VERGELEKEN GESCHICHTEN D A A D E N, Van verfcheide zo In-als Uitlandfche GROOTE HELDINNEN en andere BEROEMDE VROUWEN, Naar het voorbeeld van Plutaichus. door den Baron LODEWYK HOLBERG, uijjejjbr Conftfl. en Profesfor Pub!, aan de Koninglyke Uniperjïteit te Coppeuhage. TWEEDE IllitL, Te AMSTERDAM, By WILLEM HOLT ROP, 17U.   INHOUD DER LEEVENSB ESCHR YVINGEN. johanna GRAï,f« eleonora CHRISTIN* Bladz. ï. Maria de eer/Ie , en maria de tweede, Koninginnen van Engeland. 52 maria stuart, Koningin van Scholland, en CHristinaj Konin'in van Zweeden. . . ... 103 mariamne en AGRippi N a de oud re. 234 berenice, en mar.garetha van va- jeanne d'arc of ea pücelle d'ori.eans, en antoin ett e de bourig.non. . 30?   JOHANNA GRAY, en ELEONORA CHRISTINA. INLEIDING. HOewel men doorgaans pleegt te zeggen , dat elk zelf de oorzaak is van zyn geluk en ongeluk , waarop ook het Latynfche fpreekwoord doelt faber fuae quisque forlunae, of, elk een is de bewerker van zyn geluk; egter bclpeurd men, dat zulks meermaals mislukke , dan gebeure. Weshalven zeker Griekfcbe Schryver geen ongelyk heeft, wanneer hy zig op de volgende wvze uitdrukt: t*> f«» A«y«» «»t««, ru> J« »-{«5f'«» i ot , ,, wy zyn „ wel meelter van onze erge aanlhgen , „ maar de uitkomst hangt van ons geluk „ af. " Een zeker Paus plagt insgelyks ie zeggen, tl mondo fi governa da Je ftesfo; dat is, „ de waereld wordt door zig zelve „ geregeert, " en men dwaald niet, wanneer men beweerd , dat het meeste geluk en ongeluk in de waereld van eene zig gevallig opdoende gelegenheid, van een onvenvagt toeval, van de tyds-omflandigheden, en van zulke oorzaaken voortkomen , welke de il. Deel- A men-  co menfchen niet in hunne magt hebben. Men behoefd flegts de hiftorien te doorbladeren, en met de bevinding raad te pleegen, om 'er van overtuigd te worden. Het is met deze toevallen in het menfchlyk Leeven bykans op dezelfde wyze gelegen als met een fpel. Wie meeft tegen de regels fpeelt, die wint dikwyls meeft, en veelen geraaken tegen de regels, ja als tegen hun eigen wil, tot eere en welftand. Hier door verwerpe ik de voor-en omzigtigheidniet veeleer geeve ik den raad, dat elk verftandig handele, en alle zyne onderneemingen vooraf wél wikke en weege. Want, ftemt de uitkomft niet met het ontwerp in, dan kan men zig egter daarmede trooften , dat men zélf geene gelegenheid tot zyn ongeluk heeft gegeeven. Ik zeg alleen, dat de meefte menïchen, als flaapende, geluk en eer erlangen, evenals voor het tegendeel de omzigtigfte, fchranderfte en bekwaamde menfchen, door onverwagte gevallen, in het grootfte ongeluk geraaken. Hier is het, dat men te regt zegd: ■ Acciditin puncto, guod non Jperaturinanno> cf volgens 't oude fpreekvvoord: een Gryntje geluk is beter, dan een pond' verpand. Een fchilder had , naar het bericht van Pfoiarcbus, een paard zo fraai en natuurlyk afgebeeld, dat hy zelf met zyn werk volkomen te vreden was; maar, toen hy 'er nog  ( 3 ) nog den zever aan den bek des paards by wilde voegen, zo kon hy 'er, naa eenige vergeefs gedaane proeven, niet meê te regc raaken. Hy wierdt 'er zo boos over,dar hy, in zyn' toorn, 't penfeel na dit fchüderftnk wierp. Maar juift daar door wierdt de zever zo volkomen en goed uitgedrukt, als het de fchilder ooit kon wenfchen. Weshalven hy moeft bekennen dat het geluk hier meer dan de kunst had uitgevoerd, en kon met zeker iemand, die een' fteen na een hond wierp, maar zyne ftiefmoeder trof, zeggen : bier raakte ik beter dan ik mikte. Eertigen veroorzaakt de geboorte en dat zo wel ten opzigte der Ouderen, als de geboorteplaatze, geluk of ongeluk. En wel wat de Ouders betreft, zo moeten de [Kinders, menigmaal, dcrzelver misdaaden boeten, en hunnent wege lyden. Zo ongelukkig als de kinders zyn, welke van teeringagtige, onreine en melaatfche ouders worden gebooren , om dat de ziekte gemeenlyk tot de kinderen wordt voortgeplant; zo zyn dezulken niet minder te beklaagen, welke van eere en goeden naam verlooren hebbende ouders worden geteeld. Want al is het dat de kinders niet altyd der ouderen kwaade hoedanigheden erven, zy worden hen egter toegerekend. De Laredemoniërs varvreezèn hunnen Koning, Arcbidamus, A 2 " in  (4) in eene geldboete, om dat hy met eene kleine en onaanzienlyke Gemaalin getrouwd was, zeggende, dat de Republiek geene Dwergen tot Regenten wilde hebben. Daar door gaven zy te kennen, dat ze de kinders niet voor waardig ter opvolginge in de regeering hielden, welke van zulke ouders gebooren waren, en tot geen regte mannelyke langte konden korren. Een fchikking, die op geene gronden fchynt te rusten, maar egter by andere toevallen algemeen is. Want men ziet dagelyks, dat iemand tot dienstbaarheid wordt gebooren, om dat zyne ouders zig in zulken ftaat bevinden, en dat anderen tot kroon en Scepter worden gebooren, om dat ze van gekroonde hoofden zyn geteeld. Ook ten opzigte van de geboorte-plaats genieten eenigen eenen byzonderen voorrang, terwyl zy anderen allerhande ongevallen veroorzaakt. Een oud wysgeer rigtte zyn Gebed op de volgende wyze in: „ ik danke u, o God! dat ik in Griekenland gebooren en geen Barbaar geworden ben. " Want de eex enveragting, de ongemakken en voorrangen , die aan eene plaats heerfchen, blyven ook den inwooners dier plaatze by. Daarom worden eenigen met vryheden, anderen zonder vrvheid gebooren, eenigen genieten, uit hoofde der geboorteplaatze, allerhande voorrechten, maar an- de-  (5) deren veroorzaakt zy allerlei ongevallen. Voordezen wierdt het als een groote luister, en als een byzonder voorrecht aangemerkt, wanneer men te Aibeen of Rome was gebooren. Hierom zeide Paulus: is het u geoorloofd, eenen Romein faken menfche — te geesfclen? {Handel. XXII. 25.) om dat hy te Tarfen in Cilicie gebooren was, welke lladc met het Romeinjcbe burgerrecht begiftio-d. was. Maar by een anderen zegd men, hy heeft geen recht, waarop hy zig kan beroepen , want hy moet zig naar zyne Geboorte plaats richten. De geboorte en de ge< boorte - plaats maakt dus een groot gedeelte des menschdoms of gelukkig of ongelukkig, zonder dat de Perzoonen daarby op de minfie verdien/Ie roemen, of wel zig aan eene misdaad fchuldig kunnen kennen. Men ziet insgelyks, dat de geboorte en een enkel toeval, zelfs onder redelooze lchepzelen, een merkelyk , ja byna nog een grooter onderfcheid, dan onder de menfchen veröorzaaken. Een hond wordt, ten bewyze, als door de geboorte, tot vermaak, en tot behendige goede dagen bedemd. Hy worde van de Juffers gelekt, gekust en geftreeld, hy flaapt in haaren fchoot, en eet uit har. 2 handen, ja, hy geniet, aanhoudend, zulk een geluk, om het welk, zelfs voor een korten tyd alleen, te bezitten, een Cava„ A 3 lier  CO lier leeven en welzyn zoude waagen. _ Een anderen hond daarentegen wordt, eeniglyk, rot dat einde gebooren, om 's winters en 's zomers onder den blooten Hemel aan een keten te ftaan. Hoenders, ganzen, eenden, en duiven worden, doorgaans, alleen geteeld, om voort weêr gedood te worden. Men laat een fctiaap flegts zo lang leeven, als het wol en melk geeft, en eene Koe wordt, eindelyk, wanneer zy eenige jaaren een' boer heeft gevoed, aan de handen van een beenhakker als fcherprechter overgeleverd. Een ezel is, geïyk de Griekfche BlyfpeldichterMENAN der.zegt, naar het eenpaarrge getuigenis aller menfchen, een ongëlnkkfg fchepzel. Maar de fchuld is niet op den Ezel, maar op de Natuur te leggen, welke dit dier tot een Ezel heeft gemaakt. Een Stier heeft zomwylen het geluk, dat hy zyne leden niet alleen onbefchadigd behoudt, maar men regt alsook voor hem een ferail van eenige dozynen wyven en bywyven op, en in dit opzigt is hy, byna, den Oofierjchen Vorften, of een Turkfchcn Keizer gelyk; en zyne regeering duurt ook, menigmaal even lang. Maar de meeften worden, niet lang na hunne geboorte gefneeden , en als dan vet geweid, om voort geflagt te worden. Een paard heeft wel 't geluk, dat het geenen geweldigen dood fterft; maar  (?) maar zyn leeven is eene aanhoudende flaaverny, en de laatfle rol, die een paard in de Tragedie fpeelt, beftaat dikwyls daarin, dat het in den molen moet loopen, een werk, waartoe Ixion en Sfyfipbus, wegens gepleegde misdaaden, tot ftraf veroordeeld wierden. Van gevleugelde dieren is 'er geen één gelukkiger, dan de Ojevaar: die leeft, allerwegen, zonder aanvegting; hy heeft zyne vatte wooningen in den zomer en in den winter, als een groot Heer, en word door niemand vervolgtC Men kan geene andere voldoende rede voor dit byzonder voorrecht geeven, dan alleen deze, om dat hy een Ojevaar is; ten zy men wilde ,beweeren dat dit zyn geluk van deszelfs Orthodoxie voortkomeWant de Schryver van het werk, wiens Titel is, Boek der Natuur, getuigt, dat de Ojevaar geene andere plaatzen met zyne tegenwoordigheid veiëere , dan waar den Kerklyken de Tienden geregeld worden betaalt. — Van viervoetige gieren fchynt my geen gelukkiger toe dan eene Kat. Men weet 'er geene andere rede van te geeven, dan om dat zy eene Kat is, zoo men niet met de Mabometaanen de rede van dit voorrecht in haare hoogadelyke afkomff. zoeken wil : want die gelooven, dat de eerfte Kat door de neusgaten van een Leeuw, die eens in de Arke Noachs niesde, ter waereld is geA 4 ko*  (8) komen. Doch deze herkomfl: mogt wel elke Kat zeer bezwaarlyk te bewyzen vallen. Inmiddels ziet men nogtans, dat eene Kat, hoewel ze, wat de gedaante en eigenfchappen aangaat, noch met een Hond, noch met een paard of ander dier vergeleeken kan worden, in zulken toeftand leeve, dat niet flegts andere dieren, maar ook de menfchen, ja voornaame Staatsperzoonen rede hebben haar daarom!rent te benyden. Zy word tot geen werken verpligt; over dag is ze ledig als een Spaansch Edelman, en 's nachts verluftigt ze zig met de jagt op zulk eene wyze, dat ze zig meer, dan adelyke vryheden aanmaatigr. Want zy jaagt op het veld, in beminde plaatzen, en op de wildbaan , leevend doorgaans zo lang, tot dat ze van ouderdom fterft, uitgezonderd in die Landen , daar men ze byzonder meft en haar vleesch voor eene lekkerny houd. —« Een even zo merklyk onderfcheid uit zig mede by de dieren , ten aanzien van de plaats , waar ze worden gebooren. Het komt 'er zeer veel op aan, of een dier in Europa, Afia of Africa gebooren worde. Aan die plaatzen daar men de Leer van Pytha^oras heeft aangenomen, draagt men een grootere zorg voor de dieren, dan voor de menfchen. Het Leeven van een Europifchm Os beftaat in twee tooneelen. Het - eer-  (9) eerfte is, dat men hem fhyd, en 't andere, dat men hem flagt. Maar een Indiaanfche Os word met groore zorg behandeld , en leeft zo lang , tot dat hy van ouderdom tterft; en in Egypten hadt hy, voordezen zelfs het geluk, als een God geëerd te worden. Des men een Egyptifchen en lnland' fchen Os, als voorbeelden van het grootfte geluk en der uiterfte elende kan voorftelleti. En men ziet 'er uit, dat deze aanmerking even zo wel betrekkelyk is op de dieren» als op de menfchen. — Wat ik ,' tot dus verre van de geboorte en geboorte-plaats heb bygebragt, geldt mede van de opvoeding. Ook deze brengt zeer veel toe toe het geluk en ongeluk van het grootfte gedeelse der menfchen. Want, even als een gezond Kind , door de melk eener ongezonde Minne nadeel kan lyden ; zo kan ook een jong menferf, wien de natuur de uitfteekendfte hoedanigheden heeft gegeeven, verwilderen en ontaarten, wanneer hy't ongeluk heeft, dat hy in handen van een onbehouwen Leermeefler en Opziender valt. Want daardoor wordt alles verandert, en ten uiterften mismaakt, wat de natuur, met de grootfte vlyt heeft bewerkt. Men kan een kind als een teder wasch buigen, en het verfcheide gedaanten geeven , die het, wanneer het tot rype en mannelyke jaaren komt, beA 5 ften-  C io ) llendig behoudt. Dit blykt boofdzaaklyk, ten opzigte van de leerftellingen en gevoelens , welke de menfchen, wanneer zy hen in hunne kindfche jaaren worden ingeprent, en naderhand wortels fchooten, zeer ftyf en r fterk verdedigen. Wie een' Joodfchen Rabbi tot Leermeefter heeft gehad; die laat zyn Leeven voor den Jood/cbev Godsdienft; en wie in eene Mahometaanfche School is onderweezen, die vindt in den Akoran eene Zaligmaakcnde Leer. Des het, by zulke omftandigheden, zeer veel daarop aankomt, door wièn een jong mensch in de jeugd worde onderweczen. Veelen zyn verbrand geworden, om dat ze eene Leer ftyf en fterk tot 't uiterfte toe verdedigden, daarze tog, zoo ze in de jeugd een ander onderwys hadden genooten, wegens dezelfde Leer anderen ten vuure veroordeeld-en verbrand zouden hebben. Tot de ongelykheid 5 welke men by de lotgevallen der menfchen befpeurd, brengen mede de omftandigheden van tyd niet weinig toe. Eene geringe misdaad wordt menig een, op zekere tyden , veel erger genomen dan eene groote misdaad, en eene daad, die men op dencénen tyd ftraft, wordt opeenen anderen tyd beloond. De waereld pryft, als eene wispeltuurige vrouw , heden dat geen, wat ze mörgen laakt. Deze ftelling kan  C w ) kan men door geen beter voorbeeld, dan door den toefbnd in Engelma", onder de regeering van Hendrik Vil!, ophelderen, daar men op een tyd wierdt verbrand, om dat men Roomsch was, en op een anderen tyd de hontmyt moeit beklimmen, om datmen den iroteflantfcben Godsdienft aannam. My is insgelyks zulk een voo;beeld bekend, dat een zeker man zyn t-'roces, enkel en alleen , om die rede verloor, om dat het op een donderdag onderhanden wierdt genomen, dewyl op dezen dag meerder Byzitters, dan op den voorgaanden en de volgende dagen , in de vierfchaar waren. Weshalven men kan zeggen, datveelen niet wegens de daad, die ze pleegden, maar daarom alleen lyden, en ongelukkig worden, om dat zy ze op zulk een tyd werklleilig maakten, dat de waereld niet wel gefield was. En de Starrekundigen hebben, daarom in een zeker opzigt geen ongelyk, wanneer ze de dagen van het jaar in gelukkige en ongelukkige onderlcheiden. Eene Hoer wordt by voorbeeld , menigmaal, niet daarom geftrafr, om dat zy eene hoer is, maar om dat ze ten tyde van een drütigen Hoofdfchout leeft. In röyne jeugd hield men het een tyd lang, voor eene gaatnvheid en galanterie, malkanders Zakdoeken en Snuifdoozen te ontfusfelen, Hellende men daarin eene zelfde Eer, als.  ( 12 ) als wanneer men elkanders duiven konde vangen. Maar, niet lang daarna zag men deze handelwyze niet veel beter aan dan een dieffLal. Menig een is, door eene zelfde daad, tot een groot geluk geraakt , waar door een ander ongelukkig wierdt gemaakt. Ukcrucemfcelerispreiiumtulit, hicdiadema. Deze wordt wegens eene reden beloond, cn een ander wordt om dezelfde reden gellraft. Hiarno maakte een maatig vers, komend daar door tot de kroon- Eumolpus maakte een meefterfluk, en werdt des wege gefteenigd- — Het onderfcheid, welk ten aanzien van hem gemaakt wordt, die eene zaak doet, heeft ook plaats ten opzigte van den tyd, waarin eene onderneeming wordt volvoerd. Myne fchriften kunnen, in dit geval tot een metklyk voorbeeld dienen. Dezelfde Hellingen, dezelfde gevoelens, welke op den éénen tyd onaangevogten bleeven , hebben op eenen anderen tyd verfcheide beweegingen veröoorzaakt. De Hukken, welke in mynen Deenfchen Spe&aior meelt wierden beoordeeld, zyn in myne andere fchriften niemand aanltootelyk geweest, 'en daarom zyn wel de gedagten in my opgekomen , dat mogelyk het weer, of zekere invloeden der logt zulk eene beweeging hebben veroorzaakt. (*) Want anders (*) Dat werk kwam juift toen uit, wanneer de  ( 13 ) ders valt het moeijelyk, om te begrypeH hoe èenerlei leerftellingen aan dezelfde plaats zulke verfcheide werkingen kunnen heboen. Op die wyze rust de roem en fchande, 't geluk en ongeluk eenes menfchen, dikwerf op de tyds-omftandigheden, en, daar de wse' reld als aan eene vervvislèlende Koorts vaff. is, zo komt het meer op den tyd, wanneer eene daad gebeurt, dan op de daad en het werk zelf aan. Lindelyk moet men ook nog de huwelyken hiertoe brengen, welke tot de verfcheide lotgevallen der menfchen niet weinig zeggen , en eene loterye niet ongelyk zyn. Want hy, die menigmaal de befte keuze denkt te doen, maakt zig daar door,meni?werf zeer ongelukkig. De man moet 't lot van zyne vrouw, en de vrouw dat van haaren man volgen. Pylen waardoor één hunner wordt getroffen, wonden ze bei je ; en dus kan men zeggen dat eenige menfchen niet zo zeer door hunne eige fchuld als wel door de kragt der Sympathie ongelukkig worden. De Hiftorien van twee aanzienlyke beroemde Dames , welke ftraks zeilen volgen , geeven 'er zeer merkwaardige voorbeelden van. Want haar ongeluk kvvani hoofdzaaklyk, van liet huwdyk en de tydsomftandigheden voort. j q. groote Kome°t verfeheen. Mifieli.'en hetfc die zulk eene bewee^in^ vtiooizwkt.'  JOHANNA GRAY. Tp>efe. Prinfcs kan men onder dezulke rekeJL>$ nen, welke, door den ongelukkiger!toe» ftand der tyden, in het bederf" geltort, en als een Staats-ofïer van het Leeven beroofd zyn. Haar vader was de Hertog van Suffolk, en haare Moeder Francoife Brandon , welke hendrik VIII, om dat ze uit Koninglyk bloed afUamde, in zyn Teitament, naa de Prinfes E lis abeth de Kroon had toegekend. Ten tvde van ediurd VI. wierdt johanna grat uitgehuuwd aan guilford dudley , een Zoon van den beroemden Hertog van Northumberland', die onder dezen Koning dc voornaamite Minifter was. Des Hertogs oogmerk by dit huwclyk was, de Engelfcke Kroon, naa 's Konings dood, op zyn' Zoon over te brengen, en zig daar door in veiligheid te (tellen , dewyl hy zig van de twee andere Koninglyke Prinfeffen, en inzonderheid van de Prinfcs Maria, niet veel goeds i -doofde. De jonge Koning ed ijar d was juift toen ziek; en om dat 'er tot deszclfshcrfteldngbyna geen hoop meer overig was, zo dreef de Hertog deze zaak met den grootften yver, fteüende den Koning voor, dat 'er maar één eenig middel overig was, om het ongeluk voor te komen , waarmede Engeland wierdt gedreigd, zoo de Prinfes maria op den Throon kwam, en dit beftondt daarin , dat zyne fchoondogter door den Koning tot zyne opvolgfter wierdt beroemd : dat dit ongeluk wel niet van de andere Prinfes , e lis abeth , welke de < Ko-  C 15 ) Koning beminde , te duchten ware, en van welke men zig veeleer, vooraf reeds kon belooven, dat ze de begonne kerk-hervormig zoude voortzetten: maar dat men de écne Zuiter niet kon voorbygaan, zoo men ook de andere niet tc gelyk uitfloot: dat 'er dus geen andere weg overig was, dan dat de Koning of het Ryk aan de regeering van de Prinfes maria overgeeven, of' wel beide Zufters uitfluiten, en j o ii a k n a g r a y tot zyne erfgenaam moest vérklaaren. De jonge Koning merkte zyn naderend einde; en, om dat hy het begonnen werk der Reformatie gaarne behouden, en verder uitbreiden wilde , maar teffens zag , dat zulks door dc Prinfes maria gefluit, en ten laatften zelfs zoude vernietigd worden ; zo liet hy zig door des Hertogs voordellen bewecgen, om elisabeth zo wel, als maria voorby te gaan, en johanna gray tot zyne opvolgfter te benoemen. Dit befluit genomen hebbende, liet hy de-Rechters des Koningryks by zig roepen, om eene Acte te ontwerpen, waar door de Kroon aan johanna gray zou worden toegekend. De Rechters verzogten, dat de koning hen mogt tocflaan, deze gewigtige zaak vooraf wel na tc gaan, en gaven cindelyk te kennen , dat ze deze Acte niet opftellen , noch zig in 't algemeen met deze zaak bcmoeijen konden , om dat men hen, naa's Konings dood, als zulke misdaadigen zou ftraffen, die zig aan de misdaad van gekwetfte Majefleit hadden fchuldig gemaakt. Deze verklaaring verbitterde den Hertog van NcrihumberUmd dermaace, dat hy reeds  ( lö ) reeds voorneemens was, geweld te gebruiken. Maar hv bedwong zynen toorn weer eenigzins, roepende hen opnieuw by zig. Eindelyk lieten ze zig, deels door bedreigingen, deels dour beloften , van hem overreden. Naa dai hen dus een vryheidsbriel* ter hand getteld was, fchreeven zy de begeerde Acte waar door johanna gray de Kroon wierdt toe ekend. Alle Rechters ondertekenden ze tot op één na, te wceten ha Lts, die 'erop geenerlei wyze toe gebragt kon worden. Alle leden van 's Konings Raad ondertekenden deze Acte insgelyks. De Aartsbiflchop cranmer verfcheen dien dag wel niet in 't openbaar, om van die ondertekening bevryd te worden; maar eindelyk liet hy zig ook bcweegen, om 'er, als een lid des Raads, zyn' naam insgelyks by te voegen. Deze gewigtige Acte wierdt in het jaar 1553 opgefteld. Niet lang daarna lticrf Koning eduard. De Hertoa; van NorthumberlandÏÏa.&, eenige dagen vóór 's Konings dood, een bevel van den Raad aan dePrinieflen m aria en elisabeth, laaten afvaardigen, dat ze op het flot moeiten komen, om den Koning gezelfchapte houden, en in zyne ziekte by te liaan. Zyn oogmerk by dit bevel was, zij vandc perzoonen dezer twee Prinieffen meefter en zyne Schoondogter den weg ten Throon , daardoor , des te ligter te maaken. De beide Prinfeflen begaven zig ook werkiyk op weg; maar hoorende, dat ae Koninit reeds op het uiterlte lag , reisden zy weêr terug, en de Hertog kon dus zvn oogmerk niet bereiken. Men merkte voort, dat in het Byk grpote be-  ( 17 ) beroerte ontflaan, én een burgerlyke oorlog; onvérmyJelyk zyn zoude , dewyl Prinfcs maria zig op den laatften wil van Koning hendrik VIJI beriep, en de Hertog van Northumberland het recht zyner Schoondogter Op de laatlle Aóte bouwde, die kort vdór edüar'ds dood was opgefteld. Veelen dagten, dat johanna gr at mer haare aanhangers, in dit gefchil, de overhand behouden zoude", om dat de magtige Regent, de Hertog van Northumberland, die een tyd lang met eene onbepaalde magt geregeerd hadt, 'haar onderfteunde. Doch juift dat geen, wat haare zaak . meeft fcheen te bevorderen, was haar nadeeligft. De Engelfche natie hadt wel geene rede van johanna gray iets kwaads te duchten; want zy was ééne der deugdzaamfte Prinfeflen van dien tyd: maar maria was gansch niet aangenaam, hebbende, onder de voorige regeeringen, verfcheide tekenen van een riorfchen eri" eigenzinnigen imborft laaten blyken. Men zag ook wel, dat zy het Ryk weêr onder 't Roomfche Jok zou brengen. Maar de haat, dien zig de Hertog van Northumberlanddoor zynen hoogmoed , en door zyne ftrengheid hadt op den hals gehaald, veroorzaakte, dat m aria een grooteren aanhang kreeg, dan de Hertog vermoedde. Deze Prinfes begaf zig, voort, na de Provintie Norfolk. Zy zondt, zo dra zy daar. gekomen was, eenen brief aan den Raad, waarin zy klaagde, dat men haar van's Konings dood geen bericht hadt gegeeven, daar xe tog de naalte tot den ledig ftaanden Throon II. Deel. È was»  C 18 ) was. Zy nam ook den Titel eener Koningin aan, moedigende, door byzondere brieven, den Adel in het ganfehc Ryk aan, haare partyte trekken. De Hertog van Northumberland verzuimde inmiddels niets, wat ter volvoeringe van zyn voorneemen konde ftrekken. En, geloovende, dat het niet verder raadzaam w.'re, zyne oogmerken te verbergen, zo begaf hy zig met den Hertog van Suffolk na 30hanna gr at, om haar bekend te maaken, dat ze, volgens het Teftament door Koning eduard gemaakt, beftemdwas, om den Engelfchen Thraon te beklimmen, johanna gray was nog geene 16 jaarenoud, maar men bei'peurde toen alreeds in haar een ongemeen verftand. Zy had van des Hcrtogs aanflagen niet het minfte vernomen, en op niets minder dan op Kroon en Scepter ge dagt. Des zy over dit heel onverwagte voor. Hel zeer ontltelde. In plaats van hèt minlte teken van genoegen daarover tc laaten blyken, antwoordde zy veeleer , dat ze niet voorneemens was, anderen het recht, , hen toekomende, te beneemen; betuigende teffens, dat de Kroon de Prinfes maria, en naa dezelve de Prinfes elisabeth toekwam, en om dat ze wilt, dat deze erf-opvolging in het Teftament van hen drik VIII. was vaftgefteld, zo wilde zy zig naar deze fchikking gedraagen. De Hertog, zulk een antwoord niet verwagt hebbende, (telde haar hierop den laarHen wil van Koning eduard voor, weken de ganfche Raad, en de opperlte Rechters des Ryks hadden goedgekeurd,waaruit zy konde afneemen dat "in dit ftuk niets tegen de wetten  C 19) ten des lands ondernomen, maar dat ze de wettige Erfgenaam der Kroon was. Die ongelukkige Prinfes liet zig door deeze reden beweegen en dus viel het den Hertog, eindelyk, niet zwaar, haar naar zyn zin te leiden. Maar zulks gefchiedde nogtans op zodanig eene wyze, dat men uit al haar gedrag in 't uiterlyke. haare bekommering en haar ongenoegen, zeer duidclyk, afneemen en merken konde, dat zy haare toeftemming daarom alleen gaf, om dat ze geen moeds genoeg hadt, zig tegen de fterke aanvallen, waarmeê zy wierdt'beftormd , te verzetten. De Hertog gaf zulks ook den Raad te kennen, dat zyne Schoondogter zo weinig na zulk eene Hoogheid hadt geftaan, dat ze, veeleer, naauwlyks te beweegen was geweeft, haar aan te neemen. Zo dra als de Hertog haare toeftemming hadt gekreegen; overreedde hy den Raad, haar na den Tour te Londen te leiden, en ze daar als eene regeerende Koningin uit te roepen. Men ftelde, naa dit genomen befluit, een zekeren dag daartoe vaft, en dit was de vyfde dag naa 's Koning dood. De brief door .maria aan den Raad gefchreeven , wierdt van dezen, doch op die manier, beai^woord, dat ze gansch geene aanfpraak op de Kroon konmaaken, om dat ze uit een onwettigen echt geteeld ware. Te gelyk wierdt haar 'bekend gemaakt, dat ze johanna gray voor eene wettige Koningin erkennen moeit, als welke reeds, en wel uit kragt van het door Koning edüard gemaakte Teftament, den Throori hadt beklommen. B 2 De  ( 2 ) De uitroeping van johanka gray voor Koningin, gefchieddcxte Londen met de gewoonè praüt, en met de daarby gebruikelyke plegtighedën: naar men hoorde noch gejuich, noch eene gelukwenfching, als wel anders, by zulke gelegenheden, pleegt te gefchieden. Want het Gemeen was over deze onverwagte verheffing niet te vreden. En, om dat de Hertog van Northumberland, daarenboven, by allen gehaat was, zo zag men dit als eene lift aan, waar door hy de regeering in handen zógt te houden. Juift toen viel 'er ook iets voor, waar door de inwooners van Londen in de eens opgevatte afkeerige gedagten tegen den Hertog nog meer wierden geftyfd. Een zeker mensch, 't welk in een Logement oppalte, en zig eenige fchimpwoorden, by deze openbaare uitroeping, hadt laaten ontvallen, wierdt daadlyk gevangen genomen, en veroordeeld, dat hem de ooren zouden afgefrieeden worden. De Hertog liet dit vonnis ook vóórt aan hem volvoeren. Deze volvoering fchreef men aan des Hertogs ftrengheid toe, en de natie befloot daaruit, wat men van zyne regeering voortaan had te wagtcn Wesha'.ven men kan zeggen, dat de hvftanf', dien de verkoofe Prinfes van dezen Hertog fcheen te hebben, voornaamlyk, ja byna enkel en alleen aanleiding tot het ongeluk, waarin ze naderhand kwam, heeft gegeeven. Want wat haar eigen perzoon betreft, zy bezat groote deugden en hoedanigheden, en was zo vriendelyk, dat de natie zig van haar eene zagte en gelukkige regeérnv, mee net grootlte récht, kon belooven. =' Daar-  C «O Daarby hadt het grootfte gedeelte der imvoonersde Reformatie aangenomen, en'dus konde men hoopen, dat ze zig, onder haare repeering , gcftadig verder zoude uitbreiden. Maar de Roomfcben, welke Prinfes maria aanhingen, waren noch talryk, noch in een byzonder aanzien. Doch de algemeene haat tégen'den Hertog verydelde allé aanflageri, en de vrienden van beide Godsdienften verklaarden zig, daarom, voor Prinfes maria. De inwooners van Suffolk en Norfolk waren de eerften, die de party van de Prinfes maria trokken, en, dewyl deze Vorftin verzekerde , dat ze, ten aanzien van den Godsdiehft,'alles wilde Iaaten indien ftaat, waarin het tegenwoordig was, zo vielen haar nog zeer veelc anderen toe. De meefte ongeruttheid verwekte de Keizer den Hertog Van Northumberland. Want duchtende , dat de Keizer de Prinfes maria, naar 't uiterfte vermogen, mogte byftaan , zo zond hy shelly, dadelyk , met een brief na 'c Keizerlyke Hof. Maar de Keizer weigerde, dezen Gezant gehoor te geeven, en den brief van johanna aan te neemen, waarin zy hem haare verheffing'op den Throon bekend maakte, en om zynèvriendfchap verzogt.' Inmiddels kwam van alle kanten bericht, dat de party van Prinfes maria, geftadig, fterkcr wierdt;'dat ze reeds, aan verfeheide p'.aatzen, als' Koningin was uitgeroepen, en dat ze een leger op de been bragc, 'c welk dagelyks grooter wierdt. Door deze tydingen wierden de aanhangers des Hertogs in groote beweeging gebragt. Deze lag zig toe, B 3 een  ( aa } een leger voort in 't veld te brengen. En, wyl hy 't niet raadzaam oordeelde, zelf Londen te verlaaten, gemerkt zyne afwezendheid van kwaade gevolgen konde wezen, zogafhy het gebied over aan den Vader der jonge Koningin , den Hertog van Suffolk. Maar de Graaf van Arundel, die de Prinfes maria heimclyk genegen was, zogt den Hertog uit Londen te hebben, (tellend daarom johanna voor, dat het veel nutter was , dat de. Hertog van Northumberland het Leger aanvoerde, en haar Vader, de Hertog van Suffolk, te Londen bleef. TefFens zogt hy ook den Hertog van Northumberland', door allerhande redenen te overtuigen, dat men het leger aan den Hertog van Suffolk niet kon toebetrouwen', wyl deze die hoedanigheden niet bezat, die 'er toe wierden gevorderd. De Hertog van Northumberland geraakte, daar door, in zulk eene onzekerheid, dat hy zelf niet wift, waartoe te befluiten. Zyne tegenwoordigheid was wel by het Leger noodig; maar, om dat hy de jonge Koningin niet gaarne alleen aan den Raad wilde overlaaten, op wiens trouw hy niet kon aangaan, en de Hertog vui Suffolk noch bekwaamheid, noch aanzien bezat, de wankelmoedige party in toom te houden; zo was zyne tegenwoordigheid te Londen insgelvks noodzaaklyk. Emdelyk nam hy het befluit, het Leger zelf aan te voeren, als ziende dat de geheele uitflag der zaake op het geluk zyner wapenen tegen de party van Prinfes maria ruftte. Hy verliet dan den-14 julius, en wel in alle ftilte, de ftad, om dat geen een inwooner hem met eene  (=3) eene gelukwcnfching verzeldc, als wel anders tog, by diergelyke gevallen , pleegt te gefchieden. Naa zyn vertrek was het, een tyd lang, heel ftil te Londen. Want de Raad was in den Tour dier ftad als opgeflooten, en mogt geene de minftc beweeging~ten voordeele van maria maaken. De Bisfchop van Londen, ridley, deedt, ten zelfden tyde, ook eene preek in de PcMIai-Kerki waarin hy het recht van j o n a n n a tot de Engel/chs Kroon beweerde , en 't ongeluk voorftelde, dat men onder de regeering van maria had te duchten. Inmiddels was de Hertog van Northumberland in eene groote verlegenheid. Hy hadt ócoo mannen verzameld, en noopte, dat zig onderwegen nog veelen by hem zouden voegen. Maar, in plaats van den gehoopten toeloop, verminderde zyn Leger dagelyks. Meeft wierden zyne aanflagen, door de volgende ongevallen, verydeld. Hy verwagtte den Ridder iiastings met 200o man, welke zig , volgens affpraak , met hem zoude verè'enigen. Maar hy moest met ontroering hooren, dat zig deze h ast in os voor Prinfes maria hadt verklaard. Eindelyk kreeg hv ook tyding dat de 6 Oorlogfchepen , welke hy hadt uitgezonden, om in Zee te kruisfen , en maria te hinderen, wanneer ze mogelyk de vlugt wilde neemen, het voorbeeld van iiastings waren gevolgd, en de party dier Prinfes insgelyks hadden genomen. Deze tydingen veroorzaakten, dat de Hertog na Cambridge terug trok, en by den Raad om eene verfterking aanhieldt, doch welke nu heel anders gezind was. Want zo dra de B 4 leden  ( 24 ) leden des Raads, welke tot dus verre in den Tour te Londen als opgeflooten gewceft waren , den Hertog van Suffolk hadden overreed, om hen in de ftad te laaten, namen zy het masker af, en riepen, door de redevoering des Graafs van arundel daartoe aangemoedigd zynde, de Prinfes maria als Koningin te Londen uit. Dit gefchied zynde, lieten zy den Hertog van Suffolk weeten, dat hy hen, aanftonds den Tour van Londen zoude inruimen; geevende teffens bevel aan johanna, om den Titel van Koningin af te leggen, en van haare eifchen op de Kroon af te Haan. De Hertog van Suffolk ruimde hen , voort, den Tour in, om dat hy zig niet onderwondt , dat Kafteel, tegen de ganfche ftad te verdedigen. En johanna lag, met veel grooter genoegen, deze waardigheid neder, dan zy die eertyds aangenomen hadt, en liet geneuglyk eenen Titef vaaren, welken zy met zorg en onrust negen dagen hadt gevoerd. Voort daarna zondt ook de Raad ëenen brief aan den Hertog van Northumberland, waarin hem wierdt gelaft, het leger af te danken , en zig als een getrouw onderdaan van Koningin maria te gedraagen. Eindelyk wierdèn zekere Gedeputeerden na de Prinfes maria gezonden, om haar van alles, wat voorgevallen was, te verwittigen. De Hertog van Nortlumberland wierdt over alle deze ongevallen zo verflagen , dat hy zig met de vlugt zogt te redden. Maar toen hy in dit voorneemen door anderen wierdt gehinderd, zogt hy, door zyne ootmoedigheid en onderwerping, de ongenade van  C a;5 van de Prinfes te ftillen, en riep dus haar niét 'fiegts op de markt te Cambrtdge, als Koningin uit, maar wierp ook zynen hóed, ten teken van vreugde omhoog. Doch dit alles kon hem niet "redden want den volgenden das wierdt hy gevangen genomen, en na den 'Tour gebragt. Onderwegen reikte hem eene vrouw een Zakdoek toe, welke in het bloed' des Hertogs van Sommerfet gedoopt was, dien hy voorheen ter dood hadt laaten brengen. De Prinfes maria tot Koningin van geheel Engeland verklaard zynde , ging men voort over tot de veröordéeling des Hertogs van Northumberland. Hy bragt wel ter ontfchuldiginge by , dat hy niets zonder bevel des Raads hadt ondernomen, (bellende mede voor, dat die geencn, welke met hem deel aan deze daad had:len gehad, zyne rechters niet konden zyn. Maar, toen hy hiermede niet doordringen koride, zo kende hy zig fchuldig, eri badt om genade. Doch 'er was geene genade te hoopen, en het doodsvonnis wierdt aan hem den aa Augustus voltrokken , zonder dat zyn dood door iemand ware beklaagd geworden. Kort vóór de Executie beleedt hy den Bisfchop van IFor chefter, dat hy , in zyn hart, (leeds Roomsch geweeft was, alhoewel hy den voortgang der Reformatie zo fterk had bevorderd. Eén yslyk voorbeeld van geveinsdheid! ten zy men wil gelooven , dat hy deze belydenis hebbe gedaan , met oogmerk, om 'er genade door te erlangen, en het doods-vpnnis af te wecren. Den 3 November wierdt johanna gray B 5 ' met  C 26 ) met haar Gemaal, guilford dudlet, voor het gerecht gedaagd, daar men over hen dit vonnis velde, dat ze als verraaders geftraft zouden worden : maar de Hertog van Suffolk, de Vader dezer ongelukkige Voritin, wierdt in vryheid gefteld , om dat hy een Heer was van maatige hoedanigheden , en men geloofde, dat men van hem niets had te duchten. Doch in deze laatfte gedagte zag men zig bedrogen. Want toen zig maria door haare itrenge regeering, by allen gehaat gemaakt, en inzonderheid door het toen beflooten huwelyk met den Spaanfchcn Prins, philippus , een algemeen misnoegen hadt verwekt, zo vcrè'enigden zig eenigen op aanzetting van thomas wïat, in het volgend jaar, en de Hertog van Suffnik ^ nam ook deel aan dit oproer. De Vloekverwandten verdeelden zig in % partyen, waarvan de cerftcdoor den gemclden wtat, de tweede door den Hertog van Suffolk, en de derde door petr. cakeus wierdt aangevoerd. Doch maria behieldt de overhand, en de oproermaakers wierden gevangen, en ter dood gebrast. & Alhoewel de gevange johanna geen het rmnüe deel aan alle deze onlusten hadt zy kon egter ligt bcfluiten, dat dezcopftand, weldra , een einde van haar Leeven zqude manken, 't welk ook gefchiedde. Want twee daagen na de ter dood" brenging van w yat het men haar en haar Gemaal weeten dat ze zig ter dood moeiten bereiden, johanna hadt zulks reeds verwagt, hoorend daarom deze aanzegging des doods met groote Itand- vas-  C 27 > ' vastigheid aan. Doctor feckman hragt haar deze'tyding, en hadt bevel, haar te beweegen , dat ze den Room/eken Godsdienst mogte aanneemen. "Weshalven hy ook bewerkte, dat de Executie nog drie dagen wierdt uitgefteld', hoopende haar in dien tyd weer tot de Roomfche Kerk te brengen. Maar zy gaf hem. te kennen, dat hy haar daardoor gantfehgeen' dienft hadt beweezen; dat ze wist, hoe ze als een ftaats-offer ter dood cebragt moed worden, en zy daarom ook?bereid was, voort tefterven. Eenigen hebben wel gelooft, dat de Koningin haar het Leeven zou gefchonken hebben , wanneer ze ter veranderinge van Godsdienft hadt willen belluiten. M:;ar het is niet waarfchynlyk, dat zulks, inzonderheid naa den laatftéa oplland des Hertogs van Suffolk, zou gefchied zyn. Hoe ltandvastig zy by den Hervormden Godsdienst zy geblceven, blykt uit den brief, door haar aan harding, haares Vaders Hofprediker, gefchreeven, waarin zy hem zyne onbeftendigheid en ontrouw, zeer nudruklyk, te gemoet voert, dat hy, uit waereldfche iazigtcn en voordeden, het geloof hadt verzaakt, 't welk hy , ten tyde van edoard , belceden en aangenomen hadt. Op den avond voor haar dood zondt zy haare Zuller het Griekfch Nieuw Teftament, het welk ze ftceds by zig hadt gedragen, met eenen in dezelfde taal opgeftclden brief, waarin zy haar zeer ernltig vermaande , dit ;Nieuwe Teftament naarftig te leezen. Den 12 February i554> bragt men .haar r,a de Gerechtplaats. Naa dat haaren Gemaal, allereerst, het hoofd voor de voeten ge-  (a3) gelegd was, waarby ze tegenwoordig, cn'eene aanfchouwfter zyn moeft, werd t ze vcört daarna onthoofd. Zy liet, toe het laatite oogenbhk toe , eene groote ftandvastigheid in de Godvrugt, en een ongemeenen yver voorden Hervormden Godsdierift blyken, en beleedt, dat ze eencn grooten misdag hadt begaan toen ze zig hadt laatcn overreden eene Kroon aan te necmen, die haar niet'toekwam. Men kan van haar niet zeggen, wat ik van den Hertog van Northumberland zeidc, die' haar daartoe verleid hadt , dat ze naamlyk geltorven ware, zonder van iemand te worden beweend. Want hier wierdt eene Prinfes opgeofferd, wier tér doodbrenging niemand, zelfg met eens haare vyanden, zonder traanen en weemoedigheid honden aanzien Zy was 17 jaa/en oud , toen ze ftierf: maar men befpeurde by haar reeds, in deeze jonge laaren, een ongemeen veriiand, en een groot oordeel. Alle Historiefchrvvers fchryven haar dit Character toe, en getuigen teffens, dat ze zo fterk itudeerdè, en zig in'de wee^ tenfehappen met zulkcn yver oeffende , dat men haar als een Wonder van die tyden konde aanmerken. Zy verltondt verfcheidc Ta'aIen,ü\s &eEngclfche, Franfche, Latynfchem Lrrtekjche volkomen , en was daar door in ftaat, zulke fchriften te leezen, die in alle foorten van weetenfehappen waren gefchreeven. In deze geleerde Taaien hadt zy het zo ver gebragt, dat ze rer zelfs den jongen Koning eduard in overtrof, die met haar van denzehaen ouderdom was, en in dit opzigt ook  < 29 ) ook eene groote bekwaamheid hadt verkreegen. Men fcoryft hec aan de naarftighcid van Docter elmer toe, dat johanna graIt inde Taaien cn Weetenfchappen zo zeer hadt toegenoomen, en deze man fchynt dezelfde te zyn, dïe naa den dood van Koningin maria Bisfchop van Londen is geworden. Het volgend voorbeeld toont hoe yverig zy ftudeerde. De Leermeefter , welke Prinfes elisabèth onderwees, vondt deeze johanna eens met den i>riekfcheti Plato in de hand, toen de ganfehe Familie, ten dien zelfden tyde, op de jagt was. Hy vroeg haar daarom , hoe ze tog t' huis konde blyven, daar zig het ganfehe Huis met de jagt verlustigde. Maar zy gaf hem ten antwoord: dat het vermaak, welk anderen op de jagt genooten, flegts als een ichaduw was, in vergelykinge van dat vermaak, het welk ze by het Ieezen van Plato's fchriften ondervóndt. Hét ftuk , dat Ze toen las, was de Phedon dezes Wysgeers. 'Zy was mede in de Godgeleerdheid ver gevorderd, en hadt de H. Schrift zeer naarftig geleezen. By alle deze uitfteekende hoedanigheden, welke zy of van natuur bezat, of door-de opvoedinge, en haare naarftigheid hadc verkregen , was ze altyd nederig en vriendelyk, weshalven zy van allen , eh van den Koning zelf bemind en geëerd wierdt. Het was'niet mogelyk, ten zy men alle aandoening had verlooren, eene jonge Prinfes van zulke hoedanigheden, zonder eehe innerlyke beweeging, ter dood te zien brengen, fiec aanlchouwen was zelfs te dcerlyk. Zy hadc wel deze zonde met voordagt gepleegd i  C 30) pleegd; maar wanneer men tenens nagaat i dat zy als met geweld gedrongen was geworden , de Kroon aan te neemen, en dat zy in dien korten tyd, dat ze den Titel eener Koningin hadt gevoerd, in een geftadig misnoegen , en in eene aanhoudende bekommernis hadt geleeft; dan kan men zeggen, dat men, nooit, iets droeviger en deerlyker heeft gezien, dan dat men zig van zulk eene Koningin, als maria was, geen deernis en ontferming kon belooven, welke geen zwaarigheid maakte, zo wreed en onbarmhartig met eene jonge en deugdzaame Prinfes te handelen, van welker ftit gedrag zy nogtans voortaan , inzonderheid naa den dood des Hertogs van Northumberland, vaft kon verzekerd zyn, wien deze ongelukkige Vorftin alleen tot een onfchuldig werktuig hadt moeten dienen. Want johanna grav erkende niet alleen, dat haar de kroon tot een laft en ten bederve zoude ftrekken ; maar hadt ook openlyk, om 'er van bevryd te worden, te kennen gegeeven, dat de Kroon Prinfes m aria toebehoorde. ELE-  ELEONORA CHRISTINA. Deze Dame zag, den 22 Ju/lus 162t , op het hot Friedrichsburg, het eerfte leevenslicht, en is onder alle Kinderen , die christia an IV, in zyn ongelyk huwelyk by Vrouwe ch r ist in a m u n k teelde, de beroemdfte geworden. Toen ze 7 Jaaren oud was, wierdt ze, naar '6 Konings wil, vcrloofdaancorfitz uhlfeld, welketocn 's Konings kamerjonker was, en zig, door zyne groote hoedanigheden , onder den ganfchcn Deenfchen Adel beroemd maakte. Naa deze verlooving hieldt een zeker Saxifch Prins, frans aleert, in haar 12de Jaar om haar aan, maar, hoe voordeelis: ook deze party zyn mogt, en hoe zeer zy ook daartoe wierdt aangezet, zy wilde egter de met uhlfeld eens geflootene verbindtenis niet broeken. Inmiddels wierdt ze met groote zorg opgevoed, zo dat ze , naaft het geen eene Dame moet verdaan, ook vcrfcheïde wcetenfchappen en vreemde taaien, als de Duïtfche en Franfcke, als mede allerhande kunften leerde, naamlyk de muziek, de rekenkunde, 't tekenen, enz. waarin ze, zo wel door haare naarftigheid, als uit hoofde haarer natuurlyke bekwaamheid , dermaate toenam, dat ze onder alle haare menige broeders en zusters uitftak, en daarom van den Koning meeft bemind wierdt. In haar 1 ^ jaar, te weeten den 9 Oclob: 1636, wierdt haar huwelyk met gemelden corfitz uiïlfeld, toen Ridder en Stadhouder van Koppenhagen, werklyk voltrokken. Met dezen beroemden Man getrouwd zynde , fleet ze den tyd met allerhande oeftenm- gen,  C 30 een, zo dat ze of teekende, of zig in het Muziek op de Fluit, de Harp, of andere ïnltrümenten oefende. In 't W jaar haares ouderdoms begon ze de Latynfche taal.te leeren, waarin Docter sperlisg de Oudere haar Leermeefter was. Zy leerde toen mede ltaliaanfch, waarin ze door haar Gemaal zelf onderweezen wierdt, en vorderde in 't eene *e"n andere met eene ongeloovelyke vaardigheid, sp er.li n g de jongere getuigt, dat ze zo bekwaam was, dat ze te gelyk een lied zingen, een ander fchryven, en op alles agt kon geeven, wat 'er in het huis omging. Zy volgde uhlfeld in zynelmeefte Gezantfehappen, Els na Holland, 1646, en voort daarop na Frankryk ; maar na tngeland reisde zy alleen, en 1649 ging ze met haar Gemaal weder na Holland. Door deze en verdere reizen leerde zy de waereld kennen, kreeg kennis van Staats-zaaken, en kwam, ' om haar verftand en oordcel, by vremden ook in aanzien. De Spaanjcheml begon ze te leeren, toen ze zig te Strah'Jond ophieldt, en haar man onderwees haar in dezelve zomtyds, wanneer hy gelegenheid hadt, zo dat zy in het volgend jaar 1654 daarin zo verre was gevorderd, dat ze een klein Spaansch werk, den Titel draagende, Matthids de los Royos, in 't Deofch overbragt. Haare bekwaamheid in 't Fransen ziet men uit haare overzetting van een gedeelte van den Roman, Cleopwra genaamd, en in het Duitfch uit verfcheide Duitfche verzen, die zy heeft gemaakt. Van haare fchrapdcr-enwellprcekènheid gaf ze een by zonder bewys.  (33) toen ze uhlfeld's zaak eens voor 't gerecht verdedigde. Dit mag nopens haar natuurlyk verftand en haare weetenfchap genoeg zyn. Wat haar Leeven becrefc, dit was, naa den dood van haar Vader chius iaan IV, als eene aaneenfchakeling van enkel elende. Zo lang als deze roemwaardige Koning leefde, waren de kinderen, doorhem by christin a munk verwekt in aanzien ; maar eleonora wierdt, door dien Koning, boven alle anderen bemind , en uhlfeld hadt het dus , naaft zyne groote bekwaamheid en ongemeen verftand, ook zyne Gemaalin te danken, dar. hy de arootlte magtin het Ryk kreeg. Daardoor wierden zo wel des Konings echte kinderen , als de overige Deenfche Adel tegen de party en vrienden van uhlfeld gaande. Zo lang als de Koning leefde, gedroeg men zig omtrent dit magtig Huis vriendelyk •, maar zo dra als dezelve dood was , borft het vuur uit, het welk zo lang in de asfche hadt geimeuld. eleonora hadt, tot dus verre, met haare Broeders en Zufters , even als haare Moeder, christin * munk, den Titel gevoerd van Gravinnen van Sleeswyk - Holftein, en waren tefTens met haar in 't openbaare Kerk - Gebed, voort naa de Koninglyke Prinfen en Prinfesfen, ingeflooten Toen de Moeder, in het jaar i6 zelv' als het Hoofd des Adcls, ja als een» Tusfchen-Koning, geduurende den tyd, dat de Throon ledig ltondt, aanmerkte; maar de uitkomft ftemde niet mét zyne gedagten in. Want dezelfde groote magt, die hy zig aanmaatigde, wapende den ganfchen Adel tegen, hem, zo dat Prins f red er ik ecnpaarig tot Koning aangenomen wierdt. Het eerite bewys van onverfchilfigheid , welke het nieuw Hof, en de nieuwe regeerendeKoningin ,sophiaamalia, omtrent eleonora lietblyken, zag men daarin, dat haar door gemelde Koningin wierdt verboden, met haare Karös niet regelregt op 't plein van 't Hot te rydcn , gelyk te vooren was gefchied. Deze' Koningin was inzonderheid op deze Dame, wegens haar gedrag by het leeven van wylen den Koning, zeer verbitterd, en wierd daarin nog meer geftyfd door de moejelykheden , die 't uhlfeldsche Huis haaren Gemaal hadt veroorzaakt, toen de Throon open ftondt. Eindelyk wierdt, door een zonderling geval, Oli in 't vuur gegooten, het welk kort vóór de krooning der  der Koningin gebeurde, en dat ik, als eene zeidzaame en tot dus verre, onbekende gefchieienis, in myne Deenfche Uyks hifturio heb geplaatst. Een zeker kunderaat , die anders doorgaans Kunft-Kasper wkrdt genoemd, en 'te Lymby woonde , maakte de Kroon der Koningin, die op 't aanitaande Kroonings-feest gebruikt zou worden. Eenige dagen nu vóór de kroo:dng ging Mevrouw UHLFtLD, toen ze door Lyngbyreisde, by dien Kunst-Kasper aan huis, en verzogt , de Kroon te mogen zien. Toen men ze haar toonde, nam zy die ii haare hand, en zettede ze op haar hoofd , om te zien , hoe zy haar ftondt. Maar zy viel van haar h. ofd op den gron l, en wierdt befchadigd, dewyl een groot E lelgedeente, dat 'er mede in gezet was, aan (tukken brak. Of Mevrouw uhlfeld zulks voorbedagtelyk gedaan hebbe, dan of 't uit onvoorzigtigheid gefehi d zy, kan men met geene zekerheid zeggen. Zo veel is zeker, dat haar voorig gedrag, noodwendig tot dezen argw-a-1 aanïeiding geeven moeft. Kunst Kasper gaf 'er, voort, den Koning heimeiyk bericht van. Maar, wyl 'C zyne Majefteit toen nog niet voor raadzaam hieldt, de vriendfehap met het magtig uhlffldsch Huis te breeken, zo beval hy dien Kunst-Kasper, daarom te zwygen , en de kroon, in alle itilte, wéér te verbeteren. De zaak en bleeven dus nog een tyd lang onveranderd , en men befpeurde geen teken eener openbaare ongenade omtrent het Uhlfe/d/ch Huis; naar uhlfeld wiefdt, veeleer , in het jaar ióxy, als Ambasfadeur n». C 2 Htin  C 36 3 Holland gezonden. Daarvan wil ik h)Pr n;a* gta. een tyd nfct waft, het Ryk,en vertrok ^p^61 °n^er- begeerend d? be&^^V" nmgin christina m? Ik 5n Ko" een antwoord kreeFieeöe hv'r rÓu dat hY je en h0qp, en SSj ^ aPeT Eindelyk nam Konfngin^HRfsS?6 "ad' •feld niet alleen in haare befche4it' UHL" verleende hem ook , den 6 ?Z fi' J"aar gehoor, en vergunde dar m? ^' 1651 ' feld by haar, den e?;/°UW VHh~ kleeren , haareT onwaSÏ dag' in nia"s , nddre opwagtmg mogte maaken. Die  (37) Dit gefprek werkte zo veel uit, dat de Koningin hen toeftondt wat ze begeerden, en Mevrouw ühlfelo op hec flot vertrekken inruimde, om daar haar kraambed te houden, dewyl ze toen juift zwanger was. De verdere lotgevallen van ohlfeld laate ik onaangeroerd, toen zyne goederen in Denemarken in beflag wierden genomen, en hy zelf, door het harde verweèrfchrift, het welk hy uitgaf, zyne zaak nog erger maakte. Ook wil ik my by het gedrag niet ophouden, welk hy omtrent üenDeei/fchen Gezant, juuL te Stokholm liet blyken, om dat dit alles eigenlyk niet tot de Hillorie zyner Gemaalin behoort. Dit alleen zal ik aanmerken , dat eleonora aan alle zyne wederwaardigheden deel hadt, en hem van 't ééne land in 't andere, en uit de ééne gevangenis in de andere volgde. Door den vrede te Rothfchild wierdt, als bekend is, uhlfeld weêr in den voorigen ftaat gefield; maar, de Oorlog tusfchcn Denemarken en Zweeden op nieuw beginnende, hieldt hy zig met zyne Gemaalin te Malmo op, welke ftad, even als geheel Schonen, door dën vrede aan Zweeden afgeitaan was. Hy wierdt by de Zweeden vérdagt gehouden, als of hy Malmo aan de Deenen wilde verraaden, waartoe ze uit eenige onderfchepte brieven aanleiding namen; hoewel eenigen meenen , dat zulks door de Zweeden, welke voor dezes mans al te verheven geest bedugt waren, verdigt wierdc, om van hem ontflagen en teffens zyne goederen magtig te worden, welke hy na Schonen meê gebragt hadt, als mede de aanzienlyken C 3 Sthfeld-  C38) Sehfeldfcke Bibliotheek, die den beroemden georg sehfeld hadt toebehoord, en door c AR el GLSrAvrs aan cokfitz uhlfeld was verèVrd >. van dat zelfde jaar opgefteld Revers te bekragtigen, waaruit men ziet, op welke voorwaarden uhlfeliï wéér in genade aangenomen wierdt. Op die wyze dan kreeg uhlfeld weder zyne vryheid. Doch zyn losbandige moed liet hem niet toe de vrugten van deze Koninglyke genade in te oogften. Want toen de Koning zyn verzoek ingewilligd, en hem de vryheid hadt gegeeven, om na het bad te vlken te reizen, liet hy, eerft, den voorigen Commandant te Bornholm, den Overlten Fuchs, welke zig toen te Brugge in Vlaanderen ophieldt, door één' zyner Zoonen het Leeven beneemen, en voorts zogt hy, eenen gevaarlyken aanflag tegen den Koning en het Ryk uit te voeren. Weshalven hem, in zyne afwezendheid, het Leeven ontzegd , en dit vonnis ook aan zyn beeldcenis volvoerd wierdt. Kort te vooren, vóór dat deze gevaar!yke aanflag tegen het Ryk bekend wierdt, was Mevrouw uhlfeld na Engeland gezonden , om eene fomme gelds in te vorderen , die uhlfeld aan Koning carel II. op zyne vlugt uit het land hadt verfchooten. Maar, in plaats van betaald te worden, wierdt ze op begeerte van denDeenfchen Minifter, door dezen Koning in hegtenis genomen. Dit gefchiedde, te Dower, den 9 Jul: 1663, zo als eleonora, in haare nagelaaten fchriften,  (41 ) ten, zelf getuigt. De Deenfche Minifter hieldt hierop verder aan, dat ze mogt uitgeleverd worden, het welk Koning carel wel openlyk affloeg, maar onder de hand beloofde hy , dat het nem niet alleen vry zoude ftaan, z; meefter van haar Perz>on te maaken, wan .etr zy uit de vesting ging, maar dat hy 'er ook zelf gelegenheid toe wilde geeven. Het duurde niet lang, dat men 'er gelegenheid toe vond. Want zy wierdt voort daarna gegreepen en na Koppenhagen gebragt, daarze den 8 Aunuft:. 1663 aankwam, en in den blaauwen Toren wierdt gezet. Op die wyze raakte Koning c \ k. t l vry, dat hy zyne fchuld niet behoefde te betaalen, maar hy moeit 'er ook veele nafpraak der menfchen voor lyden , .welke dit zyn gedrag omtrent eene vremde en zo aanzienlyke Dame , die hem, in zynen nooi, de handen hadt gebooden, met de haatelyklte verwen afbeeldden. Daarentegen hadt Koning f red er ik gelyk, dat hy zig van de perzooa dezer hoogmoedige Dame meefter maakte, inzonderheid, om dat men haar verdagt kon houden , dat ze aan den laatften aanllag haars Gemaals deel hadt genomen. Zo dra ze te Koppenhagen was gekomen, bragt men haar op 't floc, alwaar haar Koningin sophia amalia, door eene Kamer-juffer haare kleeren liet uittrekken, en haare paarlen en juweelen ontneemen. Van daar bragt men haar na den blaauwen Toren, daar ze veele jaaren gevangen zat. Hier maakte zy, met haare eige handen, verfcheide kunftige werken, onder andere een' beker van potC 5 aar-  C 40 aarde, die op 3 poten ftondt, met een dekzel bovea daarop. Op deszelfs bodem fchreef zy eenige woorden, welke zy Koning fredrik gaarne onder het oog wilde brengen, het welk ook by de volgende gelegenheid gefchicdde. De Koning vroeg den Prefident des Hots, liebknecht, eens, wa.rmede zy overdag bezig was ? Deze antwoordde, Zy maakt bekers. Toen nu de Koning éénen dier bekeren begeerde te zien, wierdt hy, denzelven naauwkeurig bezigtigd hebbende, eindelyk het fchrift gewaar, dat op den bodem ftondt, zeggende daarom tot den Prefident, Zy is verftandïger dan gy. Doch haare gevangenis wierdt, daar doof, niet verzagt, en dit kon ook niet gefchieden, zo lang als Koningin sophia amalia leefde, om dat gemelde Koningin de Uhlfeldfche Familie, en inzonderheid deze eleonora een heel byZondcrcn haat toedroeg.-Onder andere merkwaardigheden , welke van deze beroemde Dame worden verhaald, is ook deze, dat ze iets van haar mans bloed, door eene opening aan haaren arm, met het haare vermengd, en daar door zulk eene- Sympathie te wege hadt gebragc, dat zy, in haars Gemaals afwezendheid, zien konde, wat hem overkwam. Toen het gerucht liep, dat uhlfeld dood was; verzekerde zy, in haare gevangenis , verfcheide maaien, dat 'er niets waars aan was. Maar, toen hy , eindelyk, in het jaar 1664, werklyk dood was, zeide zy het den Koning voort, vóór dat 'er nog niemand eenige tyding van hadt. Dat dit waarlyk gebeurd zy, getuigen menfchen, welke vó^r eenigen tyd nog  C 43 3 nos leefden en Mevrouw uhlfeld hebben eekenu, hoewel zulks niet door middel van Se door eene vermenging; of overftortmg des blo'eds, te weeg gebragte Sympathie gefcnied zv selyk Mevrouw uhlfeld zelve getui' t, die te elyk ook veele andere verhaalen~ heeft weêrfproken , welke in gedrukte boeken zo wel omtrent haar als haaren Geniaal worden gevonden-. Mogelyk hebben uHLFbLu's zoonen haar heimelyk nopens den dood huns Vaders bericht gegeeven, het welk een tyd lang allen anderen onbekend is geweest eleonor.a zat dus in eene harde gevangenis, niet alleen onder de regeerng van Koning f red ëriic, maar ook nog lang daarna. Zy hadt geen mes, maar in plaats daarvan een Huk fcherp been, en geen ander ligt dan wat door een glas van boven daarin viel, het welk men opende, om 'er den rook door uit te laaten, om dat 'er aan den kagchel geene pyp was. De naderhand regeerende Koningin, charlotta amalia, hadt VOOrt medelyden met deze Staatsgevangene, en wenfehte haare vryheid, hoewel ze die, wegens de Koningin Weduwe, zo voort met kon verkrygen , zo dat dus eleonora, volgens haare eigen zeggen, 23 jaaren gevangen moeft zitten. Inmiddels maakte zy verfcheide kunftige werken, die ze de regeerende Koningin ter hand liet ft ellen; maakend onder andere een beurs, warrop de volgende Duitfche verzen van enkel paarlen kunftig geflikt waren: _ . Dei-  C44 ) Deine Gnade, deine Gi/te Troftet Herze und (Jemüthe, Gönne mir auch den Gewinn: Reich mir deine Gnadenhande Löfe mich von meinen Banden Gnadenreiche Königinn. - Waardoor ze nogtans dit verkreeg, dat men voor haar een gmoter glas liet maaken, en een kagchel- fornuis in haarvertrek plaatzen Eindelyk wierdc zy , in het jaar ir>8/ weer op vrye voeten gefield , het welk zv zelve op het altaar-kleed, door haar aan de kloolterkerk te Maribo vereerd, getuigt Zo dra als zy haare gevangenis verliet, nam zy haaren intrek in het huis van haare zuftersdochter, de Freule Lyndenouw, by het Kanaal langs het Parochie-Huis van den eerften Predikant by de Holms-Kerk loopende- maar zy bleef'er fiegts 3 dagen, om dat 'er de ganfehe ftad als heen liep, om haar te zien Hierop begaf ze zig na Utters/ef, alwaer zy tot Michiel woonde, toen haar Koning christjaan V. Maribo met een jaarlyksch penfioen van 1500 Ryksd. tot haare wooning inruimde. Kort daarna vereerde zy de Kerk te Maribo een altaar-kleed van wit taf, waarop een groot en te gelyk fierlyk gedicht geborduurd was, beginnende met deze woorden- Ven por e verdem /1lt fit fkabteGraendfer ratte Gep vidn vifze tidiHvo kand hans Allmaet Jatte ? 5  C45) Ban mengier tungt og leltved Fingers maeg* tig kraft Bedaenkte Heeden med en Ledfke Drikkes faft. dat is: God fchiep de groote wareld met afgemeetett grenzen En met bepaalde duurzaamheid. Wonderbaare al'hagt\ Hy mengde zwaar en ligt, door 's vingers magtige kragt, Verëende met de hette een lesfehend koud vogt. Behalven deze heeft ze nog verfcheide andere veerzen gemaakt, die ten bewyze ftrekken , dat ze onder de befte Deenfche Dichters van die tyden eene plaats konde beweeren. Zy heeft mede een werk van eenige beroemde Dames gefchreeven. otto sperling de jongere, welke haar zelf, by dit werk, aan'de hand kwam, bericht, dat het den naam droeg , Prys der Heldinnen. Onder haare menigvuldige gedichten is, inzonderheid, één op een ouden hond, die Cavalier genoemd wierdt, merkwaardig. Deze oude hond wierdt door een Adder gebeeten , en daarom, op bevel van Koningin sophia ama lia , na de Graavin in de gevangenis gezonden, om hem weêr te geneezen, het welk ze ook deedt. Op dezen ouden hond maakte zy een aartig DeenCch gedicht, maarin zy hem fpreekend invoert, als iewand , die zyn veianderlyk geluk en lotgeval  c 4ö) val aan *t Hof befchryft, en voorts verhaalt, wat hy eindelyk voor een toon kreeg. Haar mede doelde zy op haar man, welke , zo menigmaal, met veel gevaar en on emak, 't Ryk dicnft gedaan hadt , maar 'er volgens haare verbeelding, flegt voor beloond was geworden. Dit kunftig gedicht begint dus: Alt Gammel er foragt, det Kaftes til en Si de, Var det end Guld og SoIp; men gierne Nyt kand lide. dat is: Al'/ oude zvordt veragt, men werpt het aan een zyde, Al ware het zelfs Goud cn Zilver ; menheeft9 geftadig, gaarne wat nhuws. Bovengemelde Sperling getuigd insgegelyks , < dat zy eene Komedie gemaakt, en ze in het jaar 1668., den 27 Febr., voor zig in haar eigen huis he.ft laaten fpeelen. Toen ze in" het klooster Maribo gekomen was, üct ze haare oudfte dochter, aN'-a ca) harina, welke in Vlaanderen woonde, en eene nagelaaten Weduwe van den Heer Vtgilius de Caffettes was, by zig komen. Deze Dame geleek haare moeder, wat het verftand betreft, meest; had veele boeken geleezen, en was in alle fraaije weetenïchappen wel ervaarem Eindelyk overlecdt deze beroemde Dame, iroïi. den 16 Maart, in eenen hoogen ouder-  (47) derdom, en wierdc den 6 April deszelfden jaars in de Marboër-Kerk begraaven. Zy was ééne der beroemdlte Damen in de voorige eeuw, zo wel ten opzigte van haare fchranderhcid, als wegens haare zeldfaame en wonderbaare lotgevallen. Hadt ze zig, in haaren welftand, door de eergierigheid laaten verblinden en verleiden; zy heeft 'er , door drie gevangenisfen voor geboet, waarvan de laatite en ftrengfte 23 jaar duurde. Of ze van den laatften gevaarlyken aanflag haares mans tegen den Koning en het Rykgèweeten hebbe,kan men met geene zekerheid zeggen. Maar nogthans fchynt het, dat men haar deswegen, inzonderheid, ftraf baar hebbe aangezien. Niemand zal wel ontkennen , dat de pligt en liefde, die men den Koning en het Vaderland is verfchuldigd, grooter zy, dan die, waarmede eene vrouw haaren man is verbonden. Maar egt?rmoet men ook daarby bekennen, dat deze Heldendeugd , te wceten zyn' eigen man, uit liefde voor het Vaderland, te verraaden, in onze tyden, zeer raar, en byna onbekend is. De aanhoudende ongenade, welke Koningin, sophia a mali a, omtrent Mevrouw uhlfeld voedde, fchynt nog andere byzondere oorzaaken te hebben gehad, die haar eigenPerzoon raakten, en voornaamlyk in eene vcragting beftonden, welke zy omtrent de Koningin, zo wel vóór, als naa de Krooning hadt laaten blyken. En dit is het, wat Mevrouw uhlfeld meest kan ce last gelegd worden. Met één woord: men trof by deeze Graavin, even als by de moeite groote en zeldfaame Geeften, eene vermenging  (48) ging van deugden en ondeugden aan. Zy was, duor de natuur, met zo veele en ongenu-ene hoedanigheden voorzien, dat men haar voor een meefterftuk der natuur kan houden. Men vind, in de Hiftorien, zeer weinig Dames, die met een grooter verftand, geleerdheid, welfpreekendheid, ftandvastigheid en geduld in ongevallen begaafd waren, 't Groot aanzien , waarin ze was ten tyde van Koning chiustiaan IV., als de lust en het vermaak des ganfchen Hofs, maakte haar de daarop gevolgde önverfchilligheid onverdraaglyk. Haar huwelyk met een hoo.moedigen en onrustigen man boeide als haare deugden , en zy kon "zig, daarom, van haare groote na« tuurlyke hoedanigheden tot haar voordeel niet bedienen. Hadt ze op een anderen, niet zo gevaarlyken tyd geleeft, en ware zy onder eene andere Familie gehuwd geweest; dan zoude zy een voorbeeld zo wel van deugd en godtvrugt, als geleerdheid en fchranderheid zyn geweest. 1 VEL  ( 49 ) VERGEL YKING. T")eze twee Dames hadden gelyk uit haare Hiftorien blykt, verfcheide dingen onderling gemeen. Zy 'waren heide uit Koninglyk bloed gefprooten. Beide waren zy , door haare Huwelyken, met de magtigfte Huizen verëenigd. Zy waren beide de lust en het vermaak van Koninglyke Hoven. Beide waren zy, door haare huwelyken, ongelukkig, en wierden 'er door in 't bederf geftort. De tydsomftandigheden waren de ééne niet minder, dan de andere tegen. Zy bezaten beide, van natuure, groote hoedanigheden, en hadden beide een mannelyke opvoeding genooten. Beide verftonden de taaien der Geleerden, en waren, in verfcheide weetenfchappen, verre gevorderd. Zy waren bei ■ de, in haar Leeven, aan groote ongevallen onderworpen. Want deeerfteftierfopenlyk.door des fcherprechters handen; en de andere moeft eene drievouwdige gevangenis uitftaan, waarvan de laatfte 23 jaaren duurde. Haaredroeve lotgevallen leveren dus eene ryke ftof uit voor de aandoenlykfte Treurfpellen en men kan haare Hiftorie, inzonderheid die van johanna Cray , niet zonder traanen Ieezen. Het beklaaglyk einde dezer jonge Prinfes, welke alle Dames haares tyds in deugd en godsvrugt overtrof, en in haar 17de jaar, zonder de minite fchuld , ter dood gebragt wierdt, moet noodwendig, de grootfte aandoening en het tederfte medelyden verwekken. De val derGraavin van uhlfeld kan ook, ten deele, aan de omftandigheden des tyds, en aan haar ongelukkig huwelyk worden toegefchreeven. Ik zeg, met voordagt, ten deele; om dat haar eigen gedrag aan de ongevallen, die ze beleefde, te gelyk deel hadt. Ik verftout my niet, Mevrouw uhlfeld te befchulc'igen , dat ze aan de aanflagen en andere gedraaII. deel» D gin.  (50) gingen haares mans deel nam; maar in haare ge^ fchiedenis ontmoet men verfcheide kenmerken van zulk eenen hoogmoed en eergierigheid, met de tpenmaalige gevaarlyke en zorglyke tyden ganfch niet inftemmend, en het is waarfchynlyk, dat ze zig niet, als joh anna gray , de kroon, met traanen, op het hoofd zou hebben laaten zetten, indien die haar aangebooden geweest ware. Weshalven ze onderling in dit ftuk verfchillen, dat de val der eerfte, eeniglyk, van de tyds-omftandigheden, maar 't ongeluk der andere, boven dien, ook nog van haar eigen gedrag voortkwam. Kon johanna gray met recht vraagen; quidmerui? of waarin bettaat myne misdaad? dan kon eleobora alleen zeggen: tantum non merui, of zo groot is myne misdaad niet, zo veel heb ik niet verdiend: Maar beide nogtans hebben eene zelfde ftandvastigheid in haare wederwaardigheden laaten blyken. De eerfte ging den dood, als eene Heldin te gemoet. De andere verdroeg eene lasgduurige en fchandelyke gevangenis, met een taai geduld; en *lus, is het moejelyk, te bepaalen, wie van beide meeft verdiene, bewonderd te worden, 't Is alleszins een heldendeugd , en vooraj by een jonge Dame, met eenen •ftandvastigen en onverfaagden geest.deGerechtplaats te betreedenjmaar't is niet minder heldhaftig voor een hoogmoedige en eergierigeDame, wanneer zy de uiterite veragting zonder morren verdraagt, in eene fchandelyke en langduurige gevangenis alie wederwaardigheden blymoedig verdraagt', en haar Lyden aanmerkt als een middel, om haare voorige misdagen te verbeteren en te verzoenen. Ja, men kan zeggen , dat deze gevangenis, Mevrouw uhlfeld als tot een Vagevuur diende. Hadt ze fouten, toen zy in de gevangenis ging ; men kan ze byna als een Heilige aanzien, toen zy die wéér verliet. Want van dien tyd af, dat ze op vrye voeten wierdt gefield , tot den dag haares doods  doods toe , was ze een volkomen voorbeeld van godzaligheid en deugd. Deze roem wordt haar van allen , en inzonderheid van Freule anna uhi.peld gegeeven, welke vóór korten tyd nog leefde en met de GraaVin, eleonoracijristina, fecfert den tyd haarer flaaking, beftendig omging. Des ziet men, dat deze twee Dames, diezoveele ongelukken verdroegen , een wezentlyke fieraad der vrouwelyke Sexe, in haare tyden, zyn geweeft. johanna gray hadt, byna, ganfch geene ge« breken, want in haar Leeven vind men niet het minde, dat waard g was, gelaakt te worden. Maar by de Graavin van uhlfeld fchynt, even als by de ineefte groote Geeften , eene vermenging van deugden en ondeugden, doch zo. geweeft te zy , dat de deugden de ondeugden overhaal len, en eindelyk volkomen overwonnen. De eerfte vergelyke ik by een fraai gelaat, het welk ganfch geen gebrek «ra geene'vlekken heeft; maar de andere by een veel fraayér wezen waarin men nogtans eenige vlekken befpaurd. Want gaat men de bekwaamheid, het verftand, het oordeel en de geleerdheid der laatfte na, dan kan men ze onder de grootfte Heldinnen rekenen, die de natuur heeft voortgebragt. Even als uhlfeld in doorzigtcn bekwaamheden der ziel voor geen manspcrzoon zyns tyds eenigzins week; ïo zwigtte zyne Gemaalin ook, in ditopzigt, voor geen ander vrouwsperzoon. Dit wordt van allen eenpaarig bevestigd, en juift daar door raakte zy ook meeft verdagf. Want men kon niet begrypen , dat ze de gevaarlyke aanfiagen van uhlfeld niet zou hebben geweeten, en dat een man voor eene Gemaalin, met zodanige hoedanigheden verfierd, iets zou hebben kunnen verbergen. D 2 M A-  M A R I A de eerfiey en M A R I A de tweede, Koninginnen van Engeland. INLEIDING. Eenigen, onder welken zig ook de be^ roemde bayle bevindt, hebben ftaande willen houden, dat de Godsdienst op der menfchen zeden een' geringen invloed heb* be; om dat de ondervinding toone, dat zy niet naar hunne eige grondftellingen leefden , maar veeleer hunne lusten en begeerlykhe den volgden. Wat deeze ftelling betreft; 't is waar, dat zulks van veelen kan gezegd worden, by wien het zeggen plaats heeft: Video meliora proboque , detetiora fequor ; of, ik zie en keur het beter goed, maar volg negthans bet erger. Want, leefde n allen en elk inftemmende met hun geloof, en volgden zy hunne eige grondftellingen; dan zouden oude en zwakke menfchen, die van een beter Leeven naa dit aardfche en verganglyke zyn overtuigd, by 't naderen des doods niet Adderen; dan zouden an» de.  C 53 ) deren zig niet in allerleie foorten van wel; lusten toegeeven, en een kortftondig en onvolkomen vermaak den voorrang boven eene volmaakte en eeuwige vreugd geeven; dan zonden eenige menfchen niet uit een ydelen roem de waare eer opofferen, en met gevaar van lyf en ziel in een tweegevecht treeden , om aan een zo genoemd, verdigt point dhonneur te voldoen; dan zouden, eindelyk , anderen hunnen eigenlyken goeden naam en roem niet laaten vaaren, om eenen enkelen titel te verkrygen, dien ze nogtans zelv' voor ydel en verganglyk houden, enz. Maar, of zulks fchoon by zeer veelen plaats heeft; men kan het, egter, niet van allen , en niet eens van de meesten zeggen; want de ondervinding getuigt insgelyks, dat de meeste goede en kwaade daaden, by zeer veele menfchen, uit de ftellingen en gevoelens ontfraan, welke by hen eens wortel hebben gefchooten. Ja, men ziet, dat dezelfde hartstogt, by twee menfchen, menigmaal, om deze rede, twee met elkander ftrydende werkingen voortbrengt. By de oude Grieken en Romeinen was deze ftellng allen en elk, van de eerfte kindsheid af, ingeprent, dat de grootfte Eer eenes burgers daarin beftondt, wanneer hy zyn leeven en zyne leden voor het Vaderland kon waagen. Uit de Historiën is ten vollen be-. D 3 kend,  C 54) kend, welke groote en wonderbaare onderneemingen door deze ftelling by de hand genomen , en hoe veele, ja bykans al het geloof te boven gaande Heldendaaden, daar door, te weeg gebragt wierden. Veelen ftreeden deswegen onderling, wie zyn Leeven^ allereerst, ten dienste van het Vaderland'zou laaten; de Ouders vermoordden hunne lieffte kinderen om dezelfde rede; ia zelfs de vrouwen en tederfte maagden ver» agtten niet alleen den dood, en gingen 't Leevensgevaar onverfaagd te gemoet, maar fchonden ook haare eige lighaamen, en riepen daarby uit: non dokt, ik ondervind geene fmerten. — Wat de leerfiellingen van lycurgus by de Lacedemoniers uitvoerden , blykt uit ontelbaare voorbeelden. dam atria, eene Lacedemonifche Dame, verworgde haaren Zoon,' die uit eenen veldflag terug kwam, met haare eigen hand, toen zy hoorde, dat hy daarin niet dapper hadt gevogten. Een andere Dame van Lacedemonie zondt haare 5 Zoonen na den ftryd. Naa den flag vroeg zyiemand, hoe het ware afgeloonen? Deze antwoordende, dat alle haare Zoonen waren omgekomen, zeide zy: „ ik wil niet weeten, hoe het met my„ ne Zoonen is gegaan, maar hoe de flag „ is uitgevallen." En toen zy hoorde, dat de Lacedemoniers de overhand hadden be- hou-  ( 55 ) houden, zeide zy: „ dat is genoeg; nu is „ myne zorg ten einde." Nog een andere Dame gaf haaren Zoon, welke ten oorlog wilde gaan, een fchild met deze woorden, » T«» « im t«», „ of dit, of op dat. Kom „ of met die fchild terug, of laat u, opdat„ zelve liggend, weêr na huis draagen." Uit deeze voorbeelden ziet men , wat de onderwyzinge der jeugd, en de haar, iri de eerfte jaaren , ingeprente leerftellingen voor eene groote werking ten gevolge hadden. Door de gevoelens, die de oude Noordfche volken hunnen kinderen plagten in te boezemen, wierden voornaame Staatsperzoonen aangemoedigd en aangezet, zig door zeeroovery een' naam te maakan. Men zag haar als ean fieraad in des menfchen Leeven aan, en niemand wierd waardig geoordeeld, een voornaam en gewigtig ampt te bekleeden, zoo hy zig niet:, vooraf, door zulk een handwerk 9 roem en eere te wege hadt gebragt. Eene zelfde grondflelling is de beweegrede tot de gewigtigfte onderneemingen der grootfte Helden geweest. De Ilias van homerus, waarin een achilles, een hector, een diomedes, een /jax, en anderen, als de volkomeniten onder alle menfchen, afgebeeld en voorgefteld worden, en welke men jongen Prinfen als een SymD 4 bo-  ( 56 ) bolisch boek heeft aangepreezen, heeft hen een verkeerd denkbeeld van de Eer en het verkrygen van een grooten naam ingeboezemd , zo dat ze de verwoestinge van lieden , de onderbrenging van naby gelegen landen , en de aanhoudende oorlogen als de grootfte , ja bykans als de eenige fieraaden in de Hiftorien der Vorften hebben aangemerkt. Daar door wierden C^sar, alexander, cingiskan, tamer- l a n , en anderen tot gcftadige veldtogten aangemoedigd. Deswegen hielden zy elke wapenfchorfing voor een fmaad, en geloofden, dat hy zyn' naam en roem bezoedelde, die zyn zwaard in de fchede ftak. Maar andere volken hebben , in tegendeel, eene andere leerftelling aangenomen, met de voorgaande ftrydig, en daarin beftaande, dat niets een mensch zo zeer ontreinige en bevlekke, dan het bloed vergieten, wanneer men zelfs maar redelooze dieren doodde. Van daar heeft men waargenomen , dat de menfchen zig zelv' opofferden, om het geringde dier te redden, en, dat ze zig zelv' liever lieten dooden, dan dat zy zouden hebben toegeftaan, dat een fchaap of lam geilagt ware geworden. Daarvan vind men, in de oude Hiftorien, verfcheide voorbeelden, en in Perfie zyn nog cenjge menfchen,' welke met deze flelling in«  ( 57 ) inftemmend handelen , hen ingeboezemd door hunne Leermeefters. De hoogmoed en begeerte na roem en eere, welke by twee menfchen even groot zyn kan, kon egter in dit opzigt, verfcheide, ja met elkander ftrydende gevolgen voortbrengen. 1} 10gen es wasmogelyk, even zo hoogmoedig, als al ex ander de Groote; maar, wyl de één in zyne jeugd hadt geleerd , dat men zig , daardoor, groot en beroemd moeit, maaken, dat men landen innam, en alle anderen vernederde; maar de andere, in zyne fcbool, andere leerftelljngeq begreepen, en gehoerd hadt, dat de waare Eer eenes menfchen in deveragting van waereldfche eer, in lyden , in fmaad en armoede beflondt; zo was de één even zo grootfch op zyne wederwaardigheden, als de ander op zyne overwinningen. En mogelyk heeft diogenesgelooft, dat hem de Titel van Groot om zyn geduld en ftaridvastigheid in ongeluk, met veel grooter recht, dan den Macedonifcben Koning toekwam, hoewel die zya£ landen en overwinningen byna niet konde tellen. — Men oordeeld, doorgaans, van de neigingen der menfchen naar hunne daaden ; maar dit oordeel kan misfen. Want twee perzoonen, die de natuur op eenerlei wyze heeft gevormd , kunnen ftrydiae en verfchillende D 5 daa-  ( 53 ) daaden uitvoeren. De hoofddrift van den ouderen cato en caesar was, buiten kyf, de eergierigheid; en beide waren zy, zeker, in een zelfden graad hoogmoedig. De eerfte maakte zig, door ftreng-en maatigheid, een' naam, om dat de beleeving dezer eigenfchappen met de Orthodoxie dier tyden overeenkwam , en men zig , daar door, den weg tot hoogheid baande. Maar caesar was verkwiftend en onbeftendig, om dat zulk een gedrag met de leerftellingen, ten zynen tyde aangenomen, beft in» ftemde. Wie weet, of niet lucullus, die een voorbeeld van verkwisting was, even als curiu s by den haard zoude gezeeten, en knollen hebben gegeeten, zoo hy ten tyde van curius hadt geleeft, wanneer men, door een flil en maatig leeven *, tot Eere en Hoogheid raakte. Men kan dus uit de daaden en onderneemingen der menfchen over hunne natuurlyke eigenfchappen niet altoos een zeker oordeel vellen. Want zy rigten zig niet alleen naar den tyd en de plaats , naar aangenomen Hellingen en heerfchende gevoelens; maar verzaaken zig ook zelv', en weeten hunne natuur zo zeer te bedwingen en te verbergen, dat ze die eigenfchappen niet fchynen te hebben, welke zy nogtans werkelyk bezitten. In-  ( 59 ) Inzonderheid hebben de leeringen, welke de jeugd worden ingeprent, en de Hellingen , die by de opvoeding wortel fchieten , op der menfchen daaden eenen grooten invloed , en daarom kunnen twee perfoonen, die van natuur dezelfde eigenfchappen bezitten , een onderfcheiden" leeven leiden. Uit dien hoofde legt 'er den Chriltenen vooral meeft aan gelegen , dat de jeugd goede en deugdzaame beginzels worden ingeboezemd , en de Leermeefiers hunnen leerlingen de dwaaliugen mogen toonen , waartoe zo veele menfchen zyn vervallen , welke bloeddorfiigheid en tyranny met eene Christelyke flipt heid en Apoftolifchen yver vermengen. Men vind, dat deweekhartigfte, en tot meêlyden meeft genege menfchen, ja ganfehe natiën, om die rede, hunne eige natuur verzaakt, en, uit hoofde van eenen ongegronden Godsdienft-yver, alle menschlykheïd en al het medelyden hebben verbannen. Dewyl ik, van myne jeugd af, uit hetleezenderHiftorie, dedeerlyke gevolgen heb belpeurd, welke uit een ongegronden en onbedagtenGodsdienst-yver zynontftaan, zo heb ik dien by alle gelegenheden getragt te maatigen en tegen te gaan. Mogt iemand mogelyk gelooven , dat myne gemaatigdheid, in difopzigt, uit andere oorzaaken voortkomen die behoeft flegts eenige van my-  (6o) myne fchriften te ieezen, welke ifc vóór *o jaaren reeds gefchreeven heb, en men zal Ïn3n-W°rden' dat dit> altoosTmyne hoofdftellmg is geweeft, en dat ik een driftigeOrthodoxie, vooral in de praktyk, voor de gevaarlykfte van alle Ketteryen heb gehouden, om dat de Zedenleer van Christus, d^0IY°Ü medc,yden en zagtmoedigheid aanhoudende vermaant, daar door uit de oogen gefteld en met voeten getrapt wordt. Men kan deze zaak door geen voorbeeld beter ophelderen, dan door de Gefchiedems der twee ftinfesfèn, welke ilraks zullen volgen. Zy waren beide godvrugtig, Vveng en oprecht. Zy waren beide te gelyk diepzmmg, en konden een zaak zeer behartigen. Maar, om dat ze verfcbillende grondbeginsels volgden, zo is het leeven der eerite, door veele wreede en bloedig onderneemingen, mismaakt geworden, maar dat der andere ftrekt de Hiftorien tot een fielaad. De oudere maria geloofde, dat dwang en vervolgingen de grootfte kernnetken waren van een Chriftelyken yver, en pleegde, met een goed, oprecht en zuiver wzigt, zulke wreedheden, welke tot b>rbaarsheid overfloegen , weshalven ze ook den naam eener tyrannige en bloeddorftige Koningin kreeg. Maar de jongere maria gelooide, dat de gewetensdwang tegen de ze-  («O zedelykheid en het Christendom aanliep, dat men geen grootere blyk van een Christelyken yver konde geeven, dan wanneer men den Spaanfcben en Roomfcben yver veroordeelde, endat de pligt desChristendoms medebragt, meer met zagtmoedigheid, dan door geweld, de dwaalenden weêr op den regten weg te brengen. Weshalven ze ook onder de befte Vorftinnen is gerekend, en haare gedagtenis is nog by de nakomelingen in zegen. De ftof was, hier, by beide dezelfde, maar de vormingen verfcheide. Want, even als een kunflenaar, uit één metaal,! de geftalte van een menfch, een dier en eene plant kan vormen, en een beeldhouwer en draajer uit één hout, gelyk de Dichter zege , een bank of God QScamnum five Priapum ) fnyden of draaijen kan; zo kunnen ook de menfchen, die de natuur met dezelfde eigenfchappen begaafde , door 't onderwys, en door de opvoeding, op verfcheide wyzen toebereid en gevormd worden. Nu wil ik tot de Hiftorien van deze beide Vorftinnen overgaan. M A-  M A R I A de eerfte, Koningin van Engeland. T"\eze Prinfes, die h end rik VIII, Ko- J_y ning van Engeland by de Spaanfche Infante, catharina, ver wekte, zag 't eerfte levenslicht, den 18 Fe'r. 1515. Dewyl ze, by gebrek van een Prins, als de erfgenaam dèr Engelfche Kroon wierdt aangemerkt , zo voerde zy den Titel eener Prinfes van Wallis. Dit duurde tot op de groote en merkwaardige verandering, die haare moeder trof, van welke zig de Koning, als bekend is, of uit een aandrang des Geweetens, of uit wispeltuurigheid, of wegens eene nieuwe Min, volftrekt wilde laaten fcheiden. Toen hy , ten laatitcn, ook dit voorneemen, irt het jaar 1532, werkltellig maakte, en met anna bullen trouwde, wier leeven ik in 't eerfte deel dezes werks befchreeven, en waar ik ook de redenen bygebragtheb, welke den Koning daartoe bewoo^en ; zo moeit Prinfes maria, insgelyks, de gevolgen dezer veranderinge ondervinden. Want van dien tyd af wierdt zy als een onecht kind aangezien, om dat ze, gelyk men toen zeide, uit een onwettig huwelyk was gebooren. Men hield dus de Prinfes e lis abeth, welke de Koning by aimna bullen teelde, voor de erfgenaam der Engelfche Kroon, Maar, toen hendrik VIII, naa eenige jaaren, zyne nieuwe Gemaalin, wegens haare ontrouw, verdagt hield, en ze zelfs liet onthoof-  (63 ) hoofden, zo raakten beide zufters, daar door, in een zelfden droeven ftaat. De Koning ceelde, vervolgens, in zyn nieuw huwelyk met jeanne seymour, een Prins, welke den naam van edoard kreeg. Daardoor fcheen de hoop dezer beide Prinfesfen , . om naa den dood haares Vaders tot de Kroon te geraaken , geheel verydeld. Dit niettemin maakte die Koning vóór zyn' dood een Testament, waarin hy gelastte, dat eduard hem in de regeering opvolgen, en, wanneer deze geene erfgenaamen naliet, dat dan dc Engelfche Kroon op Prinfes maria en eindelyk op de Prinfes elis abeth zou vallen. Zo lang als anna bu llen leefde, was maria in weinig aanzien, en wierdt zeer itreng behandeld, deels, om dat ze, naa de geboorte der Prinfes elisabeth, haare ftiefmoeder een doorn in de oogen was, deels mede , om dat ze, door eene aanhoudende weêrfpannigheid, den Koning tegen zig gaande gemaakt hadt, gemerkt ze de veranderingen, door hem in den Godsdienft ondernomen , volftrekt niet goedkeuren wilde. Doch , toen haare hoop op dc opvolging, door den val van anna bullen, weêr begon te herleeven , tragtte zy, des Konings gunst te winnen , fchikkende zy , zig daarom, in allen deele, naar deszelfs wil. In deze handelwyze wierdt ze zelfs door de Roomfche Party geftyfd , welke den Koning daar door hoopte te beweegen, de verklaaring, raakend haare geboorte, te herroepen-, 't welk ook gelchiedde. Naa den dood van hendrik VIII, en on-  ( daardoor vermeerderd; de vervolgingen tegen de Hervormden wierden verdubbeld, enPrin-r fes elis abeth was toen in 't uiterfte ge-, vaar, van opgeofferd te worden, wyl men deze Vorftin als die geene aanmerkte, welke, naa den dood der Koningin, alles weêr omver zou werpen, wat maria, in zaaken van Godsdienst, hadt gebouwd. Men maakte ook geene zwaarigheid ,in 't openbaar te zeggen, dat het te vergeefs ware, de takken af te houwen, zo lang als men den ftara liet liaan. Des men het êcniglyk aan Gods byzondere voorzienigheid moet toefchryven, dat deze uitfteekcnde Prinfes. het Leeven toen niet wierdt benomen. De vervolgings - geest was zo onmatig en vuurig, dat men zelfs nog de zogenoemde ketters tot de houtmyt leide,,op eenen tyd, dat men merkte, dat de dood der Koningin niet ver meer af was. Vyf perzoonen wier-, den , nog in de week vóór haar dood , te Canterbury ter dood gebragt, en 30 Pr«te^ Grinten wierden, nog in het laatfte jaar haarer regeeringe , verbrand. Voor 't overige kómen de fchryvers in het getal van de terdood gebragte perzoonen, niet overeen. Eer nigen, dit getal zeej gering maakende, reke-, nen 284 perzoonen: maar anderen beweeren, dat in de twee eerfte jaaren, 800 menfchen, om den Godsdienst, wierden opgeofferd. Wyl Koningin maria het verlies van Ca/ais niet kon verkroppen; zo liet ze, niet lang vóór haar dood, eene vloot van 20 fchepen uitrusten, tragtende daarmede eene landing op de Franfche kusten te doen. Maar ö r de  ( 8?) de Engelfchen wierden met een {verlies van ëoo man weêr terug gedreeven, en dus moest die vloot, onverrigtèr zaake weêr na huis keeren. Daar door zo wel, als andere ongevallen wierdt de zwaarmoedigheid der Koningin nog meer vergroot, waartoe ze van natuur reeds was geneigd. Zy was, voor 't overige, naa dat ze een misval hadt gehad, nimmer regt gezond De onverfchilligheid, welke zy deswegen by haar gemaal befpeurdc, en andere hier op gevolgde ongevallen, bragten haar in een diepe Melancholie. In het begin van Novemb. 1558, gevoelde zy zulk éene afneeming van kragten, dat ze daaruit belloot, dat haar einde niet ver meer af was. Zy was ook reeds , een tyd lang , aan de waterzugt vast geweeft, waaraan ze ook eindelyk den 17 Nopemb. 1558, in 't 43lle jaar haars ouderdoms, ftierf, naa dat ze 5 jaaren, 4 maanden en 11 dagen hadt geregeerd. — Men ziet uit de gefchiedenis dezer Koningin, dat ze, niet tegenftaande haare ftrenge en bloedige regeering , waaraan de Engelfche natie niet" zonder fchrik kan denken, nogtans verfcheide hoedanigheden bezat, zo dat ze ook, daarom, onder de eenigzins draaglyke Regenten hadt kunnen gerekend worden, wanneer ze zig niet door avcregtfe gronden van Godsdienst, hadt laaten inneemen, om de groffte ondeugden voor Hemelfche deugden te houden. Daar door werdt haareftandvastigheid in hardnekkigheid, haare melancholie in haat en bitterheid, en haare geestdrift, die anders verfcheide goede werkingen hadt kunnen hebben, indoldriftig, . F 4 hcid  C80 héid veranderd, burnet zegt, dat ze een groot en edel hart bezat, 't welk daar uit blykt, dat ze , zeer ongaarne, 't volk met fchattingen en lasten bezwaarde, en den aanflag des Spaanfchen Gezandts verwierp, om de natie van haare rechten eu vryheden te berooyen. Dat men anders niets goeds van haar kan zeggen, komt van haaren Godsdienst, welken zy tot de uiterfte bygeloovigheid dreef, en waardoor zy haare goede hoedanigheden verflikte, maar de kwaade den vollen teugel liet. Deze zelfde ontydige devotie maakte mede, dat de gewigtigite regeenngs-zaaken wierden verzuimd , om dat alle haare gedagten enkel en alleen gingen over het verbranden der ketteren. DitThieïdt ze voor den voornaamlten pligt van een Vorst, om dat de Roomfche wetten gebieden, zig tegen de dwaalingen met alle magt te verzetten en de ketters te vuur en te zwaard te vervolgen. Des het ons niet moet bevreemden, dat deze Koningin de grootfte misdaaden onbefchroomd pleegde , om dat die Godsdienst , waar voor zy in den hoogften graad was , de barbaarsch en wreedheid als hoofddeugden aanpryst, en zyne aanhangers ge- nLhJïJ^ tot, den Godsdienst, alle menfchlykheid en ontferming te verzaaken. MA-  M A R. ï A de tweede^ Koningin van Engeland. Deze maria was de oudfte dochter van jacor II , welke hy, in zyn eerfte huwelyk, by de dochter van den kancellier hydes hadt verwekt. Zy zag het leevenslicht in het jaar 16Ö2. Hoewél haar Vader, welke toen nog maar den Titel van Hertog vznjork voerde, Roomfch was, en haar Moeder zig mede, kort vóór haar' dood , voor den Roomfchen Godsdienst verklaarde , zy wierdt egter in den Rroteftantfchen Godsdienst opgevoed, en verdedigde dien ook beftendig, met een ongemeenen yver. In het jaar 1677 wierdt deze Prinfes, 16 jaaren oud zynde, aan willem , Prins van Oranje, uitgehuwd, die naderhand tot den Engelfchen Throon kwam. Voort naa 't voltrokken huwelyk, begafzezigmet haar Gemaal, na Holland, alwaar ze zig 11 jaaren ophieldt. Inmiddels beklom haar Vader den Engelfchen Throon. Maar maria kon op geen zonderlinge liefde en genegenheid van hem roemen; want hy liet haar niets toekomen, om inftemmend met haar ftaat te leeven, alhoewel ze, wyl haar Vader geene Zoonen, en ook verder, naar alle gedagten, geene hoop op manlyke erfgenaamen hadt, als de oudfte dochter, zyne onweêrfpreekelyke opvolgfter in Engeland was. Maar daar door juist wierdt des Konings onverfchilligneid verWekt, "Want, dewyl hy openlyk'den RoomF 5 fchea  C 9° ) fchen Godsdienst beleedt, en dezen weêr ft! Engeland invoeren wilde ; zo duchtte hy, dat zyne dochter alles weêr omver mogt ftooten, wat hy hadt gebouwd. Doch maria verdroeg deze onverfchilligheid met groot geduld, om dat ze , van na~tuure , met uitftêekende hoedanigheden was voorzien Bisfchop bürnet, die in dezen tyd het geluk hadt, met haar om te gaan, getuigt, dat ze zig by allen, die haar kenden, eene byzoncere agting en eerbied te wege hadt gebragt. Zy hadt een majeftueus, en met vriendelykheid vermengd wezen. Zy bezat, van natuure, een groot verftand , en haare redenen getuigden van een zeer gezuiverd en gezond oordeel. En dewyl zy eene goede huishoudfter was, zo ontbrak ft:ar niets, hoewel de ïnkomftenmaarmaatig waren. Dezelfde fchryver zegt verder , dat zy in de Hiftorien , de Godgeleerdheid, en in geestelyke boeken zeer was bed ree ven, waarover zy, altoos, verftandig en onzydig oordeelde. Hiervan brengt die zelfde bur.net een merkwaardig voorbeeld by. Zy vroeg hem eens: waarom haar Vader tog op den beroemden jurieuxzq zeer verbitterd ware. Hy antwoordde , om dat jurieux, in zyne fchriften, maria s tu art, de ftammoeder van het Koniriglyk Huis , met iiegte verwen hadt afgebeeld. Maar maria gaf hierop ten antwoord : „ wanneer hy de waarheid heeft gefchree„ ven, dan is het redeloos, hem daarom té ,, haaten. Kwaade Regenten moeten zulk „ eene ftraf van de fcliryvers verwagten. * Dit antwoord kan mede op haar eigen Vader  (9i ) der. doelen, die zig, in Engeland, door zyne regcering , zo gehaat hadt gemaakt, dat zig alles tot een algemeencn opftand fchikte", en de Engelfchcn zig na der. Prins van Oranje wendden, welken zy als den eenigen bèfchermer van den Engelfchen Godsdienst en vryheid aanmerkten, u urn et zogt, by deze omftandigheden, en m geval zy met haar Gemaal, door de Engelfche natie, op den Throon mogt worden verheven, van haar te weeten, en vroeg haar of de Prins dan met den enkelen Titel eenes Ko-. nings te vrede zoude zyn, en haar naar het voorbeeld der oudere maria de regeering alleen overlaaten? Maar zy verklaarde zig op de volgende wyze: „ Ik begeer niets anders, dan dat de Prins het bevel nakome , 't " welk in de H. Schrift is gegeeven : gy !, Mannen hebt uwe vrouwen hef. Ik voor . mv ben bereid, het andere gebod na tc komen-, gy vrouwen zyt uwen mannen ondèrdanig. » Zy bleef ook vast by dit befluit, zo als uit de volgende Gelchiedems inmiddels voer haar Vader , Koning jacob, met zyn eens opgevat voprneenien ge. ftadig voort, den Hervormden Godsdienst in Engeland uit te roojen. Maar, wyl hy daarby niemand meer, dan zyne eige dochter vreesde ; zo ftelde hy haar , in een brief, de rede dezes yvers voor, zoekend haare meening in dit opzigt te wecten , wanneer ze naa hem op den Throon mogt komen maar kreeg een onaangenaam antwoord. .Want maria gaf hem te kennen, dat ze  (92 ) Scn n'm wZe Zlg, nooit zou laaten bewcegen, om 'er van af te gaan. «i? vcroorzaakte, dat de Koning zyn voornemen met des te grooteren yver zoït dermaïe £u£Godsdienst in W aermaate te bevestigen , dat hv nn ?vn' SS" wierïen^fn K**^ ^5men mf/r knn h f re,ngfte middclen' welke 5edenken , tot dit einde geo-zigd. Doch de Engelfche natie rerdroee ?ègeeSfa°n0KfdUld' om dat ^ ™der d* Ser rvln h.KOni"gln M A RI A, Op ZOO veel K-\nlld-"5°^tC- Maartoen deGemaalindes veriSf Vn h?Jhaar l65' vaneen P"nswierdt tenSnVm "i Jl^? deLdaar door itn eenemaal ver viel; zo begonnen zv ot> krao-. mïeTS hd T C" Vryheid voor te komen : fP Irhll -hn de argwaan fmertelyk, welken Jrinf vïn O CZer'gf °?r^e hadt' ^esnalven de rrms van Oranj de fchoonzoon van Koning jacob, in dat zelfde jaar wierdt genoodigd! na Engeland te komen , en zig aan 't fnits der gcenen teftellen, welke op de regeering SS?3? WfCn' en de VoornaanXTe? natie uitmaakten. De Prins nam deze noo- tEDgm^n' e" ft?k' in 0ft>^ v«n datzehde galand ovc^ °l 5° fChCpen "a maria was, by deze omftandigheden, volgens b u r n b 1 's bericht, zeer neêrflagtig 1 om dat deze krygstogt haar eigen Vader raakte: maar bedenkende, dat de uiterfte nood  t?93) noud zulk eene ftrenge handel wyze vorderde, greep zy weêr moed , en ftelde zig gerust. Ik laat hier de wonderbaare verandering onaangeroerd, die toen in Engeland voorviel, en de vlugt van Koning jAconna Frankryk, om dat ik eeniglyk zodanige omftandigheden te berde brengen wil, die eigenlylc tot de Hiftorie dezer groote Koningin behooren. Toen Koning jAcou't Ryk hadt verlaaten, en men eene nieuwe regeering wilde opregten , kon men zig daaromtrent niet verftaan. Eenigen wilden, dat men den Prins de regeering, onder den naam van een Regent, opdraagen moest; anderen begeerden, dat hy werklyk tot Koning moest gekroond worden ; en eenigen wilden Prinfes maria alleen de regeerihg overgeeven. De Prins hoorde dit, zeer lang, met zyne gewoone bedaardheid aan, zeggend ten laatften, dat hy vernoegd was met de Eer van de Engelfche natie van het jok te hebben verlost; en dat hy, zonder het minste uitftel en verdriet, zig weêr na Holland zou begeeven. Daar door gaf'hy te kennen, dat hy of alles, of niets in het geheel wilde hebben. Dit veroorzaakte, dat de meefte leden des Parlemcnts goedvonden , hem de regeering over te geeven. De eenige bedenking, by eenigen nog overig zynde, beftondt daarin, dat zulks zyne Gemaalin mogt tegenttaan, welke tog de Kroon, als de wettige erfgenaam, volgens de orde der erfopvolging toekwam, burnet zegt, hadden zy allen de Prinfes zo naauwkeurig gekend , als ik ze kende, en ware hen het befluit, door haar ten  C90 ten opzigte van haar Gemaal genomen, Bèkend geweest; dan zou die zwaarigheid ligt zyn vervaten. Eindelvk verèenigden zig alle ftemmen, dat de regeering den Prins en de Prinfes te gelyk zoude opgeclraagen worden, waarmeê de Prins ook te vreden was; en 't Parlement noodigde hierop de Prinfes en den Prins, ora de Kroon aan te neemen. Dewyl verfcheide aanhangers van Koning tacob hadden uitgeftrooid, dat de'Prinfes misnoegd was, om dat men met haar Vader zo ftreng had gehandeld ; zo hadt de Prins haar in een' brief verzogt, zig vrolyk en vernoegd te houden, om de misnoegden niet in deze gedagten te ityven. maria kwam de begeerte haares Gemaals na, houdende zig, by haare komst in Engeland, zo vernoegd, dat het fcheen, als of zy, in dit opzigt , ten gevalle van haar Gemaal, wat tc verre ging. b urn et verftoutte zig, dit haar voor te i tellen. Zy nam deze aanmerking, volgens haare gewoone vriendelykhdd, ganfch niet kwalyk op, maar zeide tot hem: „ gy weet, dat men my belast heeft - zulk een gedrag waar te neemen. Maar mogelyk ben ik dit bevel al te ?! ftipt nagekomen. " Hieruit ziet men, dat d'oze uitfteekende Prinfes noch den pligteener Gemaalin, noch dien van eene dochter uit de oogen heeft gefield. Veelen geloofden, dat ligt eene onèenigheid tusfehen den Koning en de Koningin ontftaan konde, om dat hunne gemoederen onderling niet overeen kwamen. Maar, wie de deugd en't groot verftand, zo wel van den Ko-  (95) ÏConing als de Koningin kende , hadt geene rede, dit te duchten. Koning willem was, ;van natuur, zwaarmoedig, fprak weinig, en fchuwde de tegenwoordigheid van andere menfchen eenigzins. Men raadde hem, zig jegens de natie vriendelyk te bewyzen, en met dezelve om te gaan , om dat hy daar door haare gunst zou winnen, vooral, daar de drie voorige Koningen elk een' den vryen toegang aan het Hof hadden vergund. Maar hy kon zig in dit geval niet dwingen. Koningin maria zogt wel, door haare vriendelykheid en bevallige verkeering, dit gebrek des Konings weêr te vergoeden. Maar, wyl men merkte, dat ze zig in het geheel met geene zaaken der regeering wilde bemoejen , zo verfcheenen 'er flegts weinige Engelfche Heeren aan het Hof. Dc hierop volgende gefchillen des Konings met het Parlement maakten hem nog gemelyker en zwaarmoediger , en waren van die uitwerking , dat hy in het jaar 16R9 bet beflu4t nam, zig van alle zaaken tc ontdoen, en de regeering aan de Koningin alleen over te geeven. Hy liet zig wel overhaalen, van dit voorneemen weêr af te ftaan. Maar, toen hy in 't volgend jaar na Ierland moest gaan , om dit Koningryk tegen den landvlugtieen Koning j a c o b te befchermen , die daar een grooten aanhang hadt; zo nam de Koningin, inmiddels , de regeering aan; en voerde ze ook zo gelukkig , en met zo groot beleid, dat ze van allen bemind en geëerd wierdt. Dit moest men zo veel te meer 'bewonderen, als de Koningin zig, te vooren, nooit met ftaatszaaken hadt willen bemoeien, m  C90 en de Koning nimmer mer haar, gelyk mc>' wist, van dergelyke dingen plagt te'fpreeken. Dewyl Koning willem zyne troepen, zo wel in Ierland als in de Nederlanden altyd zelf aanvoerde, en zig, deswegen, eiken zonier uit het Ryk begaf, zo kreeg maria daar door gelegenheid, zig in regeerings-zaaken tc oenenen, en elk een nam doorgaans genoegen in haar gedrag. Men had, tot het jaar 1692 toe, byna ganfch geene zwakheid in deze Koningin befpeurd, maar in dat jaar merkte men , dat ze niet te eenemaal van alle aandoeningen vry was. 