanzien vry groot gezag aan zich behouden heeft. Zy heeft altyd geoordeeld dat het eene Christelyke Overheid betaamt toe te zien dat de goede orde, vrede en eensgezindheid in de Kerken in Band blyven, zooN-a dat  ïo6 Tafereel van Natour en Konst. dat 'er niets verrigt worde het geen gefchikt zyn zoude om de rust der Maatfchappyen te ftooren. Behalven de Gereformeerden zyn hier te landen verfeheidene andere gezindheden van Christenen. —De voornaamften derzelven zyn de Roomschkatholyken, de Lutherfchen, de Remonftranten, de Doopsgezinden, de Kollegianten of Rynsburgers en de Kwaakers. De Roomschkatholyken hebben in de VerT eenigde Nederlanden driehonderd en vyftig Kerken, die egter de uitwendige gedaante van byzondere huizen hebben. Dezelven worden door ruim vierhonderd Priesters bediend ; en in de Generaliteits Landen zyn zy mede zeer talryk. Zy zyn door eenige goede wetten bepaald. Volgens een Plaakkaat der Staaten van Holland, van den 2iften van September des jaars 1730, mag geen Roomsen Priester dienst doen, tenzy het hem door de Burgemeesters in de lieden, of door deBaljuwen ten platten lande, worde toegeftaan. Daar moogen geene andere Priesters zyn dan geboorene onderdaanen van den Staat; en geordende Priesters, Monniken en Jezuïeten moo-  De Nëderl. Wetten, Zeden, enz. 197 moogen in het geheel geenen dienst doen. De Priesters moeten aan de Regeering, en op hun priesterlyk woord, verklaaren, en door hunne handteekening bevestigen dat zy geheel vreemd zyn van de (telling dat de Paus de onderdaanen van de gehoorzaamheid aan de Overheid kan ontilaan; zy moeten zich verbinden om het tegendeel aan de leden van hunne gemeente in te prenten, en belooven dat zy zich niet zullen laaten gebruiken om eenig geld, of de waarde daar van, uit deeze landen naar buitenlandfche Kloosters ,Kweekfchoolen of Kerken te verzenden. Zy moogen noch Pauslyke bullen, noch kerkelyke bevelen afkondigen, voordat zy die oorfpronglyk aan Gekommitteerde Raaden vertoond hebben ; doch de Roomschgezinde armbezorgers moogen de legaaten, die hun, ten behoeve van hunne armen gemaakt zyn, tot derzelver onderhoud en nut gebruiken. De Katholyken kunnen in deeze landen geene openbaare bedieningen bekleeden, dan alleenlyk krygsampten, uigezonderd den post van Veldmaarfchalk. Daar is egter by de Staaten Generaal, in den jaare 1738, een befluit gemaakt dat alle Krygsofficieren, dief N 3 ten  iq8 Tafereel van Natuur en Konst. ten tyde van hunne aanneeminge, den Gere formeerden Godsdienst beleeden, en in vervolg van tyd den Roomfchen aannamen, of zich met Roomfche vrouwen in huwelyk verbonden , van hunne ampten zouden vervallen zyn. Men rekent dat de Romschgezinden het derde gedeelte van de inwooneren der Vereenigde Nederlanden uitmaaken. De Jezuïeten moogen zich in deeze Provinciën niet ophouden, fchoon zulks evenwel hier en daar door de vingeren gezien wordt. De meeste Priesters zyn waereldlyke heeren, doch men vindt onder hen ook veele geordenden. In Gelderland zyn veertig Kerken, die den naam van Statiën hebben, en omtrent zoo veele Priesters, onder welken men niet meer dan eene Statie en eenen Priester heeft, die Janfenist is, naamelyk te Kuilenburg. In Holland zyn omtrent 250 Statiën en 265 Priesters, waaronder 40 Statiën, en omtrent 60 Priesters der Janfenisten zyn, in Zeeland heeft men 3 Statiën en 4 Priesters, maar geene Janfenisten. In Utrecht zyn ruim 30 Statiën en 45 Priesters; men heeft 'er agt Statiën en 12 Priesters der janfenisten. In Vriesland  De Nederl. Wetten , Zeden , enz. 109 land zyn 24 Statiën en 31 Priesters, waaronder (legts eene Statie der Janfenisten is, die door twee Priesters bediend word. In Overysfel zyn 27 Statiën en 30 Priesters, doch geene Janfenisten. In Groningen en de Ommelanden heeft men, onder de 10 Statiën en 30 Priefters, mede geene Janfenisten. Het is hier geene ongevoeglyke plaats om den oorlprong der verdeeldheden tusfchen de Jezuietsgezinden en Janfenisten kortelyk aan te wyzen. — Kornelius Janfenius, Bisfchop van Yperen, liet by zyn overlyden, in den jaare 1638, een werk over de genade na, waaraan hy den titel van Augustinus gegeeven had, omdat het zyns oordeels, met de leer van dien Kerkvader, overeen kwam. Het werd na zynen dood, door eenen van zyne vrienden in het ligt gegeeven, en maakte zoo veel gerugts dat het Roomfche Hof'er kennis van kreeg. De Bisfchop werd van verfeheidene doolingen befchuldigd, en men trok in het byzonder vyf (tellingen uit zyn boek, welke men beweerde dat tegen de regtzinnigheid der Roomfche Kerke aanliepen. Dezelven komen hoofdzaaklyk hierop uit: 1. Eenige Goddelyke geboden kunnen doorregtN 4 vaar-  soo Tafereel van Natuur en Konst. vaardige menfchen, fchoon zy al wilden, by geene mooglykheid worden waargenomen. De genade, waardoor die betragtingmooglyk zoude worden, ontbreekt hun. 2. In den ftaat van de gevallene natuur word de inwendige Goddelyke genade nimmer weêrftaan. 3. Om loon en ftraf te verdienen, is'er geene vryheid noodig, welke het den mensch doorgaans in zyne keuze laat gehoorzaam of ongehoorzaam te zyn. Het is genoeg dat hy zulk eene vry heid hebbe, waardoor hy zyne toeftcmming geeft tot het goed of kwaad, het welk hy niet kan nalaaten te bedryven. 4. Het is half Pelaginansch, en by gevolg Kettersch, te ftellen dat het in der menfchen vermoogen ftaat de Goddelyke genade, naar hun eigen welgevallen, te weêrftreeven of te gehoorzaamen. 5. Het isookhalfPelagiaansch te ftellen dat Christus voor alle menfchen, niemand uitgezonderd, geftorven is. Deeze vyf ftellingen werden by eene bulle van den siften van May des jaars 1653,door Paus Innocent den Xden veroordeeld. Men merkte de eerfte aan als ligtvaardig, godloos, gpdslaster'yk , vervloekt en kettersch ; de tweede en derde als kettersch j de vierde als valsch  De Nederl. Wetten, Zeden,enz. 201 valsch en kettersch, en de vyfde als godloos, lasterlyk, te kort doende aan de Goddelyke barmhartigheid en kettersch. — De navolgers van Janfenius veroordeelden zoo wel als de Paus den ketterfchen zin, die in de vyf aangeweezene Hellingen was opgeilooten; doch zy beweerden dat men ze ook in eenen Katholyken zin kon opvatten, en dat dezelve zekerlyk door Janfenius was bedoeld geworden. Dit deed Paus Alexander den Vilden befluiten om de voorftanders van dit gevoelen voor kinderen der boosheid te verklaaren, en de vyf bovengemelde Hellingen op nieuw te veroordeelen. — Hy ging zelfs verder , en wilde dat alle geestelyken zich zouden onderwerpen, zoo wel aan zyne vastftelling als aan die van zynen voorzaat. In deeze gefchaapenheid der zaaken, begonnen de aanhangers van Janfenius, in den beginne van deeze loopende eeuwe, zich vry openlyk in de Vereenigde Nederlanden te vertoonen; doch zy hadden grooten tegenHand van het Roomfche Hof te lyden. — Van tyd tot tyd deed men zyn best om de Nederlandfche Priesters de Pauslyke Bulle te doen aanneemen , het geen by veelen gelukte, N 5 Doch  202 Tafereel van Natüdr en Konst. Doch de Staaten van Holland kantten zich hier tegen, enverbooden, In den jaare 1709, den Pauslyken Vikaris zyn ampt te oefenen. In den jaare 1713 kwam de berugte Bulle of Conftitutie Unigenitus voor den dag, waarin honderd en een Hellingen, getrokken uit het boek van Vader Quefnel, en allen op den leest van Janfenius gefchoeid, veroordeeld werden. Dezelve werd van veele Priesteren omhelsd , en de verwydering tusfchen de aanneemers der conftitutie en den aanhang van Janfenius werd van jaar tot jaar grooter. De laatften zagen dat de Statiën, die te vooren door Priesteis van hunnen aanhang bekleed waren, by derzelver overlyden door voorftanders van de conftitutie vervuld werden, en zy begonnen op middelen te denken om het verval, dat hieruit voor hunne party te dugten ftond, voor te komen; zy hebben het, in weerwil der poogingen van hunne tegenftreeveren, zoo ver gebragt dat aan het hoofd der Janfenisten, een Aartsbisfchop van Utrecht is, die eenen Vikaris onder zich heeft. Deezen vervullen de openvallende plaatfen, zoo veel zy kunnen, met Priesters van hunnen aanhang.—Men ziet uit het geen wy hier hebben aangeteekend dat. alle vreed- zaa-  De Nederl. Wetten , Zeden , enz, 203' zaame Roomschgezinden bier te Janden genoegzaame vryheid genieten. De Janfenisten, die minder met de opperhoofdigheid van den Paus op hebben, en in verfeheidene opzigten nader met de Gereformeerde Kerken overeenkomen dan hunne partyen, worden wel met beter oog aangezien; doch beide de aanhangen moogen zich egter van de befchermiqjfe der Overheid verzekerd houden. De Lutherfchen genieten hier te lande grooter vryheid dan de Roomschgezinden. De Kerken, welke zy in de fteden hebben, zyn openbaare gebouwen. By herhaalde plakkaaten, waarvan het laatfte in den jaare 1653 is afgekondigd, is hun we! verbooden Kerken ten platten lande te bouwen, doch daaromtrent heeft men groote oogluiking gebruikt, en hun het oefenen van hunnen Godsdienst op verfeheidene plaatfen buiten de Heden toegelaaten. Zy kunnen geene openbaare bedieningen bekleeden. In de Vereenigde Nederlanden en Staats Brabant zyn 40 Lutherfche gemeenten , die door 52 vaste Predikanten bediend worden. De Saltzburgfche Lutberaanen hebben eene gemeente in het Land van Kadzant, waar de dienst door eenen 1 Pre-  204 Tafereel van Natuur en Konst. Predikant word waargenomen, die zyne jaarwedde van de Staaten Generaal ontvangt. De Proponenten moeten eene reis naar Duitschland doen om daar te ftudeeren, en hier te lande beroepen zynde ondergaan zy een examen, waarna zy, met oplegginge der handen, in den dienst bevestigd worden. — Ten aanzien der plegtigheden verfcbillen zy eenigszins van de Lutherfchen in Duitscblaud, dewyl zy noch altaaren noch beelden in hunne Kerken hebben. Zy verrigten het werk hunner bedieninge niet in een wit choorkleed , maar in het gewoone gewaad der Nedeilandfche Leeraaren. Sederd eenige weinige jaaren heeft men te Rotterdam, Middelburg, Vlisfingen, 's Graavenhage en Delft, nieuwe Lutherfche Kerken gebouwd , van welken fommigen zeer pragiig zyn. Zy hebben in verfeheidene plaatfen aanzienlyke gemeenten. Te Amfterdam , Leyden , Haarlem en 's Graavenhage hebben zy ook Weeshuizen. — De Dorpen, waar thans Lutherfche Kerken gevonden worden, zyn Zaandam, in Noord-Holland , Bodegraven, in Zuid-Holland, Wildervank en Sapmeer, in de Ommelanden. De  De Nedere. Wetten , Zeden , enz. 205 De gezindheid der Remonftranten heeft buiten de Vereenigde Nederlanden geene Kerken , uitgezonderd te Fredrikftad in het Holfteinfche. Zy draagen deezen naam naar eene Remonftrantie of een vertoog, het welk zy in den jaare 1610 in de vergaderinge der Staaten van Holland hebben overgeleverd. Hunne partyen noemen hen ook Arminiaanen, welken naam zy gekreegen hebben naar Jakobus Arminius, die in den aanvang der voorgaande eeuwe Hoogleeraar in de H. Godgeleerdheid te Leyden was. In dien tyd waren de Remonftranten met de andere Hervormden in ons Vaderland vereenigd. Doch de gefchillen over de voorbefchikking, met dea aankleeve van dien, begonnen zoo geweldig gedreeven te worden, dat 'er hnnne uitfluiting op volgde. In de jaaren 1618 en 1619 werd hunne leer in de Dortfche Synode veroordeeld , en hunne Predikanten werden van den dienst afgezet, en ten lande uitgebannen, indien zy niet wilden belooven dat zy zich van prediken onthouden zouden. — Onder het Stadhouderfchap van Fredrik Hen dik begon egter de geftrengheid, waarmede men de plakkaten had uitgevoerd, in eene merklyke maate te verminderen; men duldde zelfs dat de  206 Tafereel van Natuur en Konst. de Predikanten, die de een na den ander uit het land gegaan waren, te rug kwamen.— Het leed piet lang of de Remonftranten hielden weder openlyke vergaderingen, en rigtten te Amfterdam eene Kweekfchool op, om jongelingen tot den Predikdienst bekwaam te maaken. Jn vervolg van tyd zyn zy, door de hooge Overheid, als gehoorzaame onderdaanen aangemerkt, en als zoodaanigen verdraagen. — Men moet egter zeggen dat hun getal niet vermeerdert, maar in tegendeel afneemt, vooral op zulke plaatfen, daar men "Walfche gemeenten heeft. Het is bekend dat de vyf Artikelen, om welken de Remonftranten in deDordrechtfche Synode veroordeeld zyn , hierop uitkomen: I. Dat God, in de verkiezinge en verwerpinge der menfchen, aan de eene zyde, ziet op het geloof der menfchen, en op hunne volharding in het zelve; en aan de andere zyde, op het ongeloof en de onboetvEardigheid. II. Dat Jezus Christus voor alle menfchen is geftorven. III. Dat de Goddelyke genade tot 's menfchen bekeering en heiligmaking vereischt word. IV. Dat de mensch egter door dezelve niet onwederftandelyk bewerkt word. V. Dat  De Nederx. Wetten,Zeden, enz.207 Dat het niet onmooglyk is dat de Heiligen weder afvallen. Daarenboven beweeren d» Remonftranten dat men de verfchillende gevoelens der Christenen behoort te verdraagen, en dat elk, die de Schriftuur voorden regel van zyn geloof en leeven aanneemt, en dus vry is van afgoderye, geweetensdwang, en eenen zondigen wandel, bevoegd is om lid van hunne Christelyke gemeente te worden. De Broederfchap der Remonftranten beftaat in het geheel uit vier-en dertig gemeenten, die, door drie-en veertig Predikanten, wanneer dezelven voltallig zyn, bediend worden. In Gelderland, te Tiel naamelyk, is eene Gemeente en een Predikant. In Holland zyn dertig gemeenten, en agt-en dertig Predikanten. In Utrecht zyn twee gemeenten, en drie Predikanten. Te Dokkum in Vriesland is eene gemeente, en een Predikant. —In de overige Provinciën van ons land hebben de Remonftranten geene Kerken. — Te Fredriksftad in het Holfteinfche maaken zy eenetamelyk goede gemeente uit, die door de Broederfchap hier te lande van eenen Predikant voorzien word. Hunne aanzienlykfte gemeente is te Rotterdam; dezelve word door vier, en  - so8 Tafereel van Natuur en Konst. en die van Amfterdam door drie Predikanten bediend. — In de laatstgemelde ftad hebben de Remonftranten eene Kweekfchool, waar twee Hoogleeraars, een in de Godgeleerdheid, en een in de Wysbegeerte, en andere nuttige Weetenfchappen, lesfen geeven. Jaarlyks word 'er eene algemeene vergadering van de Remonftrantrche Broederfchap, beurteling te Amfterdam en te Rotterdam, gehouden. Verfeheidene gezindheden zyn 'er bekend onder den naam van Doopsgezinden, dus genaamd omdat zy beweeren dat de Christelyke Waterdoop alleen moet bediend worden aan perfoonen, die tot jaaren van onderfcheid gekomen zyn. Men noemt hen ook Mennonieten , naar zekeren Menno Simonsz, eenen Vriefchen Leeraar, wiens leer en Schiften van ouds meer dan heden by de Doopsgezinden in agtingwaren. Hy predikte omtrent het midden der zestiende eeuwe, — In het eerst behoorde hy onder de voorftanders der verdraagzaamheid, doch naderhand beweerde hy dat men zulken, die uit de gemeente gebannen waren , moest myden; en dat zelfs egtgenootcn, wanneer een van beiden gebannen was, zich  De Nederl. Wetten , Zeden , enz, 209 zich van tafel-en bedgenootfehap behoorden te onthouden. De redenen , waarom men voordeezen tot het bannen overging waren niet flegts het bedryven van ergerlyk en openbaare zonden , of het voorftaan van grove dwaalingen; maar men nam 'er ook aanleiding toe uit geringe misvattingen, en vooral uit het trouwen met perfoonen van eene andere gezindheid onder de Christenen, en vooral met Doopsgezinden van eene andere foort. Doch zy, die zich, in zulke verregaande geftrengheden , als egte navolgers van Menno gedraagen, maaken thans maar een zeer klein getal uit. Uit het gezegde kan men reeds ópmaaken dat de Doopsgezinden in verfeheidene foorten verdeeld zyn. — Wy zullen ons niet inlaaten met de vcrfchillende benaamingen, onder welken hunnen gemeenten voorkomen, op te geeven , m?.ar alleenlyk aanmerken dat de voornaamften onder hen zyn de Vlaamingen, Waterlanders en Vriezen. In veele plaatfen heeft men vereenigde gemeenten van Vlaamingen en Waterlanders, van Vlaamingen en Vriezen, of van Vriezen en Waterlanders, en het is zeker dat de gemeenten der Ver- XIV, Deel, O e#"  210 Tafereel van Natuur en Konst. eenigde Doopsgezinden, vooral die der Vlaamingen en Waterlanders, de andere, die niet vereenigd zyn, zeer verin getal te boven gaan. Het is niet wel mooglyk aan te wyzen, waarin de verfchillende foorten van Doopsgezinden thans van eikanderen, en van andere Chriltelyke Gezindheden, onderfcheiden zyn. Zulken zelfs , die in naam overeenkomen, komen in alle plaatfen van ons land niet overeen in begrippen. Hier en daar zyn zy in zoo verre van hunne voorzaaten afgeweeken, dat zy naauwlyks iets dan den bloeien naam met dezelven gemeen hebben. Vier ftukken zyn 'er egter, die voordeezen allen, en nu nog de meefte Doopsgezinden van hunne Medechristenen, onderfcheiden.