É> E ONTDEKKING VAN AMERICA, geschikt ter AANGENAAME en NUTTIGE LEEZ1NG voor KINDEREN JONGE LIEDEN^ door J. H. C A M P E. tweede deel. Te AMSTERDAM, By de Weduwe J. D Ó L L, MDCCLXXXIII.   II. K O R T E S. H. DEEL. A   Cs) KORTER EEN en TWINTIGSTE GESPREK. i^o dikwerf de Vader, federt het eindigen van het laatfte gefprek, zyne kleine familie byëen riep, om haar , volgens zyne gewoonte, nu dit, dan dat te vernaaien; hoorde Ken ook de vreugde-kreet: och! van korte s ! van kor te*) door het geheele huis, zo dat 'er de muuren van beefden en de venfters van trilden. Dan fchoot alles, wat voeten had , als van een ftermwind gedreeven , fchielyk toe, omringde den Vader, greep hem by den rok, of by de mouw, om de naaste plaats by hem te hebben; en- nu è chten zy, zon het 'er op los gaan, het zy A ?. oiv»  (4 ) onder den appelboom, of in den lommerryken begraasden hoek. • Maar dan ftond de Vader, den mond half geopend , met een paar groote nieuwsgierige oogcn, en vraagde wel eens: wat droomt gy toch , Kinderen ! Eensklaps was de blaakende vreugde gcbluscht, de ftorm was bedaard, en men krabde zich achter de ooren. Op deeze wyze verliepen'er veele weeken, . eer de Vader het minfte blyken liet dat hy zyn afgebrooken taak wederom wilde opvatten. En wat zou men doen ? Het woordje: waaróm? was in diergelyke gevallen by deeze familie reeds lang in onbruik geraakt; dewyl men eens voor al wist, dat de Vader veeltyds goed vond zyn daaróm voor zich-zeiven te behouden. Dus moest men geduld oeffenen. Op zekerentyd zaten freèrik en lotje en koe n raad, de drie jongden van den geheelen hoop , na het afloopen hunner lesftn, op den drempel met eikanderen te kouten. De Vader ftond niet verre van hen by > een bloembed, om op de mollen te-pasfen. „ Weet gy wat ik wel wilde i " vraagde freèrik de overigen ? „ Wel  C5) „Welnu?" antwoordde lotje. „ Dat Vader eindelyk eens mogt beginnen, „ ons van koiibs te vertellen. " „Ja, dat geloof ik wel!" zei koenraad, „dat wenschte ik ook ! " ,, Weet je wat, Kindertjes! viel lotje „ ben eensklaps in de rede, terwyl zy op„ fprong; ik geloof vast, dat als wy eens „ alle drie heen gingen, en Vader goede „ woorden gaven, dat hy 't dan misfchien „ wel doen zou. Hy heeft immers wel meer iets tot ons vermaak gedaan." „ Wel heden ja! riep freèrik, dat zou „ heerlyk weezen ! " „Komt, komt!" zeide lotje, terwyl zy den eenen van haare vrienden aan de rechte- en den anderen aan de flinke-hand vatte; en zo gingen zy gerusteiyk naar den ouden man. De Vader, die hun gefprek had gehoord, had reeds, eer zy kwamen, het befluit gevat, om hunnen wensch te vervullen. Dus kostte het de kleine vleijers flechts een enkel woord, en hun verzoek wierd hen toegeftaan. O myn! o myn ! " riepen ze alle drie; en liepen, als of hen het hoofd brandde, naar A 3 hef.  co het tuinhuis, om aan de overigen, die aldaar ty een van de huis-vrienden vergaderd .waren, de ongemeene blyde boodfehap te brengen. „ Van koiies! Van routes!" hoorde men hen onder het loopen roepen, en naatvwlyks was 'er een minuut verloopen , of het geheelehuïsfelyke-gezelfchap was rondom den Vader vergaderd, en vraagde als uit écnen mond: is het wel waar, Vader ? Ja, was het antwoord; en nu ging 't, gelyk gemeenlyk, aan 't huppelen en fpringen; ïy ftrecld'en en liefkoosden hunn' Vader, zodanig, dat 'er zich de overftelpte man met beide handen moest doorworstelen , om niet het onderfte boven te raaken. Maar hier hielp geen tegenftrecven; de een hong aan Betten, die aan den anderen elleboog , een aan decze, die aan een andere flip van den rok, en dus moest hy 'er wel zes met zich naar den grasheuvel vöortfleepen. Even zo geweldig haalden de overigen de Moeder en vervolgens ook de drie huis - vrienden; en na dat zy zich allen rondom den Vader neergevleid hadden, was 'er eene plegtige ftilte, welke ccne reikhalzende verwachting te kennen gaf. De Vader vermaakte zich eerst een poos  (?) poos met deeze trefFcnde blyken van hunn' drift tigen weetlust, welke zich zo duidclyk leezen liet op de fterkgefpannen gezichtsipieren van zyne jonge vrienden, en hy begon eindelyk zyn verhaal op deeze wyze te vervolgen: Het doet my leed , Kinderen! u vooraf te moeten zeggen, dat het genoegen, 'twelkgy u van onze gefchiedenis belooft, niet zelden, door misnoegen en treurigheid zal worden afgebroken. Ik zal u moeten overbrengen, in zulke tyden, waarin de menfehen zo ontaard en verwilderd waren, dat men moeite heeft, om hen van wolven, tygers en andere verfcheurende dieren te onderfcheiden. Dit nu is een treurig gezicht, waarvan ik u gaarne zou willen ontheffen: evenwel 'er komt ook nog al wat goeds uit voort. Gy weet nu reeds, dat de menfehen in onze dagen, God zy dank! wederom menfehelykergeworden zyn , dewyl 'er thans in de meeste landen eene zorgvuldiger opvoeding en beter onderwys plaats hebben, dan in die tyden. Hoe gelukkig zyn wy dan, dat wy niet toen, maar in deezen tyd gebooren zyn, waarin liet elkeen gemakkelyk wordt gemaakt, om verlicht en verbeterd, om vroom en. menschA 4 lie-  (8) lïevend te worden! Dus kan de gefchiedenij van die rauwe tyden ons voornaamelyk daartoe dienen, dat wy dit ons geluk behoorlyk leeren fchatten, dat wy Gode daarvoor danken , en dat wy de betere menfehen, waarmede de goede Voorzienigheid ons te gelyk in dit leven heeft geroepen, met eene blaakende broederliefde omhelzen. En ziet, Kinderen ! dit is de oorzaak, waarom ik u deeze fchrikkelyke gefchiedenis zal vernaaien. — velasquez- had, gclyk, wy weeten, het eiland Kuba in bezit genomen. Maar deeze verovering was nog veel te gering voor zyne eerzucht, vermits hy daarby nog altyd* onderworpen bleef aan het oppergezag van die go kolumbus, waarvan hy zich gaarne wenschte te ontilaan. Het. beste middel, om deeze bedoeling te bereiken , fcheen hem dit te zyn, dat hy nieuwe aanzienlyke ontdekkingen maakte , welke hem het recht konden geeven op een eigen onaf hangkelyk ftadhouderfchap. Met dit inzicht zag hy uit naar 't westen, dewyl men alle redenen had te vermoeden , dat aldaar nog ergens eenig groot vast land weczen moest, fchoon tot dus verre nog geen Eüropeaan derwaards was gekomen. Ten  co Ten dien einde rustte hy twee Schepen en een ~BrigaM derende Europeaanen reeds geheel en al van verbaasdheid opgetogen waren, geraakten door deeze verklaaring nog meer in verwondering. Inmiddels waagden 't fommigen van hunne aanvoerders, hen te gemoet te gaan. grijalv a bewees hen de ■ grootfte vriendelykheid , en deed hen door zyne tolken verklaaren: dat hy en zyn volk ondërdaanen waren van een groot Koning, die in. de gewesten waar de zon opging een onbeperkte Regeerder van alle landen was; dat die hem had afgezonden , om hen uittenoodigen, op dat zy ook zyn -spperheerfcliappy van denzelven zouden erkennen :  C tf ) ltetinen; en dat hy deswegen hun befluit verwachtte. Hierop ontftond 'er een groot gemompel onder de Indiaanen; maar een van de aanvoerders gelastte den geheelen hoop ftil te zwygen, en antwoordde uit naam van allen met eene vrymoedigheid en luider uemme: „ dat het hen zeer zonderling voorkwam, „ dat men van vrede fprak, terwyl men in ,i hetzelfde oogenblik van hen onderwerping „ eischte. Ook moesten zy zich verwondejj ren, dat men hen eenen nieuwen Heer ,, aanbood, zonder vooraf onderzocht te heb„ ben, of zy over hunn' tegenwoordigen „ Regeerder ook te onvrede waren. Dewyl „ 'er echter van oorlog en vrede wierd ge- fprooken , was het zyn zaak niet, om des„ wegen een beflisfend antwoord te geeven. „ Hy zou hun voorflag aan zyne Opperheeren „ mededeelen." Met deeze woorden verliet hy de Spanjaarden , die over dit rustig en fchrander antwoord niet weinig getroffen waren. Na eene korte poos kwam hy weder en zeide tegens grijalva; „dat zyne Opperheeren nietfchroom„ den, indien 't zo weezen moest, oorlog ii. deel. B „ met  C 18 ) „ met hem te voeren , fchoon zy wel hadden vernomen, wat 'er by Potonchan was voor„ gevallen. Ondertusfchen oordeelden zy, „ dat vrede beter was, dan oorlog; en om ,, hem van deeze hunne gezindheid blyken te „ geeven, had hy veele levensmiddelen me„ degebragt, welke men hem ten gefchenke „ overhandigde." Kort daarna verfcheen de Kazike (*) zelf, engewaapend en met een klein gevolg. Nadat zy eikanderen wederzyds vriendelyk hadden verwelkomt, nam de Kazike uit eene mand, welke men hem had gebragt, allerhande fraay verfierde waapenen, met goud en fteenen ingelegd, en met fraai-geverwdc vederen verfierd, en zeide tot grijalva: dat hy den vrede beminde, en dat „ hy ter bevestiging van denzelven hem ver„ zogt , dit gefchenk aanterieemen. Maar „ opdat ook elke gelegenheid tot misverftand ,, onder (*) Bit woord- is in het eerfte Deel van dit werk naar een: verkeerde uitffraak Katfchike aefclireeven. Men verzoekt den Leizer, om deeze fout te verbeteren.  C 19 ) „ onder hen mogt gemyd worden.: verzocht „ hy hem tevens, om dit land, zo dra het „ Kon gefchieden, weder te verlaaten." De Spaanfche Generaal beantwoordde de vriendelykheid van den Kaüke met verfcheidene gefchenken van kleederen en andere zaaken, die hem zeer aangenaam waren; en beloofde, dat hy overëenkomltigzynen wenfch, terftond weder onder zeil zou gaan. Dit gefchiede dan ook werklyk. Men voer nu al verder langs de Kusten, en kwam aan een eiland, het welk niet verre van 't vaste land lag, en ook van fteenen huizen en eenen tempel voorzien was. In 't midden van dien tempel, die aan alle zyden open was, zag men allerlei afgrysfelyke afgodenbeelden ten toon gefield op een altaar, het welk eenige trappen hoog was. Naby dit altaar lagen zes ligchaamen van menfehen, die volgens de fchrikkelyke gewoonte, hier heerfchende, in den voorigen nacht fcheenen geofferd te zyn. Met ontzetting over zulk een fchromclyk gezicht, gaven de Spanjaarden aan dit eiland den naam van Offer-eiland. Gy fcunt het op onze Kaart zien liggen. Het bleek ook meer en meer, dat de ontB z mensch-  (*°} menschte gewoonte, om ter eere van de afgodenbeelden menfehen te Aagten, onder dit volkoveral heerschte. Want toen men kort daarna. voor anker ging liggen by een ander eiland, door de inboorelingen Kulv* genoemd , zag men aldaar nog meer lyken liggen van menfehen , die eerst geflacht waren; en zelfs de ruuwc Spaanfche Soldaat kreeg eene koude rilling over het gantfche ligchaam, op het zien van dien gruwel, grijalva voegde by den naam van dit eiland zynen eigenen voornaam j u a n , op duitsch joan, waaruit van tyd tot tyd de naam St. Juan £ Ulva ontftaanis, gelykhet thans genoemd wordt. Ziet, (op de kaart wyunde) hier ligt het! Overal werwaards men kwam , vond men eene meenigte gouds. Dit en het gezicht van zo veele vruchtbaare landftreeken , langs welke men voer, boezemde veelen den wensch in, om op deeze ryke kust hunne woonplaats te moogen verkiezen. Maar g k i j a l v a bepaalde zich naauwkeurig tot de bevelen, welke de Stadhouder velasquez hem had gegeeven, en vergenoegde 'er zich mede, dat hy overal, waar hy aan land flapte, uit naam van den Koning van Spanje dit land in bezit nam. Dus  Cm ) Dus fteevende hy langs de Kust voort tot aan het landfchap Panuko, welke op deeze zyde het laatfte is van N'mw Spanje of Mexict. Hier wierd hy by den mond van eene rivier door eene meenigte Indiaanen met zulk eene woede aangevallen, dat men zich genoodzaakt vond, om een fchromelyk bloedbad onder hen aanterechten. Na dat hy zich van deeze ontflagen had, wierd hy van zyn voorneemen, om nog verder langs de Kust optezeilen, afgetrokken door de geweldige ftioomen, daar hy tegen op moest; waardoor hy zich dan eindelyk genoodzaakt vond, om de terugreis naar Kuba aanteneemen. By zyne komst aldaar moest hy van den onredelyken en grilzieken Stadhouder v el asq. u e z de bitterfte befchuldigingen hooren, dat hy van de goede gelegenheid, om in zulk een ryk land eene volkplanting aanteleggen, geen gebruik had gemaakt, niettegenftaande hem zulks by zyn- vertrek zo nadrukkelyk verboden was. g o d n e b. O , dit was immers onverftandig van velascjuez ! vader. Zekerlyk was het onverftandig van hem gehandeld; maar, Kinderen! ■— het B 3 doet  doet my leed, dat ik 't u moet zeggen, ■— zo gaat het veelal in de waereld. Zelfs onze trouw en gemoedelykheid in de vervulling van onze pligten-worden ons niet zelden doorokverftandige en grilzieke menfehen voor misdryven aangerekend. Gelukkig evenwel, als wy om onze braafheid moeten lyden! Dan genieten wy tot fchadeloosftellins de aangenaame belooning, welke ons ons eigen hart en de blyde bewustheid verleenen , dat God, de eeuwige Vergelder van goed en kwaad, ons gedrag , het geen van dwaaze menfehen berispt wordt, goed keurt. En wat toch is het hakende oordeel van onverftandige menfehen , ïn vergelyking met de toejuiching van God en van ons eigen geweeten ! — Morgen zal ik myn verhaal vervolgen. klaas. Ik dacht, Vader ! dat gy ons vart kort es zoudt vernaaien; en daarvan hebben wy nog geen woord gehoord. vader. Wat moet eerst gefchicden, klaas! als men een toonneelftuk wil vertoonen ? k l a a s. Men moet eerst het gordyn bphaalen. vader. Wel geantwoord ; zietgenu wei? heden heb ik ook alleenlyk eerst het gordyn van myne gefchiedenis willen ophaalen: morgei  C =3 ) gen zal onze held soues zelf op het toonneel verfchynen. pi eter. Ik wenschtc dat het reeds morgen was. B 4 TWEE  ( =4 ) TWEE en TWINTIGSTE GESPREK, Vader. Nu, Kinderen! het toonneel is geopend, het gordyn is opgehaald; terftond ault gy onzen held zeiven zien optreeden. velasquez een eerzuchtig, maar tevens een wantrouwig en wispeltuurig man . befloot nu, de groote ontdekkingen, welke op zynen naam waren gemaakt, voorttezetten, en de voordeden daarvan te trekken, welke zy zo rykelyk fcheenen te zullen opleeveren. Hy rustte dus zo fchielyk , als mogelyk was, tien Schepen uit van tachtig tot honderd tonnen. kakel. Van welke tonnen ? vader. Het is goed , dat gy my door uwe vraag gelegenheid geeft, om u eene uitdrukking te Yerklaaren, welke in de nieuwspapieren  C=5) ren, en overal, waar van de Scheepvaart wordt gefprooken, zo dikwerf voorkomt. Door het woord Ton verdaan de zeelieden in dit verband, niet altoos een vat, maar een gewigt van tweeduizend ponden, of twintig centners, elk centner op honderd ponden gereekend. Dus betekent een Schip van honderd tonnen in hunne taal zo veel als: een Schip, het welk honderd maal twee duizend ponden, dat is, twee maal honderd duizend ponden, draagen kan. mat t h y s. Maar wat zou toch de red? zyn, dat men een gewigt van twee duizend ponden eene ton noemt ? vader. Omdat men gevonden heeft, dat een Schip, of een vat, gevuld met dit gewigt, zo veel dieper zinkt, dat het daardoor geperste water juist een ton van zekere wydtc • vullen zou. ]Mu ontftond de vraag, wie het bevel zou hebben over de vloot, welke velasqukz had uitgerust ? Hy zelf had geen moeds genoeg, om eene onderneeming bytewoonen, welke van zo veele moeijelykheden en gevaar fcheen verzeld te zyn: hy vond zich dus genoodzaakt, om eenen anderen daartoe aanreB j ftellen,  ( * ) ftellen. Maar wie zou dit nu zyn ? De een fcheen hem te lafhartig, de ander te braaf, de een te dom, en de ander te verftandig te weezen. christiaan. Waarom dan te verftandig en te braaf? vader. Hy dacht, den verflandigen en braaven zou, wanneer hy eerst aanzienelyke landen in bezit had genomen, de afhangkelykheid ligtelyk kunnen verveelen , en hy dan op de gedachten kunnen komen, zich oha±hangkelyk van hem te willen maaken: en hiertegen verzette zich zyne eerzucht te fterk. Uit dien hoofde wenschte hy, eenen.man te vinden, die met de noodzaakelyke wysheid en kloekmoedigheid eene volkomen verkleefdheid aan zyn belangen en eene flaaffche gehoorzaamheid aan zyn beveelen paaide , opdat hy wel groote daaden verrichten, maar de eer en het voordeel daarvan aan hem alleen mogt overlaaten. ferdinand. Dit was zo dom niet overleid van den Heer velasquez. Hendrik. Niet? Ik vind, dat het zeer eenvoudig van hem gehandeld was. ferdinand. Waarom? ii e n-  (*?) Hendrik. Omdat hy daarmede zyn eigenbaai , eerzucht en lafhartigheid tevens te kennen gaf. Indien hy'de eer en het voordeel der onderneeming aïïeen wilde genieten 4 moest hy zich oo'.c alleen bloot ftellen. aan de lastigheden en het gevaar, 't geen daarmede verknocht was. ■ vader. My cur.kt, Kinderen! dat h e nd r i k wel gelyk heeft. In plaats dat hy een' man van. eene ilaatïche denkwyze zocht, had hy naar iemand van eene beproefde braafheid moeten uitzien. Met dien man had hy dan ook alle de voordeden van zyn onderneeming moeten deeien. Dan had hy van een goed gevolg en tevens van zyne voortduurende opperheerfchappy kunnen verzeekerd weezen. Het geluk bezorgde hem ook indedaad een' man, die tot zulk eene onderneeming recht . f heen gefchaapen te zyn ; maar hy had geen verftahds genoeg, om zich op de rechte vvyze van hem te bedienen. d i r k. Wien dan ? vader. Hem, die van nu af de held van ons verhaal zal zyn. s o M M i gek. O K O R TE S ! ÏOSTKs! vad ë r. Dezelfde. Maar ik meet u eerst dien  ( *8 ) ■dien merkwaardigen man een weinig • nader keren kennen. Hy was van adelvkeafkomst, gebooren te Medellin, gen fteedje in de Spaanfche Provincie Estremadur*. Van zyne vroegfte jeugd af had hy blyken geg'eeven van eenen buitengemeenen moed, van een onvermoeid geduld in het verdraagen van alle lastigheden, van eenen rusteloozen werkzaamen geest, en van eene blaakende begeerte, om eerlang door grcote daaden uittemunten. Ziet hier het af'bceidiel van een jong mensch, die eerlang een groot man zal worden ! Naauwlyks had hy zyne fchooljaaren geëindigd , of hy zag met eene groote begeerte uit naar eene loopbaan, waarin hy naar het een of ander groot en roemwaardig doel zou kunnen ftreeven. In dien tyd waren de oogen van elk gevestigd op de Westïndiën. Ook zyne oogen ftaarden op dit doel; en hy befloot zich te voegen by de dappere mannen , die in dien tyd alle moeijelykheid en gevaar verachtten, om hun vaderland met nieuwe bezittingen te verryken, en zich-zelven eenen roemruchtigen naam te verwerven. Hy was juist in zyn twintigite jaar, toen hy  C*9) hy uit Spanje zeilde, om zich naar Sr. ï)o~ mingo te begeeven; en zelfs op deeze eerftereis beproefde het geluk zynen moed en zyneftandvastigheid reeds vry iferk. Het eene bevaar was niet over, of het ander deed zichweder op; en de eene bezwaailykheid was niet zo dra overwonnen, of de andere was ook reeds weder by de hand: maar de onvertfaagde en fterke Jongeling, wiens ligchaarmkrachtcn en ziels-vermogens niet door traagheid, weelde en fchandelyke buitenfpoorigheden verzwakt waren , fpotte daarmede. Te arbeiden was hem een lust; te waaken , hono-er en dorst te lyden eene kleinigheid; te fterven , indien 't zo zyn moest, eene onverfchillige zaak. En wat kunnen alle de wederwaardigheden des levens uitvoeren tegen zulk eenen geest, die in zulk een lichaam woont ? p i e t e r. Vader! is 't voor my nog wel tyds genoeg, om ook zo te worden ? sommigen. Voor my ook ? vader. Ik geloof, ja! maar dan is het zekerlyk dehoogfte tyd. Want het boompje, 't.geen eerst eenmaal krom gegroeid is, zal nooit een rechte en fterke ftam worden, die zyn kruin tot in de wolken verheft. Zodanig is  C3°) is 't ook geleegen met den jongeling, wiens ligchaam en ziel reeds als een kind aan de een' of andere ondeugd gewoon wierden ! Hy zal vruchteloos poogen, om zich daarna tot een groot man te verheffen; vruchteloos zal hy ftryden en worstelen tegen de eenmaal gewortelde kwaaie hebbelykheden; zy zullen de overhand behouden , en van elke trap der volmaaktheid, welke hy tracht te beklimmen, zal hy jammerlyk weder neerzinken tot de verachte meenigte van menfehen zonder verdiensten , die de waereld in denzelidcn Haat achter laaten, waarin zy haar hebben gevenden, zender dat zy iets tot derzelver verbetering hebben toegebragt. matihïs. Als men maar niet altoos weder mogt vergeeten, het geen men heeft voorgenomen ! sommigen. Ja , dat is de zaak! mati'hy s. Wel honderd maaien heb ik voorgenoomen, een groot man te worden; maar eer . ik 'er om denk, hebikhet reeds weder verheien. vader. Wel nu, hier voor kan wel raad verfchaft worden. Ik zal wel iets befchikken, het geen u alle dagen meer dan eens uw voorneem en zal te binnen brengen. k i a a s,  C 3i ) klaas. O, wat dan ? vader. Ik zal op een houten bord met groote gouden letteren de woorden laate'n icliilderen: denk aan het doel! Dit bord zal in onze fchool opgehangen worden juist over de deur. Zo dikwerf gy nu in de fchool komt, zal dit bord u altyd in het oog vallen. Maar hierby moet gy my nu ook belooven, dat gy hetzelve nooit zult aanzien., zonder daarby te denken: „ myn eigenlyk doel 5, is een goed, braaf man te worden, die voor „ elkeen van nut kan zyn; derhal ven moet ik nu ook heden, ook in deeze uure, alle „ myne krachten infpannen, om iets goeds te „ leeren, en alles te myden , wat my van dit „ groote doel zou kunnen aftrekken. Help „ my, ö goede God! dat ik myn voornee,, men getrouw mooge blyren! " — Wanneer gy alle dagen eenigë maaien zodanig by uaelven zult denken, dan zou ik'er u borg voor willen weezen, dat gy allen nog zeer verre in het goede zult vorderen, en recht edele, bekwaame mannen van een algemeen nut kunt worden. godlik e. ö Ik wenschte dat het bord reeds opgehangen was! vader,  C 3* ) vader. Over eenige dagen zal het gereed zyn. —— vader, kortes kwam op St. Domingo in den tyd, dat aldaar ov»ndo nog Stadhouder was. Zyn uiterlyk voorkomen alleen verwekte voor hem reeds gunstige gedagten. Hy was welgemaakt, had een bevallig gelaat en bewees iedereen eene ongedwongen vriendelykheid. Maar de hoedanigheden van zynen geest maakten hem nog veel beminnelyker. Hy droeg zyn hart op de tong, hy was wars van arglistigheid, hy was toegeevende en edelmoedig; maar ook verftandig, omzichtig, en een diep bewaarder van geheimen. Hy fprak nooit van iemand iets kwaads, en was zeer vrolyk in de faamenleeving. Zyne diensten wist hy altyd op eene goede wyze te befteeden, en kon niet verdraagen , dat men 'er veel van fprak. Deeze roemwaardige eigenfehappen maakten hem wel haast by iedereen bemind. Zelfs was o v a n d o hem zeer geneegen , en wenschte hem by zich te behouden: maar dewyl zyn jonge fiere geest naar een hooger doel reikhalsde , wierd hem, toen vezasquez naar Kuba overging, vergund, denzelven by deeze onderneeming te verzeilen. Hier  C 33 ) , Hier vond hy welhaast gelegenheid, om bh/ken te geeven van zynen moed en van zyne overige groote zielvermogens. Hy klom daardoor fchielyk op; en binnen eenen korter! tyd wierd zelfs de gewigtige post van Alkalde of Opperrechter te St. Jago. de hoofdftad op het eiland Kuba, aan hem toevertrouwd. Dit was de man, die thans den Stedehouder husqoez wierd voorgefteld tot bevelhebber .van de vloot, welke hy had uitgerust. Dit voorlid droeg zyne goedkeuring weg; de keuze wierd gedaan, en allen, dies in de aanfiaande onderneeming wilden deelen , waren zeer verheugd, dat zy zulk een bekwaam , dapper en bemind man tót hunnen bevelhebber hadden verkreegen. kort Bazelf was ten hoogden vcrblyd, dat hy nu gen legenheid zou hebben, zyne talenten te ontwikkelen; en hy gaf met veel vermaak zyn geheel vermogen over, om een grooter voorraad van krygsbehoeften te bezorgen, en om de kosten goed te maaken, welke vereischr wierden , om die geenen van zyne reisgenooten uitterusten, welke door armoede het noodige niet konden bekomen. Deeze gulhartigheid, welke ten gepasten tyde beneed wierd,! BÏBt'. C maak-  ( 34 ) maakte hem vervolgens tot een' onbepaalden Heer over de harten van allen, die gefchikt waren, om hem op zyne reis derwaards te verzeilen. Nu was de uitrusting in de haven te St. Ja«o ■voltooid. De geheele manfehap beliep driehonderd koppen, waarby naderhand uit zekere landftreek van Kuba nog twee honderd man , benevens verfeheidene vrywilligers uit de aanzienelyklTe huizen kwamen. Louter menfehen, die blaakten van zucht naar roemruchtige daaden en onmeetelyke fchatten, welke zy hoopten by deeze onderneeming te zullen verwerven. Wind en weder wierden gunftig; iortes gaf het fein, om het anker te lig— ten , en de vloot ging onder zeil. De dag, waarop dit gefchiedde, was de agttiende van wintermaand in het jaar 1518. ferdinand. Dus zes- en twintig jaaren na de eerfte ontdekking van Westïndië. vader. Ja wel! Het voorneemen was', dat de vloot eerst naar Trinidad en van daar naar de Havana zou zeilen , om hier nog eenige manfehap en eenigen voorraad van oorlogs- en mondbehoeften aan boord te neeIJlen. Beide deeze plaatfcn zyn havens van het  C35) hef eiland Kuba, het welk gy hier Op onze eerfte kaart van den Afejetkaartfihm zeeboezem eerst nog eens naauwkeurig moet nazien. Tot het oogenblik toe, dat kor te s onder zeil ging, fcheen velasquez over zyn gedaane keuze nog aanhoudend te vrede te zyn, fchoon reeds meenig nydig oorblaazer gepoogd had, om hem achterdocht en vrees wegens kohies inteboezemen. Maar hy had hem zodra niet zien uitloopen, of alles vertoonde zich voor hem in een geheel ander / licht. Hoe ! dacht hy by zich zeiven, indien korte s de magt, welke ik aan hem heb toevertrouwd, evenwel eens misbruikte? Indien hy eens ophield, mvne belangen te behartigen en zich onaf hangkelyk maakte in het land, 't welk hy in mynen naam zal veroveren? Op dit denkbeeld ffeeg het bloed hem naar het hoofd, en zyne onrustige blikken gaven te kennen , wat 'er in zyn hart omging. Een fchaar van geheime benvders en vyanden van kokies, die hem omringden, merkte welhaast wat hem drukte, en deed alle mogelyke moeite, om den fmeulenden en yverzuchtigen argwaan in zyn' boezem, door hunne aanblaazing in vuur en vlam te C z zet-  C s< ) letten. Het was gefchied; verdriet, berouw en yverzucht overweldigden zyne geheele kleine ziel met zulk een geweld, dat hy het niet kon wederftaan. Schielyk wierd 'er een bode afgevaardigd naar Trinidad, aan den Alkalde die aldaar was aangefteld, met bevel, om soktes, zodra hy daar aankwam, zyne Akte van aanftelling weder te ontneemen. freèrik. Wat is dit, eene Akte van aanfielling ? vader. Wanneer een ampt aan iemand wordt opgedraagen, dan ontvangt hy eenen openen brief, waarin gefchreevcn ftaat, wat msn al aan hem opdraagt, en wat hy uit dien hoofde te eisfchen heeft. Zulk een brief wordt genoemd een Akte van aanftelliHg. freèrik. Zo! zo ! vader. De Alkalde te Trinidad volbragt wel* 't geen hem belast was; maar k o r t e s , die zich van geen misdryf bewust was, geloofde, niet verpligt te zyn , om zich aan deeze afzetting te bekreunen. Hy verzekerde den Alkalde , dat eenig misverftand de fchielyk veranderde gezindheid van den Stadhouder moest veroorzaakt hebben; en hy haalde hem over., om  (37) om het volbrengen van zynen last zo lang uitteltellen, totdat hy antwoord zou ontvangen hebben op eenen brief, welken hy ter* ftond aan den Stadhouder afzond. De Alkalde , die buiten ftaat was, om zynen last met geweld ter uitvoer te brengen, nam genoegen in het begeerde uitftel; dus fchreef kories aan den Stadhouder, en ligtte aanftonds het, anker, om naar de Havana te ftevenen. Hier moest hy noodzaakelyk eemgen tyd vertoeven, eensdeels om de manfehap, die aldaar op hem wachtte aan boord te neemen; anderdeels ook om zig nog van het een en ander te voorzien, het welk hem tot zulk eene gewigtige onderneeming noodzaakelyk fcheen te zyn. Voornaamelyk behoorde daartoe zeker foort van harnasfen, welke beitonden in wambuizen , met katoen gevoerd, kortes deed dezelven wel uit nood en by gebrek aan yzer maaken; maar in 't vervolg van tyd leerde de ondervinding, dat katoen, tusfehen linnen gelegd en los doorgereegen, een veel beter middel is ter befcherming tegen de pylen en werpfchichten der Amerikaanen, dan yzer want zy verliezen niet alleen alle kracht op C 3 de.  C 38) dezelve, maar blyven 'er ook met de purit aan hangen; daarentegen fluiten zy op de yzere harnasten af, en kwetzen gemeenlyk den man, die 'er naast ftaat. Deeze ondervinding, gevoegd by het voordeel, dat zulke ligte wambuizen , ter befchermmg, in deeze heete hemelftreek, min lastig waren om te draagen dan yzere harnasfen, maakten, dat zy in 't vervolg de gewoone wapen.usting der Eu;opeaanfche krygslieden in Amerika wierden. Dus was behoefte reeds dikwerf de moeder der verftandigfte en nuttigfte uitvindingen. Nu was alles gereed. Het geheel'Esquader beftond in elf Schepen; het grootfle van honderd tonnen niet grooter, dan thans een klein tweemast koopvaardyfchip • wierd tot het Admiraalfchip verheven; de drie daarop volgende waren Hechts van zeventig tot tachtig tonnen, en alle de overigen waren niet dan kleine opene Barken. jan t jit. Van hoe veel tonnen zyn dan nu de gewoone koopvaardyfchepen, welke men op onze rede ziet? vader. Van honderd tot vyf honderd; maar daar zyn ook fommigcn van duizend, ja van elfhonderd tonnen, naamelyk de oostvaarders, welke  C 39 ) welke zo groot zyn, als oorlogfchepen. —— De gehcele manfehap, welke kok te s onder zyne bevelen had, was thar.s vermeerde;dtot zeshonderd en zeventien koppen; waarvan ruim honderd matroozen en ambagtslieden , en de overigen foldaaien waren. Niet meer dan dertien van hen waren met fnaphaanen, twee- en dertig met fchietboogen , alle de overigen flechts met zwaard.n en fpietfen gewaapend; zo bekrompen was in dien tyd nog liet gebruik van de vuurroers. Het gewigtigst gedeelte van de toerusting waren zestien paarden , tien kleine kanonnen, welke men veldftukken noemt, en vier falconets of vddfla?ncn, een foort van zeer lange dunne kanonnen, waarvan men thans niet veel meer gebruik maakt. En met deeze ellendige krygsmagt zeilde komïs naar een onbekend land, om eenen magtigen Koning te beoorlogen, wiens bloeijend ryk, vei bonden met de uabuurige natiën, veel grooter was, dan alle de landen te faamen genomen, waarover de Koning van Spanje in dien tyd' heerschte. Dees magtige Koning naamelyk was die van Mexiko, van wiens vermogen en luister gy welhaast meer zult verneemen. C 4 koe s-  (40) koenraad. Wat had die Koning den'Spa»; jaarden dan gedaan, dat zy hem wilden beoorlogen ? vader. Niets. koenkaad. Maar wat was dan de reden , waarom zy hem beoorloogden? vad er. Om hem van zyne fchatten, van ïyne lieden, van zyn volk en van zyn land te bet ooven. koenraad. Dan waren zy immers roovers ? vader. Niets anders, myn lieve koenraad ! koenraad. O foei! dan mag ik kortes ook niet lyden; ik dacht, dat hy zulk een braai man was. vader. Dit was hy ook indedaad in veeIe opzichten, en evenwel tevens een roover, maar zonder het te weeten Luistert toe, Kinderen! ik zal u beduiden, hoe dit faam en hangt. In dien tyd heerschte nog het verfoeijelyk by geloof, dat alle de geenen , die den chnstelyken godsdienst nog niet omhelsd hadden, ge-ene rechte menfehen , maarhaatelykefchepfelcn waren, van God zeiven verworpen, en  ( 41 ) cn tot eeuwige kwellingen veroordeeld. Men hield het uit dien hoofde in 't geheel voor geen kwaad, maar veelmeer voor eene zeer vroome, Gode-welbehaaglykc daad, zulke menfehen te vervolgen, te berooven en onder, het juk te brengen , om hen vervolgens met geweld te dwingen, tot het omhelzen van den christelyken godsdienst. Van dit afgrysfelyk bygeloof was nu ook de anderzins braave EOKT ss verblind. Hy befchouwde zich zeiven als een werktuig, waarvan God zich wilde bedienen, om de onchristelyke Mexikaanen te kastyden , en hen te dwingen om Christenen te worden. Is het dan wel wonder, dat hy met even zulk een opgeruimd hart zich in den onrechtvaardigften oorlog begaf. die 'er ooit en ooit gevoerd is, als thans iemand van ons op de jagt gaat, om haazen en vosfen te fchieten ? Ziet, Kinderen! op deeze wyze is 'tbegrypelyk, hoe dezelfde man, opeen en den zelfden tyd, een held en een roover, edelmoedig en wreed, vroom en ontmenscht tevens kon weezen : ziet daar een gewoon uitwerkfel van het bygeloof! Het kwam hem in "t geheel riet in de geC 5 dach-  <4*) 'dachten, of het wel onbillyk mogt weezen, een volk te beoorlogen, het welk de Euro-: peaanen nooit eenig leed had aangedaan , daar het niet eens wist, dat 'er Europeaancn in de waereld waren. Dit arme volk beftond uit menfehen, die zo ongelukkig waren, nooit jets daarvan gehoord te hebben, dat 'er een Christus was geweest: reden genoeg, om hetzelve te vervolgen en onder het juk te brengen ! Ach! dat 'er toch in dien tyd ergens een verlichte en onbefchroomde menfehenvriend geweest ware, die den verblinden kokies de oogen had geopend, en hem eens dus had aangefproken: „ Wat onderneemt gy , rampzalige ! waar-' ,, mede hebben deeze onfchuldigen, in wier „ bloed gy thans uwe handen wilt baaden, „ u toch beledigd ? Wat hebben zy uwen Ko„ ning en uwe landslieden gedaan ? Is 't dan een mu.dryf, dat geene niet te geloovcn, wat de menfehen in Europa gelooven , vvanneer men nooit heeft gehoord, dat 'er een ,, Europa in de waereld is ? Of zyn veelligt „ deeze onnoozele fchepfejs daarom geene „ mexjehen, omdat zy geene Christenen zyn? „ Wreedaard \ open uw gezicht! Befchouw „ hunn'e  C 43 ) „ hunne gedaante! is dezelve niet menfche„ lyk? Befchouw hunne naakte ligchaamen, ,, die voor uw moordzwaard beeven ! zyn zy „ niet vleesch van uw vlee^ch, en been van „ uwe beenen ? Zie hen in het aangezicht! ontdekt gy 'er geene familie-trekken in t Wanneer gy hen op den grond werpt, wanneer gy hen op den nek trapt, voelt gy dan . „ uw hart niet kloppen, hoort gy niet dege„ lieime ftem der menschlyi.heid, welk? u ,, toeroept: Ontmenschte ! het is uw broe„ der waarop gy trapt! En gy, wie zyt gy dan ? Gy noemt u een Christen !. Gy , een ,, Christen? Gy, een leerling van den zadit„ moedigen Jefus, wiens geheele leer, wieni ,, geheele leven niets dan liefde ademde ? „ Gy, een aanbidder van den allerbarmhar„ tigften God, die zvne zon over goeden en kwaadenlaat lichten, en regenen over recht,, vaardigen en onrechtvaardigen ? Meent gy, ,, zinneiooze ! dat de Almagt van God, zo „ zy dit volk al, wegens deszelfs onweeten,, heid, waaraan het toch geen fchuld heeft, ,, wilde kastyden, meent gy dat zy uwen ,, arm daartoe zou noodig hebben ? Of heeft „ zy u miifchien wcrkelyk opgeroepen, om , „ haar  C44) ,, haar plaats tc vervangen ? - Heeft zy u »> gemagtigd, 'een menfehen - moorder, een „ broeder-moorder te zyn? — Ga heen, 9, rampzalige! en leer eerst zelf, eer dat gy „ anderen met het zwaard in de hand tot het „ christendom wilt bekeeren , den menschlie„ venden geest van die leer kennen, welke „ niet op aarde kwam , om vernieling aante„ richten, niet om moord en oorlog te be„ gunstigen; maar om alle menfehen, uit alle ,, volken , door de naauwfte banden van gene,, genheid en broederliefde met eikanderen te „ verbinden ! " Indien hem eenig mensch dit eens dermaate op het gemoed had gedrukt; wie weet, of de nevel van bygeloof, welke zyne anderszins groote ziel bedwelmde, misfehien niet was verdweenen ? Wie weet, of hy niet misfehien met denzelfden vroomen yver, waarmede hy thans op een onfchuldig volk gereed was aantevallen, zyn zwaard verbroken, of zich wel zelfs tot een befchermer van de arme Amerikaanen tegen andere Europeaanfche roovers zoude opgeworpen hebben ? Maar daar was niemand, die niet even zo zeer verblind was, als hy zelf; zyn eigen onkundig gewee- tcn  (45) ten zweeg ftil, en het lot van een geheel on- fchuldig volk was beflist. Middelerwyl had velasquez de tyding , dat men kdrtij, in weerwil van zyn gezonden verbod, had laaten vertrekken, met het uiterfte misnoegen vernomen. Hybefchuldigde den Alkalde , dien. hy belast had om hem de Akte van aanttelling te ontneemen, van verraad; en dewyl zyn achterdocht nu perk noch paaien meer "leende, haastte hy zich om de nadrukkelyldle fchikkingen te maak en, op dat kort es hem niet voor de tweede maal ook in de Havana mogt ontfnappen. Hy zond ten dien einde fpoedig eenen zyner vertrouwelingen aan den Onderfladhouder aldaar, met onbepaalden last, om op het oogenblik zich van kor te j te verzekeren, en hem onder een fterk geleide naar St.Jago te zenden. Gelukkig wierd koriis van dit onweder, 't welk hem boven het hoofd hing, nog vroeg genoeg verwittigd , om 'er zich tegen te beveiligen. Hy riep terftond al zyn krygsvolk byé'en, van welks genegenheid hy verzeekerd was; hy ontdekte hen het gevaar, waaraan hy bloot flond , en eischte dat zy hem hun gevoelen daarover zouden openbaa- ren.  (40 ren. Allen riepen zydaarop als uit éénen mond: dat hy de onrechtvaardige wispeltuurighcid van den Stadhouder niet moest achten , zyn bëvelhebberfchap , 't welk hy op eene rechtmaatige wyze had ontvangen, niet wederom neêr leggen, noch zich-zelven in de handen van zulk eenen onrechtvaaidigen en achterdoek— tigen Rechter overgeeven. - Zy verzochten, zy fmeekten, zy bezwoeren hem by het gewigt van hunne aanftaande ondernceming, dat hy hen toch niet mogt berooven van eenen aanvoerder, waaróp zy nu alleen hun geheel vertrouwen gefield hadden, en dien zy met alle bereidvaardigheid, door alle de moeijelykheden en gevaaren van den oorlog, tot in den «lood zouden volgen. k o r r e s was zeev gemakkelyk te bewcegen, om iets intewilligen, waartoe zyne eigene neiging h.m reeds aanfpoorde. Hy bedankte derhalven de Soldaaten voor de genegenheid, welke zy hem toedroegen; gaf op het oogenblik bevel, om het anker te ligten, en ging onder zeil. — En hiermede ligtte de Vader ook het anker , en ftierde den troep van zyne jonge hoorders, die by zulke gelegenheden gemeen- lyk  (47) lyk alle zeilen byzetten , naar het prieel, om hun gewoonen avondmaaltyd te houden, welke aldaar op hen wachtte. z> r i n  (48) DRIE- en TWINTIGSTE GESPREK. Dirk. Naar welke landftreek van het Me» xikaanfche ryk ftierde k 6 r t e s nu eigenlyk lyn reis? vader. Hy had beilooten, denzelfden koers te houden , welke voor hem gkijalv a had genomen; zyn eerfte doel was derhalven het eiland Kozumel. Hier had hy gelegenheid, om eenen Spanjaard te bevryden, die eens door fchipbreuk aan deeze kust geworpen, en federt dien tyd een Haaf van de Indiaanen was geweest. Deeze arme man , Aquilar genaamd , had in de agt jaaren van zyn verblyf op dit eiland, alles afgelegd wat Europisch was, en daarentegen de gedaante, kleur, taal en gewoonten van de wilde inwooneren des lands zodanig aangenomen , dat men niet dan met veel  (49 ) veel moeite kon ontdekken, dat hy eertyds een Spanjaard was geweest. Hy ging naakt, gelyk de inboorlingen; de kleur van zyne huid was donkerbruin, en het hair had hy, volgens de gewoonte van dit land , opgevlogten rondom het hoofd gebonden. Op de fchouder droeg hy een roer, in de hand een boog, en een fchild en pylen op den rug. Behalven dit beltond zyn geheele rykdom in eene gebreide beurs, waarin hy zyn' leeftogt droeg, en een oud gebedeboekje, waarin hy naariïig plag te leezen. Zyne moedertaal had hy zelfs zó vergeeten, dat men hem naauwlyks meer kon verflaan. Volgens zyn zeggen, had hy eertyds met nog negentien anderen omtrent deeze kust fchipbreuk geleeden. Zeven van zyne reisgenooten waren vervolgens door honger en mag- I teloosheid geftorven ; de overigen vielen in de handen van den Kazik des lands, een wangedrocht , die vyf van hen terftond aan zyne goden offerde en daarna opat, maar de overigen in een foort van kooi opfloot, om ze eerst te mesten. Deezen echter hadden het geluk daaruit te ontkomen. Hulpeloos en vol van wanhoop dwaalden zy nu overal .rond in de II. DE Et. D bOS-  ( 5° ) bosfchen, en hadden geen ander voedfél, dan wortelen en kriüden, tot dat zy eindelyk eenige Indiaanen ontmoetten, die hen by een' goedaartigen Kazik bragten, welke een vyand was van den voorigen. Dees behanr'J.de hen vry menfchelyk, alleenlyk leide ny hen alle dagen zwaaren arbeid op. De meesten van hen ftierven korten tyd daarna, en Hechts twee, Aftilar en Gurrtro biceven in 't leven. Deeze twee hadden niet lang daarna gelegenheid , om den Kazik aanmerkelyken dienst te doen in zyne oorlogen, weshalyen hy hen zeer beminde. Gutrnrt trad in het huwelyk met eene aanzienelykc Indiaanfche vrouw; wierd kort daarna tot aanvoerder verheven, en ontaardde van tyd tot tyd zo geheel en al in een' Amerikaan, dat hy by de-komst der Spanjaarden niet raadzaam vond, om zynen ftaat te veranderen. Hy liet zich niet eens van hen zien; mogelyk uit fchaamte , omdat hy , gelyk Aqul.ir verhaalde , zich even als een' gebooren Indiaan den neus doorboord, ea vericheidene deelen van zyn ligchaam, naar de gewoonte der Wilden, befchüderd had. kor.t e s omhelsde den armen naakten AquiUr. en bedekte de naaktheid van denzelven  ( 5i ) met zyn eigen mantel. Dewyl hy by zyn lanoduurig verblyf in deeze landftreek, de taal des lands had geleerd , verheugde k o k r e s zich over deeze ontmoeting; dewyl hy' met reden hoopte, dat deeze man voor hem , in zyn toekomende onderhandelingen met de Indiaanen , van veel nut zou kunnen zyn. Van Koemei zette hy koers naar het landfchap Tibusco, en wel naar die hoogte, alwaar de rivier de Grijaiva zich in zee uititort. Hier hoopte hy even zo vriendelyk ontvangen te zullen worden , als zyn voorganger, waarvan deeze rivier den naain heeft, ontvangen was; maar dit viel geheel anders uit. De inboorlingen liepen, toen zy zyne Schepen zagen, in menigte byëen, en fcheenen vast beflooten te hebben, hem zyn landing te beletten. Hy zond Aqxüar tot hen , om hen voorflagen van vrede te doen; maar vruchteloos. Men wilde geen woord van hem hooren, en hy moest onverrichter zaake weder keeren. Dit was ondertusfchen voor onzen koktes zo onaangenaam als onverwacht. Hy was in 't geheel niet van voorneem en geweest, . om in dit gewest het begin van zyne veroveringen te maaken; veel meer wenschte hy,' D z l0  (5«) lo fpoedig als mogelyk was, die kust te bereiken , welke van het hart of midden van het groote Mexikaanfche ryk niet verre afgelegen was, om vandaar hetzelve aantevallen. Maar hier zag hy zich in de onaangenaame noodzaakelykheid gebragt, om óf de bedreigingen der Wilden, die zich tegen hem'aankantten, ré ontwyken, óf eerst in deeze afgelegene provincie eenen oorlog te voeren , die , al ware 't ook, dat hy nog zo gelukkig eindigde, evenwel altoos tyd en volk moest kosten, daar hy nochtans van het een en ander niet rmerkelyk kon verliezen. Maar zo hy aan den -anderen kant te rug trok, had hy met reden te duchten, dat de Indiaanen zulks zouden aanmerken als een blyk van lafhartigheid, en dat zy daardoor nog trotfclier zouden worden. Na een ryp overleg fcheen deeze laatfte grond hem van zo veel gewigts te zyn, dat hy hst volikekt noodzaakelyk oordeelde, de Wilden aantetasten. De aanbreekende nacht verhinderde hem, om ditvoorneemen terftond werkflellig -te maaken. De aanval wierd dus uitgefleld tot den volgenden dag, en korte s befteedde den tusfchentyd van den nacht daartoe, om ie noodige fchikkingen te maaken. Met  ( 53 ) Met het aanbrqeken van den dag waren zy allen gereed om te vechten, koiies deed zyn Esquadertje by wyze van een halve maan. famen rukken, en in deeze gefteldheid,• welke wegens den naauwen oever noodzaakelyk was, begon hy tegen den ftroom op te zeilen. Maar om andermaal, eer het nog tot bloedvergieten kwam , den zachtften weg intcflaan, zond hy Aquilar vooraf, om aan de Wilden te verzekeren, dat het alleeniyk van hen zou afhangen, of hy als vriend dan als vyand by hen zou verfchynen Aquilar wilde zich van zynen last kwyten; maar in plaats, dat de Indiaanen hem gerust zouden hebben aangehoord , gaven zy het fein tot den aanval, en roeiden met hunne fchuitjes de Europifche vloot te gemoet. Nu geraakten zy flargs, en de Indiaanen begonnen den ftryd met eene ontzagchclyke hagelbui van pylen en iteenen, welken den Spanjaarden grooten overlast deeden. De Spanjaarden hadden zich tot dus verre nog Uil gehouden , maar nu gaf koiïes ook fein tot tegenweer. Een enkele laag uit het grof gefchut beflistc den uitflag. De Indiaanen , bedwelmd door den onverwachten donD 3 der,  (5+ 3 der, die tegen hen brulde, en verfchrikt door het gezicht van deszelfs vernielende uitwerk* felen, fprongen fchielyk uit hunne fchuitjes in 'twater, en poogden met alle krachten,door zwemmen te ontvluchten. Hierop gingen de Spaanfche Schepen aan den wal liggen , en Kokies flapte met zyne manfehap onverhinderd aan land. Hiermede was echter het gevecht op verre na nog niet geëindigd. De Indiaanen , die uit de fchuitjes ontvlucht waren, liepen in het bosch, alwaar eene nog grooter meenigte van Wilden vergaderd was, die begeerig waren naar den flryd. Deezen kwamen thans te voorfchyn , terwyl kories juist beezig was om zyne manfehap in flagörde te ftellen; en hun aanval met pylen, werpfchichten en fteenen , verzeld van een balbaarden geroep, was indedaad vreesfelyk. Doch rories liet zich hierdoor niet affchrikken , maar ging voort, om zyne gelederen te fchaaren , tot dat zyne geheele magt in eene geilooten flagörde gereed was. Nu rukte hy gerustelyk op hen aan; drong met eene verwonderenswaardige dapperheid door diepe moerasfen en dikbegrecide bosfehaadiën tot de ontelbaare meenigte  (55) nigte der ryanden in, terwyl dood en fchrik voor hem den weg baanden. Het gezicht van eene geflooten krygsbende met Europifche wapenen , was voor de Indiaanen even zo nieuw als vreesfelyk; zy konden het zelve niet ver* draagen, en namen fchielyk de. vlucht. k o r t e s vocht aan het hoofd van zyn volk met eenen heldenmoed, waarvoor alles buigen moest. Hy had reeds in den beginne van het gevecht een van zyne fchoenen laaten flecken in een diep moeras, 't welk men moest doorwaaden, een verlies, 't geen hy zelf niet ontdekte , dan na dat het gevecht geëindigd was. Zo weinig dacht hy in dien tyd aan zich-zelven. De vyanden vluchtten nu naar hunne bevestigde Stad Tabasko. johannes. Hun bevestigde Stad ? vader. Ja; maar evenwel beftonden de werken in niets anders, dan eene rei van 'ingeheide paaien, op de wyze als onze pallhadcn, welke als een kring rondom de Stad liep. De twee einden van deeze rei floten op eikanderen , en tusfchen beiden liep een cenige fmalle weg, met allerhande kronkelingen voortloopende naar de Stad. Hoe groot au ook het gevaar fchcen, 't E> 4 welk  (56) welk daarmede verknocht was, baande zich echter rtmis, wien niets weerhouden kon, door dien gekronkelden weg een pad; maar hy vond, by zyne intrede in de Stad zelve,' de ftraaten met paaien afgcflooten, en de inwooners op nieuw gereed , om hemhet hoofd te bieden. Maar ook dit herhaalde gevecht was fchielyk geëindigd. De Indiaanen wierden wederom terug geflaagen: evenwel had hiermede het ftryden nog geen einde. Zy vergaderden op nieuws weder op de markt van de Stad, beproefden nog eens de hardnekkigfte tegenweer, en wierden ook nog eens overhoop geworpen. Daarop namen zy de vlucht in de bosfchen; Tabasht was veroverd, en de flag was geëindigd. En nu, Kinderen ! zegt my toch eens welke aandoeningen dit verhaal by u heeft voortgebragt. In wiens belangen zyt gy geweest ? Wien hebt gy de overwinning toegewenscht ? Onzen dapperen kortesoF de Amerikaancn ? sommigen. O , den eerften! anderen. O foei! wel neen; delaatften. . vader. Laat toch eens uwe redenen hoo- • ren. Gy, Feidinand, en.gy, die van zyn ge- vce-  (5? ) voelen zyt, zegt, waarom verkiest gy de party van kortes ? ferdinand. Omdat hy zich zo braaf kweet. jantje. En omdat hy gaarne vrede zou gehouden hebben, zo de Wilden Hechts gewild hauden. dirk. En om dat hy onze landsman ij. christiaan. En om dat de gefchiedenis naar alle gedachten een einde zou gehad hebben , wanneer kortes geflaagen, of .zelfs gedood was. Hendrik. Dit zyn allerlieffte redenen! Hielden zich de Amerikaanen dan ook niet braaf genoeg ? jo hannes. En waren zy het dan, die in het land der Spanjaarden vielen; of waren 't niet veelmeer de Spanjaarden, die gekomen waren, om zich by hen te nestelen ? klaas. En zyn de Amerikaanen niet zo wel onze landslieden, als de Spanjaarden ? moeder. Dat is braaf, Klaas! Zodra het aankomt op recht en gerechtigheid, zyn alle menfehen onze landslieden. maïthys. Maar dat is eerst een recht klugtige reden, welken Christiaan heeft opD s ge-  ( 5» ) gegeeven! Moesten de arme Amerikaanen daarom geflaagen worden, omdat Vader ons Wat van hen zou te vertellen hebben ? god li eb. Nu ik wenschtewel, dat de Spanjaarden waren afgeflaagen; al had Vader ons 'ér nooit weder iets van verhaald. vader. Recht zo, Kinderen! Gy hebt de dwaaling van uwe vrienden zeer goed verbeeterd. Maar ik moet evenwel één woordje zeggen tot hunne verichooning. Ik wil wel wedden, dat wy allen, zowel als zy , geduurende het gevecht, en eer dat wy nog tyd hadden om ons verftand te raadpleegen, in de belangen van kortes zyn geweest; en zo zal 't ons allen zeer vermoedelyk in 't vervolg van tyd nog dikwerf gaan. Honderd maaien zullen .vy 't nog vergeeten, dat onze1 Europifche landslieden roovers en onderdrukkers, »en daarentegen de arme Amerikaanen de onfchuldige, geprangde en onderdrukte party zyn; en zo wy ten allen tyde de over-, winning in onze handen hadden, zouden wy dezelve, zonder daarby iets kwaads te denken , meestjil doen overflaan aan de zyde van dien man-, dien wy nu' reeds beminnen. Laat u dit niet vreemd dunken, lieve Kinderen-!  (59) deren! De grond, waarop dit berust, isjuist zo kwaad niet. Het ligt in de natuur van onze ziel, dat wy de party trekken van hen, by wien wy eenen ongemeenen moed en eene meer dan gewoone infpanning van krachten ontdekken. Wy moesten daarby wel niet vergeeten om altyd te overweegen, waartoe die moed beueed, waartoe die infpanning van krachten gebezigd' wordt; maar in de drift van onze verwondering verliezen wy dit gemeenlyk uit het oog, en ziet daar de reden , waaróm wy fomtyds eene party kiezen, welke wy, zodra wy eerst tot bedaardheid en tot een verftandig overleg komen , noodzaakelyk met afkeer weder moeten verlaaten. En dit nu was juist het geval van die geenen onder u, die zich zo even voor de roovende benden van k o r t e s verklaarden. Alleenlyk de ongemeene moed, en de dappere poogingen van deeze menfehen, om de zwaarigheden, welke hen in den weg lagen, te overwinnen, fchitterden u in de oogen. Zolang dit duurde, dacht gy niet aan de onfchuld der Amerikaanen, en aan hun onbetwistbaar recht, om inhaalige en geweldöefeBcnde vreemdelingen van hunne grenzen afte- weeren.  ( 60 ) weeren. Nu, na dat men uwe oplettenheid daarop heeft gevestigd, ben ik verzeekerd, dat gy 'er geheel anders over zult oordeelen; is 't zo niet, Christiaan ? christiaan. O ja! 't geen ikzeidewas ook maar boertery. vader. Zo heb ik het ook gedacht. Nu, Kinderen! vergeet deeze bedenkingen niet, en laat ons thans naar Tabasko wederkeeren. kortes wilde niet gedoogen, dat men de vluchtende Indiaanen vervolgde; en hierin erken ik wederom den man, die niet uit bloeddorst , maar door een wangevoelen vervoerd, geloofde recht te handelen, toen hy de on-: derdrukkcr van een fchuldloos volk wierd. De buit, welken de Spanjaarden hier maakten, beantwoordde niet aan hunne inhaalige verwachting; want de Indiaanen hadden hunne kostbaarheden voor 't grootfte gedeelte met zich genomen in de bosfchen. Alleenlyk hadden zy eenen voorraad van levensmiddelen achter gelaaten, welke voor de vermoeide en hongerige Spanjaarden van zeer veel dienst was. By het aanbreeken van den nacht liet kortes ,zyne geheele krygsbende in drie tem-  (dl) tempelen, welke op verhevene plaatfen der ftad ftonden, hun kwartier necmen; en had de zorgvuldigheid , om wachten uittezetten, om voor allen overval by nacht beveiligd te zyn. Hy-zelf deed verfcheide maaien de ronde, dat is, hy bezocht rondom de uitgezette Schildwachten , om overtuigd te weezen, dat zy zich van hunnen pligt kweeten. Tegens den morgen deed hy de naaste bosfchaadiën doorzoeken : maar daar was niet één Indiaan meer te zien of te hooren. Dit kwam hem verdacht voor. Hy zoudt dus ook in de verdesr afgelegene landftreeken befpieders uit, en deeze bragten hem de onaangenaame tyding,dat zy op eenigen afftand hadden waargenoomen, dat er eene onnoemelyke meenigte van inboorlingen, welke zy ten minnen op veertig duizend fchatten, vergaderd, en, zo 't fcheen, op nieuw tot den ftryd gereed was. Dit was eene tyding., welke ook den onvertfaagdften man in de gefteldheid, waarin kortes was, fchrik zou hebben kunnen aanjaagen. Want wat was 'er niet al te duchten van zulk eene meenigte van menfehen, die hen wel honderdmaalen in getal te bovenging; .van menfehen, die tot het uiterite gebragt en ia  («O ïn de noodzaakelykheid gefteld waren, om voor hun vaderland, voor hunne tempelen, voor hun leven en voor hunne vryheid te vechten ? Hy zag al het gevaarlyke in zyne omftandighedcn; maar meester zynde van zichzelven en van zyne hartstogten, nam hy zulk een gerust en bly gelaat aan, als of 'er van enkel fpel gefprooken wierd. Zyn voorbeeld bezielde het volk met eene foortgelyke dapperheid , en met blydfchap lieten zy allen zich van hem naar eene plaats leiden, alwaar hy een' ftand kon verkiezen, welke voor het gering getal van zyne manfehap de voordeelig'fte fcheen te zyn. Hier ftclde hy dan zyn klein heir aan den 'voet van een heuvel in flagörde. De hoogte befchermde hen van agteren, en van deeze hoogte konden zy hun grof gefchut met de meeste vryheid en uitwerking laaten fpeelen. kortes zelf wierp zich met zyne ruiters in een naby geleegen bosfehaadje, om van daar ten gepasten tyde en onverwachts op de vyanden aantevallen. En nu verwachtte men ïn eene fchroomelyke ftilte hun naderende aankomst. Zy verichecnen. — Maar, opdat gy u eens voor-  ( 63 ) VÓoral een levendig denkbeeld moogt kunnen vormen van de wyze, hoedanig deeze Amerikaanfche volken gewoon zyn oorlog te voeren , zal ik, eer dat de flag een begin neemt, u Hun optogt en houding geduurende eenen veldflag zo uitvoerig befchryven, gelyk men my het een zowel als het ander heeft verhaald. De meeste Amerikaanen waren gewaapencj met boog en pylen. Het fnoer van den boog beftond uit de pees van een dier, of uit faamengedraaid hair van herten; en de pylen waren met fcherpe beenen, of fterke vi'schgtaat puntig gemaakt/ Hierby kwam noveen werpfchicht, welke nu eens van verre geworpen , dan van naby als een handgeweer gebruikt wierd. Maar een van hunne vreesfelykfte oorlogs-werktuigen was een groot fla.. fcwaard , van zeer h?.d hout gemaakt, en wélks fcherpte beftond uit ingevoegde fcherpe neepen, en het geen zo zwaar was, dat het, gcL 3yk een byl, met beide handen njoèst oCregeerd worden. Sommigen droegen ook khpjfen , anderen flingers, waarmede zy fteenen, Ae alvry groot waren, zeer bekwaam en treffend wisten te werpen. AÏleeniyk de aanvoerders waren voorzien van waapcnen tot hunne  (64) hunne befcherming, welke beftonden in eeri harnas van doorgeregen katoen en een fchild, vanhout, of uit het bekleedfel van eene Schildpad vervaardigd. Alle de overigen gingen naakt; evenwel hadden zy , om eene vreesfelyke vertooning te maaken, het aangezicht en het ligchaam met allerlei kleuren befchilderd; en om hunne geftalte grooter te doen fchynen, droegen zy een hoofd-vercierfel, van hooge pluimen faamengevoegd. Hun krygsmuzyk was overeenkomstig met hun wapenrusting. Zy bedienden zich daartoe , voor blaasïnftrumenten , van eene rietpyp en van groote zee-mosfelen, gelyk ook van eene trommel, vervaardigd van een' uitgeholden boomftam. De konst om in geilootene gelederen te vechten, was hen ten eenemaal onbekend; evenwel hadden zy zekere fchikking, welke zy waarnamen, dat naamelyk hun geheel heir in kleine hopen verdeeld was, waarvan elke zyn eigenen aanvoerder had. Ook dit hadden zy gemeen met onze Europifche krygskonst, dat zy niet het geheele heir op éénmaal in den ftryd voerden; maar een gedeelte daarvan tot eene achterhoede , of, gelyk men gewoon is in de oorlogstaal te fpre- ken,  C°5) ken, tot een Corps de referve bepaald, om de voorfte hoopen, indien de nood zulks vereischte, te hulp te komen. Hun eerfte aanval gefchiedde altyd met een vreesfelyk gefchreeuw, en was zeer driftig; maar had de vyand eerst deezen aanval doorgeftaan, en gelukte het hem dan, om flechts de eerften van hen in wanorde en tot wyken te brengen; dan was ook het geheele heir, uit hoofde van den ongereegelden drang, binnen weinige oogenblikken geflaagen, en daarop volgde eene algemeene vlucht. Zodanig was de vyand, welken de kleine bende der Spanjaarden nu in talryke fchaaren op zich zag aanrukken. Stil en geflooten, als een muur, Hond het Europisch hoopje, en verwachtte den aanval. Thans was de vyand tot op eenen boog-fchoot genaderd; en nu begon hy, onder een afgrysfelyk gefchreeuw, den veldfïag met een hagelbui van pylen, welke de lucht verduisterde. De Spanjaarden beantwoordden deeze kwaade welkomst met den donder uit hun kanon en fnaphaanen, welke den vyand, die digt ineengedrongen ftond, in eene groote meenigte ter neder floeg. Evenwel lieten zich de dappere  < 66 ) ïridiaanen daardoor niet affchrikken. Zynop-4 ten welhaast weder de gemaakte openingen met een bly gejuich; wierpen zand in de lucht, ©m hun verlies achter eene wolk van ftof tc verbergen, en haastten zich nu, na dat zy hunne pylen verfchooten hadden , om handgemeen te worden. De Spanjaarden verzetten zich wel, zo veel zy konden , tegen hunne overmagt: maar de woede en de meenigte van den indringenden vyand was te groot, dan dat men dezelven lang tegenfland zou hebben kunnen bieden. Hun gelederen waren reeds op verfcheidcne iplaatfen gebrooken, en het geduchte begin tot eene volkomen nederlaag was reeds gemaakt, toen kortes eensklaps met zyn ruiters te voorfchyn kwam , en zich midden in het gewoel der vyanden wierp; een gezicht even zo nieuw als fchrikbaarend voor de ai ma Indiaanen, die nog nooit eenen ruiter te paard hadden gezien. Zy hielden, gelyk gemeenlyk van hen gefchied;;, beiden voor een wanged;ogi van een half mtnfchelyke en half dierJyke gedaante, en dit wangevoelen boezemde hen zulk eenen fchrik in , dat de waapens hen Hit de handen vielen. De Spanjaarden won-  *en daardoor tyd, om zich weder te herftek len , het vuur uit het grofgefchut wierd levendiger, en de arme Indiaanen, nu van alle zyden gcpYangd, van fchrik reeds half ontzield, namen in meenigte de vlucht. kortes, andermaal voldaan zynde.dat hy hen zyne overmagt getoond had, gelakte ftVaks de vluchtelingen te fpaaren en liet Hechts1 cenige weinigen van hen gevangen ncemen, om zich van hen te bedienen tor het flmten van een' y ede met de geheele Natie Op het flagvdd lagen agvhonderd gedorde Indnanen, en niet meer dan twee Spanjaarden. Maar van de laatflen waren 'er zeventig gekwetst. De Indiaanen, welke niet al te zwaar gewond waren, ontkwamen allen door dc vlucht; dus kon men hun getal niet ontdekken Des anderendaags het kortes eenigen vaii 1 de gevangene Indiaanen voor zich brengen. Angst en fchrik vertoonden zich op de aangezichten van die ongehikkïgen;. want zy verwachten niets anders, dan hun doodvonnis tc hooien uitfpreeken: maar hoe groot Was hunne blyde verbaasdheid, toen de Staanfche Generaal hen met de grootfte menschlievendheid ««uving, en hen door Aquüar hunne vryheid E 2 dee4  ( 63 ) deed aanzeggen! Hunne verrukking wieïd nog grooter, toen kortes by de aangekondigde onverwachte begenadiging nog een gefchenk voegde van zodanige Europifche kleinigheden, waarin hy wist, dat zy groot vermaak zouden vinden, Als verbysterd door eene buitengemeene vreugd, ylden deeze begunstigden , om hunne landslieden te verkondigen , hoe liefderyk men hen had behandeld; en wat was daarvan het gevolg ? — 't geen gemeenlyk op edelmoedigheid en goedhartigheid volgt , — de verovering van alle die harten, welke nog kort te vooren van woede en wraakzucht geblaakt hadden. . Vol van vertrouwen en toegenegenheid kwamen niet lang daarna verfcheidene Indiaanen , en bragten allerlei leeftogt, waarvoor zy rykelyk begiftigd wierden. Zelfs zond de Kazike, gevolmagtigden met gefchenken , en liet om vrede verzoeken. Men bewilligde in denzelven met blydfchap ; en dewyl hy niet lang daarna zelf in perfoon verfcheen, bevestigde men de wederzydfche verzekeringen van vriendfchap door gefchenken, welke aan beide kanten aangenaam waren. Onder anderen deed  ( 69 ) deed de Kazike twintig jonge vrouwsperioonen brengen, die de konst verftonden, uit indiaansen koorn brood te bakken, en gaf dezelvcn aan kortes ten gefchenke. Een van dezelven, die daarna by haaren doop den naam van Marina ontving, was de dochter van een Indiaanfchen Kazike, welke men nog een kind zynde, gefchaakt en vervolgens aan den Kazike van Tabasko verkocht had. Deeze paarde met haare uitmuntende fchoonheid buitengewoone zielsvermogens; en dewyl zy binnen eenen korten tyd de Spaanfche taal leerde, was zy voor den Spaanfchen Veldöverften by deszelfs onderhandelingen met de Mexikaanen van zeer veel dienst. Men zegt, dat hy door eene dankbaare genegenheid genoopt, eindelyk met dezelve in 't huwelyk getreeden is, en eenen Zoon by haar geteeld heeft, dien hy den naam gaf van Don Martin Kortes. Terwyl ondertusfehen de Kazike met de voornaamften van zyn volk by k o r t e s was, hoorde men toevallig de Spaanfche paarden grinneken. De Indiaanen, door fchrik over dit geluid bevangen, vraagden in hunne beangstheid : „ Wat toch de geduchte magten » (zy bedoelden de paarden,) wel deeren E 3 „ mogt ? "•  ( 70 ) „ mogt?" Men gaf hen tot antwoord: dat zy mimoegd waren, dewyl men (den Kazike en z n volk voor hun vermetelheid met zich tegen de Christenen aante_ anten , niet ftrenger had geftraft. Zodra zy zulks hoorden , deeden 2y , om de geduchte magten te verzoenen, in aller yl de .ens aanbrengen , waarop zy zouden ïu;*en , en allerlei gevogelte tot hun fpys. Ook baden zy dezelven met de diepfle ootmoedigheid om vergiffenis, en verzeek erden, dat zy jn het toekomende altyd vrienden van de Christenen zouden blyven. De Spanjaarden maakten nu toeftel om te vertrekken , om langs de west-kust van het land al verder optezeilen. Morgen, indien de wind maar eenigszins gunstig is, zullen wy hen onder zeil zien gaan. pieter. Welk een' wind hebben zy da* noodig? vader. Zie hier op de Kaart! Daar ligt ?abas.:o; ginds naar Veracrux. zetten zy thans hunnen koers; welke wind muet hen dan nu gunstig zyn i en ï è b. De oostenwind. va ek. 'ATel nu, let 'er dan op, als de wind, cue ucucn weotelyk is, naar het oosten Zal  C 7i ) ïal dmijen, en geeft 'er my dan kennis vsn. Zodra ik deeze tyding ontvang , zullen de Spanjaarden teritond onder zeil gaan. Tot zo lang zullen zy voor anker blyven lijgen. E 4 VIRÉ.  C 70 riER en TWINTIGSTE GESPREK. De wind bleef een' langen tyd in 't westen hoe dikwerf ook de kleine knaapen naar den weerhaan zagen , en wen^chten, dat de wind toch oos elyk mogt loopen. „ Even zo ging 't ons in Koppenhagen (*) , "„ zeide Johannes," toen fommigen begosten te morren, om dat de wind nog niet wilde omloopen. „ Even zo , voegde 'er de Vader by, zal het ■„ u nog dikwerf gaan in de waereld. Al is het „ ook (*) De Vader had cenige maanden te voeren met twtt der Kinieren e n zeereisje gedaan naar Koppenhagen, en toen zy wilden wederkeert», mtestm xy wegens tegenwind mige dagen JHl blyn hggen.  C 73 ) ;, ook niet altyd een gunstige wind, waarop gy „ wacht; zal 't evenwel nu dit, dan iets an-. „ ders zyn, waarnaar gy zult reikhallen , en „ dikwyls een' langen tyd vruchteloos zult reik„ halzen. Laat het u dan niet onaangenaam „ zyn , dat dit toeval u wederom eene gele„ genheid aan de hand geeft, om u in de nood„ zaakelyke deugd van geduld te oeffenen. ,. Want, gelooft my, Kinderen! gy zult deen ?e deugd dikwerf, zeer dikwerf in uw le„ ven noodig hebben: en ongelukkig is hy , „ die dezelve zich dan eerst wil verwerven, „ als de tyd reeds daar is, dat hy ze oefenen „ moet. Hebt dan geduld, hebt geduld, gy „ jonge waereld-burgers! die den oceaan van „ het menfchelyke léven zult bevaaren, en „ telkens nog niet verre van de kust geko„ men zyt! Bereidt u deswegen; daar zullen „ veele ftilten, daar zullen veele ftormen op „ die zee, daar zullen ve le tegenwinden up„ komen, die uwe vaart vertraagen, die u „ van uw, n koers aftrekken , of mislchien „ wel uwe bark op gevaa;lyke zandbanken „ en tusfchen de klippen zullen llingeren. „ Nog eens, derhalvcn geduld ! en de kleine M tegenfpoed, weke u thans door den aanE S ,, hou-  (74) „ hou-'énden westenwind veroorzaakt wordt, „ kan u - allen ter voorbereiding tot grootc,, re dienen ! ", 2.o verliepen 'er wcderöm veele dagen, dat fteld. Aquilar geraakte in verwarring , en bekende dat de taal van deeze menfehen hem geheel onbekend was. Zy fprak en naamelyk de Mexikaanfche taal; daat entegen had hy geen andere, dan de Yukataar.fche taal geleerd. En beide deeze taaien verf hilden hemelbreedte van eikanderen. Een verdrietig voorval! Ondertusfchen bemerkte kortes tot zyne grootfte blydfchap , dat eene der Slaavinnen van TiifcM, en wel de onlangs reeds genoem-, de Afarina, met eenigen van deeze Indiaanen in een druk gefprek was; en men ontdekte, dat zy in een van de Mexikcanfche provincies gebooren , en , na haare fchaaking , naar YuLatan gebragt zynde, de taaien van beide deeze landen met eene evengelyke vaardigheid fprak. -Tcrftond was de onderhandeling geopend. Manna moest met de Mexikaanen in haare eigene taal fpreeken; den inhoud van 't geen deeze zeiden in de Yukataanfche taal aan Aquiiar mededeelcn, en Aqiiilar moest dat geene , 't welkhy op die wyze ontving , den Generaal Jn 't Spaansch uitleggen. Dus zag men zich ^van wederzyden genoodzaakt, om zyne gedachten eerst door drie verfchillendc taaien te laatert  C79) ■laaien heem-loei jen, eer dat dézelven uit $js eene ziel in de andere konden overgaan. Door deezen gelukkig ontdekten omweg vernam kortes nu, dat p 11 p a t o e , de Stadhouder van dit kndfehap, en te u the, Veldóverfte van den grooten Keizer most,! 2 u m a , deezo Indianen als gezanten aan hem hadden afgezonden , om te vevneemen , met welke bedoeling hy hier was gtkomen f en -tevens om hem ter voortzetting van zyne reis den byftand aantebieden, welken hy misfehien mogt noodig hebben. Het zoude overtollig Zyn, u te doen opmer- . ken, dat deeze taal een volk te kennen oaf het welk zich van alle de wilde volken "vaa Westïndié, waarmede men tot dus verre bekend was geworden , zeer moest onderfcheiden. kortes merkte dit onderfcheid diudelyk . en antwoordde in de minnelykilc-en beleefdfte uitdrukkingen: dat hy gekomen was met het vriendfehappelykiteoogmerk „om aan het Opperhoofd van hunne Natie narichten ie brengen, welke voor her geheele land van h% g'ootfte aanbelang waren. Hy liet hierop de Ge/anten van zich vertrekken , ovcvlaaden met gefchenken, en maakte terflond, zonder cenig ant-  CSo) antwoord aftewachten , een begin, om 2yne manfehap, zyne paarden, zyne kanonnen, benevens alle de overige oorlogsbehoeften aan land te zetten. De goedhartige inwooners van dit landfehap kwamen in meenigte toevloeijen, om hunne toekomende onderdrukkers de behulpzaame hand te bieden, en hutten van ftruiken voor hen te maaken. Ongelukkigen! ö dat toch hun waarfchouwende befchermgeest het toekomende voor hen ontzwagteld, en hen getoond had, hoe duur deeze herbergzaame dienstvaardigheid hen eerlang zoude komen te ftaan! Hoe zouden zy voor deeze tygers, in lammeren vachten gekleed, gefchrikt hebben! Zy zouden alle hunne krachten hebben ingefpannen, en hunnen laatften druppel bloeds met blydfchap vergooten hebben , om deeze gevaarlyke vreemdelingen van hunne landpaalen afteweeren. Maar het was thans in den ondoorgrondelyken raad der Voorzienigheid beilooten, dat ook dit ongelukkige volk zynen nek onder het juk van de Europifche heerfchappy zou buigen. Het Waaróm? is alleenlyk bekend by hem, die het Heel-AI met eeuwige wysheid en goedertierenheid regeert, en die het kwaade toelaat om 'cr, het  («O zy vroeg of fpade op eene uitfteekendc vryze het goede uit te doen voortvloeijen. Ons betaamt het, om in de bewustheid van ons bekrompen doorzicht, met eerbied ftil te zwygen en op het einde te wachten. Den volgenden dag verfcheenen pii.patois en teut!iï in eigen perfoon, verzeld van een talryk gevolg gewapende Mexikaanon. Hunne vertooning was prachtig, en overeenkomstig met de majefteit van hunnen grooten Vorst, kortes oordeelde dat het zeer goed was, ook aan zynen kant met zo veelprachts tc verfchynen, als het de onhandigheden toeheten, om dc Mexikaanen groote gedachten inteboezemen van hem en van dien Heer, die hem, gelyk hy zeide, gezonden had. Hy' gaf ten dien einde last aan zyne krygslieden,' om met eene plegtigheid aan het krygswezen eigen, en in eene eerbiedige flilte nevens hem ' te paradeeren; vervolgens ontving hy de Mexikaanfche Gezanten met een gelaat, welks verhevenheid hen eerbied moest inboezemen. Do vraagen, welke zy aan hem deeden, beantwoordde hy met eene opzettelyke kortheid en met eene geveinsde trotschheid: „ dat hy kwam „ uit naam van kakel van oostenryk, ii. b.s e It F AcB  „ den grooten en magtigen Beheerfcher der' oosterfché landen. Dat deeze groote Mo„ narch hem last had gegeeven, om aan den », Keizer montezuma voorltellingen te „ doen, welke eene perfoneelc byè'enkomst „ met denzelven vcrë'ischten. Dat hy uit dien „ hoofde begeerde tot hem geleid tc worden." Dewyl f ommigen van u de nieuwe gefchiedenis nog niet hebben geleerd; dien ik u wel eerst te zeggen , wie die k a r s l v*n oostenryk was, dien onze kortes hier den Beheerfcher der oosterfché landen noemt. Gy weet nog wel, dat f e r d i n a n d , met den bynaam de Katholyke, ten tyde van k oI-umeus in Spanje regeerde? Deeze feri) i n a n d nu had geene zoonen , maar wel eene dochter , genaamd Johanna, gehuuwd aan een' Prins van Oostenryk, die den naam phiz i p had. Deezen p h i l { p had zy eenen zoon gebaard, waaraan den naam van kar el wierd gegeeven; en deeze is het, van welken hier wordt gefprooken. Want na het overlyden van den Koning "feroinand van Spanje, was dëezc zyn kleinzoon, wiens Vader niet meer in levert was, de naaste erfgenaam van de kroon. Deeze  C «3) ze ontving hy ook werkelyk , en verboncit daarmede de heerfchappy over de Nederlanden, Vvelke reeds het voorige jaar aan hem was opgedraagen. Ja, men maakte hem in vervolg van tyd ook ih Duitschland tót Keizer, zo dat hy een der magtigfte Heeren wierd, die ooit in Europa geregeerd hebben.. Maar men noemt hem kar. el be vyfde,, dewyl 'er reeds vier andere k a r e l s vóór hem op den Duitfchen Keizerlyken troon hadden gezeeten. Nu weet gy, van wien hier thans gefpraoken wierd, en nu kan ik in myn verhaal voörtgaan. De Mexikaanfche Heeren geraakten over deeze dingtaal van den Spaanfchcn Generaal in de uiterfte verlegenheid. Zy wisten , dat de begeerte van kortes, om eene perioneele byè'enkomst met hunnen Heer, den Keizer montezuma te hebben, voor dien Keizer ten uiterfte onaangenaam zou zyn. johann es. En waarom dat ? vader, montezuma had zich zeer zwaarmoedige gedachten gemaakt, federt de eerfte verichyning der Europeaanen aan dé Mexikaanfclïe kust. Daar heerschte naamelyk in dit land een oud gerucht, dat 'er naar het F 2 ÓÓS-'  C 84 ) oosten toe een magtig en geducht volk woon» de, het welk den eenen of anderen tyd het ryk der .Mexikaanen zou overvallen, en aan zich onderwerpen. Men zou moeite hebben te ontdekken , van waar dit gerucht eigenlyk ontftaan is: dit is echter zeker, dat de bygeloovige Mexikaanen en montezuma zelf, reeds by de eerfte verfchyning der Europeaanen aan de kust van hun land, door deeze aêloudc voorzegging met vrees en fchrik bevangen' wierden. Dit was dan de oorzaak, waarom de eisch van kortes, om naar de hoofdftad van den Keizer gebragt te worden, de twee afgezondenen van dien Vorst in zulk eene groote verlegenheid bragt. Eer zy evenwel op deezen onaangenaamen eisch antwoordden, zochten zy de genegenheid van den Generaal door aanzienelyke gefchenken tc verwerven, kortes betuigde deswegen zyn genoegen; en daardoor wier.den zy aangemoedigd, om hem te verzeekeren, dat het onmogelyk zou weezen aan zynen eisch te voldoen. Maar hoe ftonden zy verbaasd, toen kortes hen met een duister en hterschzugtig wezen in de reden viel, betuigende, dat hy Yolftrekt op zynen eisch moest  ( «5 ) moest blyven liaan, vermits hy niet eerder tot dien grooten en magtigen Monarch, wiens gezant hy was', zou kunnen wederkeeren, voor en aleer hy zich zou gekweten hebben van zynen last! Dit was boven hunne verwachting ; en zy wisten zich dus niet beter te helpen, dan dat zy kortes verzochten, , om Hechts zolang geduld te willen neemen, totdat zy den Keizer montezuma van zynen wensch kennis gegeeven , en zyn beiluit daa över vernomen zouden hebben. In dit lütftel nam hy dan ook genoegen. m a t ï n y s. Noemden dan de Mexikaanen montezuma indedaad Keizer? vader. Neen, Matthys! dan hadden zy immers duitsch moeten fpreeken. Zy noemden hem in hunne taal hunnen hoogften Bevelhebber , hunnen onbepaaldcn Heer of Koning : maar omdat hy zulk een magtig en groot Heer was, gaven de Spanjaarden hem den Keizerlyken tytel, waaraan zy federt eenigen tyd gewoon waren, dewyl hun eigen Koning, karei, de vyfde, gelyk wy hebben gehoord , ook Keizer was. Ondertusfchen waren ecnige Schilders uit het gevolg van deeze Mcxikaanfche Heeren F 3 druk.  ( 86 ) druk beezig, om tekeningen op wit katoen te maaken van alle de Europifche merkwaardigheden , welke zy hier gelegenheid hadden te ontdekken. Dewyl nu kortes hoorde, dat deeze afbeeldfels aan den Keizer zoudengezonden worden , befloot hy , om de Schilders andere voorwerpen te doen zien van veel meerder gewigts, en waarvan het voorftel op het gemoed van montezuma een nog fterker indruk zou kunnen maaken. Met dit- inzicht deed hy zyn geheele manfehap zich in flagörde fchaaren; en vertoonde vervolgens voor de oogen van de verbaasde Mexikaanen het fchroomelyk hoewel pragtigfchouwfpel van eenen veldflag, naar de Europifche krygskunde, Alle de Indiaanfche aanfehouwers wierden daarby van zulk eenen grooten fchrik bevangen , dat een gedeelte van hen de vlucht nam, een ander bedwelmd ter aarde viel, en de overigen met zeer veel moeite konden overreed worden, dat alles 't geen zy zagen en hoorden , niets anders was dan een fpel tot hunne verlustiging. Nu hadden de Schilders eerst recht gelegenheid , om hunne konst te oefenen, en met hun penfeel al het fchrikkelyke cn vernielende van de  C 87 ) üc Europifche krygskunde, waarvan zy thans ooggetuigen waren geweest , in afbeeldfels te vertoonen. Zy deeden zulks met eene beevendè hand,; en alles voltooid zynde, wierd het geheel bericht, nevens eenige gefchenken van Europifche kleinigheden, met hardloopersnaar de hoofdftad Mexiko aan den Keizer gezonden. Men had naamelyk in dit land de wyze fchikkmg gemaakt, dat op alle de hoofdwegen , uit de afgeïegenfte Provinciën tot aan de hoofdftad toe, ten allen tyde, op eenen matigen afftand, welgeoefende loopers gereed Honden , waardoor de Keizer van alles, wat in zyn geheel uitgeftrekt gebied voorviel, binnen eenen zeer korten tyd kon verwittigd worden. . p 1 e t e r. Hoe verre was dan NItxiko wel van de plaats , waar thans de Spanjaarden ftonden ? vader. Meer dan honderd en tachtig Engelfche mylen; — hoe veele Duitfche niylen maaken die wel uit ? p 1 e t e r. O dat is immers niet moeijelyk uittecyfféren. Vier in agttien viermaal, bly- ven twee; vier in de twintig vyfmaal vyf en veertig duitfche mylen! 'F 4 god-  ( 38 ) g o d l i e e. Bygevolg gaan 'er vier Engelfche mylen op eene Duitfche? p i e ter. Getroffen , myn kind! maar wel gemerkt, door elkanderen gereekend, wanneer men naamelyk zowel Duitfche als Engelfche mylen van eene middelmaatige grootte neemt. Anderszins reekent men gemeenlykvyf. goülieb. Hoe geleerd kan dit menfchenhind praaten! johannes. Maar weet myn Heer dan ook , hoe groot eene franfche myl is ? pi e ter. Dat is te zeggen: une lieue? johannes. Net zo! p i e t e r. {peinzende) Une lieue ó dit behoort hier immers niet tot de zaak! Op een anderen tyd! johannes. Uitvlucht! niet dan een loutere uitvlucht! Gy moet dan 'weeten, myn geleerd manneke! dat één en twee derde Ueues een duitfche myl uitmaaken. p i e t e r. Ja, ja, zo als ik zeide, of liever niet zeide: eene lieue is iets meer, dan eene halve duitfche myl. Recht, volkomen recht, myn zoon ! ferdikanb. O welk eenbabbelaar!Wees ÉQch ftü! vader.  . (89) vader. De loopers liepen nu af; en senige weinige dagen daarna had men ook reeds het antwoord van den Keizer. Dit wass, gelyk men verwacht had, weigerende; maar om het onaangenaame .'van deeze weigering cenigzins te verzachten, deed montezuma dezelve met gefchenken verzeilen, welke indedaad koningklyk waren, p'upaioï en teut i l e kregen den onaangenaamen last, om zowel het een als het ander te brengen; maar zy begonnen zeer wysfelyk mët het afleeveren der gefchenken, om het gemoed van kortes, ware 't mogclyk , voorteberaden , dat hy in het weigerend antwoord genoegen mogt neemen. De gefchenken wierden van honderd Indiaanen , met de grootfte plegtigheid aangebragt, en op gefpreide matten aan de voeten van kortes neêrgelegd. O hoe waren de gulzige oogen der Spanjaarden daarop gevestigd! Hoe Honden zy verbaasd, proeven te zien van eenen rykdom, welke alles te boven ging wat de buitenfpoorige hoop van de> fchatten deezes knds aan liunne verbeelding had voorgefleld! Daar was gemaakt katoen, 't welk in fynheid en glans naar zyde ftoffen F 5 gÉ  Cs>°) geleek; daar waren afbeeldfels van dieren, böorhen en andere natuurlyke voorwerpen, mee groote konst gemaakt uit vederen van allerhande kleuren, zo dat men ze voor fchüderyén kon houden; daar waren prachtige arm-en hakbanden, ringen en andere optooifels, alles zeer net en konstig van goud gewerkt. Maar gelyk de zon alle andere lichten des hemels verduistert, wietden ook alle deeze kostejykheden in glans overtroffen door twee volkomen ronde fchy ven, waarvan de een uit klaar goud , en de ander uit zilver belfond. De eerite zou de zon., en de tweede de maan verbeelden. En, juist als of men ten doel had gehad , om vooral niets wegtelaaten van alles, wat de hebzucht der Spanjaarden kon gaande maaken, had men by deeze gefchenken ook nog gevoegd eenige kleine kisjes, gevuld met edele gemeenten , paarlen en goudkorrels, zo als die in de rivieren van het land of in de goudmynen gevonden wierdén. kortes nam deeze aanzienelyke gefchenken aan,met eenengrooteneerbied jegens den zender van dezelven; en daarop kwamen dan de afgezondenen ook voor den dag met het on-  ( 9i ) onaangenaam gedeelte van hunnen last. Zy verklaarden uit naam van hunnen Vorst, dat men aan vreemde krygsbenden noch den toegang tot de hoofdftad, noch ook een langduuriger verblyf binnen de grenzen van het Mcxikaanfche ryk kon toclaatcn; dat men uit dien hoofde verzocht, dat zy fpoedig mogten vertrekken. Hoe billyk en rechtmaatig nu ook deeze eisch was, nam'kortes evenwel het gelaat van een bcleedigden aan, en verzekerde hoog en duur, met nog meer trotschheid en heerschzuclit dan tevooren ,'dat hy in een weigerend antwoord volftrekt geen genoegen zou kunnen neemen, omdat zyn eigen eer en die van zynen grooten meester niet gedoogden , dat hy zou wederkeeren , zonder alvorens de verzochte byëenkomst met hunnen Keizer gehad te hebben. Hier had gy eens moeten zien , welke oogen de Mexikaanen , die de diepfle onderwerping aan hunnen Regent gewoon waren,. in hunne verbaasdheid opzetten, dat zy eenen man voor zich zagen, die onverzettelyk dorst zyn, omtrent iets, het welk hun onbeperkte Vorst hem eens geweigerd had! Die wederfpannigheid was zulk i een  C pO een ongehoorde gruwel in hunne oogen, dat zy tyd noodig hadden, om van hunne, verbaasdheid te bedaaren. Eindelyk grecpen zy weder moed , en verzochten van den vermeetelen Europeaan, die nu van tyd tot tyd geduchter voor hen wierd, andermaal een uitftel van eenige dagen, om zyne onvoorziene onverzettelykheid in zynen eisch, naar de boofftad te berichten, kortes nam ook in dit uitftel genoegen, echter op die voorwaarde , dat men hem niet telang zou- laaten wachten naar het antwoord. Hoe vast zyn voorneemen, en hoe vol moeds hy ondertusfehen by deeze geheele onderhandeling fcheen te zyn , was hy echter indedaad daarby niet wel te moeda. Alles overtuigde hem, dat hy te doen had met eenen magtigen en - wel geregeldcn ftaat; en het fcheen de grootfte dolheid te zyn , welke men zich kan verbeelden ,zulk'eene geduchte magt met een handvol Spaanfche gelukzoekers te willen overhoop werpen. Hy bleef echter by het voorneemen, om deeze vermeetelen onderneeming te waagen, het mogt kosten wat het wilde. Hy had hiertoe voomaameiyk twee drangredenen. De eerfte boezem, de  C 93 ) de hem zyn. Godsdienstyver in, welke hem overreedde, dat hy den hemel eenen' grooten dienst zon doen, zo hy deeze afgodifchc menfehen onder het juk bragt , om Christenen van hen te maaken; de tweede drangreden was ontleend uit de zorglyke omftandigheden, waarin hy zich toen bevond. Want uit hoofde van 't geen by zyn vertrek van Kuba, tusfehen den Stadhouder velasqbez en hem was gebeurd , kon hy niet hoopen, by zyne wederkomst ongeftraft te blyven. Dewyl dus zyn leven nu eenmaal in gevaar was, wilde hy het liever hier, byhet uitvoeren van eene ongehoorde onderneeming waagen, dan zich bloot ftellen aan het gevaar, om het, by zyne wederkomst te Kuba, door beuls handen te verliezen. Ongelukkig was 't, dat fommigen onder zyne bende dezelfde zorglyke gedachten koesterden: en deeze waren juist menfehen, die met hun hart velasquez meer genegenheid toedroegen dan hem. Deezen waren het, die alle poogingen aanwendden, om de geheele rwanfehap deeze hunne angstvallige vrees inteboezemen, om, ware hetmogelyk, eenen a.1gemeenen opftand te verwekken , en den Generaal  (94) neraal te noodzaaken, om hen weder naar Kuba te brengen. Maar de begeerte naar dé onmeetelyke fchatten, waarop zy hunne hoop hadden gevestigd, was by verre de meesten veel te fterk, dan dat eenige andere, voorftelling eenen diepen indruk op hen zou hebben kunnen maaken. Daarenboven geloofde men ook , reden te hebben, om nu een antwoord van Mexiko te moogen verwaflitcn, 't welk mer hunne wenfchen ftrookte. Dit antwoord kwam; maar het was het tegendeel van 't geen zy wenschten. Want hoe zeer ook montezuma en zyne Staatsdienaars over de hardnekkigheid van den Spaanfchen Generaal met vrees en fchrik wierden bevangen , namen zy echter eindelyk het manmoedig befluit, om by het eens gegeeven weigerend antwoord te blyven , en dien Europeaan , die zichzclven aan hen met geweld wilde opdringen, wederom aftewyzen. t e utile was 't, die deeze onaangenaamc boodfchap moest overbrengen, welke evenwel wederom verzeld was van de aanzienelykfte gefchenken. kortes vond goed, om thans een minder trotsch gelaat tc toonen; cn antwoordde der-  (95) derhalven met veel bedaardheid: „ dat de „ Christenen zich verpligt oordeelden, om „ hunnen onkundigen evenmensen te onder„ wyzen in dien godsdienst, welke ons den „ weg ter gelukzaligheid toont. Datzyngroo„ te Monarch hem had gezonden met die be„ doeling, om den Beheerfcher van Mexiko „ en zyne onderdaanen van eene dwaaling te „ bevryden, waarin men hen zonder mede„ lyden niet langer kon zien. Maar dat hier,, toe eene byëenkomst tusfchen'hem en den ,, Keizer wierd verëischt: en dat hy dus ge- noodzaakt was, wederom daarop aante,, dringen, dat deeze byëenkomst mogt plaats „ hebben." Naauwelyks kon iebtuk van ongeduld het einde van deeze verklaaring afwachten.' Misnoegd fprong hy eindelyk van zyne zitplaats op, en zeide met een toornig gelaat: dat dewyl hy zag , dat minzaame voorftellingen in 't geheel niets konden baaten , men de bevelen van zynen Heer op eene krachtiger wyze zou moeten doen gelden. Met deeze woorden ging hy in drift weg; zyn geheel gevolg, en alle de. Mexikaanen , die in het Spaanfche leger waren, volgden hem na; en bin-  (90) binnen korten tyd was die geheele landftreek rondom van de inboorelingen verhaten. Dit was nu meer, dan kortes had verwacht. Hy was verleegen; maar zyne reisgenooten nog meer. Met eene groote benaauwdheid des harten zagen zy de gevolgen vooraf , welke dit vootval zou kunnen na zich neepen; en het kleinfte onheil, 't welk zy daarvan verwachtten , was een gebrek aan allen leeftogt, waarvan de goedaardige inboorelingen hen tot dus verre zo rykclyk hadden voorzien. De misnoegden onder zyn manfehap maakten gebruik van deeze algemeene verflaagenheid, om, indien 't mogelyk ware, den Generaal te dwingen, hen weder naar Kuba te rug te brengen. Zy waagden het nu , om'overluid tegen hem te fpreeken, hem van eene dolle vermeetelheid te befchuldigen, en hunne 'medegenooten uittenoodigen, om zich langs dien weg des verderfs niet langer van 'hem te laatcn leiden. kortes, die met eene verwonderenswaardige kloekmoedigheid de grootfte .omzichtig- » heid paarde, welke niet zelden in list ontaardde , deedt door zyne vertrouwelingen in 't geheim de gezindheid van den grooten hoop na-  C97) nafpooren; en dewyl hy , tot zyn genoegen / bericht ontving, dat de oproerige redenen der geheime' aanhangers van velasquez niet veel indruk maakten op de gemoederen van de meesten, deed hy de voornaamften van deeze oproermaakers, waaronder zekere Ordax, uitmuntte , byëen roepen, vericheen voor hen met een bly en vriendelyk gelaat, en begeerde hunne gedachten te weeten, wat zy by de tegenwoordige gefteldheid van zaaken het best oordeelden ? Deezen verbergden hunne gezindheid voor hem niet; maar bleeven veelmeer ecnpaarig aandringen, dat men hoe eerder hoe liever weder aan boord zou gaan , en weder terug zeilen naar Kuba. kortes hoorde hen aan met de grootftc bedaardheid. Vervolgens antwoordde hy hen : dat hy voor zich zei ven wel de gevaaren, waardoor zy zich lieten affchrikken, niet kon zien; maar dat hy ook niet van voorneemen was, om zich tegen hunnen wil als hun aanvoerder optedringen; dat derhaiven zou gefchieden het geen zy wenschten, Terftond liet hy door het geheele leger uitroepen; dat elk zich zou gereed maken, om weder fchcep te gaan, om zonder te vertoe- u. d£el, G ven  < 9* ) ven de terugreisnaar Jca&iaanteneemen. Naar zyne fchranderheid had hy vooraf gciien, welke gevolgen deeze uitroeping zou na zich flecpcn; en zyn vermoeden wierd ook bewaarheid. De Spanjaarden, die federt hunne landing op deeze kust van niets dan onmeetelyke fchatten hadden gedroomd, ftonden als ©f zy van den donder getroffen waren, toen' zy hoorden, dat zy nu op éénmaal alle deeze ftreelende hoop moesten opgecven, en zon' der het minfte loon van de lastigheden en ongemakken , welke zy tot dus verre hadden gedraagen, ingeöogst te hebben, nog armer dan zy waren uitgevaaren, naar huis moesten wederkeeren. Deeze gedachte was voor hen ondraaglyk, hoe groot ook nog korts tevooren hunne moedeloosheid geweest was; en een misnoegd morren over de onftandvastigheid van hunnen aanvoeider, verfpreidde zich in eenen kórten tyd door het geheele leger. kortes verheugde zich in de verwytingen , welke men hem deedt; dewyl hy zag, dat ze hem zouden helpen, om zyne bedoelingen doortezetten. Hy befchikte zelfs, dat het misnoegen der Soldaaten door zyne vertrouwelingen nog meer wierd aangeftookt, die  C 99 ) die nog fterker dan de ecrften daarover klaagden , dat men hen in het midden van den besten weg- naar eer en rykdom, uit enkele lafhartigheid, wilde tegenhouden. Het gevolg, hiervan was,' dat het geheele leger in oproer geraakte, en dat zy allen met eene buiten-, fpoorige drift begeerden,. dat hun aanvoerder voor hen zou verfchynen. Meer had k o ntes niet begeerd. Hy verfcheen terftond , en *wel met een gelaat , het welk de uiterfte verwondering te kennen gaf. Men befchuldigde hem vervolgens cenpaarig , dat hy uit enkele lafhartigheid wanhoopte aan de gelukkige uitkomst van. eene onderneeming, welke echter baarblykelyk ter uitbreiding van den waaren godsdienst, en grootelyks tot roem en voordeel van hun vaderland zou verftrekken. 