*L EER t;Ë?ÏFE voor ■.; KIND E R-E?:"^i  01 1233 4511 UB AMSTERDAM  KINDEK-PREEK.   KINDER-PREEK OVER LUCAS II. vs. 51, 52, O F J E S U S ALS HET BESTE KIND, TOT EEN VOORBEELD VOOR ALLE KINDEREN, IN EENIGE BIJZONDERHEDEN VOORGESTELD en AANGEPREEZEN in e e n e LEERREDE voor KINDEREN Te UTRECHT UITGESPROKEN DOOR GERHARDUSMASMAN, Predikant aldaar». te utrecht, bij G. T. van PADDENBURG en ZOON. 17^  TJïtgegeeven volgends Kerken* order. Be Autheur erkent geene Exemplaren voor echt dan die, welke door de Drukkers zijn onderteekend.-  AAN DE KINDEREN DER GEMEENTE FAN J. C. WAARDE KINDEREN! 2j ie daar .nog eene leerrede, over een onderwerp , wel onderfcheiden van dat der voorige ; maar nogtham met het zelve naauy verbonden: wanneer toch de liefde van den grootften kindervriend', die u genaadig wil aanneem en, en doen deelen aan de zaligheeden van het koningrijk Gods, uwe jeugdige harten treft, zal zij ook niet na laatcn u te overreeden , hoe hetaamlijk het zij, dat gij zoo leeft als Hem wel behaaglijk is, en u zoo gedraagt ,als 't kinderen past, die van Hem zoo teeder worden bemind. Maar hoe zult gij dus beet er kunnen keven, dan door zijn uitmuntend voorbeeld u veel veor te ft ellen en zoo veel, ah in u is, naar te volgen l Dit  Dit is V M. TV. ï V welk ik in deeze preek tt heb willen leer en, en waar toe ik u wenscli op te wekken , tot uw eigen voordeel. Leest dan dezelve met aandagt, overdenkt de lef en, die u daar in gegeven^ worden, de drangreedenen, die u tot opvolging van dezelve aanfpooi en ; ziet op Je fut liefde, die u ook gehoorzamheid heren, zoo wel als zijne genaade fchenken wil; en bidt Hem, dat Hij zijnen Heiligen Geest doe werken in uwe harten , alles wat Hem wel behaaglijk is. Be vermaaning van U Heilands geliefden Apostel, I Joan. 2: 28. ,, Kinderkens blijft „ in Hem, op dat, wanneer Hij zal „ geopenbaard zijn, wij vrijmoedigheid „ hebben , en wij van Hem niet befchaamd gemaakt worden in zijne toekom fte," is ook de mijne aan u;.en dat Jefus zelf u daar toe bewerke, is de becde yoor u van Uwen Heilzo ekenden Leer aar  J E S U S als het BESTE KIND. he r voorbeeld voor alle KINDEREN. Voorafspraak, eb ik, dierbaare Kinderen! met mijne voorige Leerrede, die ik in het laatst van het voorleeden jaar voor u deed', u zoo veel genoegen gegeeven ; was het mij zeiven tot bjijdfchap, uwe aandagt, de bewijzen dat gij opmerkend waart geweest, en meer dan één nut van dezelve gehad hebt, te befpeuren; ik vond ook daar in eene ruime *^»kftof aan onzen hemelfchen Vader: en A de  2 VOORAFSPRAAK. de lust om voor kinderen nuttig te zijn, fpoort mij nu aan om aan uwe begeerte en mijne belofte te voldoen, door andermaal voor u te preediken , in hoope dat het voor u en andere hoorers tot waaren zeegen zijn moge. Ik zal 'er mij op toeleggen o:n duidelijk te fpreeken, en gij moet manr aandagtig hooren wat ik zeg; maar het is God die den zeegen darr over geeven moet; daarom moeten wij eerst dien henrelfchèn Vader bidden, dat hij, om Jefns wil, die ook kinderen lief neeft, door zijnen Heiligen Geest in uive harten genadig werke. Wel aan dan W. K.! en gij fchanre mijner overige Hoorers! bidt met mij eenvoudig en ootmoedig oin dien beloofden Geest. TEXT  TEXT LUCAS II. vs. 51 en 52. En hij ging met haar af, en kwam tot Nazareth, cn was haar onderdanig: en zijne Moeder bewaarde alle deeze dingen in haar harte. En Jefus nam toe in wijsheid en in grootte, en in genade, bij God en de menfchen. ï? V en duidelijk onderwijs , het voorftel van nuttige lesfen en vriendelijke vermaaningen, hebben bij kinderen, die wat opmerkzaam zijn , dikwijls veel invloed om hunne tedere gemoederen opteleiden en te tonnen tot kennis en vreeze Gods, welks het grootst genoegQa en de waare gelukzaligheid meede brengt. . Dan eevenwel worden die jeugdige harten meermaals fterker aangedaan, wanneer hun zoodanige voorbeelden voor oogen A 2 fco«  4 LEERREDE komen, die in het goede voorgaan en daar in uitmunten. Dit deed mij denken