"FEE STVIEBING, TER YYF TICSTK VKUJAAIUXG Ar A X HET GEKO O T SCHAP ONBEl D E ZINSPREUK. CO^C OHÜIA ET LIBERTATE. TE AMSTERDAM, BX PIETEH JOHANNES UYLENBROEK, MDCCXCVIII.   VOORBERICHT. TT JJlet Amfterdarasch Letterkundig Genootfchap, onder de zinfpreuk concordia et libertate, uit een toenmaals uitééngefcheiden gezelfchap, door eenigen van deszelfs leden, waarvan de byna tagtigjaarige grysaard volkert christoffers nog in leven is, in hét jaar 1748 opgericht, befloot in 1773 een vyf-en-twintigjaarig feest, door eene redevoering en een dichtftuk, met andere plegtigheden, te vieren , wordende de geneesheer h. g. oosterdyk en de dichter h. j. roullaud daartoe door het Genootfchap verkozen ; terwyl die plegtigheid door den toenmaligen voorzitter j. schreuder met eene gepaste aanfpraak en flotrede geopend en gefloten, en de redevoering en de feestzang door den druk gemeen gemaakt wierden. Op den 2óftcn Oflober, 1798, de dag zynde dat dit Genootfchap eene halve eeuw gebloeid had, befloten de gezamentlyke leden, dat men ook thans op dien zelfden voet dien dag zoude vieren, en verkoozen tot het doen der redevoering * 2 den  iv VOORBERICHT. den tegenwoordigen voorzitter, den geneesheer Pir. h. themmen, en tot het voorleezen van een dichtftuk den medebeftierder van het Genootfchap j. *» helmers, terwyl de laatstafgetredene voorzitter, de hoogleeraar a. bonn, benoemd wierd om deeze plegtigheid door eene gepaste aanfpraak en flotrede te openen en te fluiten , gelyk voor vyf-en-twintig jaaren door den voorzitter gefchied was. Vervolgens wierd befloten dat niet alleen de redevoering en de feestzang, maar ook de aanfpraak en flotrede, alsmede een dichtftukje van den medebeftierder j. g. doorn ik, ter gelegenheid van de eerfte verhandeling na het vyftigjaarig feest voorgelezen, door den druk zouden gemeen gemaakt worden, met ccn gepast vignet,, door de medeleden van dit Genootfchap, den kunstfchilder en kunstgraveerder j. buys en r. vinkeles, op de titelplaat verfierd, — Ziet daar, goedgunftige leezers, den inhoud van deezen bundel, en de oorzaak, die daartoe aanleiding gegeven heefc r ulieden medegedeeld. NAAM.  N AAMLYST der leden van het Genootfchap, onder de zinfpreuk concordia et libertate, ten tyde der vyftigfte verjaaring van deszelfs oprichting, in i 7 9 8. Pietcr Bucherius Buneï. Mr. Guillelmus Titfingh. Jan Jacob Bremer. Nicolaas van Staphorst. Hendrik Ryfendaal. Jc hannes Menéven. Profesf. Andreas Bonn. Jeronimo de Bosch, Jeronz. Jan van der Laan. Sebastiaan van Nooten, Jansz. Jan Nicolaas van Eys. Hendrik Ogelvvight. René Roullaud. Jan Hendrik Hageman. Mr. Cornelis van Lennep. Joan Rudolph Deiman, M.D. Fi-anciscs.EduardWillet.M.D. Elias Craeyvanger. Jan Hendrik Bagman. Mr. Johannes Klinkhamer. J. G. Thin van Keulen. JanMesichert van Vollenhoven. David van Gesfcher. Pieter vanWInter,NicoIs.SinF.. Mr. Daniël Hooft. Mr. Jan Wolters van de Poll. Mr. Daniël Dcutz. Mr. Jacobus Walraven. Mr. Petrus Cornelis Nahuys. Ph. H. Themmen,M. D. J. C. van Bergen, M.D. A. Paets van Troostwyk., Arnoud de Lange. Willem de Reus. Mr. Rutgerjan Schimmelpenninck. Pieter Sandérus. Mr. Maurits Cornelis van Hall. Mr. Jan Lodewyk Farjon. Mr. P. N. Arntzenius. Mr. Cornelis Jacob Temminck. Mr Nicolaas Sinderam. Corn. Ploos van AmftelJ.Cz. Jan Fredrik Helmers. Jan Gerard Doornik. Jan Everwyn Glimmen Mr. Abraham Vereul. Dl  NAAM L Y S T. D. L. Oskamp, M. D. G, J. Boisfevaint. Ambrofius Justus Zubli. Cornelis Loots. Mr. B. A. van Houten. Mr. R. W. Tadama. A. J. van Soelen. Everhardus Engelen. G. Brender a Brandis. Bernardus de Bosch, Jeronz. Henricus Hana. Abraham de Vries. Johannes Carp. Mr. Robert Hendrik Arntzenius. Reinier Vinkeles. Gregorius de Bosch. Mr. Pibo Anthonius Brugmans. Mr. David Jacob van Lennep. Claude Cromraelin. Mr. Jan Anthony Parr.dys. Profesf. Gerardus Vrolik. Jacobus Buys. D. Swarts. M.D. Mr. Reynier Carp. Daniël Dylius, M. D. Jcronimo de Vries. A. R. Falk. Jan Bakker. LEDEN, THANS BUITEN AMSTERDAM WOONACHTIG. Johannes Lublink, de Jonge. Matthys Oostcr. Melchior Hurter. Johannes Verfchuur, M. D. Mr. Picter Jan van Lelyveldt. Otto Christin. Fredk.Hoffliam. Mr. Cornelis van der Hoop, Gysb». Profesf. H. Tollius. ... ., , Mr. Matthys Temminck. Mr. David Zimmerman. Mr. J. F. Hórïman. C. Rud Th. KrayenhofF, M. D. Gerard van der Zoo. Mr. Cornelis Theodcrus Elout. Jacobus Kantelaar., Anth. CallenburghBaartmans. Mr. Elias Henrikus Beynon. Profesf. Jan Melchior Kemper. E E. Burgkiy Glimmer. J. van Heekeren, Junior, M. D. VOOR-  VOORAFSPRAAK VAN ANDREAS BONN.   