't Gedrag haarer Zuster, Prinfes anna, gaf daar toe gelegenheid. Want, toen deze Prinfes by het Parlement om eene vermeerdering haarér jaarwedde aanhieldt; mishaagde zulks zo wel den Koning, als de Koningin, om dat zy meenden , dat die 'er hen eerst kennis van hadt moeten gee, ven. En, om dat ze de Graavin van Marliorougk verdagt hielden , welke by Prinfes anna in zeer groote gunst ftondt, dat die deze Vorftin daartoe aangezet, en hierin hadt geftyfd, zo liet de Koningin die Graavin het Hof verbieden. De Prinfes wilde wel de van haar zo zeer geliefde Graavin niet laaten gaan; maar de Koningin bleef vast by haar befluit, en rustte niet, voor dat de Graavin het Hof verliet. Dit lag den grondflag tot die verflaauwing, welke de Koningin, naderhand, zo lang zy leefde, omtrent haare Zuster fteeds liet blyken. Ja, dit ging zo verre, dat de Koningin beval, dat men haare Zuster geene openbaare eerbewyzen zoude aandoen, om van geene andere dingen te ipreeken, die Prïn-  C97 5 prinfes 'a n n a , dagely ks,' moeite veroorzaakten, burnit, die deze Koningin, tot dus verre, als eene Dame zonder gebreken befchouwde, getuigt, dat hy zig over dit gedrag der Koningin zeer heeft verwonderd , dewyl hy niet konde gelooven dat haat en bitterheid by eene zo deugdzaame Koningin te vinden waren. Voor 't overige ziet men daaruit, dat deze Koningin niet vry van alle driften was. Maar, om dat zy cenj uitfteekende opvoeding hadt genooten, en de deugd haar van jongs af ingeboezemd was, zo uitten zig dezelve flegts zeer zelden, en deze zwakheid is byna de eenige, welke men in haar, geduurende haar ganfehe leeven , heeft befpeurd, zynde dit, voor 't overige, doorgaans zo uitmuntend en ftigtelyk , dat het anderen ten voorbcelde en ter navolginge kan worden voorgefteld. Want zy voerde de regeering, in 's Konings afwezendheid, met gröoten roem, en fpoorde haare Hofdames, iteeds, tot deugd en naarftigheid aan. Zy was zelve nooit ledig, en liet zig, inmiddels , door deeze of geene Hofdame, iets uit een boek overluid voorleezen, zo dat dus 't Engelfche Hof, aan 't welk voorheen wellust en buitenfpoorigheid heerschten, in haaren tyd, in eene philofophifche fchool wierdt veranderd. Dan, Engelandhü&t flegts 't geluk, deze onwaardeerbaareKoningin vooreen korten tyd te bezitten In het jaar 1694 begonnen de pokken, te Londen te heerfchen, en namen zeer veele menfchen weg. De Koningin wierdt door dezelve ook aangetast , doch fcheen , in II. deel. G het  (98) het begin, ganfch niet gevaarlyk te zy»; Maar, dat deze ziekte ndgtans, eindelyk , van eene zo droeve uitkomst is geweest, dit fchryft bur.net aan onagtzaamheid of onkunde van Dodtor ratelif toe. Men merkte ten laatften, dat hy deze ziekte niet op de regte wyze zogt weg te neemen, en riep deswegen andere Artfen te hulp; maar het was reeds te laat. De Koning ziende, dat alle hoop op haare herftelling was verdweenen, ftortte bittere traanen, en betuigde hciliglyk , dat de Koningin , in den ganfehen tyd, dat ze zamen getrouwd geweest waren, nooit iets gefproken, of gedaan hadt, het welk hem mishaagde, of we] het minfte hartfeer hadt verwekt. Met één woord, vóór dat ze ftierf, tragtte zy driemaal, den Koning nog iets te zeggen, maar te vergeefs. Eindelyk ontfliep zy, den aH Decemb. 1694, den ouderdom van 33 jaaren bereikt, en ó jaaren geregeerd hebbende. Men ziet uit dit beknopt verhaal, dat Koningin maria eene Dame is geweest van groote hoedanigheden. En men moet zig zo veel tc meer verwonderen, dat zy zo groote volkomenheden en voorrechten bezat, om dat geen vorst uit dc Familie van Stuart van tegenöverfhiande oordeelen vry is geblceven, zelf niet eens haare Zuster anna, die Koning willem in de regeering opvolgde. Want hadt deze laatfte Koningin nog eenige jaaren langer geleeft , dan waren de oude Treurtoneeien weêr vernieuwd geworden. Des ncn naar waar beid zeggen kon, dat maria de eenige uit dit Huis is geweest, wier dood  C0O dOOd döof de Engelfche natie .oprecht èe« weend is. Haar Leeven was geregeld, en het geheele Hof volgde haar voorbeeld. Haare Godsvrugt was groot en zuiver, en nooit heeft men een geveinsd, of norsch en gemelyk gedrag in haar befpeurd. Zy was ernïtig, maar ook te gelyk vriendelyk, zo dat niemand befchroomd was haar vermaaningen en waarfchouwingen te geeven. Zy beloofde niet veel, maar haare belofte kwam zy heilig na. Het meefte wat haar tot roem gerekend wordt, beftaat daarin, dat ze, hoewel zy aan de regeering deel hadt, en eene zo groote bekwaamheid en verftand bezat, nogtans de volkomenfte gehoorzaamheid aan haar Gemaal liet blyken. Zondert men de langduurige onverfchilligheid omtrent haare zuster uit; dan kan men naar waarheid zeggen, dat ze eene Dame is geweest, die byna naars gelyke niet heeft gehad. 6 2 VER-  C ióó) VERGELYKlNa TV Hiftorie dezer twee Koninginnen ftaaft de ftelling . voorat" in myne Inleiding bygebragt. Alhoewel beide uit ééne flof (ex eodem luto) gevormd waren, en dezelfde eigenfchappen, dezelfde deugden en zwakheden bezaten; men ziet eg. ter, ten opzigte van haar leeven en haare daaden, geene de minfte overëenftemming. Dit is ook zo veel te minder mogelyk, als zy beide verfchillende grondbeginzels volgden. Hadt de oudere maria de opvoeding der jongere genooten, dan zou zy ook haare deugden hebben werkftellig gemaakt; en ware de jongere maria, in den fchoot eener eigenzinnige moeder opgebragt; en in haare jeugd in allerhande buitenfpoorige Godsdienst-Hellingen onderweezen geweest; dan zou haare regeering niet zagter zyn geweest. De ftrydige leerftellingen verftrikten de natuurlyke deugden der eerte, en kluifterden de natuurlyke gebreken der laatfte. De oudere kon geene toegeevendheid bewyzen, om dat ze door de Leer, waarin ze was opgevoed, tot wreedheid , en haare natuur te verzsaken wierdt aangemoedigd, De jongere maria kon niet tot wreed-en ftrengheid vervallen, om dat men haar, van jongs af, de (telling hadt ingeprent, dat medelyden en verdraagzaamheid hoofddeugden , en hec regte kenmerk van een Christen zyn. Men kan wel niet beweeren, dat de Executien, daarom, van de oudere maria wierden volvoerd, om dat ze van natuur wreed was, en lust in bloedvergieten hadt. Want in haar leeven ziet men verfcheide fpooren, welke van een natuurlyk medetyden en ontfermen getuigen. Maar de fpoorlooze Godsdienst-fteihngen hadden by haar zulk eene werking, dat ze gevangenis, fmaad c-npyn, enden dood van onfchuldige menfchen, aanzienlyke Bisfchoppen en Trelaaten, ja van haare eige Weldoe- ners,  C ioi ) ïiers, met vermaak, en zonder de minffe aandoening aanzien konde, daar ze anders tog misfcHien, de geringfte wonde , of eene andere bezering niet zonder ontroering mogt hebben kunnen aanzien. Een valfche en ongegronde Godsdienst-yver vernietigde al 't natuurlyk medelyden, en veranderde haar teder hart als in ftaal en yzer. Men vind, dat de onmenfchlykfte daaden van zulke menfchen worden uitgevoerd, die de deugd anders genegen waren. De groote Franfche Kancellier tel li eii, die anders allen roem verdient, haastte zig, dat hy, nog vóór zyn' dood , het bloedig en ongehoord vonnis mogt ondertekenen, het welk, in 't jaar 1685, over eenige 100000 Franfcbe Hervormden wierdt geveld. Toen hy deze misdaad hadt gepleegd , lag hy zyne handen zamen , en zeide met simeon: ,, laat nu, Heere, uw dienstknecht „ gaan in vrede, — want myne oogen hebbsn uw „ zaligheid gezien, die gy bereid hebt. " Deze zelfde werking zag men mede by andere natiën. Geen volk is medelydender, dan de Spanjaarden en Portugeezen. Maar , zo beangst en bevreesd als eene Spaanfche Dame is, wanneer zy iemand ftruikelen, of het bloed van een lam of hoen ziet loopen; zo hartvogtig en vernoegd is zy, voor 't tegendeel , by het ter dood zien brengen van onfchuldige menfchen, ja van haare eige Vrienden en Bloed verwandten , wanneer ze worden overtuigd, dat ze de van den Roomfchen Paus bevolen leerltukken niet kunnen begrypen. Men merkt in haar, by zulke omftandigheden, geene de minfte ontferming ; maar zy , die van natuur de tederfte en meêlydendfte menfchen zyn, veranderen als hunne natuur, en worden als in Leeuwen en Tygers herfchapen. Om die rede kon ook de oudere maria met vermaak aanzien , dat de uitfteekenJe Aartsbisfchop cranmer , welke egter, eértyds, haar leeven hadt gered, gehoond, befpot, en als een G 3 Of-  C I02 ) Offer na de houtmyt wierdt gefleept. Om dezelfda rede wilde zy ook haare Eodvru«IgeV°te-laaten St!K W£,k g6fchied ware- ™ *™Aede van Koning philippus niet eene fterkere wer- &m80 t Goddienst hadt gehad En ri l7,0011 g6ene de itoftezlaarigheid* toen zy het Ryk aan eene vremde heerfchanDtf Hadden voor 't overige, deze twee Koninein- ééne fchool onderweezen geweest; dan moet men moeite hebben gehad, in haar gedragenVhS! peipeuren. Zy waren beide kuifch, eerbaar en ov8eer IvVafj ter zwaarmoedigheid 00 'toon 7?" Pb|'de Godsvrugt en gerechtigheid optoog. Zy gedroegen zig beide, nietteeenftaande zy deel hadden aan de regeYring fefens vrouwen Tn ï n°gtanS' m6er P&22Ï Venma V,? u alsregeerende Koninginnen. De jon- van re^eS'd; W,^S hem' nooit' in zaal dig overhoop legt; dan komt hy my „ voor, den onderüardfchen Raadsheer te evenaaren, die in zyne jeugd en manne„ lyke jaaren een fieraad van den Raad was, „ maar in zyn' ouden dag met de kinders „ op de markt fpeelde. " Ik kon zyn oordeel niet laaken. Maar mogelyk brengt men in , dat het noodeloos en vrugteloos is, over deze zwakheid eene zedelyke aanmerking te maaken, om dat men ze by zeer weinig menfchen ziet. Maar die deze gedagten voeden, mogen flegts de inwooners eener groote ftad monfteren, om overtuigd te worden, dat inelkeftraat tenminfteneen of twee zulke verlchynzelsof oude vreugden worden gevonden, wien in den ouderdom , welken men anders de fpooren moet geeven, een breidel noodig is; en welke ten dien tyde nog uitbotten, wanneer de bladen reeds moeiten afvallen, en by wien de natuur hetzelfde werkt, wat de Fabel van den pot van Medea verhaalt, waarin oude mannen in jongelingen, drooge Hokken in groe-  (tïl) gfoene zappige takken , en koejen in kalven herkookt en veranderd werden. Ik heb mtélyden met zulke menfchen, welke niet de jaaren niet beter en bedaarder worden; maar dezulken betreure ik nog meer , by wien de dwaasheid ia den ouderdom toeneemt ; even als ik hem geluk wenfche, die de gebreken zyner jeugd verbetert, en dien nog hooger fchatte , die zyne aangeboore deugden, fteeds , tot een grootere volkomenheid zoekt te brengen, gelyk men in den jongeren cato zag. Deze week , in zyne jeugd, in 't minfte niet voor een ouden Romein in ftemmig-en bedaardheid, en lag zig toe, deze deugd, by toeneemende jaaren, geftadig, volkomener te maaken ; weshalven hy ook onder alle zyne medeburgers als eene zon uitblonk. De Hiftorien der beide Dames 3 welke ik ftraks wil befchryven, en aanleiding tot deze voorreden hebben gegeeven, leveren van dit hyfteron proteron, of van een zo verkeerden leevensloop, het duidelykfre voorbeeld uit. Beide wierden, in haare jeugd, als twee groote lichten aangemerkt, door de natuur tot fieraad van het menschdom voortgebragt. Alle deugden en uitfteekende voorrechten fcheewn zig, hier, als ineen middenpunt te hebben verënigd- Verftand, oordeel, bekwaamheid, geleerdheid, wei- fpreek-  C TI2 ) fpreekendheid , bevalligheid, en andere' heerlyke hoedanigheden , welke by beide in de grootfte volkomenheid wierden gevonden , gaven den dichters en redenaars ryke ftof aan de hand , om hunne pennen te fcherpen, en tot roem dezer Koninginnen pragtige redevoeringen , en hoogdravende lofdichten te vervaardigen. Maar, alle deze groote voorrechten, welke men, by toeneemende jaaren, in eene nog grootere rypheid hoopte te zien, wierden in even zo vpele gebreken en zwakheden veranderd, zo dat zy, voor welke alle werktuigen fcheenen gefcha'. pen en bereid te zyn, om het omver gehaalde weder op te bouwen, en het verwarde in orde te brengen , door haare wellust en fpoorloosheid den ftaat, eindelyk, in zulk eene verwarring bragtcn, dat men, om deszelfs ganfehe ondergang voor te komen . de eerfte moest afzetten; en de andere genoodzaakt wierdt, zelve de regeering neder te leggen, om dat ze zig fchaamde, in eenen ftaat langer te regceren, welken zy, door baar vremd gedrag, tot een chaos hadt gemaakt. Ware maria stüart geftorven ten dien tyde, toen brantome haar loffchrift opftelde ; dan zou baar naam de Schotfche Regen'en-tafel tot een even zo groeten fieraad hebben gefirekt, als hv haar nu tot eene fchande is. En hadt christin* haar  C 113 ) haar Leeven geëindigd, toen de Franfche Gezant, chanut, haare afbeelding ontwierp ; dan zou het de nakomelingfchap zwaar zyn gevallen , te beflisfen , of het een grootere Eer voor gustavus adolphus geweest: ware , zulk eene dochter te hebben geteeld, dan of't ch retina tot een grooteren roem ftrekte, van zulk een Vader af te ftammen. Maar, om dat ze lang daarna leefde en regeerde, zo heeft men, veeleer, rede gehad , om \ te zeggen: boe heeft tog zulk een boom zulke vrugten kunnen draagen. Ja , men heeft moeten bekennen , dat hït fprcekwoord zo vast niet gaat : xaxS x/gaxer ««aè» '»»è> zo als het hoen is, is het ey. iNu wil ik tot de Hiflorie zelve overgaan. II. DEEL- H MA-  MARIA STUART. Dek?i",?e Hiftoriez° bckendeeri ongeluk* kiSe Koningin is in hec jaar i.742 |ehon ren en was een Dochter van iacobu V Koning van Schotland, en w i u ï/; tharmgen . Haar Vad«'r oi -f 'tiA van y-"«elukkWn fin ™„r i ft ,':rf' naa eenen onSe Se far ïfJS* ^ in dat- vnl p, r.' wel J* da5en naa de geboorte van Pnnfes maria. Schotland raakte daa? door m eene groote verwarring, 0ra da? 2 p ia, als de naafte erfgenaam, eeniio7, k >vl was en de Koning, vóór zy'n^öjgSne ich kking gemaakt hadt, hoe 'er omtrent Je jaangheid der Prinfes, gehandeld zoude worden Naa maria. hadt tacob hZ ton, Graaf van Aun, 4 naafte reeft op* de Kroon, maar u-elke dc hoedanS eden wierden gevorderd. Deze Graaf was dé £ formant met ongenegen , welke toen vc% vrienden in Schotland hadt. Maar de Kon w in-Weduwe was yverig Roomfch, en wX daarin nog meer geftyfd door den KaS beton, die BilTchop van St. Andrels ^ IZ ^ e" wreed man ^, welke reeds veele blyken van zyn barbaarfchen' LSS hadt gegeeven. Die Kardinaal en de Graaf van ^« raakten voort zamen overhoop. ^Kardinaal bragt een Teftament voor den dï' welk de overleeden Koning zou gemaakt h l' ben. Indatzelve was dcKardinaaSuu end < de minderjarigheid der Prinfes, tot Regent ver-  (H5) verklaard, en de Koningin-Weduwe trok zyne party, Maar een andere party porde den Graaf aan, om van zyn recht niet af te zien, Hellende hem voor, dat dit Testament door den Kardinaal verdigt was, om het Hamilton'cne Huis van 'c voorrecht te berooven, welk hét door de geboorte toekwam , en den voortgang der Reformatie in Schotland te fluiten. Hoewel de Graaf van Aran veel genegener was zvn Leeven in llilte door tc brengen ; liet hy zig , eindelyk , nogtans door zyne aanhangers beweegen, de beftiering desRyks te begeeren, en 'er op te dringen, dat men het te voorfchyn gebragte Teftament zoude v onderzoeken. Dit g'efchiedde ook. 'Het SchotJcke Parlement vonnisde, dat dit Teftament valfch en verdigt was, verklaarende den Graaf van Aran, eenpaarig, tot Regent des Ryks. Toen 't Parlement nog was vergaderd, kwam een Engelfche Gezant van Koning hendrik VIII., die een huwelyk tus-' fchen den jongen EngelfchenPr'ms eduard, en de Schotfcoe maria voorfloeg. De Kardinaal beton kantte zig met zyne aanhangers ten uiterften daar tegen ; maar de andere party, die fterker was, nam de aanbieding aan, en befloot, eene bezending na Engeland te doen , zo wel óm over den vrede , als over dit huwelyk te handelen. Het huwelyk' wierdt ook werklyk geüooten , doch de Schotfche ftenden wilden Prinfes maria , volgens dc beaeerte van Koning hendrik, niet voort na Engeland zenden, maar begeerden , dat dit niet eerder zou gefchieden, vóór v Ha dat  C 116 ) cJat maria to jaaren hait bereikt; waarin Koning hendriic VIII. ook genoegei nam. Toen de Kardinaal merkte, dac d > Roomfche Godsdienst, door zulk eene vcrëe ügiig ï in Schotland ganfch te gronde zoude ?:aan, liet hy de Gceltlykheid vergaderen, en hitfte ze dermaaten op , dat zyne party daar door in korten tyd, veel fterker wierdt., dan die van den Regent. Hierop bewees men zig teg m'de Engelfche Gezanten vyandig en onhoflvk, en de ganfehe onderhandeling ging 'er door agter uit. Teffens vondt hy. met de Koningin goed , den Graaf van Lenox uit Frankryk na Schotland te laaten komen, om zig tegen den Graaf van Aran te weer te Rellen , en hem de regeering te beneemen. De Graaf van Lenox kwam ook in Schotland aan, waar door des Kardinaals party zo zeer wierdt verfterkt , dat dc Graaf van Aran zyne eigen party uit vrees verliet, en zig met den Kardinaal en dc Koningin-Weduwe verëenigde : ja hy wierdt zo verlaagd , dat hy den Hervormden Godsdienst afzwoer, dien hy te vooren hadt beieeden , en het Roomfche geloof aannam. Dit gefchied zynde, wierdt de Graaf van Lenox niet meer voor nodig gehouden, maar welke, toen hy merkte dat 'men hem op zulk eene wyze had bedrogen, 't geweer opvattedc, en zig ay de Engelfche party voegde, welke hem ook tegen zyne vyanden onderftcunde. Inmiddels b-eidde zig de Reformatiegestadig, verder in Schotland uit. De Kardinaal zogt ze op allerlei wyze te (tuiten, en liet daarom niet alleen, in het jaar 1546, eenige Pro-  Proteftanten ten vuure doemen, maar zag ook zelfs de Executie met vermaak aan. Doch. kort daarna wierdt hy in zyn eigen huis vermoord, en uit het zelfde venfter geworpen, waaruit hy , te vooren , de Executie van een Gereformeerden Predikant hadt aangezien. Koning hendrik VlII. ftierf in het jaar 1547, en liet de Schotfche zaaken in zulk een' ftaat, dat men of de onderhandeling wegens het huwelyk van Koning tdtj ard met de Schotfche Prinfes , mar.a, afbreeken , of wel de Schotten met geweld moeft d vingen, hetzelve voort, te zetten en te vervullen. De fterkfteparty in Schotland,we\ke door Frankryk onderfteund wierdt, *was tegen dit huwelyk, en daarom nam de Regeering in Engeland het beflüit om Schotland den oorlog aan te kondigen. De Hertog van Sommerfet, Welke, geduurend de rninderjaarigheid van Koning eduard, Proteétor van Engeland was, raakte met een leger in Schotland, en behaalde j in den grooten flag by Musfelberg, eene zo volkomen overwinning, dat 14000 gedoode Schoven op het flagveld wierden gevonden. Daardoor wierdt 't ganlche land in zulk eene vrees gefteld, dat de Hertog van Sommerfet, hadt hy zyne overwinning vervolgd, den S.hotfchen Regent ligt hadt kunnen noodzaaken, om Prinïes, Maria, met het Kafteel van Edenburg uit te leveren: maar hy begaf zig met zyn leger, voort naa den flag, weêr na Engeland. Daardoor fchepten de Schotten weêr eenigzins lugt , en , wyl Frankryk hen hulpe zondt, zo beflooten zy , de jorigéTrfARiA na : H 3 dit  ( n8 ) dit Ryk te zenden , gelyk ook gefchiedde. Daarby hadden zy twee oogmerken : deels zogtcn zy daar door te beletten, dat Schotland , door zulk een huwelyk, met Engeland niet mogt verè'enigd worden, en "de Room/che Godsdienst niet volkomen in Schotland mogt te gronde gaan; deels wilden zy ook de met Frankryk afgefproken Traótaaten tot ftand brengen, waaraan men tot dus verre, wegens een huwelyk van Prinfes maria met den Dauphyn van Frankryk, franciscüs, had gewerkt. Dit huwelyk wierdt, in het jaar 1558, werklyk voltrokken. Inmiddels waren , in Schotland, allerlei veranderingen voorgevallen. Onder anderen hadt de Koningin Weduwe den Graaf van Aran genoodzaakt , haar de beftieringe des Ryks over tegeeven: daar door kreegen de Roomfchen de overhand, en dreigden reeds met allerlei vervolgingen. De Proteftantfche Heeren wierden deswege gedrongen, een onderling verbond tot hunne wederzydfche veiligheid en verdediging te fluiten; welk verbond onder den naam van Congregatie bekend wierdt. Zodanig was de toeftand in Schotland, toen Koningin el is abeth den Engelfchen Throon beklom Wyl deze Koningin allerwegen met vyanden omringd was, oordeelde zy het voor raadzaam, met Frankryk en Schotland een' vrede te fluiten. Maar 'er ontftonden, voort, nieuwe gefchillen onder dezen, om dat de Koning van Frankryk, hendrik If, zyn' Zoon, die met de jonge Koningin van Schotland was getrouwd, den Titel  C 119 > tel van Schotland, Engeland en Ierland liet aanneemen. In de Hillorie van Koningin elisabeth heb ik reeds aangeweezcn , waarop maria haar recht op de Engelfche Kroon bouwde, en tenens opgemerkt, dat zulks den grondflag lag tot die groote jaloezy , welke naderhand tusfchen deze twee Koninginnen fteeds heerschte. elisabeth klaagde wel, heftig , over deze onderneeming ; maar kreeg geen ander antwoord, dan zyn eerlte voorneemen, om rizzo van kant te helpen. Naa dat hy dit nogmaals met zyne vrienden overlegd hadt, zo wierdt deszells dood beflooten, en men ftelde een gefchrift op waarin de Koning zig ze'v' voor den bewerker dezer Executie verklaarde De ter dood brenging wierdt, 1566, op dé volgende wyze voltrokken. Toen de Koningin aan tafel zat, en rizzo zig mede in dit vertrek bevondt, tradt de Koning binnen, wien de Lords ruth wen , dougxa s en eenige anderen volgden. Deze laatften vielen, met zulk een" geweld, in de Kamer, dat 'er zelfs de tafel door omver geftooten wierdt. De Koningin vroeg ruthwen, wat dit zoude beduiden. Doch deze gaf 'er geen antwoord op, maar wendde zig na rizzo, en zeide, dat hem die plaats met toekwam, welke hy daar hadt ingenomen; waaruit men opmaaken kan, dat rjzzo aan de tafel der Koningin heeft gezeeten. Toen rizzo merkte, dat het op hem gemunt was, greep hy beevend na den rok der Koningin, om befcherming by haar te ZOG-  C 133 ) zoeken, en zy tragtte ook, zig tusfehenhem en de zamengezwoorenen te nellen. Maar de Koning nam haar om het lyf, en zeide, dat ze voor haar perzoon niets hadt te duchten , wa r door hy te gelyk verhinderde, dat ze rizzo niet kon befchermen. Inmiddels trok douglas den Koning den degen van de zyde, en doorftak daarmede rizzo, welke voort in een ander vertrek gefleept, en daar voorts van het leeven wierdtWoofd. Ten dienzelfden tyde, dat deze moord gefchiedde, was de Koningin zwanger van den Prins, die naderhand in Engeland en Schotland regeerde. Men zegd , dat de vrees, waarin de Moeder toen gefteld was , zulk eene werking op de vruajt heeft gehad, dat Koning ja co» geen' blooten degen konde zien. Doch dit fchynt een verdigtzel te zyn , waartoe de afkeer, dien deze Koning van den oorlog hadt , aanleiding heeft gegeeven. Voort naa den dood van rizzo wierdt de Koningin opgeflooten gehouden, maar egter vondt zy gelegenheid, met melvill te fpreeken, en vaardigde dien aan de Magiftraat te Edenburg af, met bevel, om het gemeen tot haare verlosfing op de been te brengen: doch dit, het welk op de regeeringë der Koningin misnoegd was , betoonde zig heel onverlchillig. Eenigen verfcheenen wel gewaapend voor het Kafteel; maar toen de Koning met hen uit het venfter fprak, en hen zeide dat rizzo, met zyn' wil en op zyn' bevel, van kant geholpen was, ging elk weder na huis, I 3 Zo  C m ) Zo-lang als de Koningin opgeflootcn wierdt gehouden, was Schotland als zonder Redering en Overheid. Doch deze toeftand was van g:en langen duur. Want de Koning, welke noch f tandvaltigheid, noch moed bezat, hadt voort berouw van deze daad. Zo dra de Koningin dit merkte, liefkoosde zy den Koning zo lang, tot dat zy hem eindelyk overhaalde , om haar de moordenaars van Rizzo ter ftraffe over te geeven. Daar door raakte dc Koning by zyne vrienden, die dezen moord op zyne aanporring , en om hem van een mededinger te bevryden , hadden voltrokken, in groote veragting. Doch deze wierden te gelyk in geen geringe vrees gefield; en. dewyl ze zig, tegen verwagting, van den Koning zagen verlaaten, waren zy gewillig., 't verdrag, hen door de Koningin aangebooden, goed te keuren. Toen het v'erdrn :• zoude ondertekend worden , Helde de Koningin den Koning voor, dat deze ondertekening niet voor wettig gehouden kon worden, zo lang als ze nog in arrest was, verzoekende daarom, dac men de wa^c mo°x laaten venrokken Naauwlyks was "dit gejclved, of zy nam de vlugt, en kwam geükfeig te -Dumbar aan. Zy nam aanftonds voor-, den dood vtm rizzo.te wreekenmaar de daaders hadden reeds de vlugt na Engeland enoomen, en dus wierden "maar eenige n-ennge perzoonen gevat en gedood. Daarmede moest ze zig voor ditmaal te vreden houden, maar het lyk van rizzo liet ze naar het bericht van hochananc sa in den Komnglyken grafkelder hyzecten. De  (135 ) De Koningin dus weêr op vrye voeten gefield zynde, zogt ze den Koning allen bedenkelyken fpyt aan te doen. Zy kon hem in 't geheel niet lyden, en fcliuwde zyne tegenwoordigheid allerwegen : ja, toen hy eens te Sterling kwam, verliet ze deze plaats aanftonds, en begaf zig na het Kasteel tc Edenburg, om daar de kraam uit te houden. Van dien tyd af zettede zy haare liefdepop den Graaf van bot h wel, en deze Heer raakte, met der tyd, in dezelfde gunst, als rizzo te vooren hadt genooten. Den 19 Junius 15Ö6. wierdt ze van een Prins verlost, die den naam jacohüs kreeg, en een Stamvader der Koningen uit het Huis Stuart is, welke byna tot dezen tyd toe in Engeland hebben geregeerd. Zy liet Koningin elisabeth voort"haare bevalling weeten, welke, door deze tyding, in het begin, heel neêrilagtig wierdt, maar eindelyk, de eerfte aandoening voorby zynde, het befluit nam, zig hierover vernoegd te tooncn. Beide Koninginnen yoeren hierop voort, elkander vriend lyk te bejegenen, hoewel het geene van beide oprecht meende. In den tyd, tusfehen de geboorte van den Prins en deszelfs doop , behandelde de Koningin haaren Gemaal met zulk eene vcragting, dat het geheele land meélyden met hem hebben moest ; maar both wel hadt haar ganfch hart ingenomen. Deze Graaf yerfcheen, by den doop des Prinfen, ongemeen pragtig; maar de Koning fchaamdé zig, om zyn» elendigen en armoêdigen toelland, waarin hy leefde, voor den.dag te koI 4 men,  ( ï-,6 ) men, waarover zig alle regtfehapen lieden ergerden. Deze aanhoudende veragting veroorzaakte, dat hy eindelyk befloot, na Glasgow na zyn' Vader te reizen, welke het Hof reeds federt eenigen tyd hadt verlasten, om geen getuige van den dagelykfchenfchimp zyns zoons te zyn, Toen hy van voorneemen was, deze reis te aanvaarden, liet hem de Koningin, door eenige van haare Bedienden, alle zyne zilveren vaten ontneemen, en in plaats daarvan andere van tin weêr gee ven, waarmede hy vertrekken moest. Maar naauwlyks hadt hy een vierde eener myl afgelegd , of hem overviel een heftige ziekte, weike men voor eene werking van het hem toegebragt vergift hield. Maar nogtans vervolgde hy zyne reis, en kwam gelukkig te Glasgow aan; alwaar hy, door middel zyner goede natuur , hoewel niet zonder groot gevaar en fmarten, eenigzins weêr tot de voorige gezondheid raakte. In het begin van 't volgende jaar ij65 wierdt de groote Tragedie met dezen ongelukkigen .Koning, en wel op de volgende wyze, gefpeeld. Toen de Koning nog ziek was , reisde dc Koningin , midden in den winter, met haaren jongen Zoon, van Sterling na Edenburg. Hier hoorde zy, dat de Koning het befluit hadt genomen, zo dra hy maar eenigzins tot krakten zoude zyn' gekomen, na Spanje1 te vlugten , en dat hy tot dat eind ook rèeds een fchip, het welk hem daarheen brengen moest, zeilvaardig hadt laaten maaken. Maar wyl daardoor haar voornoemen, om met den Graaf van bothwec te  ( J37 ) tc trouwen, verydeld zoude zyn geworden, vermits ze, zo lang haar wettige gemaal nog leefde , geen nicn .Ven echt konde aangaan; zo zogt ze deze vlugt op allerlei manier te hinderen. Zy hieldt zig daarom, als wilde zy zig weêr met hem Verzoenen, en zonde hem den eenen vriendelyken brief naa den anderen. Eindelyk bezogt ze den Koning zelv' te Glasgow, en, naa dat zy hem, door haare buitengemeene liefknozingen , gerust gefteld hadt, overhaalde zy hem ten laatften , dat hy zig in een draagllsel weêr na Edenburg liet brengen. Men" ruimde hem, by zyne aankomst, een huis naby den wal in , om dat men voorgaf, dat hy, op het Kafteei , in de noodige rust geltoord mogt worden. Inmiddels bezogc hem de Koningin eenige dagen naarllig, en liet ook haar bed op ééne kamer brengen, welke regt onder de zyne was: met één woord, zy'rigttealles zo in, dat deze eenvouwdige Heef al het mistrouwen ter zyde Helde, en zig verbeeldde, dat de voorige haat nu weêr in eene oprechte liefde was veranderd. Maar alles gefchiedde alleen, om hem de oogen te verblinden, ten einde de Koningin den vuilen aanflag, met bothwel reeds beraamd, des te veiliger werkftellig konde maaken. Eenigen, welke de Koningin des wegen verdagt hielden, oordeelden het wel van hunnen pligt, om 'er den Koning kennis van te gecen ; maar zy durfden het niet waagen , om dat deze Heêr de zwakheid hadt, van de Koningin alles weêrom te zeggen, wat men hem had bekend gemaakt. I J -Den  C 138) Den aanflag beraamd en beflooten zynde, en de tyd naderende , dat hy zou worden uitgevoerd; zo verliet de Koningin dit huis des Konings, om ééne van haare Hofdames "by te ftaan, welke zwanger was, en toen j.iist zoude verlosfen. j11 den volgenden nagt wierdt de Koning in zyn bed gefmoord, en in den Tuin geworpen , waarop men het huis , waarin hy zig hadt opgehouden , door het daarin gelegde buskruid in dc lugt liet fpringen. Mén wilde in 't eerst begin het wolk , het welk in groote menigte toefchoot , diets maaken , dat de Koning , door het geweld van 't buskruid, in den tuin was geworpen; maar, om dat men hem met zyne pantoffels aan vond , en het lighaam door 't vuur niet was befchadigd, zo wilde het niemand gelooveix men was veeleer eenpaarig verzekerd, dat hy in 't bed gefmoord was, en in deze gedagten wierd men nog meer bevestigd, toen men aan zyn' hals verfcheide blaauwe tekenen zag, welke dit duidetyfe genoeg te kennen gaven, 't Gerucht hep voort, dat hy door dén Graaf van M u rkat' om het leeven was gebragt; maar eenige Hovelingen, die van'dc zaak beter onderregt waren, luitterden elkander in 'c oor, dat de Graaf van bothwel deszelfs moordenaar was, en dat de Koning met een fervet geflikt ware. Dc twee vooraf aangehaalde Schryvers.buchanan usenc amden,komen in dit ftuk onderling niet overeen. De eerfte fchryft deze misdaad aan Koningin maria toe, wélfee zig hieromtrent van bothwsl's hulp bediende: maar de andere houdt '- den  C 139 ) den Graaf van mukray voor den daadcr. Hoewel nu de volgende Hiftorien 'c getuigenis van b u c h an aw u staamlyk geloofwaardig maaken •, zyn 'er egter nog altoos eenigen geweest, die het Iaatitegevoelen beweerden, tot dat eindelyk een geleerd Engelfchmati met naame andersom, onlangs, de eigenhandige brieven van Koningin maria aan bothwel heeft aan 't licht gebragt, die het bericht, door buchananus gegeeven , volkomen ftaaven. De Koningin liet, gelyk ■dezelfde fchryver getuigt, des Konings lighaam voort by zig brengen, en gaf ten laatften, naa dat zy 'het een tyd lang zeer koel befchouwd hadt, bevel, om het in den Koninglyken grafkelder by te zetten. Merkwaardig is het , dat camden zig niet onderwindt, deze en andere, daarby voorgevallen omftandigheden te weerleggen; waaruit fchynt teblyken, dat de befchuldigingen, welke men tegen de Koningin inbragt, welgegrond waren. ^ Toen de Graaf van muruaï hoorde, dat men hem voor den daader hield , liét hy zig, hoewel ziek zynde, nogtans twee dagen daarna aan het Hof zien , om te toornen, dat hy de befchuldigingen zyner vyanden niet agtte ; en niemand verftoutte zig Ook, deswegen rekenfehap van hem te vorderen. De Koningin verfcheen eenhe dagen niet in hec openbaar, maar vervolgens hieldt zy haare voorige leevenswyze, en dc Graaf van bothwel verzclde haar allerwegen Maar het Gemeen was in de fterkfte beweeging, Maagend, 'er openlyk over, dat men geen  C 14°) geen onderzoek na den daader deed, voor welken both wel van allen wierdt gehouden. By zuüce redeneeringen en bedreigingen kon bothwel niet'langer zwygen, maar was gedwongen, zig te houden, als of hy zig wilde verdedigen. Uit dien hoofde begaf hy zig, verzeld van zyne vrienden, na den Hertog van argvle, welke de hoogfte Rechter in het Ryk was, begeerende van hem, dat de zaak mogt worden onderzogt. Men nam ze ook werklyk onder handen , en de getuigen wierden ter verhoonnge gedaagd. Maar toen het onderzoek regt zou beginnen, wierdt het weder vernietigd, en 't Hof beloofde flegts hen eene belooning, die de Konings moordenaars konden uitvorfehen: doch hiermede was het. Gemeen niet te vreden. Want elk was verzekerd , dat deze fchandelyke daad door de Koningin en bothwel was gepleegd, hoewel het niemand wilde waa.en, dezelve openlyk aan te klaagen. Men liet het dus daarby alleen berusten, dat men dezen argwaan door pasquillen en vuile liedjes te kennen gaf. bothwel wierdt daar door bewoogen, den geenen tot een Tweegevegt uit té daagen, 'die zig verfhouten zoude, hem dezen moord toe te fchryven , laatende zulks aan zekere plaatzen der ltad openlyk aanplakken. Maar men gaf hem , in andere insgelyks openlyk aangeplakte fchriften, ten antwoord, dat hy daarop niet lang zou wagten, zoo hy flegts den tyd en de plaats wilde bepaalen; doch waartoe bothwel geen lust betoonde. Eindelyk waagde liet de Graaf van lenox» dts  C T4I ) des Konings Vader, en klaagde bothwel wegens den moord, aan den Koning gepleegd, openlyk aan. De Koningin wierdt daardoor in eene groote verlegenheid gebragt, om dat ze des Konings Vader dit recht niet konde weigeren. Naa dat zy allerhande middelen te vergeefs by de hand hadt genomen , om dit onderzoek voor te komen: moest zy eindelyk toeiaaten, dat deze zaak door eenige Commisfarisfen onderzogt wierdt. Maar, wyl bothwel, door zyn groot aanzien, te wege bragt, dat de meelien zyner aanhangeren tot Commisfarisfen wierden benoemd; zo wierdt hy van deze befchuldiging vrygefproken. Dit getuigt melvill met dezelfde woorden , die nog een gunfteling van maria was; waaruit men ziet, dat men de Koningin, in dit opzigt niet vryfpreeken kan. Zy vergrootte zelv'den argwaan, waarin ze zig by aden hadt gebragt, daar door nog veel meer, dat zy alle haare gunst bothwel bewees, een' man, die wegens den aan haaren voorigen Gemaal gepleegden moord openlyk was aangeklaagd. Want, al ware hy onfchuldig geweest, het paste nogtans de Koningin ganfch niet, zulk eenen man ten gunfteling te kiezen, en wel voort naa de gepleegde misdaad, die hem alleen, en niemand anders door allen toegefchreeven wierdt. De groote gemeenzaamheid tusfehen de Koningin en bothwel ging zoverre, dat zig een gerucht door het geheele land ver ■ ïpreidde, dat de Koningin'een befluit hadt genomen, om met hem te trouwen. Die moest  C 142 ) moest, noodwendig, een groot misnoegen by de onderdaanen verwekken. De Lord herris reisde deswegen na Edenburg, en wierp zig voor de voeten der Koningin, om ze te bidden, van dit voorneemen af te ftaan. Hy Itelde haar tenens de fchande en onruft voor welke daaruit ontdaan zoude, wanneer ze zig met zulk een man in den echt begaf dien allen en elk voor den moordenaar haares Gemaals hieldt. De Koningin fcheen 'er over aangedaan te worden, en antwoordde dat ze niet kon begrypen, waar dit gerucht uit mogt ontftaan zyn. Zy voegde 'er eindelyk heel koel by, dat zy haar hart nog niet op bothwel hadt gezet, melvill gaf haar ook een' brief uit Engeland over, die deze zelfde zaak aanging. Doch, dooralledeze voordellen wierdt niets uitgeregt. Want eenige dagen daarna, toen de Koningin na E'.enburg reisde , kwam bothwel haar met eenige gewapende mannen te gemoet, en ontvoerde ze na Dumbar. melvill, die by deze daad tegenwoordig was , getuigt dat bothwel flegts het paard der Koning! in vastgehouden , maar de Koningin geen woord gefproken hebbe. Hy zegt mede, dat Kapitein black water, welke de Koningin na Dumbar verzelde, hem hadt verzekerd , dat alles met de Koningin te vooren afgefprooken, en niets buiten haar wil gefchied was. Zo dra als bothwel te Dumbar was gekomen , bragt hy het door zyn groot aanzien zo verre, dat zyn huwelyk, voor zes weeken eerst voltrokken, door twee vonnis- fCH  ( 143 ) fen weêr gefcheiden, en vernietigd wierdt, waartoe hem, naar men zegd , zyn eigen, fc-hoonvader behulpzaam is geweest. Naa deze echtfcheiding bragt hy de koningin na Edenburg, verklaarende den dag daarna openlvk, dat ze in volkomen vryheid leefde, 't welk tot dat einde gefchiedde , op dat niemand mogt zeggen, dat ze tot dit huwelyk met bothwel genoodzaakt was geweest. Hierop liet hy de aanweezende Schotfche Heeren ter tafel noodigen, en gaf hen een gefchrift ter ondertekeninge over, wiens inhoud was, dat het voor de Koningin nuttig ware, zig met den Graaf van bothwel in den echt te Hegeeven , om dat deze Graaf zeer veele vrienden en aanhangers in de frontierplaatzen hadr en daarom beter dan eenig ander in ftaat ware, de regeering te befchermen. Eindelyk: wierdt de noodzaaklykbeid van dit huwelyk ook daardoor nog aangetoond, om dat bothwel, reeds federt eenigen tyd, de plaats van een Gemaal by de Koningin hadt waargenomen. Deze ondertekening gefchied zynde wierdt het huwelyk, door den fftsfchop van de Orcadijche eilanden, met Proteffamfche plegtigheden bevestigd. Dit verwekte eene groote verbittering in t ganfehe Kyk. De Koningin zulks merkende, befloot met eenige groote Heeren, tot haare en bothwel's veiligheid, een verbond op teregten- Alle vrienden van bothwh ondertekenden het gewillig: maar anderen weigerden, zig by deze party te voegen, waar onder ook de Graf van murrav was welke om die rede Schot/and verliet , en zig na  C 144 ) na Frankryk begaf. Daar door zo wel, als door andere omftandigheden , kan camden worden wedcrlegd, die den Graaf van murra ï" den moord, aan den Koning gepleegd, te last wil leggen. Inmiddels voer men in het geheele land voort, daarover te klaagen, dat men des Konings dood niet wreekte, en dat de Koningin zig met hem in den echt weêr hadt besieeven, welke van allen voor des Konings moordenaar wierdt gehouden. Eindely k verëenigden zig verfcheide voornaameHeeren , met inzigt, om des Konings] dood te wreeken , en dit onbetaamlyk huwelyk te vernietigen. Dit laatfte geloofden zy , zo veel tc ligtcr tc zullen vcrkrygen, als de Koningin door haaren nieuwen Gemaal reeds liegt was behandeld, melvill getuigt, dat ze eens een mes begeerde, om zig zelve te vermoorden, om dat ze deszelfs ftrenge en bitfe handelwyze niet langer kon verdraagen. Dewyl de veréenigde Heeren niet twyfelden, of de inwooners van Edenburg zouden hen, in hun voorneemcn, de behulpzaame hand bieden , zo overleiden zy zamen, om de ftad in te fluiten, op dat de Koningin en bothwel niet mogten ontvlieden. Maar bothwel, welken van dezen aanflag tydig bericht kreeg, vlugtte fpocdig uit de ftad, en nam de Koningin mede. De Vloekverwandten jaagden hem wel na; maar konden hem niet weêr innaaien. Deze aanflag mislukt zynde, trokken zy na Edenburg, welke ftad voor hen, voort, de poorten opende, waarop de aanhangen der Koningin, welke zig nog in de ftad bevonden, hunne wyk na het Kas-  \ 145 ) teel namen. Ondertusfchen verzuimden bothwel en de Koningin niet, zig op allerlei wyze te verfterken, verzamelend eenige troepen, waarmede zy na Edenburg trokken.. De vloekverwanten gingen hen te gemoet, en men geloofde, dat het tot een» flag zou komen. Maar, wyl de Koningin merkte, dat haar Krygsvolk haar niet zonderling genegen was, en dus moest duchten, van hen te worden verlaaten; zo oordeelde zy raadzaam, zig met de misnoegden in eene onderhandeling in te laaten. Zo dra als deze begon, ontvlugtte bothwel, in den grootften haast , na Dumbar. De Koningin gaf zig aan de Misnoegden over, doof wien ze na Edenburg gebragt, en daar naauw wierdt bewaard. Maar zy kogt een' foldaat om, om een' brief aan b o t h w e l te beltellen , die met de tederfte bewoordingen was aangevuld , waarin zy hem haaren liefften Heer noemde, en beloofde, hem nimmer te verlaaten. Deze brief viel in de handen der Misnoegden, welke daarop raadzaam oordeelden, haar na de vesting Lochlewen, door den Graaf van murray bezet, te brengen. . De Koningin klaagde, wel fterk over deze handel wyze, maar regtte 'er niets mede uit, want haare zaak wierdt, door het volgend toeval, nog meer verergerd. Toen naamlyk bothwel te Dumbar was gekomen, zondt hy iemand na Edenburg , "om een kist te haaien , die hy in bewaaring hadt gelaaten. Maar deze kist wierdt door de misnoegden aangehouden. Naa dat ze geopend was, Vond men 'er veele verzen en brieven in, onder II. deel. K wel-  ( Welke laatften ook eenige waren, welke VSO. den vuilen aanflag tegen den overleeden Koning getuigden, en de manier en wyze raakten , hoe hy werkftellig zou gemaakt worden, btjchananus getuigt, dat men daarin ook die huwelyks-verdragen, tusfchen de Koningin en bothwel geflooten ,. vond , waarvan de Koningin één , met haar eigen hand, nog vóór des Konings dood, hadt gefchreeven Dit bragt de zaak der Koningin geheel in de war, en bothwel wierdt wegens dit geval zo wanhoopig , dat hy na de Orcadifche eilanden vlugtte, alwaar hv een tyd lang voor Zeeroover ipeelde , deels om zyn beltaan te hebben, deels mede om zig aan de Schotten te wreeken. Inmiddels overleidén 'de misnoegde Heeren, wat men met de gevangen Koningin doen zoude. Zy merkten, dat het niet raadzaam was, haar weder op den Throon te zetten , en beflooten daarom haar de regeering te beneemen. Tot dat einde zondeh'zy den Graaf van lindsey af, om haar zulks bekend te maaken, en haar over te haaien, om de kroon haaren jongen Zoon op te zetten. Eenigen zeggen', dat dit voordel met dreigementen verzeld ging, zo dat men haar, indien ze niet goedwillig daartoe befloot, gerechtelyk wegens den mo>rd , aan den Koning gepleegd , wilde aanklaagen. De Koningin was 'er zeer over ontdeld: maar ziende , dat het niet raadzaam zoude zyn , zig daar tegen te verzetten, zo gaf zy haare toeftemming , en wel zo veel te eerder, om dat haar eenigen heimelyk lieten weeten, dat  C i47) öat alles van geene kragt ware, wat zy in de gevangenis beloofde , en dat zy alles kon herroepen, zo dra ze weêr op vrye voeten was. Toen ze de begeerte der misnoegden hadt ingewilligd, verzogt men haar , zelve een Regent , geduureride de minderjaarigheid haares zoons , te beftemmen: Daartoe benoemde zy den Graaf van murray, om dat ze of zelve op dezen viel, of om dat men haar heimelyk had te verdaan gegeeven, dat men dezen Heer liefst wilde hebben. Hierop gefchiedde de afdand der Koningin, den 24 Junius 1567, en de nieuwe Koning wierdt, eenige dagen daarna, door den Bisfchop der Orcadifche eilanden gekroond Wiet lang daarna kwam eene nieuwe party ten diende der Koningin op. De aanhangers derzelve bragten in , dat ze met dit verdrag niet te vreden waren, om dat het buiten weeten van zo veele andere Heeren was geflooten, en verklaarden zig openlyk voor de Koningin. Terwyl deze verwarring nog duurde , kwam de Graaf van murray weêr uit Frankryk terug. Hy begaf zig, voort naa zyne komst, by de Koningin , welke hy , in plaats van troost , dien ze van hem hoopte , fcheldwoorden en verwyten gaf; welke handelwyze de Koningin , naar men zeide , veel fmertelyker viel, dan al het andere, wat haar was overgekomen. Hy wierdt hierop, door zyne party , voor Regent des Ryks verklaard , dellende zig in 't bezit van alle Reden. Dit niettemin hadt nogtans maria, hoeK 3 wel  C148 ) wel ze te Lochhwen gevangen zat, nog veele vrienden en aanhangers. Want behalven de Roomfchen hadc zy ook alle vyanden van den Kegent op haaren kant, alhoewel de laatlten zig by de party der Koningin, niet zo zeer uit helde jegens haar, als wel uit haat tegen den Regent voegden. By deze omftandigneden verzuimde men niet bothwel te vervolgen, en beide partyen waren het daaromtrent eens. Men had hem ook byna verrast , maar hy oncvloodt, en kwam in Denemarken, alwaar hy in de gevangenis gezet wierdt. Hy leefde nog 10 jaaren daarna , doch in zulke omftandigheden , dat hy, uit hartfeer en verdriet, zyn' verftand verloor, camden zegt, dat hy nog vóór zyn' dood" verklaarde, dat Koningin maria aan's Konings moord onfchuldig ware. Maar, wyl hy dit zeggen niet bewees, zo heeft niemand dit getuigenis gelooft. De val des Graafs van bothwel hadt eenen grooten invloed op de omftandigheden der Koningin, en deze wierden daardoor merklyk veranderd. Want wyl de haat en de verbittering, voornaamlyk, wegens den perzoon dezes Graafs ontftaan waren; zo nam 't misnoegen naa dcszelfs val , omtrent de Koningin geftadig meer en meer af, en veele groote Heeren verlieten des Regents party weder. By deze omftandi?heden kreeg de Koningin gelegenheid, uit de gevangenis te ontvlieden. De Graaf van murrat wierdt, daar door, in groote vrees gefteld, vooral toen hy zag, dat ze van alle kanten aanhangers kreeg/ Weshalven hy merkte, dat  C i49 ) éat hy of zelf de regeering neerleggen, of een' veldflag moest waagen, en koos eindelyk het laatfte. Een leger op de been gebragt hebbende, het welk nogtans zo fterk niet was, als dat der Koningin; brak hy met hetzelve van Glasgow, ten zelfden tyde op, als de Koningin hem met het haare opzogt. Haare magt beftondt uit 6000 man, waarmede zy den Regent by Glasgow