L.K.! dat het nuttig konde zijn, wanneer ik u eens zuik een voorbeeld van een uitmuntend kind voorftelde ; ik wil de proef eens neemenof gij daar door ook te treffen zijt, en u wilt laten uitlokken om liet zelve naar te volgen, en ook zoo te worden , in gehoorzaamheid, in leerzaamheid, in braafheid en Godsvrugt. En wie zal dan dat voorbeeld zijn? — Je sus: dezelfde, dien ik u te vooren preedikte als den besten Vriend van kinderen, die zoo gaarn u wil gelukkig maaken: Hij is ook eens een kind geweest, eeven als gij zijt: Hij was het beste kind, dat ooit geboren was; hij muntede uit in alles wat een kind bij zijne ouders, bij andere menfehen, jaa bij God zelfs aangenaam en beminlijk maakt; en verdient daarom allermeest te worden naargevolgd. M. W.! Zoudt gij geen lust hebben om ook zoo te worden, en op dezelfde wijze  over LUCAS IL vs. 51 en 52, £ ze in uwe kindfche en .jeugdige jaaren te leeven, zoo gunst te vinden bij God zoo wel als bij menfchen ? — wilt gij dat ik u daar toe den weg wijze? Wel aan dan, daar toe zal deeze preek voor u zijn ingerigt, maar gij moet dan ook nu weer aandagtig luisteren. Verdeeling. Merkt dan nu op, ik zal u de hoofddeelen, de (tukken noemen , die ik met u zal befpreeken , zij zijn deeze drie: 1. Eerst zal ik u uit mijn text vernaaien, wat daar in van het kind Jefus gezegd wordt. 2. Dan zal ik u Hem tot een voorbeeld voo Hellen, en u daar uit eeni'e esfen geeven hoe gij ook zijn en leeven moet. 3. En ten derden zal ik met drangreedenen n-;r.r uwe vatbaarheid gefchikt, u arnfpooren om die lesfen toch wel in acht te neeraen en op te volgen. A 3 VER-  6 LEERREDE VERHANDELING. Eerjle Deel Nu L. K.! wat is ook het eerfte ftuk, dat ik u zoude voordellen? Ik zal u uit mijn text vernaaien, wat ons daar in van het kind Jefus gezegd wordt. Van wien wordt hier gefprooken ? van Jefus, van wien gij zoo veel hoorenkunt: die is eens een kind geweest gelijk gij, gebooren uit Maria, die was zijne Moeder, God was zijn Vader, hij had geen Vader onder de menfchen; maar Joseph de man van zijne Moeder was zijn Pleegvader , die zich met zijn onderhoud en opvoeding gaam bemoeide, en hem hartelijk lief hadt. Lucas had ons in dit hoofdltuk vs, 1-39 verhaald van zijne geboorte te Bethlekem9 en van eenige zaaken, die bij, en kort naa die geboorte voorgevallen wa< ren 0 die kunt gij in huis naleezen. Van  over LUCAS U. vs. 51 en 52. 7 Van de eerfte jaaren zijner kindsheid, van dat hij met Maria en Joseph weer in Nazareih kwam, tot zijn 12de jaar toe, leezen wij niets bij de Euangelisten ; in dien tijd was hij als een lief kind fiil bij zijne Ouders in huis te Nazareth, waar zij woonden. Dan alleen in het /pfte vers, dat hij opwies, groote zielsvermogens had, en ongemeen wijs was naar zijne jaaren, en op eene bijzondere wijze van God gezeegend wierd. Maar vs. 41 --50 leezen wij eene bijzonderheid, die zeer merkwaardig was. Het gebeurde eens toen hij 12 jaaren oud was, dat zijn Pleeg-vader en Moeder, die gewoon waren alle jaaren naar Jerufaleni te reizen , en als Godsdienftige menfchen , naar de wet het Paaschfeest bij te woonen, dit kind hadden meede genoomen; maar als zij nu naa het eindigen van het feest met hunne vrienden en bekenden te rug reisden , werden zij onder v/eg gewaar , dat Jefus niet meede te rug was A 4 . ge-  t LEERREDE gegaan, en zich niet onder de reisgenooten bevond : gij kunt denken welk eene ongerustheid dit hun gaf; zij keerden weeder naar Jerufalem, daar vonden zij hem op denderden dag, in den Tempel, die als eene Hooge fchool was; daar zat hij onder de Leeraars, en zogt door zeer verftandige vraagen onderwijs te bekomen, en gaf op de vraagen, die hem gedaan wierden, heel verftandige antwoorden , zo dat elk zich moest verwonderen, dat een kind van is jaaren zoo veel verftand en wijsheid bezat. Maria, 'er niet aandenkende, waar toe hij in de weereld was gekomen, wilde hem vriendelijk berispen, dat hij, door zijn agterblijven haar zoo beangfligd had , doch hij toonde aan, dat hij gedaan had het geen hij moeste doen, dewijl hij moest zijn in de dingen zijns hemelfchen Vaders, of (gelijk men dat ook op kan vatten) hij zeide : wist gij dan niet dat ik in het huis mijns Vaders laoest zijn , en dat gij mij daar vinden kond? —  over LUCAS II. vs. 51 en 52. £ kond? — Dat verfronden andere menfchen niet, maar voor Maria was het genoeg. Over dit geval kan ik nu geene aanmerkingen maaken, maar moet voordgaan om u te vernaaien wat in den text ftaat. Hij ging met Josbph en Maria af van Jerufalem, waar hij nu lang genoeg voor zijn oogmerk geweest was, naar Nazat'eth, daar hij thuis hoorde, dit deed hij met veele gewilligheid, en kwam weeder met hun in die ftad. En hoe gedroeg hij zich daar omtrend zijne Ouders ? — Hij was hun onder* daanig. Hij gehoorzaamde volkomen aan het 52 gebod. „ Eert uwen Vader en ,, uwe Moeder." Hij droeg hun de grootHe achting, eerbied en liefde toe, nooit was hij te onvreeden over hunne geboden en behandeling, hij luiMerde naar de lesfen, die de braave Ouders hem toedienden, hij nam hunne bevelen aan, A 5 deed  lo LEERREDE deed het geen hun aangenaam was in alles, hielp zijn' Pleeg, vader in zijn beroep , en maakte aan hem en zijne Moeder de opvoeding zoo gemaklijk en aangenaam als moogelijk was; geen kind kon onderdaaniger en gehoorzamer zijn dan Jefus. Gelijk nu zulke gehoorzame kinderen het hart der Ouderen het meest tot zich trekken , zo heeft het moederlijk hart van Maria zich ongetwijfeld allerteederst aan haar lieve kind verkleefd gevonden , en door haare oplettendheid op het zelve, veele genoegens genoten. De text zegt ons: Maria bewaarde alle deeze dingen in haar ha> t. Zij was eene verftandige Vrouw en braave Moeder, zeer oplettend op alle bijzonderheeden; als 'fcaar iets van haar kind gezegd wierd, als zij iets van hem hoorde, of in hem zag, dat merkte zij op, dat onthield zij in haar geheugen, daar vermaakte zij zieh meede, dat wekte haar dan weer op tot danken en  ——————— over LUCAS II. vs. 51 en 52. ii en bidden, daar maakte zij op haar tijd gebruik van, en deed daar winst meede, gelijk dat meermaals van haar werd aangeteekend, zo was het ook nu; niet alleen het geen nu in Jerufalem gebeurd was, dat hij in den Tempel zoo veele wijsheid had getoond in zijne vraagen en antwoorden, maar ook zijne geduurige onderdanigheid, daar gaf zij acht op, dat bevestigde haare groote verwachting., die zij van dat kind had, dat bewaarde zij in haar geheugen, en hield zich dikwijls beezig met daar aan te denken; en hoe meer zijne vermogens zich ontwikkelden, dies te meer Hof van overdenking, van dankzegging tot God, en van aange.narme biijdfehap ondervond zij, en hoe menigmaal zal zij haaren lofzang, dien wij Capittel 1. vs. 46 - 55. leezen kunnen, hebben opgezongen. Vervolgends kunnen wij uit den text vernemen: „ dat Jefus toenam in wijsheid, cn in grootte." *• < ' Of-  tst LEERREDE Offchoon hij een Godiijk kind was, de Zoon van God zelf in zijne Godfijke natuur, had hij eevenwel ; ook eene menfchelijke natuur, waar in hij aan ons in alles gelijk was, eene ziel en lighaam, die beide, eeven als in andere kinderen , vatbaar waren voor het toeneemen in kragten en de ontwikkeling van vermogens. Zijne ziel nam toe in wijsheid: daar hij zich met alle lust bevlijtigde, om alles te onderzoeken, te leeren en op te merken, wat maar nuttig was, voor al in den Bijbel , en de waarheden en voorfchriften, die God daar in bekend maakt, daar verkreeg en betoonde hij in het kort zeer veel verftand, zoo dat het verwonderend was dat hij zo veel wist, — Maar hij wist niet alleen veel, maar maakte ook daar van met veel overleg een uitmuntend gebruik; want dit is eigenlijk wijsheid, wanneer men niet flechts veel weet, maar ook het geen men weet, recht gebruikt. —  over LUCAS II. vs. 51 en 52. 