WAARDE MEDELEDEN VAN ONS DOOR EENDRAGT EN VRYHEID BLOEIJEND GENOOTSCHAP, E N VERDERE AANZIENLYKE EN VEELGEACHTE TOEHOORDERS EN TOEHOORDERESSEN! ZVtet zo veel genoegen ik my, in dit oogenblik, het heuglyk Feest der vyf-en-twintigfte verjaaring van de oprichting onzes Genootfchaps , waaraan ik als lid en medebeftuurer deel had, herinner, en my daarby alle de geneugtens, welken wy toen finaakten, weder voor den geest breng, gevoel ik my, op heden, niet minder met aangenaame verrukking aan- A ge-  2 VOORAFSPRAAK. gedaan, by de eere, van, op deezen plegtigen dag, als onlangs afgetreeden voorzitter, de plaats van raynen opvolger te bekleeden, dit fpreekgeftoelte het eerst te beklimmen, en, uit naam der gezamentlyke bezorgeren deezer plegtigheid, ulieden allen, in deeze gehoorzaal, pligtmaatig en gelukwenfchend te verwelkomen. En zoude ik twyfelen, of deeze welkomgroet, uit mynen mond, gunffiglyk door ulieden wierde ontfangen? daar ik, die zo menigwerf de genegenheid en toegeevendheid myner medeleden en toehoorderen ondervond, thans het woord voer in naam van een Genootfchap, hetwelk fteeds de algemeene achting heeft genooten, en dit hier verricht, voor eene vergadering van beminnaars van weetenfchappen, en van zo veek gefchaarde ryen eener beminnenswaardige en bevallige Sexe, wier talryke tegenwoordigheid geen geringen luister aan onze Feestviering byzet, en wy ons vleijen voor een bevvys van deelneeming te mogen houden. Het zy my gegund, geëerde toehoorders en toehoorderessen! tot eene Inleiding deezer plegtigheid, de billykheid daarvan kortelyk te betoogen, en het volgende voortedraagen. Onder alle Feestvieringen van vroegere en laatere tyden en volken , aan de eere der Goden, aan den roem der Helden, aan den Godsdienst, het Vaderland, of aan de  VOORAFSPRAAK. de Kunften en. Weetenfchappen gewyd, muntten de Eeuwfeesten uit, die, na langer tydverloop wederkeerende, door veelen verlangd, door weinigen beleefd, naarmaate der mindere of meerdere befchaafdheid der zeden, met onderfcheiden ftrydfpelen, vaardige ren- en wedloopen , zingende en dans" fende kooren of ftaatige optogten en plegtige redevoeringen, gevierd wierden. Het aloude Egypte, het kunstenkweekend Griekenland en waerelddwingend Rome, richtten Feesten aan, ter eere van isis en osiris, jupiter en saturnus, flora, céres en cybéle, maar ook voor hunne zais of minerva; terwyl ook de gezellige Deugden, de Godsvrucht, de Gerechtigheid, de Kuischheid, de Eere, de goede Trouw, ook de Eendragt en Vryheid, te Rome, als Godinnen geëerd en voor dezelve tempelen genacht wierden. De Godin der Wysheid deed, door haaren invloed, de uitmuntendfte verftanden, te Athene en te Rome, in het Lyceum van aristoteles, deGaandery van zeno, en in de Academiën van socrates, plato en cicero famenkomen. Van zo gunftige ftandplaatfen door dweepzucht of geweld verdreven, wierden de Weetenfchappen elders met opene armen ontfangen, vooral aan Hooge Schooien, die, tot op onzen leeftyd, reeds meer dan een Eeuwfeest gevierd hebben. A 2 De 3  4 VOORAFSPRAAK. De weetlust en naaryver zetten ook onze landgenooteH daartoe aan, en deeden in ons vaderland laatere letterkundige Maatfchappyen oprichten, aan fommigen van welken ons Genootfchap het voorbeeld heeft gegeeven ; en waarvan de Wysbegeerte, de Dichtkunst, de Teekenende Kunften, de Koophandel, de Fraaije Letteren, Deugd en Vcrdien/len, Geleerdheid en Vriendi'chap, en het Nut van 't Algemeen, of met andere woorden, minerva en apollo, mercurius en de musen, met de salus publica der Romeinen, Haardgoden wierden, en ook in onze dagen hunne Feestdagen of Eeuwfeesten aankondigden. Wat zoude ons dan verhinderen, deezen onzen gedenkdag, het gouden Feest der verbindtenis onzer Eendrngt en Vryheid te vieren? te minder, daar wy op omftandigheden roemen mogen, die, by zulk een Feest, voor zcldfaam, ja zonder voorbeeld mogen gehouden worden? Wie uwer, geëerde toehoorders en toehoorde re ss en! zal niet gaarne, met ons, het als eene opmerkingwaardig en aangenaam voorrecht befchouwen, eenen achtingwaardigen Grysaard in ons midden te zien, die, zo wel uit zucht voor de weetenfchappen, als voor de Eendragt en Vryheid, vóór vyftig jaaren, aan deeze zelfde plaats een der vyf oprichters was van ons Genootfchap, aan wien het de zinfpreuk concordia et libertate heeft te danken; terwyl het my tot een dubbel genoegen verftrekt, dien bloed-  VOORAFSPRAAK. 