7,y voegderfdaarby: dat zy voor zich zeiveif vast befloóten had-' den, om voort te gaan in de roemruchtige loopbaan, welke zy nu éénmaal waren ingetreeden; en dat zy eenen anderen aanvoerder zouden verkiezen, indien hy hen uit lafhartigheid mogt verhaten. . Hoe beleedigende nu bok deeze uitdrukkingen waren in den mond van ondergeschikten G x jfe  ( IOO ) jegens hunnen Veldöverften, klonken zy echter als muzyk in de ooren van hem, tegen wien zy wierden uitgefprooken. Hy ftond als of hy uit de wolken was gevallen; en het fcheen als of hy eerst weder tot zich-zeiven .moest komen van eene onüitfpreekelyke verwondering. Eindelyk begon hy te fprecken, om zyne groote verwondering te betuigen over alles, wat hy thans had gehoord. Hy verzeekerde hen, dat het hem zelfs niet in den droom in de gedachten was gekomen, om eene hoop optegeeven, welke even zo groot als gegrond fcheen te zyn. Maar omdat men hem had voorgefteld, dat zyn geheele heir in moedeloosheid was weggezonken, en op de terugreis aandrong, had hy tegen zynen wil het befluit genomen , om hun verlangen te vervullen. Hier riepen zyne driftige krygslieden hem met eenpaarige ftemmen toe, dat men hem had misleid; dat eenigeweinige vreesachtigen het geheele heir met hunne eigene lafhartigheid hadden betigt; maar dat zy 'er zo verre af waren, om de kleinmoedigheid van deeze lafhartigen voor hunne eigene gezindheid te erkennen, dat zy veelmeer bereidvaardig waren, bloed en leven optezet- ten,  ten, om hun groot voorneemen ter uitvoer te brengen; dat hy hen mogt leiden, w erwaards het hem behaagde; datzy vast hadden beflooten, om hem met alle de ongemakken, door alle gevaaren, hoe groot die ook weezen mogten, tot den dood toe, te volgen. Dit was nu by kortes water op zyn molen. Met een gelaat, het welk blydfchap, vertrouwen en moed uitdrukte, prees hy de roemwaardige ftandvastigheid van zyne Soldaaten , en beloofde, overeenkomstig met hunnen wensch, die met den zynen zo volkomen ftrookte, te zullen handelen. Ten dien einde zou hy, gelyk hy zeide, op het oogenblik toeftel maaken, om ter plaatfe, waar zy thans waren, eene volkplanting aanteleggen, om vervolgens met het grootfte gedeelte van zyn heir m het hart van het land door te dringen. Eene algemeene blyde toejuiching vertoonde het genoegen van zyne Soldaatc'n over ditbcfluit. Het laatfte bedryf van het toonneelfpel was nog overig, het welk kortes noodzaakelyk oordeelde, hier met zyne manfehap te moeten fpeelen. Hy was en bleef nu wel hun aanvoerder; maar zyn geheel gezag hing evenG 3 wej  C ion ) wel enkel en alleenlyk af van den goeden wil zyner onderboorigen. Hetzelfde aangemaa, tigd geweld van de Soldaaten, 't welk hem thans wederom voor hun Opperhoofd verklaarde , zou, by veranderde omftandigheden, hem zyn bevelhebberfchap wederom hebben kunnen ontneemen. Dit ongeval, 't welk toch mogelyk was, trachte hy vcortekomen , en daartoe bediende 'hy zich van de volgends hst. . Hy benoemde een gerichtshof voor de volkplanting , welke aangelegd zou worden, en wel uit zodanige perfoonen, aan wier genegenheid jegens hem hy niet twyfelde. Dit was zodra niet gefchied, en de nieuw-verkooren Overheid was niet zodra.vergaderd, of ■kortes was de eerfle, die met de eerbiedigfte houding voor hen verfcheen, met zynen ftaf van kommando in de hand. \Nadat hy verzocht had, dat men hem vergunnen zou iets voorteftellen', fprak hy hen omtrent op deeze wyze aan: „ Ik befchouw u,. myne Heeren ! van dec3, zen dag af, als perfoonen, die onzen ges, meenfehappelyken grooten Monarch voor>, ftellen. Uwe uitfpraak zal voor iny dus al-  C io3 ) „ tyd cenc heilige wet zyn. Gy zult ligtclyk „ kunnen befeffen , hoe noodzaakelyk het is, „ dat ons heir eenen aanvoerder heeft, wiens ,, gezag geenzins afhangt van de veianderly„ ke willekeur der Soldaaten. Nu is myn'géi ,, zag indedaad in dit geval. Sedert date „ Stadhouder de my toegedeelde akte van aan* „ ftelling heeft herroepen, kan de rechtmaa„ tigheid van myne aanfpraaken op het be„ velhebberfchap indedaad in twyfel gerrok„ ken worden. Uit dien hoofde oordeel' ik myverpligt, om myn kommando, hetwelk „ op zulk een wisfelvallig recht berust, in „ uwe handen neerteleggen , en u te verzoe,, ken, volgens de magt, welke u thans toe„ komt, uit naam van den Koning zulk een' „ tot bevelhebber te benoemen, die u toe„ fchynt de waardigfte te zyn, om dien ge„ wigtigen post te bekleeden. Ik voor my „ ben gereed-, om als een gemeen Soldaat, „ met de piek in de hand, aan myne mede,, ftryders een voorbeeld te geeven van de ge„ hoorzaamheid, welke men verfehuldigd is „ aan eenen aanvoerder, die op eene wettige ,, wyze- van u verkooren is." Met deeze woorden kuste hy zynen ftaf van G 4' kom-  C 104 ) kommando; gaf denzelveh vervolgens met eerbied over aan den Opperrechter; leide zyne akte Van aanftelling op de tafel, en vertrok. De Rechters vervolgden daarop dit kluchtspel. Zy namen, zo het fcheen, daarin geïrpegen, dat kortes bedankt had, hielden eene langduurige raadsvergadering, gingen eindelyk over tot eene nieuwe keuze, en kortes wierd met eenpaarige ft-mmen andermaal tot Veldheer benoemd. Dit gedaan zynde, riep men de manfehap byëen, en het gerechtshof maakte hen de gedaane keuze bekend, welke van allen met de grootfte toejuiching wierd goedgekeurd. Laat eens zien, of gy uwe ftemmen ook aan hem geeft, opdat ik ontdekken moge, of ik hem tot de gevaarlykfteonderneeming, welke ooit wierd beflooten , durf laaten vertrekken. 1 Maar hiertoe moet gy tyd van beraad hebben tot morgen.  VïF- bn TWINTIGSTE GESPREK. Jantje. Wy hebben met eikanderen geraadpleegd , Vader! vader. En wat is 'er dan befloten ? jantje. Dat kortes Veldoverfte 7,al blyven. vader. Nu, dan beklaag ik de arme Mexikaanen ! jantje. Ja, wy kunnen hen niet helpen, hoe gaarne wy 't ook zouden willen doen. Wy hebben gedacht, dat zy immers nu niet meer kunnen behouden blyven, dewyl de Spanjaarden nu toch eenmaal weeten , dat zy zo veele fchatten bezitten. Indien het dan kortes al niet was , die hen onder het juk bragt, zou 'er welhaast een ander zyn,. die dit zou doen; en die zou hen misfchien nog onbarmhartiger behandelen.. —— G j vader»  C 106 ) vad ir. Ongelukkig land! Het lot is dan nu over u geworpen. Ook ik-, die Hechts twee handen heb, en daarenboven twee en een halve eeuw , en zelfs nog meer, te laat in de waereld 'ben gekomen ben niet in ftaat, om u tebefchermen. Maak u dan maar gereed tot uwen ondergang; want die is beilooten : en kortes ftaat thans als bevestigde Veldoverfte aan het hoofd van zeshonderd gulzige wolven, waartegen de taüooze fchaaren van uwe naakte kinderen niet meer dan 20 veele kudden weerlooze fchaapen zullen zyn. ~ De verkooren hoogfte rechtbank gaf, eer men verder ging, aan de volkplanting, welke men nu wilde aanleggen, den naam van Villa ricca de la vera Crux,, dat is in 't duitsch : de ryk* Jlad van 't waare kruis.' Zy noemden deeze opluikende ftad ryk, omdat zy hier gelegenheid hadden gehad, om den rykdom der Mexikaanen uit de aan hen gezondene gefchenken te leeren kennen, en omdat zy hoopten , dat de fchatten van dit volk, het welk tot zyn ongeluk ryk was, nu welhaast in deeze plaats zouden faamenvloeijen. Maar het by- voegfel van het waare kruis wierd ontleend van . de  C 107 ) de byzonderheid, dat men hier juist op dien dag aan land was gekomen, op welke Christus eertyds gekruisfigd is. Deeze wonderbaare benaaming van de eerfte Europifche volkplanting in Mexiko is een gedenkteken, het geen toont, van welke twee voornaame hartstogten de Spaanfche gelukzoekers zich in dien tyd Heten bellieren. Deeze waren gierigheid en godsdienstige dweepery. Zy brandden naamelyk even fterk van begeerte om hunne beurzen met goud, als om den hemel met Christen-zielen te vervullen. Zo weet gemeenlyk het verderfelyk bygeloof het aardfche met het hemelfche, wreedheid met eene fchynbaare menschlievendheid , voldoening der fchandelykfte begeerten met eene gewaande vroomheid te verbinden. O dat toch de zalige tyden, waarin alles wat bygeloof cn fanatisme (*) of godsdienstige dweepery genoemd kan (*) Bygeloof is, wanneer men van God en geestelyke dingen iets gelooft, waartoe men geene redelyke gronden heeft, en waarvan de overreding voor ons of voor andere menfehen kan nadeelig werden; by voorbeeld, het dwaze geloof aan zogenaamde fpooken, waar-  C 10S ) kan worden, uit alle menfchelyke zielen uitgeroeid zal zyn, niet verre meer mogten afweezen! (Hier liet zich de Vader eerst tot een langduurig gefprek in met zyne kleinen, om hunne denkbeelden van dat geene, 't welk men bygeloof en dweepery noemt, behoorlyk optehelderec. Hy verzoekt verftandige Ouders en Leeraars, die deeze gefchiedenis met hunne kinderen zullen leezen, hetzelfde te doen, dewyl het hem de ruimte niet vergunde, deeze famenfpraak hier te plaatfen.) Kt aai. Is de ftad, welke de Spanjaarden hier thans aanleidden, dezelfde, welke wy in de •waarvoor men niet ééne voedt reden kan opgeiven, en het welk hem, die 'er zich aan overgeeft, in thtizeni cnvermydeiyke omftandigheden niets dan angst en fchrik veroorzaakt. Daarentegen is het fanatismus of dweepery een blinde yver, ■waar-r tnede men zodanige lygeloovige gevoelens belydt, en tracht om andere menfehen dezehen met geweld tpttdringen.  ( r°9 ) <3e aardryksbefchryving onder den haam va»i Veracruz hebben lecren kennen ? yader. Neen, Klaas! Wy zullen welhaast hooren , 'dat kortes zelf goed vond, om deeze volkplanting in eene andere landftreek te verplaatfen, welke meer gemak fcheen te kunnen aanbrengen. Ziet hier nu eens op onze kaart; hier , waar oud villa ric- ca de la vera Crux, ftaat, was de landftreek, waarin men thans beflote* had , om de volkplanting aanteleggen ; daarna wierd zy verfcheidene mylen verder tegens het zuiden hier verplant, waar gy alleenlyk den naam Veracruz. leest. Maar hiervan in 't ver-, volg meer. Nu maakte men zich gereed om optebree-ken; en een gelukkig geval baande hen hiertoe den weg. Daar kwamen naamelyk vyf Indiaanen, die als gevolmagtigden van zekeren Kazike, wiens landen niet verre van daar lagen, begeerden voor het Spaanfche Legerhoofd gebragt te worden. Men vervulde hunne begeerte; en kortes ontving van hen, door hulp van zyne tolken, het volgende voor hem zeer aangenaam bericht: „ Dat de Kazike van Zcmpoalla, hun Vorst, * » de  „ de groote daaden had vernomen, welke de „ Spanjaarden te Tabasko hadden verricht; dat „ hy de dapperheid hoog fchatte, en uit dien „ hoofde wenschte een verbond van vriend„ fchap met hen te fluiten. " Door verfchcidene vraagen ontdekte kortes van de gevolmagtigden nog iets, het welk voor hem onüitfpreekelyk aangenaam was: „dat naamelyk montezuma, waarvan de Kazike van ZtmpoHlU een vafal was, » als een trotsch , hoogmoedig en wreed „ Vorst, van alle zyne afhangelingen even zo „ zeer gehaat, als gevreesd wierd; dat men „ tegenzin had in het juk, 't geen hy hen „ had opgelegd, en alleenlyk wachtte naar eene bekwaame gelegenheid, om hetzelve „ kloekmoedig aftewerpen." kortes had moeite om de vreugd te verbergen , welke dit naricht hem veroorzaakte. Hy wist, hoe gemakkelyk het was, om ook de magtigfte ryken het onderfte boven tc keeren, zodra misnoegen en tweedracht tusfchen den Regent en zyne ónderdaanen zyn ingeworteld; en hy twyfelde nu in 't minst niet meer aan eene gewenschte uitkomst van een voorneemen, het welk, zonder dit gelukkig ge-  (III 3 geval, in den hoogden trap dollemans werk geweest zou zyn. De gevolmagtigden wierden met betuigingen van vriendfchap voor hen en hunnen Meester overlaaden, en terug gezonden met de verzeekering, dat kout es ten eerften een bezoek by hen zou komen afleggen. Om deeze belofte te vervullen, en tevens ook om zekere landftreek te bezien, welke men hem als eene Yeel bekwaamer plaats tot eene volkplanting had geroemd, brak hy kort daarna op met zyn geheel heir, nadat hy aan de vloot bevel had gegeeven, om langs de kust naar dezelfde landftreek optezeilen. Op het einde van de eerfte dagreis kwam men in een Indiaansch dorp, het welk van zyne inwooners geheel en al verhaten was. Men vond dat de wooningen, zelfs de tempelen, ten eenemaal waren leedig gemaakt, behalven eenige afgodsbeelden, eenige overblyffels van. geofferde menfehen en eenige boeken, de eerften, welke men tot dus verre in Amerika had gevonden. - ' m a t t h y s. Indedaad boeken ? vader.. Zekerlyk niet zodanigen , als de onzen zyn; maar evenwel iets, het welk voor een  (t%%) een boek kon dienen.. Zy beftonden uit perkament of huiden, welke met gom beftreeken en als bladen geplooid waren. In de plaats van letters vonden zy daarin allerlei beelden en figuuren, welke de zaak, die daarin befchreeven was, moesten bettekenen: en men giste, dat de inhoud den verfoeijelykcn Mexikaanfchen afgodendienst betrof; Des anderendaags vervolgde kortes zynen weg al verder; maar tot zyne uiterfte verwondering vondt men alle diè gewesten van menfehen verhaten, fchoon zy nu reeds in het gebied van den Kazike van Zcmpoalla waren. Dip verwekte achterdocht. Maar tcgens den avond kwamen 'er twaalf Indiaanen, metleeftogt bekaden, opdaagen , die van den Kazike hen waren te gemoet gezonden. Deezen verzochten het Spaanfche Legerhoofd, uit naam van hunnen Heer , om voort te gaan tot aan zyne wooning, welke, gelyk zy zich uitdrukten, Hechts nog ééne zon vort (dat is nog maar eene enkele dagreis) van daar was geleegen. Aldaar zou hy alle gemak , 't geen hy maar kon begeeren, voor zich-zelven en voor de zynen vinden. Op de vraag: waarom de Kazike hem niet in perfoon tc gemoet wasge- ko-  C "3 ) komen, ontving hy tot antwoord, dat hy door ligchaams - zwakheid daarin verhinderd was. kortes zond zes van deeze Indiaanen met dankzeggingen terug, en behield de overigen by zich, om hem voor wegwyzers tc dienen. Den volgenden dag kreeg men de ftad van den Kazike in 't gezicht, welke in eene bevallige vruchtbaare landftreek gelegen was, en een aangenaam voorkomen had. Sommigen van de Soldaaten, die de voorhoede uitmaakten , kwamen al juichende terug loopen, om de blyde tyding te melden, dat de nuturen van deeze ftad. van louter masfief zilver gemaakt waren. sómmigen. Wat weerga! vader. Zy waren't echter indedaad niet; maar alleenlyk met zulke witte en blinkende kalk bepleisterd, dat zy , als de zon fcheen , en voornaamelyk in de oogen van zulke menfehen , die dag en nacht van niets dan van goud en zilver droomden , deeze dwaaling wel konden veröorzaaken. By de intrede in deeze ftad, vond men alle de ftraaten en openlyke plaatfen , totverbaazens toe , van menfehen opgepropt , welke door nieuwsgierigheid genoopt, hier faamengevloeid waren; zy waren echter «. dsei. H allen  ( "4) allen ongewapend, en hielden zich foHcr en geruster, dan men van een woest en onbefchaafd gepeupel in zulk eene meenigte kon verwachten. Men kwam vervolgens de wooning van den Kazike al nader, en nu kwam zyne Indiaanfche Hoogheid zelf te voorfchyn. " Zyn houding alleen gaf duidelyk te kennen, waarin de ligchaams - zwakheid belfond, welke hem* niet had toegelaaten om zyne gasten te gemoet te gaan. Hy Vas naamelyk zo verbaazend zwaarlyvig, dat hy werk had , om van plaats te beweegcn , en dat hy zich van fommigen zyner hofbedienden moest laaten fteuTien en voortfchuiven. Deeze zyne ongehoorde dikte en de daarmede verknochte onhandelbaare houding , liep zodanig in het oog, dat kortes werks genoeg had, om het luidgelagch van zyn volk te beletten , en zich-zelVen binnen de paaien van bedaardheid te houden. Voor het overige was hy prachtig uitgedost. Hy was gekleed in eenen katoenen mantel, overal met kostelyke ftecnen bezet, «n zyne doorboorde ooren en lippen waren 'er insgèlyks rykelyk mede vercierd. De aanfpraak, waarmede hy kortes ver' ' wel-  C "5) welkomde, kwam in 't geheel niet overeen met de belagchelyke geftalte van zynen perfoon. Zy was veel meer zeer verpligtende en Verftandig , en hy befloot dezelve met een verzoek, dat het zynen gast mogt behaagen, om by hem afretreeden , opdat zy over hunne we» der/.ydfche belangen met meer gemaks en onr geftoord zouden kunnen fpreeken. Het overige van den dag wierd toegewyd aan de rust en verklikking door de vruchten des lands, welke men in overvloed foebra«t. In het gefprek, het welk kortes vervol» gens met den Kazike hield , liet hy met opzet mede invloeyën , dat hy door den grooten Regent der oosterfché landen ook gedeeltelykmer de met deeze bedoeling herwaarts was gezonden, om alle onderdrukkingen tegenftand té bieden, en van de dwingelandy in dit waerelddeel een einde te maaken. Deeze verklaaring gaf den Kazike moed, om zyne bittere klagten over de trotschheid en onrechtvaardi»heid van montezuma uitteboezemen, dewyl hy hem eenen opgeblaazcnen en wreeden tiran noemde, wiens juk hem en veele andere afhangelingen van denzelven reeds voorlang ondiaaglyk was geweest. Hy geraakte by dit H 2, ver-  (n6) verhaal in zulk een levendig gevoel van fmartelyk misnoegen, dat de traanen hem langs de wangen rolden. kortes poogde hem gerust te ftellen , en verzeekerde hem van zyne befcherming. Hy voegde 'er by, dat hy tegen de magt van den tiran in het minfte niet opzag, dewyl hy wist, dat zyne eigene magt, welke van den hemel onderfteund wierd, onwederftaanbaar was. Den volgenden dag brak kortes weder op met zyne bende, om verder naar Quiabidan te marcheeren , het geen de landftreek was, die men voor de volkplanting had uitgekozen. De weg liep door vruchtbaare vlakke velden en aangenaame bosfchaadjen, en na eene kleine dagreis zag men de Stad QuiakizJan liggen op eene hoogte, welke van rotfen omringd was. De inwooners hadden allen de vlucht genomen. Maar tot op de markt gekomen zynde, traden 'er omtrent vyftien Indiaanen uit eenen tempel, groetten de aangekomene vreemdelingen , en verzeekerden dat hun Opperhoofd , nevens alle de inwoners zonder uitftel zouden wederkeeren, zodra men hen wilde belooven, dat niemand eenig leed zou gefchieden. Hiervan gaf k o r x e s hen de heiligde  C li?) ligfte verzekeringen , en binnen weinige oogenbiikken verfcheen de Kazike, en met hem alle inwooners der Stad, die uit vrees de vlucht genoomen hadden. Men- zag met vermaak, dat hy den Kazike van Zcmptalla by zich had. Beiden lieten zich in draagftoelen derwaarts brengen. Naauwlyks had.het gefprek een begin genomen, of beiden beklaagden zich bitterlyk over de kneveIaaryè'n van Montezuma. kortes, die deeze herhaalde klagten met een nieuw genoegen hoorde, vertrooste hen, en deed andermaal de belofte van zyne magtige befcherming aan beiden. Midlerw'yl naderden eenige Indiaanen met een angstvallig gelaat, om de beide Kaziken iets in 't oor te fluisteren, 't geen by hen gtoote verbaasdheid veroorzaakte. Verfchrokken fprongen zy op , en gingen al beevende weg. Onzeker wat toch de oorzaak van dien fchielyken fchrik mogt zyn , volgde men hen na, en terftond vond men de oplosfing van dit raadfel. Zes ryk gekleedde Ministers van Montezuma , verzeld van een aanzienelyk gevolg van Slaaven, waarvan hen fommigen zonnefchersrjen van vederen boven het hoofd hielden, H 3 trok-  trokken met óógen vol van verachting , welke zy op k o r t e s en zyne Officieren floegen, voorby het verblyf der Spanjaarden. Deeze trotsch joeg de Soldaaten zodanig m't harnas, dat men moeite had, om hen te wéderhouden van eenen geweldigen aanval op deeze Mexikaanen. Manna, die gezonden was, om de zaak te befpieden, kwam met de tyding te rug, dat &e Minifters die twee Kaziken hadden voor iich ontboden , en hen de bitterlte verwytingen gedaan, dat zy zo trouwloos waren, om Vreemdelingen een verblyf by zich te vergunnen, die zich voor vyanden van hunnen Moinarch hadden verklaard. Tot ftraffe voor die landverraadcry moesten zy, behalven de gewoone fchatting, nog twintig Indiaanen keveren , tot eene offerande voor de beleedigclc Goden. kortes wierd toornig; maar zyne omzichtigheid gebood hem , om zynen toorn niet tê laaten uitbarsten. Hy liet het dan daarby berusten , dat hy de Kaziken by zich liet komen, en van hen begeerde, dat zy het bloeddorstig bevel van dien tiran nietgehoorzaamen, maar veel meer de brengers van dit ontrruiifcht be- . vel  ( "9) vel voor zyne rekening in ketens zouden flaan. De Kaziken , aan eene onbepaalde gehoorzaamheid jegens hunnen Heer gewoon, Honden verzet; maar kortes het hen geen' tyd over, om zich deswegen te beraaden , en herhaalde zyn bevel op zulk eene nadrukkelyke wyze, dat hen de moed ontviel, omzwaarigheden daartegen intebrengen. De Ministers wierden dan in arrest genomen, zonder dat de Spanjaarden, zo het ieheen, daarin eenig deel namen. De Kaziken, nu in toorn ontftooken , wilden zelfs nog verder gaan , en met de geboeide Ministers doen , het geen mo» tezuma zou gedaan hebben met de twintig Indiaanen, die hy tot een offerande begeerde : maar kortes kantte zich met de uiterfte afkeerigheid tegen "deeze ontmenschte daad, en gaf last, dat de gevangenen door zyne eigene lieden zouden bewaard worden. Hy wenschte, indien 't eenigzins mogelyk ware, te verhoeden, dat het niet tot openbaare vyandelykheden tusfchen hem en den magtigen montezuma mogt komen. Zyn list gaf hem zelfs een middel aan de hand, om dien Vorst te verpiigten, en hem de gedachten inteboezemen , dat hy niet het minfte H4 deel  ( "O ) deel had in 't geen zyne bedienden was overgekomen. Met dit inzicht liet hy twee van de gevangenen by nacht tot zich roepen , flelde hen in vryheid , en gaf hen bevel, hunnen Heer te melden, dat hy trachten zou , ook de overige gevangenen hunne vryheid te bezorgen ; en daarmede liet hy ze vertrekken. Den volgenden dag maakte men de Indiaanen diets, dat zy uit de gevangenis ontfnapt waren. moeder. Foei! dat was nu laag en valsch gehandeld. vader. Dat was het zekerlyk. Ook zou kortes naar alle gedachten niet Yan zich hebben kunnen verkrygen , van zulke listige ' ftreeken gebruik te maaken, indien de grove dwaaling hem niet had verblind, dat het geoorloofd was, ter uitbreiding van den christelyken godsdienst, alle mogelyke middelen , al waren zy ook nog zo onrechtvaardig, aantewenden. Inmiddels waren 'er nog meer Kaziken uit de naby geleegene bergachtige plaatfen by gekomen, die allen bezield waren van denzelfden haat j egens hunnen Keizer, en van dezelfde, begeerte, om zich van zyne wreede heer- fchappy  fehappy tc ontflaan. Alle deeze Opperhoofden van even zo veele Indiaanfche Hammen, die te faamen den algemeenen naam van Taonaktn droegen, maakten nu met kortes een verbond, ontzeiden de opperheerfchappy van montezuma, en zwoeren den Koning van Spanje, als hunnen eenigen Belcheimheer, getrouwheid. En nu ging men over tot het aanleggen van de Spaanfche volkplanting in eene landftreek, welke tusfehen Qpiabklan en de zee gelegen was, en die wegens de vruchtbaarheid van den, grond , wegens haare fchoone bosfehen, en wegens de nabyheid aan de zee, zeer bekwaam was tot eene volkplanting. De eens uitgevondene naam Villa rica de la Vera Crux. wierd behouden ; men is echter thans gewoon, om dezelve kortheidshalve flechts Vera Crux, te noemen. Slaat nu, eer wy verder gaan, nog eens uw' oog op onze kaart, om u de ligging van dezelve recht inteprenten. Elk in het Spaanfche leger moest handen aan het werk Haan, om alleenlyk eerst den muur welke de ftad zou omringen , en de noodzaaJtelykfte gebouwen van die nieuwe ftad te helpen bouwen. Niemand mogt zich van dien H 5 arbeid  ( 122 ) 'arbeid verfchoonen; en zelfs was korte* niet te grootsch, om daarby handreiking te doen , en alle de overigen door zyn voorbeeld aantcfpooren. Het werk vorderde dei halven met eene ongelooflyke fchielykheid, en binnen een' korten tyd was die ingeilooten plaats genoegzaam bevestigd tegen het oorlogstuig der Indiaanen. Ondertusfchen waren de twee Indiaanen, door kortes op vryë voeten gefteld , in de Verblyfplaatsvan montezuma aangekomen, en hadden de goede diensten geroemd, welke kortes hen, naar hunne meening, beweezen had. Dit bericht flilde eenigzins den toorn van hunnen Vorst, die in de eerfte drift reeds had gelast, een magtig heir op de been te brengen , om de muitery-wekkende vreemdelingen met hunnen Indiaanfchen aanhang te vuur en te zwaard te verdelgen. Nu kreeg verlegenheid weder de overhand in zyne ziel, en hy befloot nog eens den minzaamen weg inteflaan, om zich van deeze lastige en geduchte vreemdelingen, indien 't mogelyk ware, op een vrcedzaame wyze te ontflaan. Ten dien einde wierd 'er wederom een gezandfchap met gefchenken van zeer groote waardy  C 123 ) waardy afgevaardigd, en zelfs moesten twee jonge Prinfen, van 's Keizers maagfchap, dezelven overbrengen. Deeze kwamen in het Spaanfche leger juist op dien tyd, dat mende vestingen der nieuwe fiad volbouwd had. Zy kweeten zich van hunnen last, reikten dekostelyke gefchenken over, dankten den Generaal voor de hulp, welke hy aan de bedienden des Keizers had beweezcn, en flooten eindelyk hun voordel met het verzoek, dat het hem nu toch mogt behaagen, om de Staaten van hunnen Vorst te verhaten. korïïs betoonde den afgevaardigden de grootfte eer, en deed, eer dat hy hun voordel beantwoordde, de vier gevangenen voor iich brengen. Hy maakte het begin daarmede, dat hy deezen hunne vryheid wederfchonk ; en gaf vervolgens deezen afgevaardigden , door den mond van Marina , het volgend antwoord: „ Dat het hem leed deed, dat men den Kei,, zer door de gevangenneeming van zyne Mi,, nisters, verdriet had aangedaan. Dat hy ,, echter moest bekennen, dat deeze men,, fchen zich hun noodlot zeiven hadden op „ den hals gehaald ,• door eenen ontmensch- „ ten  C 124 ) „ ten eisch, welken hy hoopte dat zonder voorkennis van den Keizer zou gedaan zyn. „ Althans dat hy moest betuigen, dat de „ godsdienst der Christenen de barbaarfche 3, gewoonte, om menfehen te offeren, voor 9, zo verföeijelyk verklaarde, dat hy oordeelde verpljgt te zyn, om deeze gewoonte aftefchaffen , waar en zoo als hy konde. „ Dat hy voor het overige de beleediging, „ welke den Keizer was aangedaan, daardoor „ 'wedergoed maakte, dat hy de gevangenen .,, losliet; en dat hy, dewyl hy verpligt was ,, zyne bondgenooteh te verdeedigen, zich „ vleide, dat de Keizer op zyne voorfpraak ,, den Kazike van Ztmpoalh en dien van Quidbidon hunnen misflag zou vergeeven. Dat „ hy verpligt was, om deeze afhangeliEgen ,, des Keizers in zyne belcherming te neemen , „ omdat zy, zo veel in hun vermogen geweest was, getracht hadden de beleedigende onbeleefdheid, waaraan teutile zich ,, tegen hem hadfchuldig gemaakt, door ee„ ne Yriendelyke aanneeming weder goed te „ maaken.. Wat eindelyk betrof zyn vertrek , .„ dat hy reeds de eer had gehad, om den Keizer te laaten verwittigen, dat eene zaak „ van  C «5 ) '„ van het uiterfte gewigt, welke aan hem „ was opgedraagen, hem in de noodzaakelyk„ heid ftelde, niet naar zyn vaderland we,, dertekeeren, ten zy dan dat hy alvorens „ eene perfoneele byëenkomst met hem zou „ gehad hebben. Dat voor het overige de „ Europifche krygsman geen gevaar kende, „ het welk hem zou kunnen af fchrikken, om ,, dat geene te doen, waartoe hy van z_rne Overheden gelast was." De afgevaardigden ftonden verbaasd over de bedaardheid en deftigheid, waarmede kortes hen dit antwoord gaf, en keerden vol van verwondering over zyn kloekmoedig befluit, en met eene geheime verachting van hunnen eigenen Vorst, weder, om van alles wat zy gezien en gehoord hadden , vexflag te doen. De nieuwe 'ftad der Spanjaarden was nu zo verre in ftaat, dat zy vetdeedigd kon worden , en kortes maakte met ernst allen toeftel, om den togt naar de hoofdftad te doen, dien hy beflooten had. Het geluk fcheen op eene zonderlinge wyze tot zyn voordeel mede te werken; maar 'er ontbrak luttel aan, of zyn onverftandige godsdienst- yvcr  C Ï26 ) yver zou eensklaps alles wederom hebben verydeld. Men gaf hem bericht, dat 'er in eeri van de tempelen zyner bondgenooten een, menfchenoffer zou verricht worden. Verftoord over het ontmenschte bygeloof, 't welk onderftond om zulke wreedheid onder zyne 00gen te pleegen , liep hy met eenige gewaapende mannen naar den tempel, en dreigde met vuiir en zwaard, indien men het ongelukkige flag toffer niet op het oogenblik in vryheid ftelde. lotje. Maar daar deed hy immers wel aan, Vader? vader. Zekerlyk, deed hy daar wel aan; maar hiermede was zyn yver nog niet te vreden. Hy begeerde veel eer, dat de Priesters hunne afgodsbeelden zouden vernielen , en hunnen geheelen valfchen godsdienst voor eeuwig vaarwel zeggen , fchoon zy nog niets van eenen beteren godsdienst wisten; cn hier aan deed hy, naar myne gedachten, niet wel. — lotje. Dat is zo, daar deed hy zekerlyk niet wel aan. vader. De Priesters vielen neder voor zyne voeten, kermden en klaagden, ea de Kazik ,  X 1*7)5 zik, die 'er tegenwoordig was, beefde. Maar te vergeefsch! Dewyl men weigerde, om de affchuwelyke afgodsbeelden neêrtewerpen, gaf hy aan zyne Soldaaten bevel, om het met geweid te doen. De Priesters riepen alles in de wapenen, en binnen weinige oogenblikken was kortes met zyne kleine manfehap van zulk eene geduchte meenigte omringd, dat zelfs de kloekmoedigfte daarby den moed wel zou hebben kunnen verliezen. Maar kortes bleef onbeweeglyk; en met een dreigend gelaat riep hy de geheele vergaderde meenigte toe : dat de eerfte pyi, welken zy dorsten affchieten, hunnen Kazik het leven, maar hen-zelven en hun geheel volk, den ondergang zou kosten. Manna moest hen deeze woorden in hunne landstaal vertolken , en de Soldaaten volvoerden het bevel van hunnen Generaal. Op het oogenblik ftortte men het grootfte en affchuwelykfte der afgodsbeelden van de trappen af; de overigen , met de altaaren en gewyde vaten, volgden; men vernielde dezelven, zuiverde den tempel, wiesch het menfchenbloed, 't geen aan de muuren gefpat was, af, en richtte in de plaats van de afgoden een Maria-becld op. De  X ) De verfchrikte en bedwelmde Indiaanen 'verwachtten dat 'er terftond vuur uit den hemel zou voortkomen, en deezen gruuwel aan hunne afgoden gepleegd wreek en. Maar men zag zelfs niet het kleinfte vonkje, en de roekeloozc tempelftormers gingen ongekrenkt en zegepraalende voor hunne oogen'hcen en weder. Dit bragt hen ten opzicht van hun geloof aan het wankelen; dit bragt hen vervolgens tot nadenken , en het gevolg daarvan was, dat zy van tyd tot tyd op de gedachten vervielen, dat de Spanjaarden zeiven een foort van goden, en magti^er zyn moesten da.-r hunne afgoden. En hierom maakten zy ook geen zwaarigheid, om zeiven hand aan at werk te {laan , en de verbroken afgodsbeelden , welke hen te voren zo heilig waren , met verachting in het vuur te werpen. De tempel wierd terftond ingewyd tot eene christelyke kerk; en nog op denzelfden dag wierd, in de tegenwoordigheid van veele Indiaanen, naar de wyze der Roomschgezinden, daarin de godsdienst geoefend, waarover de Indiaanen zich wel verwonderden, doch waarvan zy niets ^erftonden. klaas. Vader zeide onlangs eens, dat wy niet  ( 129 ) niet konden weeten, waarom de lieve God de verwoesting van het Mexikaanfche ryk had tocgelaaten. vader. Dit heb ik ook gezegd, Klaas! klaas. Maar nu kan men de oorzaak immers wel begrypen. vader. En wat houdt gy dan voor de oorzaak ? •klaas. Wel! deeze, dat de Mexikaanen zulk eenen verfoeijelyken godsdienst hadden , waarby altyd menfehen moesten geflagt worden. Naar alle vermoeden was het Gods wil, dat die godsdienst afgefchaft zou worden , en dus moest hy immers wel toelaaten, dat het geheele ryk aan de Spanjaarden onderworpen wierd. vader. Het fchynt wel, myn lieve Klaas! als of gy naar waarheid oordeelt. Maar de goddelyke Voorzienigheid had 'er mogelyk meer redenen toe, welke wy nu nog niet hunnen begrypen. Misfchien worden die eerst na eenige eeuwen, of ook misfchien wel eerst in de eeuwigheid ontdekt. Wy ondertusfehen zullen, indien ons. de opgegeven reden niet voldoende mogt weezen, op deeze verdere ontwikkeling wachten, en ons vooraf verzeil, o a s i. l j,;eri|  ( 13° ) kerd houden, dat God ook hier, gelyk ten allen tyde, naar de aUerwyste en goedertierend? fte redenen heeft gehandeld. Naauwlyks was nunoRiit het gevaar, waarin zyn alte verre gaande godsdienstigen yver hem had gedompeld , ontgaan , of een ander onweder trok boven zyn hoofd tefaamen, 't geen hem ook de gevaarlykfte uitkomst dreigde. Sommigen van zyne Soldaaten en Matroozen, die het langduurige omzwerven verveelde, en die getroffen waren over het vooruitzicht van de gevaaren, waaraan zy by hunnen togt naar de hoofdftad waren bloot gefield, hadden een cotnpkt, dat is, eene ongeoorloofde verbintenis tegen hunnen Bevelhebber onder eikanderen gemaakt, en beflooten, om één van de Schepen te bemagtigen, ten einde met hetzelve naar Kuba te ontvluchten , en den verbitterden Stadhouder bericht te geeven van 't verblyf Yan kortes. By geluk wierd die faamenzweering ontdekt, eer dat zy haar volkomen beflag had. kortes nam de aanleggers gevangen en verwees hen tot eene flraf, welke evenreedig was aan hun misdryf: echter zag hy wel, dat de bron van oproer onder zyne kleine beade daardoor nog niet  C 131 ) niet voor altoos was toegeftopt. Om ook hierin zyn oogmerk te bereiken, liet hy lang daarover zyne gedachten gaan , tot hem eindelyk een middel infehoot, 't geen wel vei.lig, maar tevens zo gevaarlyk was, dat elke kleiner ziel hetzelve met fiddering en fchrik zou hebben aangezien. Ik geef u te raaden, welk een middel dit geweest is ? Doch gy zoudt 'er vruchteloos uw hoofd mcê breeken. Want fchoon gy onzen kortes nu reeds by verfcheiden gelegenheden als een zeer onderneemend en kloekmoedig man hebt leeren kennen; zoudt gy echter niet kunnen vermoeden, dat zyne vermeetelheid zo verre zou gaas, om zich-zelven en al zyn volk met opzet alle hoop op hun te rugto<»t aftefnyden, en zich met hen in de volftrekte noodzaakelykheid te brengen, om ofhetMexikaanfche ryk het onderfte boven te keeren, of te fterven. En dït was evenwel indedaad de gevaarlyke toeleg , welke nu in zyne ziel ryp wierd. Hy befloot naamelyk, om zyne geheele vloot te vernielen, en dus ook de lafhartigften onder zyn volk te overtuigen, dat 'er nu geen uitweg over was, en dat men of overwinnen of fterven moest. I z Maar  ( 13* ) . Maar zo veel moeds 'er toe behoorde, om sul c een' toeleg te fmeeden, even zo veel béleids wierd 'er nu ook vcrëischt, om hetzelve aan het geheele heir fmaakelyk te maaken. Gelukkig, dat kor. ris beide deeze eigenfchappen van eenen grooten geest in eene gelyke maat bezat, waardoor hy ook naar wensch Haagde, om door zyn beleid dat geene uittevoeren, het geen zyne kloekmoedigheid befloten had. Hy maakte een begin daarmede , dat hy de Schepen liet onttakelen. freèrik. Wat is dat, Vader! vader. Dat is, hy Het al het touwwerk, 't geen aan de Schepen was, gelyk ook de masten afneemen, eh dien geheelen voorraad, nevens de kanonnen, en andere draagbaare zaaken aan land brengen. Vervolgens moesten de Scheepstimmerlieden de gefteldheid van den romp van elk vaartuig onderzoeken, en daarna verklaaren, dat zy allen zodanig waren befchadigd, dat zy het herftellen van dezelven voor onmogelyk hielden. En nu trad kortes op, en ontvonkte zyne Soldaaten met zo veel moeds tot den oorlog, daf zy zeiven, als uit eigen drift, heen liepen , om ic Schepen hunne laatfte toevhigt by eene  ( 133 ) ne ongelukkige uitkomst van hunne onderneeming te v.-rnielen., en alle planken en balken van dezelven aan land te brengen. Eén der Schepen bleef aücenlyk in wezen , en wel tot het volgende gebruik, kortu was nu wel van het oppergericht, het welk hy-zelf had aangelteld, inde w aardigheid als Legerhoofd bevestigd; maar in den grond befchouwd, beteeker.de dit niet veel meer, da» dat hy 'zich-zelven deeze beve.tiglng had bezorgd. Dus wenschte hy, om zyn recht tot het, bevelhebberfchap op eenen veiligen grond gebouwd te zien, en hierom befloot hy, rsgelregt. een Schip naar Spanje te zenden, om het hof te bewecgen, alle zyne gedaane flappen goed te keuren, zyne af hangkelykheid van velasquez te vernietigen , en hem tot een' onafhangkelyken Stadhouder van het ryk , 't welk hy zou veroveren , tc verklaaren. Hy kende één veilig middel, waardoor hy dit oogmerk zou kunnen bereiken , naamelyk dit: aan de regeering eene aanzienelyke proeve van die fchatten te zenden, welker bezit hy haar zou verfchaffen. Maar indien deeze proeven werklyk van eenig belang zouden zyn, moest hy alk de gefchenken, welke hy van I 3 mo n-  C 134 ) montezuma had ontvangen daartoe bepaalen, en dan hadden ook de Soldaaten, Officieren en Matroozen moeten befluiten, om hun aandeel daaraan te misfen. Dit was een harde eisch. kortes waagde het evenwel, om deezen eisch te doen, en 't geen nog meer is, hy zette denzelven ook indedaad door. Elk gaf gewillig zyn aandeel op, om zich daarvoor de vergunning te koopen, bloed en leven in duizend fchrikkelyke gevaaren te waagen; eene byzonderheid, welke, zo mea daarby de hebzucht van deeze menfehen gade flaat, in de geheele gefchiedenis niet ligt haar wedergaê zal vinden, en welke tevens ten blyk verftrekt, hoe groot het gezag is geweest , 't welk kortes over de harten van lyne Soldaaten had. Hy maakte nu toeftel om heen te trekken. Zyn geheel heir beftond uit vyf honderd man voetvolk, vyftien ruiters en zes velditukken. De overigen , omtrent vyftig man, voor 't grootfte gedeelte Invaliden zynde, nevens twee paarden, bleeven onder de bevelen van Eskalante, als eene bezetting te Veracruz.. De faamen verbondene Kaziken boden hem hunne geheele magt aan tot hulptroepen; maar hy ver-  ( 135) vergenoegde zich, om alleenlyk vierhonderd man, nevens tweehonderd van de zogenaamde Tamsms, dnt is lastdraagers, aan te neemen , om door deeze laatften het heir de noodige bagage en de provïdnt of leefiogt te laaren nadraagen. Men /blende zich naamelyk in dit land , waar men geene paarden of andere lastdraagende dieren kende, van zéker foort van menfehen , die Tamenes genoemd wierden, om zaaken van de eene plaats naar* de andere te brengen. Tot veiligheid van hen , die achter gebleeven waren, nam kortes onder de Indiaanen, die hem venelder,, vyftig van de aanzienelykften van 't geheele land mede , die hem, zonder dat zy het wisten, tot gyzelxars moesten dienen. karri. Gyzelaars ? vader. Ja , Karei! dien naam geeft men aan zodanige menfehen, welken het zy vrywillig of gedwongen, in b"waaring.worden gehouden, om hunne landslieden daardoor te noodzaaken, zich zodanig te gedraagen, als men van hen wenscht, of dat geene te doen, waar toe zy zich verpligt hebben. Dus zal dan nu de groote onderneeming tegen Mfxikt een begin neemen. Wy zullen dc I 4 roe-  ( i3<5 ) roekelooze waaghalzen volgen, om te zien wat 'er van hen worden zal. Maar hiertoe hebben wy nieuwe krachten noodig, en myne long verlangt naar rust. Tot morgen dan, en voor het tegenwoordige- 5 een einde l Het geheele gezelfchap kraaide het gewoone ö ! ó! ö! en hiermede wierd dit gefprek befloten. ZKS-  ( 137 ) ZES- en TWINTIGSTE GESPREK. Vader. Het was den zestienden van oogst» maand in 't jaar 1519, toen het kleine heir van onze gelukzoekers Zempoalla verliet. Geduurende de eerfte dagen viel 'er op hunnen togt niets van belang voor. Hun weg liep juist door zodanige landen, welker Kaziken bondgenooten van de Zempoallaanen, en dus ook de hunnen waren. Zy wierden dus ook met alle vriendfehap van hen ontvangen, en genoeg/aam van leeftogt voorzien. En zo kwamen zy eindelyk tot aan de grenzen van het landfehap Tiaskmla, alwaar wy met hen nog eenigen tyd zullen moeten vertoeven. Laat ons ondertusfehen de ligging van deeze landftreek op onze kaart waarneemen. Het landfehap Tiaskda was in omtrek omtrent vyftig mylen groot. De gebergten, welIS ke  C 138) ke daarin titfteeken, worden gehouden voor een aanhangfel van het hoogde aanëengefchakelde gebergte in de waereld, het welk tot in Zuid - Ameüka afloopt, en in 't Spiansch. —— pit ter. KordilUKas genoemd word ! johannes. In 't Fransch : lts Ccrdelieresj vader. Ook wel U Ccrdeliere des Andes ; en dus in 't Duitsch veeltyds alleenlyk de Aitdes De Inwooners van deeze bergachtige landftreek muntten boven alle de overige Amerikaanen zeer uit, in eene meer dan gemeene kloekmoedigheid en in eene uitfteekende liefde tot de vryheid. Zy hadden moeds genoeg gehad, om het juk der Mexikaanen af te werpen ; en waren reeds,federt langen tyd een onöverwinnelyke vrye Staat- geweest. Elke plaats van dit oorlogzuchtig land had haare gemagtigden of Reprefcntanten (zo noemt men die geenen, welke uit naam van eene geheele plaats of provincie het woord voeren) in de hoofdftad TUukdU; en de vergadering van deeze gemagtigden maakte den hoogen Raad en de wctgeevende Magt dér geheele Natie uit. Hunne regeeringivorm was dus eene Ari- flcr  ( 139 ) fhkraiifcht weet gy nog wel KoenraadJ". wat dit te zeggen is ? koenraad. öja! wanneer de aanzienelyken de regeering in handen hebben. vader. Recht! dit is misfchien het eenige voorbeeld van eene volkomen ariftokraë'feheregeering onder volken, die, uithoofde van hunne onbefchaafde zeden, nog tot de wilden gereekend wierden. Trotschheid en liefde tot de vryheid , moed en wraakzucht waren de hoofdtrekken in het charakter van deeze kleine maar geduchte Natie. Vruchteloos had montezuma getrachr, hen onder het juk tc brengen; vruchteloos hadden heers chzuchtige en onderneem ende mannen uit hun midden getracht, zich tot tirannen onder hen op tc werpen : zy handhaafden kloekmoedig de bezitting van het dierbaarfte goed des menfehen, de vryheid, tegen eiken inbreuk, en waren tot dus verre altyd onöverwinnelyk gebleeven. Zulk eene achtenswaardige en geduchte Natie zou nu korte» gaarne mede onder zyne bondgenooten hebben geteld. Hy begoot ten dien einde om zo dra hy aan hunne grenzen kwam, eene bezending naar de wy-  re der Indiaanen, en mer alle de plegtigheden onder dit volk gebruikelyk, aan hen af tc vaardigen, om hen van zyne vreedzaame gc* voelcns tc verzekeren. matihïs. Ei waarin beftonden die? vader. Ik zal 'er u eene befchryving van geevcn. Tot deeze bezending wierden vier van de aanzienclykfte Ztmpodlitutnen uitgezocht, en Mar'ma nam het op zich, om eene deftige redevoering voor hen opteltellen, welke zy van buiten moesten keren. Toen wierden zy op deeze wyze uitgedoscht: men hing hen eenen langen katoenen mantel om ; aan den flinke arm moesten zy eene groote fchulp dragen , in plaats van een fchild, en in de rechtehand een breeden pyl, met witte vederen Verfïerd, en de fpits naar beneden gekeerd. Dit was naamelyk het teken van eene vredelievende gezindheid, daar integendeel een pyl met roode vederen oorlog betcekende. Dus uitgedoscht, konden zy de reis gerust aanneemen , en verzekerd weezen, dat niemand hen eenig leed zouaandosn; evenwel moesten zy ook zeer omzichtig zyn, om niet van den gemeenen weg af te wyken , dewyl alleen hun pptooifcl, aan Gezanten eigen, hen ook hier ba»  ( I4i ) beveiligde. Deeze gewoonte noemden ie Indiaanen met eenen naam, welke in onze taal omtrent zo veel beteekent als recht tier vêlken. Zodra de vier afgezondenen te Uaskald waren aangekomen, bragt men hen in een byzonder huis, om hen op eene behoorlyke wyze te kunnen onthaaltn. Op den volgenden dag wierden zy voor den hoogen Raad ontboden, die gereed was om hun voorftel te hooreri. Alle de leden van dien Raad zaten, naar hunnen ouderdom , op laage blokken, die van zeker zeldzaam hout gemaakt waren. Met het teken van den diepften eerbied, naamelyk met het hoofd in den mantel gewonden , traden de Gezanten binnen, hunne pylen omhoog houdende, en de Heeren van den Raad reezen een weinig op van hunne zitplaatfen. Vervolgens maakten de Gezanten eene buiging op hunne wyze, traden met afgepaste fchreden te rug tot in het midden van 't vertrek, wierpen zich aldaar op hunne knie'n , en verwachtten , met ncêrgeflaagen oogen , de vryheid om te fpreeken. Na dat hen deeze vryheid was toegeftaan , gingen zy met de beenen kruislings zitten, en hy van hen, die de redevoering  ( 140 ring van buiten had geleerd, begon nu op de volgende wyze ( * ) : „ Edele, vrye Staat! Dappere en magtige „ Volken ! Uwe vrienden en bondgenooten, „ de Kazik van' Zemfedlla en de Kaziken van „ het gebergte , vermelden u hunnen groet; „ wenfehen ulieden eenen ryken oogst, en s, uwe vyanden den ondergang. Vervolgen» „ geeven zy u te kennen, dat 'er van het „ oosten zeer buitengemcene menfehen in huA' „ land gekomen zyn. Menfehen, die meer' „ de goden dan de menfehen fchynen gelyk „ te zyn; zy zyn in groote paleizen , over „ de zee, tot hen gekomen, en hebben die wapenen , welke anders de hemel alleen toe- komen, donder en blikfem naamelyk, in „ hunne hand. Naar hun zeggen, zyn zy ,, dienaars van eenen God, die hooger is dan de onze, en die noch dwingelandy, noch „ menfehenoffers dulden kan. Hun Hoofd„ man is de gevolmagtigde van een zeer mag- „ tig (*) Dewyl deeze redevoering van buiten was geleerd , heeft zy ook dior de gefchiedfihryvers van voord tot woord kunnen ofgetttkend worden.  