VERHANDELING EN5 UITGEGEEVjEN D O O 3R. T E Y L E R \S TWEEDE GENOOTSCHAP. EERSTE STUK, BEVATTENDE EENE N A T U UR-KUN D I G E VERHANDELING OVER DE GEPHLOGISTEERDE EN GE DEP HLOGIST EERDE LUCHTEN, TER BEANDWOORDING VAN 'T VOORSTEL IN DE NATUUR-KUNDE, UITGESCHREEVEN VOOR DEN JAARE 1779, EN AAN WELKE DE GOUDEN EER-PRYS IS TOEGE WEEZEN IN DEN JAARE 1780. TE HAARLEM, by JOH. ENSCHEDÉ en ZOONEN, en j. van WALRÉ Junior. MDCCLXXXI.   Bladz. i VOO R-R EDE. , T t J-J oflyk voorbeeld, eerfl door eenigen van onze nabuurengegeeven, om, ter voortzetting van weetenfchappen, en konften,bekwaame mannen,door het voorft'ellen van eere-pryzen, en belooningen, op te wekken, heeft onder ons Nederlanderen, in de laatfte dertig jaar en, zulk eene groote navolging gelrnd, dat men niet alleen zeer veele Ingezetenen deezer Landen, van hoogeren en laageren rang, zich in maatfchappyen heeft zien verèènigen, om dit einde, door gewichtige voor/lellen, en beloften van aanzienlyke belooningen, te bereiken; maar dat men ook den eenen en den anderen de voordeeligjle fchikkingen, en zelfs altoos duur ende /lichtingen, hier toe, by hunne uiterfte willen, heeft zien ?naaken. De Heer PIETER TEYLER van der HULST, een voornaam en zeer vermogend Burger van HAARLEM, hier ter jlede , op den i^'1 van Lente-maand des Jaars 1702, geboren, en , op den 8^en der Gras-maand van 't Jaar 1778, overheden, is mooglyk d'eerfle onder onze Landgenooten geweeft, die dit voorneemen by zich zeiven, al voor lang heeft gevormd; zoo als hy 't daarna, ten opbouw dier weetenfchappen, aan welken hy, in zyn leeven, den voorrang gegeeven had, en tot een duurzaam gieraad en luifter van zyne geboorte-fiad, uitgevoerd heeft. Want de Heer en Uitvoer deren van zynen laatften wil hebben onder zyne papieren hiertoe plans gevonden, die reeds in den eerften bloei zyner manlyke jaar en waren ontworpen, en der halven byna twin- * tig  n V O O R - R E D E. tïgjaaren ouder zyn dan d'eerfte maatfchappy, met #t oogmerk aangegaan, en cTeerfte ftichting deezer foorte, hier te lande gemaakt. Dit yoorneemen volbragt de Heer TEYLER, nadat hy 't vier en vyftigfte jaar van zyn en ouderdom vervuld had, be■kiftende ly zyn en laat ft en wil, dat zyne zeer aanzienlyke nalaatenfchap, uitgenomen eenige goederen, over welken hy mogte bevonden worden andere fchikkingen gemaakt te hebben eeuwiglyk en altoos zouwde moeten blyven onder 't opzicht, bewind, den aanleg, en de beheering van vyf doorhem benoemde Perfoonen, en eenen door den Teftateur ook benoemden Boek-lmider, en derzelver opvolgeren in der tyd. 'Dat'deeze nalaatenfchap, onder anderen, voornaamendlyk zouwde worden aangelegd, en ftrekken tot onderhoud van twee altoosduurende COLLEGIEN, elk uit fes perfoonen beftaande, om in V woon-huis van den Heer Overheden, op trezette tyden, te vergaderen; 't eerfte, om met eikanderen te verhandelen allerhande ftoffen en materiën tot de waarheid en de vryheid in den Chriftelyken Godsdienft en den Burgerftaat fpefteerende enbehoorende( ); het tweede om 'J zelve te doen over de Natuur-kunde, Dichtkunde, Iliftorie-kunde , Teken-kun de , en Penmng-kunde: welke twee COLLEGIEN ook gehouden zouwden zyn, allejaaren, en het tweede, volgens den rang der weeten-^ (*) Deeze zyn d'eigen' woorden van het Teflamcnt, hier, om die rede, met onderfchekkn' letter gedrukt.  VOOR-REDE. Ui fchappen in den laat ft en wil uitgedrukt, aan 't publiek een onderwerp ter verhandeling, of een vraag-ftuk ter beandwoording, over de gemelde ft of en en weet en fchappen, voor te ftellen, met belofte van eenen gouden penning, ter innerlyke waarde van vier honderd guldens , aan den fchryver eener verhandeling, of van een andwoord, die daar mede 't beft zouwde voldaan hebben aan 't voorgeftelde onderwerp, naar 't oordeel, zoo veel 't EERSTE COLLEGIE betreft, der meerderheid van de Heer en Uitvoer deren des laatften wils , Beftuurderen deezer Stichting, en van de Leden van 't EERSTE COLLEGIE alleen: en , zoo veel het TWEEDE COLLEGIE aangaat, naar 't oordeel van allen, zoo der Heer en Beftuurderen, als van alle de Leden der gemelde beide COLLEGIEN, of derzelver meerderheid. Willende de Teftateur wyders, dat zyn woon-huis altoos, zouwde blyven onvervreemd, en onverkocht, om te dienen tot de plaats der Vergaderingen, zoo van de Heer en BESTUURDEREN, als van de Leden der beide COLLEGIEN , gelyk ook zyne boekery, verzamelingen van penningen, tekeningen, en prenten, tot en van welken de Leden der gemelde COLLEGIEN, ten allen "tyde, vryen toegang , mitsgaders behandeling, en gebruik, zouwden hebben: en welke verzamelingen van boeken, penningen, tekeningen en prenten, door nieuwen aankoop van alles, 't welk noodzaaklyk kan zyn, of tot nut en gieraad der twéé COLLEGIEN ftrekken, zouwden mogen vermeerderd worden: zynde aan de Heeren van 't Beftuur een' onbepaalde macht en vryheid gelaaten tot al dat geen, waardoor, naar'toog-, * 2 merk  iv VOOR-REDE. merk van den Teflateur, de bevorderingen van Gods dien ft, d'aanmoediging van kimften en weetenfchappen ,en 't nut van 't al-gemeen zouwden kunnen voortgezet, of ten volle bereikt worden. Na het overlyden van den Heer TEYLER is d'uitvoering van deezen zynen la atjl en wil, met allen yver, by de hand genomen, en heeft dit geluk gehad, dat niet alleen de Heer en, aan welken d'Overheden 't beftuur over zyn ganfche nalaatenfchap heeft toevertrouwd, dien laft aanvaard, en aanflonds zoo met het bezorgen der noodige verbeteringen van 't Huis, als met het aanbouwen van een ruim en groots MUSEUM, begonnen hebben, maar dat ook alle de Leden der beide COLLEGIEN , door den Teflateur benoemd, zich dit hebben hiaten wel gevallen, zonder dat iemand zynen perfoon en arbeid aan de begeerte van denzelven heeft ontzegd, geenzins uit onbewuftheid en onkunde der zwakheid yan hunn eigen' krachten en vermogen, om aan zulk een wyd en uitgebreid plan,als zy in deezen laatflen wil vonden voorge fchreey en, naar vereifch van elk deel deszelven, te kunnen voldoen, maar, eensdeels uit herinnering der vriendfchap, welke zy, veelejaaren, hoewel d'een meer dan d'ander, met den Heer Overheden, geduurende zyn heven, hadden onderhouden; anderdeels, en wel voornaamendlyk, om voor te komen, dat d'uitvoering van deezen wil, welke 't gemeene beft ten oogmerke lieeft, door hunne weigering, niet mogte verhinderd worden, en, als men zegt, in de geboort ebly ven fteeken: hoop enden en verwachtenden, dat, wanneer zy aan 't Publiek onderwerpen voorftelden der overweeging en beoefening van edele verftanden waardig, veele geleer-  VOOR-REDE. v leerde en bekwaame mannen zouden worden uitgelokt om hunnen arbeid te befteeden aan verhandelingen , die met zulk eenen aanzienleken eer - prys konden bekroond worden. En 't is in die verwachting dat de beide COLLEGIEN zich geenzins bedroogen gevonden, of te leur gefield gezien hebben, maar beiden iritegendeel *t genoegen gehad, van, aanftonds, op hunne eer ft e yoorftellen, voor den jaare 1779 uitgefchreeven, zoodaanige Verhandelingen in te krygen, welken zy den beloofdenprys, zonder bedenken, hebben kunnen waardig keuren. Althans, om ons alleen by dit TWEEDE COLLEGIE, zoo als wy moeten, te bepaalen, de Verhandeling, op 'tvoorftel, by 't zelve, omtrend 't einde des Jaars 177S, voor 't volgende jaar 1779, uitgefchreeven: om alles, wat, tot nu toe, by de gedaane ontdekkingen , en genomen proeven, geleerd en ondervonden was omtrend de gephlogifleerde en gedephlogifteerde luchten ; dat is alle die foorten van luchten,welken meerder of minder PHLOGISTON [vuur-ftof ] dan de gewoone lucht in zich bevatten, in de geregeldfte order voor te ftellen, op de duidelykfte wyze te verklaaren, door nieuwe proefneemingen 't befte op te helderen, en hier uit de meefte nuttige gevolgen voor de zaamenleeving af te leiden, * 3 op  vl VOOR-REDE, op den behoorleken tyd, in den voorheden jaare 1780, ingekomen, onder de zin-fpreuk: Quid verum euro, & rogo, & omnis in hoe fum. is, in de Groot e Vergadering, over de toewyzing van den prys gehouden, by alle de toen tegenwoordig geweeft zynde LEDEN, zoo van de DIRECTIE , als van de beide COLLEGIEN , eenpaariglyk , zonder verfchil van ééne ftem, geoordeeld, in eene zeer juifte order gefchikt, by uitftek wel gefchreeven, en, in alle opzichten, aan't oogmerk voldoende te zyn, en, buiten eenige bedenking , of twyfeling, te verdienen, dat aan deszelfs Sehryver de gouden eer-penning wierd toegeweezen: By het openen van 't gezegeldbMtt, bleek, dat de Schryyer dier Verhandeling was de Heer MARTINUS van MARUM, A. L. M. Medicinae & Philofophiae Doftor, Philos. & Mathes. Leftor, Direfteur van 't Naturalien Kabinet, en Lid van de Hollandfe Maatfchappy der Weetenfchappen, binnen deeze Stad, en welke Heer, in dat zelve jaar, was geworden LID van dit TWEEDE COLLEGIE. 't Zal derhalven niet kunnen nalaaten eenige verwondering te verwekken, dat aan deezen Heer, welke zich nu bevond een LID van dit COLLEGIE, des niet tegenftaande de prys heeft kunnen worden toegeweezen, daar volgens den laatften wil van den Heer e STICHTER, en d'eerfte uit-  VOOR-REDE. vu uitfchryvingen, op dien gegrond, het den LEDEN, zoo wel van de DIRECTIE,^ van de beide COLLEGIEN, niet is toegelaaten , naar deezen eer-prys te dingen. Dan hier omtrend zyn wy verplicht 't Al-gemeen te berichten, dat, onder de verfcheide beraadflaagingen, en beraamingen, over ^uitvoering van deezen laatften wil, tujfchen de Heeren van 't Beftuur en de Leden der twéé Collegien , beyoorens, met onderling overleg, en goedvinden gehouden, en beraamd, 't uok was in bedenking gekomen: ,, hoe ligt 't „ konde gebeuren, dat by iemand, die tot Lid wierd ver„ koor en, over een' uitgefchreeven' vraag iets konde onder„ nomen zyn te fchryven voor zyne verkiezing, en dat de „ wet, door welke hy, als Lid belet wierd, naar den eeren„ prys te dingen, zeer waarfchynlyk zouwde veroorzaaken, „ dat of de nieuw verkoor en zyn,begonnen werk niet zouwde ,, voortzetten, of wel, om die rede, de verkiezing op des„ zelfs perfoon gevallen, zouwde weigeren aanteneemen, „ 't welk beide even nadeelig voor deeze Stichting zyn zouw„ de"; en dat'er toen, na veel overleg, doch met een algemeen goedvinden, om voor te komen alle nadeelige gevolgen, welken hier uit te voorzien waren, een' uitzondering is gemaakt ten behoeven van de zulken, die , tot Leden verkooren zynde, konden verklaaren , voor den dag van hunne verkiezing, over d'uitgefchreeven en loopende vraag, ondernomen te hebben iets te fchryven , met oogmerk om mede te dingen naar de verkryging van den beloofden eere - prys : mits zy, ten dage der beoordeeling, of afweezig, en buiten de Vergadering bleeven, of, op hunne beurt, verklaarden , over de te doene uitfpraak niet te kunnen ftemmen Gelyk zoo de  vin VOOR-REDE. de Heer van MARUM, noch in de Groote Vergadering, waarby die zaak is afgedaan, noch te voor en, in een eenige der Vergaderingen van het TWEEDE COLLEGIE, in welken hier over geraadpleegd is geworden, tegenwoordig geweeft is. Dit alles zynde, V welk wy, by tf uitgaave van dit ons EERSTE STUK der waereld hadden te berichten, zullen wy deeze voor-rede eindigen, met hertelyken wenfch, dat de voorzeide Verhandeling in 't algemeen, (gelyk wy daaraan ook niet twyfelen,") aan alle kundigen zoo moge behaagen, als zy aan de Leden deezer Stichting een volkomen genoegen heeft gegeeven, en dat zy, aangezien voor 't geen zy in der daad is, naamendlyk voor een weezendlyk gieraad van dit nieuw opgericht gebouw, veele andere voornaame yerflanden moge aanfpooren om naarftiglyk mede te werken ter bereiking van 't goede oogmerk, tot welks bevordering de STICHTER zulke milde fchikkingen , by zynen laatften wil, gemaakt, en zoo ryken fchat, by zyn overlyden, heeft nagelaaten. NA-  NATUURKUNDIGE VERHANDELING TER BE AND WOORD ING van 't VOORSTEL B Y TEYLERS TWEEDE GENOOTSCHAP UITGESCHREEVEN OVER DE GEPHLOGISTEERDE EN GEDEPHLOGISTEERDE LUCHTEN» DOOR MARTINUS van MARUM, A. L. M., MED I Cl NA E ET PHILOSOPHIAE DOCTOR, PHILOSOPHIAE ET MAT HES EO S LECTOR, DIRECTEUR FA N T NA T URA L IE N-KA B IN E T, * EN LID VAN DE HOLLANDSCHR MA AT SC HAP PT DER WE E TE NSCHAPP EN TE HAARLEM, Aan wien daarop de gouden eer-prys van *t voorft. tweede genootschap, is toegeweezen.  De VRAAG EISCHT: ALLES WAT TOT'NU TOE BT DE GEDAAN E ONTDEKKINGEN, EN GENOMEN PROEVEN, ONDERVONDEN' IS, OMTRENT DE GEPHLOGISTEERDE EN GEDEPHLO' GISTEERDE LUCHTEN, IN DE GEREGELSTE ORDER VOORTESTELLEN, OP DE DUIDELTKSTE WTZE TE VERKLAAREN, DOOR NIEUWE pKOEFN EEMINGEN BEST OP TE HELDEREN, EN HIER UIT DE MEESTE GEVOLGEN VOOR DE ZAMENLEEVINGE AFTELEIDEN Quid verum, — euro et rogo et omnis in hoe futn. horatius.  Bladz. Kt VOO R-R EDE. D e ontdekkingen en proef neemingen omtrent de gephlogifteerde en gedephlogifteerde luchten, welken men voor het grootfte gedeelte aan den onvermoeiden yver van den fchranderen Doótor Priestley te danken heeft, waren tot nu toe in zyne uitgegeevene Experiment s and Obfervations, uit vier boek-deelen beftaande, onder eene menigte andere waarneemingen verftrooid. Niemand hier noch elders had tot nu zich de moeite getrooft dezelven in eene geregelde orde voorteftellen (*). Wie dan hier van kennis verkrygen wilde, was genoodzaakt deeze vier boek-deelen, en al het geen door anderen over deeze ftof gegeeven was, door te leezen: een werk, 't geen elk beginnaar , die geenen ongewoonen yver bezat, moeft affchrikken; temeer, daar'er, om van deeze verflrooide waarneemingen en proeven één geheel te maaken, en hiervan zamenhangende denkbeelden te verkrygen, eene onafgebrookene infpanning vereifcht wierd; voeghierby, dat dezelven voor een groot gedeelte in het Engelfch gefchreeven zyn, een taal die hier te lande door weinigen geleezen wordt, (*) 'Er is zedert de opgave der vraage voorleeden jaar door M. Sigaud de la Fond, een werkje uitgegeeven , onder den tytel EJJay fttr dijferem efpeces de i'Air., waarin eenige proefneemingen omtrent zommige foorten van luchten under byzondere hoofdftukken gebracht zyn: dit bevat ook een hoofdftuk over de gedephlogifteerde luchten : dan dit is niet veel meer dan een bloote opgaaf van maar weinige proefneemingen. Van de gephlogifteerde luchten vindt men weinig in dat werkje. ** 2  XII VOOR-REDE. wordt. Deeze redenen moeften noodwendig by ons den voortgang verhinderen van deezen nieuwen tak der Natuurkunde, welke, behalven de gewigtige ontdekkingen, die zy bevat, zoo veel licht over veele tot nu toe duiftere deelen deezer weetenfchap verfpreid heeft, en noch veel meer belooft. Het zyn deeze redenen zekerlyk , welke de leden van dit genootfchap bewoogen hebben,de beoeffenaars van deezen tak der Natuur-kenniffe aantemoedigen, om de verftrooide ontdekkingen en proefneemingen in de geregeldfte orde vo orteft ellen: ten einde derzelver verband en overeenftemming beter kan worden ingezien, en het tevens blyke, in hoeverre dezelven verklaard, of uit elkander afgeleid kunnen worden, en welke kundigheden en nuttige gevolgen in dezelven begreepen zyn, of 'er uit kunnen voortvloeijen; een vraag, welker beantwoording de beginnende beoeffenaars in ftaat; fielt den tegenwoordigen ftaat dier weetenfchap met weinig moeite doortezien, en hen tevens aanwyft, welke de gaapingen zyn, of wat 'er door nieuwe proefneemingen in deeze ftof nader te onderzoeken is; een vraag derhalven, welke ongetwyffeld zal ftrekken ter uitbreidinge van deezen gewigtigen tak der Natuur-kunde. Het zyn ook deeze redenen, welken my, behalven het gewoone doelwit in het beantwoorden van prysvraagen , eenen byzonderen yver hebben bygezet om aan den eifch deezer vraage te voldoen. Aan den eenen kant heb ik zorgvuldiglyk uit alles, hetgeen men, zoo verre my bewuft is, over dit onderwerp gefchreeven heeft,  VOOR-REDE. xiii heeft, al hetgeen my van eenig belang fcheen, byeen verzameld , en kortelyk opgegeeven. Hierin heb ik die orde verkoozen, welke my de leerzaamfle voorkwam; zy heeft, wel is waar, dit nadeel, dat zy op veele plaatzen, en voornaamentlyk in 't begin der verhandeling eenen ongevalliger ftyl medebrengt, temeer daar dé menigte van waarneemingen eene korte voorftelling vorderde; dan vermits het voornaame oogmerk der vraage niet zyn kan eene verhandeling te verkrygen , die door haare bevallige voorftelling elk een ter leezinge uitlokt, maar integendeel zy duidelyk zodanig eene verhandeling vordert, die den tegenwoordigen ftaat deezer wetenfehap naauwkueriglyk bevat, en alles zodanig voorftelt, als 't meeft gefchikt is om den geenen, die zich opzetlyk in dit ftuk oeffenen willen, eene grondige kennis te geeven, zoo heb ik die order verkoozen , welke in de hier achter geplaatfte inhoud deezer verhandelinge is te zien. Ten anderen heb ik alle de proefneemingen, die my van belang voorkwamen, zoo ver my moogelyk was , herhaald, derzelver uitkomften opgegeeven, en met die der proefneemingen door anderen in 't Averk gefteld vergelceken. In hoe verre ik door eigene proefneemingen zommige zaaken naauwkeuriger onderzogt of opgehelderd heb, moet de verhandeling zelve getuigen. In de befchryving myner proefneemingen heb ik zoo veel mogelyk de kortheid betracht, 'er telkens flegts zoo veel van meldende, als tot het verftaan van derzelver uitkomftenvereifcht word, vermits anders, indien ik degewoone wyze van proeven te befchryven, metbyvoe** 3 ginge  XIV VOOR-REDE. ginge van alle weinig ter zaake doende omftandigheden, gevolgd had, deeze verhandeling tot een aanzienlyk boek-deel zou zyn uitgedyd. Van den toeftel tot deeze proefneemingen en de wyze van dezelven in het werk te (lellen, heb ik alleen dat geen befchreeven, waarby ik eenen byzonderen weg ben ingeflagen, vermits de gewoone 'toeftel, en de wyze om proefneemingen met de verfchillende foorten van luchten in 't werk te ftellen, in het eerfte deel van Priestley's waarneemingen voldoende befchreeven en afgebeeld zyn. Dit deel in het Nederduitfch zynde uitgegeeven, kan dus elk deeze befchryvingen met de ophelderingen en bygevoegde afbeeldingen van den kundigen Inftrumentmaaker Cuthbertson daar vinden. Dezelve raade ik vooraf te leezen (t> m Men behoeft 'er voor deeze verhandeling alleen van te leezen §§. 16. 24. as »o -U 39 en de daarbygevoegde aanteekeningen, alsmede de nootNo. 17. en de daartoe behoorende afbeeldingen intezien. IN-  XV I N HOU D. Bladz. %. i. Wat gephlogifteerde en gedephlogifleerde luchten zyn, . , l . EERSTE AFDEELING. Over de voortbrenging en den aart der gephlogifleerde en gedephlogifteerde luchten. EERSTE HOOFDSTUK. Op welke wyze de lucht van den dampkring gephlogifteerd wordt. %. 2. De lucht van den dampkring wordt gephlogisteerd by alle ontbinding der lichaamen , in welke phlogifton wordt losgemaakt. 2 §. 