5 bloedverwant, op heden, uit naam der door hem gedichte Maatfchappy, met het gezond beleeven van deezen dag geluk te wenfchen? Mogen wy het niet voor gedenkwaardig houden, dat van de agt - en - vyftig der drie-en-zestig leden deezer Maatfchappy, die vóór vyf-en-twintig jaaren alhier feestvierende vergaderd waren, nog een-en-twintig in leven zyn, terwyl veertien derzelve nog onder ons als leden verkeeren, en, zo wy wenfchen, hier tegenwoordig zyn? Zouden wy het niet gedenkwaardig noemen, dat het getal onzer bereidwillig werkende leden jaarlyks vermeerdert, en, federt eenigen tyd, de Teekenende Kunften onze Natuurbefchouwingen en Letteroefeningen verpoozen? Dan, het behoort niet tot myne taak, hieromtrent breeder uitteweiden. Het voegt my allecnlyk nog, geëerde toehoorders en toehoorderessen! uwe luifterende aandacht te noodigen tot het aanhooren van hetgeen aan de plegtigheid van deezen dag de meeste waarde moet geeven; en, tot de nakomelingfchap overgebragt, van dit ons Eendragt en Vryheidlievend Genootfchap altoos met lof moet doen gewaagen. A 3 De  6 VOORAFSPRAAK. De Toonkunst , die, by onze intreede in deeze zaal, haare klanken liet hooren, wisfele ook onze {preekbeurten af; daar ik , van deeze plaats aftreedende, onzen geachten Redenaar en Dichter noodig 3 tot het bedoeld en verlangd oogmerk dit fpreekgeftoelte te beklimmen. R E-  REDEVOERING VAN PH(EBUS HITZERUS THEMMEN.   ZEER GEËERDE, ZEER AANZIENLYKE TOEHOORDERS VAN BEIDE GESLACHTEN, EN IN 'T BYZONDER GY, ACHTINGWAARDIGE AFGETREDEN VOORZITTER, TROUWHARTIGE BESTIERDERS , GELEERDHEID-, KUNSTEN- EN WEETENSCHAPPENMÏNNENDE LEDEN VAN DIT DOOR EENDRAGT EN VRYHEID BLOEIJEND GENOOTSCHAP: HOOGGEACHTE FEESTGENOOTEN' Van de aloudfte tyden af hebben byna alle volken de nagedachtenis van nuttige inftellingen en roemryke gebeurtenisfen door plegtige offerhanden, ftaatige hoogtyden, of vrolyke gedenkfeesten , gevierd. In laatere dagen, fchoolen van geleerdheid en maatfchappyen van kunften en weetenfchappen gefticht zyn de, heeft men meest altoos, wanneer dezelve eeuwen, of aanzienlyke gedeelten van eeuwen, gebloeid hadden, de oprichting daarvan door B ge-  ro REDEVOERING. gepaste redevoeringen en andere plegtigheden aan de vergetet heid onttogen. En ook ons vaderland is hierin geenszins nalaatig gebleven. Het honderd- en twee honderdjaarig gedenkfeest van Leydens Hooge School, en de honderdjaarige feestviering van 't Amfterdamsch Atheneum, vcrftrekken , onder eene menigte van voorbeelden , ten bevvyze; ook is de oprichting van dit Genootfchap , na hetzelve vyf-en -twintigjaaren gebloeid had, met ongemeenen luifter gevierd. Het is dus niet meer dan billyk, waarde Medeleden! dat wy deezen heugelyken dag, waarop onze Maatfchappy, onder de befcherming van Ecndragt en Vryheid, eene halve eeuw beflaan heeft, en meer en meer in aanzien en voortreflykheid heeft toegenomen , op eene plegtige wyze feestvierend gedenken; en met dit oogmerk zyn wy heden faamengekomen. Doch, hoe gewigtig is ten dien einde myne tank, daar ik, omringd van een aantal der geleerdfte en kundigfte mannen deezer ftad, en in het byzyn van eene menigte toehoorderen, van wier juistheid en kieschheid in 't beoordeelen ik volkomen overtuigd ben, als redenaar moet verfchynen; en hoe merkelyk word dee. ze zwaarigheid vermeerderd, wanneer ik my voor den geest breng, dat de thans zalige oosterdyk, wien de natuur, zo 't fcheen, geheel tot redenaar gevormd had, met keur van taal en kracht van uitdrukking, van deeze plaats het vyf-en-twintigjaa-  REDEVOERING. rig feest door eene uitmuntende redevoering zo roemruchtig gevierd heeft, en hoofdzaaklyk alF wat tot ons Genootfchap betrekking had, met ongemeene welfpreckendheid, zo mccfterlyk heeft voorgedragen, 't welk eene menigte uwer, mync Toehoorders! nog diep in 't geheugen ligt, en wiens verhandeling waarfchynlyk door veelen deezer vergadering gelezen en herlezen is! Deeze draad dan byna geheel afgefponnen zynde, zoude het thans myn pligt weezen ulieden voor oogen te ftellen, wat zedert de laatfle vyf-en-twintig jaaren aanmerkenswaardig in dit Ge. nootfchap is voorgevallen j doch zulks zoude geen genoegzaame ftof tot eene redevoering, voor deezen dag gefchikt, opleveren, en echter verwacht gy billyk van my, waarde Medeleden l dat ik niet flechts een onderwerp, tot