TAFEREEL van NATUUR en KONST.   TAFEREEL VAN NATUUR en KONST- BEHELZENDE, BY EENE ALGEMEENE LANDBESCHRYVING EN BEKNOPTE HISTORIE DER VERSCHEIDEN VOLKEN, ALLE DE VOORNAAMSTE BYZONDERHEDEN, DIE IN DE BEKENDE WAERELD , MET BETREKKING tot DE NATUURLYKE HISTORIE , DEN GODSDIENST , DE STAATKUNDE , DE WEETENSCHAPPEN, KONSTEN , KOOPHANDEL , ENZ. VOORKOMEN. Grootdeels naar het Engeljchs gevolgd. Twintigste Deel. Te AMSTERDAM, By PIETER MEIJER, op den Dam, MDCCLXXXII,   TAFERE E L VAN NATUUR en KONST. DE EILANDEN OM AMERIKA. Alle de Eilanden van de wereld febynen door ondernirdsch vuur, of door aardbeevingefi, van het vaste land afgefcheidéü; het' berugt Atlantis, waarvan de naam, fints ver-1' fcheiden duizenden jaaren, niet meer beib.it dan in een duistere overleveringder Egyptifche Priesteren aan Plato, was waarfchyulyk een groot land tusfehen Afrika en Amerika; duizend omftandighederi doen vermoeden, dat Engeland eertyds een gedeelte van Gallië was Sicilië is blykbaar van Italië afgefcheiden geworden; de kaapverdifche eilanden, de Azo» res, Madera, de Kanarifche eilanden, moeten een gedeelte van de nabu.uige vaste landen , of van andere landen, die door de zee verzwolgen zyn, gemaakt hebben. De nieuwe waarnemingen der Engelfche Reizigers laten byna niet toe te twyfelen, of alle de cr> XX. Deil. A lan-  melplaats der Schepen, die aldaar jaarlyks in July en Augustus gewoon zyn aan te komen, en 'er naar den eerften bekwaamen wind wagten.om naar Spanje over te fteken.— Verder heeft men hier St. Ja go, voorheen de hoofdftad van dit eiland. St. Crux, eene ftad met eene goede haven. Porto del Principe, aan de Noordzyde. St. Salvador, la Trinidad.Spisito Santo, en Baearacoa, alle door Felasques geftigt. A 5 II. Fan  to Tafereel van Natütjr en Konst. ii. Van 't Eiland ft. Domingo, of Hispaniola. Dit eiland ligt Öostwaards van Cuba; de fcee-engte , die deze twee eilanden vanéén fcbeidt, by de zeelieden bekend onder den naam van Pasfagie boven de wind, is omtrent 12 mylen breed, doch wordt zelden bevaren, omdat zy zeer moeijelyk en gevaarlykis; de meeste fchepen, van Jamaika naar Engeland vaarende, verkiezen den weg agterom Cuba, door de Straat van Bahama. De grootfte lengte van dit eiland is 75 Duitfche mylen-, en de grootfte breedte 25. Dit eiland wierdt eertyds Haïti genaamd; doch Columbus, die het op zyn eerften togt in 1492. ontdekte, noemde het Hispaniola, of klein Spanje; maar dewyl 'er naderhand de ftad ft. Domingo opgebouwd is, wordt deze naam thans veelal aan het eiland gegeven. Het volk , 't welk de Spanjaarden daar vonden , was vreedzaam, eenvoudig, en vriendelyk, zonder eerzugt, zynde de grond van hun karakter ongevoeligheid , en de onkuisheid hm hoofdgebrek; hunne Afgods - priesters waren ,  De Eilanden om Amerika, ir ren, gelyk elders, hunne Geneesheeren, die, door befpottelyke vertooningen te maaken voorgaven de kranken te genezen. Zy geloofden de onfterfelykheid der ziel en de vergel. ding van het goede na dit leven, doeh van ftraf over het kwaade hadden zy geen denkbeeld. Hunne regeeringsWyze was willekeurig; yder der verfcheidene Naties hadt een Opperhoofd, dat gereedelyk gehoorzaamd wierdt; de diefftal werdt onder alle misdaaden iïrengst gcftraft; elk mogt zo veele wyven nemen als hy wilde, fchoon de gemeene lieden doorgaands maar eene namen ; hunne wapenen beftonden in knodzen en werpfpiefen, die zy zeer behendig wisten te gebruiken. Deze Natie is door de Spanjaarden genoegzaam uitgeroeid. De voortbrengzels dezes eilands beftean ia huiden , koorn , fuiker , gember , honing , kasfia, maftix, aloë, kochenielje, kakao , katoen , en ook goud, waarvan nog veel verborgen ligt, omdat 'er gebrek is aan Mynwerkers; alle Europeefche dieren en vrugten, uit Spanje derwaards gebragt, zyn 'er wel voortgekomen, en zeer vermenigvuldigd, zodat men alIe jaaren de fchoonfte citroenen, qrwje appe: len?  ié Tafereel van Natuur en Konst. len, vygen, en olyvenkan hebben ;visch wordt 'er overvloedig, zo op de kusten als in de rivieren, gevangen; midden in 't land zyn ook zout-putten, die veel zout uitleveren. Men vindt op dit eiland ook de glinfterende, of lichtende, muggen, die 's nagts een vry fierk licht van zig geven; de inwooners maaken 'er een glanzig fap van, waarmede zy het aangezigt en de borst befmecren; deze muggen, die met de Europeefche Johans-wormpjes eenige overeenkomst hebben, worden Coucoujoit genaamd. De Spanjaarden hebben dit eiland langen tyd alleen bezeten, wanneer de Spaanfche Volkplanting aldaar zeer bloeide; maar in 't vervolg hebben 'er zig de Franfchen ook neergezet, en federt 1666. heeft de West-Indifche fompagnie van Parys, zo wel als de Spanjaarden, eenen Gouverneur derwaards gezonden ; de beide Natiën bezitten dit eiland tegenwoordig byna in gelyke deelen; de Spanjaarden heerfchen op , de Oostelyke en Zuidelyke, de Franfchen op de Westelyke en Noordelyke kust; de laatften zyn 'er thans zo fterk en talryk, dat zy bezwaarlyk van daar zouden kunnen  De Eilanden om Amerika. 13 nen verdreven worden ; zelfs meent men, dat zy zulks omtrent de Spanjaarden ligtelyk werkftellig zouden hebben kunnen maaken, indien zy by derzelver nabuurfchap geen groot belang hadden; beide deelen zyn in Oclober en November 1751. door eene ontzagchelyke aardbeving grootelyks befchadigd. a De Spanjaarden bezitten op dit eiland ver-. fcheiden merkwaardige plaatfen, als ft. Domingo door Columbus geftigt, en thans mee eene Munt, eene Univerüteit, en twee groo* te Hospitaalcn, voorzien; ft. Jekome, Is*; bella, enz. b De Franfchen bezitten 'er Cap Fraïtcois, Port de Paix, en eenige anders plaatfen. III. Yan het eiland Porto Rtco. Dft eiland, fchoon maar omtrent 20. mylen lang, en tien breed, en dus zeer veel kleiner dan de twee voorgemelde, wordt egter in zyne foort by de Spanjaarden niet minder geacht, wegens de uitftekende vrugtbaarheid van bet zelve, inzonderheid om de fchoone wei- larr  14 Tafereee van Natuur en Konst. landen voor het rundvee, het welk zy daar uit Spanje overgebragt hebben. Dit eiland werdt by de oude inboorlingen Borriquen geheten; Columbus ontdekte het in 1493, en noemde het ft. Juan , ter eere van Joannes den Dooper; de naam Porto rico, of ryke haven, werdt in den beginne gegeven aan de ftad, welke de Spanjaarden daar op gebouwd hebben, maar is naderhand tot het gantfche eiland overgegaan , 't welk nu eens Portorico, dan eens ft. Juan, geheten Wordt. Vóór de aankomst der Spanjaarden was het uittermaate volkryk, doch hunne wreedheid heeft het in 1494. en eenige volgende jaaren, byna geheel ontvolkt, en hen dus van het overvloedig goud beroofd, 't welk zy 'er by hunne aankomst vonden, en uit welks ryke vertooning zy gelegenheid namen om de haven, aan welke zy hier de eerfte ftad bouwden , Porto rico te noemen. De voortb,rengzelfs beftaan in huiden, tabak, fuiker , zout , gom , oranje-appelen en limoenen, die, zo wel gekonfyt als versck, van  De Eilanden om Amerika. 15 van daar in menigte naar elders verzonden worden; midden door dit eiland loopt een gebergte , waardoor het in tweëen gedeeld wordt. Dit eiland is het middelpunt van den fluïkhandel, dien de Engelfchen en Franfchen met de Spanjaarden dryven; waartoe veel helpt, dat de inwooners dezes eilands eene menigte van vaartuigen hebben, met welken zy zig naar andere deelen van Amerika begeven. Egter worden ook op dit eiland, op bevel des Konings van Spanje, de meeste kustbewaarders uitgerust, die, onder voorwendzel van den fluikhandel te beletten, de fcheepvaart van de onderdaanen der andere Mogendheden in de Mexikaanfche zeëen zeer belemmeren. De aanmerkenswaardige Steden op dit eiland zyn ft. Juan de Porto Rico en Güadianilla. Saona en Mona zyn twee kleine eilandjes op zig zeiven. \ IV. Fan het eiland Jamaika. Dit eiland, liggenda, ten Zuiden van Cuba, co  ï6 Tafereel' van Natuur en Konst. en ten Westen van ft. Domingo, van heiden omtrent 20 zeemylen, is van 't Wellen naar 't Oosten omtrent 40. Duitfche mylen lang, en van 't Zuiden ten Noorden 25. mylen breed. Christophorus Columbus heeft hetzelve in 1494. ontdekt; waarop de Spanjaarden de geheele Natie met groote wreedheid hebben uitgeroeid ; hy gaf 'er den naam aan van ft. Jago, uit welken men wil, dat de naam Jamaika, ontftaan is, hoewel anderen verzeekeren, dat dit de oude naam was , dien het eiland reeds vóór de aankomst der Spanjaarden by de inboorlingen voerde. In 1655- nadat de Spanjaarden dit eiland ruim honderd zestig jaaren bezeten hadden, werdt het hun door de Engelfchen ontnomen, onder den Protector Cromwel, en, van dien tyd af, heeft het aan de Engelfchen behoord. ■' Hetzelve is voor hun zo wel in tyd van oorlog als van vrede, van groote aangelegenheid; dewyl het midden onder de Spaanfche eilanden , als mede naby de vaste kusten van Mexiko en Terra Firma, gelegen, en dus bekwaam }i, om vandaar een voordeeligen fluikhandel (2 | op  De Eilanden om Amerika; 17 op de Spaanfche wingewesten te dryven; de Engelfchen weten zig hiervan 6ok zeer Wel te bedienen, waarom 'er wel 60,000 van hunne Natie zyn gaan woonen, en men heeft 'er in vredestyd zomtyds driehonderd, en in oorlogstyd zeshonderd, Britfche fchepen geteld. De Engelfchen leeven hier als kleine vorften, en hebben meer dan 100,000. Negers uit Afrika naar dit eiland alleen overgebragt, welken zy den landbouw en ander zwaar werk laten verrigten. In 1710. gefchiedde hier eene algemeene opfchryving, en men bevondt het getal, zo van Slaaven als vrye lieden , famen^ agtmaal honderd duizend pcrfoonen fterk te zyn. In 1760. verwekten de Negers hier een gevaarlyken opftand, die egter wederom fchieJyk geftild werdt; en, indien men hier zo niet onderworpen was aan aardbevingen, zou het getal der inwooneren nog meer aangroeijcn. De lugt is 'er ongemeen heet, waarom 'er alle arbeid by nagt, of in den vroegen morgenftond, moet verrigt worden ; op dit eiland groeit fuiker, tabak, indigo, katoen, roode ' peper, campeche hout, en inzonderheid veel XX. Deel, B ea.  i8 Tafereel van Natuur en Konst. cacao; ook wast 'er de wortel Jukka, daar men het brood, Casfava genaamd, uit bereidt. De Engelfchen hebben 'er een aanzienlyk Gouvernement opgeregt;hetzelve wordt alleen aan peifoonen van den eerften rang toevertrouwd ; de regeeringsform is als in Engeland; het groote Raads-Coilegie beftaat uit twaalf van de voornaamften van het geheele eiland, waarin de Gouverneur, in den naam des Konings, voorzit, en dit maakt als hetHoogerhuis van het Parlement uit, tervvyl de vergadering der overigen veele overeenkomst met het Lagerhuis heeft. De Godsdienst en de Wetten zyn 'er ais in de Britfche Ryken. Het Land is in veertien kerfpels, of regtsgebieden, verdeeld. De voornaamfte plaatfen zyn Kingfton, Port - Royal, Melilla, Sevillad'On, en eenige andere. B. Van de Lucaïsche-eilandekt. Deze eilanden kan men aanmerken als tot ■Noord-Amerika behoorende, dewyl zy meer Noordwaards gelegen zyn. Men treft dezelve «an ten Oosten van Oost-Florida, waarvan  De Eilanden om Amerika. 19 zy door de Golf van Flon'da afgöfcheiden worden. Ook worden zy tegenwoordig ook veelal de B aham ah-e i l ande w, naar een van de voornaamften derzelver, genaamd. Indien men alles, wat bovendcZeeuitfteekt, een eiland wilde noemen, al is het ook eene onbewoonde klip, zou het getal der Lueaïfche eilanden mogelyk wel vierhonderd belopen. Onder deze groote menigte zyn 'er egter maar twintig, die den naam van eilanden, naar 't gewoon gebruik, met regt verdienen , dewyl zy bewoonbaar en van eenige msrkelyke bitgeïlrektheid zyn, gelyk zy dan ook met hunne byzondere naamen onderfcheiden worden. i. A b a c o a Of P r o v i d e TJ C £ , 2. A HC'ü ix- la , 3. St. AüousTïa, 4. Bahama, 5. Baracoa, 6. Bimini, 7. Curatea, 8. COTOMERT, o. ClGATEO of ala3a sTER, 10. CAICOS, ii. GuANAHANIA of St. Salvador, 12. Himagua, 13. Lika ge, 14. Lücajaseque; 15. Maijang- sana, 16. roques, 17. SaMAK.A, l8. Triangulo, 19. ïortuga, 20. Ymet a of Is a b ella. B 2 De-  so Tafereel van Natuur en Kgnst. Deze eilanden waren de eerfte, welken Columbus in 149i. opdeedt ; waarom de Spanjaarden zig dezelve hebben toegeëigend. Zy waren toen zeer volkryk; doch de Spanjaarden, bemerkende, dat derzelver inwooners gezonder en fterker van lighaam waren dan de Wilden op het vaste land, voerden, van tyd tot tyd, zo veelen van dezelve naar de vaste kust om hen in de Mynen te doen werken, dat deze eilanden eindelyk geheel ontvolkt,en in woestynen veranderd, zyn; federt hebben de Spanjaarden alle deze eilanden verlaten, waarom de Engelfchen , na het aanleggen der volkplantingen van . Carolina en Georgië op de krist van Zuid-America, begrypende, dat eenige dezer eilanden hun van nut zouden kunnen zyn , dezelve in bezit genomen hebben , hoewel 'er tot dus verre nog zeer weinig tot derzelver verbetering is aangewend. De lugt is op deze eilanden gematigd, en de grond zeer vrugtbaar: en, dewyl men 'er overvloed van hout en water vindt , zyn zy zeer bekwanme ververfching-plaatfen. De Zee is tusfehen dezelve doorgaands zeer ondiep ;en met klippen bezet , waarom 'er geen groote- Sche-  De Eie&ndeïï om Amerika. 21 Schepen, maar enkel Kanoes-, van het eene naar het andere kunnen vaaren. Het eiland Lucajaneque is het voorhaamfte , en alle de andere hebben van dit hunnen algemeenen naam. Het ligt ten N. W. De inwooners hadden den naam van ongemeen te kunnen duiken om paarlen te visfchen. Het eiland Ba ha ma ligt daar digt by, en geeft den naam aan de ftraat Bahama, die zeer gevaarlyk is wegens haare fterke ftroomen, en door welke de Spaanfche Zilvervloot noodzaaklyk moet varen als zy uit de Havana naar Spanje zeilt. De Engelfchen bezitten thans dit eiland. Het eiland Guanahania was het eerftè dat Columbus in 1492. ontdekte; hy gaf het den naam St. Salvador, of heilige verlosfêr, omdat hy, door dit eiland te ontdekken, van het oogfchynlyk gevaar des dooJs verlost werdt: hy plantede een kruis op hetzelve , ten blyke dat hy het voor koning Ferdi«and dan Katholyken in bezit nam. B 3 tts£  sa Tafereel van Natuur en Konst. Het eiland Bimini isvrugtbaar: hetzelve behoort aan zyne natuurlyke inboorlingen. Het eiland Ymeta, of Yumato, wordt ook Isaeella genaamd, ter eere van de gemalin van den gemelden koning Ferdinand. Het wordt insgejyks door de inboorlingen des lands bezeten. . Het eiland Providence wordt ook Abacoa, of A ndros , genaamd, en ligt op de N. B. van 25 graaden. Op hetzelve heeft zig eene Engelfche volkplanting nedergezet. C. Van de Kaeibische-eilahden. De Karibifche eilanden liggen meer Zuidwaards , en kunnen dus tot Zuid-Amerika, zo men wil, gebragt worden , men geeft aan dezelve dezen naam , dewyl de oude inwooners dezer eilanden Karibes , Karibanes, of Kanibakn, geweest zyn. Zy zyn als in twee ryen aan malkander gefchakeld; de eerfte ry ftrekt zig van 't Zuiden ten Noorden uit; en deze worden de eilanden Baelovekto genaamd: de andere ry gaat van 't Oosten ten Westen , en deze heeten de eilanden Sot- to  De Eilanden om Amerika. 23 to Vento;beide deze naamenzynSpaansch, en betekenen de eerite boven den wind, en de andere onder den wind ; omdat de eerite Oostwaard, en de andere Westwaards, liggen; want, dewyl, in deze Zee, de Pasfaatwind altyd van het Oosten naar het Westen waait-, zo volgt, dat de eilanden, die ten Oosten liggen, dezen wind eer hebben dan de Westelyke eilanden , en dat, bygevolg , naar eene fpreekwys by de Zeelieden zeer gemeen, de eerfte boven, en de laatfte onder, den wind liggen. Om die zelfde reden worden zy by de Engelfchen Windward en Leward hlands geheten. I. Van de Eilanden onder den wind. Deze worden zomwylen de Caracques eilanden genaamd, dewyl zommige als in 't gezigt dier kust liggen. Eenige derzelver behooreh aan de Spanjaarden ; andere aan de Nederlanders , en een ander behoorde, vóór den fegenwoordigen oorlog, aan de Engelfchen. a. De Spanjaarden 'bezitten 1. Het eiland Trinidad, 't welk ColumB 4 bus  54 Tafereel van Natuur en Konst. bus in 1498. ontdekt heeft. Het is 30 Duitfche mylen lang , 15 breed, en ligt digt aan de kust van Terra Firma; zynde alleen door een nauwe ftraat, die de Spanjaarden Boco del D e a g o noemen , daarvan afgezonderd. Het is dikwils met zwaare nevels bedekt, waarom de lugt 'er niet zeer gezond is. De Indiaanen, die daar gezeten zyn, zyn ftille lieden. Suiker en Tabak zyn de beste voortbrengzels van dit eiland , waarop■ St. Joseph de hoofd.ftad is, daar veel handel gedreven wordt. 2. Flet eiland Margasetha, of het Paarl en -eiland; dit is in 1498. door Columbus ontdekt; het ligt ten Westen van Trinidad, en is 15 mylen lang en 8 breed. EenKanaal, vier mylen breed, fcheidt het af van Nieuw-Andalufie. Op hetzelve heeft men St. J a g o de la Vega de Hoofdftad, welker ingezetenen zig meest van de Parelvisfchery op deze kust gcneeren. 3. Het eiland Blanca. 4. Het eiland Rocca» 5. Het  De Eilanden om Amerika. 2? 5. Het eiland Orchilla, op alle welken niets byzonders te vinden is. 6. Het eiland Toetudos of tortuga; dit heeft overvloed van Zout, doch maar zeer weinige inwooners ; in 1750. vergunden de Spanjaarden aan de Engelfchen Zout van daar te haaien. b. De Nederlanders bezitten ï. Het eiland Curacao of Kükassau, gelegen tegen over de ftad Venezuela, en de Caracaues kust; het behoort aan de Nederlandfche West'-Indifche Maatfchappy, die het den Spanjaarden in 1632. ontnomen heeft, en is tien uuren gaans lang, en vier of vyf breed; het heeft twee bekwaame havens, waarvan de voornaamfte aan de Zuidoost zyde van het eiland ligt; doch deze is zeer moeijelyk 0:11 in te loopen. Het wordt beftierd door een Gouverneur, aan wien agt Raaden, benevens een Fiskaai en Sekretari»,zyn toegevoegd;daar ligt ook eenig krygsvoik, ftaande onder het bevel van, een Kapiteüi-Luitenant. B 5 Men  «? Tafereel van Natuur en Konst. Men heeft 'er eenige Suikerplantagiën aangelegd ; ook brengt het Tabak voort , en eene menigte zogenaamde Kurasfaufche Appelen; doch deze voortbrengzels maaken minder de ■ waarde des eilands dan wel deszelfs aangelegenheid, die, zo digt by de Spaanfche koloniën , veel toebrengt, naar men zegt, om den fluikhandel der Nederlandercn, die op dit eiland een vrye vaart hebben , te begunftigcn. Hier door zendt men van Kurasfau naar het vaderland Goud, Zilver, Indigo, Cacao , VerfJhout, Huiden, en andere Amerikaanfchc waaren , die alleen in de Spaanfche bezittingen vallen. De Nederlanders hebben'er ccne fterke volkplanting , in welke de Hervormden van een Predikant \vorden bediend; ook woonen 'er veel Joodcn. De Europeërs verliezen 'er fchieJyker dan elders hunne gezonde kleur en levendigheid , en vallen 'er dikwils in heete koortfen. Op de Plantagiën gebruikt men eene menigte Negers uit Afrika, die hier in 1750, een gevaarlyken oplland verwekten , welke egter gelukkig weder gcftild werdt. Men heeft 'er eenige llerkten tot befcherming van het eiland, aangelegd. 2. O RH-  De Eilanden om Amerika, aj 2. Oeuba, of Aruba, ten Westen van Curacao, 3. Bonaire, of Buenaire, ten Oosten, 4. Aves, naar de menigte van Vogelen 20 genoemd, zyn van klein belang en ftaan ook onder den Gouverneur van Kurasfau. c. De Engelschen bezitten, gelvk wy ftraks zeiden, voor dat de Franfchen het hun in dezen jaare 1781. ontweldigden, Het eiland Tabago, Noord Oostwaards van La Trinidad gelegen. Het wierdt, omtrenjt het midden der 'vorige eeuw, door Hertog Jan van Koerland ontdekt .en bezet. In 1658. maakten de Nederlanders zig daar meester van, doch Hertog Jan droeg in 1664. dit eiland op aan de Engelfchen, die het ook in 1673. in bezit namen. In 1677. kwam het in handen der Franfchen, die egter in 1680. door de Engelfchen van daar weder verdreven werden; Koning George de Ilde vereerde het in 1728. aan den Engelfchen Hertog van Montagu, onder voorwaarde, dat hy aldaar eene volkplanting zou oprigten. In den oorlog, by den dood van  'a« Tafereel van Natuur en Konst. van Karei VI. ontdaan, namen de Franfchen dit eiland weder weg, en fchoon zy, volgens het Akenfche vreêverdrag van 1748, hetzelve aan de Engelfchen hadden moeten te rug geven , wilden zy zulks egter naderhand niet doen; het zelve met vlyt bearbeidende , en het Franfche wapen daar op plantende; doch in den oorlog van 1756. hebben de Engelfchen het op nieuw bcmagtigd, en, by den vrede van Parys van den ioden February 1763 , is het hun ook door de Franfchen plegtiglyk in vollen eigendom afgeftaan. Volgens een Koninglyke Groot-Britannifche verordening van den 7den October des gemelden jaars, is dit eiland by het Gouvernement van Grenada gevoegd. II. Van de Eilanden boven den wind. Deze worden by veelen in het byzonder de Karibifchc eilanden genaamd; zy vormen byna een hal ven kring, van de oost-zyde van het eiland Porto Rico tot digt aan de Noordkust van Nieuw-Andalufie in Zuid - Amerika ; Columbus heeft dezelve in 1492. ontdekt. De geftadige Oostenwind maakt 'er de hitte verdraaglyk; de inwooners maaken 'er doorgaands niet veel werks van het. teeien van graanen, (waar-  De Eilanden om Amerika. .29 (waartoe anders de grond vrugtbaar genoeg zou zyn) door dien de Suiker Indigo en Tabaksplantagiën hun meer voordeel aanbrengen. Deze eilanden zyn 28 of 30 in getal, waarvan 5 of 6 woest zyn, als Les Lies de Vierger, ten Oosten van Porto Rico gelegen, en ook daartos behoorende; de overige hebben de Fran» fchen, de Engelfchen, de Deenen, de Nederlanders , onder zig verdeeld. «, De Franschen bezitten 1. Het eiland Guadaloupe of Garda-' loupe; het is omtrent 18 Duitfche mylen lang, en 13 breed, wanneer men nameiyk deszelfs drie deelen : als 1. BasJ'eterre , Grande Terre,en ^.Capesterre ,byéén vat. Wegenszyne vrugtbaarheid in Suiker, Ryst, Katoen, Indigo , Tabak, enz. hebben de Franfchen zig reeds in 1635. vastgezet op dit eiland,nadat de Spanjaarden daar al te voren, wegens de gelykheid der bergen hier met die van Guadaloupe en Estremadure, dezen naam aan gegeven hadden. In den vorigen oorlog hebben de Engelfchen het geheele eiland, volgens een verdrag van den 1. May 17.59. in het bezit gehad,doclj by den vrc-  *o Tafereel van Natuur en Kokst. vrede van P;;rys des Jaars 1763. aan de-Fran fchen te rug gegeven. De Vödrnaamfte plaatfen zyn Basseterïe.Fort R o 1 j a l , S t. PiERRE,en Fort Louis. 2. Het eiland M a ktikiqüe. Dit is het voornaamile dat de Franfchen onder de Karibifche eilanden bezitten; de Spanjaarden hebben 'er den naam aan gegeven. Van het Noorden ten Zuiden is het omtrent tien , en van hét Noordwesten ten Zuidoosten, agttien, Duitfche mylen. Daar zyn hooge bergen en fteenrotfen, maar ook fchoone dalen en vlakten. Het levert Tabak, Suiker , Indigo , Kaneel, Vygen, Mandioc, en Aardappelen uit, en by ttitftek veel Koffyboonen, die onder den naam van Martiniekfche zeer bekend zyn. Daar zyn veelc flangen op dit-eiland, en de fchriklyke orkaancn doen aan hetzelve ook groote' fchade. In 1759. werdt het te vergeefsch door de Engelfchen- aangetast ; de Wilden bezaten voorheen bet oostelyk gedeelte, doch naderhand hebben de Franfchen het gehtele eilandónder hwiine heerfchappy gebragt. Fort  . De Eilanden 'om Amerika. 3^, Fort St. Pierre, of Roxelane, Fort Roijal, en la trinite', zyn de voornaamfte plaatfen. -3. Het eiland Sr. Lucia. De Franfchen hebben het reeds federt 1656. bezeten; doch in den vorigen oorlog werdt het veroverd door de Engelfchen, die het egter by den vrede van 1763. aan de Franfchen te rug gaven. Het eiland brengt Suiker, Tabak, en Indigo voort, en men telt 'er omtrent 4000 Franfchen. 4. Het eiland Deseada, Desiarada, of Desirada, dat is, het begeerlyk eiland, zynde zo genoemd van Kolumbus, omdat dit het eerite land was, dat hy op zyn togt naar America in 1493. ontdekte; het ligt omtrent 10 Duitfche mylen Noord Oostwaards vanGuadaloüpe: de Engelfchen hadden het in den vorigen oorlog veroverd , maar hebben het by den vrede van 1763. aan Frankryk terug gegeven. 5- Het eiland St. Martin. Het heeft 9 Duitfche mylen in den omtrek , en levert Mandioc, Tabak, Verfhout enz. op. De Franfchen bezitten 'er het vlek St. Martin, en hua,-  22 Tafereel van Natuur en Konst. hunne kolonie aldaar is omtrent 200 pcrfoo. nen fterk. 6. Het eiland Bartholomeus. Het ligt ten Zuidoosten van St. Martin ; heeft eene goede haven , en levert goede Tabak ; ook groeit 'er inzonderheid de wortel Mandioc, waar uit zeer goed brood gebakken wordt. 7. Het eiland MarieGalante. Het ligt digt by Guadaloupe, en beftaat meest uit vlak land, met bosfchcn befiagen ; Columbus noemde het naar den naam van zyn fchip, waarop hy hetzelve ontdekte ; daar wast een goede foort van Tabak, pok Suiker, Indigo en Katoen. De Engelfchen hebben het den 2Óiten May 1*59. veroverd, doch by den vrede van Parys des Jaars 1763. aan de Franfchen terug gegeven. . 8, Het eiland La Tohtue. Hetzelve ligt eenige mylen van de Noordkust van St. Domingo, en ftaat ook onder den Franfchen Gouverneur aldaar ; het wordt zo genoemd , dewyl het, van zekeren kant befchouwd, de gedaante eener fchildpad heeft; men kanalleen .aan de Zuidkust landen, aan de overige kusten zyn  De Eilanden om Amerika. 33 -> zyn hooge klippen; op dit eiland groeit voortrefFelyk Suikerriet. 9. De eilanden Les Saijjtes. Deze zyn drie in getal, liggende Zuidoostwaards van Guadaloupe; het een is een bloote rots. In 1648. hebben de Franfchen deze eilanden in bezit genomen; men telt 'er omtrent 100 van hunne natie. De inboorlingen dezer eilanden handelen in Katoen, Schaapen, Geiten en Gevogelte. b. De Engelschen bezitten 1. Het eiland Barbados, liggende op dertien graaden N. B. en het oostelykfle van alle de Karibifche eilanden; dit werdt in 1624. door hen bezet. Het is omtrent 25 uuren gaans in den omtrek, en was voorheen overal met hout begroeid, maar is nu zo wel bebouwd, dat het de beste volkplanting der Engelfchen in de Karibifche eilanden is; brengende Gember, Suiker , Vermilioen , Tabak , Katoen en Indigo voort. Daar woonen tegenwoordig 25000 Blan. ken, en 60000 Negers of Zwarten; het is in elf Kerfpels verdeeld. Men heeft 'er zomtyds in Augustus fchrikkelyke orkaanen, doch niet XX. Deel. c zo  34- Tafereel van Natüür kn KoNst. zo dikwils als op de andere eilanden. De voornaamfte plaatfen zyn Bridgetown, of St. MicHEL,en Speigstowk. 2. Het eiland Antigua, of Antegoa. Het ligt op de N. B. van 17 graadenen 30min. en heeft 15 Duitfche mylen in den omtrek; deszelfs gedaante is byna rond , en het land tamelyk dor. In 1666. namen de Engelfchen het eerst in bezit; thans beftaat het getal der inwooneren in omtrent 1000 Blanken en eenige duizend Zwarten. Het eiland heeft veele goede havens , en brengt Suiker , Gember, Katoen, en eene menigte fmaakelyke vrugten voort; het ontbreekt hier aan versch water: de inwooners moeten zig behelpen met het regenwater, dat 'er in de lente en in den herfst valt , en in bakken bewaard wordt. Indien de regen ontbreekt, zyn zy zeer verlegen, en genoodzaakt versch water van de naastbygelegen eilanden te haaien. Jonstown, Falmouth, St. Petek cn Bridgetown, zyn de voornaamfte plaatfen. 3- Het eilandNrvis, Nkwis, of Nijevis. Ket  Dé Eilanden om Amerika. $f Het ligt West ten Noorden van Antigua, en heeft zes Duitfche mylen in den omtrek j het is vrugtbaar in Suiker, Vermilioen, Katoen en Tabak; de Engelfchen hebben 'er federt het Jaar 1628. eene volkplanting , dia zig aldaar merkelyk vermeerderd heeft. De hoofdplaats heet Chari.estown. 4. Het eiland St. Cuktstoffel. Het is dus geheten naar den Heilig , naamgenoot van Christophorus Columbus, doch de Engelfchen noemen het tegenwoordig meestal St. Kits; het eiland ligt op de N. B. van 17 gr. en 10 min. en is 5 of 6 Duitfche mylen lang, en niet meer dan ruim 2 mylen breed;- het was voorheen onder de Eng.dfchen en Franfchen verdeeld, maar, deze altyd met malkander over hoop liggende , is het eindelyk by den vrede van Utrecht des Jaars 1713. bsflist, dat de Engelfchen voortaan dit eiland alleen bezitten zouden. Daar is een gezonde lugt, en het eiland brengt zeer veel Suiker , ook Tabak , Gember , Indigo , Katoen en Zout voort; midden door het eiland loopt een gébergte.van 't welk verfcheiden riviertjes voortkomen. C 3 5, Hec  3<5 Tafereel van Nattjur en Konst. 5. Het eiland Barbuda, of Barboudjs." Hetzelve is onderfcheiden van Barbados , en ligt op de N. B. van 17 graaden en 30 min; De inwooners fokken veel vee, en teelen goede vrugten, waarmede zy de nabuurige eilanden voorzien; ook groeit hier veel Tabak, waarvan omtrent 400 Engelfchen zig geneeren, 6. Het eiland Montserrat. Het ligt Zuidwestwaards van Antigua, wordende meest door Iren bewoond; het heeft zyn tegenwoordigen naam van de Spanjaarden, die het ontdekten, en wegens deszelfs gelykheid'met Montferrat by Barcelona zo noemden. Men telt 'er 400 Blanke, en omtrent 1000 zwarte, inwooners, die 'er Suiker, Tabak, Indigo en Katoen voortkweeken. 7. Het eiland Anguii-la. De naam zegt zo veel als het Slangen-eiland, en is van deszelfs gedaante ontleend, zynde het eiland lang, fmal en in verfcheiden bogten gekromd. Het ligt op de N. B. van 18 gr. N. W. van St. Kits; de inwoonders maaken veel werk van de veefokkery, ook teelen zy , behalven veele tuinvrugten, eenige Suiker en Tabak. . 3 8. Het  Dë Eilanden om Amerika. 37 8. Het eiland Grenada, of Granada, het welk ten Zuidwesten van Barbados op de N. B. van 12 graaden ligt, was voor den tegenwoordigen oorlog ook in Engelfche bezitting, doch is hun in 1781. door de Franfchen ontweldigd; dewyl echter, by eene volgende vrede, alles mogelyk weder aan de vorige bezitters herfteld zal worden , plaatfen wy de veroverde eilanden onder de heerfchappy, waar onder zy vóór dezen oorlog waren. Men rekent den omtrek van dit eiland op ruim twintig Duitfche mylen; daar zyn verfcheiden goede baeijen en havens, waarvan zommige verIterkt zyn; de grond is vrugtbaar en brengt Suiker en andere producten voort. De Franfchen bezaten voor den vorigen oorlog dit eiland, 't welk geduurende denzelven door de Engelfchen bemagtigd, en by den vrede van Parys des Jaars 1763. ook aan hun afgeltaan is. De Koning van Engeland heeft, volgens eene verordening van den 7den October des gemelden jaars, een byzonder Gouvernement daar-, van gemaakt, en daarby, behalven de Grenadines , ook nog de eilanden Dominica , St. Vincent, en Tabago gevoegd. 9. De eilanden Grenadines of Gr e naCs dij.-  g-8 Tafereel van Natuur en Konst. dilles, liggende ten Noorden v:an Grenada, zyn verfcheiden kleine eilandjes , waarvan zommige niet bewoond zyn, en die allen in oorlogstyd het lot van Grenade volgen. 10. Het eiland Dominica of Dominique. Columbus noemde hetzelve met dezen naam, dewyl hy het op een Zondag ontdekte; het ligt op de N. B. van 15. gr. en heeft ruim 26 Duitfche mylen in den omtrekt; dewyl het tusfchen Guardaloupe en Martinique gelegen is, hebben de Franfchen zig altyd daar tegen aangekant, zo dikwils de Engelfchen zig daarop wilden vestigen. Volgens den vrede van Utrecht des Jaars 1713. moest dit eiland onzyfh'g zyn, en noch aan Frankryk noch aan Engel nJ behooren; doch federt 1751. hadden de Franfchen het in bezit genomen, weshalven de Engelfeben het in 1761, ïTormenderband veroverden, cn by den vrede van Parys des Jaars 1763. is het plegtig aan de Engelfchen afgeftaan; doch in 1780. hebben de Franfchen het weder ingenomen ; de inboorlingen des eilands, welken men op 7000 rekent, bewooncn een ruwe 1 milt-reek, de hoofdplaats wordt Roseaü genaaaid, 11. Het  Dë Eilanden om Amerika. 39 n. Het eiland St. Vincent, Het ligt ten Noorden van de Grenadilles, op de N. B. van 13 gr. hebbende 20 Duitfche mylen in den omtrek; men heeft op dit eiland hooge bergen en groote bosfehaadiën ; het is ongemeen volkryk aan eigen inboorlingen , waarby zig nog veele van de nabuurige eilanden gevoegd hebben. Dit eiland behoorde mede tot de zogenoemde onzydige eilanden , doch de Franfchen hadden daar egter eene volkplanting en verfcheiden Tabaksplantagiën aangelegd ; maar de Engelfchen hebben hen van daar verdreven, en by den vrede van Parys des jaars 1763. dat eiland behouden, doch zyn daar in het zelfde jaar, als zy Dominica verloren, door de Franfchen weder overweldigd. De bekende Tabak van St. Vincent wordt naar dit eiland zo ge* noemd; ten Zuiden van St. Vincent liggen nog eenige kleine eilanden, die ook aan Engeland behoorden, doch mede het lot van het groote ondergaan hebben. ff. De Deenen bezitten t. Het eiland St. Croix, of St. Crux; hetzelve is ruim 6 Duitfche mylen lang, maar saimelyks anderhalve myl breed , liggende 5 C 4 jnj.  00 Tafereel van Natuur en Konst. mylen Zuidoostwaards van Portorico. De lugt is 'er ongezond wegens de menigvuldige moerasfen, doch de grond is 'er vrugtbaar ; men heeft 'er ook gebrek aan versch water: het eiland heeft drie veilige havens; de Franfchen namen het in 1650. in bezit, doch verlieten het weder in 1696. om hunne volkplanting op St. Domingo te verfterken : eindelyk verkogten zy het in 1733. aan de Deenen, die in 1735. een nieuwe Kolonie en Fort hebben aangelegd, en groot voordeel daarvan genieten. 2. Het eiland St. Thomas. Hetzelve ligt ten Oosten van Porto Rico, op de N. B. van 19 gr. Het moet met het eiland St. Thomas in Afrika, niet verre van de kust van Guinée,niet verward worden. Dit eiland brengt, even als het vorige, Suiker en Indigo voort; de Deenen dryven daarenboven hier een voordeeligen koophandel in flaaven, welken zy uit Afrika van Christiaansburg haaien, en aan de Spanjaarden verkopen; daar is ook een ryk vlek op dat eiland , waarin eene Kolonie van Franfche Gereformeerden woont. Deze eilanden , en het Fort Christiaansburg in Afrika, worden bezeten door de Deenfghe We-st-  De Eilanden om Amerika. 41 West-Indifche en de Guineefche Maatfchappy te Koppenhagen ; doch zy heeft dezelve in 1454, aan Koning Fredrik voor een millioen en tweehonderd vyftigduizend ryksdaalers verkogt ; waarop de Koning den iften January 1755. alle deze (tukken in bezit nam, en der kroon decdt inlyven. Hy laat deze eilanden beflieren door een Gouverneur, die op St. Crux zyn verblyf houdt, en den Kommandeur van het eiland St. Thomas onder zig hecft- d. De Nederlanders bezitten. 1. Wy moeten hier om de reden , welke wy onder het artykel van het eiland Grenada gegeven hebben , in de eerfte plaats St. Eijst a ti us noemen, fchoon hetzelve in dezen Jaare 1781. door den Engelfchen Bevelhebber Rodney verradersch overvallen, bemagtigd,en op de onrechtvaardigfle wyze mishandeldenu.it geplunderd is. Het ligt op de N. B. van iSgraaden, en vertoont zig als twee bergen, die door eene groote valley van malkander zyn afgezonderd; de omtrek is vyf uuren gaans. Het land is zeer vermaakelyk en vrugtbaar; de West Indifche Maatfchappy heeft op hetzelve «ene fterkte doen iligten : ook is 'er eene C 5 Ge-  42 Tafereel van Natuur en Konst. Gereformeerde kerk , die door eenen Predikant bediend word; daar waren veele Suikerplantagiën , die door de Maatfchappy voor zeter getal van jaar en aan byzondere handelaars verhuurd werden, ook bragt dit.eiland Indigo, Tabak, en Katoen voort; doch de handel,die over hetzelve door veele Natiën gedreven werdt, verfchafte wel het grootfte voordeel; vooral wanneer de Engelfchen met de Franfchen of andere volkeren in oorlog waren. 2. Het eiland Saba, kleiner dan St. Euftatius, en daar digt by gelegen; hetzelve vertoont zig 'als eene enkele Steenrots van omtrent vier uuren gaans in de rondte: men kan aan hetzelve nergens landen dan aan eene kleine baey ten Zuiden gelegen, van waar een weg door de rots gehouwen is, door welke men den top des eilands bereikt, en eene efFenen en vrugtbaaren grond aantreft. Onder de inrcooners zyn veele Franfche ïlugtclingen. D. Van de Bermudische eilanden. Deze liggen in de Noordzee op de N. B. van  De Eilanden om Amerika. 43 van 32 gr. en 20 min. , ruim tweehonderd Duitfche mylen Oostwaards van Charlestowa in Zuidkarolina, zy behooren alle aan de Lngelfchen. Juan Bermudcs, een Spanjaard, beeft dezelve in 't voorst van de zestiende eaxw ontdekt, en zy zyn naar hem genaamd; zy worden naar den Ridder George Simmer, die, in 1609. uit Vjrginie komende, daar fchipbreuk leedt, hoewel met behoudenis van zyn leven, by de Engelfchen ook The Suscmm, Islands geheeten. Deze eilanden, by elkander genomen, vormen eenigzins de gedaante van een boog , waarvan de kromte naar hel Zuiden en de koorde naar het Noorden ziet; zy zyn rondom omgeven met klippen en Iiqoge gronden, die alleen twee openingen laten, door welken men dezelven kan naderen; en deze engten zyn met bolwerken bezet, om derzelver ingang te befchermen ; op deze klippen is menig fchip verpletterd, waarom de Bermudifche eilanden van de {chippers ook de Duivels eilanden genaamd worden; zy zyn mede bcrugt door de zwaare onweeren, die men byna altyd op deze hoogte ontmoet. Deze eilanden waren, een g:rui:n.n tyd na hun-  44 Tafereel van Natour en Kónst* hunne ontdekking, onbewoond gebleven , tot dat eindelyk, Richard More, verzeld van 60 Engelfchen in 1612, dezelve, met verlof van Koning Jacobus den I., in bezit nam; en deze Engelfche volkplanting is 'er tot nu toe niet flegts in ftand gebleven, maar ook nog merkelyk aangegroeid. Volgens de berigten der Engelfche fchryvoren, wordt 'er in geen gewest des bekenden aardbodems een zuiverer lugt of eene gemaatigder en gezonder weèrsgefieltenis genoten dan op deze eilanden ; zy zyn zo ongemeen vrugtbaar, dat men 'er tweemaal 's jaars zaaijen en oogftcn kan. Op dezelven groeit Teel Tabak, en men wint'er veel Zyde; ook zyn de bosfchen vol van de hoogde Cedcrboomen , waarvan de inwooners hunne huizen bouwen, gelyk ook hunne fnelzeilende vaartuigen,waarvan zy, tevens met zeer veele mondbehoeften , aan de bewooneren der Engelfche Karibifche eilanden een groot getal verkoopen. Op de kusten vindt men Paarlen en Ambergrys. . Nergens treft men grooter overvloed aan van vleesch, visch, gevogelte, vrugten, kruiiea en wortelen dan op, deze eilanden , op wel-  De Eilanden om Amerika. 45 welken, zo men wil, niet een venynig dier gevonden wordt. Ik herhaal myne aanmerking , zo men alle de klippen, die flegts even uit het water Heken , voor eilanden wilde rekenen, zou derzelver getal ongemeen groot zyn ; doch daar zyn alleenlyk dertien onder, die dezen naara verdienen, onder welken St. George, St. D a v i d , Warwick, Som me r s e t en Ierland de voornaamfte zyn. E. Fan de Azorische eilanden. Deze eilanden hebben eene zeer aanmcrkslyke ligging, als zynde genoegzaam in 't midden tusfchen Europa, Afrika en Amerika gelegen, op de N. B. van 38 tot 40 graadsn, weshalven zy ook van den eenen tot dit ea van den anderen weder tot een ander werelddeel gebragt worden. Zy worden de eilanden Azores, of Acores, in 't Latyn, Infula Accipitrum, dat is Ilavikseilanden, genaamd, omdat deze Vogels in groote menigte door de Portugeezen aldaar gevonden zyn; ook noemt men ze de Vlaamschs si-  45 Tafereel van Natuur en Konst. Eiland en, in 't Latyn hifulie Fianihicce, dewyl zy door de Nederlanders, uit Vlaanderen oorfpronkelyk, byna op denzelfden tyd met de Portugeezen ontdekt zyn. Zy zyn negen in getal , en worden allecrr door den Koning van Portugal bezeten. De naamen zyn: i. Terceira, 2. St. Mt6ïïel, 3. s t. m ar i a , 4. p i co , 5. geaciosa, 6. Corvo, 7. Flores, 8. Fayal en 9 St. Georoio. Deze eilanden worden zeer geplaagd door fterke winden en menigvuldige aardbevingen; de mcestcn derzelver hebben in Juiy 1757. daar eene verfchrikiyke ondervinding van gehad; daar is ook niet veel te haaien, fchoon de inwooners gansch geen gebrek aan noodig onderhoud voor hun zeiven hebben. Het beste product zyn verfcheiden verfftoffen. Een Neurenberger, Martin Bohmer genaamd, heeft deze eilanden ontdekt, maar de Portugeezen hebben dezelve 't eerst in bezit genomen, namelyk in den Jaarc 1483. en dus nog voor de ontdekking van Christophorus Columbns. Daar waren geene inwooners op dezel- ve,  De Eilanden om Amerika. 