BESCHRIJVING VAN PLANTAGIE - GEWASSEN, die men sn hoven aankweekt, zo om te dienen tot sieraad bij het ma aken van laanen, cingels, heggen, berceaux , kabinetten, pvramiden, slinger-b oschjes enz., als tot huishoudelijk gebruik, NEVENS DERZELVER VERSCHILLENDE NAAMEN , GROEIPLAATZEN, AANKWEEKING, ONDERHOUD EN ONDERSCHEIDEN GEBRUIKEN, opgesteld, VOLGENS EENE VEELJAARIGE ONDERVINDING, DOOR JOHANN HERMANN KNOOP, te AMSTERDAM en DORDRECHT, bij ALLART, HOLTROP, DE LEEUW en KRAP. M D C C X C.   VOORREDEN AAN DE LIEFHEBBERS VAN TUINEN E N PLANTAGIEN. VOorheen een Befchryving gegeven hebbende van de Cultuur, enz., der Ooft- of Vrugtbomen, hebben wy goed en nuttig geoordeeld, nu ook een Befchry ving van de Plantagieof Wilde Boom-gewasfen te doen volgen; dewyldie, in zeker opzigc, even zo nuttige noodzakelyk en vermakelyk alt de Oofcbowen zyn: Nattig en nodig zyn ze, niet alleen om dat ze ons her. onontbeerlyke Werk- en Br■and-bout verfchaffen, maar ook de Vrugteri van zommige of andere van hare delen, veel gebruik jn de 0Economie hebben: Daar en boven, zo kan geer! min of meer aanzi.enlykeTuin beftaan zonder de Plantagie-bomen, vermids dezelve, inzonderheid in deze vlakke eri winderige Nederlanden, grotelyks dienen, orh deVrugt-bomen en alle andere Tuin-Gewasfen te befchermen en beter te doen groeijerij te weten, door dezelve te planten tot wihdbreking rondsom of ook tusfehen de Tuinen en Vrugt-hoven, vermids de Wirid zeerdikwyls een groot nadeel doet, en veel , zo niet demeefle, oorzaak is, dat dezelve niet wel groefjes; als wordende daar door niet alleen in haar groei verhindert j inaar zélfs dikwyls daar in geheel, tot bedervens toe, gefluit. Wat aangaat het vermaak dat de Wildé Plantagie-Gevoatfen aanbrengen, bet is bekend, dat de-, fcelve dienen tot planting van Alleés, Cingels, Lanen, Borceaux, Cabineiten, PMzier-bosfcben, enz., *relke alle niet alleen tot vermaak dienen, wegens de aangename Wandelingen tusfehen dezelve, en haar cieraad, maar ook wegens de bevallige Groente en verkwikkende Schaduwe in de beete Zomer-dagen : Want wie weet niet, dat de welgereguleerdePhntagien, Borceaux, enz., niet by demeefle, zo niet by alle Tuin-Lief hebbers, 'om de gemelde redenen, in grote agting zyn; ja, benevens de Wateren, zhBasJïns, Fonteinen, enz., voor de Ziel van een Plaizier-Tuin gehouden worden ? Deze gemelde zaken zyn gewigtig genoeg, om zowel de Penne op het Papier te zetten tot Befchryving van de zogenaamde Wilde- of Plantam'- Gewasfen, ais tot de Tamme-of Vrugt-Gewasfen. Wy hebben by deze Befchryving dezelfde order gehouden, als by die van de Vrugt-gewasfen; te we'ten , eerft derzelver verfchillige Benamingen"in verfchilligeTalen aantonende; vervolgens aanwyzende de Landfchappcn, waar in dezelve natuurlyk van zelf in het wild voortkomen ; dan volgt, hoe men dezelve op de befte wyze aankweken kan en onderhouden moet, om wel te groeijen en cieraad met vermaak te geven: Daar na fpreken we van het Huishoudelyk Gebruik dezer Plan. ta§ie-bsomt  VOORREDEN. tagie-bomen, hetwelk, elk in zyn zoort, van geen klein belang is, dog het eene meer voordeel aan* brengende als het andere, gelyk in het vervolg alles op zyn plaats duidelyk aangewezen word. Zie daar, gunftigé en verfhndige Lezer, het geen ik van onzePlatttagie-Tuin vooraf te zegs;:ri had: Men gelieve voor het overige de Befchryving zelf in te zien, en verder aan te merken, het gene we in de beknopte Voorrede van onze voorafgaande Frugt-Tmn, als mede in onze Pomologia, te kennen gegeven hebben. Hier mede fluiten we, en gaan over tot onze Moes-Keuken-Tuin: Inmiddels, na wenfching aan de Tuin-Lief hebbers van alle heil, voorfpoed en vermaak, zo wel in hunne Tuinen als anderzins, verbly ve hunnen Dienltwilligen Dienaar J. H. KNOOP. BESCHRY,  BES CHRY VING Van de PLANTAGIETUIN. Ö F VAN DE WILDE ËOOM- en HEESTER* GEWASSEN, inleiding. Vfat door Plantagie-Tuin verft am Word^ én verfcbeide nodige en nuttige Aanmerkingen daar over* §• !• "Ip-v Oor hét woord var\ FlantatfeTuin verftaan ik niet enkel en alleen zodanige Tuin oi I 1 Plaars, die met allerlei Bomen beplant is, gelyk als alle nieuwe, door Menfchen § Ë handen met Bomen, Heefters, en/-., in order beplante Tuinen 0f Plaatzen, doorJL-Jr {,aans dc naam van Plantazen voeren: Daar in tegen Plaatzeri van de Bomen in het -wild , zonder order en bykoming van éénige Menfchelyke hdlpe of zorg, (ten zy by de eerfte flanting) van zelf groeijen, doorgaans Boifcben of Wouden ge'noemt worden. Ik bevat onder dat woord allerlei zoort van wild Boom- en Heejler-Gewas, die geen of zeerweinig daar onder, eetbare Vrusrten dragen , die in veel Landfchappèn van Hoog- en Neder-Duitfcbland, Engeland', Èrankryk en in meer andere Europiaanfche Landen, in het wild van zelfs groeijen, en die'met een zeker oogmerk hier of daar in de Tuinen , Velden en elders geplaht worden. §. 2. Öet oogmerk waarom men de wilde Gewasfen plant is hooftzakelyk driederley, als: Het eerfte is, om daar van Alleés, Laningen, Scheer-beggen, Berceaux, Busquets, enz., in de PlaizierTuinen tot vermaak te plaatzen, oni doof derzelvef aangename groente, en geneuglyke fchaduwe, iil deZoraer-tyd, het Oog, Hert en Ziel te verluftigen, en te verkwikken. Een vermaak waarlyk, welk, Om dat het natuurlyk en eenvoudig is, aan alle andere waéreldze vermakende voorrang betwift. Kan het wel anders als vèrmakelyk zyn, wanneer iemand, vermoeit van zyne beroeps affaires. ieder in zyn zoort, ftaat en hanteeringe, inde aangenameZömer-tydtusfehen eene fraaije, welgeflotene Alfeé, Berf'eaux, cierlyke Scheer-heggen en alles wat de gefchikte hand des Tüin oeffenaars heeft bewerkt, gaat wandelen, óf ergens in een lómmeragtig Busquet wat gaat nederzitten te ruften, om de Werken des Scheppers te overpeinzen ? en in dezeGodtvrugtige gedagten alle de hoedanigheden der waéreldze dingen,te pöridereereri. De begeerte is van «root en klem, van hooge en lage Staat tot dit vermaak, èn de agting die men in alle tyden volgens her klare getuigenisfe der Hiftorien, van dè eerfte Eeuwen af 'er voor gehad heeft, ja de inftelhng van Godt zelf betuigd genoegzaam' de waarheid van bét gezegde^ ^ A §• 2- Zo*0*  2 B E S C H R Y V I N G van de P L A N T A G I E- T U I N. §. o ZommtèeMehfch'én zyn van gedagten', dat men de Alleés, Laningen, Heggen, enz., in de"Plaiz!er-Tuinen, in plaats van wilde Bomen, van Vrugt-bomen, behoorde te planten, omdat men daar door meajr genot van die tlpmsn-, - door derzelver Vmgten, zoutte hebben. Dog hier op kan men aanmerken; f. dat veele zoortèn van Vrugt-bomen niet kunnen groeijen daar wild Gewas groeijen kaf}, want ze meer oplettendheidy omtrent de 0rond, en Oultuine vercifchen ;.2. dat de mcefte Vrugt-bomcn zelden zo gróót worden om 'er Alleés, enz. 7 van te 'planten, om genoegzame groente eh fchaduwe te geven, tot vermaak en verkwikking; 3. dat de mcefte Vrugt-bomen geen zo cierlvke Bomen, Heggen, enz , fonjigeren als de Wjlde, . bet geen hier het óógmérk van de Planting'is; 4. dat het voordeel dat men door de. Vrugt-bomen beoogt, ook in veele, zo niet de mcefte T zeer wiszelvallig is, dewyl dezelve niet zelden verfcbeide jaren na malkander, geen of zeer weinig Vrugten voortbrengen. <5 4. Ten tvveden , zo dienen de wilde Bomen rot bemantelihge of wind-febuttinge rondom Ooft ', Mors-, en Bloem-T^nen, en^elfj oojkvoor jong gepiantte wilde Bomen en Bésquets,- en| djiar door het tamme Gewas voor de--Winden te gekken cfi alzo beter cn voorfpoediger te döeq grodjen', zonder welke voorzorg, generlei Gewa|\ inzonderheid in deze vlakke windige Landen behoorlvk wel grkeijen kap, gelyk.zelks de ondervinding odgtuigjjk beveiligt. D<}g bier toe zya allerlei Boom-gewasfen niet even diëhftig, het zyn alleen zodanige , die van natuuren tegen de Winden beftendig zyn, èn.4aer tegen kunnen opgroejjsa, ook taai van Hout moeten zyn, 'en die fterk bewortelen, opdat ze door de zwjjj-e Winden niet ligt gebroken of uit dc grond gefeheurt worden. Welke zodanige zyn , zal hier pa, by ieder zoort, gemek worden. §. 5. Tenderdej}, zo worden de wilde Gewasfen ook gebruikt , om daar wilde Bosfcben van te planten, die in hei'vervolg zullen.dienen; het zy tot Brand- of Timmer-hout. En dit is wel een der voörnaamfte dingen, die in grote aanmerking komt, om wild Gewas te planten, als men op de nuttigheid cn het voordeel ziet, inzonderheid in zodanige Landen, daar het Hout, zo wel tot Branding als Bouw-ftoffen, fchaars is. §. 6. 'Volgens deze verfchillige oogmerken nu, worden de wilde Plantagie-bomen op yerfchÜiigë wyze, diftantie, van vérfchillende ouderdom, grootheid en dikte, en op differente plaatzen geplant, als mede verfcheiderklyk behandelt, waar van ik het nuttigde en nodigfte, kortelyk zal gaan aanwyzen, .cn ten dele herhalen, of indagtig maken het geerTjn het Eerfte Deel in het algemeen aangewezen is, en 'er zommige üyzpnderhedcn byvoegen. §. 7. Tot Alleés, Laningen, enz., op grote Buiten-plaatzen, worden de Bomen op differente tusfehen-wvtte in dc Rcyen geftelt, als van 10 tot 20, 30, en meer Voeten toe, namelyk naar mate de Bomen in haar zoort van nature, in het vervolg kleinder of groter Kronen maken; als mede volgens dë gefteldheid der gronden, en de ftandplaats; want het zeker is, dat een Boom, in een goede vette'Aarde, of ook, die met zyn Natuur wel overeen komt, en die een goede warme ftandplaats heeft, beter groeijen en dus groter worden zal, als in een ftegtere; weshalven men noodzakelyk een zelfde zoort van Gewas, in de eeneGrönd of Plaats1 j digter of wyder behoort te planten , als in de andere. , j. 8. Aangaande de grootte en dikte der Alleé-bómetii zo veikieft men doorgaans zodanige jonge Bomen, waar van de Stam 1, 2 a 3 Duim dik isj en zyn volkomen veréifchte hoogte, ook reeds een kleine Kroon geformeert heeft, hoewel dit laatfte juift niet altydt volftrekt nodig' is , zynde het genoeg, als de Stam maar hoog genoeg is, en dat die by dc Planting op de bepaalde hoogte gekoré zynde', in het vervolg een Kroon uitwerpt. De reden waarom men dikke en hooge Stammen'verkieft is ligt te bevroeden, namelyk, om de Alleés vroeger in order, crl het deffein uitgevoert te doen zyn. Dog meh behoort nooit geen dikker of ouder Stammen tot de Planting te nemen, als gemeld is j om dat die, niettegenftaande dc mening van zommige * langzamer groei vatten, ju dikwils bezwaarlyk aan de gang raken, en ftegte Bomen worden, behaivén dat ze bezwaarlyker te verkrygen en ook vee! koftbaarder zyn. §. 9. Het is een grote cieraad der Alleés, als de Stammen1 der Bomen, mooi regt en lloof* zyn. Defhatven behoort men nooit andere té verkiezen, ais die de Stam 8 a 10 Voeten hoog hebben bsneden de Kroon. Voor dezen teelde ra.cn deze Bomen alleen van 6 a 7 Voeten hoogte, maar de ondervinding heelt gelcert boe misfclyk die ftaan, inzonderheid in wyde en lange Alleés, behorende de hoogte na de breedte en lengte der AHcds gefchikt te zyn. %. 10. De Bomen geplant zyiid.fi, HlOfii men niet verzuimen, dezelve met Palen te voorzien • inzonderheid die zeer op de Winden ftaan, op dat ze door dc beweging des Winds, niet in de groei verhindert, en uit de order gedingen worden. Hoedanig de Palen 'er beft by gezet worden 'is in een ander Werk klaar aangewezen. §. 11. Wat dc verdere behandeling dezer Bomen, na de Planting, aangaat ^ die is weini> • men tra'gt maar om eierlyke Kronen te verkrygen, en laat ze doorgaans tot dien einde in vryheid groeijen, zender 'er veel aan te fnoeijen; moetende men in het byzonder zorg dragen, dat de Boom met een regte Spil in het midden der Kroon, als het vervolg van dc Stam, opgroeit, als waar door de cieiftykfte, aanzienlykfte Kronen geformeert worden. En zo 'er wat aap te fnoeijen valt dit rirnhJ üu, gt; de Hars-gevende als Denve-> Pyn- j enM#-boo««; om dus die, de Takkef^AL S"1^,aart niet weer fprütteh Op deze wyze hebbe ( door dezen vele oude te breed géwbrdeft JmS2«ey weer verjongt, of vernieuwt, en in order gebragt dfe tegenwoordig zeef eieWvk A y e"eöaen §. 19. De.Heggen worden 'sjaars eens twee en ook wel driemaal gefchóoren nS* ' L zoort mm of meer fterk groeijen, en men vroeg begonnen beeft, zvnde de n'/.* n/ , en Willigen , onder alle Heg-gewasfen, die welke wel het fterkfte gewas maken en LtT? meeft* Knippen vereifchen; daar in tegen dé May-hoeken, Haag-bbekeli en m^fl- oi. halvenTThe Prieelen, eh Lujlbuisjes, welke dóórgaans van Latwerk "erriaakt. en vervol gens met groente bekleed worden, geven veel vermaak en cieraad in een PhizW r t „i \" en op een bekwame plaats geordineert zyn: Men bekleed dezelve m^Jr^er^ri ^c^1 naar maate van haar grootte, of de begeerte der Eigenaars, als met ^^^^STT^SS Vvrgim cbe IVyngaard, Tax:s, enz., wy zullen hier agter na de verhandelingXr pi, V ? Lyft geven van die Gewasfen welke daar toe het bekwlmft zyn Za£ fi nn " ^ eefl dat men de Takken dezer Gewasfen, inzonderheid terwyl zé £ e ÏÏ^l a»^. als mede van de klimmende Gewasfen, van tydt tot tydt moet afnbfnde? o?K^LFPlT Zyt!» £erceata-, i»rfc««, enz., ras te bekleden encieriyk t« doen ftaan Men" nhrirSa: om ons de diergeiyke diftantie als tot Heggen, naar mate van ieder aart ënïïoottetI a > dezeGewasfol> °P §• «•. Aangaande de i?«r?«m (§. 2.) het welk kleine Bosfchén tot wandel»*- met w*f „ « neerdemet al te brede Wandelwegen, Prieelen, Cabinetten, ?5SL enz., in heel groote Plaizier-Tuinen zyn, worden of van eenerlei of KSS ï f^mitagen, Gewasfen, onder makander gelyk dk laatfte meeft gefchied 'en ook h& digt Rey wyze beplant, de Reyen, en de Plantzoenen in de Rey 3 £ 4 Voeten vr1 e' n w ' Men verkieft naar toe doorgaans jong Gewas, om dat het zel/oTrihV(ïi^?^tti^' ter word. Hier by moet men agt geven, dat men de 7.oonm,i^^^ ^^ 6»of tc Plant, om dat anders de groote de kleine zouden onderdrdkerf, en de opgroeibefetteS in" dien het gebeurt, dat het eene üerker groeit ah hec andere, moet men hetKTotS^i' 1 beihoeijmg, om gemelde reden, wat te rug houden, endaar dóórRuimte vo^tf^fV^ de minder groenende te maken, inzonderheid als dit vim waarde is - n , "1 , r n:u^ ftaart' ting voor heeft, als by voorbeeld, deze of gene Bloemdragende H> "rt-1 ^ , r'i bp°ndf eaS' quets onder andere Gewasfen, in haar Bloei-tvdt een mooi |ezmt seven • 'vnnr hlf^ ° de Bus' de Gewasfen in volle vryheidt opgroei jen ^ zb als ze maarWnf op dat^e n-m & M °13 te natuurlyker vertonen, waar m de fraaiheid van een Busquet hóóftzakehrk^beftaar veel §. 23. Deze Busqtietjr worden, wanneer ze wat beiaart en daar dnnr ,,d„ „' , * TtiénBladcr-loos, en onaanzi'enlyk geworden.zvn b; de grónd ÏÏimw^^' aIs ze lvk men met andere wilde Bosfchén tot Brandhoud doet, (waar van hic-%if Cydt ge'capt'. «e* uitfpruiten, cn na verloop van eenige jaren, weer digte, aaPgèiiame Bus Jets worden^ Do^S by dient aangemerkt,- dat men zodanige Gewasfen d e niet eèniakteh* ftn, , f i , og nicr groeijen, of anderzints van waarde zyn, gelyk als A^^^^^f^^^ maar pngekapt ftaan laten. Ook is het dienftig, dat men hier en daar, opbekwa ^llvJnït diftantie, het eene of het andere Gewas ongekapt ftaan laat na de rvdr tVl ó , Plaaczen en jen, het welk in een Busquets een zo veel ?e ^l?^Si^i^Z^^Sl^ zouden SSJrSkS ^ §C " m ' °m " 3nderS lW i fflMffi §. 24. Een kundig Eigenaar of Tuinier zal ook de Busquet? niet alle te o-^h,!, a , daar door zoude al het vermaak te gelyk weggenomen worden ma ar mcn^S a Ére» ?anC mmdcr gedee te, en na eenige [aren, wanneer de certt^^^r^l^ fft de hc,fc of een weer een ander gedeelte, en zó vervolgens van tydt oc tydt He ^?e,'ykaa.n^Kroc'f ^n. houd en andere Oeconomifche dingen. ^ „chakte Hout dient tot Brand- Tum, behourlyk in haar regteproportie'en meeftSoonh^ ^ v/yl  BESCHRYVING taü bï PL ANTAGIE-TUIN. 5 wyl ik niet voorgenomen hebbe, hier over tegenwoordig te fchryven, alsmvn tydt en de gelegeneheid zulks met toelatende, maar alleen hooftzakelyk over de Guituur nu, en het gebruik der Gewasfen ; fchoon het my anders met bezwaarlyk vallen zoude, en mogelyk op een andere tydt in een by zonder Werk gefchied, zo wyze ik de Liefhebbers dier Konden * ondercusfchen na het meer .nalen gemelde Iractaat, getiaamt la Tbtorie cjf Practique du Jardimze, waar jn men zeer go^de aanleiding en fra-uje ordonnantiën tot aanlegging crt verciering van franje Tuinen vind, en wek Werk wel waardig zpude agteh, tot geryf van de Nederduitfche Leezer, met een IVederduitfch Kleed, benevens eenige vermeerderingen of aanmerkingen bekleed te worden, gelyk het reeds voor eenige tydt met een Hoogduitfch gewaad vercierd is. 0 §. 16. Wat aanbetreft de Bomen die men tot mantelinge en noindbrekinsi plant (§. 4 ), hier mede word by de Plantmge op geen of niet zo veel cieraad gezien, als wel op de nuttigheid; men plant dezelve doorgaans op de buitenkant van de Tuinen, en inzonderheid na de Noord- en Wed-kanten, als van welke kanten meri by ons de mfeefte koude Winden ontfangt,. en men fielt ze doorgaans wat digt, namelyk op 4 a 5 Vdtten diftantie in de Rey, min of méér, naar maate de-Bomen in haar zoort fterker of min fterker uitkroonen, op dat dus de Takken te eer aan malkander,zouden (luiten, en haare uitwerking dóen • En om zulks nog meer te bevorderen, zo plant men ook wel twee R eyen Bomen op een kleine diftantie 8 ê 10 Voeten, Alleës-wyze, naaft malkander, in het verband: Of men plant agterde enkeldc Reyen, hoöge Bomen, of ook, als'er twee Reyen geplant zyn, indien het de ruimte toelaatdikwils nog 2, 3, 0f meer Reyen Els of Willige, de Reyen, 3 4 4 Voeten van malkanderen, Waar door het Gewas, het eene het andere dekkende, beter tegen de Wind opgroeijen zal. • ..... §. 27. Wyders ftaat hier by aan te merken, dat 't by 't aanleg van nieuwe grote Tuinen, van zeer groote nuttigheid is, inzonderheid als het Terrain zeer voorde Winden bloot legt,, als men aanftonds in den beginne, in bekwame «/erdéelingen en op gevoegelyke plaatzen, hier en daar verfcheideReyén van Wild Boom-gewas plant dat fchielyk opgroeit, als Eik-, ïpeoèWillige:j enz, waar door het overig jonge Vrugt- eh ander Gewas, in haar eerfte aangroei, voorde Winden zeer gedekt word, en dus beter in de groei vordert , gelyk dit door de ondervinding klaar beveiligt word: Wordende het Wilde tot dekking geplante Ge Was daar üs weggedaan, als hèt andere eenige grootte verkregen heeft, en in ftaat is nu zig.zelfs re dekken. ■ ■■ Om de gemelde reeden worden odk-in groote Moes-tuinen of Moes-velden, en zelfs Bouw-landen, enz., met groot voordeel verdeelingen met Bomen gepltót, die men Hegs-wyze laat opgroeijeh, waar toe inzonderheid de Els hier té Lande veel gébruikt word.' §. 28. De Planting van milde Bosfchén, tot Werk- en Brand hout betreffende (§. y.), deze is veel onderfcheiden van de Planting in Plaizier-Tuinen, want hier .bv ziet men doorgaans alleen op ciéraad cn vermaak, zonder veel op het voordeel van het Hout te letten , dat van de Bomen, groot geworden zynde, zoude kunnen komen, behaiven de Bomen op Alleés, Cingels, enz.., die, na dc groeijing, tot voordeel kunnen dienen, en derhalven bokzomtyds t'efFensmet dat oogmerk oö groote Plaatzen geplant worden- . . ., . . Maar dc wil de Bosfchén worden altoos hooftzakelyk geplant, om daar voordeel in het vervolg van te hebben , hét zy de Planter of zyne Nakomelingen; derhalven word by de Planting van deze geen groóte nettigheid in agt genomen, en , gelyk men op Vcrmaak-plaatzen de groote opgaande-, of Stam-bömert wyd plant, zo plant men dezelve daar en tegen in de Bosfchén digt, en zulks om drie rèëden; als 1. Om het meefte voordeel van de Grond te hebben. . 2. Om dat het jonge Gewas digt ftaande, malkander beter voor de Winden dekt, en dus beter en fchielykèr opgroeit C§. 25.), en '. ,, ..• 3. Om dat daar door de jónge Bomen fégtftammiger ert hooger opgroeijen, van welke Stammen daarna, het meefte voordeel te verwagten is; wordendede jonge Plantzoenen tot dien emde in Rei. jehSop 4. a ó. Voeten tusfehen-wytte gepiant. Edog di't 'digt planten gefchied altoos met die intentie, om, na verloop vanéehige Jaaren; als de Bomen wat opgefeboten zyn, de helft of een groter gedeelte 'er van-te roeijen, of by de grond te Kappen, èn de gekapte Tronken tot klein Bofch te laten uitfpruiten, om dat de Bomen anders al te digt zouden ftaan, moetende by de Kapping agt gegeven worden, dat men altydt de befte fleurigfte Bomen ftaan laat, om tot Staih-bomea op te groeiden: Het gekapte Hout kan dan dienen tot goed Brandhout. . §. 29. Dit gezegde is te verftaan hooftzakelyk van de Planting tót Werk- of Timmerhout. Maar men plant ook, in deze en andere Landen daar weinig Hout groeit; en dus het Brandhout fchaars is, véél en wel het meeft, Kreupel-bosfchen , zynde zodanige die alleen dienen tot Brandhout, en tot dien einde om de 8 a 12 Jaaren gekapt worden, en men verkiéft daar toe doorgaans Hout-gewas dat fchielyk opgroeit, om 'er zo veel te eerder voordeel van te hebben, als by voorbeelt Els fBlrk, ICpen, en Olmen, men plant ook wel Eyk tot het zelfde oogmerk, maar dit'groeit wat langzamer aan, dog is ha de hakking van meerder waarde: Deze Boóm-gewasfen worden 00 dezelfde wyze en diftantie geplant, als de voorgaande zynde tuffen deze en de voorgaande planting j geen ander onderfcheid, als dat de voorgaande Bomen , in het vervolg zullen dienen tot Werk hout' maar deze alleen tot klein Brandhout. Dog zommige van deze Bofch-gewasfen worden ook -vei mét voordcel gezaait, die men vervolgens zonder te verplanten, laat opgroeijen, welke zodanige zyn, zal hier na by ieder zoort aangewezen worden. - §. 30. Na de Planting word anders, niet* waargenomen, ten waare dat men. de koften doen wilde $ dm de grond het eerfte en twede Jaar omtrent de jonge Bomen wat fchoon te houden. dat inzonderheid aan de gezaaide (§. 30.) nodig is; Op dat ze niet door het onkruid als zulks- de overhand heeft, géfmoort worden. Ook moet men niet verzuimen, als 'er geplante Plantzoenen hier of daar dood gegaan zyn, de plaatzen in de volgende Plant-tydt, namelyk in de Herfft-, Winter-, of vroege Voorjaars-tydt weer met andere Plantzoenen te voorzien. $. 3& Vdor het overige laat men dezelve in alle vryheid groeijen, vallende aan dezelve niet tg B faoeijen^  6 BÈSCHRYVING van de PLANTAGIE-TUIN. fnoeijen, of iets anders'te cultiveeren; welk, als de Bosfchén eens geplant en in goede groei zyrij, zeer gemakkelyk en voordeelig voor dc Eigenaar is, als hebbende dan in het vervolg geheel geen koften meer aan te wenden, en evenwel in het vervolg van tydt tot tydt fchoone altydduurendeInteresten te ontfangenvan zyn Bosfchén, inzonderheid, zo het Kreupel-bosfchen zyn, die dikwils gehakt kunnen worden: Derhalven ontftaat hier uit de vraag, welk het voordeeligfte is, aangaande fchraale zand en andere gronden, of, dezelve tot Bouw landen, door pra^paratie te bereiden^ of tot wilde Bosfchén? ik voor my zoude om zo even te vooren gemelde reden, voor dit laatfte ftemmon, dewyl de ondervinding geleert heeft, dat de winft van goede Bosfchén groter is, als van diergelyke Bouw-landen, die met zwaare koften en groote moeite moeten Vrugtbaar gemaakt en gehouden worden , zo men 'er een maar lydelyke overwinft van genieten wil. Tiet is wel waar men moet verfchekie Jaaren na de Boom-planting wagten, eer men voordeel daar van trekken kan, maar ais de Bosfchén groot geworden zyn, komt het voordeel te gelyk, eh indien men Bosfchén , inzonderheid Kreupel'bosfchén heeft, kan men 'er jaariyks voerdeel van genieten, door het hakken der zeker by pcrcheelen; groeijende het gehakte deel weder aan, tenvyl de andere deelen-in de volgende Jaaren, fuccesfivelyk gehakt worden-, zo dat den Eigenaar waarlyk als dan een eeuwigJuurende Renthe bezit, zonder jaariyks veele moeite en korten te doen, ten opzigte van de cuituure en het onderhoud; gelyk men aan'de fchraale BouwdandeH genoodzaakt is te doen: . Maar egter, de zaak wat dieper inziende, zo moet men ook bekennen> dat de grond niet alle met Bofeh kan beplant worden, dewyl 'er ook G'-a-an-landen nodig zyn, niet alleen tot het nodige onderhoud der Menfchen, en zelfs ook der Huishoudelyke Beeftcii, maar ook tot bezigheid der geduurig meer en meer vermeeederende Land-lieden; welke die Bofchagtige Plaatzen bewonen en cultiveerèn. §; 32. Ten opzigte. van het hakken der groote Bomen, om tot Werk- of tot Timmerhout te gebruiken, ftaat aan té merken, dat zulks niet behoort te gefchieden wanneer het Zap der Bomen in beweging is, dat is in het Voorjaar, Zomer, of in de Herfft, om dat het Hout welk in die Zaaizoenen gehakt word,, door de inblyvende Zappen, die niet ras kunnen opdrogen, gelyk als verflikten daar door zeer vergankelyk én van een korten duur, ook minder hard is, dan ais het op de regte tydt gehakt is; wordende daar en boven ook ligter van de Wormen aangetaft en vernielt. Debekwaamfte tydt derhalven om allerlei Hout te hakken, is dc Winter, namelyk van de Herfft af, als de Bladen gevallen zyn, tot het Voorjaar toe, wanneer de Zappen weder in beweging komen; dog hoe dieper in de Winter hoe beter. De harüge altyd-groenende Bomen, als Denne- en Pyn-bomen,. enz., houd men voor beter in het Voorjaar gehakt, wanneer de Zappen beginnen aan het ryzen of in beweging te komen; om dat dé ondervinding geleert heeft, dat dit Hout dan op het nardis is, en het langft duurt. Edog, fchoon gezegt is, dat men de Bomen, die geen Hars geven, in de Winter hakken moet, zo kan zulks eevénwel in het Voorjaar «of Zomer gefchieden, en het Hout t'effens zyne d mgt behonden, namelyk als men als dan voort na de hakking de Schors van de geheele Boom affcliilt, waar door de Zappen des Booms door de Lugt 'er 20 ras kunnen uitgetrokken worden; eri om deze reden j worden doorgaans de Elke-bomen hier te Lande in de Zomer gehakt, om 'er de Schors tot gebruik van de Looijérs, dat een goede winft geeft, te gemakkelyker af tekrygen, die als dan, wegens de Zappen tuslchen de Schors en het Hout, ligter afgaat als op andere tyden, hoewél het Hout in der daat zo hard en duurzaam niet is, als dat in de Winter gevelt word, en ook door de Zon en Lugt zeeropberft, en dus tot veelerlei gebruiken, inzonderheid tot fyn Werk, onbekwaam word: De befte tydt van het Hout-hakken blyft derhalven de Winter, ten waarq alleen het Eiken-hout j om gemelde reeden. En §. 33. Deze Regel dient ook waargenomen, met het hakken van het Hout tot Brand-hout, om dat hèt Hout in de Winter vafter zynde, als op andere tyden, daar door langer het vuur onderhoud, meer hitte en beter kooien geeft. Hoewel hier in niet veel aanwyzing nodig is, dewyl de om/fandigheclen van den Landbouw van zelfs aanleiding geven , om zulks in de Winter te verrigten, als hebb-cijüc" uc Landman met zyn Knegts en Arbeiders, in de Voorjaars-, Zomer- en Herfrt-tydt, doorgaans veel andere noodzakclyker bezigheden, als diergelyk werk te verrigten, en de Arbeiders kunnen dan meer voordeel behalen; daar in tegen in de Winter de meefte Arbeiders ledige tydt hebben , en anders weinig te arbeiden en te verdienen valt, invoegen ze aan dèrgelyk werk hunne ledige tyd kunnen hefteden, en men dan ook het Werk goedkooper kan gedaan krygen; wordende zodanig Werk doorgaans aanbefteet, of men betaalt na het getal der ftukken Hout die ze gemaakt hebben ; als het klein Hout is, waar van het zelve, cn ook om dat het by het getal verkogt word, Talhout hier te Lande genoemt word, welk weer önderfcheiden word in Honden-hout of Duizent-bout, naar mate dat het zwaarder of grover is , zynde het Hondert-hout grover als het Duizent-hout. Grote Bomen worden doorgaans op de Stam verkogt, moetende de Koper de koften van het Hakken i enz., voor zyn rekening bezorgen. §. 34. De Kreupel-bosfchen tot Brandhout vari week-zoortig Hout-gewas, als vanMr, Birk, enz., worden doorgaans om de zeven of agt Jaren gehakt, dog het is profytelyker als zulks alle 11 a 12 jaren gefchied, om reeden, dat met alleen het Hout in de laatfte Jaren", na proportie der vorige Jaren, merkelyk meer aandikt, en daar na een groter hoop maakt, maar ook nar der word t daar door groter hitte in het branden geeft, en dus ook, na proportie van het vroege gehakte, van meerder waarde is. Eiken-bosjchen willen wat meer tyd hebben als de gemelde, eer ze kunnen gehakt worden, om dat ze langzamer groeijen. §. 35'. Wyders ftaat aan te merkén, dat het Hout van een en dezelfde zöort, fchoon het op de regte tydt gebakt is (§. 32.) daarom niet alie van gelyke deugd is 5 het is de gefteldheid derC'imatcn, Groei-wyze , en de Standplaats, die hier in verandering maken: Dus bevind men dat de Boom-gewasfen die in een losfe, bolle, of moerige grond voortkomen, als mede die fchielyk groeijen, losfcr, boller, onvafter, minder langduurend Hout uitleveren, als andere, die in een vafte fubftantieufer grond, en langzaam gegroeit zyn; ook bevind men dat Bomen, die het meefte van de vrye Lugt, Zon cn Wind aangedaan worden, in tegenltellinge van andere, die in de lauwtc of fchaduwe groeijen, het valtftc en duurzaamfte Hout hebben; en hier komt het van daan, dat het Hout, dat aan  BËSCHRYVING van de PLANT AGIE-TUIN, 7 San de Bergen, inzonderheid op de noord-zyde, of in koude Geweften groeit, altyd het fubftantieulle, en dus ook het waardigft is. §. 36. De differente zoorten van Hout zyn , gelyk bekent genoeg ,\s njet alle van gelyke zoorttelyke zwaarte, maar het eene zoort, uit zyn byzondere Natuur, zwaarder als het andere; het luft my hier eenige Tafels, van de Proportie der zwaarte van verfche/de zoorten van Hout, en eenige calculatie te laten volgen, welke by gelegentheid van nut zal kunnen zyn Ah men de Cubifche Voet Regen-water fielt op loco, zo is de Proportie van het Gewin der volgende zoorten van Hout, dat dezelfde grootheid heeft, of dezelfde plaats beflaat; als in de volgende Tafel. tafel» §. 37. Indien men nü de zwaarte van het Regen-water weet, zó kan men zeer gemakkelyk, door deze Tafel, de zwaarte van een zeker ftuk van een der gemelde Houten, wiens Cubifche Inhoud beftemt of gezegt is, vinden. Men heeft bevonden , dat een Rhynlandfche Cubic Voet Regenwater , in de Zomer, weegt omtrent 64. Pond , en in de Winter, by na 65 Pond, derhalven, •wanneer de vraag was, hoe veel een vierkante Eiken-balk zoude weegen, die 20 Voeten lam», i| Voeten breed op de eene zyde, en 8 Duim breed Op de andere zyde is ? zo ftelt men de rekening als volgt; zoekende eerft de inhoud van de Balk. de eene zyde breed = 18 Duim. de andere - — 8 Duim. 144 □ Duim. lang = ■= 240 Duim. Eeia Voet = 12.Duim 288 i2Duirri 7' — * . 34560 &cD.f i440Duim. dïvid. 1728 j 20 g!c 12 ■■ j Voeten. komt 1728 Öic Duim vcor een Ligchamelyke Voet. komt 20 Cubifche of Ligchamelyke Voeten dat de Balk inhoud. NB. Dit kan wei korter gerekënt worden, maar om het werk klaarder te tonen, voor andere gevallen, zd heb het aidus bewerkt. Nu wyders om de zwaarte te vinden. 't Water W 't Eiken hout iooö 64 929? komt - 59.456 te 0'c Voet Hout inhoud des Balks .20 öic Voeten, 1189.120 komt 1189.120, dat is ii^jUbIM Pond, de gezogte zwaarte des Balks. §. 38. Dus kan men ook de grootheid van een Balk vinden, als men deszèlfs zwaarte weet °, meti zoekt eerft, als de laatftvoorgaande Regel de zwaarte van een Cubic-voet Hout, dan werkt men als volgt. By voorbeeld : Êg .Hout r3;cVoet t8 Hout 59. 456 - - - 1 ... . 1189.120? f ó]vid' .59-Ï56 ^20&c voet. o l komt 20 Cubic-voeten de Inhoud van de Balk. Men begrypt ligt; dat deze calculatien niet in de uitterlle volmaaktheid kunnen zyn, omdat het eene ftuk Hout dikwils opener of digter van floffe C§- 33-J of digter of vogter, en gevolglyk wat ligter of zwaarder als het andere is| hogtans zal deeze Reekenmg zomtyds van nut kunnen zyn; inzonderheid voor Architecten, Timmerlieden, enz. Men zier uit de Tafel wyders, dat wanneer de proportie van het Hout tot het Water, meer is als ïooo, dat het Hout noodzakelyk onder het Water, nederzinken moet; daar in teegen minder zynde, zal het op Water dryven en voor een gedeelte boven uitfleeken, en dit zo veel te meer, hoe de proportie kleinder is, en dus zal ligt Hout op het Water vlottende, meerlaft kunnen araagen eer het zinkt, als zwaarder Hout. §. 30. Dit was dan^het geen voor de verhandelingë van de wilde GewaiTen hoofdzaakelyk, aan te merken ftond. Maar, iemand zoude moogelyk ook begerig zyn te weeten, welke zoorten van Gewaifen het befte of waardigfte zyn, om, het zy tot cieraad en vermaak, of tot vooroeel te planten; hier op dient aangemerkt, dat daar in geen vafte bepalinge te maken is; allerlei zoorten van Boom-gewasfen hebben ieder hare bvzondere deugden, die haar, de ene wat minderde andere wat meer geagt maken, volgens het oogmerk waar tóe ze zullen dienen; ook zo heeft den B 2 eene  g ÉE S C HRÏViPÏ-G v A n ö e PLAN TA G I Ë-T Ü I N. eerie Menfch mèer agting voor dit, deri ander voor een ander zoort van Gewas. Edog het Hooftpoint, waar de verkiezing mee/ï op draait, is zekerlyk, dat men nooit andere zoörteri van Gewasfen tot de Planting,- het zy voor cieraad 'of tot voordeel behoorde te Planten, dan zodanige, waarvah mén , of door goede reden, of door onderzoek en vinding, verzekert zyn kan, die in dié gronden, waar in men ze denkt te planten, wél en voorfpoédig groeijen kunnen, "dewyl het zeker is, gelyk nu reeds meermalen gemeld heb , eh aan ervarene kenners ook bek end is, dat allerlei zoorten van' Gewasfen, in allerlei Grónden niet even vooripoedig groeijen kunnen: Hier na dient men zig derhalven in alle gevallen te fchikken, want wat kan het helpen, dat men Gewasfen tot Planting vërkieft, daar men anders, wegens haare cierlyheid , of om andere byzondere reden wel agting voor heeft, of welkers Hout van waarde is, als men tot, voordeel plant, maar die in de grond, waar in men ze plant, niet wasfen willen, of kunnen, of nooit tot volmaaktheid komen? Vele misflagen worden in dezen door onkunde of verzuim begaan. Daar ën boven zö heeft een Eigenaar, die Bomen tot voordeel plant, doorgaans meer profyt van het Gewas, wanneer het vrolyk en fchielyk groeit, fchoon het Hout na de hakking van minder waarde is,, als vaft Gewas, dat van meerder waarde is, indien het gebrekkig en .langzaam groeit; want de fchielyker aangroei, en een groter hoop, na de hakking, zal vervullen het geen "aan de waarde ontbreekt; behalven de waarde van het vermaak dat ieder Planter heeft, als hy ziet dat zyn geplante Gewasfen vrolyk, weeldrig cn voorfpoédig groeijen. Waarom ik u, befclieiden Lezer, nog eens a-mpryzen moet,,in de verkiezing der Bomen voovzigtig te zyn, als gy voorfpöed van den groei uwer te plantene Gewasfen wenfcht, en voordeel begeert te hebben. §. 40. Hoede Grond voor de Planting moet behandelt wórden, en hoé men zig by de Planting moet gedragen, daar van is in een ander werkje naukeurig gehandeld. Wat verder by ieder zoort van Gewas in het byzonder in agt te nemen ftaat, namelyk, wat Grond ze liefft beminnen; op wtt wyze dezelve beft "vermeerdert worden; tot wat gebruik ze het bekwaamft in de Hoven en in de Huishouding zyn, enz., zulks ftaat nu by ieder zoort aangewezen té worden: Zullende deze wilde Gewasfen°na'een Alphabetifche order van haare Namen verhandelen; edog op het laatft een byzondere Lyft 'er by voegen aangaande de Nederduitfche Meermamen (Synonimaj, dewyl een Gewas veeltydts verfcheidërhande benamingen heeft, om dus die Gewasfen in de befchryving te kunnen vinden ; als mede nog enige andere Lyften 3 welke van nut kunnen zyn. BESCHR^  Pag. 9 BESCHRYVINÖ VAN DE ACACIA van ROBYNUS. t' t\Ic Boom-gewas is in het Neder-duitfch, en in meeft alle andere Talen, bekent onder de I I naam van Acacia van Robinus; dog word in het Nederduitfch ook genoemt, BaftertJL-^ Acacia. Virgmilche Acacia; en nu ook Robinia. BydeBotaniften word het zelve genoemt ': Acacia Americana Robini; vulgo. Acacia Americana foliis Colutea; monococcos, filiquis cchinatis. Herm. H. L. B. Pleudo-Acacia filiquis glabris. Boerb. J. A. i. 39. Anagyris Americana fpinofa, floribus albis odoratis; & Laburnum odoratum canadenfe, foliis coluteas. Parad. B. Prodr. 211. Acacia Americana filiquis «labris. Raf. .Hifi. 1719. Acacia affinis virginiana fbinoia, filiqua menbranacea plana, fforibus albis papileonacis Anagy- ridis modo in Uvam propendentibus. Plukn. Alm 6. 4 73. f 4 Robinia aculeis gemenatis. Unn. H. Cliff. 354. R0j. Prodr. 372. Gron. Virs> 82 Robinia pedunculis racemoüs, foliis pinnatis. Linn. Hort. Üpfal. 21 2. Deze Doom brengt langeBloem-trosfen voort, op de wyze als de Anagyris of Bonemboom, met witte Vlinder-bloemen, die zeer wel ruiken, by na als Jasmyn. Daar is nog een verandering van, die Rooze-coleurde Bioemen voortbrengt, maar is zeldzamer. §. 2. Dezelve groeit natuurlyk xnVirgïnien, vanwaar hy eerfl in Frankkryk aan Robinus gekomen en daar na verder 111 Europa verfpreid is. §. 3.. Hy bemind een goéde losfe liefft zandagtige Grond, en een opene warme, voor de feberpe Winden gedekte kanuplaats, alwaar hy onze win ter-koude tamelvk verdraagt, dog met buitengewone ftrenge Vorit lyd hy gevaar van .te verfterven. §. 4. Deszelfs vermeerdering gefchied door de bewortelde Uitlopers der Wortels die hy doorgaans van zelfs voortbrengt, of men kan die doen voortkomen door middel van een Boom by de Wortel nu in het vroege Voorjaar af te kappen. De Vdortkweking kan ook gefchieden door Inlegging der gemelde onbewprtelde Uitlopers, of der Takken; als mede door het Zaad; dat men uit Weft-Indiëh verkregen heeft, vermids hier te Lande geen rvp Zaad voortkomt. §. 5. Het gebruik dezes Booms in de Tuinen is weinig, men plant die meeft alleen om de verandering van Gewasfen, en inzonderheid om de welruikende Bloemen in de Tuinen, hier of daar waar het te pasfe komt, en op een zodanige pLat? als te voren (§. 3.) gemeld is. §. 6. Daar zyn in deze Eeuw nog eenige Mede-zoorten van dit Gewas door de Heer Amman in 'Moscovien, orSwenenen larta?-ycn ontdekt, als vóWt ■ 1. De SIBERISCHE BOOMAGT1GE BASTERD-ACACIA. Afphalathus arborescens, pinms foliorum crebrioribus oblongis, Amm. Rhut. 210. No. 28T Carapna Sibirica. Roj. Prodr. 537. Robinia pedunculis ümplicisümis, foliis pinnatis. IJnn H, Upf. 212. 2. De SIBERISCHE GIIÖTE HEESTER AGTIGE BREED- BLADIGE BASTERD-KCAC1A. Afphalathus frutescens major Iatifblius, cortice durao. Amm. Rbut. 206. Robinia pedunculis fimp'icisfimis , foliis quaternatis petiolatis. Linn. H Ubf 2I2 3, De SIBERISCHE KLEINE HEËSTERAGTIGE SMAL BLADIGE BASTERD-ACACIA. Afphalathus. frutescens minor anguftifolius, cortice aureo. Amm. Rbut. 204. No. "82. tab Het zelve bemint, gelyk uit zyn groei-p/aacs openbaar is, een vogte goede Grond en zó we! een opene als ook wat fchaduwagtige plaats. §. 4. Deszelfs Vermeerdering gefchied ligtelyk door Scheuring der Wortel-fchcuten- of'anders door Steking cn Inlegging. . §• 5- Het gebruik dat men 'er in de Tuinen van maakt is weinig: Men plant 'er zomtvds laage Heggen van op vogtigc plaatzen; kan ook dienen tot bekleding van kleine Prielen, enz. >ö §. 6. Voorts word dit Gewas m de Genees-kunde geprezen voor de Aamborftigheid ' Geele-ziekte, en Pleuris, een Decoctum of Af kookzel van de Toppen der Takken (Stipites) gemaakt waar van de Lyder 'sDaags 2 a 3 Romers vol drinkt, en een goede Dist (Etens-regel) ciaar by'in agt nemende. '3 ' 8 VAN DE §• r' li ERKE-BOOM. Deze Boom word in verfcheide Talen genoemt, Nederduitfch BcrJt~~\ ke-boom. Birk. Berkelaar. Latynfch, Betula. Hoogduit/eb, Birken-baurn.' Birk; JL-J Franfcb, Bouleau. Engel]cb, Berck-Tree. Deen/eb, Birk. Birke-Tree Zweedfeb' Birk. ' J .* §. 2. Hier van worden twee Zoorten gevonden, als.* 1. De GEMENE BERK. Betula. C. B. Pin. 427. Baub. 1. 148. Tournef. Infl. 588. Boerh. A. 2. 182. Dodon. Lob. Betula foliis acuminatis ferratis. Linn. H. Cliff. 442. Flor.fuec.7-76. Mat.med 4i Roï Pro 'dr 85. Hall. Helv. 158. * J' 2. De KLEINE of LAAGE BERK. Betula pumula. Loef Pruff. 10. Goafcb. Prajf. 27. Betula nana five pumila. Frank, renov. 32. Betula paluftris pumila, foliis parvis rotundis. Celf. Upf. 3. Betula foliis orbiculatis crenatis. Linn. H. Cliff. 442. Floti Lapp. z66. tab 6 Flor fuec 777 Roj. Pralr. 85. Hall. Helv. 158. ' * 11 §. 3. Deeze eerfte zoort, die een tamelyk groote Boom worden kan, groeit natuurlyk in de Bosfchén, op de Bergen, en op andere plaatzen, inflegte, dorre, zand- en fteenagtige Gronden dog weinig in deze Nederlanden, maar veel in Duitfchland, Frankryk, Braband, en elders, alsmede veel in de Noordfche Landen , als in Zweden, Norwege7", Mojïovien. In deze Nederlanden. worden ze mee/i a/7een door de cultuur voortgekweekt, om 'er Bosfchén van te planten tot Brandhout , als mede tot het gebruik in de Piaizier- Tuinen. Men vind daar van in hare natuurlyke groei-plaatzen s in de voorgemelde Landen, enis;e veranderingen, beftaande alleen bier in, dat zommige wkagtige, of donker-groene, of ook langer Bladen en andere nederwaarts hangende Takken hebben. Ook ziet men 'ervan, die laag groeiien doe dit komt alleen voort, van een fchrale Grond, of van de Stand-plaats, gelyk die, welke on hoo<*e Bergen groeijen, altydt laag zyn. " ö De gemelde kleine of laage zoort ("§. 2. No. 2.) is minder gemeen als de groote ze word alleen op zommige plaatzen van gemelde Geweften gevonden, in vogte Gronden en ook op de Benren §. 4. De Berke-boom bemint van Natuure liefft een drooge, zandagtige Aarde en wil in allerlei fchrale Gronden zeer wel aarten, weshalven zeer dienftig is om de ïlegte Zand- en andere dorre Gronden, waar in by na geen ander Boom-gewas groeijen wil, daarmede te beplanten- Hoewel hy een goede vette Kleiagtige Grond ook niet verfmaad, en daar in zo veel te beter «moeit ea eèn groter Boom word, als maar de Grond niet al te ftyf, en wel gedolven is. ö ° ' , §. 5. De Voorttceüng gefchied alleen door het Zaad , het welk in November Februarv of Maart, in een welbearbeide Grond, uit de volle hand, gezaaid word; opgekomen zynde moéten de jonge Plantzoenen door fchoonhouding van het onkruid jaariyks onderhouden worden' tot dat ze 2 a 3 of meer jaren oud zyn, als wanneer men ze verplant, daar men begeert; moetende de Penwortel als dan gekort, maar niets aan de Top of Takken gefnoeit worden, het welk haar geheel in de groei zoude verhinderen. } §• ó. Men plant van de Berke-boom, te weten van de groote zoort, niet alleen hier te Lande Bosfchén, ("gelykreeds §. 3. gezegt heb,) maar men beplant daar mede ook, het zy alleen of mei andere Bomen doormengt, de Bosquets in groote Luft-hoven, om dat zeniet alleen fchielyk eenoes aangroeijcn , en haare groente bevallig op 't oog is, maar daar en boven ook een heel aangename verkwikkende Reuk van zig verfpreiden, inzonderheid 'sMorgens en 's Avonds, voornamelyk na een zagte Kegen. Om welke reden men in Duitfchland op vele plaatzen de gewoonte heeft, om in de May-tydt,  BESCHRY VING van bë BERKE-BOOM. it kay-tydt, wanneer deze Boom nu eerft nieuwe Groentè verkregen heeft, inzonderheid omtrent Hemelvaarts-oag , verfcheide groote Takken daar van hier of daar in Huis neder zetten, om dc verkwikkende Reuk en Groente te genieten , als mede dewyl ze verkoelin? in de Vertrekken te wegc brengen; jaa zelfs verciert men daar mede op dien dag dc Kerken, om dezelfde reden. §• 7- Tot Scheer-heggen zyn ze niet zeer bekwaam, om dat ze niet digt genoeg begroeijen; hoewel ze, om de vcrandermge van Gewasfen nog wel op groote plaatzen daar toe gebruikt worden. §. 8. Het Hout van deze Bomen is tamelyk hard, èn derhalven tot branding bekwaam genoeg, ma§r het heeft dat gebrek, «lat het geen kragtige en aanhoudende Vlam geeft, want de Schors verbrand zynde, fmeult het overige, ten zy het heel klein gekloven is, en'et veel by malkander legt. Maar §. 9. De Kolen die men van dit Hout brand, worden naaft die van de Èm-hotkm voor de befte gehouden, om dat ze fterke hitte geven, lang gloeijen, en het hooft met geen dampen bezwaren j weshalven ze van de Zilverfmids en andere, dVMeraien fmelten, zeer ceagt en begeert worden. §• 10. De Schors van dit Hout is zeer taai, vaft en langduurende;'zd dat, wanneer Bomen iri de opene Lugt leggende, van binnen geheel verrot en in ftóf verandert zyn, nogtans de Schors geheel en in haar volle kragt is. Deze ondervinding heeft buiten twyffel aanleiding gegeven; aan de Inwoonders van de noordiyke Landen, als van Zweden, Norwegen, enz., om de bakken van hunne Huizen daar mede te dekken, gelyks zulks daar, te weten, op het Land by de Landlieden, gezien word, welke Dakken op zommige plaatzen met aarde gedekt zyn , waar in allerlei Kruiden groeijen , die dus de Dakken tot een zoort van Tuinen maken. Zie'MAUPERTÜIS Figure de ld Terre determmee pag. 29 en 30. . §. 11. Uit de Binnen-fchors van dit Hout worden, om dat ze taai is, ook heel aardige kleine Vaten, gevlogte Doozen, Korfjes, enz., in de noordiyke Landen gemaakt, gelyk ik zodanige by verfcheide Liefhebbers gezien heb, en die het aanzien hebben, als of zëuit Leer gemaakt waren, ja men daar op wedden zoude, dat het Leer was, zo na komt het 00 het Oog daar mede over een. Uit deze Schors worden ook fterke Touwen geviögten. §. 12. Ook worden op zommige Plaatzen Toortzen uit deze Schors gemaakt, die de.Land-lieden veel gebruiken, en die men zegt, dat helder branden, en zelfs helderder als die van Was; weshalven ze zelfs voor de Grooten gebruikt worden. De manier om die te maken is aldus: De Schors van het Hout afgefchilt zynde , word t'zamen gerolt tot bekwame dikte , vervolgens gedroogt, daar na met enige Olie doordrengt, en van binnen gefmolten Pik of Hars 'er ingegoten, en zo \ot gebruik bewaart: Dog branden en Jigten deze Toortzen ook wel, zonder het gebruik van de Olie en het Hars, dewyl deze Schors vettig van natuure is; hoewel dan zo góed niet? §. 13. In al-outie tyden, eer het Papier en Pergamènt uitgevonden was, heeft men dc binnenfte Schors van dezen Boom, gelyk ook van de Linde-boom, gebruikt om daar op te fchryven, zo als vele Schryvers daar van getuigen; men maakt 'er Boeken van, en die zeer lang konden duuren ; waar van 'er nog hier en daar in de Bibliotheken van groote Heercn gevonden, en als bvzondere raare Stukken van dc Oudheid bewaart worden. MUNTING maakt gewag van een zodanig oud Stuk, dat in den Jarc 1662 tot Brusjel voor den KEIZER door den Graaf van St. Amant, Gouverneur van Arras, voor de Zomma van 8000 en enige Guldens, gekogt is; voor dezen uit de Boekery van de Cardinaal Julius Muzarmus gekpmen z-jpde; waar in gefebreven was, het tot nog niet in het ligt gegevene Werk van MARCÜS CICERO, de ordinanda Republica & ce inveniendis Orationum exordiis, welk Boek nu te Weenen te zien is. TRAGUS vermeld, in Hiftor. Stirp. Lïb. 3. Cap. 75., dat hy te Cbur in Zivitzerland enige Verzen gelezen heeft, die van V1RGIL1US op deze witte Baft gefchreven waren. §. 