het vieren van feesten betrekking hebbende, thans zal verhandelen, of het groot voordeel van genootfchappen onder de befchaafde volken zal affchetzen; maar, my dunkt, ik zie, gy wilt, dat ik my geheel tot de voortref, lykheid van deeze onze Eendragt- en Vryheidminnende Maatfchappy bepaale. Ik zal dierhalven, zeer geëerde en zeer aanzienlyke Toehoorders! in dit uur een algemeen verflag doen van de geaartheid en het nuttige van dit Genootfchap, zo als hetzelve zich thans bevind, en 't aanmcrkenswaardige, hetgeen in hetzelve zedert vyf-en-twintig jaaren gebeurd is, op de gefchiktfle plaatfen tusfchen beiden inlasfchen; en vervolgens, de onbeftendigheid van, B 2. 't ii  12 't ondermaanfche overweegende, het vooruitzicht van duurzaamheid deezer Maatfchappy, door de befcherming van Eendragt en Vryheid, ulieden voor oogen Hellen. Bedekt inmiddels, waarde Medeleden! met den fluijer der toegeevendheid de menigvuldige gebreken en misdagen van den ipreeker, die, van zyn onvermogen bewust, veel minder tot den post van redenaar bekwaam is, dan veelen uwer, die my zo menigmaalen, door uwe uitmuntende verhandelingen en kundige wyze van voordraagen, gedicht en geleerd hebt, daartoe gefchikt zyn. En gy , beminlyke Sexe, en verdere Toehoorders! die, in onze rechtmaatige blydfchap deel neemende, ons heden met uwe tegenwoordigheid vereert, en daardoor dit feest zo veel luister byzet, wilt, bid ik, het gebrekkige van myne welmeenende pogingen goedwillig over het hoofd zien. Op uwlieder aller goedheid, geëerde Toehoorders! my dus verlaatende , ga ik tot myne zvvaarwigtige, doch aangenaame taak over. Wilde ik ulieden van de opkomst en den eerden bloei van dit Genootfchap eene juiste befchryving geeven, wilde ik ulieden die twee gezellige vriendinnen ter handhaving' van deugd, orde, en algemeene welvaart, Eendragt en Vryheid onder wier befcherming wy door geleerdheid en gezelligheid de aangenaamde genoegens fmaaken , met de fchitterendlte en gepaste ver- REDEVOERING.  REDEVOERING. verven affchilderen, ik zoude een groot gedeelte der redevoering van den juist treffenden oosterdyk Hechts moeten navolgen, en zulks zoude geenszins aan het oogmerk voldoen. Dit zy echter voor u, myne Toehoorders! die deeze verhandeling nooit gelezen hebt, en omtrent onze Maatfchappy geheel onkundig zyt, met weinig woorden flechts aangemerkt: By 't oprichten van ons Genootfchap nam hetzelve de zinfpreuk aan ccncordia et libertate, dat is, door eendragt en vryheid, en, by 't vernieuwen van de zaal, waar wy in den winter weekelyks onze redevoeringen voorleezen, wierden in dezelve op een ruim veld met groote letters deeze dichtregelen, als eene nadere bepaling dier zinfpreuk, geplaatst: DE VRYHEID ZY BEDACHT HIER NOOIT IETS voor te DRAAGEN, DAN 'T GEEN DE DEUGD BEKOORT, EN WYSHEID KAN BEHAAGEN: ZO Blê HAAR DE EENDRAGT HULP, OPDAT DEES MAATSCHAPPY "DE KUNSTEN STREKK' -TOT NUT, DEES STAD TOT EER GEDY\ (*) En (*) Boven deeze dichtregelen, op het zelfde veld, leest men het volgende vaers, door den Latynfehen dichter jeronimo de eosch, thans eerde medebeflierder van dit Genootfchap, vervaardigd: MUTUUS INGENUAS HIC NOS INVITAT AD ARTES, QU^EQUE FA VENT STUDIIS, OTIA PRiEBET AMORI QUEM SI LIBERTAS ANIMAT, CONCORDIA NUTRIT, NOSTRA SODALITII FAMA PERENNIS ERIT. B 3 13  En welk een genoegen verdrekt het my, myne Vrienden ! dat ik rondborftig durf zeggen, dat, hoe ook in de laatde agttien jaaren de Tweedragt met haare alvernielende fakkel den band der Eensgezindheid in de burgerlyke faamenleving verfchroeide en vernielde , zy zich echter nimmer in onze Maatfchappy vertoond heeft , dewyl de vredeminnende Eendragt haar het indringen belettede, en de goedaartige gezelligheid door haaren lieffelyken invloed de gefronsde voorhoofden en faamgetrokkene wenkbraauwen deed verdwynen, en in derzei ver plaats welmeenende broederlyke gezichten deed voortfpruiten. Ja, hoe ook vrienden tegen vrienden, en bloedverwanten tegen bloedverwanten opdonden, en alle gezelfchappen, waar zy elkander ontmoeten konden , vermydden , bleef ons Genootfchap hiervan uitgezonderd ; de vergaderingen waren talryk; men zag en behandelde eikanderen, in alle tyden, als broeders' van één huisgezin; en de ontmoeting in Concordia was dikwils de eerde oorzaak van nieuwe vriendfchapspleging, en de bron der nadere byeenkomden van door twecdragt verwyderde bloedverwanten en vrienden. By 't vieren van het vyf-en-twïntigjaarig feest, vergeleek de toenmaalige redenaar die plegtigheid by eene zilveren bruiloft, waar het gelukkig paar zich verbeeld als op nieuw aan zynen eerden bruiloftsdisch gezeten te zyn, en fchetste daarmede den toenmaaligcn daat van dit Genootfchap af. Daar wy ons op dien voet nu. als aan het gouden bruiloftsfeest REDEVOERING.  