3. De lucht van den dampkring neemt ook phlogifton aan, wanneer, zy vermengd wordt met de lucht, die by de ontbinding der metaalen door falpeter-geeft yerkreegen wordt. 3 TWEEDE HOOFDSTUK. Welke vermindering de lucht ondergaat, wanneer zy phlogifton aanneemt, en in hoe verre zy met phlogifton kan beladen worden. %. 4. Wanneer de lucht phlogifton aanneemt, vermin* dert haare uitgebreidheid', evenredig naar de hoeveelheid phlogifton, welke zy aanneemt. 2 $. 5. Wan-  xvi INHOUD. Bladz. §. 5. De lucht kan maar eene zekere hoeveelheid phlogifton aanneemen, en welzoo veel meerder of minder, naar mate zy 'er minder of meerder ' 'bevat. II §. 6. De vermenging der falpeter-lucht wyft aan, hoe verre de lucht die men 'er mede vermengt,mei phlogifton is beladen. 12 DERDE HOOFDSTUK. Waarin de gephlogifteerde lucht van de gewoone lucht verfchille? §. 7. In gephlogifteerde lucht kan geen vlam noch vuur beftaan. 15 §. 8. De lucht is 1.) zoo veel minder ter ademhalinge gefchikt naar mate zy meerder phlogifton heeft aangenoomen; en 2.) lucht welke geheel van phlogifton verzadigd is, is ter ademhalinge geheel onbekwaam. l5 §. 9. Planten groeijen weeliger in gephlogifteerde, dan in gewoone lucht. l& VIERDE HOOFDSTUK. Uit welke zelfftandigheden, en op wat wyzen gedephlogifteerde lucht wordt voortgebracht, en welke verfcheidenheid hier by plaats hebbe? §. 10. Uit zommige zelfftandigheden wordt zy alleen door het te voortgebracht. IO" §. 11. De  INHOUD, XVII Bladz. §. II. De gedephlogifteerde lucht wordt uit zommige zelfjlandigheden in veel grooter hoeveelheid voortgebracht, wanneer zy met eenig zuur bevochtigd zyn. 18 ^. 12. Dat het uit de vermenging deezer luchten met fülpeter-lucht blyke, dat zy minder phlogifton dan de gewoone lucht bevatten. 19 §. 13. Uit de kalken der metaalen en alle andere aardachtige zelfjlandigheden wordt, na byvoeging van eenig mineraal-zuur, door hette gedephlogifleerde lucht verkreegen. 20 §• 14. De lucht die uit de aardachtige zelfjlandigheden met of zonder zuttrev wordt voortgebracht, is niet alleen gedephlogift'eerde lucht. 22 §. 15. Wat men te doen hebbe, om de zuiverfle gede- phlogift'eerde lucht te verkrygen. 24 §. 16. De hoeveelheidgedephlogifteerde lucht, die 'er uit de verfchillende kalken der metaalen en andere aardachtige zelfjlandigheden voortkomt, is zeer verfchillend. 26 §• 17. De hoeveelheid gedephlogifteerde lucht uit dezelfde zelfjlandigheden verfchilt ook 1.) naar de verfchillende zuuren die tot deszelfs voorthrenginge gebruikt worden; en 2.) naar mate zy langzaamer of fchielyker verhit worden. 27 *** §. 18. Ge-  xviiï I N II O U D. Bladz, %. 18. Gedephlogifteerde lucht komt ook'voort uit water, wanneer men het aan de zonnefchyn bloot ftelt. 28 VYFDE HOOFDSTUK. Uit welke beginzelen de gedephlogifteerde lucht beftaat f §. 19. De gedephlogifteerde lucht uit aardachtige zelfftandigheden wordt niet flegts uit dezelven losgemaakt. z9 §. 20. Zy moet uit de vermenging der aardachtige deelen zelve en de zuur en, waarvan zy doortrokken zyn, geboren worden.. 31 ^ 21. Dat de aardachtige deelen van die zelfjlandigheden, uit welke lucht wordt voortgebracht, zelve mede tot lucht overgaan, blykt uit de vermindering van gewicht, welke zy lyden.. 23 ZESDE HOOFDSTUK. Waarin de gedephlogifteerde lucht van de gewoone lucht verfchilt? 22. Vuur en vlam branden veel fterker In gedephlogis- teerde lucht. -37 23. Dieren leeven veel langer in dezelve. 37 §. 24. Plan-  INHOUD. Bladz, %. 24. Planten groeijen niet zoo wel in gedephlogifteerde als in gewoone lucht. 38 §. 25. Gedephlogifteerde lucht verfchilt alleen hierin van de lucht van den dampkring, dat zy minder phlogifton bezit. 38 §. 26. De vermindering of inkrimping der gedephlogisteerde lucht, wanneer zy gephlogifteerd wordt, gaat veel verder dan die van gewoone lucht, 40 TWEEDE AFDEELING. Hoe de natuurkennis van verfcheiden zaaken, uit de proefneemingen omtrent de gephlogifteerde en gedephlogifteerde luchten wordt opgehelderd; in hoe verre de eigenfchappen dier luchten hieruit verft aan worden; en welke nuttige gevolgen dezelve medebrengen of 'er uit kunnen voortvloeiden. EERSTE HOOFDSTUK. De proefneemingen omtrent de luchten bewyzen onbetwiftbaar, wat vuur en vlam is, en geeven de verklaaring van verfcheiden verfchynzelen, die tot het vuur betrekking hebben. §. 27. Zy bewyzen, dat het phlogifton uit brandende üchaamen aanhoudend uitvloeit, en dat in dit uitvloeijen vuur en vlam beft aan. 41 *** 2 §. 28. Zy  xx INHOUD. ' Bladz,. %. 28. Zy verklaaren verfcheiden verfchynzels het vuur betreffende. 4& %. 29. Het detoneer en van de falpeter is ook hier uit te verklaaren. Waarom buskruid of andere br andbaar e ftof en, die falpeter bevatten , kunnen aangejlooken worden, fchoon zy niet aan de lucht zyn blootgefteld. 45 TWEEDE HOOFDSTUK. De proefneemingen omtrent deeze luchten leer en, waarin het nut der ademhaaling beftaat; waarom Dieren zonder dezelve of in beflooten of befmette lucht niet kunnen leeven.. §. 30. Zy doen ons inzien,dat de voomaame nuttigheid der ademhaaling daarin geleegen is , dat de ingeademde lucht eenig phlogifton in de longen aanneemt. 47 §. 31. Het phlogifton, hetwelk de ingeademde lucht aanneemt , wordt haar door het bloed in de longen meegedeeld. 48 §. 32. Waarom dieren zonder ademhaaling en in beflooten of befmette lucht niet leeven kunnen. 51 DER»  INHOUD. xxi DERDE HOOFDSTUK. De proefneemingen omtrent deeze luchten leer en, dat de natuur noodwendig middelen moet gebruiken, om de lucht van haar aangenomen phlogifton te zuiveren ,en hebben ter ontdekkinge en beproevinge dier middelen aanleiding gegeeven. Bladz. §. 33. De Natuur heeft noodwendig zeer vermogende middelen, door welke zy de lucht van het phlogifton zuivert, waarmede dezelve onophoudelyk befmet wordt, 53 §. 34. De nafpooringen van Dr. Priestley hebben geleerd, dat de hoornen en planten onder die middelen beho'oren , door welke de lucht van het aangenomen phlogifton gezuiverd en ter ademhaaling gefchikt gehouden wordt. 56 §.. 35. De waarheid deezer ontdekkinge door eenige proefneemingen beveftigd. 60 §. 36. De laat ft e waarneemingen van Dr. Ingenhousz beveftigen ook hetzelve, 61 37. De boomen en planten zyn de eenig ft e middelen niet; 1.) de oppervlaktens der zeëen en andere wateren neemen ook phlogifton aan. 2.) de gedeplogifteerde lucht, welke'er by zonnefchyn en helder daglicht, uit het zee- en zoet-water opryft, dient ook ter herflelling van den dampkring. 62 .*** 3 VIER-  xxii I N H OUD. VIERDE HOOFDSTUK» 'Wat de laatjleproefneemingen van Dr. Ingenhousz omtrent die verrigting der planten, door welke zy de lucht van het aangenomen phlogifton zuiveren, geleerd hebben. Bladz. §. 38. Beplanten ademen de lucht in en uit. 66 §. 39. Be ademhaaling der planten is meerder of minder, naar mate zy aan een fterker licht en aan de zonneftraalen zyn blootgefteld. 6> §. 40. Be lucht door de planten ingeademd geeft aan dezelve een gedeelte van haar phlogifton over, en wordt by dag door de bladen der planten, als gedephlogifteerde lucht uitgeademd. 68 §. 41. Be lucht wordt door de tot nu onderzogteplanten meerder of minder gezuiverd, naar mate zy aan een fterker licht zyn blootgefteld. 70 g. 42. Be planten geeven by nagt op duifter e plaatzen, en in digte fchaduw, een zeer geringe hoeveelheid, en deeze is gephlogifteerd. ?i §. 43. Be bladen en jonge fpruitzels der planten geeven alleen gezuiverde lucht; de wortels, bloemen en vruchten geeven ook een weinig lucht, doch deeze is altoos gephlogifteerd; volwaffene bladen geeven meerder en zuiverder lucht dan onvolwajfenen. ?2 §. 44. Wan-  INHOUD. xxiii Bladz. 44. Wanneer de planten geen gedephlogifteerde lucht uitademen befmetten zy de lucht met het phlogifton , hetgeen zy uitgeeven. De wortels, bloemen en vruchten geeven altoos phlogifton aan de lucht over. 74 §. 45. Het phlogifton, hetgeen de planten- van de ingeademde lucht aanneemen, dient haar waarfchynlyk tot voedzel. 75 §. 46. Befchouwing der bovengemelde ontdekkingen. 75 VYFDE HOOFDSTUK. De proefneemingen omtrent deeze luchten leeren ons de beginzelen kennen, uit welken de lucht van den Dampkring beftaat: en bewyzen , dat de eleclrifche ftoffe hoofdzaakelyk phlogifton is. %. 47. Zuur, aarde en phlogifton zyn de zamenftellende beginzelen van den dampkring. 78 %. 48. De electrifche ftof is of geheel en al, of ten minfte voor het groot ft e gedeelte, phlogifton. 78 ZESDE HOOFDSTUK. Welke gevolgen, die ten nutte voor de menfchen of de zamenleeving dienen, de ontdekkingen deezer luchten medebrengen, of daaruit kunnen voortvloeijen? §, 49. Zy leeren ons waardoor de befmetting der lucht veroorzaakt wordt, en wat men derhalven ter voorkominge van dezelve te vermyden hebbe. 79 %~ 50 Zy  xxiv INHOUD. Bladz. * §. 50. Zy hebben ons den Eudiometer gegeeven; een werktuig waardoor men de lucht van alle plaatzen beproeven kan, in hoe verre zy ter ademhaalinge gefchikt is. 83 §. 51. Zy toonen ons, hoe men van de boom en en plan- ■ ten ter zuiveringe van de lucht kan gebruik maaken. 85 §. 52. Zy zullen waarfchynlyk de geneeskunde eenig voordeel aanbrengen. 86 §. 53. Ter herfleïïinge van drenkelingen zal gedephlogisteerde lucht waarfchynlyk met voordeel kunnen gebruikt worden. 87 VER-  Bladz. i VERHANDELING OVER DE GEPHLOGISTEERDE EN GEDEPHLOGISTEEPvDE LUCHTEN. §. >. De luchten, welke het onderwerp deezer verhandeling uitmaaken , hebben haaren naam ontleend van het griekfche woord (pXoyisov (phlogifton), waardoor de hedendaagfche fcheikundigen de zuivere vuur ftof te kennen geeven. Deeze vuurftof fchynt in alle lichaamen, zoo verre ons onderzoek gaat, begrepen , ja zelfs een voornaam medezamenftellend deel derzelven uit te maken. Veele lichaamen althans veranderen geheel en al van aart, wanneer zy hun phlogifton verliezen. Men heeft daarom reeds lang de vuurftof als een hoofdftof aangezien, en van daar het onvermengde phlogifton ook wel hoofdftofelyk vuur genaamd. Gelyk dit phlogifton in alle lichaamen , vloeibaare zoo wel als vafte,begrepen is, zoo bevat ook de lucht van den dampkring eene zekere hoeveelheid van hetzelve. Indien nu de lucht van den dampkring eene grootere hoeveelheid heeft aangenomen dan zy geA woon-  2 VERHANDELING OVER DE GEPHLOGISTEERDE woonlykheeft, zoo noemt men ze gephlogifteerde lucht: indien daarentegen eenige lucht eene mindere hoeveelheid phlogifton bevat, dan in de lucht van den dampkring gewoonlyk begrepen is, wordt ze gedephlogifteerde lucht genaamd. EERSTE AFDEELING. Over de voortbrenging en den aart der gephlogifteerde en gedephlogifteerde luchten. EERSTE HOOFDSTUK. Op welke zuyze de lucht van den dampkring gephlogifteerd wordt. §. 2. De lucht van den dampkring kan eene grootere hoeveelheid phlogifton bevatten, dan zy gewoonlyk heeft: zy trekt het phlogifton aan, en verkrygt daarom eene meerdere hoeveelheid van hetzelve, by alle ontbindingen der lichaamen, waar by het phlogifton, het geen in dezelven begrepen is, wordt losgemaakt. Dit gebeurt i.) by de verrotting der lichaamen; 2.) by de verbranding; 3.) by de verkalking  EN GE DE P HLOGïSTEERDE LUCHTEN. 3 Icing der metaalen. De lucht verkrygt ook phlogifton, wanneer aan dezelve zodanige ftoffen zyn blootgefteld, uit welke het phlogifton uitvloeit: gelyk zyn 1. ) de olieverwen, zo lang zy niet zyn opgedroogd; (a) 2. ) de lever van zwavel Qiepar fulphuris.'); 3.) het mengzel van zwavel en ftaalvylzel; 4.) terebinthynoly, en anderen. Dat de lucht in alle deeze gevallen waarlyk phlogiston ontfangt, blykt hier uit, vermits zy, in elk van dezelven dezelfde hoedanigheid aanneemt, als wanneer zy door een kool-vuur met phlogifton is opgevuld; dit zal vervolgens blyken. (F) i 3. De lucht van den dampkring neemt ook phlogifton aan, wanneer zy vermengd wordt met de lucht, die by de ontbinding der metaalen door falpetergeeft verkregen wordt. Vermits de metaalen door falpetergeeft tot op hunne beginzelen ontbonden worden, zoo fcheidt zich derhalven (a) 'Dr. Prieflky heeft het phlogifteeren der lucht door deuitvloeijingvanhec phlogifton alleen van de loodwit-verw waargenoomen; dit heeft my aanleiding gegeven om ook andere verwen, als berlyns blaauw, fpaamgroen, vermillioen, omber , geel-oker en zwartzel , ten dezen opzigte te beproeven. Met dat oogmerk heb ik eerft de verwen in kleine potjes gefteld in de omgekeerde cylinder-glazen , van omtrent 32 cubick duimen inhoud, die ik doorgaans tot de proefnemingen, in deeze verhandeling befchreven, gebruikt heb. Doch de lucht hier door niet fchielyk gephlogifteerd wordende, heb ik,om grooteroppervlaktens van deeze verwen aan de lucht blootteftellen, dezelven op reepen papier gefineerd , en deeze geverwde papieren aan koperdraden in de glazen opgehangen. Op deeze wyze heb ik bevonden, dat 32 cubick duimen lucht door alle deze verwen , by oppervlaktens van omtrent 25 vierkante duimen, in 24 uuren byna geheel met phlogifton worden opgevuld. 00 §• 4» A 2  4 VERHANDELING OVER DE GEPHLOGISTEERDE ven het phlogifton van hunne aardagtige deelen af, en vermengt zich dan met den damp van de by deeze ontbinding kookende falpetergeeft. Het is door deeze vermenging van het phlogifton dat de falpeterdamp een beftendige veerkracht aanneemt, (O om welke reden zy dan ook falpeterlucht genaamd wordt. Wanneer nu deeze falpeterlucht in eene zekere evenredigheid met de gewoone lucht vermengd wordt, zoo verheft zy daadelyk al haar veerkracht, en wordt dan even als damp door het water opgeflorpt; dit zien wy gebeuren by de volgende proefneeming. Men menge by eene zekere hoeveelheid gewoone lucht twee vyfde falpeterlucht: men neeme by voorbeeld twee cubick duimen gewoone lucht, en vier vyfde cubick duimen falpeterlucht, zo ziet men het mengzel eerft een bruin rooden couleur aanneemen'; deeze vermindert trapswyze, en te gelyk ziet men ook de uitgebreidheid van het mengzel evenredig afneemcn; na verloop van eenige fecunden is de roode kleur geheel verdweenen, en het mengzel beflaat dan eene mindere uitgebreidheid, dan de gewoone lucht voor haare vermenging. Uit deeze vermindering van dit mengzel is het klaarblykelyk af te leiden, dat de gewoone lucht by deeze verro Dat het h phlogifton is , het geen aan de fal-eterdamp eene,ff^* veerkracht geeft, en haar tot lucht maakt, blykt daar uit, vermits er uit ae falpeterdamp, of andere dampen van zuure vochten, als die van vitriool olie, of geeft van zeezout, dan alleen lucht geboren wordt, wanneer er zodanige ftoffen in ontbonden worden, of er mede vermengd zyn a welke, veel pwofiu ton. bevatten..  EN GEDEPHLOGISTEERDE LUCHTEN. 5 vermenging het phlogifton uit de falpeterlucht aanneemt: want van een van deeze drie oorzaak en moet de gemelde vermindering afhangen: 1.) of dit mengzel moet zodanig in een krimpen; 2.) of de gewoone lucht moet door het water worden opgeflorpt; 3.) of de falpeterlucht moet door 't water opgeflorpt worden. Dat noch de inkrimping van het mengzel, noch de opflorping van de gewoone lucht plaats hebbc , blykt daaruit, vermits in beide deeze gevallen de falpeterlucht in het mengzel zou ovcrblyven, en dus dezelve daarin te ontdekken zou zyn: dan by 't naauwkeurigft onderzoek vindt men, dat indien 'er by een zekere hoeveelheid gewoone lucht twee vyfde falpeterlucht vermengd wordt, 'er als dan in het mengzel, nadat de vermindering is opgehouden, geen falpeterlucht meer overig is. (V) Het blykt derhalven hier uit, dat de bygemengde falpeterlucht door 't water wordt- opgeflorpt. Deeze opflorping der falpeterlucht zou geen plaats konnen hebben , by aldien zy niet vooraf by deeze vermenging haare veerkracht verloor. Nu is de falpeterlucht haare veerkracht verfchuldigd aan het phlogifton, het geen by de ontbinding der metaalen uit dezelve is voortgekomen, zich met de falpeterdamp vermengd, en haar in lucht veranderd heeft. Deeze veer- (X) Dc falpeterlucht uit de damp van de zuure falpetergeeft geboren is van eenen zuureu aart, en hier door is het, dat eene ontbinding van loogzout ia dezelve gefteld haaren loogachtigen finaak verlieft, en cryflallifeert; doch weinige droppels van dit loogvocht in eene groote hoeveelheid van dit mengzel gefteld ondergaan niet de minfte verandering; een blyk derhalven, dahetgeeffi falpeterzuur en dus geen falpeterlucht bevat. A 3  6 VERHANDELING OVER DE GEPHLOGISTEERDÈ veerkracht behoudt zy zonder twyffel, zoo lang zy dit phlogifton heeft; zoo lang blyft zy derhalven lucht welke door het water niet kan worden opgeflorpt. Indien wy dan, in welk geval het ook zyn moge, bemerken , dat de falpeterlucht even als damp door 't water wordt aangenomen, zoo mogen wy veilig befluiten, dat zy vooraf haar phlogifton verlooren hebbe. In deeze proefneeming derhalven moet de falpeterlucht by haare vermenging met de gewoone lucht, voor en aleer zy door het water is opgeflorpt, vooraf haar phlogifton hebben overgegeeven. Maar waaraan kan de falpeterlucht by deeze vermenging haar phlogifton zoo gereed overgegeeven hebben? Niet anders dan of aan 't water waarop het mengzel ftaat, of aan de gewoone lucht zelve waar mede zy vermengd is, (immers is 'er geene andere zelfftandigheid, die zy aanraakt:) dan door het water wordt het phlogifton, gelyk wy vervolgens zien zullen, (0 weinig of niet opgeflorpt; dus neemt dan de gewoone lucht zelve, waarmede de falpeterlucht vermengd wordt, het phlogifton aan. Deeze waarheid oordeelde ik volledig te moeten bewyzen, vermits hier op de beproeving gegrond is, in hoe verre deeze of geene lucht voor de ademhaling gefchikt zy. (0 §. 