14. De jeugdige Ryzen van deze Boom zyn zeer taai, en worden derhalven veel gebruikt tot Beezems; als mede tot Roeden, om de ongehoorzame en onwillige Kiriders met te ftraffen en in ontzag te houden ; uit de groove Takken worden Hoepen om de Vaten gemaakt,odie heter zyn als die van Willigen, om dat ze langer kunnen duuren. §. 15. Als men in het Voorjaar, even voor dat deze Boom begint uit te botten, een gat daar in boort, zo loopteer een helder Water uit, het welk zoet is, en voor zeer Bloedzuiverende gehouden , dog in het byzondere geprezen word voor Graveel, Steen , en andere gebreken der Nieren en Blazen. Om 'er het Zap te vangen, zo boort men een niet al te groot gat, wat fchuins bovenwaarts, omtrent de Stam van de Boom in, hier in fteekt men een bekwaam dikPypje, en zet daar onder een Flefch of ander bekwaam Vat, zo zal 'er allengskens het Vógt in druipen. Men zegt dat dat de Berken met hanggende Takken het meefte Zap geven, en het welk ook het gezondfie zoude zyn? Als men dit Zap zonder bederf bewaren wil, om zig buiten de tydt daar van te bedienen, zo moet men op hetzelve, in een Flefch gedaan zynde, goede Boom-olie gieten, het welk verhindert, dat de Lugt nietby het Zap komt, die het zelve doet bederven, op welke wyze hetzelve een geheel Jaar lang goed bly ven kan. > §. 16.'inDuitfchland, Frankryk, in de noordiyke Landen, en elders, daar veel Berken groeijen, onthoud zig een zeker Vogel in de Berken Bosfchén, zig voedende met de Knoppen dezes Booms, die derhalven Berk-hoen genoemt word, en zeer delicaat van fmaak is; waarom die ook een Refervatum Principis is, en tot de hooge Jagt gerekent word. VAN ^' 1 TT*^E BOEKE-BOOM. Deze Boom wórd genoemt in het Nederduitfch, Boeke-booim I 1 Beuke-boom. Rood boeke. May-boeken. Latynfch, Fagiis. Hoogduüfcb, I M Buch"baum- Büchen-baum. Franfcb, Hetre. Fouteau, Engelfcb, Beerh-Tree, * Deenfch, Bög. Böge-Tree. Zweedfcb, Boek. Boeke-Tree. §, 2. Deze Boom, die zeer grooten uitgekroont'kan worden, en Waar van maar een zoort is, C 2 hoewel  fct BÉSCHRYVING van de BOEK E-B O O M. ho'êlvel dc nicuwfleKruid-béfchryvers, als dèHeereh LINNAEÜS én van ROYEN, den KajlanjeUom (zie Frugt-Tuin) met tot di'c gedacht rekenen, groeit veel in Duitfchland, Frankryk, Engeland, en elders, aan de Bergen en op andere Plaatzen. Men vind daar van, inzonderheid in Hoogduiffchland, zeer grote Bosfchén, die haar zomtydts op 8 i ïó Düitfche Myleü ver uitftrekken. Hier te Lande vind mén anders gene als die door de Oeffening geteelt zyn. Meh onderfcheid deze Boom op zommige plaatzen weer in drie veranderingen, als ihRoode Boe* ken, Witte Boeken, cn Steen Boeken; de eerfte hebben hét Hout iets rosagtig, en is hetflegtfte; de twede hebben wit Hout, dat tot branding het bêfte is; de derde heeft Wel het hardfte Hout, flfear is zeer knopp/g: Dog zyn uitterlyk anders niet veel oriderfcheiden §. 3. Dezelve bemint van Natuur een hooge drooge Zand- of Steen-agtige aarde; in Kleigronden geplant; hordende, wil hy zeer zelden en byria nooit wel aarten; dog wanneer hy daar iri gekweekt is, wil het zomtj dts nog" wat beter geJökkèri, indien de Grond maar niet al te Klei-agtig en ftyf is; ook kan by niet wel over veel vogt,en nog minder Meft verdragen. ■. * §. 4. H"y word van zyn Zaad , dat volkomen van gedaante als de by ons zeer bekende Boekweit is en waar van deze Weit èc haarn gekregen heeft , voortgekweekt, welk Zaad in de Herfft of in het vroege Voorjaar in Greppels, dié 3 Voeten van elkander gemaakt zyn, geiegt, of ook uit dé volle hand op Akkers of Bedden gezaait word; opgekomen zynde, moet de Grond van het onkruid zuiver gehouden worden , tot dat de Plantzoenen 4, 5 óf 6 Jaren oud zyn, als wanneer men ze verplanten kan, ter plaatze daar men begeert, de Penwórtel wat inkortende. Deze Boom wil niet liefft oud verplant worden, als wanneer zeer liezwaarlyk groei vat, ja dik* wils geheel verfterfe; weshalven men nooit geen andere Plantzoenen behoort te verkiezen dan als geméjt is. §. 5. Mén gébruikt dit Boom-gewas om daar' van óp grote plaatzen, g'-ote wydé Alleés of Lanin» gen te planten, die, groot geworden zynde, heel fraai ftaan, en met der tydt, als ze gehakt worden, goed voordeel kunnen geven. Men ziet diergelyke Allee indezen tydt, een paar Uuren van deze Stadt, op de Buitenplaats van wylen de Raadsheer VV. van VIERSEN , by het Dorp Oud-kerk} die zeer fraai 'ftaan; als medé aldaar ook fraaije Alleés van Eike-bomen. Van deze laatfte ziet men ook fraaijë en jonge Alleés op de van wylen de Heer H. H. van HAARSMA, Grietman van Ooftdongeradeel; nieuw aangelegde Buitenplaats, by het Dorp Oenkerk, niet ver van het gemeld-Oudkerk) Tot welk Aanleg de Ordonnantie cri Tekening door my op Zyn wel Ed. begeren, gemaakt is. De tusfehen-wytte, die mén aan deze Bomen in de Alleés geeft, moet, om dat zé zeer groot eri uitgebreid kunnen worden,- als ze behoorlyk wel groeijen, niet te klein zyn, maar men moet ze ten minden op 30 a 36 Voeten afftand van malkander ftellen. % ö Meh plant 'er ook dikwils zó wel laage als hooge Scheer-heggen, als mede Cabiriets, Prieelen, en Bereea'üx van, die, om baar mooi glanzende Bladen en om dat ze wel digt begroeijen,: •zeer cieriyk en aangenaam op het Oog zyn, kunnende men hier van de hoogfte Scheer-heggen kweken; maar ze hebben een gebrek, dat haar by vele veragtelyk maakt, te weten, dat ze haar dorre Bladen de Winter over meeft behouden, en niet eerder laten vallen als in het Voorjaar, wanneer dé nieuwe weer ftaan uit te botten, waar door het dan gebeurt, dat in die tydt, als men meent de Tuinen fchóóri en zuiver te hebben, dezelve met dorre Bladln bezaait zyn: Dog ik meen dat, dit met een weinig moeite of koften verholpen kan worden, en daarom deze Boom niet te verwerpen is; daar cn boven zo brengen deze dorre Bladen in de Winter eenig voordeel aan, namentlyk dat de Heggen daar door beter de Winden breken cn af keeren : Bet allerfiimfte is,. dat deze Boom niet in - allerlei, inzonderheid in geen Klei-gronden, groeijen wil (§. 3.), waarom vele Liefhebbers, die dezelve anders tot planting van cierlyke Heggen beminnen, daar van moeten afzien: Ik heb 'er zelfs ondervinding van gehad, en ik kenne Heer en, die van deze Boom gaarne Heggen in hunne Tuinen, uit K lefgrótid beftaande, wilden hebben, om zodanige reden planten, maar ze waren genoodzaakt om alle'Jaren wel omtrent de helft, min of meer, die dood gegaan Waren, met nieuwe Plantzoenen te recrouteereri, tot dat ze éintfé/yk, de Heg niet kunnende in een beboorlyke order verkrygen, en daar over verdrietig wordende, moeiten refol'veeren, deze Heggen te roeijen, en andere zoort van Gewas in de plaats te ftellen; dog hiermede waren ze zoo veel Jaren agter uitgekomen, en vele moeite en koften vergeeffch gedaanTot 'hooge Scheer-heggen ftélt men de Plantzoenen op 3 a 4, en tot langer op i| d 2 Voeten tusfchen-wytte. Hicrby ih agt riemende, het geen wegens de uitboeting gezegt is. §. 7. Het Hout van deze Boom is hard, en een dér befte tot Brandhout, zelfs beter als het Eiken Hout; het geeft een goede heldere vlam, en fterke hitte; zynde in Duitfchland op vele plaatzen dj enige of yoórnaamfte Brand-ftoffë. Daar komen ook tamelyk goede Kooien uit voort, tor. trebrufk voor'de Zilverfmids cn andere die Metalen bearbeiden. ° §. g. In de Landen daar deze Bomen veel groeijen, word 'er ook een Zout uit dc Afch geloogt, dat overal verzonden word, en hier tc Lande onder denaam van Pot- en Weet-afch CGföïè, clavelüuus) bekend is, het welk tot het wasfehen van Linnen, cn tot het verwen van allerlei Stoffen enz. veel in gebruik is. <•••"/ Deze Afth word inzonderheid vee! bereid in het oude gewezen Kloofter Heina, niet ver van. . .:, welke v n daar niet alleen overal in het Roomfche Ryk, maar ook naar Holland vervoerd word, daar komt ook veel van "deze Afch uit Polen en Mplcovien. Dog deze Afch word juift niet alleen uit dit Hout gemaakt, maar ook uit het Eiken- en ander Hout. §. f> Uit liet Hout wo tl ook, dewyl het hard en wel te bearbeiden is, veel Wagenmakers-werk gemaakt, al« mede allerlei andere dingen in de Huishouding dienende, als Schotels, Kommen, Drozen, Korfjes, Bakjes, Vaten, Tobben, enz. Maar het Hout heeft dat gebrek, dat het ligt ito} kig word , ai dan ligt breekt, byzorider als het in dc opene Lugt gebruikt word, en wel hooftzakelyk als het dan eens nat cn dan weer droog is, of nat geworden zynde, in Huis lang opgeflotcn blyi't.' Weshalven voorzigtige Huisvaders hunne Wagens en andere Ry-tuigen nóóit daar van gemaakt willen hebben, ten miiïften ket wat de Asfen, Wielen, enz. , aangaat, waar het 't meefte op  BESCHRYVISJG van de B O E K E - B O O M. 13 op aankomt: Tot fyn Lyft- en ander Kiftmakcrs-werk is het niet zeer bekwaam, omdat het niet zeer glad bearbeid kan worden, zynde van binnen wat fyn knobbelig, dog men zegt, dat het in het water langduurende is. §. 10 Voor dezen maakte men ook uit de Schors van dit Hout, gelyk nog heden op zommige plaatzen gefchied, allerlei Vaatjes, Doosjes, Korfjes, enz., op die wyze als van de Berke-boom (§.o.jgézegt,is, §. 11. Dat men m al-oüde tyden oók de Schors van deze Boom gebruikt heeft om 'er op te ichryven, blyktuit de woorden, die Mopfus by Virgilius fpreekt: Jmo bcec viridi nuper quee cortice fagi, Carmina difcripfi, en modulans alterna mutavi , 'Experiar, tu deinde jubeto certet Amyntas. VIRG: Eclog. 5. vs. 13. En men meent, dat de Boeken hier Van de naam verkregen hebben. §. 12. De jonge lange buigzame Takken worden van de Landlieden gebruikt, om'erHorden van tfc vlegten, dog zvn niet van zo lange duur als die van Eike-Takken gemaakt worden, ten zy ze altoos in de droogte gebruikt worden. ; §. 13. De Vrugten van deze Boom, Boeken gehaamt, zyh zoet, op de wyze der Kaftan)en, egter een weinig trekkende, dog worden van de Menfchen weinig gegeten, maar dienen meeft, in die plaatzeri daar ze veel groeijen, tot mefting van de Vcrkens, welke tot dien einde, in die tydt als de Vrugten rypzyn, dat omtrent het laatfte van de Maand September is, in de Bosfchén gejaagt en door een Herder gehoèd worden, krygende dén Eigenaar dan, na 6, 7 a 8 weken, als het begint fterk te vriezen , zyne Vcrkens weer fpek-vet voor weinig koften te huis, betalende alleen aan deu Landheer, of Eigenaar van het Bofch, zekere dragelyke regten en voorts enige onkpften die daar op' Jopen. Het Spek van zodanige gemefte Verkens word wel zeer zoet van die Vrugten , dog is niet zeer goed, dewyl het los en olie-agtig van fubftantie is, en by de Zomer-warmte aanftonds druipt, ook doorgaans geelagtig word, en niet lang duuren kan. §.' 14. Men perft 'er ook een Olie uit de Vrugten, dat zeer zoet is, en waar van zig de gemene Menfchen veel bedienen, niet alleen tot branding in de Lampen, maar ook tóe Spys-bcreiding, in plaats van Rcap-olie, dat hier te Lande en elders van de gemene Man tot dien einde veel gebruikt word. . Het word op zommige plaatzen ook Dy de Manufacturen tot het Wolle-wasfchen met voordeel gebruikt. In Engeland heeft deze Olie eerft in het jaar 1713 eenen Aaron Ril tot dit gebruik uitgevonden en heeft daar van een Privilegie gekregen*. VAN DE §• i- TT""1| OOM des* LEVENS. Deze altyd-groenendc Heefteragtige Boom word genoemt i_J[ in het Nederduitfch, Boom des Levens. Latynfcb,. Arbor Vit». Thuya. Hoog II duitfeb, Baum des Lebéns. Franfcb, Arbre de Vie. Engelfcb, Thre Tree of 2. Daar zyn twee Zoorten van bekent, als t. De GEMENE BOOM des LEVENS. Thuya Thcophrafti. C. B. Pin. 488- Boerb. J. A. 1. 180. Tournef. Infl. 587. Arbor vjtae five Paradiflaea vulgo dicta, odorata, ad Sabiriam accedens. y. Baub. 1. 286*. Arbor vitje. Cluf. H. 36. Dodon. ■ Ccdrus Lycia, Arbor vitaü, & Thuya Theophrafti Herbariorum. Lob. Thuva ftfobiiis lmvibus; fcjuamis obtufis. Linn. H. Cliff. 449- Hort. Upf. 289. Roj. Prodr. J ' 2. Du BOOM des LEVENS MET GROENE BLADEN. Thuya ftrobilis fquarroüs, fquamis reftexö-ocuamnatis, Linn. Hort. Upfal. 289. Thuva ftrobilis uncinltis, fquamis reftexo-acummatis. Linn. H. Cliff. 449. Roj. Prodr. 87. Deze twede Zoort verfebik weinig van dc eerfte, dan alleen dat de Bladen en Takken, wat grover mooijer groen en zonder Reuk zyn, daar en boven enige verandering in dc Vrugt en het Zaad is. 'En hy word zeldzamer gevonden, en 3. Deze Bomen zyn hier te Lande vreemdelingen; volgens het fchryven vanDodoneus,• is de eerftèV.oort voor dezen, ten tyde vaa-Francifcus, Ifte KONING van Frankryk, uit Weji-lndiïn uit hét Landfchap Canada eerft in Frankryk gebragt, cn van daar vervolgens in Europa veripreit. Carolar Clufius heeft hem het eerft aan Holland eigen gemaakt. De twede zoort heeft haren af komft, zo men zegt, uit China. % 4. De eerfte Zoort wil in allerlei goede Gronden zeer wel aarten, dog bemint liefft een goede gandiwe: Kan onze Winter-koude zeer wel verdragen, dog word als dan doorgaans wat geel of va? 1 "van Koleur, hoewel het volgende Voorjaar zyne vorige groenigheid weer verkrygt. De twede zoort is wat tederder en kan onze Winters niet wel tegenftaan, moet derhalven, in'Potten of Bakken geplant {baande, 's Winters in het Oranje-Huis bewaart worden. \ Deszelfs Vermeerdering gefchied door middel van het Steken van afgefnedc jonge Takken, welke in het Voorjaar op een wat befchaduwde plaats moeten geftoken en vervolgens by droogte met vdgt onderhouden worden, zo zullen ze niet nalaten met de tydt. Wortels tc maken, en na 2 & o jaren bekwaam zyn tc planten daar men begeert. Men kan ze ook gemakkcïyker door Inlegging vermeerderen. § 6. Het gébruik dat men 'er in de Tuinen van maakt, is weinig, men plant ze alleen maar hier of daar in de Turnen of in de Bosquets uit Liefhebbery, en, om dc verandering van Gewasfen, tot cièrlyké Scbeer-Heggcn; dog tot opgaande Bomen is ze niet zeer bekwaam, dewyl de Takken flen- D terig  H BESCHRY VING van de B O OafM des LÉVENS. terig cn los groeijen, en de Boom niet hoog word; maar ze kunnen dienen om 'er kleine Prieelen en Berce mx mede te bekleden , kunnende de flenterige Takken daar aan vaft gebonden worden; dog ze groeijen wat langzaam aan, VAN §• *• TT*\E BREM. Dit Heefter Gewas word genoemt in het Nederduitfch, Brem. RremI J boom. Genfter. Latynfcb, Genifta. Spartium. Hoogduitfch, Ginft. Genft, _1—Ginfter. Pfriemen. Franfcb, Genet. Engelfcb, Broome. Deenfcb, Gil'vel. Gylï-Vjes. Ziveedjcb, GifveL '§. 2. Daar zyn verfcheide Zoorten van, dog ik zal hier alleen maar melding döen van twee zoorten i die in de Hoven gecultiveert worden, als: i. De GEMENE BREM. Genifta angulofa & fcoparia. C. B. Pm. 365. Genifta fcoparia vulgo; Genifta fpartium; Genifta Plinii cum Hippo-fpartio five Rapo Genifta:, Lob. Cytifo-Genifta fcoparia vulgaris, flore luteo. Tournef. Infi. 049. Boerh. J. A. 2. 27. Genifta angulofa, 'trifolia. J. Baub. 1. 388. Genifta. Dodon. Spartium ramis in ermibus angülatis, foliis ternatis, folitariisque. Linn. H. Cliff. 356". Fik. fuec. 589. Roj. Prodr. 370. 2. De STEKENDE BREM, of GASPEL-DOORN. Genifta fpinofa major longioribus & brevioribus aculeis. C. B. Pin. 294. Gcniftella; fpinofteaffinis, Nepa quibusdam. J.Baub. 1. 400. Genifta-fpartium majus, longioribus (& brevioribus) aculeis. Tournef. lnft. 645. Boerb. f. A. 2. 24. Genifta fpinofa. Dodon. Nepa apud Theophr. Lob. f . UI ex foliis fub fmgulis fpinis fubulato plano acuto. Linn. H. Cliff. 356. Hort. Upfal. 212. Èop Prodr. 372. §. 3. Dc eerfte zoort groeit veel in Hoog- en Neder-duitfchland en elders in het wild, op dorre zandagtige plaatzen, naaft de Velden, Wegen en in de Bosfchén; word zelden over de Mans lengte hoog, en brengt fchoone goud geele Bloemen voort; Men vind ze ook met witte Bloemen, maar die is zeldzamer. De twede zoort vind men in Hoog- en Neder-duitfchland, ïtaliens Vrankryk en Engeland, in het wild, in onbebouwde woefte gronden, ze groeit insgelyks niet veel hoger als de voorgaande, maar zynde met veel fcherpe Doorns zeer digt bezet, en brengende geele Bloemen voort* §. 4. Ze willen beide, gelyk uit de gemelde Groei-plaatzen bh kt, in allerlei gemene flegte Aarde, dog liefft in zandige, zeerwel groeijen, en verdragen alle ongemakken des Winters ;choewel de Stekende Brem iets tederder is, en liefft in een lauwe voor de winden gedekte plaats ftaat. §. 5. De Aankweking gefchied door het Zaad, dat men van de twede Zoort van elders ontbieden moet, dewyl die hier te Lande niet in het wild gevonden word; welke Zaden in het vroege Voorjaar op een Bedde gezaait, en de opgekomene jonge Boomtjes, daarna, als ze bekwaam groot zyn geworden, verplant worden: Edog ze groeijen beide beft, als ze onverphwe blyven doorgrocijen. Men vind het Zaad van de Stekende Brem zomtydts by de Zaad-verkopers of by de'Materialiflen in de grote Koop-fteden , als tot Frankfort, J^e/pzig en Amfierdam, die het zelve tot het gebruik inde Tuinen te Koop houden. Dog de Vermeerdering kan' ook, by gebrek van het Zaad, door Scheuring gefchieden, hoewel zö goed niet. §. 6. Bet gebruik dat men daarvan in de Tuinen maakt, beftaat hooftzakelyk hier in, dat men de eerfte zoort hier of daar in de Tuinen of in dc Bosquets plant, wegens hare aangename Bloemen, die heel fraai ftaan; gevende inzonderheid ook een zeer goed gezigt in de Bosquets, in deBloeitydt, tusfehen andere Boom-gewasfen. De twede zoort word gebruikt om daar van Heggen te planten, tot bevryding der Tuinen, of andere afgeperkte plaatzen; want vermits deze Heefter met zeer vele fcherne, ftevige Doorns van onderen tot boven zodanig digt bezet is, dat men 'er niet een vinger zoudekunncn infteeken, zonder die tekwetzen, zo is het zeker, dat de Dieren haar wel wagten zullen om daar door heen te gaan; moetende dezelve tot dien einde ook heel digt by elkander geplant of gezaait worden. §. 7. De eerfte zoort of gemene Brem, heeft ook verder nuttigheid in de Huishoudinge, want men eet op veel plaatzcn, inzonderheid in Frankryk, de Bloemen, alsZalaad, of met andere Zaladen gemengt, als een tockruid. 'De Bloem-knoppen worden ook , gelyk als dc tappers, ingemaakt, en op dezelfde wyze by Gebivaad en andere Spyzen, of met Olie en Azyn als Zalaad, gegeten, zynde die heel aangenaam cn gezond, inzonderheid voor Schorbutige, Hypochondriakc en met Graveel of Steen gekwelde Menfchen, cn ze verwekken Appcty t, ja ze worden gezonder geagt als de veritable Gappers. Het in maken gefchied aldus; dc Bloem-knoppen, voor dat de Bloem opengaat, gepluk t zynde, laat men die een Uur 3 a 4 in dc fchaduw leggen, tot dat ze wat verwelkt geworden zyn, daar na doet men ze in goede (Wyn>Azyn, en laat ze daar in omtrent 8 Dagen ftaan, vervolgens daar uit genomen zynde, drukt "men ze wel uit, cn legt zc in andere Azyn met een weinig Zout cn Foelie, en bewaart ze voor het gebruik; maar men moet zorg dragen, dat 'er geen Lugt by komt, waar door ze bederven, weshalven men 'er iets zwaars, by voorbeeld, ftukken van Lciftcencn, op leggen moet, om ze onder de Azyn te houden. Deze Ingelegde Bloemen worden gewoonlyk Brem- Gappers genoemt. §. §. Men  BESCHRYVING van dé BREM. t$ §. 8. Met, zegt, datmen op zommige plaatzen de jeugdige Ryzen van deze Brem, die ze in over* vloed voortbrengen en heel taai zyn, in het water laat rotten, en vervolgens bereidalsHennip, om daar groove 1 ouwen voor de Schepen van te maken; en dat men zelfs in Italien daar een Stofte van weeft, Carmignola genoemt, die men gebruikt om 'er zakken van te maken Deze Ryzen zyn ook heel dienftig om Bomen of Takken en andere dingen met vaft te binden. §. 9. Voorts zo word de Afch van dit verbrandde Gewas zeev geprezen voor de Waterzugti te weten, als men daar een Loog of Drank vati maakt, die men moet doovzygen, om helder te wezen, waar van de Lyders daags 2 a 3 Romers vol drinkt; er. als men daar wat Afch van verbrandde Al' fem of.Zout van Alfem by voegt, zal het zo veel te zekerder genezen. %. io. Daar watt uit de Wortels van zommige van deze Brem in de Mav-tydt een zoort van klein Bloemgewas, dat Brem-Raap^. Lat. Rapmn Genifta. Dodon. Hippo fpartiwn. Lobel Orobaucbe major garibpbylLüm olem. C B. Pin. 87. genoemt word, het welk groenagtige Bloemen voortbrengt» en zyn byzondere riuttigheid m de Medicine heeft,- dog hier van op een andere plaats. % 11.. Van nog ver pheide andere zoorten van Brem of Genifta, .die men om hare Bloemen plant* zulten we 111 het vervolg 111 onze Bloem-Tuin fprekeri. VAN DE *' RVONIE. Dit Kmidagtig klimmend Gewas Word genoemt, in het^ederduUfch, Bryonie. Wilde Wyrjgaard. Quartcl-Befie. Latynfcb, Bryona. Hoogduitfcb+ ft § Snk-wurtzel. Schmer-wurtzel. ^Hunds-kirfche. Hunds-kürbs. Teuffels-kirfche. r, r\ .7\i u" wnD?/rf\,C^-vrcé' Bryone. Vigne blanche Engelfch, Bryony. Deenfcb, Valsk Rove. .Vild Rofve. Vild Viai-Trae. Zvoeedfcb, Vild Vine-Tree §. 2. Daar zyn drie zoorten van dit Gewas, als: . *■ „De WITTE BRYONIE, met roode of zwarte Beften li TeiPCra a 'C!'S rubris vcl ni'sris' C'B'Pin' 297' Tmrnef- Infi-ïo2- Boerb- ?l Vitis alba five Bryonia. J. Baub. 2. 143. Bryonia alba & nigra. Dodon. Vitis alba. Lob. ,*y 57 , \ .■ f Bryonia foliis palmatis utfinque callofé fcabris. Linn. H. Cliff. 453. Flor. fuec. 700. Mat. mei. 448. Roj. Prodr. ^ -fy , 2. Dè KANDISCHE GEVLEKTE WITTE BRYONIE. Bryonia cretica macülata. C. B. Pin. 297. Prodr. 134. Tournef. Lift. 102. Boerh. f.A. 2 61 Bryonia alba maculata. J. Baub. 2. i/t.6., Bryoniafoliispalmatis fupracollofé punclatis. Mas &fceminaLinn. Hort. Cliff. 453. Roj. Prodr. 3. De ZWARTE BRYONIE, met roode of zwarte Beften. Bryonia levis, five nigra racemofa. C. B. Pin. 297. Tamus. Tournef. Inft. 102. Boerh. J. A. o 62 Viüs nigra qaibusdem, five Tamus Plinii, folio Cyckminis. J. Baub. 2. 147. Vitis fylveftris, five Sigilltim Maria:. Dodon. Vitis vel Bryonia nigra, vel fylveftris. Lob. ' Tamus foliis' cordatis. Mas Fismina, vtl fterilis t§ fruitifera. Linn. H. Cliff. 458. Roj Prodr, 228. §■ 3- pc eerfte zoort word[ gevonden in de Heggen van Neder- en Hoog-duitfchland, Frankryké Engeland, enz., klimmende by de Bomen en Huizen om hoos. De twede zoort groeit in Candien en Griekenland, en is hier te Lande zeldzaam. De derde zoort, die eigentlyk een byzonder Geflagt uitmaakt, groeit in de Heggen ea Bosfchén van Hoog-duitfchland, Frankryk. en Italien, enz. §. 4. Ze beminnen alle een goede4 losfe, vette,'liefft wat zandagtige Grond, en een open Standplaats : Dog de twede of Candifche zoort, is wat teder, en moet 's Winters iets op de Wortel met Stroo of Stroo-agtige Paarde-meft, gedekt worden §.5. Dezelve dienen om daar mede Priëelen, Béfcéaux, eriz., té bekleden, inzonderheid de eerfte zoort welke Jaariyks- van nieuws uit de Wortel fpruiten maakt , die fchielyk opgroeijen, bekledende dus de Priëelen of Berceaux zeer ras met een aangename groente en Lommer. Men moet de Ranken met leiding en aanbmdmg wat te hulp komen, als men de zindelykheid beoogt, gelyk het behoort. §. 6. Voorts zo heeft dit Gewas öök veel nuttigheid in de Genees kunde, te weten, de Wortel van de ecrite zoort: Dezelve purgeert fterk de waterige en flymmige vogten , en word zeer oprezen voor de Waterzugt, Opftyging der Moeder, Verftopte Stonden, en andere Moeder-ziek ten, Podagra, Vallende-ziekte, Geraaktheid, Draaijingen des HoofJs , en meer andere: iasgduurigé zieKten; men zet een paar Lood van deze Wortel te trekken op goéde witte Wyn, waar by men wat yeriterkende Kruiaen voegt, als by voorbeeld, Marjoleine of Lavendel, enz. Men kan ook van de gedroogde Wortel innemen, tot i| Scrupel of een half Quentie: Edog dit middel is niet zeer dienftig voor Menfchen die een tedere Natuur hebben. d & Van de  Pag. ïö VAN §• !• g CÖLÜTEA-BÓÖM" Dit Heefteragtige Boom-gewas word genoemt in het iVk I g der duit jch,. Colutea. Lombartfche Linfen. Linfe-'boom. Sene-boom. Latynfcb, 1 Ë Colutea. Colutea veficaria. Hoogèiitfcb, Schaf-Linfen. Welfche-Linfen. WelJL~Jr 'fche-Series-baum. Linfen-baum. Fajfche-Senes-baum. Franfcb, Bagueaaudier. Éngelfcb, Baftaard-Sena. Deenfcb, Colutea. Weite-Senes-Tra. Zvoeedfcb, 'Colutea. Baar is maar een Euröpeefche zoort van dit Gewas, het welk van de Kruid-kenners genoemt wórd; „, Colutea veficaria. C. B. Pin. 396. J. Baub: I. 386. Tournef . Jnft. 649. Boerh. J. A. 2. 19, Colutea. Dodon. Colutea Theophrafh'. Lob. Colutea foliolis obverfé cordatis, caule arboreo. Linn. E. Cliff. 30*5. Hort. Upf 228. Roj. Prodr. 374. Van deze is nog een mede-zoort of verandering , alleen maar van de gemelde verfchillende, daar in, dat haare Blaasjes of Peulen, daar het Zaad in voorkomt, rdodagtig zyn; daar zyn ook nog eenige uitlandfche zoorten. 2. Dit Gewas groeit natuurlyk in Ooftenryk, Ongarien, Italien, Provence, Languedoc, en elders in Bergagtige plaatzen, hier te Lande word het zelve alleen door de cultuur voortgezet. §. 3. Het zelve bemint een goede , drooge, liefft zandagtige Aarde} en verdraagt onze Wintel koude, wat bejaard geworden zynde, zeerwel. §. 4. Word van het Zaad vöortgctcclc, het welk, tot kiemens toe, in vogt Zand van,te voren te'meuken geftaan hebbende, in het Voorjaar op een Bedde, op een lauwe voor winden befchermde plaats, gezaait word; moetende de opgekomene jonge Planten in de eerftvolgende Winters voor de Vorft wat m'êt eenig Loof of Stroo tusfehen in, of met bouten Luiken boven dezelve tc leggen, gedekt worden, öm dat ze anders ligt dood vriezen, daar na 3, 4 a 5 Jaren oud zynde, kan men ze planten daar men begeert. Edog Ze wórden gemakkelykker vermeerdert, door de jonge by de Wortels uitgekomene Spruiten* die ze dikwils overvloedig voortbrengen, of anders km men zodanige verkrygen door middel van liet by de grond affnyden van een bejaarde Boom of Struik. §; 5. Men plant deze Boom in de Tuinen of in Bosquets om de verandering van Gewasfen, en wel inzonderheid om de fchone geele Bloemen die deze Boom in de May-Maand voortbrengt, waar óp dikke, opgeblazene Peulen volgen, die een Jaar lang kunnen hangen"blyven eer ze afvallen. VAN DE §. x. S ^ JSTÜS-LEDON. of WILDE ROZEMARYN. Dit Heefder-gewas word genaamc | in het ATederduitfcb, Cidas-Ledon met Rozemaryn bladen. Wilde Rozemaryn. La\^_J tynfcb, Rofnvarinum fylvetïrc. Hoogduitfch, Wilde Rozemaryn. Poft. Franfcb, Röftftariö ïauvagié. Éngelfcb t Wild Rozematin-Tree. Deenfcb, Vild Rozemarin. Zmeedfcb, Squatram. Squatra. . Hort Upfal. 288. Mat. med. 433, Roj. Prodr. 83. 2. De CYPRESSE-BOOM, met uitgebreide Takken, het MANNETJE genoemt. Cupresfus ramis extra fe fpargens, quas mas Plinii. C.B.Pin. 488. Tournef. Inft. $87. Boerb. J. A. Ui. J. Baub 1. 282. Cupresfus. Matthiol. 119. Deze is een verandering van de voorgaande. 3. De CYPRESSE-BOOM uit Virginien. Cupresfus Virginiana, foliis acacia: deciduis. Hèrm. H. L. B. 237. Hort. Amft. i. 113. tab. yp; Boerb. J. A. 2. 181. Cupresfus Virginiana, foliis acacia cornigera: paribus & deciduis. Plukü. almag. 125. tab. Si- fig-8- Cypresfus Americana. Park. Tb. 1477. Cupresfus foliis difticti patentibus. Linn. H. Cliff. 449. Hort. Upf. 289. Roj. Prodr. 88 Gron. Virg.U9. 1 E §. 3. De  ig BÈSCHRYVING van de CYPRESSE-BOOM. 3. De natüurlyke Groeiplaats der twee eerfte zoorten, die altydt-groenende Bladen dragen, welke naar die van de Zevenboom gelyken, is het Eiland Candia, Griekenland, en andere Plaatzen in de Levant. Dog nu worden ze ook van zelfs groeijende gevonden in Italien, Zuid-Frankryk en Spanien waar heen ze voor dezen uit voorgemelde Geweften gebragt, en nu als eigen of Inlaudfch geworde'n zyn. Bv ons worden ze alleen door neerftige Gultuure onderhouden. £ 4. De derde zoort, welkers Bladen anders van gedaante zyn als die van de vorige, gelykend» naai-de Bladen van de Acacia Mgyptiaca, en die tegen de Winter afvallen, ook de Boom geen zo groot Gewas maakt, maar laager blyft, groeit natuurlyk in de Weft-lndifche Landfchajjpen Virginien en Carolina, en word by ons zeldzamer, en niet dan by eenige Kruid-liefhebbers gevon- 5. Ze begeeren alle van natuure liefft een goede, drooge, zandige Grond, in vogtige en ftyve klei'agtige gronden willen ze mee wel groeijen. Ze kunnen, wel bejaard geworden zynde, ea op een lauwe voor winden gedekte plans ftaande, tamelyk wel tegenflaan onze Winter-koude; dog in ftrenge Winters gaaii ze dikwils verlterven ; zynde de derde zoort egter iets minder teder als dc twee eerfte. §. 6. De Vermeerdering gefchied door het Zaad, dat in of tusfehen zogenaamde Nootjes (Strobi10 groeit inzonderheid van de twee eerfte zoorten, het welk uit de voorgemelde warme Landen moet ontboden worden -, dewyl het Zaad hier te Lande niet wel ryp word; of het welk ook zomtydts in de grote Kooplieden by de Materialiften gevonden word, te Weten de Nootjes; dog het •welk veeltydts te oud en dus onbekwaam tot de voortkweking is. Dit Zaad moet in het vroege Voorjaar in Potten of Houten Kasfcn gezaait, en op een warme plaats, of beter in een niet te warme Broei- of Rund-bak gezet worden: De opgekomene jonge Boomtjes laat men vervolgens daar in ftaan , en bergt ze 's Winters in Huis op een lugtige plaats, daar niet geftookt word, ten wareby indringende Vorft; en men verplant ze het eerfte pf twede volgende Voorjaar in andere Kasfen, om haar wat meer ruimte te geven; dezelve dus vorders latende groeijen, tot dat ze 4 a 5 Jaren oud geworden zyn, als wanneer men ze in de koude grond verplanten kan, mits dezelve op een warme voordelige plaats ftellende, gelyk zo even te voren gezegt is. Men kan dezelve ook door Steking of door Inleggmg voortkweken, maar dit geeft geen zo grote en aanzienlyke Bomen, als uit Zaad, hoewel de derde zoort niet wel anders by ons kan voortgezet worden, dewyl het Zaad bezwaarlyk te verkrygen is. §. 7. Het gebruik dat men van deze Bomen hier te Lande in de Tuinen maakt, is weinig, om dat ze by ons zo wel en voorfpoedig niet groeijen, en dus zo groot en aanzienlyk niet worden als in de warmer Landen: Men plant ze egter zomtydts, inzonderheid de eerfte zoort, die van natuure met een fraaije Pyramidaals-wyze gedaante opgroeit, om de verandering der Gewasfen, hier of daar op bekwame plaatzen in de Bosquets, of op andere plaatzen van de Tuin. Dog meeft houd men ze, zo wel in Hoog- als Neder-duitfchland, in houte Vaten of Kasfen, om ze 's Winters in de Huizen voor de Vorft te bergen, en die men in de Zomer hier of "daar in de Tuinen plaatft, om eeii aangenaam gezigt te maken, by voorbeeld, aan weerzyden van een Prieel, of van de ingang van de Tuin, en op andere plaatzen. In de warmer Landen worden 'er Alleés, en andere Wandel-paden, ook Scheer-heggen, van geplant , die een pragtig gezigt maken: Konnende tot lage Scheer-heggen ook nog wel by ons geplant worden, als de Grond en Standplaats bekwaam is, inzonderheid zo ze 's Winters voor de koude met Stroo, Riet-, of Stroo-matten gedekt worden. §. 8. Het Hout van deze Boom is zeer hard, glad, geelagtig van Koleur, zeer welriekend, van zeer langen duur, en 't bederf door Worm-fteking niet onderhevig, kunnende van de langduring getuigen, "het geen PlivJus daar van meld (a), namentlyk, dat de grote Deuren van de Tempel van Diana tot Epbejen; die van dit Hout gemaakt waren, in zyn tydt 400 Jaren oud, en evenwel nog geheel gaaf, en gelyk als nieuw waren. Als mede het Beeld C an pupil er te Romen, uit Cypresfen- . hout gemaakt zynde,, waar van J>Hmus ingelyks getuigt CV> dac zulks in zyn tydt 660 Jaren oud was. §. 9. De Wysgeer Plato ordineerde, dat deGeeftelyke cn Waereldlylce Wetten en Inzettingen van zyn tydt, in Cypres fen-bout zouden gefneden worden (e)-, zeer waarfchynelyk, om dat ze langer in wezen zouden blyven; dewyl doen de Konft van in Kopere Platen te graveeren, nog de Druk-Konft bekent waren, of mogelyk ook om andere redenen, vermids by de oude Heidenen deze Boom zeer in agting was, en die ze aan hun Godt der Hellen Pluto toe-eigenden. Zie hier over meer in VIRG1LIÜS Georg. MARTI ALIS Lib. 6 Epigr. 49. 73- % 10. Nog heden is dit Hout, of liever het Werk dat daar van gemaakt word, in hooge agting: Men maakt 'er in die Landen daar het groeit, en elders daar het na toe gevoert word, allerlei Huisgeraden van, als Tafels, Stoelen, Cabinet-werken, Beelden, Doozen, enz., die hier te Lande niet zeer gemeen zyn, en van de Liefhebbers, welke dezelve bezitten, niet zonder reden, in veel waarde gehouden worden: Ik heb 'er werken van gezien, die zeer fraai en welruikende waren; dog de Reuk gaat door ouderdom meeit weg. §. 11. Het Schaafzel of de dunne ftukjes van dit Hout, by de Klederen gelegt, bewaart dezelve voor de Mot, het welk ook doet het Hars dat uit deze Bomen vloeit. Dog deze Bomen geven maar weinig, en niet zo veel Hars, als de Denne-, Pyn-, en andere Bomen, en zulks alleen in de warme Landen, wordende by ons weinig te koop gevonden. §. 12. Deze Boom heeft ook zyn nuttigheid in de Medicine, want de Bladen, het Hout, de Schors, en de Notekens, worden tot veelerlei Gebreken gebruikt , dog inzonderheid de Noten, die in de Apotheken Nuces Cupresfi, Gabulce, vel Galbuli, genoemt worden. De Reuk van deze Noten, gelyk ook van de Bladen, verdryft de Vliegen, Muggen, en Wand-luizen. («) PLINIUS Lib. XVI. Cap. 40. (?) PLINIUS op dezelfde plaats. (V) RHODIGIN. Cap. s & 25. VAN DE  Pag, i$ VAN DE §• *• "1 ""X ENNE-BOOM. Deze altyd-groenende Boom word in verfcheide Talen genaamt, I 1 als volgt: In het Nederduitfch, Denne-boom. Pek-boom. Maft-boom. .GreintJLJr boom. Latynfcb, Abies. Picea. Hoogduitfcb, Thannen-baum. Pech-baum, Franfcb, Sapin. Avet. Pece, male, & femelle. Engelfcb, Firre-Ttcê. Mail-Tree. PicheTreé. Deenfcb, Fran-Troe. Zweedfcb, Gran. §. 2. Meh vind twee Hoofd-zoorten van deze Boom, als: 1. De ROODE DENNE-BOOM, bet Mannetje genaamt. Abies tenuiore folio, frueftu deorfum inüexo. Tournef'. Inft. j8j. Boerh. J. A. 2.179Picea major prima, five Abies rubra. C. B. Pin. 493. Picea Latinorum i five £a.«t» a^v. Abies mas Theophrafti. J.Baub. 1. 238. Abies. Dodon. Picea. u ■ ; '■> ■ l:, Abies foliis folitariis apice acuminatis. Linn. H. Cliff. 449. Flor. Juec. 789. Mat. mtd. 4.%5. Koj. Prodr. 68. Halier. Helv. 147. 2. De WITTE. DENNE-BOOM, het ^f/e geheten. Abies Taxi folio, fruftu furfum fpeftante. Tourwf. 585. £oer/?. y. A 2.179. Abies conis furfum fpeclantibus, five Mas. C. 5. Pin. £oj. Abies fsèmiha five £^KT)i 7jj>«<(». J.Baub. 1. 231. Abies, altera. Dodon. Abies. /.: •'; Abies foliis folitariis, apice emarginatis. Linn. H. Cliff. 449. Roj. Prodr. 89Van deze twee zoorten worden wederom enige andere zoorten, of liever veranderingen, gevonden, dog die maar hoofdzakelyk van de gemelde verfchillen in de grootheid, dikte, en in de hoeveelheid der Takken. - §. 3. Deze Bomen groeijen met een regte Stam regt opwaarts, die zeer lioog worden kan; en veeltydts, inzonderheid als ze niet te digt ftaan, van onderen tot boven met Takken Pyramyds-wyze bekleed zyn. Ze groeijen beide in veel Gcweften, als in Hoog-duitfchland, Bobemen, Frankryk, Italien, Engeland, en elders, op de koude Bergen en ook in de Dalen, als mede zeer veel in de noordiyke Landen, als mMoravien, Zweden, Mofcovien, Polen, Pruisfcben, enz., want Ze beminnen van Natuure de koude; dog die twede zoort word zeldzamer gevonden. Hier te Lande vind men anders geen, als die door de Oeffening gekweekt worden. §. 4. Ze begeeren van Natuure een hooge, drooge, liefft zand- of fteen-agtige Grond, weshalven'dezelve in onze water-agtige en ftyve Gronden, niet wel groeijen kunnen, inzonderheid de twede zoort, die met een Pen-wortel diep in de grond boord, groeijende de eerfte zoort meer met zydwaards uitgefpreide Wortels. §. 5. Ze worden van Zaad voortgekweekt, dat men uit Norwegen, Zweden, en andere Plaatzen, daar deze Bomen veel groeijen en het Zaad ryp word, ontbied, het welk in het vroege Voorjaar op een lauwe voor winden gedekte plaats, op wel en diep geroerde losfe Akkers of Bedden, uit de hand gezaait word; opgekomen zynde, moeten de jonge Planten van het onkruid, ten muitten van het grootfte of ruigfte, fchoon gehouden worden, op dat ze daar door niet verdrukt worden, tot dat ze 4 ajf Jaren oud geworden zyn, als wanneer men ze kan verplanten ter plaatze daar men begeerd: . Oud r moet men ze niet ligt planten, nog aan de Wortels veel korten, om dat ze dan t>ezwaarlyk groeijen willen, en doorgaans verüerveh, inzonderheid de twede gemelde zo.ort'>. dog Indien het de noodzakelykheid vereifcht, om ze wat ouder te verplanten, zo is het zeer dienitig en noodzakelyk, om'er een Scherm van Stroo of Riet op de Zuid-, Ooft-, en Weft-zyde voor te maken om ze daar door voor de brandende Zon, in het eerfte of twede Jaar, na de verplanting, te dekken; als mede de Wortels niet of weimg te befnoeijen, waardoor vele, ouder zynde Bomen, voor dezen aan de groei gebragt heb, en zonder welke voorzorg de groei doorgaans, gelyk gezegt is misfen zal, inzonderheid met de eerfte zoort. Ondertusfchen zo blyft het zeker, dat deze Bomen het volmaakft groeijen, wanneer ze met verplant worden, maar op de gezaaide plaats onverplant blyven doorgroeijen. §. 6. Het gebruik dezer Bomen in de Hoven betreffende; men plant daar van Alleés; wordende de Bomen tot dien einde 16" a 20 Voeten in de Rey van elkander geftelt. _ S 7 Ook worden 'erPyramiden hier of daar in"de Tuinen van geplant, te weten, inzonderheid van de eerfte zoort, die, wel behandelt zynde, zeer groot en digt kunnen worden, en dan in groote Lufthoven zeer fraai liaan en een pragtige vertoning geven; gelyk als'er van zodanige inde Hesfen Kasfelfcbe Luft-tuin, genaamt Freyenbagen, één Uur boven Kasfel, aan de Rivier de lulda^gelegen, over de 200-fluks gevonden worden, van ronde, vierkante, enz., gedaante, die 00 a 50 Voeten hoog zvn: Hebbende nergens op myn Reizen in Duitfchland en de Nederlanden diergelyke, zo in groot-als in cierlykhcid en menigte, ontmoet; en die alle, (dat ik hier, ter gedagtenisle mynés zaligen Vaders, niet nalaten kan te melden), in de tydt van 40 4 50 Jaren, van Hem als beftierder van dieHoogvorftelyke Tuin, gekweekt, geplant, en onderhouden geworden zyn. S 8. Men plant 'er ook Scheer-heggen van, die, wegens hare altydt-duurende groente en digtheid, zeer cieriyk ftaan; maar daar is eene byzondere kennisfe en behandeling nodig, om deze Heggen tot de platte gedaante te gewennen, en wel digt en gefloten te worden, .welke hier in beltaat, dat men dezelve niet aanitonds in hare jeugd met de Scheer moet knippen, maar men moet haar dan alleen met het Mes, door Inkorting der langfte Takken, de platte gedaante beginnen te geven, om dat, wanneer alle of de meefte Takken met de Scheer gekort worden, dezelve met wel digt groei - E 2 Jen~  *o BESCHRY VING van De DENN E-B O Ö M. jen, dewyl de Takken niet, gelyk andere Hout-gewasfen, weef fpruiten; dog wanneer de HeKd nu vol of digt begroeit is; dan kan men ze vervolgens jaariyks met de Scheer, gelyk andere Heggen , kort houden. - Op dezelfde wyze moet men ook de Pyramyden ('§. 7.) van tle jeugd af behandelen, om haar de begeerde ronde, vierkante, agtkante, of andere gedaante, die ze zullen hebben, te geven. §. 9. De Dennenbomen worden ook veeltydts in ie Bofquets geplant, het zy alleen"of ojider ander wild Gewas. Indien 'er Bofquets alleen van zullen aangelegt worden, zo is het veel beter dat meh die ter plaatzezaait en onverplant laat doorgroeijen (§. 5.) §. 10. Deze tfomen kunnen ook dienen om 'er Bosfchén tot Timmerhout van aan te leggen inzonderheid iri Gronden die fehraal zyn, en waar in geen ander Gewas wel groeijen wil, om dat 'deze Bomen met een fchraale grond te vreden zyn. De Heer BRADLEY doet in zyne Wysgéeriee Verhandelingen Cap. XV, een Voorfte] aan de Engelfche Edellieden, hoe men de zandige'Hei- en andere Landen in Engeland, daar in anders niets groeijen wil, met voordeel zoude kunnen met Denneen Pyn-bomen beplanten, cn hy brengt voorbeelden by van Heeren die deze onderneming wel aelukt is. Het is zeer waarfchynelyk, dat zulks met vele ffchraale Grondên, in deze en andere Provinciën, die niets voortbrengen, en zonder eenig voordeel in het wild zedert ondenkelyke jaren gelegen hebben, en nog leggen, op dezelfde wyze zoude kunnen ondernomen worden, en dat men daar door eerlang eenig aanzienlyk voordeel j door weinig koften, van die gronden z'oude kunnen verkrygen; Ik ken Heeren in deze Provincie, die de kweking dezer Bomen nu ook zedert weinige Jaren in hare gronden, van diergelvk gemelde zoort zynde, ondernomen hebben* als onder andere dc Hoodoorn. Latynfcb', Rham* Ji J nus. Olcafter Ger-mamcus. Hippophaü. Hoogduit fel), Weiden-doorn. Zand* doorn. Teutfcher Stech-doorn. Zand-weiden. Franfcb, • Bour'ge-epine. Engel/eb, Buft'doorn. Deenfcb, Haf-torn. Znxeedfch, Haf-torn. Hafs-torne. Finbaer. §. 2. Hier van worden twee zoorten of liever veranderingen gevonden, als*. 1. DUIN-BESIËN, geen vrugtdragende, of het MANNETJE. Rhamnus florifera falicis folio. Tournef. coroll. 53. Boerb. J. A. 2. 174. Hippophae Diofcoridis Col. Ecpbr. 1.' 36". Hippophaü mas. Linn. Flor. Uipp. 372. Hort. Cliff'. 454. Flor. fuec. 815. Roj. Proir. 207. 2. püJN-BESlËJN, vrugtdragende, of het WYFJE. Rhamnus falicis folio auguftiore, fructu ftavèfcente. C. È. Pin. yjj. Rhanmus vel Oleafter germanicus. J. Baub. 1. 33.. Rhamnus fructifera falicis folio. Tournef. coroll. 53. Boert. J. A. 1. 174. Hippophae Diofcoridis. Col. Ecpbr. 1» 36. Rhamnus. 2. Cluf. Hift. tio. Dodon. Rhamnus Diofcoridis, creditus. Lob. Hippophae ftemina. Linn. Flor. Lapp. 372. Hort. Cliff. 454. Flor.fuec. gij. Roj. Prodr. 207. De twede vérfchik van de eerfte niet anders in gedaante, dan dat ze Vrugten draagt, en de eerfte niet . die alléén bloeit en de twede vrugtbaar maakt; de Vrugten zyn kleine ronde Beften, Van grote en gedaante als de Afpergie-befien, en van Koleur hoog Oranje, groeijende langs de Takjes by Trosfchen: Daar is nog een verandering van, die geelagtige Beften voortbrengt. §. 3. Dit Hceftcr-gewas bemind de koude Lugt-ftreken j en groeit in Hóóg- en Neder-duitfcbland, en elders in het wild, op de Bergen en in andere koude plaatzen, inzonderheid omtrent de Rivieren; in Holland en Braband word het zelve veel gevonden in de zandige Duinen, en in andere zandige gronden omtrent de Zee, waar van het de naam van Duin-beffen verkregen heeft. §. 4. Begeert van natuure liefft eendrooge, zandige, of ook fteenagtige Grond, in vette, ftyve, cn in natte Gronden wil het zelve niet wcf aarten. §. 5. Het zelve word door dé bewortelde Uitlopers, die het doorgaans rykelyk voortbrengt, of anders door Inlegging der Wortel-fpruiten, of Takken, ligtelyk voortgekweekt. §. 6. Aangaande het gebruik dat men in de Tuinen van deze Heefters niaakt; men plant dezelve hier of daar op bekwame p/aatzen van de Tuin, of in de Bofquets, en zulks om de verandering van Gewasfen, dog hoofdzakeiyk öm de gekoleurde Beften, die tegen de Herfft ryp worden, en dan een fraai gezigt geven, als mede om dat dezelve akydc groen blyven: Men zet ook wel tegen déWinter Tak-jcs met Beften, om dezelfde reden in de'Kamers. §. 7. Uit het Zap van deze Beften, dat zuur of tynsagtlg is, word in de noordiyke Landen een Roob of Zap_ gekookt, dat by verfche gekookte Vifch gedaan wordende, gezegt word^ dezelve zeer fmakelyk'te maken (a), ên mogelyk zoude zodanig Zap de Web, en andere Spyzen, by welke het zelve paft, hier te Lande niet mmdcr fmakelyk maken, dat te onderzoeken ftaat, (e) Linn. Flor. Lappon. Pag. 297, VAN HET §• i- I BBEN-HOUT. Dit Heefter-agtig Boom-geWas word in verfcheide Talen genoemt, tH in het Nederduitfch, Ebben-hout. Ebben-boom. Bonen-boom. Klaver-boom. Eghe« Ji J lo. Latynfcb, Anagyris. Laburnum. Ebenus. Eghelo. Hoogduitfcb, Bonen-baum. - Baum-bonen. Franfcb, Aubour. "Engelfcb, Beane-Trifolie. Beane Tree. & 2. Daar worden drie veranderingen van dit Gewas gevonden, als: 1. Het EB BEN-HOUT met breede Bladen. Asagvris non faetida* major vel alpiria. C. B. Pin. 391. Laburnum, arbor trifolia, anagyridi fimilis. J. Baub. i. 301. Cytifus alpinus latifolius, flore racemofo peridulo. Tournef Injl. 64$, Boerb. ƒ. A. 2. 26. Anagyris iatifolia. Hort. Ëyft. o. 1. F. 7. fig. 2. F Cytifu*  z% BES CHRYVING van het EB BEN-HO UT. Cytifus foliolis ovato-oblongis racemis fimplicibus pendulis. Linn. Hort. Cliff. 354. Hort. Üpf. 210. Roj. Prodr. 369. Hall. Helv. 591. 2. Het EBBEN-HOUT met breede Bladen en korter Bloem-Trosfen. Anagyris non faetida, latifolia, floribus denfius congeflis in breviorem uvam. Schol. bot. 269. Cytifus alpinuu, flore racemofo pendulo, breviori. Tournef'. In ff. 648. Boerb. J. A. 2. 26. 3. Het EBöEN-HOUT met fmaller Bladen en lange Bloem-Trosfen Anagyris non f sten» minor. C. B. Pin. 391. . Cytifus alpinus, auguftifolius, flore racemofo pendulo, longiori. Tournef. Inff. 648. Boerb. j. A. 2. 26. Anagyris augnftifolia. Hort. Eyff. o. 1. F. 7. fig. 1. Eghelo. Dodon. Anagyris minus fastens vel Laburnutim. Lob. Daar is ook nog een verandering van de eerüe zoort, die mooije wit-bonte Bladen heeft, maar men ziet ze zeldzaam. §. 3. Het Ebben-Hout waf! van zelfs in bet wild in de kpude Gebergtens van Italien, Savpjen en Frankryk, ook van Ongtiryen, Ooftenryk, Tyrol, Zwitzerland, en elders; hier te Lande word het alleen door de Cultuur"voortgezet. §. 4. Bemint van natuure liefft een zand- en fteen-agtige Aarde, dog groeit ook in allerlei andere gronden by ons zeer wel, en kan onze Winter-koude gemakkelyk doorftaaa. §. 5. De Voortkweking gefchied door middel van de bcwortelde Uitlopers, of door dcrzelver Inlegging, kan ook door het Zaad gefchieden, hetwelk, na dat het van te voren een tydt lang tot kiemens toe te meuken geftaan heeft, in het vroege Voorjaar gezaait, en de opgekomene jonge Boomtjes, 2 d 3 Jaren oud zynde, verplant worden; dog het zaaijen word weinig gedaan, omdat ze doorgaans Uitlopers genoeg maken, waar door ze het gemakkelykft vermeerdert worden; en zo ze geen Uitlopers voortbrengen en men ze egter geerne vermeerderen wil, zo heeft men maar een oude Boom by de grond af te kappen, dan zullen 'er Uitlopers by de grond voortkomen. §. 6. Men plant dezelve hier of daar op bekwame plaatzen in de Tuinen, of in de Bosquets alleen om de verandering van Gewasfen, en inzonderheid om hare mooije geele en iange nederwaarts hangende Bloem-Trosfen, die in de Bloei-tydt, in de May, een fraai gezigt maken; revende de derde gemelde zoort de langfte Trosfen, weshalven dezelve meeft by ons gekweekt en gevonden word, zynde de eerftgemclde breed-bladige zoort ook niet zo mild in het bloeijen, maar bloeit in zommige Jaren geheel niet, of weinig. De bonte zoort word alleen van de Lief hebbers van bonte Gewasfen onderhouden, dezelve is wat tederder als de overige, begeert derhalven een goede warme Standplaats. §. 