REDEVOERING. feest gezeten, mogen befchouwen , overtreft deeze onze ftaat verre dien van de gelukkige echtgenooten; want, hoe gezegend ook derzelver welvaart moge zyn , helt derzelver levenszon echter naar haaren ondergang : zwakheden en gebreken des ouderdoms komen dan reeds, als op wollen zokken, langzaam aamluipen, en voorfpellen eene ras naderende verdelging ; terwyl ons Genootfchap daar en tegen in luister welvaart en fterkte op het vyftigjaarig feest den ftaat, waarin het zich voor vyf-en-twintig jaaren bevond, als weldra blyken zal, verre overtreft. Gelyk een door het liefdevuur blaakende minnaar niet alleen al het deugdryke, bevallige, en fchoone, van 't voorwerp zyne* liefde , in verrukking, aan zyne boezemvrienden mededeelt , maar de geringde beuzelingen, haar betreffende, blymoedig ver^ telt, en zyne vrienden dit verhaal meestal goedgunftig aanhooren; zo zy het my, waarde Toehoorders! ook heden vergund, om verfcheidene kleinigheden, tot onze Maatfchappy, thans het geliefkoosde voorwerp myner befpiegeling, betrekking hebbende , af te fchetzen, en ulieden dezelven voor te draagen. Ten dien einde bepaal ik my eerst tot den dag waarop, den tyd wannéér, en de plaats waar wy vergaderen. Onze voorgangeren hebben den Dingsdag, als de gefchiktfte dag der week, zo voor den koopman als veele andere leden deezer Maatfchappy, befchouwd, en den aanvang der redevoering IS  16 ring op zeven üurèn 's avonds bepaald, en wy volgen hierin hunne voetflappcn. Gelyk de noefte landman, in 't heete van de brandende zon, of inftormen en regenvlaagen, ten behoeve van vrouw en kin. deren, zich den gantfchen dag afgefloofd en afgemat hebbende, by 't vallen van den avond, onder het vrolyk gejuigch van zyne gade en kroost, in het vreedzaam en zalig hutje, welks welbedekt rieten dak hem voor onheilen van den naderenden nacht beveiligt , de gelukkigfte uuren van den gantfchen dag doorbrengt; waar hy, vergeetende den lastigen arbeid, zich met den welbereiden disch, door zyne beminde wederhelft gereed gemaakt, vervrolykt en verkwikt, die, nu allerfmaakelykst, zyn' lof en dankbaarheid wegdraagt, dan weder minder aangenaam, evenwel altoos zyn' opgewckten honger maatigt, waardoor hy, terwyl weltevredenheid het voorgerecht van zyn' maaltyd uitmaakt, het zaligst genoegen geniet: ja, gelyk de landman, na het avondëeten, met zyne vrouw en kinderen over de lekkere fpys, waarvan hy den nafmaak nog gewaar word, niet zelden op eene vriendelyke wyze redekavelt, en, al is het dat de eenvouwdige disch ook niet recht naar zynen zin, en niet zo wel toebereid als hy 't gewenscht zoude hebben, geweest is, zyne gulhartige wederhelft daarover nimmer beknort, of kwalyk bejegent , maar haar onvermogen, of onoplettendheid, met den mantel der toegeevendheid bedekt, en zich boven duizend natuurgenootcn van zynen kring gelukkig acht: Zo REDEVOERING.  REDEVOERING. Zo is het ook in deeze Maatfchappy gelegen: de nyvere koopman, den gantfchen dag op kantoor en beurs zich afgefloofd en afgezwoegd hebbende, de rechtsgeleerde, door het verdedigen der onfchuldigen, of door de klagten der bedrukten geheel afgemat, de arts, zo door het lastige van zyn beroep, als door het jammerlyk gekerm der lydenden, vermoeid, ja, byna ieder lid, welk een' rang hy ook moge bekleeden, zyne dagelykfche bezigheden hebbende afgedaan, begeeft zich naar onze zaal in den kring zyner vrienden, om op vruchten van geleerdheid en fmaak, of op zielftreelende en geestige voortbrengzelen onthaald en vergast te worden, en geniet hier de aangenaamfte ukfpanning; waarna hy den redenaar, indien deszelfs verhandeling goedkeuring wegdraagt, den welverdienden lof der dankbaarheid, toezwaait, doch zo het voorgelezene minder voldoende is, des fpreekers welmeenende pogingen evenwel hulde doet, en zyne misflagen goedgunftig over het hoofd ziet, de. wyl hy, hoe gering 't ook weezen moge, meest altyd toch of geleerd, of gehucht, of vermaakt is, waarop hy, na het afloopen der redevoering, gelyk de landman over den fmaaklyken maaltyd met zyn huisgezin redekavelde, over het voorgelezene