R E I S y k N LORD MACARTNEIJ.   REIS VAN LORD MACARTNEIJ, MAAR CHINA. DOOR. GEORGE STAUNTON. UIT HET ENGELSCH. MET BLAATEN EN KAARTEN. DERDE DEEL. te AMSTERDAM, sij JOHANNES ALLART. MDCCXCIX.  01,687   & E I S van het BRITSCHE GEZANTSCHAP naar CHINA. XI. HOOFDSTUK; Vaart van de qui - san - eilanden naar chu-san , aan china onderhoorig. waarneemingen aldaar. INHOUD. verbetering der voorige kaart van de Chu-fan-eilanden. — De brik Clarence wordt naar de haven van Chufan gezonden. — Algemeene befchrij» ving der Chu-fan-eilanden. — Di Engelfchen bezoeken het eiland Lowaftg. — Haven van Chu-fan. — Be' zoek aan den opperbevelhebber Van Chu-fan gegeeven. — De reizigers begeeven zich naar de Jïad Ting-hah III. deel. A tad  a INHOUD. —■ Van haare ft raat en. — Huizen. — Markten. — Van de kleeding der inwooneren. — Van de voeten der Chineefche vrouwen. — Gisfing over den oorfprong dier gewoonte. — Waarom de Europeeën de uitwerkingen der hitte meer gevoelen , dan de Chineezen. — Van de gehoorzaal des opperbevelhebbers. — Groot aantal fraaie lantaarnen. —■ Groote lantaarnen, geheel en al van hoorn gemaakt. — Wijs, op welke men die lantaarnen maakt. — Laage hoorntjes, welken men in de gehoorzaal des opperbevelhebbers zag. — Kunst der Chineefche tuinlieden , om die hoorntjes zoo klein te houden. — De bevelhebber van Chu-fan bezorgt den Engelfchen lootfen, om hen naar en door de Geele zee te geleiden. — Een Chineesch arts bezoekt eetf zieken Engelschman aan boord van de Clarence. — De bevelhebber zelf begeeft zich aan boord van de Clarence. — Wijs, op welke de Chineefche artfen den pols der zieken onderzoeken. — De Clarence vertrekt uit de haven van Chu-fan. — Gevaarlijke draaikolk. —> De Clarence voegt zich we-  INHOUD; 3 weder bij de overige fchepen — De gezant wordt genoodigd, om zich aan land te begeeven. — Hij bedankt voor die uitnoodiging. — De fchepen gaan weder onder zeil. ^Nadat de fchepen in den morgenftond, Vaart die nog tot den fcheepsdag van den tweeden van Hooimaand des jaars Ï793 be- Den hoorde O) , hunne ankers geligt had-^"* den, om de haven van Chu-fan meer x&Hooinaderen , was het niet zonder merklijke l?9^ ' moeite , dat zij aan den gang geraakten; vermits zij door een ongeloofllijk getal grooter en kleiner Chineefche booten, welken de nieuwsgierigheid, om Europeeërs en Europeefche fchepen te zien, had In't laatst van het voorgaande tweede deel deezer reis , heeft de fchrijver aangemerkt, dat men op de fchepen gewoon is , den dag of het etmaal van vier en twintig uuren te rekenen van twaalf uur des middags tot den middag of twaalf uuf van den volgenden dag, zoo dat, gelijk hier boven gefchiedt, de ocbtendftond van den derden van Hooimaand nog tot den tweeden dier maand gerekend wordt. Wanneer, men dit in acht neemt j begrijpt men des fchrijvers meening. Aant. dit HEPERD. VERT. A 2  4 BRITSCH GEZANTSCHAP Vaart had aangebragt , in haare vaart grootltjks C/tu-fan. belemmerd werden. — Zij kwamen echBen ter ten laatfte uit het gedrang. De vertyan'len fchijning van zoo veele Chineefche booten Hooi had, van den anderen kant , het voordeel *793' ' voor ^e Engelfche fchepen , dat de Indoftan zich daaruit van eenen loots , een' man van kunde en ervarenheid, voorzag. — Hij ftuurde (b) het fchip , eerst, door (£) Men zie de kaart, getekend N5. XI, en tegenöver bladz. i geplaatst, Op dezelve kan men den geheelen koers van het eskader, niet alleen van de Qui-firn-eilanden, maar zelfs uit de haven van Turon, tot den mond der Pei-ho-rivier, in de golf van Pe-tche-li, of Peking, duidlijk nagaan. Dewijl een groot gedeelte van deezen koers, naamlijk van de Chufan-, en zelfs van de Quifan-eilanden af, tot den westlijken uithoek der golf van Pe-tche-li, of Peking, nooit te vooren door Europeefche fchepen bevaaren was , en 'er ten minfte geene berichten van dergelijke fcheepvaart voorhanden zijn , heeft men voor de naauwkeurjgheid van het ontwerp deezer kaart bijzonder zorg gedraagen. — Bij de lijst der kaarten en plaaten in den oorfpronglijken Engelfchen druk, heeft men hieromtrent het volgende aangemerkt: „ Ten deezen opzigte heeft men alle vlijt aan„ gewend , om den waaren ftand der fchepen, „ daaglijks, op den middag , te bepaalen. Men „ deed dit, ten aanzien der breedte , door de „ raid-  naar CHINA. XI. hoofdst. $ door de ftraat, tusfchen de qui-san-^mm eilanden en het vaste land van China. nQhufan Daarna liep hij noordwaard, naar die an- Hen dere groepen van eilanden van verfchil *^ae^den lende grootte, in het midden van welken Hooi- , maand. heti7P3. „ middagshoogte der zon waarteneemen, of, wan„ neer het weer daarvoor niet gunftig was , door ,, dubbele hoogten te neemen. En, om de lengte te vinden , bediende men zich van verfcheiden „ zee-horologiën, welker gang men bij de Niko„ laas-kaap op het eiland Java beproefd had; of, „ men bepaalde dezelve door waarneemingen om„ trent den afftand van den rand of zoom der maan „ van de zon, of vaste Herren, op eenen en den„ zeiven tijd , wanneer de gefteldheid van het „ weêr en andere omftandigheden zulks wilden „ toelaaten, door onderfcheiden perfoonen gedaan. „ Dewijl verfcheiden deezer waarneemingen om„ trent recht tegen elkander over gelegen punten, „ en in het gezigt van het verre uitfteekend voor. [ „ gebergte van Sjan-tung, en ook toen de fehe„ pen, naderhand, bij den mond der rivier Pei- ho, in de golf van Peking, ten anker lagen, ge„ fchied zijn , mag men met grond onderftelien, „ dat zoo wel alle die liggingen, als ook de gehee- le koers, met een' grooten trap van naauwkeu. „ righeid, in deeze kaart getekend zijn." Gemaklijk kan men hieruit befluiten, hoe belangrijk deeze kaart voor de aardrijksbelcbrijving zij, en hoe zeer de zeevaartkunde door dezelve bevorderd worde. Aant. dei nederd. vert, A 3  Vaart naar Chu-fan. Ben tweeden van Hooimaand.1793. 6 BRITSCH GEZANTSCHAP het eiland chu-san gelegen is. — Het voornaamfte gevaar, welk men op de vaart tusfchen de Qui - fan - eilanden en het vaste land loopt, is dat van op een kleine rots , die bij hoog water bedekt is, te ftooten. Deeze rots is voor de eerftemaal gezien van het fchip Normanton, in 1736. In het gefchreeven dagverhaal van dat fchip wordt zij op de volgende wijs befchreeven: „ Zij ligt zuidwest ten westen van „ Patchcock, op den afftand van vier „ zeemijlen. Toen men dezelve ontdek„ te , was het getij op het eerfte vierde „ der eb. Binnen den afftand van vier „ of vijf Engelfche mijlen vertoon- de de rots zich niet grooter dan de » gro°' (c) Deeze plaats geeft mij gevoeglijkcgelegenh,eid, om mijne meermaalen gemaakte aanmerking, bij elk deel deezer reis, tc herhaalen. Men vindt, in deeze korte aanhaaling, de beide Engelfche woorden , om den afftand eener plaats van de andere uittedrukken gebruiklijk, naamlijk league en mile. Indien men nu beiden , zonder onderfcheid, door mijl, of mille, gelijk de Franfche vertaaler doet, overzet, misleidt men buiten allen twijfel den leezer. Het eerfte, of league , betekent eene zeemijl, waarvan twintig, en het andere, of mile, ?en  naar CHINA. XI. hoofdst. J „ groote boot of fioep van een fchip, „ wanneer zij het onderfte boven ge„ keerd is. Dewijl de zee toen zeer laag „ was, moet de rots bij fpringvloeden „ vrij diep onder water zijn." Men kan deeze rots gemaklijk mijden, wanneer men langs de Qui-fan-eilanden vaart, of zich ten minfte op eenen geringen afftand van dezelven houdt : want flechts één en eene halve mijl zuidwaard of westwaard van dezelven heeft men geen gevaar te vrcezen. In de fraaie verfameling van kaarten, door Mr. dalrymple uitgegeeven, vindt men ook eene van de Chu-fan-eilanden, door den kapitein thornton ontworpen. In die kaart ziet men een andere rots, een gewoone Engelfche mijl, waarvan zestig éénen graad uitmaaken. Dus komt het eerfte, of league, met onze zeemijl, of uur gaans, over een, terwijl, integendeel, drie gewoune Engelfche mijlen met één uur gaans gelijk ftaan. Het eerfte vertaal ik altijd zeemijl, of, wanneer de afftand op het land is, uur gaans; en het andere eenvouwiglijk mijl, of, fomtijds, duidlijkheidshalve , Engelfche mijl, hoedaanige ik 'ar altijd onder verftaa. — Men zie verder de Aant. O) onder bladz. 2 en 3 van het tweede deel deezer reis. — Aant. des nederd. vïrt. A 4 Vaart naar "hu-fan, Ben tweeden van Hooimaand.  Vaart naar Chu-fan. Den tweeden van Hooimaand. 8 BRITSCH GEZANTSCHAP rots, naar een fchip van dien naam, welk daarop ftootte , de holderness? rots genaamd. De klip is, in die kaart, overeenkomftig met de (trekking en de afftanden , in het logboek van dat fchip gemeld , op den afftand van niet meer dan drie Engelfche mijlen, van het klein eilandje , aan den zuidlijken uithoek van het groote, of grootfte van de groeve der Qui - fan - eilanden, aangeweezen; doch de Chineefche loots aan boord van de Indoftan wist van geene klip , op een* zoo grooten aflland van het ftrand. In de kaart, getekend N°. XII, en hier tegenover geplaatst, is de waare ligging der Holdernefs-rots ter neer gefteld volgens de ftrekkingen en afftanden, ons op eene verpligtende wijs door den fchildknaap, Mr. thomas fitzhugh, welke, toen, als reiziger aan boord van de Holdernefs was , en nu een van de bewindhebbers der Engelfche Oostindifche maatfehappij is, medegedeeld (c*). Hij inerkt aan, dat hij, terwijl de Holdernefs op de rotfen lag, de ftrekkingen dier rots waarnam, op de volgende wijss — „ De „ oostCs*) Men zie over deeze kaart nader de Aant. onder de volgende bladz. 24, enz.    \ naar CHINA. XI. hoofdst. 9 oostlijkfte uithoek van het eiland buf-' „ felssnuit Cc**') ftrekte noordnoord'" „ west ten noorden; het zuidlijkfte kleine ' „ eiland Qui - fan , zuidoost; de piek,' uit het midden van het tweede Qui-1 „ fan - eiland oprijzende, zuidoost ten oos» * „ ten, drie kleine rotfen , van welken „ Hechts twee bij hoog water te zien „ zijn, oostzuidöost ten zuiden ; het „ middenpunt, of ligchaam van het derde „ Qui-fan-eiland , oost op den afftand „ van één en een vierde Engelfche mijl; „ het noordlijkfte gedeelte van de groep ,, der Qui-fan-eilanden, noordnoordöost; „ het grootfte van de geheele groep der eilanden, de jonge honden, of de „welpen (^d) genaamd, noordnoord. „ west ten westen. — De ftrekkingen, in het dagboek zelve van de Holdernefs „ ter neer gefteld, zijn, naderhand, toen „ het fchip, op eenen afftand van de „ rots, ten anker lag, genomen." De koers, welken de fchepen hielden, liep tusfehen de Qqi- fan -eilanden en een klei- **) The Nofe of the Bufalt. (4) Tht melps. A5 'aart aar 'hu-fau, )en weeden an looi taand. 793-  Vaart naar Chu-fan. Den tweeden van Hooimaand.1^93- ' 10 BRITSCH GEZANTSCHAP kleine groep eilanden door, welken de Engelfchen den beer en de jongen (V) noemen. Zij liggen westwaard van de Qui-fan-eilanden, en dicht aan het vaste land van China. — san-man, of de Welpen, zijn een groep eilanden, noordwaard , en in 't midden der vaart, die naar Chufan leidt, gelegen. Westwaard van de Welpen, niet verre van het ftrand, is de zee vijf, en oostwaard zeven vademen diep. — Wanneer men van daar noordnoordwestwaard ftuurt, vaart men weder tusfchen eene groep kleine eilanden of rotfen door, die geen goeden ankergrond hebben. Onze , de Engelfche, zeelieden noemen ze de breeuwers (ƒ) en het rotsen-kasteel (g). Oostwaard tegenover dezelve , ligt een klein eiland, door de inboorlingen kin-sah o i a , en door de Engelfchen hans van stuurboord (h) geheeten. Aan de zuidzijde van dit laatstgemelde eilandje liggen gints en weer eenige rotfen ver- fpreid. (e) The Bear and Cubs. (f) The Caulkers. (£) The Castle-Rock. (A) Starboard Jack.  kaar CHINA. XI. hoofdst. ii fpreid. — In dit gedeelte des kanaals is; de bodem der zee gantsch effen. Om] deeze reden, zag men ook, hieromtrent,, een ongelooflijke menigte visfehersboo- \ ten , bezig, om al zeilende hunne netten. voort te fleepen. Dikwijls waren de net-' ten tusfehen twee booten uitgebreid en aan dezelven vastgemaakt, vaarende daarmede in allerleie ftrekkingen. De fchepen lieten, vervolgens, het Buffelsfnuiten- eiland ten westen , het eiland den ketellapper (£) ten oosten , en zetten den koers naar het eiland, den boom op den top (k~) genaamd, Deeze omftandigheid zou een genoeg- zaame onderfcheiding zijn van- en voldoend kenmerk voor een eiland, onder eene verfameling van eilanden, die, fchoon tot hunne kruinen toe met heestergewas bedekt, echter zeer weinig of geene hoornen hebben. En buiten twijfel verdiende het eiland deeze benaaming, toen het, tevens met de nabuurige eilanden , allereerst door de Europeeërs ontdekt werd; 'twelk meer dan een halve eeuw gclee- den . (O The Tinker. (£) The Tree-a-tof. 'aart \aar Ihu-fan. Den weeden dat zij, op fommige plaatfen, loodrechte aderen van witte, en witte en blaauvve fpath vertoonen* De Lion voorzag zich, van dit eiland * tot een' maatigen prijs, van eenen genoegzaamen voorraad van rundvee , geiten en gevogelte, en uit fommigen der booten, welke daaromflteeks vischten , van eene verfcheidenheid van voortreflijken visch* Het gezigt van een fchip , hoedanig de Lion was, welks maakfel en grootte den inboorlingen zoo vreemd voorkwam, deed „ voor eenen tijd, bijkans al hunnen arbeid, zo ter zee als te land, ftilftaan. Deszelfs verdek en tusfchendeks waren zoo opgepropt van lieden, die gekomen waren * om het fchip van nabij en van binnen te zien, en zoo veele anderen wachtten nog met ongeduld naar het oogenblik , om zich aan boord te begeeven * dat het noodzaaklek was, de eerstaangekömen, na een kort verblijf, op een vriendlijke wijs heen te zenden, ten einde gelegenheid te hebben, om ook aan de nieuwsgierigheid van anderen te kunnen voldoen. Sommigen van hun, de groote kajuit vaa de Liont daar  kaar CHINA. XL hoofdst. IJ daar de gezant het portrait des keizers van 1 China had, binnen getreeden zijnde, ken ^ den het terftond, en , zich voor hetzelve l neerwerpende, kusten den grond verfchei ' denmaal met grooten eerbied. Toen zij / weder opftonden, fcheenen zij eene foort \ van dankbaarheid te gevoelen jegens den vreemdeling , die de goedheid en oplettendheid had , om het beeldnis van hunnen fouverein in zijne kamer te plaatfen. — Hoewel de manfchap van het fchip eindelijk aan een groote menigte dier nieuwsgierigen toeliet , onvergezeld , alle de deelen van het fchip, vrijelijk te doorwandelen;, en alles te bezien, werd echter deeze vergunning niet misbruikt , of iets berispenswaardigs bedreeven. Zeer weinigen deezer Chineezen verrieden dié verkeerdheid en ruuwheid van zeden, of fchijnbaar gebrek aan verftand, welk men Onder de laager klasfen van andere volken zoo dikwijls aantreft. Het fchip de Clarence liep , op zijne vaart naar Chu-fan , met het getij het kanaal van duffield in; maar was genoodraakt, zoo ras de eb begon , hec anker uittewerpen. Dit kanaal , of deeze ftraat, wordt, aan den oostkant, door het III. deel. B groö* )e 'hu faiu Uandeni )en veeden an Jooi- •aand, 793-  De Chu-fan. eilanden Den tweeden van Hooimaand.«793» iS BR1TSCH GEZANTSCHAP groote eiland lo wang, en naa den westkant, door een kleiner gevormd. Het is niet boven de drie Engelfche mijlen breed; maar de diepte des waters is 'er van honderd tot honderd twintig vademen, en in het midden ziet men verfcheiden klippen , en twee of drie kleine ei. landjes. — De Clarence ankerde in deelek gronds, door deeze indijking verB s kree« 5* Ihu-faUHanden. Óen weeden 'an 'looi- nadndé 79Z-  De Chu-fan«Uanden.Den tweeden van Hooimaand,1793. ±0 BRITSCH GEZANTSCHAP kreegen, was zoo gering, dat zij den af» beid, welken zij gekost had, niet waardig fcheen te zijn. •— De vlakte zelve was met de uiterfte zorgvuldigheid bebouwd, en, voor het grootfte gedeelte , in bedden , met rijst beplant, verdeeld, welke door het water , van de omliggende bergen neerftortende , in kleine griften, de geheele plantaadje door geleid, bevochtigd werden. Het land werd gemest, niet met mist van beesten, maar met ftoffen, die veel meer tegen onze zinnen ftrijden , en waarvan men zich, in Engeland, of elders , in de bezigheden van den akkerbouw , niet zeer gemeenlijk bedient. — Men had , om deeze foort van mist te ontvangen, en tevens ook, om het vocht, welk van eenen gelijkfoortigen aart is, te behouden, groote aarden potten in den grond gegraven. In dat vocht werd het graan, eer men het zaaide, geweekt; dewijl men zich verbeeldt , dat deeze weeking niet alleen den groei der aanftaande plant verhaast, maar ook belet, dat zij, nog jong en teder zijnde, door infekten benadeeld worde. Het gezelfchap ontmoette , bij geval, eenen boer, die, hoe zeer ook op hun ge-  NAAR CHINA. XI. HOOFDST. 21 gezigt ontfteld, echter zoo niet verfchrikt was, dat hij hen zocht te ontwijken. Hij had een zeer ruim gewaad van blaauw katoen aan, een ftroohoed op zijn hoofd, met een koord onder den kin vastgemaakt, en halve laarfen aan zijne beenen. Hij fcheen te gevoelen, dat een geest van nieuwsgierigheid doorgaans de reizigers bezielde, en leidde hen, gereedlijk naar een nabijgelegen dorp. — Op hunnen weg derwaard,, voorbij een kleine landhoeve gaande, werden zij dooi den bewooner van dezelve binnen genoodigd, die, gelijk ook zijn zoon, hen mei oogen vol verwondering bekeeken. Het huis was van hout gebouwd ; de ftijlen en posten hadden hunne natuurlijke gedaante behouden. Het had geene zoldering , die de binnenzijde van het dak voor het oog verborg, zjjnde het dak zelf fterk famengevoegd, en met rijstftroo cedekt. De vloer beftond Hechts uit aarde , die effen gemaakt en hard geklopt was; en de kamers waren verdeeld door matten, boven aan de balken vastgehecht. — Twee wielen of werktuigen, om katoen te fpinnen , zag men in een buitenvertrek; maar de zitplaatfen voor de fpinB 3 ners De Cku-fart' eilanden. Den tweeden van Hooimaand. »7P3.  