1'   DÉ Ij ÖNTDEKKÏMG VAN AMERICA, geschikt ter AANGENAAME en NUTTIGE LEEZÏNG voor KINDEREN* z n JONGE L I E Ü E Ny door jf. H. CAMP E, derde deel. * Te A MSTÊ&DAM, Èy ïEnisen. Dit fpreekt van zelve. vader. Gy oudften kent het middel, waarmede men my tot vernaaien kan dwingen : u, die jonger zyt, zal ik dit zekerlyk eerst moeten zeggen. kakel, ferdinand ii. en hendrik, O ja, Vader lief! vader. Ziet, Kinderen ! dat is nu zo myn aart, dat ilc als dan kan overgehaald worden, om iets te vertellen, als ik recht van harte vergenoegd ben. ferdinand ii. Wanneer is Vader dan recht van harten vergenoegd ? vader. Wanneer my hier boven de wenkferaauwen geen wolk hangt; als het voorhoofd ongerimpeld is, zo als nu, en als gy ziet, dat de kin een' halven duim hooger naar de neus wordt opgetrokken. allen, (lagc/iende) Hi! hi! hi! kakel. Maar wanneer is dat dan , Vader ? vader. Zo dikwerf wy des avonds na den voltooiden arbeid van den dag byè'en komen , en dan uwe braave Leermeesters, en uwe goede Moeder en ik van u-allcn kunnen zeggen , dat gy u van uwen pligt hebt gekweeten, cn dit wy dus over u voldaan zyn. r er»  ( 7 ) ferdinand ii. Dat is dicrhajven , z» dikwerf als ons-allen op de lyft van verdienften het bene wordt toegekend. vader. Recht. karei.. O, als 't anders niets is, dat zullen wy wel maaken. vader. Nu, dan zal ik ook wel maaken, dat gy ovir my zult voldaan zyn. Dit verdrag wierd terftond des anderen daags van wederzyden ftiptelyk vervuld. De jonge lieden hadden hunnen pligt gedaan; de grooten waren 'er vergenoegd over, en de Vader begon zyn nieuw verhaal in de volgende bewoordingen : Alle de aanmerkelyke gebeurtenislen, waarmede ik u, myne lieve Kinderen! van nu af denk te onderhouden , zyn reeds gefchied geduurende den tyd, dat onze korte s zyne groote rol in Mexico fpeelde. Dus zullen wy weder moeten terug gaan tot dien tyd, dat Mexiho nog geheel onbekend was, om den eerften draad te vinden van het verwonderenswaardig wecffel dier gebeurtenisfen, welke nu A 4 wel-  co welhaaft onze geheele oplettendheid tot zich -zullen trekken. Buiten twyfel herinnert gyu nog, dat kozumbus zelf de eerfte was, die ook de Kust van het vaste land van America, en wel omtrent de rivier dc Orenoko ontdekte , fchoon .depogchende amerikus vespuzius hem de eer deeier ontdekking wist te ontwringen. Ook hebt gy , hoop ik, nog niet vergeeten, dat dezelfde groote Ontdekker der nieuwe Waereld de geheele Kust van de aardëngte tusfchen noord- en zuid-Amerika, van het eiland Guanaj* af tot naar Nemère de Dïós en nog wat verder naar het zuiden toe, bevoer, in de hoop, om ergens eene ftraat te vinden, waardoor men uit den noorder in den zuideroceaan, en zo vervolgens naar de Ooftïndiën zou kunnen vaaren. In deeze hoop vond hy zich, gelyk gy weet, ter leur gefield, en gy herinnert u ligtelyk nog met ontzetting de onbefchryflyke rampen en gevaaren, waarmede de g*oote man byna onophoadelyk worstelen moest op deeze zyne laatfte reis, welke hy ter ontdekking van nieuwe landen ondernoomen had. . Na den dood van koiumbws deed zich de CC*  CO' eenc gelukzoeker na den anderen op , om de1 van hem gemaakte ontdekkingen op het vaste land voorttezetten. Twee van hen, o j e d a en n i k u ë s s a , zetten hunnen koers naar de aardcngïe van Barïé. — (Vestigt, lieve Kinderen ! zo dikwerf ik in 't vervolg eene ftad of land noem, uwe oogen altyd vaa zeiven op de kaart. Ik zal nu in het toekomende altyd de plek, waarvan gefprooken wordt , Itilzwygende met rnyn ftokje aanwyzen , opdat ik niet noodig heb , myn verhaal aftebreekeü. Vooreerst kunnen wy nog onze cerfte Kaart van den Mexiktwnfchen zeeboezem gebruiken; naderhand zal ik eene andere ophangen.,) Ik noem beide deeze mannen , om dat zy de ftigters wierden van twee volkplantingen, welker naamen verdienen aangemerkt te worden, o je b a naamelyk bouwde de ftad St. Sêastiaan, en daarëntegen leide NiKuËssAeene andere aan , welke hy Nombre ie Bios noemde. koenraad. Wat heet dat, Vader? vader. Dit zyn Spaanfche woorden, welke zo veel beteekenen als de Naam van God. A 5 FRÉS*  C 10) ïjréeiiik. Waarom noemde hy die ftad dan zo ? vader. Dewyl hy op deeze plaats was geland, en die landftreek hem tot eene vetblyfplaats zeer bekwaam fcheen te zyn, riep hy zyne reisgenootcn toe in 't Spaansch: Parem is aqiti et il nembre ie Dïós! Dat is: Laat ons in Gods Naam hier blyven! Dit gaf gelegenheid , om deeze volkplanting No/nbrc de Dïós te noemen. De inwooners van deeze Kusten waren oorlogzuch tg, en dewyl zy naar alle vermoeden wel merkten, wat de blanke vreemdelingen met hun bezoek bedoelden , hadden zv moeds genoeg, om hen gewapender handtegenftand te bieden. Zy waren uitmuntende boogfchutters, en wat het ergfte was, zy gebruikten pylen, welke vergiftigd waren. De minfte wond hierdoor veroorzaakt, was altyd doodelyk; eene meenigte van ojeda's volk wierd daardoor gedood , en hy zag zich weldra gedwongen , om eenen zyner Officieren naar üisfmióia te zenden, ten einde hem eene virftcrking van manfchap te bezorgen. Terwyl deeze Officier den laft aan hem opgedraagen ter uitvoer brengt, zal ik u de eene  C ii ) ne en andere zo* zonderlinge als barbaarfche gewoonte, vernaaien , welke men by de wilde en oorlogzuchtige inwooneren van dit land ontdekte. Men zag naamelyk , dat vcrfcheidene van hen, zo wel mannen als vrouwen het voorfle lid van een hunner vingeren misten; en toen men onderzocht, wat hiervan de reden weezen mogt, was het antwoord, dat elk man by den dood van zyne vrouw, en elke vrouw by den dood van haaren man, naar de gewoonte van dit land verpligt waren, zich op deeze wyze te verminken. De gefchiedfehryvers hebben de reden van die zonderlinge gewoonte daar niet by gevoegd, naar alle vermoeden, om dat ze hen zelf is onbekend gebleeven. Eene tweede, nog veel wreeder gewoonte, welke by dit volk in zwang ging, is gemakkelyker te verklaaren. Zo dikwerf naamelyk , als 'er eene Weduwe ftierf, wierden de zodanigen van haare Kinderen, welke zichzelven wegens hunnen tederen ouderdom nog geen onderhoud konden verfchaffen , tevens meé haar begraaven. i o t j e. O foei! die leelyke menfehen ! koenraad. Waarom deeden zy zulks ? va*  vader. Omdat niemand de zorg en den last, om hen optevoeden, wilde op zich neemen. Men geloofde, dat men reeds aan de jpHgten van medelyden jegens deeze ongelukkige kinderen voldaan had, wanneer men hen ilechts beveiligde, dat ze niet langzaamerhand van honger ftitrven. Uit dien hoofde wierden zy begraaven , zodra die geene geftorven was, welke hen tot dus verre had gevoed. ■ Laat ons nu wederkeeren naar den Officier, ' welken ojeda naar BhpanUla zond. Dees had by zyne terugkomst eenen man aan boord , die zich veel te merkwaardig heeft gemaakt, dan dat ik u zynen naam zou kunnen verzwygen. Hy hiet n üg n e s v an bal e o a' ; een man van zeer groote talenten, en van even zo groote dapperheid. Op Hispaniöla had men hem van, ik weet niet, welke wanbedryven befchuldigd, en hy liep gevaar, om ter dood gevonnisd te worden. In deezen nood geraakte hy op den inval, om zig & eene ton te verfchuilen, en zich op die wyze aan boord van het fchip, door ojeda afgezonden, te laaten brengen. Dit gelukte hém; de bevelhebber van het Schip, die een ftreng kevel had , om geene kwaaddoeners van het ei-  C 13 > eiland mede te neemen , merkte 7.elf mets en eerst na verloop van eenige dagen, dat men wel honderd zeemylen verre gezeild had, waagde het nognes, om uit zyne ton te voorfchyn te komen. De Bevelhebber fchrikte en dreigde, dat zy op het eerfte het beste woest eiland, het welk zy zouden ontdekken, hem aan land zouden zetten ; maar dewyl al de Scheepelingen voor hem baden, liet hy zich eindelyk overhaalen , om hem in zyne befcherming te neemen. Op deeze wyze kwam Biuoa naar Darïé. Het duurde niet lang , of hy gaf hier uitmuntende blyken van beleid, moeden ïTandvastigheid. Op zyn' raad maakte men zich meester van eene Iandftreek, aan den mond van de Rivier Darïè, en leide daar eene volkplanting aan, welke den naam Santa Maria ei Antiqaa del Darïén, ontving.' g o d n e b. Welk een verbaazende lange naam is dit! vader. Men zegt ook wel eens by verkorting Hechts Santha Maria. Hier wierd b a i. b o a voor zyne makkers van dag tot dag gewigtiger; eindelyk maakten zy hem zelfs tot hunnen Stedehouder; en nu liet zyn onder-  C 14 ) derneemende geest de oogen begeèrig rond gaan, om gelegenheid te vinden , zich door ■eenige merkwaardige ontdekking en veröve' ring in zyne nieuwe waardigheid te bevestigen. ' Met dit inzicht ondernam hy meenigvuldige ftrooperyën in de omliggende landftreeken; maakte met eenigen van de nabuurige Kaïiken een verbond, en overwon anderen, die het waagen dorsten, zich tegen hem aantekanten. Onder de eerften was 'er een, k om a g r e genaamd, van wien e a z b o a met zyne reisgenooten zeer vriendelyk en met veel herbergzaamheid wierd ontvangen. Wanneer des;elfs oudfte zoon, een wakkere en gefchikte jongeling, de hevige begeerte merkte , waarmede de Spanjaarden overal naar goud zochten, bragt hy een aanzienelyke menigte van dit metaal , het geen in zyne oogen zo weinig betekende , te voorfchyn, om hen daarmede te befchenken. Met eene gierigheid , welke den jongeling verbaasde, tastten de Spanjaarden , die zo hongerig naar goud waren, toe , en men ging zonder uitftel over tot de verdeeling. Maar wanneer hy nu gewaar wierd , dat men by het afweegen van het  C 15) het goud', zich niet fchaamde, om eenige korreltjes meer of minder , in eenen hevigen twist' te geraaken ; trad hy met veel verontwaardiging toe, fchopte de weegfchaalen om, en wierp het goud op de aarde. „ Gy hebt j, grotelyks onrecht, zeide hy, dat gy om „ zulke kleinigheden twist; maar zyt gy in„ dedaad daarop zo zeer verliefd, dat de be„ geerte naar hetzelve u genoopt heeft, uw; » vadjiland te verhaten , en andere vredelie„ vende Natiën inhaare rust teftooren, welaan, dan zal ik u een land toonen , alwaar „ gy van deeze onnutte waar zo veel kunt magtig worden, als gy zelf begeert." Zegt eens, Kinderen! wie was hier toch de Wilde ? De ongeldeede Indiaan, die het goud met verachting op de aarde wierp, of de Spanjaarden , die daarover konden twisten ? Hy, die zyn misnoegen over de hebzucht van deeze landloopers te kennen gaf, of deeze landloopers zeiven, die, om hunnen dorst naar goud te bevredigen , geen zwaarigheid maak-' ten, om fchuldlooze menfehen te berooven ■van rust, vryheid , geluk en leven ? Doch het antwoord op deeze vraag is van zelve blykhaar. Het  C 'O Het woord, 't welk de jonge Indiaan van het goudryk land had gefprooken , was een vonk, waardoor de hebzucht der Spanjaarden in laaije vlam gezet wierd. Op de vraag: welk een land dit was ? kreegen zy ten antwoord : dat het een groot, magtig Koningryk was, zuidwaards gelegen. lotje O, ik weet het wel, welk land hy meent, Peru! vader. Recht! Maar de Indiaan voegde daarby, dat zy met zulk een geringe manfchap, gelyk de hunne thans was, niet moesten onderneemen, derwaards te gaan: want dat de Koning van dit ryke land, een magtig Vorst, hen dapperen tegenftanddoen, en zekerlyk terug dryven zoude, indien zy niet fterker waren. Dit was het eerfte naricht van het groote Peruaanfche ryk, welk den Spanjaarden , tot ongeluk der arme inwooneren vart dit land, ter ooren kwam. Zy waren zekerlyk in dien tyd nog veel te zwak, om den aanflag, welken zy daaromtrent hadden gemaakt, terftond in het werk te ftellen : maar hunne begeerte naar dit land was nu evenwel gaande gemaakt, en ialeoÏ keerde weder naar San-  c ï>: Santa Maria met het vaste voorneemen, om eer,st eene voldoende verflerking mi Hisfaniola met zich te verëenigen , en dan den wenk, welken hy hier had ontvangen, kloekmoedig te volgen. Maar het behaagde de Voorzienigheid, om het onweder, het welk den Perua'anen boven het hoofd hing, nog eenen tydlang tertig tc houden. Het Schip , het welk baiboï naar BisfarMa zond , veróngelukte op de kust van Yukatan. De Equifagie van dit Schip— aldus noemt men, gelyk u bekend is, demacfchap, welke zich op een Schip bevind bereikte wel het land, maar viel aldaar in de handen van de barbaarfche inwooneren deezer landftreek, die hen aan hunne goden offerden. Alleenlyk twee van deeze ongelukkigen gelukte het te ontkomen. De een , heette aguilas. ■ klaas. Dit is immers dezelfde , dien k o r r E s in deeze gewesten vond ? vader. Dezelfde. Gy kent dus reeds zyne gefchiedenis; en ik heb ook thans niet Hoodig, my langer by hem optehouden ealeoü wachtte nu vruchteloos op de terugkomst van het Schip, 't welk niet terug ui. deel. b ktm  C 18 ) kon komen, om dat het verbryzeld was; en ter vermeerdering van zyne verlegenheid, ontving hy uit Spanje de onaangenaame tyding, dat het zynen vyanden door allerlei befchuldigingen gelukt was, hem het uiterfte misnoegen op den hals te haaien, en dat men hera dus ten eerften tot rekenfchap zou opèisfchen. Dit was een dubbele onverwachte verhindering in zyne bedoelingen: maar zyne groote itandvastigheid wa; beitand cok tegen deeze dubb.le weierwaardigheid. Hy wist, dat het eenige middel, om zich te rechtvaardigen , en zich in de verloorene gunst van zyn hof weder te heiftellen, hierin beftond, dit hy poogde gebruik te maaken van het naricht, 't welke hy van k omagkk's zoon had ontvangen, en een land optezoeken , het welk volgens de befchryving ryker zyn moest, dan alle de landen , welke tot dus verre het ongeluk hadden.gehad, om door de hebzucht der Europeaanen ontdekt te worden. Maar zyne Volkplanting was zwak, zyne geheele kleine krygsmagt in de deerniswaardigfte gefteldheid. Zou hy het nu waagen, om met een hand vol flegt gewaapende, uitgehongerde gelukzoekers een magtig koning- iyk  Op) ryk in te dringen , het welk hem met de geduchtfle krygsbende tegenftand kon bieden? Dit wilde hy evenwel doen; vol van moed, drukte hy de oogen toe voor alle degevaaren die hem dreigden ; en het gelukte hem, om zyne makkers, die zo begeerig waren naar goud, door de hoop van onmeetelyke fchatten, tot het zelfde befluit te ontvonken. - Zyn geheel heir bedroeg ilegts honderd en zestig mannen en eenige koppels groote honden , waarvan men zig, gelyk u reeds bekend is, in dien tyd in de oorlogen met de arme naakte wilden op eene gruwelyke wyze plagt te bedienen; eene elendige krygsmagt, in vergelyking van de groote dingen, welke b a lEoa' in zyne vermetelheid daar mede wilde onderneemen ! De Zoon van komagre voldeed aan zyne belofte, om hen tot wegwyzer te willen dienen; men ging dan op reis , en — het verhaal wierd voor ditmaal ge-; eindigd. * fc * AGTr  ZtGT- en DERTIGSTE GESPREK. Vadtr. Alhoewel de bedoeling der reis, welke bal e o a met het hoopje van zyne makkers aanvra.de , het goudryk Peru was; had hy echter daar by nog iets anders in het oog, het geen indien hy dit mogt bereiken, hem niet minder gewigtig toefdieen. Volgens de verzeekering van dm jongen komaGREj moest tëgens het zuiden en wel op eenea afftand van zes zonnen, gelyk hy zich uitdrukte , en waardoor hy zes dagreizen wilde te kennen geeven, een andere Oceaan beginnen , welke grensde aan het goudryke land., het welk hy zich verpligt had den Spanjaarden te toonen. Met grond vermoedde ealBoa, dat dit de zee was:, welke'kolumeus in deeze ftreek wel gezocht, maar niet gevonden had, en waarop men door eenen westlyken koers naar Oostindië' zou kunnen ko< *« * " men.  . (SI) men. De hoop, om eene ontdekking te doen J welke dien grooten man mislukt was, fcheen hem alleen reeds alle de lastigheden en gevaaren, waaraan hy zich nu wilde bloot Hellen, volkomen waardig te zyn. jantje. Waarom was 't dan zo moeyclyk en met zo veel gevaar verknocht, om over die fmalle aardëngte te reizen ? vader. Om meer, dan déne reden. Vooreerst heeft de natuur deeze Landengte van Darié , ten einde dezelve tegen de fchokken van de twee Oceaanen te bevestigen , met een meenigte van hooge aanë'engefchaakelde .bergen voorzien, welke een aanhangfel of vervolg zyn van de Kordilleras of Andts, en zich tot zeer verre in Noordamerika uitftrekken. Deeze gebergten waren met boomen zo digt begroeid, dat menlchen van minder geduld dan onze gelukzoekers, het nooit beproefd zouden hebben, zich door dezelven eenen weg te baanen. De vaMèn tusfehen deeze gebergten zyn óf een diep en ondoorkomelyk moeras, óf zy ftaan geheel en al onder water , dewyl het onder deeze natte hemels* fi-reek twee derde gedeelten van 't jaar byna zonder ophouden regent. Zulk eene vochtige • B 3 moe-  moerasfïge en zoele landflrcek is du? ook zeer unftig voor de voortteeling en vermeerdering van allerlei foortën van ongedierte, welke het verblyf aldaar ten hoogflen moeyelyk maaken. Daar zyn padden , Hangen , adders en hagedisfen in eene ongelooflyke meenigt©; aldaar krielen de Hammen en takken der hoornen van vernielende mieren en ander febadelyk gewormte; aldaar wordt eindelyk de. lucht door muggen , vliegen en andere foorten van affchuuwlyk en vergiftig ongedierte verduisterd, welks fteeken even zo fmartelyk en fchadelyk zyn, als by ons de fteek van wespen en horfelen. Van deeze gebergten vallen meede fleepende flroomen, en 'er wordt zo wel een groote maat van moed als krachten toe verëischt, indien men dezelven wil doorzwemmen of doorwaaden. Voegt bydit alles nog eene zoele verflikkende lucht, vol van vergifte dampen , welke voor alle de geenen, die dezelve inademen , de grootHe verzwakking van ligchaam en ziel, ook veeltyds de gevaariykfle ziekten met zich ileepen: en dan zult gy wel begrypen , dat er indedaad een ongemeene moed toe vercischt wordt, om zo veele zwaarigheden met zulk  ' (*3) luik eene armzalige magt het hoofd te bieden. balboS bezat dien ongemeenen moed; hy floeg dus ook gerust op weg. Men kwam eerst in het land van een' Kazik, met wien men reeds te vooren een verbond van vriendfchap had aangegaan. Vandaar drong men door tot aan het gebied van een ander Indiaanfeh Opperhoofd, die wel in den beginne de vlucht nam , maar kort daarna , toen hy vernoomen had , waarom het de Spanjaarden eigenlyk te doen was, weder te rug keerde, om hunne vriendfehap door zo veel gouds te koopen, als hy byé'en kon brengen. Thans had men reeds het moeyelykst gedeelte van den weg, de gebergten bereikt. Eenmagu'ge Kazik vergaderde aldaar , op het bericht van het naderen dier roofzuchtige vreemdelingen, eene geduchte krygsbende, en bood hen daarmede het hoofd. De Spanjaarden kwamen inmiddels nader, londer zich door het gezicht van zulke talryke benden in 't minfte te laaten weêrhouden. Hier-. op traden eenige Indiaanen te voorfchyn , om hen te vraagen : waarom zy gekomen waren ? «n om hen te verbieden van niet verder te B 4 na-  C n ) naderen. Maar men floeg geen acht op hunne vraag, noch op hun bevel, en rukte moedig voorwaards. Terftond verfcheen de Kazik zelf, die zich van zyne naakte krygslieden onderfcheidde door eene kleeding van kanoenen ftoffe, en gaf aan de zyneji het fein tot den veldflag. Deeze Hepen vervolgens met een vreesfelyk gefchreeuw oP de Spanjaarden los; maar naauwlyks waren zy op eenen Snaphaan* fchoot genaderd, of balboSi gaf aandiegeencn van zyn volk, welke met fchietgeweer gewaapend waren, bevel, om op hen te vuuren De flag en het vallen van fommigen, die getroffen waren, jaagden, gelyk gemeenlyk gebeurde , de overigen zulk een'geweldigen fchrik aan, dat zy op het oogenblik de vlucht namen; vast overtuigd zynde, dat zy met zulke wezens te doen hadden, die de wapenen des hemels, blikfem en donder, in hunmagthadden. Veelen der arme vluchtelingen wierden agterhaald en gedood, maar van hen, die het zwaard ontkwamen, wierd eene nog grootere meenigte op eene afgrysfelyke wyze door de Bonden verfcheurd. De Kazik zelf was mede onder de eerften; en zyne flad — indien ecnjge ellendige hutten, welke by elkanderen ftaan,  ( =5 ) liaan , dien naam verdienen — gaf .zich zonder regenftand over. Zy wieid geplonderd, en het goud , het welk by deeze gelegenheid den Spanjaarden in de handen viel, beloonde hen voor de lastigheden, waarmede hun moeyelyke togt tot dus verre was verzeld geweeft , en verfterkte hunnen moed , om dat geene wat 'er nog te wachten was, met geduld te draagen. EAtBo a liet die geenen , welke door den invloed der ongezonde hemelftreek ziek waren geworden, in deeze plaats; terwyl hy-zelf ondertusfehen met het overig gedeelte van zyn armhartig heir de begonnen onderneeming ging voltooijen. Onüitfpreekelyke bezwaarlykheden, hinderpaalen en gevaaren kwamen hen in den weg: maar zyn ligchaam en dat van zyne reisgenooten fchcenen van yzer , en hun hart van Haal te zyn. Met een geduld en ftandvastigheid , waarvan wy weekelingen byna geen denkbeeld kunnen vormen, ruimden zy elke zwaarigheid uit den weg; verdroegen honger en dorst, hitte en koude en alle de overige ongemakken van eenen weg, die naauwlyks voor wilde dieren gebruikbaar fcheen te zyn. Overal, waar zich gevaar opdeed, was bal soa de eerfte; hy verduurde alle ge-, B 5 breb  C*5) brek cn ongemak, gelyk de gemeenfïe Soldaat, met de grootfte lydzaamheid, en zyn voorbeeld had zulk eenen magtigen invloed op alle zyne medereizigers, dat zy voortgingen hem zonder mu'rmureeren te volgen, hoewel het gehoopte einde van hunne ongemakken , met el^en dag zich verder fcheen te verwyderen. ' Vyf-en twintig dagen waren 'er nu reeds verloopen op dien allermoeiielykftentogt, hoewel de ftrcek, dien men afgelegd had, niet meerder bedroeg, dan een voetganger op gebaande wegen binnen zes dagen kan afdoen. Eindelyk kwam men aan den voet vaneenen berg, van welken men , volgens het zeggen van den jongen komagru, den onbekenden Oceaan zou kunnen zien. Hier belastte kalbos 7yne bende, om halte te houden; en hy - zelf klom geheel alleen op den top van dien berg, opdat de eer van zulk eene gewigtige ontdekking hem niet mogt ontroofd worden van eenen zyner reisgenooten. Deeze verzeiden hem met hunne oogen vol van verwachting, en reikhalsden met een kloppend hart naar het oogenblik , dat hy den top van dien berg zou bereiken. Nu had hy denzel- ven  C M) ven bereikt; en eensklaps zag men hem op zyne knieën nedervallcn , en de handen, metde houding van iemand, die verrukt is, ten hemel opheffen. Men verflond dit teken, enelk fnelde nu zo fpoedig hy kon den berg op, om de vreugde van zulk eene gewigtige ontdekking met hem te deelen. Thans lag de onmeetelyke Oceaan voor hunne oogen. Allen volgden het voorbeeld van hunnen aanvoerder, en knielden neder, om God te danken voor eene gebeurtenis, welke hun vaderland de grootfte voordeden, en henzeiven eenen onfterflyken roem fcheen te voorfpellen. Hunne Indiaanfche leidslieden ftonden middelerwyl vol van verwondering, en peinsden, hoewel vruchteloos, over de oorzaak, waarom de blanke mannen toch enkel op het gezicht van dien Oceaan, zich aart zulk eene buitenfpoorige vreugde overgaven ? Hunne verwondering wierd nog grooter, toen zy alle de wonderlyke plegtigheden zagen, welke BALBoa verrichte, om van dit land en van den geheelen zuider-oceaan, uit naam van zynen Koning, bezit te neemen. Hy deed groote fteenhopen oprichten , plantte 'er krulsfen op, en fheed den naam feroi- k an b  C 2§ ) k a k d - want die leefde in dien tyd nog —in de bast van veele boomen. pi e ter, In welk jaar gefchiede dan deeze ontdekking ? vader. In't jaar 1513, dus vyf jaaren vroeger, dan kor tes van Kuba zeilde, om Mtxiko te veroveren. Zodra men nu deeze ple-tigheden op den berg had verricht, liepen zy allen naar het ftrand, en e a x. b o a trad met een ontbloot zwaard tot aan het midden van zyn ligchaam in de zee, en riep in deeze houding de Spanjaarden en Indiaanen, welke op het «rand ftonden, toe: „ik roep u tot getuigen, dat „ ik deezen Oceaan , met alle de aangrenzen„ de landen voor de Kroon van Spanje in „ bezit neeme , en tevens tot getuigen van „ myne geloften, om de heerfchappy over „ de? elven met deezen mynen degen tegen „ alle haare vyanden te willen handhaaven ' " Ik weet niet, Kinderen! of ï u ook zo gaat, als my, maar zo dikwerf ik my zu]k een toonneel voorileU', dat een troep Europeaanfche landloopers, met de plegti.fte defugheid, geheele landen en zeeën , die niemand hen heeft gegeeven , voor hunne Hecren in be-  ( *9 ) bezit neemen; vind ik my beurtelings genegen, nu eens om te lagchen, dan eens om te Weenen; ik moet lagchen, dewyl het indedaad in den hoogften giaad belagchelyk is, ons te willen overreeden , dat eenige zotte plegtigheden iemand een recht kunnen geeven op landen , welke in hunne bewooners reeds hunne rechtmaatige Heeren hebben; ik moet weenen , dewyl het voor ieder menfchenvriend een zeer verneederend gezicht is, tè zien, dat men zich door zulk een hokuspokus voor God en menfehen gerechtigd oordeelt, om over het eigendom, over de vryheid , ja zelfs over het leven van veele duizend fchuldlooze menfehen te gebieden , waaraan de betekenis van deeze googchelaaryën geheel onbekend was. En evenwel fchaamt men zich, zelfs in' onze dagen, niet, om zyne aanfpraaken op nieuw-ontdekte landen door zulke kinderachtige plegtigheden te doen gelden ! —- Maar laat ons tot onze gcfchiedenis wederkeeren! De plaats, al waar deeze klugt gefpeeld wierd, was eene bogt aan den grooten zeeboezem van PanamA, en wel deeze,.{op de Kaart wjzende) welke zich naar. het vaste land van Zuid-Amerika  C30) fika uitftrekt. EALEoa' noemde dezelve de Golf of de Bogt van St. Mkha'él, en aldus wordt 2y ook thans nog genoemd. Nadat hy vervolgens eenige nabuurige Kaziken, eensdeels door goede woorden, anderdeels met het zwaard had genoodzaakt, om hem levensmiddelen en goud te leeveren; nam hy voor, om in eene Iudiaanfche Schuit of Kaan de bogt te bevaaren, om de daarin liggende eilanden en de geheele kust wat nader te leeren kennen. De Indiaanen raadden hem dit wel af, om dat juist de regen tyd begon te komen: maar hy kreunde zich niet aan deeze waarfchuuwing, en ging met tagchtig man van zyn volk , en vcrfcheidene Wilden , in negen flecht gebouwde Kanoos, en daarmede begon hy den nieuw ontdekten Oceaan te bevaaren. . Maar men was nog niet verre gekoomen, of hy had ook reeds oorzaak, om zyne vermetelheid te betreuren : want daar ontilond eensklaps zulk een vreesfelyk onweder, en de golven der zee reezen tot zulk eene ontzagchelyke hoogte , dat zy allen daardoor in het grootfte levensgevaar geraakten. De Indiaanen zeiven wierden bleek van fchrik; zy bleeven evenwel daarby niet werktlocs , maar fpron»  ( 3i ) fprongen veel meer in de fchrikkelykc vloeden , om de Schepen, twee aan twee, aaa eikanderen te binden. Hierdoor wierd belet, dat zy niet konden omflaan; en door een onbefchryflyken arbeid gelukte het hen vervolgens, een rotsachtig eiland te bereiken, alwaar zy landden, en de kanoos, zo goedzy konden, trachtten vast te maaken. Maar deeze blydfchap over het bereiken dier fchuilplaats, was van korten duur. Want dewyl nu de tyd van den vloed kwam , wierd het geheel eiland onder water gezet, en de arme gelukzoekers moesten een gedeelte van den nacht tot aan de heupen in 't water liaan , onzeker of de vloed niet nog hooger ryzen en hen allen bedekken zou. Eindelyk brak het heugchelyke daglicht weder aan : maar 't geen zy thans zagen maakte hunnen Haat byna nog verfchrikkelyker, dan hy in dea voorleeden nacht geweest was. Toen zy naamelyk wederöm Scheep wilden gaan , vonden zy ecnigen van hunne Kanoos geheel verbryzeld, anderen zeer befchadigd en vol gaten, en de overigen vol zand en water. Alles wat'er in was geweest, was nevens hun' leeftogt door de golven weggefpoeld, zy  CsO Zy waren dus in de fchroomelykfte gefleldheid, welke men zich verbeelden kan. Afgemat van angst, natheid en koude, zonder het minite verkwikkend voedfel, zonder fchepen, waarmede zy van deeze woeste en eenzaame fteenrots wederom naar het vaste land konden overfteeken; wat toch konden zy in deeze omftandigheden doen, om hunn' geheelen ondergang te ontkomen ? Maar waartoe is niet het vindingryk beleid, en de verëenigde arbeid van verfchciden menfehen in ftaat, als de nood hen dwingt op middelen ter behoudenis van hun leven 'te denken ? Ook balboï en die by hem waren, wisten, hoe wanhoopig ook hunne omftandigheden fcheenen te zyn, zich nogthans te helpen. Gelukkig was 't voor hen, dat het eiland eenige jonge boomen droeg. Van deeze boomen trokken zy den bast af, maakten door het kaauwen van denzei ven met eenige kruiden zekere pap, en flopten daarmede de reetcn en gaten van die kanoos, welke nog niet ten eenemaal verbryzeld waren. Op zulke gebrekkige en nog daarenboven overlaaden vaartuigen , vertrouwden zy zich wederom aan de zee, terwyl de Indiaanen voor  ( 33 ) vooruit zwommen; en op die wyze kwamen zy eindelyk gelukkiglyk aan het vaste land. Hun ellende echter had daarmede nog geen einde. Want daar zy* gierende van honger, in het gebied van een Kazik landdent van wien de Indiaanen verzekerden, dat hy overvloed van leeftogt bezat j kwam deeza hen tegen met eenen zwerm van de zynen om hen terug te dryven. Maar de hongerige Spanjaarden met hwnne even zo greetige honden , overvielen hen zo grimmig , dat de zwakke Indiaanen niet in ftaat waren, om hen lang te kunnen wederftaan. Eene meenigte van hen wierd gedood, de Kazik zelf gewond, en de overigen namen de vlucht. Na dit bloedig bedryf waren beide partyen genegen tot den vrede De Kazik zond zynen Zoon met levensmiddelen en met fraaije gefchenken van goud en paarlen, en het gezicht van deeze kostelykheden was voldoen* de om de Spanjaarden alle h,unne doorge-* flaane rampen te doen vergeeten. Het duurde niet lang j of hy kwam zelf j en dewyl hy • zag , hoe greetig de Spanjaarden naaf goud en paarlen waren"7'gaf hy hen bericht dat zy van de paarlen in een land, heu geen ■ ui. d e e i. C niét  ( 34 ) niet meer dan vyf mylen van daar gelegen was, en van goud in het land naar het zuiden eene zeer groote meenigte zouden vinden. Ondertusfchen raadde hy hen dat men, om naar beiden te zeilen , het einde van den regentyd zou afwachten; en hoe groot ook de begeerte der Spanjaarden naar de beichrcevene fchatten was, wielden zy echter door de herdenking aan het geen zy eerst hadden moeten iiitftaan, bewogen, om d« verzadiging van hunne baatzucht tot dien tyd toe uitteitellen. Zy verzochten derhalven eenpaariglyk hun Opperhoofd, om hen -vooreerst wede.öm naar de volkplanting terug te brengen; en dewyl de meesten onder hen zwak en ziek wa; en geworden, zag balboï z'ch genoodzaakt , om aan hun Verzoek te voldoen. Ten einde nu herland, door het wJk hy gekomen was, watnaauwkeuriger te leeren bennen , nam hy zynen terug-togt door andere niet min ruuwe en ongebaande landftreeken , waarin men insgelyks onbefchryflyke zwaarigheden overwinnen, en m;t de wildfte Natiën, welke op het gebergte woonden, byna zonder ophouden ftry"den moest. Eindelyk kwamen zy, hoewel ten  ( 35) ten uitterfte krachteloos , wederom by- jfc Maria. aan. Onder alle de geenen , die b a t b o a. op deezen mer-kwaardigen togt hadden vcrzeld, was 'er niet één die zo zeer in moed en ftandvastigheid by elke gelegenheid had uitgemunt, dan zekere pizarro, allen. O ! vader. die hier voor de eerfte maal verfcheen op een toonneel, waarop hy welhaast zulk een aanzienelyke rol zou ipeelen. Hy was — doch ik zal den draad van myn begonnen verhaal niet afbreeken, en keer dus weder tot de gefchiedenis van den daperen b a l b o a. al lek. O 1 vader. Niets fcheen voor hem thaas Boodzaakelyker te zyn, dan fpoedig eenen afgevaardigden naar Spanje te zenden, orr\ Koning ferdj nand, door het bericht der gemaakte ontdekking van de zuidzee en door het zenden van een kostelyk gedeelte van den gemaakten buit, met zich te verzoenen, en hem te beweegen, door eene verfterking van byna duizend koppen hem in ftaat te ftellen, tm de verovering van het goudryk Peruaan-i Ca Xche  'C 36) Aherykteöhderneemen, waarvan men th'ans: de, beste .en geloofwaardigfte berichten had ontvangen. Zyn bericht wierd met eene on.befchryflyke vreugd ontvangen; de mogelykheid van eene vaart naar Ooftïndië over het westen fcheen thans eene befliste zaak te ïyn, en men was ten hoogde verblyd, om meer regelrecht den weg gevonden te hebben naar een land, waarüit de Portugeezen nu reeds zedert eenige jaaren de benydenswaardigfte' fchatten haalden. Maar — wie zou iiet hebben kunnen denken > — dezelfde achterdochtige gemoedsge&eldheid , welke die» ^Koning tot ondankbaarheid verleidde jcens den eerden Ontdekker der nieuwe waerekF, fpoorde hem ook aan tot eene foortgëlyke ; onrechtvaardigheid jegens e al e o a , omdat - ook die hem toefcheen een veel te ondernee/ mende geest te zyn , dan dat men hem de re- /.geering zou durven toevertrouwen over de' • landen, welke hy had ontdekt ,' en in het toekomende nog mogt ontdekken. Dus j wierd 'er wel beflooten, om de begonnen - enderneeming met allen yver voorttezetten , ,maar ook tevens om een' anderen man • *aaï st. Mar-iü te zenden, die in de plaats  X 37 ) van bal soa het Stadhouderschap zou bekleeden. johannes. Het is toch verfoeyeiyk , dat de Koningen altoos mannen van de grootfte verdienden zodanig behandelen! vader. Alleen de Koningen, myn lieve johannes? johannes. Ja, in de Republieken kunnen zulke dingen immers geen plaats hebben ? vader. Niet? En waar leefden dan mi z- tiades, themistoki.es, aris tibes, sokrates, en zo veele andere wakkere mannen, die een fieraad en zegen voor hunnen tydkring waren , en hoe ging het hen ? johanne*. Ja, die vader. Kinderen! ik heb 't u reeds zo dikwerf gezegd, en kan 't u niet te dikwerf fierhaalen, dat de 'man van uitmuntende verdienden, zich overal, waar hy ook leeven moge, daartoe gereed moet houden, om van het onverdandiger gedeelte van zyne tydgenooten verkeerd befchouwd, benyd en gehaat te worden. Daarvoor geniet hy echter ook de liefde en achting van alle de edele en goede menfehen onder het volk; daarvoor beloont hem ook zyn eigen hart met de zalige C 3 be-  C( 38 ) bewustheid van goede daaden en braave gezindheden ; daarvoor wordt hy eindelyk ook verkwikt en gelukkig gemaakt door elke gedachte aan den alles opmerkenden en alles vergeldenden Rechter van goed en kwaad. Welk eene ovethaalende fchadeloosftelling! Wat betreft de Koningen en Grooten van het land, zy verdienen, wanneer zy mistasten in den perfoon van een getrouw man var» veele verdienften, meestal ons medelyden, en niet onzen vloek; om dat het hen veel moeyelyker wordt gemaakt, dan ons andere ftervelingen, om waarheid en bedrog van eikanderen te onderfcheiden. Die arme menfehen! Zy moeten immers fchier altyd door de oo-> gen van andere menfehen zien. Zy zyn immers zo dikwerf met huichelaars omringd, die het momaangezicht van oprechtheid met zo veel konst weeten aantedoen, dat het ten uiterfte moeyelyk valt, om den fchurk te ontdekken, die daar achter verborgen is. Dewyl zy nu de narichten van 't geen in hun gebied gebeurt, voor een gedeelte althans, door den mond of door de pen van zulke vermomde bedriegers ontvangen; is het dan wel wonder, wanneer veele dingen voor hen in een valsch licht  C 39 ) licht verfchynen? Is het wel wonder, dat zy het gedrag en het charaktervan een' braaf man fomtyds verkeerd beöordeelen ? Is het wel wonder , dat zy den braaven niet zelden zyn ondergang berokkenen , en den onöprechten in zyne plaats {tellen, dewyl zy zich in de perfoonen vergisfen ? ferdinand i. Wanneer ik Koning was, lou ik wel weeten, wat ik doen zou. vad e k. Wel! en wat dan ? ferdinand 1. Ik fcou aan den eersten den besten veinsaard, die my opzettelyk onwaarheid had gezegd , hetzelfde doen , wat onze vriend a s m u $ aan den Hofmaarfchalk van den Keizer van Japan deed verrichten (*). vader. En elke menfehenvriend zouden voor deeze wyze ftrengheid zeegenen , en waarheid en oprechtheid zouden haaren zetel by u neemen! Maar (*) Hy deed hem, tot eene welverdiende firaffe voor zyne onbefchaamde vLyeryen, ten van zyne oeren affnyien, om hetzelve ter waarfchmwing van anierè vleyers in voorloop te bewaareni C4  (4°) Maar wy zyn