aantastte, die in 't begin van den ftag niet meer dan 4000 man by zig hadt. Doch de Regent behaalde, niettegenftaande dit merklyk verfchil, nogtans eene volkomen overwinning, en de Koningin wierdt genoodzaakt, de vlugt na de EngeIJche grensfteden te neemen , "om niet in handen haares vyands te vallen. Eer^t floot ze zig in de Vesting Harris op, maar geloovende, dat ze daar zo min , als in alle andere Schotfche Vestingen veilig was, zo nam zy het befluit, om zig na Engeland te begeeven. Deswegen vaardigde zy , voort', een' Gezant na Koningin elisabeth af, en liet byhaar befcherming verzoeken, elisabeth antwoordde voort, dat ze bereid was, haar als eene zuster alle vriendfchap te bewyzen. maria deze verzekering gekreegen hebbende , begaf zig na Engeland. Zy landde te Wirkinglonfya. het Graaffchap Cumberland, en zondt van hier, voort, een' beweegelyken brief na Koningin elisabeth, waarin ze te kennen gaf, dat ze uit haare gevangenis ontvlugt was, met oogmerk, om zig in veiligheid te ftellen; maar wyl ze onderwegen door haare vyanden aangetast, en haar volk verftrooid was, dat ze K 3 dus  C 150 ) dus in Schotland niet verder veilig was geweest; dat ze daarom 't befluit hadt genomen, haar Ryk te verlaaten, en by elisabeth befcherminge te zoeken. Eindelvfc begeerde zy, dat men haar mogt vergunnen te Lenden te komen, om Koningin elisabeth haaren nood in perzoon voor te ftellen Zo dra als elisabeth van de aankomst van Koningin maria in Engeland tydinz kreeg; ZOndt ze, voort, éénen haarer Hovelingen, om ze te ontvangen, en beval, dat men haar als eene Koningin zoude behandelen Maar naa eenigen tyd liet zy ze na Carhsle brengen, en hier fchreef m a ria, naar het bericht van camden, weêr eenen brief aan elisabeth, waarin ze een mondeling; geiprek met de Koningin begeerde te houden Doch elisabeth gaf haar , in haar antwoord, te kennen, dat de welvoeghkheid met toeliet , eerder met haar te fpreeken, vóór dat ze zig wegens de harde befchuldigingen hadt verdedigd, dat zy haaren Gemaal hadt laaten ombrengen, of ten minften geene moeite gedaan hadt, om de moordenaars uit te vorfchen. Te gelyk verzogt zy maria , op eene wederlegging dezer aanklagt bedagt te zyn, en 'er haar kennis van te geeven. Hierop wierdt beflooten , dat elisabeth de verdediging van Koningin maria aanhooren , en, wanneer ze onichuldig wierdt bevonden, in befcherminjr zoude neemen. Voor 'c overige is het blyk* baar, dat elisabeth daar door maar tvd zogt te winnen, en onder een des te beter voorwendzel de Koningin, nog langer, in de ge-  C 151 3 gevangenis te houden, op dat ze inmiddels alles des te ryper mogt overleggen. Deze zaak wierdt, voort , in den Engelfchen geheimen Raad voorgedraagen ,. en, na dat 'er verfcheide gevoelens over geuit waren, zo viel elisabeth eindelyk hen toe, die van gedagten waren, dat Koningin maria nog langer in hegtenis moest blyven. Koningin elisabeth wierdt, behalven andere reden van ftaat, ook nog door een byzondere jaloezy tegen de gevangen KoningTh bewoogen , dezen raad goed te keuren , om dat ze fraajer en jonger was, dan zy, alhoewel de Schotfche maria, in andere ouzigten , niet met elisabeth kon worden vergeleeken. Doch, ten einde de Koningin van Engeland deze ftrengfte handelwyze eenigzins mogt bewimpelen, zo hieldt ze zig, als of haar niets aangenaamer zyn zoude, dan van de onfchuld van maria te worden overtuigd , op dat zy haar, zonder zig aan de opfpraak van 't Gemeen bloot te (lellen, hulp kon bewyzem Maar ten zelfden tyde, als zy maria deze verzekeringen gaf, tragtte zy de zaak zo lang fleepende te houden, tot dat zy een befluit nopens haare eige veiligheid kon neemen. Zy wilde wel, naar 'c uiterlyk aanzien , niet lyden , dat iemand van Koningin maria kwaad fprak ; maar nogtans waren haar de'openlyk uitgeftrooide befchuldigingen niet onaangenaam , om dat ze daar door gelegenheid kreeg, de zaak, geftadig, van den éénen tot den anderen tyd uit te nellen, maria dagt een tyd lang , dat elisabeth het in ernst meende, en K 4 nier#  mets zo zeer, als haare verlosflne wenfchte Maar, toen Zy, eindelyk, haarf gSsS S "ïFS ^S Zy °,P-andere ^Wdeïen bedagt, om zig in vryheid te Hellen. Doch ze Koningin elisabeth gelegenheid gaf haar nog langer gevangen te houden. g * „Jprïïï , Wa- in alles in de mterfte verwarring, en elisabeth wist SSikS26 5 b7 .uitfck ten nutte te maaken dewyl ze zig tot rechter van de twistende partyen opwierp. Zy ftelde ook werklyk eene Commisfie aan, om de befchul- regSn' T K°ningin MARIA ingebragt, te onderzoeken, en de Graaf van murray welke Regent in Schotland was, verfclteen met andere Schotfche Heeren voor'deze Commisiie. maria weigerde wel, deze Engel- •erienSP°nmmiSfariSf? V00r haar^ Rechters te Si, maar dezaak hadt> dit niette- min, haaren voortgang, en de getuigen wierden verhoord. De Graaf van murray vertoonde de belydenis der geenen , die il het Leeven geftraft waren , om dat Te aan dezen moord deel hadden 'aehad. Hy lier msgelyks de K* brengen ,"die botiiwel int hdenburir hadt willen laaten haaien en lag den Commisfarisfen de brieven "verzen el gc™mV°0r' waarvan vooraf reSsS Doch , elisabeth wilde nogtans geen oordeel in deze zaak ftryken, alhoewelhec verhoor gedaan was; maar'bleef byhaar eens opgevat voorneemen, en zogt flegts tyd te winnen. Zy verklaarde wel, dat fe niet ver-  C i53 "> verder met den Regent wilde fpreeken, maar dit niettegenftaande hieldt zy egter verfcheide gefprekken met hem. Van hem vernam ook Koningin elisaueth de heimelyke verftandhouding tuffchen Koningin maria en den Hertog van Norfolk , die haar eene groote onrust baarde. En dewyl, ten dienzeifden tyde , ook de aanflag van den Paus ontdekt wierdt door een Koopman van Florence, met naame ridolfi, om een oproer in Engeland te verwekken ; zo oordeelde zy het noodig om Koningin maria na de Vesting Tutbury te laaten brengen. Toen elisabeth bericht kreeg , dat aan een huwelyk van Koningin maria met den Hertog van Norfolk wierdt gewerkt , en niet zonder rede duchtte, dat zulk eene vereeniging gevaarlyke ;:evolgen moge hebben; zo liet ze den Hertog weeten, van dit voorneemen af te ftaan, het welk hy ook beloofde. Maar toen hy , dit niettemin, zynen aanflag werkftellig zogt te maaken, zo liet hem elisabeth in hegecnis neemen, en na den Tour te Londen brengen , doch waaruit hy , naderhand , weêr wierdt geHaakt. Ik laat hier de onlusten onaangeroerd, die tusfehen Engeland en Schotland, wegens de gevangenis van Koningin maria reezen, als mede de menigvuldige , tegen Koningin elisabeth zo wel in, als buiten 's lands gefmeede en ontdekte, zamenzweeringen , welke veroorzaakten, dat maria, geftadig, naaüwcr bewaard , en van de ééne plaats na de andere gebragt wierdt. Deze beweegingen duurden tot het jaar 1586, wanneer K 5 el>  C 154 5 slis abeth eindelyk raadzaam oordeelde* van alle deze onlusten en gevaaren een einde te maaken, waarmede zy geftadig wierdt gedreigd, zo lang als maria leefde. De grootfte Confpiratie wierdt in het gemelde jaar 1586 ontdekt , waarby eenigen der aanhangeren van Koningin maria een vloekverwantfchap hadden aangegam, om Koningin elisabeth het Leeven tebeneemen: maar zy wierden allen gevat, en aan het Leeven geftraft. Naa deze Executie nam het Engelfche Hof *t befluit, om over Koningin maria een oordeel te laaten vellen, ten einde het land eens weêr in rust te ftellen. elisabeth ftelde tot dat einde eene Commisfie aan , welke uit 42 Commisfarisfen beftondt, waarby ze nog5 van de opperfteRechters voegde, om deze zaak volkomen ten einde te brengen, en een oordeel te vellen. Zes en dertig Commisfarisfen begaven zig deswegen den 9 Oclober na Fothtnngay, alwaar maria toen wierdt bewaard, en gaven haar verflag van deze Commisfie. maria gaf hierop ten antwoord , dat ze zig billyk verwonderde, dat men met haar, als met een onderdaan te werk wilde gaan; dat ze een gekroonde Koningin was, en daarom voor geen Gerecht konde verfchynen ; dat ze ook niets zoude tocftaan, wat voor haare waardigheid en de Hoogheid haares Zoons nadeelig was, en 'er niet mede inftemde. Eindelyk voegde zy 'erby, wanneer het haar al betaamde, voor een gerecht te verfchynen, dat het haar egter niet eens modlyk was, om dat men haar  C i55 ) haar alle fchriften had ontnomen : voor 't overige wist zy zig niets te binnen te brengen , waar door ze Koningin e li sa bet h tot toorn mogt hebben aangezet, of dat zy eene misdaad hadt gepleegd. Hierover wierdt 3 dagen getwist, in welken tyd maria beftendig beweerde, dat ze geen Rechter over zig konde erkennen. Zy bleef ook vast by dit befluit, hoewel men dreigde, met 't onderzoek der zaake dit niettemin voort te va iren, en over Koningin maria, wegens haar wegblyven, een oordeel te vellen. Eindelyk deedt één der Commisfarisfen, met naameHATTON, eene aanfpraak aan de Koningin, waar door ze zig liet beweegen. Hy zeide, zy ware wel aangeklaagd, maar niet veroordeeld; ware zy onfchuldig; dat dan haare eige Eere leedt, indien ze zig, door haar wegblyven, als ililzwygend voor fchuldig erkende : eindelyk voegde hy 'er by, dat het de Koningin elisabeth tot een vermaak zou ftrekken , haar voor onfchuldig te verkiaaren, en betuigde, dat hy zulks uit haaren eigen mond hadt gehoord. Deze reden was van die uitwerking, dat maria eindelyk, naa dat zy eenige dagen, om zig te Deraaden, hadt genomen , het befluit nam, voor de 6ommisfie te verfchynen. De Rechters , welke 36 in getal waren, vergaderden op de groote zaal van het Kasteel, en de gevangen Koningin begaf zig ook daar heen. Naa dat elk was gezeeteh, gaf de Kancellier de Koningin in eene aanfpraak te kennen, hoe ze befchuldigd wierdt, dat ze aan den ondergang van Ko-  c 156 y Koningin elisabeth, het Engelfche Rvk en dat hSftj?^ GodsdiensfleweS, ^.f h/n Koningin elisabetS daarom bevel hadt gegeeven, deze befchuldigingen te onderzoeken, en de verdediging der Koningin te hooren. De Kancellier zfne reden ff ÏÏP hhbbende' ft0ndt de Koningin op" en zeide, dat ze na Engeland was gekb! men , om de haar beloofde befchermin°- te genieten; dat ze een Koningin, en geenW derdaan was van Koningin Ili'sabeth, en ze daarom ook met verfcheen uit verpligtinsr maar om haare eer en waardigheid te verdedigen. Dit gefchied, en de aanfpraak des Kancelhersszo wel, als het antwoord der Koningin opgetekend zynde, wierdt de laatïte zamenzweering tegen het Leeven van KoEK/MSA BETH voorgeleezen, en tenens beweezen , dat maria niet alleen daarvan ge weeten, maar ook de middelen aan de hand hadt gegeeven, om dezen aanflag uit te voeren. Dan, maria ontkende zulks, zeggende, dat ze dc genoemde perzoonen nooit nadt gezien, en men haar door haare eigennandige brieven moest overtuigen. Hierop wierden de Copyen van die brieven voorgeleezen , welke babington, die zig zeer yverig by deze Confpiratie hadt beweezen , aan de Koningin hadt gefchreeven , waarin de ganfehe zamenzweering omltandig was nelchreeven. maria antwoordde , dat ze a,ie deze brieven voor verdigt hieldt, en, zoo ze al echt waren, dat men nontans niet Kon bewyzen, dat zy dezelve hadt aangenomen. Voorts las men de van babingtoh voor  vóór zyn' dood gedaane belydenis, waarin hy betuigde, dat hy verfcheide brieven aan de Koningin hadt gefchreeven , en dat ze ook door de Koningin beantwoord waren, Eindelyk wierden eenige brieven voorgeleezen , welke de Koningin in Cyffers aan de Vloekverwanten hadc gefchreeven ; maar die de Koningin , insgelyks , niet voor de haar erkennen wilde. En zo ver ging men in de eerfte zitting. In de tweede zitting wierden weêr de Copyen van eenige brieven voorgeleezen , welke aan Koningin maria waren'gefchreeven , waarin men haar van den aanflag, te Parys beraamd, en van de wyze, hoe men Engeland dagt aan te tasten, verflag deed, en tenens wierdt beweezen , dat de Koningin deze brieven had ontvangen, maria antwoordde , dat men daaruit niet kon bewyzen , dat ze na het Leeven van Koningin elisabeth hadt gcftaan. Dczebefchuldiging zogt ze, voornaamlyk, te weêrleggen, om dat ze geloofde, dat de andere niet gewigtig genoeg waren, om haar het Leeven te ontzeggen. Zo dikwyls als men haar dus voorhield, dat ze zig hadt toegelegd, eene vremde magt tegen Engeland op te ruyen, en den Proteftantfchen 'Godsdienst uit te roojen ; antwoordde zy aanhoudend, dat ze geen deel aan de zamenzweering hadt gehad , welke de beneeming van elisabeth's Leeven raakte; dat ze niet noodig agtte, op de andere ftukken te antwoorden} ja zy hebbe Koningin elisabeth zelve aangeweezen, dat ze alle middelen aanwenden en beproeven  Oj8') Ven zoude* om zig in vryheid te Hellen. Hiermede liep de tweede zitting af. In de derde zitting herhaalde men het ■voorige, en teffens wierden eenige brieven Van Koningin maria voorgeleezen, waarin ze te kennen gaf, dat 'er geen ander middel overig ware , om de Nederlanden weêr onder de Spaanfche gehoorzaamheid te brengen. dan dat een Roomfch Vorst op den EngelJchcn Throon wierdt gezet. Men las mede andere brieven voor , waarin ze haar recht op de Engelfche Kroon aan den K oning van Spanje hadt overgedraagen. Zy ontkende dit niet, maar antwoordde 'er flegts iets anders op. Naa dat zy haare reden hadt geëindigd, vroeg haar de Schatbewaarder , of ze no°iets anders tot haare verdediging hadt by te brengen? maria antwoordde, dat ze begeerde, van de Koningin zelve, in byzyn van het ganfehe Parlement gehoord te worden. Den 25 Oclober w'ierdt het gerecht weêr voortgezet, Eenigen wierden gedaagd die hun getuigenis met een' eed bekragtigden; en hierop velde men het vonnis, waarin maria, met deze woorden, voor fchuldig verklaard wierdt: „ dat federt den 1 Junius m t 2711e jaar der regeeringe van Koningin elisabeth, dOOr ANTONIUS babinq- ton en anderen , met voorkennis van Koningin maria, verfcheide gevaarlyke dingen tegen het Ryk waren ondernomen, dat Koningin maria, van dien tyd af, tot de Engel/che Kroon meende gerechtigd te zyn« en allerhande nanfiagen hadt beraamd , di' het bederf van Koningin 1 l 1 s a b e t h bedoelden  C 159 5 'den. * Zo veel alleen wierdt door de Rechters openlyk bekend gemaakt; want elisabeth vondt niet raadzaam, meerder omftandigheden aan 't licht te laaten komen; waar tait eenigen, en inzonderheid de jfchryver van het werk , het welk onder den Titel, de mar. teldood van] Maria, is uitgekomen, aanleiding namen, om dit gerecht voor verdagt te houden. Eenige dagen daarna vergaderde het Parlement, welk het vonnis, door de Commisfie over Koningin maria geveld, bekragtigde, en teffens by de Koningin elisabeth aanhicldt, door een addres, dat het voort mogt voltrokken worden, elisa beth gaf daarop een antwoord , waarby haar oogmerk was, haare onrust en onzekerheid in deze zaak te kennen te geeven. Zy wilde 'er in doen zien, dat ze wel tot goedheid genegen was, maar wegens de liefde tot haar volk niet wist , waartoe te befluiten. Dit dubbelzinnig antwoord toont, dat deze fchiandere Koningin de kunst, van te veinzen, in een zo hoogeii graad, als anders ooit een Vorst heeft bezeeten. Maar nogtans merkte men, dat zy het niet in ernst meende, al hieldt zy zig nog zo •onrustig, en de Executie van den éénen dag tot den anderen uitftelde. Want de bewoordingen, die men in het antwoord op het addres des Parlements vond, dat ze het welzyn desLands boven haar eigen welzyn ftelde, en de veiligheid des Lands niet kon behouden worden, zo lang als maria leefde, gaven duidelyk genoeg te kennen, dat ze begeerde, hoe het Volk mogt gelooven, dat het niet zonder innige droefheid gelchiedde, dat z«s  ( 16© ) genoodzaakt was, de begeerte des Parlements te vervullen. Haare handelwyze, naaderhand gehouden, bevestigt dit vermoeden^ want zy prorogeerde het Parlement voort daarna, om dat ze dugtte , dat het haare woorden letterlyk opvatten, en dus het vonnis mogt verzagten. Eenige dagen naa de prorogatie des Parlements kwamen 2 Heeren by Koningin maria, om haar bekend te maaken, dat haar Rechters haar het Leeven hadden ontzegd, welk vonnis door het Parlement bekragtigd, en de volvoeringc daarvan begeerd was; als mede , dat men van oordeel ware, dat de veiligheid van het Land en den Godsdienst niet kon beftaan, zo lang als zy nog in het Leeven ware. Koningin maria hoorde deze aanzegging met groote ftandvastigheid aan , fchynende zig daarover te verheugen, dat de Godsdienst de rede van haar dood was ; dat zy daarom in de Roomfche Kerk onder de Martelaars zoude geftcld, en dat daar door alle haare zonden konden uitgedelgd worden: maar vervolgens zeide ze nogtans met eenige aandoening, hoe het niet vremd ware, dat de Engelfchen, die hunne eigen Koningen, zo menigmaal, het Leeven hadden benomen, met een Prinfes van Koninglyken bloede, op dezelfde wyze te werk gingen. Alhoewel de Franfche Ambasfadeur , l'a übespine, door zyne voorbede, de Executie eenige dagen ophieldt, maakte men ze nogtans, eindelyk, op bevel van Koningin elisabeth te Londen openlyk bekend, waarby deze Vorstin te kennen gaf, dat ze, door eene  eene uitdrukkelyke en aanhoudende begeerte des Parlements, daartoe als was genoodzaakt» Toen maria bericht van deze publicatie kreeg, merkte zy voort, dat ze verder geene genade hadt te wagten. Hierom fchreef zy een' wydloopigen brief aan elisaü eth, en Verzogt, dat die baar eenige dingen moge toeftaan, welke de wyze der Executie, haare Begraavenis, en haar Bedienden raakten» Maar men weet niet, of deze brief aan de Koningin overgegeeven zy. Haar Zoon, de, jonge Koning van Schotland, zondt een' brief aan Koningin elisabeth, en fprak voor zyne Moeder; maar was van geene uitwerking. De Koning van Frankryk zondt den Prefident van bellievre met een zelfd oogmerk na Engeland, die ook zyn werk met grooten yver uitvoerde. Hy gaf een verzoekfchrift over, welk openlyk bekend gemaakt wierdt , en waarin de beweegelykfte reden vervat waren , om het medelyden van Koningin elisabeth jegens deze ongelukkige Koningin te verwekken; maar kreeg 'er van Koningin elisabeth het volgend antwoord op: de zaak ware reeds zo ver gekomen, dat ééne van beide Koninginnen fterven moest, en zy hoopte, dat de "Koning van Frankryk haar Leeven zo hoog zou fchatten , als het Leeven van Koningin maria Eenigen hebben alle moeite , die de Franfche Gezant, naar 't uiterlyk aanzien , deedt, flegts voor eene gemaakte handelwyze gehouden, mau. rier. getuigt, van zyn' Vader te hebben gehoord, dat bellievre bevel hadt, zig wel openlyk te houden, als of hy zig toelag, II. DËtL, L MA-  s4aria in vryheid te ftcllen, maar nelmei lyk op haaren dood te drinsren. Deze argwaan fchynt, van allen grond niet ontbloot te zyn, wanneer men den toenmaaligen toeftand in Frankryk nagaat, daar het Guifisch Huis, waaraan maria was vermaagfchapt den Koning in een groote vrees gefield hadt. Toen men de uitkomst dezes Treurfpels wagtte; zo wierdt ontdekt, dat de Franfche afgezant, l'a u b e s pin e , twee moordenaars hadt omgekogt, om Koningin elisabeth het Leeven te beneemen. Een dezer moordenaars wierdt door zyn geweeten geroerd, cn maakte het den Minifters bekend; waarop men den Gezant verzogt, zig na het huis des Groot - fchatbewaarders te begeeven, alwaar de Raad vergaderd was , en de getuigen hem wierden voorgefteld. camden zegt, dat hy zig maar liegt verdedigd en zig alleen op 't recht der volken hadt beroepen, het welk een' Gezant de vryheid gaf, om niemand, dan zyn' eigen Koning, rekenfchap van zyne daaden te geeven. De Grootfchatbewaarder liet het dus daarby berusten, dat hy hem een fcherp verwyt gaf, en hem waarlchouwde, eene Koningin niet tot toorn aan te zetten, die magt en recht hadt, hem haare wraak te laaten gevoelen. Daarby bleef het, en men oordeelde niet raadzaam, deze zaak verder te onderzoeken. Maar , toen die vuile aanflag ter oore van 't Gemeen in Engeland kwam , hoorde men het allerwegen roepen , dat 'er voor Koningin elisabeth geene veiligheid te wagten ware, zo lang als maria leefde. Dit "was het juist, wac  wat het Hofwenschte; want het zogt den gemeenen man van de noodzaaklykheid te overtuigen, dat het vonnis, over Koningin maria geveld, voltrokken moest worden, camden meent, dat Koningin elisabeth toen nog twyfelagtig geweest ware, en niet hebbe kunnen befluiten, eene Koningin ter dood tc laaten brengen, welke haar in den bloede beftondt, en geen onderdaan van haar was Hy voegt 'er by, dat men, om de Koningin,ter voltrekkinge van het vonnis te beweegen, een gerucht liet uitftrooijen, dat eene vremde magt voorneemens was, Enge/and aan te tasten; dat ver» fcheiden zamengerot waren, om der Koningin het Leeven te beneemen; en dat men had beflooten, zo dra elisabeth van kant geholpen ware, Londen in brand te fteeken. Doch 't is waarfchynlyker , dat het Hof zelf dit gerucht heeft laaten uitltrooijen, en dat de dood van Koningin mama te vooren reeds vast beflooten is geweest. Ik wil hier van de zeer verre gaande geveinsdheid; van Koningin elisabeth niet breeder handelen , welke zy niet flegts by de ondertekening van het vonnis, maar ook by de volvoeringe daarvan liet blyken. Het woord moest wezen, dat de Executie tegen haar' wil , en buiten haar weeten was gedaan. Zy liet ook daarom haaren Secretaris, davidson, in rechten betrekken, om dat die al te zeer met de volvoering hadt gehaast. Veeleer wil ik my tot het "iaatfte tooneel van dit Treurfpel, te weeten de ter doodbrenging van Koningin maria wenden. La Op  Ken PnaaeVorfiS * EX6CUtie w5erde" **k gen naa Koningin maria gezonden om Mar bekend te maaken, datfe zig ?ot dïï dood m gt bereiden , om dat deëvolgende 1 ï;: VOCrin? V3n net vonnis wags bepaald, maria antwoordde zeer bedairrl dat ze met hadt gelooft, dat de Koningfn irï haaren dood zoude bewilligen, 'vooral daar ze geen onderdaan van haar wa; Doch voer ze voort, om dat men zulk goedheefe S ftïrdv?n». Z0 ™[}etmy een Vermaak zyn te ftei ven: want de ziel is de eeuwige vreugde met waardig, zoo 't lighaam Set een» houw van den fcherprechter kan uitftïn haar SSS *re.ekeni maar dit wierdt Bi eh^oFS iennvan P°T1 ™ dQ *ooden. Maardl^ zeggende, dat deze man %an efn "nS ^SP&ff*? &ec" bekwaame TrSS T.oor naar was: zy wilde zig dus. bv ee- ïroofteT hMren Zo dra als de Heeren, die haar den dnnrl ™|ï'geS^ haar hadde^erTaatent teJ g,,n^nV Clde-avond-nwaltyd te haasten , op dat ze des te meer tyd moet hebben, haare zaaken in orde te brengen g Hierop gmg; ze aan tafel zitten en ft hoewel zeer weinig. Inmiddels ftortten haare be SSta" VmSl?S bi»ere°traanen S Kol tTfeeeên ^erkei?de' troosEte hen . niet ten v??he^Pn f ZXÏ veelèer daaröver moesten verheugen, dac haare Koningin eens van alle  C 165 ) alle wederwaardigheden ontheft wierdt, dewyl haar ganfehe Leeven tog eene aaneenschakeling van rampen en elende was geweest. De Tafel weldra geëindigd zynde, dronk ze de gezondheid der aanwezenden , het welk van hen met traanen en zugten wierdt beantwoord. Naa het eeten zag zy haar Testament na, en fchreef 'er elKs naam by, die ze iets hadt toegedagt, deelend ook elk met haar eigen hand geld uit. Haaren Biechtvader zondt zy eenen brief, brengende hem zyn' pligt te binnen, om voor haar te bidden. Zy fchreef ook nog verfcheide brieven aan den Koning van Frankryk, en dc Heeren van het Guijïsch Huis, verzoekende -voor haare Bedienden zorg te draagen. Toen de dag, voor de Executie beftemd, aanbrak ; fchikte zy zig op,. als eene bruid op haaren trouwdag. En naa dat ze -met haare bedienden gefproken , en van allen alfcheid hadt genomen , badt zy zo- lang in haare Kapel, tot dat de;Stadhouder by haar binnen trad , en zeide , dat nu alles tot haar dood klaar was. Zy antwoordde: ik bén ook klaar, en ging naa de'gerechtplaats. Zy droeg een Crucifix van elpenbeen in de hand, en hadt het hoofd met een linnen doek bedekt. Onderwegen ontmoette haar verfcheide Heeren, onder' welken ook» de haar zo getrouwe meï.'vil-l, de Schotfche Minilter was, die de Hiftorie dezer tyden heeft befchreeven. Deze viel op de knieën, en weende, beklaagende zyn lot , dat hy deze droeve tyding na Schotland moest brengen. Maar maria troostte hem, zeggende, dat hy niet haar, L 3 maar  maar hen beklaagen moest, die naa haar bloed dorften. Hierop vervolgde zy haaren weg, en melvill droeg den (leep van haar kleed. Aan de gerechtplaats gekomen. en zig nedergezet hebbende, wierdt het vonnis, voorgeleezen , het welke zy met groote bedaardheid aanhoorde. Een kerkelyke deedt hierop eene reden van den voorlederen , tegenwoordigen en toekomenden toeitand der Koningin. Zy viel hem menigmaal in de reden, verzoekend hem, dat hy haar niet mogt ontrusten, en teffens betuigend, dat zy haar Leeven met vermaak voor het Koomjche geloof opofferen wilde. Naa deze reden badt zy overluid: even „ als uwe armen , Heere Christus, aan het „ Kruis waren uitgebreid; zo neem my aan „ met de uitgeftrekte armen uwer ontfer,, minge, en vergeef my myne Zonden. » Voorts beval zy de Kerk haaren Zoon , en Koningin elisabeth in de befcherminge Gods, fmeekende hem, dat hy zynen toorn van het land afwenden, en haaren vyanden al het kwaad, haar beweezen, wilde vergeeven. Hierop knielde zy neder, zonder het Kiinlte teken eener vreeze , en, naa dat ze de woorden , Op U- vertrouw ik , Heere % iaat my met tefchande worden, hadt gefpro' ken , lag zy het hoofd, het welk zy weêr bedekte, op den blok, en riep overluid: /'« ztwe handen beveeh ik mynen geest; waarop de fcherprechter met drie houwen haar het hoofd afhieuw. Zy wierdt in de CathedraalKerk te Peterborough begraaven, van welke plaats het jyk, naa veele jaaren, na Westmuts-  M<5n mmffer, op bevel haares Zoons, overgebragt, en onder een pragtig praalgraf m de Koninglyke kapel wierdt bygezet. Zulk een einde nam maria stuart. dievandenatuur, zo wel ten opzigte van haare eroote li"haams-en ziels gaaven, als wegens haare gelukkige geboorte, boven alle andere SnLfön de? tolnmaalig' tyden zo groote voorrechten hadt verkreegen, dat het feheen, dat ze een regeerende Koningin over vier kyken, tc weeten •- Frankryk, Engeland, Schotlanden Ierland zoude worden. Zy was m verfcheide wëetenfehappen onderweezen, en fprak de latynfche en andere taaien met groote vaardigheid Zy was vriendelyk, beleeft en ïïrtigfen terTens van een fraaije en uitneemende geftalte, zo dat alle oogen op haar, als een meefterftuk der natuur, gevestigd warenMaat alle deze voorrechten wierden door eenige kwaade neigingen, en inzonderS doof haare onbeftendigheid, verdonkerd, welke met de jaaren, geftadig, meer 11 meer bleek, en haar Leeven tot een keten van verwarring en ongeluk maakte , dat ze eïïdelyk ook'op te*<*^^™£ verliezen. Haar einde verwekt by de ïeezers medelyden, en teffens eenen haat omtrent haare vervolgers en vyanden Maar gaat men na, welke vuile daaden zy werklyk lepleegd hebbe, en welke ontaarte onderneeSgen haar met veel waarfchynlykheid, te last gelegd worden; dan wordt het medelyden zeer verminderd. Haar dood wierdt deels door haar zondig, ongeregeld en onbeL 4  tics) taamelyk gedrag, deels mede door de omftandigheden dier tyden, en door ftaatkundige reden bevorderd. Hoe veel haar eigen gedrag daartoe hebbe toegebragt, bl'ykt uit de voorgaande gefchiedenis. Wat betreft de ftaatkundige reden ; de Engelfche natie duchtte , wyl van Koningin elisabeth geene kinderen te wagten waren, dat de Godsdienst en Vryheid, onder de regeeringvan Koningin maria, mogten opgeofferd worden ; en deze vrees was zo veel gegronder als men wist, dat ze de natie zo wel , als den Proteftantfchen Godsdienst gansch niet genegen was. elisabeth zelve, was nimmer veilig, zo lang maria Jeerde ; want naauwlyks was de ééne Conipiratie ontdekt en gedempt, of 'er wierdt weet aan eene nieuwe gewerkt. Weshalven men 't de Engelfche natie iuist niet zo zeer kwalyk kan neemen , dat ze op den dood dezer Vorftin aandrong. De Engelfchen waren overtuigd, dat maria hen hunne Vryheid en Godsdienst benecmen , en van eene Koningin wilde berooven , die van de natie innigst wierdt bemind, het land in den gelukkigften en besten toeftand hadt gettelri , en wier Leeven dus voor het land onwaardeerbaar was. Gaat men deze en andere omftandigheden na; dan mogten de itrenge oordeelen zeer worden gemaatigd, welke eenigen over het gedrag van Koningin elisabeth en over de fpoorloosheid hebben geveld , die by 't Proces van Koningin maria zoude plaats gehad hebben. ik  •( IÖ9 ) ïc voor my laak de geveinsdheid meest,' die Koningin elisabeth hierby het biyken, en naar een Tooneel gelyke. Ik denk, wanneer zy, in die opzigt zo veele omwegen niet hadt gebruikt, dat de daad zelve aan zo veele oordeelen niet onderhevig zou geweest zyn. LS CHRIS.  CHRISTINA, Koningin van Zweeden. Vader was de groote GnSfAb00ren- Haar Ser Ïl23&^^^^i*0«: terend de minderj3a,ighddre|acnerSnf' op; onder wiens LarlSSfiSi « „ .É i" °°.rloe- raet een zo gelukkie cn u,t de Hiscorren bekend gevolg8 voerdf,' dat  CitO dut Koningin c h r i s t i n a , daar door, eéne der beroemdfte Vorftinnen in Europa is geworden, 'c Is nooleloos, de groote KrygsSernêemingen hier in 't breede te vermei. ïfSÏ in haaren tyd te werk gefield en SSèvoerd wierden, om dat ze memand, in de gefch edenis bedroeven , onbekend zyn , en ik m dit werk alleen bedoele, eene aibeeldmg van aanzienlyke en beroemde Perzoonen ?e leeven. Des tot myn doelwit genoeg is, wanneer ik eeniglyk aanhaale, dat de Zw«ffrhe natie, naa een langduungen, en ook "Cog ten tyde dezer Koningin voortgezetten ooflog, ééne der aanzienlykfte natiën in Europa is geworden, en dat Zweeden,.daardoor, eenen aanwas van zo veele nieuwe Provinciën kreeg, dat het voor een derde gedeelte grooSr en fterker wierdt, dan het voorheen ge- ^ifwTnde my dan tot het Leeven en de receering van Koningin christina. uew|l ïaare groote, ^tuurlyke gaaven door eene heerlyke opvoeding , gefcherpt, en in een nog klaarer licht gefteld wierden, zo zag men haar, in haare jeugd als een wonder aan. De natuur hadt haar niets, zo wel ten opzigte van haare lighaams-als zielsgaaven geweid, maar de laatfte waren veel groote™ en aanzienlyker , dan de eerfte. Want hoewel zy een fyn vel, heldere:oogen, roode lippen en een kleinen mond hadt, zy was egter naar het lighaam eenigzins fterk^en man yk, en eene hooge heup met een kromS rug mismaakten haar lighaam msgelyks. SS, lat aan de gaaven des hghaams ont.  ( 170 wak, dit wierdt door de groote mv„n „ ziele ryklyk weêr versoed MmC<5T' by haar, in haare jeugd, lust en hpïP "rde J^rT al,ef te e"' " begeerï fet L1" °pziSc evenWdeg Want ?n SeCziïUh enne fc^erhda' voerde tfng êbrStallHoèn bewon^nng en h0'og£ Ambas? euf SS T'* de " ze Lhaar° hShaan*s-g=aven; men wS " SliJ?°e ,,nieer men haar befchouwde eé „ ftadig , des te meer srewanr I ' g „moest ,er jg ove?'^»^ ™* 5, gelaat veranderde naar de gemoed* hl „weegingen zo fchielyfc, dat 7P in „ oogenblik onkenbaar 7 was d00™ „fcheen ze Wat diep in gedagten teTVnS ' ? kwam3""/.61" ha3r iCCS °«aangfnaams ove": „ Kwam, dan zag men haar wezen »i« m„ „ eene wolk bedekt, het welk?zonder rïï » zelvc te nmsmaakén, haar by alkn, Jte „ haar  < 173 ) *, naar aanzagen, ontzag baarde. Doorgaans „ hadt zy een fyne ftem. Maar zomtyds veranderde zy van ftem, hoewel zonder !, dwang, om ze grover en manlyk te maa' ken, maar vervolgens viel ze nogtans „ weêr in haar voorig geluid. Haare ftatuur ' was een weinig kleiner, dan middelmaatig; „ maar zy hadt hooger kunnen fchynen, " zoo ze geene laage fchoenen hadt gebruikt. , By aldien men iemand naar 't uiterlyk aanzien mag beoordeelen ; dan hadt ze van ' het Godlyk wezen, en van den Ctyristely', ken Godsdienst verheven geüagten. Voor 't overige was ze van gemaakte devoote " Ceremoniën geene groote liefhebfter , " maar liet eene ongeloovelyke liefde tot de deugd blyken, en gaf te kennen, dat hier' in, en teffcns eene begeerte na eer haar ,, grootst vermaak en genoegen beftondt; zo ,, dat ze dus. altoos, na deugd tragtte, wel,, ke met Eer gepaard ging. Zomtyds be,, haagde het haar, van de verheve deugd, dewelke al ons geluk in de waereld uit? ,, maakt, als de Stoïcymn te fpreeken. Niets was aangenaamer, dan wanneer men zag, dat een zo groote Koningin haare Kroon „ als onder de voeten lag, en openlyk zeide, dat de 'deugd het eenige goed is, waar na „ de menfchen moeten ftaan, zonder eenig „ voordeel in andere dingen te zoeken. Maat by dit alles vergeet ze niet lang, een Ko„ ningin te zyn, en haare kroon weder te „ neemen, dewyl ze van oordeel is, dat dit „ de hoogfte graad van deugd is, zyn ampt „ naarftig waar te neemen, waartoe ze ook, van natuur, met een groot talent is be- „ gaafd.  C174 ) 55 gaafd. Want zy bezit eene ongemeene fee» 9, kwaamheid, om zaaken te begrypen, en ,, tot den grond toe door te zien ., en een zo 9, gelukkig geheugen, dat men k n zeggen, „ dat ze dit zomtyds misbruikt. Zy fprèekt „ Latyn , Hollandsen, Fransch, Duitsch^ „ Zweedsch, en legt zig ook toe op de „ Griekjcke taal. Geftadig heeft ze geleerde 5, lieden by zig, welke, by ledige uuren, met haar over allerhande gewigtige weeten. j, fchappen fpreeken. Daar gaar geen dag „ voorby, dat ze niet in tacit us Hiftorie „ leest, welke zy haar Schaaklpel noemt; en „ hoewel dc|ze Gefchiedfchryver, om zyne •>, duifterheid , zelfs den geleerden veele 1, moeite veroorzaakt, zy verftaat 'er egter 9, de moeielykfte plaatzen van. By alle deze 9, geleerdheid, die ze bezit, wil ze niet fchynen, dat ze geleerd is. Zy vindt een groot 9, vermaak, in twyfelaetige en betwiste vraa99 gen te hooren beflisfen , vooral tusfehen ,, geleerden, die van een verfchillend gevoe99 len zyn: waarover zy haare gedagten niet 91 eerder uit, voor dat allen gedaan hebben ,, met fpreeken, en dan doet ze dit zo kort 9, en nadruklyk, dat ze als uitfpraaken en », gewysden kunnen aangemerkt worden. 5, Dit komt daar van daan, dat ze de zaak 9, tot den grond toe doorziet, en 'er zonder », overhaafting veele aanmerkingen over „ maakt, vóór dat zy haare gedagten uit. ,, Haare bedachtzaamheid blykt meest in a, Staatszaaken, zo dat haare Ministers, wan„ neer zeden Raad by woont, moeite hebben, „ haare gedagten te raaden, en, om dat ze 9? zig niet gaarne laat voorinneemen, en het „ geen  ( 175 5 geen te berde gebrast wordt, niet voert „ gelooft, zo fchynt zy hen te mistrouwen, „ die gemeenlyk, op het geen zy voor den „ dag brengen, fchielyke verklaaringen wiU „ len hebben. Zo veel inmiddels is zeker, „ dat ze eenigzins tot argwaan geneigd, en „ onderwylen wat langzaam is, om na dc echtheid eener zaake te vemeemen , en „ anderen al te fchielyk van loosheid verdagt „ te houden. Doch deze bedagtzaamheid be„ let evenwel niet, dat ze, vooral in Staats- zaaken , geen voorftel zoude aanneemen. „ Zy maakt niemand deelgenoot van haare „ huizelyke bezigheden , ook met van die dingen , welke van haare volftrekte magt ,, afnangen; maar met den Raad beraadflaagc zy over alle zaaken, die den Staat en de „ Regeering raaken. 't Is ongeloovelyk, wat „ ze voor een groot aanzien in den Raad hebbe , 't welk niet zo zeer haare waar,, digheid veroorzaakt, als wel haare gaaf, om anderen te overreden , zo dat zig de „ leden des Raads over de magt moeten ver„ wonderen , welke zy heeft , om hen tot „ haar gevoelen over te haaien. „ Eenigen fchryven de groote eerbied, „ die haare Minifters voor haar hebben, aan „ haare Sexe toe , om dat zy eene vrouw „ is; en verbeelden zig, dat de geneigdheid, „ welke men voor deze kunne heeft, hen „ daartoe aanzette. Maar in de daad rust „ al het aanzien, dat ze bezit, op de groo„ te hoedanigheden, waarmede zy begaafd „ is, en men kan gelooven, dat elk Koning, » die zulke hoedanigheden bezit, zig 't <£2 ZCH"  C 176) >' zelfde aanzien kan te wege brengen. Doch r nergens moet men zig meer over verwon. ?5 deren , dan wanneer men ziet , dat eene 95 jonge vrouw oude verftandige Raaden na jj haaren wil neigt. In ftreng werk. is zy » onvermoeid , zo dat zy op de jagt wel » tien uuren te paard kan zitten. Noch „ koude , noch hette verveelt haar; haare „ fpyzen zyn gering en gemeen; in Zweei, den is niemand , die met een fnaphaan » een' haas in het loopen beter kan treffen. Zy weet een paard op allerhande wyze te „ beryden, en te wenden, zonder 'er juist n grootfeh op te zyn. Zy gaat zelden met j, Hofdames om , zo dat dus alle haare ligr naams-oelfeningen zo wel, als bezigheden „ manlyk zyn. is ze met zulke menfchen », in gezelfchap, van wien ze niets kan lee„ ren; dan vertrekt ze, zo dra mogelyk is. „ Uit dien hoofde fpreekt zy ook met haare „ Bedienden flegts weinig, maar welke nog„ tans daarom haare Koningin niet minder 5, beminnen, en wel inzonderheid om haare „ mildaadigheid , en vriendelyk gedrag je- gens hen. Zy flaapt maar weinig, en is „ niet gaarne boven 5 uuren in het bed. Zo „ groote lust als ze heeft tot de ftudien en „ ftaatszaaken; zo flegte zorg draagt ze „ voor haar opfchik ,' dewyl ze pas een kwartier uurs beiteedt, om zig aan te „ kleeden. Zy verfchoont haar gezigt zo „ weinig, dat ze zelfs in regen, ftorm en „ koude ongedekt', en zonder masker te paard „ zit, en flegts een' hoed met ftruisveeren „ op het hoofd draagt. » Zo  cm) Zo fpreekt deze Franfche Gezant van haar, en ik heb deszelfs woorden, zo veel te meer, hier omftandig willen aanhaalen , als men 'er uit afneemen kan, dat deze Koningin, in haare jeugd, zo groote hoedanigheden bezat, dat men niets heerlyker en pragtiger kan bedenken. Doch, hoe groot ook deze voorrechten zyn, men ziet egter, dat haar een zekere onbeftendigheid wordt toegefchreeven , welke in 't begin wel van geen zonderling gevolg fcheen te wezen, maar naderhand, om dat ze met de jaaren vermeerderde, veele moejelykheden baarde, zo als uit het vervolg der Hiltorie blyken Dewyl dus deze jonge Koningin zo groote hoedanigheden bezat, en boven dien wegens haare zegevierende wapenen onder alle Vorften uitftak, zo mag men zig niet verwonderen , dat alle oogen op haar gevest waren. christiaan IV. tragtte onder anderen , een huwelyk tusfchen haar en zyn' Zoon. fredrik te bewerken , die naderhand Koning van Denemarken wierdt. Maar de Zweedfche Raad kantte zig zo fterk daar tegen, dat hy zelfs op de Moeder der Koningin misnoegd wierdt, om dat ze deze party genegen fcheen te zyn. Men merkte met den tyd, dat christina zelv' een' afkeer van het huwelyk hadt, die eindelyk zelfs zo groot wierdt, dat ze eer de kroon , dan haaren maagdelyken ftaat, ten minften den naam van dien wilde afleggen. Dit blykt hoofdzaaklyk uit de gefchiedenis van II deel. M ca-  C 178) carel güstavus, wien ze de regeeririg, naa haaren afftand, weder overgaf. ? Voorheen heb ik alreeds gezegd, dat myn oogmerk in dit werk niet is , de groote en gelukkige oorlogen te verhalen , "die deze Koningin, door haare Veldheeren, in Denemarken en Duhschland voerde, en waardooZweeden met zo veele gewigtige Provinciën wierdt vermeerderd. Ik wil hier, eeniglyk, verflag doen van haa e korte regeering, welke zy, van den Westphaalfchen Vrede af, tot den tyd van haaren afftand toe voerde. In dezen tyd haarer regeeringe befpeurd men, voort, in het begin groote kenmerken van onbeftendig-en ongeregeldheid, waar door zy haare Nabuuren , en inzonderheid den Koning van Denemarken, frederik III, tegen zig gaande maakte. Toen gemelde Koning het bekende Redemptie-Traclaai met Holland floot, tragtte zy uit alle kragten , het te vernietigen; en toen corfitz uhlfeld uit Denemarken vlugtte, nam ze niet alleen hem tegen zyn' Heer in befcherming, maar ruimde ook zelfs zyne Gemaalin vertrekken op het Koninglyk flot in. Dit geval met uhl. feld gaf aanleiding tot een aanhoudend misverftand tusfchen Koning frederik en Koningin christina, zo dat 'er zelfs, aan de zyde der Koningin , niets meer , dan eene openbaarc oorloos verklaaring ontbrak, doch waarvan ze door den flesten toeftand, waarin ze Zweeden, door haar wondcrlyk gedrag, hadt gefteld, terug wierdt gehouden. Inmiddels belpeur.ie men haare groote gebreken met eer, voor dat ze reeds eenige jaaren gere-  C W V fegeerd hadt. Want in 't begin zag men niets in haar dan wat heerlyk en lofwaardig was. Zy verdeelde haaren tyd tusfchen Staatszaaken en Studiën , doch zo, dat de laatfte haare meefte genegenheid na zig fcheenen te trekken. Zy liet van alle plaatzen de zeldzaamfte en koftbaarfte werken komen, en zondt den beroemden ludolf , op haare kosten , na Rome, met inzigt, om daar eenige fchriften op te fpeuren, welke de voormaalige Aartsbisfchop van Upjal, johan« Nesmagnus, weleer mede na Italië hadt genomen. Zy kogt de raarfte en fraailte Medailles, zoo zy ze maar krygen kon, regtend van dezelve een pragtig kabinet op. Zy liet ook de geleerdfte Mannen , onder anderen SALMASIUS , HEINSIUS , BOCHAK.t, NAUDiEUS, FREINSHEIM, BOECLER , Cartesius enz. na 'Zweeden komen. Wyl deze Koningin de Geléérden zo hoog agtte, moet men zig zo veel te meer over de onverfchilligheid verwonderen, die ze jegens den uitmuntenden hugo grotius liet blyken; want dezen gaf ze niet alleen zyn affcheid, maar 'fprak hem ook by zyn vertrek uit Zweeden, zeer hard aan. Doch hugo grotius verkropte dit , en antwoordde flegts met een zeer diep Compliment: Madame, ik ben uwer Majejleits■ onderdaanigfle Dienaar, waarop hy heen ging: maar de Koningin wierdt daar door nog boozer. Doch eindelyk liet zy, op voorftel, van marigmv, deze ongenade weder vaaren , en befchonk grotius met 13000 ryksdaaldcrs. Zo was't gedrag van Koningin christina, in het eerM 2 ft©  ( ito) fte jaar haarer rcgeeringe. Doch de goede hoedanigheden uitten zig eeniadyk in het begin, maar de flegte waren tegen het einde haarer regeering byna alleen kenbaar. Haare hoofdfout was de onbeftendigheid, welke tot veele moeijelykheden aanleiding gaf, en veroorzaakte , dat de regeering wankelde en de opvolging onzeker was. Zyliet, eindelyk, den Hertog van Tweebruggen na Zweeden komen, en verklaarde hem tot haaren opvolger. En deze Prins was, zomwylcn, by haar in een zo groot aanzien, dat hy op een huwelyk met haar kon hoopen; maar dan was hy weêr zo veragt, dat hy aan de opvolging in de regeering, waartoe zy hem hadt beltemd, begon te twyfelen, en hy hadt het dus, eemglyk, aan een ongelooflyk geduld te danken , dat hy eenigzins ftaande bleef, en niet weer heen gezonden wierdt. Nu eens fcheen het, als of de Koningin Scepter en Kroon veragtte, om zig enkel en alleen aan de Philofophic over te gceven; maar dan weêr was zy zo jaloers over haare Eer, dat ze volftrekt geen tegenfpreeken wilde verdraagen. Zy beminde de Geleerden, en liet ze van alle plaatzen in Europa by zig komen.' Maar zy wierdt ze weldra weêr moede, en zondt hen als Pedanten heen. Zy hadt een menigte van Lievelingen ;. maar niemand hieldt" zig langer ftaande, dan de Graaf magnus de la gardie, welke op haare gunst 9 jaaren roem kon draagen: maar, even als zy hem zo lang hadt bemind; zo wierdt de liefde in zulken bitteren haat veranderd , dat zy hem niet meer mogt zien; ja de haat ging zo verre, dat  C i8r> dat zy hem by haaren benoemden ThroonOpvolger, carel gostavus, welke toen Prins "van Zweeden wierdt genoemd , zeer zwart maakte, en dezen fchreef, dat ze willens geweest ware, hem tot haaren Gemaal te kiezen, maar dat masmus de lx gard ie haar zulks hadt afgeraaden. Zo dra den Graaf zulks ter ojren kwam, viel hy 'er by de Koningin klagtig over. christin a dit hoorende, hieldt zig heel verzet, belastende den Graaf den man te noemen, d:e hem dit hadt gezegd. De Graaf antwoordde, dat hy het van den Opperftalmeeuer steinberg hadt gehoord-, doch welke zulks op de navraag ontkende. Daarby bleef het ditmaal berusten. Maar , wyl s t e i n b e r g , door dit geval, geftoord was, zo bragt hy 'het by dè Koningin zo verre, dat deze by den Graaf op nieuw aanhouden moest, den man te zeggen. Toen de Graaf hierop schliprenbach noemde, en deze 't insgelyks ontkende, zo wierdt de Graaf daar door zo boos, dathyscHL.ppENBACH fterk toegraauwde, het welk deze met gelyke munt betaalde Men dagt, dat deze twee Heeren hun gefchil door een Duel zouden beflisfen ; maar de Graaf magnus kon niet befluiten, schlippen bach uit te daagen , waarover hy by de Koningin in veragting raakte, zo dat zy hem zelfs 't Hof verboodt. Op deze wyze viel die aanzienlyke en voornaame man in ongenade, daar hem de Koningin nogtans te vooren zo zeer beminde , dat ze zelfs, toen de Graaf in het jaar 1651 , over tafel in fiaauwte viel, en men meende, dat by den M 3 geest  C 182 ) geest zou geeven, uitriep:' adieu myn lie»» Oraaf. Dewyl haar nu niemand haarer on. derdaanen verder geviel, zö wendde zy haare genegenheid na vremden , onder welken de eerfte een Franfche» Apothekers Zoon was met naame michou , doch welke zvn' naam veranderde, en zig bourdelot liet noemen. Deze wierdt, in het jaar ier niets van wist, en aan den IÉS deren kant beriep zig de Vader insgelyks or> zyne onfchuld. Toen men ze, 's maandag daarna, voor de tweede maal ondemoe? maar in den tyd van 7 uuren niets verder uit hen kon krygen zo wierdt beflooten, om ze pynlyk te verhooren. Toen de oude m££ *J*1Vu de Py.nbank met de werktuigen zag borst hy in deze woorden uit: S „ bekenne ik, dat God rechtvaardig is' "Ï de kwaaddoenders ftraffe. » Teffens zeide hy, dat hy nu deze zonde gaarne belvden en te gelyk nog verfcheide andere gewS dingen, den Staat raakende, bekend w de maaken ; indien zulks in de tegenwooTdiïf heid der Koningin gefchieden konde K S T nlif!" ' die de voornaamfle leden yau den Raad waren, gaven 'er de Koningin vcrflag van. verzoekend dezelve, het verK mede by te woonen. De Koningin zig daar' heen begceven hebbende, wendde zif messenius voort na haar, en zeide, dathv wel met de opfteller van 't gefchrift ware maaï dat zyn Zo.n het uit eenige papKn', hem fepfr'hv ' Hamen gefteld h~ebbe. TeiTe'ns bS leedt hy dat zyn Zoon hem het gefchrift Tn'^i hsf' ^oen het vervaardifd was, en dat hy het niet hadt belet, dat zulks Sv" hrr™e«rdt toegezonden. Voorts Se hy, dat een Burgermeefter te Stokholm, met naame niels kielsjen, als mede de fchryver en een Predikant te Wejieraas rnl de van de zaak wisten, en dat ze zig gezamenlyk hadden vereenigd, om den Prins byte 2, wanneer hy de wapenen tegen de Koningin' op-  C 1915 épvatten, en zig tot Koning wilde maaken. Zy hadden dezen Vorst ook de verzekering gegeeven, dat de ftenden zo wel, als de Provinciën zig voor hem zouden verklaaren. De Koningin maakte hierop voort fchikking, de betigte perzoonen in hegtenis te laaten neemen, en, dewyl de Burgèrmeefter niels k iels en, by de burgery zeer bemind was, zo liet ze de wagt op ,het Kafteel verdubbelen. Naa dat mess e niüs deze belydenis hadt gedaan, en dus wel merkte, dat niets hem verder konde redden ; zo verzogt hy , dat haare Majefteit hem flegts de genade bewyzen , en toeftaan mogt, haare hand vóór zyn' dood nog eens te kuflen. De Koningin ftondt hem zulks toe, en ftak hem haare hand toe: maar zy verweet hem teffens ook zyne trouwloos-en ondankbaarheid, daarzy hem uit de gevangenis hadt geflaakt, waarin hy 14 jaaren hadt gezeeten, hem