De Chu-fan eilandet Den tweeden van Hooimaand. as BRITSCH GEZANTSCHAP ners of fpiniters waren ledig. Waarfchijn» ' lijk waren die plaatfen vervuld geweest door vrouwen, welke op de nadering van vreemdelingen de wijk genomen hadden: want zoo lang zij zich in het dorp ophielden , kwam geen mensch van de vrouwlijke fexe onder hun oog. Rondom het huis waren kleine, dichte boschjes bamboezen geplant ; ook zag men 'er eenige van die foort van palmboomen, welker bladen, rond en gevouwen zijnde, de gedaante van een' waaiër hebben; en, dewijl zij ook daartoe gebruikt worden, tevens een voorwerp van koophandel uitleveren. Het gegeeven fein , dat de vloed zich weder begon te openbaaren, riep de reizigers aan boord der brik te rug, en maakte dus een eind aan hun bezoek bij de bewooners van Lo-wang. Eer zij het eiland verlieten , zeide hun een van de inboorlingen dier plaats, dat het eiland zoo groot, en zoo wel bevolkt was, dat 'er nagenoeg tien duizend inwooners op geteld wierden. De Clarence, zijnen weg naar Chu-fan voortzettende , kwam des avonds , toen het reeds denker was, bij een voorge» berg^  NAAR CHINA. XI. HOOFDST. 23 bergte aan , welk verre in zee uitfpringl l en in de kaart de Ki-to-punt genaamd £ wordt. Het is de uithoek eener keten L van bergen op het vaste land van China,„ die , naar allen fchijn uit granietrotfen / beftaan. — Rondom deezen uithoek liep 1 de vloed zoo verbaazend fnel, en maakte zulke vreemde en dikwijls ftrijdige beweegingen , dat deszelfs geweld het zwaarfte fchip zelf in zijnen draaikolk zou fleepen , bijaldien een frisfche koelte het niet in ftaat ftelde, om 'er voorbij te zeilen. — Binnen den afftand van honderd roeden van deeze kaap , wordt het flib van den bodem der zee, in zulke menigte, naar de oppervlakte des waters gevoerd, dat zij, die de groote diepte der zee ter deezer plaats niet kennen, bekommerd zouden zijn, dat het fchip ftooten zou. Intusfchen is het water hier meer dan honderd vademen diep. Een weinig ten zuiden van de gemelde punt, vond de Clarence op zeventien vademen water goeden ankergrond. Dewijl de vaart van daar naar Chu-fan, wegens de naauwte der ftraat, derwaard leidende, en de menigte der eilanden moeilijk, en niet zonder gevaar is, oordeelde men het B 4 voor¬ in hu-fanlanden.)en veeden an Tooi- wand. 79*>  De Chu-faneiïandenDen tweeden van Hooimaand.57P3.' 04 BRITSCH GEZANTSCHAP voorzigtigst, 'er dien nacht te blijven liggen Ingevolge de fchikkingen der waakzaame regeering van China , had haar bericht wegens de nadering van de Clarence de haven van Chu-fan reeds bereikt. En naast het Engelsch fchip ankerde reeds een Chineesch vaartuig , van welk een bevelhebber aan boord van de Clarence kwam, om aan te kondigen, dat deszelfs boot, den volgenden dag, het Engelsch fchip , welk men onderftelde naar Chu-fan beftemd te zijn , naar die haven geleiden zots. Den volgenden morgen vroeg ging het met het getij derwaard onder zeil , en, verfcheiden enge kanaalen doorgevaaren zijnde , kwam het in de haven van Chu-fan behouden aan. Tusfchen de Qui-fan-eilanden en de haven van Chu-fan, dat is, in eene rtüfl :e , omtrent zestig Engelfche mijlen lang en dertig breed, telt men meer dandrie honderd eilanden. — In de kaart van die eilanden, hier vooren reeds gemeld (V), is de koers, welken het fchip de (««*) Peeze. kaart, tegenover blactz. 8 van dit 3eel geplaatst, verbeeldt verfcheiden hoopen kleU je eilandjes, aan de oostkust van China gelegen s  naar CHINA. XL h'oofds]t. ag de Clarence, zoo op zijnen togt naarals op zijne terugkomst uit de haven van Chu-fan gehouden heeft, duidlijk aange- wee gemeenlyk de chü-san-eilanden genaamd, en tevens , gelijk boven reeds aangeftipt is , den koers v^n de Clarence , van de zuidnjkfte g^oep, de qui-san eilanien geheeten, tot in de haven van Chu-fan en terug. — Ook behelst deeze kaart een fchets der haven van Ou-fan; welke fchets van de ankerplaats van de Clarence, en uit het voorkomen der omliggende landen , van eene en dezelve plek gezien, door midoel van het kompas, ontworpen is. Van deeze verfameling van eilanden was, voorheen rcds, eene kaart uitgegeeven ; doch de ligging der Holden els-rots, oi'fchoon uit het dagverhaal van het fchip van dien naam naauwkeung overgenomen , is er zc>r verkeerd op aangeweezen. fn'tüsfijfaen is het van weezen'yk nut, haaren netten ftand te weeten. Ook is , in die voorige kaart, noch eenige kennis genomen van de rots, op welke de Indojlan fiootte; noch de juiste koers door de zeer moeilijke en verwarde kanaalen, tusfchen die tairyke menigte eilanden gevormd, aangetekend. — Men was, derhalve, van oordeel, dat een nieuwe kaart deezer eilanden , met deeze en geene veranderingen en' vermeerderingen, voor allen, die daeze zee in 't toekomende bevaaren mogten, nuu 5'g zou zijn. Aant. des nederd. vert» ï>5 De Ohu-fan- eilanden. Den '.veeden van Hoei~ maand, 793*  pe Chu-faneilandenDen tweeden van Hooimaand. v «fj BRITSCH GEZANTSCHAP weezen. De netce ligging eener gevaarlijke rots, onderfcheiden van de rots Holdernefs, waar op de Indo/lan, bij de terugreis zuidwaard, ftootte, is, insgelijks, op die kaart gemerkt. — Wanneer men de gefchreeven dagverhaalen der Engelfche Oostindifche fchepen , die voorheen te Chu-fan geweest zijn, leest, ziet men, dat de Northumberland het eenige fchip was , aan boord van welk men , in den jaare 1704, kennis van het aanweezen dier rots had. In het logboek van dat fchip wordt gezegd: „ dat het zich tus„ fchen de Kit-to-punt en het herten. eiland (») hield, om de klip, wel„ ke op de hoogte van het eiland saj9 rah-galleij onder water ligt, te „ mijden." Wanneer het gemelde eiland, en de baak op het gebergte van Chufan, in eene lijn zijn , en niet meer dan één fchijnen uittemaaken, bevinden de fchepen zich dwars over die rots. Dit gedeelte der haven , alwaar de Clarence op vijf vademen water het anker uitwierp, was een halve mijl van de plaats, aft. C») The Deer.is/and.  NAAR CHINA. XI. HOOFDST. 2? alwaar men gemeenlijk aan land flapt, na- L bij het huis van den tfang - ping, of den ' krijgsbevelhebber, die te Chu-fan het op-1 perbewind voert, Dit huis , van het dek' der brik gezien , lag noordoost ten noor- i den van daar. In deeze ligging waren de ', vier ingangen in de haven zoo gefloten, dat niet, een derzelven zigtbaar was. Men bevond zich in de haven, als in een groot meir , rondom met bergen omringd; en lieden, welke aan boord van de Clarence waren , konden de plaats, langs welken het fchip de haven was ingeloopen, ter naauwer nood aanwijzen. De kleine tekening op de kaart NQ. XII., gemerkt A, is naar het leeven gevolgd. — De uitseftrektheid der haven van het noorden naar het zuiden is weinig meer, dan eene mijl; maar van het wésten naar het oosten bedraagt zij nagenoeg drie mijlen. De eb en vloed maakt hier , in de hoogte des waters , een verfchil van omtrent twaalf voet, Ten tijde der volle maan, of wanneer zij in haare kwartieren is, is het omtrent twaalf uur hoog water. Ondertusfchen is het getij hier zeer onregelmaatig , hebbende de wind en de ftroomen, door de menigte eilanden telkens ge- hu fan•landen.)en veeden an Jooitaand, 793'  De Chu-faneilandenDen tweeden van Hooimaand. ] l 28 BRITSCH GEZANTSCHAP gebroken en veranderd , grooten invloed op hetzelve. — Ter plaats, waar de Clarence voor anker lag, hielden eb en vloed altijd dezelve ftrekking, binnen drie punten van het kompas, loopende de ftroom altijd tusfchen het oosten en noordoosten ten oosten; en geduurende de twee dagen en twee nachten, welken dit fchip in de haven lag, was deszelfs voorfteven genoegzaam naar dezelve ftreek van het ftrand gekeerd. — Van deeze onregelmaatigheid van het getij op de kust van Chu-fan, wordt in het gefchreeven dagverhaal der reis, welke het fchip de Stringer, inden jaare 170Ü, in deeze zeeën deed, gefprooken op de volgende wijs: „ Tusfchen de „ Chu - fan - eilanden, zegt het dagverhaal, „ is de onregelmaatigheid van het getij „ zoo groot, dat 'er, op den afftand van „ Hechts twee zeemijlen, ten aanzien van „ het tijdftip van hoog water , een ver„ fchil van twee uuren tusfchen de twee „ plaatfen waargenomen wordt." Onder deeze talrijke eiianden, zijn 'er Dijkans even zoo veele havens , of plaatfen , alwaar de fchepen van allerleie groote volmaakt veilig kunnen ankeren. |— Dit. roordeel, gevoegd bij dat der ligging, in • het  naar CHINA. XI. hoofdst. &9 hec middenpunt der oostkust van China, en in de nabijheid van Korea, Japan, Leoe-keoe en Formofa, veroorzaakt hieromftreeks , en bijzonder te ning-poe, eene welvaarende ftad der aangrenzende provincie tche-tchiang, waartoe alle de Chu - fan - eilanden behooren , eenen aanzienlijken koophandel. —i Eén enkele haven dier provincie zendt, jaarlijks , twaalf fchepen naar Japan, om koper te haaien. Kort nadat de Clarince het anker had uitgeworpen, kwamen verfcheiden burgerlijke en krijgsbedienden aan boord , om naar de reden van dat bezoek te vernee. men. Toen de bevelhebber van het fchip zich daaromtrent verklaard had, werd befloten, dat de Engelfchen den volgender morgen aan land zouden gaan , om der opperbevelhebber van Chu - fan voorgeftek te worden, en hem hun verzoek te doen Om den bovengemelden Chïneefchen amp tenaaren als tolk te dienen, was teven, met hun aan boord gekomen een koop man hunner natie , welke, voorheen toen het den Engelfchen nog vergunt was, dit gedeelte van China te bezoeken me De Chu-fan* eilanden. Den tweeden van Hooimaand.1793- / l [ » l t C  De CJfu-fanei landen. Den tweeden van Hooimaand,*793- 30 BRITSCH GEZANTSCHAP met de gevolmagtigden der Engelfche Oostindifche maatfchappij in onderhandeling was geweest. Hij fprak nog een weinig de Engelfche taal. Hij verhaalde, dat, offchoon de haven van Chu-fan, tegenwoordig , den Engelfchen verboden was, zij echter niet de minde weezenlijke oorzaak tot ongenoegen gegeeven hadden; maar dat hunne uitfluiting, waarfchijnlijk, door den fterker invloed der voornaamfte amptenaaren van Kanton, die van de ophooping des buitenlandfchen koophandels in hunne haven groote geldfommen trokken , eenig en alleen veroorzaakt was. Misfchien was zij ook gedeeltlijk toetefchrijven aan de vrees, waarmede de Chineefche regeering, altijd jaloers, maar al te zeer zwanger ging, dat, naamlijk, de onbepaalde gemeenfchap haarer onderdaanen met vreemdelingen, in verfcheiden havens des rijks , op eenen en denzelven tijd , eens nadeelige gevolgen voor haaf zou hebben. De Chineefche koopman herinnerde zich nog met genoegen de naamen van Mr. fitzhugh en Mr. bevan, twee van de t/oornaamlïe gevolmagtigden der Engelfche Oostindifche maatfchappij te Ning-poe «0  «AAR CHINA. XI. HOOFDST. 31 en Chu-fan; en voedde tevens de hoop,, dat de Engelfche vaart op en handel in ( die fteden nog weder zou vergund worden, — Hij leide ook de reden aan den! dag, waarom men de Clarence Hechts met zeven fchoten gegroet had. Zulks was alleenlijk gekhied, omdai het, volgens de verordeningen van fpaarzaamheid, door de regeering van China voorgefchreeven niet geoorloofd is, wanneer het flechts dient, om een kompliment te maaken, of te beantwoorden , op eene en dezelve plaats, een grooter getal kanonfchoten ue doen. — Hij zeide bij die gelegenheid, dat de Chineezen de gewoonte hadden, om, bij het groeten, hun gefchut altijd zoo te richten , dat de fchoten in de lucht gingen ; 'er bijvoegende , dat, bijaldien de Engelfchen zig van die wijze voorzorg bediend hadden, twee Chineezen niet gedood zouden geweest zijn te Kanton door de kanonfchoten, die bij gelegenheid van een vreugdebedrijf van een Engelsen fchip in die haven gedaan werden; — een ongeluk, welk, naderhand, den ongelukkigen kanonnier het leeven kostte, en Engeland bijna zijnen geheelen handel met China had doen verliezen. De Chineefche re- gee- De Ihu-fan* Handen. Den weedtn >an Hooi- naand. 1793.  De Chu-faneUanden,Den tweeden van Hooimaand.1793. A 32 BRÏTSCH GEZANTSCHAP geering merkt alle gefchut, horizontaai gericht, welke ook de reden van het af. vuuren mooge zijn , aan als beftemd om kwaad te doen. Zoo ras men met zekerheid wist, dat de brik de Clarence tot het gezantfchap behoorde , en men in overweeging nam, dat 'er van het hof van Peking bevelen naar alle de provinciën langs de kusten afgezonden waren, om het op een waardige wijs te ontvangen, en van alle noodwendigheden en hulp te voorzien, 'twelk bij voorgaande gezantfchappen nooit gefchied was * zond de gouverneur van Chufan eenen voorraad van leevensmiddelen en irerverfchingen ten gefchenk aan boord* Den volgenden dag , ontving hij de Engelfchen met veel beleefdheid. Hij onthaalde hen op eene maaltijd, noodigde hen , eene tooneelvertooning bij te wooaen , en gaf hun zijne hoop te kennen, dat een ^plechtig? bezending , welke hij reeds naar de Lion, op eenigen afftand iran daar. ren anker liggende, afgevaardigd bad, den gezant zou overhaalen, om aan land te komen, daar men toeftel maakte, am hem met alle vereischte eerbewijzen M ontvangen. — Ahar de ernftige en fier*  naar CHINA. h00fdst. $3 ftéïke begeerte, orri fpoedig in des keizers tegenwoordigheid te verfchijnen, was een| genoegzaame beweegreden, deels, om aangeen voorftel, welk dienen kon om hem' optehouden, het oor te leenen; en deels,' óm het afzenden van lootzen te bevor-' deren. Ten aanzien der lootzen , meende dé opperbevelhebber , dat hij zich naar het voorfchrift, desaangaande van het hof ontvangen, volkomen gefchikt had. Hij had èrvaaren zeelieden gereed, om de Engelfche fchepen, langs de kust, naaide provincie, welke , noordwaard , naast aan de zijne grenst, te geleiden; en daar zouden Zij andere lootzen vinden, bm hen , vervolgens , verder , en eindelijk tot Tien-fing , te brengen. — Men gaf, intusfchen , den Chineefchen ftaats* dienaar te kénnen , dat, op deeze wijs, langs de kust te zeilen , niet alleen ten hoogfte verdrietig , maar ook voor zwaaré fchepen , welke diep gingen, zeer hachlijk moest zijn; dewijl het gevaar, vaa óp ondiepten te vervallen , of op klippen te ftooteh, dicht aan het ftrand veel grooter is, dan verder in zee. — Toen deeze zwaarigheid den gouverneur gemaakt wérd, tlli de Eu C be« De Ihu-fan- 'ilanden'é Den weeden 'an 'iooi- naand. 793-  De Chu-fanei landen. Den tweeden van Hooimaand,Wl> \ t I 54 BRITSCH GEZANTSCHAP aetuigde hij , dac het denkbeeld, om , Joor de geele zee, regelrecht, naar de jolf van Peking te ftevenen, zonder tusfchen beide in eene haven binnen te loopen, hem ten eenemaal nieuw was. Hij oordeelde het derhalve noodig, die zaak tot den volgenden dag in overweejing te houden. Onze reizigers zich dus genoodzaakt tiende, om hunne terugreis naar de Lion .ïitteftellen, gingen, middelerwijl, de ftad riNG-HAi bezien. Zij ligt eene mijl ran het ftrand , en van het groote open lorp of de voorftad, daar zij geland waren. De weg derwaard loopt over eene vlak* e, die, in verfchillende ftrekkingen, met seekjes en griften doorfneden is, dienende iie affnijdingen , onder anderen, waarschijnlijk, om de eigendommen van onderscheiden perfoonen van elkander aftezonieren. De grond was op de wijs van ;en tuin bearbeid. Niet een enkel plekje ag woest. En de weg , fchoon goed, was eng, om zo weinig land , als moogiijk was, voor de aankweeking verlooren te iaaten gaan. De muuren der ftad zijn dertig voet hoog;  NAAR CHINA. XI. HOOFD S T. 3£ hoog, en, zweemende naar die eener groote gevangenis , verbergen zij de toppen der huizen , welken zij influiten , voor het oog. Langs deeze muuren zijn, van honderd tot honderd roeden, vierkante fteenen torens opgehaald. In de borstweeringen zijn fchietgaten, en holen voor de boogfchutters. Maar 'er was geen gefchut, uitgenomen weinige oude , verfleeten , ijzeren Hukken kanon , nabij de poort der ftad. De poort is dubbel , en binnen dezelve is een wachthuis, waarin geftaadig eenige voetknechten de wacht houden. Ook ziet men 'er boogen en pijlen, pieken en fchietgeweer met lonten in orde gefchikt, alles zekerlijk ten dienfte dier krijgslieden. Van alle de fteden van Europa, is Venetië die geenc, daar Ting-hai het meest naar gelijkt, maar zij is zoo groot niet. De ftad is met grachten doorfneeden, en ook voor het grootfte gedeelte daarmede omringd. De bruggen , die 'er over liggen , zijn fteil , en men klimt 'er met trappen op , gelijk op de vermaarde Rialto te Venetië. — De ftraaten, die niet meer dan fteegen, of naauvve gangen zijn, zijn met platte vierkante fteenen gevloerd; C 2 maar De Chu-faneilanden.Den tweeden van Hooimaand.'793.  De Chu-faneilandenDen tweeden van Hooimaand.1703. BRTTSCH GEZANTSCHAP maar de huizen, zeer ongelijk aan dié (van Venetië, zijn laag , en doorgaans Hechts van eene verdieping. De iieraaden , aan deeze huizen aangebragt, bepaalen zich voornaamlijk tot de daken. De reeten der dakpannen , waarmede de latten bedekt zijn , zijn met pleister dicht toegeftreeken, opdat zij 'bij ftormachtig weêr niet afwaaiën, en ongelukken veroorzaaken zouden* En de daken zelve zijn zo gevormd , dat zij de kromme en ingeboogen zijden der tenten, of de, ingevallen dekkleeden van hutten, van beestenvellen of andere buigzaame ftoffen gemaakt , navolgen. Nadat men begonnen heeft zich van vaster ftoffen tot de daken te bedienen, heeft men aan deeze gedaante waarfchijnlijk nog den voorrang gegeeven, om zich daardoor de gewoonte te herinneren , waarvan het menschdom, tot zijne beveiliging tegen weêr en wind, gebruik maakte , eer het regelmaatige woonhuizen wist te bouwen. — Op de vorst der daken waren vreemde gedaanten van dieren, in klei, fteen of ijzer ruuw nagebootst, of andere fieraadeny geplaatst. De ftad is. vol winkels, waarin, voornaam'*  NAAR CHINA. XI, HOOF0ST. 37 naamlijk, kleederen, eetwaaren en huisraad,. met voordeel ten toon gefpreid en verkocht{ worden. Zelfs vindt men 'er doodkisttn,: met eene verfcheidenheid van fraaie kleu \ ren gefchilderd. De kleiner foo« van < viervoetige dieren, gelijk ook honden, en1 gevogelte, allen tot voedfel gefchikt, worden 'er leevendig te koop aangebooden. De visch wordt ten zeiven einde in groote tobben met water, en paaling in zand gehouden. De menigte van plaatfen, alwaar men bladen van tin, en die ftokken van welriekend hout, welken zij in hunne tempels branden , verkoopt, toont geen geringen trap van bijgeloovigheid in die volk. Lieden zoo van de eene als van de andere fexe draagen ruime losfe tabbaarden en lange broeken. De mannen hebben hoeden van ftroo, of biezen, op hunne hoofden, zijnde hun hair zeer kort afgefneeden of gefchooren , uitgenomen een lange dunne hairlok. Maar de vrouwen hebben heur hair in verfcheiden vlechten fraai geftrengeld, en op de kruin van haar hoofd netjes in een bosch opgewonden, op die wijs, als men zulks fomtfjds op oude vrouwlijke ftandbeelden ziet. C 3 Vlijt De Ihu-fan- ilanden. Den weeden 'an looi- na and, 79a.  