7. Het Hout van deze Boom is zeer hard, zodanig dat 'er zelfs fcherpe Bylen, even als op Yzer, ftomp worden, en het is, droog zynde, na binnenwaarts zwart van Koleur, of liever bruinagtig-zwart, weshalven het zelve van zommige voor het ware Ebben-bout gehouden is, en daar" van de Naam gekregen heeft, maar dit is een groot abuis, want het veritable Ebben-bout is een gegeheel andere zoort, en groeit niet in Europa, maar in 'Africa, in Oofi-lndiè'n, en inzonderheid veel, zomen zegt, in het aan de Hollanders toebehorende Maurits-Eiland, anders ook het Eiland Cirne genaamt, niet ver van het grote Eiland Madagafcar gelegen; als mede in Ce-kon, Java, Ternate, en andere plaatzen in Indien. Het word gevonden in het Eiland St. Helene, dog di't zegt men zo goed niet te zy n: Daar-zyn twee zoorten van, als met zwart en rood Hout. Des niettegenftaande zo word ons gemelde Europifch Ebben-bout, op plaatzen daar het te krygen is, wel voor het ware Ebben-bout verarbeid, cn allerlei cierlyke Lyft- en andere Werken van gemaakt; en wat aan de zwarte Koleur ontbreekt, word door de Konft vervult. Allerlei valfch, geverft Ebben-hout, kan van het egte onderkent worden, door de zwaarte, ais zynde het egtc veel zwaarder op het gevoel, en,- in het Water gefmeten wordende, zinkt het te gronde, dat weinig ander Hout doet. ïn Zwitzerland maakt men 'er allerlei Tuin- en Z-and-gereedfchappen van: Op andere plaatzen dienen deze Bomen tot Wyngaards-paalen, dewyl ze lang in dc Aarde kunnen duuren eer ze rotten. §. 8. Daar is nog een anderHeefter-agtig Boom-gewas, dat ftlnkendEbben-bout of ffinkende Bonenhoorn genoemt word, dog het welk niet tot het Geftagt van de vorige behoort, maar een Geflagc op zig zelfs, en het ware Anagyris is, zynde het vorige een zoort van Cytifus. Wordende by de Botaniften genoemt: Anagyris faetida. C. B. Pin. 391. Tournef. Inff. 647. Boerb. J. A, 2. 27. Anagyris vcra, faetida. J. Baub. 1. 364. Anagyris fastida arborefcens. Lob. Anagyris. Cluf. H. 1. 93. Dodon. Linn. Hort. Upf. 211. Anagyris floribus lateraiibus Roj. Prodr. 371. Llier van zyn nog twee veranderingen, de eene met langer Bladen, en de andere met breder Bladen. Deze Heefter brengt zyn geele Bloemen niet Tros-wyze voort, gelyk de vorige maar 2 2 a" 4 digt aan dc Steel naaft malkander, by de oorfprong der Bladen, en het gehele Gewas'heeft een zèer fterk ftinkende, onaangename Reuk. §• 9. Het zelve groeit in Italien, Cicilien, Spanjen, Provence, .Languedoc Candien, en elders veel naaft dc Wegen en op andere plaatzen. §• 10. Begeert dezelfde Grond, en word op dezelfde wyze voortgekweekt als de voorbande (§• 5-), en §. 11. Ook op dezelfde wyze in de Tuinen geplant (§.6.), dog is wat tederder, en begeerd derhalven een wanne Standplaats; gaat des niettegenftaande in ftrenge Winters ligtclyk dood; dog wegens zyn ftinkende reuk word liet zelfde weinig bemint, en derhalven nooit óf zelden geplant, ten zy van Liefhebbers van verandering der Gewasfen, welke het zelve dan in Potten houden, om 'sWinters in Huis te bewaren. § I2 Het.  B Ë S C ÏI RVVING van het EB BÉ N-H OUT. s5 §.12. Het Hout is ook hard, dog niet zo hard als het voorgemelde, ook niet zwart maar geelfigtig van bmnen; en van deszelfs verderf is ons hier te Lande weinig bewuft. VAN ^ *' TT^\E ÈLSE-BOOM. Deze Boom word genoemt in het Nderduitfcb, Elfe-boom1 1 Els. IMynJcb, Alnus. Hoogduitfcb, Erlenbaum. Ellem-baum. Erle. Elfe' g E Franfcb, Aune, Engelfcb, Alder-Tree. Aider. Deenfcb, Elle-Trae. Ahl' Zvceedjcb, Ahl, Alder. Arre. §. 2. Hier van worden verfcheide veranderingen gevonden, als: i. De GEMENE "of 'ZWARTE ELS. Alnus rotundifoliaglutmofa viridis. C. B. Pin. 428. Tournef'. Injl. 587. Boerb. J. A. 2. 181. Alnus vulgaris. J. Baub, 1. r.rr. Chif.H. 1. 154. Alnus. jDoü'ö». Ao/>. Li fin. Flor. Lapp.^o. Hort. Cliff. 441. Flor. fuec. 775. Roj. Prodr. 85. 2. De ELS , met witagtige Bladen. Alnus foho mcano. C. B. Pin. 428. ïWrw/. Inft. 587. Boert. ¥. -4. 2. 181. Ztw»». toï. fig. 2. Alnus incana & hirfutav J. Baub. 1. 154. 3. De KLEINE BERG-ELS. Alnus alpina minor. C. B. Pm. 428. Tournef. Inft. 587. % ?y De eerfte zoort, die een tamelyk hooge, dog geen breed uitkronende Boom kan worden, is hier te Lande zeer bekent cn gemeen; word ook in vele anderè Geweften in het wild groeijendc gevonden. Daar is nog een verandering van , beftaancie aiieen daarin, dat de Bladen wat langer en groener zvn, dog deze word weiniger gevonden: BOCCONE meld ook, en geeft Afbeeldingen van nog drie andese fa) Berg-Elzen, welkers onderfcheid hier in beftaat, dat de eerfte bleeke en "ladde of rouwer Bladen, als Ype Bladen heeft. De andere gekrulde , kleverige en getande Bladen. &De derde, breede, gekrulde, kleverige, gezaagde Bladen, dog deze worden hier te Lande niet gezien, maar veel in Italien gevonden. De twede gemelde zoort (§. 2. No. 2.), groeit in alle delen kleinder als de eerfte zoort ("No. 1.), en heeft wat langer, puntiger, meer gefnippelde Bladen, die van boven niet vet of kleverig, maar met eene zeer fyne wolligheid gedekt zyn, waar door ze wit- of grauw-agtiger fchynen, dog zynde aan de onderfte zyde nog witter, ook is deStam wit-agtig. Deze is hier te Lande vreemd, maar word gevonden in Hoogduitjcbland, Bobernen, Ooftenryk, Ongarisn; ook in de noordiyke Landen, als in Zweden, Notvoegen, cn elders. De derde zoort (§. 2. No. 3.J, groeit op de Bergen van Hoog-duitfcblaud, inzonderheid in Oextenryk en Ongarien: Komt met de eerfte in gedaante overeen, maar is in alle delen veel kleinder, het welk, naar alle geuagten, daar van daan komt, om dat ze op de Bergen groeit, dat veel meer andere Gewasfen doet klein bly ven en vermanderen. §. 4. De eerfte zoort of de gemene Els groeit in allerlei goede Gronden zeer wel, als die maar vogtig en vet genoeg is, want in drooge en fchrale gronden wil hy niet aarten; hy bemint het water zo zeer , dat, als de Wortels het water raken, hy niet, gelyk andere Bomen, tc minder, maar beter groeijen zal. Daar in tegen De twede zoort, of witte Els, groeit liever in wat faooser en drooger gronden. §. 5. De Els worci van Zaad voortgekweekc, hec welk in hec Voorjaar in een goede bearbeide grond, uit de veile hand, gezaaid word, en de voertgekomene jonge Bomen na 2 a 3 Jaren groeijens verplant worden. Zynde het Zaai]en dezer Bomen hier te Lande meeft het werk der Veen- en 'Woud-Boeren op veel Plaatzen, die ze in menigte tot verkoop voortkweken, om dat ze in zodanige Woud- en Veen-gronden zeer wel groeijen willen. Ouder als 3 a 4 Jaren moet men ze nooit Planten, omdat de oudere, zo wel geen groei vatten willen. Ook moet men in agt nemen, dat men ze by de planting niet aan hare Takken, nog minder aan aan deTop-iclieut inoeit, maar alleen een weinig de einden des Wortels, want anders willen ze niet opfchieten, maar blyven laag en kreupel. §. 6. Dewyl de ELS het vogt bemint, en zeer fchielyk opgroeit, ook niet zeer breekbaar, en dus heel beftendig tegen de Winden is, zo worden dezelve in deze vogte Landen met voordeel geplant, rondom Moes-, Vrugt- en andere Tuinen; of ook van binnen in Tusfehen-Verdelingen, van nieuw aangelegde Tuinen, indien dezelve groot zyn, om daar door met der haaft een Manteling te verkrygen. Ook worden ze om dezelfde reden, als mede om het Hout, veel geplant in de vogte Zand- ea Veen-agtige Gronden, gelyk by ons in de zogenaamde IVouden , rondom de Akkers of Velden, welke vervolgens doorgaans om de 738 Jaren tot Brandhout gekapt worden. Men plant 'er ook wel in de gemelde Plaatzen, wegens het Hout, gehele Bosfchén van, te weten, in vogte waterige gronden. §. 7. Ze worden ook wel gebruikt in de Phizier-Tuinen tot Scheer-Heggen, dog zelden , cn doorgaans alleen in plaatzen, daar, om de grote vogtigheid van de grond, geen ander Gewas groeijen wil, dewyl de Heggen met wel digt en gefloten worden, en derhalven niet zeer aanzienlyk zyn. §. 8. Het Hout van deze Boom brand wel, en maakt een goede Vlam, maar geeft niet zo veel hitte, nog duurt zo lang in het Vuur, als Birken-, .Eiken-, Boeken-, of Ypen-nout, dewyl het F 2 weekeï 00 EACCON in Mufeo P. 1. 138; 131. Tab. 36.  24 BESCHRYVING tan de ÈLSE-BÖOM. weeker van aart is; het is nogtans in deze en andere Provinciën het voornaam fte Brandhout, om dat het in deze lage vogte gronden, het beft groeijen wil, en düs het meeft geplant word. Men miakt 'er ook 100 of 1000 Hoüt van, naar dat het dik is, welk overal met de Schepen vervoert word, om te verkopen, enz. §. 9. De Kolen van dit Hout, worden tamelyk goed van de Zilver- en andere Smids geagt, dog zyn niet zo goed als die van Birken-hout, " 10. Het dikke Hout word ook van de Hol- en Wiel-draaijers veel gebruikt, om daar Schotels, Kommen, en andere dingen van te maken; waar toe het in agting is, om dat het, droog geworden zynde, niet ligt her ft : Ook worden 'er deze en gene andere Huisgeraden meer van gemaakt. Tot Timmcragie word hst niet of weinig gebruikt, dewyl hef te week is, en in de droogteen bigt zeer haaftig bederft; of van de Wormen verteert word; maar onder het Water, of Üh waterige en nwerasftge Gronden, is het zelve onvergankelyk; en men zegt, dat het daar in met der tydt tot Steen veranderd; gelyk 'er hier en daarin de Rafiteits-Kabinetten ftukken van dit tot Steen geworden zynde Hout getöont worden. Onder anderen meld de vermaarde Kruid-beichry ver jOHANNES BAUHINUS (a) dat hy teKeronaby Ulysfes Jldovrandüt, en te Penetien in het Cabinet van Franciscus Canceolarius, ftukken van deze Hout-ltenen gezien heeft , waar van t'effens in dit laatftgemelde Gabinct het volgende Vers tejeezen was: - , —— Pideas lapidefcere farni Cceruleo fub fonte Aïnum, filicisque maniplos Et palen intortos lento cum vimine cuhnos. Om welke reden het zelve voor dezen in iosfe en waterige gronden tot het maken van Paal- en Rooster-werken, om daar Huizen op te bouwen, gebruikt wierde, gelyk men töt Am/her dam, Penètien, en elders, genoodzaakt is te doen, om een vaft Fondament te verkrygen, en welkeTaal-werkenj tot Amflerdam, wegens de koftbaarheid van het Hout, Dag-huurenenz., dikwils de koften van het Gebouw dat 'er op gezet word, evennaren, zo niet overtreffen. Dog nu ter tydt word het zo veel hiet meer daar toe gebruikt, het zy om dat het fchaars en te duur is, of, om dat men het niet dik en lang genoeg bekomen kan. Men bedient zig in deszelfs plaats nu meeft van Maften, van. Dennen- óf Greinen-Houc, welke mea zegt( dat even eens in Het Water onvergankelyk zyn of zeer lang duuren. Dus worden nu dok de Pompen en Water-buizen meeft van Greinen-Hout'gemaakt, die men voor dezen van Elfen-hout maakte; hoewel het hier toe nog wei gebruikt word. §. 11. De Schors of Zaad-knoppen, word van de Verwcrs en Leer-bereiders gebruikt, om daar met Lakens, Hoeden, Leer, enz,, zwart te Verwen. De Schoenmakers leggen dezelve met kleine ftukken van oud roefting Yzer eenige Dagen in Water, of Water waar by wat Edik gedaan is ,• welk na eenige dagen zo zwart als Inkt word, en tót het zwarten van het Leer, enz., dient. Men kan ook de Vrugt of Zaad-knoppen tot het maken van Inkt gebruiken, in plaats van Galnoten. §. 12. Men zegt, dat de Melk in Vaten gedaan, die van het Hout van de twede Zoort, ot Witte Els, gemaakt zyn, meer Room geeft als in andere. Mogelyk dat dit ook gefchied in Vaten van de eerfte Zoort of gemene Els gemaakt; dat te onderzoeken ftaat. §. 13. De groene Bladen, 'sMorgens vroeg, als 'er de Dauw nog op is, vergadert, en in Kamers geftrooit wordende, daar Vlooijen zyn, en daar na over één Uur weer uitgevee^t! nemen de Vlooijenweg, dewyl ze op de kleverige Bladen vaft blyven, zo men zegt. " 00 J. BAUHINUS Hift. Plantar. Tom. 1. Cup. 6. VAN §• *• "1 ""%E EIKEN-BOOM. Deze Boom word in verfcheide Talen genoemt, als volgt; 1 ■ In het Nederduitfch, Eiken-boom. Eike. Latynfcb, Quercus. Hoogduitfcb, JL—^ Eych-baum. Eyche. Franfcb, Chéne. Engelfcb, Oake. Deenfcb, Ecgc-Trae. Ecge. Ziwedfcb, Eek. §. 2. Daar worden verfcheide zoorten van Eike gevonden, dog ik zal alleen melding doen van de zoorten die by ons het bekendft zyn, en het meeft geplant worden. 1. Df. GEMENE EIKE. Quercus vulgaris cum Ibngo (& breve) pediculo. C. B. Pin. 420. Tournef. Inft. 58"". Boerh Ind. Alt. 2. 177. Quercus vulgaris brevibüs ac longis pediculis. J. Baüb. r. 70. Quercus Dodon. Quercus vulgaris. Lob. Quercus foliis deciduis, oblongis, fuperne latioribus, ftnubus acutioribus, an gul is obtufis. Linn. H. Cliff. 448. Flor. fuec. 784. Mat. med. 426. Roj. Prodr. Ho. Hall Hefo lye 2. LAAGE EIKE, of HAAG-EIKE, ook S'paanfcbe Aaker genoemt.' Quercus parva five Fagus graxorum & Efculus Plinii. C. B. Pin. 428. Tournef. Inft. 583. Boerb. J. A. 2. 177. Phagus vel Efculus. * Baub. I. 70. Quercus foliis pinnató-finuatis IsevibttS, frueftu fesftli. Roj. Prodr. Tc. 3- De eerfte zoort, dat een der grootfte Bomen van allerlei zoort worden kan, groeit natuurlyk in vele Gcweftcn van Europa, A/ia en Africa, dog hy aart beter in de getemperde dan in heel koude ot zeer heete Lugtftrekcn ; en daar worden in zommige Landftreken, als in Duitfchland, Frankryk en Groot-Brittanien, Bosfchén van gevonden, die haar op verfcheideMyl weegs ufcftrdr- kca;  BES CHR Y'VING van de EIKEN-BOOM. 9j ken; maar hier te Lande vind men geen andere, als die door de Cultuur voortgezet worden. Zommige maken 'er verfcheide zoorten van, dog die vcrfchillen niet veel anders dan in dc groot- oi kleinheid der Bladen en Vrugten. Daar is nog een Mede-zoort of verandering van, met bonte Bladen, welke alleen van de Kruid Liefhebbers orn de zeldzaamheid, en verandèringe van Gewasfen,. gecultiveert word. Dc twede zoort, ofdc Haag •Eike, die een laage, kleine Boom of Heefter blyft, en ook kleinder en groender Bladen als dc vorige heeft, welke zeer gelykende naar de Bladen van de Haagdoorn, dog groter en vrat dieper gefneden zyn, «roeit natuurlyk in Spanjen en Portugal, van waar dezelve tot onzent overeebragt is, cn door de Cultuur voortgezet word. §. 4. De Eik'!-boom begeert van natuure liefft een hooge, drooge, góede zandhof fteen-agtige Aarde, weshalven dezelve veel op en aan de Bergen groeijen, hoewel ook in de Valleijen, of op vlakke clog drooge Gronden , gevonden word: Hy maakt veel en groote Wortels, cn fpreid dezelve diep in de grond uit; en hier uit blykt de reden, waarom dezelve in deze laage, waterige Provinciën zo weinig gevonden word, inzonderheid in de Klei-gronden, waar in hy niet aarten wil, ten zy die hoog boven het Water leggen, en in de diepte geen kwade ftoffe, als Uur, Knip-aarde, of Katte-klei, bevatten, ter contrarie van zommige Schryvers, welke zeggen, dat hy in allerlei gronden zonder onderfcheid wel flaagt, welk de ondervinding ten eenemaal Vegen fpreekt. 5. Dezelve word van zyne Vrugten, ó.\cEekels, of Eikels, oökJkcrs, genoemt worden, voortgetcelt, welke in 't vroege Voorjaar , na de Winter over te meuken geftaan hebbende, of ook zonder dar, in greppels, die 3 a 4 Voeten van malkander gemaakt zyn, gelegt worden: Opgekomen zynde , moet men de Grónd in de eerfte Jaren van het Onkruid fchoon houden, en de jonge Bomen iu vryheid groeijen laten, tot dat ze 6 a S jaren oud geworden zyn, als wanneer men ze kan verplanten waar men begeert, als dan de Pen-wortel iets kortende; dog men veronderftelt, dat ze wal ge% roek, en dus groot genoeg geworden zyn, anders zoude men iets langer moeten wagtcn. ^ Egter ftaat NB. aan te merken, dat, hoe jonger men deze Boom verplant, hóe beter dezelve in het vervolg groeijen en hoe fleuriger hy worden zal. Ook wil deze Boom niet gaarne veel aan zyne Takken befnoeit zyn, weshalven men van jongs op, zelfs by en na het verplanten, geen Takken van de Stam moet weg fnoeijen, dan alleen in de eerfte Jeugd, om een regte Stam te formeeren, indien die niet van zelfs bekwame!yk regtop fchiet, en vervolgens de Zuigers©F die veel fterker als de overige groeijen; nog veel minder moet men aan dc Top roeren? want dit zoude het opfchieten van de Boom, en het formeeren van een goede Kroon, ten ecnemaal verhinderen: De Takken die men aan de Stam gelaten heeft, worden daar na in het vervolg eenige jaren na de verplanting, als de Boom een Kroon heeft beginnen te maken $ tot aan de Kroon toe opgefnoeit. De bonte zoort (§. 3.) word door Inleggers voortgezet. §. 6. Deze Boom groeit zeer langzaam, en het is aanmerkelyk, dat die zeer oud worden kan: Men zegt doorgaans 300 Jaren, en dat hy in de eerfte Eeuwe, of in de eerfte 100 Jaren, aangroeit, in de twede ftilftaat, "en in dc derde Eeuw afneemt en vergaat: hoewel zommige aan deze ouderdom twyffelen; edog dat deze Boom niet alleen in zyn natuurlykc groeiplaats zo oud, als gemeld is, worden kan, maar zelf nog veel ouder, dit komt my meer als waarfchynlyk voor, om reden, I. Dat die zo langzaam groeit eti zo vaft cn hard van natuure is. 2. Om dat men van andere geftagten van Bomen aangetekend vind, dat die, als men de Hiftorien geloof byleggert zal, veel ouder als 300 Jaren ge worden zyn. De Heer BRADLEY verhaalt (a) van een zeer grote Engelfcbe Kaftanje'boom, die "tegenwoordig tot Tartwortb in Gloceftersbire in Engeland groeit , dat daar van gewag gemaakt is in een Boek, het welk aan den Koning JOH AN opgedragen is, waar in die Boom genoemt word, de groote of oude Kaftan) e-boom van Tartwortb, zo dat daaruit befloten kan worden, dat die Boom meer als 1000 Jaren oud moet wezen. Zo leeft men ook van twee zeer oude Plant anus-bomen , een te Delpbos, daar Atben. Lib. XV. Cap. 19. van meld; en de twede tc Capbia, in het Landfchap Arcadien, in Morea gelegen, door yhamemnon gezaait, waar van men by Plinius Lib. XVI. Cap. 44. Zeeft, welke beide Bomen ten tyde van Tbeopbrafius Erefius nog in wezen waren, behalveo meer andere. Kunnen nu zodanige Bomen zo een hoógen ouderdom bereiken, waarom zoude niet ook een Boom van zo een harde Natuur als de E;ken-boom is, meer als 300 Jaren oud kunnen worden? Ja het is meer als waarfchynclyk, dat 'er Eiken-beften in het Zwarte-woud, Bohemer-woud* Hans-woud, enz., welke overblyfzeis zvn van het oude Woud Silva Hercynia, dat geheel Gernianien in oude tyden overdekte, gevonden worden, die zo oud zyn als de eerfte corfprong van de Wouden zelfs is. §. 7. Dat deze Boom ook ongemeen groot worden kan, zulks betuigen mede de Hiftorien, en insgelyks de ondervinding in de gemelde grote Bosfchén. §. 8. Aangaande de Cultuur van de Haag-Eike, dezelve wil in allerlei goede gronden zeer wel tieren, dog bemint, gelyk de voorgaande, (§.4.) liefft 4e Zand-grónctóo, en word by ons doo? Inleggers voórtgetcelt, dewyl men *er hier te Lande zelden Vrugten van verkrygt. C 9. Wat nu aangaat het gebruik dat men van de Eihe-boom in de Tuinen cn tot andere Plantagicn maakt: Daar worden hier te Lande Alleés of Cingels op grote Buitcn-plaatzert van geplant, te weten van de gemene zoort (§. 2.No. t.), ten dcele, om dat de Bomen, groot geword'sm zynde, heel fraai ftaan;" ten deele. ook pm dc waarde van het Hout in het vervolg na dc roeijing; dog deze Planting gefchied meeft alleen in hoogeZand- cn andere Idsfe gronden, gelyk by óns inde ff ouden, om reeden te voren ( §. 4.) gcmel: , cn dewyl deze Bomen zeer gro at en uitt.'rronende kunnen worden , zo moeten ze ten minften op 25 & 30 Voeten tusfche f-wytte in de R :y geftelt worden. §. io. Men plant 'er in de gemelde plaatzea ook wel, om het Hout i-, het vervolg, gehele Bosfchén van, waar in de Bomen op ;o & ; j V'e-ven diftantie geir-dr tmn.m v/orden, dog met die Inter.tie, oni, als dc Bomen wat groet gew reen zyn, de helft te roeijen, om de reft wat meer ruimte en lugt tot aangroei te doen hebben; kunnende men dan met de groeide zyn voordeel doen: Oldertusfehen zo moet ik aanmerken, dat het meefte genot der Planting' van dit Houtj om dat het G Zelve 00 Wysgeerigc VcrliïHdelinjM Pa.;. 269.  ié BESCHRYV1NG van de El KEN-BOOM. zelve zo langzaam aangroeit ^ doorgaans niet voor den Planter zelfs, maar voor deszelfs Nakomelingen is: Edog dit geeft geen voldoende reeden, om daarom de Planting dezer Bomen geheel te verwerpen, in tegendeel, het ie feehoorlyk en zeer prysfelyk, dat wy zó wel voor onze Nakomelingen eenige zorg dragen, als Onze Voorzaten voor ons gedaan hebben; hadden die zulks agtergelaten, wy zouden waarlyk van Vele dingen, diewy nu bezitten, en onze nuttigheid 'er van trekken , ontbloot zyn. §. li. De gemene Eike wórd oök wel gebruikt, om 'er hooge en laage Scheer-heggen in PlaizierTuinen van te planten, die wel digt begroeijen, en heel cieriyk ftaan; dog nog fraaijer ftaan die, welke van Ac Haag-Eike (§. 2. No. 2.) geplant worden, weshalven deze doorgaans daar toe alleen dienen; kunnende de Heggen hier van tot 10 a ij Voeten hoogte groeijen, dog als men hoogerHeggen nodig heeft, moet men dé gemene zoort gebruiken. §.12. Het gebruik van het Eiken-bout aangaande, het zelve is , gelyk bekend genoeg is, een van dc befte, hardfte, en langftduurende zo fyne als groove Timmerage, wordende hoe ouder hoe harder. Het zelve word tor dien einde, dewyl het hier te Lande zeer weinig groeit, uit veel Geweftcn van het Noorden en Zuiden tol onzent gebragt, als uit deOoft-zee, van Riga', Revel, Nerva, enz., dog het meefte komt uit Duitfchland denRbyn af, het welk de groote Hout-vlooten, die jaariyks deze Rivier af komen, getuigen, die zomtydts zo groot en lang zyn, dat 'er 200 a 300 Menfchen opeen zodanige Vloot gebruikt worden, om dezelve te regeeren en te bellieren; zynde zodanige Vloot met Keuken, Kelder, Slagt-beeften, en allerlei Mond-hehoeftens voorzien; en waar uit men ligt kan afleiden, alsmien verder de overige koften, Tollen, enz., óverweegt, dat dit Hout in deze Nederlanden niet goed-koop kan zya. Dog daar word ook veel langS de Elbe en Weezer mar Hamburg en Bremen gebragt, dat vervolgens verder naar de Nederlanden en naar elders over de Zee getransporteert wörd. §. 13. Het zelve word in verfcheiderhande gedaanteovergebragt, als, heele Bomen, welke tot zwaare Balken cn Paal-werken gebruikt worden, of in Stukken of Blokken van Bomen van veelerlei lengte en dikte, waar uit allerlei Planken, Balken, Ribben, en Latten, op onze Zaag-molens gezaagt worden; of korte gekloofde groove ftukken, dat Wagenfcbot genoemt word : Ook zogenaamd Klap- - cn Staf-bout, zynde dunne, platte, korte, gekloofde Stukken van allerlei lengte; het welke dient tot het maken van Vaaten , Tobben , enz. Nog brengt men Krom-bout tot de Scheeps-Timmeragie, als mede Berkoenen van veelerlei dikte en lengte, het welk dunne Takken of jonge gekapte Bomen zyn, die tot Paal-werk en andere dingen gebruikt worden. §. 14. Ondertusfchen fchoon het Eiken-bout zeer hard is, zo is het nogtans, gelyk allerlei ander Hout, zeer ver (cheiden in deugd, zynde het eene dikwils veel harder en beter als het andere; ook het eene warr geren Jiet andere regtdradiger, al het welke af hangt van de Grond, Stand-plaats, en min of meer fchielyke groei. Het geen uit Duitfchland den Rbyn afkomt word doorgaans voor het befte gehouden, daaraan volgt het Noordfcbei Men zegt, dat het geen het welk in Yerland groeit, het hardft en langftduurende van allen, en byna, als Ceder-bout, onvergankelyk en niet aan de Wormen onderhevig is; maar dit word niet of zelden hier te Lande gebragt; dog'men heeft my verzekert, toen ik, inden Haag wezende, bet grote Zaal van het Hof van Holland bezag, dat het Kap- en Hout-werk van die vermaarde Zaal altemaal van Yerlandfch Eiken-bout gemaakt was. §. is. Volgens de gemelde verfchillige Eigenfchappen van dit Hout ("§. 14.) j dient 'er onderfcheid gemankt in deszelfs gebruik tot Timmer-werk, waar van ik, fchoon zulks aan ervarene Boumeefters, Timmer- en Schryn-werkcrs Bazen bekent is, eenige woorden melden moet. Het warrigfte Mout is, fchoon dat zulks doorgaans het hardfte en duurzaamfte is, niet zeer bekwaam tot fyn of cieriyk Timmcf-wcrk, voornamentlyk als het op dc Zon moet ftaan: By voorbeeld, tot Venfters-Ramen, Regel-werk, Blinden, Deur-, Venftcr-, en Schoor Been-bekledingen, Laaibrifeering, Vloeren, Tafels, Kabinetten, en ander cieriyk Werk, omreden, dat hec zelve doorgaans door de Zon en droogte fcheef en krom trekt en ook wel bard: 1 ot diergelyk gemeld en ander fyn Werk gebruikt men derhalven met meerder voordeel het Wagenfcbot, dat regtdradig is, of uit regtdraêige Bomen gezaagde Ribben, Planken, en Latten. Daar in tegen zo dient het warrige Hout, wegens deszelfs hardigheid en langduurigheid, by vütftek tot gróf werk, en daar het niet zo zeer op de zindclykheid aankomt, als by voorbeeld, tot Balken, Deur- en Venfter-Cozynen, Drempels, en al het geen in de open Lugt moet wezen, en dikte vereifcht, dewyl het zig dan zo fterk niet draaijen, of krimpen kan. §. 16. Wyders, gelyk allerlei hout naar de buitenkant, omtrent dc Schors, zagter en witter is als binnenwaarts, welke zagte binnenkant de Spint genoemt word, zo heeft ook het Eiken-bout veel van zodanige Spint , dog het eenemeer het ander minder, welke afhangt van een meer of minder fchielyke groei der Bomen, cn koude of warmte der Stand-plaats, hebbende dus fchielyk en op een lauwe plaats gegroeide Bomen van allerlei reflagte, de meefte Spint, dewelke zeer vergankclyk is, want in de open Lugt flurpt het water in, en vergaat haaftig door verrotting, daar ui tegen in de droogte word het ras van de Wormen doorknaagt en verteert; weshalven een kundig en oplettend Bouwmeefter of Eigenaar nooit zal dulden, dat het buitenfte Spint by het gebruik aan het Hout blyft, van wat zoort het ook Wezen mag. 17. Het Eiken-bout moet voor het gebruik ook noodzakelyk wel droog zyn, inzonderheid dat in Leflotene plaatzen gebruikt zal worden, cm daz het ander s door de nog in zig bevattende Zappen t die men den Eik noemt, cn van natuure zuur en fcherp zynde, vuurig en gelyk als verftikt word, en daar door zeer ras vergaat; ook moeten derhalven de" Bomen, voor dat gebruikt worden, ten minllen 2 a 3 Jaren in de opene Lugt en Regen gelegen hebben, op dat dezelve den Eik aliangzaamerhand daar uit trekke: Hier te Lande lege men het zelve, om dezen Eik uit te trekken, in verfch Water, te weten het zware Hout, en men laat het daar in r, 2 A 3 Jaren, naar mate dat het dik is, leggen; dog het kleinder Hout, als Wagenfcbot, Staf-hout, enz., legt men niet in het Water, maar men ftapelt het hol, en lugtig op malkander, en laat het dus in deopenc Lugt allengs- fcens  BESCHRYViNG v a n b k EIKEN-BOOM. jcens droogen , cn 'er de Eik uit trekken, dewyl het in het Water zyn Koleur verheft en onaanziertlyk word , ook in de Lugt gemakkelyk cn ras op gemelde wyze droog worden kan. §, 18. Vorders is het óok een zaak van geen klein belang, tot deugd van het Hout, dat het zelve op de regte tydt, namelyk in dc Winter, gehakt zy, dewyl het zelve anders minder duurzaam is, en haaftig van dc Wormen doorboort word. §. 19. Voor dezen wierdc het Eiken-bout meer töt het bouwen gebruikt als mi ter tydt, gelyk men aan de oude Gebouwen genoegzenm zien kan 5 tegenwoordig bedient men zig in deszelfs plaats, inzonderheid tot grof werk, meeft van Grenen*bwi j óm dat zul ks meet te bekomen , en beter koop . is, ook in de droogte j zo als men zegt, niet minder lang duuren kan; daar en boven niet zo zwaar zynde als het Eiken-bout, zo lyden de Gebouwen daar door minder laft of drukking; cn kunnen derhalven de Muuren ook dunner aangelegt worden, al het welke de kollen van het bouw en geen klein deel verligt, inzonderheid daar in deze Nederlanden buiten dat de Materialen, Dag-bnurea, enz., zeer koftbaar zyn: Waar by egter in pasïanf aanmerken moet, dat tegenwoordig veeltydts de Hooft-mu uren naar proportie van het Gebouw al te ligt gemaakt worden, net .welk dan noodza* kelyk moet veroorzaken, dat die Gebouwen zo lang niet kunnen duuren, als zé zouden dóen, wanneer die Muuren, mét een weinig koften meer te doen, maar een weinig dikker gemaakt wierden j En hier in winnen het de Ouden buiten tegenfpraak, dat ze hegter en fterker gèbouwt hebben als hedenciaagfeh meeft gefchied, hoewel niet zo net en gemakkelyk; dog de - fterke Bouwery der Ouden was in haar'tydt ook nodig en dienftiger als nü, tot haar befcherming in Öorlogs-tyden, dewyl men toen van geen zö geweldige Öorlogs-machines wille. §. 20. Het Eiken-bout is ook, als het wel droog is, een zeer goed Brandhout, het geeft goede hitte van zig, cn duurt lang, maar vlamt niet veel, ten zy het fyn geklooft is, en 'er veel by malkander legt, zynde mitsdien zo goed niet als het Boeken.bout. Ook zyn de Kolen van weinig waarde. ... . §. 21. De Schors van deze Boom wórd veel gebruikt van de Leer-touwers, cn is nier te Lande vry duur, wordende tot dat gebruik op expres daar toe gebouwde Wind-Molens klein gemalen; en dan Eik of Eek genoemt j en wanneer ze haren dien ft: tot Leerrbcreiding gedaan heeft, dan is het eene zeer nuttige Stofte voor de Tuiniers , en word dan Rund of Kif geticèten. §. 22. Aan de.Eiken-boom, te weten aan de Takken, en niet op de Bladen, groeijen de bekende Gal-noten, ook Gal-Appels genaamt,.(Lat* Galjaf) 5 welke, behalven hare nuttigheid ende gebruik in dc Medicyne en Cbirurgie, aan de VerWefs töt het Zwart-verwen, en töt het maken van Inkt dienen: Dog trien vind ze niet aan dé Bómen hier te Lande, nog in Hoog-duitfchland, of Frankryk * enz., maar ze kómen voort iö Afids omtrent Aleppo, Tripoli, en elders in de Levant. Op de Bladen dezes Booms groeijen ook dikwils, zo wel hier te Lande als elders, in de Najaars -tydt Weeke, fponfieufe, ronde Noten, de gedaante en hec aanzien hebbende als Gal-noten, dog wat kleinder zynde, waar iri doorgaans fcen Wormtje ftuisveft, dat ten laatften in een Mug verandert, endoor een gemaakt gaatje daar uit vliegt; maar dit zyn geen egte Gal-noten, gelyk zommige meenen, dog ze komen beide op eenerley wyze voort, namelye door.de beet van een zogenaamd InfeSt of Mug, waar door de fyne vezeltjes der Schors geledeeft zynde, een Uitwas doorliet toevloeijende Zap aangroeit, dat een kloot-ronde gedaante verkrygt, en dus dc gemelde zogenaamde Noten daar door ontftaan ; waar in vervolgens doorgaans em Wormtje groeit, door het Zaad dat het Infect ter plaatze van dc beet nedergelegt hadde^ en in de Noot begroeit is. Aanmerkelyk is het geen dc Ouden van deze Noten Waanden, namelyk, dat men daar uit jaariyks dc Vrugt- of 'Orivfugtbaarh'eid, Befmettelykè of Gezonde Lugt konde voorzien en voorzeggen; want zy geloofden, dat, wanneer men een zodanige Noot, die niet doorgaat is, opent, en dat daar in een Wormtje gevonden word, zulks een Onvrugtbaar Jaar en duurte voormeldeJ en zo 'er een Mug uitkomt, zulks een aanftaandc Oorlog , maar een Spin, befmettelykè Ziekten", vóorzeide : En dit word nog heden van zommige voor waarheid aangenomen en vertelt, maar dat dit beuzelingeri zyn , die geen grond hebben, leert de aart en wyze van de voortkoming dier Infeclen, en de ondervinding zeer klaar. .. .... §. 23. .Om een goedé zwarte inkt te maken, zo neemt Gal-noten 10Lood , Vitriool 6 Lood , Gummi Arabicum 4 Lood, ieder byzonder grof geftoten zynde, zo mengt het onder elkander,, doet het in een verloode Por, en giet daar op 4 Pond, (dat is omtrent twee Mingelen) Rooden Wyn, of in plaats van dien maar dun Bier, zet het een dag a 14 iri dc heete Zon, of opeen andere warme plaats, zo zal bet een zeer goede zwarte Inkt zyn. §. .24. Op de dikke Takken van deze Boom groeit Ook zomtydts eert patuurlyke byzondere Plant, dié Marentakken, (Lat. Vifcum) genoemt word, dog word zeer zelden daar aan, maar meer op andere Bomen, als op de Appel-boom j Peer-boom, Pruim-boom, cn andere gevonden. Hen zelve word voor een Specifica middel geagt voor Convulfien, inzonderheid voor de vallende Ziekte (a), en hooftzakelyk die welke aan de Eike-boom groeijen. ' Daar word Ook in Duitfchland, Frankryk, Italien, en elders, een Vogel-lym uit gemaakt, welk gefchied óp de volgende wyze : Men neemt deze Marentakken met zyn Beften,' óf een van beide alleen, men ftampt zulks in een Vyzel heel klein, dan ftelt men het geftamptc in wat Water op een warme plaats , Of in warme Paarde-Meft, een week 2 a 3 te rotten ?_ daar na wafcHt en fpoelt men zulks een tydt lang met Water, zo zal 'er op het laat ft een zeer taaije Lym overblyven; welke men, als die tot het Vogelvangen wat te dik is, met wat Terpentyn en wat Note-oiie fmeerende temperen en bekwaam maken kan. Deze Lym heeft ook veel nuttigheid in de Medicynen. Dog wyl de Marentakken in het algemeen aan allerlei Bomen zeldzaam gevonden word, zo maakt men deze Lym tot de Vogel vangft oök van de Hulji-boom, waar van hier na. §. 25. De Vrugten van deze Boom of de Eikels, dienen om de Verkens daar mede te meften, het welk in die plaatzen daar men groote Bosfchén van deze Bomen heeft, gefchied op dezelfde wyze als te voren by de Bocke-boom gezegt is ("§. 13.): Het Spek van zodanige gemefte Verkens word voor 't befte van allen gehouden, want 'tis vaft Wit en zeerfmakclyk, 't welk de vermaarde WeCcpbaalfi G 2 Hammen «*) B'RAD.LEY Wysgecrige Verhandelingen, enz/  28 BES CHRYVING tan ds EIKEN-BOOM. Hammen, cn dc Bronfw.y ffe-Jietwerftén-, die overal verzonden worden, getuigen, want in die Landen de Verkens op dé gemelde wyze met deezeVrugt doorgaans gemeft worden, hoewel het waarfchynelyk is, dat het Climaat; cn de Stofte tot het rooken, dat Hout is, ook veel tot de geurigheid van die dingen toebrengt. 26. Men vind in de Hiftorien aangetekent, dat de Eikels in aloude tyden tot Spyze en zelf tot een lekkere Spze aan de Menfchen gedieöt zouden hebben, gelyk onder anderen Plinius daar van getuigt : Dit zyn zeer denkelyk niet de Eikels van onze gemene Eiken-boom geweeft, als dewelke zeer wreed, onfmakelyk, en géenzints lekker, ook zelf, veel genuttigt zynde, volgens het getuigenisfe der Doctoren in dc Medley tien > ongezond zyn: Men heeft wel Exempels dat Menfchen in duure tyden en hongers nood, onze gemene Eikels gegeten hebben, maar dit is géenzints om de fmakelykneid, maar uit nood gefchied, en ze zyn 'er ziek van geworden. Maar wat zoort van Eikels dc gemelde Spyze der Ouden dan eigentlyk geweeft is, is onzeker, zommige menen de Eikels van de twede te voren genoemde zoort (§. 2. No 2.); andere, de Eikels van de Steek-Eiken-boom (Lat. Llex) , waar van hier 11a, die ook zoet en fmake/yk zyn, en welke men zegt dat nog heden in Spanjen, daar ze veel groeijen , even als onze Keftanien in de Winter-tvdt tot een lekkere Na-fpyzé gegeten worden. Dog hoe het zy, het is zekerlyk een zoort van Eikels ge weeft die hier te Lande niet natuurlyk groeit, en ons onbekent is. §. 27. Het is aanrnerkelyk, dat de Eiken-boom in aloude tyden by dc Grieken en Romeinen, volgens de Gedenk-fchriften, zeer hoog geagt geweeft is, aan dezelve groote Eer bewvzende, zelf gebruikten ze die voor eenörakcl, naar de Heidenfche bygelovige wyze, om dezelve" in dringende nood om raad te vragen, wat haar te doen ftond, of overkomen zoude, want zy daar uit een antwoordende ftem, het zy door twee Duiven of twee Jongvrouwen, vernamen (a). Jaa deze Orakel-boom was by hen zodanig geheiligt of in waarde, dat zo iemand, die dezelve wrewelmoedig kwam te fchenden, met de dood geftraft wierd. Dat deze Boom reeds in de eerfte Eeuwen geagt en in waarde, jaa in grote waarde gehouden is, zulks fchynt te blyken daar uit, om dat van dezelve op vele plaatzen der heilige Bladen gewag gemaakt word, als Gene/. Cap. XII: vs. 6. XIII: 'vs. 18. XVIIl.-w. 1. XXIV: vs. 20. XXXV: cj. 4. 8. ISam. Cap. XVII: vs. 21. IlSam. Cap. XVIII: vs. 0. Joft Cap. XXIV: vs. 26. Judic. Cap. VI: •vs. 11. fef, Cap. LXls vs. 3. LXIV:»Jxkii. '§. 28. Ten laatften moét ik , aangaande de gemene Eiken-bomen, nog aanmerken, dat deszelfs jonge Bladen, Schorsze, Akers, en Doppen der Akers (Cupulcs), eoa verkoelende en t'zamcntrekkende kragt hebben, cn derhalven zeer geprezen worden, voor allerlei Buik-loopen, Blocd-fpuwen, Bloèd-pisfen, al te fterke Stonden, _ en inwendige Wonden: Men gebruikt dezelve in Water of in goede Wvn, naar de omftandigheid, ge ookr zvnde, van welke Drank men 's Daags eenige Romers vol drinkt; of men gebruikt de gedroogde Bladen of Akers, fyn gepoeijert. DeDecoctie van de Bladen, is ook een goed middel voor een zêereK'eel, daar mede gegorgelt wordende. §. 29. Meh zegt, dat het vogt van Reegen, dat op een afgekapte Eiken-boom eenige tydt geftaan heeft, de kragt heeft om de Wratten en allerlei Vlekken des Ligchaams, die niet van de geboorte af geweeft zyn, te verdry ven, als men die dikwils daar mede wafebt; het ftaat ligt te onderzoeken, en indien dat waar is, zo zal het Aftrekzei van het Eiken-hout of Takken, of van Galnoten, zeer waarfchynhk dezelfde uitwerking doen. Dit weet ik zeiper, dat, om de Wratten te doen weggaan, geen zekerder middel is, als het Menftruum Muiier is, dit ik niet nalaten kan by deze gelegcndheid te melden, tot dienft van die gene die het nodig mogten hebben. §. 30. Daar zyn nog eenige zoorten van Eikel-dragende Bomen, dié tot Geftagt van den Eiken-boom behoren; dewelke ik, fchoon ze in onzePlantugien niet wel natuurlyk in dV opene Lugt groeijen kunnen, nog met eenige woorden, inzonderheid ten opzichte van haregroei-phats, Buccighcid en gebruik, aanroeren zal, als: j. K U R K - B O O M. Nederduitfch, Kurk-boom. Kork-boom. Vloc-hout. Pantoffel-hout. Latynjcbs Suber. Hoegdniifcb, Körch-baum; Pantoffel-holtz. Franfcb, Licge. Engelfcb i Kork-Tree. Deenfcb, KorkTrae. Zweedfcb, Kurk-Trae. By de Botafiici word dezelve genoemd. Suber latifolium, perpetuo vvrens. C. B. Pin. 424. Tournef. Inft. 584. Boerh. J. A. 2. 178. Suber latifolium. J. Baub. 1. 103. Phallos, ftve Suber. Dodon. Suber latifolia. Lob. , Quercus foliis ovato-oblcngis indiyifis ferratis, cortice rimofo. Linn. H. Cliff. 44S. Mat. med. 427. Roj. Prodr. 81. Van deze Kurk-boom, worden twee zoorten befchreven, een altyd-groenendfc, cn dc andere met afvallende Bladen, dog dit onderfcheid zegt men dat alleen afhangt van de min of meerder warmte van het Climaat. Daar is ook nog een mede-zoort van, met fmaller, langer en niet of minder gckcrteldc Bladen. §. 31. Deze Bomen groeijen tot een hooge Boom , cn haar natuurlyke groei plaats is Spanjen^ Portugal, Italien, Provence, Languedocq , Gafconien, cn de Pyrsneejcbe Apenninifcbe gtbergtens, enz. §. 32. Deze Boom heeft een zeer dikke, zagte, porcufc Schil, welke dc bekende Kurk is, die in de gemelde Landen afgefchilt en overal verzonden word, groeijende weer een nieuwe Schors aan de Boom, en welke Schors of Kurk zeer vele nuttigheid rnde gebruik in 's Menfchen leven heeft. Ze word veel gebruikt, gelyk bekent genoeg is, tot Proppen, om Flcsfchen , 'Ponnen, cn andere dingen te floppen ; en het is zeer aunmerkelyk, dat de Kurk, fchoon 'er poreus en heel gegaat uitziet , evenwel zo digt flopt, en geen de mmfte vogt doorlaat. Aan de Visfchers is de Kurk van een groote gebruik om hunne Netten in het Water boven te houden, want, fchoon dit door middel van ftuKken O) Virgi-1. Georg. 2 vs. 16. Ovid. L. 7. Fsb. 25. vs< 630.  öè'SCHfctvittG vas *t ËIKÊN'BOOM. ^ ftukken Hout konde gefchieden, zülks zoude riogtans de Netten veel zwaarder en ongemakkelyker te hanteeren maken. De Kurk word ook gebruikt op de Schepen, aan het Touw-werk, en anderzints. De Schoenmakers maken 'er Winter fchoenen voor Mannen cn Vrouwen, en Pantoffel-zooien voor zêer-vo'etige Menfchen van, waar van deze Schors öok de naam van Pantoffel-bout gekregen heeft; ook leggen ze dezelve tusfehen de Zooien van Schoenen enMuiien, ten deeie om dë warmte in de Winter-tydt, ten dcele om dezelve te verhogen. Men zegt, dat men in de Landen daar de Kurk-boom veel groeit, als in Spanjén en elders van binnen de Huizen bekleed, en zelfs de Dakken met dekt. In Spanjen word de Schors ook in <*edekte Potten tot een zwarte zeer ligte Afch gebrand, die Spaanfcb zwart genoemt, en tot het fchilderen gebruikt word. Behalven meer andere huishoudelyke'dienlien van feïcurk-boom: Dus heeft dezelve ook zyn nuttigheid endfc gebruik in de Medicynen, komende in kragten na genoeg over een met de Eikei 2. S T Ë E JV - E I K E. §. 33. De verfchillige Namen zyn, 111 het Nederduitfch, Steert-Eike. Steen-Palmen. Groten llcx. Latynfcb, Ilex. Groot-Flex. Hoogduitfcb, , Stein-Eiche. Stech-Eiche. Stein-Palmert. Stech-Palmen. Franfcb, Cmene-vert. Yeufe. Engelfcb, The-Holm-Oak. Marlet-Oak. Deenfcbi Steen-Eege. Zweed t co, Sc.een-ii.ek. §. 34. Daar zyn drie zoorten vf.n , welke by de Botaniften genoemt worden, i. De STEEN-EIKE, met lange gezaagde Bladen. Ilex oblorigo ferrato folio. C. B. Pin. 424. Tournef. Inft. 583. Boerh. J. A. 2. 178. llexarborea. J. Bauh. 1. of. Ilex. Dodo». Ilex Arbor. Lob. Ilex ariguftifolia. Tabern. icon. 969. , Quercus folns ovató-óblong* indivifis ferratis , cortice integro. Linn. H, Cliff. 448. Ètoi, Prodr. 81. 2. De STEEN-EIKE, mee frmlle ongezaagde Bladen. Ilex folio ahgufto non ...erraro. C. B. Pin. 424. Tournef. Inft. J83. Quercus foliis oblongo ovatis integerrimis. Roj. Prodr. gr. 3, - De STEEN-EIKE, met ronder en weeker Bladen. Ilex folio rotundiore, molli ■ modicique finuatö, five Smilax Theophrafti. C. B. Fin. lik Tournef. Inft. 583. Boerb. ff. A. 2. 177. * J Smilax Daleeha.mpii. J. Bauh. 1. 101. Ilex major. Cluf. H. 23. Daar worden by Tournefort nog twee Mdde-zoorteri van gemeld, als de eene met Bladen als Hulfl en de andere met op beide zyden wollige Bladen, van Montpelier; dog deze zyn z< ldzamer- wordende de voorheen gemekte drie zoorten het meeft gevonden. ' Dezelve groeijen natuurlyk in Spanjen, Italien, Provence^ en Languedocq, alwaar op zommieé plaatzen geheele Boslchen van gevonden worden. §. 35. Deze Bomen worden veeltyds niet zo groot als de Eiken-boom, maar verkrygen door gaans, wat inih of meer, de grootte van een groote Appel- of Peer-boom; en dezelve behouden ha re Bladen liet geheele jaar door j welke boven op grauwagtig groen en onder witagtig zyn of bruinzwart van koieur. 0 J * §. 36. Aangaande het gebruik dezer Bomen, dezelver Vrugten of Eikels zyn, rvp zynde zwarten zo groot als onze gerneene Eikels, maar hebben van binnen een witte Kern, of een Vïeefch dat zoeten aangenaam van fmaak is; en deze Eikels worden, zomen zegt, in Spanen in de Herfft- en W inter-maanden naar Salamanca en andere Steden ter Mérkt te koop gebragtj en van de Spanjaam « gelyk by ons aehajsazw., g^—on. En het is W&irfchynlyk, dat PLINIUS van deze Eikels fpreekt daar hy in zyn y.-e Boek\m het 16 Capittel zege, dat de Eikels hedendaagfeh heel Spanjen door in het laatfte van de >.'a?.l?ydt op de Tafels verfchyncn; als mede, dat hét deze zoört van Eikels is die men in de aloude tyden tot Spyze gebruikt beeft (§. 26). ' ' Het Hout dezer Bomen is zeer hard j en word in Spanjen gebruikt tot Timmer-wérk • Het is ook een goed Brandhout; en daar worden in die plaatzen, daar dit Hout veel groeit veel Kooien uit gebrand, tot fineltmg van Metalen, en voor de Zilver- en andere Smits, welke zeer gea<~ worden dewyl ze een fterke hitte geven, het Vuur lang houden, en het Hooft met geen fterke damp bezwaren. ^ 3. CARMOZYN-BOO M. §. 37. Dit is een Mede-zoort van de voorgemelde Steen-Eike en word in verfcheide Ta'en ce noemt, als volgt: Nederduttjcb, Carraozyn-boom. Kermes-boom. Schar/aken-befie-boom" Klei' nenllex. Grcm-boom. Latynfcb, llcx coccigera. Coccus infecloria. Hoogduitfcb, Carmozvn" beer-baum. Kermes-baum. Scharlach-beer baum. Franfcb, Graine d'Ecarlate. Engelfcb Scar le-berry-Treé. Chernes berry-Trce. Deenfcb, Kermes-Tras. Zweedfcb, Kermes-Tree * Van de Botaniften word dezelve genoemt: Ilex aculeata coccigiandifera. C. B. Pin. 425. Tournef. Inft. $83. Boerb. % A. 2.177 Ilex coccigera. J.Baub. 1. icó\ Cluf. H. 1. 24. * 77 Ilex minor j coccigera. Dodon. Coccus infecloria. Lob. Quercus foliis ovatis dentato-fpinofis. Roj. Prod. 8L §'. 38. Deze altyd-grocnende Boom groeit in het' wild in de warme Landen, als in Provénci ■ Languedocq, en Spanjen, ookm Candien, Griekenland, en irt meer andere Plaatzen van de Levant' Heefter6 Z° gl'°0t vor3Se > maar blyft klein en groeit dikwils ftruikig als een §. 39. Aan deze Boom groeijen de Beften of Greinen, waar mede het koftelyke Scharlakenrood cn H het  3o BÈ'SCHkYVING van dé EIKE N-B OOM. hec Purper éeverft worden, welke Befien genoemt worden in hec Nederduitfch, Carmezyn-befien. Sehariake-befien. Kermes-greinen. Latynfcb, Coccus baphica. Coccus tincloria. Coccus infecloria. Granum tinftcrium. Granam Óhermes. Kermes. Scarlacum OfHcinar. Hoogduitfcb, Scharlach-becr. Chermes Körner. Carmozyn-beer. franfcb, Graine d'Ecarlate. Chermes. Engelfcb, Scarles-berry. Kermes-berry, enz. Maar dezeïkfien zyn geen naruurlykc Vrugten des'Booms, want deszelfs waare Vrugten zyn Eikels , van gedaante en grootte ais onze gemene Eikels; het zyn.Uitwasftsdié aan dc jonge Takjes en Bladen in het Voorjaar voortkomen, op dezelfde wvze als de Gal-noten (§•, 22.), namelyk door de Beet van een klein Infect, dat zyn Zaad daar nedcrlegt, het we/fc ver', eigens in de Befie"begroeit, en daar in door de warmte der Zon uitgebroeit word, cn''ef zeer kleine roode Wormtjes uit ontdaan. Deze Befien verkrygen de grootte, min of meer,' als een Erf te, zynde eerft groenagtig en worden daar na als ryp of volkomen geworden zyn, welk'in hec midden van de Zomer gefchied, rood, als wanneer ze van de Bomen afgezogt, vergadert en in de Zon op doeken te droogen gelegt, dog alvorens met Azyn befproeit worden, om de ■Wormtjes, welke dc roode Koleur hooftzake/yk uitmaken, te doen fterven, die anders in een vliegend InfeSb veranderen, en wegvliegen: Waar na deze gedroogde Befien overal verzonden worden; cn men zegt, dat de Menfchen in die Landen daar ze veel groeijen, inzonderheid in Provence en Languedocq , 'er een fchone winft met doen. §-. 