— Zy beweeren den bejaarden Doop, verklaaren zich tegen de geoorloofdheid van het Eedzweeren, tegen het Wapenvoeren, en de bediening van het Overheids-ampt. Onder eenige weinige Doopsgezinden is de voetwasfching nog in gebruik. Onder anderen wordt het gebed in de gemeente in ftïlte gedaan. De meeste Doopsgezinden, inzonderheid die, welke tot vereenigde gemeenten behooren, komen in dq byzonderheden , welke tusfchen de Re- mon-  DeNederl, Wetten,Zeden,enz. 211 mem(Iranten en Gereformeerden in gefchil ftaan, met de eerstgemelden overeen , fchoon het ook niet aan Doopsgezinden ontbreekt, die in deeze ftukken genoegzaam in de begrippen der Gereformeerden zyn zoodat zy zich in het onderwyzen der jeugd, in het famenftellen van leerredenen, en het opmaaken van geloofsbelydenisfen, niet zelden vandefchriften van Gereformeerde Leeraaren bedienen. De Doopsgezinde gemeenten zyn door alle de Provinciën van ons Vaderland verfpreid. In de Generaliteits landen zyn 'er zelfs eenige weinigen, als te Maastricht, te Vaals, te Aardenburg , te Groede en te Nieuwvliet. Haar getal beloopt in de Vereenigde Nederlanden honderd zes-en-tagtig, die van driehonderd en twaalf Leeraaren bediend worden. In Vriesland en in Noord-Holland worden de meesten gevonden, dewyl de Doopsgezinden zich daar, van hunne eerfte opkomfte af, in de grooifte meenigte hebben neergezet. De verfcheidenen foorten van Doopsgezinden houden jaarlyks vergaderingen van de byzondere Broederfchap, tot welke zy behooO 2 ren,  212 Tafereel van NAtuür en Konst. ren, waarin voornaameiyk over het verzorgen der Predikbeurten in gemeenten , waar geene Predikanten zyn, en over de behoeften der nooddruftige gemeenten gehandeld word. In veele plaatfen, vooral in Noord-Holland en Vriesland, worden de bekwaamfien der Broederen tot Leeraars verkoozen, die dan in het geheej geene, of maar eene zeer geringe wedde trekken, zoodat zy hun beftaan in den koophandel, of in de eene of andere hanteering, moeten zoeken. Dk is de oorzaak dat 'er in verfeheidene plaatfen, naar maate van de grootte der gemeenten, veele Leeraars gevonden worden. Men heeft ook plaatfen, waar jongelingen door geoefende Leeraaren tot den Predikdienst bekwaam gemaakt worden. In vroeger tyden plagt men , vooral by de vereenigde gemeenten, eenige jongelingen in de Kweekfchoole der Remonftranten te laren ftuderen ; maar eenige jaaren geleeden heeft de vereenigde Vlaamfche en Waterlandfche gemeente te Amfterdam zelve eene Kweekfchool opgerigt, waarin een Hoogleeraar in de Godgeleerdbeid en Wysbegeerte, op eene wedde van tweeduizend guldens 's jaars,  DeNederL. Wetten, Zeden, enz. 213 jaars, is aangefteld, door wien verfeheidene jongelingen , die zich tot den Predikdienst willen bekwaam maaken , onderweezen worden. — De Leeraars worden door de Diakenen met toeftemminge der gemeente verkoozen. De verkiezing der Diakenen gefchied in fommige gemeenten voor hun leven, in andere worden zy fiegts voor eenige jaaren aangefteld. Op eenige plaatfen gefchied zy, gelyk voordeezen overal, door degezamenlyke broederfchap , welke tot dat einde met de Leeraaren en Diakenen, die in dienst zyn, vergadert. In veele andere plaatfen word zy door de Leeraaren en dienende Diakenen gedaan. Daar zyn ook gemeenten, welke Diakonesfen hebben, die op gelyke wyze als de Diakenen verkoozen worden. In fommige Steden hebben de Doopsgezinden Wees en Armenhuizen , die meest allen van ryklyke inkomften voorzien zyn. De Overheid van ons Land heeft van tyd tot tyd doen blyken dat zy hen met gunstige oogen aanzag. By de grondlegging van den Staat, en ook by andere gelegenheden, hebben zy den Lande meer dan eens grooten dienst gedaan, door het fchieten van merklyke geld O 3 fora.  2(4 Tafereel van Natuur en Konst. foinmcn, en hebben dus zoo wel het hunne tot de befcherming van het Vaderland toegetyagt, als anderen, die de wapenen voerden. Uit dien hoofde zyn hun ook fomtyds byzondere gunften beweezen. — In veele gevallen heeft men hen, in Steden en Dorpen, vry gelaaten van het bekleeden van ampten, of het waarneemen van dienften, van welken anders niemand ontflagen word. In plaatfe van eenen eed kunnen zy met eene verklaaring met waare woorden voldaan. Op het 'verzoek van eenigen zyn door hunne Hoog Moogenden niet zelden brieven van Voorfchryvhïge verleend geworden voor hunne onderdrukte geloofsgenooten in de Palts, en in Zwitferland. Verfeheidene Steden zyn 'er waarin zy tot Regentfchappen van Gasthuizen en tot andere Eeramptcn verkoozen worden. De voltrekking hunner Huwelyken , moet even als die van andere Disfenters, voor de Overheid der plaatfe , of in de publieke Kerken des Lands, gefchieden, fchoon 'cr egter eenige weinige gemeenten zyn, die verlof hebben om in haare eigene vergaderplaatfen de plegtigheid van de trouw te verrigten. De Rynsburgers of (gelyk zy ook genoemd wor-  De Nederl. Wetten , Zeden enz. 2 ij worden KoIIegianten) maaken in deeze Provincie zulk een klein getal uit, dat zy zekerJyk onder de minste aanzienlyke gezindheden moeten gefield worden. Zy voeren den eerften naam naar het dorp Rynsburgby Leyden, waar zy tweemaal in het jaar vergaderingen houden, tegens Pinkfteren naamelyk, en op den Zondag, die op een na den laatften maandag in Augustus voorgaat, by welke gelegenheid eene byeenkomst gehouden word, waar men gewoon is het Heilig Avondmaal te vieren. Zy worden KoIIegianten genoemd naar de Kollegien, welke zy hier en daar in ons Vaderland, federd het jaar 1619, hebben aangelegd, en waartoe het bannen van de Remonftrantfche Predikanten aanleiding gegeeven heeft. — In het eerst werden deeze byeenkomflen te Warmond gehouden, doch naderhand zyn zy naar Rynsburg verplaatst geworden.— Onder deeze luiden is de onderdompeling, by den Christelyken Waterdoop, reeds vroeg geoefend, en die plegtigheid is tot deezen tyd toe, te Rynsburg, en in meer andere plaatfen, menigwerf op de gemelde wyze bediend geworden. —Naar het oosteinde van het genoemde dorp ftaat een groot huis, waarin, op kosten van eenige RynsburO 4 gers,  2id Tafereel van Natuur en Konst. gers, vrye tafel en huisvesting verleend word aan veelen , die de vergadering verkiezen by te woonen. Aan eene floot, die door den tuin van dit huis loopt, is, eenige jaaren geleeden, een vierkant Doopbad gegraaven, m'aarin men warm water kan laaten loopen, om den Doop zonder hinder der Doopelingen te verrigten. Wanneer iemand deplegtigheid der onderdompelinge aan zich wil laaten bedienen, gefchied zulks doorgaans op den tyd der gewoone vergaderinge , des Saterdags voor den middag. Die gedoopt zullen worden, doen vooraf eene openbaare belydenis van hun geloof, en kunnen volftaan met te betuigen dat zy in God en in Jezus Christus gelooven, en genegen zyn om zich naar 's Heeren geboden te gedraagen, zonder dat zy zich behoeven te uiten wegens zoodaanige leerftukken, waaromtrent de Christenen onder eikanderen verfchillen. Na de belydenis kleeden de Mans en Vrouwsperfoonen, iederin een afzonderlyk vertrek, zich inhetDoopgewaad, en worden naar het gemelde Bad geleid, alwaar zy nedergeknield zynde, door iemand , die zich daartoe bereid heeft, en doorgaans een perfoon van jaaren is, eens, met het hoofd voorover geheel onder water  PeNederx. Wetten, Zeden, enz. 217 gedompeld worden; geduurende welke verrigting de Dooper het gewoone Formulier van den Doop uitfpreekt, ik doop u in den naam enz. Terftond na den Doop komen de gedoopten weder in de vergaderinge, nadat zy hun gewoone gewaad egter hebben aangetrokken, alwaar zy vermaand worden om aan de verbintenis, by den Doop aangegaan, te beantwoorden. Wy moeten nog aanmerken dat 'er, voor het bedienen van den Doop eene aanlpraak gedaan word, in welke men reden geeft wegens de byzondere wyze van Doopen, die hier onderhouden word; en de geheele plegtigheid word met gebeden, dankzeggingen, en ffigtelyke gezangen bellooten, Zulken, die hier verkiezen gedompeld te worden, leggen zich, uit dien hoofde onder geene de minfte verpligting om leden te zyn van het byzonder ligchaam der KoIIegianten. Veelen hebben dit wel geoordeeld, doch verkeerdelyk: want men doopt hier alleen tot leden van de algemeene Christelyke Kerk, cn de gedoopten worden flegts gerekend tot de Rynsburgers in het byzpnder te behooren, wanneer zy uitdruklyk verklaaren dat zulks hunne begeerte is. O 5 JJeq  2i8 Tafereel van Natuur en Konst. Een of twee byzonderheden zyn 'er, die de KoIIegianten van andere gezindheden , waarin de Christenen verdeeld zyn, onderfcheiden. Zy ftrekken naamelyk de verdraagzaamheid zoo ver uit dat zy alle belyders van den Christelyken Godsdienst, die in het Euanselium niet uitdrukkelyk veroordeeld worden , aan de tafel des Heeren toelaaten, en hun daarenboven vryheid gunnen om in hunne vergaderingen het woord te voeren, en van het zelfde regt gebruik te maaken, dat elk hunner voor zichzelven oefent. Evenwel word de vryheid van fpreeken niet tot de Vrouwen uitgeftrekt. Elk mag ook in de byeenkomsten zyn oordeel vryelyk zeggen over alles wat door een' ander voorgefteld of verrigt is. Alle de leden ftaan met eikanderen in eene volmaakte gelykheid, zoodat niemand bevoegd is om eenig gezag over anderen te oefenen. Zy hebben geene Belydenis dan de Heilige Schriften, over welken elk egter voor zich het regt van uitlegging behoud. Voor het begrip, dat zy van de verdraagzaamheid en de vryheid van fpreeken in de gemeente hebben, komen zy openlyk uit in hunne vergadering te Rynsburg , en de vryheid van fpree»  Df. Nederl. Wetten , Zfden , enz. 219 fpreeken oefenen zy altyd in hunne byzondere Kollegien. De Rynsburgfche vergadering word op de volgende vryze gehouden. Des Saterdags komt men byeen om eikanderen tot het houden des H. Avondmaals te bereiden. Na het gebed word 'er verzogt dat iemand Uit de vergaderde Perfoonen, door eene Redevoeringe, uit Gods woord ontleend, de ftigting der gemeente bevordere, het geen egter gemccnlyk gefchied door iemand , die zich daartoe vooraf bereid heeft. Men laat anderen tyd over om 'er iets by te voegen , en de vergadering word doorgaans met een gezang, en altyd met een gebed beflooten. Des Zondags voor den middag houd men het Avondmaal. Vooraf word 'er eene aanfpraak gedaan, gefchikt om elk tot het eerbiediglyk vieren van het Avondmaal op te wekken , vervolgens verzoekt men dat iemand de uitdeeling van het brood en den wyn op zich neeme. Die 'er genegen en bekwaam toe is, treed naar de tafel, en bedient dezelve met gelyke plegtigheid als onder andere Protefianten gebruiklyk is. Dit verrigt zynde fcheid de vergadering, en des avonds komt men weder te famen, om.  220 Tafereel van Natuor en Konst. om eikanderen tot dankbaarheid op te wekken. Des Maandags voor den middag word'er weder eene aanfpraak gedaan, waarin men elkanderen tot volharding en voortgang in de Godsvrugt vermaant; en hierna vertrekt elk naar de piaats zyncr inwooninge. Jn de gewoone Kollegien, die in verfeheidene plaatfen van ons Land zyn opgerigt, houd men, in het verleenen van vryheid om eenig ftigtelyk voordel te doen , den zelfden voet. Men heeft meest overal de gewoonte om de Heilige Schriftuur in haaren famenhang te vervolgen, zonder dat zulks egter aan iemand de vryheid beneemt om over eenige andere Schriftuurlyke ftofTe te handelen. Het leczen, bidden en zingen van pfalmen en geestelyke liederen, het welk fomtyds door een' perfoon alleen, en fomtyds door de gezamerilyke vergadering gefchied, heeft hier zoo wel plaats als te Rynsburg. — Tot het houden van deeze Kollegien zyn in fommige plaatfen byzondere huizen gefchikt, in andere houd men ze in de Kerkenkamer der Doopsgezinden.— Toen de Koliegianten in ons Vaderland het meest bloeiden, kon het getal der Kollegien niet meer dan agttien haaien, doch hier  DeNederl. Wetten,Zeden,enz. 221 hier en daar zyn zy zoomerkelykafgenomen, dat men niet meer vastgeftelde byeenkomften houd. — Te Amfterdam hebben de KoIIegianten een Weeshuis geftigt, het welk in tweën verdeeld, en voor jongens en meisjes gefchikt is. Van de andere verfeheidene gezindheden zullen wy ilegts kortelyk fpreeken omdat dezelven niet zeer aanmerklyk zyn. Kwakers zyn 'er weinig meer in de Vereenigde Nederlanden. Die 'er zyn houden egter gemeenfchap met de Broederfchap in Engeland. — Hunne hoofdftellingen komen hierop uit: dat God aan alle menfchen een inwendig ligt van kennisfe heeft gefchonken, magtig om hen ter behoudenisfe te brengen; dat elk verpligt is volgens dit ligt te leeven , en dat niemand , zonder behulp van hetzelve, de Heilige Schriften kan verliaan. — In hunne Godsdienliige vergaderingen houden zy zich niet op met eenige plegtigheden; en bedienen noch Doop noch Avondmaal. — Men befpeurt onder hen menigwerf een diep en lang aanhoudend ftilzwygen, dat fomtyds word afgebroken door het doen van eene leerrede of eene vermaaning, waartoe allen, die'er zich toe bewoo- ge»  222 Tafereel van Natuur en Konst. gen voelen, Vrouwen zoo wel als Mans, even veel regts hebben. De Hernhutters beweeren dat zy afdammen van de Boheemfche of Moravifchegebroeders; doch dewyl hunne geloofsbelydenis niet bekend is, kan men niet bellisfen of zy nader by de Gereformeerden of by de Lutheraanen komen. Het getal hunner aanhangeren is in de Nederlanden al vry groot geworden. Zy hebben twee aanzienlyke Societeits woon-en vergaderplaatfen; de grootfte is op het Huis te Seist, waar zy aanzienlyke gebouwen hebben opgerigt, en verfeheidene handwerken oefenen : de tweede is op het Huis 's Heerendyk te Ysfelftein. — Graaf Nikolaas Lodewyk van Zinzendorf en Pottendorf is hun ftigter geweest. Zy houden allen, die het woord van God aanneemen, en den Heiland lief hebben, voor broeders, en leeven in de gemelde plaatfen in eene foort van gemeenfchap van goederen en winften. De Armenifche Christenen houden zich voornaamelyk te Amfterdam op, alwaar zy vryheid hebben van openbaare Godsdienstoefeninge: zy hebben 'er ten dien einde een ge-  De Nederl. Wetten ,Zeden , enz. 223 gebouw, het welk men voor eene Kerk kan aanzien. In veele zaaken en plegtigheden komen zy met de Roomsen Katholyken overeen , fchoon zy niet van den Paus afhangen, den Beeldendienst verwerpen, en in het Avondmaal zich van gemeen brood en wyn bedienen. — Men heeft te Amfterdam ook eene plaats, waar de Rusfifche Godsdienst geoefend word. Behalven de reeds gemelden zyn 'er nog verfeheidene andere fekten, als de Myftieken, Deurhoviaanen, Bekkeriaanen, Hattemisten, Leenhoofsgezinden enz. die egter geene geregelde gemeenten uitmaaken, maar in byzondere gezelfchappen famenkomen om over Godsdienftige zaaken te handelen. De Jooden genieten, in ons Vaderland, mede vryheid van Godsdienst. In de jaaren 153° en 1550, kwamen zy, in groote meenigte, uit Portugal herwaards, en werden op de vriendelykile wyze ontfangen, en in den jaare 1619 kreegen zy in Holland vryheid om hunnen Godsdienst openlyk te moogen oefenen Sederd dien tyd zyn hun, in veele opzigten, de zelfde regten en vryheuen, welke an.  224 Tafereel van Natuur en Konst, andere ingezeetenen genieten, vergund ge. worden. Daar zyn egter plaatfen, als, onder anderen te Amfterdam, waar zy niet tot de Gilden worden toegelaaten. — In het ftuk van Huwelyk moeten zy zich gedraagen naar de Politieke ordonnannantie, gemaakt in den jaare 1580, door welke het verbooden is te huwelyken in die graaden van bloedverwantfchap, waarin egtverbintenisfen, volgens de Joodfche Wet, waren toegelaaten.—Zy moogen , zoo lang als zy Jooden blyven, hier te Lande, met geene Christen vrouwen trouwen, ten zy dezelven tot den Joodfchen Godsdienst overgaan: ook ftaat het hun niet vry meer dan eene vrouw te hebben. — Te Amfterdam, te Rotterdam, en in 's Gravenhage hebben zy pragtige Synagoogen.—De Jooden zyn onderfcheiden in Portugeefchen en Hoogduitfchen. Onder de eerstgemelden worden veele zeer gegoede luiden gevonden. De laatfien zoeken hun beftaan in den koophandel : zy gaan de eerften in getal zeer ver te boven, doch men vind onder hen veel gering volk, en zy houden zich ftipter aan de overleveringen en inzettingen der Rabbynen. Wy meenen dus genoeg gezegd te hebben om  De Nederx. Wetten , Zeden , enz. ïz$ om te doen begrypeu dat in ons Vaderland Vryheid van Godsdienst plaats heeft. Deeze; gaat verzeld met eene volkomene vryheid in den Burgerltaat. — Men heeft, om hiervan overtuigd te zyn, fiegts aan te merken dat in de Vereenigde Nederlanden het volk, deel aan de Oppermagt en Hooge regeering des Lands heeft, dewyl zy, die tot dezelve verkoozen zyn, het volk verbeelden: want de Staaten der byzondere Provinciën beftaan, onder anderen uit Afgevaardigden der Over* heden van de Hemmende Steden, welke Overheden uit de aanzienlykften der burgerye verkoozen worden. De vergadering der Algemeene Staaten word uitgemaakt door Afgevaardigden der Staaten van byzondere Provinciën ; en die twee hooge vergaderingen verbeelden den gantfchen vryen Staat, of het ligchaam van alle de ingezeetenen der Vereenigde Nederlanden. De vryheid, welke in ons land genootert Word, verfchaft aan ieder ingezeetenen menigvuldige voordeelen. Elk mag hier gerust zyn op de behoudenis van zyne goederen, van welken hy niet dan door zyne misdaaden, en by vonnis van den Regter kan beroofd wor- XIV. D £ £ ti. P den.  226 Tafereel van Natodr en Konst. den. Zonder voorafgaande regtspleeging kan hier niemand in eene harde en langdurige gevangenis zugten, en de Overheid van byzondere sleden maakt maar zeer zelden gebruik van haar regt om eenig burger te bannen, zonder dat hy vooraf door vonnis van Schepenen veroordeeld is. Geen mensch word hier tot den krygsdienst gedwongen: alleenlyk word elk, in tyden van hoogen nood, verpligt om zyn Vaderland naar zyn vermoogen by te ftaan. Daar dus aan de eene zyde de vryheid der ingezeetenen door eene onzydige oefening van het regt befchermd word, word de vryheid van den gantfchen Staat door eene behoorlyke krysmagt tegen vyandelyke aanvallen befchut. De landmagt heeft in tyden van vrede zelden meer dan 42000 mannen uitgemaakt; fomtyds beftond zy uit veel minder manfchap, en menigwerf was 'er naauwlyks volks genoeg om de guarnizoenen te bezetten. — Om een berigt te geeven van den tegenwoordige!