4f. ve, zo dat zy alle door de Portngeezen bevolkt zyn. t, Het eiland Tercera, of Terceira, is het voornaamfte, hebbende ruim 16 myles in zyn omtrek; van daar wordt veel krap gebragt; ook verfchaft het koorn en wyn. Dit eiland wordt in twee Capitanias verdeeld, te weten Angra en Praja. ü. Het eiland St. MiouELis iS mylen lang , doch niet meer dan anderhalve myl breed. Het is het vrugtbaarfte van allen in tarwe , gierst en wyn en ; en is ook best bewoond, want men telt 10918 haardfteden en meer dan 51500 menfchen, zonder de geestelyken. Dit eiland, is, in het Jaar 1444. op den dag der verfchyning van St. Michaël ontdekt, en daarvan heeft het ook zyn naam gekregen,. Het Portugeesch huis da Camera , en derzelver nakomelingen de Graaven van Ribeira Grande, of tegenwoordig Refende, hebben dit eiland van 14/4 tot 1753. door koop bezeten, en jaarlyks 30000 cruzaden aan inkomften daarvan genoten ; doch in 't Jaar 1753. heeft de Koning van Portugal hetzelve na zig genomen, en het gemelde huis Refende in het Koningryk Portugal met  48" Tafereel van Natuur en Kónst. met den tytel van Marquis van Villa Franc» , en andere goederen en voorregten, bevredigd. De Graaf de Ribeira, Portugeesch Gezant te Farys, heeft in 1715. verfcheiden Laken - Fabrikeurs uit Normandye derwaards gezonden cn daar treffelyke voordeelen van bekomen. 3. Het eiland S t. M a r 1 a is vier mylen lang T en drie breed; het ligt omtrent 250 mylen van Kaap St. Vincent in Algarbie. Porto is de beste plaats op hetzelve; ten Zuidwesten is ook eene haven , die door eenige fterkten befchermd wordt. 4.. Het eiland Pico heeft twintig mylen in zyn omtrek, en wordt zo genoemd naar een ongemeen hoogen berg, die veel naar den berg Pico op TeneritTe gelykt. Op dit eiland groeit Wyn en Cederhout; ook was 'er voorheen een vuurfpuwende berg , maar die in 1583. reeds uitgebrand is, en thans geen vlam meer opgeeft. 5. Het eiland Graciosa heeft vyf mylen in den omtrek,en voert dezen naam met regt, dewyl het zeer aangenaam en vrugtbaar is. 6. Het  DÈ Eilanden om Amerika. . 6. Het eiland Corvo ligt ten "Westen is maar drie mylen in den omtrek groot, en heeft twee kleine havens; deszelfs kusten' beltaan uit hooge rotfen. 7. Het eiland Flores is tien mylen lang en drie breed; door dit eiland, en het eiland Corvo, hebben zommige Aardryksbefchryvers de eerfte middaglyn getrokken , waarvan zy de lengte der plaatfen begonnen te rekenen. 8. Het eiland Fait al heeft twaalf mylen in den omtrek. 9. Het eiland St. G e o r g 1 o, of St. G eorgen, heeft omtrent elf mylen in den omtrek. pool-eil a n d e n , enz. Behalven alle deze eilanden moeten wy nog een woord van eenigen dier Pool - eilanden zeggen , welke gevoegelyk onder Amerika betrokken kunnen worden. In 't Noorden is James-eiland; dit is zeer groot, en ligt tegenover het eiland Disko, tusfchen de Straat- XX. Deel. D Tja.  50 Tafereel van Natuur en Konst. Davis en Kumberland baey gelegen. Dezelfde John Davis, die, in den jaare 1585, de gemelde Straat gevonden heeft, heeft ook dit eiland ontdekt, en het zelve ter eere van Koning Jacob 1. van Engeland dus genaamd; het is een dor en onvrugtbaar land, en, zo veel men weet, onbewoond. Naar den zuiderpool hebben wy Terra del Fueco, ofFuooo; in 't latyn Terra Jgnis, het Vuur-eiland; het behoort onder Zuid Amerika , waar van het door de Magellaanfche ftraat gefcheiden wordt. 't Is een eiland, dat Ferdinand Magellanes, in den jaare 1520. by het doorvaren dezer Straat het eerst ontdekt heeft, waarom het ook zomtyds naar hem het eiland Maggellanica geheten wordt. De Portugeezen zagen des nagts van verre verfcheiden groote vuuren opgaan, zonder te weten of zy door de inwooners aangeftookt, dan of zy natuurlyke brandende bergen, waren, en noemden derhalven dit land het vuurland; federt heeft men ontdekt, dat op dit eiland een vuurbrandende berg is, die nog ongelooflyk veel rook en ook vlam opgeeft. Plet land egter van Terra del Fuego  De Eilanden om Amerika. 5i Fuego ligt zj laag, dat het, by het helderst weder, niet verder uit zee te zien is dan op den afiland van vyf of zes mylen ; de inwendige gcfteldheid des eilands is nog onbekend ; men weet egter dat het bewoond is; de inwooners zyn Wilden , met beestenvellen bekleed; zy zyn byna zo blank als de Europeërs; doch befchilderen hun lighaam met veelerliande kleuren. By de eerite ontdekking van dit eiland verbeeldde men zig, dat het een groot vast land was, 't welk zig zeer verre Oost-West-en Zuid-waard uitftrekte, gelyk het dus ook afgetekend is op de globen van W. J. Blauw, en op verfcheiden oude kaarten, maar federt het door verfcheiden zeelieden is omgevaren, is het klaar gebleken, dat het een eiland is. In den jaare 1713. werdt door een Fransch Schip ontdekt, dat de Maggellanifche Straat zig aan de West-Zyde in tweëen verdeelde, en dat men dus uit dezelve door eene andere zee-engte , die ruimer en veiliger was dan het zogenaamde kromme Rak, in de Zuidzee kan komen; het gemelde fchip heeft ook door deze nieuwe Straat, federt St. Bareara D 2 ge.  52 Tafereel van Natuur en Kohst. genaamd, den togt uit de Noord- in de Zuidzee, in twaalf dagen tyds, voibragt, en daardoor is te gelyk ontdekt, dat "het Vuurland, eerst gehouden voor een gedeelte van eene onbekende vaste kust, en naderhand voor een enkeld eiland, inderdaad uit twee eilanden béftaat, een groot en een klein, die door deze Straat ft. Barbara van elkander gefcheiden zyn. Het uiterfte Zuidelyk voorgebergte van dit eiland wordt genaamd Kaap Hom, of Hoorn , in 't Latyn Promontorium Hornamim, naar de Stad Hoorn in Noordholland ; vermits de Schipper Willem Cornelis Schouten, die het zelve, den 2often January des jaars 1616, het eerst ontdekt en omgevaren heeft, een inboorling dier ftad was. Deze uithoek ligt op 57 gr. 48. min. Zuider breedte; zy wordt tegenwoordig door alle de Schepen, die uit de Noordzee naar de Zuidzee willen , omgevaren. Men zeide voorheen , dat de zee daaromtrent zeer gevaarlyk was , eensdeels wegens de ftroomen, die 'er met groot geweld tegen den gemeencn koers van het Westen naar het Oosten lopen, en waardoor de Zeelieden gemeenlyk zig zeer vergisfen ; en anderdeels wegens de hevige ftormwinden, die om-  De Eilanden om Amerika. 53 omtrent deze Kaap doorgaands woeden. De Admiraal Anson, die in den jaare 1741. deze Kaap ook omgezeild heeft, ftondt daar ook wel zulke vreesfelyke onweeren uit, dat de qudfte en ervarende zeelieden bekennen moesten , dat al wat zy tot dus verre ftormen genoemd hadden, in vergelyking by deze, niet meer dan ftyve .koekens waren geweest; doch men moet aanmerken, dat Anfon zelf bekende, dat hy die Kaap niet in het regte jaargetyde hadt omgezeild, en daarom zulke hevige ftormen aldaar ontmoet hadt; en dat uit het voorbeeld van Anfon geen befluit op te maaken is, blykt ook, omdat de Franfche Kapitein Lehen-Brignon weinige jaaren daarna, namelyk den 22ften Maart 1747. en weder in 't voorst van November 1748, met hetSchip Condé , met alleraangenaamst weder Kaap Horn zo voorfpocuig heeft omgezeild, dat hy niets, 't geen naar een ftorm geleek, aldaar ontmoetede. Hierom wordt ook van de fchepen, die uit de Noord-Zee naar de ZuidZee ftevenen, deze weg om Kaap Horn veel meer gebruikt dan door de Straat van Magellan, welke veeJ geyaarlyker geoordeeld wordt. Een andere uithoek dezes eilands heet D 3 Kaap  54 Tafereel van Natuur en Konst. Kaap Noir, of de zwarte Kaap, ten NoordWesten van Kaap Horn op 54 graden Zuider breedte. De eilanden aan de Straat le Maire liggen niet verre van Terra del Fuogo; deze zyn door den ftraks gemeiden Willem Comelis Schouten van Hoorn ontdekt; hoewel nu deze nieuwe Straat door Schouten den 25ften January 1616- gevonden, met alle-règt Schok tèns-Straat had magen heten, werdt zy egter, op het aanhoudend verzoek van Jacoh le Maire, opperkoopman op dat Schip , ter zyner eere, Straat le Maire, genaamd. De Oostelyke uithoek van Terra del Fuogo werdt toen by de Nederlanders Mauritius de Nassau genaamdk en aan het land ten Oosten dezer Straat, 't welk zy niet wisten, of het eene vaste Kust dan een eiland was, gaven zy den naam van het sta at en land, welken het nog behouden heeft. De Barnevelds - eilanden worden in zommige kaarten ■ als twee., in andere als drie, in andere als vyf, eilanden verbeeld; deze zyn ook op denzelfden togt ontdekt, en dra»  De Eilanden om Amerika. 55 dragen dezen naam naar dien groot;n man, Jan van O ldenb arne ve l t, toen Raadpenfionaris van Holland en Westfriesland. Ten Oosten van het Staaten-land is de Straat Brouwer; oneigenlyk wordt zy dus genaamd , vermits men verder Oostwaards geen land ontdekt, 't welk door dezelve, als eene tusfchenbeiden lopende zee-engte, van het Staaten-land worde afgefcheiden ; zy draagt haaren naam naar Henrik Brouwer, in dien tyd Gouverneur Generaal van Neêrlandsch Indiè', die, nadat hy van daar naar het Vaderland te rug gekeerd was , in den jaare 1642. geduurende den oorlog met de Spanjaarden, met eene Scheepsvloot als Admiraal naar de Kust van Chili varende, deze zogenaamde Straat het eerite doorvoer, en daardoor ontdekte , dat het Staaten-land geene vaste kust, maar een eiland was. Meèr Zuidwaards op de breedte van 6"2 gr. is door F. Drake in den jaare 1578 land ontdekt , waarvan de uitgeftrektheid geheel onbekend is. Nog vindt men tusfchen Amerika en Afia,m D 4 de  5<5 Tafereel van Natuur en Konst. de groote Zuidzee, ten Zuiden van den evenaar, verfcheiden kleine eilanden, die by de veelvuldige fcheepstogten, welke van tyd tot tyd door deze zee ondernomen worden, ontdekt zyn, waarvan wy Oegts de naamen zullen opgeven. Plet eiland St. Croix, of het heilig kruis is ten Oosten der Salomons eilanden gelegen. Een land of eiland, door den Schipper Davis gezien, vindt men op 28 en 29 gr. Zuider breedte. Verder volgen eenige eilanden , die door W. C. Schouten van Hoorn,in den jaare 1616. ontdekt, en door hem genoemd zyn in zyne Ileisbefchryving, in den jaare 1644. te Amfterdam in 't licht gegeven, namelyk Het Honden-eiland, in't fransch Is lede Tuberons, dus genaamd naar drie honden, door het Scheepsvolk daar op gevonden. Het eiland zonder grond, een bewoond eiland, aan 't welk men deze naam  De Eilanden om Amerika. 57 gaf omdat vóór desze'lfs kust geen ankergrond te vinden was. Het waterland; dus geheten naar het frisfche water, 't welk door het volk aldaar uit een put gefchept werdt. Het vliegen-eiland, dat dezen naam kreeg naar de menigte vliegen, van welken het Scheepsvolk zeer geplaagd wierdt. Het Kokos-eiland, dus genaamd omdat de wilde inwooners van hetzelve veele kokosnooten aan boord bragten. Het Verraaders-eiland, welks inwooners de togtgenooten verraaderlyk zogten te overvallen en af te maaken. Het eiland Goede Hoop, dus genaamd, omdat het Scheepsvolk aldaar water en ververfchingen hoopte te vinden. Het eiland Hoorn, naar des Schippers geboorte ftad dus genaamd. Eindelyk heeft de vermaarde Nederlandfche D 5 Schip-  58 Tafereel van Natuur en Konst. Schipper Abel Tasman in dezen Oceaan verfcheiden eilanden ontdekt in den jaare I642, als de eilanden Amsterdam, Rotterdam, Middelburg, Prins Willems eilanden, en meer andere. In den Oceaan tusfchen Amerika en Afrika, wordt op de kaarten van de 1'Isle, tusfchen de 42 en 44 graad en Zuider breedte, een groot eiland geplaatst, dat daar Terue vue, of gezien land, genaamd is, doch in het jaar 1738, zeilden twee franfche Schepen, uit de haven van L'Orient vertrokken om dit land te ontdekken , de zee dwars door, zonder iets daar van in 't gezigt te krygen; maar, van daar verder Zuidwaards fievenende, ontdekten zy 1 January 1739. het land, welks westelyken uithoek zy kaap de la Circoncijïon, of kaap der befnydetiis, noemden. Wy hebben voordagtelyk van Nieuw-zeeland niet gefproken, fchoon wy het ook onder Amerika betrekken kunnen, gelyk het in Nieuwe kaarten daar onder ook, ten miniten voor een gedeelte, betrokken wordt; de reden is, omdat de zeekere ontdekking, dat het een eiland is, nog maar zeer weinige jaa- ren  De Eilanden om Amerika. 59 ren oud is. Dewyl deze ontdekking, en zeekere kundigheid, niet flegts in zig zelve eene zaak van groot belang is,. maar het verflag van den togt, welken Kapitein Cooke, met de Heeren Banks en Solander aan boord tot dat oogmerk gedaan heeft, veele aangenaamc en leerzaame byzonderheden bevat, zullen wy een verkort berigt van dat gedeelte van zyne reis rondom de wereld, in de jaareu 1768 1771. gedaan, agter de bcfchryving van het eiland Taiti , of Otaheite plaatfen ; men zal, na het zelve gelezen te hebben, van gelf do reden dezer fchikking zien. BY.  <5o Tafereel van Natuur en Konst. BYZONDERHEDEN. AARDBEEVING EN STORM. Op den 7den Juny des jaars 1692. wierdt Jamaïka door eene geweldige aardbeving getroffen , die wel verdient hier gédagt te worden; de Natuur vernietigde, in een oogenblik, den aanhoudenden arbeid en vereenigdc poogingen, welken duizenden van nienfehen een lange reeks van jaaren hadden aangewend , om dit dierbaar eiland te vérfraeijen; weinige fteden waren 'er in de wereld, waarin de zugt tot rykdommen en vermaaken , waarin een aanhoudende welvaart, zo veel overvloed opgeftapeld, en tevens het zeden bederf tot zulk een top gevoerd, hadden als te Port Royal; één noodlottig oogenblik vernielde alles. De Hemel wierdt op den middag, van een vroiyk en helder blauw, fomber en rood van kleur, een dof geluid deeclt zig allerwegen hooren, en verfpreidde zig uit het gebergte onder den grond in de vlakten; de rotfen fcheurden, de kusten naderden tot malkander in weerwil van de groote tusfchenriiimtens land, die tusfchen beiden lagen; meer dan de helft van de ftad ver-  De Eilanden om Amerika. 6r verzonk, waarvan de puinhoopen nog zigtbaar zyn in het ondiepe kanaal, dat haar van het land affcheidt; de bergen wierden verzwolgen , en flroomen van Hinkend water kwamen uit derzelver kolken , met een onweerftaanbaar geweld, uitvlieten ; op andere plaatfen kwamen fpleeten en openingen van een onmeetbaaren omtrek te voorfchyn, daar verfchriklyke kolommen van ftinkend water uit opgolfden, het welk, by dat der verzwolgen bergen gevoegd, de lugt in een oogenblik op eene onverdraagclyke wyze befmettede. Geheele Plantagies wierden verfcheiden mylen verre van haare oude plaats vervoerd, en op eene andere plaats nedergezet, eene menigte wooningen en andere gebouwen ftortten in de afgronden van het aardryk neder, terwyl andere menfehen en dieren, die zig onder hun dak bevonden, onder-hunne eigene puinhoopen verpletterden; negen tiende gedeelten van de ftad raakten dus deerlyk onder den voet, ofzonken in onderaardfche kolken; meest alle fchepen in de haven vergingen door de geweldige bewegingen der zee; de zee zelve wierdt welhaast bedekt met boomen, welken zy de aarde ontrukt hadt, of die door de winden wierden aangevoerd; dertienduizend menfehen wier.  62 Tafereel van Natuur en Konst. wierden als .op het zelfde oogenblik in dit algemeen graf van het geheele eiland bedolven ; drie duizend fneuvelden aan de pest, die deze aardbeeving onmiddelyk volgde, of liever vergezelde. Na dit verfchriklyk tydperk verzeekert men, dat de Natuur op Jamaïka minder fchoon, de hemel minder helder, de lugt minder zuiver, de grond minder vrugtbaar, is, dan te voren ; de bergen hebben niet meer dezelfde verhevenheid , de beeken zyn minder diep, en vlieten traager dan voorheen; men wil zelfs, dat men voor de waterputten, eenige voeten minder touw of ketting noodig heeft, om het water op te haaien, omdat de Wel, met de algemeene verzakking van het geheele eiland, zo veel hooger is gerezen. Dit alles laat zig inderdaad natuurkundig, en duidelyk genoeg, verklaaren, én verfchaft tevens een duurzaam gedenkteken van de brosheid der menfehclyke ondernemingen , het welk den Europeaancn behoorde te leeren, hoe weinig zy zig, vooral op de. eilanden in de nieuwe wereld, kunnen verlaten op een grond, die, als 't ware, onder hunne treden wankelt, en zig hunner roofzieke handen onttrekt. Men  De Eilanden om Amerika. 63 Men zal de billykheid dezer aanmerking te meer erkennen, indien ik hier het berigt van een later ongeluk, ruim vyftig jaaren daarna het eiland, en byzonderlyk de gemelde ftad Port Royal , overgekomen , byvoege. Op den 2often Oétober namelyk van 't jaar 1744, 'woedde een ftorm, zo fchriklyk als men nooit ondervonden hadt, den geheelen nagt door; zeer veele huizén werden om verre gefmeten de Scheepstimmerwerven verwoest, en agt oorlogfchepen ftrandden, of vergingen in de haven ; een enkel oorlogfchip alleen, masteloos, verduurde den ftorm; zeer veel fcheepsvolk,' raakte by die gelegenheid om 't leven; ten platten lande was de verwoesting aan fuikermolens , plantagiën , huizen , menfehen en vee, onbefchryflyk; de ftad werdt, twee of drie voeten hoog, onder water gezet, en zou geheel weggefpoeld zyn, zo de ftorm nog een weinig hadt aangehouden; door eene byzonderheid, die alle de redeneeringen en poogingen van den verwaanden mensch te loor ftelt, waren genoegzaam de eenigfte huizen, die na deze omkeering bleven ftaan, juist die, welke op een fmalle punt, of tong van land, die verfcheiden mylen in zee uitfpringt, gebouwd waren.. Dus fcheen het vaste land uit haaren boe-  64 Tafereel van Natuur en Konst. boezem .gebouwen te weeren , waarvoor 'de zee nog eenige barmhartigheid betoonde. •— Tot aan dezen tyd toe, hadt men vermetel gepoogd Port-Royal uit haare asch luisterryk'te doen verryzen, na dezen tweeden flag der Natuur moest men dit voornemen ftaaken , en Kingston, ■ werwaards veele ingezetenen zig begeven hadden, volgde Portroyal in aanzien en luister op, zonder haar egter ooit te kunnen evenaren. Ik zal by deze gelegenheid melden , en dat zal nogmaals myne ftraks gemaakte aanmerking verfterken, dat de Oceaan overal het land aanvalt met eene woede, die men noch voorzien, noch vermyden kan; doch dat dit onrustig element tegen de Antillifche eilanden in 't byzonder woedt met allervreesfelykftè opzettingen van water, die niet misfen alle jaaren twee of driemaal, tusfchen July en Oétober, weêr te komen,en altyd op de Westelyke kusten, omdat zy na de Westelyke of Zuidelyke winden, of zelfs onder derzelver invloed, voorvallen; de golven, die van verre bedaard fchynen te komen aanrollen, tot op den fiïtand van vier of vyfhonderd pasfen, verheffen zig eensklaps by den oever, en breken  De Eilanden om Amerika. 6$ ken dan met een alleruiterst geweld; de fchepeS| die zig daaromtrent bevinden, niet in ruime zee hebbende kunnen fteeken, worden ftraks van hunne ankers afgerukt, en op ftrand vcrbryzeld, zonder eenige hoop van behoud voor de ongelukkige matroozen, die dezeu onvermy.lbaaren dood reeds langen tyd vooraf zien aankomen. Op 't land is h.:t, geduurende de ftormen, gelyk men gezieu heeft, zomtyds niet veel gunftiger gefteld, en, fchoon het kwaad niet altyd tot die hoogte komt,.als het in de gemelde jaaren op Jamaïka fteeg, blykt het egrer onbetwistbaar, dat de Antillifche eilanden aan deze gevaaren van zeeftortingen, ■geweldige ftormen , allerakeligfte onweders ,van donder, blikfem, en onverbeeldelyke plasregens , onderhevig zyn; en dat men niet zelden ftreeken, alwaar het oog zig door eene aangenaame vereeniging van lieflyk groen en nuttige gebouwen verlustigde, in een oogenblik verdord, en in puinhoopen veranderd, ziet, alwaar eene menigte ongelukkigen hun onierftelbaar verlies, op de verbryzelde lyken hunner ouderen, kinderen, bloedverwanten, enz. beweenen. . XX. Deel. E 0R.  66 Tafereel van Natuur en Kokst. Orkaanen en Keerstroomei;.^ Doctor Peyssonel, die zig in verfcheiden Orkaanen op Guadaloupe bevonden heeft, geeft daar in de Philofophical TranfaEt. Vol. XLIX. p. 627. een berigt van, dat zeer merkwaardig is. De gewei aigfcen, die hy bywóonde, zyn op den 2often Aug. 1738. en op den 8ften Sept. 1740. voorgevallen. In het faifoen, wanneer zy gemeenlyk komen, zegt hy, voorziet men dezelve aan eene groote ftilte , en uit de fchielyke veranderingen van den wind, die dan het kompas rond draait, met kleine wolkjes-,, die zig zeer fnel bewegen, maande de zon bloedrood onder , terw'yl de Fregatvogels en anderen uit zee te rug kecren en' het land zoeken. Dan neemt men alle mogelyke voorzorgen ; venfters en deuren worden met boomen en ftutten vast gefloten; trien, doet papieren, en alle brekende waar, of huisraad dat bederven kan , in kisten, wagtende dus het onweer af. „ Kort daarna ontftaat eene koelte uit den „ Noorden. De wind loopt naar 't Noordoost „ ten: en van 't Zuiden naar 't Zuidoosteni „ de lugt wprdt verduisterd door eene onafj „ ge-  De Eilanden om Amerika. 67 „ gebroken dikke wolk, die de akeligheid van „ den nagt vermeerdert, want het gebeurt dik„ wils dat deze tempeesten by nagt komen, en „ den geheelen volgenden dag aanhouden. In ,, de laatfte Orkaan zag ik, dat de wind in 't „ Noordoosten ftaan bleef, en met zulk een. „ geweld woey, dat de grootfte boomen met „ de wortelen uit den grond gerukt, of der„ zeiver ftammen gebroken, wierden , cn 'er „ geen enkel blad bleef aan de andere boomen, „ die de hevigheid van den wind verduurden. „ De huizen werden om verre gefmeten, en „ de toppen der Suikermolens, die kegelvor„ mig zyn, opdat 'er de wind te minder vat „ op moge hebben, afgeflagen ; om kort te „ gaan, daar bleef byna niets overeinde ftaan. „ Deze dolle winden gingen vergezeld van een „ regen, welken men niet beter dan by flor„ tingen van de Zee vergelyken kan. Het „ tempeest duurt tot den dageraad, en zom„ tyds toe vry diep in den dag. In den Orkaan „ van 1740. wierdt het om agt uuren 's mor„ gens , voor een kwartier, dood ftil; maar toen „ begon het ylings uit den Zuiden wederom „ met zulk eene woede te ftormen, dat eeni„ ge boomen en huizen, die door den Noor„ den wind waren omvergeflagen, weder overE 2 „ eiïd  68 Tafereel van Natuur én Konst» end gezet wierden. De Orkaanen worden ,» g-volgd van zo veele zeldzaame en verbaa„ zende verfchynzelen, dat zy byna ongeloof„ lyk zyn, en ik dezelve nauwelyks durf ver- haaien, hoewel een Philofoof, die het ver„ mogen van eene befloten lugt en derzelver „ veerkragt kent, aan de waarheid geloof zou „ kunnen geven. Eindelyk vertoont zig de „ blikfem, en men kan het gerommel van de» ,, Donder hoorcn, 't welk een teken is, dat „ de orkaan bedaart ; het wordt dan allengs „ ftilier , en alles komt in ruste. De bos„ fchen vertoonen zig als dan gelyk ftaketzels „ van paaien, en de plantagien leveren niet „ dan een akelig gczigt uit van de grootfte „ verwoesting, daar zy te voren zig als aan„ genaame lusthoven vertoond hadden". In den ftorm van 'tjaar 1743. die zo geweldig niet was als de twee voorgaande, bevondt de Heer Peysfonel zig van huis op Grande Terre; hier nam hy waar, dat het onwêer, 't welk zy des- nagts hadden gehad, toen hevig woedde op Guadaloupe. Het was eene afgryslyke dikke zwarte wolk, die in brand fcheen te ftaan r en op de aarde neder te drukken: zy befloeg eene ruimte van omtrent vyf of zes mylen van voren,  De Eilanden om Amerika. 69 ren , en daar boven was de lugt byna beider, verwonende zig flegts als met eene dunne mist bezet. In deze wolken brengen water, lugt, en vuur, te gelyk, haare uitwerking voort; de Orkaan eindigt niet voor dat de wolk barst. Men kan van de kragt dezer ftormwinden,, behalven uit de gemelde byzonderheden, uit dit Haaltje oordeelen, dat een Huk hout van een molen, eenige duizenden ponden zwaar, verfcheiden fchreden van zyne plaats gefmeten werdt. Aan de drukking van de Zee, door zodanige wolken veroorzaakt, terwyl het water door den ftorm bewogen wordt, fchryft gemelde Heer de keer-ftroomen toe , die men dikwils omtrent de Antillifche eilanden waarneemt, loopende als dan de Aroom aan de eene zyde Oosten aan de andere Noordwaards, en wederom aan de eene zyde West- en aan de andere Zuidwaards. Deze keerftroomen, of fpringvloeden, duuren ^zomtyds vier en twintig uuren kng, zomtyds verfcheiden etmaalen agter een; als dan verheft zig de Zee ongemeen en wordt zeer ongeftuimig, zonder eene blykbaare oorzaak, en zonder aanmerkelyken wind op die plaats: de' golven fteigeren fchrikkelyk, en breE 3 keo  70 Tafereel van Natuur en Konst. ken met zo veel geve'd op den oever, dat het onmogelyk is te landen. Men neemt waar, dat deze fpringvloeden de geweldigfte zyn in het kwaade faifoen , wanneer 4e orkaanen en ftormwinden voorvallen, nameiyk van July tot November. Eén der zwaarfte, daar men ooit van wist, werdt bcfpcurd op den 3den July 1746. aan Grande Terre, afkomende van La Defirade. Eerst wierdt men denzelven gewaar omtrent het Zeehoofd ; de golven braken in, doende zommige palisfaden van de huizen zinken, en andere over hoop werpende. Maar het grootfte geweld van den ftroom vertoonde zig omtrent agt mylen van daar langs de fteile kust, want aan het Zeehoofd is de oever eene loodregte fteilte van meer dan tweehonderd voeten hoog; de Zee woedde zo fchriklyk, dat dezelve fteigerde en zand wierp over de fteilte tot in de vlakte. „ Ik zou het nooit geloofd hebben, zegt de „ Heer Peyssonei., indien ik het niet met » „ eigen oogen gezien had, toen ik my eenige „ maanden daarna by de Karibaanen bevond, „ die langs deze kust aan de Noordzyde van „ Guadaloupe woonen , op plaatfen daar de „ Zee, door den gemeenen wind gedreven, „ al-  De Eilanden om Amerika. 71 „ al tyd fterk in beweging is. Deze kust, daar „ de wilden hunne wykplaats hebben , beltaat uit „ eene fteilte van twee of driehonderd voeten „ hoog, zo Ioodregt, dat het ysfelyk is om te ,, zien; van boven vertoont zig de Zee als een „ diepe afgrond, waarin de klippen het ge„ zigt ontduiken: van onderen ftaat men even zeer verbaasd over de hemelhooge rotfen, ,, die als'over het hoofd hangen, want de „ Wilden hebben, hier tusfchen in , hunne kree„ ken en fluiphaventjes, waarin zy hunne ka,, noes bergen;beklimmende dan dezelteilten, „ daar de bokken en fteengeiten nauwlyks vas ,, tigheid op kunnen vinden, met eene onge,. looflyke moed en vlugheid. Hier zagen wy, „ dat byna onbegrypelyk is, dat 'er eene groo,, te hoeveelheid zands met fchelpen en ko„ raalgewasfen, door den vloed, op die ver„ baazende hoogte , en daarenboven nog zo „ veel overhangende kusten , gefmeeten was. Op ,, laager plaatfen, gelyk te Port Louis , was „ de Zee meer dan duizend fchreden land„ waards ingeloopen< by Point Antigoa was ,, eene fchriklyke verwoesting gemaakt door „ de golven,die tot duizend ofvyftienhonderd „ fchreden boven het Vlek fteigerden , het welk „ altoos de paal van den vloed geweest was. E 4 „ Na-  *l« Tafereel van Natuur en Konst. „ Nadat de Zee haare uitwerking op den oever „ gedaan hadt, werden de eilanden in de golf „ verfcheiden dagen lang door dezelve bedekt. Weder en Lugtsgesteldheid. Ik heb ftraks van onverbeeldelyke plasregens gefproken, dit herinnert my om nog een ivoord wegens het weder en de lugtsgefteldheid op de Antillifche eilanden te zeggen. Zo. lang de Oostenwind, op deze eilanden aahwaeijende , nergens door gefluit wordt, verdfyft hy de wolken, naar maate zy zig formeeren, en doet haar in de bosfehen of op de bergen breken ; maar indien de winden al te geweldig zyn , of de veranderlyke en kortiTondige winden-van het Zuiden en het Westen het gebied van den Oostenwind in de war brengen, dan regent het; en dewyl dit op zommigen der eilanden, geduurende een gedeelte van het jaar, meestal het geval is, zyn daar de regens zo gemeen en zo overvloedig, byzonder in den winter, die van- half July tot half October duurt, datzy, volgens de beste waarnemingen , zo veel waters in ééne week geeven, als in het grootfte gedeelte van Frankryk in het bellek van een geheel jaar valt. In plaats van  De Eilanden om Amerika. 73- van die zagte regens , welke men meestal in Europa heeft, zyn het ftroomen, en de druppels vallen neder met een geluid, 't welk men voor dat van hagel zoude nemen, zo deze niet, om zo te fpreeken, onbekend was in deze heete lugtfheeken. Deze regens veroorzaaken eene gefteldheid in de lugt, waarvan de gevolgen zo lastig als verderflyk zyn voor den rnensch, en voor alles wat hy noodig heeft. Men moet de lyken binnen weinige uuren na het overlyden begraven ; het vleesch kan op zyn best maar vieren twintig uuren goed blyven; de vrugten verrotten, 't zy men dezelve ryp, of vóór haare rypheid, afplukke: het brood moet tot bifcuit gebakken worden om niet te fchimmclen; 'de gemeene wynen worden in korten tyd zuur: het yzer is tusfchen den morgen en den avond geheel geroest, en men moet onophoudelyke voorzorgen gebruiken om de zaaden van den tyd der inzameling tot den zaaytyd goed te houden. In de eerite tyden na de ontdekking der Antillifche eilanden bedorf het koorn , dat men derwaards bragt, zo fchielyk , dat men het in de halmen moest overzenden; deze voorzorg verhoogde den prys zodanig, dat weiniE 5 gen  74- Tafereel van Natuur en Konst. gen koorn konden bekomen. M':n voerde het koorn gemaalen over , dat verminderde den prys, maar men konde het minder lang bewaaren; daarop heeft men uitgevonden om het te maaien , en de zemelen, daar het bederf eerst mede begint, zuiver uit te builen, de fynfte bloem in Hevige tonnen te pakken, en zo vast in te fchroeven, dat dit meel een hard lighaam maakt,'t welk ongenaakbaar voorde lugt is. Door dit middel kan men nu het meel op de eilanden zes. maanden, een jaar, en zelfs langer, goed houden, naarmaate het met meer of minder voorzorgen behandeld is. zwavelberg op guadalou fe. Daar is op het eiland Guadaloupe een berg, die den naam draagt van Zwavelberg. Vader . l a b a t geeft 'er dit berigt van; deszelfs top vondt hy kaal , zonder eenig ander kruid dan Vaaren, en eenige dorre heesters met mos begroeid ; het welk hy ten deele aan de koude en guure lugt in die hooge plaatfen, ten deele aan de uitwaasfemingen van Zwavel en het ftuivcn van de asfche, toefchreef; van dezen top zag hy niet alleen Dominica, benevens de -eilanden Xaintes en Marie Galante, maar hy hadt.  De Eilanden om Amerika. 75 hadt ook een klaar gezigt van Martinique den eenen weg heen, namelyk Zuidwaards, zo wel als van Monfenat, Nevis, en de nabuurige eilanden , Noordwaars. Hy wandelde rondom den berg, drie en een half uur, door uitgebrande fteenen en asch, waarin hy op zommige plaatfen tot over de enkelen diep in zakte, en die fterk naar zwavel rook ; hoe hooger hy klom, hoe de hoeveelheid daarvan meer toenam, en op den bovenftcn top kwam rook uit verfcheiden klooven en gaten. Aan de Oostzyde van den berg zag hy twee monden van dezen zwavelkolk, waarvan de eene was een ovaal gat, het welk hy oordeelde op het wydile ongeveer honderd voeten breed te zyn, maar, het noodlot van den ouden Plinus indagtig, durfde hy de diepte daarvan niet meten, te minder, dewyl het nu en dan wolken uitgaf van een zwarten rook met vonken vuurs vergezeld. De Negers, die zwavel verkopen, haaien dezelve van daar. Omtrent tweehonderd fchreeden beneden de kleinfte en Iaagfle der openingen van den Zwavelberg, zegt Lab at, zyn'drie kleine Meirtjes van zeer heet water, vier of vyf fchreden van malkander, waarvan het grootfte ongeveer zes voe-  jö Tafereel van Natuur en Konst. voeten breed mag zyn; deszelfs water is zeer donker van kleur, en riekt naar yzer,of liever éven als het water in de koelbakken der ffnis* {en :dat van het tweede Meirtjc is witagtig,en lieeft den finaak van aluin; dat van het derde is blauw, en fmaakt naar koperrood. Daar zyn ook verfcheiden kleine bronnen, die , haare ftrootnen vcreenigende , beeken en rivieren maaken. Een derzelver wordt wegens de asch en zwavel , die haar dikwils bedekken , de Witte Rivier genaamd, vallende in de rivier van St. Louis. Het midden en de voet van dezen brandenden berg verfchillen zeer veel van den top, als bedekt zynde met eene vermaakelyke groente van hooge boomen en kruiden, terwyl eene menigte, van riviertjes flroomen door akkers en velden, die met alle mogclyke xorg beplant en bebouwd worden. Doctor Peyssonel, die, verfehcidene jaaren na Labat , dezen Zwavelberg beklom, bevondt zig daar op in groot gevaar wegens de losheid van den grond, die op zommige plaatfen niet dan uit asch fcheen te beftaan. Men zag daar, zegt hy, den geest van zwavel als klaar water nederftroomen met een verftikkenden damp, welken men enkel door zig bo-  De Eilanden om Amerika. 77 boven den wind te houden , kon vermyden. Lab at, die hier was in 't laatfte der voorgaande eeuw, hadt geene kennis gehad aan een diepen afgrond in het midden van den vlakken top des bergs door het fcheuren van dcnzelven, in eene zeer geweldige aardbeving, waarfchynlyk veroorzaakt, als' wanneer deze vuurkolk zal opengeborften zyn; ook vertoont zig de berg als of hy voorheen van eeDe kegelvormige gedaante was geweest. Hy moet hoog zyn, dewyl men de wolken beneden zig ziet, en de donder, als 't ware, onder de voeten hoort ratelen. De top verheft zig boven een .keten van bergen, die het midden van het eiland beflaan, ep deszelfs geheele lengte, van het Zuiden tot het Noorden, doorlopen. Hy ligt ongeveer drie-mylen van den Zeeoever,ten Oosten , Westen en Zuiden, en dus bykaris in 't midden van het zuidelyke deel van Guadaloupe. Veel gemaklyker weg is 'er thans om daar op te komen dan welken Labat gebruikte. De Reizigers,die hem bezien willen, flapen doorgaands aan den voet, en gaan dan in den vroegen morgenftond van daar te paarde tot aan de- beek, alwaar zy de keur hebben van twee byzondere paden; het eerite begint op eene plaats  78 Tafereel van Natuur en Konst. plaats de Gomboomen genaamd, en loopt langs de rivier der Gallioenen; het ander ftrckt naar het midden van den berg op een plaats genaamd Tarare, daar men de rivier van St. Louis pasfeert. Aan een van beide deze rivieren neemt men doorgaands het ontbyt, alwaar men tevens het vermaak fchept van derzelver hclderftroo-mende wateren , met de visch daar in zwemmende, of op den grond kruipende, te befchouwen. ■Pater Du Tertre maalt de bevalligheid dier plaatfen met levendige verwen af. In het opklimmen worden de boomen fteeds kleiner, en zyn niet dan bergmangles, wier bast de egte Kina is, volgens het berigt van Pater Labat; hunne takken zyn krom en buigen naar beneden. Dit Bosch doorgetrokken zynde , komt men op de Savannah, of Heide, dat een onbeteeld veld is, beflagen met menigvuldige foorten van Vaaren, die Pater Plumter befchreven en afgebeeld heeft, doormengd met mosch, en eene foort van Ananasfen , Aloë, en dergelyke planten, die het wandelen door dit veld ten uiterften ongemaklyk maaken. De afgrond, daar wy van gefproken hebben, in het midden van den vlakken top, ligt agter twee uitftekende punten, en vereenigt zig aan de  De Eilanden om Amerika. 79 de Noordzyde met de groote kloof, die meer dan duizend voeten loodregt neergaat, en meer dan honderd fchreden in de vlakte doordringt, zynde meer dan twintig voeten breed; op deze plaats is derhalvende berg wezen lyk van den top tot aan den grondfteun toe gefpleten. Op een anderen togt nam hy zynenagtrustinde groote kloof, die waarfchynlyk door dezelfde aardbeving zal veroorzaakt zyn. Zy maakt een hol, dat by den ingang twintig of vyf en twintig voeten wyd, en ook omtrent zo hoog, is, en ongeveer zestig fchreden diepte heeft; de fcheiding gaat Noord en Zuidwaards; ten Noorden heeft men de klooven en het hol, in het midden den afgrond, en ten Zuiden den brandenden kolk, alles op een regte lyn. Verbazende hoeveelheden van zwavel, zo vuil als gezuiverd, ja zelfs natuurlyke bloem en geest van zwavel, zou men , zo de Doctor aanmerkt, alhier vergaderen kunnen rondom de lugtgaten van den brandenden vuurkolk; ook vindt men 'er brokken van de heerlyklle goudkleur, niet minder fraay dan die welken het Ryk van Peru uitlevert, waar uit,met zout van wynfleen gemengd zynde, het vogt komt, daar  8o Tafereel van Natuur en Konst. •daar men gebruik van m akt om de metaalen, inzonderheid zilver, te vergulden. Guadaloupe is het eenigfte niet onder de Karibifche eilanden, waar vuurkolken en mynen van zwavel zyn , ja weinige zyn 'er zonder dezelve. Op Martinique is het gebergte , Pelée genaamd, van dergelykcn aart , zelfs ten opzigt der planten, die 'er groeijen. Men vindt 'er ook op Dominica, St. Lucie , St. Cliristoffel; en alle deze eilanden brengen zwavel, puimfteenen, en dergelyke itoffen, voort, die het uitwerkzel zyn van brandende bergen. Heete Gronden. De grond van het eiland Nevis, byzonderlyk in de Valeijen, is vrugtbaar, maar de hooge grond is fteenagtig, en de plantagies zyn derhalven flegter naarmaate zy de kruin van den berg meer naderen. Deze berg, zegt de Heer Smit, die een lang verblyf op dit eiland gehouden heeft, is methetQuadrantgemeeten van Charles town af, en wordt gefchat anderhalf myl loodregte hoogte te hebben. Aan  De Eilanden om Amerika, 8r ■ Aan de Zuidzyde van St. Jans Parochie, waarvan de Heer Smith Rector was , is een aanmerkelyke plek zwavel-grond ,aan de opper-vlakte van een diepen kloof in de aarde, gemeenlyk het Zwavelhol geheeten, welke grond zo heet is, dat men daar,met fchocnen aan de voeten, nauwelyks op ftaan kan, en dat men ■ daar eyeren, flegts tot een duim diepte, onder ' de aarde leggende, en na verloop van flegts drie of vier minuten weder opgravende , zo hard bevindt als dezelve in dien tyd door kooking :■ zouden hebben kunnen worden. Aan den voet van eene helling,aan de Zuid:^zyde van Charlestown grenzende, is een klein Beet riviertje het Bad genaamd, het welk,naar Ifile waarfchynlykheid, loopt door den ftraksi'gemelden zwavelgrond, die flegts drievierde '?Tan een myl hooger op, of landwaards in, ligt. i Deze beek loopt ten minlten een half myl j voort, eer zy zig in het zand aan den Zeekant '.verliest, en daar digt by is een fmalle flrook «rónds, alwaar een ander beekje langs deze l'heete beek lóópt, dat ongemeen koud is, ffchoon het zo digt by de heete nadert, dat men izyn eenen voet in het zeer heete,en den andefren in het zeer koude, water dier verfchillende XX. Deel. F beek-  82 Tafereel van Natuür en Konst. beekjes zetten kan. Alle ziekelyke menfehen, Blanken zo wel als Zwarten , ondervinden veel nut van het gebruik van dit heet water : de Heer Smith maakt gewag van een kind , dat { tot dit oogmerk van Barbados naar Nevis ge- j zonden was, en dat, na vrugtloos alle middelen gebruikt, en onder anderen tweemaal de kwyl-cure ondergaan, te hebben, van zyne melaatsheid genas enkel door dit water te drinken , en zig drie of viermaal daags in het zelve te baaden; de Heer Smith zelf baadde zig veertien dagen lang dagelyks in deze beek, en hieldt zig verzeekerd, dat dit eene zeer gunilige uitwerking hadt op zyne gezondheid en vrolykheid, en, geduurende de laatfte negen maanden van zyn verblyf op Nevis, was het zyne itandvastige gewoonte alle morgen, met het opgaan der zonne, naar de rivier te wan> delen, en een pint van dit water te drinken, het welk hy bevonut dat door lïoelgang en waterloozing tevens werkte. Op eene andere plaats, een weinig ten Zuiden van Charlestown, is een fcherpe punt of .uithoek lands, die een groot einde in Zee uit. fpringt. De Heer Smith fionuc op zekeren .tyd op het meerite gedeelte van deze punt, die rots-  De Eilanden om Amerika. 