TAFEREEL VAN NATUUR EN KONST.   TAFEREEL VAN NATUUR en KONST, behelzende, by eene algemeene landbeschryving £n beknopte historie der verscheiden volken, alle de voornaamste byzonderheden, die in de bekende waereld, met betrekking tot de natuurlykk historie , den godsdienst , de staatkunde rde weetenschapp£n, komsten, koophandel, enz. Doorkomen. Grootdeels*. nirir 'hèt^Engelfcbe 'gevolgd. Vyftiende Deel Tc AMSTERDAM, By PIE T E R M E IJ E R , op den Dam. MDCCLXXVH.   TAFEREEL VAN* NATUUR en KONST. D E NEDERLANDEN. STAATSVERANDERINGEN EN ANDERE MERKWAARDIGE GEBEURTENISSEN. Wy zullen ons in deeze afdeelinge voornaa» melyk bepaalen om de gefchiedenisfen dier Nederlanden, welke bekend zyn onder den naam van de Vereenigde Provinciën, te befchryven, en die der andere Landfchappen, welke mede Nederlanden genoemd worden, alleenlyk aanroeren, voor zoo veel zy tot dezelven onmiddelyke betrekking hebben , of 'er toe behooren. Meer dan agttienhonderd jaaren geleeden zyn de inwooners deezer landen reeds ver» XV, Deel. A maard  2 Tafereei van Natuur en Konst. maard geweest onder de naamen van Batavieren en Fre;zen. — De eerstgenoemden, die de (Ireeken, welke nu Gelderland, Holland en Utrecht genaamd worden, bewoonden, hielden te vooren hun verblyf in het land van Hesfen, waaruit zy, oneenig met hunne nabuuren geworden zynde , vertrokken , en herwaards aan reisden , waar zy zich nederfloegen. — De geheugenis van de afkomfte der Friezen is geheel verlooren geraakt. Men kan egter met zekerheid zeggen dat zy oudstyds, behalven de provinciën Friesland, üverysfel , en Groningen en Ommelanden, een gedeelte van Holland en Utrecht bewoond hebben. Ten aanzien van den aart en de hoedaanigheden van deeze volkeren vindt men aangeteekend dat zy ongemeen flerk vanligchaam, en ongemeen afgericht op de jagt op wilde dieren waren. In hunne jeugd gingen zy geheel naakt, en ouder geworden zynde, dekten zy zich met eenen rok of mantel van beestenvellen , welken zy gewoon waren met een gesp of doorn om den hals vast te maaken. Hunne wooningen beftonden uit houten hutten, die op hoogten gebouwd waren, opdat zy  DeNederl.Staatsverander.enz. 3 zy tegen watervloeden mogten beveiligd zyn. Behalven het wild dat zy in de bosfchen vingen, bedienden zy zich van boomvrugten , melk, boter en kaas tot hunne fpyze: hun drank was koorn met water gekookt, en dezelve had vry veel overeenkomst met ons bier. Nadat zy zich hier te lande hadden neêrgeflagen, is 'er een tyd geweest, waarin zy nog leezen noch fchryven konden. Zy waren in zoo verre bedreeven in het zwemm<:o dat zy een wyd en loopend water te paard en gewapend dorden overtrekken. Daarenboven deeden zy eene ongemeene dapperheid in het ftryden blyken. Niet zelden gebeurden het dat vrouwen en kinderen als ooggetuigen by hunne gevegten tegenwoordig waren, by welke gelegenheden dezelven niet nalieten mannen en vaders aan te zetten, om vryheid en huisgezinnen met kloekmoedigheid voor te ftaan. De eerfte bewooners deezer landen waren aan afgoderye overgegeeven: want men vind dat zy de zon, de maan, en zelfs het vuur hebben aangebeeden: ook hebben zy aan de godheden, die zy eerden , beesten, en fomtyds wel menfeben opgeofferd. — Het blykt A 3 eg-  4 Tafereel van Natuur en Konst. egter dat zy in de oudfte tyden noch beelden noch tempels hadden, maar dat zy hunnen godsdienst in de open lugt, in hunne geheiligde bosfchen , verrigtten , beweerende dat het onbetaamelyk was de Godheid onder eene menschlyke gedaante te vertoonen, of haar binnen de wanden van tempelen te befluiten. Van ouds af werd, onder deeze volken, de opperde regeering aan eene vergadering, uit de voornaamften beftaande, toevertrouwd. Door dezelve werd, in het byzonder in tyden van oorlog', een perfoon uit den adel verkoozen , aan wien men een titel van Koning of Hertog gaf, en die gemagtigd was om gebied over het leger te voeren en regt te oefenen. — De tyd , gedurende welken hy deeze waardigheid behield, was fomtyds bepaald op een jaar, fomtyds tot aan het einde van den krygstogt; en het gebeurde ook wel dat men hem dezelve zoo lang als hy leefde liet behouden. Men moet egter aanmerken dat hy ver af was van eene onbepaalde magt te bezitten. In de vergaderingen der voornaamften voerde hy geen gebied altoos, en was tot niets anders bevoegd dan tot het mededeelen yan zyne raadgeevingen. Men haatte den naam  DeNederl. Staatsverander. enz. j naam van Koning, zooras als hy den geringften ftap deed om zyn vermogen te misbruiken. Weinig zouden wy van de oudfte ingezeetenen deezer landen weeten,indien nieteenige uitlandfche fchryvers, of in het voorbygaan ofopzettelyk, van derzelver lotgevallen gefproken hadden. Dewyl de Romeinen hier te lande geoorloogd hebben, vindt men by Julius Cezar en Tacitus verfcheidene byzonderheden van onze historie, die tot de zaaken van het gemelde volk betrekking hebben. Toen Cezar, de eerfte derRoomfche Keizeren, omtrent het land der Batavieren oorlog voerde, vonden zy zich te zwak om hem, met hope op eenen goeden uitllag, tegenftand te bieden, en agtten het raadzaamst zich aan den Roomfehen Staat te onderwerpen, bedingende egter dat zy vry van fchatting zouden blyven , en tot niets anders verbonden zyn dan tot het leveren van foldaaten. Omtrent veertig jaaren daarna werden de Friezen door Druzus overwonnen , en aan het Roomfche Ryk fynsbaar gemaakt. Dewyl hun egter zwaarer fehattingen werden opgeA 3 Jegd  6 Tafereel van Natuur en Konst. legd dan zy draagen konden , waagden zy meer dan eens eenen opftand.om zich van de heerfchappy der Romeinen te ontflaan. - In het 28fte jaar der Christeiyke jaanellinge had Druzus, de geringheid van hun vermogen in aanmerking neemende, hun eene gemaatigde fchatting van osfenhuiden opgelegd, zonder dat men derzelver vastigheid of grootte in aanmerking nam. Doch toen Olennius de regeering over de Friezen in handen kreeg, zogt dezelve eenige ruggen van wilde osfen uit, naar welken by wilde dat de geleverde huiden zouden gefchikt zyn. De onmooglykheid, in welke zy zich bevonden om aan dit bevel te voldoen, veroorzaakte eerst verbittering en klagten, en daar deezen niets mogten baaten, opvatting van wapenen. De Friezen bragten den Romeinen .groote nadeelen toe. Hun naam werd vermaard onder de Germaanen, en Apronius, die zyn best deed om hen te beteugelen, vond egter niet geraaden wraak te neemen over de fchade welke zyne benden, door de tegenkantingen van dit volk, geleeden hadden. Keizer Tiberius maakte te Rome geen gerugt altoos van dit voorval, omdat hy niemand wilde zenden om de Friezen te beoorlogen. Jn  DeNederl. Staatsverander. enz. 7 In het 50lte jaar van onze jaartellinge, toen Paulinus Pompejus door Keizer Nero gezonden was om over het leger aan den benedenfiyn bevel te voeren, ondernamen dè Friezen op nieuw eenen aanflag om zich groot te maaken. Weetendedat in het leger den Stedehouderen het regt benomen was om tegen den vyand te veld te trekken, voerden zydejeugd door de bosfcben en poelen, en de oude luiden, die zich niet konden verweeren, doof de meiren, tot aan den oever van den Ryn , en namen bezit van de akkers, welke ten dienfte der foldaaten ledig gelaaten waren. Tot deeze onderneeming werden zy aangezet door Verritus en Malorix, die toen over dit volk bevel voerden , voor zoo veel de Germaanen zich aan eenig gebied wilden onderwerpen. Zooras als zy zich van deeze landen meester gemaakt hadden, begonnen zy 'er huizen te bouwen, en zaad in de aarde te werpen, terwyl zy dezelve als hunnen vaderlyken grond bearbeidden. Maar Dubius Avitus, die, na Paulinus met het beftier over Neder-Germanie belast was, dreigde de Friezen met de wapenen te zullen aantasten, indien zy niet naar hunne oude wooningen terug keerden, of nieuwe akkers van den KeiA 4 aer  8 Tafereel van Natuur en Konst. zer verkreegen. Verritus en Malorix vertrokken hierop in groote verlegenheid naar Rome, om hun beklag by den Keizer te doen. Toen zy daar gekomen waren, werden zy, terwyl Nero met ander werk bezig was, naar den Schouwburg van Pompejus geleid, om aanfchouwers te zyn van eene vertooning, die gefchikt was om de Romeinfche grootheid zigtbaar te maaken. Ter deezer plaatfe konden de Friezen niets anders doen dan rondom kyken, dewyl zy van het fpelen niets ter waereld begreepen, en 'er dus in het geheel geen vermaak in vónden. Vraagende naar den rang van eenige perfoonen, welke zy hier en daar zagen zitten, viel hun oog ook op fommigen, die in uitheemsch gewaad, in de zetels der Raadsperfoonen plaats hadden, en men berigtte hun dat deeze eer gefchikt was voor gezanten van vreemde volken, die door dapperheid en vriendfchap jegens de Romeinen uitmuntten: waarop zy uitriepen: „ daar „ zyn geene menfchen, die de Germaanen in „ dapperheid en trouwe te boven gaan": onmiddelyk na dit zeggen treeden ze van hunne plaatfen af, en gaan onder de Raadsheeren zitten. Dit zag men aan als een gevolg der aloude onbefchaafdheid, uit welken hoofde het  DeNederl. Staatsverander.enz. p het niet zeer kwaalyk werd opgenomen; en Nero zelf befchonk beide de Friefche Heeren naderhand met het Roomfche burgerregt, doch gaf tevens bevel dat hunne Jandgenooten de ingenomene akkers weder ruimen zouden. De Friezen floegen op dit bevel weinig agts, doch de hardnekkigften werden door de hulprui teren verflagen of gevangen genomen, en dus vonden zy zich genoodzaakt om zich aan's Keizers wil te onderwerpen. Ondertusfchen toonden de Batavieren zich genegen om aan het verbond, het welk zy met de Romeinen hadden aangegaan , van hunne zyde te beantwoorden. Zy hielpen hen tegen de Friezen, en ook tegen de Britten, die omtrent dien tyd geheel overheerd werden. — Het leed egter niet lang nadat zy bondgenooten van Rome geworden waren, of zy vonden zich verkort in verfcheidene van hunne voorregten. Augustus had naauwlyks het hoog gezag in handen gekreegen, of hy fchond het bezwooren verdrag door krygsbezetting in hun land te zenden, nadat hy hen alvporcns , op eene looze wyze, belet had zulk eene onderneeming te verhinderen, dewyl hy zyne Iyfwagten uit de Batavieren geA 5 koo-  io Tafereel van Natuur enKonst. koozen had.-Het viel den Romeinen, op het eiland der Batavieren gelegerd zynde, niet moeijelyk Noord-Germanje te dwingen. Tibe r.us dwong hen vervolgens om zynelegervaarm-, welke hy tegen de Germaanen aanvoerde, te volgen, dewyl hy hun eiland als een wingewest aanmerkte, en onregtvaardig genoeg was om hunne manfchap te presten. De Bataaffche jongelingen werden door Romes zorge wel onderweezen, en tot befchaafdheid en nuttige oefeningen opgeleid , maar ftaatsbelang was de eenigfre beweegreden, welke de Romeinen die zorg deed aanwenden. Onder Kaligula, die zich berugt maakte door de grootfle buitenfpoorigheden ; en onder Klaudius, die zich van vrouwen' en flaaven liet regeeren, bleef het eiland der Batavieren in een' kwynenden fiaat.— Onder de regeering van Nero had Fontejus Kapito, die Stadhouder van Neder-Germanie was,om den wreeden Vorst te voldoen, of om eenige andere reden , den Batavier Julius Paulus, broeder van Klaudins Civilis, eerst valschlyk van muiterye befchuldigd, en denzei ven vervolgens doen ombrengen. Civilis zelf werd, niettegenftaande hy, in den dienst der Romeinen, blyken van zyne trouwe en kloekmoe.  De Nederx. Staatsverander. enz. i i moedigheid gegeeven had, geboeid naar Rome gezonden, waar hy, geduurende de regeering van Keizer Nero gevangen bleef. — Door Galba, Neroos opvolger, werd hy weder in vryheid gefield. Ondertusi'chen was 'er onder de Germaanen in het algemeen, en onder de Batavieren in het byzonder, groot misnoegen tegen Galba ontdaan, omdat zy zich, door zyne gierigheid, van het voordeel der overwinninge, welke zy op Vindex en de Galliërs behaald hadden , verfloken zagen. Dit ging zoo ver dat zy, in het volgend jaar, den eed niet dan in den naam des Raads doen wilden. Zy vaardigden zelfs aan de Batavifche en aan andere lyffchutbenden te Rome boden af, die verklaarden dat zy in eenen Keizer, in Spanje gemaakt, geen genoegen namen, en dat zy eenen anderen zouden kiezen, dien alle de heiren zouden goedkeuren. Deeze ftoutheid was waarfcbynlyk oorzaak dat Galba de Germaanfche en Bataaffche lyfwagten, die geduurende veele jaaren doorflaande blyken van hunne trouw in den Keizerlyken dienst gegeeven hadden, afdankte, en dezelven, zonder eenig loon, naar hunne landen terug zond. Kort daarna werd hy door de krygsknegten omgebragt. Ot-  12 Tafereel van Natuur enIConst. Otho die veel deels in den aanflag tegen GalbM, leeven had, werd te Rome als des2? T;°,ger ""groepen. Doeh aan den ****** wasAulusVitellius.diedaarvoor den dood van Galba reeds het gebied voerde, Kjer verklaard geworden. De Batavieren vielen ookdeezen toe: en hy, dooreen mag"f bon^ootCchap gefierkt zynde, maakte al'es gereed om Otho in Italië te beoorlogen. In deezen oorlog had Vfeellfua ongemeenen d.enst van de Batavieren en van de andere Over-Rhynfche Germaanen. Zy waren zoo heet opvaten dat zy op zekeren tyd ondernamen ce Po, tegenover Placentia, over te zwemmen. Naby die ftad gekomen zynde, vingen zy eemge verfpieders van Othoos aanhang op, en joegen den overigen eenen geweldigen fchnk aan. Nadat zy veel in het beltonnen van Plaeentia geleden hadden, ging, onder anderen Julius Brigantikus, een Batavier van geboorte, en zusters zoon van Klaudius Civilis, tot de party van Vitellius over. Othoos leger werd welhaast geheel verflaagen ; hy benam zich, zyne nederlaag verneemende, met zyne eigene handen het leeven. Na dien tyd kreeg Vitellius het Ryksgebied alleen .in han-  DeNederl.Staatsverander.enz. 13 handen, en werd door den Raad en het volfe als Keizer uitgeroepen. Dewyl de Germaanfche heiren zeer veel tot deeze overwinning hadden toegebragt, werden zy , uit naam van den Raad, door eene ftaatelyke bezendinge, ten hoogflen gepreezen, en op de plegtigfle wyze bedankt. Vitellius vreesde nog voor den moed der keurbenden, die wel gefnuikt, maar geenszins geheel verbroken was. Door Italië verfpreid, en hier en daar onder de overwinnaars gemengd zynde, lieten zy niet na nu en dan harde taal uit te liaan. Om verfcheidene redenen vond hy goed de Batavieren, nevens de veertiende keurbende, naar Brittannie te zenden; doch dewyl zy op weg oneenig werden, beval Vitellius de gemelde bende alleen naar Brittannie te trekken, en plaatfte de Batavieren, om hunne beproefde trouw, eerst by zyn eigen leger, maar vreezende dat zy iets tegen de keurbenden onderneemen zouden , zond hy ze niet lang daarna naar Germanie, waar zy de Romeinen , die nog met den burgerkryg belemmerd waren, ook eerlang in eenen uitheemfchen oorlog beftreeden. De  14 Tafereel van Natuur en Konst. De Batavieren waren nu langer dan eene eeuw met de Romeinen verbonden geweest, en hadden hun, voJgens de voorwaarden des verbonds, mannen en wapenen geleverd, die, door de Germanifche oorlogen lang geoefend waren, en, volgens de oude inftelling, doorgaans door de edellïen hunner landsluiden beftierd werden. Onder deezen muntte Klaudius Civilis, een man van koninglyke afkomflft» boven zyne landgenooten, en ook boven veele uitheemfphen uit, in fchranderheid en krygskunde. Hy was, gelyk wy reeds aanteekenden, door Galba uit zyne gevangemsfe ontllagen zynde, in zyn Vaderland teKM gekeerd, maar onder Vitellius raakte hy weder in groot gevaar om in hegtenisfe te komen, dewyl het verbitterd leger hem ter lvfftraffe vorderde. De rampen , die de Romeinen door den burgerkryg Jeeden, gaven hem groote hoop dat hy gelegenheid vinden zoude om zich te wreeken. Vreezende egter dat men hem als eenen vyand zoude handelen, wanneer hy de ftoutheid bad om het verbond met de Romeinen openlyk te fchenden, gehet hy zich alsof hy de party van Vefpaziaan, d.e in Palestina, waar hy den oorlog voerde tot Keizer was uitgeroepen , waare toegedaan. 4*  De Nederx. Staatsverander. enz. ij daan. — Welhaast kreeg by gelegenheid om zynen aanflag, waarvan hy het geheim zorgvuldiglyk verborgen hield, in het werk te dellen. Vitellius had last gegeeven om zyne troepen voltallig te manken, en ten dien einde eene werving onder de Batavieren te doen. Waarfchynlyk zouden zy zich hier niet tegen verzet hebben, indien de last niet merkelyk was verzwaard geworden door de gierigheid en febraapzugt der geenen, die ter volvoeringe van dit werk gefield waren. Dezelven hielden zich niet flegts voldaan met kloeke jongelingen ten krygsdiende te vorderen , maar zy preden tot denzelven ook oude en magtelooze luiden, ten e:nde zy naderhand geld, voor het ontdaan van deeze foldaaten, ontvangen mogten. Dit verkeerd gedragbaarde groot misnoegen en afkeer tegen en van de Romeinen : de begonnen werving werd alom verbooden, en Civilis nam hieruit aanleiding om zyn ontwerp voort te zetten. Hy kende den zwakken daat van de Romeinfche krygsmagt hier te lande, en wist dat dezelve ten dien tyde geen twintigduizend mannen uitmaakte. Dit volk lag in verfcheidene leger-  16 Tafereel van Natüor en.Kónst. gerplaatfen hier en daar verfpreid , en was dus, dewyl het verdeeld was, teonbekwaamer om tegenweer te bieden. Civilis riep dan, onder fchyn van eene maaltyd aan te leggen, de aanzienlykften der Batavieren en de voornaamften der gemeente in een he.lig woud by een. Toen zy door den nagt en de vrolykheid verhit waren, begon hy den krygsroem van het volk hoog te verheffen, en gaf breed op van de rooveryen en andere nadeelen der dienstbaarheid, die hun nu van de Romeinen fcheen gedreigd te worden, als welken hen met langer als bondgenooten,maar als ilaaven zogten te behandelen. De redevoering van Civilis werd door de vergaderde meenigte met genoegen aangehoord en toegefiemd. Hy beèedigde vervolgens allen, die hier byeengekomen waren, met den voorouderlyken vloek. Daarna zond men naar de Kaninefaaten, om hen mede in het verbond te brengen. Deezen voldeeden aan het verzoek,en fielden Brinioeenen man, die ftout van inborst en van zeer aanzienlyke afkomfiewas, tot hun Legerhoofd aan- Brinio ontbood terfbnd'de Friezen, welke over den  De Nederl. Staatsverander.enz. 17 den Rhyn , die thans door Leiden loopt, woonden. Met deezen tastte hy twee Romeinfche winterlegeringen, niet ver van de Noordzee, aan, en pionderde dezelven. Vervolgens dreigden de Kaninefaaten en Friezen de Bnrgten der Romeinen met eenen gelyken aanval; doch deezen werden door de Roomfche Overden in brand gedoken, dewyl men geenen kans zag om ze te verdedigen. Civilis oordeelde dat het voor hem nog raadzaam was in het veinzen te volharden , en berispte zelfs de Overden over het verlaaten der Burgten, zich houdende als of hy niet* van Brinioos aanflag geweeten had. Hy wilde dat elk maar weder naar zyn winterleger zoude keeren, en verzekerde dat hy met de bende, die onder hem ftond, den oproer der Kaninefaaten wel zoude dempen. Hy meende dus beter gelegenheid te zullen hebben om de Romeinfche benden, wanneer zy vaneen verfpreid waren, af te maaken. Doch zy ,die de belangen van Civilis toegedaan waren, verheugden zich dermaate in den begonnen kryg, dat zy geen geheim van zynen toeleg maakten: zodat welhaast bleek dat niet Brinio, maar Klaudius Civilis voor de voor- XV. Deel. B naam-  13 Tafereel van Natuür en Konst. naamfte oorzaak van deezen opfland moest gehouden worden. Civilis befpeurde nu dat met list niets voor hem te winnen was, en dus befloot hy zyne toevlugt tot geweld te neemen. Na dat hy de benden der Kaninefaaten, Friezen en Batavie, ren byeen verzameld had, voerde hy dezelven , behoorlyk verdeeld zynde , tegen de Romeinen ten ftryde. By deeze en by ver- r„u~:.i.. j ... j ,BnwuB anuere gelegenheden , behaalde hy eene volkomene overwinning. Welhaast belegerde hy eene der iterklïe vestingen van de Romeinen , Castra Vetera of oud leger genaamd. In het beftormen dier plaatfe kwamen hem echter zeer groote zwaarigheden voor. De Romeinen wierpen met ftaaven met yzeren punten, en met zwaare fteenen. Veelen der belegeraaren, die de vesten beklommen hadden , werden met daggen doorftoken. Met het aanbreeken van den dag zag men dat de Batavieren een nieuw ftormgeyaarte hadden opgerigt. Het zelve bellend in eenen tooren van twee verdiepingen, die tegen de hoofdpoort, waar de grond vlakst was, werd aangevoerd. Doch welhaast werd dezelve, tot bederf der gewied, die 'er op fl&n-  De Nederl. Staatsverander. enz. ir> ftondcn, doorbroken. De Romeinen deeden, toen dit gefcbied was, eenen uitval, die veelen der belegeraren het leeven kostte. Deezen leeden nog grooter nadeel door verfcheidene fchadelyke krygsgevaarten, die de belegerden aanrigtten. Onder dezelven was een zeker hangend en wippend werktuig , dat, fehielyk nedergelaaten zynde , een of meer vyanden omhoog rukte, en hen , door het omOaan van het gewigt, binnen de legerplaats nederfmeet. Dit alles joeg Civilis en de zynen zulk eenen geweldigen fchrik aan,dat zy eindelyk aan het overweldigen der vestinge door beltorming begonnen te wanhoopen. Het duurdeniet lang of de Germaanen vonden zich genoodzaakt om het beleg van Vetera op te breeken. Civilis was, door het ftruikelcn van zyn paard, ter aarde gevallen, en door beide de legers ging de roep dat hy overleeden, of ten minften zwaar gekwetst was, welkgerugt de zynen metgrooten fchrik, en de vyanden met ongemeenen moed vervulde. De Romeinen hielden zich in het geheel niet bezig met de vlugtende na te jaagen, maar zy verderkten den wal en de toorens der legerplaatfe , en zorgden tydiglyk B 2 dat  20 Tafereel van Natdur en Konst. dat zy tegen eene nieuwe belegering beltand waren. Toen Civilis vernam dat 'er duizend man van de keurbenden uit Vetera geligt waren, om by het leger van Vokula gevoegd te worden, nam hy hieruit gelegenheid om die Iegerplaats op nieuw te omfingelen. De langdurigheid van dit beleg was oorzaak dat den belegerden het noodige voedfel begon te ontbreeken. Nadat zy merkwaardige proeven van hun geduld en lïandvastigheid gegeeven hadden, wischten zy eindelyk den behaalden roem uit, door zich op eene fchandelyke wyze over te geeven. De nu en dan behaalde voordeden deeden Civilis en zyn aanhang den naam van Herftellers der vryheid verwerven. Doch toen de zaaken in deezen ftaat waren, werd Peiilius Cerialis , in den jaare 70, met een talryk leger, herwaards gezonden. Deeze behaalde verfcheidene voordeden op de Batavieren en derzelver Bondgenooten. Hy kwam eindelyk zoo ver dat hy in het eiland der Batavieren viel, het welk hy Pionderde, zonder echter de hoeven en akkers van Civilis aan te roeren. Terwyl hy hier tot in den herfst bleef vertoeven, werd het laa-  De Nedere. Staatsverander. enz. 21 laage en moerasfige land, door zwaare flagregens, en vooral door het overftroomen van den Rhyn, als in eenen waterpoel veranderd, zodat de Romeinen, die in de vlakte gelegerd waren, hier en daar verfpreid werden, in welken fiaat het hen ook aan toevoer en wapenen ontbrak. Cerialis,nu begrypende dat deGermaanen, wanneer zy wilden, de keurbenden zouden kunnen vernielen , liet door heimelyke booden den Batavieren vrede, en Civilis vergiffenis aanbieden. Hy voegde bedreigingen by beloften, en bragt hierdoor de Batavieren, en eenigen van hunne Bondgenooten, aan het wankelen. Dit deed verfcheidene bedenkingen in hun opkomen , waaruit zy beflooten dat het nu tot het uiterftegekomen was.tenwaare zy zich wel bezinden, en door het ftraffen van Civilis blyken van hun berouw gaven. Toen Civilis merkte dat de Batavieren zulke voorneemens tegen hem hadden opgevat, werkten het verdriet over de gemeene rampen, en de liefde tot het leeven zoo fterk op zyn gemoed, dat hy gelegenheid zogt om met Cerialis een mondgefprek te houden. Men B 3 fneed  22 Tafereel van Natuur en Konst. fneed dan de brug over de NaauwaaJe in het midden door, en zy kwamen ter wederzyde tot aan de afbreuken, om over de voorwaarden van het verdrag te handelen. De uitflag van deeze onderhandelinge was dat Civilis de wapenen zoude afleggen, mits dat hy en de Batavieren weder voor Bondgenooten van het Roomfche Ryk erkend wierden, zonder dat zy tot het opbrengen van eenige fchatting zouden verbonden zyn. Weinige jaaren daarna zyn de Batavieren weder in de Romeinfche legers onder de hulpbenden geweest. Zy hielpen eerst Mona en vervolgens Brittannie overmeesteren: en men vindt dat zy meer dan tweehonderd jaaren na deezen tyd in de krygsbeiren foldaaten, en aan de Keizers lyfwagten uitgeleverd hebben.— Onder de regeering van Lucius Septimius Se. verus, was de Batavifcbe lyfwagt by den Keizer in zeer hooge agting, het zy omdat dezelve hem de moorders van zynen voorzaat Pertinax had helpen ontwapenen,«het zy omdat ze bemeenigen anderen merkelyken dienst beweezen had. - Keizer Alexander Severus die zich by het krygsvolk zeer gehaat maakte' werd terwyl hy in Gallie oorloogde, door de' Ger-  De Nederl. Staatsverander. enz. 23 Germanifche lyfwagten , waarfchynlyk meest uit Batavieren beftaande, omgebragt. Toen, eenige jaaren daarna, Pupienus en Balbinus door den Raad tot Keizers verklaard waren, toonden zy dat zy zich meest op de Germanifche hulpbenden dorften verlaaten, door uit dezelven lyfwagten te verkiezen. Dit gefchiedde echter niet, zonder dat de gewoone lyfwagten 'erop fmaalden.welk misnoegen zelfs zoo ver ging dat zy het befluit namen om de Vorfïen van kant te helpen. Na hiertoe lang vrugteloos gelegenheid gezogt te hebben, dewyl zy fteeds van de Batavieren verzeld waren , vonden zy eindelyk een middel om de Keizers om te brengen, eer de Germaanfche lyfwagt, welke zy wisten dat op zekeren tyd niet by de hand was, ter hulpe kon toe» fchicten. Het was nu in het Roomfche Ryk gantsch niet ongemeen dat Vorften door het krygsvolk omgebragt, en nieuwen, welken het leger beter behaagden, in derzelver plaatfe verkoozen werden. Dit liep zelfs zoo ver, dat, onde regeering van Valeriaan en Galliè'en, meer dan dertig zulke Keizers, onder den naam van de dertig Dwingelanden bekend, opgeB 4 ftaan,  24 Tafereel van Natuur En Konst. flaan, en van tyd tot tyd weder verdweenen zyn. Verfcheidene onbefchaafde volkeren, by de Romeinen Barbaaren genaamd, namen hieruit aanleiding om de grenzen van het Ryk aan verfcheidene kanten te ontrusten: en veelen meenen ook dat de Franken deeze geleegenheid waarnamen om in het eiland der Batavieren te vallen. - Men weet dat dezelven onder de Duitfche volkeren behoorden , en zich in Vrankryk, waar zy onder den naam van Franfchen vermaard zyn geworden, gevestigd hebben. - In den jaare 277 maakten zy zich meester van Batavia, welk land zy meer dan honderd jaaren in hun bezit hielden. Menigwerf werden zy echter door de Romeinen , zelfs met hulpe der Batavifche krygsknegten, beoorloogd en overwonnen. In den jaare 359 hebben de Saxers een gedeelte van deeze landen overweldigd. Omtrent den aanvang van het jaar 407 deeden eenige afgelegene woeste volkeren eenen inval in dezelven. Door hun werd alles wyd en zyd afgeftroopt, en zy zyn federd dieper in het Roomfehe Ryk doorgedrongen. Omtrent veertig jaaren Iaater vindt men dat een groot gedeelte der Saxêrs en Friezen naarBri- tan-  De Nederl. Staatsverander. enz. 25 tanje zyn overgeftoken; en het kostte vervolgens den Franken weinig moeite de verlaatene landen door de wapenen tot onderwerping te brengen, gelyk zy ook in den jaare 463 gedaan hebben. Van dien tyd af vindt men, in oude gedenkfchriften, weinige of geene berigten wegens de Batavieren. Het is waarfchynlykst dat zy voor een groot gedeelte in de Romeinfche legers gefneuveld zyn, of door de Romeinen naar elders zyn verplaatst geworden. Gedeeltelyk kunnen zy ook door vreemde volkeren gedood, uit hun land verjaagd, of onder de Franken, Saxers en Friezen verfmolten zyn. — Zeker is het dat hier geene gedagtenis van hun dan de naam alleen is overgebleeven, welke tot heden toe, in den naam van de Gelderfche landftreek de Betuwe , fchynt bewaard te blyven. De Saxers en Friezen bleeven zich niet lang onderwerpelyk aan de heerfchappye der Franken gedraagen. — In den jaare 496 gingen zy een verbond aan met eenige andere Duitfche volken, en deeden Klovis, den eerden Chriften Koning van Vrankryk , den oorlog B 5 aa">  26 Tafereel van Natvvr enKonst a3n' doch Z-V «adden het ongeluk van over wonnen te worden. Vaiwyd tot tyd namen *y egter de wapenen weder op tegen de fo -gen van ^fr, van welkt z^ c begeerden als onderdaanen behandeld tewo den,, totdat zy eindelyk, ,„ den den Jften , beteugeld werden. - Aan defl laatstgemelden zonden zv Hnn . U1-'J ^y, door bunnp af7«» zanten, beriet dar L a'ge" r Mwigi dat zy voortaan onder niemand £^ 2y V°^de" b' dit be igt ver. fchetdene hoonende uitdrukkingen, en^ nem niet dan met moeite kon weêrhouden gezanten op eene onwaardige wyze ter dood ge kke T* dk V°°rneemen ™d * laa e° dn * * geZa'"en °m zich * la ten doopen,en wist Dagobert toen tedoen gelooven dat zy „uChristenen, en dus gant eh ■™ ere menrchen dan te vooren waren 0 d zyvoor demisdaaden.inden *. hut «• ongeloovigheid bedreeven, nu niet kon den ger,af£ worden. Zy ™ gefchenken overlaaden ™ ,D Men vinrir « r ' terug eez°nden. Men vindt ook gemeld dat zy de eerlïen ge- weest  Dë Nederl. Staatsverander.enz, 27 weest zvn, die de kennis van den Christelyken Godsdienst onder de Saxers hebben voortgeplant. De Saxers bleeven in hun voorneemen, om zich van de heerfchappye der Franfchen te ontdaan, volharden. Zy gingen een verbond aan met verfcheidene van hunne nabuuren, en onder anderen met de Friezen. Dus vereenigd bragten zy eene aanzienlyke magt tegen Dagobert op de been, terwyl die Koning hun ook met een magtig leger tegentrok, en nadat men van weêrzyde dapperlyk gedreeden had, werden de Saxers en Friezen eindelyk overwonnen. — Het is waarfchynlyk dat men het beleg en de overmeestering van het flot Wiltenburg te Utrecht tot deezen oorlog moet brengen. In gedenkfchriften van de agtfte eeuwe vindt men gemeld dat Dagobert te Utrecht, toen nog geheel of althans voor het grootfle gedeelte, ongeloovig, eene Christelyke kerk deed oprigten. Anderen hebben egter beweerd dat 'er voor .Dagoberts tyd reeds eene kerk geweest is. Doch wat hier ook van zyn mooge, het is zeker dat de gemelde Koning de  28 Tafereel van Natddh en Konst. de Utrecbtfche kerk onder het Bisdom van Keulen gefield heeft, met beding dat de Bisfchop de ongeloovige Friezen, die in of omtrent Utrec„t woonden> tot de aanneeming van den Christelyken Godsdienst zoude tragten te brengen. Hy fchynt egter, zoo mfn als zyne opvolgers, hiertoe merkelyke moeite te hebben aangewend: ten minfien blykt dat de kerk te Utrecht eenigen tyd daarna door de ongeloovigen weder omver gehaald en vermeld geworden is. Het is hier eene bekwaame plaats om kor. telyk te overweegen of de Christelyke Godsdienst eerst by het frigten deezer kerke, of vroeger, hier te lande zy ingevoerd. Niet zonder reden maakt men in da bepaalinge der zaake onderfcheid tusfchen dat gedeelte dee zer landen, het welk ter linker, en dat het welk ter regter zyde van den Rhvnftroom «e legen was. In het eerfle is de Euangelieleer vvaarfchynlyk al vroeg in de tweede eeuwe bekend geweest. Ongetwyfeld hebben de Romeinen, toen zy in dit land verkeerden bier en daar eenige kennis van den Christelyken Godsdienst met zich gebragt: want men heeft  De Nederl. Staatsverander. enz. 29 heeft reden om te (tellen dat in hunne legers Christenen gevonden werden. Maar de Euangelieleer is onder de Overrynfche volkeren zekerlyk laater bekend geworden. Men heeft wel grond om te denken dat de Franken'en anderen,die over den Rhyn woonden, in de vierde eeuwe hier eenige denkbeelden wegens het Christendom zullen verwekt hebben : ook is het zeer wel mooglyk dat de invallen der Gothen in den aanvang der vyfde eeuwe hiertoe medewerkten. Reeds vroeger poogde Konftantyn de Groote den Christelyken Godsdienst in te voeren onder alle volken , welke hy overwonnen had. Onder deezen waren ook de Franken , voor welken hy eene byzondere agting had, en die hy uit dien hoofde zekerlyk niet ontbloot zal gelaaten hebben van onderrigtingen wegens de Euangelieleer. In de vyfde eeuwe vindt men Franken, die, in Romeinfchen dienst zynde, den Christelyken Godsdienst omhelsd hadden , en met hunne landsluiden , waarvan de meesten toen nog over den Rhyn woonden , gemeenfchap hielden. Eer die eeuw nog geëindigd was, hadden de Fran-  3° TTaFEKEeI, van NaTUCR EN KoN-ST Franke,,, vry a,gemee(J f (Jen . Godsdienst aangenomen. y Geene der bewooneren van **» , I» is zeker ,IM >er „„„ " »emM" = «toch z»'Jen gekreegen hebben. Jl"DM0rert,'n den^re^8 oveWee- jtV , °ud/le zo°" Sigebert de Janden, d e over h»„ du 'gcuerc ae «* * 21; ï85" °° gmm,id- m**» rigu  DeNëDERL.StAATSVER ander. enz. 31 rigt. Sommigen meenen dat de eerde de orde der Begynen heeft ingedeld ; en naar alle waarfchynlykheid heeft Geertruid in het land van Stryen, op de plaats, waar nu Geertruidenberg is , eene kapel gedigt. Naderhand is zy hier te lande als een Heilig geëerd geworden. Onder de regecring van Sigebert heeft men ook poogingen aangewend om de ongeloovigen in deeze landen te bekeeren. Eligius heeft in Brabant en Vlaanderen, gelyk mede onder de Sueven of Zeeuwen, het Euangelium gepredikt. 1— In den jaare 674 vond Wilfrid, Bisfchop van Jork in Nordhumberland, zich genoodzaakt om uit het Ryk van Egfrid, die daar toen als Koning heerschte, te vlugten. In zyne vlugt bezogt hy Friesland, en wordt van fommigen voor den eerden verkondiger van den Christelyken Godsdienst onder de Friezen gehouden. — In het jaar 688 kwam Wigbert in Frieslaand aan, en predikte daar het Euangelium twee jaaren agtereen, aan de ongeloovige Friezen en aan Koning Radboud. Zyne prediking was egter van zeer weinig nut, dewyl Radboud in zyn ongeloof volhardde, en Wigbert weder naar Ierland, vanwaar  32 Tafereel van Natuur en Komt. hy gekomen was, moest keeren.- Onmidde. yk na zyn vertrek, en dus inden jaare 090, kwam Wtllibrord, een EngeIfeJie monnik, té Utrecht , welke ftad nu weder in de ma« van Radboud, Koning der Friezen verva'ien was. Doch de poogingen van deezen waren ook vrugteloos om dien Koning tot bekeering te brengen. - Twee jaaren Jaater deed Pi Pyn , groothofmeester van Frankryk, hem den oorlog aan, en ontnam hem, na zyn le ger verflagen te hebben, alle middelen om zich te herftellen,zoodat hy gezanten aan Pipyn moest zenden, en bewilligen io een ver drag waarby de Friezen aan de Frankifche Voriten fynsbaar werden. Willibrord poogde toen op nieuw, door Pwn gezonden zynde,het Euangelium onder de Friezen voort te planten. De monnik ondernam egter dat werk niet, voordat hy zich naar Rome bcgeeven had, om daar de goedkeuring van den Paus te verwerven. Sergius de Ilte bekleedde toen de Pauslyke waardigheid door deezen werd Willibrord, onder den naam van Klemens, tot Aartsbisfchop der Friezen ingewyd, omdat dus ook in deeze landen een Aartsbisdom, afhanglyk van den Roomfchen Roeit  De Nederl. Staatsverander.enz, 33 ftoeï, mogt opgerigt worden. — Na verfcheidene tegenkantigen van de zyde der Friezen, niet flegts gefchikt om den voortgang der Euangelieleere te fluiten , maar ook om de magt der Franken te beteugelen, bragten WilJibrord en zyne medehelpers het eindelyk zoo ver dat Radboud zich verbond om den Christelyken Godsdienst aan te neemen. Na deeze belofte kwam ook Wolfran , Bisfchop van Sens in Champagne, in Friesland, om Willibrord in het verbreiden van den Christelyken Godsdienst behulpzaam te zyn. De uitflag van hunne poogingen was zoo gelukkig, dat veeIe Friezen, onder welken ook de zoon van Radboud was, zich lieten doopen. De Koning zelf begon ernflig op de voltrekking van zyne gedaane belofte te denken. In den jaase 719 was, volgens fommigen, te Hoogtwoude, en volgens anderen, te Medenbük, reeds eene Doopvont gereed gemaakt, waarin Radboud den eenen voet al gezet had , terwyl Wolfran vaardig flond om hem te doopen. Toen beving den Koning de lust om te vraagen waar de meenigte van de Friefche grooten, zyne voorvaders, toch vervaaren waaren ? Het antwoord was dat alle ongedoopten zekerlyk verlooren waren; en hierop WeigerXV. Deei. C de  34 Tafereel van Natuur en Konst. de hy zich te laaten doopen, zeggende dat hy liever met zyne voorouderen in het zalig gewest van Wodan, dan met den geringen hoop der Christenen in den hemel zyn wilde. Wolfran vertrok vervolgens uit Friesland, Radboud overleed, en Poppo, die hem opvolgde, gaf volkomene vryheid om het Euangelium te verkondigen, en om de kerken, die onder de voorgaande Regeering tot den dienst der afgoden misbruikt waren, weder ten diende der Christenheid te gebruiken. Waarfchynlyk heeft Willibrord den zetel van zyn Bisdom toen eerst te Utrecht gevestigd, en 'er een Klooster en eene Kerk, ter eere van den Zalij/maaker en van de heilige Maagd, opgerigt. In den jaare 722, toen Karei Martel, onder de regeering van Theodorik den lilden, groothofmeester van Frankryk was, kreeg Willibrord, en de Utrechtfe kerk, aanzientyke giften. — Karei vond zich omtrent tien jaaren laater in gevvigtige krygsbedryven tegen de Saxers en anderen ingewikkeld. De Friezen, begrypende dat hy de handen vol Werks had, oordeelden dat zy die gelenhcid om  De Nederl. Staatsverander. enz. 35 'om zich van de Frankifche heerfchappy te ontdaan moesten waarneemen. Waarfchynlyk was de gedrengheid dier heerfchappye , of hunne fterke zugt tot vryheid, de groote oorzaak van dit befluit. Zooras als Karei hiervan de minde kennis kreeg, was hy terdond bedagt op middelen om de Friezen eens vooral in toom te houden. Hy befloot hen te water aan te tasten, cn daagde zo wel dat zy zich tot onderwerping genoodzaakt vonden. Naar alle waarfchynlykheid was dit voorval van nut, om de verbreiding der Euangelieleere in Friesland te bevorderen. Willibrord had egter geene gelegenheid om hiertoe veel mede te werken, dewyl hy in den jaare 732 overleed. — In zynen uiterften wil, die nog bekend is, vindt men de goederen opgeteld, welke aan hem gefchonken waren. De meesten van dezelven had hy aan de Abtdye van Epternach befproken. Voor en omtrent deezen tyd is ook de Christelyke Godsdienst door Amadus onder de Gentenaars, door Eügius te Antwerpen, en door Wilfrid in Noord-Holland voortgeplant. Zwigbert, een van Willibrords medgezellen, C z pre-  3<5 Tafereel van Natuur en Konst. predikte het Euangelium te Altena. Marcellyn en Lebuin hebben in Salland en Twcnt, te Deventer, Kampen, Zwol en Oldenzeel fterk geyverd om de Heidenen te bekeeren. Beide de Ewalden.de Witte en Zwarte bygenaamd, predikte in het land van Drenthe, en begaven zich door Koeverden naar het graaffchap Benthem: eindelyk zyn zy door de inwooneren van Laar op eene jammerlyke wyze gemarteld geworden. Reeds in deeze eeuw bragten bygeloovigheden in kerkzeden, en dwaalingen, die tegen den aart des Euangdiums regelregt aanliepen , hier en daar opftand en muiteryen voort. Uit het geen wy gezegd hebben blykt ten klaarden dat de Koningen van het Frankifche Ryk,als beheerfchers over deeze landen,zeer veel hebben toegebragt om de bekeering der Heidenen te bevorderen, door groote giften tot kerkelyke gebruiken te fchikken, en de Christenen, zoo leeraars als leerlingen, te befchermen. De bygeloovigheid en afgodifche begrippen hadden egter onder de Jandzaaten zulke diepe wortels gefchooten, dat de predikers op veelcrleie wyzen ellendiglyk ter , dood gebragt werden. — Hiervan kan hèt hard-  wm De Nederl. Staatsverander. enz, 37- hardnekkig Friesland, het welk allerlaatst tot het Christendom is gehragt geworden , ten geiuige verflrekken: want op den 11 den van Zomermaand des jaars 752 werd Bonifaeius, Aartbisfchop van Utrecht, met twee en-vyftig andere geleerde mannen, te Dokkum aan de: Lauwets, van kant gemaakt. Zulk een lot trof niet flegts de leeraars, maar ook zoodanigen , die zich genegen toonden , om derzelver prediking aan te neemen. Lastig was het in dien tyd den Euangelifchen Godsdienst te prediken, of denzei ven openlyk te belyden. Veele landfchappen waren 'er, die zich met een kapelletje of met een bedehuis moesten vergenoegen: de kerkelyke perfoonen moesten met leevensgevaar omzwerven , om de bekeerden in de aangenomene leer te vërfterken, en de onbekeerden te winnen: men zag egter toen den yver der leeraaren, en dien der overige Christenen onverflaauwd. —■ Karei de Groote, Roomsen Keizer en Koning van Frankryk geworden zynde, poogde in het byzonder alle de bygeloovigheden van het Heidendom uit te roeije n, en den Christelyken Godsdienst voort te planten en te handhaven, In den jaare 785 C 3 grond  38 Tafereel van Natoitr en Konst. grondvestte hy het Bisdom van Minden, en drie jaaren laater dat van Bremen;in den jaare 791 werd het Bisdom van Munfier opgerigt. De Saxen waren meermalen tegen de Franken opgedaan, en hadden nu het Cbristelyb geloof eens aangenomen , en het dan weder verworpen; eindelyk werden 2y, op hun erndig verzoek, in den jaare 785 door Karei den Grooten in gunste aangenomen. In dea jaare 794 bedong hy dat zy, en tevens de Friezen, de Euangelileer zouden omhelzen , onder voorwaarde dat zy den naam van vrye luiden zouden voeren, en dat de Graaven of Regters , welke hy over hen zoude ftellen, bevel krygen zoude om hen volgens hunne byzondere wetten te regeeren: by welke gelegenheid hy hen ook ontfloeg van de verpligting om hem fchatting op te brengen. Aanmerkelyk was de verandering, welke na dien tyd in den daat deezer landen plaats had. De Kaninefaaten, de Marezaaten, en andere oude ingezeetenen waren reeds lang niet meer onder die naamen bekend geweest. De Saxen en Franken weeken welhaast naar andere landftreeken. De naam der Batavieren was tot eenen kleinen plek gronds, de Betuwe  De Nederl. Staatsverander.enz. 39 we geheeten , bepaald. De Friezen alleen bleeven hunnen naam en hunne landen behouden , en hebben zelfs hunne grenzen uitgebreid. De zeden waren onder hen befchaafder geworden; de leer des Euangeliums werd van tyd tot tyd algemeener; de altaaren en afgodsbeelden werden vernietigd, en de gewyde bosfchen, die hier te lande in groote meenigre geweest zyn , uitgeroeid. — De koophandel, die door verkeering met de Romeinen hier gebragt was, werd fterk voortgezet : men begon zich op het weeven van wollen doffen toe te leggen, en in verfcheidene plaatfen werden openbaare markten aangelegd. De burgerlyke Regeering veranderde ook gantsch en al van gedaante. Toen de Franken een deel van deeze landen in hunne magt gekreegen hadden, hebben zy 'er, naar alle waarfchynlykheid (gelyk zy in de overheerde landen gewoon waren) Hertogen of Graaven aangefteld. Het blykt ten minden dat Karei de Groote Friesland door amptenaaren, die hy wilde dat van hem afhangklyk zyn zouden , heeft doen regeeren, Zy werden knegten des Konings genoemd, totdat zy middel vonden C 4 om  40Tafereel van Natuur en Konst. om zich in eenen (laat van onaf hangklykheid te ftcilen, Wy oordeelen hier te moeten aanmerken, dat in het Ryk der Franken , het welk uit veclerleie natiën beftond , de Hertogen of Graaven de byzondere natiën, die onder hun gebied woonden, naar derzelver eigene wetten moesten beftieren. Zy hadden ook mindere Regters, als Scabini , eene benaaming die met ons woord Schepen overeenkomt, en honderdmannen, onder zich. — Van de byzondere Regcering der fteden in die vroege tyden weet men weinig meer dan dat het regt geoefend werd door de Graaven of derzelver Stedehouderen. — Niet voor den aanvang van de dertiende eeuwe vindt men in Friesland gewag gemaakt van Raaden en Gezwoorens. Omtrent dien tyd, of wat vroeger, waren in Westfriesland Vroedfchappen ofOudlten, die, in gevallen van gewigt, om hunnen raad gevraagd werden : doch in de vroegfte tyden fchyn: derzelver getal niet bepaald geweest te zyn, Karei de Groote verdeelde,in den aanvang der negende eeuwe, zyn gebied, waaronder dee-  De Nederl. Staatsverander.enz. 41 deeze landen behoorden , onder zyne drie zoonen, by welke verdeeling Friesland aan den oudden, Karei, werd toegeweezen. Hierdoor werd dit Ryk dermaate verzwakt, dat vreemde volkeren gelegenheid kreegen om het, ten minden voor een gedeelte, te overmeesteren. — In den jaare 810 deeden de Deenen eenen inval in Friesland — Met de Noormannen vereenigd zynde, voeren zy vervolgens den Rhyn op, en plondcrden Wyk te Duurdede. Nu en dan deeden zy ook invallen in het Zeeuwfche eiland Walcheren. Overal , waar zy verfchêenen, vorderde zy zwaare brandfehattingen, en veroorzaakte, veele jaaren agtereen, door hunne vernielingen en afpersdngen, 's lands inwooneren aanmerklyke nadeelen. — Men was telkens op middelen bedagt om zich van deezen overlast ontheeven te zien. Onder deezen kwam den Duitfchen en Franfchen Koningen, die nakomelingen van Karei den Grooten waren, het een der gevoeglykden vooreen gedeelte deezer landen af te daan aan fommige Deenfche grooten, die 'er eenen geruimen tyd het gebied over gevoerd hebben. Doch dit middel was niet kragtig genoeg om andere hoofden van dien woesten landaart uit deeze gewesten te C g hou.  42 Tafereel van Natuur en Konst. houden. Dus vonden de gemelde Koningen het raadzaamst verfcheidene Graaven aan te lïellen in de landflreeken, die voor de invallen der Noordfchc volkeren meest waren blootgefield. Deezen maakten zy door giften en gefchenken gewillig en bekwaam om vyandelyke aanvallen tegen te gaan: geduurende eenige jaaren fchonken zy dezelven naar hun welgevallen weg, by het overlyden der Hertogen of Graaven , dikwyls wel aan de zoonen of broeders der overleedenen , fchoon zy zich egter geenszins tot deezen bepaalden. Omtrent deezen tyd begonnen de Graaffchappen onafhangklyker van 's lands Oppervorflen te worden, en zy werden dus welhaast erfJyk. De Vorlten waren gewoon de opvolging van den vader op den zoon, wanneer zy 'er om verzogt werden, gemaklyk toe te liaan, en men hield welhaast op van de moeite te doen van 'er om te verzoeken. Het is althans zeker dat, na den dood van Dirk den Iflen, het Graaffchap van Holland geregeld op den naasten erfgenaam is verdorven. Onder deeze Graaven hebben die van Holland en Zeeland zich het meest beroemd gemaakt, waarom wy ons in het vervolg voor- paa-  De Nederl. Staatsverander. enz. 43= naamelyk tot dezelven bepaalen zullen. Beide die landen hebben doorgaans de zelfde Graaven gehad, doch zy waren niet altyd uit het zelfde damhuis. Men vin.it in de hifioriëa vyf Graallyke damhuizen opgeteld, het Hollandfche huis naamelyk; het huis van Henegouwen, het huis van Beijeren, het buis van Bourgonje, en het huis van Oostenryk, Uit het Hollandfche huis, zynde het oudfle der Graaflyke damhuizen , rekent men gemeenlyk zeventien Graaven. De eerde van dezelven was Dirk de Ifte. Na den dood van zynen vader Geroif, in den jaare 898 , werd hy, ouder de regeering van Zwentibofd, Koning van Lotberingen, tot de Graaflyke waardigheid verheeven. Eenen geruimeu tyd daarna, in het jaar 922 naamelyk, werd hy door Karei den Eenvoudigen, die zich meester van Lotheringen gemaakt had, en dus ook over een groot gedeelte van deeze landen het gebied voerde, in dezelve bevestigd: by deeze gelegenheid werden hem zelfs nog eerige landen toegevoegd, welke hy te vooren isiet b>jzeeten had. Uit den giftbrief, door welken die bevestiging gefchiedde , kunnen wy de uitgeflrektheid .van het Graaffchap van Holland  44 Tafereel van Natuur en Konst. land ten dien tyde eenigzins afleiden. In de breedte ftrekte het zich uit van Bodegraven af tot Katvvyk aan Zee toe : de langte is zeer bezwaarlyk te bepaalcn , uit hoofde van de onzekerheid in de beteekenisfe der oude benaamingen van plaatfen. De Koning befchonk hem daarenboven met de Kerke te Egmond, en met de landeryen en goederen, die tot dezelve behoorden. - Het is waarfcbynlyk dat Dirk de lire niet lang na deeze gift, in den jaare 923 , overleeden is; en zeker dat hy te te Egmond begraaven werd. Zyn zoon, Dirk dellde, die hem opvolg. ü9i was naauwlyks in het bewind gekomen, of hy geraakte in twist met de Friezen, die zich onwillig toonden om hem hulde te bieden. Hieruit fproot een misnoegen, het welk zoo ver ging dat men van wederzyde de wapenen opvatte, en dit baarde eenen kryg, welke omtrent driehonderd jaaren geduurd' beeft. De Westfriezen, die noordwaards van Holland woonden, verbrandden Alkmaar, en werden, na Leyden met eene dergelyke verwoesting gedreigd te hebben,by Rynsburggeflaagen , zoodat zy genoodzaakt waren om zich geduurende ccnigen tyd te onderwerpen. Ku-  Dè Nederl. Staatsverander. enz. 45 Keizer Otto de 11de (lelde deezen Graaf, in den jaare 985, in het vol bezit van cenige Janden, welke hem te vooren flegts van het Ryk ter leen vergund waren Uit den giftbrief, by deeze gelegenheid gegeeven , blykt dat de magt en het aanzien der Hollandfche Graaven nu merkelyk was aangegroeid. Schoon wy de juiste gelegenheid der landen, welke hem toen gefchonken werden, wel niet kunnen bepaalen, kunnen wy egter met genoegzaame zekerheid (lellen dat hy uitgebreider gebied kreeg over een gedeelte van het tegenwoordig Holland , Westfriesland, en waarfcbynlyk ook van Zeeland. Omtrent deezen tyd begon ook het aanzien der Utrechtfche Bisfchoppen fierk toe te nsemen. Zy waren niet voldaan met het geestelyk Regtsgebied over de ingezeetenen deezer landen , maar poogden hunne waereldlyke magt van tyd tot tyd verder uit te breiden, grooter vryheden te bekomen, en nie.rwe landen aan te winnen. De gunst der Vorftcn , welke zy hiertoe noodig hadden , konden zy ligtelyk verwerven. De grooten meenden dat zy hunne godsvrugt niet beter konden toonen dan door de kerkelyken ryk te maaken: daaren- bo-  q.6 Tafereel van Natuur en Konst. boven hadden de Vorften de voornaamde Bisfchoppen, ter ftyvinge van hunnen aanhang, noodig. Die van Utrecht namen deeze gelegenheid ongemeen wel waar om zichzelven en hunne kerk te verryken: in veele plaaifen kreegen zy vryheid van tollen; verfcheidene andere aanmerkeiyke voorregten werden hun ingewilligd, en voor het eind van de negende eeuwe bezat de Utrechtfche kerk eene groote meenigte van landeryen en andere goederen , die door het gatufche land verfpreid waren. Welhaast maakte de vermenigvuldiging der gunden de Bisfchoppen zoo magtig dat zy in Haat waren om hun gezag door de wapenen te handhaven. Graaf Dirk de Ilde leefde niet lang na de aangeroerde uitbreiding van zyn gebied, maar ftierfin Bloeimaand van het jaar 989, en werd in de kloosterkerk van Egmond, waar het lyk van zyne egtgenoote, twee jaaren te vooren, was gelegd geworden, begraaven. Het aanzien der Hollandfche Graaven was nu zoo merkelyk aangegroeid dat Arnoud zynen vader terftond opvolgde,zonder dat men hetnooiiig agtte hiertoe verlof brieven van den Kei-  DeNederl. Staatsverander enz. 47 Keizer te verzoeken. Deeze heeft genoegzaam zyn geheele leeven doorgebragt met het beoorloogen van de Friezen, die, tegen hem opgerokkend zynde , weigerden hem langer te gehoorzaamen.