40. Uit deze C&rnvO'm-befien worden ook verfcheiderhande fchone Verf-ftoffen geprcepareert, tot gebruik van de Fvn-fchilders, als Lak , Carmyn, enz. 41. Behalven deze nuttigheid van de Carmofyn-befien tot het Verwen en Schilderen, zo hebben dezelve ook een groot gebruik in óeMedicynen; men maakt in die Landen daar deze Befien veel groeijen, inzonderheid'i'n Provence en Languedocq , een Syroop van, die overal verzonden word, en tot het maken van de vermaarde Confectio Alkertres dient; welke zeer in agting is ende gebruikt word voor zwakke Menfchen; want ze fterkt het Herte, de Herzens, en alle Levens-geeften zeer, en vervroiykt het Gemoed ; zynde midsdien een deftig middel voor Fiauwtens, Zwymelingen , Heïtklopping, Melancholie en Hypochondrie, als mede voor Menfchen die door de eene of andere Ziekte, of door vermoeijing, kragteloosgeworden zyn: Tot alle deze gebreken is ook dienftig de Esfentz of Tinctuur, die door raiddel van de drooge Befien op befte Spiritus Pini, of op Roze-water, waar in eenige druppéls 'Spiritus Viirïoli gedaan zyn, te trekken, gemaakt word; en die ieder in zyn Huishouding ligt zelfs maken kan; weshalven ik deze Tinctuur hier hoofdzakelyk bybrenge; indien men 'er wat Canneel, van het buitenfte Geel van C trosn-fcbillen, een weinig Amber-grys en Benzoin, by voegt, zal de Tinctuur zo veel te kragtiger en geuriger zyn, en mag met regt eene Tinclura Regia genoemt worden; men gebruikt daar van 10 a ij Druppels in goede witte Wyn, of in eenig ander Vogt. §. 42. Daar zyn ook nog twee andere Zoorten van Carmofyn Koleur en die aan de Gewasfen voortkomen , en tot net Verwen en Schilderen, in plaats van de gemelde Carmo/yn-bejien, en wel het meeft gebruikt worden, de eerfte word doorgaans Chocbenillie genoemt, en word gevonden in de tyefi-indïèn aan een zoort van Vygeboom (Opuntia); zynde kleine zeer roode Wormtjes of Mugjes, in de gedaante als kleine ronde roode Befien, welke de Fijers van Infetten zyn, vergadert worden. De twede zoort vind men aan de Wortels van een zoort van Weeg-gras (Polygonum Coccigerum C. B. Pin.) in Polen; dog men vind ze ook wel op andere plaatzen aan de gemelde Wortels, maar niet zo veel, nog zo goed van Koieur, en deze Poolfche Carmofyn word byna zo goed geagt als de CbochenilUe en Kermes-befien ■, zelfs ook in de Medicynen. VAN §• i- "f~""\ E ESCH-DOORN. Deze Boom word genoemt, in het Nederduitfch, Efch-doorn. 1 F) Boog hout. Luit-hout. Schotze-Linde. Latynfcb, Acer. Hoogduitfcb, AhornJLJP Baum. Ahorn. Masholder. Franfcb, Errable. Engelfcb, The-commun-Mapte. Deenfcb, Lun. Zwecdfcb, Lön. Lunn. § '2. Hier van worden zes zoorten gevonden, als: 3 1. De GROOTE ESCH-DOORN. Acer montanum candidum. C. B. Pin. 430. Tournef. Inft. 615. Boerh. J. A. 2. 234. Acer major, multis falfo Platanus. jF- Baub. 1. 168. Acer major. Dodon. Lob. Acer foliis palmatis obcufé ferratis, ^floribus fub-apetalis racemofis. Linn. H. Cliff. 143. No. 1. Acer foliis quinquelobis acutis obcufé ferratis, petiolis canaliculatis. Linn. Hort Upf. 03 2. De GROTE ESCH-DOORN, met Bladen als dc Platanus, Norweegjcbè Efch-doorn genoemt. Acer montanum tenuisfimis & acutis 'foliis. C. B. Pin. 431. Aceris majoris Varietas J. Baub. 1. 168. Acer montanum Orientalis, Platani foliis atroverentibus. Plukn. Pbytogr. tab. 252. fol. r. Acer Platanoides. Nunt. IVor. Oeff. Hifi. tab. 57. Tournef. Inft. 615.' Acer foliis palmatis acuté-dentatis, floribus corolla fpaciofis corymbofis. Linn. H. Cliff. 145. Roj. Prodr. 459. Acer foliis quinquelobis acuminatis, acutéque dentatis. Linn. Flor. fuec. qöi. 3. De KLEINE ESCH-DOORN. ' J Acer campeftre & minus. C. B. Pin. 431. Tournef. Inft. 615. Boerb. J. A. 2. 234. Acer vulgare, minore folio. J. Baub. 1. 166. Acer  B E S C II R Y V i n g van d é e s c h-d OöRN. 31 Acer minor. Dodon. Acer. Lob. Acer foliis tripartito-palmatis, laciniis utrinque emarginatis obtulis, cortice mlcato. Linn. H, Cliff. 145. Roj. Pro lr. 4^9. 4. De KLEINE ESCH-DOORN, met driehoekige Bladen. Acer trifolia. C. B. Pm. 431. Tournef. Inft. 615. Boerb. J. JL 2. 234Acer inonlpcsiulanum. J. Baub. 1. 167. Acer foliis trilabis integerrimis. Roj. Prodr 459 5- De VIRGlNISCflE ESCH-DOORN. Acer Virginianurn, Folio majore, fubtus argentco, fupra.viridi fplendente. Plukn. Almag.7. tab. 2. fol. 2. Catejb. Carol. i. 62. tab. 32.' Boerb- J. A. 2. 234. Acer Virginianum, folio fubtus incano, flosculis ver'idirubentibus. Herm. Parad. 1. tab. r. Acer foliis palmato-angulatis, floribus ftjbapetah's fesfüibus, frueftu pecunculato corymbofo. Gronov. Vtrg. 41. Acer foliis quinquelobis, acuminatfeacute" ferratis, petiolis terenetibus. Linn. Hort. Upf. 94. 6. De GROOTSTE V1RG1NISCHE ESCH-DOORN. Acer maximum, foliis trifidis & quinquefidis'. Plukn. Almag.7. cah- 123. fol. 4 & 5. Boerh. J. A. 2 234. Negundo'perperam difta, Arbor Virginiana» Hort. Bèatentpnt. Acer foliis compofitis. Linn. Hort. Cliff. 144. Roj. Prodx. 460. §. 3. De eerfte en twede zoort (§. 2. No. 1,2.), dat grote uitkronende Bomen kunnen worden, en van zommige t'onregte voor de Platanus gehouden zyn , groeijen in hrt wild natuurlyk on de btrgt-gtigc \A-Mt7.en\sn Duitfchland, Ooftenryk, Z-vj'.tzefluni, Frankryk, Italien, cn elders. Dog dc twede zoort is zeldzamer; maar die word meer in de nöordlyke Landen, ais, m Norwegen, en Zweden gevonden. De derde zoort ("§. 2. No. 3O of kleine Efcb-doorn > die Heefteragdg groeit, word gevonden op veel plaatzen van Duitfchland, en elders in Berg- en Bofch-agtige plaatzèn, ook veel iraft de Tuinen en Akkers, in de Heggen, en elders, als mede dikwils omtfenc de Rivieren en Beeken. De vierde zoort (§. 2. No. 4O, word meeftaZ/een gevonden in dcBerg- en Bofch-agtige plaatzen, en inde Heggen, der warme Geweften van Frankryk, Italien, en elders. De vyfdè en zesde zoorten zyn buitenlandfcheGewasfen, groeijende natuurlyk in Virginien en Carolina; kunnen heel grote Bomen worden, maar zyn by ons zeldzaam. Van de eerfte, twede, en derde zoort zyn 'er Mede-zoorten die Fraaije bonte Bladen hebben; en van de vyfde zoort is een verandering van met fraaije fcharlake roode Bloemen. §. 4. Ze willen alle in allerlei goede Zand- of Klei-agrige gronden zeer wel groeijen, dog beminnen liefft de eerfte; ze kunnen ook tamelyk tegen een vogte Grond, en verdragen alle ongemakken des Winters; dog de zesde zoort, als mede de bonte, zyn wat gevoelyger, en begeeren derhalven een goede warme Stand-plaats. 5. De Vermeerdering kan gefchieden door het Zaad,, maar dewyl zulks hier te Lande niet of zelden wel ryp, en dus tot de Zaaijing niet bekwaam word, zo worden ze door Uitlopers, of door In legging voortgezet, dat gemakkelyk gefchied. §. 6. De twee eerfte of grote zoorten van Efcb-doorn groeijen fchielyk op, en worden in de Tui • ncn rrehruikt tot Alleés en Cingels, hoewel zelden, dewyl ze ;tecn digt geflotene, aanzienlyke Kronen maken, cn daar en boven niet zeer beftendig tegen de Wind zyn; want haar Hout broos en ligt breekbaar is. Ze worden derhalven doorgaans, gelyk ook de tweè laatftgemelde vreemde zoorten, ^alleen om de verandering van Gewasfen hier of daar, op een gevoeglyke, voor Winden gedekte plaatze in de Tuin, of in de Bosquet, geplant. 7. De twede zoem, of kleine Efcb-doorn, is bekwaam tot Scheer-heggen, maar om dat die niet zeer digt gefloten en ocgzienlyfc worden, ten ware in befchaduwdeplaatzen, onder andere Bomen, daar anders geen Gewas groeijen kan; dewyl ze in zodanige plaatzen voor andere groeijen willen. De vierde zoort, word alleen om de Lief hebbery hier te Lande gekweekt, cn ergens in de Tuinen op een warme plaats geplant, dewyl ze onze Winter-koude wat vreeft. §. 8. Aangaande het Öeconomilche gebruik van den Efcb-doorn, het Hout van de eerfte en twede zoort, word, dewyl het zeer wit, effen, taai en zagt te bearbeiden is, en niet ligt berft; geagt en veel gebruikt van de Muficale Inftrument-makers, tot het maken van Violen , Harpen, Luizen, enz.; waar van het de naam van Luit-bout op zommige plaatzen verkregen heeft. Wordende wyders ook gebruikt van de Cabinet-makers en Schrein-werkers, als mede van de Draaijers, tot allerlei glad en cieriyk Werk, als Cabinetten, Tafels, Lyften, Stoelen, Schotels, Kommen, en meer andere Huisgeraden. Het Hout van de Kleine zoort, (§.2. No. 3.3, word mede veel geagt van de Cabinet-makers, en wel hoofdzakelyk deszelfs Wortels zeer gezogt, om dat die met mooije bruine Aderen of Vlammen doorgroeit zyn, waar van imDuitfchland en elders zeer fraai ingelegt Cabinet-, Tafel- en ander Werk gemaakt word. Het Tafel- en ander Werk van deze zoorten van Hout is reeds in oude tyden in hooge agting geweeft, zulks blykt by PLIN. Lib. 16. Cap. 43. MARTIAL. Lib. 14. Epigr. 90. VIRGIL. 2 en 5. 112. OV1D. Lib. Amor. Eleg. 11. vs. 16". §. 9. .Tot Branding is dit Hout niet veel waard, om dat het weinig vlam en hitte geeft, en van korten duur is. §. 10. De Bladen zyn dienftig tot bedding van het Vee, dewyl ze niet ligt rotten, en een goede Mefting worden. Ha VAN  Pag. 3* VAN DÉ §• l- | 2 SSCHEN-BOOM. Deze Boom word iri verfcheide Talen genoemt, als volgt; iri wr\ het-.Nederduitfch, Esfchen-boom. Esfche. Latynfcb, Fraxinus. Hoogduitfcb^ X-J E/èh-baum. Efchern. Franfcb, Fréne. Engelfcb, Afch,Tree. Deenfcb, EskeTrae Esfc Zvoeedfcb-, Aske-Traé. Ask. §. 2. Daar worden drie Zoorten van gevonden, als: i. De GEMENE of GROOTE ESSCHE.. VELD-ESSCHE. Fraxinus cxcelfior. C. B. Pin. 4.16. Tournef'. Inft. 577. flore petaloide; mas & frugifera; fce- mina. Boerh. J. A. 2. 171. Fraxinus vulgatsor.. J. Baub. 1. 174-. Fraxinus. Dodon. Lob. Fraxinus floribus nudis. Linn. H. Cliff. 469. Flor. fuec. 830. Mat. med. 475. Roj. Prodr. ng6t Hermafrodüus £f fcemina. v 2. STEEN-ESSCHE. WOUD-ESSCHE. KLEINE-ESSCHE. MANNA-BOOM. Fraxinus humüior üvc 2. Theöphrafti; minore & tenuoré folio. C.B. Pin. 410". Tournef Infl 577. Byerö. y. yf. 2. 172. Fraxinus tenuiore & minore folie. ^. Baw£. I. 177. Ornus. Lugd. 3. , Ornus vulgaris, fructifera & flerilis. Pont. Antbol. 300. Fraxinus floribus completis. Linn. H. Cliff. 470.. Hort. Upf. 304. Afar. ?ned. ±-jê. Roj. Prodr. 396. Hermapbrodita & viaf. 3. LAAGE ESSCHE. KLEINE ESSCHE. Fraxinus minor foliis rotundioribus. Boerb. $. A. 2. 172. Fraxinus aiepenfis. Herm. H. C. B. Van de- .e eerfte zoort is 'er een Mede-zoort die fraaije bonte Bladen heeft. Daar word by Boerbave (a) ook nog van een Pirginifcbe zoort gemeld, die een geheel knobbelige Stam heeft, maar deze is zeldzaam. De Es/cbcn-bomen zyn van twederlei Kunne, als tweejldgtig, die geen Zaad geven. en het tVyfie a het welk Zaad voortbrengt. 05 jjj , § 3. De eerfte zoort of de gemene Esfche; welke eeri heel groote hoo*-opfchietsnde dog niet zeer breed ukkronende Boom worden kan, is hier te Lande, gelyk in Hoog-duitfchland Frankryk • Italien, Engeland.t en elders, bekend genoeg, dezölve werd'niet alleen «ecvWv'e't maar «roeit ook veel van zelfs in het wild in dc Heggen, aan de kanten van de Velden, Hoóvên, en Sp andere plaatzen, en inzonderheid daar het wat vogtig is, want hy bemind het vogt De twede zoort, of de Steen-Esfcbe, is hier te Lande vreemd, dezelve word gevonden in Dnitfchland, Italien, Franxry* en elders, in de Berg-en Bofeh-agtige plaatzen. Hy is van de voorgaande gemene zoort onderfcheiücn daar m, dat de Bladen kleinder, fmaller, fynèr gekarteld, en wat bleeker-groen zyn; ook word de gehele Boom zo groot niet als de vorige- Daar is nog een Mede-zoort van, genaamt Fraxmuè rotundiofe folio. C.B. Pin 41Ö * Baub t. 177. Ornus. guorundam; die van deze niet verfchilt, dan dat ze ronder Bladen heeft. De derde, of laage zoort*. is mede hier te Lande ook vreemd, ze groeit natuurlyk ia Sirien omtrent Aleppo, en elders in Afia, en is kleinder en laager als dc vorige zoorten, de Bladen zyn todder^ glanzende, en gegolft. 3 §. 4. Deze Bomen willen in allerlei gronden heel wel groeijen, als die maar niet te fchraal en mager zyn 5 en dc eer/Je zoorc bemind hec vogc, dog niet zo veel als de Els; maar de Overieé heb ben bever droogte; dog deze worden by ons meeft alleen uit Lief bebbeiy bm dé vërandeiw Carolinienfis baccifera, fructu racemofo fesfili monopy- reno. Plukn. Alm. 250. Tab. 48. Fig. g. Boerb. J. A. 2. 261. Catesby Carol. 1. P. 69. Tab. 69. Coriotragematodendros feu Arbor carolinienfisiEleagni cordi foliis, frutftu facbaraci fpecie & magnitudine Coriandri. Plukn. Amceltb.65, Ambulon C. B. Pin. 459Ambulon Arbor. J. Baub. r. 503. Myrica foliis lanceolatis fubferratis, fmftu baccato. Linn. H. Cliff. 455. Hort. Upf. 295. Roj. Prodr. 527. Gronov. Virg. 120. Candel-Tree. Penfilvanis. §. 3. De eerde Zoort groeit alleen in de koude noordiyke Landen, als, in Zweden, Nor-wegen, enz., en inzonderheid veel in deze Nederlanden, in Zand-en Veen-agcige, fchrale, vogte, broekagtigc plaatzen. Wordende in deze Provincie veel gevonden in de zogenaamde Wouden en in de Veenen. Het is een klein Heefteragtig Gewas, gelykende in de eerfte ópflag veel na kleine laage Wilgen. De twede Zoort, (%. 1. No. 2.), groeit natuurlyk in Carolina Virginien, Penfylvanien, en elders in die Geweften, gelykende veel na de voorgaande, maar word groter eh boomagtiger. Daar is een verandering van, welke breder en dieper gezaagde Bladen heeft. §. 4. Ze beminnen een goede, losfe, en liefft zandagtige en vogte Grond, en een opene Standplaats, verdragen onze Winter-koude zonder hinder, hoewel de Carolynifche Zoorten iets tederder zyn, cn een goede gedekte plaats vereifchen. §. 5. LIare Vermeerdering gefchied door de Wortel-fcheuten, of anders door Inlegging. §. 6. Haar gebruik in de Tuinen is weinig, en niet anders als dat men ze zomtydts hier of daar in 'de Tuinen of in dc kleine Bosquets, uit Lief hebbery en om de verandering van Gewasfen plant. Dog men kan 'er ook -laage Scheer-heggen van planten, als men wil, die juift niet kwalyk ftaan: Dog dewyl dit Gewas, te weten de eerfte Zoort, hier te Lande in het wild groeit, zo word het zelve weinig geagt. §. 7. De "eerfte zoort of gemene Gagel, word van zommige bedriegelyke Brouwers met in het Bier.gebrouwen om dc Hop te fparen, en aan het Bisr kragt te geven: Maar zodanig Bier fchynt wel kragtig tc wezen , dewyl het ras dronken maakt, maar is zeer ongezond, verwekkende na de ontnugtering onverdraaglyke Hoofd-pyn. §. 8. De Lieer Simon Pauli, in zyn Leven vermaard Lyf-Medicus en Botanicus van den Koning van Denemarken, was van die vafte mening, dat onze gemene Gagel de waare Thee-boom der Chinefen enjaponefen was , om dat dc Struik en deszelfs Bladen zeer aan de gedaante van de Theeboom gelyken, en de fmaak dei* gedroogde Bladen van de Gagel, met die van de Thee eenigzints overeen komt > weshalven hy de Europianen belachte dat ze de Thee zo ver gingen haaien (af; dog dat hy in dezen grotelyks gedwaalt heeft, is door nader onderzoek en ondervinding openbaar. g. '9. De Heer Profesfor L1NNAUJS, zegt in zyne Flora Lapponica (b) vraags- of voorfteilender wyze, of men uit de gemene Gagel niet een Campher zoude kunnen diftilleeren ? dewyl alle zoorten van dit Gewas cc- zodanige Reuk, en ik weet niet wat voor gelykheid ("zegt dien groten Botanicus en Natuur-kenner^ met de Campher-boom hebben: Indien dit gefchieden kan, men zoude mogelyk veel nuttigheid uit dit by ons veel in 't wild groeijend, en tor nog toe byna nergens toe dienend Gewas, kunnen trekken: Of zoude deze Gagel niec ook gebruikt kunnen worden tot de Leertouwery. §. 10. Wegens de aangename Reuk van deze Gagel, inzonderheid als die droog is, zo legt men veeltydts Bosjes van deszelfs Takken in deKleer-, LVnne-, enBoek-kasfen, welke egter niet alleen een aangename Reuk op die plaatzen verfpreiden, maar ook een zeer goed Tegen-middel voor de Motten cn andere Infeclen zyn; even als de Campher hier toe zeer dienllig befpeurt word. (a) Zie zyn Gnudoipart lotan. en inzonderheid zyn Cummenta. de ufu 6? aVufu Tabaci, &c. (b~) § 373. g. VAN §• *■ T""XE GENE VER-BOOM. De Genever-boom word in verfcheide Landen genoemt, als 1 volgt: In het Nederduitfcb, Gcnever-boom. Jenever-boom. Dam-beüe-boom. ,1 J lmbeer-boom. Krammets-befie-boom. Latynjcb, Juniperus. Hoog-duitfcb, Wacholder. Wacholder-baum. Wegholder. Kramets-beer-baum. Kattich-baum. Franfcb, Genevrier. Engelfcb, Juniper-Treé Deenfcb', Enebars-Trae. Zweedfcb, Enebaers-Traed. En. Enbuske. §. 2. Men vind verfcheide zoorten van dit altyd-groenend Gewas by de Botaniften aangetekent, dog ik zal alleen van drie zoorten fpreken, die het meeft bekent zyn, als: 1. De KLEINE GENEVER-BOOM. Juniperus vulgaris fruticofa. C. B. Pin. 481. Tournef.. Inft. 588. Boerb. J. A. 2. 208. juniperus vulgaris, baccis parvis purpureis J. Baub. 2. 193. Juniperus minor. Dodon. /un/peru»  beschry ving van be genever-böom. 3f Juniperus. Lob. juniperus foliis undjqué prominentibus püögentibus- Linn. Flor. Lapp. 376. Mas & Fcemina. Juniperus folnsfesfilibus pacentibus. Linn. Hort. Cliff* 4H- Wril g& Flor. fuec. 824. Roj. Prod. 89. Hall. Helv. 14e". Mas $> Fcemina 2. De GROOTE GENEVER-BOÖM. Juniperus vulgaris, Arbor. C. Z>\ Pm. 48g, 2'ag. 41 van de ^' l' X" ~ï"ONIG-BLOEM. Dit Heefteragtig Gewas word genoemt in het Nederduitfch Ho- i 1 nig-bloem. Witte Syringe. Italiaartfche Syringe of Vlier, WiJdè Jasmyn. Flui- JL J8. te-bloem. Latynfcb, Syringe alba. Philadelphus. Hoogduitfcb, Wellenen-Holder. Weifze-Synge; Franfcb, Syringue. Syringuc d'Italië. Engelfcb, Syringu«iTreé Deenfcb, ltaliaanfk-Syringe. Zweedfcb; Italiaanfk-Syringa. Daar word maar een zoort van gevonden, die by de Botanici genoemt word: Syringa alba five Philadelphus Atheinei. 6. B. Pin. 398. Tournef. Inft. 617. Boerh. J. A. 2. 238. Syringa. Dodon. Syringa Italica Lob. .Syringa Italica flore firn plici albo. Hor. Eyft. Frutex corrönarius; Cluf. H. 1.55. Philadelphus. Linn. Hort. Cliff. \%%. Virid. 43. Hort. Upf Roj. Prodr. 265. Daar word nog een verandering van gevonden, met dubbelde Bloemen, dog deze ziet meh zeldzamer : Ook is 'er een verandering van met bonte Bladen.' 2- Dit Heefter brengt witte zeer welriekende Bloemen Trös-wyze voort, die de Reuk hebben als Oranjc-blöéizels, of als zoete geurige Honig , waar van ze de naam van Honig-Moem hier té Lande verkregen heeft; het zelve is in deze Landen vreemd, maar groeit, zd men zegt, in Italien, Spanjen, in de Levant, cn elders in de warme Landen, in de Bosfchén, enz. 3. Het zelve wil ih allerlei goede gronden heel wel aarteo, dog bemint liefft'de zaüdagtige; verdraagt alle ongemakken van onze Winters. §. 4. Word door zyn Uitlopers, die hy doorgaans in overvloed voortbrengt; ligtelvk vermeerdert. §. 5. Het gebruik aangaande dat men'er in de Tuinen van maakt; men plant dezelve, wegens dc aangename Reuk van zyn Bloemen, op de Rabatten der Bloem-perken en elders; als mede in de Bosquets; dog vele Menfchen kunnen rtiet wel over de Reuk, dewyl die zeer fterk en zoet is: §. 6. Uit de Bloemen kan men een heel aangenam riekende Olie bereiden, door uitperzing met Boom-Olie, op dezelfde wyze als hier agter van de Jasmyn-Olie gezegt word, die tot parhmeering ~, dienen kam VAN e §. 1. T X F. HULST. Deze altydt-groenende Heefter-agtige Boom wórd genoemt, ih het 1 J Nederduitfch, Huift. Hulft-boom Latynfcb, Agrifolium, Aquifolium. HoogIL-Jr duitfeh, Wald-diftel. Stech-palm. Stcch-baum. Stcch-apfel. Franfcb, Houx.. Housfdn. Engelfcb, Hblly. Hólmie-tree. Deenfcb, Cnrift-torn. Maretorne. Zweedfcb $ Matttorn. §i 2. Daar zyn twee Höoft-zoorteh van, die bv de Botanijleh genoemt worden : 1. De GEMEEN E HULST. Ilex aculeata, baccifera, folio finuato. C. B. Pin. 425. Aquifolium five Agrifolium, vulgo. J. Baub. 1. 114. Tournef'. ïnffï. 6aol Aquifolium baccis rubvis. Herm. H. L. B. 56". Boerb. f. A. 2. 219. Agrifolium. Dodon. Aquifolium five Agrifolium. Lob, Ilex foliis ovatis acutis fpinofis. Linn. H. Cliff. 40. Hort. Upf. 32. Roj. Prodr. 400, 2. HULST uit Virginien. Agrifolium carolinenfe, foliis dentatis, baccis rubris. Catesb: ornizb 31. tab. 31. llcx foliis ovato-Ianccolatis ferratis. Linn. H. Cliff. 40. Roj. Prodr. 400. Casfine yera floridanorum arbufcula baccifera,- Alaterni ferme' facie, foliis alternatïm fitis, tetrapyrene. Plukn. mautis. 40. §. 3. De eerfte zoort groeit in het wild in de Bosfchén, Heggen , en op andere ongebouwde plaatzen van Hoog-düitfcbland, Italien, Frankryk, Engeland; eileiders, hier te Lande worden ze zeiden in hét wild groenende gevonden, maar meeft ge'cultiveert. De twede gemelde zoort is in Europa vreemd, dezelve groeit in America, iri de Landftreken /-7rgvnien, Caroline, en Florida, en word alleen om de verandering in de Bötanifche Tuinen gekweekt, §. 4. Van de eerfte of gemene zoort zyn verfcheide veranderingen, als: <^ 1. De gemene Huift met geele Beft en. 2. De gemene Huift met witte Befien. 3. De vergulde Huift, of met geel-bonte Bladen. 4. De verzilverde Huift, of met wit-bohte Bladen. y, Dc Huift met langwerpige Bladen. 6. De Huift met langwerpige Bladen, geele Kanten en gèelé Doorn. 7. De Huift mét rondagtige Bladen, geele Kanten en geele Doorns. 8. De Huift met rondagtige Bladen, witte Kanten eh witte Doorns. 9. De Huift met Bladen die op de oppervlakte doornig zyn, of Egelagiige Huift, 10. De Egclagtigc vergulde Huift. L ii. Dc  BESCHRY VING van de HULST, li; De Eseïagtige verzilverde Huift. 12. De Egelagtige Huift met geele Kanten en geele Doorns. I*. De Egelagtige Huift met witte Kanten en witte Doorns. 14. De Huift met Bladen zonder -Doorns. . • • Alle deze zoorten, behalven de ifte, 2de, "en 14de, vind men nergens anders als in de Hoven, maar zynde alle dóór de Zaaijing gevallig voortgekomen, waar van inzonderheid de 3de en 4de zcort om haar fraaije bontigheid veel gecultïveert worden. . . §. 5. De Huift begeert van natuur liefft een goede, drooge\ zandagtige Aarde; in vafte klei-agtige Gronden vfil hy ïiiet wel aarten, dog hy groeit in dezelve wat beter, als hy daar in voortgekweekt is. Hy kan onze Winter-koude tamelyk wel tegenftaan , dog door zeer ftrenge kóude gaat hy zomtydts verderven, inzonderheid als hy veel aan de opene Lugt en Winden bloot ftaat. Ook zyn de voorgemelde bonte zoorten (§. 4. No. 3 13.) wat tederder, als mede inzonderheid dé vreemde zoort (§. 2. No. 2.)) weshalven deze doorgaans in Potten of houte Vaten gehouden word, om'sWinters ih Huis te bergen. §. 6. De Voortkweking gefchied door de Befien, die vier Zaad-Kórls in haar bevatten, welke Beften, na dat ze de voorgaande Winter over in vogt Zand te meuken geftaan hebben, in het vroege Voorjaar in Greppels, die 1 I 2 Voeten van malkander gemaakt zyn, één Duim diep gelegt worden. De jonge opgekomene Plantzoenen kunnen daar na, 2 a 3 jaren oud gewórden zynde, verplant wordcnW plaatze daar men begeert; ouder moet men ze niet ligt planten j dewyl ze dan zoo wel niet aan den gang willen. >,,>.... Men kan ze ook door Inlegging voórtkweken j dog dewyl ze door het Zaad gemakkelyker geteelc worden, zo gefchied het Inleggen zelden, ten zy als het Zaad ontbreekt. Maar alle de vóórgémel- de veranderingen (§. 4. No. 1 130» worden niet anders als door Inlegging vermeerdert, dog men kan ze ook Oculeeren of zoogen op dé gemene Huift, dus heb ik voor dezen wel 4 i 6 van de gemelde zoorten of veranderingen op een zelfde Stam, dóör Öcdleeririg gectlttiveert. Ook word de buitenlandfche zoort (§. 2. No. 2.), by ons alleen door Inlegging, of ook door Steeking der jonge Takken vermeerdert, ten waare men Zaad daar van uit Weft-Indiën oritfangen badde. ., ' ti-'i •'♦/''» -t ' ■ •■' l / §. 7. Men plant van de geméne Huift Scheer-heggen ; die in góede grónden S a 10 Voeten, en zomtyds nog wel hooger, groeijen kunnen, en die wegens haar blinkende en altyd-düurende groenigheid, heel fraai ftaan; maar gaart ih extraordinaire ftrenge Winters ligtélykdood (§. 5.); gelyk we daar van éen voorbeeld hebben van de ftrenge Winter in het Jaar 1740, waar door veele vart deze Heggen op veel plaatzen in Holland en elders vernield zyn. i.. Dienftig is het; als men deze Heggen in zodanige ftrenge Winters met Stroo digt bebind, of met Stroo- of Riet-dekkeil bedekt i als mede óók de grónd Omtrent de Heggen met lange Paarde-Meft. . §. 8. "Men teelt, en. formeert dok. van dé geméne Huift; dog inzonderheid vatt de bonté zoorten (%. 4. Nb'. 3, 4.), laage Stam-boomtjes met rond gefcbörené kröonen; als mede Pyramiden van verfcheiderhande gedaante, die 3, 4 a 8 Voeten hoog kunnen worden, Welke men .hier of daar in de Tuinen, als by voorbeeld, op de Rabatten der Bloem-perken eri elders j tot cieraad plant, en die ook heel fraai ftaan,»ais ze met knippen wel onderhouden worden. . §. 9. Ook plant men de Huift, te weten de geménej wel. in dé Bosqüèis,. tusfehen ander wild Gewas, om de verandering van Gewasfen, en öm de altyd-duurende groente. . §. 10. Zommige Schryvers melden, dat een witte Roös ge-ent of gèoculeert wordende Op een Hulft-ftruik, groene Rozen voortbrengt; wat hiervan zy, ik hebbe Het nog niet ondérzogt, dog dit kan ik zeggen, dat ik (.'oor goede reeden daar aan twyfteic. §., 11. HetTOeconomifchc gebruik van deze Boom is vorders weinig; men maakt 'er ook een Hoget-Lym van, om daar mede uit vermaak allerlei kleine Vogeltjes te vangen.' Deze Lym word op de volgende wyze georasp'areert: Néémt van de afgefchildeSchors van deze Boom, en van deszelfs Bladen, ftampt 'dezelve wat in een Mortier, daarna begraaft het, in een Pot gedaan zynde, in de Aarde, op een vogte plaats, of beter in warme Paarde-Meft, 10 & 14 Dagen lang , om te rotten, neemt het dan daaruit, cn ftampt het weer ter deeg fyn, vervolgens wafcht en fpóelt het met fchoon Water, zo zal 'er ten laatften een taaije Lym overblyven, die men tot de Vogel-vangft gebruikt; daar by wat Noate-olie en befte taaije Terpentyn mengende, om het wat handelbaarder en bekwamer te maken. §. 12. Mogelyk zal iemand begeerig zyn om te weten, hóe men met deze Lym de Vogels vangt; eh dewyl ik tot vermaak van de Tuin- cn Kruid-beminnaars fchryf, zo zal ik daar van eenige woorden zeggen: Om dan zulks te doen; zo neemt men een lange dunne Steng, van wat hout het zy, men maakt daar in aan het boven-einde rondom onder malkander hier en daar verfcheide kleine gaatjes, waar in men vervolgens by het gebruik fteekt dunne Rysjes, die men met de gemelde Lym tamelyk dik beftreken heeft, in diervoegen, dat dc Steng met de Rysjes een Boom met Takken vertoont, eri dat de Rysjes maar heel losftcken, opdat, wanneer een Vogel daar op zitten gaat, het Rysje nederwaarts valt; hier door zal dc Vogel in het nedervallen met het Rysje zyn Vleugels uitfpreiden, en dezelve daar door, behalven zyn Voeten, belymt worden, zo dat hy niet langer v/ie.gen kan, maar ter Aarde valt, cn dus gevangen kan worden. Deze Stang moet men zetten ter plaatze daar zig veel Vogels ophouden, dog wat van ander geboomte af, op dat ze daar op geen zitplaats mogen vinden; daar en boven zo bedient men zig daar by van een Uil, die men ergens op wat verhevens zét,' dewyl doorgaans' allerlei Vogels de Uil, het zy uit vyandfehap of dït nieuwsgierigheid, als ze zig over dag vertoont, navliegen en vervolgen: In plaats van een levende Uil, die men niet altyd hebben of bewaren kan, bedient men zig van een doode opgeftbpte gedroogde, die men tot dien einde bewaard. Men heeft ook verfcheiderhande zoorten van Lök-fleutjes, om 'er dc kleine Vogeltjes mede te lokken; dog nog beter is het, dat men allerlei kleine Vo ;els, inzonderheid van die zoort die men vangen wil, omtrent de Lym-Stang, aan Touwen vaftgemaakf zynde, nederzet. De Vogelvanger moet zig ondertusfehen in een van groene Ta!.ken gemaakt Hutje, of op een ander wyze, dat niet zwaar te pratticeeren is, verborgen houden, enz. VAN  V, A N $• Ii TPNE JASMYN. Dit Heefter - gewas heet in het ÈtiMntfch', Jasmyh. . Gelfemyn. I 1 Latynfcb, JastTijaum. Gelfèminum. Hoogduitfcb, jasmin. Vielreben. Franfcb, 'Jk J jasmin. Engelfcb, Jasmine. Jasme. Deenfcb, Jarsmyn. Ivoeed/cb, Sjersmin. §. 2. Daar worden verfchéidcn Zoorten van gevonden; maar ik zal hier alleen melding doen van twee Zoorten, die ih onze Tuinen in de opene grond kunnen gecültiveert worden: De overige behoren tot de Bloem-tuin. i. De GEMENE WITTE iTALIAANSCHE JASMYN. Jasminum vulgatius flore albo. C. Bi Pin. 397- Tournef. Inft. 597> Boerb. J. A. 2. 216. Jasminum, five Gelfèminum floréalbo. J. Baub. 2. 101. Jasminum. Dodon. Gelfèminum vulgatius, Jasminum. Lob. Jasminum foliis oppofitis pinnatis. Linn. H. Cliff. 5. Hort. Upf 5. Mat. med. 9. Roj. Prodr. 397- 2. De GEMENE GEELE BESIE-DRAGENDE JASMYN, ook Heefteragtige Klaver genoemt. Jasminum luteum, vulgo diüum bacciferum. C. B. Pin. 398. Tournef. Inft. 597- Boerh. J. A. 2 . 216. Trifolium fruticans; quibusdam Polemoniüm, flore luteo. J. Baub. 1.374Trifolium fruticans. Dodon. Polemoniüm monfpelienfium. Lob. Jasminum foliis alternis ternatis fimplicibusque, ramis angalatis. Linn. Hort. Cliff. 5. Hort. Upf 5. Roj. Prodr. 397. Van de eerfie Zoort zyn nog twee veranderingen van, als, met geel- en wit-bonte Bladen. §. 3. De eerfte Zoort groeit natuurlyk in het wild in Afta en Qóft-Indiè'n. Dj twede Zoort word in het wild in de Heggen en Bosfchén groeijende gevonden, in Provence, Languedocq, Italien, Spanjen, en elders. §. 4. Ze begeeren beide een goede, losfe, liefft zandagtige Aarde, en kunnen onze Winter-koude, als ze op een goede warme, voor winden gedekte plaats ftaan, tamelyk wel tcgenftaan, dog gaan met ftrenge Winters wel verfterven; weshalven men ze by ons meeft in Petten houd, wegens haar Bloemen; zynde inzonderheid de gemelde Bonte zoorten het tederft. §. 5. De vermeerdering van de eerftgemelde Zoort (§. 2. No. i.) gefchied door Inlegging van de jonge Ranken; of door Steking. De vermeerdering van de twedeZoórt (§. 2. No. 2.) gefchied mede door Inlegging en Steking, of door de Uitlopers, die ze doorgaans rykelyk voortbrengt. §. 6. De eerfte Zoort word in de Tuinen gebruikt om daar Prieelen, Muur en, en andere plaatzen mede te bekleden, die dus heel cieriyk ftaan, en, wegens de zeer Welriekende Bloemen in de Bloeitydt, zeer aangenaam zyn; maar om dat deze Heeftef in ftrenge Winters ligtelykdood vrieft(§. 4.), is ft dienftig, dat men dezelve in de Winter tegen de aankomende Vorft met Sroo bebind, of met Stroo- óf Riet-Matten bedekt, als mede de Wortel met losfe Paarde-meft of los Stroo overdekt, waar door men ze doorgaans behouden zal; het Stroo of de Matten moet men j zo ras de Vorft over is, weder wegdoen, om ze te verlugtigen, dewyl ze anders ligtelyk gevaar lopen te verflikken, en by aldieh hét gebeurt, dat het Hout in ftrenge Winters van boven dood vrieft, zo zal nogtans dc Wortel doorgaans behouden blyven , en het a'oode Hout by de Wortel weggefnoeit zynde, weer jong Hout uitdrukten, inzonderheid als men de Wortel gedekt heeft; dog het verftorven Hout moet in tydts weggefnoeit worden , anders ftrekt zig het verfterf tot in de Wortel uit.Voorts moeten die Takken in het Voorjaar en in de Zomer netjes aan de Prieelen of Muuren, enz., geleid en aangebonden worden, als de groente zig cieriyk vertonen zal. §. 7. Dc twede Zoort (§. 2. No. 2.) word hier of daar in de Bloem-Tuinen of elders op een gevoeglyke warme plaatze, of in de Bosquets, om de verandering, en om de Bloemen geplant, 'die egter zonder Reuk zyn. §. 8. Betreffende het Huislyke gebruik; men maakt van de Bloemen der eerftgemelde Zoort (§. 2. No. 1.}; of van haar Mede-zóorten, die we op een ander plaats zullen vermeiden, en die een nog fterker'Reuk geven, in de warmer Landen, als in Italien, Spanjen, Provence, enz., waar ze beter groeijen , en dus meer Bloemen te bekomen zyn als by ons , een zeer aangenaam riekende Olie, "jasmyn-Olie genaamt; het welk veel van de Italianen tot onzent overgebragt, en tót parfumeering van deze en gene dingen, als Süif- tabak, enz., en inzonderheid tot accommodeering en parfumeering van de Haairen en Paruiken veel gebruikt worden. De wyze om deze Olie te prtepareeren is aldus: Men neemt zuivere Boom-wol, men maakt dezelve in goede verfche Amandel-olie of befte witte Boom-olie nat, en legt daar van een laag in een Pers, hier over ftrooit men een laag JasmynBloemen, daar over legt men weereen laag van de in gemelde Olie nat gemaakte Boom-woïle, dan weer een laag Bloemen, zulks dus continueerende zo 'lang als genoeg is; vervolgens perft men het te zaïnen wel uit, zo verkrygt men de welriekende Jasmyn-olie. Als men de Bloemen alleen in de Olie doet en trekken laat, geven ze haar Reuk niet 'van zig; als mede niet door diftillatie. Op diergelyke wyze kan men een welriekende Olie bereiden uit de Honig-bloem en andere welriekende Bloemen meer. Li VAN  Pag. 44 VAN * r' 1 '\E IPEN-BOOM. Deze BOOM word genoemt in het Nederduitfch, Ipen-böórm I y/P?' °nm"i,00m,TT101m-, LatJnfch> UImus- Hoogduitfcb, Ruft-bautn. RuftJL—' noltz. Ruiten. UJmen-baum. Ulmen. -Lindebaft. Franfcb, Ortne Örmeau Ipereau. Engelfcb, Elme-tree. 'Deenfcb, Elme-trae. Elme-troe. Elm.' Zweedfcb', Alm-trael §. 2. Daar worden vier zoorten of veranderingen van gevonden, als: i. De GEMENE IPEN-BOOM. Ulmus campeftris & Theophrafti. C. B. Pin. 4.2.6. Tournef. Inft. 6oi. Baub ? A ♦ Ulmus. y. 5attZ>. 1.139. Lo&. altera. Dodo». *'' ? UImus vulgatisfima, folio lato fcabro. Ger. emac. 14.80. Ulmus fruclu membranaceo. H. ('/;ƒ'. 83. Flor. fuec. 219. Roj. Prodr 2I.1 2. Dé GEMENE IPEN-BOOM, met gladde Bladen. ' Ulmus folio ,glabro. Ger. ewac. 148.1. 3. De IPEN-BOOM, met breede ruigeBiaden, doorgaans Olm-boom genoemt, Ulmus montana. C. B. Pin. 427. Ulmus prior, vel latiore folio. Dodon, Ulmus alter latiore folio. Lob. Ulmus folio latisümo fcabro. Ger. emac. 1481. 4. De KLEINE IPEN-BOOM, Hers-Leer, ook kurk-Ipe genoemt Ulmus minor folio angufto fcabro. Ger. emac. 14S0. Tilia rrias. Lob. De twede Zoort verfchilt van de eerfte alleen daar in, dat de Bladen gladder eri blinkénder zvnDe derde zoort heeft veel breder en groter Bladen, die ook rondvalliger, naar voren nunti^r donkerder groen, cn heel ruw zvn» ook word de Boom in alle deelen groter. De vierde of Meind zoort, gelykt aan de eerfte m gedaante, behalven dat ze in alle deelen veel kleinder -moeit ook de Schors van de bejaarde Struiken dik, zeer fponlieus, rimpelig s endiep gekorven is& Van alle deze vier zoorten vind men ook veranderingen met geel- of wit-bontcBladen, die alléén uit I i'efheft. bcry gekweekt worden, gelyk alle de andere Planten me? bonte Bladen. %. 3. Ze worden alle op zommige plaatzen, van Duitfchland, Frankryk, Italien t Éraband en elders m het wild. op de; Bergen , in de Bosfchén, Velden, enz., groeijende gevonden; 'dog inzonderheid de eerfte en derde, zoort. In deze Provinciën vind men ze niet in liet Veld tor ze worden veel tot gebruik in de Tuinen van de Boom-kwekers voortgekweekl §. 4. Ze begeeren een goede, vette, liefft kiei-agtige Aarde, en die wat vogt is; in drooge, fchraale gronden willen ze niet wel aarten, behalven de vierde of kleine zoort A 2 No 1) Ze willen ook liefft eene opene Lugt hebben, want in de fchaduwe onder ander groter Gewas! gaan de S?® uï-tÜf Ze.1:unne,n ?nzf )V,n(er;kouac gemakkelyk doorftaan, en zyn tamelyk beftendig tegen de Winden, inzonderheid de Olm-boom. J dezelve kunnen door haar Zaad vermenigvuldigt worden, waar toe men meeft het Zaad van de eerftgemelde (§. 2. No. ï.) gebruikt, hetwelk in het vroege Voorjaar op Akkers of Bedden ce,i vmger-breed diep gezaait word, wordende de jonge opgekomene Plantzoenen vervolgens, 2 a 3 jaren oud geworden zynde, opgenomen, cn, na de Pen-wortel gekort hebbende, in dcEnterv of Cmeek-plaats op andere Bedden in Reyen, 1 d i£ Voet en de Reyen 3 a 4 Voeten van elkander ge plant * en dus gecultiveert tot dat ze groot genoeg geworden zyn, bm zc elders het zv tor FW genot Bomen, te gebruiken. J §. 6. Dog dewyl uit het Zaad doorgaans alle dc vier gemelde zoorten (§ 2 No 1 a ) ei dikwils racer andere veranderingen, zo ten opzigte van de Bladen als Koieur"" grootheid enz voortkomen, het welk tegen het oogmerk der Boomkwekers, cn inzonderheid der Planters is zo worden ze by ons zeer zelden gezaait, maar gewödnlyk do'ör Itileggin» van jon^e Scheuten 'die uit een oude afgekapte Stam gefproten zyn, voortgezet, welke Inleggers daar m-flHt be wortelen cndic, zo ras ze Ocwortelt zyn, op Bedden in Reven, in de gewoonfvke Plarit-tydt genlant worden , op die wyze als zo eeven van de Zaailingen (§. 5.) gezegt is. Hoewel een verftandi» Kweker de uit Zaad voortgc^omene jonge Boomtje ;, 2 a 3 Jaren' oud geworden zynde, niet bezwaarlyk zoude kunnen fchiftcn, cn de gelykzoqrbge by malkander voegen. En ik'oordele, dat zodanige uit Zaad voortgCKomcnc Plantzoenen veel beter tot cierlyke opgaande Allee' bomen of om met der tydt voordeel van het Mout te hebben, zyn zouden, als die door Inlegging voort»e'kweekt worden dewyl ze buiten twyffel in een goede grond groter Bomen zouden kunnen word n." ■ * §. 7. Men kort de verplantte Inleggers, doorgaans het Jaar ha de verplanting een hand-breed boven de Wortel af, om kragtigcr groeijend gewas, eri een regtfcheiitiger Stam te verkrvJfên inzonderhéld als men ér Stam-bomeu van tcelcn wil; en óp gclyke wyze kan men ook omdezelve roeden, dc jonge verplantte Bomen uit Zaad (§. y.) dus korten. 7 rondom Moes-tuinen, Boomgaarden en ; nder'e Piaritagien, geplant, dog hier toe gebruikt men inzonderheid den Olm-Mm, om dat die het ichielykft groeit en het groot ft word, ook het beftendigft tegen de Winden is. Dog kan daar aan zo wel niet wederftaan als de Populieren en Willigen. §. 10. Van de gemene lpen worden ook by ons, om haar gemelde goede en fchielyke aangroei ■, de meefte zo hooge als laage Scheer-heggen geplant, die wel behandeld en met Scheeren op zyn tydt onderhouden wordende, heel fraai ftaan, en 12 a 16 en meer Voeten hoog kunnen worden; en na mate der hoogte die de Heg in het vervolg hebben zal j verkieft men ligter en korter of zwaarder en hoger, dat is, jonger of ouder Plantzoenen; en men fielt ze ook naar mate wyder van, of digter by malkander. Maar deze Heggen begeeren eene opene Lugt, anders worden ze niet digt en gefloten; of zo ze digt zyn, verfterven de Takken met der haait (§. 4.) §. 11. Deze lpen van de eerfte en derde Zoort worden ook veel gebruikt tót bekleding van Berceaus, Cabinet s, Prieelen, enz., dewyl ze die in korten tydt kunnen bekleden. §. 12. De kleine lpen word zomtydts tot laage Heggen geplant, maar die worden niet zeer fraai■, door dien ze mager, flenterig, niet wel digt, en met vele Water-loten of zogenaamde Sypekars groeijen, inzonderheid als ze bejaart worden; daar en boven hec Lof klein, bleek, en niet zeer aanzienlyk is. §. 13. In zommige Crewelten, alsinBraband, Vlaanderen, Frankryk, eri elders, planten ze de Landlieden veel rondom hunne Velden, Weiden, Woonplaatzen; enz., en ze kappen die vervolgens om de 6 a 8 Jaien tot klem Brandhout 4 gelyk men hier te Lande gewoon is met de Els, Birk, enz., te doen. §. 14. Het Hout van de Ipen-boom is rosagtig van Koleur, zeer hard; taai en fyn van draad j inzonderheid van de gemene Zoort, en van de Hersleer, zynde dat van de Olm-bomen wat weker, en ook witter; weshalven het veel geagt en hier te Lande wel het meeft gebruikt word, tot allerlei Wagenmakers werk, Molen-werk, Affuiten van Kanons, insgelyks tot Cabinetten, Tafels, Stoelen, cn veel andere huislyke dingen. §. 15. Het is ook een zeer goed Brandhout dac veel hitte geeft en lang duurt; ook zyri de Kolen daar van zeer goed ; het word egter wegens zyn voorgemelde nuttigheid en gebruik (§. 14.) , weinig tot Brandhout gebruikt, ten zyde Takken en andere afvallen, die nergens anders toe kunnen dienen Maar, lk twyffel niet, of het zoude nuttig kunnen zyn, als men by ons, gelyk in Brabarid, enz., (§. 13.), in plaats'van de Els, en Birk, lpen tot klein Brandhout plantte, te weten in zodanige gronden die daar toe bekwaam, en niet ten eenemaal fchraal en ondeugende zyn (§. 4. l want dc lpen immers zo fchielyk aangroejjen kunnen, en na de hakking even zb fterk, zo niet fterker, weer fpruiten als de Elzen, enz., maar veel beter Brandhoutuitleveren (§. 15.). Zeer waarfchynelyk is het, dat deze Planting ten deele nagelaten en niet geprattifeert word , om dat jonge lpen-Plantzoenen, wegens de moeite van aankweking door Inlegging (§. 6.), wat duur zyn, daar men in tegendeel de jonge Els en Birk zeer goedkoop hebben kan: Edog dit zoude men zeer gemakkelyk kunnen verhelpen, door middel van de lpen te zaaijen, gelyk de Els, enz., (§. 5.); want het 'er tot Brandhout niet op aankomt, of 'er uit het Zaad eenige verandering voortgekomen is. §. 16. In zommige Landen daar de weide voör het Vee fchaars is, worden zo wel de groene Bladen en jonge Takken, als de gedroogde in de Winter, (die tot dien einde als het Hooi gedroogt worden) veel gebruikt om de Koeijen, Schapen en Geiten mede te voeden, die dezelve, zo men zegt, zeer gaarne, jaa even zo lief als Gras en Hooi eeteri, en ook 'er zeer goede Melk en Boter van geven. Deze Bladen geven ook, als ze verrot zyn, een zeer goede verbetering aan de Landen. §. 17. Men zege, dat de Hoenders het Zaad van deze Bomen gaarne ecten, eri daar van zeer vet worden •„ jaa zelfs zo vet, als zy 'er te veei eeten, dat zy 'er van Bikken. §. 18. Voorts beeft deze Boom ook zyn nuttigheid in de Genees-kunde. De middelde Schors daar van in Boom-olie gekookt, geef t een zeer goede Wond- olie j om allerlei verfche Wonden te genezen. Plier toe diént ook, en zelfs nog beter, het Vet- of Balzem-agtige vogt, dat men inde Blaasjes vind, die men dikwils op den rug der Bladen van deze Bomen ziet; welke Blaasjes ontdaan door de fteek van enig Infecl. Als men.de moeite wil doen van dit Vogt te vergaderen, zo kan men zulks 2 d 3 Jaren zonder verderf bewaren; het zelve word ook geprezen voor de Breuken der Kinderen, VAN D Ë S- *• . jf ÜDAS-BOOM. Dit Boom-gewas word genoemt in het Nederduitfch, Judas-boorm ■ Wild St. Jans-brood. Latynfcb, Arbor Judas. Arbor amoris. Siliqua filveftris. Si» • I liqua fativa. Siliquaftrum.' Hoogduitfcb, Juclas-baum. Wild St Johannes-brodc, I Franfcb, Guanier. Engelfcb, Judas-Tree. 'Deenfcb, Judas-Trae. Zweedfcb, Judas» t^JF Tree. §. 2. Twee zoorten worden van deze Boom gevonden, als: 1. GEMENE JUDAS-BOOM, Siliqua filveftris rotundifolia. C. B. Pin. 402. Judaiva arbor. J. Baub. 1. 433. M SÜiquaftrat»,  40 BESCHRYVING tan de JUDAS-BOOM. Siliquaftrum. Caft. Duf. 41 j. Tournef. Inft. 646. Boerb. J. A. 2. 23. Arbor Judas. Dodon. Arbor Judas Monfpelienfium. Lob. Gereis foliis cordato-orbiculatis glabris. Linn-. H. Cliff. 15$. Hert. Upf. 99. Roj. Prodr. 4.6% 2. V1RGINISCHE JUDAS-BOOM. J Siliqua filveftris rotuftdifolia canadenfis. Hort. R. Par. Tournef Scbol. Botan. 26. Siliquaftrum canadenfe. Tournef. Inft 047. Boerb. J. A 2. 23. Cercis foliis cordatis pubefcentibus. Linn. H. Cliff. iyö. Hort. Upfal. 99> Gron. Virg, 41. Rof Prodr. 463. § 3. De eerfte zooït groeit natuurlyk in Spanjen, Italien; Provence, Languedocq, en elders in de Berg- en fiosfeh-agtige plaatzen, in de Heggen, en elders; ook in Afia. ' Daar is nog een verandering van met heel witte Bloemen, hebbende de gemelde (§ 2. No. i.)mooiJe purperrode Bloemen; ook meld Tournefort nog van een verandering die puntiger Bladen en Peulen heeft; maar deze zyn beide zeldzamer De twede zoort (§• 2 No. 2.) groeit natuurlyk in America, in de Landftreken Virginien, Carolina, Canada. §. 4. Dezelve beminnen een goede losfe, liefft zand-agtige aarde, kunnen onze Winter-koude, als ze wat bejaard geworden zyn, en op een goede warme, voor Winden gedekte plaats ftaan, tamelyk wel tegenftaan; dog gaan in ftrenge Winters doorgaans verfterven, zynde de Americaanfcbe zoort nog eenigzints tederder als de Europijche eerftgemelde zoort; weshalven het dienftig is dat men ze 'sWinters met Stroo of Matten bedekt. §. y. Ze worden door Uitlopers, of ook door Inlegging, of ook door het Zaad, dat men uit hare natuurlyke groei-plaatzen verkregen heeft, vermeerdert: Welk Zaad in het Voorjaar, na dat het de vorige Winter in vogtigZand op een lauwe plaats te meuken geftaan heeft, in Potten gezaait word, die men vervolgens in een zagt broeijende Rund-bak zet; de voortgekomene jonge Boomtjes worden daar na, één jaar oud geworden zynde, verplant in andere Potten of Bakken/om ze verder 'sWinters in het Oranje-huis tc bewaren, tot dat ze eenige Jaren oud geworden zyn, als wan»eer men ze hier of daar in de Tuinen, tegen de Maar of op een andere plaats om de verandering van Gewasfen en om haar mooije Bloemen, die vroeg in het Voorjaar, eer de Bladen fpruiten, aan den ftam en aan de zyden der Takken v erfchynen, plaatzen kan: Dog de uitlopers die in de opene lugt voortkomen zyn wat harder *, en ze worden gewoonlyk daar door voortgekweekt; en dit is al hec gebruik dat men van deze Boom maakt: Zal alleen nog maar zeggen dat deze Boom Jadas-boom genoemt is , om dat zommige gemeent hebben, dat de verrader Judas zig aan een Boom van deze zoort zoude verhangen hebben, vermids de Takken krom of Haaks-wyze groeijen: Dog men moet dit maar voor een Vertelzel aannemen. VAN DE §• *• | UPITERS-BAARD. Dit Heefter-gewas word genoemd in het Nederduitfch > jupkersI baard. Zilver-doorn. Latynfcb, Barba Jovis. Hoogduitfcb, Jóvis baard. Franfcb, i Barbe de Jupitre. Engelfcb, Thee Zilver Schrub, callad Jupiter-beard, Deenfcb, % I Barba Jovis. Zweedfcb, Barba Jovis. §. 2. Bv de Botaniften word het zelve genoemt: Barba Jovis. C. B. Pin. 307. Boerb. f. A. 2. 40. Jovis Barba pulchré Ineens. J. Baub'. r. 3sj. Anthyllis foliis pinnatis, foliolis ccqualibus. Linn. H. Cliff. 371. Hort. Upf. 221 Roj Prodr 389. §. 3. Het zelve groeit intle gebergtens van Zamtxerland, Savojen, Italien, Napels, en elders. §. 4. Bemind een goede losfe, zandagtige grond en een opene, dog warme en voor de fcöerpe winden gedekte Standplaats. §. 5. 'Word door Inlegging by ons voortgekweekt; kan ook door het Zaad gefchieden, als men Zaad uit gemelde Geweften verkregen heeft, dewyl zulks hier te Lande niet ligt'ryp word.' §. 6. Men plant dit Gewas alleen uit Lief hebbery in de Tuinen hier of daar op een Rabat of elders , wegens zyn aardige, gryze en glimmende Bladen. Men kan 'er ook laage Hegjes van planten: Edog kan geen fterke Vorft verdragen, waar door zulks dikwils by ons verfterft; "weshalven het zelve van Kruid-beminnaars meeft in Potten gehouden word, om 'sWinters in het Oranje huis te overwinteren, gelyk andere diergelyke Gewasfen. Daar is nog een Carolynfcbe Mede-zoort van (Amorpha Linn. £f Roj.), maar die is no? tederder en valt derhalven hier van niets te zeggen, dewyl we in dit Werk alleen die Planten tragten te verhandelen welke onze Winter-koude, in de open grond groeijende, kunnen doorftaan ten ware in heel ftrenge Winters. VAN DE §• r' TT^" A PERFO LI E. Dit Heefter-Gewas word in verfcheide Talen genoemt, als volgt: w\ in 'tNederduitfch, Kapcrfolie. Kamperfoelie. Weewinde. Geicenbiad. MemrnekensJLJb» Kruid. Latynfcb, Caprifolium. Periclymenum. Matrifylva. Liliuia inter fpinas. Vo- lucmm  8ESCHRYVING y A n de KAPEB.FÖLIË. ?4, lüerum niajus. Hoogduitfcb, Waldwinde. Wald-lilgen. Hek-lilgen. Zaunlilgeri. Geirfzbiad. Je langer je lieber. Frtnfcbs Ohevre feuille. Engelfcb, Woodbinde. Hony-fukle. Deenfcb Sklolilier. Löberole. Zvceedjcb 4 Matleds-troe. §. 