immers geheel en al van on-: ze gefchiedenis afgedwaald, en nu is het te Jaat, om den draad weder aanteknooperu Tot morgen dan 1 GE-  C 4i ) NEGEN-w DER TIGSTE GESPREK, Toen de volgende dag gekoomen, en het uur, tot het gewoon gefprek bepaald, ver-, fcheenen was, ging de Vader voort met zyn verhaal op de volgende wyze : pe, DRAnias was de naam van dien man, welke, daartoe verkooren was, om balboS af te zetten , en het Stadhouderfchap van Da~ ri'é op zig te neemen. Hy was van eene aanxienelykegeboorte, en van eene zeer befcliaaf-. de levenswyze; maar de gefteldheid van zyn hart ftrookte niet met deeze uiterlyke voorrechten; want het was onedel en voJ van laat ge ftreeken. Een bewys, dat eene lipoge geboorte en de adeldom der ziel niet altyd met eikanderen gepaard gaan. ■— Men gaf hem vyftien van de grootfte fchepen , en eene bende van twaalfhonderd foldaaten mede, om de groote verovering te voltooyen, welke C 5 Hto  C4* ) kale o a had begonnen; en omtrent vyftienhonderd Spaanfche Edellieden gingen uit eigen beweeging met hem aan boord, om aan deeze gewigtigc onderneeming deel te neemen. Zulk eene aanzieneiyke uitrusting op 's Konings kosten, had tot dus verre haars gelyke nog nooit gehad. Zodra deeze magtige vloot den zeeboezem van Darïé was ingeloopen , zond pedrari£s eenen Officier aan land , om aan e a l e o a dé hem befchoren afzetting en de komst van den nieuwen Stedehouder bekend te maaken. Men had verwacht, dien held te zullen vinden in eenen lu:.ster, geëvenredigd aan zyne vermaarde daaden; ook had men verwacht, dat hy zich tegen de koningklyke verordening aankanten , en het waagen zou , om zyne heerfchrppy met het zwaard in de hand te handhaaven. Maar men had zich in beide deeze dingen vergist. Hoe verwonderde men zich , toen men den vermaarden man , van wiens rykdommen men zulke groote denkbeelden had gevormd, in een grof katoen kamizool, in een broek van dezelfde flechte ftoffe , en in fchoenen van bast aantrof, terwyl hy juist met eenige Indiaanen bee-  (43) beezig was, om zyne eigene armhartige hut me» riet te dekken! De afgevaardigde.Officier had veel moeite , te gelooven , dat hy, dien hy in zulk eene Hechte kleeding'en by deeze laage verrichting vond, de zo vermaarde, de dappere b a l e o a zelf was. Doch hy kon zig ■wel haast daarvan overtuigen, toen hy de edelmoedigheid zag, waarmede dezelve de hem thans aangekondigde onrechtvaardigheid van zynen Koning verdroeg. Want hoe groot ook zyne verwondering was over deeze onverwachte ondankbaarheid, en hoe zeer zyne dappere foldaaten , die door eene verfterking, welke hy van de eilanden had ontvangen , tot een getal van vier honderd waren aangegroeid, hem noopten, om zyn recht op deezen post met de wapenen te handhaaven, was hy echter daarvan zo af keerig , om onrechtvaardigheid met trouwloosheid te vergelden , dat hy veelmeer terftond verklaarde, dat hy en de. • geheele . volkplanting zich met allen eerbied aan de koninglyke fchikking zouden onderwerpen. Zyn trotfche opvolger zette nu voet aan land. bal soa zelf-ging hem met eerbied te gemoet, en verzeekerde hem van zyne gehoorzaamheid in alles, wat hy , als tegenwoordige  ( 44 ) ge Stedehouder, goed zou vinden hem te faeveelen. pedrariSs wildetoonen, dathy deeze vèfteekering voor geene enkele pligtpleeging hield ; hy vond dus ten eerften goed, hem de fchatten re ontneemen, om welke te verkrygen hy zo veel ongemak doorgeftaan, ,en zyn leven aan zo veele gevaaren had blootgefteld. Het voorwendfel tot deeze behandeling was de befchuldiging , dat hy zichzelven op eene onrechtmaatige wyze het Stadhouderfehap had aangemaatigd, waarvoor hy in eene zwaare geldboete beflaagen wierd. EAisoa knarste wel op de tanden van mis* noegen , dat hy het loon van zyne gevaarlyke onderneeming door eenen onwaardigen moest zien verzwelgen, die aan verdiensten zo verre beneden hem was: hy had evenwel ilerkte van geest genoeg, om ook deeze onrechtvaardigheid te verdraagen. pe d r ar i a s was juist midden in den regentyd aangekomen , waarin deeze ongezonde landiireek gemeeniyk haare vergifte dampen uitwaasfemt. Zyn volk ondervond welhaast den gevaarlyken invloed van een klimaat, het welk zelfs voor die geenen, die 'er aan gewoon zyn, niet zelden de veiderffelykfte uitwerkfe-, lerr  fefi heeft; ly fneuveïden by honderden, en Jé overigen geraakten, door het uiterfte gebrek aan levensmiddelen en ververfchingen, in de aflergrootfte ellende. Iedereen was misnoegd, dat hy zich in zyne hoop Zo zeer zag te leur gefteld; en allen beitorrrfden den Stadhouder" met het verzoek , om toch fpoedig naar hutï vaderland terug gezonden te worden, pe draRias ging uit dien hoofde over tof een middel , om hen genoegen te geeven, hét geen zo wel voor de jonge volkplanting als ©ofc voor de geheele ongelukkige landftreek de deerniswaardigfte gevolgen had. Hy itond hen naamelyktoe, dat zy naar hüft welbehaagen door het land mogten ftroopen, eensdeels om leeftogt optezoeken, anderdeels om den inwooneren goud aftepérsfen; eene vergunning, waar-* van dit volk met dé orimaarigite gierigheid welhaast gébruik maakte.' Men verfpreidde zich door het geheele lartcï' " tot in de afgeleegenfte provinciën; men beroofde de hutten der inboorel'ingen, en mishandelde dezelven op eene onfmer.schte wyze. Zelfs wierden de landfchapoen , waarmede EALBoa Verbonden gemaakt had, niet vërfchoond; en het gevolg 'daarvan' was, dat  (46) alle de Europeaanen een verfoeying wierde» in de oogen van de beetere Wilden , die daardoor genoodzaakt wierden, om deeze roofzuchtige en ontmenschte vreemdelingen als een byzonder foort van de allergevaarlykfte roofdieren aantemerken. e a l b o a zag met bekommering den naderenden ondergang van zyne volkplanting , het verderf der inboorelingen, en hét very delen van het verre uitziende ontwerp, waarop zyne ziel dag en nacht had gepeinsd. Alles had hy kunnen verdraagen; maar dit laatfte was voer hem onlydelyk. Hy waagde het derhalven, om den Koning een breedvoerig bericht overtezenden van de dwaaze handelwyze van pei> r. a r. i a s; en dewyl zyne befchuldigingen • op de waarheid gegrond waren, moest fe rb in and wel aan dezelven geloof flaan. Hy begreep thans, dat hy onbedachtzaam had gehandeld, dat hy eenen van zyne werkzaamfte cn verftandigfte knechten had laaten verdrukten door eenen hoveling, die in beezightderi van dien aart nog geheel onbedreeven was; en om deezen misflag eenigzins te verbeeteren, benoemde hy e a l e o a: tot Onder-Str.dfcoudcr in alle de lande» aan de zuidzee liggen-  <47) gende, en belastte tevens, dat pedrariü* hem in alle zyne onderneemingen onderiteunen, maar ook dat hy zelf niets zonder denzelven alvoorens geraadpleegd te hebben, zou onderneemen. Dit was wederom nieuvye ftof voor de ziel van pedrariüs, om door jaloerschheid en vyandfchap tegen b a l e o a ontvonkt te worden. Hy was wel genoodzaakt, om het koningklyk bevel te gehoorzaamen : maar zyne gramfchap nam toe, naar maate hy dezelve thans moest verbergen, e a l e o a daarentegen had zynen nieuwen post als Bevelhebber niet zodra aanvaard , of hy vergat ook alles wat 'er gebeurd was met de edelmoedigheid van een braaf foldaat , en leide zich op niets anders toe , dan op de uitrusting tot de reeds voorlang ontvvorpene onderneeming, waardoor hy voor de kroon van Spanje de bezitting van het goudryk Peru trachtte te verwerven. Onder onbefchryflyke zwaarigheden kwam deeze uitrusting eindelyk tot ftand; hy had vier kleine Èrigantynen laaten bouwen, en driehonderd foldaaten byèen gebragt; en nu was by bee- zig  (48) aïg met deeze manfchap aan boord te gaan , om het grootfte koningryk van dj nieuwe waereld omtekeeren. Maar juist toen hy reeds toeftel maakte, om de reis aanteneemen, kwam 'er eene boodfchap van t> é d « A r i a s, die hem verzocht, om zyne reis nog eenen korten tyd ' uitteftellen j en vooraf eerst een mondgefprefc met hem te houden op eene plaats, welk: hy hem noemde, b a l b o a , die van allen achterdocht zo vérre af was, aarzelde geen öogehblik , om aan de begeerte van den Stadhouder te voldoeö. Hy reisdfe ten dien einde haar de bepaalde plaats ; maar hy was naauwlyks daar gekomen , of de arglistige PEDRARias —— deed hem in ketens Haan. De misleide man wist niet, wat hem overkwam , en wat men met hem voorhad ; maar hy bleef niet lang in deeze onzekerheid. PEDKARia's ; wiens laage jaloerfche ziel dorstte naar het bloed van eenen man, van Wiéh hy vreesde, dat zyn roem door denzelven wel haast verduisterd zou worden , deed hem terftond dis eenen oproerigen i die omging met vetraa' dejlyke oogmerken tegen den Koning, het pro-  (49) 'proces opmaaken, en het doodvonnis over hen» üitfpreeken. De geheele volkplanting, zelfs de Rechters, waarvan hy tot werktuigen van zyne wreedheid gebruik had gemaakt, fmeekten dit gedrochr, om een leven te fpaaren, het geen by hen allen zo dierbaar, en voor den dienst van den Koning zo ongemeen gewigtig was: maar vruchteloos! De ongelukkige wierd heen geleid en openlyk onthoofd.—. matthys, Dat is toch verfoeyelyki ferdinand i. Maar dat wangedrocht, die PEDRARias, wierd immers daarvoor ook wel omgebragt ? vader. Neen! ferdinand i. Kwam deeze daad da» misfehien niet ter ooren van den Koning > vader. Ja wel! maar door wien ? en hoedanig kwam dezelve ter kennis van den Koning ? Door zulke menfehen, die den ondergang van den onderneemenden e a l b o a even zovuurigalsPKDRARias haddengewenscht; en door deeze menfehen wierd de zaak op zulk eene wyze voorgefteld, dat dit gedrag rechtmaatig fcheen te zyn. Dus bleef de moordenaar niet alleen ongeftraft, maar ook in hei bezit van zyn ftadhouderfchap. UI. DE KI D »XR%  C 50) dirk. 6 hy zal zyn loon zekerlyk wd clder^ hebben ontvangen. ; vader. Buiten kyf' zal hy hetzelve zeker» lyk daar ontfangen hebben , alwaar Gods recht* ■yaardigheid, welke alles vereffent, al het goe-r de, 't welk hier onbekend blyft, beloont, en elke gruweldaad, welke hier ongeftiaft is gebleeven, haare verdiende ftraffe laat ondervinden. Dit geval was voor de Pcruaanen, die ten ■■serderve gefchikt waren, van dit gelukkig gevolg, dat het ongeluk , 't geen hen boven het hoofd hing , nog eenige jaaren wierd uh> gefield. Want dewyl p e d r ar i as zelf geen moeds genoeg had, om zulk eene ge vaarlyke onderneeming te wangen, en elk braaf maa door het noodlot van den ongelukkigen balBoa afgefchrikt wierd, om onder de oogen van sulk een jaloersch Opperhoofd, do-o ibui-> tengewoone daaden uittemunten; wierd de togfc géftaakt, waartoe alles retds in gereedheid was, en men bepaalde zich tot dc berooving en iris* handeling van de Indiaanen, die de landengte van Darïé bewoonden. Och ! dat toch elk ontfangen naricht van de fch.uten van Peru, uit het geheugen.van deeze christelyke wreed-  C 5i > aards voor eeuwig had kunnen uitgeroeid worden! De zeer ongezonde gefteldheid van de Stad St. Maria, en de begeerte, om zich ten min* ften door iets beroemd te maaken, bewogen PEDRARias, te verzoeken, dat het hem mogt vergund worden , om de volkplanting in eene andere Iandftreek op de westzyde van de aardengte , aan de kust van den zuider Oceaan te verplaatfen. Zyn verzoek wierd hem toegeftaan , en daardoor wierd de grond gelegd tot eene ftad, welke wegens den koophandel geduurende eenen langen tyd, eene der gewig* tigften in Amèrika is geweest. Johannes. Zekerlyk Panama f vaber. Ja wel! Ziet dezelve hier liggen» aan den grooten zeeboezem, die denzelfdea naam draagt. johannes. Hier ftaat immers de naam Panama twee maal; wat is hiervan de reden? vader. By den eenen naam zult gy het1 woordje oud vinden ; en dit is de plaats, alwaar PEDRAiiias verkoos de volkplanting aanteleggen; daarentegen beteek ent de tweede naam de nieuwe ftad, welke dien naam voert. P i e t x r. Dus zyn 'er thans twee Panama's. Da v*r  C 52 ) vader. Neen; Oud - P/mama wierd voor ïuim honderd jaaren, door eenen Engelfchen leeroover hokgan overvallen, uitgeplunderd en tot asch verbrand. Wanneer men hetzelve naderhand wederom wilde opbouwen, vond men goed, om de ftad eene beetere ligging te geeven aan den mond van eenen ftroom, die van de Spanjaarden At groote Rivier (Riogrande,) genoemd wordt. Op deeze wyze ontftond het hedendaagfche Panama. Ik zeide, dat deeze ftad geduurende eenen geruimen tyd eene -en om het voorgebergte Hom — gy weet imrne s wel, waar dit is ? eenigentecelyk. O ja, hier beneden op het V..mland onde Amerik ! vader.. — of ook wel door deMagellaan- fche Zeeengte, welke, gelyk u bekend is, het Vuurland van Amerika fcheidt, zeilen vervolge -s de zuidzee op, totdat zy eindelyk eene plaats vi den , alwaar zy hunne waaien heimelyk aan land brengen, en ande en daarvoor kunnen inruilen. Nu onde houden wel de Spanjaarden , om deeze Sluikhandelaars optevangen , zekere chepen , w elke men Kustbcwaar4trs noemt, om dat zy langs de Kusten heen en wéér moeten kruisfen: maar de Sluikhandelaars weet.n gemeenlyk hunnen tyd zo wel waarteneemen , dat zy alsdan eerst aan land komen, als 'er juist geene kustbewaarders in de nabyheid zyn. Eene byna nog grootere afbreuk heeft de Spaanfche koophandel ^ektden do^i den ut- jsfi recht-  C 55 ) ttcch'.fen vnie, waardoor ■— welke oorlog ? —• bygelegd wierd. eenigen tegelïk. DeSpaanfchcSlJCr cesfie-ooilog. vadèR. Recht zo! By deezen vreede moejten de Spanjaardei aan de Engelfchen bclooven, vooreerst: dat zy alle de Siaaven, die zy in Peru gebruikten , alleenlyk van hen /ouden koppen; er. t n tweeden, dat het dén Engelfchen vry zou faan, om jat h ks eén fchip van vyfhonderd tonTTen met koopmans goederen Op elke mis te zenden , welke m het Spaanfche Amerika wordt gehouden. Deeze laatfte vergunning fcheen nu juist- niet van veel belang te zyn : maar dé Engeh'ehen wisten daarvan gebruik te maal.en. Want in plaats van een Schip van vyfhjrd.rd tonnen zonden zy van tyd tot tyd een van duizend tonnen; en om eiken hoek van dit Schip met koopmansgoederen te kunnen vullen , biagten zy al den leeftogt, welken de manfehap tot de reis noodig had, op verfcheidei.e andere vaartuigen, welke dit Schip ten geleide moesten dienen. Ook deeze voerden nog wel goederen, welke geduurende de mis van tyd tot tyd heimelyk op het eigenlykc koopvaardyfehip wierden D 4 ge-  C5«) gebragt, zodanig dat heffcheen , als of dit alles alleenlyk in dit ééne Schip was geJaaden, en van hetzelve alleenlyk verkocht wierd. Dit alles, en voornaamelyk de geduurige tneer toeneemende Scheepvaart op de zuidzee hebben den Spaanfchen koophandel naar Dariê aulk een' grooten afbreuk ged aan, dat Panama en Pombclk op verre na de gewigtige kooplieden niet meer zyn, welke het in vroegere tyden waren. matthys. Daar is Vader eens wedet recht afgedwaald van zyne gefchiedenis. v,ader. Gy hebt wel degelyk gelyk, matthys! ik ben 'er zo verre afgedwaald, 3at ik eerst eenen tyd lang zal moeten uitrusten , om den draad van myne gefchiedenis wederom optevatten. Tot morgen dan i ree*  C 57 3 VEERTIGSTE GESPREK. ^ ader. Nu, Kinderen ! ben ik weder op den grond , waarvan ik gisteren ter zyde uitfprong: als gy dan nu maar wilt, zullen wy; recht onzen weg vervolgen. allen. O ja ! o ja ! Vader lief! vader. PEDRARias was eenigejaaren beezig ten deele met het bouwen van zyna ftad, ten deele met de ongelukkige Wilden, óm hen te beoorlogen en onder het juk te brengen , die de geheele' lange aardèngte tusfchen den Noorder- en Zuider- Oceaan bewoonden. Het ontwerp van b a l b o a , om het goudryke Peru te veroveren, was inmiddels in 't vergeetboek geraakt. Niet voor het jaar 1514, en dus zes jaaren na het begin van D 5 de  C 58 ) de Mexikaanfche onderneeming, wierd het eindelyk wederom levendig, en dus ben ik dan nu eindelyk gelukkig gekomen op het punt, alwaar myn tegenwoordig verhaal eigenlyk moest beginnen. fi o d l 1 e f. (drftiv) Nu van p 1 z a r r o ? vadek. Ja, nu van p 1 z ar ro. allen. O ! O ! vader. Maar helaas! lieve Kinderen ! —— ik moet het u vooraf zeggen, opdat gy u in uwe verwachting niet bedroogen vindt — myn held is voor ditmaal geen man, diengy veel liefde zult kunnen toedraagen. allen. O! vader. Wel is waar, hy zal u meer dan eens doen verbaasd ftaan over zyne weerga êlooze ftandvastigheid, over zyn taai geduld in tegenfpoeden , en over zyn'leeuwenmoed, die voor niets zwicht e; maar wat toch zyn deeze verhevene eigenfchappen, indien zy niet van waare braafheid, van eene zuivere goedhartigheid des harten, en van daadelyke menschlievendheid verzeld worden i Niets anders, dan een mes in de hand van eenen zinneloozen, die hetzelve niet gebriükt om zyn brood voor den behoeftigen te üryden, maar om zich zel... * ü vea  ( 59 ) ven en anderen daarmede te kwetzen. Maan juist om die reden , opdat gy van deeze waarheid volmaakt overtuigd worden, en uit'uw eigen gevoel by het hooren van deeze fchrikkelyke gefchiedenis voor altoos leeren moogt, dat eene eigenfchap, hoe fchitterende ook, zonder braafheid en goedhartigheid van hart, ons geenzins in de oogen van onzen evenmensen beminnelyk kan maaken: zai ik eene van de ysielykfte fchilderyën, welke de gefchiedenis ons opleevert, ten toon ftellen; een Schüdery , het welk fchier geheel met bloed en traanen is gemaald. Zo dikwerf ik voor een fchromelyk bedryf het gordyn zal moeten wegfchuiven , zal my wel de hand beeven : maar desniettegenstaande zal ik het gerustelyk doen, zo gy allen my de verzeekering wilt geeven, dat gy telkens in ftilte het voorneemen by u zult hernieuwen, om u nooit, nooit door eerzucht of gelddorst te laaten aanzetten, om iets te onderneemen , 't geen van uw geweeten niet wordt goedgekeurd, maar u veelmeer by alle uwe daaden zonder ophouden te laaten leiden door de voorfchnften van eene verlichte zachte reden , en van eenen menschlievenden godsdienst. Zegt, Kinde-  deren ! zult gy myn verhaal met dit voornee. tnen hooren? allen. Ja, ja, Vader lief! vader. Laat ons dan maar terftond aas "t werk gaan. Onder de geenen, die hunne woonplaatsmet PEDRARias te Panama genomen hadden , waren drie buitengewoone mannen, die van nu af onze geheele oplettendheid tot zich Zullen trekken. De eene was r r a n s p f. Zar o, de tweede diego de almagko, en de derde ferdinand de luque. Van den eerften hebben wy reeds ter loops een woord gefproken , en van den laatften moet gy weeten , dat hy een Priester was, die zich reeds te St. Maria ik weet niet door welke konsten grooten rykdom had verworven. p i z a r r o was de onechte zoon van een Spaanfch edelman en van een flecht vrouwsperfoon. Zyn onedele Vader bemoeide zich niet met zyne opvoeding; zyne fchaamteloote Moeder hadt zelve geene opvoeding gehad, en kon dus ook geene opvoeding getvcn: Dus groeide pizarro op als de wilde ftruiken, welke van niemand verzorgd en opgepast wor-  Q6i ) Worden —— zonder onderwys, zonder aaB4 leiding ten goede , hoe genaamd. Zyn dagelyksch werk, als een jongen knaap, en als jongeling was — de varkens te hoeden; wat wonder dan, dat zyne ziel niets kende van al het fyn gevoel van medelyden en menschlievendheid, waarvoor ons hart alleenlyk door eene zorgvuldige befchaaving in de jeugd vatbaar wordt gemaakt? Ondertusfchen kwam 'er iets, ik weet niet wat, in hen? op, 't geen veroorzaakte, dat hy verdriet kreeg in deeze laage beezigheid, en naar hoogere dingen trachte, hoewel hy niet eens kezen of fchryven had geleerd. Eer men het verwachte, had hy zyne kudde in den loop gelaaten , en was foldaat geworden. Maar ook in deezen ftaat gevoelde zyn eerzuchtige en onrustige geest zich nog binnen te naauwe perken bepaald; hy reikhalsde naar eene grootere werkzaamheid , naar eenen uirgeftrekten kring van bedryven. Hy had dus naauwïyks eenige jaaren gediend, toenhy, naar het voorbeeld van alle andere onderneemende geesten van zynen tyd, zyne oogen met eene blaakende begeerte op het groot Schouwteonneel der nieuwe waereld yestigde , en niet  C6-2) sïet rustte voordat hy zelf daarop geplaatst wierd. Hier muntte hy, reeds onder het bevel van b al e o a, by .elke gevaarlyke gelegenheid zodanig uit, dat hy, onaan^ezien zyne groote onkunde, welhaast waardig geoordeeld wierd , om met de plaais van Bevelhebber bekleed te worden. Zyn fterk ligchaam was tegen alle ongemak op een verwonderenswaardige wyze gehard geworden ; zyn ftout hart wist niets van vrees, en fpoorde hem magtig aan , om zich by elk gevaar aan het hoofd van zyne makkers te plaatzen; alle zyne zielsvermogens waren zonder ophouden ingefpannen , om het gebrek aan kundigheden door oplettendheid en beleid te vergoeden. Dewyl hy zag, dat niets dan zyn brein, moed en naarftigheid in het verrichten van zyne dienften , hem uit den ïaagen ftaat, waarin hy opgegroeid was, kon verheffen; maakte hy zorgvuldiglyk gebruik van deeze middelen, om by elke gelegenheid tot zyn voordeel uittemunten. Dit gelukte hem, en de geweezen varkenshoeder wierd een man, die daartoe fcheen gebooren te zyn, over anderen te heerfchen, en een van de grootfte rollen in zynen tyd te fpeelen. al-  aimagro had ten opzichte van zyne ge» bootte en zyne opvoeding byna hetzelfde lot gehad; pizarso was een badaard, en a tm a g r o een vondeling , een van de ongelukkige kinderen, die van hunne Ouders, of uit eene onnatuurlyke liefdeloosheid , of wegens volflaagen onvermogen, om hen optevoeden, ergens neergelegd worden, opdat mededoogende menschen dezelven mogen vinden cn aanneemen. Hy was ook zeer jong zynde foldaat geworden ; hy had insgelyks by zich-zclven gevoeld , dat hy tot iets grooters bekwaam was, en was met het oogmerk , om uittemunten, ook naar Amerika ' gezeild. In fterkte van ligchaam en ziel, irt moed , fta'ndvastigheid en onvermoeide werkzaamheid was hy niet minder dan pizarr o : maar in edelmoedigheid, in vrymoedigheid en oprechtheid ftak hy hem zeer verre de loef af. Want deeze bevallige deugden waren, helaas! niet in het charakter van pizakro, wiens omzichtigheid maar al te dikwerf in listigheid, en wiens grooter beleid niet zelden in geveinsdheid en valschheid ontaarde. Van den Priester r. u o. u e zal ik u in 't geheel  (64) heel niets zeggen, dan alleenlyk , wanneer ik 't niet vermyden kan, van hem gewag te maaken. Want wie kan 'zien , dat een bode des vredes, een beroepen verkondiger — der menschlievende leer van den zachtmoedigen Jefus, van hebzucht en eerzucht gedreeven, de fakkel des oorlogs opvat, om een geheel ongelukkig waerelddeel in vuur en vlam te zetten , zonder den diepften tegenzin en den rechtvaardigden afkeer daartegen te gevoelen. O welk een onuitwischbaare fchande is het,' dat de trooster der bedroefden , de verkwikker der vermoeiden, — de Godsdienst zulke ontaarde , onnatuurlyke menfehen ooit onder zyne herouten tellen moest! Dit was dan het geduchte drietal, 't welk tot ongeluk van de arme Peruaanen, uit den laagften modderpoel was opgegroeid! Zy wierden het eens, dat elk hunner zyn geheel vermogen zou geeven tot de uitrusting, welke ïy thans wilden onderneemen; en dewyl p rz a r r o het minfte daartoe kon aanbrengen: nam hy daarentegen het lastigfte en gevaarlykfte gedeelte der beezigheden op zich, ora naamelyk zich in eigen perfoon, aan het hoofd van de kleine magt te ftellen, welke ter ontdek-  tik) dekking en omkeering van het Peruiianfche ryk zou afgezonden worden. Daarentegen bood * im ag r o aan , om hem van tyd tot tyd yerfterking en den noodigen voorraad van leeftogt en oorlogs-behoeften te doen toekomen. Eindelyk zou de onnatuuriyke Priester, die geoefend was in alle de konften van listige onderhandelingen , te Panama blyven, om den Stadhouder in goede luimen te houden, en alle de overige aangelegenheden van hun komplat te bezorgen. Nadat men de toeftemming van den Stadhouder had verkreegen, ging l u q u e , die fchandvlek van het priesterfchap, over tot eene daad, waarover men, omdat zy zo zot was, zou moeten lagchen, indien zy niet nog in eenen hoogeren graad verfoeyelyk, dan zot, geweest was Hy ging met zyne faamenverbondenen in de kerk , hield eenen plegtigen godsdienst naar de Roomfche manier, welken men gewoon is, de Mis te noemen, en nadat hy eene ouwel, waarvan men zich by het avondmaal bedient * en welke de Katholyke Christenen eene Hostie noemen, ingezeegendhad, brak hy dezelve in drie ftukken, hield het ééne voor zich-zclven, eh gaf Ui, DE SI, E  ( «O de twee overigen aan zyne böndgenooten * ten einde (gelyk een waardig Schryver zegt) hun verbond , 't geen op niets doelde, dan op roof en moord, in den Naam van den Vredevorst te bezweeren. Wie moet niet beeven , als hy ziet, dat de Godsdienst, die de deugd en het geluk der menfehen moest bevorderen, van dweepers en huichelaars zo dikwerf tot een werktuig van boosheid en ontmenschtheid verlaagd wierd ! De geheele geduchte uittusting , waardoor men het grootfte Koningryk der nieuwe wae- reld wilde omkeeren, beftond • in één enkel Schip, het welk niet meer dan honderd en twaalf mannen aan boord had. Met deeze ellendige magtligtte p izas r. o den 14. November 1515 in den Zeeboezem van panama 'tanker, en nam zyn koers naar 't zuiden. Van nu af, lieve Kinderen! zullen wy de kaart van zuid-Amerika noodig hebben, welke ik tot dat einde eerst hier vasthegten zal. Deeze begint, gelyk gyziet, van de landengte Darïè, en loopt af tot op het Vuurland, derf zuidelyken hoek van Amerika. Het naaste land, van Darïé af gereekend, is, gelyk gy weet, en bier wederom zien kunt. — ■■ klaas,  ( 6? ) klaas. Terra-firma. vader. Of Tierra -firme, gelyk de SpsüV jaarden zeggen; dan volgt ■ o OBiiiB. Piml vader. Dan allen. Chili! eh vervolgens het Magelaam fche land. johannes. Het welk dóór de Magelaahfche Zeeengte afgefneeden wordt van het Vuurland t of Terra del Tuego. kar e l. Waarom wordt dit nu het Vuurland genoemd ? vader. Omdat zy, die hetzelve ontdekten, eenigcn vuurbraakenie bergen daarop vonden. ferdinand ii. Zyn die 'er dan thans Biet meer ? vader. De bergen zyn 'er zekerlyk nog, liiaar zy zullen thans wel opgehouden hebben vuur te braaken, omdat de laatfte zeelieden, die in die ftrëek gekomen zyn, zo veel my bewust isdaarvan geen gewag maaken. By ongeluk was de hoedanigheid van de Zuidamerïkaanfche lucht-:gefteldheid in dien tyd nog' 20 wéinig bekend, dat zy hunne vaart ongelukkig , in den onbekwaamften tyd begonnen.  (68) johannes. HOC zo ? vader. Dewyl het juist de tyd was, waarin de periodieke winden woeyen van dien kant, wcrwaards zy wilden heenen zeilen. johannes. Ik meende, Vader r dat.'er tusfehen de keerkringen altyd een en dezelfde wind waaide, welk men den Pas/Mtwini noemt? En deeze ftreek ligt immers tusfehen de keerkringen ? vader. Gy hebt volkomen gelyk; maar gy moet wecten, myn lieve johannes! dat deeze Pasfaat-winden alleenlyk midden op de groote Oceaanen , maar niet aan de kusten van de vaste waerelddeelen , hunnen regelmaatigen loop houden. Hebt gy lust, Kinderen ! om uwe oplettendheid een weinig intefpannen : dan zal jk u de hoedanigheid van de verfchillende winden, welke om onzen aardbol waaijen, wat naau^keuriger befchryven ? de meesten. O ja , Vader lief! p i e t x r. My zal het buitengewoon aangenaam zyn, omdat ik tot hier toe nog niet duidelyk weet, wat Pasfaat winden , Wisfelwindcn, en, ik weet niet wat al voor winden, zyn, waarvan alle oogenblikkea gefproken wordt. TA-  C 69) vader. Wees dan nu maar opmerkzaam; dan ftaa ik 'er u borg voor, dat u alles volkomen klaar zal worden. Tusfehen de keerkringen , en nog wel eenige graaden verder naar het noorden en naar her zuiden, waait midden op den Oceaan, jaar uit jaar in, byna zonder tusfehenpoozing, dezelfde wind. Daar, waar de zon juist lynrecht boven de aarde ftaat, is 't een volftrekte oostenwind. Verder op naar het noorden naar den keerkring van de kreeft toe, wordt dezelfde wind noordöostlyk, en verder af naar het Zuiden, naar den keerkring van den fteenbtk toe, zuidöostlyk. Dit is de zogenaamde Pasfaat.wind, welke echter, gelyk ik reeds gezegd heb, alleenlyk waait op den hoogen Oceaan, en zich yerliest, zodra hy tot honderd, en in andere ftreeken tot hy op dertig mylen na , de vaste waerelddeelen genaaderd is. johannes. Nu begryp ik eerst recht, waarom men de kleine Anülles verdeeld heeft in de Eilanden van den wind, en in de Eilanden snier den wind, vader. Laat eens hooren ! johannes. De Eilanien van den wind worden naar alle gedachten aldus genoemd , 3 om-  ( 70 ) emdat de Pasfaatwind tot deeze eilanden toe. wgaits en de Eilanden onder den wind, omdat de Pasfaatwind in deeze ftreek eerder ophoudt, dan hy deeze eilanden bereikt heeft. vader Hoort gy dit wel, gy overigen ? Pit moet gy opmerken , dewyl het rrósfchien zo fchielyk niet weder mogt voorkomen. pi eter. Maar wat zou toch wel de oorzaak zyn van den Pasfaatwind? vader. Ook deeze oorzaak hoop ik « begrypelyk te kunnen maaken. Wat gebeurt' . 'er, als gy in den winter de deur of hetvenfter open doet in een vertrek, dat wél geftookt is? pi et er. Dan komt 'er op éénmaal eene meenigte koude lucht in. vader. En waar zou dat dan wel vaa daan komen ? johannes. O, dit heeft Vader ons reeds eens uitgelegd! Dewyl naamelyk de warme tucht in het vertrek veel nerker uitgezet, en dus ook veel ylder en ligter is, dan de icoude lucht buiten het vertrek Hierom kan %y deeze laatfte niet genoeg tegenftand bieden, cn dus dringt deeze daarin , zodra 'er een 4eur of venfter geopend wordt.. ulV :VA-  ( 7- ) vader. Recht zo! Ziet mteens, Kinderen ! het zelfde gefchiedt ook alle dagen met de lucht tusfehen de twee keerkringen. Boven deeze ftaat de zon ten deele geheel, ten deele byna, lynrecht. Deeze lucht moet bygevolg ook meer verwarmd worden, dan alle de andere lucht buiten de keerkringen , en waarop de ftraalen der zon Hechts van terzyde neêrfchieten. Maar wordt nu de lucht tusfehen deeze kringen fterker verwarmd , dan wordt zy ook meer verdund, en dus ook ligtergemaakt. Zodra dit gefchied is, dringt de aangrenzende digter en zwaarer lucht onwederftaanbaar op dezelve in , om het afgebrooken evenwigt weder te herftellen. Dewyl nu de zon zich van het oosten naar het westen beweegt, of althans fchynt te beweegen, moet de lucht welke aan weder zyden grenst, in eene dubbele fcfiuinfche rigting toefchieten. Die lucht naamelyk, welke van de noordelyke zyde afkomt , moet in dc rigting van een' noordoosten wind komen; en die, welke van de zuidzydc aanwaait, moet in de rigting van 'een' zuidoosten wind indringen. Daar derhalven, waar beide deeze tegengeftelde winden faamcnvlceyen, en de een den anderen in zynen E 4 loop  (70 [oop verhindert, moet van beiden een volmaakte oostenwind worden, gelyk gy uit deeze afteekening zien kunt, waarby ik den tyd der nachtevening heb ondarfteld, wanneer de zon juist boven den Evenaar ftaat. jantje. Maar waarom houdt dan deeze Pasfaatwind op te blaazen, als hy het vaste land nadert 2 vader. Zeg gy my eerst, waarom de SilU (f) in den zomer fomtyds zo weinig bewecging heeft als of het een ftilftaand water was. jantje. Om dat de fluis dan gefloten ij. vader. Om dezelfde reden ftaat ook de Pasfaatwind ftil, wanneer hy tot aan de vaste wae- (*) Een kleine rivier by Hamburg.  C 73 ) waerelddeelen gekomen is. De gebergten van het vaste land zyn naamelyk de Huis, welke hem affluit. Daardoor wordt zyn loop geftremd, en dit niet alleenlyk naby het land, maar ook nog al vry verre in zee; gelyk ook; de Bille , wanneer de fluis gefloten is, niet alleen daar ter plaats, maar ook nog veel verder op, in haaren loop moet gefluit worden. Behalven deeze Pasfaatwinden , welke men ook wel gewoon is beflendige winden te noemen, zyn 'er ook nog andere, welke in zekere gewesten niet dan in zekere jaargetyden waayen. Deeze worden genoemd Periodieke vinden. Onder deeze zyn vooreerst de voornaamften de zogenaamde Whfelwinden, welke de Hollanders Mot4ifons, en de Engelfchen fidonfoons noemen. klaas. Wat zyn dit dan voor winden ? vader. Zodanigen, die geduurende zekere maanden in ééne rigting waayen; vervolgens eenen tydlang gaan liggen, even als of zy eerst hunne zeilen over eenen anderen boeg wilden wenden, en dan eensklaps uit eene tegenöverftaande rigting waayen. Zulke wisfelwinden heerfchen aan de Kust yan China en in veele gewesten tusfehen de E j Oost-  (74) ©ostïndifcfie eilanden. Somtyds gefchiedt het omloopen van dezelven niet by ftilte, maar met ftorm en onweder. Maar de zeevaarenden hebben die plaarfen opgemerkt, waar dit gemeenlyk gefchiedt, en weeten zich daarvoor te wachten. Een tweede foort van Periodieke winden zyn die geenen, welke regelmaatig alleen op zekere uitren van den dag waayen. Deeze vindt men by voorbeeld op de Kust van Mexiko, en op de Kitst van Kongo in Afrika, alwaar over dag altyd een uit zee blaazende westctrfnd, maar des nachts altyd een ooftlyke ïandwind waait. Op het eiland St. Domingo fteekt altyd des morgens tusfehen agt en negen uuren een oostlyke zeewind op, en loopt tegens den avond telkens om, tot een' westlyken landwind. Des morgens vroeg en des avonds met den ondergang der zon, heeft men aldaar alle dagen in 't geheel geen wind. De laatfte foort van winden, welke op onzen aardbodem befpeurd wordt, is die, welke wy by ons kennen , naamelyk de veranderlijke winden. Deeze waayen nu uit deeze, dan uit geene hemelsftreek, en zyn nu warm , dan koud, nu vogtig,. dan droog. Pe oorzaag .  C 75 ) ïaaken, waardoor deeze winden voortgebragt worden, zyn alte veel faamengefteld, en te ongenadig , dan dat men dezelven onder algc-i meene regelen zou kunnen brengen. Nu, Kinderen! laat het u niet verdrieten , dat ik my hierby zo lang heb opgehouden. Gy hebt de natuurlyke hoedanigheid van ons vaderland — de aarde — wat beeterleeren kennen , en ik zou niet weeten , wat, behalven de kennis van God, van onszelven en van andere menfehen, voor ons van meer nut zou kunnen zyn. Nu kunt gy ook oordeelen, hoemoeyelyk en gevaarlyk de Scheepvaart zyn moest, eer men gelegenheid had, om den loop der winden in de verfchillende tyden en in de verfchillende gewesten der waereld te leeren kennen. En nu begrypt gy eerst recht s 't geen ik te vooren zeide , dat p i z a r r o , by gebrek van zodanige ondervindingen, juist den onbekwaamften tyd had gekoozen , dewyl hy naar het zuiden wilde zeilen in eenen tyd, dat in deeze ftreek de periodieke winden juist van iet zuiden naar het noorden waayen. Morgen zal ik u verhaalen, hoe deeze togï vannzARRO is afgeloopen.  (r<5) EEN- en FEERTIGSTE GESPREK. Vader. Gelyk het ons gisteren ging by ons verhaal, dat wy vregens den wind niet van de piaats konden komen; juist zo ging het riz ar r o ook. Nadat hy zeventig dagen lang, onder de grootfte moeyelykheden en gevaaren, met tegenwinden en zeegolven geworfteld had, was hy nog niet verre boven de Paarkn-eilanden gekomen, welke gy hier midden in den grooten boezem van Panama ziet liggen; eene vaart, welke men hedendaagsch in zo veele uuren doet. , Hy landde op verfcheiden plaatfen van de kutt: maar alles wat hy daarzag en ondervond, ■was zo verfchrikkelyk, dat er de ftandvastigheid van eenen pizaeho toe behoorde, om zich in zyn voorneemen daardoor niet te laaten wederhouden. Hier vond men digt begroeide en ondoordringbaar bosfehen, zonder  ( 77 ) der vruchtboomen; en elders ontoegangkely11 ke moerasfen , of landen * welke geheellyk on*der water ftonden ; overal wilde en onheufche inwooners, die toefchooten , orri de ongenoodigde gasten van hunne grenzen afteweeren; overal gebrek, gevaar en onvoorziene zwaarigheden; nergens goud of andere kostelykheden, waarvan men zich zo veel had beloofd ! Hun gebrek aan leeftogt was zo groot, dat de honger hen dikwerf aanzette, om knoppen en jonge fpruiten van de boomen te knaagen, hoe weinig dit onnatuurlyk voedfel hunnen honger Ook beVredigen kon. Dit alles, en voornaamelyk de befmettende invloed van zulk een vogtig en zoel klimaat, vernielde een groot gedeelte van den kleinen hoop volks, en de overigen waren zo ki achteloos en nêerflagtig, dat p i z a u r o zich genoodzaakt zag, weder omtekceren, en eene verfterkirg aan boord te neemen, welke aimagro beloofd had, hem natezenden. Met dit inzicht aeilde hy naar Ckuchama, eene plaats, welke tegenover de Paarlen - eilanden lag. alma gr o had indedaad zeventig man Rekruuten byë'en gebragt , en was zynen bondgenoot daarmede nagezeild. Maar hun we-  C 78) wederzydsch ongeluk wilde, dat zy elkando ren mis moesten vaaren. almagro, die zich vleide met de hoop , dat p i z a r r o reeds voorlang in het goudryk land, het.eemigfte voorwerp van hunnen allervuurigften wensch, was aangekomen, zette insgeiyks aynen koers denvaards, en ondervond dezelfde wederwaardigheden, welke piussci daarin hadden belet. Oök vond hy overal, tvaar hy aan land wilde gaan, den dapperHen tegenftand van de wilde inwooners deezer kust. In een hevig gevecht met dezelven had hy het ongeluk, om door eenen pylfchoot, een oog le verliezen; en hy zag zich ook eindelyk genoodzaakt, om weder omtekeeren. By de Paarlen-Eilanden ontdekte hy de plaats, werwaards pizarro te rug ge- , zeild was, en fpoedde derwaards, om zich met hem te verè'enigen. Re, blydfchap over het wederzien wischte het fmartelyk herdenken aan de doorgeftaaiie rampen in hunne harten fchielyk uit; en beiden waren 'er zo verre af, om hunne om- [ derneeming optegeevén , dat zy veel meer beflooten, zonder uitftel en wel tegelyk, wederom uittejoopen. Dit gefchiedde; en het ge- ** luk  ( 79 ) hik was hen voor dit maal gunfliger. Zy moesten wel andermaal worftelen met alle de zwaarigheden en hinderpaalen, welke hunne eerfte proeve hadden verydeld: maar dewyï zy zich daartegen verzetten met een geduld, het welk zich door niets liet afmatten, gelukte het hen evenwel thans, om doortedringen tot de Matthksb.iay aan de kust van Quito. Zy landden te Takamez,, niet verre van den mond van den Stnaragdenjbsom. O welk een onderfcheid was 'er tusfehen deeze landftreek, en tusfehen alle de geenen. Waarin men tot dus verre aan land was gegaan ! Qjtito , het uitgeftrektfte en fchoonftc landfehap van het Peruaanfche Ryk, is een van de bekoorlykfte en gezeegendfte landen der waereld. Schoon hetzelve byna midden onder den warmen hsmelgordel ligt , heeft het echter zulk eene aangenaame gemaatigde lucht, dat men hier het verdichtfel van den gouden tyd, waarin een eeuwige lente heerschte, geloofd bewaard te zien. 1-EK.DiNAND XI. Hoe komt het dan, dat het hier niet even zo warm is, als in andere landen, die onder de warme hemelöreek liggen i  («o) vader. Dit komt eensdeels wegens de habyheid van de hooge Kordiüeras , welke met eeuwigen fneeuw en ys bedekt zyn, anderdeels van de groote Zuidzee, welke de kusten van dit landfehap béfpoelr. Het zy de wind nu óf van de eerften , óf van deeze ïaatfte kome-, in beide gevallen brengt hy zo veele verfrisfehing aan , dat daatdoor de hitte gemaatigd wordt tot eenen graad, die voor ons gevoel de aangenaamfte is. En de lucht is flaarby zo zuiver ; zo gezond , zo verkwikkelyk! Wie dezelve inademt, verheelt zich enkel genoegen en gezondheid te drinken. Hier ziet men niet één van alle de walgelyke en allerlastigfte Infekten, welke zulk eene groote plaag zyn voor de meefte overige Amerikaanfche landen. De grond is een vandevruchtbaarften in de waereld; alles ilaagt er wel; alles vermeenigvuldigt zich hier in het oneindige. Ik zeide zo even : dat 'er een geduurige lente heerschte; maar ik heb my niet wel uitgedrukt; een eeuwige lente, een eeuwige zomer , en een eeuwige herfst heerfchen tevens in dit land, het welk gelykt haar een Pafadys. Opgroeijend zaad en rype koorenvelden , knoppen , bloesfems en rype vruch-  C Si > jrruchten kan men hier in elk jaarfaizoen te gelyk zien. Doch ■ - godiiee. O , wat heerlyk land is dit 1 Daar moesten wy heen reizen, Vader lief! vader. Meent gy dat, Godlieb? Maar hoor eerst verder. Doch opdat dit fraaije land boven andere landen niet te veel zou bevoorregt zyn; en opdat de inwooners van hetzelve het leven in deeze waereld niet alte veel mogtcn beminnen: heeft de wyze en goedertierene Voorzienigheid, die deeze aarde alleenlyk fchikte tot eene fchool, waarin wy voor een beter land zouden worden opgevoed, ook aan deeze betooverende landftreek die maate van onaang enaamheden toegemeeten, welke daar voor noodig was. Zy heeft 't naamelyk zodanig gefchikt, dat, na een zeer klaaren en allerlieffelykften morgen, tegens een of twee uuren des middags, gemeenlyk de geheele hemel zich fchielyk bedekt met zwarte wolken , welke van de fchrikkelykfte onweders zwanger zyn. Dan worden menfehen en dieren bevangen van eene vreesfelyke verwagting over 'het geen gebeuren zal; vervolgens beginnen de onweders lostebarften , van welker heevkheid wy, hier te lande, ons naauwlykg ui. deel. F ee-  C «2 J eim'g denkbeeld kunnen vormen. Dé geheele hemel fchynt in brand te liaan, en de donder rolt met zulk een verfchrikkelyk geklaater tegen de hooge gebergten aan, en van daar we-, der terug, dat de aarde daarvan beeft, als of zy in ftuiptrekkingen viel. En indedaad, dit ïs ook dikwerf het geval; want veeltyds gaan. deeze onweders gepaard met aardbeevingen , waarvan men de afgrysfelykfte uitwerkfeler» ziet. Maar tot geluk voor de inboorlingen, wordt zulk een; aardbeeving, zo ze eenigzins heevig zal worden, door verfcheidene merkteekenen duidelyk genoeg voorfpeld. lotje. Hoe zo, Vader? va d e n. Vooreerst ontftaat 'er gemeenlyk. eene buitengewone beweeging in de lucht, welke van een dof gedruis verzeld gaat. —• Eensklaps fchynenalle de vogels van eene duizeling overvallen te worden. Zy vliegen niet meer, gelyk naar gewoonte , maar zy beweegea zich zodanig, dat zy voorwaards fchieten, en hebb' n de kracht niet meer, om hunne vlugt te ftieren, werwaards zy willen. Me» ziet hen dus tegen de muuren, boomen e». rotfen aanvliegen, dat zy de hoofden aanftukken ftuaeu. Kort. daarna wordt 'er eea vrees-  ( §3 ) vreisfelyk óndéraardsch gedruis befpenrrl; waarmede de honden gemeenlyk hun luid gehuil verè'enigen. Alle dieren ftaaa ilil met' -afgebreide beenen, het zy dat zy door inftinct of door de ondervinding, tegen de dreigende aardbeeving gewaarfchuuwd worden. Dan vlieden de menfehen uit hunne huizen naar het vryë veld, en het gefchreeuw der kinderen , het gekerm der vrouwen , gepaard «iet eene fchielyke duisternis en met huilende ftormwinden, maaken deeze vertooning tot de allerfchrikkeïykfte, welke men zich kan iroorftellen. De hoofdftad Lima. —> p i e t e r. Ach ja ! is viermaalen daardoor verwoest. vader. Tot dat zy eindelyk voor zeven-en-dertig jaaren het onderfte boven gekeerd en in een puinhoop veranderd is. ferdinand ï. Maar zy is evenwel we.«i deröm herbouwd ? vader. Zekerlyk is zy herbouwd, maar met meerder omzichtigheid dan eertyds. > In plaats van de hooge Europifche huizen, welke in 't geheel niet gefchikt zyn voos. een land, het geen aan zo meenigvuldige aardbeevingen onderworpen is, heeft men F a reg  C s4 ) Volgens het 'vobrig landsgebruik niét dan kleine gebouwen van ééne verdieping gemaakt, welke de fchuddingen der aarde beter kunnen verdraagen. Nu , Godlieb ? zullen wy nu dan nog naar dit land trekken ? godlieb. Neen, ik bedank'er voor 1 Met de aardbeeving wil ik niets te doen hebben. vader. Dus zullen wy ons dan maar vergenoegen, om alleenlyk met onze gedachten derwaards te gaan , en te zien , wat p izarro en almagro nu vervolgens zulle» beginnen. Het gezicht van dit fraai land, waarin zy zagen dat de inboorelingen, die met eene ftoffaadje van wol en katoen gekleed waren, zich met allerlei gouden en zilveren cieraadjen ©pfmukten, oveituigde hen, dat zy het doel .van hunne wenfehen bereikt hadden. Maar het volk was door de herhaalde lastigheden, welke zy op hunne vaart ondervonden hadden , en door ziekten zodanig verzwakt, dat het onmoogelyk was dit volkryk land intedringc:i. Na een fyp overleg namen zy het volgend befluit: almagro zou naar Panama terug zeilen, om nieuwe verfterking Jante  (85) ire brengen; maar mzarro zou met de rest van zyn volk. terug gaan naar het kleine eiland Gallo, het welk hier (op de kaart wyzende) niet verre van het vaste land ligt. Hier zou hy vertoeven, tot dat zyn vriend met de noodige verfterking wederkeerde. '• almagro ging dan onder zeil; macirte.Pen, en nog liet 'er zich geen fchip tot hunne verlosfihg zien. Het geduld en de krachtea van de meesten onder hen waren uitgeput, tóen zy eindelyk den wanhoopigen aanflag vormden, om hun wegzinkend leven toetevertrouwen aan eenige faamengebondenebalken, ■ten einde zich daarmede te waagen op den grooten Oceaan, en te beproeven, of zy ook misfehien het vaste land konden bereiken. Maar juist toen zy beezig waren, om zulk een vlot te maaken, ontdekten zy tot hunne onüitfprcekelykg vreugde een fchip, hetwelk naar het eiland klevende , cn kort daarna ook werkelyk by hetzelve voor. anker ging liggen. Hunne blydfchap was nog grooter, toen zy zagen, dat dit fchip van de bondgenooten te Panama was gezonden, die eindelyk middelen hadden weeten te vinden, om vergunning van den Stadhouder daartoe uittewerken. Wie had nu kunnen denken , dat menfehen , die voor hunne dolle dwaasheid zo zeer hadden moeten boeten, iets van grooter belang zouden gehouden hebben, d.m op het •ogenblik fcheep te gaan, om naar Panama by hun-  •Jturme landslieden wéder te keeren? Maar neen ! Deeze buitengewoone menfehen vergaten in het oogenblik van hunne verlosfing •ait hunne diepfte ellende , alles wat zy hadden verdraagen , en hadden van nu •af meer dan ooit befloten , om hunne begonnen onderneeming uittevoeren. — Vol van eenen blyden moed, beklommen zy het fchip , 't geen hen alleenlyk tot hunne t'huis reis gezonden was, en zeilden, niet naar Panama, maar andermaal zuidoostelyk op naar de kust van Peru. En nu was het lot van de arme Peruaanen zo goed als beurst. Na eene vaart van een- en- twintig dagen , bereikte p i z a rr o het gedeelte van de kust , alwaar eene PeruaanfcheStad, T/mie, genaamd, lag, welke gy hier op onze kaart kunt zien. . Hy ging- op deeze Reê voor anker liggen. Hendrik. Wat is dit , eene Reê? ■ vader. Geef acht , ik zal het u uitleggen. Wat een haven is , weet gy reeds.Stelt u nu voor, dat men zulk eene ingeflooten ruimte, waarin de fchepen voor wind en baaren beveiligd zyn , uitvaart :  (-93 ) vaart: dan is men immers aanftonds nog riieV, midden in de diepe zee ? Hendrik. Neen ! vader. De ftreek van de zee buitende haven , welke gemeenlyk door de kroni kelende kust op eene ' of meerder zyden tegen de winden beveiligd wordt ; waar dediepte nog niet zo groot en de grond nog bekwaam is , om het anker te houden, wordt de Reê genoemd. Aldaac gaan zodanige fchepen ten anker liggen, die óf te zwaar gelaaden zyn , dat zy de haven zelve zoude kunnen inloopen; óf die de haven reeds hebben verlaaten , enthans wachten op eenen guniligen wind, om hunnen togt te aanvaarden; óf eindelyk ook wel die geenen, die door tegenwind de haven zelve nog niet kunnen bereiken. ferdinand i. Maar zyn 'dr niet eok Reeën , waar geene havens zyn ? johannes. Zekerlyk ! Vader en ik hebben het te Elfeneur gezien; daar is eene Reê zonder haven. vad er. Het zelfde vindt men in meer plaatfen; haven en reê te gelyk hebben de meesten van u by Trawmtrndt gezien. Nu,  (94) Nu; Kinderen ! tot morgen moge onz» >izarro op de reê van Tmnbes blyven liggen ; dan denk ik, als wind en weder goed zyn, hem ook aan land te laaten flappen. T1VEM  (95) TWEE- SN VEERTIGSTE GESPREK. JCarel. Nu, Vader! is wind en weêr gunftig8 vader. Ja wel! gy hebt heden allen uwer* pligt gedaan; en ditis, gelyk gy weet de wind, die my in myn verhaal veider voortzet. Du» gaa ik onder zeil. Het fchip van pizarro had opdereêvaa lumbes naauwlyks het anker uitgeworpen , o£ daar vertoonden zich reeds by hem eenige Pe-* ruaanen, die over het wonderbaarlyk famen4 ftel van het zwemmend huis, en over de evea ao wonderbaare gedaante der blanke mannea met baarden , grootelyks verwonderd ftonden, Jn aller yl roeiden zy weder terug naar den, oever, en het duurde niet lang , of men zag tien of twaalf vlotten aankomen, welke met allerlei ververfchingen, ook met drank in gouV de en. zilvere vaten, gelaaden waren. Dit was e van zyn befluit aftezien; men liet hem dan ook werkelyk daar, en ik vind niet, dat men in 't vervolg ooit wederom iets van hem heeft vernomen. Eindelyk, na dat pizarro, al meer zuidwaards opzeilende, naar Santa (ziet hier op onze Kaart) gekomen was; ilond hy het verZoek toe van zyne reisgenooten , die wenschten weder te rug te keeren, en begon weder naar Panama te zeilen , in de hoop , om door eene genoegzaame verfterking welhaast in ftaat gefield te worden, om de door hem ontdekte landen in bezit te neemen: Deeze uitgeftrekte landen, welke ik tot dus verre reeds vooraf met den thans gebruikelyken naam Peru heb genoemd , hadden in dien tyd, zo veel men weet, in 't geheel nog geeG 5 ne  (ioö) ' ;pe gemeenfchappelyke benaaming. De Spanjaarden begonden eerst, dezelven te noemen riaar zeker rievier, welke Bin genoemd wierd. En hieruit is van tyd tot tyd de thans gewoqne naam P.m ontftaan. pi z a a r o bragt by zyne te rug komst proeven mede van de voornaamfte v»aaren uit die Jandftreeken , waar hy had aangelegd. Deeze beflonden voornaamelyk in allerlei gouden en zilveren vaten, in wollen en katoenen ïioffaadje en »n eenige Lar^aas. Ook had hy eenige jonge Peruaanen mede gebragt, om zich by zynen eerstvolgenden togt, als tolken van hen te bedienen. Want hy vleide zich met de vaste hoop, dat de Stadhouder delosriös, door de tyding van den buitengewoonen rykdont .deezer landen en op het zien van de medegebragte proeven van denzei ven, zich ligtelyk zou laaten beweegen, om hem en zyne bond, gcnootcn tot eene nieuwe uitrusting de behulp, zaame hand te bieden. Maar hy vond zich ia deeze hoop bedroogen. De Stadhouder, een man, die yeel te omzichtig was, oordeelde het niet raadzaam, om zyne eigen nog niet volkomen bevestigde volkplanting te verzwakken, en op onzekere veroveringen uitteloo- pen.  (m) pen. Hy voorzag misfehien ook wel, dat de dappere mannen, die deeze pnderneeming wil? den waagen , weldra zouden trachten zich onaf hangkelyk te maaken. Hy ging du* voort, om aan de drie verbondelingen allen byftanc* te weigeren, en deezen geraakten daardoor ia, geen geringe verlegenheid. . Want hun -eigen vermogen was nu geheellyk gefmolten , en hun krediet was gevallen. Maar met hunnen yver, met hun vast befluit en gemoedigd vertrouwen was 't dus nietgekegen. Deeze waren altyd nog dezelfden, en konden door den kwaaden ftaat, waarïa hunne zaaken in dien tyd ftondea, niet verzwakt worden. Ondertusfchen hegreepep zy, wel, dat 'er geen ander middel ter vervulling van hunne wenfehen over was, dan dit, dat zy zich onmiddelyk naar het Spaanfche hof keerden, ten einde van hetzelve gevolroagtigd te worden , ter uitvoering van hunne begonnen veelbeloovende onderneeming. Dus wierd het befluit genomen, dat pizarro naar Spanje reizen , en om deeze volmagt zou aanhouden. Met veel moeite konden de drie verbondelingen by hunnen vervallen geluksftaat zo veel gelds famen brengen, als tot deeze reis ver- ëiseht  ( io8 ) cisclit wierd. Deeze reis gefchiedde echte? indedaad. pizarro verfcheen aan het Keizerlyke hof (want karel v. regeerde in dien tyd reeds in Spanje) met eene deftigheid, welke by heft, die zyne laagc afkomst en zyne Hechte opvoeding kenden, groote verwondering verwekte. Hy deed verflagvan demoeijelykheden, welke hy en zyne reisgenooren hadden uitgeftaan; hy fchetste de heerlyke hoedanigheid en de verbaazende rykdommen van de onmeetelyke landen welke hy onrdekt had, en ftelde ten bewyze van de waai heid van zyn gezegde, de medegebragte proeven ten toon. kar el en zy:e Staatsdienaars geraakten by deeze befchryving in de levendigfte verwondering, pizarro wierd zeer geliefkoosd , en zyn aanzoek om volmagt ter verovering van de nieuw-ondekte landen, op het oogenblik goedgekeurd. Dees maakte aanifonds gebruik van de gunftige gezindheden van zynen Landsheer, en verzocht niet alleen om het Stadhouderfchap, maar ook om het Opperrechters iampt van het geheele land, 't geen hy zou veroveren, fchoon hy beloofd had, om deezen laatilen post voor zynen vriend alma. gr © te verzoeken. fe R-  ( iep ) ferdinand ii. Foei, dit was immers fchandelyk van hem gedaan ! vader. Zeer fchandelyk! Maar ik heb w tevooren gezegd, dat wy in het Charakter van deezen onzen held veele lelyke vlekken zouden ontdekken, welke den afkeer van alle braave menfehen verdienen. Hier ziet gy een van dezelven; en ik ben verzeekerd , dat het n, gelyk my , leed zal. doen , dat een man van zulke groote hoedanigheden , zynen naam door de laagfte baatzucht en door de fchandelykfte trouwloosheid zo zeer kon brandmerken. karei. Aan zynen tweeden bondgenoot heeft hy dan misfehien ook wel niet gedacht} vader. Ja wel! Dewyl dees, als een geestelyke, hem niet in den weg kon ftaan, verzocht hy voor denzelven de bisfchoppelyke. waardigheid in de landen, welke veroverd zouden worden, het geen hem ook beloofd wieid. Daarentegen verpligtte zich pizarro, om de uitrusting, zonder eenige hulp van de fpaanfche regcering, op zyne eigene kosten te befchikken , en hy moest belooven, dat dezelve zou beftaan in eene magt van tweehonderd en vyftig man. Maar hoe klein ook dit hoop-  hoopje Was, waarmede een van de grootfte koningryken in de waereld omgekeerd zou worden, zo weinig was evenwel p i z ar r o in ftaat, om hetzelve uit zyn eigen vermogen opterichten. Gelukkig was juist in dien tyd k o r t e s naar Spanje gekomen, om, gelyk wy weeten, in perfoon by zynen Landsheer befcherming te zoeken. Dees, die alle ondernecmende geesten achting toedroeg, en vóór zynen togt naar Mexiko, een krygskameraad van pizarro geweest was, fchoot hem van zyn vermogen zo veel geld, dat hy byna de helft van de beloofde uitrusting daarmed kon bekostigen. Hiermede moest hy heimelyk uit de haven van Seviiïè fluipen, omdat men menfehen gefteld had, die 'er op tóten zouden, of hy ook de voorwaarden van het verbond vervulde. Hy ontkwam dus dit onderzoek en zeilde terug naar Varia. On.'er den kleinen hoop, welken hy mede nam , en die niet veel meer beliep dan honderd man, muntten voornaamelyk vier jongt, fterkè en vuurige mannen uit, die ik u moet noemen, dewyl zy welhaast, als. hoofd - perfonaadjen, zullen verfchyncn op het  (tlt) het groot tóonéel, het welk thans 7al ge* opend worden. Drié van hen waren halve broeders, en de vierde een oom van pizarro. De eerften waren ferdik a n d , j u an , (dat is 1 o a n ,) en g onz a io , of gelyk anderen deezen naam fchryven , Oonzalez; en dé laatfte nuxi van alkanera. Hunne naamcn verdieken by voorraad aangemerkt te worden. Zodra pizarrö in de wateren van deh Mexikaanfchen zeeboezem was aangekomen, zette hy zynen koers naar Kombre de Dïós. Hier flapte hy met zyn volk aan land, en ging over de landengte naar Panama, De vreugd, welke debraave almagro over zyne terugkomst en over de gelukkige uitkomst van zyne onderhandelingen ondervond, veranderde welhaast in verbaasdheid en misnoegen, toen hy de laaghartige trouwloosheid ondekte , welke pizarro aan hem - zeiven had gepleegd. Deeze braave krygsman ontdeed zich vervolgens met verontwaardiging van de verdere gemeenfchap met een' man, die zich aan zulk een valsch gedrag jegens hem had fchuldig gemaakt: maar door de tusfchenkómsnde bemiddeling van dan Priester luqus: • en  en door het aanbod van p i z a r r o, dat hy het Opperrechters-ampt vrywillig aan hem zou afrhan, liet hy zich evenwel eindelyk te vrede Hellen. Op die wyze dan. wierd het verbond van dit Driemanfchap vernieuwd , men verhaastte den toeftel tot de voorgenomene onderneeming, en ,, en ging voor dit maal te bed!" zeide de Moeder, dewyl zy merkte , dat de klok reeds tien had geflaagen. De Vader behield de helft van zynen begonnen volzin in den mond, en het gezelfchap begaf zich ter rust. DRIE  C n3) DRIE- m VEERTIGSTE GESPREK. Des anderen daags, toen het uur, gefchikt iot het verhaal, wederom naderde, zag men ■den Vader met zeer veel drifts op- en nedergaan, en het voorhoofd wryven. De arme man was, gelyk men zien kon, in groote verlegenheid , dewyl hy den halven volzin, welken hy by het Hot van zyn verhaal van gisteren in den mond behield, ten eenemaal had verlooren. Het was erbarmelyk om aan te zien, hoe veel gewelds hy zich aandeed, om het woordje e n , waarby men hem gisteren geftoord had, zyn recht te geeven, dat is, hetzelve eenige andere woorden, als kamerdienaars of als kameniers te laaten volgen. Want het is bekend, dat dit ydele woordje met eenige voornaame Heeren onder de menfehen de aanmerkelykf'gelykvormigheid heeft, dat het ,wel een van de minst beteekenende is in dc va. deel. H ge»  ( "4 ) geheele woorden-waereld, maar evenwel altyd vóór veele anderen , die nogthans in den grond befchouwd, van tien maal meer belang zyn, den rang begeert. De Vader , die in zyne jonge jaaren met aanzienelyke lieden had verkeerd, wist wat het te zeggen was, eenen misdag tegen de Etiquette te begaan; én hy zag 't wel vooruit, dat het woordje E m het hem nooit zou vergeeven , wanneer hy de onbeleefdheid beging, om hetzelve zonder eenig gevolg, gelyk een gemeen man, daar nêer te flansfen* Het koude zweet brak hem uit van benaauwdheid; en dewyl de kinderen zyne verwarring merkten , fchudde hy zyn bekommerd hart uit in hunnen fchoot, en bad hen om goeden raad, hoedanig hy zich wel in deeze allerneetcligfte zaak zou, gedraagen ? Sommigen meenden, dat 'er niet veel aan geleegen lag, al wierd dit ydel ding eens zo openlyk ten toon gefteld. Anderen merkten aan, dat de gefchiedenis niet noodig had, zich over eenige uiterlyke pligtpleeging te bekommeren, maar elkeen daar moest plaatfen, waar by verdient geplaatst te worden. Anderen wierden driftig, en riepen uit: waarom is 't «ulk een dom ding, dat het nooi: het eerde zyn  ( "5) zyn kan , en evenwel altyd met een gevolg pronken wil ? Nog anderen begeerden te weeten : wien van het geheele huli-gezin het toch iets zou kunnen benadeelen , indien al, haar Edelheid het woordje en, mo.gt goedvinden, al haar leven lang daarover te pruilen ? Hou! riep de Vader deeze laatften toe, zo moeten wy nooit vraagen. De bedenking, of iemand ons zou kunnen benadeelen of niet, moet ons nooit verftrekken tot eene beweegreden, om ons meeF of minder naar hem te voegen. Want vooreerst is niemand , zo zwak, dat hy ons niet zeer Veel nadeel zou kunnen doen, zodra hy daartoe geneegen is ; en vervolgens is niemand ook zo groot en zo iierk, dat hy niet fomtyds den dienst en de genegenheid zelfs van de allergeringiten noodig zou hebben. Ach ja! zeide iotje, dit hebben wy eens . gezien aan de muis en den leeuw. Wel zekerlyk, antwoordde de Vader, gelyk het den leeuw ging met de muis, kan 't ons allen gaan met den armften bedelaar ook met het woordje e n. Hoe klein, en van hoe weinig belang het ook is, kunnen wy hetzelve echter in durend gevallen niet ontbeeren, H i en  c «o eh wy durven het derhalven ook niet zonder noodzaakelykheid voor het hoofd ftooten. Maar dit noodzaakelyk geval fchynt hier werkelyk plaats te hebben. Dewyl ik eene gefchiedenis verhaal, moet ik, gelyk eenigen van ulieden zeer wel hebben aangemerkt, elk zonder aanzien van perfoon en ftaat, naar zyne verdienfte behandelen; en dan zal het woordje e n met alle zyne ydelheid zeer wel van zelve begrypen, dat het niet veröngelykt wordt, als ik het daar laat ftaan , waar ik het eens geplaatst heb. Laat het 'er dan blyven ftaan! en ik gaa voort in myn verhaal, onbekommerd welke gevolgen de zaak voor my zal hebben. De bekrompen uitrusting, welke piiarr o en zyne vrienden eindelyk tot ftand bragtcn, beftond in drie kleine fchepen , en honderd en tachtig Soldaaten, waaronder zes en dertig Ruiters waren. Met deeze kleine magt, maar ook met eenen moed, welke de plaats van duizenden vervulde, ging pizarro in het begin van 't jaar vyfüenhonderd een-en-dertig onder zeil. Zyn oogmerk was, om by Tuinbes te landen; maar wind en weer lieten niet toe, om deeze plaats te bereiken ; hy zag zich.  ("7/ zich genoodzaakt, om de Sr. Mattfiys-baai inteloopen. Zyn voorneemen was, om van hier te land naar Tumks te gaan, een weg van' meer dan , vyftio mylen. Doch de verheid ,van deezen togt, was nog het minfte "t geen verdiende daarby in overweeging genomen te worden. Het ergfte was, dat men veele woeste, moerasfige plaatfen moest doorwaaden, en eene meenigte groote rivieren niet verre van haare uitloozingen, waar zy natuurlyker wyze het breedfte en diepfte zyn, moest overtrekken. Maar een man van zulk een vast befluit, als pizarro was, had zelfs den grooten Oceaan in zyn weg kunnen ontmoeten , en evenwel zou het hem niet hebben afgefchrikt. Hy wist ook zyne reisgenoten een gedeelte van zyne eigeneonvertfaagheid inteboezemen; en dus floeg men ook gerustelyk op weg. By de meenigvuldige moeyelykheden, waarmede de Spanjaarden op deeze'reis moesten kampen, kwam nog een ramp , dien zy zichzelven op den hals haalden, door hunne onmaatige en wreedaartige hebzucht. In plaats dat zy zouden getracht hebben, de liefde en achting der inboorclingen te verwerven , teeH 3 ken>.  (ti8) kende» zy hunnen weg met rooveryën engewelddaadigheden , en het eerfte gevolg daarvan was, dat men overal voor hen vluchtte; het tweede , dat zy welhaast het fchrikkelykst gebrek aan leeftogt en ververfchingen leeden. Afgemat door honger en meenigvuldige ongemakken, drongen zy echter door tot Ceaque, •ene plaats, welke niet verre van de zee, en byna onder del wie lag Het landfehap van dienzelfden naam vindt gy aangeftipt op onze Kaart. Met dezelfde verfcheurende gulzigheid, waarmede een troep uitgehongerde wolven op de kooyen van eene geruste kudde aanvalt, ftooven de Spanjaarden ook in deeze IndiSanfche ftad, verjaagden door hun geweldig gedrag de verfchrokken inwooners, en beroofden hëti van hun eigendom. Dit beftond niet flechts in levensmiddelen , maar ook in eenen aanzienelyken voorraad van gouden en zilvere vaten, en van zodanige edele gefteenten , welke men Smaragden noemt, en die in deeze landftreek gevonden worden, jantje. Misfchien heeft men ook wel de rivier, welke daar loopt, uit dien hoofde den Smaragdenfiroom genoemd. vadb&. Jawel. |oi n-  C U9 ) ' uoenraau. Wat kleur hebben dan de Smaragden ? vader. Groen, lieve koenraad; gy zult ze immers wel gezien hebben. koenraad. Ja wel! in ringen. vader. Recht zo ! De blydfchap over zulk eenen aanzienelyken buit wischte alle fmattelyke herinnering aan de voorige ongemakken uit het geheugen der Spanjaarden, en veroorzaakte , dat zy alleszins bereidvaardig waren , Om hunnen aanvoerder verder te volgen, weiwaards hy hen ook mogt leiden. Ook was pizarro niet weinig verblyd, de fraaje beichryving van de rykdommeH deezes lands, waardoor hy zyne makkers tot deezen togt had overreed , nu reeds voor een gedeelte bewaarheid te zien; en hy verzuimde geenea tyd, van dit eerfte gelukkig gevolg van zyne onderneeming gebruik te maaken, om nog meerder waaghalzen ter verfterking van zyne onaanzienelykekrygsmagtuittelokken. Met dit inzicht zond hy een van zyne fchepen naar Pa»a- . ma en een ander naar Nikaragua, om door eene bevallige fchets van zyne gelukkige omftandigheden, en door het vertoonen van een gedeelte van den gemaakten buit nieuwe Soldaatcn te werven. H4 sikk.  dirk. Van Nikaragua hebben wy, dat ik weet, nog niets gehoord ? vader, Ik geloof, neen! Ziet dan nu Sog eens op onze eerfte Kaart van den Mexikaanfchen zeeboezem. Deeze geheele middenfte Provincie, hier tusfehen Honduras en Veragua, .wordt Nikaragua genoemd. Hier beneden aan de kust van de zuidzee, niet verre van de groote landzee St. Séastiium, ziet gy ook de ftad , welke denzelfden naam voert, liggen, die de Stadhouder pedrariSs tot de volkplanting heeft aangelegd. Naar deeze ftad zondt thans pizarro eeH van zyne fchepen, terwyl hy het ander last gaf, om naar Panama te ftevenen. Hy zelf vervolgde middelerwyl zynen togt te land langs de kust, met eene ftoutheid, welke ligt nooit haars gelyken heeft gehad. Vrees en fchrik liepen voor hem heen, en verjaagden de inboorelingen uit alle de plaatfen waar hy inrukte. Men ging voort, om de verlaatene woningen van dezelven te berooven; en niemand was 'er, die durfde onderftaan, om éeeze onbefchaamde en roofzieke landloopers het hoofd te bieden, tot dat zy gekomen waren tot aan het eiland Puna, in den zeeboezem Guataquil, welke gy hier op onze Kaart zien kunt.  pizarro Hield dit eiland voor eene be-' kwaame plaats, om de wederkomst van zyne fchepen aftewachten , en befloot dus, om by voorraad zyn verblyf op hetzelve te houden.' Hy deed ten dien einde vlotten maaken , en op deeze roeide hy met zyne troepen derwaards.' Maar tot zyne verwondering vond hy hier een geheel ander foort van menfehen, dan diewelke hy tot dus verre gelegenheid had gehad, op het vaste land te leeren kennen. Deeze eilanders, die eene afgezonderde Natie fcheenen te zyn, waren dappere en oorlogzuchtige menfehen, die liever het uïterfte wilden waa-, gen , dan hun eigendom overgeeven. Zy boden dus den landdenden Spanjaarden met veel moeds tegenlïand; en hoewel de Spanjaarden door wapenen, en krygskunde by hen veel vooruit hadden; gaven zy deezen echter zo veel werks, dat p i z a r r o 'er wel een half jaar aan moest te kosten leggen , om hen geheel te onder te brengen. Ondertusfchen kwamen zyne fchepen van Panama en Nlkaragua weder met eene verfterking, die welklein, maar nogthans aangenaam was. Elk van deeze fchepen bragt omtrent dertig nieuw-geworven Soldaaten mede, waarin S by  (i«) by zich ook nog voegden twee zeer beroemde Officiers, met naame benalkazar. en soiro. Dit was voor de floutmoedigheid 'van pizahbo voldoende, om nu niet langer te wachten , maar zelfs de binnenfte Provinciën van het uirgeftrekte ryk intedringen, en een land te veroveren, het welk veel vierkante mylen grooter was, dan hy zyn geheele krygsheir aan koppen telde. Hy ftak ten dien einde weder van het eiland Pitna over naar het vaste land, om ten «erfle op Tumbes los te gaan. Maar tot zyn groot verdriet ondervond hy, dat men hem en zyn gevolg ook hier thans met geheel andere oogen befchouwde, dan in dien tyd , toen hy zich voor de eerfte maal op deeze kust liet zien. De roofzuchtige en gcwelddaadige han* delwyze van zyne troepen was nu overal, ook te Tumbes ruchtbaar geworden, en de voorige herbergzaamc milddaadigheid van de inwooners deezer plaats en van den Kazik, was thans verandei d in vrees en afkeer. Zy hadden zelfs de wapenen opgevat; en alles wat men deed om te - beproeven of men den Kazik tot vriendelyke onderhandelingen kon be weegen, was vruchteloos. mza&so, dien dit begon teverveeïen, be-  C m y befloot den Kazik aantetasten. Ingezelfchap van twee zyner broederen, en eenen troep van vyftig Ruiters, ging hy des nachts eene rivier over, welke het vyandelyk heir van de zynen fcheidde, trok den gehcelen nacht door eene ongebaande landftreek, en kwam met het aanbreeken van den dag aan de plaats, alwaar de Kazik zich met de zynen had geleegerd. De arme Indiaanen, verbaasd over de onverwachte verfchyning van eenen vyand dien zy niet geloofd hadden, dat zo naby was, en verfchrokken deor het gezicht van nooit geziene gedrochten, Haamelyk de paarden die met de Ruiters, welken 'er op zaten, Hechts, één wezen fcheenen uittemaaken, waren niet in ftaat, om den hevigen aanval van de Span. jaarden te verduuren. Zy namen de vlucht; veelen wierden met het zwaard gedood, en de overigen verftrooid. De Kazik, die door dit geval van zyne eigene zwakheid en van de onwederftaanbaare magt zyner vy'anden overtuigd wierd, verootmoedigde zich voor den overwinnaar, zond hem gefchenken en bad om vrede. godlieb, Was die dan Koning van het geheele land ? VA-  C 124 ) vad er. Neen, godlieb! hy was flechts een Stadhouder, die, als een afhangeling van den Koning, over de landftreek van Tumbes heerschte. johannes. Maar ik begryp niet, waarom de Koning zelf daarby zo ftil zit, en niet reeds lang eene bende krygslieden tegen de Spanjaarden heeft laaten aanrukken? vader. Dit zai Lts u wel begrypelyk maaken; maar dan moet iku eerst iets vernaaien van de gefchiedenis van het Peruaanfche ryk en van deszelfs ftaat, zo als dezelve in dien tyd was: wil ik dit doen ? jo h an n es. O ja , Vader! als 't u gelieft! vader. Welaan dan; maar vooraf moet ik u zeggen, dat het begin van deeze gefchiedenis , zo niet geheel en al verdicht, nogthans ten minften met verdichtfelen fchynt doormengd te zyn, gelyk gy - zeiven terftond zult ontdekken. Het Peruaanfche ryk, (zo verhaalenhet de Spaanfche Gefchiedfchryvers) had toe federt vier eeuwen gebloeid. De ftigters van dit ryk waren manko-kapak en deszelfs egtgenoot mama-ozello. Men heeft vermoed, dat deett twee peifooncn , die men, gelyk ook hunne  C "5 ) nc nakomelingen, in k as , dat is: Heeren, noemde, van Europifche afkomst waren. Mogelyk, zeide men, flamden zy af van Euröpeaanen , die eens wie weet voor hoe veele eeuwen ! —- op de Atlantifche zee verflaagen wierden, en aan de kust van Bracilïè fchipbreuk leeden. p j e t e b.. Maar welke redenen heeft men voor dit vermoeden ? vader. Die redenen zyn juist niet zeer bondig; vooreerst zeide men opgemerkt te hebben , dat de Peruaanen even als wy Euröpeaanen het jaar in driehonderd en vyf en zestig dagen afdeelden, en ook eenige ande-* re ftarrekundige weetenfchappen met ons gtmeen hadden. Vervolgens verzeekerden de Spaanfche veroveraars van dit ryk, dat de geheele familie van de Inkas zich van de overige inwooners hadden onderfcheiden door een blanker huid, en inzonderheid verfcheidene leden van dezelven van het mannelyke geliagt, door een baard aan den kin, waarvan het een zowel als het ander eene Europifche afkomst te kennen gaf. Eindelyk heeft men ons, op wat grond weet ik niet, bericht, dat 'ex in Pe*u een algemeens en federt on- aoe~  CI26-) •oemelyke jaaren voortgeplantte overleeverlng is geweest, dat 'er eerlang mannen met baavdan met geheel byzondere wapenen, van overzee zouden komen, en dit land aan zich onderwerpen. Dit zy dan, hoe het wil; het fchynt althans zeer waarichynlyk te zyn, dat 'er indedaad eens zekere mank(i-k»f*k en zekere mama-ozEtto geleefd , en den grond tot dit groote ryk der Inkas gelegd hebben. Deeze twee eerfte Inkas, zegt men, die zich door hunne grootte, door hunne kleur en ook door hunne kleeding van de wilde en naakte ïnwooners van dit land op eene buitengewoone wyze onderfcheidden, vertoonden zich eensklaps in het land, zonder dat men wist, van 'waar zy gekomen waren, en gaven zich uit voor kinderen der zon, welke hen had gezonden, om de menfehen in dit land goed en gelukkig te maaken. De landftreek, waar zy hunne verblyfplaats koozen, was deeze, welke gyhier op den dertienden graad zm'derbreetcte onder den naam Kusko vindt aangeftipt. manko, aldus verhaalt men verder, vergaderde de wilde inwooners van deeze bergachtige landftreek, en leerde hen , de aarde tc  C «7 ) te bewerken, zieh te kleeden , en hutten tot hunne wooningen te bouwefi. Daarentegen deelde ozeiio aan de vrouwen van deeze wilden de konst mede, om te fpinnen en te naayé'n , en onderwees dezelven tevens in alle andere vrouwelyke bezigheden, welke het bezorgen van de huishouding met zich brengt. Beiden, zegt men, vonden bekwaame leerlingen , en voltooiden gelukkig het werk, om van deeze woeste menfehen, die zich niet veel van de dieren onderfcheidden, eene Natie te vormen, welke reeds in veelerlei opzichten den naam van befchaafd verdiende. De eerfte zorg van deeze merkwaardige wetgeevers was nu , om den onmenschelyken afgodendienst der wilden, welke voor't grootfte gedeelte beftond in menschenöfferen, te vernietiger- door eenen godsdienst, die hen zachtere gevoelens inboezemde. Met deeze bedoeling onderweczen zy de menfehen, dat 'er Hechts één éénig allerhoogst Wezen was, het welk zyn fchepzel, de menfehen, tederhartig beminde, en zyn welbehaagen aan hetzelve had, indien zy zich ook onder elkanders zo tedfirhaftig bejtainden. Dit liefdery- ke  ( "8 ) ke, weldaadigc en hoogfte Wezen was — de Zon. ienicen. Och! vader. Zekerlyk is *t jammer, dat hun- ' ne kennis, na zulk een goed begin, niet nog eenige flappen verder ging, om optemerken, dat ook de zon, dit heerlyk, voor ons zo weldaadig hemelligchaam, niet God zelf, maar insgelyks alleen een van zyne fchepfelen, Hechts een middel in zyne hand was, om ons en zo veele andere van hem gefchaapene wezens wel te doen. Maar is 'er ooit eene dwaaling te verfchoonen , het is deeze, dat menfehen , die geen onderwys hadden genooten, op het gezicht van dien prachtigen vuurbol en by het waarneemen van den onbefchryflyken zegen, welken dezelve over ons en over de geheele natuur uitftort, tot het dwaalende gevoelen vervielen, dat dit groot, alles verleevendigend licht der wereld , zelf daarvan de Schepper en onderhouder was. . O hoe ligt kon het gebeuren , dat menfehen u, als een' God , eerbiedigden, . Weldoende Zon ! bron des lichts ! ■ vorftin des hemels! Toen  C "9 ) Toen hun eerfte gevoel hen door zo veele wonderen verrukte ! Indien de heiden u niet had geëerbiedigd het zou voor den heiden Een misdaad zyn geweest. Wanneer in den tempel van Kusko, Aan den bruisfchenden Ganges (i.) en aan de kuit van Hidasfis (z.), Het luide feeftvierende Choor der witge- kleedde Priesters. ,U met lofzangen begroette, en met wie-, rook offerde, Of de naakte Moor, in blyde digtgeilootene reijen, U met dansfen ontfing: was dit voor menfehen niet betaamelyker, Dan voor ftieren te knielen (3.), en Kalmanen te rooken (4.) ? Du| (1.) In Ooftïndië. (2.) In Medië en Ooftïndië. (3.) Gelyk men deed in Egiften. (4.) Een foort van gevaarlyke Krokodillen, weU ke door veele Indiaan/c/ie Natiën als Gtddtlyk wierd geëerbiedigd. III, DlEt, |j  ( 130 ) Dus was de Zon de God der Peruaanen; van haar leidden de Inka's hunne eigene afkomst af; men bouwde tempelen voor dezelve , en de Inka's zeiven , en wel de Inka's alleen , waren de beftendige priesters. Ook de ongehuuwde perfoonen van de vrouwelyke fexe waren , naar de wyze der Vestalen by de Romeinen , of der Nonnen by de Christenen, aan den dienst der zonne toegeheiligd. Dit belette haar echter niet, om in het huwelyk te treeden; maar de mannen , waaraan Zy zig overgaven, moesten vofitrekt, even als zy-zelve, uit het geflacht der Inka's zyn. — De Maan fchynen zy insgeiyks voor een foort van godheid, hoewel van mindere waardigheid en van eene fterffelyke natuur, gehouden te- hebben. Niets is zo zonderling , dan het gevoelen , 't geen zy hadden van .haa-e verduistering. Zy geloofden naamelyk , zo 'dikwerf dit verfchynfel zkh vertoonde, dat 1 zy ziek was, en vreesden dan , dat zy fierven, van den hemel vallen en de narde verbryztlen zon. Hunne vrees voor dit: gewaande ongeluk was zeer groot; maar het belagche•yke in de middelen, waardoor zy zulks meenden voortekomen, was nog grooter. 