— Van tyd tot tyd heeft hy hen, door behaalde overwinningen, zoo ver gebragt dat zy zich genoodzaakt vonden om vergiffenis van hem te verzoeken: doch telkens floegen zy weder tot oproerigheid over waartoe zy fterk aangezet werden door de Utrechtfche Bisfchoppen, die geflagene vyanden van de Hollanders waren. Eindelyk kwam de Graaf met zyn leger in Friesland, en toen hy bezig was met het zelve omtrent zeker dorp, Winkel genaamd, neder te flaan, werd hy onvoorziens door de Friezen befprongen. Arnoud, ziende dat de Hollanders zich kloekmoediglyk verweerden, en dat ook de vyanden niet van wyken wisten, begaf zich, van eenige weinigen der ftoutflen verzeld, in het midden van de lïrydende meenigte, waar hy wonderen van dapperheid verrigtte; doch van alle kanten omringd wordende, en niet kunnende befluiten om te wyken, werd hy eindelyk door de overmagt afgemaakt. Den Hollandcren , die tot nu toe met een gelyk voordeel gevogten hadden, ontzonK, op den dood  48 Tafereel van Natuur en Konst. dood van hunnen Graaf, alle moed; zy wilden egter geenszins dulden dat zyn Jigchaam in der vyanden handen blyven zoude,waarom zy het aan dezelven ontweldigden , en de vlugt namen, zonder vervolgd te worden. By zyn overlyden liet hy vier zoonen na. De oudfte Dirk is, in de plaatfe van zynen vader, Graaf geworden. Adelbert was Graaf van Aalst, en door hem is dat Graaffchap met dat van Vlaanderen vereenigd geworden. Henrik wordt van fommigen voor den Slotvoogd van Gent gehouden ; en Sifridus, ook Siwert of Sicbe genoemd, is, naar het verhaal van fommigen , na een' voornaam' edelman gedood te hebben, naar Friesland gevlugt, om liet misnoegen van zynen vader te ontwyien. — Hier willen eenigen dat hy getrouwd is, met zekere Tetta of Tetje, de dogter van den heer of Stadhouder van Friesland. By zyne wederkomst in Holland is hy Stadhouder van Kennemerland geworden , cn fchyut met de Heerlykheden van Brederode en Teilingen begiftigd te zyn. — Het is althans zeker dat de Graaven van Brederode en de Hee. ren van Teilingcn gezegd worden uit de twee  De Nederl. Staatsverander. enz. 40 twee zoonen van Siche, Dirk en Simon, gefprooten te zyn. Dirk, de derde van dien naam, Graaf van Holland en Zeeland geworden zynde, was nog minderjaarig, en by gevolg buiten (laat om den dood van zynen vader te wreeken, zoodat de Friezen eenen tyd lang het gerust genot van hunne vryheid behielden: want de Hollanders hadden welhaast met verfcheidene andere vyanden te kampen. Keizer Henrik, nayverig op de aangroeijende magt der Hollandfche Graaven, oordeelde het raadzaam aan Baldewyn, Graaf van Vlaanderen, het eiland Walcheren te fchenken. Dit had altyd aan Holland behoord, en tot eenen twistappel gediend, over welken die van Vlaanderen en de Hollanders honderden van jaaren zeer bloedige oorlogen gevoerd hebben. De Utrechtfche Eisfchoppen waren gantsch niet voldaan over Dirk den derden, omdat hy, ter plaatfe waar de Maas en Waal in malkanderen liepen,Merwede genaamd,eene' fterkte gelligt had om daar de tollen te ontvangen: want zy beweerden dat die Heerlykheid door de Duitfche Keizeren aan hun XV. DfiEi,. D ee-  50 Tafereel van Natuur en Konst. gefcbonken was. — In den aanvang derregeeringe van Graaf Dirk werden de gemelde Kerkvoogden zoo door de Noormannen, die byna liet gantfche Stigt van Utrecht hadden ingenomen, geplaagd, dat zy van dit regt niet konden fpreeken: doch zoohaast als dit onweder voorby was, liet BisfchopAdelbold, een Fries van geboorte, en dus een gezwoo• ren vyand der Hollanderen, deeze Heerlykheid door gezanten van den Graaf afëifchen, en gaf, op deszelfs weigering, aan zyne onderdaanen bevel om de Hollandfche grenzen door ftrooperyen te ontrusten. Bavo, de Graaf van Zwammerdam en Bodegraven, die een Leenman van den Bisfchop was, toonde, zich hiertoe zeer gewillig, en verzuimde geen oogenblik om het platte land van Holland, dat aan zyn gebied paalde, te verwoesten. Op deeze tyding verzamelde Graaf Dirk eenige krygsmagt by een en bragt het zoo ver dat Bavo niet flegts het veld moest ruimen, maar zich ook alle zyne landen ontweldigd zag. De Leenman nam in deezen Haat zyne toevlugt tot den Utrechtfchen Bisfchop, die, al zyn vermogen byeentrok, en met het zelve in Holland viel, waar hy zich van Zwammerdam en Bodegraven, zonder tegenfland te  DeNedeul, Staatsverander.enz, 51 te ontmoeten, weder meester maakte, — De Hollanders kwamen hem egter, onder het gebied van hunnen Graaf, op hetonverwagtst overvallen, en noodzaakten de Utrechtfchen om, na in een hardnekkig gevegt groot verlies geleedeu te hebben , te vlugten. — De Bisfchop , zich dus van alle hoop om zyne wraakzucht door de wapenen te voldoen verdoken vindende, poogde zyn voordeel te doen met de hulpe van den Duitfchen Keizeir , welke op dien tyd te Nymegen was. Adelbold bragt denzelven onder het oog dat de Heerlykheid van Merwede , hem door de voorige Keizers gefchonken, door den Hollandfchen Graaf met geweld werd ingehouden: daarenboven klaagde hy over zeer veeIe andere verongelykingen, die hem, of zynen Leenman Bavo, door dezelven waren aangedaan. Na het hooren van deeze klagten ontbood de Keizer Graaf Dirk voor zich, om rekenfchap van zyn gehouden gedrag te geeven. Schoon de Graaf, als een vry Vorst zynde, niet onder de verpligting lag om by den Keizer te komen, begaf hy zich egter, uit eerbied voor de keizerlyke magt, naar Nymegen, waar, na het bepleiten der zaake, vonnis tegen hem geveld werd: hy begaf zich, D 2 niet  52 Tafereel van Natuür en Konst. niet van zins zynde om de uitvoering van het vonnis af te vragten, naar elders. De Bisfchop befpeurde nu dat geweld van wapenen het eenigfte middel zyn zoude om het vonnis te volvoeren, en nam dus zyne toevlugt tot de Vorflen van Neder-Duitschland, van welken Govert, Hertog vanLotheringen , Baldewyn , Graaf van Vlaanderen, nevens de drie Bisfchoppen van Keulen, Luik. en Kamerik, in perfoon ter zyner hulpe kwamen, of hem hunne krygsbenden toezonden. Deeze magt vereenigde zich met de Utrechtfche, en legerde zich in Holland ter plaatfe daar de voorige veldflag tegen den Bisfchop Was voorgevallen. De Graaf, die dit als een goed voorteeker. aanmerkte, ftelde de Hollanders in dagorde, en moedigde hen,fchoon zy merkelyk minder in getal waren dan hunne vyanden, met het doen van eene korte aanfpraak, ten ftryde. Het gevegt was zeer hevig , en men hoorde op het onverwagtst eene (tem, roepende : vlugt! vlugt' hetwelk naar allen fchyn op last van den Graaf gefchiedde, fchoon fommigen het als iets wonderdaadigs hebben aangemerkt. Dit voorval veroorzaakte in de vyanden der Hollanderen al-  DeNederl.Staatsverander.enz. 53 althans eene zeer groote verbaasdheid, deWJfJ zy het als eene (tem van God aanmerkten , en met fchrik en overhaasting de vlugt namen. Govert, Hertog van Lotheringen, was de eenigfle, die met de zynen Hand hield, en zoo lang ftreed totdat hy, van alle kanten omringd zynde, genoodzaakt was zich gevangen te geeven. Deeze overwinning was zoo groot, dat men, federd den tyd van Karei den Grooten, niet van eene dergelyke gehoord had: daar waren zoo veele vyanden verflaagen, dat 'er genoegzaam geen aanzienlyk huis in gantsch Lotheringen gevonden werd, het welk geen rouw moest draagen. Om den Keizer genoegen te geeven, befloot men egter Hertog Govert, zonder losgeld te neemen, vry te laaten. De Utrechtfche Bisfchopontvlugttemeteenfchuit|e„en kwam terftond in onderhandelinge met den Graave van Holland: welhaast werd ook de vrede geflooten, onder voorwaarde dat hy affland doen zoude van de Heerlykheden van Merwede, Bodegraven enZwammerdam, ten behoeve van de Hollanderen. Toen Dirk, op zulk eene roemrugtige wy- . D 3 ae.  J4 Tafereel van Natuur en Konst. ze, uit dien buitenlandfchen oorlog geraakt was, wendde hy zyne wapenen tegen de afgevallene Friezen: in het eerst Haagde deeze onderneeming gantsch niet gelukkig ; maar eindelyk fchynt het dat zy onder hem hebben moeten bukken,dewyl men wil dat zyn jongfie zoon Stadhouder over dezelven geworden is. Nadat de Graaf dus van alle kanten zyne heerfchappyen volkomen beveiligd had, ging hy, volgens de gewoonte dier tyden, eene reis naar het Heilige Land doen, waardoor hy den naam van Dirk van Jeruzalem gekreegen heeft. Wy agten het niet ongevoeglyk hier aan te merken dat hy de eerlle der Hollandfche Graaven geweest is, die deezen togt ondernomen heeft: doch federd eenige eeuwen was het reeds onder luiden van verfchillenden rang in gebruik, niet llegts uit Griekenland en Italië, maar zelfs uit de afgelegenlte deelen der Christen-waereld, het Heilige graf te Jeruzalem in pelgrimaadje te gaan bezoeken. DeKaliffen, die opvolgers van Mahomet waren, lieten, nadat zy Paleftina bemagtigd hadden, dit den Christenen doorgaans toe. Die vryheid was egter op den eenen  De Nederl. Staatsverander. enz. 55 eenen tyd veel meer bepaald dan op den anderen. Onder eenen der Kaliffen was zy zoo uitgeflrekt dat de fleutels van het graf aan Karei den Grooten werden toegezonden. Naderhand is deeze vryheid fomtyds merkelyk befnoeid geworden. Nu en dan liepen de pelgrims ook wel gevaar van door de Arabifche ftruikrooveren geplonderd te worden: doch zy kwamen die zwaarigheden door hunnen GodsdienfHgen yver te boven. —In de elfde eeuwe namen de Bedevaarten naar Jeruzalem toe, naar maate die naar Rome, ingerigt om de begraafplaatfen der Apostelen te bezoeken, van meer gevaars verzeld gingen. De heerfchende ongebondenheden in de Jaatstgemelde ftad; het gezag en voorbeeld der Pauièn, 'waardoor het kwaad meer aangemoedigd dan gefluit werd; de rooveryen, welke ten aanzien der offerhanden van de pelgrims gepleegd werden, en het gevaar, het welk de mannen liepen van hun leeven, en de vrouwen van haare eer te verliezen , waren oorzaak dat Rome veel minder dan te vooren, uit Godsdienfligheid , bezogt werd. Ook gebeurde 'er iets in den aanvang der elfde eeuwe, het geen veele luiden van aanzien deed befluiten om de reis naar het heilige Land te onderneeD 4 men.  56 Tafereel van Natuur en Konst. men. Omtrent het jaar 1009. had de Soudaan van Babylonie de Kerk van het heilige Graf doen omwerpen, zoo men meent op aanftooking der Jooden van Orleans, die hem deeden gelooven dat de Christenen flegts voorwendden het Graf te bezoeken, maar inderdaad een oogmerk hadden om zyn Ryk te bemagtigen. Vyf jaaren daarna werd die Kerk door des Soudaans moeder Maria, welke den Christelyken Godsdienst was toegedaan, weder opgebouwd, en van dien tyd afzag men, in verfcheidene agtereen volgende jaaren, eene groote meenigte van pelgrims, onder welken veele Vorflen, Bisfchoppen en andere Grooten geteld werden, de reize naar Jeruzalem onderneemen, niet flegts om de nieuwe Kerk te bezigtigen, maar voornaamelyk om dezelve door gefchenken te verryken. - Met zulk een oogmerk is ook Dirk de derde waarfchynlyk derwaards gereisd.-Men vind niets byzonders wegens hem, „a zyne terugkomst aangeteekend : alleenlyk word gemeld dat hy m bloeimaand des jaars 1039, in het vieren-dertigfie jaar van Zyneregeer;nge,overleeden is. — Zyne gemaalin was Othilde, dogter van Otto, Hertog der Saxers , nevens wel-  DeNederl. Staatsverander.enz. 57 welke hy uvee zoonen, Dirk en Floris, uit haar gefprooten , heeft ragelaaten. Dirk, gemeenlyk bekend onder den naam van Dirk den vierden, volgde zynen vader op ,en werd dus de vyfde Graaf van Holland, terwyl Floris het bewind over Kennemerland en Wcstfriesland in handen kreeg. — Deeze gelegenheid oordeelde de nieuwe Utrechtfche Bisfchop,Bernulphus, gantsch niet ongefchikt om het geen zyn voorzaat verlooren had weder te krygen. Ter bereikinge van dit oogmerk wist hy den Keizer te beweegen om met een leger in Holland te vallen, waar hy zich meester maakte van het huis te Merwede, het welk hy vervolgens den Utrechtfchen ter hand (telde: dewyl de Graaf niet beltand was tegen de keizerlyke magt, hield hy zich geheel (til, totdat de Vorst vertrokken was, en toen gelukte het hem niet flegts om het verloorene te henvinnen, maar hy ging zelfs zoo ver dat hy Utrecht te vuur en te zwaard verwoestte. Vastftellende dat de Bisfchop niet zoude nalaaten zyne toevlugt tot den Keizer te neemen, maakte hy een verbond met Govert, Hertog van Lotheringe, en metBaldewyn, Graaf van Vlaanderen, om den oorD g log  -58 Tafereel van Natuur en Konst. log te voeren. De arVeezenheid van den Keizer, die zich tot den kryg tegen de Hungaaren gereed maakte , deed deeze aanflag zoo wel gelukken , dat Govert en Boudewyn Nymegen , waar de Keizer doorgaans zyn vcrblyf hield, bemagtigden: terwyl zy die fad innamen en uitplunderden, deed Balde, wyn aan den Vlaaamfchen kant verfcheidene veroveringen. Toen de Keizer hiervan tyding Kreeg, nam hy bet befluit om den oorlog tegen de Hungaaren uit te Hellen, en den Graaf van 'Holland, dien hy als de voornaamde oorzaak van deeze beroerte aanmerkte, zyne ftoutheid betaald te zetten. Govert was lafhartig genoeg om den Keizer terdond om vergiffenis te verzoeken, doch Dirk maakte zich gereed om dapperen tegendand te bieden. Met den aanvang des jaars 1046, kwam de Keizer met eene magtige vloot naar Holland afzakken, en maakte zich meester van Vlaardingen en Rynsburg, twee plaatfen, welke ten dien tyde vry derk waren. De Hollanders agtten het raadzaamst niet te voorfebyn te komen, maar zich verborgen te houden totdat de vyand zich door het natte herfstweder genoodzaakt zoude vinden om te vertrekken , en hem dan in zynen aftogt aan te tasten. De vol-  De Nederl. Staatsverander.enz. 59 volvoering van dit oogmerk daagde zoo als men gewenscht had: want het gelukte den Graaf des Keizers vloot, toen dezelve naar huis te rug keerde, door ligte vaartuigen in geduurige onrust te houden, en verfcheidene fchepen te neemen. Zooras als Dirk zyn land verlost ,en de verloorene Reden weder onder zyne magt gebragt zag, deed hy, om zich over den bovengemelden inval te wreeken, de fchepen der Luikenaaren en anderen, die boven Dordrecht lagen, verbranden, en de fchippers in gevangenisfe zetten, waaruit hy hen niet zonder losgeld ontllaan wilde. Dit werd door den bisfchop van Luik zeer kvvaalyk genomen: deeze verbond zich , op aanraading van den Keizer , met de Bisfchoppen van Keulen, Utrecht en Mets, en tevens met den Markgraaf van Brandenburg tegen de Hollanders. In het begin des winters vielen die bondgenooten in Holland: Dordrecht werd, dewyl niemand op de komst van vyanden vérdagt was, by verrasfing ingenomen door eenigen, die als koopluiden en reizigers gekleed waren. Schoon zy hunne geheele magt in die ftad gelegerd hadden, meende egter Gerrit, Heer van Pur> ten,  Co Tafereel van Natuur en Konst. ten, dat men met «ragt eenen aanflag kon waagen om de veroveraars te doen wyken % oordeelde dat hunne zorgeloosheid gun. «ig was om eene onderneeming tegen hen te doen gelukken. Den Graave eene onkreukbaare getrouwheid toedraagende, gaf hydenzelven kennis van een ontwerp om de gantTche vyandelyke magt in deszelfs handen te doen vallen. Deeze bleef niet in gebreke van, met eenige uitgeleezene benden , in eenen hertenden nagt, voor de poorten van Dordrecht te verfchynen, die door den Heer van Pmten, met hulpe van eenen vry flerken aanrijg, geopend werden, zoodat de Hollan ders ter/rond in de rtad kwamen, waar zy de markt en alle uitgangen der ftraaten bezetten, zonder eenigen tegenfland te ontmoeten. Toen de Duitfchers door het gerugt ontwaakt waren, en uit hunne huizen wilden komen, werden zy, eer zy zich konden vcreenigen, van kant gemaakt: doch den Bisfchoppen en andere voornaamc hoofden gelukte het, met eenigen der hunnen, te ontvlugten. By deeze gelegenheid moet eene groote meenigte van volk gefneuveld zyn, dewyl, volgens aanneemelyke berigten, wel vierhonderd edeJen onder de verflaagenen gevonden werden. Des  DeNederl. Staatsverander.enz. Gi Des anderen daags toonde de Graaf zich onverduldig om ooggetuige te zyn van de flagting, weike de vyanden geleeden hadden: die begeerte voldoende, werd hy in een naauw firaatje, het welk federd dien tyd onder den naam van het Graaven firaatje is bekend geweest, met een vergiftige pyl getroffen door eenen Duitfcher, die zich daar in een huis verdoken had. De bekomene wonde was zoo gevaarlyk dat hy dit ongeluk geene drie dagen overleefde. Nadat Graaf Dirk de IVde, op den 4 den van Louwmaand des jaars 1049 was geftorven, zonder kinderen na te laaten, werd hy door zynen broeder Floris in de Graaflyke regeering opgevolgd. Doch de Duitfche Vorflen die uit Dordrecht gevlugt waren, greepen , toen zy het overlyden van den Graaf vernamen, weder nieuwen moed het gelukte hun de Hollanders te verflaan , en geheel Zuid-Holland onder hunne magt te doen buigen. Floris nam vervolgens zyne toevlugt tot Govert , Hertog van Lotheringen , den ouden bondgenoot van zynen broeder, niet wiens hulp hy de vyandelyke bezetting heeft verdreeven , en zyn land.  62 Tafereel van Natuür en Konst. land weder vry gemaakt. Deeze verleende byfïand kwam Govert egter duur te liaan want de vereenigde Duirfche Vorften namen hem op zynen terugtogt waar en floegen hem zodanig dat hy zich bezwaarlyk met eemge weinigen , door de vlugt koude redden. Baldewyn , Graaf van Waande, ren, had, naar het voorbeeld van Govert, ook den vrede van den Keizer afgebeeden: doch het duurde niet lang of hy , door eenen onrustigen geest gedreeven zynde, verbrak denzelven, en viel in Lotheringen, terwyl zyn jongfte zoon Robbert het eiland Walcheren bemagtigde, naar allen fchyn uit misnoegen, omdat Graaf Floris hem niet wilde te hulp komen, gelyk deszelfs broeder voordeezen gedaan had. De Graaf van Holland fpande, om zich te wreeken, met den Keizer famen, en nadat zy hunne legers byeengevoegd. hadden , pionderden zy een groot gedeelte van Vlaanderen , en maakten zich meesrer van Doornik: ook is het niet onwaarfchvniyk dat Walcheren toen weder onder de n^gt der Hollanderen is gebragt geworden: doch dit voordeel was van korten duur; want toen Keizer Henrik de IHde geltorven, en het Ryk, uit hoofde der minderjaarigheid van des-  De Nëderl. Staatsverander. enz. 63, deszelfs zoon, onder voogden gekomen was, werd al het verloorene niet flegts aan Ra 1dewyn wedergegeeven, maar de oude haat tegen de Hollanders begon zich op nieuw te vertoonen, zoodat verfcheidene Vorftén van het Ryk, als de Bisfchoppen van Keulen en Luik, de Graaven van Vlaanderen, Keulen, en Kuik, nevens den voogd var. Gelderland, te famen eene verbintenis aanginge.. , en na zich twee jaaren tot het voeren van den oorlog bereid te hebben , naar Holland trokken. De Graaf verzamelde al de magt, welke hy byeen kon brengen , en deed de Staaten binnen Dordrecht vergaderen om te overweegen wat men in zulk een dringend gevaar behoorde te verrigten. Het, befluit was eindelyk dat men, dewyl de vyand waarfchynlyk niet zoude nalaaten zyne magt naar den kant van Dordrecht te wenden, in het omgelegen land diepe kuilen zoude graaven, en die met dunne balkjes beleggen, en met ftroo en zooden overdekken, opdat zy van de andere velden niet mogteri te onderfcheiden zyn. Dit werd zoo in 't geheim uitgevoerd, dat de vyanden 'er niets van vernamen: tosn zy, in her naderen tot de flad.by de kuilen gekomen waren, werden zy eerst door  ö4 Tafereel van Natuur en Konst. door de balkjes gedraagen : doch deezen konden de groote meenigte, die fcbielyk op een volgde, niet houden, zoodat zeer veelen in de putten vielen , waar de agterlten de voorden verpletterden. Dit veroorzaakte eenvérbaazcnd en verward gefchreeuw, en de Graaf, op het gerugt toefchietende, rigtteeenefchriklyke ilagting onder de vyanden aan, by welke gelegenheid hy eenigen der hoofden gevangen kreeg. Men wil dat het getal der verflagenen veertigduizend mannen beliep , behalven welken nog zes-en twintigduizend in de putten verfmoorden. Schoon veelen der bondgenooten den moed door deeze nederlaage wel verlooren hadden, en zich niet zeer geneigd toonden om verder tegen de Hollanders te oorlogen, werd egter door de Bisfchoppen, nevens de Graaven van Leuven en Knik, weder een leger verzameld, met het welk zy, drie jaaren daarna anderwerf in Holland vielen ; doch zy werden toen door den Graaf, zonder merklyke moeite , overwonnen, en genoodzaakt om te vlugten. Hy vervolgde hen tot aan de uiterfie grenzen van zyn land, en fioeg zich, meenende dat hy nu geen geweld meer te vreezen had, te Hemen  De Nederl. Staatsverander. enz. 65 mert neder, om daar zyne benden , die door ! langen togt afgemat waren, de verkwikking <\ der ruste te doen genieten. Hy was zoo weinig bekommerd voor eenen nieuwen aanval, '1 dat hy zelfs verzuimde behoorlyke fchildwagten uit te zetten. Ondertusfehen had de Graaf van Kuik eene verfterking uit Braband gekreei gen, met welke hy onverhoeds op de zorgei looze Hollanders aanviel. Graaf Floris fneui velde, met zestienhonderd van zyne foldaaten. Dit gebeurde op den i8den van Zomermaand des jaars 1061. By zyne gemaalin Geertruid,dogter van Graaf Herman van Saxen, liet hy twee dogters na, Berthaen Magteld, en eenen minder jaarigen zoon , Dirk , die hem als Graaf van Holland opvolgde. Men vind niet dat de vyanden der Hollanderen eenig voordeel uit het fneuvelen vanGraaf Floris getrokken hebben. Sommigen willen zelfs dat een gedeelte van zyn volk, door den dood van hun Opperhoofd en van veelen hunner fpitsbroederen verbitterd, met groote kloekmoedigheid geftreeden hebben. — Waarfchynlykst is dat de Hollandfche benden in goede orde zyn afgetrokken, en het lyk van XV. Deel. E den  66 Tafereel van Natuur en Konst. den Graaf, het welk te Egmond bcgraaven is, met zich gevoerd hebben. Uit hoofde der minderjaarigheid van Dirk den vyfden, werd de voogdy aan zyne moeder Geertruid, eene wyze en kloekmoedige vrouwe, opgedraagen. Robbert, de jongde zoon van Baldewyn, Graaf van Vlaanderen, deed haar eenen zwaaren oorlog aan. Hy was van zynen ouder broeder buiten hoop van het gebied geflooten, en zyn vader bad beloofd dat hy alles wat hy veroverde, voor zichzelven behouden zoude. Dit deed hem, nadat hy verfcheidene vrugtelooze togten ter zee tegen Gallicie, en tegen het Griekfche Keizerryk ondernomen had, gedagten op Holland maaken, waar hy meende dat de minderjaarigheid van den Graaf en de zwakheid eener vrouwelyke regeeringe hem goede ge» legenheid, ter bereikinge van zyn oogmerk verfchaffen zouden. Hy viel, met eenig byeengerukt krygsvolk in Friesland, daar het aan Vlaanderen grensde. Door de kloekmoedige tegenkanting der Hollanderen, die deeze geweldenaary poogden te duiten, kreeg hy in twee gevegten de nederlaag; doch hy herdelde zich fchielyk genoeg om Geertruid en  De Nederl. StaatsverAnder. enz. -6q en haare Raaden groote verlegenheid te veroorzaaken, en bragt het eindelyk zoo ver dat zy naar vcorllagen tot een huwelyk met hem begon te luisteren , het welk in den jaare 1063. voltrokken werd. Sommigen willen dat Robert, by deeze gelegenheid, tot Graaf van Holland en Friesland werd aangefleld : anderen beweeren egter dat hy alleenlyk den titel van voogd over Holland en over de kinderen van Graaf Floris den Ifïen verkreegen heeft. Zeker is het dat hem , na de voltrekking van zyn huwelyü en de aanvaarding van het bewind over Holland,de naam van Robert de Fries beftendiglyk is bygebleeven. Hy bleef dit bewind omtrent agt jaaren behouden. In den jaare 10Ö7. raakte hy met zynen broeder Boudewyn den zesden in oorlog over het regt op het Graaffchap Vlaanderen, en in den jaare 1071. werd hy, op last van Keizer Henrik den vierden, met de wapenen aangetast door Godevaart, Hertog van Lotheringen, gemeenlyk bekend onder den naam van Godevaart den Bultenaar. Deeze kwam met een wel geoefend leger inHolland, E a het  68 Tafereel van Natuur en Konst, het welk hy tot digt by Leyden toe aan zich onderwierp. Robert bood hem wel tegenweer, doch werd overwonnen, en genoodZaakt om naar Vlaanderen te wyken. — De Hollanders, die zich dus zonder hoofd bevonden, gaven zich allen aan Hertog Godevaart Over. Om Zyne nieuwe onderdaanen in toom te houden, oordeelde hy het raadzaam Delft, het welk tot dien tyd toe maar een dorp geweest was, met gragten en muuren te omringen , en met een kasteel te verfierken. Hy gaf, zoo men wil, het eigenlyke ZuidHolland over aan den Bisfchop van Utrecht, die te Ysfelmonde ook een lïcrkte opwierp. — De Hertog trok vervolgens naar Duitschland , om den Keizer in zynen oorlog tegen de Saxen te helpen, en maakte zich daar doorlugtig door zyne krygsverrigtingen. By zyne terugkomst werd hy, by nagt op het heimelyk gemaR gegaan zynde, door eenen der Schildwagten in zynen buik zoo gewond , dat hy op den zevenden dag daarna overleed, nadat hy nog niet ten vollen vyf jaaren over Holland geregeerd had; en fommigen zyn van gedagten dat de moordenaar door Graaf Robert was omgekogt. Wil-  De Nederl, Staatsverander enz. 09 Willem, Bisfchop van Utrecht, aan wien de beftiering van zaaken reeds door den Hertog Was opgedaagen, bleef in het bezit van Holland, tot aan zynen dood toe, die egter kort daarna voorviel, van welke gelegenheid Dirk , de vyfde van dien naam, zoon van Graaf Froris den Iften, zich bediende om in Holland te komen. Hy had eenige ballingen, die geduurende de binnenlandfche twisten tusfchen Robert en Govert gevlugt waaren, by zich , en werd door zynen ftiefvader Robert de Fries met eene bende boogfchutters in zyne onderneeminge onderfteund. De Bisfchop , geholpen door den Graave van Zutfen, verzamelde, met allen mooglyken fpoed, een leger: men werd omtrent Ysfelmonde met eikanderen handgemeen, met dat gevolg, dat de Hollanders eene volkomene overwinning behaalden. De Graaf van Zutfen was in het gevegt gefneuveld , en de Bisfchop met deovergebleevenen in de Merkte van Ysfelmonde geweeken, waar hy genoodzaakt werd om zich over te geeven, en afftand te doen van al het regt het welk de Utrechtfche Bisfchop, uit wat hoofde ook, op Holland meenden te hebben. Graaf Dirk behandelde hem op eene zeer E 3 be-  70 Tafereel van Natuur en Koinst. beleefde en vriendelyke wyze, en liet hem, zonder eenig losgeld te vorderen, naar zyn Bisdom vertrekken. Hy raakte dus in de vreedzaame bezittinge van zyn Graaffchap , eh overleed na eene vyftienjaarige regeering, in den jaare ioqi. — In het jaar 1077. was by de Zuider-zee naar Friesland overgeftoken, by welke gelegenheid hy niet flegts Staveren ' innam, maar ook een zeer groot gedeelte van het land uitplonderde. Na het behaalen van deeze overwinning, trouwde hy met Othelhilda, eene Saxifche Vorstinne, wier neef Egbert , Hertog van Saxen, hem hoopte te beweegen om met vereende magt den Duitfchen Keizer te beoorlogen. Op 's Graaven weigering werd de Hertog zoo toornig dat hy m Friesland viel, en het den Holtenderen tot aan de Zuider-zee toe ontweldigde : men vind niet gemeld dat Dirk deezen aanval door eenig geweld heeft zoeken te (Tuiten ; maar wel dat de Keizer, gantsch te onvrede over deeze vermeerdering van de Saxifche magt, Friesland aan de Utrechtfche Bisfchoppen heeft afgeftaan. Floris, de tweede van dien naam.de vette bygenaamd, volgde zynen vader Dirk den vyf-  De Nederl. Sta atsver ander. enz. 71 vyfden op. Trj den gantfcben tyd van zyne regeering, die dertig jaaren duurde, was hy in geenen oorlog ingewikkeld, — Het merkwaardigfte dat wy wegens hem gemeld vinden, is zeker byzondcr voorval met eenen Friesfchen Edelman Galama, wien door den Graaf, op de j igt zynde, drie honden ontnomen waren. Galama, naderhand den Graaf ontmoetende, waagde het denzelven ftoutetelyk om vergoeding aan te fpreeken. Van woorden kwam mm tot daaden: de Edelman kwetste den Graaf in den arm; doch werd door 's Graaven knegten aangevallenen van kant gemaakt. Nadat Floris de Ilde, op den 2den van Lentemaand des jaars 1122. overleeden was, kwam het Graaffehap van Holland aan zynen zoon, Dirk den VIden van dien naam, geduurende wiens minderjaarigheid zyne moeder Petronella de regeering met grooten lof waarnam. Ten gevalle van haaren broeder Lotharius wikkelde zy zich egter in eenen oorlog tegen den Duitfchen Keizer, die, met eene groote magt uit Duitsland gekomen zynde, Kuilenburg belegerde: doch wel haast vond hy zich genoodzaakt dat beE 4 leg  72 Tafereel van Natuur en Konst. leg op te breeken , dewyl de Hollanders, met de Utrechtfchen vereenigd, Deventer aantastten. — Lotharius, vervolgens Keizer geworden zynde, Helde het gedeelte van Friesland, het welkte vooren aan de Utrecht', fche Bisfchoppen was afgeftaan, uit genegenheid tot zyne zuster, weder in de magt der Hollanderen, Toen de Graaf tot zyne mannelyke jaaren gekomen was, maakte hy toebereidfels om den dood van zynen overgrootvader te wreeken, en den Graaf van Kuik te beoorlogen ; doch dit gefchil werd door tusfchenfpraak van den Bisfchop van Utrecht bygelegd, onder voorwaarde dat de Graaf van Kuik een klooster ter gedagtenisfe van de gefneuvelden zoude bouwen , gelyk ook gefchiedde. De Westfriefen hadden, geduurende de minderjaarigheid van Dirk den Vtden, gehoorzaamheid aan zyne moeder geweigerd, en hy nam dus de gelegenheid, welke een harde winter hem verfchafte, waar om in NoordHolland te vallen, van waar hy,na de Weftfriezen by Alkmaar verflagen te hebben, met eenigen buit en een groot aantal van gevangenen, naar huis keerde, zonder dat hy dit . : volk  De Nederl. Staatsverander.enz. 73 volk egter volkomen aan zyrie magt had kunnen onderwerpen, dewyl huislyke belangen hem te veel beflommeringen veroorzaakten. — Zyn jonger broeder Floris had reeds lang vry wat moeite aangewend om de gunst der gemeente te winnen, en zich daar door verdagt gemaakt van naar de opperheerfchappy te liaan. Dit ging zelfs zoo ver dat hy, hierover door zyne moeder en zynen broeder aangefproken zynde, niet langer in Holland dorst blyven, maar naar de Westfriefen vlugtte, die hem het veldheerfchap opdroegen. — Om aan de hoope, welke men wegens hem had opgevat, te beantwoorden, oordeelde hy het geraaden Alkmaar aan te tasten, het welk hy ook bemagtigde. Die Had verbrand hebbende, ging hy voort met de Hollanders door geduurige ftrooperyen te ontrusten , zoodat die van Kennemerland bewoogen werden om hem tot hunnen Graaf aan te neemen. Graaf Dirk bragt egter deezen, na eenige van hunne dorpen verbrand te hebben, weder onder zyn gebied. Keizer Lotharius deed deezen burgerkryg tusfehen zyne twee neeven, zooras als hy wegens denzei ven eenig beiigt gekreegen had, een einde neemen, onder voorwaarde, gelyk fommigen willen,dat Floris Friesland als een E 5 leen  74-Tafereel van Natuur enKonst. leen van den Hollandfchen Graaf zoude bezitten. Met deeze bezittinge geenzins voldaan, en zeer gebeeten zynde op den Bisfchop van Utrecht, omdat dezelve geweigerd had zyne nigt Hadewy aan hem ten huwelyk te geeven, vond hy middel om de inwooners van de gemelde lïad dermaate in te neemen, dat zy hunnen Kerkvoogd noodzaakte om te vlugten: Floris werd egter kort daarna, door de befchikking van den Bisfchop , buiten Utrecht, terwyl hy op de jagt was, van kant gemaakt. — Dirk toonde zich genegen om den moord van zynen broeder te wreeken, en Utrecht werd, in den jaare 1138. door hem belegerd : doch de Bisfchop , aan het hoofd zyner Geejtelykheid ter ftad uitgetrokken zynde, dreigde den Graaf in den ban te doen, welke bedreiging oorzaak was dat het beleg opgebroken, en de vrede geflooten werd. Omtrent deezen tyd wil men dat het vermaarde nonnenklooster te Rhynsburg door de moeder van Graaf Dirk den VIden geftigt :s. — In den jaare 1150. toen de Graaf; om aan de gewoonte dier bygeloovige tyden te voldoen, eene reis naar het heilige Land gedaan  De Nederl. Staatsverander. enz. 75 daan had, en de Bisfchop van Utrecht overleeden was , drong hy zekeren van Hoorn met geweld in dat Bisdom in; en fchoon die van Utrecht de Bisfchoppelyke waardigheid reeds aan een ander hadden opgedraagen, werd egter des Graaven keur door den Pausfelyken afgezant bekragtigd. — De Dergtenaars, nu de inwoners van Enkhuizen , en de daaromtrent gelegene ftreeken, deeden in den jaare 1155. eenen inval in Kennemerland, doch werden door die van Haarlem en Osdorp, met verlies terug gedreeven. Graaf Dirk overleed op den vyfden vanOogsttnaand des jaars 1157. na vyf-en-dertig jaaren geregeerd te hebben. Zyne weduwe deed vervolgens tot driemaal toe eene bedevaart naar Jeruzalem , waar zy ook overleeden is. Floris de derde van dien naam, volgde zynen vader, als Graaf van Holland, op. Deeze deelde zoo diep in de gunst van Keizer Fredrik den Iften, dat dezelve hem voor een lid van het Ryk erkende, en hem verlof gaf om te Geervliet aan de Maaze eenen tol van alle de voorbyvaarende fchepen, en van de goederen die'er in waren, te heffen. — Dit wekte groot misnoeg  ?6 Tafereel van Natour en Konst. joegen by Fflips, aan wien bet gebied over het Graaffchap Vlaanderen ,gedumende eenen togt van zynen vader, Dirk van der Elzas, naar het heilige Land, in handen gegeeven was, Hy hoorae naauwiyks dat de kooplieden door deeze tollen zeer zwaar belast waren, of begoot Graaf Floris te lande en te water te beoorlogen, het geen hy daadelyk in het werk fielde. Nadat de Vlaamingen in deezen kryg veel buits gewonnen, en veele gevangenen gekreegen hadden, zonder genoegzaam eenigen tegenftand ontmoet te hebben, verlieten zy den Hollandfchen bodem. Dewyl Graaf Floris, in deezen onverwag*en aanval, het Land van Waas verlooren had, verlangde hy zeer naar bekwaame gelegenheid om zich vergoeding te bezorgen. Om hier toe des te beter in ftaat te zyn, ging hy j„ den jaare uör. een verbond met de Westfriezen aan. Terwyl hy zich tot den oorlog gereed maakte, trouwde hy met Ada, eene kleindogter van David den Iften, Koning van Schotland. De vloot, met welke de Bruid werd overgevoerd, was, naar men zegt, ook gefchikr om de Vlaamingen ter zee te beftooken. De onderneeming tegen b sja werd egter op nieuw  De Nederl.Staatsverander.enz. 77 nieuw vertraagd , door gereezene onlusten tusfchén de Groningers en den Bisfchop van Utrecht, waarin Graaf Floris mede was ingewikkeld , dewyl hy den Kerkvoogd te hulp kwam. Na het vereffenen van dat gefchil, ontdaan uit den eisch, welken Bisfchop Godefrid maakte, op de fteêvoogdy van Groningen , werd de voorgenomen kryg tegen de Vlaamingen aangevangen. De Graaf van Holland verbond zich met de Graaven van Kleeve, Gelder en Berge, die met twaalfduizend man ter zyner hulpe kwamen: ook had hy eene aanzienlyke vloot, die gefchikt wasom opde Vlaahlfche koopvaardyfchepen te pasfen. — De oorlog werd vervolgens te water en te lande met nadruk voortgezet. Ter zee Haagde Floris, geduurende eenigen tyd, in zyne onderneeminge vrygelukkig; doch te land was zyn voorfpoed merklyk minder. In den jaare 1165. werd hy door den Vlaamfchen Graaf in eenen veldfjag, nevens vierhonderd Edelen gevangen genomen, en niet losgelaaten voor het jaar 1168. nadat hy tot het teekenen van •en verdag, zeer nadeelig voor de Hollanderen , bewilligd had. Eer hy uit zyne gevangenisfe ontflagên was ont-  f8 Tafereel van Natuur en Konst. ontftonden 'er merkelyke ongeregeldheden in den fiaat van 's Lands zaaken. — De Haarlemmers, in den jaare n66, ongenoegen tegen die van Schagen opgevat hebbende, vielen in Westfriesland, en tergden deszelfs bewooners om de wapenen op te vatten. Alkmaar werd meer dan eens aangevallen en geplonderd. Naauwlyks was Floris in vryheid gefield, of hy befloot wraak van deezen moedwil te neemen. Doch hy vond zich in zyne poogingen te leur gefield, en was genoodzaakt van zyn oogmerk om de Westfriezen te beteugelen af te zien, en met verlies terug te trekken. — In den jaare 1188. woonde hy eenen togt naar het Oofien by, om Jeruzalem, dat den Christenen door de Ongeloovigen ontnomen was, te helpen herwinnen: doch in het jaar 1190. werd hy te Antiochie, in Syrië, door eene zwaare ziekte aangetast, die hem fchielyk uit het leeven rukte. Wy agten het hier niet ongevoeglyk kortelyk te fpreeken van de verfchrikkelyke watervloeden , die omtrent deezen tyd in Holland en Friesland hebben plaats gehad. In den jaare 1x70. liep de zee zoo hoog dat de baaren tegen de muuren van Utrecht aan floe-  DeNederl. Staatsverandeb. enz. 70 floegen, en de zeevisch voor die ftad gevangen werd. Men wil dat Texel en Wielingen , te vooren aan het vaste land vast geweest zynde, toen volkomen eilanden geworden zyn. Een groot ftuk lands ,tusfchen Friesland en Holland gelegen, liep, met verlies van alle mentenen en beesten , onder , waardoor de Zuider zee veel grooter werd. Naauwlyks zagen de ingezetenen dit nadeel eenigzins herfteld , of Zuid-Holland zag zich op nieuw door eenen watervloed getroffen. In den jaare 1173. naamelyk waren de rivieren de Rhyn en de Maas door de meenigte van gefmolten fneeuw geweldiglyk opgezet: zy konden zich niet in de zee ontlasten, dewyl dezelve ten dien tyde door eenen zwaaren P.orm landwaards ingejaagd werd. Hierdoor rees het water tot zulk eene hoogte, dat alle de dyken overliepen, en eene groote meenigte van menfehen en beesten omkwamen: en men meent dat, zoo het woeden van den wind langer had aangehouden, Utrechten verfcheidene andere lieden weggefpoeld zouden geweest zyn. Floris de lilde werd in de Graaflyke regeering opgevolgd door zynen oudften zoon Dirk den  8o Tafereel van Natuur en Kosst, den zevenden van dien naam , die yerfcbil kreeg met zynen broeder Willem , welke oordeelde dat bem te weinig van zyns vaders nalaatenfchap gegeeven was: uitdien hoofde vervoegde hy zich by de Westfriezen , en zette dezelven aan om den oorlog tegen zynen broeder te onderneemen. Toen Dirk zich toerustte om zich hier tegen te verzetten, kreeg hy tyding dat Baldewyn, Graaf van Vlaanderen , zich van de gelegenheid wilde bedienen om in het eiland Walcheren te vallen. Op dit berigt vond hy het goed zyn leger te verdeelen, en met het eene gedeelte naar den kant van Walcheren te trekken, waar het hem gelukte de Vlaamingen op de vlugt te dryven. —Het andere gedeelte gaf hy over aan zyne gemaalinne Aleid, dogter van Dirk, Graaf van Kleef. Die fchrandere en kloekmoedige vrouw toonde zich des te gereeder om de onderneeming tegen de Westfriezen te volvoeren , omdat zy als de grootlïe oorzaak van Willems ongenoegen werd aangemerkt. Zy floeg zich met de benden, die onder haar bevel (tonden , te Egmond, op de grenzen van Kennemerland en Westfriesland, neder. Nadat zy hier eenigen tyd vertoefd, en veelen, die eerst de be-  De Nederl. Staatsverander. enz, 8t belangen der Westfriezen waren toegedaan, op haare zyde gewonnen had, behaalde zy zulk'eene volkomene zege, dat Willem ter naauwer nood de gevangenis ontkwam. — Eer Graaf Dirk van zynen togt tegen de Vlaamingen was terug gekeerd, kreeg hy tyding wegens deeze behaalde overwinning, en begaf zich met allen moogelyken fpoed naar Egmond. Nog voor het einde des jaars 1195. werd het gefchïl tusfchen de broeders, door bemiddeling van Boudewyn, Bisfchop van Utrecht, Dirk, Domproost van die Had, Otto, Graaf van Benthem, hunne drie oomen, en van hunne moeder, vrouwe Ada, bygelegd. — Willem trok, onmiddelyk na het fluiten eener overeenkomfte , naar Friesland , waar hy tot Graaf werd ingehuldigd. — Nadat hy zich in het bezit van zyn Graaffchap gevestigd had, kwam hy in Holland om zyne moeder te bezoeken, en wilde ook zynen broeder gaan zien , niettegenftaande zulks hem door vrouwe Ada zeer ernltig werd afgeraaden , onder verzekering dat dezelve hem ongetwyfeld zoude gevangen neemen. Hy bleef egter onverzettelyk by zyn befluit.-rDe Graaf bevond zich toen op het flot ter Horst, in het ftigt van Utrecht, om een geXV. Deel. F fchil,  82 Tafereel van Natuur en Konst. fchil, het welk, na het overlyden van Boudewyn, over het Bisdom ontftaan was, ten einde te brengen. Toen Willem daar gekomen was, ondervond hy welhaast dat hy de waarfchouwing van zyne moeder had behooren in agt te neemen. Want Henrik de Kraan, die hem het Graaflyk bewind over Friesland had poogen te betwisten, deed hem onder het oog, en, naar het gevoelen van fommigen, op last van Graaf Dirk, gevangen zetten. — Het gelukte hem egter uit zyne gevangenisfe te ontvlugten. Zich naar Gelderland begeeven hebbende, trouwde by daar met Aleid, dogter van Graaf Otto, met welke hy naar Friesland vertrok. Graaf Dirk oordeelde het nu raadzaam met zynen broeder, wiens zyde door dit huwelyk niet weinig gefterkt was, een verdrag aan te gaan, het welk federd ongefchonden gebleeven is. Men mag zeggen dat de regeering van Dirk den Vilden eene aaneenfchakeling van oorlogen geweest is. Dirk de Ilde , Bisfchop van Utrecht, wendde voor regt te hebben op het Graaffchap van Friesland. Dit baarde eenen kryg , die in de hiflorien onder den naam van den Utrechtfchen kryg bekend is. De  De Nederl. Staatsverander. enz. 83 De ftad Utrecht werd door den Graaf van Holland belegerd: doch toen hy vernam dat i Otto van Gelder, fchoonvader en bondgenoot I van zynen broeder Willem, gevanglyk naar | Brabant gevoerd was, brak hy dat beleg op, en haastte zich om Otto te verlosfen. In het het eerst fcheen deeze togt niet ongelukkig te zullen afloopen: 's Hertogenbosch werd door de Hollanderen bemagtigd : doch welhaast verkeerde de kans. De Hollanders werden by het dorp Heusden verflagen, en zagen zich, zoo wel als de Gelderfchen, beroofd van hunnen Graaf, die mede gevangen genomen werd. De twee gevangenen werden egter nog binnen het jaar geflaakt; maar vonden zich beiden genoodzaakt om in een nadeelig verdrag met Henrik den Ifien, Hertog van Lotheringen, te bewilligen. Het oudfte ge> deelte van Holland, waarin de iïad Dordrecht, en het geheele land tusfchen Stryen en Waalwyk begreepen was, is by die gelegenheid een leen van Brabant geworden, van welke leenroerigheid de Graaven niet voor het jaar 1280. ontheeven werden. — Kort na het fluiten van dit verdrag, in den jaare 1203. naamelyk, is Dirk de Vilde te Dordrecht overleeden. Dewyl hy geene zoonen, maar flegts F 3 eene  84 Tafereel van Natuur en Eonst. eene dogter, Ada genaamd, naliet, geraakte Holland, door zynen ontydigen dood, in groote onlusten ingewikkeld. Geduurende de ziekte van Graaf Dirk, verzuimde zyne egtgenoote, vrouw Aleid, geene middelen om het Graaflyk bewind buiten de voogdyfchap van haars mans broeder Willem te houden. Zy befloot, niet zonder bewilliging van veelen van 's Lands Edelen, haare dogter aan Lodewyk, Graave van Loon, ten huwelyk te geeven. Het overlyden van van haaren gemaal met genoegzaame zekerheid voorziende, had zy den gemelden Graaf reeds in Holland doen komen, om het huwelyk met Ada te voltrekken, zooras als 'naar vader den geest zoude gegeeven hebben : geIyk ook gefchiedde, eer men het lyk nog ter aarde beitelde. Welhaast toonden veelen hunnen weêrzin van zulk eene handelwyze. Eenigen der voornaamfte Edelen lieten Graaf Willem in Friesland aanzoeken om over te komen, en het land van de heerfchappye van eene vrouwe en van eenen vreemdeling te verlosfen, door zelf de regeering in handen te neemen. Willem was zeer bereid om aan deeze noodiging te beantwoorden. Hy kwam, zon-  De Nederl.Staatsverander.enz. 85 zonder eenig gevolg, over de Zuider-zee in Holland, en begaf zich vervolgensnaar Zeeland , waar hy door de ingezeetenen met groote vreugde ontvangen werd. Ondertusfchen bragten de Holiandfche Heeren, die hem verzogt hadden om over te komen, onder welken Egmond en Wasfenaar de voornaamflen waren , te weeg dat die van Kennemerland en Rhynland tegen Aleid en haaren fchoonzoon opftonden: zy werden, eer zy genoegzaam ergens van wisten, binnen Haarlem byna overvallen: het gelukte hun egter nog tydiglyk genoeg gewaarfchouwd te worden, om naar den Bisfchop van Utrecht, die een groot vyand van Willem was, te kunnen vlugten. De jonge Vorftin Ada zogt eene fchuilplaats binnen Leyden , welke ftad door de faamgezworenen terftond belegerd en binnen weinig tyds bemagtigd werd.— Willem, die op het verneemen van deeze guntlige tyding naar Holland keerde, werd daar metalgemeene toejuiching ontvangen. Hy vervoerde vervolgens zyne nigt Ada naar Texel, en vandaar naar Engeland. Het duurde niet lang of het Graaflyk bewind was geheel in zyne handen; en in den jaare 1206. noodzaakte hy ook den Graaf van Loon om Holland te F 3 ver-  86 Tafereel van Natuür en Konst. verlaaten. Ada kwam welhaast uit Engeland te rug, doch zy fchroomde zich in Holland te waagen, en overleed in den jaare 1218. Willem delfte, een man van eenen krygzugtigen aart, begaf zich, in den jaare 1217, met eem'ge andere Vorften, op eene kruisvaart naar het heilige Land. Onder weg werd hy door de Portugeezen verzogt om met zyn volk het kasteel- van Alchacia , waaruit de Saraceenen hun zeer veel fchade toebragten, te helpen overwinnen. Dit ondernam hy , fchoon eenigen van zyne medgezellen hem verlieten, en de reis voortzetten. De Moorfche Vorften in Spanje deeden hun uiterfte best om deeze plaats te ontzetten, en kwamen ten dien einde met een magtig leger aantrekken. Graaf Willem liet eenig volk om het beleg te vervolgen, en trok met de overigen den vyanden tegen, onder welken hy eene groote nederlaag veroorzaakte, waarop de verovering van het kasteel ook volgde. De Graaf vervorderde, na deeze onderneeming voleindigd te hebben, de reis naar het heilige Land, en deed grooten dienst in het veroveren van Damiaten, de fleutel van Egypte, Toen hy in den jaare i22o,naar Holland was  De Nederl. Staatsverander. enz. 87 was wedergekeerd, vond hy zyne egtgenoote overleeden, en trad in huwelyk met de dogter van den Hertog van Lancaster. Hy ftierf twee jaaren na de voltrekking van dit huwelyk, na zeventien jaaren geregeerd te hebben. Zyn oudfte zoon Floris, bekend onder den naam van Floris den lVden, volgde hem op in het Graaflyk bewind. Deeze ftelde zynen eenen broeder Otto aan tot Stadhouder van Friesland, en den anderen Willem tot Landvoogd van Zeeland. Vervolgens trouwde hy met Magteld, de Dogter van den Hertog van Brabant. By gelegenheid van eenen oorlog, tusfchen den Graaf van Gelderland en den Bisfchop van Utrecht, hielp hy den eerstgemelden , en deed eenen inval in het Stigt. Doch in den jaare 1225- werd de vrede, door bemiddeling van 's Pausfen gezant , geflooten, en de Graaf kreeg eene fom gelds om de kosten van den oorlog goed te maaken, Rudolf, Stadvoogd van Koeverden, begeerde met geweld het Stadhouderfchap van Groningen, waarmede de Bisfchop van Utrecht een' ander' begunftigd had; hy maakte zicb F 4 mees-  88 Tafereel van Natuur en Kokst. meester van die ftad, maar werd door Groenenberg, des Bisfchops gunfteling, met huip der Friezen weder verdreeven. Rudolf gaf egter den moed geenzins verlooren, maar tastte, door de Drentenaaren onderfieund , Groningen anderwerf aan: doch hy werd afgeflagen , en de Bisfchop gebood hem de Wapenen neder te leggen. Weigerende te gehoorzaamen, werd hy tot vyand verklaard, en de Bisfchop trok naar Koeverden, nadat hy door den Graave van Gelderland, en door eenig Hollandsch krygsvolk, hem door Graaf Floris gezonden, en onder het gebied van den Heer van Arkel ftaande, was vcrfterkt geworden: doch het gevolg toonde dat men van den aart des lands niet kundig genoeg was om iets met eenen goeden uitflag te onderneemen. De Utrechtfche Bisfchop fneuvelde, nevens veelen van zynen aanhang, in een gevegt. De Graaf van Holland bewerkte dat zyn neef Willebrand, Bisfchop van Paderborn, tot Kerkvoogd van Utrecht verkoozen werd. Deezen gelukte het, in den jaare ï226, eenen veldflag tegen Rudolf te winnen, en hem tot de overgaave van Koeverden te noodzaaken: het leed egter niet lang of 'er ontftond een nieuwe oorlog ; doch dezelve werd  DeNEDERL.StAATSVERANDER. ENZ. 89 werd welhaast door eenen ftilftand van wapenen opgefchort, en ondemisfchen werd Rudolf door zyne eigene foldaaten, die hiertoe waarfchynlyk door Willebrand Waren omgekogt, van kant geholpen. — Willebrand overleed in den jaare 1233 , en Otho, broeder van Graaf Floris, werd tot de Bisfchoppelyke waardigheid verheeven, waarna hy, om den oorlog tegen de Drentenaars, zonder belasting van zyne onderdaanen, voort te zetten , het befluit nam om zyne meeste heeriyke goederen in Holland te verkoopen.