De Chu-faneilanden.Den tweeden van Hooimaand. 38 BRITSCH GEZANTSCHAP Vlijt en nijverheid heerfchen door de geheele ftad ; eene omftandigheid, welke men in eene plaats, nog geene dertig graaden van den evenaar gelegen , niet verwachten zou. Intusfchen is het een blijk , dat of de gebiedende noodzaaklijkheid, of de zucht om winst te doen, hier zoo veele prikkels en fpooren tot werkzaamheid zijn. Niemand fchijnt den arbeid te vlieden. Ook ontmoet men 'er niemand, die eene aalmoes vraagt. De ftraaten krielen alleen van mannen , in wier houding drukte te leezen is. De vrouwen houden zich voornaamlijk in haare winkels, en aan de deuren en venfters op. De voeten deezer vrouwen, zelfs die van den middelbaaren en laagften ftand, zijn buitengemeen klein, of liever verminkt. Zij maaken eene vertooning, als of het vöorfte gedeelte van den voet bij toeval af is geraakt, en dat het overige zijnen natuurlijken groei en grootte behoudt. Zij bedekken het met windfels, als of men haar in de daad één of meer leden afgezet had. Zekerlijk, ondergaan deeze vrouwen groote pijn , en maaken zich zelve grootdeels kreupel, enkel uit zucht om dames van rang natebootfen: want  NAAR CHINA. XI. HOOFDST. 39 want omtrent deeze laatften is, reeds federt lang , de zeldzaame gewoonte in gebruik geweest, dat men, van haare vroegfte jeugd af aan , den wasdom van het benedenfte deel van het been , of de enklauw, zoo wel, als van den voet belet. Men laat den grooten teen in zijnen natuurlijken ftand , kromt de andere teenen, en houdt ze zoo lang onder den voet, tot dat zij ten laatfte aan de voetzool zoo vast hechten , dat zij 'er niet meer van kunnen afgezonderd worden. Niettegenftaande de buigzaamheid der leden van het menschlijk ligchaam in tedere jaaren, moet echter de neiging derzelven om zich uittebreiden, wanneer zij op eene zoo wreede wijs tegengegaan wordt, onaangenaame gevoelens, of, laaten wij liever zeggen, hevige fmert veroorzaaken aan haar, die zoo behandeld worden; — en voor dat de eerzucht, om een voorwerp van verwondering te zijn, bezit van deeze vrouwlijke fiagtoffers der moode neemt, zijn haare moeders verpligt, veel zorg te draagen, om haar te beletten, dat zij zich van de windfels en banden, waarmede haare voeten en enklauwen ftijf gezwachteld zijn, niet ontdoen. — Wanneer C 4 die De Chu-faneilanden.Den tweeden van Hooimaand.1793.  De Chu-fan eilanden Den tweeden van Hooimaand.t79h Of- 40 BRITSCH GEZANTSCHAP die banden en windfels ftandvastig en zorgvuldig onderhouden worden , blijven de voeten evenredig kleiner, dan zij behoorden te zijn, en ook zijn zouden, indien men aan die leden den vrijen groei liet. In de daad moeten deeze jonge dames, wanneer zij poogingen doen om te gaan, zich een" geruimen tijd laaten onderfteunen; en zelfs, naderhand, gaan zij al waggelende, en raaken den grond niet, dan met haare hielen. — Met moeite heeft men, naderhand, een naauwkeurige teke? ning van den voet eener Chineefche dame, van boven en van onder, zoo wel naakt, als gefchoeid, verkreegen , waarvan hier beneden eep nette afbeelding te zien is.  NAAR CHINA. XI. HOOEDST. AI Offchoon deeze , door kunst gewrochte, 1 verkleining'der voeten de Chineefche dames J niet ten eenemaal buiten ftaat ftelt , om ■ zich van haare voeten te bedienen, moet^ zij echter haaren groei over het geheelgrootlij ks belemmeren , en haare geheele' ligchaamlijke gefteldheid benadeelen. — Sommigen van de laagfte klasfen der Chineezen , lieden, meerendeels de gebergten en verre afgelegen plaatfen bewoonende, hebben deeze zoo onnatuurlijke gewoonte niet aangenomen; maar de vrouwen van die klasfen worden ook, uit dien hoofde, door de anderen, met de diepfte verachting befchouwd , en alleenlijk tot de geringde huislijke dienften gebruikt. Hes vooroordeel , om aan verminkte voeten van dames den rang te geeven boven voeten , die volmaakt zijn , is zoo diep geworteld, dat de Chineefche tolk ons verzekerde , en verfcheiden laater berichten die verzekering bevestigden, dat, wanneer van twee zusters, in allen anderen opzigte volkomen gelijk, de voeten der eene dus verminkt waren, terwijl die der andere hunnen natuurlijken groei gekreegen hadden , de laatfte als in eenen vernederden ftaat zou befchouwd , en onwaardig geC 5 . keurd > Ie Ihu-fanHanden.Jen weeden •an losinaand.  De Chu-fan ■ eilanden. Den tweeden van Hooimaand. i j , ( \ \ 1 2 42 BRITSCH GEZANTSCHAP keurd worden, om zich bij de rest der familie te voegen, maar in tegendeel haare da gen in duisterheid en allerhande laag en {lobbig werk flijten moeten. Wanneer men over den oorfprong deezer zonderlinge moode bij de Chineefche dames gisfingen maakt, is het niet gemaklijk te begrijpen , hoe de mannen die op een fchielijke en geweldige wijs, zoo algemeen , onder haar zouden hebben kunnen invoeren. Indien de mannen geneegen waren geweest, hunne vrouwen en dochters , in hunne huizen, geftaadig opgefloten te houden , zouden zij zulks ter uitvoer hebben kunnen brengen, zonder haar van het natuurlijk vermoogen, om zich te beiveegen, op eene zoo wreede wijs te be•ooven. Geen zweemfel van dergelijke gewoonte is of in Turkije, of Indoftan lekend, hoewel de vrouwen daar afgesonderder gehouden worden, dan in China. — Men moet ook bekennen , dat de al. remeene daaden des menschdoms meer loor meening, dan door raagt beftierd vorden; en eene zoo averechtfche gevoonte kon alleen door het voorbeeld n de overreeding van zoodaanigen, die e in haare eigen perfoonen ondergaan had-  NAAR CHINA. XI. HOOFDST. 43 hadden, ftaande gehouden worden, 't Is. mooglijk, dat de mannen deeze praktijk' in ftilheid goedgekeurd , en van ter zijde aangemoedigd hebben , gelijk die van Indie , naar men zegt , de nog veel onmenschlijker gewoonte van weduwen, die na den dood haarer echtgenooten zich zeiven verbranden , goedkeuren en aanmoedigen. Maar het is noch geweld noch vrees voor ligchaamlijk lijden ; 't is integendeel alleen , aan den eenen kant, de fchande en het afgrijzen , die haar , leevens lang, zouden volgen , indien zij. zich daaraan onttrokken, en aan den anderen kant het denkbeeld van roem, dien zij denken te verkrijgen, wanneer zij eene daad, die zij als pligt aanmerken, ten koste van haar leeven volbrengen , welke de Indiaanfche vrouwen tot zulk eene opoffering leiden. Voorwaar moeten 'er eeuwen op eeuwen voorbij zijn gegaan, om een vooroordeel, welk zulke doodlijke gevolgen heeft j te doen rijp worden; maar hoogmoed, de zucht om anderen te evenaaren of te overtreffen , en de vrees voor verachting, zijn dikwijls meer dan genoeg geweest, om over de geneigdheden der natuur te zegevieren; en voor vee- De "hu-faneilanden. Den ^.veeden _ van Hooimaand»5793. .  Be Chu-faneilandenBen tweeden van Hooimaand, I 44 BRITSCH GEZANTSCHAP veele vrouwen is een vrijwillig bedwang over haar ligchaam en geest eene heblijkheid geworden. Zij, die zich de moode van dunne lijven in Engeland (o) erinneren, en welke moeite men deed, welke fmerten men verduwde, om in die vreemde foort van fchoonheid uittemunten, zullen zich, veelligt, minder verwonderen over de poogingen, walken men in andere gewesten doet, enkel om gewoonten, die nog zonderlinger zijn , natebootzen. Te-* derheid en fraaiheid van gedaante is, buiten allen twijfel, altijd het voorwerp der serzucht der vrouwlijke fexe geweest, omdat zij de verwondering der mannen was. — Intusfchen is het niet zeer waarfchijn- lijk, O) Engeland is niet het eenig gewest, alwaar 3e dunne lijven der dames in groote achting zijn jeweest, Geheel Europa heeft die gewoonte ge/olgd. In Frankrijk, bijzonder, deeden de vrou. tven haar best, om haar middel gelijk dat der ivespen te vormen. Tegenwoordig heeft juist het egendeel plaats. Met de Griekfche kleeding, rrelke voor de gezondheid en den groei des ligïaams dienftiger is, dan het wanftaltig gewaad, Jat voorheen plaats had, zijn ook de natuurlijke niddels sn ronde buiken in de moode geraakt. Aant, des franscmbn vert.  ÈÏAAR CHINA. XI. HOOFDST. 45 lijk, gelijk men echter in China gemeenlijk vertelt, dat deeze belachlijke. en onnatuurlijke gewoonte, alleenlijk, ontftaan is uit het toevallig voorbeeld eener dame van den eerften rang, welk op de rest haarer fexe , in dat wijduitgeftrekt rijk, zoo veel indruk had gemaakt, dat zij zich op eenmaal het geweld aandeeden , om ook haare voeten zoo te zwachtelen en te binden, dat zij in deezen opzigte naai de heuren geleeken. Maar de trek , om anderen in eene foort van fchoonheid te overtreffen, kan en moet een groot getal vrouwen van allerleien rang bezield hebben; en eene moode , eeuwen lang gevolgd , bij een volk , welk van de voorouderlijke gewoonten niet ligt afgaat, vervalt ten laatfle tot eene buitenfpporigheid. welke haar weezenlijk oogmerk, in de daad. gantschlijk uit het oog verliest. Al wai eene vrouw door de ingebeelde fchoonheden van voeten, met geweld tot eet vreemde gedaante en kleinheid, tegen der loop der natuur ftrijdig, gewrongen, winnen mag, is in geenen deele te vergelijken bij het nadeel, welk zij daardoor aar haare gezondheid en geflalte toebrengt: wan De Chu-faneilandetit,Den tweeden van hooimaand*1793» : :  De Chu-fanei landen. Den tweeden van Hooimaand, I I 1 i i t i T \ i 46 BRITSCH GEZANTSCHAP want 'er is noch bevalligheid in haaren gang , noch leevendigheid op haar gelaat. Terwijl de Engelfchen dus bezig waren, om, ten aanzien van alle de voorwerpen, die hen omringden , aan hunne groote nieuwsgierigheid bot te vieren , gaven zij zeiven den Chineezen, die hen befchouwden, gelegenheid tot verwondering en verbaasdheid. Zeer weinig inwooners deezer plaats hadden, ooit te vooren, eenen Europeeër, of zelfs maar eenen vreemdeling, merklijk van hunne eigen natie verfchilende, gezien. Zij verfamelden in groote nenigte rondom deeze vreemdelingen, die, )p bevel van den gouverneur der plaats, ot hunne veiligheid, door eene wacht 'erzeld waren. Doch het volk drong :chter dicht op hen aan , zonder de minte vrees voor het krijgsvolk te betoonen. Iet was gemeenzaam, zonder zich de ninfte balddaadigheid , fpotternij of getier 2 veroorlooven. — Het was toen in looimaand, en de fterke aandrang van ieuwsgierigen vermeerderde de hitte van et weêr nog grootlijks. De reizigers, op en Europeeichen trant, in kleederen gekleed,  NAAR CHINA. XI. HOOFDST. 4? kleed, welke hun dicht om het ligchaam., flooten , en waarvan fommigen nog met J fjerpen naauwer toegebonden waren , be-. gonden veel te lijden van de hitte ; ter-' wijl de menigte , die hen omringde , in j een gewaad , ruim en los om hun lijf' hangende, geenerhande ongemak gevoelde. De krijgsknechten zochten wel het volk door zachte middelen af te keeren , en zij voegden 'er nu en dan eene bedreiging bij, maar fcheenen geene heblijkheid te bezitten, om zich van die dwangmiddelen-, welke zij in hunne handen hadden, tegen hen te bedienen. Het reisgezelfchap, om zich tegen de hitte der zon, en het gedrang der menigte te beveiligen , zocht zijne fchuilplaats in eenen tempel, die met wandrochtlijke , fnaakfche en belachlijke afgodsbeelden, dwaaslijk gemeende bewaarders der ftad, bijkans opgepropt was. Aldaar een weinig uitgerust hebbende, ging het in draagkoetfen , om zich naar de haven te begeeven. Een nieuwe fchaare van nieuwsgierigen geleidde hen derwaard. — Terwijl zij op weg waren, werden zij, door eenen zwaaren regen en geweldigen dwarlwind, overvallen, die hunne draagzetels dreigde " om Je 1hu-fan~ Handen, Den weeden •an looi- naand. 793-  De Chu-faneilanden.Den tweeden van Hooimaand.179Z- 48 BRITSCH GEZANTSCHAP óm te werpen, en hen noodzaakte, zich" in een klooster van Chineefche monniken te bergen. De geestlijken ontvingen heri met duidlijke blijken van gastvrijheid, hen onthaalende op thee , in deeze gewesten een algemeenen drank, en waarvan zij op ille uuren van den dag gebruik maaken; Den volgenden dag begaven de Engelfchen zich, des morgens zoö vroeg, naaf 3e gehoorzaal, dat de gouverneur 'er nog liet aangekomen was. Deeze zaal , aan tiet eind van een' geplaveiden voorhof gelegen , was zeer ruim en met galderijen amringd. De zaal was geheel en al open :ot het dak toe. Het zelve rustte op /erfcheiden reien groote houten pijlaaren^ 3ie, gelijk ook alle de balken en fparren; rood gefchilderd en fterk gevernisd waren* Lampen en lantaarnen van allerhande gekante en grootte, waren, in groot ge* :al, aan de dwarsbalken, en rondom de pijlaaren opgehangen aan zijden koorden, met kwasten van verfcheiden foort en kleur verfierd. Sommigen van deeze lantaarnen waren iran dun zijdengaas gemaakt, waarop vogels , infekten , bloemen of vruchten gefchilderd , of met de naald geborduurd wa-  KAAR CHINA. Xl. HOOFDST. 4.9 waren. Het houten raam , waarover het gaas getrokken was , was zeef net gewerkt. Anderen deezer lantaarnen waren geheel en al van hoorn , maar zoo dun, zoo doorfchijnend s dat de reizigers ze in den eerften opflag voor glaslantaarnen hielden. Ten aanzien van deeze foort van huisraad, geeven de Chineezen aan het hoorn den voorrang böven het glas, omdat het hoorn ligter, beterkoop, minder aan breeken onderheevig, en de fchaade, die 'er bij toeval aan gekomen mógt zijn , ge. maklijkef te herftellen is. Verfcheiden deezer lantaarnen hebben een langwerpig ronde gedaante, bij wijs éene'r rol , en twee voet in haare middellijn. De beidé uiterfte einden loopen insgelijks rond uit, vereenigende zich de uiterfte einden in dat punt, daar de koord, waaraan zij opgehangen wordt, aan vastgebonden is; Iedere lantaarn béftaat uit een enkel effen ftuk hoorn, welks zoomen of voegen örizigtbaar gemaakt zijn door eene kunst; welke de Chineëzen hebben uitgevonden. Uit hoofde van de verbaazende menigte deezer lantaarnen , waarvan zij zich irf hunne woonhuizen en tempels zoo welj als bij hunne openbaare vreugdebedrijveni III. DEEL. D ^ tri De Chu-fan- eilanden. Den tweeden van Hooi- maand*. 1793.  Chu-fan, eilanden Den tweeden van Hooimaand.1793. 50 BRITSCH GEZANTSCHAP en ftaatlijke optogten bedienen , is het niet te verwonderen , dat zij veele proeven gedaan hebben , om haar maakfel te verbeteren. De hoornen , welke hiertoe gebruikt worden , zijn gemeenlijk van rammen en bokken. De wijs, van welke de Chineezen zich bedienen, om de gemelde hoornen tot het gebruik, welk zij daarvan maaken, te be.reiden , is , volgens het geen wij op de plaats zelve daarvan vernomen hebben , de volgende: ■— Men fteekt de hoornen in kookend water, om 'er, nadat dezelve geopend en geplat zijn, de vereischte gedaante aan te geeven. Door dit middel fchilferen zij gemaklijk, of liever verdee* len zij zich in twee of drie zeer dunne plaatjes, laminae. Opdat men deeze plaatjes des te beter en netter zou kunnen famenvoegen, ftellen zij ze aan de doordringende uitwerking van damp bloot, waardoor dezelve plaatjes bijkans volmaakt week en zacht gemaakt worden. In deezen ftaat, worden de zoomen of randen der plaatjes, welken men wil famenvoegen, met veel zorgvuldigheid fchuins afgefchraapt, zoo dat deeze zoomen, offchoon zij op en over elkander worden ge-  WAAR CHINA. XI. HOOFDST. §1 gelegd, echter te famen niet dikker zijn, dan de plaatjes zelve over het algemeen zijn. De zoomen der plaatjes , op deeze wijs bereid, terftond op elkander gelegd, en met nijptangen ftijf famengedrukt en geperst zijnde , kleeven zoo dicht aan elkander, en worden de een in den anderen zoo ingelijfd, dat zij niet meer dan eene zelfftandigheid , in allen opzigte aan de andere deelen der plaatjes gelijk , uitmaaken. Op deeze wijs kan men plaaten van hoorn van allerleië grootte famenftellen O}. Hoewel deeze kunstbewerking zeer Cp) Men had onderftelt, dat de Chineezen de kunst verftonden, om het hoorn te fmelten of vloeibaar te doen worden; en dat zij dus door middel van gieting in ftaat waren, em 'er dunne blaadjes of plaatjes van allerhande grootte , bekwaam voor lantaarnen, van te maaken. De voornaamfte kunst beftaat eenvouwiglijk in ,deeze twee bijzonderheden; vooreerst, om de. blaadjes, waaruit de hoornen famengefteld zijn, gemaklijk van een te fcheiden; én ten tweede, om de bijzondere blaadjes, of plaatjes, zoo weder famen te voegen en aan een te hechten, dat zij Hechts als een groot blad fchijnen uittemaaken. — Indien de opgegeeven bijzonderheden volledig zijn, vindt men hier een nieuwe kunst, waar- . dig om in Europa ingevoerd te worden. Sir ïtaünton , de famenfteller deezer reisbeD 3 fchrij- De Chu-faueilanden.Den tweeden van Hooimaand»'793-  De Chu-fanei landen. Den tweeden van Hooimaand.1793. ;ü britsch gezantschap zeer eenvouwig fchijnt te zijn, is zij echter in geene andere landen, dan in China4 be- fchrijving, vreest, in zijne opgaaf eenige toebereidfelen vergeeten te hebben ; doch, bijaldien dit ook het geval mogt zijn , zou de kunde, en nijverheid der Europeqëren zulks ras en zeer wel weeten te ontdekken. —* Veelligt heilrijken de Chineezen dé zoomen der hoornblaadjes, welken men aan elkander ivïl hechten, voorzigtig en zeer dun met allerbeste vischlijm, welke zij van zeer fchoone hoedaanigheid maaken. — In plaats van nijptangen zou men zich van twee platte, breede ftaaven van gepolijst ftaal kunnen bedienen, welken men, na dat 'er de zoomen der hoornblaadjes , die men wilde famenvoegen, tusfehen gelegd waren , door middel eener persfchroef kon famendrukken. De Chineezen maaken in kunstbewerkingen, dikwijls, van damp van kookend water gebruik. Dit fcheikundig middel is in Europa niet gebruiklijk. Het verdient echter, dat men 'er in zekere gevallen de proef van neeme. De burger rochon, lid va*:fiet nationaal infiituut te Parijs, en voorheen een waardig lid van de akademie der weetenfchappen .aldaar, heeft verfcheiden poogingen gedaan, om het hoorn te fmelten, met oogmerk, om 'er feheeps - en havenlantaarnen voor het zeeweezen van te maaken; maar zij zijn allen vruchtloos uitgevallen. — Intusfchen heeft dezelve geleerde een ander en zeer vernuftig middel uitgevonden , om dergelijke werktuigen famen te (lellen. Hij deed, indien men het zoo noemen mag, /  NAAR CHINA. XI. HOOFDST. 