met zyne vrienden gulhartig fpreekt, en de een den anderen onderricht, en zyne aanmerkingen mededeelt. Indien wy ons nu voor eenige oogenblikken tot de plaats, waar de redevoeringen gedaan worden, bepaalen, ftaat ons aantemerken, dat, zelfs na het vyf-en-twintigjaarig feest, in een kiein, bekrompen, laag van verdieping, gantsch benaauwd, en dus C voor 17  i8 REDEVOERING. voor aêmborftigen en min' welvarenden alleronaangenaamst vertrek ons Genootfchap byeenkwam, en de verhandelingen voorgelezen wierden: geen weelde of trotschheid , om door uitwen, dige vertooning van iets groots te willen uitmunten, maar eene gedwongene noodzaaklykheid deed de leden van deeze Maatfchappy, kort na het vyf-en-twintigjaarig feest, befluiten, om onze gewoone fpreekkamer hooger van verdieping , gepaster voor eene vergadering,gelyk de onze, en tot eene gefchikter gehoor- en fpreekzaal te Iaaten vertimmeren, het geen dan ook ,' fchoon eenvoudig, zeer-net, en voor bekwaame zitplaatzen door gevoeglykein den muur uitgehouvvene nisfen, binnen kort vervaardigd wierd, zo dat vreemdelingen, voor het eerst onze lpreekzaal intredende , het welaangelegde daarvan met hunne goedkeuring vereeren, fchoon van buiten niets dan eene eenvoudige ouderwetfche burgerlyke wooning (*) te zien is, het welk aanduid, dat men in ons Genootfchap door geen uitwendige pracht het oog der aanfehouweren tracht tot zich te trekken , om te laaten zien , dat hier geleerdheid een' van haare zetels gevestigd heeft, maar dat men alleenlyk door geleerde en lierlyke redevoeringen, cf door geestige en weluitgewerkte vertoogen, eikanderen poogt te leeren, te (lichten of te vermaaken. Deeze lpreekzaal is vervolgens met eene kleine verzameling van (*) Dit gebouw ftaat in de St. Luciefleeg, op den hoek van de PypeaBiarkt, over 't Burger Weeshuis.  REDEVOERING. van boeken, in verfcheidene takken van weetenfchappen, voorzien, zo dat men, fchoon voor eenige oogenblikken alleen zynde, zich nimmer behoeft te verveelen. Daar geen Maatfchappy zonder wetten kan beflaan, heeft ook dit Genootfchap de zyne. Behalven anderen is het thans de pligt van een' ieder, dat hy zich verbind, als hy tot lid word aangenomen, om in de eerfte zes jaar drie verhandelingen voorteleezen, terwyl in voorige tyden iemant met eene geringe geldboete daarvan verfchoond konde blyven : deeze. zedert drie-en-twintig jaaren nieuwe gemaakte wet veroorzaakt, dat wy thans alleen werkende leden in 't Genootfchap inlyven , waardoor deszelfs luister merkelyk vermeerderd word. En watf meer is, deeze Maatfchappy groeit van jaar tot jaar zodanig in grootheid aan, dat wy thans een vyfde gedeelte meer leden tellen, dan voor vyf-en-twintig jaaren. Doch wil men in een geleerdheidminnend Genootfchap, zo wegens het aanneemen van leden, als wegens het onbewimpeld voordraagen van zyne gevoelens, de heilzaamfte vruchten fmaaken, is het boven alles noodzaaklyk, dat alle partyfchap vermyd en de gelykheid in hetzelve betracht word, en dit is ook geen gering bolwerk der fterkte, waarop deeze Maatfchappy in alle tyden coemen kon; men vraagt, noch vroeg immer met oogmerk ter C 2, goed- i9  2o REDEVOERING. goed- of afkeuring by 't voorilellen van iemant tot medelid, wat is de ftaatkundige denkvvyze van dien man ? is hy van groote afkomst? vermogend? of wat rang bekleed hy? maar men vraagt Hechts, zal hy een nuttig lid, zal hy een bekwaam medewerker zyn? en zo ja, wierd zelden iemant afgewezen, ten zy men begreep, dat hy voor ons Genootfchap ongefchikt was, of dat 'er byzondere redenen waren, waarom men hem niet konde aanncemen. Men ziet hier den aanzienlykften en den geringeren burger, den ryken en den minvermogenden, als broeders van een huisgezin met eikanderen vcrkeeren, terwyl elk ongeveinsd zyne gedachten mededeelt. Even weinig komt de ouderdom by ons in aanmerking. Mannen van meer dan zestig jaaren wierden tot leden aangenomen, ja één' in zyn vak van kunften uitmuntend nog ouder grysaard hebben wy voor weinige jaaren als 't jongfte lid van onze Maatfchappy begroet. En hoe menig vader en grootvader bragt van tyd tot tyd zyn' zoon of kleinzoon, hebbende naauwlyks de kinderfchoenen uitgetrokken, met goedkeuring van den redenaar, in ons Genootfchap , om deszelfs verhandeling te hooren voorleezen ? dit prikkelde den pas ontluikenden jongeling tot eerzucht aan, om in rypere jaaren ook onzen fpreekftoel te beklimmen, en zyne verkregene