7.y maak-, ■J re*  (131) ten naamelyk een verbaazen d gedruis doof fchreeuwen, fluiten en trommelen , denkelyk om de arme zieke maan daardoor uit haare onmagt optewekken. Zy bonden ook hunne honden vast, en floegenze geweldig, om dezelven te doen blaffen en huilen, dewyl zy in de verbeelding ftonden, dat de maan, welke deeze dieren (ik weet niet om welke reden) ongemeen beminde, door derzelver gehuil het eerst wederom kon opgewekt worden. Op dezelfde wyze. maakten zy ook hunne kin* deren aan 't fchreeuwen en huilen , en geduurende dit algemeen geraas riepen jongen en ouden zonder ophouden met traanen in de oogen de woorden uit: Mama Kuïlk f dat is: lieve Moeder Maan! Wanneer nu de verduistering ten einde liep, geloofden zy dat het beter met haar was; hield dezelve eindelyk geheellyk op, dan ontfiond 'er een vrolyk en algemeen gejuich, en allen dankten zy de lieve Mama Kuïlla, dat zy niet gefiorven, en op hen neergevallen was. koenraad. Dat was toch zeer koddig, v a d e », Morgen, Kinderen ! zult gy nog iets hooren van de wetten en fchikkingen der inka's, 't geen u in verwondering zal opgei z to-  C 13O togen houden, en het vervolg van myne gefchiedenis voor u nog veel gewigtiger maaken. Want gy zult zekerlyk genoodzaakt zyn, — uw hart is 'er my borg voor — om de goede Peruaanen achting en liefde toetedraagen; en dan zult gy zo veel te meer met de grootfte aandoening deel neemen in alles, wat hen zal overkomen. VIER-  ( 133 ) VIER. en VEERTIGSTE GESPREK. Vader. Heden dan ros; iets van de wetten der Peruaanen, en vanhunne burgerlyke ' ftaa tsgefteldheid. HEET U ONDER ELKaNDEREN LIEF ALS EROEDERS ! Dit was de eetfte en voornaamfte eisch, welken de Inka's tot eene wet hadden gemaakt. Maar hier by lieten zy het niet; zy maakten tevens ook zulk eene fchikking in het land, dat alle hunne onderdaanen daardoor in ftaat gefteld wierden, om zich als leden van een en dezelfde groote familie t* befchouwen. Hoort, hoedanig zy zulks aanleiden. Alle de akkers van het land waren in vier deelen verdeeld. Het eene gedeelte, zeiden de Inka's, behoort de Zon, en dit moeten wy te faamen voor haar bewerken. De voortbrengfels van dit veld der zon zullen wy bc< I 3 ftes-:  C 134 ) fteeden tot onderhoud van de Priesters en van de heilige maagden, en ter bezorging van alle de dingen, welke tot onzen godsdienst behooren. Wat betreft het tweede gedeelte, tot welks "bewerking insgelyks ieder van ons de behulpzaame hand moet bieden; wy zullen hetzelve toevvyden aan de ouden , de weduwen en ■weezen , de zwakken en zieken , en eindelyk aan de gaenen, die het land tegen de vyanden befchermen. Het derde zal het eigendom zyn van ons, uwe Landsöverheid, en ook dit moet gy-allen gefamentlyk helpen bewerken; want daarvoor waaken wy voor uwwelzyn, en daarvan geeven wy onderhoud aan alle de opzieners, die aangefleld zyn, om toe te zien, dat 'er geen kwaad in ons land gefchiedt, en dat niemand van eenen anderen mooge beleedigd worden. Het vierde gedeelte eindelyk zal onder u - allen, en wel zodanig verdeeld worden , dat elke familie , de een zowel als de andere, juist zo veel ontvangt , als zy tot haar onderhoud zal noodig hebben, Hier kwamen nu die goede lieden tefaamen, fgelyk mede de Prinfen uit het huis der Inka 's, en allen verfcheenen zy zo gewillig en met zo  C 135 ) zo veel blydfchap, als of zy ten dans gingen. Zy gingen indedaad ook ten dans; want de geheele tyd van den arbeid was voor hen een feest, het welk nooit zonder muziek en dans begonnen of beilooten wierd. Eerst bewerkte men het veld der zon; ftraks daarna de akkers, welke gefchikt waren voor de behoeftigen en voor de krygslieden; dan eerst de landen der Inka 's, en eindelyk die, welke men het volk had aangeweezen. Deeze gemeenfchappelyke arbeid , gepaard met gemeenfchappelyke fchuldelooze vermaakelykheden, boezemden hen-allen een onderling vertrouwen en broedeilyke genegenheid in. Zy befchouwden de Inka 's als hunne Vaders, zich-zelven als broeders , hunne geheele Natie als eene enkele groote familie. Alles, wat de Inka 's verordenden, was by hen heilig, omdat zy 't voor een onmiddelyk bevel der Zon , hunne godheid, hielden. Maar als iemand onder hen het ongeluk had gehad, tegen eene der wetten te zondigen : dan was hy — o, myn lieve Kinderen ! merkt deezen fchoonen, allerbevaUigften trek in het charakter van deeze goede menfehen toch wél op! — „ dan was hy de eerite, die liep, „ om zich-zelven aanteklaagen, zynegeheimI 4 fie  C 136) V, fte misdagen te ontdekken , en te verzoeken „ dat men hem daarvoor mogte ftraffen." Nu, Kinderen'. wat zegt gy daarvan ? s enigen. Die goede menfehen ! vader. Is 't niet waar? Maar hoort nog meer. Om nu die broederlyke gezindheden, welke de Inka 's hen hadden ingeboezemd , te onderhouden en aantekweeken, mogt niemand eenigen eigendom hebben. Zelfs waren de akkers, welke men ieder familie tot haar onderhoud had aangeweezen , niet hun altoosduurend eigendom; maar na verloop van elk jaar wierd 'er eene nieuwe verdeeling gemaakt , waarby men telkens de vermeerdering of vermindering der familiën in aanmerking nam. Goud en zilver had in hunne oogen geen andere waardy , dan die, welke deeze metaalen wezenlyk hebben , naamelyk de waardy van eene duurzaame ftofFe, waaruit men vaten maaken kan, welke goed tot het ge■ bruik zyn. Wat geld, wat koophandel is, was ben onbekend; de een gaf den anderen wat hy over had, of -«erruilde het op zyn best voor zodanige zaaken , waaraan hy - zelf gebrek had, en welke de ander ontbceren kon. Niets  C 137 3 Niets hadden deeze vvyze Wetgeevers deezer Natie met meerder nadruk verbooden, dan de lediggang, dewyl zy zeer wel wisten, dat dezelve eene bron was van alle ondeugden , en een onvermydelykbederf vanligchaam en ziel ten gevolge had. Zy ftraften denzelven ten ftrengfte, en deeden 'er wel aan. Want de luyaart zondigt niet alleenlyk tegen zich-zelven, dewyl hy zich daardoor in armoede en ellende dompelt, maar ook tegen de geheele maatfehappy, om dat hy het bange zweet van de arbeidzaame leden verteert, zonder dat hy-zelf in het minfte iets tot de algemeene welvaart toebrengt. Zelfs de ouden en zwakken onder hen, die niet meer konden werken, moesten evenwel iets doen, 't geen voor hunnen evenmensen nuttig was; zy moesten naamelyk het bezaaide land bewaaken , om de vogels daarvan weg te jaagen. Zeer aanmerkelyk is de manier, hoe men de jonge Inka's op de proef Helde, voor dat zy de eer, van Kinderen der zon genoemd te worden, mogten genieten, en om zo te fpreeken, tot den ridderftaat of adeldom verheeven wierden. Ik zal u dezelve verhaalen, omdat ik verzeekerdben, dat het u vermaaken zal, Ij en  ( 138 ) en zo gy wilt, u ook var nut zyn kan. Want ,gy kunt u in dit verhaal fpiegelen; gy kunt u in uwe gedachten met de jonge Inka's vergelyken, om te ontdekken, of gy u in het geduld by het verdraagen van Iigchaamelyke fmarten, in mannelyke itandvastigheid , in Aerkte, gaauwheid en bekwaamheid des ligchaams en eenen onbezweeken moed , u reeds met hen zoudt durven vergelyken. De Inka's fchynen de waare grondftelling ïn het oog gehad te hebben, ,, dat hy , die „ over anderen heerfchen en boven anderen „ geëerd zyn wil, ook anderen in fterkte van „ ligchaam en ziel, in bekwaamheden en deugd „ moet te boven gaan." Uit dien hoofde waten zy zeer verre van te gelooven, dat de enkele geboorte iemand den adeldom zoude kunnen bezorgen ; wie by hen een edelman wilde heeten, en ook als een zódanige by anderen geëerd worden, mogt zich niet beroepen op zyne adelyke voorouders, maar hy moest zich-zelven als een' edelen man voor de oogen van alle menfehen gedraagen. Daartoe wierden nu de volgende proeven genoomen. Wanneer de jonge Inka's hun zestiende jaar hadden bereikt, wierden zy in een byzonder huis  ( 139 ) huis gebragt, het welk eigcnlyk tot dit gebruik gefchikt was. Aldaar kwamen met hen verfcheiden ouden uit de familie der Inka's byëen, die men wegens hunne ondervinding en eige»e verdienften tot Rechters had uitgekozen* Deezen maakten het begin van hunne beproeving daarmede, dat zy de jonge lieden zes achtereen volgende dagen lieten vasten , naardien zy hen dagelyksch niet meer, dan eene handvol raauwe maiz te eeten , en een weinig' Waters te drinken gaven. De geheele maagfchap van die jongelingen waren daarby tegenwoordig, en vastten mede, om hen door hun voorbeeld nog meer ftandvastigheid inteboezemen. Tevens lm eekten zy hunnen algemeenen Vader, de Zon , dat dezelve aan hunne kinderen moed en fterkte fchenken mogt, om deeze proef doorteftaan. Was 'er nu één, die dit niet kon doen, en begeerde te eeten ; dan wierd hy de eer onwaardig geacht een kind der zon genoemd te worden, en i.irgeftooten. Zy daarentegen, die deeze eerfte zwaare proef gelukkiglyk hadden doorgedaan, wierden , zodra zy zich door fpyzen hadden verkwikt ,' op eene tweede proef gefield. Anderr. \ ' haü  ( 14° ) halve mylen van de Stad Kusko was een heuvel, wlken men voor heilig hield. Naar deezen heuvel begaven zich de oudften, en met ' hen de jongelingen; en nu kwam het 'er op aan , wie van hen zonder rusten van daar tot aan de ftad kon looper. De ouders en vrienden plaatften zich ondertusfehen aan den weg, om de voorby loopenden door hunne toefpraak aantemoedigen, dat zy zich toch wel zouden houden, en liever hunnen laatften adem uitblaazen , dan den loop tot zulk een roemwaar' dig doel ftaaken. Was nu wederom den een of den ander zo ongelukkig van deezen langen loop niet te kunnen uithouden; wierd hy insgelyks voor onwaardig verklaard en uitgeftooten. Maar voor hen, die er ook dit maal wel afkwamen, was nu wederom eene derde proeve gereed. Men verdeeldeze in twee hoopen. De eene hoop moest eene vesting zoeken te beftormen, de ander dezelve te verdeedigen. Nu gaf men hen ter beproeving van hunne talenten in den kryg wel enkel ftompe wapens in handen; maar echter wierd het gevecht dikwerf zo hevig, dat 'er desniettegenftaande fommigen op de plaats fnetivelden, en anderen gevaarlyk gekwetst wierden. Als  C i4i ) Als deeze ftryd geëindigd was, moesten zy twee aan twee hunne fterkte en fnelheid in het worftelen, voorts in het fpringen, in het werpen met fteenen en werpichigten , in het fchieten met den boog en in het fteenvverpen met den flinger toonen. Als zy nu ook hunne bekwaamheid in deeze konsten beweezen hadden, wierden zy tien of twaalf nagten op de wacht ggfteld; en wee hem, die den inval kreeg om ftechts éénmaal de oogen toe te doen! Hy wierd, zonder ontferming', met de zweep geflaagen, en den adeldom van zyne vaderen voor altoos onwaardig verklaard. De zweepflagen echter kon hy niet geheel ontgaan; want ook deeze maakten een gewigtig gedeelte uit van de beproeving. Men floeg hen zonder de minfte verfchooning op hunne ontbloote armen en beenen; en zy mogten hierby geen de minfte blyk van aandoening geeven. De kleinfte trekking , het minfte terugtrekken van het geflaagen lid , haalde hen fchande en verftooting op den hals. Want, zeide hunne Rechters, wie niet in ftaat is, om flagen met de roede üittchouden, zal nog veel minder in ftaat zyn, om zich bloot te ftellen aan kouwen en fteeken, als het 'er op aankomt, 091  ( 14* ) om het vaderland tegen de vyanden te befcher■men. Zy gingen hierin nog verder. Men bediende zich van zeer geöeffende rechters, die alle hunne bekwaamheid moesten befteeden , om de jonge lieden eenig bewys van vrees aftepersfen. Deeze liepen hen nu met eene fcherpe fpiets recht op de oogen aan, als of zy het er op toegelegd hadden, om hun dezelven uit het hoofd te ftooten, dan hielden zy zich als of zy hen een arm of een been wilden afhouwen. Wie nu ook hierby de minfte benaauwdhcid liet blyken ; wie flechts met de oogen knikte, of dat gedeelte van zyn ligchaam, waarop de rechter fcheen te mikken, flechts eenigszins terugtrok, wierd ook al uitgeftooten , en tot geen verdere beproeving toegelaaten. Want, zeiden de Rechters , het is onmogelyk , dat hy, die fchrikt voor wapenen van zyne vrienden, waarvan hy immers weet, dat zy hem niet kwetzen zullen, niet veelmeer zou fehrikken voor de wapenen der vyanden. Nadat men nu op deeze wyze de ftandvastigheid , het geduld, de onvertfaagdheid en de gefchiktheid voor den kryg, by de jongelingen genoegzaam had beproefd: moesten  C 143 ) i zy vervolgens toonen Jat zy ook geleerd hadden , om zelf voor allehiinne behoeften, als krygslieden, zorg te draagen.' Ten dien einde moesten zy eenen boog en pylen, eene knods om te vechten, een werpfchicht, een lans, een flinger, een fchild en een paar fchoenen maaken, welke beftonden uit Iedere zooien die met wollen banden wierden vastgemaakt. Zo lang deeze beproevingen duurden — en deeze duurden eene geheele maand — wierden de jonge Inka 's dagelyks van hunne opperhoofden en leeraars bezocht, die hen aanmoedigden , om zich wel te houden. Deeze bragten hen de gsddclykheid van hunne afkomst en de daaden van hunne voorvaderen te binnen ; overtuigden hen van den pligt, om zich voor de welvaart van het vaderland opteöfFeren; gevan hen eene fchets van de zacht- ■ moedigheid en gulhartigheid, welke zy ieder burger van den ftaat bewyzen , en van de mild* daadigheid, welke zy als kinderen der zon, jegens de behoeftigen oefenen moesten. Voornaamelyk fcherpten zy hen den eerften van alle gezellige pligten in , naamelyk de rechtvaardigheid, en overtuigden hen, dat men ajleenlyk daartoe raagt en gezag verleende, op-  C144) opdat zy in ftaat mogtenzyn, om de verdrukte onfchuld te befchermen, en te bezorgen dat niemand onrecht leed. Zelfs de erfgenaam van het koningryk, of volgens onze manier van fpr-eeken de Kroonprins , moest deeze beproevingen ondergaan. Ja men betoonde jegens hem nog eenegrootere ftrengheid , dan omtrent alle de overigen: „ want, zeiden de eerwaardige Rechters, de„ wyl hy over allen heeifchen zal, is 't ook „ billyk, dat hy alle de overigen even zo zeer „ in deugd, als in waardigheid overtreft; en* „ dat hy de geduldigfte, de dapperfte, de „ ftandvastigfte, de maatigfte, de goedertie„ rendfte en de werkzaamfte in het geheele „ koningryk zyn moet. Alleenlyk deeze voor„ rechten, en niet zyne geboorte, geeven ,, hem het recht tot de heerfchappy over an„ deren. En het is noodzaakelyk, voegde» „ zy 'er by , dat hy alle de lastigheden van „ den oorlog zelf ondervinde, opdat hy lee„ re die geenen te befchermen, welken dezelven in het toekomende voor hem zullen „ op zich neemen." Geduurende den geheelen tyd der beproeving wierd de toekomende Koaing in armelyk gewaad gekleed, en moest bar-  ( i45 3 barrevoets gaan, opdat hy leeren rnogt, ooe de geringften en armften onder zyn volk als zyne broeders aantemerken, zich milddaadig jegens hen te betoonen , en zich. daardoor den luisterryken eernaam van Huachakujak, dat is een Vriend der armen, waatdig te maaken. Wanneer nu aÜc deeze beproevingen gelukkiglyk waren doorgeftaan, wierden in de eerftè plaats de Moeders én Zusters van deeze edele jongelingen geroepen, om hen het eerfte eerteeken aanteleggen, beitaandc in een paar fchoenen met linten of ftrikken. Vervolgens verfcheen de Koning zelf, verzeld van de grooten des ryks, zyne naaste bloedvrienden. D'e jongelingen wierpen zich voor hem op hun aangezicht ter aarde , terwyl hy - zelf eene korte redevoering aan hen hield', waarin hy her£ voorftelde : dat het niet genoeg was, de eerteekencn en het cieraad van de Ridders te draagen, maar dat zy nu ook alle de deugden moesten oefenen, waarin hunne edele voorvaderen hadden uitgemunt. Dat het nu voornaamelyk hun pligt was, om de zaak der ónderdrukten te handhaaven, èn müddaadigheid jegens de armen rechtvaardigheid jegens iedereen.' ie oefenen. Dat zy hunnekoogc afkomst daar* m. nBit, K dós*1  ( HÓ) door moesten bewyzen, dat zy hunne daadcn even zo luisterryk maakten, als de ftraalen van hunnen algemeenen Vader waren, die hunne voorouders om geene andere oorzaak van den hemel had gezonden, dan alleenlyk opdat zy en hunne nakomelingen de menfehen gelukkig zouden maaken. Hierop naderden de Jongelingen tot den Koning , en knielden de een na den anderen voor hem neder, om van zyne hand het voornaamfte teken van Koninglyke afkomst te ontvangen, het welk beftond in doorboorde ooren. De Koning verrichtte dit werk met eene groote gouden naald, welke hy in het oor liet fteaken, opdat het gat van tyd tot tyd grooter zou worden. De jonge Ridders kusten vervolgens de hand des Konihgs, en keerden ziek tot dien Inka, die de tweede was in het ryk. Dees trok hen de geftrikte fchoenen uit, es deed hen fraajer fchoenen aan de voeten, welke een onde rfcheidingsteken van de Inka's waren. Hierby kuste 'hy elk op de rechte fchouder, terwyl hy zeide: ,, de zoon der ,j Zon, die zulke heerlyke blyken van zyne M deugd heeft gegeeven , verdient gekii3t*te „ worden." Dan wjerd hem hei; Koninglyk' hoofd- ,  C ut) hoofdyercieffel gegeeven , het welk beftond in een katoenen doek, die om het hoofd gewonden en met bloemen en lofwerkfopgetooid wierd. Eindelyk reikte men elk een werpfchicht en een byl toe, met de woorden: „ men geeft u deeze wapenen, opdat gy de,, zeiven beezigt om de wreedaards, verraa„ ders, tirannen, lediggangers en andere boos„ wigten te ftraffen, die de rust der maatfehap3, py verftooren." Daarmede was de geheele plegtigheidgeëindigd ; en nu kwam de geheele maagfehap om de jonge Ridders te omhelzen, om zich met hen overtegeeven aan de vreugde over de gelukkige uitkomst van de volbragte beproeving. Allen waren verrukt, en men vierde deeze blyïle gebeurtenis eenige dagen lang met zingen en dansfen. En nu , Kinderen ! wat zegt gy daarvan ? Zoudt gy wel moeds genoeg hebben , om eene foortgelyke beproeving te ondergaan ? Wat dunkt u, freérik? freérik. ja, als ik ook eerst zestien jaaren oud ben. Ik ben nu eerst in myn agtfte, vader. Nu, wy zullen dan nog agt jaaren wachten, cn dan nader zien! —— On~ K 2 rl«r-  C 148 ) dertusfchen ben ik verheugd, kinderen \ dat ik u wederom heb kunnen toonen, hoe ven, re de mensch het brengen kan, zpdra hy flechts den ernftigen wil heeft, om beter te worden! Daar is niet één van de onnoemelyke krachten en vermogens van zyn ligchaam en zyne ziel, welke hy niet tot het verwonderenswaardige toe kan befchaaven en verfterken. O 4 hoe gelukkig zyt gy , dat gy u nog in dien ouderdom bevindt, waarin gy de proef hiervan aan u-zeiven kunt neemen! Was het my toch vergund, om tot uwe jaaren weder te keeren ! 6 Hoe zou ik myn voordeel doen met elke aanleiding tot verbetering! Hoe zon ïk myn ligchaam harden, en mynen geest wapenen met eene onöverwinnelyke flandvastigheid tegen alle de wederwaardigheden, gevaaren en rampen van het menfchelyk leven ! Welke bekwaamheden zou ik trachten te verwerven ! Met hoe weinig zou ik leeren ver-' genoegd te zyn ! Maar, helaas! het is nu te laat voor my. Zo als ik nu ben, moet ik ge*, duurende myn gantfche leven blyven. Dit is fmartelyk; maar de gedachte, om in u , myne kinderen! weder te herleeven; om u, in en voor wie ik thans alleenlyk leef en arbeide.  C H9 ) u gezond en fterk van ligchaam en ziel, en met duizend nutte kundigheden en bekwaamheden te zien opgroeven, en totbraave mannen ten al. gemcenen beste te zien ryp worden — deeze gedachte troost my over het gebrek van eene verftandige aanleiding in myne jeugd. Gaarne zal ik tevreden zyn met den kleinen graad van volmaaktheid, welken ik hier kon verwerven , als ik flechts zie, dat gy , myne lievelingen ! het hooger doel bereikt, 't geen ik zelf niet meer kon bereiken, omdat de dag reeds te verre verloopen was , toen ik zulks begon natejaagen. O God ! laat ik toch in deeze hoop — de aangenaamfte verkwikking van myn hart onder de lastige Vader-zorgen, welke gy my hebt opgelegd — ö laat ik toch in deeze hoop niet worden te leur gefteld! (Hier volgde eene kleine tusfehenpoozing; waarop de Vader zyn verhaal op deeze wyze voortzette.) Nu, kinderen ! laat ons tot onze gefchiedenis wederkeeren. Het zal u, uit hoofde van 't geen ik u thans van de Peruaanen, on voornaamelyk van hun- . ne O pperhoofden , de Inka's, verhaald heb, aog veel onbegrypelyker geworden zyn, waarli 3 om  C 150 ) öm men de Spanjaarden dus Tonder eenïgeri tegsnftand liet rooven en geweldenaryën pleegen , en dat men niet eene krygsbende tegen hen uitzond, om hunne wrevelmoedigheid té keer te gaan ? 'Men zou denken , dat een ryk, het welk gegrond was op zulke wyze wetten, en het geen zulke verftandige , zulke goede en dappereVorsten tot Regenten had, zich immers van een handvol landloopers niet ongeftraft in zyne rust zoude hebben laaten ftooren. En evenwel hebben wy gezien, dat dit indedaad het geval was. Dit fchynt nu onbegrypelyk te zyn; maar let wel op , kinderen ! ik zal u het raadfel ontvouwen. Elf achtereen volgende Koningen , allen goed, braaf en vergenoegd, hadden federt den dood van den Stichter maneo, over het Peruaa»fche ryk geheerscht, zonder dat het hen ooit in de gedachten was gekomen, om de paaien van hunne heerfchappy verder uit te zetten. Zy vergenoegden zich met 't geen zy hadden, verdeedigden het kloekmoedig tegen, eiken vyündigen aanval, en waren vry van alle zucht tot veroveringen. En even gelyk de wetten van den wyzen m a n k o deeze goede Koningen heilig waren, waren zy het ook H; ü :;: J- :' : vooy  C 151 ) » voor hunne onderdaanen. Allen beyverden zich, om deeze wetten optevolgen; en allen leefden om die reden vergenoegd en gelukkig. Doch deeze gelukzaligheid had een einde, zo dra 'er een Koning aan de regeering kwam, die door eerzucht en eigenbelang wierd aangefpoord, om zyne grenzen uittebreiden. huana kapak, de twaalfde Peruaanfche Koning na den Stichter van het ryk, was de verftoorder van die gelukzaligheid. Men befchryft hem als een dapper krygsman; en dit wilde hy niet te vergeefs zyn. Hy veroverde de groote provincie Quito, en maakte daardoor zyn Koningryk de helft grooter: maar hy leide ook juist daardoor tevens den grond tot de volgende omkeering van hetzelve. Want om dit nieuw-veröverd land dies te vaster aan zyn vaderlyk ryk te verbinden , trad hy in huwelyk met de dochter van den overwonnen Koning, en krenkte daardoor eene wet, welke voor zyne voorvaderen altyd heilig was geweest, naamelyk deeze : dat de Inka's nooit anders, dan met perfoonen uit hun eigene familie , een huwelyk mogten aangaan. 'Gelyk de Koning is, zo is ook het volk. Kan de Koning het eerst van aich verkrygen , om K 4 d beiden om de vriendfchap van dezelven verzochten. Begrypt gy nu, waarom men hen zo onverhinderd hunnen gang liet gaan , en hen met geene magt tegenftand bood, welke hunne roveryën te keer kon gaan ? p i e ter. Ja, nu is 't wel begrypelyk. vader. Wee het land, wee die maatfchappy, welke door innerlyke onëenighcden ontrust wordt ! Hunne geheele welvaart is weg; en de zwakfte uiterlyke vyand is magtig genoeg, om dezelven te overweldigen. Een waarfchuuwend voorbeeld hiervan levert het vervolg van myne gefchiedenis op', 't geen, gy morgen zult hooren,  C 156 ) VTF- en VEERTIGSTE GESPREK. V ■ vader, pizarro ging van Tumbeï al verder voort naar het zuiden , tot dat hy den mond van eene rivier bereikte, welke gy op onze kaart onder den naam van Vmruvindt opgegeeven. jantje. O ja , hier (op de. haart wyzmde) .waar St. Michatl ligt. vader. Recht! dit St. Mïchaël is de eerfte volkplanting, welke de Spanjaarden in Pera hebben aangelegd, pizarro vond deeze landftreek ongemeen- bekwaam tot eene vaste woonplaats, en befloot.dus, een gedeelte van zyn klein heir aldaar te laaten, om deeze plaats te bebouwen , terwyl hy zslf zou beproeven om met de overige handvol menfehen tot in het binnenfte van het land jioortedringen. Juist toen hy dit ontwerp had gevormd, •nt-  ( *5? ) witvïng ky eene bezending van den gevangeA. h u a s k a r , die hem om hulp tegen zynen broeder iiahuupa liet verzoeken, Doof deeze afgevaardigden ontving hy tevens het eerfte volleedige naricht van de verwarringen en beroerten, welke in dit land heerschten , en hy begreep thans, waarom men hem tot dus verre zo gerust had laaten begaan. Een gewigtig naricht, waarop zyn onderneemende geest de grootfte hoop vestigde. En dit weï te recht; want hoe gemakkelyk kan niet een ryk t' onder gebragt worden, 't geen met zichzelven oneens is! Hy nam het befluit, om van deeze gewenschte omftandigheden terftond ge.bruik te maaken, en begon tot Kaxamalka door te dringen , een plaats, by welke a t a h u a lp a zich met een magtig heir van de beste Peruaanfche krygslieden had geleegerd. Hy was nog niet verre gekomen, of hy, ontving van deezen insgelyks eene bezending ; die de bedoeling van haare komst meer door, luisterryke gefchenken , dan door woorden te kennen gaf. De plaats van tolk moest een jong mensch bekleeden, dien de Spanjaarden uit Vma mede genoomen , gedoopt, en den naam van philipp uio, dat is, kJleinePhn  C 15* ) • lip gegeeven hadden. Dees had echter nog niet veel van de Spaanfche taal geleerd, en de fy> ne Peruaanfche tongval fcheen hem insgelyks onbekend te zyn. Het zou dus moeite gekost hebben , om het eigenlyk oogmerk der bezending te begrypen, indien niet de aanzienelyke gefchenken. welke zy medebragt, de plaats van eene duidelyker uitlegging hadden vervangen. Want daaruit konden zy de vredelievende gezindheden opmaaken , en uit enkele woorden, door philippilio vertolkt, bebegreep men genoegzaam , dat de Inka de Spanjaarden uitnoodigde, om by hem te komen , ten einde een verbond van vriendfehap met hem te fluiten. De gefchenken beftonden in allerlei vruchten, fraai-geweefde ftoffen, goudert en zilvere vaten, en edele gefleenten, nevens een paar ryke halve laarfen en goude brazeletten voor pizarro, welke hy moest aantrekken, opdat de Inka hem terftond daaraan kon kennen. pizarro nam deeze uitnoodiging nier Vermaak aan, en rukte met veel meer gerustheid voort, terwyl hy zynen broeder ferdinand en sotto vooraf zond, om den Inka in zynen naam een tegen-compliment te  te maaken. Hy-zelf wierd overal van de av» boorelingen op de eerbiedigde en liefderykfie wyze ontvangen. Men bragt aan hem en zyn volk overvloed van leeftogt, en de eerbiedige oplettendheid van die goede menfehen ftrekte zich zelfs uit tot op de paarden der Spanjaarden. Want dewyl zy hadden gezien, dat de paarden op hun gebit kaauwden ; verbeeldden zy zich, dat deeze wonderbaare wezens ziek geneerden van metaal, en kwamen fchiclyk en leiden hen eene meenigte gouds eh züvers voor, opdat zy zich recht wat te goed mogten doen. De Spanjaarden lieten hen gaarne by eene dwaaling, welke voor hen zo voordec3ig was, en verzamelden met veel genoegen elk gerecht van dien zonderlingen paarde-maaltyd in hunne zakken. De twee, die vooraf gezonden waren, kwamen middelerwyl by het leger, het welk omtrent eene myl van Kaxamalka ftond. Zy wierden door eenigen der voornaamile Staafcdicnaaren van den Inka ingehaald, en zagen eenen troep gewaapende Indiaanen naderen , die opgetrokken waren , om hen eer te bewyzes. soiio, die niet recht wist, wat hun oogmerk weezsn mogt, gaf zyn paard de fpoo- reB*  ren, en jaagde in den vollen loop op den aan^ voerder van deeze eerwacht los. Het gezicht van een galoppeerend ruiter was voor de Peruaanen te nieuw en te vreesfelyk, dan dat zy zulks hadden kunnen uithouden. Zy ftooven in een oogenblik uit eikanderen, en hun aanvoerder bleef alleen achter, om de geduchte vreemdelingen met een foort van aanbidding te ontvangen. Men leidde hen vervolgens naar de wooning van den Inka , van wien zy zeer liefderyk wierden ontvangen. Twee Princesfen van Koninglyken bloede reikten hen zekeren drank toe, en hen wierden ftoelen van goud aangeboden , om zich daarop te plaatzen. Hoe Haarden hunne oogen by het gezicht van het meenigvuldige goud en zilver , waarüit het gewoone huisraad vervaardigd was, en hoe gaarne zouden zy nu reeds hunne greetigehanden daar aan geflagen hebben ! Ondertusfchen deed ferdinano aan den Inka , onder het vertolken van p h iiipputo, opening van de oorzaak van hunne komst * omtrent in deeze woorden: „ Dat de magtige Opperheer van de landen ^ tegens het oosten, zyn Meester, en het >, Opperhoofd van de Christelyke kerk * de Paus /  C ) Paus hert hadden gèzoriden j om den In-7 „ ka en zyne onderdaanen uit de magt de; „ duivels te vèrlosfen;" Dit voorftel, dat uit Zyn eigen aart voor deri goeden Inka geheelonverflaahbaai was, wierd hem door pmtippitto, die 'er zelf naauwlyks een derde van verftond, zo onzinnig vertolkt dat 't hem ten eenemaal onbegrypelyk moest Voortkomen. Inmiddels antwoordde hy met de grootfte beleefdheid, dat hy morgen hunnen aanvoerder zeiven zou bezoeken , om te beproeven i waarmede hy hem eigenlyk voldoen kon. De twee afgevaardigden keerden vervolgens weder naar Kaxamalka y werwaards p izarro ook reeds gekomen was, en zyn hoofdkwartier in eene wooning van den Inka ter dier plaatfe genomen had.- Alles wat de Peruaanen nu tot dus verre van de Spanjaarden gehoord en gezien hadden, verbyfterde hunne gedachten j en maakte hen ten eenemaal ortzeekers wat zy van deeze wonderbaare vreemdelingen gelooven moesten. Nu waren zy geneegen, om hen als hoogere wezens te befchouwen, die van hunne godheid gezonden en gekomen waren ,- om' hen Wel te doen; en in dit geloof wierden zy beves- ki, d E E li L ' tïgd  t'igd dobr de geduurige verzekering van dezelven , dat zy gezonden waren, om hen den waaren weg ter gelukzaligheid te toonen. Dan weder konden zy zich niet onthouden, om hen als vyandige wezens aantemerken, die gekomen waren, om hen den toorn van de beleedigde godheid te verkondigen, en hen voor hunne misdryven op eene fchrikkelyke wyze te ftraffen ; en dit gevoelen wierd hen door het roofziek en geweldig gedrag der Spanjaarden ingeboezemd. In de ziel van den Inka fcheen het eerfte vermoeden ftand gegreepen te hebben , vermits hy uit eigen beweeging het befluit nam, om by het Opperhoofd van deeze onbegrypelyke vreemdelingen een ber zoek afteleggen. Inmiddels wierd 'er van wederszydea tot dit bezoek toeftel gemaakt, 't geen echter van eenen zeer verfchillenden aart was. a t aHualp a maakte fchikking tot eenen luisterryken en plegtigen togt, zonder den minften argwaan te hebben van eenige mogelyke arglistigheid aan de zyde der Vreemdelingen. Daarentegen maakte pizarro voorbereidfelen, welke niets minder fcheenen te zyn , dan fchikkingen tot eene vriendelyke en plegtige by«  ( S63 5 feyfeénkomst. Hy verdeelde zyne zestig niiters in drie troepen, en ftelde dezelven * ónder de bevelen van zynen Broeder iEnninano,- van soïio en van be n ai.kar ar, achter eenen ouden muur, om niet eerder gezien te worden ,■ dan tot dat het noodig zou zyn. Twee ftukken kanon , welke hy by zich had , plantte hy by de poort van de hofplaats , en nevens deeze ftelde hy aan beidé zyden zyne boogfehutters. Twintig van dé bedreevenfte efl dapperfte krygsliéden ,• hield hy-zelf als eene lyfwacht by zich , en de overige voetgangers moesten, als een byzofideré _ hoop, op de binnen plaats ónder het geweer ftaan. Het hart klopt my by het vervolgen van myri verhaal; en ik denk, da'tgy ook uit dien he'imelyke'h toeftel een voorgevoel hebt van ik weet niet welk een fnooden aanllag ,• die u doet beeven. Uwe vrees is maar alte zeer gegrond. Men heeft indedaad verraaderlyke oogmerken , en indien de trouwlooze aanflag 3 welke iii de röèkelooze' ziel van pizarro wördt uitgebroeid, niet door eene onzichtbaar? magt wordt verydeld, zult gy welhaast * wel baast — doch ik zal niet vooruit loopen, maal feet afgrysfeiyk geval > waartoe ik thans gena» Li » deri  C ï64 ) derd ben, zich voor uwe eigene oogen in dez elfdeorde laaten ontwikkelen , waarin het gebeurd is. Vroeg met het aanbreeken van den volgenden dag was het geheele Peruaanfche leger in beweeging, om zich tot dienplegtigentogt gereed te maaken, waardoor atahuSlpa de vreemdelingen dacht eer te bewyzen, en hen tevens een verheven denkbeeld van zynen eigenen luister inteboezemen. Onder het maaken van dien toeftel verliep een groot gedeelte van den dag; en toen het eindelyk zo verre kwam, dat zy opbraken, beweegdezich de groote plegtige trein zolangkzaam, dat dezelve tot de ééne myl, welke hy moest afleggen , vier geheele uuren noodig had, De Spanjaarden wierden daarby onverduldig; en dewyl pizarro vreesde, dat de oorzaak van dit uitftel mogelyk moest toegefchreeven worden aan zekeren argwaan die maar alte wel gegrond was, zond hy een van zyne Officieren , om den Inka eene herhaalde verzeekering van Zyne vriendfchappelyke gezindheden te geeven. Die trouw looze! ATAHuatPA ftelde niet het minfte want trouwen in deeze verzekering, en ging voort, zich met zyn groot gevolg plegtig en Iangk- zaam  C 165 ) zaam naar Kaxamalka te beweegen.