83 ïotsagtig is, en een lange Neger, dien hy by I zig hadt, begaf zig van deze rots in 't water, en, eenig zand van den grond der Zee opnoemende, gaf hy het zynen meester in de hand, die het zeer warm vondt , terwyl de Negerhem verzeekerde, dat de Wél op den grond zo heet was, dat hy nauwelyks zyn voet daar op letten konde. Het water van het meir van de zwarte róts, omtrent een vierde van een myl van Charlestown , is bloed-warm , .'t welk ongetwyffeld veroorzaakt wordt door eene vermenging van zulke heete en koude bronnen; en dit bloedwarme water bevat egter verfcheiden foortcn van uitmuntende visch, en misfchien de beste paaling in de wereld, want zy heeft niet de minfte galfterige fmaak, is zeer vet en malsch, en voor de maag gemaklyk te verteeren. De Zilvervich, die in dit meir gevonden wordt, is omtrent agt duim lang,glinilerende als zuiver zilver, en fmaakt als Schclvisch; daar zyn nog verfcheiden andere foorten van visch in dit water, alle uitnemend in haare foort. F 2 Doo»  84 Tafereee van Natuur en Konst. Dood van F. Drake. Daar zyn, volgens berigt van den Heer W afer, op de Karibifcbe eilanden, en byzonderlyk op Anguilla, eene verbazende menigte Landkreeften , waarvan zommige grooter zyn dan de grootfte Zeekreeftcn, die te Londen verkogt worden. Digt by Anguilla ziet men een klein eiland, dat 'er zo vol van is, dat het daar zyn naam van Kregften-eiland van gekregen heeft; zy verfchaffen een zeer goed eeten, en zyn het voornaamfte voedzel der inwoonercn, die, na een fterken regen, jagt op haar gaan maaken, omdat zy dan uit haare gaten, welken zy zig graven, en waaiin zy zig, even als de kooynen, onthouden , te voorfchyn komen : wanneer zy in 't veld zyn, trekken zy rcgt voort, wat zig ook in hunnen weg bevinden moge , keeren nooit den rug, en houden fteeds haare armen of knypers gereed om aan te vallen of zig te verweeren , met welke werktuigen zy zo vasthouden, dat 'er nauwelyks mogelykheid is om het geen zy gevat hebben los te krygen, zonder het Dier zelf te dooden, waarna een ander wederom t;rftond deszelfs plaats inneemt. Dit moesten wy vooraf  De Eilanden om Amerika. g$ af melden als eene noodige opheldering van het geen wy in dit artykel eigenlyk bedoelden voor te draagen. Men kent namelyk vry algemeen den Engelfchen Admiraal I". Drake; maar men weet niet zo algemeen, dat die onverfaagde Zeeman , die de eerite van zyne Natie een reis rondom de Wereld heeft gedaan, het deerlyk einde hadt van levendig door de kreeften opgegeten te worden. Hy verkoos zig op het Kreeften-eiland aan land te begeven ;hy wierdt aanftonds van de gemelde Dieren aangetast, en fchoon gewapend, fchoon een dapperen tegenftand doende , moest hy bezwyken. Die monfteragtige Schelpvisfchen, hier de grootfte die men in de wereld kent, fneden hem de beenen, armen, en het hoofd met hunne knypers af, en knabbelden zyn lyk tot op het gebeente. Ik heb het niet ongevoegelyk geoordeeld deze byzonderheid te herinneren aangaande het uiteinde van een Man, die, wegens zyn moed en bekwaamheid, onze hoogachting verdient, en aan welken het menschdom in zeker opzigt veel verpligt is. F 3 ZIEK-  ■gS Tafereel van Natuur en Konst, ZIEKTEN. Melaatsheid. In 't jaar 1748. deedtdeHeerPEYssoNEt, op bevel van de Regeering, eene fchouwing van de Perfoonen op een gedeelte van Guadaloupe , die met eene kwaal behebt waren, welke men Melaatsheid noemde; hy geeft 'er in het Lfte Deel van de Phil. Tranfact. dit berigt van, Het was toen omtrent vyf-en twintig of dertig jaar geleden , dat die ziekte zig het eerite op dit eiland geopenbaard hadt. Haar beginzel was ongewaarwordelyk ; daar vertoonden zig flegts eenige weinige blauwroode vlakjes op de huid der Blanken, en geelroode op de huid der Zwarten. Deze vlakjes gingen in 't eerst niet met pyn of eenig ander toeval vergezeld, maar waren door geen middel weg te neemen. De kwaal ondertusfchen nam ongevoelig toe, en hieldt verfcheiden jaaren aan, zig hoe langs hqe meer ontdekkende ; de vlakjes wierden grooter, en fpreidden zig, zonder onderfcheid fati plaats, over het geheele lighaam uit; zom- tyds  De Eilanden om Amerika. 87 tyds waren zy een weinig uitpuilende , doch •.plat van boven; als de ziekte verder voortgingzwol het bovenfle deel van de neus: de neusgaten wierden wyder, en de neus week. Daar vertoonden zig knobbelagtigheden op de kaaksbeenderen; de oogenleden wierden dik, de ooren zwollen uit, gelyk ook de einden der vingeren, zelfs de tooncn der voeten.- de nagels fcbilferden, de leden der voeten en handen fcheidden zig af, en vcrflierven ; diepe droogen zweeren openbaarden zig in de palmen der handen en aan de voetzooien, die genazen doch wederkwamen. Om kort te gaan, wanneer de ziekte tot haaren hoogfïen trap gekomen was , wierdt de Patiënt affchuwelyk en viel by brokken van malkander. Alle deze toevallen kwamen aan zonder pyn, koorts, of eenig ander ongemak dan eene doofheid in handen en voeten, terwyl de Lyders hunnen arbeid zonder veel hfhder ver- ' rigten konden, zelfs nadat hun reeds eenige leden van vingeren of toonen afgevallen waren. Men hadt opgemerkt , dat de kwaal erfelyk was in eenige familiën ; dat zy befmettelyk was door de gemeenfehap der fexen, en zeifs door famenwooning , en dat zy ongeneeslyk -F 4 wa«  88 Tafereel van Natuur en Konst. was door zweetdranken , kwik-middelen , en wat anders gebruikt wordt tegen de Venusziekte , die men meende dat haar rol daar onder fpeelde ; ja zulke middelen hadden oogfchynlyk het leven verkort van verfcheiden Patiënten met deze kwaal behebt. Men viel eindelyk in 't vermoeden , dat zy uit Guinée was overgcbragt door de Negerflaavinnen. Meest woedde zy op Grande Tem, alwaar het volk genoodzaakt is onzuiver water te drinken uit poelen en moerasfen, dat egter, gelyk de Heer Peysfonel te regt aanmerkt, de reden niet kon zyn, hoewel het 'er aanleiding toe geven kan, alzo men eveneens deze kwaal vondt op plaatfen, daar men rivieren van goed ftroomend water heeft. Het fcheen ook, dat deze ziekte aan zommige Blanken door de Negerinnen was medegedeeld, want men zag veele Mulatte kinderen daarmede befmet. Van tweehonderd •zes-en-vyftig verdagte Perfoonen werden omtrent defrhelft melaatsen, en de overigen ge< zond, verklaard. PLAN-  De Eilanden om Amerika. 89. PLANTEN en GEWASSEN. Banaan Boom , of Adams-Vyg. Deze boom , gelyk men reeds verfcheiden snaaien heeft moeten opmerken, groeit op veelen der Amerikaanfche eilanden. Zyn ftam heeft de dikte van een been; is zeven of agt voet hoog, en met verfcheiden fchelpswyze fchorfen bekleed; zyne bladeren zyn langer en breeder dan die van eenig ander bekend gewas; men wil, dat twee dezer bladeren genoeg'zyn om een mensch geheelenal te bedekken; hunne kleur is een fchoon glanzig groen ; men kan dezelve in eenige der voornaamfte llookhuizen zien, doch zy zyn daar veel minder volmaakt dan in hunnen geboorte-grond; alwaar zy, volgens berigt van den Heer Raynal, jaarlyks met het rypen van hunne vrugtlterven, maar uit een fcheut op nieuw voortkomen, om het volgende jaar weder vrugt te dragen, te derven, en alle jaaren op dezelfde wyze te herleeven; Uit den top van dézen boom verheft zig een eenige groote tak, die door de Indiaanen Regime genaamd wordt: deze tak, die de dikte F 5 van  po Tafereel van Natuur en Konst. van een arm heeft, komt in gedaante met een pynappel overeen; hy brengt roode bloemen voort, op welken tweehonderd, of meer, vrugten volgen, die de grootte van onze komkommers hebben, en waarvan de fmaak naar dien van peer.en gelykt: deze vrugten worden dooide Indiaanen Mufa of Banan genaamd; zy zyn zeer goed om te eeten, en hebben een mergachtig vleesch , dat met een verkoelend en aangenaam fap vervuld is: zy zyn zeer voedzaam en moeijelyk te verteeren. Zommige Schryvers willen, dat het deze vrugt is, welke de befpieders van het beloofde, land, toen zy uit hetzelve te rug kwamen , aan Mofes bragten, waarvan de trosfen door twee mannen nauwelyks gedragen konden worden. In de landen, waarin de Banaanboom groeit, bekomt men fterke draaden uit deszelfs wortel, na dezelve alvorens op zekere wyz@ te bereiden. Men leest in de Historifche befchryving der Reizen, dat de Bananen, die op het eiland Madera wasfen, door de inwooneren met eene foort Van eerbied,als de aangenaamfte van alle vrugten, befchouwd worden, in zo verre zelfs,dat zy  Dfi ElLANlDEN OM AMERIKA, 91 zy dezelve houden voor de verboden vrugt, die de bronwél van der menfehen val en elenden is geweest. Om dit gevoelen te bevestigen , haaien zy de grootte van de bladeren aan, die zo veel breedte hebben, dat zy konden dienen om de naaktheid onzer eerfte ouderen te bedekken. Igname eh Patattes, Wy hebben, by gelegenheid van de voedzels der eilanderen, dikwils van de Bananen en Ignamen te gelyk gefproken; de plant is inderdaad van een zeer algemeen gebruik in Amerika ; haare wortel is in goede aarde een en een half voet lang , men kan denzelven zes maanden, nadat men hem geplant heeft, uitgraven. Men kent zyn rypheid aan het verwelken der bladeren. •Men fnydt dezen wortel in Hukken, eet hem op den rooster gebraden, of wel, wanneer hy eene middelmaatige grootte heeft, kookt men hem geheel met vlecsch: hy-dient niet zelden voor brood, ook maakt men 'er aangenaame afkookzels van; met mindere bereiding maakt *>y een voornaam voedzel uit voor de Negers. De  02 Tafereel van Natuur en Konst. ■ De Patates, waarvan wy insgelyks meermaa-. len met de Bananen en Ignames te gelyk gemeld hebben , zyn eene foort van Aardappels, aan den wortel van kruipende planten gegroeid. Deze vrugt is van dien aart, dat zy niet flegts zonder teelt, maar zelfs in bosfchen en ftiuwelen, die haar fchynen te moeten verflikken, groeijcn wil. De Natuur, die overal eene ze. kcre betrekking tusfchen het karakter der volkeren, en de zelfftandigheden tot hun levens onderhoud gefchikt, fchynt in 't oog te houden, hadt op de Amerikaanfche eilanden, planten en gewasfen geplaatst, die de heete zonneftraalen fchuwden, die de befchaduwde gronden beminden, geen teelt vorderden, en zigzelven twee of driemaal 's jaars hervoortbragten. De Papaya of Pinoguacu. Deze boom behoort insgelyks tot de Amerikaanfche eilanden; P i s o onderfcheidt 'er twee fporten van: i. De Mannetjes Papayen , Pinoguacu Mas geheten. Deze groeit in de bosfchen en op andere onbebouwde landen :hy fchiet ter hoogte  De Eilanden om Amerika. 93 te van twintig voeten op, en heeft de dikte van een Mans dye; hy is hol, fponsagtig, en zo zagt, dat men hem, in eenen flag, met een fabel geheel door kappen kan : zyn fchors is glad , en heeft eene aschverwige kleur : hy fchiet in weinig tyds op : hy is tot de helft van zyne hoogte genoegzaam bloot, en de andere helft bekleedt zig, onder het opfchieten , met groote bladeren , die ten naasten by zo groot als die van een vygenboom zyn; deze foort van Papaya brengt zelden vrugten voort, zo zy niet verplant wordt. I 2. De Wyfjes Papaya wordt op de Antillifche eilanden in de tuinen aangekweekt: hy fchiet hooger op, en zyne bladeren zyn veel grooter en aan groene fteelen vastgehegt;zyne bloemen hebben een reuk als leliën van den dale; zyne vrugt heeft de gedaante en grootte van een middelmaatige meloen : zy is eersl groen, en wordt vervolgens geelagtig. Het middelgedeelte van het vleesch dezer vrugt levert veele zaaden, uit ieder van welken in één jaar een ander Papaijenboom voortkomt, die 'in 't zelfde jaar vrugten draagt. Deze vrugt kan raauw gegeten worden, doch is beter om met vleesch gekookt, of, by wyze van.mar- me-  94 Tafereel van Natuur en Kosst* melade, met Suiker en Oranjefchil gekonfyty, te nuttigen: dan is zy inzonderheid een maagverfterkend middel. Het zaad wordt nuttig geoordeeld tegen de fcheurbuik en opftygingen, en is waterdryvende. A c o m a 5. Dit is een groote en dikke boom opdeAmcrikaanfche eilanden , die breede bladeren en eene olyfvormige geele vrugt heeft van een bitteren fmaak. Het hout van dezen boom wordt tot den Scheepsbouw gebruikt; hy levert balken uit, daar men planken van agticn duim -breedte en zestig voeten langte uit zaagen kan, Maarentakken. De ftraks gemelde geleerde Natuurbefchouwer Pifo neemt waar, dat op Jamaika, en de naby liggende eilanden, gelyk ook op 't vaste land van Amerika, verfchillende foorten van Visci, of Marentakken groeijen , waaraan hy den algemeenen gebruikelyken naam van Fiscus of Viscum geeft, met een bygevoegd woord om de foorten te onderfcheiden. Eene plant van deze familie noemt hy Viscum Ca-  De Eilanden om Amerika. gS Caryop'iylloïdes, omdat haare Zaadvaten wat naar den Kruidfiagelbloem gelyken. De takken van deze plant zyn omvangen van verfcheiden bruine kleine vezelen, die zig vastzetten op den bast van de boomen, waarop zy groeit; niet inderdaad op dezelfde wyzc als de Maarentakken, die in den bast, of in het hout waarop zy groqijen, doordringen, terwyl deze zig alleenlyk aan dezelve hegten en daarmede verbinden, om de plant eene genoegzaame onderfleuning te geven. Van het fatfoen der bladeren heeft men haar den naam van wilde Aloë gegeven ; elk derzelver is twee en een half voet lang, drie duim aan den bodem breed, en loopt in een punt uit; hebbende de binnen ' zyden hol, en kunnende een vry groote hoeveelheid waters , die in het regenfaifoen op de bladen valt , en van daar naar de algemeene bewaarplaats wordt afgeleid, bevatten. De bladeren, nadat zy zig eerst uitgefpreid, en vervolgens deze foort van bak geformeerd! hebben , buigen binnenwaards , of fluiten zig weder digt tegen den Heel, waardoor zy de uitwaafeming des waters door de hitte der 'zon beletten. — Het water, 't welk de plant dus vergadert, is niet (legts noodig o.n haar te voeden, maar is ook ten hoogden dien (lig voor  o6 Tafereel van Natuur en Konst. voor menfehen , vogelen, enz. die derwaards hunne toevlugt nemen oiii hunnen dorst te lesfehen , en die zelden zonder verkwikking van daar behoeven te vertrekken. Dit gewas groeit op de takken of ftammch der boomen , inzonderheid, wanneer zy beginnen te vervallen, als wanneer de fchors beter gefchikt is om de zaaden te ontvangen, en zig naar de vasthegtende vezels van de wortelen der plant te plooijen. — Dezelve heeft nog eene opmerkelyke byzonderheid in haare voortteeling en groey. Haare zaaden, die langwerpig en zeer fraai zyn,zyn bedekt met zeer zagt hair of dons, op dat zy door den wind des te gemaklyker haar de boomen overgevoerd kunnen worden; wanneer zy beginnen te fpruiten, fchoon zy van onderen met een tak vast zitten, ryzen de blaaden en {lammetjes, zodra zy den noodigen bogt gemaakt hebben, loodregt naar boven, want, zo zy eenige andere rigting hadden , zoude het water , daar wy flraks van fpraken , niet bewaard, en ih de bergplaats gebragt, kunnen worden, waardoor de plant haar noodig vocdzel misfen , en menfehen en beesten eene foort van voorraad'fchuur in dorstig weder ontbeeren , zouden. •D E  De Eilanden om Amerika. 97 De Mancelinieh. Wy hebben onder Zuid-Amerika een zeer kort woord van dezen Boom gezegd, doch de' zelve vindt hier eïgenlyk zyne plaats, en verdient gekend te worden. Mancelinier of Man'chelinter, (Manc Anilla,) is, volgens het berigt van Pater Plumier, denaam, welken men in Amerika aan een boom geeft, die zeer fchoon, maar te gelyk zeer gevaarlyk, is. Hy heeft de hoogte van onze Noteboomen; zyn Ham heeft twee voeten middellyn; zyne fchors is yry glad en graauwagtig; wanneer men 'er eene geringe infnyding in maakt,komt 'er fïraks een melkagtig fap uit voort, dat een fcherp, brandend , en doodelyk vergift is. De Indiaanen doopen de punten van hunne pylen, welke zy vergiftigen willen, daar in, om 'er zig in den ftryd van te bedienen. Het hout van dezen Boom is zeer fchoon, ihard, en vast, gelyk dat van de Noteboomen; op zommige plaatfen is het met graauwe en zwartagtige aderen geftreept : men maakt 'er huisfieraaden van. De bladeren gelyken naar die van een Peereboom ;zy zyn inwendig melkagtig, en bygevolg in flaat om te vergiftigen. XX. Deel. G ' Da  of* Tafereel van'Natuur en Konst. De bloemen van dezen boom zyn Katjes, welke de gedaante van een korenair hebben, en omtrent een half voet lang, met verfcheiden vleeschagtige knoppen bezet zyn, en een zeer fchoone roode koleur hebben. Zyne vrugten komen voort op plaatfen , welke van deze Katjes afgefcheiden zyn; het zyn eene foort van Appelen, welke uitwendig in grootte, gedaante, en koleur, naar de Franfche Api- appelen gelyken; zy hebben een zeer goeden reuk, hun vleesch is met een wit fap vervuld, dat naar het fap van de fchors en de bladeren gelykt: dit is mede een geweldig vergift; in het midden van dit vleesch vindt men een noot, die de grootte van een kastanje heeft, en hard en houtagtig is '; men noemt deze vrugt Mancenilles, of Manzanüks. De Mancelinier groeit op het grootfte gedeelte der Antillifche eilanden, aan de oevers der zee; zo dikwils iemand zo onvoorzigtig is van zig onder deszelfs fchaduw, te rust te leggen, zo heeft hy, wel ras, daar berouw van, wants de oogen ontlleken, en de huid zwelt op; do dauw en regen, die van de bladeren afdruip» doet blaaren op het vel, even als door trek-j zwee-  De Eilanden om Amerika. 99 zweeren op het vel, op de plaatfen, alwaar zy het aanraaken. De Karaïbes, welke deze boomen naderen om hunne pylen te vergiftigen , keeren het hoofd om, wanneer zy in de fchors fnyden, om te voorkomen, dat het fap hun niet in de oogen fpringe. Zomtyds vallen de vrugten van dezen boom in het water; het vleesch der visfchen en der Schelp-en Schraal-visfchen, die 'er van eten wordt 'er door vergiftigd. Eindelyk ; deze boom bevat, in alle,deszelfs deelen, een bytend vergift, dat voor de Amerikaanen zeer te : dugten is. Men wil, dat men, zonder het te weten, een weinig van deszelfs vrugt gegeten hebbende, zig genezen kan, zo men met lange teugen een groot glas zeewater drinkt: en vermits deze boom alleen op den oever der zee groeit, heeft men het hulpmiddel tegen deszelfs vergift ftraks by de hand. De wapenen en pylen, welken men in het fap van den Mancelinier heeft gedoopt, bewaaren zeer lang hunne vergiftige eigenfchap. Wy hebben 'er, zegt de Heer de Valmontde ■ G 2 Bo-  xoo Tafereel van Natüor en Könst. Bom are, het uitwerkzel van gezien in het tuighuis te Brusfel, alwaar men, in tegenwoordigheid van een Fransch generaal , een van deze pylen in de dije van een1 hond fchoot; fchoon deze pyl alreeds honderd en veertig jaaren te'voren vergiftigd was, bevestigde dit dier , egter , door zyn fchielyken dood , dat het vergift zyne kragt nog niet verloren hadt. • Men vindt deze foort van wapenen in veele Kabinetten van liefhebbers van zeldzaamheden, en men kan de onvoorzigtigheid van zommigen niet genoeg laaken , die derzelver punten in den mond nemen, onder voorgeven, dat zy te oud, zyn om te kunnen fchaden. Men heeft in het kabinet van den Heere Prins van Oranje een kas, die met verfcheiden wapenen gevuld is, welke naar alle waarfchynlykheid met dit fap vergiftigd zyn; men ziet 'er mede punten van kleine pylen , welke van eene foort van palmhout gemaakt zyn, en, door de Toucanas Indiaanen , door een blaaspyp gefpoten worden, maar welks vergift niet werkt, zo het zig niet iTraks met het bloed vermengt. De Heer Smith, de kwaadaartige eigenfchappen van den Mancelinier gemeld hebbende, voegt 'er by, van goederhand onderrigt te zyn, dat een tak-  De Eilanden om Amerika, ioi • takje van dezen boom, daar de bast afgefcbild is, zo het, zelfs zeer langen tyd daarna, in 1 een groote hoeveelheid verfche melk gedoken, en eenige reizen rond gedraaid, wordt,dezelve terftond in brokken en wey zal doen fcbeiden; zo vermogend is dit vergift. Katoen. Dit is eene der nuttigde planten, welke de Natuur ons aanbiedt, en welke door de men. fchelyke vernuftigheid met de meeste kunst bewerkt wordt. Men heeft verfcheiden foorten van Katoenplanten, waarvan eenige tot boomen opfchieten , en andere planten blyven; die onder den naam van gemeene Katoenplant bekend zyn; deze wordt in het Lttyn Xylon herbaceum genoemd, in tegendelling van de andere foort, die Xylon arboreum', Katoenboom geheten wordt. De Katoenboom fchiet, volgens verhaal van de Vaders Du Tertre en Frezier, tot de hoog. te van agt of negen voeten op; zyne bladeren zyn in drie deelen gefcheiden, en beurtelings geplaatst. Hy brengt eenbiadige en klokswyze geele bloemen voort, welke, tot aan hetgrondG 3 duk,  io2 Tafereel van Natuur en Konst. fi.uk, in vier of vyf deelen ingefneeden zyn, en de grootte hebben van die foort van maluwen , die men tuinwaluwen noemt. Op deze bloemen volgen vrugten , die de grootte van eene n^ot hebben , en die in verfcheiden celletjes verdeeld zyn, welke vlokken van een dons of vlas bevatten, dat eene luisterryke witte kleur heeft, en katoen genaamd wordt. In deze vlokken zyn verfcheiden zwarte zaaden vastgehegt, die de grootte van een erwet hebben. Deze vrugt opent zig , wannéér zy ryp is, en, zo men de inzameling niet te regter tyd verrigt, zo verfpreidt zig het katoen, en gaat verlooren. Men kan drie foorten van deze Katoen - boomen önderfcheiden , welke in fchoonheid en fynheid van het katoen, en door de fchikking der 'zaaden in hunne peulen, verfchillen. Op Martinique , Jamaica , en andere eilanden, groeit eene foort , welker zaaden , in plaats van in peulen verfpreid te zyn, te zamen ge^ pakt», en in het midden van eene zeer harde vlok op een gehoopt zyn, het geen aan deze foort  De Eilanden om Amerika. 103 foort den naam van Steenkatoen heeft doen geven; het is deze foort, die het fchoonfte katoen voortbrengt. Van de twee andere foorten levert de eene het geineenfte katoen uit, van het welk men matrasfen en gemeene lynwaaden maakt; en de andere een fyn wit katoen, van 't welk men zeer fyn lywaadt vervaardigen kan. Men kweekt mede op de Antillifche eilanden een vierde foort van Katoenboom aan, die van de vorigen byna niet verfchilt dan dat hy eene foort van katoen voortbrengt, die eene fchoone kamuis-kleur heeft, en zeer fyn is. Men vervaardigt van hetzelve by uitftek fyne koufen, die, ook om haare kleur, zeer geacht zyn; men heeft nog op de Franfche eilanden, eene andere foort van Katoenboom , die wit katoen voortbrengt, met groen zaad. Eenige Schryvers melden van een Katoenplant, die, gelyk de wynftok, kruipt; zy zeggen ook, dat 'er in Brazilië een Katoenboom groeit, die de hoogte der grootfte eikenboomen heeft, en dat men op het eiland St! Catharina eene foort vindt, welker bladeren breed, en in vyf deelen ingefneden zyn, en G 4 die  104 Tafereel van Natuur en Konst. die een vrugt, ter grootte van een klein hoenjderey, voortbrengt. Het zyn de Franfcbe eilanden in Amerika, welke het beste katoen voortbrengen ; de andere volkeren bekomen veel katoen van Guadeloupe, St. Domingo, Jamaïka, Suriname, Esfequebo, enz. Men kweekt ook de Katoenboom in verfcheiden' zuidelyke ftreeken van Europa aan. Het is in- het gebruik van deze ftoffe, welke men geheel ruw uit de handen der Natuur ontvangt , dat de menfehelykc vernuftigheid zig fterk vertoont. Onder hoe veele verfchillende, en byna tegenftrydige, gedaantens, ziet men deze ftoffe niet! Welk een onderfcheid is 'er, tusfchen het neteldoek en de tapyten! tusfchen de katocne lynwaaden en het katoen - fluweel! Deze verfcheidenheid hangt af, van de keuze der ftofFe zo wel, als van de wyze van dezelve te gebruiken. Byna alle de werken, die men van de katoen bereidt, zyn wollig, omdat de uiteinden'der vezelen zig op de lynwaaden , die daar van vervaardigd worden , vertoonen ; die foort van wolligheid vertoont zig op eene menigte ka|Q£i;e Jynwaaten, welke men in de Indiën vervaar-  De Eilanden om Amerika. 105 vaardigt; om dit gebrek in de allerfynite fabrieken te vermyden, zuivert men het katoen, dat js te zeggen, dat men daar de kortfte vezelen uitdoet ; alsdan worden deze lynwaaden het fynfte werk, dat men met oogen zien kan. Geheel anders gaat men te werk ten opzigte van andere fabrieken, gelyk Diemet, Bornbazyn, enz. Het katoen wordt nog tot eene menigte andere fabrieken gebruikt, in welken het met zyde , garen , en wolle , draaden verbonden wordt. Peper van Jamaika. De Peper van Jamaika is een fpeceryagtige vrugt, of bes, die reeds federt byna twee eeuwen op dat eiland gewonnen is, en van welke de Engelfchen menigvuldig gebruik in hunne faufen maaken, onder de naamen van alle Speceryen, Peper van Thevet, Amonum, gekroonde Piment, enz. Deze Peper verzeekcren zy eene der beste fpeceryen te zyn, omdat zy een kaneel - kruidnagel- en peper - fmaak te gelyk heeft het is een vrugt, die gedroogd wordt voor dat zy ryp is: zy is rond, en veel grooter en G 5 lig-  io6 Tafereel van Natuur en Konst„ ligter dan de gemeene peper; haar fchors is bruin en weinig gerimpeld ; de vrugt heeft een kroontje op den top, 't geen in vier deelen gefcheiden is; zy bevat twee zwarte pitten, die met een zwartagtig vlies omkleed zyn ; haar fmaak is fpeceryagtig, en heeft, behalven dieri van peper, te gelyk vry wat van dien van kruidnagelen. De boom , die deze vrugt voortbrengt, is eene foort van Myrthus, die bladeren gelyk de laurier heeft ; hy overtreft zomtyds onze Europifche noteboomen in grootte; hy bemint de droogè bosfchen, is lommerryk en bevallig voor het oog, zo wel om de fchikking zyner takken, als de fchoonheid zyner bladeren; zyn ftam is vry regt en hoog; het hout is hard, zwaar, in den beginne roodagtig, en in 't vervolg zo zwart als ebbenhout, deszelfs fpint is dik en witagtig; de fchors glad en dun , en valt zomtyds by bladen af ; ds bladeren zyn glad en fchoon groen; men heeft 'er eenigen onder, die zes duim lang, en drie breed zyn: zy zyn met fchuinslopende aderen doorzaaid, en hebben een reuk en fmaak als van kaneel en kruidnagelen; aan het uiteinde der fteeltjes komen voetlteeltjes voort, welke eene kleine, roos-  De Eilanden om Amerika. 107 rooswyze gefchikte bloem, onderfteunen, waarop een bes volgt. . Deze boom groeit op de Antillifche eilanden, maar voornaamlyk op Jamaika; het hout heeft, gelyk alle harde foorten van hout, langen tyd nodig om te groeijen. Om de vrugten te bekomen klimmen de inwooners op deze boomen, hakken eenige takken af; zy nemen de jonge loten , die met groene vrugten beladen zyn , welke groene vrugten zy van de takken, bladeren, en rype vrugten affcheiden; zy leggen dezelve eenige dagen, van 's morgens tot 's avonds, op een Huk ftof in de zon te droogen, alleenlyk zorgdragende , dat zy niet door den dauw bevogtigd . worden; en dat is al wat noodig is om dezelve te vervoeren en te bewaaren. Deze vrugten, in een kromhals gedestilleerd zynde, geven een zeer welriekende olie uit, die in het water doorzinkt. Men gebruikt deze beziën niet alleen om de fpyzen aangenaam te maaken, maar ook om de maag te verfterv ken , de fpys verteering te bevorderen , de •geesten te vervrolyken, en de beweging van het  ïo8 Tafereel van Natuur en Konst, het bloed te vermeerderen. De Amerikaanfcbe wöndheelers gebruiken dikwils de bladeren van -deze boomen in de baden, voor de waierzugtige beencn.en om de leden te ftooven, welke door beroerte aangetast zyn. Wilde KaNeeleoom. Deze Boom groeit voornaamlyk op Jamaika, en deszelfs bast wordt dikwils verkogt voor tien Cortex Winteranus, een bast dus genaamd naar kapitein Winter, die denzei ven, op zyne reize met Franciscus Drake, uit de Straat van Magellaan medebragt. Deze basten zyn inderdaad zeer onderfcheiden, en de waare Cori$x Winteranus is merkelyk te verkiezen hovende valfche,of de Wilde Kaneel van Jamaika , als zynde veel fpeceryagtiger en kragtiger, fchoon, by gebrek van den besten, de mindere wel als een behulp gebruikt kan worden. De ilam van den Wilden Kaneelboom heeft omtrent de dikte van den Jamaika - Peperboom, ■en klimt tot de hoogte van twintig of dertig voet; hy heeft een fraaije kruin , met veele takken en twygen nederwaards hangende; het hout is bekleed met een uitwendigen eninwendigen bast, waarvan de eerfte een fpeceryagti- gen  De Eilanden om Amerika. 109 gen fmaak , de dikte van een festhalf, 0f iets meer, en eene groene koleur heeft, doorzaaid I met eenige witte flippen en ondiepe vooren van eene donkerer koleur, in verfcheiderhande rigtingen daar door lopende. De binnenfte bast heeft de dikte van een daaler, is zagt, witter van koleur dan de buitenfte, en veel fcherper en prikkelender van,fmaak, een weinig trekkende naar dien van kruidnagelen, doch deze bast is niet lymig, gelyk de kaneel, maar droog' en kruimelende tusfchen de tanden. De bladen groeijen aan fteeltjes van een duim lengte, en zitten zonder eenig verband aan da einden der twygen; zy zyn twee duim lang, en één duim breed aan het einde, alwaar zy rondagtig zyn , terwyl zy, aan hunnen oorfprong fmal , allengs wyder uitlopen naarmaate zy het einde naderen; zy zyn van eene geelagtiggroene koleur, zagt en glinsterende, zonder eenige infnydingen rondom de kanten, en gelyken wel wat naar Laurier bladeren; de einden der twygen hebben groote bouquetten van bloemen, die elk op een fteel zitten, en een kelk aan den top hebben, geformeerd uit kleine blaadjes, waarin vyf purperkoleuriga petala ftaan. Deze bloemen worden opgevolgd door verfcheiden besfen , die de grootte van een groo-  iio Tafereel van Natuur en Konst. groote boon hebben; zyhde wat ruig, en groen van koleur, en bevattende van binnen een flymerig dun merg ; en vier witte glinsterende zaaden van een onregelmaatige figuur. Alle de deelen van dezen Boom, nog versch zynde, zyn zeer heet, fpeceryagtig, en prikkelende van fmaak, gelyk de kruidnagels; en de boom groeit in laage landen, of wilde weiden , Savannah's genaamd; men vindt denzelven egter ook dikwils aan beide kanten van den weg , tusfchen Pasfage Fort en de ftad van St. Jago de la Vega, gelyk ook op de meeste der Karibifche eilanden. De bast van dezen Boom is veel in gebruik, zo wel in de Engelfche Plantagiën als in Europa, en dezelve vordert weinig behandeling om tot het bedoelde gebruik bekwaam gemaakt te worden, dewyl daar niets anders toe vereischt wordt dan denzelven te fnyden, en in de fchaduwe te droogen. De gemeene lieden in de West-Indien bedienen zig van dezen bast voor alle andere fpeceryen, en hy wordt algemeen , (en op goeden grond,) gehouden voor een nuttig middel om de onmaatige vogtigheld van de maag te verbeteren , de fpys ver*  De Eilanden om Amerika, nr verteering te bevorderen, de winden te verdryven ; enz. Hy wordt daar , zo wel als in Europa , voor eene heilzaame medicyn befchouwd tegen de fcheurbuik, tegen taay Jymig bloed, verflapte vaten, en wordt ook by de drogisten en apothekers tot deze oogmerken, onder den naam van Cortex Wout er anus, verkogt, dewelke, gelyk wy hebben aangemerkt, niet de zelfde is, maar welks plaats hy vry wel kan vervullen. In de West-Indien wordt hy ook vermengd, en met ftaal en andere middelen gegeven. De Ridder Hans Sloane, van wien dit berigt ontleend is, zegt egter, dat deze medicyn by menfehen van een heet geitel meer kwaad dan goed doet, dewyl zy van een warmen aart is; zo men dezelve met Rum verbindt, verliest zy veel van haar onaangenaamen fmaak, en, zo zy met water gemengd en overgehaald wordt, geeft zy eene fpeccryagtige olie, die in het water zinkt, gelyk de olie van kruidnagelen. Gember. Dit is de naam van een gedroogden Wortel, dien de Indiaanen Zingibel noemen, die knobbelig, geknoopt, getakt, eenigzins plat, en zo lang  ïT2 Tafereel van Natuur en Konst; lang en dik als een pink is ; zyne zelfftandigheid is harstig, en eenigzins vezelagtig: hy is met eene graauwe en geelagtige fchors overdekt; het vleesch van den wortel is rosagtig bruin; hoe blanker het zelve is, hoe hooger het gewaardeerd wordt; de fmaak is fpeceryagtig, brandend, fcherp , gelyk de peper, en hy heeft een vry aangenaamen reuk; wy bekomen dezen Wortel, gedroogd, van de Antillifche eilanden , alwaar hy thans veel aangekweekt wordt. Men verzamelt alle jaaren de wortels van de Gember, waarop de bloemen verdroogd zyn; zorg dragende om altyd eenige fcheuten in den grond te laten, om op nieuws te vermeerderen ; en daar dit verzuimd is, of daar men eene nieuwe Gember - plantery wil aanleggen, zaait men het zaad in eene vette, vogtige, en wel bebouwde aarde. Nadat men de buitenfehors van de wortels afgefneden heeft, legt men hen in een pekel, in welken men hen een uur of twee laat weeken; hier na neemt men ze uit deze pekel of loog, en plaatst hen een langen tyd in de zon; eindelyk legt men hen op een mat, in de fcha- dU-  De Eilanden om Amerika. 113 I tfuwe tot dat zy geheel droog zyn. Zomtyd*. I/droogt men hen ook in een ftoof. '. De inwooners van Amerika, en byzonderjlyk der eilanden daar de gember valt, raspen deze wortels in hunne Soupen , in hunne !ftoofzels, en over hunne falade; zy maaken ;'er een vast deeg van, dat zy tegen de fcheur(buik gebruiken; de bewooners van 't eiland [Madagaskar, zo .wel als die van de Philippynfcbe eilanden, eeten de gember , terwyl zy pog groen is, by wyze van falade in kleine Kukken gefncden, met zout, olie en azyn; anderen gebruiken ze by wyze van eene kauwartzeny, om de kragten tot de voorteeling te vermeerderen; ook legt men dezelve, nog versch zynde, in fuiker, om by het nageregt voor te dienen; men zendt ze dus ingelegd haar Europa: de kleur is dan hoogcr of Iigter naar de verfchillende wortelen, die men gebruikt, en de wyze hoe men dezelve behandeld (heeft. De beste heeft eene flaauwe geelagfige teleur, de fmaak is genoeg bekend. De Indiaanen befchouwen de verfche Gember' als een byzonder geneesmiddel, voor de kolykpynen, fpysloop, verouderde buikloop,' XX. Deel. H win  ii4 Tafereel van Natuur en Konst. winden, fnyding en, en andere kwaaien van dezen aart; het is bekend, dat deze wortel de fpys-verteering bevordert, en het geheele ge ftel, om zo te (preken, opwindt; het zal daar aan toe te fchryven zyn, dat men haar ook de kragt toekent om het geheugen te verfterken: het is uit dezelfde oorzaak, dat zy tot de liefde opwekt. Men moet deze drogery, met alle haare goede eigenfchappen, met voorzigtigheid gebruiken; in veele geitellen zouzy, veel genuttigd, nadeelig werken. Men zegt, dat de gedroogde Gember gebruikt wordt om onder gemaalen of geitampttf Peper te vermengen, en dezelve te vervalfchen. Men geeft zomtyds den naam van wildé* Gember aan den zedoary-wortel. k ASSI A. Dit is eene al te gemeene Medicyn onde« ons, en zy wordtal te menigvuldig op de Antil4 lifche eilanden gevonden, om 'er niet eem woord van te fpreeken. Het is een harde peul J omtrent anderhalf voet lang, die een kegel-j vormige gedaante heeft , iets minder dat» «en duim dik is, en uit eene dumu boutagtigaj zelf-  De Eilanden om Amerika. n5 zelffiandigheid beftaat: zy is met een vliefje bekleed, dat eerst groenagtig is, en vervolgens donker kaftanje bruin wordt; zy fcbeidt zig, wanneer men haar met een hamer flaat, frj twee deélen, en barst open ter plagtze, alwaar zy met ftreepen vercierd is. Het binnenfte van deze peul is in verfcheii den kleine celletjes verdeeld , die door houten plaatjes van één gefcheiden worden, en vervuld zyn met een mergagtig vleesch, dat zoet en witagtig is, vervolgens geel, en eindelyk zwart,wordt; yder celletje bevat een geelagtig zaad, dat de gedaante van een platagtig hart heeft. Deze vrugt, of ftok, van de Kasfia groeit itoet trosfen; men telt twaalf, of vyftien ,van de ge; melde peulen , die als met malkander vereenigd zyn, en in afzonderlyke bundels van de takken van de kasfiaboom aan buigzaame fteelen hangen, die haar eene vrye beweging laten wanneer het waait, waar door zy,tegen elkander fchommelende, een zeker geluid maaken en afvallen. Deze vrugt komt voort van een grboten H a Boom,  n6 Tafereel van Natuur en Konst. boom, die zeer fchielyk groeit; men heeft hem in Europa en Afia maar overvloedig, gelyk ik zeide, in Amerika, op de Antillifche eilanden; men onderfcheidt hierom twee zoorten van Kasfia, de Öosterfche en de Westerfche. De Kasfia is des te beter, hoe meer zaaden zy bevat, en hoe vetter, zoeter, en zwarter( haar vleesch is. Deze Kasfia, van derzelver peul en zaad afgefcheiden, wordt gezuiverde Kasfia genaamd, en dus gebruikt. Dejooden bezaten, vóór hunne verbanning, uit Amerika, de kunst om deze vrugt, nog groen zynde, te konfyten, en daar eene aangenaame geur en fmaak aan te geven; 't zy dat dit volk het geheim daar van met zig gevoerd hebbe, of dat de grond nu flegter zy geworden, men legt de Kasfia althans zeldzaam meer in, fchoon zy dan eene nuttige, zagtelyk buikzuiverende, lekkerny zoude kunnen uitleveren. Men weet, dat de'Kasfia tot het gemelde, einde, van zagtelyk den buik te zuiveren, in de Geneeskunst met nut gebruik wordt. Sur-i  De Eilanden om Amerika. 117 S uiker. De Ouden hebben zeekerlyk het Suikerriet Rn' deszelfs fap al gekend; want Straio verhaalt, dat het riet in de Indien, zonder byën : honig voortbrengt; Pl inius zegt, dat Arabie ook Suiker geeft, maar dat die, welke in de • Indien valt, beter is; Lucanus maakt daar ook i gewag van als van een fap: Bibunt tenerd dulces ab arundine Juccos. \ Insgelyks Varro, die zegt, dat 'er honigfap uit de wortelen van het Indiaanfche riet ge: perst wordt ; Dioscorides en Archigenes •kenden zelfs, de drooge Suiker uit het riet, welke zy by een zout vergelyken, dat een vastte geftalte hadt, en 't welk misfchien een werk van de natuur was. Dit is evenwel zeeker, dat onze tegenwoordige Suiker, zo als Idezelve uit het fap van het Suikerriet bereid wordt, eene geheele nieuwe uitvinding is, welke den Ouden, onbekend is geweest. Het Suikerriet, 't welk den Ouden de na-, tuurlyke en bereide Suiker verfchafte, en ons nog verfehaft, is van verfchillende aart en H 3 foor-  n8 Tafereel van Natuur en Kokst. foortcn ; men onderfcheidt inzonderheid 1 het dunne Suikerriet van het boomagtige, 'I 't welk M ambu of B ame u heet, en van veel 1 fterkcr ftam is, zo dat daar Schuiten van ge- j timmerd kunnen worden. Ik zal deze laatlte planten hier niet befchryven, omdat zy tot myne bedoeling niet behoorcn. Dit evenwel kan ik niet met flilzwygen voorbygaan, dat 'er . buiten het Suikerriet ook eenige andere planten , zelfs onder ons, gevonden worden, welker uitgeperfte^ fap een waare Suiker geeft; de Hr. Kalm heeft een tamelyk goed aantal van Boomen en Kruiden opgegeven, uit welken, in Amerika, overvloedig Suiker gemaakt wordt, en dit beveiligen op verfeheidenerley wyzen verfcheiden andere Natuurkundigen. De Heer Du Hamel en de gemelde Hr. ■ Kalm noemen byzonderlyk het Booghout, I Acer, uit wiens fappen de Kmadia.men eene I Suiker bereiden, die byna om den voorrang! itrydt met die, v/clkc uit het Suikerriet ge- I maakt wordt; ja men heeft zelfs in Zwccden I dergelyke Suiker uit Booghout werkelyk ver- I vaardigd. Borrichius verhaalt, dat 'er aan 1 de Zeeftranden in Yfland een zeker zeegras i wast, waar uit, door de hitte der Zonne, een I me-1  De Eilanden om Amerika, iiq ■ .menigte Suiker getrokken wordt, die als zoutkorrels op het zelve 'ligt, en door de Yflan- I ders zorgvuldig ingezameld wordt, om zig |daar van in plaats van zout te bedienen. Dc ; Heer M ar g gr af heeft, door zyne fcheikundige bewerkingen, uit drie Europifche planten volkomene Suiker gekregen: De wortel ■ van witte beeten gaf uit een half pond een half lood; een half pond Suikerwortel gaf drielooden; en een half pond roode raapen twee en een half lood. Het uitnaaien dier Suiker gefchiedde door middel van den zuiverden Wyngeest, want men weet, dat de Suiker zig jniet alleen in water, maar ook (fchoon veel moeyelyker,) in Wyngeest, ontbindt. Andere ons bekende, planten geven geene zo volkomene Suiker. Uit de geele raapen kon alleenlyk een honig getrokken worden. De .Pastinake, of witte wortel, geeft weinig. Het berkenfap geeft ook een zoet zout, hetwelk veel meer een Manna dan een Suiker is. De gedroogde Druiven of Rozynen geven, als zy geweekt, geitotcn, uit geperst, gezuiverd,en tot een Syroop gemaakt, zyn, eene zoort van Suiker, en het fap des Bloefems van eene der H 4 groot-  'ïso Tafereel van Natuur en Konst. grootfte Amerikaanfche 'Aloës bevat ook wat "Suiker, doch dezelve verfchilt van de waare Suiker. Wy moeten dan hier byzonderlyk van het Suikerriet, of de arundo faccharifera, 't welk zo menigvuldig op de Amerikaanfche eilanden geteeld wordt, fpreken; het is dit riet, uit het welk men dat aangenaame en gezonde Zout bekomt, het welk onder den naam van Suiker, zo wel bekend, cn in alle werekjdeelen in zulk een algemeen gebruik is. Dit riet fchiet ter hoogte van negen of tien voeten op; het heeft eene groene kleur,die op het geel trekt, de knoopen die vier vingeren breedte van malkanderen ftaan, zyn voor een gedeelte witagtig; de fteel onderfteunt aan zyncn top bloomen , welke naar die van het gemeen riet gelyken. Het groeit natuurlyk in alle warme landen van Amerika, en wordt byzonder op de eilanden veel geteeld; het bemint de vette en vogtige gronden. De planting van dit riet gefchiedt zeer gemaklyk; men legt de rieten in vooren, en zy brengen uit yderen knoop fcheuten voort. Ten einde van tien maanden is het Suikerriet tot  De Eilanden om Amerika, iat tot rypheid gekomen ; men kapt het af, werpt de bladeren weg, en verplet de rieten onder rollen van zeer hard hout zy geven , door dit middel, een zoet en lymerig vogt uit, 't welk men honig van Suikerriet noemt; men kookt dit, tot dat men het met draaden trekken kan, men verzuimt geen tyd om dit kooken te verrigten, want ten einde van vier - en - twintig uuren wordt het fap zuur, en zelfs, zo men het langer bewaarde, zou het in een Herken Azyn veranderen: wcshalven men ook de tafels, rollen, en al wat tot het pletten en perfen, van het riet gebruikt wordt, tweemaal daags moet afwasfchen, om alle beginnende verzuuring voor te komen. Terwyl het gemelde vogt kookt, giet men «er van tyd tot tyd water by; men fchuimt het onderwyl, en dit fchuym dient om het Vee te voeden. Om de Suiker nog meer te zuiveren giet men 'er een fterke "loog van houtasrche en levendige kalk by, en men houdt geftadig met fehuimen aan ; vervolgens zygt men het vogt door een ftuk ftof;. de droesfem dient op eenige plaatfen om de ilaaven of varkens te voeden, anderen mengen dezelve met water, ©m te gisten, waar na zy 'er eene zoort van H 5 Wyn  122 Tafereel van Natuur en Konst. Wyn van bereiden ; men laat dit gekleinsde vogt weder opkooken, en bedwingt de geweldige opborreling, door eenige druppen Olie. Men houdt deeds alle gereedfehappen wel zuiver, want de geringde hoeveelheid van zuur geworden fap zou de genoegzaame verdikking en krjstalfcbicting, die men thans bedoelt, beletten; men giet dat vogt, nog warm zyndc, in aarden vormen, die de gedaante van een hollen kegel hebben , waar in van onderen eene epeningis, die eerst met firoo, linnen, of iets anders, tocgedopt en naderhand geopend wordt, om dan de Syroop, die nog in de Suiker is, gelegenheid te geven van uit te lopen. Alle de volgende bearbcidingen namelyk, die men in de bereiding der Suiker bezigt, ftrekken alleen daar toe, om het gekrystallizecrde zout te ontdoen van die Syroop of honig, die zig' niet laat krystallizecren. Men giet, ten dien einde, in het opperde gedeelte van de gemelde potten, een dunne pap, van eene witte kleiagtige aaide gemaakt; het water van deze pap, met de fynde aard - deeltjes beladen , dringt door de Suikerklomp, en trekt het honigagtig fap tot zig. De  De Eilanden om Amerika. 