—Graaf Floris deed eenen zwaaren dyk, die van Amerongen tot aan Schoonhoven liep , leggen , voornaamelyk gefchikt om het ftigt van Utrecht tegen het .water te befchutten, onder voorwaarde dat de Stichtenaars denzelven onderhouden zouden. — Inden jaare 1234. overwon hy de Stadingers, die van haatelyke wangevoelens befchuldigd werden, en tegen welken, hier te Lande eene kruisvaart gepredikt was. De byzonderheden, welke hiertoe aanleiding gaven, zyn merkwaardig genoeg om ze kortelyk op te haaien. — Zeker Priester te Stadingen, in het Bisdom van Bremen, had, in het offeren , een klein ffuk gelds van eene aanzienlyke vrouwe ontvangen. HierF 5 over  90 Tafereel van Natuur en Konst. over was hy dermaate misnoegd dat hy het haar des anderen daags, in plaatfe van den ouwel, of het brood des Nagtmaals, in den mond ftak. De vrouw , dit niet kunnende doorzwelgen, hield het geld in haaren mond totdat zy te huis kwam, en gaf de gantfche 2aak aan haaren man te kennen, die den Priester doorftak. De Stadingers weigerden hem, die deeze daad bedreeven had , als eenen moorder te behandelen , en toen zy, uit hoofde van die onwilligheid, in den ban gedaan werden, toonden zy zich volftrektelyk ongenegen om aan den Bisfchop van Bremen langer fchattingen op te brengen: zy gingen zelfs zoo ver dat zy eenige kerkvoogden, die door den Paus aan bun gezonden waren, mishandelden. Hierop werden zy befchuldigd als menfchen, die de duivelen en afgoden aanbaden, en men vond goed eene kruisvaart tegen hen af te kondigen, dewyl men hen befchouwde als zich aan de verfoeijelykfie ontiigt overgeevende. De Graaven van Holland en Kleef lieten zich, nevens den zoon van den Hertog van Brabant, en eenige andere Heeren , tot dien krustogt gebruiken. De Stadingers befiooten, fchoon zy veel zwakker in getal waren dan hunne vyanden, om zich te ver-  De Nederl. Staatsvesander. enz. 91 verdedigen, en maakten de uitkomst van den ftryd lang twyfelagtig, totdat de Graaf van Kleef hen eindelyk van ter zyde aanviel, en overhoop wierp. Zesduizend fneuvelden, in dit gevegt op het flagveld: veelen verdronken in de Wezer; eenige weinigen ontkwamen den dood, door naar andere landen te vlugten: maar de ftad en de omgelegene dorpen werden, zonder dat men iemand verfchoonde, tot den grond toe verwoest, en de landeryen werden aan anderen ter bebouwinge overgegeeven. Floris behaalde in deezen oorlog grooten roem, en die van Drenthe vatten zoo veel ontzags voor hem op, dat zy zich, ter oorzaake van het zeKe, aan den Utrechtfchen Kerkvoogd onderwierpen. De Graaf keerde vervolgens naar Holland, doch leefde niet lang na het behaaien van deeze overwinning. — De gemaalin van den Graaf van Klermont in Pikardye, eene jonge vrouw, aan welke hy in zyne hooge jaaren gehuwd was, toonde zich zeer genegen 0111 Floris, van wiens kloekmoedigheid en behendigheid in Ridderlyke oefeningen zy menigwerf met grooten lof had hooren fpreeken, te zien» Zy haalde, ter vervullioge van die begeer-  92 Tafereel van Natuur enKonst. geene, haaren man over om een fteekfpel aan te leggen, waarop de Hollandfche Graaf, volgens gewoonte,verfcheen. De jonge Graavin was, by deeze gelegenheid, wat onvoorzigtig in tot zynen lof te fpreeken: dit gaf haaren ouden man ongenoegen, en deed hem befluiten om Floris van kantte maaken. Onmiddelyk werd hy ook door den ouden Graaf en eenigen van deszelfs Edelen overvallen, en ongelukkiglyk vermoord. Dit gebeurde in den jaare 1234, nog geene maand nadat hy de Stadingers overwonnen had. Zyn lyk werd naar Holland overgevoerd en te Rbynsfeurg begraaven. Hy liet eenen zoon na, Willem genaamd, die, fchoon hy, by zyns vaders overlyden, den ouderdom van zeven jaaren naauwlyks bereikt had, egter onmiddelyk als Graaf erkend werd. De voogdyfchap over hem en zyn Graaffcbap werd aan zyne oomen, Otto den lilden, Bisfchop van Utrecht, en Willem, opgedraagen. Wy vinden geene berigten wegens merkwaardige gebeurtenisfen , die, geduurende zyne minderjaarigheid, in Holland zyn voorgevallen. Alleenlyk word gemeld dat de Graaf van Holland, in den ■win-  DeNederl. Staatsverander. enz. 03 winter des jaars 1237, zynen bloedverwant Dirk, Graave van Kleef, eene vloot fcbepen heeft bygezet, met welke deeze Keulen ontrustte: doch die twist werd, door bemiddeling van den Graave van Gelder, fpoeuig bygelegd. — In den jaare 1247. werd hy rot Roomsen Koning of Keizer verkoozen ; doch vindende dat hy buiten Itaat was om zyn gezag in Duitschland te handhaven, keerde hy in den jaare 1251. naar Holland, waar hy federd zyn verblyf hield. Twee jaaren laater werd hy in eenen oorlog ingewikkeld tegen Margareet, Graavin van Vlaanderen, die in de oude kronyken onder den naam van zwarte Margriet bekend is. Toen de Vlaamingen Walcheren overwonnen hadden, zond hy zynen broeder Floris derwaards om het te herwinnen. Deezen gelukte het de Vlaamingen op den 4den van July des gemelden jaars, by Westkapel Ie te verflaan. — D3 oorzaak van deezen kryg was dat Koning Willem een gedeelte van Vinanderen, dat van hetKeizerryk afhing, gefchonken had aan zynen zwaager, Jan van Avennes, Graaf van Henegouwen: de reden hiervan was dat Margareet die afhanglykheid niet had willen erkennen, gelyk zy ook onmiddelyk na de gemelde overgaaf de  94 Tafereel van Natuur enKonst. de vyandelykheden aanving, die in den jaare I254i met het fluiten vaneen verdrag, een einde namen. Koning Willem mogt egter hier te lande toen nog geene rust genieten. Schoon by twee floten geftigt had om de Westfriezen te beteugelen, waren zy weder opgedaan. Hy nam, uit dien hoofde , het befluit om hen over het ys te beoorlogen, en had hen reeds op de vlugt gedreeven, toen hy , uit zugt om hen verder te vervolgen, de verydeling van alle zyne poogingen gebooren zag: want hy zakte, op den aiften van January des jaars 1256, met zyn paard in het ys, en werd door de Westfriezen met werpfpietfen van kant gemaakt. Zyn zoon Floris de Vde was ten dien tyde maar een kind , het welk den ouderdom van twee jaaren naauwlyks bereikt had. De regeering van het Land werd, geduurende de minderjaarigheid van deezen Graaf, aan ver. fcheidene voogden na eikanderen toevertrouwd. Het gemeen, misnoegd over het gezag, het welk de Edelen zich, vooral federd de regeering van Willem den Wen, hadden weeten eigen te maaken, overweldigde de adelyke floten in Kennemerland, die meest al-  De Nederl. Staatsverander. enz. 95 allen geflegt werden. De Kenncmers vielen vervolgens in de Heerlykheid van Amftel, en koozen Gysbregt van Amftel tot hun opperhoofd, die vervolgens het Sticht van Utrecht gfliep, en eene gantfche verandering in de regeeringe maakte. — De uitflag van deezen opftand was in het geheel niet gunftig voor de Kennemcrs: het gelukte Jan Perfyn hen te overwinnen: de Westfriezen, hunne bondgenooten, werden ook, na verloop van eenige 'jaaren, tot onderwerping gebragt, en door het aanleggen van nieuwe floten of kasteelen, in bedwang gehouden. Gysbregt van Amftel zag eerlang eene verzoening tusfehen zich en den Bisfchop van Utrecht ftand grypen; en het flot van Vreeland werd hem te pande gegeeven, doch het werd hem , na verloop van weinige jaaren, door Graaf Floris, weder ontweldigd. De gelegenheid tot deeze ontweldiging fproot uit de onlusten, welke der ftad Utrecht telkens door Gysbregt, nadat hy met den Bisfchop in verdrag getreeden was, werden aangedaan. Floris ftond met haar in een byzonder verbond; zoodat zy deezen Graaf aanzogt om haar te hulp te komen. Nadat hy Gysbregt by Loenen verflagen en gevangen genomen had, kwam de Heerlykheid van Am-  96 Tafereel van Natctjr en Konst. Amftel, gelyk ook die van Woerden, in zyne magt. De eerstgemelde fchonk hy aan Jan Perfyn, die dezelve nog bleef bezitten, toen de Graaf van Holland, in den jaare 1285, reeds met den Heer van Amftel verzoend was.— Na deeze verzoening vond Floris zich in groote bellommeringen ingewikkeld door het misnoegen der Edelen, bet welk gebooren was uit de genegenheid , die de Graaf aan de fteden betoonde, als welken hy, door het verleenen van verfcheidenene privilegiën, in aanzien en vermogen deed toeneemen. Dewyl hierdoor het gezag der Edelen van tyd tot tyd verminderde, lokten die van Zeeland de Vlaamingen in Walcheren, waaruit zy egter weeken , zooras als zy vernamen dat Graaf Floris derwaards in aantogt was. Jn den jaare 1295. deeden zy weder eenen inval in het eiland Zuid-Beveland, waaruit zy met geweld verdreeven werden. De Graaf oordeelde dat het best was eene verzoening met de misnoegde Edelen te zoeken, die hy ook inderdaad by de meesten bewerkte: doch dezelve was ver van beflendig te zyn. In den jaare 1296. vonden de Hollanders zich niet weinig benadeeld door de wyze, waarop Eduard de Ifte, Koning van Engeland, den Vlaam- fcaen  De Nederl. Staatsverander. enz. 97. •'fchen koophandel begunftigde, en daarenboI ven den Graaf van Vlaanderen poogde over te ï haaien om een verbond tegen Frankryk aan te k gaan. Het laatfte deed Filips, Koning van *Frankryk, beduiten om den Graaf van HolfJand tot het fluiten van een verbond aan | te zoeken. Het zelve werd in de maand JaI:nuary des jaars 1296. geteekend, en wasvoorjmaamelyk tegen de Vlaamingen ingerigt; het 1 fchynt den Edelen grond gegeeven te hebben 1 om zich vry Merk tegen Floris uit te laaten, I en van hem te fpreeken, alsof hy het land I aan Frankryk verkogt hadde. — Het een en i ander deed hen het voorneemen opvatten om I zich van des Graaven perfoon meester te maaI ken, en hem naar Engeland over te voeren. I Zy volvoerden het befluit om hem te grype,n I terwyl hy op de jagt vcas, en bragten hem I gevangen naar het flot te Muiden. Dewyl I dit fchielyk door het gemeen omringd , en I met plonderinge gedreigd werd, oordeelden I de Edelen het raadzaam hem naar elders, \ waar hy veiliger zyn kon , te vervoeren : doch \ deeze toeleg mislukte hun: want op den weg ;j naar Naarden werd hy, gebonden te paard I zittende, door Gerard van Velzen, met hulXV. Deel. G pe  $8 Tafereel van Natuur en Konst. pe van eenige anderen, aangevallen, en door ruim twintig wonden van het leeven beroofd. Dit gebeurde op den 28(len van Juny des jaars 1296, terwyl de zoon van Floris, Jan de Ifte, zich in Engeland bevond, waar hy niet lang daarna met des Konings dogter trouwde. Dewyl hy egter den ouderdom van vyftien jaaren naauwlyks bereikt had, moest de regeering aan eenen voogd worden toevertrouwd. Zoodaanige Edelen, die geen deel aan den bovengemelden moord gehad hadden, vereenigden zich met de voornaamfie (leden, en verkoozen tot voogd Jan, Graaf van Henegouwen , die de zoon eener zuster van Koning Willem was, In den jaare 1297. kwam de jonge Graaf uit Engeland in Zeeland over, waar by door Wolferd van Borfelen, die zich tot voogd opwierp,, in befcherming genomen werd. Wolferd lokte vervolgens de Vlaamingen in Walcheren, terwyl de West friezen tegen de regeering opltonden , en 's Graaven floten om verre haalden. Nadat de Graaf van Henegouwen Middelburg, het welk hy belegerd hield, had verlaaten, deed hy het flot te Medenblik ontzetten ; doch welhaast befpeurde hy dat het onmooglyk was en  De Nederl.Staatsverahder.enz. §§ zich in de voogdyfchap ftaande te houden, en keerde dus eerlang naar Henegouwen. — De Westfriezen werden vervolgens tot onderwerping gebragt.en de Bisfchop van Utrecht, door welken zy te vooren opgeftookt waren, werd tot het aangaan van een verdrag genoodzaakt. Wolferd van Borfelen bleef egter niet langer dan tot in het jaar 1299. in het bewind. Hy had zich, door zyne heerschzugt en veragting van de voorregten der fleden, by het gemeen zeer gehaat gemaakt. Met den Graaf wil/ende vlugten, werd hy agterhaald en naar Delft gevoerd, waar men hem in een oproer van kant hielp. Jan van Henegouwen vond vervolgens goed om de Voogdyfchap weder aan te neemen. Hy verbond zich met de Meden Dordrecht, Middelburg, Zierikzee, Leyden, Delft, Haarlem, Alkmaar en Geertruidenberg, om over den dood van Graaf Floris wraak te neemen. Niet lang daarna werd Jan de Ilte door de roóde loop aangetast,waaraan hy op den ioden vanNovemberdes jaars 1299 overleed, Dewyl hy geene kinderen naliet,ging hetGraaffchap, metzynen dood, aan den Graaf van Henegouwen over. Door de veranderingen, welke tot nu toe, G a van  too Tafereel van Natuur en Konst. van tyd tot tyd in den daat van 's Lands zaaken waren voorgevallen , was de bloei der burgeryen merkelyK vermeerderd geworden : en het gevolg hiervan was de verbetering der regtbanken, die te vooren veelal aan de willekeur van 's Graaven dienaaren gedaan hadden , maar nu, volgens wetten, keuren en handvesten bediend werden. Hierdoor zag men de (leden welhaast tot een gelyk aanzien met den Adel verheeven, In zulk eenen toedand waren de zaaken, toen het Graaflyk bewind uit het Hollandfche damhuis, na omtrent vierhonderd jaaren tot het zelve behoord te hebben, in vreeemde handen overging. — Uit het huis van Henegouwen zyn vervolgens vier Graaven van Holland geweest. Jan de llde.de eerde Graaf uit deezen huize, werd, by de aanvaarding van het Graaflyk bewind, door de voornaamde deden ingehuldigd, hetgeen men niet gemeld vind dat ten aanzien van voorige Graaven gefchied is, omdat zy ten tyde van dezelven nog minder gezags hadden. Het bedwingen of bevredigen der misnoegde Edelen was het eerde werk t dat  De Nederl.Staatsverander.enz. ioï xJat deeze Graaf erndig ter harte nam: doch het gekikte hem flegts gedeeltelyk zyn oogmerk te bereiken. Jan van Renesfe beweerde aan het Keizerlyke Hof, dat het Graaffchap van Holland aan het Ryk vervallen was,en veroorzaakte daarenboven in Zeeland eenen opdand, dien men niet dan met groote moeite kon dempen. — De Vlaamingen bedienden zich van de beflommeringen, in welken de Graaf van Holland was ingewikkeld, en deeden in den jaare 1203. op nieuw eenen inval in Walcheren. Nadat zy Jongkheer Willem , des Graaven zoon, verdagen, Middelburg veroverd , en Zierikzee belegerd hadden, daken zy in den jaare 1303. naar Holland over, waar zy zich van al het land, van de Maaze af tot den Haarlemmer Hout toe, meeder maakten. Zy bleeven dit tot in het volgende jaar behouden: doch toen werd de Vlaamfche bezetting uit de Hollandfche deden verdreeven; en de Vlaamingen werden door Jongkheer Willem, geholpen door den Koning van Frankryk, ook genoodzaakt om Zeeland te verlaaten. Geduurende deezen krygstogt moest de Graaf zelf in Henegouwen blyven, waar hy op den 22den van AuG 3 guS'  102 Tafereel van Natuur en Konst. gustus des jaars 1304, aan eene uitteerer.de ziekte overleed. Hy werd opgevolgd door zynen zoon Willem den lilden, aan wien men den bynaam van de goede gaf. Deeze ging in den jaare 1306. een beftand, en vier jaaren daarna eenen nadeeligen vrede met Vlaanderen aan. Hiertoe vond hy zich genoodzaakt, omdat de Hollanders en Zeeuwen, volgens hunne oude gewoonte, geweigerd hadden den Graaf in Henegouwen te hulp te komen. In den jaare 1315. nam hy de wapenen weder op, en het duurde tot in het jaar 1323, eer de oude twist met Vlaanderen door een vast verdrag een einde nam. — Willem de Ilde was voorzigtig genoeg om zich federd niet in nieuwe oorlogen in te wikkelen. Hy bragt het grootfte gedeelte van zynen leeftyd door met het aanwenden van poogingen om zyn gezag onder zyne onderdaanen te vestigen, en zyn aanzien onder de nabuuren te vermeerderen. Behalven dat hy verfcheidene Heerlykheden, die aan anderen waren verpand geworden, weder aan Holland bragt, huwelykte eene van zyne dogteren aan KeizerLodewyk,Hertog van Beijeren. en eene andere aan Ednard den  De Nedere. Staatsverander. enz. 103 den lilden, Koning van Engeland. Kort voor zynen dood ging hy met den laatstgemelden een verbond aan tegen zynen fchoonbroeder den Koning van Frankryk, doch hy overleed in het begin van de maand Juny des jaars 1337» veertien dagen nadat het zelve gefloo* ten was. Onmiddelyk na zynen dood verviel het Graaffchap aan zynen zoon Willem den IVden, die niet vertraagde met Eduard hulp tegen, den Koning van Frankryk toe te zenden: doch zyns vaders weduw bragt te weeg dat in den jaare 1340. een vergelyk tusfchen de twee Ryken tot ftand kwam. — Willem de IVde vatte in vervolg van tyd groot misnoegen op, omdat de voogdyfchap over het iligt van Utrecht , waarop hy oordeelde regt te hebben, aan Robert van Arkel was opgedraagen: dit was oorzaak dat hy in den jaare 1345 Utrecht belegerde: doch zyne onderneeming bleef zonder gevolg. Na het mislukken van dezelve deed hy eenen togt over de Zuiderzee, om de Friezen, die oproerig tegen hem geworden waren, te beteugelen: doch in de maand September des gemelden jaars fneuG 4 vel-  ió4 Tafereel van Natuur en Konst. velde hy op deezen togt, in een gevegt by ft. Odulfs klooster. Dewyl hy overleed zonder wettige kinderen na te laaten, werd zyne oudftc zuster Margareet, egtgenoote van Keizer Lodewyk, in den jaare 1346 als Graavin gehuldigd, by welke gelegenheid zy den landen en fteden verfcheidene privilegiën verleende. Onder anderen beloofde zy geenen oorlog te zullen aanvangen dan met volkomen goedvinden der Edelen en Steden. In den jaare 1349 droeg zy het bewind aan haaren zoon Willem op, niets anders dan een gedeelte der inkomften voor zich behoudende. Welhaast bleef Willem in gebreke van dit bedongen gedeelte aan zyne moeder te betaalen; waarop zy hulp in Engeland zogt, met oogmerk om hem weder van de regeering te ontzetten. — Uit deeze verdeeldheid werd die geweldige en langduurige tweefpalt gebooren tusfchen de Hockfchen en Kabbeljaauwfchen, welker eerden de zyde van de moeder hielden, terwyl de laatften die van den zoon waren toegedaan. In den aanvang van deeze verdeeldheid vond vrouw Margareet zich van het geluk begunftigd; want in den beginne des jaars 1351. over-  De Nederl. Staatsverander. enz. 105 overwon zy haaren'zoon in eenen fcheepsdryd by Veere; doch in dat zelfde jaar verloor zy weder eenen ftryd op de Maas, en vond zich genoodzaakt om naar Engeland te wyken. Willem begaf zich mede derwaards, en in de maand December des jaars 1351, werd hier, door bemiddelinge van Koning Eduard, een verdrag geteekend, waarby Holland, Zeeland en Friesland aan Hertog Willem werden afgedaan. Vrouw Margareet bleef alleenlyk Henegouwen behouden. Zy overleed op den aoden van September des jaars 1355, en na haaren dood vervielen de Graaffchappen aan het huis van Beijeren, waaruit vier Graaven zyn voortgekomen. De eerde van dezelven was Willem de Vde, die den oorlog, welken by in den jaare 1347. reeds in den naam van zyne moeder tegen den Bisfchop van Utrecht had aangevangen, voortzette. In den jaare 1356. noodzaakte hy deezen tot den vrede, en in het volgend jaar hegtte hy de Heerlykheid van Heusden aan Holland. Kort daarna werd hy krankzinnig, en bleef tot aan zynen dood toe, die in den jaare 1389 voorviel, te Quesnoi in Henegouwen opgeflooten. G 5 Ge-  io6 Tafereel van Natuur en Konst. Geduurende de krankzinnigheid van deezen Graaf werd de regeering, door toedoen der Hoekfchen, opgedraagen aan zynen broeder, Hertog Albrecht, die, zoo lang als Willem, de Vde leefde, den tytel van Ruwaard voerde, doch na deszelfs dood tot Graaf gehuldigd werd.— Schoon deKabbeljaauwfchen ten tyde van vrouw Margareet geweigerd hadden onder de regeering van eene vrouwe te ftaan, toonden zy zich egter genegen om het bewind , in deezen rtaat van zaaken, aan de gemaalin van Hertog Willem, Magteld van Lankaster, over te geven. — Hertog Albrecht toonde zyne erkentenis voor de gunst, die de Hoekfchen hem beweezen hadden, door de Steden veele aanmerkelyke voorregten te vergunnen. Ten zynen tyde kreegen de meesten van dezelven vaste kollegien van Vroedfchappen of Raaden, en jaarlyks Burgemeesteren. — By het aanvaarden van de regeeringe verbond hy zich om, naar 's Lands wetten en gewoonten regt te doen, en, met hulpe der goede Steden , te zullen regeeren. — Onder de Steden welke zich met de grootfte hardnekkigheid tegen hem verzet hebben, telt men voornaamelyk Delft, het wejk egter in den jaare 1359. met de wapenen tot onderwerping gebragt werd. — Zyne merk-  De Nederl. Staatsverander. enz. 107 merkwaardigfte verrigtingen waren zyne oorlogen met de Gelderfchen, die zich, evenals de Hollanders, in twee partyen verdeeld hadden, en naderhand met de Utrechtfchen. In den jaare 1364. ging hy egter een verdrag aan met Eduard van Gelder, en elf jaaren laater met Arnold van Hoorne, Bisfchop van Utrecht. Eenige jaaren daarna werd zyne dogter Katharina aan Willem van Gulik, Hertog van Gelderland, uitgehuwelykt. Albregt bleef den Hoekfchen niet lang begundigen. Zyne byzit Aleid van Poelgeest was den Kabbeljaauwfchen zeer toegedaan, en wist den Graaf te beweegen om deezen in het bewind van zaaken te dellen. Dit baarde eene zeer groote verbittering tusfchen beide de partyen. De Hoekfchen deeden hunnen haat niet zoo zeer op den Graaf als wel op Aleid uitharden , naar men meent met medeweeten van Albregts oudften zoonWillem. Eenige Hoekschgezinden ging eene famenzweering tegen haar aan, en des nagts na den 21 den van September des jaars 1390, in het Hof in 's Graaven-hage gedrongen zynde, kwamen zy met geweld in haare kamer, en doorboorden haar met veele wonden.— Willem de Kuizer, die toen kastelein van het Hof was, deed wel zyn  108 Tafereel van Natuur enKonst. zyn uiterfte best om het geweld te fluiten, maai- het getal der faamgezworenen was te groot, en het gelukte hun hem ten eerden te doordeeken. Zoo haast als de moord gepleegd was namen de moordenaars de vlugt, en begaven zich naar hunne floten, waar het gantscli niet gemaklyk viel hen te vervolgen. Met reden heeft men zich verwonderd dat de famen. zweering een diep geheim bleef, dewyl da perfoonen, die deel aan dezelve genomen hadden, vry talryk waren, eene omdandigheid, die dergelyke onderneemingen menigwerf doet mislukken: doch men kan hieruit de algemeenheid van den haat tegen Aleid, en de grootheid der trouwe voor Willem,die naar alle waarfchynlykheid kennis van den aanflag zal gehad hebben, opmaaken. — Albregt was wel ten hoogden misnoegd over den moord , die aan zyne meesteresfe gepleegd ■was, maar het getal der fchuldigen was te groot om hen te drafTen. Ongetwyfeld zoude de zaak geen gevolg gehad hebben, misfchien omdat hy vreesde zynen zoon ook medepligtig aan dezelve te zullen vinden, zoo niet Koenraad de Kuizer, vader van den vermoorden kastelein , en Jan van Arkel, het hoofd der Kabbe)ja?uwfchen, zeer fterk by den  De Nederl. Staatsver&nder. enz. 109 den Graaf aangehouden, en hem onder het oog gebragt hadden dat men, indien hy een moord, aan eene, die hem zoo dierbaar was, genoegzaam in zyne tegenwoordigheid gepleegd , door de vingeren zag, reden had om voor grooter buitenfpoorigheden te dugten, en dat zyn gezag van het vervolgen der moordenaaren afhing. Albregt liet daarop vyf en vyftig Hoekfehe Heeren indaagen, en, dewyl zy niet verfcheenen, met verbeurd verklaaring van hunne goederen, bannen. Willem, die zich tot nu toe (til gehouden had, vervoegde zich thans by zynen vader om hem ten voordeele van de bannelingen te fmeeken. Doch deeze onderneeming diende flegts om het gemoed van Graaf Albregt, die nu vastftelde dat zyn zoon niet onfchuldig was, meer te verbitteren. De jonge Vorst, befpeurende dat hy zelf niet veilig was, vlugtte uit de Haag naar het flot van Altena, het welk zeer fterk was, en waar de meeste faamgezwoorenen by hem kwamen. Dit veroorzaakte den Graaf eene zeer groote verlegenheid. Hy zag dat zyn zoon zich openlyk voor de Hoekfchen verklaarde: aan de eene zyde was hy ongenegen om de wapenen tegen Willem op te vatten, doch aan de andere zyde was de zaak  iio Tafereel van Natour en Konst. zaak te ver gekomen om niet doorgezet te worden. Hy zoude derhalven niet beflooten hebben om eenig geweld te gebruiken, zoo de Kuizer en Jan van Arkel hem daartoe niet gedrongen hadden. Op hun fterk aanhouden, bragt hy een leger van Hollanders, Zeeuwen en Westfriezen op de been, en ging met een gedeelte van het zelve zynen zoon in het Hot van Altena belegeren, terwyl hy het overige deel aan de Kuizer gaf, om de landeryen der Hoekfchen in brand te fteeken en te pionderen. De jonge Vorst begaf zich op de tyding der aannaderinge van zynen vader, meteenigen der zynen uit het flot naar 's Hertogenbosch. De Graaf zette egter de belegering voort, en wel met zoo veel gewelds, dat men niet anders dagt of het flot zoude zich haast hebben moeten overgeeven. In deeze gefchapenheid van zaaken ^kwam Johannes, de jongfte zoon van Albregt, en Bisfchop van Luik, in het leger aan, en fmeekte zynen vader om genade voor zynen broeder en de Hoekfche Heeren. De Staaten van Henegouwen , en de afgevaardigden der Hollandfche en Zeeuwfche fteden, voegden hierhunwe verzoeken by; en met deezen vereenigde zich Margareta, die met Jan van Bourgonje ge-  De Nedere. Staatsverander, enz. m getrouwd was: doch zy konden niets meer te weeg brengen dan eene belofte dat Albregt , wanneer het kasteel hem terftond werd overgegeeven, aan de bezetting vryheid zoude verleenen om naar 's Hertogenbosch te trekken. Men befloot dan onder deeze voorwaarde, welke ook naargekomen werd, tot de overgaaf. De Graaf deed vervolgens het kasteei, uitgezonderde alleenlyk twee toorens van het zelve, tot den grond toe afbreeken. Graaf Willem, begrypende dat zyn vader niet gemaklyk te verzoenen zyn zoude, en niet gaarne de pligten van eenen zoon willende fchenden , begaf zich naar Frankryk, waar hy eenen tyd lang met de Hoekfche Heeren bleef vertoeven, totdat hy eindelyk, in den jaare 1394, in genade werd aangenomen. Niet lang na deezen tyd maakten de Staaten van Holland eene vry vreemde wet tegen die van Utrecht, welke door hun gedrag daartoe aanleiding fchynen gegeeven te hebben. Schoon de Bisfchop in verfcheidene onderneemingen tegen zyne vyanden door de Hollanderen was onderfleund geworden , firafte hy egter de misdaaden niet, welke zyne onderdaanen tegen de Hollanders bedreeven, al  113. Tafereejl van Natuur en Konst. al ware het zelfs dat zy zich aan moorderyen fchuldfg maakten. Om hem tot andere gedagten te brengen, vond men goed eene wet te maaken, volgens welke iemand die eenen der onderdaanen van den Bisfchop mogt doodflaan, met eene geldboete, en niet aan den lyve of met verlies van het leeven zoude gefiraft. worden: ook flelde men vast dat die wet zoo lang zoude ftand houdefi, als die van Utrecht nalaatig bleeven in den Hollanderen regt te doen. De Franfchen dagten ten dien tyde op eene onderneeming tegen de ongeJoovigen in het heilige Land. Willem was zeer begeerig om dien togt by te woonen en fprak daarover met zynen fchoonvader Filips van Bourgonje, die hem te gemoet voerde dat by, lust hebbende om te oorlogen , wraak kon neemen over den dood van zynen oudoom, Graaf Willem, die door de Friezen was dood. geflaagen. Dit zeggen maakte zulk eenen diepen indruk op het hart van den jongen Vorst, dat hy naar de Haag ging om'er zynen vader over te klaagen. Albregt begreep duidelyk dat Filips hem tot zynen pligt had willen aanmaanen: en uit dien hoofde verhond hy zich met eenen eed om de Friezen binnen het jaar te zullen beoorlogen, ten einde  De NederL. Staatsverander. enz. i 13 de alle redenen van verwyt mogten weggenomen worden. Hy maak: ook ten eerftetl toebereidfels om zyn befluit te volvoeren; en begon met een verbod aan de Hollanderen, Zeeuwen en Westfriezen van eenig koorn Haar Friesland te verzenden. Daarenboven werden die van Gelderland , Zutfen, Utrecht, en verfcheidene aan de zee gelegene Duitfche lieden ernftig verzogt dat zy de Friezen niet van koorn voorzien zouden, dewyl de Graaf dit als een vredebreuk zoude aanmerken. Hy ging zelf naar Henegouwen, vanwaar hy veeIe foldaaten met zich haar Zeeland bragt: ook zoude hy in Braband waarfchynlyk veel volks geworven hebben , zo Johanna, Hertogin van Braband, en weleer weduwe vatt den vermoorden Graaf, haare onderdaanen het bywoonen van dien oorlog niet uitdrukkelyk verbooden had. — In Holland was de toeloop der geenen, die zich tot den krygsdienst aanbooden, wel groot, maar veele edele vrouwen zogten egter haare mannen en zoonen te huis te houden, vreezende dat hun in dien oorlog eenig doodelyk ongeval treffen zoude. De benden kwamen eindelyk te Enkhuizen by eikanderen, en de vloot, welke men daar tot den overtogt had gereed geXV. Des u H maakt,  H4 Tafereel van Natuur en Konst* maakt, beftond uit vierhonderd fcbepen. Het leger was omtrent vyftigduizend mannen fterk, en de meeste hoofden van het zelve beftonden den vermoorden Graaf in den bloede, of waren ten minften aan hem vermaagfchapt geweest. De Hollandfche fteden zonden veele foldaaten. De Friezen zaten van hunne zyde mede niet werkeloos, en hielden ook by hunne nabuuren en bondgenooten om hulp aan. Dus eene groote krygsmagtbyeengebragt hebbende, beflooten zy liever te derven dan te vlugten. Daarenboven verbonden zy zich om geenen Hollander, die in hunne handen mogt vallen, in leeven te laaten , opdat hunne vryheid door de vernielinge van zulk een groot leger mogt bevestigd worden , en de Hollanders zich tevens afgefchriktmogten. vinden van immer op die wyze weder in Friesland te verfchynen. Ondertusfchen kwarh de Hollandfche vloot regt op de Kunderfche liaven aanzetten. De Friezen, die daaromtrent gelegerd waren, poogden haar de landing te beletten; doch na een hevig gevegt bleeven de Hollanders meesters van het ftrand, en noodzaakten de Friezen om te vlugten, en zich in hunne legerplaatfe te verbergen. Nadat Albregt lang vrugteloos zyn best gedaan had  De Nederl, Staatsverander.enz. iij had om hen uit dezelve te lokken, deed hy* ziende dat het jaargety begon te verloopen, die legerplaats met geweld aantasten. Dezelve was van hooge wallen voorzien en met eene gragt omringd. Het gevegt was zoo fcherp dat de verbittering, welke de vyanden tegen eikanderen voedden , in ieder foldaat doordraaide. — De Graaf, met verdriet befpeurende dat zyn volk zeer weinig vorderde, gaf eindelyk bevel dat men van de pieken eene foort van bruggen over de gragt van dè Friefche legerplaats maaken, en dezelve op zoo veele plaatfen befpringen zoude, dat de vyanden noodwendiglyk buiten hunne verfch^nfingen komen moesten. Toen zy dezelvert verlieten, vervolgden de Hollanders hen tot in eene groote vlakte, waar de Friezen zich weder verzamelden, en in zoo goede orde weêrftand booden, alsof zy nog niet gevogten hadden. Albregt deed alles wat men vari een' kloekmoedig' en voorzigtig' Veldheer kon verwagten: de Friezen maakten de overwinning lang twyfelagtig, doch moesten eindelyk voor de overmagt der Hollanderen zwigten.— Ons beftek laat niet toe alle deomftandigheden, welke in deezen oorlog, die eenige jaaren duurde, plaats hadden, op te haaH a len.~£  116 Tafereel van Natuur en Konst. len. — Wy zullen alleenlyk aanmerken dat de Hoekfchen, ter gelegenheid van denzelven in 's Graaven gunst herfleld werden , dewyl hunne hulp hem hoognoodig was. Nadat de Friezen bevredigd waren, ftonden zy telkens weder op; en het liep aan tot in het jaar 1400 eer 'er een beftand voor den tyd van eenige jaaren getroffen werd, het welk federd van tyd tot tyd is vernieuwd geworden. — Niet lang nadat het zelve was aangegaan vond Albregt zich genoodzaakt om de wapenen op te vatten tegen Jan, Heer van Arkel, Rentmeester en Stadhouder van Holland. Deeze, een man van eenen trotfehen en heerschzuchtigen aart zynde, had reeds te vooren , gelyk in dien tyd onder 'sLands Edelen niet ongewoon was, tegen zyne nabtiuren geoorloogd. Toen hy in den jaare 139Ó. in zyns vaders plaatfe Heer van Arkel geworden was, noodzaakte hy zyne moeder het Land van Arkel te verlaaten, en zoude haar ook buiten het flot Pirlepont, haar vaderlyk erfgoed, in het Hertogdom Bar, gehouden hebben, ten ware zy in het gewaad eener melaatfche vrouwe binnen den voorburgt had weeten te raaken, waarna zy, de brug nedergelaaten hebbende , bevel gaf om eene ben-  DE NEDERL. STAATSVERANDER. ENZ. I 17 bende krygsvolk in het zelve te brengen. Hy had, zoo lang als hy het ampt van Rentmeester der Graaflyke inkomfteri van Holland had waargenomen , geene behoorlyke rekening van zyne beftieringe gedaan. De Graaf, die zeer om geld verlegen was, drong Arkel hiertoe zoo fterk, dat hy zich gehoond agtte, en het befluit nam om Albregt den oorlog aan te doen. Hy weigerde ronduit het doen van de rekeninge, voorwendende dat 'er eenigen in 's Graaven Raad zaten, die hem te partydig waren om het nazien van dezelve aan hun te vertrouwen. Hierop gaf de Graaf zynen zoon Willem bevel om den Rentmeester tot reden te brengen: en deeze verklaarde, in den jaare 1401, Haastregt, Vlist, Stolwyk, en andere Heerlykheden van den Heere van Arkel die in Holland gelegen waren, ten behoeve der Graaflykheid verbeurd, en bande hem ten eeuwigen dage uit Holland. Welhaast zag men de vyandelykheden van weêrzyde begonnen, en geduurende de twee eerfte jaaren van den oorlog vond Heer Jan zich meer van het geluk begunftigd dan de Hollanders: doch in den jaare 1403. zag Willem zich aan het hoofd gefield van een talryk leger, het welk uit Holland, Zeeland, Friesland enHenegouH 3 wen  n8 Tafereel van Natuor en Konst. wen byeenverzameld, en met Utrechtfche, Kleeffche en Engelfche hulpbenden verfterkt was. Deeze magt flelde hem in flaat om de liad Gorinchem, waar het flot Arkel ftond, van alle kanten te omfingelen, en dezelve fterk aan te tasten. De belegerden verdedigden zich met groote kloekmoedigheid, en deeden meer dan eenen gelukkigen uitval. Na een langduurig beleg, verlangden beide de partyen naar het einde van den oorlog. Het fchynt dat Albregt zoo weinig voordecis in denzelven vond dat hy wenschte 'er zich met eere van af te maaken, en dus viel het niet moeijelyk een verdrag te treffen. Albregt leefde niet lang nadat het zelve geflooten was. Hy overleed in 's Graavenhaage, op den i2den van Wintermaand des jaars 1404, nadat hy, geduurende den tyd van zes-enveertig jaaren, eerst als Ruwaard, en vervolgens als Graaf, bewind gevoerd had. Hy had toen den ouderdom van omtrent zevenen-zestig jaaren bereikt. Zyne Godvrugt, regtvaardigheid en befcheidenheid zyn van fommigen hoog geroemd geworden : doch men fchynt geene reden gehad te hebben om yeel van zyne kloekmoedigheid te zeggen, SWï1 hv naauwlyks eenen veldtogt van belang  De Nedere. Staatsveranper. enz. 119 iang heeft bygewoond. Waarfchynlyk zoude hy den oorlog tegen de Friezen niet ondernomen hebben, zoo niet zyn zoon Willem zich aan het hoofd van het leger gefield had. Zyne lafhartigheid was zoo groot, dat hy jegens hen, die aanzienlyke posten bekleedden,al te toegeevend was. In den aanvang van zyne regeeringe poogde hy de Steden wel naar zyne hand te zetten ; doch de verlegenheid om geld, waarin hy zich telkens bevond, en waarvan zy zich ongemeen wel wisten te bedienen , was oorzaak dat hy haar het eene voorregt na het andere moest toefiaan. By zyn overlyden liet hy zulke zwaare fchulden na dat zyne weduw, vrouw Margareet van Kleef, weigerde zynen boedel te aanvaarden. Sommigen hebben beweerd, anderen weder ontkend dat het Geregtshof in de Haag, ten tyde van deezen Graaf, reeds was opgerigt. Wanneer wy de egtfte berigten, welke wegens zyne regeeering tot ons gekomen zyn, in aanmerking neemen, dan zal het ons ontwyfelbaar voorkomen dat 'er ten zynen tyde een Raad in weezen was, die doorgaans haare vaste zitting in de bovengemelde Hofplaatfe hield. H 4 De  120 Tafereel van Natuur enKonst. De dood van Albregt heeft weinig verandering in den ftaat van het Graaflyk bewind deezer landen te weeg gebragt. Zyn oudfte zoon Willem, die hem , volgens landsgebruik, moest opvolgen, had reeds, eenen tyd lang, nevens hem, hand in de regeering gehad; hy had handvesten verleend of bevestigd, en verbonden met nabuuren aangegaan. Men had hem dikwyls aan het hoofd der legers gezien, en zyne krygsbedryven hadden zyne vermaardheid grooter gemaakt dan die van zynen vader. De regeering bleef derhalven genoegzaam in de zelfde handen, en 'er was niets anders noodig dan den nieuwen Graaf in te huldigen. Naauwlyks was ditgefchied, of de Hoekfche en Kabbeljaauwfche tweefpalt begon weder geweldig in verfcheidene Steden te woeden. Zooras als Willem in het bewind geraakt was, werden de Hoekfchen, die zyne zyde gehouden hadden, begunftigd: hier en daar werden zy in de regeeringe der Steden ingedrongen. De Kabbeljaauwfehen Waren niet minder geneigd om deel aan de befïiering te hebben, en het verminderen van hunne magt voorziende, of reeds ondervindende, verwekten zy in verfcheidene Steden geweldige opfchuddingen, die niet fchielyk tot  De Nederl. Staatsverander.enz. izt tot bedaaren konden gebragt worden, omdat Graaf Willem zich, van den aanvang zyner regeeringe af, in den Arkelfchen oorlog vond ingewikkeld: want Jan van Arkel had den geflooten vrede weder gefchonden, en in de lente van het jaar 1405. Woudnchem bemagtigd. Reinouwd, Hertog van Gelder, aan wien de Heerlykheid van Arkel was opgedraagen, ftak zich in deezen kryg, welke niet voor het jaar 1412. eindigde met een verdrag, waarby het Land van Arkel aan Graaf Willem, den VIden van dien naam, werd afgedaan. 1 Eenige andere beflommeringen, waarin hy zich vond ingewikkeld, gaven den Friezen gelegenheid om Staveren, genoegzaam de eenigfte Stad in Friesland, die nog Hollandfche bezetting had, in hunne magt te krygen. Willem was, uit hoofde van den ftaat zyner zaaken,onmagtig om de Friezen te beoorlogen , zoodat hy het raadzaamst agtte weder een beftand voor eenige jaaren met hun aan te gaan. Dit werd in den jaare 1414. geflooten; en Friesland was zeer verheugd, omdat het zich nu van alle uitheemfche overheerfciaing verlost zag. H 5 In  ■ ï2s Tafereel van Natuor en Konst, In den jaare 1415. gaf Willem zyne eenige dogter Jakoba ten huwelyk aan Jan, Hertog van Touraine en Graaf van Ponthieu, tweeden zoon van Karei den VIden, Koning van Frankryk, en van Izabelle, dogter van Steven , Hertog van Beijeren, en halven broeder van vaders zyde van Albregt. Het huwelyk was in den jaare 1406. reeds vastgefteld geworden, doch de voltrekking bleef tot nu toe uitgefteld, uit hoofde der jongheid van het paar: want de bruidegom bereikte nu maar omtrent agttien , en de bruid weinig meer dan veertien jaaren.—In de huwelyks voorwaarden beloofden de egtgenooten dat zy de oude voorregten en vryheden zouden bezweeren, en fchoon de Hertog een vreemdeling was, verbond hy zich egter, zoo we als Jakoba, om geene ampten aan vreemdelingen te zullen geeven. Na den trouwdag waren 'er flegts weinige maanden verloopen, toen hy zynen oudften broeder Lodewyk, als Daufyn, en naasten erfgenaam van de Franfche kroone, opvolgde. Die nieuwe waardigheid was egter waarfchynlyk eene der oorzaaken van zynen ontydigen dood. Frankryk was omtrent dien tyd, door eenen oorlog met Engeland, door binnenlandfche on- lus- ■  DeNederl.Staatsverander. enz. 123 lusten en verwarringen, en door de krankzinnigheid van Koning Karei den VIden, in eenen zeer ongelukkigen toeftand. Daar waren verregaande verwyderingen ontftaan tusfchen het Franfche Hof en Hertog Jan van Bourgonje; en de jonge Daufyn werd, uit hoofde der namaagfchap van zyne egtgenoote met het huis van Bourgonje, van zyn langduurig verblyf aan het hof zynsfchoonvaders, die de zwaager van den Hertog was, en vooral uit hoofde van de geheime byeenkomst, tusfchen hem en den Hertog, te Valencyn in Henegouwen, aangemerkt als de belangen van Hertog Jan gantsch en al toegedaan. — Hy werd ten hove ontbooden, doch Willem , die wegens den ftaat der zaaken aan het Franfche Hof niet onkundig was, wilde niet toeIaaten dat zyn fchoonzoon derwaards vertrekken zoude. Deeze verzelde in den jaare 1416. Keizer Sigismond naar Engeland, om Cware het mogelyk) den vrede tusfchen Karei den VIden en Henrik den Vden te herftellen; doch zy konden niets meer te weeg brengen dan dat 'er een beftand voor den tyd van drie jaaren geflooten werd. — Dewyl men in Frankryk fterk op de overkomst van den Daufyn bleef aandringen, begaf Graaf Willem , uit En-  i24 Tafereel van Natuur en Konst. Engeland weêrgekeerd zynde, zich met hem op weg. Sommigen willen dat hy van een fterk leger verzeld was, en uit 's Konings zwakheid hoop voedde van zynen fchoonzoon eerlang op den Franfchen troon te zullen geplaatst zien. Hy verklaarde openlyk niet te zullen gedoogen dat de Daufyn, wien hy te Compiegne gelaaten had,tenHoveverfcheen, zoo lang als men goedvond den Hertog van Bourgonje buiten bewind te houden. Men gaf voor hierover wel te willen denken,doch beval heimelyk den Graaf te vatten, welke aanflag egter, dewyl hy tydiglyk van het gegevaar gewaarfchouwd werd , geen gevolg hadi _ Toen hy te Compiegnie was weêrgekeerd, vond hy, met de uiterfte ontroering, den Daufyn zieltoogende. Sommigen willen dat het doorbreeken van eene verweering in het hoofd hem tot dien ftaat gebragt had: doch anderen beweeren dat men hem op de eene of andere wyze vergiftigd had. Hy ftierf op den 4den van April des jaars 1417, en liet eene kinderlooze weduw van zestien jaaren na. Willem keerde, zonder zich met de bezorging van het lyk te bemoeijen, naar Hene- gou-  De Nedere. Staatsverander. enz. 155 gouwen. Voor zyne reize naar Frankryk had hy, dewyl de ftaat van zyne gezondheid en zyne jaaren rust vorderden, reeds gezorgd dat de Staaten zyne dogter Jakoba voor erfgenaame van het Graaffchap erkenden.— De Graaf nam het fterfgeval van zynen fchoonzoon zoo fterk ter harte, dat hy maar weinig tyds in Henegouwen geweest was, toen hy, van dag tot dag zwakker geworden zynde, op den laatften van Bloeimaand des jaars 1417. overleed. Hy bereikte den ouderdom van twee.en-vyftig jaaren, en had de regeering over deeze landen geduurende den tyd van dertien jaaren vry gelukkig gevoerd. Hy werd te Valencyn ter aarde befteld: zyne dapperheid is van eenige Hollandfche fchryveren hoog geroemd. Sommigen hebben egter aangemerkt dat hy zich wat te veel met de zaaken van Frankryk en van het Huis van Bourgonje gemoeid heeft, en dat men het verlies van Friesland hieraan waarfchynlyk heeft toe te fchryven. Zyne dogter Jakoba werd, na zyn overlyden , wel tot Graavin gehuldigd, maar kwam egter niet terftond in het gerust genot der regeeringe. De Hoekfchen deeden hun best om  Ïi6 Tafereel van Natuur en Konst. om haar in dezelve te bevestigen, doch de Kabbeljaauwfchen kantten zich zeer fterk tégen deeze poogingen. Niet lang nadat Jakoba in Holland was gekomen, bevlyiigde zy zich fterk om de oude handvesten en vryheden te bevestigen, en hierdoor de genegenheid der landzaaten te winnen. Sommigen beloofden zich dus reeds veel voordeels van haare regeeringe, toen haar oom van Beijeren, Bisfchop van Luik, de opgevatte hoop geheel deed verdwynen, en het gantfcheland in rep en roer ftelde. Schoon hy aan de hulpe van Graaf Willem ën van de landzaaten ten hoogden verpligt was , toonde hy egter , doorzynen toeleg om Jakoba van de regeering te ontzetten, dat by zyne verpligtingen aan haaren vader weinig erkende, en dat het hart hem meer hing naar de waereld dan naar de kerk. Den geestelyken daat vaarwel gezegd hebbende, fpande hy met fommige Kabbeljaauwfchen aan, en drong zich met geweld in de regeeringe van Holland in.— De meeste Steden bleeven egter vrouwe Jakoba nog toegedaan: doch de Bisfchop bewoog Dord • recht, door het verkenen van voordeelige pri-  DëNederl.Staatsverander.enz. 127 privilegiën, om zich voor hem te verklaaren, terwyl hy zich van andere Steden met geweld of by verrasfing, meester maakte.—Wy agten het niet ongevoeglyk het beloop van deeze onlusten een weinig omftandiger voor te draagen. —De Hoekfche Heeren, en de weduwe van Graaf Willem, vrouw Margareta, befpeurenden welhaast wat de Bisfchop in den zin had, Uit welken hoofde zy de Staaten deeden vergaderen, om tot een befluit wegens het huwelyk van Jakoba te komen, ten einde men tydiglyk eenen Graaf mogt hebben, die in ftaat zyn zoude om zich tegen de poogingen der Kabbeljaauwfchen te verzetten. Men vond goed om haar, volgens haars vaders laatften wil, aan Jan, Hertog van Braband, uit te huwelyken: doch om haaren oom geen' grond van misnoegen te laaten, verzogt men om zynetoeftemmming, gelyk ook om die van den Hertog van Bourgonje. De laatfte gaf dezelve zeer gewillig; maar de eerfte gaf'er alleenlykzyneftem toe, omdat hy begreep dat het voor hem nog geen tyd was om zich openlyk te ontdekken. Daar ontbrak derhalven niets anders dan het verlof der Kerke van Conftants, dewyl Jakoba eene volle nigt was van haaren aanftaanden bruide-  128 Tafereel van Natuur en Konst. degom. Men vindt ook gemeld dat zy zelve niet zeer tot dit huwelyk genegen was, dewyl zy den Hertog van Braband te laf van aart vond, om zoo veele Staaten als hem met haare hand ftonden aangebragt te worden, naar behooren te bellieren. De Bisfchop van Luik wist ondertusfchen tydig genoeg by Keizer Sigismundus uittewerken, dat de Kerkvergadering het verzogte verlof weigerde ; doch toen Martinus de vyfde tot de Pauslyke waardigheid verheeven was, verkreegen de Staaten het geen zy te vooren vrugteloos gewenscht hadden , en dewyl dus de ftaat der zaaken eenigzins van aanzien veranderde , kwam Bisfchop Jan ten tweeden maale in Holland, en bragt het, na veel woelens, zoo ver, dat te Schoonhoven eenegroote Staatsvergadering belegd werd , waarin hy verzogt tot voogd over de jonge Graavin aangefteld te worden. Dewyl eenigen hier fterk voor, en anderen even fterk tegen waren, ging het in die vergaderinge vry hevig. — Om de zaak egter naar zynen zin te doen uitvallen , begaf hy zich naar Dordrecht , welke ftad zich toen nog niet voor de Graavinne verklaard had,en in dien tyd het hoofd van de Zuidhollandfche Steden was. Toen hy daar als Voogd over  De Nèderl.Staatsverander.enz. !2ö jakoba erkend was, wist hy (gelyk wy reeds gezegd hebben) de gunst van die van Dordrecht verder te winnen , en befloot om, door de Kabbeljaauwfchen onderfleund zynde, de andere Steden met geweld te dwingen om hem in de hoedaanigheid van voogd te erkennen. Ondertusfchen zond hy verfcheidene brieven aan Jakoba, eifchende dat zy hem zoude gehoorzamen: doch de Graavin, wel voorziende wat hieruit ftond gebooren te worden t weigerde hem alles. Hy pleegde raad met de Heeren van Egmond en van Arkel, en beloofde hen weder in de bezittinge hunner goederen te zullen herflellen, waar voor zy zich verbonden om hem te helpen. — In gevolge van deeze verbintenisfe bragten zy eenig volk op de been, en maakten zich meester van Gorinchem, waar de Bisfchop kort daarna een mondgefprek met Egmond hield* Zoo haast als Jakoba vernam dat Gorinchem in handen van de ballingen was vervallen f keerde zy uit Henegouwen, werwaards zy geweeken was, met allen moogelykeh fpoed naar Holland, en verzogt dat de Staaten haar zonder uitfiel te hulp wilden komen. De Hoekfche Heeren , wel begrypende dat het XV. Deel. I en?  Tafereel van Natdur en Kon&t. om hen te doen zoude zyn , (tonden alles toe wat de Graavin begeerde. Willem van Arkel deed ondertusfchen in Luikerland, waarfchynlyk met bewilliging van den Bisfchop, eenig volk werven, waarmede hy te Gorinchem by Egmond kwam, met oogmerk om het kasteel te belegeren; doch het zelve was zoo wel van volk voorzien, en het jaargety was zoo ver verloopen ,dat men de belegering niet dorst onderneemen. Jakoba kwam, met haare moeder en met Walraven van Brederode; aan wien het bevel over het leger was opgedraagen, met eene vloot de Merwe op, en zette het regt op Gorinchem aan. Hier vonden zy zich welhaast verflerkt door die van Utrecht en Amersfoort, welke mede tegen de ballingen verbitterd waaren. Margareta en Jakoba namen, op raad van de Hoekfche Hee. ren, haar verblyf op het kasteel, om vandaar aanfchouwers te zyn van debelegeringe, terwyl men in de öad alles tot het bieden van eenen dapperen tegenweer gereed maakte. — Weinige dagen daarna vielen de Hollanders in de ftad , langs eenen gantsch anderen weg dan de belegerden zulks verwagtten. De bezetting van Willem, die omtrent vierduizend man (ierk was, plaaifte zich op de markt, waar  De Nederl. Staatsverander enz. 131 waar zy welhaast door de Hollanderen en Stichtenaaren werd aangevallen. Na een hardnekkig en bloedig gevegt, begon het volk van Willem eindelyk te wyken; doch hy zelfverkoos zich liever dood te vegten dan zich over te geeven. Met hem fneuvelden veele Heeren , die ter zyner hulpe gekomen waren: omtrent duizend foldaaten werden in den flag omgebragt; een gelyk getal werd gevangen genomen, en geboeid naar verfcheidene Hollandfche fteden gebragt. Onder de gevangenen telde men ook Jan van Egmond, die naar Utrecht gevoerd werd. Men had mede aan de andere zyde in deezen flag groot nadeel geleeden: onder de gefneuvelden was Walraven van Brederode, over wiens dood de Graavin zoo bedroefd was, dat zy den Graaf van Vernenburg, die van 's vyands zyde gevangen was, ter dood wilde brengen: doch Alben, Graaf van den Berg, die veel op haar veimogt, vond middel om haar van dit befluit te doen afzien. Toen Gorinchem den Hollanderen dus weder in handen gevallen was, keerde vrouw Jakoba, in den jaare 1418. naar's Graavenhage, waar zy vernam dat de verlof brief tot I a het  i3'2 Tafereel van Natuur en Konst. het huwelyk door den Paus aan den Hertog van Braband gezonden was, doch dat haar oom de Bisfchop zyn best deed om den Paus uit dien hoofde by den Keizer gehaat te maaken , en niets onbeproefd zoude Iaaten om de voltrekking van dit huwelyk te beletten. De poogingen, welke hy in dit geval aanwendde, waren ook van dat gevolg dat de Keizer zyn misnoegen tegen den Paus vry duide]yk deed blyken, endenzelven noodzaakte om weder andere brieven te zenden, met verklaaring dat hy het verlof tot het huwelyk introk, uit hoofde van de groote onlusten, welke hy begreep dat het in de Nederlanden zoude veroorzaaken. — De Hertog van Braband begaf zich, eer dit nog bekend was, met eenen grooten ftoet van Ridders en Edelen naar s' Hage, om zyne trouw te voltrekken. In het eerst maakten de Staaten vry wat zwaarlgheids, omdat zy al wisten dat de Paus het verleende verlof had herroepen: doch de overweeging dat de herroeping gedwongen gefchied was, bragt te weeg dat men alles liet voortgaan. Zooras als de plegtigheden by deeze gelegenheid geëindigd waren, werd de Hertog, door alle de Hollandfche en Zeeuwfche Steden, uitgezonderd Dordrecht en deBriel,als voogd van  De Nederl. Sta atsver ander. enz. 133 van zyne gemaalinne erkend. Hy deed den Bisfchop vervolgens aanzegden, dat denzelven nu niets te doen ftond dan weder naar Luik te keeren, en de befliering van Holland aan hem over te laaten: doch deeze, ver van aan dit bevel te voldoen, deed eene vergadering der Staaten te Dordrecht uitfchry ven, op welke egter niemand goedvond te verfchynen. In dien ftnat van zaaken oordeelde hy het best voor te geeven dat Holland een leen was van het Keizerryk, en dathet zelve niet zonder toefiemming van den Keizer aan eene vrouwe kon overgaan. Hy poogde den Hertog van Braband zeiven aan zyne belangen te verbinden, door Elizabeth, deszelfs moeder, te trouwen , zoodat hy nu de fchoonvader van Jakobaas egtgenoot geworden was. De jonge Graavin was naauwlyks getrouwd, of zy befpeurde dat haar gemaal gantsch onbekwaam was om te regeeren, dewyl hy zich door zyne pluimftrykers liet zwaaijen. De Bisfchop, die nu door zyn huwelyk ook met den Keizer vermaagfchapt was, deed hem verzoeken dat het verlei van het Graaffchap van Holland, een leen van hetRyk, aan hem, den eenigften van het mannelyk oir der GraaI 3 ven,  134 Tafereel van Natuur enKonst. ven, mogt gegeeven worden. Dit verzoek moest ten uiterfteri aangenaam zyn voor den Keizer, die zonder tydverzuim aan den Hertog van Braband fchreef dat hy zich zoude hebben te onthouden van landen , die een' ander' toebehoorden. Hy voegde 'er by dat het Graaffchap van Holland , volgens het regt der erfvolginge in leenen, aan den broeder van den laatst overleeden Graaf, dewyl dezelve nog in weezen was, moest overgaan. Daarenboven was deeze brief vol bedreigingen: doch de Hertog, wel begrypende, waar door alles veroorzaakt werd, zond denzelven aan de Staaten, met aanmaaninge om zorg te draagen voor hunne vryheid. Jan van Beijeren deed ondertusfehen zyn uiterfte best om zich in Holland als Graaf te doen erkennen, poogende fommige Steden door fchoone beloften, andere door harde bedreigingen in zyne belangen te trekken. Hy bragt het eindelyk zoo ver,dat de Staaten over zynevoorftelling te famen kwamen: doch zy bellooten zyne nigt, wélke hy zelf te vooren als Graavin erkend had, getrouw t,e blyven, en maanden hem aan om haar in de geruste bezittingevan Holland, en van haare andere vaderlyke Staaten te Iaaten, Dit antwoord maakte zyne ver, bit-  De Nederl. Staatsverander. enz. 135 bittering nog grooter, omdat by 'er nietflegts zichzelven maar ook den Keizer door verongelykt agtte. Onmiddelyk na het fcheiden dier vergaderinge, deed hy zich te Dordrecht voor Graaf van Holland erkennen , verleende die Stad verfcheidene voorregten, cn noemde zich uit kragte der opene brieven, hem door Keizer Sigismundus gefchonken, Graaf van Henegouwen, Holland en Zeeland, en Heer van Friesland. Om de Hollanders met geweld te dwingen, deed Jan van Beijeren verfcheidene firooperyen, met hulpe van die van Dordrecht en van den Briel, in fommige nabylegene dorpen. Jakoba, onverduldig over dergelyke verongelykingen, hield zoo lang by haaren gemaal aan, totdat hy eindelyk het befluit nam om haar regt met de wapenen voor te liaan. Nadat de Graavin in Holland en Zeeland een aanzienelyk leger geworven had , cn alles tot den oorlog was vervaardigd geworden, werd Dordrecht aan de eene zyde door de Brabanders, en aan de andere door de HoU landeren ingeflooten. De belegering duurde zeven weeken, zonder dat men veel gevorderd was; cn na verloop van dien tyd vond I 4 de  136 Tafereel van Natuur en Konst. de Hertog, tot groot hartzeer van zyne gade, goed het beleg op te breeken. Die van Dordrecht vielen op zyne agterhoede aan, en zouden waarfchynlyk eene onherftelbaareflagting veroorzaakt hebben , zoo de Graavin , het gevaar waarin haar gemaal was verneemende, niet eenig volk ter zyner hulpe gezonden had. Schoon de belegerden hierdoqr wel naar binnen gedreeven werden, bleeven de Brabanders egter vlugten,en lieten de zorg der belegeringe op Jakoba alleen aankomen, die welhaast door haaren egtgenoot bewoogen werd om 'er van af te zien, doch hem naderhand telkens verweet dat zy door zyne fchuld in de verovering van Dordrecht was te leur gefield geworden.