53 bekend. — Veelligt hebben wij in deeze. algemeene befchrijving eenige kleine bij-1 zonderheden , die tot het wel gelukken \ der bereiding weezenlijk vereischt wor-' den , vergeeten. j De gehoorzaal leverde nog een ander' voorwerp op, welk de nieuwsgierigheid der Engelfchen op een bijzondere wijs gaande maakte. Op verfcheiden tafels had men, in bakken, met aarde gevuld, zeer kortftammige dwergboompjes , als, bij voorbeeld , pijnboompjes , eiken - en citroenboompjes met hunne vruchten, geplaatst. Geen derzelven was meer dan twee mag, lijwaat of doek van erts, of metaalen lijwaat, maaken van ijzer- of koperdraad, en haalde het door een vocht, uit water, gewoorie lijm en vischlijm , of olie , of elaftieke hars beftaande. Deeze vochten vullen de kleine gaatjes of openin' gen van dat metaalen doek zeer volkomen , en laaten een vrijen doorgang voor het Jicht, terwijl de lucht *er niet kan doordringen , en het water het niet ontbindt. Van dit metaalen doek, op die wijs bereid, heeft men zcelantaarnen gemaakt, en er zich op de oorlogfchepen der Franfcbe Republiek van bediend, in eenen tijd, toen men gebrek aan hoorn had. Maar het Chineefche middel zou nog veel nuttiger zijn, bijaldien de proeven volkomen wel Haagden, cossigny. D 3 De Ihu-fanilanden.Oen weeden an 'looi- nadnd. 793*  De. Chu-faneilanden.Den tweeden van Hooimaand.179$? 54 BRITSCH GEZANTSCHAP twee voet hoog. Sommigen deezer dwergboompjes droegen duidlijke merktekens van verval wegens ouderdom. De oppervlakte des gronds, die de bóomftammetjes omringde, vertoonde verfcheiden kleine fteenhoopjes , die, in evenredigheid der dwergboompjes, rotfen konden genaamd worden. Zij waren vol kleine gaatjes, en met mosch bedekt, als of zij eeuwen lang daar gedaan hadden : al 't welk diende, om de beguicheling te vermeerderen , en aan het geheele eenen fchijn van oudheid te geeven. Deeze foort van verdoofden, of beletten wasdom fchijnt bij de Chineefche liefhebbers grootlijks in fmaak te zijn. Men vindt 'er, ten minfte in alle huizen van aanzien, proeven van. De begaafdheid, om te weeten, hoe zulke gewasfen voorttebrengen , maakt een gedeelte uit der kunde, welke in eenen Chineefchen tuinman vereischt wordt; te meer, daar dit eene kunst is, welke men in China uitgevonden heeft.— Behalve de verdienfte van eene zwaarigheid te overwinnen , heeft men nog aan deeze kunst te danken het voordeel, dat men in gewoone vertrekken plantgewasfen kan invoeren, welker natuurlijke grootte zulks  NAAR CHINA. XI. HOOFDST. 55 znlks anders niet toelaaten zou. —• Volgens den gewoonen loop der natuur, bereiken de verfchillende plant- en boomgewasfen, in verfchillende tijdperken , na het bereiken van verfchillende grootte en dikte , en het dborloopen van verfchillende trappen van groei, hunne volkomenheid. Dus befteedt, bij voorbeeld , de eederboom op den Libanon verfcheiden jaaren, om zijnen hoogen, dikken en vasten , met veele , horizontaal uitgeftrekte, takken, te vormen , eer hij zijne ongekleurde bloemen, en daarna zijne kleine kegelachtige vrucht, uitfchiet, met oogmerk , om nieuwe fpruiten voorttebrengen, daardoor zijn gedacht te onderhouden, en tevens aan den dag te leggen, dat zijn groei tot volkomenheid gebragt is; terwijl, integendeel, de hysfop, die Hechts een' korten , plantachtigen Hengel maakt, zijne bloemen en zaaden , in hetzelve jaarfaifoen , Hechts eenige maanden, nadat hij gezaaid is, voortbrengt. Sommige boomen worden door uitfpruitfels, of Hekken van jonge takjes , welken men in den grond plant, in plaats van derzelver zaaden te zaaien, voortgeplant. En deeze Hekken of flukjes van jonge takjes, D 4 na De Chu Janeilanden.Den tweede* van Hooimaand,1793.  Se Chu-fan- eilanden. Den tweeden van Hooi maand. 56 BRITSCH GEZANTSCHAP na den gewoonen groeitijd , voor elke bijzondere foort beftemd, Hammen geworden zijnde, en hunne gewoone grootte en dikte verkreegen hebbende, geeven op hunne beurt weder takken , eer zij volwasfen en in Haat zijn , om bloemen, vruchten en zaaden te draagen. Maar door middel der kunst, om van boomen, die anders hoog groeien, dwergen te maaken, weeten de Chineezen den afgefneeden tak van eenen boom, in de aarde geplant, hij aanhoudendheid vruchten te doen draagen, als of dezelve op een' anderen boom , ten tijde dat deszelfs fap tot voortplanting de vereischte bekwaamheid had , ingeënt was» De wijs , waarvan men zich in China bedient, om dwergboomen voort te bren-. gen, is, naar men ons verhaalde, als volgt; „ Wanneer men eenen boom heeft uits, gekoozen , waarvan men een' dwerg „ wil vormen , neemt men eene genoegs, zaame hoeveelheid klei of vette aarde, „ en voegt die aan het bovenëind van „ zijnen ftam, zoo dicht mooglijk aan de „ plaats, daar hij zich in takken verdeelr. I, Deeze hoeveelheid klei of vette aarde „ wordt  NAAR CHINA. XI. HOOFDST. . 57 „ worde, door middel van een groven „ hennepen of katoenen doek, op die „ plaats gehouden, en bij aanhoudendheid „ zorgvuldig met water bevochtigd. Wan„ neer men een' geruimen tijd, fomtijds meer dan twaalf maanden lang, onaf „ gebroken hiermede voortgegaan is, „ fchieten , uit het hout van den ftam, ,, eenige kleine , tedere vezeltjes, gelijk „ zoo veele worteltjes, in de vette aarde, „ Dan wordt dat gedeelte van den ftam, „ waaruit die nieuwe vezeltjes zijn voort„ gefprooten, tevens met den tak, die 'er „ onmiddelijk boven is, met alle moog„ lijke voorzigtigheid, van de rest det booms afgefcheiden, en in nieuwe aarde „ verplant, alwaar de vezeltjes wel draa „ in eigenlijke worteltjes veranderen, ter„ wijl de voorige tak nu den ftam van „ een bijzonder boomgewas vormt, en, ,, als het ware, eene andere gedaante aan^ „ genomen heeft, — Door deeze kunstbe» „ werking wordt de voortbrengende kracht, „ welke de tak bezat, eer hij van den „ vaderlijken ftam afgezonderd werd, geen„ zins, of vernield , of veranderd. Zoo „ dat deeze tak , wanneer hij voorheen „ bloefems en vruchten droeg, naderhand P 5 5» e Chu-faneilanden.Den tweeden van Hooimaand.I79S- 54 BIUÏSCH GEZANTSCHAP De opperbevelhebber , het gevaar van in ongunst te geraaken, willende mijden, deed zen, om door ohderfcheiden khoopén, op de hoeJen of mutfen , onderfcheiden waardigheden of rangen in het rijk van China uittedrukken, in dit werk meermaalen gefprooken wordt, zal het niet indien (lig zijn, bij deeze gelegenheid iets daarvan .e zeggen. ïn de jaaren 1794 en 1795 , heeft ook de Hok andfche Oostindifche maatfchappij een gezantfchap naar Peking gezonden, om den keizer tchien-,un5 op den zestigften verjaardag zijner komst ot den troon geluk te wenfchen. — Het gëzantchap werd door Mr. iziak titsing, gewoon len raad van Neerlandsch Indie te Batavia , be* :leed. En de heer andreas everhard van iraam-houckgeest , geweezen opperhoofd -an de direöie der Hollandfche Oostindifche maatchappij in China, was de tweede in het gezantchap, met het recht van opvolging, in geval dé ood zulks vereischte. — De laatstgenoemde heeft en uitvoerig dagverhaal der geheele reis van dat ;ezantfchap gehouden. Uit het eigen handfchrift an dat dagverhaal heeft de heer l. b. more au ie saint mory, onder het oog en geflaadig ipzigt van van braam-houckgeest, eene ?ranfche vertaaling vervaardigd , en ta Philadelphia, n Noord-Amerika, gedrukt en uitgegeeven. De' eden , waarom zulks te Philadelphia, in de rereenigde Noord-Amerikaanlche ftaaten gefchiedle, was, omdat van braam-hoückgëesï aich,  NAAR CHINA. XI. HOOFDST. 6*5 deed op Maande voet zijn best, ten einde, lootfen te vinden, bekwaam, om de fche-j pen,- zich, na het eindigen van dat gezantfchap, en het \ verlaaten van den dienst der Hollandfche Oostindi-1 fche maatfchappij, op een landgoed nabij Briftol, niet verre van Philadelphia,in Penlilvanie, met der woon had neergezet. — Van die Franfche vertaaling, is, in het jaar 1797, het eerfte deel in quarto uitgekomen. In dit deel loopt bijkans de geheele gefehiedenis van dat gezantfchap af. Men vindt 'er in: de reis van Kanton naar Peking; het verblijf in die hoofdrtad; het gehoor bij den keizer van China; en de "terugreis van Peking tot Chang-chanchen, veel meer dan den halven weg van Peking naar Kanton, befchreeven. Terwijl tot heden toe, den twaalfden van Herfstmaand 1799, wanneer dit blad gedrukt wordt, het tweede deel dier reisbefchrijving, waarbij eene landkaart van China, een platte grond van Peking en verfcheidene plaaten zouden gevoegd worden , nog niet ten voorfchijri gekomen is. Voor de reisbefehrijving heeft van braam houckgeest, of de uitgeever, eene opheldering van verfcheiden bijzonderheden vooraf laaten gaan, welke een merklijk licht over China , en al wat dat rijk betreft, verfpreidt. In die opheldering fpreekt van braamhouckgeest ook van de knoopen, op het boVenfte der muts, geplaatst, om den onderfchèiden rang van die geenen, die ze draagen, aanteduiden, van den keizer tot den minden mandarijn toe. III. DEEL, E Ké*. De Ihu-fan•ilanden.Den weeden •an looi- . naand, 793' ,  Be Chu-faneilanden,Ben tweeden van Hooimaand.1793. 66 BRITSCH GEZANTSCHAP pen, langs den begeerden weg, naar den mond der Pei-ho- rivier te ftuuren. Ter- ftond Behalve den keizer, telt hij ook, gelijk onze fchrijver, negen onderfcheiden rangen ; doch met dit onderfcheid , dat van braam-houckgeest de zeven eerfte rangen ieder in tweeën verdeelt. De keizer alleen draagt een groote fijne paerel op zijne muts. Onder de mandarijnen neemen de knoopen in waardij af in de volgende orde: 1. De knoop van een' donkerrooden of purperkleurigen fteen , rond , doch met zes zijden. Dezelve, meer langwerpig van gedaante. 2. De knoop van fraai gewerkt koraal, rond en met zes zijden. Dezelve, langwerpig van gedaante. 3. De knoop van eenkleurig koraal, rond en met zes zijden. Dezelve, langwerpig van gedaante. 4. De knoop van een' blaauwen doorfchijnenden fteen, rond en met zes zijden. Dezelve, langwerpig van gedaante. 5. De donkerblaauwe knoop, rond en met zes zijden. Dezelve, langwerpig van gedaante. 6. De ligtblaauwe doorfchijnende knoop, rond en met zes zijden. Dezelve, langwerpig van gedaante. 7. De  «AAR CHINA, XI. H00FDST. 6f ftond werden 'er beflisfende bevelen in de ftad uitgevaardigd, om alle zulke zeelieden , welke Hechts ooit te Tien - fing geweest waren , optezoeken. Zoo ras zij verfcheenen , werden zij omtrent hunne ervaarenheid in de zeevaartkunde , afzonderlijk , ondervraagd. Ten laatfte vond men twee , welke op die haven dikwijls handel gedreeven , maar , federt eenigen tijd , de zeevaart verlaaten hadden. • Deeze lieden gaven bericht, dat de vaart op de Geele zee , ten minfte voor fchepen van die grootte , van welke men zich gemeenlijk op dezelve bedient, noch moeilijk, noch gevaarlijk is; dat men aan of dwars voor den mond der Pei-horivier, die naar Tien-fing leidt, eene zandbank vindt, welke belet, dat fchepen ,. die meer dan zeven of acht voet diep 7. De witte ondoorfchijnende knoop, rond en met zes zijden. Dezelve, langwerpig van gedaante. 8. De vergulde ronde knoop. 9. De zilvere ronde knoop. Deeze orde is door deri voorganger des fegenwoordigen keizers, young-ching, in 't voorfte deezer eeuw ingevoerd. Aant. des nederb„ vert. E 2 De Chu faneilanden*Den tweeden van Hooimaand."793-  De Chu faneilanden,Den tweeden van Hooimaand. 68 BRITSCH GEZANTSCHAP diep gaan , den Aroom kunnen inloopen; maar dat 'er , één of twee dagen zeilens van daar, onder het eiland Mi-a-tau, een veilige haven voor zwaarder fchepen is. Op hetzelve oogenblik werden de twee zeelieden van Chu-fan door den opperbevelhebber gelast, zich terftond aan boord van de Clarence te begeeven, ten einde zich bij de overige fchepen te voegen , en dezelven naar het eiland mi-atau, of zoo nabij de haven van Tienfing te geleiden, als mooglijk zou zijn. — Beide deeze lieden waren te Chu-fan gezeeten, en hadden 'er hunne familiën. Zij waren ongeneegen , om zich van dezelve te laaten fcheiden. Zij verklaarden, dat hunne afweezigheid van huis voor hunne bijzondere zaaken nadeelig zou zijn. Zij wierpen zich voor den gouverneur op den grond neer, hem ootmoedig fmeekende, dat hij de goedheid-wilde hebben, om hen bij deeze gelegenheid gunifiglijk te verfchoonen. — De Engelfchen konden geene voorfpraak voor deeze lieden zijn, of zij moesten, ten zeiven tijde, van allen eisch, om lootfen te hebben, afftand doen, en dus de veiligheid van het eskader  NAAR CHINA. XI. HQOFDST. 69 der en het geheele gezantfchap in dei waagfchaal Hellen. Ook verklaarde de op- i perbevelhebber, dat des, keizers wil ge-1 hoorzaamd moest worden; en, om deeze * reden , wilde hij naar geen vertoog hooren. / Terwijl de. lootfen naar huis fnelden," om zich tot deezen onverwachten dienst gereed te maaken , keerden de reizigers aan boord van de Clarence te rug, om toeftel tot hun vertrek te maaken. — Naaüwlijks waren zij 'er aangekomen , of de gouverneur was 'er ook. De nieuwsgierigheid had , waarfchijnlijk , ruim zoo veel deel aan zijn bezoek, als wel de beleefdheid. De hoogte der masten , de wijs om de zeilen, het eene boven het andere , te plaatfen , en de vaardigheid der matroozen, om langs de hoofdtouwen in het bovenfte der masten te klimmen, trokken de aandacht van deezen ftaatsdienaar op een bijzondere wijs tot zich. 't Is waar , de Chineefche fchepen hebben , fomtijds, een marszeil, van zeildoek , boven het fchover - , of groote zeil ; maar dit laatfte is altijd van matten gemaakt , en dwars op hetzelve plaatst men, evenwijdig van elkander, fporten van bamboes , welks ftam hol , en welks E 3 hout Je 'hu-fan* Handen. ten .' veeden an Tooi- •■aand. 793-  Be Chu fanei landen. Bén tweeden van Hooi- , maand. 1793- 70 BRITSCH GEZANTSCHAP hout zoo wegens zijne hardheid, als wegens zijne ligtheid merkwaardig is. — De Chineefche matroozen klimmen , wanneer het noodig. is , langs deeze fporten naar boven ; maar , , doorgaans , verrichten zij al het fcheepswerk beneden op het dek. Geduurende het verblijf van de Clarence in de haven van Chu-fan, werd één der Engelfchen , die , aan land, al te veel zuure, verkoelende vruchten gegeeten had, door een geweldig kolijk aangetast.' — Dewijl 'er, bij geval, noch arts of wondheeler, noch eenigerhande geneesmiddelen aan boord waren, werd 'er, terftond, om een* Chineefchen geneesheer gezonden, ten einde den lijder, die geweldige pijnen leed, zoo ras mooglijk, eenige hulp toe te dienen. Het duurde ook niet lang , of 'er kwam een arts. Zonder eenige vraagen omtrent den aart en oorfprong der ziekte te doen, nam hij, met veel deftigheid, den linker arm des lijders, en voelde, op een zachte wijs, met zijne vingeren deszelfs pols; Daarna ligtte hij éénen zijner vingeren op , en ging voort, met de andere dria den pols waar te neemen; vervolgens met twee, en eindelijk met éénen, beweegende hij zijne hand, eenige minuuten lang, voor-  NAAR CHINA. XI. HOOFDST. 71 voor - en achterwaard, gelijk men gewoon ; is, op een klavier of harp te doen , van' het gewricht tot zoo verre naar den el-j boog, als de pols zich liet gevoeleri. Ge- \ dimrende al dien tijd fprak hij geen woord, i Ook zag hij den zieken niet aan, maar j hield zijne oogen op een en hetzelve onderwerp gevestigd , als iemand, die in fterk gepeins is. Met een woord, hij handelde zoo , als of hij oordeelde , dac iedere bijzondere ziekte , door een bijzondere klopping der flagüder, wierd aangeweezen, en ook door een' ervaaren arts daardoor onderfcheidenlijk kon gekend worden. Ten laatfte Zeide hij , dat de ziekte, om welke hij geroepen was , uit de maag voortkwam ; 't welk uit de toevallen der ziekte, waaromtrent hij zich, waarfchijnlijk, had laaten onderrechten, eer hij aan boord kwam, zeer kenbaar was. Dezelve weeken ook zeer ras voor de geneesmiddelen , welken hij den zieken, op zijn eigen verzoek, toediende. Zoo ras de lootfen aan boord van de Clarence gekomen waren , vertrok deeze brik uit de haven van Chu-fan. — Op haaren weg , om zich wed°r bij de Lion te voegen, kwam zij dicht bij een eiland, *E 4 in De ^hu-fan* Handen. ~Xen weeden an ïooi- taand. 793-  / De Chu-faneilanden.Den tweeden van Hooimaand.?7P3- ' 72 BRITSCH GEZANTSCHAP in de kaart, N°. XI. het eiland sar ah galley genaamd, daar de wind haar op eens verliet. Ten zeiven tijde werd het fchip door een fpring- of voorvloed in eene foort van maalftroom weggefleept, in welken het verfcheidenmaal, als op een middenpunt , met veel geweld werd rond gedreeven. Bij elke omdraaijing was de boegfpriet, dikwijls flechts eenige weinige voeten van een fteile rots, die lood. recht uit den boezem der zee oprees, verwijderd. De lootfen, welke , dikwerf voorheen, in die zelve ligging geweest waren, en voor welken zij dus niet nieuw was , waren bij deeze gelegenheid van zeer groot nut, verzekerende zij, dat 'er geen gevaar te vreezen was , en dus de verlegenheid en verwarring, die anders onvermijdlijker wijs op het fchip ontftaan zou zijn, voorkomende. Indedaad , voerde ook het getij de Clarence ras van den maalftroom weg \ en de brik wierp , dien zeiven nacht, op de hoogte van den noordhoek van Lo-wang het anker uit. — Den volgenden dag , liep het fchip door eene ftraat, in de gemelde kaart gough's straat geheeten , en voegde zich weder ' bij de Lion, op de ankerplaats , wel-  naar CHINA. XI. hoofdst. 