C 143 ) „ tig Monarch, die door zynen godsdienst j, aangefpoord , de onder ons in zwang gaan„ de misbruiken en geweldenaaryën vaninoN„ tezuma zal affchaffen. Gemelde Hoofd„ man heeft ook ons bevryd van de verdruk„ king , waaronder wy zuchten. Thans is „ hy genoodzaakt, om zynen weg naarAfexi„ h door uw land te neemen, en begeert te „ weeten, op welk een wyze deeze wreed„ aard u heeft beleedigd, op dat hy uw recht, „ gelyk het zyne, moge handhaaven, en het „ mede by de overige drangredenen van zyne „ reis kan voegen. — Hy komt dus met ,, eene .vreedzaame bedoeling, en begeert van „ u niets anders, dan een' vryen doortogt. „ Gy kunt gerust gelooven , dat hy niet dan „ uw eigen voordeel zoekt; dat zyne wape„ nen werktuigen der gerechtigh.rid zyn , en „ dat zy, die dezelven voeren, van natuur „ vredelievend en zachtmoedig zyn , en tegen „ niemand, ten zy zy eerst aangevallen en „ beleedigd worden, ftrengheid oefenen. Na het eindigen van deeze redevoering, reezen de Gezanten weder op hunne knieën, maakten in deeze houding eene diepe buiging, en gingen wederom op hunne beencn kruisfe- üngs  C 144 ) Üngs zitten, om het antwoord aftewacTiten. Maar men gaf hen flechts, in voorraad, korrelyk ten antwoord: „Dat men hen voor hun „ gegeeven bericht bedankte; dat men die zaak in overweeging neemen, en hen dan ,, volkomen antwoord geeven zou." Daarop moesten de Gezanten aftreeden , en de raadplecging nam een begin. De gevoelens over dit geval waren verdeeld. Sommigen waren voor den vreede, anderen voor 001 log. Aan het hoofd van de laatften bevond zich de Veldoverfte Xikotcncatl, een jong, Tirana, lier oman, die 'er gaarne aanftonds met het zwaard zou onder getogen hebben. Die party verkreeg van tyd tot tyd de Overhand, en men vond goed , om de afgezondenen onder allerlei voorwendfelen op te houden, ten einde eerst den noodigen tocftel te kunnen maaken, om zich te verdeedigen. Op die wyze verliepen 'er agt dagen; en zo wel kor te s, als zyne bondgenooten begonnen de oorzaak van dit uitftcl te gisfen. Men Dcfioct dcrhalven voort te rukken, om te ontdekken, wat 'er van de afgezondeaen en hun voorfiel mogt geworden zyn. Zr  C 145 ) Zy waren nog niet verre gekomen, of zy ontmoetten eenen troep gewapende inboorelingen , die zich trotfchelyk tegen hen te weer fielden. Het kwam dan tot een gevecht, hetwelk voor de Indiaanen vry bloedig was, dewyl de Spanjaarden, beveiligd doorlmnnekatoenen harnasfen, Hechts eenige ligte wonden hadden ontvangen , fchoon 'het getal der vyanden tienmaal grooter was, dan het hunne. Maar' wat zou enkele moed zonder f ene geregelde orde en zondsr gefclukte wapenen, tegen de onwederflaanbaare Europifche krygskunde, en de verwoestende uitwerkfelen van hun fchietgeweer kunnen verrichten? Na deeze eerfte overwinning ging kortes voort, dieper het land intedringen ; en op den volgenden dag had hy het genoegen, twee . van zyne afgezondenen , verzeld door eenige Haskalaar.m, tc zien wederkeeren. Deeze gaven de fchuld van het geval, 't welk- daags tevooren gebeurd was', aan een volle, 't welk met hen in een verbond Hond , naamelyk de Ontnïis, welke zonder voorkennis van de Tlaskalaanen , de vyandelykheden- uit eigen beweeging hadden begonnen , en nu ook naar verdiende daarvoor gefUaft 'waren door het ver-  C 146) lies van hunne dapperfte aanvoerders. Na deeze korte pntfchuldiging gingen zy weder heen, zonder zich over hunne eigene gezindheid duidelyker verklaard te hebben. Hunne geheimzinnige houding ontdekte zich echter welhaast. Want dewyl de Spanjaarden verder tegen Tiaskala aanrukten, ontmoetten hén des anderen daags de twee overige afgezondenen , en wel in eene deerniswaardige gefteldheid. Al weenende vielen zy neder voor de voeten van kortes; omhelsden zyne knieën , en klaagden met het angstvalligfle gelaat, dat' de trouwlooze Tkskdatntn het heilige recht der volken vergeeten , en hen in boéijens gekluisterd hadden, om hen aan hunne goden opteöfferen. Zy hadden ondertusfehen middel gevonden, om by nacht te ontkomen; maar zy wisten , dat de Tlmkalaanen het geheele heir der Spanjaarden gefchikt hadden tot eene offerande voor hunne goden. kortes wist nu hoe het met de zaak gelegen was, en beiloót, om het gevaar, hoe groot het ook zyn mogt, kloekmoedig tegen te gaan. Met dit befluit rukte hy wederom v'oorwaards; en het duurde niet lang, of hy zag zich omringd van eeae onnoemelyke meenigte  ( 147 ) hïgte van gewapende Tlaskalaantn en van andere met hen verbondene volken , aan welker hoofd de oorlogzuchtige Xlhtinkutl zich als oppèrfte bevelhebber vertoonde. Het gevecht, 't geen hier op volgde, was ongemeen heet; en een geval, 't welk opzich-zelven van geen groot belang was, zou byna den ondergang van het geheele Spaanfche heir na zich geileept hebben. Een Spaanfche ruiter joeg naamelyk zo diep in den digtgeflooten vyand, dat hy ten eenemaal van de- zynen afgefneeden en van alle zyden omringd wierd. Iry zelf ontving vervolgens verfcheidene wonden en zyn paard zo veele fteeken, dat het eindelyk dood neer viel. Schieiyk hiewen de Indiaanen het hoofd van het paard-af, ftaken hetzelve-op een piek, en voerden het in zegepraal tan toon, ten einde zy allen mogten zien, dat deeze wangedrochten niet, gelyk zy gewaand haddenonfterffelyk waren, maar dat zy ook zeer wel konden gedood worden. Deeze byzonderheid boezemde den Indiaanen eenen onbefchryflyken moed in, en zy vochten thans met eene drift, welke de Spanjaarden niet lang meer zouden hebben kunnen wederftaan. Het fchroomelyk oogenblik van K z eene5  C 148 ) eene geheele neêrlaag fcheen juist gekomen te zyn, toen het wilde gefchrceuw van hunne vyanden , ter verwondering van de bcnaauwde Spanjaarden , op éénmaal Hom wierd , en alle vyandelykheden even fchielyk geftaakt wierden. Men hoorde de hoornen blaazen tot den: aftogt, en zag vervolgens het geheele groote heir der vyanden ftil aftrekken, zonder dat men-'er de oorzaak van kon begrypen. godlieb. Ei! dat was toch yreemd! Wat was hen dan overgekomen ?. vader. Iets het geen men daarna van de gevangenen ontdekte , dat naamlyk hunne voornaamfte Hoofdlieden gefneuveld waren , en hunne plaatfen niet zo fchielyk weder konden vervuld worden. Den veroverden paardckop echter befchouwden zy als het groo.f.e zegeteken, xikounhatl droeg hem zelf met zyne eigene handen weg , en zond hem vcrvtlger.s aan den hoogen Raad. Daarop verfchanste kortes zich op eene bekwaame plaats, en.nam andermaal de proef of hy de Tlaskalaanen kon beweegen, om met hen een vergelyk te treffen. Hy zond ten dien einde eenigen der gevangenen aan «ien Veldoverfte der Tlaskalaanen, met last, om  ■ C 149) j©m hem tot den vrede te vermaanen , en met bygevoegde fchrikkelyke .bedreigingen, inge*valle hy mogt onderdaan in zyne wederfpannigheid te volharden. Xikotcnkatl wierd over, dit voordel zo toornig, dat hy de overbrengers van hetzelve jammerlyk deedt mishandelen , en hen vervolgens vol wonden en driemen naar het Spaanfche leger zond, om den Generaal te melden, dat hy morgen met het aanbreeken van den dag, met een ontallyk heir verfchynen , hem, benevens al zyn manfehap gevangen neemen, en hen allen aan de goden offeren zou. Deeze tyding behelsde nu wel niet véél, 't geen hen kon 1 roosten ; echter was zy verzeld van iets, het welk de bitterheid van dezelve eenigzins kon verminderen. Xikotenkttl zond naamelyk ten zelfden tyde drie honderd Indiaanfche hoenders en eene meenigte van anderen leeftogt, op dat zyne vyanden, eer dat hy ze liet dagten, hun hart eerst recht mogten ophaalen. maiihïs. En waartoe dat ? . vader. Op dat hun vleesch, waar van hy voorncemens was een' gvooten maaltyd aanterechten, dies tc aangenamer van fmaak mogt K 3 wes-  weezen. — De Spanjaarden lachten over deeze fnorkery, en nuttigden het gezondene met zeer veel fmaak, om nieuwe krachten voor het gevecht van morgen op te doen. Ondertusfchen 'hield Xikotënkttl zyn woord. Hy verfcheen by het aanbreeken van den dag mét eene geduchte magt, en het gevecht begon met eene ongemeene hevigheid van beide kanten. De uitkomst bleef lang onzeker • eindelyk verkreeg echter de europifche krygskunde, in weerwil van de onnoemelyke meenigte der vyanden , en onaangezien hunne hardnekkige dapperheid , wederom de overhand. De Tlaskalaanen weeken, en de Spanjaarden behielden het veld. Maar ook deeze derde neerlaag kon de* moed van deeze oorlogzuchtige Natie nog niet volkomen doen bezwyken. 'Zy waren nu wel overtuigd , dat alle de Europeaanen tooveraars waren , die door de gewoone middelen niet konden overwonnen worden; evenwel hoopten zy nog altyd , dat de konst van hunne eigene hekfenmeeslers de toovery van hunne yyanden tot fchande. zou maaken. lctji. Hadden zy dan hekfenmeesters ? vader. Zy hadden Priesters, dat bedriegers wa-  ( I5i ) waren, die het volk diets maakten, dat zy door allerlei googchelaryüa toekomende dingen ontdekken en ve.el bewerken konden, 't ge?n dc menfchelyke krachten te boven gaat. Deeze wierden nu geraadpleegd, en hun antwoord was het volgende: „ Dat de Spanjaarden kinderen der zon wa», ren. Dat zy by dag van deeze hunne moe,, der, door den invloed van haare ftraalen gc„ fterkt, en daardoor onöverwinnelyk ge„ maakt wierden. Maar dat by nacht, wanr » neer de zon hen deezen moederlyken in„ vloed onttrok, alle hunne bovennatuurlyke „ krachten verdweenen , en dat zy tot dege„ heele zwakheid van natuurlyke menfehen „ zouden nederzinken." Dc bygeloovige Tlaskalaanen twyffeldcn niet één oogenblik aan de waarheid van deeze verzeekeiing, en haastten zich, om van zulk eene gewigtige ontdekking in den nacht, door een overval, gebruik te maaken. Maar kortes was te verftandig en te omzichtig, dan dat. zulk een vyand hem zou hebben kun-r nen verfchalken. Hy had zyne wachten en voorposten zo wél uitgezet, dat hy van het gevaar 't welk hem- boven het .hoofd hing, K 4 vroeg-  ( 15*0 vroegtydig genoeg wierd verwittigd, om daartegen de verëischte maatregelen te neemer. Toen nu de Tlaskalaanen aanrukten, vonden ïy de Spanjaarden reeds onder 't geweer, ,eri hoewel hun aanval ongemeen dapper en hardnekkig was, wierden zy evenwel wederom met veel verlies afgeflaagen. En nu ftond het verftand van die arme menfehen ftil. Dat de Spanjaarden meer dan fterfelyke menfehen zyn moesten, was by hen nu eene voldongene zaak : want hoe ïou mén het anders kunnen begrypen, dat 'er in alle de gevechten , waarin de Tlaskalaanen by duizenden waren gefneuveld , niet één van deeze vreemdelingen gedood wierd ? Maar welk foort van wezens het eigenlyk waren of het goede of kwaade godheden waren — dit was voor hen een onöploslyk raadfel. Het eerde, wat zy in deeze onzekerheid deeden, was dit, datzy eenigen van hunne loogenachtige tooveraars ilagtten, en den goden offerden. Vervolgens zonden zy eene plegtige bezending aan kor tes, om den vrede te verzoeken. De gevolmagtigden, die uit-de voornaamften van het volk beftonden, naderden het Spaan-  C 153 ) Spaanfche legei in hunne feestkleederen, verfierd met witte vederen, als het teken des vredes, en toonden reeds van verre de onder hen gewoone kenmerken van den grootften eerbied. Zy honden naamelyk van tyd tot ■tyd ftil, en raakten met hunne hand eerst deaarde , en dan hunne eigene lippen aan. Deeze plegtigheid wierd meermaalen herhaald, tot dat zy aan den wal van het Spaanfche leger gekoomen waren, dien zy z-orgvuldiglyk met reukwerk, berookten, en vervolgens ande rriaal op de reeds befchreven wyze hunnen eerbied betuigden, kor t üs ontving hen met eene gemaakte deftigheid, om hen ook door zyn aanzien eerbied in te boezemen , en beval hen vervolgens te fpreeken. Zy gehoorzaamden ; en' hunne eerfte merkwaardige aanfpraak , welke men heeft opgetekend , was de volgende: ,, Zyt gy wreede en vyandige godheden: dan keveren wy u Her vyf flaaven over, „ opdat gy hun bloed moogt drinken en hun vleeseh eeten. Zyt gy zachtmoedige „ godheden; neemt dan een óffer aan van „ wierook en bonte vederen. Maar zyt gy K 5 ,1 men-  C 154) i, menfehen, ziet hier vleesch en brood en », vruchten , bm u tc voeden ! " Zy voegden daarby dat zy gekomen waren , om voor de vyandlykheden door hunne landslieden gepleegd vergiffenis, en tevens om vrede te fmeeken. kortes deed hen vervolgens met eene houding, vol verhevenheid en deftigheid , de bitterde vcrwyten wegens hunne hardnekkige verfmaading van zyne vreedzaame aanbiedingen ; evenwel voegde hy 'er by, dat hy desniettegenftaande bereidvaardig was, om alles wat 'er gebeurd was te vergeeten, indien zy zich flechts van nu af aan ftil hielden, en hem wegens de aangedaane beledigingen voldoening gaaven. Met deeze verklaaring liet hy ze vertrekken. Zo ras dit antwoord naar Tlaskala was overgebragt, gelastte de hooge Raad alle de omliggende landlieden, dat zy het leger der wonderbaare vreemdelingen van levensmiddelen zouden voorzien, maar zich wel degelyk wacht en , om eenige- belooning, hoe ook' genaamd, daar voor aanteneemen; en dit algemeen bevel wierd opgevolgd met eene bereidvaardigheid en naauwgezetheid , waarever de Spanjaarden zich grootelyks verwonder-  ( 155) derden. Twee dagen daarna zag men eer pen grooten trein van Tlaskala met zeer veel plegtigheid het leger naderen. Hunne Ideeding gaf te kennen, dat het wederom eene bezending van vrede was; en kortes gaf bevel, dat men, zonder de minfte blyk van wantrouwen, hen zoutoelaaten. Aan het hoofd van deeze bezending was de dappere xihotenUtl zelf; en die hem verzetden warerj vyftig van dc voorn:.amf>cn ouder het yolk, allen zeer pragtig uitgedoscht. Hy droeg eenen langen witten rok, die naar de wyze der Soldaa'en opgefchort, en zeer fraai met wiite vederen en edele geil eenten bezet was. Zyne ligchaams geiïalte was groot en rank, recht en fterk gefpierd j en zyn uiterlyk voorkomen had alle tekenen van verhevenheid -en moed. Na dat hy den Spaanfchen Veldheer naar 's lands wyze eenige pligtplcgingeB betoond had, ging hy, zonder eerst daartoe verlof gevraagd te hebben, met groote vrymoedigheid zitten, cn zeide met eene deftige ftem: ,, dat, hy alléén de „ oorzaak was van alle de vyandelykheden, „ welke 'er gebeurd waren, dewyl hy zich „ verbeeld had, dat de Spanjaarden het hiel- „ den  C 156 •> ,, den met zynen vyand montezuma: „ Dat hy zich hierom ook vrywillig in de „ handen van zynen overwinnaar ovcrleever„ de, om hem daardoor te beweegen, den „ Staat, die aan alles onfchuldig was, ver'„ giffenis te fchcnken, en aan denzelven den „ vrede te gceven , en dat hy gelast was, „ hem voorde eerfte, tweede en derdemaal, „ uit naam van den Raad, den Adel en het „ Volk , om vrede te bidden. Dat de Stad „ Tlaskala gereed was, om hem met zyn ge„ heel heir op te neemen en vriendelyk te „ onthaalen." kortes verheugde zich in de edelmoedigheid en de pryswaardige openhartigheid van dien jongen krygsman, en kon zich niet weerhouden, om hem zyne hoogachting te betuigen. Hy bleef echter ook niet in gebreken, om hem tevens eenige harde verWytingen over zyne' ftrafwaardige -wederIpannigheid te doen , en befloot eindelyk met de verzeekering , dat hy, pvereenkomftig hunne uitnoodiging, binnen weinige dagen by hen te TinskxU zou komen. Middelerwyl waren 'er wederom gezanten van montezuma met nieuwe gefchenken  ( 157 ) ken , maar ook met nieuwe voortellingentegen het oogmerk van kortes, om naar Mexiko te gaan, aangekomen. Maar hun voornaamfte last fcheen wel'te zyn, om te verhinderen , dat de Spanjaarden geen verbond . zouden aangaan met de Tlaskalaanen. Hier. toe maakten zy eene affchrikkende befchryving van de trouwloosheid deczer Natie : doch kortes ftootde zich niet aan hunne waarfchuuwingen, maar verzeekerde hen, dat hy geen de minde reden had om iets te vreezen, het zy voor geheime aanflagen of openbaare vyandelykhcden. De Tlaskalaanen waren echter vol vrees, dewyl kortes niet terftond by hen introk, omdat zy daarüit opmaakten, dat het de gezanten van montezuma, moest gelukt zy»., hem wantrouwen en argwaan jegens; hen inteboezemen. Om hem nu alle redenen daartoe te beneemen, wierd beflooten, dat de geheele hooge Raad zich by hem in het leger zou vervoegen, en zich tot gyzelaars aanbieden. De trein ging ook derwaards, met zeer veel plegt'igheid. Allen waren zy gekleed met witte vrede - klec.dersn, en elk hunner wierd door  C 158 ) door ondergefchikte amptlieden in een foort Van draagftod gedraagen. De aaniienelykfte onder dit eerwaardig gezelfchap was de" Vader'van xikotmkatl, eert waardige grysa'art, dié van Ouderdom blind, maar nog niet in zyn verfiand gekrenkt was. Deeze deed zich naast kortes néefzetten, omhelsde hem'met .eene edele vrymoedigheid, en betastte vervolgers deszelfs aangezicht en geheel ligehaam, om door het gevoel een denkbeeld te vormen van zyne gedaante. De redeVoering i welke hy daarop hield, is zo nadrukkelyk en fraai, dat zy als een modél van deftige welfprcekendheid verdient bewaard tè Worden. Zy luidde, volgens het bericht va* de Spaanfche gefchiedfchryvers , aldus: „ Edelmoedige Hoofdman ! het zy gy uit i, het geflacht der onfterffelyken zyt, of niet, „ gy hebt echter den hoogen Raad van Tlasi, kala thans in uwe magt, die li hierdoor ,y het grootfte blyk van zyne gehoorzaam,-, heid geeft. Wy begeeren de misdagen valk „ onze Natie niet te ontfchuldigen, maarde», zeiven alleenlyk op ons te neemen, in dé 6, hoop, dat onze oprechtheid uwen toom i, ftiilen zal. Niemand dan wy alleen heb- „ ben  C 159 ) „ ben hét befluit genomen, om u te beöor„ logën; maar ook wy alleen hebben beflo„ ten, van u den vrede te verzoeken. Wy weetcn het, dat montezuma tracht u „ van een verbond met ons aftetrekken. MaaT „ gy moet, zo gy naar hem luistert, beden„ ken , dat hy onze vyand is, indien gyhem „ al niet moogt befchouwen als eenen wreed„ aard, gelyk hy u evenwel reeds moetvoor„ gekomen zyn, om dat hy u tot eene aller,, onredelykfte zaak poogt te overreden. Wy „ begeeren niet dat gy ons tegen hem zult „ byftaan. Onze eigene magt is voldoende „ genoeg tegen iedereen, uitgezonderd al,, Ieenlyk tegen u: maar het frnart ons, zo „ gy aan zyne beloften geloof flaat, om dal „ wy zyne ftreeken kennen. In dit oogen„ blik, dat ik met u fpreek, vertoont zich „ aaa my, fchoon ik blind ben , zeker „ licht , waarby ik het ongeluk , waarïn „ gy zult gcraaken, als in het verfchiet zie. „ Gy hebt ons den vrede bewilligd, indien „ montezuma u niet daarvan aftrekt, lin ,, waarom trekt hy u af? Waarom voldoet „ gy niet aan ons verzoek ? Waarom wilt gy „ onze ftad niet -verëcren met uwe tegen- „ woor-  ( 160 ) „ woordigheid ? Wy hebben vastelyk befloo„ tén, om óf uwe vriendfehap en goed ver.„ trouwen te winnen, óf onze vryheid in „ uwe hand te laaten. Kies nu van beiden „ wat u behaagt; want voor ons is 'er geen middel tusfehen deeze nwee zaaken over. „ Wy moeten noodzaakelyk óf uwe goede ,, vrienden , óf uwe ilaaven zyn. " Wie had zulk eene redevoering in den mond van zulk eenen grysaart kunnen wederftaan ? kortes kon het niet; hierom antwoordde hy, dat hy hunnen wensch zou vervuilen; en dat zy Hechts menfehen zouden zenden, om de bagage en het zwaar gefchut te vervoeren. Daarop verfchetnen terlïond den volgenden morgen vyf honderd Taminss of lastdraagers, die om den voorrang ftrceden, wie van hen de eer zou hebben, het meest te draagen. kortes fchikte den trein, en men ging op weg, zo voorzichtig geilooten , als of men eenen veldflag zou aangaan; eene omzichtigheid , welke deeze verftandige aanvoerder altyd gebruikte, zo dikwerf hy op marsen was, en waardoor de gelukkige voortgang \an zyne onderneeming niet weinig wie»d bevorderd. Hun-  Hunne intrede te Tlaskak geleek naar een zegepraal. Men zag een' verbaazenden toeloop van volk op de ftraaten , optrekkende met een gejuich, en geraas van trommen en pypen, dat men zyn eigen woorden naauwlyks hoorea kon. De maagden beftrooiden de vreemdelingen met bloemen; de Priesters verfcheenen in hunne offerkleederen en zwaaiden hen wierook toe: de geheele Raad en de voornaamften van het volk gingen hen in eene ootmoedige houding te gemoet, om hen te verwelkommen ; overal heerschte vertrouwen , blydfchap en verwondering. Men wees de vergoode gasten , die men Teults , dat is, goden noemde, eene bekwaame woning aan, ineen gtoot gebouw , waarin voor allen ruimte genoeg was; en naauwlyks had kortes bezit daarvan genomen, of hy droeg ook zorg, dat alle toegangen tot hetzelve met genoegzaame wachten bezet wierden. Hierin hadden de Tlaskalaanen wel niet veel zin, dewyl zy dit aanmerkten als een blyk van wantrouwen ; maar toen men hen te kennen gaf, dat het eene gewoonte by dc Europifche Soldaaten was , om ook midden in den vrede, en by eene volmaakte veiligheid, nogthans de oorII, IJ E E t, L logss  ( i6ï ) logsvcrrichtingen te onderhouden , om niet uit de oefening te komen, hadden zy 'er niets tegen intebrengen, en Xikotenkatl nam het befluit, om deeze gewoonte'ook by zyn heir intevoeren. kortes begreep nu meer en meer, hoe nuttig de vriendfehap van dit oorlogzuchtig en tevens edelmoedig volk voor hem zou kunnen zyn. Uit dien hoofde belastte hy alle zyne lieden , om zich vriendelyk en rechtvaardig jegens hen te gedraagen, en hy zelf deed al wat mogelyk was, om zich in het vertrouwen en de hoogachting , welke men jegens hem had opgevat, van tyd tot tyd meer te bevestigen. Dit gelukte hem ook; maar hy wierd van zynen onberaaden en onverftandigen godsdienstyver fchielyk wederom bevangen , en'er, haperde maar weinig aan , of hy zou alle de voordeden, welke hy uit de vriendfehap van deeze menfehen had te verwachten, eensklaps wederom verbeurd hebben. Hy begaf zich naamelyk met eenen Raadsheer in gefprek over den godsdienst, en poogde hem te doen begrypen, dat zy hunne valfche afgoden verhaten, en den eenigen waaien Godder Christenen alleen eerbiedigen moesten.  C ïóS ) ten. De Raad-heer antwoordde hem, dat zy wel gevoeglyk met de Spanjaarden onder één en hetzelfde menfchclyk opperhoofd konden Haan ; maar dat hun eenige God voor hen al. len niet voldoende was. Zy voor zich hadden meerder goden noodig; naamelyk eenen, die hen tegen de frorm winden befchermde; een' anderen, die hen voor overftroomingen bewaarde ; nog een anderen, die hen in den oorlog byftond , cn wederom anderen tot andere behoeften. Het was te vergeefs , dat kortes hier tegen inbragt, dat de eenige God der Christenen voor alles zorgde, dathy alles beftierdc en regeerde : het fcheen den Tlaskalaan onmogelyk te zyn, dat een éénig Wezen zo veelerlei dingen alleen zou kunnen bezorgen. Nu ontbood kortes zyn Veldpater ( *) , om den Raadsheer en de overige Tlaskalaanen, die 'er tegenwoordig waren, te overtuigen. Hy deed ook zyn best ; men luisterde ook naar hem met zeer veel oplettendheid ; ( * ) Zo noemen de Roomschgednden den reestelyken, die de Soldaaten ten oorlog verzelt. By de Protestanten wordt .hy Veld-prediker genoemd. L i  C 164 ) keid; maar toen hy uitgefprooken had, verzocht men zeer hartclyk, dat 'er toch van dit alles niets buiten het kwartier van de Spanjaarden mogt worden gefprooken. Want, zeiden zy, indien hunne Teults iets daarvan mogten verneemen, zouden zy zich zekerlyk aan hen wreeken , en hun geheel land vernielen. Nu geraakte kor te s in drift, en hy was reeds gereed , om het even zo te maaken , als te ZtmpMlla , en den afgodendienst met geweld te keer te gaan; maar de Veld-pater, (denaam van dien eerwaardigen man verdient bewaart te worden; hy heette Bartholmeüs dt Olmedo;) wederhield hem, door hem de dwaasheid van zulk een gedrag onder het oog te brengem. De godsdienst , zeide deeze verlichte man, moet niet tc vuur en te zwaard, maar door een bedaard onderwys en door vooi beelden van eenen vroomen wandel uitgebreid worden; en hierom had hy ook nooit behaagen gehad in de geweidenaary, welke men te Zempoa.'.a had gepleegd. Wie verheugt zich niet, zulke beminnenswaardige grondbeginfelen van verdraagzaamheid in eenen geestelyken te ontdekken , in eenen tyd, waarin fchier alle Christenen blaaken van eene onverftacdige zucht tot be- kes-  ( i65) keeren, terwyl zy het recht en christelyk oordeelen, hunne dwaalende broeders te vuur en te zwaard te vervolgen , en hen met geweld te dwingen , om iets te gelooven * waarvan zy geene overtuiging hebben! Op deeze wyze heeft de goddelyke Voorzienigheid altyd , zelfs in de duisterde tyden, mannen van eene betere gemoedsgesteldheid vetwekt, die zich bevlytigden, om de ontaarde menfehen wederom mjnfchelyk te maaken, en hen den geest van verdraagzaamheid en algemeene menschlievendheid inteboezemen. Verheugt u, Kinderen ! dat gy gebooren zyt in eenen tyd, waarïn zulke mannen niet meer behooren tot de zeldzaamheden der eeuw, en als gy eerst groot zyt geworden , ö doet dan toch ook uw best, om zulke verdraagzaame en menschlicvende gezindheden van tyd tot tyd meer en meer tc helpen verfpreiden ! L 3 Z E'  C 166 ) ZEVEN en TWINTIGSTE GESPREK. Fe r n i n a n d. Heden gaat het zeker wel naar Mexiko? niet waar, Vader? vader. Misfchien ; wy zullen zien, hoe verre wy kunnen komen. Het Spaarfcheheir, verilerkt met zes duizend mannen \andedapperfte Tlaskalaanen, ftaat reeds reisvaardig; maar op het" oogenblik komt "er wederom eene bezending van den Keizer m o n t e z v m a. johannes. Nu , die houdt ook niet pp , om gezanten te zenden ! wat of hy dan nu wede h.bben wil ? jantje. Hy zal zekerlyk weder laten zeggen , dat kortes niet naar AUxïko moet komen. vader. Neen, voor ditmaal behelsde het voordel , 't geen dc afgezondenen aan hem doen moesten , iets anders. Zonder uitdruk* - ke-  ( 167 ) kelyk te bepaalen , of kortes komen zou of niet, verzochten zy hem alleenlyk , om zynen weg over Cholula te neemen, vermits de Keizer bevel had gegeeven , om hem aldaar op eene behoorlyke wyze te ontvangen, en z"yne manfehap van alle noodwendigheden te voorzien. De Tlaskalaanen vonden deeze uit-, noodiging zeer verdacht. Zy waren overtuigd, dat mon tezuma daarmede nieis goeds bedoelde , en baden om die reden hunnen Europifchen befchermer zeer ha:telyk , om zich toch niet bloot te ftellen aan het gevaar, 't welk hem te Cholula gebrouwen wierd. p i e x e r. Lag dan Cholula op den weg naar Mexiko ? v a d e r. Ja ; maar men zou hem ook hebben kunnen myden. Ziet {op de kaartwyz.cnde) b'er ligt het, omtrent eene dagreis verre van Tiaskala, en daar ligt Mexiko. kortes bedankte zyne Indiiianfche vrienden voor hunne zorgvuldigheid ; maar hy verzeekerde hen , dat de Europifche krygslieden niet gewoon waren, om cenig gevaar, het mogt zo groot zyn als het wilde, uit den weg te gaan. Hy brak dan ook indedaad op, «n trok op naar cholula. L 4 Naar  ( 168 ) Naar het fcheen wierd hy aldaar ongemeen vriendelyk en eerbiedig ontvangen. Doch de Tlaskalaanfche hulpbenden wierden, als volflaagen vyanden van de Cholulaanen niet mede in de ftad gelaaten, maar moesten zich daarmede laaten vergenoegen , dat zy hun leger buiten de muuren der flad opfloegen. Deeze hadden nu reeds van hunne Europifche vrienden geleerd, hoe men zich moet verfchanfen door gragten en wallen; en zy gingenfpoedig aan het werk, om van dit ohderwys gebruik te maaken. Na dat nu de eerfte dagen in rust en genoegen verlopen waren ,' deeden zich van tyd tot tyd eenige omflandigheden op, welke den argwaan der Tlaskalaanen maar al te klaar fcheenen te bevestigen. De leeftogt wierd al minder en minder aangebragt; de Kaziken of Stadhouders wierden koeler in hun gedrag, en de gezanten van montezuma hadden met hen menigvuldige byè'enkomsten. Daarby kwam nog de ontdekking van twee Tlaskalaanen , welke middel hadden gevonden, zich tc verkleeden, in de ftad te fluijen, cn aan het Spaanfche Legerhoofd bekend te maaken : dat zy by den nacht cenc meenigte vrou-  C 169 ) ▼rouwen en kinderen in zeer grooten haast naar dc naby gelegene plaatfcn hadden zien vluchten; dat zy ook hadden onderfchept, dat men zes jonge kinderen in den hoofdtempel had geofferd , een gebruik , het welke men altoos gewoon was te verrichten, wanneer men met de eene of andere oorlogs-cnderneeming zwanger ging. Zy vermaanden hem derhalven , om op zyne hoede tc zyn, dewyl men zekerlyk gevaarlykc aanflagcn tegen hem gefmeed had. Terwyl nu kortes alle zyne waakzaamheid en fchranderheid in het werk ftelde , om de geheime oogmerken der Cholulaanen te doorgronden, gebeurde het, dat een toeval hem' dc geheele zaak op eenmaal ontdekte. Zekere voornaame Cholulaanfche vrouw had eene groote vriendfehap opgevat voor Marïr.a, die alles moest vertolken. Zy wenschte , deeze haare nieuwe Vriendin voor de algemeene ilachting , welke over de Spanjaarden beflooten was, tc behouden , en vertrouwde dus aan haar het bloedige voorneemen van haare landslieden , ten einde haar te beweegen, de reeds gedoemde Europeaanen te veilaaten, terwyl het nog tyd was. Manna-, eene ver* L 5 ftan->  ( i7o ) ftandige Vrouw , die den Spanjaarden volko■ men genegen was, veinsde , als of zy gebruik wilde maaken .van dee~* waarfchuuwing, en haalde daardoor haare Indiaanfche Vriendin over, om haar alles zonder eenige achterhoudendheid te ontdekken. Zy hoorde dan : dat de dag, die bepaald was om de Spanjaarden te vermoorden , naderde; dat zich eene bende Mexikaanfche Soldaaten in de nabyheid van Cholula had verfcholen , cm op den bepaalden tyd eensklaps in de ftad te komen; dat verfcheidene ftraaten reeds gefloi.ten waren, en men in de overigen groeven had gemaakt, welke ligt bedekt waren , opdat de paarden daarin zoude vallen ; dat men op de daken van de huizen en tempelen eene groote meenigte fteenen en andere werptuigen had gebragt, om de Spanjaarden van boven daarmede ie verpletteren; en dat dus hun ondergang onvermydelyk was. Marim toefde niet, om den Generaal van dit alles te verwittigen ; en dees verzuimde niet één oogenblik, om het groot gevaar, 't welk hem boven het hoofd hing , opdekrachtdaadigfte wyze voortekomen Zyn eerfteftap was, dat hy de Indiaaufche Dame en drie op-  ( I7t ) Opperpriesters tot zich lokte, dezelven in 't geheim in bewaaring nam , en hen door bedreigingen eene bekentenis van het beflooten bloedbad afperste. Ook geloofde hy genoodzaakt te weezen, een voorbeeld van wraak te moeten geeven , waardoor m o n t e z v m a en alle zyne aanhangers van alle foortgelyke onderneemingen tegen hem voor altoos zouden worden afgefchrikt. Ten dien einde ftelde hy zyne manfehap nevens de Zempoallaanen , die by hen waren , op de plaats van het groote gebouw, hen ter woning aangeweezen, in ftagörde ; deTlaskalaanen wierden belast, op den cerften fchoot, welken zy zouden hoören , in de Stad te dringen ; en onder verfcheidene voorwendfelen wierden de meefte aanvoerders der Cholulaanen naar de 'verblyfplaats der Spanjaarden gelokt en in beilag genomen. En nu gaf kortes het teken tot den aanval, en het beflooten. bloedbad nam een begin. De Spanjaarden en Zempoallaanen borsten uit op de ftraaten, en de Tlaskalaanen wierpen zich ten zelfden tyde in de Stad. Men liep als verwoed door alle de ftraaten, en onnoemclyke lyken kenmerkten den weg der om- bien-  ( *7* ) brengers. De inboorlingen, van hunne aanvoerders ontbloot , flonden als of zy van den donder ge'rofLn waren, en duifden het byna niet waag.n, om hunne beevende handen ter verdeediging oprehcffen. De bende der verborgene Mcxi ;aanen kwam wel te voor•fchyn , om hm te befchermen ; maar deezen wierden insgelyks met weinige moeite overhoop geworpen, en zagen zich genoodzaakt, nevens veel; inwooneren , die het zwaard waren ontkomen , op de toorens der tempelen te vluchten, kor t e s rukte met geflotene gelederen tegen deeze gebouwen aan, en liet overluid uitroepen , dat hy allen ,*die zouden afkomer en vich goedwillig overgeeven, het leven zou fchenken. Maar daar was niet meer dan een, die van de aangiboodcn gunst s,cb-uik miakte en afdaalde; de overigen fcheen.-n allen het beflnit genomen te hebben, lie er te vrjlleï) fterv en, dan zich overtegeeven. En nu ging kort es cindel 'k over tot eene daad, waa -voor wy vol van medelyden en afkeer de oogen zullen fluiten, om onze verbeeldingskracht niet te befmetten met hettafreel van een bedryf, waarvoor de menschheid moet Adderen. Hy liet de tempelen in brand fteeken, «n  ( 173 ) en de meenigte der ongelukkiger!, die h'erhun toevlucht genomen hadden , wierd een prooi der vlammen. Twee geheele dagen duurde deeze fchrikkelyke vernieling zorider tusfchehpoozing ; geduurende al dien tyd tig me-; niet dan rooven, branden en moorden. Eindelyk fclieen de rechtvaardigheid bevredigd, de roofzucht verzadigd en de bloeddorst getrild tc zyn. kortes gaf aan de gevargene Magtftiaat: rerfoonen hunne vryheid weder; vioekte hunne trouwloosheid , welke hem . genoodzaakt' had, om dit 'bjoedig toonneil te vertooneK, en begeerde , dat de ontvluchtte inwooners terug geroepen, en de voorige orde wederom herfteld zou werden. Hierop wierd 'er eei e algemeenc vergiffenis afgekondigd; en de afgodifche eerbied jegens de Spanjaarden , welke nu ook de gemoederen der overig* Cholulaanen had ingenomen, bragt de vluchtelingen fchielyk weder te rug. Binnen weinige dagen krielde de verwoeste ftad wederom van inwooners, die met eene ootmoedige onderwerping alles dceden, 't geen den moordenaaren van hunne bloedvrienden en den verftoorderen van hunne tempelen kon behaagen. Eu  Ci74) En nu, Kinderen ! maakt u gereed , om dien onderneem enden man , dien wy tot dus verre hebben verzeld, ook by zyne laatfte befiisfende reis naar dé hoofdftad te volgen. Maar ziet hem nog eerst met dezelfde hand, welke nog van het bloed der gedoode Cholulaanen rookte , eene daad verrichten , welke zyne menfehelykheid en ftaatkunde tevens tot eer verftrekt. Hy bevestigde naamelyk , vóór zyn vertrek, den band van vrede en vriendfehap tusfehen twee Natiën, die tot dus verre de onverzoenelykfte vyanden waren geweest. Op zyn bevel moesten de Tlaskalaanen en Cholulaanen alle verdere vyandelykhedenftaaken , en onder zodanige plegtighcden , welke by hen heilig waren , een verbond van vriendfehap met eede bekrachtigen , 't geen aan de eene zyde een einde maakte aan al het bloedvergieten , maar ook aan den anderen kant hem-zelven de grootfte voordeelen toebragt. Want nu liet hy ook achter zich in dit lat.d, in plaats van heimelyke en openbaare vyanden , getrouwe bondgenooten , die. 'er zich voor verklaard hadden , en die hem des noods te hulp konden komen. Althans' hy had daardoor altyd eenen veiligen terugtogt , inge- valle  ( 175 ) valle 7,yne onderneeming tegen Mexico ongelukkig mogt afloopen. En op die wyze, Kinderen ! is elke goede daad , waardoor wy tot de rust en het geluk van andere menfehen iets aanbrengen, altyd verknocht met zekere goede gevolgen voor ons-zclven i Welaan dan, nu gaat het naar Mexiko! De naaste plaats waar zy aankomen , zal Tezeuk» zyn, eene van de aanzienelykfte Steden des ryks, weke gy hi:r op deeze kleine kaart kunt zien (*) , waarop men de zee, waarin Mexiko ligt, en alleenlyk de naaste omliggende landftreeken vertoond heeft. soDtiEB. Ligt Mexiko dan midden in de zee? vader. Zo als gy hier ziet! Deeze groote land - zee beftaat eigenlyk uit twee byzondere zeeën, welke alleenlyk door fmalle ftrooken of dammen van eikanderen afgefcheiden zyn. Maar het verwonderlykfte is, dat de eene van die zeeën zoet, de andere daarentegen zout water heeft; een verfchynfel, waarvan * (*) Deeze kleine kaan is mvens ie grtotert *f hetzelfde blad te vinden.  ( 176) van men de reden nog niet vólkomen heeft kunnen ontdekken. Ondertusfchen is het gevoelen van hen waarfchynelyk, die gelooven, dat 'er op den grond van de eene zee eene meenigte aardzout is , waardoor het water zout woidt. De krygsbende der Spanjaarden gaat derhalven nu me; fterke fchreden voort; en hoe verde: zy komt, dies te meer oorzaak vindt kortes, om de beste uitkomst van zyne gewaagde onderneeming tc verwachten. Overal hoort hy klagten over het harde Despotisrms (dc onbepaalde tyrannige heerfchappy ) welke montezuma oefende; overal vindt hy Stadhouders, die gereed zyn, om het ondraaglykcjukvan denzelven aftewerpen. Hierïn muntte voornaamelyk de Kazike van Tezeith uit, die de Spanjaarden ontving, als of het befchermgeesten waren tot zyne verlosfing afgezonden. Daarenboven bleek het meer en meer, dat de zwakke montezuma allen moed had verlooren, en in de benaauwdheid van zyn hart niet meer wist, wat hy doen zou. Nu kwaamen 'er boden van hem, die het Spaanfche Leegerhoofd uitnoodigden , om zich naar Mexiko te begeeven; dan kwamen 'er anderen,, die  ( if.7 ) 'die deeze uitnoodiging herriepen , en hera bevel gaven om halte te houden, dan wederom anderen, die hem toeftonden om zynen togt te vervolgen. Maar kortes liet zich noch door zyne vergunning, noch door zyn verbod ftooren, en bleef zyn marsch vervorderen. Deeze liep van Tczeuko door eene bergachtige .landftreek naar Chalko (ziet hier op onze kleine kaart!) en van hier naar Istapakpa. Na dat men het gebergte van Chalko over was, opende zich voor hen een uitzicht, het welk hen allen in verwondering en verrukking wegfleepte. Men zag eensklaps eene onmeetelyke en aflervewukkelykfte landftreek voor z-ch liggen'; in het midden van dezelve een meir, gelykende naar de zee; in dit meirverfcheidene aanzienelyke fteden en vlekken, wolke uit het water fcheenén opteryzen; in het midden van deezen dé Koningin van allen, de uitgeftrektc en blinkende hoofdftad , welke met zeer veele tempelen en toorens pronkte. Op het cerfte gezicht van alle deeze heerlykheden ftonden de verbaasde Spanjaarden als verftomd, onzeker of zy waakten of droomden. Zy geloofden in het verdichte land der Feeën verplaatst te zyn, zo groot, zo fchitterend , zo n. flEEt. M prachr  C 17S ) prachtig kwamen hen alle de voorwerpen voor, welke noch hunne oogen , noch hunne verbeeldingskracht op éénmaal kon bevatten. Nu hielden zy zich overvloedig beloond voor alles, wat zy tot dus verre hadden uitgeftaan; nu geloofden zy reeds in het volle bezit van onmeetelyke fchatten te weezen ; en nu verdweenen uit hunne oogen, gelyk een dunne nevel, door de zon verftrooid, alle de gevaaren , waarvan het denkbeeld hen te voren had ontrust. Zy waren gereed tot alles; en k o rtes, die deeze gefteldheid van hunne ziel met genoegen befchouwde , vettoefde niet, om er gebruik van te maaken, en rukte langs eenen der dammen van het meir, met veel vrymoedigheid , aan op de prachtige Hoofdftad. Eensklaps vertoonde zich aan hen een groot gewemel van menfehen, die uit de ftad hen te gemoet kwamen. Daar waren meer dan duizend, en naar het fcheen allen mannen van aanzien, vermits zy gekleed waren met fyne katoenen mantels, én verfierd met vèderbosfen. Met eene eerbiedige ftilte naderden zy het Spaanfche heir, en ieder van hen ging met betuiging van zynen diepften eerbied voorby den Generaal, cn gaf hem te , kea-  C 179) kennen , dat mókt e z u m a zelf in aantogt was. Kort daarna verfcheen ook werkelyk het eerfte gedeelte van zynen luisterryken hoffloet, die uit twee honderd bedienden beftond, allen in dezelfde kleeding en met vederbosfen verfierd. Deezen naderden twee aan twee, en wel blootsvoets, in eene diepe ftilte, en plaatsten zich, zodra zy het front van de Spaanfche krygsbende bereikt hadden , ter wederzyden aan de muuren van den dam, om het uitzicht naar eene nog glansfyker meenigte van voornaame hofbedienden open te laaten, ïn 't midden van welke montezuma zelf, op eenen gouden draagftoel, met veel majesteit uitblonk. Vier der voornaamfte Heeren var: zyn ryk droegen hem op hunne fchouders; anderen hielden een verhemelte van groene vederen met veel konst vervaardigd, boven zyn hoofd, welk verhemelte een keurige ftoffe , met zilver geflikt, vertoonde. Voor dien glansryken optogt gingen drie Magiftraats-perfoonen , elk met eenen gouden flaf in de hand, welken zy telkens plegtiglyk om hoog hielden. Op dit teken viel al het volk eensklaps neder . en bedekte het aangezicht , even als of het onwaardig ware, den per* M a foffR  ( i8o ) fopn van den verheven Monarch te aanfchouwen. De ftoet naby genoeg gekomen zynde, fteeg kortes van het paard en ging den Monarch, met eerbied te gemoet. Dees liet ten zelfden tyd zynen draagftoel nederzetten , en verwaardigde zich, terwyl hy op de fchouders van twee Prinfen leunde , den geduchten vreemdeling met Iangzaame en deftige fchreden «ok te gemoet te gaan, terwyl ondertusfchen zyn gevolg bezig was, om den weg met tapyten te beleggen, opdat zyn koninglykc voet toch vooral de aarde niet mogt aanraaken. kortes trad met eene edele en vrymoedige houding naar hem toe, en begroette hem volgens de Europifche manier met eene diepe buiging, montezuma beantwoordde deeze pligtpleging met eene groet, welke in zyn land voor de eerbiedigde gehouden wierd, en welke wy onlangs reeds leerden kennen; hy kuschte naamelyk zyne eigene hand, nadat hy alvorens de aarde daarmede had aangeraakt. Deeze vernedering van dien allcropgeblaazendften Monarch , die zelfs gewoon was, zyne afgoden met eene achtelooze hoofdbuiging tc begroeten, bragt al het volk van Mc- xi-  C !* i ) siko in verbaasdheid , en boezemde hetzelve nu gehcellyk den waan in , dat deeze vreemdelingen geen menfehen , maar Goddelyke wezens zyn moesten. Men hoorde dus ook het woord Ttules! dikwerf uitroepen, 'tgeen , gelyk ik reeds onlangs heb aangemerkt, in hunne taal Goden bcteekende. kortes droeg over zyne wapenrusting eene halsketen, met valfche fteenen bezet, welke hy ten gefchenke voor den Keizer had gefchikt. Zodra de wcderzydfche pligtpleegmgen geëindigd waren, nam hy dit valsch kleinood af, en hing hetzelve montezuma om den hals. Dees fcheen daarover vergenoegd te zyn, en beval op het oogenblik, het kostelykfte ftuk uit zynen fchat te haaien, 't geen insgelyks een halscieraad was, befcaande uit zeer zeldzaame fchelpen, waarvan elk aan beide zyden met vier gouden kreeften vercierd was. Hy hing dit cieraad zynen gast insgelyks met zyne eigene hand om den hals, en vermeerderde door deeze herhaalde, ongehoorde vernedering, de verbaasdheid van zyne onderdaanen. montezuma fcheen omtrent veertig jaren oud tc zyn. Hy was middclmaatig van M 3 gc.  ( i82 ) geftalte, en meer fchraal dan ilerk. Echter had hy indedaad eene zeer deftige houding; hy was levendig van oogen, en zyn kleur was niet zo geheel bruingeel, als die der overige Mexikaanen. Zyne kleeding bcflond uit een' langen mantel van fyn Katoen gemaakt, welke overal met gouden kleinoodiën, paarlen en edele gefteenten bezet of liever bekaden was. Een gouden kroon, by na in de gedaante als een bisfehoplyke myter, was zyn hoofdveifierfel, en zyne fchoenen beftenden uit masfieve goudplaaten, welke met riemen en gouden gespen vast gemaakt waren. Nu deed hy met zynen gast de intrede in de Stad. De ftad, welke in dien tyd nog niet Mexiko, maar Tenuchtitlai genoemd wierd, was groot en vplkryk. Volgens de befehryving der Spaanfche gefchiedfehryvers, beftond dezelve uit r.*.atig duizend platte huizen ; en zy pronkte met eene meenigte van Tempelen en paleizen, wier grootheid en pracht alles te boven ging, wat men tot hier toe nog ergens in eenig gedeelte der nieuwe waereld had gezien; hoewel het ook zeer waarfchynelyk i?, dat de gefchiedfehryvers van dien tyd, by het fchetfen van de heerlykheden dee- zer  C 183) zer Stad , de waarheid wel eens zullen gefpaard hebben. Een van deeze ruime zoge' naamde paleizen, welks 'muuren en poorten eene vesting fcheenen te zyn , wierd de Spaanfche krygsbende ter wooning aangeweezen, en montezuma zelf verzelde hen derwaards. Maar hy verliet hen, zodra zy aldaar waaren gekomen , om hen , gelyk hy te kennen gaf, tyd te gunnen, om uitterusten; en in het heen gaan verzocht hy henom dit hun verblyf nu zodanig aantemerken, als of zy onder hunne broederen, en te huis waren. Inmiddels bezorgde kortes, dat , volgens zyne gewoonte , alle toegangen met wachten en kanonnen bezet wierden, en gaf last aan alle zyne Officieren en Soldaaten, datzy dezelfde naauwkeurige orde en waakzaamheid moesten oefenen , waaraan zy tot dus verre altyd waren gewoon geweest. En nu zullen wy hen, volgens de begeerte van montezuma , eerst eenige uuren laaten rusten, en zien, wat 'er verder zal gebeuren. M4 AGT-  (i84) AGT- en TWINTIGSTE GESPREK. Vader. Nog op den avond van denzelfden dag , keerde Montezuma met zyn geheel luisterryk gevolg weder, om zynen hooggeachten gast het eerfte bezoek te geeven. Dees ging hem, zo dra hy van zyne komst verwittigd was, tot op de eerfte hofplaats met eerbied te gemoet, ontving hem met eene diepe buiging , en leidde hem vervolgens naar zyn vertrek. Hier 'ging de Mexikaanfche Monarch van zelve zeer gemeenzaam zitten, en beval den Generaal insgelyks eenen ftoel te geeven. Inmiddels fchaarden zyne bedienden zich langs den muur, en de Spanjaarden , die in het vertrek waren, deeden hetzelfde. Vervolgens wierd de vertolkfter Manna gehaald, en de Keizer begon eene plegtige redevoering uitte♦ ** .