—Nadat Jan van Beijeren ook Rotterdam had ingenoomen, vreesde zy dat zy eerlang van verfcheidene andere Steden ontbloot, en een voorwerp van elks veragtinge worden zoude. Vrugteloos hield zy by den Hertog aan om haar met kragt en moed te onderfteunen. Zyne natuurlyke vadzigheid maakte hem ongefchikt tot eenige heldhaftige onderneemingen. Dus bleef haar niets anders over dan zelve middelen ter haarer beveiiiginge in het werk te ftellen. Zy bragt dan te Gouda eenig volk op de been, en ftelde ds  DeNederl.Staatsverander.enz. 137 de Steden, die meest voor den vyand bloot lagen, door bezettinge en verfchanfingen in eenen ftaat van tegenweer. Onder anderen deed zy Schiedam bemuuren en Delft verderken. Ten dien tyde bevond gantfch Holland zich in eenen zeer beklaaglyken ftaat; dewyl Hoekfchen en Kabbeljaauwfchen, door plonderziekte gelyklyk gedreeven , eikanderen op allerleie wyzen mishandelden. In zonderheid waren de boeren hun leven geen oogenblik zeker, dewyl nu de eene dan de andere party de overhand had, en zy, die geene zyde koozen, van beide de partyen voor vyanden gehouden werden. — De koophandel was gantfch en al gefluit, en de haat was zoo geweldig, dat het gefchaapen ftond alsof alle de Hollanders eikanderen eerlang zouden vermoord hebben. Nadat van weêrzyden verfcheidene vyandelykheden waren voorgevallen, werd 'er op den i3den van Sprokkelmaand des jaars 1419. een verdrag gefjooten, waardoor den Hertog Jan van Beijeren een gede/lte van Zuidholland werd afgeftaan. Hy toonde egter met deezen afftand geenszins voldaan te zyn : maar ondernam hier en daar en onder anderen te AmfterI 5 dam  138 Tafereel van Natcjur en Konst. dam de Regeering te veranderen. In den jaare 1420. belegerde hy de flad Leyden, die zich tegen hem verklaard had, en het geluk, te hem dezelve te bemagtigen. Ook duurde het niet lang, of hy flond naar het gebied van geheel Brabant. Ondertusfchen befpeurde Jakoba dat haare Landen door haare egtgenoot niet naar behooren befiierd werden, cn hield zich van dien tyd af van hem gefcheiden, zeggende dat hy onbekwaam was tot het huwelyk, en dat zy kinderen moest hebben om haaren oom het genoegen niet te laaten dat zyne nakomelingen, na zyn en haar overlyden, Graaven van Holland worden zouden. Met zulke gedagten begaf zy zich eerst naar Calais , en vervolgens naar Engeland, vanwaar zy den Hertog deed aanzeggen dat zy haar huwelyk met hem onwettig agtte, dewyl zy bevonden had dat de brieven van vrylaatinge, welke men haar van 's Pausfen zyde vertoond had , niet egt waaren. De Hertog ontving die tyding met de uiterfte verwondering. Jakoba deed by den Paus aanhouden dat haar huwelyk mogt ontbonden worden; doch wagtte niet met een ander aan te gaan , totdat die zaak was afgehandeld, maar zy trouwde in Engeland,metHumfrey, Her-  De Nedere. Staatsverander.enz. 139 Hertog van Giochester, en oom van den Koning. — Zooras als Hertog Jan van Braband berigt kreeg wegens het ongelyk dat hem door die daad was aangedaan, vond hy zich genoodzaakt zyne vrienden aan te zoeken om hem in het neemen van wraak behulpzaam te zyn. Niemand was zoo gereed om in dit geval byftand te belooven als Filips, Hertog van Bourgonje, die ftaat maakte, da: hy door den tyd Graaf van Holland zoude worden , als wel voorziende dat noch Jakoba by den Hertog van Braband, noch Elizabeth by jan vart Beijeren, kinderen zouden krygen: welke gedagten egter merkelyk verminderden, nadat de Graavin met Humfrey getrouwd was. Dit huwelyk verwekte eenen hevigen en langduurigen oorlog in Holland, die zelfs na den dood van Jan van Beijeren, welke in den jaare 1425. voorviel, met hulpe van Filips, Hertog van Bourgonje , werd voortgezet. Vrouw Jakoba werd met de Engelfcbe hulp. troepen, welke haar toegevoegd waren, geflagen, en zy werd door Filips in zulk eene engte gebragt, dat zy genoodzaakt werd hem voor Ruwaard te erkennen, en zich met den bJooten naam van Graavinne te vrede te houden. , Hier-  140 Tafereel van Natuur en RW ^28. te Delft een verdrag getekend. Jakoba hield zichin haare ongevallen ftil, doch was ten uiterften misnoegd over het gead^;e"F;';P^^e,nahaar genoegzaam van alles beroofd te hebben, haare moeder Margaretha het Hertogdom van Braband , het welk haar, ais moei van den Jaatilen Graaf, metregt zoude toegekomen hebben, ontnam en haar daarenboven zoo weinig gelds gaf tot haare hofhouding, dat zy, fcn0OD ^ geenen groter fiaat houdende, zelden gereede pennmgen in handen had. Dit ging zoo ver dat de Graavin, op zekeren tyd! eenige fchoone paarden van Maragreta tot een gefchenk gekreegen hebbende, „iet zoo veel bezat, dat zy hun, die de paarden bragten eemge beiooning voor hunne moeite kongeeven. Zy hield de brengers op, en deed om eemg geld aan den Burggraaf van Montfoort ter leen verzoeken; doch deeze gaf, fchoon hy groote weldaaden van haar ontvangen had, ten antwoord.dat hy, al zyn geld by haar opgezet hebbende, niets meer kon geeven. Willen, de Bye, een van haare bofdie. flaaren, gaf haar, zooras als by haare verlegen-  DeNederl.Staatsverander.enz. 141 genheid befpeurde, te raad dat zy den Stadhouder Frank van Borstelen, die voor een' ryk' en edelmoedig man gehouden werd, om onderftand zoude aanzoeken. Schoon deeze in voorige gefchillen de zyde van Filips gehouden had, meende egter de Hofdienaardat Frank wel zoo veel voor zyne Graavinne zoude over hebben. Hy bevond zich is 's Graavenhage, daar Jakoba mede was ; na eenige tegenflreeving beruste zy in den raad van de Bye, en gaf hem vryheid om van Borsfelen by haar te ontbieden, dewyl zy verkoos zelve het verzoek te doen, om des te minder voor weigering bloot te daan: toen hy egter verfcheenen was, fchroomde zy hem om geld aan te fpreeken, en liet hem gaan, zonder te doen blyken waarom hy was ontbooden geworden. Dit gebeurde meer dan eens, en van Borsfelen zag eindelyk aan het gelaat der Graavinne dat haar iets op het hart lag,'t welk zy fchroomde te ontdekken. Hy vroeg de Bye wat het ware, en deeze zeide hem dat het verlegenheid om geld was. Borsfelen gaf ten antwoord, daar zyn de fleutels van myne kist; neem 'er zoo veel uit als de Graavin zal verkiezen te hebben; ik zal het my tot een zonderling geluk rekenen haar dienst te moo-  142 Tafereel van Natuur enKonst.moogen doen. Jakoba was ongemeen voldaan over deeze edelmoedigheid van den Sradhouder, die zich naderhand in dergeiyke geval. Jen zeer bereidwillig toonde om haar geld te verfchaffen. Van Borsfelen was een zeer welgemaakt man , en had een uitmuntend verfiand, zoo dat de Graavin welhaast iets meer dan agting voor hem begon te gevoelen. Dit ging zelfs zoo ver dat zy op zekeren dag tot hem zeide: van Borsfelen ik ben u zeer "veel fchuldig, maai.ik ziegeen' kans om myne fchulden te betaalen. Zyn antwoord was , dat hy nog,meer gelds tot haaren dienst had', het welk zy gerustelyk als haar eigen mogt gebruiken: hierop verklaarde zy zich duidelyker, zeggende: dewyl uwe weldaaden en verdiensten grooter zyn, dan dat ik die ooit zal kunnen vergelden, zoo bied ik u myzelven aan, niet als een gefchenk , maar als eene voldoening van myne fchulden. Deeze taal werd door van Borsfelen voor goeden ernst genomen ; en de uitkomst toonde ook dat zy wel gemeend was, dewyl het hem niet veel moeite kostte de Graavin te beweegen om weinige dagen daarna in 's Hage heimelyk reet hem te trouwen. Fi.  De Nederl. Staatsverander.enz. 143 Filips kreeg fpoedig kennis van bet gebeurde, en verzuimde geenen tyd om zich naar de gemelde Hofplaats te begeeven, waar hy zich egter geliet, alsof hem niets van de zaak bekend ware. Hy noodigde van Borsfelen by zich ter maaltyd, doch zoo als de Stadhouder verfcheenen was, deed hy denzelven gevangen neemen, boeijen, en met een daartoe befteld vaartuig, over Delft, Rotterdam en Dordrecht, naar Rupeimonde, naby Antwerpen, voeren, waar hy hem gevangen hield. De vyanden van den Stedehouder waren hiermede geenszins voldaan: om alle gevolgen vsn het huwelyk voor te komen, bragten zy bet by Filips zoo ver, dnt hy den flotvoogd van Rupeimonde bevel zond om van Borsfelen te onthoofden. Toen de brief gebragt werd zaten zy famen te fpelen: de Stedehouder befpeurde eene groote verandering in het gelaat van zyne medgezei , en toonde zich zeer begeerig om 'er de oorzaak van te verneemen. Toen deeze begeerte voldaan, en hy een weinig van zyne ontfteltenisfe bekomen was, zcide hy: leg my geboeid ineen der diepfte kerkers van het flot, en zeg overal dat ik onthoofd ben; gaa dan rekenfehap aan  144 Tafereel van Natuur enIConst, aan den Hertog geeven, en zo hy geen berouw heeft, kunt gy my terflond na uwe wederkomst doen fterven. De flotvoogd nam dit voordel aan, en begaf zich onmiddelyk naar den Hertog, wien hy verhaalde dat het bevel was uitgevoerd. Deeze deed blyken dat hy zulks met groote ontroering vernam, en de flotvoogd, dit befpeurende, viel op zyne knieën verzogt om genade,en bekende dat van Borsfelen nog leefde, waarover Filips zich ongemeen verheugde , als wel begrypende dat, door het van kant maaken van deezen man, weder groote onlusten in Holland ontflaan zouden. Want Jakoba, die nu door van Borsfelen zich weder in het bezit van geld gefteld l-ag , had reeds een kleine vloot byeengebragt, en was, brandende van gramfchap over de mishandelingen, welke men haaren gemaal had aangedaan, met dezelven de Schelde opgezeild, met oogmerk om hem te verlosfen. Filips was haar egter voorgekomen, en bevond zich reeds met eenig krygsvolk in het kasteel van Rupeimonde, toen Jakoba 'er voor kwam. Zy verzogt om de vryheid van haaren Egtgenoot te moogen zien en fpreeken, welk verzoek in zoo verre werd toegedaan, dat de gevangen boven op den muur  DeNeoerl, Sta atsver ander, enz, 145 muur van het flot gebragt werd, terwyl zy in een vaartuig op de agterfteven' moge liaan om met hem te fpreeken. Naauwlyks had zy van Borfelen gezien, of zy fprong op het land, om met Filips over de loslaating van haaren Gemaal, tot welken prys zulks ook zyir mogt, te handelen. De Hertog maakte meer zwaarigheids naar maate de Graavin flerker yverde, totdat zy eindelyk, om van Borsfelens vryheid te bewerken, afftand deed van den titel van Gravinne van Holland, Zeeland en Westfriesland, waartegen de Staten, ter voorkominge van grooter onheilen, best vonden zich niet te verzetten. Jakoba behield alleenlyk de eilanden van Voorn, ZuidBeveland en Tertholen, met eenige kleine inkomften uit Holland. Nog werd bedongen dat, zoo uit haar huwelyk met van Borsfelen kinderen mogten voortkomen, dezelven niets anders zouden erven dan de goederen, die hem toebehoorden, of nu aan haar werden afgedaan; doch dat, zoo Filips zonder kinderen mogt komen te overlyden, de bovengemelde Graaffchappen aan Jakoba of haare nakomelingen zouden overgaan. Zooras als deeze voorwaarden ten genoegen van den Hertog geteekend waren, het geen in den XV. Deel. K )»a-  146 Tafereel van Natuur en Konst. jaare 1432. gefchiedde, werd van Borsfelen ontflagen, en kreeg tevens vryheid om in het openbaar met Jakoba te trouwen. Door deeze omwenteling ging dan het Graaffchap van Holland uit den huize van Beijeren in dat van Bourgonje over, waaruit men niet meer dan drie Graaven geteld heeft. Onder de regeering van Hertog van Bourgonje , Filips den Iften, werden de provinciën Holland en Zeeland betrokken in de uitheemfche oorlogen van haaren Graaf: doch zy zagen ten zelfden tyde den koophandel merkelyk toegenomen. — De binnenlandfche rust was egter ver van herfteld te zyn: want de Hoekfche en Kabbeljaauwfche tweefpalt begon weder zeer geweldig te woeden, dewyl de Stadhouder, Willem van Lalaing, de Hoekfchen fterk begunftigde. Hierdoor ontftonden te Leyden , te Haarlem , en m meer andere Steden, zeer grooteopfchuddingcn. Nadat dezelven eenen tyd lang hadden aangehouden, agtte de Hertog het, in den jaare 1445, geraaden in perfoon in Holland te komen , en de regeering in verfcheidene Steden te veranderen, het geen van dat gevolg  DeNeDERL. SïAATSVERANDER. ENZ. T47 volg Vas dat de hevigheden voor eenen tyd bedaarden» De Hertog vond nu en dan dat het vry wat moeite in had de Hollanders te beweeger) om hem in zyne buitenlandfche oorlogen te dienen. Hy vond zich genoodzaakt om hun,ter bereikinge van zyne oogmerken ten deezen aanzien , gunfiige privilegiën te verleenen. Onder anderen bevestigde hy de ingezeetenen deezer Landen, toen zy hem, in den jaare 1452 , tegen de Gentenaars byftonden , in het voorregt om niet buiten hunne landpaalen te regt gefield te worden, en verbond zich om niets te zullen bevelen, dat met de privilegiën der Steden firydig was.—Wykunnen aanmerken dat, zoo lang als Jakoba, die in den jaare 1436 overleed, nog in leeven was, het gezag van Filips door het haare eenigzins gefiyfd werd; doch dat het zelve na haaren dood fchieiyk begon te daalen, Filips had , toen hy Graaf van Holland werd, nog geene mannelyke erfgenaamen, maar in het zelfde jaar bragt zyne gemaalin, Ifabella van Portugal, te Dyon eenen zoon ter waereld, die by zynen doop den naam K 2 van  148 Tafereel van Natuur en Konst. van Karei kreeg, en naderhand onder*dien van Karei den Stouten is bekend geweest. — De Hertog deed, in den jaare 1456, zynen namuriyken zoon David van Bourgonje tot Bisfchop van Utrecht aanflellen, en poogde zich ten zelfden tyde als Heer van Friesland te doen erkennen, welk laatfte hem egter, door. de tegenkantinge van Keizer Fredrik den lilden, mislukte. — Karei was reeds in den jaare 1454 met Ifabella van Bourbon, te Rysfel, getrouwd. Uit dit huwelyk werd in den jaare 1457 Maria, die in vervolg van tyd erfgenaam van al haars vaders ftaaten geworden is, gebooren : doch de vreugd van Filips over dit voorval werd merkelyk verminderd door eene groote oneenigheid, tusfchen hem en zynen zoon ontdaan over eenen kamerling, dien de Herrog aan Karei wilde opdringen. — Dit verfchil liep zelfs zoo hoog dat Karei naar het Franfche Hof vlugte, alwaar men meent dat een ontwerp gefmeed was om met hulpe van Engeland, meester van Holland en Zeeland te worden. — Een oorlog, die met Frankryk ontdaan was, eindigde in den jaare 14Ö5 , met den vrede van Conftans. — Men vind ook aangeteekend dat Karel omtrent dien tyd met zynen vader volkomen  De Nederl. Staatsverander. enz. 145 men -verzoende; doch de vreugd , uit deeze verzoening geboren, werd welhaast geftoord, door den dood van zyne gemaalinne , Jzabelle van Bourbon, die hy zeer beminde, en die hem geene andere kinderen naliet dan Maria, welke naderhand met Maximiliaan is getrouwd geweest, door welk huwelyk de Nederlanden aan den huize van Oostenryk zyn gekomen. Toen Karei het roer der regeeringe in handen kreeg, was de ftaat van 's Lands zaaken zoodaanig, dat het den Hollanderen zeer lastig viel de zwaare geldfömmen , die de Graaflykheid noodig had, op te brengen : want zy hadden, door den koophandel ryk geworden zynde, zich gewend aan eene kostbaare leevenswyze. — Karei had egter, tot verfcheidene einden veel gelds noodig, en onder anderen tot de herftellingen van zynen fchoonbroeder Eduard den IVden, Koning van Engeland , die, toen hy zich van den Engelfchen troon geftooten vond , naar Holland week, van waar hy met eene vloot naar zyn Ryk terug gcbragt werd. — Het invorderen van groote geldfömmen was in Holland van dat gevolg dat men nieuwe excynfen moest K 3 in-  150 Tafereel van Natuur en Konst. invoeren, waar door in verfcheidene Steden, en inzonderheid te Hoorn, in den jaare 1471) groote opfchuddingen onder het gemeene volk- veroorzaakt werden. Karei hield zich geduurende den meesten tyd van zyne regeeringe met oorlogen bezig. unaer anderen had hy zich in den jaare 1472 ingewikkeld in eenen zwaaren twist tusfchen Arnoud Hertog van Gelder, en deszeifs zoon Adolf, welke bemoeijenis van dat gevolg was , dat het Hertogdom Gelder , en het Graaffchap Zutfen , in den jaare 1473. aan hem verpand werden. De laatfte oorlog, dien hy in den jaare 1476. voerde tegen de Zwitfers, viel zeer ongelukkig uit: want hy werd in denzei ven tot tweemaal toe geflagen. In den aanvang des jaars 1477, verloor by deh flag by Nancy, in welken hy het leeven liet. Beide de twee iaatstgemelde Graaven waren genoegzaam even heerschzugtig ; doch zy verfchilden voor het overige zeer veel van elkander in geaartheden en verkiezingen. Filips was afgerigt op de konst van veinzen, «n wist zyne onregtvaardigheid met eenen fchyn  De Nederl. Staatsverander. enz. 151 fchyn van regt te bewimpelen, terwyl Karei daarentegen genegen was om alles met geweld en drift door te zetten. De geneigdheid van Filips tot gemak en wellust maakte hem wel te vrede, wanneer hem flegts middelen ter handhavinge van zyne pragtige hofhoudinge verleend werden. De ooriogszugt van Karel , die geene paaien kende, was oorzaak dat hy niets ontzag om zich meester te maaken van al de fchatten van Braband, Vlaanderen en Holland, en belastingen invoerde, die te vooren gantsch en al onbekend geweest waren, terwyl hy de onlusten, die hieruit gebooren werden , ftilde , door allen , die hem tegenftonden, door het zwaard van kant te maaken. In het gedrag van Filips ziet men beleid en Maatkunde, en hy handhaafde de Hollanders in hunne oude voorregtc-n om niet buiten de paaien van hun land in regten te kunnen betrokken worden. Doch in de handelingen van Karei was niets anders dan enkele willekeur en wreedheid te ontdekken. Zyn geweld volvoerde het geen de list van zynen vader had aangevangen : hy bragt het Geregtshof uit den Haag naar Mechelen over, en boog het regt in zoo verre naar zynen wil, dat van 's Lands vryheid niets anders-dan de K 4 bloo-  152 Tafereel van Natuür en Konst. te naam overbleef. De Hollanders bevonden zich ten zynen tyde in omftandigheden, die gantsch niet gunftig waren voor de bemoeijenis met ftaatsgefchillen. Het vermogen der Edelen was merkelyk gefnuikt. De Regeering der Steden was, fchoon dezeiven in aan. zien en rykdom waren toegenomen, niet in eenen Haat van ruste en bedaardheid: het was noodig den koophandel door de wapenen to onderfteunen, en de nabuurige gewesten biceven den wrok voeden, dien zy tegen eikanderen hadden opgevat. Onder de regeering van Maria, de dogter van Karei den Stouten, befpeurde men in den toeftand der zaaken eene verbaazende verandering Naauwlyks had men eenige zekerheid wegens zyne nederlaag en dood bekomen, of men zag de zugt tot vryheid in allen gemoederen opgewekt, en men begreep dat het, ter weeringe van ingefloopene misbruiken, noodig was gemeene belangen boven byzondere inzigten te ftellen. De Hoekfchen en Kabbeljaauwfchen vereenigden zich om Vrouw Maria, als Graavin, te huldigen, onder voorwaarde egter dat zy den  De Nederl. Staatsverander, enz. i$3 den Landen en Steden gunfiige privilegiën zouden toeflaan. In gevolge van deezen eisch en van haare verbintenisfe, werd het groot privilegie, op den i4den van Maart des jaars 1477. geteekend. Dit groot privilegie behelsde dat Maria niet dan met goedvinden der Staaten zoude trouwen, dat de ampten aan geene anderen dan aan inboorelingen zouden gegeeven worden : dat de regtzaaken, die by den eerften aanleg tot de regtbanken der Steden behoorden , niet dan by wyze van appél voor het Hof van Juflitie in 's Hage zouden gebragt worden: dat de ingezeetenen niet buiten 's Lands in regten zouden betrokken worden : dat de Magiftraaten der Steden op den oudeta voet zouden vernieuwd worden : dat de Staaten vryelyk, zoo dikwyls als zy het goedvonden, zouden moogen vergaderen : dat de Steden niet zouden verpligt zyn om te draagen in de Graaflyke beden, in welken zy niet bewilligd hadden: en dat geene Graaflyke ordonnantiën, wanneer zy met de privilegiën der Steden flrydig waren , van eenige kragt zyn zouden. K 5 Kort  »54 Tafereel van Natuur en Konst. Kort na den dood van Karei den Stouten, had Lodewyk de XJde, Koning van Frankryk reeds een goed gedeelte van zyne Staaten bemagtigd. Hy was ook voorneemens om zich van Braband en Holland meester te maaken, juist niet om ze aan zyne kroon te hegten, maar om de vriendfchap en den byftand van eenige Duitfche Vorften met dezelven te koopen. Men was ernfhg bedagt om middelen tot verydelinge der aanflagen van Frankryk te beraamen , en vooral om penningen te vinden, welke men noodig oordeelde om oorlog te voeren. Nadat men het groot privilegie, welks inhoud wy reeds hebben opgegeeven, in Holland verkreegen had, werden ook aan de andere Nederlanden, en inzonderheid aan Vlaanderen,dergelykehand. vesten verleend. - Men vond goed een gezantfchap aan Lodewyk den Xlden te zenden, om hem tot het fluiten van een verbond van vrede te beweegen. De Koning wilde hiertoe n!et bewilligen dan op de onredelyke voorwaarde , dat de Hertogin met zynen zoon Karei, toen een kind van zeven jaaren, in het huwelyk treeden zoude. Twee der gezanten, Borfelen en Gruithuizen, gaven hem geene hoop altoos dat dit zoude gelukken; maar  De Nederl. Staatsverander. enz. 15f maar Hugonet en Imbercourt beloofden hun uiterfte best te zullen doen om zyne begeerte te vervullen. Doch dit kostte hun niet lang daarna het leeven: want toen de Gentenaars vernomen hadden wat in Frankryk was voorgevallen, deeden zy Hugonet en Imbercourt, zooras als dezelven terug gekeerd waren, vatten, en openlyk onthoofden. Maria had geene magt genoeg om dit te beletten, en men befloot zelfs uit de wyze, waarop zy zich in dit geval gedroeg, dat zy weinig gezind Was om de privilegiën, welke zy verleend had, te handhaven. Ondertusfchen bragten de zwaare lasten, welke men nog moest opbrengen, de gemeente weder aan het woeden. De oneenigheid tusfchen de Hoekfchen en Kabbeljaauwfchen tegen elkander, of liever van bei de die partyen tegen de Overheid, raakte op nieuw geweldiglyk aan het woelen.—In verfcheidene Steden van Holland, als te Gouda, te Schoonhoven, te Dordrecht en te Hoorn raakten de Hoekfchen in het bewind der regeeringe. Andere Steden , als Haarlem , Delft en Amfterdam, waar de Kabbeljaauw- fchei?  T5<5 Tafereel van Natuur en Komst. fchen de magtiglïen waren, bleeven in deezen tyd vry van alle opfchuddinge. Lodewyk zette zyne overwinningen in Vlaanderen en in Henegouwen voort; en de Hollanders , die verfcheidene oorlogfchepen hadden uitgerust; deeden den Franfchen ter zee grooten afbreuk. — De Gentenaars hadden nu allen, die hen verhinderden om met de regeering en met de Graavinne naar hun welgevallen te handelen, doen vertrekken: doch welhaast befpeurden zy dat zy een aanzienlyk Legerhoofd noodig hadden om zich tegen Frankryk met goed gevolg te kunnen verzetten. Zy floegen ten dien einde het oog op Adolf van Gelder, die tot omtrent deezen tyd toe te Vilvoorden of te Kortryk gevangen geweest was. Nadat zy hem op vrye voeten gefield hadden, vleiden zy hem met de hoop van met de Hertoginne te zullen trouwen, en droegen hem het bevel over een leger op. Hy trok den Franfchen terftond tegen; doch het ongeluk wilde dat hy fneuvelde, eer hy nog veel verrigt had. Na zynen dood nam men een fpoedig befluit omtrent de voltrekking van het huwelyk der  De Nederl. Staatsverander. enz. 157 der Hertoginne. Verfcheidene grooten ftonden wel naar het zelve, doch de Daufyn Karel en Maximiliaan, Hertog van Oostenryk, zoon van Keizer Fredrik den lilden, waren de eenigften, die ernfh'g in aanmerking kwamen. De Gentenaars waren de belangen van Maximiliaan zeer toegedaan: de Hertogin gaf haare ftem om met hem te trouwen; en het huwelyk werd te Gent op den agttienden van Oogstmaand des jaars 1477 voltrokken. Volgens de Huwelyksvoorwaarden moesten de kinderen, die uit deezen egt zouden gebooren -worden, den eerstflervenden opvolgen in alle ftaaten en bezittingen: en indien 'er geene kinderen nableeven, dan vervielen dezelven aan de naaste erfgenaamen, zonder dat de langstleevende 'er iets van kon behouden.— Eene maand daarna werd te Lens, in Artois, een beftand met Frankryk getroffen; en vervolgens werd Maria , in Holland en Zeeland, als Graavin ingehuldigd. In Gelderland had men, onmiddelyk na den dood van Karei den Stouten , eenen landdag gehouden, en het befluit genomen om niemand dan Adolf van Gelder, die toen nog in hegtenis zat, als Hertog te erkennen. De  158 Tafereel van Natuur en Konst. De tyding dat hy gefbeuveld was, baarde daar groote verlegenheid, in welke de Staaten beflooten de voogdy over zyne onmondige kinderen, Karei en Filippa, aan zyne zus. ter Katharina op te draagen. Lodewyk de Xlde beloofde, op haar verzoek, dat hy haar en de kinderen van haaren broeder zoude helpen, tegen Maximiliaan en den gantfchen Bourgondifchen aanhang. Hieruit ontliond een oorlog tegen de Franfchen en tegen de Engelfchen. Maria, die op den twee entwinftigten van Zomermaand des jaars 1478, eenen zoon, Filips genaamd, ter waereldgebragt had, beleefde het einde der onlusten niet, welke uit deezen kryggebooren werden, want zy overleed in de lente des jaars 1482. Haar zoon Filips, de tweede van dien naam onder de Hollandfche Graaven, volgde haar, overeenkom (tig met de huwelyksvoorwaarden, op. Hy was toen maar een kind van vier jaaren, en met hem ging de regeering van deeze Landen uit het huis van Bourgonje tot het laatfie Graaflyke huis, dat van Oostenryk naamelyk , over, waaruit men drie Graaven geteld heeft In Holland werd de dood van vrouw Maria  De Nederl. Staatsverander. enz. 159 ria zeer fterk betreurd, en men vierde haaren uitvaart met plegtige kerkdienften. Maximiliaan bragt by de Staaten te weeg dat hy als voogd over zynen zoon en als Ruwaard der landen erkend werd, zoo dat de regeering voor eerst door hem werd waargenomen. Het is hier eene gevoeglyke plaats om aan te merken, dat het huwelyk van Maximiliaan en Maria, hoe zeer ook door het volk goedgekeurd, fchielyk aanleiding gaf tot nieuwe verbasteringen. De diepgewortelde wrok tusfchen de Hoekfche en Kabbeljaauwfchen,nam meer en meer toe, en vond voedfel in den aanwas van het Vorstelyk vermogen. De gemeente was te fchielyk gerust gefield, en niet genoeg op haare hoede tegen de eerde beginfelen van het bederf. De Kabbeljaauwfcnen, die altyd het Vorstelyk gezag waren toegedaan, raakten genoegzaam overal op het kusfen, en hierdoor lloeg de vryheid welhaast aan het kwynen. Gcduurende het leeven van Maria waren de zaaken in veel beter ftaat dan na haaren dood , toen Maximiliaan , de voogdy over zynen mmderjaangen zoon hebbende,en zyne magt  ï6o Tafereel van Natuur en Konst. magt en aanzien merkelyk vermeerderd vindende, alles aan zich trok. By haar leeven befpeurden egter de landzaaten reeds dat zy Kwaalyk gedaan hadden met haar zulk eene aanzienlyke egtverbintenis te hebben laaten aangaan, maar -na haar overlyden beklaagde de Hollanders zich, omdat zy al te voorbaarig geweest waren in Maximiliaan als voogd over Filips te erkennen, wenfehende dat zy in gelyke maatregelen als die van Vlaanderen, welke dit geweigerd hadden, getreden waren. De grootheid der onlusten, welke het land omtrent deezen tyd troffen, kan uit de volgende byzonderheden eenigzins begreepen worden. Maximiliaan oordeelde het noodig de Steden, waar men het met de Hoekfchen hield , te bemagtigen , en uit dien hoofde maakte hy zich in den jaare 1483 meester van Utrecht. —Een opftand in Vlaanderen gaf egter den Hoekfchen gelegenheid om Rotterdam , met Vlaamfche hulpe, onder fonker Frans van Brederode, in te neemen. Dit gefchiedde in den jaare 1488 , doch de Stad werd in het volgend jaar herwonnen, en in den jaare 1490 werd Jonker Frans in eenen fcheeps-  De Nedere, Staatsverander. enz. 161 fcheepsftryd by Brouwershaven gevangen genomen, en naar Dordrecht gevoerd , waarhy weinige weeken daarna aan zyne bekomen* wonden overleed. Het overfchot der verflaagene Hoekfche vloote begaf zich naar Sluis, offchuimde eenigen tyd langs de Zeeuwfche en Hollandfche kusten, onder beleid van Jan van Naaldwyk. De opftand onder de Kennemers en Westfriezen, die in den jaare 1491 plaatshad, verfchafte hun vervolgens eenige hoop dat zy gelegenheid hebben zouden om zich weder in Holland te vestigen. — Deeze opftand, welke in 's Lands kronyken bekend is onder den naam van Kaas-en Broodfpel, als meest voortgezet wordende door volk van de geringde foort, dat gewoon was zich met Kaas en Brood te behelpen, was ontdaan uit de zwaare belastingen, die 's Vorden buiten-en binnenlandfche oorlogen veroorzaakt hadden. —Het afzetten der munte, de menigvuldige regen, die in den herfst van den jaare 1490 gevallen was, het neemen van verfcheidene Oosterfche fchepen door die van Sluis, en veele andere rampen hadden hier te Lande zulk eene duurte, en tevens zulk een gebrek aan leevensXV. Deel. L mul-  ï62 Tafereel van Natuur en Konst. middelen veroorzaakt, dat het gemeen niet langer van het eene brood aan het andere wist te komen. Veelen waren genoodzaakt om de betaaling van het ruiter-of maandgeld, het welk alle maanden zeer fcherp werd ingevorderd, te weigeren, omdat zy niets bezaten. Jan van Egmond, die weigering aan onwilüigheid toefchryvende, begaf zich, op den ioden van Grasmaand, aan het hoofd van eenige knegten op weg om de Kennemers en anderen tot het opbrengen van het ruitergeld te noodzaaken. Twee of drie der weigerenden deed hy doodflaan, en eenen gevangen neemen. Hierdoor raakte de morrende meenigte in de meeste dorpen van Kennemerland en Westfriesland op de been, nam de wapenen op, en haastte zich naar verfcheidene plaatfen om aanhang te winnen; en de oproerigén, die dagelyks in getal toenamen , bra-gten het door de ongeregeldheden, welke zy hier en daar aanrigtten, welhaast zoo ver dat Egmond het heffen'van het ruitergeld, geduurende eenigen tyd , moest ftaaken. — Het gelukte egter die van Haarlem , welke gemagtigden naar Alkmaar, waar de moedwil grootst was, gezonden hadden, de misnoegden tot bedaaren te brengen, op de ver-  De Nederl. Staatsverander. enz. 163 zekering dat een algemeene dagvaart in's Hage bcfchreevsn was, waarop des volks klagten zouden kunnen gehoord, en de zwaarigheden naar billykheid weggenomen worden. Het gemeen beloofde zich ftil te houden, mids dat de gevangen man in vryheid gefield wierd, gelyk terftond gefchiedde: het volk bleef egter te Alkmaar ten laste der burgerye liggen. De klagten van de gemeente werden op de dagvaart in 's Hage wel gehoord: doch in plaatfe van middelen ter verligtinge te beraamen, hield de Stadhouder fterk aan om eene nieuwe belasting op ieder huis te leggen. Men hield de dagvaart fleepende, en hierdoor werd ook het misnoegde volk in ruste gehouden. Zooras als Jan van Naaldwyk iets wegens deeze opfchudding in het Noorder gedeelte van Holland vernomen had, vond hy het niet ongeraaden zich derwaards te begeeven, om, ware het mooglyk, eenige verfterking voor zyne verzwakte kragten te vinden. Hy deed eene landing te Wyk op zee , bemagtigde Texel en Wieringen, doch vond zich, na eene L 2 ver-  Iö4 Tafereel van Natuur en Konst. vergeeffcbe pooging om Hoorn en Enkbuizen te verasfen, genoodzaakt om naar Sluis terug te keeren. Toen de dagvaart in*s Hage geëindigd was, zonder dat men eenig middel beraamd had om de lasten te verminderen, begon de muitzugt van het Kaas-en Broodvolk te herleeven. — Te Hoorn nam men eenpaariglyk het befluit om geen ruitergeld te betaalen, al waare het dat men 'er den laatflen man by zoude moeten opzetten. Binnen weinige maanden maakten zy het hier zoo grof, dat de regeering het raadzaam agtte, met goede woorden , en ook misfchien met gefchenken, te weeg te brengen dat die woeste hoop de ftad verliet, Dezelve begaf zich vandaar naar Alkmaar, waar de aanhang fterkerwas. In den aanvang van het jaar 1492 maakte Egmond zich gereed om het Kaas-en Broodvolk uit Alkmaar te doen verhuizen; doch dewyl men kennis wegens zynen toeleg gekreegen had , zouden hy waarfchynlyk verrast geweest zyn, ware hem niet in tyds berigt geworden dat men, langs den weg, dien hy door moest, volk in hinderlaagcn gelegd had. De Ken-  De Nederl.Staatsverander. enz. 165 Kennemers en Westfriezen begreepen uit deezen toeleg dat men geen voorneemen had om hun voldoening tegeeven, maar dat men alleen bedoelde hen door dwang tot onderwerping te brengen. Na den aftogt van den Stadhouder beflooten zy, eer hy grooter magtkon verzameld hebben, iets van belang te waagen. Dewyl zy binnen Haarlen vry wat aanhangs onder de burgery hadden, vonden zy het geraaden zich ook van deeze ftad te verzekeren. Dezelve werd door hun ingenomen, en zy bedreeven 'er zeer grooten moedwil. De Stadhouder begreep dat het Kaas- en Broodvolk gemaklyk te beteugelen zyn zoude, door eenige geregelde benden foldaaten, aan welken het hem thans ontbrak. Dewyl hy hierom waarfchynlyk aanhield, werd Hertog Albregt van Saxen door Keizer Fredrik den lilden, vader van Maximiliaan, meteen leger herwaards gezonden, en deeze bragt de meenigte tot onderwerping. Kort daarna werd Sluis in Vlaanderen , waar de Hoekfchen nog meester waren, door Hertog Albregt ingenomen : en hiermede agtte men dat de iloekfche en Kabbeljaauwfche tweefpalt, die L 3 om-  166 Tafereel van Natuur en Konst. omtrent honderd en-vy ftig jaaren geduurd had, geëindigd was. Maximiliaan had het fiillen der opfchuddin. gen hier te Lande geheel en al op Albregt van Saxen laaten aankomen, dewyl andere zaaken hem omtrent deezen tyd genoeg te doet] gaven. Onder anderen vond hy zich in onlusten met den Koning van Frankryk ingewikkeld, die n et voor het jaar 1493, door den vrede van Senlis werden bygelegd. In Oogstmaand van dit jaar 1493 overleed Keizer Fredrik de lilde, en werd door zynen zoon Maximiliaan , den Roomsch Koning , in de Keizerlyke waardigheid opgevolgd. Dewyl de nieuwe Keizer genoodzaakt was om zich dikwiis in Duitschland op te houden, vond hy het in den jaare 1494 geraaden zich van de regeering der Nederlanden te ontflaan,en dezelve aan zynen zoon Filips, die nu in het zeventiende jaar van zynen ouderdom getreeden was , op te draagen. Daar men tot nu toe den Graaf met eene foort van weêrzin onder de voogdy van zynen vader gezien  De Nederl. Staatsverander. enz. iöp zien had verheugde men zich nu hy zelf de regeering aanvaardde. De twisten en verdeeldheden namen een einde, en men zag de neeringen en handel, even als te vooren, bloeijen. In den jaare 1495 verleende Filips, volgens zyne belofte by de inhuldiging gedaan, den lande van Holland eenige voorregten, die egter bekrompener waren dan de Staaten van hem verwagt en verzogt hadden. Eene der voornaamfie redenen, waarom hy de handvesten van vrouw Maria, en inzonderheid het groot privilegie niet wilde bevestigen, fchynt geweest te zyn dat den Staaten daarby vryheid vergund was om, naar welgevallen vergaderinge te houden, eene vryheid, welke Filips oordeelde dat met zyne hoogheid ftrydig was. Naauwlyks was hy in het bewind van de Nederlanden gevestigd, of hy floot een verbond van Koophandel met Hendrik den Vilden, Koning van Engeland, het welk fcderd in de Nederlanden onder den naam van het groot kommereie-traktaat is bekend geweest. Het werd te Londen, op den 12de» L 4 van  368 Tafereel van Natuur en Konst. van Sprokkelmaand des jaars 1496 vastgefteld, en het behelsde tevens een verbond van altydduurende vrede en vriendfchap. Onder andere punten behelsde het dat de Nederlanders te Calais, en in alle andere havens van Engeland, vryelyk zouden moogen handelen : de vrye en veilige visfchery op de Engelfche kusten werd hun toegedaan ; en 'er werd vastgefleld dat , in geval van fchipbreuk of ftrandinge, de goederen den eigenaar zouden terug gegeeven worden. In Louwmaand van het jaar 1496, hadden de Staaten des Lands , te Mechelen vergaderd , bewilligd in het fluiten van een huwelyk tusfchen Filips en Joanna, tweede dogter van Ferdinand, Koning van Arragon, en van Izabella.Koninginne van Kafiilie. Margareta, de zuster van Filips was, in Slagtmaand des voorigen jaars, getrouwd met Jan, zoon van Ferdinand en Izabella, zoodat de huizen van Oostenryk en Spanje, door eene dubbele egtverbintenisfe, ten naauwften aan elkanderea verbonden werden, In den tyd, waarin deeze veranderingen in het huis van Oostenryk voorvielen, was men in  De Nederl. Staatsver&nder. enz. 169 in Holland bezig met het invorderen van nieuwe excynfen , tot voldoening van de Graaflyke beden, en om de Steden van fchulden te ontheffen. Schoon het invoeren van dezelven nu wel gemakkelyker ging dan te vooren, fchynt het egter niet overal zoo gefchied te zyn als de Graaf gewenscht of verwagt had, dewyl men gemeld vindt dat de zes groote Steden , in Slagtmaand des jaars 1496, door de Graaflyke amptenaaren werden uitgewonnen, Dewyl Filips in de voornaamfle Steden van Holland nog niet was ingehuldigd, befioot hy zulks te laaten doen, niet flegts om aan de aaloude gewoonte te voldoen , maar voornaamelyk om de Steden des te eer tot het opbrengen van de ingewilligde of nog niet ingewilligde beden te beweegen. Met dit oogmerk deed hy dan, in Zomermaand des jaars 1497, eene reis naar Holland, en werd eerst te Dordrecht, vervolgens te Rotterdam, te Delft, in 's Hage , te Haarlem, te Amfterdam, te Leyden en te Gouda gehuldigd. In alle die plaatfen werd hy, naar het gebruik dier tyden , met groote fïaafie ingehaald, en met vertooningen van ftomme perfoonaadjen, U 5 «UB  170 Tafereel van Natuur en Konst. met lichten en vreugdevuuren vereerd: doch mein vindt nergens gemeld dat hem toen op nieuw eenige penningen zyn toegedaan. Gelderland was de eenigfie provincie, waarin men tot nu toe geweigerd had Filips hulde te doen. Eenigen tyd na den dood van Maria begonnen veelen in dit landfchap te beweeren dat de voogdyfchap over den minderjaarigen Filips niet Maximiliaan, maaiden Staaten der Landen , toekwam. Men helde zelfs fterk over om Karei , zoon van Adolf van Gelder, op nieuw tot Hertog te huldigen. In den jaare 1487 werd hy door de Franfchen gevangen genomen. De Gelderfchen, die bitter tegen de Ooftenrykfche regeering waren , fpaarden geene moeite om hem te verlosfen, en bezorgden in den jaare 1491 zekerheid voor zyn losgeld; in het volgende jaar verfcheen hy in Gelderland, waar hy in de voornaamfte Steden beleefdelyk ontvangen werd. Hy maakte zich van eenige plaatfen meester, en liet niet na zich van de wapenen te bedienen om het buis van Oostenryk alle moogelyken afbreuk te doen , doch dewyl by geen volks genoeg op de been had om zyne onderneeming voort te zetten, kwam men  De Nedere. Staatsverander. enz. 171 men overeen dat dc uitlpraak over het regt op het Hertogdom Gelder aan de Keurvorilen zoude verbleeven worden : doch deezen verklaarden zich tegen Karei , die het befluit nam om anderwerf zyn voorgewend regt door de wapenen te doen gelden. Kort nadat Filips was ingehuldigd behaalden de Gelderfchen eenig voordeel , het welk hun egter eerlang weder ontnomen werd, en in het laatst van het jaar 1497 werd 'er op nieuw een heiland beflooten, doch zonder bepaaling van tyd. Het ftond den partyen vry het zelve, wanneer zy wilden , te breeken, mids dat zy eikanderen zes weeken te vooren van hun voorneemen kennis gaven. Geduurende deeze onlusten in Gelderland hadden ook de Friezen, die onder de overheerfching van Saxen vielen, veel te lyden. — De Groningers, die weigerden den Hertog van Saxen als Stadhouder te erkennen, deeden den Bisfchop van Utrecht hulde. -■ In den jaare 1498 werden de vyandelykheden in Gelderland weder aangevangen. De Gelderfchen , die eenen Moedigen oorlog voorzagen , toonden zich niet ongenegen om een verdrag met Filips aan te gaan,toen hun door Lode-  172 Tafereel van Na-tour en Konst. Lodewyk den Xllden, in plaatfe van Karei den VUIften Koning van Frankryk geworden, eenig krygsvolk werd toegezonden. Hierdoor greepen zy nieuwen moed, en bragten het welhaast zoo ver, dat Filips het in het laatst van het jaar 1499 raadzaamst oordeelde een beftand met Karei van Gelder te fluiten, het welk (gelyk meermaalen gefchied was) tot wederopzeggens toe werd aangegaan. Terwyl de rust, welke dit beftand in het Land te weeg bragt, groote vreugd veroorzaakte, werd de blydfchap nog in eene merkelyke maate vermeerderd, door de geboorte van den eerflen zoon van Filips, die op den vyf-en-twintigften van Sprokkelmaand des jaars 1500 te Gent ter waereld kwam. Hem werd de naam van Karei gegeeven, en nog voor het einde van dit jaar werd een huwelyk tusfchen dit kind en tusfchen de dogter van Lodewyk den Xllden, Koning van Frankryk, geflooten. In den jaare 1502 deed Filips eene reis naar Spanje, verwaards hy door zynen fchoonbroeder Ferdinand genoodigd was, om de hulde van zyne toekomende onderdaanen te  Dë Nederl.Staatsverander.enz. 173 te ontvangen : want zyne gemaalin was nu, door de verfcheidene fterfgevallen, de naaste erfgenaam derSpaanfche kroone geworden.Terwyl hy in Spanje was, werden door zyne en zyns vaders gezanten, de verbonden van koophandel , met de Engelfchen gemaakt, vernieuwd en bevestigd. - Nadat hy byna het gantfche jaar in Spanje had doorgebragt, keerde hy naar de Nederlanden te rug, en hield zich in Frankryk en Duitschland zoo lang op, dat hy eerst in den natyd des volgenden jaars te Mechelen aankwam. Geduurende de uitlandigheid van Filips waren de vyandelykheden door de Gelderfchen weder aangevangen, en werden heviger dan te vooren voortgezet. — In den aanvang van het jaar 1405 kreeg hy eenetyding, welke hem deed belluiten om fpoedig een einde van deezen kryg te maaken. Zyne fchoonmoeder Izabella was in Slagtmaanddes jaars 1405 overleeden, en men zegt dat zy hem en zyne gemaalin Joanna, by uiterften wille , tot erfgenaamen benoemd had, zoo van het Koningryk van Kastilie, als van de Staaten,die met het zelve vereenigd waaren, juids dat haar egtgenoot, Koning Ferdinand, in  17-|.Tafereel van Natuur en Konst. in het bewind der regeeringe blyven zoude, tot op de meerderjaarigheid van haaren kleinzoon Karei, aan wien men reeds den titel van Hertog van Saxenburg had opgedraagen. Op het ontvangen van deeze tyding lieten Filips en zyne gemaalin zich voor Koning en Koningin van Kastilie uitroepen. Vervolgens maakte hy zich gereed om naar Spanje te reizen; en om de kosten dier reize goed te maaken , bezwaarde hy zyne domeinen in Holland. Aan zommige lieden, die niet in ftaat waren om de penningen, voor welken zy de Graaflyke domeinen hadden moeten koopen , te betaalen , verleende hy oktrooi om de fommen, die zy te kort kwamen, by leening , tegens den penning zestien , van de ingezeetenen te heffen. — Eer hy zyne reize nog aanving bemagtigde hy verfcheidene fteden in Gelderland, en zoude, indien hy zyne overwinningen had voortgezet, die geheele provincie met geringe moeite hebben kunnen overmeesteren. Doch hy ftelde teveel belang in de Spaanfche reize,om niet te luisteren naar voorfiagen tot een beftand , het welk door hemiddeling van den Bisfchop van Utrecht en van eenige anderen geflooten werd. Na-  De Nederl.Staatsverander.enz. 175 Nadat Willem van Croi, Heer van Chfevre* en Aarfchot, tot algemeenen Stadhouder der Nederlanden was aangefteld, (tak Filips in Louwmaand des jaars 1506, verzeld van zyne gemaalinne en van veele Nederlanderen, naar Spanje over. Op deezen togt werd hy door eenen geweldigen ftorm genoodzaakt om in Engeland in te loopen. Hier werd hy door Koning Henrik den Vilden eenen gcruimen tyd opgehouden. By deeze gelegenheid kwamen 'er eenige mcrkelyke veranderingen, ten voordeele van de Engelfchen , in het groot kommercie-traktaat des jaars 1496: en fommigen willen dat, federd deezen tyd, de vis* fchery der Ncderlanderen minder vry gelaatcn is dan te vooren. Door de eene en andere onderhandelingen werd Filips tot in Lentemaand te Windfor opgehouden , en het duurde tot den 23ÏÏen van Grasmaand , eer hy. weder in zee kon fteeken. Toen hy in Spanje gekomen-was, hield hy een mondgefprek met zynen fchoonvddcr, die klaar genoeg befpeurde dat Filips hem de regeering niet zoude laaten behouden ; en dewyl de Kastiliaanen zich ook zeer genegen toonden voor Filips en Joanna, gaf hy  170 Tafereel van Natuur en Konst. hy zynen fchoonzoon het bewind over hen in handen, en begaf zich naar zyn Koningryk Arragon. Filips maakte zich egter by zyne nieuwe onderdaanen welhaast gebaat, niet flegts om. dat hy Nederlanders in de regeering flelde, maar ook omdat hy zyne gemaalin liet opfluiten, onder voorwendfel dat zy krankzinnig was, waaraan men egter fterk twyffelde. De misnoegdheid eindigde egter eerlang door zynen dood : want by werd in Herfstmaand, door eene heete koortfe, in het negen-entwintigfie jaar van zynen ouderdom , wegge • rukt, — Behalven drie dogtcrs , van welke eene na zyn overlyden ter waereld kwam, liet hy twee zoonen na, Karei naamelyk en Ferdinand. Zyn oudfte zoon Karei moest hem in het bewind over de Nederlanden, zoo wel als in in de regeering van zyne andere fiaaten opvolgen; doch dewyl dezelve nog geene zeven jaaren bereikte, was het noodig dat de zorg over de opvoeding van deezen Vorst, en de regeering der Landen aan eenen voogd werd toevertrouwd. Deeze post werd aan zy-  De nederl. SrAATSVERANDER enz. 177 zynen grootvader Maximiliaan opgedraagen, wiens naam men uit dien hoofde , omtrent tleezen tyd, aan het hoofd der handvesten» en andere openbaare fchriften gefield vindt, Sederd heeft egter de Keizer de landvoogdy over de Nederlanden aan zyne dogter Margareet, Hertoginne weduwe van Savoye, overgegeeven. Eer nog deeze orde op de regeering, hier te Lande, was vastgefteld, had Karei van Gelder het beftand, met Filips aangegaan, reeds weder verbroken,en behaalde, door de Franfchen geholpen zynde, verfcheidene voordeelen op de Oostenrykers. In den jaare 1507 deed hy eenen inval in Holland, maakte zich. meester van Muiden en Weesp, en dreigde ook Amflerdam aan te tasten, welks voorftad vyf jaaren daarna door de Gelderfchen werd in brand gedoken. Doch in den jaare 1513 werd 'er op nieuw een beftand tusfchen de Gelderfchen en Hollanders, voor den tyd van vier jaaren, geflooten, In den jaare 1515 aanvaardde Karei, die nu, meerderjaarig geworden was, de regeering» Schoon hy niet ouder was dan vyftien jaaren, • XV. Deeu M had  178 Tafereel van Natuur en Konst. had hy reeds doorflaande blyken van zyne fchrandcrhciJ, en van zyne bcdreevenheid in taaien en gcfchiedenisfen gcgeeven , zoodat men hem het bewind over 's Lands zaaken gerustelyk dorst toevertrouwen. Nadat hy in Braband cn Zeeland was ingehuldigd, gefchiedde de huldiging voor Holland te Dordrecht, in den beginne van Zomermaand, in tegenwoordigheid van de Landvoogdesfe, van den Stadhouder van Hólland, nu Floris var: Egmond, en van de Raaden van het Hof. : Niet lang na het verrigten van deeze plegtigheid vond de Hertog van Saxen zich genoodzaakt om van zyn regt op Friesland affland rc doen, en toonde zich genegen om liet ar.n Karei over te draagen. Men trad ten dien einde in orderhandeling, en kwam overeen dat voor die overdragt een fom van driemaaihonderd-en- vyftigduizend Rynfche guldens zoude betaald worden , om welke te vinden Holland met eene nieuwe algemeene verponding over huizen en landeryen belast werd, terwyl 'er tevens een hoofdgeld van alle gegoede ingezeetenen werd afgevorderd. Schoon dc tyd van het beftand met de Gelder-  De Nedeul. Staatsverander. enz» 179 derfchen nu was afgeloopen, was egter een togt van Karei van Gelder naar Italië, en zyne daarop gevolgde ziekte , oorzaak dat 'er geene vyandelykheid van belang voorviele. Alleenlyk werd de Zuiderzee door grooten Pier onveilig gemaakt. Zulken, die by gevangen nam, werden als zeeroovers ter galge verweezen, of in zee geworpen. In den jaare 1516 , in Bloeimaand , werd egter een aanmerkelyk gedeelte van zyne vloot, by Workum , door de Hollanderen overmeesterd , waardoor zyn vermogen niet weinig gefnuikt was. — Wat laater in het jaar begon men de vyandelykheden met meer hevigheids voort te zetten, en dezelven bleeven, met kleine tusfchenpoozingen , eenen geruimen tyd aanhouden. In den jaare 1517 , nadat Henrik van Nasfau Stadhouder van Holland geworden was, vertrok Karei , wiens moederlyke grootvader, Koning Ferdinand , overleeden was , naar Spanje , om zich daar tot Koning te doen kroonen. Voor zyn vertrek had hy de algemeene Landvoogdy weder aan zyne moeije, Margareet, Hertoginne weduwe van Savoye, en aan zynen geheimen Raad ia de Nederlan* M a den  t8o Tafereel van Natuur en Konst. den opgedraagen. Filips van Bourgonje werd in dit zelfde jaar Bisfchop van Utrecht. — In den zomer van het jaar 1518 zette groote Pier zyne rooveryen op de Zuiderzee fterk voort, en nam alles weg wat hem ontmoette. Zelfs waagde hy, in het laatst van Herfstmaand, te beproeven hoe eene landing te Hoorn zoude afloopen : doch hy werd zoo dapper tegengegaan, dat hy , zonder veel fchade gedaan te hebben, moest aftrekken. — üe Hollanders ondernamen niets tegen de Gelderfchen, maar ftreeden alleenlyk , volgens een bevel , het welk hurt gegeeven was, verweerender wyze. De groote reden was omdat zy gebrek aan geld hadden. De lasten werden traaglyk opgebragt: de kleine fteden klaagden dat zy te zwaar gefchat waren, en Koning Karei agtte het billyk dczelven alle moogelyke verligting te bezorgen. Ten dien einde ftelde hy neg in dit jaargevolmagtigden aan,om onderzoek te doen naar de middelen van alle de ingezeetenen, waar door men zich in ftaat ftelde om eene evenrediger fchatting in te voeren. Omtrent deezen tyd begon het eerfte ligt der Hervorminge zich hier te lande te terfpreiden. Het is bekend dat Paus Leo de Xde» vol-  De Nederl. Staatsverander. enz. 181 volle aflaaten liet prediken voor allen, die tot den Turkfchen kryg de hand wilden leenen ; dat Maarten Luther zich hier fterk tegen verzette , en dat zyne tegenkanting by veele Duitfche Vorften ingang vond, vooral toen men duidelyk begreep dat de dus verzamelde penningen tot gantsch andere einden, dan tot het voeren van eenen oorlog tegen de Turken , werden aangelegd. Hier te lande werd het verkoopen der aflaaten toegelaaten, doch veelen waren zeer begeerig om te weeten wat Luther hier tegen gefchreeven had. Zyne fchriften raakten in eenige handen: het verlangen naar Hervorming, het welk by fommigen in de Nederlanden reeds langer dan eene eeuw had plaats gehad, begon fterker te worden. De Bisfchop van Utrecht was niet ongenegen om dezelve te bevorderen; en Erasmus van Rotterdam, die briefwisfeling met deezen Bisfchip hield, verftetkte hem in zyne gemaatigde begrippen. . Op den twaalfden van Louwmaand des jaars 1519, overleed Keizer Maximiliaan, en zyn dood baarde eenen algemeenen oorlog in Europa, die ook de Nederlanden gedrukt heeft: want de Koningen van Frankryk en Spanja M 3 vcr"  ifta Tafereel van Natudr en Konst. verklaarden zich beiden als mededingers naar het Ryk. De Keurvorften, die vreesden dat een van die magtige Vorfien te ontzaglyk voor de leden van het Ryk zonde worden, en dat hetzelve, wanneer zy eenen van beiden voorby gingen, eenen verderflyken oorlog te wag. ten had, bleeven lang befluiteloos wien zy zouden verkiezen: doch op den agt en twintigflen van Zomermaand kwamen zy tot een befluit, en de Koning van Spanje werd, onder den naam van Karei den Vden, tot de Keizerlyke waardigheid verheeven. De afgunst van Francois den Wen over deeze mislukking was zoo groot, dat hy het voorneemen opvatte om den verkoozen Keizer by de eerfte gelegenheid den oorlog aan te doen. Karei bevond zich ten tyde dier verkiezinge in Spanje, waar zyne tegenwoordigheid hoognoodig was ter ftillinge van onlusten, die uit de aanltellinge van Nederlandfche flaatsdienaaren gereezen waren. Het liep aan tot in Wynmaand des jaars 1520 eer hy te Aken tot Keizer gekroond werd : en de Staaten der Nederlanden hadden hem tot de kosten van zyne krooninge tweehonderdduizend kroonen toegeftaan. K*-  De Nederl. Staatsverander. ênz. 183 ' Karei was,op zyne reize naar Duitschland, de Nederlanden doorgetrokken, en by die gcr Jegcnheid had de Landvoogdes hem wegens den ftaat van 's Lands zaaken verflag gedaan. Hierop bevestigde hy haar by eenen brief, op den negentienden van Wynmaand te Maastricht geteekend , in de Landvoogdye , en voegde haar zeker getal van geheime Raaden toe, aan welker hoofd men de Bisfehoppen van Luik en van Utrecht genoemd vindt. Ook ftelde hy ten dien tyde orde op de regeering,en alles werd genoegzaam aan de magt derLandvoogdesfe onderworpen. Men liet niet na te toonen dat deeze fchikkinge's Lands privilegiën merkelyk verkortten , doch de Keizer wilde niet dat men dezelven tegen zyne uïtdrukkelyke vastftellingen zoude doen gelden. Karei, nu tot den hoogften ftaat van eere en waardigheid verheeven , cn daarenboven verrykt met de fchatten der nieuwe waereld, zag zyne magt in zoo verre aangegroeid, dat alles hier onder zynen wil moest buigen. — In den jaare 1523 maakte hy zich meester van geheel Friesland , het welk voor een groot gedeelte onder de magt van Karei van Gelder was gebragt geworden. Vierjaaren i-aater werd M 4 hy  Ï84 Tafereel v*an Natuur en Konst. hy als heer van Overysfel, en in den jaare 1528 ook als Heer van Utrecht ingehuldigd.