13 bruikt. — En dat had invloed op zijn gedrag, in zijne bedaardheid, vergenoegdheid, deugdzaamheid, in alle zijne woorden en verrigtingen; zoo dat elk zeggen moest, dat is een ongemeen wijs kind: nu, deeze zijne wijsheid groeide van tijd tot tijd aan, en liet zich hoe langer hoe meer blijken. Zoo nam hij Ook toe in grootte en kragten van zijn lighaam, dat was van een gezond geftel, en om dat hij zoo gemaatigd en voorzigtig leefde , had hij die gebreken niet, die zomtijds andere kinderen hebben, die zich zeiven bederven, door hunne dartelheid, of door te veel gebruik van lekkernijen, en van ander ongezond eeten en drinken; neen! Jefus groeide op in eene frisfche gezondheid, en verkreeg eene rijzige gedalte, en veeIe lighaamskragten, die hem, tot zijn werk, onvermoeid en met lust te verrigten , in ftaat fielden. A 2 Ea  14 LEERREDE En wilt gij weten L. K.! welk3 gevolgen dit zijn hfiftaan en toeneemend gedrag gehad heeft, gij kunt dit in de laatlle woorden van den text leezen : „ Hij nam ook toe in gerad> bij God en de men- fchen." Eeven bijnaa als van den jongen Samuel gezegd wordt i Sam: 2 vs. «o. dat hij toenam, en groot wierd, en aangenaam, beide bij den Heere en ook bij de menfehen. Het ging hem niet als zomtijds andere kinderen, die als zij nog jong zijn, door hunne aardigheid, vlugheid, gezeglijkheid en leerzaamheid van elk bemind wrorden, maar bij het opgroeijen zich zoo aanftellen, da.t elk hoe langer hoe onverfchilliger omtrend hen wordt, en wegens toeneemende Hechte hoedanigheeden hen veracht. Neen! hoe meer de H. J. in jaaren zijner jongelingfchap toenam in wijsheid en in grootte, dies te meer ook nam hij toe in genade of gunst bij God en menfehen. Bij  OVER LUCAS II. YS. 51 EN 52. 15 Bij God; het bleek hoe langer hoe meer dat God hem lief had, daar hij zoo heilig, zoo godvrugtig leefde; God verwaardigde hem met bijzondere blijken van zijne gunst en vriendfchap, die hij aan zijne ziele ondervond, en met de kennelijk He blijken dat hij hem in alles zee" gende. En bij de menfehen; hoe meer hij bekend wierd, hoe langer de menfehen zij» ne wijsheid en braafheid opmerkten, dies te meer hielden de menfehen, altans verftandige en deugdzame menfehen, ook van hem, zij hadden hem graag in hun gezelfchap, en dat was hun zoo aangenaam, dat. zij hem alle achting en liefde toedroegen , zeer hoog van hem fpraken, en met er daad deeden blijken, dat zij hem hoog fchatteden en beminden. Zie daar G. K.! wat ons in den text, van Jefus in zijne kindsheid en het toeneemen zijner jaaren wordt gemeld, dac hij zijne ouderen onderdaanig was, dat hij toe-  i6 LE E R R E D E toenam in kennis en Godsvrugt, zo wel ais in lighaams kragten en grootte; en dat niet alleen zijne Moeder daar van het aangenaamst genoegen had, maar hij ook in de gunst ftond bij God en alle braave menfehen , aan wier gunst het incest; gelegen is. Tweede Deel. Weet gij nu nog, aandagtige Kinderen f wat ik u in de tweede plaats moet voordellen? — Jefus als uw voorbeeld; en u daar uit eenige lesfen geven, hoe gij zijn en leeven moet. De Eerde les, die gij hier'leert, is deeze: Gij moet uwe Ouderen onderdanig ZÏjn, u met gewilligheid aan hun onderwijs,, bedier en tugt onderwerpen. De kinderen hebben aan hunne Vaders en Moeders de grootde verpligting, en deeze hebben over hun het meest gezach. Wat  over LUCAS II. vs. 51 en 52. 17 Wat ftaat het kwalijk voor een kind, Wanneer het zijne achting en eerbied voor zijne Ouders verliest; als het zich verbeeldt veel meer te weeten dan Vader en Moeder, geduurig denkt dat de Ouders het niet wel behandelen, wanneer zij zijne zinlijkheid niet inwilligen; en alleen naar eigen zin leeft, zonder te vraagen wat Vader of Moeder zegt, wat hun aangenaam of onaangenaam is, wat zij raaden of afraaden, gebieden of verbieden. Zoo deed Jefus niet toen hij een kind was, al was hij in der daad in veele opzigten veel wijzer, grooter en voortreflijker dan zijn Pleeg-Vader en zijne Moeder; neen! „ maar hij was hun 011„ derdaanig." Eu zoo moet gij ook zijn L. K.! God heeft het u geboden, Eert uwen Vader en uwe Moeder. Gij moet toch veel bedenken, dat