36. TWEE-  EN GEDEPHLOGISTEERDE LUCHTEN. ? TWEEDE HOOFDSTUK. Wélke vermindering de lucht ondergaat, wanneer zy phlogifton aanneemt, en in hoe verre zy met phlogifton kan beladen worden. S. 4- In alle gevallen , waar in de lucht phlogifton aanneemt, vermindert haare uitgebreidheid. Deeze vermindering gaat evenredig voort, naar maate 'er aan de lucht meerphlogiston meegedeeld wordt; dit leeren de volgende ondervindingen. A. Als de lucht uit rottende ftoffèn phlogifton aanneemt, vermindert zy. Wanneer men geftorvene dieren of Hukken vleefch in beflooten lucht te rotten legt, zoo ziet men na verloop van eenige dagen, vroeger of laater naar maate de luchtgefteldheid warmer of kouder is, de lucht verminderen. Zomtyds gebeurt dit niet eerder , voor dat men de lucht eenige malen door 't water heeft laten gaan. Doorgaans verheft de lucht in dit geval niet meer dan een achtfte of een zevende van haare uitgebreidheid. Dikwyls wordt de lucht maarweinig of niets verminderd, ja zelfs zomtyds vermeerderd; het geen toetefchryven is aan de lucht, welke zig uit de rottende lichaamen dan eens in eene mindere en dan in eene meerdere hoeveelheid ontwikkelt. De grootfte vermindering heb ik gezien van de rotting van een jong konyn van 3 weeken, in een glas gefteld het geen  8 VERHANDELING OVER DE GEPHLOGISTEERDE geen 210 cubick duimen lucht bevatte. Dit konyn den 3 Oétober in deeze lucht gefteld zynde, was dezelve den 10 November een zesde verminderd. B. De lucht vermindert, wanneer brandende lichaamen aan dezelve hun phlogifton overgeeven. Dit ziet men, wanneer men kooltjes vuur, brandende kaarfen , of andere brandende lichaamen in befloten lucht ftelt. Op die wyze, zoo als men gewoonlyk de proef in 't werk ftelt, kan men echter niet waarneemen, in hoeverre de lucht verminderd wordt: vermits de lucht, door de brandende lichaamen verwarmd en uitgezet wordende, gedeeltelyk onder uit het glas wordt uitgedrongen. Om dit voor te komen, bedien ik my van deezen toeftel: ik neem een cylinder-glas van dezelfde middellyn, als het glas , waarin ik de brandende lichaamen ftel, hebbende van boven een breeden gefleepen rand; dit glas zet ik op een byzonder plankje in een der hoeken van den waterbak, welke ik tot deeze proefneemingen gebruik, op die hoogte, dat deszelfs bovenrand met de oppervlakte van het water gelyk ftaa. Op deezen rand leg ik een ring van dun leer , en hierop zet ik een gewoon cylinder-glas , doch wiens rand vooraf vlak gefleepen is; en op dat dit glas luchtdicht op den onderftaanden glazen cylinder zou fluiten , bezwaar ik het met een gewigt van 5 of 6 ponden. Op het gemelde plankje, het geen midden onder het glas moet doorboord zyn , op dat het water uit het glas vryelyk naar beneden kan zakken, ftaat het ftanderdje van koperdraad, het welk het kooltje of  EN GEDEPHLOGISTEERDE LUCHTEN. • 9 of het brandende lichaam op die hoogte draagt, dat het omtrent tot midden in het glas kome, het welk op den onderftaanden cylinder gefteld wordt. De glazen lucht dicht op elkander fluitende , zoo kan dan de uitzettende lucht van het bovenglas zich niet ontlaften, maar zich alleen naa beneden in het onderglas uitzetten; dus behoudt men al' de lucht, waar mede men de proef neemt, en men kan derhalven na derzelver bekoeling waarneemen, hoe verre zy door het aangenomen phlogifton verminderd is. Met deezen toeftel heb ik bevonden, dat 32 cubick duimen lucht door het phlogifton, hetgeen zy uit een gloeijende kool van omtrent één en een halve duimen middellyn aanneemt, verminderd worden tot 24 cubick duimen; en door de vlam van een fmeerkaars van een zesde pond tot 22 cubick duimen, (ƒ) C. De lucht vermindert, wanneer zy door de ca lei natie der metaalen met derzelver phlogifton heiaden wordt. Dr. Priestley heeft lood en tin in lucht, die in een omgekeerd glas ftond, gecalcineerd door het in't brandpunt van een brandfpiegel te ftellen, en bevonden, dat de lucht by deeze calcinatie een vierde verminderde, (g) D. Wanneer men ftoffen, die veel phlogifton in de lucht laaten uitvloeijen, in beflooten lucht ftelt,zoo wordt derzelver uitgebreidheid insgelyks zeer aanmerkelyk verminderd. Al- (ƒ) Men'ziet by' deeze proefneming de lucht niet inkrimpen , voor dat de vlam van de kaars is uitgegaan. De reden is, dat,zo lang de kaars brandt, de lucht door de hitte van de vlam trapswyze zoo veel wordt uitgezet, als derzelver inkrimping door't aanneemen van phlogifton bedragen ZOU. (f) Exper: & obferv: vol: I. p: 131. B  IO VERHANDELING OVER DE GEPHLOGISTEERDE Alle de verwen welke ik onderzogt heb , (zie noot a p. 3.) hebben in 24 tiuren 32 cubick duimen lucht, tot 27 en 26 cubick duimen doen inkrimpen. Ander half oneen hepar fulphurïs (een chemifche bereiding, welke veel phlogifton uitgeeft) heb ik in 32 cubick duimen lucht gefteld, en bevonden, dat dezelven in zes dagen tot op 26 cubick duimen verminderd waren. Dezelfde hoeveelheid lucht is door één once terebinthyn-olie, in drie dagen, tot op 28 cubick duimen gebragt. E. De lucht ondergaat ook vermindering, wanneer zy met eene zekere hoeveelheid falpeterlucht vermengd wordt. Indien men zeer zuivere falpeterlucht met twee en één half maal zoo veel gewoone lucht vermenge, zoo verlieft deeze daar door het zesde gedeelte van haare uitgebreidheid. Uit deeze ondervindingen blykt het dan: dat de vermindering der lucht door het aanneemen van het phlogifton niet meerder dan een vierde, een vyfde, of een zesde van haare uitgebreidheid bedraagt. Wanneer de lucht, terwyl zy phlogifton aanneemt, op kwikzilver ftaat, zoo ondergaat zy geene vermindering , het zy zy gephlogifteerd wordt door verrotting, of door de phlogiftifche uitvloeyzelen van verwen , terebinthyn-olie of andere ftoffen. By de ademhaling der dieren, waarby de lucht insgelyks gephlogifteerd wordt, ondergaat zy ook niet de geringfte vermindering, wanneer zy op kwikzilver ftaat; alleenlyk kan ik omtrent de lucht, die door vuur of vlam ge- phh>  EN GEDEPHLOGISTEER.DE LUCHTEN. Ii plïlogifteerd wordt, geene befliflènde ondervinding by« brengen, vermits de uitzetting der lucht door 't vuur of de vlam , waar over men het glas vol lucht ftelt, deeze proefneeming in den war brengt, en de manier, op welke ik, om dit voortekomen, de vermindering van de lucht op water ftaande beproeve, niet wel met het kwikzilver kan gevolgd worden. 'Er is naar myn inzien echter weinig twyffel aan , of de lucht door vuur en vlam gephlogifteerd zal even min, als in de overige gevallen , verminderd worden , wanneer zy geen water raakt: want de vermindering, welke men van de gephlogifteerd wordende lucht op het kwikzilver ftaande heeft waargenomen, is waarfchynlyk toetefchryven aan de voorafgaande uitzetting der lucht, waardoor een gedeelte der lucht uit het glas noodwendig moet worden uitgedrongen. Dit niet verminderen van de lucht, wanneer zy op kwikzilver ftaat, fchynt te leeren, dat de oorzaak van de vermindering der lucht, die, terwyl ze gephlogisteerd wordt, op water ftaat, daaraan is toetefchryven, dat 'er alsdan een gedeelte van dezelve door het water wordt opgeflorpt. i 5. Uit deezen evenredigen voortgang van de vermindering der lucht, naar mate zy phlogifton aanneemt, en den bepaalden trap boven Welken haare inkrimping niet te brengen is, kan men met veel waarfchynlykheid opmaaken, dat de lucht maar eene zekere hoeveelheid phlo- B 2 gifton  12 VERHANDELING OVER DE GEPHLOGISTEERDE gifion kan aanneemen, zo dat zy, wanneer zy dezelve verkreegen heeft, van phlogifton verzadigd Qefatureerd') is, even als het water van de zouten kan gefit* tureerd worden, en dat by gevolge 'er alsdan op geene wyze meer phlogifton aan kan worden meêgedeeld; dit wordt beveftigd door deeze proefneeming. Wanneer men met gephlogifteerde lucht, op welke wyze zy ook met phlogifton gefatureerd zy, een flegts geringe hoeveelheid falpeterlucht vermengt, wordt echter dezelve niet opgeflorpt; een blyk derhalven, dat de gephlogifteerde lucht het phlogifton van die geringe hoeveelheid falpeterlucht niet heeft kunnen aanneemen : want wanneer zy haar phlogifton aan de gephlogifteerde lucht had kunnen overgeeven, zou zy haar veerkracht verlooren hebben, en dus van 't water zyn opgeflorpt, gelyk als blykt uit $. 3. Vermits nu de lucht maar eene zekere hoeveelheid phlogifton kan aanneemen, zoo volgt het, dat 'er zoo veel meerder of minder phlogifton aan kan worden meêgedeeld > naar mate zy 'er minder of meerder van bevatte. §. 6*. Uit de voorgaande §§. blykt het, dat de vermenging der falpeterlucht,met lucht die eene zekere hoeveelheid phlogifton bevat, kan aanwyzen, in hoe verre die lucht met phlogifton beladen is. Immers vermits de falpeterlucht by haare vermenging met gewoone lucht daarom van 't water wordt opgeflorpt, om dat zy haar phlogifton aan de gewoone lucht overgeeft, zo moet volgen, dat 'er zoo  EN GEDEPHLOGISTEERDE LUCHTEN. 13 zoo veel meer falpeterlucht, by haare vermenging met eene zekere hoeveelheid gewoone lucht, door 't water zal worden opgeflorpt, naar mate die lucht, met welke zy vermengd wordt, meer phlogifton kan aanneemen. De meerdere of mindere hoeveelheid falpeterlucht, welke 'er by vermenging met eene zekere hoeveelheid gephlogifteerde lucht door 't water wordt opgeflorpt, wyft derhalven aan, in hoe verre die lucht met phlogifton beladen is ; men ziet dit beveiligd in de volgende proefneemingen. Ik heb drie verfchillend gephlogifteerde luchten beproefd, waarvan de eene lucht, die ik, A noem, half gephlogifteerd was , dat is, zy had maar half zoo veel phlogifton aangenomen, als eenegelyke hoeveelheid gewoone lucht aanneemen kan; de lucht B had één vierde, en de lucht C drie vierde gedeelte van het phlogifton aangenomen, hetwelk door gelyke hoeveelheid gewoone lucht kan aangenomen worden. Deeze luchten zal ik vervolgens één vierde gephlogifteerd en drie vierde gephlogifteerd noemen. Om gephlogifteerde luchten, welke juift die bepaalde maaten phlogifton hielden, te verkrygen, had ik gewoone lucht en geheel gephlogisteerde lucht in verfchillende evenredigheden met elkander vermengd. De 'lucht A beftond uit gelyke deelen gewoone en geheel gephlogifteerde lucht; dit mengzel was dus kalf gephlogifteerd. B beftond uit drie deelen gewoone en een deel geheel gephlogifteerde lucht; en C bevatte ftegts een deel gewoone en drie deelen gephlogifteerde lucht. By de vermenging van B 3 de  Ï4 VERHANDELING OVER DE GEPHLOGISTEERDE de falpeterlucht met deeze 'verfchillende foorten van luchten bleek het: — i.) dat 'er by twee cubick duimen van de lucht A, welke voor de helft gephlogifteerd was, maar tweevyfde cubick duimen falpeterlucht door 't water wierd opgeflorpt; dus maar half zoo veel, als by eene gelyke hoeveelheid gewoone lucht, by welke vier vyfde cubick duimen falpeterlucht verdwynt; § 3- 2.) dat 'er by twee cubick duimen van de lucht B, welke één vierde gedephlogifteerd was, drie vyfde cubick duimen verdweenen ; en — 3.) dat 'er by de lucht C,die drie vierde gephlogifteerd was, niet meer dan één vyfde cubick duimen door het water werdt aangenomen. Welke hoeveelheden van opgeflorpte falpeterlucht, by deeze verfchillend gephlogifteerde luchten, dus tot elkander ftaan in de omgekeerde rede der hoeveelheden phlogifton, welke zy bevatten: dat is, de luchten hebben juift zoo veel meerder of minder falpeterlucht doen verdwynen, naar . mate zy meerder of minder gephlogifteerd waren. Qi) DER- m Tot deeze proefneetning,en alle de overigen by welken ik falpeterlucht gebruikt heb, heb ik die geene genomen, die ik by de ontbinding van kwikzilver in tterke falpetergeeft verkreegen had; deeze heb ik zuiverder gevonden dan die van de ontbinding van koper of andere metaalen. De toeftel , welke ik tot de beproeving der luchten door de vermenging der falpetergeeft gebruikt heb, beftaat alleen uit twee evenvvydige cylinder-glaasjes :• het kleinfte glaasje, het geen vier en één half duimen lang is, bevat één cubick duim, en is ter zyde verdeeld,aan de eene zyde in vier deelen en aan de andere zyde in vyf deelen; het andere is van drie vierde duimen middellyn en agt duim lang. Op tlaatite is een maatfchaal gefneden, welke cubick duimen en twaalfde gedeeltens van cubick duimen aanwyft, van boven af beginnende, wanneer het glaasje omgekeerd ftaat. In dit omgekeerde glaasje laat ik. eerft het kleindere cubick duiras Klaasje vol van die lucht die ik beproeven wil opryzen. By deeze cubick duim lucht voeg ik vervolgens de falpeterlucht, by heele of gedeeltens van cubick  ENGEDEPHLOCÏSTEER.DE LUCHTEN. I," DERDE HOOFDSTUK. Waarin de gephlogifteerde lacht van de gezvoozvoone lucht verfchille ? §• ?• In gephlogifteerde lucht kan geen vlam noch vuur beftaan. Een brandende kaars gaat uit op het zelfde oogenblik, dat men ze in lucht ftelle, die van phlogifton gefatureerd is. — Een kooltje vuur wordt in dezelve aanftonds uitgedoofd. §-8. De lucht is i.) zoo veel minder ter ademhaalinge gefchikt, naarmate zy meerder phlogifton heeft aangenomen; en 2.) lucht, welke geheel van phlogifton verzadigd is,is ter ademhaalinge geheel onbekwaam. 1. ) Dieren leeven evenredig zoo veel korter in eene bepaalde hoeveelheid lucht, naar mate zy meer phlogifton bevat. Dit is my gebleeken door verfcheiden waameemingen van den tyd, waarin muizen leefden in dezelfde hoeveelheid lucht, welke met één derde, één tweede, of twee derde gephlogifteerde lucht vermengd waaren. 2. ) Een muis, en een vink ftierven oogenblikkelyk in lucht, die op één der in §. 4. genoemde wyzen gephlogifteerd was. S- 9- duimen, welken ik door het gemelde kleine glaasje afmeet, en zie dan op de maatfchaal, hoe hoog het mengzel van falpeterlucht en de lucht die ik beproeve, na het glaasje om de vermenging te bevorderen één halve minuut gefchud te hebben, •pklimme.  iö verhandeling over de gephlogisteerde Planten groeijen weetiger in 'gephlogifteerde dan in gewoone lucht. ■ ' ; . Dit is my door verfcheide proefneemingen in verfchillende jaargetyden gebleken. Hetzelfde heeft ook Dr. Priestley ondervonden. (Y) Op den eerftenOctober 1779 heb ik in gephlogifteerde lucht verfcheide kwynende munt-takjes in één uur zien herftellen, daar intuflchen andere even kwynende takjes , die in gewoone lucht ftaan bleeven, veel verergerden. VIERDE HOOFDSTUK. Uit welke zelfjlandigheden, en op wat wyze gedephlogifteerde lucht Q$ wordt voortgebracht , en welke verfcheidenheid hier by plaats hebbe? . t 10. Uit zommige ftoffen wordt deeze lucht alleen door hettt voortgebracht. Dr. Priestley heeft in Auguftus 1774, in'een brandpunt van een brandglas van 12 duimen middellyns, deeze ftoffe eerft verkreegen uit de mercurius praecipitatus per fe, (/) daarna uit de roode gepraecipi- teer- (f) Exper: and obferv: vol: i. p: 66. (£) Welke lucht dus genaamd wordt, zie §. i. (/) Exp: & obferv: vol: L p: 84. — Deeze bereiding van het kwik verkrygt men, wanneer men dit metaal verfcheiden maanden lang in den fterkften graad van hette houdt, welken het zonder opgeheven te worden kan uitftaan; alsdan verandert het kwik in dit-roode poeder.  EN GEDEPHLOGISTEERDE LUCHTEN. 17 teerde kwik (m); uit de menie (n); uit de majlicot (p); uit de blaauwe vitriool, (j)) Vervolgens heeft hy de ftoffen, welken hy beproeven wilde, in glaazen kolven, in een zandbad heet gemaakt, en op deeze wyze veel gedephlogifteerde lucht verkreegen uit de falpeter Qf); uit manganefe (r); en uit den calamynfteen. (/) De voortbrenging der gephlogifteerde lucht uit zommige deezer ftoffen heb ik zelfs nagegaan. Uit één half pond menie, in een glaazen kolf in een zandbad geftookt, heb ik eenmaal drie en één half cubick duimen gedephlogifteerde lucht verkregen; op een anderen tyd heb ik uit dezelfde hoeveelheid menie flegts één en één half cubick duimen gedephlogifteerde lucht zien voortkomen , fchoon ik het zandbad gloeijend ftookte; tweemaal heb ik uit de menie in 't geheel geen lucht door hitte alleen, hoe fterk ik dezelve ook aanzette , kunnen verkrygen 5 uit twee oneen roode gepraecipiteerde kwik heb ik 92 cubick duimen gedephlogifteerde lucht zien voortkomen; twee en één half oneen blaauwe vitriool gaven 98 cubick duimen ; en uit vier en één half oneen falpeter heb ik* 90 cubick duimen gedephlogifteerde lucht verkreegen.' Uit de bei- (») Exp: & obferv: vol: I. p: 34. De roode praeeipitaat, bereidt men door eene ontbinding van kwik in falpetergeeft zoo ver te laaten uitdampen, dat 'er zeer weinig falpeter zuur in de 'kwik overbtyve. («O Ibid. p: jj. de menie H de kalk van lood zoo ver gebrand tot dat zv een roode couleur heeft aangenomen. (0) Ibid.-vol: II. p: 50. Eer de lood-kalk door't vuur een roode couleur aanneemt, wordt zy geel, en in dien ftaat mafticot genaamd. P: ?oi cópii8bd. a8£°lbid'p: 88 & V0l: IV;p: 14S* co lbid-vol: IV- c  l8 verhandeling over de gephlogisteerde beide laatfte ftoffen heb ik echter voorzeker niet al de gedephlogifteerde lucht verkregen, welke zy kunnen geven: want de glaazen kolfjes, in welke ik dezelven geftookt heb, zyn gefmolten, toen de voortbrenging der lucht het fterkfte waar. 'Er was dus geen ander middel om de hoeveelheid gedephlogifteerde lucht,welke deeze ftoffen uitleveren, te beproeven, dan dezelven in aarde kolfjes te ftooken: hiermede nam ik voor deeze proefneemingen te herhaalen en tevens de andere foorten van vitriool en eenige zouten te beproeven, doch ik heb dezelven voor het afzenden deezer verhande* linge niet kunnen bekomen. Dr. Ingenhousz verhaalt, dat de Abt Fontana uit de falpeter zoo veel lucht verkreegen had, dat zy 800 maal grooter ruimte befloeg dan de falpeter, waaruit zy wierd voortgebracht. (V) §. 11. De gedephlogifteerde lucht wordt uit zommige zelfjlandigheden in veel grooter hoeveelheid voortgebracht, wanneer zy met eenig zuur bevochtigd zyn. By agt oneen van dezelfde menie, waaruit ik door hitte maar één en één half cubick duim gedephlogisteerde lucht konde voortbrengen, heb ik twee oneen vitriool olie gegooten : aanftonds begon dit mengzel lucht te geeven; dit hield aan tot dat 'er ruim 60 cubick duimen lucht uit waren voortgekomen. Toen ftel- (0 Experim: upon Vegetables, p: 118.  EN GEDEPHLOGISTEERDE LUCHTEN. 19 flelde ik het mengzel in een zandbad, en verkreeg 'er door hitte nog 12 cubick duimen gedephlogifteerde lucht uit. Wanneer men falpetergeeft ter voortbrenginge van gedephlogifteerde lucht gebruikt, wordt *er zonder warmte geen gedephlogifteerde lucht geboren ; dan by eenen matigen trap van warmte brengt dit mengzel doorgaans veel meer gedephlogifteerde lucht voort, dan men gemeenlyk uit de vermenging van vitriool olie en menie verkrygt; uit agt oneen menie met één once falpetergeeft vermengd heb ik 152 cubick duimen lucht verkreegen. Uit de manganefe verkreeg Dr. Priestley nog veel gedephlogifteerde lucht, toen hy by dezelve, na dat ze had opgehouden lucht te geeven , falpetergeeft gegoten had (u); uit den calamynfteen verkreeg hy ook meerder gedephlogifteerde lucht, wanneer hy denzelven met falpetergeeft bevochtigde, (y) §• 12. Dat deeze luchten veel minder phlogifton bevatten, dan de gewoone lucht, blykt uit haare vermenging met de falpe* terlucht. Vier cubick duimen falpeterlucht worden, by vermenging met twee cubick duimen zuivere gedephlogifteerde lucht, geheel opgeflorpt; een blyk derhalven, dat deeze falpeterlucht al haar phlogifton aan de gedephlogifteerde lucht kan overgeeven. §. 3. De- 00 Experim; and obferv:, vol: IV. p: 205. (v) Ibid. p: 207. C 2  20 VERHANDELING OVER DE GEPHLOGISTEERDE Dewyl 'er nu maar vier vyfde cubick duimen falpeterlucht , by vermenging met twee duimen gewoone lucht, wordt opgeflorpt, zoo blykt het derhalven volgens §. 6, dat deeze gedephlogifteerde lucht vyfmaal meer phlogifton aanneemt, en dus vyfmaal minder phlogifton dan de lucht van den dampkring bevat. §. 