2. Daar worden verfcheide Zoorten gevonden * als* i. De DULTSCHE GEMENE KAPERFOLIE. Periclymenum non perfoliatum, germanicum. C. B. Pin. 302. Periclymenum non perfoliatum. J. Baub. 2. 104. Caprifolium germanicum. Dodon. Tournef. Inft. 608. Boeró. ƒ. A 2. 22C. Periclymenum non perfoliatum feptentrionalium. Lob. Lonicera floribus capitatis terninatricibus, foliis omnibus diftindtis. Linn. ff. Cliff. 53. ff\We fuec.\g\. Mat.med.6n. Hoj. Prodr. 237. 2. De DUITSCHE LAAT BLOEIJENDE KAPERFOLIE, met rode Bloemen. Caprifolium germanicum flore rubello, ferotinum, Brojf. Tournef. Inft. bog. Boerè. A. 2„ 226. Linn. Hort. Upf. 42. Hort. Angl. tab. 7. Variat. prac. 3. De ITAUAANSCHE KAPERFOLIE. Periclymenum perfoliatum. C. B. Pin. 302. J. Baub. 2. 104. Caprifolium Italicum. Dodon. Periclymenum perfoliatum calidarum regionum. Lob. Lonicera floribus verticillatis* termmalïbus fesfilibus, foliis fümmis connatö-perfoliatis. Limit H. Cliff. y8. Hort. Upfal. 42. 4. De LTAL'lAANSCHE VROEG-BLOEITENDE KAPERFOLIE. Periclymenum perfoliatum prmcox narbonenfe. Hort. R. Par. Caprifolium Italicum perfoliatum* prsecox, Brojf, Tournef. Inft. 008. Boerb. J. A. 2. 220'. variat. prteced. 5. De VIRGINISCHE ALTYD-GROENENDE en BLOEIJENDE KAPERFOLIE. Periclymenum perfohatum Virginianum fempervirens & florens. Herm. H. L. B. 484. tab. 485= Tournef. Inft. 609. Boerh. J. A. 2. 226. Hort. Angl. tab. 7. Lonicera floribus capitatis terminatricibus, foliis lupremis connatis * inferioribus petiolatis Linn. H. Cliff. 58. Roj. Prodr. 237. v §. 3. De eerfte en twede zoort (§. 2. Nö. I, 2.) groeijen in Neder- en Hoog-duitfchland * Ooftenryk, Bohemen, Zwitzerland * Frankryk* en elders, in de Bosfchén en Heggen, by ander Boomgewas opklimmende en zig daar omwindende. De twede zoort verfchilt alleen van de eerfte, dat ze Bloemen voortbrengt die van buiten roodagtigzyn, daar in tegen de eerfte witte Bloemen heeft, die, als ze Wat gebloeit hebben, geelagtig worden"; dog daar is ook een verandering van met roode of roodagtige Bloemem Dc derde zoort groeit in Italien , Provence, Languedocq , en in andere warme Landen, in de Heggen en Bosfchén; hare twee en twee tegen elkander overftaande Bladen zyn aan het bovenfta van de Tak fzamen gegroeit, zodat het fchynt als of de Tak 'er doorheen ging: Hare Bloemen zyn roodagtig aan de buitenkant, en komen werwels-wyze voort; daar in tegen die van de eerfte en twede zoort alleen aan de Top-einden der Takken. De vierde zoort verfchilt hooftzakelyk daar in van de voorgaande derde, dat ze vroeger bloeit. De vyfde zoort gelykt veel aan de derde zoort in gedaante, maar is in alle delen kleinder;'de Bladen zyn glanzende en groenen altydt, endeB'oemen zyn aangenaam glanzende hoog rood van Koleur * maar hebben geen of Weinig Reuk. Deze groeit in 'Virginien. Van de eerfte en derde zoort zyn'er veranderingen, die geel- of wit-bonteBladen hebben, welke Bladen veeltydts als gehakkelt of gefnippelt zyn. §. 4. Zc begeren een goede losfe, liefft zandagtige Aarde, en kunnen onze Winterkoude wei tegenftaan, dog de vierde en vyfde zyn wat tederder, inzonderheid delaatfte, en begeert een goede warme Standplaats; hoewel deze meeft, om haare tederheid, in Potten gehouden word * om ze 'sWinters in het Oranje-huis voor de Vorft te bewaren. §. 5. Ze worden alle door Uitlopers* Inlegging, of Steking der jonge Takken gemakkelyk voortgeteelt : §. 6. Het gebruik dat men ifi de Tuinen van de Kaperfolie maakt* te weten van de 1, 2; 3, en 4de zoort beftaat alleen daarin, dat men 'er Prieelen, Zit-plaatzen, en kleine Berceaux^ mede'beklecd, en zulks voornamelyk om hare welriekende Bloemen, die in der daad een zeer aangename Reuk van haar geven, inzonderheid 'sMorgens en 's Avonds, of na een zagte warme Regen. ° Men plant zc om die reeden ook wel op andere bekwame plaatzen van.de Tuin, of in de Bosouets onder ander wild Gewas * om by het wandelen de aangename Reuk in haar bloei-tydt, die in de Zomer en Herfft is, te genieten. Men kan 'er ook kléineStam-boomtjes van trekken, inzonderheid van de derde zoort, dewyl de eerfte en twede fterker opwaarts groeijen, die men op de Rabatten van de Blöem-tuineh en elders plaatft, en met het Mes in haar fatzoen houd: Dog ze willen alltt liefft haare vryheid in het groeijen hebben, en niet gaarne gefnoeit zyn, om wel te groeijen. S» 0". Daar zyn ook nog eenige vreemde zoorten van, die men zelden, en niet anders als in dé Botanifche Tuinen, en in eenige andere van Kruid-beminnaars vind, als: 1. VIRGINISCHE KRUID-AGT1GE KAPERFOLIE* regt op groeijedd. Periclymenum herbaceutn reeftum Virginianum. Plukm Alm. 287. tab. 104. fig. 2. Triofteospermum latiore folio, florefutilo. Dill. Eltb. 394. tab. 293. tig. 378. Lonicera floribus verticillatis fesfilibus , foliis ovato-ianceolatis eolatis, fruclu trifpermës Linn. H. Cliff. 57. Roj. Prodr. 238 2. VIRGINISCHE KRUIDAGTIGE KAPERFOLIE, met Bladen als Androftenum. Periclymenum reftum, Andröftemi foliis, Virginianum. Plukn. Alm. 287V Sympnoncarpos foiiis alatis. DM. Eltb. 371. tab. 278. fig. 36©. M 2 Lonicera  4f BËSC'HRYVING van de KAPERFOLIË. Lonicera floribus capitatis pedunculatis lateralibus, foliis petiolatis. Linn. ViriA. 14. Hort Cliff. j8. Roj. Prodr. 237. 3. VIRGINISCHE KAPERFOLIE, met Bladen als Laurier. Liguftrum Americanum lauri folio, flore flavescente, baccis neveis, Plumer. Tournef. Inft. 597- Periclymenum raceinofum, flore flavescente, fruclu niveo. BUI. Elth. 305. tab. 228. fig. 295. , Lonicera racemis lateralibus fimplicibus laxis, floribus oppofitis pendullis, geniculis caulinis compresfis. Linn. H. Cliff. 4.96. Roj. Prodr. 237. 4. AFRICAANSCHE KAPERFOLIE. Caprifolium afrum, folio pruni lmviter ferrato, flore ruberrimo, bacca nigra. Boerb. J. A. 2. 22Ö~. Periclymenum Africanum, folio Prüni; an Phillyres fpecies. Boerb. J. Prior. 277. §. 7. Deze drie eerftgemelde zoorten groeijen in de Weft-Indifche Landfchappen ' Virginien Canada, en aangrenzende RyAen; maar de vierde zoon, die weinig, volgens BOERHAVE 1. c.' van de zoorten §, 2. No. 1, 2, 3. verfchilit, groeit in Africa. Ze wórden by ons in Potten gec'ultiveert, om 'sWinters in bet Oranje-huis tc bergen, en hare Vermeerdering gefchied door Inlegging of ook Steking der Takken. VAN §• r' TP"VE KASTANJE-EQUINE. Van de tamme Kaftanje-hoom, hebben we te voren ia I 1 onze Vrugt-Tuin gefproken, en deszelfs gebruik in de Tuinen aangewezen ; hier 1 f zullen we derhalven afteen nog handelen van de Kaftanje-Equine-boom, welke een byzonder geflagt uitmaakt. Deze Boom word in verfcheide Talen genoemt, als volgt: In het Nederduitfch, Kaftanje-Equine. Paard-Kaftanje. Latynfcb, Caftanea Equina. Hoogduitfcb, Pferd-Kaftanien. Ros-Kaftanien. Ros-Keften. Franfcb, Maronnier d'Inde. Chataigner de Cheval. Engelfcb', Hors-Chesnut. Deenfcb, Haeft-Kaftanier. Zvoeedfcb, Hasft-Kaftanier. Daar is maar een zoort van bekent, die van de Botanici genoemt wordï Caftanea folio multifido. C. B. Pin. 419. Caftanea Equina. Dodon. Cluf. H. 7, 8. Lob. Hippocaftanum vulgarc. Tournef. Inft. 612. Boerb. J, A. 2. 231Efculus. Linn. H. Cliff. 142. Roj. Prodr. 453. Efculus floribus heptandris. Linn. Hort. Upf, 92. §. 2. Deze Boom, die heel groot, dik, en wyd uitkfonende kan worden, is hier te Lande een vreemdeling. Hy is voor dezen omtrent het Jaar 1550 uit de Ooftelyke Landen naar Weenen gezonden geweeft, en van daar vervolgens verder in Europa verfpreid, en als genaturalijeert gewor- §. 3. Hy wil in allerlei goede gronden heei wel groeijen, dog bemint de matige vogte liefft, en kan onze fterkfte Winter-koude volkomen tegen ftaan. §. 4. De Vermeerdering gefchied door de Vrugten, welke in het vroege Voorjaar, na dat zede Winter over in vogtig Zand te meuken geftaan hebben, of ook zonder dat, in Greppels, die 2 é 3 Voeten van elkander gemaakt zyn» 2 a 3 Duim diep gelegt worden; kunnende vervolgens de opsekomene jonge Boom tj es, .3 a 4, of meerjaren oud geworden zynde, verplant worden daar menze begeerd, de Pen- en overige Worcels als dan wat kortende; dog men verplant dezejonge Boomtjes gewoonlyk, een Jaar oud zynde, na de Pen-wortel gekort hebbende, in Reyen, die 3 & 4 Voeten van malkander gemaakt zyn, en de Boomtjes in de Keven op een gelyke gemelde diftantie om ze vervolgens te laten opgroeijen, tot dat men ze nodig heeft om elders te planten. §. 5. Men gebruikt deze Boom in dc Tuinen om daar Alleés en Cingels, ins^elvks grote Ptaizierbosjchen, enz., van te planten, die zeer fraai ftaan, wegens haar1 mooije^Loof en de cierlyke Blom-Trosfchen die ze jaariyks in de Bloei-tydt, in dc May, voortbrengen, welke zeer pelyken naar fraaije Trosfchen van witte Hyacinten, zynde aan zommige Bomen met roode vlekken op andere met geele gevlekt; welke veranderingen uit het Zaad voortkomen, invoegen dat deze Boom in der daad een van de fraaifte Plantagi bomen van alle is, die het oog vermaken kan; dog zoude mogelyk meer geplant worden als wel gefchied, indien het Hout niet zeer brofch, en zulks naar de roeijing, dc Bomen oud geworden zynde, van meerder waarde was; kunnende dezelve niet wel aan fterke winden wederftaan, als waar door de Takken ligt gebroken worden. Tot Alleés moet men de Bomen in goede Gronden, dewyl ze fterk uitkronen, ten minften op 20 é 25 Voeten diftantie^ in de Rey ftellen, dog in flcgter Gronden wat minder. §. 6. Het"Hout van deze Boom is zeer week en voois, cn derhalven van weinm waarde nog tot Brand nog tot Timmerhout. * ■ §. 7. De Vrugten of de Kaftanjen , zyn zeer bitter van fmaak, en derhalven nergens toe nut; maar de Paarden"willen ze gaarne eeten, en genezen dezelve ("als mede andere Werk-bee/ten), gefloten en onder het Voeder gemengt zynde, van de Troes, of Hoeft en Naarborfti'beid: waar van ze de naam van Paar de-Kaftanjen verkregen hebben. ' b' §. 8. Ik heb voor deze» onderzogt, of men niet een Olie uit deze Kaftanjen door perzing zoude kunnen verkrygen, gelyk uit zommige andere Vrugten, dewyl ze een Olie-agtige fubftanrfe fchynen te bevatten , om 'er dus eenig nut van in de Oeconomie te trekken, maai- dit wilde niet gelukken; of het op andere Chymifcbe wyze zoude kunnen gefchieden, ftaat aan de Kenners en Liefheb. bet  BES CHRY VING van de KASTANJE-EQUINE. 49 iers verder te onderzoeken, alzo ik tot hier toe geen gelegentheid gehad hebbe de proef daar van te nemen. Men zegt, dat ze gebruikt kunnen worden om 'er Kaxr-peijer van te maken, en dat zulks op zommige plaatzen in Frankryk geprattifeert word, dog dewyl my de maniere hoedani" zulks gefchied onbekend is, zo kan ik 'er geen verdere narigt van geven. VAN DE *' "tt^ERS-LAURIER Dit Heefter-agtige, akydt-groenende Boom-gewas, word geIV noemt, in het Nederduitfch, Kers-Laurier. Laurier-kers. Latynfcb, Lauro-ceraJLjL. fus. Cerafus trapezuntina. Hoogduitfcb, Lorbeer-Kirfch-bamn. Kirfch.Lorbeer. Franfcb, Laurier-cerife. Engelfcb, Cherry-Bay. §. 2. Daar worden twee zoorten van gevonden. 1. Cerafus folio laurino. C. B. Pin. 450. Lauro-cerafus. Cliff. H. 4. J. Bauh. 1. 420. Dodon. In addit. Tournef. Inft. 628. Boerb ? A 2.246. ■ Padas fohis fempervirentibus lanceolato-ovatis. Linn. H. Cliff. 181. Mat. mei. 228 Padus glauduhs duobus dorli foliorum innatis. Linn. virid. 42. Hort. Upf 126. R0i. prodr 269. J' 2 Lauro cerafus lucitanica minor. Tournef. Inft. 6*28. Dillen. Eltb 193. tab. 159. Padus foliis fempervirentibus ovatis. Linn. II. Cliff. 18J. Padus foliis glandula deftitutis. Linn. virid. 42. Hort. Upf. 126. Roj. Prodr. 269. §. 3. De eerfte zoort groeit natuurlyk omtrent in Afia Trapizunt, (Trebifünte tegenwoordig genoemt), van waar ze eerft in Conjtantinopel en van daar verder, omtrent het Jaar ïf?6, naar Ureenen aan C. CLUSIUM gezonden geweeft, en vervo7gens jn andere Landen van Europa bekent gemaakt is. r De twede zoort, die in alle deelen kleiner groeit, word gevonden in Portugal, maar is hier te Lande tot nog toe minder bekent of gemeen als de eerfte. §. 4. Daar is nog een verandering van de eerfte zoort, beftaande alleen daar in, dat ze mooije bonte Bladen heeft, die nog met zeer lang bekent geweeft is, en om haar fraaijigheid van de Liefhebbers gekweekt word. 5. 5. Dc Kers-Laurier, bemind een goede, vette, losfe, drooge, en liefft zandagtige Aardekan onze Winter-koude vry wel tegenftaan, dog geen heel ftrenge Vorft, waar door ze dan doorgaans dood gaat, ten ware men die als dan men Stroo bebind: Gelyk gebeurt is in de koude Winter van het Jaar 1740, daar ze in deze Nederlanden meeft alle, die in de opene Lugt ftonden vervroren zyn, zo dat ze na die tydt by na nergens meer te bekomen zyn. Dog de twede zoort Y'S 2 No. 2.) is wat harder. ^6. Ze worden beide by ons gemakkelyk voortgekweekt door Uitlopers of door Inlegging der §. 7. Men kan daar van laage Scheer-heggen in deBloem-Tuinen en elders planten, die, wegens hare mooije glimmende, en altyd-groenende Bladen, wanneer ze met binden en fnoeijen wel gehavent worden, zeer fraai ftaan. b e KERS-LAURIER. deze of gene Ziekten is; invoegen dat de fchielyke dood van de voorverhaalde Menfchen, een ander oorzaak kan gehad hebben. Dit heb ik hooftzakelyk daarom hier willen aantekenen, op dat men niet zomwylen onvoorzigtig deze of gene Kruiden, Zaden, enz., fchoon ze op het Oog een goed gelaat hebben, onvoorzigtig mooge tot Spyze of Drank gebruiken, als men ze niet wel kent. ^DeVogeï-Kers (Cerafus avium), die nier na befchreven word, word van de moderne Botanüten voor een Mede-zoort van deze Kers-Laurier gcftelt. VAN *" T~"°\Ë KLIM-ÖP. Dit klimmende Gewas met altydt groene, mooije, blinkendeBlaI 1 den , word in verfcheide Talen genoemt, als volgt: In het Nederduitfch, Klim. JL-*^ op. Klim. Klif. Veil. Boom-veil. jeften-bladen. Ebich. Jevi. Yve. Ei' Jof. Eik-lof. Latynfcb, Hedefa. Hoogduitfcb', Epheu. Eppich. Illaub. Franfcb, Lierre» Engelfcb, \ Dillen, gen. 150. tab. 9. !ii ! : . . Hedera monophyllos, convulvuli foliis, Virginiana. Plukn. Alm&g. 181. tab. 35. fig. 2. Boerb. J.A.z.iya. Menispermum foliis pekatis angulofis. Linn. H. Cliff, 140. Gron. wg. U3. Roj. Prodr. 223, 2. VIRGINISCHE KLIM-OP, met gelobde of Aard-veils Bladen. Menispermum folio Hederaceo. Dillen. Eltb. 223. tab. 178. fig. 219. , Menispermum foliis inferioribus Iobatis, fuperioribus ovatis integerrimis. Roj. Prodr. 228. Van deze twede zoort is 'er nog een Mede-zoort, of verandering, die lager groeit. §. 13. Deze groeijen in Virginieneri Canada, en zyn in Europa zeldzaam, wordende alleen gevonden inde Botanifche Tuinen en in die van zommige Kruid-beminiïaars. Ze worden door Steking of Inlegging der Takken, voortgekweekt, als de vorige (§. 2. No. 1, 2, 3.), en kunnen onze Winterkoude bezwaarlyk doorftaan, als die wat ftreng is, anders zyn ze bekwaam tot bekleding van Prieölen, Bcrceaux, Muuren, ehz. § 14. Nog is 'er een vreemde zoort, die van zommige- Virginifcbe Klim-op geheten wordj daar Van zullen we hier na fprekeu onder den naam van Trompet-bloem. VAN DE §» 1. 1 IGUSTER. Dit Hecfter-Gewas word genoemt, in het Nederduitfch gewoonlyk Lifl gnfter. Mond-hout. Keel-Kruid. Rynwilg. Wit-Vilt-Kruid. Latynfcb, LiJL-J guftrum. Hoogduitfcb, Beinholtz. Rhein-weide. Mundholtz.. Hartriegef Hekbobz. Franfcb, Troëne. Engelfcb, Privet. . Prime-print. Deenfcb, Vild-Olie-Trae. Rindske. Pille. Mund-Trae. Zweedfcb, Ligufter. Mund-Traed. By de Botaniften heet dezelve: Ligüftrum germanicum. C. B. Pin. 475. Liguftrum. Lób. J. Baub. 1. yz8. . tournif. Inft. 596: Bóerb. J. A. 2.214, Linn. H. Cliff. S. Flor; fuec. 4. Roj. Prodr. 398. Hall. Helv. 527. Philyrea. Dodon. ,"' ' \ §. 2. De Ligufter groeit .veel in Hoogduitfchland, Brdbarii, Frankryk, Italien, en elders in liet wild ih de Heggen en Bosfchén; hier te Lande vind men geen andere als die gecukiveert worden. -'* Daar zyn nog twee veranderingen van, beftaande alleen daar in, dat de eene wit-bonte, en de andere geef-bonte Bladen heeft, welke van de Kruid-liefhebbers om de verandering van Gewasfen i gecukiveert worden. Men vind ook in zommige Catalogen gewag gemaakt van een akyd-groeneride gemene Ligufter , dog dit fchynt my dezelfde gemelde zoort toe, dewelke by zagte Winters dikwils hare groene Bladen behoud, tot dat in het Voorjaar weer nieuwe uitfpruiten. §. 3. Dezelve wil in allerlei goede gronden zeer wel groeijen, en bemind inzonderheid die welke wat vogtig en fchaduwagtig zyn. §. 4i De Vermeerdering gefchied door Uitlopers, als mede door Inlegging of Steking der Takken , die gemakkelyk Wortels fpruiten. Kan oök bekwamelyk door het rypc Zaad gefchieden, het welk, na cat dcrype Befien den Winter over in Zand te meuken geftaari hebben, in het Voorjaar in Greppels of uit'de volle hand op Bedden gezaait word. §. 5. Ze word in de Tuinen veel gebruikt om 'er laage Heggen van te planten, die 4 a 6 Voeten hoog kunnen worden, en, om dat zé digt van Takken "en Bladen begroeijen, cieriyk ftaan, als ze wef onderhouden worden , namelyk, dat men ze door knipping op zyn tydt (in de Maand Junius) hiet te dik of breed iaat worden; want alle door verzuim van knippen te dik gewordene Heggen worden flenterig en daar door mismaakt en niet völdoeriende aan het Oog, dat ook naderhand niet ligtelyk herftelcl kan worden. , Deze Heefter is in 't byzonder zeer bekwaam om ze als Heggen onder Bomen té planten, dewyl ze in de fchaduwe onder ander Boom-gewas, voor andere zoorten, groeijen wil. N 2 Dït  52 BESCHRYVING tan de LIGUSTER. Dit is al het gebruik: van dit Gewas dat my daar van bekent geworden is: Men zegt, dat men 'er op zommige plasttzen Tandftokers van raaakt, die men zeer pry ft voor de Tanden, en het Tandvleefch dat door de Scorbuit aangetaft is: Waar van, als mede om de Decoclie der Bladen als een Mondfpoelinge gebruikt, in dezelfde gebreken, eü ook voor een zeer gezwoliene Keel en nederzinking van de Huig zeer dienftig geagt word, dit Hout den naam Mond-bout fchynt verkregen te hebben. §. 6 De rype Vrugten, die een hoog donker-rood Zap bevatten, kunnen dienen om aan de Rode Wyn een hooger of donkerder roode Koleur te geven, daar in gedaan wordende; als ook om andere Vogtcn rood tc Verwen , enz. VAN §• I- Tr*\E LINÖE-BOOM. Deze Boom wórd genoemt in het Nederduitfch, Linde-boom. 1 1 Linde. Latynfcb, Tilia. Hoogduitfcb, Linden-baum. Linde. Franfcb TilJL *J lau. Tileul. Engelfcb, Linden. Teile-Tree. Holland-Tree. Deenfcb, LindeTrae. i and. Z-weedfcb , Linn. g. 2. Men vind verfcheide zoorten van Linden by de Botaniften aangetekent, dog die alle waarfchynelyk maar veranderingen van een cn dezelfde Zoort zyn; ik zal alleen maar van twee melden, die hetbckendfte zyn, als: I. LINDE met groote Bladen, Hollandfcbe Linde. Tilia fffimma folio majore. C. B. Fin. 426". Tournef. Inft. 611. Boerb. J. A. 2. 230. Tilia vulgaris platiphyllos. 'J. Baub. 1. 133. Tilia femina. Lob. Tilia. Dodon. Linn. H. Cliff. 204. ■ Flor. fuec. 432. Mat. med. 262. Roj. Prodr. 477 2. LINDE mee kleine Bladen, ook wel Steen-Linde genoemt. Tilia fasmina folio minore. C. B. Pin. 426. Tournef. Inft. 6n; Boerb. J. A. 2. 230. Tilia folio minore. J. Baub. 1 133. Tilia filveftris. Trag. 11IIDaar zyn nog twee veranderingen van, met geel- en wit-bonte Bladen. §• 3- F>e gemelde beide zoorten (§. 2. No. 1, 2.; groeijen in zommige Geweften van Hoog-duitfcbland, Bobemen, Frankryk, Italien, Engeland« en elders, in het wild j in de Berg- en Boft-h-a»tige plaatzen: Ze worden in het byzondcre ook veel in het wild groeijende gevonden in de noordiyke Landen, als in Mnfcovien cn de aangrenzende Landfchappen, want ze beminnen meer de koude als warme Landen. By ons groeijen ze niet in het wild, maar worden veel aangekweekt tot gebruik der Hooven, te weten, de eerfte zoort, om dat de twede wegens haar kleine Bladen en minder groei geen zo groote en cierlyke Boom word. & * §. 4. Ze willen in allerlei Gronden zeer wel groeijen, als die vet genoeg en niet fchraal no" al te vogtig zyn, want in deze laatfte maken ze weinig voortgang, en raken dikwils zelfs aan liet kwynen. r §. 5. Hare vermeerdering gefchied door Inlegging op dezelfde wyze als de lpen; dewyl door het Zaad veel veranderlyke, meeft verflcgtcrdc zoorten, met kleine Bladen en dikwils van flegte groei, voortkomen: Maar men moet de jonge beworteldc en verplantte Inleggers in het opgroeijen met regce Stokken voorzien om ze daar aan vaft te binden en regt opwaartsfte leiden, dewyl ze dikwils van zelf niet zo regtfeheutig opgroeijen willen gelyk de lpen. §.6. De Linde-boom word zeer veel gebruikt om daar van Alleés te planten, die doorgaans voor dc fraaiftc van alle gehouden worden > wegens hare cierlvke Bladen, moóije regt op wasfende Stammen cn Takken, en digt geflotenc Kroonen, die zc maken, als mede om dat ze fchielyk genoeg aangroeijen en groot worden, als ze op een voordelige en voor de fterke winden, door een goede Man* telingc of anderzints, gedekte plaats ftaan , want ze de Winden niet wel tegenftaan kunnen waar door ze onvolmaakt groeijen en weinig Voortgangmaken. Edog daar zyn 'er die deze Boom tot *t gemelde gebruik af keuren, om dat, zeggen ze, veelerlei Infecten, als Muggen, Vliegen, Spinnen enz., meer zig in deze als in andere zoort van Bomen onthouden, en daar door de Wandelaars incommodeeren; dog dit heb nooit kunnen bevinden; 't is wel waar, dat deze Bomen in de tyd wanneer ze bloeijen van de Byen zeer gezogt worden, om 'er haar vocdzel, de Honig cn 't Was, uit te halen dog dit is alleen in de Bloei-tyd, in 't laatfte vin de May, en die Diertjes zullen niemand hinder doen indien men zc maar in gerultheid haar bezigheid laat verrigten, om haar koft te zoeken; ookbloeij'en deze Bomen niet alle, en niet dan wanneer ze wat oud geworden zyn. Indien deze Boom enig gebrek heeft zo is 't wel hooftzakelyk dit, te weten * dat deszelfs Bladen in dc Herfft vroeger als aan andere Bomen geel worden en afvallen, waar door de Wandel-paden dan dikwils onaanzienlyk en ongemakkeIyk om te bewandelen worden, in een tydt wanneer men anders dikwils nog aangenaam weer geniet, om plaizier van de Tuinen met wandelen, enz., te nemen; dog ik heb opgemerkt dat dit met alle* Jaren even vroeg gefchied, hangende veel af van een drooger of vogtigér Jaar-zaizoen als mede van de min of meerder droog- of vogtigheid en de deugd des gronds Men moet deze Bomen tot de Alleés nooit digter als ten minften op 25 i 20 Voeten afftand planlen, om dat ze in een goede Grond met der tydt zeer groot en uitkronende kunnen worden; en Oicn verkieft daar toe Stammen die reeds wat groot en dik zyn, als, r£ a 2 Duimen dik. §. 7. De Linden worden öolc gebruikt tot bekleding van groote Berceaux, Prieelen, enz., waar toe ze zeer dienftig zyn, en wel ftaan, indien ze met aanbinden en fnoeijen op zvn tydt wel onderhouden worden. §. 8. Daar worden ook wel Scheer-heggen van geplant: dog die juift niet zeer fraai zyn, omdat ze  BESCHRYVING van b e LINDE-BÖÖM. £6 na het Scheercn, wegens haar groote Bladen wat kaal liaan; oiti dit eenigzints voor te kómen, zo moet men dezelve wat vroeg, alvorens de Loten heel lang geworden zyn, fcheeren, en zulks in den Zomer verfcheide malen herhalen. §. 9. Aanmcrkelyk is dc gewoonte die men op zeer veel Plaatzen van Duitfchland, Braband, ëu Vlaanderen heeft, te Weten, dat men byna in ieder Dorp, Vlek of Gehugt op een bekwame ruime plaats, en doorgaans digt by of omtrent de Kerk, een groote Linde-boom heeft, die in plaats van een Raadhuis dient; want de Land-lieden, na voorgaande aankondiging door deKlok-flag, aldaar by malkander kómen, als ze iets, de Gemeente aangaande, te verhandelen of te beraadfiaan hebben: Alwaar bok de Placatcn, Publicatie'n, en Geboden van den Souvetain of van 'sLands Overheid verkondigt, en vervolgens op een Plank j aan die Boom vaft gemaakt zynde, geaffigeert worden, cn zc houden zig doorgaans aan dien Boom, fchoon die oud, en daardoor onaanzienlyk geworden was, 'en 'er op andere plaatzen daar omtrent fraaijer Bomen Honden. §. to- Dat deze Boom zeer groot wördeh kan; daar van vind men hier eri daar aantekeningen by de Botaniften en andereSchry vers, als onder anderen by J Baübinus Hift. PJant.,Tom. I. Lib. g. Cap. 1. A. Loniceriis Kraiitcrbuchs IV Deel, Cap, 46.; tot een ftaaltje kan ook dienen die groote Linde-boom te Neuftad aan de Kocher, waar van in een ander Werk gemeld heb. Op veel plaatzeb. vind men Linde-bomen, waar op men tusfehen de Takken Spcel-huisjes en Zitplaatzen gemaakt heeft, Om zig daarin by de warme Zömer-dagcp te vermaken, wordende de fchaduwe van dezen Boom ook voor de gezbndfte gehouden; en de vermakelykheid en aangename fchaduwe dezes Booms, heeft aanleiding gegeven tot het volgende Latynfche Rym-Vaarsje: Filia Jub Tilia ducit jilbtilia Tilia. §. it. Het Hout van deze Boom is wit, week, effen, glad; niet ligt berftende, eri word óók niet ligt van de Wormen aangetaft; weshalven het tot Beeldhouwers-werk zeer bekwaam is, en veel gebruikt word; ook gebruiken het de Draaijers en SchrynWerkers, tot het maken van Schotels, Kommen, fraaije Lyften , Linnen-bakjes, Pers-Plankjes en andere cierlyke Huisgeraden. Tot grof Timmer werk is het wegens zyn weekigheid niet dienftig. Ook deugt het om dezelfde reden weinig om të branden; nog tot gedoofde Kooien voor de Zilverfmids en andere. Maar deze Kólen worden heel goed geagt tot het maken van Bus-Kruid. §. 12. Uit de Schors worden in de noordiyke Landen, inzonderheid iti Mosconitn, Korven en Dozen gemaakt; en uit de binnen-fchörs maakt men in dezelfde Geweften Matten, di'e by ons on= der de naam van Moscomfcbe Matten bekent zyn, cn waar mede al veel Negotie gedaan word; dienende tot inpakking der Koopmans-goederen en andere dingen: Men gebruikt ze inzonderheid odk veel in de Tuinen tot opbinding van allerlei Bloem- en andere Gewasfen; als mede by het oculeeren], waar toe ze wegens hare taaijigheid zeer dienftig zyn, als men ze van te voren wat nat maakt, zynde hoe nieuwer boe beter. Uit deze binnen fchors worden oök Touwen gedraait tot allerlei gebruik, die vry fterk zyn. §. 13. De Bladen worden op zommige plaatzen van Hoog-duitfchland, Frankryk, en Savojeri4 gebruikt tot Voeder voor het Vee, op dezelfde wyze en óm dezelfde reeden, als hier voren van de 'ipen-bladen gezegt is. ■ §. 14. Aanmerkelyk is het geen Plinius Lib. 17. Cap. 16". zegt, namelyk een Linde-boom Tribunes- ("tegenwoordig Tri-voli) in Italien, welke allerlei Vrugten droeg, de eene Tak Noten, de andere Befien , op andere plaatzen Druiven , Vygtn, Petren , Granaten, eri meer andere ; maar wat zal men bier van maken ? deze Vrugten zyn 'er zekerlyk op ge-ent geweeft, indien de Hiftorie waat is; maar vele houden dit met goede recden voor een verdigtzel of vercierzel; en Plinius zegt zelfs, dat het leven van deze Boom kort was. §. 15. Voor het overige zo heeft deze Boom ook zyn nuttigheid iri de Gehees-kuride, inzonderheid deszelfs Bloemen, welke zeer geprezen en veel gebruikt worden voor Draaijingen des Hoofts, Convulfien of Stuipeninzonderheid derKinders; Vallende Ziekte en Beroertheid: Men maakt tot dien einde een Conferv van een gediftilleert Water uit dc Bloemen : Dit Water word ook grotelyks gelaudcert, het zy alleen of beter met wat Lavendel-water, of eenige druppels LavendelOlie , om het baaren der Vrouwen te bevorderen. De binnenfte Schors of joage Takken in Water gekookt, is een goed middel voor de Waterzügt j daar van 's Daags eenige Romers vol gedronken. y Van b ë §• *• tt ÓRKEN-BOOM. Deze Boorri word genoemt, in het Nederduitfch, Lorkemboorrh ■ Lerken-boom. Lgrix-boom, Latynfcb, Larix. Hoogduitfcb, Lechen-baum. Lerj—f chen-Thannen. Franfcb, Melefe. Engelfcb, Lerch-Tree. Deenfcb, Larix-Tra. Zweed/eb, Larix- Fr'a. Daar is maar eene zoort van deze Boom, welken de hieuwfte Botaniften by het Geflagt Vari de Denne-boom ftellen; wordende genoemt: Larix. Dodon. Lob. C. B. Pin. 493. Tournef. inft. y8«. Boerb. J. A. 2. i3c Larix folio deciduo, conifera. f. Bauh. 1. 265. Hort. Ang. 43'. tab. u. Abns fafciculatis obtufis Linn. H. Cliff. 450. Flor. fuec. 789. 'Mat. mul. 436. Roj. Prodr. 89. §. i. Deze Boom, die heel hoog en groot worden kan, en met een regte Stam opwaarts groeit t is hier te Lande vreemd ; hy word natuurlyk groeijende gevonden iri de Alp- en Pyfeneé-bergen, als mede in veel andere Gebergtens van Hoogduit febtand, Siïefien, Bobemen, O'ngaryen, Tyrol, Zwitserland , insgelyks van Polen en Moscovien, enz., beminnende van natuur de koude Landftreken en de Berggc; hier te Lande ziet men geen andere, als die zomtydts van de Liefhebbers gecukiveert G wordem  54 BESCHRYVING van de LORKEN-BOOM, worden. Men ziet 'er een in de Tuin van Zyn Hoogheid dé Prins van Oranjen , Èrffiadbouder enz i, enz., enz.,., op het Oranje-mout, 7 üuren van Leeuwarden, die heel hoog en groot is Zommige zeggen dat 'er nog een Mede-zoort van deze Boom is -, die in alle deelen kleinder en tederder groeit. Onder alle Hars-gevende Bomen is dit de eenige ;> die in de Winter zyn Bladen vallen laat §. 3. Hy begeert van natuure lief 11 een hooge, drooge, zand-of fteen-agtige Aarde, in Voltige en vafte Gronden wij hy bezwaarlyk aarten. . ö ° $. 4. De Vermeerdering gefchied uit Zaad, het welk uit andere Geweften moet ontboden worden, dewyl het by ons zelden ryp word, welk Zaad op dezelfde wyze gezaait en verder behandeld Word als van het Zaad der Denne-bomen gezegt is ; dog kan ook door Inlegging der jonge Takken vermeerdert worden, hoewel bez'-aarlyker. §. 5. Het gebruik dat meh 'er in onze Tuinen van maakt , is weinig', men kweekt 'er doorgaans alleen, gelyk reeds gezegt heb (§ z.J, eenige uit Lief hebbery, en om de verandering Van GewasJen, die men hier of daar m de'i'uinen of in de Bosquets plant Edo» n6Zdn 7$n'°?k ,b?kwa,1m T bedkledmgvan Bfr«^, Prieelen" Zitplaatzen, Muuren, enz. , welke bekleding heel bevallig ftaat, inzonderheid m het Voorjaar of in de Voor-zomer wanneer deze Boom jonge Vrugten verkrygt, die hy aan de jonge dunne lange en taaije Takjes'in menigte voorbrengt, welke in het eerft purper-rood van Köleür en zeer aaniokkelyk zyn dewyl ze een aangenaam gezigt tusfehen de nieuwe groene Bladen verwekken. Weshalven deze tóoom wel waardig was meer gekweekt eh tot het gemelde gebruik geplant te worden. §. 6. Het Hout van dezelve is zeer hard, langduurend, en roodagtig van Koleur, inzonderheid na binnenwaarts, en dus, daar men het hebben kan, zeer dienftig tot allerlei Timmermans-1 Kiften Lyft-makers-, en Draaijers-werk, enz. * §. 7. Het is ook een zeer goed Brandhout, dat zeer fterke hitte geeft eh lang diiürt \ maar 't vat wegens zyn hardigheid, langzaam Vuur, weshalven de Ouden gemeent hebben dat het tot branding geheel ondeugend was, het welk de ondervinding, in die plaatzen daar men byna geen ander do ut brand, gelyk m het Wallijer Land, zo als Simlerus in Dejbrpt. Vallefw, enz. , aangetekent heeft en elders, anders geleert heeft; wordende dit Hout en ook zvn Kolen veel gea^en gebruikt oö plaatzen daar Smelt-Huteen zyn, eh deze Bómen veel groeijen, tot het fmelten der Ertzen en Metalen ; en de gedoofde Kolen daar van zyn zeer begeert van de Yzer-,. Zilver- en andere Smeden 8- :D,at 'cr uit deze Boom een week Hars (Rejina Laricis larigna, vel laricea), vloeit 't welk gewoonlyk voor tVenetdJche Terpentyn verkogt en gebruikt word, ook haar in kragten na bykomt heb ik te voren by de Denne-boom reeds aangetekent. Dit Hars word van de Land lieden vergadert door middel van een gat in de Boom in de Zomer-tydt te booren tot on de Pit waar Uit al laimza merhand veel Hars komt te vioeijen; en men zegt, hoe jonger de Boom, hoe mooijer en klaarder ditHars is; wordende het witte, klaarfte, voor het befte geagt. Het zelve word veel vergadert m Lirol, als mede in Ooftenryk en Silefien, omtrent Jagerndorf en Tefchen, en töt gebruik overal verzonden. 0 „A,pH S^T^"^^0111 ™ Manna, gelyk by de Esfchen-boom aangemerkt heb, dog dat zo goed niet is als dat van de Manna-boom komt. fa t ?" ÏÏÏ? f°eit 'ei'aa," ,deze Lorkj-boojn een witte Sponfie of zoort van Kampernoelie, die in het Latyn Fungus Lanceus vel larignus dog in de Apotheken Agaricus (na een Landichap Agaria in Sarnften).genqemd word, en een beerlyk Purgcer-middel is voor veelerlei gebreken des Menfchen; wordende inzonderheid geprezen voor dc Gebreken des Hoofds, en der Borft, door Vogten en Catharren veroorzaakt:_ Men laat tot dien einde 2, 3 a 4 Drachma's in heet Water trekken" en neemt vervolgens het Vogt in, dog men moet hier by wat Anys-zaad, Kruid-nagels, of Gengber voegen, dewyl het anders iets walgelyk is, en de Maag ontftelt. 0 & §. ii. Dc Ceder-boom van de Libanon is ook een ware Mede.zoort van deze Lorken-boom, behorende tot het zelfde Geilagt, weshalven ik by deze gelegentbeid daar van, fchoon die by ons niet ifl de open Lugt groeijen kan, iets aanroeren zal: * Dezelve word van de Botaniilen genoemt: Cedrus conifera foliis laricis. C. B. Pin 490. Cedrus magna five Libani, conifera. J. Bauh. I. 277. Cedrus magna. Dodon. Cedrus Libani <5f Paleftinaa, praecelfa. Lob. Larix orientaüs, fruclu rotundioro obtufo. Tournef. Inft. j-gö". Boerh 7 A s> tRo Abies foliis fafciculatis acuminatis. Linn. H. Cliff. 449. " ' §. 12. DezeBoom, die zeer groot en hoog, en, zo men zegt, degrootfte vanille ™rW7nnr ter, van Bomen worden kan groeit h^ïtzak-elyk op de Bergagtige nSSvS^gï^ elders mAfia, inzonderheid op de Bergen Libanon en Taurus. Men zegtydat hyookhSr 1 den Berg Atlas gevonden word : lnsgelyks in het Koningryk Congo, en in het Eiland'TerVe,la - maar of dit dezelfde zoort is als de ware Ceder van Libanon, fchynt wat twyffela^thr • \Z SnVloïï hl niet gezien, als by zommige Kruid-lief hebbers, die dezelve in Potten of houte VatenQitileerenl om 's Winters m het Huis voor de Vorft te bewaren, want fchoon die in de Oofterfche e 3 Landen doorgaans op dc koude Bergen groeit, die zelfs zomtydts met Sneeuw bedekzvn zo km hy nogtans onze Wmter-koudc in de opene Lugt niet tegenftaan. ¥ ' §. 13. De Vermeerdering gefchied door Inlegging der jonge Takken. S>- 14. Het Hout van deze Boom is roodagtig van Koleur, zeer hard en langdurende iaa het langduurenftc van alle, weshalven het van zommige eeuwigduurend genoemt s het wo?d nooft van nAvrr? des Heeren gebout heeft, gelyk men leeft \ Reg. V., waar toe zvn Vader dc Konin? RiXlR'tC r?ren reeds een voorraad ^Leder-bout vergaderd had, 1 Cbron XXllvsl fooUnd DAVJ D een Huis van Ceder-bout, dat hem Hiram de Koning van Tyrus zond II ÏÏlV^ Ï VII: n. InsgclyksbouwdeSALOMON voor zig een Huis v^n de BöWn des WoaSl^^t S van  BESCHRYVING van de LORKEN-BOOM. fs van Ceder-hout, I Chron. VII., en hy maakte de Cederen te Jeruzalem te zyn als de wilde Vyge-bomen-, .11 Chron. I: w. 15. IX: w. 27. Uit welke plaatzen der Heilige Hiftorien blykt, hoe groot dit Hout toen in agting geweeft is, en waar van als het waardigfte van allen, op zo veel plaatzen vermeld word. Weshalven men ook I Reg. IV: vs. 33. van de Koning Salomon Jeeft/dat hy gefproken heeft van de Planten, van de Ceder-hoorn af, die op den Libanon is, tot op den Yjbp die uit de Muur waft, en ook van het Vee en het Gevogelte, enz. Welke Boeken de Koning Hükias weg gedaan heeft, en, zo men meent, verbrand zouden zyn ; dewyl het Volk al te veel kraaten aan de Kruiden alleen tocfchreef, en de Goddelyke bulpe ter zyde zette. . §• 15. Men wil ook dat de Tempel van Diana te Ephezen, en de Tempel van Apollo te Ütica van Ceder-hout zouden gebouwt geweeft Zyn. Dat de oude Heidenen Afgoden-Beelden uit het Ceder-bout gemaakt hebben, blykt onder anderen uit Plin Lib. XIII. Cap. V. §. 16. By ons word dit Ceder-hout nooit gezien; daar word wel zomtydts zodanig Hout getoont, en voor Ceder-hout verkogt; maar men gelooft met reeden, dat dit niet van de regte Ceder-boom der 'Ouden, maar veel eer van die zoort van valfthe Ceder-bomen is, die te voren by de Genever-boom gemelt zyn, of van een ander diergelykc zoort van Hout. §. 17. Daar vloeit ook een Wit Hars uit dezen Ceder-boom'»,, maar dit ziet men hier te Lande niet, 'of is ten minften zeer zeldzaam: Het word zeer dienftig geagt, met andere dingen vermengt zynde j tot het balzemeeren der Ligchamen van doode Menfchen. VAN D E §• *• ijf\LEASTER. Deze Boom word genoemt in het Nederduitfch, Oleafter. Wildé ■ I Olyf-boom. Witte Jujubeh. Latynfcb, Oleafter. Olea Bohemica. Hoogduitfcb, Böhmifch Oclbaum. Franfcb, Jujubier blanc. Oiivatre. Engelfcb, Wit Jujabes. Deenfcb, Wild Olive-Trae. Zweedfch, Wild Olive-Trasd. Déze Boom, dien de oude Botaniften tot het Gedacht der Olyf-bomen gerekent hebben, maar eigentlyk een byzonder Geftacht is, word van de Botaniften genoemt: 1. Olea fylveftris folio molli incano. C.B. Pin. 473. Hort. Angl. 52. tab. 19. Zizyphus Cappadocica, quibusdam Olea Bohemica. J. Baub. 1. 27. Zizyphus alba, feu Cappadocica. Dodon. Olea fylveftris Septentrionalium. Lob Kleeagnus Örientalisanguftifolius, fruclu parvo Olivse-formi, fubdulci. tournef. coroll; 53. Elasagnusi. Linn. H. Cliff. 38. Llmagnus foliis lancealatis. Roj. Prodr. 250. Linn. H. Upf. 31:. §. 2. Deze Boom, die tamelyk groot worden kan, word in het wild in de Bosfchén groeijende gevonden in Spanjen, Griekenland, Paloeftina, Syrien, Cappadocien, en elders in Afia: Ook in Bobemen, waar van hy de naam van Boheemfche Olyf-boom verkregen heeft. Hier te Lande nog in Hoogdukfchland groeit hy nergens in het wild, maar wörd zomtydts in de Tuinen uit Liefhebbery en om de verandering van Gewasfen gecultiveert. Daar zyn eenige Veranderingen van, beftaande in dc groot-of kleinheid der Bladen en Vrugten, dog die zyn zeldzamer. §■ 3- Dezelve bemint een goede losfe, liefft zandagtige Grond, en een goede warme voor de Winden gedekte plaats; kan onze Winter-koude, op een zodanige plaats heel wel tegenftaan, inzonderheid als die wat bejaard geworden is. %. 4- De Vermeerdering gefchied door Inlegging of Steking der ionge Takken, op de gewonelyke wyze | of ook door de Wortel-fpruiten. Kan ook gefchieden door het Zaad, als men Zaad uit Bobemen of van elders verkregen heeft, dewyl hy hier te Lande en ih Hoogdukfchland zomtydts wel bloeit, maar geen Vrugten voortbrengt i Welk Zaad in het Voorjaar in Potten gezaait word, die men in een Rund-bak zet; moetende vervolgens de opgekomene jonge Boomtjes 'sWinters in het Oranje-huis bewaart worden, tot dat ze eenige Jaren oud geworden zyn, als wanneer men ze in de Tuin hier of daar, op een bekwame plaats (§. 3O, in de koude Grond plant; het welk al het gebruik is dat men daar van maakt; deszelfs Bloemen die langs de jonge Takken by de oorfprong der Bladen, 2 a 3 by elkaar, voortkomen , zyn kiein en wit, en zeer wel riekende. §. 5. *By deze gelegentheid zal het niet onnut zyn, iets aan te tekenen van deopregte Olyf-boom en deszelfs gebruik in de Oeconomie, enz., fchoon die by ons niet in de opene Lugt groeijen kan. Deze Boom word genoemt in het Nederduitfch, Olyf-boom. Olive-bbom. ï.aiynfcb, Olea. Hoogduitfcb, Oelbauim Franfcb, Olivier. Engelfcb, Ölive-Tree. Deenfcb t Olive-Trae."Zweedfch, Olivc-Tra? - Daar zvn twee Hooft-zOörten van, als 1. WILDE OLYF-BOOM. Olea fylveftris folio duro, fubtus incano. C. B.Pm 472. Tournef. M. 599. Boerb. f.A.2. 21 S> Oleafter, five Olea fylveftris. J. Bauh. 1. 17. Olea fvlveftris five Oleafter. Dodon. Lob. Sylveftfis Olea. Cluf. H. 26. Olea foliis lanceolatis, ramis teretius culis. Linn. H. Cliff. 4. Roj. Prodr. 399. 2. TAMME OLYF-BOOM. Oleafativa. C. B. Pin. 472. J. Bauh. 1. 1. Dodon. Lob. Tournef. Inft. y99- Boerb. j.A. 2. 2Tg. Deze verfchilt alleen, zomenzegt, van de wilde zoort, dat ze gecukiveert en daar door in alle O 2 deelei  56 BESCHRYVING van de O LEASTE R. delen groter word, maar de wilde van zelfs groeit, en kleinder is, ook kleinder en flegter Vrügteti geeft-. Daar worden veele veranderingen van de Tamme gevonden, welkers onderfcheid nogtaas hooftzakelyk gelegen is, in gedaante, koleur, gróót- en kleinheid, als mede min of meerder vettigheid en vlecfchigheid der Vrugten; welke veranderingen men in Tourneforts Inft. R. H. en in Horto catbolico, opgenoemt zien kan. §. 6. Dc natuurlykeGroei-plaatzen van den Olyf-boom, die heel groot en hoog worden kan maar langzaam waft, zyn de warme Landen, als Provence, Languedocq, Spanjen, Italien, Portugal, Griekenland, Palxfiina, Syrien, enz. , by ons word dezelve anders niet als in de Botanifche Tuinemen by de Kruid- Liefhebbers in Potten of in houten Vaten onderhouden, om die 'sWinters in het Oranje-huis voor de Winter-koude te bewaren , want kan geen Vorft verdragen, waar door die verdierft; zelf in die warme Landen, die niet altydt geheel van dè Winter-vorft b'evryd zvn als in Provence en Languedocq, gaan ze in extraordinaris koude Winters wel doodt, tot gróte fchade der Ingezetenen. §. 7. Dezelve bemint een goede, vette, niet al te losfe Grond, en een opene warme plaats in de Zomer, en moet 'sWinters in Vaten of Kasfen geplant ftaande, in het Oranje-huis selvk gezegt is (§. .6.), voor de Vorft bewaart worden. y °, §. 8. De Vermeerdering gefchied door Uitlopers, en door Inlegging of Stekinf der Takkent kan ook gefchieden door de rype Vrugten, die men uit de warme Landen ontfangen heeft 'oo dezelfde wyze als te voren van de Oleafter gezegt is (§. 4.). ö ' l §. 0. De nuttigheid van deze Boom aangaande, die is zeer groot, want uit deszelfs Vruaten Olyven genoemt, word ih de warme Landen een Olie ih grote menigte peper ft, die de gehele Wie' reld verzonden, en 'er veel Negotie met^gedreven word, endiebyons, onder de naam van Boomolie, bekent is; wordende zo wél in de Medlcynen als wel meelt tut Spys-beréidin" en tot branding in de Lampen, enz. , gebruikt. In de Spys-bereiding dient ze by "ons hooftzakelyk tot toemaking van allerlei Zallaad, dog in de warme Landen gebruikt men ze zelf ook in plaats van Boter , inzonderheid aldaar en elders in de Vallen-tydt der Roomfch-Carholyken: De meefte van deze Olie die men hier te Lande ontfangt, brengt men uit Spanjen en Portugal, maar die over Genua en Provence komt, word voor de befte geagt, dewyl ze het witft, kiaarft, en zoetft vaö-allen is' want Boe witter, als mede hoe verfchcr de Boom-olie is hoe zoeter en geuriger ze valt" de grdëne| is de allerflegtfte, onfmakelykfte, en dikwils Hinkende ' - Deze Boom-olie word voor heel gezond gehouden, het verzagt de inwendige deelen en houdt het Ligchaam open, dog is wat zwaar te.verteeren, en vereifcht derhalven een goede gezonde Maag. Daar word in de gemelde warmer Landen ook een welriekende Boom-olie gemaakt door middel van deze of gene welriekende dingen in de Olie en in de Zon te zetten, of daar mede'wat te kooken; het welk ook by ons kan toebereid worden. §. iq. De Olyven worden in de warme Landen ook veel eer ze volkomen ryp geworden zyn of ook wel ryp zynde, dog meeft de eerfte, in Pekel ingelegt, en overal verzonden, omalseentoefpyze by Gebraads en andere Spyzen tc eeten; ze verwekken appetyt, en verfterken den Maag* dog voor een die een zwakke Maag heeft, dienen ze niet, want zy zyn wat zwaar te verteeren en verwekken zomtydts Hooftpyn, inzonderheid die ryp ingelegt zyn, gelyk in Spanjen vee'gedaan word, en welke onderkent worden, daar aan, dat ze 'er zwarter uitzien als de onryp ingelegde Daar Wórden twederlèi zoorten tot onzent gebragt, als 1. Uit Spanjen en Portugal. %. Vin Genua en uk Provence; deze zyn wel kleinder ais de eerfte, maar veel fmakelyker, cndus~het meeft geagt. ■ De Olyven wordeii ook wel in Zuiker of Honig, in de gemelde Landen, geconfyt, maar die ziet men bier tc Lande zeiden. §. xi. Het drooge Hout van deze Boom is heel hard , geehgtig van Koleur, en met mooije bruinagtige Strepen of Vlammen doormengt, weshalven heel veel geagt word van de Draaijers, Lyft- en Cabinet-makers en andere, om 'er allerlei fraaije dingen, als Tabaks- en andere Dozen Lvften, Hegten, Tafel-en Cabinet-werken, enz., van te maken. * Het is ook c^en goed Brandhout, maar hier toe word bet wegens zyne andere gemelde nuttigheid weinig gebruikt. ' b §. 12. Voorts zo moet ik hier nog eenige gebruiken dezes Booms by de Ouden aanmerken als voor eerft, dat deze Boom in de oude Tyden by de Atbenienfen in grote agting was, zodanig ' dat zo iemand denzelven befchadigde, zulks als Kerkfchending niet de dood geftraft wierde.- ' ' §< 13. Hy was by ouds een Teken des Vredcs en der Ontferming. 'Dus heeft men-als toen de Helden, die hunne Vyanden overwonnen, en den Vrede weder herfteld hadden, met Kranzen van Ölyf-Takken verdert: Zo leeft men ook, dat die, welke de Vrede of Gratie kwamen verzoeken Olyf-Takken in hunne handen droegen; En zeer opmerkenswaardig is het Vredens-Tekende Duif van deze ü'oöm sun Nöacb in dc Arke bragte, gelyk men leeft Gene/1 vllb vs. 1u §. 14. De oude Grieken en Romeinen hadden veel de gewoonte j om hunne Ljgchamen met Boomolie te zalven tot hunne gezondheid; daarom leeft men, dat j als de Keizer Auguftus aan zekeren Pollio Roihulus vroeg, döof wat middel hy tot over het Honderfte Jaar zyris ouderdoms zyne Ligchaams- en Gemoeds-kragtcn behouden hadde? hy tot antwoord gaf, van binnen met Meien van buiten met Olie: Met welken antwoord overeen ftemt, die, welke Denwcritus gaf aan iemand die hem vroeg, hoe een Menfch by beftendige gezondheid blyven konde? namelyk, wanneer hy de buitehfté Leden met Olie, maar" de bjftnèftfte met Honig bevogtigde. §• iy. De Boom-olie vvierd in oude Tyden by de Ooftcrfclie Volkeren veel gebruikt tot Zalving der Gaften by de Maaltytlen en anderzints, tot hunne Eer, Gezobdheid, en Vervrolyking; weshalven onzen Heiland |EZUS aan den boogmoedigen Pharizcör, bywien hy tc Gaft was, verweet dat by zyn Hooft niet mei Olie gezatft ha ïde: Lucas VII: vs. 46" Gelyk men van zodanige Zalving meerder ïceft, P/alm XXIII: w. 5. XLV: vs. 8. CIV: vs. ij. CXLI: vs. y. Ecclef. IX: vs. 8. jef. 1 Xt vs. 3. Daar was, behalven deze WaenUlfcbe Zalving ook onder het V4k GODTS riog eeric Geeftelyke  BESCHRYVING van j» * OLEASTER. s? 'Qeeftehke Zalving, in gebruik: De .Prielteren, Koningen, Propheten, en Melaatfchen wierden met Olie gezalft, gelyk men leeft, Exod. XXIX: w. 7- I*"». X:w. i. Iiteg. II: vt. 39. XIX: 16. Lw't XIV: vs. itS In dc Tabernakel wierde ook alles door de Heilige Olie geheiligt; en deze Olie wierd konftelyk toebereid, naar. de wyze der Apothekers, uit Boom-olie en de vóornaamfte Spectryen; Myrrbe, Caneel, Calmus ehde Casfie, enz., Exod. XXX: 23—.31. XL-«w„9. Lmt„ VIII: vs. ia, 11. §. 