123 De Suiker nu, na verloop van eenige dagen, gedroogd zynde is tot een klomp by een geftremd, en heeft een rosfe kleur; men noemt haar alsdan roode aartagtige Suiker; zo zy een witagtige graauwe kleur heeft, en uit vryfbaare Hukken beftaat, krygt zy den naam van middelbaare Moscouade of Moscovat; deze grove Poeijerfuiker nu is de ftof, waar van men alle foorten van Suiker bereidt. Nadat de Moscovat ten naasten by dezelfde bereidingen op nieuws ondergaan ■ heeft, is zy van het vroeger gemelde honigagtig fap, of de Syroop , gezuiverd , en is als dan dat geen, dat men Cajfonade, of Cajionade, noemt, waar van de befte wit en droog is, en een violetreuk heeft. De Caftonade zelve op die wyze, als gemeld is, of wel door het wit-van eijeren of osfenbloeJ, gezuiverd zynde verfchaft de geraffineerde Suiker,de fyne Suiker, de Broodfuiker, kanarie Suiker, of Konings - Suiker. Deze wordt dus genoemd, om dat men geen zuiverer,witter, cf glansryker, vervaardigen kan. Wanneer deze Suiker zeer droog is, geeft zy een foort van geluid, wanneer men 'er met de vingers op (laat; zo men haar met een mes in icn donker wryft of flaat, geeft zy eene phos- pho-  124 Tafereel van Natuur en Konst, phorifche glans van zig. Twaalfhonderd ponJen geraffineerde Suiker, leveren niet veel meer dan zes honderd ponden Konïngs - Suiker uit; hierom doen eenige Suiker Raffinadeurs en Kooplieden, de fchoone geraffineerde Suiker voor heele, of ten minllen voor halve Kor.ings Suiker doorgaan. De Syroop, die uit de vormen vloeit, kan tot geene grootere dikte gebragt worden dan tot de zelfllandigheid van honig; hierom noemen de Franfchen dezelve Honig van fuiker; zonmiigen laten haar gisten, en trekken 'er, door overhaaling, een brandendengeest uit, die dan Rum genaamd wordt. . Wat de Kandy fuiker betreft, men laat dezelve , na dat zy de noodige kookingen ondergaan heeft, in koperen potten, daar allerwegen dunne draden door lopen, kryilallizeeren;men heeft \\:tte, en bruine, en van de middelkleuren , n:sfchen die twee uiterftcn. Dit verfchil fpruit waarfchynlyk uit de foorten van ruwe Suiker, welke men daar toe gebruikt, doch voornamelyk uit de meer of min herhaalde of volmaakte bereidingen, die men dezelve doet ondergaan. Men  De Eilanden om Amerika. 125 Men dryft in Holland een aanmerkelyken Koophandel in Suiker van allerlei zoorten, en byzonder in die der Oost - Indien, van Brazil, Barbados, Antigoa, St. Domingo, Martinique, Suriname, Esfequebo. De Braziliaanfche Suiker is zo wit niet, maar veel vetter en olieagtiger dan die van Barbabos, van Jamaika, en St. Domingo. Het grootfte gedeelte der Suiker, die in de Franfche volkplantingen valt, wordt thans daar geraffineerd, en in dien ftaat verzonden.Men heeft aangemerkt, dat het by de Engelfchen,zo wel als by de Franfchen, eene kwaade ftaatkunde is geweest, dit rafineeren in de Koloniën te hebben toegelaaten , doch dat onderwerp is buiten ons beftek ; ik zal hier liever aanmerken, dat wy uit Frankryk, van Orleans, eene foort van Suiker krygen< die niet zo volmaakt wit is als de Hollandfche en Engelfche, maar die, in vergoeding, fterker zoet, om dat zy minder van haare honingagtige deelen beroofd is; men merkt een dergelyk verfchü op tusfchen de Casfonade en de geraffineerde Suiker. De Suiker, die uit Egypte over Caïro komt, wordt voor zoeter en aangenaamer dan de Amerikaanfche gehouden. Hoe groot de trek van Suiker in Europa is. kan  126 Tafereel van Natuur en Konst. kun men onder anderen hier uit opmaaken, dat, volgens de uitrekening van Beowij, Jamaika alleen binnen vier jaar tyds vyf maal honderd twee-en-veertig duizend, negen honderd, en tagtig Centner Suiker opbrengt; en wat is Jamaika alleen, fchoon een voortreffelyk eiland, in vergelyking van alle de Engelfche, Franfche, Portugeefche , Dccnfche, Nederlandfche ,eilanden, en bezittingen, in Amerika, ik zwyg nu nog, van de Suiker die uit ACa komt. Wat moet men nu van de Suiker, ten opzigt van de gezondheid, denken ? Het maatig gebruik van de Suiker kan zeer nuttig zyn, want zy ontbindt de flym, en bevordert derzelver ontlasting; zy verzagt de fcherpe ftofFen, door de fcheiding der olieagtige deelen van de wateragtige deelen te beletten , gelyk , onder anderen, ten klaarften daar uit blykt, dat men, met een weinig Suiker in, eene kar-n te doen, volftrekt beletten kan Boter te karnen, dat is te zeggen, de olieagtige of boter-deelen der melk van de waterige deelen af te fcheiden. Dus werkt de Suiker als een zeep in de maag, en in dit opzigtis zy ook  De Eilanden om Amerika. 127 opk goed tegen het zuur. Wanneer men een ftukje Suiker na den maal tyd gebruikt, als men veel gegeten heeft, zo bevordert dit de fpysverteering; De Suiker inBrandewyn gefmolten zynde is een zeer wondheelend middel, en wederftaat de verrotting; de Kandy-Suiker,tot poeder gefloten, en in de oogen geblazen zynde, neemt de vlakken van het hoornvlies weg. Om de vooroordeelen, die zommigen nog tegen de Suiker voeden, geheeilyk te verdryven , zal ik dit artykel met eene lyst van ondervindingen, welke de Heer Unzer aanhaalt, befluiten. „ De Hertog van Beaufort „ at, veertig jaaren lang, dagsfyks een pond „ Suiker en daar over, en hy leefde zeventig ,, jaar, alle zyne ingewanden en tanden waren „ volkomen gaaf en gezond. De honderd jaari„ ge Malory beftrooide alle zyne fpyzen ,-, en geregten.zo we! ais fruiten, met Suiker. „ De tagtig jaarige Hoefman was een groot „ liefhebber daar van. Kalm zegt van de „ wilden in Kakada, dat zy hunne boog(, hout-Suiker zeer rykelyk gebruiken, en op „ het brood eeten > en dat het meel van Maïs „ eii booghout Suiker hunne krsgt-fpys is, waar  128 Tafereel van Natuur en Konst; „ waar van zy, op reis gaande, flegts een zak ,j vol mede nemen, welke men bekwaamelyk „ onder den arm dragen kan, en van welke „ hoeveelheid een mensch twee maanden kan „ leeven. Piso verhaalt van de Braziliaanen, „ dat zy de fterkfte kacrels waren, veekyds „ zeven voeten lang, en dat zy vóór de aan„ komst der Europeaanen meest al zeer oud „ wierden; ja op hun honderdfle jaar een „ Europeer van zestig in kragten niet behoef„ den te wyken , fchoon zy.nict anders dan „ Maïs, of zo genaamde Turkfche Tarwe, „ Suiker, en Oranje Appelen gegeten hadden; „ de Negers, die vlugten , zuigen het merg uit „ het Suikerriet, tegen den honger en dorst, „ en zy bevinden 'er zig wel by." Na zulke voorbeelden dunkt rgy dat gezonde lieden niet zo bang voor een maatig gebruik van de Suiker behoeven te zyn. Meh mag, dunkt my, byzondertyk raadeit aan lieden, die al te vet worden, Suiker te gebruiken, op den zelfden grond, dien ik ftraks heb aangeroerd, dat dit zout namelyk.de olieof vet-deeltjes met de vogten verbonden houdende, dezelve hier door belet zig af te fchetden, en zig als een nutteloozen klomp in den  De Eilanden om Amerika. 129 " iden vet - rok te plaatfen; om dezelfde reden moeten dan magere, galagtigj, en uitteerendé lieden de fuiker zeer maatig gebruiken. Laat óns hiér eindelyk by Voegen, dat de duiker eene byzondere eigenfchap heeft om fde bederving of verrotting te verhoede 1; eii dit is zeeker eene allergunfliglte aanpryzing; BECHERj prees haar al in dit opzigtj zy beevaart geheele dieren, die daar in gedoopt, of fmede toegemaakt worden, voor het bederf, en dringt tot in derzelver gebeente door; meri kan het vleesch van Wild, zelfs in de grootste zomerhitte,voor bederving bewaaren door het flegts met fuiker te beftrooijen, en inen bemerkt, dat de fuiker zulk vleesch liglér in gewigt maakt, en 'er een menigte tappen" uittrekt; hier in overtreft zy wezenlyk, anIdere zouten en fpeceryeri, en dit blykt by^ori' iderlyk uit haare werking in de vrugten, die lfanders door geen zout goed bewaard kimden Ivorden, en welke zy alleen góed houdt. Meii 'kan hier uit befluiten, dat de fuiker het bë*dérf onzer vogten wederftaat; en wac is-dit fhiet eene Loffpraak! - XX Deel. 1 Reu-  130 Tafereel van Natuur en Konst, R o u c o u. Ëen voornaam voortbrengzel van de Ame-1 rikaanfche eilanden is de Roucou ; dit is eene 1 roode verfftofFe, waarin de witte wol, die', geverfd zal worden, vooraf altyd gedompeld wordt, welke kleur men haar ook naderhand^ wil geven. De boom,die deze loog verfchaft, heeft een rosten of rosagtigen bast, groote,. Kerke, harde, en donkergroene, bladen; hy! groeit zo hoog als de Pruimboom, en is digter getakt; zyne trosfen van Bloemen, vry gelyk aan de wilde roozen, worden tweemaal 's jaars opgevolgd door vrugten, minder groot dan de kaflanje, maar even eens met punten: bezet;deze basten, of peulen, bevatten kleine zaaden of korrels, met een inkarnaat rood vliesje bekleed, en 't is dat vliesje, 't welk de] Roucou uitmaakt. Plet is genoeg, dat een van de agt of tierfi peulen, welken ydere bos bevat, zig van zei-: ven opene, om dezelve alle te kunnen pluk-^ ken; men neemt 'er de korrels uit, die ter-^ ftond in groote bakken met water gezet wor-: den om te gisten, en eene eerite ontbinding te krygen. Zo dra de gisting begint, plet mer| de.  De Eilanden om Amerika, yii de zaaden of korrels, verfcheiden maaien mee houten (lampers, om 'er het vliesje geheel af te krygen; men ilort vervolgens dit geheele mengzel in zeeften van gevlogtcn teenwerk, waar door het water uitloopt, en de dikke zelfltandigheid te rug gehouden wordt. Het vogt, dat drabbig, roodagtig, en Hinkende is, wordt in yzcre ketels gedaan om te kooken J naarmaate het kookt, komt 'er een fchuim op, die afgefchuimd en in groote platte bakken bewaard WQfdt; wanneer het vogt geen fchuim meer geeft, wordt het overfchot als nutteloos weggeworpen, en het fchuim, dat men uit de ïtctel heeft gefchept, daar weder ingeftort. Dit fchuim , 't welk men tien of twaalf uuren laat kooken, moet geduurig met een houten fpatel omgeroerd worden , om niet aan de ketel aan te zetten en zwart te worden. Na dat het genoeg gekookt, en wat hard geworden, is; fchept men het op planken , waarop men het laat koud worden. Men fnydt deze zelfflandig= heid vervolgens in brooden of brokken, van twee of drie pond, en men verzendt, of gebruikt, haar in die gedaante. i 2.  13 a Tafereel van Natuur en Konst* Indigo. De Indigo is hec verdikt fap van de bladeren en deelen van eene plant, welke de Spanjaarden Anü noemen ; zy groeit in Brazilien, en op verfcheiden eilanden, byzonderlyk St. Domingo; zy is omtrent twee voeteii hoog, haare bladeren zyn rond, vry dik, klein, en groenagtig, haare bloemen gelyken naar die van roodagtige erweten; op deze volgen lange cn omgekromde peulen, welke langwerpige en lyfkleurige zaaden bevatten. De geheele plant heeft een bitteren en prikkelenden fmaak ;zommigen willen, dat zy tot de foort van haanekammetjes behoort, die eerst niet hooger dan twee en een half voet opfchieten, maar die, wanneer men haar niet affnydt,de gedaante van heester aannemen, en een groot getal van takken voortbrengen. De Indiaanen zeggen, dat de Anil wond-heelende en hoofd-verlterkende is. De kooplieden onderfcheiden eenige foorten van Indigo: de befte en meestgeachte is die, welke men Indigo Guatumala noemt. Zy moet ligt, zuiver, en niet hardt zyn, op het water dryven, ontbranden, en byna geheel verteerd wor-  De Eilanden om Amerika. 133 worden. Haare kleur is fchoon blaauw; wanneer men haar op den nagel wryfc, blyft 'er eene ftreep agter, die de kleur van oud brons nabootst. Het geen men Javaansch blaauw noemt, is een Indiaansen blaauw, dat de Hollanders met de Indigo bereiden. Men kweekt veel Indigo in de Franfche Volkplantingen : dit is zelfs een der befte voortbrengzelen van Amerika, doch te gelyk een der tederfte; zy vordert een goeden grond en veel oplettenheid van den aankweeker. De grond moet vlak, gelyk , vogtig, en zeer vet zyn. De Indigo wordt in vogtig weder, in voortj'es, of holletjes, gezaaid, die in een regte lyn gemaakt, een voet van malkanderen verwyderd zyn, en drie duimen diepte hebben. De Negers, die dezelve zaaijen, plaatfen tien zaaden in yder holletje, welke zy zorgvuldig met hunne voeten bedekken; men ziet de plant gemeenlyk zes dagen hierna opkomen. Men moet het onkruid zorgvuldig uitwieden; ten einde van twee manden ]im de indigo gefneeden worden; men ontdekt dit, wanneer dc blaadjes zig gemaklyk laten verbreken, tel 3 vens.  ï§4 Tafereel van Natuur en Kunst. vens uit hunne levendige en donkerachtigë'' kleur; men fnydt de Indigo by vogtig weder;: de plant kan twee jaaren duuren ; men fnydt haar met fikkels af, en men doet de afgefneeden planten in groote Itukken lynwaad, om haar naar het werkhuis te brengen. Wanneer de Indigo vóór haare ryp'héid , afgefneeden wordt, geeft zy een veel fchooncr kleur uit, maar de hoeveelheid is minder; zo zy te laat gefneden wordt, verliest men nog veel meer, en men krygt eene Indigo van eene flegte hoedaanigheid. Deze plant,zegt de Heer Prefontaine, in zyn mufeum msticum van Cayenne, is aan een foc-t van rupfen onderhevig, welke vliegen, zig daar als wolken op nederltorten, en haar in korten tyd geheel verdelgen. Dit Infekt is zeer gemeen, en vooral op ft. Domingo: De eenige toevlugt van den Planter is om zyne Indigo in den Haat, in welken zy is, aftefnyden; men werpt haar in het water met de rupfen, welken men door dit middel daar van affcheidt. Men maakt, om deze rupfen te verdelgen , nog gebruik van eene andere bandelwys, welke vry zonderling zal fchynen. Zo ras de Indigo daarvan aangetast is, laat men de Varkens,  De Eilanden om Amerika. i%$ 'kens loc-pen op de akkers, op welken deze plant groeit. Deze dieren fchudden met hunne fnuit aan de deelen, en doen de rupfen ter aarde vallen, welken zy met greetigheid verflinden. Men moet, om de Indigo te bereiden, drie kuipen hebben: de eerde wordt Week-kuip, de tweede Slag-kuip, en de derde Zink-kuip, genaamd. Het is in deze laatde, dat het vogt, uit de twee eerden komt, bezinkt, en dat de Indigo dus tot volmaaktheid komt. De bereiding bedoelt om de- plant in de eerde kuip te weeken; in deze gist zy, en maakt het water, daar zy in daat, blaauw. Daarna wordt het in de tweede kuip overgedort, en door middel van eene ronddraai] en de fpil geroerd , tot dat de kleurende en ontbonden deelen tot kleine korrels zamen drammen. De behendigheid van den werkman, of opzigter, " bedaat daar in, dat hy het regte tyddip weetwaarteneemen; hiertoe tapt men, terwyl de Negers roeren , een weinig van het water uit de kuip in een glas, en men ziet of de deelen zig affcheiden, dan of zy nog met het vogt vereemgd zyn ? In het eerde geval moet men ophouden met roeren ; in het tweede moet men I 4 daa?  J3$ Tafereel van Natuur en 2^onst. daar mede voortgaan. Wanneer de bewerking volbragt is, wordt het water helder, en de droesfem zinkt naar den grond. Men laat het water wegloopen, en de droesfem, of de flykagtige ftoffe, valt in de derde kuip neder, alwaar zy zig vast zet. In dezen (laat fchept men de Stoffe op met een lepel in zakken of koufcn van eene kegelvormige gedaante, van de langte van vyftien of twintig duimen, op dat de vogtigheid zou kunnen uitwaasfemen, en de Indigo de zelfsflandigheïd, van een deeg verkrygen. Men ledigt deze koufcn dan in vierkante of langwerpige vormen, welke twee pf drie duimen diepte hebben : men droogt de Indigo vervolgens in de lugt op een overfchaduwde plaats: Eene te groote vogtigheid is haar fchadelyk, want zy zou hier door bederven, en in de zon verliest zy haare kleur. Eindeiyk fnydt men yder dezer broodjes in vier ftukken, en zendt haar dus naar Europa om de. doffen blaauw mede te v.erven. Vis-  De Eilanden om Amerika. 137 Vermiljoen. Men bekomt van de Philippynfche eilanden Veel Vermiljoen, die booger van kleur is dan alle die, welke men van elders bekomt. De Vermiljoen weet men, is de tot poeder gcbragte Cinaber; en deze is in zekeren zin de meest bekende kwikzilver-ertz, die, door .-.eene toevallige en nattmrlyke werking, in de onderaardfche holen vereenigd is geworden met een vierde gedeelte van haar gewigt, of zelfs met nog grootere hoeveelheid, van meerder, of minder zuivere zwavel; en die vervolgens door de onderaardfche vnuren is opgeheven, en, tegen de gewelven der mynen, welken .deze opklimmende dampen fluiten , aangeflagen, zig daar vastgezet heeft, of, zo als de fcheikundigen het uitdrukken , die rin dezs mynen, en tegen deze gewelven,gefublimeerd is. De natuurlyke Cinaber is meerder of minder zuiver, vast en zaamgepakt, zy heeft gemeenlyk eene roode kleur als die van gebakken fteenen; zelden is zy leevendig rood, zomtyds heeft zy de kleur van bloedfteenen. Die verfcheidenheid van kleur, hangt af van de verfchillende evenredigheid der aardagtige of ongelykflagtige deelen, waarmede het Vermiljoen vermengd is. I 5 DIE-  138 Tafereel van Natuur en Konst, DIEREN, VOGELS-, VISSCHEN, AMPHIBIA, 1NSEKTEN. Geiten en Bokken, op Juan Ferm and-es Eiland. Men vindt, wegens Juan Fermandes eiland, by verfcheiden Schryvers gemeld, dat 'er eene; menigte van Bokken en Geiten op dit eiland valt; men kan hun verhaal niet betwisten, zegt de Heer R i c n a e d W alt-eb, naardien de Boekaniers, of Vrybuiters, die voorheen in deze zeeën zworven, dikwils op dit eiland geweest zyn. Byzonderlyk verdient hier gedagt te worden, dat zeker Schot, Al ex ander Seï-kir'k genaamd, (waarvan wy in ons berigt van Zuid Amerika, eenige melding gemaakt hebben) op dit eiland afgezet, en daar eenige jaaren in eenzaamheid leevende, en naderhand daarvan verlost, verfcheiden opmerkclykc omhandigheden van zyn eenzaam leven verhaalde, ender anderen , dat hy menigmaal meer Geiten of Bokken veng dan hy noodig hadt, in welk geval hyveeityds hunne ooren tekende.cn hen voorts in viyhcid liet lopen. Dit was, zegt da Heer Walter, twee - en - dertig jaar voor paze komst aan dit eiland gebeurd; nu geviel bet,  De Eilanden om Amerika. ig£ het, dat de eerite Bok, die dcot- ons volk, na dat zy geland waren, gedood werdt, aan :zyne ooren was opgefchenrd, waaruit wy be-' 'floten, dat het dier ongetwyfFeld onder de handen van Selkhk geweest was. Dit was waarlik een Bok, die eene aanzienlyke vertooning [maakte, hy hadt een ongemeen langen baard, [ en veele andere tekenen van eene eerwaardige ; grysheid. Gedunrcnde ons verblyft aan dit eiland , vervolgt gemelde Reisbefchryver, trof: fen wy ook anderen aan, die eveneens gefcheurd waren. • Maar het groot getal van deze dieren , waar van vorige Reizigers fpreken, is thans merkelyk verminderd; want de Spanjaards, onderrigt van het nut, dat de Boekaniers hadden van den voorraad dien het Geitenvleesch hun ver-. jfchaftc, hebben hun werk gemaakt van deze [ dieren uit te roeijcri, ten einde hunne vymden van dit voedzel te berooven. Met dit oogmerk I hebben zy veele groote honden aari den wal gezet, die van tyd tot tyd zyn aangegroeid en de Bokken tot ongenaakbare deelen van 't land bepnalJ. hebben; zo. dat zig nu alleen een klein getal ophoudt tusfchen de rotfen en fteil- i lens;, daar de honden hen niet kunnen volgen.  140 Tafereel van Natuur en Konst, Zy verdeelen zig in byzondere kudden; eikevan twintig of dertig fluks; die zig als in byzondere fterktcns onthouden, en zig nimmer onder malkanderen vermengen. Hier door vonden wy het ongemeen moeijelyk om hen te dooden, en egter waren wy zo graag naar hun vleesch, dat wy alle hunne kudden hebben na-, gefpoord, en wy gelooven, dat, zo hun geheel getal by malkander gerekend werdt, zy op het gantfcbe eiland bezwaarlyk tweehonderd zouden uitmaaken. Het geviel eens, dat wy gelegenheid hadden om een gevegt tusfchen deze dieren en een goed getal honden te aanfehouwen. Wy zagen eenige honden zeer fnel lopen; nieuwsgierig om te weten welk Wild zy nafpoqrden, bemerkten wy wel ras op den top van een heuvel eene kudde Geiten, die zig daar fcheen geplaatst te hebben , om de honden af te wagten. Hier was een eng pad, ter wederzyde met fteiltens omringd, waarop de voorvegter dezer kudde zig geplaatst hadt, biedende zyne vyanden het hoofd, terwyl alle de anderen Geiten Sgter hem op eene groote vlakte ftonden. Dewyl deze plaats nergens genaakbaar was dan daar deze voorvegter i1.il hield, dorften. de bon,--  Dë Eilanden om Amerika. 14.x honden, hoewel zy met ongemeene (helheid tegen den heuvel opliepen, wanneer zy op een kleinen afftand by hem gekomen waren, niet verder voorttrekken, want hy zou hen zeeker]yk van de fteilte hebben doen tuimelen; zy verlieten dan hunne jagt, en gingen ftil op den grond liggen, heigende naar hunnen adem. De Pelikaan. Dit is een Vogel, die de grootte van een Zwaan heeft; zyn neb heeft byna dezelfde 'breedte in zyne geheele uitgeftrektheid, en ï» negen of tien duimen lang; hy is aan het einde gekromd en aan den kop zeer dik, alwaar hy negen duimen in omtrek beflaat. De zyden van dezen neb of bek zyn fnydende; het bovenftuk van denzelven is gewoonlyk vleescbkleurig; het onderftuk beftaat uit twee deelen, die aan het voor-en agter-einde vereenigd zyn, en tusfchen beiden eene opening van omtrent drie dyncn laten, aan welke een zak vastgehegt is. Deze twee deelen van het onderftuk zyn zo buigzaam als balyn \ zodat zy gemaklyk van elkinderen wyken en zig weder fluiten , 't welk maakt, dat de Visfchen in dezen zak, daar wy ftraks nader van fpreeken zullen, ingebragt zyn-  142 Tafereel van Natuur en KoNsfjjti zynde, daar in blyven moeten, tot dat de Vo-jfj gel denzelven weder goedvindt te openen. Aan de twee deelen namelyk van het pjH derftuk hangt een wyde zak of beurs, welke* men ook eene foort van blaas zoude kunnen! noemen, als zynde van eene vliezige zelfftan-J digheid; deze zak is niet met vederen maar! met zeer kort zagt hair als fatyn bedekt, hel-J der grys, met flippen , ftreepjes, en golfjes vanl verfcheidenerley kleuren zeer fraay getekend en verfierd. Schoon deze zak zeer groot is naar evenredigheid van des Vogels lighaam, in zo verre, dat men in 1745- te Londen eene Pelikaan levendig voor geld heeft laten kyken , in wiens krop men zegt, dat de Oppasfer zyri hoofd konde fteken, is het egter zeeker, dat de opening van den zak, door de ftraks gemelde twee deelen van het onderftuk gemaakt, op verre na niet toereikende is om zul-l ke brokken door te laaten, zelfs niet om die van minderen omtrek, gelyk groote Visfchen j I ja een klein Kindje,'t welk men insgelyks ver-I zeekert in de krop van een Pelikaan gevondert I te zyn , doortogt te vergunnen; doch wy heb-1 ben reeds gezegd, dat de deelen van het on-| derftuk des beks zo buigzaam zyn als balyn.enl dus  De Eilanden om Amerika. 143 dus medegeven kunnen; hier komt by, dat de zak zelf, of het vlies, waaruit dezelve beftaat, ■lerkragtig is, en zig aanmerkelyk kan uitzetten : want terwyl dezelve ledig is, is zy niet' ■zeer merkbaar , maar wanneer de Vogel eene overvloedige vischvangst vindt, flaat men verwonderd over de menigte en grootte der visfchen , die hy daar in kan bergen ; het eerde namclyk, dat hy verrigt, wanneer hy vischt, is, dat hy zyn zak opvult, waarna hy op zyn gemak zoveel doorzwelgt als hem lust, en hy komt dezen zak weder opvullen, zodra dezelve ledig is, en de honger hem begint te dringen. Om nu den gemaklyken ingang der Visfchen door de naauwe opening van den zak te bcgrypen, moet men onderdellen, zegt de Heer Perreault, dat, wanneer de visch door het bovenduk van den belfgedrukt wordt, hy van zelf de twee deelen van het ondexduk, aan welken de zak vast zit, doet verwyderen, ingeval de visch grooter is dan de opening, of de ingang, van den zak. De gemelde Akademist voegt 'er by, dat deze verwyding, die niet dan bezwaarlyk door de fpieren fchynt te kunnen gefchieden, eenig ander middel, de drukking nameiyk, noodig heeft wanneer  144 Tafereel van Natuur en Ronst; neer de brokken, die de Pelikaan inzweigéd groot zyn. De Pelikaan behoudt eenigen tyd zyn voedzel in dezen zak, voor dat het in de maag! overgaat, dit is gemeen aan alle Vogelen die een ki,op hebben, in welke zy het voedzel be-i waaren, 't welk zy in groote hoeveelheid neemen, wanneer zy daar gelegenheid toe vinden , om het naderhand in rust door te zwelgen, of om 'er hunne jongen mede te voeden. Maar dit laatlte is eene byzondere eïgenfehap van den Pelikaan, als roof-vogel befchouwd, waarin deze zig van de andere roof- vogelen onderfcheidt, die het voedfel alleen in hunnen bek en klaauwen aan de jongen brengen. De Vader Lab at zegt, dat de Amerikaanfche Pelikaan of krop gans mede naar onze Europeaanfchê Ganzen geiykt; zyn kop zegt hy, is aan beide einden platagtig en zeer dik, in één woord, zo als vereischt wordt om een bek te onderfchragen, die twee of drie duimen breed, en een half voet of daar omtrent ( lang is; maar zyne oogen zyn zeer klein in vergelyki.ig van zyn kop ; hy zegt ingelyks.dat de beide Hukken van zyn bek met dunne en fcher.  De Eilanden om Amerika. 143 icherpe tanden, by wyze van een zaag, bezet •zyn, 't geen de Heer Perrault in twee Afrikaanfcbe Pelikaancn , welke hy ontleed heeft, niet heeft gevonden; doch dit kan ligtelyk een verfchillend maakzel in verfchillende werelddeelen zyn: gelyk men zo aanltonds zien zal, dat omtrent de grootte van den Vogel , en byzonderlyk van deszelfs bek, ook een aanmerkelyk verfchil moet plaats hebben: ik tnoet eerst nog een woord van den kop, en byzonderlyk van den zak zeggen. Dezelve hangt op de krop af, aan welke hy^ gelyk mede langs de keel, door kleine vliezen vastgehegt is, om het flingeren te beletten. Deze zak is een dik en vet vlies, dat veel overeenkomst met leder fcbynt te hebben. In lighaamsgeftalte gelykt deze Vogel veel naar een Gans, maar is veel grooter. De Heer Brisson bevondt de langte van eene; die in bet kabinet van de Reaumur opgezet was, sver de vyf-voeten, waarvan de bek omtrent inderhalf-voet uitmaakte, en de Haart zevert iuimen ; zo dat 'er drie voeten voor den kop; len hals, en 't lyf overbleef. - XX. Deel. K Adan-  146 Tafereel, van Natuur en Konst. Adanson meldt in zyne befchryving vaal Senegal, van gehêele troepen van PelikaanenJ In de Franfche West-Indien gebruikt men de_4 zelve om voor de menfehen te visfchen, en zy hebben daar den naam van Grand Gofier. Zei ker Dominikaan, een Confrater van Lab at A verhaalt, dat hy 'er, op de West - Indifche eü landen, een gezien hadt, die zo tam, en doojf de Wilden zodanig afgcrigt, was, dat hy, nadat men hem met Roucou hadt rood gemaakt ora hem te onderkennen, des morgens op de viscb| vangst uitging, en des avonds te rug kwam met zyn zak gelaaden, waar uit zyne meesters] hem, wat hy te veel hadt, deeden overgevenJ om dat zelve ter fpyze te gebruiken. Gemelde Pater berigt ons verfcheiden by-j zonderheden aangaande deze Vogelen. Hjj hadt twee jongen aan een ftokje vastgebonden J die door de moeder gevoed wierden, welke] des nagfs boven haar op den tak van een boom) fliep. Wie zou gedagt hebben, zegt Labatl dat deze groote Dieren, met hunne breedeGanj zen pooten, verkiezen zouden, zig op üe tak-i ken der boomen neer te zetten om hunne rusa te nemen ? Het  De Eilanden om Amerika. 147 , Het is een logge ongezellige Vogel; zy vangen zomtyds de visch gelyk de Meeuwen, al vliegende en duikelende, doch hunne traagheid in 't vliegen maakt hen daartoe niet zeer bekwaam. De wyfjes leggen en broeden haare eijeren op den platten grond, zonder een nest te maaken: Labat vondt 'er een, dat op vyf éijeren zat, en de moeite niet wilde nemen van op te ftaan, toen hy voorby ging, gevende hem alleenlyk eenige Itooten met den bek, ;en fchreeuwende toen hy het wilde doen opftaan. Zy brengen den geheelen dag, uitgezonderd wanneer zy visfchen, naar alle waar'fcbynlykheid met flaspen door; hun kop leunt" Ha dan met hun langen en breeden bekopceniige vastigheid: zy veranderen niet van ftand, ;voor dat zy door honger daartoe geperst worden. Hun leven, zegt Labat, is in drie tydsperken , of verrigtingen verdeeld : zy zoeken ■hun voedzel, — zy ilaapen, — of laten alle :.oogenblikken hoopen drek, ter groote van ;een handvol vallen , — zy zyn in der daad zeer : onrein. De Amerikaanen dooden dezen Vogel minder om zyn vleesch, 't welk taay, traanig, en igansch onfmaaklyk is, dan om den zak te K 2 kry-  148 Tafereel van Natuur en Konst. krygen , waar van men gebruik maakt als een Tabaks zakje of Geld-beurs. Nadat die zak van des Vogels bek en hals is afgefneeden, wordt dezelve met zout en asch of met aluin beftroid, en vervolgens tusfchen de handen met olie gewreven, om hem lecnig te houden. Beter is het hem te bereiden , gelyk Lammerenvelletjes; dan krygt hy de dikte van Parkament, en blyft zeer zagt. De Spaanfche vrouwen heilikken de zakjes met gouddraad en zyde, zo kunstig, dat zy in kostbaarc beurzen veranderen. De Pelikaan fchynt een zeer langleevende Vogel te zyn. Men heeft 'cr in des Koning* Menagerie te Verfailles verfcheidehe gehad, waarvan geen in minder dan twaalf jaaren tyds geftorven is. De Ouden fchryven hem een leeftyd van tagtig jaaren toe: men ziet, in een brief van Culmanhus aan Gesrter, dat een tamme Pelikaan tagtig jaaren in het Paleis van Keizer Maximiliaan oud geworden is. In den jaare lóyo. wierdt 'er op de Leidfche Kermis een vertoond , die gezegd wierdt vyftig jaaren oud te zyn, zynde aan kop en -hals, door ouderdom , reeds grys geworden. Anderen willen , dat zyn lecf.yd, gelyk die der Zwaanen, zig  De Eilanden om Amerika. 149 zig o^-er de honderd jaaren zou uitllrekken, doch hieromtrent is het bezwaarlyk eene naauwkeurigo bep.ialing met genoegzaame zeekerheid te ma.iken. Nu moeten wy nog maar alleenlyk de fabel, die by de Ouden, als eene zeekere zaak wordt opgegeven, en van veelen zelfs in onze dagen geloofd wordt, ophelderen, namelyk , dat de Pelikaan haare jongen met haar bloed zoude voeden. Zie hier wat van de zaak is. Het volk, dat aan die wateren woont, alwaar de Peükaanen zig onthouden, verzeekert, dat deze Vogels troepswyze gaan visfchen, beflaande in een hnlven kring de oppervlakte van een meer of rivier, en de visfchen, door het flaan met hunne vleugelen op het water, in een hoek dryvende; wanneer zy zonder moeite hunne zak daarmede opvullen, 't zy tot hun eigen vocdzel, of zo zy jongen hebben voor dezen mede. Dit geeft de op'osfing van de gemeiJe fabel. Dewyl de Vogel haaren fcherpen bek , om de gevangen visch aan de jongen toe te reiken, digt aan de borst hou.lt, zo heeft het volk, zulks van verre befchouwende, en ziende tevens het water door K 3 de  i5o Tafereel van Natuur enKonstJ de gekwetste visfchen veelal bloedig, daar uiti lopen en de jongen daar mede drenken; zjl heeft het zelve, zeg ik, van de zaak onkundig:!] zig moeten verbeelden, dat de Pelikaan haaïjl jongen met haar eigen bloed voedde. DE VlSSCHER. Wy hebben vroeger eenige melding gemaak van zeker Dier, dat men Visfcher heet. D| is de naam, welken men op de Antillifche ej landen geeft aan een Herken Roof-vogel, dij in alles vry wel naar den Arend gelykt, maa; wat fterker is dan deze. Hy aast noch oj Vogelen noch op Land-dieren; hy is alleëi de vyand der Visfchen, welken hy, op dei tak van een boom of op een rots gezeten , bi fpiedt. Zodra hy dezelve naby de oppervlakt des waters ontdekt, fchiet hy 'er met de uitéi fte fnelheid naar toe, grypt hen met zyne klaaii wen, en gaat hèn op zyne eerfte zitplaats vei Hinden. Het is opmerkelyk in dezen Vogel] dat hy, die andere Vogels nooit verontrust! door dezelve geftadig aangevallen enbeoorlog* wordt, in zo verre, dat hy, die geen zin aar]! den kryg heeft, om zyne rust te bewaaren gfiffl noodzaakt is dikwils van verblyfplaats te verf  % De EiLANftïN om Amerika. 151 anderen, omdat men hem in dezelve met geen rust wil laten, maar in tegendeel hem daar komt dringen, en zelfs pikken, om hem tot wyken te dwingen. De Kinderen der Wilden fcheppen behaagen om dezen Vogel, nog zeer jong zynde, weg te nemerj, op te voeden, en tot de vischvangst af te rigten: hy komt altyd by zyn meester terug, wanneer hy niet gevangen heeft, maar zo hy een visch verrast gebeurt het wel eens, dat hy zig veroorlooft om dien in eene ongenaakbaare plaats te gaan opknappen eer hy wederkomt. Trek-vogel. Pater Labat maakt gewag van een Trekvogel, dien hy nergens op de West Indifche eilanden dan op Guadaloupe en Dominica vondt, alwaar zy op zekeren tyd des jaars komen om te paaren, eijeren te leggen, en jongen uittebroeden. Hy onderdek, dat het de duivels Vogel zy, die in Virginiën en de nabuurige Landfchappen van May tot Ocloher gezien wordt. Op Guadaloupe, onthouden zy zig van het begin der laatstgemelde maand tot K 4 aan  i ja Tafereel van Natuur en Konst, aan het einde van November, en dan ziet men. hen niet weder voor het midden van January.. In Maart vangt men hen met de jongen, die omtrent het einde van May in ftaat zyn omi weg te vliegen, en dan komen zy niet weder yp.or den Herfst. Zy hebben omtrent de grootte _van een jong • Hoen; de kleur der Pluimaadje is git zwart: de wieken zyn lang en fterk ; de pooten zyn kort als die der Endvogelen, doch met fcherpe nagelen gewapend;ook is de bek krom,fcherp, en zeer hard. Zy hebben groote oogen, waar-, mede zy by nagt alleen wel fchynen te kunnen zien: dat is ook de tyd,. waarop zy de visch uit zee vangen: maar overdag opgejaagd wordende, vliegen zy overal tegen aan, en vallen eindelyk op den grond. Het vleesch is zwartagtig van kleur en vischagtig van fmaak ; doch goed en voedzaam, zo dat men deze Vogels, gebraden of gekookt, met vermaak kan eeten ; en de gemelde Pater merktdezelve aan als een Manna dat van den Hemel wordt toegezonden aan de Armen en de Ne- .; gers op dit eiland, om hen van eene gezonde en aangenaame fpyze te voorzien, in een fai- foen |  De Eilanden om Amerika. 1531 focn, wanneer 'er anders van dien aart weinig te eeten valt. Daar is op Guadaloupe een gebergte, werwaards deze Vogels alle morgens, als zy uit zee komen, de wyk nemen, en 't welk men, des wegen misfchien, den Duivels- berg noemt. Aldaar nestelen zy by paaren in holen, gelyk de Konynen, en des avonds, als zy naar zee uitvliegen, maaken zy een gefehreeuw, als of zy malkanderen riepen en antwoordden. Vader Labat vergezelde eens de Negers op de jagt van die Vogelen. Zy hadden zes uuren werk, eer zy den top van 't gebergte bereikten , en, aldaar overnagt hebbende, begonden de Negers fmorgens de jagt met honden, daarop afgeregt. Ieder Neger hadt een riet van een duim dikte, en 7 of 8 voet langte, met een haak aan 't einde. Zodra nu de honden, die aan yder gat rieken, 'er een hadden opge. fpeurd daar zulk een Vogel in was, blaften zy, en wilden de -aarde by den ingang opwroeten ; doch de Jaagers beletten hun zulks, en ftaken hunnen ftok in 't bol, dien de Vogels dan met den bek vatteden, of door omdraaijen haakte die ftok hun in de wieken, zo dat zy 'er dus gemaklyk uitgetrokken, en dan K 5 s ge-  ïj4 Tafereel vak Natdor en Konst. gegreepen wierden. Hy voegt 'er by, dat zy by den middag, reeds omtrent twee honderd van deze Vogels gevangen hadden , en fchrooint niet te bekennen, dat hy 'er een hartigen maaltyd van deedt, fchoon het in de vasten was; want de zendelingen op dit eiland hadden , zegt hy, o:n de behoeften der inwooneren te gemoet te komen , deze Vogels, zo wel Als de Leguaanen en andere Hagedisfen, verklaard geooriofde fpyze te zyn op de vastendagen. Allegator. Men vindt in de rivieren en meeren van Jamaika een verfchriklyk Dier, dat groote flagtingen in dezelve aanregt: het draagt den naam van Allegator, en behoort tot het geflagt der Krokodillen, of liever, het is eene foort van Krokodil. Zy aazen op het vleesch van allerhande dieren, en verflinden zelfs menfehen, zo zy die onder hun bereik kunnen krygen, het welk egter zelden gebeurt, om dat zy, fchoon hunne beweging in eene regte lyn fnel en fterk is, niet dan met moeite en langzaam kunnen wenden en keeren. Zy zyn van twaalf tot twintig voet lang, en hunne rug is met fchaal  De Eilanden óm Amerika. 155 fchaal bedekt en ondoordringbaar, zelfs voor een musketkogel, zo dat men hen niet wel kan wonden, behalven alleen in het oog of in den buik. In maakzel gelyken zy naar een hagedisch, hebbende vier voeten, waarmede zy zwemmen, of op den grond, 't zy in 't water of te lande, voortgaan ; want zy zyn tweeflagtige dieren, die op 't land zo wel als in 't water leeven. Zy liggen zig op de oevers der rivieren neder, wagtende naar dieren, die daar komen drinken; zodra dezelve verfchynen , vallen zy daar op aan en verflinden hen, en zy verleiden hen des te gemaklyker, om dit zy, als een blok of fteen, zonder eenige be veeging liggen. De natuur heeft egter een middel beraamd om zig voor hunne verleiding te beveiligen door hun een Herken reuk te geven, die inderdaad zodanig is, dat men hen daar door op een vry grooten afitand kan ontdekken , en zig voor hen wagten. Zy leggen hunne eijeren, doorgaands ten getalle van twintig, in het zand, aan de oevers van de rivieren of muuren, alwaar dezelve door de zon worden uitgebroeid; en wan-  156 Tafereel van Natuur en Konst. wanneer de jongen te voorfcbyn komen uft het ey,- 't welk niet zo groot is als een Ganzen -ey, trekken zy terftond met dezelve te water. Daar zvn misfehien geene dieren, die uit zo kleine beginzelen tot dezelfde grootte komen. Zy hebben fterke en fcherpe tanden; omtrent gelyk die van een groottn bulhond. Daar zyn tweederlei wyzen van hen te dooden, dewelke hier byzonderlyk verdienen gedagt te worden. De Perfoon, die den Allegator wil t'onderbrengen, wapent zig met een zwaaren dikken ftok, en valt hem van ter zyde aan, want zo hy hem van vooren aanviel zou het dier,- door zyne gezwinde bewegingen, hem overwinnen; doch door hetzelve fterk op de fchouders, agrer den voorften poot, te fJaan, kan men het ligtelyk verlammen, en meester worden. De andere methode, waarvan zig de Negers voornaamlyk bedienen , is deze: zy bekleeden hunnen arm met leder, en nemen een ftevig ftokje van yzer-hout, aan beide einden gefcherpt, of een tweepuntig mes; dit werktuig houden zy in 't midden vast, en begeven zig daar mede te water, wanneer zy een Allegator zien. Deze komt ftraks, met opge-  De Eilanden om Amerika. 