13. Uit de kalken der metaalen en alle andere aardachtige zelfjlandigheden, welken men tot nu toe onderzogt heeft, wordt gedephlogifteerde lucht verkreegen, wanneer zy met een der drie mineraal-zuur en bevochtigd zyn, en men 'er dan eenen meerderen of minderen trap van hitte aan mede deele. Dus heeft Dr. Priestley uit de kalken van alle metaalen gedephlogifteerde lucht verkregen : hy ontbond de metaalen in falpetergeeft, liet vervolgens dezelven door vuur uitwaaszemen, en bevochtigde den droogen kalk wederom met falpetergeeft, denzelven vervolgens in glaaze kolven heet makende, (w) Op dezelve wyze heeft hy veel gedephlogi'fteerde lucht verkreegen uit verfcheiden half-metaalen als: deZinc, de Bismuth en de antimonie (x); vervolgens uit marmer (y); uit^ypen-kley (z); uit gyps (a); uit keyen (F); uit moscovifchglas (V) ; uit ongeblufchte kalk (V); kryt met falpetergeeft bevochtigd heeft hy in een fnaphaansloop heet ge- O) Exper: and obferv: vol: III. fect: 1. M Ibid. fect: 2. ö) vo0,: II. 72. (2) Ibid.p: 77. (V) Ibid. p: 80. (F) Ibid. p: 82. (0 lbid. p: 84. Qd) Ibid.p:7a.  EN GEDEPHLOGISTEERDE LUCHTEN. 2Ï gemaakt, en uit hetzelve meer gedephlogifteerde lucht, dan uit eenige andere kalkaarde voortgebracht Qe); op dezelfde wyze kreeg hy ook deeze lucht uit ongecalci-, ueerde magnefia (ƒ)," uit zout van wyn-jleen (g) en uit hout-asfch. (li) Naderhand heeft hy door het vitriool-zuur gedephlogifteerde lucht voortgebracht uit de kalk van yzer (i); van koper (k); van zinc (/}; van kwikzilver Qn)\ van tin (V); en uit levendige kalk (o). Met het zee-zuur heeft hy ook gedephlogifteerde lucht trachten voortebrengen , eerft uit de menie (p), en vervolgens uit het yzer, hetgeen hy door den geeft van zee-zout ontbonden en tot kalk gebracht had; dan hierin is hy niet gedaagd (q). Even min gelukte het hem gedephlogifteerde lucht uit levendige kalk voortebrengen (r); waaruit hy befluit, dat 'er door zee-zuur geen gedephlogifteerde lucht kan worden voortgebracht. (s). Dit laatfte ftuk heb ik inzonderheid der moeite waardig geoordeeld, om het door andere proefneemingen te onderzoeken. Ten dien einde heb ik met agt oneen menie één once fterke geeft van zee-zout vermengd , en dit mengzel in een glazen kolfje in een zandbad heet gemaakt. In het eerft kwam 'er weinig lucht uit voort, doch vervolgens,het vuur fterker makende, heeft het ruim 100 cubick duimen gedephlo- gis- (0 Exper. and obferv: vol: II. p: 71. (ƒ) Ibid. p: 74. (§■) Ibid. p: 75. (h~) Ibid. p: 75. <7) vol: IV. p: 218 & feq: (T) Ibid. p: 227. (/) Ibid. p: «29. (m) Ibid. p: 231. («) Ibid. p: 234. Q>) Ibid. p: 238. Q>) vol: II. P: 52« 53. (tf) vol: IV. p: 242. (>) Ibid.p: 243. Qs) lt?Id. p: 244.  22 VERHANDELING OVER DE GEPHLOGISTEERDE gifteerde lucht gegeeven. Deeze uitkomft zoo zeer tegen de proefneeming van Dr. Priestley aanloopende, herhaalde ik dezelve, doch op dat men by deeze proefneeming niet zou kunnen in twyffel trekken, of de verkreegene gedephlogifteerde lucht niet wel door de hitte uit deeze menie voor een gedeelte zou kunnen zyn voortgebracht, heb ik vooraf de menie fterk geftookt, fchoon 'er echter geen lucht uit voortkwam. Agt oneen van deeze menie heb ik weder, met één once geeft van zee-zout vermengd, en hier uit door een fterke hitte omtrent 60 cubick duimen gedephlogifteerde lucht verkregen. Het zuur uit de planten kan ook dienen, om gedephlogifteerde lucht voorttebrengen. Met één once geconcentreerde azyn heb ik uit vier Oneen menie, in een glazen kolfje in 't zandbad gefteld, 25 cubick duimen gedephlogifteerde lucht verkreegen. §• }4f . Be lucht, welke uit de kalken der metalen en andere aardachtige zelfjlandigheden, het'zy met of zonder vermenging $e van zuur en, wordt voortgebracht, is veeltyds geen zuivere gedephlogifteerde lucht. De lucht, welke Dr. Priestley uit het goud verkreeg, was flegts voor de helft gedephlogifteerde lucht (/); uit het zilver verkreeg hy zuivere en onvermengde lucht O) ; de lucht uit kwik was zeer zuiver (ji); de lucht uit den kalk van koper was half vafte-en half ge- de- (0 Expen and obferv: vol: III. p: 7' 00 INd-F 9-  en gedephlogisteer.de luchten. z% dephlogifteerde lucht (v); de lucht uit yzer was zeer dephlogifiick, en bevatte maar weinig vafte lucht .(V); de lucht uit de kalk. van tin was eerft falpeterlucht, en vervolgens gedephlogifteerde lucht (x); uit de menie kwam doorgaans eerft vooraf eene meerdere of mindere hoeveelheid vafte lucht, dan hy vondt de menie ten deezen opzigte zeer verfchillende Qf)\ de lucht uit de majjicot was voor de helft vafte lucht, en voor 't overige gedephlogifteerde lucht, die tweemaal zuiverder was dan de gewoone lucht (z); uit de zinc was de lucht zeer zuiver (a); de kalken van bismuth en antimonie gaven vooraf een weinig vafte en vervolgens zuivere gedephlogifteerde lucht ; één once marmer gaf omtrent twee pinten zeer zuivere gedephlogifteerde lucht (f); uit pypen-kley kwam eerft eenige vafte lucht, vervolgens eene ruime hoeveelheid gedephlogifteerde lucht, en op 't laatft eenige falpeterlucht(W); gyps gaf zeer weinig lucht, waarvan het eerfte falpeterlucht , en het volgende zeer zuivere gedephlogifteerde lucht was (e) ; uit gecalcineerde key kwam zeer weinig lucht, waarvan het laatfte zeer zuivere gedephlogifteerde lucht was (ƒ); moscovifch glas gaf genoegzaam dezelfde lucht als key (g); uit ongeblufchte kalk kwam gedephlogifteerde lucht, die viermaalen zuiverder was, dan de gewoone lucht. Qi) Vol- (v) Exper: and obferv: vol: III. p: 12. (w) Ib!d. p:r4. f>) Tbïd. p:.i 5 & feq: (y) vol: II. p: 49. (2) Ibid. p: 50. (V) Ibid.p:69. (£) lbid. vol: II. p: 26,27. (c) Ibid.p:74. (V) Ibid. P77, 78. (<•) Ibid. p: 6i. (f) Ibid. p:83- (£) lbid.p: 84. (b) Ibid.p: 72.  34 VERHANDELING OVER DE GEPHLOGISTËERDE Volgens myne waarneemingen bevat de lucht, welkë uit de menie door de mineraal-zuuren wordt losgemaakt, altoos eene zeer aanmerkelyke hoeveelheid van die foort van lucht, die door water wordt opgeflorpt, en welke men oneigentlyk vafte lucht genaamd heeft. Verfcheiden maaien heb ik waargenomen, dat 'er van de eerfte 20 cubick duimen, die uit één half pond menie vermengd met twee oneen zuur voortkomen , in ^én of twee dagen agt en zelfs éénmaal negen cubick duimen zyn opgeflorpt; doorgaans wordt 'er van de eerfte 40 cubick duimen één vierde gedeelte binnen 24 uuren opgeflorpt. In de volgende lucht is het opflorpbaare gedeelte trapswyze minder, echter heb ik nooit uit menie door een der mineraal-zuuren lucht voortgebracht, waarvan nietten minften één twintigfte gedeelte in twee of drie dagen door het water wordt aangenomen. Zoo verre ik heb kunnen nagaan, hangt de hoeveelheid van deeze opflorpbaare lucht niet af van de verfchillende zuuren, die met de menie vermengd zyn; zy is by allen genoegzaam dezelfde. Daarentegen wordt 'er van de lucht, welke uit de roode praecipitaat door hitte verkreegen wordt, een zeer gering gedeelte opgeflorpt; van de eerfte helft der lucht kan het opgeflorpte in drie dagen zelden één veertigfte bedragen, en van het laatfte gedeelte wordt w'-einig of niets door het water aangenomen, a .. . ... 15. Hier uit blykt, dat om onvermengde gedephlogisteerde lucht uit de menie of andere aardachtige zelf- ftan-  en gedephlogisteerde luchten. 25 ftandigheden te verkrygen, men dezelve eenige dagen op water moet laaten ftaan, ten einde de vafte lucht, welke met de gedephlogifteerde lucht vermengd is, door het water worde opgeflorpt. Deeze opflorping gefchiedt wel fchielyk in den beginne, wanneer de gedephlogifteerde lucht veel opflorpbaare lucht bevat: dan wanneer 'er maar een klein gedeelte in overig is, wordt dit laatfte zoo langzaam opgeflorpt, dat 'er dikwyls agt of tien dagen vereifcht worden , eer de gedephlogisteerde lucht alle opflorpbaare lucht verlooren heeft. Van daar is het, dat de gedephlogifteerde luchten uit de meefte ftoffen zuiverder zyn, wanneer zy eenige dagen op water geftaan hebben. Schudding in water bevordert wel deeze opflorping, dan men behoort het niet fterk of langduurig te doen: want door langduurige fchudding in water kan men zelfs zuivere gedephlogifteerde lucht zoo verre bederven, dat zy volgens Dr. Priestley's waarnemingen weinig minder phlogifton bevat, dan de gewoone lucht, (f) Hier mede ftemt ook myne ondervinding over een. (£) Men ziet dan hier uit, dat om te weeten, hoe veel gedephlogifteerde lucht de verfchillende kalken en andere aardachtige zelfftandigheden voortbrengen , men met het meeten der verkreegene lucht zoo lang moet wag- (7) Exper: and obferv:voI: II, p: 96. (*) Ik heb 20 duimen zeer zuivere gedephlogifteerde lucht in een gewoon glas één uur lang in regenwater laaten fchudden, waarby zy zo veel phlogifton aannam , dat eene gelyke hoeveelheid falpeterlucht 'er mede vermengd worde»» de niet geheel wierd opgeflorpt. D  2(5 VERHANDELING OVER DE GEPHLOGISTEERDE wagten, tot dat het opflorpbaare gedeelte door het water is aangenomen, gelyk ik dan ook dit in alle myne proefneemingen ten deezen opzigte heb in acht genomen. Vermits de opflorpbaare, of zogenaamde vafte lucht door ongeblufchte kalk, en inzonderheid door de vlugge loogzouten , veel fchielyker en verder worden opgeflorpt (/), dan door het water, zoo heb ik getracht door deeze middelen de gedephlogifteerde luchten tot eenen hoogeren trap van zuiverheid te brengen. Ik heb met dat inzigt in 32 cubick duimen gedephlogifteerde lucht, die 14 dagen lang op het water geftaan had,één once zeer goede nieuws bereide fteenkalk gefteld, en in een ander glas van denzelfden inhoud één half once vlugge bytende geeft van Animoniac-zout. Vier dagen daarna onderzogt ik de lucht van beide deeze glaazen, door de vermenginge van falpeterlucht; dan deeze leerde, dat haare zuiverheid niet in het minftwas toegenomen. §. *6\ De hoeveelheid gedephlogifteerde lucht, die 'er uit de kalken der verfchillende metaalen, en' andere zelfjlandigheden voortkomt, is zeer verfchillend. Van de metaalen geeven de kalken van lood, koper en kwikzilver de grootfte hoeveelheid; de kalk van //«geeft het (t) Dooreen half once vlugge bytende geeft van ammoniac-zoutheb ik, in een halfuur, van 32 duimen opflorpbaare lucht, uit eene ontbinding van kryt verkreegen, 22 cubick duimen zien opflorpen.  EN GEDEPHLOGISTEERDE luchten. 17 het minfte ; uit agt oneen menie, met twee oneen falpetergeeft bevochtigd , heb ik 152 cubick duimen zuivere gedephlogifteerde lucht verkregen. Uit twee oneen roode praecipitaat verkreeg ik 92 cubick duimen zuivere lucht. — Uit een half once maat bloemen van zinc heeft Dr. Priestley omtrent vyf cubick duimen zeer zuivere gedephlogifteerde lucht verkreegen (n) ; marmer en kley geeven veel gedephlogifteerde lucht (ü); gyps, key en en moscovifch glas brengen in tegendeel zeer weinig lucht voort, (ji) §< n\ De hoeveelheid gedephlogifteerde lucht uit dezelfde zelf ftandigheid verfckilt ook: 1. Naar de verfchillende zuur'en, welke tot derzelver voortbrenging gebruikt worden. 'Er heeft by de vermenging van dezelfde zuuren met gelykfoortige menie, zomtyds een nog aanmerkelyk verfchil plaats in de hoeveelheden voortgebrachte lucht, fchoon men een gelyke hitte aan het mengzel mededeele. In myne proeven heb ik telkens een half pond menie en twee oneen zuur genomen; met de vitriool olie verkreeg ik zomtyds 100 of 105 cubick duimen , doch zomtyds weder naauwlyks 60 duimen. Nog grooter verfchil heb ikby het gebruik van den falpetergeeft gezien. Wanneer ik uit myne waarneemingen omtrent de hoeveelCw) Exper: and obferv: vol: III. fect: J. (») vol: II. p: 6$. (o) Ibid, p: 74» 75- 00 Ibid.p:8i, 83, 84. D 2  2ö VERHANDELING OVER DE GEPHLOGISTEERDE veelheden gedephlogifteerde lucht, uit dezelfde hoeveelheid menie op verfchillende tyden voortgebracht, de gemiddelde hoeveelheid neeme , dan geeft de vitriool olie met een half pond menie vermengd omtrent 90 cubick duimen; de falpetergeeft 120 cubick duimen; en de geeft van zee-zout 80 cubick duimen. 2. Naar mate de hitte fchielyker wordt aangezet. Uit een half pond menie, met vitriool olie langzaam verhit, heb ik flegts 48 cubick duimen gedephlogifteerde lucht kunnen verkrygen. Qf) §. 18. Gedephlogifteerde lucht komt voort uit het water, wanneer men het aan de zonnefchyn bloot ftelt. Dr. Priestley is hier van de eerfte ontdekker. Hy heeft bevonden, dat het putwater, wanneer het aan het dag-licht, en byzonderlyk,wanneer het aan de zonneftraalen is blootgefteld, eene aanmerkelyke hoeveelheid zuivere lucht opgeeft. In een glas, hetgeen 135 oneen pompwater bevatte, werd 'er van den 17 September tot den 14 October negen oneen maaten lucht ontwikkeld, welke zeer zuiver was. (f) In den voorgaanden zomer heb ik het putwater, regenwater en meerwater beproefd; ik ftelde het in hooge omgekeerde cylinder-glazen, den 24 Auguftus, zoo dat het den geheelen dag door de zon konde befcheenen wor- 0?) Zie eene foortgelyke waarneeming in Prieftlefs experim: voi: II. p: 64. (/) Exper; and obferv: vol: IV. p:-35o.  EN GEDEPHLOCÏSTEËRDE LUCHTEN. 29 worden. Den 21 September onderzocht ik de lucht, die 'er zich uit ontwikkeld had. Uit 294 cubick duimen putwater waren 24 cubick duimen lucht afgefcheiden, welke (gelyk de vermenging met falpeterlucht leerde) driemaal zuiverder was , of flegts één derde gedeelte van het phlogifton had, als de gewoone lucht. Uit 180 duimen regenwater waren maar drie duimen lucht voortgekomen , welke omtrent zoo veel phlogistonhad, als de gewoone lucht. Eene gelyke hoeveelheid meerwater had omtrent even zoo veel lucht gegeeven, die echter nog iets minder was. VYFDE HOOFDSTUK. Uit welke beginzelen de gedephlogifteerde lucht beft'aot ? §• 19- De gedephlogifteerde lucht, welke uit de kalken der metaalen of andere aardachtige zelfjlandigheden, van zuuren doortrokken , door hitte wordt voortgebracht, wordt niet flegts uit die zelfjlandigheden losgemaakt. Want indien de gedephlogifteerde lucht in die zelfftandigheden flegts werd losgemaakt, dan zoo zouden zy niet meerder dan die bepaalde hoeveelheid lucht, die zy bevatten, kunnen uitleveren, en dus zou 'er, na de ontwikkeling deezer lucht, op geenerlye wyze verder eenige lucht kunnen voortgebracht worden. Dan het tegendeel leert de ondervinding ; de menie by D 3 voor-  30 verhandeling over de gephlogisteerde voorbeeld, hoeveel lucht zy ook mag hebben uitgeleverd , geeft echter, na datze heeft opgehouden, op nieuw veel gedephlogifteerde lucht, wanneer ze op nieuw met eenig zuur bevochtigd en heet gemaakt wordt. Dit heb ik met alle mineraal-zuuren bevonden. Met het vitriool-zuur heb ik tweemaalen uit een half pond menie , by het tweede en derde ftookzel, omtrent gelyke hoeveelheden gedephlogifteerde lucht verkreegen, als by het eerfte; doorgaans echter komt 'er minder lucht uit voort; tweemaal heb ik uit het tweede ftookzel naauwlyks half zoo veel lucht, als by het eerfte ftookzel verkreegen , welk verfchil my toefchynt aftehangen van de verfchillende hitte, welke de menie by het eerfte ftookzel geleeden heeft. Met den falpetergeeft verkreeg Dr. Priestley uit de menie , en verfcheiden andere aardachtige zclfftandigheden, als het kryt, de levendige en ge bluf elite kalk, pypenkley, keijen, de flores zinci en andere foortgelyken, even zoo veel lucht by het tweede als by het eerfte ftookzel ; hy voegt 'er by : „ dat de voortbrenging der ge„ dephlogifteerde lucht uit deeze zelfftandigheden, „ door hen telkens weder met falpetergeeft te bevoch„ tigen,aanhoudt,zoo lang 'er eenige aardachtige ftof„ fe overig is." Hierin verfchilt myne ondervinding: by twee proefneemingen, welken ik hier omtrent genomen heb, is 'er uit het tweede ftookzel naauwlyks half zo veel lucht voortgekomen als uit het eerfte, doch uit het derde ftookzel kwam omtrent zoo veel als uit het tweede. Met den geeft van zee-zout heb ik  EN GEDEPIILOGISTEERDE LUCHTEN. 31 ik van een half pond menie, die by het eerfte ftookzel omtrent 100 cubick duimen lucht gegeeven had, by het tweede ftookzel, na de menie met dezelfde hoeveelheid zee-zuur bevochtigd te hebben , 53 cubick duimen lucht verkreegen. Dus blykt het derhalven, dat die geenen dwaalen, welke meenen,dat de lucht, welke uit de menie of andere kalken der metaalen verkreegen wordt, die lucht zy, welke by de verkalking met de kalk vereenigd is (V); welke lucht dan na hunne gedachten daarom gedephlogifteerd zou zyn, om dat de menie, een lichaam zynde het geen van phlogifton beroofd is , met hetzelve een grooter affiniteit, dan de lucht, zoude oefFenen, en dat derhalven het phlogifton uit die lucht door de menie zou opgenomen worden. De proefneemingen, welken ik in de volgende §. befchryven zal, overtuigen ons insgelyks van het tegendeel. §. 20. De gedephlogifteerde lucht moet uit de vermenging der aardachtige deelen zeiven van die zelfjlandigheden , en der zuur en, waarvan zy doortrokken zyn, geboren worden. De lucht, welke uit die aardachtige ftoffen geboren wordt, moet of uit de fyne deelen dier ftoffen zeiven voortgebracht worden; of uit de zuuren, waarvan zy doortrokken zyn; of zy moet uit beiden zyn te za- men- (s) Sigaudde la fond, EfTay fur differentes especes d'air p: 319; zie ook de vaderlandfche letrcrocffën: VII. d. ade fc bi: 488;  32 VERHANDELING OVER DE GEPHLOGISTEERDE mengefteld. Uit dc aardachtige' deelen alleen wordt deeze lucht niet voortgebracht: want de meeften dier ftoffen geeven op zich zeiven, wanneer zy vooraf niet van een der gemelde zuuren doortrokken zyn , in 't geheel geen gedephlogifteerde lucht. Uit het vitriool of falpeter zuur, waarmede de ftoffen doortrokken zyn, komt zy voorzeker ook niet alleen voort : want uit deeze zuuren kan men geen lucht verkrygen, ten zy men 'er eenige veel phlogifton bevattende ftoffe byvoegt, en dan is deeze lucht van een geheel verfchillenden aart. 'Er fchiet derhalven alleen over, dat men befluite, dat de gedephlogifteerde lucht, welke uit de aardachtige deelen, van zuuren doortrokken, wordt voortgebracht, uit de vereeniging der fyndere deelen dier zelfjlandigheden, en der zuuren waarvan zy doortrokken zyn* geboren wordt. Het is waar, 'er wordt ook eene zekere hoeveelheid gedephlogifteerde lucht, uit zommige zelfftandigheden, zonder by voeging van zuuren verkreegen. (§. 10) Dan wy weeten , dat zommigen dier zelfstandigheden eene aanmerkelyke hoeveelheid zuurs bevatten. De roode praecipitaat van kwik , (die de grootfte hoeveelheid lucht geeft,) behoudt immers een gedeelte van het falpeterzuur, waarin het kwikzilver, daar zy de kalk van is, ontbonden is geweeft; dit leert haar bytend vermogen. De falpeter, die ook uit zich zeiven gedephlogifteerde lucht geeft, bevat zyn eigen zuur. De vitriool bevat het vitriool-zuur. De weinige ftoffen, waaruit zonder by voeging van zuuren gedephlo- gis-  EN GEDEPHLOGISTEERDE LUCHTEN. 33 gifteerde lucht wordt losgemaakt, hebben waarfchynelyk ook eenig zuur in zich begreepen. Immers zyn de voornaamfte fcheikundigen het thans met elkander daarin eens , dat 'er een algemeen zuur beginzel door de geheele natuur verfpreid is (f). %. 