• ' ' fprcP-  C 185 ) jfpreeken, waarin hy vooreerst zich bevlytigde, de kwaade meening wegteneemen, welke kortes misfchien door nadeclige geruchten van hem zou hebben kunnen opvatten. „ Sommi» gen, zeide hy, zullen u gezegd hebben,'dat „ ik mede behoor tot de onfterffelykego^en; „ anderen zullen getracht hebben, my te las„ teren, dewyl zy my by u hebben afgemaald „ alsecn'trotfchen en wreeden tyran. Het één „ van deeze geruchten verdient niet meer ge„ loof dan het ander; en dus zal de weder„ legging van het één voldoende zyn , om „ ook de onwaarheid van het ander ten toon „ te ftellen." By deeze woorden ontblootte hy zynen arm, en kortes wierd door hem verzocht, om zich door zyne oogen en door het gevoel te overtuigen, dat hy werkelyk, gelyk alle andere menfehen, uit vleesch en been beftond; eene waarheid, welke kortes nooit in twyfel had getrokken. Hierop ging hy voort te verzeekeren , dat de geruchten van zyne wreedheid, waardoor men had gezocht hem gehaat te mSaken, even zeer van allen grond ontbloot waren. Na deeze inleiding gaf hy zyne gedachten te kennen, wegens de komst der Spanje -5 jaar-  ( 186 ) jaarden en het oogmerk van hun bezoek» met de volgende woorden : „ Wy weeten uit de geruchten , welke van „ oude tyden herwaards tot op ons voortge,, plant zyn, dat onze voorouders uit verre ,, geweiten kwamen, en die landen veröver- den , welke thans nog aan myneheerfchap- py onderworpen zyn. De aanvoerder van „ hen was de groote Qitzalkcal, die, na dat ,, hy ons ryk geftigt had , deeze gewesten we„ der verliet, om andere landen , tegens het „ Oosten gelegen in bezit te neemen. Maar „ hy Het ons eene voorzegging na , dat 'er eer„ lang een volk , 't welk van.hem afnamde, -,, tot ons-wederkomen, en onze wetten en „ geheele ftaats-gefteldheid zou veranderen. ,, Nu bcgryp ik uit alles, wat men mv vóór „ uwe komst van u be richt .heeft, en uit het „ geen ik zelf aan u ontdek, ten klaarften, dat gy deeze beloofde atkomelmgen van „ orrzen grooten Stamvader zyt; weshalven „ ik u dan ook, niet als vreemdelingen , maar ,, al? bloedvrienden heb aangenomen. Hiervan „ heb ik u dan ook willen verwittigen, op „ dat gy my den wil van den grooten Hcer.„ fcher over de Oostcriche landen, uwenOp-  C 187 ) ,, perheer, welke voor my en myrt volk eene] „ wet zyn zal, zonder alle achterhoudend„ heid moogr bekend maken." kortes wierd over dit naricht, het geen zyne bedoelingen zo zeer begunftigde, van vreugde als opgetogen , en was zeer omzichtig, ©m iets, hoe genaamd, te uiten, het geen dit naricht had kunnen onzeker maaken. Hy bevestigde veel meer den bygeloovigen montezuma in zyn gevoelen, dat de voorzegging van den grooten Qjuzalktël thans indeda id vervuld was, en dat hy en zyne Spanjaarden die nakomelingen waren , waarvan hy voorzegd had, dat zy eerlang zouden komen. ,, Inmiddels, voegde hy daar by, hoe klaar,, blykelyk het ook daar door wordt, dat dc „ verhevene Hcerfcher over de Oosterfché ,, landen ,■ wiens geringlte dienstknecht ik „ de eer heb te zyn, de rechtvaardigde aan,, fpraaken heeft od alle uwe landen; is hy ,, 'er echter verre af, om deeze zyne aan„ fpraaken te doen gelden. Hy begeert niets „ meer van u en van uw volk, dan dat gy „ tot uw eigen heil uwe dwaalingen afleggen, „ en dat waar geloof omhelzen moogt, het „ welk hy u door my kat verkondigen. „ Weet  », Weet dan, dat gy in eenen valfchen gods? „ dienst leeft: dat gy doede blokken aanr bidt, welke yerdichtfelen van uwe priesters, „ en werken van uwe eigene handen zyn. „ Daar is flechts één eenige waare God, die „ alles, wat 'er is, gefchaapen heeft, en alles „ onderhoudt. Dit eenige Wezen, het welk ,, zonder begin en einde is, heeft het Ger „ heel-Al, heeft die vlammende zon, welke „ ons verlicht, heeft de aarde met alles wat „ daarop gevonden wordt, heeft ook den „ eerilen mensen , van wien wy allen afllam„ men, uit niets voortgebragt. Dus zyn wy „ allen verpligt, om hem , als de eerfte Oor„ zaak van alle dingen te erkennen enaantebid„ den; en dit is "t, waartoe de Koning, myn „ Heer, u, 6 groote Keizer! en'uw geheel volk met eene liefderyke en broederlyke gezind- heid laat uitnoodigen. Dit is 't, het welk ^ hy van u begeert, om alsdan een eeuwig„ duurend verbond van vriendfehap met u opterichten, het geen niet anders dan tot „ uw groot voordeel kan verftrekken." montezuma geraakte op deeze redevoering van k o ii t ei in eene fterke aandoening. Het was voor hem ondraaglyk, zyn? af-  C 189 ) afgoden te hooren vernederen, en hy had moeite, om zich intetoomen , tot dat routes had uitgefprooken. Hy rees vervolgens met eenige drift op en zeide: dat hy de uitnoodiging tot een vriendfchappelyk - verbond met een" Vorst, die van guzalkoal afftamde, met groote dankbaarheid omhelsde. Maar wat de Goden betrof, kon die God welken de Spanjaarden eerbiedigden, immer zyn, waarvoor zy hem hielden, zonder dat de zynen daardoor gekrenkt wierden. Met deeze woorden brak hy het gefprek af, en begaf zich, na eenige kostelykc gefci>enken uitgedeeld te hebben, wederom naar zyn paleis. Den volgenden dag wierd kortes, verzeld van zyne voornaamfte Officiers , met veel plegtigheeden ter uudüntk geleid. koenraad. Wat is dat ? . vader. Dat is, de Keizer liet hem by zich komen, om met hem te fpreeken. ■ Dit gefprek duurde langer, mo ntez ijma'daed honderd vraagen over de Europipifche levenswyze, gewoonten en zeeden; en kortes , dien niets meer ter harte gin», dan zyn groote bedoeling van bekeering, omhelsde elke. gelegenheid, om het gefprek op  119°) op den godsdienst te leiden. Voornaamelyk yverde hy zeer tegen de ontmenschte gewoonte om.menfehen te offeren, en y.ich te verzadigen met het vleesch .van hen, die onze broeders waren. Nu kon zyne Mexikaanfche Majesteit niet wel begrypen, dat m*ert zelfs zyne vyanden als zyne broeders mei st aanmerken ; ondertusfehen was dit gefprek evenwel van die uitwerking, dat hy belaste,het menfchenvleesch ten minsten van zyne eigene rafel uit te fluiten. Daarna wilde hy zynen gasten ook de pracht van zy'ne tempelen jtoonen. Ten dien einde geleidde hy hen naar den grootten van deëze tempelen; en de Priesters maakten geene zwaarigheid , om hen in te laaten , echter onder die voorwaarde , dat zy niets onbeiamelyks in denzelven zouden bedryven. mokteZuMA zelf deed de moeite , om hen alles tetoonen en uitteleggen. Hy noemde hen de naarnen der afgoden, waarvan de voornaamfte den naam Vkltpitz.ll voerde, en verhaalde hen, Welken dienst aan eiken deezer afgoden beweezen wierd. (De naam vklipwdi kwam den kinderea zo kluchtig voor, dat zy in een luid gelach  C 191 ) lach uitborsten. De Vader maakte om die reden eene kleine tusfchenpozing, en ging op de volgende wyze in zyn gefprek voort:) ' 't Geen u in dit oogenblik overkwam , was ook het geval by eenige Spanjaar3.cn, toen montezuma hen de ongerymdheden van den Mexikaanfchen afgodendienst verklaarde. Zy borsten uit in een luid gelach. Maar wat dunkt u , Kinderen ! deeden zy daar wél aan ? sommige», (eenigzins befchaamd) Neen ! vader. En waarom niet ? johannes. Om dat men niets moet befpotten , het geen by andere menfehen heilig is. vader. Waarom niet ? j o h a n n e s. Om dat het grievende en beleedigende is, iets te hooren belagchen, het geen wy voor heilig houden. vader. Maar indien 't dan indedaad eene ongerymdheid was ? johannes. Al is dit zo; anderen hou- • den het 'er evenwel niet voor! vader. Gy hebt volkomen recht, myn fieve Johalines! Nooit, nooit moeten wy ons toe-  C m ) toegeeven, om iets belagchelyk tc maaken of zeiven te belagchen , al ware 't Ook, dat 'er maar één onder alle die gecnen was, waaronder wy leeven, die hetzelve op eenigerhande wyze tot zynen godsdienst reekende. Want wat kan voor een vroom gemoed grievender zyn, dan de voorwerpen van zyn diepften eerbied, welke hem troost in lyden, opwekking ten goede, en hoop van eene gelukkige eeuwigheid verfchaffen , te zien befpotten en belagchen ? Al is dan nu de dwaaling ook nog zo grof, al is de ongerymdheid ook nog zo klaarblykelyk: het is voor ons genoeg, dat de een of de ander van onze broederen deeze ongerymdheid voor heilig houdt, om ten minden in deszelfs tegenwoordigheid, binnen de perken van eenen bedaarden ernst te blyven. Kinderen,- houdt deeze les in uW geheugen! Want gy zult misfchien ook onder menfehen komen, wier religie en godsdienst van de religie en den godsdienst uwer vaderen zullen afwyken , en in uwe oogen misfchien veele origerymdheden behelzen. Brengt u dan telkens deeze myne waarfchuuwing te binnen, en wacht u, om iets te zeggen of *te doen, het  ( 193 ) het geen als eene befpotting zou kunnen aangemerkt worden. Wy moeten altyd medelyden gevoelen, zo dikwerf wy onzen evenmensch in dwaalingen zien: maar daarmede te lagchen, daarmede te boerten en te fpotten — is indedaad eene ontmenschtheid, waarvoor wy ons in ons geheele leven moeten wachten. Montezuma vergenoegde zich een ernstig oog te Haan op de lagchende Spanjaaiden, om hen daardoor hunnen pligt te herinneren. Maar kortes zelf tergde onmiddelyk 'daar na, zeer onverftandig, zyn geduld öp eene verregaande wyze. Hy zeide naamelyk tot hem : indien hy Hechts wilde toeftaan, dat men* midden in dien tempel het kruis der Christenen mogt opriehten; zou 't welhaast blyken, dat zyne afgoden de tegenwoordigheid van hetzelve niet konden verdraagen. Ik noem het onverftandig , dat hy zulks vergde , eensdeels dewyl het niet gefchiedde op de rechte plaats en ten gepasten tyde, maar ten anderen ook, om dat het een foort van uitzinnigheid te kennen gaf. Want waarom zouden de levenlooze beelden de tegenwoordigheid van een even zo levenloos kruis ii. d e e i. ' N niet  ( 194 ) niet kunnen verdraagen ? Verwachtte kortes mogelyk, dat deeze afgodsbeelden, zodra men het kruis der Christenen zou oprichten , door een wonderwerk van hunne plaats ' zouden gebonsd worden ? Doch dit zy, hoe het wil, genoeg, m o nt e z u m a hoorde dit voorftel met het grootfte misnoegen, en de Priesters met ontzetting. Ondertusfchen wist honiezuma zich by zyne bedaardiicii te houden , en vergenoegde zich, met alleenlyk te antwoorden : dat hy vcrwac'it had , dat zyne gasten voor de plaats waar zy thans waren , ten minsten die achting zouden bew\zen , welke zy aan zynen perfoon verfchuldigd waren. Met deeze woorden ging hy weg, zeggende tcf de Spanjaarden : dat het hen nu vry ft>rd, om zich weder naar hun verblvf te ' ege .ven; dat hy voor zich dacht nog wat t bl.ven, om de geden wegens zyn Verregaand geduld, om vergiffenis te bidden. hendrik. Braaf! montezuma! vader. Pit amno trd was zekerlyk maar alte wel verdiénd* maar, Kinderen! opdat gy nooit weder in verzoeking tot lagchen moogt geraaK.cn , zo dikwerf als 'er van den ramp-  C 195) rampzaligen afgodendienst van deeze arme, oni kundige Indiaanen gefproken wordt, zal ik « eene kleine fchets geeven van hunne offerfeesten ; het afgrysfelykfte fchouwfpel , 't welk een ontmenscht bygeloof ooit vertoond heeft. De hairen zullen 'er u by te berge ryzen; en zo gy anders nog nooit aanleiding mogt gehad hebben , om God te danken , dat hy u heeft laaten gebooren worden in eenen tyd, waarin de affchuwelyke afgodendienst in de meeste bekende landen , zo niet geheel uitgeroeid, althans minder geducht is geworden , zult gy het nu doen. De menfehen-offers maakten het voornaamfle gedeelte uit der gebruiken van den Mexikaanfchen godsdienst. Veeltyds oorloogden zy met de nabuurige volken alleen om die reden, dat zy gevangenen mogten maaken, die zy op dc altaaren van hunne afgoden llagten en daarna konden ope'eten ; en zy fpaarden, geduurende den veldilag, het leven van hunne vyanden uit geen andere oorzaak, dan opdat zy hetzelve onder het mes van hunne Priesters, op een Veel fmartelyker wyze zouden verliezen. Hes getal van zulke ongelukkige Slagtöffers, die N a op  op éénen dag gedood wierden, beliep fomtyds eenige duizenden; ja daar zyn gefchiedfehryvers , die het getal op vyf- tot twintigduizend begrooten, 't geen echter zekerlyk wat veel zal zyn. Als de Natie eenen tydlang vrede had gehad , en 'er dus geene gevangenen meer in voorraad waren om te offeren, dan fielden de Priesters voor aan den Keizer, dat hunne goden honger leeden. Terftond ging op 's Keizers bevel een bericht door het land , dat de goden lust hadden, om eenen maaltyd te houden; en dit woord was de leus tot eenen algemeenen oorlog tegen de nabuurige volken. Zodra men nu een genoegzaam getal van gevangenen had byëen gebragt, gingen de bloeddorstige Priesters over tot de volgende allerysfelykfte plegtigheden: De ongelukkige flagtöffers wierden in den voorhof van den tempel gebragt. Kort daarna verfcheen een Offerpriester in 't wit gekleed , met een afgodenbeeld uit tarwenmeel en honig gemaakt in den arm , het welk men , om het recht vreesfelyk te maaken, groene oogen en geele tanden had gegeeven. Met dit afgodenbeeld klom hy fpoedig op eenen verheven ftecn , die uit den muur uitftak; toon'  ( 197 ) toonde van daar het wanftallige beeld aan elk der gevangenen , en fprak daarby deeze woorden uit : „ Ziet, dit is uw God !" Vervolgens klom hy wederom van dien fteen af, ftelde zich aan het hoofd van de gevangenen, en ging met hen naar de plaats, alwaar de overige Offerpriesters op hen wachtten. De ontmenschte, die het gruwelyk werk van 't Aagten verrigtte, en den eernaam To.filain had, droeg eenen langen bloedrooden rok met kwasten vercierd, die hem tot op de hielen hing; hy had eene kroon van groene en gecle veêren op het hoofd ; aan zyne ooren en de onderlip hingen gouden ringen, met groene ftcenen bezet. Zyn aangezicht was pik zwart geverwd , en in zyne geduchte hand hield hy een breed en puntig mes, uit eenen keifteen vervaardigd. Aan zyne zyde ftonden vyf andere menfchelyke wangedrochten , in priesterlyken tooi , waatvan elk by het fchrikkelyk moordampt zyn aangeweezen werk verrichtte. De Aagtbank beftbnd uit eenen grooten Aeen. Nu moesten de ongelukkige gevangenen , de een na den ander' , naakt toetreeden. Den naderenden wierd aangetast en op den fteen geN 3 - legd.  C ï93 ) legd. Twee der Offerpriesters hielden hem vast by de armen, twee ande en by de voeten, de vyfde by de keel aan eenen halsband , die hem vooraf tot dat einde was aangedaan, en de 2Csde een koude rilling loogt my door de leden, dewyl ik 't moet ui.fpreeken • zette hem de linker vuist op de borst, fneed hem .met de rcch.ehand van onderen het lyf Op, rukte den armen zkboogenden het nog kloppende hart uit de bois , en hield hetzelve tekens de zon, om haar den damp die 'er uit op' .ecg , te offeren. (Kier wierd de Vader genoodzaakt, aftebrecken; de kinderen zuchtten , en 'er omftond eene lange aandoenelyke tusfehenpoozing. Eindelyk vatte de Vader wederom het woord op:) Zo dra was die eerfte fehrikkelyk bedryf " niet geëindigd, of de vrecsfelyke TcfiUia keerde zich naar het a>od.b.cl.l , het welk by • zo hrig ter zyde had gelegd, en wreef hem het affchuuwelyk gelaat m i het hart van het gedachte mensch, waarbjt hy eeragfi geheime gebeden prevelde. Dndertusfi&en vatten de overige Priesters het lyk op , en wierpen hetzelve de trap af. Seneden ftonden de geenen , die  C w ) die de gevangenen hadden ingebragt, en die nu ook de ontzielde ligchaamen van dezelvcn toebehoorden. Deezen namen de afgeworpeue ligchaamen, droegen ze t'huis, en verteerden ze met hunne Vrienden. Wat dunkt u, Kinderen ! is dat niet afgrysfelyk ? Maar maakt u .gereed, om nog iets anders te hooren, 't geen nog veel gruwelyker is. Deeze menfehen , die in het ontmenschte bygeloof zo diep verzonken waren, vierden op zekere tyden nog een geheel byzonder feest, het welk. zy in hunne taal eenen naam gaven, wel .en men in het duitsch door menfettinvilkn moet overzetten. De wyze , waarop men dit feest vierde, was overeenkomstig met dien verfoeijelyken naam. De Priesters trokken de gevangenen, die tot de offerande gefclrikt waren, de huid af, en hingen dezelve hunne tempeldienaaren om, als eenen mantel. D;e?e IL-rèn dan de geheele Stad rond, zongen en dansten voor alle huizen, en ieder moes: hen eene gave vcor hunne Priesters toereiken. Hy , die zulks niet deed, floegen zy met eenen lap van de huid in het aangezicht, dat het met bloed geyerwd wierd. Deeze openlyke afpersfingen, waarN 4 dooi  ( 200 ) aoiii de'P'riesteis zich verrykten, duurden z® lang, tot dat de huid begon te bederven. En nu, Kinderen! herftelt u nu eens weder van de ysfelyke indrukfelen , welke deeze befchryving op uw gemoed heeft gemaakt. Ik zou zeer in beraad hebben geftaan, om u door het verhaal van zulk een fchroomelyk voorbeeld van ontmenschtheid, waartoe het bvgeloof de menfehen kan verleiden, te bedroeven , indien het ons.niet tevens eene geru-tftellende oplosfïng van het raadfel gaf: . waarom de goddelyke Voorzienigheid toch wel heeft toegelaaten, dat zulk een talryk volk van een handvol vreemde gelukzoekers kon overvallen , overwonnen, onder het juk «-ebragt, en tot een leven vol van moeite en ellende gedoemd worden ? De meenigvuldige verdrukkingen, waarmede de heerschzuchtige Europeaanen de Inwooners van deezé nieuw ontdekte landen kwelden , waren onbetwistbaar een zeer groot kwaad; maar wanneer men dit kwaad vergelykt met de thans, verhaalde wreedheden , welke het bygeloof vóór de komst der Europeaanen in deeze landftree. ken ongeftraft kon pleegen dan zal men noodzaakelyk moeten toeitemmcn, dat deeze on" ge-»  C 201 ) gelukkige Tolken door Het ontfangen van het Spaanfche juk, over 't geheel befchouwd, meer gewonnen, dan verlooren hebben. En met deeze fchemering van licht, welke de Voorzienigheid nu rc..\is omtrent de gronden van dit haar gedrag voor ons heeft verfpreid , zullen wy ons thans vergenoegen, tot dat eerlang de dag zal aanbreeken, op welken wy dit, en zo veele andere voor ons nog'duistere fchikkingen des hemels, met derzejver oorzaaken en gevolgen , in een klaar middaglicht erkennen zullen. Laat ons nu onze oogen wederom vestigen op kortes. Naauwlyks waren de eerfte dagen, van genoegen verloopen, het welk de voortgang van zyne vermeetele onderneeming, welke tot dus verre zo gelukkig was geweest, hem bezorgde; of hy begon de gevaarlykc gefieldheid te overweegen , waarin zyne ftoutheid hem had gedomp*eld. Nu begreep hy maar alte duidelyk, dat hy meer had gewaagd , dan hy had moeten waagen, en dat zyn lot en dat van zyn volk ftond in de handen van eenen Vorst,'wiens gezindheden omtrent hem indedaad nog altyd zeer raadfelachtig fcheenen tc' zyn. De X-iskelaaaen had-, N 5 den  ( 202 ) den van den beginne af niet opgehouden, hem te waarfchuuwen , hem hunne vrees onder het oog te brengen , dat mon t e z oh a mogelyk flechts uit dien hoofde eindelyk daartoe was overgegaan , hem in zyne hoofdftad aanrer.cemcn , omdat hy 'hem daar eenen valfirik had gelegd, waarüit hy niet zou kunnen ontkomen. De gemoedsgefieldheid van dien Vorst, en de byzondere ligging van zyne Stad, gaven aan deeze vrees eenen hoogen graad van waarfchynelykheid. Men had immers flechts noodig, om de bruggen aftebreeken', welke op de dammen van de zee aangelegd , en de eenigfte toegangen tot de Stad waren, en dan was kortes met zyn handvol volks van de geheele aarde afgefneeden, en omringd van eene meenigte van volk, tegen wier overmagt zyn moed noch zyne wapenen hem een genoegzaamé veiligheid konden yerfcha'ffen. By deeze zwaarigheden kwam nu nog een zeer onaangenaam toeval , hét welk te Veracruz, was gebeurd, en.waarvan kor t e z kort voor zyn intrede in Mexiko tydir:g had ontvangen; dit naamelyk : Qualpopoka, een van de Mexikaanfche legerhoofden, had, na dat k o k. i e s deeze land-  C 2°3 ) iradftreek had veilaaten, met eene annzieneLyke krygsmagt die Volken willen kasryden, die van zynen Heer afgevallen, en door de Spanjaarden in befcherming genomen waren. Eskaiante, de Stadhouder van Veracruz,, oordeelde verpligt te zyn, om deeze bondgenootcn byteftaan. Hy veegde zich ten dien, einde met zyn weinige manfehap en de twee paarden, die-by hem gebleeven waren , by het heir van dezelven , en leverde aan qualpopoka ilag, waarin hy wel het veld behield , maar tevens het ongeluk had , om zelf met zeven andere Spanjaarden doodelyk gewond te worden. Maar het ongelukkigst geval, 't welk daarby gebeurde, was dit, dat 'er niet alleen een van zyne paarden gedood wierd, maar ook een van zyne manfehap levendig'in dc handen der vyanden viel. Deeze hadden niet vertoefd, om hunnen 'gevangen te Aagten en deszclfs hoofd in zegepraat rond tc dvaagtn in verfcheiden S.eden van het Ryk, als een klaar en zichtbaar bewys, dat de Spanjaarden niet onfterffely): waren. Eindelyk hadden zy hetzelve naar Mexiko gezonden. kortes, die over dit alles met reden on-  ( 204 ) genist wierd, belastte dat men hem alleen zoude laaten, en bragt den geheelen volgenden nacht door met te overleggen, hoe hy 't gevaar, 't welk hem -fcheen te dreigen, op de beste wyze zou kunnen ontgaan. By het aanbreeken van 'den morgen ontbood hy eenige getrouwe Tlaskalaanen by zich, om •van hen te verneemen , of zy niet iets gemerkt of gehoord hadden, het geen de oogmerken van montezuma zou kunnen ontdekken ; en hunne gezegden bevestigden hem in zynen argwaan, en tevens in het befluit 't-welk hy reeds had genomen. Zy berichtten hem naamelyk, dat de Grooten des Ryks zedert eenige dagen zeer achterhoudende waren geweest; vervolgens dat het hoofd van eenen Spanjaard uit de Provincie daar gezonden was , en dat montezuma bevel had gegeeven , om hetzelve zorgvuldig te verbergen ; einde'lyk gaven zy te kennen , dat zy gehoord hadden , dat men voorneemens was, om de bruggen op de dammen aftewerpen. Dit was kortes genoeg ; zyn befluit was gevat; 'en hy poogde nu zyne Officiers te overtuigen, dat 'er geen ander middel tot hun behoud over was. KLAAS.  itr aas. Wat was hy dan van oogmerk om te doen ? vader. Dat moogt gy zei ven raaden , zo gy kunt! Stelt u geheel ^en al in zyne plaats; ftelt u alle die omftandigheden voor, en dan zegt jegens uzelven: indien ik in de plaats van kortes, en in deeze omftandigheden geweest was, wat zou ik gedaan hebben , om my uit die zaak te redden ? Morgen , wanneer wy omtrent deezen tyd wederom byëen gekomen zyn , zal elk my zyn gevoelen zeggen ; en als 'er dan één onder u is, die denzelfden weg verkiest, welken kortes had gekoozen , zal ik myn verhaal vervolgen; anders zullen wy nog eens vier-en twintig uuren bcdenktyd moeten neemen. E enigen. O , ik zal het wel treffen ! anderen. O, ik ook ! ik ook ! . vader. Nu , het zal my aangenaam zyn } als gy allen het treft. Tot morgen dan!  C =06) NEGEN- en TWINTIGSTE GESPREK. Des anderen daags, toen de Vader het volkje van zyne jonge toehoorders wederom vergaderd had, ontdekte men onder hen eene groote beweeging. Elk fcheen het woord, 't geen hy wilde voortbrengen , reeds op de lippen te hebben; maar elk hield het te rug, om dat de Vader belast had, dat niemand hunner zyn gevoelen zou zeggen , voor dat hy het hen zelf in de naaste byëenkomst zou afvraagen. Het geweld, 't geen zy zich hierom moesten aandoen, deed hunne gezichtfpieren opzwellen , en bragt hunne handen en voeten zodanig in eene beevende en huppelende, bevveeging , dat een vreemd aanfchouwer wel op de gedachten had kunnen komen, dat  ( 207 ) dat hy midden in eene vergadering van jonge Kwaakers was. De Vader, die in zodanige gevallen , gelyk wy reeds dikwerf hebben waargenomen , fchier altoos de manier had , dat hy zich zo langzaam als een flak bewcegde, zo dikwerf dé jonge heetho* .den met eenen losfen teugel wilden Yoortdraaven; ging nu ook voor ditmaal te werk met zo veele omftandigheden, dat ze zelfs den geduldigftcn in 't harnas zonden hebben kunnen jaagen. Eindelyk , na dat hy eerst het een en ander uit den weg had gelegd , 't ^een hem eigenlyk niet in den weg lag, en na dat hy nog wel tienmaal zyn keel had fchoon gemaakt, daar éénmaal genoeg was; begon hy eindelyk te fpreeken met zulke wanftallige, zwaare en hoogdraavende woorden, als men buiten het vaderland van de Afiatifche welsprekendheid misfchien nog nooit gehoord had. Wy kunnen den inhoud van deezen eindeloozen volzin onzen Leezeren met de volgende weinige woorden mededeclen : „ Nu Hen„ drik ! wat zoudt gy gedaan hebben, indien „ gy in de plaats van kortes waart ge„ weest ?" Hendrik. Nu, de hemel zy dank, dat 'er  ( 208 ) 'er eindelyk eens fpraak gekomen is! — Ik tou moniizuma rondüit gezegd hebben wat my ter ooren was gekomen; en dan zou ik hem ftyf in het aangezicht gezien hebben , of hy ook ontftelde; en zo ik hem dan fchuldig had gevonden, zoude ik hem den oorlog verklaard hebban. e e n i g e n. Dat zou ik ook gedaan hebben. dirk. En ik zou 1 iet myn volk in den eerften nacht ftilletjes vertrokken zyn , ommy te bergen, terwyl het nog tyd was. ferdinand. Foei, welk een bloodaart! Neen, ik zou een klein kommando en een paar kanonnen op een der dammen gezonden hebben, opdat niemand my de bruggen kon afbreeken ; en dan zou ik met de menfehen in de. Stad wel fchielyk weg ge weeten hebben. eenigen. Dit zou ik ook gedaan hebben. vader. En gy , Freèrik! freèrik. Ik zou montezuma het hoofd voor de voeten hebben willen leggen. vader. Wel, wel, Freèrik i zo wreed? fr e e-  ( 2c9 ) treérik. (driftig) Welja, waarömwilhy Biy en myn .volk buten ombrengen ? vader. Maar dit was immers nog zo zeker niet, of montezuma dit voorneemen indedaad had. Men vermoedde dit alleen. freèrik. Nu, dan zoude ik eerst getracht hebben, om recht achter de waarheid te komen. vader. Dit zou ook verftandiger geweest zyn. p i e t e r. Nu ik , Vader ? vader. Ja , gaa uw gang ! p i e t e r. Ik zou den perfoon. van mokt e z u m a in verzeekering hebben genomen , en hem wel volgens zynen ftaat behandeld , maar hem evenwel niet eerder wc- , der uit myne handen los gelaaten hebben, tot dat ik niets meer van hem te vreezen had. vader. ( htm by het hoofd vattende) Komt die inval werkelyk daarüit, of — pie ter. (al lagcher.de) Neen, Vader! ik zal het maar bekennen : toen ik nog t' huis was, heb ik reeds iets van die gefchiedenis geleezen. vader. Dan kan ik 't begrypen. —Nu; si. deel. O het  ( aio ) het zal evenwel zodanig worden aangemerkt, als of gy-zelf het geraaden had; ik gaa dan voort: Dit, myne Kinderen ! was 't dan, 't geen de onderneemende kortes thans had beflooten ; hy wilde den magtigen m o n t e z um a , midden in deszelfs hoofdftad, midden onder zo veele duizenden van zyne onderdaanen, die hem byna als hunn' afgod eerbiedigden» tot zynen gevangen maaken. Zegt, hebt gy ooit een voorbeeld van ftoutmoedigheid gehooid , 't geen hiermede zou kunnen vergeleken worden ? christiaan. Neen , dat gaat nu alles tc boven! < vader. Na dat dan deezen ftouten toeleg gefmeed en door alle de bevelhebbers was goedgekeurd ; wierd 'er ook terftond toeftel gemaakt, om denzelven ter uitvoer te brengen. Het geheele heir der Spanjaarden moest op de beflooten plaats van hunne wooning in' t geweer komen, om op den eerften wenk, ter hulp van hunnen Generaal by de hand te zyn. Eenige kleine hoopen wierden gelast, om zich op die ftraaten te onthouden, welke naar het yerblyf van montezuma leidden; en  C «O en men wist, dat dit geen opfchudding zou verwekken , omdat men reeds gewoon was i de Spanjaarden telkens gewaapend te zien rondloopen. Toen het uur gekomen was» waarin kortes gewoon was , den Keizer optewachten , vervoegde hy zich met vyf van zyne Officieren en mét dertig mannen die de dapperften van zyne geheele bende waren, naar het paleis van montezuma. Ook dit verwekte geenen argwaan, dewyl men insgelyks reeds gewoon was , te zien dat hem zyne Soldaaten verzelden. kor is! wierd naar gewoonte met eerbied Ontvangen, en met zyne Officiers en tolken terftond in het vertrek vanMON tezuma geleid. De bedienden traden af, en het gewaagde bcdryf nam een begin. Met een gelaat , 't geen het diepfte misnoegen uitdrukte »klaagde kortes over het trouwlooze gedrag van qualpopoka, d*ie in tyd van vrede , (en dus. tegen allen recht der volken) zy» -/olk en bondgenooten had aangetast, een' gevangen Spanjaard , alleenlyk ■ uit een ontmenschten bloeddorst geflagt, en deszelfs hoofd ,in het geheele land ten fchouwfpel had rond" gezonden. Hy voegde daarby, dat het. ge-' O' * lucht  ( 212 ) nicht hem, montezuma zeiven, tot de* aanlegger van die verfoeijelyke. onrechtvaardigheid maakte; en dat hv.zich dus genoodzaakt zag, om eene voldoening te vraagen voor den hoon, die den grootften Vorst des aardbodems, zynen Heer, daardoor was aangedaan. mo.n'tezuma ontftelde over deeze aanfpraak zodanig dat hy verbleekte; maar hy verzeekerde op het plegtigP.e, dat hy aan dit onaangenaam voo.val geen het minde deel had. Hy voegde daarby, dat hy, ten blyke van zyne onfchuld, teiftond zou beveelen, dat men qualpopoka en zyne medepligtigen, geboeid naar Mexiko zou brengen. Hierop nam kortes wederom een vrienr delyker gelaat aan en verzeekerde, dat hy voor zichzelven met deeze enkelde verklaaring volkomen voldaan was; maar ter bevreediging van zyne hoog verbitterde Soldaaten, wierd 'er nog wat meer veréischt. Deezen zou men nooit kunnen overreeden , dat zulk eene daad zonder voorkennis, en goedkeuring van den Keizer geichied was, indien hy niet beduiten kon , om een openlyk bewys van zyn vertrouwen en van zyne oprechte vriendfehap  ( 213 ) fch.ir> ieegens hen te geeven. En dit bew] s, waarop zy aandrongen , beftond hi'étïn , dat het hem behaagen mogt, eenige da gen in hunne woonplaats doortebrengen , alwaar men. hem met allen eerbied, dien men aan zynen hoogen perfoon vericlinldiid was, zou bedienen, Op deezen zonderlingen eisch geraakte montezuma van verbaasdheid en toorn geheel buiten zich-zeiven. Hy was buiten ftaat om te fprceken , en ftond gelyk een levenloos beeld , terwyl kortes voortging, om hem voorteftellen, dat dit verzoek van zyne Soldaaten niets onbetaamelyks behelsde , , dewyl het aangewezen kwartier een van zyne paleizen was, waarin hy immers in andere tyden wel gewoon was eenige dagen doortebrengen. ■ Eindelyk kwam de verfchrikte Vorst weder tot zich-zeiven, en vond woorden, om zyn misnoegen uittediukkcn. Hy zeide met eene aangenömene deftigheid , „ dat een Regent van het Mexikaan„ fche ryk niet gewoon was, om vrywillig „ in de gevangenis te gaan; en dat indien „ hy voor zich zeiven al in ftaat mogt wee„ zen, om zich zodanig te, verhagen, zyne O 3 »  C«4) „ onderdaanen evenwel niet zouden toelaa„ ten, dat hy op zulk eene fchandelyke wy„ ze mishandeld wierd." kortes, die niet gaarne geweld wilde gebruiken , deed alle moeite, om hem nu met yleyënde dan, met dreigende woorden te beweegen, dat hy zyne begeerte zou voldoen; maar het was vruchteloos. Eindelyk, nadat de woordenwisfeling reeds drie uuren had geduurd , riep velasquez dexeon, een van de Spaanfche Officieren , een jong fier pian , wiens geduld reeds ten einde was, met een dreigend gelaat: „ Waartoe dienen alle „ die omftandigheden ! Laat ons hem met . „ geweld aantasten of doorfteeken ! " montezuma begeerde te weeten, wat die toornige man had gezegd, en mar xna bevredigde zyne nieuwsgierigheid, en voegde daarby, dat zy voor zyn leven beducht was, in dien hy zich niet op het oogenblik overgaf. Dit benam dien armen man op éénmaal allen moed; hy zag dat hy in het geweld van deeze magtige menfehen was, en dat hy het uiterfte vreezen moest, indien hy het w'aagen dorst hen langer tc wederftaan. Hy gaf zich dan aan zyn noodlot over; fprong van  C"5) van zyne zitplaats op, en zeide jegens kortes : dat hy op zyne verzeekering vertrouwde , en dat hy hem zou volgen. Terftond wierden op zyn bevel de voornaamfte amptlieden van het ryk geroepen, waaraan hy-zelf bekend maakte , dat hy om gewigtige redenen goed vond, eenigen dagen by zyne gasten te woonen. Deezen ftonden wel verbaasd over zulk een onverwagt en zorgelyk befluit; zy waagden het echter niet, om tegen den onbeperkten wil van hunnen Heer de minfte tegenbedenking intebrengen. Men haalde dan den draagftoel, en de ongelukkige Monarch wierd wel van zyn eigen volk, echter onder de bedekkingvan de Spaanfche wagt, als een' gevangen weggedraagen. Naauwlyks was het gerucht in de ftad bekend geworden, dat hy weggevoerd wierd, of de ftraaten krielden van menfehen, wier gebaarden en wezenstrekken beangstheid en ontzetting te kennen gaven. Sommigen fchreeuwden , anderen weenden, nog anderen wierpen zich op de aarde, als menfehen, die onder den last van eene onüitfpreekelyke bekommering wegzinken. Maar montezuma trachtte hen gerust te ftellen; hy riam een O 4 vro-  Oi6) vrolyk en lagchend gelaat aan, wenkte hen met de hand en verzeekerde , dat hy geen gevangen was, maar dat hy uit een vry befluit, 1 eenige dagen by zyne ga .ten doorbrengen, en zich met hen vrolyk maaken wilde. Deeze verzeekering ftelde hen ecnigszins gerust; de Spanjaarden gingen onverhinderd met hunnen hoogén gevangen midden door hen heen, en kwamen gelukkig in hunne woonplaats. Hier zocht montezuma zelf voor zich een vertrek uit, 't geen hy wilde bewoonen, . en de Spanjaarden bedienden hem , op bevel van den Generaal, met den diepften eerbied. Hy was zo ras niet tot rust gekomen, of hy zond eenige van zyne Staatsdienaaren op de ftraaten , om het volk naar hunne huizen te doen wederkeeren, en by levenftraffc te belasten , om zich gerust te houden, met dc herhaalde verzeekering, dat hy-zelf uit eigen • beweeging beilooten had, eenige dagen by zyne vrienden doortebrcngi.n. Vervolgens zond hy in de tegenwoordigheid van kortes eenige Bevelhebbers van zyne lyfwagt aan q.ualpopoka, om zo wel hem, als ook de overige medepligtige hoofdlieden van zyne bende, geboeid naar Mexiko te brengen. Mid-  C *I7 ) Middelerwyl'deed kortes alle mogelyke moeite, om den armen Keizer zyne gevangkenis zo verdraaglyk te maaken, als mogelyk was Hy ftond niet alleen aan zyne bedienden , maar ook aan de voornaamften van het ryk den vryën toegang tot hem toe; echter met die omzichtigheid, dat hy, onder voorwendfel van verwarring voor te komen, niet te veel op eenmaal by hem liet vfcrfchynen. montezuma veinsde zelf zekere vrolyke houding, om den fmaad, waarin hy verzonken was, ten minften voor zyne onderdaanen geheim te houden; en hy betoonde zelfs aan zyne opzieners , de Spanjaarden , zodanig eene vriendelykheid en gulhartigheid, welke iedereen moest bevestigen in den waan , dat men hem geene oorzaak had gegeeven tot misnoegen. Inmiddels wierden qualpopoka, deszelfs Oom, en vyf onder hem ftaande Hoofdlieden, geboeid over gebragt. montezuma, die 'er altyd nog by bleef, dat hy geen deel had in 't geen zy hadden bedreeven, liet het aan de Spanjaarden over, om hun misdryf te onderzoeken , en hen eene ftrafte opteleggen, overeenkomstig met hun misdryf. O 5 ion-  C "8 ) «oKTïi bcleidde dus eenen krygsraad; de ongelukkigen wierden 'er voor gebragt; zy bekeden, dat zy, gelyk men hen befchuldigde, het recht der volken gekwetst hadden , en wierden 'gevonnisd om leevende ver¬ brand te worden. Tot dus verre hadden zy , door de zeldzaame trouw jegens hunnen ongelukkigen Vorst bezield, ftandvastig geloogcfcend, dat hy last had gegeeven tot 't geene ' 2y gedaan hadden: maar zodra het fchrikkelyke doodvonnis hen was aangekondigd, ontviel hen de moed, en zy bekenden nu 't geene zy te vooren hadden geloogchend. Doch kortes wilde hen niet verder aanhooren, maar gaf bevel, om hen in 't oogenblik naar de gerechtsplaats te leiden. Gy, myne Kinderen ! ftaat te recht verbaasd over de ongehoorde ftoutheid, waarmede k o *y b s in het midden van de volkrykfte hoofdflad van een' Monarch, wiens magt vooral niet gering te achten was, zich eerst van den perfoon van deezen Monarch, door zyne onderdaanen aangebeden , verzeekert, en zich vervolgens eene rechtsöeffening aanmaatigt, welke aan de hoogfte wetgeevende magt zekerlyk alleen kan toekomen. Maar weerhoudt » uwe  ( 219 ) «we verwondering nog een poos, om eers* iets te hooren, 't geen uwe verbaasdheid nog zal vermeerderen. Even als of het 'er op toegelegd ware , om ' de verfmaading van den verootmoedigden Vorst en de befpotting van zyne geheele voorige magt ten hoogften toppunt op te voeren, deed ( kortes, ten aanzien van al het volk, een geheel Arfenaal of Wapenhuis van montezuma, waarïn eene groote meenigte van fpietfen, fchilden en andere oorlogs-werktuigen . bewaard wierden , op zyn eigen gezag leedig maaken , om daarvan den brandftapel opterichten, waarop die geenen zouden verbrand worden, die zich naar allewaarfehynelykheid in 't geheel' niet hadden fchuldig gemaakt aan eenig misdryf, maar die alleenlyk ' gedaan hadden , 't geen hen van hunnen rechtmaatigen Landsheer bevolen was. Deeze arbeid wierd volvoerd ; de wapenen , welke federt eenen geruirr.en tyd ter befcherming van het ryk waren verzameld., waren opë'engeftapeld ; eene onnoemelyke meenigte van roerlooze aanfehouwers waren hier tegenwoordig, en wisten niet, wat zy van dit alles zouden denken of leggen-  C 220 ) de ongelukkige flagtoffers wierden aangebragt. In dit oogenblik — en nu myn Kinderen! zult gy meer dan ooit verbaasd Haan— liep kortes, verzeld van eenige Officieren en één Soldaat, die yzere ketenen droeg, regelrecht naar het vertrek van montezuma. Hy naderde den deerlyk verfchrikten Vorst met een toornig gelaat, en donderde hem deeze vreesfelyke woorden toe: „ dat'de boosdoeners ge„ zegd hadden , dat hy , montezuma zelf, „ de aanlegger was van het gepleegde rnis„ dryf. Dat dus ook het recht eischte, dat' i, hy ook voor die fnoodheid wierd geftraft." Naauwlyks had hy deeze woorden uitgefpropken, of hy keerde den verbaasden en ongelukkigen man , thans van zyne voorige hoogheid zo diep ter nedergez-onken , den rug toe, en de Soldaat floeg hem in de fchandelyke ketenen. — Nu, Kinderen ! wat zegt gy hier van ? allen, (geheel buiten zich-zelvcn) Dat is afgrysfelyk! • vader. De arme montezuma was voor zichzelven als vernietigd. Spiaaldoos, fiddeïende, en buiten gebruik van zyne zinnen ftond  ( 221 ) ftond hy, en liet toe, het geen hy niet in ftaat was te beletten. Eindelyk borst hy uit in een luidruchtig jammeren en gehuil , dewyl hy verwachtte, dat men hem-zelven terftond naar de gerechtsplaats zou leiden. Maar het geen dit lchrikkelyk bedryf alleraandoenelykst maakte , was het gedrag van zyne getrouwe bedienden , die met eene ftomme weemoedigheid voor zyne voeten nedervielen, en dezelven met heete traanen befproeiden. Zy namen de ketenen op, om den drukkenden last van dezelven te verligten, en ftaken tusfchen het yzer en de huid ftukjcs van eene weeke ftofte , opdat zyne ontëerde leden de knelling der ketenen niet mogten gevoelen. Dit was een gezicht, het welk in ftaat was, om ook den wrecdften ooggetuige een traan van medelyden uittepersfen. De tcrechtftelling was nu voltrokken, kortes kwam terug; hy naderde tot m o n t eïuma met een vriendelyk gelaat, en zeide : dat thans de rechtvaardigheid voldaan, en dus zyn misdryf ook uitgedelgd was; " en met deeze woorden gaf hy bevel, dat de ketenen hem weder zouden afgenomen worden. En nu ging de verwarde ziel van den vernet  ( 222 ) 'nederden Monarch , van de diepfte fmarte fchielyk over tot dê. buitenfpoo'.igfte vreugde. [ Hy hield niet op, zynen onderdrukker tc omhelzen , en hem verzeekeringen van de harteiykfte dankbaarheid te geeven voor zyne bevryding. Die ongelukkige! Hy fcheen in de overmaat van zyne vreugde vergeeten te hebben , dat dezelfde man , die thans last gaf om zyne banden los te maaken, hem -dezelve tevooren had laaten aanleggen. johannes. Ik heb al lang gedacht, wat kort és toch. wel zou kunnen bewoogen hebben, met den ongelukkigen «omteiuM * zodanig den fpot* te dryven ? Zou het wel enkel en alleen baldaadigheid geweest zyn ? vader. Dit kan men juist niet denken. Naar alle vermoeden was zyne bedoeling deeze ,. om de reeds op zich zeiven zwakke ziel van montezuma door herhaalde ftoute mishandelingen zodanig uit te dooven, dat zy volurekt onbekwaam wierd tot eenig moedig befluit. Deeze bedoeling wierd bereikt ; de zie! Van m o n te z u m a was moedeloos gemaakt, Sn de veiligheid en magt der Spanjaarden 4cheen  ( 223 ) fcheen ïn Mexiko thans op eenen vasten voet te ftaan. Maar dit alles was voor den omaichtigen kortes nog niet voldoende. Hy dacht veelmeer op_ een middel, om zich voor altoos een open. uitgang uit deeze Stad en dk eiland te verfchaffen , welke voor hem en zyn volk ook dan nog zouden openftaaa, wanneer de Mexikaanen het in hunne gedachten kregen , om de bruggen der dammen , welke naar hunne Stad leidden, afre- breeekan. Tot dat einde fprak" hy dikwerf met montezuma van de wonderbaare hoedanigheid der Europifche Schepen, óns hem eene begeerte inteboezemen. zulk eea merkwaardig gebouw zelf met eigene oogea te zien. Hy bereikte zyn oogmetk; montezuma wierd zeer nieuwsgierig, om zulk een Schip te zien , en kohies verpligtte zich hem dit genoegen te verfchaffen. Op bevel van den Keizer wierd 'er een genoeg- " zaam aantal lastdraagers naar Vertcritz gezomden, om de aldtaar bewaarde overblyffelen der gefloopte Spaanfche Schepen te haaien - anderen zond men in de bosfehen, om het noodige timmerhout te hakken; en binnen eenen korten tyd was het bouwen van twee bd-  ( »*4 ) fcrigantynen door de Spaanfche timmerlieden voltooid, waarop men den gevangen Monarch tot zyne groote verlustiging fomtyds liet rond vaaren. kou ies integendeel maakte van deeze plaifiertochtjcs dit gebruik, dat hy by die gelegenheid de gefttldheid dier zee, en van de geheele omlugetde landftreek leerde kennen, eene kennis, welke voor hem in 't vervolg van tyd zeer nuttig was. En nu ging deeze onderneemende geest voort, om den eenen ftap na den anderen te doen, ten einde het Mexikaanfche volk geheellyk onder zyn juk te brengen. Hy zond eenige' van zyne Officieren het geheele land door, eensdeels om de uitgeftrektheid en gefteldheid van elke Provincie te leeren kennen , anderdeels om die plaatfen optemerken, waar goud en zilver gevonden wierd. Hy ■ wist montezuma onder deeze of geene voorwendfelen overtehaalen, dat hy de verftandigften en kloekmoedigften onder zyne , Staatsdienaaren hun affcheid gaf, en hunne plaatfen wederom vervulde niet zoodaanige mannen, van wier domheid en lafhartigheid de Spanjaarden weinig te vreezen hadden. Eindelyk deed hy aan deezen zoo zeer ver- oot-  ( **5 ) ootmoedigden Monarch nog den grievende** eisch, welke alle zyne trotschheid ten eene-* maal moest doen verdwynen; den eisch naamelyk, dat hy zich openlyk voor eenen afhangeling van den Koning van Spanje ver-» klaaren en zich verpligten zou om denzelven eene jaarlykfche fchatting te betaalen, ten blyke van zyne onderwerping. Wat zou de arme montezuma doen? Zyne vryheid, zyn leven zelf was in de handen van kortes; hy zag zich dus genoodzaakt, om met geduld eiken eisch, hoe grievende die ook voor hem weezen mogt, intewilligen. Ten dien einde wierden de voornaamften des ryks byëen geroepen, montezuma zelf bragt hen de bekende oude voorzegging te binnen, welke thans vervuld zou worden ; en hy verklaarde vervolgens, dat hy-zelf met zyn geheel ryk van nu af 'aan zou afhangen van den grooten Koning van het Oosten, aan wien, volgens de fchikking van hunnen algemeenen ftamvader, de opperheerfchappy toekwam. By deeze woorden fchooten hem de traanen in de oogen , welke duidelyk genoeg te kennen gaven, hóe duur deeze offerande n. deël, P a«Ö  ( 226 ) aan 7,yn hait te ftaan kwam. Onder de vergaderde Mexikaanen ontftond een zacht gemompel ; verbaasdheid en misnoegen zag men op alle aangezichten, en men fcheen gereed te zyn , om de, gekrenkte rechten van de Natie en van hunnen' Regent met geweld te handhaaven. Maar kortes wist deeze beweeging te fmooren, eer dat zy uitborst, dewyl hy verzekerde , dat zyn Meester niet ten doel had, om montezuma van zyn ryk te berooven , maar dat hy zich vergenoegde, alleenlyk de bcfchermheer van hetzelve te zyn. Deeze verzekering en het voorbeeld van den Keizer, die zich goedfchiks onderwierp , ftelde de gemoederen gerust; en men ging vervolgens onverhinderd over tot alle de plegtigheden , welke de Spanjaarden goed vonden voortefchryven , om de onderwerping van montezuma recht aanzienelyk en algemeen te maaken. M on t e z um a bevestigde de gedaane onderwerping door een herhaald groot gefchenk, en fpoorde de Kaziken van zyn land aan , om hetzelfde te doen. * * DER-  ( 2*7 ) DERTIGSTE GESPREK. De Vader vervolgde aldus: Men wilde thans de vergaderde fchatten deer' len. Kortes deed alles, wat men 'va^ lfofgoud en gouden cieraadien had byëenge» bragt, fmelten en in ftaven gieten , en met» vond, dat het gewigt van het zelve beliep of Jesmaal honderd duizend Murk. dirk. Lubekfche of Deenfche marken ? ^ vader. Geen van beiden ! Als 'er gefproo» ken wordt van een mark gouds of zilvers; dan verftaat men daardoor niet de gangbaar^ munt, van dien naam ; maar veelmeer een gewigt van zestien lood of een half pond. Dus zyn zesmaal honderd duizend mark zo vee} als drie maal honderd duizend ponden ——• ï * He»  ( 2*8 ) Het vergaderde zilver maakte flechts vyf honderd mark', of tweehonderd en vyftig ponden uit. g o e l 11 e. Is dap in Mexik* het goud in grooter meenigte, dan het zilver ? vader. Thans niet; maar ik zal u zeggen, waar het van daan kwam, dat de Mexikaanen in dien tyd meer goud hadden , dan zilver. Men vindt vceltyds vast goud, maar zilver zo dikwerf niet. Gy weet immers wel, wat vast goud en zilver te zeggen is. god li eb. O ja! wanneer het reeds geheel zuiver, en niet met andere dingen gemengd gevonden wordt. vader. Recht! Het zilver wordt gemeenlyk flechts als erts uit de aarde gegraaven, en moet vervolgens eerst door het vuur gezuiverd worden van de vreemde ftoffen, welke daarmede vermengd zyn. Maar deeze konst was by de Mexikaanen nog geheel onbekend. Pus 't geen zy aan goud en zilver bezaten , had de natuur zelve gezuiverd , en zy hadden 't alleenlyk opgezocht. Maar ook by dit opzoeken uit het zand der rivieren , en uit de aarde , welke van het goudryke gebergte affpoelde, waren zy zeer flordig geweest, omdat  ( 229 ) dat dit metaal by hen de waardy niet had, welke men hetzelve onder ons heeft gegeeven. Zy wisten het tot niets anders te gebruiken , dan om 'er allerlei cieraadien van te maaken, en hierom deeden zy ook niet veel moeite , om het optezoekcn. Dit was dan ook de reden , waarom de geheele vergaderde meenigte van dit metaal, het welk thans verdeeld zoude worden, aan de buitenfpoorige verwachtingen der Spanjaarden op verre na niet beantwoordde. kortes verdeelde dien geheelen fchat in vyf deelen. Het eene fchikte hy voor den Koning van Spanje; het tweede nam hy voor zich-zelven als bevelhebber, volgens de eens ingevoerde gewoonte ; het derde wierd weggelegd tot fchadeloosftelling van alle de gecnen, die de kosten tot de uitrusting van deeze onderneeming hadden opgefchooten; en de twee laatfte deelen wierden onder het geheele heir verdeeld. Het aandeel van elk foldaat en matroos was derhalven op verre na zo groot niet, dan men had verwacht, en daarover ontftond een algemeen gemor. Maar kortes was terftond gereed , om een gedeelte van 't geen hem volgens het recht P 3 was  »*m toegevallen, opteorTeren aan de onbe*reedigde hebzucht van zyn volk, en daardoor wierd hun misnoe-en weggen men. De ongeluukige montezuma had, gelyk Wy gehoord hebben , zich aan eiken eisch van zyne onderdrukkers, hoe hard ook, onr derworpen : alleenlyk vond men hem ten opzichte van eenen enkelen eisch, tot verwondetens toe ftandvastig en onbeweeglyk. Deeze betrof naamelyk het geloof van hem en zyne onderdaanen , waarvan noch vleijeryén , noch bedreigingen in ftaat waren hem artefeiiKen. Vruchteloos had kortes, volgens zyn vuutigen godsdienstijver, tot herhaalde reizen alle zyne welfpreekendheid gebee?igd, om hem bet onverftandige en verfoeijelyke van zynen afgodendienst onder 't oog te brengen, en hem de zachtere leeringen van den christelyken godsdienst aantepryzen; hy bleef altoos ♦nbewogen , en het gefprek, 't welk zy daarover hadden, eindigde altyd met een verzoek, dat men hem met eisfchen van dien aart mogt verfchoonen. Eindelyk wierd kortes zo vergramd, dat hy befloot den afgodendienst der Mexikaanen niet meer met woorden, maar met het zwaard aaatetasten. ia dit oogen- eEfc  ( 231 ) Wik leidde liy zyne benden naar den grooten hoofdtempel, met het voorneemen, om de afgodsbeelden te verbryzelen, en alles te vernielen , wat eenige betrekking had tot de eerbiediging van dezelven. Maar hy vond tot .zyne verwondering de geheele talryke priesterfchap in de wapenen , en bereidvaardig om hunnen laatften bloedsdroppel ter verdeediging van hunne afgoden tc vergieten; hy zag, dat cr eene groote meenigte van 'gewapende Mexikaanen toefchoot, om hen byftand te bieden, en bemerkte dus wel, dat hy in tynen yver voor ditmaal te verre was gegaan. Hy vergenoegde zich derhalven daarmede,, dat hy in de plaats van eenen afgod, die reeds uit zyne nis was geworpen, het beeld van dc maagd Maria ilelde, en zyne onverftandige poogingen, ter bekcering der Mexikaanen aangewend, liet rusten tot op gunstiger tyden. Dit voorval opende op éénmaal de oogen der Mexikaanen. Zy zagen nu , wat zy van de baldaadigheid deczer Vreemdelingen, tc vooren zo zeer door hen geëerd, te vreczen hadden: en zy begonnen op middelen tc denken , om hen of te verdryven of van kant tc maaken. De Priesters en de Opperhoofden P 4 del,  ( «32 ) der Natie, die thans meermaalen dan te voeren by den gevangen Keizer kwamen tot ge, heime gefprekken, riepen om wraak voor hunne beleedigde goden ; en de omftandigheden van den armen montezuma wierden daardoor te gevaarlyker en benaauwder. Waartoe zou hy overgaan ? Wiens party zou hy kiezen ? De party van zyne onderdaanen ? Maar dan liep hy gevaar, om van zyne onderdrukkers , die hem in hunne magt hadden, omgebragt te worden. De party van deeze zyne onderdrukkers zeiven ? Maar dan moest hy den afval van zyn geheel ryk vreezen , en het gedrag 't geen zyne gewaande vrienden tot dus verre jegens hem hadden gehouden, gaf hem te kennen, wat hy van hen te wachten had. Lang wierd zyne befluitelooze ziel herwaards en derwaards geflingerd , gelyk een zwak riet, het geen door allerleijen wind geflingerd wordt: eindelyk greep hy moed, en beflöot eenen middelweg intedaan , welken zyna omzichtigheid hem als den veiligften voorftelde. Ten dien einde liet hy kortes by zich komen. Dees, die uit de geheime gefprekken, yan zynen gevangen met dc Priesters en Op-  ( «33 ) Opperhoofden der Natie reeds eenigen argwaan had opgevat, had de voorzichtigheid , om zich door twaalf van zyne dapperfte lieden te laaten verzeilen. Zyn achterdocht vermeerderde , toen hy in het vertrek van montezuma trad, en in het gelaat van denzelven zulk een' donkeren ernst ontdekte, als hy nog nooit daarin had waargenomen. Maar nog meer kwam het hem vreemd voor, dat montezuma hem by de hand nam, hem ter zyden trok , en in eenen byna gebiedenden en dreigenden toon tegens hem zeide: ,, dat , dewyl de bedoeling , waarom zyn „ Heer hem derwaards had gezonden, thans „ bereikt was, .hy ook hoopte dat hy zyne „ terugreis zou verhaasten." Deeze onverwachte aanfpraak , maar nog meer het ernstig gelaat, en de toon, waarmede dezelve wierd uitgefprooken , en die een vast befluit te kennen gaven , bewogen den Generaal, om zich naar eenen zyner Soldaaten te keeren , en hem in 't geheim bevel te geeven, zyn gantfche heir op 't oogenblik in "t geweer te laaten komen. Hierop riep hy alle zyne ftandvastigheid te famen , keerde zich met het onveifchilligst gelaat weder naar P { dei  ( 234 ) den Keizer, en antwoordde : dat liy zelf naar niets meer reikhalsde , dan om op het fpcedigst naar zyn vaderland weder te keeren. Maar dat, dewyl alle zyne Schepen , gelyk bekend was, vernield waren, hy eerst anderen wederom moest laaten bouwen , en hy verzocht , dat men hem daartoe de behulpttaame hand wilde bicden. Montezuma kon zyne uitfpoorige vreugd over dit onverwacht antwoord niet verbergen. Hy viel den Generaal om den hals, overlaadde hem met lief koozingen, en verzeekerde dat deeze verklaaring voldoende was ter bevrediging van zyne goden en van zyne ondercaanen , die beiden even fterk aandrongen op den aftogt der vreemdelingen, kortes leerde uit deeze woorden de gezindheid der Priesteren en des volks kennen met zulk eene zekerheid, welke hem ongerust maakte ; en hy geloofde in de noodzaakelykheid gebragt te zyn, om het gevaar, 't geen hem cn de bereiking van zyne bedoelingen dreigde, nog verder door geveinsdheid te moeten ontduiken. Met dat oogmerk gaf hy openlyk bevel, om nieuwe Schepen te bouwen, maar in 't geheim belastte hy de timmerlieden, omhetvol- bou-  ( *35 ) bouwen vtn dezelven door allerlei zelf gt- «maakte hmderpaalen zo zeer , als mogelyk was, te vertraagen, in hoop , dat de verr fterking, welke hy uit Spanje verwachtte, ondertusfehen zou aankomen. Maar even als of de ftraffe des hemels dit onredelyk gedrag op de hielen volgde, moest *er ook kort daarna iets gebeuren , waardoor k o r t e s op éénmaal in de allerneteligfte om? ftandigheden geraakte, montezuma liet hem wederom fchielyk tot zich roepen , en vertoonde hem een fchildery in den Mexikaanfehen fmaak, op wit katoen, het geen beftond in eene afteekening van ■agttien Europifche Schepen. Dit fchildery was den Keizer zo even door zyne hardloppers gebragt, met bericht, dat de hier afgebeelde Schepen aan zyne kust ten anker waren gekomen. Kortes was verrukt over deeze tyding, omdat hy zich vleide met de hoop, dat deeze Schepen hem de uit Spanje verwachte ver? fterking, nevens de koningklyke bevestiging van zyne benoeming tot Bevelhebber in de Landen door hem'ontdekt, zouden overbrengen. Maar hoe zeer ftond hy niet verbaasd, toen by eenige dagen daarna van sanbovai. , in  C 236 ) fn dien tyd Stadhouder van Veracruz., de voor hem zo fchrikkelyke tyding ontving, dat het aangekomen Esquadertje van vezasquez was uitgerust, en geen andere bedoeling had, dan hem en zyne aanhangers gevangen te neemen, ten einde hen als ftrafwaardige verraaders op het eiland Kuba, het proces te laaten opmaaken. Hoort nu, Kinderen ! langs welk een' weg velasques hun verblyf had opgefpoord. kortes zond , gelyk wy weeten, een van zyne Schepen naar Spanje, om de vergaderde ryke proeven van Mexikaanfche voortbrengfelen overtebrengen, en tevens de koningklyke bevestiging van zyne aanltelling tot Stadhouder in deeze landen uittewerken. montejo en PORTOKARRERo,de bevelhebbers van dit Schip, hadden de bepaaklfte ordre , om zich zorgvuldig te wachten, dat zy op hunne vaart het eiland Kuba niet zouden aandoen. Zy moesten veelmeer dit eiland , zo verre als mogelyk was, ter rechtehand laaten liggen , en om de punt van Floriia (ziet hier ef onze eerfte kaart!) door de Zcetngte van Bahama loopen ; zo noemt men naa*nelyk de ftraat hier tusfchen Tlorid* en de fa  ( *37) TükanutèilaniUn. Maar montijo, die eene bezitting had op het eiland Kuba, had zynen pligt zodanig vergeeten , dat hy het bevel yan zynen Generaal uit het oog verloor, om het genoegen te hebben, eerst zyn landgoed te bezoeken, eer dat hy naar Spanje zeilde. Hy was naauwlyks op de kust van dit eiland verfcheenen, of velasques had 'er ook reeds naricht van. Dees, die federt het vertrek van onzen kortes gefolterd was door de heevigfte hartstogten van toorn , berouw en yverzucht, deed .zonder uitftel twee fterk bemande vaartuigen uitloopen, om het Schip door kortes afgezonden , te gelyk met allen die 'er op waren , te bemagtigen. Gelukkig wierden dezelven nog ter rechten tyd gewaarfchuuwd; het gehikte hen te ontfnappen, en zy vervolgden daarop hunne reis naar Spanje , zonder hinderpaalen te ontmoeten. En nu borst de toorn van veusqbeï uit in lichterlaaije vlam.- Hy nam het befluit, om eene magtige vloot uitterusten, en kortes, waar hy ook zyn mogt, optezoeken én te laaten haaien , ten einde hy zyne wraakzucht aan hem mogt koelen. Geduurende; den tyd , dat hy met deeze uitrusting bezig was,  (*3«) *ïs', önt-'ing hy naricht uit Sptfnje, dat het #cmp, 't geen hem zo gelukkiglyk was ontfnapt, behouden aldaar was aangekomen; en hy ontdekte tevens nog riaauwkeurigef de verblyfplaats van kortes, e» het gevolg, 't welft ï'yne onderneemingen tot dus verre haddejj gehad. Thans wierd deeze' uitrusting met eenen dribbelen yver voortgezet» Zy beftond uit agt Schepen , welke agthonderd man voetvolk , tachtig ruiters en twaalf ftukken kanon aan boord namen ; en dit was indedaad voor die tyden en in dit waerelddeel eene geduchte magt, welke wel de helft fterker was» dan die van kortes. De toerusting was E» voltooid, enx»»v*EZ, een dappermaaf heethoofdig en onverzoenelyk man, verkreeg daarover het bevel, nevens den titel van Onderfladhouder in de landen door kor t x » ontdekt. Dees was 't nu, van wiens onver» wachte komst thans de tyding was ingekomen. En nu, ftelt u eens de hagchelyke omftandigheden van onzen held voor, welke dag op dag gevaarlyker wierden. Zou hy het waagen, om auch te verletten tegen eene Europa-  C 239 > pifche krygsmagt , welke tweemaal fterker was , dan de zyne ? Maar dan moest Hy Mexiko , dan moest hyalle de voordeden , welke hy met zo veele moeite en gevaar had behaald , in den loop laaten; en hoe kon hy hoopen , eenen vyand te overwinnen, die hem in dapperheid, in krygsbeleid en wapenen volkomen gelyk, en daarentegen in menigte van manfehap en frischheid van krachten verre te boven ging ? Zou hy hem in Mexiko afwachten ? Maar dan zoude hy gewisfelyk gevaar loopen , om van twee even zo geduchte vyanden op denzelfden tyd aangevallen te worden , dewyl het meer dan waarfchynelyk was, dat de Mexikaanen, zodra zy ontdekten dat hy in nood was, de wapenen tegen hem zouden opvatten. Of zou hy zich eindelyk goedsmoeds overgeeven , om zich te laaten veroordeelen van een' man , wiens blaakende toorn naar zyn bloed dorste ? Maar dan was zyn ondergang volkomen beilist. Wat ftond hem dan nu te doen ? In deeze onzekerheid, ontving hy dagelyks nieuwe berichten, waarvan het een hem nog verlegcner kon maaken, dan het ander. Hy ontdekte dat eenigen van zyne Soldaaten tot N A ft-  C 240 ) Bahïaii waren overgelqopen , en denzciven van alles hadden onderrecht, wat hem hoodig was te weeten, om 'er voordeel mede te doen. Hy hoorde, dat narvabz overal liet bekend maaken: „ dat kortes en ,, zyne geheele bende verraaders waren, die », zonder voorkennis en tegen den wil van hunnen Monarch , ondernomen hadden de Mexikaanen onder het juk te brengen; „ dat hy en zyn heir waren afgezonden , om ,, de onrechtvaardigheden van deeze ontloo„ pen bende te keer te gaan , en hen, in ke- tenen en boeijens gekluisterd, terugtebren„ gen , om hen die ftraffe te doen onder„ gaan , welke evenredig was met de groot„ heid van hunne misdry ven 5 dat hy uit dien ,, hoofde den gemishandelden montezu- ma, dat hy de geheele beleedigde Natie „ vriendeiyk uitnoodigde, om met hem een „ gemeene zaak te maaken, en hem ter ge„ vangenneeming van deeze muiters behulp„ zaam te zyn." Men kan ligtelyk nagaan, hoe aangenaam deeze tyding moest klinken in de ooren van den gevangenen montezuma en van zyne onderdaanen reeds tc vooren in het harnas ge-  C mi ) gejaagd! de blydfchap, welke zy daarby ondervonden , en hunne bereidvaardigheid, om nakvaez de behulpzaame hand te bieden , was maar al te klaarblykelyk. Slechts eene zaak maakte hen onzeker, en bewoog hen, om hunne begeerte , zich van de gehaatte Vreemdelingen te ontdoen, noch niet tot geweld te laaten uilbarsten. Dit was het gelaat , 't welk kortes zelf daar by aannam. De fterke ziel van dien man oeffende namelyk zulk eene volkomen heerfchappy over zyne uiterlyke houding, dat men zelfs niet het geringfle teken van ongerustheid of bekommering by hem kon ontdekken, hoe groot en zwaar ook de zorgen mogten zyn, welke het gezicht van zyne gevaarlyke omftandigheden noodzaakelyk in hem moest verwekken.) Met het blymoedigfte en vertrouwelykfte gelaat fprak hy de geruchten tegen, welke narvabz had verfpreid, en verzeekerde , dat de aangekomene Europeaanen, zyne goede vrienden , en onderdaanen van denzelfden Heer waren, waarmede men hem en zyn gehed heir, binnen eenen korten tyd, in vrede c\i vriendfehap zou zien vertrekken. Maar zo gerust en zorgloos kohtïs uït».j>axi, Q wen-».  wendig fcheen te weczen, zo verlegen en bekomirrerd was hy in zyn gemoed. Hy overleide inmiddels met de gróotfte infpanning van al zyn beleid , alle mogelyke maatregels, welken hy zou kunnen beraamen ; en na dat hy alles wel gewikt en gewoogen had , nam hy een befluit, waaraan zyn verftand en kloekmoedigheid even veel deel hadden. Hy be•floot naamelyk, eerst te beproeven , of men k a r v a e z tot een vriendelyk verdrag zoude kunnen overhaalen , en indien dit mhlukte, hefh manmoedig het hoofd te bieden. De proef wierd genomen, maar zy mislukte. De gebelgde narvaez wilde volftrekt van geen verdrag hooreo, omdat het hè* zeer gemakkelyk toefchcen , kortes cn zyne geheele kleine bende met geweld in zyne magt te krygen. Dus fchoot 'er voor x-o r t e s niets anders over, ,dan zich te verweeren zo goed als hy kon; en daartoe maakte hy zich dan ook gereed. Hy benoemde zekeren alvarado, een dapper, en by dè Mexikaanen zeer geacht Officier, tot Kommendant van de hoofdftad Mexiko, en tot Bevelhebber van honderd en vyftig man , die hy keflooten bad achter te laaten. Met den groet-  ( 243 ) grootften nadruk fchcrptc hy deeze achterblyvenden in, om zich geduurende zyne afweezendheid vreedzaam en gerust te gèdraagen, én montezuma, die vry willig beloofd had in bewaaring der Spanjaarden te zullen blyven , tot dat kortes wederkeerde, met al" len mogelyken eerbied te behandelen. En nu is de ftoutmoedige man gereed, om met het gering overfchot van zyne verdeelde' manfehap , tegen eenen vyand optetrekken , die Zulk een groote overmagt heeft, en tevens tegens hem zodanig verbitterd is , dat hy noodzaakelyk voor den uitflag moet vreezen. Wy zullen hem verzeilen; maar omdat wy heden toch niet verre meer met hem zouden kunnen komen, zullen wy ons vertrek tot morgen uitllellen. ♦q Z EEN*  ( 244 ) 0EN- en DERTIGSTE GESPREK. Vader. Welaan dan, Kinderent laat ons kortes verzeilen op eenen togt , welke misfchien wel het laatfte treurig bedryf van het groote fchouwtoonneel zyns levens wee"Zen kon. lotje. Arme kortes! vader. N a r v a e z was tot Zempodlla toe voort-gerukt; sandoval had de ftad Veracruz, aan de Indiaar.fche bondgenooten ter befcherming toevertrouwd; hy zelf zocht zich cn zyne weinige manfehap met de bende van kortes te verëenigen, en deeze ging hem met grooten haast te gemoet. Nu kwamen zy byëen in eene landftreek, omtrent twaalf mylen van ZempoalU, en het geheele verëenigde leger beliep thans niet m«er, dan twee- hon*  ( 245 ) honderd en vyftig man. Een ai'mhartig hoopje ! En evenwel bleef de ftandvastigc ziel van. deszelfs kloekmoedig Legerhoofd onbeweegj lyk. En evenwel bleef hy by het eens genomen befluit, om zynen vyand onvertfaagd tet gen te trekken. Om by zich-zelven ondertusfchen tot zyne •eigene gerustheid overtuigd te kunnen zyn, dat hy voor zyn perfoon onfchuldig mogt weezen aan het bloed, 't welk thans zou vergooien worden, zond hy nog tweemaal bos den des vredes, die narv.uj meer dan eens tot een vriendelyk verdrag moesten uit* noodigen ; maar tot zyn verdriet moest hyondervinden , dat zyne voorflagen telkens met trotschheid en verachting verworpen wierden. Ja, hy ontdekte zelfs , dat deeze onverzettelyke vyand in de drift van zynen toorn, eenen prys op zyn hoofd had gefield, om den een' of anderen gewcetenloozen verraader onder zyn eigen volk daardoor aantezetten, om hem te vermoorden. Maar k o rt e s was te wel verzeekerd van de liefde en trouw van zyn volk , dan dat deeze laage flap van zynen vyand hem -zou hebben kunnen affchnkken.  Veelmeer rukte hy met eenen ftandvastigc» moed aan op Zcmpealla. Hy was nu flechts ééne myl van deeze ftad, toen n a r v a e z , die deeze ftoutheid van zynen verachtten vyand aanmerkte als eene hem aangedaane befpotting, welke hy zonder uitflel met het bloed van denzelven wederom moest afwasfchen , het befluit nam, om hem terftond flag' te leveren , en rukte ten dien einde met zyn geheele heir, het welk zo zeer de overmagt had, tegen hem uit. Maar juist op dien dag viel 'er zulk een fterke plasregen, en k o r1 e s had zyne plaats aan de andere zyde van eene beek, welke zeer hoog opgeloopen was, zo wél gekozen, dat narvaki het onmogelyk vond, hem aantetasten. Zyn volk, 't w :lk nog niet gewoon was aan de lastigheden van den oorlog, en daarenboven voor't grootfte gedeelte liever onder kortes, dan onder hem wilde dienen, floegen ook zodanig aan 't murmüreeren , dat hy zich genoodzaakt zag, om tegens den avond wederom naar ztmpoaüa te rug te keeren. En nu nam kortes, naar zyn gewoone wyze, om fchielyk en kloekmoedig eene zaak te befluiten, zeer fpocdig, echter met een m  ryp overleg, het ftoute befluit, om door zynen eigenen ondergang, 'of door den onder-, gang van zynen vyand, nog in dienzelfden nacht, van dce/.en geheelen oorlog, eensklaps een einde te maaken. Hy was naamelyk van voorneemen , om den vyand, onder begunstig ging van den regenachtigen nacht, op het onverwachts te overvallen; dewyl de zorglooze hoogmoed van narvaez, en de verr moeidheid van zyne Soldaaten, die nog niet aan ongemakken gewoon waren , hem met zeer veel waarfchynelykbeid deeden hoopen, dat men juist in deezen nacht niet zeer op zyne hoede zou zyn. Hy riep ten dien einde zyn klein heir byëen; gaf aan hetzelve zyn voorneemen te kennen , en vond, to' zya groot genoegen, dat hy niet eerst noodig had, hetzelve met veel moeite aantefpooren, om dien kans te waagen , dewyl allen, zonder uitzondering, hem de grootftc bereidvaardigheid daartoe betuigden. Het heir wierd vervolgens in drie hoopen verdeeld; aan het hoofd van den eenen hoop zou sandoval weezen, óver den tweeden zou olid het bevel voeren , en den derden zoude kor tes zelf gebieden. Q 4 Het  C 248 5 Hét was nacht, en wel een van de naarfte en akeligfte nachten , die 'er ooit geweest zyn. De opgeloopen beek bruischte gelyk een magtige ftroom in een bosch, en 'et' was geen ander middel om 'er over te komen, dan dezelve te doorwaaden. Het gevaar, om 'er in te verdrinken was groot; maar nogthans veel te gering, om menfehen, van ééne onverzettelyke kloekmoedigheid , flechts één oogenblik te doen aavzelen. KoVtes fprong 'er eerst in , en zyn volk volgde het voorbeeld' van hun dapper Legerhoofd, met een blymoedig vertrouwen. Het water ging hen tot aan den hals; zy kwamen echter allen gelukkiglyk aan den anderen oever. Hier fchaarden zich deeze mannen, die van water drOopen; en gingen vervolgens in eene diepe ftilte op Zimpo'xlla. los, elk gewapend met een zwaard, eenen dolk en een lange indiaanfche fpiets. De laatfle zouden zy , naar het wys beleid van den Generaal, tegen de mitery van den vyand gebruiken, dewyl hy bevonden had, dat zy vootnaamelyk daartoe van dienst waren. 't Géén kortes voorzien had, vond men Jndedaad bevestigd. Narvaez was zo na- laaiig  c Ho r Tïiat'g en zorgloos geweest, dat hy niet mess dan twee Sehildwagten had uitgefteld. Een . Van dezelve wierd overrompeld en gevangen } genomen; maar de tweede ontkwam het, en liep in aller yl, gejaagd door vrees en fchrik, naar de ftad, om allarm te maaken. Maar — zoud: gy het wel kunnen gelooven n a r- v a e z ging , in het domme vertrouwen op . zyne magt, en in de nog dwaazer verachting vah eenen vyand, die hem om meer dan ééne reden gewigtig had moeten zyn, zo verre, dat hy het gezegde van degewagmaakende Schildwagt, verklaarde voor eene inbeelding , door de lafhartigheid veroorzaakt , en dat hy in den hoogftengraad bclagchelyk vond, te gelooven , dat kon'TEs met zyn handvol volks het zou waageri, om hem uit eigene beweeging aantetasten. Doch op éénmaal hoorde men het vreesfelyk veldgeroep , waarmede kortes en zyne: dappere mannen, gelyk een onweder binnen llormden, en de geheele ftad met vrees en' fchrik vervulden. Te laat zag kakvAïi' thans zynen dwaazen misgreep, cn haastte zich , zo goed hy kon , om zyne wapenrusting aantegorden. Hy had met zyne manQ 5 fchap  ( *5° ) fcaap Tiet kwartier genomen in en by eenea grooten tempel, waarop zyn vyand zo fnel en tonder zich te laaten tegenhouden, aanftonude, dat men niet meer dan één kanonfchoot op hem doen kon. Sandoval , die den eerften hoop geleidde, bemagtigde daarop met een onwederftaanbaar geweld al het grof gefchut, en noodzaakte den ongereegeld vechtenden vyand , om tegen de trap van den tempel op te wyken. Hier kwam het tot een zwaar en hardnekkig gevecht. N a iava ez, die boven in den tempel was, moedigde door zyn voorbeeld en vermaaning zyne gedrongen Soldaaten aan tot dapperheid, ensENDOVAL ging voort, om hen de trappen te doen opklimmen. Oud onderfleunde hem, en kortes zelf, die in dit oogenblik vergat dat hy een Legerhoofd was, fprong floutmoedig aap het front, en bezielde de zyjicn met eenen nieuwen heldenmoed. Eensklaps kwam een Soldaat van korte», pp den inval, om vuur te werpen op het dak van- den tempel, 't geen van riet gemaakt was. Dit dak geraakte daardoor terftond in 'vollen vlam, en n a r v a e z zag zich genoodzaakt , wilde hy niet verbranden, eenen uitval  (i y val te onderneemen. Hy ftreed dus aan het hoofd van de zynen , om door zyn party heen te flaan; maar eensklaps kreeg hy zulk eenen geweldigen ftoot met een fpiets in 'fc oog, dat hy gevoelloos ter aarde viel. San^ bovai viel op hem aan, men fleeptc hem voor dood de tempeltrap af, floeg hemflraks in ketenen , en droeg hem achter de benden, in veiligheid. De ovetwinnaars ver-* hieven inmiddels een luide zegekreet; en de party van den gevangen Veldheer, wierd thans met zulk eene verflaagenheid bevangen , dat hun tegenftand van tyd tot tyd zwakker en hunne geheele neerlaag onvermydelyker. wierd. Kor te s beval het grof gefchut tegen den tempel te rigten, en riep: dat zy allen een' langerduurenden tegenftand' met hun leven zouden boeten, en daarentegen zy, diezich terftond goedwillig overgaaven , vergiffenis zouden ontvangen. Dit, gepaard met eene byzondere omftandigheid , welke voor kortes van zeer veel nuttigheid was , herwoog de geheele bende , welke diiemaai fterker was, het geweer nederteleggen , en zich goedwillig aan den overwinnaar overtegecyen. klaas.  C *55 ) kuas. Wat was dit voor eene omftafli digheid ? vader. Deeze; de Troepen van narV-aei zagen door de dikke duisternis van den nacht, eene onneemelyke meenigte van Ideine lichten branden, welke veel geleeken naar brandende lonten. Hierom geloofden zy , dat kortes van eene groote bende roerdraagers onderftennd wierd; vermits men in dien t »d het fchietgeweer niet, gelyk thans, door hulp van vuurfteenen, maar door brandende lonten gewoon was aantefteeken. Krc, e KRtAD. Wat waren dit dan voor lichten ? vader. Hebt gy wel de zogenoemde St. Jans-wormpjcs gezien i koenraad. O ja wel! die kleine vliegende Infekten, welke des avonds in 't donker glimmen als vuur ? v adr r. Dezelfden ! Zulke Infekten waren het, die echter in Amerika veel grooter zyn, dan hier by ons, en die men dus ook zeer tv el voor brandende lonten kon houden. karei. Maar deeze lieden waren immers nu -reeds eenen tyd lang daar geweest; zy hld,  ( *Si ) Hadden dus ook waarfchynlyk wel meerma*len zulke Infekten gezien ? vader. Dit zou men zekerlyk zeggen; - maar zy waaren misfchien te achteloos en traag geweest, om 'er recht op te letten. Ziet, Kinderen ! hier kunt gy ook uit dit voorbeeld de nuttigheid van de gewigtige les ontdekken, welke mede op onze zedentafel ftaat: „ dat wy by eene zaak, welke ons ,, voor de eerfte maal voorkomt , of welke. wy nog niet recht kennen, zy moge ook: „ van nog zo weinig belang zyn, niet zon- der onze gedachten daarop te vestigen, en „ achteloos moeten voorbygaan ; maar veel „ meer, wanneer tyd en gelegenheid zulks „ toelaaten, daarby ftilftaan , dezelve naauw„ keurig befchouwen , daarover peinzen , of „ vcrftandige menfehen daarover raadpieegen moeten." Dit is een groot middel, om in verftand en nuttige kundigheden dagelyks toeteneemen; en de verwaarloozing van hetzelve was hier de voornaamfte oorzaak, dat eene fterke welgewapende bende zich tot deszelfs groote fchande, van een handvol ftoute waaghalzen liet gevangen neemen. K o.«. t x s dsed de gevangenen met de groot-  (254) gfootfïe menschlievendheid behandelen. Hy gaf hen zelfs gefchenken, en ftelde het volkomen in hunne keuze , of zy in het toekomende onder zyne bevelen dienen , of wederom naar Kuba wilden gebragt worden. Aangedaan door deeze goedheid en door eene gulhartigheid , welke niet wyzsr had kunnen hefteed worden, koozen zy byna allen het eerfte ; en de gelukkige k o r t x s zag nu ten stelfden tyde , het aiiergrootfte gevaar, 'tgeen hem had gedreigd , afgeweerd , en zyne kleine - ihanfchap , met agthonderd frisfche en welgewaapende Soldaaten vermeerderd, een aanwinst, welke zyne magt, die te vooren reeds voor dit waetelddeel groot was , ten hoog'ften toppunt fcheen te vertieffen. Zodra de gewonde naitaei weder bykwam , had hy van fchaamre en mismoedigheid wel willen fterven, dewyl hy zich aan handen en voeten geboeid, en in het geweld van eenen vyand zag, dien hy zo zeer veracht had. Korte* wcnschte hem te zien., echter zonder zich "aan hem bekend te maaken , opdat het niet fchynen mogt , als of hy wegens zyn ongeluk den fpot met hem "Wilde dryven. Maar zodra hy in het vertrek trad,  C *55 ) trad, -wierd hy ontdekt door den eerbied de» Soldaaten, die 'er tegenwoordig waren; en de trotfche narvaüi keerde zich naar hem toe, en zeide: „ Heer Hoofdman ! gy hebt j>- reden , om u te verhovaardigen op uw ge„ luk, 't welk my tot uwen gevangen heeft gemaakt." Deeze trotschheid fcheen eene verootmoediging noodig te hebben. Hierom antwoordde ïosies hem : „ Myn goede „ man! alles, wat God doet, is welgedaan„ inmiddels verzeker' ik u , dat ik de thans „ behaalde overwinning en uwe gevangen„ neeming, onder myne geringfte daaden ree„ kene !" Vervolgens deed hy hem met aJic zorgvuldigheid verbinden , en naar Veracruz ÏQ. bewaaring brengen. Naauwlyks had nu k o r t e s eenige uuren de vreugde over zulk eene fchielyke en roemr. ruchtige overwinning genooten , of hy wierd reeds wederom geroepen tot nieuwe gevaaren, welke ondertusfehen, even als een naderend onweder, van verre tegen hem waren famengetrokken. Daar kwamen boden van Mexjk*, die hem de onaangenaame tyding bragten, dat de inwooners van deeze ftad, volftrekt aan 'f njruiten geflagen waren tegen de Span- jaar-  '( M6 ) garden , aldaar achtergebieeven, cn dat ai- v ar a » o veel moeite had , om zich in zyne 'fcurgt tegen hen te verweeren. Mon tbz tf:«a zelf had iemand van zyn volk mede gezonden, om kortes te verzoeken, dat hy • toch zyne wederkomst, zo veel mogelyk , • mogt veihaasten, om van het oproer een einde te maaken. • Ik ben zelf niet in ftaat , om u met zekerheid te zeggen, wat eigenlyk tot de uitbarfting van deeze vyandelykheden gelegen•heid had gegeeven, dewyl de narichten der •Gefchiedfehryvers desweegen het in 't geheel niet eens , maar veelmeer tegenftrydig zyn. ifiet waarfchynelykfte zal ondertusfehen wel het gevoelen zyn van hen , die beweeren , dat het buitenfpoorig en geweldaadig gedrag ■der Spanjaarden, die in Mexiko gebleeven waren , hiervan de oorzaak is geweest. Dit zy dan hoe het wil, genoeg is het, dat het gevaar zo groot en dringende was, dat * o r t r s niet één oogenblik moest verzuimen, om zyne geprangde landslieden nog ter rechten ■tydte hulp te komen, en dat hy de grootfte reden had, zich in zyn geluk te verheugen , dat hy de staak met narvaez had afgedaan  C =57) daan, eer dit verdrietig geval lieiti wéder naaf Mexiko riep. Na dat hy nu de Schepen, tot meerder veiligheid, met zyn eigen volk had bezet; ging hy, aan het hoofd van zyn tegenwoordig geducht ktygsheir, met allen mogelyken fpoed over Tlaskak naar de hoofdftad. De getrouwe Tlaskalaanen boden hem hunne geheele krygsmagt aan tot hulpbenden: maar hy vergenoegde zich daarmede, dat hy flechts tweeduizend man van hen aannam, en betuigde hen zyne hartelyke dankbaarheid voor hunne beftendige getrouwe verkleefdheid. Hy had ook te meer oorzaak, om de trouw van deeze bondgenooten te waardeeren , dewyl hy in de gemoederen der inwooneren van alle andere landftreeken , welke hy doortrok, eene merkelyke verandering befpeurde. Overal heerschtc koelhartigheid en achterhoudenheid, en nergens vond hy de voorige bereidvaardigheid , om zyn heir van leeftogt te voorzien. Hierüit maakte hy op, dat de inwooners van Mexiko alléén geenzins de misnoegden waren, maar dat de haat jegens de Spanjaarden , en de geest van oproer de geheele Natie bezield had. Zo veel te voorzichtiger vervolgde hy zyii. de Et, R nen  ( «8$ fien weg tot Mekiki toe. Maar zyn geluk tri de eenvoudigheid der Mexikaanen maakten deeze omzichtigheid overtollig. Want hoe gemakkelyk het ook zou geweest zyn , om hem de weder.keering naar Mexiko te beletten, en de Spanjaarden den weg uit deeze ftad aftefnyden , indien men flegts de dambruggen had afgebroken ; waien echter de inwooners van deeze ftad of te' dom , of te lafhartig daartoe geweest. Kortes vond deeze brugocn, gelyk hy dezelven had verhaten , geheel onbefchadigd , ook waren zy niet met manfehap bezet; en dus kon hem niets beletten , met zyn heir binnen te trekken. Maar hoe zeer verfchilde deeze zyne tweede intrede van die, welke hy deed, toen hy voor de eerfte maal in deeze hoofdftad wierd ontfangen! Niemand was 'er thans, die hem te gemoet kv am ; niemand die, gelyk eertyds , de intrekkenden met verwondering befchouwde; niemand die een vreugdekreet ophief: op de ftraaten was het Uilen eenzaam, en zelfs liet zich niemand zien van de manfehap van al v ar ad o, tot men-eindelyk de woonplaats der Spanjaarden bereikte. Maar kier hadden dan ook van wederzyden debly- de  C 259 ) de verwelkomming , de omhelzingen en uitboezemingen van blydfchap geen einde. A lvauado en zyne Soldaaten waren verrukt, dat zy zich zo onverwachts verlost zagen uit de allergevaarlykfte omftandigheden; maar onze k o r t e s en zy die hem verzeld hadden, duizelden het hoofd van de dubbele vreugde, der overwinning naamelyk , en het wederzien, en zelfs móst e z u m a , die zyne belofte, het fpaanfche kwartier niet te verhaten, getrouw vervuld had , fcheen zelf oprechtelyls deel te neemen, in de uitfteekende vreugdebetooningen van zyne onderdrukkers. K o r t e s ontdekte nu alles, wat 'er in zy-, ne afweezigheid gebeurd was. Getergd doojccenig onvoorzichtig of baldaadig gedrag der: achtergebleevene Spanjaarden, hadden de Mexikaanen eindelyk de wapenen opgevat. Noch hun eigen gevaar , noch dat van hunnen gevangen Vorst had hen kunnen affchrikken,' om den eenen dapperen ftorm na den ande-. ren re waagen op de woonplaats der Spanjaarden, waarin alvarado zich met'zyne geringe manfehap naauwlyks tegen hunne aanvallen kon verdeedigen. De twee Brigantynen waren door hen verbrand, vier Spanjaar* R a den  ( 200 ) den gedood en nog meer gewond. Aïïe de overigen hadden hunnen ondergang verwacht, welke ook indedaad door niets kon afgeweerd worden, dan door de fpoedige wederkomst van hunnen zegepraaleiiden Generaal. « By de aanzienelyke magt, waarmede kortes thans was wedergekeerd , en by den grooten eerbied, welken de Mexikaanen voor zyn perfoon hadden , zou het hem zonder twyfel 'zeer gemakkelyk gevallen zyn , om de •beroerde gemoederen tot bedaaren te brengen, en het oproer te dempen, indien hy niet zelf zyn gewoon gedrag op eene allerönverftandigfte wvze had veranderd. Maar dronken van het buitengewoon geluk, het welk hem tot dus verre zo gunstig was geweest, fcheen hy op elk nieuw gevaar, waarin hy zou kunnen geraaken , met eene volkomen verachting neêrtezien, en het nu der moeite niet meer waardig te achten, om zyne eigenlyke bedoelingen geheim te houden. Van dien tyd af behandelde hy , gelyk men zegt, montezuma zeiven met eene klaarblykelyke minachting , en zyn voorig beleid fcheen hem zodanig verhaten te hebben , dat hy het rechtvaardigst misnoegen van eene geheele verbitter-  C aft ) terde Natie, niet dan met trots en verachtingbejeegende. Ziet hier, Kinderen ! een waarfchuuwend voorbeeld van ligtvaardigheid en verwaandheid, waartoe zelfs goede menfehen kunnen vervallen , wanneer het hen eenen tydlang alte zeer naar hunnen wensch gaat! Dikwerf verlaat hen dan hunne geheele edelmoedigheid ; hun verftand begint te dutten , en zy vervallen tot dwaasheden en buitenfpoorigheden , waartoe zy te vooren niet in ftaat waren. Zo onbetwistbaar is de waarheid, dat de mensch hier op deeze waereld nog niet ryp is tot het genot van eene volmaakte en onafgebrokene gelukzaligheid, en dat hy geheel en al zou bedorven worden , indien" 't hem altyd ging , gelyk 7.yn hart begeerde. Een al te groot uiterlyk geluk is voor onze ziel hetzelfde, 't geen een onmaatig gebruik van fterken drank is voor ons ligchaam; daarentegen zyn afwisfelende wederwaardigheden en elenden , voor den kranken geest van den mensch, even zo wcHiadig en verfterkende, als de bittere en heilzaame Kina is voor het ligchaam , 't welk door ziekte is uitgeteerd. Merkt dit, myne lieve Kinderen ! om op R 3 uwe  fiwe hoede te zyn, zo dikwerf het ti in iw leven buitengemeen wel mogt gaan , en nooit te murmureeren, wanneer de hand der al wyze en alles beminnende Voorzienigheid ook u eens den kelk der rampen mogt toereiken. Drinkt denzelven gemoedigd uit, en verheugt' u reeds vooraf op de nieuwe kracht tot al het goede, welk uw geneezen hart daardoor zal deelachtig worden. Erl dit zy genoeg voor heden! 'TWEE-  C 263 > TWEE- en DERTIGSTE GESPREK. Kinderen! zeide de Vader, toen mts. wederom 'rondom hem vergaderd was, om het vervolg van de tot dusverre verhaalde ge- fchiedenis te hooren ik wenschte, dat het my vergund was, hier myn verhaal te ein? digen allen. Oh ! Oh ! . vader. — Of dat 'er een ander in myne plaats mogt optreeden, om den verderen draad van dee?,e gefchiedenis, in myn 'plaats aftefpinnen. e e n 1 g e n. Waaróm dan ? vader. Daaróm, dat hetfchouwtoonneel van mynen held nu van tyd tot tyd akeliger en gruwelykcr wordt; om dat het my grieft, dat ik u van nu af, byna met niets moet onR 4 de^fc  derhouden , dan met befchryvingen van oorlog , moord en verwoesting. p 1 e ter. O Vader! het kan immers voor ons wel nuttig zyn , om ook dit te hooren ? vader. En waartoe meent gy dan wel , dat het voor u van nut zou kunnen zyn! p 1 e t ï r. Daartoe, dat wy 'er ons aan fpiegelen , en ons eerlang ook niet zo gedraagen, als wy groot zullen geworden zyn. vader. Dat laat zich hooren. Nu, Kinderen ! wanneer gy het .vervolg van myne gefchiedenis, welke van tyd tot tyd bloediger zal worden, daartoe wilt gebruiken, dat gy alles wat liefdeloos, wreed en ontmenscht is , telkens hartelyker leert verfoeijen, en daarentegen de zachte beminnelyke deugden van toegeevendheid, van verdraagzaamheid, en over 't algemeen van menschlievendheid , telkens met meer bereidvaardigheid en blymoedigheid leert beöeffenen ; welaan dan, dan zult gy alles hooren! allen. O ja ! o ja ! Vader lief! vader. Nu dan, in Gods naam ! Kortes vleide zich, dat 't hem zeer germakkelyk zou vallen , de oproerige Mexikaanen door geweld in toom te houden. Hy zond  (265) zond ten dien einde een' van zyne dapperfte Officieren, genaamd oudaz, met een troep van vierhonderd man, gedeeltelyk Spanjaarden , gedeeltelyk Tlaskalaanen , uit, om te onderzoeken, of het volk zich thans gerust hield, dan of het ook toeftel maakte tot nieuwe aanvallen. O r d a z kweet zich van dien opgedraagen last, en begon door de ftraaten der ftad tc trekken. Maar hy was nog niet verre gekomen , wanneer hy eenen troep gewapende Mexikaanen ontmoette, die zich tegen hem aankantte. Hy , die ten doel had , om eenigen van dezelven gevangen te neemen , om narichten van hen te ontvangen, rukte zonder uitftel op hen aan , en zy trokken fchielyk tc rug. Maar dit deeden zy , gelyk welhaast blyken zal, niet uit lafhartigheid , maar op last van hunne Opperhoofden, .die den Spaanfchen aanvoerder met zyne bende trachtten in de val te brengen. Ook gebeurde 't geen zy verwacht hadden; ordaz vervolgde de vluchtenden tot op zekere plaats van dc fiad, alwaar hy zich eensklaps van alle zyden door eene onnoemelyke meenigte van vyanden omringd en aangetast zag. Zelfs waren R 5 de  ( 266 ) de platte daken der huizen met menfehen bedekt, en nu viel 'er op eenmaal aan de rechter en de flinkerzyde, van vooren, van achteren en van boven, zulk een hagelbui van-fteenen, pylen en werpfchigten, dat 'er de lucht van verduisterd wierd. By geluk zaten by o r d a z hart en hoofd op de rechte plaats. Hoe groot en onverwacht ook het gevaar was, verloor hy echter noch zynen moed , noch tegenwoordigheid van geest; en hy wist zyne kleine bende , die het zeer benaauwd had, terftond zodanig te mar.ceuvr even , als het meest gepast was voor de omftand.j heden, waarin zy zich thans bevonden. Hy deed hen op het oogenblik een zogenaamd mniillm quarré formeeren gy weet immers wel wat dit is ? kekic en. O zouden wy dit niet weeten! Wy hebben 't immers zeiven zo dikwerf gemaakt , wanneer wy exerceerden. vader. In de buitenfte gelederen van dit vierkant plaatfte hv de lansdraagers , en de fclmtters in het midden. De eerften moesten den indringenden vyand met hunne fpietfen ontvangen, en de laatftcn moesten mikken op de daken en vensters; en in deeze ge-  gedaante bleef hy niet ftaan , maar ruktó aan op den wand, waar die het fterkfte flond. Het duurde niet lang , of de M( xikaanen begonnen te.wyken j ordaz floeg 'er zich volkomen door, en kwam eindelyk, na een zwaar bloedbad aangericht te hebben, weder in het Spaanfche kwartier. Eén Spanjaard en agt Tlaskalaanen waren gehemeld; osdas zelf, en de nieesten van zyne Soldaaten waren gekwetst. Na de groote neerlaag, welke de Mexikaanen daarby hadden gelceden, hoopte men dat hen de lust zou vergaan zyn, tot verdere vyandelykheden. Maar men had zich vergist. De zegepraalende benden der Spanjaarden hadden niet zo dra haare burgt bereikt, of men zag ook reeds den vyand in eene ontelbaare meenigte op nieuws toevloeijen, om eenen algemeencn ftorm te waagen. Kortes maakte terftond den nodigen toeftel ter verdeediging , en nu begon een gevegt, 't geen in woede en hardnekkigheid alles te boven ging. De Mexikaanen naderden met zulk een verbaazend geraas van hunne trommen en hoornen, en met zulk een vreesfelyk gefchrecuw , •Jat men fchier niet in ftaat was, om den donder  C 268 ) der van het kanon te onderfcheiden. Alle» fcheenen thans vast beflooten te hebben, of em te overwinnen, of om te ftcven. Sommigen veroorzaakten eenen onophoudelyken regen van pylen en fteenen ; anderen zochten met eene zichtbaare veraditing van den dood , de muuren te beklimmen, anderen de poorten inteneemen. De een klom den anderen op de fchouder, om de hoogte van den muur te bereiken, en wanneer deeze gedood of gekwetst wierd neergeworpen, trad op het 00genblik een ander in zyne plaats. Men trad . iq groot was nu hunne woede ! op de dooden en gewondden, om de gemaakte-openingen wederom te vullen; en hoezeer ook het grove en klein gefchut onder hen woedde; gingen zy evenwel, als of zy raazende waren , voort, met ftormloopen, tot dat eindelyk, na een fchrikkelykc neêrlaag, hun bygeloof hen noodzaakte, om voor dit maal van het bloedig gevecht een einde te maaken. De avond naamelyk brak aan, en zy hielden het voor ongeoorloofd, om na den ondergang der zon te vechten. Dewyl dan ce dag eindigde, eindigden zy ook den ftryd en trokken terug. De  ( *«9 ) De volgende nacht was echter niet veel geruster. Want fchoon de Mexikaanen het niet meer waagen dorsten om te vechten, vonden Tzy evenwel middelen, om de gebouwen, welke den Spanjaarden ter wooning dienden, ia brand te fteeken , en het kostte ongelooflyken arbeid en moeite om te verhinderen, dat zy niet geheel in de asch wielden gelegd. Vermoeid van het vechten , 't geen zy den voorigen dag hadden moeten doen, en van den arbeid , welken zy des nachts aan het blusfehen hadden moeten befteeden, moesten de Spanjaarden , zodra de dag aanbrak, wederom op hunnen heeten post, om op nieuws eenen ftorm aftewachten. Vergunt my echter, dat ik u en myzelven verfchoon van een breedvoerige befchryving dier menigvuldige bloedige toonneelen , die hierop volgden, en de voorige volkomen gelyk waren. Ik weet , gy zult u daarmede vergenoegen, wanneer gy flechts in 't algemeen verneemt, dat de woe£ de van deeze verbitterde Natie niet kon gedempt worden , fchoon hunne heihaalde proeven , om de burgt der Spanjaarden te beftormen, vruchteloos waren , en fchoon k o rt e ï- in vevfcheidene dappere uitvallen, welke  ( 270 ) f ke hy ondernam, duizenden van hen nedervelde, en een gedeelte van hunne ftad door het vuur vernield?. Laat ons dan, zonder ©ns hier by langer optehouden, terftond overgaan tot eene gebeurtenis, welke uw geheel # medelyden vordert, en die ik zeh niet zonder aandoening zal kunnen veihaalcn. Kortes had in het noodlot van de meesten zyner Soldaaten gedeeld; hy was gewond. Een pvl had zyne flinke/hand doörböotd , en hy bediende zich van dit voorval, om naar zyn vertrek te gaan , ten einde hy zich eenige oogenblikken ongeftoord kon overgeeven aan het" bepeinzen van zyne hagchelyke omftandigheden , en van de middelen, waardoor ■hy zich daaruit zou kunnen redden. Maar terwyl hy naauwlyks