— Gelderland , Zuilen en Groningen erkenden omtrent deezen tyd nog eenen anderen Heer: en Karei van Gelder bleef den oorlog tegen de Oostenrykers tot in het jaar 1528 voortzetten. In het zelfde jaar overviel Maarten van Rosfem 's Gravenhaage , waar de benden , welken hy onder zich had , grooten moedwil en pionderingen aanrigtten. Doch in Wynmaand des zelfden jaars waren de zaaken zoo ver gebragt, dat Gelder het geraaden oordeelde vrede te fluiten, die in het volgende jaar te Kameryk bevestigd werd. Sederd hield hy Gelder en Zutfen van Keizer Karei ter leen. De toeleg van Karei van Gelder op Groningen was oorzaak dat die fiad en de Ommelanden den Keizer voor Heer erkenden, In den jaare 1536. Na dien tyd borst de oorlog met de Gelderfchen telkens weder uit, totdat hun Opperhoofd in den jaare 1538 overleeden was: want de Keizer noodzaakte Willem van Gulik, die de opvolger van Karei was, om Gelder en Zutfen aan hem geheel af te ftaan ; van welken afftand in den jaare 3543 ^ VcuIq ecrj verdrag geOooten werd. Des  DeNederl. Staatsverander.enz. 185* Des Keizers belangen veroorzaakten verfcheidene oorlogen met Deenemarken, met Schotland en vooral met Frankryk, welks Koning geene gelegenheid verzuimde om het gezag van hem, wien hyde Keizerlyke waardigheid betwist, had , te ondermynen. Die kryg werd telkens hervat, en kw m deezen Landen op veel volks en gelds te flaan. Zeventien Nederlandfche provinciën waren nu genoegzaam onder eenen Heer gefield, en ten naauwften met eikanderen verbonden zynde, zagen zy zich weinig minder dan hetKeizerryk of de Kroon van Spanje, aan zyne volItrekte magt onderworpen. De Nederlandfche vryheid was dus op het punt van onherfielbaai* verlooren te gaan, ware zy niet door buitenfpoorige geweldenaaryen uit haaren doodflaap gewekt geworden. De uitmuntende bekwaamheden van Keizer Karei zouden hem, van welken rang hy ook geweest ware, inderdaad tot een groot man gemaakt hebben. Zyne ftaatkunde was zoo groot als zyn moed : zyne werkzaamheid was onbegrypelyk, en men vindt in hem een voorbeeld om te bewyzen dat een gebooren Ne-, M p der-  186 Tafereel vahNatdor en Konst. derlander vuur en yver in de uitvocringe der gewigtigfte zaaken kan bezitten.. Daar hy zyne verkreegene en natuuriyke bekwaamheden ten meesten nutte wist aan te leggen, was hy alleen tegen de Koningen van Frankryk en Engeland, tegen de Kardinaal Wolfey, en tegen den Paus opgewasfen. Hy had de zwakheid van heerschzugtig te zyn, en wel in zoo verre dat hy zich door de privilegiën , die den Nederlanderen vergund waren, niet liet beteugelen. Zyne heerfchappy viel egter den onderdaanen niet ondraaglyk , omdat by met wysheid en agtbaarheid regeerde. Zyne wyduitgeltrekte oogmerken waren de oorzaak dat hy, in weêrwil van zyne groote fchatten, zich tnenigwerf door gebrek aan geld in de noodzaaklykheid gebragt vond om de Hollandfche en Brabandfche fteden,door het invoeren van zwaare belastingen , uit te putten , en den koophandel te belemmeren. Het ontbreekt egter geenszins aan trekken, die ons grond geeven om, in vcele opzigten, zeer gunstig over het karakter van deezen Vorst te oordeelen. Schoon zyne beden zwaar en menigvuldig waren, heeft egter niet een onder alle de Graaven , de moeijelyke toe- fiem-  De Nedere. Sta atsver ander, enz. 187 fiemming der Staaten, hunne weigeringen, en het geduurig twisten over den omflag der penningen, zoo geduldig als hy verdraagen. Nimmer floeg hy over om geweld te gebruiken ter verkryginge van iets,dat hy metzagtheid niet kon winnen. Zyn ontwerp om den honderdften penning van alle uitgaande koopmanfchappen , en den tienden van alle vaste goederen , gelyk ook van den winst der kooplieden , te heffen, ontmoette zoo veele zwaarigheden dat hy de honderdften penning affchafte, en de flofheid in de invordering van den tienden, die in de meeste lieden plaats had, verfchoonde. Het was niet wel moogelyk dat de Keizer den voortgang van het werk der Hervorming» niet poogde te (tuiten. Alles wat den Roomfchen Stoel kon benadeelen, moest hem noodwendiglyk mishaagen, dewyl dezelve, door den voorfpoed van zyne wapenen in Italië, genoegzaam aan hem alleen verpand was. Hy merkte het dan aan als zyn belang het gezag van den Pauslyken Zetel te handhaven, als begrypende dat dit gezag, met het zyne ten naauwften vereenigd, by andere Moogendheden niets kon verliezen, zonder dat hy 'er hec  i88 Tafereel van Natuur en Konst, nadeel mede van gevoelde. In Duitschland was de Hervorming reeds zoo ver gevorderd dat Karei zich genoodzaakt vond om toe te geeven, doch dit diende geenszins ten voordeele van de Nederlanderen: men had veeleer grond om te vermoeden dat hy dit door de geiïrengheid der plakkaaten, welke by hier liet afkondigen, wilde vergoeden. Hy wendde ook alle poogingen aan om te beletten dat men hier genoegzaam onderrigt werd wegens de vryheid , welke hy den Onroomfchen in zyne Duitfche Staaten had moeten vergunnen. Men kan 'niet dan met fchrik en verontwaardiginge leezen, dat, onder de regeering van eenen Vorst, die in zeer veele opzigten roemwaardig was, byna vyftigduizend menfeben, meest allen Nederlanders, om het geloof zyn ter dood gebragt. Men heeft de onredelykheid van deeze handelwyze wel tragten te verfchoonen door aan te merken dat onder deezen zekerlyk veele oproermaakers geweest zyn, die den godsdienst, of dweepende begrippen , welke zy wegens denzelven voedden, ilegts tot eenen dekmantel gebruikten om hunne gevaarlyke •ogmerken te bereiken: men heeft we! aan- ge-  De Nederl.Staatsverander. enz. 180 gemerkt dat de belangen der gemecne ruste de zagtzinnigfie Overheden fomtyds noodzaaken om zich tegen het uitfpatten der dvveeperye met degrootfte geftrengheid te verzetten; en men beroept zich, ter ftaavinge van deeze aanmerkinge, op de onderneemingen der Her. dooperen te Amflerdam en te Munfter, die zekerlyk een mengfel van bygeloof, fchynheiligheid en ontugt vertoonen. Het is egter onbetwistbaar dat de wreedheid der Inquifitie en der bloedplakkaaten vaa Keizer Karei, door dergelyke bedenkingen, in het geheel niet kan verontfchuldigd worden. Zekerlyk heeft hy aan de ftaatzugt te veel gehoors gegeeven. Doch in het befchouwen der wreedheden, welke ouder zyne regeering gepleegd werden, moet men de onbefchaafdheid en onkunde dier tyden geen oogenblik uit het oog verliezen. Men begreep toen nog zoo duidelyk niet dat geen geweld bekwaam is om godsuienftige gefchillen tebeflisfen. Het was nog niet lang geleeden dat men de neeteligfie pleitzaaken naar den uitflag van een tweegevcgt beoordeelde, en de vOoroordeelen waren veel te fterk om door de  Tpo Tafereel van Natuur en Konst. de flem der reden , met vrugt, tegengegaan te worden. De byzondere verrigtingen van deezen Vorst, geduurende zyne veertigjaarige regeering, verdienen zekerlyk een omftandiger berigt dan de bekrompenheid van ons bedek toelaat wegens dezelven te geeven. Zyne behaalde overwinningen, cn verfcheidene on. derbandelingen met zyne vyanden, zyne togten naar verafgelegene landen, en zeer veele andere byzonderheden, moeten wy met ftilzwygen voorbygaan. — Wy zullen alleenlyk eenige weinige zaakcn, die tot den daat der Nederlanden eene onmiddelyke betrekking hebben , met alle mogelyke kortheid aanroeren. Men had zich in Duitschland, geduurende eenige jaaren, bezig gehouden met het onderzoek of de Nederlanden ook eenige verbintenis aan het Keizerryk hadden. — In den jaare 1548 deed de Keizer uitfpraak over dit gefchil, erkennende dat de Nederlanden, van ouds, inderdaad tot het Ryk behoord hadden, en verpligt waren om deszelfs lasten te helpen dragen, — In Holland en Zeeland bleef men  DeNeuerl.Staatsverander. enz. iDI men egter fterk beweeren dat de Graaven nimmer leenroerig aan het Ryk geweest waren. Ook fchynt het dat de Nederlanden, die federd Vereenigden genoemd werden, en in het byzonder de twee gemelde provinciën, nadien tyd niet veel tot delasten van het Ryk hebben opgebragt, en het leed niet lang, dat zy van alle onderhoorigheid aan het Duitfche Keizerryk geheel vry raakten. In den jaare 1549 ontbood de Keizer, uit Duitschland in de Nederlanden weergekeerd zynde, zynen zoon Filips, dien hy vöornecmens was als des Lands Overften, Heeren natuurlyken Prins, na zyn overlyden, te doen huldigen. Eene der fterkfte redenen van dit belluit was dat hy vreesde dat men Filips , die in Spanje gebooren was, en niets had van de Nederlandfche zeden, door den tyd van de regeering zoude tragten te verflecken. Deeze inhuldiging gefchiedde in den jaare 1549 in de voornaamfte fteden van alle de provinciën. De Keizer bereikte zyn oogmerk,om de regeering over de Nederlanden in zyn damhuis erflyk te maaken , door de opvolging niet fiegts in de regte, maar ook in de zyiyn van zyn maagfehap, te vestigen. Filips zwoer, by zy-  ip2 Tafereel van Natuur en Konst. zyne inhuldiging, 'sLands voorregten en geregtigheden te doen onderhouden. Te Leuven beloofde hy geenen oorlog te zullen voeren, en ook geen geld te zullen munten dan met Jcennisfe der Staaten : daarenboven verbond by zich niemand tot Raad van Braband te zullen verkiezen dan die in Braband gebooren was. Nadat deeze inhuldiging gefchied was, verklaarde de Keizer, met bewilliging der Staaten, dat de Nederlanden nimmer vaneen gefcheiden zouden kunnen worden, maar dat dezelven onder de regeering van eenen Heer blyven moesten. — Vervolgens wendde hy zyne zorg weder aan om de ketters uit te roeijen, en den ouden Godsdienst te bevestigen, door ftrenge plakkaaten tegen de Hervorming te laaten afkondigen. In den jaare 1550 liet hy 'er zelfs een uitgaan, waarin de Officieren last kreegen om den Inquifiteuren behulpzaam te zyn, om de verdagte perfoonen te doen aanhouden; onder belofte dat de aanbrenger de helft van de goederen der veroordeelden genieten zoude. Naderhand liet hy zich egter beweegen om de gefirengheid der uitdrukkingen een weinig te verzagten. In  De Nederl. Staatsver ander, enz. 193 Inden jaare 1553 handelde hy overeen hüweiyk tusfchen zynen zoon Filips, die eenige jaaren weduwnaar geweest was, en Maria, Koninginne van Engeland. In het volgend jaar werd het onder zekere voorwaarden geflooten, en de Maatfchappy der Duitfche en Nederlandfche koopluiden vond welhaast reden om zich over het fluiten van dit egtverbond te vcrblyden, dewyl zy ontheeven werden van de buitengewoone regten, welke zy geduurende eenigen tyd van de goederen, die zy in Engeland uit-of invoerden,hadden moeten betaalen. Zooras als Filips tyding kreeg dat de voltrekking van dit huwelyk, in Engeland was goedgekeurd, maakte hy zich gereed om de reize derwaards aan te neemen. Den twintigften van Hooimaand zette hy te Southampton voet aan land, en op den zeven-en-twintigfien werd'de trouwplegtigheid te Winchester , werwaards de Koningin hem te gemoet gegaan was.volvoerd. Ten zelfden dage werden Filips en Maria erkend als Koning en Koningin van Engeland, Frankryk, Napels en Jeruzalem. XV. Deel. N  194 Tafereel van Natuur en Konst. Filips poogde zich, zoo veel als moogelyk was, naar de Engelfche zeden tefchikken; hy poogde zelfs de genegenheid der natie te winnen, door zich uitdrukkelyk tegen alle vervolging om zaaken van geloof te verklaaren; doch de Engelfchen bleeven fterk tegen hem ingenomen : in openbaare fchimpfchriften werd hy ten toon gefteld; en nadat hy zich ruim een jaar in Engeland had opgehouden, trok hy, befpeurende dat hy geene kinderen uit zyn huwelyk te wagten had, zyne genegenheid van de Koninginne en van Engeland af, zoodat hy zich niet ontzag om naderhand een Ryk, waarover hy den titel van Koning voerde, te beoorlogen. In den jaare 1555 begon de Keizer een voorneemen, het welk hy reeds lang byzichzelven had opgevat, te volvoeren. Het betrof den afftand van alle zyne Staaten, het Keizerryk zelfs niet uitgezonderd, met oogmerk om het overig gedeelte zyner dagen in een klooster te gaan doorbrengen. Gaarne wilde hy doen gelooven dat hooge jaaren, verval van kragten, en gebrek aan gezondheid, hem tot dit befluit gebragt hadden ;  De Nederl. Staatsverander. enz. 195 den; doch fommigen hebben gantsch andere redenen van zyn gedrag, in dit geval gehouden , aangeweezen. Men vind aangemerkt dat zyn krygsgeluk, federd eenigen tyd begon te verminderen, en dat hy door het menigvuldig herhaalen van zyne vrugtelooze poogingen tegen den voortgang der Hervorminge eindelyk leerde, dat hy zich van zyn groot gezag te veel had laaten voorflaan. Zooras als het gerugt wegens dit voorneemen zich in de Nederlanden verfpreidde t werd het een onderwerp der algemeene gefprekken. Door eenigen werd het geroemd als een bewys van grootmoedigheid en Godsvrugt, en door anderen afgekeurd, en aangemerkt als iets dat den Lande weinig voordeels beloofde. Sommigen bragten hunne bekommeringen den Keizer onder het oog, doch de ingebragte klagten waren niet van dat gevolg, dat zy eenige verandering in zyn befluit veroorzaakten. Hy ontbood zynen zoon Filips uit Engeland, en deeze kwam op den agtften van Herfstmaand te Brusfel aan. Hier werden de Staaten der Nederlanden tegen den veertienN 2 den  196 Tafereel van Natudr en Konst, den van Wynmaand befchreeven; doch de meesten verfeheenen eerst eenige dagen laater, dewyl zy door het ftormagtig weder en de flegte wegen werden opgehouden. Eer Karei het gebied over de Nederlanden nog afftond, agtte hy het raadzaam eenige Nederlandfche Heeren met nieuwe waardigheden te begunftigen. By deeze gelegenheid werd Kuilenburg tot een Graaffchap, en Veere en Vlisfingen tot een Markgraaffchap verheeven. Te vooren had hy reeds vastgefleld dat geene ampten of waardigheden aan vreemdelingen zouden gegeeven worden, waarvan egter de Stadhouders en Vliesridders waren uitgezonderd. Naderhand werd dit voorregt, door Koning Filips, eerst by handteekening , en vervolgens by brieven, onder het groot zegel, bekragtigd. Op den vyf en-twintigften van Wynmaand, den dag, die tot den plegtigen afftand gcfchikt was, kwamen de Vliesridders en de gevofmagtigden der Staaten, op het hof te Brusfel, in grooten getale by een, en in hunne tegenwoordigheid gefchiedde de overdragt der Nederlanden. Filibert van Brusfel kreeg be  De Nederl. Staatsverander.enz. 197 bevel om des Keizers meening aan de vergaderinge open te leggen: en eer dit lid van den Raad van Staate nog gedaan had met fpreeken, rees de Keizer onverhoeds op, leunde op de fehoudcrs van Willem, Prinfe van Oranje, en begon te vernaaien wat hy van zyn zeventiende jaar al', tot aan dien tyd toe verrigthad, hebbende hy, ter onderfteuninge van zyn verzwakt geheugen, een zakboekje, waarin alles kortelyk üond aangetëekend , met zich gcbragt. Toen de Keizer zyn verhaal geëindigd had, viel Filips op de eene knie, druktezyns vaders regterhand, cn fmeekte hem om zynen zegen. Filips rees, na denzelven ontvangen te hebben-, op, keerde zich met een vriendelyk gelaat tot de Staaten, en zich, ter oorzaake zyner onbedreevenheid in de Franfche taaie, van het doen eener aanfprnake verfchoond hebbende, beval hy Antoni Perenot, toen Bisfchop van Atrecht, om in zynen naam het woord te voeren. Nadat deeze in eene welfprc-ekende redevoering 's Konings dankbaarheid aan zynen vader, en zyne liefde tot de landzaaten h;ïd uitgedrukt, en uit naam der Staaten beantwoord was, deed de N 3 Land-  158 Tafereel van Natuur en Konst. landvoogdes Maria afftand van het bewind over de Nederlanden , het welk zy nu vyf-entwintig jaaren in handen gehad had. Des anderen daags vergaderden de Staaten weder, om den nieuwen Heer hulde te doen. Filips vernieuwde en bevestigde den eed, dien hy by zyne inhuldiging, in den jaare 1549. gedaan had, waarna de Staaten van Holland en Zeeland, zoo wel als die der andere Provinciën, hem mede zwoeren, In Louwmaand des volgenden jaars flond Karei de Vde Spanje, en zyne andere heerfchappyen, het Keizcrryk uitgezonderd, ook af aan zynen zoon , en behield alleenlyk voor zich zeiven een inkomen van honderdduizend kroonen. Hy fchikte de Keizerlyke waardigheid toe aan zynen Broeder, den RoomschKoning Ferdinand; cn de Prins van Oranje kreeg bevel om de Keizerlyke Kroon en Scepter naar Duitschland over te brengen. •De Vorst, zich van alle zyne heerlykheden ontdaan hebbende, vertrok naar Burgos, en ontdekte aan eenige Spaanfche grooten, die hem daar te gemoet kwamen, hoe hy van ftaat  De Nederl. Staatsverander. enz. 199 ftaat veranderd was. Vervolgens hield hy zich eenen korten tyd te Valladolid op, en begaf zich fchielyk naar het Hieronimiter klooster van ft. Joost, by Piacenza. Hier betrok hy eene kleine wooning, die ten zynen dienfte gebouwd was. Hy brairt zynen tyd door met te paard ryden, planten en boonien kweeken. Ook hield hy zich, met hulpevan eenen wiskundigen, op met het maaken van uurwerken en andere konsttuigen ; en toen zyne gezondheid meer cn meer begon af te neemen , gaf hy zich aan Godsdicnftige oefeningen, aan bidden en leezen over: ook .deed hy zyn ligchaam menigwerf tugtigingen aan. Na omtrent twee jaaren lang dus geleefd te hebben , verviel hy in eene heete koortfe, die hem op den 2iften van Herfst-, maand des jaars 1558 in het graf fleepte. In Wintermaand werd zyn uitvaart door de Nederlanden , en ook in Holland, plegïiglyk gevierd, en eenige jaaren na zynen dood verfpreidde zich hier te Lande een gerugt dat hy in de gevoelens van Luther was gefrorven, het geen egter door veelen, als van allen grond en waarfchynlykheid ontbloot, verworpen is. N 4 Wy  soo Tafereel van Natudr en Konst. Wy kunnen niet nalaaten hier nog eene korte fchets van den flaat der Nederlanden, by het overlyden van Karei den Vden, op te geeven. Wy zagen dat hy ze allen onderzyn gebied gebragt heeft. De verceniging van alle deeze Landfchappen, onder één Opperhoofd , moest dezelven zekerlyk grooter aandien byzetten dan zy te vooren ooit bezeeten hadden, doch door dit alles werden zy, en tevens hun Heer, voorwerpen van de wangunst der nabuurige Moogendheden. De fterk toeneemende koophandel der Nederlanden gaf egter gelegenheid om de onnoemelyke fchatten , welke ter voortzettinge van de oorlogen, waarin zy zich vonden ingewikkeld, by een te brengen. Gaarne zouden de landzaaten de zwaarfte belastingen hebben blyven opbrengen, indien zy voor dezelven de behoudenis van hunne vryheid hadden moogen koopen: maar de Keizer maatigde zich een volftrekt oppergezag over de Landen aan, zonder zich veel aan verleende voorregten er/bezwoorene privilegen te ftooren. Hierby kwam de vervolging om den Godsdienst, die groote verbittering baarde , vooral toen men de Spaanfche Jnquifitie hier begon in te voeren. Het  De'Nederl. Staatsverander. enz. aor Het befooeijen der gèwigtïgfté vryheden maakte 's Lands ingezeetenen van tyd tot tyd traager om de lasten op te brenger,; dé Hollanders toonden zich egter hiertoe, in de laatfie jaaren van 's Keizers regeeringe, vry gewillig, dewyl zy zagen dat het een middel was om den oorlog ver van hunne grenzen af te houden. By verwisfeling van Heer werd de breuk, die in 's Lands vryheden gemaakt was, vooral niet minder, maar wel grooter, en cioor den tyd geheel ongeneeslyk. Filips, de derde van dien naam onder de Graaven van Holland, en de tweede, onder de Koningen van Spanje, word niet te onregt de Spaanfche Tiberius genoemd. Hy was, onder trotfehc Spanjaarden, in de verwagting van eens eene groote Monarchy te zullen bezitten, opgevoed; hy was laatdunkend en arglistig van aart, verblind door het zwaarmoedigfte bygeloof, en bezat dus niets dat met de Nederlandfche zeden overeenkwam.— Eene volftrektë onkunde wegens de geaartheid der Nederlanderen deed hem niet bedenken dat het onmoogelyk was de Provinciën N 5 ver  soa Tafereel van Natdur en Konst. verdeeld door het verfchil van taal, wetten, gewoonten, en meerandere byzonderheden, tot de gelykvormigheid van een Vorftendom te brengen. Hy verbeeldde zich dat.men, ter bereikinge van dit oogmerk, niets anders behoefde te doen, dan alle wetten, keuren en handvesten den bodem in te flaan , en dwangmiddelen, welker vermyding zyne aangeboorene wreedheid hem als lafhartigheid deed voorkomen, in het werk te Hellen. — Schoon zyne krygsmagt befbnd uit de best geoefende benden, welke ten dien tyde in Europe bekend waren, bragt zyne eigene fchuld egter te weeg dat zyne foldaaten hem zeer kwaalyk dienden. Schoon het hem niet ontbrak aan natuurlyke fcbranderheid om ingewikkelde ontwerpen uit te denken, waren egter alle zyne konftenaaryen niet genoegzaam om zyne ontwerpen tot het einde, het welk hy bedoelde, te brengen. Het eerfie dat de gemoederen van Filips deed vervreemden, nadat hy tot Graaf was ingehuldigd, was het vernieuwen der plakkaaten van Karei den Vden, tegen de leer. der Hervormden, welke men alom, door den haatelyken naam van ketterye, in veragting poog-  Dé Nederl Staatsverander. enz. 203 poogde te brengen. — In fommige fteden, en vooral in eenige Hollandfche, gebruikte men nu en dan wel eenige oogluiking; doch wanneer men zulks ten Hove ontdekte, danweiv den de befchuldigden menigwerf opgeëischt, en, met fchendinge van de bezwoorenevoor'regten, buiten de Provincie te regt gefield. Keizer Karei had reeds, inden jaare 1522, een middel beraamd, om de Hervormden en derzelver fchriften te ontdekken. Hy ftelde naamelyk eenen Opper-Inquiiitcur of onderzoeker aan, die verfcheide mindere Inquifiteurs onder zich had, cn magt bezat om befchuldigde of verdagte pcrfoonen voor zich te ontbieden. Hierdoor, -werden zy aan de gewoone rcgtbanken onttrokken, het geen tegen alle privilegiën aanliep. Filips bevestigde de Inquiliteurs in de magt, die hun door zynen vader gegeeven was, en gaf aan alle amptenaaren uitdrukkelyk bevel om de hand aan het uitvoeren der plakkaaten te houden, Hy ging zelfs verder, en bediende zich van verfcheidene andere middelen om de hervormde leer gantsch en al uit te roeijen. Hy deed zyn uiterfte best om de befluiten der Tientfche kerkvergaderinge, waarin die leer ver-  20' Tafereel van Natotjr en Konst. veroordeeld was, hier te Lande in te voeren. Hy bewoog den Paus om eenige nieuwe Bisfchoppen in de Nederlanden aan te fiellen, ten einde men met grooter zorgvuldigheid tegen den voortgang der dwaalingen mogt waaken. De aanzienlykfte ampten en bedieningen werden aan Spanjaarden en aan andere vreemdelingen begeeven, en hy zogt drie-of vierduizend Spaanfche foldaaten in het Land te laaten, om door deeze magt de uitvoering der plakkaaten des te gemakkelyker te maaken. De Nederlanders, die zich altyd genegen toonden om uit liefde te gehoorzaamen, maar tevens zeer gefield waren op de agting en liefde van hunnen Vorst, deeden al vroeg blyken dat zy zich niet gemaklyk aan zulk eene manier van regeeren zouden onderwerpen. Zooras als zy hoorden dat de Koning op zyn vertrek naar Spanje flond, en het befluit genomen had om de Spaanfche foldaaten in het Land te laaten , beklaagde zy zich daarover in zyne tegenwoordigheid, gelyk zy ook hunne klagten inbrsgten over het (lellen van vreemdelingen in de gewigtigfle bedieningen. Om het. gereezen misnoegen te doen bedaaren, beloofde de Koning dat het krygsvolk bin-  De Nederl. Staatsveranóer. enz. 205 binnen den tyd van vier maanden zoude vertrekken, doch het vei vullen van die belofte bleef langer dan een jaar uitgefteld ; en het is niet waarfchynlyk dat de Koning toen nog aan de toezegging zoude voldaan hebben,zoo hy zich niet in de noodzaaklykheid had bevonden om zyne vloot in de Midde'landfche zee met dit volk te verfierken. Dit lange uitftel was oorzaak dat men het vertrek van de foldaaten juist niet als eene byzondere gunst aanmerkte; maar in plaatfe van genoegen te geeven, verfchafte het veeleer aanleiding om nieuwe klagten tegen verfcheidene misbruiken in te brengen. De Staaten der Nederlanden zagen , met grooten wcêrzin, dat de regeering nog vervuld bleef met vreemdelingen. Wy kunnen niet wel nalaaïen hier aan te teekenen dat deeze Staaten beftonden uit de Edelen en Vroedfchappen der Steden van iedere Provincie, welke zy als afgezondenen in de byzondere en algemeene Staatsvergaderingen vertoonden. Daar waren ook Provinciën , in welken de Geestelyken een lid van de Staaten uitmaakten. Verfcheidene Grooten zetten hen ■fterk aan om zich tegen het influipen van dvvin-  2c6 Tafereel van Natdus en Konst. dwingclandye te verzetten. Onder deezen was ook Willem, Prins van Oranje, ten dien tyde 's Konings Stadhouder over Hollaand, Zeeland en Utrecht. Niemand was grooter voorwerp van den algemeenen afkeer dan de Kardinaal v?n Granvelle. Bisfchop van Atrecht zynde, werd hy tot Aartbisfchop van Mechelen verheeven, en genoegzaam ten zelfden tyde met den rooden hoed begunfiigd. Door de verregaande trotschheid, welke hy in dien hoogen rang liet blykcn, maakte hy zich by elk onverdraaglyk, uitgezonderd by de Landvoogdes. Sommige groote Heeren werden onverduldig over de fmaadelyke behandelingen , die hun openlyk aangedaan werden, en weigerden langer met hem in den Raad van Staate zitting te hebben. Daar zy hem geenen den minnen eerbied, maar wel alle blyken van véragtinge toonden, moedigde hun voorbeeld de gemeente aan om hem op ailerleie wyzen te befpotten. De kamers der Rederykeren lieten niet na hiertoe de hand teleenen. Men fchreef aan den Koning, met verzoek dat hy dien lastigen vreemdeling het Land wilde doen ruimen; doch dit verzoek werd met feboo-  De Nederl. Staatsverander. enz. 207 fchoone woorden afgeflaagen. De moed van Granvelle rees, door deze mislukking van de poogingen zyner vyanden, hooger, cn hy vertrouwde dat 's Konings gunst hem tegen alle zyne tegenftreevers volkomen zoude beveiligen. Hy werd egter gewaarfchouwd dat zyn leeven in gevaar was, en deeze waarlehouwing was oorzaak dat hy van groote vreeze bevangen werd, zyn ontllag van den Koning verzogt, en zich onder het een of ander voorwendfel uit de Nederlanden begaf.— Het is'zekerlyk vreemd dat een geestelyke, die zoo doordringend van verftand was als Granvelle, en de kunst van vleijen in zoo verre had weeten te oeffenen als noodig was om hem tot den hoogden trap van grootheid te verheffen , niet van zichzelven kon verkrygen om zynen hoogmoed te bewimpelen, en tot bewaaring van zyn gezag den fchyn dier deugden te vertoonen, welke hy niet weczenlyk bezat. Dit fchielyk vertrek van den Kardinaal waï niet van die uitwerking dat het de Grooten volkomen gerust ftelde, dewyl zy het flegts als eene korte opfchorting der geweldenaaryen aanmerkten, die zy egter niet nalieten ten mees-  8o8 Tafereel van Natuur en KoNst'; meesten nutte te gebruiken. De Prins van Oranje en de Graaven van Egmond en Hoorne, die geweigerd hadden om met Granvelle in den Raad van Staate te veifcbynen, lieten zich nu in denzelven vinden, met oogmerk om de noodige veranderingen ten aanzien der regeeringe voor te liaan. Hunne voornaamfie bedoeling was den voortgang der Inquifitie te fluiten, en de plakkaaten te verzagten. Het ftond geenszins gefchapendat dit oogmerk gemaklyk zoude kunnen bereikt worden, zoo lang als de geheime Raad, die over de regtspleegingen gefteld was, cn de Raad der geldmiddelen in hun gezag onverminderd bleeven ; men kon egter niet gevoeglyk op derzei ves affchaffing aandringen, maar moest flegts zyn best doen om ze nutteloos te maaken: om dit te weeg te brengen agtte men het noodig den Raad van Staate meer aanziensby te zetten, door de leden van denzei ven met tien of twaalf uit de aanzienlykfre Grooten te vermeerderen. Men Helde dit aan de Landvoogdesfe voor,en wist haar de zaak zooaanneemelyk te maaken dat zy 'er in bewilligde. De Kardinaalsgezinden konden niet beletten dat Viglius naar Spanje reisde om 'er ook den Koning toe over te haaien; doch alle voldoe-  De Néderl. StaaTsverander. enz. 200 Ring, welke hy kreeg, beftond enkel in het ontvangen van eenige beleefdheden. Filips fcheen met dit aanzoek den fpot te dryven, en zond ter onderfteuninge van den Raad van Staate, eenige Bisfehoppen, die onder anderen last kreegen, om de regels der Trentfche Kerkvergaderinge in te voeren , en nieuwe ftraffen tegen de Ketters uit te denken. Zooras als Egmond uit Spanje terug gekomen was, maakte men eenen aanvang van's Konings bevelen uit te voeren , en de vervolging begon heviger dan te vooren te woeden. Veeleh toonden hun misnoegen tegen den Graaf, en verweeten hem dat hy niet yvrig genoeg geweest was in het volvoeren van den last, dien men hem had opgedraagen: doch hy liet niet na zich fterk te beklaagen over de Spaanfche dubbelhartigheid, en het ongenoegen tegen de Koninglyke regeering verander, de welhaast in eenen perfoonlyken haat, dien men tegen den Koning zeiven opvatte. Toen Filips in het jaar 1565 'iet afkondigen dat de Jnquilitie moest (land houden, en de plakkaaten uitgevoerd worden, gefchiedde dit wel in eenige plaatfen, maar in verre na niet overal: want de Prins van Oranje en XV. Deel. O eeni-  2io Tafereel, van Natuur en Konst. eenige andere Stadhouders, verklaarden hiertoe noch den wil, noch de magt te hebben.— Oranje (om dit by deeze gelegenheid aan te merken) was van Lutherfche ouderen geboren ; doch hy was reeds vroeg aan het Hof van Keizer Karei den Vden gekomen, waar hy in den Roomfchen Godsdienst werd opgevoed, dien hy, zoo wel als Hoorne en Egmond , toen hy zich by hen voegde om de vervolging te fluiten, nog beleed, en in welken Egmond geliorven is. Doch men wil dat Hoorne voor zynen dood veranderd is, en het lydt-geene tegenfprnak dat Oranje in den jaare 1567 de hervormde leer heeft aangenomen. Edel en onedel, Roomsch en onroomscb yverde nu op het fterkst om zyne verontwaardiging tegen de mishandelingen uit te drukken. — Eene groote meenigte van Edelen, van welken veelen der Roomfche kerke waren toegedaau, fchoon ze allen van vervolginge om den Godsdienst afkeerig waren, leverden , in gevolge van een verbond, het welk zy op den vyfden van April des jaars 1566 reeds hadden aangegaan, een verzoekfchrift in aan de Landvoogdesfe, waarby zy ern-  De Nederl. Sta atsverander, enz. 211 ernftig verzogten dat de Jnquifitie en plakkaaten, tot op's Konings nader bevel, onuitgevoerd blyven mogten. — Henrik van Brederode bevond zich aan het hoofd van dat agtbaar ligchaam , het welk hy ongemeenen luister byzette, dewyl hy uit het bloed der Hollandfche Graaven voortkwam. Men oordeelde dat Oranje, Egmond en Hoorne het meeste nut konden doen door het verbond heimclyk te begunftigen, zonder 'er deel aan te neemen. Lodewyk van Nasfatf, des Prins* fen broeder, was egter een van de verbondene Edelen, en onder dezelven telde nien mede den Heer van Bakkerzeel, Edelman van den Graave van Egmond, het geen vry veel nadenkens veroorzaakte. Het antwoord, het welk zy op hun fmeekfchrift bekwamen, was, dat de Landvoogdes den Koning door eene bezending zoude zoeken te beweegen om de plakkaaten te verzagten: doch dat het buiten haare magt wasderzelver uitvoering of den voortgang der Inquifitie ondertusfehen op te fchorten. — Deeze Edelen, en zul ken die het met hun hielden, krecgen vervolgens den naam van Geuzen i dat is fchoöijers of bedelaars, welke fchandÖ 2 naam  2t2 Tafereel van Natuur en Konst. naam vervolgens door de heethoofdige Roomschgezinden aan de Hervormden in het algemeen gegeeven werd. De indruk, welken deeze onderneeming ten Hove maakte, zoude minder fierk geweest zyn, waren 'er geene geweldige beweegingen onder het volk bygekomen. Daar men te vooren fiegts in heimelyke vergaderingen predikte, begon men het nu in het openbaar te doen. Dewyl men in de Heden zich niet veilig agtte, begaf men zich in groote meerigte naar buiten, om in het open veld, of onder het geboomte, de Godsdienstoefeningen by te woonen, en dewyl men ook vreesde daar overlast te zullen lyden, verfcheenen de meesten 'er gewapend. Men zegt dat in Vlaanderen, waar dit eerst ondernomen werd, meer dan vvftgiduizend mannen gevonden werden, die zich dus in zestig byzondcre vergaderingen vertoonden. Hun voorbeeld ontflak zeer fchielyk den zelfden yver in verfcheidene nabuurige gewesten, als Braband, Henegouwen, Holland, Utrecht, en vervolgens in alle de Nederlanden. Het Spaanfche Hof zag welhaast dat het verbond der Edelen niet roekeloos beraamd was: maar de verftandigfte / be-  De Nederl. Staatsverander. enz. 213 begunfligers der Hervorminge befpeurden tevens dat men al te gelukkig geweest was in de ontruste Landzaaten aan te moedigen. Men oordeelde het noodig te doen blyken, waartoe eene getergde meenigte eindelyk bekwaam zyn zoude: veulen begreepen egter ' dat men dit doen moest op eene wyze, die niet gefchikt was om de Roomschgezinden, welke zeer talryk waren, in eenig opzigt te • verongelyken. Doch de beweegredenen, die tot het eerfte. gebruikt werden, waren van dat gevolg dat zy de voorzigtige maatregelen, die ter bevorderinge van het laatfte vereischt werden, geheel uit het oog deeden verliezen. Het gewapend prediken, was eene zaak, die -de fchadelykfte misbruiken moest te weeg brengen, dewyl het tot niets anders kon dienen dan om de Roomschgezinden te verbitteren, en de Onroomfchen tot oproerigheid aan te zetten: hieruit werd eerlang eene jammerlyke verdeeldheid gebooren tusfchen burgers en burgers, die zich anders met eene vereenigde magt tegen de dwingelandy der uitheemfchen kragtdaadiglyk hadden kunnen verzetten.—Het gros van het volk wist, zooras als de verwydering afkeer, haat en verbitteimg gebaard had, de regels van betaamelyk0 3 heid?  .214 Tafereel van Natuur en Konst. heid, welke de meeste Edelen, ter bewaaringe van hunne eer handhaafden, niet in het oog te houden. — De Landvoogdes kreeg uit Spanje bevel om het openiyk prediken, des roods, zelfs door het werven van nieuwe manfchap, te Muiten. — Het een en ander deed de Edelen befluiten om zich mede, ter hunner beveiliginge, te wapenen : en het gemeen der Hervormden floeg welhaast over tot de baldaadigheid om de Roomfche kerken te bemagtfgen, en de beeldsn en andere kostbaarheden te verbreeken. Zuik eene handelwyze maakte veclen der •Edelen, en inzonderheid Roomschgezinden onder dezelven, zoo afkeerig van het verbond, dat zy een verdrag met de Landvoogdesfe aangingen. Oranje en Egmond namen zeiven de. beeldftorming zoo kwaalyk, dat 7.y derzeiver uitvoerders hier en daar lieten opzoeken en vöorbeeldelyk ItrsfFen; het was 'er egter ver af dat O'anje hiermede aan de ■pogmerken der Landvoogdesfe voldeed: men nam hem integendeel kwaalyk dathy hetpreeken op femmige plaatfen in Holland cn elders had toegelaaten, het geen hem zoo verdrietig maakte dat hy in den jaare 1567 het Land ver? :  De Nedere. Staats vejrander. enz. 215 verliet, en naar zyne Duitfche Staaten reisde. Henrik, Heer van Brederode, bet hoofd der Edelen, die zich te vergeefs van Utrecht, van Amfterdam, cn van andere plaatfen had zoeken te verzekeren., werd mede ten Lande uitgedreeven. Verfcheidene anderen, die tot het Bondgenootfchap behoorden, werden gewangen genomen: het krygsvolk, dat zy op de been gebfagt hadden, raakte geheel verftrooid, en dus was de kragt van het aangegaan verbond gantsch en al gebroken. ■— Waarfchynlyk zoude het gevolg van dit alles geweest zyn dat de Landvoogdes de. misnoegde ingezeetenen geheel onder haar bedwang zoude gebragt hebben, zoo niet Filips tot grooter firengheid was overgeflaagen. Hy nam naamelyk het belluit om den Markgraaf van Bergen, en den Heer van Montigni, welke door de Landvoogdesfe naar Spanje geeonden waren, om affchaffing der Inquifitie en vcrzagting der plakkaaten te verzoeken, van kant te helpen; en vooral, deed het kwaad dat hy den Hertog van Alva tot Landvoogd had aangefield, en met een leger Spanjaarden herwaards gezonden. O 41 Naauw-  n6 Tafereel van Natuur en Konst. Naauwlyks was de genoemde Hertog, met een magtig leger, uit Spanje gekomen, of zyne bloote aannadering verfpreidde den fcbrik en ontroering aan alle kanten, cn nog moet men zeggen dat zyne wreedheden de verwagting te boven gingen. Zyn trosch gedrag werd voor de Landvoogdesfe welhaast geheel ondraaglyk, zoodat zy haar ontflag van den Koning verzogt, welk verzoek vry gereedelyk werd ingewilligd. Zooras als zy deeze Landen verhaten had, vertoonde hy aan du ingezeetenen de uitgezogtfte trekken van wreedheid en dwingelandye. De Graaven van Egmond en Hoorne had hy nevens verfcheidene andere aanzienlyke Heeren doen gevangen neemen, met oogmerk om hen op het fchavot te brengen. Op zyn eigen gezag Helde hy vervolgens eenen Raad van Beroerten aan, beftaande uit twaalf regters, die zich aan geene wetten hielden, en geene fchaduw van voorregten overlieten. Dit was de Raad.die in vervolg van tyd aan elkNederJander onder den naam van Bloedraad is bekend geworden: aan het hoofd van denzelven bevond zich Vargas, die zeer fterk yverde om zich als een waardig lid van dit genoot-fchap tc ge'draagen. Edel en onedel werd voor denzel¬ ven  DeNüderl. Staatsverander.ekz. 217 ven gedagvaard, en men fpaarde noch rang, noch ftaat, noch fexe, noch ouderdom : zelfs waren de zoodaanigen, die nimmer eenen ftap van den Roomfchcn Godsdienst waren afgeweeken, flagtofiers van de wreedheid. Om te begrypen hoe veel het oprigten van zulk eenen regtbank tegen 'sLands privilegiën aanliep, hebben wy alleeniyk aan te mei ken dat de befchuldigden , volgens deezen , moesten te regt gefield worden voor de gewoone regtbanken der Steden en Provinciën, buiten welken zy niet in regten mogten betrokken worden.— De voornaamfte vonnisfen van den Raad der Beroerten beflonden in de veroordeeünge van verfcheidene Edelen en Grooten, onder welken ook de Graaven van Egmond en Hoorne waren, die op den 3den van Juny des jaars 1568 , te Brusfel onthalsd werden. Oranje, de Graaven Lodewyk van Kasfau, van den Berge, Hoogftraten , en meer anderen, werden, met verbeurdverklaaring van hunne goederen , ten Lande uitgebannen. Al, va deed ook Oranjes oudften zoon, Filips Willem , van de Hooge School to Leuven ligten, cn naar Spanje voeren. O » IlJ  ai g Tafereel van Natuur en Konst. In deezen ftaat 'van zaaken flcet Oranje zyncn tyd in Duirsohland niet in eene zorgelooze rust. Hy verzamelde daar, voor het grootfte gedeelte .op zyne eigene kosten, een leger, waarvan een deel by Daalhem geflagen werd : een ander deel werd, onder het bevel van zynen broeder, Graaf Lodewyk, naar Friesland gezonden, waar hy de Spaan, fchen eerst by het klooster Heiligeriee verfloeg: doch naderhand by Jeramingen door hun geflaagen werd. Met het overig gedeelte trok Oranje zelf over de Maas; doch hy werd door Alv,a met heen en weder trekken zoo lang opgehouden, dat hy eindelyk, by gebrek van geld, zyn .volk moest afdanken, en uit dit Land vertrekken, Vanhier gaande begaf hy zich eerst naar Frankryk, en keerde vervolgens, in den jaare 1569, naar Duitschland terug. De Hervormden bleeven ondertusfchen met de bardfte vervolgingen worftelcn, en veelen hunner namen het befluit om het Land te verbaten. Oranje liet niet na alles te beproeven wat hy oordeelde dat tot redding der verdrukten dienftig was. Hy gaf aan de gevlugten en aan anderen bevel om den Spanjaarden ter  De Nederl. Staats verander, enz. 219 'zee aüen mooglyken afbreuk te doen. Het zeevolk, het welk in zynen dienst was,werd welhaast bekend onder den naam van Watergeuzen, Ter reddinge der onderdrukte Nederlanderen, zogt hy ook hulp in Frankryk, in Duitschland en in het Noorden, dochvrugteloos. Daarenboven waagde hy eenige heimclyke onderhandelingen , om verfcheidene Hollandfche en andere Steden aan zyne zyde te doen overgaan: doch alles liep afzonder die gevolgen, welke men 'er van gehoopt had, te weeg te brengen. Maar fchoon de groote voorfiander van de Nederlandfche vryheid veelcn van zyne poo-gingen telkens verydc-ld zag, Daagde Alva egter niet in alle opzigtert gelukkig in zyne onderneemingen. Dewyl hy geld noodig had om zyn krygsvolk - te betaalen, cn eenige nieuwe kasteden op te rig'ten', vorderde hy, jom dit té bekomen, van de Staaten den tienden penning; en toen veelcn zwaarighcid -maakten om hem dien eisch in te willigen, nam hy het belluit om de gevorderde fchatting met geweld te heffen. Zulk eene onderneeming liep mede geheel aan tegen de Privilegiën, dewyl het den Vorst niet vryftond petii-  220 Tafereel van Natuur en Konst. eenige fchatting te heffen, zonder dat de Staaten 'er hunne ftem toe gegeeven hadden. Het geweldige voorneemen en de wettelooze handelwyzen van AIva veroorzaakten eene .algemeene verbittering, en waren van dat gevolg dat de Watergeuzen , door tegenwind iu de Maazc ingeloopen, en op den eerden van Grasmaand des jaars 1572 voorden Briel gekomen zynde, die dad, uit naam van den Prinfe van Oranje, des Konings Stedehouder, opeischten, met verklaaring dat zy kwamen om dezelve van het betaalcn van den tienden penning, en van Alvaas dwingelandye teverlosfen. De gemelde ftad werd terftond ingenomen, en het duurde niet lang of Vlisfingen en Veere in Zeeland, en alle de Noordhollandfche Steden, koozen mede 's Prinsfenzyde. Deeze omwenteling was oorzaak dat bet heffen van den tienden penning gedaakt werd, — Alva ondernam vervolgens het beleg van Bergen in Henegouwen, hetwelk door Graaf Lodewyk by verrasfing was ingenomen. Terwyl hy hiermede bezig was, verklaarden de fteden Zierikzee in Zeeland, nevens Oudewater, Gouda, Lcyden, Dordrecht, Gorinchem en Haarlem in Holland, zich voor den J Prin-  De Nederl. Staats'verander. enz, 22? Prinfe van Oranje, die daarenboven het genoegen had van te zien, dat een gedeelte vari Gelderland, van Overysfel,en van Friesland, hem toevielen. De Edelen en Steden van Holland, die nu des Prinsfen zyde gekoozen hadden, kwamen op den vyftienden van July des jaars 1572 te Dordrecht by een , en beflooten op het voordel van den Heer van Aldegonde, die door zyne Doorlugtigheid dervvaards gezonden was, om den Prins voor 's Konings Stadhouder te erkennen, en hem eene fom geids tot onderhoud van een leger, het welk hy op nieuw geworven had, toe te ftaan. Onder de Steden, die zich nog niet aan *s Prinfen zyde gevoegd hadden, waren ook Rotterdam en Schiedam, en deezen werden, toen zy van Spaanfche bezetting ontledigd waren, door Oranjes volk, onder den Graaf van der Mark, in bezit genomen. Delft verklaarde zich uit eigene bewecging voor hem. Naarden, Woerden en Schoonhoven werden mede gewonnen, en welhaast was Amflerdam de eenigfie Stad in Holland, die den Spanjaarden bieef toegedaan, Oran-  222 Tafereel van Nattjur en Konst. Oranje trok met het leger, het welk hy verzameld had, nu anderwerf over de Maas, nam Meenden en Leuven in, en deed ook zyn best om Bergen te ontzetten, het geen hem egter niet gelukte: na deeze mislukking vond hy zich weder genoodzaakt om zyn leger af te danken, dewyl hy buiten ftaat was om zyn krygsvolk te betaalen. Die ongunftige gefteltenis van zaaken veroorzaakte hem groote verlegenheid : want het was niet mooglyk zonder geld den voortgang van eenen zegepraalcnden vyand te ftuiten. Het ontbrak hem wel niet aan vrienden, die ryk genoeg waren om hem kragtdaadiglyk te onderfteunen; fommigeu hadden zich daartoe ook wel door beloften verbonden, maar zy waren zoo traag in het nakomen van hum.e toezeggingen, als zy gereed geweest waren om dezelven te geeven. Het was in Hollanderen, die niet gewoon zyn geld te beleggen dan op het vooruitzigt van aanzienlyke winften te zullen trekken,, geen wonder dat zy niet genegen waren om hunne bezittingen op eenen onzekeren kans te waagen: het vertrouwen op het beleid van den Prins Was nog niet diep genoeg geworteld; fchoon men  De Nederl. Staatsvérander. enz. h% men zich overtuigd hield dat hy een groot man was, wist men egier niet dat hy alle zyne vyanden in grootheid zeer verre te bovea ging. De voornaame zwaarigheid werd egter kort daarna eenigzins verminderd, toen Oranje zich in perfoon naar Holland begaf: doch de wyze, waarop zulks gefchiedde,, was gantsch niet gefchikt om de gunst van het volk te winnen, dëwyl 'er de invoering van zwaare lasten, die van verlof, en geleigelden, en andere dergelyke fchikkingen toe noodig was* Eene ander ongemak, het welk uit het onvermogen van den Prins gebooren werd, was dat hy zich dagelyks tot eene al te groote gemeenzaamheid met zyne minderen moest vernederen, het geen gantsch niet gefchikt was om zyne agtbaarheid ftaande ta houden. Zyne getrouwde vrienden hielden .de ondergefchiktheid aan hem niet langer in het oog: zy beweerden als vrywilhgen te moeten aangemerkt worden, zonder dat zy zichten naauwden aan wetten of kryg-tugt wilden laaten binden. Hieruit werden zeer veele ongeregeldheden gebooren, van welken het fchen#g mishandelen van zoo veele monniken en pries-  2?4 Tafereel van Natuur en Konst; priesters als in hunne handen vielen, geen' van de geringde was. Lumei en Sonoi ontluisterden, door dergelyke wreedheden, den roem van alle hunne heldendaaden. Men vond eindelyk een middel om zich van den eerden te ontdaan; maar de laatde maakte zich, door zyne verregaande onmenschJykheid, in vervolg van tyd, zoo gehaat by de Roomschgezinden, als AIva en "Vargas zich, door de Inquifitie, by de Hervormden gemaakt hadden. Oranje was uit den aart afkeerig van alle vervolging, en dezelve moest hem ten uiterden mishaagen, dewyl zy geheel tegen zyne inzigten aanliep. Hy meende dar men de Roomschgezinden door zagtheid op de Staatfche zyde moest trekken, om dus niet fiegts eenen derken fteun te winnen,maar om daarenboven vreemden en nabuuren voor de belangen der goede zaake in te neemen. Hy moest egter het tegendeel blyven gedoogcn, dewyl de haat tegen het Roomfche geloof eene der derkedryfveeren was, zonder welken zyn eigen volk niet in bewceging kon gebragt worden. By deeze en meer dergelyke zwaarigheden, kwam eene andere, die vooral niet van min.' der  De Nederl Staatsverander. enz. 22j* der belang was. Het febeen ten hoogden noodig dat de betrekking tusfchen den Prins en de Staaten juist bepaald wierd, en hiertoe deed zich weinig mooglykheids op, Oranje was te vooren, als Stadhouder van den Koning, met Graaflyk gezag bekleed geweest: en voor zoö veel hy nog, in 's Konings naam, tegen Alva voor de vryheid dreed, bleef hy zekerlyk het zelfde karakter behouden. Doch dewyl dit fiegts als een glimp van daatkunde, en niet als iets weezenlyks werd aangemerkt, was elk naaryverig op gezag, en de Hollandfche Steden, die zeer veel om de vryheid geleeden hadden, wilden de voordcelen, dio uit derzelver bezittingnatuurlykerwyze moesten gebooren worden, geenszins verliezen. Hoe billyk die begeerte ook zyn mogt, was zy egter ontydig, uit hoofde der zwakheid van den opkomenden Staat, die nog niet genoeg gevorderd was om zulke fchokken, als uit deeze dribbelingen voortkwamen, te verduuren. Welhaast begon de oude verdeeldheid tusfchen de Edelen en Steden weder té herlecven, en de Prins vond zich, door veele omftandigheden, genoodzaakt om zyn gezag verder uit te breiden