} ftaat van 's Lands krygsmagt, zouden wy naauwkeurige opgaave moeten doen van de regimenten , waarin dezelve verdeeld is, en teven aanwyzen uit hoe veele kom-  De Nederl. Wetten , Zeden , enz. 227 fcompagnien, ieder regiment beftaat. Doch om ons niet met eene vervcelende optelling bezig te houden, zullen wy flegts in het algemeen aanmerken dat de tegenwoordige Krygsftaat het land jaarlyks op agt-en negentig tonnen gouds komt te ftaan. Thans is de Opperbevelhebber van de geheele Krygsmagt zyne Doorlugtige Hoogheid Willem de Vde, Prins van Oranje en Nasfau, Erfftadhouder, enz. als Kapitein Generaal, enz. enz. enz. der Vereenigde Nederlanden. In krygszaaken, en inzonderheid in tyden van oorlog, word zyn perfoon vervangen door den Generaal Veldmaarfchalk, welke post nu bekleed word door zyne Hoogheid Louis, Hertog van Brunswyk, enz. — Voor het overige zyn 'er twee Generaals van de Kavallery, en twee van de invantery; elf Luitenant Generaals van de kavallery, en een-en dertig van de infantery ; vyftien Generaal Majors van de kavallery, en agt-en veertig van de infantery, die egter niet allen het traktement, daartoe ftaande, genieten , maar dien rang bekleeden, om in het vervolg in te vallen. Tot den Krygsftaat behooren ook de Gouverneurs, Kommandeurs, Groot-Majors,OnP 2 der-  228 Tafereel van Natuur en Konst. der Majors, Auditeurs Militair, en Kommiezen van 's Lands financie, in de Steden en Forten van de Barrière, Generaliteit en zeven Provinciën. — Wyders heeft de Staat gewoonlyke Ingenieurs of Krygsbouwmeesters in dienst, die in verfeheidene plaatfen verdeeld zyn. Zy (laan onder eenen Direkteur Generaal, en vyf Direkteurs. De eerfle houd zyn verblyf in 's Graavenhage, en de laatften begeeven zich nu naar de eene dan naar de andere plaats, daar hun dienst noodigst geoordeeld word. Men heeft alle mooglyke zorg gedraagen om eene behoorlyke krygstugt, zoo in de Barrière Steden als in de legers te onderhouden. Op dit ftuk zyn menigvuldige wetten gemaakt, die van tyd tot tyd vernieuwd en vermeerderd worden. Zy moeten ieder ruiter en voetknegt , vier-en twintig uuren nadat zy aangenomen zyn, worden voorgehouden, gelyk ook alle de kompagnien by hunne monllering. Men vind ze alom in de bezette plaatfen aangeflaagen. — Volgens deeze wetten worden zwaare ftraffen bepaald voor krygs» knegten, die met God of Godsdienst fpotten, die zich aan doodllag , overfpel , vrouwe- kragt,  De Nederl, Wetten, Zeden, enz. 229 kragt, dievcrye, geweld, of andere haate]yke misdaaden fchuldig maaken, of die het geweer regen hunnen Qyerden trekken. Verraad en muitery, verlaating van kornet of Vaandel moeten zy met den dood bekoopen. Verwaarloozing van de wagt of van andere aanbcvolene dienden worden aan lyf oHeeven gedrafr. — Wanneer een krygsknegt ongelyk lyd, dan moet hy zich by den bevelhebbenden Officier van zyn kwartier wegens de hem aangedaane beledigingen beklaagen. Deeze doet regt tusfchen beiden, en veroordeeltden fchuldigen om, met ontdekten hoofde, in tegenwoordigheid van de volle wagt, vergoeding van het gedaaneongelyk te verfchaffen.— Op het maaken van alarm moet elk zich onder zyn vaandel en kornet begeeven, en die 'er, buiten gewigtig belet, zoo fpoedig niet zyn als de Vaandrig worden met den dood gedraft. Niemand mag buiten noodzaaklykheid zyn gelid breeken, op verbeurte van het leeven ; en die in eenen dag of ftorm het eerst de vlugt neemt mag van elk dood geflagen worden, indien men hem naderhand magtig word, dan word hy voor een fchelm verklaard , en van kant gemaakt. Die eenen krygsgevangen bekomen heeft, moetdenzelP 3 ven  230Tafereel van Natuur en Konst. ven voor den avond by den bevelhebbenden Officier van zyn kwartier brengen, of hy verbeurt den gevangen en daarenboven zyn leeven. Is de gevangen perfoon een man van aanzien, dan word hy terftond aan hunne Hoogmoogenden, aan den Raad van Staate, aan bet Legerhoofd, of aan den Gouverneur der plaatfe aangebooden en overgeleverd, mids 'er eene vereering voor betaald worde, die naar zyn aanzien gefchikt is, maar de fom van vyfduizend guldens niet mag te boven gaan. Alle gemaakte buit moet ook, binnen zekeren bepaalden tyd, aan den Bevelhebber gebragt worden, op verbeurte van den buit en lyfftraffe. — By deeze wetten komen nog verfeheidene vastltellingen wegens de monftering, wegens het bevvaaren en fchoon houden van het geweer, en het geen omtrent het zoetelen moet in agt genomen worden. De Zeemagt van de Republiek is, in de voorgaande eeuwe, zeer aanmerklyk en ontzaglyk geweest, zoodat zy de vereenigde vlooten van Engeland en Frankryk het hoofd kon bieden , en onze Staaat den naam van de Zee-Moogendheid verkreegen heeft. Het is egter waar dat die Zeemagt, federd eenige jaa-  DeNederl. Wetten,Zeden,enz. 231 jaaren merkelyk in verval geraakt is, maar thans is men reeds zoo ver met derzelver berftelling gevorderd dat men, in tyd van oorlog, in weinig tyds, eene aanzienlyke vloot zoude kunnen uitrusten. Ook zyn 'er thans veele geoefende Zee-officieren in dienst, die de vlag van den Staat in alle deelen der waereld doen eerbiedigen. De vyf Admiraliteits Kollegien, aan welken de belliering der Zeezaaken ftaat, zyn in den jaare 1589 opgerigt. Dewyl wy 'er reeds te vooren van gefproken hebben, zullen wy hier niet in het byzonder over ieder Kollegie handelen, maar alleenlyk aanmerken, dat aan dezelven de zorg is opgedraagen om de koopvaardyfcheepen , en de havens en ftroomen, tegen vyandelyke aanvallen te beveiligen. De inkomende en uitgaande regten, welke door die Kollegien geheeven worden dienen. om de kosten, die ten dien einde onvermydelyk zyn, goed te maaken; doch in oorlogstyden, wanneer men groote vlooten moet uitrusten, en de gewoone onkosten niet toereikende zyn, dan verhoogt men deeze regten, of de Raad van Staate maakt eene petitie aan alle de Provinciën. De Admiraliteits Kollegien hebben een byzonder regtsgebied over misdaaden, die door p 4 der-  232 Tafereel van Natuur en Konst. derzelver bedienden begaan worden, gelyk ook over fl ui kerven; doch in civiele zaaken, die meer dan 600 guldens beloopen, kan men de vonnisfen in appél by hunne Hoogmoogenden brengen. —Tot Gekommitteerde Raaden ter Admiraliteit moogen geene perfoonen benoemd worden, die elkanderen in den vierden graad door bloedverwantfchap, of inden derden door aantrouwen beftaan. Zy moeten den eed van zuiveringe en van getrouwheid aan den Lande doen; het ftaat hun niet vry eenig aandeel te hebben in de kaapers, ook moogen zy niets van de goederen, die buit gemaakt worden, koopen, en het is hun uitdruklyk verbooden deel te neemen in het doen van eenige leverantien , of gefchenken te óntfangen om den een boven den ander te begundïgen. —De Raaden ter Admiraliteit trekken een jaargeld van duizend guldens, en vry huishuur, wanneer zy in de buiten Kollegien gekommitteerd zyn , gsrekend tegen vier. honderd guldens in het jaar. Wanneer zy buiten de Stad in kommisfie gezonden worden, genieten zy vyf guldens en vyftien duivers daags, boven vergoeding van de reiskosten, w De jaargelden der Zee-Officieren zyn ook op zeer maatige fommen bepaald. De Ad,  DeNederx. Wetten,Zeden,enz. 233 Admiraal van eenig byzonder Kollegie geniet zes-en dertighonderd guldens, een Vice-Admiraal vier en twintighonderd , en een Schout by Nagt twaalfhonderd guldens jaarlyks: een Kapitein Kommandeur heeft een traktement van zevenhonderd-en vyftig guldens, en dat van eenen Kapitein is driehonderd-en zestig guldens ; doch wanneer de Kapiteins een fchip kommandeeren, kunnen zy groote voordeden genieten. Om niet te lang te vallen, gaan wy de traktementen der mindere Officieren en die van het fchecpsvolk met ftilzwygen voorby ; ook zullen wy flegts in het algemeen aanmerken dat de artikelbrief, welke aan de uitvaarende fchepen word medegegeeven, verfeheidene zeer goede wetten bevat, te menigvuldig om hier bygebragt te worden. Het Wapen van de Admiraliteit is een, gekroonde leeuw, met een zwaard en den bon. del van zeven pylen in de voorde pooten, ftaande in eene zeefchulp tegen twee ankers , met de drie letters P. P. P. dat is Pag/w pro Patria, Wy kunnen niet na'aaten om ook in het byzonder over het Stadhouderfchap te fpreeken, '—Toen deeze Landen aan het Huis van BourP 5 gor>  434 Tafereel van Natudr en Konst. gonje, en naderhand aan dat van Oostenryk, gekomen waren , Helden die Vorsten Stadhouders over dezelven aan, die zy eenen ruimen last moesten geeven. Deeze Stadhouders hadden het beduur der regeeringe, en de voorzitting in de geregtboven, die toen nog zoo niet bepaald waren als heden, maar ook Staatszaaken behandelden, waaraan de Staaten onder de laatfte Graaven weinig deel hadden, dewyl hun raad zelden gevraagd Werd dan over de belastingen en de veiligheid der fcheepvaart en visfcherye. De Stadhouders deeden egter niet flegts eed aan den Graaf maar ook aan de Staaten, zweerende dat zy derzelver grondwetten en voorregten zouden handhaven; en by de inhuldiging der Vorden ontvingen zy hunnen eed gezamelyk met de Staaten der Provinciën, van welken zy Stadhouders waren. — Op zulk eenen voet werd Willem de Ide , Prins van Oranje, door Filips den Ilden, Koning van Spanje, op den oden van Augustus des jaars 1559» aangedeld, tot Gouverneur en Luitenant Generaal der Graaffchappen van Holland en Zeeland, en der aanhoorige landen van Utrecht, Westvriesland , Voorne en den Brielle. — Toen de beroerten kort na het vertrek van den  De Nederx. Wetten , Zeden , enz. 235 den Koning waren opgekomen, bragt Willem de Ifte te weeg dat 'er in den jaare 1576 een byzondere unie werd opgerigt tusfchen Holland en Zeeland, wier Staaten hem, zoo veel zy vermogten, de hooge Overheid in handen gaven, zoo lang als die twee Provinciën in eenen ftaat van oorlog zyn zouden. In den jaare 1581 werd het zelfde gezag door Holland vernieuwd , en kort daarna ook door Zeeland. In den jaare 1584 vonden de Staaten, om niet weder onder het gezag van een Roomsch Vorst te vervallen , het geraaden Willem den Iften tot Graaf te verkiezen, onder voorwaarden , die de vryheid verzekerden, doch de inhuldiging had geenen voortgang, dewyl de Prins, eer dezelve kon gefchieden, vermoord werd.—Na het verdwyriefi van het gevaar om weder onder een' Roomsch' Vorst te vervallen, nademaal de Hertog van Anjou, dien men hier als Landvoogd had willen opdringen, overleeden was, dagt men niet meer om de fouvereiniteit aan den Stadhouder op te draagen ; doch alle voorzigtige ftaatkundigen, en de meeste ingezeetenen van deeze Provinciën bleeven de Stadhouderlyke regeering als noodzaaklyk befchouwen. —Onze Staat is federd niet meer dan  236 Tafereel van Natuur en Konst. dan tweemaal zonder Stadhouders geweest, eens naamelyk van het einde des jaars 1650 tot aan het jaar 1672, en ten tweeden maale van den jaare 1702 tot in het jaar 1747. In Friesland en in de Provincie van Stad en Lande is de Stadhouderlyke regeering in het geheel niet afgebroken geweest: doch de magt der Stadhouderen van die twee Provinciën was, naauwer bepaald, en voor Willem den IVden is 'er geen Stadhouder geweest overalIe de Provinciën: maar federd dien tyd is bet Stadhouderfchap over Holland, en de overige Provinciën, en de ampten van Kapitein Generaal en Admiraal Generaal van de Unie, erflyk gemaakt, niet liegt in de manlyke, maar ook iu de vrouwlyke linie. Ten opzigte van de magt, welke een Stadhouder in ons Vaderland bezit, merken wy voor eerst aan dat hy noch oorlog verklaaren noch vrede maaken kan; maar als Kapitein Generaal heeft hy het opperbevel over de geheele krygsmagt van den Staat, zoodat de militie gehouden is hem in alles wat den krygsdienst betreft te geboorzaamen. — Hy fielt den hoogen Krygsraad der Vereenigde Nederlanden aan, die van hem alle magt ontvangt.  De Nederl. Wetten, Zeden , enz. 237 vangt. Als Kapitein Generaal van iedere Provincie begeeft hy alle militaire ampten tot die van Kolonel ingeflooten; doch de hooger bedieningen als die van Veldmaarfchalk, Generaal, Luitenant Generaal, en Generaal Majoor, worden door de Staaten Generaal begeeven, die tot deeze ampten zoodaanigen verkiezen, als hun door zyne Hoogheid worden aanbevolen. Hy begeeft ook de Gouvernementen, Kommandementen enz. der Steden en Vestingen van de Republiek en van derzelver Barrière. In het begeeven van politieke ampten flaan hunne Hoogmoogenden altyd veel agts op de perfoonen, die door zyne Hoogheid worden aangepreezen. — Het gezag van dén Stadhonder als Admiraal Generaal ftrekt zich uit over alles wat de zeemagt van den Staat betreft, en over alle an. dere zaaken, die tot de Kollegien der Admiraliteit behooren , waarin hy de voorzitting heeft of in perfoon of door zyne Reprefentanten.— Daarenboven befchikt hy over de ampten van Luitenant Admiraals en van anderen, die onder hem bevel voeren, en ftelt de Kapiteiuen ter zee en andere Officieren aan. De Stadhouder verleent Brieven van gratie  238 Tafereel van Natuur en Konst. tie en abolitie van allerleie misdaaden.— In Holland en Zeeland verkiest hy de Regeering der Steden alle jaaren uit een dubbeld getal, waarvan de nominatie hem door de Steden word overgeleverd. Hierin heeft egter eenige uitzondering plaats: want in fommige Steden verkiest hy alleenlyk de Schepens, in andere Burgemefieren en Scbeepenens en in eenige ook de Vroedfchappen. Jn buitengewoone gevallen kan hy de Regenten ook afzetten, en anderen in hunne plaatfe aanftellc-n, gelyk in de jaaren 1672 en 1748 gefchied is, met diebepaalinge egter dat de afgezette Heeren daardoor in hunnen goeden naam en faam niet gekwetst of benadeeld worden; veel min dat de afzetting een teeken zyn zoude dat zy zich in de regeering kwaalyk gedraagen hebben. By verfeheidene andere voorregten heeft de Stadhouder ook de voorzitting in het Hof van Holland, en in de Geregtshoven der andere Provinciën. Zyn naam word mede gefield aan het hoofd der mandamenten, publikatien, ordonnantiën, enz. Hy is Opper-Curator der Univerfiteiten van Gelderland , Friesland , Groningen en Ommelanden; Opper-Houtvester en Opper Jagermeester in Gelderland, in Hol,  De Nederl. Wetten , Zeden , enz. 239 Holland, en elders. Volgens het eerfte artikel der Inftru&ie van den Raad van Staat der Vereenigde Nederlanden, is de Stadhouder het eerfte Lid van denzelven , en heeft 'er het regt van ftemmeu met een jaarlyksch inr komen van vyf-en twintigduizend guldens. Telkens, wanneer hy het voor den Staat dienftig oordeelt, woont hy de vergadering van de Staaten Generaal by, om 'er voorflagen in te doen; hy is fomtyds tegenwootdig by de conferentien , welke de Gemagtigden van hunne Hoog Moogenden over verfeheidene zaaken houden, gelyk mede in de vergaderingen van de Staaten der byzondere Provinciën, en van derzelver gekommitteerde Raaden en gedeputeerde Staaten. In Gelderland, in Holland, en in de Provincie van Utregt, heeft hy deel aan de Souvereiniteit, als Hoofd en Prefident van de Ridderfchap. — In Zeeland bezit hy die waardigheid als eerfte Edele, en alleen den Ridderftand vertoonende. In den jaare 1749 is zyne Hoogheid Willem de IVde, door de Heeren Staaten Generaal, aangefteld geworden tot Gouverneur Generaal en Opperbewindhebber van de Oosten West-Indifche Maatfchappyen. De tegen- woor.  