bezig was om zyne gedachten te vergaderen, wierd'er wederom ,aan alle de hoeken van zynen burgt allarm gefla-en , dewyl de Mexikaanen op nieuws by geheele fchaaren toefchooten , om op nieuws eenen ftorm te waagen. Hy fpoedde ■ zich dan ook weder tot het gevecht, en vond ook welhaast, dat zyne tegenwoordigheid nooit noodzaakelykcrwas gewéést, dan thans. Want de vyanden vochten voor dit maal, in-  c m) indien 't mogelyk ware, met nog grooter woede, dan de voorige dagen, en hy had al zyne tegenwoordigheid en vaardigheid van geest noodig, om aan alle plaatfen de vereischte orde ter verdeediging te Hellen. Terwyl nu ondertuslchen het gevecht op het hevigst was , befloot de ongelukkige montezuma eenigen zeggen uit eigen beweeging, anderen op begeerte van de Spanjaarden om te beproeven , of misfchien het bloedvergieten daardoor zou kunnen geftuit worden , dat hy zich aan zyne raazende onderdaanen , in eigen perfoon en wel in dien luister vertoonde, waarin zy hem anderszins tot aanbidding toe hadden geëerbiedigd-. Hy deed ten dien einde fchielyk zynen keizeriyken mantel om , zette de vorftelyke kroon op het hoofd , en tooide zich met een prachtig fieraad van edele gefteenten, het geen hy niet gewoon was, dan by de allerplegtigfte gelegenheden te draagen. In zulk een ftatie kwam hy , verzeld van de Mexikaanfche Grooten, die nog by hem waren, te voorfchyn. Een van deezen beklom den muur , en verkondigde aan het woedende Volk, de komst van hunnen grooten Vorst, die  (*60 die gencegen was om hunne klagten te hooren , en van hunnen twist met de vreemdelingen , die zyne gasten waren , een einde te' maaken. De naam van montezuma wierd niet Zodra genoemd, of -de ftryders hielden op , en 'er volgde eene algemeene eerbiedige ftilte. Hierop beklom de ongelukkige Monarch zelf den muur. Zyne verfchyning was van eene gewenschte uitwerking ; allen fcheenen zy in eerbied weggezonken te zyn, dewyl eenigen op de knieën, anderen op hun aangezicht nedervielen en den grond kusten. montezuma befchouwde de geheele vergadering , om er die geencn uit te zoeken, welken den meesten invloed hadden. Deeze riep hy by hunne naamen, en terwyl deeze eerbiedige ftilte voortduurde , deed hy zich eerst geweld aan , om de geheele te faamen gevloeide meenigte op de vriemdelykfte wyze te bedanken , dat zy zo veel geneegenheid voor zynen perfoon , en zo veel getrouwen yver voor zyne vryheid beweezen hadden. Hy vervolgde inmiddels , dat hy hen kon verzeekeren , dat zy zich vergisten , wanneer zy hem voor eenen gevangenen hielden. Dat zyn  ( =73 ) zyn langduuriger verblyf in 't huis der Spanjaarden niets minder was geweest, dan gedwongen. Dat 't hem-zelven had behaagd , om by zyne gasten te vertoeven, eensdeels om hunne zeden en -gewoonten te leeren , anderdeels ■ om den magtigen Monarch, wiens afgevaardigden zy waren , daardoor zyne hoogachting te betuigen. Dat hy thaas beflooten had , om hen te ontflaan; en dat hy dus zyn volk gelastte , onder eene volkomene vergiffenis van alles, wat zy wel uit welmeenendheid, maar met eene verkeerde bedoeling hadden gedaan , de wapenen nederteleggen, en in rust en vrede naar huis te keeren. Deeze aanfpraak geëindigd zynde> duurde de algemeene ftilte nog eenige oogenblikken. Maar allengs hoorde men eerst een doof , • tóen een luider gemor. Dit liep, gelyk eene bruisfchende golf, de geheele vergadering door, wierd elk oogenblik fterker, en verhief zich eindelyk tot een oproerig en fchreeuwend gedruis. Thans gingen de ftoute oproerigen zelfs zo verre, dat zy fmaadende fpotredenen tegen den gcheiligden perfoon van hunnen anderszins geëerbiedigden Vorst uitbraakten, en wierden zo vermeetel, hem toeteroepcn: dat ii. b e e t, S hy  C 274 ) hy geen Keizer van Mexiko meer was ; dat hy een ellendige, een booswicht, een rampzalige Haaf van de vyanden van hun vaderland was! montezuma poogde andermaal te fpreeken ; hy wenkte met de hand, om zich gehoor te verfchaffen : maar te vergeefs! Het gedruis nam toe , en eer men het- verwachtte , kwam 'er een hagelbui van pylen en fteenen op den ongelukkigen Monarch aangevlogen. De twee Soldaaten, welke kortes hem had toegevoegd, trachtten hem wel terftond met hunne fchilden tc bedekken; maar helaas! het was te laat: de maat der rampen van deezen zo diep vernederden man was reeds vol; hy wierd van verfcheide pylen getroffen , en een zwaarc fteenworp , die ongelukkig zyn hoofd trof , voltooide zyn noodlot. Hy zeeg magteloos ter aarde. Kortes, die over dit ongelukkig geval zeer verbysterd was, deed den reeds half-ontzielden , medelydenswaardigen Vorst, op 't oogenblik in het huis brengen , om , ware 't mogelyk , hem te behouden ; en haastte zich vervolgens, van gramfchap ontftooken , om de bloedigfte wraak aan deszelfs moordenaaren tc oefenen. Maar hy kwam te laat. Dc Me-  (m) Mexikaanen hadden naauwlyks hunnen Kei* zer zien nederftorten, of verbaasdheid, fchrik en berouw overvielen hen zodanig , dat zy fchielyk uit eikanderen ito ven, even als of zy vreesden, dat 'er vuur van den hemel mogt vallen , om zich van hunnen wrevel te wreeken. Middelerwyl was de ongelukkige montezuma weder tot zichzelven gekomen: doch zyn toeftand was daardoor flechts jammerlyker gemaakt. Het denkbeeld van door zyne eigene onderdaanen mishandeld te zyn , maakte hem fchier raazende. Men moest hem de handen houden, om te verhoeden, dat hy zich-zelven niet ombragt. Te vergeefs poogde kortes hem gerust te ftellen; hy verachtte elke Vertroostende aanfpraak , en fcheurde in zyne woede het verband van zyne wonden af, om van zyn leven een einde te maaken. Deeze hevige gemoedsdriften, en de hardnekkigfte weigering, om eenig voedfel te gebruiken , verhaastten zynen dood. Hy ftierf onder de fchrikkelykfte vervloekingen over zyne onderdaanen, en verwierp tot het laatfte oogenblik toe, de aanmoediging der Spanjaarden om het christelyk geloof te omhelzen, met dc uiterfte verachting. S i Dit  076-) Dit was het treurig einde van een' Vorst', die in den ftrengften zin gefchikt fcheen, om een waarfchuuwend voorbeeld te worden van de wisfelvalligheid des geluks. Van denhoogften trap der grootheid , waarop eene talryke ■Natie hem byna als eenen afgod had geëerbiedigd , verzonk hy , door een geheel onvoorzien toeval, door de komst van eenige vreemdelingen , waarvan hy te vooren niet had gcweeten dat zy in de waereld waren, en dat wel zo diep, dat hy een fpot van deeze weinige vreemdelingen , en een voorwerp van verachting en haat by zyne eigene onderdaanen wierd. Wie zou zulk eene fchielyke en geheele omkeering van zyn geluk, een jaar te vooren , flechts voor mogelyk gehouden hebben ? Dit, lieve Kinderen ! moet ons dan wederom eene waarfchuuwing weezen , om nooit ftaat te maaken op de beftendigheid van aardfche geluksgoederen; en dit zal ons dan ook op nieuws aanfpooren, om ons zulke goederen der ziele en des harten te verwerven, welke ons nooit kunnen ontroofd worden. En welke goederen bedoel ik hier mede ? johannes. Deugd en vroomheid. hïiir. En nuttige kundigheden, v a-  ( 277 ) v a b e r. Recht ! Laat ons daarvan , zo Jang wy leeven , eenen grooten fchat vergaderen; en deezen fchat zal ons dan niemand, zelfs de dood niet, kunnen ontneemen. Laat ons nu hooren, wat 'er vervolgens te Mexiko gebeurde. Zolang montezuma nog aan zyne wonden ziek lag, waren zyne onderdaanen geheel ftil en gerust. Maar naauwlyks was die ongelukkige Vorst overleeden, of zy gingen terftond over tot het verkiezen van een nieuw Opperhoofd, en onmiddelyk daarna tot nieuwe vyandelykheden tegen de Spanjaarden. ferdinand. Wien hadden zy dan wederom tot Keizer verkooren ? v a d e r. Een' Broeder van m o n t e z u m a , genaamd quïilaïaka, die tot dus verre Kazik was geweest van btapdapa, eene ftad, welke wy reeds kennen, christiaan. O ja! die ftad, waarKORt e s aankwam, toen hy naar Mtxikt ging, naby de zee gelegen ! vader. Dezelfde. . Deeze nieuwe Keizer begon zyne vyandelykheden tegen de Spanjaarden , met eene onderneemirrg, waardoor deezen in zeer groote verleegenheid geS 3 raak-  ( 273 ) raakten. Hy deed naamelyk het vlakke dak en den tooren van den grooten hoofdtempel, welke naby de Voorplaats der Spanjaarden ftond , met zyne dapperfte Soldaaten bezetten , en 'er eene zeer groote meenigte van fteenen en balken op draagen , welke van daar af op de binneplaats van het Spaanfche kwartier konden geworpen worden, kortes, die thans werkelyk met ernst op zynen aftogt benacht was , wierd daardoor belet , om den noodigen toeftel tot deezen zynen aftogt te maaken, en oordeelde het dus volftrekt noodzaakelyk te zyn , om de vyanden van deezen, voor hem zo nadeeligen post eerst te verdryven. Hy droeg dit op aan jkskobar , eenen zyner dapperften Officieren , dien hy aan het hoofd van zyne uitgeleezenfle manfehap ftelde , om dit uittevoeren. Hy zelf zou inmiddels met het overige gedeelte van zyne troepen den vyiind van de ftraaten verjaagen , om hen , die den tempel beftormden, van achteren vry.te houden. Men trok dan uit, en ging aan het werk. E s k o b a r vond aan den voet van den trap des tempels, welke, gelyk men zegt, honderd trappen hoog was, byna in 't geheel geen  ( 279 ) geen tegenftand. Maar toen hy 'er opklom, en omtrent tot aan de helft van den trap gekomen was, verfcheenen 'er eensklaps boven aan de leuning van den tempel, eene meenigte van vyanden, die niets dan wraak ademden, die zo veele pylen , fteenen en balken van boven affchooten , dat hy en zyn volk het geweld volftrekt niet konden wederfiaan. Tot drie maaien toe beproefde zyn onbezweeken moed, om het onmogelyke mogelyk te maaken : maar drie maaien wierd hy met een onwederftaanbaar geweld terug geflaagen. Zodra kortes, die in dien tyd ook niet leedig was geweest, hiervan verwittigd wierd,' fprong hy , zonder zich eerst lang te beraaden, van zyn paard, liet zich het fchild, 't geen hy met de gewonde {linkerhand niet houden kon, aan den arm binden, en liep daarop fchielyk met het bloote zwaard naar den trap des tempels. Hier riep hy zyne Soldaaten , anderszins aan het overwinnen gewoon, en die door zyne tegenwoordigheid op nieuws met moed wierden bezield, toe, hem te volgen ; en dus ging hy hen voor, en wel derwaards , waar een onvermydelyke dood hem fcheen te wachten. Maar het behaagde S 4 den  ( a8o ) den hemel, om het leven van dien zonderlingen man te fpaaren. Hy bereikte met de dapperften van zyne Soldaaten in zyn vollen vaart de leuning , friet alles, wat zich tegen hem verzette , naar beneden, en betrad thans het vlakke dak van den tempel, alwaar hy de ed elite Mexikaanen vergaderd vond, of, om te' fterven , of om te overwinnen. En nu wierden zy met de knodfen, en zwaarden handgemeen , waarby zeer veel bloed wierd vergooten, en ieder zocht zyn leven zo duur, als mogelyk was, te verkoopen. Daar was niemand, zelfs niet één, die zich niet liever aan ftukken had laaten houwen, dan zich te willen overgeeven; eenigen fprongen zelf vry willig, om hunne vryheid niet te willen overleeven, van de tinne des tempels af; en allen vochten zy als leeuwen, waarvan men in de nieuwe waereld tot _ dus verre nog geen voorbeeld had gezien. Voornaamelyk muntten daarby twee edele Mexikaanfche jongelingen uit, door eene daad, welke onder de grootfte heldcndaaden , waarvan de gefchiedenis gewag maakt, mede een van de eerfte plaatfen verdient. Deeze jonge helden hadden naamelyk het edelmoedig befluit genomen, om zich, ter be-  ( *8i ) vryding van hun benaauwd vaderland, goeds-, moeds opteöfferen. Zy naderden tot dat einde den vechtenden kortes, in eene ootmoedige en fmeekende houding , als of zy zich wilden overgecven. Maar naauwlyks waren zy hem naby genoeg gekomen • of zy greepen hem aan, en trokken hem naar den rand van het tempeldak. Hier fprongen zy, hem vast om het lyf houdende, over de leuning in de lucht, in hoop, dat het gewigt van hen beiden, hem mede zou trekken , en dus tevens met hen in het verderf dompelen. Maar kortes, die een fterk en wakker man was, greep gelukkig de leuning, en hield dezelve zo vast, dat de twee heldhaftige jongelingen , zonder hem, naar beneden moesten vallen. Men zegt, dat deeze ftoute daad zyn hoogde verwondering wegdroeg; ook getuigt dezelve indedaad van eene grootheid van geest, welke men niet zou vermoeden by een volk, het welk nog half wild was, en nog daarenboven op eene willekeurige wyze geregeerd wierd. Het bloedvergieten hield niet op, voordat de geheele bezetting van den tempel in bloed gedompeld lag; en men verzekert, dat het S 5 ge-.  ( 2$2 ) getal deezer gcdoodden op vyfhondei.d beliep; *t waren allen edele mannen , wier moed en vaderlandsliefde by de nakomelingen altyd eerwaardig zullen blyven, fchoon hunne naamen van geen' gefchiedfchryver zyn opgeteekend. Terwyl kortes deeze gewigtige overwinning bevocht, had het gedeelte van zyne manfehap, welke op de ftraaten der ftad met den vyand handgemeen was, niet minder handen vol werks. Zodra nu de tempel volkomen veroverd was, fpoedde zich de rustige kortes, die zyn eigen leven altyd het minst verfchoonde, om ook aan deeze zyde de overwinning te helpen behaalen. Hy beklom met dit inzicht wederom zyn paard; hing den teugel over zynen flinker arm , vloog met eene gevelde lans, midden onder het gedrang der vyanden, en vertrapte en doodde allen, die zich tegen hem wilden verzetten. Ongelukkig had zyn moed hem daarby zo verre vervoerd, dat hy, zyn paard omwendende , tusfehen zich en de zynen zulk een fchaar van vyanden ontdekte, dat hy 't zelf onmogelyk oordeelde, 'er door te flaan. Zyne gefteldheid was nu mdedaad zeer netelig geworden; maar zyn fnel vermogen om iets te  ( *«3 ) te overleggen, en 7.yn onbezweeken moed, wisten hem evenwel wederom daaruit te trekken. Hy ontdekte eene ft raat ter zyden afloopende, waarin de vyanden minder in getal ftonden ; hy reed, al wat zyn paard loopen kon, moedig daarop af, om op deeze wyze door eenen omweg weder by de zynen te komen; en het bleek welhaast , dat de Voorzienigheid zelve hem dit befluit had ingegceven , opdat hy de befchermëngel van' eenen zyner vertrouwelingen zou worden. Want op éénmaal ontmoete hy eenen grooten hoop van vyanden , die zynen vriend and r e a s d u ë r o, die het ongeluk had gehad met zyn paard te ftruikelen, gevangen naar eenen der tempelen leidden, bm denzelven op heeter daad den goden te offeren, k o rt e s ftond geen oogenblik in beraad, maar fnelde met zyn paard, zonder zich door de meenigte der vyanden te laaten affchrikken, midden onder hen, om zynen vriend te verlosfen. Hy joeg de geenen, welken hem vast hielden, uit eikanderen; en zodra d ui r o zyne handen eerst weder vry had, ftiet hy zelf met een ponjaard, welken men hem dwaasfelyk gclaaten had, die geenen onder de  C 284 ) «de voeten, die zyn paard hielden , beklom hetzelve terftond weder, en nu floegen 'er deeze beide vrienden zich geheel en al door, totdat zy eindelyk gelukkig by de hunnen weder aankwamen. Deeze daad hield kor1 e s daarna altyd voor de gelukkigfte, welke hy in zyn geheel'leven had uitgevoerd. Ondcrtusfchen was de vyand aan alle zyden tot wyken gebragt. K o h t e s deed om die reden , op dat hy menfchenbloed mogt fpaaren, en zyne afgematte So daaten van den heeten arbeid van dien dag mogten uitrjrcten, den aftogt blaazen. Men trok dan terug in de burgt; en de helden verbonden hunne wonden. PR2E-  C 285 ) DRIE- en DERTIGSTE GESPREK". Vader. Des anderen daags hielden beide parryën zich volkomen gerust, K»rtes ging fpoedig voort met den toeftel tot zynen aftogt te maaken, en de Mexikaanen fcheenen nu op éénmaal aftezien van alle hunne vyandelykheden. Maar de vreedzaame gezindheden , welke zy zo fchielyk fcheenen aangenomen te hebben, waren niets minder dan oprecht. Zy hadden naamelyk vaster dan ooit beflooten, om de Spanjaarden uitteroeijen; alleenlyk hadden zy de wyze, om dit voorneemen uittevoeren, thans met een welberaaden overleg veranderd. Zy hadden naamelyk voor, om hen door het afbreeken van de bruggen op de dammen den terugtogt aftefnyden, en hen dan door honger te ver- nic-  ( &S ) len. Een allergevaarlykfte toeleg , welke my Voor het leven van onze arme gelukzoekers , meer dan ooit, doet vreezen. Maar kortes, wiens beleid zich gemeenlyk alle mogelyke gevallen voorftelde, had zich hierop ook gereed gemaakt. Hy liet, zo fchielyk als mogelyk was, eene brug maaken , welke gedraagen kon worden, en welke men by den beflooten aftogt over die openingen van den dam kon leggen , welke men misfchien ontmoeten zou ; en zodra dezelve •gereed was, belastte hy, om in den eerst'volgenden nacht alles tot den aftogt gereed te houden. Hy hoopte naamelyk, dat de duisternis van den nacht hem of behulpzaam zoude zyn, om ongemerkt te ontkomen, of dat zy ten minften den vyand, volgens hun bygeloof, zou beletten, om hen op hunnen 'aftogt te ontrusten. Maar hoe zeer had hy zich hierin vergist! ; Zodra was de nacht niet aangebroken, of hy deelde zyn geheel heir in drie hoopen. De eerfte , als de voorhoede, zou door s a nr> o v a l geleid worden. Aan het hoofd van den tweeden , als het middenpunt van het geheele heir, zou hy zelf 'gebieden; en over den  den derden hoop, als de achterhoede, zon veiai q u e s de leoh, een bloedverwant van den Stedehouder van Kuba, het bevel voeren. Maar eer Zy begonnen uit te trekken, zocht korte» hen allen van de noodzaakelykheid te overtuigen , om hunne vergaderde fchatten achter te laaten , om dies te gemakkelyker en vaardiger tc kunnen vechten. Eenigen waren ook gereed, om zynen raad te volgen, anderen daarentegen murmureerden daarover zo fterk, dat hy zich eindelyk genoodzaakt zag, om de ftrengheid van zynen eisch daardoor te verzachten, dathy 'er byvoegde: dat men zich dan ten minften bepaalen zou tot zo veel, als men vertrouwde, zonder zich te bezwaaren, te kunnen medeneemen. De verftandigften voegden zich naar dit voorfchrift; maar de inhaaligen verachtten hetzelve, en laadden zich zulk eenen last op , welke hen welhaast in 't verderf wegileepte. Het uur van den ftillen middernacht was nu gekomen , en het heir begon aftetrekken. Men mydde met de grootfte zorgvuldigheid , alle gedruis, en de vallende regen fcheen hunne vlucht te begunftigen. Men kwam ook in- '  ( $88 ) indedaad, zender eenig blyk van tegenweer ontdekt te hebben, tot den dam, die naar lakiba. leidde, en welken kortes om twee redenen boven de anderen had gekoozen. Want vooreerst was deeze dam een van de kortfte, en dan had men vervolgens ook nog eenige hoop, dat de Mexikaanen by het afbreeken der bruggen, deezen mogelyk niet geacht zouden hebben , omdat hy een geheel tegenövergeftelde uitweg was van dien , langs welken de Spanjaarden gekomen waren, gelyk gy hier op onze kaart kunt zien. Maar deeze hoop vond men welhaast verydeld. Want toen men op deezen dam tot aan de plaats was gekomen, waar de eerfte brug lag, bleek het, dat men dezelve werkelyk had afgebroken. En hier ondervonden zy het voordeel van de omzichtigheid van hun Legerhoofd; want door de hulp van de vliegende brug, waarvan men nu begon gebruik te maaken, kwam het grootfte gedeelte van het heir gelukkiglyk over deeze opening , en ging voort naar eene tweede. Maar voor dat zy dezelve konden bereiken , wierden -zy eensklaps door een even zo onverwacht als vrcesfelyk oorlogs-gefchreeuw ver- fchrikt,  C 279 ) fehrikt , het welk hen van alle zyden dood en verderf aankondigde. De zee krielde van fchuiten , en een vreesfelyke hagelbui van pylen en fteenen maakte het begin van een gevecht, het welk door de plaats, door de duisternis , en door de fterke poogingen van de ftryders, tot eenen der ysfelykften wierd, welke de gefchiedenis heeft opgeteekend. De Mexikaanen hadden naamelyk , zonde* hun oogmerk in het minst te laaten blyken,elke beweeging van hunne vyanden in alle ftilte befpied, en hunne daartegen gemaakte fchikkingen met zulk eene flipte geheimhouding en wys beleid aangelegd, dat de Spanjaarden daarvan niets ontdekten , dan in dit fchroomelyk oogenblik, waarin zy zich op éénmaal overvallen zagen, door de geheele magt van eene Natie, die tot woede toe verbitterd was. En nu, Kinderen ! laat ons wat nader treeden , om den onbefchryflyken nood te aanfehouwen, waardoor onze arme gelukzoekers thans van alle zyden geprangd worden.' Zy ftonden , gelyk wy gehoord hebben; midden op eenen fmallen dam, tusfehen desJ zelfs eerfte en tweede opening. De brug, welke hen over de eerfte opening had geleid, II. DEBI-. T. ZOU  ( aSo ) zou nu weder opgenomen , en naar de tweede gedraagen worden: maar de last van het zwaar gefchut, had dezelve zo vast tusfehen de fteencn gekneld, dat geen magt in ftaat was, om dezelve weder los tc maaken. Geduurende deeze hunne vruchtelooze poogingen ^ om dezelve opteneemen, wierden zy nu ten eencmaal van vooren en van achteren en van beide zyden, met zo veel woede aangevallen j dat hen byna in 't geheel geene hoopf noch tot overwinning, noch tot vluchten Overfchoot. De Mexikaanen brandden van wraakzucht ; de achterften drongen op de voorften aan ,■. en allen fcheenen bezield te zyn met hetzelfde verlangen, of om te fterven, «f om de vyanden van hun vaderland te vernielen. Vruchteloos maakten de Spanjaarden gebruik van hunnen gewoonen moed , en van hunne geoefende krachten, om zich lucht tc maaken : alles wat hun zwaard opruimde, wierd op het oogenblik weder door nieuwe ftryders aangevuld; en zy geraakten daardoor ïn zulk een gedrang, dat zy noch van hunne krygskunde,- noch van hunne wapenen, voordeel konden trekken. Eindelyk waren hunkrachten uitgeput; zy waren niet meer is  ( 281 ) ia ftaat,- om dc telkens op nieuws tocvloerjende meenigte tegenteftaan ; de voorhoede begon te wyken, en daar ontftond eene algemeene verwarring. Voetgangers en ruiters, vrienden en vyanden , maakten eenen verwarden hoop uit, waar elk in het blinde rondom zich hieuw , zonder in de dikke duisternis te kunnen onderfchelden, of men vriend of vyand trof. Midden onder dit ysfelyk ilachten, verzamelde kortes omtrent honderd man byecn, waarmede hy poogde doorteilaan tot de tweede , en kort daarna tot de derde opening. Het gelukte; de openingen wierden opgevuld met de ligchaamen der gedoodden i en op deeze wyze bereikte hy eindelyk gelukkig het vaste land. Maar zyn edelmoedig hart verachtte zyn eigen behoud, zolang hy het grootfte gedeelte van de zynen nog in 't gevaar zag; Spoedig herfteldc hy dc met hem öntkomene weinige manfehap, zogt het klein getal , 't geen nog niet gewond was, uit", èu' liep fchielyk met dczelven terug,' orri op nieuws alle gevaar met zyne noodlydende vrienden te deelen. Een party van hen,' die Zich insgelyks hadden döorgellaagen," kwarii  ( ) tem te gemoet; maar de vreugde, welke hy door dit gezicht ondervond, wierd hem welhaast bitter gemaakt door het jammerlyk gekerm van hen, die van de Mexikaanen levendig gegreepen , en naar de tempelen geflcept wierden, om aan de afgoden geofferd te worden. Zyn hart bloedde; hy deed zyn uiterfte best , om hen te verlosfen , maar te vergeefs! Het was onmogelyk om wederom doorteflaan , tot deeze ongelukkige flagtóffers, en hy moest zich vergenoegen, om het klein overfchot van hen , die 't ontkomen waren, te befchermen, die voor 't grootfte gedeelte zodanig gewond en afgemat waren , dat zy het gevecht volftrekt niet weder konden hervatten. Het grootfte gedeelte van zyn heir was eensdeels gedood, en anderdeels in 't water verongelukt. Thans brak de dageraad aan, en verfpreidde een fchrikkelyk licht over de grootheid van de neerlaag, welke men had geleeden. Eene traan van menfchelyke aandoening rolde langs de wangen van kortes, toen hy zag, dat 'er veelen van zyne dappere vrienden vermist wierrten, en in welk eene deerniswaardige gefteldheid het rampzalig overfchot van de-  ( =§3 ) dezelven was. Meer dan de helft der Span' jaarden , en meer dan tweeduizend Tlaskalaanen waren gefneuveld; ook wierd velasCues de leön, nevens eenige anderen van de dapperfte hoofdlieden vermist; en de meesten van de overgebleevenen waren met wonden als bedekt. Het grof gefchut, de ammunitie , (*) de pakkaadje, en byna alle de mede genomene fchatten, waren verlooren.' Deeze fchatten hadden de meesten van hen, die zich op eene roekelooze wyze daarmede belaaden hadden , in 't verderf weggefleept, omdat zy onder den last, waarmede hunne inhaaligheid hen beladen had, noch behoorlyk vechten , noch ontvluchten konden. De gedachtenis van deeze fchrikkelyke neerlaag is onder anderen ook daardoor vereeuwigd, dat menden nacht, waarin zy gebeurde, nog tot op deezen dag toe, in Kieuw-Spanje den nacht der droefenis noemt. De eerfte vergadei plaats was Takuba. Maar hier durfden zy niet vertoeven, omdat het geheele land de wapenen had opgevat. De eenigfte (*) Buskruid en kogels. J 3  ( 5§4 ) ecnigfte plaats, welke hen eene veilige fchuilplaats beloofde, was Tiaskala. Maar om op den weg te komen, welke naar deeze vricndelyke ftad leidde, moesten zy eerst de geheele noorder helft van de groote Mexikaanfche zee omtrekken, want zy waren thans aan de westzyde van dezelve; een weg, die verfcheidene dagen verëischte, die langs onbekende landftreeken liep , en waarop zy niet konden hoopen, de verkwikkingen te vinden , welke na eene zo groote vermoeidheid, zo noodzaakelyk voor hei) waren geerden. Maar daar was nu volftr-ekt geen andere weg; men moest of alle hoop tot, eene mqgelyke verlosfing opgeeven, of z^^z^ndeMÉ^I op weg fpoeden. Men ging dan op nl^ Maar wie is in ftaau om de meeni£Y*j£È& ellende, en de geduurige gevaaren te bof^r*^ ven , waaraan deeze arme vluchtelingen,>door ftryden , honger en wonden afgefloofd , op deezen hunnen terugtogt onderworpen waren ? Overal omringd van zegepraalende vyanden , waarvan zy geduurig wierden ontrust, moesten zy woeste landftreeken doortrekken, welke hen geen ander onderhoud verfchaften , dan wilde beziën, wortelen en groene fteelen T** "*~J' | - ' ' van  ( «85 ) wan indiaansen koorn. Dikwerf dachten zy onder deeze hunne eindelooze ellende te zullen bezwyken; maar het vootbeeld van hunnen edelmoedigen Veldheer , boezemde hen telkens wederom nieuwen moed en nieuwe ftandvastigheid in. Met eene verwonderenswaardige kalmte , droeg deeze buitengewoone man al het ongemak, waarin hy met de geringften onder zyne bende deelde; by elk opkomend gevaar ging hy vóór, en by elke kleine verkwikking, welke hen wierd toegedeeld , was hy de laatfte, die 'er iets van genoot. By dit alles behield hy altyd de grootfte tegenwoordigheid van geest, en was onuitputtelyk om by elke nieuwe verlegenheid, . nieuwe hulpmiddelen uit.tevinden. — Ach! waarom was toch zulk eene verhevenheid van' geest, niet altyd gepaard met eene even zo groote braafheid en menschlievendheid ? Vyf dagen had men nu reeds op deezen allerfcezwaarlykften marsch doorgebragt; eneve nwcl was het einde van zo veel lyden nog niet gekomen. Dikwerf had m a r i n a , die nevens aquilar gelukkiglyk ontkomen was, hy de geduurig vernieuwde aanvallen der Mexikaanen, al juichende hooren uitroepen; T 4 „ Gaat  C 286 ) „ Gaat heen, gy roovers! gaat heen , waar „ het loon van uwe euveldaaden u verwacht IV, En men wist niet wat zy eigenlyk met deeze woorden wilden te kennen geeven. Niet dan op den zesden dag, waarop men Otumba bereikte , ontdekte men , tot verfchrikking van elk, den volkomen zin van dit gezegde. ,Want toen men zekere hoogte , by deeze plaats liggende, had beklommen , zag men met ontzetting, de geheele ruime vlakte bedekt met een talloos krygsheir, op welke vertooning allen , zelfs de dapperften , behalven alleenlyk kortes, aan de mogelykheid van hunne behoudenis wanhoopten. Hy , dien niets moedeloos kon maaken, behield thans ook eenen goeden moed; hy ftelde aan zyne Soldaaten , met een gelaat het welk moed inboezemde , kortelyk voor , dat 'er geen uitkomst was; dat zy, of overwinnen , of fterven moesten; fchaarde vervolgens zynen kleinen troep , met de hem gewoone bedaardheid , en voerde denzelven zonder uitftel aan tegen den vyand. Gelyk voor de feis van den maayer de dikftaande halmen nederzinken ; zo viel ook de digt ineengedrongen vyand, onder het zwaard van  C 287 ) van onze helden. Niets kon hen wederftaan; 1 met eene verbaazende ftoutheid drongen zy door , tot in het hart van het vyandelyke heir, en teekenden hunnen weg met bloed en lyken. Maar eindelyk vonden zy zich ten eenemaal uitgeput ; hunne armen zonken krachteloos by het ligchaam, en dewyl ten zelfden tyde de geduchte meenigte der vyanden van alle zyden op hen indrong , zou thans zekerlyk niet één van hen den dood ontgaan zyn , indien niet eene fpoedig invallende gedachte van hunnen altyd waakzaamen Veldoverfte, hen allen op eenmaal had behouden. Hy ontdekte van verre den aanvoerder van het Mexikaanfche heir, die den ryksftandaard droeg. Het fchoot hem in de gedachten , dat hy eens gehoord had, dat de Mexikaanen alles opgeeven , zodra die ftandaard verlooren is: en op het oogenblik was zyn aanflag gefmeed. Verzeld van eenigen zyner braave Officieren , die te paard zaten, reed hy fchielyk midden onder den hoop, die de vaandel-wacht uitmaakte , en wierp met éénen ftoot van zyne lans , het Mexikaanfche Legerhoofd onder de voet. Een van hen , die by hem waren, fprong van T 5 zyn  ( *88 ) tyn paard, doorftiet hem , en beniagtigde de flandaard. In hetzelfde oogenblik zonken alle de overige vaandels r.eêr ; ontzetting en fchrik verbreidden zich door het geheel heir; en reet verwondering zag men, dat zy allen hunne wapenen wegwierpen en vluchtten. Op die wyze , was eene enkele gelukkige gedachte het behoud van de geheele bende der Spanjaarden , en verfchafce hen eene overwinning, welke even zo roemruchtig, als voordeelig voor hen was. Want toen zy den buit van het flagveld bycen vergaderden, beliep de waardy zo hoog , dat zy daardoor »oor de achtergelaatene fchatten in Mexiko, genoegzaam fchadcloos wierden gehouden ; omdat de meeste Mexikaanen , in de vaste hoop van overwinning , hun kostelykst iieraad hadden aangetrokken. Den volgenden dag bereikte men eindelyk het gebied der vriendelyke Tlaskalaanen. Men vreesde eene verandering in hunne gezindheden te vinden: maar die vrees was zonder grond Het was 'er zo verre af, dat dit braave en edelmoedige volk zich door het ongeluk van deszelfs vrienden, tot trouwloosheid zou hebben laaten verleiden , dat het hen veel-  ( 2«9 ) veelmeer niet zulk eene hartejyke vriendffeha» ontving, als of hunne magt en hun geluk nog in 't geheel geen fchok hadden geleeden. Een aandoenelyk voorbeeld van eene getrour we en onbaatzuchtige- vriendfehap , waarvan ons het gezicht eenigszins kan fchadeloos houden voor zo veele ontmenschte bedryven, welke ik helaas l heb moeten befchryven. In den fchoot van dit edelmoedig volk rustten nu onze helden uit van hunne geleedene rampen, en geneesden hunne wonden. Allen konden zich thans gerust overgeeven aan de zorg voor hunne herftelling; alleen kortes niet, fchoon hy meerder, dan zy allen gevochten en gelceden had. Voor hem was 'er geen rust en uitfpanning te vinden. Belast met zwaare zorgen , peinsde zyn altoos werkzaame geest, op nieuwe aanflagen en ontwerpen voo; het toekomende ; en hy genoot welhaast het genoegen, te ondervinden, dat het geluk nog niet moede was geworden, zyne ftoutheid te onderfteunen. Dit bragt hem naamelyk op nieuws, op de onverwachtfte wyze , eene verfterking toe , waaraan hem $hans alles moest geleegen liggen. De meergenoemde Stedehouder van gitfa, VMt  C 290 ) VEtAïQüEs , had zo weinig gedachten, dat zyn nakvui, met dehem toevertrouwde aanzienelyke magt zou kunnen te kort fchieten, dat hy hem kort daarna, zonder eerst tyding te verwachten, nog twee andere fchepcn met allerlei oorlogsbehoeften , en met nieuwen last, hoedanig hy zich moest gedraagen , nazond. Deeze zeilden recht op Veracruz, toe , en de aldaar kommandccrende Offic tr wist dezelven op eene listige wyze in de haven te lokken. Hier bemagtigde hy deïfetveii met weinig moeite , en de manfehap van die Schepen heten zich even zo gemakkelvk overhaalen, om in het toekomende onder kortes te dienen. Dit was nu reed9 iets; maar het was nog niet alles, wat het geluk beflooten had , zynen gunsteling toetcbrengen. Niet lang daarna verfcheenen 'er nog drie andere Schepen , en wel van aanmerkelyke grootte op dezelfde kust. ■ ha t thts, Waren die ook van veias nodeloos maakte j deed hy hem nog in dien zelfden nacht ophangen voor hetzelfde luis, waar men hem gevangen had genomen. Den volgenden morgen riep hy zyne geheel heir byëen. Allen, die zichfchuldig vonden, klopte het hart van angst in verwachting van het geene er gebeuren zou. kortes trad meu zyn gewoon opgeruimd en onverfchrokken gelaat midden onder hen. Hy verhaalde hen het verraad van vmEF4G1JA) en de ftrafie, welke aan hem was voltrokken! maar voegde ook terftond daarby, dat men', in weerwil van alle aangewende moeite, niet één van de medepligtigen had kunnen ontdekken :. om dat dc verraader, zelfs op de pynbank , hardnekkig had gezweegen. Hy verzeekerde , dat deeze geheimhouding 'van dien verraader hem zeer aangenaam was geweest , dewyl het hem zeer zou gefmart hebben, nog meer van zyne medegenooten in de handen der rechtvaardigheid te moeten overleeveren; en hy befloot zyne redevoerin» met een verzoek, dat men hem toch mogt zeggen, door welke 'daaden hy het ongeluk had gehad, om zich het misnoegen sap: zyne makkers op den hak te haaien, en dat hy zy-  C 300 ) zynen misflag aanftonds weder goed zou maaken. By deeze woorden viel 'er een zwaare fteen van het hart der medepligtigen ; zy begonnen weder adem te fcheppen, en de vreugde, dat zy niet ontdekt waren geworden, moedigde hen aan tot het goede voorneemen, om hunnen edelmoedigen aanvoerder in het toekomende, by alle gelegenheden, eene dies te grooter en ftandvastiger trouw te bewyzen. Dus behield kortes, door deeze wyze maatiging van zynen toorn , een groot gedeelte van zyne troepen en verwierf zich daardoor op eenmaal zo veele getrouwe Soldaaten , als 'er te vooren verraaders onder hen waren geweest. Maar hy, die het menfchelyk hart zeer wel kende, wist dat het ledig gaan gemeenlyk zelfs de beste menfehen bederft. Hy gaf dus die geenen, welke hy thans als oproerige hoofden had leeren kennen, eene nieuwe beezigheid, welke hen geen tyd overliet, om hunne kwaade gedachten den teugel te vieren. Zyn gunftig geluk bood hem daartoe eene gewenschte gelegenheid aan. Men gaf hem raamelyk 1 hennis, dat de bouwftoffen tot dertien Bri- gan-  ■ C 3°i ) gantynen gereed waren; en dat het 'er nuop aankwam, om dezelven uit de Tlaskalaanfche gebergten naar Tezeuk* over te brengen. Dit kon niet anders gefchieden , dan door delndiaanfche lastdraagers, en deezen moest men, om de overal ftroopende Mexikaanen , eene fterke bedekking van krygslieden toevoegen. Hiertoe wierden nu de berouwhebbende verraaders gefchikt, en sandoval , die waakzaame, getrouwe en dappere officier, waarop kort es thans volkomen kon vertrouwen , ontving daarover het bevel. De togt was een van de zeldzaamfte en lastigfte, welke ooit ondernomen waaren Ast duizend Tamme,, met balken, planken, masten , touwen, zeilen en yz.erwerk belanden, gingen in het midden. De voorhoede, de achterhoede en de bedekking van de flanken of zyden maakte eene bende uit van vyftienduizend Tlaskalaanfche krygslieden , onder welke de Spaanfche Soldaaten verdeeld waren, om eene goede orde by hen te onderhouden \ en hen te gewennen aan eenen regelmatigen marfch. De geheele togt befloeg eene pkats van meer dan eene myl. sandoval zelf plaatfte zich aan het hoofd van denzelven; het  C 302 ) tiet bevel over de achterhoede droeg hy op ■aan een jong Tlaskalaanich Legerhoofd, genaamd chïchimik.u. Doch dees ■ p 1 e t e r. Waar was dan x ik ot bnkatl? ■ Wy hebben immers' lang niets van hem gehoord ! vader, x 1 k o f e n k a rï was niet meer in het leven. eenigen. Och! vader. Deeze oorlogzuchtige en trotfche jonge man kon de gedachte, om aan eenen buitenlander onderdaanig te m'dèt&i zyn , niet verdraagen. Mogelyk zag hy ook verder , dan zyne landslieden , en merkte, dat het verbond, 'tgeen zyne Natie met de Spanjaarden had geflooten, eindelyk in ilaaverny zoude veranderen. Hy waagde het dan , om in den tyd, dat kortes weder naar Tlaskala was gekomen, een oproer tegens hem te •ftigten. Maar hy miste in zyne bedoeiing; zyne eigene landslieden namen hem gevangen; zyn eigen Vader, een tweede b r u t v s fprak het doodvonnis over hem uit, en keverde hem over aan de-n Spaanfchen Generaal , om dit ftrenge vonnis aan hem te laaten voltrekken. Doch kortes was op dit pas  C 203 ) pas te menschlievend , om intewilligen, dat het bloed van een jongen en vuurigen bemin. naar van zyn vaderland , een zoon van zynen ouden eervvaardigen vriend , om zynentwil zou vergooten worden. Hy fchonk hem vergiffenis, 1'tclde hem in vryheid, en nam hem met zich op 'zynen togt naar Mexï,*. Maar ook deeze edelmoedige toegcevendheid kon den trotfehen aart van dien man niet veranderen. Hy ging veelmeer voort, by elke gelegenheid, de onderneeming der Spanjaarden met de vrymoeaigheid van een Republikein te berispen, e» zyne landslieden tegen dezelven optezetten. Dit zyn gedrag kwam den Tlaskalaanfchen Raad ter ooren. Deeze Raad liet daarop- aan kortes zeggen: „ dat hy, die een heirleger tegjn den Veld„ overfte poogde oproerig te maaken, naar „ de wetten van hun land met den dood ver„ dient geflraft te worden. Dat 't hem uit „ dien hoofde vryltond met den oproerigen „ xikotekkati. naar de uherfte ftreng„ heul te handelen; want, indien hy weder by hen te Tksltala mogt komen, zou men „ hem daar niet zachter behandelen. " Evenwei liet kortes andermaal de zachtmoet dig-  C 304 ) dighéid boven dryven, en deed aan dien ftyfho°ofdigen jongeling te kennen geeven.dat hy by hem komen en zelf zyne grieven aan hem bekend maaken zon, nadien hy geneegen was hem recht te laaten wedervaaren. Maar ook hiertoe wilde hy niet overgaan, en wanneer kort es vervolgens de wacht zond, om hem met geweld by hem te brengen , kantte hy zich ook tegen deeze aan , en verweerde zich zo lang, tot dat hy eindelyk onder veele wonden dood op de aarde nederviel. 'Dit was het treurige einde van een' man , die onder andere omftandigheden mogelyk een hannibal of een ces ar zou geworden zyn. eenigen. O hoe jammer is dit! vader. De jonge chechimikal, waarvan ik te vooren gewag heb gemaakt, was ook omtrent zulk een (lag van een mensch; ftout en fchielyk, gelyk x 1 k o t e n k a i l, maar ook even zo trotsch en ftyf hoofdig: • Daarenboven was hy nog veel meer geneegen tot fnorkery. Hy was misnoegd , dat sandoval hem by de achterhoede plaatste : „ Hy zeide , dat een Generaal, gelyk hy „ was, altyd de eerfte moest zyn, om het 8^-  ( 3°5 ) '„ geheel heir met zyn voorbeeld voortelichten} ,i Dat hy begeerde, niet flechts by het beftormen „ van Mexiko, maar ook by elk ander geval van „ minder belang altyd de eerfte te zyn." Het was vruchteloos,dat men hem voorftelde, dat depost, welken men aan hem had toevertrouwd, een van de gewigtisften was, omdat men eerder moest beducht zyn voor eenen aanval van achteren, dan van vooren : deeze grond had geen vat op hem, tot dat sandoval zelf uit eene vriendelyk toegeevcndheid jegens de trotfche ftyf hoofdigheid van dit jong vuurig hoofd, hem by zich nam, om het kommando over de achterhoede met hem te deelen. Men had eenen marsch te doen van vyftien mylen, en de weg liep voor 't grootfte gedeelte door woeste en bergachtige landftreeken. Ook verfcheenen 'er dikwerf geheele hoopen van Mexikaanfche krygslieden, om den moeijelyken togt te ontrusten: maar toen zy zagen, dat men ten allen tyde bereidvaardig was, om hunnen aanval aftewagten, trokken zy telkens onverrichter zaake weder terug. Eindelyk had sandoval het genoegen , na eenen allermoeijelykften marsch, met zyne geheele zonderlinge karavane gelukkig te X Te-.  ( 306 ) tk*h aantekomen, alwaar hy van zynen My- denGeneraalmei opencarmcn wierd ontfangen. Toen men naby Tezeuk» was gekomen , begeerde chechimi kal , dat men een weinig zou halte houden. En waarom denkt gy wel, dat hy dit vertoeven begeerde ? Om zïch< -rst met zyne fraaiftc vederen optetooijen, en al het fieiaaad van zyn krygsgewaad aantetrekken! „Want. zeide hy, dewyl het „ nu welhaast aan 'i vechten zou gaan, moest „ een braaf Soldaat even zo opgetooid ver" fchynen , als of hy .er bruiloft ging." Toea Üeh deeze fnorkeryén aan kortes verhaalde , verkreeg hy van den geest en het hart van dien jongen kry5sman juist niet de grootfte gedachten; dewyl hy van gevoelen was, dat de waare kloekmoedigheid, gelyk alle waare verdienften over 't algemeen , altyd befcheiden , en nooit grootsch & 't fpreekenis. Ook maakt de gefchiedenis geen enkel woord meer gewag van onzen jongen pogchenden held. Terwyl men nu aan het werk was, om de Brigantyncn faamen te voegen, gebeurde 'er een ander gelukkig geval, het welk in het heir van de belegeraars een algemeen gejuich Vsr-öorzaakte. Korte* had naamelyk reeds veer  307 ) voof eenen langen tyd eenigen van zyne Officiers naar Hispauiöla gezonden, om hen, ware 't mogelyk, eenige verfterking van daat te bezorgen. Reeds lang had hy naa:' de wederkomst van deeze afgevaardigden , maar vruchteloos, gereikhalsd; wanneer thans op éénmaal de blyde tyding kwam, dat 'er vier fchepen met eene zeer aanzienelyke verfterking van Biipahiïïk te Vera; t& waren ingeloopen. Dezelve beftond uit tweehonderd Soldaaten , tachtig paarden, twee ftukken kanon , en eene groote meenigte van Ammunitie en wapenen. Gy kunt ligtelyk nagaan, \velk eene vreugd kortes en zyne vrienden deswegen ondervonden. En nu wierd het bouwen van de Brigantynen met den grootften yver voortgezet. De Mexikaanen poogden wel van tyd tot tyd, zulks te verhinderen , en, ware 't mogelyk, de Schepen op ftapel te verbranden: maar alle hunne poogingen wierden door dc waakzaamheid van kortes, en door de dapperheid van zyn volk' verydeld. Nu was de fcheepsbouw voltooid; men liet de gemaakte Brigantynen onder groote plegtigheden van ftapel loopen; en toen zy gelukkig  C 3®8 ) afgeloopen waren, en de wind in haare zeï-> len blies , verhieven de aanfchouwers een tnagtige vreugde- kreet, het welk deeze gewigtige gebeurtenis aan dc geheele omliggende landftreek verkondigde. Dc oogen van allen waren beurtelings gevestigd nu op de zeilende Schepen, dan op den wonderbaaren man, die , in weêrvril van alle hinderpaalen, zich nu ook meester had gemaakt van de zee, welke de grootfte befcherming der beleegerdc ftad was. En nu befloot kortes, de ftad van drie zyden tevens aantetaften. Hy verdeelde ten dien einde zyn geheel heir in even zo veele hoopen ; sandoval wierd benoemd tot Bevelhebber van den eerften; alvarado wierd het bevel gegeeven over den tweeden, en o l i d over den derden. De eerfte zou van de kant van Tezeuko, de tweede van den kant van Takuba, en de derde van den kant van Xuiokan, op de dammen, welke van deeze plaats naar Mexiko leidden, trachten doortcbreeken ; terwyl kortes zelf met de Schepen , onder zyn eigen bevel ftaande, hunne aanvallen zou onderfteunen. Elk trok vervolgens met zynen troep naar den  { 3«>9 ) den hem aangeweezen post. Ah ar aio en Olid vernielden op hunnen marsch de konftige waterleidingen , waardoor de Mexikaanen het zoete bergwater veele mylen verre, door hunne bekwaamheid, in hunne ftad hadden weeten te leiden; en het gebrek aan water, 't geen hiervan een gevolg was, maakte een begin van de meenigvuldige ellenden, waarmede deeze ongelukkige menfehen van nu af moeiten worftelen. Van dien tyd af verliep 'er geen dag, di'e niet door eenig bloedig bedryf aanmerkelyk wierd gemaakt. De Brigantynen hadden te doen met eene vloot van kleine fchuitcn , welke men niet kon overzien , en de landtroepen met een' even zo talryken, als dapperen en hardnekkigen vyand op de dammen. De zwakke fchuiten konden gemakkelyk verftrooid of in den grond gezeild worden; maar met de aanvallen op de dammen was het zo fchielyk niet gedaan. Wel is waar , de Spanjaarden beftormden dagelyks met onbefchryflyk veel moeite en gevaar eenen der bolwerken , welke ter verdeediging van dc openingen waren gemaakt, en deeze openingen wierden, voorzien van bruggen. Maar dewyl de X 3 fmar.  