157 gefparden bek, op hen aanzetten; zy waaien hem bedaard af, en wanneer by onder hun bereik gekomen is, fteken zy hem den, m;t leder bekleeden arm, en den ftok loodregt in den muil, waarop het Dier toehapt, en het werktuig zo vast in zyn bek indrukt, dat hy het niet weder kwyt kan worden. Dus is hy genoodzaakt den bek open te houden, en dewyl hy een kleine tong heeft, moet hy, zonder zyn keel te kunnen fluiten, het water doorzwelgen en verdrinkt. Om hem fpoediger te doen omkomen wonden zy hem met andere werktuigen op verfcheiden plaatfen in de keel en fteken hem de oogen uit. Vliegen-vanger. Men heeft, op de Antillifche.en andere Amerikaanfche eilanden, eene foort van kleine Hagedischj die zeer fchoon van kleuren, bevallig, en ten üiterften behendig is om de Vliegen te vangen; hierom hebben de Europeërs haar dezen naam van Vliegen - vanger, of Vliegen -eeter, gegeven; De Karaïbers noemen haar Ouilaouna, zy is weinig langer en dikker dan een vinger; de Mannetjes zyn gewoonlyk groen, de Wyfjes graauw, en de laat-  158 Tafereel van Natuur en Koxtx^ laatfle veel kleiner van lighaam. Men heeft 'er onder, die met de fchoonfte kleuren verfierd zyn. Men vindt haar niet^lleen in de bosfchen en op de boomen maar ook in de huizen; zy zyn in de laatfte zelfs- zeer gemeenzaam, en doen daar geen nadeel. Zy komen onbefchroomd in de vertrekken, en zelfs terwyl de menfehen aan tafel zitten te eeten, of iets anders te verrigten, om de Vliegen, die op hunne kleederen , of op de tafels zyn, te vangen. Niets is geduldiger dan dit kleine diertje, het houdt zig zeer lang ftil, om zyn prooy af te wagten; het ligt op de wagt, en zodra het eenig voordeel ziet te behaalen, loopt het met de grootfte behendigheid en fnelheid tevens toe, en mist zelden zynen buit. Het legt eytjes zo groot als een erwt, welken het met een weinig aarde bedekt, en door de zon laat uitbroeijen. Zo ras men deze Diertjes doodt, verliezen zy terftond alle hunne fchoonheid, en worden bleek en blaauw; anders neemen zy, even als de Kameleon, de kleuren der voorwerpen aan, daar zy zig by bevinden; zy fchynen groen, naby de bladeren van  De Eilanden om Amerika. 159 van de jonge Paknboomen; digt by een Oranje - Appel zyn zy Geel of Oranje, enz. Schild-padden. Onder de Dieven, die op verfcheiden kusten van Amerika, en byzonderlyk der eilanden, gevondjn worden, verdient de Schildpad eene byzondere aandagt. Daar zyn drie foortcn van Schildpadden; de Land- de Zee en de Zoetwater-Schildpad , waar onder \vcder vcrfcheidene klasfen zyn. De Land-Schti.dpad, die men anders Bosch of Berg Schildpad noemt, is een Dier, dat met eene breede, vaste, gewelfde, fchildswys gevormde, en met verfchillende kleuren gemarrrielde, fcbelp bedekt is. Men ziet alleen het hoofd van dit Dier, 't geen naar dat van de Slang gclykt. Zyn ftaart en pooten gelyken naar die van de Hafgdisch. In het grootfte gedeelte dezer Schildpadden-zyn de kaaken met een hard kraakbeen bedekt, dat verfcheiden ryen tanden voimt, of liever 't geen tanden of infnydiagea als een zaag heeft. De fehelp, die  i6o Tafereel van Natuur en Konst* die de beenagtige zelfftandigheid van het Dier, bedekt, dient tot eene ondoordringbare borsjl weering voor zyn lighaam , en verftrekt toÈ eene veilige fchuilplaats voor zyn kop,pooteni en ftaart, die het, op de aannadering van het geringfte gevaar,daar binnen trekt; die fehelp is ook zo ftevig, dat 'er een wagen over ryden kan zonder dat zy ingedrukt worde. Schoon de Land - Schildpad zeer langzaam voortgaat, zo moet haare wyze van gaan haare nagels egter zo veel doen afflyten als die van de Dieren die hard loopen; want zy wryft dezelve yder afzonderlyk tegen de aarde, en zelfs den eenen na den anderen, in diervoegen, dat, wanneer zy een poot op de aarde zet, zy 'er eerst den agterften nagel op doet ruften, vervolgens fteunt zy op dien, welke daar op volgt, en dit gaat zo tot den voorften over. De Zee- Schildpadden verfohillen voomaamlyk van de Land - Schildpadden door haare grootte, door haare pooten, die naar de vinnen der visfchen gelyken, en door haaren kop, waarvan de bek gewoonlyk naar die der Papegaaijen gelykt. Zy groeien tot eene aan- mer-  De Eilanden om Amerika. i6r Imerkelyke grootte; men vindt 'er in Brazilien, len op de Antillifche of Karibifche eilanden, ■die zeer groot zyn; op bet eiland Trapobana Ifeyn de daken der huizen met fchilden van ■ Schildpadden bedekt. De Volken, die in de mabuurfchap van Ethiopië woonen, en Chelomophages , of Schildpadden-eeters, genaamd worden, bedienen zig van deze fchilden, by Wyze van barken, om langs de kuilen te vaaren, en gebruiken die als Tenten. Zommige Reisbefchryvers melden van Schildpadden, die zo eene verbazende grootte hadden, dat veertien man te gelyk op het boven fchild ftaan konden: andere verzeekeren, dat 'er Schildpadden zyn van zeventien fchreden langte, en zeven fchreden breedte. Men ziet 'er een van een fchoone geftalte in het kabinet van de Petit-Peres, op de plaatst des Victoires te Parys. Als deze Dieren paaren klimt het mannetje op het wyfje, op de wyze der levend.baarende Dieren. Eenige Schryvers zeggen, Bat zy geduurende een geheele maand gekoppeld blyven; doch het gevoelen van hun, die 1:zeggen, dat zy maar negen dagen gepaard bly- Iiven, is veel waarfchynlyker. In daze omftanXX. Desl. E dig-  162 Tafereel van Natuur ïn Konst. 1 digheid verlaat het mannetje zyn wyfje niet. I Zo men haar dus gepaard zynde vangen wil, I behoeft men flegts het wyfje eerst te dooden, I want dan is men zeeker, dat het mannetje zig I mede zal laten vangen om zyn wyfje by te blyven. De bewooners van de Antillifc-he eilanden verdeelen de Zee-Schildpadden in de Schild' padden tranche, de Dikkoppen, en de Karet: deze Schildpadden hebben byna alle dezelfde gedaante. Defchelpen der Schildpadden -Franche zyn zeer fchoon, ook zyn haar vleesch en eijeren uitmuntend, en worden door de zeelieden zeer begeerd, te meer, daar dit een heilzaam middel tegen de ziektens van lange reizen is. Eéne Schildpad kan twee honderd ponden vleesch verfchaffen, 't geen men inzout; en daarenboven drie honderd groote eijeren, die tnen bewaaren kan. De fehelp, of het fchild ,1 • van de Schildpadden - Franche en der Dikkop-I pen heeft gewoonlyk vier en een half voe« lengte, en vier voeten breedte. Deze foorten); gelyken wel naar malkander, maar de kop den laatstgenoemde is wat dikker. Wanneer met» haai  De Eilanden om Amerika. 163 haar naderen wil, nellen zy zig in Haat om zig te verdedigen. Haar vleesch is zwart, vezelagtig, en heeft een kwaaden fmaak. Men trekt uit deze Schildpadden eene olie, die alleen goed is om in de lampen te branden. De Karet is eene andere foort van zeer groote Schildpad,welker vleesch. wel is waar, zo aangenaam als dat van de Schildpad Franche niet is, maar zy wordt zeer begeerd om haar fchild, dat men alle gedaantens naar zyne begeerte kan doen aannemen; met het in warm water zagt te maaken, en ilraks in een vorm ts zetten, waarvan "men het aanftonds de gedaante door middel van eene goede yzere pers doet aanneemen. Men polyst het vervolgens, en legt 'er gouden, zilveren, of andere fieraaden op. De fehelp van deze Schildpad beftaat uit vyftien blaadjes, zo groote als kleine, waarvan tien plat, vier een weinig gekromd, en dat, 't welk den rug bedekt, driehoekig, en als een klein fchild gevormd is. Het fchild van de Karet weegt drie of vier ponden, maar men vindt 'er zomtyds, welker fchild zo dik is, en deszelfs blaadje» zo lang en zo breed h 2 zyn,  1Ö4 Tafereel van Natuur en Konst. zyn, dat alles te famen genomen, omtrent zes of zeven ponden weegt. Men heeft nog eene foort, die men Groene Schildpad noemt, om dat haar fchild veel meer naar deze kleur trekt dan dat der anderen. Dit fchild is ook zeer dun en doorfchynende, men bedient 'er zig alleenlyk van tot ingelegd werk, omdat het by uitnemendheid dun is. Wanneer men het fcbildüad tot meeleed werk se- bruikt, geeft men het die kleur die men wil, door middel van de gekleurde blaadjes, die «eien 'er onder legt,maar hier toe verkiest men zodanig fchildpad, dat geene aderen of wolken heeft. De Zee-Schildpadden aazen op de kruiden, die onder en boven water groeijen; zy onthouden zig gemeenlyk in die foort van weiden, die men, op den bodem der zee, langs verfcheidene van de eilanden van Amerika heeft, en alwaar zy haar voedzel zoeken en vinden. Deze weiden liggen op geene groote diepte; en de Reisbefcbryvers zeggen, dat men, by ftil weder, dit fchoone groene tapyt onder het water zien kan, als mede de Schildpadden, die zig daar op verlustigen. Na-  De Eilanden om Amerika. 165 Nadat zy verzadigd zyn , begeven zy zig naar de monden der rivieren, om het zoet water te zoeken. Terwyl zy niet eetcn houden zy gemeenlyk het hoofd boven water verheven, maar zodra zy de beweegingen van een Visfcher of Roof-vogel ontdekken, duiken zy aanftonds onder. Zy komen alle jaaren op het land , om haare eijeren te leggen in de kuilen, die zy daar toe in het zand, met behulp van haare vinswyze pooten, graven een weinig boven de plaats , op welke de ilag der golven eindigt. Zy bedekken hen een weinig, opdat de zon hen zou verwarmen , waardoor haare jongen uitgebroeid worden. Terwyl zy dus aan de vermeerdering van haar geflagt werken, bereiden zy een aanmerkelykcn voorraad voor de Menfehen en Vogelen , want zy leggen van veertien tot veertien dagen, en t'eiken reize negentig, en meer, eijeren. Ten einde van vier-en - twintig, of vyf-en - twintig, dagen , ziet men jonge Schildpadjes uit het zand voortkomen, die, zonder onderwys, en zonder leidsman, zig langzaamerhand naar zee begeven: maar ongelukkig L 3 wor  \66 Tafereel tan Natuur en Konst. 1 worden zy in deze eerfte poogingen dikwils, I en zelfs meest al, verydeld, en door de golven weder te rug geworpen, De Roof-vogels bedienen zig hiervan, en verflinden het grootfte gedeelte, voor dat zy in ftaat zyn om de golven te w'êerftsan en onder te duiken; dus ontkomen het veeltyds geen tien jongen van de geenen die uit drie honderd eijeren zyn voortgekomen. De bewooners van de Antillifche eilanden, die zig op zekere tyden van het jaar naar de Krokodillen eilanden begeven, om 'er een voorraad van Schildpadden - vleesch te verzamelen, zeggen, dat deze dieren zig van meer dan honderd uuren verre derwaards begeven, om 'er hunne eijeren te leggen, wegens het .gemak van het ftrand, 't geen zeer laag en aan alle zyden met week zand bedekt is. De aankomst der Schildpadden begint in het einde van April, en duurt tot in de maand September, en het is geduurende dezen tyd dat men •een overvloed van deze dieren vangen kan. Wanneer de nagt begint, begeven zig etnige mannen naar het ftrand, welke zig, zonder -eenig gerugt te maaken, aan de Ree onthouden., en de Schildpadden befpieden, die uit zee. ko-  De Eilanden om Amerika. 167 komen, en het ftrand naderen, Zy gaan haar te gemoet, en keeren haar op den rug. De matroozen kunnen gemaklyk yderen avond, in minder dan drie uuren tyds, veertig of vyftig Schildpadden omkeeren, waarvan de minlte honderd en vyftig ponden weegen; zy hebben alle eene groote menigte eijeren by zig. Deze eijeren zyn rond, en hebben de grootte van een kaatsbal; zy hebben een dooijer en wit, gelyk de Hoender-eijeren, maar hunne fchaal is niet hard: zy is in tegendeel week gelyk natgemaakt parkement; deze eijeren zyn niet volkomen zo goed als hoender-eijeren. Als mem een Schildpad versch wil eeten, doodt men haar, en men fnydt haar buikfcbild af, terwyl het boven fchild voor eene foort van fchotel verftrekt, waarin men haar laat ftooven, nadat men haar met citroenfap,zout, peper, en kruidnagelen beftrooid heeft. De matroozen zyn den geheelen dag onledig om de Schildpadden, welke zy des nagts gevangen hebben, in ftukken te kappen en te zouten. Het grootfte gedeelte der Scheepen, die zig naar de Krokodillen eilanden begeven hebben, keeren,na een verblyf van zes weeken of L 4 twee  i<58 Tafereel van Natuur en Konst. twee maanden , wanneer zy hunne laading -bekomen hebben, naar de Antillifche eilanden te rug, alwaar zy dit gezouten Schildpadden vleesch tot voedzel voor de flaaven en het gemeene volk verkopen. Het zelve wordt ook niet minder in de Amerikaanfche volkplantingen gebruikt dan de gezouten kabbeljauw in Europa. Het vet der Schildpadden verfchaft eene geele olie, die byde fpyzen gebruikt kan worden terwyl zy nog versch is; maar oud wordende dient zy alleenlyk om in de lampen te branden. Men kan van eene groote Schildpad drie-en-dertig pinten olie bekomen. Men vangt de Schildpadden mede met harpoenen, ten naasten by gelyk de Walvisfchen. Des nagts, by heldere maanefchyn, begeven zig drie visfchers tot dit oogmerk met eene kanoe in zee; Een hunaer zit op het vooreinde van de kanoe; een der twee andere, die zig in dit vaartuig bevinden, beftiert het roer, of den riem , die daar voor verftrekt; hy beweegt dezen met zo veel fnelheid en behendigheid, dat hy de kanoe zo fchielyk en veel aagter doet voortgaan, dan of zy geroeid werdt. Zo  De Eilanden om Amerika. I6.\ 1 M 2 honds.  iS2 Tafereel van Natuur en Konst. hondstanden fteken een half voet uit den muil": j de tong, die niets anders dan een klomp vet fchynt te zyn , weegt vyftig ponden. De mannetjes hebben, gelyk gezegd is, eene foort van dikke fnuit, die een half voet lang is, en van het uiteinde van de opperkaak afhangt; welke de wyfjes niet hebben. Men vindt in de gemelde Reisbefchryving, de afbeelding van een van de grootfte dezer Dieren,welken men op Juan Fernandes eiland hadt aangetroffen. Hy was het hoofd van de bende, zegt de fchryver, en ons volk noemde hem boertende de Baffa, omdat hy de andere mannetjes wegdreef, en veel wyfjes tot zyn gebruik nam. Deze dieren leeven de helft van den tyd op 't land, en de helft in zee. Zy blyven den geheelen zomer in 't water, en komen in 't begin van den winter aan 't land, daar^y, zo lang dit jaargetyde duurt, hun verblyf houden. In dezen tusfehentyd brengen zy hunne; jongen voort, en voeden dezelve op. De wyfjes werpen gemeenlyk twee in ééne dragt, en; deze jongen zyn by hunne geboorte omtrent" zo groot als een volwasfen Zeekalf. . . Zo,  De Eilanden om Amerika. 183 Zo lang zy aan land zyn, grazen zy aan de I kanten der zoetewateren, en terwyl zy niet l grazen, flapen zy met geheele benden in de : flikkerigfte plaatfen, die zy kunnen vinden. : Dewyl zy zeer dodderig en fluimeragtig fchy1 nen , en zig dus niet alleen bezwaarlyk wakker kunnen houden, maar ook in flaap zynde, niet dan langzaam en moeijelyk ontwaaken, zyn zy gewoon eenige van de mannetjes, op zekeren afftand als fchildwagten uit te zetten; deze betragten hun pligt, houden zig wakker, en maakten, zegt de Heer Waker, gerugt, zodra wy hen moeijelyk wilden vallen of flegts naderden. Zy zyn zeer bekwaam om hunne makkers in rep en roer te brengen, zelfs op een merkelyken afftand : want het getier, dat zy maaken is zeer luidrugtig: zomtyds knorren zy eveneens als de Varkens, en zomtyds bries fchen en hinnikken zy als de Paarden. Dikwils vcgtcn zy verwoed tegen malkander voornaamlyk de mannetjes: en het gefciii! Ootftaat meest over de wyven. Wy Honden eens zeer verwonderd over het gezigt van twee dieren, welken wy in 't eerst geheel anderen meenden te zyn, dan wy tot nog toe aanfchouwd hadden; maar toeri wy 'er nader by 11 4 Kwa-  384 Tafereel van Natuur en Konst. kwamen, bleek het, dat het Zeeleeuwen waren, die malkanderen gebeten hadden, en in hun bloed wentelden. De Basfa, waarvan wy gemeld hebben, die gemeenlyk van een ferrail van vrouwen omringd was, hadt dit benydde voorregt niet dan door menig bloedig gevegt verkregen, waarvan de veelvuldige bloedige lidtekenen overal op zyn lyf te zien waren. Wy doodden verfe heiden dezer dieren , voornaamlyk om hunne harten en tongen,welke wy voor zeer lekkere kost hielden, beter dan die van Runderen. Zy waren in 't algemeen gemakiyk te dooden, omdat zy het niet wel ontlopen konden, en niet in flaat waren om eenigen aanmeikëlyken tegenftand te bieden, want zy bewegen zig niet dan met de uïterfte traagheid, en hun fpek gaat, terwyl zy zig bewcegen, onder de huid, even als de baaren der Zee, geduurig golvende op en neder, liet gebeurde evenwel op zekeren tyd, dat, terwyl een Matroos onverhoeds bezig was met het villen van een jongen Zeeleeuw, het wyfje, waarvan hy dat jong genomen hadt, onverwagt op hem aanviel, zyn hoofd in baaren bek kreeg, en hem op verfcheiden plaatfen in de haiferpan beet, met zulke vreesfely-' ke'  De Eilanden om Amerika. 185 ke wonden, dat hy het, in weerwil van alle aangewende zorgen, binnen korte dagen be' ilierf. D e Zeekoe. Dit is een groote visch, die zestien of meer voeten 'ang, en drie en een half voet dik is; zyn kop is affchuwelyk, en hy heeft kleine gaatjes in plaats van ooren, doch zyn gehoor is daarom niet minder fcherp, Zyn kop is met een hard en dik vel bekleed, 't geen met eenig kort en aschgrauw hair bedekt is. Zyne oogen zyn zeer klein in evenredigheid van de grootte zyns lighaams. Dit dier heeft twee mammen, die aan de borst geplaatst zyn, en twee pooten naby de fchouders, die de gedaante hebben van wezenlyke vinnen. Raï Zegt, dat, zoDiögénes de Zeekoe gekend hadt, hy geen haan zou hebben behoeven te plukken, om een tweevoetig dier zonder vederen te hebben; vermits deze een tweevoetig dier zonder vederen is. De Zeekoe is Ievenbaarende, en paart op de wyze der menfehen; deszelfs teellid is gelyk dat der paarden gevormd, en zyne ingewanden gelyken naar die van den ftier. De Zeekoe M 5 is  i86 Tafereel van Natuur en Konst. is niet gevaarlyk en komt op het land om zig met kruiden te voeden, en byzonderlyk met de bladeren der Paletuviers. Men moet dit dier niet verwarren met de Phocas of het zeekalf, fchoon deszelfs vleesch en vet, volgens het berigt van den Hr. di la Condamine, vry veel overeenkomst met die van" een kalf hebben. Hy heeft geen hoornen, komt nooit uit het water, en kan daar niet uitkomen , omdat hy alleen naby den kop twee vinnen heeft; het fteekt zyn kop alleen uit het water om de kruiden te berei-' ken, die op den oever groeijen; dus is de zeekoe geen kalfllagtig, veelmin een viervoetig, dier. Men kan zien waar deze dieren gegraasd hebben of graazen, aan de kruiden welken zy afgebeten, doch welken zy niet lekker genoeg vindende, verworpen hebben, ca die dan op 't water dryven. De oogen van de Zeekoe zyn rond, en gelyk wy zeiden , zeer klein : de openingen van] de ooren zyn zo onmerkbaar, dat zy zig niet grooter dan fpeldcgaten vertoonen. Men heeft Zeekoeijen die duizend cn twaalfl  De Eilanden om Amerika. 187 twaalf honderd pon 'en wegen. Nicttegen; ftaande deze grootte zyn zy egtcr zeer vrees-» agtig; zy wyken fpoedig in' het water, zo ras \ zy het minde gërngt hooren. Deze eigenfchap hebben alle visfchen, die met geene verdedigende wapenen voorzien zyn. Men doodt .hen met werpfchigten, en andere diergeiyke wapentuigen. De vrybuiters hadden voormaals en de meeste Indiaanen van Darten hebben dikwils nog geen andere toevlugt tegen den honger dan de visfehery van deze dieren. Zy zeggen, dat het vleesch, 't welk men van de 'helft der zyden tot onder den buik afihydt, gelyk ook dat der mammen, zeer aangenaam is. Het gebeurt dikwils dat zy met den muil bukten het water fiapen. De visfehers ontdekken hen dan, en fchieten hen met hunne harpoenen; zy trekken hen op 't land, wanneer zy hun leven met hun bloed verloren hebben. Doch vóór dien tyd zyn zy genoodzaakt de lyn, waaraan de harpoen vast is, bot te vieren, op dezelfde wyze als in de Walvisch vangst gefchiedt. Vermits men dikwils ziet, dat de Zeekoe van twee jongen gevolgd wordt, heeft men reden om te geloven dat haare dragtcn jaarlyks van  188 Tafereel van Natuur en Konst. van twee jongen zyn : zeldzaam mist men de jongen mede magtig te worden, wanneer men de moeder gevangen heeft, althans niet, by aldien zy nog zo groot niet zyn dat zy niet meer noodig hebben te zuigen, en oritvlugten kunnen. Het is zeeker, dat deze dieren meer vermenigvuldigen zouden, zo zy meer rust genoten, maar men heeft eene menigte vischeetende dieren, die hen geftadig beoorlogen, en des te ftoutmoedigcr, omdat zy zig byna niet verdedigen kunnen. Men vindt langs het Hghaam van dit dier een laag fpek, die vier of vyf duim dik is; dit fpek is vast, en van zo een menigvuldig gebruik als dat der Varkens. Het fpek en de reuzel van dit dier te famen gefmoken zynde, verfchaffen een foort van boter. Het vleesch dezer dieren is eene fpyze, die vry veel.door de inwooners van Guadaloupe, St. ChristofFel, Martenique, en andere nabuurige eilanden gegeten wordt. TER-  ij De Eilanden om Amerika. 189 I TERRENEUFSCHE VISSCHERY. Het eiland Terre-Neuf tusfchen zes-enl veertig en twee-en-vyftig graaden , Noorder ■Breedte gelegen, i:, van de kust van Labrador palleenlyk afgefcheiden, door een kanaal van ■■middelmatige breedte, bekend onder den naam ■■van de ftraat van Belle Isle. De driehoekige «gedaante van het eiland, bevat wat mser dan Bdrie honderd Franfche mylen in den omtrek. ■Men kan niet dan by gisfing over deszelfs inIwendige gefteldheid fpreeken , omdat men,gellyk wy in bet Aardsrykskundige gedeelte van ■Noord - Amerika hebben aangemerkt, daar noj Iniet diep is ingedrongen, en niemand daar kvaarfchynlyk diep zal indringen uit aanmerking '•van de moeijelykhcid om dit te beftaan, cn da febynbaare nutteloosheid van daar in te fiaatgen. Het weinige dat men daar van kent, is Hol fcherpe rotfen, zwaare bosfchen van liegt hout, nauwe valleijen, en zandige gronden; (deze ontoegankelyke plaatfen zyn vol wilde ■eesten die daar te gemaklyker voortteelen, tomdat men hen niet kan vervolgen.. Nooit l-heeft men 'er andere Wilden gezien dan eenige Uskimaux in den jagttyd van 't vaste land gejkomen. De kust is vol inhammen, reeden, en I;''. ha-  i9"o Tafereel van Natuur en KTonst.] havens :zomtyJs is zy bedekt met mosch, maarl gemeeblyk met kleine keiiteentjes, die gcfchiktl fchynen om den visch te droogen .welken mehl in de n ubuurfchap vangt. Men voelt flerke hitte in alle open plaatfen , door de platte fteenen die dc zonneftraalen te rug kaatfen. Het overige land is zeer koud, minder door zyne ligging, dan door de hoogtens, de bosfchen, de winden,en inzonderheid door dievrceslyke ysbergen, die uit de Noorder Oceaan aangedreven op deze oevers gefluit worden en daar blyven. Dc ftreeken aan het Noórden en aan het Oosten gelegen, genieten ftandvastig de zuiverde lugt; dezelve is minder helder aan dé; Oostelyke en Zuidelyke ftreeken, die te digt by de groote bank zyn, alwaar een geduurige mist heerscht. Dc visch, die de kusten en banken vaa Terre-Neuf zo beroemd heeft gemaakt, is de Bakkcljauw, of Kabeljauw. Dezelve is zelden meer d;:n d:ie voeten lang, en gemecnlyk veel korter. De menigte dezer visfchen is hier zo groot, dat de visfehers, die hier in] zulk een verbaazend getal by malkander koj men, van den morgen tot den avond alleen! bezig zyn met de lynen in zee te werpen, de- zel-  De Eilanden om Amerika, igt zelve op te haaien, enz. een eenig man vangt 'er zomtyds twee of drie honderd op een dag. De zee voedt geen visch, welks muil, naar evenredigheid van het lighaam grooter, noch die gulziger zy. Men vindt binnen in hem zelfs gebroken potfcharven, yzer, eriy glas. Zyn maag verteert onbegrypelyk fchielyk en fterk, doch zy verteert evenwel deze ftofFen niet, gelyk men lang geloofd heeft; zy keert zig om als een zak, en ontlast zig dus van alles wat haar ongemaklyk is, waarna de visch op nieuws begint.in te zwelgen. De Kabbeljauw, vertoont zig ook in de Noord - Zee van Europa ; zy wordt daar gevischt door dertig Engelfche, zestig Franfche, en honderd vyftig HollandCche fchepen; De een en andere van tagtig of honderd ton. Zy hebben voor mededingers de Yslanders en inzonderheid de Noorwegers. De laatflen houden zig, vóór dat het faifoen der visfchery daar is, bezig met op de kust, kuit of eytjes van de Kabbeljauw te verzamelen om tot aas voor de Sardyn gebruikt te worden. ^y verkopen daarvan in een gemeen jaar twintig of twee - en • twintig duizend tonnen, tegen vier ef vyf Hollandfche Guldens de ton; zo men • ( meer  ipa Tafereel van Natuur en Konstu meer kon fiyten, ■ men zou nog meer verzamel ien , dc Heer Leeuwenhoek heeft bere| kend dat 'er negen millioenen drie honderd vier-en-veertig duizend eytjes in de kuit vanl ééne Kabbeljauw zyn. Die mildheid van de Natuur is misfehien nog grooter- op de Terre-B Neuffche banken, alwaar de Kabbeljauw on-l eindig overvloediger is. Zy is daar ook lekkerder, fchoon niet zol blank; maar zy is geen voorwerp van koop-I handel, terwyl zy versch is; haar eenigfte ver-B ordening in dien öaat is, om tot voedzel tel dienen voor hun, die haar visfchen": maar ge-I zouten en gedroogd, of flegts gezouten , wordtl het een dierbaar voorwerp voor een groot ge-I deelte van Amerika en Europa; de welke cn-l kei gezout is, wordt Labberdaan geheten, enl op de groote bank gevangen. Dat ftuk lands, die groote bank is een dierl bergen, die zig onder het water formeeren,I van de nffpoelzels van het vaste land, die de zee wegneemt en ophoopt. De beide einden van deze bank lopen zodanig in een punt uit, dat het niet gemaklyk is, derzelver grenzen nauwkeurig te bepaalen, Men gesft haar gemeen-  i . De Eilanden om Amerika* 103 meenlyk honderd zestig mylen in de lengte, tegen negentig in de breedte. In het midden, ; naar den kant van Europa, is eene foort van huay, die den naam van Graft gekregen heeft. ÏDe dieptens van deze bank zyn zeer ongelyk: 'men vindt 'er van vyf tot zestig vademen waper; de zon vertoont 'er zig byna nooit, en fee hemel is 'er meest met eene dikke en kouBe nevel bedekt; de golven zyn 'et altyd in Ibeweeging rondom de bank, de winden altyd ■geweldig; het welk moet veroorzaakt worden Woor dat de zee, onregelmaatig voortgezet,."' tdoor de getyen, die dan naar den eenen dan maar den anderen kant ltroomen , geftadig met [geweld op de oevers, die overal zeer fteilzyn, taanflaat en daar van eveneens te rug ftuit. Deize oorzaak is des te waarfchynlyker, omdat pien op de bank zelve, op eenigen afftand van idc oevers, gerust als op eene reede ligt, ten jey een (terke wind., van verder af komende, bngewoone beweging maakte. I De Kabbeljauw verdwynt byna altyd van de groote bank, en van de kleine aangrenzende banken , van het midden van July tot het einde van Augustus. Behalven dezen tyd gefchiedt 'er de visfehery het geheele jaar. door. , XX. Deel. N De  194 Taféreel van Natuur ën Konst. De Scheepen, die daar toe gebruikt worden, zyn van vyftig tot honderd vyftig ton, en voeren niet minder dan twaalf noch meer dan vyfen - twintig man. De Engelfchen maaken weinig werk van de visfchery tot Labberdaan; dewyl zy dezelve met geene genoegzaame voorzorg bereiden, durven zy zelden een heele Iaading innemen uit vrees van bederf: zy verlaten de groote bank dikwils zelfs met de helft van de laading. De verkoping gefchiedt in Portugal, in Biskaye, Brittanjc, en Ierland. De Engelfchen zoeken hun fchaverhaal wegens de mindere 'Labberdaan-visfchery door die van de Stokvisch. Men is op tweeërlei wyzen met dezen tak van handel werkzaam. Het geen men de zwervende visfchery noemt, gefchiedt door Schepen, die jaarlyks uit Europa naar Terreneuf ftevenen op het einde van Maart, of in 't begin van April. Dikwils ontmoeten zy, in de nabuurfchap van het eiland, eene menigte ysvelden, welken da ftroomen van het Noorden Zuidwaards voeren, die door wederzydfche 'fchokken tegen malkanderen breken, en die door  De Eilanden om Amerika, ipj door de warmte van het jaargety vroeger of laater fmelten. Deze ysvelden , of ysbergen, hebben dikwils een myl in den omtrek, verheffen zig tot de hoogte van aanzienlyke bergen boven de oppervlakte der zee, en verbergen onder dezelve eene diepte van zestig tot tagtig vademen. Met andere min aanmerkelyke velden faamgevoegd beflaan zy zomtyds eene langte van honderd, en eene breedte van vyf-en-twintig of dertig mylen. Het belang, 't welk de visfehers hebben om zo dra mogelyk op de vischplaatfen te komen, doet hun de ftrengheid der faifoenen en der elementen braveeren. De gedugtfte borstweeringen def krygskunde, de blikfems van een belegerde vesting, de dapperfle weerftand van een geoefFend leger hebben niets, dat zo veel ftoutheid, ftand vastigheid, geduld, en ondervinding vordert als die vreesfelyke vlottende hindernisfen , welke de zee deze visfeheren in den 'weg fchuift, en daar zy, het koste wat het wil, moeten doorworftelen : maar die geweldige Hartstogt, Gouddorst, fpoort hen aan, doet hen eindelyk over alle zwaarigheden zegepraalen, en het eiland naderen,daar zy hunne laading haaien moeten. K 2 lÜ*  io<5 Tafereel van Natour en Kon-st. r Zodra men daar is moet men bout kappen'„p cn eene foort van fteigeringen opregten om del visch te fnyden, van kop en ingewand te ontil doen , enz. en elk vat dien arbeid met yverl aan. Nadat dezelve geëindigd is, verdeelt menl zig. De helft der Equipage blyft aan land om de visch naar vereisch te behandelen; de andere helft begeeft zig aan boord der Schepen. Vier man van yder Schip is bezig om het aas der Kabbeljauwen, de Sardyn, en drie om de Kabbeljauw zelve te vangen, die men vervolgens naar ftrand brengt.- . • - Men fnydt de visch den kop af, neemt 'er de ingewanden uit, en legt dezelve agt of tien dagen in 't zout; nadat zy vervolgeus afgewasfchen is , fpreidt men haar uit op de keyileentjes aan den oever, alwaar men haar laat tot dat zy droog is. Men ftapclt haar vervolgens op hoopen, alwaar zy eenige dagen' zweet. Dan wordt zy weder op den fteengrond uitgefpreid, daar zy verder droogt, en de kleur krygt, die men weet dat de Stokvisch heeft als zy tot ons komt. Daar zyn geene vermoeijenisfen by die van dezen arbeid te vergelyken. Nauwelyks vergunt de-  IDe Eilanden om Amerika. 107 dezelve vier uuren rust yderen nagt, en nog' kan men zig die moeite ligt getroosten zo dezelve doorliet voordeel wordt vergoed; maar daar zyn plaatfen, daar de droog - gronden , te verre van de zee verwyderd, veel tyds doen' verliezen. Daar zyn andere, waarvan de rotti-' ge grond de visch niet aanlokt; daar zyn tr, 1 daar zy door het Zoetewater, dat zig daar ontilast, geel wordt; en andere, waar in zy ver-brandt door de weerkaatzing der zonneftraalen ; op 't gebergte. De gunstigfte vischplaarfen zelve verzeekeiren geene goede visfchery. De Kabbeljauw 'kan niet overal overvloedig zyn; zy trekt dan ! Noord- dan Zuid waards , naar de rigting van het aas en de winden; ongelukkig de visfehers , die verre al zyn van de plaatfen , welken ;zy op dien tyd bemint. De onkosten zyn verloren , men kan de visch nu niet meer volgen. De visfchery eindigt in de eerfte dagen van iScptcmber, omdat de zon dan te zwak wordt om dc visch te droogen. Men wagt zelfs zo lang niet indien de visfchery gelukkig is geweest. Men haast zig om den'weg naar de Antillifche eilanden of de Roomfche landen * N 3 van  ip8 Tafereel van Natuur en Konst,-ij van Europa te nemen, en de voordeelen van 1 de eerfte vragten te bekomen. De blyvende visfchery is die, welke de Eu- I ropeaanen op de kusten van Amerika, daar, veel Kabbeljauw valt, gevestigd, by aanhoudenheid oeffenen. Zy is oneindig nuttiger dan de zwervende visfchery, omdat zy minder kosten vordert en langer kan voortgezet worden. Behalven deze visfchery ontbreekt het aan de kusten van Terreneuf, en in den geheelen omtrek van de golf van St. Laurens, als ook aan die van Acadia of Nieuw Schotland, ook niet aan Robben of Zeehonden. Men vindt 'er deze visfchen naar de lighaamsgeftalte, de groot* te van den kop, en de langte van den hals, van twee of drie foorten; de grootfte wegen twee duizend ponden, doch zodanigen vangt men 'er zelden. De manier om deze Dieren magtig te worden is dezelfde als van die vaa i onze Robbeflagers in Groenland; en van de' Olie of Traan, die men uit het fpek kookt,! wordt, als zy versch is, wel ter bereiding derl fpyzen gebruik gemaakt. In voorige tyden ge- | hruikten de Franfchen de huid tot Moffen,! Biaar federt wordt dezelve meest tot het be- l kle-1  De Eilanden om Amerika. 139, [ kleden van Koffers gebezigd. Bereid zynde j zweemt zy wel naarTurkschof Spaansch leder, en dan maakt men 'er zeer goede fchoenen en 1 laarzen van. Zy komen met den vloed veel in- kreeken of rivieren, en dan weten de visfehers 'er veele magtig te worden by het aflopen van het water, waartoe zy groote bulhouden hebben, die deze Dieren kunnen vatten en ophaalen, in zeven of agt vadem diepte, want doodgeflagen zynde zinken zy naar den grond, even als de Bevers. Walrusfen, waarvan de Engelfchen wel eer eene visfchery aan het zand-eiland, Isie de Sable, gezegd worden gehad te hebben , komen zeer zelden aan deze kust voor. Men vindt in deze wateren ook eene groote menigte Bruinvisfchen, als ook op de rivier van St. Laurens, beneden het eiland van Orleans, alwaar de Franfchen daarvan twee visfcheryën gehad hebben; de eene in de baay van St. Paul, de andere zeven of agt mylen laager, by eene Plantagie Camourasca genaamd, wegens zekere hooge boven 't water uitflekende rptfen. De onkosten van die visfchery 1 waren gering, en de voordeelen zouden aanN 4 mer-  aoo Tafereel van Natuur en Konst. merkelyk zyn geweest, indien de visch niet zodanig zynen loop veranderde, dat'er in 't geheel geen ftaat op te maaken was. Boven dien werdt 'er dc Aal-of Paaling-visfchery, die tot het beilaan van het armfte volk In Quebec ftrekte, grootelyks door benadeeld, want dc Brtiinvisfchen, gefToord zynde, namen elders hunnen loop, en de Aaien, dus niet meer van hun te vreezen hebbende, konden de rivier zonder verhindering aflopen, waardoor dan de Aalvisfchèry tusfchen Quebec en Trois - rivief es geheel in 't verval geraakt is. De manier van de Bruinvisfchen te vangen verfchilt merkelyk van de Robben-vangst. Met een laag Ty zetten de visfehers flaaken of ftokken, op bekwaame tusfchen - wydten , in den modder of het zand, daar zy touwen aanbinden, op de wyze van fuiken, met een zeer groote opening, doch zodanig, dat de visch daar < hs doorgekomen zynde niet weder' te rug kan keeren. Zy hebben de zorgvuldigheid ; van de toppen der flaaken met groene takken te beklceden, opdat de visfchen het bedrog 'niet merken mogen: die met den vloed de. fchoolen van Haaring vervolgende, fteeds opwaards '  De Eilanden om Amerika. 201 | waards en naar den oever zwemmen, en, bekoord door het groene Prieel, zig met het aflopend water gevangen , ja zomtyds geheel op het drooge, bevinden; zodat men 'er twee of drie met eenen flag kan doodllaan. Onder de Bruinvisfchen hebben de gemeen. fte, die met troepen zwemmen, met regt dien naam , dewyl zy bruin of zwartagtig van kleur zyn: doch onder dezelve komen ook witte -voor, van grootte als een Koey, en zomtyds twee duizend ponden zwaar. Zulk een witte ÏBruinvisch levert een oxhoofd traan uit, welke van dergclyke hoedanigheid is als die der Robben en Zeebonden. Het vleesch van de grauwe of bruine, wordt geacht eetbaar te zyn. Men gebruikt de darmen voor beulingen en worst; en de kop, fchoon zo goed niet als die van een Kalf, wordt heter dan een Schaapen kop gehouden. Van beide foorten touwt men dc huiden , Idic in 't eerst week en wej een duim dik zyn, doch, door geduurig affchraapen dunner gemaakt, eindelyk zo taay worden , dat men dezelve tot borstrokken en broeken kan gebruiN 5 ken;  ao2 Tafereel van Natuur en Konst. ken; ja zommigen verzeekeren, dat zy tegen een musket-kogel beftand zyn. Veele zodanige huiden vindt men van agticn voeten lang cn half zo breed. Niets wordt bekwaamer geacht dan deze huiden om de Koetfen van boven te bedekken. In het zoute gedeelte van de rivier van St, Laurens, zo wel als in de Golf, worden byna allerleie Visfchen, die in den Noorder-Oceaan bekend zyn, met netten gevangen. Het ontbreekt'er niet aan Salmen, Tonynen , Tong, Makreel, Haring, Sprot, Ansjovis, Tarbot, Schol, Rog, Schelvisch, Wyting, Pieterman, Kreeften, Oesters, enz. In den winter maakt -men, inzonderheid aan de kust van Nieuw Schotland, flegts een gat in 't ys, en (leekt daar twee ftokken door, die faam gebonden zyn, en aan 't eind als een nyptang fluiten, waar mede men de Oesters vat en ophaalt. Op die plaatfen moet 'er de grond vol van zyrr, dewyl men in zulk een greep zelden mist. Vu ca.  De Eilanden om Amerika. 203 Visch. Wy achten het niet onvoegzaam om het geen de reeds aangehaalde befchryver van Lord Anfon's reize rondom de wereld, de lieer R. Walt her, wegens de visfchery op Juan Fernandes eiland meldt, hier kortelyk te plaatfen. Het aangenaamfte, zegt hy, 't welk het eiland voor onze tafel uitleverde, was de visch. waarvan de baay, in verfcheidencrhande foorten overvloedig voorzien was. Wy vonden hier Kabbeljauw van eene vreesfelyke grootte, en volgens het berigt van eenigen van ons volk, die eertyds de visfchery in Newfoundland hadden bygewoond, was hier de overvloed niet minder dan die men op de banken van dat eiland ontmoet. Wy vingen ook Cavallies, Gropcrs, groote Braasfems, Rogge, Zilverfrisch , een byzondere foort van Zee Aaien, en voörnaamlyk een zwarten visch, waarvan wy 't meeste werk maakten, die 'er uitzag als een Karper, en dewelke zommigen den Schoorfteenvceger noemden. Het ftraud is hier rondom zo zeer met klippen  *ó4 Tafereel van Natüür en Konst. pen en losfe fteenen bezet, dat men 'er onmogelyk met de zegen kan visfchen; maar met hoeken en lynen vingen wy zo veel ais ons lustte; zo dat een boot met twee of drie lynen voorzien, in omtrent twee of drie uuren tyds volladen met visch te rug keerde. Ons grootfte ongemak in 't visfchen was de menigte van Zeehonden en Haayen, die dikwils rondom onze boot zwommen en ons vermaak verhinderden. Wy vonden hier nog eene lekkerny, zo volmaakt als men die mogelyk, ten aanzien van de grootte, aangenaamheid, en menigte, nergens zal aantreffen ; deze beftondt in Zeekrabben die gemeenlyk agt of negen pond het ftuk Wugen, heerlyk van fmaak waren, en in zulk een overvloed digt aan den kant van 't water lagen, dat men 'er dikwils met de bootshaaken op ftak, wanneer men de .boot aan den wal haalde, of daar van afftict. ScHELfSLAKKEK. Daar zyn, volgens berigt van Vader d u Tertre, in zyne Natuurl. Historie van de Antillifche eilanden, zeer veele foorten van Schelpflakken. Men vindt daar zommigen onder, die de grootte van een vuist hebben, maar  De Eilanden om Amerika. ao£ maar gemeenlyk zyn zy maar half zo groot: eene foort is 'er, die Olearia of Rotunda genaamd wordt, dewelke vier ponden , dat is ten naastenby twee van onze gewoone bouteilles, water bevatten kan; men gebruikte dezelve voormaals om 'er olie in te bewaaren. Wanneer men Schelpvisfchen uit zee haalt, fchynen de fchaalen of fchelpen grauw bruin, maar nadat men, door middel van zuure vogten, daar alle kalkagtige ftoffen afgenomen en haar zagt gepolyst heeft, ziet men eene luisterryke zilveragtige fehelp te voorfchyn komen, die verwonderlyk fchoon, met grauw of met groen gefchakeerd is. Het is van deze fchelpen, dat de werklieden dat fchoone paarlemoer bekomen', dat zy, Burgaudim, (naar den algemeenen naam, Bur- ,gau, dien deze fchelpen in 'tFransch dragen,) noemen, en 't welk hpoger gefcba.t wordt dan het wezenlyk paarlemoer; zy vervaardigen daar ; fnuifdoozen .kokers,en verfcheiderhandefnuis- ] teryen van. De fluitfehelp van dezen visch is zo dun als j papier, maar byzondcr hard. Op het minfte Se-  %o6 Tafereel, van Natuur en Konst. gevaar haalt de visch haar huis toe, en befiuit *er zig zo vast in, dat men hem daar niet uit, kan krygéri dan door middel van heet water; men kookt denzelven inderdaad ook om te eeten; doch men gebruikt dan alleen het gedeelte, dat flakswyzè gedraaid is,nadat men een groen ingewand uitgenomen heeft, 't geen den drek bevat, en zo men zegt, zeer koortsagtig is. De Lichtende Vlieg. Dit Infekt wordt op verfcheiden Amerika, fche eilanden, gelyk ook op 't vaste land van dat werelddeel, gevonden, en voert met regt den naam van lichtende, of lichtgevende , Vlieg; zy is een weinig grooter dan onze gemeene Vliegen, naar welke zy vry we! gelykt; maar 'het agterfte gedeelte van haar lighaam is doorfchynend groen, en behoirt.lt des nagts het licht, dat het by den dag ontvangen heeft: deze vliegen door de lugt,'byzonderlyk in de ' (huiken en donkere plaatfen, zweevende , glinsteren zodanig, dat uien haar voor zwervende lichten nemen zoude. Vader Labat zegt ,' dat men op Guadaloupe Vuur-Vliegen heelt, 1 die de gróótte van een Kever hebben, en di^ zo wel door de oogen als uit het lighaam een hel-  De Eilanden om Amerika. deryën, en in 't algemeen tegen alle fterke dingen. Het volk van Otaheite beftaat uit twee ras! fen , (indien ik my dus mag uitdrukken ,) van j menfehen, die egter dezelfde taal, dezelfde ; zeden, hebben, 'en die zig zonder onderfchei(ding onder malkanderen fchynen te vereenifgen. Het eerfte en talrykfte ras geeft meni fchen van de grootfte geftaltc; het is gewoon R 2 lie-  aéo Tafereel van Natuur en Konst. lieden van zes voeten hoogte onder hen te zien. Ik heb nooit menfehen gezien die beter gemaakt of beter geëvenredigd waren; om Herkules en Mars te fchilderen en te beeldhouwen, zou men nergens betere modellen' vinden. Hunne wezens• trekken zyn gel>eel gelyk aan die der Europeaanen; en, zo zy gekleed waren, zo zy minder in de open lugt leefden, zo zy minder voor de heete zon waren blootgefteld, zouden zy zo blank zyn als wy; in het algemeen hebben zy zwart hair. Het tweede ras is middetmaatig lang, heeft gekroest en wreed bair, naar paardehair zweemende, en derzelver wezens • trekken verfchillen weiuig van die der Mulatten; de Taïtier, ofOtaheiter, die zig by ons aan boord heeft begeven om naar Parys te ftevenen, is' van dit tweede ras, fchoon- zyn Vader hoofd van een Distrikt is; doch hy heeft zo veel meer v erfland als hy van den kant der fchoonhtid minder bedeeld is. De eenen en anderen laten het onderfte gedeelte van den baard groeijen; maar zy fcheeren allen de bovenlippen en de wangen. Ook laten zy hunne nagels groeijen, behalvcn die van den middelden vinger van de regter band. Zohi-  De Eilanden om Amerika. 