- Hy zelf z*t op eenen draagftoel, die met goud en zilver bekleed, met edele gefteenten bezet en met bonte vederen vercierd was, en door zyne voornaamfte hofbedienden gedraagen wierd. Zy, die hem in waardigheid de naasten waren , wierden achter hem op dezelfden wyze gedraagen. Op beide zyden gingen chooren van zangers en dansfers, en een heir van dertigduizend man maakte het overige gedeelte van dien luisterryken trein uit. Thans naderde dezelve de wooning der Spanjaarden : my dunkt het is, als of ik een heir van weerlooze duiven zie vliegen naar het nest van roofzuchtige gieren , die met opgeheevene klaauwen en vuurige blikken hun komst naauwlyks kunnen afwachten. De Inka bemerkte deeze houding en legering der Spanjaarden , en zeide tegen zyne vrienden, die deswegen eenige ongerustheid lieten blyken: ,, deeze vreemdelingen zyn boden „ der Godhcicï, wacht u dezelven te be„ leedigen , en laat ons veelmeer trachten om j, hen door beleefdheid te bevredigen." Terwyl hy dit zeide, trad de Spaanfche Veld - pater vin z enz vaiverde, met L 3 een  ( i€6 ) godsdienst niet zou verwisfelen met eenen „ anderen; dewyl !t hem toefcheen veel ver„ ftandiger te zyn, cte onfterffelyke zon zzn„ tebidden, dan den God der Christenen , „ van wien zy-zeiven bekenden, dat hy „ aan het kruis geftorven was. Dat hy van alle de overige onbegrypelyke dingen, waar„ van de Pater had gefprooken, niets ver„ ftond; dat hy evenwel nieuwsgierig was „ te weeten, op welke wyze deeze dingen „ hem - zeiven waren bekend geworden ? " „ Door dit boek ," antwoordde de Pater, en reikte hem het brevier over. De Inka bezag het boek van alle zyden, hield het aan zyn oor, glimplachte en zeide, terwyl hy het boek met verachting wegwierp : „ het fpreekt immers niet één woord! " Dit deed den toorn van den ontmenschten Priester eensklaps ontbranden. Woedende keerde hy zich naar de Spanjaarden toe, en riep met eene luide item : „ Wraak , gy Christenen ! „ wraak, gy ziet, hoe Gods woord ver,, acht wordt! komt, komt, en doodt deeze „ honden, die de wet van God met voeten „ treeden !" Wat gevoelt gy, lieve Kinderen! nu gy deer  C 169 ) deeze afgrysfelyke woorden uit den mond van eenen Priester hoort ? Dank -zy den grooteri God, dat de bekia'agenswaardige tyden , waarinde godsdienst zulke gedrochten onder zyne dienaaren telde, voorby zyn ! En dank, dank zy die edelmoedige menfchenvrienden toege^ bragt, welke vooral geduurende deeze eeuw, hun verlicht verftand en hunnen invloed op andere menfehen te koste gelegd hebben, om den ysfelyken geest der vervolging krachteloos te maaken, en van tyd tot tyd zachtzinnige, verdraagzaame gezindheden door alle waer relddeelen te verbreiden ! Op het gefchreeuw van den wraak-ademenden Priester gaf pizarro zyn volk, het welk hy op het gezicht van zulk eenen ryken buit, naauwlyks zo lang had kunnen wederhouden, het fein tot den aanval. Eensklaps hoorde men trommen en pypen, en op hetzelfde oogenblik wierden de kanonnen en musketten midden onder de meenigte der verfchrikte Peruaanen afgevuurd. De ruiters kwamen ten zelfden tyde uit hunne fchuilplaats te voorfchyn,> en pizarro viel aan het hoofd van zyne voetgangers aan op den hoop van die geenen, welke denperfoon van den Inka omL 5 ring-  ringden. Men verbeelde zich den fchrik en de bedwelming van dien ongelukkigen Vorst en zyne onderdaanen, toen zy de onwederftaanbaare magt der ruiters en de fchromelyke uitwerkingen van het fchietgeweer zagen, ea van beiden op zulk eene onverwachte wyze verrascht wierden! De edelften des volks waren 't alleen , die zich edelmoedig aan de zy* de van hunnen Koning Helden, om hun leven tot zyne befcherming opteöfferen; alle de overigen namen de vlucht; en eene meenigte van dezelven viel door het zwaard dar najaagende ruiters, of wierd van de voeten der paarden vertrapt. Inmiddels drong pizarro door tot den draagzetel van den Inka, greep den verraaden Vorst by den arm, wierp hem op den grond, cn fleepte hem weg in zyn kwartier. De weinige edelen, die het gewaagd hadden, hes» te verdeedigen , waren gevallen; alle de overigen , die hun leven met de vlucht zochten te redden, wierden met de uiterfle wreedheid vervolgd , en die men achterhaalde , zonder ontferming nêergehouwen. Het bloedbad duurde tot den avond toe. Meer dan vier dé- ' zend Peruaanen , onder welke ook veele kin-  ( i7i 3 deren, vrouwen _en weerlooze grysaarts waren , fneuvelden op de plaats; terwyl 'er onder hunne moordenaars niet één was, die zelfs de ligtfte wond ontving, behalven pizarro, wiens hand by het aangrypen van den Inka, door een' van zyne eigen Soldaaten flechts weinig gekwetst was. Zo lang het moorden duurde, hield de ontmcnschte Priester niet op, om de reeds woedende Spanjaarden nog meer te ontvonken, terwyl hy hen toeriep: „ datzy niet houwen, maarfteeken „ moesten, om de wonden dies te diepex „ en gevaarlyker te maaken ! " moeder. Foey , welk een affchuwelylc wangedrocht! V a o e k. i Om den gruwel van dien fchrikr kelyken dag tot op den hoogften trap der affchuwelykheid te brengen , bragten de Spanjaarden , nadat zy den buit van het flagveld verzameld hadden, den geheelen nacht door met oproerige vermaaken en beestachtige buitenfpoorigheden. Den volgenden morgen bemagtigden zy ook het leger der Peruaanen „ waarin zy verbaazende fchatten van gouden en zilveren vaten, ftoffaadje engereedfchappen vonden. De waardy van alle deeze zaaken klom  C m ) Bom zo hoog, dat zelfs de buitenfpoorige hoop, welke zich deeze goudgierige landloope'rs by hunne komst in dit land gevormd had^ den, verre overtroffen wierd. jantje. Nu zullen zy dan ook eindelyk wel eens verzaadigd zyn? ■vader. Meent gy dit, jantje ?—.Dan Zouden de hartstogten by hen voor de eerfte maal haare natuur'moeten verloogchend hebben. Hoe meer dezelven gemeenlyk bevreedigd worden, dies te meer neemen zy ook toe, en dies te begecnger maaken zy de menfchelyke ziel naar nieuwe voldoening. Dit was helaas! ook hier het geval. Hoe meer deeze roovers in hunne bloedige handen viel, dies te meer wenschten zy te hebben, dies te hooger ging hunne hoop , en dies te ftoutraoediger en ontmenschter wierden zy in de keuze der middelen, om deeze verregaande hoop vervuld te zien. Dóch voor heden niet één woord meer van alle de gruweidaaden , waaraan deeze ontmenschte wreedaards zich nog in 't vervolg fchuldig maakten. Wy hebben 'er voor dit maal al reeds te veel van gehoord; tot morgen dan! - ZES-  ZES^n VEERTIGSTE GESPREK, Eer de Vader den volgenden dag zyn verhaal vervolgde, opperde een van de kleinen — ik weet niet wie — deeze vraag- „ waarom de „ goddelyke Voorzienigheid toch wel had 5, toegelaaten, dat de trouwlooze en ont„ menschte Spanjaarden naar Peru kwamen ?" ,, Ja , wie kan dat weeten?" zeide Johannes* Geenmensch, antwoordde de Vader; want wie is in ftaat, om de ondoorgrondelyke wc? gen der Voorzienigheid nategaan ? ,, Maar, zeide lotje, toen gy ons van koiitei hebt verhaald, konden wyevefi,, wel wel zien , waarom de lieve God het „ ryk der Mexikaanen liet verwoesten ? " godlieb. Ja, omdat zy zulk eenen verfoeyelyken afgodendienst hadden, waarby telkens zo veele me-nfehen genacht wierden. mat-  C 174 ) « a t t h t s. Maar by de Peruaanen g^ fchiedde immers zulks nier. Kt aas; En dit waren ook zulke goede menfehen ! ferdinand ii. O, zulke goede menfehen! ■ UI kakel. Weet Vader 'er dan in 't geheel niets van, waarom de lieve God toeliet, dat de verfoeyelyke Spanjaarden daar kwamen? vader. Kinderen ! ik hebt 't u reeds diktverf gezegd, dat het eene evenzo dwaaze als ftrafwaardige vermeetelheid zyn zoude, wanneer de zwakke kortziendc mensch' zich het Rechter-ampt wilde aanmaatigen over de oogmerken, welke de wyze en goedertierene Voorzienigheid zich in deeze en geene gevallen voordek. Hoe zouden wy, die altyd Hechts het tegenwoordige, en ook van dit niet, dan-een klein gedeelte voor oogenheb- ben hoe zouden wy toch kunnen be- oordeelen, waarom Hy, die al het voorleedene, tegenwoordige en toekomende tevens overziet, goed vindt, om de lotgevallen van zyne fchepfelen zó of zó te bellieren ? Ondertusfehen is het ons geoorloofd, om in eene Ootmoedige bewustheid van ons bekrompen voor-'  c i7s y "vooruitzicht, daarover te peinzen, of wy mls^ fchien de een of andere onder de duizenden van wyze en vaderlyke oogmerken, welke den algemeenen Vader beweegen, om deeze of geene dingen te laaten gefchieden, met eenige waarfchynelykheid misfehien mogten kunnen ontdekken > Dit zullen wy nu thans ook doen, wel te vreden, indien wy Hechts den een of anderen zwakken lichtftraal kunnen opvangen, om door behulp van denzel\-en het te durven waagen, met bedeesde oogen te zien in het heilige duister, 't geen de ondoorgrondelyke wegen der Voorzienigheid bedekt. Vooreerst, Kinderen ! moet ik u twee gewigtige waarheden herinneren, welke onze overdenking in deeze zaak het best zullen kunnen reegelen De eerfte waarheid: „ God laat fomtyds s, geringer kwaad toe, opdat het grooters, voorgekomen worde." En de tweede : „ God laat fomtyds het kwaa„ de toe, omdat zyne alweetenheid voorziet, , 5, dat 'er iets goeds, 't geen dit kwaade zeer 3, verre overtreft, uit zal voortkomen. Laat ens nu eens «nderzoeken,: of niet zowe}  ( 17 fc door eene Iyn aan den wand, en de Inka ïond boden naar Kusko, Qjüto en andere plaatTen met bevel, dat men het beloofde rantzoen zoude keveren. En de eerbied van dit volk jegens deszelfs Koningen was zo groot, dat de wil van den gevangen atahu alpa voor hetzelve even zo heilig wat, als of hy nog op vryé" voeten ftond. Men begon, eene meenigte gouds van alle kanten byëen te brengen ; en de hoop, om hunnen Vorst fpoedig wederom in zyne vryheid herfteld te zien, wederhield hen, dat zy eenigen toeftel maakten , om de ftoute vreemdelingen te doen verhuizen , die, na een trouwlooze daad, niet ontzagen, by troepen in het land rond te Zwerven. Het leeveren van het beloofde goud ge; fchiedde echter niet zo fpoedig, als de gretigheid der Spanjaarden het wel had verwacht. De Inka verfchoonde deeze vertraaging met den ve.rea afltand derplaatfen, van waar het goud gehaald moest worden, dewyl Kusko by de honderd mylen van Kaxamalka geleegen , en de weg d.rwaards ten uiterften moeyelyk was. Hy ftelde voor, dat pizarro zelf eenigen van zy^e heden derwaards mogt zenden  C 183 ) den, ten. einde zich te overtuigen, dat hy zeer wel in ftaat was, zyne beloften te vervullen; en toen hy merkte, dat men zwaarigheid maakte zich zo diep in het land te waagen, zeide hy al glimplagchende: „ Waarvoor vreest gy „ toch? Hebt gy niet my, myne vrouwen en; „ myne kinderen in uwe magt ? En zyn wy „ u dan niet een genoegzaam onderpand , dat „ niemand u eenig leed zal aandoen?" Hier? op bood s o t t o aan , om deeze verre reis in gezelfchap van een enkelen Spanjaard, varko genaamd, te onderneemen ; en de Inka begeerde , dat dit gefchieden zoude in een van zyne draagftoelcn, opdat zyne onderdaanea hen met te meer eerbied mogten behandelen. De reis wierd dan aanvaaid. Omtrent twaalf mylen van Kaxamalka ontmoetten zy eenen hoop van atahuSlpa's krygslieden, die zynen broeder htraskak gevangen voerden. Toen dees hoorden, wie de geenen waren, die in den draagftoel wierden voorby gedraagen , wenschte hy hen te fpreeken. Men voldeed aan zynen wensen , en hy begon vervolgens aan de twee Spanjaarden eene fchets te. geeven van het onrecht, het geen zyn broeder hem. had gedaan , en hen te M 4 bid-  C ï&4 ) bidden, xyne rechtvaardige zaak door hunne hulp te handhaaven. Wanneer men hem bekend maakte, welk een losprys zyn broeder beloofd had te gceven, verpligtte hy zich, dat hy, indien de Spanjaarden hem de behulpzaame hand wilden bieden, hen eert nog drie maal grooter gefchenk aan goud zoude geeven. Hy zou naamelyk den zaal nier alleenlyk tot aan de gemaakte iTreep, maar tot aan den zolder, welke nog drie maal hooger was, met gouden vaten opvullen. ,, Myn „ broeder, zeide hy, zal genoodzaakt zyn, „ om de tempelen te Kusko leedig te maa>, ken , om zyne belofte te vervullen : maar „ ik bezit alle de fchatten en edele gefreen„ ten, welke myn Vader heeft nagelaaten." Dit zal ook geen grootfpraak van hem geweest zyn: want, zo als men zeide, had hy alle de onmeetelyke fchatten van zynen Vader ergens in de aarde laaten bedelven en die geenen ombrengen, van wier hulp hy zich daarby had bediend , opdat het geheim op geenerhande wyzc aan zynen broeder mogt ontdekt worden. dirk. Wie weet, of die niet misfchie» titans nog in de aafrde fteeken» va,  vade«. Dit is zeer wel mogclyk. —< De twee Spanjaarden durfden niet onder-' ftaan, om van het bevel van hunnen Vel*! heer aftewyken, en vervolgden hunne reis. Ondertusfchen gaven zy , die hu as kak.' gevangen voerden , aan den Inka atahuülpa bericht van't geen 'er gebeurd was, e» dees wierd daardoor zeer ontrust. Hy beefde daarvoor, dat dit aanbod van zynen broeder pizarro mogt bekend worden, eerdat men hem in vryheid gefield had ; en uit vrees, dat hy dan voor altoos kroon en vryheid zou verliezen, gaf hy in 't geheim bevel , om zynen broeder te dooden. Zyn wil wierd ook in dit opzicht met de ftipfte naauwkeurigheid opgevolgd; huïsxar wierd gedood , en men zegt, dat hy by zynen dood met veel ftandvastigheid deeze profee-, tifche woorden zal uitgeboezemd hebben i „ ik heb flegts eenen korten tyd geregeerd, „ maar de verraader , die met myn leven „ naar willekeur handelt, fchoon hy myn „ onderdaan is, zal geene langer regeering „ hebben. " Wy zullen welhaast hooren, of dit vermoeden bewaarheid is. Middelerwyl vervolgden sotto en vaxM 5 ko  ko hunne reis naar Kusko. Overal, waar zy kwamen , wierden zy ontfangen met alle de •erbewyzingen, welke de Peruaanen gewoon zyn.hunnen Landsheer en hunne afgoden te betoonen. Op deeze wyze kwamen zy eindelyk aan de bepaalde plaatfen. Hier Honden zy verbaasd over de onbefchryflyke meenigte van gouden zilver, welke zy in de woonigen van den Inka en in de tempelen der zon zagen. Hunne begeerte naar dit metaal was nu zelfs zo onmaatig geworden, dat zy ook daatöp aandrongen, dat deeze heilige gebouwen daarvan zouden ontleedigd wordenM.-.ar de Peruaanen beefden voor zulk eenerï grouwel; zy toonden ook , dat men niet noodig had, eenen tempelroof te begaan om het beloofde losgeld voor hunnen Vorst te keveren. Maar dit was vruchteloos! de roekelooze Spanjaarden fcheurden met hunne eigene handen het goud van de muuren der tempelen af, en de bedeesde Peruaanen vergenoegden 7i"ch, om dien wrevelmoediger, roof met verbaasdheid en kom'mer te aanfchouwen. Zo groot was de etrbied en de fchrik, welken dee7e weinige Europifche ronvers de geheele Natie hadden ingeboezemd! e Ir-  Inmiddels kwam in het hoofdkwartier d« Spanjaarden de aangenaame tyding, dat almagro met eene aanzienelyke verfterking aangekomen en te St. Mkhaël voor anker lag. Maar uit vrees, dat deeze aankomelingen zoude hegeeren , een evcngelyk deel te willen hebben van den geriiaakten buit, wanneer zy denzei ven nog onverdeeld zouden vinden, wierd beflooten , om terftond tot de verdeeling overtegaan, fchoon de beloofde hoop gouds door atahu alpa nog niet volkomen gekeverd was. Nadat men dus eenigen van de konftigfte vaten ten gefchenke voor den Keizer ter zyden had gekgt; wierd het overige gefmolten, cm het goud dies te gemakkelyker naar het gewigt te kunnen verdeden. En — even als of men eene vroome daad wilde verrichten! . verkoos men ter verdeeling van dien roof den feestdag van den heiligen Jakobus, en begon de handeling zelve met een gebed; waarüit men wederom zien kan, dat het deeze dweeprichtige en bygeloovige menfehen in't geheel, niet in degedachten kwam, dat iy door de berooving en mishandeling van de arme Indiaanen zon- < den begingen, maar integendeel zich verbeeldr den,  C 188 ) den dat zy daardoor een recht vröom en Gode welbehaaglyk werk verrichten. Zo verre glng de blindheid van deeze menfehen m een onverdraagzaam bygeloof opgevoed! Het vyfde gedeelte van het geheel leide »en volgens de ingevoerde gewoonte weg voor den Keizer, en honderdduizend/*/,, voor a i m a g r o. Vervolgens ontvingen p ZARRo, 2yne broeders, en de overige Officiers, elk naar maate van zyne waardigheid, welke hy bekleedde, het gedeelte °'t geen hem naar evenredigheid toekwam. Van het overfchot ontving elke ruiter agtduizend, en elke voetganger vierduizend Pefos. An> deren geeven nog grootere fommen op. p i e t e r. Hoe veel is dan eene Pefo > vader. Ken Pefi of Stuk van agttn goMt m dien tyd, als de Schryvers, waarüit ik het ontleend heb (*) my niet bedriegen, agt zilveren Realen, 't geen naar Hollandsen geia iets meer, dan zes en dertig, ftuivers uitmaakte- Wan- (*) hvbner's woordenboek over den koophandel ; en n e l k e n b r e c h e r 's zakboekje vKn <** Banjuier en Koopman.  C 189 j Wanneer gy nu in uwe gedachten dffarlry voegt, dat tien Guldens in dien tyd zo veel waardig waren, als thans honderd: dan zult gy kunnen begrypen , hoe zeer deeze naakte landloopers het hoofd moest draaijen, toen zy zich eensklaps in het bezit van zulk ee^nen grooten rykdom zagen. De meesten van hen verlangden nu weder naar hun vadeïdcrland, om hunne verworvene fchatten im rust te kunnen genieten : en p 1 z a r r o geloofde aan hun verlangen te moeten voldoen. Hy dacht naamelyk, dat menfehen, die nu naar een gemakkelyk leven reikhalsden, voor hem toch niet zeer van nut zouden zyn by zyne verdere onderneemingen; en hy maakte ftaat/ dat 'er op. het gezicht van hunne fchatten een veel grooter aantal van andere gelukzoekers zou aangefpoord worom hun vaderland te verlaaten , en zich onder zyne bevelen te begeeven. almagro was nu ook met zynen troep te KaxMiulha aangekomen. Hoewel het voor hem en zyne gezellen gefchikt gedeelte, op zich - zeiven befchouwd, van vry veel belang was: kon hy echter niet zonder misnoegen, en zyn volk niet zonder nyd zien, dat p 1- % ar-  C 190 ) * ar r o het grootfte gedeelte van deezen oameetélyken buit zich-zelven en zyn volk toe-, gekend , en voer zyne bondgenooten flechts zo weinig uitgefchooten had. Dit gat aanleiding tot verwyten en krakkeel, 'tgeen ligtelyk onder de Spanjaarden zeiven bloedige bedryven had kunnen veröorzaaken , indien niet pizarro het misnoegen van zyne bondgenooten door gefchenken en verdere beloften tenigzins had weeten te fusfen. ' De arme Inka drong ondertusfehen vruchteloos aan op de vervulling vr.n de hem gedaane belofte, fchoon de bepaalde hoeveelheid van goud thans reeds gekeverd was. De ont■menschte grondftelling, naar welke men in dien tyd de ongelukkige Amerikaanen vóór een [ foort van middelfchepzekn tusfehen menfehen en dieren hield, welken men zonder zyn geweeten te krenken op de onrechtvaardigfte wyze behandelen kon, had ook in de ziel van pizarro en almagro wortel geflaagen. In plaats dan van het gegeeven woord te vervullen , behandelde men dien armen Vorst van tyd tot tyd met meerder achteloosheid en onbetaamelykheid., ferdinand pizarro W»s de eenigfte, die nog eenig gevoel van mede-  C '9i ) medelyden jegens hem fchynt gehad, en hem door eene zachtere behandeling in zyn lyden getroost te hebben. Maar ook deeze troost, zou hem thans ontDoomen worden, ferdinand wierd 'er toe gekoozen, om met de gcenen, die hun affcheid hadden genomen, naar Spanje te fteevenen, om het Keizcrlyk aandeel in den buit overtebrcngen , en var» den voortgang , welken hunne onderneeming tot dus verre had gehad, bericht te geeven. Dit befluit was allertreurigst voor den Inka. Toen hy zynen eenigen befchermer reisvaardig zag, zeide hy tot hem : „ Gy verlaat my, Hoofd„ man ? Ik ben verlooren. In uw afzyn „ zal hy met zyn dikken buik en hy met één oog my gewisfelyk laaten dooden." Onderdenéénöogigen verftondhy almagro, en die met den dikken buik was zekere a lfonsusvan requelme, die Keizerlyke Schatmeester was. Naar alle vermoeden had hy van deeze twee de wi;eeditc behandeling ondervonden. koenraad. Ozy zullen hem evenwel niet dooden, Vader lief ? vader. Wy wülen het beste hoopen; en  C *9* ) ea ——— omdat wy 'er toch niets aai doen kunnen dien ongelukkiger man tot morgen aan zyn noodlot over» haten. ZE-  ( 193 ) ZEVEN- en VEERTIGSTE GESPREK. anderen daags zaten de kinderen in eene angstvallige verwachting van 't geen over den armen aiahuupa misfchien beflooten was. Het treurig gelaat, waarmede de Vader voor dit maal in hunnen kring verfcheen, voorfpelde hen niets goeds. Allen zweegen ftil; en de Vader begon aldus: Daar liepen veele oorzaaken te faamen," welke den Inka tot een' lastigen gevangen voor de Spanjaarden maakten, almagro en zyne foldaaten vreesden , dat, zolang hy keéie, pizarro en zyne gezellen zich alle de fchatten , welke men in 't vervolg mogt doen keveren , nog altyd onder den naam van een losgeld mogten toeëigenen. pizarro zelf geloofde in perfoon vafl hem beleedigd te zyn, en wel by de volgende gelegenheid. Van alle konilen der Euro- IJi. deel, N pc-  C 194 ) peaanen was 'er niet één, waarover de wyze ATAHuaiPA zich meer verwonderde, dan over de konst van fchryven en leezen. De ondervinding, met welk een gemak men dooiieeze konst zyne gedachten aan een' andere» kan mededeelen, maakte zyne hoogfte verwondering gaande. Hy was onzeker, of dit eene den Spanjaarden aangeboorene, of door ©nderwys en oeffening verkregene bekwaamheid was. Om uit deeze onzekerheid te komen bad hy een' van de foldaaten , die hem bewaakten , dat hy hem toch den naam van zynen God op den hagel van zynen duim üèhryven mogt; en de foldaat vervulde zyne begeerte. Nu toonde hy zynen duim aan alle de geenen, die in het vertrek kwamen, en vraagde, hen: wat dit was ? en met de groorfte verwondering hoorde hy toen , datzy allan hetzelfde woord noemden. Eindelyk kwam pizarro ook; en ook aan hem deed atahuSlpa het verzoek, dat hy leezen mogt, wat op zynen nagel ftond. Maar die arme Ridder, die in zyne jongheid varkens• hoeder was geweest, had nooit leezen noch fchryven geleerd. Hy moést dan zyne onkunde- bekennen. Van dit oogenblik af vefr ack-  C 195 ) «chte de Inka hem, als een mensch zonder opvoeding, omdat hy nu zeer wel begreep, dat het eene verworvene bekwaamheid was, en dat een Europeaan, die dezelve niet bezat, een mensch van laage afkomst en zonder alle «pvoeding zyn moest. pizarro kon het verdriet, zich van eenen Amerikaan, dat is, volgens de denkbeelden van dien tyd, van iemand, die flechts een half mensch was, veracht te zien, niet verkroppen. Hy zocht gelegenheid, om deezen fmaad in het bloed van denzelven afte* Wasfchen 5 en, helaas! hy vond deeze gelegenheid welhaast. De ellendige tolk philippilzo, dip thans eene rol fpeelde, welke zeer verre boven zyne laage afkomst verheeven was, wierd van tyd tot tyd zodanig opgeblaazen , dat hy den eerzuchtigen aanflag fmeedde, om eene dochter der zon, eene der gemalinnen van den' Inka ten huwelyk te neemen. Nu merkte hy echter zeer wel, dat hy, zo lang a t ah o' a l f a leefde, zyn oogmerk nooit zou bereiken. Hierom leide die fnoodaart het daar* tn toe, om dien ongelukkigen Vorst van kant je helpen. Hy wende vopr, ontdekt te heb» >J z ben,  C 196 ) ben , dat hy in 't geheim toeftel maakte, onï Alle Spanjaarden te vermoorden, en dat 'er reeds op verfcheidene plaatfen een groot getal vin gewapende Peruaanen in gereedheid ftond, om dien aanflag ter uitvoer te brengen. Zulk eene gewigtige befchuldiging had nu verdiend, met de naauwkeurigfte zorgvuldigheid onderzocht te worden; maar by die wreedaards , die den dood van den Inka te vooren reeds beflooten hadden , was het genoeg , alleenlyk een fchynbaar voorwendfel gevonden te hebben, om aan hun ontmenscht gedrag eenen fchyn van rechtvaardigheid te geeven. Men veir.sde wel, als of men den aangeklaagd den gelegenheid wilde geeven, zich te rechtvaardigen ; en ftelde eene rechtbank aan , voor welke hy zich tegen de befchuldiging van p ml 1 p p 1 l l o zou verdeedigen : maar dewyl alles , wat hy ten bewyze van zyne onfchuld kon opgeeven, door den mond van zynen aanklaager ging, die hetzelve naar zyn goedvinden kon vervalfchen: kan men ligtelyk nagaan, dat deeze geheele rechtspleeging niet dan eene ontmenschte komedie was, welke men fpcelde, om tegen eene toekomende verantwoording beveiligd te zyn. Ondcrtusfchen ver, heug  C w) heug ik my, ter eere van het menschdom te kunnen aanmerken , dat 'er zelfs onder de makkers van pizarro niet weinigen waren, die de beflooten moorddaad overluid verfoeiden , en alle mogelyke moeite deeden , om den ongelukkigen Inka te redden. Maar het was vruchteloos. Hun getal was het kleinfte; zy wierden overftemd, en de Inka —— wierd ter dood verweezen. pizarro zelf was zo wreed, om hem zyn jioodlot aantekondigen. De Inka Hortte daarby een' ftroom van traanen; en vervolgens wierp hy zich, in de houding van eenen aanbidder, voor zynen moordenaar neder, e» fmeekte om medelyden. Hy betuigde zyne onfchuld; klaagde in de aandoenelykfte uitdrukkingen over de trouwloosheid , welke de mannen met baarden tegen hem pleegden, dewyl zy zich eerst een losgeld hadden laaten geeven, en hem nu evenwel het leven wilden beneemen. Hy bad eindelyk, dat pi z arr o, indien hy geen vertrouwen in hem ftelde , hem toch liever naar Spanje tot den Keizer zoude zenden , wien hy eene zeer groote meenigte van het by hen zo geachte metaal beloofde mede te brengt*. N 3 Na-  C ij* ) Nadat hy dit gezegd had, liet hy zyne traanen wederom den vryën loop, en pizarro die koele , trouwlooze , ont- menschte barbaar! antwoordde met eene techtduivelfche gevoelloosheid: ,, datzynvonu nis eens was opgemaakt, en dat hetzelve 9, niet weder kon herroepen worden. " Hy wenkte vervolgens eenige Negers, die hy tot werktuigen van zyne wreedheid befteld had, dat zy hem weg zouden leiden. Zyn bevel wierd voltrokken, en de ongelukkige ata- BuatPA ——- geworgd. . e e n rgen. O foei! die affchuuwelyke^ pizarro! moeder, ja wel, foei! Maar, kinderen ! ziet gy niet hier wederom de hand van de rechtvaardige , alles vergeldende Voorzienigheid, die aan atahuïlpa hetzelfde nöodlot toedeelt, het welk hy-zelf te vooien over zynen Broeder en over dc familie van de Inka's had berokkend ? e e n i g e n. Ja, dat is waar! moeder. Zo bedient de goddelyke rechtvaardigheid zich veeltyds van fnoode menfehen, om fnoode menfehen door hen te doen ftraffen. ie-  C 199 ) johannes. Ja , maar dit verfchoont p U ft a r k o evenwel niet! Wie had hem tot eert Rechter over atahuSlpa gefield ? moeder. Niemand ! Het is ook in 't geheel myn oogmerk niet, om deeze aanraer. king tot zyne verfchooning te maaken. Ik bedoelde alleenlyk, om u by deeze ^el jenheid wederom te laaten zien, dat gemeenlyk hier in dit leven, het kwaade even gelyk het goede zyn geè'venreedigd loon ontvangt. vader. Hier van zullen wy in het het verder beloop van myne gefdvedenis nog meer zeer blykbaare voorbeeld, n ontdekken. Want ook deeze moord , a.m atahviipa gepleegd, zal niet zondar vergelding blyven.. Veelmeer kan ik u yppraf zeggen, dat allen, die 'er deel in namen , eenen foortgelyke» dood geftorven zyn. Doch iLc zal niet voorbaarig weezen: laat ons den loop der gebeurtenis ftap voor ftap volgen. Eer ik echter verder gaa, moet ik nog gewag maaken van eene byzonderheid, welke, by den dood van atahuülpa gebeurde, en waarüit gy andermaal leeren kunt, hoe naauw een pnverftancüge godsdienstyver en eene ontmenschte wreedheid gemeenlyk met N 4 *  ( 200 ) elkander verbonden zyn. Dezelfde verfoeijelyke Priester, wiens ftem de leus gaf ter gevangenneeming van den Inka, en tot het vermoorden van zo veele onfchuldige Peruaanen , valver de maakte niet alleen geenzwaarigheid, om het doodvonnis, 'twelk over dien ongelukkigen Vorst was nitgefprooken , te onderteekenen, maar was daarenboven nog zo onbefchaamd, hem ter flagt[ t>ank te geleiden, om ö die geveinsde booswigt! om hem te troosten en tot het Christendom te bekeeren.' Het vonnis was, dat atahu3lpa levendig zou verbrand Worden. valverde beloofde hem, dat zyne ftraffe verzacht zou worden , zodra hy overging, om het Christelyk geloof te omhelzen; en de ongelukkige reeds half ontzielde man was gereed, om in alles te bewilligen, wat de Priester met hem ondernam. Hy wierd dan gedoopt , om on- middelyk daarna geworgd te worden. Daarin beftond de geheele verzachting van zyne ftraffe , welke de barmhartigheid van zynen onbarmhartigen trooster hem bezorgde. ATAHuaLP a liet eenen Zoon en twee Broeders na. Dewyl de eerfte nog een kind was»  ( ) was, nam p i z a r r o het befluit, om hem tot opvolger van zynen Vader te benoemen ; niet om hem récht te doen, maar flechts' om zich van zynen naam te bedienen, ten einde- zy'n volk dies te veiliger onder het juk te brengen. De Zusters van dit ongelukkig kind waren toen te Qjuto, onder de befcherming van een Peruaansch Legerhoofd , genaamd r u m i k a g u ï. Aan deezen zond de dervende ATAHuaLPA eenen van zyne voornaamfte hofbedienden , om de zorg voor zyde kinderen aan hem te laaten opdraagen. Aan denzelfden wierd ook het ligchaam van den vermoordden Vorst, door eenige van deszelfs getrouwe dienaaren gebragt, om volgens de gewoonte van het land koninglyk be»raaven te worden. Maar ruminagu'ï vergold het vertrouwen, 't welk zyn ongelukkige Heer in hem had gefield , met de zwartfte ondankbaarhad. Hy liet deszelfs kinderen aan hem toevertrouwd worgen , en na het eindigen van den plegtiger lykdienft, welken hy uit louter fchyn bezorgd had, vermoordde hy alle de getrouwe hoofdlieden , welke gekomen waren , cm den dood van hunnen Heer te beweenen. Wederom een N j bewys,  ( 202 ) feewys, dat het bederf der zeden by de ontaarde Peruaanen reeds zo groot was, dat de ondergang van hun ryk naar alle vermoeden, ook icnder de tusfchenkomst der Spanjaarden, onvermydelyk zou geweest zyn. Inmiddels wierd te Kusko een Broeder van SuasKAR, pauli genaamd, hoewel ook enkel in fehyn tot Inka uitgeroepen : want hy, die hem daartoe liet uitroepen, had, even als rumin ag u i', het trouwlooze oogmerk , om zich-zelven op den koninglyken troon t» jtlaatfen. Zyn naam was «uisquiz. In andere Provinciën van het ryk Honden andere hoofden op , welke trachtten den troon te bemagtigen; en overal heerschte verwarring, trouwloosheid en oproer. Met veel genoegen zag p i z a r r o deeze inwendige verwoesting van het ryk, omdat hy 2eer wel begreep, hoe gemakkelyk 't hem daardoor gemaakt wierd, om hetzelve onder het juk te brengen. Om de voordeden, welke hy daaruit konde trekken , niet één oogenblik te verzuimen, befloot hy , terltond op de hoofdftad Kusko zelve los te gaan. Het gefchiedde. Op de reis derwaards ftierf de jonge Prins, waarvan hy zich tot een' dekmantel  ( 203 D tel van zyne bedoelingen \vilde bedienen ï maar hy vervolgde zynen weg desniettegenftaande met zeer veel gerustheid. Hy had hierby indedaad ook niet veel te waagen. Want de verwarring van het geheele ryk was nu zo groot, en de verfterkingen, welke van panama en andere Spaanfche volkplantingen aankwamen, waren zo aanzienelyk , dat hy met de grootfte waarfchynelykheid eenen gelukkigen uitgang van zyne onderneeming kon verwachten. quisquiz had wel eene aanzicnelyke krygsmagt by è'engetrokken, en waagde het, om de Spanjaarden daarmede het hoofd te bieden: maar wy weeten nu reeds, hoe weinig de grootfte hoopen van deeze in onze krygskunde onbedreevene Amerikaanen in ftaat waren uittevoeren, tegen een handvol geharde Europifche Soldaaten. Elk gevecht eindigda met eene fchrikkelykc neerlaag aan hunnen kant, dewyl naauwlyks de een of ander Spanjaard ligt gewond, en zelden een van he» gedood wierd. Dus kwam pizarro gelukkig-' lyk paar Kusko. De buit, welken men in deeze hoofdftad van het land vond, was onmeetelyk. Hy was zelfs aan waardy veel grooter, dan de on-  C 2°4 ) 'onnoemelyke fchatten, welke ahhuüp»' tot een losprys had gegeeven , fchoon 'er, vóór de komst der Spanjaarden, door de in'boorelingen veel was weg gebragt. Het gevolg daarvan was, dat de Spanjaarden zeiven begosten het goud, 't geen hen op zulk eene 'gemakkelyke wyze, en in zulk eene meenigte in handen viel, gering te achten. De gering» foldaaten fpeeldcn onder zich om fommen , waaróver Koningen zich zouden bezwaaren, die in het fpel te waagen. Een laakenfcbe broek betaalde men met dertig Pefos: een paar laarsfen even zo duur; en een paard met vier tot vyfduizend dukaaten. Deeze pryzen hebben , nog lang daarna , in Peru fland gehouden. De vreugde, welke pizarro over dit herhaalde gelukkig gevolg van zyne onderneeming ondervond, wierd hem bitter gemaakt door een toeval, het welk eenigen zyner metgezellen, mogelyk wegens hunne alte groote achteloosheid, op de reis was overgekomen. Deeze waren by eene fchermutfeling levende in de handen der Peruaanen gevallen. Men leidde hen tot eenen van atahuSlpa's broederen, genaamd t i t u - a v t a c h i , om van  X 305') van hem hun vonnis te ontfangen; en me» ontdekte onder hen fommigen, die mede behulpzaam waren geweest by den dood van den Inka, en anderen , die getracht hadden dien moord te verhinderen, iihj-aoiach i, een rechtvaardig man, ftelde de laatften op het oogenbük in vryheid, en gaf hen rykclyk gefchenken. Daarentegen gaf hy bevel, dat de eerften aan denzelfden paal zouden geworgd worden, waaraan men zynen ongelukkigen Broeder van het leven had beroofd. Ondertusfchen gebeurde 'er in eene andere landftreek van het beroerde Pesuaanfche ryk , een nieuw vooral, 't geen den geheelen ondergang van hetzelve hielp verhaasten. Toen eenalkazar, dien pizarro met eene kleine manfehap te St. Michael had gelaaten, den gelukkigen voortgang hoorde, welken de onderneeming tegen Kusko hadgehad, was hy 'er zeer misnoegd over, dat hy zich tot een werkeloos en onaanzienelyk leven moest verftooten zien, terwyl zyne medgezellen goud en lauwrieren in meenigte inöogsten. Om van deeze werkeloosheid een einde te maaken, had hy eenen aanflag gefmeed op Quito, de hoofdftad van die uitgeftrektc pro-  C 206 ) Irovirtcie, welke denzelfden naam draagt Aldaar had, gelyk wy weeten, ruminagui zich in het bezit van de opperheerfchappy weeten te ftellen • en deezen bcfloot hy aantetasten. Een transport van nieuw geworven volk, 't welk juist ten rechten tyde uit Panama aankwam, ftelde hem in ftaat, om dit voorneemen ter uitvoer te brengen. Hy liet ten dien einde een klein getal foldaaten te St. MkAdel, en ging op matsen. De weg dcrwaards was verre , en ten uiterfte ongemakkclyk : men moest ftroomen overtrekken , digt begroeide bosfehen doordringen , ruuwe ongebaande gebergten beklimmen en moerasiige laagten doorwaaden, waarby men met eiken ftap gevaar liep in het moeras te verzinken. Maar te vergeefs fielden alle deeze zwaarigheden zich in den weg van zodanige lieden, die tegen alle ongemakken des levens gehard , en van eene blaakende begeerte naar roem en fchatten bezield waren. Zy overwonnen eiken hinderpaal , iloegen r u m i n a g u i, die hen met de beste Peruaanfche troepen tegenging, verfcheide maaien op de vlucht, en bemas;tigden de'hoofdftad Sjiitt, waarin men den nog over-  ( 20? ) overgebleevcnen fchat van atahwïlpa hoopte te vinden. Maar zy vonden zich in deeze hoop zeer bedroogen. In de geheele ftad waren geene kostelykheden, dewyl de inwooners, om de baatzucht van hunne vyanden te misleiden , zorg hadden gedraagen, alles wat van eenige waardy was , in zekerheid te brengen. Dus hadden zy voor dit maal de lastigheden van zulk eenen moeyelyken weg zonder voordeel gedraagen. In denzelfden tyd trad 'er nog een ander man op het toöneel, dien wy reeds by eene andere gelegenheid hebben leeren kennen. —i Dit was alvarado ! e e n i c e n. O , die onder k o r t e s diende te Mexiko ? vader. Dezelfde. Deeze dappere Officier had , ter belooning van zyne dienften , van k o r t e s het Stadhoudcrfchap over de provincie Guatimala. ontvangen, welke gy op onze kaart van Mexiko hier (cp- de kaart wyzende) onder Tabasko, aan de zuidzee, ziet liggen. Hier had hy den voortgang vernomen, welken de onderneeming van pizarro tegen #»&v' ka4; en dewyl hy een vuurig rusteloos  C aai ) loos mensch was, die haakte naar nieuwe oorlogsbedryven, befloot hy insgelyks naar Peru te gaan, om in de gevaaren en bclooningen van zyne landslieden te deelen. Zyn groote naam lokte zo veele roofzieke waaghalzen uit om onder zyn bevel 'te dienen , dathy fcheep kon gaan met vyfhonderd mannen, waaronder tweehonderd zulke gegoede lieden waren, dat zy in ftaat waren om paarden te ltoopen, die in dien tyd, gelyk ons reeds bekend is, niet dan van zeer ryke lieden konden betaald worden. Hy landde te Pu'èrto Vi'èjo , eene haven, welke gy op onze kaart wat zuidwaards boven de linie zult vinden. Van hier nam hy zynen weg landwaards in, juist naar Quito. Maar zelfs nu nog is 'er in geheel Amerika geen moeyelyker weg dan deeze. Al de enkele ongemakken, welke pizarro en zyne medgezellen op hunne togten tot dus verre hadden ondervonden , liepen hier te faamen; en wanneer men de breedvoerige befchryving daarvan leest, zou men niet gelooven, dat menfchelyke krachten voldoende Waren, om zo veele ellenden te verdraagen. De honger noodzaakte hen,.! om hunne paarden te  C 209 ) te Aagten, en den dorst wisten zy veeltydj niet anders te ftillen, dan daardoor, dat zy den daauw likten , welke in de holtens van de gewasfen vergaderd was. Op de gebergten , over welke zy moesten kleuteren , heerschte zulk eene gruwelyke koude , dat zestig Spanjaarden hun leven daarby infehooten. In de laage landftreeken wachte hen een ramp", die nog grooter was. De wind waaide naamelyk uit den vuurbraakenden berg by Quito zulk eene meenigte van heete a nen beflisfenden veldflag zou laaten aankomen ; en dewyl hy ook deezen raad verwierp, wierd een van>zyne Hoofdlieden zo toornig , dat hy hem de fpiets door het lyf jaagde. Hierop ftoven de Peruaanfche krygslieden uit eikanderen , en de Spanjaarden rukken onverhinderd in de ftad Quito binnen. Wanneer inmiddels pizarro van de komst van al vara do en van het verdrag, 't welk men met hem had gellooten , verwittigd was, en het zeer bedenkelyk oordeelde, om zulk eenen geduchten mededinger de fchattingen, welke zy te Kusko buit hadden gemaakt, te laaten zien : nam hy het befluit, om hem te gemoet te gaan, en hem te beweegen, zyne belofte, om naar Gmimala te zullen wederkeeren , hoe eer hoe kever te vervullen. By hunne byéenkomst ©verlaadde hy hem niet eerbewyzingen, om o 4 *y-  C«6 ) ïynen hoogmoed te ftreele11, en betaalde hem niet alleen de beloofde hoi> bekwaame en wyze menfehen niet verbrand, maar veel meer boven anderen geëerd en bemind worden. Hoe gelukkig zyn wy, dat hetlieffelyk licht der reden by ons reeds zo helder fchynt, en van tyd tot tyd nog klaarer fchynen zal! God ontferme zich over onze arme broederen, by welken het nog nagt is, en laate toch haast elyk , ach, haastelyk ! ook by hen het daglicht aanbreeken! P 4 KB-  C *3l ) NEGENen VEERTIGSTE GESPREK. Va der. Nu, kinderen ! waar zyn wy dan gisteren gebleeven ? matthys. almagro was eindelyk gelukkig in Chili aangekomen, en vond, dat het zulk een heerlyk land was. vader. Reckt! Maar hy ondervond ook tegelyk, dat de inwooners van dit heerlyk land geheel andere menfehen waren, dan de geduldige en goedaartige Peruaanen. dirk. Hoe zo ? vader. Het was eene oorlogzuchtige Na» tie, die geenszins geneegen fcheen te zyn, om het juk der flaaverny zo goedwillig op zich te zullen neemen. Zy belfond uit fteike, dappere en vryè' menfehen, die wel op het gezicht van een Europisch krygsheir en over de uitwerkingen van onze fchietgeweeren in den ]j.