kundigheden aan een Genootfchap als 't onze medete-  REDEVOERING. tedeelen: hoe veele jeugdige leden hebben wy thans onderons, wier naamen te noemen hunne zedigheid en nederigheid my verbied , die dus door hunne braave vaders, medeleden onzer Maatfchappy, in dezelve zyn ingewyd, en die ons reeds op uitmuntende vruchten van hunnen geest en arbeid onthaald hebben, en ons doen vooruit zien , dat zy onwrikbaare fteunpilaaren van deeze Maatfchappy zullen worden. Gelyk dus ons Genootfchap een ryp veld van geleerdheid voor den mannelyken ftaat, en eene gepaste kweekfchool voor den weetgierigen jongeling is, zo ftrekt hetzelve ook tot uitfpanning en vermaak voor den afgeleefden grysaard, daar veelen bekenden hunne aangenaamfte uuren in onze fpreekzaal verlieten te hebben, terwyl deeze Maatfchappy de goedkeuring en de loffpraak der vreemdelingen , die ons met hun bezoek vereeren, wegdraagt. En daar ons Genootfchap uit leden, zo wel in verfchillende geheel uit eikanderen loopende takken van geleerdheid doorkundig, als uit leden met byzondere geestvermogens begaafd, en door byzondere kunften en weetenfchappen beroemd, is faamengefteld, en men door de wetten van hetzelve geene uitzondering in 't voordraagen van redevoeringen maakt, dan dat dezelve, reeds van de oprichting der Maatfchappy af, ftaatkundige en Godgeleerde gefchillen verbieden te verhandelen, volgt hieruit, dat wy byna in alle takken, zo van geleerdheid als van kunften , weetenfchappen en aangeborene gcff/cbjgaafdheden, weeklyks C 3 wor- £1  22 worden onderwezen, en wy dus min' of meer daarvan, zo niet eene doorgrondige , ten minflen eene oppervlakkige kennis verkrygen, en dus door het vlytig opkomen in deeze onze Maatfchappy eene reeks van kundigheden ongevoelig opzamelen, waarvan wy anderszins verftoken zouden zyn. Nu toont de fchrandere wysgeer ons de verbaazende voortbrengzelen der Natuur, en ontvouwt ons verfchynzelen, waarvan wy geen oorzaak wisten te geeven. Dan ontrolt de gefchiedkundige de gedenkfchriften der oud. heid, en maalt ons de lotgevallen der aloudile en verr'-afgelegenfte volken met juiste verven af, of Helt ons de roemrykfle daaden der helden en de gewigtiglle dienften der ftaatsmannen en volksvrienden voor oogen. Dan weder doet de dichtkunst, door haaren Godlyken invloed, ons van verrukking verbaasd liaan,wanneer zy, met ver. hevene klanken, de fchoone bevalligheden der deugd, of het afgrysfelyke der ondeugd ons levendig voor den geest brengt; of onze gevoelige harten doet bloeden , als zy de ontmenschte wreedheden des oorlogs op eene beklaaglyke wyze voorltelt; of ons traanen van erkentlykheid doet Horten, als zy de dappere daaden der vaderlandfche helden uitbazuint ; of de menschlievende verrichtingen der palinuuren van ftad, of land, of Haat, met dankbaare toonen uitgalmt: doch waar zoude ik eindigen, myne vrienden! indien ik ulieden alle de takken van geleerdheid , REDEVOERING.  REDEVOERING. £3 heid, kunften, en weetenfchappen wilde optellen, waardoor wy weeklyks geleerd, gefticht, of vermaakt worden? dit zy alleen genoeg gezegd, dat byna in ieder van dezelve veelen der uitmuntendfte en der beroemdfte mannen van deeze ftad leden van dit Genootfchap zyn, en ons geftadig de vruchten van hunne verkregene bekwaamheden gulhartig mededeelen, terwyl zommige derzelve hunne voorgelezene verhandelingen door den druk gemeen maaken, om niet alleen ons, maar ook anderen, geen leden van dit Genootfchap zynde, op vruchten , voor onze Maatfchappy beftemd, te onthaalen. En indien ik myne oogen op de naamrol dier groote geleerde en geestige mannen vestige, dewelke leden van dit Genootfchap geweest zyn, en nog zyn, durf ik veilig zeggen, dat hetzelve één der aanzienlykften van ons geheele land is. Daar dus het oogmerk van ons Genootfchap is, om eikanderen te leeren te ftichten of te vermaaken, en, zedert de oprichting van hetzelve, geduurende de zeven wintermaanden flechts redevoeringen wierden voorgelezen , terwyl in de andere vyf maanden de leden, fchoon in geringer getal, in het zelfde vertrek , op het zelfde uur faamen kwamen , om gezellig den avond met aangenaame redekavelingen doortebrengen , befloten zedert twee jaaren verfcheidene minnaars van de teken- en fchilderkunst, om, gedurende den zomer, ieder op zyne beurt, om de veertien, dagen eene verzameling van kunstprinten en tekeningen te vertoonen , en de daarby benodigde opheldering te gee-  24 