dan zyne regtcn hem veroorloofden : niet zelden baarden zyne XV. Deel. P poo«  226 Tafereel van Natuur en Konst. poogingen om den Adel op zyne zyde te trekken , vry wat ongenoegen. In de eerfle vergadering, in den jaare 1572, te Dordrecht gehouden, had men juist niet naauw gezien, maar men verzuimde in het vervolg geene gelegenheid om 's Lands regeering op eenen nieuwen en vasten voet te brengen, het geen niet zonder veele onaangenaamheden en tegenkantingen kon gefchieden, zoodat niets anders dan de hooge nood de oorzaak was dat verwyderingen werden voorgekomen. De Hertog van Alva vond zich ten dien tyde in genoegzaam even groote bekommeringen ingewikkeld. Hy begreep duidelyk dat hy al de fchuld van den ongunftigen ftaat der zaakch zoude moeten draagen, zooras zyne verlegenheid ontdekt wierd, en dat dus zyn belang vorderde naareene eerlykc ontkoming om te zien. Ten dien einde gedroeg hy zich alsof hy het hem aanbevolen werk volkomen volvoerd, en nu niets meer te verrigten had. verfcheidene omftandigheden liepen inderdaad famen om dit voorwendfei te begunftigen. — Ka de verovering van Bergen waren veele Brabandfche Steelenden Prinfe Weder afgevalJen. AI vaas zoon, Don Fredrik, die met het le-  De Nederl. Staatsverander. enz. 227 leger naar Gelderland gezonden was, had net geluk van Zutfen te bemagtigen. Nadat die fhd deerlyk geplonderd was, verklaarde geheel Gelderland zich voor de Spanjaarden. In Friesland ging het niet anders toe: Don Fredrik trok vervolgens langs' de Veluwcnaar Naarden, het welk mede door hem ingenomen, en met roof en moord vervuld werd. Hierop volgde het beleg van Haarlem , dat tot den twaalfden van July des jaars 1573 duurde, toen eindelyk die Stad, door hongersnood tot het uiterfte gebragt zynde, zich. zonder eenige voorwaarde van genade te kunnen bedingen, moest overgeeven. Dcch hoe zeer het gefchaapen fcheen dat alles nu te gemaklyk zoude zwigten om de aandagt van Alva waardig te zyn, hoe zeer zyne zegepraalende benden overal den fchrik verfpreidden, mislukte egter het beleg van Alkmaar; want Don Fredrik vond zich door het water, nadat men den Oosterdyk had doorgefioken, genoodzaakt om het op tebreeken. Kort daarna werd de Graaf van Bosfu, die van de Spaanfche zyde tot Stadhouder over Holland was aangeficld, in dén flag op de Zuiderzee gevangen genomen. P 2 ' Ai-  228 Tafereel van Natcuk en Konstv Alva agtte het dan nu voor hem de tyd te zyn om dit Land te verhaten, indien hy 'er met eere wilde uittrekken. Aan weinigen •was het bekend dat hy onmagtig was om zyne foldaaten te betaalen. Het heffen van den tienden penning, dat hem mislukt was, merkte hy aan als een werk, welks voltooijing hy wel voor zynen opvolger mogt overlaaten. Zyne eerzugt was door de oprigting van een metaalen ftandbeeld te Antwerpen voldaan geworden. In deezen ftaat van zaaken hield Alva by den Koning om zyn ontflag aan; en Filips had nu de verkeerdheid van geweldige maatregelen lang genoeg ondervonden om te begrypen dat het best zyn zoude voortaan wat listiger te werk te gaan, en was uit dien hoofde niet ongenegen om het verzoek, waarvan wy gefproken hebben, in te willigen. Zyn opvolger in de Landvoogdy was Don Louis de Requefens, die veel bezadigder van zinnen was. Deeze handelde volmaaktelyk overeenkomftig met 's Konings oogmerken, door een begin te maaken met voorflagen van verzoeninge, en met looze onderhandelingen tot vrede. Dfi  ■ De Nederl. Staatsverander. enz. 229 De krygsbedryven werden egter, geduurende die onderhandelingen geenszins opgefchort,en de meesten daagden voor de Spaanfche zyde vry gelukkig. De Spanjaarden verlooren alleenlyk Middelburg , welke Stad Mondragon, met alle zyne dapperheid en krygservaarenheid niet kon behouden. Doch de Nasfaufchen floegen, door ramp op ramp beftreeden, byna tot wanhoop over. — Requefens zond Sanchto d'Avila met een leger tegen dat van Graaf Lodewyk, die op denveertienden van April des jaars 1574 op de Mookerheide gcllagen werd, in welken dag hy het leeven verloor. Dit ongeluk werd gevolgd door de belegering van Leyden, welke men in den voorigen jaare, op de tyding dat Graaf Lodewyk in aantogt was, had opgebroken. Nu werd zy door Francisco Ba kies hervat, in eenen tyd, waarin men zich niet genoeg van mondkost voorzien had om eene langduurige bezetting uitte houden. Welhaast had de Spaanfche Legervoogd alle de toegangen tot de vesting afgefnceden, en twee-en-zestig fchanfen rondom Leyden opgeworpen. — Daar was moeite cn beleid noodig om de burgers, die P 3 met  230 Tafereel van Natuur en Konst» met honger en ellende, verfcheidene maanden agtereen, moesten worftelen, moed eg ftandvastigheid in te boezemen : eenige Spaanschgezinden onder de Regenten drongen fterk op ovcrgaave, en gebruikten zelfs middelen om, ter voortzettinge van hunne oogmerken, muitzugt onder de burgery te verwekken. Doch de wysheid van den grooten Burgemeester Pieter Adriaansz. van der Werf, en van eenige weinige anderen, was van die kragt dat de kloekmoedigheid ftaande bleef, en men het befluit nam om liever alles te verliezen dan zich aan de Spanjaarden over te geevcn. De Staaten namen, op den voorflag van den Prins van Oranje, het befluit om den vyand, door middel van het water, te verjaagen, en ten dien einde de fluizen te openen en de dyken door te fieeken. Doch in het eerst liet het zich aanzien dat dit middel de gewenschte uitwerking niet hebben zoude, dewyl de oostelyke winden te weeg bragten dat 'er geene genoegzaame hoeveelheid van water op het hooge land rondom Leyden kon komen; doch toen de hongersnood en pest tot dat uiterfle gekomcio waren, dat hetonmoog- «r " lyk  De Nederl. Staatsverander. enz. 231 lyk fcheen de flad langer te houden, ftak 'eteen felle ftorm uit den Noordwesten op; de wind keerde vervolgens tydiglyk zuidwaards, en bragt zoo veel waters aan, dat de vyand zich genoodzaakt vond zyne fchanfen te verlaaten, zoodat de vloot, die tot ontzet gefchikt was, op den derden van OQober des jaars 1574, behouden binnenkwam. De Prins van Oranje verleende, tot belooning van den moed der Leydenaaren, op 's Konings naam, octrooi, tnt de cprigting eener Hooge Schoole van Holland, die te Leyden geplaatst werd , en door geheel Europa beroemd geworden, en tot heden toe gebleeven is. In het jaar 1575 liep de onderhandeling tot vrede, die Pvcquefens met Holland en Zeeland had aangevangen, vrugteloos af. Dereden, welke hiervan gegeeven word, is dat die van Holland en Zeeland begeerden dat de gefchillen over den Godsdienst, zoo wel als alle andere betwiste punten , aan eene vergadering der Staaten van alle de provinciën verbleeven werden, en dat de Koning goede verzekering gaf voor de naarkoming van alles P 4 wat  232 Tafereel, van Natuur en Konst; wat in zulk eene vergadering zoude geregeld worden: doch dewyl de Spaanfchen hierin weigerden te berusten, waren die van Hol. land en Zeeland genoodzaakt om zich tegen dezelven te handhaven. Om hiertoe des te beter in ftaat te zyn, flooten zy met eikanderen een naauw verbond, en droegen het hoog bewind over de Regeering, zoo lang als de oorlog zoude aanhouden, op aan de Prins van Oranje. Van de Spaanfche zyde werden Oudewater, Schoonhoven, en verfcheidene fterkteri bemagtigd, zoodat de Spanjaarden welhaast meester werden van de ftroomen en rivieren, langs welken zy.den toevoer konden beletten. Zy waagden vervolgens door het water, dat men onwaadbaar geoordeeld had, eenen togt naar Duiveland en Schouwen, die boven hunne verwagting gelukte. De eenigfte Stad, van welke nu de gemeenfehap tusfchen Holland en het eiland Walcheren afhing, was Zierikzee, en deeze werd welhaast door de Spanjaarden belegerd. In dien prangénden nood fcheen het dat alle wegen van uitkomst waren afgefneeden. By vreemde Moogendhcden om hulp aan te houden, kwam  De Nederl. Staatsverander. enz. 233 kwam fommigen voor het eenigfte middel te zyn om zich te redden; maar de groote zwaarigheid was eene keus te doen tusfchen Vrankryk en Engeland. De moord van Parys was nog te versch in het' geheugen om geen' diepen indruk te maaken; en aan de andere zyde vreesde men voor de ftaatkunde van Elizabeth, die niets dan haare' eigene belangen bedoelde. De omfiandigheden lieten egter geenszins toe om lang tyd van beraad te neemen. Men zond dan voor eerst een gezantfchap naar Engeland, met zulke voordeelige aanbiedingen als de Koningin by moogelykheid kon verwagten: doch dewyl zy geen voordeel zag in de vriendfchap van Filips te verliezen, poogde zy alleenlyk te weeg te brengen dat men geene toevlugt zogt by Vrankryk, het geen egter mede beproefd werd, doch vrugteloos. Omtrent deezen tyd deed Oranje een voorftel, het welk de klaarde blyken droeg van de grootheid zyner ziele. Hy gaf naamelyk den raad dat men alle dyken endammen zoude doorfteeken, alle molens verbranden, en het gantfcbe Land onbewoonbaar maaken; waarna men met vrouwen, kinderen, en met P s a!-  234- Tafereel van Natuur en Konst. alles wat vervoerbaar was, zich vanhier zoude moogen begeeven, om elders eene veilige woonplaats te zoeken. — Sommigen oordeeJen dat de Held geenszins van meening was dat deeze raad behoorde.gevolgd te worden ; maar dat hy alleenlyk bedoelde den haat tegen Spanje duurzaam te maaken, en fterk te doen werken. Hy was bevreesd dat de fehoonfchynende handelwyzen van üequefens eenen fchaadelyken invloed op veeier harten hebben zouden. Zyn voordel was ongemeen gefchikt om afkeer van de Spaanfche regeering te verwekken, en het mistrouwen op derzelver valfche toegeevendheid kragtig uit te drukken. Dit was nu ten hoogden noodzaakelyk, dewyl de Spanjaarden op den weg waren, dien zy flegts behoefden te volgen om de oogmerken, welken zy zich voordelden, te bereiken. Hier tegen moesten de zwakke gemoederen op eene treffende wyze gewaarfchouwd worden, om niet in de drikken van een bedrieglyk verdrag te vallen: doch tevens moest men hen noopen om, in weerwil van de overmagt der vyanden, alles ter behoudenisfe van het Vaderland op te zetten. Niets kon ten dien einde bekwaamer zyn dan de opwekking van het denkbeeld dat zulk  PE NEDERL. StAATSVEKAWDER. ENZ. 23$ .sulk een bloeijend gewest, indien men deszelfs verdediging te bat behartigde, voor een wig zoude moeten verhaten worden, zon. der dat men wist waar men met vrouw cn kinderen eene veiliger fchuilplaats zoude moogen vinden, In dien jammerlyken toefiand gaf de Hemel egter, op het onverwagtst, ccr.e wenfchelyke verlosling. Rcquefens werd door eene heete koortfe aangetast, welke hem, na verloop van weinige dagen, wegfieepte, eer hy eenen opvolger benoemd had. — Van dien tyd af raakten de Spaanfche zaaken in groote verwarring, die zoo ver ging, dat niet flegts de Hollanders, maar ook de inwooners van Braband, van Vlaanderen, en van de Waifche provinciën, nieuwen moed opvatten om hunne regten met onbezweeken flandvastighcid voor te liaan. De Raad van Staate bleef niet in gebreke van zich terftond, in phatfe van den Landvoogd, aan het roer der regeeringe teftellen: doch dezelve bevond zich veel te zwak om liet naar behooren te bellieren. Nadat Zieïikzee, hetwelk de Spanjaarden nog belegerd hiel-  236 Tafereel van Natuur en Konst. hielden, was overgegaan, befpeurde men de voorteekens van eene naderende omwentelinge zoo duidelyk, dat men de zekerheid van dezelve geen oogenblik kon in twyfel trekken.—-De Spaanfche foldaaten, door welken het eiland Schouwen bemagtigd was, hadden in langen tyd geene betaaling gekreegen , en floegen, dewyl men zich buiten (laat bevond om hun geld te verfchaffen, aan het muiten. Toen bleeken de kwaade gevolgen der bertieringe van Alva, en men begreep dat zyne knevelaaryen *s Lands kas, in plaatfe van dezelve te verryken, hadden uitgeput, zoodat de zenuw der regeeringe alle kragt verlooren had. Het oproerig krygsvolk zogt nu betaaling te krygen door het pionderen en brandfchatten van alles wat buiten (laat was om weêrfland te bieden. Braband, Vlaanderen en Henegouwen leeden door den grooten moedwil zeer merkelyke nadeelen, en zoo hier of daar al eenige benden tegen de oproerigen op de been gebragt werden, diende zulks alleen om ook de overige Spanjaarden gaande te maaken , uit vreeze dat men het wanbedryf van fommigen op den geheelen Landaart zoude tragten te wreeken. Hieruit pntftonden verregaande verwarringen tusfchen den  De Nederl. Staatsverander.enz. z$-f den Raad van Staate, de byzondere en algemeene Staaten, en de Bevelhebbers, die deeze of geene zyde begunftigden. De Raad van Staate werd als Spaanschgezind te Bsusfel in hegtenis genomen; doch een van deszelfs leden , Hieronymus Roda, die toen te Antwerpen was, nam die gelegenheid waar, om zichzelven in het opperbewind te (lellen. Nadat Maastricht door de muiters geplonderd was, lokte Roda hen in Antwerpen , daar zy, zich met de bezetting vereenigd hebbende, een verfchrikkelyk bloedbad en de allervreeslykfte verwoesting aanrigtten» De verwarringen, welke door zulke omftandigheden in de Nederlanden gebooren werden, waren zoo groot, dat zy geen middel vonden om zich uit dezelven te redden, dan door een verdrag met Holland en Zeeland , welke zich nu zeer naauw met eikanderen verbonden, en aan Oranje de hoo. ge Overheid, zoo lang als de kryg zoude duuren, opgedraagen hadden, aan te gaan— Dit verdrag werd op den agtften van Slagtmaand des jaars 1576 te Gend geflooten, en is federd onder den naam van de Gendfche Pacificatie of bevrediging bekend geweest. De  238 Tafereel van Natode en Konst. De voomaamfïe punten van dit verdrag be'J Ronden daarin dat men zich verbond om de Spanjaarden ten Lande uit te dryven, den Godsdienst door dealgemeene Staaten te doen fege'en, en de plaatfen, welke voorheen onder het Stadbouderfebap van dén Prinfe van Oranje behoord hadden, na het ontvangen van bchooriyke voldoening, onder hetzelve te doen wederkeeren. — Welhaast werden hieruit de gevolgen, welke men verwagthad, gebooren. — De Spaanfche foldaaten weeken uit Holland en Zeeland, om zich by hunne muitende fpitsbroederen in Braband en Vlaanderen te voegen ; en verfcheidene Steden van de twee ecrstgemelde provinciën begaven zich in den aanvang van het jaar 1577 onder het Stadhouderfchap van den Prins, die door Zyne uitgeflrekte verftandhoudingen de zaaken tot dus ver gfebragt had, terwyl het gefebaapen ftond dat hem eerlang in de overige provinciën; en inzonderheid in Braband,geen minder gezag, dan hy in Holland en Zeeland in handen had, zoude te beurt vallen* Daar gebeurde cgrcr iets, het geen te weeg bragt dat dc rust in de Nederlanden niet volkomen herfteld werd. De Koning had zynen na-  De Nederl. Staatsvërander.enz. 239 natuurlyken broeder, Don Jan van Oostenryk, tot Landvoogd in de plaatfe van Requefens benoemd. Deeze verwittigde , zooras als hy met dien last te Luxenburg gekomen was, de algemeene Staaten wegens zyne aanftellitig. Schoon Holland en Zeeland hem afweezen, konden zy egter geenszins beletten dat hy door de overige provinciën erkend werd, het geen egter gefchiede onder voorwaarde dat hyde Gendfché bevrediging zoude bezweeren. Geen punt was 'er, waarop zy fterker ftonden dan op het vertrek der Spaanfche foldaaten, en daarin maakte hy degrootfte zwaarigheid. Doch eindelyk werd het verdrag getroffen , waarby de provinciën beloofden den Roomfchen Godsdienst, de Gendfché bevrediging en den Koning te zullen voorftaan, mids dat men het Spaanfche ki-y§Svolk uit het Land deed vertrekken. — De Landvoogd gaf vervolgens een plakkaat uit, waaraan de naam van het eeuwig edikt 'ge' geeven werd, en dat met het gemaakte vérbond ten vollen overeenkomfb'g was. Hy deed zelfs de Spaanfche foldaaten vertrekken, en veelen fcheenen zich te verbeelden dat nu alle grond tot wantrouwen Was weggenomen. — Maar de Prins van Oranje, wiens door-  240 Tafereel vak Natuur en Koks*. doordringend oordeel de zaaken in haaren waaren aart befchouwde, zag de zwaarigbeden, die uit dit fehOonfchynend gedrag ftonden gebooren te worden. Hierom zorgde hy dat men in Holland en Zeeland alle uitnoodi. gingen om mede in dit verbond te treeden flandvastig bleef afflaan. De redenen, wel. ke men bybragt om de weigering in dit geval te verfchoonen, konden wel niet zeer ge wig. tig geoordeeld worden; maar de weezenlyke bedenkingen, welke toen nog niet openlyfc konden voorgefteld worden, werden niet lang daarna, door het gedrag van den Landvoogd* volRomen gebilJykt. Don Jan was gewoon zich ontwerpen van zeer groote daaden voor te ftellen, van welken hy egter geene heeft uitgevoerd. Toen hy herwaards gezonden was, verbeeldde hy zich dat niets hem gemaklyker zoude vallen dan deeze Landen onder het juk te brengen, en zich daarna van gantsch Engeland meester te maaken. Toen hy moest befluiten om do Spanjaarden van hier te doen trekken, wilde hy dat zy den togt over zee zouden afleggen, in het vooruitzigt dat zy in het voorbygaan Engeland zouden bcmagtigen. Dit voorneemen  De Nederl. Staatsverander. enz. 241 men was, door de onderfchepping van brieven , tot kennis van Oranje gekomen , die geenen tyd verzuimde om het aan Koninginne Eüzabeth te ontdekken, welke zich voor deeze waarfchouwing aan hem niet weinig verpligt agtte. — Alles toont ten klaarden dat Don Jan zich ten minden verzekerd hield van niets meer in de Nederlanden te vreezen te hebben, en daar alles te vermoogen. Hy maakte zich, op eene bedrieglyke wyze , meester van het kasteel te Namen en van Charlemont, en ontbood een nieuw leger uit Spanje, met oogmerk om den Staaten den oorlog aan te doen. Dit werd als eene fchending van het verdrag, het welk met hem geflooten was, aangemerkt: welhaast verklaarde men hem openlyk voor 's Lands vyand, en nam het befluit om hem als zoodanig een te beoorlogen. — Men zogt toen de Staaten van Holland en Zeeland, en den Prins van Oranje, weder aan om hulp, en Braband maakte geene zwaangheid om den gemelden Prins tot Ruwaart te verheffen. Zulk eene vermeerdering van aanzien moest hem noodwendiglyk een voorwerp der afgunst van veelen maaken. Onder anderen oordeel- XV. Deel. Q den  2^2 Tafereel van Natuur en Konst. den de Hertog van Aarfchot, Stadhouder van Vlaanderen, de Markgraaf vanHavrech, en zelfs de jonge Graaf van Egmond, dat de aangroeijende magt van Oranje* op niets anders dan op hunne vernedering kon uitloopen. Zy vreesden dat de algemeene Landvoogdy hem eerlang zoude opgedraagen worden, en vereenigden zich om hem den weg daartoe by tyds af te fnyden. Ten dien einde (tonden zy 'er zeer fterk op om eenen anderen perfoon tot Landvoogd te verkiezen. Zy floegen hiertoe den Aartshertog Matthias , den broeder van den Keizer, voor, dien zy kenden als eenen onbedreeven jongeling van eenen buigzaamen aart, en dus zeer wel gefchikt omafhanglyk gemaakt te worden van heerschzugtige hovelingen, gelyk zy waren. Schoon zy ten aanzien der verkiezinge hun oogmerk volkomen bereikten, voldeeden de gevolgen egter geenszins aan hunne verwagtinge. Het bleek in tegendeel dat zy door deeze maatregelen den Prins eenen ongemeenen dienst gedaan hadden; want hy werd terftond tot Stedehouder van den Aartshertog aangeftcld, en federd gelukte, het hem alles, op den naam van Matthias, zoo te befticren, dat men gewoon'  De Nsdere. Staatsverander. enz. 243 woon was den Landvoogd Griffier van den Prins te noemen. In Holland vielen omtrent deezen tyd ook aanmerklyke veranderingen voor. — Amfierdam werd door eene foort van belegeringe gedrongen om zich onder het Stadhouderfchap van den Prins van Oranje te begecven; evenwel wilde de gemelde Stad hiertoe niet befluiteu, dan nadat de provincie van Utrecht haar in de maand Oclober des jaars 1577 was voorgegaan. Het verdrag van voldoeninge werd den agtften van February des jaars 1578 geteekend. By hetzelve werd bedongen dat de regcering en de privilegiën onveranderd jonden gelaaten worden, en dat binnen de ftad geen andere dan de Roomfche Godsdienst zoude geoefend worden. Dit verdrag heeft egter maar korten tyd (land gehouden : want op den zes-en twititigfton van May des laatstgemelden jaars ontdond 'er eene hevige beroerte onder de Onroomfche ingezeetenen, die zoo ver ging dat de Regeering van het /tadhuis gehaaid, en buiten de Had gehragt werd : vervolgens werden door de fchuttery nieuwe Magiflraaten' vcrkoozen, die té weeg bragteu dat de kerken aau de Gereformeerden Q a wer-  244 Tafereel van Natuur en Konst. werden ingeruimd. Dit voorbeeld werd wélhaast te Haarlem, met het vermeesteren der groote kerke en het vermoorden van eenen Priester , nagevolgd. Dewyl men voorzag dat, indien de Onroomfchen in de Vlaamfche en Brabandfche fteden iets dergelyks ondernamen , de grootde verwarringen door het geheele Land zoude gebooren worden, deed men zyn best om de reeds gemaakte breuk zoo veel als mooglyk was te heelen, en verdere beroerten voor te komen. Ten dien einde werd 'er, in den naam van den Aartshertog Matthias, een religions of geloofsvrede voorgeflagen, volgens welken aan de Roomschgezinden in Holland en Zeeland gelyke vryheid zoude moeten toegedaan worden, als men aan de Onroomfchen in de andere Provinciën beloofde in te willigen. Die voordag werd door eenige afgelegene Provinciën goedgekeurd, doch Utrecht, fchoon het reeds voldoening van den Prins had genomen, was, door den invloed der Geestelykheid ongenegen om 'er in te demmen , en Gelderland moest 'er toe gedwongen worden. Te Gent had men reeds, geduurende eenen geruimen tyd, zeergevveldigebeueegingen be- fpeurd.  De Nederl. Staatsverander. enz. 245 f fpeurd.Ce vrienden van Oranje hadden zich daar ie driftig gedraagen, om hunnen dienst voor hem nuttig of aangenaam te maaken. Hy keurde de handelwyzen, welke zy gehouden hadden, openlyk af; en toen \ zich van hem verlaaten zagen, en bedugt waren voor het 'misnoegen der geenen, welken zy beledigd hadden, poogden zy hunne veiligheid te bevorderen door verwarring te verwekken, en eenen aanhang op zichzelven te maaken. Het ontwerp van den geloofsvrede, het welk niet zonder grond aan het beleid van den Prins werd toegefchreeven, gaf hun gelegenheid om zyne verdraagzaamheid in een zeer haatelyk ligt te doen voorkomen. Hiertoe bedienden zy zich van den Predikant Petrus Dathenus, die Oranje op den predikfloel voor eenen öpgodist uitmaakte, en zy poogden de (lad in rep en roer te brengen, om de Roomfehen allen moogelyken afbreuk te doen. Zy bepaalden zich niet alleenlyk tot Gent, maar ontrustten ook eenige nabuurige (leden; waarzy kerken en kloosters pionderden, en allerleien moedwil bedreeven. Omtrent deezen tyd ilierf Don Jan, het geen voor de Staatsgezinden een zeer groot Q 3 on-  24.6 Tafereel van Natuur en Konst. ongeluk was; want de Prins van Parma, hem in krygsbeleid gelyk, maar in iiaatkunde zyn meester, volgde hem op. Geduurende het bovengemelde beloop vanzaaken, had Oranje geenszins nagelaaten zyn voordeel met den tyd te doen. Nu en dan had hy wel eens gezegd dat het der bruid, welke hy in zyne magt had, aan geene vryers ontbrak, en hy wist zich, op eene zeer verflandige wyze, van de onderlinge jaloezy te bedienen, zoodat het hem gelukte Duitschland, Vrankryk en Engeland in de Nederlandfche belangen over te haaien, en vooral de twee laatstgemelde Ryken om hulp aan te zoeken , zonder dat hieruit eenige de minde verpligting tot afhangklykheid gebooren werd. — Aldegonde werd naar Worms gezonden om , door zyne welfpreekendheid, den Keizer op den Ryks^ dag te vleijen. De Hertog van Anjou werd uit Vrankryk geroepen om Befchermer der Nederlandfche vryheid te zyn; en men bragt ta weeg dat Koningin Elizabeth de Duitfche troepen, met welken Hertog Jan Kazimir herwaards kwam, betaalde, waartoe zy juist niet uit enkele gunst befloot, maar omdat zy Wel ie{s doen wilde, het geen eene al te groc-  DeNederl. Staatsverander. enz. 24.7 groote verbintenis tusfchen de Franfchen en de Nederlanders zoude voorkomen. De gevolgen van deeze handeling waren zoo als men dezelven gewenscht had, Anjou en Kazimir hielden zich bezig met het Land te befehermcn; doch eindelyk ontftond onder hen zulk een mistrouwen , dat zy beiden vertrokken. Onzen Nederlanders wonnen dus tyd om het groote werk hunner vereeniging te bereiden en te voltooijen. — De Gentenaars en de Waaien aan hunne onderlinge verdeeldheden overlaatende, floot, men te Utrecht, op den 23(ten van January des jaars 1579 eene Unie, of een verbond van vereeniging, het welk den grond van den vryen Staat der Vereenigde Nederlanden gelegd heeft. — Zonder op de byzondere artikelen van dit verbond ftil te ftaan, zullen wy alleenlyk aanmerken dat het voornaame oogmerk van het zelve geweest is: dat iedere Provincie by haare byzondere regeering , privilegiën en Godsdienst zoude gelasten; doch het gemeen belang van den oorlog aan de algemeene Staaten der nader Vereenigde Provinciën gefield worden. Wy moeten egter aanmerken dat in het Q 4 eerst  248 Tafereel van Natuur en Konst. eerst alleenlyk vyf Provinciën in deeze Unie hebben deel genomen: Vriesland heeft zich hier nog in het zelfde, en Overysfel in het volgende jaar bygevoegd, en die algemeene opgaaf is nog niet volkomen juist ten aanzien van Groningen; v/ant die Provincie was federd eenigen tyd door zwaare gefchillen tusfchen de Stad en de Ommelanden ontrust geworden , en de gereedheid derOmmelanden om terftond te teekenen was reden genoeg, waarom het door de Stad geweigerd werd. Waarfchynlyk is zy 'er ook door haaren Stadhouder, den Graaf van Rennenberg, die toen reeds heimelyke oogmerken had, van afgemaand; en zyn openbaare afval van de Staatfche zyde, in het volgende jaar, is oorzaak geweest dat de Stad Groningen eerst vyftien jaaren Iaater in dit verbond getreeden is.— .Middelburg had ook eenige zwnarigheden geopperd, uit hoofde van zekere byzondere gefchillen met Vlisfingen en Veere, en op die uitzonderingen na, mag de aanvang van onze Nederlandfche Republiek tot het jaar 1579 gebragt worden. Na het aangaan deezer Unie bleef het niet langer moogelyk den fchyn te bewaaren dat men  De Nederl. Staatsverander. enz. 249 men niet tegen Filips maar alleenlyk tegen de Spanjaarden oorloogde,- en om die reden verklaarden de Staaten der Vereenigde Provinciën, op den zeven en twintigften van Julydes jaars 1.581, den Koning voor vyand, en ontfloegen elk van den eed van getrouwheid, die te vooren aan hem was afgelegd. —• De hoogfle regeering der byzondere Provinciën verviel vervolgens aan de Staaten van iedere Provincie: doch Holland en Zeeland hadden, reeds in den ja3re 1576, het opperbewind in krygs-en regeeringszaaken, zoo lang als de oorlog zoude aanhouden, aan den Prins van Oranje opgedraagen, en federd verkoozen de meeste andere Vereenigde Provinciën, den Hertog van Anjou tot haaren Vorst, in gevolge van welke verkiezing hy in den aanvang van het jaar 1582 werd ingehuldigd. — In Holland had men Oranje op nieuw het hoog bewind, geduurende den oorlog, opgedraagen, in den jaare 1581, en in Zeeland was dit reeds te vooren gefchied. In de Provincie van Utrecht poogde men het zelfde te weeg te brengen. Die van Holland en Zeeland lieten zich eindelyk beweegen om ook den eed aan Anjou te doen, onder uitdrukkelyk beding dat zy daar door tot niets anders Q 5 zou-  2jo Tafereel van Natuur en Konst. zouden verbonden zyn dan to: het voeren van den oorlog te gelyk met de overige Provinciën. Doch die van Utrecht bleeven volflandig in den eed te weigeren. Anjou liet zich in het hoofd brengen dat zyn gezag door de Staaten te veel bepaald geworden was: om die reden befloot hy, in den jaare 1583, zich van Antwerpen en van andere voornaame Steden in Braband en Vlaanderen meester te maaken. In fommige Steden gelukte zyn toeleg volkomen wel, doch in andere mislukte dezelve, en inzonderheid te Antwerpen, daar de Franfchen gedeeltelyk gedood, gedeeltelyk gevangen genomen, en gedeeltelyk op de vlugt gedreeven werden. — Anjou keerde vervolgens naar Vrankryk, daar hy, toen de Staaten met hem in onderhandeling getreeden waren, overleed.— Ondertusfcben hadden zyne gehoudene handelwyzen den Spanjaarden gelegenheid gegeeven om verfcheidene Steden van Braband , en het grootlïe gedeelte van Vlaanderen, aan de Staatfchen te ontweldigen; en onder hen, die den Spanjaarden toevielen, telde men ook Graaf Willem van den Berg, Stadhouder van Gelderland. In-  De Nederl. Staatsverander. enz. 251 Inmiddels namen de Hollanders niets ern» fliger ter harte, dan hoe men best de Hooge Overheid aan Oranje zoude opdraagen, waardoor zy meenden dat de rust en veiligheid van het Land alleen kon bevorderd worden. Men moet egter geenszins denken dat 'er ten aanzien van dit ftuk eene algemeene eensgezindheid heerschte. Te Amflerdam was men van gedagten dat zulk een regearingsvorm, waardoor twee of drie Provinciën zeer ongelyk zyn zouden aan de overige Staaten, met welken zy vereenigd waren, niet beftaan kon met het eerlle lid van de Unie, dewyl zy, volgens het zelve, allen, als een enkele Staat moesten verbonden blyven. —In Zeeland was men ook gantsch met genegen om tot zulk eenen flap te befluiten, en onder de Hollanders, die de zaak begunftigden, waren 'er eenigen, die meenden dat men 'er zonder bewilliging van Zeeland niet toe behoorde te komen. Deeze verdeeldheid was oorzaak dat de gedagten eenigzins van de groote belangen van den Staat werden afgetrokken; fchoon Oranje egter geenszins naliet om alles wat 'n zyn vermogen was ter beveiliginge van Antwerpen aan te wenden. Door de algemeene genegenheid voor deezen grooten weldoener van  2j2 Tafereel van Natuur en Konst. van het volk werden welhaast alle zwaarigheden uit den weggeruimd, en men ftelde de voorwaarden vast, op welken de titel en het gezag der Graaflykheid aan hem zouden gefchonken worden. Doch wanneer de tyd, die tot de inhuldiging bepaald was, fterk begon te naderen, werd de aanbreekende dageraad van geluk eensklaps in de naarfte duisternis herfebapen. Een enkel oogenblik fcheen het werk van veele jaaren te vernietigen, door ons Vaderland van zynen fchranderen Voorftander te berooven. De onvergelykelyke held, die zoo menigwerf vergeefs belaagd en aangevallen was, werd nu het flagtoffer van den haat en de verraaderye der Spanjaarden. Balthazar Gerards, een Bourgondiër van geboorte, doorfchoot hem te Delft. Uit de bekentenisfe van den moorder bleekdatdweepery en geldzugt hem tot deeze heillooze daad hadden aangedreeven: want hy verklaarde dat de geestelyken hem f indien hy het leeven verliezan mogt, met de vaste hoop op dehemelfche martelkroon gevleid hadden, en dat Parma hem, zoo hy het gevaar gelukkiglyk mogt ontkomen ,'s Konigs gunst had toegezegd. Na 's Prinfen dood fielden de Vereenigde Staa-  DeNederl. Staatsverander. enz. 253 Staaten eenen Raad van regeeringe aan , die het gemeen beleid van den oorlog voeren zoude, en -aan wiens hoofd de zoon van den overleeden Vorst, Prins Maurits, die nog geen zeventien jaaren bereikte, geplaatst werd. Deeze Raad bleef egter maar weinige maanden in het bewind , dewyl de drie Provinciën", over welken Willem de Ifie het bewind gevoerd bad, «erlang goedgevonden om eene andere orde te beraamen. Die van Utrecht, waar de gemelde Vorst Stadhouder geweest was, verkoozen terftond den Heer van Villiers tot die waardigheid ; doch de Staaten van Holland en Zeeland , door welke de hooge Overheid aan Oranje was opgedraagen geworden, wagtten, toen dezelve weder aan hun gekomen was, een geheel jaar, eer zy Prins Maurits tot Stadhouder over hunne Provinciën verkoozen. — Men droeg hem egter de hoogs Overheid, welke zyn vader bekleed had, nictop, maar de Vereenigde Staaten, tot welken ook die van Holland, en Zeeland behoorden, booden dezelve aan de Kroon van Vrankryk, door welke zy werd afgeweezen. Vervolgens vonden zy het geraaden de zelfde aanbieding te doen aan Elizabeth, Koninginne van Engeland : want het bemagtigen van Brusfel en Ant-  254 Tafereel van Natuur en Konst. Antwerpen door de Spanjaarden, die zich ook van verfcheidene plaatfen in Gelderland meester maakten,deed het noodzaaklyk voorkomen om naar vreemde hulp uit te zien. Doch deeze Koningin weigerde mede de opperheerfchappy te aanvaarden; zy beloofde alleenlyk eenig krygsvolk te zullen zenden, mids dat men haar, tot verzekering van deszei fs voldoening, de Briel en Vlisfingen inruimde, en ten onderpand overgave. Het bevel over dit krygsvolk werd opgedraagen aan den Graave van -Leicester, die in het laatst Van het jaar J585 in Zeeland aankwam, en niet lang daarna tot algemeenen Gouverneur der Vereenigde Nederlanden verkoozen werd. Niet lang te vooren was Prins Maurits tot Stadhouder, Kapitein-Generaal en Admiraal van -Holland en Zeeland aangefleld. In deeze hoedaanigheid Hond hy onder den Gouverneur , die eerlang deed blyken dat hy zyn geZag op allerleie wyzen poogde uit te breiden. — In den jaare 1586 gelukte het hem Doesburg te 'bemagtigen, doch hy vond zich genoodzaakt om de belegering van Zutfen, van welke ftad hy zich mede meester poogde te maaken, op te breeken. De  De Nederl. Staatsver ander, enz, 255 De nuttigheid, welke uit zyne krygsbedryven voortvloeide, was inderdaad zeer gering, en het nadeel, dat uit zyn gedrag voor het Land gebooren werd, ongemeen groot. Hy bragt alle de Staatszaaken in de uiterfte ■verwarring, en liet niet na telkens verdeeldheden onder de Provinciën te verwekken, om dezelven, ware het mooglyk, tegen eikanderen in het harnas te jaagen. Allen, die misnoegd, of tegen de regeering kwaalykgezind waren, kreegen by hem gereedelyk gehoor, en hy maakte zyn werk om zynen aanhang te verflerken met Brabanders en Vlamingen, het geen den Hollandfchen Adel 'geweldig tegen de borst was. Hy liet niet na de Geestelykheid mede in het fpel te brengen. Onder deeze waren veele doldriftriftige yveraars, 'die zich fterk tegen de Overheid verklaarden , door welke zy naar hunne gedagten in het kerkelyk gezag te naauw bepaald waren. Zy (tonden Leicester ten dienst, en fchroomden niet om, zoo wel op den predikftoel als in byzondérê fnmenkomften, oproer te verwekken. — Leicester had zich een karakter eigen gemaakt, het welk gefchikt was om hem tot een zeer gevaarlyk Staatsdienaar te maaken, en egter was hy het in geenen deele; hywas ge-  25S Tafereel van Natuur en Konst. geveinsd, listig, wraakgierig en ruim van ge. weeten: doch het ontbrak hem aan genoegzaam geduld, aan de noodige voorzigtigheid, en aan verfcheidene andere hoedaanigheden , die, ter bereikinge van zyne oogmerken, volftrektelyk vereischt werden. Hy was trosch, zonder befchaafd of agtbaar te zyn, en zyne gedvvongene poogingen om gemeenzaam te fehynen, welke hy begreep dat by de Nederlanderen veel vermoogen zouden, deedenhem fomtyds tot laagheden vervallen. Zyn moed was groot genoeg om fioute onderneemingen te waagen, maar de toebereidfels tot dezelven waren nimmer gemaakt zoo ais zy behoorden, en wanneer zyne ontwerpen mislukten, toonde hy nooit gedagt te hebben op middelen om ontfiaane verwarringen te regt te brengen, of om beledigde perfoonen te bevredigen. In zulke gevallen fchroomde hyniet zyne tocvlugt te neemen tot liegen, en tot de verloochening van bevelen, die men hem door zyne eigene onderteekening kon toonen dat hy gegeeven had. Nadat hy door zyn buitenfpoorig gedrag zeer groote verwarringen in deeze Landen verwekt had, verviel hy eindelyk tot de dwaasheid van zich meester van eeni«  Ï)e Nederl. Staatsverander. enz, 257 eenige voornaame Hollandfche Steden te willen maaken. Om zyne wyze van handelen nader te lèëren kennen, moeten wy aanmerken dat Leicester zich van eenen Herken aanhang tegen Holland poogde te verzekeren, door de andere Provinciën in zyne belangen over te haaien, en dus den grooten invloed, dien de Hollandfche Steden op de regeering hadden, zoo veel moogelyk te flremmen. Ten dien tyde waren 'er eenige beginfels van ongenoegen tusfchen Holland en Utrecht, fpruitende uit de verfchillende gedagten wegens den uitvoer van mondbehoeften, welken de Amfterdammers oordeelden dat men onverhinderd moest laaten, daar de Stigtenaars meenden dat de zugt om de algemeene belangen van den koophandel te ver ging, indien zy te weeg bragt dat men den uitvoer weigerde te verbieden j op welk verbod zy ongemeen fterk gefteld waren, dewyl het, huns oordeels, dienen moest om den vyand tot eenen ftaat van gebrek te brengen. Die verdeeldheid van gevoelens gaf den Graaf de fchoonfle gelegenheid, die hy wenfehen kon, om zyn ontwerp voort te zetten. Zich naar Utrecht begeeven XV. Deel. R heb-  2j8 Tafereel van Natöur en Konst. hebbende, won hy daar, onder de onrust igfte burgers eenen grooten aanhang: het gelukte hem kerkelyke en waereldlyke twisten ondereen te mengen, en hy woelde zoolang, totdat hy het genoegen had van de regeering te onderkruipen. Welhaast was de geheeie Provincie op zyne zyde , en men gaf zich blindeling.over aan het goedvinden van eenige vreemdelingen, die door hem aan het roer gefield waren. Ondertusfchen had hy reeds een plakkaat op de zeevaart uitgegeeven, waarby de Hollandfche koophandel niet weinig belemmerd werd; doch het welk aan die van Utrecht zoo veel genoegen gaf, dat zy zich eerlang door zyne gunflelingen in alle opzigten lieten befiieren. Men liet niet na hem de verkeerdheid van zyne handelwyze onder het oog te brengen; doch alles was vrugteloos, dewyl hy naar niemand dan naar zyne vleijers wilde luisteren. Onder deezen waren vooral de Predikanten. De kerken weergalmden welhaast van kïagten over de zorgeloosheid inhethandhaaven van den zuiveren hervormden Godsdienst, en over het flegt beftier der Staatszaa ken. — Leicester alleen werd voor^efield sfls • de  De Nedere. Staatsverander.enz. 250 de held, die van God gezonden was om alle ingcfloopene misbruiken te herfiellen, en op wien de hoop van het zugtend vaderland geheel gevestigd was, dewyl de belangen der Kerke hem veel meer ter harte gingen dan Prins Willem de Ifte dezelven te vooren ter harte genomen had. Hierdoor vond hy zich ten fterkflen aangemoedigd om vrienden, die hem zoo gunfiig waren, ook allen moogelyken dienst te doen, en beriep, op zyn eigen gezag, eene Synode of kerkelyke vergadering, die alle drie jaaren moest gehouden worden. In deeze vergadering werd onder anderen eene kerkenorde vastgefteld, naar welke men verpligt zyn zoude zich in de vereenigde Gewesten te gedraagen. Door die vergadering moesten alle gefchillen overgeestelyk en waereldlyk regt ten aanzien van kerkelyice zaaken worden afgedaan, en dus was zy zeer gefchikt om de Geestelykheid onafhanglyk te maaken. De Staaten lieten dit werk eenen tyd lang zynen gang gaan, zonder den fchyn te geeven van 'er zich tegen te willen verzetten; maar toen men de voornaamfte Steden aanzogt om deeze kerkenorde te bekragtigen, werden 'er overal zoo veele Uitzonderingen op gemaakt, dat zy haare R 3 kragr.  26b Tafereel van Natuur en Konst. kragt genoegzaam geheel verloor; en buiten Dordrecht was 'er niet eene ftad in Holland, die zich genegen toonde om dezelve volkomen aan te neemen. Onder meer andere nieuwigheden, welke hy tragtte in te voeren, was de oprigting van eene nieuwe rekenkamer zekerlyk de vreemdfte, als uit welke ten klaarden bleek dat hy het gevaar, het welk aan het doordringen van nieuwe inftellingen vast was, nimmer met eene behoorlyke bedaardheid overwoogen had. Schoon het hem gelukte de zaak in den Raad van Staate door te dryven, en alle tegenkantingen te overwinnen, befpeurde hy egter welhaast dat by maar weinig gevorderd was. Zyne groote bedoeling in dit werk was allerleie misbruiken, die omtrent den uitvoer van koopwaaren plaats vonden, naar te fpooren en af te fchaffen. Toen men hem kommiezen zoude toevoegen om, in de Hollandfche Steden, tot de uitvoering van zyne bevelen de hand te leenen, begon het volk zich tegen hem te verzetten, het geen door de Staaten met vry groote onverfchilligheid werd aangezien. Zyne gefirengfie geboden werden eerlang opcnlyk met veragtinge in den wind ge- fla-  Dje Nederl. Staatsverander. enz. 26l flagen, en hy fcheen nog niette begrypan dat zyn gezag en agtbaarheid daardoor merkelyk afnamen. Elk ftelde nu vast dat de Landvoogd in Holland de zelfde middelen zoude in het werk ftellen, door welken het hem gelukt was te Utrecht alles naar zynen zin tezwaaijen. Dewyl eenige voornaame Heeren,op zyn bevel, uit het Stigt gebannen waren, dewyl Paulus Buis, geweezen Advokaat van Holland, te Utrecht in hegtenis genomen was, en men Oldenbarneveld, die thans dat ampt bekleedde, waarfchynlyk meteen dergelyk oogmerk derwaards lokte (fchoon de poogingen, wel. ke men hiertoe aanwendde , vrugteloos afliepen) kon men de onbepaaldheid van zyne heerschzugt niet langer in twyffel trekken. Doch het grootfte ongenoegen fproot uit zyne gewoonte om, wanneer hy eenig ontwerp wilde doordringen , het welk tegen de belangen van Holland aanliep, de Hollandfche gcmagtigden, onder het een of ander voorwcndfel, uit den Raad van Staate te verzenden, totdat zy eindelyk van de Staaten hunner Provincie uitdrukkelyken last kreegen, om dergelyke bevelen niet meer te gehoorzaamen. R 3 Men  262 Tafereel van Natuur en Konst. Men agtte het nu tyd te zyn om zich met ernst tegen Leicester te verzetten. Toen hy zich, by de aannadering des winters, naar 's Hage begeeven had, verzuimde men die gelegenheid niet om alle bezwaaren, welke men vinden kon, tegen hem in te brengen. Dit deed men egter met eene meer dan gemeene bezadigdheid, en nam alle beleefdheden en pligtpleegingen in agt, die men aan zynen hoogen rang verfchuldigd was. Daarenboven gaf men hem een kostbaar gefchenk, beftaande in eenen zilveren vergulden kop, die negenduizend guldens waardig was, ten blyke dat men geen oogmerk altoos had om iets, dat naar haatelykheid zweemde, tegen zynen perfoon te onderneemen. Zulk eene handclwyze maakte den ruuwen Engelschman zoo gedwee als iemand hem wcnfchcn kon, en toen dit het gevolg was, leverden drie Provinciën, Holland, Zeeland en Vriesland, een vertoog in, waarin zy haare klagtcn eenpaariglyk voordroegen. Oldenbarneveld cn eenige andere Heeren werden vervolgens benoemd om met den Graaf nader in onderhandeling te treeden; by welke gelegenheid hy den aart der Nederlanderen volkomen leerde kennen. «-Verfcheidene. tegenkantingen, welke hem Mar»  De Nederl. Staatsverander. enz. 263 daarenboven voorkwamen, troffen zyn hare zoo gevoelig, dat hy het raadzaam agtte zich voor eenen poos naar Engeland te begeeven, meenende dat hy vandaar, door den invloed \an zyne brieven, zyne oogmerken met minder gevaar, en beter bereiken zoude: ook agtte hy dat het nuttig zyn zoude over de verdere uitvoering van zynen last met dc Koninginne in mondelinge onderhandeling te treeden. Nadat zyn vertrek, onder voorwendfel dat hy de belangen der Nederlanden in het Parlement moest onderlteunen, was vastgefteld, repte men niet meer van eenig ongenoegen. De Staaten van Holland en Zeeland toonden zich zelfs niet afkeerig van eenen voorflag, die hun door den Graaf gedaan werd, om naamelyk, nevens Utrecht cn andere Provinciën, de opperheerfchappy anderwerf aan de Koninginne op te draagen, fchoon zy uitdrukkelyk verklaarden dat zulks niet behoorde te gefchieden dan onder zeer billyke voorwaarden. Het is egter waarfchynlyk dat de fchranderften hiertoe flegts hunne toefiemming gaven, in d.e vaste verzekering dat men met de R 4 K°-  sö"4 Tafereel van Natuur en Konst. Koningin wegens de billykheid dier voorwaarden nimmer zoude overeenkomen. \ De nadere fchikkingen tot dat gezantfchap werden vervolgens met den Graaf beraamd; in derzelver vastdellinge poogde hy de Hollanders door een listig voordel te verkloeken, cn wensehte dat Prins Maurits aan het hoofd van dat gezantfchap. zoude gefield worden: doch Oldenbarneveld bezat voorzigtigheids genoeg om den jongen Prins te beveiligen tegen mishandelingen, die waarfchynlyk weinig minder zouden geweest zyn dan die, welke zynen broeder in Spanje getroffen hadden. •— Kort nadat Leicester naar Engeland vertrokken was, volgde ook de bezending, zonder dat de Prins dezelve verzelde. Geen gepaster middel kon 'er uitgedagt worden, om de onrustige gemoederen binnenslands tot bedaaren te brengen, en om tevens aan de Koninginne een omflandig berigt van Leicesters verïigtingen te geeven , opdat hy haar door fchoonfchynende redenen niet mogt misleiden. Naauwlyks was Leicester in zee gedoken, of men ontdekte een nieuw bewys van zyne geveinsdheid. Toen hy zyn affcheid nam, had  De Nederl. Staatsver&nder enz. 26y had hy het hoogde bewind over burgerlyke zaaken, en de bertiering van den oorlog te Lande,aan den Raad van Staate gefield, doch op den zelfden dag had hy heimelyk een gefchrift onderteekend, het welk zoo veele bepaalingen behelsde, dat 'er niets dan eene. bloote fchaduw van gezag voor den gemelden Raad overbleef. — Toen het gezantfchap in Engeland kwam, werd het door de Koninginne ontvangen op eene wyze, dietenklaarften toonde dat zy de algemeene Staaten door vreeze tot onderwerping meende te brengen ; doch de uitwerking van deeze pooging daagde zoo gelukkig niet als zy verwagt had. — Tusfchen het Engelfche en Spaanfche Hof waren eenige looze vredehandelingen aangevangen, welke, door de Nederlanderen ontdekt zynde, op hun eenen diepen indruk maakten, alsof 'er reeds een voorneemen waare tusfchen Filips en Elizabeth, om de Nederlanden onder eikanderen te verdeelen. Schoon zy dien argwaan heimelyk poogde te voeden, liet zy e^ter niet na 'er zich openlyk over te beklaagen, met hooge woorden betuigende dat zy gantsch vreemd was van iets dergelyks te bedoelen. Zulk eene verdeeling kon ook inderdaad niet wel in haar ontwerp valR s len*  266 Tafereel van Natuur en Konst. len, dewyl die voor haar nooit zoo voordeelig kon zyn als de opdragt der volle heerichappye onder billyke voorwaarden; zy was van gedagten dat de enkele vrees voor eene onderhandeling tusfchen haar en Spanje de Nederlanders beweegen zoude om haar de onbepaalde heerfchappy, welke zy altyd gezogt jhad, op ie draagen.— Zy vond zich.egter in liaare verwagting bedroogen , en haar heerschEugtig gemoed kon den hoon niet dulden van 5u zulk een grootsch ontwerp te leur gefield te zyn door eene natie, die eerst het voorwerp van haare veragting, en nu dat van haare afgunst geworden was. Zy bcfloot dan nog eens eene floute onderneeming te waagen, en zond Leicester anderwerf naar Holland. By zyne aankomst werd hy met klagten 'verwellekomd, welken hy, door eene geveinsde verzoening, poogde te doenbedaaren. — Aan de zyde der Staaten werd de ernst grooter, naar maate de ontrouw en roekeloosheid van Leicester verder gingen. Indien hy derhalven niet geheel van zyn oogmerk wilde afzien, vond hy zich telkens genoodzaakt om tot gevaariyker aanfiagen te beiluiten. Begrypende dat hy weinig voordeels jroR van de hulp der predikanten, begon hy ' au-  De Nederl. Staatsverander. UKz.'i6f andere maatregelen te volgen, die nog ruim zoo ergerlyk waren. Hy deed naamclyk den • vredehandel met Spanje, door twee van zyn©. gemagtigden, in de vergaderinge van Holland zonder eenige bewimpeling voordellen.. Wel-' haast befpcurde hy dat zulk een voorflag gefchikt was om zynen aanhang, die uit dedrifJ tigde voordanders der Hervormde leere beftond, van hem te vervreemden. Ter weeringevan het misnoegen, het welk hieruit gebooren werd, ontkende by dat het voordel met zyne waare meening overeenkwam; doch het kostte weinig moeite om door de bedricglykheid van zulk eene uitvlugt heen te zien, dewyl men het gefchrift, waarin hy zyne meening had uitgedrukt,eer men het inlever* de, hem had voorgeleezen. Van deeze laagheid overtuigd zynde, flocg hy over tot geweldiger voorneemens, en was bcdagt op middelen om Oldenbarnevcld, den Graaf van Hohenlo, en zelfs Prins Maurits, te ligten, en naar Engeland over te voeren: doch dit mislukte hem, dewyl zy tydiglyk wegens den aanflag gewaarfchouwd werden. Hy poogde liet gevaar, waarin hy begreep dat hy door deeze mislukkinge gebragt was, af te wenden, door het bemagtigeu van eenige deden, ia  268 Tafereel van Natuur en Konst. ia welke onderneeming hy weder, zeer tegen zyne verwagting, werd te leur gefield. Drie aanflagen op Leyden, Gouda, en Dordrecht aiepen allen ongelukkig af', en veroorzaakten u  272 Tafereel van Natüdr es Konst. nu dermaatc toegenomen, uit hoofde van de groote aanmoedigingen, dat men het noodig oordeelde met ernst aan het maaken van nieuwe fchikkingen te denken. Met reden was men bedugt dat de menigvuldige koopvaarders, door den verdeelden handel, eikanderen zouden belemmeren, en tegen de Portugeefche en Spaanfche ylooten niet naarbehooren kunnen befehermd worden. Om die reden werd by de algemeene Staaten bellooten dat men zyn best doen zoude om de onderfcheidene Maatfchappyen tot eene enkele te brengen, welke men door een Oktrooi zoude bekragtigert ^verder alles toebrengende wat haaren bloei in eenig opzigt kon bevorderen. Ter bereikinge van dit oogmerk was het vooral noodig alle gegoede burgers te noopen om fcr deel in te neemen, en hierin flaagde men Jn den jaare 1602 volkomen naar genoegen, zoodat de Oost-Indifche Maatfchappy van dien tyd af tot heden toe als de zenuw van den NederJandfchen koophandel is befebouwd geworden. Zes kamers waren nu met eikanderen yereenigd, en dezelven bragten terfiond eene hoofdfom van vier-of zesenzestig tonnen gouds by een , waarin Amfterdam voor meer dan de helft deelgenoot was. Dit ka-  De Nederl. Staatsverander. enz. 279 kapitaal werd in maatige fommen van drieduizend guldens gefplitst, en in de aktien, welke uit deeze verdeeling voortkwamen, en wier weezenlyke waardy met de uitbreiding der Maatfcbappye toenam, werd vervolgens handel gedreeven. De Maatfchappy heeft ook, door de aanzienlykfle' winden haare fchatten dermaate vergroot, dat zy naauwlyks zeventig jaaren in ftand geweest was, toen men haare jaarlykfche inkomflen op tien of elf millioenen berekende, welke fom in vervolg van tyd nog zeer veel vermeerderd is, zoodat zy by de vernieuwing van het Oktrooi, het welk telkens , na verloop van zeker getal van jaaren moet gefchieden , fomtyds twee of drie milloenen tot een gefchenk heeft kunnen geeven. Zeer natuurlyk was het dat onze werkzaame voorouders zich, door den voorfpoed der Oost-Indifche zaaken , aangemoedigd vonden, om ook aan de oprigting van eene WestIndifche Maatfchappy met ernst te denken. De goudmynen van Amerika vertoonden zich voor de verbeelding zeer begeerlyk, en werS 4 den  2go Tafereel van Natuur en Konst. den aangemerkt als de waardigfte belooning der Nederlandfche dapperheid. Men was 'er des te meer op gefield,omdat men, doorderzelver veroveringe, geene Portugeezen, die flegts door dwang onderdaanen van Spanje waren, maar de Spaanjaarden zeiven, van hunne rykfte bezittingen zoude berooven. — Doch het ontwerp werd op dien tyd niet voortgezet. Het bleef vervolgens tot in het jaar 1621 uitgefteld, wanneer het twaafjaarig beftand geëindigd was. Schoon het geen deeze Maatfchappy betreft, wel niet tot het tydbeftek , waarvan wy hier in het byzonder fpreeken, beboort, zullen wy egter kortelyk berigt geeven wegens haare opkomst en voornaamfte lotgevallen. Zy werd in den beginne op den voet der Ooft-Indifche ingerigt. Haare eerfte inlaag beliep zeven millioenen, en was dus weinig hooger dan die van de Ooft-Indifche: doch na verioop van tien jaaren vond men al dat het noodig was dezelve tot op agttien millioenen te vergrooten. Ondertusfchen behaalde zy inderdaad aanzienlyke voordeden: want de vloot, welke zy uitrustte, en die, door dén Staat, met drie oorlogfcheepen verfterkt werd, bemagtigde terftond eene vesting in het landfchap Bra- zü.  