tot haaren Historie-fchry ver gemaakt, en in den adclftand verheven, ja hem goederen van icoo ryksd: jaarlykfche inkomften hadt gegeeven. Hierop wierdt de Vader zo wel , als de Zoon, te Stokholm , van het leeven ter dood gebragt. De Zoon wierdt buiten de ftad gebragt, alwaar men hem eerst zyn regte hand, vervolgens het hoofd at hieuw , en zyn ligchaam rabraakte , om dat hy eeniglyk die vuil gefchrift hadt opgefteld : maar, wyl zyn Vader 'er niet eer bericht van hadt gehad, vóór dat het reeds klaar was, zo was ook zyne ftraf zagter. Hierby liet het de regeering beruften." Den anderen betigten perzoonen wierdt het Leeven gefchonken , om dat  C 19* ) dat men het genoegzaam oordeelde, dat de voornaamfte perzoonen waren geftraft. Dat de oude messenius niet pynlyk ondervraagd wierdt, gefchiedde daarom, om dat hy vryuit hadt gezegd , dat wanneer men hem op de pynbank bragt, hy zulke dingen aan den dag zou brengen, welke de Koningin zelve niet gaarne zoude hooren, noch wenfchen te wceten en te verneemen. Men haalde haar daarom over, op zulk eene belydenis niet tc dringen, en de doodsftraf, zo dra mogelyk, te laaien voltrekken. De handelwyze van den Prins van Zweeden by deze zaak ftondt de Koningin zo wel aan, dat zy hem een kistje met Diamanten en haar Portrait vereerde, Wat voor het overige den inhoud van dit oproerig gefchrift aangaat; de fchryver hadt 'er niet alleen de Koningin, maar ook de voornaamlte-Ryks amptenaars fcherp in aangetast. Haare Majefteit wierdt 'er in afgebeeld als eene vrouw, die de regeerkunde niet verftondt, maar eeniglyk op fpelen en vermaaken dagt, waar door de Staat in het bederf geftort wierdt. Zy wierdt befchuldigd , dat ze de goederen der Kroon aan vrèmdelingen en uitlanders weggegeeven hadt. In dit gefchrift vond men insgelyks een zamenfpraak tullchen haar en haaren dansmeefter. De Koningin vraagt hem, hoe veel een Ball zou kosten .? De Dansmeefter antwoordt, 30000 ryksdaaiders; waarop de Koningin zegt, met meer beaulieü, (zo was deszelfs naam,) maak dan voort toeftel daartoe , want dat geld legt klaar. In een an-  C 193 ) ander gefprek tusfchen de Koningin en haaren Kamerdienaar, hans holm, vraagt zy dezen, wat zegel men in de ftad van my. Hy anEwoordt, de ganfehe ltad is bedroefd, om dat haare Majefteit niet meer danst; waarop de Koningin beaulieu laat haaien, en op nieuw vraagtj wat een Ball zou kosten; en andere dergelyke gevoelige dingen meer, waar van 't gefchrift vol is, en waaruit men ziet, dat de^ messeniers de geleeden ftraf zeer wel hebben verdiend. Ik heb noodig geoordeeld, het ganfch beloop dezer zaak~omftandig aan te haaien, alhoewel ik deze gebeurdtenis met de messeniers reeds in het 3de deelmyner Deenfche Rykshiftorie heb geboekt. Want, gemerkt deze gefchiedenis eene zeer duidelyke afbeelding behelst van het gedrag en de regeering van Koningin christina, heb ik ze in zulk een werk niet onaangeroerd kunnen laaten, waarin myn voornaam doelwit is, het Charaóter van beroemde Dames te fchetzen. Ik heb reeds vooraf gemeld , dat hét voornaamst gebrek dezer Koningin in onbeftendigheid beftondt ; waarvan de bygebragte voorbeelden haarer handel wyze omtrent haare Minifters en Gunftelingen een duidelyk getuigenis uitleveren. Maar aller duidelykst blykt dit uit haar gedra omtrent fr- derik III, Koning van Denemarken. Want nu eens verzekerde zy hem van haare vriendlehap en hoogagting, dan weêr liet zv eené even zo groofe onverfchilligheid en veragüng blyken: over welk gedrag ook de Deenfche . II, deel, N Mi-  ( i94) Minifter, welke zig toen te Stokholm ophieldt, geheel verlegen wierdt, zo dat hy niet wist, wat hy 'er van moest denken. Want zomtyds hieldt ze zig , als of ze op niets zo zeer bedagt was, dan een onverbreekelyke vriendfchap met Denemarken te onderhouden, en floeg, tot dat einde eene naauwe verëeniging tusfchen beide Ryken voor. Maar niet lang daarna liet ze even zo veele tekenen van vyandfchap blyken, gelyk men duidelykst by de zaak met uhlfeld ziet. Ik wil hier niet herhaalen , wat ik reeds hieromtrent, uit. de berichten van den Heer chanut, in de Hiftorie van frederik III. heb geplaatst. Ik wil flegts 't llot van het uhlfelds gefchil boeken, waaruit men kan afneemen, hoe 't reeds met Ko« riingin christina zo verre was gekomen, dat ze de welvoeglykheid ganfch niet meer waarnam , en niemand verder verfchoonde, zo dat de onderdaanen geene rede hadden, zig over haar vertrek uit het Ryk te bedroeven , het welk kort daarna volgde. Elders heb ik reeds vermeld, dat christina. den vlugtenden Deenfchen Rykshofmeefter, corfitz uhlfeld, in haare beicherming nam, en daarmede, niettegenftaande alle liefderyke vermaaningen van Koning frederik, geftadig voortvoer. Dit duurde tot het jaar 1653, wanneer ze voornam, gemelden Koning eenen trek te fpeelen , ddch welke, daartoe eeniglyk diende, om haar zelve veraütelyk, en de zaak van uhlfeld nogl erger te maaken. Zy zondt naamlyk in dat zelfde jaar haaren Kancellier na  ( 195) na den Deenfchen Ambasfadeur te Stokholm, en liet hem zeggen, om dat ze nu naauwkeurig nagegaan hadt, wat haar van uhlf; ld was verhaald , en daarenboven , verfcheide maaien uit zyn gedrag aan 't Zweedfche Hof bemerkt hadt, dat hy geen redelyk, maar werklyk zulk een trouwloos man was , als de Ambasfadeur hem hadt befchreeven, en dat hy haare befcherming niet verdiende ; dat ze den Ambasfadeur verzogt , dat hy haar den brief mogt toonen , waarin , naar zyn voofgeeven, de Koning eenige omftandigheden van uhlfeld hadt gemeld; op dat ze nopens de zaak des te naauwkeuriger önderregt, en Koning frederik de behoorlyke voldoening kon verfchafFen. De Ambasfadeur ftondt over deze begeerte verlegen , en zag zig gedrongen , den Kancellier te vraagen, of het de Koningin in ernst meende, vooral, om dat ze, kort te vooren^ uit een heel anderen toon hadt gefproken. Hierop verzekerde de Kancellier, dat het de Koningin waarlyk ernst was, waaraan de Gezant niet twyfelen mogt; hy kon veeleer verzekerd wezen, dat haare Majefteit volkomen hadt beflooten j den Koning van Dene» marken zulk eene voldoening te verfchaffen , als hy zelf begeerde: ja, dit ware de eenige rede, waarom ze den brief des Konings wenfehte te zien. De Deenfche Gezant van den Kancellier deze verzekering gekreegen hebbende, gaf den brief uit de handen. Zo dra de Koningin dien hadt, begeerde zy mede een affchrifc van het briefje, dat de Engelfche Gezant Na in  ( 190 in Denemarken hadt gelaaten, en waarin hy den Koning verzekerde, dat zyn Heer, de Koning van Engeland, de 24000 ryksdaalders nooit hadt ontvangen, welke de Koning van Denemarken aan uhlfeld hadt belast, om hem ter hand te Hellen. Den dag te vooren hadt de Ambasfadeur mede een affchrift ontvangen van een brief, welken Koning carel II aan Koning frederik hadt gefchreeven, en waarin deze Heer betuigt, dat noch hy zelf, noch iemand der zynen de 24000 ryksd. hadt ontvangen. Doch deze kopy hieldt de Gezant heimelyk by zig ,en gaf alleen het begeerde briefje van den Eno-elfchen Gezant over; waarby hy de vryheid verzogt , den volgenden dag zyne opwagting by haare Majefteit te maaken, het welk hem ook wierdt toegeftaan. Toen hy den dag daarna by de Koningin kwam, zeide zy tot hem: dewyl ze thans van voorneenien was, de regeering neder te leggen , dat ze egter eerst den Koning van Denemarken de behoorlyke voldoening vcrfchaöen , en de befcherming wilde vernietigen , die ze tot dus verre corfitz uhleeld hadt vergund , om dat hy dezer onwaardig wierdt bevonden. Dewyl nu de Ambasfadeur niets, van het geen beflooten, en tusfchen de Koningin en uhlfeld afgefproken was , wist; zo bedankte hy haare Majefteit. in >& Konings naam, voor de genegenhéid, welke zy hem by deze gelegenheid bewees, en, om haar in zulk voorneemen te verlterken, liet hy haar het affchrift van den brief van Koning carel zien, waar-  ( 197 ) waarin 't getuigenis van den Engelfchen Gezant wierdt bekragtigd. De Koningin las dien brief geheel door, en zeide hierop, dat ze geen tyd hadt, langer met den Gezant te fpreeken, maar verzogt hem teffens, dat hy den volgenden dag weêr mogt komen ; zy wilde alsdan ook u hl Ft ld laaten roepen , en hem, in des Gezants byzyn, haar genomen befluit te kennen geeven, dat hy, om dat hy het niet waardig ware , haare befcherming niet verder genieten, maar 't Ryk voort ruimen zoude. Hierop boodt zy den Ambasfadeur haare Karos aan , om hem ten beftemden tyde na 't Hof te haaien. Maar hy bedankte, en zeide , dat hy zyne eige hadt, maar niet in gebreke wilde blyven, weêr na het Hof te komen , zo dra de Koningin hem flegts den tyd bekend zou laaten maaken. Daarby verzogt hy zeer nadruklyk , dat dewyl haare Majefteit den Koning van Denemarken eene voldoening wilde verfchaffen, zy hem tog in ühlfeld's byzyn, niets meer, dan flegts haar tegen dien genomen befluit bekend mogt maaken, zonder iets anders te berde te brengen, om dat het hem niet paste, zig met dien riian in andere dingen in te laaten. Want wyl hy ühlfeld's drift kende, zo zogt hy, waarichynfyk, deszelfs fchampfcho'oten te ontgaan , doch waarvoor hy niet beveiligd konde zyn, wanneer men hem vryheid liet, van andere dingen te fpreeken. De Koningin beloofde zulks. Maar hy was naauwlyks buiten gegaan of uhlfeld tradt in de kamer , en wierdt door de Koningin met de N 3 uiter-  ( 19» ) uiterfte vriendelykheid ontvangen. Ta zv voerde hem hierop , in haare eige Karos door de ftad. De Ambasfadeur hiervan be! richt krygende, dagt voort, dat hem de Koningin vangen, en uhlfeld gelegenheid wilde geeven , zyne zaak te verdedigen. Weshalven hy den Minifter, die de Gezanten ter gehoor leidt, by zig liet roepen, en naa dat hy dien zyn mistrouwen heel duidelyk hadt ontdekt, zo verzogt hy hem zulks aan de Koningin voor te ftellen met by voeging, hoe hy wenschte, dat het haare Majefteit mogt behaagen, hem van de Audiëntie m uhlfeld's tegenwoordigheid te ontheffen , om de eerbied , die hy de Koningin fchuldig was, niet te beledigen. De Koningin. van dit mistrouwen des Ambasfadeurs onderregt zynde, liet hem door denzelfden Minifter zeggen, dat ze alles wilde nakomen , wat zy hem den dag te vooren hadt beloofd, en dat uhlfeld flegts tegenwoordig zoude zyn, om zyne veröordeeling uit haaren eigen mond te hooren: ja, de Ge~zant konde verzekerd zyn , dat niets gefchieden zoude," dan wat den Koning van Denemarken aangenaam ware , en dus heei veilig kon verfchynen. De Ambasfadeur begaf zig hierop na 't Hof, alwaar hy vernam, dat de Raad in de Audiëntie - zaal was, en de Ryksraaden, voor weinig tyds, uit't Kabinet der Koningin waren gekomen. Over deze gebeurdtenis ontftelde hy zeer, en zeide tot de Koningin, dat hy op haar woord was gekomen , hoewel de gunstbewyzen die ze den dag te vooren uhlfeld hadt betoond ,  C i99) toond , hem aanleiding tot kwaade gedagten hadden gegeeven; maar dat deze by hem niet weinig moeiten vermeerderd worden, als hy zag, dat de ganfehe Raad vergaderd ware. Weshalve hy gedrongen werde, wilde hy de Eer zyns hoogen principaals verdedigen, om geen oogenblik langer by haar te blvven, byaidien zy toeftondt, dat uhlfeld iets te berde bragt, het welk tegen het Refpedt, zyn' Koning verfchuldigd ," aanliep ; en zoo hem haare Majefteit met een ander inzigt binnen liet komen , dan dat hy zyn vonnis mogt aanhooren. De Koningin gaf ten antwoord , dat hy niets hadt tc duchten ; zy wilde haar woord houden, en niet toelaaten, dat iets gefproken wierdt wat 's Konings eer nadeelig konde zyn. Waarop ze de deur van het Kabinet naderde , om den Marfchalk te beduiden, dat hy uhlfeld binnen zou laaten komen. De Ambasfadeur zag hier weêr nieuw op , en zeide, dat dit ook niet volgens haare belofte was, om dat ze gezegd hadt, dat dergelyk iets niet in het byzyn van den Kaad gefchieden zoude. De Koningin verzekerde hem op nieuw , dat dit alles op des Konings voldoening eeniglyk doelde. Maar voort daarna zeide zy tot uhlfeld, dat de Ambasfadeur van Denemarken hem befchuldigde, hoe hy 24000 ryksd. onder zig hadt geflagen, die Koning frederik hem hadt geleverd , om ze aan den Koning van Engeland te bezorgen, die nogtans fchnftlyk hadt betuigd, dat hy dit geld niet hadt ontvangen. Op dit ftuk zoude hy, hier, doch zo antwoorden, dat hy de agüng, zyn' Koning N 4 ver-.  C 200 ) verfchuldigd, niet te kort deedt. De Ambasfadeur viel de Koningin in de reden zeggende , dat hv niemand befchuldigde en wilde voort heen gaan. Maar eenige Raaden traden na de deur, en verzogten hem te willen blyven. uhlfeld gaf hierop ten antwoord, dat hy zulke bewyzen in handen nadt, waar door hy zig tegen peter tuel (zo noemde hy den Ambasfadeur , zonder hem een' anderen Titel te geeven,) kon verantwoorden. Maar tuel betaalde hem met dezelfde munt, zeggende: „ corfitz „ uhlfeld ,fpreek met refpect van den Ko„ mng, uwen heer, en deszelfs Minifter » en hierop ging hy na het elas, om 'er uit te zien. uhlfeld gaf, inmiddels, de Koningin verfcheide papieren over, die ze ook aannam, en ze den Kancellier ter hand Helde . om ze voor te leezen. Dezen beo-on hierop , een' ontflag-brief voor te leezen waar door wylen Koning'christi aan IV* uhlfeld van alle aanfpraak, welke men,* mogelyk, voortaan, om zyne'amptsbezigheden, op hem kon maaken, had ontheft. De Koningin wendde zig na den Ambasfadeur cn vroeg , wat hy hierop hadt te antwoorden. Dc Gezant zeide, dat hy 'er niets op antwoorden kon, om dat hy niets, van t geen voorgeleezen watf, hadt gehoord: hy hadt nu op iets anders tl; denken, te weten op het vremd gedrag der Koningin omtrent hem, dewyl ze haar woord ganfch niet gehouden , cn 't daar door teffens zo verre hadt gebragt, dat hy haar, voortaan, nooit gelooven zoude. Hy verzogt daarby, dat zy  ( api ) zy hem mogt vergunnen, dit te zeggen, dat 't één gekroonde Hoofd met 't andere zo niet moét handelen, vooral naa zo veele verzekeringen van vriendfchap en hoogagting. Hierop rukte hy _ zig los, en ging uit de kamer. Deze gebeurdtenis , welke de Koningin, christi na als een meefterftuk aanmerkte, diende daartoe alleen , om haar zo wel by vremden, als zelfs by haare eige onderdaanen gehaat en veragtelyk te maaken. Want men heeft byna geen voorbeeld, dat 't één gekroonde Hoqfd het andere, waarmede het in vriendfchap en eene goede verftand houding leeft, zo zogt te befchaamen. Ditzelfd gedrag geeft teffens een duidelyk getuigenis van de valsch • en onbeitendigheid , van het wonderlyk en ongeregeld gemoed, als mede van 't gemeen verftand der Koningin. Want daardoor offerde zy niet alleen haare eigen eer, maar ook uhlfeld's belang op, dewyl voort daarna alle zyne goederen in Denemarken verbeurd verklaard wierden. Hoe zeer de Zweedfche natie zig over dit geval bedroefde, blykt uit de kfagten des Kancelliers, en deszelfs gefprekken , welke hy, naderhand, met den Ambasfadeur hieldt, waarin hy te kennen gaf, dat dc eenige troost, welken de natie nog by zulke omftandigheden hadt, daarin eeniglyk bettondt, dat de Koningin voorneemens was, de regeering neer te leggen. Men verhaalde, dat dezelfde Kanceilier "kort vóór zyn dood hebbe uitgeroepen : „ Zy is uitzinnig; maar wat N 5 „ zeg-  ( 202 ) „ zegge ik, zy is de dochter van den grooten gustavus. " Koningin christina hadt lang zwanger gegaan met het voorneemen , om de Króón neder te leggen, om dat ze een onverwinnelyken afkeer kreeg van de regeering, en eene grootere begeerte hadt, buiten 's lands te reizen. Doch eenigen gelooven, om dat ze Zweeden door haare verkwisting, in een onbefchryflyken llegten toeftand gebragt, en door haar wonderlyk gedrag dc ganfehe Zweedfehe natie onverfchillig omtrent zig hadt ^gemaakt, dat ze zig, door zulken aiftand, uit eenen doolhof zogt te redden, waaruit ze zig anders, door geen ander middel , konde "helpen. Want het valt bezwaarlyk, te gelooven, dat ze door de zugt tot den Roomfchen Godsdienst, gelyk eenigen voorgeeven , tot dit groote befluit gebragt was, om dat zy in geene zaak minder yverig was, dan in den Godsdienst. Zy hadt, federt eenige jaaren , haaren nabe* ftaanden , den Vorst van Tweebruggen, carel gustavus, tot haaren opvolger in de regeering verklaard ; hoewel ze, naderhand , verfcheide maaien, van deze keuze fcheen berouw te hebben. Want toen ze, vervolgens, den Graaf tott eene groote genegenheid toedroeg, zo zogt zy hem , naa carel gustavus, op den Throon te brengen, by aldien de laatfte zonder erfge. naamen' kwam te fterven, doch waarmede zy met kon doordringen. Naa dat ze, taamlyk lang, met de Stenden , wegens haaren lyftogt en andere inkomften, gehandeld, en dit  ( 203 ) dit ten laatften vast gefteld hadt ,w ging ze tot de volvoering van dit groote werk over, en wel op de volgende wyze. Naa dat alles daartoe klaar gemaakt was, begaf zig de Koningin , 's morgens heel vroeg in den Raad, daar de Acte van afftand reeds in orde gebragt was, uit hoofde van welke zy voor zig en de haaren van de Kroon Zweeden afltondt, en alle haare eifchen den Prins carei. gustavus overgaf, en hem tot haaren Throon-opvolger , doch op deze voorwaarde, benoemde, dat ze, geduurend haar Leeven, de Stad en het Slot Nykiöping, Oeland, Gothland, Oefel, Wellgast in Pom ■ meren, als mede de Ampten Pöl en Neuklofier, in het Mekelenburgfche, zou behouden. Voor haar eigen Perzoon zoude zy magt hebben te doen en te laaten , wat ze wilde, zonder dat de Koning rekenfchap van haar wegens haar gedrag kon vorderen. Daarentegen beloofde zy aan de andere zyde, niets te onderneemen, wat den Staat nadeelig konde zyn, Deze Acte wierdt, in het byzyn van de Koningin , den Prins, en den geheelen Raad, overluid voorgeleezen, waarop de Koningin die ondertekende. Voorts las men eene andere , insgelyks op Perkament gefchreeven Adte, waarin de Prins verzekerde , dat de Koningin, geduurende haar Leeven, alle die goederen zou behouden, welke zy ukbedongen hadt, en dat hy haar, altoos, als eene Moeder wilde eeren. Toen de Prins dez; Acte ondertekend hadt , deedt de Koningin haare Koninglyke kleederen aan, mee de Kroon op hec  C ?04) het hoofd, den fcepter in de regte, en den Ryksappel in de linke hand, en klom op den Throon, waarop ze ging zitten, zo dat ze den Prins, doch niet op , maar naast den Throon , aan haare regte hand hadt. Naa dat dus alles gefchikt was, las rosenhahn de afftands-acte nog eens, waar door de regeering aan den Prins wierdt overgedraagen, en de onderdaanen van den eed van getrouwheid, dien ze eertyds aan de Koningin hadden gedaan, wierden ontilagen, waarop die Acte aan den Prins wierdt overgegeeven. Voorts las hy de van den Prins ondertekende Acte, en gaf die in handen der Koningin over, waarop de Koningin den 5 grooten Ryks-Amptenaaren een teken gaf, dat ze op den Throon klimmen, en haar de Koninglyke kleederen afneemen zouden, het welk ook gefchiedde. Daar men ze dus, op 't oogenblik te vooren, als een regeerende Koningin in haaren Koninglyken fieraad had gezien , zo zag men haar nu, in een wit taft kleed met een waaijer in de hand/ftaan, en met de ojnftanders fpreeken. De Zweedjbhe Heeren betuigden hierop, dat ze over dezen afftand zeer bedroefd waren, en dat hen niets, dan de keuze weêr kon trooften, die haare Majefteit in den Prins hadt gedaan , van wiens verftand en wysheid zy zig niets anders, dan gelukkige tyden konde belooven. Dit gefchied zynde, liet ze de Ryksraaden ter handkus toe , en wierdt , eindelyk , zo wel van dezen, als van den Prins na haar Kabinet verzeld. Hierop maakte men toeftel tot des Prinfen Krooning, doch welke toen, wegens de ar-  C 205 ■) armoede, waarin Zweeden geraakt was, juist niet met al te groote pragt voltrokken kon. worden. Want de Heer chanut betuigt, dat men de meefte zaaken heeft moeten leenen, die tot de hrooning wierden gevorderd, dewyl de Koningin de meefte fchatten des Ryks hadt ingepakt, om ze na Duitschland meê te neemen. Voor 't overige wierdt de Krooning met de gewoone plegtigheden verrigt, en men wierp ook Medailles uit, op wier ééne zyde de Koning met een Kroon te zien was, en aan den anderen kant deze woorden ftonden: a deo et christina: dat is: de Kroon is my van God en Christina gegeeven. Gemelde chanut getuigt mede,} dat by het gastmaal, allen Stenden gegeeven, op de tafels der boeren geene tafellakens lagen , maar op de blootë tafels flegts houte borden ftonden. Op de tafels der burgeren hadden ze tinne borden , en die aan de adelyke tafels fpysden uit zilver, maar alles was van byzonderc perzoonen geleend, om dat de Koningin, te vooren, al het zilverwerk fcheep hadt gedaan; waaruit men kan opmaaken , dat de Complimenten , welke de Zweedfche Heeren by den afftand der Koningin maakten, en de droefheid, die ze wegens deze fcheiding be. tuigden, flegts in enkele woorden beftonden. Dit gewigtig werk volvoerd zynde, maakte zig de Koningin klaar, uit Zweeden te vertrekken. Zy hieldt zig, als of ze ter zee na Duitschland wilde gaan ; weshalven ook verfcheide Schepen wierden toegerust; om haar daarheen over te brengen. Maar na-  ( 206 ) naderhand vernam men, dat ze, tegen alle verwagting, den weg te land na Denemarken nam. Toen de nieuwe Koning zulks hoorde, zondt hy haar, aan de üeenCche grensplaatzen, booden na, en liet haar fterk verzoeken , van voorneemen te mo°en ver anderen, en zig na Oeland te be°eeven al •waar de Admiraal wrangel^, en met de vloot wagtte, om haar na FTismar te voeren ; doch zy ontfchuldigde zig met de ongeftadigheid des winds, eri vervolgde haare reis, in manskieeren, na de Sond. waarmee de Koning ganfch niet te vreden was. Zo dra als zy aan de grenzen by eene kleine rivier was gekomen , die Denemarken van Zweedenichevlt, zou zv uit haare Karos geftapt zyn en met een ongelöovelyke vreugd hebben gezegd: ., nu ben ik in myne vryheid, en uit Zweeden, daar ik nimmer weêr denk „ te komen. » Zy liet zig ook verluiden, dat ze regel regt na de Franfche Armee wilde reizen , om den Prins van Cundé te zien, drinkende mede op de gezondheid van het vuur. Doch men kon dit zo min als verfcheide andere dingen, die ze ondernam, begrypen. En de Zweeden moeiten 'er zig zekerlyk over ergeren, toen ze 'er bericht van -kreegen. Hierop reisde zy vermomd en op eene onbekende wyze door Denemarken. Maar hoe veel moeite zy ook deedt dat zulks niemand mogt hooren; zo hoordé 't egter de Koningin sophia ama liaj wcshalven zig gemelde Koningin , uit nieuwsgierigheid, om haar te zien, ook vermomde,  C207 ) de , en ze in het Logement, daar ze afgehapt was, werklyk ook te zien kreeg. Zulk een einde nam de regeering van Koningin christina. Elk moet bclyden, dat ze groote hoedanigheden bezat, en zy zo wel in dit opzigt als uit hoofde van haare zegevierende wapenen, waar door Zweeden in haaren tyd, byna nog.eens zo groot wierdt, als het te vooren was, onder de aanzienlykfte en beroemdfte Vorften der Noordfche Ryken gerekend kan worden. Zy was inzonderheid genadig en goedertieren, kunnende niet ïonder moeite worden overgehaald, om iemand aan het Leeven te ftraffen. Men vind, dat ze, nog kort vóór haar vertrek, den boven gemelden messenius liet begraaven, daar hy haar , nogtans, op de gevoeligfte wyze, gezogt hadt te befchimpen: ja zy liet zig verluiden, dat ze berouw hadt, dat hy met de dood geftraft was. Behalven haare perzoneele goede hoedanigheden, maakte haar ook dit niet weinig gezien, dat ze de dochter was van den grooten gustavus, wiens naam alle Zweeden heilig hielden. En dit was derede, waarom ze, niettegenftaande de menigvuldige fouten en gebreken, waartoe ze verviel, nogtans van haare onderdaanen innigst wierdt bemind. Maar dit was flegts het ongeluk; dat ze de onderdaanen niet weêr beminde. Het land ftondt haar niet aan. - Zy hadt een' afkeer en tegenzin in de zeden en gebruiken der menfchen , en de Zweedfèhe taal was in haare ooren ganfch niet fraai. Hierover moest men zig zo veel te meer verwonderen, als ze  C 208 ) ze niet alleen in dit land gebooren, maar ook nergens anders geweest was. Des verging allengs de l efde, die de onderdaaneh haar toedroegen. Toen ze dit eindelyk merkte, zogt ze enkel vremden te verpligten, en alles uit het land te voeren, wat ze maar byëen kon fchraapen, even als of Zweeden een vyandlyk land ware, het welk zy anderen moest overlaaten, en dat ze in het gei eel niets goeds gunde Doch Dene ■ iharken hadt ook juist geene rede, zig wegens haar vertrek te verheugen, want Zweeden was nooit minder voor dat Ryk gevaar-" lyk, dan onder eene zo geaarte Koningin als christina in de laatfte jaaren haarer regeering was. Vooraf is reeds gemeld , om welke reden de Koningin 't befluit genomen hadt , om Kroon en Scepter te verlaaten. Of de Godsdienst iets daartoe gebragc hebbe , is bezwaarlyk te bepaalen; inmiddels moest het egter dien naam hebben. Maar dit is zeker. dat ze zig, reeds lang te vooren, hadt laaten overreden, om het Roomfche geloof aan te neemen; en naar men zegd, is een Portugeefche Jefuit, te weeten Pater antonius macedo, de eerfte geweest, wien ze dit door haar genomen befluit toebctrouwde. Deze hadt menigmaal gelegenheid , met de Koningin te fpreeken, en bragt het eindelyk zo verre, dat zy hem, in het jaar 1651. in haar Kabinet liet roepen, en hem te kennen gaf, dat ze nu een vast befluit hadt genomen, om den Roomfchen Godsdienst aan te tieemen. Zy begeerde teffens, dat hy fpoe, dig  C sop > dig na Rome reizen, en den Generaal der Je» luiten aldaar mogt verzoeken, twee Italïaanfche Jefuiten vermomd na Zweeden të zenden, ten einde zy met hen deze gewigtige zaak verder kon overleggen. Dit gëfchiedde ook , en twee Jefuiten , te weten Pater fiiancesco malines, en paoló casati. begaven zig vermomd na Zweeden, alwaar ze de koningin eindelyk volkomen overhaalden, om in dit opzigt een vast: befluit te neemen. Koningin christina heeft, naa dat ze den Zweedfchen Throon hadt verlaaten, veele zeldfaame lotgevallen gehad; want, om dat haar Character was,"een Tragifche Heldin te verbeelden , zo is haar ganfehe Leeven niets anders, dan een tooneelfpel, vol Romanfche of onnatuurlyke tooneelen. De eerfte fchouwplaats, daar ze , federt haar vertrek uit Zweeden, eene rol fpeelde, warert de Nederlanden. De Prins van Condé was de Held, dien ze daar zogt, en wien ze haaren afftand van de regeering door een* brief bekend,maakte, van den vólgenden inhoud : ik zou niet wel gedaan hebben, ^ eenen Throon te verlaaten , welken ik ' „ tot dus ver heb bezeeten , zonder u van „ zulk een befluit kennis te geevem Hier„ toe heeft my de hoogagting en génegen„ heid , welke ik u heb toegedraagen, als „ mede de vriendfchap, welke gy my ge„ duurende den tyd , dat ik aan het roet zat, hebt laaten blyken , verpligt. De„ wyl ik nu myn' ftaat veranderd heb, zö neeme ik hiermede gelegenheid, u te heli, deel.. O „ tui-  C aio ) „ tuigen , dat nietfegenltaande de verande„ ring, welke het lot in onzer beider ge* ,, luk gemaakt heeft, ik egter die hoe-gag„ ting fteeds jegens u behouden zal, die ik „ altoos voor uwe verdienften heb gehad „ en ik houde de goede gedagten, welke gy van my voedt , voor een even zo groote „ Eer, als of ik een regeerende Koningin ,, ware. " ° Het overige is van den zelfden ftempel. Men kan zulk een geklap niet zonder tegenzin leezen, dewyl de Koningin betuigt, dat ze uitliefde tot een' Prins, Kroon en Scepter verlaaten hebbe, daar tog de Prins geen het minfte voordeel van haaren afftand hebben kon , zoo zy hem niet tot haaren opvolger hadt willen verklaaren. Voor 't overige zeide zy openlyk, dat zy haare reis daarom alleen hadt gedaan, om gemelden landvlugtigen Prins te zien, en dat het haar leet deedt, dat te Brusfeïgeen Paleis zo groot ware, orn te gelyk met hem daarin te kunnen woonen. De Pvins kwam voort, om de Koningin te verwelkomen. Doch deze ommegang viel van weerskanten taamlyk flaauw uit: want toen zy hem in het Ceremonieel niet op dezelfde wyze, als den Aartshertog, behandelde, welke toen in de Spaanfche Nederlanden Gouverneur was; zo verdroot hem zulks, en hy wilde tot geen openbaar Staats-bezoek by de Koningin overgaan , maar verfcheen met anderen als een privaat perzoon : ja, toen de Koningin hem naderhand zag, en hem boven alle anderen Eer wilde bewyzen, zeide hy : Madam , fout, m rien: dat «:  ef alles, i« het geheel; en ging hier¬ op uit de kamer. Hadt dus deze goede Koningin Kroon en Scepter neêrgelegd , om den Prins van Condé te zien ; dan moest haar dit Compliment, noodwendig , onrustig en moeielyk maaken. Doch de fterke beweegreden, welke haar, volgens haar voorgeeven, tot dit wonderlyk befluit aanporde, was de lust tot verandering van Godsdienst, of eigenlyker, debegéerte, om haaren overigen leeftyd in Frankryk en Italië te flyten, alwaar ze niet vernoegd kon leeven, zonder den Godsdienst des lands aan te neemen. Vooraf heb ik alreeds gemeld , dat haar niets minder ter harte ging, dan de Godsdienst, en dat dus ook het Roomfch geloof de zeilfteen niet kon wezen , welke haar na Italië trok. Inmiddels moest het egter op den naam van Godsdienst gaan; 'er moest een Masker aangenomen , en eene Komedie met de uiterfte. zedigheid en devotie worden gefpeeld. Zo dra ze daarom in de Nederlanden was gekomen, zwoer ze te Brusfel heimelyk, en vervolgens te Infpruk openlyk haar geloof af. Aan welke laatfte plaats zy de van Paus alexander overgezonden wydloopige belydenis op de kniën , en wel met zulk eene devotie opzeide, dat een zeker Hiftoriefchryver betuigt, dat de Roomfche Bibliothecaris, lucas holstenius, welke daarby was, zig naauwlyks van traanen hadt kunnen onthouden ; waaruit men afneemen kan, dat deze Bibliothecaris de boeken beter , dan de menfch ft kende. Want elk, die de neiging der Ko0 a rung-  C 212 ) nirgin kende , fchreef haare bekeering aan geene andere dan de reeds vooraf gemelde rede, en de begeerte toe, welke zy hadt. om door yremde, ongewoone en fpóorloozê onderneemingen uit te fteeken , daar alle haare daaden op uit kwamen, chefreau haalt een Hiftorie aan, welke dit oordeel bevestigd. Hy zegt, Koningin christi*J± ™T/ de? Lutherfihen Godsdienst voor den middag af, en, toen men haar naa den middag door eene Komedie zogt te vermaaken, zo zeide zy tot de voornaame Heeren. die er tot haare opwagting waren heen gezonden:tl est bien jufte, aue pous me donnes la Lomedie , apres pous avoir donn'e la farce, dat is: „ het is billyk, dat gy eene „ Komedie tut myn vermaak laat vertoonen „ na dat ik vooraf eene andere van de zelfde „ natuur hebt laaten zien.» Hierop fchreef zy een' zeer devooten brief aan den Paus, waarin ze te kennen gaf, dat ze Kroon en Scepter minder agtte, dan de ne/Jai Zpync ,Heili«!>eid te gehoorzaamen. Of 'er de Paus het minfte van gelooft hebbe, kan men met geene zekerheid zeggen. Men vind alleen, dat die zig hieldt, als of hy ganfch met^twyfelde, darde bekeering der Koningin ernst wa-e. Want, toen ze hier- ™?\£*7e reisde' wierdt zc van den Paus met ftaatfte ontvangen, christi na vondt er ook haar voordeel by , dat ze vast by ■het Room/ch geloof bleef, vooral , toen de y-weed/che wisfels begonnen uit te blyven xLJjQ dUS Ce"e koscgantfter der Roomfche i auztn moest worden. Te gelyk ftondt het haar  C 213) haar ook deswegen te Rome zeer wel aan r om dat ze daar volkomen vryheid hadt, zig in alle Italiaanfche wellusten tebaaden, alle welke ondeugden daar door de Orthodoxie, weêr kunnen worden vernietigd. Hierop begaf ze zig na Frankryk, om daar met geleerde mannen om te gaan. Of haar deze ommegang nut gedaan hebbe, kan men niet zeggen. Met is waarfchynlyker, dat ze, door de vleyery van zulke menfchen, in haare ydelheid" nog meer wierdt geftyfd. Een der Franfche Redenaaren vleide haar met deze woorden: Suecia Chriftinam te facit , Roma Chrillianam, utlnam Gallia ChristianUfimam. (Zweeden heeft u c n rist in a gemaakt, Rome tot eene Christelyke-, gaave ~God! Frankryk tot eene alKrchristelyklle.) Maar, zoo zig die goede Redenaar daarby verbeeldde, dat de jonge Koning van Frankryk misfehien befluiten mogt, haar tot eene Gemaalin te neemen ; dan moet hy dezen Koning niet rpgt hebben gekend, welke in de jaaren, waarin hy was, meer n'aeen franje, dan na een middelmaatige Latynfche. Koningin omzag. Madame' mo'tt y. ville heeft, in h. are Memoires , nopens de aankomst van Koningin' christina in Frankryk , als mede haar gedrag fn dit land, een volledig bericht medegedeeld, waaruit ik eenige omftandigheden te boek wil ftellèn. Zo dra haare aankomst te Parijs rugtbaar wierdt, bega cn zig inecr dan aoooo burgers na Conflans , om haar tc ontvangen. De Gouverneur van Parys met andere Magiftraats: perzoonen ontvingen de Koningin O 3 aan  C 214 ) aan de Poort van den H. Antonius. Hieróp bragt men ze, door de ftad, midden door eene ongeloovelyke menigte volks , na de Hoofdkerk, alwaar het te Dewn plegtig wierdt gezongen. Daar wierdt ook eene Medaille geflagen, waarop de Koningin te paard, met dit opfchrift te zien was: regina Suecorum in urbem regie excepta. (De Koningin der Zweeden in de ftad koninglyk ontvangen.) De Hertog van Guife, welken de Koning haar te gemoet hadt gezonden , maakt van haar de volgende afbeelding: hy zegt, deze Prinfes is niet groot; maar heeft een net ftatuur, fraaije handen, eenigzins hooge fchouders, doch welk gebrek zy door haare zeldzaame Meeding bedekt. Haar wezen is groot; zy heeft een kromme neus, glinfterende oogen, en een fyn vel, hoewel 'er eenige lidtekenen van de pokken op worden gezien. Zomwylen draagt ze een' hoed en mans fchoenen; zy heeft een manlyke ftem, en manlyke gebaarden, en wil eene Amazoon verbeelden. Voor 't overige is ze beleefd , fpreekt agt taaien, en de Franfche inzonderheid zo vaardig, als of ze te Parys gebooren ware. Zy weet alles tot onze geringe ftreeken van het Hof toe, enz. Het volk friet zig, in het begin, aan haare vremde dragt; maar met de tyd wierd men ze gewoon. Men bewonderde haar vernuft, en de groote kennis , die ze van Frankryk hadt, gemerkt ze niet alleen alle groote Familien, maar ook alle geleerde lieden kende. Met een woord, zy kon den Franfchen allerhande dingen zeggen , die dezen in hun eigen  ( 215 ) sen land niet wisten. Alles te Parys bezien hebbende, be:af ze zig na Ccnptepne, daar het Hof was , van 't welke zy met groote crast wierdt ontvangen. Toen iemand, by Seltgenheid van een gefprek over de trouw der onderdaanen jegens denuKoning, zeide* dat zulke trouw en eerbied by alle regtfchape lieden wierden gevonden ; zo paf ze hierop ten antwoord; dit ware zckerlyk zo in alle landen; maar in Frankryk werde, naar zy merkte, de ontrouw juist niet voor dé grootfte fout gehouden. Doch, zo bevallig als ze zig door haar verftand kon maaken ; zo veragtelyk maakte zy zig door haar gedrag. Zy geleek in geen opzigt na eene yromv , en nam de haare fexe zo welvoegende belcbeidenheid in 't minfte niet in agt. In de lmFtaanfche Komedie borst ze, zomwylen, .in ëen gefchater uit, en zomtyds gaf ze, door diepe zugten, en opcnbaare loftuitingen, te kennen, dat de Tponeelen haar behaagden. Zv Plagt in gczelfchappen te zingen, en was zomtyds zo diep in gedagten, dat zeniet wist, waar zy was. Op den éenen tyd was ze beleefd, en op eenen anderen tyd boerlcli, en fprak zo wel van Godsu'ienst - zaaken als van zulke dingen , zeer vry , welke anders haar kunne een ftilzwygen opleggen. Zy ligtte de beenen, zelfs in Let byzyr van het 'Hof, op den ftoel, waarop zy zat.zeer hoog od Zy vloekte menigmaal. Met een woord; zv nam in 't minst niet waar, wat hooge Staatsperzoonen voegt, en hen geien maakt Zy fcheen een' afkeer te hebben yan a.le gezelfchappen der vrouwen, en men lag haar  C 216" ) bekende rioer^ffi £tUigde ' en deze AW was S PwW*' te zie"i «gong waardig agtce Zy der h°og- inïet ^^fS^n haar toen ze Fr^rj* kwam' IrZ t r^éde "«al § Toen ze zig, ]n W flaauw behandelde ophielde, biging z y eSV hl £^$S dewyl zy tafh^/^elyke daad, ter dood verooïd^M e"den' 'M**& ren lyi-Kapitein Het e" door haa- rend de Executie deeJt KkK"' Geduumaak aan , en waT in y, g een S**» vervrolyk. WaarninWde mlfff ^et heel beftaan hebb^ |7nn ,v &n ^>w/afefgSen. Eenigen'meene„ dS?nd ei.gen,}"< ^arc geheime Hiftorien £'7 eemf'e van Het ganfehe land verfoeide f1 !errra<% het Hof viel 'er kl-irn!e dcze daad , cn met toekwam. Doch mcVrn^^ een recht verder, maar liethér 1 ° 40 de W!lk «et rusten, dat men Lr een^'yk daarby bede. NW"eT tericTt 0vane^hi,liS beha"d"lzeer flest 7^ i;I n? «edrag insgelvk-j len; reedt ^en'S^ff™^? °P ^ S«?ansperzoonen SKni^1 al,een *«* zig van de eerfte Karos df. ' en bediende fran/chen fchaamden zï' 1" ZC aantrof ^e haar een zo grooten Sf f ^Ze' voorheen, en men was willif l hadden gegeeven, w„s willig , haar yan leioe]d t, voor-  C 217 ^ voorzien, om des te eerder van haar te worden ontflagen. Toen ze nu lang allerwegen hadt omgezworven , kreeg ze gebrek aan geld, vooral daar Zweeden, waaruit zy haare inkomiten moest nebben , in een zo kostbaaren oorlog wierdt ingewikkeld , cn de wisfels niet meer op den regten tyd kwamen. Zy wierdt daardoor zo boos op den Koning , dat ze zelfs in het jaar 1650 den Keizer beloofde , eenen opftand in Pommeren te verwekken, en Zweeden dcsse Provintie te bencemcn. Maar, om dat ze niet lang by éénegedagte bleef, zo liet ze dit voorneemen voort weer vaaren , en deedt niets meer, dan dat zy over de ondankbaarheid van Koning cared gustavus klaagde. Doch men kon, zo wel ter ontfchuldiginge dezes Konings als des gamchen Zweedfchen Ryks , zeggen , deels, dat gemetde Ryk , ten dien tyde , zelf groot gebrek aan geld hadt , deels' dat haar het jaariyksc'h geid ter onderhoud was toegelegd, niet om de natie te befchimpenj en de gëdagtenis van haaren grootcn Vader, door den Godsdienst af te zwoeren, te onteeren , als welken hy met zyn bloed hadt verdedigd , en buiten ?s lands Komedicn te fpeelen, en als een dooiend Ridder te werk te gaan. Dewyl dus haar jaarlyksch Pennoen uit Zweeden weg bleef; zo zag ze geen middel , om haaren aangevangen ttaat voort te zetten.. Doch Paus al exander VTI» die (tcéds zeer veele genegenheid voor haar •hadt laa*en b'.yken, lag haar, jaarlyks, r2oco fcudi tot onderhoud toe, vertrouwende den Q 5 Kar-  C ai8 ) Kardinaal azzolini de beftienng van dat geld , die ook haare kasfe zo verftandig en geregeld beftierde, dat 'er , tegen de oude gewoonte, aityd geld overig was. De Koningin kreeg daarom ook zo wel, als uit hoofde van zyn bevalligen omgang zulk eene liefde voor dezen Kardinaal, dat zy hem beloofde, henuot haaren eenigen erfgenaam te maaken. Of 'er anders nog een heimelyke rede was, die tot deze liefde iets toebragt. kan men met geene zekerheid beweeren. lenigen hebben ze aan eene ongeoorloofde verkeering toegefchreeven; maar mogelyk is deze gisfing ongegrond. Ten dien zelfden tyde ftierf ca rei» gustavus, Koning van Zweeden, en daarom oordeelde Koningin christin a noodig, eene reis na haar Vaderland te doen. om haar voordeel by de nieuwe regeering te behartigen. Zy vertrok derhalve 1660 van Home, reizende door Denemarken na Zweeden, alwaar ze met alle eerbewyzen wierdt ontvangen. Doch alles beftondt in enkel Complimenten. Want de grootfte party der vergaderde Stenden, en inzonderheid de Kerklyken , was van oordeel, dat ze, door de verandering van Godsdienst, volgens de Zzveeojche wetten, al het recht hadt verlooren; waardoor de Koningin dermaatc wierdt verbitterd , d'at ze drie maal bea;on te weenen. En d%r de Stenden zig op de Zweedjene wenen beriepen, zo beriep zy zig op de by naaren afftand opgeftelde en gemaakte Conventie. Dewyl zy eindelyk merkte, dat ze met magt mets kon uitregten; zo gaf ze goe*  ïry mogt ™icSi mede geweigerd , ant by woonde Na;dat a s haddM ^ gens haare eifchen een ry verzekcring, duurd, kreeg f pcnfiocn verder daC ïy„ \ï^ Maaftoen ze begeerde, dat zou behouden Maar «*" t & vaUen, de Kroon haar weer tc^™e%Q„n . indien de jonge Koning zonae b kwara te fterven i zo ^cidt ^ allT flS^vSen ondertekende acmede, do reeds ™" ls te vernieuwen. ^-"^fSïtS na to, en beHierop begaf mzww ^ j f ROn K?^ceS ™r^deelte haarer inkomwaarby ze cpcnH^lRLiendcn, cn anderen, ften infehoot. Haare Hkoicnd£ ' len inmid. in haar Paleis woonende ^ dels allerhanden moedwil ^fnenftonden; dat ze ^?niemSi geft«ft konden wor' STSo^TÏÉnrW. be^ven ztg uThaare befcherming; en die den tol ^ pagt hadden, vielen klagtig, datzy Ppagt en ^^^^^ in de Kade Koopheden hunne w b tcn> Dc. rosfen der Koningin ^ Je ltaQDra wyl nu deze ongeregeldheden al overhand namen i zo Jiet de Kargicrigbeid ftrekte zig mede uit tot de Chymie. Meest moest men zig over de vlugheid verwonderen, waar mede zy de meefte Europifche taaien fprak, waarvan elke haare moedertaal fcheen te wezen. Maar hec ware te  C 229) te wen.rcb.en. geweest, dat deze Koningin niet zo veele geleerdheid, als wel een grootere kloekzinnigheid hadt bezeeten. Haare Hiftorie wyst zeer duidelyk aan, hoe groot het onderfcheid zy tusfchen geleerdheid en fchranderheid. *3 VER»  ( 2^0 ) VERGELYKING. t iit de Hiflorie dezer beide Koninginnen ziet men, dat ze groote gaaven der natuur bezaten en ze op een zelfde manier misbruikten j en dat de ouderdom, die anders de gebreken der jeugd pleegt te verbeteren, by beide eene beweegoorzaak tot wellust en fpoorloosheid was. maria, welke in haare jeugd, onder alle Vorftinnen. der toenmaalige tyden uitftak , wierdt by toeneemende jaaren zo zeer mismaakt en veranderd , dat men in haar niets meer , dan de uiterlyke hghaams-geftalte nog kon kennen. En christina, van welke men geloofde, dat ze door deugd, verftand, en een pryswaardige regeering, de gedagtenis haars grooten Vaders zou verdonkeren„ bragt door haar flegt gedrag Zweeden in zulk eene verwarring , dat dit Ryk zyn' ondergang niet zou hebben kunnen ontgaan , zoo ze langer aan het roer hadt gezeten. Even als 1 geene dezer twea Koninginnen voor de andere, in haar jonge jaaren, in deugd eenigzins zwigtte, zo evenaaren zs ook elkandtr, in haaren ouderdom, volkomen in ondeugden. Het Hoof i-Charafler van beide Koninginnen was de onbeftendigheid. Men vind , dat deze heide Dames nu eens iets hoog geagt, dan weêr het zelfde veragti, nu eens een' perzoon bemind , en dan weer hebben gehaat, zonder dat ze de minfte rede voor deze verandering hadden kunnen bybrengen. Dit ziet men meerman» Jen by christina, maar by m ar i a duidelyker. Want even ais de Zweedfcbe Koningin met haare Minifters hmJelds, zo ging de S:botfcbe Koningin met haare Echtgeuooten te werk : om niet tc zeggen, dat de liefde der eerfte zig zelden anders, dan in afkeer en onverfchilligheid veranderde ; daarvoor het tegendeel maria de voorheen bemin-  C 231 ) rainde perzoonen zulk eenen haat toedroeg , dat die niet anders, dan door moord en de ftrengfle wraak voldaan kon worden, christina verfoeide dus dezulken fchielyker en meermaalen , dien ze, kort te vooren , haare gunst waardig hadc geagt, maar maria heftiger. De Zweedfsbe Koningin verdient des, in ditopzigt, een zagter oordeel , dan de Schotfche marTa. De afkeer en haat van Koningin christina beftondt alleen in een zuur gezigt en in een' walg, en in haare ganfehe Hiftorie vind men geen kenteken , dat ze bloedgierig zou geweest zyn, Beide waren even groote doorbrengfters maar, wilde men ééns van beide den voorrang geeven, dan overtreft christin*, de Koningin maria in dit opzigt. Doch, eene ongeregelde en buitenfpoorige liefde beerfchte fterker by de Schotfche Koningin. Want die flelde alle welvoegtykbeid ter zyJe , en onderwierp zig aan het uiterfte gevaar en het grootst ongeluk, om dezelve te voldoen, het welk men van de Zvteedfcbe christina niet kan zeggen. Want, hoewel het deze ook daaraan niet ontbroken moge hebben , men kan nogtans niet zeggen, hoe ver deze begeerte zy gegaan, en waarin de grootfte liefde, welke zy bourdelot en andere Gunftelingen bewees, eigenlyk hebbe beftaan, zoo men niet op de brieven van monaldes cm wil aangaan, die veele bedenkeJyke zaaken behelzen. Maar andere foorten van wellust, in fpeelen, danzen, gastmaaien, feestenen andere vermaaken beftaande, befpeurd men in een hoogeren graad by christiba.. Want het is niet w.«rfcbynlyk , dat maria Kroon en Scepter zou hebben neêrgeiegd , om zulke vermaaken ta genieten. Beide waren omtrent haare onderdaanen onverfchillig, en gaven vremden den voorrang boven hen. Dit gebrek kan by de Scbotfcbe Koningin, eerder, dan by chêistiha wwdea T 4 cnu-  ontfchuUigd. Want de eerfle heerfchte over een weêrlpannig en ongehoorzaam volk ; maar de laatfte hadt gehoorzaame én gewillige onderdaan nen , welke met haare gebreken geduld hadden, ja hunne Koningin innigst beminden- Maar christina kon door geen middel worden be. woogen, haare.onderdaanen weêr te beminnen; de taal en zeden , de leevenswyze en Godsdienst van het land , met een woord, alles , wat Zweedfcb genoemd wierdt, ftondt haar tegen, en daarom kan men zeggen, dat Koningin maria door toorn en hartfeer, maar christina alleen door eigenzinnigheid tot onverfchilligheid wierdt x'erleid. Dit moet men in Koningin christina zo veel te meer bewonderen , als zy nooit aan eene andere plaats , dan in Zweeden , was geweest* Maar maria was aan het Franfche Hof opgevoed , en bragt Franfche moden en zeden mede na Schotland. Uit het Leeven dezer twee Koninginnen ziet men insgelyks , dat haar de Godsdienst zeer weinig ter harte ging , alhoewel ze niet flegts voorbeelden van ware Christenen, maar zelfs Martelaars zyn wilden, maria betuigde, dat ze met baar bloed eenen Godsdienst verzegelde, waarvan ze, by haar leeven , niet een eenig artikel hadtin agt genomen: en christina verliet Scepter en Kroon, om een vremd geloof aan te neemen, daar ze nogtans, (leeds, eene groote onverfchilligheid in zaaken van Godsdienst hadt laaten blyken , en alle üodsdienften voor even goed hieldt. Hoewel ze dus beide , ten opzigc van den Godsdienst, zeer onverfchillig waren; zo offerde egter de ééne haar leeven voor den Godsdienst haarer Vaderen op ; en de andere verloor haar welzyn , om eenen , volgens haar. voorgeeven , beteren Godsdienst aan te neemen» Doch de Roomfche KerK kan even zo, min op de; Itand  ( 233 ) «andvastfgheid der eerfte , als op dé bekeer.