73 welke wij hierboven reeds befchreeven j hebben. [ Geduurende de afweezigheid van de, Clarence, waren de afgezondenen van \ Chu-fan, en die van den gouverneur der. provincie, beiden aan den gezant gericht,' aan boord van de Lion geweest. — Beiden hadden gefchenken van leevensmiddelen aangebragt, en den ambasfadeur uitgenoodigd, om zich met zijn gevolg aan land te begeeven, en van het feest, welk de gouverneur hun meende te g'eeven, gebruik te maaken. Maar hij bedankte voor de uitnoodiging vriendlijk , zich beroepende op zijne verpligting, om zijne reis naar het keizerlijk hof, zonder uitftel, te moeten voortzetten. E 5 XII. Ihu-fanHanden, Jen weeden 'an Hooi- naand, 1793.  XII. HOOFDSTUK. vaart van de chu-san-eilanden, tot den mond der rivier pei-ho. EERSTE AFDEELING. vaart door de geele zee naar de golf van peking. ' / INHOUD. Uitgestrektheid der kusten van China. — Grenzen der Geele zee. Gedrag der Chineefche lootfen. — De zeevaartkunde heeft flechts geringe vorderingen bij de Chineezen gemaakt. — Welke de oorzaaken daarvan zijn, — Befchrijving van het Ckineesch kompas. — De voordeden van hetzel-, vei — Meening der Chineezen nopens de aantrekkende kracht van den mag-, neetfleen. — Bedenkingen van den keizer caung-sji over dit onderwerp, — Koers van het Engelsch eskader aoor  INHOUD. 75 door de Geele zee. — Het ontmoet de Engelfche brik Endeavour. — Bijzonderheden over het verblijf van Mr. mac-chier op een der Peluw-eilandeïlt — Geaartheid der inwooneren dier eilanden, — Karakter van die van Nieuw - Guinee. — Het eskader vervolgt zijnen koers in de Geele zee. , Gisfmgen aangaande den oorfprong van een groot eiland nabij de oostkust van China. — Ontdekking van verfcheiden eilanden op de vaart door de Geele zee. — Het fchiereiland Sjantung. — Baai aan de noordkust van dat fchierëiland. — De Jfad en reê van Ten-choe-foe. — Voorbeeld van Chineefche zeden. — De gezant laat aan boord der fchepen van het eskader eene afkondiging doen. —■ Uitwerking dier afkondiging. — De ftraat van Mi-a-tau. — Buitengewoone ftrekking der getijden. — De oorzaaken daarvan — Bericht van den kapitein campbell. — De fchepen van het Engelsch eskader zeilen de golf van Pekinar in. Dat  Faart door de Geele zee. Den tweeden van Hooimaand.»793- ; i i j < < t é v ii I e ' l v I d 7<5 BRITSCH GEZANTSCHAP Dat gedeelte der kusten van China , langs welk het Engelsch eskader, bereids' van de oostkust van Tung-quin tot de Chu-fan-eilanden gezeild was, bedraagt meer dan duizend Engelfche zeemijlen, nautkal miles, ieder omtrent een zesde langer, dan een gemeene Engelfche mijl (a). Maar van hier tot die haven van (*) Om den Nederduitfchen Ieezer niet in veregenheid te brengen, voeg ik hier de oorfpronglijke litdrukking , waarvan Mr. staunton zicfi beiient, naamlijk die van nautical miles, bij. Ik heb e vooren reeds, in deeze befchrijving der reis van ord macartneij naar- China , aangemerkt, dat Ie Engelfchen tweederleie benaamingen hebben, m mijl uittedrukken , naamlijk league en mile • at zij door de eerfte benaaming, of die van l?agüe\ ene zeemijl, of een uur gaans, van twintig in énen graad; en door de tweede benaaming, of die an mile, een gemeene Engelfche mijl, van zestig i éénen graad verftaan. Men zie mijne aantekeing, bij het eerfte deel deezer reis, onder bladz. 36 en 107; bij het tweede deel, onder bladz. 2 i 35 en bij dit derde deel, onder bladz. 6 en 7. lier fpreekt onze fchrijver nog van een derde foort m mijlen, welken hij nautical miles noemt, zesrlijk, om ze van de twee voorige foorten te onjrfcheiden. Hij zegt 'er van, dat ieder derzelven een /  naar CHINA. XII. hoofdst. i. Afd. van China , welke het naast aan Peking, in die golf, waaraan de gemelde hoofdftad haaren naam geeft, gelegen is, is de uitgeftrektheid der Chineefche kust nog veel grooter. In de haven van Chu-fan, bevond het eskader zich op de uiterfte grenzen, waartoe de Europeefche fcheepvaart, voor zoo veel men weet, nog ooit of ooit gekomen was. De zee was van daar , ter uitgeftrektheid van tien graaden breedte, en zes graaden lengte , ten eenenmaal onbekend, uitgenomen aan die geenen, welke in de nabijheid van derzelver kusten woonden. — In deeze zee ontlasten zich de wateren der groote whang-ho , of dei gee- een zesde langer is, dan een gemeene Engelfche mijl. Hij meent dus mijien, waarvan vijftig, in plaats van zestig , eenen graad uitmaaken. — Ik weet niet, waarom Mr. staunton hier van deeze foort van mijlen gebruik maakt. 'Er is niet de minfte noodzaaklijkheid toe. Het kan ook niet anders, dan duisterheid verwekken. Indien ik de onvoorzigtigheid gehad had, om het eenvouwig door zeemijlen , of zeevaartkundige mijlen te vertaaien , zou de leezer 'er ligtlijk door misleid zijn gewor den ; 't welk ik door deeze aantekening heb zoe ken te beletten. Aant. des nederd. vert. Vaart door de Geele zee. Den tweeden van Hooimaand.1793»  Vaart daar de Geele zee. Den tweeden van Hooimaand,*79S* f8 BRITSCH GEZANTSCHAP geele rivier van China. Zij voert$ in haaren langen en flingerachtigen loop, eene zoo groote meenigte geelachtig flik mede, dat deeze omfiandigheid niet alleen aan de rivier zelve, maar ook aan de zee, met welker golven zij haare wateren vereenigt, haare onderfcheidendè naamen geeft. De geele zee wordt door China, Tartarije en het fchierëiland Korea bezoomd. Het was in de daad geen gering voordeel, door het gezantfchap bezorgd, dat men gelegenheid had , om eene zoo aanmerklijke uitgeftrektheid van zee, zonder gevaar, te doorloopen, onder het geleide van hun, die ze dikwijls bevaaren hadden. — Van de twee lootfen, welken men, met dit oogmerk, te Chu-fan, aan boord had genomen , bleef de een aan boord van de Lion , terwijl de ander aan boord van de Indoftan werd gezonden. Hoewel zij tot deezen dienst gedwongen waren , toonden zij zich echter zeer geneegen , om dien zoo goed te vervullen, als in hun vermoogen was. Wanneer een Europeesch loots op het dek van een fchip komt, aan welks boord zijne hulp begeerd wordt, maakt hij zich ter-  NAAR CHINA. XII. HOOFDST. I. Afd. teritond meester van het roer, en verricht de pligten zijner bediening , gelijk , eertijds, een dictator bij de Romeinen, terwijl alle ander gezag opgefchort is , of alleenlijk geoefend wordt, om de gehoorzaamheid aan zijne volftrekte bevelen des te fterker aantebinden. Maar , in het tegenwoordig geval, waren de Chineefche lootfen, door de nieuwigheid van hunnen toeftand, in 't midden van zoo veele vreemdelingen , al te zeer getroffen , om zich met andere zaaken, dan die tot de uitoefening van hun ampt volftrekt behoorden , in 't minst te bemoeien. — Intusfchen waren zij op de fchikkingen, wel'ken men tot voortzetting der reis maakte, en op al het fcheepswerk zeer oplettend. Ieder van hun bragt een klein zeekompas mede ; maar zij hadden noch zeekaarten, noch eenig werktuig , om de breedte te bepaalen. Offchoon het wel waar is, dat de plaatslijke ondervinding van' kundige lootfen ten aanzien van kusten, welken zij dikwijls bezocht hebben, genoegzaam geoordeeld wordt; is het echter niet buitengewoon , dat men , aan boord van Chineefche fchepen, eene foort van kaarten of fchetfen vindt van de voorgenomen reis, met ■ i Vaart doot de Geele zee. Den tweeden van Hooimaand,I793-  Paart door de Geele zee. Den tweeden van Hooimaand.1793. Bo BRITSCH GEZANTSCHAP met de nabuurige voorgebergten en kaapen, op den rug van uitgeholde kauwoer» den gefneeden , welker ronde gedaante, eeniger maate, aan de vorm des aardkloots beantwoordt. — Deeze gelijkheid mag , fomtijds , iets hebben toegebragt, om te maaken , dat dergelijke fehetfen minder dwaalende waren ; maar al het voordeel daarvan is enkel toevallig. Noch de fterrekundigen, noch de zeevaarenden van China , hebben zich , op een merkbaare wijs , verheeven boven de eerfte ruuwe kundigheden, welke, eenen geruimen tijd lang, het menschdorh hebben doen gelooven, dat de geheele aarde niet anders dan een uitgeftrekte vlakte was*' De Chineezen gelooven , daarenboven * dat hun rijk in het midden dier oppervlakte gelegen is , waarom zij het, bij uitftek, het Rijk van het midden noemen* Volgens hen , zijn alle de andere landen, die het hunne omringen , in vergelijking van China, zeer klein , en op den zoom of rand des aardkloots gelegen ; buiten welken niets dan een fteile en verfchriklijke afgrond , een verbaazende ledige ruimte plaats, heeft. Deeze onkunde aangaande de waare gedaan-  JjAAR CHINA. XII. hoofdst. i. Afd. 8l daante des aardkloots , belet de Chineezen, om, tot verbetering der fcheepvaart, de breedte en lengte van deszelfs onderfcheiden deelen, door waarneemingen omtrent de hemelfche ligchaamen te bepaalen. Doch ook bij de andere natiën , en zelfs bij die geene, onder welken de wijsgeeren belangrijke ontdekkingen gedaari hebben , worden dergelijke uitvindingen zelden tot nuttige einden aangewend, voor dat de groote uitvindftef van gezellige' kunften , naamlijk , de noödzaaklijkheid , haar heeft aangeprikkeld , om ' buitengewoone poogingen te doen. De oude Grieken , bij voorbeeld , hebben het , niettegehflaande al hunne kennis, en de vruc tbaarheid zoo Wel , als verheevenheid van hunnen geest , nooit zoo verre gebragt , dat zij, door middel van eenig werktuig, den ftand van eea fchip op zee konden bepaalen. Dewijl zij hunne fcheepvaart buiten de grenzen der Middelandfche zee weinig óf niet uitftrekten, Vergenoegden zij zich, dezelve, over dag, naar de waarneemingen van eenig gedeelte haarer kusten , of vari het een of ander der talrijke eilanden j die door dezelve verfbreid zijn, en des nachts, naaf dén III, deel. F ftand Vaart door dé Geele ■ iee Den tweeden van Hooimaand»1793-  Vaart door de Geele zet. De tweeden van Hooimaand.1792. 32 BRITSCH GEZANTSCHAP ftand der fterren te regelen. De Chineezen genieten een dergelijk voordeel, als »de Grieken genooten. Hunne zeeën gelijken , zoo wegens de bekrompenheid haarer grenzen, als wegens de menigte der eilanden, waarmede zij overal als bezaaid zijn, zeer veel naar de Middelandfche zee. Ook moet men opmerken, dat de verbetering, en, mag men zeggen, de volmaaking der zeevaartkunde bij de Europeeërs , haaren oorfprong dagtekent van dat tijdftip , toen of hunne driften, of hunne behoeften hen aanprikkelden , om lange reizen over den onmeetlijken oceaan te onderneemen. Wat aangaat het zeekompas, hetzelve is onder de Chineezen in algemeen gebruik. De magneetnaald, waarvan zij zich bedienen, is, zelden, meer dan een duim lang, en nog geene lijn dik. Zij is volmaakt in haar evenwigt opgehangen , en beweegt zich bij de allerminfte gelegenheid ; dat is te zeggen , dat zij terftond draait, hoe weinig ook de doos, waarin zij hangt, van ftand naar het oosten of westen verandert; hoewel, in de daad, de natuur van den magneet, en de volmaaktheid van het werktuig, welk Ldien bs-  naar CHINA. XII. hoofOst. i.Afd. 83 bevat, daarin bellaar, dat de magneetnaald van alle beweeging beroofd zij, en altijd haar dezelve hemelftreek ftandvastig gekeerd blijve , hoe fnel ook de kompasdoos , of andere voorwerpen , die haar omringen, gedraaid worden. —> Volgens de aanmerking van Mr. bArrow, is deeze regelmaatigheid en ftandvastigheid der Chineefche kompasdoos , het gevolg eener bijzondere uitvinding, welke hij op deeze Wijs befehrijft: „ Een ftukje dun koper wordt rondom het middenpunt der magneetnaald ge„ legd. De randen van dit koperen plaat- je worden aan het bovenfte gedeeltö „ van een klein halfrond kommetje van hetzelve metaal, welk het onderfte bo„ ven gekeerd is, omgeklonken. Dit zoo j, omgekeerd kommetje dient tot een pijp, om een ftaalen fpil , voortkomende uit 9, eene holligheid , in een rond ftuk van „ ligt hout of kurk gemaakt, en welk „ dus de kompasdoos vormt, te ontvan3, gen. De oppervlakten zoo van hét „ pijpje , als van de fpil, gefchikt, om 3, elkander te ontmoeten , zijn volkomen ?» gepolijst, om, zoo veel mooglijk, alle Fa „ WfLj. Faart door de Geele zee. Dén tweeden van Hooimaand.1793.  Vaart door de Geele zee De tweeden van Hooimaand.•793' §4 BRITSCH GEZANTSCHAP „ wrijving te mijden. De rand van het „ kommetje is naar evenredigheid breed „ »vermeerdert deszelfs gewigt, en brengt „ door zijnen horizontaaien ftand veel . „ daartoe bij , dat het middenpunt der ,, zwaarte , in alle de verfchillende ftan„ den van het kompas , met het midden„ punt der ophanging, nagenoeg op een en hetzelve punt vallen. —■ De hollig„ heid, in' welke de magneetnaald, op de ,, gezegde wijs , opgehangen is, is rond ,, van gedaante, en ruim genoeg, om het „ kommetje of bakje met de magneet„ naald en de fpil te ontvangen. Over deeze holligheid is een dun fchijfje „ doorfchijnende talk geplaatst, welk aan a, den eenen kant belet, dat de bewee„ ging der buitenlucht eenigen invloed ,, op de magneetnaald hebbe , maar aan „ d.-n anderen kant gelegenheid geeft, „ om haare minfte beweeging gemaklij k ,, waarteneemen." „ De kleine en korte kompasnaald van „ het Chineefche kompas heeft een wee- zenlijk voordeel over die van de ge„ woone groot, e , waarvan men zich in „ Europa bedient, met betrekking, naam* „ lijk , tot de helling naar den gezigt- ,, ein-  naar CHINA. XII. hoofdst. i. AfL 85 „einder; welke, ten aanzien der laat„ ften, vereischt, dat het eene -uiterfte der magneetnaald zoo veel zwaarder „ gemaakt worde, dan het andere , als noodig is, om de magneetifche aan- trekkingskracht tegen te werken. En, „ dewijl deeze kracht in verfchillende ., deelen der waereld verfchillende is, „ kan de magneetnaald in Europeefche „ kompasfen alleen op die plaats naauw- keurig zijn, voor welke zij gemaakt is. ,, Maar in de korte en ligte magneet- naalden , naar de Chineefche wijs op. s, gehangen, is het gewigt, beneden het „ middenpunt der ophanging, meer dan „ genoegzaam, om de magneetifche kracht „ der neerhelling naar den gezigtëinder, „ in alle de deelen des aardbodems, te overwinnen. — Ook zullen deeze mag„ neetnaalden van haaren horizontaaien „ ftand nooit afwijken." Tot dus verre het bericht van Mr. b arrow aangaande het Chineefche kompas. De onderftaande afbeelding en verder opheldering derzelve , terftond daarop volgende, zullen den leezer in ftaat ftelIen , om zich een duidlijk denkbeeld van F 3 dit Vaart door de Geele zee. Ben tweeden van Hooimaand.1793'  86 BRITSCH GEZANTSCHAP Vaart dit werktuig en van deszelfs gebruik te £ƒ< vormen. zee. Den Op de bovenite oppervlakte der doos9 tiaar het kompas in is, zijn, gelijk uit de bovenftaande afbeelding blijkt, verfcheiden , aan het middenpunt evenwijdige, lijnen, of cirkels , overeenkomftig de onder fcheiden grootte der doos, getrokken. Deeze heeft zelden minder dan vier duim in haare middellijn. De cirkels zijn door verfchillende Chineefche karakters onderfcheiden. — Op den eerften of binnenften .zijn acht karakters getekend, waarvan vier de hoofdpunten van oost, west, noord en luid, en de yjer overigen de punten % mi- tweeden van Hooimaand,1/23.  NAAR CHINA. XII. HOOFDST. I. Afd. 87 midden tusfchen die hoofdpunten gelegen, betekenen. — Door dezelve acht karakters worden ook tevens acht gelijke deelen van den natuurlijken dag of van den tijd, geduurende welken de aardkloot, zijnen loop rondom de zon voortzettende, op zijn eigen aspunt rond draait , aangeduid , bevattende elke zoodaanige afdeeling een tijdsbeftek van drie uuren. —— De karakters , deeze afdeelingen betekenende , zijn zoo geplaatst, dat zij, nagenoeg, den ftand der zon op die onderfcheiden tijden van den dag aanwijzen, beginnende met zonnenopgang, welks karakter insgelijks de oostlijke hemelftreek uitdrukt. — Met deezen eerften cirkel van acht verdeelingen, komt het eerfte kompas overeen , welk , naar men zegt, in 't begin der veertiende eeuw, allereerst in Europa verfcheenen en niet eer, dan (i) De Franfche vertaaler merkt aan, dat de Engelfche fchrijver hier een kleiden misdag in de tijdrekening begaat. Het kompas werd in den jaare 1295 , door den beroemden Venetiaanfcben reiziger mar co paulo, uit China, in Europa gebragr. Ook heeft men hem, geduurende een' langen tijd, voor den uitvinder daarvan gehouden. F4 Vaart ioor de 3eele nee. Den tweeden fan Hooi- naand, '793. 