zij uwe Ouders, en dat gij hun kinderen zijt, dat gij alles aan hun verfchuldigd en verpligt zijt, alles, wat gij zijt, aan hun, naasx  1$ LEERREDE «aast God, te dunken hebt. Uwe Ouders weeten meer dan gij, dus moet gij van hun leeren, wat zij u onderwijzen; zij hebben veel meer doorzigt dan gij, wat u nuttig en fchaadelijk is , en hebben u veel te lief, dan dat zij u iets onthouden zouden 't geen goed voor u, of iets doen of geeven zouden, dat kwaad voor u is; en daarom moet gij hun bellier goedkeuren, al is 'er iets in, dat niet naar uw zin is, al onthouden zij u 't geen g?j gaarn had, d?,n moet gij geen hoofd op- g fteeken, daar over niet ontevreeden zijn, % u daar niet teegen verzetten; maar met-onderwerping u daar naar fchikken. Als zij u iets beveelen, moet dit u genoeg zijn om 't aanftonds gewillig tc gehoorzaamen; gij moet nooit oneerbiedig teegen hun zijn; maar in hunne teegenwoordigheid en in hun afweezen u we a enting en eerbied voor hun toonen, in uwe houding, woorden- en gedrag ; jaa zelfs, al geeven zij u geen uitdruk-  over, LUCAS II. vs. 51 en 52. ip jjnïklijk bevel , moet gij geduurig vraagen , wat kan ik nu doen tot hulp of tot genoegen van Vader en Moeder ? waar mede kan ik hun aangenaam zijn? en dat gaarn ter hand neemen ; met één woord, gij moet daar toch eene heblijkheid van hebben, dat onderdaanigheid aan uwe Ouders, uw Character uitmaakt; eeven als Jefus , dien was het zoo eigen, dat hij nooit de piigt van onderdanigheid te buiten ging. De tweede les is: Gij moet ook in naarvolging van het kind Jefus , toeneemen in wijsheid en in grootte. Jaa in grootte, in lighaams kragten. Er ligt u veel aangeleegen, dat gij een gezond lighaam hebt en behoudt; het is wel waar, dat de gezondheid en kragten eene gave Gods is , en dat ziekte en gebreken ook bezoekingen van hooger hand zijn, en dikwijls buiten onze fchuld veroorzaakt worden ; maar het is ook waar, dat men dikwijls ia  •ZO LEERREDE in zijne jeugd, ook moedwillig of onbedagtzaam de oorzaak is van vtele kwaaien en zwak ecden, die zich naaderhand vertoonen, en u, voor al uw leeven, ongelukkig maaken, of zelfs vroeg doen fterven ; losfe wildheid, onbedagtzaame ijdelheid , en gaan op plaatfen die gevaarlijk zijn, toegeeven in onmaatigheid van fpijs en drank, luij en lekker leeven, en het toegeeven aan verderflijke zonden, heeft meenig kind en jongeling zijn kragt en bloeij ontnoomen. L. Kinderen! weest daa** voor gewaarfchouwd5 en laat bedaardheid en gemaatigdheid veel bij u plaats hebben: vraagt maar aan uwe Ouders wat bedaardheid en gemaatigheid is , en luiftert veel naar de raadgeevinge van uwe Ouders en andere verftandige menfehen. Maar gij moet bij het aangroeijen uwer jaaren ook toeneem n in ui;sheid; waare wijsheid moet bij u plaats heb-  over. LUCAS II. vs. 51 en 52. li hebben, en gij moet daar in vordering maaken. Zoo was het met jefus, en het moet ook zoo met u zijn. Ik weet wel, alle kinderen hebben niet dezelfde zielsvermogens om wijsheid op te zamelen ; maar als eevenwel elk kind zijne vermogens en tijd behoorlijk befleedde , wat zoude het dan al veel kunnen weeten. Met is ook waar, alle kinderen zijn juist niet gefchikt om wijs te zijn in geleerde weetenfchappen ; maar eevenwel moet elk kind, op zijne wijze, naar wijsheid Haan. En daar kan ik onderfcheidene lesfen onder begrijpen. Gij moet u met allen ernst toeleggen op de verbeetering van uw verftand in het aanleeren van nuttige zaaken. Geniet gij het ouderwijs, in 't fchool of in huis, van Meefters of van uwe Ouders , die u het een of ander naar uwe vatbaarheid leeren , dat is voor u de  LEER RE D E de beste tijd om gronden te verkrijgen van nuttige weetenfchappen; och! verkwist dan uw tijd toch niet in leedigheid en ijdelheid, of met fpeelen, maar bevlijtigt u liever om de gegeevene lesfen wel te leeren en te onthouden. Er zijn daar en boven veele andere nuttige zaaken, die u in uw leeven te ftade kunnen komen, die moet gij leeren kennen, en daar toe door vragen eii onderzoek alle wegen inflaan. Maar daar is onder anderen ééne zaak, van wélke geen een kind onkundig moet biijven , daar gij alie wijs in zijn moet , dat is de kennis van den Bijbel en die Godlijke waarheeden, welke ons daar in geleerd worden. Gij hebt in deeze ftad zo veele gelegenheid om daar in onderweezen te worden , en zijt , boven veele andere kinderen, daar meede bevoorrecht: och! hebt toch lust in derzei-  over LUCAS II. vs. 51 e n 52. 