™ der laatfte roemen. Want mariA regelde ÏS geloof naar het Franfche Hof, met 't Hlte ZJ dien Godsdienst voor tien besten, welke in 1 wellusfgfte en aangenaa^fte landen bToefde en riën meest S in Maskeraden' e" Galante. nen meest in zwang gingen. Want naar al le gedagten was dit de'eenige rede dat haar reien *Z /ergel^inS te ei^igen , fflen kan zeggen, dat maria een grootere, maarcHsrc Z ll ze,dzaa™re Zondaares is ge^st en gebreken hadt. m«u wilde beter wezen dan ze werk yk was, en chrtstina S 'e*S £bÖA' 22 Verd,'ende'De eerfte '^a?de over haaloofde SS3P Cn a^dere °"Seva»en, om datzege. ÏXh " 27 Ze "iet'v"diende. Maar c h r i s tTna hieldt haare vlugt uit het land vooreene eeren te volgen' en wlfd^r den ^' «««"o, der &éoj/cie maku L f a"f - ^et leeven Kïfc IS fr* vermenging h vin ? '"a °m dat het eene 1-, en^t1e„VS4?;e7£4n,Vrol^e I? S MA-  M A R .I A M N E% en AGRIPPINA de oudere. INLEIDING. HEt is een bekend fpreekwoord % ** te veel is ongezond. Wanneer men fovs en drank ordentelyk en rnaatig^eKïkt; dan wordt 'er bet bghaam door oXrk en srevoed : maar neemt men in SfroziS feene maat waar ; dan wordt £ hef Ughaïn door verzwakt. Men moet dén tol wel fpannen , maar■ haald Lm al te fterk aan, dan breekt hy. WanS men aoeden wind heeft, dan moet men de a3£. ïanttaan; maar waait het al e ?wk dan moet men de zeilen gaaien. Me noodige werken moeten met oplettenden oStigheid worden uitgevoerd. Want. ïïat men niet omzigtig te werk, dan kunSn zelfs de nutfte onderneemingen fchadeS, en de deugden, die «ne«t fchuto». in'ondeugden worden veranderd. De *tó  (235) daadigheid is eene deugd; maar, zoo men ze niet maatigd, dan wordt ze veranderd in eene ondeugd, en krygt den naam van verkwisting. Liefde en vriendfchap zyn pryswaardige hoedanigheden ; maar gaat men 'er niet omzigtig meê te werk, of maakt men 'er een kwaad gebruik van; dan kan 'er een zamenzweering uit ontflaan. De dapperheid kan, op dezelfde wyze, in eene wreedheid, de rechtvaardigheid in tyranny, het meedelyden in een voedzel der ondeugd , en de voorzigtigbeid in een mistrouwen worden veranderd. Ja, de Godsvrugt zelve kan fchadelyk worden , wanneer men ze niet geregeld, en naar het gegeeven voorfcfirift uitoefend. Want het ontbreekt niet aan dagelykfche,' voorbedden, dat eene fpoorlooze devotie de menfchen tot Dweepers , en onbekwaame leden in de Maatfchappy heeft gemaakt. (*) Men zegd wel, dat men niet te veel goeds doen kan. Maar men moet opmerken, dat een (*VMen verhaald van philippus de nbri, dat de devotie hem eens dermaate opfpande, dac 'er zelfs zyn borftbeen door fprong en brak. Da bekende Juffer de guyon, die door eene zelfde Enthufiaftery in een zelfd groot gevaar wierdt gebragt, wierdt nog by tyds daar door gered, dat mén haar Keurslyf los maakte.  CM) een goed werk, wanneer men 'er te verre in gaat, dien naam niet verder verdiene. Ik wil hier alle gemelde deugden onaangeroerd laaten, en eeniglyk by de beftendigheid blyven ftaan. Deze is eene hoofddeugd , en een beraad aller menfchen; maar gaat men daaromtrent te ver ; dan krygt ze den naam van halftarrigheid, en kan" zeer veele droeve gevolgen hebben. De Hiftorien toonen 'er ons byzonder merkwaardige voorbeelden van. Men moet zig niet van eiken wind, als een weerhaan laaten omdryven; maar men moet ook niet *t onmogelyke mogelyk zoeken te maaken, en zig niet verder verzetten, wanneer 'er geene hoop ter overwinninge meer overig is. Een verftandig man bukt, wanneer hy door een laage deur moet gaan; maar een Dwaas loopt met den kop tegen den muur, en ftrydt, als Don Quixot, met den windmolen- Eene ftandvastig-en beftendigheid, die zonder verftand, zonder overweeging van tyd en plaats, zonder opzigt op mogelyk-of onmogelykheid, op denoodzaaklykheid , of andere omftandigheden, te werk gefield wordt, is meer voor eene ondeugd , dan voor eene deugd te houden. Wil men met eenige menfchen zulke eene beftendigheid roemen; dan moet men insgelyks zeggen., dat de Ezel het uitmuntend-  C *%7 ) fte van alle dieren , en een Diveeper de pryswaardigfte aller menfchen is. Want beide laaten zig, als werktuigen, door hun naturel regeeren. Zo min als de eerfte door Hagen is te buigen; zo min laat zig de laatfte door vermaaningen winnen. Zulk een menfch is als een verdord en droog hout. Een gezonde en verfche tak laat zig buigen; maar een dorren tak kan men niet buigen, zonder hem teffens te hreeken. Wat het Gemeen , zomtyds, voor eene hoofddeugd houdt, is menigmaal niets anders, dan een hoofdgebrek,- het welk uit de zwaarmoedigheid ontftaat. Want by zulke menfchen treft men, doorgaans, zulk eene onbuigzaamheid aan, die op eene onverdiende wyze den naam van behendigheid krygt. Een zeker Rechter zeide : ,, ik „ gaa nooit van myn eens aangenomen ge„ voelen af, het welk myn Vader zaliger „ ook niet plagt te doen. " Maar, wyl hy zo wel, als zyn Vader zaliger, doorgaans , op verkeerde gevoelens viel: zo was deze deugd voor anderen zeer lastig en men zag deze menichen als zekere dieren aan, die hunnen eerften greep nooit weder laaten vaaren. Men kan deze zaak best door het lee- n? ZrV]Tr tngeren,°AT0 '0PheWeren. De gefchiedfchryvers hebben opgemerkt, dac  ( 258 ) dat rhen reeds in zyne kindsheid zulk eene ftandvastigheid in hem waarnam, waaruit men opmaakte, dat hy een groot Held zou worden, hoewel men voorzag, dat zyne overmaatige deugd met zyne tyden niet inftemmen, en meer kwaad, dan goed zou voortbrengen. Toen hy nog een teder kind was, en iemand, om hem op de proef te ftellen, 't venfter opende, en zig hieldt, als of hy 'er hem uit wilde werpen; zo liet hy 'er niet de minile aandoening over blyken. Tot meerder jaaren gekomen, en tot werken aangelpoord zynde, toonde hy door zyn beftendig en geregeld gedrag, dat men in de gedagten niet mis had, welke men reeds van hem had gevoed. Ik wil c at oden roem, die hem toekomt, niet betwisten, en gaarne toeftasn, dat hy een grocte Held is geweest- Maar ik zoude hem nog hooger agten, wanneer zyne ftandvastigheid met verftand en oplettendheid hadt gepaard gegaan. Want, om dat hy niet in ftaat was, zig te maatigen, en de aeilen in te haaien, wanneer de nood zulks vórderde, en de wind al te fterk was, tnaar onmogelyke dingen mogelyk zogt te maaken; zo was hy gelyk een onvoorzigtig reiziger of looper, die zyne oogen alleen gevestigd houdt op het doel, maar midden in den loop valt. om dat hy niet te gelyk Op j  ( 239 ) op den weg agt gaf. Eenigen hebben uiit het gedrag van cato beflooten, dat zyne beftendigheid niets anders was , dan eene groote eergierigheid, en dathy, in dit op«' zigt, Fompe/us en Cafar nog hebbe overtroffen. Ik verfhout my niet, zulk een oordeel over hem te vellen. Want, daar szyn ganlche leevenswyze toont, dat hy enkel en alleen de vryheid en het welzyn zynes Vaderlands in het oog hieldt, en daarom rust» eer en leeven opofferde, zo wil ik deze ftandvastigheid liever eene aangebooren oprechtheid en deugd noemen, welke uitfteekende gevolgen zou hebben voortgebragt, indien hy op eenen anderen tyd&hadtgeleeft, of deze deugd, by zo netelige en gevaarlyke omftandigheden, met eene grootere omzigtigheid werkflellig was gemaakt. Maar, nu hy in het minst niet fchikken, noch voor den heftigen ftorm wilde zwigten, zo moest hy met zyn Vaderland, noodwendig, deswegen te gronde gaan. Een kwaad affecT; kan , menigmaal, door een verftandige inrigting , nut doen, en eene drift, van natuure goed en loflyk, kan door onbedagtheid nadeel en bederf veröorzaaken. Hadt cato in de eerfte tyden van 'r Gemeenebest gekeft; dan zou men hebben kunnen gelooven, dat de Natuur dezen man tot een werktuig- hadt gemaakt, om den  C 240 ) 'den Staat te flerken, en deszelfs bloei te bevorderen. Maar, nu hy op zulk een tyd op het tooneel tradt, dat het Gemeenebest, -reeds, aan ongeneesbaare ziekten vast was, Welke door eene fterke artieny eerder verergerd, dan verbeterd Wierden, zo fcheen hem de Natuur tót een werktuig te hebben beftemd, om den ondergang des Staats te bevorderen. Men kan hieruit afneemen, welke gedagten ik van dezen grooten man voede. Ik beneem hem de Eer niet., die hem toekomt, en noem zyne natuurlyke ftandvastigheid eene deugd, maar zulk eene deugd, welke in den tyd, dat hy leefde, niet kon geoefend worden, zonder den naam van deugd te verliezen. Dit zelfd oordeel veile ik van eenige Christen - martelaaren. Men ziet meermaalen, dat deze belyders wel zeer yverig waren, maar de noodige voorzigtigheid daarby niet in agt namen, waar door de vervolgingen flegts wierden vergroot , en f de geheele ondergang van den Godsdienst bykans wierdt veroorzaakt. En dit was de rede, waarom men zig op de Kerkvergaderingen gedrongen 2ag, dezen yver te maatigen, en hen, die de maate in dit opzigt te buiten gingen, voor onbekwaam te verklaaren om onder het getal der Heiligen te worden aangenomen, Om-  C 04ï 3 nis virtus limfiftit in mediocritate: men tnoetby elke deugd den tniddet.weg houden , en Zig noch te hovaardig, noch te hardnekkig bewyzen. Men kan .wel, wanneer m^n't op een loopen zetten wil, zynenloop regelregt naar de beftemde plaats rigten; maar!, wanneer men andere rotfen of hinderpaalen ontmoet , dan moet men uit den weg gaan. De rede moet altoos aan het roer zitten en de plaats van een Huurman bekleeden. Men ziet, dat God, die nogtans onveriinderlyk en de beftendigheid zelve is, de gefteldheid der tyden in agt genomen , en in zekere opzigten zyn volk, om deszelfs hardnekkigheid, den teugel als gevierd hebbe. Dit voorbeeld kan.ons den besten regel geeven, hoe we ons gedrag in de beleeving dezer deugd moeten regelen. In .de ongewyde gefchiedenisfen treft men, insgelyks, zeer merkwaardige voorbeelden aan , dat overmaatige en on. tydige deugden, zeer droeve gevolgen hadden, die vooral by de eigenfchap, welke men doorgaans beftendigheid pleegd te noemen , bleeken. Deze wordt menigmaal misbruikt, dewyl het veelen voor een'pligt houden fteeds regelrecht door te gaan, daar hec depligt zomwylen nogtans medebrengt, ont uit den weg te gaan. De dagelykfche ondervinding toont, dat veelen, uit hoofde van II. DEEL. Q ZUlk  ( 24* ) zulk eene dwaaling, zig tegen de bevelen der Overheid verzetten, en hunne Eer hooger agten, dan bun leeven, dewyl ze niet gade liaan, dat de Eer van een onderdaan zomtyds eifche, een gedeelte daarvan, wanneer het de nood vordert, op te offeren. Wanneer my een Vorst beveelt, te zeggen, dat ik verkeerd heb gehandeld, en ik voorzie, dat ik my aan veele moeijelykheid zal bloot Hellen, wanneer ik dit bevel niet volge; dan offer ik, indien ik weigere dit te doen, eene echte Eere op, om eene onechte te verkrygen. Want deze twee dingen verfchillen zeer veel van malkander, en 't is geheel iets anders, wanneer ik verklaare, dat ik verkeerd heb gehandeld , dewyl hy, die de magt in handen heeft, zulks beveelt, dan of ik werklyk op bevel zondige. Door 't laatfte lydt myn roem en goede naam, om dat ik eene zonde pleeg, die ik voor God , met hec bevel der Overheid , niet kan ontfchuldigen. Maar door het eerfte verlieze ik niets van myne Eer, om dat ik my, op bevel, voor fchuldig verklaare, daar ik tog niets kwaads heb gepleegd- Want al lydt de uiterlyke goede naam , men kan my egter mynen eerlyken naam , en myne inwendige goede hoedanigheden niet beneemen. Hiervan konden veele voorbeelden worden bygebragt; doch dit ee« v ni-  ( 243 ) iiige mag genoeg zyn, en bert tot eene Jee dienen, welke uit dwaaling in eene deugd verder gaan , dan men gaan moet ; die uit vrees V3n te zondigen, werklyk eene zonde pleegen, en die hunnen naam en agting opofferen , om ze te behouden Ik heb opgemerkt, dat regtfchapen en eerlyke menfchen, orfi dat ze dit niet regt nagingen , hun eigen bederf hebben bevorderd. Zy zyn van het ge.xeen , dat de hardnekkigheid met de beftendigheid vermengt , voor martelaars gehóuden ; maar verftandige menfchen hebben anders geoordeeld. Deze ftof is waardig, omftandig te worden bewerkt, om dat hierin meermaalen wordt gedwaald. Veele braave Mannen „ wien 't aan een goed oogmerk niet ontbrak , hebben hier in eenen^misftag begaan , om dat ze geen regt denkbeeld van deze deugd hadden, die men doorgaans ftandvastigheid pleegd te noemen. Zy zyn tot eene ondeugd vervallen, om dat ze in eene deugd al te zeer Wilden uitmunten; ja, zy hebben hunne dwaaling niet eer gezien „ voor dat het reeds te laat was, dezelve te verbeteren. Zy hebben, door hun ingebeeld heldhaftig gedrag, niets anders gewonnen * dan dat ze van een onbedagt gemeen wierdeH gepreezen , welke roem, gemeenlyk, naa veertien dagen afneemt, en ten laatften Q s zelfs  C 244.) zelfs by hen, die de beweezen ftandvastigheid voorheen meest verhieven, in eene lastering wierot veranderd. Op die wyze zien ze, hoewel te laat, dat de overwinning, die ze naar hunne verbeelding, behaalden , hen noch voordeel noch eere te wege bragt : ja dat ze met Pyrrhus den geenen, die hen deswegen geluk wenièhen, kunnen antwoorden: „ zoo wy, op deze wyze, meermaalen, een overwin„ mug behaalen; dan is het met ons wel5, zyn gedaan. Want, wy voelen de wonde, en deze fmert zo veel te meer, als „ wy buiten noodzaaklykheid gewond „ zyn. De Hiftorie der twee Dames, welke ik hier onderling heb vergeleeken, bevestigen ditzelfde. De natuur hadt ze met een edel hart en eene heldhaftige ftandvastigheid begaafd ; maar , om dat deze deugd niet met de noodige voorzigtigheid gepaard ging, zo heeft ze den naam van Deugd verlooren, en haaren anders grooten roem bevlekt. Nu wil ik my tot de Hiftorie zelve wenden. MA-  M A R I A M N E. "|\ /f ariamne, in de Hiftorie zo wel om iVl hare groote hoedanigheden, als haare wederwaardigheeden bekend, was eene Dochter van alexander, en eene Niche van akistobulus. Haare Moeder was alexandra, eene Dochter van hircanus, en dus ftamde zy, zo wel van vaderlyke, als moederlyke zyde, uit het Koninglyk Asmomisch Huis. her odes, die naderhand Koning van Jttdea wierdt, verliefde op haare fchoonheid, en kreeg mariamne ook tot eene Gemaalin , waar door zy een regeerende Koningin in het Joodfche Land wierdt. Zy leefde een tyd lang met herodes in een taamelyk vernoegden Echt, hoewel ze zig, heimelyk, over de wreedheid bedroefde, welke hy tegen het Asmoneisch Huis pleegde , het welke hy, ter oorzaake zyncr eige veiligheid, by na geheel uitrooide. Maar naderhand ontftondt onder hen een misnoegen , het welk by de Koningin, ten laatften, zo zeer de overhand nam, en zulk een onverwinnelyken afkeer , en zulk eene bitterheid verwekte, dat het haar zo wel, als haar beide Zoonen het Leeven kostte. De grondflag tot dit misnoegen wierdt gelegd ten dien" tyde , dat de groote Romein antonius, herodes voor zig daagde, om zig wegens zekere tegen hem ingebragte befchuldigingen te verdedigen. Vóór dat hy deze reis aanvaardde, vertrouwde hyfde beftiering des Kyks, in zyne afwezendheid , aan zyns Vaders Broeder, josephu-s. En, Q3 de-  ( 246 •) dewyl hy niet wilt , hoe deze reis zoude uitvallen, en of hy leevendiir. weder terug mogt komen; zo gaf hy dien josephoJ heimelyk bevel, dat, indien a^ton.us hem 't Leeven mogt b.neemen, dat hy dan, zo dra hy 'er bericht van krees; mar.Ia.mne ter dood zou oren:ren. Dit bloedig bevel ontftondt niet uit haat tegen de Koningin, maar veeleer uit eene al te Iterke liefde, om dat hy zogt te beletten, dat ze, naazyn* dood , niet in ander:, en minst in handen van antonius mogt vallen, van weken hy reeds hadt \rehoord , dat hy, door de befchryving haarer fchooaheid , was ontdoken, i n uit dien hoofde gelo fJe hy, dat, wanneer antonius al de hand enen haat verwekt, dat hy niet weêr kon worden uitgedelgd. Om derhalve zulk eene veragting te wreeken, •fpande zy mariamne zo veele netten, en hieldt niet eertier op, voor dat zy haar in 't uiterfle bederf hadt geftort. Het mistrouwen, by herodes wegens de ontrouw zyner Genwalin verwekt, maakte  C 249 ) te zyn gemoed zeer onrustig: doch de eerfte drift voorby zynde, en het gedrag van mariamne nader nagegaan hebbende , merkte, hy, dat deze befchuldiging ongegrond was. Uit dien hoofde verzogt hy om vergiffenis by de Koningin, dat hy zo voorc een mistrouwen tegen haar hadt opgevat, zeggende, dat zy dit als een onfeilbaar kenteken van liefde kon aanmerken , die hy haar toedroeg, mariamne gaf hierop ten antwoord , dat het heimelyk bevel het welk hy agter gelaaten hadt, van haar om te brengen, indien antonius hem ter dood mogt veröordeelen, geenzins als een kenteken van liefde kon worden aangemerkt Maar naauwlyks hadt ze deze woorden uitgefproken, of h e k. 0 d e s wierdt byna woedende. Want hy wierdt daar door in zyn voong mistrouwen geltyfd , dat tosephus haar, onmogelyk, zulk een geheim hadt kunnen ontdekken , zoo 'er niet onder hen eene ongeoorloofde gemeenzaamheid hadt plaats gehad. De toorn, waarmede zyn gemoed vervuld was, nam ook zo zeer dc overhand , dat hy zyn' dolk ontblootte , om ze te doorltooten. Doch een vonk van oude liefde hieldt hem terug, dat hy zyn voorneemén niet kon volbrengen. Daarentegen liet hy zyne woede omtrent josephus en alexandra den vollen teugel. Den eerften liet hy voort dooden, zonder te hooren . wat hy, mogelyk, tot zyne verdediging konde inbrengen. Maar alexandra het hy in boei jen Haan , en in den Kerker werpen, om dat hy ze als de bron cn oorQ 5 zaak  ( 2jü > zaak van alle onlusten en al het ongeluk aanmerkte, waarin zyn Huis was gekomen. Hierop wierdt alles tuflehen her odes en | mariamne, voor een tyd lang bygelegd; maar naa eenige jaaren, ontftondt, byna om dezelfde rede, een nieuw misnoegen. Toen de oorlog , welken de twee groote Romeinen, oct Aviusen antonius, wegens de heerfchappy der waereld zamen voerden , geëindigd was, en octavius, die naderhand den naam augu stus kreeg, de Roomfche Heerfchappy alleen hadt bemagtigd { zo haastten zig alle oude aanhangers van antonius na den overwinnaar, om deszelfs gunst re winnen, herodes. welke tot dus verre de party van antonius zeer yverig hadt gehouden , was wel één der laattten , die fland hieldt, en zyn' ouden weldoener niet wilde verlaaten; maar eindelyk nam hy nogtans ook het befluit, om het voorbeeld der andere Vorften te volgen , en zig met augustus insgclyks te verzoenen. Naa dat her odes dit befluit genomen, cn mariamne met alexandra in de vesting Alexandrien opgeflooten , maar de regeering aan zyn' broeder pheroras hadt toebetrouwd; nam hy de reis na octavius aan , welken hy , door zyne wclfprcekendheid, zo zeer wist in te neemen, dat geen Vorst, ooit, van hem meer was bemind. ISaazo wel verrigte zaaken begaf hy zig, vernoegd , op de terugreis. Maar zyne vreugde wierdt, door het gedrag van m ari am n e , niet weinis verminderd. Want deze ° Ko-  C 251 ) Koningin , die hy zo innigst beminde, liet een' grooten afkeer van zyn pcrzoon blyken, en verwierp, mee een ongemeene koelheid, alle licfkoozingen , welke hy haar bewees. Toen h haar het geluk wilde verhaalen, dat hy op reis hadt genooten, en haar daar door vermaak zogt aan te doen , antwoordde zy 'er niets op , maar florttc , in plaats var. 'er de grootfte vreugd over te laaten blyken . bittere traanen , waar door ze teffens duidelyk te kennen gaf, hoe ze liever hadt gewenfcht, dat hy altoos mogt wegblyven, dan gelukkig terug komen. De oorzaak dezer nieuwe verbitteringe oritftondt uit dezelfde bron , als de voorige. Want toen hkrodüs dc reis aanvaardde, en niet wist, hoe ze uit zou vallen, zo gaf hy sosemus eenzelfd bevel, als hy , voorheen, josephüs hadt gegeeven, dat hy naamlyk , in geval octavius hem mogt dooden, mariamne zo wel , als haare Moeder, aleia .dra, het Leeven bcneemen, en zyn' Uiterlie best moest doen, om zvn' broeaer, Pheroras, de Kroon op 't hoofd te zetten, Dit bevel gaf hy niet aj-leen om die rede. dat m a r r a m \ ■ naa zy n' dood, niet in han den van een vremden mogte vallen , maar ook . op dat niemand uit het Asmoneisch H iis overig zyn mogt, die pherüras de Kroon betwisten konde. Want naa den dood van den ouden hirkanus was 'er niemand meer van de 'smoueifche Familie, danMAriamnk en alexandra, uit 'enomen de twee Zoonen , welke hy zelf bv deze Koningin hadt verwekt. Meest duchtte hy voor  ( 252 ") voor alexandra, die eene dappere en hoogmoedige Da ne was, welke het noch aan wil, noch aan bekwaamheid ontbrak , om alles in bcwce ing te brengen , en met welke weinig Vorftinnen van haaren tyd in hst en doortraptheid konden vergeleeken worden. Weshalven ook her odes geloofde, dat de door hem gemaakte fchikkm ' nopens de opvolging, geen» ftand zou houden, zoo alexandra" hem mogt overleeven. sosemus hieldt zyn woord, aan her odes gegeeven, zeer lang, en maakte niemand bekend , wat hem belast was. Maar, dewyl marÏamne befloot, dat hy een zclfds bevel, als 1 oseph ijs voorheen, moest hebben fekreeeen ; zo zogt ze, door vleyeryen en Ecfchenken, zyne geheimhouding te beftormen , cn te ontdekken. Dewyl nu sosemus twyfelde, dat her odes met een zeilde magt en aanzien terug zou komen, welke hy te vooren hadt; zo bragt het eindelyk mAriamne zo ver, dat hy baar dit geheim ontdekte, sosemus redeneerde dus: wierdt her odes magt door octavius bepaald ; dan is hy niet in ftaat, u fchade toe tc brengen,, en deze beide Dames zullen u wel befchermen, en daarby nog haare ' vriendfchap waardig agten. Doch hoe t ook daaromtrent mogt zyn, hy meende, dat, indien herodes al met Konmgiyke magt terug mogt komen, mariamne dat geen, wat hy haar hadt ontdekt, verzwygen, of zï* wel van de liefde, die herodes haar toedroeg , bedienen , en hem tegen al het gevaar zoude beveiligen. Doch deze . goede  C 353 ) sosemus hadt zig wei aan het voorige gedrag van mariamne, als dat van herodes, by een zclfd geval mogen fpiegelen, Want 't was niet denkelyk, dat ze ditmaal eer, dan voorheen, zou zwygen. En dewyl mariamne josephus niet hadt kun. nen redden, zo hadt hy zig ligt kunnen verbeelden , dat ze even zo min in ftaat zyn zou, hem te bevryden. mariamne dus van sosemus dit geheim gehoord hebbende, wierdt de afkeer dien ze voorheen tegen herodhs hadt, zo fterk vermeerderd, dat hy haar door geen middel, en op generlei wyze, zelfs maar tot de genngtte vriendlykheid, kon beweegen De Moeder van herodes , cyprus, ca zyne zuster, salome, verzuimden niet, zig dit gedrag van mariamne ten nutte te maaken, om den Koning, geftadig, meer en meer tegen haar op te ruyen, en hielden ook niet eerder op, voor dat zy haar van kant hadden geholpen. Dit viel haar ook met moeyelyk, om dat de Koningin beftendig in haare onverfehilligheid voortvoer alhoewel zy, om sosemus niet ongelukki* te maaken, het door hem ontdekte Geheim verzweeg. herodes verdroeg dit een geheel jaar met groot geduld; hoewel fteeds met ten gewond hart. Mair zomtyds nam de toorn nogtans dermaate de overhand, dat hy cea befluit nam , haar te dooden. Zo hefti«r inmiddels als zyn toorn was; de liefde was" egter fterker, en de ééne hartstogt hinderde de andere, dat geene van beide tot 't ui-  C 254 ) uitérfte kon komen. Eindelyk kreegen zyne moeder en zuster, door een byzondcr toeval, gelegenheid haar te doen vallen, doch waarby herodes, weldra, zelf in een ongeluk ware gekomen. Toen 'c op een zekeren dag zeer heet was, en herodes zig in zyne flaapkamer hadt hegeeven, liet hy kakiam'né roepen, welke ook voort kwam. Maar, toen hy haar verzogt zig by hem neêr te leggen, om zig met haar te verlustigen , weigerde zy dit met een toornig gelaat , verwytend hem den aan haare Vrienden en Bloedverwandten geplee den moord. her odes moest zig gróót geweld aandoen $ dat hy niet, voort, tot eene bloedige wraak overging. Doch salome, die van hetgeen onder hen omging, bericht kreeg, zondt voort zynen Mondfchenkef, welken zy hadt omgekogt, om te getuigen, dat mariamne hem' hadt willen overreden, om den Koning met vergift om te brengen, herodss gaf aanftonds bevel, dat één der grootfte gunitelingen der Koningin, zonder wiens "raad zy niéts plngt te doen, op de pynbank gelegd zou worden, om hem te noodzaaken, dit te openbaaren. Doch alles , wat hy , door de pynbank geperst, zeide , beftondt alleen daarin, dat sosemus de Koningin 't geheim bevel, hem door den Koning vóór de laatfte reis gegeeven , hadt ontdekt. Daar door wierdt de toorn en haat van herodes in jaloezy en uittrouwen veranderd , en hy begon luid te fchr.euwen : sosemus , welke my zo getrouw is geweest , zoude niet overgehaald hebben kunnen Wv^rden , zulk een geheim te ontdekken, zoo hy niet met  ( 255 ) met de Koningin eene ongeoorloofde verkeering haat gehouden. Hierop gaf hy voorc S'ta te dooden, en koos uit hen, welke hem getrouwst waren , mfctieidö Rechters, voor welken mariamne moesc verfchynen. herodes was zelf haar aanklaager en fprak met zulke heftigheid, dat 'er de Rechters genoeg uit merkten, dat zyn toorn door niets anders, dan door een doodvonnis, geftild zou konnen worden Endewyl zy allen bevreesde mannen, en !it te winnen waren, zo rigtten zy zig naar^des Konings neiging, ontzeggende mari amne net Leeven. Doch niemand geloofde, dat de voltrekking van dit vonnis voort zoude volgen En ïierodes hadt ook dit voorneemen niet Want hy was alleen willens, haar een tyd" rang op te fluiten. Maar zvne moeder en zuster , welke van wraakzugt brandden, en duchtten, dat herodes toorn , door zulk eene vertraaging, verzagt mogt worden, lieten hem geene rust, vóór dat ze zyn bevel tot haaren dood hadden bewerkt en be reikten ook, eindelyk, haar oogmerk. Toen Mariamne na de gerechtplaats wierdt gevoerd; ging haar haare Moeder, alexanï>ra, op dezen weg te gemoet, en krenk- Ker u*^- "iet fleScs d00r allerhande heftig Befchuldigingen, maar verweet haar ook Haare ondankbaarheid omtrent haaren Gemaai. Dit zeide zy met zo veel drift en aandoening, dat zy zelfs, welke haar niet kenden, duchtten, dat ze de ongelukkige Koningin (lagen zou geeven. Maar alles w% flegts  C =56 3 flegts gemaaktheid, waar door ze te kennen wilde geeven , dat zy een' afkeer van >t gedrag van mariamne hadt, om naar door eene zelfde ftraf te ontgaan. Geduurende den tyd , dat de moeder deze harde woorden uitbraakte , vervolgde de dochter haaren weg , zonder het minfte te antwoorden , geevend door haar ftilzwygen te kennen , dat haar dit laag en flegt gedrag haarer moeder zeer mishaagde. Voor 't overio-e ging ze, heel onverlaagd, ter dood, en liet tot het laatfte oogenbhk toe, het verheven hart cn die beftendigheid blyken, welke men fteeds in haar had gezien. Zulk een einde nam deze uitfteckende Koningin , welke zo wel ten opzigte van de fchoonheid des lighaams. als wegens haare groote gemoeds - gaaven , alle Dames haares tyds overtrof. Zy zoude ook heet volkomen zyn geweest, hadt ze niet haare beftendigheid tot hardnekkigheid toe uitSrekt. herodes daad kan met gevoelelvk worden ontfehuidigd , hoewel men moet belyden, dat het hem zeer moeyelïk viel , by eene zo. aanhoudende veragting, als deze Koningin omtrent hem het blvken , onverfchillig te blyven. Haar gedrag kan eeniglyk ontfehuidigd worden door Ie wreedheid , welke herodes aan haare Bloedverwandten hadt gepleegd, die hy allen ter dood hadt laaten brengen. Doch herodes bevondt, voort naa den dood dezer Koningin, zulk een berouw en beangftheid, dat hy 'er bykans zyn Leeven by hadt ingefchooten. AGRIP- ■  AGRIPPINA de oudere. Agrippina, geteeld van m. agrippa, en jülu, een dochtervan Keizer auI gustus, trouwdemetGERMANicus, een I broeders zoon van tiberius. In dezen echt E bragt zc cajüs, die onder den naam caliI gul a bekend is, en agrippina, de moe I der van nero, ter waereld, welke beide, I om haare boosheid en ondeugden, even als 1 hunne ouders om hunne uitfteekende hoeda] nigheden, in de Hiftorien bekend zyn. Ten: tyde van augustus is van deze agrippina niets byzonders op te merken, dan dat ze, door haare kuischheid en deugd, onder alle Romeinfchs Dames uitmuntte, en daarom even zo zeer geëerd en bemind wierdt, als haar Gemaal, germanicus, om zyne deugd en dapperheid , gezien en hooggeagt was. Beide wierden van augustus innigst bemind, en germanicus wierdt aangezien als zulk een Held , welke vervolgens, wanneer hy aan de regeering kwam, 't Romeinfche volk weêr in vryheid zoude ftellen. Maar juist door deze hoogagting en liefde, welke men voor germanicus liet blyken, Wierdt zyn Vaders broeder, tiberius, de opvolger van au gustus, tegen hem gaande, even als de deugd en het verheven hart van agrippina by de moeder van tiberius, livia, jaloezy verwekte. Deze borst voort naa den dood van augustus uit, en bevorderde, ten laatften, zo wel den val van germanicus, als van agrippina. Voor de eerfte maal wordt van agrip- II. DEEL. R ?ï-  ïina gefproken, ten dien tyde, dat voort naa augüstu4s dood de troepen, welke germanicus in Duitschland aanvoerde, eenen opftand verwekten , en germanicus met geweld zogten te dwingen de regeering aan te neemen. germanicus, welke liever iterven, dan zyn Vaders broeder ontrouw wilde zyn, zondt, by dezen ' opftand, zyne Gemaalin agrippina met haaren jorgenZoon,CALiGULAweg, om hen in veiligheid te ftellen. Doch dit kon nogtans niet zonder moeite gefchieden, dewyl deze deugdzaame Dame betuigde, dat ze volftrekt niet van haar Gemaal, by zulk een gevaar, wilde fcheiden, en openlyk zeide , dat ze van den grooten augustus afftamde , en ten opzigte van de verheven deugden haarer voorouderen niet wilde ontaarten. Maar eindelyk moest ze zig egter laaten overreden, om aflcheid van hem te neemen, en zig met haaren jongen Zoon na Trier te begeeven. 't Oproerig leger wierdt, door dit gezigt, gevoeligst aangedaan, dewyl de Gemaalin van germanicus met haaren jongen zoon, die in het Leger was opgevoed, als in ballingfchap ging. Het oproer wierdt kort daarna geftild , enjagrippina ftak, vervolgens, in de afwezendheid haares Gemaals zeer uit. Zy moedigde het leger aan , toen het eens door de vyanden in 't naauw gebragt was, bekleedend, door de heerlykfte fchikkingen , als de plaats van een Generaal; waarom ze tot de wolken toe wierdt verheven. Maar deze zelfde roem en eere, die ze onder 't leger hadt verworven, vermeerderde de onver-  ( 359 ) verfchilligheid, welke tiberïus omtrent haar liet blyken, en deKeizerlyke Minifter, se janus, liet niet na, den agterdogtigen Keizer zo wel tegen agrippina, als tegen germanicus, geftadig, meer en meer op te ruijen. Men zeide, dat agrippina zig een grootere magt aanmaatigde, dan eene vrouw toekwam, en dat ze reeds blyken hadt gegeeven, hoe ze oproer en beweeging onder het Krygsvolk kon^e ftillen, het welk de Keizer met al zyne magt niet in ftaat ware, te doen. tiberius , die een meester in de konsc van veinzen was, hieldt zig inmiddels bedaard, en ontving ze beide, by hunne terugkomst te Rome, voor 't oog zeer vriendelyk. Kort daarna zondt hy germanicus na het Oefen , met volmagt, om alle daar entftaane gefchillen by te leggen. Ten zelfden tyde vertrouwde hy piso Syrië, welk een heimelyke vyand van germanicus was. Men meend, dat deze piso heimelyk bevel van denKeizer hadt, omGERMANicus, op allerlei wyze, fpyt aan te doen, en hem in alle opzigten tegen te zyn , het welk hy ook, naar 't uiterfte vermogen, en by elke gelegenheid trouw waarnam. Zyne Gemaalin, plancina, hadtinsgelyks van livia, des Keizers moeder, bevel, om agrippina tot toorn te verwekken, en ze zo verre tc brengen, dat ze zig of met woorden, of met de daad mogt vergrypen. Dit was ook zo veel te ligter werkftellig te maaken , als agrippina een hoogmoedig hart hadt, en geene befchimping kon dulden. R ft (3ER»  C 260 ) germanicus begreep voort, met welk een inzigtpiso na A/ie was gezonden: maar hy hielde zig, als of hy zulks niet wist, en verdroeg alle moejelykheden , welke men hem aandeed , met bedaardheid , neemende zyn ampt, met alle getrouw - en voorzigtigheid waar. Maar, wyl piso voortvoer, hem te beledigen , en nu eens harde en trotfe woorden tegen hem gebruikte, dan weêr het leger tegen hem zogt op te ruyen; zo nam germa-Mcus't befluit, eene reis na Egypten te doen. Hy wendde voor, dat zyne tegenwoordigheid daar nodig was, hoewel zyn doelwit by deze reis deels was, om de zeldzaamheden en merkwaardige dingen in Egypten van naby te zien, dééls om ook daar doof den omgang met pi so te ontgaan, welke hem heel onverdraaglyk was. Naa dat hy 2ig daar een tyd lang opgehouden, en al 't merkwaardige gezien hadt, begaf hy zig in Syrië terug, alwaar hy vernam, dat alle goede , door hem gemaakte fchikkingen doof piso weêr verydeld waren. Dit gaf aanleiding tot eene openba3re vyandfehap tusfehen hem. piso wüde toen de Provintie verlaaten ; maar wierdt door eene ziekte, welke germanicus ten dien zelfden tyde aanlandde , van dit voorneerrjen wederhouden. -germanicus kreeg meest al zyne gezondheid weder, het welk zulk eene vreugde by de inwooners in Annochien verwekte, dat ze deswegen openbaare offerhanden wilden doen. Maar piso ftoorde 't volk daaromtrent; hy dreef hen , welke deswegen verzameld ■«'aren, terug, en liet zig fcherpe woorden te-  tegen germanicus ontvallen , welke nog niet volkomen heriteld was. germanicus wierdt 'er zo moeijelyk over, dat hy piso beval, de Provintie tc verlaaten. piso vertrok wel, maar hieldt zig in de nabyheid op, om tc zien, hoe het met de ziekte van germanicus zoude afloopen. Want die kwam op nieuw, en wel zo heftig, dat germanicus, ten laatlten, moest bezwyken. Vóór dat hy ftierf, deedt hy eene lange reden aan zyne omftaande vrienden, en gaf hen het mistrouwen omtrent piso en pla vcina te kennen. Hy fchreef hen ook zyn" dood toe, biddend zyne vrienden , dien te wreeken. Dit beloofden zy hem allen met een' eed, en gaven 'er hem hunne handen op. Eindelyk wendde hy zig na agrippina, verzoekend haar , haare drift te maatigen , zig na de netelige tyden te fchikken , en' hen inzonderheid niet te vertoornen, die de magt in handen hadden. Dit zeide hy overluid , maar fprak nog , heimelyk , met haar van allerlei andere dingen. Men meend, dat hy haar toen de kwaade gedagten van zyns Vaders broeder en de vrees heeft te kennen gegeeven , waarin hy wegens haar Perzoon was. Kort daarna ftierf deze uitmuntende Heer , en men kan naar waarheid zeggen dat iemand nooit zo zeer en oprecht wierdt beweend. Hoewel agrippina van zorg en droefheid heel was afgemat, egter haastte zy zig, om haar Gemaals dood aan dezen ontaarten menfeh te wreeken, begeevende zig, voort met de asch van germanicus fcheep.' R3 pi-  ïiso kon zyne vreugd over dit Iterfgeval niet verbergen, maar liet die openlyk blyken, ja zyne Gemaalin plancin a, die wegens piso's zuster nog in den rouw was, lag voort de rouwkleeren af, en trok in fteé daarvan een vreugde-gewaad aan. piso wilde ook, voort, 't ftadhouderfchap aanvaarden , het welk hem eertyds was ontnomen ; maar cnaeus sentius wees hemaf, dwingend hem, na Rome te reizen, en zig daar wegens de tegen hem ingebragte befchuldigingen te verantwoorden, agrippina kwam ook, eindelyk, in die hoofdftad aan, en was van zeer veele vrienden verzeld. Zy bragt voort haare klagten by tiberius in, welke aan de uitfpraak van den Raad wierden overgelaaten. Het hadt wel veel in, de befchuldiging raakend vergift bewyslyk te maaken. Doch de Raad twyfelde 'er zo min aan , als het volk. Dewyl dus piso merkte, dat de Keizer hem niet wilde befchermen en zyne Gemaalin alleen, door voorfpraak van livia, Verzekering hadt gekreegen, dat zy genade zou erlangen ; zö benam hy zig zelv' het leeven, vóór dat nog 't oordeel wierdt geveld. agrippina volgde den trouwen raad haars ftervenden Gemaals niet, om zig naar de gevaarlyke tyden te fchikken. Zy gaf, veeleer, g'eftadig , haare bitterheid en haar verdriet daarover te kennen, dat men haare Familie zo hard behandelde, vermeerderend daar door de üxydige gedagten , waarmeê tiberius buiten dat reeds" tegen haar was ingenomen. Ja de Keizer zeide openlyk,  (263 ) dat men haar , op geene andere wyze, te vreden kon ftellen , dan wanneer men haar de regeering opdroeg. Men zogt ze, daarom, by alle gelegenheid, toornig te maaken, om haaren val te bevorderen. De aanvang daartoe wierdt gemaakt, dat men haare nabeftaandeen beste Vriendin, claudia pulchra, een Proces aandeed, en ze zo wel van onkuischheid, als allerhande vuile aanilagen tegen den Keizer befchuldigde. agrippina wierdt 'er zo toornig over, dat ze zig, vol bitterheid, na den Keizer begaf, hem zyne onverfchilligheid omtrent haar en haar huis verweer, en duidelyk zeide, dat pulch r a eeniglyk om deze rede wierdt vervolgd, om dat zy haare Vriendin was. Hoewel nu tiberius anders in ftaat was, in den hoogften graad te veinzen; hy kon zig egter niet onthouden , haar haare koenheiden overhaafting met deze Griekfche woorden teverwyten: k^xtus-nxwittv^it7iru ^v»m dat is: „ Gy beklaagt u, myne dochter, om dat gy niet tot de regeering kunt geraaken. Zy werkte daar door ook niets anders uit, dan dat ze de veröordeeling van pulchra verhaastte, en den Keizer des te meer tegen zig gaande maakte. Iri plaats dat agrippina zig, daardoor, hadt moeten laaten affchrikken , volhardde zy veeleer in haare bitterheid , welke zo zeer de overhand nam, dat ze in een heft ;e ziekte viel. Toen haar de Keizer bezogt, herhaalde zy haare voorige klassen, begeerend eindelyk van hem, dat hy haar eenen Gemaal aoude verfchaffen, die haar en haare kindere» R 4 kos  C 264 ) kon befchermen : maar tiberi us verliet haar, zonder haar een antwoord op haare begeerte te geeven. Dit gefprek is, gelyk tacitus bericht, door de jongere agripfipina in haare fchriften opgetekend, doch welke, ten nadeele der Hiftorie, verlooren zyn gegaan, dewyl men uit deze echte berichten veele byzonderc omftandig-en merkwaardigheden zo wel raakend haar zelve, als haare moeder had kunnen ontleenen. De Keizcrlyke Minifter , s e j a n u s zogt de ongenade, waarin agrippina by den Keizer was gekomen , geftadig te vermeerderen, laatende haar heimelykdeswegen weten, dat de Keizer voorneemens ware, haar met vergift het leeven te beneemen. Deze waarfchouwing geloofde zy, en toen ze eens Van den Keizer tot een gastmaal was genoodigd, zat ze aan tafel zonder een woord te fpreeken, of het minfte te antwoorden, tiberius-reikte haar, ten teken van vriendfchap, eenige vrugten toe, die agrippina ■wel aannam, maar ze zonder verder aan te, raaken, haaren Bedienden gaf. Dit zag tiberius met tegenzin aan, zeggend tot zyne moeder, dat men zig daarover niet behoefde te verwonderen, wanneer hyagrippiua hard 'bejegende , om dat ze van hem geloofde, dat hy haar met vergift wilde vergeeven. Naa dien tyd verzogt hy ze niet meer ten eeten. nero en drosus , de Zoonen van germanicus, waren nog zeer jong , en, om dat ze aan een zo agterdogtig Hof zig niet verftandig en omzigtig genoeg wisten te gedraagen, zo lieten ze zlgs we-  C 20-5 ) wegens de harde handelwyze omtrent haare moeder, al erlei onbedagtzaame v/ourden ont vallen, welke tiberius weér wie d^n ïn" gebragt. Daar door wierdt flegts olyiS vuur gegooten, en de Keizer oordeelde raad zaam, by agrippiNA zo wel, als bv han* ren oudften Zoon, nero, iemand te itellen" welKe op alles, wat ze dageiyks fokken1' uitvoeren zouden, naauw tgt rS&T^S Niet lang daarna overleedt Livif dS Keizers moeder, tiberius zondt Voor? hierop den Raad een' tegen AGaim^ri nero gengten brief, ö waarin ,hy" e ro flegts zyne gebreken der jeugd Verweer maar agrippina ais eene trotfe enTnrl' moedige Primes afbeeldde, dL geenzins tot' lfTZ^Cld g,ebraSc &>n borden De leden des Raads Honden daarover zeer vJ? zet, en, niet weetende, Wat ze voor een befluit zouden neemen, zo vonden ze eind£ lyk goed, hun antwoord uit te fteilpn tot dat des Keizers toorn kr eeft getold was. Maar tiberius nam ditX ongenadig op klaagde in een anderen brief over de lafheid des Raads, en behieldt S voor om over het gedrag 'van agrippi^ zelf een oordeel te vellen. Kort daarna zonde hy ze na het eiland pandatari™ in?baihngfehap. Hy het ook haare Zoonen, nÉr 0 en drusus aanklaagen, en den eerften na een ander eiland niet vlrre daarvan daaï maar den anderen na eene plaats brengen"' die n de Hiftorie niet is genoemd N£ ftierf kort daarna van honger: maar a?r?p WA en orusu, leefdenbn0gTjaaren daar" R 5 na.  ( a66 ) na. drusüs wierdt, een tyd lang, aan een heimelyke plaats op het flot bewaard. Dewyl toen juist de gevaarlyke aanflag van se (A,nus tegen den Keizer uitborst, en tiberius duchtte, dathy, als een oud en zwak Heer, tegen sejanus en deszelfs erooten aanhang niet beftemd zyn mogt; zo zegd men, dat hy macron gelastte dr ijsus voort in vryheid te ftellen, en hem tot Keizer te verklaaren, wanneer sejanus openlyk na het geweer mogt tasten. Maar, toen sejanus voort wierdt onderdrukt, en de vrees weêr ophieldt, zo wierdt dien ongelukkigen Vorst verder geene fpys gegeeven , zo dat hy dus van honger zelfs zyn eigen bed zogt te eeten. Naa zyn» dood wierdt zyn lighaam in ftukken gehakt, en men kreeg van tiberius niet anders, dan met de grootfte moeite, verlof, dat een gedeelte daarvan, aan eene onbekende plaats, mogt worden begraaven. agrippina ftierf ook, kort daarna, van honger, suetonius zegt, dat ze zig zelve dood gehongerd, en dat men haaren mond met geweld opende, om 'er eenige fpvzen in te brengen. Maar volgens het bericht van tach us, is het onzeker, of haa- dood vry willig dan geweldig zy geweest, tiberius befchuldigdc ze naa haaren dood, dat ze een ongeoorloofden'omgang metASiNius gallus hadt gehouden. Doch de roem, dien agrippina zig wegens haare kuifchheid hadt verworven, was zo groot , dat niemand deze befchuldicing geloofde. t > , _ Zulk een einde nam deze heldhaftige Da- me,  ( 267 ) me, wier moed en verheven hart door geen onze luk, door geen gevaar en weder waardigheden ne^rflagtig kon gemaakt worden. Doch deze zelfde hoedanigheid , die de meeften als een hoofddeugd aanmerkten, wierdt door haare vvanden als een hoogmoed en als eene ftyfhoofdigheid uitgelegd , die daaruit ook gelegen, heid namen, haar in het uiterst ongeluk te torten. Weshalven het nog twyfè fg ig if of haar leeven en gedrag anderen ten voor-' SIm 'V^ navolSinge kan worden voor gefield. De deugden, welke zy bezat, en die men haar niet kon betwisten, waren eene hartelyke liefde jegens haaren Gemaal 0o recht-en kuifchheid , waarin ze boven alk andere Romeinfche Dames van haar tyd uitftak. Haar verftand en haar vlugheid kan men uit haar gedrag by 't Leger afneeraen van 't welke zy, om haare vriendelykheid jegens elk een' , bemind, en we^ns hmrf. bekwaamheid wierdt geëerd, zo dat ze zeil by den agterdogtigen Keizer TiBERins argwaan verwekte. Of ze zig door toe-ee vendheid by een zo bedorven Hof zou h bben 'ftaande kunnen houden , is rnoeifvlr te bepaalen. Men kan alleen zegren dV haar verheven hart niet met de tyden waarin ze leefde, inftemde, en dat ze daar' om beter hadt gedaan, wanneer ze zi" zon met om haar eigen Perzoon , ten minften nogtans om haare Zoonen, naar den tyd «s fchikt, eninfchikkelyk getoond hadt Voor 't overige is het te beklaagen, daar to- de kinderen om de fchuld hunner ouderen moeten lyden, dat zulks eeniglyk de twee oudfte Zoo-  ( 268 ) Zoonen trof, welke een zo hard lot minst hadden verdiend , en dat de twee andere Kinderen, te weeten c a | u s en a,g r i p p i n a, die men, met 't grootfte recht, als monfters en wangedrogten kan aanmerken, in 't leeven bleeven. Want nooit zyn van deugdzaamere en vroomere Ouders godloozer en ontaarter Kinders geteeld geweest. VER-  ( 269 ) VERGELYKING. T-\eze twee Dames, wier Hiftorie, hier zaaklrt77 13 voorged.wgen, komen in ai e dfneen S,' ling zo zeer overeen, dat, zoo men zKn «™ reden, een Jf^^yfx' of eene,SJ^HS Z?