16. Zeer opmerkens waardig is de antwoord die een oud Huisman aan de Keizer Maximiliaan de 11de gaf, toen deze Keizer op zyne Reize de zeven Olyf-bomen zag planten, (die men ze„c dat heel »ud moeten zyn, eer ze Vrugten geven); aldus vroeg, «wat doet gy goede Man, dat gy 0p den avondftond en de winter uwer jaren Bomen zaait, daar gy nooit Vrugten van zult plukken, nog genieten' waar op den ouden Gryfaart antwoorde, ik zaai ze GOD ter Eere, en onze Nakomelingen ten dienkè .Dit antwoord behaagde den Keizer zodanig, dat hy aan dien eerlyken ouden Manhondert GoudGuldens deed geven. V" A N §• T" 1 PALM-BOOM. Dit aïtydt-gïóeriendHeefter-agtig Boom-Gewas word genoemt 1 in het Nederduitfch, Palm-böom. Palm. Bus-boom. Bos-boom. Latynfcb, 1..Buxus. Hoogduitfcb, Buxbaum. Büchsbaüm. Franfch, Buis. OuBouis'. Engelfch, Box-Tree". Deenfcb , Buxbom-Trse. Buxböm. Zweedfch, Buxbom. Buxböm-Trsei, §. 2. Daat zyn tweeHooft-zoorten van, als: X. GROTE of BÖÖMAGTIGE PALM. Buxus arboresceos. C. B. Pin. 471. Tournef. Inft. 578. Èoerh. J. A. 2 172. Buxus. Dodon. Lob. J. Baüh. 1. 496. Linn. Hort, Cliff. 441. Hart, Upf. 283. Mat. nui. 423; Roj. Prodr. 400. - . 2. KLEINE of LAAGE PALM. Buxus foliis rotundioribus. C. B. Pin. 471. Tournef* Inft. 579, Boerh. J.A. 1.172. Humi-buxus iive Humülis Buxus. Dodon. Buxus minor. Vulgo. §. 3. Van deze twee Hooft-zooitefi vind meh weer de volgende veranderingenï 1. De grote vergulde Pahn, of met geel-bóftte Bladen. 2. De groté Palm, met geel-kantige Maden. 3. De grote verzilverde Palm, of met wit-boöte bladen. 4. De grote Palm mét lange bladen, die in een geelé punt eindigen. 5. De grote Palm met heel grote fterk gezenuwde bladen. 6. Dc grote Palm met heel ftompe zeer gezenuwde bladen. 7. De grote Palm met fterk gezenuwde bladen, geele kanten cn geele punten, 8. De grote Pahti met fmalle heel lange bladen, 9. De lage vergulde Palm. > 10. De lage verzilverde Palrm 1 r. De lage Palm met geelagtige kanten 12. De lage Palm met kleine lange fmalle bladen. 13. De lage Palm met heël fmalle.en lange kleine bladen. , Mie deze zoorten zyn door den tydt uit het Zaad voortgekomen; maar de eerftgemelde (§. L No. fs20? worden het meeft gevonden, dog ik heb alle dé gemelde Zoorten gecukiveert, §. 4. De Palm (te onregte aldus genoemt, dewv\ de opregtePalm-boom een geheel ander Gewas van' veelerlei Zoorten is, groeijende in de Indien) groeit natuurlyk ih de warme Landen, als in i Champagne, Franche Comtê, Provence, Languedocq, Italien , Spanjen, Griekenïatid en Aften; ook ih Z-vci'tzërland, Savojen, Hfaalfch Vlaanderen, .tusfehen Luik en Namur,, en elders in de Berg-en Bofchagtige ruwe plaatzeh; hier te Lande word die alleen door de cultuur vddrtgekwéekt, en wel zeer veel; inzonderheid de eerfte eh twede Zoort (§. 2. No. ï; 2.), doordien hy tot cieraad deiTuinen veel gebruikt word. ,. § 5. Hy wil in allerlei goede losfe Gronden, heel wel groeijen, als die maar vet genoeg en niet te vogtig zyn, Want in fchrale eh in natte Gronden maakt Hy ftegte voortgang. $. 6. Alle de gemelde grote Zoorten wórden door Steking der Takken op een fchadüwagtke pkats, of beter door Inlegging, voortgekweekt; ; De Vermeerdering van de kleine Zoorten gefchied door middel van dezelve diep,. tot aan de Topeinde toe, in de grond te zetten, waar door alle de Scheuten en Takken Wortels fpruiten; kan ook door hetSteken gefchieden: Dog word meeft vermeerdert, te weten, de gemene lage zoort (§. 2. No. 2»), die het meeft gebruikt Word, door het opnemen en fchéuren van die wélke eenige Jaren iri Parterres of elders geftaan heeft,' en nu te groot en te dik gewórden is, óm langer cieriyk te ftaan; leverende een ftrcek Palm van ëéq Voet lengte, dan veeltydts zd veel uit dat men 'er 6 & 8 Voeten lengte aan een ftreek met beplanten kan, min of meer, naar dat hy dunner of dikker ftaat. §. 7. Aangaande het gebtüik van de Palm ih de Tuinen; men plant van dc groote zoort lage Scheerheggen, die in goede Gronden tot 6 a 8 Voeten' hoogte kunnen opgroeijen, Bh} wanneer ze wel gehavent worden, zeer fraai ftaan; Deze Heggen zyn, om dat ze digt en niet te fterk groeijen, ook zeer bekwaam om 'er allerlei Figuuren in te khippén. §. 8. Men teelt 'er ook Pyramiden van, van allerlei gedaante; alsmede kleine Króon-boomtjes, welke de voorgemelde hoogte kunnen verkrygen, om daar mede Parterres, Bloem-perken, Bksfins P Vyvers,  sg beschryving van ö e palm-BOÖ m. Pyvcrs, enz. > te vérderen; waar toe in hèt byzondere ook de bonte zoorten (§, 3. No» 1, 2, §.) gebruikt worden. §. 9. De lage Palm (§. 2. No 2.) dient alleen, en word veel gebruikt tot beplanting van de Loofwerken der Parterres,.'.als mede tot invatting van Rabatten, Bedden, en andere diergelyke Grondwerken j waar toe dezelve boven alle andere Gewasfen zeer bekwaam is, om reden dat ze cieriyk en altydt groen ftaat, in bekwame Gronden wel groeijen wil, en door een goede behandeling met de Scheer verfcheide Jaren lang klein en net (dat de grootfte cieraad van Grond-, Loof-werken, Invattingen, enz., is), gehouden kan worden. §. ïo. Men kan deze Palm in het Na-jaar en in de Lente planten, dog deze laatfte tydt is verre de befte, om als dan de geplante Palm zekerder aan de groei komt; daarin tegen, dezelve in het Na-jaar geplant wordende, zeer dikwils door de volgende Winter-vorft, om dat hy niet in de Aarde vaft bewortelt is, uit de grond vrieft en bederft, oftenminften, zo de Palm al behouden blyft, door het opvriezen geheel uit de order raakt, invoegen diergelyk in de Herfft geplant Werk, doorgaans in het volgende Voor-jaar met moeite weer herttelt moet worden; ten ware, dat 'er een heel zagte Winter opvolgde j dat weinig gebeurd, en men van te vooren niet zeker weten kan. Ik ben dikwils van Menfchen die iets nieuws van Palm werk in hunne Tuinen wilden doen planten, raad gepleegt, of ze het zelve in het Na-of Voor jaar doen zouden, ik ried haar altydt de laatfte tydt; dog de begeerte, om haar voornemen haaftig uitgevoerd te zien, deed veele de eerfte tydt verkiezen; maar ze hadden doorgaans het ongenoegen, dat het geplante door de volgende Wintervorft veel bedorven was en in de volgende Lente met nieuwe koften weer moeften herftelt worden: En dewyl ik zelfs hier van ondervinding heb» zo kan ik noöit tot de Herfft-planting van diergelyke dingen raden. Hoe vroeger men de Palm in het Voorjaar plaat, hoe beter. §. 11. Nog een misflag is 'erj, dien zommige Hoveniers veeltydts begaan» welke is, dat ze de Palm midden in de Zomer Scheeren; dit is doorgaans zeer lchadelyk, omdat als dan de geknipte Palm dooi'de Zomer-hitte, die men in.die tydt gewoonlyk heeft, komt te verbranden, en veele te bederven of te kwynen ; ten waare by geluk een donkere Lugt, of reegenagtig VVeêr, op het Scheeren volgde; dat men egter niet voorzien kan. De befte tydt tot het Scheeren van de Palm is derhalven het Voor-jaar, hoe vroeger hoe beter, namelyk in April, of ten langften in het begin van Mey, dewyl dan de warmte nog niet zeer groot is > om aan de geknipte Palm hinder te doeh; daarenboven'zo heeft men hier door nog dat voordeel, 'dat de Parterre- en andere Palm-werken dan in het aangenaamfte Saizoen van het Jaar* het welk-buiten alle tegenfpraak de Maanden Mey en Juny zyn, in de befte order en op het eierlykft ftaan., §. 12. Het ftaat ook aan te merken, dat, wanneer men van zins is de Palm ih het volgende Voor* jaar te verplanten, dat het beter is dat de Palm in dat Jaar niet gefchooren word, waar door dezelve daar na by de verplanting zyn fleuriger, en meer uitleveren zal. §. 13. "Het Hout van de Palm-boom is heel hard, digt, glad, zwaar, geelagtig van Koleur, ett word van geen Wormen wegens zyn hardigheid befchadigt. Het word derhalven veel geagt en gebruikt, van deDraaijers, Muficaalfche\Inftrumcntmakers, Schrynwcrkers, Beeld-fnyders, enz., tot allerlei fraaije dingen; Fluiten, Hauboys, Fluitjes d'Amour, Zak-pypen, Cabinet-en Tafelwerken, Kammen, Lepels, Vorken, LIegten totMesfen, Note-krakers, Tand-ftokers, Kiftjes, Doozen, Kookers, en veel meer andere dingen. Het meefte word uit Spanjen en de Levant tot onzent gebragt» Dog men moet aanmerken, dat het al geen Palm-bout- is, dat men daar voor aanziet; want het dikke Hout van de Vlier, word veeltyds in deszelfs plaats gebruikt, dewyl zulks ook gecl-agtig cn digt is, en even zo glad bearbeid worden kan als het Palm-bout: Het is de zwaarte die het egte Palm-hout van het onegte onderfcheid, en waar door een Kenner aanftonds het onderfcheid bemerkt. §. 14. De Takken worden veel gebruikt tot Kranzen en andere dingen,; de Roomsgezinde gebruiken ze veel in de Nederlanden, op Palm-Zondag, tot hei maken van hunne zogenaamde PalmTakkeUj en waar van die Gewas den Nederdui tichen Naam van Palm fchynt. verkregen te hebben, die'het meeft j in plaats van Bosrb9em, in gebruik is. §. 15. Ten laatften moet ik ook nog aanmerken, dat dk Gewas, namelyk de Palm-boom, ook zyne nuttigheid inde Genecs-kunde beeft, hoewel weinig tot, dien einde gebruikt word. Het door diftillatie uit het Hout getrokken Olicj word van zommige Genees-Heeren grotelyks geprezen* .voorde Vallende Ziekte, als mede voor Moeder-pynen, tot 20 Druppels daar van genomen. Het zelve Olie word ook gezegt de Tand-pyn onveilbaar te ftillen, als men één Drup by de Wortel van de Tand, of in de holle Tand, met een Tand-ftoker doet. V A N §4 *• T* "f ET PAPEN-HÖÜT. Dit Heefter-Gewas, hetwelk tot een kleine Boom opgroeiI ~ 1 jen kan, wordt genoemt in het Nederduitfch, Papen-hout. Papen-muts. Papenr/ JL JL hoed. Cardinaals-hoed. Latynfcb , Evonymus. Hoogduitfcb, Spindel-baum. Zwckhoicz. .Spil-baum. Pfaftcn-mutz. Pfaffen-hnttóein. Fmnfeb, Bonnet de Pretre. Fufeau. Chenne. Engelfcb, Spindle-Trce. Prikwood. Deenfcb, Alften Zvoeedfcb, Alfter. Kasringetand. J ' Daar is maar een Zoort van dit Gewas, het welk van de Kruid-kenners in het Latynfcb genoemt wordt: J 0 Evonymus vulgaris, granis rubentibus. C. B. Pin. 428. Tournef\Inft. 617 Boerb. % A. 2. 237. Evonymus muitis, aliis Tetragonia. J. Baub. 1.201. Evonymus. Dodon. Lob, • Evonymus  BESCHRYVING van d fe PAPËN-HÖÜT. 5& Evonymus foliis oblöngö-ovatis. Linn. H. Cliff. 38. Flor. fuec. i33. Roj. Prodr. 436. Hall Helv. 523. Hier van zyn nog eenige Veranderingen, als;, 1. Met breede Bladen. 2. Met zwarte Vrugten. En 3. Met bonte Bladen; dog deze ziet men zeldzamer. §. 2. Het gemene Papen-bout groeit in veele GeWeften, zo wel warme als koude, in het wildj in de Heggen, Bosfchén, en op andere plaaazen: De twee Veranderingen (No. 1, 2.) worden gevonden in Bobeemen, Ooftenryk,, Ongarien, en elders. §. 3. Wil in allerlei Gronden heel wel groeijen j dog bemind liefft de drooge zandige. * §. 4. Wórdt door Uitlopers of Inleggers gemakkelyk voortgeteelt; dog kan ook gefchieden döor het Zaad , op die wyze als vap de Haag-doorn gezegt is. §. 5. Het gebruik dat men 'er in de Tuinen van maakt is weinig, en niet anders als dat men hier of daar eenige op een bekwame plaats van de Tuin, of op groote plaatzen in de Bosquets plant, om de roode Vrugten die ze in het Na-jaar voortbrengen, eh heel bevallig ftaan; weshalven men als dan ook wel eenige Takken daar van met derype Vrugten, die op het laatft open gaan, tot cieraad in Huis in een Bloem-pot zet, dat een aardig en aangenaam gezigt geeft. Zynde deze Vrugten vierkant, op dc wyze als een Muis der Papen, waar van deze'Heefter de Naam verkregen heeft» Dezelve is zeer onderhevig aan een zoort van 'Rag-Rups, die dezelve zeer dikwils in de Zomer Blad- en Vrugteloos en onaanzienlyk maakt. §. 6. Het Hout is zeer hart en geelagtig van Koleur, weshalven meh op plaatzén daar het veel gevonden wordt, Spindels, Lardeer-Naalden, Naalden tot het bereiden van Netten, Tandftokers, enz., Van maakt •, ook gebruiken het de Plug-fnyders veel tot het fnyden van Pluggen voor de Schoenmakers; en de Draaijcrs maken 'er allerlei klein cieriyk Werk van. §. 7. Men zegt dat de Vrugten in Turkyen gebruikt worden om het Leer daar meede Geel te verwen. §. 8» Daar zyn oök nog twee vreemde zoorten van, als l. HET VIRGINISCHE PAPEN-HOUT. Evonymus Virginius, pyracanthm foliis, capfula verrucarum inftar exa/perata rubente. Plukn, alm. 139. tab. 115. fig. 5. Tournef. Bijl. o17. Evonymus foliis lanceolatis. Gron. Virg. 17. .Roj. Prodr. 533. Evonymus foliis lato-Ianceolatis. Linn. Hort. Upf. 30. 2. HET CAROLYNSCHE PAPEN-HOUT. Evonymus jujubinusfoliis, Carolinienfis j fruclu parvo fere umbellato. Plukn, alm. 139. tab. 28." fig. 6. Evonymoides Carolinienfis, Ziziphi foliis. Isnard.att. ijiÖ. pag. 309. Evonymus novi Belgii, corhi faeminaa foliis» Comm. H. Amfl. 1. pag.-167. tab. 8$. Raj. ibendh 69. » . Celaftrus ïnermis, foliis ovatis ferratis trinervis, racemis ex fimmis alis longisfimis» Linn. H Cliff. 73. Gron. Virg. 25. Roj. Prodr. 435. Ceanothus. A£t. Upf. i74i.pag. 77. Ceanothus. Corymbis folio longioribus. Linn. H. Upf. 571. §. 8. Deze twee zoorten (§. 8. No. fjj 2.) groeijen in Wéft-Indien, in de Landfchappen Virgu kien, Carolina, en elders, en zyn hier te Lande zeldzaam, Wordende niet anders gecukiveert als in dc Botanifche Tuinen, en by zommige Kruid beminnaars. Ze kunnen onze Winter-koude niet tegenftaan, moeten derhalven, in Potten of houté Vaten geplant zynde, 'sWinters in het OranjeHuis bewaart worden, hoewel de eeerfte zoort de hardfte is, en bp een goede warme plaats in de open Tuin ftaande, doorgaans 's Winters over blyft, tén waare met ftrenge Vorft. V K N DE §» 1. T)AVIA. Deze Boom word geüoemt in het frederduitfeb j Pavia-boom. Latynfcb^ Pavia. JL Hoogduitfcb, Pavia-baum. By de Botaniften is dezelve bekent met de volgende Latynfche namen: Arbor pentaphyllos Virginiana, floribus fpicatis monopetalis. Raj. Hifi. iSoó. Pavia. Boerb. J. A. 2. 260. tab. 260. Hort. Angl. 54. tab. 19. Linn. H. Gif. 143. Roj. Prodr. 463. §. 2. Deze Boom gelykt veel in gedaante der Bladen en Bloemen na de Kaflanje Equine-booni; groeijende natuurlyk in Virginien en Carolina; maar is in deze Geweften nog niet zeer bekent. §. 3. Hy bemint een goede, losfe, zandige Grond en een waf me Staalplaats; kan onze Winter- kóude tamelyk verdragen, edog geen heel ftrenge Vorft. , §. 4. Word door Inlegging der Takken, of ook door het Zaad voortgekweekt. j. Deszelfs gebruik in de Tuinen is nog weinig; de Lief hebbers van vreemde Planten cukiveeren hem meeft alleen om de verandering van Gewasfen, dezelve hier of daar op een gevoeglyke en warme plaats van de Tmn plantende, of ze houden hem in Potten of Kasfen i óm 'sWinters in Huis voor de Vorft te bewaren» ■ *" P 2 <: ' ■ * - VAN DE  Pag. 6© van DÉ §• !• TT*\EERE-DOORN., Dit Heefter-agtig Boom-gewas word genoemt in het Nederduitfch', t-J Peere-Doorn. Latynfcb, Pyraeantha. Hoogduitfcb, Birn-Doorn. Franfcb, Pyrajl cant/ie. Engelfcb, Ever green thorn. §. 2. Van de n/cuwfte Botaniften word deze Heefter by de Haage-Doorn of Mispel gereekeht, en daar zyn 'twee zoorten van, als / i. De GEMENE PEERE-DOORN. Dx'yacantba Diofcoridis, fiveSpina acut'oPyri folio. C. B. Pin. 454. Pyraeantha qüibusdam. J.Bauh. 1. 5 r. Pyraeantha vel Rhamnus 3. Diofcoridis. Lob. Mefpilus aculeata Amygdali folio. Tournef. Inft,. "642. Mefpilus fpinofa Pyri folio. Herm. H. L. B. Boerb. J. A. 2. 257. . , Mefpilus fpinofa, foliis lanceolatp-ovatis crenatis, calycibus fruólus obtufis. Linn. H. Cliff. 180. Viridar. 44. Roj. Prodr. 271. 2. De VIRGINISCHE PEERE-DOORN , met groote Vrugten. Mefpilus aculeata Pyrifolio , denticulata, fplendens, fruclu infigni rutil'o, Virginienfis. Plukn Alm. Tab. 46. fig. 1. Tournef'. Inft. 642. §. 3 De eerfte zoort groeit iri het wild in Italien, Provence j Languedocq, en elders in de Heggen en bosfchén. De tweede zoort groeit in Virginien, en word hier te Lande zeldzaam gezien." §. 4. Ze beminnen beide een goede ■, losfe j liefft zahd-agtige Grond; Kunnen onze Winterkoude heelwel tegenftaan; dog de tweede is wat tederder; inzonderheid als die nog jong is, weshalven dezelve Op een goede warme, voor de Winden gedekte plaats, moet geftelt worden. §. 5. Hare Vermeerdering gefchied door Steking of beter door Inlegging der jonge Takken • Kan ook door het Zaad gefchieden als men zulks uit hare natuurlyke Groei-plaats verkregen heeft dewyl by ons de Vrugten niet ryp worden-, welk Zaad van de gemene zoort op dezelfde wyze gezaaic eh behandeld word als dat van de Raage-deorn. Maar het Zaad van de tweede zoort moet in Potten gezaait, eh de jónge vobrtgekomerie Boomtjes 's Winters in Huis bewaart worden, töt dat ze eenige Jaren oud en wat manlyk geworden zyn, als wanneer men ze ergens in de Tuin öp een voördeelige plaats, gelyk te vooren (§ 4.) gezegt is, planten kan. §. 6. Ze worden beide meeft alleen uit Lief hebbcry by ons geCultiVeert; dog de eerfte zoort is zeer bekwaam bm daar Heggen van te planten, gelyk van de Haage-doorn, die heel digt begroeiien, en wegens hare veele fcherpe Doorns ondoordringbaar zyn, ook om haar altyd-duurende groente aan het Oog voldoen. Van d ë §• '*'• I }EPÈR-BÖOM. Dit Hcefter-gewas word genoemt in het Nederduitfch, Pepe;-boom, 1—^ Berg-peper. Mezereon. Latynfcb; LanreokL Thymaftea. Chamtelea. Meze-JL reon. Chamsdaphne. Hoogduitfcb, Keilerhals. Seideibatf. Zeylarid. Mezereon. Laufzkraut. Franfcb, Laureole. Garou. Engelfcb, Laurel. Spurge-Olive. Widdow-waiL Peper of the Mounc. Dwarf-Laurel. Doenfcb, tUlbail. Zweedfcb, Kiseller-hals. Tiftbaft. Kiwitbaft. §. 2. Daar zyn zeer veele Zoorten van; ik zal maar eenige melden die bet bekendft zvn 1. De GEMENE PEPER-BOOM. * Laureola Folio dcciduo, flore purpureö: Ofticinis Laureola femina. C. B. Pin. 462. Laureola folio diciduo, fiVe Mezereon germanicum. Bcuib. 1.566. Chamaftea germanica. Dodon. Mezereon germanicum., Lob. Thvmelma Lauri folio decjduö; five Laureola ftemina. Tournef. Inft. 595. Boerh. f. A. i. 11% Daphne floribus fesfilibus infra fol.ia elliptico-lanceolata. Linn. Flor. Lapp. 140. H. Cliff. 147. Flor; fuec. 311. Mat.med. 179. Roj. Prodr. 201. . 2I ALTYD-GROENENDE PEPER-BOOM, of Laurier-kruid. Laureola fempervirens, flore viridi, qüibusdam Laureola mas. C. B. Pin. 46e. Laureola fempevirens, flore luteolo. J. Baub. 1.564. Laureola. Dodon. Daphnoidcs feu Laureola. Lob. , ThymelsaLauri folio, fempervirens, feu Laureola mas. Tournef. Inft. 595. Botrb.J.A.z. DapHne floribus raccmofis lateralibus, foliis lanceolatis integris. Linn. H. Cliff. 147. Hort. Upf. 94. Raj Prodr. 208. 3. Df. PEPER-BOOM MET SMALLE BLADEN. Thyttiela;a foliis Lini. C. B. Pin. 463. Tournef. Inft. 594. Thymelma Montfpeliaca. j. Bauh. 1.591. Thymehea. Dodon. Cluf H. 87. 1 hymelaea Gram' gnidli. Lob. . . 4- De BERG-PEPER-BOOM MET SMALLE BLADEN. .1 hymclaia alpina , LinifoIia4 humilior, rlóre purpureo o'dorafcisfimo. Tournef. Inft, y04.. - ■ ■ Thymeixa  BESCHRYVING van de PEPER- BOOM. öl Thymelasa affinis facie externa. C. B. Pin. 463. Cneoron Matthioli fuffrutex. J. Bauh. I. 570. Cneorurn Matthioli. Cluf. H. §. 3. De eerde Zoort groeit natuurlyk in het wild in Hoog-duit/c/Jand, Frankryk, Italien, ook iü de'noordiyke Landen, als, in Nor wegen, 'Zweden, Lapland, en elders in de Bofch-en Berg-agtige plaatzen, want ze bemind de fchaduwe en de koude. Daar is een Mede-zoort of Verandering van met witte Bloemen, dog deze is zeldzamer; hebbende de ordinarii Zport purperagtige welruikende Bloemen; ook word een verandering daar van gevonden met geel-bonte Bladen. De tweede Zoort word in het wild groeijende gevonden in Italien, Provence, Engeland, en elders in de Heggen, in Hoogduitfchland en Frankryk vind men ze zelden in het wild, dewyl ze wat warmer lugt begeert. Deze laat haar Bladen 's Winters hlet vallen gelyk de vorige, maar blyft altydt groen, en de Bloemen zyn groenagtig-geel. Daar is ook een verandering van met bonte Bladen. De derde zoort groeit in Provence, Languedocq, Savojen, Italien, en elders in de Berg- en Bofchagtige ruwe plaatzen. De vierde Zoort, dat een verandering van de derde Zoort is, en lager groeit, maar haar Bloemen veel welruikender zyn, groeit hooftzakelyk inde hooge Alp-, Pyreneé, en andere gebergtens van Italien, Frankryk, Zwitzerland, dog men vind ze ook hier en daar in Duitfchland, Bohemen, Ongaryen, en elders: Ik heb zc voor dezen in myn botanifeeren gevonden omtrent Weenen en Regensburg, op verhevene ruwe plaatzen. Daar is ook een'Verandering van, met witte Bloemen, maar die word zeldzamer gevonden. §. 4. De eerlle zoort of gemene Peper-boom, die het meeft by ons geCultiveert wórd, eh het meeft bekent is; als mede de twede, willen in allerlei goede Gronden dbg inzonderheid in losfe zandige zeerwel groeijen, beminnende fchaduwe, en kunnen de koude en alle ongemakken des Winters volkomen tegenftaan, hoewel de twede zoort iets tederder is, en derhalven een warme Handplaats begeert. §. 5. 'Hare Vermeerdering gefchied door Uitlopers, of door Inlegging; dog kunnen ook door het Zaad niet bczwaarlyk vermenigvuldigt worden; het welk, na dat het in de vorige Winter over in vogt zand te meuken geftaan heeft, in het vroege Voorjaar in een goede Grond gezaait word; waar uit doorgaans verfcheide veranderingen voorkomen, als, met min of meer donker of ligt purperagtige, en met witte Bloemen, te weten van de eerfte zoort. §. 6. Dc derde en vierde Zoort (§. 2. No. 3, 4.) begeeren diergelyke Grond als de vorige, maar zyn tederder cn kunnen onze Winter koude niet wel verdragen, moeten derhalven, in Potten ge- Ëlant ftaande, 'sWinters in het Oranje-huis bewaart worden. Hare Vermeerdering gefchied door itlopers, cn door Inlegging; kan ook door het Zaad gefchieden, als men zulks uit andere Gewesten verkregen heeft, dewyl het by ons niet behoorlyk ryp word; het welk in het Voorjaar in een Pot gezaait word, die men op een warme plaats, of beter in een Rund-bak, zet, om de Spruiten te bevorderen. §. 7. Aangaande de nuttigheid dezer Planten in de Tuinen: De eerfte Zoort (§. 2. No. rjword, wegens haar fraaije en welriekende Bloemen, die heel vroeg in het Voor-jaar in February of Maart, alvorens de Bladen uitgebot zyn, langs de jonge Takjes te voorfchyn komen, veel ih de Tuinen op de Rabatten der Parterres, of elders op bekwame plaatzen geplant; men kan 'er ook kleine Stamboom tj es van tcclen; dog groeijen liefft Heefteragtig, zonder 'er veelaan te fnoeijen. Menplanc ze ook wel hier of daar in de Bosquets, om de verandering van Gewasfen cn Bloemen. De twede zoort (§. 2. No. 2.), plant men mede om de verandering, en wegens hare altoos-duurende groenigheid, hier of daar inde Tuin, of ook in Potten, om ze 'sWinters in Huis voor de Vorft te bewaren, dewyl ze, gelyk te voren (§. 4.) gezegt heb, wat tederder is als de eerfte zoort of gemene Peper-boom. De derde en vierde zoort worden alleen in de Botanifcbe Tuinen en van zommige Xruid-bemin* naars gecultiveert. §. g. Het Hout, de Bladen, en de Vrugten van alle deze zoorten, zyn zeer heet, fcherp, en bytende als Peper, en dewyl de rype 'Vrugten f effens in Gedaante en Koleur, als ze gedroogt zyn, wat naar Pepcr-korls gelyken , daar van heeft deze Plant de Naam van Peper-boom by ons verkregen, inzonderheid de eerfte zoort (§. 2.'No. 1.). Derhalven, die zyn Mond'en Keel niet dcerlyk wil verbrand of gepynigt hebben, heeft zig tc wagten, dat hy niet onbedagtelyk dc Takken van deze Planten in den Mond neme, nog minder door de aanlokkelyke roode Koleur der Befien, die in de Herfft ryp worden, verleid worde, dezelve te willen eeten, inzonderheid Kinders; want deze dingen een geweldige brand veroorzaken, en veel daar van in het Ligchaamgekregen hebbende, purgeeren zeer violent en kunnen inflammatie veroorzaken, cn daar door zeer nacjeelig jaa doodclyk zyn. Voor dezen wierden de Befien van de eerfte en derde zoort, die in de Apotheken Cocca Gnidia, of Gram gnidia genoemt, worden, nadat zc door andere dingen gecorrigeert waren, wel gebruikt voor een purgeerend middel , maar hedendaags bedienen zig de Doctoren, wegens hare gemelde fcherpigheid, fchoon ze door de correttie verbetert word, niet of weinig meer daar van. §. 9. Daar is nog een Mede-zoort van dit Gewas, dat zommige der Ouden by het vorige Gefiagt geitelt hebben, dog welk een byzonder Gefiagt op zig zelfs is, het welk ik by deze gelegentheid wet eenige woorden aanroeren zal ; wordende genoemt: PEPER-BOOM met driekantige Vrugten. Chamaelea tricoccos. C. B. Pin. 462. J. Baub. 1; 87. Tournef f Inft. oji. Boerb. J. A. 2jj. Cluf. FL. 1. 87. Chamaftea. Dodon. Mezereon Arabum five Chamaftea tricoccos. Lob. Creorum. Linn. H. Cliff. 18. Hort. Upf. 14. Roj. Prodr. 199. ^. 10. Dit klein Heefter-agtig en altyd-groenende Gewas, groeit in Provence, Languedocq, Italien, Spanjen, cn elders, op ruwe, ongebouwde, drooge plaatzen, en word by ons niet dan by Q zommige  62 BESCHRYVING van de PEPER-BOOM. zommige Kruid.beminnaars om de verandering gecukiveert, die zulks in Potten houden» om 'sWifl. ters in het Oranje-huis te bewaren, dewyl het onze Winter-koude niet kan verdragen §. ii. Deszelfs Vermeerdering gefchied door Scheuring der Wortels, en door m''e<*gin? of door het Zaad, het welk, na dat het tevoren een tydt lang in Zand te meuken geftcranftieeft in een Pot gczaaitj.word, die men vervolgens op een warme plaats, of in een Rund bak zet» om dc Zaadfpruiting te bevorderen; VAN DÉ §' W^^/^F^0? Dj\pefte«gtige Boom-gewas word genoemd in het \V Nederduitfch, Wilde Pimper-Nbbt. Wilde Piftacie-boom. Wilde Note-Musrr ^ JJft -'"ft', Blaa%?ri°i' D-ttLati^A ™acia fylveftris. Staphylodendruim fe p7^^L^^'^-^T WS Piton-baum. Piftacie fouvagef Engelfcb, Wild Piftache or Fiftich-Nuts- Tree. Deenfcb, Pimper-Nóddcr. Znoeedfcb, Pimper-Nod §. 2. Daar worden voornamelyk twee Zoorten van gecukiveert, als- i. De GEMENE WILDÉ PIMPER-NOQT. Piftacia fylveftris. C. B. Pin. 401. Staphylodendrum. Lob. J. Baub. t. 275. Tournef. Inft. 616. Boerh. f. A 2 23? Nu:-c veficaria. Dodon. ' Staphylaja foliis pinnatis. Linn. H. Cliff. 112. Hort. Upf. 69. Roj. Prodr aiG 1. De VIRGINISCHE DRIEBLADIGE PIMPER.NOOT Staphvlodendron Virginianum triphyllum; Tournef. Inft. 616. Boerb i A 2 2ir Paftachia Virginiana fylveftris. trifoUa. Mor ij'. H. R. Bief ' * Staphylmi foliis ternatis. Linn. H. Cliff. ri2. Roj. Prodr. 437. §. 3. De eerfte of gemene zoort groeit in Hoogduitfcbland,'Bohemen, Zbhitzerland Frankryk en elders op Bofchagtige ruwe plaatzen. * ■ '« De twede vreemde zoort komt natuurlyk voort in Virginien. §. 4. Dezelve beminnen een goede, losfe, liefft zandagtige en wat vogte Grond, en een opene dog warme voor Winden gedekte plaats, inzonderheid de twede zoort . §. J. Hare Vermeerdering gefchied door Uitlopers of Wortel-fcheuten, welke de eerfte zoort . doorgaans overvloedig voortbrengt, of anders door Injegging in de gewoonlyke Plant-tydt in het Voorjaar; kan ook wel door het Zaad gefchieden, dog dit word zeldzaam gedaan, dewyl het door de Scheuten of Inlegging rasier gefchied. 3 $. 6 Haar gebruik in de Tuinen is weinig, men plant dezelve alleen om de Verandering van Gewasfen hier of daar in de Turn, in dc Bosquets of elders. ö §. 7. Het Hout dezer Bomen is heel hard, en word wel gebruikt om daar van inzonderheid v-irf ffiSStl-*09^* Tandft0kei'S' La!'deer- Cn Net-breid-Na^en, «ÏÏSïiSifflSB^S^ VAN ^ ** T\E PLATANUS. Deze Boom word meett in alle de Talen genoemt. als in bet f I Nederduitfch, Platanus. Vreemde Efch-doorn. Latwfeb Platanus V™ JLJf düm, Platanus» Franfcb, Platóane. Engelfcb, Piaune-free. Deenfcb,p£ tanus. Amoeedjcb, Platanus. J u> §. 2. Daar zyn twee zoorten van, als'. 1. De OR1ENTAALSCHE PLATANUS Platanus, C.B. Pm. 431. Cluf. H. 1.9. J.Baub- 1. 170. Dodon. Platanus Orientalis verus. Tournef. Inft. 590. Boerb. J. A. 2. 209. Platanus foliis palmatis. Linn. H. Cliff. 447. Roj. Prodr 78 2 De OCCIDENTAALSCHE of Weft Ind.fche PLATANUS Platanus Occidentalis aut Virginienfls. Tournef. Inft. 390. Boerb. J. A. Platanus Occidentalis. Catesb. Carol.. 56. tab. 56. Platanus foliis lobatis. Linn. H. Cliff. 447. H0rt. Upf.2B7. Gronov. Virg UQ d0; 7o §. 3. De eerfte zoort, die voor dezen van zommige t'onregte dezelfde met den Loten F kbmom gehouden is, groeit veel natuurlyk in het wild in de Oofterfche Landen als inSIZ/ Candien en Aften. * 1 °" "k^numa, De twedezoort groeit natuurlyk in de AmericaanfcheLandfchappen Virginien, Carolina, enz. cfiiL,LEK meld in zyn Hoveniers Woordenboek nog van twee andere zoorten ik r Van een Onentualfcbe met Eich-Doorn- (Aceris) Bladen. 2. Een Occidentaalfche met langwerDite Bkden maar deze fchynen niet anders als veranderingen van de gemelde zoorten ?? Ï7 fe zvn' cn zyn hier te Lande, zo veel ik weet, nog weinig bekent. H S ' ' "J Zyn» in fcbV'rileeZ?VerbCgCCrCn ^" S°?de, losfe, liefft zand-agtige wel geprepareerde vette Grond; in lchraaie, zandige, en andere Gronden maken ze flegten voortgang; ze kunnen onze Winter! tederder .us de eerfte is: Ze beminnen ook een tamelyk vogte grond, en een voor Wiadèn gedekte  8 E S C H R YViNG vaU de PLATANUS. & Ïentttó"^1" d0°r ^ WindCn' alS brofchHout *f*e*tei % gebroken en de Bladen ver.s §. 5. Hare Vermeerdering gefchied door Uitlopers, op de wyze a]s van de lpen en Lmrfs gezegt «Jheft le'eerftft"^ a*nn«&! dezelve zyn zeer bekwaam, inzort- aernut ae euitc zoon, om ei Alleés van te planten, d e, weeens het bevallise Blad en Hpaan; S M.Hha,dUTe dlC hy- gfIeft» «?r/raai ftaan; maar'evenwel zalmen tot nogfoetuïkeAlleés £ rhnden.n0g 10 Hoog-duitfchland en Frankryk weinig; waarom dez/fthoneBomen niet Kef wS rfï W-^i6 ITlTl" Cn gePlant worden, weet ik "niet, zeer waarfchynlyS da?ze berszyn en Koude kunnen tegenftaan, of om dat ze niet bekent genoeg by de Liefheb 'li "Dtór is SeenE°om my bekent, die groter en aanz/eiftyker Bladen heeft als deze; dézëïvö ih ,fc ;KZeeï\gV°0t ,wordenI' zo w^ by ons, als inzonderheid in "zyn voorgemelde natuurlyke Groei ÜS§> 3b} 1 e" hy ^ by?uds by de Ooüerfche Volkeren in zeer grote agting, waar van men by de oude Schryvers hier en daar gewag gemaakt vind. Onder andere verhaalt PLINIUS (a) van eenPltrtanus-boom m Lycien die zeer groot was, in wiens Tronk of Stam een holte gemaakt was? (zeer waarichymyk door den Ouderdom , gelyk mén dit aan veel ander zoorten van oude Bom'n Vdd HeS^SaZullc^S^T m Omtrek, waar in Lieinus Matianus, eenRomeS Znefame ^^^^yl^l^v^i met Zy" l8"CMaakydt Sehouden> ook onder deszelfs ffhlnT^ lchaduwe, zoeter en .gcrufter geftapen heeft, als of hy tus- '^^^'^^aa^ of konftigc, met Goud, Zilver en foftelyke Koleu&nW tt^^^^N^^^^ in een holle Platanus-Boom gefoupeert, welkSoupé eef lvotlC%Z!lïff-^ V de'Pefen Koning, dat hy met zvn geheel magtig Heirlcger, by Sk?hïlft%^i^ïh^ geho.uden> ™ 4» wegens dezelfs fchoonheid, daar onder vel deïde en van zvn SSKdSSS? £ fr 3oonï nam' dat h? dczelve méé een Aarlen-band vercieioe en van zyn zogenaamde onfterffelyke daar by Relde tot bewaring Greeoi• ïv 4HORA^^r^ST^611' gdyk ^" daa'' Va" ^ hV VIRGILIUS L. i ,enl'. WURA1IUS, Carm. II. Ode 15.wf.4- Oden.™ 13. CICERO, deörat. ^a"d^ Broom word ook gewag gemaakt ih de heilige Bladen, Ecciefiajl. Cap XXIV: vs rr meid E°0m ZeC1' °Ud WOrden kan> da£™ hebben we te voren ly d^Mike^Snge ■ ^k^^^Ê^f^ br°fch V3n aa?ts DieC HeeI **** £n det ZGer bekwaa» toê OO Lib. XII. Op. 1. W Herodoti uL m Mün|i CLXXIH> Van ^ *" T T^.i PQK^0UT- Deze Boom word genoemt in het Nederduitfch, Pokhout van ■ i Padua. Latynfcb. Gujacana. Pfeudo-Lotus. Guajacum. Patavinuro. Hoo«-EngekJT' dm'ar ' Frantzofen Holtz. Grün Ebben-holtz. Franfcb, Gujac de Padue; §. 2. Daar zyn drie zoorten van deze Boom, als • t Ar- 1 v 'TPpKHOUT, met 'brede Bladen. Lotus Afn.canalatifoha. C B. Pin. 447. Guajacana. J. Bauh. 1. 238. Tournef, Inft. 600. Boerb. 3". A. 2. 22© Cruajacum Patavinum. Lob. Diofpyros foliis bicoloribus. Roj. Prodr. 441. Diofpyros foliis utrumque diverfé coloratis. Linn. H. Cliff 210 ^ ~ . n. XPOKHOUT, met fmalle Bladen. Otiajacana anguiborefobo. Tournef'. Inft. 600. Boerb. f. 4 o m0 Lotus Africana anguftifolia. C.B. Pin 447 ' r. . 0 n. K 3; 'T VIRGINISCHE POKHOUT. Pishamin. Guajacana? Pishamm Virginianum. Boerb. J A. 2 "23 * Diofpyros foliis utrumque concoloribus. Linn. H Clïff'. i±9. Roj. Prodr. 4 ai J. 3. De twee eerfte Zoorten, dat tamelyk grote Bomen kunnen worden , groeijen natuurlyk h Afnca Italien, en elders; de natuurlyke Groei-plaats van de derde zoort is Virginien en tfrolin • hier te Lande worden ze alleen door de Cultuur voortgezet, maar weinig. 6 ^rol>»a> J Randplaats, en jeugdigheid der Plant voort. ' " "J De twede gemelde of kleiner zoort groeit op de Bergen en Berg-agtige plaatzen van de Femelde Landftrekcn. §. 4. Dezelve beminnen een gemene, goed, liefft zandagtige grond, en een opene plaats. |. 5. Worden door de Uitlopeas of door Inlegging voortgezet. §. 6. Haar gebruik in de Tuinen is weinig; men'plant dezelve zomtydts in de Tuinen inde Bosquets , en elders anders, om de verandering van Gewasfen, inzonderheid de eerftgemelde zoort. Men kan 'er oök Heggen van planten, die egter niet zeer digt en fraai worden. %. 7. Het Hout is heel hard, en kan dienen voor de Draaijers en andere, tot allerlei dingen dië Bard Hout vereisfehen. De Kolen van dit Hout worden zeer geagt tot het maken van Bus-kruin De Takken, welke lang opfchieten, zyn dienftig tot Hoepen Van klein Vaat-werk. R De  65 BESCHRYVING van Het PYL-HOÜT. De Beden verwen de Wol en andere dingen groen, en de Schors geel. A£t. Stokb. 1742. pag 2$ 26.17. §. 8. Voorts zo heeft dit Gewas ook zyne nuttigheid in de Genees-kunde, want de middelde Schors purgeert allerlei kwade Vogten, en inzonderheid de water- en wei-agtige Vogten zeer fterk uit het Ligchaam , en is rót&dien heel dienftig voor de Water-zugt, en daags- en anderdaagfche Koortzen." Men laat tot dien einde een halve Once of een Lood van de gedroogde Schors op goede witte Wyn of lugtig dun Bier of Wei tisekiken, waar by men wat Caneel, Gengber of Kruid-nagels voegt, om dat het anders de Maag wat ontftëlt; en dit middel is hooftzakelyk voor Menfchen die van een fterke Complcxie zyn. De verfche Schors doet braken. De Schors in ongezouten Boter of Verkens-reuzel gekookt, of Azyn nat geftampt, verdryft de Schurft, daar mede 's daags een paar maal overgeftreken wordende. VAN DE §• ï. "TP\YN-BOOM. Deze aitydt-groenende Boom word genoemt, in het Nederduitfch, Pyn\S Boom. Pvn-appel-boom. LIars-boom. Vuuren-boom. Latynfcb, Pynus. Hoog1 didtfeb, Firchten-baum. Harts-baum. Feuren-bailm. Keuren. Foren-holtz. Kinn-holtz. Kiefter-holtz, Zirbel baum. Franfcb, Pm. Engelfcb, Pin-Trec. Deenfcb, Före. Z-weedfcb, Talk F oma. Fur. §. 2. Daar zyn vele zoorten of veranderingen van deze Boom, dog ik zal alleen.van twee melding doen, die het meefte bekent zyn, als: 1. TAMME PYN-BOOM. PifiUS fativa. C B. Pin. 490. Tournef. Inft. j8j. Boerb. J. A. 2. 179. Pinas asficulis duris, foliis longis. J. Baub. 1. 248. Pinus. Dodon. Pinus vulgatisfima. Lob. Pinus foliis geminis, primordialibus foliaribus ciliatis. Linn. H. Cliff. 450. Horh Upfal. 288Mat. med. .4W, Roj. Prodr. 89. 2. WILDE PYN-POOM Pinus fylveftris. C. B. Pin. 491. Tournef. Inft. j8<5. Boerb. J. A. 2. 179. Pinus fylveftris vulgaris Genevenfis J. Baub. i. 253. Pinus fylveftris, live Pinafter. Dodon. Pinafter. Lob. Pinus foliis geminis, primordialibus folitariis glabfis. Linn. BZ. Cliff. 450. Flor. fuec. 788. Mat. med. 434. Roj. Prodr. 89. §. 3. De èerfte zoort groeit meeft in de warme Landen, als in.Provence, Languedocq, Italien, Spanjen, en elders. De twede zoort, of de wilde Pyn-boom, groeit veel in Hoogduitfcbland, Ongarien, Bohemen, Polen, Pruisfeben , enz., als mede in de Alp- j Pyreneè- en andere koude Gebergtens van Italien, want hy bemind van riatuure.de koude en drooge Berg-agtige plaatzen, weshalven zc ook zeer veel gevonden worden in het Noorden , alsif Notwegen, Zweden, Moscovieu, Lapland, en elders. Deze Bomen kunnen zeer hoog worden , en groeijen doorgaans met een regte Stam opwaarts, dog blyven zomtydts ook laag, volgens de gefteldfaéid van de Grond cn Stand-plaats. §. 4". De Pyn-boom 'begeert lieffi, gelyk uk zyn natuurlyke Groei-plaats ligt af te leieen is een hooge, drooge, zandige Aarde; in vogte, ftyvë Gronden wil hy niet wel aarten, weshalven die in onze waterige, vette klei-gronden van weinig nut kan zyn om te planten. §. 5. De Vermeerdering gefchied op dezelfde wyze als te voren van de Denne-boom, op zvn plaats gezegt is, namelyk door het Zaad dat men uit andere Geweften ontboden heeft. Do» itaa't hier by nog in het byzonder aan te merken, dat dc Pyn-boom nog bczwaarlyker de verplanting cn korting der Wortels veelen kan, waar door doorgaans in het vervolg ft egt e voortgang maakt; zo niet geheel verfterft; weshalven het nodig is, als men goede fleurige Bomen wpnfcht te hebben, dezelve op de gezaaide plaats te laten doorgroeijen. Dog indien de uoodzakelykheid vereifcht öm ze te verplanten , zo moet zulks gefchieden terwyl zc nog geheel jong en maar een, ten hoogften twee Jaren oud zyn; en zulks meteen kluit Aarde om de Wortels, dat in het overbrengen na de Plant-plaats voorzigtig moet behandeld worden, om dat de kluit van dc Wortels niet los raakc en afvalle het welk beft'gefchied door middel van de jonge Boomtjes by vogtig wéér, als wanneer de Aarde het beft aan malkander vaft blyft, met een bekwame gladde:Schoppe los te fteeken, en te gelyk op te nemen en op een Draag-bcrric te zetten, om dus voorzigtig naar de Plant-plaats overgedragen te worden. Op deze wyze kan men ook de jonge Denne-bomen het beft verplanten. §. 6. Het gebruik dat men 'er in de Tuinen van maakt is weinig, en niet zo veel als van de Denneboom : Men zaait of plant zc hier of daar in de Tuinen op een gevoeglyke plaatze om de veranderingen van Gewasfen en om haar altyd duurende groente: Of bp grote plaatzen, beft in de Bosquets onder ander wild Gewas. Het befte gebruik dat men daar van zoude kunnen maken, zoude Kunnen zyn, om 'er in de fchraale, zandige en veenagtige Hei-gronden Bosfchén van te zaaijen, tot Timmer-hout, gelyk te vooren by de Denne-boom reeds- aangemerkt heb; cn ik moet by deze gelegen t hei d nog eens aanmerken, dat dc nuttigheid daar van, hunne opmerking verdient. §. 7. Van dc twede zoort van deze Boom (§. 2. No. 2.), of altans van een Mede-zoort van dien, komt, zo men zegt, het by ons zogenaamde Greinen-bout, dog andere menen, dat de befte, vct- fte  BESCHRYVING vaN de PYN-BOOM. Si fte Denne-bomcn dk Grsinen^bout uitleveren; welk Hout wy uit de Noordfche Landen, als höoftza* kelyk uit.Norwegeu, vervolgens uit Zweden, Pruisfen, Lyfiund, enz., ook vm Hamburg en Bremen, dat uit Duitfchland, Bohemen, enz., de Rivieren de Elbe en Wee/er afzakt, ontfangen, tot noodzakelyk gebruik, zowel van Scheeps- als Huis-Timmcragie. Men brengt het meeft' over in heele Bomen, of in Blokken, dat is, ftukken van Bomen, van allerlei lengte en dikte; waar van de eerfte dienen tot Scheeps-Maften, Paal-werkeh, enz.; maar de Blokken, om'er op onze WindZaag-Molcns, Balken, Ribben, Planken, Latten, van te zaagen. Dog dit Greinen-bout is zeer verieheiden in deugd, volgens de, Groef- en Stand-plaats, daar het gegroeie is. Het Noordfché word het befte geagt; het Duitfc.be is wat ftegter. Ziet vorders wat we dien aangaande by de Denne-boom en elders, aangaande de Groei- en Stand-plaats gezegt hebben. §. 8. Tot branding is dit Hout niet zeer bekwaam, om dat het zeer fpat en van korten duur, dog beter als het flegte Denne-bout is. In de Landen daar deze Bomen veel groeijen , Word het zelve veel gebruikt van de Landlieden tot verligting by Nagt- tyden, in plaats van Keerzen of Lampen; tot dien einde fpouden ze het Hout in zeer dunne ilukjes tot fpaanders, die aangeftoken zynde, tamelyk lang, wegens de hartigheid die het Hout bevat, kunnen branden, ze maken uit de vette? Takken ook Toortzen, die zeer helder ligten; welke Toortzen van de Ouden Tceda genoemt wier den, waar van men by de Oude Potten veel gewag gemaakt vind. §. 9. Uit deze Bomen word ook veel Hars, Pik , Teer, Terepentyn, enz., vergadert j even als uit de Denne-boom. Ook word 'er het Zwartzel uitgebrant. §. 10. DeZaad-korls van den Tammen Pyn-boom, die tusfehen de Schubbige Vrugten, Kegels genoemt, (Lat. Strobulus Conus) zitten , en Pinjen of Pingels (Lat. Nuces Plnece) genoemt worden, zyn heel zoet en aangenaam, als ze verfch zyn, en worden in Italien veel tot Na-fpyze, gelyk Noten, Amandelen, enz., opgedifeht, en men zegt dat ze zeer voedzaam, en gezond zyn voor zwakke, door ziekte of vermoeijing kragteloös gewordene Menfchen, en dat ze inzonderheid de zwakke Mans kragtig te Paard helpen; ze worden ook geconfyt, als mede Marcepaan 'er van gemaakt. Men kan 'er ook Melk van bereiden, het zy van haar alleen of beter met Amandels vermengt, op die wyze als te voren by de Amandels aangewezen is. Het uit deze Pinjen uitgeperfte Olie is mede zeer verfterkende, 3 a 4 Druppels met Wyn, Chocolade, of iets anders ingenomen. Deze Pinjen worden ons uit Italiën of van elders toegezonden, en by ons alleen in de Medicynen gebruikt, dog worden weinig hier te Lande gevonden, dan in grote Koop-Heden. VAN D E §" *• 1 3 OOZE-BOOM. WY mbeften dit aangename en geurige Bloem-draagende HeeftefGewas hier niet voor by gaan, fchoon het zelve anderzints meer tot de Bloem- en jlv* Plantagie-Tuin behoord. Het zelve word genoemt in het Nederduitfch, Rooze-boom. Rooze-Struik. Latynfcb, Rofa, van alle Botaniften. Hoogduitfcb, Roozen-baum. Franfcb, Rofier. Engelfcb i Rofes., Deenfcb, Rofe. Rofe-Tra. Zweedfch, Rofe. Rofe-Tras. §. 2. Daar zyn zeer veele zoorten, als volgt: 1. Dc enkelde blcek-roode of incarnate Provins-Roos. Incarnate Damas-Rdos. Maagde-Roos, 2. De dubbelde Incarnate Provins-Roos. Dubbelde fncarnate Damas- of Maagde-Roos. 3. De enkelde roode Provins- of Danias-Roos. Zuiker-Roos. 4. De dubbelde roode Provins-, of Damas-Roos. 5. De witte enkelde Provins-, of Damas Roos. 6. De dubbelde witte Provins-, of Damas-Roos'. Nota. De dubbelde van deze zoorten (No. 2. 4. 6.) zyn min of meer dubbelde 7. De Engelfche bonte Roos, of bonte Provins-Roos. g. Debleek-bonte Roos* 9. De dubbelde May-Roos. Kleine bleeke dubbelde Provins-Roos. Bleeke Roos; Nota. Deze is klein, enbleek-incarnaat, na den uitten bellende. 10. Dc bleek-roode Maand-Roos. 11. De hoog-roode Maand-Roos. 12. De witte Maand-Roos. 13. De bonte Maand-Roos. j4. De Mos- of ruige Roos. Provins-Roos met ruige mos-agtige Bloem-fteelen en Knoppea, ij. De Centifolie-Roos. Grote incarnate Provins-of Damas-Roos. 16. De kleine Centifolie-Roos. Rofe des Dames. Juffers-Roos. 17. De Provins-Roos met rondagtige gekrulde Bladen en incarnate Bloemen. 18. Dc eiakelde Purper-roode Fluweel-Roos. Kamelot-Roos. Portugalfche-Roos. 19. De dubbelde Purper-rode Fluweel- of Kamelot-Roos. 20. De enkelde donker-purpere Fluweel-Roos. 21. De dubbelde donker-purpere Fluweel-Roos* Nota. Deze is zeer dubbeld, zwart-bruin-purper, en fterk glanzende Fluweel-agtig; en beeft om* fiaande Bloem-bladcn: Dog de koleur en fiuweelagtigheid is op de eene Stand-plaats wel wat fterker als op de andere. 2ï. De Roos zonder Doorns, met groote bleek-purperagtige dubbelde Bloemen* R 2 23, De  68 BESCHRYVING van de ROOZE-BOOM. 53. De Roos zonder doorns; met kleine bleek-purperagtige dubbelde Bloemen Nota. Deze beide (No. 22* 23.J Jcbynen Mede-zoorten van (No. 19. 21 > Haaf Koleur zweemt na een verbleekte morfige donker-purpere Koleur. 24. De Frankforter bleek-roode, of witte Róos. Nöta. De Bloemen van deze gaan nooit geheel open. 25. De gemene enkelde witte Roos. 216. De gemene dubbelde witte Roos. Nota. Deze beide (No 25, 20.) zyn niet (No. 5, 6\), ze groeijen veel booger, en hebben grooter doorns. 27. De kleine witte dubbelde Roos. Melk-of Tros-Roos. 28. Deenkeldfc Iviuscus-Roos 29. De dubbelde Muscus Hoos. 30. De altydt-groene Muscus-Roos. 31. De bonte Waereld-Roos. 32. Dé enkelde Egelantier-Roos j met ruikende Bladen. , 33. De dubbelde Egelantier. Nota. Daar zyn ook Mede-zoorten van deze twee (No. 32, 33.) welkers Bladen niet ruiken anders mallen aan. dezelve gelyk. uiis.eii.un 34. De enkelde Kaneel-Roos. 35. De dubbelde Kaneel-Roos; 36. De geele enkelde Roos. "37. De geele dubbelde Roost 38" DL^eiRoosr00de R°0S' 0l'anje'Roos' Qoftenrykfche-Roos. Vermillioen-Roos. TurkNr2'B^it?ÏÏfM Vm ^ ^ Vm 0rmie-&el> U van buiten Vermillioen-rood. 35>- De Oranje-Roos, aan de eene Tak met geheel geeleaan de andere met geele cn roodeBloe- 40. De Oranje-Roos met geheel Oranje-geele Bloemen; 41. De wilde Bottel-Roos. 42. De groote Bottel-Roos. Appel-Roos, met groote ruige Vrwten 43. De groote Engelfche Bottel-, of Peer-Roos, met grootePeer-formige Prusien 44 J&tlÊ^' «^t Pimpernei-bladen , doorgaans D«i?2-^w ge/oeint. met witte 45. De Duin-Roos met-bleek-roode Bloemen. 46. De Duin-Roos met bonte Bloemem 47. De Duin.Roos met bonte Bladen; 48. De kleine Aard-Roos, met groote Peer-formige Vrugten. 49- De dubbelde Aard-Roos. 50. De Virginifche wilde Roos. Wy zouden hier deze gemelde zoorten wel nader befchrvven en verhnndpl™ a , •, ve meer tot de Bloemtuin behoren, zo zuilen we zulks ^«SK*^'dStoSSSföS m het byzondere komen te handelen. 1 oioem-gtwasien rf 43. ^ OJery,, Ongarfen, 4„ 1,. in IMtfcbianT'Éa^ g' 4J, 40. m de JJmnen van Holland, Zeeland, Flaanderl», 'Engeland, %hop z&VeXtzenUü Ihogduüjcbiaid, frankryk enz., 48, 4o. in Hoogduit/cóland f Ooftenryk, so in IrS» tyÏ tamme zoorten worden in de Moven gecukiveert, en'zvn zeer waarfriwnUTi- ',i . h""e"« Ut g*£?Bte of gene wilde zoort nTvcrfchiUfge Geween ^t^^ffi^^ §, 4. Dezelve willen in allerlei goede, losfe, vette Gronden heel wel tieren doz bem.Wn I.WÏï een goede zandaguge, en verders een open Lugt; kunnen ook alle onl e WdnrXS"T t , dooritaan , behalven No. 28, 29 en 30, welke derhalven daar voor „SStroo m^U^fZ ff 's Winters, in. Potten geplant Raande, in Huis bewiart worden. CVen bedekt' of §• 5- Hare Vermeerdering gefchied niet bezwaarlvk door Se'heürJn» ofWnrf,i r • e dors door Inlegging, in de gewone Plant-tydt in het Voor-jaar ö Wortel-fpruiten, of an- § 6. Haar gebruik m de Tuinen aangaande: Men plant dezelve hier of daar in de Bloem Tui nen, m de bofquets, en elders, wegens hare fraaije en welruikende Bloem ; 1 p? Go. plant men 'er we! kleine of laage Hegjes van, dog die moeren n et Sor h^^-^dihg der Takken op zyn tydt aan het Latwerk, waar tegen dezelve geplant „ ^ >. '1,aar door aant?,a" lyfce gedaante onderhouden worden, want anders; zouden dezelve geen Bloemen eeS' "* CenCICr* Als dc Rooze-Struiken of Heggen oud en onlchikkelyk geworden zvn en ,„, 7 i Gewas en Bloemen voortbrengen, zo kan men dezelve Jee? voje^ïd^^jft^ by de WonèJ af te fnoeijen, waar op ze weer jeugdige Scheuten zullen iritfpSS^l^ïSS §-7- De 41, 42 en 43ÜC zoort brengen mooije roode Vrugten voorf • ,. . , I atltgamelde zoorten, groter als van de^eritgemeldc wilde zyn, welke* n!Lrt fchÜ* ?