20T Zommigcn fnyden zig bet bair zeer kort af, anderen laten het groeijen , en dragen het op de kruin des hoofds te faam gebonden. Allen hebben zy het gebruik van hun hoofdhair, gelyk ook den baard, met kokos-olie te befmeeren. Ik heb flegts één verminkt mensch opgemerkt, cn die fcheen dit ongeluk door een val gekregen te hebben; „ onze Chirurgyn „ Majoor-heeft my verzeckerd , dat hy aan ver„ fcheidenen de tekens van de kinderpokjes „ hadt bemerkt, en ik heb alle mogelyke voor„ zorgen gebruikt, om te voorkomen, dat ons „ volk hun de andere pokken niet mogten me„ dedeelen, niet kunnende onderftelren, dat „ de eilanders daar mede befmet waren." De waarheid verpligt my hier eene verdrietige byzonderheid in te voegen. Toen Kapitein Cook, die, met de Heeren Banks en Solander aan boord, de laatfte van -de gemelde fcheepen aan dit eiland geweest is, vondt hy de gezonde en gelukkige Taïtiers inderdaad befmet, en deze haatelyke ziekte moest, zodra zy op dit eiland gebr.igt was, noodwendig de fterkffce voortgangen maaken onder een volk ran zulk eene verliefde, of wellustige, geaartheid als de Taïtiers. De Heer Cook cn zyne R 3 lie-  262 Tafereel van Natucr en Konst. lieden vonden dan ook in'den jaaré 1769. dat zy de vreesfelykfte verwoestingen onder de eilanders hadt aangeregt, en het fcheepsvolk wierdt zelf door de gemccnfcbap met de vrouwen'welhaast befmet. Een van ons volk, zegt de Reisbefchryver, bemerkte dezelve den vyfdcn dag na dat wy aan land geweest waren. Zy duidden dezelve aan met een naam van dezelfde betekenis als rotting, of rottigheid, in den fterkften zin genomen, en befchreven het lyden van de eerfte flagtoïreïs dezer befmetting op eene aandoenlyke wyze; als dat hun het hair en de nagels afvielen,dat hun het vleesch van de becnen rottede; en zy zeiden, dat deze ziekte zulk een fchrik verfpreid hadt, dat dc lyders van hunne bloedverwanten verlaten wierden om niet mede te deelen in eene pest, ' waarvan zy nooit te voren iets gehoord of ge- zien hadden. Daar is egter grond van te denden, dat dc eilanders fpoedig een hulpmiddel tegen deze ziekte gevonden hebben in de kruiden , die overvloedig genoeg in hunnen grond voortkomen. Hoe dit zy, de vraag is; moet de mededee' ling dezer befmetting aan dc Engelfchen, on-/ der Kapitein Wallis, of aan de Franfchen, on- der  Bk Eilanden om Amertka. 263 der Kapité in Bougainville , worder totgefchföven? Het is onze znak niet hier rp ftjl te 'ftaan: wy zouden anders aanmerken, dat Kapitein Wadis beweezen heeft, dat hy geduurende veertien maanden, in het midden van welken tyd zy op Ot;heite waren geweest, niemand aan zyn boord beeft gehad die befmet was, en dat zy derhalven het vergift van de eilandéren even weinig hebben kunnen ontvangen alsaan dezelve mededeeltn ; dat de eilanders zelve het kwaad den Franfchen wytcn; en dat de ftraks gemelde uitdrukking van Kapitein Bougainville toont, dat hy die eilanders onbefmet \ondt, en befmet volk aan boord hadt Men verfchoone dezen buiten- ftap; ik meende het onderwerp belang wek ■ kend genoeg om denzelven te doen Ik vervolg myn berigt. Men ziet dikwils de Taïtiers geheel naakt zonder andere kleedy dan een gordel, die hunne natuurlyke deelen bedekt. De voornaamften egter, en ook min aanzienlyken by koud weder, bewinden zig gemeenlyk in een groot -ftuk ftof, dat zy tot aan de kniën laten vallen. Dit is ook de eenige kleedy der vrouwen, en zy weten dezelve met zo veel kunst te fchikR 4 ken  , eö4 Tafereel van Natuur en Konst. ken, dat men haar eene fyne Coquetterie mag verwyten. Dewyl de vrouwen van dit eiland nooit in dc open lugt komen zonder gedekt te zyn , en dewyl daarenboven een kleine hoed van rotting, met bloemen beftoken, haare wezens voor de zonneftraalen befchut, zyn zy veel blanker dan dc Mans. Zy hebben fyne wezenstrekken , maar het geen haar byzonderlyk onderfcheidt, is de fchoonheid va\i haar lighaam, waarvan dc omtrekken door geene ■martelende keurslyven misvormd zyn. Hunne kleederen zyn van eene vry zonderlinge flofFe, welke zy zelve vervaardigen van den bast van een boompje, menigvuldig op het eiland aangekweekt; van welke ftoiFen.en derzelver bereiding, wyftraks een woord fpreeken zullen. Deze kleederen verfcbillen niet minder in de gedaante dan in de wyze van dezelve te draagen; twee dingen, die, in Europa met dc uiterfte nauwkeurigheid geregeld, by deze eilanders van de enkele verkiezing, van elks gril, of-van de tegenwoordige gematigdheid des weders, afhangen. Op haare voorhoofden dragen zy eene foort van aigretten, van hair gemaakt, daar zy een oneindige moeite en behendigheid aan befteeden; zo algemeen en  De Eilanden om Amerika» 265 en zo natuurlyk is de zugt om te behaagen den vrouwen eigen. De vrouwen in Europa fchilderen haare wangen rood, maar die van Otaheite fchilderen haar middel en haare billen donker blauw; dit is een fieraad en tevens een blyk van onderfcheiding; de mans hebben het zelfde gebruik. Ik weet niet hoe zy deze onuitwischbaare kleuren in het vel indrukken ; ik denk dat het is door het zelve te prikken, en 'er dan het fap van zekere kruiden in te wryven, gelyk ik de bewooneren van Kanada heb zien doen. Het is opmerkelyk, dat dit gebruik altyd heeft plaats gehad, en nog plaats heeft, by die volkeren, die nog digt aan den Natuurftaat zyn; toen Julius Cajfar zyne ecrfte landing in Engeland deedt, vondt hy daar dat ge-, bruik, van zig te befchilderen, gevestigd. Dc geleerde en vernuftige febryver van de Wys•geerige befpiegelingen over Amerika ftelt voor eene reden van dit algemeen gebruik de noodzaaklykheid, waar in men zig , in min beteelde landen, bevindt om zig te beveiligen voor het 'fteken der Infekten , die zig daar boven alle verbeelding vermenigvuldigen. Deze oorzaak heeft geen plaats op Taiti, dewyl men daar, R 5 £6-  '9.66 Tafereel van Natuur en Konst. gelyk wy ftraks gezegd hebben, van deze Infekten bevryd is; het gebruik van zig te befchilderen is daar derhalven eene mode, gelyk 'er honderden grillige modes of gebruiken by 'andere volkeren zyn. Een ander gebruik is ;onder de Taitiers, by mans zo wel als vrou'wen , doorgedrongen .namelyk van zig de ooren 'te doorbooren, en daar paarlen of bloemen •van allerhande foort in te hangen. Dit be•minlyk volk, eindelyk, maakt zig nog behaa"-gelyker door de grootfte zinlykheid. Zy ba-den zig zeer dikwils, en nooit eeten of dringen zy zonder zig vooraf en daarna te was•fchen. 1 ■ Het karakter van de Natie is ons voorgekomen zagtaartig en weldaadig te zyn. Daar -febynt op het eiland geen burgerkryg, zelfs igeene byzondere haat of vyandfehap , plaats te •hebben, fchoon het land in kleine distrikten ■verdeeld is, die alle hun byzonder, fchoon -ondergefchikt,Hoofd hebben.Zy onderhouden lover en weder eene goede trouw, waaraan -niemand twyfeh; het zy de bewooners der 'huizen uit of t'huis z>n, het zy het nagt ofj :dagis,hunne huizen ^Jp^gelyk wy ftraks reedïj •aanmerkten, altyd ongefloten. Elk plukt ds, vrug-  De Eilanden om Amerika. 257 'vrugten Tan den eerden boom , dien hy aantreft, en gaat dezelve opeeten in het eerdé huis, dat in zyn weg ligt.^Het fchynt, dat 'er, ten 'opzigté van de eerde noodzaakfyfchecfen des levens, geen eigendom plaats heeft, en dat alles aan allen behoort. Ten onzen opzigte waren zy, zo als men gezien heeft, behendige -dieven, maar zo vreessgt.j, dat zy op de minde bedreiging vlugteden. Voor het overige heeft men gezien, dat hunne hoofden deze dicveryen niet goedkeurden, maar ons integendeel drongen om hen, die dezelve bedreeven, te dooden. Èrëti volgde evenwel zelf die ftrengheid niet, welke hy ons aanprees; wanneer wy hem eenen roover aanweezen, vervolgde hy dien met den dcrkdtn loop; de dief vlugtede even fncl, en zo hy hem agterhaalde, het geen doorgaands gebeurde, want IC reli was onvermoeid in 't lopen, waren cenivé dokllagen cn eene gedwongen herdeliing ;:! de draf van den misdaadiger. Ik dagt zelfs niet dat zy eene zwaardere draf hadden, om Sati zy, iemand van ons volk in de boeijens ziende zetten, daar eene alleruiterde gevoeligheid voor betuigden; doch ik ben federt op eene ontwyiTelbaare wyze te weten gekomen, dat zy het gebruik hebben van de dieven aan boo-  268 Tafereel van Natuur en Konst. boomen op te hangen gelyk men in onze legers gewoon is. Zy maaken inderdaad eene ondcrfcheiding in hunne draden wegens dedieveryen, die op de gemeene nuttigheid gegiond is, gelyk de Heer David Hume beweert, dat het geheele denkbeeld van regtvaardigheid daar op (leunt. Naar maate demisdaaden , of dieveryen , de goede orde en algemcene veiligheid meer benadeelen worden zy, al het overige gelyk zynde, zwaarer gedraft; di s is de dooddraf bepaald tegen hen, die wapenen, of (lukken van hunne doffen , gedolcn hebben ; en de zodanigen worden opgehangen of in zee gedort; maar die geflrengbeid heeft geene plaats tegen zulken, die ■flegts kleinigheden deelen, welker gemis geen grooten invloed op het geluk der eilanderen kan hebben; zy nemen ook in hunne ftrafoeffening de verfcbiilende beweegreden van den diefftal in aanmerking; zy onderdellen, cn met reden , dat hy, die de laagheid heeft van wapenen,of eenige Hukken ftof, te delen niet anders kan zyn dan een luyaart of een laage vrek; ondeugden even fchadelyk voor de Maatfchappy , en welken zy derhalven eveneens moet tegengaan; maar het zoude, den-  Dfi Eilanden om Amerika, aóp denken zy, (en heeft dit minder rede?) eene I barbaarfche wreedheid zyn het leven te benemen aan een mensch, die, door den honger gedrongen zynde om aan de onweerdaanlykde driften der Natuur te voldoen, zyne handen tegen wil en dank, om zo te fpreken, wat te rer hadt uit gedoken. Zy zyn bykans altyd in oorlog met de irrwooneren der nabuurige eilanden. Wy hebben de groote kanoes gezien, daar zy hunne landingen mede doen , en daar zy zelfs in zee-< gevegten gebruik van maaken. Hunne wapenen zyn de boog, de fJinger, en eene foort van piek van een zeer hard hout gemaakt. De oorlog wordt by hen op een wreede wyze gevoerd. Volgens het berigt Jing, die tevens tot lighaams-beweging en tot Mpjl gehruikt wordt. Deze gewoonte van altyd in de vermaakea i-te leeven geeft aan de Taïtiers een blykbaare ■eneigdheid voor die zagte boertery, welke :men in yder gezond geftel, als de dogter van jïust en genoegen, kan befchouwen; ook krjr :gen zy hier door in hun karakter eene iigtrzinnigheid, eene denkenloosheid, daar wy tons alle dag over verwonderden; alles treft :*hen, niets houdt hen bezig; met alle de nieu'fwe voorwerpen, welken wy hen vertoonden, II het ons nooit -mogclyk geweest hunnen aanidacht twee minuuten agtcr malkanderen op :cenig Huk te vestigen; de minste overdenking, de minste infpanning, fchynt hun een ronverdraaglyke arbeid te zyn, en zy zyn on•vergelykelyk banger voor het werken met den S 3 geest  j$78 Tafereel van Natuur en Konst. geest dan voor de vermoeijenis van 't lighaam. Ik moet hen egter geen gebrek van geest en vernuft verwyten hunne behendigheid in die werken en verrigtingen, waarvan de overvloed des lands, en de gunstigheid des klitnaats, hen niet kunnen ontflaan, zouden die befchuldiging ten duidelykften tegenfpreken j. men ftaat verwonderd over de kunst, waarmede hunne inftrumenten voor de visfchery gemaakt zyn: hunne visch - hoeken zyn van paarlemoer, zo konstig gewerkt, als of zy by hunne behendigheid het gebruik van onze gereedfchappen hadden; hunne netten zyn volftrekt gelyk aan de onze, en van de vezelen van boombast gemaakt ; wy hebben ons verwonderd over het timmerwerk hunner groote huizen, en de fchikking van de bladeren van den palmboom ,of wayer-boom, die het dak uitmaaken. Zy hebben twee foorten van Kanoes; de eene klein , en weinig bewerkt, zyn van oen uitgeholden boomftam gemaakt; de andere,; veel grooter, zyn met kunst vervaardigd; een? uitgeholde boomftam maakt, even als in de eer-  De Eilanden om Amertka. 270 eerde, den grond van de kafiöe, van het voorde einde af tot op omtrent twee derden van de lengte; een tweede boomdam :maakt het agterde gedeelte, dat krom en zeer verheven is, zodat het einde van htt agter-deven vyf of zes voet boven 't water uitdeekt. Deze twee dukken zyn, eind tegen einde, met een cirkel boog aan malkander gezet, en dewyl zy, om het uytwyken te voorkomen geene fpykers te baat hebben, doorbooren zy, op verfcheiden plaatfen, de einden der twee dukken , werken daar koorden van kokosdraaden door, en maaken dus eene hegting en devigte, beter dan men van die wyze van werken verwagten zoude. De zyden van het vaartuig worden opgehoogd door twee boorden, van omtrent een voet breed, op den rand vast gemaakt met gelyke banden, als daar wy draks van fpraken : Van die zelfde kokosdraaden maaken zy ook een foort van werk, dat zy tusfchen de openingen dezer dukken in breeuwen .zonder daar eenig fmeerfel over te brengen; een plank, die het voorde gedeelte van het vaartuig bedekt, en.die vyf of zes voet uitfpringt, belet het zelve geheel onder te raaken, wanneer de zee hol gaat. Om deze ligte vaartuigen minder onderhevig aan omflaan te doen S 4 zyn,  %So Tafereel' van Natuur en Konst. zyn, zetten zy op eene der zyden een vry, lang ftuk hout, (draagende op twee dwarshouten van vier of vyf voeten langte,) met het eene einde op dc bark vast gemaakt; wanneer dezelve onder zeil is, fteekt ook eene plank buiten waards van de andere zyde uit, en men zet een mensch of eenige zwaarte om het evenwigt te houden. Hunne behendigheid vertoont zig nog mcer; in het middel, waarvan zy zig bedienen , om deze barken tot den togt naar de nabuurige eilanden uit te rusten , zonder ander geleide dan dc fcarren te hebben. Zy binden twee groote kanoes op een afftand van omtrent vier voet te famen, door middel van eenige dwarshouten aan de beide boorden bewonden. Op het agterfte gedeelte van deze, dus faam gevoegde, vaartuigen, maaken zy een pavillioen van zeer ligt hout met een bladen dak bedekt. Deze foort van kamer geeft hun eene.wykplaats voor den regen én de zon, en verfchaft, hun, tevens eene-bewaarplaats voor hunne droogo eetwaaren. Deze dubbele kanoes kunnen eene menigte menfehen bevatten , en lopen geen gevaar van om te-kantelen. Het waren deze, waarvan wy altyd gezien hebben, dat de Hoof.' den  De Ei-landen om Amerika. 281 den zig bedienen. Zy worden, even als da enkele kanoes, geroeid, of voeren zeil, naar dat de gelegenheid vordert. Voor allen dezen arbeid hebben de Taïtiers niet dan eene foort van disfel, of byl, waarvan, het Icherp beftaat uit een zwarten Heen, dia zeer hard is: Om het hout te doorbooren gebruiken zy zeer fcherpe fchelpen. Het maaken der zonderlinge ftoftcn, daar zy alle hunne kleederen uit vervaardigen, is niet de minfte hunner kunsten. Die ftoffen peftaan uit de bast wan een boompje, dat zorgvuldig op het eiland wordt aangekweekt. Die bast, nadat men daar eerst de buitenfte oppervlakte, wegens derzelver hardheid, heeft afgenomen, wordt drie dagen lang in't water gezet om te weeken; hy wordt vervolgens uitgeftrekt op een zeer gladde plank, waarop hy, geflagen wordende, eene lymigheid en taayheid, als van een dikke pap, verkrygt. Het werktuig, het welk zy gebruiken om dezen bereiden bast te flaan, is een ftuk zeer vast en hard hout, dat vierkant, en aan yder tier vier platte zyden gegroefd, is. Dit werlrS 5 tuig  «82 Tafereel van Natuur en Konst. tuig is, zonder de fteel daar mede onder ts begiypen, vyftien duimen iang, en heeft zej duim in den omtrek; maar de groeven zyn niet even breed endiep op ydere zyde; die zyde, waarvan men eerst gebruik maakt, heeft maar tien groeven; de laatfte heeft omtrent zestig. Deze laatfte zyde laat eene foort van fyne ingewerkte ftreepjes, zo als in zommige geweven fabrieken, op deze ftoiTe; en dezelve verfpreidt zig, door het Haan van dezen hamer, al meer en meer, wordende in dezelfde evenredigheid dunner; op dezelfde wyze als het goud tot dunne bladen wordt uitgeflagen. Deze: fioffe wordt door het bleeken ten uiterften wit, en, fchoon zy zo eenvoudig en met zo weinig toeftel vervaardigd wordt, heeft zy egter veel vastheid en is zeer fterk. Zy zoude van een zeer groot gebruik zyn in onze papier fabrieken; daar wordt eene zeer groote menigte op deze eilanden vervaardigd; wy kondes verfcheiden ellen van dezelve voor een fpyker köopcn. Zy flaagen volmaakt,wel in dezelve rood, geel, bruin, en zwart te verwen. Dewyl deze flofFe, om goed te zyn, geklopt moet worden , tot dat dezelve ten uiteiften dun zy, zo leggen zy, om dezelve dikker  De Eilanden cm Amerika. 283 ker te hebben, twee of drie Hukken op malkander, en lymen dezelve te famen. Die, welke men in den rouw draagt, is dubbeld; zy is wit aan de oppervlakte die naar 't vel is, maar van buiten bruin met zwart gevlakt. Men draagt op Taiti regelmaatig rouw, en dezelve wordt Ceva geheten ; de geheele Natie draagt rouw over haare Koningen; de rouw over een Vader is zeer lang; de vrou. wen dragen rouw over haare mannen zonder dat deze het wederkeerig over haare vrouwen doen. Men zet in den rouw een kapzei van vederen op 't hoofd, welker kleur aan den dood is toegeweid. Wanneer aanzienlyke lieden, die in den rouw zyn, uit hunne huizen gaan, gaat 'er eene kleine bende fliaVeh vooraf, die op eene zekere wyze op hunne trommels liaan: het droevig geluid, dat zy maaken , waarfchouwt elk van zig aan eene zyde te begeven, 't zy uit eerbied voor den overledenen, 't zy om het flinkfche voorteken van rouw-dragende lieden te ontgaan. In ziekcens, die wat ernltig zyn, verzamelen zig alle de bloedverwanten van den lyder by denzelven; zy eeten en flaapen daar zo lang het  a?4 Tafereel van Natuur en Konst het gevaar aanhoudt; elk past hem op zyne beurt op. Zy hebben het gebruik van aderlaten , maar op eene ruwe wyze. Ik heb reeds op meer dan eene plaats of aangemerkt, of doen voelen ,dat 'er een groot onderfcheid van rangen onder dit volkje plaats heeft, en beloofd nog een woord van de Regcering te fpreken. Het getal van de inwooneren van het geheele eiland befbiat flegts uit zeventig duizend zielen. De Koningen en Grooten fchynen regt van leven en dood te hebben over hunne flaaven; misfehien hebben zy dat zelfs over een gedeelte des volks , dat zy Tateinou , „ laa„ ge menfehen ^''-noemen ; en waar boven zy zig op eene zeer aanftootelyke wyze verheffen. Het vleesch en de visch verfchynen niet dan op de tefels der Grooten; het volk bepaalt zig tot plantgewasfen en vrugten. Het teken van oppergezag is eene foort van rooden gordel, waaraan de eilanders den naam van Mam geven. Wanneer de Er ei, dus wordt altyd het opperst Hoofd genaamd, dit teken ?an zyn gezag voor de eerite reis aangordt ,  De Eilanden om Amerika. 285 gordt, geeft het geheele eiland zig, drie dagen lang, aan openbaare vreugde - bedryven over. De Erei wordt, na zyne inhuldiging, aan tafel altyd door lieden van zyn gevolg bediend ; zyne hovelingen fnyden hem de ftukken , welken zy hem in den mond fteken met hunne vingers, die zy telkenmaalen voorafin kokosmelk doopen moeten; Men heeft vroeger gezien hoe Oberea gevoerd wierdt, toen zy in haaren luister, en waarfchynlyk Regentes, was, van ten minfteneen gedeelte des eilands. Wy hebben reeds van de veelwyvery der Taïtiers gefproken; ik zal hier nog maar byvoegen , dat men aan den Souverain maar ééns wettige vrouw vergunt, doch hem toeftaat zo veele bywyvcn te nemen als hy goed vindt; maar dat de barbaarfche ftaatkunde van deze Regeering vordert, dat alle de kinderen uit> die bywyven verwekt worden omgebragt, om de wanordes te voorkomen, welke hunne gemeene aanfpraaken om in het hoogst gezag ;op te volgen zouden kunnen veroorzaaken. NIEUW  »86 Tafereel van Natuur en' Konst, NIEUW ZEELAND. Nieuw Zeeland is in den jaaren 164.2 door eenen Nederlander, Abel Tasman, ontdekt, doch alleen aan de eene zyde, en zo onvolkomen, dat men niet we! bepaalen konde, of het een vast land of een eiland ware ? De Lords van de Admiraliteit, zegt de uitgever van de reis van Kapitein Cooke rondom de -mereld; verlangende dit gewigtig ftuk op te helderen, hadden ons belast om de kust tot den Aoften graad Zuidelyke breedte langs te zeilen , en zo wy dan nog geen doortogt ontdekten, maar het land zig verder bleef uitftrekken, naar het Noorden te wenden,om de Noordelyke kust op te nemen. Ingevolge van dezen last bevonden wy ons den I7llcn Oétober 17159 aan eene der punten van Nieuw-Zeeland, welke wy de kaap Turnagain noemden.— Den 19^11 kregen wy tegen den avond een kanoe aan boord, waar in vyf Indiaanen waren, die ons deeden begrypen, dat zy wenschten den nagt met ons door te brengen. Wy ontvingen hen met vermaak, én zy leefden met ons op de gemeenzaamfte wyze; zy namen van alles, wat zy ons zagen eeten,  De Eilanden om Amerika. 287 eeten, zelfs fchoon men het hun niet aanboodt; twee hunner waren zeer fchoone menfehen , van eene juiste evenredigheid in alle hunne ledematen. Wy zonden hen den volgenden dag met gefchenken te rug, en zy vertrokken met fpyt, dat zy ons verlaaten moesten. Den een - en-twintigften ontdekten wy eene baay, op 38 gr. 11 min. Z.B.en i8ogr ssmin. westelyke lengte van den Meridiaan van Londen ; zy draagt den naam van Tegadoo by de inboorlingen, die niet zeer tairyk zyn. Zy. hadden ter plaatfe, waar wy aan land gingen, eenige hutten, met affchuttingen omringd om de winden te keeren , cn verfcheiden fteUadièn onder opene fchuuren, om hunne viseh te droogen. Zy fcheenen een grooten overvloed van krabben en zeekreeften te hebben; zy hadden ook groote honden met kleine en puntige ooren. Zommigen der inwooneren waren bewonden in eene foort van mantel, gemaakt van hunne eigen ftoffen, van welker fabriek wy laater nog een woord zeggen zullen. • Verfcheidene hunner vrouwen hadden geene andere kleederen dan eene mat van zeeplanten ge-  288» Tafereel van Natuur en Konst. gemaakt, waarmede zy alleen de Natuurlyke deelen bedekken. Dingsdag den 241^" kwaamehwyin een andere baay, op 38 gr. 20 min. Z; B. en 79 gr. 22 min. lengte, door de inwooners Tolaga genaamd. De hutten ftonden raakcnde ahii malkander; en het land, dat daar by lag, was in kleine, wél beteelde, gedeeltens gefcheiden, en droeg zoete aardappelen, waaraan de inwooners eene groote menigte inzamelen. Wy zagen op verfcheiden plaatfen de heesters, welker fchors hun dient om hunne ftoffen van te maaken; deze boompjes groeijen zonder eenige beteeling. De baay verfchaft hun eene overvloedige visfchery, inzonderheid van Kreeften en Kabfaeljauwen, of eigenlyk Lengen. De nabuurige bosfchen zyn zo digt, dat men daar nauwelyks door kan komen; zy verfchaffen dus eene veilige wykplaats aan eene menigte vogelen van verfchillende foorten, waar onder wy eene foort van zeer groote duiven waarnamen. Wy kogten verfcheiden dingen van dit volk, in-  De Eilanden om Amerika. 2flo inzonderheid van hunne zeif gemaakte iloffen , waarvoor wy hun ftoffen vanOtaheite gaven , daar wy een zeer grooten voorraad van hadden. Dc kuisheid ichynt geene deugd onder deze lieden te zyn, ten minilen dezelve wordt niet veel betragt ; verfebeidene hunner jonge vrouwen vervoegden zig dagelyks by ons, en handelden met ons volk over haare gunsten op redelyke voorwaarden. Wy gingen het land verfcheidenmaalen opnemen, en overal, waar wy wooningen vonden, wierden wy met groots vriendelykheid ontvangen. Een onzer Officieren trof eene wooning aan, die eenzaam op haar zelve ilondt: eene oude vrouw ging 'er juist uit, en noodigde hem om binnen te komen, alwaar hy een twaalftal perfoonen vondt die met een maaltyd van kreeften en aardappelen bezig waren ; de goede lieden drongen hem om mede aan te zitten ; na den maaltyd deedt onze Officier hun eenige gefchenken van iloffen en fpykers, die zy met blydfchap aannamen ; zy boden hem een jong en bevallig meisje aan, dat de pligten van erkentenis en herbergzaamheid verder moest bevestigen. Hierin vindt men juist de zeden der Otaheit'ers weder, geXX. Deel. T lyk  290 Tafereel van Natuur en Konst. lyk wy deze aanmerking dan ook ftraks verder herinneren zullen. Eenige uuren daarna kwam een oud man met twee vrouwen in dit huis; zy groeteden het geheele gezelfchap zeer deftig , en met de gebruikelyke plegtigheid; dewelke hier in beftaat, dat zy malkanderen zo digt naderen , dat zy de punt van hunne neus zagtelyk tegen die van de neus,die tegen over hen is, doen raaken. De Officier nam zyn affcheid op dezelfde wyze in': ronde, het welk hun veel vermaak deedt; zy gaven hem een geleider mede cm hem een beteren weg te wyzen, en overal daar zy een beekje of grep, (welken zy veelen maaken om het land te bewateren) ontmoeteden , nam de Indiaan den Officier op zyne fchoudcrs, en fcheen zelfs te wenfchen hem den gehéelèri weg over dus te dragen. Des Woensdags den 2de» November bemerkten wy in eene andere kleine baey, of kreek, veertig of vyftig kanoes langs de kust ; verfchcidene van dezelve roeyden naar ons toe* en het was duidclyk te zien, dat hunne gcfteldheid t'onswaards niet vreedzaam was; het getal dezer Indiaanen; op verfchiüende wyzen] gewapend, beliep omtrent honderd; zy hielden.;  De Eilanden om Amerika. 291 «Jen op een zekeren afftand ftii, en een der Hoofden , die in de grootfte kanoe was , hieldt eene lange redevoering, en befloot met ons tot den ftryd uit te daagen; maar ziende, dat wy hunne bedreigingen niet beantwoordden dan door hen te noodigen van met ons te handelen , kwamen zy nader aan boord. Hy, die de redevoering gedaan hadt, nam toen een fteen, en wierp dien, na het uitfpreeken van eenige woorden , zagtelyk tegen het fchip; dit was waarfchynlyk eene oorlogs-verklaaring; aanftonds vatteden allen de wapenen op. Wy herhaalden onze noodiging, en toonden hun tevens verfcheidene fchoone Hukken ftof'fen van Otaheite , die meer indruk op hun hadden dan de vorige vriendelykheden of bedreigingen , voor welke laatfte zy in 't geheel geene vrees toonden. Zy hadden veel kreeften, welke wy hun voor kleine ilukjes ftoffe afkogten; zy oordeelden zig egter wél betaald; zy. fneeden dezelve in ftukjes van twee of drie duimen in 't vierkant, en hingen ze in hunne ooren. Terwyl zy met ons handelden , hadt een T a hun-  29^ Tafereel van Natuur en Konst. hunner de ftoutheid van zig meester te maaken van een pak linnen , dat men aan een touw hadt vastgemaakt , om het in 't water te laaten zakken. Hy maakte het los , en iiragt het, in weerwil der zoldaaten , die op hem dreigden te fchieten, in zyn kanoe, zonder het te willen wedergeven , en zonder zelfs de vlugt te nemen. Twee kogels, dwars door zyn kanoe gefchoten, maakten geen den minften indruk op hem; hy hieldt zig enkel bezig met de gaten te ftoppen; een fnaphaanfchoot met hagel, welke hy in den rug kreeg, belettede hem niet zyn werk te vervolgen. Zo. dra de kanoe behoorlyk geflopt was, trokken zy; met hunnen buit, op een zekeren afftand af, en begonden toen luidskeels te lagchen; maar, toen men de kogel van een vierponder over hunne hoofden liet gaan, trokken zy fchielyk af naar den oever. In den avond zagen wy eene dubbelde kanoe; de Indiaanen , die daar in waren, zongen, dansten, en febreeuwden; een hunner -deedt eene lange aanfpraak, en, toen dezelve geëindigd was, begonden zy ons met fteenen te werpen; maar ziende, dat wy hen niet dan  De Eilanden om Amerika. 293 dan met onverfcbilligheid en verachting behandelden, trokken zy af. Des anderen'fiaags kwamen zy weder op,en wierpen ons op nieuws met fteenen , waar door zommigen van ons volk ligt gekwetst wierden. Wy losten een fnaphaan tegen hen, die geene uitwerking deedt, maar op het gezigt van een ftuk kanon, dat op hun vaartuig gepointeerd wierdt, namen zy de vlugt. Des Vrydags en Zaturdags vertoonden zig weder verfcheiden kanoes, met honderd vyftig of meer Indiaanen, fteeds met vyandlyke oogmerken ; zy zogten ons aan boord te overvallen ; wy deeden al wat wy konden om hen tot eene vriendelyke onderhandeling te brengen, maar het fchietgeweer alleen was in ftaat om ons voor hen te beveiligen. Des anderen daags egter kregen wy het bezoek van verfcheiden Indiüanen, die ons toafchenen vreedzaame oogmerken te hebben , en ons eene groote hoeveelheid visch , ftoffen, lanfen, enz. tot een maatigen prys verkogten ; maar den volgenden dag deedt het doodfehieten van een Indiaan, die ons een T 3 fchoon  294 Tafereel van Natuur en Konst. fchoon ftuk ftof van Otaheite ontftelen wilde, alle de overigen vlugten. Op andere tyden ontvingen zy onze gefchenken , en deeden, tot erkentenis _d1er vriendelykheid, eene hagelbuy van pylen en fteenen op ons ftorten; of verkogten ons visch, of andere noodwendigheden , en gingen, na de bepaalde goederen daar voor in betaaling ontvangen te hebben, met het een cn ander door , ons iiitlagchende over onze domheid , en tot het gevegt uitdagende. Eens kwamen zy, terwyl wy ten anker lagen , met drieendertig vaartuigen , waar in driehonderd 'man, wél gewapend, op ons af; zy begonden eerst vreedzaam te handelen , maar op een zeker teken, dat een der Hoofden gaf, poogden zy ons anker los te werken , om ons fchip te doen ftranden; een kanonskogel maakte dezen hoop zb vervaard , dat zommigen naar ftrand vlugteden , en anderen, die niet fchielyk genoeg konden wegraken, het befluit namen om by het fchip te komen, en te verzoeken, dat wy maar weder vriendelyk met hun handelen wilden; de Kapitein egter, met eenige Oftkieren en verfcheiden Zoldaaten, aan land gegaan zyndeI' wierdt,!  De Eilanden om Amerika. . soj wierdt vyandlyk door hun omringd, en zoude afgefneden zyn geworden , zo men dit door het fchieten van het fchip niet belet hadt; en eenige uuren daarna kwamen zy weder aan boord om vriendelyk te handelen , als of 'er niets gebeurd ware. Des Vrydags den i2dc» Januafy 1770. zynde op 38 gr. 10 min. ontdekten wy eenen opmer- ► kelyken fteilen berg , of piek , niet minder hoog dan de piek van TenerifTe, welks kruin met fnecuw bedekt was. Wy dorften onze floep niet aan land laten gaan , omdat de Indiaanen daar met hunne vaartuigen gewapend op aankwamen. Wy zagen eene ry huizen langs den oever, welker bewooners ons noodigden om by hen te komen. Wy zagen .ter zelfder tyd een Indiaan, op" eene mïsfelyke wyze gekleed , en van verfcheiden anderen gevolgd, zig naar het ftrand begeven, alwaar hy verfcheiden vreemde en grillige plegtigheden fchecn te verrigten. Den zestienden kwamen yerfefceiden vaartuigen aan boord om visch te verkopen,- zy ontvingen den prys, hielden de visch te rug, en zouden den gcenen , wicn men met. de T 4 ban  296 Tafereel van Natuur en Konst. handeling gelast hadt , gedood hebben , zo hy hunne aanvallen niet fchielyk ontfprongen was. De Kapitein , deswegens verontwaardigd , vattcde een fhaphaan , en fchoot een Indiaan in de knie, die daar door verbryzeld wierdt; hy wiesen zyne wonden, en wierp zyne visch , waar voor hy den prys ontvan. gen hadt , uit kwaadaartigheid in zee. De andere Indiaanen onderzogten zyne wonden met nieuwsgierigheid ; hy zelf verbondt die met eenige biezen, en biecf nog verfcheiden uuren by het fchip. Een weinig vóór dit toeval , grepen twee Indiaanen , welken de Schipper belet hadt aan boord te komen, om dat hy 'er niet te veel tevens wilde hebben, hunne lanfen op; cn kwamen op hem af; hier moest men geweld gebruiken om hen te doen wykerj. Ik melde alle deze byzonderheden, om de zeden, en vooral de geaartheid, der Nieuw Zeelanders by voorraad te doen kennen. Het een en ander egter zal zig treffender verwonen door het volgende .geval. in denzelfden agtermiddag ging Kapitein Cook,  De Eilanden om Amerika, 297 Cook, van verfcheiden zyner Officieren vergezeld, met de floep te lande , daar veele Indiaanen in hunne vaartuigen met visfchen bezig waren. Zy hadden eenige manden by zig , welken wy onderzogten, en, tot onze groote verwondering, vonden wy daar in verfcheiden ledemaaten cn andere gedeeltens van menfehelyke lighaamen, op hunne wyze gebraden ; wy konden niet twyiTelen of zy hadden daar van gegeten , en zouden daar nog meer van eeten; de fpooren hunner tanden waren in zommige ftukken nog duidelyk te zien ; daarenboven waren wy reeds volkomen overtuigd , dat dc Nieuw-Zeelanders menfehen eeters zyn; en op verfcheiden plaatfen hadden zy ons zelve de verzeckering daar van gegeven, fchoon wy tot nog toe geene ooggetuigen van dit affchuwelyk gebruik geweest waren. Toen wy deze lieden vroegen, hoe zy aan alle die brokken van menfehelyke lighaamen gekomen waren ? gaven zy ten antwoord , dat, vyf of zes dagen vóór onze aankomst, een vaartuig van een ander diftrifct, waar in tien mans en twee vrouwen waren, op hunne kust geftrand was, dat zy hen overvallen T 5 en  208 Tafereel van Natuur en Konst. en allen gedood hadden , uitgezonderd ééne vrouw, die, zig door zwemmen poogende te redden, veidionkcn was ; waar na zy dezen buit onder malkauderen verdeeld hadden. Zy verbeelden zig niet dat hier in iets berispelyks is, en, wel verre van daar over te bloozen, fpraken zy ons over dit gebruik als van eene gewoonte door dc reden en het regt gewettigd; en ziende , dat wy een arm opnamen , om dezelve nauwkeuriger te befchouwen , en daar uit bciluitende, dat wy verlangden deelgcnootcn van hunne lekkemy te zyn, beloofden zy. ons voor den volgenden dag een hoofd te bewasren , dat reeds gebraden was , byaldien wy ons flegts naar hunne wooningen vilden begeven , of hetzelve laten haaien. Terwyl wy met deze menfehen - eeters fpraken, zagen wy, dat men op den oever bezig was met eenig vleesch te bereiden in een oven, welken reen in de aarde gemaakt hadt, op dezelfde wyze als op Otahcite gebruike,lyk is; wy vroegen wat dit ware? cn kregen ten antwoord, dat het een jonge hond was; nieuwsgierig om te weten, of het niet ins:gelyks menfehen-vleesch mogt zyn , begaven wy  De Eilanden om Amerika. 209 wy ons derwaards, en bemerkten, dat zy ons de waarheid gezegd hadden. In dit gedeelte van Nieuw-Zeeland zagen wy verfcheiden verlaten dorpen, welker bewooners gevlugt, of, :t geen waarfchynlyker is, door hunne landgeneoten geheel verdelgd waren. Op een eiland ten zuid-oosten van de baey , daar wy het anker hadden laten' vallen, zagen wy een dier verlaten dorpen, welker ligging onbedenkelyk 'aangenaam moet geweest zyn ; het beflondt uit agttien huizen, regelmaatig in 'de rondte gefchikt; het was omringd en befchut door een muur van een zeer zonderling maakzel. Men trekt twee linies , evenwydig met malkanderen ; men zet volgens dezelve paaien in den grond, cn men vult de ruimte, welke tusfchen deze twee regels paaien is, met rysbosfen , die digt in malkanderen gewerkt, en door malkander heengevlogten, worden; en op deze wyze maakt men eene omheining van zes of zeven voeten hoogte. Hoe eenvoudig deze verwerking fchyne , is het egter niet gemaklyk dezelve te overweldigen , inzonderheid terwyl zy verdedigd wordt door lieden , die niet flegts voor hunne bezittingen en vry- heid  3oo Tafereel van Natuur en Konst. beid ftryden, maar die ook aangezet worden door het vooruitzigt, dat zy bukkende in handen vallen van een vyand , die hen in koelen bloede in Hukken hakt , braadt , en eet. Op eenigen afftand van dit dorp, zagen wy de overblvfzels van eene nog regelmaatiger fo-titikatie ; zy ftondt op een hoogen heuvel , in de nabuurfchap van eene zeer gemaklyke baey; de heuvel zelf, van alle kanten fteil , was zeer moeijelyk te genaaken; op den top was eene effen vlakte, groot genoeg om een dorp van twee of driehonderd huizen te bevatten. Dit dorp, waar van flegts de puinhoopen overig waren, was verfterkt geweest door eene aiïnyding , gemaakt van paaien , die twee voeten omtreks hadden , en niet minder dan twintig voeten boven den grond hoog waren. Aan den buitenkant van deze paaien , die geene dubbelde ryen formeerden, en dus geene rui.nte tusfchen die ryen overlieten om met ryswerk te vullen , was sene graft, van tien voeten breedte gegraven. Binnen de affnyding waren verfcheiden proote bikken met water; ook waren 'er binnen tegen de paaien aan ftellaadjes, om die man-  De Eilanden om Amerika. 301 manfchap te plaatfen , die het dorp moest verdedigen. Voor het overige was de top van den heuvel zo fteii, dat men, van welken kant men dezelve wilde naderen , op kniën en handen moest kruipen om op te komen. Van dezen kruin zagen wy de overhlyfzels van eene kleine ftad , die aan de bezitters dezer fterkte hadt toebehoord , en die ds plaats van hun gewoon verblyf was; want de Indiaanen van dit dillrikt hebben , behalven de flad of het dorp, dat zy bewoonen, eene fterkte, die hun niet flegts tot eene wykplaats, maar ook tot een magazyn verilrekt, om hunne gedroogde visch en anderen voorraad in veiligheid te bewaaren ; alwaar zy, om verrasfingen voor te komen, altyd een zeker getal■ gewapende lieden houden, en werwaards zy zig, in geval van nood, allen be. geven. In deze fterktens houden zy altyd eene genoegzaame hoeveelheid water in de vs-rlaatbakken , en daar liggen' groote hoopen lanfen en fteenen, van afftand tot afftand , op de ftellaadj'e die tegen de affnyding is. Deze ftel-  302 Tafereel van Natuur en Bonst; ftellaadjes zyn juist op die hoogte geplaatst, dat zy, die daar op ftaan , den vyand met hunne fteenen , pylen, enz. befchadigen kunnen, en zelve bedekt blyven. Byaidien deze fterktens door haare ligging niet ontoeganke'yk zyn , verhelpen zy dit door twee of drie groote graften met een ophaalbrug , die, fchoon eenvoudig in haar maakzel , .volmaakt wél aan haar oogmerk beantwoordt ; en aan den' binnenkant dier graften is eene affchutting van paaien , zo' als wy eerst befchreven hebben. Deze fterktens, zeide ons het Hoofd, worden nooit met geweld overmeesterd, en zelden by verrasfing ingenomen. De vyand , meester van 't veld zynde, blokkeert dezelve; de honger doet eindt-lyk de belegerden fterven , of noodzaakt hen uit hunne verfchanzing te trekken, en een flag te waagen; en dan veroorzaakt eene beflisfende overwinning de geheele verdelging van dat diftrikt, het welk vervolgens door den overwinnaar bewoond wordt , cn allen , die gedood of .krygsgevangen gemaakt zyn, worden door den overwinnaar opgegeten. Ik  De Eilanden om Amerika. 