23 Zeiver onderzoek en legt u daar op mee allen ernst toe — en wierd gij zoo gelukkig, dat uw verïïand verlicht wierd en geheiligd in de waarheid , dan zou 'dezelve voor u een kragt Gods tot zaligheid zijn. De wijsheid nochtans waar in gij moet toeneemen, moet .niet alleen beftaan in het verkrijgen van kundi'gheeden, maar ook in 't bellieren van uw gedrag en handelingen. Gewent u daar aan, dat gij u veel voor oogen fielt het oogmerk, waar toe gij op de wrereld zijt, en vraagt of uw gedrag ter bereiking van dat oogmerk dient. — Zoude dat bij voorbeeld wel wijs zijn , als een kind maar dagt, hoe zal ik mijn tijd het vermaakelijkst doorbrengen, en niet, hoe zal ik dien het nuttigst verflijten ? Ais het niet anders deed dan fpeeïen , en ijdelheid , veel op had met mooije kleedereu ? Of zeer klapagtig, eigenwijs , eigenzinnig, nijdig, en boos was, of  24 LEERREDE of diergelijk ? Nu dan Iaat toch het teegendeel bij u plaats hebben. Maar, daar is vooral 'eene wijsheid die gij allen hebben moet om eeuwig zalig te worden , eene wijsheid die geboren wordt uit de rechte kennis van God in Christus , wiens beginzel is de vreeze des Heèrea , en die beftaat in eene heilige en ongeveinsde Godsvrugt; o! die wijsheid moet gij hebben , die kunt gij niet misfen, daar in moet gij toeneemen , dat is eene wijsheid, die de uitneemendfte vrugten heeft. Jac. 3. 17. Zij is ten «erften zuiver, daar naa vreedzaam , befcheiden, gezeggelijk, vol van barmhartigheid en van goede vrugten , niet partijdig oordeelende en ongeveinsd enz. en die agtervolgd wordt met eeuwige gelukzaligheid: hebt toch deeze wijsheid hartelijk lief, die de Heer met zijn Geest in u wil werken, al zijt gij ook jonge kinderen. Gij  over LUCAS II. vs. 51 en 52. 25 Gij moet u opzigtelijk die bijzonderheeden geduurig afvraagen, hoe is het met mij gefield, en maak ik ook eenige vorderingen in de wijsheid? gelijk' ik in deezen ook aan Jefus ? — Derde Deel 2ie daar u eenige lesfen voorgefteld in het tweede deel. Nu is er nog een fluk te behandelen overig. Eu wat is dat? — Ik moet met drangredenen, naar uwe vatbaarheid gefchikt, u aanfporen om die lesfen toch wel in acht te neemen en optevolgen. Ik beroepe mij eerst op het voorbeeld] van Jefus. Gij weet zelve wel hoe verlokkend de "voorbeelden van anderen zijn tot het kwaade, maar waarom zouden dan goede voorbeelden ook voor u niet uitlokkend tot het goede zijn? als gij een kind geduurig zaagt, dat uitmuntede in allerleij beminlijB fce  26 LEERREDE fce deugdzaamheid , of als gij zulk een kind veel hoorde prijzen, zoudt gij dan ook niet wenfchen zulk een kind te zijn, en zoude u xlat niet aanfpooren om alles aan te wenden om ook zoo te zijn? Nu zulk een voorbeeld is de Heere Jefus, toen hij-een kind was; hoe verdient hij het dat gij hem aanziet voor het beste kind, en dat gij hem u tot een voor-fceeld fielt, datir hij toch op deeze aarde kwam, op dat wij zijne voetstappen zouden naarwandelen. En ó wat is dat een eer op het fpoor te treeden van zulk eenen Jefus: door een en geest met hem bezield te wandelen, gelijk hij gewandeld heeft. Denkt nu niet bij u zeiven, dat voorbeeld is mij te groot: Jefus was-volmaakt, hij was een godlijk kind , wie kan dat naarvolgen? want hij wordt u hier maar in zijne menfchelijke natuur voorgefteld, die •vatbaar was voor toeneemende wijsheid en -godsvrugt j hoe volmaakter hij nu daar in leefde, dies te benainlijker moet hij voor  over LUCA$ IE vs. 51 en 52. 