£ginue groottelyks verbaasd nonden, maar even-  (. 233 ) «venwel ook van hunne verbaasdheid vroeg genoeg weder bedaarden , om de roofzuchtige •aankomelingen nog ter goeder uure tegenftand te bieden. Zy wierden wel, zo dikwerf het tot eene fchermutzeling kwam, gemeenlyk . overwonnen, maar heten zich echter daardoor niet affchrikken, om hen altyd op nieuws te keer te gaan, en hen eiken voetbreed Jands, 't geen zy wilden veroveren, eerst met de uiterfte hardnekkigheid te betwisten. Dit en nog een byzonder onaangenaam toeval noodzaakten almagro, om voor het tegenwo< r üge aftezien van de verovering yan dit land, en naar Peru wedertekeeren. matthys. Wat was dit voor een geval ? vader. Eene faamenzweering tegen zyn, leven. e e n i g e n. Van wien ? vader. Hierover laat de gefchiedenis ons in onzekerheid; zy verhaalt alleenlyk , dat de aartsbooswigt philippillo , met wiens naam ik heden voor het laatfte maal uwe ooren zal lastig vallen , de aanlegger was van deeze faamenzweering. ferdinand ii. Dat is toch een verfoeyelyke kaerel! P 5 Y 4j*  C 234 ) vader. Maar hy heeft ook zyn looft, ontvangen ; hoort nu, wat zyn einde is geweest ! Zodra hy merkte, dat ook deeze zyne verraadery ontdekt was, zocht hy te ontvluchten. Maar men achterhaalde hem; en dewyl hy van zyne gruweldaad overtuigd was, wierd ky gevonnisd, om gevierendeeld te ' worden. koenraad. Wat is dat? vader. Dat is, zyn ligchaam wierd irj vier deelen gedeeld, terwyl men hem of met bylen aan ftukken liet houwen, of door paarden in vier ftukken verfcheuren. een ic en. (Rillende) Ay! k a r e l. Dit had hy verdiend ! vader. Maar alte wel! Kort voor zynen dood bekende hy, gelyk men zegt, dat hy den ongelukkigen aiahuüpa doorvalfche befchuldigingen had opgeofferd ; en zelfs dit misdryf alleen was de ftraffe waardig, welke hy thans voqr alle zyne gruweldaaden ont-r ving. ferdinand 1. Nu heeft al weder een van de geenen, die fchuldig waren aan den dood van at ahu jlpa, zyn' loon gekregen. VA-  C 235 > vadir. De overigen zullen het ook wel ontvangen; hebt maar geduld ! Byna in denzelfden tyd, toen deeze faamenzweering ontdekt en geftraft wierd, gebeurde 'er nog een ander even zo onaangenaam geval in Peru, het welk de terugtogt van almagro nog meer verhaastte. Hy ontving naamelyk bericht, dat alles aldaar in de uiterfle verwarring was, omdat de Inka makko de wapens opgevat, en , onderfteund van zyn volk , het kloekmoedig befluit genomen had, om het ondraaglyk juk der Spaanfehe heerfchappy aftewerpen. Hoort nu, hoedanig dit moedig befluit in zyne ziel ontftaan en van tyd tot tyd tot rypheid gekomen was. Na UMAGao'i aftogt van Kusko had men dien Inka, ik weet niet onder welk voorwendfel, als een'gevangen en als een'kwaaddoener, behandeld , en hem met ketenen gekluisterd. De Stadhouder pizarro was in denzelfden tyd met een gedeelte van zyne troepen naar de nieuwgebouwde ftad Lima. vertrokken. Een andere party van zyn volk had hy verlof gegeeven , om onder verfcheidene aanvoerders ftrooperyë'n te doen in die gewesten, welke nog niet volkomen aan de Spaanfehe heer- fchap-  C23Ö ) fehappy onderworpen waren. Dus bleeven 'er te Kusko flechts weinige Spanjaarden onder het bevel der twee broeders juan en gonzaz e z pizarro. Schoon deeze nu den armen Inka by aanhoudendheid als een' gevangen met alle zorgvuldigheid lieten bewaaken, vond hy evenwel middelen om aan eenige Hoofden der Natie van zyne deerlyke omftandigheden kennis te geeven. Reeds lang hadden deeze de oogen omtrent net ongeluk van hun vaderland geopend; maar dnvyl de een hier, en de ander daar in de gebergten was gevlucht, ontbrak het hen aan i gelegenheid, om met eikanderen af te fpreeken, en aan een gemeenfchappelyk Opperhoofd , onder wiens vaandel zy zich konden verëenigen. Thans wierden zy door het naricht van de naare gefteldheid van den Inka m a n k o nog meer verbitterd, en allen waren bereidvaardig , om ter behoudenis van hunnen Vorst en ter ve.losfing van hun onderdrukt vaderland, bloed en leven opteöfferen. Maar het ontbrak hen nog aan gelegenheid, om deeze gezindheden met de daad te toonen. Ondertusfchen was ferdinand pizarro mt Spanje terug gekomen, en had zich ge- voegd  ( 237 ) Voegd by zyne twee jongere broeders jovrf en GONZALEZte Kusko. Dees. die de zachtzinnigfte en goedaardigfte onder de pizarro's was, had in zyn hart medely den met het noodlot van den ongelukkigen manko, en verzachtte zyne ellende zo veel hem mogelyk was. De Inka ftelde uit dien hoofde ook in hem een groot vertrouwen, en waagde het eindelyk, hem te verzoeken , dat hem mogt veroorloofd worden, een jaarlyks feest van zyn volk by te woonen , het welk eenige mylen van Kusko wierd gevierd, ferdinand gaf 'er zyne toeftemming toe, en de Inka wierd uit zyne gevangenis ontlkagen. Naauwlyks was het gerucht bekend geworden, dat de Inka was los gelaaten, of de Hoofden van de Natie kwamen welhaast onder het voorwendfel van deeze feestviering, uit alle gewesten des lands byë'en, om onder de bevelen van hun rechtmaatig Opperhoofd, het vaderland van deszelfs onderdrukkers, en zichzelven van de fchande te bevryden, dat zy het roofziek en wreed gedrag van deeze vreemdelingen zo lang werkeloos hadden aangezien. 2»len ftak vervolgens het krygsvaandel op , en binnen eenen ongelooffelyken korten tyd was ge-  ( 23» ) geheel Peru onder de wapenen. Een grootge* deelte der Spanjaarden, die juist in dien tyd in de grootfte gerustheid ten deele enkel, ten deele in kleine troepen , in het land omzworven, wierden fchielyk overvallen en gedood. Van alle kanten kwamen wraak-ademende Peruaanfche krygslieden in zulk eene groote meenigte toeloopen, dat manko zich binnen een' zeer korren tyd aan het hoofd van zulk een magtig heirleger zag, dat hy, zo wy' de Spaanfehe gefchiedfehryvers moogen gelooven, met twee maal honderd duizend man voor Kusko rukken , en eene even zq groote magt naar Lima kon zenden, ten einde de twee Hoofdfteden van het ryk der Spanjaarden tevens aantetasren. De drie hiaho's, die het bevel in 'Kusko voerden , hadden in dien tyd, toen de ftad van het onmeetelyk heir van manko eensklaps omringd of ingeflooten wierd, in alles niet meer dan honderd en zeventig Spanjaarden onder hun bevel. Bygevolg konden zy naauwlyks één man tegen duizend van hunne vyanden Hellen. Hierby kwam nog, dat de een van deeze broederen reeds in' de eerfte fchermutsfeling,1 welke tusfehen hen én  C £S9 ) -èh den vyand voorviel, door eenen ftcenwotf* gedood wierd. eenigen. O, wie dan van hen? vader. JüAN. freérik. O het is goed, dat het feï-' d'i n a n d niet is, omdat hy zo goedertieren ■jegens de Inka 's was. vader. Ook aan deezen j u a n wordt den lof gegeeven, dat hy niet flechts een zeer dapper, maar ook een goedaardig man is geweest, en dat hy Onder alle de Spanjaarden het best heeft geweeten , hoe men de Peruaanen moest behandelen, om hunne liefde en hun vertrouwen te verwerven. Zyn verlies was dus niet alleen zeer fmartelyk voor zyne broeders, maar ook voor den geheelen Spaanfchen troep, omdat zy in hem eenen van hunne beste aanvoerders verlooren. Thans waren beide deeze hoofdlieden Kusko en Lima van alle zyden ten naauwften ingelloofen. De kleine hoopen der Spanjaarden, die 'er in waren , ondervonden denzelfden nood, en hun ftaat was te ellendiger, naardien hen alle gelegenheid ten eenemaal was afgefneeden, öm elkander daarvan bericht te geeven. Elk *an dezelven vreesde dus het ergfte van het atv,  C 240 > ^nder, én elk wanhoopte aan de rnogelykheil; om van het ander hulp te zullen ontvangen. Niets bleef 'er dan voor hen over, dan alle hoop van eenig mogelyk behoud op hunnen eigen moed te vestigen. Het getal van de Spanjaarden, die by her uitharden van de vyïndelykheden in verfcheidene gewesten of enkel of by troepen gedood waren, beliep omtrent zeshonderd man. De Peruaanen hadden zorg gedraagen, om alle de wapenen en paarden der verdaagene Spanjaarden te bemagtigen, en beproefden nu, zo goed zy konden , dat geene natebootzen , het welk zy gelegenheid hadden gehad van de Europifche krygskunde te zien. Zy fchaarden zich derhalven insgelyks in géflooteryën, bedienden zich van de fpietfen, zwaarden en fchilden, welke zy hadden buit gemaakt, op Zodanige eene wy ze, als zy het van de Spanjaarden hadden geleerd; en ondernamen zelfs, de musketten aftevuuren. De Inka zelf nevens eenige andere bevelhebbers reeden de paarden, welke men had buit gemaakt. Hoewel nu deeze eerde ruuwe naboorzing dér Europifche krygskunde nog zeer onvolmaakt uitviel i vermeerderde echter dit de geduchte over-  ( 241 5 iftvermagt, welke de Peruaanen over het arm» hartig hoopje der Spanjaarden door de onnoemetyke meenigte van hunne ftryders hadden. Dus groeide de noed van de Spanjaarden met eiken dag. De Inka manko bemagtigde een gedeelte van de Stad Kusko, en hield de twee pizarro's in de kwartieren , waarin zy zich nog trachtten te handhaaven , zo naauw ingeilooten, dat zy niet wisten hoe zy zich zouden redden. De onzekerheid , waarin zy walen wegens het noodlot van hunnen broeder te Lima, maakte hunnen toeftand nog verfchrikkelyker: want alle proefneemingen, om eikanderen hunne omftandigheden te doen weeten, hleeven vruchteloos, dewyl men den weg tusfehen Lima en Kusko zodanig geftooten had, ■ dat 'er geene kennisgeeving mogëlyk was. Inmiddels was de gefteldheid van den Stadhouder veel verdraaglyker, dan die, waarin ■ zyne broeders zich b&vonden. Want de nabyfaeid der zee verfchafte hem het voordeeij om van tyd tot tyd nieuwe transporten van geworven volk, die van Panama aankwamen, te ontvangen , en zich daardoor te verfterken. Om •nu zyn volk in de volftrekte noodzaakelykheid te brengen, of om te overwinnen of om te • il£. DE E Li Q t ftejf  ( «4* ) fterven, ontnam hy hen, door het wegzend/B van alle zyne Schepen , alle hoop , om, op welk eene wyze ook, te ontvluchten. Ten zelfden tyde zond hy, naar maate .zyn eigen bende vermeerderde, van tyd tot tyd enkele hoopen weg, onder het bevel van dedapperfle aanvoerders, om zyne broederen in Kusko te hulp te komen. Maar hoe zeer zou hy verfchrikt zyn geworden , indien hy telkens het lot van deeze afgevaardigden vernomen had ! don Diè'go pizarro , zyn neef, dien hy met zeventig ruiters had afgezonden, wierdin eenen naauwen weg overvallen en met al zyn volk tot den laatiten man toe gedood, g ©nz a l e s van tapia, een ander Officier, die met tachtig ruiters was afgevaardigd , had hetzelfde lot gehad. Na dien tyd waren 'er nog twee andere Hoofdlieden, morgovsyo en gayette, elk met eenenbyzonderenhoop gezonden, en hadden insgelyks het verderf niet kunnen ontgaan. Zo hadden meer dan drie honderd Spanjaarden allengs hunnen dood gevonden, zonder dat 'er één van had kunnen ontkomen , om dit noodlot aan de overigen te kunnen boodfchappen. Eindelyk wierd d« Stadhouder pizabrc , doctf  C 243 ~> 8ögt den toevoer van eene aanzienelyke ver* fterking, welke door zekeren alphonsovan aivarado, broeder van den ons bekenden Veldheer van dien naam gefchiedde, in ftaat gefteld, om zyne vyanden in het vryè' veld het hoofd te bieden. Hy maakte" oogenbiikkelyk gebruik van deeze voordeeHge omftandigheid , deed eenen dappereh uitval; floeg den ontelbaaren zwerm der Peruaanen, en vervolgde ze tot ih het gebergte. Nu kon hy wat vryè'r ademhaalen; maar zyne eigene tegenwoordigheid in dit gewest bleef evenwel altyd nog te noodzaakelyk. Dus zag hy zich. gedwongen , om de verlosfing van zyne broederen , wier lotgeval voor hem altyd nog een geheime kwelling was , aan denzelfden a pi v a r a d o optedraagen, Wiens komst en byftand hemzelven gered hadden. Dees ging nu met driehonderd man, waarby zich kort daarna nog tweehonderd andere Spanjaarden voegden , op marsch, en gingen naar kusko. Ook hem zochten de-Peruaanen aftefnyden j maar vruchteloos. Hy floeg 'er zich gelukkig door, en fnelde op de vleugelen der overwinning voort, om zyn benaauwde broedars te hulp te komen. Doch aleer hy naar Xusie $ i ke*  ( *44 ) kón komen , veranderde aldaar het toofteel op een aanmerkelyke wyze, door eene gebeurtenis , welke niet ligt iemand van ulieden zal voorzien hebben. Deeze moet ik u derhalven eerst vernaaien. . almagro was uit Chili terug gekomen j en nam zynen weg naar Kusko, zonder te weeten wat "er inmiddels in die plaats gebeurd was. Op zyne terugreis uit Chili had hy de Akte, of open brief van den Keizer, welken fe r din and hem uit Spanje hadmedegebragt, ontvangen, waarin het verzochte onafhanglyk Stadhouderfchap over die landen ten Zuiden aan hem wierd opgedraagen, welke buiten het gebied van pizarro lagen. Maar hoe meer hy den inhoud van deeze zyne aanftelling overdacht, dies te fterkar wierd zyne overtuiging, dat, volgens den wil van den Keizer, de hoofdftad Kusko mede tot het Stadhouderfchap van hem, en niet van pizarro moest gereekend worden. Dus was 't zyn ernftig voorneemen, om dezelve te veröveren , ten einde zyn recht te doen gelden, en hierom ging hy 'er thans op los. . Wanneer hy dezelve naderde,1, ftond hy niet weinig verbaasd, toen hy hoorde, dat een  C «45) deelte der ftad', welke hy thans als de zyne befchouwde, verbrand, een ander gedeelte door manko bezet, en het derde nog wel in de handen van de pizarro 's, maar tevens in groot gevaar was, om door de Peruaanen beftormd te worden. De omftandigheden van deeze onverwachte gebeurtenisfin waren hem nog geheel onbekend ; hy naderde uit dien hoofde, om alvorens een naauwkeuriger en uitvoeriger bericht intewinnen, met langzaame en omzichtige fchreden. Zyne komst wierd in Kusko bekend; maar zowel da Spanjaarden, als de Peruaanen waren onzeker, of zy eenen vriend of eenen vyand in hem moesten verwachten. Want dewyl het gerucht van de aanfpraaken, welke hy thans op Kuskt maakte , zich reeds vóór zyne komst verbreid had, en dewyl hy zelf noch de eene noch de andere party van zyne gevoelens verwittigde; bleeven zy beiden in twyfel, wat zy van zyne verfchyning te vreezen of te hoopen hadden. Ondertusfchen trad men van beide zyden met hem in onderhandeling, om zich van zyne vriendfchap en hulp te verzekeren. Dc Inka begreep , hoe gewigtig het vo or hemweezen zou, aan deezen Europeaan eenen Q 3 bond-  tondgenoot te hebben, en de p iz ak a o ,9 wisten dat zy yerlooren waren, zodra hy de party van zyne vyanden verkoos. Maar de eisch, welken hy deed, ftond zowel de eene als de ander party tegen. Hy begeerde naamelyk, dat men zyn recht op Kusko erkennen , en die ftad aan hem overgeeven moest; eene voorwaarde, waartegen zich de Inka even 20 zeer als de pizari>o's verzetten. Eindelyk , toen de Inka zag ? dat alle poogingenf om hem te beweegen , van deezen eisch aftezien , vruchtelpos waren, nam hy het kloekmoedig befluit, om de vruchtelooze onderhandelingen aftefereeken, en de zaak door het zwaard te laaten beflifien.- Hy keverde . derhalven aan umash o üag; maar de uitkomst van deezen flag was, gelyk gewoon-lyk. De Europifche krygskunde haalde het over tegen de meenigte; manko wierd geflaagen, en zag zich genoodzaakt het beleg van Kusko optebreeken, om zyne eigene veiligheid in het gebergte te zoeken. Dus hadden nu alleenlyk Spanjaarden met Spanjaarden te doen. almagro bleef op zynen eisch ftaan, en de pizarro 's volhardde» by hun weigerend antwoord. Inmiddels was,  C *47) «ras almagro tot aan de poorten van Kuik* gekomen, en dewyl hy wegens zynen openhartigen, oprechten en edelmoedigen inborst, van de gemeene foldaaten meer bemind wierd, dan de listige en ftrenge pizarro's; ging 'er een gedeelte van de bezetting tot hem orer, en ftelde hem in ftaat, om zich door eenen overval by nacht meester van de ftad te maaken. Dit wierd zo onverwacht en zo fchielyk in het wérk gefield, dat de pizarro's niet eerder van de overrompeling iets merkten, voor dat a lm a g r o met zyn volk reeds voor bun huis ftond, en hen den uitgang belette. godlieb. Ei, hadden zy dan geene fchildwagten uitgefteld ? vad r n. Wel zekerlyk; maar die hadden zich óf laaten verrasfchen, óf zy waren by het naderen van almagro insgclyks tot hem overgedaan. In 't kort, de Stad was byna ' zonder flag of ftoot veroverd, en de p i z a rro's, die in hunne wooning waren opgeiloöten, wierden opgeéischt, om zich aan den overwinnaar overtegeeven. Maar de moed , welke hen bezielde, wilde alvorens 't onmogelyke beproeven ; zy bezetten de deur, en vochten zo iang en hardnekkig, tot dat zy eindelyk, dewyl Q 4 hun-;  C 248 5 hpnne krachten bezweeken, zich aan hun noodlot . moesten onderwerpen. Zy wierden dan, zónder eenige voorwaarden te kunnen bedingen, gevangen genomen en in goede verzekering gebragt. Aldus Honden de zaakente Kusko., toen alvar ad o, die van al dit gebeurde niets had vernomen, met zyn heir by deeze hoofdftad aankwam. Hy moest alleenlyk nog eene rivier overtrekken, en dan was hy 'er. Maar hoe groot was zyne verbaasdheid, toen hy den oever aan de overzydc van de rivier met Spanjaarden bezet vond, die zich gereed maakten om hem- als vyand te ontvangen, Hy kon niet begrypen, wat toch deeze zeldzaame vertooning I beduidde; tot dat hy eindelyk van almagro zelf, die hem in zyn belang trachtte overhaalen , van alles, was 'er te kusko gebeurd was, verwittigd wierd. ï&ct wendde nu alle poogingen aan, om hem re beweegen, . dat hy de party van de p 1 z a r r < 5 'laaten, en tot hen) zou overkoomen : maar vruchteloos ! Hy poogde hem door gefchenken overtehaalen; en voegde 'er de bekoorlykfte beloften by: maar alles was te vergeefs! De trouw van a l v a r a d o kon niet omgekocht wor-  C 249 ) •worden; niéts kon dezelve aan 't wankelen. brengen. Is 't niet waar, kinderen! dat het ons recht vermaak doet, zulke voorbeelden ivan deugd en edelmoedigheid te ontmoeten in eene gefchiedenis, welke opgevuld is met bedry ven , die het menschdom zo fchandelyk ontëeren i Maar, helaas! de blydfchap, welke gy hierby finaakt, zal geenszins van langen duur Weezen. Want ik zie my reeds wederom genoodzaakt, om eene duistere wolk van baatzucht, en verraad te doen opryzen, welke dien be-valligen zonneftraal van deugd welhaast wederom zal verduisteren. Onder de bendenvan alvarado was een Officier, die zich. óf door baatzucht, óf uit haat jegens de piz a r f o 's, liet verleiden, om zynen Bevel-' hebber te verraaden, en by a l m a g r o eene belooning te verdienen. Het was hem niet genoeg, zich-zelven aan eene fnoodedaad fchuldig te maaken; maar hy trachte, ook, een gedeelte van zyne medgezellen te beweegen , om in zyn fchandelyk misdryf te deelen. Dit gelukte hem; almagr<* wierd van hun voorneemen verwittigd; men maakte in fttlte de noodige fchikkingen, en eer a l-*- - - ■ Q s TA-  C *5* ) •frARABC her verwachtte, was het heir vaï den vyand in den nacht midden in zyn leger , en hy zelf gevangen. Men had zelfs den avond te vooren hem en zyne getrouwfte «rienden alle wapenen weeten te ontneemen, om hen ten eenemaal buiten ftaat van tegenweer te ftellen. Het grootfte gedeelte van zyn volk beftond aft medepligtigen van de faamenzweerders; de overigen zagen zich genoodlaakt , voor de overmagt te wyken; allen leiden zy het geweer neer, en wierden van al- Kagro naar Kusko gebragt. klaas. O nu heb ik ook voor almagro niets meer over. Anders ben ik hem altyd nog al geneegen geweest. matthvs. Ikook; maar nu kan hy maar heen gaan. b i r k. Maar waarom dan ? vader. Waarfchynelyk, omdat hy zich van het verraad van fiechte menfehen bedient, om zyn oogmerk te bereiken. klaas en maitBïs. Ja zekerlyk! Dit was immers ook zeer flecht van hem gedaan; is 't niet zo , Vader lief ? vader. Het is althans niet zo voor de föist, niet zo edelmoedig, als eertyds zeker  ( *5- > Romein onder foortgelyke omftandighedel? handelde: wie van « weet, wien ik bedoels eenigen. O ikl ik! fabriciüs! johannes. Ik weet nog een—kamiuüs; vader. Laat eens hopren, wat die ment» fchen deeden, ppdat de kleinen het ook te weeten krygen. johannes! wat weet gy dan van uwe* sahuus? johannes. Hy beleegeide met de Rq* naeinfche arméc de ftad der Falisciè'rs, Faler ris, naamelyk; maar hy kon dezelve geduurende een langen tyd niet veroveren. Nu was 'er een godlooze Schoolmeester in de ftad. maar hoe hy hiet, weet ik niet. vader. Aan dien eerloozen naam is opk niemand iets geleegen ; gaa maar uw gang ! johannes. Hy nam het fchandelyk befluit , om zyne vaderftad te verraaden. Ten dien einde zeide hy tot de kinderen, die men by hem fchool had gezonden, en dat kinderen van de aanzienelykfte lieden waren , dar hy met hen buiten de poort zou gaan , om. daar faamen te fpeelen. De kinderen waren aanftonds by de hand, en zo ging men ftraks buiten de poort. Nu begon die fnoode man ü«i fpel met de kinderen, waarby zy telkens v»or-  t*5* 5 Vborwaards moesten loopen; cn eer de kj^ deren het verwachtten, was hy met hen mid, den in het Romeinfche leger. De Schildwacht ■vraagde: wat zy begcaden? en de Schoolmeester antwoordde: dat hy hunnen Veldheer snoest fpreeken. Men Jerdde hem dus naar de tent van denzelven , en hier vertoonde zich dit godloos mensch met alle zyne kinderen aan KAMit lus en zeide : „ Hier geef ik de ftad Fderi, aan u over, „ Want gy behoeft flechts deeze kinderen „ der aanzienelyken, die ik u hier breng, " In verzeekering te neemen, en aan de „ Fahsciérs te laaten weeten, datzy u eerst » de poorten moesten openen, indien zy „ hunnen kinderen wilden weerom heb„ ben : dan zullen zy u de ftad terftond „ overgeeven." Nu dacht d.e booswigt eene groote beloo«ung te ontvangen : maar wat deed de braave «Hy zag den ellenden kaerel Ban met een nors gelaat, en zeide: „ Gy hebt ons misfchien voor uws gelyken gehouden, maar gv moet weeten, „ rampzalige! dat de pligren der menfche» iykheid en der rechtvaardigheid by de Ro- mei-  C 253 ) j; nen dok in den oorlog heilig zvn. „ zyn niet gewoon , oin zwakke kinderenj maar mannen te beöorloogen, die ziek kunnen verweeren; en wy trachten onze vyanden niet door verraad, maar docht „ deugd en dapperheid te overwinnen. Gaa , fnoodaart! en ontvang het loon van uwe „ trouwloosheid!"" Hierop gaf hy bevel, dat men hem den rug zou ontblooten , en aan de kinderen liet hy roeden geeven , en belastte hen, den verraader al flaande naar de ftad te dryven. Dit gefchiedde; de kinderen floegen 'er biaaf op, en jaagden hem zo weder binnen de poort. Hier vloeide nu eene groote meenigte van volk faamen, en de kinderen moesten verhaalen, wat de oorzaak was van deeze zonderlinge vertooning. Toen nu de Falisciërs van de fcharf delyke daad van dien Schoolmeester, en van 'de edelmoedigheid der Romeinen onderrecht waren, wierden zy daardoor zodanig ontroerd, dat zy oogenbükkelyk bellooten, om zich vrywillig aan de Romeinen evertegeeven. vader. ,, Want, zeiden zy , het is be-" „ ter onder de heerfchappy van zulke recht-' „ vaardige menfehen te leeven, dan on afhang* kts  C 254 > fclyk te zyn." Men gaf vervolgens de fiaé aan hen over, en de Falisciërs achtten zich gelukkig, dat zy van een vry volk, 't gean Zy te vooren waren, Romeinfche onderdaanen jvaren geworden. Vfk van u zal nu de tweede gefchiedenis van ïabriciüs vernaaien? jantje. O zal ik het doen, Vader? vader. Ja wel ! jantje. De Romeinen wierden van p yr< Ihus, koning van Eprus, beoorloogd j en zy fcheenen in zeer groot gevaar te zyn. De vyand rukte reeds op Romen aan, en men Wist niet hoe de zaak zoude afloopen. Op éénmaal kwam nu de lyfarts vanpyrrhus heimelyk in het leger der Romeinen, en bood zich aan by fabriciüs, het Legerhoofd der Romeinen , dat hy, indien men hem eene aanzienelyke belooning wilde geeven , zyn' Heet door vergif van kant 7ou brengen. Maar faep.ictüs verfoeide zulk een verraad^ en zond niet alleen den booswigt terug, maar waarfchuuwde ook zynen vyand, dat hy zich Aroor hem moest in acht neemen. vader. En herinnert gy u niet, wat p t rf.Hus daarop zeide: „ Ja, riep hy uit, hieraan  ( «55 ) ' aan ken ik fabriciüs! Dit is desaan,„ dien men even zo weinig van d:n weg dot ,i braafheid, als de zon uit haa e loopbaan „ rukken kan. " Weet gy nog, waaróp dit doelde ? pieter. O ja! —— Toen fa brict* vü s te vooien, als gezand aan hrriios was gszonden , ftelde dees zyne braafheid en moed tweemaal op de proef. Eerst beproefde hy, of hy hem met een groot gefchenk van goud kon omkoopen, dewyl hy wist dat hy arm was: maar hy wees zulks van de hand. Ver" volgens deed hy eenen Olifant achter het voorhangfel van zyne tent plaatfen , die fchielyk, op eene gegeevene leus, zynen fnuit met een vreesfelyk gefchreeuw boven het hoofd van fabriciüs moest uitfteeken. Maar deeze zeide met een onveranderd gelaat: „ Uw „ groot dier doet my zo weinig aan, als „ uw goud." vader. Recht! — Wel nu, dirk! Schynt dat geene, wat almagro deed, u nu nog even onberispelyk, wanneer gy hetzelve vergelykt met het gedrag van deeze twee Romeinen ? £1rk. Neen; —maar in den oorlog i dasiht  ^acht ik, was hét geoorloofd, om voordee? te doen met alle gelegenheden, om zynen yyand afbreuk te doen ? vader. Het is erg genoeg, dat meenig Legerhoofd werkelyk zo gedacht heeft! De betere Romeinen verfoeiden deeze grondftelling, en zolang zy dit deedcn , zo lang de " pligten van rechtvaardigheid en menfchelyk* heid zelfs jegens hunne vyanden by hen heilig waren, bleeven zy onöverwinnelyk. ferdinand i. Maar dan hadden immers 'de Engelfchen ook onlangs den Generaal arnoio niet moeten aanneem en ? vader. Zy hadden hem wel moogen aanfteemen; want hieromtrent zyn deStaatennu onderling overeengekomen : maar of zy, toen ' hy nog in dienst van hunne vyanflen was, aan zyne verraaderlyke aanflagen het oor leenen, ' hem ter uitvoering van dezelven aanmoedigen , jhem daartoe de behulpzaame hand bieden, en hem vervolgens als eenen man van eer en verdienden behandelen m'ogten; dit is eene andere vraag. De item der Natie heeft dit pllcs ook ,' gelyk u' uit dé nieuwspapieren be* kend is, openlyk afgekeurd. Maar wat gaat ons het gedrag der Legerhoofden  c 35? 5 Hen ën hunner Koningen aan. Laaten zy zelf toezien, hoe zy dat geene, wat zy doen, voor hun eigen geweeten en eerlang voor eenen hooger' rechterftoel kunnen verantwoorden. Voor ohs is het genoeg, over onze eigene daaden te waaken, om nooit te bewilligen in iets, het welk met de wetten van den godsdienst, van de reden en van de waare eer ftrydig is; en hiermede zy het voor heden genoeg! kar is 1. Ö, nog ééne vraag, Vaderlief! vader. En welke ? karei. Wat deed almagro met de gevangene pizarro 's ? Hy behandelde ze immers niet kwaad ? vader. Ik ben verheugd, dat myn anï?j woord op deeze vraag, u met het karakteF van a l m a g r o weder eenigzins zal verzoenen; almagro raadpleegde met zyne vrienden , wat men nu met de gevangenen doen moest? En de ftoutiten en ongevoeligften onder hen waren eenpaarig van gevoelen: dat men de pizarró's, ALvARAboen eenige andere aanhangers van den.Stadhouder, die zich niet wilden laaten omkoopen , op 't oogenblik haar de gerechtsplaats moest laaten leiden. Zy  ( > feeweezen zeer bondig, dat dit het veiligf e middel was, om in het toekomende wegens hen buiten alle vrees te zyn, en dat de Stadhouder pizarro door deezen eenigen flag eensklaps de gewigtigfte fteunfels van zyne heerfchappy verliezen, en zodanig verzwakt zou worden, dat men hem met zyne geheele nog overgebleevene magt ligtelyk zon kunnen t'onder brengen. Dan zou almagro, zeiden zy, voor geenen mededinger meer te vreezen hebben; allen zouden hem met vreugde voor hun Opperhoofd erkennen, en hy zou zich dus in een ongeftoord bezit van het geheele Peruaanfche ryk zien. almagro hoorde hen aan, en bekendes dat zy gelyk hadden; maar hy verzeekerde en dit moet men ter eere van zyn hart zeggen , dat nog niet geheel ontrnenscht was geworden, dat hy hunnen raad des niet¬ tegenstaande niet kon opvolgen. Ja, hy ging nog verder. Schoon het zeer waarfchynlyk was, dat hy thans, indien hy met zyn zegepraalend heir recht op Lima los ging, der. Stadhouder met zynen geheelen aanhang zo i kunnen vernielen; en fchoon het meer dar waarfchynelyk was, dat deeze thans reeds zo fti-  Verregaande ftryd toch éénmaal door liet zwaard zou moeten geëindigd worden; wilde hy echter volftrekt niet éénen ftap buiten de grenzen van zelfverdeediging doen, om , wat hem betrof, onfchuldig te zyn aan het bloed, het welk de nu onvermydelyk geworden burger-oorlog zou vergieten. Met dit befluit l*eerde hy weder naar Kwfa, em aldaar aftewachten, waartoe de Stadhouder pizarro nu zou overgaan. klaas. O, nu zal ik ook weder zyc yriend zyn ! matthys. Ik nu ook! allen. Ik ook! ik ook! ik ook! R 2 Fi'F-  C aio > VTFT1GSTE GESPREK Np is het tyd , kinderen! dat wy ome oplettendheid wederom -vestigen op p izarro, om te zien, wat hy nu doen zal, om zich uit de hagchelyke omftandighcden, waarin hy thans geraakt is, te redden. Mogt hy toch zyne toevlucht tot geene andere , dan eerlyke middelen neemen ! Van alles, 't geen in en by Kusko gebeurd was, en ik u gisteren verhaald heb, had hy nog niets het minfte gehoord. Eindelyk ontving hy 'er naricht van, en wel een naricht, het geen voor hem uit zo veele donderflagen als woorden beftond. De dood van zynen broeder j v a n , de terugkomst ran almagro, de gevangenneeming van zyne twee overige broederen, het verlies van de hoofdftad, de neerlaag en gevangenneeming van zynen getrouwen vriend alva^ado . alje deeze  C 261) (te droevige gevallen, waarvan elk op fcïeK ïelven reeds in ftaat zou geweest zyn, om eenen man van nünderftandvastigheidtedoen bezwyken, wierden hem thans op éénmaal gemeld. Stelt u nu eens voor, weik een in-* druk dit alles op zyn gemoed moest maaken ! Doek zyn moed bleef onder alle deeze meenigvuldige ftormen onbezweeken. Hy kende de-trouwhartige oprechtheid van almagro zo wel, als zyne eigene onüitputtelyke listigheid, en hy bouwde op beiden;de vaste hoop v«n eene fpoedige verbeetering jzyner omftandigheden. Dewyl hy binnen kort eene nieuwe aanzienelyke verfterking uit Pan», ma verwachtte, lag 'er hem alles aan geleegen, om tyd te winnen , en zynen mededinger zo lang in werkeloosheid te houden, tot dat hy weder zo magtig als hy mogt weezen, of misfehien wel zelfs de overmagt hebben. Het koste dien geweetenloozen man riiet veel, om elk masker van geveinsdheid aantedoen, en de ligtgeloovigheid van almac r o kwam hem reeds halverwegen te gemoet. Ten dien einde veinsde hy te wenfehen, dat Ken het geheel gefchil door een minnelyk R 3 ver-  verdrag mogt eindigen, en men was Braks gewillig om met hem in onderhandelingen { te treeden. Deeze wist hy nu zodanig op de lange baan te fchuiven, dat zyne bedoeling. om tyd te winnen, volkomen bereikt wierd j Nu eens gaf hy te kennen dat hy geneegen Was, om de eisfchen van almagro toete> ftaan; dan weder ging hy 'er af door nieuwe uitvluchten , welke zyn oprechte tegenparty in't geheel niet had voorzien. En op die wyze verliepen 'er, naar zynen wensch, veel» maanden, zonder dat 'er aan de zyde van a l« magro iets wierd ondernomen. ■ Hy-zelf wist ondertusfchen de aanzienelykfte verfterkingen van manfchap en ooilogsbehoeften te verkrygen, en maakte zich gereed het masker afteligten, en wederom uu eenen hoogeren toon te fpreeken, toen het geluk hem hierby op eene onverwachte wyze te hulp kwam. Naamelyk zyn broeder g o n z al e z. en alvarado vonden een middel, niet alleen uit hunne gevangenis te ontkomen, maar ook nog zestig ruiters door omkoop ingen over te haaien, om met hen te ontlvuchten. De vreugd van pizarr» over dit onverwacht gelukkig geval was evsn zo groot, ais  c m > als het misnoegen van almagro over het verlies van twee gyzelaars» aan wier bevryding zynen mededinger zo veel geleegen lag. Inmiddels was 'er evenwel nog één van p itz a rro's broederen, naamelyk fe rd in and, in de gevangenis gebleeven. Ook dees moest eerst weder op vryë voeten zyn, eer pizarf r o het dorst waagen, om zyne waare meening te ontdekken. En hoe zou hy 't nu aanleggen, om ook deezen te bevryden, die, federt dat g o n z a l e s en a l v a r a d o ontvlucht waren, met eene, dubbele omzichtigheid bewaakt wierd ? Hy wist 'er wel raad toe te vinden. Dewyl hy toch éénmaal afftand had gedaan van de waardigheid en het geluk van een openhartig, oprecht en eerlyk karakter: koste het hem niet veel overwinning, om tot eene nieuwe trouwloosheid te beiluiten, ten einde ook dit zyn oogmerk te bereiken. Hy bleef 'er naamelyk by , om de grootfte en oprechtfte neiging tot eene verzoening te kennen te geeven, en deed den voo.flag, om de beflisfing vaft den ongelukkigen twist, die ender hen ontftaan was, aan de uitfpraak van den Keizer te laaten verblyven. Dewyl nu almagro hierin volkomen genoegen nam, R 4 ging  C a«4 ) 'gJng de listige onderhandelaar eenen flap var*, der, en begeerde van zynen oprechten mededinger, dat hy zynen gevangen broeder mogt' los geeven, opdat die, als hun wederzydfchc gevolmagtigdp, naar Spanje reizen zou, om de zaak in gefchil by monde aan den Keizer voortefteUcn. Deeze list gelukte hem ; f e rd i n a n d wierd los gekaten, en de geweetenlooze huichelaar wierp het momaangezicht af. Tot de grootfte verwondering van a lmag r o verklaarde hy thans ronduit, dat da zaak niet door woorden, rnaar door het zwaard moest heflist worden. Laat ons, kinderen! hier een oogenblik öilftaan, om aan het gevoel van afkeer over zulk een arglistig gedrag, het geen gy, gelyk ik hoop, allen in dit oogenblik by u ondervindt , tyd te geeven, om in onzer aller harten recht diepe wortelen re fchieten. Is 'er wel één onder n lieden, dis p i z a r r o, Baar 't geen wy nu wederom van hem hebben gezien , nog de minfte geneegenheid en achting zpu kunnen toedraagen ? wél iemand die met hem wenschte te keven, of in hem, eenen vriend te hebben ?. ^llek. Neen! neenl Vfjj  vArs er. En kunt gy u wel verbeelde»; dat 'er andere goede menfehen zyn, die eer» karakter, het welk zo weinig te vertrouwen, en zo vol van arglistigheid en valschheid is, minder verfoey en ? Doch, dit kunt gy niet ge-, looven! Uw eigen gevoel zegt u, wat elk braaf mensch daarby moet ondervinden — tegenzin en afkeer ! Leert hieruit , myne lieve jonge vrienden ! dat de grootfte talenten — want hieraan ontbrak 't den listigen pizarro niet dat zelfs de grootfte daaden een man ni et - beminnelyk , niet achtenswaardig kunnen maaken , indien dezelven niet van eenen oprechten, openhartigen en eerlyken in* borst verzeld zyn, Geveinsdheid, huichelaary, list en valschheid ontëeren de menfchelyke natuur, brandmerken dezelve met een teeken, het welk door geene verdienften , zelfs niet de uitfteekendfte kan uitgewischt worden, en het welk alle goede welgezinde menfehen met eenen natuurlyken afkeer fchuuwen. En wat is hiervan de oorzaak ? Waaruit ontftaat de algemeene verfocijing van alle listige ftreeken, van alle heimelyke kunsten en bedriegeryën, al zyn zy ook nog zo fyn en fchrander uitge^ venden i Wat meent gy p i e t e r ? R 5 he-  ( 2o"6 ) *• i E t e r. Omdat de lieve God ons io2 danig gefchaapen heeft, dat wy niet anders kunnen, dan valfche menfehen te fchuüwen. vader. En waarom zou de lieve God ons wel zodanig gefchaapen hebben ? — Is *t niet daarom, dewyl hy zelf waarachtig, zelf een vyand is van alle geveinsdheid en loogen, en dewyl hy wilde, dat wyhem, den Heiligen en Goeden, voor zo verre dit mogelyk is, gelykvormig zouden worden? —En ftelt u eens voor, kinderen ! wat 'er van de menfehelyke maatfehappy zou worden , zodra 'er geen geloof en goede trouw meer plaats hadden, en zodra het niet meer voor fchandelyk gehouden wierd, anders te fpreeken, dan men denkt, zynen evenmensen, te verfchalken, en zich door bedrog en listige ftreeken tot een groot man te maaken ? Of zoudt gy wel lust hebben te leeven in een land, welks inwooneren allen zulke dubbelzinnige, listige, leugenachtige en valsche menfehen waren ? johannes. Daar bewaare ons God voor' Ik zou hever by de fmeerige groenian»ers i» hunne morsfïge holen in de aarde wöonen. k t a a j.'  