De Nederl. Staatsverander. enz. 281 zil. Piet Hein vermeefterde de Spaanfche zilvervloot , en maakte eene buit , die op veertien of vyftien millioenen gefchat werd: vervolgens gelukte het haar het grootfte gedeelte van Brazil, nevens het eiland Kuracao, en nog eenige plaatfen van minder belang, magtig te worden. Graaf Maurits van Nasfau, die naderhand met drieduizend man derwaards gezonden werd , breidde die overwinningen verder uit, en deed zyne fchepen zelfs overfieeken naar de kust van Afrika, waar hy zich van Delmina in Guinee meester maakte. Deeze eerftc voorfpoed moedigde de Maatfchappy fterk aan om groote uitdeelingen te doen, opdat zy dus gelyk mogt zyn aan de Oost Indifche Kompagnie, wier aktien door dit middel , mcrkelyk in waarde gereezen waren. Welhaast befpeurde men dat de Amerikaanfche zaaken van eenen gantsch anderen aart waaren dan de Aziatifche; en dat men in Oost lndie eenen handel vond, die geregelde voordeden beloofde , en zulke fchikkingen toeliet als men omtrent de uitdeelingen gemaakt had, daar integendeel in Amerika, alle goede orde, indien zy 'er ooit S 5 2°*  232 Tafereel van Natuur en Konst. geweest was, door het woeden der Spanjaarden , reeds lang was vernietigd geworden. Daar de winsten van de ecrstgemelde Maat.fchappye, om zoo te fpreeken, als uit eene leevendige bron voortkwamen, moesten die van de laatfie als uit een iiilftaand water gehaald worden, zoodat zy niet tot het maaken van eene grootfche vertooning, maar tot verbetering van het gebreklyke behoorden aangelegd geweest te zyn. . Schoon deeze misflag wel eenrgzins vergoed werd door de vergrooting der hoofdfomme op agttien millioenen , en het zich liet aanzien dat de Maatfchappy door de ondervinding voorzigtigbeid zoude geleerd hebben, werd zy egter op het onvoorzienlle door eenen zeer geweldigen flag'getroffen. Het gelukte den Portugeezen Brazil, niet doorkragt van wapenen, maar door verraad, magtig te worden. De Maatfchappy verviel hier door iü eenen zeer kwynenden ftaat, maar bleef egter ftaandc tot in het laatst van het jaar 1671, toen zy, onder den last ecner fchuld van zs's milloenen zugtende, door de intrekking van het Oktrooi der Staaten vernietigd werd. — Van de nieuwe Maatfchappye, welke men in haa-  De Nebe-rl. Staatsvsrander. enz. 283 ,haare plaatfe beeft opgeregt, zullen wy het . genoeg agten te zeggen dat zy nooit groote zaaken heeft uitgevoerd, en ook nimmer door aanmerkelyke lotgevallen vermaard geworden is. Doch Liatca wy den draad van ons verhaal weder opvatten, — Het fterk vaaren der Nedcrlandcren op Oost-lndie was van dat gevolg, dat Filips de lilde, in den jaare 1603, de vaart op Spanje weder opende. — Onder .de merkwaardige voorvallen" van het jaar 1604 telt men ook dar Jakob de Ifie, die, J.a den dood van Koninginne Elizabeth, Koning van Groot Brittanje werd, eenen vrede met Spanje floot, die voor den Staat der vereenigde Nederlanden nadeclig w;.s. — veldtogt van het jaar 1605 was daarenboven ongunstig voor de Staaten , dewyl Prins Maurits Antwerpen vrugteloos belegerde, en zyn leger naderhand moest wyken voor dat van Spinola, die Lingen en Oldenzeel veroverd had. In deezen toeltand namen de Staaten het voorzigtig belluit om voortaan alleenlyk verweerender wyze te oorlogen. In den jaare 1607 begonnen de Spanjaarden voor,het eerst, mer eene eriïsti.qe.meening ,  284 Tafereel van Natuur en Konst. Hing, onderhandelingen tot vrede voor teHaan. De redenen , welke zy hier voor hadden , waren zeer gegrond, en, over het algemeen genomen, van dien aart, dat de Staaten het zeer waarfchynlyk oordeelden dat de zaak der Spanjaarden inderdaad ernst was. Het was zeer bekend dat Filips de Ilfde juist geene groote werkzaamheid van geest bezat: daar en boven zag men uit de muiteryen van het Spaarfcie krygsvolk dat 'er geen geld tot deszelfs b'etaaling uit Spanje kwam; en men ftelde vast dat Spinoia, reeds twee jaaren lang, uit zyte eigene goederen, den Koning met veertien millioenen fchats had moeten „orderfteunen. De Staaten beflooten egter niet in onderhandeling te treden, zonder dat hunne vryheid voor af door de Spanjaarden erkend 'ware. Hierop verklaarden de Aartshertogen dat zy met de Staaten als met vrye Volken wilden handelen , en op dien voet werden de onderhandelingen, nog in het bovengemelde jaar 1607, '» 's Hage aangevangen. • Men floot toen te lande eenen (lilftand van Mapenen, doch ter zee werden de vyandelykheden voortgezet, en de St atfche vloot behaalde, onder den Admiraal Jakob van Heemskerk, eene merkwaardige overwin,*  DeNederl. Staatsverander.enz. 285 winning op de Spaanfchen voor Gibraltar, niettegenfiaande Heemskerk in het gevegt het leven verloor. Terwyl men met het handelen over den vrede bezig was, befpeurde men dat de Spaanfche gemagtigden merkelyk van toon veranderden, zoodat men alle hoop om tot een vergelyk te komen genoegzaam begon op te geeven. Het ftiet hunnen hoogmoed geweldig dat zy den vrede hadden aangebooden, en zich buiten ftaat vonden om de voorwaarden naar hunnen zin te kunnen bepaalen. Alles toonde vry duidelyk dat zy den fchyn wilden geeven van den vrede niet geflooten, maar gefchonken te hebben. De Amsnertogen hadden zelfs de vryheid der Siaaten met eene dubbelzinnige uitdrukking erkend : doch toen het op de zaak aankwam, toonden de eifchen de waare oogmerken allerduidelykst aan. Men deed 'er onder anderen twee, die allerbuitenfpoorigst waren. De eerfte betrof de vrye vaart op de Indien, waarvan men begeerde dat de Staaten afitand zouden doen, en de tweede den Roomfchen Godsdienst, die de Spaanfche gezanten vorderden dat in de Nederlanden vry zoude gcoEffend worden. liet  zi6 Tafereel van Natuur en Konst. Het éerfie punt werd volfirektelyk verworpen : en Oldenbarneveld zelf verklaarde dat by op die voorwaarde geenen vrede kon goedkeuren. Het andere punt werd aangemerkt als een listige vond van ftaatkunde, die alleen gefchikt was om de rust en eensgezindheid in het Gemeenebest voor altyd te ftooren. Beide die artikelen werden van de eene zyde zoo fterk aangedrongen, en van de andere zoo regtsftrecks afgella^en, dat dit alleen genoeg was om de vredehandeling geheel af te breeLen, het geen egter de Spaanfehen nog niet zouden gedaan hebben , indien de Staaten niet ronduit verklaard hadden dat hun geduld ten einde was. Na deeze mislukking bleeven alle onderhandelingen afgebroken, tot in de maand Augustus des jaars 1608, wanneer de gezanten van Vrankryk en Groot-Brittanjc, met welke twee Ryken de Staaten de voorige verbonden vernieuwd hadden, aan beide de partyen het fluiten van een beftand, het welk eenige jaaren zoude duurcn, voorfloegen. De meeste Provinciën waren zeer genegen om dien voorilag aan te neemen, doch Zeeland verzette 'er zich tegen; ook Was Prins Maurits ver af van den-  * De Nëderl. Staatsverander'. enz. 287»» ,1 denzelven goed te keuren, en vatte groot } misnoegen op tegen den Advokaat OldenbarI neveld, die zeer fterk yverde om het beftand I voort te zetten. Terwyl de twyffelingen en j oneenigheden de zaak vertraagdeu, verklaarJ den de Franfciie en Engelfche gezanten beif den, dat de Staaten, indien zy het voorftel I geheel verwierpen, geenen byftand van een I der twee Ryken te wagten hadden, doch dat 1 men hen kragtdaadiglyk zoude onderfleunen, I indien het zeive door hun wierd aangenomen,, I in gevalle het door de Spanjaarden mogt af-, I geflagen worden. Deeze verklaaring was ■ oorzaak dat en de Prins, en allen die even | als hy geoordeeld hadden, van gevoe| len veranderden, zoodat het beftand te AntI werpen op den negenden van April des jaars ■ 1609, voor den tyd van twaalf jaaren, ge| lboten werd. Schoon dus de rust der Vereenigde Provinciën van buiten voor eenigen tyd herfteld was, gcnootcn zy egter die voordeden niet, welke haar befchooren zouden, geweest zyn, iadien zy niet door binnenlandfche onlusten waren beroerd geworden. In de hervormde Kerke wareu-hevigc gefchilleu-gereezen over. de  288 Tafereel van Natuur en Konst, de Jeer der Remonftranten en Contraremonftranten, die welhaast geweldige verwarringen veroorzaakten. De Staaten namen in den jaare 1613 het befluit om te belasten dat de verfchillende partyen ten aanzien van elkanderen verdraagzaamheid zouden oeffenen. Dewyl egter eenige lieden, als Amlierdam, Enkhuizen en Edam, in dit betluit niet bewilligd hadden, werd het in fommige kerken niet opgevolgd.—Het gevolg van deeze verdeeldheden was dat de Remonftranten en Contraremonftranten afzonderlyke vergaderingen begonnen te houden, het geen, ter voorkominge van verdere verwyderingen, in den jaare 1616 door de Staaten uitdrukkelyk verbooden werd. — Men poogde Amlierdam door eene bezending tot de gevoelens der meerderheid over te haaien; doch de poogingen, welke men ten dien einde aanwendde, waren zonder eenig gevolg. In het eerst fcheen het dat Prins Maurits zich met deezen twist in het geheel niet wilde inlaaten; doch nadat de Contraremonftranten zich, in den jaare 1617, van de KIoosterkerke in 's Hage meester gemaakt hadden, voegde by zich aan hunne zyde, en verklaarde  De Nederl. Staatsverander. enz. 23q de zich opcnlyk voor het houden van eene Nationaale Synode of een Kerkelyke byeenkomst van alle de Provinciën, in welke de oitwiste punten onderzogt en bcflist zouden worden. Wy agten het niet ongevoeglyk hier die betwiste punten in het byzonder voor tedraagen : dezelven komen hoofdzaakelyk hierop uit: i. Dat God in deverkiezinge en verwerpinge der menfchen aan de eene zyde ziet op het geloof cn de volflandigheid, en aan de andere op het ongeloof en de onboetvaardigheid. 2. Dat Jezus Christus voor alle menfchen geflorven is. 3 en 4. Dat de Goddelyke genade tot 's menfchen bekeering en heiligmaaking wel vereischt, doch dat de mensch door dezelve egter niet onweêrftaanbaar bewerkt wordt. 5. Dat het niet onmooglyk is dat de heiligen weder afvallen. Barneveld oordeelde dat men ten aanzien der zweevende gefchillen met gemaatigdheid moest handelen, en dat het gantsch ondienstig was derzelver beflisfing aan eene Synode te Hellen. De twistende partyen waren reeds vrugteioos met eikanderen in onderhandeling XV. Deel. T ge-  290 Tafereel van Natuur en Konst. geweest; en de Staaten van Holland hadden vergeeffche poogingen aangewend om onderlinge verdraagzaamheid te bevorderen. Hoe zeer de Remonftranten hiertoe genegen waren blykt uit de wyze, waarop zy in dezelve bewilligden ,doch de Contraremonftranten konden 'er in het geheel niet toe bewoogen worden. Dit kon niets anders ten gevolg hebben, dan dat het Land alom in rep en roer geraakte. Men vergenoegde zich niet met lasterfchriften en onvriendelyke bejegeningen tegen eikanderen, maar werd op veeie plaatfen handgemeen. Hier en daar floeg men zelfs over tot het pionderen van huizen, en het pleegen van andere geweldenaaryen. Schoon de Staaten van Holland de gevoelens der Remonftranten verdraaglyk verklaard hadden, wisten de Contraremonftranten middelen te vinden om de algemeene Staaten op hunne hand te krygen, en dewyl deezen van andere gedagten waren, was het gevolg dat 'er op eene Synode gedrongen werd. — Het vuur van tweedragt begon dus op eene zeer geweldige wyze te ontbranden. Holland, Utrecht en Overysfel verklaarden zich uitdrukkelyk tegen de handelingen der algemeene Staaten; en in eenige Steden, waar de re- gee-  De Nederl. Staatsverander.enz. 291 geering den Remonftranten was toegedaani werd eenig krygsvolk, onder den naam van Waardgelders, aangenomen. Dit werk werd meest aan het beleid van Oldenbarneveld toegefchreeven, en het was den Prins ten uiterften onaangenaam. Hiervan gaf hy een zeer duidelyk bewys, door den Briel, waar men ook over hetaanneemeil van Waardgelders gefproken had, onverhoeds van twee vaandelen foldaaten te voorzien. — De Prins verzuimde geene middelen, welke dienen konden om het houden eener Synode te bevorderen: in Gelderland bragt hy, door eene buitengewoone verandering der regeeringe, en in Overysfel, door groote beloften , te weeg, dat hiertoe een eenpaarig befluit werd genomen. Dit gedrag veroorzaakté in Holland en Utrecht bekommering dat men ook iets dergelyks te verwagten had. De Prins had reeds ter algemeene Staatsvergaderinge voorgeflagen dat men de Waardgelders behoorde af te danken : in Utrecht was tot deeze afdanking beflooten. Doch de agt Hollandfche Steden, dje in den aanvang van het jaar 1618 te kenT a nen  2p2 Tafereel van Natuur en Konst. nen gaven dat zy niet in de gemeene lasten zouden bewilligen, zoo men niet eenpaarig]yk vastflelde de Magifiraaten, die wettiglyk verkoozen waren , te befchermen, bragten zoo veel te weeg dat bet bovengemelde befluit niet onmiddelyk werd uitgevoerd. Ondertusfchen vaardigden de algemeene Staaten eene bezending naar Utrecht af, aan welker hoofd Prins Maurits gefield was,om deStichtenaars tot het afdanken der Waardgelders te beweegen. Doch de Staaten van Holland deeden 'er eene bezending tegen , gefchikt om die van Utrecht over te haaien om zulk een befluit op het fluk der Waardgelderen te neemen als zy genomen hadden. — Het gevolg van deeze bezendinge voldeed geenszins aan het oogmerk, het welk met dezelve was bedoeld geworden : want de agt Hollandfche Steden vonden zich genoodzaakt om de zaak op te geeven, dewyl vyf andere, onder welken Amflerdam was, gemagtigden naar Utrecht zonden, die zich voor den Prins en de algemeene Staaten verklaarden. Nadat Maurits te Utrecht de Waardgelders afgedankt, en eene groote verandering in de regeering gemaakt had, gaven de algemeene Staaten bevel dat die afdanking ook in Holland zoude ge-  De Nedere. Staatsverander. en*z. 293 gefchieden; en hierop volgde welhaast de genoegzaame bewilliging tot het houden der Synode. De Prins bragt vervolgens te weeg dat 01denbarneveld, Advokaat van Holland, Rombout Hogerbeets, Penlionaris van Leyden, en Hugo de Groot, Penfionaris van Rotterdam , op bevel der algemeene Staaten in hegtenis genomen werden. Men merkte hen aan als voorflanders van de belangen der Remonftranten, en in het byzonder befchouwde men den Advokaat als de voornaame oorzaak van het aanncemen der Waardgelderen, die te Utrecht tot befcherming van de Regeeringe gefchikt waren, en door welken men een oogmerk had om zich tegen Prins Maurits en de algemeene Staaten te verzetten. Hogerbeets en de Groot hadden zich, als afgevaardigden der Staaten van Holland, tegen de afdanking der Waardgelderen te Utrecht aangekant Deeze gevangenen werden voor vieren twintig Regteren , twaalf uit Holland, en twaalf uit de overige Provinciën , te regt gefield. Oldenbarneveld werd door die öngewoone Regtbank, door welke de Staaten van Holland, na de verandering der regeeringe T 3 door  294 Tafereel van Natuur en Konst. door Prins Maurits, toelieten dat luiden, die in hunnen dienst waren, gevonnisd werden, ter dood veroordeeld, terwyl de twee anderen tot eene eeuwige gevangenis verweezen werden. De Synode, welke in den jaare 1618 te Dordrecht, od naam der algemeene Staaten befchreeven werd , beftond uit afgevaardigden uit de zeven Provinciën, en uit verfcheidene buitenlandfchc Kerken. De leer der Remonftranten werd door deeze vergaderinge veroordeeld : men verbood hen byeenkomften te houden,en hield ten aanzien van hunne voorfianderen eene handelwyze, die de paaien der gemaatigdheid zeer ver te buiten ging. De Hoogleeraars en Predikanten, die hun waren toegedaan, werden ten Lande uitgebannen; de leden der regeeringe, die hunne zyde gekoozen hadden, of dezelve begunftigden, werden van hunne ampten ontzet. — De Groot cn Hogerbeets kroegen op het huis te Loeveftein de plaats hunner gevangenisfe. In den jaare 1621 gelukte het de Groot op eene behendige wyze te ontkomen; maar Hogerbeets werd eerst in den jaare 1626 van daar op zyn huis by Wasfenaar overgebragt, waar.  De Nederl. Staatsverander. enz. 20j hy kort daarna overleed. Den gebannen Remonftranten liet men niet toe weder in het Land te komen en hunnen Godsdienst te oef. fenen, voordat Fredrik Henrik Stadhouder geworden was. In den jaare 1620 werden van de zyde der Aartshertogen weder voorflagen gedaan om de zeventien Provinciën onder een hoofd te brengen; doch deezen werden van de Staaten, als te fchandelyk en te nadeelig voor eenen vryen Staat, geheel verworpen. Ia het volgend jaar ftierf Filips de lilde, Koning van Spanje, en werd door zynen zoon, Filips den IVden, opgevolgd. Niet lang daarna overleed ook de Aartshertog Albertus. — Geduurende het beftand waren de Staaten ingewikkeld geworden in den oorlog om Gulik én Berg, en om de kroon van Bohemen, die dertig jaaren duurde, en waarby de Nederlanders geen ander voordeel hadden dan dat het grootfte geweld der wapenen op den Duitfchen bodem werd overgebragt. — Toen de tyd van het beftand verloopen was, en de krygsverrigtingen van de Spaanfche en Nederlandfche zyde weder begonnen waren, namen de Spanjaarden Gulik in, doch zy ftieten T 4 het  396 Tafereel van Natuur en Konst. het hoofd voor Sluis en Bergenopzoom, welke laatfle flad Spinola tienduizend man kostte. Maurits, die federd het overlyden van zynen oudften broeder, Filips Willem, den titel van Prins van Oranje had aangenomen, ondernam in den jaare 1622 eenen weibelegden aanflag op Antwerpen, die egter mislukte. Korten tyd daarna ontdekte men eene fnoode famenzvveering, die tegen den Prins Was aangegaan. De jongde der twee zooncn van Oldenbarneveld was het hoofd of de eerdeaanleider van dezelve, en had 'er zynen broeder berigt van gegeevcn. Het was vastgefleld dat men Maurits buiten 's Grayenhaage zoude aanvallen en van kant maaken. Doch twee bootsgezellen, die mede in den aanflag waren ingewikkeld, gaven den Prins kennis van denzelven: het geheele ontwerp werd dustydiglyk verydeld, dewyl verfcheidene der famenzweerderen gevat, en met den dood geftraft werden. De jongde zoon van Barneveld ontvlugtte naar Braband, waar hy dC-n vyand nog eenige jaaren tegen zyn Vaderland diende: doch de oudde werd om de kennis, welke hy van het verraad gehad had, tot het verliezen van zyn hoofd veroordeeld, In  De Nederl. Staatsverander. enz. 297 In den jaare 1624 vernieuwden de Staaten de verbonden, welke zy te vooren met Vrankryk en Groot-Brittanje hadden aangegaan, en de oorlog werd te water en te land fterk voortgezet. De Hollanders wonnen voor Calais eenen zeedag. Spinola maakte zich meester van Breda: Maurits deed nog eenen vrugteloozen aanllag op Antwerpen; Gocb werd door Fredrik Henrik ingenomen, cn in het midden dier krygsverrigtingen wérd Prins Matints door eene Deepende koorts, die hem in den jaare 1625 aankwam, in den ouderdom van agt-en vyftig jaaren uit dit leeven weggerukt. Hy werd in zyne hooge bedieningen opgevolgd door zynen broeder van halver bedde , Prins Fredrik Henrik , door wien ook de oorlog met gelyke kloekmoedigheid werd voortgezet:, Het veroveren van de Spaanfche zilvervloot door den Hollandfchen Admiraal PieterHein, het geen in den jaare 1628 gefchiedde, gaf den Staaten bekwaame gelegenheid om hunne krygsmagt te vermeerderen, dewyl de waarde van deeze vloote op omtrent twaalf millioenen guldens berekend werd. In het volgend jaar belegerde Prins Fredrik Henrik, 's HerT 5 to-  298 Tafereel van Natüür en Konst. togenbosch , welke ftad, na een beleg van eenige maanden, werd ingenomen. Toen de Spaanfeben zagen dat het hun niet moogelyk was de ftad te ontzetten, waren zy in de VeJuwe getrokken, waar de Kefzerfchen zich by hun gevoegd hadden: doch zy werden door Graaf Ernst Kazimir , die hun tegen trok, van de grenzen afgeweerd. Ondertusfcheri fjoeg de Infante Izabella, in den jaare 1630, een beftand van vier-en dertig jaaren voor, opdat de Roomschgezinde Nederlanden, die van geld en handel ontbloot waren, zich in het verloop van dien tyd een weinig zouden moogen herfteilen. By het overweegen van deezen voorflag meenden fommigen dat de magt van Spanje nu te klein geworden was om haar tenger te vreezen, of om naar een beftand te luisteren, terwyl anderen beweerden dat het ten uiterfien onvoorzigtig was eenen vernederden vyand klein te agten of te tergen. Vrankryk had vry wat invloeds op deeze raadpleegingen; door deszelfs bemoeijenisfe werden alle onderhandelingen afgebroken, en het reeds gemaakte verbond met de Staaten vernieuwd. Door het zelve werd de Koning verpligt om hun geld en manfchap te bezorgen, en de Staaten verbonden  De Nederl.Staatsverander. enz. 259 den zich om, zonder zyne kennis, geeneri vrede of fiilfland van wapenen aan te gaan. Spanje keerde zich hierop tot Engeland, en beloofde de Palts den Koning van Eohemen weder in handen te zullen (tellen, indien 'er een middel gevonden wierd om den vrede te Weeg te brengen. De Engelfche Koning toonde zich niet ongenegen om hiertoe de hand te leenen, maar zyn gezant werd door de Staaten vier maanden lang zonder antwoord ge* laaten. De bemiddelingen van andere Vorften waren mede vrugteloos, en dus vonden de Spanjaarden zich genoodzaakt om van hun aanzoek af te zien. De Kardinaal Richelieu bediende zich ondercusfehen van eenen verraderlyken ftreek om den Prins van het Prinsdom van Oranje te berooven; doch dewyl de voortzetting van dit ontwerp eenigen tyd kostte, werd het door den Prins tydiglyk genoeg ontdekt om gefluit te worden. In den jaare 1631 werd de opvolging in het algemeene Stadhouderfchap, en het opperbewind over het krygsvolk, opgedraagen aan den zoon van Fredrik Henrik, die toen nog maar een kind van vyf jaaren oud was. Nadat deeze opdragt op eene plegtige wyze ge- fchied  300 Tafereel van Natuur en Konst. fchied was, verzamelde de Prins zyn krygsvolk, en tevens eenen grooten voorraad van oorlogsbehoeften, by Emmerik. Het gerugt van die ongemeene toebereidfelen fjoeg welhaast naar Brusfel, en vervolgens naar Spanje over. De Aartshertogin haastte zich zoo wel met het werven van volk, als met het ligten van onderftand, dien zy genoodzaakt geweest was van de Geestelykheid , var den Adel, en van de Staaten des Lands te eifchen. Hierdoor ontdekte men den ongunftigen ftaat, waartoe de Roomfche Nederlanden gebragt waren. Niemand, van de Kardinaalen en de Aartshertoginne af, tor de kinderen toe, kon nu meer vry van fchatting gelaaten worden. Na de gemaakte toebereidfeis begon de oorlog zoo fterk als te vooren. _ De Aartshertogin had een ontwerp gefroeed om alle gemeenfehap tusfchen Holland en Zeeland af te faydeti. De beftiering daarvan werd aan Graaf Jan van Nasfau toevertrouwd," die de landing, met een vloot van negentig vaartuigen doen zoude. Doch de Hollanders waren zoo dapper in de weer, dat de toeleg mislukte, en het grootfte gedeelte der vaartuigen genomen werd. — In het volgend jaar maakte de Prins stieh meester van Venlo en Roermonde, en wat  De Néderl. Staatsverander.enz. 30Ï wat laater van Maastricht, Limburg en Orfoi. Rynbcrk werd mede door hem ingenomen , zoodat de Staaten zich nu in het bezit van den geheelen Neder-Rhyn gefield vonden, Jn den jaare 1633-begonnen de vredehandelingen weder op het tapyt te komen, en een groot gedeelte der Staaten toonde zich zeer genegen om de wapenen neêr te leggen ; doch de Prins en de Zeeuwen bragten het, met hulp van den Franfchen afgezant, zoo ver dat de oorlog anderwerf werd voortgezet. Ondertusfchen overleed de Infante, en Filips de IVde droeg de beftiering over de Roomfche Nederlanden op aan zynen broeder Ferdinand van Oostenryk , die de waardigheid van Kardinaal bekleedde. De Staaten gingen op nieuw een verbond aan met Vrankryk,dat nu aan Spanje den oorlog verklaard had. De Franfchen trokken met een leger naar de Nederlanden, en verfloegen de Spanjaarden by het dorp Avein, in de Provincie Luxemburg. Nadethand met het leger der Staaten, onder den Prins van Oranje vereenigd zynde, namen zy Tienen, in Braband , in , en belegerden Leuven , daar zy egter het hoofd (lieten. In den jaare 1635 werd in het leger ongemeen veel ge-  302 Tafereel van Natüüren Konst. geleeden, dewyl het volk door eene hecrfchende ziekte als fneeuw weg fmolt. De Prins voerde zyne benden nevens die der Franfchen naar Roermonde, om zich daar te ververfchen. Ten deezen tyde ontflond 'er een geweldig gemor in het Franfche leger, waarin men, het zy met, het zy zonder grond voorwendde dat de Prins de Hollanders té veel verzorgde, en de Franfchen liet vergaan Deeze eenzydigheid werd toegefchreeven aan de verbittering tegen den Kardinaal van Richelieu, waarvan wy de oorzaak reeds hebben aangeweezen. De Franfche foldaaten kreegen daarenboven geene betaaling, zodat dit geheele leger genoodzaakt was om naar huis té trekken. Wy zullen de verdere krygsbedryven, die geduurende deezen oorlog hebben plaats gehad, met flilzwygen voorbygaan, en eer wy van het fluiten van den vrede fpreeken, flechts eenige weinige byzonderheden opgeeven * welke denzelven zyn voorgegaan. - I„ den jaare 1641 werd het huwelyk voltrokken tusfchen Prins Willem. eenigen zoon vah Fredrik Henrik, en Maria, oudfle dogter van Karei den Wen, Koning van fingeland. Dë jon.  De Nederl. Staatsver ander. enz. 30$ jonge Prins gaf de eerfte blyken van zyne dapperheid in den jaare 1643 , en floeg de Spanjaarden, welken hy by Antwerpen in eene hinderlaage gelokt had. Sas van Gent werd mede door Fredrik Henrik ingenomen, en naderhand merkeiyk verflerkt. In den jaare 1645 begon men, eenen Jangduurigen en kostbaaren oorlog moede, eerst regt aan den vrede te arbeiden. De Staaten wilden toonen dat zy den oorlog hadden aangevangen, om de vryheid der volken te herftellen.en geen oogmerk hadden om denkryg langer voorttezetten, nu die vryheid genoeg bevestigd was. De nadeden, welke Spanje geleeden had, waren groot genoeg om den Koning naar voorflagen van vrede te doen luisteren. De ftad Munfter werd uitgekoozen tot de plaats der onderhandelingen. De Staaten zonden agt afgevaardigden derwaards, ere de Moogendheden , die 'er belang by hadden, zonden 'er mede hunnegevolmagtigden. Om de vredehandelingen des te beter te doen flaagen, werd de oorlog ondertusfchen voortgezet. Onder de krygsverrigtingen van het jaar 1646 telt men ook den aanflag van den Prins op Antwerpen, in welks uitvoeringe hy eg-  jjö4 Tafereel van Natuur en Konst. egter gefruit werd door eene opkomende ziekte, die hem in den jaare 1647, in den ouder, dom van drie-en zestig jaaren hetleeveiï kostte. Hy werd in zyne gewigtige ampten opgevolgd door zynen zoon Willem den Iiden, doch niet met volkomen genoegen vsn Holland, daar men bedugt was dat de oorlogszugtige aart van den jongen Prins, die Vrankryk niet ongenegen was, de Munfterfcbe vredehandeling gantsch niet zoude bevorderen. Doch op zyne belofte van alles, wat de gevolmagtigden der algemeene Staaten te Munfter bellooten, te zullen goedkeuren, werd hem het Stadhouderfcbap over vyf Provinciën, met algemeen genoegen, opgedraagcn. De' Franfchen deeden ondertusfchen alles wat zy konden om het voortzetten der onderhandelingen tc fluiten; zy beweerden dat de Staaten geene vryheid hadden om, zonder hunne bewilliging, een verdrag met Spanjeaan te gaan, en geene middelen waren van kragt pm hen tot die bewilliging over te haaien. Dit deed de Staaten overgaan om afzonderlyk met Spanje te bandelen, en op den 3oflen van January des jaars 1648 werd de vermaarde Munflerfche vrede geflooten, waarby Filips de IVde van alle regt op deeze Landen geheel afftond, en  De Nèderl. Staatsverander, enz, $0$ én de vereenigde Provinciën voor vrye en on* afhanglyke Staaten erkende. De hooge Overheid deezer Landen toonde Zich nu genegen tot het neemen van zoodaanige maatregelen als best gefchikt waren om het volk ih de vrugten van den vrede te doen deelen en de belastingen te verminderen; Ten dien einde werd in eene vergaderingë der Staaten gefproken over het afdanken of in dienst houden van een groot getal foldaaten» welke men, geduurende den voorigen oorlog, had noodig gehad. Die van Holland waren van gedagten dat het best was zich van den last van krygsvolk, zoo veel als gevoeglyk kon gefchieden te ontflaan, dewyl men dus jaarlyks omtrent twintig tonnen gouds zoude kunnen befpaaren. De Prins kantte zich hier zeer fterk tegen, als wel begrypende dat zyn gezag merkelyk zoude verminderen , wanneer hy zich niet meer aan het hoofd van eene aanzienlyke krygsmagt bevond. Doch 's Prinsfen tegenkantingen waren geheel vrugteloos, en de Staaten van Holland namen het befluit om eene groote vermindering van 's Lands troepen te maaken. De flerkfte yveraar voor dezelve was Andries Bik- XV, Deel. V ker,  306 Tafereel van Natuur en Konst. ker, Oudburgemeester van Amfterdam, en dit was oorzaak dat de Prins groot misnoegen tegen de Amfterdammers opvatte. Sommigen beweeren dat hy eenen toeleg had om deeze Landen aan zyne volftrekte heerfcbappye te onderwerpen, en dat elk die poogingen deed om deezen toeleg te fluiten, by hem in het oog liep. Hy zond dan in den jaare 1650 een deel krygsvolk naar Amfterdam , met pogmerk om zich van die Stad te verzekeren, meenende dat hy dan in ftaat zyn zoude om de overige Steden , die hem nog zouden moogen dwarsboomen ,tot onderwerping te dwingen. Waarfchynlyk zoude zyn aanflag op Amfterdam gelukt zyn, indien men niet door den Hamburger postbode tyding wegens de nadering der ruiterbenden bekomen had. Kort daarna fchreef ook de Drosfaard van Muyden dat de oever van de Zuider-zee met krygsvolk gefchaard ftond. Op deeze tyding had men nog weinig gedagten dat de Prins devyand was. Kornelis Bikker, de eenigi'te der regeerende Burgemeesteren, die zich ten dien tyde in de Stad bevond, deed de Vroedfchap terftond vergaderen. In een oogenblik waren de burgeis in de wapenen, de wipbruggen opgehaald, het kanon op de wallen, het bootsvolk  Dé Nedere. Staatsverander. enz. 30? volk langs het Y gefchaard, en de Stad volkomen in ftaat gefield om zich tc venveeren. Toen de dag was aangebroken, zag men met, de uiterfte verbaasdheid welke benden genaderd waren. Men zond den Prins afgevaardigden toe, om door dezelven wegens zyne bedoeling onderrigt te worden. Hy gaf voor gekomen te zyn om zich van Amfterdam, ten nutte van het Gemeenebest, te verzekeren. Men ging over en weder; en opende onder, tusfchen hier en daar eene Huis, waardoor het omgelegen land onderliep * en geene kleine wanorde in 's Prinsfen leger veroorzaakt werd. Vervolgens fprak men van de dyken door te fleeken ; maar noch het een noch het ander was van eenige kragtom hem vrees aart te jaagen, en men befpeurde eindelyk dat men zynen hoogmoed wat moest toegeeven. Men kwam overeen dat de Bikkers zich, behoudens hunnen goeden naam, van de regeeringe ontflaan zouden, mids dat de zes Heeren, die kort te vooren door den Prins op Loeveftein gezet waren, in vryheid gefield wierden. Hy kwam, met fchande terug getrokken zynde, na verloop van eenigen tyd weder in 's Gravenhaage, waar hy voor eerst naauwlyks in het openbaarzoude hebben durV a ven  308 Tafereel van Natuur en Konst; ven verfchynen. Hy overleed daar, weinige maanden daarna, aan de kinderpokjes, irt den ouderdom van ruim vier-en-twintig jaaren ; en weinige dagen na zynen dood beviel zyne gemaalin van eenen zoon, Willem Henrik genaamd, die naderhand den troon van Engeland als Koning beklommen heefc. Onder de redenen, waarom men meent dat de Prins zoo fterk yverde voor het aanhouden van krygsvolk, telt men ook zyn voorneemert om den Staat op nieuw met Vrankryk te ver* binden, en den oorlog met Spanje te hervatten , waaromtrent men wil dat hy by zyn overlyden in heimelyke onderhandeling geweest is. — Met den aanvang des jaars 1651 werd 'er eene algemeene vergadering van 's Lands Staaten befchreeven, waarin men orde ftelde? op de zaaken van het bondgenootfchap, van den Godsdienst en van het krygsvolk. De Provincie van Groningen en de Ommelanden verkoos Willem Fredrik, Erffiadhouder van Friesland,in de plaatfe van Willem den Uden tot haaren Stadhouder: doch de vyfoverige Provinciën, Gelderland, Holland, Zeeland, Utrecht en Overysfel bcflooten voor eerst dat ampt, en de andere hooge posten, die 'er me-  De Nederl. Staatsverander. ejsz. 309 mede gepaard gegaan hadden, niet te begeeven. Burgemeester Bikker, en de zes Heeren, die op Loevefiein gevangen geweestwaren, werden in hunne voorige of in dergelyie aanzienlyke bedieningen herlield. Omtrent deezen tyd was in Engeland, daar men Koning Karei den Jften onthalsd, zynen zoon uit het Ryk verjaagd, en eenen nieuwen regeeringsvorm , onder het Protectorfchap van Olivier Kromwel, opgerigt had, een zeer groot misnoegen tegen de Hollanders gereezen. Men was in dat Ryk bevreesd dat de Staaten de party van Koning Karei den Ilden,* broeder van de Prinfesfe van Oranje, tegen het Parlement of liever tegen Kromwel, zouden verflerken. — De Proteöor zond dan ecu plegtig gezantfchap naar 's Hage.om de Staaten Generaal aan te moedigen , dat zyzich nu met het Engelfche Gemecnebest volkomen wilden vereenigen, om met het zelve voortaan eeu ligchaam uit te maaken. Die doorfleepen ftaatkundige voorzag wel dat die bezending vrugteloos zoude afloopen; doch dewyl hy in zyn hart tegen de Nederlanders verbitterd was, begreep hy dat de weigering van zyn voorflel hem fchoone gelegenheid V 3 gee-  3io Tafereel van Natuur en Konst. geeven zoude om met hun in oorlog te raaken, het geen de zaak was, die hy eigenljfc bedoelde. De uitllag beantwoordde aan zyne verwagting, en de gezanten keerden naar Engeland , zonder iets gevorderd te zyn. Kromwel verbood toen dat de Nederlanders eenige waaren, anders dan met Engelfche fchepen, in Engeland invoerden; en niet lang daarna gaf hy aan de erfeenaamen van twee koopluiden, die zeiden zeer door de Hollanderen verkort te zyn , brieven van reprcfaille, om zoo veel als zy konden weder te neemen van de fomme, welke zy zeiden te kort te komen, en die, naar hunne verzekering, ruim drie tonnen gouds beliep. De Staaten Generaal, door de klagten der benadeelde koopluiden opgewekt, zonden daarop een gezantfchap naar Engeland, het welk zeer wel , en met alle teekenen van cere, ontvangen werd, doch van geene nut. tigheid was om de zaaken te regt te brengen, dewyl de oorlog in Engeland reeds was vastgefteld. Dc Engelfcheu wilden volftrekteiyfc meesters van de zee zyn, en konden niet «lulden dat Nederlanders hen daaromtrent iets  De Nederl. Staatsverander. enz. 31 r iets betwistten, of mede eenig vermogen ter zee bezaten. Welhaast borst dit ongenoegen uit tot eenen openbaaren oorlog. De zeevoogden Blake en Tromp raakten by Douvres met elkandereu flaags. De eerfte verloor by die gelegenheid zes van zyne beste fchepen, die door de Hollanderen in den grond gefchoten werden. Onmiddelyk na deeze eerfte ontmoetingen volgden wederzydfche verklaaringen van oorlog. Tromp kreeg bevel om de Engelfchen in de Noordzee aan te tasten: doch hy leed veel in eenen ftorm, door welken de Engelfche fchepen mede genoodzaakt werden om in hunne havens de wyk te neemen. Van Galen en de Ruiter vogten voorfpoediger • de eerfte in de Middelandfche zee, en de laatfte in het Kanaal. In den jaare 1653 vielen 'er nog andere zeegevegten voor: als in i'ebruary een van drie dagen tusfchen Blake en Tromp. — In Maart veroverde en verbrandde van Galen eenige Engelfche fchepen voor Livorno. In de maand Mai ontftond 'er een hevig gevegt voor Nieuwpoort tusfchen de vlooien van Deane en Tromp, het welk des anderen daags voor Duinkerken hervat werd. V 4 In  3-3.Tafereel van Natuur en Konst, Jn Augustus raakten de vlootcn nog tweemaal flaags, eens voor Katwyk en eens voor de Maaze, in welken iaatften flag Tromp het leeven verloor. Aan weerskanten ftreed men met zoo weinig voordeels, dat men, zoo in Engeland als hier, ernllig om vrede begon te denken. De flegtc ftaat van 's Lands zeezaaken hielp het graauw in verfcheidene plaatfen aan het morren over de tegenwoordige regeering, welke het over ondankbaarheid tegen het huis van Oranje befchuldigde, terwyl het eenen Stadhouder begeerde. De drift werd fterk gevoed door eenige blaauwboekjes, in het ligt gegeeven om de Loevcnfteinfche factie, welke naam" gegeeven werd aan hun, die tegen het aanftellen van eenen Stadhouder waren, by het gemeen gehaat te maaken., Die van Enkhuizen waren de eerden, die aan het muiten fjoegen, doch zy werden door eene bende krygsvolk beteugeld. De Haag zelve was niet vry; de burgers wilden daar de wagt niet anders waarneemen dan met Oranje vaandelen, zoodat men hen door foldaaten moest dwingen om zich dii te houden. Onder hen, die 's volks verfmaading meest ten doel donden, bevond zich ook de Burgemeester de Wit, te Dordrecht,, Ge.  DeNederi-, Staatsverander.enz 313 Geduurende die ftribbelingen bleeven egter de oorlogstoebercidfe's hunnen gang gaan, en Jakob van Wasfenaar, Baron van Obdam, werd Admiraal, in de piaatfe van Tromp. Zyn vader had dat ampt met zeer veel lof, en tot groot genoegen van het zeevolk, waargenomen, doch hy zelf had nimmer ter zee gediend. Aan den anderen kant handelde men, in den jaare 1654, in Engeland nog al Wegens eenen vrede, dien Kromwel nu zelf met ernst begon te zoeken, doch hy wilde in het geheel geenen vrede aangaan dan onder voorwaarden, die voor Holland ten uiterfien nadeeüg waren. Onder anderen begeerde hy (en dit werd ook naderhand onder de artikelen van den vrede ingewilligd) dat de fchepen en vaartuigen der vereenigde Nederlanden, zoo wei die ten oorlog uitgerust waren, als andere, eenig Engelsch oorlogfchip in de Brittannifche zee ontmoetende , het zelve zouden moeten groeten, met de vlagge van den top van de mast te flryken, en het marszeil te laaten vallen. Daarenboven eischte by dat de Staaten uitdrukkelyk zouden beloovc-n den jongen Prins van Oranje nimmer tot de Waardigheden van zyne voorzaaten te zullen verheffen. Deeze voorwaarde werd door de  314 Tafereel van Natuur en Konst: algemeene Staaten volftrektelyk afgeflagèn; .doch de Staaten van Holland, geen kans ziende om anders den vrede te verkrygen, beflooten fchriftelyfc aan Kromwel re beJooven dat zy den Prins of iemand zyner nakomelingen nimmer tot Stadhouder van hunne Provincie zouden aanftellen, noch ooit hn,:ne Rem zouden geeven dat hy tot Kapitein-Generaal over de krygsmagt der Generaliteit bevorderd wierd: en na deeze belofte werd de vrede op den i5den van April des jaars 1654 geteekend. Deeze uitfluiting was voornaamelvk doorgedrongen door Jan de Wit, Penllonaris van Holland en zoon van den Dordfchen Burgemeester. Hoe geheim de zaak ook waare toegegaan, kreegen egter de Prinfesfen van Oranje, móeder en grootmoeder van den jongen Prins, kennis van dezelve, en klaagden over bet onregt dat zyne Hoogheid was aangedaan. Het gemeen was ook ten uitcrflen te onvrede, en dreigde zelfs geweld te gegebruiken tegen hen , die voor de oorzaaken dier handelwyze gehouden werden. Dean. dere Provinciën klaagden dat Holland tegen de unie was aangegaan, door eene afzonder- Jy-  De Nëderl. Staatsverander. enz. 315* lyke handeling, zonder toeflemming der overige Provinciën. Zeeland en Friesland gaven inzonderheid blyken van groot ongenoegen; doch de Staaten van Holland verdedigden zich door het uitgeeven van een omftandiggefchrift, waarin zy beweezen dat zy niets ter gen de unie gedaan hadden. Het een en ander bragt de overige Provinciën door den tyd tot bedaaren. Alleenlyk gaf Friesland een blyk van groote genegenheid voor den jongen Prins, door het bidden voor hem in de kerken in te voeren, het geen nog nooit voor zyne voorouderen gefchicd was. Eenige Overysfelfche Edelen benoemden zelfs den Prins tot Stadhouder; doch de ftad Deventer en de Twentfche adel kantten zich daar met zoo veel ernst tegen, dat de zaak eenigen tyd daarna, door bemiddeling van de Staaten Ge-' neraal, moest bygelegd worden, en geenen voortgang had. Nadat, in den jaare 1656, de vrede van buiten en van binnen herfteld was, lieten 's Lands Staaten hunne gedagten gaan over het begunftigen en voortzetten van den koophandel , en over de beste middelen om de zwaarigheden, die denzelven zouden kunnen flrem-1 men ?  3x6 Tafereel van Natuur en Konst. men, uit den weg te ruimen. Onder anderen was het voor den koophandel zeer nadeelig dat de Koningen van Zweden en Polen met eikanderen in oorlog waren, dewyl de Zweeden Dantzik en Poolsch Pruisfcn dreigden, en daardoor de vaart op de Oost-zee onveilig maakten. De Staaten Generaal zonden derhalven eene vloot, onder Obdam, derwaards, om den Zweeden het aantasten van Dantzik te beletten, welke voorzorg ook dat gevolg had, dat men 'er mede bedoelde. Voor het overige was Holland omtrent deezen tyd, in eenen zeer bloeijenden ftaat. Alleenlyk ontlionden 'er eenige gefcbülen met Vrankryk, die egter van weinig belang waren. Twee Franfche kommisfie-vaarders veroorzaakten vry wat belemmering in de Hollandfche zeevaart. Boreel, de afgezant der Staaten aan het Franfche Hof, bragt hierover zyne klagten in, maar geenszins met dat gevolg dat hy eenig regt bekwam , zoodat de Ruiter bevel kreeg om de kaapers tot reden te brengen. Hy ontmoette hen op de hoogte van Livorno, maakte zich meester van hunne fchepen, en zond hen gevangen naar Amfterdam. De Kardinaal Mazaryn toonde hierover groot  Dè Nederl. Staatsverander. enz. 317 groot ongenoegen, en gaf bevel om alle de Hollandfche fchepen, die in de Franfche havens gevonden werden, aan te houden. De Hollandfche afgezant viel hierover klagtig by den Koning, die antwoordde dat de Ruiter eene roekelooze daad bedroeven had met het neemen van zyne fchepen, en dat in eene zee, waarin hy het gebied voerde; waarop de afgezant den Koning te gemoet voerde dat men agt-en vyfiig vonnisfen van den Zeeraad had, doch dat geen van dezelven had kunnen ten uitvoer gebragt worden, dewyl die kaapers binnen Toulon zelfs den meester fpeelden, en den Hollandfchen Conful op de volle ftraat dermaate mishandeld hadden , dat hy van zyne wonden was geflorven, en dat men derhalven zelf regt had moeten zoeken. De Konnig zeide niets anders dan dat hy in 's Hage voldoening had laaten eifchen voor de kleinagting, welke hem was aangedaan, en dat hy daarna zien zoude wat hem te doen ftond. De Kardinaal voerde eenen hooger toon, zeggende dat het den afgezant wel eens kon berouwen dat hy tegen den Koning zoo vrymoedig gefproken had. Ook bragt de Franfche afgezant de Thouin's Hage welhaast klagten in, over het gedrag van de Ruiter en hes  3i8 Tafereel van Natuur en Konst. bet zeggen van Bo.-eel; doch de hafidelwyzé van geen van beiden werd door de Staaten afgekeurd, en zy voegden 'er zelfs hy dat zy terftond beflag op alie Franfche fchepen, die in hunne havens waren, zouden leggen, met oogmerk om hunne fchepen, die zich in Vrankryk bevonden, ics te krygen. Dit beflag verdook volvoerd, en daarenboven verbooden de Staaten het invoeren van Franfche wynen en van andere koopmanfehappen: ook fprak men van eene vloot in zee te zenden om de Franfche kusten te ontrusten, en de Ruiter en Evertfen kreegen bevel om de havens van Brest cn Roebelle ingefloten te houden. . De Thóu vertrok vervolgens naar Vrankryk om de laatfie bevelen van den Koning te haaien , en kwam terug met last om met de Staaten in onderhandeling te treeden, waardoor het goed ver/tand met Vrankryk binnen korten tyd herfteld werd, onder beding dat de Koning de fchepen en goederen, die de Nederlanders toebehoorden, zoude doen ontflaan, zooras als de twee fchepen, welke door de Ruiter genomen waren, zouden terug gegeeven zyn. De oorlog, in M elken de Staaten zich tegen  De Nedere.Staatsverander.enz. 310 gen Portugal vonden ingewikkeld, en die in het eerst om Brazil gevoerd werd, het welk in den jaare 1654, by verdrag, aan de Portugcezen werd opgegeeven, was oorzaak dat zy in den jaare 1657 eene vloot, onderden Heer van Wasfenaar, naar Portugal zonden, die Brazil terug vorderde, en by weigering hiervan de vyandelykheden ook in Europa begon, met vyftien fuikerfchepen van de Porttigeezen weg te neemen. Deeze kryg werd egter, uit hoofde van den oorlog in het Noorden, niet voortgezet, en eindigde in den jaare 1661 met een verdrag, waarby Portugal agt millioenen guldens voor Brazil beloofde. De oorlog tusfchen Zweden en Denemarken, waarin de Staaten om het belang van den koophandel deel genomen hadden, gaf aanleiding dat de Heer van Wasfenaar in den jaare 1656 met eene vloot werd afgevaardigd om Dantzik, het welk toen door de Zweeden belegerd werd, te ontzetten. In den jaare 16,58 deed hy nog eenen togt naar dc Zond,, en fireed vier uureu agterccn tegen de Zweedfche vloot, totdat de overwinning zich eindelyk voor dc Hollanders verklaarde. De Ruiter zeilde in bet volgende jaar naar Funcn, Waar hy Nyborg hielp veroveren, en in het jaar  32ó Tafereel van Natuur en Konst. jaar 1660 werd ook de rust in het Noorden* herfield. In den jaare 1660 was Kromwel geftorven ,• en Karei de Ilde op den troon van GrootBrittanje gefield géworden. Die Vorst had* in zyne ballïngfchap, zoo veel dienst van onzen Staat genooten, en voor zyn vertrek naar Engeland zulke fierke betuigingen van zyne erkentenisfe gedaan, dat men de onverbreé. kelykheid van den vrede tusfchen de Engelfchen en Hollanders niet in twyffel trok. Dit deed men hier te Lande nog te minder, omdat in den jaare 1662 een piegtig verdrag met hem en Vrankryk werd aangegaan. Doch het duurde niet lang of men befpeurde dat deeze hoop op eenen zeer Iosfeh grond gefieund had: want de Engelfchen hadden in den jaare 1663 eenige fchepen naar Kabo Verde en Guinea gezonden, die verfcheidene Hollandfche fierkten bemagtïgden. De Ruiter vertrok met eene fcheepsvloot derwaards, en hernam de meeste plaatfen. Ook bragt hy verfcheidene Engelfche pryzen op; doch kon niet beletten dat de Engelfchen zich van Nieuw Nederland meester maakten. Terwyl hy nog op deezen togt was, werden veelen van onze Jche-  De NedErl. Staatsverandêr.enz. 32! fchepen, zonder eenige voorafgaande oorlogs-« verklaaring, weggenomen. Men verzogt wel om voldoening van dezelven; doch in plaatfë van die te bekomen, vernam men welhaast eene magtige Engelfche vloot in zee, over welke de Hertog van Jork, 's Konings broeder, het opperbevel voerde. Daar viel vervolgens een hevig zeegevegt voor, waarin de onzen ongelukkiglyk (Ireeden, wel negentien fchepen verlooren, en de zeevoogden Opdam en Kortenaar gefneuveld zagen. Het geen van de Hollandfche vloot was overgebleeven, kwam zeer ontheisterd in de Maas en in de Haven van Vlisfingen binnen. Na het overlyden van Opdam, werd de Ruiter tot Luitenant Admiraal ter zee verheven, en onmiddelyk met eene vloot uitgezonden, om de Oost-Indifche fchepen, welke men verwagtte, te geleiden. Zy waren te Bergen in Noorwegen ingeioopen, en daar door veertien Engelfche fchepen aangetast; doch zy hadden zich zoo wel gekweeten, en werden door de Deenen zoo trouwhartig bygeftaan, dat de Engelfchen zich genoodzaakt vonden orti af te wyken. De Oost-Indifche vloot werd vervolgens in het voortzetten van haare reize raar het Vaderland door eenen ftorm beloopen, XV. Dbel. X traaf*  522 Tafereel van Natuur en Konst. waardoor de fchepen van eikanderen verwy* derden, en fommigen den Engelfchen in handen raakten. De vloot van de Ruiter werd mede door dien ftorm getroffen, zoodat eenigen van zyne fchepen verongelukten, en de overigen zeer befchadigd naar Holland keerden. Omtrent twee jaaren te vooren had de Bisfchop van Munflcr eenige onrust verwekt omtrent de grenzen der vereenigde Nederlanden. Hy wendde voor, regt te hebben op de flad en het land van Borkelo: daarenboven had hy de Eilerfchans ingenomen, die gelegen was in een oord van Oostvriesland, waarvan de Staaten een gedeelte in pandfchap hadden. De plaats werd egter door Graaf Willem van Nasfau weder bemagtigd , en de Bisfchop vond zich genoodzaakt om een verdrag met de Staaten aan te gaan. Doch de Koning van Engeland zette hem vervolgens aan om de Nederlanders te land aan te tasten, terwyl deeze hen ter zee ontrusten zoude. Hiertoe was de Bisfchop terflond gereed, en na een leger op de.been gebragtte hebben, fchreef hy aan de algemeene Staaten dat men hem Borkelo tegen alle regt onthield, en de Eilerfchans tegen reden ontweldigd had. Zonder antwoord af  De Nederx. Sta ats ver ander. enz. 323 af te wagten, trok hy in Overysfel, waar verfcheidene plaatfen genoegzaam zonder flag bf floot door hem werden ingenomen. Hy voerde zyn leger door Drente, met oogmerk om zich meester van Groningen te maaken; doch door den Graaf van Nasfau tegengegaan, en door de Franfchen gedreigd zynde, begon hy eerlang een weinig handzaamer te worden. — In den jaare 1666 werd een verdrag tusfchen hem en de Staaten geflooten, waarby hy van zyne eifchen op Borkelo en de Eilerfchans afftand deed, en beloofde de Nederlanders niet meer te zullen beoorlogen. Nadat de Staaten het verbond met Vrankryk vernieuwd hadden, maakten zy zich weder tot eenen zeeftryd gereed, terwyl zy den onderfland, dien Vrankryk beloofd had, verwagtten. In het midden des jaars 1666 bragt men eene vloot in zee, die uit meer dan honderd zeilen beftond, en door de Ruiter, Evert-; fen en Koinelis Tromp beftierd werd. Omtrent Duinkerken ontmoette haar de Engelfche vloot, ftaande onder bevel van den Generaal Monk. Terftond kapte men van wederzyde de kabels, cn het gevegt werd met groote hevigheid begonnen. Het duurde totX 3 dat  3 24 Tafe&eel van Natütjk en Konst*. dat het door den nagt werd afgebroken, ert werd des morgens voor den opgang der zonne weder met gelyke woede aangevangen. De Vlaamfche en Engelfche kusten daverden door het balderen van het kanon, en van beide de kanten werden 'veele fchepen verloeren. Op den derden dag werd het gevegt anderwerf hervat. Eindelyk week de Engelfche vloot naar den Theems, terwyl dezelve van de Hollandfche vloot, zoo ver de wind het toeliet, vervolgd werd. Het leed weinig langer dan eene maand of de Hollandfche vloot bevond zich weder in ftaat om in zee te fteeken, en zy naderde toen tot aan den Theems , daar men weder flaags raakte. Tromp had by deeze gelegenheid de onvoorzigtigheid van den Ridder Smith twee dagen lang te vervolgen, en de Ruiter met het overig gedeelte der vloote alleen in het gevegt te laaten, dat byna de oorzaak van de geheele nederlaag der Hollanderen geweest was. De Ruiter was, na zich dapperlyk verdedigd en den vyand merkelyke fchade toegebragt te hebben, genoodzaakt om aftewyken, door welken aftogt hy egter zoo veel eere behaalde, als hy door meenige zegepraal behaalen kon. Op zyne terugkomst befchuldigde hy Tromp  De Nedere. Staatsverander. enz. 325 Tromp by de Staaren, die daarop in ongunst verviel, en van zyn ampt werd afgezet. In het zelfde jaar kwamen de vyandelyke vlooien nog eens in elkanders gezigt, doch de Engelfchen deinsden af zonder eenen (lag te durven waagen. Te vooren hadden zy eene landing op het Vlie oudernomen, en daarverfcheide koopvaardyfchepen en wooningen in brand gedoken. Zy hielden ook geheim verftand met eenige luiden, die in Staaten dienst waren , wier misdaad egter tydiglyk ontdekt en gedraft werd. Onder anderen werd Buat, een' Fransch Edelman, in 's Hage het hoofd, voor de voeten gelegd. Met den aanvang des jaars 1667 begon men van vrede te fpreeken. In het eerst fcheen het dat de Koning van Engeland genegen was om naar de voordagen der Staaten te luisteren, doch befpeurende dat Vrankryk in het verdrag begeerde ingellooten te worden, begon hy een weinig van gedagten te veranderen. De Staaten, vreezende dat de Engelfchen hen zogten op te houden, om tyd tot eene nieuwe uitrusting ter zee te winnen, zonden de Ruiter in zee, met bevel om de Engelfchen tot in hunne havens uit te tarten. X 3 Hy  32(5 Tafereel van Natuur en Konst. Hy naderde tot aan het riviertje Chattam, dat hy opvoer, tot daar de Engelfche vloot lag, van welke hy zes der grootfie fchepen verbrandde. Die (toute- daad was van dat gevolg dat de fchrik voor de Hollanderen tot binnen Londen voortfloeg, en den Koning deed befluiten om terftond afgevaardigden naar Bréda te zenden, waar men over den vrede handelde. Ondertusfchen hield de Ruiter de Engelfche kusten in geduurige onrust. De vrede werd op den 3iflen van July des jaars 1667 te Breda geflooten. De Engelfchen Honden by denzelven alles af wat zy in Afrika en Amerika gewonnen hadden, gelyk ook van het voorregt, dat zy boven de Hollanders voorwendden op de vier zeeën te bezitten. Eer de vrede nog geflooten was, had men al reden om voor eenen nieuwen oorlog te dugten. Want Lodewyk de XlVde beweerde dat zyne gemaalin, eene dogter van Filips den IVden, Koning van Spanje, die onlangs overleeden was, regt had op een gedeelte der Spaanfche Nederlanden, en was in Henegouwen gerukt cm zich van eenige (leden meester te maaken. In drie maanden tyds was hy daar en in Vlaanderen reeds merkelyk gevorderd. De Staaten,  De Nederl. Staatsverander.enz 357 ten, zulk een magtig Vorst zoo na aan hunne grenzen ziende, waren in zeer groote verlegenheid. Dewyl zy met Vrankryk en Spanje beiden in verbond (tonden, was het voor hun niet mogelyk den eenen te helpen, zonder den anderen te beledigen. De zorg voor hunne eigene veiligheid maakte het ook ongeraaden onzydig te blyven. Zy namen dan het befluit om den Koning van Vrankryk hunne bemiddeling, nevens die van Engeland,tusfchen hem en Spanje aan te bieden. Deeze voor- ' flag werd aangenomen, en in de maand Mai des jaars 1668 werd de vrede te Aken geflooten , by welken aan Vrankryk verfcheidene fteden in de Spaanfche Nederlanden werden afgedaan. Men wagtte egter zoo lang met die fteden over te leveren, dat Vrankryk zyn misnoegen aan Spanje toonde, door te dreigen dat hy zichzelven zoude regten, indien men niet fpoedig blyken gaf van hem regt te willen doen. Dit baarde den Staaten eene nieuwe oorzaak van ongerustheid. Zy flooten in 's Hage het driedubbeld verbond met Engeland en Zweden, waarby de Bondgenooten elkandjeren beloofden de Spaanfche Nederlanden X 4 te-  jaS Tafereel van Natuur en Konst, tegen Vrankryk te zullen befchermen, en zich verklaarden tegen allen, die weigeren mogten zich aan den gemaakten vrede te houden. De Koning van Vrankryk, door dit verbond ontzet, geliet zich, alsof by voor eenigen tyd van alle zyne eifchen wilde afzien; doch van dien tyd af nam hy het befluit om zich op de Staaten , die hy als de voornaamde oorzaaken van deezen handel aanzag, gedrengelyk te wreeken, De byzondere vlyt en wakkerheid van den Raadpenfionaris de Witt werd in dit alles ten hoogden gepreezen, waarom de Staaten van Holland hem, toen hy zyn ontdag verzogt, bewoogen om zyn ampt nog vyf jaaren waar te neemen. Zyne wedde werd ook met drieduizend guldens jaarlyks vermeerderd : da Ridderfchap deed hem een gefchenk van vyftienduizend en de Steden een van vyf en-veertigduizend guldens. Omtrent deezen tyd deed de Prins van Oranje een reisje naar Zeeland , voorwendende dat by begeerig was om de Zeeuwfehe Steden te gaan bezigtigen: doch naauwlyks was hy daar aangekomen of de Staaten van Zeéland erkenden hem als eerden Edelman van hunne Provinu'e, en na het af.  