H 91 1090   0fST>. KERMIS-TAFREELTJES, in ceStste KUNSTPLAATJES, op boert- en eh.nstigen dichttrant beschreven* Tot nut en vermaak voor kinderen van allerlei ouderdom. TE DORDRECHT, b ij A. BLüSSÉ & ZOON.   INHOUD. DE tl ER MAN. SE DRAAISTER. SE KONSTEN AAK.. BE LIEDJESZANGSTERt SE HONDENDAK S. DE KOEKKRAAM. DE GOCHELAAR. DE TOO VERLANTAARN.   Deze Tafereeltjes verdienden in meer handen te k«. men dan zij tot nog toe waren gebragt. De Versjes, waarmede zij vergezeld werden, fchenen nauwelijks terekend voor zulke Lezers, als waarvoor zij gefchikt zijn. Thans heeft een oud kindervriend zich, in een uur van uitbanning, verledigd, om, in deplaatfe daarvan, geheel nieuwe te ontwerpen. Zeer weinige regels alleen heeft hij behouden; in al het overige heeft hij meer doelmatigheid betracht. Nu heeft hij ook het genoegen van zich te mogen vleijen, dat zijne behandeling eenigzms flroke met de denkwijze van eenen der sprbkers bij ie Imfie '9&  tlgemeene vergadering onzer loffelijke Maatfchappij totnuïvan't algemeen, „om allerlei „ foort van volksvermaaklijkheid, de Liedjeszangfters „ niet uitgezonderd, eene min fckadelijke, en zelfs „ nuttige rigting te geven'." Mag hij befpeuren dat zijn arbeid den Medeleden van dat voortreffelijk Genootfchap niet ongevallig zij; het zal hem verder voor eenen niet geheel ongelukkigen uitjlag genoegzaam waarborgen.  AAS O £ VADERLANDSCHE JEUGD. H Is niet immer tijd van zorgen, , 'Somtijds moet het zorgvliet zijn, 'Vriendjes ! dat een Juf er kwijn, Tot den avond van den morgen, ■:' ' Fan de v/ieg tot aan het graf; Zoo is 't leven flechts een ftrafi '& Zocht bij wijlen u te flkhten: 'k Fond het altijd nut en goed 't Onbedorven teêr gemoed Te onderhouden van de pligten, Die, langs duizend kronke!paênt Leiden op de regte baan ; A 3 'k Moest  'k Moest tiitt zelden ernjllg wezen, Wufte fpeelzucht, ledigheid, Kwaad dat fleeds tot erger leidt, Als een ioze /lang doen vrezen ; Werk, ten halven afgedaan, Zei ik fleeds , zal nooit bcftaart. Maar de rasvervlogtn jaren Vai de lieve, zoete jeugd, Voegt ook fomtijds gulle vreugd, En , bi' -t wisjien van mijn fnaten , Denk ik thans, vernoegd van geest: ,, Ik ben ook eens jong geweest," Daarom heb ik dees tooneeltjes Van de Reedfehe Kermispret, Jonge Hén, u voorgezet, En er luchie Jhhltafreeltjes Bij gefchetst, met losfe hand, Zoo ik we/isch, naar uw verjland. B E    D E LIERMAN. Het kermis-fpeeltuig is de lier, En onze Liereman Toont met zijn blij gelaat en zwier Dat hij het kunstje kan. Het fchel en ritfelend geluid Klinkt over weg en ftraat. Klein jansje wil de-voordeur uit, En huppelt op de maat. Aan 't ernftig wezen van papa Is 't of hij 't fpel veracht; Doch welkom is het bij mama, Als jansje flegts eens lacht. A 4 Maar ,  Maar, ernst of fpel, de kermisvreug-1, Komt eenmaal fiegts in 'c jaar; Dan jokt de greisheid met de jeugd, En denkt aan ;een nezwaar. Komt, laat cns dan eens vrolijk zijn: Met mate kan 't g«u kwaad; Maar dartelheie baart altijd pijn s Berouw volgt overdaad. D E   DE DRAAIJSTER.  D E LIEDJESZANGSTE?- Liedjeszangfters, wilt gij zingen, Zingt van geen verfleten dingen, Haalt geen vodden overhoop; Brengt ons goede waar te koop. Als gij zo ut mans zeeviktorij, En de onfterfelijke glorij Van dien wakkren waterheld, Ons al zingend hebt vermeld, Zingt dan ook van blonde truitje, Langen te u nis poezel bruitje. Vrijden zij wel negen jaar, Eindlijk worden zij een paar! Zingt ook, wilt het niet vergeten, Hoe de Prins der dorps-poëten, A 7 JOOST  € n 3 joost van duel , aan maaike pbokk Driemaal koek en vijgen fchonk. Maar, wiit gij de vreugd vermeert» Eoor uw lustig kwinkeleren, Z?g ons ook hoe pier van diep Zevtn blaauwe fchenen liep. Wilt vooral in 't zoete blijven. Schreeuwt uiet meer van wanbedrijven, Meisjes rooven , brand of moord, Die men ftraft met roede of koord. Op de kennis voegen grappen, Om te zingen of te fnappen ; Wacbt u Hechts, bij al die vreugd, Voor ontftichting van de jeugd. D E   DE HONDE N- DANS .  