27 u zijn, dies te meer moet gij wenfehen, och dat ik ook zoo was! dies te meer kan u dat., voorbeeld van uwe tekortkoming ontdekken , en 11 uitlokken om hem hartelijk lief te hebben; vooral ook om dat deezè zijne volmaakte gehoorzaamheid, ook daar toe diende, om uwe te kortkominge te bedekken en te verzoenen, op dat gij, met des te meer liefde, hem zoudt aankleeven en naarvolgen. ]aa L. K.! zoudt gij hem niet lief hebben en naarvolgen, daar gij in uwen doop aan hem zijt opgedragen, om aan hem gemeenfchap te hebben en door zijn bloed en Geest vernieuwd te worden, om met hem voor God te leeven ! — ö ! Indien gij hem maar waarlijk kendet in zijne betrekkingen, gij zoudt niet kunnen nalaaten hem naar te wandelen. Eene andere drangreden daar toe is, Braave. Ouders letten naauwkeurig op de geaardheid en gedraagingen van hunne kindereu, en 't geen zij in hun zien „ beT Ba waa*  2% LEERREDE vaar en zij in hun hart » " met Maui a. — En bedenkt nu eens welk eene blijdfchap dat voor uwe lieve Ouders wezen moet, als zij zien dat hunne kinderen, die zij met zoo veel' zorge, zulk eene tederheid en geneegenheid en met zoo veelzugt tot hun tijdelijk en eeuwig welzijn opvoeden, en geene kosten, arbeid en gebeden daar aan fpaaren, in onderdaanigheid jegens hen leeven, en toeneemen 'in wijsheid en in grootte. In tegenflelling van anderen wier ouderlijk hart dag bij dag doorgriefd wordt en heete traaneu fchreit over de ongehoorzaamheid, onleerzaamheid , ftoutheid en ondeugd hunner kinderen, aan Wier opvoeding zij vruchtloos arbeiden. Och mijne Waardfteï draagt gij een kinderlijk hart, fchrikt gij op het denkbeeld van uwe dierbaare Ouders tot {mart. te zijn, wenscht gij hun tot blijdfchap te weezen, en de ftof te vermeerderen, waar over  OVER LUCAS II. VS. 51 EN 52. 2p over zij God den Hemelfchen Vader danken, die hun de Kinderen gegeeven heeft; ik bid u, flaat dan toch deezen weg in, dat gij u bevlij.tigt, om hun onderdaanig te zijn en toe te. neemen in waare wijsheid. Gij zoudt (en dat is mijne derde reden) zelve daar bij voor u de meeste winst hebben ; her grootfle voordeel daar van genieten. Want voor eerst, daar gij door een tegengeweld gedrag u zelve grootelijks benadeelt, uw genoegen weg neemt, een knaagend geweeten over houdt, u tot alles buiten Haat fielt, en u in uwe jeugd geheel bederft' voor uw volgend leeven; daar geeft een gehoorzaam , deugdzaam en godsdienflig gedrag, de beste vrugten; een gerust gemoed, en flerkte van geest, fielt u tot gewichtige posten in flaat, en geeft zelfs gemoedigdheid teegen de dood en eeuwigheid. Ten tweeden, in zulk een gedrag vindt gij , bij toeneeming , gunst in de oogen B. 3 der  3o LEERREDE der menfehen , en zijt hun aangenaam. Dat is immers veel beeter dan dat braave menfehen u, als ondeugende kinderen, met de nekke ' aanzien: beeter dat zij hun genoegen en hunne liefde toonen, dat zij u voord heipen en het goede wenfehen en toebrengen.. Nu die gunst van braave menfehen kunt, gij verkrijgen in deezen weg van onderdaanigheid en toeneemende. wijsheid en godsvrugt. Maar allermeest Gij vindt dan ook genade bij God, wanneer gij, uit liefde tot Jefus zijn1 zoon, zijn voorbeeld volgt. En wat ligt u daar niet veel aan geleegen ! als gij genade bij God vindt , al moest gij dan al eens in de wereld wat misfen, aan zijne vriendfehap liadt gij voor eeuwig genoeg. Mier eindig' ik mijn voordel aan u geliefde Kinderen! met die beede dat Jefus zelf, die eens een kind was, en de teederfte liefde tot Kinderen heeft, in uwe harten, door zijne genaade, al vroeg werke; u  over LUCAS Iï. vs. 51 en 52. 