C ^? ) vi aas. En ik liever by de fmalüge Hotteni letten in hunne Hinkende hutten. godlieb. En ik liever by de kleine laplanden met hunne platte neuzen, lange ooren en korte beenen, in hunne tenten uit basten van boomen famengefteld. vader. (Met een bedenkelyk en bekommerd gelaat) En gy, ? De wangen van.... hadden reeds op dit voorftel, als fcharlaaken beginnen te gloeijen. Het geweeten knaagde hem; want hy wist, dat hy, voor eenigen tyd eene onwaarheid had gezegd. Thans ftorte een ftroom van traanen uit zyne oogen, en hy vernieuwde by zich-zelven. het vaste voorneemen, om in het toekomende nooit, nooit weder, het minden hairbreed van de waarheid aftewyken. De oogen van allen waren vol van medelyden op hem gevestigd, en de Vader was 'er borg voor, dat zyn berouw .■ zyne voorneemens oprecht waren. — Na eene kleine tusfchenpozing:)O, myne lieve kinderen! prent het u-allen toch diep, recht diep in uwe jonge harten, dut  £z6S ) ïat de mensch in dezelfde maat den adelden* van zyne natuur, de liefde en achting van nlfe welgezinde medemenfchen, de toejuiching van zyn eigen gewceten en van den alzienden God, en dus ook zyne geheele tydelyke en eeuwige gelukzaligheid verbeurt, wanneer hy Van den rechten weg van eene ongeveinsde ftrenge oprechtheid afdwaalt; en veroorlooft u-zelven toch vooral nooit, nooit in uw geheel leven, de minfte onoprechtheid, het zy in woorden of in daaden, al ware het ook, dat gy'cr .Vorsten kroonen door zoudt kunnen verwerven. Alleenlyk de oprechte, de waarheidminnende, de ongemaskerde braavc man, durft ïyn hoofd gerust opheffen; kan op den weg des levens, hoeruuw, hoegevaarlyk ook zyne loopbaan immer zyn moge, zonder eenige angstvalligheid, geriast, blymoedig en vol vertrouwen op Gods alles beftierende Vooriienigheid, met vaste fchreden wandelen; kan vry van alle zyden rondom zich zien, en zelfs de lasterzucht trotfeeren, wanneer deeze, hoewel vruchteloos, poogt zynen goeden naam eene fmet aantewryven. Hoe verachtelyk en ellendig is daarentegen een mensch, die zich tot listige ftreeken verlaagt, die langs krom-  komme wegen voortfluipt , ' en ■ gidwxtt§ vreczen moet, dat het oog vaneen menfehenkenner door zyn momaangezicht tot hetbinnenfte van zyn onedel hart zal doordringen: en zyne valschheid ontdekken ! Met hoe veel angst moet hy alle zyne woorden op de weegfchaal leggen , en over alk zyne houdingen en gebaarden waaken, opdat hy zich-zelven niet mooge verraaden! En hoe kan zulk een mensch, die zich bewust is, dat het inwendig geheel anders met hem gefield is, dan hy uiterlyk fchynen wil, hoe kan hy, zeg Ik, ooit met vrymoedigheid en met een kinderlyk vei trouwen op God, den alweetenden hartenkenner denken, of, wanneer de nood hem treft, met het toeverzicht van een goed kind zich in zyne vader-armen werpen! Beeft kinderen ! voor zulk eenen rampzaligen ftaat, en mydt toch het gevaar, om u-zelven ook daarin gedompeld te zien; maar dat gy u toch altoos benaarftigt, om de grootfte oprechtheid in woorden en daaden te bewyzen, en dat ge u-zelven nooit, nooit aan de minfte onwaarheid fGhuldig maakt, en gy by geene gelegenheid voor iets anders wilt gehouden worden, dan voor 't geen gy indedaad zyt! laat ons  C 2?° ) t»tis nu tot onze gefchiedenis wederkeert» ï welke ons overtuigen zal, dat valschheid en bedrog, even gelyk elke andere ondeugd, wel niet altyd op heeten daad, maar evenwel gemeenlyk vroeg of laat, ook reeds hier in dit leven > haar welverdiende loon ontfangt. pizarro wierp dus, gelyk wy gehoord hebben, het masker af, zodra hy zag, dat z,y, voor wier leven hy beducht was geweest, in veiligheid waren. Zyn heir was tot eene geduchte magt aangegroeid, en muntte voornaamelyk uit door twee geheele Kömpagniën van fnaphaanfehutters; een verfchynfel, het welk tot dus verre in Amerika nog ongwoon was geweest, omdat de vuurroers in dien tyd nog zo zeldzaam waren, dat men daarmede nog geen geheele benden kon voorzien. Dewyl hy zag, hoe zeer zyne broeders blaakten van haat tegen almagro, en van begeerte , om den fmaad van hunne gevangenis in het bloed van hunne vyanden aftewasfehen, gaf hy hen het bevel over het grootfte gedeelte van zyn heir, en liet hen daarmede op weg gaan, om het bloedig tooneel van den thans beflooten burger-oorlog te openen. Hun weg liep over eeHtn arm van de Jn; ie.  (*?i ) és. Men meent dat almagro, indien hf zich hier in denaauwe wegen en opdetuuwc ongebaande gebergtens tegen hen had verzet» hunne geheele magt, welke beftond uit zeveahonderd man, met een handvol volks wel zou hebben kunnen vernielen. Dit gevoelen wordt te waarfchynelyker, wanneer men de zonderlinge uitwerking van het klimaat van dit gewest in aanmerking neemt, welke door zo veele en herhaalde ondervindingen is bewaarheid geworden, dat men 'er in 't geheel nies meer aan twyfelen kan. johannes. Welke uitwerking ? vader. Deeze; men verhaalt dat aïïen'j die uit de vlakke velden van Quito over de koude met fneeuw bedekte gebergten der Av des reizen, welhaast van dezelfde ziekte overvallen worden, waarvan byna allen , die eerst beginnen ter zee te vaaren, aangetast worden , en welke men de zeeziekte noemt, j ohannes! gy hebt 't met my ondervonden, hoe het met deeze ziekte geleegen is; geef toch daarvan eens aan de overigen eene kleine befchryving. johannes. O, ik wordt altyd nog mislyk, als ik 'er maar aan denk! Eerst begint  ( 27a 3 gïnt rrTen wat duizelig te worden. Van tyd tóf tyd fchynt zich alles het fchip en de zee, me{ ohs rond te draaijen, en men kan de oogeri fchier niet meer open houden. Dan wordt men bleek , als de dood; men kan niet meer gaan noch ftaan, op zyn best dat mCn nog' kruipen kan, en gevoelt dan eene verbaazende benaaitwdheid. Heeft men zieh dan met veel moeite op de beenen geholpen, en beproeft men vervolgens om flechts eenen flap verder te gaan, dan flaat men nêer zolang als men is, en is niet in ftaat om zich Weder: optehclpen. Daarby is men ellendig te moede , orntfent zo, als of men in zwym zal vallen of overgeeven. En dit duurt niet flechts een korten tyd, maar zonder ephouden, fomtyds wel eenige dagen. By ons duurde het twee dagen eh twee nachten, omdat de ftorm zo lang aanhield. Daarby wierden wy en het geheele gezelfchap in het fchip van een onöphoudelyke neiging tot overgeeven gekweld, fchoon wy niet het minfte meer in de maaghadden, en ook in "t geheel niets konden nuttigen. Dit was een muzyk en een gezicht ! Een mensch, die volkomen gezond was, zou 'er wel misfelyk by hebben moeten worden. V A*  C173) Vader. Nu , aan de telMe lastige zlektê > zegt men , dat alle de g-enen onderhecvig zyn » die uit de warme vlakten vil Qyïto de iuude gebergten bereizen. Hoe gèrnakkelyk zonde het dus niet voor al mag r o geweest zyn , om her heir van de v 11 a r r o 's te vèrnielen, winneer hy hen tot f'usfehefi de gebe-gten was .e gemoet gegaan, en hen had overvallen in eenen tyd, dat hun heir van deeze ziekté gekweld na5! Maar hy deed dit niet. Oiri twee redenen oordeelde hy het beter, om deri vyand in de vlakten van Kusko af te wag-en. Eene van dezelven was * dat hy op alle wyze wenfehte te yermyden , voor den aanlegger van deezen burgeroorlog gehouden te Worden; ert de tweede, opdat zyne ruitéry, waarin hy fterker «as dah dé vyand, ruimte genoeg mogt h bben. Dus vergenoegdé hy zich daarmede, dat hyzyheftad, 70goed hy kon , bevestigde, en aan zyn heir in het open veld die plaats aanwees, welke hem de voordeeligfte töefchccn. Ongelukkig Was het, dat hy zich-zelven buiten ftaat vond, om aan het hoofd\ari hetzelve te verfchynen. Zyn höoge oüderdorfï \ th de meenigvuldige ongemakken, Welke hy &*K DEEL. S fOÏ  (*74 ) tot dus verre had doorgeftaan, hadden hem zodanig verzwakt, dat hy niet meer in ftaat was, op zyne voeten te kunnen ftaan. Hy zag zich dus in de noodzaakelykheid gebragr, om het bevel over zyne troepen aan örgogn e z optedraagen, een man, dien het wel niet ontbrak aan moed en getrouwe verkleefdheid aan zynen Veldheer, maar die echter op verre na zo veel vermogen niet had op de gemoederen der foldaaten, dan de oude almagro, die van allen even zeer bemind en geëerd was. Nu naderde de dag, waarop de zaak zon beflist worden. De pizarro 's waren gelukkig de gebergten over gekomen, es rukten thans in de velden van Kusko. De twee heiren ftonden in elkanders gezicht, en men maakte zich gereed tot den fiag. Aan beide zyden waaide het keizerlyk vaandel, en het fchrikkelyk tooneel, 't geen thans zou geopend worden, had eene ongelooflyke meenigte der inboorelingen uitgelokt, die op de hoogtens ftonden , en voor welke de blinde woede van hunne onderdrukkers, waarmede zy zich nu onder eikanderen wilden vernielen, een verrukkelyk gezicht was. De oude, zie*:  C£75 ) ieAiMAGaö deed zich insgelyks uit de ftao, draagen op eene hoogte , vanwaar het flagveld kon overzien, om van den gelukkigen of óngelukkigen «itgahg van den {lag een blyds of droevige ooggetuige te zyn. Die arme grysaart! Hoe moest zyn hart kloppen van angstvallige verwachting! Nu nam het bloedbad- eèn begin. Men vocht van wederszyden met èenen moed, welke onze hoogfte verwondering Zou verdienen , indieh wy konden vergeeten, dat eerén wradkzucht hiervan de rampzalige dryfvseren waren. Inmiddels hadden de eerfte gelederen van orgognéz reeds ik den beginne 20 veel geleeden, dat hunne drift merkelyk verkoelde, en dat zy daarop de béveleh van hunnen Veldheer in de verfchillende beweegingen , welke zy moesten maaken, niet meer gehoorzaamden. Vah dit oogenblik af oordeelde hy zich voor verlooren, en befloot, zyn ongeluk en dat van zyneh Meester niet ■ te overleeven. Onder de diepfte' fmart Van wanhoop riep hy uit, terwyl hy zich aan het hoofd van zynen tweeden hoop plaatfte : By God s den Ahnagtigen ! ik zal mynen pligt doen, en den dood zoeken l wie lust S 2 hfefti  (276) „ heeft, volge my! " Met deeze woorden ging hy in zyne drift los op dien hoop, welken gonzalez pizarro en aitarado aanvoerden; de partyën wierden handgemeen , en het gevecht wierd zeer bloedig. orgognez zelf ontving eene wond aan het hoofd , terwyl zyn helm door eenen ko« gel verpletterd wierd; doch hy hield daarom niet op met ftryden. Hy doorboorde veelmeer , druipende van bloed, met eigene hand twee vyandlyke foldaaten ; en toen hy eenen bediende van ferdinand pizarro zag, fraijer gekleed , dan alle de overigen, dacht hy dat het de Heer zelf was, en ging woedende op hem los, en liep hem met de lans in den mond. Maar nu wierd hy van zo veele vyanden omringd , dat de dapperfte tegenweer hem niet meer re'dden konde. Twee ruiters greepen en ontwaapenden hem. Deeze , die nog niet alle menfehelykheid afgelegd hadden, vergenoegden zich, met hem tot kunnen gevangen gemaakt te hebben; maar terwyl zy hem wegleidden , kwam 'er een derde, die, dewyl hy meende eertyds in perfoon van hem beleedigdtezyn, ontmenscht genoeg wils , om dien weeiloozen man met, een  C *77 ) een enkelen geweldigen flag het hoofd afteliaan. Soortgelyke onmenfehelykheden wierden ook aan anderen gepleegd, fchoon ferdinand pizarro en zyne Hoofdlieden, zodra het geluk van het gevecht tot hun voordeel beflist was, alle mogelykc moeite deeden, om van het bloedvergieten een einde te maaken. r v y d i a z , een Officier van de party van pizarro, had het geluk gehad, om een van zyne vrienden het zwaard te ontrukken, en deed hem achter zich öp zyn paard zitten, cm hem tegen verdere geweldenaaryë'n te beveiligen. Maar ook deeze fchuilplaats gaf aan dien ongelukkigen geene veiligheid. Een voorby jaagende beestachtige wreedaard doorboorde hem met de lans, dat hy dood ter aarde viel. En nu, kinderen! vestigt uwe oogen vol van medelyden op den ongelukkigen grysaard , die de fchrikkelyke nétrlaag van zyn heir, onder onbefchryflyke aandoeningen der ziele, van de hoogte zien moest, zonder dat hy ter afweering van dit ongeluk, wegens zyne groote zwakheid, iets kan verrichten. Kommer, toorn en woede vervulden beurtelings zyn S 3 oud  ( m ) »ud dapper hart, het welk van mismoedigheid over zyn eigen onvermogen en over de vruchtelooze pogingen van de zynen dreigde te berften. Eindelyk, toen hy zien moest, dat allen weg liepen, trachtte hy ook zich door de vlucht te redden. Maar het was te laat! Hy wierd. achterhaald, en viel levende in de handen zyner vyanden. allen. O ! vader. Dat zyn goede Engel hem vertrooste , en zynen overwinnaaren menfchelyUe gevoelens inboezeme, opdat zyn har'd noodlot, het geen thans in geen goede handen is, eenigzins mooge verzacht worden ! ' Morgen zullen wy nader onderzoeken, wat, ''er nu verder van hem geworden is. e e n i g e n. O,. al wederom morgen ? Èm~  ( *7p ) EEN en FTFTIGSTE GESPREK. Ferdinand ii. (Stilletjes tegen HLcinrnaA) Heden ben ik zeer benaauwd! koenraad; Waarom dan ? ferdinand iï. Omdat ik vrees, dat de booze pizarro's den armen almagro kwaalyk zullen behandeld hebben. koenraad. O dat willen wy niet hoopen ? ferdinand ii. Ja, zie maar eens , hoe Vaders muts ftaat! Weet gy nog wel, toen hy ons zou verhaalen, wat zy met atahuSlpa gedaan hadden , dat hy ze toen even zo ia de oogen had getrokken. koenraad. Ja, dat is ook waar! en hy was ook eerst zo flil! ferdinand ii. O ja ! let maar op, daar zal zekerlyk weder iets gebeurd zyn. (Ondertusfchen had de Vader ftilzwygende zyn plaats genomen; en nadat zy allen S'4 zich  C *Sq ) lich geleegerd, en naar gewoonte hunne oo^en op hem gevestigd hadden, veri volgde hy met eene doffe Hem zyn verhaal op deeze wyze:) De Stad Kusko gaf' zich zonder tegenftand over aan de overwinnaaren j almagro wierd met kc enen geboeid, en men bewaarde hem, ' als een Staatsgevangen, met de uiterfte omzichtigheid. Wat men eigenlyk over hem had' beflooten , bleef eenige maanden een geheim, Inrfüddeis hadden denzARRo's alle poogingen te werk gefield, om alle de geenen, dis zy wisten dat zyne getrouwe aanhangen . lingen waren , van Kusko te verwyderen , terwyl zy eenigen yan de dapperfte Bevelhebbers wisten te overreeden, om eenen togt te onderneemen m de afgelegenfle gewesten van het land , welke tot dus verre aan de Spaanfehe heerfchappy nog niet onderworpen waren. Alle de geenen van almagrq's party, die eenen onderneem.enden geest hadden , omhelsden deeze gelegenheid , om van hunne zo la.*, tjge werkeloosheid ontflagen te worden , en eene plaats te verhaten, alwaar hun Legerhoofd, in, keten ngeklui terdwas, en zy geene mogelykheid zagen om hem te bevryden. Op.  C *8i ; Op deeze wy7e wierd Kusko ontruimd var zVp degeenen, wier tegenwoordigheid denzAi'.r o o 's tot hiertoe had genoodzaakt, hunne blocddorfb'ge bedoeling tot nog toe geheim te houden. De eerflen waren nu weg, en de laatften hadden dus vryé handen. Zy gingen terftond o,ver ter uitvoering van hun gevloekt voorneemen , en (lelden, om aan hunne wreedheid eenen fchyn van rechtvaardigheid te geeven, een bioedgerecht aan , het welk over den onr gelukkigen grysaard het vonnis zou uitfpreeken. Men beichukb'gde hem van lapdverraaa\ pf, 't geen heizeltde is, van eene misdaad tegen de wergeevende magt van het'land. Hy zou zich, naar hun voorgeeven , tegen de Keizerlykq verordening aan-ekant, en inbreuk op de rechten van den Stadhouder gemaakt hebben ; daar evenwel de eigenlyke wil van den Keizer nog niet bekenden de eigenlyke grenzen van. het Stadhouderfchap van pizarro, in 't geheel nog niet bepaald waren. Te vergeefs betuigde almagro hoog en duur, dat het nooit zyn oogmerk was geweest, om de heerfchappy van zynen ouden bondgenoot afbreuk te doen, en da, hy de ftad Kusko alS 5 leen-  C 28.4 ) leenlyk daarom had bemagtigd, dewyl zy binnen die grenzen fcheen te liggen , welke aan zyn eigen ftadhouderfchap in de acte voor hem deswegen opgcfteld, waren voorgefchreeven : maar alles was vruchteloos: men floeg geen acht op zyne Verantwoording, maar doemde hem ter dood. EENiGEN, Foei, die verfoeyelyke pr- £An r o's ! vader, almagro had zich by duizend gelegenheden als een man van buitengewoone dapperheid gedraagen, die in 't geheel niet fcheen te weeten, wat het wis, den dood vreezen; nogthans wierd hy nu, door het naricht van het uitgefprooken doodvonnis, met den grootften fchrik bevangen. Het denkbeeld , als een kwaaddoener eenen fchandelyken dood onder beuls handen te moeten flerven , deed hem becven, en vernederde zynen anderzins zo ftandvastigen geest tot zulk eene kleinhartigheid , dat hy' toevlucht nam tot de ootmoedigfte fmeekingen, om de tygerharten van zyne wreede overwinnaars tot medelyden te beweegen. "■ Hy herinnerde hen de heilige „ banden der vriendfchap , welke hun broeder met hem had bezwooren , en de mensck- lie*  C 283 ) ,s licvendheid, waarmede zy-zclven , als zyne „gevangenen, van hem waren behandeld. s, Hy bezvro.er hen met traanen, om zich 3, over zynen ouderdom en zyne zwakheden „ te ontfermen , en hem te vergunnen , het ,, geringe overfchot van zyn leven toetewy„ den aan het berouw over zyne misdaaden3 „ en aan de voorbereiding tot een ander len ven- " Veele geharde krygslieden konden by deeze treffende fmeekingen van zulk een eerwaardigen grysaart hun traanen niet weerhouden ; maar de yzere harten van de pi zarro's bleeven zonden aandoening. Zy kenden het zelfs van zich verkrygen, met zyne zwakheid te fpotten , terwyl zy hem voorftelden : " dat het aan geene groote zielbetaani„ de, om het leven te beedelen; maar dat 5, hy thans al zynen moed moest byè'en roe- pen, om den onvermydelyken dood met „ de ftandvastigheid van een Christen en van „ een braaf edelman te ondergaan," Dieonfe menfehten ! Nog verneederde de treurige almagro zich eenige maaien tot foortgelykc beproevingen , om het medelyden van zyne moordenaaren gaande te maaken ; maar toen hy ein- . de-  tóyk- zag, dat alles vruchteloos, dat het onrechtvaardige vonnis onherroepelyk war- :™ah[ ^wederom tot zyne voo. «ge Handvastlgheid,en zdde met ^ Muit : , Men bevryde mydanv . 1CVen'en de bedaart verzaadige zich ^veeT^l0ed!" VerV°!^ «te hy waln n / TVan Zidz^^atftenwil w aan hy den Keizer en zynen eenigen zoon tot zynen erfgenaam benoemde. Hierop -erdhvinhet vyf- en zevende jaar vï Zynen ouderdom , eerst in de gevangenis geworgd e„ daarna op de marktte r^opca. Jyk onthoofd. F *hVHlK. (Met Vcd drift.) O, wacht ^-ijelyke PI z Ak R o J W* het ook nog wel eens ondervinden'- vadkk Hier of daar! (W**^ ^ eenmaal vast; waBt daar ]eeft e!n God die elk booswigt 'vroeg of laat loon ^•-Maar. kinderen ! denktgy n" wel aan den onrechtvaardigen dood van A t a en hoe veel deels AtMAGRo daaraan heeft gehad? En ziet gy „„ niet wederom de vergeldende hand van deaües oordeelende Voor ««"gkeid, welke hier ook eenen der moorde-  085) danaars van dien onfchuldigen denzelfden dood laat fterven, welken men met eene evengelyke onrechtvaardigheid over dien man befchikte! jantje. Ja, dat is waar! Nu rallen wy ' hem ook niet meer beklaagen; waarom heeft hy juist 10 aan anderen gedaan ? v an er. Beklaagen kunnen en moeten wy hem evenwel, lieve kinderen! Wanr het gedrag van de pizarro's jegens hem is en blyft daarom niet minder onrechtvaardig en wreeS; en wie zou zulke ongelukkigen ook niet gaarne tot voorwerpen van zyn medelyden maaken , die zich-zelven hun ongeluk door wanbedryven .hebben op den hals gehaald, en die juist uit dien hoofde dubbel ellendig en beklaagenswaardig zyn ? Laaten wy ons zyne misdry ven alleenlyk daarom te binnen brengen, dewyl deeze herinnering zulk een gerustftellend licht verfpreidt over de rechtvaardige wegen der Voorzienigheid, welke niet zelden de boosheid van den één door de boosheid van een' anderen, tot een affchrikkend voorbeeld voor allen, laat kastyden. ferdinand i. Nu, de pizarro's zullen gewisfelyk ook nog wel eens hun beurt hebbes l va-  C 286 ) Vader. Misfchien, misfchien ook niet! Want dit lev'en is immers, gelyk gy weet, niet let geheele Sehouwfpel; het is flechts een ittil; Van hetzelve, en de goddelyke rechtvaardigheid fchynt om ©lidoorgrondelyke, maar zekerlyk •wyze redenen, zich, by het leven vanfommigé menfehen, de oplosiing tot aan het tweede ftuk, aan de andere zyde van het graf, te hebber; voorbehouden. Wy zullen 'er inmiddels op merken, en nu onze gefchiedenis vervolgen. Onder alle de geenen , welken het noodlot Van almagro griefde, was r.iet cén, dien de zaak meer fmartte , dan zekeren d 1 è' g o van alvakado, een waardig Officieri die door zyne goede dienfien zeer veel had toegebragt, dat ferdinand pizarro ziit zyne gevangenis bntflaagen wierd. dirk. Was dit dezelfde alvakado,die pizarro zo getrouw was ? v a s E r. Neen , die hiet met zyn doopnaam A l o n s o , maar dees, waarvan ik thans fj-reek, had den naam van d 1 ë c o. ©ees Diëoo van alvakado ondervond over het wreedc noodlot van zynen' vriend een fmart, die te levendiger was, dewyl hy zkh-zeiven moest beichuldigen, door zy-  (. 287 ) Zynen wdgemeenden, maarkwalyk afgelotó p«i raad daartoe te hebben medegewerkt. Dus befloot hy , alles te waagen , om aan de moordenaaren van zynen vriend wraak te oefenen. Met dit inzicht omhelsde hy de eerfte gelegenheid , om naar Spanje te reizen. Zocka hy aldaar was aangekomen, begaf hy zich aan 't hof, en gaf den Keizer zulk eene fterke fchets van de valschheid , van de losbandige eerzucht en van de ontmenschtheid van de pizah.ro 's, dat men 'er voor fchrikken moest. Doch hierby liet hy het niet berusten ; hy verzocht veelmeer, dat het hem mogt geoorloofd zyn , om zyne rechtvaardige befchukiigingen naar de gewoonte van dien tyd door het zwaard te moogen bewyzen, en prans pizarro, als den eigenlyken ver«orzaaker van alle deeze gebeurde onheilen, tot eenen openlyken tweeftryd uitdaagen. De Keizer wist op het oogenblik niet, wat hy doen zoude ; en' zelfs eer hy een beflisfend antwoord had gegeeven , overleed de braave alvarado, en wel zo fchielyk, dat foraraigen den argwaan opvatteden, dat hem dc vrienden van pizarro door vergif aan kant kadden geholpen. Zyn*  ( SS8 ) Zyne aanklagt had ondertusfchen diépen indruk gemaakt op het gemoed van den Keizer en zyne Siaatsdienaaren. Maar men wist met, wat men doen zou , dewyl de magt van de pizarro's in het veroverde land zulke diepe wortelen had gefchooten, dat het zeer veele iWaarighedëh fcheen in te hebben, met geweid iets tegen hen te onderneemen. Terwyl zy nu hierover met eikanderen raadpleegden , kwam feudixank p ï l a r k o aelf op den inval, naar Spanje te reizen , om het hof 'verflag te doen van zyn gedrag en van dat zyner broederen, Zyne vrienden raadden hem dit wel af, of en minlLn dat hy zyne reis zolang zou uitreflellen , tot dat men hoorde , met welke oogen het hof den geweldigen dood van almagro btfehouwde. Maar — was het eene dolle drift , of kloekmoedigheid, of misfchien wel vertrouwen op zyn goede zaak ? — althans hy kon door niets wederhouden worden. Hy ging dan op reis; en toen hy affcheid nam van zyneh broeder fr a s, gaf hy hem den raad, om tegen de aanhangers van almagro op ;yne hoede te zyn, en vooral niet toete-laaten, dat 'er meer dan zeven of agt  (*8ö) agt van hen op ééne plaats byeen waren, dewyl zy anders ligtelyk een toeleg öp zyn leven konden fmeeden. Maar het was als of de Voorzienigheid beiden met blindheid had geflaagen, zodanig dat elk hunner alleenlyk het gevaar van den anderen, maar niet één zyn eigen gevaar zien kon. De één was alleenlyk voor den anderen in vrees; en beiden geloofden zy zeiven veilig te zyn. ferdinand kwam dan in Spanje. Hy verfcheen met eenen koninglyken luister aan het hof, en poogde de befchuldigingen van alvakado te vernietigen, eh het gedrag door hem en zyhe broeders gehouden daarmede te rechtvaardigen, dat hy beweerde, dat almagro de aanlegger was geweest van dien twist, en uit dien hoofde als een oproermaaker had moeten behandeld worden. Maar alhoewel het hof thans nog geen doorzicht genoeg in deeze zaak had, om te oordeelen wie van beiden wel de grootfte fchuld mogt gehad hebben, begreep het evenwel met zekerheid , dat de pizarro 's, hoe het gegeval ook weezen mogt, veel te willekeurig en wreed hadden gehandeld. Du» beiloöt "•ïii. deel. i T mea,  ( 29» ) men, by voofïaad, r e r d i n a n b in verzeckering te neemen. Men wierp hem in eene gevangenis . en dit is de laatfte maal, dat ik hem heb genoemd. Want in deezen kerker bleef hy meer dan twintig jaaren. Of hy nu eindelyk daarin geftorven, óf dat hy nog kort voor zyn einde wederom op vrye voeten gefield ij, vind ik nergens aangeteekend. Het komt my derhal ven zeer waarfchynelyk voor, dat hy, gelyk hy aan almag ro had verdiend, de vrye lucht nooit wederom heeft moogen inademen. matthys. Ha ! ha ! daar is 'er weder een,die zyn loon heeft ontvangen! Nu zullen de andren ook welhaast aan de beurt komen» vader. Wy zullen zien hoe het afloopt! — frans pizarro vreesde, gelyk ik reeds gezegd heb, voor zich zeiven niets, en het Spaanfehe hof oordeelde te recht, dat het zeer netelig zouweezen , om verantwoording van hem te eisfehea. Evenwel wenschte men, volkomen onderrecht te worden van den ftaat der zaak en in Peru, en tevens aldaar eene g'ereegede, wettelyke fchikkingte maaken. Men belloot ten dien einde, eenen gevolmagtigden derwaards re zenden; die de gevallen, welke "• -; T ... f»£.  tdt dus verre gebeurd waren, onderzoeken, en vervolgens uit naam van den Keizer icu vastftellen , hoe dit groote ryk in het toekomende moest geregeerd worden. De uitvoering van zulk eene gewigtige zaak vorderde, eenen man , die even zo verftandig als braaf was; en men was zo gelukkig om hem in den perfoon van vaka de kastro te vinden, die eene buitengemeene bekwaamheid van ziel met eenen hoogen trap van braafheid en ftandvastigheid paarde. Maar laat ons ondertusfchen, terwyl hy zich tot de reis gereed maakt, naar het groote Schouwtooneel van Peru wederkeeren , om de bedryven bytewoonen, die vóór de komst van dien afgevaardigden aldaar nog ■ gebeurden. pizarro gedroeg zich thans in Peru, nadat zyn mededinger uit de waereld was, als eem Regent van een onbepaald gezag, en deelde landeryën en ampten alleenlyk naar willekeur uit, Hy betoonde daarby noch verftand, noch billykheid. De aangenaamfte, vruchtbaarfte en volkrykfte gewesten van het land nam hv voor zich-zelven, voor zyne broederen en gunstelingen in bezit; die van mindere waardy warsn , gaf hy aan anderen, die ïichdaarT x mede  C *9* ) mede moesten vergenoegen, fchoon zy het recht hadden om uitfteekende belooningen te verwachten. De waardigfte en dapperfte mannen van aimasro 's party wierden ten ' eenemaal uitgeflooten, en zagen zich allengs in de grootfte armoede gedompeld. De gefchiedenis heeft hiervan eene byzonderheid voor ons bewaard , welke verdient verhaald te worden. Twaalf Edellieden , die onder aimag ro gediend en aanzienelyke Offlciersplaatfen bekleed hadden, leefden in één huis byëen, en wel in zulk eene armoede, dat zy allen niet meer dan eenen enkelen rok in gemeenfchap hadden, welken telkens die geen. van hen droeg, welke moest uitgaan. Ondertusfchen moesten de overige elf by gebrek van kleederen t'huis blyven. karei. Maar hadden zy dan geene vrienden onder de overige Officiers, die hen een van hunne kleederen kon mededeelen ? vader. Zy hadden zodanige vrienden gehad, maar uit vrees van den Stadhouder te zullen mishaagen, had elk alle verkeering met hen afgebrooken. Daar was 'er thans niet één , die het waagen dorst, hen te herbergen, hen e onderfteunen, of zelfs met hen  C 293 ) hen te fpreeken. Oordeek zelf eens, hoe deeze mannen , die zo verftooten , uit hunnen voorigen wehtand en van het toppunt van hun voorig aanzien zo diep neergeworpen waren, hier by moest te moede zyn ; en hoe veel p 1 z a r s. o waagde, dewyl hy zich door zulk eene eenzydige en onrechtvaardige handelwyze de vyandfchap van zo veele menfehen op den hals haalde, wier moed en bekwaamheid hem niet onbekend kon wezen. Maar hy was nu éénmaal zodanig verblind of zinneloos, dat hy het gevaar, waaraan hy zich daardoor bloot ftelde, of niet merkte , of niet achtte. Hy ging veelmeer voort, zyne gunftelingen te verheffen , en het murmureeren van hen, die daarby moesten achter ftaan, te verachten. Onder deeze laatften was ook jimik a z a r , de veroveraar van Quito, dien hy het bevelhebberfchap over die provincie ontnam , om het aan zynen broeder conzalez te geeven. Aan denzelfden gonzalez droeg hy de uitvoering op van eene gewigtige onderneeming , welke even zo veel eer als voordeel fcheen tg beJooven, en waarvan ik wat breedvoeriger moet fpreeken. Volgens het algemeen zeggen van de PeT 3 ru-  ( «94 5 njaanen moest aan de andere zyde van de An* des, naar het oosten toe, een land liggen, het welk zeer vruchtbaar was in kaneel ea andere fpeceryën. Dus fcheen het der moeite waardig te zyn, hetzelve optezoeken; en ffiONZAiEz v/as 't, aan wien, gelyk ik gezegd heb, dit wierd opgedraagen. Deeze ftelde zich dan aan het hoofd van een heir, het welk beftond uit driehonderd en veertig Europifche foldaaten , voor 't grootfte gedeelte ruitery, en vierduizend Peruaanen, en ging daarmede op marsch. Slaat, lieve kinderen ! eer ik verder gaa, Uw oog eerst nog eens op onze kaart, om u de gewesten van het land voorteftellen, waarvan ik thans fpreeken zal. Ziet, van hier, waar Qjiito ligt, trok g o n z a l e z uit, en nam zynen weg in den beginne naar het zuidoosten , volgende den loop van de Napoflrvom, en daarna zuidwaards op. Deeze ftroom loopt hier, gelyk gy ziet, in den grooten Maragnon of Rievier der Amazonen, een van de langfte ea aanzienelykfte in de waereld, die byna geheel Zuid-Amerika van het westen naar het oosten doorloopt, en haare magtige vloeden alhier (op de kaart vyzende) in den Atlanti- fchea  ( 295 ) fchsn Oceaan ontlast. Merkt clan deeze (treek wel op, welke die droom doorloopt, opdat gy den gang der Spanjaarden by deeze ftoute onderneeming met uwe gedachten volgen kunt. De eerfte zwaarigheid, welke gonzaljsz | hier ontmoette, warende hooge Sneeuw-gebergten der Kordilleras of de Anits. Maar eer hy dezelven nog bereikte, fcheen de geheele natuur zich tegen zyne onderneeming te willen verzetten , dewyl 'er onder de vreesfelykfte donderdagen en ftortregens zulk eene ysfelyke aardbeeving ontftond , dat de geheele aardbol in ftuiptrekkingen fcheen te geraaken. De aarde fpleet daarby op verfcheidene plaatfen, en zwelgde huizen en boomen in. Eene rivier, welke langs het Spaanfehe leger liep, trad fchielyk buiten haare oevers, en overftroomde de geheele vlakte met zulk eene fnelheid, dat de Spaanjarden naauwlyks tyd hadden, om op de naby geleegene bergen te ontvluchten. Aldaar wierden zydoor een anderen ramp overvallen, welke niet minder vreesfelyk was. Zy geloofden naamelyk eensklaps verplaatst te zyn in deyslanden van den kouden aardgordel, aan de andere zyde T 4 van  C *9 ) van de Irmgm van 't noarier asfunt. Gy kleinen weet nu immers ook wel, wat men door de kringen van 't noorder aspunt verftaat ? ferdinand ii. Jawel! Dekringen, welke men in zyne gedachten aan twee plaatfen rondom de aarde geflaagen heeft, daar naamelyk, waar de gemaatigde aardgordels ophouden, en de koude een begin neemen. vader. Recht! —I— Een groote meenigte van de medegenoomene Peruaanen, nevens eenige Spanjaarden, kwamen hier om door de koude. De overigen waren hun behoud alleenlyk verfchuldigd aan een fterker ligchaamsgeflel en eene onöphoudelyke beweeging. Men bereikte eindelyk de vlakten aan deeze zyde van de Anfa; maar het einde van hunnen ramp was nog lang niet gekomen. Hier deeden zich nieuwe zwaarigheden op, welke wel van eenen anderen aart, maar niet minder moeyelyk waren. Deeze uitgeftrekte vlakten hadden ten deele in 't geheel geene, ten deele zeer woeste en wilde inwooners, en waren daarenboven byna van allen Ieeftogt ontbloot. By eiken flap, welken men deed , moest men of door diepe moerasfe waaden, pf zich eenen weg door digtbegroeidc en endoor.  C *97 ) doe-rdringlyke bosfchen hakken. Daarby kwam een onafgebrooken ftortregen , die twee voile, maanden aanhield, in welken tyd onze arme gelukzoekers niet eenmaal hunne kleederen konden droogen. Stelt u , lieve kinderen !