geeven, waardoor thans de tyd des zomers op 't bepaalde uur niet alleen vermaaklyk, maar ook leerzaam word doorgebragt. Door 't befchouwen dier meesterftukken, krygen wy niet alleen een denkbeeld van 't waare fchoone, en het bevallige der fchilder- en tekenkunst, maar daardoor worden wy van zelf in het fpoor ter navorfching van oude gefchiedenisfen, of van gedenkwaardige verrichtingen der dappere, geleerde, of menschlievende mannen geleid. Deeze kunstbefchouwing geeft dus eenen nieuwen luister aan ons Genootfchap, waarvan het voorheen verdoken was, weshalven ik uit naam van hetzelve de inftellers daarvan , en hen, die ons op die keurige vruchten der tekenende kunften vergasten, de vcrfchuldigde dankbaarheid toewyde. Nu moet ik nog melden, dat de laatfte verhandeling van het winterfaifoen door den Voorzitter gedaan word, die dan, een kort verhaal van den inhoud der onderfcheidene redevoeringen, vertoogen, en dichtftukken van dat jaar ter herinnering voordraagende , het hoofdzaaklykst daarvan mededeelt, en vervolgens het verlies der leden in 't algemeen , en hunne verrichtingen in deeze Maatfchappy in 't byzonder , als ook hunne betrekking tot de burgcrlyke faamenlcving, of die der geleerden, met juiste verven affchetst. Echter heb ik hierby aantemerken, dat, indien wy een lid van groote verdienften , of die door byzondere deugden uit- munt- REDEVOERING.  REDEVOERING. muntte, door den dood verliezen, zyne nagedachtenis meest al. tyd door eene gepaste lykrede gevierd word (*). Eindelyk, fchoon zulks niets tot den luister deezer Maatfchappy toebrengt, kan ik niet nalaaten het volgende te melden. In dit huis was het, waar het Genootfchap wierd opgericht; in deeze zaal was het, en wel op deeze zelfde plaats, waar het vieren van het vyf-en-twintigjaarig feest door den redenaar o o sterdyk en den dichter roullaud den grootften luister ontfing; in deeze zaal is het, waar wy tweemaal 's jaars, by den aanvang namentlyk, en by het fluiten van onze winterfaamenkomflen, een' vriendelyken maaltyd met eikanderen houden , waar dikwils de een den ander door geestige invallen de loef af- (*} Dus heeft onder anderen de geleerde oosterdyk, door eene lykrede, de bekwaamheden, deugden en verdienden van het afgelïorvene medelid van dit Genootfchap f. ryk afgefchetst; gelyk die zelfde redenaar ook daarna op eene aandoenlyke wyze de nagedachtenis van zynen vriend h. j. roullaud, aan wien dit Genootfchap, zo wegens zyne menigvuldige en keurige verhandelingen, als wegens zyn verheven dichtfluk by het vieren van het vyf-en-twintigjaarig feest, zo veel verfchuldigd is, door eene allezins gepaste lykrede hulde gedaan heeft; dus heeft ook de medebeftierder van dit Genootfchap jeronimo de bosch drie jaaren geleden, de uitmuntende verdienden van den zo evengenoemden oosterdï k, door eene fierlyke verhandeling ter gedachtenis van 't overlyden van dien vaardigen man, aan.de vergetelheid onttogen; dus heeft de opftellcr van deeze redevoering onlangs in eene lykrede de voortreflyke deugden van den agt - en -tagtigjaarigen grysaard c. noordwyck afgemaald. D 25  n6 affteekt, of waar men door geleerde gefprekken eikanderen on. derwyst en {licht , of wel door onderfcheidene vernaaien, waarvan geestigheid de fcheering en \ lachverwekkende de inflag is, eikanderen vermaakt. Ziet daar, zeer geëerde en zeer aanzienlyke Toehoorders! de byzonderheden ons Genootfchap betreffende, alsmede datgeen, hetwelk zedert vyf-en-twintig jaaren in hetzelve, zo verr'ik weet, merkwaardig is voorgevallen, ulieden onopgefmukt medegedeeld. ó "Vredelievende eendragt en vryheid! onder wier befcherming dit Genootfchap wierd opgericht, en door wier veclvermogenden invloed de leden van hetzelve nu reeds eene halve eeuw de aangenaarafle genoegens gefmaakt hebben, Gy, twee alom geliefkoosde priesteresfen der deugd, die hand aan hand by het rockende altaar der Eensgezindheid onze vyftigjaarige feestviering met uwe goedkeuring bekrachtigt (*) , blyft ons onophoudelyk voor onheil befchutten, zo zal, hoe ook onbeftendighcid meestal het lot van het onderma-.mfche weezen moge, beftendigheid het loon onzer werken zyn; want wie kan zonder u, ö eendragt en vryheid! op flerkte, op magt, of op duurzaamheid ftaat maaken? . Al fchynt een ftaat, of gemcenebcst, tot het hoogfle toppunt van gezag en glorie gekomen , en van dcszelfs beftendigheid verzekerd te weczen, al fchynt de magtigfte en roemruchtigfte