** nomen zyn, geitoofc worden met Zuiker en wat Kaneel, en dus, als een'„ , dc^ rer UICf * Gwbraads te Keten, „ ordende de wilde zoort voor de hakc vklle gS S'^"^6 & grjtcj zym Men droogt dezelve ook tot dien einde in de Oven voo? hé? wtl™*rSk* ^ > *■ Vü0;" -y^eRoozen van veel gebruik in de Medicynen, £rS^^ 2,3,4 cn  BESCHRYVING van de ROOZE-BOOM. 63 ï, 3, 4 cn 15de zoort tot dien einde gebruikt, fchoon de overige ook diergelyke nuttigheid hebben: Edog de Rozen zyn niet alle van eenerlei kragt cn uitwerking: De bleek-rode Rozen hebben een Jaxeercnde kragt, daar en tegen de roode en witte een adftringeerende of t'zamen trek kende , egter zyn ze in het algemeen verfrisfehende, en de Levens-geeften verfterkende. De bleek-rode Rozen worden geprezen voor verftoptheid der Ingewanden en daar uit voortkomende gebreken, als Hooftpyn, heete zeêreOogen, Hypochonderye, enz. De roode Rozen zyn dienftig vooreen kwalyk geftelde Maag , verlorene Eetens-lu.fr., Buik-loop, overvloedige Stonden , enz. Men maakt tot dien einde een Conferv van dc Bloemen, door middel van Stamping der van de witte uit-einden gezuiverde Bloem-bladen met een gelyke zwaarte van witte, goede, drooge (geen vette) Poeijer< Zuiker, in een Steenen of Houten Mortier; waar van den Lyder's Daags twemaal een brok neemt als een Okernoot groot. In de Apotheken bereid men tot de gemelde en andere gebruiken, daar en boven nog gediftilleerd Water, Syroop, Olie, enz., van. Uitterlyk is het Roze-water uit roode Rozen een bekent en zeer gebruikelyk Middel voor roode zeêre Dogen, uit hitte ontftaande, en zo veel ce beter, als men daar wat Slym van Quee-korls (dat is het Nat waar in Quce-korls eenige Uuren gedaan hebben te weeken) by doet. De roode Roze-bladcn, en ook de bleeke, wat geftampt, vervolgens met goede Azyn bevogtigt, op het voorhooft gelegt, is een zeer goed Middel voor Hooft-pyn, uit hitte ontftaande, het zy door Koorts of anders. VAN D E §• I* 1 ) YN-BESIEN. Dit Heefter-agtige Boom-gewas word genoemt in het Nederduitfch, r£ Rhyn befien. Schyt-befien. Weeg-doorn. Purgeer-doorn. Kruis-doorn. LaA.^„ tynfcb, Rhamnus catharefticus. , Rhamnus foluturus, fpina infeeftoraci. Cervi fpina. Hoogduitfcb, Creutz-beer. Creutz-ddrn. Weeg-dorn. Franfcb, Nerprun. Engelfcb, Buk-thorn- Rhein-berries. Commun Purging-Thorn. Deenfcb, Kaars-boer-torn. Hiaerte-torn. Zmseedfbb, Wigel-torn.' Werren-torn. Get-appel. Get-bark. 2. Daar zyn drie Veranderingen van dit Gewas, dat tot het Gefiagt van de Rhamnus behoord, waar van we reCds op andere plaatzen te voren verfcheidene befchreven hebben. 1. De GEMENE RHYN-BESIE. Rhamnus cathareïicus. C. B, Piw.478. J. Baub. 155. Tournef. Inft. 593. Boerb. J. A. 2. 212. R hamnus folutivus. Dodon. Spina infeeftoria. Lob. Rhamnus ramis fpina ternunatis, floribus quadrifidis diorcis. Linn. H. Cliff. 70. 'Flor. fuec. 193, Mat. med. 72. Roj. Prodr. 224. Mas é? fcemina. 2. De KLEINE RHYN-BESIE. . Rhamnus catharefticus minor. C. B. Pin. 478. Tournef. Inft. 593. Licium gallicum. Ejusd.^S. J. Baub. 1.58. Spina infeeftoria pumila. 1. Cluf. H. 111. Rhamni fotuftvi minor fpecies. Cum. 3. De KLEINE RHYN-BESIE, met ftnaller Bladen. Lycium facie pruni filveftris, five Italicum. C. B. Pin. 478. Rhamnus cathirüicus minor, foliis longiori. Tournef. Inft. Spina infecboria pumila. 2. Cluf. H. 112. §. 3. De eerfte zoort, groeit ïn Hoog- en Neder-duitfchland, Frankryk, en elders, in de Heggen , Bosfchén langs de Wegen en op andere onbebouwde Plaatzen. De twede en derde zoort, die in alle deelen kleinder groeijen, zyn minder gemeen; dezelve worden gevonden in Bohemen, Ooftenryk, Ongarien, Provence, Languedocq, en elders. §. 4. Ze beminnen een gemene' losfe, liefft zand-agtige Grond, en kunnen onze Winter-koude alle heel wel tegenftaan. §. 5. Hare Vermeerdering gefchied door de Uitlopers of Inleggers, of ook door het Zaad, welk in dc Beften., die ze, voortbrengen, opgeftoten is;, welke Befien in de Herfft gedroogt en bewaart zynde in het Voorjaar, na dat ze van te voren wat te meuken geftaan hebben, op een goede warme plaats gezaait, en de voortgekoméne jonge Planten daar na 2 a 3 jaren oud geworden zynde, verplant worden. §. 6. Het gebruik dat men in de Tuinen van deze Gewasfen maakt is zeer weinig, men plant ze alleen uit Lief hebbery hier of daar op een gevoeglyke plaats in de Tuin, of in de Bosquets ondét ander wild Gewas. §. 7. De Vrugten van de eerfte zoort worden behalven hare nuttigheid die ze in de Medicynen hebben, veel geagt en gebruikt om 'er een geele en groene Koleur van te maken. De geele word van de onrype Beften, maar de groene van de rype gemaakt, welke Befien tot dien einde opbaar tydt kunnen vergadert en gedroogt worden om dezelve in alle tyden te hebben. §. 8. Om de geele Koleur te maken, zo neemt van de gemelde onrype Beften, doet die in een zuivere vcrgladde Pot, voegt daar by wat water in een weinig Aluin, laat het dan op een warme; plaats of op ec klein Kool vuur wat weeken, giet het vogt dan door een Linnen-doek, zo zult gy een fchone geele koleur hebben §. 9. Om de groene koleur te maken, zo neemt deze rypè yerfche Beftenftampt ze in een Mortier, doet 'er een weinig gepoeijerde Aluin, ot water waar -inMuin gefmoltenis, by, enperfthet Zap uit, doet zulks vervolgens in Schulpen om,te droogen, of anders in een Blaas die men boven digt bindt, en ergens op éen drooge plaats ophangt, zo zal het Zap droog en hard worden. Andc- S re  7® BESCHRYVING van de RYN-BESIEN. re ftellen de geftampte Befien, met een weinig Aluin doormengt zynde, eenige dagen lang in eenig zuiver koperen Vat te rotten, en perzen 'er dan het Zap uit, waar door het groen ook lieflyker word-, en dit is het Groen dat men meeft overal by de Drogiften te koop vind, onder de naam van Zap-groen of Blaas-groen, (Frans, Verd de Vesftej en voor de Schilders tot Water-verf, en voor Ingenieurs, en andere die Plans maken, van veel nut en gebruik is. §. 10. De Befien van de twede zoort (§. 2. No. 2. geven op dc bovengemelde wyze (§. 80 geele Verf, als die van de eerfte zoort, en worden zeer veel gebruikt van de Schilders, en inzonderheid van de Verwers, rot het geel Verwen van allerlei Stoffen; wordende tot dien einde uit Provence daar ze veel groeijen, inzonderheid omtrent Avignon, overal verzonden: Men vind dezelve by de Drogiften onder de naam van Zaad van Avignon, (Latynfcb, Grana Avinionenfia. Franfch, Graine d'lexignon, Grainette, Graine jeaune.) Van deze Befien word ook het zogenaamde Schyt-geel, (Franfch, Stil de Graine), dat de Olieen Mighatuur-Schilders veel gebruiken, in Holland en elders gemaakt, op deze wyze. §. 11. Neemt Cerusfe of Lood-voit, wryft dit met Water op een Wryf-fteen zeer fvn, daar na laat het inde fchaduwe droogen; dan néémt Zaad van Avignon, fiampt zulks in een Stenen Vyzel met een Houten Stamper , en laat het daar na met Water in een verglaasde Pot kooken tot dat het ruim een derde verkookt is, of tot dat gy ziet dat het vogt mooi geel is, giet het dan door een Linnen-doek, en voegt 'er by een weinig Aluin, welk belet dat de Tinctuur niet van Koleur verandert. Daar na neemt het gedroogde Cerusfe en weekt die, in deze Tinctuur, en maakt 'er een dikke Pap van, kneed die, en formeert'er brokken van, laat die daar na in de fchaduwe droogen, droog zynde, zo weekt ze weêr in dezelfde Tinctuur, 233 maal, naar mate dat het Scbyt-geel ligter of dónkerder zal zj n; agt.gevende dat het zelve elke reis wel droog geworden zy; ook moet de Tinctuur by het weeken heet gemaakt zyn, en men moet zig wagten dat 'er geen Yzer of Staal by koomt weshalven men een houten Spadel moet gebruiken. §. 12. In de Apotheken van Landen, inzonderheid in Hoog-duitfchland, Frankryk, en elders word 'eruit de rype Ryn-befien een purgeerende Syroop bereid, (Sirupus Domefticus genoemt)!, welke zeer geprezen en veel gebruikt word Cacbaxia, voor Waterzügt, Jigt, Podagra, en andere* langduurende en hardnekkige Ziektens*; Men neemt het van 1 tot i| Oneen met Vleèfch-nat 'sMorgens in r en zulks verfeheidcmalen als het nodig is, na 1 a 2 Dagen tusfehenpozen. In plaats van de Syroop, kunnen ook de verfche of gedroogde Befien in dezelfde gebreken gebruikt worden; van de verfche Befien worden 15 8 20 ingenomen, en van de gepuiverifeerde, tot 1 Drachma of Greintje; of men maakt ccn Af kookzel van de verfche of drooge Befien, dat men met Zuiker wat veerzoeten kan, hier toe neemt 30 tot jo Befien, naar den ouderdom en de natnur des Lydesr VAN DE §• r' O EVEN-BOOM. Dit Heefteragtig Gewas word genoemt in het Nederduitfch, Seven-boom. Savel-boom. Latynfcb, Sabina. Savina. Hoogduitfcb, Sieben-baum. KJ Scven-baum. Sade-baum. 'Franfcb, Savinier. Engelfcb, Savine-Tree. Deenfcb, Scven-boom. Zvoeedfcb, Saef-boom §. 2. Twee zoorten worden 'er van dit Gewas, welk de nieuwfte Botaniften ondereet gefiagt 'van de Juniperus Hellen, gevonden, als: r. De SB VEN-BOOM, met Tamarifccn Bladen. Sabina foliis Tamarifci, diofcordis. C. B. Pin. 487. Boerb. J. A. 1. 207. Sabina fterilis. J. Bauh. I. 288. Sabina. t. Dodon. Sabina mas. Tab. Sabina vulgatior. Lob. Juniperus foliis inferné adnatis, oppofitionibus coiicatenatis. Linn. H. Cliff. 454. Hort. Upf. 209. Mat. med. 467. Roj. Prodr. 90. Mas. 2. SE VEN-BOOM, met Cupresfe Bladen. Sabina folio cupresfi. C. B. Pin. 487- Boerb. J. A. 2. 207. Sabina baccifera. J. Baub. 1. 288. Sabina. 2. Dodon. Sabina Lemma. Tab. Sabina genuin baccifera. Lob. Juniperus foliis inferné adnatis, oppofitionibus concanatis. Linn, II. Cliff'. 464.. Hort. Upf. 299. Mat. med. 467. Roj. Prodr. 90. fcemina. By Tournefort vind men dit Gewas niet aangetekent. De twede zoort is maar een verandering van de eerfte. Daar is nog een verandering van met bonte Bladen. ; §• 3- Beide deze zoorten groeijen in het wild in de Oofterfche Landen, als in Griekenlmd, Candien, Aften, Tartaryen, Siberien, en elders, in de Berg-en Bofch-agtige plaatzen. Hier tc Lande worden ze door dc Cultuure voortgezet: Dog de eerfte zoott is het meeft bekent. §. 4. Ze willen in allerlei goede losfe gronden heel wel groeijen, dog beminnen liefft een zandige ; willen ook wel in fchaduwagtige plaatzen aarten; en kunnen alle ongemakken des Winters zeer wel doorftaan. S- 5. Ze  beschryving van de seven-boom. M {■'% 5- Ze worde" Vermeerden door Inlegging of Steking der jonge Takken, die in een fchaduwugtige en wat vogtige plaats geftoken wordende, niet bezwaarlyk ineen a tweê Jaren bewortelen en en dan kunnen verplant worden, daar men begeert § 6. Haar gebruik dat men 'er in de Tuinen van maakt is weinig; Ze worden meeft alleen hier of daar m de I urn geplant uit I lefhebbery: Dog zomtydts plant men 'er op grote plaatzen, om de verandering van Gewasfen, laage Heggen van, die 3 a 4 Voeten hoog kunnen worden • Ik heb er voor dezen zodanige gezien die heel bevallig ftonden, maar dezelve ruiken zeer onaangenaam als men ze komt te roeren. uu«nuScuc«uu} §. 7- Het gebruik van dit Gewas in de Oeconomie is ook weinig ; De jonge Takjes klein o-efnf den, en aan de Paarden onder haar Voeder te eeten gegeven, geneeft dezelve ven de Droes rfar i^ als ze fnotterig zyn, en de Hoeft hebben. Met dezeTakjcs de Hokken oer Hoenders berookt of de1 akjes in haar dnnk-water gelegt, als ze de Pip hebben, .geneeft haar daar van. §. 8. Dit moet ik ten laatften nog aanmerken, dat de Tuiniers baar behoren te wagten om dan dit Gewas, zonder onderlcheid, aan ieder Vrouws-perzoon te gezen, als ze daarom vraagt, venrikft dezelve zomtydts een zeer kwalyk gebruik daar van maken, fchoon het zelve anders vele nuttigheid heeft, als, om de Stonden kragtig te bevorderen, enz., en de zwangere Vrouwen hebben zig daar voor te wagten. Uitwendig zyn de Bladen van deze Boom een dienftig middel voor allerlei kwade Ichurfts des Hoofds en elders, m verfche ongezouten Boter of Verkens-reuzel gekookt zynde, of de drooge Bladen daar mede of met Room gemengt. Het Af kookzel daar van is ook zee.i dienftig, in dezelfde gebreken, als mede voor vuile Zeeren cn Wonden, voor de Kanker en köude Brand. VAN DE $• i- ORBEN-BOOM Daar zyn twee zoorten van, als Wilde en Tamme, de eerfte beet .11 in hetAMerto^, Wilde Sorben-boom, Lyfter befie-boom; Vogels-belle-boom; c 1 Qualfter-befie-boom. Haver-Eflchen. Bergs-Esfcbe. Quitfchen-boom. Latynfcb, t°u y 1 vc£ns ^ ,ve! »ucuParia- Hoogduitfcb, Wilder Sperper-baum, Meel-baüm, Wilde Mcftbeerbaum, Quitfchen-beum, Eber Efchen-baum, Qualfter-baum, Vogels-beer-baum. Franfcbi Cormier fauvagc. Engelfcb, Quicken-Tree. Deenfcb, Roene-beer-Tree. Zweedfcb> Bam. De Botaniften noemen dezelve: o u J-.S0RBUS filveftris, foliis domeftica: fimilis. C. 5. P/;2.4iy. Sorbus aucuparia. J. Baub. 1. 62. Tournef. Inft. 634. Boerb. % A. 2. 243. Ornus. Dodon. J J J J ^ Sorbus fylveftris alpina. Lob. _ Sorbus foliis pinnatis. Linn. H. Cliff. 188. Flor. fuec. 400. Mat. med. 235. Roy. Prodr. 272. uc tweede ot 1 amme zoort word genoemt in Nederduitfch, Tamme Sorben-boom. Slupper-boom, bperwer-boom. Latynfcb Sorbüs fativa. Hoogduitfcb, Zachma. Sperper-baum. Speyerling. bpor-Aeptel. Sorb-Aepfel Sper-byren. Smeer-byren. Franfcb, Cormier, Sorbier. Engelfcb i Servire-Tree. Deenfcb, Reene-boer-Tree. Zweedfcb, Tam-Runn. By de Bocaniltcn heet hy so^t. |°bSs Pin-4IJ- Tournef-InJl- 6^ Boerb: *A-2-248- Sorbus domeftica. Lob. Hier van vind men by Teurnefort nog verfclrmde veranderingen uit de Hortus Oübolicus aahgetéëkent, die egter njet verfchftlen, als in de gedaante, groote, en koleur der Vrugten, zynde zommige rond, andere langwerpig Peers-wy ze, min of meer rood, fmaakelyker, enz " §. 2. De eerfte of wilde zoort, doorgaans by ons Lyfter-befte-boom genoemt, die middelmaatig groot groeit op vcei plaatzen vanHoog-enNeedcr-duitfchland in het wild, in zand- of fteen-agtigé Gronden en bofch-agtige Plaatzcn. asusc De tamme zoort groeit meer in het wild, in de warme Landen, als in»», Provence, Longue^\K^\dme^^f^Z°^ep^eD van Hoogduitfcbblnd in de berg- en bofch-agtige piaackonde." Zü be™enbeide eca§°ede, losfe, liefft zand-agtigc grond, en vreezen geen Winter- §. 4.Hare Vermeerdering gefchied door de Befien, op die wyze als tevoren van de Haagdoorn gezegt is; of door Uitfpruitzels , of ook door Inlegging der Takken. § j. Wat aangaat pet gebruik dezer Bomen in de Tuinen; men plant de Lnffr-befte-bomen op grote plaatzcn, veel m de Bosquets tusfèben ander wild Gewas, of op andere plaatzen van d^Tu£ nen, naait Oragten, bloten, om haar aangename witte Bloem-trosfenin'de Bloei-tydt, indeMay en inzonderheid wegens de bevallige roode Vrugt-trosfen, die in het Na-jaar rvp worden en ia , een fraai gezigt tusfehen de groente geven. Ook plant men 'er we] kleine of fmalle Allé! van, in de Bosquets of elders, van 10 d 12 Voeten afftand in de Reven, dewyl zc niet heel groot wol- §. 6 Deze Beften zyn zeer dienftig en worden veel gebruikt om daar mede Lifters en Krametu ll LbC^f dlS dCZdVe Zf-er gaarne e«en, en waarvan ze de' naam van LfHer-beften veSe, £2 f5f a Mf m Zf ,0t die? T-de niet al te rYP Plukkc« > °>» dat 7-e dan langer duuren kunnen, vallende anders ligtelyk van de Stelen af. 1 s 2 §. 7. m  7* BESCHRYVING van de SORBEN-BOOM. §, 7. Ik heb reeds in een ander Werkje gezegt dat de Lyfter-vangft een der Herfft-vermaken in de Tuinen is, als alle andere vermaken ten einde gaan. §. 8- Wac nu aangaat hec nut en gebruik van de gemelde twede zoort of de tamme Sorben-boom (§..i.No. 2.): Men plant dezelve alleen uit Lief hebbery hier of daar in de Tuinen, als mede om de Vrugten , die Tros-wyze voortkomen , als de Ljfter-befien , en die dikwils aan de eene zyde bleek-geel en aan de andere rood zyn; welke, Vrugten men, na dat ze als de Mespelen week geworden zyn, eetenkan, en iets zuur-of ryns-agtig, dog niet onaangenaam fmaken. Men bindt dezelve tot dien einde bofch-wyze t'zamen, en hangt ze in een drooge Kamer op, zo kunnen ze lang duuren; ze worden ook wel, eer. ze week zyn, in Water opgekookt en tot een Spyze toebereid. ° Men maakt 'er. ook met Zuiker of Honig een Confituur van, als van dc Queen, "op deze wyze, neemt vier Pond Sorben, die by na ryp zyn, zuivert ze van haar Steelen, enneemt 'er de korls uit, vervolgens kookt ze in genoegzaam Water tot dat ze by na week zyn; daar na neemt tot drie Pond van deze gekookte Sorben, twee cn een half Pond goedé Zuiker* of Honig,, kookt het met malkander zagtjees tot de. confiftentie yan een dikke Syroop ; dgze confituur verwekt Appetyt en fterkt de Maag, en dient inzonderheid voor die, welke aan de Buik-loop, of aan het braken zyn. Uit de Vrugten zo wel van de wilde als tamme Sorben, kan ook, na dat ze wat geftaa'n hebben te geften, een goede Brandewyn gediftilleert worden. ... Haar Hout is hart en vaft, en word op plaatzen daar het veel groeit, van de Scbryn-werkers en Draaijers veel gebruikt; is ook goed om te branden. §. 9. Behalven deze voorgemelde zoorten van Sorben, zo zyn'er ook nog eenige andere zoorten van Boom-gewasfcn, die zommige by die Sorben gerekent hebben , weshalven we hier daar van eenige melding doen zullen : De eerfte zoort heet in het,Nederduitfcb, Berg-Sorben-boom. Latynfcb, Sorbus torminalis. Hoogduitfcb, Wilder Berg-Sperwer.baum. Eltzen-baum. Eltze-beeren. Adels-beeren. Ëfch-' Roofel. Armfel. Franfcb, Sorbier de Montague. Alhier. Engelfcb, Commun Service-Tree. Sorb. By dc Botaniften word hy genoemt: 1. MESPILUS apri folio fylvelirisj non fphiofi; five ferbus terminalis. C. B. Pin. 454. Sorbus terminalis, & Crataegus Theophrafti f. Baub. 1.63. Crattegus folio iaciniato. Tournef. bijl. 633. Boerb. J. A. 2. 248. , Crataegus foliis cordatis acutis, laciniis acutis ferratis. Linn. Hort. Cliff. 187. Roj. Prodr. 271. De twede zoort heet, in het Nederduitfch , Wilde Engelfcbe-Sorben-boom. Roode Berg-Sorbenboom. Latynfcb, Sorbus. vel Cratasgns. Sylveftris anglica. Hoogduitfcb, VVilderEnglifchcrSperwer-baüm'. Franfcb, Sorbier d'Angleterre. Engelfcb, Ned Chefs-appels. Engelfcb wild Seryire-Trce. Witte Beam-Tree. Deenfcb; Oxcl. Zweedfcb, Oxel. By dc Botaniften heet hy: 2. ALNI efftgic lanato folio, major. C.B. Pin. 452. Sorbus Alpina. j". Bauh. 1.65 Sorbus fylveftris Anglicus. Pork. Theatr. 1420. Raj. Hifi. 1459. Crataegus folio fubrotundo ferrato fubtus incano. Tournef. Inft. 6n. Boerb ¥ A o 01$ Aria Theophrafti, effigieAlni. Lob. ' JJ J' 4** . Aria Theophrafti. vulgo. Cratmgus foliis ovalibus ina;qualiter ferratis, Linn. H. Cliff. 187. Flor. fuec. 398. Mat. med. 234. Crataegus föliis övalibus inmqualiter ferratis, fubtus tomentofis. Linn. Virid 4.7 Roi Prodr. , 271. '.. Cratasgus inermis foliis cllipticis ferratis, trarisverfaliter finuatis, fubtus villoüs. Linn. Flor. Lcppon. iejc). De derde zoort hce t in hei Nederduitfch, Virginifche Sorben-boom. Latynfcb, Sorbus Virginiana. Hoogduitfcb, Virginifche Sorben-baum. Franfcb, Sorbier de Virginie. Ewelfch ServiceTree of Virginic. Van dc Botaniften word hy genoemt: 3. Sorbus Virginiana foliis Arbutri. Breyn. Prodr. 1. Herm. H. L. B. 878. Fig. 699. Mespilus Virginiana, foliis Arbuti lanato folio Plukn. Almag. 248. Cratregus Virginiana, foliis Arbuti. Tournef. Inft. 633. Boerb. f. A. 2. 248. Mespilus inermis, foliis lanceolatis crcnulatis. Linn. H. Cliff. 189. Roj. Prodr 271 §. 10. De eerftgemelde zoort (§. 9. No. 1.), dat een grote Boom word, groeit in Hoogduitfcbland, Bohemen, Ooftenryk, Italien, Zwitzerland, Frankryk, Engeland, en elders in de koude Berg- en Bofch-agtige plaatzen. ' De twede zoort '(§. 9- No. 2.), word ook een tamelyk groote Boom, en in de gemelde Landli reken op diergelyke plaatzen gevonden, inzonderheid veel in Engeland, als mede in de noordiyke Landen. De natuurlyke groei-plaats van de derde zoort (§. 9. No. 3.) , is het Landfchap Virginien en Carolina, in America, cn word een tamelyk grote Boom. §. 11. Ze beminnen alle een goede, vette, liefft zand-agtige grond, in klei- en andere ftvve gronden maken ze weinig voortgang, kunnen onze Winter-koude zeer wel doorftaan do» worden by ons zeer weinig en niet dan in de Botanifche Tuinen, en by zommige Kruid-be'miimaars gezien. ö §. 12. Haare Vermeerdering gefchied door Uitlopers of door Inlegging der Takken of by de Wortel uitgelopenc Spruiten. Kan ook gefchieden door het Zaaijcn der'Vrugten zo'als van de Haag-doorn gezegt is; als men Vrugten daar van verkrygt, dog die van de derde z'oort (i 9 No 3.0 w0,rden PY °ns zelden behoorlyk ryp tot de zaaijing. Men kan ze ook vermeerderen door Enting of Zu!gmg op Haag-doom of op Qjiee, dog het Inleggen of Zaaijcn is het beft. dewyl het waiielyker Bomen geeft. ' 7 §• '?■■  beschryving. vah de sorben-boom, ?s §. 13. Hec gebruik dat men van deze Bomen in de Tuinen maakt, de eerfte en twede zoort fK. o No. 1, 2O zyn, dewyl het mooije grote, uickronende, lommer-agtige Bomen worden, inzondeiheid de eerftgemelde zoort, heel bekwaam tot Alleés op grote plaatzen, die heel cieriyk ftaan, gelyk ik zodanige voor dezen in Duitfchland op verfcheide plaatzen gezien heb Do» hier te Lande ziet men deze Bomen zeldzaam, cn niet anders als by zommige Kruid-beminnaars, wordende gelyk ook de derde zoort (% 9 No. 3.) alleen uit Lief hebbery en verandering van Gewasfen , hier of daar in de 1 urnen of m de Bosquets geplant, als mede om de Vrugten: Maar deze Bomen draden .niet eer, dan wanneer ze wat bejaard geworden zyn, en willen, omVxugten te verkrvwn niet gelnoeitzyn. 's ' §. 14. De Vrugten of Befien van de eerfte zoort (§ 9- No. ij of WiUe BergSorben boom groeijen Tros-of Bofch-wyze, gelyk die van de tamme Sorben-boom (§1. No. 2.), ea zvn -i genoeg van dezelfde groote en gedaante, maar haar Koleur is, als ze ryp zvn, grauwagtjV Vrugten Van de tweede zoort zyn ook van diergelyke gedaante, maar wat grooter, en rood van Koleur als ze ryp zyn. Men eet ze beide ais ze week geworden zyn, gelyk de Uimme Sorben ('§ 8 ) zynde dan aangenaam, ryns-agtig van Smaak. Ik heb de eerfte zoort van Berg-Sorben onder anderen veel gezien en gegeeten tot IPeenen in Ooftenryk, waaromtrent ze veel in de Boflchen tot het maaken van zoort zyn my nog onbekent> alzo dic nogDOOit sezien heb; VAN DE s VjPIR^A- Deze Heefter word in meeft alle Talen genoemt Spirasa. JJaar zyn drie zoorten van als: o - - I* ^E SPIRiEA met willige bladen, ook Druifjes wilg genoemt Spirma frutex, foliis falignis ferratis. C. B. Pin 4.71. Spiraea Theophrafti forte. Cluf. H. 84. ?. Banb. 1. 559. Mmrasa fativis folio. Tournef .Inft. 618. Boerb. J.A 2.238. bpmma foho longiore ferraco, floribus rubris. Amm.Rutb.86. bpiraea folns obtufis lanceolatis ferratis, floribus duplicato-racemofis. Linn. H. Cliff. I9U Flor fuec. 131. Roj. Prodr. 277. M . 2"PE SPIRjÉA met St. Jans-kruid bladen, ook Boom-agf'g St. Jans-kruid genoemt. Spiraia Dyperici folio, non-crenato. Tournef. Inft, 618. Boerö. J. A. 2. 238. Pruno fylveftn affinis, canadenfis. C. B. Pin. 517. Hypericumfrutenfcens, canadenfis. Robini. Hypencum arborefcens. vuigs. H™^^^ fimplicibus. Linn. H. Cliff. 290. Roj. Prodn 277. Hypencum umbellis fesfilibus. Linn. Flor. fuec.131. J 7' \ PE SPIR^'A met Water-vlies bladen. Spirsa Opuli folio. Tournef. Inft. 618. Boerb. J. A. 2. 238. Evonymus Virginiana, Ribefft folio, capmlis eliganterbuWaüs. Hort. Honft 1 160. bpirma folns incifisangulatis, floribus corymbofts. Linn. Hort. Cliff. jqo Roj Prodr o77 - §- 3f ^^^^p ^oori groeit natuurlyk in het wild, in de Bosfchén van S/Ze7?/«, Oofi'enSk en inzonderheid m de koude noordiyke Landen, in Tartarien, Siberien, en elders y ' De twede en derde zoort groeit in de Weft-Indifche Landftreken Virginien* Canada en elders ^panjL 'groeft C§ * ^ *° h '° D°S ^ Mcde-°°" *e gekeutelde tóSïïh^^ ^i^SS^S^ g°ede' l0Sf£' licffl ™d^Q Aarde< e" ome Winter- §. 5. Hare Vermeerdering gefchied zeer ligt door de Uitlopers, die ze doorgaans overvloedig TÏÏenr?ngen ' inz0Dderh£ld de eerfte zoort» ^ daar die ontbreken, door Inlegging der jong? .§• 6. Wat aangaat haar gebruik in de Hoven; men plant dezelve, wegens hare mooiie Bloemen !uer of daar inde luinen, op de Rabatten der Bloem-perken , endders : OokTeTSde k?S Bosquets onder ander wild Gewas , inzonderheid de eerfte zoort. Men kan van de eerfte en de ^ffi!** ^ Schcer"he^P^^n, die fraai genoeg op het Oog zyn" dog bloeljen at T DE SUMACK.  Pag, 7+ VAN §. t. "t-"v e SUMACK-BOOM. Deze kleine Heefter-agtige Boom word genoemt in het 2WI 1 derduilfcb, Sumack. Smak. Latynfcb, Sumach. Rhus. Rhus coriaria. HoogJI duitfcb, Gerber-baum. ïörber-baum. ïSchling-baura. Sumach. Franfcb, Su? mac. Engelfcb, Commun or Curriers Sumak. Deenfcb, Smak. Zixeedfcb, Smak. K. 2. Men vind twee zoorten van dit Gewas, als: S i. DE GEMEENE SUMAK. \ Rhus folio Ulmi. C. B. Pin. 414. Tournef. Inft. 611. Boerb. J. A. 2. 229. Rhus five Sumack. J. Baub. 1. 555. Rhus coriaria. Dodon. Rhus obfoniorum. Lob. Rhus foliis pinnatis ferratis. Linn. H. Cliff. 1 lo. Flor. jute. 68. Mat. med. 150. Roj. Prodr. 243* 2. DE VIRGINISCHE SUMAK. Rhus Virginianum. C. B. Pinn. App.517. Parkinf. Tbeatr. 1450. Ic. Tournef. Injt. 611. Boerb. J. A. 2. 229. ' . §. 3. De eerfte zoort groeit natuurlvk in de warme Landen, als in Italien, Spanjen, Provence, Languedocq, Griekenland, Candien, S'irien^ en elders, op ruwe Berg- en Bofch-agtige plaatzen. De twede zoort groeit natuurlyk in Weft-Indicn, in het Landichap Ffyginien, en word wat groter als de vorige. Hier van is een Mede-zoort, Rhus anguftifolium. C. B. Pin. 414. Prodr. 158., die hooftzakelyk van deze vorige niet verfchilt dan dat ze fmaller bladen heeft. §. 4. Ze begeercn alle een gemene, goede, losfe, liefft zandagtige Aarde, en verdragen onze Winter-koude'zeer wel, dog de eerfte zoort is wat tederder als de twede, en begeert derhalven een goede, voor fcherpe Winden gedekte Stand-plaats. §. 5. Hare Vermeerdering gefchied zeer gemakkelyk door de Uitlopers die ze doorgaans in menigte voortbrengen. §. 6. Haar gebruik in de Tuinen aangaande: Men plant ze by ons alleen uit Lief hebbery en om de verandering van Gewasfen hier of daar op een bekwame plaats in de Tuinen, of in de Bosquets, gevende, inzonderheid de twede of Virginifche zoort (§. 2. No. 2.), een zeer aardig gezigt, als de bladen gevallen zyn, dewyl de Takken, die ruig en bruin-ros zyn, zig alsdan met haar takkige gedaante cn Koleur, volkomen vertonen als Hoorns van Herten, zodat men ze op eenige afftand voor ni'ets anders houden zoude. §. 7. De eerfte zoort van deze Boom is zeer dienftig, en word aan veel plaatzen der warme Landen, inzonderheid in Spanjen, fterk gebruikt, van de Leer-touwers tot het bereiden van Leer, te weten, de jonge Wortel Spruiten en Takken, waar toe die veel beter is als de Schors van de Eiken-boom , die by ons en elders gewoonlyk , om dat men die beft bekomen kan , gebruikt word: Men zegt dat in Spanjen deze Boom tot dien einde op de Velden veel gecukiveert word , met by na even zo groten zorg als den Wynftok; wordende de jonge, jaariyks uit de Wortel-fpruitende Takken, byde grond afgcfneden, en gedroogd, vervolgens klein gemalen, en door geheel Spanjenftot de Leer-bereiding gebezigt. §. 8. De Bladen , Vrugten , cn Zaden van deze Boom zyn fterk t'zamentrekkende, en worden geprezen voor de Buik- en Roode-ioop, overvloedige vloeijing derAambeijen, als mede voorde Scorbuit. Men maak-t 'er tot dien einde een dan Afkookzel van, waar van denLyder altemets een Glaasje vol drinkt. Dit Afkookzel is ook dienftig voor het vuile ftlnkende Tand-vleefch uit Scorbuit ontftaande, het zelve daar mede gewastenen. §. 9. Daar is nog een zoort van Gewas, dac zommige voor dezen by de Sumak geftelt hebben, dog een byzonder gefiagt uitmaakt; wy zullen echter hier eenige melding van doen, wordende genoemt : SUMAK met Myrthe Bladen. Rhus Myrte folio Monfpelliaca. C. B. Pin. 414. Boerb. J. A. 2. 261. Hort. Angl. 64. tab. 20. fig- I. Rhus Plinio putata. J.Baub. 1.599Rhus fylveftris Plinii. Dodon. Rhus Plinii Myrtifolia Monfpellienfium. Lob. Coriaria. Linn. H. Cliff. 462. Roj. Prodr. 222. §. 10. Dezelve groeit veel in de warme Landen, als in Provence, Languedocq, Spanjen, en elders, zynde een Heefter-agtig Gewas. §. 11. Bemint een goede, losfe, liefft zand-agtige Aarde, en een opene plaats; kan onze Winter-koude niet wel tegenftaan, moet derhalvcu, in Potten of Bakken geplant ftaande, 'sWinters in het Oranje-huis voor de Vorft bewaart worden. §. 12. Word door Uitlopers of door Inlegging der jonge Takken voortgezet. §- 13. In de warme Landen word dit Gewas gebruikt tot het Leer-bereiden; by ons word het zelve alleen uit Lief hebbery om de verandering van Gewasfen, cn om de zeldzaamheid, van zommige Kruid-beminnaars onderhouden. De Heer Sauvage d. M. heeft ontdekt, volgens Linn. Hort, Upf. 1. c., dat dit Gewas van een Menich of Dier in het Ligchaam verkregen wordende, op wat wyze het ook gefchieden'mag, de vallende Ziekte veroorzaakt; het welk aanmerkelyk is, en tot waarfchouwingdient. VA N D E  Van ü e $. i. YRfNGE-BOOM. Dit Heefter-agtig Gewas word genoemt in het Nederduitfch > ^\ ringe-boom. Syringe. Nagel-boom. Latynfcb, Syringa. Lüac. Hoogduitfcb, SyW-J1 rings-baum. Franfch, Lil. Engelfcb, Lilac. Deenfcb, Syrage-Tra. Zwedfcb. Lilac. §. 2. Drie zoorten worden 'er van dit Heefter-agtig Boom-gewas gevonden; als', i. DE GEMENE SYRINGE. Syringa cairulea. C. B. Pin. 398. Syringa flore cserulea, five Lilac. J. Baub. I. 204. Lilac. Dodon. Syringa cterulea lufitanica. Lob. Lilac. Mattb. Tournef. Inft. 631. Boerh. J. A. 2. 22L Syringa foliis ovato-cordatis.' Linn. H. Cliff. 6. Hort. Upf. 6. Roj. Prodr. 397, 2. DE SYRINGE uit PERSIEN, of Perfiaanfche Jasmin. Syrmga Perüca foliis integris. Herm. H. L. Bat. Lilac Liguftri folio. Tournef. Inft. 602. Boerb. J.A. 2. 221. Agem Lilac Perfacum. Corn. Canad. 190. Jasminum Perficum foliis non laciniatus. Butb, H. Edimb. Syringa foliis lanceolatis integris. Linn. H. Cliff. 6. H. Upf. 6. Roj. Prodr. 397. 3. DE SYRINGE uit PERSIEN., of Perfiaanfche Jasmin met gefnippelde Bladen. Syringa Perfica foliis laciniatis. Herm. H. L. B. Liguftrum foliis laciniatis. C. B. Pin. 426". Lilac laciniato folio, Tournef. Inft. 602. Boerb. J. A. 2. 22t. Agem Lilac Perfacum incifo folio. Cornut. Can. 188. Jasminum Perficum foliis laciniatis. Sutb. H. Edimb. 169. Syringa foliis lanceolatis integris laciniatisque. Linn. H. Cliff. 6. Hort. Upfal. 6. Roj. Prodr. 397" §. 3. De eerfte zoort of gemene Syringe groeit natuurlyk in het wild in de Oefterfcbe Landen. Daar zyn drie Veranderingen van, als met blauwe purper-roode, afch-verwige, en witte Bloemen» Ook heeft men nog twee andere Veranderingen, te weten, met geel- en wit-bonte Bladen De twede en derde zoort, dat maar veranderingen van malkanderen zyn, groeijen in Perfien. §. 4. Ze willen in allerlei goede, losfe gronden zeer "wel groeijen; beminnen het vogt, en kunnen onze Winter-koude zeer wel tegenftaan: Dog de derde zoort is iets tederder als de overige twee. §. 5. Haar Vermeerderinge gefchied gemakkelyk door de Uitlopers, die ze doorgaans in overvloed voortbrengen. §. 6. Wat aanbetreft haar gebruik in de Tuinen; men plant de eerfte algemene zoort (§. 2. No. 3.) wegens haare cierlyke en aangenaam riekende, geaairde, groote Bloem-trosfen , die ze in de May voortbrengen, vêel in de Tuinen, in de Bosquets, aan de Sloots-kanten, en op andere bekwame plaatzen. Deze Bloemen met andere fraaije Bloemen in de Kamer in een Bloem-pot gezet, maken een zeer aangenaam gezigt, en perfumeeren de Kamer met hare Reuk. Dog zommige menfchen kunnen nier wel over haren zoeten Reuk, inzonderheid Vrouws-perzonen. $.7. De tweue en derde zoort, die ook purper-roode, maar kleinder cierlyke Bloem-trosfen voortbrengen, worden meeft. alleen in de Bloem-Tuinen, op de Rabatten, en elders, geplant. Men kan 'er ook laage Scheer-Heggen van planten, inzonderheid van de twede zoort, maar dan geven ze weinig Bloemen. VAN S- I- J AE TAMARISCHEN-BOOM. Dit altydt-groenende Boom-gewas word geheet* 1 I in het Nederduitfch, Tamarifchen-boom. Tamariske. Latynfcb, Tamarifcus, Ta.P -~ marix. Hoogduitfcb, Tamarifcken-baum. Tamarifcken. Porcz. Franfcb, Tamaris. Engelfcb, Tamarifcke. Deenfcb, Tamarisk. Zweedfcb, Tamarisk. . §. 2. Daar zyn twee zoorten van dit Gewas, als: 1. DE DUITSCHE TAMARISKE Tamarix frucltiofa folio crasfiore, five Germanica. C. B. Pin. 48J. Tamarix Germanica, five minor, frucluofa J. Bauh. 1.3JI. Tamarix. Dodon. Tamarix Germanica. Lob. Tournef. Inft. 661. Boerb. J. A. 2. 257. Tamarix floribus decandris. Linn. H. Cliff. 112. Roj; Prodr. 43$. 2. DE FRANSCHE TAMARISKE. Tamarix altera, folio tenuiore, five Gallica. C. B. Pin. 48J. T 2 Tamüfis  76 BESCHRYVING yandeTAMARISCE N-B O O M. Tamarix major five arborea Narbonenfis. J. Baub. i. 351. Tamarifcus Narbonenfis. Lob. Tournef. Inft. 661. Boerh. J. A. 2. 257. ""J Tamarix floribus pentandris. Lin. H. Clif. 111. Roj. Prodr. 435.' Tamarix pedunculis nudis. ftoribus pentandris. Linn-E. Upf. 69' Mat med iu §. 3- De eerfte zoort of mfebe Tamiriske groeft jOp y&lplaatzen van Hoogduitfcblmi, voornamelyk omtrent de Revieren deDonauw, delber, de Rbyn, de Leek, enz.: ?n het bvzonder word die zeer veel gevonden in het Aarts-bisdom Salsburg. ' > m net pyzonuer word Dc Franfobe Tamariske groeit in de warme Landen, als in Provence, Langüedocq, Sfitóïte fr^ Ken, Griekenland;, en elders meer; en deze zoort word doorgaans groter en boom-aeti<4r eerfte zoort, die veeltydts k.em en Heefter-agtig blyft, hoewel ze op zommige plaatzen ook vrv groot en boom-agtig worden. r 5 F 1 cu uuji vrj §. 4. Ze beminnen beide een gemene, goede losfe, liefft zand-agtige onbemefte Aarde en kunnenonze Wmter-koude vry wei tegenftaan hoewel de Franfche zoort, iets eevoeliVer 5 en derhalven op een goede warme plaats moet gefteld worden, wil echter veeltydts bv ons noa beS groeijen als de Duitfche zoort. * * uu:> uu& Dccer §. 5- Hare Vermeerdering gefchied door Uitlopers, of door Inlegging dei- ionee TV.*™ ™m ke men vervolgens niet voor het twede of derde Jaar van de ouden afnemen moet! dewvl ze hZ' zaam Wortels maken. 3 u wj' ze ldds" §. 6. Men plant ze doorgaans maar alleen in de Tuinen hier of daar waar het eevoerfvï- ; Lief hebbery en om haar geduurige niet onaangename groente, en men kan 'ér kleine cierivkeVr^^ heggen van teelen. 'y^ocneer- §. 7. Het Hout dat heel hard is, word in die Geweften daar het veel groeit, tot allerlev Draai en ander klein cieriyk werk gebruikt. ' "i"=ricy uraai- §. 8. Dit Gewas heeft ook zvne nuttigheid in de Genees-kunde, de Schors Cmmn^h^A 1 Wortels), het Hout en de Bladen zy? adftringeercnde, en worden ÖnSïJoJ de verftopping in de Ingewanden en daar uit voortkomende gebreken, als HvnnrhnnA™, w-I en Water-zugt, enz. Men maakt 'er tot dien einde een Decoctie van, wel&Sofdfe^^ "d* vuil Tand-vleefch, daar mede gewasfehen wordende. Men zegt dat een HvoochondH^? V°°r baat voor zyn ongemak vind als hy by continuatie (want voor eenmaal zoudeW nieu kunnen dt! werken) uit Bekers drinkt, die van dvt Hout gemaakt zyn. runnen uit- VAN DE §• !• 'TA^S-BOOM. Deze altydt-groene Boom word genoemt in het Nederduitfch, Taxis1 S?om- Iben-boom. Latynfcb, Taxus. Arbor mortis. Hoogduitfcb, Eiben-baum. ^^%TS5Sftm' ^??/C/j'lf- ^^^T- Bad^. W^/ EibemTree: Pil31'is maar cen z°ort van, wordende by de Botaniften genoemt: lAXUS. C.B. Pin.505 J Bauh. 1. 241. Dodon. Lob. Tournef. Inft 589. BoerA- % A. 2. 008. H. Cliff. 464 Flor. Juec. 301. A0/\ Prodr. 87. Hall. Helv. 146. Mas & Femina. m nfPf afiJS 0 , ?°g ee? Verandering van, die bonte Bladen heeft, maar deze ziet men zeldzaam, bont is de Lief hebbers van bonte Gewasfen, hoewel me otee heel fraai maar bleek- §. 3. De Taxis groeit natuur/yk in de Bofch- en koude Berg-agttoe plaatzen van TMtt.prlomA Italien, Frankryk, Spanjen, Griekenland, en ook bier en daar in Hoogduitfcbland Engeland™ elders; kan een vry groote Boom worden, maar groeit langzaam. By ons word hv nergensin hec wild gevonden, maar veel door de cultuur voortgezet, tot het gebruik der Tuinen §. 4- Dezelve bemmt van natuur een goede, vette, losfe, wel bemeftc, iiefft zand-aatiffe en wat vogte, dog geen natte grond; kan onze Winter-koude heel wel tegenftaan doe n zeeVfir™ ge Winters gebeurt het wel dat hy doodt vrieft, inzonderheid wanneer hy no* i gezegt hebben; waar door men veel rasfer in ftaat is, om een goede Feflotene Ti™ Heg te verkrygen, als door het Steken der Takken op dezelfde plaats. Deze Taxis-Veeren wor zodanf^afe ™ar ™te dat ze groot of uitgebreid zyn n nn^yk l ??lvSi ?ke? l7 d° Pjrantmg malkandCT r0eren> welke afftartd dus verfchilligis, als van 2, 3 a 4 Voeten: Zynde het raadzaam om tot de Heggen, die hoog zullen worden, groote Veeren te verkiezen, om dus zyn oogmerk zo veel te eerder voltooit te zien, te meer dewvl dpTnv wat langzamer aangroeit als vele andere Gewasfen, hoewel in een goede, losfe 'vet-e eroJ £ op een goede Standplaats dezelve fchielyk genoeg groot word. Dogby deze Bomen heeft men door fS"rS g?cn,LlUW,erk DHlg' gelyk tot andere Heggen , om ze vaft te doen ftaan™ eh de Takken dSr fchikken ' yl " VM ZdfS ftCVig genoeg^groeijen, en zig gewillig naaV de pLte gedaan?e |. 8. Geen Boom-gewas is bekwamer als dit, om 'er Pyramiden van allerlei faaiie ralaantens van te formeeren als zulks van de jeugd des Booms af gefchied (§. 6.). Ook kan een gSSe Hove nier m deze Heggen, dewyl ze zeer digt begroeijen, eh dé Bladen klein zyn, allerlei F^ knippen; gelyk ik zodanig een Heg op lyn ZYN HOOGHEIT, des Princen van OTmien £S" houder, enz., Luft en Jagt-plaats, het Loo in Gelderland, gezien heb, waarin, door 'de Hove. ™\fr ,vcrroning van een Jagt heel konftig uitgcfneden was; maar zodanige Heggen zyn moeien A> - 'f i, ler',ei\ven vereisfcheR jaariyks een gefchikten Snoeijer, anders zyn ze haalt bedorven cn uc argeoeeitte iMguuren worden monftreus, en onaangenaam op het gezigt voor kennaars voor dezen plagte men van deze Boom Figuuren van allerlei Beeften te formeeren, als 'by voor oeeiu, leeuwen, Pauwen, Hanen, en ik weet niet wat al voor Schepzels, gelyk men no* op veel pi aar. zen m gemene 1 urnen ziet, maar deze Figuuren geven aan een nauwkeurig oog doorgaans Sgeg^ aIsveeI fraaiheid> ^ mee, dewyl ze doorgaans^ dffna- nen, dewyl in het eerfte geval de Heggen en Pyramiden, inzonderheid als die*fraai geftgmefrt zin te veel verwilderen en daar na met gemakkelvk'weer in haar behóöHyke Figuur kunnen tebraVr wnV den. Daarin tegenin het twede geval, dezelve a\ te vroeg geknipt wordende, zo was mn ze In dezelfde Zömer wederom al te fterk uit, en maken een ftegte vertoning in een tydt wanneer men al les weriicht cieriyk te zien; behalven nog dat zc daar door ook verwilderen Tor ÜT^nhl™ «ent, zo veel mogelvk is, een regenagtige tydt te wagt genomen tc worden, om dat anders b! heet weer de uiterfte geknipte Takjes verdorren, en daar door den groei beletten' 5 §. 10 Wyders zo is het, om goede jonge Taxis-Heggen tc formeeren, of de oude Hewcn cn Pyramiden altydt ingoede order te onderhouden, noodzakelyk, dat men de rechtm fcffiS Spil-icheuten, die dikwi s hier of daar fterk uitfehieten, niet verzuimt digt by haren 0(K2 wegteftyden, inzonderheid aan de jonge Bomen, die ook doorgaans de melftSpillen YoorSSf gen; want ent met in agt genomen wordende, zo zal men van de jonge T^is-b^^^Si^: ebgte Heggen kunnen maken; & de bejaarde zullen daar door t'enemaal verwilderen en onam'ien iyk worden: Zynde het aanmerkelyk dat deze Spil-fcheuten meer aan deze Boi^ofi^S van Stek gekweekt zyn, als uit de van Zaad geteelde groeijen, a!S uit §. 11. Men kan met deze Taxis ook kleine Cabinets* Triumph-bogen, Prieelen onene 7ir plaatzen, Ntebet, enz., bekleden, die zeer fraai ftaan, als zc wel onderhouden 5SdeD^SrrS Berceaux, die van boven digt gefloten zyn, dienen ze niet, dewyl ze dan v^S^lrfSl^ en de dorre rakken van binnen de Berceaux een ftegte vertoning maken. Hoewel dit metde Gewaden d 1 e digt befloted groeijen, aldus gebeurt! ' "Ktlu' §. m In zommigeGeweften van Engeland, Frankryk, eh elders, plant Wen 'er kleine ftlleés van, die hec! fraai ftaan; maar die ziet men hier te Lande niet, dewyl onze hi-r 'C fcheroen kond voor de laxis geagt word, om hoog en uitkronende te groeijen, hoewel i' !„,r en d' Taxis-bornm, op lommerige, voor winden gedekte plaatzen ftaande, en zc 1 ft r cultuur Soei gezien heb die vry groot en uitgebreid van Kroon waren, zo dat ik oordeele da Xmen'd".--' ïyke gemelde Alleés begeerde te hebben, men deze Bomen maar met een co : e Mante ing te voorzien, mits dat de grond feftens bekwaam zy; en hier toe zoude die welke van Z v kweekt  7S BESCHRYVING van de TAXIS BOOM. kweekt zyn, het befte oordeelen, dewyl die buiten alle twyffel groter kunnen groeijen als die van Steken of Inleggen voortgeteelt worden. Edog in plaats van deze Taxis tot Alleés, verkieft men in Neder- en Hoog-duitfchland veeltydts Denne- en Pyn-bomen, die, als ze wel groeijen, een even goed en aangenaam gezigt maken, en ook wel genoeg groeijen willen als de grond maar bekwaam is. §. 13. Nu nog iets van het voornaamfte Oeconomifche gebruik dezes Booms. Het Hout van de Taxis is geel-agtig-ros van Koleur, en doorgaans met vele aderen doorgroeit, zeer hard en vaft, en geen Wormen onderhevig, en derhalven zeer langduurende, weshalven het van de Schryn-werkers, Draaijers, enMuficaalfche Inftrument-makers veel geagt word, tot het maken van cieriyk ingelegde Cabinet-, Tafel-, en andere Werken, Dozen, Fluiten, Hautbois, enz. De Ouden maakten daar Bogen van, waar van Nirgilius aldus zingt: Iturceos Taxi torquentur in Arcos. Men heeft by ons tegenwoordig veel de gewoonte, uit de dunne, drooge en regte Stammen van 2 i 23Duim dikte, Wandel-ftokken te doen draaijen, die, als ze wel gedraait/en glad gemaakt zyn, "zeer fraai ftaan, door dien ze zeer geaderten gevlamt zyn, wegens de Oeft-plaatzeh, waar de Takken gezeten hebben, inzonderheid als ze door de Konft des Draaijers, na het draaijen, wat bruinagtiger en glanzend gemaakt zyn; dog deze Stokken zyn doorgaans wegens de vele Oeften niet fterk ," cn kunnen geen buiging of geweld verdragen., zo dat ze geenzins dienen voor een Corporaal om het Ligchaam van een hongerigen Zoldaat met te zalven; dog het dikke Hout is fterk en buigzaam, maar niet zo zeer geadert. §. 14. De Ouden hebben niet alleen dezen Boom, maar ook deszelfs Schaduwe voor zeer ongezond en zelfs voor vergiftig gehouden, zo wel voor Menfchen als Dieren, die derhalven Arbor mortis , Arbor virofa van zommige genaamt is; welke hoedanigheid men echter by ons niet bevind. De kleine roode Befien dezes Booms, die vies-zoet fmaken, worden zelfs dikwils vau de Kinders zonder fchade gegeten; gelyk ik die voor dezen zelf veelmalen zonder hinder geproeft heb; maar ik heb nooit gehoort dat iemant in onze Geweken nadeel van de fchaduwe dezes Booms geleden heeft. Mogeiyk dat deze vyninige eigenfehap alleen plaats heeft in de warme Landen, zo ze niet geheel verdigt is: Aanmerkelyk is hetgeen Suetonius fchryft, dat de A'cizer Claudius Nero, het Romeinfche Volk door een opëntlyk fchriftelyk gebodt vermaand en verwittigd heeft, dat 'er tegen de beet van de venynige Mangen en Adders niets beter was dan het Zap van deze Taxis-boom. Dog het zal hier van genoeg gezegt zyn, gaande al verder tot de verhandeling van een ander Gswas over. VAN DE §. 1. > | *ROMPET-BLOEM. Dit Heefter-gewas word genaamt in het Nederduitfch, Trom1 pet-bloem. Indiaanfche of Americaanfche Jasmyn. Schaarlaken Jasmyn. AmeriJL caanfche Klim-op. Latynfcb, Bignonia. Hoogduitfcb, Indiaanifcher rother Jasmyn. Franfcb, Jasmin d'Inde. §. 2. Daar zyn verfcheide zoorten van, als: 1. DE ROODE TROMPET-BLOEM, met Esfche Bladen. Gelfeminumi Indicum flore phcenicco. Ferr. Flor. Cult. Bignonia Americana fraxini folio, flore amplis phceniceo. Tournef. Inft. 164. Boerb. $. A. i. 310. Gelfèminum luederaceum Indicum. Cbmut. Canad. 102. tab. 103. Bignonia foliis pinnatis, foliolis incifis, gemcuftsradlcaüs. Liwn.H. Cliff. 317. Hort. Upf. 17SRoj. Prodr. 289. 2. DE GEELE TROMPET-BLOEM, met Esfche Bladen. Clematis Peruviana, digitalis flore, folio fraxini. Herm. Prodr. 324. Plukn. Pbyt. 162. fig. 4. Bignonia arbor, flore luteo, fraxini folio. Plum. Spec. j. Tournef'. Inft. 164. Bignonia foliis decompofitis, foliolis incifis, articulis cirrheferis. Linn. H. Cliff. 317. Roj'. Prodr. 2co. 3. DE GEELE KLIMMENDE ALTYDT GROENENDE TROMPETBLOEM. Gelfèminum five Jasminum luteum odoratum Virginianum fcandens, fempervirens. Park. Tbeatt. pag. 1465. tab. 1465. Cutesb. Hift. nat. Carol. Bignonia foliis ovato-lanceolatiscbnjugatis integerrimis. Roj. Prodr. 290. §. 3. Deze Gewasfen groeijen natuurlyk in Virginien en Canada, enz. 4. Dezelve beminnen een goede, losfe, wat vogtige grond, en een goede warme Stand-plaats, tegen een Muur of Staket; edog verdragen onze Winter-vorft bczwaarlyk, inzonderheid de twee iaatftgemelde zoorten, weshalven dezelve des Winters daar tegen met Stroo of Matten, en op de Wortel met lange Paarde-meft, moeten gedekt worden , als men ze buiten Huis overwinteren wil. §• 5. Dezelve worden Vermeerdert door Inlegging der jonge Takken, of door Steking, in de Maand April of May. §■ 6". Men plant dezelve allcenlvk om haar aardige Bloemen, inzonderheid dc eerftgemelde zoort, welkets Bloemen f aai rood zyn. "Daar zyn nog eenige zoorten meer van deze Gewasfen, maar we zullen ons hier vergenoegen dc gemelde drie, als de voornaamfte of meeft bekcudfte, opgenoemt te hebben. VAN HET  Pag. 7S i VAN HET §. i. "TTERF-LOOF. Dit Heefter-agtig Boom-gewas word genoemt in het Nederduitfch, % / Verf-loof. Latynfcb, Cotinus. Coccygria. Hoogduilftb, Farblaub. Flirber\f baum. Gelb Brefilgenhokz. Franfcb, Euftet. Rofo fcotano. Engelfeb, Fuftet* T Tree. Deenfcb, Fuftct-Tree. Zweedfcb, Fuftet-treed. Men vind maar een zoort van dit Gewas, dat by de Botaniften genoemt word: Cotinus Matthioli. C. B. Pin. 415. Coccigria, five Cotinus putata. J. Bauh. ï. 494. Coccigria Theophrafti. Lob. Cotinus coriaira. Dodon. Tournef. Inft. 610. Boerb. J. A. 2. 228. Cotinus foliis obverfö ovatis. Linn. PI. Cliff. lil. Roj. Prodr. 243. §. 2. Deze Boom of Heefter, die doorgaans niet over de 8 a 12 Voeten hoog word, groeit natuurlyK , indeBofch- en Berg-agtige plaatzen van Frankryk, Italien, Spanjen, als mede van Bohemen, Ooftenryk, Ongaryen, en elders. §. 