303 Ik wenschte , om de eer van 't menschdom, dat dit barbaarsch gebruik niet dan na eene lange verbastering der menfehelyke natuur was ingevoerd! Het is vernederend te onderftellen , dat de mensen in zyn eerden en oorfpronkelyken ftaat geen afgryzen gevoeld hebbe op het gezigt, op de verbeelding zelfs, dier afgryslyke geregten, en bekwaam is geweest voor eene wreedheid waar voor de meeste dieren onbekwaam zyn. Den 6den February 1710. verlieten wy de baey Charlotte, en vervolgden de Oostelyke kust. Ik moet bier aanmerken, dat , toen Tasman de Moordenaars baey bezogt, hy zig verbeeldde, dat 'er een ftraat moest zyn , die Nieuw-Zeeland dwars doorliep, en daar twee verdeelingen van maakte. Om dit tc onderzoeken , begaven wy ons, terwyl wy in de baey Charlotte waren , op den top van een nabuurigen berg, om te zien, of wy van deze hoogte eenige vertooning van eene ftraat ontdekken konden? Wy ontdekten niet alleen dezelve, maar de inboorlingen verzeekerden ons ook, dat zy in haare geheele uitgeftrektheid bevaarbaar was, en dat het mogelyk was met een kanoe van 't land in vier dagen tyds ; : de  304. Tafereel van Natuur, en Konst. de kusten van de Zuidelyke verdeeling van Nieuw-Zeeland om te varen. Wy befioten dit te beproeven, en, na veels gevaaren in het koud en ftormagtig jaargetyde gelopen te hebben, bragten wy het eindelyk zo verre, dat wy den Zuidelyken uithoek omftevenden , die op zevenenveertig graaden negenendertig minuuten Zuider breedte , en honderd eenennegentig graaden vyfendertig minuuten Westelyke lengte , naar de Meridiaan van Londen , ligt. Wy hernamen toen onze ftreek naar het Noorden met een Westelyken wind ; ons oogmerk was om in de baey van Charlotte te rug te komen, en daar hout en water in te nemen, zo wy niet eer gunftige gelegenheid daar toe vonden. Het land langs deze kust vertoont niets dan een verfchriklyk aanzien. Het is een keten fteile bergen, die hunne kruin in de wolken verheffen, cn met fneeuw , zo oud als de wereld , bedekt zyn ; de rotfen, daar zy op rusten, zyn even fteil, en de kust ongenaakbaar. Ook bemerkten wy geene voetfpooren dat deze kust bewoond was. Des  De Eilanden om Amerika, 305 Des Maandags, den aSften Maart, kwamen wy op 40 gr. 32 min. Z. B. drieendertig mylen ten Noorden van de baey Charlotte, in eene foort van zeeboezem, aan beide zyden met eilanden geboord. Onze zwerving rondom de kusten van Nieuw-Zeeland hadt nu byna zes maanden geduurd; en wy ontdekten, het geen tot nog toe onbekend was geweest , namelyk , dat Nieuw - Zeeland een eiland is , welks langte omtrent driehonderd mylen bedraagt, en waar van de inwooners menfehen - eeters zyn, van hunne tederflc jeugd af aan flagting en aan de ysfelykheden van den oorlog gewoon, en misfehien van alle menfehen die , welke de gevaaren minst vreezen. Eene gewigtige aanmerking , cn die de grootfte verwondering zal verwekken , moet ik hier maaken; namelyk dat de taal der volkeren van Nieuw-Zeeland , op eenige verfchillen na, dezelfde is «ls die van Otaheite. Ik durf zeggen, dat 'er tusfchen deze twee taaien meer gelykheid en overeenkomst is dan men tusfchen die van eenige Provintiën van Engeland vindt. Wat moet men uit zulk XX. Deel. V een  306 Tafereel van Natuur en Kons-T. een zonderling verfehynzel befluiten ? Men kan niet nalaten van daar uit op te maaken, dat het een dezer twee eilanden door het andere bevolkt is. Maar van Nieuw-Zeeland tot Otaheite is een afftand van niet minder dan zes honderd mylen ; de Oceaan alleen fchcidt deze Volkeren; zy hebben niet dan ter zee van het een naar het ander eiland kunnen komen, en hoe is het te begrypen, dat zy met hunne prauwen of kanoes , dc eenigfte vaartuigen welken zy ooit bezeten hebben , zulk eene. groote uitgeftrektheid van zee hebben duiven, kunnen, of willen, overtrekken? Die vraagen zyn gewisfelyk niet gemaklyk te beantwoorden ; en men fchynt daar zelfs eene gegronde tegenwerping tegen het beflult, dat wy ftraks maakten , uit te kunnen formeeren; zo men egter, aan den anderen kant, bedenkt, dat 'er geene overeenkomst , geene betrekking, is tusfchen onze denkbeelden en de geluiden, of klanken, welken wy gebruiken om dezelve uit te drukken aan hun, van welken wy verlangen verftaan te worden ; zo men daar by in aanmerking neemt, dat noch  De Eilanden om Amerika. 307 noch de ingevingen der Natuur , noch de voorfchiiften van de Rede , met eenige mogelykheid hebben kunnen uitwerken , dat twee onderfcheideu Volkeren, die malkandcren nooit gefproken, gezien, of eenige de minfle onderhandeling met malkanderen gehad, hebben, dezelfde denkbeelden aan dezelfde klanken , dezelfde betekenis aan dezelfde woorden , waarmede zy hunne denkbeelden aan den anderen overbrengen, zouden gehegt hebben , zal men noodwendig moeten toeftaan, dat de bewooners van het een dezer eilanden eene foort van volkplanting of verhuizing van het ander moeten zyn, fchoon wy in de vergelykihg, welke wy gemaakt hebben van de zeden , van de kleedy , van de" wapenen , enz. der Volkeren van Otaheite met die vanNieuwZeeland, voor zo verre het ons mogelyk geweest is dezelve wél waar te nemen, hebben opgemerkt, dat zy in verfcheiden wezenlyke punten verfchillen , terwyl zy egter in veele andere opzigten eene fchynbaare overeenkomst hebben. Men heeft de Gastvryheid onder de NieuwZeelanders , hoe woest anderfins en oorlogzugtig, gelyl; ook bet aanbieden van Vrou- V 2 , wen  308 Tafereel van Natuitr en Konst. wen en jonge Meisjes , ongetwyffeld mede opgemerkt. Het is waar, de bewooners van NieuwZeeland, wel verre van de befnydenis te onderhouden , befchouwen daar en tegen de voorhuid als een zeer noodzaaklyk deel, en zy geven daar eene byzondere reden van , welke wy niet noodig achten by te brengen; maar het is by deze Volkeren , even als by die van Otaheite, het gebruik zig de billen met eene blauwe kleur te befchilderen. Ook hebben zy de gewoonte van hunnen baard te laten groeijen, en hun lang hair boven op de kruin'van 't hoofd te famen te binden, gelyk op Otaheite. Wat de kleur betreft, die is by deze twee Volkeren niet volkomen dezelfde ; die der Nieuw-Zeelanders is hooger , of koperkleuriger, dan die der Otaheiters. By de eenen en anderen heerscht dezelfde zugt totdievery; maar de Nieuw-Zeelanders volgen die drift met meerdere woestheid en geweldigheid, de Otaheitiers met meer behendigheid, in. Ook overtrefFen de eerften de laat-  De Eilanden om Amerika. 309 laatften verre in moed en onverfaagdheid. Men kan niet zonder de grootfte verwondering zien , tot welk een trap van woede zy -zig verheffen in de redevoeringen , welke zy uitfpreken, wanneer zy in hunne krygsfpelen het fchouwfpel van een gevegt willen vertoonen. ■ Hunne kleedy is gemaakt van eene ftof, die van een zeer zyde-agtig gewas vervaardigd wordt. Deze ftoffe is in diervoegen geweven, dat de draaden, die voor fcheering, of ketting, dienen, en daar de inflag door heen gewerkt wordt, drie lynen of een vierde duim van malkander af zyn. Hunne overrok is eene foort van wambes, op de fchouderen met koorden vastgemaakt, en die tot aan den middel nederhangt. De randen van dit wambes zyn belegd met franjes van honden - hair. De tekeningen der belegzels zyn grillige figuuren met bruine en zwarte kleuren gefchakeerd. De omflagen, of gordels, waar van zy zig bedienen om de natuurlyke deelen te bedekken , worden gemaakt van een zeer fterk gras, het welk zy weeven. Het gebruik van het vleesch te laten kooken is by deze Volkeren onbekend. Hunne V 3 ge-  3 (o Tafereel van Natuur en Konst. gewoone manier is hetzelve te braden in eene foort van oven onder den grond gemaakt; zo als de inwooners van het eiland Taiti doen. Hunne voornaamfte wapenen zyn de Pattypetow, de Wapen-byl, en de Lans of Javelyn. De Patty - petow is een tweefnydend zwaard van yzer-hout, of been , of fteen, gemaakt, en daar men een gevest, of handvatzei, aan zet. De Wapen ■ byl is van yzer • hout, de fteel is zeer lang. Hunne Lanfen zyn van het zelfde hout; en digt by de punt hegten zy kleine bosjes van honden-hair vast, om den regtftreekfchen voortgang te bevorderen. Het is zonderling, dat de boog en pyl , waar van de inwooners van het eiland Taiti of Otaheite zig met zo veele behendigheid weten te bedienen, volftrekt onbekende wapenen waren aan de volkeren van Nieuw-Zeeland, welken men gewisfelyk zeer oorlogzugtig mag noemen; wy zyn de eerften geweest, die hun het gebruik daar van getoond hebben. Men zou deze ■omftandigheid kunnen be■fchouwen als een zeer fterk vermoeden, dat ■het de bewooners van JSieuw-Zeeland zyn, dit  De Eilanden om Amerika. 311 die het eiland Otaheite bevolkt,hebben; deze nieuwe Kolonisten, op hun tegenwoordig eiland aankomende, (welke dan ook de oorzaak en de middelen van dezen verbazenden overtogt mogen geweest zyn,) hadden in het eerst de kennis van pyl en boog even weinig als men die op Nieuw - Zeeland hadt ; maar men mag billyk onderftellen , dat zy, dezelve door het een of ander toeval verkrygende , en deze wapenen veel nuttiger e kragtiger vindende, dan die, waar van zy zig tot nog toe bediend hadden , dezelve greetig hebben aangenomen, en zig met yver toegelegd om zig in derzelver gebruik te volmaaken, in zo verre, dat zy de behendigfte boogfehieters van de wereld zyn geworden, gelyk zy in der waarheid zyn. Deze onderftelling is natuurlyk en waarfchynlyk. Maar aan den anderen kant is het geheel onnatuurlyk en onwaarfchynlyk te ftellen , dat dc Otaheiters, z.o zy Nieuw-Zeeland bevolkt hadden, en daar met hunne pylen en boogen, of ten minften met de kennis, van derzelver gebruik, waren aangekomen, het gebruik dezer wapenen , veel voortrefFelyker dan alle hunne andere wapenen, en die hun inzonderheid by hunne eerite aankomst van dienst konden zyn om het Wild te dooden, zouden V 4 ver-  312 Tafereel van Natuur en Konst. verwaarloosd ,• en zo volftrektelyk verwaarloosd zouden hebben, dat zy de kennis daar van geheel verloren hadden. Hunne inftrumenten voor de krygsmuzyk zyn Trompetten. Dit inftrument, dat eene fchorren en droevigen toon geeft , is byna twee voeten lang , en in 't midden ingedrukt met eene breede opening. Elk dezer Eilanderen draagt om den hals een Fluitje, bcftaande uit een klein ftukje uitgehold hout, aan beide einden open, en met twee andere gaten in deszelfs langte doorboord. Zy gebruiken Kammen van been , of van hout, waar van de tanden zeer lang en dik zyn. Wy hebben by verfcheidenen hunner fteentjes gezien van eene geelagtige.kleur, waar op halve menfehelyke afbeeldzels, maar van een zonderling maakzel, zyn gegraveerd. Zy hangen zig deze fleentjes, dus gegraveerd, en aan koorden geregen, om den hals. Hunne oorverfierfelen zyn insgelyks kleine figuuren van fteen of hout, en zomtyds tanden van hunne overledene bloedverwanten, Do  De Eilanden om Amerika. 313 De werktuigen, waarvan zy zig voor hunne visfchery bedienen, zyn op dezelfde wyze als die van het eiland Taiti gemaakt. Van Nieuw - Zeeland (levende Kapitein Cook naar Nieuw - Holland , fchoon het zelve tot ons bellek niet behoort, is egter het weinige, dat 'er in deze Reisbefchry\ing van gezegd word, zo opmerkelyk, en vertoont den ongeoefendcn mensch, den mensch zonder opvoeding, zo naakt, zo klaar in alle zyne domheid, ongevoeligheid , verkeerdheid, en elende, dat wy ons niet wederhouden kunnen dit kort berigt hier te plaatfen, om onze harten met erkentenis te vervullen jegens de Voorzienigheid, dat zy ons in gunstiger omflandigheden voor de ontwikkeling van onze redelyke vermogens heeft laten geboren worden. V 5 NIEUW  314 Tafereel van Natuur en Konst. NIEUW HOL L-A N D. Men kan, dus vangt onze Reisbefchryver aan, niets elendiger zien dan hunne wooningen ; zy herinnerden ons de hutjes op Terra del Fuego; zy beftaan enkel uit kleine paaien, die malkanderen vier of vyf voet boven den grond kruisfen, en belegd zyn met Hukken boomfchors naast en over malkanderen, zonder eenige orde geplaatst. De bewooners dezer kust zyn zwart en lopen geheel naakt. Zy verfchillen hierin van de Afrikaanfche Negers, dat zy geen wol of kort, fyn, kroest hair, maar lang, regt, draadig hair op 't hoofd hebben; wy zagen op hunne borst groote figuuren, ruw getekend, van eene witte kleur, waarmede zy ook de andere deelen des lighaams onregelmaatig befmeeren. Hunne wapenen zyn de lans, het fchild, en fabels van yzer-hout; de lanfen, van een ligt hout gemaakt, zyn van voren bezet met eene lange zeer fcherpe punt van been; de randen hebben kleine punten om de wonden des te gevaarlyker, en zelfs doodelyk, te maaken. Zy  De Eilanden om Ameïuxa. 31^ Zy hebben ook andere ianfen met vorken om de visch te ftecken. Hunne fchilden, drie voet iang en omtrent twaalf duim breed, zyn van eene eyronde gedaante, vanbinnen hol, en met een handvatzei voorzien. In deze fchilden zyn kleine gaten, dienende om door te kyken, wanneer zy dezelve gebruiken om 'er hun hoofd en aangezigt mede te dekken, en onderwyl de bewegingen van den vyand waartenemen. Naar hunne bosfchen wykende lieten zy twee of drie kanoes aan den oever agter blyven. Deze kanoes zyn niet anders dan de fchors van een boomftam, aan yder einde met het hout van een witagtigen en taaijen boom faamgelast, en in 't midden gefcheiden door een dwarshout, dat daar over ligt;derzelver langte is van omtrent tien voeten. Zy roeijen dezelve met korte riemen, waarvan het blad drie duimen breed is; zy hebben 'er ééne in elke hand, en vaaren met eene ongelooflyke fnelheid. Hoe weinig deze fchuitjes waard zyn, zy wilden dezelve egter niet verliezen; zy kwaamen te rug, om het oogenblik te be- fpie-  3i6 Tafereel van Natdur en Konst. fpieden, wanneer zy dezelve weghaalen, en naar eene andere plaats brengen, konden. Deze Indiaanen fchynen geen ander voedzel te hebben dan visch, die overvloedig op hunne kusten valt. Zy vangen daar byzond,erJyk eene foort van Roch, die tusfchen de twee en drie honderd pond weegt. Het is de Pastinaca van Rondelet. Dewyl deze Tfsch gemeenlyk in laag water zwemt, kan men dezelve gemaklyk vangen. De oever, daar wy aankwamen, vertoonde eerst niet dan een zandigen, en op verfcheiden plaatfen rotfigen, grond; maar het land dat aan deze baay ligt; fchynt effen , met bosfchen heilagen, \vaar agter men eene groote . uitgeftrektheid lands, dat alle blyken van de wenfchelykfte vrugtbaarheid hadt, kon ontdekken. De Kapitein Cooke begaf zig, van verfcheiden Officiers en tien Soldaaten vergezeld, landwaards in, met oogmerk om eenige Indiaanen te ontmoeten, door allerhande vriendeI-ykheden te lokken, en hen vervolgens tot hunne landslieden te rug te zenden met ge- fchen-  De Eilanden om Amerika. 317 fchenken van ftoffen en fnuisteryen , hoopende* dat zy, die vriendelyke bedoelingen ziende tos hem komen, en eenige foort van handel met hem aanvangen mogten. Ydele hoop! De Engelfchen zworven het land door, zonder eenen enkelett Indiaan op hunnen weg te ontmoeten. Voor dat zy zig. egter weder naar boord begaven lagen zy in eene ledige en pas verlatene hut eenige Hukken ftof, gordels, kammen, fpiegels, enz. en lieten dezelve agter blyven. Natuurlykerwyze moesten zy verwachten, dat men die gefchenken met vermaak onderzogt ea zig geëigend zoude hebben; maar neen! 2» verre ging hunne ongevoeligheid, dat, fchoom zy niet flegts in deze hutten te rug kwamen, en zelfs verfcheiden maaien te rug kwamen., gelyk 'eraredenen waren van te geioove», deze gefchenken egter, zo lang de Engelfchen zig aan de kust onthielden, daar onaangeroerd bleven liggen. Eenige dagen daarna zonden zy eene gewapende floep, onder het bevel van twee Officieren , naar de punt van de baay om te visfchen. By hunne aankomst vonden zy verfcheiden Indiaanen, die, hen opgenomen hebbende, ftraks een pqrty formeerden van een ge-  3fS Tafereel van Natuur en Konst. gelyk getal met die, welken zy in het vaartuig geteld hadden. Deze vervolgt de Schryver, kwamen gewapend naar ons toe, terwyl hunne landslieden de wapenen wegwierpen, en verre aftrokken. Op den oever gekomen zynde daagden zy ons tot den ftryd uk. Toen zy zagen, dat die uitdaaging niet aangenomen wierdt, verkozen zy twee uit hun voor een afzonderlyk gevegt, er. maakten ons tekens, dat wy ook twee man te lande zouden zenden, om tegen deze twee Kampioenen te ftryden, terwyl de overigen weder aftrokken om ons alle vermoeden .van trouwloosheid te benemen. Ziende dat die nieuwe uitdaaging weder verworpen wierdt, verlieten zy ons. Maat welhaast verfchehén verfcheiden anderen op den oever. Een Officier fchoot een fnaphaan af tegen een boom, eenige trceden van de plaats daar wy waren, om hen te ©vertuigen , dat het ons niet zwaar zou vallen, hen op een grooten afftand te bereiken. Die fchoot maakte, hoe ongevoelig zy wezen mogten, hunne nieuwsgierigheid gaande; zy gaven te kennen , dat zy dit nog wel eens zien wilden; men was hun te wille, en zy trokken af, wel voldaan over dit aartig fpel. De  De Eilanden om Amerika. 319 De Officiers, het befluit genomen hebbende om de bosfchen dwars door te trekken belasteden het vaartuig hen te wagten ter plaatfe, daar zy zig weder in het zelve begeven wilden. Nauwelyks waren zy twee mylen landwaards ingetrokken, of de Indiaanen, gewapend , en twee - cn - twintig man fterk , begonden hen te vervolgen. Telkens als de Officiers lt.il hielden , bleven ook de Indiaanen ftaan, fteeds gereed om te vlugten, zodra men hen te gemoet wilde gaan; maar ook telkens volgende zodra de Officiers voortgingen. Dit fpel duurde tot dat de Officiers kwamen ter plaatfe, alwaar het volk bezig was hout te hakken; hier kwamen verfcheiden anderen van de fchepelingen, die zig met de jagt vermaakt hadden, by; een hunner ftelde voor zig tegen de Indiaanen te bedienen vaneen krygslist, die voor hun zeiven byna noodlottig dreigde te worden. Zyn oogmerk was om de Indiaanen zo digt te naderen als Deze het, zonder agteruit te trekken , wilden toelaten : en dan , veinzende door eene onverwagte vrees overvallen te worden, fchielyk te viugten om hen tot eene ver-  g20 Tafereel van Natuur en Konst, vermetele vervolging te bewegen; het geen waarfchynlyk gelegenheid zou verfebaffen om hen te omringen, en zig van eenigen hunner meester te maaken. Maar de Indiaanen gedroegen zig zo, als of zy den ftrik, welken'men hun fpannen wilde, vermoed hadden. Onze lieden waren nog maar weinig roeden in deze geveinsde vlugt afgetrokken , of de gewapende Indiaanen Horteden in goeden ernst, en zelfs met woede, op hun in, en wierpen hunne lanfen, onder een afgryslyk gefchreeuw, met groot geweld. Een dezer Officieren, het gefchreeuw der Indiaanen hoorende, keerde het hoofd om, en ziende lapfèn, die hem doorbooren konden, vliegen, week agter een boom, welken hy nauwelyks den tyd hadt te bereiken , fchoon hy maar eenige voeten daar af was. Een dier lanfen fnorde door de plaats,welke hypas verlaten hadt, eene andere liep diep in den boom, die hem tot fchild verfcrekte. Onder verfcheiden anderen , die op verfcheiden plaatfen vielen , kwam eene zig hegten in den tak van een boom, raakendc boven het hoofd van eenen onzer, die het fnelfte gelopen hadt,  De Eilanden om Amerika. 321 hadt, misfchien honderd vyftig treden van de Indiaanen af was; eene andere ging hein tusfchen de beencn door en liep in den grond. Na dezen aanval, wel verre van hunne vervolging voort te zetten, weken zy fchielyk naar het bosch , en onze Lieden, dit gevaar gelukkig ontkomen, verzamelden deze lanfen, cn kwam n naar de Hoep, en vervolgens naar het fchip, te rug. XX. Deel. X AAN»  3*2 Tafereel van Natuur en Konst. AANHANGZEL OVER DE SLAAVEN, DIE OP DE EILANDEN VAN AMERIKA GEBRUIKT WORDEN. Genoegzaam alle de bezittingen, welke de Europeaanen in Amerika hebben , worden door Slaaven, meestal Negers, bewerkt; dit is byzonderlyk het geval van alle de Amerikaanfche eilanden , alwaar de Slaaven een voornaam gedeelte van den eigendom der ■kolonisten, cn de bron van hunnen welvaart, uitmaaken, met welker behoudenis of verlies zy ftaan of vallen : allen kopen zy derhalven een aantal van Slaaven om hunne bezittingen te bewerken; en die Slaaven-handel is van een veel grooter belang dan ik my verbéélde dat myne meeste Lezers vermoeden; maar die handel is tevens zo zonderling en aanftootelyk in zynen aart, dat elk weetgierige natuurlykerwyze begeerig moet zyn om die ongelukkigen , waaraan wy onze West-Indifche Prodnkten voornamelyk verfchuldigd zyn, en de wyze hoe men dezelve bekomt en behandelt, te, Ieeren kennen, en tevens te weten, of 'er niet eenig ander middel, overeenkomftiger tnet de menfchel/khcid, zouie kunnen uit-  De Eilanden oxm Amerika. 323 uitgedagt worden om de landen tusfchen de keerkringen te doen bewerken ? Deze bedenkingen hebben ons bewogen om, agter ons verflag van de eilanden , een historisch , wysgeerig, en zedelyk verflag van de Neger-Slaaven te plaatfen; het XXIII. Deel van de Histoire Generale des Voijages, van bladz. 65 tot 87. en de wyze aanmerkingen van den Abt de Raynal in zyne Histoire Fhilofophique Politique, zullen ons ten grondflage en geleide in dezen dienen. Dc eigendom , welke zommige menfehen in Guineé, op andere menfehen hebben, of meenen te hebben, is al van zeer ouden tyd.; Dit gebruik is daar allerwegen gevestigd, met uitzondering alleen van eenige kleine ftreeken , daar de vryheid zig beeft gaan verbergen, en daar zy zig nog in ftilte ftaande houdt. Hoe algemeen ondertusfehen dit gebruik van Slaaven te hebben in Guineé ook wezen mag, heeft egter geen eigenaar regt om een mensch te verkopen, die in de flaaverny geboren is. Hy kan alleenlyk over zulke Slaaven befchikken, welken hy verkrygt, 't zy door den Oorlog, waarin elk krygsgevangen, die niet wordt tiitgewisfeld, Slaaf wordt, 't zy ter X 2 vü£  324 TA FE UE EL VAN NATUUR EN KoNST. vergoeding van eenig ongelyk, dat men hem gèdaan hebbe; 't zy hy eindelyk dezelve bekomen hebbe by wyze van gefchenk, of ter erkentenis van eenige weldaad door hem bewezen. Deze wet, die gemaakt fchynt ten voordeclc van geboren Slaaven,~om dezelven hun land en de vriendfchap hunner bloedverwanten, of kennisfen en landgenooten, te laten genieten , heeft haare kragt verlooren , fints de Europeaanen hunne weelde op de kusten van Afrika hebben overgebragt; zy wordt dagelyks te loor gefield door dc afgefproken. twisten cn gedingen, welken twee of meer bezitters van Slaaven malkanderen aandoen., om beurtelings veroordeeld te worden tot een fchavergoe^ ding, die in Slaaven wordt betaald, .cn waarvan het verkopen alsdan, volgens dezelfde wet, geoorloofd wordt. Het bederf is , tegen deszelfs gewoonen loop, van dc Partikulicrcn tot de Souveraincn overgeflagen. Deze hebben de Oorlogen vermeerderd om Slaaven te bekomen, gelyk menin Europa niet zelden Oorlog zoekt om des te meer Zohdaatcn tot zyn dienst te hebben..■ Zy ' hebben het gebruik ingevoerd om met Shaverny te ftr'afren, niet fKgts de zulken, die I  De Eilanden om Amerika. 325 die op het leven of. de eigendommen hunner medeburgeren hadden toegelegd ; maar ook hen, die buiten Haat waren %oiri hunne fchulden te bctaulen, en hen die de buwelykspligten gefchonden hadden. Deze ftraf is allengs zelfs de ftraf der ligtfte vergrypen geworden, na dat zy in 't eerst voor dc zwaarfte misdaaden alleen gefchikt was geweest. Men heeft onophoudelyk verbod op verbod, zelfs ten opzigte der onverfchilligfle dingen , gedaan, om telkens de inkomften door de ftrafFen der overtrederen te vermeerderen. De Ongeregtigheid is ten laatften over alles heen geflapt: zeer verre van dc kusten af worden Hoofden gevonden, die alles, wat zy rondom de dorpen, en op eenigen afftand van dezelven, aantreffen, laten opligten en wegvoeren. Men flopt dc kinders in zakken; men.wringt de mannen en vrouwen een bal in den mond om hun het fchreeuwen te beletten, Zo de roovers door eene meerdere mrgt gefluit worden , brengt men hen voor den Souverain, die> altyd ontkent zulk eene order gegeven te hebben, én die, onder voorwendzel van regt te .doen, zyne Agenten ftraks verkoopt aan de fchepen , met v/elken hy gehandeld heeft. X 3 . Met  §25 Tafereel van Natuur en Konst. Met al het behulp van deze haatelyke listen zyn de volkeren van de kust buiten Haat geraakt om langer alle de Slaaven te verfchaffen, welken de kooplieden kwamen vraagen ; hier Hit is gevolgd, het geen noodwendig volgen moest, dat 'er minder Slaaven konden geleverd worden, en dat die, welken men leverde, op veel hooger prys gehouden wierden, dat is te zeggen, dat de Guineéfchen voor eiken derzelver meer Europifche fnuisteryen of gerieflykheden vorderden; dus zou de Slaavenhandel reeds lang vervallen zyn,, zo de kust-bewooners hunne weelde niet aan de volkeren van het binnenfte des lands hadden meê gedeeld, waar uit zy thans de meeste Slaaven bekomen, welken zy aan ons leveren. Het is op deze wyze, dat de handel der Europeaanen den eénigften rykdom dezer volkeren, menfehen namelyk , van myl tot myl heeft uitgeput. Die uitputting heeft den prys der Slaaven byna viermaal hooger doen ftygen; en op deze wyze moeten de Amerikaanfche Koloniën nu vief kapitaalen van 't geen zy te voren aan de Slaaven pp hunne Plantagiën, enz. te kost leiden, daar voor beftceden. On-  De Eilanden om Amerika. 327 Ondcrtusfehen ontvangt de eigenaar in Guinée, die nu diep in 't land woont, weinig meer voor zyne Waar, dan vyftig jaaren vroeger een ander eigenaar, die digt by de kust woonde, daar voor ontving. De voordeden van die geenen, door welker tusfchenkomst deze handel moet gedreven worden; de onkosten van de lange reis; de regten, zomtyds van drie ten honderd, welken men moet betaalén aan de Souverainen, over welker grondgebied men trekt, verzwelgen het meerder gedeelte* van de fom, die de cerfte eigenaar ontvangt. • Deze onkosten worden dagelyks grooter door den verderen afftand der ftreeken , daar nog Slaaven te koop zyn; hoe verder die marktplaatfen verwyderd worden, hoe de zwaarigheden van de reis toenemen; en deze zullen mettertyd zo groot wonten, dat 'er, van hetgeen dc Europifche kooper zal kunnen geven , te we in'g voor den eerften Afrikaanfchen 'verkeper zal ovcrfchictcn om denzelven tot het verkopen van zyne Slaaven te bewegen; alsdan zal deze handel moeten ophouden; of, zo men denzelven volftrekt wil b'tyvcn voortzetten, zullen onze kooplieden verfchriklyk duur moeten inkoopen, en veïfchriklyk duur, derhalven, aan de Koloniën X 4 ver-  328 Tafereel van .Natuur en Komst. verkopen, die' gewolgelyk hunne produkten insgelyks tot een buitenfpoorigen prys zullen moeten verhoogen, waarvan het laatfie befluit moet zyn , dat zy tindelyk geene koopers meer voor dezelve vinden zullen; maar tot aan dat tydperk toe zuilen zy gerust zig blyven mesten met bet zweet en bloed der Negers; zy zullen fchejjen vinden om dezelven te gaan haaien, en deze zullen Barbaaren vinden om hun dezelve te verkopen. De menfehen ■ kopers verbinden zig te famen, cn maaken eene foort van karavanen, geleidende, door eenen afftand van twee of drie honderd mylen , verfcheiden ryen van dertig of-veertig Slaaven agter malkandcren; allen beladen met de noodige graanen en water, om te beftaan in de dorre woestynen, welke men moet doortrekken. De manier om zig van deze Slaaven te verzeekeren, zcmJcr hunnen gang al te veel te belemmeren , is vernuftig uitgedagt ; men doet eiken Slaaf eene foort van tweetandige houten hooyvork, of Gaffel, die een Heel van agt of negen voeten lengte heeft, om den hals, fluitende die vork alsdan toe op zulk éeriè wyze, dat de Slaaf daar het hoofd niet kan doortrek-  De Eilanden om Amerika. 329 trekken, maar dat die vork min of meer als een gefloten ring of halsband befchouwd kan worden. De (teel van dit werktuig, dat van zeór zwaar hout is, valt voor op de borst, en belemmert den geenen, om wiens hals het vast is, zodanig in het gaan, dat hy, khooa hy de handen en bccucn vry heeft, onmogelyk ontvlugten kan. Om evenwel te kunnen voorttrekken, zet men de Slaaven op ryen agtcr malkanJeren; men legt het einde: van de fleel van het gemelde werktuig, dat de agtèrfte Slaaf draagt, op den fchbudcr van h;m, die onmiddelyk voor hem wordt geplaatst, en men maakt het daar vast; deze legt zyn fleel op dezelfde wyze op den fchouder van hem die voor hem gaat, en dus van den een op den ap.d-r, tut a::n den eerften Skaf, waarvan de fleel door eenen der geleiders wordt gedragen. Men kan anderen geene boeij ns doen draagen zonder zelf eea gcJscltj van derzelver last te voelen. Men begrypt egter, dit de Slaaven , om na den togt de verfrisfmg van den faap te kunr.en genieten, in dezen toed.md niet blyven X 5 kun-'  <33° Tafereel van Natuur en Konst. kunnen; alsdan maaken de dryvers, of geleiders , hen van malkanderen los, en binden de armen van'eiken Slaaf afzonderlyk op de fteel Van den vork, dien hy draagt. In dezen ftaat kan hy niet wegioopen, en niets ter zyner verlosfing beften. Deze voorzorgen zyn den 'menfehen - kopers voorgekomen volftrekt noodzaaklyk te zyn, omdat de Slaaf, zo hy zyne ketenen kan verbreken, van zelf vry wordt. De gemeene trouw, die aan yderen eigenaar de bezitting van zynen Slaaf verzeekert, en die hem denzelven, zo hy in zyne vlugt betrapt wórdt, weder ter hand fielt, zwygt tusfchen den Slaaf en den Koopman, die van alle beroepen de allerverachtlykfte oefFent. De Slaaven komen altyd in groote getalen teffens aan, inzonderheid, zo zy uit afgelegen ftreeken worden aangevoerd. Deze fchikking is noodig om de onkosten van de reis te verminderen. De moeijelykheden van die lange reis, die, ter oorzaake van de bedoelde zuinigheid, en gevolgelyk van het wagtcn kaar het noodig getal Negers, reeds langer WGiÜE, nemen dikwils nog fterk toe door by- zon-  De Eilanden om Amerika. 331 zondere omftandigheden. Het meest gewoone beletzei fpruit uit de regens, die de rivieren boven haare oevers doen zwellen, en den marsch groorelyks vertraagen. Het gunstigst jaargety om binnen in Afrika te reizen is van February tot in September; en 't is juist van September tot in Maart, dat de terugkomende Slaaven - handelaars dc meeste Slaaven'op de kust doen zien. Dc togt der Europeaanen gefchiedt ten Zuiden en ten Noorden van de linie. Dc eerfte kust, onder den naam van Angola bekend, heeft flegts drie havens, die voor alle Natiën eveneens open ftaan, namelykCabinde, Loango, cn Malymbe; en twee, waarvan de Portugeczen alleen meester zyn, St. Paulus de Loando, en St. Phiiippus dc Benguela. Deze ftreekeö verfchaffen ten naasten by een derde van de Zwarten, die naar Amerika gevoerd worden; het zyn niet de fchranderfte, »och de arbeidzaamfte, noch de fterkfte. De tweede marktftreek, om het zo eens te noemen , in 't algemeen onder den- naam van Goudkust bekend, heeft meer havens, maar zy zyn alle niet even gunstig voor den handel. De belemmering, welke de Europifche For-  332 Tafereel van Natuur en Konst. Forten op verfcheiden plaatfen gemaakt hebben, verwydert de meeste Slavenhandelaars. Men ziet hen meer te Anamambou en te Caibari, akvaar de handel met eene volkomene* vryheii wordt gedreven. In 't jaar 1768 zyn 'er honderd en vier duizend en één honderd Slaaven uit Afrika uitgevoerd. Dj Engelfchen hebben voor hunne eilanden ruim drie-en - vyftig duizend gekogt; de Noord - Araerikaanen zes duizend drie hon■derd;de Franfchen vyf-en twintig duizend vyf honderd; de Hollanders elf duizend drie honderd; de Portugeezen agt duizend zeven honderd; de Deenen één duizend twee honderd; alle deze rampzaligen zyn niet ter plaatfe hunner verordening aangekomen ; naar het gewoon beloop der zaaken moet het agtfte gedeelte in den overtogt gcfnéuveld zyn. Men zou zig egter grootelyks vergisfen met te denken, dat Amerika jaaiiyks het zelfde getal Zwarten ontvangt. Behalvcn dat de Oorlog de vaart op Guineé merkelyk ftrerat, zo hebben ook de fchikkingen van den laatlkn Vrede nieuwe land - bcteelingen , en dus buitcBgemeenen toevoer , veroorzaakt. Men ■ moet  De Eilanden om Amerika 333 moet het getal der menfehen, waarvan Afrika zig alle jaaren vryvvillig berooft, op omtrent zestig duizend bepaalen. Onderfielicnde, dat elk hunner flegts honderd Hplïandfcbe Daalcrs kost, dan bedraagt de zomme. welke de Europeaanen voor zulk een afgryslyfcep handel uitgeven, negen millioenen Hollandsen.! Bebalven de Portugcezcn betaalen alle de volkeren de Slaaven met dezelfde koopv.v.arcn; te weten fabels, vuur - roeren , buskruid, yzer, brandewyn , fnuisteryen , ftoiïcn, inzonderheid Oost-indifebe lynwaaden , cn ook Europifche op dezelfde wyze gemaakt cn gefchihlerd. Beha!ven andere onkosten en regtcn, waarvan wy reeds gewag gemaakt hebben, moeten de Slaaven-koopers ook een Makelaar, door de Regeering aangefteld, bekostigen. Dezen Makelaar is het hoogst noodig in zyne belangen te hebben; hy is een grooter perfonaadje geworden, naar maate de mededinging der Eujrópeasnéöj cm Slaaven te koopen, toegenomen, en derzelver fchaaTsheid vermeerderd, is. Een ander regt, het Welk, fchoon onder den naam van gefchenk gevraagd, des niet-  334 Tafereel van Natcur en Konst; niettemin als eene gedwongen fchatting moet aangemerkt worden > is, hetgeen men aan den Souverein en aan zyne voornaamfte Officieren moet betaalen om vryheid te bekomen van te mogen handelen. De fomme van dit gefchenk wordt bepaald naar de grootte van het fchip, en men mag hetzelve in het algemeen op drie ten honderd ftellen. Engeland hadt alleen, of bykans alleen, al den handel op Afrika, toen de Hollanders in 1637) onderftonden in , denzelven te deelen. De Oorlog, welken zy tegen Spanje voerden, wettigde hen om de Portugeefche vestigingen in Guineé aan te tasten, en zy vermeesterden dezelve meestal in korten tyd. Het verdrag van 1641 verzeekerde de eigendom daar van aan de Republiek. Deze wilde de Engelfchen van dien handel uitfluiten, cn hieldt niet op van hun moeite te maaken, tot op den Vrede van Breda. Van alle de veroveringen, by die gelegenheid gemaakt, was die van het FortDelmina de gewigtigfte. Het zelve was in 1452 gebouwd door de Portugeczen, die den omtrek daar van verrykt hadden met het teelen van fuiker, van Maïs, van verfcheiden fyne fruiten, en van eene menigte nut-  De Eilanden om Amerika. 335 auttige dieren, welken zy derwaards hadden ovcrgebragt: zy trokken 'er veel gouds van en eenige Slaaven. Deze vestiging verminderde niet in de handen der Hollanderen, die daar van het middelpunt maakten van alle deComptoiren, welken zy verkregen, en*van alle de zaaken, welke zy in Afrika te verhandelen hadden. De welvaart van de Republiek in dit gedeelte van de Wereld was nu ten top gellegen ,• toen zy door Lodevvyk XIV. wierdt aangevallen. Die Vorst, die naar alle foorten van glorie dong, vattede de gelegenheid, welke de Oorlog van 1672 hem verfchafte, greetig aan om zyne Vlag ook zegepraalende op de kusten van Afrika, gelyk op alle andere zeen, te doen waaijen. Hy ontweldigde den Hollanderen twee kleine Forten, en zyne onderdaanen veftigten zig in 't vervolg op verfcheiden plaatfen langs de kust; doch federt datFrankryk, door eene faménfchakeling van fouten en ongelukkeb , zig genoodzaakt heeft gezien, in de laatlle Verdragen,Senegal aan de Engelfchen af te llran, hebben zy thans niets in die oorden dan het Comptcir van Juidi en het  336 Tafereel van Natuur en ïtoNiT. liet eiland Gorcc, daar geen handel is noch ooit komen zal. De Decnen, die zig kort na het midden der laatfte eeuw op dc kust neder/.ctteden, kogten van den Koning van Aquambo de twee Forten Frederiksburg cn Christiaansburg, aan de goudkust niet verre van malkander gelegen; zy waren dc rust, welke men hun liet genieten', veifchuldigd aan hunnen weinigen handel; dezelve was inderdaad zo zwak, dat men om de twee of drie jaaren fi>-gts één fch.'p afvaar • digde. Deze vaart is federt eenigen tyd toe„ gcyhomen, maar zy1 is nog niet zeer aanmerl.e'yk. Zo men de Portugeezen alleen uitzondert, onderwierpen alle de Europifche Natiën hunpen Afrikaanfchen handel aan uitfluitende privilegiën. De Compagnies, in het bezit dier ïtóon; polien .waarvan alle de Rcgecringen cindtlyk het nadeel gevoeld hebben, verfterkten hunr.e Comptoircn; zo wel om de vreemdelingen dacr van te verwyderen, als om de inboorlingen te verpligten van aan niemand dan aan hunne Natie te verkopen. Hieruit is gevolgd 't geen daar uit moest volgen, zodra de-  De Eilaüden om Amerika." 337 deze Komptoiren geene Slaaven onder hun bereik meer hadden, welken zy verkopen konden, ftondt de handel ten grooten deele ftil, omdat de 'volkeren binnen in 't land hunne Slaaven liever naar vrye havens willen brengen, daar zy verfchiet van koopers van allerhande Europifche Natiën vinden kunnen; dus Zyn de Komptoiren, die te voren dienstig waren, toen de, kust wél bevolkt was, nu van weinig nut, nu de Faktoors dier Komptoiren verpligt zyn lange reizen te ondernemen om hunne inkoopen te doen. Uit de meerdere moeijelykheid om Slaaven te bekomen fpruit natuurlyk, dat men kleinere vaartuigen gebruikt om dezelve over te voeren. In den tyd, toen een kleine ftreek, digt by de kust, in veertien dagen of drie weeken eene laading Slaaven verfchafte, was het een ftuk van zuinigheid groote fchepen te gebruiken, omdat men toen de Slaaven, die allen ééne taal fpraken, kon verftaan, vertroosten , en bezorgen; thans, nu een fchip pas zestig of tagtig Slaaven ineen maand kan bekomen» die twee en drie honderd mylen verre worden aangebragt, die dus, uitgeput zynde door de vermoeijenisfen van een lange reis, te fcheep XX. Deel, Y ge-  338 Tafereel van Natuur ën Konst. gebragt worden om vyf of zes maanden in 't gezigt van 't land te blyven liggen; hebbende allen verfchillende tongvallen in hunne taal, en dobberende in eene akelige onzeekerheid ■ wegens 't lot dat hun befchoren is, door het vooroordeel, dat de Europeërs hun vleesch eeten en hun bloed drinken; thans, zeg ik, nu dit alles plaats heeft, veroorzaakt de kwyning en het verdriet alleen hun den dood, of verwekt hun ziektens, die befmettelyk worden door de onmogelykheid, waar in men is, om de zieken van de gezonden af te zonderen en behoorlyk te bezorgen. Een klein fchip, dat maar twee of drie honderd Negers voeren kan, vermydt, door het korter verblyf, 't welk het aan de kust houdt, de helft der toevallen en verliezen, welken een fchip van vyf of zes honderd Slaaven ondervindt: hierom zyn de Engelfchen, die dezen handel zo fterk gedreven hebben als zy konden, gewoon flegts fche. pen van honderd twintig, of honderd dertig, .Ton te Zenden in de zeen, die zig van Senegal tot aan de rivier de Volte uitftrekken, en flegts een weinig grooter fchepen te gebruiken voor Colbar, alwaar de handel levendiger is, en alwaar zy hunne voornaamfte laadingen krygen. Eene  De Eilanden om Amerika, 339 Eene allergevaarlykfte 'onvoorzigtigheid in dezen handel, en die. de fchadelykfte gevolgen na zig fleept, is het verkeerd gebruik, dat veele volkeren hebben , om ten allen tyde op den Slaavenhandel uit te zeilen ; waardoor de reis zeer veel langer wordt gemaakt, omdat men dan de pasfaat-winden dikwils tegen krygt. Allerhande elenden zyn de gevolgen van eene vertraagde overvoering van de Slaaven. Het water ontbreekt in de fchepen; de levensmiddelen bederven; de fcheurbuik tast meest alle Slaaven aan; andére rampen, niet min gcvaarlyk, voegen zig by de gemelde verdrietige gefteldheid. . De Negers benoorden de linie zyn onderhevig aan de kinderziekte, die, door eene zeer verzwaarende byzonderheid, zig by dat volk zelden openbaart dan na den ouderdom van veertien jaaren. Zo deze befmetting in een fchip komt, dat nog voor anker ligt, zyn 'er bekende middelen om derzelver geweldigheid te verzwakken; maar een fchip in volle zee, naar Amerika flevencndc , van deze ziekte overvallen, verliest dikwils zyne .geheele laading van Negers. De zulke, die bezuiden de linie geboren zyn , raaken van Y 2 -. de-  34° Tafereel vak Natuur en Konst^ deze ziekte vry door eene andere; deze is eene foort van etterende zweer, welker kwaadaartigheid op zee toeneemt,en dieper invreet, zonder zig ooit grondig te laten genezen. Het is,zo 't my voorkomt, een waardig onderwerp van onderzoek voor de Geneeskunst 'deze dubbelde byzonderheld van de kinderpokjes na te gaan. Waarom de Negers, die bezuiden de linie woonen,daar nooit van worden aangetast? -~ En waarom die, welke benoorden de linie wooncn, daar van bevryd blyven tct aan hun veertiende jaar. Schoon alle Natiën, die handel op Afrika dryven, een gelyk belang hebben om de Slaaven in hunnen overtogt, zo veel mogelyk, in 't leven eh gezond te houden, zorgen zy daar egter alle niet op gelyke wyze voor. Zy komen hierin overeen, dat zy hen voeden met waterboonen met wat ryst vermengd: maar zy veifchillen vry wat in de overige behandeling. De Engelfchen, de Hollanders, de Deenen houden de mansperfoonen geftrengelyk gekluisterd', en doen zelfs de'vrouwen handboeijen om; het klein getal van hun fcheepsvolk fchyn't hen tot deze geftrengheid te noodzaaken. De Franfchen, talryker op hunne fchc- pen,  De Eilanden om Amerika. 