De Nedsrl, Staatsverander. enz. 323 afleggen van den eed nam hy ook plaats in de vergadering der Staaten, dewyl hy nu meer dan agttïen jaaren bereikt ha welke tyd daartoe bepaald was. In de byzonj;re fteden. van Zeeland werd hy met groote tekenen van liefde en genegenheid ingehaald : onder anderen werd hy door die van Vlisfingen, welke Stad eene fles tot haar wapen heeft, met eene gouden fles, die vol met dukaaten was, befchonken. Deeze handel werd in Holland door hun, die den Prins niet groot wilden maaken, geenszins goedgekeurd. Deeze fcheenen niets anders te bedoelen dan het gezag der Staaten te handhaaven; en dewyl zulks niet kon gefchieden dan door den Prins klein te houden, had hun gedrag het voorkomen van uit haat tegen Oranje gebooren te worden. Evenwel zag men in 's Hage uiterlyk blyken van groote liefde voor den Prins. De Raadpenfionaris de Witt onthaalde, hem veifebeidene reizen op pragtige maaltyden , en hy bleef ook van zyne zyde niet in gebreke om dien wakkeren Staadsdienaar, en andere aanzienlyke leden dar Staaten van Holland groote beleefdheden te bewyzen. Nadat de Bisfchop van Munfter zich eeniX s gen  ' 33° Tafereel van Natdür en Konst. gen tyd had (lil gehouden, omdat de gelegenheid tot de eene of andere onderneeming voor hem niet gunstig was, begon hy in den jaare 1669 weder volk te werven. De Staaten kreegen, toen zy naar de reden daarvan vroegen , geen ander antwoord, dan dat hy zich aan het gemaakte verdrag meende te houden, Hy gebruikte ook zyne benden om den Graaf van Benthem in het bezit van deszelfs Kasteel te (lellen, en het liet zich aanzien dat hy geen ander oogmerk had. Ondertusfchen kreegen twee der bongenooten van het driedubbeld verbond de handen vol werks: Zweeden naamelyk met zich tegen Rusland te verdedigen, en Engeland met den Koning van Denemarken te hulp te komen. De Staaten wendden vrugteloos hunne poogingen aan om den band vaster te maaken. — In den jaare 1670 deed Lodewyk de XIVde een reisje naar de Nederlanden, om de aangewonnene Steden te bezigtigen. De Staaten zonden hem den Baron van Opdam toe, die hem uit hunnen naam vriendelyk begroette, en van den Koning beleefdelyk ontvangen werd. Met den aanvang des jaars 1671 befpeurde men reeds de geveinsdheid van deeze uitwen-  TjE NEDERL. StAAT'VERANDER.ENZ. 331 dige vertooning, en zag eenen zwaaren ftorin aannaderen. De Bisfchop van Munfter bleef met het werven van volk nog al voortgaan, en fchoon hy de Staaten deezer Landen verzekerde dat het geenszins op hen gemunt was, kon men het tegendeel egter zeer gemaklyk uit alle zyne handelwyzen opmaaken. Pieter de Groot, afgezant der Staaten aan bet Franfche Hof, fchreef ook dat hy bedugt was dat de vereenigde Nederlanden van de zyde des Konings onaangenaamheden te wagten (tonden. De Staaten oordeelden dat het beste middel, om met hem tot een verdrag te komen, was den invoer der Franfche Brandewyuen te verbieden. De Koning deed daarop den uitvoer der Brandewynen met Hollandfche fchepen verbieden, en verhoogde deregten op eenige Hollandfche v, aaren. Daarenboven arbeidde hy, fchoon in het geheim, zeer fterk om het driedubbeld verbond te doen yerbreeken. Zweeden liet zich eindelyk tot onzydigheid beweegen: maar Engeland ging verder, en beloofde dat hy de eerde zyn zoude, die van de vyandelykheden tegen de Staaten eenen aanvang maakte, fchoon hy hun, ten zelfden tyde, door zynen afgezant in's Hage, de fterkde betuigingen liet doen van  332 Tafereel van Natuur en Konst. zyne genegenheid. De Staaten zagen nu ten allerduidclykften dat het op hen gemunt was, en fchreeven uit dien hoofde eenen beleefden brief aan den Koning van Vrankryk, met ver. zekeringe van hunne opregte begeerte om hem alle moogelyke voldoening te geeven. Het antwoord was zoo dat zy, geene verandering te gemoet ziende, op middelen begonnen te denken om zich te weer te Hellen: zy verbonden zich met eenige Duitfche Vorsten en met Spanje; en fchoon zy van Engeland mede nog iets verwagt hadden, begreepen zy egter welhaast de ongegrondheid dier verwagtinge, dewyl zy vernamen dat het zich met Vrankryk verbonden had. In den jaare 1672 toonde men zich zeer yverig in het werven van volk. Dc jonge Prins van Oranje werd tot Kapitein Generaal te Lande, en tot Admiraal Generaal ter zee verkooren, welke ampten hem den weg tot het Stadhouderfchap van Holland baanden. Terwyl men in Holland hiermede bezig was, vernam men dat de Engelfchen de vyandelykheden reeds aanvingen, zonder den oorlog nog verklaard te hebben. De Smirnafche vloot, die uit twee en zevéfctig rykgelaadene fche-  DeNederl. Staatsverander.enz, 333 fchepen beftond, en onder het geleide van vyf oorlogfchepen haare reis voortzette, werd » omtrent het eiland Wight, aangetast, door den Engelfchen Admiraal Holmes. Men raakte, niet zonder merkelyke fchade aan de zyde der Engelfchen, flaags. De Hollanders verlooren in dit gevegt een oorlogfchip, met het meeste volk, dat'er op was, drie koopvaardyfchepen, en den dapperen Kapitein de Ha'aze, die by deeze gelegenheid den post van Admiraal bekleedde: doch voor het overige kwam de vloot in behouden haven. Van de zyde der Engelfchen volgde nu welhaast eene oorlogsverklaring, in welke geene andere beweegredenen werden voorgefteld dan die het gedrag van byzondere pcrfoonen betroffen , waaromtrent de Staaten voldoening hadden aangebooden , dewyl zy eenige bedreigingen tegen den Koning gedaan hadden. Hierby kwamen nog eenige oude gefchillen over het flryken der vlagge, en het regt tot de visfchery. Omtrent op den zelfden tyd pefchiedde de oorlogsverklaaring van den Koning van Vrankryk. Het fcheen dat hy fchroomde zyne beweegredenen voor het oordeel van het alge» meen  334 Tafereel van Natudr en Konst. meen bloot te leggen, want hy gaf alleenlyfe te kennen dat by, zonder krenking van zyne ecre, de ondankbaarheid der Staaten voor de weldaaden, die hy en zyne voorzaaten aari hun beweezen hadden, niet langer kon duiden. Evenwel was zyn gedrag daarin te pryzen, dat hy niets vyandelyks ondernam, voor dat hy den oorlog verklaard had. Zyne krygsmagt werd begroot op meer dan hondera- en agttienduizend mannen te voet, en omtrent agt-en twintigduizend te paard. De oorlogsvlooten van Vrankryk en Engeland waren mede zeer aanzienlyk, en beftonden uit meer dan honderd fchepen. Schoon in Holland de toebereidfels om zich tegen zulke magtige vyanden te verzetten wel niet geheel (til Monden, werden zy egter niet naar behooren voortgezet, gedeeltelyk omdat men nog in verwarring was ten aanzien van de regeeringe, en gedeeltelyk omdat men niet wist waar de aanval eerst gefchieden zoude. Tusfchen Arnhem en Zutfen werd eene legerplaats afgeftoken, en men zond een groot getal boeren naar den Ysfel, om eene foort van bolwerk langs denzelven op te werpen. Het krygsvolk, het welk dc Staaten nog in ' dienst  De Nederl. Staatsverander. enz. 335» dienst hadden, werd in de grensfteden gelegd, en de plaatfen, waarin zy te vooren geweest waren, werden weder bezet met burgers uit Amfterdam, Haarlem, Leyden, en andere Hollandfche Steden. Met de vloot was het veel beter gefteld dan met de Iandmagt. Dezelve lag federd eenigen tyd in Texel. De Raadpenfionaris de Witt begaf ztch nevens zynen broeder, die weder alsgemagtigde in zee zoude gaan, derwaards, en maakte dat de vloot onder de Ruiter in zee kwam. Zy zette zich voor de rivier van Londen , en werd dagefyks verfterkt door Noordhollandfche, Zeeuwfche, en andere oorlogsfchepen, terwyl de Engelfche en Franfche vlooten zich met eikanderen in het Kanaal, by het eiland Wight, vereenigden. Het leed ook niet lang of de vlooten kwamen in elkanders gezigt en raakten flaags. De Zeeuwfche en Vriefche fchepen vielen op de Franfche aan, met zulk een geweld dat men, na verloop van weinige uuren niet een Fransch fchip meer in zee zag. Vervolgens ging de gantfche Hollandfche vloot op de Engelfche los, en voorden avond hielden de Engelfchen, nadat 2y zeer veel geleeden hadden, af, zonder dat zy het gevegt des anderen daags dorften hervat"  33 zoo ver niet zouden gekomen zyn; en veelenmeen- j Va' den'  340 Taferee! van Natuur en Konst. den dat het aan de regeerders haperde, die, uit haat tegen den Prins van Oranje, weigerden hem in zyne goede voorneemens te onderfteunen. Het gemeen begon geweldig te morren, maakte faamenrottingen, en liet zich fomtyds zeer fterk uit tegen de Overheid. Eindelyk floeg het te Dordrecht openlyk aan het muiten, en de burgery voegde zich by hetzelve. De burgers zonden eenen van hunne Hopluiden aan de regeering omtevraa•gen of men , indien de Koning van Vrankryk de ftad mogt belegeren, dezelve wel zoude verdedigen. Toen zy hierop een bevestigend antwoord gekreegen hadden, wilden zy de voorraadhuizen bezigtigen , en onderzoeken of wel alles gereed was om weêrftand tc bieden : doch de fleutel Werd niet gevonden. De burgery dwong vervolgens de regeering om eene bezending aan den Prins te doen, niet verzoek dat hy zelf de voorraadhuizen wilde Komen bezien. Des anderen daags voldeed hy aan dit verzoek» en wilde, na alles bezigtigd te hebben, weder vertrekken ; maar de burgers hielden zyn rytuig met gevelde pieken tegen, en vroegen of hy al Stadhoilder gemaakt was*, de Prins gaf ten antwoord dat hy wel te vrede was; doch zy verklaarden  De Nedere. Staatsverander, enz. 341 den niet voldaan te zyn, zoo lang als men het Stadhouderschap niet aan zyne Hoogheid had opgedraagen. Onder verdere bedreigingen dwongen zy de regeering om den Prins in de bovengemelde Stad tot Stadhouder uit te roepen, Dit gefchiedde na herroeping van het eeuwig edikt, en na ontllag van den Prins voor zoo veel hy het mede bezwooren had. Hierop volgde een algemeen gejuich, verzeld van vreugdeteekenen. De Oudburgemeester Kornelis de Witt, die ziek van de vlooto gekomen was, en te bedde lag, weigerde de opdragt van het Stadhouderfchap te teekenen, doch eindelyk liet hy 'er zich door het bidden en fmeeken van zyne huisvrouwe toe overhaalen, nadat het gemeene volk zyn huis reeds bezet had, en dreigde om hetzelve, in gevalle van weigeringe te pionderen. Andere (leden volgden welhaast het voorbeeld van Dordrecht, en weinige dagen daarna vernietigden de Staaten van Holland het eeuwig edikt, en maakten den Prins Stadhouder, zoo als zyn vader , grootvader, en andere Prinsfen van Oranje geweest waren. Zeeland handelde op eene gelyke wyze, en het leed niet lang of de Staaten Generaal erkenden Y 3 heis  34* Tafereel van Natuur en Konst, hem in alle ampten en waardigheden, die zyne voorzaaten bezeeten hadden. Kort te vooren was Henrik Kafimir Stadhouder van Friesland gewerden; en genoegzaam op den zelfden tyd, waarop het Stadhouderfchap over Holland en Zeeland aan Willem den Derden werd opgedraagen, werd te Weenen een verbond geteekend tusfchen den Keizer, de Staaten, den Vorst van Anhalt, de Keurvorfien van Saxen en Brandenburg , den Koning van Denemarken , de kroon van Spanje, en andere Vorften, om de aangroeiende magt van Vrankryk met famengevoegde kragten tegen te gaan. Ten dien einde zoude men ook eene aanzienlyke krygsmagt byeenbrengen om de vereenigde Nederlanden te befchermen. De onlusten in de Steden bleeven nóg even groot, niettegenltaande de Prins nu tot Stadhouder verkoozen was; want het gemeen was van oordeel dat de zaaken niet in behoorlyke orde komen zouden, zoo lang als de regenten, die zyne bevordering niet begunfligd hadden, nog eenig gezag in handen hielden. Zy zeiden dat de regeerders, federd eeni-  De Nederl, Staatsveuander. enz, 343 eenige jaaren, meest door den Randpenfionaris of door zyne vrienden waren aangefteld; dat zy dus der Loevefteinfche factie waren toegedaan, en om die reden behoorden afgezet te worden. De twee broeders de Witt, Pieter de Groot, en eenige andere Heeren werden niet flegts met verfmaadinge genoemd, maar dagelyks werden ook veele fchotfchriften tegen hen uitgegeeven. Jan de Witt beklaagde zich hierover by den Prins, door eenen brief, in welken hy verzogt dat daar tegen gewaakt mogt worden: doch het antwoord was dat zyne Hoogheid zelve wel dergelyke dingen had moeten Iyden. Jn Zee. land ontftonden ook groote beroerten. De boeren van Walcheren kwamen op de been, omdat men een' dag of twee in gebreke gebleeven was om hun het krygswoord te geeven. Zy maakten zich meester van Middelburg; doch trokken, nadat zy de regeering veranderd, en eenigen der afgezette regenten als gevangenen in handen der burgerye overgeleverd hadden, weder af, Terwyl dit alles gebeurde waren de Fran. fchen bezig met hunne overwinningen voort te zetten. Na het bemagtigen van Utree' c Y 4 had-  344 Tafereel van Natuur en Konst. hadden zy de Woerdenaars ook genoodzaakt om hunne Trad aan hun over te geeven. Nadat zy dezelve niet lang daarna weder verhaten hadden, hield men by den Prins om bezetting aan, Uy'kwam met een talryk gevolg te paard binnen Woerden , en onderzogt hoe men de landeryen rondom zyn leger best onder water zoude kunnen zetten, waarna hy vertrok, zonder iets ten vocrdeele van de ftad of van de provincie gedaan te hebben. Men' befchüldigde federd de Woerdenaars, doch ongetwyffeld re cnregt, dat zy, om geen nadeel aan hunne pannebakkeryen telyden, de veiligheid van hunne Stad verwaarloosd hadden. De Prins lag bezetting in Oudewater, en de Franfchen kwamen anderwerf binnen Woerden. Toen befpeurde zyne Hoogheid dat hy voorzigtiger zoude gehandeld hebben, indien hy de Stad niet verlaatcn had. Hy ondernam wel om dezelve te belegeien, maar vrugteloos. De Amfterdammers, het oogmerk hebbende van den vy, and te keer te gaan, hadden de dyken doorgefloken, de fluizen geopend, en al het land onder water gezet. Dit voorbeeld was van anderen gevolgd geworden, zoodat de Fran. fchen  De Nederl. Staatsverander.enz. 345 fchen zich hierdoor in hunnen voortgang gefluit vonden. In verfcheidene Steden van Holland was het volk nog ver van bedaard te zyn. De Raadpenfionaris en zyn broeder bleeven voorwerpen van den haat van het gemeen, en de ftorm, die hen lang gedreigd had, begon nu geweldig op te fieeken. Zekere Willem Tichelaar, baardfchrapper in het dorp Piersbil, die een zeer ondeugend mensch, en onbekwaam was om in regten te getuigen, werd door de vyanden van de broederen de Witt opgemaakt om den Ruwaard van eene ftrafwaardjge misdaad te befchuldigen. Hy verzekerde dat Kornelis de Witt eenen aanflag tegen 's Prinsfen Ieeven gefmeed, en hem tot de uitvoering van denzelven aangezogt had. De Ruwaard werd gevangen genomen, en naar de voorpoort binnen 's Graavenhage gevoerd. Schoon men nog andere befchuldigingen regen hem inbragt, vonden de regtershet egter geraaden om hun onderzoek tot den voorgewenden toeleg op's Prinsfen ieeven te' bepaalen. Van dc zyde des betigten werd zeer veel tegen den aanklaager irigebragt; doch alles was vrtigteloos. Tichelaar werd Y 5 te-  24&" Tafereel van Natuur en Konst. tegen de Witt gehoord. De Jaatstgemelde, die in deeze verhooringe zyne onfcbuld (taande hield, werd op de pynbanfc gebragt, maar zulks Was niet van dat gevolg dat hy iets bekende: in weêrwil van zyne ftandvastrgheid, werd hy gevonnisd tot verlies van alle zyne ampten en tot eene eeuwige ballingfchap. Het gemeen was over dit vonnis zoo misnoegd, dat het zich by drommen voor de gevangenpoort vertoonde om de vervoering van de Witt te beletten. Want Tichelaar, die terftond ra de uitfpraak van hetzelve was losgelaaten, begon onder hetgraauw te (irooijen dat de Pvuwaard niet zwaar genoeg gevonnisd was, dewyl een van beiden, of de befchuldigde of de aanklaager zekerlyk zyn Ieeven had behooren te verliezen. Vervolgens ging hy met zekeren bekenden deugeniet, in de wandeling Jonker van der Moefel genaamd, in de kastelenye, en fprak, uit het venfter liggende, zeer oproerige taal tegen het volk, dat in grooten getale voor de deur (ïond. Ondertusfchen had de Cipier van de gevangenpoort eene dienstmaagd gezonden aan het huis van den Heere vanZwyndrecht, waarin Jan de Witt zich bevond: aan deezen liet hy het vonnis bekend maaken, met by. voe-  De Nederl. Staatsverander. enz, 3471 voeging dat de Ruwaard hem wenschte ta fpreeken. De Raadpenlionaris, die van zyne bekomene wonde naauwlyks was geneezen, begaf zich in eene koets met vier paarden befpannen naar de gevangenpoort, niet anders denkende of hy zoude zynen broeder vandaar af haaien : doch deeze dag, de 20fte van Augustus, was te noodlottig voor hun beiden om ooit zonder yzing herdagt te worden. De Sekretaris Beaumont zond , uit naam van Gekommitteerde Raaden, fchriftelyk bevel aan den Ritmeester Tiliy, om het gevangenhuis met twee van zyne kompagnien te bezetten, en eene derde op het Buitenhof te plaatfen. Doch naderhand kreeg hy, op het gerugt dat de boeren in aantogt waren om de Haag te pionderen, bevel om af te trekken, en de buitenwegen rondom die hofplaats te bezetten. Hierdoor kreeg het graauw gelegenheid om zyne woede den toom te vieren, en men hoorde Tiliy in het aftrekken zeggen: nu zyn zy doode luiden. Het volk begon met een onbefuisd geweld de deur van de gevangenpoort te befiormen: nadat dit eenen tyd lang geduurd had, en de poogingen vrugteloos bevonden werden, zond men om eenen mooker by een' fmit, om door dit middel de  34S Tafereel van Natuur en Konst. de deur open te flaan, het geen den Cipier eindelyk noodzaakte om dezelve te ontfluiten. Toen liepen de heethoofdig Hen met eene groote verwoedheid de trappen op, en kwamen in de kamer, waarinde broeders zich bevonden. Men fleurde hen naar benecden, en floeg eerst Kornelis, en vervolgens Jan, zoo geweldig met de kolf van de Snaphaan dat zy ter aarde vielen. Een uit den hoop trad Jan op de keel, en trof hem vervolgens met een piftoolfcboot, waardoor hy den geest gaf. Onmiddelyk daarna werd ook Kornelis van kant geholpen. Onmiddelyk fieepte men de lyken, onder een zinneloos gejuich, naar de gewoone geregtsplaats, waar zy by de beenen aan de wip werden opgehangen. Men ging vervolgens aan het hou. wen, fteeken, fcheuren en fnyden; de woedende meenigte gedroeg zich, alsof zy alle menschlykheid verbannen had: het vleesch werd met de tanden vaneen gereeten, gebraaden, en greetigiyk ingezwolgen. Men ftelde de afgeknotte ledemaaten op prys, en bewaarde die voor zeldzaamheden. Het was omtrent middernagt eer het woeden een einde nam; toen werden dc mishandelde lyken weg-  De Nederl. Staatsverander. enz. 340 weggehaald, en nog voor den dag ten grave befteïd. Ondertusfchen werd de regeering door den Prins in verfcheidene Steden veranderd. Jan de Witt had zich, terftond na het gevangen neemen van zynen broeder, van het Raadpenfionarisfchap ontflaagen , en de Griffier Fagel werd in zyne plaatfe aangefteld. De Bisfchop van Munfier was, na Koeverden bemagtigd en Groningen belegerd te hebben, genoodzaakt om die laatfie Stad , waar hy wel tienduizend mannen verlooren had, te verhaten. Men ontnam hem ook Blokzyl, nevens eenige andere Overysfelfche en Friefche vestingen. Terwyl dit gefchiedde werden de afgevaardigden van de drie overheerde Provinciën , Gelderland, Utrecht en Overysfel, buiten de vergadering der algemeene Staaten geflooten, en hunne bedienden afgedankt. De flrenge winterkoude had nu de onder water gezette landen met ys bedekt, en dit gaf den Franfchen aanleiding om op het vermeesteren van Holland te denken. De bewooners dier Provincie zagen den vyand over het ys te gemoet, en waren dus yverig bezig om  35o Tafereel van Natuur en Konst. .om hetzelve te breeken: doch de vorst was zoo fterk dat men het ys van eenen nagt in verfcheidene dagen niet alom me kondoorbreeJten, Luxemburg-,-Stadhouder van Utrecht, toog met zyn leger op weg naar's Graavenhage, «adat hy dc fterkte van het ys,; met de noodigenaauwkeurjgbeid had laaten beproeven. Doch ter naauwernood was hy buiten het gezigt van Woerden gekomen, of het begon zoo fterk te dooijen, dat hy het raadzaamst agtte zynen togt te ftaaken. Dus zag Holland zich op het onvoorzienfte, zonder eenige menfehelyke hulpe, uit den bangften nood gered. Op den terug togt der Franfchen werden Zwammerdam en Bodegraven, twee ryke en aanzienlyke dorpen, door hun uitgeplonderd, en aan de vlammen opgeofferd; en het noodlottigfte jaar, dat onze Staat immer gezien heeft, liep geiukkiglyk ten einde met het herneemen van Koeverden. Met den aanvang van het jaar 1673 maakte men weder de noodige toebereidfels om den -kryg te land en ter zee rustig voort te zetten. Tusfchen de Ruiter en de vyandelyke vlooten vielen wel drie zeeflagen voor» in welken men van weerskanten niet veel voordeels behaal-  De Nedere. Staatsverander, enz. 351 haalde, fchoon men zich van de eene en de andere zyde egter dc overwinning toeeigende. Te land werden de Franfchen door het geluk begunfligd, cn na een fcherp beleg werd Maastricht ingenomen. De Prins van Oranje, die in het voorgaande jaar eenen vcrgeeffchen aanflag op Charleroi gedaan had, was, omtrent het einde van hetzelve, in Holland terug gekomen, en belegerde nu Naarden , dat vyfdagen na het openen van de loopgraaven aan hem werd overgegeeven. Kort daarna verklaarde Spanje, dat met de Staaten in verbond ftond, den oorlog aan Vrankryk. De Prins van Oranje trok met het leger naar den Rbyn, en bemagtigde met hulp van dc Keizerfchen en Staatfchen de ftad Bon, welke de gewoone verblyfplaats was van den Keurvorst van Keulen, eenen der bondgenooten van Vrankryk, Het grootfte gedeelte van het Franfche leger was nu reeds ten lande uitgetrokken, om de onzen aan den Rbyn en in Vlaanderen te keer te gaan. De fteden, welken de Koning bemagtigd had , w'a/ren niet voorzien van genoegzaame bezetting, cn in het leger had men mede gebrek aan volk. Om deeze reden  3J2 Tafereel van Natuur en Konst. den bcfloot hy zyn krygsvolk uit deeze Lauden te doen vertrekken, gelyk 'ook gefchiedde, zoodat men nog in dit jaar Utrecht en Overysfel van de Franfchen verhaten zag. De Muniterfche weekën ook uit eenige plaatfen, en het deel, het weik Spanje en Engeland in den oorlog namen, was van dat gevolg dat 'het krygstooneel buiten de Vereenigde Provinciën verplaatst werd. In den jaare 1674 werd Gelderland van bet uithcemfche krygsvolk verlost, zoodat de drié Provinciën toen weder met de vier overigen vcreenigd waren. Holland en Zeeland verklaarden het Stadhouderfchap van den Prins erflyk , waarin zy door Utrecht werden nagevolgd. Men begon ondertusfehenfehen omtrent deezen tyd van vrede te fpreeken, en de onderhandeling werd, onder bemiddeling der Kroone van Zweeden, naar Keulen ovérgebragt: doch de oorloogende Moogendheden konden, fchoon zy hunne gevolmagtigden derwaards zonden, elkanderett niet verdaan, zoodat de handelingen werden afgebrooken. Middelerwyl waren de Staaten met Karei den Ilden, Koning van Engeland, ïn afzondeilyke onderhandeling getreeden, waas-  De Nederl. Staatsvesander. enz. 353 waarin zy beter flaagden : want op den roden van February des jaars 1674 werd de vrede met Groot-Bri tanje geflooten. Op den tienden van December des zelfden jaars gingen Groot-Brittanje en de Staaten een verdrag van Zeevaart aan, waarby bepaald werd welke waaren men vryelyk naar vyandelyke plaatfen zoude moogen vervoeren. Daarenboven verbonden zy zich met eenige Duitfche Vorsten, en ftelde zich in ftaat om den vyand, wiens magt nu van hunne Landen was afgewend , het hoofd te bieden. Omtrent het midden van den zomer viel de bloedige flag van Senef voor, welke geen van de twee partyen grond gaf om op de overwinning te roemen, fchoon zy beiden zich dezelve toeeigende. Tegen het einde van het jaar deeden de Hollanders een landing in Vrankryk, met oogmerk om de kusten van Normandye of Bretagne te overweldigen, doch zy vonden zich genoodzaakt om onverrigter zaake te vertrekken. De Staaten van Gelderland gaven in den jaare 1675 een doorflaande blyk van hunne genegenheid voor den Prins van Oranje,door een befluit te neemen om hem de opperheer- XV. Deel. Z fchap-  554 Tafereel van Natüdr en Konst. fchappy over hunne Provincie , order den naam van Hertog van Gelder en Graaf van Zutfen , op te draagen. Hy pleegde wegens het aanvaarden van die hooge waardigheden raad met de Staaten der overige Provinciën, en befpeurende dat de zaak in Holland en Zeeland gantsch niet aangenaam was, oordeelde hy het raadzaamst voor de aanbieding te bedanken. De toebereid fels ten oorlog werden nog met alle moogelyke zorgvuldigheid voortgezet. Te lande en ter zee werd met weinig voordeels gefireeden ; alleenlyk werd Trier door de Bondgenooten ingenomen , en Binch door den Prins van Oranje bemagtigd. In het jaar 1676 begon men weder vsn vrede te fpreeken , en benoemde de ftad Kymegen om over de voorwaarden te handelen. . Dewyl egter de wederzydfche gevolmagtigden niet fpoedig byeenkwamen , liet het zich aanzien dat de handel langzaam zoude voortgaan. Ondertusfchen maakten de Franfchen zich meester van Condé in Henegouwen, en bemagtigden naderhand Bouchain. In dit jaar liet de Admiraal de Ruiter het Ieeven in eenen zeeflag tegen de Franfchen r om-  De Nederl. Staatsverander. enz. 355 omtrent het eiland Sicilië , werwaarts hy met eene vloot van dertig oorlogfchepen, tot byftand der Spanjaarden, gezonden was. Do Prins belegerde Maastricht , het welk den Staaten, in den jaare 1673, door de Franfchen ontnomen was; doch eerlang moest hj van zyne ondermeening om het tebemagtigen afzien. In den jaare 1677 bcmagtigde dé Koning van Vrankryk verfcheidene plaatfijn in de Spaanfche Nederlanden • waarom dé Staaten, uit vreeze dat zyn krygsgeluk hem zoude aanzetten om andere onderneemingen te waagen, de vredehandeling te Nymegeti met allen yver poogden voort te zetten. Nadat de Prins weder eenen vrügteloozen aanflag op Charleroi gedaan had, begaf hy zich. naar Engeland, waar hy met Maria, zynê volle nigt, dogter van den Hertog van Jork» trouwde. Terwyl Koning Lodewyk deXIVde* in den jaare 1678, zyne overwinningen nog voortzette, werd de vrede eindelyk, op den ïöden van Augustus , tusfchen hem en dé Staaten geteekcnd, op voorwaarden, waarin de Engelfchen en de andere bondgenooten Weinig genoegen namen : volgens dezelven behield de Koning van Vrankryk meest alle de Steden, die hy in de Nederlanden bezat: Z a a).  35<5 Tafereel van Nattjuren Konst alleenlyk werden Maastricht en eenige andere plaatfen in deszelfs nabuurfchap aan de Staaten ingeruimd. Naauwlyks had men het genoegen van de voordeelen des vredes te (maaken, of men ▼ond reden om voor eenen nieuwen oorlog te dugten. Daar ontflond een gefchil tusfchen den Koning van Vrankryk , die nog veel volks op de been hield, en de Staaten, over de agterlïallige brandfcbaMfgen van. eenige Steden in in Staatsch Brabant. In tien jaare J680 wilde Lodewyk deXfVdehen ook noodzaakenom een verdedigend verbond met betri aan te gaan , het welk men ronduit weigerde. Schoon de vrede tusfchen hem en Spanje reeds lang geflooten was, bedreef hy egter in de Spaanfche Nederlanden groote vyandelykheden , en deed zich een aanmerkelyk gedeelte van Luxenburg toeëigenen door geregtshoven , welke hy zelf had opgerigt. In het jaar 1681 flooten de Staaten een verbond met Zweeden, waarin ook de Keizer deel nam, en waarby men eikanderen verpügtte om den Munsterfchen en Nymegfchen vrede te handhaaven. De Koning van Engeland werd mede tot het zelve aange- zogt;  De Nederl. Staatsvzrander. enz 35J .zogt; maar deeze weigerde 'er in re trceden, dewyl hy de belangen van Vrankryk was toegedaan. In het volgend jaar maakte Koning Lodewyk zich , onder zeker voorwendfel, meester van het Prinsdom Oranje, en de Staaten poogden vrugteloos hem te beweegen om dat aan den wettigen Prins in te ruimen. In den jaare 1683 werd de oorlog door Spanje aan Vrankryk verklaard^ en Luxenburg dat de Franfchen lang geblokkeerd gehouden hadden, werd eindelyk-door hun-ingenomen. Daarenboven bemagtigden zy verfcheidene Steden in Vlaanderen , h«:t geen de Staaten het befluit deed neemen om Spanjemet agtduizend man te onderfleunen. ejnsqZ na marl nar- Onmiddelyk daarna floeg Vrankryk eenige voorwaarden van vrede voor, welken hy Verzogt dat de Staaten Spanje wilden doen aanneemea. Doch de Prins van Oranje begreep dat de vereenigde Provinciën, door den, inval in Vlaanderen in groot gevaar gebragt waren, en beweerden dat het raadzaam was eene nieuwe werving van zestienduizend man te doen. Sommige Provinciën waren gantsch niet gereed om hiertoe te bef)uiten , en de voorflag werd door Amsterdam ronduit afz 3 ge-  358 Tafereel van'Natuuu en Konst» geflaagen , waardoor zyne Hoogheid groot ongenoegen tegen de gemelde Stad opvatte. De Prins liet egter geenszins na poogingen aan te wenden om de werving door te zet- ■ qTiiJt ten. Hy bragt het zoo ver dat men 'er in Holland en Zeeland by meerderheid van ftemmen toe.befloot. Doch Friesland en Groningen en Ommelanden ftemden.'er tegen. Gelderland, Utrecht cn Overysfel bewilligden in dezelve, en dus beu eerde zyne Hoogheid dat 'er meer ftemmen voor dan tegen, waren. Niettegenstaande dit alles had zy evenwel geenen voortgang, omdat, door bemiddeling der Staaten, een twintigjaarig beftand tusfchen de oorloogende Moogenheden geflooten werd. De voorgevallene omwenteling in Engeland bragt ook hier federd nieuwe onlusten'voort. Koning Karei de Hde overleed in den beginne des jaars 1685,en werd door zynen broeder, den Hertog van Jork, onderden naam van Jakob den Ilden, opgevolgd. — In dit jaar- werd ook het gebod van Nantes, waardoor- den Hervormden in Vrankryk vryheid ?an Godsdienst vergund was, herroepen, en de  De Nederl. Staatsverander. enz. 359 de Koning deed hen nu door foldaaten noodzaaken om zich by de Roomfche kerkte verT voegen , of om zyn Ryk te verlaaten. De vlugtende Protestanten kwamen , in groote meenigten, hier te lande, waar zy eene veilige fchuilplaats vonden , en zeer minzaam ontvangen werden. Zelfs namen de Staaten het befluit om de Predikanten der vlugtelingen uit 's Lands fchatkiste te betaalen. De nieuwe Koning van Engeland, Jakob de Ude, gaf den Staaten wel verzekeringen van zyne zugt om den vrede in fland te houden, doch men had reden genoeg om te denken dat 'er weinig flaats op zyne beloften te maaken was, dewyl het zich liet aanzien dat hy heimelyk naar gelegenheid zogt om hen te beoorlogen. Daarenboven toonde hy eene fterke zugt om den Roomfchen Godsdienst, dien hy zelf was toegedaan, door zyn geheele Ryk te doen aanneemen. In den jaare 1Ó88 werd een Prins van Walles gebooren; doch dewyl die geboorte voorviel in de tegenwoordigheid van luiden, die 's Konings belangen waren toegedaan, kon het niet anders zyn of zy moest veelen vcrdagt voorkomen. De Protestantfche onderdaanen van Z 4 'En.  $óo Tafereel van Natuur en Konst; Engeland verwagtten nu niets anders dan den ondergang van hunne vryheid en Godsdienst. In deezen leefland zogten zy hulp by den Prins en Prinfesfe van Oranje, met welken zy wenschten middelen ter afweeringe van dit onheil te beraamen. De Staaten, nu zeer wel begrypende wat hun van Vrankryk en Engeland te wagten ftond, begonnen eene magtigc vloot uit te rusten. In den herfst van het jaar 1688 kwam'er een gefchrift te voorfchyn, ingerigt om den Prins en de Prinfes van Oranje te fmeeken dat zy tot de Engelfchen zouden overkomen om de wetten, welken de Koning verbroken en gefchonden bad , te herflcllen. Tevens werd 'er een befluit van de algemeene Staaten bekend gemaakt, waarin ïy reden gaven van hun voorneemen om den Prins op>zynen togt naar Engeland met eene vloot te onderfleunen. Zyne Hoogheid, in de maand October in zee gedoken zynde, kwam behouden in Engeland aan, waarhy, in den aanvang des volgenden jaars , nevens zyne Gemaalin , ten troon verheeven werd , dewyl zyn fchoon vader, zich van elk verlaaten ziende, liit het Ryk gevlugt was. Dee-  De Nederl. Staatsverander. enz. 361- Deeze verandering had zeer grooten invloed op de gemeene rust van Europa. In December des jaars 1688 was de oorlog door Vrankryk reeds aan de Staaten verklaard geworden , en de vyandelykheden tegen den Keizer waren te vooren al begonnen. Hierop volgden de wederzydfche oorlogsverklaaringen van Vrankryk en Spanje en van Engeland en Vrankryk, waarna de kryg feller dan te vooren in Europa begon te woeden. In de maand Augustus des jaars 1689 viel 'er een gevegt voor by Walcourt, waarin de Franfchen te kort fchooten. Wyders werden Rynberk, Ments, Bon, en meer andere plaatfen aan den Rhyn door de Bondgenooten veroverd. Omtrent deezen tyd flooten de Staaten eenige merkwaardige verbonden, en onder anderen een met den Keizer, waaraan ook andere Moogenheden deel namen: daarenbaven gingen zy eene zeer naauwe verbintenis aan met Willem den lilden , Koning van Groot-Brittanje. In de verheffing van deezen Vorst zogten de Staaten mede gelegenheid om eenige voordeden voor den koophandel in Engeland te bedingen ; doch de poogingen, welke Z 0 zy  362 Tafereel van Natuur en Konst. zy hiertoe aanwendden, waren vrugteloos, dewyl de Koning verklaarde dat het hem niet moogelyk was de nadeelige akte, die het Parlement ten tyde van Kromwel gemaakt had, te doen intrekken. In den jaare 1690 verklaarde de Hertog van Savoije zich voor de Bondgenooren en tegen Vrankryk. Men opende vervolgens den veldtogt met den berugten flag van Fleury, tusfchen het leger der Staaten onder den Vorst van Waldek, en de Franfchen onder den Maarfchalk van Luxenburg. Dit gevegt was zeer hevig , en duurde langer dan zeven uuren, totdat die van de Staatfche zyde eindelyk genoodzaakt waren om het flagveld te verlaaten. De Engelfche en Hollandfche vlooien kwamen , in het midden van den zomer, in het gezigt der Franfche fchepen, in het Kanaal, by welke gelegenheid men flaags raakte. De onzen leeden ten dien tyde zeer veel, dewyl de Engelfchen , onder eenige gezogtc voorwendfels , zich met den flryd weigerden in te laaten , het geen den Admiraal TorringtoB op zyne eer cn ampt te liaan kwam. Ko-  De Nedere. Staatsveranper. enz. 363' Koning Willen de lilde was gelukkiger in zyne onderneemingen in Ierland tégen het leger van zynen fchoonvader. Hy behaalde op hetzelve eene volkomene overwinning, welke hem egter veel volks kostte, cn het grootite nadeel , dat hy by die gelegenheid leed, was dat de Maarfchalk van Schomberg in het doortrekken van eene riviere, werd doodgefchocten. ' In het volgende jaar kwam de Koning in Holland , waar hy , met zeer groote pragt en onnoemelyke kosten , werd ingehaald. Hy bleef de hooge ampten, welke hem in deeze Provinciën waren opgédraagen , bëkleeden, niettegenflaande veele gaarne zouden gezien hebben, dat hy zich van dezelven ontllaagen had. In den veldtogt des jaars 1601 maakten de Franfchen zich meester van Bergen in Henegouwen , en bombardeerden Luik. Koning; Willem deed vrugtelooze poogingen om hen tot het waagen van eenen veldflag te brengen: doch nadat hy het leger verlaaten had, viel 'er een gevegt by Leuze voor, het welk tot nadeel der Bondcrencotcn pfijep. — In dit  364 Tafereel van Natuur en Konst. dit zelfde jaar vernielden de Franfchen eenige Hollandfche haringbuizen. Doch in het volgende jaar ondernamen zy eene landing in Engeland te doen ,om Koning Jakob, waa* re het moogelyk , opden troon te herfiellcn. Zooras als men hiervan de tyding kreeg, (lak de Hollandfche vloot in zee, en trof de Franfche omtrent de kaap Barfleur aan , waar beide de vlooten (laags raakten, met dat gevolg, dat men van alle aanflagen ter herfiellinge van Koning Jakob moest afzien, dewyl de Hollanders eene volkomcne overwinning behaalden. Koning Willem had zich nu weder naar het leger in de Spaanfche Nederlanden begeeven, met oogmerk om eenen flag tegen de Franfchen te waagen : doch Luxenburg voorkwam hem, en tastte de Bondgenooten by Steenkerken aan. Daar werd van weêrzyden hevig gevcgten, totdat Koning Willem tegen dêfli avond, het flagveld ruimde, in goede orde aftrekkende. Vrankryk had zoo weinig by den oorlog gewonnen, da't-'hy de Staaten door omwegen tot vrede liet aanzoeken: men bood hun ver- fchei-  De Nedere. Staatsverander. enz. 365 fcheidene voordeden aan, nevens de verzekering van hunne grenzen ; doch zy Weigerden naar die aanbiedingen te luisteren. In" het midden van het jaar 1693 was 'er eene aanzienelyke koopvaardy-vloot van Engelfchen en Hollanderen in zee gefioken, welker reis naar de voornaamste zeehavens van Spanje en Portugal, en naar Smirna, Itrekte. Zy werd door een goed getal oorlogfchepen begeleid tot dertig mylen buiten het Kanaal. Nadat deeze vloot vaneen gefcheiden was, maakten de Franfchen jagt op dezelve, en tastten eene verzameling aan van honderd-en-veertig fchepen , waarvan zy verfcheidene bemagtigden. Te lande viel men in Katalonie op de Spanjaarden aan; doch Vrankryk had zyne meeste magt in de Nederlanden noodig. De flag van Landen liep ongelukkiglyk af, zoo wel voor de Bondgenooten als voor de Franfchen , fchoon de laatste zich de volkomene overwinning toeè'tgenden. Voor het einde van dit jaar werd s'Malo door de Engelfchen gebombardeerd. In het volgende tastten zy eene Franfche koopvaardy-vloot aan, die voor het grootfi'e gedeelte verbrand of in den grond geboord werd. Zy ondernamen ook, nevens de Hol- lan-  366 Tafereel Van Natuür en Konst. landers, eene landing op de Franfche kust, omtrent Brest, die egter het gevvenfehté gevolg niit hadt. In den aanvang des jaars 1695 werd Koning Willem fterk getroffen door den dood van zyne Gemaalinne, die, in den ouderdom van drie-en-dertig jaaren, aan de kinderziekte overleed. Niet lang daarna ondernam hy de belegering van Namen , en dé gelukkige uitflag dier onderneeminge bragt niet: weinig toe om zyn hartzeer over zyn huislyk verlies te maatigen. Dc vereenigde vlooten der Engelfchen en Hollanderen ftevenden nu voort langs de Franfche kusten, bombardecrende s'Malo en Granville. Zy beproefden voor de tweede maal, eene bombardeering van Duinkerken, welke zoo wel niet gelukte als, die van Brusfel, die ten zelfden tyde door de Franfchen, om wraak te oeffenen, ondernomen werd. Verfcheidene aanzienlyke gebouwen , en wel een vierde gedeelte der gemeene wooningen werden tot puinhoopen gemaakt. In den jaare 1696 ging het bombardeeren zynen gang, veele Franfche Zeeplaatfen werden geheel afgebrand, by welke wreede wyz-3 van oorloge  De Nèderl. Staatsverander. enz. 36? logen de onfchuldige inwooners de meeli© fcbade leden. Eene onderneeming van Koning Jakob om in Engeland eene landing te doen liep vrugteloos af. Eveneens ging het ook met verfcheidene famenz weeringen, die tegen het Ieeven van Koning Willem aangegaan , doch in tyds ontdekt en veryÖeld werden. De Hertog van Savoije fcheidde zich nu af Van de Bondgenooten, en ging eenen afzonderlyken vrede aan met Vrankryk. Reeds eenigen tyd had men aan het Zweedfche hof over de her.flelling van eenen algemeenen vrede gehandeld , en , onder bemiddeling van hetzelve, nam men eindelyk het befluit om in den aanvang des jaars 1697 te Kyswyk, in de nabuurfchap van 's Graavenhage, by een te komen. Vrankryk toonde grooter genegenheid om den oorlog te eindigen dan men in den beginne verwagt had. De Franfche Protestanten deeden hun uiterfte best om de vryheid van Godsdienst, welken zy verlooren hadden, in Vrankryk weder te bekomen; doch hiertoe was de Koning niet te beweegen. De vrede werd eindelyk tusfchen Vrankryk, Spanje, Engeland en de Staa-  368 Tafereel van Natuur en Konst. Staaten getroffen, op den 2ofien van September des jaars 1697. De Keizer floot ook een ftilftand van wapenen met Vrankryk , die welhaast in eenen volkomen vrede veranderde. Na het fluiten van den vrede deeden de Staaten eene herziening van hunne krygsmagt, en verfterkten fommige grensfteden, die in flegten ftaat waren , alsof zy voorzagen dat eerlang weder een nieuwe oorlog ftond op te komen; en de geflooten vrede bleef inderdaad naauwlyks vier jaaren beftendig. De gelegenheid tot deszelfs verbreeking was de dood van Karei den Ilden , Koning van Spanje , op wiens nalaatenfchap de Huizen van Bourbon en Oostenryk, voorwendden regt te hebben. Voor het overlyden van den gemelden Koning was men wel bedagt geweest op middelen om den oorlog, dien men by zyn overlyden te gemoet zag , voor te komen. Want op den nden van Wynmaand des jaars 1698 kwamen Vrankryk, Groot-Brittanje en de Staaten overeen dat Spanje in zulk een geval aan den Keurprins van Beijeren, Napels en  De Nedere. Sta atsverander, enz. 360 en Sicilië aan den Daufyn, en Milaan aan den Aartshertog Karei , tweeden zoon van den Keizer , zouden toegelegd worden. Doch dewyl de Keurprins van Beijeren in den aanvang des jaars 1699 kwam tellerven, moest' 'er noodwendiglyk verandering in het geflooten verdrag gemaakt worden , en in de maand Maart van het volgende jaar fielden de drie genoemde Moogenheden vast, <3at Napels en Secilie aan den Daufyn, 'en de Kroon van Spanje aan den Aartshertog zoude gegeeven worden. — Dit tweede verdrag van verdeeling hield egter na den dood van Koning Karei geen tand. Kort voor zyn overlyden, het welk op den iften van Slagtmaand des jaars 1700 voorviel, had hy alle zyne Staaten'bèfproken aan Filips , Hertog van Anjou, tweeden zoon van den Daufyn, en aan deezen uitersten wil hield men zich in Vrankryk. Men beweerde dat het laatstgemelde verdrag van verdeelïnge geflooten was om oorlog voor te komen ; doch dat het, indien Vrankryk 'er by blyven wilde, onvermydelyk oorlog verwekken zoude, omdat de Keizer 'er nog niet in bewilligd had, en ook omdat de Spanjaarden niet gedoogen wilden dat de Heerfchappyen van XV. Deel. Aa hun-  370 Tafereel van Natuur en Konst. hunnen overleeden Koning onder verfcheidene Moogenheden zouden verdeeld worden. Om Filips den Vden van de Spaanfche Ikerfchappyen te verzekeren .trokken de Franfchen in het Hertogdom Milaan , en in de flerke plaatfen der Spaanfche Nederlanden, die hun door den Landvoogd , den Keurvorst van Beijeren geopend , werden. De ilfoatfche foldaaten, die, na het fluiten van den vrede te Ryswyk in eenigen van deeze plaatfen waren gelegd geweest, werden genoodzaakt om dezelven te verlaaten. Dc Staaten deeden hun uiterfte best om den oorlog voor te komen, door het verfchii tusfchen die twee magtige huizen by wyze van verdrag te bemiddelen ; doch dewyl men hierin eene volftrekte onmooglykheid befpeurde, fielden zy zich in den jaare 1701, door verfcheidene verbonden, in ftaat om eenen oorlog uit te houden. Men bereidde zich ook in Engeland tot den kryg, nadat Jakob de Ilde in Vrankryk overleeden, en de zoo genaamde Prins van Wales door Lodewyk den XlVdcn als Koning was erkend geworden. Ko-  De Neöerl. Staatsverander. enz. 371 Koning Willem was nu weder uit Holland naar zyn Ryk overgelioken: en op den 4dcn van Maart des jaars 1702 viel hy, het vermaak van de jagt neemende, van zyn paard en brak het Sleutelbeen van den flinker fchouder. Schoon de wonde in het eersr niet ongunftig ilond, werd de Koning egtef na verloop van eenige dagen door een geweld dige koortfe aangetast, die van eenen zwaaren buikloop vergezeld ging, waardoor hy op den ioden der gemelde maand uit het Ieeven werd weggerukt, eer hy de noodige maatregelen tot eenen veldtogt had kunnen beraamen. Anna, de dogter vaa Koning Jakob, en de gemaalin van George, Prins van Deenemarken, werd onmiddelyk daarna tot Koningin uitgeroepen. Zooras als de algemeene Staaten de tyding wegens het overlyden van Koning Willem den lilden ontvangen hadden , vervoegden de Staaten van Holland zich in de vergade. ting van hunne Hoogmoogenden , en verklaarden niets liever te wenfchen dan het verbond met de andere Provinciën te bevestigen. Terflond werd aan de Staaten der overige Provinciën, door brieven van de alAa 2 ge„  272 Tafereel van Natuur en Konst, gemeene Staaten kennis wegens dit fierfgeval gegeeven, met verzoek om aan de befcherrfling van vryheid en Godsdienst , zonder yerflaauwing de hard te houden, waartoe zy eenpaariglyk hunne genegenheid betuigden De Staaten bleeven geenszins in gebreke vanovereenkomftig met de verbintenisfe, welke zy met den Keizer hadden aangegaan , te handelen. Zy fchikten een gedeelte van hnnne krygsmagt, onder het bevel van den Prins vanNasfau Saarbrug, die Veldmaarfchalk van hunne troepen geworden was, tot de belegering van Keizerswaard , eene ftad behoorende onder den Keurvorst van Keulen, die, om zyn verbond met Vrankryk , tot eenen vyand des Ryks was verklaard geworden. Deeze Had werd , na kloekmoediglyk verdedigd te zyn , by verdrag overgegeven. De Franfchen hadden eene heimelyke verflandhouding binnen Nymegcn , waarvan zy zich meester poogden te maaken, het geen hun egter door de dapperheid der burgeren mislukte. Hierop volg. de onmiddelyk eene wederzydfche oorlogsverklaring tusfchen Vrankryk en dc Bondgenooten. Filips de Vde, Koning van Spanje, verklaarde  DeNederl. Staatsverander. enz, 373 de ook van zyne zyde den oorlog aan de bondgenooten, In den veldtogt van dit jaar veroverden de Franfchen verfcheidene Steden in Duitschland; en de Bondgenooten bemagtigden Venlo , Stevenswaard , Rocrmonde, en meer andere Steden aan den Rynkant. Ook vernielden de vereenigde Engelfche en Staatfche vlooien de Spaanfche zilvervloot in Vigos, ■ In den veldtogt van het jaar 1703 maakten de Bondgenooten zich meester van verfcheidene Steden in Duitschland, waar de Franfchen mede eenige voordeden behaalden. De Hertog van Marlborough, die het bevel voerde over het leger der Bondgenooten , bemagtigde Bon , Rynberk en Gelder vielen in handen van de Pruisfifchen. De Franfche Hnien i