S40 Tafereel van Natuur én Konst, woordige Erfftadhouder, Willem de Vde.is, in plaatfe van zynen overlegden Doorlugtigert Heer Vader, mede tot die waardigheden verkoozen. Zyne Hoogheid trekt, zonder eenige lasten daarvan te betaaléri , het drie-en dertigfte deel van alle uitdeelingen, die de Oost-Indifche Maatfcbappy doet, te weeten de uitdeeling van 66| aktien, van welken ieder gerekend op drieduizend guldens iedere aétie, zoodat, wanneer de Kompagnie aan de participanten eene uitdeeling doet van vyfen twintig ten honderd, het aandeel van deil Stadhouder 50000 Guldens bedraagt. Wy' zien dus, door de befchouwing vart eenigen der Stadhouderlyke voorregten, dat zyne Doorlugtige Hoogheid de Hoogheid van de Republiek met luister vertoont, en dathy, zonder den naam van Souverain te draagen, en alles in den naam der Staaten, als derzelver algemeene Stedehouder, verrigtende, in verfeheidene opzigten het genot heeft van het geen de Souvereiniteit verfchaft, zonder dat de vryheid der natie in het minst benadeeld word. Men rekent dat de inkomften van het Stad- hOM-  DeNederl. Wetten,Zeden,enz. 241 bouderfchap der zeven Provinciën, desLandfchaps van Drenthe, en der Landen van de Generaliteit, jaarlyks beloopen 300000 guldens, wanneer men de 25000 guldens, welke hy trekt als het eerste lid van den Raad van Staat, en het geen geen hy geniet van.de uitdeelingen der Oost-Indifche Kompagnie daar onder telt. Daarenboven betaalt de Stadhouder geene belastingen of fchattingen, uitgezonderd die, welke men in Holland ordinaris verpondingen noemt, en die in deeze Provincie van alle landeryen, huizen enz. geheeven worden. — De Kompagnie der Cent Suisfes werd voordeezen door Holland alleen betaald, maar in den jaare 1766. is zy mede op den Staat van Oorlog gebragt geworden, en zy word nu, zoo wel als de Guarde du Corps van zyne Hoogheid, op koste van de Unie onderhouden. Holland betaalt egter alleen de huur van de huizen, welke door den Prins Erfftadhouder in 'sHage bewoond worden, gelyk ook van die, waarin de eerfte Officieren van zyn huis woonen, die mede vry zyn van accyfen. —Als Kapitein Generaal van de Unie trekt zyne Hoogheid jaarlyks 120000 guldens, behalven 24000 guldens van Vriesland, en 12000 van Groningen, als Kapitein XIV. Deel Q Ce-  A42 Tafereel van Natuur en Konst. Generaal van die twee Provinciën, dat militair traktement genoemd word. Ook worden in oorlogstyden aan den Kapitein Generaal buitengewoone lommen, tot goedmaaking der kosten van iederen veldtogt, toegelegd. Zyne Doorlugtige Hoogheid moet eenen luisterryken ftaat voeren om het aanzien van den Lande, in zyne hooge ampten, tebewaaren. Hy houd zyn Hof beftendiglyk in's Graavenhage, in het Paleis der oude Graaven, thans bekend onder den naam van het Stadhouderlyk Kwartier. Ook bezit hy nog twee Paleizen in de gemelde hofplaatfe, waarvan het eene het oude Hof is, en het andere het geweezen Hof van Albemarle, thans gefchikt tot verblyf van eenige Hovelingen, en ter bewaaringe van het Vorftelyk Kabinet van Natuurlyke zeldzaamheden, en van de Bibliotheek, die beiden zeer merkwaardig zyn. Een gedeelte van den zomer brengt hy door op het een of ander van zyne Lustplaatfen, die verfcheiden in getal zyn. De voornaamfte Hovelingen, Ministers en Bedienden van zyne Hoogheid zyn niet altyd even veel in getal. Volgens eene lyst, eenige jaaren geleeden opgefteld, vinden wy dat zy toen beftonden uit vyf Heeren Kommisfarisfen tot de beftie- ring  De Nederl. Wetten , Zeden , enz. 24 j ring der hofhoudinge, met eenen Sekretaris en eenen Klerk; de Opperfchenker; vyf Kamerheeren ; uen Edellieden; zeven Generaal Adjudanten ; een Kappellaan; een Raad-Bibliothekaris; een Lyfmedicus, een ordinaris Medicus en een Chirurgyn; een Onderhofmeester; een Stalmeester; twee Onder-Stalmeesters ; een Gouverneur van de Pages; agt Pages , en eene groote meenigte andere bedienden. — Zyne Hoogheid heeft daarenboven * eene Raadsvergadering, die den naam heeft Van Raad van zyne Doorlugtige Hoogheid, die alle rekeningen opneemt en fluit, alle zaaken, die van zyne Steden en Landen voor dezelve in appel komen, afdoet, en alle verdere beftiering, zoo in het politieke als judicieele, heeft. De amptenaars, welke tot deezen Raad behooren , zyn de Sekretaris en Griffier, de Auditeur,een Extraordinaris confulent Advokaat van zyne Hoogheid en van den Raade, vier Advokaaten van den Raad, een Kommies van de Griffie, vyf Klerken, een Klerk van de Auditie-Kamer, een Kamerbewaarder , drie Deurwaarders en een Komptoirbode, elf Prokureurs, de Thefaurier en Rentmeester Generaal der Domeinen van zytie Hoogheid, een Kommies en twee Klerken, Q 2 dö  244 Tafereel van Natuur en Konst. de geheime Raad, Sekretaris en Requestmeester, de Sekretaris, de Kommies van het Kabinet, de Klerk van het Kabinet, zeven Klerken ter Sekretarye, en een Komptoir-bode.— Beha!ven deezen heeft zyne Hoogheid nog eenen Ordmaris, Raad, tot welken mede behooren de Thefaurier en Rentmeester Generaal van de Hofhoudinge, een Kommies en twee Klerken, de Examinator van de nieuwe Inventien en Projeclen van Finantien, een Kommisfaris der buitenlandfche Depêches van zyne Hoogheid, de bewaarder van de Militaire Archiven, de Direkteur van het Natuur-en Kunstkabinet, twee Architekten , de Apotheeker en twee Boekverkoopers van het Hof. — Eindelyk is 'er nog het Departement der Duitfche Staaten van zyne Hoogheid, beftaande uit eenen geheimen Raad eenen Regeerings. raad en geheimen Sekretaris, eenen Regeerings-Sekretaris, twee Klerken, enz. De lasten en fchulden van den Staat der Vereenigde Nederlanden zyn niet gering; zelfs zyn die, welke de Generaliteits Landen moeten draagen, al vry aanzienlyk. Dit is door de zwaare en langduurige oorlogen veroorzaakt geworden. —■ Onder alle de Provinciën  De Nederl. Wetten, Zeden, enz. 245- cien is Holland egter meest belast, dewyl de ingezeetenen daar altyd meer lasten hebben op te brengen dan elders, en zelfs in zoo verre dat zeker buitenlandschfchry ver gezegd heeft, dat alles in Holland belast was, uitgezonderd de lugt, die men in ademt. De voornaamfte gewoone lasten zyn de regten op de inkomende en uitgaande goederen, convooijen en licenten genaamd, die, wanneer de zeevaart in bloei is , zeer aanzienlyke fommen opbrengen; de belastingen op vaste goederen en erfenisferi; de accyfen of imposten op allerleie levensmiddelen, als graanen, meel, zout, zeep, vleeseh, visch , boter, fruiten, groenten, tabak, wyn, braridewyn, genever, en allerhande fterke en gemengde dranken, als bier, koffie en thee. Men betaalt ook impost van turf, brandhout, en verfeheidene andere dingen, die in de dagelykfebe huishoudinge te pas komen.—Men rekent den accys op het brood en bier op meer dan een derde, dien op den wyn wat minder , en dien op de turf omtrent op een derde gedeelte van den prys, die 'er voor betaald word. Eertyds werden deeze imposten aan de meestbiedenden verpagt, doch in den jaaQ3 re  246 Xafereei van Natuur en Konst. re 1748 werden de pagters, in eenige Pro» vincien, afgefcbaft, en in derzelver, plaatfe gaarders aangefteld, gelyk die wyze van gaa, ren nog in Holland plaats heeft. Men betaalt ook impost van dienstbooden, paarden, koetfen, en andere ry-of vaartuigen, die tot vermaak dienen. Het klein zegel, of het gezegeld papier is mede eene belasting, welke in Holland veel gclds opbrengt, en men rekent dat de inkomften , die daarvan getrokken worden, 400000 guldens beloopen. In, de gemelde Provincie kosten zy van drie ftuivers tot honderd en vyftig guldens, en in Utregt van zes ftuivers tot tagtig guldens. Men moet zich in regten, en genoegzaam in alle onderhandelingen, van bet gezegeld papier bedienen; de buitenlandi'che wisle/örieven zyn hiervan alleen uitgezonderd, In tyden van oorlog worden ook buitengewoone lasten uitgefchreeven, en zelfs wanneer de nood het vordert, eene vry willige gift, gelyk onder anderen gefchied is in den jaare 1747 , toen ieder ingezeeten den vyftigften penning van zyne bezittingen moest op- bren-  De Nederl. Wetten , Zeden , enz. 247 brengen, het geen niet flegts bepaald was tot de zeven Provinciën, maar zelfs uitgeftrekt werd tot de volkplantingen in Oost-en WestIndien, waardoor eene ongelooflyke fom werd opgebragt. — Het geen wy tot nu toe gezegd hebben betreft meest de byzondere Provinciën, maar de gewoone inkomsten van de Republiek beftaan in de lasten, die in de Generaliteits Landen geheeven worden, en in de gewoone en buitengewoone onderftandgelden, welke de zeven Provinciën, en het landfchap Drenthe , jaarlyks opbrengen volgens eene petite van den Raad van Staaten. De gewoone inkomsten van het Gemeenebest worden begroot op een-en twintig millioenen guldens.— Dezelven zyn egter door de langduurige oorlogen, niet altyd toereikende geweest om de noodwendige kosten goed te maaken, en verfeheidene, zoo niet allen (Holland alleen uitgezonderd,) zyn fomtyds in gebreke gebleeven in het opbrengen van de beloofde onderftandgelden. Hierdoor is de Republiek genoodzaakt geworden om ^groote geldfommen van de ingezeetenen op te neemen, ten behoeve van de Unie; voornaamelyk was die noodzaaklykheid allergrootst in Holland, welQ 4 k«  248 Tafereel van Natuur en Konst. ke Provincie aanzienlyke verfchotten aan de Republiek gedaan heeft. Die opgenomene gelden zyn het, die de fchulden van den Staat uitmaaken. Hiervan heeft men Obligatien gemaakt, zoo ten laste van de Unie of van de Generaliteit, als van de byzondere Provinciën, van welken jaarlyks een bepaalden intrest voldaan word. Die intrest kan in Holland op den vervaldag, en by de Generalitiet eenige maanden daarna ontvangen worden; maar in eenige Provinciën is men met het voldoen van de intresten ten agteren gebleeven, het welk de waardy der Obligatien niet weinig heeft doen verminderen. Van de Hollandfche Oligaticn word niet meer betaald dan twee guldens en tien ftuivers van iedere honderd guldens 's jaars, en egter worden zy thans merklyk boven het kapitaal verkogt. Schoon de jaarlykfcbe intrest gering is, weeten veelen der ingezeetenen hunne penningen niet beter te beleggen. — Van tyd tot tyd worden eenige Oligatien afgelost; en hierdoor beginnen, inzonderheid in Holland , de fchulden te verminderen. Evenwel agten veelen dat het niet beftaanbaar zyn zoude met eene goede flaatkuude alle de Obliga- ti-  De Nederl. Wetten , Zeden , enz. 249 tien af te Iosfen, fchoon zulks zonder hinder mogt kunnen gefchieden, omdat de ingezeetenen dan in de noödzaakfykheid zouden gebragt worden om hunne gelden buiten 's Lands te beleggen. Het middel , waardoor de Republiek der Vereenigde Nederlanden haaren bloei en welvaart fteéds heeft ftaande gehouden, beftaat in het onwankelbaar opvolgen van de drie volgende grondbeginfelen. Het eerfte is de zorg om het voordeel van 's Lands ingezeetenen meer en meer te doen toeneemen, door het handhaaven van den koophandel, de zeevaart en visferye, die als de groote zuilen van Neêrlands welvaarcn befchouwd worden; inzonderheid worden de handeldryvende Provinciën befchermd, en met alle mooglyke aanmoedigingen begnnftigd. — De vreemdelingen worden door de vryheid , welke zy in ons Vaderland kunnen genieten, uitgelokf om zich hier neder te zetten, dewyl elk,-die zich naar behooren gedraagt, en wien het niet ontbreekt aan de noodige bekwaamheden, zich in dit land van een goed beftaan kan verzekerd houden, en zelfs fortuin maaken ; want nimmer kunnen 'er te veel handen in plaatfen, waar Q 5 de  250 Tafereel van Natuur en Konst. de koophandel gevestigd is, bezig zyn.—De buitenlandfche kooplieden hebben hier voor geene geweldige behandelingen te vreezen, maar moogen vastlïellen dat zy gelyke regten als de ingezeetenen genieten zullen. Hierdoor worden zy aangefpoord om hunne waaren herwaards te zenden, en men mag zeggen dat Holland het pakhuis der koopmanfchappen van geheel Europa geworden is. Een tweede grondregel van de Republiek is het handhaaven van vrede en het vermyden van oorlog, zoo lang als zulks met de vryheid en onafhanglykheid van den Staat beftaanbaar is. Men houd zich vast aan den regel dat men geen handbreed gronds van zyne nabuuren moet begeeren, maar zich bepaalen tot het bewaaren en befchermen van zyne wettige bezittingen. Alle Moogendheden van Europa zyn daar van zoo volkomen overtuigd, dat zy nimmer denken om op hunne hoede te zyn tegen eenige aanflagen van onzen Staat, die fteeds poogingen doet om alle verfchillen voor te komen, en in geene buitenlandfche verdeeldheden te worden ingewikkeld. Men is dan gerust dat de Land-en Zeemagt van de Republiek alleenlyk dient om vrede en veiligheid  De Nederl. Wetten , Zeden enz. 251 heid te bewaren, en geenszins om eenig nabuur de geringde aanleiding tot ongenoegen te verfehaffen. Een derde algemeene grondregel van den Staat is, in gevolge van den voorgaanden, de gemaakte verbintenisfen met andere Mogendheden heiliglyk te handbaaven. De Hooge Regeering deezer Landen is daar zoo fterk op gefteld, dat zy liever verkiest nadeel te lyden, dan in eenig geval van haar gegeeven woord af te wyken. Nooit heeft men gezien dat dit Gemeenebest, om zoo genaamde redenen vau Staat, eenig aangegaan verbond gefchonden heeft. De Staaten houden in alle opzigten de regtvaardigheid in het oog, en bezitten dus het vertrouwen van alle Moogendheden, met welken zy in verbintenisfe ftaan. Wy meenen genoeg gezegd te hebben wegens het geen den Staat der Vereenigde Nederlanden in het algemeen betreft, en kunnen nu gevoeglyk overgaan tot zaaken, welke tot derzelver inwooners in het byzonder betrekking hebben ; en in de eerfte plaatfe behooren wy de zeden van de Nederlanderen in aanmerking te neemen. Men  2j2 Tafereel van Natuur en Konst. Men vind de oorfpronglyke bewooners van ons Vaderland befchreeven als welgemaakt, en hun den lof toegeëigend dat zy goedaartig zyn en zedig in hunne kleedinge en leevenswyze; dat zy eenen zuinigen aart bezitten, en de konst van huishouden zeer wel verftaan. Daarenboven worden zy gepreezen als Iiefdaadig jegens de armen, als arbeidzaam, fchrander, geduldig in tegenfpoed, onverzettelyk in hunne befluiten . en yverzugtig ten aanzien van hunne vryheid en voorregten, gelyk gebleeken is uit de heldhaftige poogingen, welke zy hebben aangewend om het juk der llaaverny af te werpen. Zy zyn ongemeen gefchikt tot den koophandel en de zeevaart, welke zy door hunne naarftigheid verder dan verfeheidene andere volkeren hebben voortgezet. De landbouw, en voornaamelyk de veehoedery, word zoo wel door vrouwen als mannen waargenomen, en het zuivel word uit hoofde van de zindelykheid, waarmede zy het behandelen, zeer hoog gewaardeerd. In de zeedorpen houden de mans zich bezig met de visferye, en de vrouwen draagen de visch, op den rug of op het hoofd, naar de naby gelegene Steden, of neemen den landbouw waar. De  DeNederl.Wetten,Zeden,enz. 253 De goede trouw is oudstyds in deeze Landen zeer groot geweest, en de koopluiden werden by andere volkeren voor zeer opregt en eerlyk gehouden, zoodat zy alles hadden wat hen in ftaat kon ftellen om aanzienlyke fchatten te winnen. Doch de weelde, die uit de bezitting van groote rykdommen gebooren word, is ook tot onze landgcnooten overgeflaagen. De kwaade voorbeelden van vreemdelingen , die herwaards gekomen zyn om de voordeden der vryheid te genieten, en hun fortuin te maaken, hebben, door het voortplanten van hunne zeden en gewoonten, de oude Hollandfche deugd merkelyk doen verbasteren. Het vertrouwen, de, ziel van den koophandel, is, door het influipen van overdaad in kleeding, huishouding en leevenswyze grootelyks in verval geraakt. De kostbaare kleederen, vorstelyke huizen en huisraad, dartele gastmaalen, cn het houden van pragtige buiienplaatfen, koetfen en paarden hebben veelen hunne bezittingen doen verliezen, en de pronk is onder gemeene burgers zelfs befpottelyk geworden. — Men befpeurt dien geest van verkvvistinge egter meest in groote en handeldryvende Steden: fchoon men egter moet erkennen dat de Noord-Hollanders en Vrie-  254 Tafereel van Natuür en Konst. Vriezen, die oudstyds de bewooners van andere ftreeken deezer landen in zedigheid en fpaarzaambeid overtroffen, nu mede tot eene kostbaarer leevenswyze overhellen. De Nederlandfche vrouwen worden, over het algemeen genomen, voor fchoon en welgemaakt gehouden. Zy worden ook met regt om haare kuischheid en naarfïigheid gepreezen. In alle plaatfen, maar bovenal in Holland, Zeeland en Vriesland, munten zy, door de zindelykheid in hun gewaad en huishoudinge, dermaate uit, dat vreemdelingen 'er niet zelden den fpotmeedryven. De geaardheid, zeden en belangen zyn in de byzondere Landfchappen van eikanderen onderfcheiden. — De Zeeuwen zyn bekend als luiden van eenen ftoutmoedigen en onverfchrokken aart; vooral hebben zy den naam van zeer goede foldaaten ter zee te zyn- Men agt ook dat Zeeland, uit hoofde van de bezittingen der ingezeetenen, voor de rykfte der Provinciën te houden is. Behalven de goede gelegenheid tot de vischvangst in de ftroomen tusfchen de Zeeuwfche Eilanden, cn de fterke koophandel, tot welken deeze Pro-  DeNederx. Wetten,Zeden,enz. 255 Provincie beter dan eenige andere gelegen is, hebben hiertoe niet weinig medegewerkt: ook hebben de kaaperyen op de vyandelyke fchepen, in oorlogstyden, veele ingezeetenen ryk gemaakt. Want de meeste kaapers, welke de Republiek dan in zee heeft, worden gemeenlyk in Zeeland uitgerust, en uit dien hoofde Zeeuwfche kaapers genaamd, niettegenftaande zy voor rekening van anderen vaaren. Van de Hollanderen kan men in het byzonder zeggen dat zy zich door den koophandel, reeds voor verfeheidene eeuwen vermaard gemaakt hebben. De zeevaart, welke zy van ouds als eene konst, en met oogmerk om de visfchery voort te zetten, oefenden, dient hun nu om hunnen handel door alle de deelen der waereld uit te breiden. In het uitvinden, befchaaven en verbeteren van veele nuttige konsten en weetenfchappen munten zy boven de overige Nederlanders uit. Het beoefenen der ondervindelyke natuurkunde heeft, federd eenigen tyd, by hun fterk in zwang gegaan , zoodat zy allerleie foorten van werk. tuigen, die tot derzei ver bevorderinge dienen, maaken. De taal der Hollanderen verfchilt naar  256" Tafereel vak Nat.ijpr en Konst. naar de byzondere iandftreeken. In ZuidHolland, en inzonderheid te Dordrecht, heeft zy vry wat van het Brabandsch, en in NoordHolland heeft zy veel van het Friesch, — In de voorgaande eeuwe heeft men zich, voornaamelyk in Holland, op de verbetering der Nederduitfche taaie beginnen toe te leggen, en men mag zeggen dat zy thans veel zuiverer dan voordeezen gefchreeven word. De inwooners van het (ligt van Utrecht hebben in hunnen aart en zeden veel overeenkomst met de Gelderfchcn of Hollanders, naar maate zy aan Gelderland of Holland grenzen. Van ouds zyn zy voor flrydbaar vermaard geweest, en hebben, in de oorlogen met hunne nabuuren, dikwyls blyken van hunnen moed gegeeven. In het Stigt vind men veele oude en adelyke gelWgten. Sommige aanzienlyke ingezeetenen oefenen den koophandel, minderen leggen zich toe op allerleie handwerken. De geleerdheid heeft 'er van ouds meer dan in andere van de Vereenigde gewesten gebloeid, en is 'er nog in zeer hoogeagting. De Ingezeetenen van Gelderland , van Duitfchen afkomste zynde, komen in aart en ge-  De Nèdere, Wetten , Zeden , enz . 