21. Dat de aardachtige deelen van die zelfjlandigheden, uit welken lucht wordt voortgebracht, zeiven mede tot lucht overgaan, blykt uit de vermindering van gewicht, welke zy hier by lyden. Dr. Priestley heeft elf drachmen en vyf grynen zuiver kwikzilver in falpetergeeft ontbonden, en vervolgens uit de roode praecipitaat, by deeze ontbindinge verkreegen, de gedephlogifteerde lucht geftookt; by deeze proefneemingen, welke hy getuigt met alle oplettendheid gedaante hebben,bevond hy, dat 'er één drachma en twee greinen kwikzilver verlooren waren O). Eene gelyke proefneeming heeft de Heer Winch , in tegenwoordigheid van Dr. Priestley en Mr. Magellan in 't werk gefteld: hy ontbond één once zuivere kwikzilver in zeer zuivere falpetergeeft; de helft van de roode praecipitaat hier uit verkreegen deed O) Sal acicïum primigenium lub forma fluidi quam fubuIifTimi , per nniverfem atmofphaeram pariter ac per imiverfum mundum fubterraaeum elt diffufum. A. Fogd mltit: chemicae. Francof:1762. §. 16. 1'Acide univerfrl eft le plus univerfellement repandu dans la nature: on Ie trouve dans les eaux, dans 1'atmofphere, & dans les entrailles de la terre. Mac pier elemens de chymie theorique. Paris 1756.p1 40. 00 Exper: and obl'erv: vol: iiï. pre.'ace p: 14. E  34 verhandeling over de gephlogisteerde deed hy in een glaazen retort en revifieerde dezelve door een fterk vuur weder tot kwikzilver, tot dat 'er maar eene zeer geringe hoeveelheid bruine ftof in de retort overbleef; alles wel gewogen zynde, bleek het, dat dit halv once kwikzilver hier by 88 greinen verlooren had. Het andere halv once verloor niet volkomen zoo veel (V). Lavoisier deeze vermindering van het kwikzilver by zyne revificatie ontkennende f» heeft Dr. Priestley dezelfde proefneeming weder herhaald. Hy ontbond 17 drachmen en 13 greinen zuivere kwikzilver in eene gelyke hoeveelheid fterke falpetergeeft, in een glaazen retort van een langen hals voorzien, welks gebogen eind hy in een bakje met water ftak, en ftookte een zoo fterk vuur onder deeze retort, dat al het kwikzilver gerevifieerd wierd, en voor het grootfte gedeelte in het water-bakje overging. Hetzelve weegende, met hetgeene 'er in de retort gebleeven was, vond hy, dat het kwikzilver één en een vierde drachmen verlooren had (». Naderhand heeft hy met het kwikzilver dezelfde proefneeming dikwyls herhaald,en altoos een aanmerkelyk verlies in het gewicht van het kwikzilver waargenomen (ƒ). Hiervan heb ik my ook door eigen proefneemingen wil- Cv) Exper: and obferv: vol: III. preface p: 15 16. («0 Memoire fur la foimation & fabrication de falpetre, qu on trouve dans:1e receuil des memoires fur cetce mattere, par les commiiïaires nomméspar 1 academie , pour le jugement du prix de falpetre. (*) Ibid. p: 28. (jJ Ibid-vofclV. feft. XXVI.  EN GEDEPHLOGISTEERDE LUCHTEN. 35 willen overtuigen. Ten dien einde liet ik 10 drachmen zuivere kwikzilver in even zoo veel fterke falpetergeeft ontbinden in een glaazen fiooltje van één en een halve duim middellyn, hetwelk ik vooraf naauwkeurig gewoogen had; en den hals van dit fiooltje floot ik luchtdicht met een glaazen buis, wiens ander eind ik onder een omgekeerd glas vol water plaatfte , (even als in de bereiding van gedephlogifteerde lucht,) om de lucht, die by deeze ontbinding wordt losgemaakt, op te vangen; het fiooltje ftond in een zandbad, hetgeen ik langzaam heet maakte. Dan by de ontbinding vanhet kwikzilver ging 'er te gelyk met de falpeterlucht, die 'er uit voortkwam , eene aanmerkelyke hoeveelheid falpetergeeft door de buis over. Vermoedende, dat deeze falpetergeeft lichtelyk reeds kwikzilver zou bevatten, zag ik, dat uit deeze proefneeming niet was op te maak en, hoe veel verlies het kwikzilver by de voortbrenging der lucht leed, en dat het dus by deeze proefneeming vereifcht werd de overgaande falpetergeeft op te vangen, en vervolgens te beproeven. hoe veel kwik dezelve bevat. Tot dat oogmerk liet ik het eindtf der glaazen buis, die uit denhals van het E 2 glaa-  36 VERHANDELING OVER DE GEPHLOGISTEERDE glaazen fiooltje voortkwam, in het glaasje b. eindigen; dezelve ging door de kurk, waarmede het glaasje luchtdicht geflooten was; in de kurk ftak een ander gebogen glaazen buisje , welks eind c maar even door de kurk kwam ; het ander eind van dit pypje d ftelde ik onder het glas, waarin ik de lucht opving. In dit glaasje b werd dan al de overgaande falpetergeeft verzameld , terwyl alleen de lucht door het pypje c d kon worden afgeleid. Het ontbonden kwikzilver in het fiooltje droog geftookt zynde,ftelde ik denovergehaalden falpetergeeft uit het glaasje b, in een ander fiooltje, op een zacht vuur uit te dampen, ten einde het daarin begreepen kwikzilver te verkrygen. Het overfchot, en dat van het andere glaazen fiooltje by elkander in een glaazen kolfje voegende, revifieerde ik het kwikzilver op de gewoone wyze. Het gerevifieerde kwikzilver en het overfchot weegende bevond ik, dat het verlies beliep 78 greinen. — Daar nu dit verlies van het kwikzilver by deeze bewerking aan geene andere oorzaak kan worden toegefchreeven, dan dat 'er zoo veel van by de voortbrenging der lucht zelve is verlooren gegaan, zoo bewyft dan deeze proefneeming onwederfpreekelyk, dat de gedephlogifteerde lucht, by de reylficatievan het kwikzilver voortgebracht, voor een gedeelte vit de aardachtige deelen van hetzelve gemaakt is. ZES-  en gedephlogisteer.de luchten. ZESDE HOOFDSTUK. Waarin de gedephlogifteerde lucht van de gewoone lucht verfchille? §. 22. Vuur en vlam branden veel fterker in gedephlogifteerde dan in gewoone lucht. Wanneer men de vlam van een kaars of van eenig ander brandend lichaam in deeze lucht ftelt, breidt zich dezelve aanftonds uit, en brandt veel fterker. Het lemmet van een uitgeblaazen kaars, wanneer 'er flegts een geringe vonk aan overig is, vliegt aanftonds in brand, zoo dra het in deeze lucht gedompeld wordt. Hetzelve gebeurt met droog hout, papier, en andere brandbaare lichaamen, wanneer zy flegts even aangefteeken zyn. De.pyrophorus van homberg (V), welke, wanneer zy wat oud is, eerft na verloop van eenige minuuten ontvonkt, brandt aanftonds, zoo dra zy in deeze lucht gefteld wordt. Ik heb in deeze lucht pyrophorus hevig zien branden, die zyn vermogen van in de gewoone lucht te ontvonken geheel verlooren had. §• 23. Dieren leeven veel langer in gedephlogifteerde lucht, dan in gewoone lucht. Een 00 Dit is eene bereiding uit aluin en honig, welke brandt, wanneer zy aan de lucht wordt bloot gefteld. E 3  38 verhandeling over de gephlogisteerde. Een muis leeft in een gewoon cylinder-glas doorgaans niet langer dan één uur; meefttyds'leeft hy niet • zoo lang. Dan in dezelfde hoeveelheid gedephlogïsteerde lucht heb ik eenmaal een muis twee en drie vierde uur, een andere omtrent drie en een vierde uur, een derde twee en een halfuur zien leeven. De lucht, tot deeze proefneemingen gebruikt heb ik uit menie met vitriool-zuur nat gemaakt verkreegen ; zy had omtrent vyfmaal minder phlogifton, dan de gewoone lucht. §. 24. Planten groei jen niet zoo wel in gedephlogifteerde lucht, als in gewoone lucht. In May 1778 heb ik vier munttakken in gedephlogisteerde lucht gefteld : twee takken zag ik na agt of negen dagen merklyk kwynen; de overige eenigen dagen laater. Hiermede ftemmen ook de waarneemingen van Dr. Priestley overeen, (a) S- 25. De gedephlogifteerde lucht verfchilt alleen hierin van de lucht van den dampkring, dat zy minder phlogifton bevat. De proefneemingen, door welken ik my hiervan overtuigd heb, heb ik dus in \ werk gefteld : ik nam een glas vol gedephlogifteerde lucht, door het in* ftellen van een kooltje vuur gedephlogifteerd: dezelve O) Exper: & obferv: vol: iii. p: 335- en vol: iv. p: 32$.  EN GEDEPHLOGISTEERDE LUCHTEN. 39 .ve vooraf door vermenging van falpeterlucht beproevende, bevond ik, datze geheel gedephlogifteerd was. Vermits nu uit voorige proefneemingen gebleeken was, dat de zuivere gedephlogifteerde lucht vyfmaal minder phlogifton bevat, dan de gewoone lucht §. 12., berekende ik, dat derhalven één deel zuivere gedephlogifteerde lucht en vier deelen van deeze gephlogifteerde lucht een mengzel zouden geven, hetgeen zoo veel phlogifton bevatte, dan eene gelyke hoeveelheid gewoone lucht. Dit beproefde ik en bevond zulks beveftigd: want by twee cubick duimen van dit mengzel wierd vier vyfde cubick duimen falpeterlucht opgeflorpt, dus even zoo veel als by de gewoone lucht; een blyk derhalven , dat dit mengzel en de gewoone lucht evenveel phlogifton bevatten. Vervolgens ftelde ik een dun wafch-kaarsje onder een omgekeerd glas, hetwelk met deeze gemaakte lucht gevuld was; hier in brande het kaarsje 70 feconden, en in het zelfde glas vol gewoone lucht brande het 68 feconden; een verfchil hetgeen in geen aanmerkinge kan komen. Ook heb ik de gefchiktheid van deeze gemaakte lucht voor de ademhaaling onderzogt : ik ftelde in 30 cubick duim van dezelve een vink: deeze leefde hierin een quartier lang, even als in eene gelyke hoeveelheid gewoone lucht. Vermits dan dit mengzel van gedephlogifteerde en gephlogifteerde lucht, op wat wyze het onderzogt wordt, de eigenfchappen van de gewoone lucht heeft, en hetzelve alleen uit gedephlogifteerde lucht en phlo- gis-  40 VERHANDELING OVER DE GEPHLOGISTEERDE giftonbeftaat,zoo bewyzen dan deeze proefneemingen: dat het verfch'üder gedephlogifteerde en gewoone lucht alleen hierin geleegen is, dat de laatfte meerder phlogifton bevat. % 26. De vermindering of inkrimping der gedephlogifteerde lucht, wanneer zy gephlogifteerd wordt, gaat veel verder als die der gewoone lucht. Met den toeftel in §. 4. befchreeven heb ik bevonden, dat 20 cubick duimen zuivere gedephlogifteerde lucht, wanneer zy door een kooltje vuur gephlogisteerd worden, ten naaften by tot vyf cubick duimen inkrimpen. By de vermenging van falpeterlucht gaat deeze inkrimping nog veel verder: zuivere gedephlogifteerde lucht uit de roode praecipitaat van kwikzilver heb ik, door vermenging met tweemaal zoo veel zuivere falpeterlucht uit de voorafgaande ontbinding van het kwikzilver verkreegen, zoo ver zien inkrimpen , dat zy niet meer dan een vyftigfte van haare voorige uitgebreidheid behield. Dr. Priestley meldt, dat hy eenmaal de falpeterlucht en gedephlogifteerde lucht, uit dezelfde ontbinding van kwikzilver voortgekomen, met elkander in dezelfde evenredigheid vermengd hebbende heeft waargenomen, dat het mengzel niet meer dan een driehonderdfte gedeelte van de ruimte vulde, welke de gedephlogifteerde lucht voor de vermenging beflaagen had (by. TWEE- Q") Expen & obferv: vol: IV. p: 246'.  IN GEDEPHLOGISTEER.de LUCHTEN. 41 TWEEDE AFDEELING. Hoe de natuurkennis van verfcheiden zaaken uit de proefneemingen omtrent deeze luchten wordt opgehelderd; in hoe verre de eigenfchappen dier luchten zelve hieruit verft aan worden ; en welke nuttige gevolgen dezelve medebrengen , of 'er uit kunnen voortvloeijen ? EERSTE HOOFDSTUX De proefneemingen omtrent de gephlogifteerde en gedephlogifteerde luchten bewyzen onbetwiftbaar, wat vuur en vlam is, en geeven van verfcheiden verfchynzelen, het vuur betreffende, verklaaring. §• 27. De proefneemingen omtrent het branden van vuur en vlam in gephlogifteerde en gedephlogifteerde luch- F ten  4 2 VERHANDELING OVER DE GEPIILOGISTEERDE ten beveiligen, op de overtuigendfte wyze, eene ftelling omtrent den aart van het vuur, welke men te vooren flegts als eene giszing heeft kunnen aanmerken: dat namentlyk uit brandende lichaamen het phlogifton aanhoudend uitvloeit, en dat in dit uitvloeijend phlogifton, vermengd met de fynfte ontbondene deeltjes van het brandende lichaam, de vlam beftaat: want i.) indien het branden der lichaamen in eene aanhoudende uitvloei] ing van phlogifton beftaat, zoo moet volgen, dat een Schaam moet ophouden te branden, wanneer het phlogifton niet langer uit hetzelve kan uitvloeijen, dat is, wanneer het door eene ftof omringd wordt, aan welke het zyn phlogifton niet kan overgeven. Dit nu ziet men door de ondervinding beveiligd , wanneer vlam of vuur in gephlogifteerde luchten gefteld is : §. 7het brandende lichaam aan de lucht, die met phlogiston opgevuld is, geen phlogifton meer kunnende overgeeven, houdt daarom aanftonds op te branden. 2.) Indien het branden der lichaamen uitvloeijing van derzelver phlogifton is, zo moeten de brandende lichaamen fterker branden, zoo dra zy in lucht gefteld worden, aan welke zy meêr phlogifton kunnen overgeeven. Dit zien wy waarlyk plaats hebben, wanneer men brandende lichaamen in gedephlogifteerde lucht ftelle. §. 23. De gedephlogifteerde lucht, het phlogifton uit de brandende lichaam zoo veel te gereeder aanneemende, en 'er zich dus gelyktydig meêr phlogifton uit het brandende lichaam ontlaftende, zoo brandt het daarom zoo veel fterker. Dus  EN GEDEPHLÖGISTEERDE LUCHTEN. 43 Dus beantwoordt dan de ondervinding volleedig aan deeze gevolgtrekkingen; zy beveiligt derhalven volkomen de ftelling, waaruit zy zyn afgeleid, te weeten: dat het branden der lichaamen in eene uitvloeijing van derzelver phlogifton beftaat, en dat de vlam grootendeels het uitvloeijende phlogifton zelve is. §• 28. Uit de aangehaalde proefneemingen omtrent het branden van het vuur in gephlogifteerde en gedephlogifteerde luchten (§§. 7, 23.) zyn verfcheiden ondervindingen betrekkelyk het vuur te verklaaren. A. Waarom een lichaam in beflooten lucht maar eeni- gen tyd kan branden ? 'Er zyn voorbeelden, dat brand, in dichtgeflotene vertrekken ontftaan, van zelve is uitgegaan. De re* den is alleen daarin geleegen, dat in een dicht gefloten kamer de lucht, waarin een lichaam brandt, indien zy niet ververfcht wordt, met phlogifton eindelyk zoo ver wordt opgevuld, dat het brandende lichaam niet langer zyn phlogifton aan dezelve kan overgeeven. B. Waarom een kool niet zoo fchielyk verteert, wan¬ neer zy met ajfche overdekt is? De aflche hindert, dat de lucht de geheele oppervlakte van de kool raake:zy raakt 'er nu maar een klein gedeelte van; dus kan de kool veel minder phlogifton aan de lucht overgeeven. Vermits nu het branden in het uitvloeijen van phlogifton beftaat, zoo moet de kool dan flaauwer branden, en dus langzaamer verteeren. F 2 C. Hier  44 VERHANDELING OVER DE GEPHLOGISTEERDE C. Hier uit blykt ook, waarom het vuur fterker brande? wanneer het wordt aangeblaazen. Het vuur geeft aan de lucht, welke het omringt, zyn phlogifton over. Deeze lucht niet oogenblikkelyk al het aangenomen phlogifton aan de naaftgelegene lucht kunnende overgeeven , zoo blyft derhalven de lucht, welke het vuur raakt, met meêr phlogifton bekaden , dan de overige lucht van den dampkring heeft; die lucht moet dan om deeze reden het phlogifton uit het vuur veel traager overneemen, dan het gefchieden zou door lucht van den dampkring, waaraan het vuur nog geen phlogifton heeft meêgedeeld. Dus moet de uitvloeijing van het phlogifton, en derhalven het branden van het vuur bevorderd worden, wanneer men, het zy door blaazen, of door de lucht op eenige an' dere wyze in beweeging te brengén, de gephlogifteerde lucht van het vuur wegneemt, en 'er verfche ongephlogifteerde lucht voor in plaatze brengt: want deeze nieuws aangebrachte lucht moet het branden van het vuur daarom aanzetten, om dat zy minder phlogifton bevattende, dan de lucht die te vooren het vuur omringde , dus het phlogifton uit het vuur gereeder en in grooter hoeveelheid kan aanneemen. Dat deeze de eenige reden zy , waarom het branden van het vuur door aanblaazing bevorderd wordt, blykt uit de twee volgende proefneemingen. i.) Wanneer men tegen het vuur lucht aanblaaft, die van phlogifton verzadigd is , zoo wordt het branden van het vuur daardoor niet aangezet; integendeel verdooft  EN GEDEPHLOGIS.TEER.DE LUCHTEN. 45 dooft dat gedeelte der koole, tegen welke de gephlogifteerde lucht wordt aangeblaazen. . 2.) Indien men het vuur met gedephlogifteerde lucht aanblaaft, brandt het onvergelykelyk veel fterker, dan wanneer het met gewoone lucht aangeblaazen wordt. Deeze proeven toonen dan klaarblykelyk , dat de aanblaazing het branden van het vuur meêr of min aanzet, naar mate de aangeblaazene lucht meerder of minder phlogifton uit het vuur kan aanneemen 5 en dat dus de aanblaazing der gewoone lucht het branden van het vuur alleen daarom bevordert, om dat het vuur aan de nieuws aangeblaazene lucht meêr phlogifton kan overgeeven, dan aan de lucht, welke het omringde. §•29. Het detoneer en van de falpeter is ook uit de ontdekkingen omtrent de gedephlogifteerde luchten volkomen te verklaaren. Dit verfchynzel beftaat hierin : wanneer men op een kool vuur een brokje of poeder van falpeter legt, zoo wordt 'er op de kool eene zeer heldere vlam gebooren; hetzelfde gebeurt, wanneer men op gefmolten falpeter houtskool legt, indien de falpeter zoo heet is, dat de houtskool daardoor wordt aangeftooken. De falpeter geeft, gelyk wy in §. 10. gezien hebben, eene aanmerkelyke hoeveelheidgedephlogifteerde lucht, wanneer men 'er een ft erken graad van hitte aan mededeelt. Deeze gedephlogifteerde lucht moet dan ook uit de falpeter wel haaft gebooren worden , zoo dra zy vuur raakt. Met is dan deeze gedephlogis- F 3 teer-  46 VERHANDELING OVER DE GEPHLOGISTEERDÈ teerde lucht, aan welke men die fterke en heldere vlam, die 'er in deeze beide gevallen aan de brandende kool gezien wordt, hebbe toetefchryven. Om hier van overtuigd te zyn, behoeft men alleen deeze verfchynzels by het branden der kooien in gedephlogisteerde luchten te vergelykert: hunne treffende gelykheid moet elk overtuigen, dat zy van foortgelyke oorzaak afhangen, en dat het derhalven de uit de falpeter gebooren wordende gedephlogifteerde lucht is, aan welke men het detoneeren hebbe toetefchryven. Dan daarenboven, zonder deeze gelykheid dier verfchynzelen in acht te neemen, blykt echter de zaak ten duidelykfte. Immers vermits de falpeter gedephlogisteerde lucht voortbrengt, wanneer zy tot een zekeren graad is heet gemaakt, zoo moet 'er dan ook gedephlogifteerde lucht gebooren worden, wanneer zy onmiddelyk de kool raakt: deeze gedephlogifteerde lucht, die dus boven op de kool uit de falpeter gebooren wordt, moet dan op het branden van de kool denzelfden invloed hebben, als de gedephlogifteerde lucht, waarin een kooltje gefteld wordt: dus wordt in beide gevallen door de gedephlogifteerde lucht het phlogifton uit de kool fterker aangetrokken; hierom brandt zy heviger, even als alle brandende ftoffen om de gemelde reden in de gedephlogifteerde lucht hevig branden. Hier uit kan men ook reden geeven, waarom zommige brandbaar e ftof en, die met falpeter vermengd zyn, kunnen aangeftooken worden, en aanhoudend branden, niettegenstaande zy niet aan de lucht zyn bloot gefteld, daar anders geen  EN GEDEPHLOGISTEERDE LUCHTEN. 