1  Vaart door de Geele zee. Der, tweeden van Hooi- tna,and. \79l- 88 BRITSCH GEZANTSCHAP dan nadat de zeevaarende lieden , doorden tijd, meer ervaarenheid gekreegen, en naauwkeuriger waarneemingen gemaakt hadden, in twee en dertig onderverdeelingen, of ftreeken, onderfcheiden is. In een' anderen cirkel van het Chineefche kompas zijn vier en twintig afdeelingen, in iedere van welke een karakter ingevoegd is, welk een vier en twintigfte gedeelte en des hemels, en van den natuurlijken dag aanwijst. Volgens deeze verdeeling , bevat ieder punt, of ieö!er yier en twintigfte deel van het kompas, een volledig getal van vijftien graaden van de drie hönderd eji zestig , in welken alle de kringen des hemelkloots , volgens een algemeene overeenkomst, verdeeld is; —. eene verdeeling , welke , waarfchijnlijk, van dat vroege eijdlrip gedagtekend moet worden, toen • men onderftelde , dat de 2on haaren fchijnbaaren loop in drie hon-? derd en zestig dagen volbragt. De twee overige cirkels, rondom het Chineefche kompas getrokken , behelzen deels de karakters van den tijdkring van zestig jaaren , waar hij deeze natie haare tijdrekening regelt; en deels andere karakr ters? welke haare wijsgeerige en fabelachtig  NAAR CHINA. XII. HOOFDST. \. Jfd 89 tige leeringen uitdrukken, en waaraan, zij zoo gehecht zijn , dat de kennis van het kompas bij het volk aan land even zoo gemeenzaam , als bij de zeevaarenden is. De natuur en de oorzaaken der eigenfchappen van den magneet, zijn, ten allen tijde , de onderwerpen van het onderzoek en de béfpiegelingen der Chineezen geweest- Hunne befchouwing is, ten deezen aanzien , gelijk in veele anderen, juist het tegengeftelde van die der Europeefche wijsgeeren geweest. —■ 't Is zeker, dat, wanneer de magneetnaald , in haai middenpunt opgehangen , met haar eer uiterfte het noorden aanwijst, het andei noodzaaklijk naar het zuiden gekeerd is Maar ieder punt der magneetnaald behoud fteeds zijn eigen kracht, dut is, het punt wélk het noorden aanwijst, wijst altijt het noordén aan , en om die reden i ook het tegengeftelde punt altijd naar he zuiden , en nooit naar het noorden, ge keerd. Dit gaat zoo verre, dat, wan neer men de magneetnaald , met geweld in ëen' tegengestelden zin plaatst, zi terftond ,. zoo ras zij in vrijheid gelaate is, haaren oorfprongljken ftand, tegen F 5 pye Vaart ioor de Geele zee Den tweeden van Hooimaand. l I » j 1 r,  Vaart door de Geele zee. Dei tweeden van Hooimaand. !?P3- 9© BRITSCH GEZANTSCHAP over haar gewoone aspunc, weder aanneemen zal. Dus kan men onderftellen, > dat de kracht, welke de magneetnaald aantrekt , in beide de tegenover geftelde aspunten der waeield huisvest. In Europa heeft men algemeen gedacht, dat de magneetnaald haare voornaamfte ftrekking naar den noordpool heeft, maar in China wordt de zuidpool aangemerkt, als alleen die aantrekkende kracht te bezitten, ■ De naam, welken de Chineezen aan hun kompas geeven, is hierom ook ting-namching, dat is; naald, die het zuiden aanwijst ; en, om dezelve reden, ziet men, op het Chineefche kompas, een onderfcheidend teken aan den zuidpool der magneetnaald, gelijk in de Europeefche kompasfen aan den noordpool. De keizer kaung-sji, grootvader des tegenwoordigen fouvereins van China, had de gewoonte , om zijne waarneemingen over eene verfcheidenheid van onderwerpen in gefchrifte te (tellen ; en, verfcheiden geleerde, zendelingen aan zijn hof toegelaaten hebbende , was hij omtrent hunne wijsgeerige meeningen niet onoplettend. Eij gelegenheid van het kompas fchreef hij het volgende;  waar CHINA. XII. hoofdst. i.AfJ. 91 Ik heb fommige Europeeërs hooren. zeggen , dat de magneetnaald het noor-^ „ den gehoorzaamt. In onze pudlte jaar- . „ boeken wordt gezegd, dat zij zich naar! „ het zuiden draait, Maar, dewijl noch „ de eenen, noch de anderen de oorzaak „ hebben uitgelegd , zie ik niet, dat 'er „ veel voordeel in gelegen zij, aan de „ eene mcening boven de andere den „ voorrang te geeven. De ouden, intus- fchen , hebben de eerfte dagtekening; „ en hoe verder ik gaa, hoe meer ik „' aangaande hunne kennis van de wer„ kingen der natuur overtuigd worde. Daarenboven, dewijl naar den kant van " het noorden alle de werkzaamheden verflaauwen, en nagenoeg gantschlijk „ beginnen optehouden , is het minder „ waarfchijnliik, dat de kracht, welke de magneetnaald in beweeging brengt, van „ dien kant haaren oorfprong zou nees, men." Op deeze eigenfehap des zeilfteens, wordt in de boeken der Chineefche fabelkunde of verdichte hiftorie van dat rijk, insgelijks, toefpeeling gemaakt. In dezelven vindt men verhaald, dat, onder 4é r/aart hor de Zeele ;ee. Der, 'weeden 'an Hooi- naand. '793?  Faart door de Geele zee. Den tweeden van Hooimaand,I7P3- i l ( t 1 \ 91 BR1TSCH GEZANTSCHAP de regeering van den keizer chin-nong, een muiteling, met naame tchoe-yoe, om zijne vijanden des te beter te ver-, bijsteren en te overwinnen, het middel had uitgevonden , om, naar zijn welbe* haagen, dikken mist, en zelfs de uiterfte duisternis voorttebrengen ; maar, dat de keizer, om het fchaadelijk gevolg dier uitvinding voortekomen, een werktuig had bedacht, beftaande in het beeldnis van een man , in een' wagen ftaande , zijnen senen arm uitftrekkende, en fteeds zuidwaard daarmede wijzende: eene omftanligheid, welke de keizerlijke krijgstroe» sen in ftaat Relde , om het rechte fpoor :ot ontdekking en t'onderbrenging van den nuiteling te volgen, De keizer kaung-sji wist echter wel , dat de magneetnaald niet altijd, •egelrecht en volmaakt, zuid- en noordwaard wijst; en dat deeze afwijking in ille gewesten niet even groot, en op alle plaatfen niet onveranderlijk dezelve is. Maar le kring der Chineefche fcheepvaart is e naauw beperkt, dan dat zij ervaarenïeid genoeg, en gelegenheid tot zoo reële waarneemingen op zou leveren, om. eeo  naar CHINA. XII. hoofdst. i. Afd. 93 een famenftel van wetten te vormen, welken men onderftellen mogt, de veranderingen der magneetnaald te beftieren. — De Chineezen houden zich met hunne algemeene, fchoon oppervlakkige, kennis, dat de magneetnaald beftendig de beide genoemde aspunten aanwijst, te vreede, en oordeelen dezelve tot oefening hunner zeevaartkunde , in allen opzigte , genoegzaam te zijn. En over het geheel fchijnt het, dat de nafpooringen deezer natie over de meeste onderwerpen , enkel door het onmiddelijk vooruitzigt der nuttigheid en winst, welke zij uit de voortzetting eener zaak verwachten, gaande gemaakt, en dikwijls ook maar al te veel daardoor bepaald worden. De Chineefche lootfen kreegen ras ge» legenheid om te ontdekken, van hoe on* gelooflijk meer dienst de volmaaktheid van het kompas voor de ftouter zeevaarders van Europa, dan voor hun zeiven was, dewijl de bevelhebbers der fchepen Lion en Indo ft an, op dat werktuig zig verlaatende, regelrecht van het land in de open zee ftuurden. De koers deezer reis is in de kaart van da Vaart hor de leele teè. De» tweeden fan Hooimaand.1793.  Vaart door de Geele see. Den tweeden van Hooimaand.W3. 94 B1ÜTSCH GEZANTSCHAP de Geele zee duidlijk aangeweezen. Dezelve is getekend nommer XI , en hiervoor , in dit derde deel (c) , te vinden. Op deeze kaart zoo wel , als op de algemeene of reiskaart der fchepen Lion en Indofian, uit Engeland naar de golf van Pe - che - li of Peking , en van daar naaf Engeland te rug, geteekend nommer III.* en achter het eerfte deel deezer reis geplaatst , is , behalve den weg, dien de fchepen gehouden hebben , ook de ftand des zee - barometers en de hoogte des thermometers in de fchaduw , eiken middag, naar de fchaal van fahrenheid genomen , en de afwijking der magneetnaald, benevens de daaglijkfche vordering op de reis, aangetekend. Waarbij in de kaart van de Geele zee nog de diepte des waters komt, zoo als zij daaglijks gepeild is. — Uit hoofde deezer voorzorg, is het niet noodig, die waarneemingen iri het ligchaam van dit werk intelasfchen; maar de andere bijzonderheden eener fcheepvaart, welke zoo nieuw isa als deeze door (r) Tegenover bladz. i,  kaar CHINA. XII. hoofdst» i. Afd. 95 door de Geele zee, kunnen niet, met eenige welvoeglijkheid, nagelaaten worden. De fchepen liepen de Geele zee in, op Dingsdag , den negenden van Hooi mand, des jaars 1793. De lucht was donker en betrokken. Een dikke mist bedekte den gezigtëinder, Uit het oostzuidöosten kwam een hooge zee. De eigenlijke plaats , van waar het vertrek der fchepen moest gerekend worden, was het eiland Patch-kok , op de noordei breedte van negen en twintig graaden, twee en twintig minuuten, en de oostlijke lengte van hor.derd twintig graaden twee er vijftig minuuten, gelegen. Toen de fche pen in eene diepte van zes vademen water zeilden , haalden zij het flik van der bodem der zee in eene zoo groote me' nigte op, dat elk fchip, in zijn zog, eer geelachtig bruine kleur naliet, welke eer halve mij! verre te onderfcheiden was eene omftandigheid , welke in ftaat zoi zijn , om lieden , aan zoodaanig een ver fchijnfel niet gewoon , verlegen en be vreesd te maaken , of zulks niet wel eer fchielijke ondiepte van water aanduider mogt. Woens / Vaart door de Geele zee. Den negenden van Hooi- maand'. 1793- ! I l l l I  Vdart door de Geele zee. Den tienden van Hooimaand.*793> Ben elf. den van Hooi maand, i ï ( ( ( i J>5 BPJTSCH GEZANTSCHAP Woensdag, den tiénden van Hooimaand. Dik , dijzig weer, met een geftaadige hooge zee uit het oosten. Geduurende hét voörfte en mïddenfte gedeelte van den dag , woei de wind uit het noordwesten én fömtijds uit hec westen. In het laatfte gedeelte werd het zeer ftil. In den morgen werden twee eilanden ontdekt; welken de lootfen tchin-san en sjoetong-yong noemden. Hunne ftrekking Van ons was noordwest ten westen , op den afftand van acht of negen zeemijlen. De diepte der zee was van twee en dertig tot zeven en dertig vademen. De bodem fijn zand. Donderdag, den elfden van Hooimaand; Geduurende het eerfte gedeelte van dert lag had men nu eens zachte koelte, dan wederom ftilte. In den avond ontftond er een frisfche koeke uit het zuiden. — ren vijf uur des ochtends, werden 'er, vestwa'ard, twee nieuwe eilanden ontdekt, lie klein en rotsachtig waren. Wij nalerden ze op den aftand van zeven of cht zeemijlen. — De lootfen noemden leeze eilanden Pa-Tcha-san en te•chong. Omtrent den middag peilden' v-ïj zes en dertig vademen water. Vrij-  naar CHINA. XII. hoofdst. i, Jfd. ' chan, koblai - chan , maar in China , chitchoe, geheeten, bekleedde toen de , keizerlijke waardigheid in dat rijk. Deeze , vorst ontving de Venetiaanen met een on, voorbeeldige goedheid. Hij fprak verfcheiden > maaien met hun, deed hun veele vraagen over de i zeden en den godsdienst van Europa, en was . over hunne antwoorden zoo zeer voldaan , en , daardoor zoo zeer met hun ingenomen, dat hij , hen, met kostbaare gefchenken overiaaden, te i rug zond, en hen deed verzeilen door eenen zijner krijgsbevelhebberen , maar die ongelukkig op de reis overleed. — Indien men aan het verhaal der twee Venetiaanen geloof geeft, was die gezant gelast, den paus om een zeker getal zendelingen te verzoeken , die den keizer van China en zijn volk in den Christlijken godsdienst ondervveezen. Maar het is niet zeer waarfchijnlijk , dat de Tartaarfche overwienaar van China, die ondervonden had, hoe onvennijdliik noodzaaklijk het was, de oude leer der Chineezen te volgen, om vreedzaam en ftil over hen te regeeren, zonder eenige drangreden, eenen vreemden godsdienst zou hebben willen aanneemen." [Met  NAAR CHINA. XII. HOOFDST. I. Afd. 10? de Chu - fan - eilanden, niet verre zuidwaard van daar gelegen, 'er duidlijk in getekend zijn, [Met verlof van Mr. j. castéra, moetik echter aanmerken, dat deeze bedenking alleen niet genoegzaam is, om de geloofwaardigheid dier reizigers in deeze bijzonderheid te ontkennen. Behalve dat hij, voor zijnen perfoon, begeerte kon gekreegen hebben, om nader opening van den Christlijken godsdienst te erlangen, heeft hij mooglijk ook daar mede bedoeld, met Europeefche vorften en ftaaten in verftandhouding te geraaken.] ,, Doch hoe het ook zij, de twee Venetiaanfche ■ reizigers keerden , twaalf jaaren na hun vertrek „ uit hun vaderland , aldaar te rug in het jaart I2?2. Het duurde echter niet lang, of zij gin gen wederom naar China op reis. Dit gefchiedde ', twee jaaren daarna in 1274. Op die reis verzeldf de beroemde marco paolo zijnen vader et ,, zijnen oom. Hij was toen nog zeer jong. Doch we ,, ras kende hij niet alleen de gewoonten der Mon ,, golfche Tartaaren, maar fprak ook hunne taa ,, vaardiglijk.— Marco paolo wist zich bij dei ,, Chineefchen keizer chi-tchoezoo aangenaan „ te maaken, dat die vorst hem eenige gewigtigeei „ geheime zendingen buiten het rijk toevertrouwde.„ Eindelijk, nadat deeze Venetiaanen zich zeven „ tien jaaren in China en Tartarije hadden opgc „ houden, kreegen zij verlof, om naar hun vadei ,, land te rug te keeren. Zij begaven zich aa „ boord van een fchip, naar Indiebeftemd; b( „ zochten nog verfcheiden gewesten ; beproefde „ veele ongemakken en gevaaren; en kwamen «er 5» i Vaart, door ie Geele zee. Den veertienden van Hooimaand.1793- l I I 1 1 n ït n  y&sxt door de Geele fee. Den veertienden van Hooi- ' maand. X79j- ' 1 1 1 1 < ( i v ro8 BRITSCH GEZANTSCHAP tijn; 't zij dat het, op dien tijd, of nog !0 klein was, dat het geen noemens waard was, of zoo laag, dat hij het in zijne raart op die hoogte niet ontdekt had. Bijluien dat eiland , in den tijd van Hechts 'ijf eeuwen, zoo aanmerklijk vergroot is, noet het, voor dat tijdfüp, veranderingen ran eenen tegenge(lelden aart ondergaan lebben. En het is niet moeilijk te begrijpen, [at losfe aarde , allengs door den mond ener groote rivier uitgevoerd, en neergelegd , in den jaare 1295. te Venetië te rug , behalve , groote fchatten, ook den roem medebrengende, » dat zij de fchoonfte reis, welke tot dien tijd toe , ondernomen was , gedaan hadden. — Eenige , jaaren na zijne terugkomst, gaf hij 'er eene be, fchrijving van uit, met eene landkaart van-Chi, na, door hem getekend, die nog te Venetië be, waard wordt, en, naar men zegt, zeer naauw, keurig is. — Intusfchen fcheen alles dat hij ver> haalde, zoo fabelachtig, of ten minfte zoo over, dreeven, en hij fprak , wanneer de rijkdommen , en bevolking van China op het tapijt kwamen, 1 zoo veel van millioenen, dat zijne landgenooten 1 hem den bijnaam van Meijer Marco Millione ga. ven." Deeze laatstgemelde marco paolo is de ontwerper der landkaart van Cruna, daar Mr. staukon hier boven van fpreeht. Jant. des sëd&roï ert.  NAAR. CHINA. XII. HOOFDST. I. Afd. IOQ legd ter plaats, alwaar de verder aandrang des ftrooms door het rijzend gerij der zee tegenftand vond, blootgefteld zij aan het geval, om door den eenen of anderen geweldigen ftroom, die den hinderpaal, door .dezelve rivier in haaren gewoonen en zachter loop gevormd, overwon, op nieuw in beweeging gebragt, en gantschlijk weggefpoeld worde. In de nabuurfchap van het eiland Tfung* ming , en langs de kust van China, ontmoette de kapitein proctojr. verfcheider kleine jonken, mandarijnen aan boord heb bende, die op 'skeizers bevel daaromtren kruisten, om den gezant optezoeken, hen te verwelkomen , en naar de eene of an dere haven te geleiden. Doch zij waag den zich zelden buiten de diepte van twe vademen water , niet bedenkende, dat d Lion, die den ambasfadeur aan boord had nagenoeg tweemaal zoo diep ging. Hierui bleek duidlijk, hoe weinig juist denkbee! het Chineefche volk, en zelfs het fcheepsvol onder hen, van de grootte ,' of liever va het maakfel der Engelfche fchepen had. De Chineefche fchepen, offchoon dikwij ▼an zeer aanzienlijke grootte, hebben pla SSJfl .nafco: - u Vaart do» de Geels) zee. Den veertienden van Hooimaand.1793- l t l 9 t i k n s c- :r  .-Vaart door \ de Geele Jtee. Den' veertienden van Hooi- 1 maand. *?93- c X f n P ii fc ti bi di zi d: fe da is aa ei dc en ge la zo Gi X\ iio BRITSCH GEZANTSCHAP er en vlakker bodems, zelfs dan de meese Hollandfche fchepen. De Lion hield zich ooscwaard van den toers, welken de Indostan volgde, en naIer aan, — hoewel niet in het gezigt van ie westkust van het fchierëiland Korea, /elk zich van Tartarije zuidwaard uit:rekr. — Het fchierëiland sjan-tung (ƒ) A-rekt (ƒ) Ik kan niet voorbij, hieromtrent eene aanlerking te maaken , xvelke van uitgebreider toeisfing kan zijn. Mr. stauwton begaat hier een isflag, waaraan veele aardrijksbefchnjvers zich huldig maaken. Hij noemt dit voorgebergte Sjan:ng cm fchierëiland. Men behoeft flechts een goede :paaling van een fchierëiland te maaken, en izelve dan, met de landkaart van China voor :h, op dat gedeelte der provincie Sjan-tunsr, ar hier boven van gefprooken wordt, toetepasa, om te oordeelen, of die benaaming met grond araan kan gegeeven worden. — Een fchierëiland zoodanig een gedeelte lands, welk, niet flechts i driekanten, maar bijkans geheel, door de zee iringd, en van het vaste land afgefcheiden zijnde, or een fmalle ftrook lands, daarom eene landgte geheeten, aan het vaste land gehecht is, en meenfchap daarmede heeft.— Dit geeven niet al» m onze Nederduitfche benaaming fchierëiland, a als een ieder ziet, maar ook de Latijnfche en iekfche benaamingen, te weeten, peninfula, en l ccrvi - land entde/tc/v, tct dejh aat >>an ML-Ar TAV ttt .   ; r'-?v • * | NAAR CHINA. XII. HOOFDST. I. Afd. Iïl llrekt zich van het vaste land van China zooverre oostwaard uit, dat het de breedte der Geele zee, tusfchen deezen oostlijken uithoek van Sjan-tung, en de tegenover liggende kust van het fchierëiland Korea, tot veertig zeemijlen, of daaromtrent, vermindert. Beikan men, om nu van eene menigte kleiner fchiereilanden niet te fpreeken, bij voorbeeld, geheel Afrika, geheel Zuid-Amerika, Krimsch Tartarije, Morea, enz., in den eigenlijken zin des woords fchierëilanden noemen. Een iegelijk, die ds moei te!wil neemen, om deeze landen op de landkaartei te befchouwen, zal zulks van zelf moeten genu „en. _ Doch, dan zullen ook veele andere landen die niet door middel eener landengte met het ove rige vaste land famenhangen, maar, integendeel naar maate zij zich verder van hunne punt, of uil hoek, in zee, verwijderen, ook hoe langer ho breed'er worden, en zich eindelijk, ongevoelige wijs,met het overige vaste land vereenigen, fchoo zeer'verkeerd fchierëilanden genoemd, van de ly derzelven moeten uitgefchrapt worden. Zoo fprs en fchreef men, voorheen, om maar een enk voorbeeld te geeven , van de Indifche Jchierêila den beoosten en bewesten den Ganges, hoewel', niet het minfte zweemfel van een fchierëiland in vinden is: waarom zy ook, in de laatfte uitga van j. hubners Algemeene Aardryksbefchryving do e.w. cramerus bezorgd, inhetvijfdedeel, blad 180,enz., terecht,de -uithoeken beoostenenbewest c' Vaart door de Geele ' zee. Den veertienden van Hooimaand.1793- l » D t n ,t k ïl 4:rte af :>r z. :n en  Taart do de Geele zee. Dt vijftiende van Hoo maand. -793- 112. BRITSCH GEZANTSCHAP )t Beide de fmaldeeJen van het eskader n hadden , den vijftienden van Hooimaand , « den wind uic het zuiden, geduurende een " gedeelte van den dag, door mist verzeld. — Terwijl het weêr helder was, ontdekte men van de Indostan een klein, kegelvormig eiland, welk de loots ka-ten o e heette. Den volgenden dag , kwam hetzelve fchip in het gezigt van het fteile en ruuwe land van het voorgebergte Sjantung , en tevens van een klein eiland, zuidwaard van hetzelve gelegen. —- Omtrent deeze plaats, vernam men een' zachten ftroom, die zich noordwaard uitftrekte. — Door middel van verfcheiden waarneemingen, omtrent den afftand tusfchen de zon en maan gedaan , werd bevonden, dat de oostlyke lengte deezer plaats was honderd twee en twintig graaden veertig mï, ■ tofd nuu- den Ganges genoemd worden. En dit heeft ook hier ten aanzien van het fchierëiand Sjan-tung plaats. Het voldoet geenzins aan de befchrijving eens fchierëHands. Hierom had Mr. staunton het niet een fchierëiland, maar het voorgebergte Sjantung, of den uithoek der provincie van dien naam, welk, bij wijs eener landtong, verre in zee uitfpringt, behooien te noemen. dm> des s e d e «. d, vest»  NAAR CHINA» XII. h00fdst. Ik/ffd*. Itg mimen. De waargenomen breedte was vijf en dertig graaden tien minuuten noord waard. Van hier Huurde de Lion noord ten westen volgens het kompas , tot dat men de noordlij ke breedte van zes en dertig graaden twintig minuuten bereikt had. — De diepte des waters begon toen fchielijk van veertig tot zestien, veertien en twaalf vademen te verminderen. In elk vierde van een uur, befpeurde men een verfchil van twee vademen. De bodem der zee was zandig. Zulk eene fchielijke vermindering van diepte veroorzaakte , natuurlijker wijs , bekommering. Doch deeze bekommering werd meer door de berichten der brikken , die bevel hadden , om niet alleen vooruit te zeilèn , maar ook het dieploot zonder ophouden te bezigen, dan wel door de verzekeringen der lootfen weggenomen , doordien de onkunde der Engelfche taal , welke bij deeze laatften plaats had , hen fomtijds voor minërvaarenen in hunne amptsverrichtingen deed befchouwd worden. ^ Öp den zestienden van Hooimaand, werd het eiland , welk de Indoftan in eene noordöostlijke ftrekking waarnam , ten zeiven tijde , doch in een noordwestelijke III. deel, H ftrek- \ Vaart dooi' ie Geele iet. Den vijftienden mn Hooinaandi ■ 1793- Oén lenden van Hoofa tnaandt  Vaartdoor de Geele zee. Den zeventienden van Hooimaand.1793. 