ê te gelooven, men gewis zou denken dftd' 2.e: van mariaMNE> naa den dood haa«s ,fB haams haare wooning in het lighaam varf07rf pina hadc genomen. Want in hpMn w• j p" eene zelfde oprechtheid " eenzdfd vK men onverfchrokken hart , eene ze!fde hS» S?n en onvoorzigtigheid, een' zélfden moed oïfS^f 2£ HdC, ' ,e" eene zelfde ^moèSid fn grootfte, eVlfte en ^fa^J^™* ne was een tak van 't Asmmeiseb Huis fn\ i. pina was uit het geftacht van rfen groote *u gustus. Zy wierden beide geft;,d;f ZrLS en het leeven dezer beide Dame Teindt^ 'gd' droeve wyze. Haare gefchEisfen Shh P Ma verfcheide Treurfpelen ^nlS Z^1 T nog op de Europjfche Tooneelef, gSlTn 'J% gevolg, onder den Titel, m.hi«„fen " pina worden vertoond, De Kinderen eer btf' de Vorftinnen moesten om hunne whrLZ f en een zelf lot met b^£Z^Z^. AGKifPiNA was we( in ha aer gelul E' <»», *« *t5Sttfca»aa: haa-  C 270 ) haaren Gemaal in zynen bloeijenden ouderdom, eD kon zelve geen beter lot verwagten. Wat betreft de perzooneele hoedanigheden dezet beide Dames ; zy hadden , om dat ze met dezelfde deugden begaafd waren , ook dezelfde georeken. De beftendigheid dezer beide Vorftinnen was zeer groot, en wierdt, eindelyk , in eene trots-eri hardnekkigheid verafidard , welke by agrippina wel fterker wierdt gezien, maar by mariamne minder te ontfchuldlgen was. Beide liepen , om 10 te zeggen, met bet hoofd tegen den muur, trotfeerende de Vorften, die nogtans magt over haar hadden, agrippina kon door vrees en bedreigingen, en ma ai AMNEdoorvriendtykheid en liefkoozingen niet worden gewonnen. Aan den éénen kant was het: ik wil nogtans den moed niet opgeeven , al dreigd men my , en al 2oekt men my vrees aan te jaagen. Maar aan den anderen kant zeide mariamne als: ik wil my, door goede woorden en verzekeringen van vriendfchap, niet tot vrede laaten beweegen. Men ziet 'er uit , dat de ftyfhoofdigheid, welke men by agrippina aantreft, hoewel ze grooter is, nogtans eer kan ontfchuldigd worden , en dat 't gedrag, het welk by de Romeinfche Prinfes als eene vermetelheid is aan te merken, by de Joodfcle Vorftin den naam van onverzoenlykheid verdiene. tiberius gaf agrippina wel van zyne genegenheid verfcheide blyken, en hieldt zig, als of hy haar daar door zogt te winnen. Maar iGaippiNA wist, dat zyn hart nogtans vol gal was, wanneer hy zoete woorden gaf, en zy hadt .rede, hem voor haaren gevaarlykften vyand te houden, wanneer hy haar de grootfte verzekerin. gen van vriendfchap gaf. Maar de liefkoozingen van herodes aan zyne Gemaalin waren oprecht. )e Koningin was zelve overtuigd , dat 'er hec art deel aan hadt, dewyl geen Bruidegom zyne Bruid  ( 271 ) v Bruid fferker kon beminnen, dan H i s o n .. , < r i a m n B beminde. Doch de afkeer Z n S M *" wegens voorgaande misdaaden , ,S "f™ hadt opgevat, verhinderde, da «!fta"f E°D *,* tegenwoordige liefkoozingen ewe di < -S' de haare eigeniyke waarde Satten ^ 63 met °P dus van agripp,na konïe ^«n ^^'J06" haare aanhoudende tegenkanting datze.hirche bö- fchenbloed' verg^ ~ nog-  ( 272 ) nogtans byna van droefheid zyn verftand hadt verlooren zo dra de Executie was voltrokken. Men kan uit de gefchiedenisfen dezer beide Dames ook nog dit leeren, dat men zyn werk moet maaken, de deugden te maatigen, even als men verpligt is, de ondeugden uit te rooijen ; en dat zekere dingen , die het Gemeen als heldendaaden aanmerkt, om dat men 'er de rede by uit het oog fteld, waardig zyn, met veel grooter recht, onder de ondeugden , dan onder de deugden gefteld te worden. BE-  BERENICE, MARGARETHA van VALOIS, INLEIDING, Wanneer de menfchen in het algemeen by iemand ftrydige hoedanigheden zien, en merken dat eerbaarheid met buitenfpoorigheid, wellust met ingetogenheid onkmschheid met zedigheid, agterhoudendheid met openhartigheid , en Godsdienst met ongeloof gepaard gaat ; dan pleegen zy de kwaade hoedanigheden alleen voor natuurlyke , en de goede voor verfierde deugden te houden , en van zulke mentenen te gelooven, dat zy, op zekere tyden , en naar gelange der plaatze, een masker aanneemen, of om anderen te bedriegen , of wel eenig voordeel te behaalen. Ik ftaa gaarne toe , dat dit oordeel des gemeenen mans gegrond is , gemerkt de dagelykfche ondervinding toont, dat de ondeugden het masker van deugden aanneemen, en dat veelen, die men voor groote II. deel. S Md-  C m ) Heiligen hield, wanneer ze 't masker afligtten, als de grootfte zondaars wierden bevonden. Doch zo gegrond als deze oordeelen meestendeels zyn, kan men nogtans niet zeggen, dat men 'er altoos vast op kan aangaan. Want zy, die de natuur dér menfchen fcherpst hebben onderzogt, bevinden , dat, even als 'er naar het gemeen fpreekwoord, twee tongen in éénen mond zyn kunnen , ook twee of meerder zielen, of verfcheide, werklyk met elkander ftrydende hoedanigheden by iemand kunnen plaatze hebben, waarvan nu eens de goede, en dan weêr de kwaade de overhand hebben, en aanleiding geeven, dat een mensch, ten opzigte van zulk eene verwisfeling , zomwylen werklyk goed , en zomtyds werklyk kwaad zyn kan. Wilde men "mogelyk tegenwerpen, dat dit onnatuurlyk is, "en daarom niet kan wezen; dan behoefd men , om 'er van overtuigd te worden , zig zelv' flegts te beproeven. Men zal als dan bevinden, dat, even als het lighaam door koortfen aangetast wordt, waarby nu eens koude , dan weêr hette heerscht; ook koortfen der ziele worden gevonden, welke vercorzaaken , dat een mensch na niemand minder gelyke , dan naar zig zeiven. Want veele van de zo genoemde edele fcbepzels, die den naam van  ( 275 ) van redelyke menfchen draagen, kunnen met zekere metaalen worden vergeleeken, welke men , door fcheikundige proeven, tot zekere van elkander verfchillende foorten kan brengen. Wanneer zig dus 't gemoed van een mensch, even als eene andere ftof of liqueur liet overhaalen, dan kan men 'er , door eene chymilche bewerking , verfcheide ftrydige foorten uit trekken, en als eene fles met Godsvrugt, eene met godloosheid, eene met wellust, en eene met ingetogenheid, enz. verzamelen. Van deze ftrydige hoedanigheden fchynt nu eens deze , dan weêr geene te heerfchen , en daar komt het van daan ,. dat een mensch zig zelv' heel ongelyk is, en dat veelen worden gevonden, van wien men geene afbeelding maaken, maar enkel en alleen kan zeggen , gisteren was dezë .perzoon gierig; maar heden is hy, verkwistend, enz. Hierop doelt ook de Fabel van de Maan, welke men by plutarchtjs vind. De Maan verzogt haare moeder om een nieuw kleed: maar de moeder antwoordde; „ 't Ismoeijelyk, u een ,, kleed te maaken, dat naar uw lighaam „ past: want gy he^t alle dagen niet ee„ nerlei geftalte." . De wankelmoedige l t> cretia noodigde haaren Minnaar op een S 2 Bal;  ( a?6 ) Bal; maar, toen hy kwam, vondt hy^ dat ze met traanen in een geeftelyk boek las, en alle waereldfche lusten veroordeelde. Veele anderen zyn van dezelfde gefteldheid, veranderende hunne gedaante aanhoudend, door welk gedrag zy anderen in de war brengen, zo dat deze niet weeten, wat ze van hen moeten oordeelen. Van dit vremd gedrag wil ik hier niet ornftandiger fpreeken , om dat 'er in myne andere fchriften reeds omftandig van is ge. handeld. Ik wil alleen zaaklyk iets van de twee ftrydige hoedanigheden, te weeten van de ligtvaardig-en godsdienftigheid, bybrengen , die de twee Dames , wier Historie ik hier belchreeven heb , in een zelfden graad bezaten. Deze twee Vorftinnen zyn de eerfte niet geweest, by welke men eene zo zeldzaame vermenging befpeurde , en zullen ook de laatfte niet zyn , die men als voorbeelden dezer ftellinge kan aannaaien. Het vremdfte dat men by menfchen van deze gemoeds' gefteldheid aantreft, bcftaat daarin ,'dat men niet van hen, als van andere onbeftendige en wankelmoedige menfchen kan zeggen, dat nu eens deze , dan weêr die hartstogt heerfche; maar deze driften regeeren, geftadig, in een zelfden graad, zonder verwisfeling, zo dat de vlcéschlyke lusten met de  C *7? ) de grootfte devotie worden voldaan. Men verhaalt van een jong Heer, dat hy, om dat de weg na zyn Maitres door eene Kerk ging, altoos, zo wel wanneer hy 'er heen ging, als wanneer hy 'er van daan kwam, zyn gebed op de knieën deedt. Wat kan men tog daarvan voor eene rede geeven 2 Men zoude byna denken , dat het zelfde vuur, welk de menfchen tot vleefchelvke lust ontfteekt, hen ook tot een zeker foort van Godsdienftigheid ontfteekt. Men merkt zomwylen zulke werkingen van den fterken drank, en ziet eene zekere Godsdienstigheid, die men de brandewyns-devotie kan noemen , om dat ze gezien wordt by zulke menfchen, die te veel heete dranken hebben gebruikt. Want wanneer ze nugteren zyn * dan zingen ze enkel verliefde liederenmaar, wanneer zy eenen knip weg hebben, dan heffen ze enkel Boetpfalmen aan. IJa Uuden hebben van cato gezegden»» virtus incaluit mero; de deugd van cato wierdt door den flerken drank vermeerdent Men kan, met 't zelfde recht, van verliefde menfchen zeggen, dat hunnl verhitte natuur als eene beweegrede tot Godsdienfhgheid is, even als de zwaarmoedigheid en fcherpe vogten , insgelyks, een foort van devotie te wege brengen! i^ocru zo mi* als het water helder en zuiver S 3 zyn  ( 2?8 ) zyn kan, het welk uit eene vuile brc voortkomt, en zo min als een gezonde en friste tak uit een verdorden boom kan fpruiten, even zo min is ook in zulk eene Deugd en Godsdienftigheid iets wezenlyks en werklyk, maar eeniglyk een nabootzend gedrag te vinden. Het is een enkel lichtend vuur, maar 't welk geene behendige warmte en hettt geeft. Zulk eene deugd is gelyk eene hette in de koorts, die flegts een tyd lang duurt, en naderhand weêr in koude wordt veranderd. De waare Godsvrugt is beftendig, en zig zelve altoos ge« lyk. Het is niet mogelyk , dat ze met vleefchelyke lusten gemeenfchap zoude hebben, of met ondeugden een verdrag kan aangaan. De Godsvrugt wil aan het roer zitten , én lydt zulke gezellen niet. En wanneer zy al onder dè ondeugden geraakt, dan wil zy ze niet als haars gelyke erkennen, maar veeleer met haar, als met onderdaanen omgaan. En even als eertyds alexander dariüs liet weeten, dat de waereld door geene twee zonnen geregeerd kon worden, zo kon men insgelyks zeggen, dat de waare Godsvrugt niet toelaatè, dat Itrydige hoedanigheden by een tnenfch met een zelfd gezag heerfchen. Eene tweehoofdige regeering is eenewanfchaj?ene regeering , of eigenlyker een Anar-  ( 279 ) chie of gansch geene regeering. Even als dus, in eiken welgeregelden ftaat, maar één moet heerfchen, waarin zig alles verëenigt; zo moet 'er ook in elke ziel, die den naam van deugdzaam draagen wil, maar ééne heerfchappy zyn , waaraan zig alles moer onderwerpen. De ftrydige hoedanigheden , welke infloopen, en als onvoorziens het burgerrecht verkreegen, moeten geen deel aan de regeering neemen $ maar zig als onderdaanen laaten regeeren, en , wanneer ze al in den raad worden aangenomen, alleen zodanige byzitterszyn, die men toeluifteraars pleegd te noemen, en die geene ftem, noch een recht, om iets te beflisfen, hebben. Hier moeten niet Oromafes en Arimanius, niet God en de Mammon , en geene ftrydige hoedanigheden en grondbeginzels , met eene zelfde magt, de Opperheerfchappy voeren. Zulk een flatus biceps of tweehoofdigs regeering veroorzaakt by de menfchen eenen zelfden toeftand , als de Oiiden in den Hemel verdigtten, vóór dat eene Majefteit wierdt ingevoerd , of de andere Goden aan Jupiter iets toegaven. Men kan dus geene Godsvrugt dezen naam geeven, wanneer ze zig met de ondeugden op zulk eene wyze verëenigt, dat ze de ondeugden of te gelyk naast zig, of wel by beurten de S_4 heer-  C 280 ) heerfchappy Iaat voeren. Zekere menfchen, die de deugd kennen en verheffen, de zaak gaarne erlangen, maar de middelen niet willen beezigen, waar door ze kan verkreegen worden, tragten de Godsvrugt met de wellust te verëenigen. Maar de regels der Harmonie kunnen zulks niet toelaaten. De verlchillen zyn te groot f; en men kan hier met zeker Dichter zeggen: 'Infelix oferisfumma quiaponere mum nefcitl Wannéér gansch geene deugd by iemand wordt gevonden ; dan noemd men hem ondeugend en godloos: maar befpeurd men eene vermenging of verwisfeling van deugden en ondeugden; dan wordt de mensch «aar door wanfchaperi en befpottelyk. Want op die wyze fchynt het, als of men op het lyf van een paard een menfchen* hoofd zet, gelyk de dichter zegt: Humano capiti cervicem pi&or equinam Jungere fi vellet. Ja hoe fraaijer de kop is , des te mismaakter en haatelyker wordt het daar. Men n°£ hooP op de bekeering van een mensch hebben, wanneer hy geftadig ondeugend 9 maar nogtans zig zelv' fteeds  ( 23i % gelyk is. Maar pals dan is het vergeefs, daaraan te denken, wanneer iemand zyne natuur fteeds verandert, en dagelyks eene nieuwe geftalte aanneemt. Een arts werkt niet gaarne aan eene ziekte , voor dat ze zig zo verre heeft geuit, dat hy haar een zekeren naam geeven , en weeten kan , welk een middel hy daartegen moet voorfchryven. 't Is vrugteloos, iemand zedelesfen te geeven, zoo men niet weet, tot welke klaslè men hem moet brengen. Onder alle vyanden , waar mede hercules moest ftryden , bragt hem niemand meet in de war, dan archelaus. Want meenende, met een man te worffelen, dan omvattede hy eene flang, en deze tragtend te bedwingen, dan zag hy een' os voor zig liaan. Men verhaald van een zeker Gezandt in Engeland, dat hy , alle morgen , met zyn' kamerdienaar twistte, of hy winter- of zomerkleeren moest aantrekken, om dat hem de Engelfche lugt zo in de war hadt gebragt, dat hy geen vast befluit in dit opzigt kon neemen. En even zo word men in de war gebragt by zulke menfchen , welke met Godsvrugt en ondeugd , kuischheid en wellust, verkwisting en gierigheid, vloeken en bidden , geftadig verwisfelen. Wie aan hunne bekeering wil werken, S 5 heeft  ( 282 3 heeft byha rede te wenfchen, dat ze in ondeugden beftendig mogen zyn, op dat hy moge weeten , welken vyand hy beftryden, en welke wapenen hy tegen dien gebruiken moete. Want hier is niets wezenlyk of werklyk ; maar alles wat men ziet, is gelyk een dwaallicht, 't welk te gelyk verfchynt en verdwynt. Uit het geen ik bygebragt heb, kan men afneemen, welke gedagten men van de Devotie der twee Dames, wier Hiftorien voort zullen volgen, kunne voeden. Haare Godsvrugt was oprecht; maar nogtans kon ze dien naam niet beweeren, om dat ze met wellust en ligtvaardigheid gepaard ging. De heerfchappy was onder de Godsdienftigheid en zondige driften als verdeeld, zo dat de deugd , wanneer beide of beurtelings regeerden, of wel te gelyk aan het roer zaten, haare werkingen niet kon uiten. Het was met haare Godsdienftigheid op dezelfde wyze gelegen , als wanneer een arbeider gewillig is, en zyne handen gaarne wil gebruiken, maar 'er in wordt belet, om dat men hem dezelve heeft gebonden , oï als wanneer een Huisvader in zyn huis , hoe gaarne hy ook wilde, geene orde kan houden, om dat hy 'er door zyne vrouw, welke hy de helft der regeering heeft afgeftaanj in  ( a83 ) in wordt geftoord. Gewiszulk eene devotie en eene waare Godsvrugt verlèhillen onderling even zo zeer, als de vreugd en de gerustheid des gemoeds. Want geene is als een blikfem , die uit dikke en Zwarte wolken fchielyk fchittert; maar deze is gelyk eene beftendigre klaarheid en een aanhoudenden zonnefchyn, waar door de ziel gefterkt en verkwikt wordt. Nu wil. ik de gefchiedenis dezer beide Vorstinnen verhaalen. B E'  BERE N I C E. Berenice, wier Hiftorie ik hier zaaklyk wil voordragen, was eene Dochter van dengrooten agrippa, Koning van Judea. 't Onthrak haar zo min, als haaren Vader aan vreemde en Wonderbaare lotgevallen hoe' wel ze van een anderen aart waren, dewyl ze in de Hiftorie- om haare ligtvaardigheid en minnaryen bekend is. Vermits zy deze hoe danigheid met Devotie en Godsdienftiiïheid vermengde; zo fielt haar leeven een ftrydiff afbeeldzel voor, waarmeê men niet te regt kan raaken, hoewel zy de eerfte vrouw niet is geweest, welke Devotie en Ligtvaardig:heid zamen paarde, en ook de laatfte niet zyn zal. Zy was, zeer vroeg, aan marcus, een Zoon van lysimachus, verloofd , welke QQnAlabafo of het Hoofd der AlexandrynCche Jooden was. Doch deze marcus ftierf, tot zyn geluk, vóór dat het huwelyk nog wierdt voltrokken. Niet lang daarna trouwde zy met haar Vaders Broeder, herodes, welke door Keizer claudius, door voorfpraak van agrippa , tot Koning van Chalets was verklaard. Zy was maar ió jaaren oud toen haar Vader, agrippa, overleedt, en in het b*fte jaar van Keizer claudius verloor zy ook haaren Man en Vaders Broeder, herodes. In haar weduwfehap gedroeg ze zig maar liegt, en het gerucht wierdt algemeen, dat ze met agrippa, haar eigen broeder, op eene ongeoorloofde wyze omging. Dewyl ze  ( 28j 1 ze merkte, dat deze opfpraak geftadig tosnam; zo boodt zy haar perzoon den Koning van Cilicie , polemon, aan , doch op deze voorwaarde, dat hy den Joodfchen Godsdienst moest aanneemen. Uit haare ganfehe Gefchiedenis ziet men, dat ze al tyd zeer Orthodox is geweest; en hadt zy even zo veel werk: Van haar kuischheid gemaakt, dan zou zy eenen goeden naam hebben nagelaaten. Deze voorwaarde kwam, inmiddels, den eerlyken polemon wat hard voor. Want 't' kwam 'er niet alleen op aan , dat hy den Godsdienst zyner Vaderen moest verlaaten, maar de befnydenis wierdt ook van hem gevorderd, 't welk voor een' Koning en een' man van zyne jaaren taamlyk lastig was. Doch, wyl berenice veel vermogt, zo befloot hy 'er eindelyk toe , en liet zig niet alleen befnyden , maar trouwde ook met haar. Maar naauwlyks was het huwelyk voltrokken, of ■Berenice verliet hem weêr, en dus hadt deze Koning geen het minfte voordeel daarvan , maar verloor 'er veel meer neg boven dien zyne voorhuid by. Hy nam wel, toen hem berenice hadt verlaaten, zyn voorigen Godsdienst weêr aan , maar hy verloor met zyne voorhuid tefFens zynen roem, en wierdt dus, door dit huwelyk, in een befneeden hoorndraager veranderd, josephus geefc de rede dezer vrywillige fcheiding door een dubbelzinnig woord te kennen, zeggend, dat zy hem wegens onmaaligkeid (J, «jcoa«(t<»i») heeft verlaaten, zonder te bepaalcn , wien men dezelve, polemon of berenice, te last moet lejgen. DjcIi 'c is  C 286) is waarfchynlyk, dat josephus het oog hebbe op berenice. En men heeft ook geene rede, wegens de lusten van berenice anders te oordeelen, zo dat zig polemon niet in ftaat zag , dezelve ten vollen te voldoen. Dan, hoe 't ook zy, dit is zeker, dat hy door haar verlaaten wierdt. Men vind ook niet, dat polemon zig in het minst daartegen heeft verzet, of wel op eenige wyze getragt hadt, haar tot andere gedagten te brengen ; des 't blykbaar is, dat hy 't voor een geluk hieldt, van een zo gevaarlyk huisraad te zyn ontflagen. BERtNicE wierdt, door haare ligtvaardigi heid, in haar gewoone Devotie niet geftoord, maar nam, veeleer, den uiterlyken Joodfchen Godsdienst zeer ftipt waar. Zy hadt een zekere gelofte gedaan, en om ze te vervullen, begaf ze zig na Jerujalem , al•waar ze zig aan de wet onderwierp, dat ze 30 dagen tot vasten en bidden beiteeden , geen wyn drinken, en haare hairen wilde laaten aficheeren, vóór dat zy haare offerhanden offerde. Maar, in dien tusfehentyd hadt de liomehfche Stadhouder, florus, door zyne ftrenge handelwyze omtrent de Jooden, de ganfehe ftad in vuur en vlam gezet, zo dat ze naby haaren ondergang was. In deze verwarring nam berejsice op zig, een goed woord voor de inwooners van Jeru/dkm tedo.en, begeevende zig deswegen, mee bloote voeten, na den landvoogd. Doch haare pooging was vrugteloos. Want zy geraakte onder de zoldaaten, en wierdt niet flegts door hen befchimpt, maar was ook in ge-  C 287 ) gevaar van haai leeven en haare eer te verliezen, zoo ze anders nog eenige eer verliezen konde. Want de Hiftorie wyst uit, dat zy haaren voorigen ongeoorloofden omgang met haar broeder vernieuwde. Ja, dit ging zoverre, dat de Jooden niet alleen, maar ook de Romeinen en Grieken 'er den fpot meê dreeven, gelyk men zulks uit het bekende vers by juvenalis kan afneemen , al. waar haar deze zonde van bloedfjhandc met' deze woorden te last gelegd wordt : Deinde Adamas notisjimus, & Berenices Jn digito faclus prtetioftor : hunc dedit olim Barbarus, incefla, dedit hunc Agrippa fororu Waaruit men ziet, dat agrippa wordt befchuldigd, dat hy eene ongeoorloofde verkeering met zyne zuster gehouden, en haar een' diamant op handen heeft gegeeven: even als, men 'er uit afneemt, dat het dezelfde Joodfche Vorstin is geweest-, van welke lik hier fpreeke; 't welk teffèns tot een duidelyk bewys tegen harduinus dient, die haar tot eene Egypttfche Prinfes wil maaken. berenice merkend , dat 't oproer in Jerufalem zo zeer de overhand hadt genomen, dat ze, door bidden en fmeeken niets meer kon uitregten ; zo nam ze ten einde niet mede in den ondergang dier ftad te deelen , haare toevlugt tot den Romeinfchen Veldheer, VESPAsiANUs,en deszelfs zoon, titus: zy tragtte den Vader door miIddaidigheid. cn gefchenken, maar dc.i Zdju door haa-  C 288 ) haare fchoonheid te winnen , waarvan nog eenige overblyfzels voorhanden waren. Zy bereikte ook , in beide opzigten, haar oogmerk. Want uit het bericht van cornelius tacitus ziet men , dit ze de verheffing van vespasianl's tragtte te bevorderen, om dat hy onder alle voornaame Romeinen de meefte hoop op de regeering konde hebben, 't Belang van berenice bragt dit insgelyks mede, om dat ze dezen Heer, door haare milddaadigheid, reeds hadt gewonnen. titus nu wierdt, door haare fchoonheid, zo zeer ingenomen, dat zig zelfs een gerucht yerfpreidde, als of hy met haar wilde trouwen, door welk huwelyk zy een Romein/che, Keizerin zou zyn geworden, tacitüs meent wel dat deze liefde zo verre niet gegaan, maar enkel en alleen als een foort van galanterie by titus ware aan te merken. Doch, dat de Romeinen anders dagten, getuigt de uitkomst dezer zaake, en het bericht, het welke men byxiPHiLiNOS vind. agrippa en berenice begaven zig na Rome, toen vespasianus Keizer was geworden , en genooten daar groote eer. Men ruimde berenice zekere kamers in het Keizerlyk Paleis in , en titus leefde met haar zo gemeen, als of hy haar Gemaal was. berenice begon ook reeds, alles zo te befchikken,als of titus haar reeds werklyk tot zyne Gemaalin hadt verklaard. Maar^ toen hy merkte, dat zig het Roomfche volk aan deze leevenswyze ftiet, zo zondt hy haar weêr heen, hoewel het hem zeer moejelyk viel, dit befluit te neemen. berenï- ce  C **9> ge was wegens deze fcheiding niet te trooftcn, en wel niet zonder rede, vooral, indien ze van titus verzekering hadt gefcreegen, dat zy zyne Gemaalin zou worden. Hét is waarfchynlyk , dat hy berenice, zo goed hy kon , getragt heeft te bevredigën, en haar de noodzaaklykheid haarer fcheiding voorgefteld , maar haar teffens met de höor> gevoed, dat hy haar weder wilde laaten komen, zo dra het morreh des volks ophieldt, en de tyden veranderd Waren. Dit wordt ook daar door nóg wiaarfchynlykër , om dat berenice haa eenigéri tyd weêr te rug kwam.. Maar, wyl titus de zwakheden zyner jeugd te boven gekomen, en zö deugdzaam was geworden, dat hy onder dé beste én uitfteekendfle Keizers gerekend kon worden ; zo wilde hy in 'c minfte niet meer Van haat hooren. Des berenice onveirrigter zaake wéder moest vertrekken* en zig met de eer laaten Vernoegen, van de Maitres eens groóteh Keizers te zyn geweest. De. Hiftorie meldt niets verder van deze Dame. 't Is denkelyk j dat ze nog lang daarna geleeft, en een kuisch leeven heeft geleid, deels, om dat ze door den met tit u s, als een zo aanzienlyk Heer4 gehouden ommegang, wat meet op zig en haare eer heeft gelet, deels om dat door de jaaren haare fchoonheid ten eenemaal afnam j en ze dus van den nood eene deugd moest maaken. , Zy bezat groote en veel opbrengende landgoederen in het landfehap Galt ha, doch welke ten tyde van den Joodjehen oorlog 11. Uttai. T zeer  C 2c0 ) zeer wierden verwoest, j o s e f h u s, die by »t begin dezes oorlogs, in dit land een legerhoofd was , verzamelde een groote menigte koren op haare goederen, tot onderhoud des legers : doch deze fchade wierdt haar door vespasiANtiS ryklyk weêr vergoed. Voor 't overige ziet men uit haare gèfchiedenis, dat by haar de deugden en ondeugden onderling vermengd waren. Dat het" haar noch aan verftand, noch aan fchoonheid hebbe ontbroken, blykt daaruit, om dat ze zo wel in dé gunst van vespasianus, als TiTt'S wist in te dringen. Handel. XXV. Wórdt van haar gezegd, dat ze met agrippa na Cesarea was "gekomen, en paulus heeft gehóórd, die daar gevangen wierdt Ijehouden. MAR-  MARGARETHA van VALOÏS. Margaretha , eene dochter van hendrik II, Koning van Frankryk , en catii arin a de MedicJs, zag 't ecritc leevenslicht, in het jaar 1552. De Hiftorie maakt van deze Prinfes geen vroeger gewag, dan toen ze trouwde. Men bèfpeürde vooraf alleen in haar * dat ze groote zielvermogens bezat, welke met groote gebreken gepaard gingen. In het jaar 1572 tradt ze op net groot waereld «i tooneel, wanneer om reden van Staat een huwelyk tusfchen haar en den jongen Koning van Navarra wierdt geflooten, die naderhand, onder den naam van hendrik IV. den Franfchen Throon beiklom. margaretha ftondt dit huwelyk [ ^antsch niet aan , en zoo men mag aangaan «. )p het geen zy zelve , in haar Hiftorie * daaromtrent meldt, dan rustte haar afkeer op het onderfcheid van Godsdienst, om dat Koning hendrik Gereformeerd' was. Dit fte 1de zy ook haare Moeder voor, toen die mét haar over dit huwelyk fprak. Want hoewe 1 ze, naar het bericht Van een zeker' fchryvef , in den hoogften graad ligtvaardig $ en aan de lusten des vleefches overgegeevefl was, zy was egter ook te gelyk heel orthodox , .en men fchreef haare Orthodoxie aan haare Gouvernante, Madame de courtoj* toe, die yverig haar werk maakte, om haar agting en eerbied voor den Roomfchen Godsdienst in te boezemen , en ze van het 'leezen van gereformeerde boeken af te houden* Het ware te wenfehen geweest, dat zy dezelfde vlyt hadt aangewend , om haar de T 2 deugd  C 292 ) deugd in te prenten. Maar, om dat de Orthodoxie , ten dien tyde, alle zonden uitdelgde , zo heeft deze Dame misfchien gemeend, dat ze aan den pligt eener Gouvernante daar door voldeedt, wanneer ze deze Prinfes in het geloof haarer moeder opbragt, het welk daarin beftondt , dat men de Roomfche geloofsbelydenis goedkeurde, maar voor 't overige leefde > zo als men wilde. Anders hebben ook eenigen den afkeer, dien margaretha van dit huwelyk liet blyken, uit eene genegenheid jegens den Hertog van Guife willen afleiden: maar anderen houden deze gisfing voor ongegrond. Hoe \ daaromtrent ook zyn moge, men ziet, dat zy haare toeftemmig tot dit huwelyk niet wilde geeven. Maar, dewyl ze zig niet openlyk tegen den wil des Konings en der Koningin«Weduwe, welke haar fcHerp dreigden, verzetten mogt; zo liet ze zig eindelyk beweegen : maar egter gefchiedde het op zulk eene wyze, dat men duidelyk kon afneemen, dat ze 'er toe wierdt gedwongen. Zy wilde ook de huwelyks-verdragen niet ondertekenen , noch by het trouwen haar jawoord geeven. Want toen ze van den Kardinaal van Bourbon* die hen trouwde, volgens het gewoone Formulier gevraagd wierdt, of ze dert jongen Koning van Navarra ten Gemaal wilde hebben ? zo antwoordde zy 'er niets op, maar haar broeder, de Koning, die by haar ftondt , drukte haar hoofd met zyne hand voorover. Dit teken moest een bewys yoor haare toeftemming zyn, en hierop, wierdt  ( =93 ) wierdt dc trouw, zonder verdere omftandigheden, voltrokken. Niet lang daarna viel het Parysfche Bloedbad voor, waarin alle Hugenooten, toen te Parys tegenwoordig, jammerlyk om het leeven wierden gebragt. Men verfchoonde niemand , behalven den jongen Bruidegom en den Prins van Condé , welken alleen in hegtenis wierden genomen. By dit algemeen Woedbad nam een Hugenoot, met naame tejan, zyne toevlugt tot het kabinet van Ko• ningin margaretha, alwaar hy zig op haar bed wierp , en haar badt, zyn leeven te redden. Deze Prinfes, welke van dien vuilen aanflag niets wist, ontftelde 'er zeer over, en kroop agter het bed, alwaar zig ook deze tejan verborg. Dit geval veroorzaakte, dathy in't leeven bleef,en margaretha kreeg van een Officier de verzekering, dat haar Gemaal, de Koning van Navarra, buiten gevaar was. Deze zelfde deedt haar hierop een bloedige nachtrok aan, en bragt ze heel bloedig na het vertrek der Hertogin van Lotteringen. De Gui/ifche party , die dezen bloedige» aanflag werkftellig hadt gemaakt, tragtte voort des Konings toeftemming te verkrygen , dat den Koning van Navarra en dea Prins va*n Condé ook het leeven mogt benomen worden, om dat ze meenden, dat de daad maar half volbragt was, zoo men de Hoofden der Hugenoten in het leeven liet. Maar , dit geene goedkeuring vindende „ haalden zy de Koningin Weduwe over, het huwelyk des Konings van Nêvarra met t 3. «AR-  c m :> margauktha weêr te vernietigen. Doch. margaretha verydclde dien aanflag door het antwoord, *t welk zy op de haar voorgcttclde vraag deedt, of ze reeds door haar Gemaal was aangeraakt ? Ik wil hier de eige woorden van margaretha aanhaalen , waarmee zc dit in haare Memoires verhaalt: -, Zy wilden myne moeder overre„ den , myn huwelyk met den Koning té „ fcheiden. " Deze begeerde deswegen 'van p my, dat hé ondereen' eed zou Zeggen , of „ ili reeds door den Koning van Navarra ,, was öar.gcra'akt, want dit' niet gefchied ,, zynde, kon men de eclitfchciding des te .., eerder" tot iïand brengen. Ik had,'dat ze ,, vüst verzekerd zyn mogt, hoe ik niets „ verftond , van, al het geen zy van my "„ wilde weeten. Ik kon bok 't zelfde zeg„ gen, \vac zekere Romevfche Dame haaren 3, man antwoordde , die haar verweet, dat „ zy hem hooit hadt gezegd, dat hy zulken hinkenden adem hadt,;' dat ze zig ver,r beeldde , 'dat alle ■ mansperzobnen zülken adem hadden , om dat geen ander man haar ooit zo na , als -haaren Gemaal was gekomen. ' Doch boe het daaromtrent ook ,, zyn rmxre, om dat il eens met mynen ,. Méér Verbonden was , -zo betuigde 'ik, ,, dat'ik niet verlangde. van hem te zyn gefcheiden." - Zo luiden 'de eige woorden van margaretha, waaruit men zou befluiten, dat ze de kuischheid zelve is rewéest. ' "Doch niemand heeft dit ooit willen gelooven; veeleer was men van oordeel, dar ■zy het reeds in" dc Galanterie zo verre hadt £ 1 ge-  C 2qj ) gebragt, dat ze veeleer in ftaat was, andere braave lieden daarin te onderregten , dan nog lesfen in dit opzigt noodig te hebben. Ook ziet men uit haare Hiftorie, dat deze Koningin zig met zo een goed gcvolcc op de Galanterie lag, dat ze, zöo men haar daaromtrent hadt onderzogt, met allen recht, de Graad van Doctores" in deze weetenfehap hadt kunnen eisfehen. In haaren echt gedroeg ze zig omtrent haaren Heer wel onverfehilhg , maar met anderen hadt ze eenen des te meer bedenkelyken omgang. De Koning van Navarra liet haar ook hierin haare volkome vryheid , even als zy zig , voor het tegendeel, over zyne Galanterien niet bekreunde. Want even als hy zig met haare Hofdamen vermaakte; zo verlustigde zy zig met zyne Hovelingen, waar door deze twee Echtgenooten elkanders oogmerken en aanflagen uitvorfchten, cn, zo lang als de ééne party niet over de andere klaagde, kon ook geen vreemde zig in deze gcfchillen mengen. Ik laat hier verfcheide andere dingen onaangeroerd , tot het leeven d.zer Koningin behoorende, om dat ik flegts zu.lke omftandigheden wil vernaaien, die eene afoeelding van haar perzoon geeven. Toen haar Gemaal nog aan het Hof als in hegtenis wierdt gehouden , hoorde zy op de bovengemelde wyze, dat hy met haaren Broeder, den Hertog van Alencon , de vlugt wilde neemen. Zy gaf'er catharina de Medici: en carel IX voort verflag van, doch op deze voorwaarde, dat men alleen hunne vlugt beletten , maar hen verder geen fchade zouT 4 de  ( 3Q6 ) de toebrenger. Maar dit niettemin wierdt . breekt, dat vergoedt de andere weêr des te rykely- ker; en het kan ook plaats hebben, wat de Vos zeide, toen hy met den Luipaard twistte: „ Ik ,, heb maar een gemeene, en effen roode huid, „ maar ik heb myne verfcheide tekeningen en vlakken „ aan andere plaatzen, te weeten inwendig." Eindelyk komen deze twee Damen ook in dit ftuk overeen, dat met haar twee Koninglyke ftammen uit. ftierven. margaretha was de laatfte tak van het Valefifcbe Huis , en berenice was, zoo ze, gelyk denkeiyk is, haaren Broeder heeft overleeft, de laatfte Van den Herodiaanfcbm ftara. JEAN-  JEANNEd>ARC - » OF LA PÜCELLE d'ORLEANS, EN ANTOINETTE de BOURIGNON, INLEIDING. De Fanaticismus ( Geestdryvery) is een menfchlyke affect, die doorgaans voor een fchandlyk gebrek wordt gehouden , en een Eutbufiast pleegd men, gemeenlyk, met zulk een mensch te vermengen , die niet wel by zyn hoofd is. Deze naam is zeer oud, en heeft zyn' oorfprong van de heidenfche Tempels, welke Fana wierden genoemd. Want, om dat de Heidenfche Offerpriefters, by zekere gelegenheden, vremde trekkingen en houdingen plagten te maaken, zo als men uit de berichten kan afneemen , welke in de H, Schrift nopens de Baats priefteren, en V 2 in  { 308 ) in de ongewyde Hiftorien raakend anderen worden gegeeven ; zo heeft men daaruit aanleiding genomen , alle de geenen , die door zulke ongeregelde affecten en vremde aanvallen werden aangetast, Fanatici of Enthufiasten te noemen. Doch 't is met deze affecT:, even als met verfcheide andere heftige driften gelegen , welke zomwylen kwaade , maar zomtyds ook uitfteekende werkingen medebrengen, naar maate zy goed of kwaad ingerigt, en in goede of kwaade menfchen worden gezien. Want even als de toorn en drift eene vlug-en vaardigheid des geraoeds voortbrengen kan, en daarom niet onbillyk een wetfteen der deugd {virtutis cos') wordt genoemd; zo kan de Fanaticismus ook tot groote en heldenmoedige onderneemingen gelegenheid geeven. 't Is daarom eene affect, welke men meer moet zoeken te maatigen, dan te verdikken. Wanneer een huis zo hoog gebouwd is, dat 'er het licht en uitzigt door wordt belet; dan moet men, in fteê van 't gansch gebouw omver te haaien, het eeniglyk daarby laaten berusten, dat men alleen dat gedeelte afneeme, welk het licht belet. Men moet het aardryk zo zuiveren , dat men de tarwe niet te gelyk met het onkruid uitrukke. Wanneer deswegen menige affeét op zig zelve a  C 3C9 ) ■al berispefiswaardig is; zo" geeft ze nogtans teffens ook te kennen dat by zulk mensch iets goeds moet zyn te vinden; even als een akkerman, uit den wasdom van het onkruid en zekere andere fchadelyke kruiden , van de vrugtbaarheid des gronds. pleegt te oordeelen. Om deze rede hebben 'de beste zedeleeraaren fteeds gezogt, deze hartstogt meer te maarigen, dan te verflikken. Zy hebben hunnen leerlingen alleen deze les en waarfchouwing gegeeven, zig van geene al te heftige liefde of vrees, ook zelfs in zaaken van Godsdienst te laaten inneemen. Want even als men door eene welgeregelde affect leerd, hoe men verftandig en een Philofooph kan worden , naar het zeggen van aristo- TELES: r» $uvpé?itv it h^avoi ifcun» Qiitretpliv, zo kan men ook, door eene ongeregelde hartstogt, ligt, tot buitenfpoong-en uitzinnigheid worden verleid. Men ziet dikwyls , dat een heftige yver, zelfs in den Godsdienst, eene vermenging van verfcheide fpoorloosheden is, welke nu eens uit liefde, dan uit vrees, en dan weêr uit bewondering voortkomen. Elders heb ik reeds eene verklaaring van de doorgaans zo genoemde devotie of Godsdienftigheid gegeeven , en getoond, dat men ze op drierleie zvyze kan beV 3 fchou-  ( 3io ) Ichouwen. Ditzelfde kan mede van de Geestdryvery ( enthujlasmus') worden gezegd, welke of uit een bedrog of uit de gefteldheid des bloeds en der vogten, of uit Hemelfche ingeevingen en beweegingen voortkomt. Van de eerfte foort der Geestdryvery geeft de Hiftorie zo wel, als de dagelykfche bevinding, ontelbaare voorbeelden. Want wyl eenige looze en listige menfchen merkten, dat het Gemeen, het welk den ichyn van 't wezen zelf niet ondetfcheiden kan, elke convulfie en ongeregelde houding met eene Godlyke Openbaaring, en een propheetifchen Geest vermengt; zo hebben ze, door zulke vertooningen, wonderbaare rollen gefpeeld, de Kerk en den Staat beroerd, en in een oogenblik zulke dingen te wege gebragt, welke door de kunst en magt veeier jaaren niet werkftellig gemaakt kunnen worden. Om dit te ftaaven, konde ik ontelbaare droeve voorbeelden bybrengen. Maar ik zal het daarby eeniglyk laaten berusten , dat ik de merkwaardige verandering verhaale, welke door eene geveinsde Geestdryvery, in den Turkfcben ftaat wierdt voortgebragt. Een gemeen Janitfaar liep door de ftraaten te Conftantinopel, en ièhreeuwde: „ volgt my allen, gy Regt„ zinnigen en goede Patriotten ; want 't » is  ( 3" ) „ is Gods wil, dat de Sultan afgezet, en de , Groot-Vifier geworgd moet worden." Hy kreeg, voort, eenen grooten toeloop dewelke in eenige weinige dagen zo fterk wierdr,dat hy meefter van de geheele Stad wierdt. De Sultan, één van de beste Regenten uit het Ottomanniscb Huis, moest den Throon verlaaten, en de Groot-Vifier, welke , naar het voorbeeld van den grooten Rusfifcben Keizer, peter, een 'goed begin hadt gemaakt, door de invoering der Boekdrukkery, den Turken liefde tot de kunften en wëetenfehappen in te boezemen, wierdt met veele andere Minifters deerlyk geworgd. Inmiddels zyn , door zulk eene geveinsde Geestdryvery, ook veele goede dingen uitgevoerd. Ik heb , in de hiftorie van tamerlan getoond, dat een geveinsde Dweeper, door zulk eene vinding, zyn geheel Leger tot gehoorzaamheid bragt. Doch 't ftaat niet vry, van zulke middelen gebruik te maaken, welke op eene bedriegery rusten , en waarby Gods naam misbruikt wordt. Het andere foort van Geestdryvery is eene werklyke hartstogt, welke uit de gefteldheid des bloeds en der vogten ontftaat, en fterker of weiniger wordt gezien, naar gelange de vogten aan eene grootere of geringere gisting onderhevig zyn. Men kan V 4 ze  ( 312 ) ze dus in de blinde, en in dé door de rede in orde gebragte Geestdryvery verdeelen. De blinde Enibufiasmus wordt by de meefte üweepers gevonden. Want, even als de bedriegers, door geveinsde trekkingen en houdingen, de waereld diets willen maaken, als of ze van eenen Propheetifchen Geest wierden gedreeven; zo veroorzaakt de verbeeldingskragt by deze werklyke convulfien, dat ze zig ook zelv' verbeelden , Hemelfche Openbaaringen te hebben. Deze werkingen zyn duidelyker of geringer, naar gelange het bloed by eenige menfchen meer of minder driftig is, of naar maate de rnenfch een grooteren of geringeren voorraad van fcherpte of zwarte gal, of meer of minder verftand en oordeel bezit, waar door de opklimmende dampen of worden vermeerderd , of waardoor men ook kan beletten , dat het gemoed geheel beftormd en ingenomen wordt. Want, waar of de rede flegts in een geringe maate wordt, gevonden , of waar dezelve , by zulk eenen fterken florm en heftige opwellingen , niet aan ' bet roer zit, daar krygt de Enthufiasmus de geftalte eener raazerny, en een mensch wordt als in een onhandig paard, of in een w;ld dier veranderd, het welk zonder beleid blind toeloopt., en noch zig zelf, noch an-  ( 313 ) anderen verfchoont. Men vind zo wel geestdryvende dieren , als menfchen, al is het, dat de affect by de eerften een anderen naam krygt. Want wat by de Dieren terror panicus wordt genoemd, dat noemd men by de menfchen eene fanatifche AffeB, en de verbeeldingskragt wordt by de eerften zo veel fterker, als de rede ontbreekt, waar door ze in toom gehouden kon worden. Ik heb reeds elders getoond , dat men, by zulke menfchen , door verftandige voorftellen en reden, niets uitregte; want het gebeurt menigmaal, dat ze, wanneer ze op de gemankte tegenwerping niets verder kunnen inbrengen , zeggen, dat de H. Geest hen bevolen heb» be, te zwygen. (*) De natuurlyke drift, uit: de gefteldheid van het lichaam vloeijende , vermeerdert het gebrek niet weinig, het welk zy aan verftandige bewyzen hebben Want de ondervinding toont, dat alle de geenen, wien het, by zulke gefchillen, aan bewyzen ontbreekt, met de uiterfte heftigheid dis- (*> Van dezen kunstgreep bediende zig de bekende dweeper , hendii.nicoi: van munster, toen hyzig, by een Godsdienst-gefchil, niet langer tegen ri chard koor nhert kon verdedigen, V5  C 314 ) dispnteeren. Een zeker ongeleerd mtej die dagelyks de Latynfche difputen op de Hoogefchool bywoonde , wierdt eens gevraagd , wat hem dit tog voor een genoegen baarde, iets aan te hooren, het geen hy niet verftondt, en waarover hy niet kon oordeelen, wie van beide partyen gelyk hadt. Hy antwoordde, dat hy, fchoon de taal niet verftaande, voort egter konde merken , dat de geen , die het hardst fchreeuwde, en met de grootfte drift difputeerde , niet in ftaat was, zyn gevoelen door verftandige bewyzen re verdedigen. Onder de menfchen wordt deze affect fterkst gezien by het groffte Gemeen, of by zulke menfchen daar de rede de verbeeldingskragt niet te hujpe kan komen. Want worden dergelyke menfchen van een Fanatifchen aanval aangetast; dan bevinden zy zig byna in denzelfden toeftand, waarin een paard of een ander dier is, wanneer het van een onvervvagten fchrik wordt overvallen. Vervallen zulke menfchen tot wonderlyke gevoelens in den Godsdienst; dan verdedigen zy ze met eene hardnekkigheid, welke tot wanhoop toe gaat: ja, hoe minder zy in ftaat zyn , rekenfchap van hunne leer te geeven, des te yveriger beweeren zy dezelve. . Zy zyn dus de Engelfche doggen gelyk, die hunnen eerften greep niet  C 315) niet weder laaten vaaren , al moesten ze 'er ook het leeven by inlchieten. Vervallen zy tot andere dingen , welke den Staat en de Regeering raaken; dan houden zy het voor een' pligt, alles te beroeren en omver te haaien , en pleegen , in de verbeelding , dat zy het welzyn van den Staat zoeken te bevorderen, de grootfte buitenfpoorigheden. Moord, brand , geweld , en andere misdaaden, merken zy aan als heerlyke onderneemingen , en, wanneer ze zondigen, dan gelooven zy, dat ze de bevelen des Hemels nakomen. De rede heeft hier geene plaats, maar zy worden alleen door hunne driften verward. Men kan van hen zeggen, wat men van een' man pleegd te verhalen, die op een ichigtig paard was gezeeren. Want, toen men hem vroeg, waar hy heen wilde? antwoordde hy: „ Waarheen 't myn paard be„ haagt, my te brengen." Eenige listige menfchen weeten van zulke zo genoemde verlichte menfchen een goed ,gebruik te maaken, voerende door hen, menigmaal, zo groote dingen uit, welke men anders voor onmogelyk hield. Met een hand vol van zulke verlichte troepen bragt mahomet Arabic onder zyne magt, en met even zulk flag van menfchen, overftroomde deszelfs opvolgers Afie en Africa. crom-  ( 3i6 ) wel maatigde zig, door eenige dweepige krygslieden de Regeering van Engeland zan , en hieldr, door eene maatige magt, de ganlche ftrydbaare Engelfche natie in toom. Het is waarfchynlyk, dat het met den Afiatifchen togt van al ex an der. den Grooten, wiens ftrydbaar leger niemand kon weêrftaan, zeer flegt zoude afgeloopen zyn, indien darius, in plaats dat hy deszelfs overwinningen, door eenige 100000 Per f en zogt te fluiten, hem met een geringer getal, van de zoogenoemde Propheetifche Soldaaten, te gemoet gegaan ware, en dat c a e s ar , welke gansch Gallie en Duitschland overftroomde, metzyne Krygsmagt, nietleevendig terutr gekomen zoude zyn, hadt hy met geoefende Druïden of geïnfpireerde menfchen moeten ftryden. Want men ziet, dat de geenen, welke zig verbeelden, dat alle oorlogen, die ze. voeren, oorlogen des Heeren zyn; dat het Gods bevel zy, dat ze zullen moorden en branden, en dat God het in zyn' Raad heeft beflooten, dat de overwinning hen te beurt zal vallen, doorgaans onöverwinnelyk zyn; vooral, wanneer zy onder een bekwaamen aanvoerder ftaan, die hen in eene goede Krygstugt honden, en hen hunnen pligt indagtig kan maaken, om in den naam des Heeren alles te vuur én te zwaard te verwoeften. Tot  ( 317) Tot deze klafle kan men ook zekere Roomfche groote Heiligen, als den H. franciscus, ignatius lojola, antonius van padua, en ontelbaare anderen brengen, by welken de verbeeldingskragt, menigmaal, zo llerk werkte, dat 'er niet de minfte vonk van rede by te vinden, en hunne yver niets anders, dan eene enkele Raazerny was. De laatfte deed eens voor de vislchen in de zee eene preek, welke nog aan zekere plaatzen van Italië, als een groot Heiligdom wordt bewaard, hoe. wel zig niemand verftoutte, te beweeren, dat ze de minfte. vrugt heeft gedaan, of dat 'er ook flegts de geringde Haring, ik zwyg dan een VValvisch, door was bekeerd geworden. Daar nu zulke Dweepers niet door verftandige reden van hunne dwaaling overtuigd kunnen worden, zo worden ze, nog veel minder, door geweld en ftraffin verbeterd. Dewvl de Enthufiasmus doorgaans uit Melancholie ontftaat, dan is het dwaas, ftrenge middelen, als roeden, zweepen en zwaarden te gebruiken, als waar door de Melancholie eer wordt vermeerderd, dan verminderd. Want eene vrees door eene tweede vrees te liiilen, is een onnatuurlyk middel, ja even zo ongerymd, als of men een heete koorts, met brandewyn wilde verdryven. Vermits de Fa-  ( 3i.8.) Fanaticismus} meerendeels, het bygeloof ten grondflag heeft, zo gelooft men doorgaande dat de Ongodisten van deze hartstogt vry zyn. Doch de ondervinding toont ons ook Fanatijcbe Atheïsten, en even zo veele Martelaars van 't bygeloof, als 't ongeloof. Dit kan men door verfcheide voorbeelden ftaaven, inzonderheid door het voorbeeld van den bekenden Vuninus, welke zyn ongeloof met zyn bloed verzegelde. Men ziet dat de menfchen van dezen Minden Enthufiasmus, welken ik hier zaaklyk heb befchreeven, zeer dikwils worden aangetast. Doch hy overvalt zomwylen ook geheele natiën te gelyk, en 't is alsdan hier, als met een geipan paarden voor een wagen geleegen, dat, wanneer één paard fchigtig wordt, het gansch geipan reffens mede aangeftoken,, en in beweeging gebragt wordtMen heeft verfcheide voorbeelden van zulk eenen. Epidemifchen Euthuftasmus. Men kan daartoe den blinden en onbezonnen yver rekenen, welke eens verfcheide Europifche volken op eenmaal overviel, toen de mannen huis en hof verlieten, en zig verëem'gden, om heilige Kruistogten te onderneemen, en Jerafalem te veroveren. Het grootst gedeelte van Europa wierdt toen van eene heftige Fanatijcbe Affiiï aangetast, en fchoot 'er het verftand bykans door in.  