341 pen, vergunnen meer vryheid; zy neemen alle boeijen af, drie of vier dagen na hun vertrek. De eene en andere ondertusfchen, inzonderheid de Engelfchen, zyn te flap in hun toezigt op de vryheden, welke de Europifche Matroozen zig met de Negerflavinnen veroorloven ; die vryheden worden tot de uiterfte buitenfpoorigheid voortgezet, en veroorzaaken den dood aan drie vierde gedeelten der geenen, welken de vaart op Guineé jaarlyks wegrukt. Het zyn dePortugeezen alleen, die, geduurende den overtogt uit Guineé naar Amerika, meestal beveiligd zyn voor opftandenen andere rampen; dit voordeel is een gevolg van de voorzorg,welke zy gebruiken om hun fcheepsvolk geheel uit vrygemaakte Negers te laten beftaan. De Slaaven , door de gefprekken , en den toeftand, hunner landgenooten opgebeurd, maaken zig een vry gunstig denkbeeld van het lot, dat hen wagt; hunne gerustheid brengt een nieuw voordeel voor hun te wege, namelyk , dat men de beide Sexen de vryheid geeft om met malkanderen te leeven; eene toegevenheid, die in andere fchepen verfchriklyke nadeden veroorzaaken zoude. Alle de Natiën verkopen de Slaaven' niet op Y 3 de-  342 Tafereel van Natuur en Konst. dezelfde wyze. De Engelfchen, die onverfchillig opkopen alles wat ter markt wordt aangeboden, ontdoen zig daar ook weder van in 't gros. Een enkel koopman koopt de geheele laadibg voor ééne fom; de Planters koopen dezelve van dien eerften kooper ftuksgej wyze. Het geen zy op de eene Kolonie van de hand wyzcn, wordt na andere Koloniën gezonden, het zy ter fluik, het zy by vergunning. Men wordt daar meer gelokt door de goedkoop prys van den Neger, dan afgefchrikt door zyne zwakkelyke gefteldheid; en men koopt denzelven : het berouw komt te laat. De Portugeezen, de Hollanders, de Franfchen, de Deenen, die zig van de zwakke of ziekelykc Slaaven niet weten te ontdoen, belasten 'er zig nooit mede in Guineé. De eene en andere verdeelen hunne laadingen naar de behoeftens van de eigenaaren der plantagiën. Het verdrag wordt gefloten of om gereed te betaalen, of op agttien maanden krediet, naar dat des Planters omltandigheden medebrengen; wanneer de termyn van betaaling op agttien maanden -is, gelyk zeer dikwils, vooral in de . Franfche Koloniën, gebeurt, moet de arbeid van den Neger op dat tydperk twee derde van ,« den  De Eilanden om Amerika. 343 den prys, dien hy gekost heeft, opgebragt hebben. Zo dit niet altyd gebeurt, moet dit aan byzondere redenen worden tocgefchreven. Men bromt in Amerika allerwegen, (en men zoekt het misfchien zig zeiven te overreeden) dat de Afrikaanen even onvatbaar zyn voor gezond verftand als voor deugd; één geval, van eene onbetwistbaare zeekerheid, zal den. Lezer in ftaat Hellen om over de waarheid dier vreesfelyke befchuldiging te oordeelen. Een Engelsch fchip, dat in 1752 in Guineé handelde, was verpligt zyn Chirurgyn ,Murrai genaamd , daar te laten blyven, dewyl de zwakke-toeftand van deszelfs gezondheid hem niet toeliet langer op zee te blyven. Murrai begon te beteren, toen een Hollandsch fchip de kust naderde, de Zwarten, welken de nieuwsgierigheid gelokt hadt om zig aan zyn boord te begeven, in boeijens floot, en zig met zyn prooy ylings van de kust verwyderde. Zy, die belang namen in het beklagelyk lot dier ongelukkigen, over zulk eene haatelyke verradery verontwaardigd, lopen oogenbliklyk naar Cudjac, by wien Murrai gehuisvest Y 4 . was;  344 Tafereel van Natuur en K©nst. was; deze houdt hen aan den ingang zyner wooning (taande, en vraagt wat zy begeeren? De Blanke, fchreeuwen zy, die by u is, ,, moet gedood worden, dewyl zyne Broeders „ onze Broeders hebben weggevoerd." ,, De „ Europeaanen, die onze burgers wegvoeren, ,, zyn Barbaaren, antwoorde de edelmoedige „ Gastheer; flaat hen dood , overal waar gy „ hen vinden moogt; maar Hy, die by my „ zyn verblyf houdt, is een goed wezen; hy ,, iö myn vriend; myn huis verftrekt hem tot „ een Fort; ik ben zyn Zoldaat;en ik zal hem „ verdedigen! Eer gy tot hem kunt genaaken zult gy over myn zie'toogend lighaam moe„ ten trekken! ó Myne vrienden, welk billyk „ mensch zou by my willen intreden, zo ik „ dulden konde, dat myne wooning met het ,, bloed van een onfchuldigen bezoedeld „ wierdt!" Deze aanfpraak (tilde den toorn der Zwarten; zy trokken allen af, befchaamd over het opzet, dat hen herwaards hadt geveerd ; en eenige dagen daarna betuigden zy aan Murrai zeiven, hoe gelukkig zy zig achteden van de misdaad niet te hebben volbragt, die hun eeuwigduurende wroeging zou veroorzaakt hebben. Dit  • De Eilanden om Amerika. 34^ Dit voorval doet dan vermoeden, dat de eerde indrukzéls, welken de Afrikaanen in de nieuwe wereld ontvangen, hen naar den goeden of kwaaden kant bepaalen; herhaalde ondervindingen laten niet toe daar aan te twvfFelen; zy, aan welken een zagtaardig, vriendelyk , meester ten deel valt, nemen uit eigen beweging zyne belangen ter harte; zy verbin» den zig ongevoelig aan de werkplaatfen , daar zy toe bepaald worden, en het voordeel van den bezitter wordt in hunne oogen eerlang hun eigen voordeel. Die verknogthcid aan den meester ftygt zomtyds tot heldhaftigheid! Een Portugeefche Slaaf, die in de bosfchen pntvlugt was, vernomen hebbende, dat zyn oude meester wegens een manilag gevat was, kwam zig zeiven .voor 't Geregt befcnuldigen; begaf zig in de gevangenis in de plaats van den fchüldigen, bragt valfche, maar geregtelyke,bewyzen voor zyne gewaande misdaad by, en onderging dc doodfh'af. Verfcheiden bedryven van een min verheven aart, maar verheven en menigvuldig genoeg! hebben het hart van eenige Kolonisten getroffen; verfcheiden zonden gaarne zeggen, gelyk de Ridder William Gooch, Gouverneur van Virgimé, aan wien men verweet van een Neger, die hem Y 5 eerst  346 Tafereel van Natuur en Konst eerst zyn eerbied betoon.i hadt, wederom te groeten; „ het zou my waarlyk leet doen, dat „ een Slaaf fatzoerilyker handelde dan Ik." Maar daar zyn Barbanren, die, het mededogen als eene zwakheid befchouwende , vermaak fcheppen om de roede der dwingejandy ftceds opgeheven te houden. De Voorzienigheid is icgtvaardig! Die Barbaaren worden daar voor geftraft door de verwaarloozing, door de ongetrouwheid, door het verlopen , door de zelfs - moord , der rampzalige ftagtofferen van hunne vrekheid. Men ziet eenigen van die rampzaligen, byzonderlyk die van Delmina, hun levensdraad op eene fiere wyze affnyden, in de vaste overtuiging, dat zy, na hunnen dood, herboren zullen worden , en leeven in hun Vaderland , 't welk zy gclooven het beste land van dc wereld te zyn. De wraakzugt verfchaft aan anderen die zelfde, of nog vernielender, hulpmiddelen ; van der jeugd af onderrigt in de vergiften, die onder hunne handen, om zo te fpreken, groeijen, gebruiken zy dezelve om de runderen, de paaiden, de muilezels, de makkers van hunne llaaveiny, met één woord, alle de wezens, die aan de bewerking der landen van hunnen onderdrukker arbeiden , te , -. doen  De Eilanden om Amerika. 347 doen omkomen. Om alle vermoedens wegens hun misdryf te verwyderen, beproeven zy hunne wreedheden op hunne vrouwen , hunne kinderen, hunne mlnnaaresfen, op alles wat hun lief en waard is; zy fmaakeri, in dk-ysfe. lyk ontwerp van wanhoop, het dubbeld vermaak van hun geflagt te verlosfen van een lot verfchriklyker dan de dood zeif; —en hunnen tyran over te kuiten in een toeftand van behoefte en armoede» die hem tot hunnen flaat doet naderen. De vrees voor de doodftraf wederhoudt hen niet; het vak zelden in hun karakter het toekomende te voorzien; cn daarenboven zyn zy wél verzeckerd het geheim hunner misdryven , in weerwil van de pyniging, te zullen kunnen- bewaaren. Door eene dier onverklaarbaare tegenftrydigheden van het mcnfehelyk hart, maar die gemeen zyn aan alle befchaafde en wilde volkeren, ziet mea de Negers met hunne natuurlyke vrcesagtigheid eene onwankelbaare ftandvostigheid verbinden. Het zelfde weefzel van zenuwen , dezelfde geleding, die hen door de logheid van hunnen geest, en de verflapping hunner vezelen , aan de flaverny onderwerpt, geeft hun eene ongehoorde fterkte en moedigheid voor bukengewoone poogingen; lafhartig hun ge- hee-  348 Tafereel van Natuur en Konst. heelc leven door, zyn zy Helden voor een oogenblik. Men heeft een dier ongelukkigen zig zeiven met een byl de hand zien afhouwen , liever dan zyne vryheid te kopen door het verachtlyk werk van beul te zyn. Niets is ondcrtusfchen ysfelyker dan de flaat der Zwarten in den gehcelen Amerikaanfchcn Archipel. Eene nauwe, ongezonde, hut, zonder gemak of gerieflykheden, dient hun voor wooning. Hun bed is eene horde, meer gefchikt om het lighaam te martelen dan om rust te verfchaffcn. Eenige aarden potten, eenige houten fchotels, maaken alle hunne huisgexaaden uit. Het grove doek, 't welk een gedeelte hunner naaktheid bedekt, beveiligt hen niet voor de onverdraaglykc hitte van den dag, en de gevaarlyke koelte van den nagt. Het geen men hun geeft van Maniok, van Pekelvleesch , van Labberdaan , van Vrugten en Wortelen, is nauwelyks genoeg om hun elendig leven te onderhouden. Van alles beroofd zyn zy tot een aitydduurenden arbeid veroordeeld, in eene brandende lugtflreek, onder de fieeds opgeheven zweep van een meedogenloozen beflierdcr. Pi  De Eilanden om Amerika. 349 De toeftand dier Slaaven, fchoon overal beklaagiyk, is evenwel niet overal even elendig in de Koloniën. In die, waar men over een uitgeftrekten grond befchikken kan, geeft men hun gemeenlyk een gedeelte lands, dat ter teelt van hunne behoeftens moet dienen, en dat daar ook toereikende voor is. Zy kunnen de Zondagen, en de weinige oogenblikken, welken zy in de week van den tyd van hun eeten kunnen uitwinnen, daar aan befteeden; maar op die eilanden, daar de grond bekrompener omkomt, verfchaft de Planter zelf het voedzel, waarvan het grootfte gedeelte overzee aangebragt, en dikwils half, of heel, bedorven, is. De Onkunde van zyne waare belangen; de gierigheid; of het wezcnlyk onvermogen om zyne Slaaven te voeden, hebben zommige Planters tot eene andere manier om de Negers te onderhouden doen befluiten, fchoon dezelve verderflyk is van welken kan: men haar befchouwe. Men vergunt namelyk zyne Negers den Zaturdag, of eenigen anderen dag, om in de nabuurige Plantagiën, 't zy bédelende , 't zy roovende, de kost te zoeken, daar zy de geheele week van leeven moeten. Behalven dit verfchil van behandeling, door de  3 ja Tafereel van Natuur en IConst. de plaatfelyke gefteldbeid der Koloniën op de eilanden van Amerika veroorzaakt, heeft ydere Europifche Natie nog eene verfchillende wyze „van de Slaaven te behandelen, die haar in 't byzonder eigen is. De Spanjaard maakt "er de medgezellen zyner werkeloosheid, de Portugees de werktuigen zyner wellustigheden , van; by de Hollanders zyn het inftruaicntcn om geld te winnen; de Engelfche», die voormaals het onderhoud voor hunne eilanden ligtelyk van het vaste lu;.l van Amerika bekomen konden, behandelen hunne Slaaven minder kaarig dan andere Volkeren, maar uit een ander beginzel d:.n nier. in de i e.rikn op!"..,: vermoeden zou.'e; zy befchouwen lien,ali eene foort van dieren, die niet alleen beter werken kunnen ft*«r ma.uc zy beter gevoed worden , maar die het ook hunne cerzugt ftreelt, dat zig als wél gevoed en wél bezorgd vertoonen; zy misbruiken deze lastdieren niet om hen niet te verdelgen, of als geraamten» te doen verfchynen; zy zorgen voor hun beilaan , en zelfs voor hunne gezondheid, maar zy fpreeken hun voor het overige nooit een gemeenzaam woord toe, zy verwaardigen hen nooit met een glimlach; en zyn ftceds op hunne hoede, dat zy de Negers, terwyl zy hen wel-  De Eilanden om Amerika. 351 weldoen, niet voor menfehen fchynen aan te zieri. Om die zelfde reden vergunnen zy hu» EgT3én te trouwen, doch ontvangen de gefchenken der Nutuur, de kinderen uit de fteelswyze gemeenfehap hunner Slaaven en Slaavinnen gefproten, met goedheid, en vorderen van de zwangere of zoogende vrouwen, noch van de kinderen in hunne vroege jeugd, niet meer dan zy doen kunnen. Met al dat goede zyn zy gehaat by hunne Slaaven, terwyl de Franfchen , veel zuiniger in hun onderhoud, maar minder fier, minder verontwaardigende, eene foort van zedelyk bcfiaan, met een woord, de menfehelykheid, aan hunne Slaaven toekennen, en van dezelve bemind worden. Ja, deze ongelukkigen, geraakt door de eer van zig byna op den voet van vernuftige wezens te zien behandelen , fchynen te vergeten , dat een meester, onverduldig om zyn fortuin te maaken, de maat van hunnen arbeid bykans altyd overlaadt, en die van hun onderhoud bekrimpt. De Godsdienstige begrippen zelve der Europeaanen hebben invloed op het lot der Negers in Amerika; de Proteftanten, die weinig bezield zyn met den geest,om Profelieten te maa-  352 Tafereel vAn Natuur en Konst. maaken, laten hen blyven In denMabometaarffchen Godsdienst, of in de Afgodery, waarin Zy geboren zyn;/onder voorwendzel, dat het niet bètaamen zoude zyne broeders in Christus in Slavemy te houden. De Roomfchen achten zig verpligt om hun eenige onderrigtingen te geven, en hen te doöpen; maar hunne liefdaadigheid ftrekt zig niet verder uit dan tot de enkele plegtigheid van een doop, welke geene de minfte waarde heeft by^ menfehen, die geene Hel vrcezen, als waaraan zy, gelyk zy niet zonder reden inbrengen , in dit leven reeds gewend zyn. Alles maakt hen ongevoelig voor die vrecze van de Hel! Zo wel hun lyden, en het verdriet van de-Slaverny, als deziektens, waaraan zy, uit hun geboorteland naar Amerika- overgebragt, onderhevig zyn; twee byzonderlyk tasten hen op eene zeer fmartelyke wyze aan: te weten de Maag • kwaal, en de Pian. Het eerlle uitwerkzcl van de Maag-kwaal Is, dat hunne huid en kleur olyagtig worden; Hunne tong word wit, zy worden van eens onweerftaanbaare flaapzugt overweldigd; zy zyn kwynende,; buiten flaat om het minfte werk  De Eixanden om Amerika. 353 werk te doen. Het is eene vernietiging, een algemeen verval, van de Machine. Zy zyn zo moedeloos, en zo ongevoelig \ in dezen Haat, dat zy zig eer zouden laten doodliaan, dafi zig op de been te begeeven. Hunne tegenzin in zagt en gezond voedzel gaat vergezeld van eene foort van drift voor alles wat gezouten of gekruid is. Hunne beenen zwellen, hunne borst zet opren weinigen ontkomen den dood; de fneesten flikken nadat zy verfcheiden maanden veel geleden hebben, en cjagelyks zyn afgevallen. De verdikking van het bloed, die de broa Van deze kwaal fchynt te zyn, kan uit verfcheiden oorzaaken voortkomen. Eene der voornaamfte is ongetwyffeld het verdriet, 't Welk zig geheel moet meester maaken van menfehen, welken men met geweld aan hunnen geboortegrond ontrukt, die zig als misdaadigers zien gekluisterd, die zig eensklaps op zeë bevinden, en zig zes weeken of twee maanden lang op dat element, in een nauw verblyf op malkandcren gepakt, zonder eenige beweging, onthouden moeten; die uit den boezem van een geliefd gezin overgaan onder de roede van een onbekend volk, waarvan zy XX. Deh. Z de  3.54 Tafereel van Natuur en Konsx. de vreesfelyk"ftj mishandelingen verwachten. Voeg by dit regtmaatig. verdriet het voedzel, dat men hun toereikt, en 't welk nieuw voor hun, weinig aangenaam in zig zeiven, hen geduurende den overtogt noodwendig moet tcgenfban. Üp hunne aankomst op de eilanden is het voedzel, dat mcri. hun geeft, noch goed, r.och genoegzaam tot hun onderhoud. Ten overmaate van ongeluk hebben verfebeidenen hunner zig in Afrika de gewoonte eigen gemaakt van eene zekere aarde te eeten, die hun behaagde, en die hun daar geen ongemak veroorzaakte: zy zoeken eene aarde, die daar naar gelykt, en zy vinden onder hunne voeten eene foort van rood-geelagtige tufiteeu, die hunne maag verder bederft. De Pian, die dc tweede byzondere ziekte der Negers op de eilanden van Amerika is, openbaart zig doordrooge, harde, eeltagtige, kriugsvvyze zwceren, zomtyds door het vel bedekt, maar meest openbarstende, en als met «en wit-ïgtig, naar den geele trekkend, meel bepoederd. Men heeft de Pian met de venuskuaal willen verwarren , omdat het zelfde hulpmiddel tegen de eene en de; andere ziekte y.'bruikt ypï:k. Dit begrip, fchoon. vry algemeen,  De Eilanden om Amerika. 353 meen , is minder gegrond daa het in den eerden opflag fcbynt. Alle de Negers van Guineé komende, of op de eilanden geboi-en, krygen-de Pian eens in hun leven, en dit is een tol, dien zy betaaien moeten: maar het is zonder voorbeeld , dat een hunner op nieuws daarvan aangetast is, nadat hy grondig genezen was geweest. De Europeërs krygen nooit, of byna nooit, deze ziekte, in weerwil van de menigvuldige, men mag zeggen dagelykfche, gemeenfchap, welke zy met de Negerinnen hebben. Deze zoogen de Blanke kinderen, en zetten hun evenwel de Pian niet over. Hoe kan men deze (lukken, die onbetwisbaar zeeker zyn, overeenbrengen met het gevoelen, 't welk veele geneeskundigen over de Pian hebben ? Waarom, erkent men niet eenvoudig, dat het zaadvogt, dat het bloed , dat het vel, der Negers vatbaar zyn voor een byzonder foort van venyn, dat tot hun Ras alleen behoort, en dat niet uitbot, ten minllen niet op dezelfde wyze uitbot, zo men hen op hunnen geboortegrond laat blyven. De oorzaak van die kwaal is misfchien in die van hunne kleur te zoeken. Het ééns verfchil brengt dikwils het anZ 2. der  356 Tafereel van Natuur en Konst. der voort; het een is ook hier mogeljk met het ander verbonden; daar is niets in de Natuur, dat op zig zeiven ftaat; geen uitwcrkzel dat op zyne beurt geene oorzaak wordt. Maar welke ook de Natuur van dit kwaad zy, het is bewezen door rekeningen, waarvan men de juistheid niet in twyffel trekt, dat jaarlyks in Amerika het zevende gedeelte van de Zwarten, die men uit Guineé derwaards overvoert, fterft. Veertienmaal honderd duizend ongelukkigen, welken men thans in de Europifche Koloniën van de nieuwe wereld ziet, zyn de rampzalige overblyfzels van negen millioenen Slaaven, welken zy ontvangen hebben. Deze afgryslyke verdelging kan niet het uitwerkzel zyn van de lugtftreek, die naby komt aan die van Afrika; en nog minder van ziektens, die, naar de toeftsmming van alle waamemeren, weinige flagtoffers wegmaeijen. De oorzaak moet derhalven in de beftiering der Slaaven gezogt worden. Zou men dezelve niet kunnen verbeteren? De eerite flap in deze verbetering zou zyn, dat men den Natuurkundigen en den Zedelyken mensch leerde kennen. Zy, die Slaaven op de Bir-  De Eilanden om Amerika. 357 Bajbtarfche kusten gaan kopen; zy, die dezelve naar Amerika brengen, zy voor al' die hen in hunne verrigtingen bellieren, meenen zig uit hoofde van dit beroep, dikwils zelfs voor hunne eigene veiligheid, verpligt te zyn deze ongelukkigen te verdrukken. De ziel der bellierderen, voor alle gevoel van medelyden gefloten , kent geene andere fpringveeren dan die der vreeze of van het geweld , en zy gebruikt deze middelen haarer heerfchappy met alle de wreedheid van een geleend gezag. Byaldicn de eigenaars der Plantagiën zig met de bcfliering van hunne Slaaven wilden belasten , en zig overgeven aan eene bezigheid, die , van welken kant men dezelve befchouwe, hunnen heiliglte pligt is, zouden zy welhaast van die wreede dwaalingen herkomen; de Historie van alle Volkeren zou hun toonen, dat men, om nut van de.Slaaverny te trekken, dezelve ten minflen zagt moet maaken; dat het geweld niet kan beletten, dat de menfehelyke ziel daar tegen worstelt; dat het belang van den meester vordert, dat zyn Slaaf wenscht te leeven; en dat men niets meer van hem kan verwachten zodra hy niet bang is om te flerven. Z 3 Die  358 Tafereel van Natuur en Konst. Die kleine flikkering van gezond verfhnd en menfchelykheid, uit het hart opgekomen, zou verfcheiden hervormingen aan de hand geeven; men zou de noodzanklykheid erkennen en volgen van wezens, die tot de naarfte flaaverny , welke , federt den fchnndeiyken oorfprong der flaaverny, ooit bekend geweest is, veroordeeld zyn, behoorlyk te huisvesten, te klcedcn, te voeden; men zou voelen, dat zy, die generleie voordeel of vermaak door hun zweet bekomen kunnen, die derhalvcn de dryfvecren van alle andere menfehen misfen, onmogclyk hetzelfde vernuft, dezelfde zuinigheid, dezelfde werkzaamheid, dezelfde kragtcn, kunnen aanwenden als zy, die de vrugt van hunnen gehcelen arbeid genieten. Trapsgewyzc zoude men tot die ftaackundige verzagting komen , die hier in beflaat, dat men den arbeider zyn werk zo gemaklyk , als fnogelyk is, pooge te maaken; dat men zyne mocijelykheden verzagte, cn hem een gedeelte van zyne regten wedergeve, om de febatting van de pligten , die men hem oplegt, des te ruimer en getrouwer te ontvangen. Her uitwerkzel van deze wyze zuinigheid zoude zyn de behoudenis van een groot getal Slaaven, welken de ziekten, door het verdriet  De Eilanden om Amerika.- 35$ \ereorzaakt, jaarlyks aan de Koloniën omrukken. Wél verre van het jok, dat hen verplet, te verzwaaren, zoude men het denkbeeld daarvan poögén te verzagtcn, ja dat denkbeeld geheciiyk te verdryven, door een natuurlyken fmaak, die den Negers op eene byzohdere wyzë eigen is, te begunstigen Ik verklaar my nader. Hunne zintuigen, de werktuigen van hunne Rede., zyn byzondef gevoelig voor de kragt der Muziek; hun gehoor is zo juist, dat, in jiunne danfen, de maat van een inftrument, de ftenj van een zinger, de ziel, om zo te fpreken, van hunne ziel fchynt te zyn; in hun werk. gefchiedt de beweging hunner armen of voeten .fteeds naar de maat; zy doen niets dan zingende, niets zonder het voorkomen te hebben van te danfen; de Muziek, mag men letterlyk zeggen, is htm leven. Men ziet op dè fpieren hunner lighnsmen, (reeds naakt, diè ongemeene gevoeligheid uitgedrukt. Geboren Digters en Muzikanten onderwerp'en zy dè ffem altyd aan het gezang door de vryheid, welke zy zig behouden, van de woorden te verlangen , of tc verkorten en dezelve toe te pasfen op een lied, dat hun behaagt. Zulk Z 4 eene  g6o Tafereel van Natuur en Konst. eene (lerke neiging zou een groot beweegrad in bekwaame handen kunnen worden; men, zou 'er zig van kunnen bedienen om feesten, fpelen, pryzen , vast te (lellen. Deze vreugdebedryven, met oordeel beftierd, zouden de domheid, zo gemeen in flaaven, verminderen; zy zouden een even nuttigen als aangenaamen invloed op hunnen arbeid hebben, en dat knaagend verdriet voorkomen, dat hen verteert, en hunne dagen altyd verkort. Nadat men in 't behoud der Zwarten uit Afrika aangebragt hadt voorzien, zou men zig met die, welke in de Eilanden zelve geboren zyn,. bezig houden. / Het zyn niet de Negers, die weigeren hun geflagt in de ketenen der (laverny voort te planten;het is de wreedheid hunner meesters, die de ftemme der Natuur nutteloos heeft weten te maaken. Men vordert van de Negerinnen , vóór en na haare bevalling, zulk een ruwen arbeid, dat de vrugt door eene ontydige geboorte omkomt, of dat dezelve de geboorte flegts kortentyd overleeft; zomtyds zelfs ziet men wanhoopige moeders door de (haffen, welke de zwakheid van haaren (laat haar op denhals haalt, verbitterd, haare kinderen op- ne  . De Eilanden om Amerika. 361 nemen, en, met eene vermengde woede van wraak en mededogen , in haare armen dooddrukken , om 'er haare barbaarfche meesters van te berooven. Deze wreedheid, waarvan alle de ysfelykheid op dc Europeaanen valt, zal Dezen misfchien eindelyk de oogen openen; hunne gevoeligheid zal door een beter beredeneerd eigenbelang worden opgewekt; zy zullen begrypen, dat zy meer verliezen dan winnen met fleeds de menfehelykheid te vertreeden ; en, zo zy niet de weldoeners van hunne flaavcn worden, zullen zy ten minften ophouden van derzelver beulen te zyn. Zy zullen misfchien befluiten om de boeijens te verbreken van moeders, die een zeker getal van .kinderen tot den ouderdom van zes jaaren hebben opgevoed; niets werkt zo flerk op het menfchelyk hart als 't lokaas der vryheid. De Negerinnen, door de hoop van zulk een aanzienlyk voordeel aangemoedigd, daar zy alle naar ftreeven, en waar toe weinige geraaken, zullen , zouden, in plaatfe van zig aan vernielende ongeregeldheden over te geven , den deudgzaamen naaryver koesteren van kinderen op te voeden, welker getal en behoudeZ 5 nis  2ö2 Tafereel van Natuur en Konst. nis haar in iiaaren gevorderden leeftyd een genisten flaat verzeekeren zoude. Na Wyzé maatregel1! genomen ts hebben o:n hunne Plantagiën niet te berooven van eenen ahdsr&md, welken eene bykans ongelooflyke jrru^tbaarheid voor dezelve verfchafFen kan, zuï!m de Planters bedagt zyn , om hunne landheceHngën uit te breiden cn voort te zetten zonJtr daar vreemde handen toe te gebruiken; zy inriitn alles afdoen met- Volk op hunnen eigen grond geboren cn opgevoed. Alles noodigt hen ont dit gemnklyk cn natuu.rlyk fystema in te voeren. Dnar 7jn ceni :e Tvlcgcndheden , welker Koloniën Op de Amerikaanfche eilanden jaarlyks meer ukejeftrekthcid krygen, en daar is niet ééne by welker Koloniën de hoeveelheid van werk niet -datyriyks toeneemt. In dc beide ge\rs\hn r t vx men napoeh/fc nieuwe landen ontginne, 'i'zy men de oude zwaarer moet bewerken , worden geduurig meer handen vereischt. Afrika, daar de Kuropeaancn onophoudelyk den on.ierft.ind voor hunne Koloniën gaan haaien, verfchaft htm telkens minder aaenfehen, en, terwyl die menfehen zwakker zya,  De Eilanden óm Amerika. 305 zyn, en in grooteren getale fletven, moeten zy dezeh-e duurer betaaleft. Deze Slaaven - Myn zal roet den tyd gdlfëel Uitgeput worden; doch, fchoon dit zo ingebeeld mogt fchynen als het inderdaad naby is, blyft het egter zeeker, dat de Slaaven thans reeds veel meer kosten, en dat zy in Amerika in veel grooteren getale flerven, dan voorheen; dat zy daarenboven, zo zy eens tot een ongctukkïgen onderdom genaken, ten uiterJlcn bepaald zyn van vermogens, en, van hunne jeugd af aan ledigheid gewoon, het werk, dat men hun oplegt, niet d.m gebrckk'g, en met geduurigc vlaagen van wanhoop, volbrengen. Zo het gevoel, of liever de Rede, ons hier Rtfst bedriegt, zullen arbeiders, in de eilanden van Amerika zelve geboren, fteeds hunne geboorte - lugt Inadem: r.de, van dat voedzel leevende, daar zy by . groot gemaakt zyn, op dezelfde wyze gehuisvest, als waaraan de eerfte opvoeding hen gawend heeft; door hunne eigen ouderen va* hunne jeugd af tot den arbeid, die hen moet bezighouden, gefhikt, met ccne zonderlinge bekwaamheid voor alle handwerken begaafd; zo de Rede ons niet bedriegt, zeggen Wy, zullen deze arbéidèrs in alle opztgten verkiesivk zyn boven vsrkogte Slaaven, die bnitea hun  «564 Tafereel van Natddr en Konst. hun Vaderland gevoerd, en onmenfchelyk gedwongen, niet dan uit vrees voor zweepflagen werken, en zig ligtelyk aan eene regtmaatige wanhoop overgeven. Het middel om , in plaats van vreemde •Zwarten, die der Koloniën zelve te gebruiken, vertoont zig zonder het te zoeken. Het bepaalt zig om de zwarte kinderen, die op de eilanden geboren worden, behoorlyk te bezorgen; om die menigte van flaav'en der weelde, die hunne nutteloosheid en ongebondenheden, die de hoonende fpilzugt en ongevoeligheid, hunner domme meesters in alle de lieden en havens vertoonen, tot hunne werkplaatfen te bepaalen; en byzonderlyk om de Slaaven handelaars, die op de k-usten van Afrika vaaren, te belasten, dat zy een gelyk getal van mans- en vrouwsperfoonen, of zelfs, geduurende eenige jaaren , wat meer vrouwen, .medebrengen, om de ongelykheid, die tusfchen de.twee Sexen plaats heeft, des te eer te doen ophouden. Deze laatfle voorzorg, waardoor de vermaaken der liefde onder het bereik van alle de .Zwarten gebragt zouden worden, zoude hen ver-  De Eilanden om Amerika. 365 vertroosten en vermenigvuldigen. Deze ongelukkigen, het gewigt hunner ketenen vergetende, zouden zig voeien herboren, worden. Zy zyn doorgaands getrouw tpt den dood aan de Negerinnen, waarmede de liefde en de flaverny hen verbonden heeft; zy behandelen haar met dat medelyden, 't welk de elendigen over en weder voor malkanderen voelen, en des te fterker voelen, naar maate hun beider lot harder is; zy verligten den last haarer bezigheden; zy beklaagen haar ten minftcn, en bedroeven zig met haar, wanneer, door overmaatigen arbeid of gebrek van voedzel, de moeder aan haaren zuigeling niet anders kan aanbieden dan eene ledige borst met haare traanen befproeid. Aan den anderen kant zyn de vrouwen, fchoon men haar geene verpligting maakt van kuisch te zyn, onveranderlyk in haare verbintenisfen, ten zy de verwaandheid om van de Blanken bemind te worden, haar wispeltuurig maake; ongelukkig is dit eene verzoeking .van onflandvastigheid. waar onder zy niet dan al te dikwils gelegenheid hebben van te bezwyken. Zy, die zig de moeite gegeven hebben om de oorzaaken van dezen fmaak, dien de Euro- pe-  §66 Tafereel van Natuur en Konst. peaanen voor de Negerinnen hebben, en die inderdaad zeer verkeerd fchynt, na te gaan, meenen dezelve te vinden in de Natuur van het klimaat, 't welk onder de verzengde lugtftreek met eene overwinnend geweld tot de liefde aanfpoort; wyders in het gemak om met de Negerinnen deze overweldigende drift te voldoen; verder in eene zekere aanloklykheid, welke de kleur der Negerinnen, zodra men daar aan gewoon is, fchynt te hebben; maar inzonderheid in de hitte van haar geftel. Wy zullen dit niet verder uithaalen; ik zal alleenlyk aanmerken, dat zy, om zo te fpreken, wraak nemen over de onderwerping, daar men haar in houdt, door haare meesters de geweldigfte drift in te boezemen; en dat de Europifche matresfen de kunst van hen tot den bedelzak te brengen niet beter verftaan dan dc Zwartinnen , zodra zotte meesters haar ris matresfen houden. Dezen lof moet men haar egter boven de Europeaanfche ligtekooijen geven , dat zy dezelve verre overtreffen in wezenlyke verknogtheid voor mannen, die haatkopen ; het is aan de getrouwheid haarer liefde, dat men de ontdekking van famenzweejringen, waardoor de verdrukkers onder het zwaard  De Eilanden om Amerika. 3S7 zwaard der Slaaven zouden gefncuveld hebben, dikwils verfchuldigd is geweest. In eene eeuw, waarin zo veele dv.vaV moedig ontmaskerd zyn, zou het fchande zyu waarheden te zwygen , daac het menschdom. belang by heeft. Indien alles, wat wy tot hier toe gezegd hebben, niets anders fchynt te bedoelen dan om het gewigt der fhverny te verligten , is dit gefebied , omdat men eerst de. ongelukkigen, die men niet kon verlosien, moest troosten; omdat men eerst derzelver verdrukkers wilde overtuigen dat zy wreed waren tot hun eigen nadeel, maar, terwyi men de uitwerking dezer waarheid van eenige hykomende oorzaaken moet afwagten , kunnen wy by voorraad tooncn, dat 'er geene reden van ftaat is, die de flaverny kan wettigen. Wy fchroomen niet, zegt dï Abt Raynal, om da. Regeeringen, die deze wreedheid dulden, of die niet hloo.zen hunne m;gt daarop te bouwen , voor de vierfchaar van de eeuwigs Waarheid en Geicgtigheid te dagvaarden. De Piefideut Montesquieu heeft het onderwerp van. de flaverny niet ernstig wiilen behandelen ; iucjerduwd het is de Rede omeeren, de-  3'68 Tafereel van Natuur en Konst. dezelve te gebruiken, ik zal niét zeggen orri te verdedigen, maar zelfs om te beftryden, een misbruik zo regtflreeks met dezelve ftrydig. Al wie zulk een haatlyk ftelzel voorflnat verdient van den Wysgeer eene diepe verachting, en van den Neger een fteek in 't hart. Zo gy uwe hand tot my uitfteekt, zeide Klarisfa totLovclace, doode ik my zelve; ik zoude aan hem, die op myne vryheid toelag, liever zeggen, zo gy nadert, doode ik TJ; en myn befluit zou ten minften zo wettig zyn; omdat myne vryheid, of, 't geen het zelfde is, myn leven, te verdedigen myn eerite pligt is, terwyl het leven van een ander te ontzien niet dan een tweede kan zyn; behalven dat, al het overige gelyk zynde, de dood van een fchuldigen overeenkomstiger is met de regtvaardigheid dan van een onfchuldigen. Zal men zeggen; dat hy, die my tot Slaaf wil maaken, niet fchuldig is, dewyl hy flegts zyn regt gebruikt? Waar is datRegt? Wie heeft het zelve boven myn Regt gefteld ? Ik heb het Regt van zelfs-verdediging van de Natuur ontvangen ; de Natuur kan derhalven geen Regt gegeven hebben om my aan te vallen! Zo gy - regt  De ErtANDEï* om Amerika 309 iegt meent te hebben van my te verdrukken * omdat gy fterker of behendiger zyt dan ik, beklaag u dan niet,wanneer myn arm,fterker geworden , uwen boezem openfcheurt! Beklaag u niet, wanneer gy in uwe lillende ingewanden den dood voelt naderen, welken ik daar met uw voedzel in heb doen overgaan. Nu ben ik fterker of behendiger dangy, wees thans het flagtoffer op uwe beurt, en boet de misdaad van verdrukker geweest te zyn. Hy,die de wettigheid derflaverny voorftaat, verklaart zig den vyand van 't geheele menfchelyk geflagt; hy verdeelt hetzelve in twee maatfchappyën van Wettige Moordenaars: de Verdrukkers en de Verdrukten. Men zou den menfehen met even veel regt kunnen toeroepen; zo gy uw leven wilt behouden, zo haast u van my het myne te ontrukken, want ik leg op het uwe toe! Onze bedoeling is even billyk,; ik wil u tot Slaaf maaken; gy moogt het my doen; die de derkfle en bekwaamde is zal 't winnen; het regt is aan weerskanten gelyk; of liever daar is geen regt in de wereld; de menfehen zyn vyanden geboren ; dc fynft© list of langde degen beflisfen 't al. XX. Deel. Aa Maar*»  570 Tafereel van Natuur en Konst. Maar , zegt' men, het regt' van Slaverny ftrekt zig over den arbeid en de vryheid, niet over het leven,uit! Hoe 1 De meester, die zig de be'fchikking over myne natuurlyke kragten aanmaatigt, befchikt die niet tevens ovet myne dagen, die van het Vrywillig en gemaatigd gebruik myner kragten afhangen ? Wat is het b'ellaan voor hem, die ' geen eigenaar is Van zyn beftaan ? Wat is het leven voor hem, die geen eigen leven heeft? Ik mag myn Slaaf niet dooden, maar ik mag zyn bloed onder de zweep Van' een meedogenloos monster drupswyze doen vloeijen! Ik mag hem met zo veel srbeid b'elaaden, zo veel fmart doen onderpaan , tot zo veele onthoudingen noodzaaken, als myn dienst, myn wil goedvinden! Ik mag hem van alle kanten aantasten," en de fpringveeren van zyn leven verlammen! Ik mag, door iangzaame mishandelingen , de ongelukkige vrugt, die eene Negerin in haaren boezem draagt, vermoorden! En de wetten befchermen een Slaaf niet tegen een fchielyken dood dan om aan myne wreedheid het regt over te laten van hem dagelyks te doen fterven! Waarom zegt men niet met ronde woorden; Het regt der flaverny is dat van alle foorten van  De Eilanden om AmèrIka, 37» van misdaaden te mogen bedryven! Misdaadèir, die de eigendom aantasten; want gy beneemt •uwen Slaaf de eigendom van zyn perfoon; misdaaden , die de veiligheid vernielen; want gy kunt hem aan uwe grilligheden opofferen; misdaaden, die de fchaamte doen bloozen Myn bloed kookt, zodra ik my die verfchriklyke toneelen voor den-geest breng. Ik haat, ik ontwyk.het menfchelyk geflagt, indien het uit beulen en flagtofFers moet beftaan. Nog één woord, dewyl ik van my zeiven niet verkrygen kan iets te zwygen. Cartouche, in een digt bosch,aan den voet van een boom , de ontvangften en uitgaven van zyne roveryën , de behaalde voordeelen en de bezoldingen zyner onderhoorigen, zittende te overrekenen, is die wel verfchillend van den Slaaven-handelaar, die op zyn Comptoir zit te cyfferen, hoe veel winst hy kan doen met honderd of meer Slaaven te laten kopen, dat is te zeggen honderd of meer gruweldaaden op dc kust van Guineé te laten verrigten? Die op zyn gemak zit uit te cyfferen, hoe veel fnaphaanen ydere Slaaf hem moet kosten om den Oorlog, waardoor hy de Slaaven bekomt, te onderhouden ? Hoe veele yzere ketenen hy noodig heeft Aa 2 oin  372 Tafereel van Natdur en Konst. om hen geboeid naar boord te laten brengen? Hoe veele zweepen om hem den bloed-arbeid af te wringen ? Op hoe veel ydere druppel zweet, waarmede die Neger zyne Plantagiën zal befproeijen ,te ftaan kome? En of het hem voordeel iger zy de vrugt, die de Negerin in haaren boezem draagt, te doen fneeven , of tot de elende zyner moeder op te voeden?— Wie is hier fcbuldiger, Cartouche of de Slavenhandelaar? De Roover neemt het Geld,* de Handelaar den Perfoon zeiven; de een fchendt de wetten der burgerlyke maatfchappy, de ander die der Natuur. ,, Maar dc Negers zyn eene foort van men,,fchen voor de Slavcrny geboren! zy zyn be„ krompen van verfland , bedricgelyk, kwaadaar„tig, zy erkennen zelve, dat wy boven hen „zyn, en ftaan byna de billykheid onzer heer•,,fchappy over hun toe." De Negers hebben minder verftandelyke vermogens , omdat de Slavcrny den geest verbluft en alle denkens - kragten verlamt. Zy zyn bedrjegelyk; omdat de Natuur elk denkerd, elk voelend, fchepzel ingeeft, dat hy, geene waarheid of trouw aan zyne dwii.gwan Jen yerfchu]- died  DE E [LANDEN OM AMERIKA. 373 digd is. Zy zyn Irwaadaartig! Zo dit waar is. moet men 'er den grond van zoeken in de mishandelingen, welke men hun aandoet. Zy erkennen zelve , dat wy boven hen zyn ! Omdat wy hen in de laagte nederdrukken. Zy ftaan byna de billykheid onzer heerfchappy over hen toe! Dan heeft men onregt om hén als listig en bedriegelyk af te fchilderen. Maar deze Lieden waren geboren Slaaven -' Hoe! Barbaarfche Europeaanen ! Wien zult gy ooit doen gelooven, dat een Mensch de eigendom van een ander mensch kan zyn? Dat een Mensch, ik herhaal dien eenvaardigen naam, de eigendom kan zyn van een Sotivcrein; een zoon de eigendom van een vader; eene vrouw de eigendom van een man; een bediende de eigendom van zyn meester; een Neger de eigendom van een Kolonist? Is yder mensch niet een wezen datztgzeiven toekomt? Wordt elk niet voor zig zeiven geboren? Maar die Slaaven hadden zig zeiven verkogt! Dat mogten, dat konden, zy niet doen. Nooit kan een mensch by verdrag zyne régten van Mensch verzaaken ! Heeft hy zig verkogt, 't was in een oogenblik van dwaasheid; de Af 3 koop  374 Tafereel van Natuur in Konst, koop is van zelve kragteloos; zodra de gewaande Slaaf zyne Rede herneemt, is hy weder mensch , en derhalven vry. Maar zy waren in den Oorlog gevangen! Men kan, na eene overwinning, de verflagenen ketenen, en tot Slaaven maaken; maar men heeft daar nooit regt toe gehad; en de geketenden hebben, en houden, het regt om, ten koste van liet leven hunner dwingelanden, hupne ketens, zodra zy kunnen, te verbreken. Maar het waren misdaadigers tof de flaverny veroordeeld! Hoe weet gy dat? Wie heeft hen veroordeeld? Een Defpoot die geene wetten betragtte! Alle de onderdaanen van een Defpoot zyn reeds Slaaven; maar een Slaaf, verguld of geketend, kan geen regt fpreeken, noch eenen misdaadiger wettig veroordeelen. Men Iegge dan eindelyk zyne onwaardigs vooröordcelen af! Men hoore de ftemme van de Rede en de Natuur! Men verbryzele de boeijens van zo veele rampzalige flagtoffers onzer dartelheid en wellust! .En men fchenke de Slaaven, al moesten wy een handel laten yaaren, die Riet dan de' ongeregtigheid ten grond-  De Eilanden om Amerika. 375 grondflage, en de weelde ten voorwerp, heeftmen fchenke de Slaaven hunne vryheid, die God en de Natuur hun gegeven hebben! Maar neen; het is niet noodig den handel op onze Koloniën te laten vaaren; het is niet noodig voortbrengzels op te offeren, waar aan de gewoonte ons zovastgehegt heeft! Men kan dezelve uit zyne Koloniën krygen zonder dezelve met Slaaven te bevolken; die Amerikaanfche producten kunnen door vrye handen geteeld, en alsdan eerst zonder wroeging gebruikt , worden. De eilanden zyn vol Zwarten, welker ketenen men verbroken heeft: zy bewerken met goeden uitflag de kleine Plantagiën, welke men hun gegeven heeft, of welke zy door hunne nyverheid verkregen hebben. De zodanigen onder de tegewoordige rampzaligen, aan welken men