4? geen brand-ftof, hoe brandbaar ook, kan aangeftooken worden, wanneer dezelve beflooten is. Het buskruid geeft hiervan het voornaamfte voorbeeld: immers hoe het ook beflooten zy, het laat zig echter door de geringfte opening aanfteeken. De reden hiervan is zekerlyk deeze: dat de gedephlogifteerde lucht, die 'er by de aanfteeking van het buskruid uit de falpeter, waarvan zy eene aanmerkelyke hoeveelheid bevat, gebooren wordt, het gebrek van de gewoone lucht vefvulle. Hier toe is deeze lucht ook by uitneemendheid gefchikt, vermits zy het phlogifton zoo fterk aantrekt : de gewoone lucht wordt immers ter onderhoudinge van het vuur alleen vereifcht om het phlogifton uit hetzelve aan tê neemen. TWEEDE HOOFDSTUK. De proefneemingen omtrent de gephlogifteerde en gedephlogifteerde 'luchten leeren, zvaarin het nut der ad,emhaalinge beftaa; zuaarom dieren zonder dezelve of in beflooten of befmette lucht niet kunnen leeven ? §• 30. De proefneemingen, omtrent het leven der dieren in gephlogifteerde en gedephlogifteerde luchten, hebben óns den weg gebaand om in te zien, waarinde voornaame nuttigheid der ademhaalinge geleegen zy. Immers is het by deeze proefneemingen gebleeken, dat dieren in eene ze-  48 VERHANDELING OVER DE GEPHLOGISTEERDE zekere hoeveelheid lucht, juift zoo veel langer of korter leeven, naar mate die lucht minder of meerder phlogifton bevat (§§. 8. 23.) ; en dat alle zoodanige lucht, welke zoo veel phlogifton bevat, als zy kan aanneemen , voor de ademhaaling volftrekt onbekwaam is §. 24.; .waaruit het dan blykt: dat lucht, zal zy ter ademhaaling kunnen dienen , het vermogen behoort te hebben om phlogifton te kunnen aanneemen, en dat zy naar den meerderen of minderen graad van dat vermoogen voor de ademhaaling meêr of min gefchikt is. Daar dan de lucht in evenredigheid van haar vermogen om phlogifton aanteneemen ter ademhaalinge meêr of min gefchikt is, zoo mogen wy dan hier uit befluiten: dat het voornaame nut der ademhaalinge hierin beftaat, dat de ingeademde lucht eenig phlogifton uit het dier aanneemt. Wy zien dit door de ondervinding beveiligd : een dier fterftniet eer in beflooten lucht, voor dat het de lucht met phlogifton geheel heeft opgevuld; dit blykt, wanneer men de luchten waarin dieren geftorven zyn, met de vermenging van falpeterlucht beproeft. Ik heb de luchten, waarin muizen en konynen waren geftorven , verfcheiden reizen onderzogt, en bevonden, dat dezelven van phlogifton geheel verzadigd waaren. % » '\ §• 31- iröJW, :., Het phlogifton, hetwelke de ingeademde lucht in de Iongen aanneemt, wordt aan dezelve door het bloed meegedeeld. Dit  EN GEDEPHLOGISTEER_DE LUCHTEN. 49 Dit is reeds met veel waarfchynlykheid uit de voorgaande ondervinding op te maaken. Immers moet het phlogifton, het geen de lucht in de longen aanneemt, of uit de zelfftandigheid der longen voortkomen, of uit het bloed, waarmede de longen beurtelings worden opgevuld. Dan het is niet te denken, dat het tedere weefzel van vaten, waaruit de zelfftandigheid der longen beftaat, by aanhoudendheid aan de ingeademde lucht zoo veel phlogifton zou kunnen overgeeven. Het is dus gemakkelyk in te#zien, dat het het bloed der longen is, waarvan de ingeademde lucht het phlogifton aanneemt. Doch men behoeft zich op deeze.redeneering niet te verhaten; de zaak laat zich door proeven bewyzen. Het bloed neemt, wanneer het door de longen gaat, «ene zeer aanmerkelyke verandering in zyn kleur aan : het aderlyke of weêrkeerige bloed heeft een donkere roode kleur; deeze donkere kleur verheft het bloed, wanneer het door de longen gaat; het flagaderlykë bloed, dat is, het bloed hetgeen door de longen is doorgegaan, en door het hart in de flagaders is voortgédréeven, heeft altoos een heldere roode kleur. Uit de volgende proefneemingen, vergeleeken met de laatftvoorgaanden, zal het by wettige gevolgtrekking blyken, dat de verandering van kleur alleen daarvan af hange , dat het bloed in de longen een gedeelte van zyn phlogifton aan de lucht overgeeve. 1.) Het donkere roode bloed neemt een heldere roode kleur aan, wanneer het aan de lucht bloot ftaat, G en  50 VERHANDELING OVER DE GEPHLOGISTEERDE en de lucht, waarin het bloed een heldere roode kleur verkreegen heeft, bevindt men phlogifton te hebben aangenomen. Dit laatfte ziet men inzonderheid, wanneer men gedephlogifteerde lucht tot de proefneeming gebruikt, vermits deeze het phlogifton zoo veel fterker aantrekt: wanneer men by deeze proefneeming het bloed eenige maaien ververfcht, en dan hetzelve door de vermenging van falpeterlucht beproeft, zoo blykt het, dat het een merkelyke hoeveelheid phlogifton heeft aangenomen, t ' 2.) Wanneer men hetzelve bloed in lucht ftelt, die met veel phlogifton beladen, doch echter van hetzelve niet gefatureerd is, zoo gefchiedt deeze kleurs verandering veel langzaamer. 3. ) Indien men daarentegen een gedeelte van hetzelfde bloed in gedephlogifteerde lucht ftelt, gefchiedt de kleurs verandering veel fchielyker. 4. ) Wanneer men van hetzelfde bloed een weinig m lucht ftelt, die met phlogifton geheel gefatureerd is, zoo ondergaat deszelfs kleur niet de minfte verandering. ' 'ï}* Vermits het nu uit de eerfte proefneeming blykt, dat de donkere roode kleur van het bloed verbleekt, terwyl het een gedeelte van zyn phlogifton aan de lucht overgeeft: dewyl daarenboven de tweede en derde proefneeming leeren, dat deeze kleurs verandering langzaamer of fchielyker gefchiedt, naar mate de lucht, waarin het bloed gefteld is, het phlogifton min of meer greetig aanneemt: en de vierde proefneeming doet zien,  EN GEDEPHLOCISTEERDE LUCHTEN. 51 zien , dat de kleurs-verandering geen plaats heeft, wanneer het bloed in zodanige lucht gefteld is, waaraan het geen phlogifton kan overgeeven, zoo blykt het dan ten duidelykften: dat de kleurs-verandering van het bloed een gevolg of uitwerkzel is van den overgang van het phlogifton in de lucht, waarin het bloed gefteld is. Daar wy nu weeten, dat het bloed in de longen dezelfde veranderingvan kleur, hoewel in eenen minderen trap, ondergaat, zo zouden wy, fchoon hieromtrent . alleen de zoo evengemelde proefneemingen bekend waaren, reeds met veel waarfchynlykheid uit dezelven kunnen befluiten , dat het bloed in de longen een gedeelte van zyn phlogifton aan de ingeademde lucht overgeeft. De onbetwiftbaare zekerheid hier van wordt nu door de in §. 30. bygebrachte proefneemingen , by weiken het gebleeken is , dat de ingeademde lucht in de longen waarlyk phlogifton aanneemt, volkomen beveiligd. 'Erfchiet alleen nog deeze bedenking over: hoe het bloed in de longen zoo gereed zyn phlogifton aan de lucht kan overgeeven, daar hetzelve de ingeademde lucht niet zoo onmiddelyk raakt, maar in de vaten der longen beflooten is. Dan deeze bedenking wordt geheel opgeloft, vermits de ondervinding leert, dat de Schepper aan de dierlyke vliezen juift die gefteldheid gegeeven heeft, dat zyde werking van dat vermogen der lucht, door hetwelke zy het phlogifton uit het bloed aantrekt, niet verhinderen. Donker rood bloed in een befloten blaas in de lucht opgehangen wordt overal, waar het de blaas raakt, G a hel-  52 VERHANDELING OVER DE GEPHLOGISTEERDE helderrood; waaruit blykt, dat het phlogifton uit het bloed door de blaas in de lucht overgaat. Zyn nu de dikke vliezen van een pis-blaas niet in ftaat te beletten, dat de lucht het phlogifton uit het bloed overneeme, hoe veel minder zullen dan de vliezen of rokken van de tedere vaten der longen dit verhinderen kunnen. S- 32. Dus bewyzen dan deeze proefneemingen (§§. 31,32) de waarheid diergrooteontdekkinge,waarin het nut der ademhaaling beftaat, welke men aan den onvermoeiden yver van Dr. Priestley verfchuldigd is; eene ontdekking, naa welke men zoo veele eeuwen te vergeefs gezogt heeft: dat namentlyk de voornaame nuttigheid van de inademing der lucht daarin geleegen is, dat zy het bloed in de longen van zyn overtollig phlogifton ontlaft. Zy toonen te gelyk, dat deeze ontlafting van het phlogifton voor het dierlyke leeven volftrekt noodzaakelyk is: immers fterft een dier, zo dra het aan de lucht, welke het ademt, zyn phlogifton niet kan overgeeven (§. 8), en dus blykt het: dat de noodzaakelykheid deezer ontlafting yan het phlogifton uit het bloed der longen de reeden zy, waarom een dier zonder ademhaaling van lucht, aan welke het zyn phlogifton kan overgeeven, niet leeven kan. Deeze nieuwe ontdekking verklaart veele zaaken, die ons tot nu toe duifter waaren. Zy brengt 1.) niet flegts de verklaaring mede, waarom de dieren in beflooten lucht fterven, maar zy leert te gefyk de  en cedephlogisteerde luchten. 53 de oorzaak van het flikken in luchten, die door glimmende kooien of op eenige andere wyze met phlogifton zyn opgevuld. 2. ) Zy toonen de oorzaak van den dood hy het verdrin-. ken en wurgen; in beide gevallen wordt de inademing der lucht belet, aan welke het bloed in de longen (zal het dierlyke leeven ftand houden) een gedeelte van zyn phlogifton moet overgeeven. 3. ) Het blykt ook hieruit, dat het fterven van dieren in lucht, die zeer veryld is, dezelfde oorzaak heeft. 4. ) Men ziet nu de waare reden, waarom moeraszige landen zoo ongezond zyn. De moeraszen geeven, volgens de ontdekking van Volta , veel ontvlambaare lucht op , welke, vermits zy veel phlogifton bevat, den dampkring veel phlogifton meêdeelt, en dus minder gefchikt voor de ademhaaling der dieren. DERDE HOOFDSTUK. De proefneemingen omtrent de gephlogifteerde luchten leeren, dat de natuur noodwendig middelen moet gebruiken, om de lucht des dampkrings van haar aangenomen phlogifton te zuiveren. Zy hebben ook ter ontdekking en beproeving dier middelen aanleiding gegeeven. §. 33- De ontdekking, dat ingeademde lucht phlogifton aanneemt, en dat de lucht, naar mate zy phlogifton G 3 aan^  54 VERHANDELING OVER DE GEPHLOCISTEERDE aanneemt, ter ademhaaling ongefchikt wordt, leert ons telFens , dat de natuur vermogende middelen moet bezigen, om de lucht van het aangenomen phlogifton te zuiveren, en dus ter ademhaaling gefchikt te houden. Van deeze waarheid worden wy te meêr verzekerd, wanneer wy nagaan, hoe fterk de lucht dagelyks met phlogifton belaaden wordt. Men heeft door verfcheidene proeven bevonden (Y), dat een volwaszen menfch van middelbaare geftalte elke minuut twee ftoop verfche lucht noodig heeft, of liever, dat in elke minuut die hoeveelheid lucht door een man geheel befmet,en ter ademhaaling volftrekt ongefchikt gemaakt wordt, dus ten naaften by één anker in een agtfte uur, en derhalven in iets meer dan drie vierde uur één oxhoofd; of als wy naauwkeuriger deeze bereekening volgen, dan wordt door de ademhaaling van een menfch van eene middelbaare grootte in elk etmaal 30 oxhoofden lucht ter inademing volftrekt onnut gemaakt. Hier komt nog by de ademhaaling van zoo veel dieren, door welken, naar rede van hun getal en grootte, de lucht niet minder befmet wordt. Dan behalven de menfchelyke en dierlyke ademhaaling is 'er eene tweede oorzaak, welke den dampkring geftaadig met eene verbaazende hoeveelheid phlogifton opvult: het vuur namentlyk, of (laat ik liever zeggen) de verbranding. Een kaars van zes in één pond verflindt genoegzaam zoo veel lucht als een man, dat is twee ftoop in één (c) Zie Defaguliers natuurkunde, 3dedeel,bladz: 163-  EN GEDEPHLOGIS TEERDE LUCHTEN. 55 minuut, en dus 30 oxhoofden op een dag(*/); welk eene befmetting heeft men dan niet alleen aan de befmetting van kaarsfen en lampen toetefchryven , en hoe zeer moet derhalven de dampkring by aanhoudendheid door alle de verbrandingen, welke dagelyks gefchieden,met phlogifton worden opgevuld! Hier komt nog by de verrotting van zoo veele dierlyke en groeijende zelfstandigheden, welke dagelyks (by vriezend weder alleen uitgezonderd) plaats heeft, en ligtelyknog verfcheidene andere oorzaaken, die wy minder kennen. Men zal miffchien naar het gewoone denkbeeld hier tegen inbrengen, dat immers de dampkring door de winden van haare befmettingen gezuiverd wordt. Doch hierop andwoord ik , dat door de winden de lucht van den dampkring maar alleen verplaatft wordt, en dat 'er geen reden is om van deeze verplaatzing der lucht veel zuivering te verwachten : immers zoude dan telkens, wanneer de wind uit eene tegenovergeftelde ftreek begon te waaijen , dezelfde befmette lucht ons wederom worden toegevoerd, die kortte vooren van ons was afgewaaid, indien zy niet intuffchen langs een andere» weg van haar phlogifton gezuiverd was; en wat zouden ons zommige winden baaten, die ons in plaats van onze befmette lucht, de lucht van nabuurige bevolkte plaatzen, die daar niet minder befmet wordt, zouden aanbrengen, wanneer de natuur intuffchen geene (<0 Zie Defaguliers.n»murkunde t 3de deel bladz. itfg.  56 VERHANDELING OVER DE GEPHLOGISTEERDE rie middelen ter zuiveringe van deeze lucht in 't werk ftelde. In de verfpreiding van het phlogifton in het hoogere gedeelte van den dampkring kunnen wy ook de zwarigheid geenzins opgeloft vinden. De dampkring heeft, zoo als de barometer leert, eene bepaalde hoogte: zy kan dus in haare bepaalde uitgebreidheid maar eene bepaalde hoeveelheid phlogifton bevatten; het is dan gemakkelyk te berekenen , dat de dampkring van den geheelen aardkloot, by alle deeze zoo kragtdaadige befmettingen,die wy zoo even hebben opgenoemd, maar weinige jaaren ter onderhoudinge van zoo veele menfchen en dieren zoude hebben kunnen dienen. Het blykt derhalven uit het gezegde onweêrfpreekelyk, da£ de natuur by aanhoudendheid zeer vermogende middelen gebruiken moet, om den dampkring van het phlogifton, waarmede dezelve zoo onophoudelyk beladen wordt,te zuiveren,ten einde zy voor de ademhaaling van menfchen en' dieren, en ter onderhouding van vuur en vlam gefchikt blyve. §• 37- Maar welke zyn deeze middelen, waarvan de natuur zich ter zuivering der lucht van het aangenomen phlogifton hediene ? ' Denafpooringen vanden fchranderen natuurvorfcher Dr. Priestley omtrent den aart der gephlogifteerde lucht hebben hemde eerfte aanleiding gegeeven ter ontdekkinge van één derzelven. * Hieraan immers zyn wy  EN GEDEPHLOGIST E E RDE LUCHTEN. 57 wy die groote ontdekking verfchuldigd , dat de lucht van den dampkring door de gewaszen gezuiverd wordt, Dezelver waarde eifcht, dat ik daarvan eene korte gefchiedenis geeve, en openlegge, hoe verre laatere ontdekkingen dit gewichtig ftuk gebracht hebben. De bekende ondervinding , dat de lucht tot den groey der planten zoo wel noodzaakelyk is, als tot het leeven der dieren, bracht eerft den Doctor natuurlyk tot het denkbeeld, dat de lucht van den dampkring door den groey der planten en door de dierlyke ademhaaling op gelyke wyze zou worden aangedaan, en dat derhalven de groeijende planten de lucht ook met phlogifton vervullen zouden. Dit wilde hy beproeven: hy ftelde ten dien einde een takje munt in een glas vol gewoone lucht op water , doch de ondervinding leerde het tegendeel van zyne giszing : want nadat de munt eenige maanden daarin gegroeid had, bevond hy, dat zy de vlam van een kaars niet uitdoofde, en dat een muis in dezelve even als in gewoone lucht leefde {e); een bewys derhalven, dat de munt weinig of geen phlogifton aan de lucht had meêgedeeld. Omtrent denzelfden tydl beproefde hy een muntplant in lucht, die door verrotting met phlogifton befmctwas. De plant groeide zoo weelig, dat hy nimmer een zoo Herken groei had waargenomen (ƒ). Deeze en de voorgaande waarneeming gaven hem aanleiding tot deeze giszing: dat de planten in plaats van (e) Experim; and obferv: vol: I. p; 56. (ƒ) Ibid: p: 8tS. H  58 VERHANDELING OVER DE GEPHLOGISTEERDE de lucht, op dezelfde wyze als de dierlyke ademhaaling,. te hefmetten, wel ligtelyk integendeel de lucht van- de befmetting, welke zy het zy door ademhaaling, verrotting, de vlam van brandende lichaamen of door eenige andere oorzaak ondergaat, mogen 'zuiveren,, en dus dienen om de lucht ter ademhaalinge gefchikt te houden. ■ Om dit te beproeven ftelde hy in het begin-van Au» guftus 1771 een takje munt in lucht, waarin een muis geftorven was , en bewaarde eene gelyke hoeveelheid van deeze lucht, doch zonder daarin een plant te ftellen.. Na 8 of 9 dagen bevondt hy, dat de befmette lucht door de munt zoo verre gezuiverd was,dat een muis daarin zeer wel leefde:: maar dat dezelve in het. glas, gevuld van dezelfde befmette lucht, waarin geen munt-plant geftaan had, op 't oogenblik ftierf, zoo ras hy 'er werd ingelaaten. By eene andere proefneeming bleek het hem, dat een muis in lucht, die door munt gezuiverd was, even lang leefde, als hy naar zyne giszing in eene gelyke hoeveelheid verfche lucht zoude geleefd hebben. Deeze proefneeming herhaalde hy op verfcheide tyden , dan eens met lucht waarin een dier had uitgeademd, dan weder met lucht, die door verrotting van dierlyke of groeijende'zelfstandigheden met phlogifton was opgevuld; telkens zag hy dezelfde uitkomft (g). Op het einde van het zelfde jaar voldeeden echter zommige proefneemingen niet zoo wel; zelfs bevond hy, dat herftelde lucht, weder, tot haare.voorige flegt- heid (g) Experim: and obferv: vol: I. p: 87^  £N GEDEP IILOCIS'TEERDE LUCHTEN, 59 ■beid vervallen was. Dit noodzaakte den Doctor zyn oordeel omtrent het herftellend vermogen der planten tot den volgenden zomer van 17.72 optefchorten.. Den 127.Ju.ny van dat jaar beproefde hy lucht, waarin een niunt-plant twee dagen geftaan had, en bevond zoo door den -tydt, welke 'er de muis zonder blyken van ongemak in leefde, als uit de vermenging met de falpeterlucht, dat deeze lucht maar een vierde gedeelte van haare befmetting behouden had Qi), In denzelfden zomer beproefde hy ook de herftelling van luchten, die door de vlam van wafchkaarsfen * van voorloop , of van zwavel gephlogifteerd waren. Hy gebruikte niet alleen de munt maar ook verfcheide andere planten. Geene deezer proefneemingen mislukte O"). ■ Alle deeze proefneemingen beveftigden PlUESTLEY in zyne ftelling, dat de lucht van den dampkring groo-tendeels door de gewaszen van het aangenomen phlogifton gezuiverd wordt (£). De Doctor deelde den uitflag zyner proefneemingen, en zyne daaruit opgemaakte ftelling aan den beroemden Franklin mede, die zich aanftonds een yverig voorftander van dezelve toonde (/). In hetzelve jaar deed hy ook hiervan, onder andere gewichtige ontdekkingen, verflag aan het koninglyk genootfehap te Londen , hetwelke dezelven onder zyne gedenkfehriften in jaar 1773 uitgaf. In 't jaar 1774 werden zy door den fchryver zeiven bene- r- uos , n; 3l ' ,; ■> (v u{. vens (<&) Experim:and obferv: vol: 1.88, Sp. (<) Ibid.p:58. (*) Ibid. p.93. (j) Ibid. p: 04. H 2  60 verhandeling over de gephlogisteerde vens zyne overige proeven en waarneemingen over de verfchillende foorten van luchten uitgegeven- Het is te verwonderen, dat eene ontdekking, die in zich zelve zoo fraai is , en die de zamenleeving een zoo gewichtigen invloed belooft, de natuur-ondërzoekers zoo weinig heeft uitgelokt,om zich van derzelver waarheid door eigen proeven te overtuigen.. Althans wy hebben zeer weinige berichten, dat deeze proefneemingen-in andere-landen herhaald zym. In dit land, heeft men ze (zoo verre my bekend is) eerft te Amfterdaminden herfftvan 1777 in het werk gefteld1, doch derzelver uitfhg beantwoorde niet aan Priestley'sondervinding. §• 35. In het voorjaar en in den zomer 1778 heb ik, omtrent de verbetering der befmette lucht door plant-gewaszen, veele proefneemingen in't werk gefteld, die allen eenpaarig de waarheid der zaake beveiligd hebben. Een volkomen verflag deezer proeven zou te wydloopig zyn voor deeze- verhandeling. Ik zal daarom alleen haare uitkomften melden. Vooraf moet ik aanmerken, dat de glaazen,waarin de planten groeiden, in de open lucht ftonden, doch echter weinig door de zon befcheenen wierdem 1.) Lucht door de ademhaaling van verfchillende foorten van dieren, welke daarin geft'orven waren, befinet, wierd in de gewoone glaazen door takjes watermunt, doorgaansin 7, 8, 9 of 10 dagen, zoo verre gezuiverd', dat zy aan de gewoone lucht gelyk waare. 