3f u opwekke om zijn voorbeeld naar te volgen, op dat gij de vreugd van uwe Ouders , de voorbeelden voor anderen , de voorwerpen der gunde van braave menfehen zijn , en op de zaaligendlle wijze ondervinden moogt dat gij genaade bij God gevonden hebt. : Ik kan nogthans mijne leerrede niét geheel 'beflüitcn, daar ik zulk eene talrijke meenigte van andere Hoorers voor mij zie, zonder ook. tot hen een woord te fpreeken. Dierbaare Ouders , 'die met kroost gezeegend zijt van onzen hemelfchen Vader! is 't mooglijk dat gij onverfchillig weezen zoudt hoe uwe kinderen, die gij lief hebt, zich gedraagen, of hoe het hun vergaat, en welke uitzigten gij van hun volgend leeven hebben moogt? eenmaal zult gij voor Hem, die hunne opvoeding aan u toevertrouwt, ter verandwoording worden opgeroepen: Hoe noodzaaklijk en van hoe veel belang is her B 4 dier  3^ LEE RR EDE dierhalven dat gij u bevlijtigt, om alles aan te wenden, wat ter bevoordering van hunnen welftand (trekken kan. Laat het des uw toeleg zijn hen tik onderdaanïgheid te houden door een wijs voorzigtig en liefderijk bellier; uwe behandeling , uwe lesfen, vermaaningen en bevelen moeten zoodanig zijn , dat zij daar door de eerbied en liefde voor u niet verliezen , maar geneegen zijn om met ontzag en blijdfchap u. te gehoorzaaxnen. Zorgt naauwkeurig, zoo veel in u is, voor hun lighaamlijk welzijn, ter bewaaring en bevoordering van hunne gezond* fceid en lighaams-kragten , en- om hen op te leiden, tot . een goed en nuttig be-r roep. De welftand van hunnen eedelen geest; bij het meer ontwikkelen van hunne ree delijke vermogens, moet u voor al ter harte gaan: geeft of bezorgt hun daar toe een. gepast onderwijs■ in de beginfe* Len  over LUCAS K. vs. 51 en 52. 33 Ten van nuttige weetenfchappen, naar den. ftand in welken gij geplaatst zijt. Gewent hen al vroeg aan de kennisfè van Gods woord, en van de waarheeden en voorfchriften der pligten van onzen fchoonen Godsdienst; op dat zij in die waare wijsheid mogen toeneemen. Befteedt daar toe 9. zoo veel mooglijk , uw eigen onderwijs , en die geleegenheeden, welke u hier genoeg gègeeven woorden. Draagt hen veel aan den Ileere op in ootmoedige gebeden , dat Hij zijne genaade in hun verheerlijke, en die jeugdige harten door zijnen Geest bewerke tot zijne gemeenfchap en zaaligen dienst.. Geeft naauwkeurig acht op hun beftaan, en de vrugt uwer poogingen, die gij aan hun befteedt ; bewaart dat in uw hart, op dat uw beftier en uwe gebeden en dankzeggingen tot God daar naar gereegeld zijn. Laat  04 LEE R'R EDE Laat uw voorbeeld in woord. Qiv wandel voor hun opleidend zijn , cp> dat-zij, door op. u te zien, en u naar, te volgen, mogen, toeneemen in wijs-» beid enz. Is 'er tot eene behoorelijke opvoedingvan- kinderen veel,noodig; verftandige,Godvrugtige Ouders-!, befpeurt gij met fmerte uwe tekortkoming, ziet gij uwe. onbekwaamheid, erkent gij, dat gij zonder den Godlijken zeegen niet voorfpoedig zijn kunt in deezen ? laat dat u veel aan den troon Gods verbinden y met gebeden en in vertrouwen op Hem, die ons- liet zeggen, zoo iemand wijsheid ontbreekt dat hij ze van God begeere die een iegelijk mildelijk geeft, en niet verwijt. Jac. i. 5. Kunt gij u eene grootere vreugd verbeelden, dan wanneer gij zien mogt dat uwe kinderen, bij het toeneemen hunner jaaren, en in grootte, ook onder uw voorzigti,g cn Godvrugtig bellier, voor-  ovf, r'-L V C A S. ÏT. vs. 51 en 52. 'SS voorfpoedig zijn en toeneemen in wijsheid en "genaade bij God en menfehen , en dat zij al vroeg worden toebereid voor de eeuwigheid? Dit denkbeeld moedige u te meer 'aan •om u omcrend hen getrouw te gedra a gen. Eindelijk M: H:! wie gij weezen moogt, trekt u toch ook de belangen der kinderen aan, en brengt het uwe toe ter bevoordering van hun' welftand. Ziet gij zulken, die beginfelen van wijsheid en deugd betoenen9 en daar in meer, of min boven anderen uitmunten, laaten die bij u genaade vinden, bewijst hun uwe liefde en gunst, om dat goede voord te zetten. Leeft zelve in eenen waarlijk Godvrug« tigen wandel, door de genaade en op het fpoor vrn onzen grooten Verlosfer, zoo dat gij genaade bij God vindt: zulk' een wandel toch geeft u nu reeds het aangenaamst genoegen, doet u gemoe- digd  £6 LEERREDE. digd en getroost zijn onder alle de wisfelvalligheeden van dit leeven, zelfs bij het naaderen van de dood , en wordt bekroond met eeuwige gelukzaligheid. Amen.