25? gewoonten veel met de Duitfchers overeen, en zyn geenszins misdeeld van de goede en kwaade hoedaanigheden van dien landaard. Zy zyn moedig, dapper, trouw en openhartig, veel minder gefteld op kieschheid en zindelykheid dan de Hollanders, waardoor zy weder nader komen aan de flordigheid der Hoogduitfchers. De Gelderfchen hellen uit den aart ten oorloge over, waariu zy ook in oude tyden zyn geoefend geworden. In krygskunde en dapperheid zweemen zy dus naar de oude Duitfche volkeren, zoo wel als in overmaatige geneigdheid tot gastmaalen en drinken, fchoon egter het onmaatig drinken * vooral onder luiden van eenige opvoedinge, meer en meer buiten de gewoonte raakt. Yde* le eerzugt, korzelheid, en meer dergelyke gebreeken, die aan dappere luiden eigen zyn, befpeurt men ook onder de Gelderfchen. De oude Gelderfche eenvoudigheid en deftigheid Word thans by veelen als lompheid aangemerkt. Het algemeene karakter van de bewooneren deezer Provincie heeft men reeds van ouds befchreeven in het volgende fpreekwoord: R Groot  258 Tafereel van Natuur en Konst. Groot van moed, Klein van goed, Een zwaard in de hand , Is 't wapen van Gelderland. Wegens de inwooners van Overysfel hebben wy niets byzonders aan te merken, dan alleenlyk dat de jagt in deeze Provincie zeer goed is, het geen eene aangenaame uitfpanning verfchaft aan de menigvuldige Edelluiden, die in dezelve gevonden worden. Het geen wy wegens den aart der Nederlanderen in het algemeeen hebben aangemerkt, ten aanzien van hunne groote Helde tot de vryheid, is inzonderheid toepaslyk op de bewooners van Friesland. Schoon zy invoorige tyden door verfeheidene volken overheerd geweest zyn, hebben zy egter nooit opgehouden zich by hunne oude wetten en voorregten mannelyk te handhaven, waarom zy reeds oudstyds den naam van Frye Friezen, als eenen byzonderen eertitel.gedragen hebben zy hebben altyd den roem gehad dat zy dappere en uitmuntende zeelieden uitleverden. De geest van pragt word onder de Friezen niet in zulk eene hooge maate gevonden als onder andere Nederlanders, maar zy leeven veelal naar den ouden trant,  De Nederl. Wetten, Zeden,enz. 259 trant, nedrig en fober in hunne huishoudinge, het geen oorzaak is dat zy jaariyks doorgaans van hunne inkomsten overhouden, en hunne bezittingen vermeerderen. — In de (leden vind men de grootlte rykdommen by de koopluiden, en ten platten lande by de landbouwers, gelyk ook by de reeders van fchepen , die zoo wel op het land als in de (leden woonen. De fcheepvaart is. federd eenige jaaren, in de verfeheidene deelen van deeze Provincie ongemeen toegenomen, en de voor' naamflen des lands hebben in dezelve mede hun voordeel gezogt. — Voor het overige zyn de inwooners dezer Provincie van die der an*. dere onderfcheiden in aart, kleeding, taal en verfeheidene byzonderheden meer. Het is de aart der Friezen, fterk te ftaan op hunne begrippen en voorregten, maar op beleefde verzoeken zyn zy gewoon veel toe te geeven. De taal, die de huisluiden in Friesland onder elkanderen gebruiken, is voor de andere Nederlanderen genoegzaam onverftaanbaar en zweemt vry wat naar de Engelfche. Eindelyk ftaat nog wegens de inwooners van deeze Provincie aan te merken dat, fchoon de meesten hunner den Hervormden Gods- R 2 dlensf  26o Tafereel van Natuur en Konst. dienst zyn toegedaan , 'er egter veele Roomschgezinden, en nog meer Mennonieten onder gevonden worden. De oorzaak hiervan is ongetwyfeld dat Menno Simons , naar wien de laatstgemelden genoemd worden , een Fries was, en ook in Friesland een begin gemaakt heeft van zyne leer te verkondigen. — Groningen heeft van ouds tot Friesland behoort, en dus zyn de zeden der bewooneren van die beide Provinciën niet merkelyk van eikanderen onderfcheiden. Uit het geen wy tot dus ver wegens de byzonderheden, die tot de Nederlanden behooren, gezegd hebben, blykt dat de koophandel als de ziel en zenuw van ons Gemeenebest is aan te merken. Het zal dan niet ongevoeglyk geoordeeld worden dat wy hier een weinig byzonderer op denzelven ftil ftaan. De voornaame oorzaak, door welke een volk tot het dryven van den handel word aangezet, is ongetwyfeld dat het in zyn eigen land niet alles vindt wat tot vervulling van de behoeften noodig is, zoodat het geen de natuur op eigen bodem geweigerd heeft van elders moet gehaald worden. Dit is het geval  De Nederl. Wetten , Zeden , enz. 261 val geweest in de Vereenigde Nederlanden, waar de grond in veele plaatfen uit heiden' zandduinen en veenen beftaat, zoodat hier niet alles wat tot het leeven vereischt word, in eenen goegzaamen overvloed kan voortgebragt worden. — Daarenboven zyn de belastingen, welke men hier te lande noodwendiglyk moet opbrengen, zoo zwaar, dat de ingezeetenen dezelven niet we! zouden kunnen draagen, ten waare zy door grooter winften dan de landbouw of gemeene hanteeringen verfchafTen, daartoe in ftaat gefteJd wierden. Dit alles heeft de Nederlanders al vroeg geleerd hun voordeel in den koophandel te zoeken, die door verfeheidene omftandigbeden merkelyk is bevorderd geworden: tot deeze omftandigheden behooren de vryheid in kerk en burgerftaat, het groot getal der ingezeetenen, de voorraad van gereed geld, de naarftigheid van het volk, en het goed vertrouwen dat de vreemdelingen lang op de natie gefteld hebben. Men kan den Nederlandfchen handel zeer gevoeglyk in drie voornaame deelen onderfcheiden: in de handwerken naamelyk, in d« R 3 zee-  2ó2 Tafekeee van Natuur en Konst. zeevaart, en in den koophandel, die buitens lands gedreeven word. De handwerken, welke hier plaatshebben, zyn veelerleie, en van verfchillenden aart: doch wy zullen alleenlyk kortelyk fpreeken van eenigen derzelven, die betrekking hebben tot den handel met buitenlandfche volkeren. Onder de dingen, welke ons Land in eene genoegzame mate oplevert om ze in grooten overvloed naar andere landen te verzenden , is de Hollandfche boter en kaas. De graanen, die hier van buiten' inkomen, gebruikt men, onder anderen, in veele Steden, tot het brouwen van zeer goed bier, dat niet Uegts naar de nabuurige gewesten , maar zelfs naar de Indien word uitgevoerd. In verfeheidene Steden ftookt men koornbrandcwyn, die in meenigte naar Duitschland en elders gezonden word. — In Holland heeft men veele fuikerraffineerderyen, zoutkeeten, azynmaakeryen, oliemoolens, blaauwfel en ftyffelmaakeryen , en verfeheidene andere trafieken , die den handelaaren op buitenlandfche gewesten eenen ryken voorraad van koopwaaren verfchaffen. De fchryf-en drukpapieren, welke hier op de papiermolens gemaakt wor-  DeNederl.Wetten,Zeden,enz. 263 worden, zyn buitens lands fierk getrokken, en in de IaastgeineJden is ook hier te iande groot vertier, devvy! zy gebruikt worden tot het drukken van veelerleie boeken, welker verkoop en verzending eenen aanzienlyken tak van den handel uitmaaken.— De pypenen pottenbakkeryen, de fteenbakkeryen , en de zaagmolens verdienen hier mede genoemd te worden; en vooral moeten wy niet nalaaten van de wcevcryen gewag te maaken , als welken niet weinig tot de voortzetting enden bloei van den koophandel hebben toegebragt. Men moet egter aanmerken dat de zyde-linnen-en wollen-weeveryen in ons Vaderland thans merklyk minder bloeijen dan voordeezen. In verfeheidene Hollandfche Steden word over derzelver verval met reden zeer fterk geklaagd, en men fchryft dit voornaamelyk daaraan toe, dat de (lollen, die tot de weeveryen gefchikt zyn, gelyk wol en vlas, in andere landen in grooter maate voortgebragt, en met meer zorgvuldigheids aangekweekt worden dan by ons. Daarenboven behoeft men elders minder aan arbeidsloon uit te fchieten dan hier te lande; en dit is oorzaak dat de geweevene (toflen, die buitens lands gemaakt zyn, tot eenen minderen prys R 4 kun-  264 Tafereel van Natuur en Konst. kunnen verkogt worden dan die men hier heeft toebereid. Tot de groote hoofdtakken van onzen handel behoort ook de visfehery gebragt te worden. Ons oogmerk is op de haring en walvischvangst in het byzonder ftil te ftaan. Vooraf zullen wy egter in het algemeen aan. merken, dat de Nederlandfche visfehery in twee opzigten kan befchouwd worden, voor zoo veel zy-naamelyk in de zee, en voor zoo veel zy in de meiren, ftroomen en rivieren w.ord voortgezet. De voornaamfte tak van de zeevisfeherye is de kabbeljaauwvangst; welke diep in de Noordzee gefchied tusfchen Engeland en Jutland, en ook omtrent Ysland. Een gedeelte van de kabbeljaauw word leevende in verfeheidene Steden van ons land ter markt gebragt: doch een groot gedeelte word ook op zee in tonnen gezouten, en onder den naam van labberdaan of zouten visch hier te lande gefleeten, of in groote meenigte naar vreemde gewesten gebragt. —De zalm, die van fommigen onder de zee-van anderen onder de rivier-visfehen geteld is, word zekerlyk in zee voortgeteeld, doch begeeft zjcb, naar de rivieren en ftroomen om daar haar  De Nederl. Wetten , Zeden , enz. 26j haar voedfel te zoeken, en word in dezelven, na zich vet gemest te hebben , van onze visfchers gevangen. Zy word meest versch gegeeten, maar ook fomtyds in den rook ge. hangen. Dewyl men de gevangene zalm hier te lande gemaklyk kan vertieren, werd zy maar weing buitens lands verzonden. De meeste andere zee-en rivier-visch, welke hier valt, word versch gegeeten, of, gelyk de fchollen en fcharren, gezouten en gedroogd. Wanneer men grooten overvloed van verfchen zeevisch heeft, dan word fomtyds een gedeelte van denzelven, langs de rivieren tot buiten onze Provinciën vervoerd. — Ook is in den gedroogden visch eenige verzending. Doch de aanzienlykfie tak van de Nederlandfche visfeherye is de haringvangst , die onder den naam van de groote visfeherye bekend is, en al voor verfcheide eeuwen de hoofdneering in veele Vlaamfche Steden heeft uitgemaakt. Men agt dezelve van zeer groot belang voor de ingezeetenen van ons Vaderland, dewyl men rekent dat zy aan omtrent 20000 huisgezinnen eene goede kostwinning verfchaft. R * Om,  266 Tafereel van Natuur en Konst. Omtrent driehonderd jaaren geieeden, toen de kunst om haring te kaaken en in te zouten nog niet bekend was, werd dezelve, even als andere visch, versch gegeeten, zoodat 'er toen geen handel dan alleenlyk binnens lands mede gedreeven werd, — Doch de vangst van deezen visch is merklyk, vooral door de inwooueren van Zeeland, voortgezet, nadat Willem Eeukelszoon , eenvisfcher van Biervliet in Staatsch Vlaanderen, zyne landsluiden geleerd had , den haring in te zouten, het welk naar zynen naam nog beukelen genoemd word. — In vervolg van tyd is de groote visfehery meer naar Noord-eu ZuidHolland overgegaan, dewyl de Zeeuwen, in de Spaanfche en Franfcbe oorlogen, meer zin hadden om fchepen ter kaap uit te rusten. Thans word de haringhandel voornaamelyk gedreeven in de Steden Enkhuizen, Rotterdam, Amfterdam, Schiedam en Vlaardingen, en in de Dorpen Delfshaven en Maaslandfluis. Ook word de haringvisfehery te Zierikzee nog fterk voortgezet. Het is bekend dat deeze visch in de Noordzee, onder de kusten van Engeland en Schotland, gevangen word. De fchepen, die 'er toe  De Nedere. Wetten, Zeden,enz. 267 toe gebruikt worden, draagen den naam van buizen of' haringbuizen. Zy komen by Fairbil , een der Hitlandfche eilanden , in het midden van den zomer by eikanderen: want de haring trekt dan in eene onnoemeïyke meenigte zuidwaards, langs'de kust van GrootBrittanje , tusfchen deeze eilanden , door. De netten worden niet eer dan in St Jatfs nagt, d .t is den a^ften van Juny, uitgeworpen : de buizen volgen dan den haring langzaam na, tot voorby Kaap'Bouchanes , en langs de klisten van Engeland tot tegenover Yarmouth, daar zy gemeenlyk laat in het najaar met visfehen uitfebeiden. s Geduurende den visclityd worden de buizen tot twee-of driemaal toe gevuld, en van tyd tot tyd komen 'er andere fchepen aan, welke men vent-of verschjaagers noemt, die den gevangen haring, gezouten en in tonnen gepakt, haaien, om dien naar het Vaderlanden naar elders te vervoeren. De haring, welke laat in het najaar gevangen word, is veel magerer dan die men vroeg in den tyd krygt, dezelve word onbekwaam geoordeeld om ingezouten te worden,  a68 Tafereel van Natuur en Konst. den, en uit dien hoofde word hy meest tot bokking gemaakt. Geene natie is 'er die den haring zoo wel weet te behandelen als de Nederlanders; waarom ook de Hollandfche haring overal meer dan eenige andere gewild is. Voorheen was die visfehery egter in grooter bloei dan tegenwoordig, dewyl 'er jaaren geweest zyn, waarin vyftienhonderd buizen uit de Nederlandfche havens in zee liepen, daar derzelver getal, het eene jaar door het andere gerekend, nu zelden meer dan tweehonderd bedraagt: de voordeelen zyn egter nog zeer aanmerklyk ; in weerwil der verfchillende uitrekeningen, die daaromtrent gemaakt worden, kan men ligtelyk nagaan dat 'er, in voordeelige jaaren, na aftrek van alle onkosten, wel twee millioenen guldens mede gewonnen word. Iedere haringbuis is doorgaans tusfchen de vyf-en twintig en dertig lasten groot, fomtyds wat kleiner, en ook wel eens grooter. Zy is bemand met veertien eeters. De Huurman trekt van ieder Isst haring vyf guldens, en de overige manfehap is op weekgeld gefield.  