3. Wil in allerlei goede losfe gronden zeerwel groeijen, dog bemind liefft een zandige; kan onze Winter.koude vry wel tegenftaan, maar geen ftrenge Vorft, inzonderheid als die nog jong is, en voor de fcherpe Winden niet wel gedekt ftaat; weshalven men hem een goede, warme, voor Winden bevryde Stand-plaats geven moet,- dog meeft word hy by ons van de Liefhebbers in Potten gecukiveert, "om hem 's Winters in het Oranje-huis te bewaren. §. 4. Deszelfs Vermeerdering gefchied door Inlegging der jonge Takken; welke Inleggers, na dat ze genoegzame Wortels gemaakt hebben, dat doorgaans in het eerfte Jaar gebeurt, en moet plaatzen daar ze zullen blyven doorgroeijen; willende dezelve niet gaarne bejaard, en als ze grote Wortels hebben, verplant zyn, als wanneer ze bezwaarlyk groei vatten. §. y. Liet gebruik dat men van deze Heefter in de Plaizier-tuinen maakt, is dat men dezelve hier of daar op bekwame plaatzen van den Tuin, öf in de Bosquets plant, om de verandering van Gewasfen, en om zyn aardige, grote, rood-agtige Bloem-trosfen, diezig als in een grote hairige Pluim, uit een menig'te kleine roode Bloemtj'es beftaande, vertonen; dog hy bloeit zelden voor dat bejaart geworden is. §. 6. De Schors en het Hout van deze Heefter word van de Verwers tot het Geel Verwen, en de Wortel tot het rood en feuillemort Verwen gebruikt, en tot dien einde overal verzonden. Ook gebruikea de Leer-touwers in die Landen daar deze Heefter veel groeit, de Bladen en jonge Takken tot het bereiden van het Leer. §. 7. Het dikke Hout van deze Boom is zeer hard, en goud-geel van Koleur, weshalven het zeer geagt word van de Cabinet-makers, Draaijers, en andere, tot het maken van fraaije ingelegde Cabinet-, Tafel-, en andere werken, te weten, in die Landen daar het zelve veel groeit, ofte ligtelyk te bekomen is; zynde by ons niet zeer bekent. VA N DE §• I- ""^T TlOERNE. Deze Heefter-agtige Boom word genoemt in het Nederduitfch, Vioer\/ ne. Kleine Esfche. Latynfcb, Viburnum. Latana. Hoogduitfcb, Schlingbaum. V Kleiner Mehlbaum. Franfch, Viorne. Engelfcb, Wayfaring-Tree. Deenfcb, Vierne. Zweedfcb, Vioerna. Daar is maar eene Europifche zoort van dit Gewas, welke van dc Botaniften genoemt word: Viburnum. Mattbioli C B. Pin. 217. Tournef. Inft. 607. Boerb. J. A. 2. 224. Lantana vulgo, aliis Viburnum. J. Bauh. 1. 557. .Lantana. Dodon. Viorna, vulgi Gallorum. Lob. Viburnum. Linn. H. Cliff. 100. Viburnum foliis cordatis , acute crenatis venofis, fubtus tomentolis. Linn. Virid. Cliff. 25. Hort. Upf. 68. Roj. Prodr. 242. $. 2. Dit Gewas, welk een kleine Boom worden kan, groeit natuurlyk in het wild in veleGeweften van Hoogduitfcbland , Bohemen, Ongaryen, Ooftenryk, Zwitzerland, Frankryk, Italien, Engeland, en elders meer, in de Heggen, Kreupel-, inzonderheid Doorn-bosfchen, en op andere ruwe, dorre plaatzen. Daar is ook een Verandering van met bonte Bladen, welke van de Liefhebbers van bonte Gewasfen gecukiveert word; maar is niet zeer fraai bont. |. 3. Bemint een gemene, losfe, liefft zand-agtige, drooge grond, en kan alle ongemakken des Winters gemakkelyk verdragen; loopt met zyn Wortel wyt onder de grond voort. §. 4. Peszelfs Vermeerdering gefchied door Uitlopers, Inlegging der jonge Takken, welke binnen een Jaar genoegzaame Wortels maken, en daar na verplant'worden in deEntery, om 'er jonge Stsm-boomtjee van te kweken, of elders daar men begeert. V 2 Mei  8é BESCHRYVING van de VIOERNË. Men kan ze ook wel door het Zaad aankweken, het welk gefchied door middel van de in de Herfft ryp geworden zynde Befien in Zand te meuken te zetcen, en vervolpens in het Voor-jaar in een goede, losfe grond te zaaijen, en de opgekomede jonge Planten, i a 2 Jaren oud °eworden zvnde te verplanten: Maar dit word zelden gedaan, dewyl het wat langzamer en met meer moeite gefchied als het Inleggen. ■ ° §. J- Het gebruik dat men yan deze Heefter in de Tuinen maakt, is weinig; men plant ze zomtydts m de Bosquets, aan de. bloots en andere Gragts-kanten, en elders, alleen om de verandering van Gewasfen; raaiende ook geen onaangenaam gezigt tusfehen ander Gewas inzonderheid in de Bloei-tydt, in de May wegens de mooije, witte, en grote Bloem-trosfchen die dezelve voortbrengt, en ae Vrugten die daar opvolgen, welke eerft groen zyn, maar in het Na-jaar rood en ten laatften zwart worden. 1 ' In die Geweften daar ze van zelfs in het wild groeijen, doet men zo veel moeite niet om ze te vind maar J°n"C BoomCjes tocde Planting, van daar men ze in het wild §.6. De jonge Takken van deze Heefter zyn zeer taai cn buigzaam, en kunnen derhalven gebruikt worden op die wyze als dé wüge Teenen, tot binding van allerlei dingen § 7 Men zegt, dat de Schors van de Wortel dezer Heefter geftampt, cn daar na een tvdt lang onder de Aarde, of m broeyende Meit begraven wordende om te rotten, vervolgens met Water ge kookt, een Lym uitlevert, bekwaam voor de Liefhebbers, om daar mede Vogels te vangen da^zfmSftomT Van l' l "\E VLIER-BOOM. Deze Hcefter-agtige Boom heet In het Neder duit feb , VlierI 1 boom. Vlier. Vlaar-boom. Vleer-boom. Holder-boom. Latynfcb, Sambucu* - Hoogduitfcb, Holder-baum. Holder. Hollunder. Franfcb, S'ureau. Sefeau.' Engelfcb, Elder Iree. Deenfcb, Hylde-Tree. Zv:eedfcb, Flader-Tracd. Flader. % 2. Verfcheide Zoorten van Vlier worden 'er gevonden, als: 1. GEMENE VLIER. Sambueus fruclu in umbello nigro. C. B. Pin. 456. Tournef. Inft, 606, Boerb ¥ A 2 221 Sahnböcus vulgaris. J.Baub. 1. 544, " ó' Sambueus. Dodon. Lob. Sambueus caule perenni ramofo. Linn. H. Cliff. 109. Sambueus caule arborco ramofo, floribus uinbeliatis. Linn. Flor. fuec. 60. Mat. med ia.8 RoU Proar. 243. ' T" J 2. VLIER, met grocnagtige of witte Befien. Sambueus fruftu in umbelia viridi. C. B. Pin. 456. Tournef. Inft. 606. Boerb. ¥ A 2 22* Sambueus fructu albo. Lob. ' ,r 3- BERG-VLIER, met roode Befien. Sambueus racemofa rubra. C. B. Pin. 456. Tournef. Inft. 606. Boerb. ff. A. 2. 223. bambucus racemoüi acinis rubris. f. Baub. 1. yyi, Sambueus fylveftris. Dodo». Sambueus montana racemom. Lob. Sambueus caule arborco ramofo, ftoiftbus racemofts. Roj. Prodr 243 4. LAAGE VLIER, o{Hadig. Y Sambueus humilis, five Ebulus. C. B. Pin. 456. Tournef. Inft. 606. Boerb. J. A. 2 ife* Ebuius five Sambueus herbacca. J. Baub. 1.456". ' " ~~,y Ebulus. Doden. Lob. Sambueus caule herbaceo fimplicisfimo. Linn. H. Cliff. 110. Virid. Cliff. iy. Flor fuec "St. Mat. med. 149 Roj. Prodr. 243 " 'J §. 3. De eerfte zoort is degemeenfte en bekendfte; dezelve groeit zo wel va Neder- als Hbo?* duitfchland, Frankryk, Italien, Engeland, enz., veel in de Heggen: omtrent de Huizen ' oofchaduwagtigc vogte plaatzen. ' F Daar zyn twee Veranderingen van , als de eerfte met geel-bonte Bladen, en de twede met geEi ;ppe!dc Bladen, doorgaans Vlier met Bladen als Peterfelie genoemt; maar deze zyn zeldzaam Va worden niet anders gevonden als by dc Liefhebbers vaii verandering van Gewasfen " ' De twede gemelde zoort (§. 2. No. 2.) is ook maar een verandering van de eerfte'en daar van niet onderfcheiden, dan dat ze witte of groen-agtige Befien voortbrengt, maar men ziet ze zeldzaam Dederde zoort (§. 2. No. 3.) groeit in Hoogduitfcbland, Zwitzerland, Lottbaringen Frankry\% en eluer.s, in de Berg- en Bofch-agtige plaatzcn, dog zeldzaam. De vierde zoort ($. 2. No- 4.) word groeijende gevonden in Hoog- en Neder-duitfcbland, Frankryn, cn elders, m vogte, onbebouwde gronden, naaft de Weegen: Het is een Kruid-agtig Hees ' ter-gewas, dat maar 2 4 3 Voeten hoog groeit. Daar is een Mede-zoort van, die bonte Bladen neert, welke van de Liet hebbers van bonte Gewasfen gecukiveert word. . §. 4. Deze Gewasfen willen alle in allerlei goede, losfe gronden zeer wel tieren, en beminnen het vogt en de fchaduwe, behalven de derde zoort of Berg-ïlier, die liefft in een drooge zaud-ag" tige grond groeit. a "u u» S, ƒ. De Vermeerdering der drie eerfte zoorten gefchied door Uitlopers, of door Steeking van de  BESCHRYVING van i> z FLIËR-BOOÉ Bi tt'nPf£wof?J welke ifl het Voör jaar 6 d 8 Duimen diep geftooken wordende, gemakkelyk iri (tnJld75 ?Z>' ,en daar,na geplant kunnen worden, daar men begeerd: Men kan ze ook wel eïïempfetSvlf *!?eerdeten- tweernen in het vroege Voorjaarin een goede , lofle grond zaait, ..^^S^^S^S,^ d°°r üid0°pen °f StCklCen fchielvker gefchied, zoo me^fvoortkoie? ^)w0^1^elyk veraeerdert d0or de kruipende Wortel-fpruiten, die in J;6/ Het gebruik dat men van de gemeene Vlier in de Tuinen maakt, ïlweïfligï om dat ze seword yMn/n^i " wildgroe'len' « weeten de eerfte zoort, en voor een gemeen Gewas geagt Serwild r/^laötze/^ZOmty^SaaiI.dekanteh vanSlooten, Gragten, i% Bofquets onder wfê P 1 W3?v' 0f ^ders ' om dc v«-feheidentheid van Gewaffen, en inzonderheid om de mooiie bruik der Befien dezeIve ia de May cyd in menigte voortbrengen, als meede om het ge; J2? planten'er Scheer-heggen van, dog wclké van weinig cieraad zyn, dewyl ze wel haaft van onderen naakt, en dus onaanzienlyk worden. de TnSCen v,ierdez°o!> worden dok alleen dm de verandering van Gewaffen, hier of daar iri de 1 urnen, geplant, gelyk meede de bonte en gehuppelde zooien. IS Van de YUer in de Huishouding: De Bloemen worderi veel gebruikt om aangenaam van frnïf' ~ » 60 m pVT. Van gemcene Edik bv de SPS*e* gebruikt, welke niet onSKCSSi"^rd ï' verwekt appetyt en helpt d?Spyze verdouwen; van ken aedUn on aL i g voor de Roos, heete Gezwellen-, Ontfteekingen cn Hooft Pvn, op doemengdienfti*^*tn ^ warra otnSeflagen wordende 5 waar toe ook de verfche of gedroogde Bioe- Om 1 g ?7r ' als ereen omftagvan gemaakt word. ne sSeleen Sz„i!f«S^ ^ S,aken > zulks, gefchied aldus < De geplukte en van haare groove, groemen die h Sn SSÏh Ymï fr'^ "°rden lan§Zaara in de fchaduwe iets gedroogt, daar na doet Bloemin v«4 v ml beftS V&"azvn> te weeten op ieder Mengelen ongeveer een handvol zeïvè ata" wel geflooten zynde, 2 a ? Weeken in de Zon ftaan, de- tot het -eW? f Wn C^ldde"de'daar aa g'ftmen die Edik door een fyne Doek, en bewaart- die ze ecre^n, 7 ? n f ver,fch moet men de doemen niet in de Edik doen, want dan verkrvgt aeeene purgcerende kragt, of ontftelt de Maa» verKrygc goed nm^ge^. Cn °°k eeö roode Edik van de gedroogde Befien, dog die word by veele zoo ^^%^0^l^^d °°k Gonferfgemaakt> die zeer ëézond en Bloedzuive^Tmm^SXi^1 ^° iok Panne-koeken van deeze Bloemen in de Bloei-tyd, op deeze enMirw^ïiSf"1 Tr0fren 3f mcCr lange fteeIen> daama maakt men een Befiag van Meel wetafee«S?r?„?Ji^ m° uf" gefpaart Zvn' hicrbv doet men behoorlyk Zout, en een bee?e?f f2 f an d °f Mnfcaat-bloem ; vervolgens doet Boter in de Pan CBoter-ftnout is nog zetze m ir S"'1™,' dan T de Bloem-Troffen by de Steel en ftipt dezelve in het beftag, Jifcht zeÜnnEf.', en Iftze daarin zagtjes bakken tot dat ze mooije geel ros-ahtig zyn, en fteuen zedfmf;i^fl tftaat aan,be merken, dat men 'er niet te veel van ceten moet, andersW dSflSgeïïïi nzomtyds braken of purgeren; zyndeanders, als ze matig'gegeten wor- eem:ge°vtl^h^ Vlier-bioelem in een Linne zakje gedaan en in de Wyn of nieuwe Moft eenige tyd gehangen , geeft aan dezelve een Mufcatelle fmaak. getïn or^er^ de Voorjaars tyd Ook wel ge- ^^dSG^^S^Qip^^Der-Salaad meC andere Salaad kruiden. Ofze worden onMb^lm^^Ë^ifr en, dus geflöteö; ook worden ze wel in Edik gelegt om ze dus het Se ™JëfL zee; Ittf , küm he}?ben> als men ze Ageert. Zynde deeze Spruiten iri alle meuren zua gezond, zy pugeeren zagtjes , zuiveren het Liffiaam en het Bloed en zvn inzonderheid dienftig voor Menfchen die veel gattvgenym en waterige vStieneid *y ?zil hèSé? bndke^ OVPhRe,Uen- Do§ raen raoet «met difctettei dat is^nttte veil ??gelyk ge- bi uiken, gelyk van ae Bloemen gezegt is, want anders ontftellenze VLighaam 6 5 * Men zegt, dat wanneer deze Spruiten na onderwaarts afgebroken worden, dat ze dan een' rnr gerende, maar na bovenwaards afgebroken wordende, dan een brakende" wat hier van zy , kan ik met verzekeren, dewyl ik 'erheen onder vin li, . m l ^ S 1 1 felen met my zeer aan deeze teeenftrydige hoedanigheid S M ^ > d°S v8eIe twv" ^.12. De bmnenfte Schors of de Bloemen in melk gekookt, en daar varf altemets wir<-enW~waarby men wat zmker Om 't te verzoeten voegen kan, is zee dienft i vTj^^SctaBSï* tig zyn. Dezelve in water of goede witte Wyn gekookt en dim varrl » ó ^ n gi gedronken, geneeft de Waterzügt zekuur; wat cffit kny^aad'er bv 5'- 3 danTs ft zbo veel tebeeter, want anders veroorzaakt 't veeltyds wal«m^ &evoegt? clan is t zoo §. 13 De bmnenfte Schors in Boöm-olie gedaan en in de Zon of by een vnur laateh tre'-'-n k een der befte middels voor de Brand, als meede voor Jigc, Podagra^ aller ei nftammatie Vn kan in plaats van deze Olieook alleen maar de gemelde'binrienfte0Schor me Xtcfrt P-inwyn of Campner-Spiritusbevogtigt zynde, jn |e.«elde^^gebreeketiSSèn dezeh^aS«T^e? verfenenae dat » nieuwe Schors opleggende, opdevoorige l^^&m P^U ^Sz^i ^S^Ti^^^^^ H V3n Wdoorymiddel"van dcT^Blaaden op tc leggen , en zulks te hernsajen als de Blaaden droog geworden waren, van de Podagreuze Pv getónc^din^Si^ ïfcTat welin de Ap*thee\en, als m zommi¬ ge nuisnuuuuJoen een / mr-jap ( Lat. Rob ambuctnum ) gemaakt om Zulks tor een Buïs-middfl te Roos, Verkoutheid, Ziakingen, Pofgheid der Huit en beginnende Waterzügt, enz, want het doe t  y2 jES. CHRYYING vak de VLIER-BOOM. we! zwecten, en verdryft daar door de gemelde en andere ongemakken; is ook zeer dienftig voor de Buik- cn Roode-loop. Daar is byna geen wel geftelt Huisman in veel Geweften van Duitfchland , die dit Sap niet jaariyks of om de twee Jaaren maakt. De wyze hoe zulks geprepareen word, is ligt, en gefchied als volgt; neemt rype Vlier Befien, perft of wringt 'er het Sap uit, doet zulks, door een doek of Haft-Teems, en vervolgens in een kopere Ketel, laat het daarna over het vuur allengskens koken tot de dikte van een dikke ftyve Syroop, 't Sap dikwyls met een houte Lepel of Spatel roerende, inzonderheit op't laatfte, op dat het nietaanbrande; gaar zynde, doet het in een of meer fteene potten, en giet 'er, als het koud is, wat goede Brandewyn boven op, waar door het voor het fcM/nmelen bewaart wort; bind dan depotten wel toe, en bewaart ze op een droge plaats; kunnende dit Sap, als 'tbehoorlyk dik gekookt is, wel 2 a 3 Jaaren goed blyven. Daar zyn een goedequannteit Bellen hier toe nodig, dewyl 't Sap tot op weinig na verkookt. Men kan, zo men wil, Zuiker onder het uitgeperftc Sap mengen, om het Sap zoet te hebben, dog het geen zonder Zuiker bereid word, is even zo goed, zoo niet beter. De Dofis, hoe veel men daar van inneemt , is een brok als een groote Okernoot groot. §. 15. De Vlier-beften gedroogt, en vervolgens op goede Brandewyn of Jenever gezet, en eenige tyd laaten trekken, daarby voegende een weinig Caneel, Nagels en Zuiker na believen om het zoet te hebben, geeft een fchoon rood Liquer, dat gezond , en in voorgemelde gebreeken ( § H- )\ dienftig is. 't Welk men ten laatften door een Doek of Vloeipapier laat loopen, om het klaar te hebben. §. 16. Daar groeit zomtyds aan de Stam en Takken van de bejaarde Vlier-boomen een zoort van Swam of Camper noelje, Judas-Ooren, (Auricula Judis) genaamt; dat meede zyne nuttigheid in de Medicyne heeft, want in gemeen of Roze water geweekt zynde, wort zeer geprezen voor zcere geinflameerde Oogen. Daar is byna geen Gewas dat zoo nuttig in alle zyne deelen is ais de Vlier-boom , want daar is niets aan dat niet van veel gebruik in de Medicyne zy, dog dit is hier de plaats niet, om zulks alles aan te wyzen, hebbe nier alleen maar bygebragt net geen in de Oeconomie te pas komt, en het nuttigft is. Begeert iemandt volkomen van de grote nuttigheid dezes Booms, en van de Gences-miduelen die daar van voor allerlei Ziekten kunnen toebereidt worden, onderrecht te zyn, die kan nazien MART. BLOCKW1T1I Anatomia Sambuci, Lipfite 1631 edita. Ik zal alleen nog maar aanmerken, dat het geen van het gebruik des Vlierbooms hier gezegt heb, te verftaan is van de gemene Vlier-boom (§. 2. No. 1,2), want de Berg-vlier-boom (§ 2. No. f.) word gehouden voor een fchadelyke hoedanigheid te bezitten, en moet derhalven niet in het Menfchen Lfgchaam genomen worden'. Dog de laage Vlier óf Badig heeft diergelyke kragten als de gemene. , §. 17. Het Hout van de gemene zoort van Vlier is geel-agtig van Koleur, en vry hard, te weten het oude, dikke, want de jonge Scheuten cn Takken zyn week en hol: Het word veel gebruikt van de Draaijers om daar allerlei cieriyk Werk van te draaijen. Dat zulks zomtydts voor Palm-b&ut doorgaat, heb te vooren by de Palm-boom gezegt. De Plugfnyders zoeken zulks ook zeer, om er Pluggen voor de Schoenmakers van te fnyden. V A N D E % t. -*r 7"oGEL-KERS. Daar zvn twee zoorten van wilde Vogel-kerzen. De eerde heet in \f het Nederduitfch, Zwarte Vogel-kers. Latynfcb, Cerafus avjum nigra. Cerafus Y racemoia. Hoogduitfcb., Zurarcxe Vogel-kirfchen. Eltzeivbaum. Eltzen. Franfcb, Bois de St. Lucie. Engelfc'o, Wild Cluftet-Chenv. Deenjcb, Rüg. 'Lmeedfch, Hag. By de Botaniften wordt hy genoemt: Z, CERASUS racemofa'fylveftris, frueftu non eduli. C.B. Pin. 4.51. Tournef. Inft. 662, Boerb. J.A.2. 244- Cerafus racemofa quibusdam, aliis Padus. J. Baub. 1.228. Pfeudo-Lcguftrum. Dodon. Cerafus avium, racemofa. Lob. Padus foliis annuis. Linn. Flor. Lappan, ic-3. Padus glandulis duabus bafi foliorum fubjeótis. Linn. II. Cliff. 185. Flor. fuec. 144. Roj. Prodr. 269. Hall. Helv. 357. De twede zoort word genoemt in het Nederduitfch, Bittere wilde Kers. Rots Vogel-Kers. Mahaleb. Latynfcb, Mahaleb. Machaleb. Hoog duitfeb. Bittere wilde Kirfchen. Franfcb, Mdhilob. Engelfcb, Rock-Chcrry. Deenfcb, Machaleb. Zweedfcb, Machaleb. By dc Botaniften wordt die geheten: 2. CERASO AFFINIS. C. B. Pin. 451. Cerafus filveftris amara, Mahaleb putata. Bauh. 2. £27. Tournef. Inft. 627. Mahaleb Gefüeri & Matthioli. Lob. Cerafus foliis ovatis crenatis. Linn. H. Cliff. 487. Cerafus foliis ovatis. Linn. Virid. Cliff. 43. Hort. Upf. 135. Roi. Prodr. 268. Hall. Helv. 360. §. 2. De eerfte zoort groeit natuurlyk in het wild in zommige Geweften van Hoogduit fcbland, Braband, Zwitzerland, Lottbaringen, Frankryk, ook in het Noorden, als in Zweden, Norwegen, en elders meer, in de koude Berg- en Bofchagtigc plaatzen, want ze bemind de koude. Daar is nog een Mede-zoort, van de gemelde niet vèrfchillende, dan dat ze roode Vrugten voortbrengt, zynde die van de ordinaire zoort zwart. De  BESCHRYVING van de VOGEL-KERS. g3 De twede zoort, die, volgens de nieuwfte Botanici', een ware Mede-zoort van de Kerfe-boom is daarin tegen ze de vorige eerfte zoort een Mede-zoort van de fors-Laurier Hellen- wordende na' tiiurlyk groeijende gevonden in zommige Geweften van Boogduit/bbland, Zwitxerïand , Savoien , brankryk, Italien, en elders, m de Berg-en Rots-agtige plaatzen. ' * U. Ze willen in allerlei goede, losfe gronden zeef wel groeijen, en verdragen alle ongemakken des Winters. ö §. 4. Dc Vermeerdering van dc eerfte zoort (§■ r. No. x.) gefchied door Uitlopers, of dewvl ze die veeltydts niet of weinig voortbrengt, door Inlegging der jeugdige Takken welke binnen het laar doorgaans Wortels genoeg maken, om daar na verplant te kunnen worden 'm de En ter v of elders daar men begeert. y aaar De twede zoort wordt ligtelyk Vermeerdert door de Uitlopers , die ze doorgaans in overvloed voortbrengt, of anders ook door Inlegging gelyk de vorige. De Vermeerdering kan ook gefchieden door de te meuken geftaan hebbende Zaad-fteenen, op die wyze als de Kerfen, als men rype Vrnoten verkregen heeft. s" §. j. Aangaande het gebruik van deze Bomen in de Hoven: Men plant dezelve alleen hier of daar in de Tuinen, of in de Bosquets om de verfcheidenthied van Gewasfen, als mede de eerfte, inzonderheid om haar mooije witte Bloemen, die in lange nederwaarts hangende Trosfen, in deMavtydt voortkomen, waar na zwarte of roode wat langwerpige Vrugten als Kerfen volgen, die zoetagtig, dog niet zeer aangenaam zyn. De twede zoort brengt ook zwarte Kerfen voort, maar die zyn bitter; dog deze Vrugten worden by ons zelden ryp. §. 6. Het Hout van de eerfte zoort is licht en buigzaam, en dienftig tot Wagenmakers-, Timmermans-en Draaijers-werk. 05 ,00 , VAN §• *• ¥*ET VUUR-KRUID. Dit Krui d-agtig Gewas word genoemt in het Nederauitjcb, I I Vuur-kruid. Lynen. Klim. Groote Maagde-palm. Latynfcb, Clematitis. Cbmatis. iJL JL Hoogduitfcb , Wald-Rebe. Engelfcb, Climber, qr Bower. Deenfcb, Klim. Zmceedfco, \i\m-nn. , §. 2. Daar worden veele zoorten van gevonden; ik zal hier alleen melding doen van eenige die voornamenrlyk inde Tuinen gekweekt worden, tot bekleding van Prieelen, enz., als: 1. HEI GEMENE KRUIPEND VUÜR-KRUlD, met blauwe, purpere, en roode Bloemen. Clematitis casrulea & purpurea repens. C. B. Pin. 300. Tournef. Inft. 293. Boerb. ?. A. 1 46. Clematis five Flammula, floreeasruleo 6c purpureo fcandens. J. Baub. 2. 128. Clematis. 2. Dodon. Clematis peregrina caerulea & purpurea. Lob. Clematis foliis compofitis cc decompofitis, foliolis ovatis integerrimis. Lin.H.Clif. 225. Roj, Prodr. 486. 2. HET KRUIPEND en BRANDEND VUUR-KRUID. Clematis five Flammula repens. C. B. Pin. 300. Tournef. Lift 293. Boerb. J. A. 1. 40". Clematis five Flammula fcandens tenuifolia alba. J. Baub. 2.127. Flammiüa. Dodon. Clematis altera urens. Lob. Clematis foliis inferioribus prinnatis laciniatis, fummis Gmplicibus lanceolatis integerrimus. Linn. H. Cliff. 225. Roj. Prorfr. 486". 3. HET WILDE BREED-BLfiMMGE VUUR-KRUID, of Witte Wyngaard. Clematitis fylveftris latifolia. C B. Pin. 300. Tournef. bijl. 293. Boerb. J. A. 1. 46. Clematitis latifolio, five Atragene quibusdara. J. Bauh. 2.125. Vitis alba, vel Vitalba. Dodon. Viorna Vulgf. Lob. Atragene Theophrafti. Cluf. H. r. 122. Clematis foliis pinnatis, foliolis cordatis imcqualiter incilo-ferratis. Linn. H. Cliff'. 22T Roi. Prcdr. 485. jj j j 4. HET BLAUWE BERG-VUUR-KRUID, met gezaagde Bladen. Clematitis alpina Gerann'-folio. C. B. Pin. 300. Prodr. 135. Tournef. Inft. 293. Boerb. t.Ai 47 Clematis caerulea, ierrato folio. J. Baub". 2. 129. Clematis foliis cordatis crenatis, indivifis, trilobis, ac ternatis. Roj. Prodr. 487. j. HEL VREEMDE of SPAANSCHE ALTYDT-GRÖENE VUURKRUID , met gezaagde Peere-booms Bladen. Clematitis pengrina, foliis Pyri incifis. C. B. Pin. 300. Tournef. Inft. 293. Boerb. J. A. 1 4.6 Clematis Bcetica, Clufie. Lob. $. Baub. 2. 128. Clematis cirrhis fcandens. Linn. H. Cliff. 226. Roj. Prodr. 487. §. 3. De eerfte zoort groeit in Ooftenryk, Ongaryen, Frankryk, Engeland, enz. Daar is eerj verandering van met dubbelde Bloemen , welke hooftzakelyk in de Tuinen geüwcekt wordt, om hare Bloemen. De twede groeit in Languedocq, Provence, Italien, cn elders. De derde zoort word gevonden in de Heggen en Bosfchén van Hoogduit fcbland, Frankryk, Engeland , enz. Hier van is een verandering die geen gezaagde of ingeftiedene'Bladen heeft. Dei vierde zoort groeit in de Berg-agtige plaatzen van Ooftenryk, Zwitzerland, in de Alben, en elders. X 2 Dc  84 BESCHRYVING van het VUUR - BOOM De vyfde zoort groeit in Spanjen, Portugal, Sicilien, en elders in warmP T §.4- Dezelve beminnen een goede, lofte, vette, liefft zandasri^ rJ^ • ndenwarme plaats, inzonderheid de tweede en vyfde zoort, welSttf b?™,^ Tm daarby dedoorftaan, ten zy men de Wortel met Stroo of Stroo-aatieePaardeS y^ > Wmter-koudezelve in het Voorjaar weer nieuwe Spruiten uitfchiet. ^demeft overdekt, als wanneer §. 5. Haar vermeerdering gelchiéd door Inlegging , óf fchenrina a„v ax>„ . 1 r ■ woonelyke Plant-tyd in het Voorjaar. h S» lcneur'ng der Wortel-fpruiten in de ge- §. 6. Haar gebruik in de Tuinen aangaande, het zelve hoftmt-ili™, 1 • tyds aan kleine Priü/en, Berceaus en Muuren pl n , tte^ïlS^*' fC me» «aonn zen, om de verandering van Gewaflen en om de fenien iS^hS?60**/?^ andere pbatom dat die onze Winter-koude 't beft kunnen verdraagen en hw« ónkHm^^L60 derdc zoört* Scheuten aftemets eens aanbinden, als men op de Sdelykhe^zTeS °' Moetende V A N D E W^^uï'll^os ^^^^^fff > Water-vlie, SweL pulus. Hoogduitfcb, \^e^S^ f^J^^bt Samj>uc^ aquatica Oo- % \l?c CHffi^WAT^l^jS dC B°Caniften gen°Cmt WOTden * volgt: Sambueus aquatica flore fimplici. C.B.Pm 4x6 ' Sanbucus aquatica. % Baub. 1. s?2 Lob' Opulus Ruelü. Tournef. Injl. 6o7. Boerb.'? A 2 o„ Sanbucus paluftris Dotfore ■ 4' *• «TER.VLIER *R&ggtój^ of Rimbuciïs nquatica ojobofo flore^a™ö C.°B. Hs^l^ WofookindeBofouets, onderand» wifd G™,?Saa z'en^f^0!^^™^!» de mort en zulks om haare fchoone witte Bloem-trnfr™ Jt te.^™ 5°°ö^e7yk d,«weewelke Mhecl kroot-rond als een ii,J ÏÏSi «*3i* *% VOOrtbrenitc de UUn verkregen heeft. Wcf?e Blo'omlrl ta tetotSTfi CS" * ~- ™> 'W ken en vermaak geeven. cu "aai ge^gt m haar Bloei-tyd maa- De Bloemen van de eerfte zoort maaken wel in allen geen zon ?»mt r- . , de aogtans geven ze weinig minder aangenaam gezi 't"én v"i ! n '"UT 3fs d,e van de tweeBeften voort die m de Herfft ryp worden en een fchoSne roode KnL^Tf brengt daar cn bov^ goed gezigt in dat Saizoen verwekken ; zynde"detwééde^S^SSi^S: d°°"e een VAN D Ë VV een-baum Frih^r S 'i< m dioog-dmtjeb, Wcidcn-baum. Weide Wil Sahow-Try D£^,7Yl Plï^i,^.^ «K* J eóls «HZ S zTkfaK ïSSgSï Sffi* f" de giften veel die tot gebruik en nuttigheid in de Velden ^fumé^^ ^t^ doc,? van dlc Zoorten, I. DE GROTE WITTE BOOM-WILLIGE tcKvreekt "^dco, welke zyn als volgt: . Salix  BESCHRYVING van de W I L L I G E.-B O O M, Salix vulgaris alba arborefcens. C. B. Pin. 473. Tournef. Inft sOö Boerh ? st * . Salix maxima fragilis, alba; hirfuta. Bal/j. l. 212 7 1 59 J' ' S' 2I0' Salix-. Dodon. Salix drofcoridis. £0/;. Safe foUKii^.^ce^«HMcuminat^ ferratis, utrinque pubefceatibus femmri. i«&mu f «* ^. /- 8x,q Ma, fiTSU^ Sahxfobisdbpti^ ^ gs Salix fativalate»foliocrenato. C. B. 473. Tournef.tfnft. 590. Boerb. J.^o aiA Salix lutea, tenuior, fativa, viminea. J. Baub. 1. 214 --aio. Salix folns fubmtegerrimis lanceolato-linearibus longiifimis acutis fubtus fericeis 4 i-arn;ct7,v„, tis. Lzjto. Tlor.Juec. 823. Jdmis virga- SajaJ£Ut° viraine &fquama'florali fiayis' » elliptieo-lanceolatis, fubtus fericeis. mih 3, DE ROODE WILLIGE. Salix vulgaris rubens. C. B. Pin. 473. Salix minor, viminalis & galiica. Dodon S"SfmiS ^ fen'atiS> l0nge dlipticis' fubtus ^hirfutis & canefcentibus. HalL 4. ÖE BRUINE of ZWARTE WILLIGE. 2 r tfof mgl'iCanS f0li°'n0n fen'at0- G ^ Pin- «3- Tournef. Infl. S9o. Sotrbi % ia!!x mfnonraDÏ„ftagiliS' fdi0 l0D§° ™^o. * ^ 21 Varietas pra;ced, videtur. DE KORF-WILLIGE. Salix folio amygdalino utrinque virente aurito. C. B. Pin. m. Tournef. Inft. S91. Boerb, ft SKasM' ino foii°'autkuiata- >•«•^- Salix folio auricolatofplendente, flexilis. Raj. Syn. 448. ft-;gl3S.Tet^ ^uliscrapezi-formibu, jy*. i& SS£S& f SSaM/ « 349- 6. DE WATER-WILLIGE: 5 Salix folio ex rotünditateacuminarn r n t.,„ r « *, Salix aquatica. Lok tum,n«o. G 5. Pm. 474. 7kraef. 59I. 5o^. ^ ^. 2> 2n> . Salix caprca, latifolia. Tabern. ' Salix caprea, acuto longoque folio. /W. 45o. Salix foltts integris, fubtus yüiofis, ovatis acutS Zmmi. E/or Law. , variegato iVotó 8. Uli WILLIGS mee breede welrniter,^ r ■ » . /cbe fFilg genoemt. weiruikende Laurur-ttou/m > van zommige Americaan- Salix pentandra. Linn. Flor. Lapp. Tab VIII fis Salix foliis ferratis ovatis cutis glabris, ferraturis t^tiWift*,* ~ ^• Linn. H Upf.-295. 3 i«iaturis camlagmeis, petiolis callofo-puaclati*. Salix folio Iaureo, fuelato glabro odofato. Raj. Hift U20 inzonckrhud dc derde ea vierde zoort " grOC"! zynde aIle '™ SÏÏS De zoevende zoort is een veranHprinrr „on ^„ . „ 1 als datzc mooi wit-bonte BI aden heefr L Z /, 00r£aand^r ™ «erfcbilt daar van nergens in waflen gecukiveert word CCft' endiedaer^ van de Lief hebbers van bondblaadi/eGe5 aBtigelSv^ffi^" Cn daar in ^uitfcbland, en in de Landen, op Bofch- §. 4. De Willige Boomen begeerea, gelyk uit hunnegern^e groei-plaatzcnHiykt, van.atu^r een  86* BESCHRYVING. van de WILLIGE-BÓOM. een vogtige Aarde, weshalven ze 't beft tieren in laage waaterige plaatzen; en om die reeden by ons doorgaans naaft de Slooten , Gragten, Vaarten, enz., geplant'worden, al koomen haare" Wortels 't Waater te raaken, ze bederven daar door geenzins , maar groeijen te beeter, zoo zeer beminnen ze 't vogt. In drooge gronden maak en ze geen of weinig voortgang. . : §. 5. Haare voortkweking gefchied ligtelyk door middel van Takken van 1 a 2 Duimen dikte, die op 2 , 3 a 4 Voeten lengte gekort, ■ en beneden wat gefcherpt zynde, een Voet of meer diep in dc aarde geftooken of geftaagen wordende. Daar is geen Boom-gewas wiens Takken gewilliger Wortels fpruiten als 'dit, waar van het ook fchynt ést deze Boom de Naam van Willige verkregen heeft. §. 6. Wat aangaat het gebruik der Willigen in de Tuinen, dezelve worden veel geplant; te weeten, de eerfte en vyfdeZoort, dog de eerfte meeft, tot bemanteling rondom Tuinen, Hornlegers, Boere Plaatzen, &c., als waar toe ze boven andere Gewaften zeer bekwaam zyn, dewyl ze fchielyk aangroeijen, vry groot worden, en wel tegen de Winden, zonder breken, "opgroeijenkunnen, nog ook niet ligtelyk om dat ze iterk bewortelen, door de Wind uit de grond gerukt worden. Weshalven dezelve met veelvoordeel by 't aanleg van nieuwe Plantagien aanftonds rondom dezelve gepoot worden, om het andere Gewas met der haaft te dekken , en dus voorfpoediger te doen groeijen; tot dien einde worden ze ook wel in groote nieuwe Plantagien , hier of daar dwars door dezelve, in tuftchen verdelingen, gepoot, om dus meer manteling en louwte teweeg te brengen, dog met die intentie om dezelve na verloop van eenige Jaaren, ais 't Plantagie gewas wel aan de gang is , weg te doen. De Wilgen worden in deze vogte Nederlanden Ook veel van de Warmoeficrs rondom en tuftchen hunne Moeslanden aan de Slootskanten, gepoot, niet alleen om die zoo even gemelde reden, maar ook om het nodige Erte-en Boonen-Rys daar van tc kunnen hebben, wordende tot dien einde alle 3 a 4. Jaaren gekapt. .1 §. 7. De tweede, derde en vierde Zoort zyn van zeer groot gebruik , en zeer noodzakelyk in de Tuinen, inzonderheid op welgeftelde Buitenplaatzen, om daar van de Tenen tot aanbinding van Efpaliers-Bomen en andere dingen, by der hand te hebben, en dus niet genoodzaakt te zyn , dezelve van elders met moeite of koften te halen; wordende dezelve tot dien einde hier of daar op gevocgelyke plaatzen gepoot. De geele en roode Zoort zyn.'t bekwaamft tot binding der Bomen , inzonderheid tot kleine Takken, dewyl ze kleine fyne Teèheh of Ryfen voortspruiten, de zwarte Zoort maakt doorgaans groter cn langer Teenen, weshalven die tot binding van dikke Takken, Takke-boffchen en andere grof werk dienftiger zyn, waar toe ook dient de vyfde Zoort ( § 2 No. 5 ) , die lange Loten, fchiet: De eerfte Zoort i.s tot binding onbekwaam, om dat haar Tenen zeer broscn breekbaar zyn, ten waare de Tenen enige tyd in de Zon gelegen hebben , en wilk geworden zyn, waar door ze wat taaij er worden, en des noods zynde tot binding gebruikt kunnen worden. 8. De zesde Zoort is van weinig gebruik in de Tuinen, dog word zomtyds gepoot tot laage Scheerbeggen, op vogtigeplaatz.cn, maar de heggen worden niet zeer digt en aanzienlyk. §. 9. De zevende of bonte Zoort word alleen om de Liefhebbery en verandering van Gewaften geplant; de Liefhebbers pooten 'er om die reden Scheerbeggen van, die 5 ;i 6 Voeten hoog kunnen worden, en niet onbevallyk door haar bonte Koleur ftaan. De agtfte word alleen om de verandering van Gewaften hier of daar inde Tuinen, in de Bofquets en elders, geplant. §. 10. Voorts zo worden de Wilige-Teenen, ook veel gebruikt, gelyk bekend genoeg is, tot het maaken van allerley groote en kleine Korven, en ander gcvlogte werk, waar toe de voorgemelde ifte en 5de Zoorten het dienftigft zyn, om datzc mooy lange cn taaye Teenen voortbrengen; en tot dien einde worden op zommige plaatzen geheele kleine Plantagien aangelegt, om de Teenen daar van jaariyks aan de Korfmakers te verkopen; waar toe derhalven die gronden, of plaatzen van een Terrein," die heel vogt zyn, en daar anders niet groeijen kan, mee voordeel geëmpiofjeert worden. De grove Takken van deze en andere zoorten worden ook veel gebezigt tot Roepen om Vaatwerken, dog deze zyn zo goed of langduurend niet als de Berken-Hoepen. §. 11. Het-Hout van deeze Boomen is zeer weck, voos, en ras vergankelyk, en derhalven ▼an geener waarde, nog tot Timmer-nog tot Brand hout, het geeft zeer weinig vlam en hitte. Dog de Wagenmakers, Schrynwerkers en inzonderheid de Beeldfnyders en Draaijers gebruiken het nog wel om dat 't ligt te bearbeiden is, en niet door de Zon barft, tot deeze of geërie Werken. En de Kolen, inzonderheid die van de Water-wilge ( § 2 No. 6. ) worden zeer dienftig geagt tot 't maaken van Bus-kruid. 'Ook agtcn de Schilders deeze zoort zeer goed tot branding van Kolen tot het teekenen. §. 12. Daar groeijen zomtyds aan deeze Willige Boomen, inzonderheid aan dc eerfte en tweede zoort, aan dc einden der jonge Looten groene Blaadjes digt by malkander, in dc gedaante vaneen groene Roos, die 'er niet onbevallig uit ziet, en zommige hebben zig verbeeld, dat'teen byzondere zoort van Willigen was, die deeze Roozen voortbrengen, maar ik heb ze aan verfcheide zoorten gevonden, en het is zeeker, dat dezelve hunnen oorfprong nergens anders van hebben als dooide Beet vaneen Infecl op die plaats waar de Roos groeit, waar door de loop des Saps verward word , en meer Blaaden als na gewoonte op een zelfde plaats, in de gedaante van een Roos, doec voortkomen. §. 13. Voorts zoo heeft deeze Boom ook zyne nuttigheid in de Genccs-kunde. Een Afkookzel van de Blaaden of jonge Takken gemaakt, is zeer dienftig voor de Buikloop en Bloedfpuwing, als meede voor een verhit en geilend Bloed, cn onmaatige geilheid. Een Voet-bad van de Blaaden gemaakt, is zeer nuttig voor Menfchen die vermoeid zyn of anders niet flaapcn kunnen, want't verwekt flaap cn zoete ruft. Groote Blad-ryke Takken van Wilge-boomen in de heete Zomerdagen in de Woon-vertrekken gezet, verwekken koelte cn maaken de hitte verdraaglyker. VAN  Pag. 8? VAN DE WILDE WYNGAARD. Van de gemeene mailde Wyngaard, en van de Verginifche vyf-blaa&ige wilde Wyngaard, en van haar gebruik, hebben we te vooren over de Tamme Wyngaavd, reeds gefprooken, waar heen we den Leezer wyzen om na te zien. Behalven deeze Virginifche wilde Wyngaard, zyn'er nog eenige andere Meede-zoor ten, die by ons minder tekent en in gebruik zyn, weshalven we daar van nu niets zullen zeggen. E .y IV D Ei   e g i s t e r VAN DE PLANTAGIE-GEW ASSEN Welke hier voorea verhandelt zyn. AAl-Beiïe. Heefter. Abeel-boom, zie Populier. Acacia van Robinus. Boom. Acacia (Bafterd-), zie Acacia. Acacia (Virginifche), zie ibidem, Acer, zie Efch-doorn. Adelsbeer-boom, zie Sorben-boom. Aboorn-boom, zie Efchdoorn. Alfs-ranke. Heefter. 1 Amandel (JVaantjes). Heefter, zie in 't eerfte Boek. Anagyris, zie Ebbenhout. Arbor Judce, zie Judas-boom. Arbor mortis, zie Taxis Arbor vitace, zie Boom des Leevens. Aria van Tbeopbraftus, zie Sorben-boom. B. "Barba Jovis, zie Jupiters-baard. Bafterd-Acacia, zie Acacia van Robinus. Berberifl'e. Heefter. Berg Eftcbe, zie Sorben-boom. Berg-Peeper, zie Peeper-boom. Berg-Sorben-boom, zie Sorben-boom. Berkembo'om kleine-boom. Beuken-boom, zie Boeke-boom. ' Bignonia, zie Trompetftftoem. Birk, zie Berken-boom. Bitter-zoet, zie Alfs Ranke. Blaas-noot, zie Pimper noot. Boeke-boom, groote boom. Boonen-boom Boog-bout, zie Efch-doorn. Boom des Doods, zie Taxus. Boom des Eeevens. kleine boom of Heefter. Beom-Jitrkel, zie Bcrberifle. Bcomveiel, zie Klim op. Boiboom, zie Palm-boom. Brambofe. Heefter. Brem. Heefter. Bryonie. kruidagtige klimmende Heefter. Bnxboom, zie Palm-boom. c. Carmehv-beom, zie Eiken-boom. Ce- er-boom, zie Genever-boom. Clematis, zie Vuur kruid. Colutea. kleine boom. Cornoelje boom. Heefter en kleine boom. Cotinus, zie Verf-loof. Cuprefie-boom. Boom. Cyprejfe-hoom, zie Cuprefle-boom. D. Dambtfie-boom. zie Gcpever-boom. Denne-boom. Groote boom. Doorn-boom, zie- Hagcdoom. Druifjes-wilg, zie Spirea. Druive-boomCmlde), zie Wilde Wyrigaard, Dum-befie. Heefter, Duitfcbe Rbus, zie Oleafter. i e. 1 Ebben-bout. kleine boomem Ebik, zie Klim-op. Eglfilo, zie Ebben-hout. Elfen-boom. Boom. Elfen-boom ( zwarte ) , zie Pyl-höut. Eiken-boom. Groote boom. Efch-doorn. Groote boom. Efchdoorn (vreemde ), zie Platanus. Eflche-boom. Groote boom. Eftcbe ( kleine ), zie Viorne, Eyloof, zie Klim-op. f. Fluite-boom, zie Hoonig-bloem. Fuftet-hout, zie 'Verf-loof. G. Gagel. Heefter. Gafpel-doorn, zie Brem. Geite-blad, zie Kaper-folie. Gelderfe Roos, zie Waater-Vlier. Gelfemyn, zie Jasmyn. Genever-boom. Heefter en Boom, Genefta, zie Brem, Ginfter, zie Brem. Grein-boom, zie Eike-boom. Gnajacum, zie pok-hout. a Haag-boeke. kleine boom. Haage-doorn. Heefier en kleine boom, Haag-Eike, zie Eiken-boom. Flaane-fpoor, zie Plaage-doorn. Hadik, zie Vlier-boom. Hars-boom, zie Pyn-boom. rlafelaar. Heefter en kleine boom. Hofelnooteboom, zie Hafelaar, en ook in het voorige Boek van de Vrugttuin. Haver-Effcbe, zie Sorben-boom. Hers leer, zie Ipen-boom. Hoe langer boe liever, zie Alfs-Ranke, Helder-boom, zie Vlier-boom. Honds-hoorn, zie Pyl-hout. Honds-kerfe. Heefter. Honig-bloem. Hèefler. Huift. Hufter cn kleine boom. Hypericum (Heefteragtig), zie Spiraca. I- J. St. Jans-befie, zie Aal-befie. St. Janshuid ( Boómagtig ), zie Spiraea. Jasmyn. Heefter. Jasmyn {.Perfiaanfche) , zie Syringa Jasmyn ( Schalken), zie Trompet-bloem. Jasmyn ( Wilde ), zie Honig-bloem, Ipen-boom, zie Taxus. jeften-blaaden, zie Klim-op, Jeve, zie Klim-op. • . Imbeer-  R E GISTER. Imbeer-boom, zie Genever-boom. Ipen-boom. Groote-boom. Judas-boom. kleine boom, Jujube (Witte), zie OleafterJupiters-baard. Heefter. K. Kaperfolie, klimmende heefter. Kaper folie (regt op groeijende), zie Hondkers. Kardinaah-hoed, zie Papen-hout. Kaftanje-boom. Boom. Kaftanje Equine. Groote-boom. Kattefteert, zie Spiraea. Keel-kruid, zie Ligufter. Kermes-boom, zie Eiken-boom. Kers (Naantjes), zie in 't eerfte Boek. Kers Laurier. Heefter en kleine hoornen. Kers (Vogel-), zie Vogel-Kers. Klaver ( Heefteragtige), zie Ebben-hout. Klim, zie Klim-op en Vuur-kruid. Klim-op klimmende heefter. Klim-op ( Americaanfcbe), zie Trompet-bloem. Klim-op ( Virginijcb ), zie Trompet-bloem. Klyf, zie Klim-op. Kork-Ipe, zie Ipen-boom. Kornoelje, zie Gornoeije-boom. Krammets-bejie-bom, zie Genever-boom. Kruis-doorn, zie Ryn-bef;c. Kurk-boom', zie Eiken-boom. L. Lantane, zie Viornc, Taxis, zie Lorken-boom. Laureora, zie Peeper-boom. Laurier-Kers, zie Kers-Lauries. Ligufter. Heefter. Lande- boom. Groote-boom. Linde (ScbotJ'e), zie Efch doorn. Linde ( Steen ), zie Linde-boom. IJnJhi-boom, zie Colutea. Lombar dfche Linfe, zie Colutea, Lorken-bsjom. iBoom. Luit-bout, zie Efch-doorn. Lynen, zie Vuur-kruid. """ M. , " Maagde-Palm ( Groote ), zie Vuur-kruid. Mahaleb, zie Vogcl-kers. Manna-beom, zie Efch-doorn. Masholder-boom, zie Efch-doorn. Maft-boom, zie Denne-boom. May-boeke, zie Boeke-boom. Menijpermum, zie Klim-op. Mezereon, zie Peper-boom. Mifpel-boom. Kleine-boom. Mond-bout, zie Ligufter. Myrtus ( Hollandfche ), zie Gagel. N. Nagel-boom, zie Syringe. Noote mufcaat ( Wilde) , zie Pimpernoot. O. Oker-Noote boom. Groote-boom. Oleafter. Groote-boom. Olm-boom, zie ipen-boom. Olyf-boom, zie Oleafter. Olyf-boom (lV,lde), zie Oleafter. P. Paarde-Kaftanje 4 zie Kaftanje Equine. Palm-boom. Heefier en Boom. Pantoffel-bout, zie Eiken-boom. Papen-hout. Heefter en kleine Boom, Papen-muts, zie Papen-hout. Pavia-boom. ' Kleine-boom. Peer-doorn. Kleine Boom en Heefter. Peeper-boom. Heefter. Pimper-nóot. Kleine-boom. Pisbamin, zie Pok-hout. Piftacie-boom ( Wilde j, zie Pimper-noót. Platanus. Groote-boom. Pokhout. Kleine-boom. Populier-boom. Groote-boom. Purgeer-doorn, zie Ryn-beftei Py" 1-hout. Heefter eri kleine Boom. Pyn-boom. Groote-boom. Qiialfter•-befie-boom, zie Sorben-boom. Qiiartel-befie-boom, zie Bryonie. Qjiitfen-hoorn, zie Sorpen-boom. R. Ratelaar, zie Populier. . Ruhs, zie Sumak. Rhus ( Duitfcbe) zie Oleafter. Ros-Kajlanje, zie Kaftanje Equine. Rofe-boom. Heefter. Rofemaryn (Wilde), zie Ciftus. Ryn-befie. Heefier. Ryn-wilg, zie Ligufter. S. Saufe-boom, zie Berberifle. Savel-boom, zie Seven-boom. Scharlake-hefie-boom, zie Eiken-boom. Schotje Linde, zie Efch-doorn. Schyt-befic, zie Duin-befte. Seven-boom. Heefter. Silver-doorn, zie Jupiters-baard. Slee-doorn. Heefter, zie in 'c voorige Boek, Sluiper-boo??t, zie Sorben-boom. Smak, zie Sumak. Sneeuw-bal, zie Water-vlier. Sorben-boom. Boom. Spaanfcbe Aaker, zie Eike-boom. Sparre-boom, zie Denne-boom. Sperwer-boom, zie Sorben-boom. Spiraea. Heefter. Sporken-bout, zie Pyl-hout. Steek-palm, zie Huift. Steen boeke, zie Haag-boeke. Steeii-Eikc'i zie Eike-boom. Sumak-boom. Kleine Boom en Heefter. Svoelken-bout, zie Water-vlier. Syk-loof, zie Klim-op. Syringe. kleine Boom en Heefier. Syringe (Witte), zie Honig-bloem. Syringe ( Jtaliaanfcbe ) , zie Ibidem. T. Tamarisken-boom. kleine Boom en Heefter. Taxus-boom. Kleine boom en Heefter". Trompet-bloem. Heefter. Tros-kers, zie Vogel kers. V. Feil,  REGISTER. v. Vkü, zie Klim-op. Verf-loof. Kleine boom en Heefieri Verwers-brem, zie Brem. Vlt-kruid (Wit), zie Ligufter. Viorne. Kleine boom. Vitalba, zie Vuur-kruid. Vlaar-boom, zie Vlier-boom. Vlier-boom. Kleine boom. Vlier (ItaliaanJ'cbe ), zie Honig bjoem. Vlier ( Water ) j zie Watèr-vlicr. Vlot-bout, zie Eiken-boom. Vogel-kers. Kleine boom.' Vogels-befie-boom , zie Sorben-boom. ' Vuur-kruid ,. Klimmende Heefier. Vuuren boom, zie Denne- cn Pyn-boom. W. Water-vlier. Kleine-boom. Wee winde, zie Kaperfolie. Weg-doorn, zie Rhyn-befie. Wiel-boom, zie Haag-boeke. Wilde Wyngraad. Klimmend Heefter. Wilge-boom. Grote boom en Heefter. Wüge (Water), zie Wilge-boom. Wiige-doorn, -zie Duin-beue. Witte Hoorn, zie Haage-doorn. Witte Jujube, zie Oleafter. Witte Wyngaard, zie Bryonie. Wyngaaed ( Wilde ) , zie wilde Wyngaard, Bryonie , cn Vuur-kruid. Y. Tpen-boom, zie Taxus. Toen-boom, zie Ipen-boom. Tve, zie Klim-op. Nota. Alle deeze Plantagje-gewaflen vind men gemakkelvk in derzelver voorgaande Verhandeling na dc order van 't A B C>, zonderde Paginaas aan te wyzen; dat derhalven overtollig is. Men heeft hier bygevoegt, of de gemelde Gewaden kleine of groote Hoornen zyn, of Heefteragtig groeijen, om zulks met een opftag van 't oog in deeze Lylt ce kunnen zien. N A A M-L Y ST Van de wilde Boom-gewaflen, welke tot Alleés of Lanen kunnen dienen. * Boeke-boom. Denne-boom. i. 2. y Eiken-boom. 1. Elfen-bcjom. 1. 2. f Effenboom. 1. * Efch-doorn. 1. 2. 5. * Ipen-boom. 1. 2. 3. Kaftan] e-boom. * Kaftanje-equine. * Linde-boom. 1. 2. Lorken-boom. -J- Oker-note-boom. f Platanus. 1. f Populier. 1. 2. 3. Pyn-beom. 2.- Sorben-boom. 1. f Berg-Sorben-boom. §. 12. No. 1. Taxus. Wri! ge-boom. 1, 2. Z Nota. DieBoomen waar de kruisjes en fterretjes voorftaan, zyn by ons debekwaamfte tot't gemelde gebruik,maar die met een ftarretje gemerkt zynj ftaan 't cierlykft voor fraaje Alleés. De Nommers betekenen de zoort in de voorgaande verhandeling. Tot manteling ofwindbreking, rondom Tuinen, Velden, &c, zyn de volgende de be» kwaamfte. Abeel-boom. Elfen-hoorn. Eflchen-boom. Ipen-boom. Populier ( zwarte Ji. Ratelaar. Wilge boom. N A A M-L YSt Van de Boom-en Heefter-gewalTen, welke tot hooge cn laage Scheer-heggen kunnen dienen. Aalbefien. Berberiffe. y Berke-boom. * Boeke-boomBoom des Levens. Brem ( Stekende. * Cornoelje-boom. Cornoelje ('t Wyfje )a t* Denne-boom. f* Eike-boom. f Elfen-boom. Efch-doorn. Gagel, f Genever-boom, f * Haag-boeke. Haage-doorn. Honds-kers. * Huift. * Ipen-boom. ■ Kaftanje-boom. * Kers-Laurier. Kruis-befie. * Ligufter. f Linde. Lorken-boom. Mifpcl-boom. * Palm-boom. Papen-hout. Peer-doorn. Pyl-hout. Ryn-befie. * Rofe-boom, wegens de bloemem Seven-boom. Spirasa. * laxus. Vlier-boom. f Walge-boom. Wilgc (Water-). Water-vlier. Nota. Waar een kruisje voorftaat, de zelve dienen, behalven voor laage, ook voor ho»e Scheer-heggen, van 10a 12 eh meer Voeten hoog, de overige alleen voor lage Heggen; waar een Sterretje voortgezet is, die geeven de cierlykfte ' Heggen op 't oog, en worden dus het meeft daar toe gebruikt in Plaifier-Tumen. N A A M-L YST Van de Klimmende Gewaften, bekwaam tot bekleeding van Muuren, Prielen é Berceaux, &c. Alfsranke. Bryonie. 2 Jasmyn,  REGISTER. Klim-op. Menispermum. Trompet-bloem. Vuur-kruit. Wyngaard of Druive-boorri. Wyngaard ( Wilde virginifche ). Nota. Deze moeten door middel van de jonge Takken dikvvyls in den Zomer aan te binden in order gehouden worden , zonder veel met de Scheer 'er aan te knippen, als ze haar cieriyk op 't oog vertonen zuilen. N A A M-L YSt Van de Boom en Heefter gewaften die altyd groen blyvea. Boom des LevensBrem. • Cuprcfte-bóom. Denne-boom. Gag™ Gene-'er-boom. Huift. Jasmyn. Jupiters-baard. Kaper-folie. Kers-laurier. Klim-op. Palm-boom. Peer-doorn. Peper-boom. Pvn-boom. Roos. Seven-boom. Tamariske. Taxus. Vogel-kers. Vuur-kruid. N A A M-L Y S T. Van de Boom - en Heefter-gew'afleh, die mee ft alleen om de cieraad der Bloemen of Vrugten seplant worden. ° ft Acacia van Robinus. Alfsranke. Amandel (Naantjcs-) met dubbelde en enkelde Bloemen. Appel-boom met dubbelde bloeifel. Brambofe met dubbelde Bloemen. Brem. Ciftus. Colutea. Cytifus t Duin-befie. Ebben-hout. Hnt-edoorn, de dubbelde en enkelde tweemaal ' bloeijende. * i t Honds-kers. < Honing-bloem. c Jasmyn. ' ïudas-boom. y Jupiters-baard. -\ .Kaperfolie. ' ^ Kerfe-boom met dubbelde bloemen, of Roos- \ 3 es-kers. ^ Kers ( Naanrjcs-). \ Menifpermum. y E y n f Papen-hout. Peper-boom. Perfike-boom met dubbeelde bloemen of Roos. jes-Perfik. Pruim-boom met dubbelde bloemen. Rofe-boom. f Sorben-boom. Spirasa. Sumak. Syringe. Trompet-bloem. Verfloof. Viorne. t Vlier-boom. Vogel-kers. ' ~ Vuur-kruid. Water-vlier. Nota. Daar een kruisje voorftaat, die worden meeft om de bevalligheid der rype Vrugten in de Plaifier - Tuinen hier of daar geplant, zo als by ieder in de voorgaande Verhandeling gemeld is. L Y S T Van de Boom - en Heefter-gewaffen met bonte Blaaden. Alfsrank. Amandel-boom. Appel.boom. Berberifle. - Boekcn-boom. Boom des Levens. Cornoelje-boom. Coernoelje ( Vrouwelyke ). Ebbenhout. Eiken-boom. Eftchen-boom. Efch-doorn. Haag-boek. Haag-doorn. Honig-bloem. Huift. Jasmyn. Ipen-boom. Kaperfoelic. Kahanje-equine. Kers-Laurier. Kermia. Klim-op. Ligufter. Linde-boom. • Maagde-palm. Ooker-noot. Palm-boom. Papen-hout. Peper-boom. Perfik-boom. Populier (Zwarte ). Pruim-boom. leven-boom. iorbem-boóm. lyringe. taxus. lome. Hier. rogel-kers. Vater- vlier. Vilge-boom. Wyngaard (Tamme), /yngaard ( Wilde ) D E.