1 ïS D D E hondenda ns. Arme hondjes, moet gij danfen, Op uw achterpootjes gaan ; Happelen, als vlugge Franfchen, Met uw apenrokjes aan!... Tracht uw pasje* we' te maken Op h.et doedel?aks-gepeep; Houdt de maat voor alle zaken, Anders krijgt gij met de zweep. Dat gaat loflijk; boer en heeren, Vrijers, vrijfters, oud ja jong, Die u tripplen zien of kecren, Zijn voldaan op eiken fprong. Stomme diertjes, 'k moet u prijzen, Dat je uw best zoo lustij doet; Ka  Nu zal elk n gunst bewijzen, Duitjes werpen in den hoed. Wint gij voor den Baas gene ver, Koek en koSj voor zijn Wijf, Dan verkrijgt gij kuit en lever, Voedfel voor uw mager lijf. Jongelingen, die het voorbeeld Van dees arme hondjes ziet, En het licht als laag veroordeelt; Zijt gij wijs, veracht het niet. Immers, om het fobre kostje Dient er thans al veel gedaan; Die niet ijvert op zijn postje, 't Zal hem zeker flecht vergaan. P K   ■DE KOEK - KRAAM .  D E KOEKKRAAM. O Vrijers, in uw zondags pakjes, Die vol en zoet te kermis gaat, En Meisjes in haar beste jakjes Zoo fier komt leiden langs de ftraat; Weest welkom, welkom, als voor dezen: Bij mij is 't puikje , beste maats , schoonhoofsche piet, alom geprezen ; Hier Maat hij op zijn oude plaats. Fonteinkoek, lekker, malsch en geurig, Daar Amfterdam voor zwichten moet; Ook heilikmaker heb ik keurig, Als fuiker en als kruid zoo goed. Kom, bastiAan, uw inclinatie Krijgt lust, ik zie het aan haar neus; Koopt,  C ft 1 Koop haar een pondje fjéculatie, Of Zeeuwfche rotjes, naar heur keus, Of hebt gij lust om eens te hakken, Zie hier een wereld van een koek : Voor knupplen is hij ook gebakken; Gij kunt hem winnen, zijt gij kloek. Koek ; koek is 't ware, hupfe boeren ; 't Is echte vaderlandfche kost. Die op zijn tijd weet koek te voeren Wordt fteeds van veel bezwaar verlost D S   JUK TUVJËKLANÏAERN .   JiiE GO CUE t, AAR .  C $ I D E GO C HEL AAR. Ziet hier het wonder onzer dagen; Zoo was het nimmer nog te zien! Wie lammert of van gussum zagen , Die zagen niets met al, goelien. Vuurkolen te eten, rook te blazen , Is hier het werk flecht van hans wok st. Dat moet thans niemand meer verbazen ; Dees drinkt heet water voor den dorst. Maar treedt toch binnen, treedt, toch biun.n: Terftond vangt mir an po li. aan ! Het Avondfpel zal ftraks beginnen. Hij' doet dat niemand heeft gedaan. Ulet kaarten fpeelt hij, en met bektrs; Dat is, als Gochtlaar, zijn vak: Keifteenenkaauwers , IJzerbrektrs, Hij doet als gij, op zijn gemak. Daar wordt een gouden ring l.crfcha?c;i Eerst in een rat, dan in een pruik ; Een  Cm) Een Bremer flaat er bij te gapen, En krijgt een zwaard dwan 'oor zijn buik. Geen nood! mj is ai weer genjzen! Een Juffer, die haar ni usi limit, Gevoelt iets kr;ew!en; wat zal 't wezen? Ziedaar, er komt een kikvorsen uit. Hij doet al wat hij wil verdwijnen, Tot zelfs de fpecie uit uw buil, En weer, wat elk verlangt, verlchijnea, Een Chinaasappel. of een uil, Of wat er iemand-mogt begerenEn , echter, 't is geen toverij: Vlet hokus bokus pas te leren Brengt gij het ligt zoo ver als hij. Of dan een Boer het niet kan vatten, Ja foms een Steeman flaat en fuft; Vernuft verfchaft ons eer en fchatten, Geen beter üjfrent dan vernuft. Maar fchrander moet men zijn , en handig; '->at komt in elk bedrijf te pas, En de oude c« ito zei, verflandig: » De Wereld is een Gocheltas." * 3 DE