De Nederl. Wetten, Zeden, enz, t6g fteld. Eene nieuwe buis kost tusfchen de agt-en negenduizend guldens, en de kosten der uitrustinge worden voor twee reizen op zes-en voor drie op agtduizend guldens gefchat. De hooge Overheid heeft zich ten ailen tyde zoo veel aan deeze visfehery laaten gelegen leggen, dat 'er verfeheidene keuren en wetten tot beveiliging van dezelve gemaakt zyn. De Hollandfche Steden , die zich op de haringvangst met ernst toeleggen , ftellen eenen Bewindsman aan, die bekend is onder den naam van Pennigtneester der groote Visfeherye. Deeze Bewindsluiden maaken met eikanderen een kollegie uit, dat nu in de eene en dan in de andere Stad vergadert, en nevens de regeerende Burgemeesters der Steden zorgt dat de keuren omtrent den haringhandel behoorlyk in agt genomen worden. Wanneer de hooge Overheid bedagt is om verandering in eenige keur te maaken, dan bedient zy zich van den raad deezer Penningmeesteren , die ook, nevens de regeerende Burgemeesters der Steden, alle gefchillen, die over de haringvangst ontftaan, beflisfen r zonder dat men zich, na die beflisfing, op de  270 Tafereel van Natuur en Konst. de uitfpraak van eenen anderen regeer mag beroepen. Ieder jaar, omtrent agt dagen , naamelyk voordat de haringbuizen uitloopen, houden de Penningmeesters eene algemeene vergadering, in welke zy de ftuurluiden den eed afneemen, het geen by het, inkomen van de buizen weder gefchied. Zy zorgen ook dat de buizen, vooral in tyden van oorlog door oorlogfchepen begeleid worden, welke niet flegtsdienen om de visfehery te beveiligen ,maar ook om de zieken van de haringfehepen over te neemen. Tot onderhoud van dit kollegie der Penningmeesteren word dertig ftuivers van ieder last haring betaald. — Het groote voordeel, het welk men in vroegere tyden van deeze visfehery getrokken heeft, is oorzaak geweest dat de haringvangst in oude plakkaaten de goudmyn deezer landen genoemd, en dat 'er, in de Hervormde Kerken, onder de benaaming van de groote v'sfcherye voor gebeden word. Schoon het zeker is dat zy thans dien naam minder verdient dan voordeezen, is het egter onbetwistbaar dat zy ons land nog zeermerkelyke voordeeleu aanbrengt. Zy, die in kuipers hout, zout, hennip, fcheepstimmerhout, zeildoek, en meer andere dingen handelen, hebben 'er groo-;  DeNederl.Wetten,Zeden,enz. 271 groote winden van. Zy verfchaft den visfcheren middel van beftaan; en daarenboven leeven veele menfchen van het braaijen en boeten der netteu, van het kuipen der tonnen , en van het verpakken van den haring. De ventjagers en haringkoopers in de Steden winnen 'er ook veel gelds mede ; en een groot gedeelte dier voordeden komt den Lande van buiten toe: want de haring word naar de West, naar Poolen en Duitschland , en vooral in groote meenigte naar de Steden Hamburg en Breinen verzonden. Tot aanmoediging van de haringvangst, heeft men de reeders te Rotterdam verfeheidene voorregten toegedaan, als eene vryc bank in de kerk, ontflag van de burgerwagt.en van de dienden , welke voor de Godshuizen moeten waargenomen worden, en daarenboven vrydom van eenige kleine belastingen , die voordeezen op den haring gelegd waren. In vroeger jaaren genooten zy ook honderd-en vyftig guldens van iedere buis, doch van dit laatfte voordeel zyn zy reeds geduurende eenen geruimen tyd verdooken geweest. De walvischvangst is voor de Nederlanden mede van zeer veel belang. In den jaare 1614 werd  &72 Tafereel van 1N*atüur rn KoNST. werd 'er, met toeftémming van hunne Hoog* moogenden , een genootfchap opgerigt, het welk den naam droeg van de Noordfche kompagnie; doch deeze Maatfchappy heeft niet langer dan tot in het jaar 1645 (land gehouden, dewyl zy, die dezelve aangegaan hadden, vonden dat de fchade, over het geheel genomen, grooter was dan het voordeel, uit welken hoofde de Kompagniefchap is gefcheiden, en in byzondere reederyen veranderd geworden , die nog heden in weezen zyn. De vangst word voornaamelyk geoefend in de Ys-zee; want fchoon de visfchen van deeze foort wel overal in zee gevonden worden, is het egter zeker dat zy nergens grooter vallen dan by en omtrent de Noordpool. Voordeezen vischte men in de baaijen, en digt onder de kusten der eilanden, welke in de Yszee gelegen zyn, als Nova Sembla, Spitsbergen , Jan Maijen- en Beeren-eiland, gelyk ook langs de kust van Groenland; doch de visch, telkens vervolgd wordende, is eindelyk fchuw geworden, en heeft zich verder zeewaards in onder het ys begeeven, zoodat men nu genoodzaakt is om ze daar op te zoeken , en ver van de kust af te wyken, het geen  De Nedere. Wetten, Zeden enz. $•»<$ geen de visfehery moeijelyker en gevaarlyker maakt. Jaarlyks worden omtrent tweehonderd en vyftig kloeke fchepen tot deeze vangst uitgerust , die niet allen te gelyk vertrekken * maar vroeger of laater, naar maate zy langer of korter weg hebben af te leggen. Die naar de Straat Davis beftemd zyn, welke deverfte plaats is, vangen de reis gemeenlyk in het laatst van Februaryaan, maar andere loopen in Maart of nog laater uit. Ieder van deeze fchepen is gemeenlyk voorzien van vyf, zes of meer floepen, die aan de zyden worden vastgemaakt. Dezelven dienen om , zooras als men eenen visch ontdekt, hem na te zetten. — Over de wyze van de walvischvangst zullen wy ons hier niet ?n het byzonder uitlaaien , dewyl wy van de gelegenheid om 'er over te fpreeken in een voorig Deeltje van dit Werk gebruik gemaakt hebben. Wy zullen hier alleenlyk zeggen dat, wanneer mert den visch genaderd is, de harpoenier met zyn harpoen, die aan eene lange iyn is vastgemaakt, hem in het lyf fchiet, het welk zoö dikwyls als de visch weder boven komt, tot twee-of driemaal toe, met andere harpoenen, XIV. D £ e l, S her-  274 Tafereel van Natuur en Konst* herhaald word, tot dat hy, uitgeloopen hebbende , derft, waarna men hem tegen het boord van het fchip boegfeert, en zyn fpek en baarden uitfnyd,dienende het eerde om traan van te kooken, en de laatden om baleinen te vervaardigen. Dat de hooge Overheid zich altyd zeer veel aan de walvischvangst heeft laaten gelegen leggen, blykt uit de verfeheidene wetten en keuren-, welke zy van tyd tot tyd omtrent dezelve gemaakt heeft. Somtyds is 'er egter een verbod op deeze visfehery geweest, doch dan alleen wanneer men in oorlogstyden volk ter zee noodig had, of voor het neemen van onze fchepen bedugt was. Het is ongeoorloofd met fchepen , die ter walvischvangst zyn uitgerust in buitenlandfche gewesten eenigen handel te dryven; ook mag men het visch gereedfehap niet buitens lands vervoeren, en ieder fchip moet een borgtogt van zesduizend guldens dellen, ter verzekering dat het met zyne laading binnen deeze landen zal wederkomen. De kommandeurs,harpoeniers, floeproeijers, fpekfnyders, of anderen , die op de walvischvangst zyn afgcrigt , moogen zich niet in dienst van buitenlanderen verhuuren» De windhandel in traan en baarden, die honderd  De Nederl. Wetten , Zeden , enz. 375 derd jaaren gelee Jen fterk in zwang ging, is by plakkaaten verbooden. Het walvisebfpek, de baarden, en bet geen verder dóór de fchepen, die tot deeze visfehery verordend zyn, herwaards gebragt werd, is vry van inkomende regten. Zy , die eenig goed van eencri gebléeven Groenlandsvaarder bergen, deelen het zelve met den eigenaar. Die eenen visch vangt , blyft eigenaar van denzelven , zoo lang als by 'er zyn volk by houd. De Gekommitteerden tot de walvischvangst zyn de voornaam (ie Reeders van Ëuid-en Noordholland; deezen moeten zorgen dat de keuren omtrent de visfehery naar behooren worden waargenomen. Nadat de fchepen hier te lande terug gekomen zyn, worden de vaten met fpek naaide traankookeryen gebragt, waarvan men verfeheidene heeft in Zuid.en Noordholland. — ïn Zuidholland gebruikt men tot het kooken van traan groote yzeren potten; maar in Noordholland heeft men roodkoperen pannen, waarin omtrent vyf vaten met fpek gaan. — Nadat die pannen met fpek gevuld zyn worden zy met hout geftookt, en onder het kooken onophoudelyk omgeroerd. Men kookt S 2 het  276 Tafereel vanNatüur en Konst. het fpek twee of drie uuren agtereen; vervolgens word 'er de traan afgefchept, en in bakken met koud water gedaan, waarin men ze laat bekoelen en bezinken. De afgekookte vinken, gelyk men ze noemt, worden of aan de Iymeryen, of tot kost voor de honden verkogt, en de overblyvende prut of lil verkoopt men aan de traankookers. De Walvisehbaarden , die iri bosfen van vyf of zes fluks uit de fchepen komen, worden doorgaans naar de traankookeryen gebragt, om fchoon gemaakt te worden. Men moet ze eerst een voor een van eikanderen klooven, en ze vervolgens met yzeren fchopjes affteeken. Ook word 'er het wit, dat aan de koppen zit, afgedisfeld. Daarna worden ze in het water te weeken gelegd, fchoon afgefchrobd, en dan op hun einde te droogen gezet. Het hair word 'er aan de zyde afgefneeden; de koppen worden een Weinig gedund en gefnoeid, en de baarden nog eenige uuren in de open lugt op latten gedroogd. Het is bekend dat zy naderhand aan fmalle reepjes of (lokjes gefneeden , en hier te lande en elders tot verfeheidene einden overvlcediglyk gebruikt worden. Wy  De Nederx. Wetten, Zeden, enz. 27/ Wy kunnen nog aanmerken dat in de Noordpoülfche gewesten , behaiven walvisfehen , ook zeerobben en walrusfen gevangen worden. De robben , waarop de Hamburgers meest uitgaan, worden om de huid gevangen, fchoon vyftien of zestien van dezelven ook een vat fpek uitleveren. In de walrusfen vind men twee tanden, welke hoogergefchat worden dan de olifantstanden. Zy leveren daarenboven ieder een half kwarteel traan uit. De robbenvellen worden gebruikt om fcheden, en de walrustanden om hegten van mesfen en andere fnuisteryen van te maaken. Daarenboven pleegen de Nederlanders eenigen handel met de bewooners der kusten langs de Straat Davids te dryven; van welken men voorplanken, koperen ketels, bylen, mesfen, en andere foortgelykekleinigheden, robbenvellen, vosfenvellen, beerenhuiden, baarden en fpek inruilden. Uit het geen wy tot nu toe gezegd hebben blykt hoe voordeelig de groote en kleine visfehery in verfeheidene opzigten voor ons Vaderland moet geoordeeld worden. — Wygaan thans over om het geen men den buitenlandS 3 fchen  278 Tafereel van Natuur en Konst. fchen handel noemt in het byzoudcr te befchouwen. En bier moeten wy vooreerst fiil Haan op de Oost-Indifche Maatfchappy , welke, fchoon fouvercin in haare landen in de Indien, egter geheel van de Staaten Generaal der Vereenigde Nederlanden afhangt, en onder hunne befcherming ftaat. Voordeezen waren de Portugcezcn alleen meesters van den handel op Oost-Indie, toerwaards zy in den jaare 1498 eenen nieuwen weg voorby de Kaap van Goede Hoop ontdekt hadden. Na dien tyd voorzagen de Hollanders zich te Lisfabon van de kostelykfte OostIndifche wa'aren, welke zy in groote meenigte van daar kwamen halen. Doch toen de Kroon van Portugal in den jaare 1580 vereenigd werd met die V2n Spanje, werden dc Portugeezen, als onderdaanen van dien Koning, mede gewikkeld in den oorlog, welken hy tegen de Vereenigde Nederlanden voerde. Den laatstgemeldcn werd uitdruklyk verbooden hunnen handel op Spanje en Portugal voort te zetten; en dit verbod deed ben befluiten om de goederen, welke zy te yoo-  DeNederl. Wetten,Zeden,enz. 2-9 vooren van de onderdaanen des Konings van Spanje overnamen, zeiven uit Indiè' te gaan haaien, om hem dus allen moogelyken afbreuk te doen. Eenige ryke koopluiden zonden dan met die oogmerk fchepen uit om, nevens Tartarye heen, eene vaart te ontdekken, en eenen nieuwen weg te vinden naar China, Oost-Indie, Japan en de Phiüppynfche en Molukfche Eilanden; doch die onderneeming mislukte. Beter gelukte het, in vervolg van tyd, eenige voornaame koopluiden van Amfterdam, die, op aanfpooring van Kornelis Houtman, op nieuw eene proef van eenen togt naar het Oosten deeden neemen. Houtman had, toen hy zich in Portugal bevond, naauwkeurigonderzoek gedaan wegens den waaren toeftand der zaaken in Oost-Indie, en de beste wyze om derwaards te reizen. Door zyne naarvorfchingen raakte hy onder kwaade verdenking by de Portugeezen, die hem gevangen zetten, en eene groote fom gelds vorderden, eer zy hem wilden los laten. Dewyl hy geenen raad wist om dezelve by een te brengen, fchreef hy aan eenige koopluiden te AmfierS 4 dam,  ?8o Tafereel van Natuur en Konst. dam, verzoekende dat zy het losgeld zouden opfchieten, en beloovende van zyne zyde dat hy hun dan zoude openbaaren wat men voornaamelyk in de reizen naar Oost-Indie had waar te neemen. Zy befjooten aan dit verzoek te voldoen, en Houtman kweet zicbgetrouwelyk van zyne belofte. — De koopluiden rustten, na te famen eene kompagnie aangegaan te hebben, in den jaare 1595 vier fchepen uit, onder het geleide van den bovengenoemden Kornelis Houtman, die zynen weg voortzette langs de gewoone ftreek der Portugeezen, voorby de Kaap de Goede Hoop, om verder in Oost-Indie te handelen op die kusten, daar de Portugeezen geen regt van gebieden hadden. Drie van deeze fchepen kwamen, na verloop van twee jaaren en vier maanden, weder behouden in het Vaderland; doch het vierde had men door gebrek aan matroozen moeten agterlaaten. Het voordeel, het welk men op deezen togt behaald had, was wel niet ongemeen groot, maar egter genoegzaam om den reederen moed te geeven, en nieuwe reeders tot hunne gemeenfchap te brengen. Men rustte dan anderwerf eene vloot uit onder het Admiraalfchap van Jakob van Nek, die in den jaare 1598 met agt  DeNederl. Wetten,Zéden, enz. a8i agt fchepen uit Texel onder zeii ging. Voordat deezen terug gekomen waren, zonden da Directeurs van de KoiDpagniefchap weder andere fchepen uit, en alles gelukte zoo wel dat de reeders uit hunne onderneeming zeer aanzienlyke winften trokken. Dit deed verfeheidene vermoogende koopluiden mede befluiten om, voor hunne byzondere rekening, fchepen naar Oost-Indie te zenden; dus ftond het te vreezen dat de een den ander zoude benadeelen, waaruit niets anders dan verval van den handel kon gebooren worden. Uit dien hoofde oordeelden de Staaten Generaal het geraaden de Direkteurs der verfeheidene Maatfchappyen tot eene Kompagnie tc brengen, en hun, nevens veele groote voorregten, een oktrooi voor den tyd van een-en twintig jaaren te verkenen, beginnende in het jaar 1602, welk oktrooi naderhand van tyd tot tyd is verlengd geworden. Deeze Geoötrooijeerde NederlandfcheOostIndifche Kompagnie bragt een kapitaal by een van zes millioenen, vierhonderd negen en vyfrigduizend, agthpnderd-en veertig guldens, welke fom door de zes volgende kamers werd ingelegd , naamelyk door s 5 Am-'  a82 Tafereel van Natuur en Konst. Amfterdam 3674, 015 guldens. Zeeland 13 33» 882 'Die hoofdfom werd verdeeld in aktien van drieduizend guldens, welke men weet dat thans merkelyk in waardye gereezen zyn. Zy worden gekogt eu verkogt naar den koers, die, even als zulks in andere effekten plaats heeft, ryst of daalt. Eene aktie van drieduizend guldens oud kapitaal is, naar dentegenwoordigen koers, thans omtrent agttienduizend guldens waardig. Toen men nu dit kapitaal byeengebragt had, werd 'er terftond eene vloot van veertien groote fchepen uitgerust, die, onder bevel van den Admiraal Wybrand van Warwyk, in de maand Juny des jaars 1602 in zee ftak. Van tyd tot tyd werd deeze vloot door veele andere fchepen gevolgd, die, by hunne komst, even als de eerstgemelden, door de Indifche Vorften, welke de trotschheid der Portugee- zen Delft Rotterdam Hoorn Enkhuizen 470, 000 177, 400 266, 868 536. 775 6459, 840 guldens.  DeNedeial. VVetïen,'Ze.den,enzs 283 zen moede waren , zeer gunftig ontvangen werden, en veele kostbaare kaopmanfchap, pen tegen dingen van kleine waarde inruilden. Daarenboven behaalden zy meer dan eens groote voordeden óp de Portugezen en S. anjaarden, die hun waren aangevallen , veroverden derzelver rykgelaadene fchepen, en keerden met eenen aanzienlyken buit weder naar hun Vaderland. Het een en ander was oorzaak dat in dc Vereenigde Nederlanden onnoemelyke fchatten werden ingevoerd. De inleggers hadden zoo veel winst dat zy by eene uitdeeling in den jaare 1605 van hun ingelegd kapitaal 15 ten honderd ontvingen ; in den jaare 160G trokken zy 75; in het jaar 1607, 40; in het jaar ióoS, 20; in het jaar 1609, 25; en in het jaar irJio, 50 van het honderd. Daarenboven werd 'er nog veel van den winst opgelegd, opdat men by ongelegenheden eenigen voorraad van geld hebben mogt. Omtrent het jaar 1605 hadden de Nederlanders de fterkte, welke de Portugeezen op het eiland Ambon hadden opgewotpen, vermeesterd, en deeze verovering werd van die der  284 Tafereel van Natuur en Konst. der anderen Molukfche Eilanden gevolgd, waardoor de Hollanders meester werden van den voordeeligen fpeceryhandel, en in het byzonder van dien der kruidnagelen. In den jaare 1609 bouwden zy, by verdrag, eene fterke loge re Jakatra op het eiland Java, welke zy, fchoon byna op eene wonderdaadige wyze, behielden, om daar een hoofdkantoor te vestigen. Toen de zaaken in deezen ftaat gebragt waren, oordeelde men het, in den jaare 1610, geraaden eenen man, dien men daartoe bekwaamst zoude agten, als Gouverneur Generaal naar Neêrlands Indie te zenden. Diegewigtige post werd het eerst opgedraagen aan Piet es. Both, die, ingevolge van den last, welke hem gegeeven was om op alles orde te ftellen, met eenige Indifche Vorften voordeelige traktaaten floot, en in den jaare 1613 Solor en Timor veroverde.— Ons beftek laat niet toe alle de voordeden, welke de Nederlanders vervolgens behaalden, op te tellen.