• den graad van hardheid en de grootheid van ftandvastigheid voor, welke daartoe verè'ischt wierden, om zo meenigvuldige ellenden zo lang doorteftaan; en leert ook hieruit, boe verre de mensch het brengen kan in alle foorten van fterkte zo van ligchaam als van geest, wanneer hy vroeg genoeg begint, om zyne hgchaams- en ziels-vermogens te oefenen door het ftandvastig verdraagen van alle de ongemakken , welke van hei menfchelyke leven cnaffcheidelyk zyn! Nadat men tot aan den oever van de N.:pe was doorgedrongen, liet bonzalkz eene bark bouwen , om zich van dezelve te bedienen zo wel tot het overvaaren, wanneer zulks noodtg mogt weezen , als ook, om telkens het overfchot van leeftogt en de pakkaadje overweg te brengen. Dit werk kostte den Spanjaarden niet weinig moeite, dewyl zy aan de meeste Scheepsbouwftoffen , voornaamelyk aan yzer, gebrek hadden. Zy T 5 ia-  ( «9» ) zagen zich genoodzjakt, om de hoefyzers van .hunne paarden aftel lekken , om 'erfpykers en haaken van te freesden, en in plaats van pik en teer moesten zy verfcheidene foorten van harst vergaderen, welke uitfommigeboomen. vloeiden. Inmiddels bragt men dit werk tot fond, en gonzalez vertrouwde die bark aan eenen Officier, genaamd oaeliana, dieonmiddelykna hem het bevel voerde. Hy belastte hem , om onder het geleide van vyftig Soldaaten den droom aftezakken, omleeftogtoptezoeken , en bepaalde zekeren afftand, alwaar hy hem en het heir zoude verwachten'. Dus ging orellana onder zeil. Maar, die trouwlooze I Hy was niet zo dra uit het gezicht van zynen*anvoerder, of hy fmeedde den eerzuchtigen aaiflag, om zich van alle afhangkelykheid los te maaken , en uittemunten door eene ftoute onderneeming, welke in vermeetelheid nooit haars gelyke heeft gehad. Hy befloot naamelyk , zynen bevelhebber aan de bepaalde plaats niet intewachten, maar veelmeer den loop van den droom in het toevertrouwd ellendig vaartuig zo lang te volgen, tot dat hy den grooten Oceaan bereikte. Eene ontzagchelyke ©ndernceming, waarr  C *99 ) •waarvoor hy-zelf zou gefchrikt hebben, indien hy vooraf had geweeten, dat die (hoorn, eer hy in de zee valt, eene ftreek van byna tweeduizend zeemylen doorloopt! Zulk eene lange vaart, in zulk eene flechtgebouwde bark, zonder eenigen voorraad van leeftogt, midden door ongebouwde en 'tan wilde volken bewoonde landen, met zo weinige manfchap te waagen , was eene onderneeming , waartoe alle de ftoutheid van eenen dolzinnigen waaghals verè'ischt wierd. oREitANA ontdekte zyn voorneemen piet voor dat hy gekomen was ter plaatfe, alwaar hy de komst van'het heir zou afwachten. Het was by den mond van den Napofiroom, alwaar dezelve in de grooten Maragnm of Rivier ier Am.rz.onen vloeit. Ziet nu nog eens op onze kaart! Hier openbaarde die trouwlooze zyn oogmerk, en het gelukte hem, zyne makkers de7elfdeftoutmoedigheid inteboezemen, welke hem-zehen bezielde. Allen, behalven één, waren gereed, hem te volgen. Deeze éénige — zynen naam heb ik niet gevonden had moeds genoeg, om zich tegen den trouwloozen aanflag van ore tu.si te verzetten; maar het was vruchteloos J-  C S°o ) loos! Hy wierd eene oferande van zyne eigene trouw; orellana liet hem aanland zetten, in eene woeste landftreek, om aldaar van gebrek te vergaan, en volgde zyn voorneemen. De gevaarenen ongemakken, waaraan hy geduurende deeze lange reis alle uuren was Woot gefteld, zyn onbefchryflyk. Nu doorredde hy woeste en onvruchtbaare gewesten, welke voor hem en zyne uitgehongerde medgezellen niet de minfte verkwikking opleefden; dan moest hy met oorlogzuchtige Wilden op het land vechten, om zich eent voediel met geweld te verfchaffen; dan wierd by van eene onnoemelyke menigte kano's op den ftroom aangevallen; daar hy-zelf met zyne vyftig mannen zich naauwlyks in den naauwen omtrek van zyne bark kon be weegen. Nogthans ging hy onöphoudelykroort den ftroom aftezakken, en nadat hy «ven maanden lang met nood en gevaar byn* zonder eenige tusfchenpoozing had geworfteld, bereikte hy eindelyk den mond van den ftroom; maar op verre na nog niet het emde van zyne lastige en gevaarlyke onder»«en»ng. Want nu moest hy zich in zyn ellendig vaartuig aan den Oceaan zelVen over- gee-  ( 3°l ) geeven,, om naar een eiland te komen, waarop eene Spaanfehe volkplanting was. Eindelyk gelukte 't hem, nadat hy wederom eenige honderd mylen had afgelegd , het Spaanfehe eiland Kubagua te bereiken , 't welk, gelyk u bekend is, niet verre van de kust van Terra Tirma ligt. Van daar begaf hy zich naar Spanje, alwaar hy door het verhaal van zyne ongehoorde avontuuren eene algemeene verwondering verwekte. Doch hy vergenoegde zich daar niet mede , om alleenlyk dat geene te vernaaien, wat hy indedaad gezien en ondervonden had; maar hy vercierde ook zyne gefchiedenis, om het wonderbaare van dezelve te vermeerderen, nog met eenige verdichtfelen, waaraan men eenen langen tyd geloof heeft geflaagen , tot dat eindelyk de onwaarheid van hetzelve eerst in onze dagen algemeen erkend is. lotje. Wat waren dit dan voor verdichtfelen? yader. Hy verhaalde, dat hy door landen was gekomen, waarin het goud en de edele gefteenten in zulk eene meenigte wierden gevonden, als by ons de gewoone fteenen, en  C 30* ) •» wederom anderen, waarin met dan oorlogzuchtige en magtige vrouwen woonden. Hiervan kwam het dan ook , ' dat men het groote land, door het welk de Maragnon loopt, het Land der Amwnm, en den ftroom zeiven de Rivier der Amazonen noemde, welke naamen, gelyk gy weet, ook thans nog in gebruik zyn. Een gedeelte van dit land • maar men wist zelf niet welk gedeelte hield men voor het goudryk Slaraffenland, en gaf aan hetzelve den naam El Dorado. koenraad. Ja, maar hoe weet men dan, dat hy dit alleenlyk zo verdicht heeft i vader. Van menfehen, die voor weinige jaaren door dezelfde landen zyn gereisd, en noch een Gemeenebest der Amazonen, noch het goudland El Dorado vonden. johannes. Wat waren dat voor menfehen ? vader.kondamine, een geleerdFranschnaan , die het geheele zogenaamde Amazonen land doorreisde, om zyn weetlust te voldoen ; ea daarna zekere Msvrouw godin, die dezelfde verre en allermoeijelykfte reis uit liefde jegens haaren echtgenoot ondernam. Over de  C 303 ) de gevallen van deeze Vrouw, die even rm Vreemd als aandoenelyk zyn, zal ik u mo» gelyk op eenen anderen tyd pnderhouden TlVES- (*) Zie Lettres de mad. covdin« Mens. v% la c g n d amine.  C 3«4 ) TWEE- en FTFTIGSTE GESPREK. Vader. Laat ons nu wederkeeren tot den misleiden gonzale», die door de trouwloosheid van orellana in de grootfte verleegenheid geraakte. Hy verwachtte dat hy dien Officier met de hem verzeilende vyftig man, ter plaatfe, waar de Napo en de Maragnon zich vereenigen , 2ou aantreffen. Ook hoopte hy aldaar eenen voorraad van leeftogt nagtig te worden; want hy had deezen troep in de bark voorüit ge/onden, om leeftogt voor hem te vergaderen. Maar hoe groot was zyne verwondering , dat hy noch bark, noch leeftogt, noch den troep zeiven vond ! Inmiddels hoopte hy nog, dat orellana door eenig toeval genoodzaakt was, om nog iets verder te zeilen, en hy befloot om die reden zynen weg langs den oever van den ftroom insgelyks te vervol-  C 3*5 ) volgen, tot dat hy de plaats bereikte, alwaar hy hoopte, dat orellana hem zoude inwachten. Maar hoe ftond hy verbaasd, toen inen onverwacht den Spanjaard, door dien trouwloozen aan land gezet, ontmoette, en van denzelven het geheel verraad van orelt i a n a vernam ! Nu openden zy allen met fchrik de oogen wegens hunnen hoopeloozen toeftand. Uitgeput van krachten door honger . en ongemak, bevonden zy zich in een woest, onvruchtbaar gewest, het welk niets voortbragt, 't geen hen ter verkwikking dienen kon; hun getal was door de groote fterfte en.de vlucht van orellana zeer verminderd , en hun pakkaadje was hen nevens de bark, waarin men ze had voorüit gezonden, ontvreemd. In deeze wanhoopige omftandigheden begeerden zy allen als uit éénen mond zonder uitftel wederom terug geleid te worden , en gonzalez zag zich genoodzaakt om aan hunne begeerte te voldoen. Maar men was nu reeds meer dan tweehonderd duitfche mylen verre van Quito; en het was meer dan waarfchynelyk , dat de minften van hen in ftaat zouden zyn om alle de ongemakken , welke zy op dien verren tog: hsd- «i. deel, V  ( 3°ó ) den doorgedaan', andermaal te kunnen v^r- duuren. Des niettegenftaande moest men . daartoe befluiten. Men vertoefde dan niet om de terugreis te aanvaarden , en de hoop, van eenen weg-te vinden, die minder ongemakkelyk was, bewoog hen, om zich te waagen in gewesten, waardoor zy niet waren gekomen , welken zy door geen anderen wegwyzer dan de zon , gevonden hadden. Maar hoe zeer bedroogen zy zich in deeze hoop ? Deeze nieuwe weg was nog moeyelyker, dan de voorige, en de landen , welke zy doorreisden , keverden hen nog veel minder op rot hun onderhoud en verkwikking. Hierom zagen zy zich in de neodzaakelykheidgebragt, van tyd tot tyd hunne paarden en honden te Aagten, en toen deeze verflónden waren, tot een nog onnatuurlyker voedfel hunne toevlucht te neemen. Zy kaauwden bladen, flikten met veel gulzigheids het walgelykfte ongedierte in , en knaagden eindelyk zelfs aan het leer van hunne zadels en bandeliers. Ter vermeerdering van deezen nood wierden alle "hunne kleederen onbruikbaar, dewyl zy ten deele door den regen verrot, ten deele van de (huiken, waardoor men zich geduurig moeft heen  ( 3®7 ) heenbooren, ten eenemaal verfcheurd warén, Tweehonderd Spanjaarden en vierduizend Pe> ruaanen bezwecken onder deeze ellende. Krach ' teloos door honger en ongemak, en över.a. gewond van de doornen en het neeken der infekten, leunden zy tégen de boomen , kermden om voedfel, en vielen dood ter aarde. De overigen, die ihsgelyks zo uitgeteerd waren, dat zy naar overkleede geraamten geleeken, vervolgden hunnen weg tot op vyftig mylen van Quito toe. Maar nu waren ook hunne krachten ten eenemaal uitgeput, en . zy zouden'allen hebben moeten vergaan, indien men hen niet van Qjiito leeftogt had toegezonden. Op het gezicht van deeze naderende hulp geraakten zy in zulk eene verrukking, dat zy zich op den grond neerwierpen, én de aarde kusten; en de gulzigheid, waarmede zy vervolgens op de fpys aanvielen, zou doodelyk voor hen geworden zyn , indien men hen niet had gerfoodzaakt, zich eenige dagen tot kleine portiè'n te bepaalen. Men had hen oök eenige paarden en kleeding toegezonden: maar dewyl dezelve niet, genoeg voor hen-allen waren , zag goniU e z zelf edelmoediglyk daarvan af. De Officiers die y ï her»  C 308 ) hem verielden volgden zyn voorbeeld, en vervolgden , zo naakt als zy waren, hunne reis te voet naar Quito. Toen zy eindelyk daar te plaatfe kwamen, hadden hunne beste vrienden moeite, om hen te kennen; zo zeer had de d'oorgeftaane ellende hunne geheele gedaante veranderd. Iedereen ttachte nu rust te genieten, maar gonzalez kon aan geen rust denken. Hy ontving by zyne komst te Qjiito narichten, welke zyne ftandvastigheid meer fchokten, dan altes, wat hy tot dus verre had geleeden. g o D11 e b. Welk narichten i vader. Gaat met uwe gedachten met my naar Lima, om een ichromelyk geval te verneemen, het welk in de afweezigheid van gonzalez aldaar was gebeurd , en waarvan hy nu tot zyne verfchrikking de tydisg ontving. Het ligt u zekerlyk nog in het geheugen, dat almagro by zynen dood eenen zoon naliet, dien hy tot zynen opvolger in het ftad* houderfchap benoemde Deeze jongeling-wa* tot dus verre door eenen braaven Spaanfchen Edelman; beuioa, opgevoed, en had zich onder deszelfs aanleiding zeer groote volmaaktheden, zowel van ligchaam als ziel, ver. j wor*  C 3°9 ) worven. Hy was welgemaakt, zeer vlug, in alle de oefeningen des ligchaams ongemeen bekwaam, en in veele kundigheden, weike in dien tyd juist niet gewoon waren, wel bedreeven. Daarenboven rustte de kloekmoedige geest van zynen braaven Vader op hem, en men kon dus wel voorzien, dat hy op het Peruaanfche tooneel eerlang eene groote rol zou fpeelen. Dies te meer geloofde pizarro dien jongen fieren geest bytyds te moeten onderdrukken , dewyl hy vreesde, dat hy eerlang voor zyne heerfchappy gevaaflyk zou kunnen worden. Hy hield hem ten dien einde met zy»nen hofmeester eenigen tyd gevangen; en toen hy hem eindelyk de vryheid wederfchonk, gcfchiedde zulks onder de bepaaHrig; dat hy te Lima onder zyne eigene oogen zoude woonen. Daardoor geloofde hy genocg■ zaam zorg gedraagen te hebben, dat dezelve by mogelykheid geen oproer kon bewerken.. ' Maar hy bedroog zich. Het huis van den jongen almagro wierd binnen korten tyd eene vergaderplaats van alle de vrienden en aanhangers van zynen Vader, die, gelyk wy onlangs hebben gehoord, thans in de armoev 3 dig-  C 3io ) digfte omftandigheden waren, en allen brandden van begeerte, om het verlies van hunne eer en van hun vermogen te wreeken op dien wreedaard, die hen van beiden had beroofd. Deeze maakten den jongen almagro thans ,tot hun middelpunt, waarin zy zich verëenigden , om op middelen tot wraak en tevens ter verbetering van hunnen ftaat te denken. Het befluit van hunne raadpleegingen liep daarop uit, dat men het juk der onderdrukking, waaronder zy zuchtten, kloekmoedig moest afwerpen en de tirannen zeiven uitroeyën. De afweezigheid van de twee broeders van den Stadhouder fchaen hen hiertoe de beste gelegenheid aantebieden. Ondertusfchen begonnen de vrienden van den Stadhouder, uit de meenigvuldigebyëenkomften dier menfehen achterdocht optevatten. Zy gaven hem hunne vrees te kennen, en waarfchuuwden hem , op zyne hoede teweezen : maar hy-zelf was te zeer gewoon , om zelfs het grootfte en zichthaarfte gevaar te verachten , dan dat hy deeze waarfchuuwing zou hebben ter harte genomen. „ Weest nietbe„ vreesd voor myn leven , was zyn antwoord. ?, De magt, welke ik heb, om anderen het hoofd  ( SU ) £ hoofd, te laaten afflaan, Helt het myne ia s, veiligheid." Op zekeren dag, dat hy in-zynen hof ging wandelen , liet herrada by hem belet vraagen , aan wien de verbondelingen hadden opgedraagen, om zyne gemoedsgefteldheid te onderzoeken, en hem nog geruster te maaken. Hy was juist beezig , om citroenen te plukken, en toen zyn vyand tot hem naderde , fchonk hy hem eenigen van dezelven, zeggende : dat dit de eerften waren , die in deeze nieuwe ftad waren gegroeid, hekka-, d a had het gelaat van een' bekommerden aangenomen, en wendde voor, gehoord te hebben, dat pizarro van voorneemen was, om zynen voedfterling, en deszelfs ongelukkige vrienden van kant te helpen. De Stadhouder betuigde, dat de gedachte aan zulk eene daad nooit in zyne ziel was opgekomen, fchoon men hem zelfs had gewaarfchuuwd, om op zyne hoede te zyn tegen deeze menfehen, dewyl zy op zyn leven toeleiden. Nu verzeekerde herrada op zyn beurt, dat dit bericht eene uitvinding was van boosaartige menfehen, en om deeze verzeekering geloofwaardig te maaken, verzocht hy den StadhouV 4 der  C 3*2 ) des dat het hem en den jongen almagro Riogt geoorloofd zyn, Lima te verlaaten. Of pizarro dit verzoek toeliond ofniet, vind ik nergens opgeteekend, maar wel, dat hy herrada van zich liet gaan met de verzeekeririg: „ hy zou hem alles laaten toekomen, „ wat hy noodig had." herrada kuste hem daarop de hand met den fchyn van eene dankbaare aandoening, welke hem moest bevestigen in de gedachten , dat hy van die menfehen niets te vreezen had. herrada had zyn oogmerkt bereikt; de famenfpannelingen wisten nu , dat de Stadhouder geen achterdocht had , en dit was voor hen genoeg. De eerftvolgende zondag wierd vastgefteld ter uitvoering van hunnen blocdigen toeleg. De faturdag was reeds aangebrooken, en nog was 'er geen argwaan in pizarr o 's ziel ontftaan. Maar nu gebeurde 'er een byzonder geval, 't welk, indien hy zyn dolle gerustheid niet tot het uiterfte liet komen, hem noodzaakelyk de oogen moest openen, en zynen vyanden den ondergang berokkenen. Een der faamengezwoorenen wierd , toen het uure tot de beflooten daad naderde, van zulk eenöh angst in zyn geweeten aangetast, welke  Jee hem dwong,'om de geheele zaak aan een Geestelyken te openbaaren. Dees liep in haast naar den Stadhouder, om hem daarvan te verwittigen, pizarro hoorde dit bericht met eenige aandoening; maar eenige oogenblikken daarna zonk zyne ziel, die aan de verachting van alle gevaaren gewoon was, weder in haare voorige gerustheid. Hy kon niet gelooven , was zyn antwoord, dat het waar was, waarmede men hem wü5, de verfchiikken. harrada had nog voor ,, eenige dagen met de uitterfte ootmoedig- heid gefprooken. Dit yerdichtiel was mo,, gelyk zynen oorfprongk verfchuldigd aan een „ mensch, die iets van hem wilde verzoe„ ken, en die door de ontdekking van di(t ge- waand gevaar eenige ve/dienften omtrent „ hem zocht te verwerven." Met dit antwoord ging de Geestelyke weg, en de zekere pizarro begaf zich ter rust. Inmiddels bragt de ftilte van den nachthein tot overleg. Hy begon te begrypen, dat het gevaar, waarvoor men hem had gewaarfchuuwd , evenwel ,eenigen grond konde hebben , en dat het om die reden ook welraadiaam mogt zyn, eenige omzichtigheid te ge.' '. v 5 brui- -  C 3H; kruiken. Zyne vrienden hadden hem. reedt voor langen tyd den raad gegeeven, om ter beveiliging van zynen perfoon eene lyfwacht te houden; maar omdat men naricht had, dat de uit Spanje afgevaardigde gemagtigde ten eerften zoude aankomen , vreesde hy, dat men de oorzaak waarom hy zich deed bewaaken, verkeerd befchouwen en denken mogt, dat het gefchiedde uit vrees voor dien gemagtigde. Hy bepaalde dus zyne geheele omzichtigheid daartoe, dat hy des anderen daags t'huis zou blyven. Dit gefchiedde. In plaats, dat hy naar gewoonte ter kerk ging, deed hy, volgens de wyze der Roomschgezinden, eene mis leezen in zyn vertrek. Tegens den middag kwamen 'er eenigen van zyne Officieren by hem , die gewoon waren met hem te fpyïen. En dit was de tyd, welken de muitelingen om die reden beraamd hadden , dewyl de middags uuren in de warme gewesten aan de rust en den flaap toegewyd zyn. Op eenmaal viel h e r r a r> * aan het hoofd van agttien famenfpannelingen, die van het hoofd tot de voeten toe geharnasd waren, uit het huis van den jotigen almagro met  ( 315 ) met ontbloote zwaarden, en riepen langs de ftraaten : „ lang leeve de Koning ! en de tiranfterve!" Met deeze woorden, welke de leus waren voor alle de faamengezwoorenen, die ia de ftad verftrooid waren, liepen zy in aller yl naar het paleis van den Stadhouder. Dees was juist van de tafel opgeftaan, en nog in gefprek met zyne vrienden, dewyl de meesten van zyne bedienden zich ter rust hadden begeeven. Hierom gelukte het de faamgezwoorenen over de plaats en in het paleis zelf te komen, zonder van iemand ontdekt te worden, herrada had daarenboven nog de omzichtigheid gebruikt, eenen van zyne helpers by de poort te laaten, om die geenen, welke misfchien raogten komen toefchieten , toe te roepen: de tiran is doodj Daardoor wierden alle de vrienden van den Stadhouder, die hem wilden te hulp Icomen, afgefchrikt, omdat zy dachten dat hunne hulp te laat was. Zelfs waren de famengezworenen reeds doorgedrongen tot aan den trap, welke naar het vertrek van pizarro leidde, zonder dat iemand zulks had bemerkt. Nu zag hen een edelknaap , en liep in het vertrek, om gerucht te maaken. pizarro, die gewoen was met  met eenen onbeweeglykcn moed zich t«* gen' de grootfte gevaaren te verzetten, gaf ook thans niet de minfte vrees te kennen. Hy fprong op, en gaf met eene onverfchrokken ftem aan eenen van zyne Officieren last, om de deur toe te grendelen, opdat hy zich eerst kon waapenen. Maar ongelukkig had die Officier alle tegenwoordigheid van geest verlooren. In plaats van te doen, 't geen hem belast was, liep hy op eene onbedachte wyze het vertrek uit tot aan den trap , om aan de toefchietende muitelingen te vraagen: wat toch het geraas beteekende en wat men voorhad ? In plaats van antwoord ontving hy eenen houw, dat hy op den grond viel, en de vei bondelingen drongen in de zaal. pizarro was in een ander vertrek gegaan , om zyne wapens aantedoen. Zyn ftiefbroeder al kantara, twee vrienden , en even zo veele volwasfene edelknaapen waren hem gevolgd; alle de overigen fprongen , toen zy de faamengezwoorenen de zaal zagen indringen, op eene fchandelyke wyze uit de venflers. Nu gingen de muiters op het vertrek los, waarin p i z a rb o was. die zo veel tyds niet had gehad, cm zyn harnas aantegespen. Nogthans greep hy  C 317) hy met eenen onverfchrokken moed fchild en zwaard, ftelde zich met al zyn 'leeuwenmagt tegen de vyanden , en moedigde de weinige vrienden , die liever aan zyne zyde nerven , dan hem verhaten wilden, met deede woorden aan: „ Houdt moed , myne makh kers! Wy zyn altyd nog fterk genoeg, ,, om deeze verraaders voor hunnen wrevel te kastyden!" En nu begon het gavecht met eene onbefchryflyke woede van wederszyden. Maar de faamenzweerders hadden niet alleen het voordeel van de meerderheid, maar zy waren ook , gelyk ik gezegd heb , van het hoofd tot de voeten toe geharnasd, zodanig dat men hen niet gemakkelyk kon treffen, daar integendeel de andere zwakker party aan eiken houw en ftGek was^ bloot gefield. Hierom bleef het gevecht ook niet lang onbellist. aikantara was de eerfte , die aan de" zyde van zynen broeder dood ter aarde viel» Eenigen van de overigen vielen ook fchielyk na hem, en de Stadhouder, die zonder tus* fchenpoozing zo veele flagen moest afweeren , Wierd allengs zodanig vermoeid, dat hy n.tau wlyks den degen meer kon vosren. Thans was  C 2i8 ) 't met hem gedaan; hy ontving eenen doodelyken ftd'ot in de keel, en viel ftervend op den grond. Van de faamengezwoorenen waren vier gevallen ; de overigen waren byna allen gekwetst. Zodra de offerande van hunne woede in zyn bloed lag, zag men hen met bloedige zwaarden langs de ftraat loopen, om aan de verfchrikte ftad den dood van den dwingeland bekend te maaken. Meer dan tweehonderd medepligtigen voegden zich by hen, en zy leidden vervolgens deri jongen almagro, te paard zittende, als in zegepraal door de ftraaten der ftad, waarby zy lieten uitroepen, dat dees en geen ander, de rechtmaatige en eenigfte Stadhouder van Peru was. Het paleis van pizarro en de huizen van zyne vertrouwelingen wierden aan de plondering overgelaaten. ' Dit was het einde van eenen man, wiens moed, taai geduld en ftandvastigheid onze hoogfte verwondering verdienen ; maar wiens 'arglistige , valfche en' niet zelden wreede inborst elke goedaardige ziel met eenen bitteren tegenzin en afkeer vervullen. Hy leed, 't geen hy aan atahuSlpa, aan zynen boa*-  ( P9 ) bondgenoot almagro, en aan zo veele anderen honderdmaalen had verdiend. Zyn ligchaam wierd van zyne bedienden in de kerk gedraagen ; maar niemand had moeds genoeg , om daarby te blyven of hetzelve tebegraaven. Eindelyk waagde het een man, barbaran genaamd, die eerty ds in zynen dienst had geftaan , om daartoe verlof te verzoeken van den nieuwen Stadhouder. Het wierd hem vergund, en hy ging met hulp van zyne vrouw , in aller y! het ligchaam in de aarde delven , eer de- faamenfpannelingen het bevel gaven , om deszelfs hoofd op het rad te zetten. . eewïgen. O is 't nu reeds uit? vader. De voornaamfte held van myn treurfpel is afgetreeden ; waarom zullen wy dan nog langer voor het tooneel blyven ftaan? Maar het zal u misfchien vermaaken, eene breedvoerigere befchryving re hooren van het charakter en de huisfelyke levenswyze van H.Z AR R O ? allen. O ja, o ja , Vader lief! T a d e r. Maar dewyl ik , gelyk u bewust is, hem zelf niet heb gekend ; kan ik flechts dat geene navertellen, wat de gefchjedfchry- verf  ( r-o) iftts van dien tyd ons daarvan hebben nagclaaten. Hoort dan, hoe die van hem heb^ ben geoordeeld. „ Hy had, zeggen zy, een zeer gezonden „ ongemeen fterk ligchaamsgeftel. Zyne ligchaamskrachten waren even zo oniiitputte„ lyk , als het geduld en de ftandvastigheid „ van zynen geest, waarmede hy elk onge,, mak , hoe groot (en aanhoudende het ook ,, was» verdroeg. Niemand ging hem tebo„ ven in moed en heldhaftige verachting van „ alle gevaaren. Zodra hy zyne Wapenrusting ,, had aangegord, hield hy zich voor onóver,, winnelyk. Dan ging hy dikwerf, met eene verwonderenswaardige bedaaidheid , geheel „ alleen op den vyand los, zonder te wach,, ten op zyn volk, het welk fomtyds moei„ ie had, om hem weder intehaalen. Zo ,, groot was het( vertrouwen, 't geen hy ftelde ,, op de fterkte van zynen gefpierden arm , ,, en op zyne zo dikwerf beproefde onver„ fchrokkenheid. „ Hy had , gelyk wy weeten f eene zeer „ flechte , of veelmeer in 't geheel geene op„ voeding gehad. Hierom bezat hy ook niet j, eene van alle de bekwaamheden en kun-  ( 321 •) digheden , welke van elk welopgevoed „ mensch verè'ischt worden. Maar eenigzins „ vergoedde hy het gebrek van dezelve doBr „ eene akyd ingefpannen oplettendheid óp „ elke voorkomende beezigheid, door een „ wys beleid, door geduld en naarftigheid. Hy „ kon niet eens zynen eigen naam fchry,, ven. Zo dikwerf ais zyne onderteekenihg „ veréischt wierd, maakte hy aileenlyk twee „ ftreepen met de pen, tusfehen welke zyn „ geheimfchryver den naam frans pizar„ r o fchreef. Önverftandige jonge lieden , „ die geen lust hebben óm iets te lecreri , „ zouden hierop de bedrieglyke hoop kuri„ nen bouwen, dat men, gelyk hy,, ook j, wel in ftaat zou zyn, zonder verkregeh'e' „ kundigheden en bekwaamheden zyn geluk te maaken. Maar hoé zeer zouden zy zich „ bedriegen! De tyden zyn voórby, vVaa'fi, in alleenlyk ligchaamskrachten , gepaard mët „ moed en ftandvastigheid, genoegzaam wa„ ren, om als krygsman zyn geluk té ma'a« ,*, ken. Men eischt thans in alle ftaateri, dus „ ook van een foldaat, veel, zeer veel van i, een jong mensch, die begeert gebruikt en „ tot hooger ftaat verheeven te worden,'' m. deel. X óm-  ( 3*2 ) „ omdat in onze tyden elk ampt, hoe oökgï,, naamd, vèel meerder verdienden verëischt, „, dan in vroegere tyden. Een man, die voor „ eenigen tyd nog goed was tot Generaal, ,, zou thans naauwlyks de plaats van On„ deröfficier kunnen bekleeden. Zo zeer zya „ de tyden veranderd. „ pizarro had van natuur eene groote „ en zeer werkzaame ziel; waaraan alleen j, ontbrak, dat zy niet door opvoeding en „ onderwys befchaafd was. Zy doelde zon„ der ophouden op verre uitziende aanflagen, '„ en hoe grooter de daarmede verknochte ' „ zwaarigheden waren, dies te hardnekkiger „ bleef zy daarop daan. Zy fcheen eene na„ tuurlyke zucht te hebben tot edelmoedig„ hèid en gulhartigheid: maar eerzucht en „ begeerte om te heerfchen, verhinderden maar „ alte dikwerf de uitwerkingen van dezelven. Zie hier twee byzonderheden uit zyn leven, „ welke over deezen trek in zyn Chaiakter „ een zeer klaar licht verfpreiden. „ Op zekeren dag vernomen hebbende , 9, dat een Officier, die waarfchynelyk niet „ veel gelds had, zyn paard had verlooren, '„ nam hy een ftaf goud van tien ponden  ( 3^3 ) onder zyn kleed, en bezocht eene plaats, ,, alwaar hy dien Officier meende te vinden, om hem dit tot een geichenk te geeven, „ opdat hy een ander paard daarvoor kon „ koopen. Deeze plaats was een huis, waaï„ in men tich met kaatfen vermaakte. By ,, zyne intreede in, dit huis vond hy 'er den ,, man, dien hy zocht, nog niet, en eeni„ gen van zype vrienden , die juist met kaat,, fen beezig waren , verzochten hem , om 'er deel in te neemen. Hy nam deeze uitnoo„ diging terftond aan; maar om het oog„ merk, waartoe hy gekomen was, geheim „ te houden , trok hy ditmaal zynen rok niet „ uit, en torste liever den zwaaren last, wel„ ken hy daaronder had verborgen. Het ipel ,, duurde drie volle uuren. Eindelyk kwam „ de Officier, piiahro ging met hem al„ leen , gaf hem het gefchenk over en zei,. de: dat het gewigt van hetzelve hem zo las„ tig was geworden, en dat hy hem gaarne „ driemaal zo veel zou gegeeven hebben , „ wanneer hy eerder gekomen was, om hem „ daarvan te ontlasten. „ Over 't algemeen heeft men van hem „ aangemerkt, dat hy zyne gefchenken en X z wel-  f 324) s, weldaaden telken s zorgvuldig trachtte te ver» „ bergen , en deeze byzonderheid alleen be„ wyst, dat de grond van zyn hart edel was. „ Hoe zeer is 't dan te betreuren, dat op „ zulk eenen goeden grond niet het zaad tot elke fchoone deugd, maar zo meenig koo„ renije gevallen was, waaruit de affchuuwelykfte ondeugden voortfprooten." ,, De tweede byzonderheid. Op een van zynetogten, waarby hy een rivier moest over„ trekken, voerde de fterke ftroom eenen „ van zyne Indiaanfche bedienden met zich „ weg, die hem dikwerf blyken had gegee„ ven van zyne verkleefdheid en trouw. „ Naauwlyks bemerkte hy den nood van dien „ ongelukkigen, of hy zwom hem na, greep „ hem by 't hair, en arbeidde 'er zich met „ zynen buit door tot aan den oever. Het ^, gevaar, waaraan hy zich daarby bloot ftelke, was zo groot, dat dedapperfte Soldaat „ van zyn heir 'er zich niet aan gewaagd zou. „ hebben. Zyne vrienden deeden hem des„'wegens verwytingen, dat hy riet had be,', dacht, waartoe hy ter behoudenis van zyn f, eigen leven yerpligt was; maar hy antu woordde : „ dat zy de waardy van  C 3*5) „ ,, eenen getrouwen bediende niet ken„ ,, den." „ Zyne kleeding was altyd eenvoudig en zon„ der pracht. Zy belfond in eenen zwarten „ rok, die tot op de enkels van den voet „ neerhing, witte fchoenen, en een gryzea „ hoed. Dus was hy gekleed zowel als pri„ vaat-perfoon, gelyk ook als Stadhouder. „ Ten gevalle van zyne vrienden trok hy „ fomtyds des zondags een met bont ge„ zoomd ftaatfykleed aan, het welk zyn vriend „ ko b. t e s hem ten gefchenk had gegeeven. „ Maar zodra hy uit de kerk kwam, trok hy „ hetzelve wederom uit,en bleef vervolgens, „ naar gewoonte, in het hembd of kamifool „ met een neusdoek om den hals, om zich „ daarmede het zweet aftedroogen, omdat „ hy in tyden van rust een groot gedeelte van „ den dag met het kegelfpel of kaatfen door„ bragt. Deeze fpellen waren by hem tot „ eene hartstogt geworden. Hy ^peelde de„ zeiven met den eerften den besten, dienhy ,, ontmoette, zonder op den rang te zien, en „ nooit liet hy toe, dat men voor hem den bal „ opraapte, of op eenige andere wyze voor zyn gemak zorgde. Hy was daarby zeer fpraakX 3 zaaxa  C 326) zaam en gemeenzaam, en mennioest, wil? ?, de men hem genoege geeven, in deeze tru,, ren van uitfpanning fchynen te vergeeten, ff d|jt hy Stadhouder was. t, Zyne trouw jegens en verknochtheid aan !, den Keizer, zynen Heere, was voorbeel»» dig. By de afzondering van het vyfde ge„ deelte van den buit, die'er telkens gemaakt >, wierd , aan de Kroon behoorende , was hy zo naauwgezct van geweéten , dat hy dik„ werf van zynen ftoel oprees, om kleine ftukjes goud, welke ter zyde vielen, optezaame„ len en dezelven by's Keizers aandeel te voe„ gen. Veeltyds lagchte men over deeze zy,, ne naauwgezetheid, maar hy liet zich daar„ door niét verbyfteren, „ ,, Ik zou, zeide » s? hy, deeze flukjes met den mond opnec„ „men, indien ik geene handen meer had." " Dit zyn de aanmerkeiykfte trekken uit het Charakter van dien buitengewponen man, welke men heeft opgetekend. Ik hoop dat zy daartoe zullen dienen , om den rechtvaardigen afkeer, welken veele van zyne trouwlooze en ontmenschte daadën u jegens hem moesten, inboezemen, eenigzins te verminderen , eh u ten minfte» zullen geneegen maaken ,  C ) ken, zyne misdryven en ondeugden aan zy4 ne flechte opvoeding toetefchryven. En da» moge zyne asch in vrede rusten ! Hier eindigde de Vader. Na eene kleine tusfehen poozing vroeg godlieb: ,, Zal Vader deeze gefchiedenis ook laaten „ drukken ? " Ja, antwoordde de Vader. g o d l i e i. En zullen wy daar ook zo met onze naamen in genoemd worden, gelyk in robinson, en in kolumeus en korte s ? vader. Wanneer gy 'er niets tegen hebt ? o o d l i e e. O neen ! Maar waaróm doet Vader dit ? vader. Dat zal ik' u wel zeggen; ik doe 't, om u nog eene drangreden meer te geeven, ten einde gy u in het toekomende, wanneer gy dit huis verlaaten en in de groote waereld treeden zult, aan alle plaatfen zodanig moogt gedraagen, dat God en menfehen in u vermaak fcheppen. godlieb. Maar wat kunnen onze naamen daartoe doen ? vader. Dit: zie, godlieb! alles, wat ik u hier verhaald, en metu gefprooken X 4 heb,  C 328.) heb, wordt, zodra het gedrukt is, van eenige duizend menfehen geleezen. Dus weet men dan overal, niet alleen hier in Hamburg, maar ook in Altona, in Wandskeck, in Haar&urg, in Stade en Ritsbuttel, ja misfchien wel ïb Bremen, Hannover, Brunswyk en Hildesheim , wat wy alhier in dit huis met u verrichten, om u tot goede, bekwaame en gelukkigs menfehen te maaken. Nu denkt elk, die zulks heeft gekezen , in zyn hart: dat moeten eerlang eens rechte mannen werden, die johankes, die klaas , die matthys, die godlieb, en hoe zy al meer heeten ! Want zo gemakkelyk als het voor hen gemaakt wordt, om goed en braaf te worden, is 't ons niet gemaakt. Mogten wy toch eens één van hen zien; het moet een zeergroot genoegen zyn, om zulke welopgevoede menfehen te zien! Wanneer gy nu in het toekomende eens in eene van alle die pbatfen zult komen, zal men eikanderen op alle ftraaten, waar gy u zult laaten zien, in het oor luisteren: ziet, ziet, dit is een van c a m p e 's voedfterlingen ! ■Nu; het zal my toch verwonderen, zal'er een ander byvoegen , te zien , wat van hem geworden is! Wy zullen 'er eens op letten , zul-  ( 3=9 3 zullen dan allen zeggen, hoe hy zich zal ge-, draagen ? En nu zullen aller oogen op u gevestigd zyn. Men zal alle uwe fchreden en gangen naauwkeurig gade flaan, en op alles Jetten, wat gy fpreeken en doen zult. En beantwoordt gy dan , gelyk ik hoopen wil, aan de verwachting,-welke men van u heeft, ó hoe gelukkig zult gy dan zyn! Alle menfehen zullen u met liefde en vriendfehap voorkomen. Men zal u als oude kennis . als een voorigen fchoolvriend aanneemen, en u tot uw geluk behulpzaam zyn, waar enhoe zulks maar kan gefchieden. Maar indien men ook ~ 'tgeen God verhoede! by éénen onder u niet de bekwaamheden , niet debetamelykezeden, niet het warme, menschlievend, voor alle goed geopend hart mogt • ontdekken, welke men. met recht van u-allen in het toekomende kan verwachten : 6 dan wee hem ! wee zynen goeden naam en zyne geheele aardfche gelukzaligheid ! Alle menfehen zullen mat de vingeren op hem wyzen, zy zullen met verontwaardiging en verachting, tegen? eikanderen zeggen : js jat die (terwyl zy zynen naam noemen) dien wy uit robinson en uit de  ( 330 ) »wte>f, kking van amerika kennen ? Is dat een van die gelukkige kinderen die God daartoe feheen gefchikt te hebben, om zulke uitmuntende, voortreffelyke, braave mannen te worden? En kan hy nu niets anders, dan dit? En heeft hy nog niets meer gedaan, dan 't geen elk gewoon mensch doet ? Foei, welk een ftompe ziel! Dat moet immers een eEendige domoor zyn, dat 'er by zo veele ïriotite, welke men aan hem heeft befteed, niets dan dit uit hem geworden is! Ziet, lieve kinderen ! aldus zouden de menfehen in dit geval van u fpreeken; en wat zou 'er dan van my, uwen alsdan reeds ouden en gryzen Vader worden, die u-allen zo hartelyk beminde , die zo meenig zorglyk uur voor u doorgebragt, en die u-allen hier en zelfs in het eeuwige leven zo gaarne gelukkig mogt zien ; wat zou 'er van my worden, indien ik iets diergelykg, ook maar van een éénigen onder u zou moeten beleeven ? O ik kan de gedachte aan de bloote mogelykbeid daarvan niet verdraagen, zonder dat my het hart van benaauwdheid wil berften! Dus, lieve kinderen! laat ik hierom uwe naamen drukken, opdat alle menfehen in het tos-  C 33ï ) toekomende uwe opzieners zyn, endoor ét "groote verwachting, weike zy van u zullen hebben, u tot edele daaden en tot poogingen Van een algemeen nut, van tyd. tot tyd meer moogen ontvonken. Want wie weet, hoe lang wy nog zó by eikanderen zullen blyven en hoe fehielyk het der Voorzienigheid zal behaagen, om de banden van ons klein geZelfchap te verfchenren , en den eenen hier-, den anderen elders te verplanten ? Deeze fcheiding zal ons fmartelyk vallen; myn hart bloed thans reeds , terwyl ik dezelve op eenen onbepaalden afftand voor my zie. Maar hebt goeden moed, myne geliefde kinderen! nooit zal het u, werwaards gy ook zult verplaatst worden , aan eenen Vader, nooit aan vrienden en bekenden óntbreeken. Onzer - aller hemelfche Vader, die thans reeds in uwe jeugd zynen besten zegen over u uitftortte, zal u ook in het toekomende overal met zyne befcherming en met zyne liefde vergezellen; en zo veele duizend goede menfehen, die u nu reeds aaa myne hand leerden kennen en beminnen, zullen gereed zyn om u naar al hun vermogen te helpen en uwe welvaart te bevorderen. Eerlang, wanneer ieder vaat  ( 33^ ) fcms zynen loop geëindigd, en de paden, langs welke God hem leidde, met eene onafgebrooken reeks van goede daaden geteekend heeft; zullen wy-allen ö verblydt u met my! • aan hetzelfde heerlyk doel weder by- eenkomen, en, nog naauwer verbonden zynde, de geheele lange eeuwigheid in eene ongeftoordc liefde én onafgebrookene vreugde doorleeven. Amen! EI NDE.