114 ERTTSCH GEZANTSCHAP ftrekking, van de Lion gezien, dewijl het laatstgenoemde fchip zich oostwaard van het eerfte bevond. Op Woensdag, den zeventienden van Hooimaand, voegden alle de- fchepen en brikken zich bij elkander. Men ontdekte dien dag twee hoofden, of kaapen, welke , tevens met het evengenoemd eiland, waarfchijnlijk die landen zullen zijn, welke door de fchepen , regelrecht, van het zuiden naar de golf van Peking ftevenende, het eerst moeten gezien worden. De opperbevelhebber der fchepen oordeelde het, derhalve, dienftig en wenschlijk, niet alleen derzei ver ligging met alle mooglijke naauwkeurigheid te bepaalen, maar ook aan iedere derzelven eenen naam te geeven , gelijk in de verfcheiden kaarten , bij dit werk gevoegd, te zien is. De breedte en lengte van deeze drie punten of landhoofden , naamlijk : kaap macartneij, kaap gower, en staunton-eiland, zijn als volgt; gr. min. De kaap Macartneij ligt op de noordlijke breedte van . . 360 54* De kaap Gower. . . . 360 57Het Staunton-eiland. . . 360 47' D»    NAAR CHINA. XII. HOOFDST. I. jAfd. 115 De oostlijke lengte is Van de kaap gr. min. Macartneij. . . j 1220 12' volgens waarneeming van zon en maan. . 1220 20' volgens het zeehorologie. Van de kaap Gower. . . . 1220 15' volgens waarneeming van zon en maan. I22Q 23* volgens het zeehorologie. Van het Staunton-eiland. . . . 122* 9' volgens waarneeming van zon en maan. • „ isa° 17' volgens het zeehorologie. Wanneer de kaap Macartneij in eene ftrekking van het noordnoordöosten naar het noordwesten gezien wordt , vertoont zij , op een duidlijke en onderfcheiden wijs, zes fpitfe punten van zoo veele bergen. Binnen deeze kaap was een inham, in welke verfcheiden kleine vaartuigen, aldaar ten anker liggende , ontdekt werH 2 den. — Vaart door de Geele zee. Den zeventienden van Hooimaand.-793« .  Vaart door de Geele i zee. Den zeventienden van Hooimaand.-793- i Den achttiendenvan Hooi-' maand, j ( < ] 3 i j i ( 1 < < 1 ti6 BRITSCH GEZANTSCHAP 3en. — Nabij de kaap Gower is een rif i/an fteenklippen , welke zich van eene landtong in zee uitftrekken. Dewijl 'er geen goede ankergrond was , werd het voorzigtigst geoordeeld, niet al te dicht te naderen : doch het fcheen, dat 'er binnen het laage punt eene welgeflooten ha. ven zich opdeed , welker ingang tusfchen 3e kaap Gower en het bereids gemel3e rif was, Men zag een groote menigte vaartuigen binnen die haven , en achter lezelve eene ftad van aanzienlijke grootte. Donderdag den achttienden van Hooinaand. De wind woei , voor het grootIe gedeelte van den dag, uit het oosten :n het weêr was mistig. In den namidlag, zeilden de fchepen voorbij een anlere haven, die zeer ruim was, en waarn verfcheiden groote jonken lagen. — Dmtrent deezen tijd, hadden wij den loordlijkften uithoek van het voorgebergte 'an Sjan-tung, noord ten westen, op enen afftand van acht zeemijlen, van ons. tVanneer het voorgebergte uit deezen land gezien wordt , vertoont het hoogst :n meest vooruitfteekend punt des lands , Ie gedaante van eenen verminkten kegel , velks kruin verlengd is, als of op deszelfs  NAAR CHINA. XII. HOOFDST. I. J$fd. II? zelfs top een naald of pagode opgerecht was. Op een gemeenzaame wijs, werd die fpits bij eene mandarijns muts vergeleeken. .— De kust tusfchen de kaap Macartneij en het voorfchreeven landpunt, is over bet geheel fterk, en gemaklijk te verdeedigen. De gebergten fchijnen zich verre landwaard in uittebreiden. Tusfchen beiden zag men echter fchoone valeiën, langs het ftrand, heerlijk bebouwd, naet inhammen of kreeken , zeer bekwaam om platboomde vaartuigen, gelijk die der Chineezen zijn , te ontvangen , en hun tot een veilige ligplaats te verftrekken. Vrijdag den negentienden van Hooimaand. De wind liep, bij tusfchenpoozen, van het oost- zuidoosten tot het noorden. Het weêr was dijzig. — Dewijl het eskader zich nu befchouwen mogt, als het voorgebergte van Sjan-tung volkomen te boven gekomen, en den uiterften oosthoek van het vaste land van China rond gezeild te zijn , ftuurde het west ten noorden. Omtrent middernacht kwam 'er zulk een zwaare mist op , dat men het raadzaam oordeelde , het anker uittewerpen. Toen het weêr, in den volgenden morgen, opklaarde , bevonden de fchepen en brikken H 3 ziel Vaart door ie Geele zee. Den achttienïen van Hooi- ' mand. -793. Den negentiendenvan Hooimaand.  Vaart door de Geele zee. Den negentienden van Hooi. maand. -793- ' i ^ ] ] 1 / i i '1 ï 3 •i l < 1 1 < n8 BRITSCH GEZANTSCHAP zich dicht bij een klein rotsachtig eiland, op den afftand van twee Engelfche mij!en, zuidoost ten oosten van hun, en, ap dien van vijf mijlen van een punt op iet vaste land binnen hetzelve. Hier fchijnt :en bekwaame en veilige haven, ten min* le voor fchepen , welke niet diep gaan , te zijn. Drie mijlen van het ftrand, peil3e men zestien en achttien vademen water. De bodem der zee was zacht flik. Het weêr nu volkomen opgehelderd zijnIe , gingen de fchepen weder onder zeil , :n Huurden westwaard, hunnen koers, op :enen afftand van vijf of zes mijlen langs iet ftrand neemende. — Van het kleine , aatstgemelde eiland, is het westlijkst zigt>aar landpunt een aanmerklijke kegelvornige berg,' welke in eene rei afgebroken )ergen , omtrent acht zeemijlen west ten luiden van het eiland gelegen , eindigt. len gedeelte deezer kust is rotsachtig en voest; maar anders beftaat zij , over het Igemeen, in een' effen bebouwden grond, [ie in een zandig ftrand uitloopt. Zoo ras de fchepen de kegelvormige pits, waarvan wij zoo even gefprooken lebben, voorbij gezeild waren, kwam 'er en tweede in het gezigt, verzeld door eea* /  kaar CHINA. XII. HooFDST.1.4^. 119 een' kleinen berg, en kenbaar aan een uitftek , welk men aan haaren top waarnam. Tusfchen deeze twee punten, nam men den koers nagenoeg regelrecht westwaard, binnen den afftand van twee of drie mijlen van het ftrand, in zeven of acht vademen water. — Een verbaazende menigte volks had zich naar de verheevenfte deelen van het ftrand begeeven, om de Europeefche fchepen te zien voorbij ftevenen. — Voorbij het laatfte punt, kwamen de fchepen in een diepe baai, en deeze was, gelijk de lootfen, voor zoo verre men hen verftaan kon, verklaarden, die haven, waarvan zij voor hun vertrek van Chu-fan gefprooken, en die zij geroemd hadden, als bekwaam , om het eskader te ontvangen. Maar, door middel van het volk, welk de nieuwsgierigheid, om deeze vreemde fchepen meer van nabij te zien, van het ftrand herwaard had gelokt, ontdekte men ras, dat deeze de baai van ki-san-seu was, zijnde de haven van mi-at au, in een eiland, nog vijftien zeemijlen verder westwaard . gelegen , doch in breedte flechts eenige weinige Engelfche mijlen , meer noordwaard , van de tegenwoordige verfchillende. H 4 De Vaart dm de Geele zee. Ben negentienden van Hooimaand.-793.  ■ .Vaart doo: de Geele &ee. De: tiegentien den van . Hooimaand. ■ im> ■ \ 120 BRITSCH GEZANTSCHAP • De baai van ki-san-seu is ruim, en 2wel beveiligd tegen alle winden, uitgenomen die, welke van het oostnoordöosten, tot het oostzuidöostcn waaien , omdat de ingang der baai langs deeze ftrekking is. Van den noordkant wordt zij door eene groep van tien of twaalf kleine eilanden , en eene reeks groote rotfen , en van de west- en zuidzijden door het vaste land ingefioten. Deeze baai ftrekt zich van het oosten naar het westen , ten minfte tien , en van het noorden naar het zuiden nagenoeg even zoo veele mijlen uit. Binnen dezelve zijn twee havens ; de eene achter een hooge, ftcile punt, ze u-a- t au genaamd ; deeze heeft vier vademen diepte, en 'er lag een groot aantal Chineefche vaartuigen in; de andere achter een kleine uitfteekende landtong, aan de zuidöostzijde der baai, in den mond eener rivier, jjaïja-tao geheeten. Het groot getal jonken, welken men in bijkans alle dc baaien langs deeze kust verneemt, geeft te kennen, dat 'er tusfchen de hewooners derzei ven, en die der andere provinciën van China een fterke koophandel gedreeven wordt. Eene omftajidigheid , welke , behalve dat zij door de  kaar CHINA. XII. hoofdst. X. Afd. i2ï de groote menigte fcheepvoerders, die zij noodzaaklijk vereischt , de bevolking ver-, meerdert. ook gelegenheid tot meer beweeging en drukte van een werkzaam Ieeven geeft, dan gemeenlijk onder de fülle,' fchoon naarftige, landbouwers befpeurd wordt. Dwars voor den mond der rivier ijama-tao is eene zandbank, alwaar het water Hechts twee en een halve vadem diep is ; maar zoo ras men dezelve overgevaaren is, vindt men eene diepte van vier of vijf vademen. De breedte der rivier is van een vierde tot een halve mijl. — De landftreek,' onmiddelijk achter de baai gelegen, fchoon niet zeer bergachtig, ziet 'er echter dor en onvruchtbaar uit; en de ingezeetenen draagen de blijkbaarfie merktekens van behoeftigheid. Tusfchen de punt of kaap zeu-a-taü, en een der eilanden oostwaard , die de groep, waarvan wij hier vooren reeds gefprooken hebben, vormen, is een naauwe doorvaart, die zich noord- en zuidwaarc uitftrekt, en langs welke men uit de baa van Ki-fan-feu komt. Hoewel de ftraa zeer fmal is, vindt men 'er echter acht, negen en tien vademen water dicht aan de! H 5 oe Vaart door ie Geele iee. Den legentienlen van flooinaand.-793- i [ i l  Vaart door ie Geele zee. Den negentienden van Hooimaand. ( 1793- ] ] < ] i 1 \ I i Den twintigjien _ I vm Hooi- , naand. c Yi v ,d t: n e: w Z v< Ir 122 BRITSCH GEZANTSCHAP oever aan weerskanten; maar nabij de oostlijke eilanden vat: dezelve groep zijn ondiepten , of kleine zandbanken , welken men liet eer ontdekt, voor dat men 'er zeer licht bij is , dewijl zij bijkans even hoog net de oppervlakte des waters zijn. De fteile punt Zeu-a-tau is de uithoek wan een klein, maar hoog en oneffen fchiertiland , welk zich noordwaard uitftrekt. -,angs het middenpunt van het groot voor;ebergte Sjan-tung, loopt, van het oosten laar het westen , een hooge rei bergen , relker zijden, die grootdeels bijkans loodecht zijn, niets dan akelige onvruchtbaare ;ranietrotfen het oog aanbieden. Het eskader bragt den twintigfien van looimaand , in de baai van Ki - fan - feu oor. Op Zondag, den een en twintigfien, adat het van nieuwe lootfen voorzien ras, verliet het dezelve, ftevenende door e naauwe ftraat tusfchen de kaap Zeu-aiu en de oostlijke eilanden , doch zich ider aan de zijde der kaap, dan die der landen houdende. — Een weinig westaard van den noordlijkften uithoek van eu - a - tau, was eene baai, in welke men' irfcheiden fchepen zag binnen ioopen. — 1 een oorfpronglijke, algemeene kaart van  KAAR CHINA. XII. HOOFDST. I.Jfd. van China, op een breede fchaal , en, naar het fchijnt, met groote naauwkeurigheid, door de zendelingen der zeventiendei eeuw ontworpen , en welke thans in het" bezit van een zeer aanzienlijk perfoon is , wordt hier een gemaklijke haven getekend gevonden. Nadat de fchepen den oosthoek voorbij waren gezeild, namen zij hunnen koers, twee mijlen lang, noordnoordwest; daarna noordwest ten noorden; noordwest; en west, houdende zij zich geduurende dien geheelen weg op gelijken kleinen afftand van de kust. Dus tot den avond hunne vaart voortgezet hebbende, zeilden zij een dergelijke foort van voorgebergte , als zij aan den ingang der baai van Ki-fan-feu ontmoet hadden, en dat ook taamlijk verre in zee uitftak, om. De hoogten waren hier , insgelijks, met aanfehouwers bedekt. —- De bergen achter de kust, landwaard in, hadden een zonderlinge gedaante , en fcheenen eer de uitwerking var kunst, dan van de natuur te zijn. Hunn< fchuinfche zijden waren als met de fpaadi afgerond; en op den top van iederen berg zag men een' kleinen hoop aarde, die d< ge '/aart doof ie Geele we. Den yvintiglen van Hooinaand.-793- Den een en twintigfien van Hooimaand. t  Vaart door di Geele zee. Den een en twintig*, Jlen van Hooimaand.1793. i 1 [f24 BRITSCH GEZANTSCHAP gedaante van een heuveltje, of oude grafplaats had. Toen de Engelfche fchepen ook deeze laatfte uitfteekende punt voorbij gelievend waren, deed 'er zich weder een andere en leile hoogte op, omtrent acht mijlen westwaard van de voorige gelegen. ■— Het Irand tusfchen die beide punten vormde ;ene foort van baai, ten-choe-foe3aai geheeten. Dezelve is aan den oosten westkant open , maar aan de noordzijde, door groepen van kleine eilanden, op /erfcheiden afftanden van vijf Engelfche- tot :ien zee-mijlen van het vaste land, daarsmtrent verftrooid liggende, gedeeltlijk beveiligd. — In de laatstgemelde groote algemeene kaart van China , komen die eilanden voor als twee derden (g) van de geQf) De Franfche vertaaler heeft de meening van Mr. staunton ter deezer plaats niet wel gefat, en ze dus kwaalijk overgezet. De Engelfche 'chrijver drukt zich echter niet onduidlijk uit. Hij zegt: In the large chart, last mentioned, thofs , islandt appear to extend two-thirds of the Ireadth of ,, the fea in this part; &c." Mr. j. castera heeft 3ie woprden zeer ongelukkig vertaald op de volgende wijs: ,, Ces isles paroisfent comprendre deux „fois autant d'efpace jus la visr a rfe largeur en eet  NAAR CHINA. XII. H00FDST. I.Jfd. \l$ geheele breedte der Geele-zee in dit gedeelte te bevatten , laatende alleenlijk tusfchen de, tegenover gelegen uitfpringende punt der provincie lea-tung,' en de noordlijkfte groep dier eilanden eene ftraat over. — Onder deeze groepen, zijn twee kleine eilandjes , merkwaardig wegens de regelmaatigheid hunner gedaante, als afgeknotte kegels, en naar glasblaazerijen, die uit de zee oprijzen, gelijkende. Zeer waar. fchijnlijk waren zij de uitwerpfels var brandende bergen, welker ftoffen zoo lig waren, en met eene zoo gemaatigde krach aangedreeven werden, dat zij op die plaat! blecven, daar zij eerst neervielen; en dus, allengs , tot eenen hoop opreezen, die d< regelmaatige gedaante, welke zoo evet befchreeven is, aannam. De fchepen kwamen in de baai vai Ten-choe-foe, binnen den afftand vai flechts twee of drie mijlen noordoost-vai de ftad van dien naam, op zeven vademei ... ;;J r. r\. wa endroit." &c. Een'iegelijk , deskundig, zie dit ras, en zeer duidlijk, en tevens, dat de zi deezer woorden is, gelijk ik dien hier boven he uitgedrukt. Of zijn dan twee derden der breed: eener zaak zoo veel,, als twee maal haar breedte *4m< des Nedsrd. Vsrt, J Vaart door de Geele zee. Den een en twintigfien van Hooimaand.