— Wy zullen alleenlyk zeggen dat zy op het eiland Java de ftad Batavia, de hoofdftad van Neêrlands Indie, en de verblyfplaats van den Gouvernenr Generaal , hebben aangelegd. Hier  DeNederl.Wetten,Zeden,enz. ggj Hier en daar regtten zy nog verfeheidene andere Iterkten op, die ailen met krygsvolk bezet, en bekwaam gemaakt werden om genoegzaamen tegenweer tegen vyandeiyke aanvallen te kunnen bieden. Door dit alles heeft de Kompagnie zich in die landen en eilanden zoo wel gevestigd, dat men weinig reden heeft om voor het verliezen van haare bezittingen te vreezen. Men kan aanmeiken dat de Oost-Indifche' Kompagnie in de Indien veel meer lands bezit dan de Vereenigde Nederlanden in hunnen kreits bevatten ; zy oefent daar een onbepaald gezag, en men mag haar dus met regt als eenen Staat in eenen Staat befchouvren. Evenwel is de Kompagnie in zoo verre aart de algemeene Staaten onderworpen, dat zy geene verbonden met de Indifche Vorften kan fluiten dan in derzelver naam; ook moet zy haare afhanglykheid van hunne Hoogmoogenden erkennen, door telkens vernieuwing van het oktrooi te verzoeken, 't welk doorgaans, met byvoeging van eenige byzondere voorregten, verleend word, Om  2E6 Tafereel van Natuur iïn Konst. Om een naauwkeuriger denkbeeld te geeven wegens den ftaat der Oost- Indifcbe Maatfchappye, moeten wy afzonderlyk bandelen wegens haare regeering in de Nederlanden en in de Oost-Indien. — In de Nederlanden is het toevertrouwd aan vyf-en zestig Bewindhebberen, die in zes kamers verdeeld zyn, en te Amfterdam, Middelburg, Delft, Rotterdam, Hoorn en Enkhuizen hunne zittingen hebben. — Zy worden uit de hoofddeelgenooten verkoozen. Iedere kamer heeft de beftiering van haare eigene zaaken, en fielt de laage krygsbedienden aan tot ferjanten toe, om dezelven naar de Indien te zenden. De byzondere kamers maaken ook overflag wegens de koopmanfehappen, en het gemunte en ongemunte goud en zilver , dat afgefebeept moet worden. Daarenboven rusten zy de fchepen uit, en zorgen voor het betaalen der maandgelden. Gemeenlyk word 'er driemaal in het jaar eene groote vergadering gehouden, beftaandé uit zeventien afgevaardigden der byzondere kamers, en uit dien hoofde de vergadering van zeventienen genoemd. De eerfte van dee-  DeNederl. Wetten, Zeden,enz. 287 deeze drie byeer.komsten heeft plaats in het laatst van February of het begin van Maart, en dient om den prys derfpcceryen, etyde uitdeeling , welke de Kompagnie doen zal, te bepaalen. In de tweede, die in Augustus gehouden word, worden de brieven, die in 's Gravenhage opgefteld, en naar de Indien gefchikt zyn, geleezen. Ook word in dezelve bcflooten tot dc uitrusting der herfstfchepen, waartoe men dan tevens zekere fom vastftelt. — In de derde van deeze vergaderingen, waartoe het eind van Ociober of het begin van November doorgaans gefchikt word, fielt men orde op de openbaare verkooping der OostIndifche waaren , die gemeenlyk in deeze maanden gefchied, en op de uitrusting der Kers-en Paaschfchepen. — In die vergaderingen worden daarenboven alle zaaken van belang, welke tot de Maatfchappy betrekking hebben, afgedaan. De ftaat der kahtooren in de Indien word 'er opgenomen, en wyders worden 'er de Gouverneur Generaal, de Direkteur, de Majoor, de Raaden van Indie en andere voornaame amptenaars van de Kompagnie benoemd. Deeze vergadering zit zes jaaren te Amfterdam, en twee te Middelburg, maar in de overige kamers word zy in het geheel  ê88 Tafereel van Natuur en Kónst>. heel niet gehouden. Ter vergaderinge van zeventienen worden agt Bewindhebbers door de kamer Amftérdam , vier door de kamer Zeeland, en een door ieder van de vier overige kamers afgevaardigd. De zeventiende word 'er by beurten bygevoegd door Delft, Rotterdam , Hoorn en Enkhuizen, wanneer de vergadering te Amfterdam, en door Zeeland , wanneer zy te Middelburg word gehouden. In de maanden Juny of July houd de Kompagnie in 's Hage eene andere vergadering, beflaande uit tien Bewindhebberen, vier naamelyk van Amfterdam, twee van Zeeland, en een van ieder van de vier overige kamers. Deeze, gemeenlyk de Haagfche befoignesgenoemd, onderzoekt de brieven, die uit Indie komen, ontwerpt antwoorden op dezelven, en levert die in ter kamer van zeventienen, waar zy, voor de verzending, moeten naargezien en goedgekeurd worden. Wy merken hier nog aan dat de Bewindhebbers den titel voeren van Edele Heeren. Driemaal in het jaar word 'er zulk een getal van fchepen als de Bewindhebbers goed-  De Nederl. Wetten , Zeden , enz. 289 vinden naar de Indien gezonden. Dezelven neemen de reis derwaards aan in de maanden Maart of April, September of Oclober, en January of February. Met deeze fchepen word een groote fchat en tevens eenemeenig» te menfchen overgevoerd. De terugkomende fchepen vertrekken niet allen op den zelfden tyd van Batavia of Ceylon, maar de Koro« pagnie vind goed dezelven te verdeelen, om den fchat, dien zy met zich brengen, niet aan de ftormen, welke in het najaar op de Europeefche kusten plaats hebben,te waagen* Somtyds zyn 'er twee, fomtyds drie verzendingen, maar altyd komt'er een nafchip, dat in Maart vertrekt, en de foldyboeken en anderere papieren overbrengt. De zamelpiaats der Oost-Indifche fchepen is aan de Kaap de Goede Hoop, waar zy twee of drie weeken vertoeven, om zich te ververfeben, en waar de vroegfehepen fomtyds nog wel van het nafchip gevonden worden. De rekeningen en andere papieren , die door het nafchip zyn overgebragt, worden door de vergadering van zeventienen en tienen onderzogt. Terffond na de aankomst der fchepen, maaken de Bewindhebbers dcrzel- XIV. Deel. T ver  500 Tafereel van Natüür en Konst. ver laading in openbaaren druk bekend. Het fcheeps'volk word zonder tydverzuim afgedankt en betaald. De Kommandeur van de t'huis komende vloot word jaarlyks.den Staaten Generaal aangebooden, en krygt van de Kompagnie eene gouden keten en medailje ten gefchenke. Ten zelfden tyde doet hy, nevens eenige afgevaardigde Bewindhebbsrs, ter Generaliteit verflag wegens den toefland der zaaken in de Indien. — Zooras als de verkooping der goederen is vastgefteld , worden dezelve mede door gedrukte Iysten bekend gemaakt. Doorgaans gefchieden 'er twee verkoopingen in het jaar, eene in het voor-en eene in het najaar. — Amfterdam verkoopt de helft van alles; Zeeland een vierde, en ieder van de vier overige kamers omtrent een zestiende gedeelte. Nadat de goederen verkogt zyn, en de ftaat van den handel in de Indien margezien is, word de uitdeeling vastgefteld en van de houders der aktiën by de byzondere kamers ontvangen. Het is zeker dat de Kompagnie, federd haare oprigting tot heden toe, verbaazende fchatten in het land gebragt heeft. Om daarvan eenig denkbeeld te vormen heeft men Hechts aan te merken dat fommigen den inkoop van alle Jndifche waaren, die,  De Nederl. Wetten,Zeden,enz. 2or die, van het jaar 1597 tot her jaar 1722,met 1481 fchepen herwaards overgebragt zyn, op omtrent driehonderd twee-en tfyftig minifflertea guldens begroot hebben, van welke -waaren men ligtelyk begrypt dat hier te lande by den verkoop veel meer gelds gemaakt is. Alle vier jaaren moeten de Bewindhebbers rekening van hunne beftiering doen aan de Staaten Generaal, die in vroeger tyd hunne afgevaardigden ten dien einde naar Amfterdam plagten te zenden ; dcch dewyl die bezending zeer kostbaar viel , hebben de Bewindhebbers reeds in den jaare 1728 verzogt eenige gemagtigden naar 's Hagc te moogen zenden, om hunne rekeningen met de afgevaardigden der algemeene Staaten te fluiten, het geen federd gefchied is. De regeering in de Indien is te merkwaardig om 'er niet in het byzonder op ftil te ftaan. Aan het hoofd van dezelve is de Gouverneur Generaal van Nederlandsch Indie , die zyn hof houd in het kasteel van Batavia. Hy word door de Kompagnie benoemd, en moet by haar, zoo -wel als by de Staaten Generaal, den eed van getrouwheid afleggen. De KomT 2 pag-  2(?2 Tafereel van Natuur en Konst; pagnie behoud ook het regt aan zich om hem ten allen tyde op te ontbieden, en zyn ampt te beneemen: ook mag hy zich van het zelve ontflaan, mids hy daartoe verlof van Bewindhebberen bekomen hebbe. Deeze bediening is eene van de voordeeligfte, doch tevens eene van de iastigfte van den geheelen Staat: van den vroegen morgen tot den laaten avond is hy overkropt door eene groote verfcheidenheid van bezigheden. Telkens ontvangt hy brieven , waarop hy antwoorden moet afvaardigen. Voor den middag verleent hy gehoor aan eene mecnigte van menfchen , die hem komen opwagten , of verfing van zaaken doen. Onder het middagmaal, dat zelden lang gerekt word, doet hy verfeheidene dingen af, welke geen uitftel kunnen lyden. Vervolgens heeft hy, na des namiddags eenige weinige oogenblikken gerust te hebben, weder nieuwe bezigheden, welke tot in den avond duuren.— Men kan hem ook aanmerken als Kapitein en Admiraal Generaal van de legers der Maaifchappye in de Indien, en meer dan eens heeft men hem gezien aan het hoofd van haare land-en zeemagt. Om  De Nederl. Wetten , Zeden , enz. 293 •Om ontzag voor de Maatfchappy by de Indiaanen te voeden, en dezelve onder hen gevreesd te maaken heeft men het voor den Gouverneur Generaal noodig geoordeeld eenen vorftelyken ftoet te voeren, niet dan van eenen grootfehen trein verzeld in het openbaar te verfchynen , en vooral de gehoorverleening aan de Indifche gezanten op de plegtigdewyze te doen gefehieden. Hy voert den titel van zyne Hoog-Edelheid, cn de Kompagnie heeft hem eene maandelykfche wedde van veertienhonderd guldens toegelegd. Daarenboven geniet hy vierhonderd guldens in de maand voor zyne tafel, en alles wat tot zynen ftoet en hofhouding behoort Word door de Kompagnie betaald. Na den Gouverneur heeft de Direkteur Generaal het hoogde gezag in de Indien. Hy voert den titel van eerden Raad, en heeft het opzigt over den inkoop en verkoop van de goederen der Maatfchappye, bepaalt de hoeveelheid der koopmanfehappen, die naar het Vaderland of naar elders moeten gezonden worden, heeft de fleutels der pakhuizen van de Kompagnie, die te Batavia zyn, in zyne T 3 be-  294 Tafereel van Natuur en Konst. bewaaringe, en moet alles met de grootlle naauwkeurigheid verantwoorden of doen verantwoorden. De Raad van Indie, van welken de Gouverneur en de Direkteur Generaal de voornaamfte leden zyn , beftaat doorgaans uit agttien perfoonen, onder welken twee Sekretarisfen zyn. Deeze Raad beftiert de burgerlyke zaaken, en vergadert gemeenlyk tweemaal in de week; doch de Gouverneur, die 'er altyd in voorzit, beeft de magt om buitengewoone byecncomften te beleggen. De regtsoefening in de Indien word overgelaaten aan den Raad van Juftitie, die mede zyn verblyf heeft op Batavia, en uit eenen Prelident, en agt gewoone Raadsheeren beftaat, by welken dikwyls nog eenige buitengewoonen gevoegd worden. De Advokaat Fiskaal en Water-Fiskaal hebben'er ook zitting in; en daarenboven is denzelven een Sekretaris toegevoegd. Deeze Raad vonnist in de laatfte plaatfe over alle burgerlyke en lyfftrafïyke zaaken, en men kan zich wegens derzelvcr vonnisfen op geene andere regtbank beroepen. De Gouverneur Generaal mag 'er zelfs  De Nederl. Wetten , Zeden , enz. 205 zelfs voor te regt gefteld, en, wanneer hy van hoog verraad overtuigd is, ter dood verweezen worden. — Elk mag, zonder hulpvan eenen Prokureur of Advokaat, zyne zaak voor deezen Raad bepleiten. Dezelve komt twee en fomtyds meermaalen, indien 'ernoodzaaklyklieid toe is, op het Stadhuis by een. De Prefident van deezen Raad is ook bewaarder van het groot zegel, waarop een kasteel verbeeld is, in welks midden men de Geregtigheid ziet, die eene wcegfchaal in de eene, en een zwaard in de andere hand houd. De post van den Advokaat - Fiskaal is toe te zien dat 'er niets tegen het gezag en de wetten der regeeringe verrigt worde, en hy is gehouden om zulken, die 'er tegen misdoen , in regten te vervolgen. In burgerlyke zaaken heeft hy zoo wel ftem als andere Raadsheeren. Van de boeten , die onder de honderd guldens zyn, geniet hy een derde, en van zulken, die meer zyn, een .zesde gedeelte. De Water-Fiskaal zorgt dat het fcheepsvolk niets ten nadeele van de Kompagnie uitvoere, in het byzonder bezoekt hy de fchepen, die uit het Vaderland komen, om allen verbooden handel te verhinderen. T 4 De  29*3 Tafereel van Natdur en Konst. De krygsmagt van de Kompagnie, op en omtrent Batavia, ftaat in tyden van vrede onder het bevel van eenen Serjant Majoor. In oorlogstyden word 'er een Majoor Generaal over aangefteld, die, onder het opzigt van den Gouverneur Generaal, het bellier overde legers heeft. Men kan het aantal der geregelde troepen, welke in de Indien in dienst van de Maatfchappye zyn, bezwaarlyk bcpaalen. Boven dezelven houd zy ook eenige ie» landfche manfehap in foldy. De Vergadering van zeventienen heeft meer dan eens goedgevonden om eenen Opper-Direkteur-Generail naar de Indien te zenden, die, zonder daar iemand boven zich te erkennen , alles met naauwkeurigheid onderzogt: doch men heeft wel eens gezien dat hy, aan wien die gewigtige post was toevertrouwd, fchielyk aan zyn einde kwam. —Wy merken eindelyk aan dat de burgerlyke regeering in de Indien veelal overeenkomt met die, welke in de Nederlanden plaats heeft, uitgezonderd dat men 'er ftrenger regt oefent. De kerkelyke regeering van Batavia beftaat Uit eenen Commisfaris politiek, die tevens Raad  De Nederl. Wetten , Zeden , enz. 297 Raad van Indie is, uit twaalf Predikanten, agt Ouderlingen, en twaalf Diakenen. In ver. fcheidene andere deelen van de Indien, en aan de Kaap de Goede Hoop, zyn ook Predikanten , die uit de kasfen van de Kompagnie betaald worden. De regeering der Indien, en de beftiering der zaaken van de Kompagnie buiten Batavia, word waargenomen door agt Gouverneurs, drie Direkteurs, vier Kommandeurs, en eenige Opperhoofden en Rclidenten. Het zoude te lang vallen indien wy hier eene befchryving wilden geeven van alles wat tot de zaaken der Maatfchappye op de kantooren van koophandel en de fi.erkr.en, welke zy in verfeheidene plaatfen heeft opgerigt, betrekking heeft.— Wy kunnen egter nietnalaaten kortelyk van de agt gouvernementen te fpreeken, welke zyn Ceiion, Amboina, Banda, Ternate, Makasfar, Malakka, Koromandcl, en de Kaap de Goede Hoop. De voornaamfte handel van de Kompagnie op het eiland Ceiion is die van de kaneel, welke zy van de Cingaleezen , die daar wooT 5 iren,  298 Tafereel van Natoue en Konst. nen, Iaat inkoopen. Ceiion brengt ook kardamom en verfeheidene andere dingen voort, waarin egter geen fterke handel gedreeven word. Daar is ook tin, het welk naar het Vaderland word overgevoerd. Men vind 'er olifanten, welke de Kompagnie naar verfeheidene deelen van de Indien laat brengen, en waar van de kleinrten voor vyfhonderd, en de grootften voor agthonderd guldens verkogt worden. Amboina zegt men dat alleen meer kruidnagelen kan verfchaffen dan de gehccle waereld noodig heeft. Daar groeijen ook muskaatnooten. De Kompagnie heeft zich verbonden om alle de nagelen, die hier grooijen, tot eenen vastgeftelden prys over te neemen. Hierdoor krygt zy dikwyls zuik eenen grooten voorraad van dezelven , dat zy 'er veel van moet laaten verbranden of in zee werpen. Hier worden ook veele Vaderlandfche en Indifche waaren verkogt, die merkiyk voordeel geeven. De nootmuskaat cn'de foelie, die 'erom zit, is de voornaamfte handel van de Bandafche eilanden. De  DeNedehl. Wetten,Zeden,enz. 299 De grond van Ternate is zeer gefchikt om nagel - en - tiooienboomen voort te brengen ; doch dewyl Amboina en Banda aan de Kompagnie meer nagelen, nooten en foelie kan verfchaffen dan zy noodig heeft, legt men zich niet toe om 'er merkelyke voordeden van te trekken. Men kan Ternate, en inliet algemeen de kleine Molukkifche eilanden, befehouwen als grensvestingen van de OosIndifche Maatfchappye in deeze gewesten. De koopmanfehappen, die men derwaards brengt, en het fchildpad en andere kleinigheden, welke men 'er uitvoert, verfchaffen zulk eene geringe winst, dat dezelve in verre na niet genoegzaam is om de onkosten der Jandvoogdye goed te maaken. De voornaamfie handel, die de Kompagnie op Makasfar, eene ftad en Koningryk op het groote eiland Celebes, dryft, is in rvst, welke naar de Bandifehe en Molukkifche eilanden word overgevoerd. Men haalt 'er ook goud , olifantstanden , fapanhout, kattoen , gengber, en meer andere dingen van daan, en langs de ftranden van het eiland heef: men hier en daar paerelvisfcheryen. De voornaamfie waaren, welke men derwaards voert, zyn ie har-  300 Tafereel van Natddr en Konst. fcharlaken, gouden en zilveren ftoffen, kambaaifche lywaaten, koper, tin, enz. Malakka, de hoofdftad van een Koningryk, het welk den zelfden naam voert, en welks inwooners Maleiers heeten, heeft eene der beste havens van Indie , dewyl men 'er op alle tyden van het jaar kan in komen. De Kompagnie verhandeld 'er veel Bengaalfche, furatfche en andere lywaaten, voor welken zy meest goud en tin in betaaling krygt. De Maatfchappy dryft ook zeer grooten handel langs de kust van Coromandel. Zy zend fpeceryen, Japansch koper, tin, goud en verfeheidene andere waaren derwaards, en haalt 'er eene groote meenigte neteldoeken, foesjes, chitfen, gefehilderde en ongefchilderde kleedjes, en eene zeer groote verfcheidenheid van andere lywaaten, die voor een ge» deelte in Indie verkogt, en voor een gedeelte in het Vaderland gebragt worden. De Kaap de Goede Hoop, het laatfte Gouvernement van de Kompagnie, niet in de Indien, maar aan den uiterften hoek van Afrika, dient tot eene plaats van ververfching voor  De Nederl. Wetten, Zeden, enz. 30 r voor de uitgaande fchepen, die 'er doorgaans eenigen ryd vertoeven. De gewesten, waarin de Kompagnie flegts Direkteurs of Beftierders heeft aangefteld, zyn Bengale, Suratte en Perfie. In het Koningryk Bengale heeft de Kompagnie geenszins eenig eigendom, alleenlyk heeft zy 'er hier en daar kantooren van koophandel. De voornaamfte waaren, welke men van hier trekt, zyn ruwe zyde , katoenen garen, armozynen, katoenen lywaaten , chitfen, fpreijen, behangfels, enz. Men vind 'er daarenboven indigo, borafcs, opium,gomlak, en veelerleie eetwaaren, in welken de Kom-* pagnie mede handel dryft. Zy trekt egter de grootde winden van de peper, kaneel, nagelen , nooten , foelie, arak, en eene zekere foort van hoorntjes, fjanken genaamd, waarvan de Bengaalfche vrouwen fierlyke armbanden maaken; en veele Nederlandfche waarenworden 'er met merkelyk voordeel verkogt. Men wil dat nergens in de Indien grooter handel gedreeven word dan te Suratte. De pakhuizen, die daar door de Nederlandfche Kom-  302 Tafereel van Natüür en Konst. Kompagnie zyn opgerigt, worden altyd van allerleie koopwaaren voorzien gehouden. Men haalt 'er katoenen gaaren, zyden floften, katoenen lywaaten., indigo, falpeter, gomlak, opium, gengber en andere droogeryen; en de koopmanfchappen, die 'er door de Nederlanderen vertierd worden, zyn fpederyen, koper, tin, fchiJdpad, kamfer, vermiljoen, benjuin, lakens van allerleie kleuren, en veele