2.) Aard-  EN GEDEPHLOGrSTEER.DE LUCHTEN. 6l z.y Aard-munt en doovs netels Qamium purpureuni) zuiverden ook de lucht, doch langzaamer, zoo dat 'er doorgaans een derde of een vierde meer tydt toe vereifcht werd. Hoe jonger de takjes deezer planten waaren, des te eerder werd de lucht gezuiverd. 3. ) Door jonge takken van Unde-boomen heb ik de lucht maar gedeeltelyk kunnen herftellen, hetgeen ik daaraan toefchryve, dat zy te fchielyk beginnen te kwynen. 4. ) De lucht door verrotting met phlogifton verzadigd werd door de genoemde planten genoegzaam in denzelfden tydt gezuiverd, als de door ademhaaling befmette lucht. 5. ) Op de luchten, die door een kooltje vuur of de vlam van een kaars gephlogifteerd waaren, hebben de genoemde planten insgelyks dezelfde uitwerking gehad. $. 3& De verbetering der befmette luchten door planten is laaftelyk ook door de proefneemingen, welken Dr. Ingenhousz in den laatften zomer in Engeland heeft in 't werk gefteld, zoo zeer beveiligd , dat'er thans geen twyffeling meer over blyve. Hy heeft tot zyne proefneemingen een groot aantal van allerlye foorten van planten en takken van verfchillende boomen gebruikt, en bevonden, dat zy allen de lucht zuiverden, zommigen meerder en anderen minder Qii).. Zelfs de vergiftige en ftinkende planten,, als- («O Experiment* upon regetables pt: F. feft: X. pag: 41T 4a» H 3  62 VERHANDELING OVER DE GEPHLOGISTEERDE de hyofcyamus, lauwerafus, foldnum nigrum , amplex vulyaria, cicuta virofa tmfaHna, bevond hy de lucht even zoo veel als andere planten te zuiveren (*> Ook hebben zyne waarneemingen geleerd, dat de planten befmette luchten in veel korter tyd kunnen zuiveren, dan de proefneemingen tot nu toe geleerd hadden (o> Door een takje peper-munt heeft hy eenmaal een glas vol lucht , welke door de vlam van een kaars gephlogifteerd was, in drie uuren zoo verre zien herftellen, dat 'er de vlam van een kaars in brande (ƒ>> Eindelyk hebben zyne proeven doen zien, op welke wyze, door welke deelen der planten, en in welke onhandigheden de zuivering der lucht door planten gefchiede. Deeze fraaije ontdekkingen zal het volgende hoofdftuk bevatten. §. 37- Dan de boomen en planten maaken geenzins het eenigfte middel uit, hetgeen de natuur tot het gemelde einde bezigt. Dit is klaarblykelyk , vermits de planten het phlogifton alleen door de jonge blaaden of jonge fcheuten opflorpende, dus alleen in 't voorjaar, in den zomer, en voor een geringer gedeelte in den herfft tot dat oogmerk kunnen dienen. In den winter kan dus de lucht door de planten niet in het minfte van haare befmetting gezuiverd worden, als alleen m die ftreeken van den aardbol, daar de planten het geheele jaar («) Experiments upon vegetables pt: 2 fetf. 9- 00 Ibid* pt: u fe& P' (/>) Ibid. pt: 2. fect: 8.  en gedephlogisteerde luchten. 63 Jaar door groeijen.. 'Er moeten derhalven andere verrigtingen in de natuur plaats hebben, door welken de lucht b ellendig van haar phlogifton gezuiverd wordt. Dr. Priestley verhaalt, dat hy de gephlogifteerde luchten, op welke wyzen zy ook gephlogifteerd waaren, door de fchudding in regenwater altoos heeft kunnen verbeteren (q}, en befluit hieruit: dat het niet onwaarfchynlyk is, dat door de golven der zeëen en fneeren de opflorping van het phlogifton van den dampkring bevorderd, wordt, en dat derhalven de zeëen en meer en eenigmaaten ter zuiveringe van den dampkring gefchikt zyn (f). Dan de gemelde proefneemingen zyn by .my niet in 't minfte geflaagd: ik heb in myn byzyn gephlogifteerde luchten, die door ademhaaling, verrotting en door brandende kooien met phlogiston gefatureerd waaren, één uur lang in gewoone omgekeerde glaazen, omtrent voor de helft met deeze lucht gevuld, in regenwater laaten fchudden; doch dezelven door vermenging van falpeterlucht beproevende bevond ik ze niet in het minft verbeterd, Giszende of ïichteïyk de verbetering der gephlogifteerde luchten gelukkiger flaagen zoude , wanneer zy niet geheel met phlogifton gefatureerd waren, vermengde ik een deel lucht door rottend vleefch van phlogifton gefatureerd met drie deelen gewoone lucht. Ik onderzogt vooraf den trap van befmetting deezer vermengde lucht, en liet ze een uur lang in regenwater fchudden ; deeze toen weder beproevende bevond ik, dat zy niets van haar phlogifton ver> (?) Exper: and obferv::volï.Lp: 05.. (V) Ibid: p: 98,  64 verhandeling over de gephlogisteerde verlooren had. Even min daagde dezelfde proefneeming, met een mengzel van drie vierde deelen gewoone lucht en een vierde deel lucht door brandende kooien gephlogifteerd. Vermits Dr. Priestley ftelt, " dat de opflorping van het phlogifton van den dampkring door de zeëen gefchiedt, heb ik dit willen beproeven. Ten dien einde heb ik my water uit de noordzee laaten brengen, en in hetzelve gephlogifteerde luchten, die geheel en gedeeltelyk gephlogifteerd waaren, even als in de voorgaande proefneeming, één uur lang laaten fchudden, dan in geene van deeze proefneemingen is de lucht in het minfte verbeterd. Deeze ondervindingen verbieden my tot nu toe de opflorping van het phlogifton uit den dampkring door de zeëen en anderen wateren toeteftemmen. Men kan echter'er niet aan twyffelen, dat de zeëen, tneeren en rivieren ter verbeteringe van de befmetting van den dampkring iets toebrengen, in zoo verre het zeewater volgens de waarneemingen van Dr. Dobson , die hetzelve te Leverpool onderzogt heeft, eenige lucht bevat, welke zuiverder is dan de gewoone lucht (f). Deeze lucht wordt voorzeker door de zonneftraalen in hetzelve losgemaakt, en in den dampkring opgeheeven, even als men dit in andere wateren, die voor de zonne bloot ftaan, gebeuren .ziet. Uit het water van de Seine heeft de Abt Fontana lucht verkreegen, .die beter was dan de gewoone lucht (0- Dat 'er ook uit (0 Prieftley Exp: and obferv: vol: IV. p. i6> (/> Journal de phyfique de £Abbé Rofier, 1770.  EN GEDEPHLOGISTEERDE LUCHTEN. 65 int het meerwater eenige gedephlogifteerde lucht door de zonneftraalen ontwikkeld wordt, heb ik voorleeden zomer bevonden : de vermenging deezer gedephlogifteerde lucht uit zee- en meerwater moet derhalven iets toebrengen, ter verbeteringe van dat gedeelte van den dampkring, waarin zy opryft; dan hoe veel of weinig de verbetering van de lucht des dampkrings, welke hierdoor veroorzaakt wordt, bedraage, is niet wel te giszen; nadere proefneemingen, die ik thans in dit jaargetyde niet kan in 't werk ftellen, zullen ons daartoe moeten voorlichten. Het is echter naar myn inzien niet waarfchynlyk, dat, behalven de gewaszen, de zeëen en meerende eenigfte middelen zyn, door welken de dampkring in alle jaargetyen verbeterd wordt: zonder twyffèl zyn 'er anderen, die veel meer vermogen; doch welken, weet ik met geenen gcnoegzaamen grond te giszen. Toevallige ontdekkingen zullen waarfchynlyk tot derzelver kennis aanleiding geeven, even gelyk men, in alle andere deelen der natuurkunde, veel aan toevallige waarneemingen heeft dank te weeten. VIERDE HOOFDSTUK, Wat de laatfte proefneemingen van Dr. Ingenhousz, omtrent de verrichting der planten, zuaardoor zy de lucht van haar aangenoomen phlogifton zuiveren, geleerd hebben ? 1 S- 33.  66" verhandeling over de gephlogisteerde §. 38. Tot nu toe kende men de nuttigheid der lucht voor planten niet; men wift alleen, door proefneemingen met de lucht-pomp genomen, dat zy den invloed der lucht nodig hebben. Men heeft wel overlang door 't microscoop waargenomen, dat alle planten van buizen voorzien zyn, die alleen lucht bevatten; dat deezebuizen het geheele ftelzel der planten doorloopen; en dat zy een byzonder maakzel hebben, hetgeen aan dat der luchtbuizen der infecten volkomen gelyk is: dan het gebruik deezer luchtbuizen bleef echter geheel verborgen. Uit de proefneemingen, welken Dr. Ingenhousz te 't laatft van den voorleeden zomer in 't werk gefteld, en nu onlangs uitgegeeven heeft O), vergeleeken by andere ondervindingen, mogen wy thans befluiten :.dat de luchtbuizen der planten dienen,, als de longen van de dieren, om de lucht van den dampkring teontfangen, dezelven eenigen tydt te behouden, en dan wederom aan dendampkring overtegeeven.. De proefneemingen, welke dit leeren, zyn deezen:. hy heeft de verfch afgeplukte, blaaden van veelerlye foorten van planten in het water gelegd , en waargenomen „ dat 'er, wanneer zy in zonnefchyn of daglicht: ftonden, eene aanmerkelyke hoeveelheid luchtbellen, uit zommigen meerder, uit anderen minder, voortkwam O). Zomtyds volgen zy elkander zoo. fchie- w» («} Onder den tytel Experiments uponVegetnblesby JohnIvgenhouiz, Lordï: 2779. 8vo. (V) Exper; upon Veget: p: 41. & 42».  EN GEDEPHLOGISTEER.DE LUCHTEN, Ó> lyk, dat zy aïs eenen aanhoudenden draal of droom uitmaaken; dit heeft de fchryver voornamentlyk van de witte plompe blaaden (jtivnphcea albd) waargenomen (w). Deeze lucht, die dan uit de blaaden voortkomt , is geen lucht die de zelfftandigheid der blaaden uitlcevert, maar is ongetwylleld de lucht, welke te vooren door de plant is ingezogen. Dit blykt buiten tegenfpraak , wanneer men planten ftelt in glaazen, die voor het grootfte gedeelte met lucht gevuld zyn ; immers moet deeze lucht toeneemen, indien de lucht welke de plant uitgeeft, uit haare zelfftandigheid voortkwam: dan de ondervinding leert, dat de lucht, waar in een plant groeit, eerder iets af dan toeneemt, zo als my doorgaans gebleeken is in de proefneemingen, welken ik omtrent de herftelling der lucht door planten heb in 't werk gefteld; derhalven moet door de plant geftadig zoo veel van de lucht uit het glas worden ingezoogen,als zy uit haare blaaden aan dezelve overgeeft, en het is dan deeze ingezogen lucht, welke de plant vervolgens weder uitgeeft. Dus ademen dan de planten ie lucht van den dampkring in en uit. §• 39. De ademhaaling der planten is meerder of minder, naar maate zy aan een fterker licht en aan de zonneftraalen zyn bloot gefteld. De in 't water geftelde planten of derzelver blaaden gee- (w) Experirn: uoon Vegers 8vo. p: 16, I 2  68 verhandeling over de gephlogsiteerde geeven by dag, volgens de waameemihgen van Dr. Ingenhousz, meêr lucht wanneer zy op opene plaatzen ftaan, die niet door gebouwen of boomen overfchaaduwd worden (x) ; in beflooten vertrekken geeven zy geen lucht, wanneer zy door de zon niet befcheenen kunnen worden (y). Na zonnen ondergang of des nachts geeven de planten geen of zeer weinig lucht (z). Dan nadat de zon is opgegaan, begint weêr haare ademhaaling, en zy gaat fïer-' ker voort, naar maate de dag helderder is, en zy door de zonneftraalen te beter befcheenen worden ; tegen den avond houdt zy geheel op, weinige planten alleen uitgezonderd, welker ademhaaling wat langer aanhoudt (d)i De blaaden van de aardappel-plant en van de malva beginnen 's morgens het eerft haare ademhaaling, en volharden daarmede het laatft in den avond (b). %. 4a De lucht van dè planten ingeademd geeft dan dezelven een gedeelte van haar phlogifton over, en wordt by dag door de blaaden der planten als gedephlogifteerde lucht uit' geademd. Dr. Ingenhousz ftelde twee handen vol gras, waarvan de wortels waaren afgefneeden , in een omgekeerd glas vol water, 't welk zes pinten pompwater bevatte, van elf tot twee uuren in de zonnefchyn. Dit gras gaf veel O) Experim. upon Veget: pt 42» (y) Ibid: p: 30. (s) Ibid: p: 6., 2044 205. 00 Ibid: prseface p: 34. 35. (i) Ibid: p:- 19. 204. ,  EN GEDEPHLOCISTEER.DE LUCHTEN. 69 veel lucht ;dezelvedoor den Eudiometer van Fontana(c) onderzoekende bevond hy, dat zy zeer goede gedephlogifteerde lucht was , want by.deezen Eudiometer, op welke de zuiverheid van de gewoone lucht tuffchen 103 en 109 graaden teekende, was de zuiverheid van deeze lucht 415 graaden (d). Wilgen-blaaden gaaven ter zeiver tydt lucht,wiens zuiverheid op Fontancis Eudiometer 445 graaden teekende; deeze hield derhalven viermaal minder phlogifton dan de gemeene lucht (e), Doo). De (*) Expert upoaVeget:p: 191. (») Ibid: (O Ibid: 192. O) Ibid: 193- m>  en GEDEPHLOGISTEER.de LUCHTEN» 71 De lucht uit wilgen-blaaden, die van twaalf tot twee uuren in de zonnefchyn geftaan hadden, was van 457 graaden; dan de lucht van foortgelyke blaaden, op een donkere regenachtige dag uitgeademd, teekende flegts 374 graaden Qfr. De lucht die op eenen anderen dag van twaalf tot vyf uuren uit wilgen-bhaden was voortgekomen, was van 467 graaden; die van twee tot vyf uuren teekende 465 graaden; en die van vyf tot zes uuren flegts 401 graaden (V). Deeze zyn alle de waarneemingen , welken Dr. Ingenhousz ten deezen opzigte gegeeven heeft. §. 42. De planten geeven by nagt, op duïftere plaatzen, of in iigte fchaduweene zeer geringe hoeveelheid lucht; en deeze is gephlogifteerd. Den 8 Auguftus ftelde Dr. Ingenhousz , *s avonds ten 9 uuren,in omgekeerde glaazen vol water, de blaaden van verfcheidene boomen en planten, als van den eiken-, walnooten-, linden-, taxis- en appelboom, de falie, artichokken, waterpeper Qperftcaria urens) en aardappelen. 's Morgens vroeg bevond hy, dat zy een weinig lucht gegeeven hadden : de lucht uit de eiken-, walnoot en, en wilgen-blaaden was geheel van phlogifton gefatureerd;. de lucht uit de lindm-blaaden was niet zoo flegt; die uit de artichokken was beter; de aardappel-blaaden hadden de befte lucht gegeeven; in geen van allen kon echter eea «q) Exper: upon Veget:p: m< «9$ CO Ibidu 195,136,  72 VERHANDELING OVER de GEPHLOGISTEERDE een kaars een oogenblik branden; de lucht uit de waterpeper was zoo fterk gephlogifteerd , dat zy , fchoon met vyfmaal zoo veel gewoone lucht vermengd, echter de vlam van een kaars aanftonds uitdoofde (/). Deeze gephlogifteerde lucht bedraagt echter zeer weinig in vergelyking van de gedephlogifteerde lucht, welke de planten by dag geeven (f). Volgens de bereekening van Dr. Ingenhousz bedraagt al de lucht, die een plant by nagt geeft, niet het honderdfte gedeelte van de hoeveelheid gedephlogifteerde lucht, welke zy daags uitademt (»). Het blykt uit deeze ontdekkingen, dat een plant in gephlogifteerde lucht gefteld dezelve zoo veel meêr of minder verbeeteren moet, naar maate zy aan de zonnefchyn of het licht zyn bloot gefteld. Dus ziet men ook hier uit de reeden, waarom de verbeeteringen der lucht door planten zoo verfchillend geflaagdzyn: vermits men by deeze proefneemingen op het meerder of minder bloot ftaan van de plant aan de zonnefchyn en het licht geen acht gegeeven heeft (y). §• 43- De blaaden en jonge fpruitzels der planten geeven alleen gezuiverde lucht; de wortels, bloemen, en vrugten geeven een weinig lucht, doch deeze is altoos gephlogijleerd; volwaszene blaaden geeven meerder en zuiverder lucht dan onvolwaszene. A. Dat O) Experim: upon Veget: pt: 2. fefh V. CO Ibid: P: 2i7- 2l8« 00 Ibid: F 47* 00 Prieftky Exper: and obferv: T. IV. 208.200.  ën gedephlogisteer.de luchten. 73 A. Dat de jonge fpruiten ook gedephlogifteerde lucht geeven, heeft Dr. Incènhousz bevonden, met jonge Ipruiten van wilgen-boomen, van welken hy de blaaden afplukte (m>). B. Hy heeft verfcheidene bloemen als de gouds-bloem, de bloemen van ca mille en anderen in water gelegd, en ze aan het daglicht en de zonnefchyn bloot gefteld: doch verkreeg maar weinig lucht uit dezelven, en deezé was altoos zoo verre gephlogifteerd , dat zy de vlam van een kaars aanftonds uitdoofde (V). C. Van de luchten, welken de vruchten uitgeeven, heeft hy de lucht uit de appelenen franfcheboonen onderzogt : de weinige lucht uit beiden was gephlogifteerd (y). D. Omtrent de wortels' heeft hy onder anderen die van de mojlaard-plant, en van de geweene biezen beproefd, en bevonden , dat zy beiden een weinig lucht gaaven, die de vlam van een kaars uitdoofde. De wortels der becabunga gaaven eene maatige hoeveelheid lucht, en deeze was zoo goed als gewoone lucht; al de overige wortels , die hy beproefd heeft, getuigt hy flegte lucht gegeeven te hebben (s). E. Wat aangaat de blaaden: hy heeft in een wyngaardrank bevonden , dat de volwaszene blaaden de mcefte en grootfte lucht-bellen opgaven, de halfvolwaszencn minder, en de nieuws ontvouwde blaaden gaaven zeer weinig lucht. Hy ftelde vervolgens in een glas alleen volwaszenen, en in een ander glas alleen jonge wyn- gaard- (w) Experhn: upon Veget: p: 238. (x\ rIbid: p: 225. 227, (V) Ibid: p; 233. 234. 00 «ad: p: 228. 229. - K  74 VERHANDELING OVER DE GEPHLÖGISTEERDE gaard-blaaden: de luchten hier uit voortgekomen beproevende zag hy, dat de lucht uit de volwaszene blaa* den veel zuiverder was dan de andere (a). § 44- Wanneer de planten geen gedephlogifteerde lacht uitademen, hefmetten zy de lucht met het phlogifton, hetgeen zy uitgeeven. De wortels, bloemen en vruchten geeven altoos phlogifton aan de lucht over. Dat de planten 's nagts aan de lucht eenig phlogifton overgegeeven, blykt uit de proefneemingen, welken Dr. Ingenhousz met verfcheidene planten heeft in 't werk gefteld (f). Zommige planten befmetten de lucht meêr dan anderen. De walnoot befmet de lucht het fterkft; de wyngaard het minft van veele andere boomen. Door de koolplant wordt de lucht 's nagts zeer weinig befmet (/). Verder hebben zyne waameemingen geleerd, dat alle de door hem beproefde wortels, de becabunga alleen uitgezonderd, ten allen tyde phlogifton aan de lucht overgeeven (//). Hy heeft ook alle bloemen beproefd, welken hy vinden konde , en bevonden, dat zy allen, zoo wel by dag als by nagt, en in de zonnefchyn als in de fchaduw, de lucht eenigermaate met phlogifton befmetten (e). Ten opzigte van vruchten nam hy waar, dat zy allen, zeifs de fmaakelykfte vruchten , als de perftken , de drui- (a) Experim: upon Veget: P: 273- «74- 00 ">id: P:207- 2I4« CO PJ ïfl. £9 Ibid: p: 2SQ. (O Ibid: p: 55 en 227.  