C 319 ) ■in. Want die dwaasheid ftrekte zig zelfs tot de onmondige kinderen uit, welke zig, om deszelfde devotie, tegen hunne Ouders aankantten, uit het land vlooden, en zig in 't uiterfte bederf Hortten, zo dat byna geheel Europa, ten dien tyde, gelyk een groot dolhuis was. Wanneer zulk een Embufiasmus veele menfchen te gelyk overvalt, dan kan men hen door geen ander middel, dan door zagte vermaaningen ftillen. Want door geweldige middelen wordt, als de ondervinding toont, niets anders uitgevoerd, dan dat men oly in het vuur giet, en eene vierdendagfche koorts in eene heete koorts veranderd. Wy hebben hiervan een merkelyk voorbeeld in ons eigen land, (Denemarken,) toen voor eenige jaaren, zulk eene geestdrift een groot gedeelte der inwooneren op eenmaal overviel. Eeni°en meenden, men moeit magt en geweld 'gebruiken, om ze te dempen, maar anderen, die de natuur en eigenlchap dier ziekte naauwkeurig hadden nagegaan, waren, mee meerder recht, van oordeel, dat men geduld moest hebben, en dezen droom, die door een' dyk flegts fterker zoude opzwellen, onverhinderd laaten voortloopen, tot dat hy van zelf opdroogde. De uitkomft toonde, dat de laatfren wel hadden geoordeeld. Toen die drift op zyn heftigst  C 320) tïgst was, vergeleek ik deeze 'befmetting met de Hollandjche wormen, die de paaien dooraten, maar ook op eenmaal van zelf verdweenen. Want toen 'er geene hoop meer overig was, zo hoorde men 'er voort daarna, niets meer van fpreeken, en zo was het ook hier. Even als dus zekere invloeden der lugt het lighaam eene ziekte kunnen veröorzaaken; zo zyn die ook in ftaat, in het gemoed eene zwakheid te verwekken : en één geestdryver kan veele anderen aanfpreeken en medevoeren, even als één onrein Dier anderen zyne onreinheid pleegt meê te deelen. Maar, wordt deze affeéi by verftandige menfchen, en wel op zulk eene wyze gevonden , dat de rede de verbeeldingskragt te hulpe komt; dan kan men niet alleen de kwaade werkingen verhoeden , maar ook deze affeéi zo regelen , dat 'er veel goeds uit kan ontftaan. Men vind zelfs, dat verftandige menfchen dit met een goed •gevolg in 't werk flellen. Want, even als die geenen , welke duchten, dat de wyn hen te verhittend of nadeelig zyn mogt, hem met water mengen, zo roojen ook zy , die allerlei verwarringen duchten , de hartstogten niet ten' eenemaal uit, maar tragten ze, veeleer , alleen te maatigen. Men zou dwaas handelen, wanneer  C 321 ) neer rnen alle' liefde wilde uitroojen j daar men zig toelegd , eene al te heftige en ongeregelde neiging te dempen. Want op die wyze zou 't ook hier, als met een Stuurman zyn gelegen , welke niet zeilen kan, zoo zig de wind ganfch heeft gelegd. Men kan hier zeggen , wat men by homerus vind : niet zonder God uitzinnig zyn, »* &** ptum». De Hiftorien toonen ons van zulk eenen met de rede gepaard gaande Fanaticismus en deszelfs werkingen veele voorbeelden; ja, men kan beweeren , dat in de meefte Heldendaaden zulk een Geestdrift wordt gevonden, die eenen anderen naam krygt, en een heldhaftige deugd wordt genoemd, om dat de rede ze zo fchikt en regelt, dat ze of iets goeds of lofwaardigs bedoele, of ten minften fchyne te bedoelen. Tot dit flag van Entbu'ftasten kunnen veele groote overwinnaars worden gerekend , wier daaden de Hiftorien tot eenen fieraad ftrekken. myrr maghmub , welke in onze tyden de groote Perfiaanfcke Monarchie met eene kleine magt aantastte, was een Fanaticus, en kon, wegens de ongemeene ftoutheid, die men by deze daad befpeurd, tot de voorige klasfe worden gebragt. Maar, om dat de rede , by dezen ftorm des geil deel. X moecis,  C 32£ ) moeds, zomwylen aan het roer zaten zyne drieste onderneeming gelukkig uitviel, zo bragt hy zig, daar door, den naam van een groot Held te wege. Maar, dat myrr maghmud door den Entbufiasmut wierdt gedreeven, blykt uit verfcheide omftandigheden in zyne Hiftorie, inzonderheid, toen hy naa de verovering van lfpahan , de Fanatijcbe affeB den vryen teugel gaf. "Naar myn oordeel moet ook alexander de Groote onder de Entbufiasten worden gerekend. Hy was in eenige onderneemingen, welke hy uitvoerde, even zo driest en ftout ,l als Phaëton. Om niet te zeggen , dat hy met weinig manfchap heel Afie aantastte, wil ik my eeniglyk op zyne andere zeldfaame daaden beroepen, waarvan zyne Hiftorie vol is, en die even zo poëetifch zyn, als de vaart van Phaëton door den Hemel. Beide waren even groote Entbufiasten, ten opzigte van hunnè ftoute onderneemingen ; beide zeilden als in de lugt; maar, om dat alexandeR , by zyne vaart, een oog op 't roer hieldt, zo is zyn Enthufiasmus niet zo kenbaar: en, dewyl hy als een overwinnaar uit alle veldflagen terug kwam , zo wordt hy onder de grootfte en beroemdfte Helden gerekend: daar hy, in tegendeel, wanneer  C 323 ) hy , gelyk men niet anders had mogen denken, met Pbaèion ongelukkig geweest ware, ook Phaëtons Graffchrift zou hebben gekreegen. mutiüs scevola, marcus curtius, de beide decii onder de Romeinen, encooRus, leoni. Das , enz. onder de Grieken, kunnen, insgelyks, onder de Fanatici worden gerekend, socrates was, naar zyne eigé belydenis, een Enthujiast; maar zyn Enthufiamus wierdt, door verftand en deugd* zo gefchikt en geregeld , dat hy groote en pryswaardige daaden voortbragt. Wil iemand mede scipio africanus tot deze klasfe brengen, ik zal my dëswegen geenzins tegen" hem verzetten. Want by dezen uitfteekenden man befpeurd men eene verbeeldmgskragt, als mede een fterk vertrouwen, en eene ongemeene zekerheid , welke eigenfchappen men niet gevolgelyk uit eenen anderen grond, dan uit eene Fanatijcbe afe& kan afleiden. Hy ondernam zeer groote, moejelyke, en naar allen fchyn byna onmogelyke dingen. Hy gaf den zynen de verzekering, dat de zaak gelukkig zoude uitvallen, en de uitkomst kwam fteeds met zyne belofte overeen, zo dat hem de Romeinen daarom ook als een' man aanzagen , die Godlyke openbaaringen hadt. Zy X 2 ver-  ( 324 > verdienen ooit wegens deze gedagten te worden ontfchuldigd, om dat 'er in zyn leeven en overige omftandigheden iets wordt gevonden, het welk na eene werklyke Infpiratie zweemde, of 'er ten minften zeer naby kwam. Niemand heeft ook, zo veel ik weet, zig ooit verftout, scrpio van een bedrog te befchuldigen. De deuad en oprechtheid dezes mans laaten ook"niet toe, dat men van zyne beweegingen een ander oordeel veile, dan van t gedrag van socrates. Weshalven ik, wat my betreft, deze zaak aan haare plaats laate, haar overlaatende aan het oordeel van andere kenners. Wat betreft den Perfifchen grooten Leeraar, zo ro ast er; zyn gedrag is eenigzins twyfelagtig, en men kan met geene zekerheid bepaalen, of hy een bedrieger dan een werklyk Enthufiast zy geweest, of tot welke klasfen men zyne verfchyningen eigenlyk moet brengen, dewyl zyne leer op de gezonde rede rustte , en van God een zeer verheven denkbeeld geeft. Van den Arabijchen Propheet, en zegevierenden Aanvoerder, mahomet-, kan men met grooter zekerheid oordeelen, dewyl zyne 'leer eene verzameling van enkel ongerymde dingen uitwyst, en zyne beloften nopens een toekomend leeven alleen  C 325 ) de vleefchelyke lusten der Arabiërs vleijen. Ik ben van oordeel, dat men hem noch tot ééne van de twee eerfte klasfen, noch tot beide te gelyk kan rekenen, gemerkt zyne leer een mengzel van bedriegery en een groven Fanaticismus fchynt te wezen. De Engelfche Protector, cromwel, welke mede onder de Enthufi'asten behoort, kan met meerder zekerheid tot de eerfte klasfe worden gebragt, dewyl alle zyne vindingen en ftaatkundige greepen op list en loosheid rustten , hoewel ook geloofwaardige fchryvers verzekeren , dat men, zomtyds, by hem zulke zeldfaame beweegingen befpeurde, welke noodwendig uit werklyke, en opklimmende dampen haaren oorfprong moeten neemen. Men ziet hieruit, dat men niet van allen, die gemeenlyk Fanatici worden genoemd, op eenerleie wyze oordeelen moge. Men vind geveinsde Enthufi'asten , welke verdienen geftraft te worden. Maar men vind ook grove en eenvoudige Enthufiasten , met wkn men , billyk, medelyden moet hebben, en eindelyk is 'er nog een zoort van verftandige Enthufiasten overig , by welken deze affeét, indien hy door de rede geregeerd wordt, iets goeds, ja zomwylen iets groots en heldhaftigs kan voortbrengen, zo dat de flerke verbeeldingskragt, X 3 die  ( 3*6) die. anders zonder eenen toom gevaarlyk is, eer gemaatigd, dan verflikt moet worden. Die laatfte foort geeft de gedichten en redevoeringen een groote fieraad, brengend dat geen voort, wat men htm, 0f het Godlyke pleegd te noemen , en het welk de leezers en toehoorders in een heftige beweeging ftelt. Het laatfte (lag van den Enthufiasmus is een bovennatuur tyke drift, en eene Godlyke ingeeving, welke by de Propheeten en andere gedreeve mannen wordt gevonden, en waartoe de gefteldheid des lighaams en des bloeds niets toebrengt. Deze laatfte Enthufiasmus is de regte Propheetifche affed.. Veelen, die van de Propheeten en voorzeggingen hebben gehandeld, hebben 'er wel iets natuurlyks , en uit des menfchen gefteldheid voortvloeiende mede willen vermengen. Maar , alle zulke gevoelens zyn ongegrond, om dat God, die zig van zekere perzoonen als werktuigen bedient, om zyn' wil te openbaaren, geene medewerkingen en hulpe noodig heeft maar door een dier , ja door een hout, hetzelfde uitvoeren kan, wat hy door een mensch werkdeilig maakt. Want de regte Propheeten worden niet gebooren, maar tot dat einde uitdrukkelyk beflemd en toebereidj en daarom vind men ook, dat men-  ( 327 ) menfchen , al verfchillen zy , ten opzigte van hunnen ftaat, gemoeds-hoedanigheden en lighaams - gefteldheid , nog zo zeer, nogtans, plotfeling, met een Propheetifchen Geest wierden vervuld (, zo dra ze God tot het Propheetisch ampt riep. Uit het beloop dezer verhandelinge over den Enthufiasmus, en deszelfs verfcheide trappen , kan men eenigzins afneemen , wat men van deze twee Fanatijcbe vrouwsperzoonen , wier Hiftorien voort zullen volgen, voor een oordeel moete vellen. Ik maak geen zwaarigheid, haar onder de werklyke Enthufiasten te rekenen , hoewel eenigen den Fanaticismus der maagd van Orleans voor een geveinsd , en tusfchen haar en eenige Franfche Hovelingen vooraf overlegd gedrag houden. Wat my in mynë gedagten ftyft, kan men uit de reden zien, die ik in de Hiftorie zelve aangehaald heb, tot welke ik thans overgaa. X.4 JEAN-  JEANNEd' ARC • LA PUCELLE d'ORLEANS. Dit beroemde Boere-meisje, wiens Hiftorie men voor een verdigtzel konde houden , ware zy niet door zo veele onweèrfpreekelyke bewyzen geftaafd , wierdt, te Domremi gebooren, eene plaats, aan dé Moefel, aan de Lotteringfche grenzen gelegen. Deze jeanne d' arc, welke toen iR of ïo jaaren oud was, maar voor het overige welgemaakt, en eene duurzaame gezondheid, en een goed natuurlyk verftand bezat , kwam, tegen het einde van Februarius in het jaar 1429, by rqbert de kaudricour , Gouverneur van Vaulouleurs, en gaf hem te kennen, dat ze van God was gezonden, om het beleg van Orleans op te Haan, en den van de Engelfchen verdrukten Koning carel te Reims te laaten kroonen. Toen die wonderbaar meisje op het tooneel kwam, was de toeftand van Frankryk de volgende. De Engelfchen hadden, onder de regeering van den zwakken Franfchen Koning carel VI, bykans het ganfehe Ryk bemagtigd. De jonge Engelfche Prins, henbrik, was, naa den dood dezes Konings, tot Koning van Frankryk verklaard , maar de Dauphyn, 'die naderhand , in Frankryk onder den naam van carel VII. regeerde, vlügtte^ by deze verdrukkingen, na 't zui- dé-  ( 3*9 ) delyk gedeelte des lands,, alwaar nog eenige weinige fteden, waar onder ook Orleans was, zyne party trokken. Deze gewigtige Stad was juist van de Engelfchen belegerd, toen de wonderbaüre rol wierdt gefpeeld, waarvan hier zal gefproken worden. jeanne arc , die doorgaans la pucelle wordt genoemd, begaf zig, by deze omftandigheden, na den Gouverneur, en zeide: „ Gy moet weeten , myn Heer, dat ik van God bevel ontvangen heb, om „ den verdrukten Heer (/ ren, fteeds te zegevieren, zo zag men dit als een wonder aan, en veelen, welke voorheen deze-Maagd hadden veragt, begonnen nu verheven gedagten van haar te voeden. De Graaf van Dunois hadt zig zelf met eenigen  C 336 } gen van de voornaamfle burgers in de booten begeeven, en ontving haar niet de grootite eerbied. Op het aanhouden der burgers begaf ze zig mede in de Stad,' hoewel zy dit in den beginne weigerde, om dat zy haar Leger buiten de Stad wilde opflaan. De Schatbewaarder des Hertogs van Orleans nam haar in zyn huis, en op haare begeerte moest, altoos, deszelfs vrouw of dochter by haar blyven , om allen agterdogt te myden. Wanneer ze aan eene plaats kwam, waar geen vrouwsperzoon was, begaf ze zig, in haare volle toerusting , ter ruste. Zo verhaaien de meefte Franfche fchryvers deze zaak. Maar, om dat moin strelet, welke ten dienzelfden tyde leefde, betuigt , dat ze den toevoer niet zelve in de Stad heeft gebragt, zo is 't waarfchynlyk, dat het alleen door haare beftelling en aanmoediging is gefchied. 't Is ongelooflyk, hoe zeer de bezetting, door dezen goeden uitflaa;, eri door de vrees, die 's vyands leger, overviel, wierdt opgebeurd. Tot dus verre had men zig niet verftout, de Engelfche verfchanzingen aan te tasten \ maar voort naa dit ontzet waagde men een' uitval uit de Stad, en zogt teffens eene hoofdfchans der Engelfchen te vermeeiteren. Deze uitval gefchiedde in haare afwezenheid, toen ze zig juist ter rust hadt begeeven. De Franfchen wierden, in het begin, met verlies terug gedreeven.-^Maar toen'er la pucelle bericht van kreeg, haastte zy zig hen voort tor' hulpe, en maakte hen hierdoor zo moedig, dat;  C 337 ) dat ze de Schans veroverden, en alle de Engelfchen neerzabelden, die ze verdedigden. Dit gelukkig volbragt zynde , nam la ptjcelle het befluic, om de Schans St. Laurent aan te tasten, welke de fterkitê van alle, en met manfchap fterkst was bezet. Dit voorneemen liet ze, inmiddels, op het haar gedaane voorftel weder vaaren, maar tastte de Engelfchen aan verfcheide andere plaatzen aan. Zy drcefhenallerwegen|uit haare voordeelige, plaatzen, en bewees zulk eene dapperheid 4 die by allen eene bewondering: verwekte. In verfcheide fchermutzelingen onder haare aanvoering gehouden, bleeven bykans 6000 Engelfchen , daar de Franfchen, in tegendeel , niet meer dan ico man misten. , la pucelle merkend, dat de Stad aan de eene zyde geen gevaar meer hadt te duchten, het ze alle werken der EngelJchen floopen, en deedt hierop haaren zegevierenden intogt in Orleans, daar ze onder 't luiden aller klokken wierdt ontvangen Men was alleen over eene wonde bekom* merd, die ze hadt gekreegen* maar wellce nogtans niet gevaarlyk was. Zy wierdt daar door ook niet belet, te paard te zitten, eri binnen kort was ze volkomen weêr herftëld. Toen de Engelfche aanvoerders, die aan den* overkant der rivier hunne legerplaats hadden , zagen, dat de troepen , door een zó menigmaal herhaald verlies , verzwakt waren , en zy den toevoer niet beletten konden; namen zy het befluit, de belegering; od te breeken, het welk ook gefchiedde. zonII. deel. Y * der  C 338 5 der dat ze' door de belegerden wierden 'Vervolgd, gemerkt la pucelle het niet raadzaam oordeelde, - maar zeide, dat ze de vyanden wel op eenen anderen tyd zou vinden. Deze zo heerlyke voortgang , waar door de vervalle Franfche zaaken weêr herlteld wierden,br'agtLA po c e l l e zulk een aanzien , en eene zo groote magt te wege, dat men alles op haar fchikkingen liet aankomen. 'Er wierdt een byzonder Feest ter gedagténis dezer ■verlosfingc ingelleld , en -onze Heldin wierdt, van dien tyd af, la pucelle s Konings voeten neder, en zeide : „ nu is „Gods wil volbragt, welke belast heeft, „ dat gy , inftemmend met uw recht, te „ Rums, tot Koning zouit gekroond wor„ den, ten einde elk moge zien, dat oy 0n„ ze wettige Kaning zyt, wien het Ryk: ,, toekomc» Hierop verzogt zy haar affcheid, dewyl za nu naar werk hadt uitgevoerd. Maar de Koning haalde haar over, "by hem ie blyven , ■ en verhief haar , kort daarna, fm 'haar geheel genacht,, in den aielyken ftand-  ( 543 ) ftand. Voorts gaf zig de ééne Stad naa dc andere over, en ia pucelle woonde verfcheide Actiën byj Toen de vyand, in het jaar 1430, Compiegne belegerde, wierp ze zig in die Stad , om ze te verdedigen. De bezetting wierdt, door haare komst, zeer aangemoedigd; maar de vreugd duurde, wegens het daarop gevolgd ongeluk , niet (tam. Zy deedt, op eenen avond , eenen uitval uit de Stad met 600 man, en dreef den vyand tweemaal terug ; maar, toen ze weer terug wilde keeren, wierdt ze zo fterk vervolgd en omringd, dat ze geen verdere redding zag. Weshalven zy befloot , met het zwaard in de vuist te derven, vcgtend met eene ongelooflyke dapperheid , tot dat zy met het paard viel, en daar door wierdt genoodzaakt, zig over te geeven. Men leverde haar, voort hierop, aan den Hertog van Bedfort over, die ze na Rouaan liet brengen en in boeijen fluiten, op dat zé niet mogt ontvlieden. Men werkte 'er aanftonds aan, om haar in rechten te] vervolgen, klaagende haar aan als een Heks en Toovcres, het welk hoofdzaaklyk om Staatkundige reden gefchiedde, ten einde de Engelfchen, welke deze Maagd , tot dus verre, als eene van God gezondene befchouwd, en 'er hunnen voorigen moed door hadden verlooren, deze gedagten zouden laaten vaaren, en den oorlog met eenen nieuwen yver mogten vervolgen, 't Proces, het welk in een handfchrift, in het Collegie der Jefuiten te Parys berust, wordt op de volgende wyze' befchreeven. De Bisfchop van Bcauvois r Y 4 een  C 344 5 een bygeloovig Prelaat, gaf den Koning vat Engeland een verzoekfchrift over, begeercnde, dat deze Maagd, in zyn ftift, wegens hexery en andere godloosheden , mogt aangeklaagd en veroordeeld worden, welke begeerte mede door de üniverficeit te Parys wierdt onderfteuud. De Koning ftondt dit toe, en het Proces begon voort daarna te Rouaan, en duurde vier en een halve maand la pücelle wierdt elke week, eenige' jnaalen, voor het gerecht gebragt. De Engelfchen zelve betuigen , dat ze altyd een verheven en onverfchrokken moed liet blyken, en dat ze niet alleen haar voorneemen en haare aanflagen tegen dc Engelfchen vry» moedig beleeden , maar hen ook, in Gods plaats , gewis hadt verzekerd , dat ze uit Frankryk zouden verdreeven worden. Zy fmeekte haare Rechters enkel en alleen daarom , dat men haar van haare boeien mogt bevryden. Maar men gaf haar ten antwoord, dat het noodig ware, haar wel te bewaaren, om dat ze reeds twee maal gezogt hadt te ontvlugten. Waarop zy zeide , dat ze egter alle moeite zoude doen , zig in vryheid te ftellen. De Rechters lagen haar ontelbaare vraagen voor, waar onder ook deze was : of ze de Kerk over haare Jnfpiratte wilde laaten oordeelen.? welke vraag zy dus beantwoordde , dat zs verzekerd was, dac haare Openbaaringen Godlyk waren. Dit antwoord lag men zo uit, als of ze zig aan de uitfpraak der Kerke niet wilde onderwerpen, en dat men haar, daarom, als iemand konde aanmerken, die allerhande ket~ 'te-  C 345 5 (teryen voedde. Maar toen men haar zulk* voorhield, beleedt ze vry, dat ze de magt der Kerke toeliet, betuigend tffens, dat ze voorneemens was, zig aan des Pauzen oordeel te onderwerpen, wanneer men hem de beflisfing dezer zaak wilde overgeeven , en haar te gelyk mede na Rome zenden. Toen men met de verhooring voortvoer, en de omftandigheden haarer Openbaaring wilde weeten, gaf zy een vremd antwoord, het welk, gelyk p. dan iel belydt, een bewys van haaren Fatwticismus is, zoo 't anders wel is aangehaald. Zy zeide, de Engel Michael zy haar verfcheenen , en hebbe haar niet flegts gegroet, maar haar ook een Gouden Ktooh gefchonken, die nog te Reims bewaard wierdt, en deze Openbaaring zy, in het byzyn van den Aartsbisfchop en eenige anderen gefchied , van wien die Engel qpk gezien .ware. Doch eenigen zeggen, datjze deze vremde belydenis naderhand heeft herroepen. Toen men nu alle haare antwoorden opgetekend en verzameld, en haar, naar men meende van Godslastering, Afgodery, ongeoorloofde Toyerkunftcn, Kettery , en allerhande dingen had overtuigd , die haar geflacht niet voegden, dewyl ze zig in mansklcêren , met Krygszaaken hadt bemoeid; zo volgde ten laatl'ten het vonnis. Zy wierdt in den ban gedaan, *n niet alleen onder het getal der ketteren gefield, maar ook aan de waereldlyke Overheid ter ftrafFe overgegeeven. Men maakte een ftellaadje, waarop, in >c byzyn van het ganlche volk, eene lange % J re.  C 34<5 ) redéri aan haar wierdt gedaan. Zy viel daar tusfchen in, en zeide , dat ze zig aan de Kerk en haare Rechters onderwierp, en, dewyl men goed vond, dat zy haare Openbaaringen niet zou verdedigen, zo ware zy ook van voorneemen, zulks niet verder te doen, vooral, daar de Geeften, welke met haar hadden gefproken, haar de verzekering hadden gegeeven, haar te verlosfen, in welke, hoop zy egter zig thans zag bedroogen. Hierop zwoer zy , in dc tegenwoordigheid van al het volk, haare voorige dwaalingen af, en ondertekende deze afzweering eigenhandig. Zo wordt deze zaak verhaald. Maar men kan van dé echtheid dezer Acte niet volftrekt verzekerd zyn, inzonderheid, daar de Engelschgezinds Rechters niets yveriger, dan zulk een belydenis wenschten , of mén 'ér fchoon, wanneer al de woorden , zo als zy worden aangehaald , dus mogten wezen, geene bedriegery nogtans uit kan bewyzen. Want zy heeft of zulk eene belydenis gedaan , om dat het de Rechters begeerden; of zy heeft wel, werklyk , met een goed inzigt, eene • Godlyke ingeeving gelooft ; maar die ze naderhand voor eene befpotting heeft gehoudén. Zy lag hierop haare manskleêren weder af, het welke zy te vooren niet hadt willen doen, en liet ook toe, dat men haare hairen affneed, die ze tot dus verre op dezelfde wyze, als de mansperzoonen, hadt gedraagen. Doch den volgenden dag vond nien hair weêr in manskleêren, en zy gaf teffens te kennen, dat alles, wat zc  ( 347 ) ZB voor het gerecht ha.it beleeden, uit vrees voor ftraf gefchied ware. Hierop verklaarde men haar voor een hardnekkige zondaares en veroordeelde haar ten vuure, welke Executie kort daarna wierdt voltrokken. Dè Engelfchen lieten openlyk bekend maaken, dat ze, kort vóór haar' dood, haare dwaalingen nogmaals hadt afgezwooren. Zulk een einde nam deze wonderbaare en heldhaftige Maagd, die Frankryk uit de gevaarlykfte omftandigheden hadt verlost. Dat de Engelfchen zig naderhand over deze zaak hebben gcfchaamd , blyltt uit de menigvuldige verweerrchriften, die ze aan het licht bragten, om deze daad te verfchoonen. Het is onzeker, welke oordeelen, toen, over deze verweerfchrifcen zyn geveld. Men vind flegts, dat men , naa eeni e jaaren, aan de echtheid van 't Proces heeft getwyfeld, en de Paus zelf gelooft, dat la pucelle te onrecht was befchuldigd. Uit dien hoofde lietsPaus cal ixtus III, 24 jaaren naa haar dood , op begeerte haarer moeder en broederen , een bevel uitgaan, dat het Proces nog eens onder handen genomen , en overgezien zou worden , het welk ook op de volgende wyze gefchiedde. De Bisfchop van Reims, ei de Bisfchop van Parys, welken de Paus daartoe benoemde, maakten door openbaare brieven bekend, dat alle de geenen , die eenig bericht hadden van dingen, by dit Proces voorgeval !en, op eenen zekeren dag , in de zaal des .Aartsbisfchops verfchynen, en daar zouden voorftellen, wat of voor, of tegen la pu? cel-  C34») feÉiLE kon gezegd worden. »Er verfchee-; nen ook werklyk eenige perzoonen. wien het Proces bekend was. Naar het getuigenis der Franfche fchryveren wierden niet flegts allerhande ongeregeldheden en misdagen ontdekt, by dit Proces voorgevallen maar ook veele getuigenisfen wegens dc onfchuld der pucelle gegeeven. De Pauslyke Commisfarisfen vernietigden des alles' wat tegen de pucelle eertyds was beflooten, en fpraken haar van alle haar te last gelegde befchuldigingen vry. Zy gelastten insgelyks , dat op dien dag, dat het vonnis over haar geveld was geworden , eene procesfie te Rouaan , en een dag daarna eene Frocesfie op de markt, daar men haar ter dood had gebragt, zoude gehouden worden, ï-indelyk bevalen zy mede, een Kruis, ren bewyze van de herftelling haarer Eere, op te regten. Dit gefchiedde in het iaar 1470. Dit vonnis wierdt door geheel Frankryk bekend gemaakt, en men regtte voor haar, naderhand , eene zuil op, die te Rouaan nog te zien is veelen gelooven, dat door dit laatfte vonnis alle haare vyanden weêrlegd,en tot ttilzwygen Zyn gebragt. Want my betreft: ik geef noch den Engelfchen, noch den Franfchen volltrekt myne item, maar beweerc alleen , dat men zig noch op het eerfte noch op het laatfte onderzoek verlaaten kunne, om dat het eerfte door haare vyanden, en het' laatftedoor haare vrienden is gedaan, ra pin oordeelt, m zyne Engelfche Hiftorie , van deze zaak op de volgende wyze. „ Het is zeker, dat 3» deze Maagd groote dingen uitgevoerd, en »»ee-  C 349 ) „ eenigen moedig , anderen verlaagd heeft „ gemaakt. De Franfchen fchryven alle groo„ te daaden, door haar verrigr, aan Gods „ magt, maar de Engelfchen aan Duivelfche „ kunften toe. Wien moet men nu geloo„ ven ? Misfehien dwaalen beide partyën en „ 'er is nog eene derde rede overig, te wee- ten, dat haare Openbaaringen niets anders ,, zyn geweest, dan eene enkele vinding, en „ eene te vooren overdagte zaak om den „ neêrflagtigen Franfchen weer moed in te „ boezemen. Want de Hiftorien leveren ont „ zeer veele voorbeelden uit, dat dergelyke „ dingen met een zeer goed gevolg werk„ ftellig zyn gemaakt." Zo oordeelt deze verftandige Schryver; die dit geval, in een byzondere en wydloopige verhandeling, heeft opgehelderd. Wat my betreft; ik ben van gedagten, dat deze Maagd werklyk dweepig is geweest, en van gevoelen was, dat ze Godlyke Openbaaringen hadt, en het Franfche Hof zig van dezelve heeft bediend, om het verfaaade leger weder aan te moedigen. Want anders is het byna onmogelyk te begrypen, waarom men een jong Boere-meisje verkoos, om eene zo vremde en voornaame rol te fpeelen. In deze gedagten word ik daar door geftyfd, om dat in alle haare onderneemingen zulk eene oprechtheid en eenvouwdigheid doorftraalt, welke meer met de Geestdryvery, dan met ust en bedriegery overeenkomt.  ANTOINETTE de BOURIGNON, Deze bekende Juffer, welke ik wegens haare openbaaringen, kuischheid, vervolgingen en ftoutheid , goedgevonden hebmee de Maagd van Orleans te vergelyken wierdt te Rysjel, in hec jaar ióió gebooren I haare Ouders zynde johannes bourignon, een Koopman, en margaretha bec kwart. Zy behoort onder de devoote Perzoonen, die buitengemeeneOpenbaaringen voorgaven ; ën uit dien hoofde heeft men haar onder de Geestdryvers der voorige eeuw gerekend. Haar Charatfter blykt duidelykstuit de menigte van fchriften, door haar nagelaaten, waarin eene zeldfaame gemoedsgefteldheid doordraait. Haar leeven'is, in een byzonder werk, in de Franfche, en naderhand mede in andere taaien befchreeven, en door haaren grooten aanbidder , den bekenden petrus poiret, voortgezet. Doch, wyl in deze fchriften niets wordt gevonden , dan loftuitingen , zo kan men 'er zig niet op verlaaten, maar men moet tusfehen deze en andere fchriften , die haare vyanden aan het licht bragten , den middenweg houden. Men zegd, dat ze zo wanfehapen ter waereld kwam, dat haare ouders' eenise dagen niet wisten, of zy haar, als een wanfchëpzel, ombrengen, dan in het leeven zouden behouden. Maar , wyl deze' haatelyke lighaa'ms-geftalte naderhand verminderde; zo befloot men- haar - te • laaten leeven. Toen ze maar vier jaaren oud was, merkte zy reeds, dat de Christenen niet naar hunne eige Leer leefden, en verzogt, dat men haar'naar 't land  C350 land der Christenen mogt brengen, om dat ze geloofde, dat ze niet in een Christen land was. Zy betuigt zelve, dat haare oudlte. zuster haar tot allerhande ydelheden wilde verleiden, en dat ze ook daarom in het huiS' haarer ouderen zeer misnoegd hadt geleeft: doch dat ze nergens gevoeliger over ware geweest, dan toen men haar had willen overreden, om te trouwen. Die afkeer van den echt ontftondt deel* daaruit, om dat haare moeder in het huwelyk ongelukkig was geweest, maar deels mede , om dat ze zelve eene ongemeene ei» zeldfaame kuischheid bezat, en zig van alle vjeefchelyke lusten zogt te öntflaan 4 om zig met God alleen te verè'enigen. Zy bleef ook ftandvastig by die voorneemens, en week 'er in haar ganfehe leeven niet af. Weshalven. ze ook van zommigen onder de zeldfaamfte Enthufiasten gerekend , maar van anderen voor eene heilige Maagd wordt gehouden , welke byna meer dan menfehelyke deugden bezat. Onder haare hoogaars behoort inzonderheid Godfried AiiNOLD, die geene zwaarigheid maakte , haaren roem wyd en zyd te yerbreiden. Maar, dewyl die man elk een' onder de Heiligen plaatst, zoo hy flegts van de meeften wordt gelaakt , ert dus, volgens dit grondbeginzel , dc Duivel ook een eerlyk man , of ten minften zo af* fchuwelyk niet is, als de fyne-Orthodoxen Jiem afbeelden; zo verdient deze lofredenaar geen'geloof. Niet dat ik dit-tót'dat einde aandaaale, om den roem dezer Maagd te kreh* '*cn, die mogelyk met een goed inzigt kan  < 3J* ) gedwaald hebben, maar eeniglyk, om de rede* aan te wyzen, waarom men zig op het getuigenis dezes mans niet kunne verlaaten. Dan, om de Hiftorie te vervolgen, a ntoinette wierdt, niettegenftaande den afkeer welken zy van den echt liet blyken^ nogtans j door haar' Vader aan een Franschman ten huwelyk beloofd. Doch, toen de Bruiloftsdag niet verre meer af was, zo nam Zé, op-Paaschdag, 1636, de vlugt. Zy hadt zig als een kluizenaar gekleed, reizende zo ver heen, als ze maar "konde komen: doch toen men in een zeker dorp, daar ze kwam, gewaar wierd , dat ze een verkleede Juffer was, zo wierdt zy aangehouden. Hier liep ze gevaar, haaren maagdom te verliezen, dewyl een zoldaat zig meefter van haar perzoon maakte, en ze tot onkuischheid wilde verleiden, uit wiens handen zy ook niet anders , dan met veel moeite wierdt gered. De-s ze zoldaat droeg den naam van jean de Sh 8auiieö. Hy was een boeren-zoon, en een zeer boosaartig mensch, wanneer men aangaan mag, op 't geen van hem, in haare leevensbefchryving," is geboekt. Hy hieldt zig in 't begin even zo devoot, als zy zelve, tragtende', zig door allerhande geeftelyke redenen by haar bemind te maaken. Toen hy voor de eerfte maal met haar in gefprek was, fprak hy als een Propheet, doch mee zulk eene befcheidenheid , dat hy haar de vryheid liet, om 'er van te gelooven wat ze wilde. In het tweede gelprek gedroeg hy zig als iemand, die Opehbaaringen hadt, en menigmaal met God fprak, Naa dat hy» op  C 353 3 op die wyzei in haare gunst was geraakt, begon hy van minnaaryen te praaten. Maar, zo dra hy merkte , dat ze 'er boos over wierdt, hieldt hy zig, als of 't hem leet Ware , en verzoende zig weêr met haar. Doch het duurde niet lang^ of hy nam opnieuw de proef, en ging zo verre , dat hy haar Zelfs met geweld tot zyn' wil noodzaaken wilde, gelyk men Zulks uit haar eige woorden afneemen kan. „ Hy was, gelyk ze zegt, „ in myne kamer, zomwylen, zo onbezon- nen en vermetel, dat ik myne meid moest „ verzoeken fny by te ftaan, en hem niet „ meer binnen te laaten. Want zomtyds „ kwam hy met een mes in de hand , en w wilde het my op de keel zetten, indien „ ik zyn' wil niet voldeed; weshalven ik ook - naderhand genoodzaakt wierd- by deOver„ heid om beicherming te verzoeken. Men ziet hieruit, dat ze zo wanichapen niet meer moet geweest zyn, als by haare geboorte. Want dit was de eenige verzoeking niet, waarin ze kwam. Men vind, dat ze, naby Rysfei, door een ander jong mensch heftig wierdt aangevallen, die zelfs haar huis zogt te beftormen, weshalven zy by den Vaders-broeder dezes jongmans om hulpe liet verzoeken, die den verliefden jongeling o.;k uit het huis joeg. Doch deze wierdt 'er zo zeer door verbitterd,.dat hy met een Snaphaan in haare kamer fchoot, om haar vrees aan te jaagen; en toen hy merkte, dat hy daar door niets uitregtte , zo liet hy overal uitftroojen, dat hy met haar getrouwd was, het welk by alle devoote lieden zulk eene II, Dl Ei.. Z e'r  C 354 ) ergernis verwekte, dat de Kerklyken zelfs op de preekftoelen moesten betuigen, dat men die uit vuilaartigheid haar te last lag. Dan ^ om tot de eerfte verzoeking weêr te rug te keeren, de Priefter der plaatze bevrydde haar van al het verdere gevaar- en dewyl hy by haar eene groote Godsvrugt befpeurde, zo maakte hy zulks den Aartsbisfchop van Kameryk bekend, die haar wegens verfcheide ftukken ondervroeg, en haar eindelyk den raad gaf, haar kluizenaarsleeven te verlaaten, en zig weêr na haare Ouders te begeeven. Maar naauwlyks was zy weder 't huis gekomen , of men deed haan eenen nieuwen voorflag wegens een huwelyk ; doch dit gaf aanleiding, dat ze, voor de tweede maal, de vlugt nam. Hierop begaf ze zig weêr na den gemelden Aartsbisfchop , en kreeg van hem de vryheid, om een klein heilig gczelfchap op het land met ee- ■ nige devoote zusters op te regten; maar 't welke hy haar, naderhand nogtans weêr afraadde. . Naa dien tyd leefde antoinette veele jaaren in eenzaamheid, leidend een zeer geregeld en ftil leeven. Of zy fchoon in 'c begin 't befluit hadt genomen, haar vaderlyk erfdeel gansch en gaar te laaten vaaren; egter veranderde zy vervolgens van gedagten. Waaruit men zo wel, als uit verfcheide andere omftandigheden haares leevens kan afneemen , dat ze wankelmoedig was, en deze wankelmoedigheid befpeurd men doorgaans by de Geestdryvers, of zulke menfchen ," die op eene droefgeeitige wyze devoot zyn. In het  C 35J ) het jaar 1653 kreeg zy het opzigt en beftïer' oyer een Gasthuis, en nam de orde en hec Geeftelyk gewaad van den h. augustinüs aan. Maar het kloolter , waarin ze zig toen ophielde, kwam in eenen zeer flegten naam, gemerkt alle deszelfs leden en bewooners van tovery vërdagt, en befchuldigd wierden, dat ze öok met den Duivel een verbond hadden aangegaan.a n t 01 n ett e,alsOpperfte des Kloofteïs, was even zo min van dezen argwaan bevryd, en men ftrooide allerwegen uit, dat de opperde van dit genootfehap eene Hex was. Zy wierdt ook deswégen na Rysfel gedaagd, en door de Overheid ondervraagd. Doch zy zuiverde zig van deze befchuldiging, en weêrleide alles, wat men tegen haar had ingebragt, met grooten nadruk. Maar, om zulk eene moejelykheid niet verder onderhevig te zyn, Zo verliet zy dit 'klooftcr, cn begaf zig na Gene. , . Hier kwam zy in 't iaar 1662, en in deze ftad uitte zig haare' Enthufiasmus, voor de eerfte maal, reet duidelyk. Zy' begon een Apoftolisch ampt waar te neemen , met de Menfchen, door de weienreboorte, tot Gods Kinderen te maaken. „ Het woord moest we„ zen, dat ze als zwanger was, en evenzo ,, groote (merten als eene Kraamviouwuit„ ftond, om zulke geeftelyke Kinderen te haaren." De bekende christiaan corth, welke haar vervolgens beftendig aanhing, was één der eerften, die ze in dit geeftelyk Kraambed ter waereld bragt. Men gaf ook voor dat haare baarensnood grooter of geringer was, naar gelange haare poogingen meer Z 2 of  of minder indruk maakten op hen, die wtder* gebooren moesten worden. Dit gaf ook aanleiding toe een fchertfenden inval van één zeker Aartsdiaken, welke met anto:nette en den gemelden corth eens in gezelfchap was. Want, toen deze corth betuigde dat het\a nt 0,1 ne i' t e meer moeite hadt gekoft, hem, dan anderen te haaren, zo zag hem die Aartsdiaken lagchend.aan, en zeide . de -yl Corth vet en groflyvig was, daarover „ moet men ziggansch niet verwonderen, dat „ uwe geeftelyke moeder u , met grootcr „ fmertén, dan anderen heeft gebaard, want „ uw geitel wylt uit, dat gy een dik en vet „ Kind zyt. christi aan corth zeide,dat God hem driemaal eene zaak geopenbaard, entefFensmet eene harde ftraf hadt gedreigd, indien hy dit bevel niet nakwam• dit bevel nu hebbe daarin beftaan, dat hy het water van het eiland Nor-dftrand in Holftein , waarmede het was overftroomd, afleiden, en eene wooning daar moeft ftigten voor hen, die om Godsnaam wierden 'vervolgd Vermits nu corth geloofde, dat de Janfeniften deze vervolgde Kinderen Gods waren, zo noodigde hy hen uit verfcheide landen na dit eiland, waartoe hy niet Heen groote geldfommen befteed , maar zig ook het recht der Tienden , en een groot gedeelte van dat land zelf in eigendom hadt verwonnen Een gedeelte daarvan verkogt hyaan zyn geeftelyke moeder, antoin ette, of liever vereerde haar zulks, gelyk anderen zeggen'j weshalven ze ook, in het jaar 1663, het befluit nam, om 'er heen te reizen,  ( 357 ) zen, omdat ze, te vooren, te Amflerdam een werk, onder den Titel, licht der waareld, hadt laaten drukken. Doch zy hieldt zig met haaren lieven Leerling langer te AmJlerdam op, dan ze in 't begin hadt gedagt- Te /hr.fterdam wierdt ze door verfcheide perzoonen en Propheetcffen bezogt, alhoewel niemand haare l eer volkomen wilde aanneemen. Het fcheen ook, dat ze geen lult hrdt, de gevoelens van anderen goed te keure* , en daarom was haare hand tegen elk een', en elks hand tegen haar gelegt. Want ook zelfs dc Kwakers hebben haare Leer gezogt te wederleggen. De bekende lab adie wilde zig met haar, op het eiland Nordftrand, met der Woon begeeven-, doch dit wilde zy volftrekt niet toeftaan. In een gefprek, dat ze met eenige Cartejtanen hadt, fcheidden beide partyen, en wél met zonder rede, misnoegd van elkander: want, daar de Cartejianen 't grondhcginzel aannamen , dat men zig van het licht der natuur , by 't onderzoek der dingen, moeft bedienen; zo rigtte zy zig naar haare eige verbeelding en openbaaring. ' Deswegen hieldt zy ook de Cartefiaanfche Leer voor de fnood ■ en godloofte Leer , die 'er ooit in de waereld was geweeft, ja voor Ong< d'iftery, in wier plaats het bedorven verftand der menfchen aangenomen was. Voor 't overige gaf ze verfcheide werken te Amflerdam uit, voorwendende, dat ze een geftadigen omgang met God hadt, en door bezondere Openbaaringen bericht van veele verborgen dingen kreeg. Hier hadt ze ook de bekende Openbaaring nopens onzen eerften Z 3 Stam '  C35SO Stamvader, Adjlm, dat die, voor den va], zo wel eénman , als eene vrouw was geweeft; Zy geloofde mede, in eene verrukking te hebben gezien, hoe Adam was gefchapen , en hoe hy, zonder hulp van anderen, de waereld hadt kunnen voortplanten. Haar Leerling, corth, ftierf lórto, (tellende haar aan tot zyn erfgenaam; maar deeze ervenis veroorzaakte haar Veèle moeilvkheden. Want, dewyl die met eenige fchulden bezwaard waren, zo ontftonden 'er verfcheide Procesfen over. ' Zy verliet Ho/Zand in het jaar 1671, om zig na Nordftrand te begeeven. Hier regtté zy eene boekdrukkery op, en gaf boeken in de Franfche, Duitfchecn HollandfcheXss\mt. Maar, éven als zy tegen anderen fchreef, zo lieten ook anderen niet na tegen haar tefchryven, tastende zo wel haare Leer, als haar Leeven aan. Dit gefchil br'apt het geheele land in beweeging, en veroorzaakte, dat de Fiscaal haar de boekdrukkery in het jaar 1674, ontnam. Te Flensburg wierdt het Gemeen zo zeer tegen haar gaande , dat men haaf openlyk voor eene Hex uitmaakte; weshalven zy heimelyk de ftad verliet. Jn haar huis wierdt eene groote menigte boeken gevonden, dewelke op Koninglyk bevel, beneffens eenige han Ifchriften tegen de Over • heid, op de markt wierden verbrand; welke laatfte zy door conradus h a s 1 u s aan den eerften Burgermeefter, lanius faust hadt laaten overgeeven. Waar ze zig ook, naderhand, in Ho'flein ophieldt, daar wierdt ze vervolgd, zo dat ze zig ten laatften ook ge-  C 359) genoodzaakt zag, het land geheel en al te verlaaten, en zig na Hamburg te begeeven. Doch hier was ze mede niet langer veilig, dan totdat men haare aankomft vernam. Want zo dra men 'er tyding van kreeg , trachtte men zig meefter van haar perzoon te maaken, en het zou mogelyk met haar niet wel zyn afgefoopen, zoo men ze in handen had kunnen krygen. Zy hieldt zig daarom eenige dagen verborgen, en begaf zig hierop na Qoftyriesland, alwaar ze van een voornaam Heer in befcherming wierdt genomen. Maar, dewyl ze nergens geruft zyn konde, zo verwekte zy daar ook vyanden, reizende daarom ,in het jaar 1680,na #o//tf«^.Eindelykging ze tcFraneker woonen, alwaar ze in't zelfde jaar is geftorven. Dit is een kort begrip van de Hiftorie dezer zeldzaame juffer, waaruit blykt, dat ze, met recht , onder degrootfte Enthufiaften der voorige eeuw gerekend kan worden. Haar leeven en gedrag ftaaft de aanmerking, welke ik elders heb gemaakt, dat niemand yveriger is, zyne Leer voort te planten, en ze anderen op te dringen , dan een Dweepcr, daar deze menfchen nogtans onder alle Secten minft daartoe bevoegd zyn, om dat de grondflag hunner Leere een Godlyke Openbaaring is, en alle bewyzen, uit de tcezondeRede ontleend, van hen verworpen worden. Men kan bourignon haare dwaalingen vcrgeeven, omdat haar ganfehe Leeven uitwyft, dat ze van de echtheid haarer Leer volkomen overtuigd was. Maar over haare drift en haaftigheid kan men geen zagt oordeel vellen, dewyl ze daar door Z 4 fte-  C gso ) fieden en landen in bewerging bragt, en allerwegen wair ze kwam, als eene vyandin en Tuftverltoordlter was aangezien. Hec is waarfchynyk, dat men haar zoude hebben opgeflooten, byaldien ze langer hadt geleefc; want zulke menfchen , die tegen de Overheid en alle dooropenbaare wetten vaftgettelde Godsdienden, met de uiterfte bitterheid, fpreeken en fchryven, kunnen en moeten in geene Sociëteit worden geduld- a N I OlNETTE DEBOURIGNON heefc Zelve haar Leeven in twee boeken befchreeven, waarvan het ée'n haar inwendig, maar 't and.r haar uitwendig Leeven behellt. Haare Leer dreef verfcheide mannen, zo wel hier, als elders, eenige fchriften tegen haar uit tc geeven , en zy verzuimde met haare aanhangers niet, dezelve te beantwoorden. Haar ganfehe Leeven was dus een fchakel van enkel aanlagen en veldflagen, en men kan van haar, als van Tamerlan, zeggen, datzy het zwaard nooit in de fchede (tak. Hier te land Qüentmarkenf) gaf, allereerft, *de bekende meiïemaaker, te Alt>na, joh: berckent-hal de volgende werken tegen haar uit: „ waa„ re afbeelding van antoinette bou„ rignon, volgens haare eige fchriften, als „ mede tweede afbeelding der zelve, volgens „ het uittrekzel Jvan conr. hasens las„ terfchrift. " Tegen deze twee werkènfchreef zy te Hufum een werk, onder dezen Titel: „ Getuigenis der waarheid, gegeeven ,- door een groot aantal geloofwaardige men,, fchen, in ^4 brieven en 60 getuigennifiën 9, nopens het Leeven, de Zeden, Deugden •» èn  C 361 ) ,, en Schriften van antoinette boüri„ gnon, van haare Kindsheid af, tot den te„ genwoordigen tyd toe, ter vernietiginge ,, der leugens van joh. berckenthal, „ Zieketroolter te Altona, uitgegeeven; n waartegen gemelde berckenthal nogmaals fchreef: „ derde Afbeelding van an,', toincTte jebourignon, volgens ,, haar getuigenis der waarheid, daaruit te „ zien, dat ze hoe langer hoe erger werde.'? peter ivon, die het Hoofd der zo genoemde Labadïsten te Altona was, fchreef insgelyks twee boeken tegen haar, orn niet van anderen te fpreeken; want, om dat zy hec met geen byzondere Gezindte hielde, zo wa-i ren haar alle deze tegen. Het is moeilyk, een ontwerp van haar leerftelzel te maaken, om dat haare Leer niet zamenhangt, maar alles, volgens haar voorgeeven, uit eene onmiddelyke Openbaaring voortvloeit. De grootfte vervoUingen haalde zy zig daar door op den hals, dat ze beweerde, de regte Chriften Kerk ware geheel uitgeftorven, en men daarom de gewoone kerkgebruiken en kerkgangen moeft verlaaten. peter baile, uit wien ik 't meet tot deze Hiftorie heb ontleend, bericht, dat ze dit met anderen , die op een ongeregelde wyze Godsdienltig zyn, gemeen hadt, dat ze nydig en vol gal was. seckend 0 rf zegt, dat men uit haare fchriften, haaren toorn, haare bitterheid en onruft ten vollen kan afnecmen , zo dat zy, die met haar omgingen, haar duizend maaien zouden hebben verlaaten, waren ze niet met een Z j zo  C 3*0 zo groot geduld beg-iafd geweeft. En werklyk. omlci allen, die haare Leer aannamen, waren 'er niet meer, dan vier, die ze by zig wilde hebben. Het was met deze juffer op dezelfde wyze gelegen, als met alle de geenen, die van de zwarte gal waren geplaagd, en de gebreken met de deugd, de droefgeeftigheid met den Godsdienft, en den toorn met eenen Godlyken yver, en de handhaaving der rechtvaardigheid vermengen. Want, wanneer men haar deze gebreken voorlag; dan zogt ze zig met dien'yver te verdedigen, welken de Apoftels en Propheeten hadden laaten blyken. Voor 'c overige is merkwaardig, datze niettegenftaande alle uitgeftaane wederwaardigheden, nogtans pas 40 jaaren oud fcheen te weezen, daar ze r.ogtans reeds co jaaren oud was. Zy hadt nooit eene Bril gebruikt, ën het fchynt ons , dat het haar is gegaan als tenige menfchen , die door 't .verdriet geftadig, flegts, fterker en frisfcher worden. Men heeft het als iets zonderlings aangemerkt , dat by haare geboorte zo wel, als by haar dood , eene Conieet wierdt gezien. Haare aanhangers leiden deze omltandigheid uit als een bewys van haare heiligheid en haar propheetisch ampt. Maar, doen de Comeeten zo groote en verre reizen , om zulke geringe zaaken op de waereld aan te wyzen, en mogen de menfchen daaruit eene voorbeduiding op het toekomende neemen; dan hebben deze Comeeten veeleer te kennen gegeeven , dat de Christenkerk , door deze oproerige Juffer, ontrust zou worden. Want naar  C 3^3 5 mar het oordeel van 't Gemeen zyn de Cojmeeten eene roede Gods, waardoor allerlei rampen worden gedreigd. Ik heb vooraf gemeld, dat antoinette zig by geene Godsdienstfecte wilde houden, om dat zemeeride, dat ze alle met een valfche leer befmet «aren; en di; was de rede, waarom ze nieuwe geloofsftukken bedagt, en een genootfehap van verfcheide menfchen ftigtte, welke door haare leer zo Verblind en ingenomen waren , da: zy haar niet als hunne Leeraares, maar veeleer als eene Godin aanzagen. Nogtans wierdt ze ook van zommigen, óm haare bitterheid en jaloezy, verlaaten. Die haare party aanhoudend trokken, waren conr. hase,en gemeldechrist. corth. Van deze mannen wierdt ze boven alle menfchen verheven. "Want nu eens noemen zy haar eene moeder der geloovigen, dan weêr hei licht der Catholyke waereld; en nu ' eens eene vrouw zonder zonde , die heiliger , dan dc Maagd maria zelve, en met eene verhevener kennis in Godlyke en menfehelyke zaaken begaafd was , dan de Propheeten en Apostelen,dan weêr eene bruid $an Christus, bekleed met de ftraalen der zón, en waarvan in salomons Hoogeïed, en andere boeken der H. Schrift wordt gebroken , om van 'geene andere Eertitels, haar gegeeven, te fpreeken. Zy bezat zelfs eene gnxve'eergierigheid, en hadt zcergroote geda rten van zig zelve ; zy roemde op verheve Openbaaringen , en gaf voor; dat ze met eenen Pmphcctifchen Geest begaafd was; en dat de H. Geest haar haare fchriften hadt in  C364 ) ingegeeven. Uit dien hoofde begeerde zy ook, datmen haare boeken hooger moest houden, dan dc Schriftuur. Wat betreft haare andere vremde gevoelens in het ftuk van den Godsdienst; zy wordt befchuldigd, dat ze den grondflag des geloofs omv;r geftooten , Gods woord veragt, en de noodzaaklykheid der Sacramenten ontkend hebbe. Doch het is moeijelyk, alle deze ftukken uit haare fchriften té trekken, waarvan zy wordt befchuldigd. Veeleer fchynt de belydenis, welke zy in het jaar 167 5, aan de Overheid te S/eeswyk overgaf, haar van verfcheide, haar toegefchreeve "dwaalingen te bevryden In deze belydenis verklaart ze zig op de volgende wyze. 1) Ik ben een Christen , geloovende alles, wat een waar Christen moet gelooven. *) Ik ben gedoopt in den naam des Vaders , des Zoons, en des Heiligen Geestes. 3) Ik geloofde 12 ftukken van 't Apofto- hfche geloof, en twyfel aan geen eenig ftuk in 't zelve. 4 Ik geloof, dat Jefus een waare God, en een waar Mensch , en een Verlosfer der menfchen is. 5) Ik geloof in 't Euangelium. en neem de H. Propheeten, en de H. Schrift zo wel des Ouden, als des Nieuwen Testaments aan. By deze belydenis is niets aan te merken. mollïr getuigt insgelyks in zyne Chnhria Uierata, dat ze in het ftuk van de H. Drie- ëen-  < 3*5 ) eenheid regtzinnig is geweest. Maar ondertusfchen kan niemand egter ontkennen, dat ze zig, genadig, op Hemelfche Openbaaringen beroepen, den geheelen uiterlyken Godsdienst met veele bitterheid aangetast, en de Schriftuur op eene vreemde wyze heeft verklaard. Inzonderheid is haar wonderlyk gevoelen nopens adam, dat hy, vóór den val, man en vrouw teffens was, in haare fchriften, heel duidelyk te vinden. Meest kan men in haar laaken, dat ze haare Hellingen met zulkcn yver , en met de grootfte bitterheid tragtte te verbreiden. Want daar door wierden allerwegen , waar ze kwam, heele Provintien en Steden in vuur en vlam gezet, en daaruit ontftonden ook, voornaamlykj alle vervolgingen, die ze moest uitftaan. Ver-  VERGELYKING. Dat deze twee Juffers hier zamengevoegd zyn, is daarom eeniglyk , om dat ze beide onder de grootfte Enthufiasten kunnen gerekend worden, want voor het overige komen zy zo min ten opziste. van haare natuurlyke boedanigheden , als haare daaden en onderneemingen , onderling overeen. De eerfte was ongeleerd en verftandig; de andera was zeer geleerd en dwaas. De eerfte fcheen beftemd te zyn, om de vervalle en verwarde zaaken weder op te regten, en in orde te brengen: maar; de laatfte fcheen eeniglyk te zyn gebooren, om alles omver te haaien en te floopen. Beide hadden eene fterke verbesldingskragt, die op een werklyken Fanaticismus uitliep. Doch de eerfte wist» door haare natuurlyke fchrarderheid , haare drift zo in te rigten , dat ze nut én voordeel deedr. Maar de andere gaf haare verbeeldingskragt, by gebrek van natuurlyke fchranderheid , den vollen teugel, brengende niets anders, dan enkel misgeboorten en ongerymde gevoelens voort. Des kon ze in haaren tyd, waar ze kwam, als eene ftrydbazuin worden aangemerkt, en heeft door haar voorbeeld beweezen, hoe groot het onderfcheid. zy tusfchen geleerd-en fcbranderbeid. De Geestdrift der eerfte was deswegen voor den Staat even zo nuttig, als de Dweepery der laitfte voor de Kerk nadeelig was. Beide hadden zeer veele vyanden, en moeften zeer veele oordeelen ondergaan, a ntoiketti voerde byna met het geheele menschdom oorlog, en hadt flegts eenige weinige vrienden, die even 20 dwaas waren, als zy zelve, en van welken het grootfte gedeelte haar naderhand verliet. la pv ce ll e daarentegen was eeniglyk by de Engelfche natie gehaat, maar van alle andere volken wierdt ze als eene Heldin befchouwd, en van de Franfchen voor eene wonderbaare en geïnfpireerde Perzoou gehouden» antoinette is, in de Hiftorie, om haaie wankelmoedigheid , even zo be»  bekend geworden, als la pucelle nm ftandvastigheid. Dat bourignon ee„ be™ e"£ hadt, dan lapucblle, dat moet men1 niet aan de Persoon, maar aan de tyds.omftand"ghede„e een enkel toeval toefchryven. De groote „tam rên" lk ePÜCE,LLE in ^ Hiftorie heeft nagekaten, de e.rzu.I, yoor haar naa haaren dood 00S geregt, en het oordeel nopens).haare onfchuld ge" hlL8hn ?\ZÖ ee? beter einde ^ïende , en dat de harde Execut.e, die ze moest ondergaan de Engelfche natie veel meer dan haare mem vlekt., Maar de neg te en afkeerige 00 deei^ wef. ke de nakomehngen over antoInett;en h?» gedrag ve den-, geeven te kennen , dat ze , ver! mits Zy allerwegen den vrede ftoorde, een flecfer einde hadt verdiend, dan ze werklyk na* S SeenrftenberenPe f ^ ^«•«Mheld^ ae eerfte befpeurd men zu k eene drift welkL h£ menfchen tot dapperheid en heldenda d^n aanmoe! d gdej maar by de laatfte bragt dezelve ftegcs een bitter en norfch geftel voorr. Hierom vind men ook bv de eerfte eene man moedigheid weite ft^Hc g ?r deyver van