andere goederen. In Perfie, waar de Nederlanders ook een kantoor hebben opgerigt, brengen zy veel gemunt geld, en llyten 'er veele lakenen.die in ons Vaderland gemaakt zyn. Voor het overige laat de Kompagnie nog verfeheidene andere koopwaaren derwaards brengen. Zy voorziet gantsch Perfie van fpeceryen, fuiker, gengber, indigo, fapanhout, vermiljoen, wierook, benjuin, kwikzilver, koper, lood, neteldoeken, lywaaten, enz. Behalven de zyde, baalt zy vandaar ook wynen, tapyten en zyden iTofien, die gedeeltelyk in de Indien gelleeten, en gedeeltelyk naar het Vaderland overgevoerd worden. Veele andere plaatfen zyn 'er in de Indien, waar  De Nederl. Wetten , Zeden , enz, 303 waar de Kompagnie Befiierders van haaren handel, met den titel van Kommandeur, of onder eenige andere benaaming, heeft aangefteld. — Wy agten het niet ongevoeglyk hier eenigen van dezelven cp te noemen. Van de kust van Malabaar word de peper voornaamelyk gehaald, die, fchoon zy wel in verfeheidene andere deelen van de Indien gevonden word, daar in den grootften overvloed goeit: en in de voorige eeuw heeft de Kompagnie zich verbonden om dit gewas tot eenen vastgeftelden prys te ontvangen. Sumatra levert der Maatfchappye mede veel peper, welke zy insgelyks toteenen bepaalden prys moet overneemen, doch waarvoor zy gedeeltelyk met neteldoeken en katoenen lywaaten kan betaalen. De andere waaren, die van Sumatra gehaald worden, zyn goud, zilver, koper, tin, kamfer, benjuin, was, honig en edelgefteenten. Langs de westkust van Sumatra worden groote partyen yzer met ongemeen veel voordeel vertierd. Katoenen lywaaten, zout, ryst, lakens, gouden ftoffen, en andere Europeefche waaren, die'er gebragt worden, zyn 'er fterk getrokken. Op  '304 Tafereel van Natuor en Konst. Op Timor groeijen geheele bosfchen van wit en geel fandelhout, welk liout het voornaamöe is dat dit eiland aaö de Kompagnie verfchaft. Uit Siam worden doop de Kompagnie verfeheidene koopmanfehappen getrokken , als hartenvellen, die meest in Japan vertierd worden, fapanhout, zwarte fuiker, lak, ryst, zout, tin en lood. De lywaaten, die van de kust van Coromandel komen, worden in Siam fierk gezogt; doch dewyl de Mooren van de kust hunne lywaaten tot eenen minderen prys kunnen leveren dan de bedienden der Maatfchappye, kan zy meer voordeels doen met fpeceryen, peper, koraal, kwikzilver, fandelhout en lakens derwaards te brengen. In Japan moogen geene andere Europeaancn dan de Nederlanders alleen eenigen handel dryven, en dezelve is nog in het geheel niet vry van alle ongemakken. Zy moogen niet de Japanners niet handelen dan door daartoe aangeftelde makelaars, die den prys der waaren bepaalen, in welke bepaaling de bedienden van de Kompagnie moeten berusten. De fom, welke zy 'er moogen verhandelen, is me-  Öe Nederl. Wetten , Zeden , eüz. 305 mede vastgefteld; en desniettegenftaande brengt de handel op Japan der Maatfcbappye aanmerklyke vonrdeelen aan. De koopnianfchappen, die zy derwaards brengt, zyn ongewerkte zyde, Chineefche ftoffen, bereide en onbereide hertenvellen, lakens ^ennip, wol, katoenen, fpeceryen, fuiker, fapan-en Brazilien-hout enz. Japan verfchaft daarentegen zilver, koper, porceleinen, verlakt houtwerk, en veelerleie droogeryen. Ook valt 'er in dit Keizerryk goud: doch de uitvoer van het 'zelve is op zwaare ftraffert verbooden. Sederd het laatst der voorgaande eeuwe hebben de Nederlanders den handel op China mede zeer fterk voortgezet. Men heeft zelfs verfeheidene fchepen uit het Vaderland regtsftreeks derwaards gezonden, en dezelven zyn met ryke ladingen van thee en porceleinen terug gekomen. De Nederlandfche fchepen brengen 'er gemunt en ongemunt zilver, fpeceryen en peper , die 'er zeer gewild is, lakens, fergies, en andere wollen ftoffen. Zy voeren 'er ook fandelhout en bloedkoraal, dat bleek van kleur moet zyn, naar toe. XIV. De Et. V  goö Tafereel van Natuur en Konst. Te Mokka, eene Arabifche zeeftad, aan den mond van de Roode zee, heeft de Kompagnie ook eene handelplaats opgerigt, de eenigfte, welke zy in Arabie heeft. Voordeezen werd 'er veel koffie vandaan gehaald, die uit de nabuurfchap van Mecha, waaromtrent zy overvoedig wast, derwaards gebragt Werd; maar federd het aankweeken van koffie op het eiland Java, komt 'er veel minder Mokkafche koffie in het Vaderland. De koopmanfchappen, welke de Kompagnie vandaar haalt, worden den Arabieren voor het grootfte gedeelte met fpeceryen betaald. Behalven het reeds gemelde gewas, zyn dezelven wierook, myrrhe, en verfeheidene andere gommen; gelyk ook manna, kasfia, aloë endraakenbloed. Wy hebben geoordeeld zulk een omftandig berigt wegens den ftaat der Oost-Indifche Kompagnie te moeten geeven, om de magt en het aanzien van deeze voortreflyke Maatfchappye naar behooren te doen kennen, en tevens te doen begrypen dat de gedagten van fommigen, als of het den Lande voordeeliger zyn zoude dat de vaart op de Indien aan elk werd vry gelaaten, van allen grond ontbloot zyn.  De Nedekl. Wetten , Zeden , enz» 307 zyn. — Het is immers zeker dat byzondere koopluiden buiten (iaat zouden zyn om, door magt van geld en volk, hun aanzien en gezag by de Indiaanfche Vorften op zulk eene wyze x>p te houden als het door de Kompagnie gefchied. Zy zouden hunnen handel door het bouwen van fterkten , en het onderhouden van goede bezettingen, bezwaarlyk kunnen verzekeren : en dus zouden, door verfeheidene oorzaaken, de voordeden welhaast in eene merkdyke maate verminderd worden. Ten aanzien van de West-Indifche Kompagnie , merken wy aan dat derzelver oorfprong de zelfde geweest is als die van de Oost-Indifche , naamelyk het verbod van Koning Filip den tweeden aan de Vereenigde Nederlanden om op die gewesten te handelen. Dit deed eenige koopluiden befluiten om fchepen naar Amerika uit te rusten, gelyk ook naar de vooraangelegene eilanden van dat gewest, en naar Guinea in Afrika, het welk, als bewesten de middaglyn van Amfterdam gelegen, mede onder de West-Indiën gerekend werd, welke fchepen doorgaans met eeneryke laading in -het Vaderland terug keerden. Dit was oorzaak dat de Staaten Generaal» V 2 ne-  308 Tafereel van Natuur en Konst. negentien jaaren na de oprigting van de OostIndifche Kompagnie, en dus in den jaare 1621 toeftonden dat, onder hunne befcherming, eene geoftrooijeerde Nederlandfche West-Indifche Maatfchappy zoude opgerigt worden, die alleen op de gewesten, welke men hoopte te zullen magtig worden , zoude moogen handelen. ^ De eerfte inleg tot het oprigten van deeze Kompagnie bedroeg zeven millioenen en tweemaal honderdduizend guldens, welke fom in aktiè'n , ieder van zesduizend guldens verdeeld werd. De beftiering van den gantfchen handel werd aan vyf kamers roevertrouwd, welke zyn te Amfterdam, in Zeeland, te Rotterdam, in Noord-Holland, en te Groningen; over iedere van welken byzondere Bewindhebbers gefteld zyn. ( In den aanvang waren de voordeden, welke deeze Maatfchappy behaalde , zeer aanmerklyk. In den jaare 1630 was Brazilië, ' het welk te vooren onder de heerfchappy der Portugeezen ftonu, voor het grootfte gedeelte veroverd, gelyk ook het eiland Kuracio of ..Kurasfou.— Weinige jaaren daarna had Graaf Jan  De Nederl. Wetten , Zeden , enz. 30& Jan Maurits van Nasfau Ziegen, die.totGou-verrteur Generaal der landen in Amerika aangefteld zynde, zich met omtrent drieduizend man geregelde troepen te Fernambuk nederzette, verfeheidene nieuwe wingewesten gemaakt, niet flegts in Brazilië, maar zelfs ia Afrika op de goudkust van Guinee , waar hy, in den jaare 1638, met behulp van eenige derwaards gezondene fchepen, de gewigtige fterkte St. George Delmina veroverde. Die ongemeene voordeden, welke van de verovering van de Spaanfche zilvervloot, door den Admiraal Pieter Pietersz. Hein, waren voorgegaan, deeden de Bewindhebbers befluiten om aan de deelgenooten in het fonds zwaare uitdeelingen te doen, zelfs van vyftig tot honderd ten honderd. Doch welhaast befpeurde men hierin te voorbaarig gehandeld te hebben. Want toen de Portugeezen, onder de regeering van Filips den IVden van Spanje waren afgevallen, flooten zy in den* jaare 1641 wel eenen ftilftand van wapenen met den Staat voor den tyd van tien jaaren: doch nadat Graaf Maurits in den jaare 1644, met de vloot en meeste manfehap, naar het Vaderland was terug gekeerd, overvielen zy, hun woord op eene trouwlooze wyzeverbreeV 3 ken.  310 Tafereel van Natuur en Konst, kende, de nieuw aangelegde fterkten zoo onverwagt en geweldig, dat de meeste wingewesten in Brazilië in korten tyd verloortn werden. Hieruit ontftond een nieuwe oorlog tegen.de Portugeezen, welken de Kompagnie, te veel verzwakt door de bovengemelde zwaare uitkeering, niet kon uithouden, zoodat zy zich;genoodzaakt vond omeenen vrede te fluiten, waarby de afftand vangantsch Brazilië als een der voornaam (Ie voorwaarden bedongen werd. Dewyl dan de Maatfchappy zich door deezen oorlog in zwaare fchulden had ingewikkeld, namen de Staaten Generaal in den jaare 1671 het befluit om de oude Kompagnie te vernietigen , en in den jaare 1674 dat om eene nieuwe op te rigten, welke uit de geinteresfeerden der oude Maatfcbappye en derzelver fcbuldeifchers beftaan zoude: en daarenboven maakte men eenige verandering in de beflieringe der zaaken.—De rente, welke de participanten van hun geld trekken, is egter federd dien tyd zeer gering geweest, en heeft zelden meer dan twee en een half van het honderd bedraagen; uit welken hoofde de akliën ook zeer laag in prys zyn, zoodat  De Nederl. Wetten, Zeden, enz. 311 - dat men ieder honderd guldens rhaus niet meer dan veertig guldens waardig fchat. De plaatfen, op welken de West Indifche Kompagnie heden nog handel dryft, zyn voornaamelyk de goudkust van Guinee, de eilanden Kurasfou, Oruba, Bon Aire, en St. Euftatius, en op de vaste kust van Efequebo* en een gedeelte van Suriname; doch dedaarby gelegene kolonie van de Berbice behoort aan een genootfchap van byzondere koopluiden. De waaren, die uit de West-Indiën naar ons Vaderland overgebragt worden, zyn goud, olifantstanden, ryst, wasch,gommen, huiden, wol, tabak, fuiker, kakao, en verfeheidene andere dingen. De voornaamfte handel beftaat egter in negers of flaaven, die in Guinea opgekogt,en naar Amerika overgevoerd worden, om ze weder aan de Span. jaarden te verkoopen, die hen in mynen laaten werken. Ook word eene groote meenigte van dezelven, welke de Kompagnie zelve toebehooren, gebruikt om in de fuikerplantagien te arbeiden. Het aanmerklyk onderfcheid tusfcLsn de V 4 Oost-  312 Tafereel van Natuur en Konst. Oost-en West-Indifche Maatfcbnppyen is, dat de eerstgemelde de vaart, welke zy op de wingewesten in AQa bezit, voor zichzelve alleen behoud, met uitfluiting van alle anderen, daar de Iaatfte de vaart op haare vaste kusten en éilanden voor elk een open en vry laat, mids dat aan haar zekere erkentenis betaald worde. Voordeezen werd die vrye vaart flegts vergund op eenige van haare onderhoorige landen, en dan waren hieromtrent nog zeer naauwe bepaalingen gemaakt. By de vernieuwing van het oktrooi, in den jaare 1730, is egter deeze vryheid verder uitgebreid geworden, In den jaare 1749 werd de Prins Erfftadhouder, Willem de IVde, door de Oost-en West-fndifche Kompagnien tot Opper-Bewindhebber en Gouverneur Generaal aangefteld, welke waardigheid in den jaare 1760" aan deszelfs Doorlugtigen Zoon, onzen tegenwoordigen heer Prins Erfftadhouder, is opgedraagen. In den jaare 1666 werd Suriname den Engelfchen door de Zeeuwen ontweldigd, en de Staaten'van Zeeland bleeven vervolgens, geduurende eenige jaaren , bezitters van die Ko-,  De Nederl. Wetten , Zeden , enz. 313 Kolonie. Doch twaalf jaaren daarna namen zy het befluit om dezelve voor do fomme van 260000 guldens aan de West-Indifche Kompagnie over te geeven. De Kompagnie, belpeurende dat zy groote kosten zoude moeten maaken, om hiervan eenige aanmerklyko voordeden te kunnen trekken, vond genaden om twee derde deelen van dien koop af te ftaan. In den jaare 1683 werd een van dezelven door Amfterdam, en een door Kor* nelis van Aarsfens, Heere van Sommelsdyk, overgenomen; doch de Heeren Staaten Generaal behielden de opperheerfchappy over deeze volkplanting. — De Gouverneur, die 'er het oppergebied voert, word wel door de Sociëteit verkoozen, maar moet egter door de Algemeene Staaten worden goedgekeurd. —• Thans word 'er merkelyk voordeel van deeze volkplantinge getrokken, en federd eenigen tyd heeft men 'er meer fterkten, tot bevordering van de veiligheid, doen aanleggen. — De voortbrengfels van het land, welkeherwaards worden overgebragt, zyn fuiker, koffie, kakao, katoen, verfeheidene foorten van hout en verwftoffen , Iimoenfap, gekonfyte citroenen en limmetjes, gengber, en meer andere dergelyke dingen. V 5 De  314 Tafereel van Natuur en Konst. De Kolonie de Berbice is in het landfchap Guiana in Zuid Amerika gelegen. Zy word thans beftierd door negen Direkteuren, die uit de hoofddeelgenooten verkoozen worden, en te Amfterdam hunne vergaderingen houden. In den jaare 1732 is aan de Direkteuren, op hun verzoek, door de Staaten Generaal vryheid verleend, om de vaart op hunne volkplanting voor ieder een open te laaten, en van de inkomende en uitgaande fchepen, gelyk ook van de opgezeetenen zekere belastingen te vorderen. De goederen, die vandaar herwaards gebragt worden, beftaan in natuurlyke voortbrengfels des lands, en wel meest in fuiker; men brengt egter ook katoen, koffie, kakao, tabak en zekere verwlioffen van daar. Men kan aanmerken dat 'er maar weinige gewesten zyn, op welken de Nederlanders gecnen handel dry ven, het zy ze met gehuurde fchepen flegts op vragt vaaren, het zy ze eenige waaren, voor hunne eigene rekening, af-en aanvoeren. Ouder de dingen, welke de Nederlanders met andere volkeren verhandelen, moeten die, welke door de Oosten West-Indifche fchepen worden aangebragt, en  DeNederl. Wetten, Zeden. enz. *m en in het byzonder de fpeceryen, als de voor. naamften worden aangemerkt. Onder den handel op buitenlandfche gewesten , behooren wy dien, welke op de Levant gedreeven word, het eerst in opmerking te neemen. Voor denzelven is te Amfterdam reeds in den jaare 1624, eene kamer van direktie opgerigt. Onder de benaaming van de Levant verftaat men alle de landen van het Turkfche gebied, die aan de Middellandfche zee grenzen. Doch de handel bepaalt zich in het byzonder tot de fteden Konftautinopolen, Smirna, Scandrona en Alexandrye, fchoon de fchepen , die derwaards vaaren , doorgaans eerst Livorno, Marfeille, en andere zeehavens , die aan Europeefche Moogenheden behooren, aandoen. De waaren , welke vandaar overgebragt worden , beftaan in Levantfche koffie ; in blaauw en geel Turksch leer ; in kemels-en geitenhair ; in zyde, katoen of boomwol, vloertapyten en dimitten; in galnooten, Arabifche wierook, gommen en droogeryen, welke in de geneeskunde van dienst zyn. Men moet egter in het vaaren op deeze ge- wes.  3iö Tafereel van Natuur en Konst. westen zeer op zyne hoede zyn, dewyl de Barbaaifche zeeroovers van Tripoli, Tunis en Algiers, telkens In de Middellandfche zee omzwerven, om de fchepen van Moogenheden, die niet met hun in vrede zyn , op te wagten en te neemen. Niet zelden zyn zy zelfs ftout genoeg om de vaartuigen der natien, die geen gefchil ter waereld met hun hebben, aan te doen. Gemeenlyk worden ■om deeze reden de fchepen, die op de Levant vaaren, wel van wapenen en manfchap, gelyk ook van pasfen voorzien. Wyders ftaat aan te merken dat deeze fchepen doorgaans den naam van Straatvaarders draagen, omdat Zy de zee engte van Gibraltar, die den ingang van de Middellandfche zee opent, en de Straat genoemd word, moeten doorvaaren. De handel, dien de Nederlanders op Spanje dryven, is mede vry aanzienlyk. Vandaar worden wynen , olyven-olie, en zeer veel wol tot hen overgebragt. — Daarenboven hebben eenigen van onze landgenooten zelfs deel in de goederen, die jaarlyks met de vlooten uit de Spaanfehe wingewesten in Amerika overkomen. Uit  DeNederl.Wetten,Zeden,enz. 317 Uit Portugal krygt men veel zouts , het welk egter meest uit de haven van ft. Ubes overkomt. Van Lisfabon worden goud , zil^ver, diamanten, tabak, amandelen, citroenen en oranje-appels overgezonden; en van Port-a-Port komen eenige wyned. Voordeezen is de handel op Frankryk uitgebreider geweest dan dezelve tegenwoordig is, dewyl men thans in de Nederlanden fabrieken van zyden, gouden, en zilveren ftoffen, van pasfementen , linten, hoeden en koufen, die voorheen uit het gemelde land tot ons werden overgebragt, heeft opgerigt. — Frankryk verfchaft egter aan ons Vaderland eene groote meenigte van wynen, die meest uit de havens van Bajoene, Bourdeaux, Rochelle, Nantes en andere : ook worden veele vrugten, die dït Koningryk voortbrengt herwaards gezonden. De koophandel op Groot-Brittanje en Ierland brengt zoo veele voordeden niet op als die , welke op andere gewesten gedreeven word; want de invoer van verfeheidene Nederlandfche waaren is daar, reeds in den tyd van Kromwel, verbonden, en op andere zyn zwaa-