C 310 ) frmrtelvke herdenking aan dien mcht der Arötfem, h'i al.vd des avonds noodzaakte, om naar het vaste land weder terug te gaan, he-ftelden de belegeren by nacht fpoed.g, 't ■ge-n by dag van hunne werken , welke zy ter vetdeediging opgeworpen hadden, was vernield «worden. Dus kvam men , onaange&SA al het bloedvergieten , niet verder, dan fcdK reeds geweest was, en de dagelykfche verzwakking van de Spanjaarden en van hunne bondgënooten was zo gróót, dat men vreesde dat zv 'er eerlang onder zouden bezwyken. , 'op dién voet ftonden dc maken , toen xoKTEs, ten uiterfte getroffen over den échten voortgang van zyne wapenen , zy%cn «ehcelen heldenmoed bycen riep, om een Wfluft te neemen , waarvan 'de uitvoering of met zynen eigen ondergang , óf met het verderf van zyne vyanden zal eindigen. Waarin dit befluit beflond, en welke de vreesfelyken gevolgen daarvan waren? daarvan, met uw welnccmen, morgen! Ait en. O lieffte, zoetfte, beste Vader! "AHeenlvk nog Worgen , zeide dc Vader, en het gefprek «vas voor ditmaal geëindigd.  FTF- en DERTIGSTE GESPREK D?s anderen daags, toen het uur gekomen was, 't welk de Vader voor het verhaal had gefchikt, zaten zy allen vol van verwachting en zo ftil, als muizen: om dat zy heden iets verwachtten, 't geen alleszins merkwaardig ea gewigtig was, Het ernftig gelaat, waarmede de Vader, insgelyks ftilzwygende , thans zyne plaats onder hen nam, bevestigde hen daarin, en hoe langer het duurde, eer hy den mond opende , dies te grooter wierd de ftilte. Op 't laatst zou men hebben kunnen hooren, dat 'er een zandkorreltje viel, zo onbeweeglyk en ftil zat de geheele vergadering daar, en had de wyd opgefpalkte oogen op den mond van den Vader gevestigd. En nu begon deeze: Gy hebt xeden, myne Kinderen! om hedea JU  ( 3** 9 zeer gewigtige gcbeurtenisfen te verwachten. Maar verblydt 'er u niet te fterk over. Ik zal wederom genoodzaakt zyn, om bedryven aan uwe oogen te vertoonen , waarby uw hart zal bloeden, en ook anderen , waarby u van ontzetting en afgryzen de hairen zullen te berge ryzen. Maakt u gereed, om dit te hooren, en wanneer dan de menfehelyke aandoening u eene traan van medelyden uit de oogen zal persfen; o vernieuwt dan toch onder dit bitter.maar weldaadig , gevoel, ftilzwygende de gelofte, dat gy eerlang, wanneer gy mannen zult geworden zyn, naar alle uwe vermogens, en naar alle gelegenheden, welke God u daartoe ver» leenen zal, het uwe met alle oprechtheid daartoe zult toebrengen, dat de ellende, de geweldenaaryën en het bloedvergieten van tyd tot tyd verminderd worden , en rust, vrede , rechtvaardigheid en geluk zich hoe langs hoé meer ouder ons en onze broeders mogen uitbreij cn i (*) . En nu ter zaaké ! L kor- (*) o dat ik toch vurnaamelyk u, gy jongt Prinsjen i gy toekomende Regent!» des volks, en leger fr'f- r> b.. >. v - • ■ ■ - dii)  ( 313 ) kortes befloot, van den langduurigen en lastigen ooi log, door het wagen van eene ftoutedaad, op éénmaal een einde te maaken.—Hy beval, op den volgenden dag eenen algemeenen ftorm van alle zyden te beproeven, en belaste, dat elk aanvoerder met den troep aan hem toevertrouwd, onaangezien alle de hinderpaalen, tot in de belegerde ftad zelve doordringen 'en daarin post zou vatten. Hy zelf zou zich plaatfen aan het hoofd van dien hoop, welke den dam aan de kant van Kujokan zou beftormen, en hy had vast befloten niet den; die gy dcezt aanfpraak zult leer en, dezelve met gheij'ende, nooit uitbluschbaare, letteren in het hnnenst van uwe harten mogt kunnen fchryven? Menfchmblotd is onder alles , waarover gy in het toekomende zult gebieden, verre weg het ditrbaarfie; en daar leeft een God, die eiken droppel van hetzelve, welke in de'aderen van uwe aan u on-. dergefchikte broed.ren u wierd toegettld, eerlang ook ■wederom van uwe handen eisfchen zal. O ', dat toch deeze waarheid u in het toekomende altyd geduurende 'uw geheel leven onmtwischbaar in het geheugen blyyen mogt,  C 3H ) niet te rusten, totdat hy, wat het ook mogt kosten , de itad zelve bereikte. De fchroomelyke dag brak aan. Elk Bevelhebber pïaai fte ach aan het hoofd van de aan 'hem toevertrouwde bende, en het bloedige fchou-.vfpel nam een begin. Hef was vrccsfelv'« te zien, met welk eene onwederftnanbaare woede d. Spanjaarden doordiongen, en met weVx eene onverzettelyke hardnekkigheid de Mexikaanen daartegen worftclden. Voornaamel . verrichtte de hoop, dien kortes in c;"en pcrfooB aanvoerde, ontvonkt door het voorbeeld van dit groot Legerhoofd , wonderen van dapperheid. Niets kon hem wederftaan. Hy drong onwedeiflaanhaar door over de eene opening na de andere; beftormde met eene overweldigende magt het eene bolwerk na ha ander, hieuw, ftak of fchoot alles onder de voeten . en vervolgde den vluchtenden vyand tot in de ftad. Maar hoewel kortes met zynen dapperen troep op de vleugelen der overwinning, gelvk een ftormwind voortbruischte; behield hy evenwel altyd nog tegenwoordigheid van geest genoeg"! om'voor de veiligheid van den terugtogt zorg te draagcn, ingevalle het wis- fel-  ( 315 ) ftlvalligé krygsgehlk eens fchielyk mogt .ver*anderen. Ten dien einde belastte hy j u i i akus van aldrete, een Officier, die on>Jangs eerst met de verfterking uit Hispanïóltt was aangekomen, om met een genoegzaam getal volk by de openingen Van den dam tc blyven, opdat hy dezelven, wanneer men de behaalde overwinning vervolgde, geheel kon toewerpen. Maar ongelukkig had dees Bevelhebber de vet keerde eerzucht, te gelooven, dat het hem tot fchimp zoude verftrekken, wanneer hy zich beezighield meteen werk , waarby geen gevaar te vreezen was, terwyl zyn makkers de laurieren der overwinning bevochten. Op eene allerönverftandigfte wyze floeg hy dan het ontvangen bevel in den wind , en ftonte zich mede in het gewoel van het gevecht , om in de gevaaren en tevens in de eer van zyne medeftryders te deelen. Guatimozin , die hiervan verwittigd wierd , verblydde zich in ftilte over deeze onvoorzichtigheid van zyne vyanden , dewyl zyn Wy? beleid hem in dit oogenblik het voordeel toonde , het welk hy daarmede zou kunnen doen. Hy gaf terftond bevel, dat 'er eenige fterke troepen langs verfcheidene omwegen naar  paar de verlaatene openingen der dammen trekken , dezelven zo veel mogelyk vergrooten, en daarby rxbt vatten zouden. Het overig gedeelte van zyne krygslieden, die by den ingang in de ftad met de Spanjaarden handgemeen waren, deed hy allengs terug wyken, om den driftigen vyand al verder en verder in de ftad te lokken. Zyne krygslist gelukte; ïortes, die op de vervulling van zyn gegeeven bevel ftaat maakte, fchroomde niet, om den vluchtenden vyand uit de eene ftraat ïn de andere te jaagen; en op die wyze drong hy eindelyk door tot de plaats, alwaar gv aiim.ozin hem met het puik van zyne Soldaaten verwachtte. Eensklaps wierd op een fein van den Kei-r zer, van den nabygeleegen hoofdtempel het doffe plegtige geluid gehoord van de trommel, welke aan den god des oorlogs toegewyd was; een bekende leus voor de Mexikaanen, die daardoor altyd tot eene onbefchryflyke woede en tot eene volkome verachting van den dood ontvonkt wierden. ïn een oogenblik zagen 1 de Spanjaarden zich , tot hunne grootfte verr wondering, van alle zyden met zo veel woede aangevallen, dat zy met al hunn' moed en mc?  C 317 ) met minne geheele krygskunde de overmags niet langer konden tegenftaan. Zy begoten te deinzen; in den beginne in geflootene gelederen , langzaam en met verdeediging van zich zeiven : maar dewyl het getal dei vyanden elk oogenblik grooter , en hunne aanvallen al woedender wierden, begosten zy van tyd tot tyd hunne fchreden te verdubbelen, en meer op vluchten, dan door verdeediging óp hunne veiligheid te denken. Thans waren hunne gelederen gebrooken , allen —. Spanjaards, en Tlaskalaanen , voetvolk en ruiters vloden in een ongereegeld ge¬ wemel naar de naaste opening van den dam, welke zy , ter vei meerdering van hunnen fchrik , onöpgevuld en met vyanden bezet vonden. Vruchteloos beproefde kortes om door beveelen en bidden zyn ongeregeld vluchtend heir tot ftaan te brengen en weder in orde te fchaaren: men hoorde en zag niet meer, en elk zocht zich te redden zo goed hy kon. Men fprong in meenigte in de opening neder, alwaar veclen hunnen dood ïn het water vonden , en veelen door de vyanden , die in hunne fchuiten toegefchooten wa-  ( 3-« ) waren , of kevende gegreepen of gedood wiet* den. Ongelukkig was deeze plaats van de Stee voor de Brigantynen te ondiep, dan dat zy de noodlydenden zouden hebben kunnen te hulp komen. kortes zag den nood van de zynen met een bloedend hart, en dacht naauw aan het gevaar, waar in hy zichzelven bevond. Zichzelven ten eenemaal vergeetende , poogde hy bier den eenen van zyne Soldaaten uit het water, en daar een anderen uit de handen der vyanden te verlosfen; toen hy fchielyk — een koude rilling loopt my over myn lichaam daar ik het zal verhaalen ! door zes fterke Mexikaanfche Bevelhebbers gegreepen ~allen. Oh! Oh! vader. — En in zegenpraal weggefleept wierd. ' eenigen. O dat is verfchrikkelyk '- vader. Twee van zyne Officieren zagen , wat hunnen Generaal overkwam, en befiooten zonder uitftel, om zich voor hem opteófferen. Zy liepen midden onder de vyanden , vochten, en fneuvelden, na dat zy diegeenen gedood hadden, welken kortes hadden vast gehouden. Dees wierd daardoor bevryd. a l-  C 319 ) a t l e n. O dat is heerlyk ! dat is heerlyk ! v ad e k. en ontkwam , hoewel jam- merlyk toegeftJd en met een verlies aan volk , het welk hem nog meer fmartte, dan alle zyne wonden. Duizend Tlaskalaanen en meer dan zestig Spanjaards waren gedeeltelyk gefneuveld, en gedeeltelyk leevende in de handen der vyanden geraakt; en onder de geenen , die 'tontkomen waren, was byna niet één, die geen wonden had ontvangen. Kortes zou wel bloedige traanen hebben willen weenen: maar met het aanbreeken van den nacht wierd zyne mededooger.de bekommering door een nieuw en nog veel ysfelyker fehouwfpel in afgryzen en ontzetting veranderd. Men zag, zodra het duister was geworden, de geheele ftad verlicht. Men hoorde het dof geraas van oorlogswerktuigen en het woeste gejuich der overwinnaaren, die zich gereed maakten, om hun barbaarsch zegefeest te vieren. De verlichting van den hoofdtempel was zo groot, dat men dc daarby vergaderde meenigte en den toeftel der Priesteren tot het Aagten van de gevangenen , duidelyk zien kon. Eén afgrysfelyk gezicht, het welk door de ver-  ( 3ie ) verbeeldingskracht der Spanjaarden allerfchrikkelykst wierd ! Zy geloofden onder de toegebragte flagtofferen hunne ongelukkige makkers aan de blanke huid te kennen; onderfcheiden zagen zy, dat zy gedwongen wierden, om voor het affchuwelyk afgoden-beeld, waaraan zy zouden opgeofferd worden, te danfen , en onderfcheidden zelfs de ftem van hunne vrienden onder het angftig geroep van de ongelukkigen , die zy naar de üagtbank zagen lleepen. Zelfs de ongevoeligfte verbleekte by dit gruwelyk gezicht, en ko r t e s zelf moest aan zyn geprangd hart door eenen traanenvloed lucht geeven. mat ihïs. O die verfoeijelyke Mexikaanen ! Nu zal ik ook in 't geheel geen medeJyden meer met hen hebben. G o d l ie e. Ik ook niet, al wierden zy nu' 'ook allen aan ftukken gehouwen. moeder. Zo ftreng , coduee! g o d l i e b. Ja , Moeder lief! waarom zyn zy zo ontmenscht, dat zy menfehen Aagten en opëeten, even als of 't kalveren waren? moeder. Ongelukkig genoeg voor die arme onkundige menfehen, dat zy opgevoed zyn in zulk eenen verfoeijelyken godsdienst, wel-  ( 32i- )' welke hen deeze ontmenschtheid niet flechts veroorloofde , maar hen zelfs daartoe vefpligtte. g ö d 11 k b. Ja — mair — vade r. Hebt maar geduld , kinderen ! Uwe gegronde verontwaardiging zal welhaast veranderen in een even zo gegrond medelyden. Hoort nu het vervolg van myne treurige gefchiedenis. De omftandigheden van kortes wareh nu eensklaps wederom de neteligften van de waereld. Zyn volk was ten uiterfte neêrflagtig, zyne vyanden daarentegen dies te meer bemoedigd geworden. Hun moed ging thans zo verre, dat zy zelfs den volgenden morgen eenen uitval op zyn hoofdkwartier waagden, alwaar de Spanjaarden met hunne bondgenoótert byna niet in ftaat warén; hen te wederftaan. Maar nog veel vreesfelyker waren de gevolgen van een krygslist, welke 6 u at i m o z i n , ten verderve van zyne vyanden^ had uitgevonden. Hy zond naamelyk de hoofden van de geflagte Spanjaarden in de nabuurige Provintiën , en liet daarby over» bekendmaaken : dat het bloed van deezê geofferde vyanden den toorn van den god des öor- 11. DICti V logS  ( 3** ) !og« geftild, en hy verklaard had , dat de haar teiyke buitenlanders binnen den tyd van agt dagen allen zouden uitgeroeid zyn. Deeze tyding veroorzaakte eenen fehielyken afval vaa alle de Indiaanfche Boadgenooten der Spanjaarden. Hun bygeloof deed hen geen oogenbHk twyffelen, dat de bedreiging van hunnen God des oorlogs zou vervuld worden, en zy vertoefden dus niet , om alle gemeenfehap aftebreeken met zulke menfehen, welke door den hemel zelf ten ondergang waren gefchikt. Zelfs wierden de Tlaskalaanen afvallig , en begosten zig te verwyderen. Maar k o r t b s , wiens wys beleid met elke byzonderheid voordeel wist te doen , viel oogenbliklyk op een middel, om dien algemeenen afval van zyne bondgenooten te beletten-, 't geen van eene gewenschte uitwerking was. Hy verbood alle de vyandelykheden voor den tyd van agt dagen; deed zyn welbevestigd leger door deBrigantynen dekken , en verwachtte in eene veilige rust het verloop van het tydftip, 't geen men op eene ondoorzichtige wyze , te naauwkeurig bepaald en te kort vast-gefteld had. De dagen van dea vooraf verkondigden ondergang verliepen zonder  1323) iet dat den Spanjaarden het mrrïfte lééd g*s fchkddc ; en den bóndgenooten gingen dé bogen open. Zy zagen , dat mén hen misfeid had} zy fchaamden zich over hunne ligt* geloovigheid , en veranderden hun voorneemen , vaster dan ooit béflooten hebbende „■ om de Spanjaarden tot eene geheele vérrii*-' ftrig van het gehaate Mexikaanfche ryk nteé bloed en leven te onderfteunen. Anderen die het bedrieglyk orakel indedaad voor eené nitfpraak van hunnen god des oorlogs hielden ,■ geraakten thans Op de gedachten , dat deeze afgod hen door eene valfche hoop te* léur fteldé, om den ondergang der Mexikaafteri dies te onvermydelyker te maaken. Ook deezen gingen thans over aan dé zydé dér' Spanjaarden , en de toeloop van oude eff iiieuwe bondgenooten was zo groot, dat k o lts binnen weinige dagen een heir van honderd en vyftig duizènd inboorelingen ondeï zyn bevel had: ziefhiéf, Kinderen ! wederom" een voorbeeld, hoe fchielyk en onverwach gehik en ongeluk met elkander kunnen afwisfelenS kortes liet zich door deezen verbaazenden aangroei van zyne magt zo weinig tóf epgébiaazenheid: verleiden , dat hy veelrheeJ* Y %  ( 3*4 ) befloot, van nu af omzichtiger, dan oor¥> te werk te gaan. Hy vernieuwde zelfs dit zy ter eere van zyn hart gezegd ! de aanbiedingen van vrede, welke hy den Mexikaanen reeds meermaalen had gedaan : maar guatimozin, die te zeer overtuigd was, dat elke verbindtenis met de Spanjaarden dc flaaverny van hem zeiven en van zyn volk ten gevolge zoude hebben , verwierp eiken voorflag ter verzoening met verontwaardiging, by aanhoudendheid nog vast beflooten hebbende , om óf zyn vaderland te verlosfen, óf te fterven. Dus begosten dc vyandelykheden op nieuw. Kortes zag zich thans in ftaat gcftcld , om. de Stad zo naauw intefluiten, dat haar daardoor de toevoer ten eenmaal wierd afgefneeden. Het gevolg hiervan was een fchrikkelykc hongersnood , en deeze wierd, gelyk gemeenlyk gefchied, van pest verzeld, waardoor de arme en bedrukte inwooners by geheele fchaaren wierden weggerukt. Middelerwyl rukte kortes langs de reeds genoemde drie dammen, ieder dag nader aan de Stad. Volgens het nieuw ontwerp, het, geen hy duns volgde, droeg hy by eiken ftap*  ( 3*5 ) flap, dien hy voorwaards deed, ook tevens zorg voor de veiligheid van den aftogt; en zodra hy met zyne Spanjaarden den vyand verdreef, wierden de openingen van de dammen door de hulpbenden opgevuld, om niet andermaal gevaar te loopen, van het vaste land afgefneeden te worden. Onder eenegeduurige oefening van deeze omzichtigheid, had men reeds van alle drie zyden de Stad bereikt ; en nogthans ging de edele, de dappere guatimozin met eeneonwrikbaareftandvastigheid voort , om hen elke handbreed lands te betwisten. Maar de Spanjaarden drongen onwederftaanbaar door, ftaken het reeds veroverde gedeelte van de Stad in brand, en verkreegen door verfchanfingen vasten voet. De groote hoofdmarkt zou de vergaderplaats zyn voor de drie onderfcheiden hoopen. Alvarado was de eerfte die dezelve bereikte; kort daarna drong kortes, die zich aan het hoofd van de bende door olid geleid had geplaatst, mede door, en joeg de voor hem vluchtende Mexikaanen al verder, wanneer het zwaard van den hoop van alvarado, die reeds in flagörde ftond, hen verwachtte. Sandoval deed hetzclfY 3 de  C 3*6 ) de, en de flagting, welke daardoor omftond, was vreesfelyk. Drie vierde gedeelten van de ftad wa^em thans reeds veroverd, en byna geheellyk in de asch gelegd. In het nog overig gedeelte laad guatimozin zich met den bloem van zyne krygslieden geworpen, en zich daarin verfchanst. Men ftond gereed, om ook dit gedeelte te beftormen ; maar kortes, welke wenschte van het bloedvergieten een einde te maaken , en die zich met de hoop vleide . dat de ftandvaftigheid van guatimozin. hem thans zou begecven , wederhield zyn heir van verdere vyandelykheden, en vernieuwde andermaal de reeds gedaane aanbiedingen tot vrede. Men fcheen geneegen te zyn , om zynen vporflag te omhelzen , en het gevolg hiervan was, zonder dat men 't uitdrukkelykhad afgefprooken, een ftilfiand van diie dagen. In dien tusfchentyd ftonden beide partyè'a in elkanders gezicht, alleen door eene gracht gefcheiden. Aan wederzyden heerschte de grootfte rust, alleenlyk had fomtyds een Mexikaan de vrypostigheid, den held te fpeelen, de verfchanfmg uit te treeden, en de Spanjaarden fpotreedenen ca bedreigingen toete-. *- ' roe-  C 327 ) roepen. De meesten van deeze braaven wierden voor hunne ftoutheid met verachting, maar fommigen ook op eene nadrakkelyker* wyze gekastyd. Dit laatfte gebeurde voornaamelyk een onder hen, die, gewaapend met den degen en het fchild van eenen geceflénden Spanjaard, zich als een tweede Goliath , vertoonde, en met eene groote trotschheid uitdaagingen en fmaadheden uitbraakte. Verfcheidene Spanjaarden toonden lust te hebben , om hem voor deeze ftoutheid te ftraffen: maar k o r t e s wederhield hen , en vergenoegde zich daarmede, dat hy den zeldzaamen Ridder door een tolk liet toeroepen: „ dat, wanneer hy nog tien anderen, die „ hem gelyk waren , medebragt, het zekeren ,, jongeling , op wien hy wees, zou geóor„ loofd zyn , om alleen hen allen den hals te „ breeken. " Deeze jongeling was m-arkad o, een edelman van kortes, omtrent zestien jaaren oud. Toen vervolgens de Mexikaan, door deeze fmaadelyke at'wvzing nog meer verbitterd , zyne uitdaaging herhaalde , geloofde mar ka do, dat de zaak thans hem. alleen raakte, omdat de Generaal hem uit— drukkclyk had genoemd, en fchoot, zonder Y 4 één  '(3*8) één woord te zeggen, met zulk eene vaardigheid toe, dat men hem niet kon wederhouden. Hy viel daarop den pogcher zo nadrukkelyk op het lyf, dat hy hem welhaast met eenen Herken ftoot ter aarde wierp. Zyne daad wierd met eene luide toejuiching bekroond , en toen hy weder kwam , om den degen en het fchild van den overwonnen voor de voeten van zynen Meester nederteleggen, omhelsde dezelve hem met veel blydfchap, en gordde hem den veroverden degen zelf met zyne eigene handen aan, tot eene belooning yan zyne dapperheid. guatimozin paaide ondertusfchen de Spanjaarden van den eenen dag tot den anderen met de verzeekering, dat hy zelf in perfoon verfchynen, en de voorwaarden van vrede met hen fluiten wilde. Dit was echter niets dan een voorwendfel, waardoor hy hunne oplettendheid trachtte in flaap te wiegen, en zyn eigenlyk voorneemen te verbergen. Hy had zich naamelyk, door het aanraaden en fmeeken van zynen adel, eindelyk laaten overhaalen, om zynen eigen perfoon aan het onvermydelyk gevaar van den dood of de gevangenis door de vlucht te onttrekken , ten ein-  C 3*9 ) einde in de verafgelegen provinciën van het' ryk, eene nieuwe krygsmagt op de been te j brengen, waarmede hy zynen vyanden wederom het hoofd kon bieden. De noodige fchikkingen waren thans gemaakt, om zyne vlucht te begunftigen. De edelfte Mexikaanen , gereed om zich tot het behoud van hunnen gelief koosden Vorst opteöfferen , beklommen eene meenigte van gereed liggende fchuiten, en deeden eenen dapperen aanval op de Brigantynen, dewyl het eenige voorwerp van hunne tederfte zorg, Guatimozin, over zee moest worden gebragt. sandovaz, dien thans het bevel over de Brigantynen te beurt was gevallen, poogde vruchteloos om hen door het afvuuren van het grof gefchut weg te jaagen: zy verachtten dood en wonden: roeiden onverfchrokken nader, en trachtten op de hardnekkigfte wyze handgemeen te worden. Eensklaps zag sandoval eenige fterk bemande fchuiten, in grooten haast, dwars over. dc zee roeijen. Hy bemerkte wat het zyn mogt, en deed 'er zonder uitftel jagt op maaken. h o l g v i n , wiens Brigantyn de fnelfte zeiler was, bereikte dezelven het eerst; maar zodra men zag, dat hy tot vyandelyk' Y 5 he-  C 33° ) fceden wilde overgaan, (taakten de roeijers op bet oogenblik hunnen arbeid; de krygslieden beten hunne wapenen nederzinkcn, en allen fmeekten met traanen, dat men het leven van hunnen Keiier mogt fpaaren. Verrukt over de eer, welke het geluk HOieom toedeelde , fprong hy met zynen blooten degen in de fchuit, waarop hy den ongelukkigen Monarch kende aan den eerbied , welke hem beweezen wierd, door de geenen die hem verzeldea. guatimozin zelf trad terftond met eene edele, onverfchrokken en betaamelyke houding te voorfchyn , en zeide : dathy zyn gevangen en gereed was, om hem te volgen ; alleenlyk verzocht hy, dat men zyne gemaalin , en die by haar waren , met bctaamelyken eerbied mogt behandelen. Hy keerde zich vervolgens zelf tot haar, boezemde haar met eenige wooiden moed'in, en reikte haar de hand, om haar in de Brigantyn te leiden. Dit oogenblik het was op den dertienden Augustus in 'tjaariszi.- befliste het lot van het geheele Mexikaanfche ryk, het welk in den perfoon van dcszelfs Regent in de handen der Spanjaarden viel. holguin haastte zich, om zynen hoo- gen  ( 331 ) gen gevangen aan kortes overteleevere»; Dees kvvaai hem, op het ontvangen bericht van zulk een gewigtig geval, met blydfchapte gemoet, en ontving den gevangen Vorst aan den oever van de zee met al den eerbied, weU ke zynen ftaat en zyne deugden toekwamen. Pe ongelukkige guatimozin fcheen over deeze vrienddykheid van zynen overwinnaar eenig genoegen te ondervinden , en verzelde hem met veel bedaardheid naar zyn kwartier,. Hier ging hy een oogenblik zitten ; maar ftond fchielyk wederom op, en zeide door hulp van een tolk tot kortes : „Ik heh „ gedaan 't geen myn pligt van my eischte. Thans ben ik tot niets meer nut, en een, „ gevangen , gelyk ik ben, moet zynen over„ winnaar tot last zyn. Welaan! neem dee* „ zen dolk (terwyl hy de hand leide op dien, „ die «o ns zelf droeg) en ftoot my „ den zeiven in 't hart, om van myn leven, „ 't welk van nu af tot alles onnut is, „ een einde te maaken!" Zyne gemaalin weende by deeze woorden overluid, en kort e s was aangedaan. Hy poogde die ongelukkigen gerust te ftellen , en verliet hen, «m door zyne tegenwoordigheid hunne treurig-  ( 33* ) ïfgaeid geen geweld aan te doen. O dat toch dit gevoel van menschlievcndheid hem nooit mogt verhaten hebben ! Maar helaas! hoe ras— o Kinderen! welk ten jammerlyke en tevens welk een fchandelyke vertooning zal ik u thans onder de oogen brengen ! Maar ik moet, ik moet u nog eens een recht fchrikkelyk voorbeeld toonen van de baldaadigheid, en van de geroelloosheid, waartoe menfehen, zelfs groote en ïn veele opzichten voortreffelyke menfehen , kunnen vervallen, als 't hen op eenmaal altc zeer naar hunnen wensch gaat. Hoort dan, waartoe onze eertyds zo groote, zo braat e kortes in ftaat was, en laat uhet fchielyk en diep verval van zyn hart tot een altoosduurend affchrikkend voorbeeld verftrekken. Op het gerucht van de gevangeneeming toi guatimozin leiden de Mexikaanen het geweer neder , en de Spanjaarden waren thans meesters van de geheele Stad. De eerfte dagen verliepen in eene onmaatige vreugde , over den gelukkigen uitkomst van hunne ondemeeming: maar het duurde niet lang, of hun gejuich veranderde in een misnoegd gepor, op het gezicht van- den geringen buit, wel?  ( 333 ) welke het loon zou zyn voor zo Teel gevaaren en doorgeftaane moeijelykhedcn. Het grootfte gedeelte van de huizen was met de fchatten , welke daarin geweest waren, door het vuur verteerd; en g tj a t i m o z i n had, zo dra hy zag, dat zyne Hoofdftad niet kon behouden blyven, alle de kostelykheden van dc Keizerlyke Schatkamer in zee laaten wespen. Hiervan wierd hy ten minsten befchaJdigd. Dus was de geheele buit, welken' men kon byëenbrengen, zo gering, dat veele Spanjaarden het klein gedeelte, het welk-hea daarvan toeviel , met verachting van zich . wierpen. Maar allen morden overluid , nu tegen guatimozin, dan tegen hunnen Generaal , zelfs zodanig , dat zy zich niet ontzagen , om den laatften te befchuldigen, dat hy het grootfte gedeelte der fchatten onder zich had gehouden. kortes poogde te vergeefs , hen tot bedaaren te brengen, azderette, welke benoemd was tot koninglyke fchatmecster, ftelde zich aan het fhoofd der misnoegden, en begeerde uit hoofde van zyn ainpt, dat de Keizer en zyn eerfte ftaatsdienaaT aan hem moesten uitgeleeverd worden, om hem eene  C m) €énc beWenfs aftepersfcn, ih welke p1-aatsvan • de zee men den fchat had geworpen. En kortes , die 7.0 menig onweder getrotseerd had, was nu — zal ik zeggen zwak of oTrtmenscht genoeg ? om aan het •Verlangen van dit gedrocht te voldoen, g v hTimozin en zyn getrouwe ftaatsdicnaar wierden —- op de pynSank gelegd. (£«* Ö%f t nfchir.pai.ing; inn vtrvolgdi de Vader attks:) Laat ons, Kinderen ! zo fchielyk als wy kunnen , dit fchouwfpel voorby gaan , waardoor de mensehlykheid yst. Gi-sni oi i n verdroeg alle de pynigingeft, welkt de ïinryke wreedheid van zyne beukn vooi herü Wist uittevinden, met eene verwonderenswaardige ftandvastigheid. Zyn ftaatsdienaar volgde wel dit voorbeeld; maar dewyl men hem al te ontmenscht behandelde, men fcegt, dat zy op eenen rooster boven gloeiende kooien wierden gelegd —= gaf hy een fterke gil * waarby hy de oogen op zynen Vorst floeg, als of hy hem wilde verzon ken, dat het hem mogt geoorloofd zyn, tt belyden 't geen hy wist. Gvatimozin fcegreep wat hy met zyne oogeri wflde te ken- nek  C 335 ) ncti geeven , en zeide met veel bedaardheid* „ ligg' ik hier dan oproozen ? " Deeze woorden waren een hartfteek voor den getrouwen dienaar; hy gaf geen geluid meer, en gaf den geest onder de oogen van zynen gefolterden Heer, met de ftandvastigheid van een" held en met de lydzaamheid van een' heilige. kortes die het gefchreeuw van dien armen man van verre had gehoord, fchoot, doortrokken van berouw en fchaamte, toe in het vertrek , en behield het leven van den gekvvelden Vorst, toen het by geluk nog niet te laat was. Maar helaas ! — Doch ik heb heden reeds ake veel verhaald vaa ontmenschte bedryven. ZES-  C 336 ) ZES- en DERTIGSTE GESPREK Vader. Nog eens, lieve Kinderen! fcliuff ik het gordyn open , om u de laatfte bedryven van het groote Mexikaanfche treurfpel te laaten zien: en laat het dan voor altyd gefloten blyven ! eenigen. O het is immers nog niet uit? vader. Nog niet; maar haast. allen. Oh! Oh! Oh! vader. De verovering van de hoofdftad, wierd binnen eenen korten tyd gevolgd van de overwinning van alle daaronder behoorendc provinciën des ryks. De eene onderwierp zich na de andere , en de ongelukkige Inwoohers van dezelven ondervonden hetzelfde harde lot, waarónder nu reeds, federt den tyd van  C 337') van meer dan twintig jaaren ■, de meeste Amerikaanfche Inwooners van dit eiland waren tc grond gegaan. Zy wierden onder het juk gebragt , vervaarlyk gedrukt , en op eene ontmenschte wyze gemishandeld. Ik hoop dat gy my gaarne zult ontflaan van eene uitvoerige befchryving, van alle de aan hen gepleegde onrechtvaardigheden. - Ondertnsfchen had kortes tot hiertoe nog geen antwoord uit Spanje ontvangen, en het was dus ook nog onzeker, met welke oogen men de van hem gedaane flappen had befchouwd. Eindelyk liep een fchip in de haven van Veracruz,, het welk zekeren iapu aan boord had, die gezonden wierd en .waartoe denkt gy wel, kinderen ! jantje. Om aan kortes de aanflel» ling als Stedehouder te Mexiko te brengen. vader, Neen; — om kor t E s aftczetten, gevangen te neemen, zyn proces op•temaaken, en zich in zyne plaats te planten. • ferdinand. Dat is toch verfoeijelyk! johannes. O, nu zou ik ook zeggen ! vader. Het is zekerlyk wat hard, ook is 't ondankbaar, zo gy wilt: maar naar de flrengheid der wetten te oordeclen ? ■ i\ de ei.. z rx fc,  ( 333 ) TSRDiNAND. Ja , naar de wetten • vader. Is 't niet zo, uit dit oogpunt befchouwd , had kortes zekerlyk onrecht gedaan, en verdiende geftraft te worden ? — Maar wy zyn immers niet daartoe aangefteld, om over het gedrag van de Koningen en hunne geweldigen te oordeelen ; daar wacht een oordeel op hen, het welk zy niet zullen ontgaan; en voor dit oordeel zal 't dan ook blyken , of dit gedrag van het Spaanfche Hof jegens kortes onrechtvaardig was , of niet. Het was een groot geluk voor kortes, dat hy , dien men tot zynen Rechter had gekoozen , een man was, zeer eenvoudig en alte lafhartig, om deezen zynen last te volbrengen. De wyze kortes wist hem met zo veele zwaarigheden te verftrikken, en zyne kleine vreesachtige ziel zo veel voorteftellen , 't geen hem kon affchrikken,. dat hy het veiligst oordeelde, om naar Spanje wedertekeeren, zonder zich van den opgedraagen last gekweeten te hebben. Daardoor wierd echter het onwedcr, 't geen kortes boven het hoofd hing , Hechts eenen tyd lang opgehouden, maar nog niet É»!  ( "339 ) gebroken. Om nu ook dit in-het werk te ftéW len, deedhy eene nieuwe bezending naar Span* je, ten einde aan Keizer kar el V. H want gy weet immers nog wel, dat die in dien tyd tevens Koning van Spanje was ? allen. O ja ! vader. — ten einde, zeg ik, aan den Keizer een volledig bericht van zyne daaden , en tevens het voor denzelven bepaald! gedeelte van den' gemaakten buit, voor de voeten te leggen. Tot dus verre' had k arel, die door te veele andere zorgen wiei'4 beezig gehouden, het onderzoek van deeze zaak opgedraagen aan lieden, die vyanden van kor te» waren. Maar thans behaagde het hem, om zichzelven deeze zaak te laaten voorftellen. De glans van zulke buitens gewoone daaden, de grootheid en het ge-; wigt van de verovering door kortes vol* bragt, vervulden dien jongen Monarch met blydfchap en verwondering; en het gevolg hiervan _ was, dat hy alle van hem gedaane flappen goedkeurde, hem met de waardigheid van Stedehouder en Onderkoning van Nieuwfpanje vereerde, en tevens gevolmagtigden benoemde, die de aanfpraakcn van Zï Vït  C 34° ) vïIas^uez, Stadhouder van Kub*,- zou* den onderzoeken. Deeze fchikten , gelyk het gemeenlyk. gaat, hun oordeel naar de gezindheid van hunnen Heer; 'de klagten van velasc-uiz over de trouwloosheid van toMïï en zyne aanfpraaken op het Stadhouderfchap in dc van kortes veroverde landen, wierden voor nietig verklaard, en Dien ftond hem alleenlyk eene vergoeding toe van de kosten, welke hy aan deeze onderneeming had beftecd. Om dien eerzuchtigen man nog meer te verootmoedigen, wierd nog by dit. vonnis een bitter verwyt gevoegd, dat hy, zonder eerst de koninglyke toeftemming te verzoeken , onderftaan had , om cp veroveringen te denken. Deeze dubbele fmaad was grooter, dan de opgeblaazene v e l a s o, u e z , die zich van zyne hartstogten liet regeeren, kon verdraagen; hy fchoot 'er het leven by in. Daarentegen ftond kortes thans op het hoogde toppunt van het geluk: maar helaas! waarom moet ik 'er toch byvoegen, dat zyne deugden wederom begosten te wankelen, .naar maate zyne gelukkige omftandigheden bevestigd wierden! Hoe gaarne zou ik het willen  C 341 ) Ien vermyden, om van de laagte, waarin zyn groot hart wederom verviel, te fpreeken : maar wat zou 't my baaten, daarvan te zwygen ? De Hem der menschlykheid, zo zeer door hem gemishandeld, roept te luid, dan dat ik haare ldagte lang voor' u zou kunnen verbergen. Verneemt dezelve dan nu liever, en beklaagt met my den val vaneen'groot man, wiens deugden, zo dikwerf hy met wederwaardigheden moest worftelen, gelyk een rots in de zee ftonden maar thans in den zonnefchyn van een zachter lot op eene deerniswaardige wyze wcfmolten. Hy begon Mexiko uit deszelfs puinhoopen weder optebouwen. Het zou de Koningin van a'le de Steden in geheel Amerika worden : het wierd zulks ook , en is het nog tot op den dag van heden. Daarby moedigde hyzyne Officiers aan, om in de Provinciën hunne woonplaats te vestigen, deelde ten dien einde land onder hen uit, en ftond hen dezelfde onbeperkte tirannige heerfchappy over de inboorelingen toe, als men zich tevooren over de inwooners van de eilanden had aangemaatigd, Zy wierden dus Z 3 eok  ( 34a ) ook even zo zwaar gedrukt en even zoklaarblykelyk vernield. Maar het oorlogzuchtig Charaktervan deeze groote, eertyds zo magtige Natie, maakte het moeijelyker, om dezelve volkomen onder het juk te doen bukken , dan men zich had verbeeld. Zy beproefden tot herhaalde reizen, om de ketenen der flaaverny , waarin men hen gekluisterd hield, te verbreeken , en zich wederom vry te maaken. Maar dit merkten hunne onderdrukkers aan als een oproer, 't geen met de uiterfte ftangheid verdiende geftraft te worden; en vervolgens ging men dan indien niet op het uitdrukkclyk bevel , althans met de toelaating van kortes over tot ont- menschte wreedheden , waardoor de voorige roem van deeze ftoute veroveraars voor eeuwig gebrandmerkt wierd. Zo deed men by voorbeeld in de Provincie Ptmuko (welke gy hier op onze kaart kunt zien) op éénmaal zestig Kaziken en vierhonderd Mexikaanfche Edelen levendig verbranden; en om dit fchrikkelyk fchouwfpel te ysfelyker te maaien , wierden de kinderen en bloedverwanten van deeze ongelukkigen ge-  C 343 ) genoodzaakt, om ooggetuigen daarvan te zyn. eenigen. Foei! die ontmenschte wreedaards 1 vader. Zou men wel gelooven, dat de wreede b.-lddaadigheid van deeze veroveraars , die van hun geluk dronken waren, nog verder kon gaan ? En evenwel gefchiedde dit; ja ce woorden fterven my fchier op de lippen, terwyl ik de verfoeijelykfte van alle verfoeijelykheden wiluitfpreeken , waaraan men zich thans fchuldig maakte. Op eene verdenking, waarvan flechts zwakke bewyzen wierden opgegeeven, als of guatimozin het oproer van zyne voorige onderdaanen onderfteunde, en poogde, om zichzelven uit de gevangenis te bevryden , liet men dien edelen , dapperen , grootmoedigen Vorst, tevens met de twee Kaziken van Tezculto en Taltuba, die in hunne voorige waardigheid hem in aanzien de naasten waren, op den klaaren dag en op de openlyke ftraat ophangen. lotje. Scheid 'er nu maar uit, Vader lief ! ons van kortes meer te vcrhaalen. Z '4 k o E n2  ( 344 ) 'koenraad. Ja , nu mag ik ook niefsf meer van hem hooren, als hy zo wreed kon weezen. eenige n. Foei! dit had ik evenwel nooit van hem kunnen dénken ! vader. Ik zelf, myne Kinderen! ondervind zulk een groot misnoegen over deeze fchandelyke daad, dat ik 'myn verhaal hier fchielyk zou ftaaken , indien dat geene , 't welk 'er nu nog overfchiec, niet daartoe kon dienen, om ons andermaal te overtuigen, dat ondeugden en fchandelyke daaden reeds hier in dit leven zelden haare ftraffen ont-' gaan. Laat ik dan maar myn verhaal vervolgen tot het einde toe. - Eenige Spaanfche Amptlieden, die naar Mexiko waTn gezonden, om de inkomftén van den Koning waarteneemen , poogden hunne volmagtcn op eene onrechtmaatige wyze uittebreiden , en zich zeiven een rechterlyk gezag over den Onderkoning aantemaatigen. Maar kortes was, gelyk wy hem reeds kennen , niet daartoe gefchaapen, om met zich te laaten fpeelen van lieden, die hy in alle opzichten zo verre beneden zich kende. Hy lachte met hunne magteloozé k~ 10 I PO"  ( 345 ) pogingen', om zyne hceifchappy- naauwere perken te zetten , en deed by aanhoudendheid zodanig als 't hem goeddacht. Maar deeze heden wisten met de pen wel omtegaan , cn zy bedienden zich van dezelve , cm het Spaanfche hof van het charakter van korter en van zyne. wreede regeering zulk eene fcheta te geqven , welke den Koning en zyne Staatsdienaaren den ajrgwaan moest inboezemen , dat hy trachtte , om zich onafhangkelyk te maaken. Hunne voorilellingen maakten indruk , en daar wierd bellooten , om eenen gevolmagtigden naar Mexico te zenden , die het; gedrag van kort e s onderzoeken , en naar veré'isch van zaaken het recht hebben zou,. om hem naar Spanje te zenden. kortes was juist in dien tyd op eenen allermoeyelykften togt van Mexiko naar Hm-, duras —■ ziet nog eens op onze eerfte Kaart. — met het oogmerk, om deeze geheele uitgeftrekte landilre.ic aan de Spaanfche Kroon re onderwerpen, en tevens oud te ftraffen, die oproerig tegen hem geworden was; een togt» waarop hy van den honger, van de vyandelykheden der inboorlingen , en van de lastig^ heden van allerleien aart zo veel moest lyZ s den ,  ( 34«> oen, dat alle de moeielykhcden, welke hy te Toren had doorgeftaan , loutere kleinigheden in vergelyking met dezelven fcheenert te zyn. Inmiddels kwam de gevolmagtigde, die tot Rechter over hem was aangefteld, aan: maar hy had naauwlyks voet aan land gezet, of hy wierd ziek en ftorf. Daardoor was echter het gevaar, 't welk kortes boven het hoofd hong , nog niet Verdweenen. De Koninglyke Amptlieden gingen voort, om nadeelige berichten van hem naar Spanje te zenden , en het Spaanfche hof, bevestigd in zynen argwaan, benoemde nieuwe Commisfaiisfen met nog uitgeftrekter volmagten , om zyn gedrag te onderzoeken , en hem te ftraffen. kortes was verwittigd van 't geen hem te wachten ftond. Hy knarste van misnoegen op de tanden, dat de groote en moeyelyke dienften , welke hy zyn vaderland had gedaan , hem op deeze wyze zouden vergolden worden, en zyne vrienden 'fpraken hem toe, om de fmaadelyke behandeling , welke hem voorftond, daardoor afteweeren, dat hy zich onafhangkelyk maaken, en dan geweld met geweld zou keeren. Maar j de rampen, welke thans over hem uitborften, c her-  ( 347 ) hernieuwden op éénmaal de geheele edelmoedigheid in zyn hart, welke de bedwelmende kragt van het geluk voor eenen tyd lang daaruit had gebannen. Hy weigerde eenen ftap, hoe genaamd , te doen, welke niet beftaan kon met de trouw en de gehoorzaamheid, die hy aan zynen Vorst verfchuldigd was, en hy befloot op de edelmoedigfte wyze , liever de ondankbaarfte en fmaadelykfte behandeling te verdraagen, dan zich tegen de wetgeeven* de magt van zyn vaderland aantekanten. moeder. Het is goed, dat hy ons daardoor een weinig wederom met zich verzoent. vader. O ik hoop, dat hy ons de groote misilagen, welke hy in de dagen van zyne blindheid bedreef, door zyne wederkeerende deugden, en door zyn lyden nog geheel en al zal doen vergeeten, eer dat wy voor altoos affcheid van hem zullen neemen. Kéne gedachte was voor hem ondraaglvk; naamelyk zich als eenen ellendigen kwaaddoener te laaten vonnisfen in hetzelfde land, 't welk het toonneel van zyne groote daadeli was geweest: dit was meer, dan hy kon doorftaan. Hy nam dus het befluit, om zelf nog vóór de komst van zyne Rechtsrs na** Span*}  ( 34S ) Spanje te zeilen, ten einde de béffisfihg van zyn lot op de genade en de rechtvaardigheid van zynen Koning te laaten aankomen. • Hy verfcheen, en de oogen van allen waren met.- eerbied en verwondering gevestigd op den buitengewoonen man, wiens daade» den roem der grootfte helden fcheenen te verduisteren. De vrymoedigheid , Waarmede hy zich-zelven aan zynen opperften Réchter voorftelde , deed allen argwaan , welken men tegen hem had opgevat , verdwynen. Zyn Koning ontving hem met blykën van dc tederfte achting en dankbaarheid , en overlaadde hem met uitfteekende genadebetooningen. Hy begunfligde hem met het Spaanfche ordens-lint, verhief hem tot Graaf, en wees hem eene uitgeftrekte landftreek aan in NieuwSpanje , om dezelve in eigendom te bezitten. Maar toen het 'er op aankwam, om hem in zyn ftadhouderfchap te bevestigen , bleek het maar alte duidelyk , dat men 't evenwel voor gevaarlyk hield, om hem op nieuws met dezelfde magt te bekleeden , waarvan men het misbruik by hem gevreesd had. Alles wat hy kon verkrygen, was de bevestiging in zyne waardigheid als Legerhoofd, en de volmagt, om  C 349 ) »m ' op nieuwe ontdekkingen . uitteloopen; Daarentegen wierd "er tot de regeering des lands en ter waarneeming van de magt als Overheid in burgerlyke zaaken, een Collegie aangefteld , het welk men de Audiëntie van Nieuw-Spanje noemde. kortes keerde dan weder naar Mexiko ; •maar van nu af was zyn leven eene aanëengefehakelde keten van verdrietelykheden. —. De leden van ,'de Audiëntie, die hem aan de zyde gefield waren , decden hem zender ophouden de gevoeligfte moeyelykhedcn aan, welke hy niet anders wist te ontwyken, dan dat hy zich op nieuws begaf in alle de lastigheden en gevaaren , welke gepaard gaan met de onderneeming om onbekende landen te ontdekken en te veroveren» Hy ruste aan de West-kust van Mexiko een klein Esquader uit, om ontdekkingen te doen op de groote zuidzee, en het gelukte hem, na onbefchryflyk veele moeijelykheden en gevaaren , het groote met Noord-Amerika faamenhangend Schiereiland Kalifirnia te ontdekken. Ik heb immers niet noodig, om u eerst te zeggen , waar dit Schierëiland ligt ? allen, [os de Kaart wyz.endel o Hier! hier!  ( S5o ) johannes. De groote zeeboezem hier,' die dit eiland van Amerika fcheid , wordt 'de rcode zee genoemd. vadeu. Welke men niet moet verwarren met —■ p i e t e r. Met de rook zee tusfchen VViften en Arab'ü. vader. Recht! Wanneer men by wrie wederkomst van deeze lastige ondemeeming voortging, om hem het leven bitter te maaken, befloot hy, in het vertrouwen op de rechtvaardigheid en voorige gumt van zynen Regent, andermaal naar Spanje re reizen , om zyne rechtvaardige grieven in perfoon aan de voeten van den Keizer neder te leggen. Die ongelukkige! Hy had 'er geen voorgevoel van, welke nieuwe, nog veel bitterer krenkingen op hem wachtten! Hyhadgcduurende zyn onrustig en meestal in den oorlog doorgebragt leven, te weinig gelegenheid gehad , om waarteneemen, hoe verandcrlyk de hoflucht en wisfelvallig de gunst der grooten was. Dit moest hy thans ondervinden. En hy ondervond zulks tot zyne groote verbaasdheid. Zeer koel wierd hy ontvangt,  C 35* ) gen, met achteloosheid aangehoord , met minachting afgeweezen. Hy was oud geworden ; welke dienst, die van belang zoude kunnen zyn , kon men nu in het toekomende nog van hem verwachten ? Dit was genoeg, om hem nu in 't geheel niet meer in aanmerking te neemen : 't geen hy in den dienst van - zynen Heer en van zyn vaderland had gedaan, was of reeds vergeeten, of men geloofde, hem reeds genoegzaam daarvoor beloond te hebben. In 't kort, die groote man, van zo veele verdiensten , die Zeldzaame man zag zich thans aan het einde van zyne moeijelyke loopbaan , even zo , gelyk eertyds kolumeus, in de fmaadelykfte gefteldheid gedompeld , by eenen ondankbaaren Koning, en by haatclyke Staatsdienaa- ren om rechtvaardigheid te moeten fmeeken. Zes lange treurige jaaren verliepen onder deeze deerniswaardige, aan zyn charakter en zyne voorige levenswyze zo weinig geëvenreedigde pogingen; toen eindelyk misnoegen en treurigheid over zulk eene onwaardige behandeling , van zyn leven een einde maakten. Hy ftierf op den tweeden van de maand December, in het jaar 1547 in het twee- en zestig-  C 352 ) tigfle jaar van zynen ouderdom. Zyn lic* haam wierd op zyn uitdrukkelyk bevel naar Nieuw-Spanje overgevoerd ; misfchien om dat hy 7.yn vaderland niet waardig oordeelde, om het overfchot van deszelfs weldoener met ondankbaarheid beloond in zynen fchoot aan te neemen. eenigen. O ! is ft nu reeds uit ? Voor ditmaal geheel en al uit, antwoorde de Vader; maar wie weet wat 'er ondertusfchen in een ander gedeelte van Amerika gebeurd is ? Ik zal 'er onderzoek naar doen; en zo ik iets ontdek , 't geen waardig is om weder verhaald'te worden . godliei. O , ik weet het al! van i> iimiso! van piiakko! • f r È e r i k. Ach ! dat zou heerlyk weszen! Wy zullen zien, zeide de Vader — en het gezelfchap fcheidde. EINDE.