en gedephlogisteer.de luchten. 75 druiven , de appelen en de moerbefiën, de lucht in eene aanraerkelyke maate met phlogifton befmetten; echter fchynt de zonnefchyn in 't algemeen deeze uitvloeijing van phlogifton uit de vruchten meer tegen te gaan, dan die van de wortels en de bloemen. Een perfik bevond hy eene hoeveelheid lucht, die zesmaal grooter dan zyn omtrek was, in weinige uuren zoo verre te kunnen bederven , dat 'er geen kaars in branden, nog dier in ademen kan. De onrype vruchten befmetten de lucht niet minder fterk (ƒ). 45- Het phlogifton, hetgeen de planten van de ingeademde lucht aanneemen, dient haar waarfchynlyk tot voedzel. De ondervinding leert immers, dat de planten weeliger groeijen in lucht die gephlogifteerd is , gelyk wy §. 9- gezien hebben; in gedephlogifteerde luchten daarentegen zien wy de planten kwynen §. 24. §. 46. Indien men nu deeze ontdekkingen omtrent de ademhaaling der planten, en die geene die het nut der dierlyke ademhaaling aantoonen, met elkander vergelyke, dan geeven zy eene treffende befchouwing, die ons over de eenvouwige orde, door welke dé groote Schepper de Natuur in ftand houdt, doet verbaasd ftaan, en aan ons zwak begrip een fchitterend voorbeeld Zyner oneindige Wysheid voor 0ogen ftelt. Die- (f) Ibid: pt: i. feft: XV. & pt: 2. ftft: XI. K 2  7(5 VERHANDELING OVER DE GEPHLOGISTEERDE Dieren en planten ademen dan beiden de lucht, doch tot verfchillende, tot tegenovergeftelde eindens. De lucht ondergaat by haare ademing door dieren en planten tegenovergeftelde veranderingen, die juiffc zodanig zyn, dat, daar de lucht by haare ademing door de dieren onbekwaam wordt, om weder tot dierlyke ademhaaling te dienen, zy integendeel by haare ademing door de planten juift die verandering' ondergaat, die haar Weder tot de dierlyke ademhaaling bekwaam maakt. Het dierlyk lichaam heeft doorgaans te veel phlogifton: devoedzels en vochten,welken menfchen en dieren gebruiken, houden meêr phlogifton in, dan het dierlyke lichaam bevatten kan. Dit overtollig phlogifton is voor het dierlyk',ftelzël zoo fchadelyk, dat, zal het blyven leeven, het zich van hetzelve ontlaften moet. Om dit overtollig phlogifton te ontlaften , heeft de Schepper aan de dieren de ademhaaling gegeeven. De lucht van den dampkring heeft ook juift die gefteldheid,dat zyhet overtollige phlogifton uit ons bloed kan overneemen: zy wordt ten dien einde in de longen ingeademd, raakt daar de tedere vaatjes, door welken het bloed doorloopt, en trekt door dezelven het overtollige phlogiston uit het bloed aan. Dan de lucht kan maar eene zekere hoeveelheid phlogifton aanneemen : de dampkring zou dus door de geduurige ademing met phlogifton. opgevuld worden, en dan geen phlogifton meêr kunnende aanneemen ter 'inademinge eindelyk geheel onnut zyn, indien de Schepper' geene middelen beftemd hadde, door welken de lucht van het aangenoomen phlo- gis-  EN GEDEPHLOGÏSTEERDE LUCHTEN. 77 gifton gezuiverd werd. Deeze zyn de planten. De planten ademen de lucht gelyk de dieren : die zelfde lucht, die door het ademen der dieren ter inademinge onnut geworden is, is dan zeer heilzaam voor de planten. Het phlogifton van die lucht gaat in de planten over, en haar groey en leeven wordt hier door bevorderd. De lucht wordt dan in de planten gezuiverd van het phlogifton,hetgeenzybyde ademing der dieren had aangenoomen, en door welks vermenginge zy ter ademhaalinge was ongefchikt geworden \ zelfs verheft de lucht in de planten veel meer phlogifton, als haar door de dierlyke ademhaaling wordt meêgedeeld. Derhalven is de lucht, zo als zy door de planten wordt uitgeademd , voor de ademhaaling der dieren by uitneemendheid bekwaam, en zy verbetert dus de lucht van den dampkring. Welk eene fchoone fchikking, door welke de hoogftwyze Albeftierder voor de onderhouding van het leeven van dieren en planten gezorgd heeft 1 Geen twyffelaar kan , dunkt my, zoo redenloos zyn, dat hy zich niet, by zulk eene befchouwing , als die van deeze waarheden, van hét beftaan eenes oneindig wyzen Scheppers overtuigen laate. VYFDE HOOFDSTUK. De proefneemingen omtrent de gephlogifteerde en gedephlogifteerde lachten leeren ons de beginzelen kennen, uit welken de dampkring K 3 he~  78, VERHANDELING OVER DE GEPHLOGISTEERDE beftaat; en bezuyzen, dat de eleclrifihe ftof boofdzaakelyk phlogifton is. §• 47- Het is §. 25. gebleeken , dat de gedephlogifteerde lucht, wanneer men 'er eene zekere hoeveelheid phlogifton aan mededeelt, aan de lucht van den dampkring zoo volkomen gelyk wordt , dat zy, zoo verre men kan nagaan, alle derzelver eigenfchappen bezitte. Billyk mag men dan hier uit befluiten, dat deeze door konft verkreegene lucht, welke aan de lucht van den dampkring zoo volkomen gelyk is, ook van denzelfden aart is, en uit dezelfde beginzelen is te zaamengefteld, als de lucht van den dampkring zelve. Vermits men nu weet, dat de gedephlogifteerde lucht uit zuur en aarde beftaat §. 20., en deeze gedephlogifteerde lucht alleen door byvoeging van phlogifton aan de lucht van den dampkring gelyk wordt §. 25., zoo is het dan klaarblykelyk, dat zuur, aarde en phlogifton de zamenft ellende beginzels van de lucht des dampkrings zyn. §. 48. Dat de ele&rifche ftof zoo niet geheel en al, ten minften hoofdzaakelyk phlogifton is, is zederd eenigen tyd het meeft heerfchend gevoelen der natuurkundigen geweeft;geene ondervinding bewyftdit duidelyker,dan de verandering, welke de lucht door de electrifche ftof ondergaat: wanneer men namentlyk eene electrifche ontlafting door eene geringe hoeveelheid gewoone lucht laat  EN GEDEPHLOGISTEERDE LUCHTEN. 79 laat gaan, zoo wordt derzelver uitgebreidheid hier door verminderd, en deeze vermindering gaat even ver, als in andere gevallen, waarin de lucht met phlogifton gefatureerd wordt §. 4. Zy bedraagt volgens de waarneemingen van Dr. Piuestley (g), waarmede ook myne waarneemingen, die ik met foortgelyken toeftel verrigt heb, overeenftemmen, doorgaans een vierde of een vyfde van haare uitgebreidheid. Daarnu volgens deeze ondervinding de eleclxifche ftof denzelfden invloed op de lucht heeft als het phlogiston, mogen wy dan hier uit niet voor beweezen houden , dat de ele&rifche ftof of phlogifton zelve zy, of 'cr ten minflen voor het grootfte gedeelte uit beftaat V ZESDE HOOFDSTUK. Welke gevolgen, die ten natte van de menfehen of de zamenleeving dienen, de ontdekkingen omtrent deeze luchten medebrengen, of uit dezelven kunnen voortvloeijen ? §• 49. Zy leeren ons, waarin de befmetting der lucht beftaat, die dezelve ter ademhaalinge onbekwaam maakt; door welke oorzaaken deeze befmetting wordt te weeg gebracht; en wat men derhalven ter voorkominge van dezelve te vermyden hebbe. Immers is het by deeze proefneemingen gebleeken, dat (g) Exper: and obferv: vol: I. p: 181, et vol: IV. p: 285.  80 VERHANDELING OVER DE CEpHLOGISTEERDE dat de lucht in alle die gevallen, in welke zy met phlogiston wordt opgevuld, ter ademhaalinge ongefchikt, of gelyk men gewoonlyk zegt, befmet wordt. Dus dan de oorzaaken, welke de lucht befmetten, die geenen zyn, bv welken de lucht met phlogifton wordt opgevuld, en derhalven leeren wy hieruit, wat men om de befmetting der lucht, waarin men leeve, te doen en te vermyden hebbe. i.) Vermits door de ademhaaling zelve phlogiston aan de lucht wordt overgegeeven, zoo zien wy hieruit, dat dë lucht, waarin wy ons ophouden, met flê lucht van den dampkring gemeenfehap behoort te hebben, op dat .zich het uitgeademde phlogifton in dezelve verfpreiden kan: vermits anders de lucht,waarin wy leeven , indien zy met den dampkring weinig of geen gemeenfehap had, met dat phlogifton zou belaa-. den blyven. , Men behoort derhalven zorge te draagen, dat het vertrek, waarin wy woönen,zoo het geene opene fchoorfteen heeft, niet te dicht geflooten zy, maar met de lucht van den dampkring eene genoegzaame gemeenfehap hebbe , ten einde het uitgeademde phlogiston zich in dezelve verfpreiden kan; of verkieft men, om alle tocht te vermeden , alle reeten en openingen te fluiten, dan behoort men een ventilator in de raamen te plaatzen Qi\ Een m Een Ventilator is een klein beweegend rad,> ui? tepels al» een Jcheprad betraande, hetwelk ineen glasraam in pliatzevan een ruit gefteld zyn de door den geringften tocht omloopt; hierdoor wordt een gedeelte van de lucht van ae Kamer naa buiten gevoerd , «n te gelyk brengt hetzelve rad even zo veel verlette lucht naa binnen.  EN GEDEPHLOGÏSTËËRDE LUCHTEN. Bi Eene tweede'oorzaak van befmetting, welke de gemeenfehap van de lucht van het vertrek, waarin men woont, met de lucht van den dampkring noodzaakelyk maakt, zyn de vuuren en kaarszen. Ik fpreek hier • niet van het vuur, dat op haard-fteden en in kachels geftookt wordt; het phlogifton , dat daaruit voortkomt, wordt door den luchtftroom, die van het brandende vuur door den fchoorfteen- of kachel-pyp opryft, medegenoomen: maar ik bedoel het vuur, hetgeen men tot verfchillende oogmerken in het vertrek gebruikt; dit immers gelyk ook de brandende kaarszen, geeft zyn phlogifton over. Hoe zeer de lucht in een te dicht geflooten vertrek hier door befmet zou worden, kan men licht opmaaken, indien men in aanmerkinge neemt, in hoe korten tyd een gewoon glas vol lucht door een kooltje vuur en noch veel korter door de vlam van een kaars gephlogifteerd wordt. Is 'er in 't vertrek een opene fchoorfteen, dan heeft men hiervan weinig nadeel te wachten, alzo dezelve een genoegzaame gemeenfehap met den dampkring geeft; men behoorde daarom geene andere vertrekken tebewoonen, dan die, waarin fchoorfteenen zyn, en dezelven zoo wel des zomers als des winters open te houden; doch is men in een vertrek, hetwelk van geen fchoorfteen of ventilator voorzien is, en is het daarenboven klein, dan moet men ergens eenige opening maakert, of weinige kaarszen branden, en al het overtollige vuur vermyden. In kleine geflootene vertrekken is het daarom zeer aantepryzen de kaarszen te ftel- L ten  82 verhandeling over de gephlogsiteerde len onder een trechter, van welke een pyp naa buiten uitloopt: de verwarming en daardoor ontftaane uitzetting van de lucht onder deezen trechter is oorzaak, dat 'er een geduurige luchtftroom door dezelve opryft, waardoor niet flegts het phlogifton, dat de kaars uitgeeft, naa buiten gaat, maar ook de lucht van't geheele .vertrek gezuiverd wordt, vermits 'er telkens zoo veel verfche lucht van buiten indringt, als door den trechter naa buiten uitftroomt. 2.) Ten anderen behoort men buiten de vertrekken, vooral wanneer zy. klein en van geene fchoorfteen en voorzien zyn, te houden alle ftoffen, die veel phlogiston uitgeeven: gelyk voornaamentlyk i.) alle rottende ftoffen; 2.) vermits de waarneemingen van Dr. Ingenhousz geleerd hebben, dat de bloemen en de vruchten eene aanmerkelyke hoeveelheid phlogifton aan de lucht overgeeven, zoo zien wy, dat het niet raadzaam is, eene groote menigte bloemen of vruchten in de vertrekken te houden; 3.) dewyl de meefte verwen, zoo lang zy niet opgedroogd zyn , veel phlogifton aan de lucht mededeelen, gelyk de proefneemingen §. 4-gemeld geleerd hebben ', zoo dient dit ook ter onzer onderrigtinge, dat men zich in geene nieuws geverwde vertrekken moet ophouden, zoo lang de verw met opgedroogd is. Wel is waar in de open lucht is het wechneemen van phlogifton: uitgeevende ftoffen minder noodzaakelyk, echter niet geheel . nutteloos : groote hoeveelheden -phlogifton uitgeevende ftoffen befmetten den dampkring  EN GEDEPHLOGISTEER.DE LUCHTEN. 8$ kring aanmerkelyk, gelyk de fchadelyke luchtsgefteldheid van plaatzen, die in de nabyheid van moeraszen geleegen zyn, ons leert; 't is derhalven voor de gezondheid fchadelyk, wanneer men verwaarlooft groote hoeveelheden rottende ftoffen uit den wech te ruimen , vooral in de naauwere firaaten der fteden, waar de wind weinig luchtsverwiszeling kan te weeg brengen. Men ziet ook hier uit, dat alle fabrieken, waar-, by men de ftoffen, welken men bewerkt, laat rotten, gelyk ftyfzelmaakcryen, leemmaakeryen of anderen, de lucht befmetten , en derhalven in de fteden niet behoorden toegelaaten te worden. §• 5o. De Eudiometer, een werktuig door hetwelke men de lucht van alle plaatzen, en in alle omftandigheden beproeven kan, in hoe verre zy ter ademhaalinge gefchikt is, is één der nuttigfte ontdekkingen, welke men aan de proefneemingen der gephlogifteerde luchten te danken heeft. Hiermede kan men door de vermenging der falpeterlucht naauwkeuriger beproeven, in hoe verre lucht,welker trap van zuiverheid men verlangt te weeten , met phlogifton belaaden is , dan door de manier, welke ik §. 6. noot (Jï) befchreeven heb. Van welk eene waarde dit werktuig zy, ziet elk gemakkelyk in: hiermede kan men i.) den ftaat der lucht van alle plaatzen, in hoe verre zy naamentlyk meêr of min ter ademhaaling gefchikt is, naauwkeurig beproeven, en dus hier uit met meerder zekerheid bepaalen, wel? L 2 ke  84 verhandeling over. de gephlogisteerde ke luchtftreeken men ter bevorderinge zyner gezondheid te verkiezen hebbe. Men ziet dit door de waarneemingen van M. Laudriani op zyne reize door Italië beveftigd, welken ik met zyne eigen woorden zal mededeelen. „ Ik heb „ van mynen Eudiometer op myne reize door Italië ge„ bruik gemaakt, waarby ik het genoegen gehad heb „ van my te overtuigen, dat de lucht van alle die plaat* zen, welke door de inwooners door eene lange on- dervinding voor gezond gehouden worden , ook „ door middel van myn werktuig in een zeer hoo„ gen trap zodanig bevonden is; zoo dat de waarnee„ mingen desaangaande zeer wel met de verftandelyke j, befchouwing overeenftemden. Op de gebergtens by „ Pïfa beproefde ik de lucht op verfchillende hoog„ tens: ik begon op de vlakte, ging voort tot de top„ pen, en bevond eene merkelyke verfcheidenheid in £ de luchtsgefteltenis; naar maate ik hooger klom,be„ vond ik ze op eiken afftand zuiverder. Dan op den „ Berg Vefuvius dezelve proeven doende , vond ik „ juift het tegendeel van 't geen ik op andere Bergen „ had waargenoomen: naar gelang ik de lava en de „ mond der uitbraakzels (terwyl ik te Napels was, was 'er eene nieuwe uitbarfting begonnen,) naderde, „ bleek door myn Eudiometer, dat de lucht aanmerke.„ lyk meêr befmet was. De lucht der Pontynfche moe- raszen , die van den Sciroccho te Romen (welke $ zoo ongezond is), die van de Campagna Romana, ?, van de Grotta del Cane, van de Zolfatara te Napels , „ va»  en gedephlögisteerde luchten. 85 „ van de baden van Nero te Baja, van de Toscaanfche „ zee-kuft, zyn allen door my beproefd, en ik heb ze „ allen bevonden, zoo als ik uit de daagiykfche on„ dervinding gewagt had (?)'.!' 2.) Met den Eudiometer kan men den ftaat der lucht in zieken-kamers , hospitaalen en gevangenhuizen onderzoeken, en dus beoordeelen, of de lucht in dezelven zoo verre befmet wordt, dat het noodzaakelyk is middelen ter zuiveringe in het werk te ftellen. Van alle Eudiometers, welken men tot nu toe uitgedacht en befchreeven heeft, is naar myn inzien die van den Heer de Magellan de befte: deeze kenne ik by ondervinding, en heb dezelve in alle myne proefneemingen zeer naauwkeurig bevonden ; ook is derzelver behandeling na een weinig oeffening gemakkelyk ; dan vermits deszelfs volledige befchryving en naauwkcurige afbeelding, zoo als zy door den vinder gegeeven is, voorleeden jaar in het nederduitfch vertaald (£) en voor een geringen prys te bekomen is, zoo acht ik het onnut met het uitfchryven derzelve deeze verhandeling te vergrooten. §• 5i. Thans zien wy ook uit deeze ontdekkingen , hoe men veelal verkeerdelyk gemeend heeft, dat de hoornen de luchtsgefteldheid bederven kunnen: zy leeren integendeel, dat boomen en planten de werktuigen zyn, waar- rSf>TxFr^Ii!ey ExPerim: and obferv: vol: hl the appendix No. IV. p:38o. 38r; W^Belcbryvlng van een glaazen werktuig enz:, door J:H: de Magellan, Utreen! L 3  36 verhandeling over de gephlogisteerde waardoor de lucht van het aangenomen phlogifton gezuiverd, en ter ademhaalinge gefchikt gehouden wordt. Men ziet derhalven, hoe nuttig het zy fterk bevolkte plaatzen, zoo veel mogelyk is, van boomen te voorzien, ten einde door dezelven het uitgeademde phlogifton worde opgeflorpt. Ook wyzen deeze ontdekkingen aan, hoe wy door het groeijen der gewaszen de lucht in onze vertrekken zuiveren kunnen. Echter hebben de laatfte waarneemingen van Dr. Ingenhousz ons tot meerder behoedzaamheid aangefpoord : vermits uit dezelven gebleken is, dat alle die planten, die aan de zonnefchyn of het fterke daglicht zyn blootgefteld, de lucht zuiveren, en dat anderen, die minder aan het licht bloot ftaan, integendeel eenig phlogifton uitvloeijen; als ook dat de lucht des nagts uit alle planten min of meêr phlogifton ontfangt. Wil iemand dan de lucht van zyn vertrek door planten zuiveren, hy behoort dezelven 'er alleen by dag intezetten, en haar zoo de kamer door de zon befcheenen wordt, in de zonnefchyn of anders in het fterkfte licht te ftellen; en dewyl ook Dr. Ingenhousz ons geleerd heelt, dat de bloemen eenig phlogifton uitgeeven, zoo behoort men derhalven tot dat oogmerk weinig bloeijende gewaszen te verkiezen. §• 52- Vermits de gedephlogifteerde lucht zoo gefchikt is voor de ademhaaling, dat een dier in eene zekere hoeveelheid van deeze lucht veel langer dan in gewoone lucht leeve, zoo is het waarfchynlyk, dat men van dee-  en gedephlogisteer.de luchten. 8? deeze heilzaame lucht in zommige ziektens met groot voordeel zal kunnen gebruik maaken. Tot nu toe heeft men dit niet beproefd: de moeijelyke bereiding cnkoftbaarheid der lucht is zekerlyk eene voornaame reden geweeft, welke dit heeft terug gehouden; dan nu men uit de falpeter de lucht voor een geringe prys bekomen kan, is het de tyd, dat men deeze veel belovende geneeskundige beproeving der gedephlogifteerde lucht beginne. §• 53- Men heeft veel reden om te denken, dat deeze lucht ook tot andere heilzaame gebruiken zal kunnen dienen. Het komt my zeer waarfchynlyk voor, dat men deeze lucht met groot voordeel ter herftellinge van drenkelingen of geflikten zou kunnen aanwenden, wanneer men dezelve voorzichtiglyk in de longen inbracht: want, vermits de oorzaak des doods in verdronkenen en geflikten, gelyk wy gezien hebben, daarin geleegenis, dat het bloed der longen zyn phlogifton aan de ingeademde lucht niet kan overgeeven, en van daar met phlogifton blyft opgevuld , zoo fchynt het dan ten hoogften waarfchynlyk, dat de inbrenging van deeze lucht, welke het phlogifton zoo fterk aantrekt, en dus het bloed op het fpoedigft van die doodelyke ophooping van phlogifton ontlaften kan, het befte middel moet zyn om bykans geftorvene drenkelingen of verflikten te redden. Quid yerum, — euro et rogo et omnis in hoe fum. Horatjus.