-793- ! i 1 1 l 1 t 1 b e  Vaart door de Geele ,zee. Den een en twintigfien van 1 Hooi. ] maand, S793- ] 1 ( ( I I / i v fi f< ei g rr ei hi m de m -ij ze 125 BRITSCH GEZANTSCHAP ivater ten anker. De grond was zeer hard, vol fchelpen , en dus flecht om 'er te anderen. Om deeze reden , werd de brik Clarence terftond afgezonden , om de na)uurige haven Mi-a-tau, die als een veiige ligplaats voor de fchepen aangegeeven ras , te onderzoeken. — Middelerwijl , verd de aankomst en het oogmerk van het skader, op des ambasfadeurs bevel, door enen fcheepsbevelhebber den gouverneur an Ten-choe-foe, bekend gemaakt. )e uitgang van deezen naam, te weeten, w , betekent in de Chineefche taal, dat et is eene ftad van den eeiften rang, in rier rechtsgebied verfcheiden middelmaage en kleine fteden liggen. Ten-choe>e is op eenen rijzenden grond gebouwd, 1 van het fcheepsdek gezien , fcheen zij •oot te zijn. Zij « door een' fterken uur omringd. Terwijl Europa nog onbcfchaafd was , 1 veele leden zich tot veiligheid voor mne perfoonen en eigendommen in eene ïatfchappij bij elkander voegden , gaven moeilijkheid en kosten , om de fteden :t vestingwerken te omringen, waarfchijn't, aanleiding tot de gewoonte, om huin van verfcheiden verdiepingen, de eene bo-  naar CHINA. XII. h00fdst. X.Afd. 127 boven de andere , te bouwen , opdat de muur,tot verdeediging opgehaald,de minstmooglijke uitgebreidheid zou hebben. Toen de vestingwerken van Ten-choe-foe werden opgerecht, moet de gefteldheid der maatfchappij in dit gedeelte van China , zeer verfchillende zijn geweest, van 't geen zij nu is : want zij flooten een groot gedeelte grondvlakte in, welke met wooningen bezet is. Een van beiden 'moet dus noodwendig plaats hebben , of men heeft verwacht, dat het getal der huizen deezer ftad hooger zou rijzen, dan het tot heden toe gereezen is; of men heeft de open plaats voor krijgsoefeningen, of tot andere oogmerken ledig gelaaten. De baai, of liever de reê , van Tenchoe-foe, ligt niet alleen oost- en westwaard open, maar is ook van den noordkant niet wel gedekt; doordien de mi-atau-eilanden op al te grooten afftand van daar gelegen zijn , om eenen ftorm, of hooge zee, van dien kant komende, merklijk te breeken. De ankergrond beftaat, grootdeels, uit harde fcherpe rotfen; en omtrent een en een vierde mijl van het ftrand, is een gevaarlijk rif, welk bij een hoog getij onder water ftaat- en Vaart door* do Geele zee. Det% '.en en wintigflen van . Hooimaand,1793- •  Vaartdooi de Geele zee. Der een en tv/'mtigJlen van Mooi? maand. I?93- 128 BRITSCH GEZANTSCHAP en zich nagenoeg eene mijl oost-en westwaard uitftrekt. Rondom dat rif neemt de diepte des waters zoo fchielijk af, dat het de nadering ten uiterfte gevaarlijk maakt. — Te Ten-choe-foe is eene foort van dok, of kom, gemaakt voor fchepen, om 'er te laaden of te ontlaaden. De ingang in die kom is tusfchen twee zwaare fteenen beeren bepaald , en tusfchen dertig en veertig voet wijd. De landftreek, aan de zeekust grenzende, is heerlijk bebouwd, en verheft zich langzaam in de hoogte , uitloopende in hooge, afgebroken en woeste bergen 9 naar allen fchijn uit granietrotfen beftaande. De ftraat tusfchen Ten - choé - foè en de Mi-a-tau-eilanden wordt, in de kaart, de straat van mi-a-tau genaamd. De hoogte des waters verfchïlt in deeze ftraat, bij eb en vloed, omtrent zeven voet. De vloed loopt oostwaard naar den zeekant, van waar dezelve, natuurlijker wijs, moest vloeien. De eb, integendeel, welke eigenlijk de terugvloed des waters naar de zee is, wordt hier uit dezelve westwaard in de golf van Peking gevoerd. — Dit buitengewoon verfchijnfel ontftaat uit de ligging der Mi - a • tau - eilanden: want derzei ver grootte  naar CHINA. XII. h00fdst. i. Afd. 120 te is in evenredigheid van de ruime oppervlakte der zee, uit welke zij flechts als zoo veele punten oprijzen, te gering, om den voortgang van het getijde te beletten , of deszeifs ftrekking te veranderen. — Eens overweeging van de noordlijke paaien der Geele zee , zal gelegenheid geeven , om dat zonderling verfchijnfel op een voldoender wijs te verklaaren. Een fterke vloed, van den zuidkant , door de vaart tusfchen het oostlijk voorgebergte van Sjan-tung.en het fchierëiland Korea ftroomende, zet zijnen noordlijken en onftuimigen loop voort, tot dat hij door de kust van Lea-tung gefluit wordt. Deeze ftuiting noodzaakt dien , zich, langs de gemelde kust, westwaard, en naar de golf van Peking te kecren , alwaar hij het effen zandig ftrand, in eene kromme ftrekking, volgens de gedaante dea ' golf volgt, tot dat hij te Ten-choe-foe komt, met eene maat van kracht, die fterl genoeg is, om de zwakke poogingen var het terugloopend getij , rondom de ukfpringende punt of kaap der provincie ftroomende, tegen te werken, en zelfs u overwinnen. Zoo ras de opperbevelhebber van Ten choe - foe vernomen had , dat de Britfche gezant zich aan boord van de Lion be< ' III. deel. I vond Vaart doot de Geele zee. Den een en twintigfien van Èooimaand. 1793- i  Vaart dooi de Geele zee. Den een en twintigjlen van Hooimaand.-793- i i - 1 i ISO BRITSCH GEZANTSCHAP vond , zond hij hem een gefchenk , nic verfche eetwaaren en fruit beftaande, en, naderhand, kwam hij zelf aan boord, om hem een bezoek te geeven. Deeze ftaatsdienaar had een groot gevolg bij zich. Een van hetzelve in 't geval geweest zijnde, om hem te moeten aanfpreeken, terwijl hij langs het fcheepsdek ging, viel terlïond op zijne knieën, en deed hem, ïn die houding, zijne boodfchap, daar in blijvende, zoo lang het gefprek duurde. — De Engelfchen, die zich over deeze vernederende daad grootlijks verwonderden , waren nog te meer getroffen , ziende, dat de Chineefche bevelhebber dien mensch , op zijne knieën liggende, aanhoorde met eene bedaardheid, die duidlijk aantoonde, hoe zeer hij gewoon was , op zoodaanige ivijs aangefprooken te worden. Intusfchen fcheen dit voorbeeld van den verbaazenden afftand tusfchen rangen en rangen, zijnen oorfprong, noch uit de bijzondere hoogmoedigheid van den eenen, ïoch uit de laaghartigheid van den anderen, e hebben. Het gaf, integendeel, alleenijk te kennen eene wederzijdfche gefteldleid, door gezag gevestigd , en alom ingevoerd, om de gewoonte van ondergechiktheid in de maatfchappij te handhaa- vea.  kaar china. xii. hoofdst: ï. Afd. 131 ven. In China befchouwt men deeze pligcpleegingen en deeze gebruiklijkheden, als middelen, meer gefchikt, om ongeregeldheden en oproer voortekomen , dan vrees en kastijdingen in andere landen kunnen uitwerken. Hoewel lieden, zelfs van gelijken rang, onder hen, elkander met veele pligtpleegingen en onderlinge betuigingen van achting aanfpreeken . maaken dezelve echter fchielijk voor een vrije en gemeenzaame verkeering plaats. De gouverneur van Ten-choe-foe toonde , in zijne famenfpraak met lord macartneij, niet alleen groote waardigheid , maar tevens ook veel bekwaamheid en bijzondere heuschheid. Bij deeze gelegenheid zag men duidiijk . gelijk men ook reeds te Chu - fan waargenomen had, dat de vertooning' van zonderlinge plechtigheid , welke , in verfcheiden berichten aangaande dit gewest , als het algemeen karakter der Chineezen aangegeeven wordt, alleenlijk in die bijzondere gelegenheder aangenomen wierd , wanneer zij zich ir tegenwoordigheid van die geenen, welken zij als hunne minderen aanmerkten, bevonden. De bevelhebber noodigde lord macart. ne ij en zijn gevolg, dat zij zich aar I s lam Vaan don de Geele zee. Den een en tvdntig- jlsn '\>an Hooi- numr.i. 1793- l  Vaan door de Geele zee. Den een en twintigfien van Hooimaand.-793. 132 BRITSCH ÓEZANTSCI-IAP and begaven, om gebruik te maaken van de feesten en fchouwfpellen , welken hij voor hun beftemd had , ten einde, gelijk hij zich uitdrukte , aan het prachtig onthaal, welk hun fouverein voorneemens was, den gezant , bij zijne komst aan het keizerlijk hof, te geeven , eenigermaate te beantwoorden. — Maar de gezant weigerde het op een beleefde wijs, gelijk hij het ook te vooren aan den bevelhebber van Chu-fan, van wien hij een dergelijke uitnoodiging had ontvangen , reeds geweigerd had. De luister van zulk een onthaal, als de keizer had doen aankondigen, moest, buiten twijfel, een' grooten indruk maaken op de gemoederen des volks van China, welk met meer dan gewoonen eerbied op den troon ziet. Het was zeer natuurlijk, dat zulks moest ftrekken , om den Chineezen een algemeen gevoel van achting voor de Engelfche natie in te-boezemqn, waarvan de gevolmagtigden der Engelfche Oostindifche maatfehappij te Kanton , de voordeeligfte en troostlijkftë uitwerkingen zouden ondervinden. —• Alle deeze overweegingen eischten, ten zeiven tijde , dat de perfoonen, die het gezantfchap uitmaakten , en het verzelden , door de juistheid en  naar CHINA. XII. hoofdst. u Afd. 133 en yoorzigr.igh.eid hunner leevenswijs, zorgvuldig mijdden , geene gelegenheid toe ongenoegen te geeven in een land, alwaar de minfte ongeregeldheid, de geringfte ligtzinnigheid van gedrag zoo gemaklij k aanftoot kiinnen geeven. Het was, daar tegen , noodig , dat zij overal, werwaards zij zouden gaan , poogingen deeden , om de goede meening der Chineezen te winnen , en daardoor de vooroordeelen, welken zij, volgens het getuigenis der dagverhaalen der maatfehappij , tegen het gedrag en de zeden der Engelfchen hadden opgevat, uittedelgen. Om dit doel gelukkig te bereiken , befioot de gezant, toen de fchepen nu reeds verre in de Geele zee gevorderd, en, naar allen fchijn, op het punt waren, om in de golf van Peking, de plaats hunner beilemming, aantekomen, eene bekendmaaking en waarfchouwing opteftellen, en dezelve voor het fcheepsvolk en de reizigers op ieder fchip openlijk te doen afleezen. De ambasfadeur merkte in deeze bekendmaaking aan : „ Dat de verfcheiden en zeer gewigtige „ voorwerpen van dit gezantfchap, zonder 1 3 » de Vaart door de Geele zee. Den °,en en 'Avintigfien van Hooimaand.1793-  Vaart dom de Gede zee. Der een m twintigfien van Hooimaand.1793- 134 BRITSCH GEZANTSCHAP \, de goedwilligheid der Chineezen onmoog„ lijk konden verkreegen worden. —. Dat „ deeze goedwilligheid , grootdeels , zou „ afhangen van de begrippen , welken de „ Chineezen bewoo£en zouden worden , „ aangaande de geneigdheden en het karj rakter der Engelfche natie te voeden ; „ en waarvan zij alleen uit de zeden en „ het leevensgedrag dier Engelfchen, wel„ ke onder hen kwamen, konden oordee„ len. — Dat de indruk, welken de on„ geregeldheden , door fommige Engel„ fchen te Kanton gepleegd, reeds op den „ geest van dit volk gemaakt had , hun „ zoo ongunftig was, dat zij hen voor de „ flechtften van alle de Europeeërs aanza„ gen. — Dat die indrukken medegedeeld „ waren aan die vierfchaar in de keizer„ lij ke hoofdftad, die gelast was, om den „ keizer omtrent al dat geen, 't welk de „ vreemde landen betrof, te onderrechten, „ en hem, ren dien opzigte, met hunnen „ raad bij te ftaan." „ Dat het, derhalve, noodig en dienftig „ was, dat men , door een buitengemeen „ geregeld en omzigtig gedrag , van dein „ kant van die geenen , die tot het ge» zantfchap behoorden, of 'er maar eeni- r> ge  MAAR CHINA. XII. HOOFDST. I. Jfd. 135 „ ge betrekking op hadden , den Chinee„ zen nieuwe, maar billijker en gunftger „ denkbeelden nopens de Engelfchen in „ boezemde; en toonde, dat zelfs de min„ fte krijgsbevelhebber in zee- of land„ dienst, of burgerlijk amptenaar, in ftaat „ was, om door voorbeeld , en tucht, „ goede orde, maatigheid en gehoorzaam„ heid bij hunne ondergefchikten ftaande „ te houden. — Dat, offchoon het volk „ van China niet het minfte deel in de „ regeering des lands had, het echter al„ toos' de onveranderlijke grondregel hun„ ner opperhoofden geweest was , zelfs' » den geringften Chinees, zoo hij met „ eenen vreemdeling in verfchil geraakte , „ te befchermen , en , indien de gelegen„ heid het toeliet, zijn bloed te wreeken; „ waarvan men, nog onlangs, een droevig „ voorbeeld te Kanton gehad had , daar „ een Engelsch kanonnier, die de onfchul„ dige oorzaak van den dood eens Chi„ neefchen landbouwers geworden was, „ niettegenstaande de 'fterkfte vereenigde „ poogingen van alle de Europeefche fak„ torijën om hem te redden, om dat onge„ luk met den dood geftraft werd. — Dat „ men , bijgevolg, in alle foort van onI 4 » der- Vaart dm ie Geele zee. Den '.en en 'wintiglen van Hooimaand.-793-  Vaaitdoor de Geele &ee. Den een en twintigfien van Hooimaand.ï 793.' 136 BRITSCH GEZANTSCHAP , derhandeling , voorbedachtlijke of toe, vallige, mee eenen Chinees, al was hij „ ook de behoefcigfte van* het gantfche „ land, de uiterfte voorzigtigheid en zacht., heid in acht moest neemen." „ De ambasfadeur , die wel wist, dat „ het niet noodig was, fir erasmus „ gower aan te beveelen, om voor de „ perfoonen , die onmiddelijk onder zijn „ bevel waren, alle die verordeningen te „ maaken , welken de voorzigtigheid, bij „ deeze gelegenheid , - kon voorfchrijven ; „ en die tevens hoopte , dat de kapitein „ MACKiNTosii zulks, insgelijks, ten „ aanzien der bevelhebbers en des volks aan „ boord van het fchip de Indostan, zou „ doen; twijfelde geenzins, of deeze zoo „ billijke, noodzaaklijke en gepaste fchik„ kingen , om den Engelfchen naam te „ doen eerbiedigen , en de belangen van „ het vaderland in zulke verregelegen ge„ westen te bevorderen, zouden met blijd„ fchap en naauwkeurigheid worden opge„ volgd ; en dat hij zich vleide , dat de„ zelve beweegredenen ook op alle de „ perfoonen , onmiddelijk aan het gezant„ fchap verknocht, of in deszelfs dienst , zijnde, werken zouden." * Hij  naar CHINA. XII. hoofdst. i. Afd. 1.3/ „ Hij verklaarde, dar, gelijk hij gereed; „ zou zijn, om het goed gedrag der gee-! nen, die zich bijzonder daarin kweeten, < „ niet alleen aan te moedigen , maar 'er_ „ ook gunftig bericht ten hunnen voordeele van te doen ; hij het zoo ook van „ zijnen pligt zou oordeelen te zijn, om, „ in geval van wangedrag, of ongehoor„ zaamheid aan deeze bevelen , insgelijks, „ met dezelve naauwkeurigheid , kennis „ daarvan te geeven , en de overtreeders „ of optefchorten, of zelfs aftedanken, al„ les naar bevinding van omftandigheden: „ voorts , dat , bij aldien iemand eener „ Chinees beleedigde , of 'eene misdaad. „ hoe genaamd , die , volgens de wettel „ van China ftrafbaar is, bedreef, hij ziel niet verbonden wilde rekenen, om zich ten einde haare ftrengheid of te leenï „ gen, of wel ganrschlijk afteweeren, daa „ mede te bemoeien." Hij vertrouwde , dat de lieutenant kolonel benson, die het bevel ove „ zijne wacht voerde, een ftreng en ot „ lettend oog over de leden, die ds „ ligchaam uitmaakten, zou houden. E „ waakzaamheid, voor zoo verre hun pe: „ ioonlijk gedrag betrof, was niet mind< I 5 » noo« 7aartchdt le Geele ;ee. Den m en w'mtiglen van Hooimaand.1793- l l i r r 1- it e :r l-  Taart door de Geele see. Den een en twintigfien van Hooimaand.J793- | 9 9 9 9 ï r. r x X s 138 BRITSCH GEZANTSCHAP „ noodzaaklijk in de omftandigheden , in » welken zij zich bevonden, dan dezelve, „ fchoon uit andere beweeggronden , in „ tegenwoordigheid van eenen vijand , in „ tijd van oorlog, zou geweest zijn. — „ De wacht moest, geftaadig, bij elkan„ der gehouden , en regelmaatig in alle „ krijgsverrichtingen geoefend worden, s, Geen der krijgsknechten zou zich van , boord der fchepen, of van de plaatfen, , welken men , te land, tot hun verblijf , herremmen zou, verwijderen, zonder ver, lof van den gezant of bevelhebber der , wacht, vooraf, daartoe verkreegen te > hebben. — Ook mogt geen der werk, tuigkundigen, of dienstbooden, het fchip , of de gewoone verblijfplaats aan land , , zonder voorafgaande toeftemming van , den gezant of van Mr. maxwell, , verlaaten." „ De gezant beval op de ernftigfte wijs, , dat niemand van alle de perfoonen , rot ♦ de fchepen behoorende, wie hij ook zijn mogt, gelijk ook geen van zijn gevolg, van zijne wacht, van zijne werklieden , of dienstbooden, eenige de minfte foort van koopmanfchap, onder geenerhande voorwendfel, ten verkoop zou aanbie- „ den,  NAAR CHINA. XII. HOOFDST. I. Afd. I3O „ den, of voorneemen te koopen, zonder „ eerst verlof daartoe van hem gevraagd te l hebben. — Dat een gezantfchap naar Peking in eene zoo volftrekte nood„ zaaklijkheid was, om allen fchijn van „ koophandel te mijden, dat de Oostindi„ fche maatfchappij, uit dien hoofde, van „ de voordeden , welken eene nieuwe „ marktplaats had kunnen opleveren , af „ ftand gedaan, en belet had, eenige goe„ deren , ter verkooping gefchikt, aar „ boord van de Indostan te brengen ; de„ wijl de waardigheid en het gewigt de: „ gezantfchaps , in de oogen der Chinee „ zen , ten eenemaal verlooren gaan, ei „ de goede gevolgen deezer zending, wel „ ken men zelfs ten aanzien van dei „ koophandel daarvan verwachten mogt „ gantschlijk verdwijnen zouden ; wannee „ men ontdekte, dat lieden , tot het ge „ volg des gezants behoorende, of in een „ ge betrekking tot hem, als zoodaanigen „ ftaande , eenige onderhandelingen , i „ ware het ook omtrent beuzelingen, m< „ een oogmerk, om winst te doen , m< „ Chineefche onderdaanen aangegaan hae M den ; onderhandelingen, welken men „ zeer ras, -tts een algemeen fystema va , kooi Vaart door de Geele zee. Den een en twintigfien van Hooimaand.-793- 1 1 » r » il :t :t l- » n u  Vaart doof de Geele zee. Den een en twintig- ' Jlen van ■■ Hooimaand. 1 -793- , » t » » » » » 140 BRITSCH GEZANTSCHAP „ koophandel drijven , alom verfpreiden' zou. — De gezanc beloofde , dat hij , terftond, zoodraa zijne onderhandelingen , met de Chineefche ftaatsdienaaren zoo , verre zouden gevorderd zijn , dat hij , zich omtrent het gelukken van het voor, werp zijner zending verzekerd mogt hou, den, en wanneer de vergunning, welke hij aan eenen Europeeër zou geeven , om aangaande het een of ander ftuk van koopmanfchap befchikking te maaken , als een bijzondere gunst, aan den Chineefchen kooper beweezen , zou aangemerkt worden, gaarn en terftond van zijne fixengheid af zou zien." „ De gezant bediende zich eindelijk van deeze gelegenheid, om te verklaaren , dat, hoe zeer het gevoel van zijnen pligc om het oogmerk zijner zending naar zijn beste vermoogen te bevorderen, hem bewoog, omtrent de misdaaden, de ongehoorzaamheid aan zijne bevelen, en al zoodanig wangedrag, welk ftrekken mogt, deels, om den voorfpoed der tegenwoordige onderneeming in gevaar te brengen, dezelve te vertraagen , of haar eenige moeilijkheid te veroorzaaken , en deels om den Engelfchen naam van zijne ach- * ting  NAAR CHINA. XII. HOOFDST. l.Afd. \\1 • ting te berooven , een waakend oog te „ houden., dezelven te ontdekken , en , „ zoo veel in zijne raagt zou zijn, te „ ftraffen ; dat hij zich echter, van den ^ anderen kant, gelukkig zou achten , in„ dien hij zich in ftaat mogt bevinden, om, „ ten allen tijde, de verdieniien van allen, „ van welken hij, in deeze erinnering ge„ fprooken heefc, ieder in zijn vak , met „ lof te melden , dezelven te beloonen , „ hun belang te bevorderen, en de billijke „ wenfchenvan die geenen , welke hem „ bij deeze gelegenheid verzelden , zoc „ veel met zijne eer en het algemeen wel„ zijn beftaanbaar is , te helpen vervul» len." Zij, die reeds begeerig zijn te weeten welke uitwerking deeze afkondiging op d< perfoonen , aan welken zij gericht was gehad heeft, zullen in hun fchik zijn ti verneemen, niet alleen, dat de gezant ziel verpligt gerekend heeft , om een gunstig verflag van hun gedrag te doen, maar da ook een mandarijn van eenen der eerfh rangen, die het gezantfchap overal verzei de, op het oogenblik , toen hij van het zelve fcheidde, rondborstig verklaarde, da eei Vaart door de Geele zee. Den een en twintigfien van Hooimaand.1793- . * 1 l 1  Vaart door de Geele zee. Den een en twintigfien van Hooimaand.1793- I ! i ] 3 1 1 i I t 3! * J I ) 'j 142 BRITSCH GEZANTSCHAP >en gelijk getal Chineezen , uit de onderfcheiden klasfen der maatfchappij genomen, tich geenzins zoo ftil en betaamlijk zou geiraagen hebben. De voorzorg, die nog verder door den rezant moest genomen worden , eer hij ;ich met 'er daad in China begaf, betrof ;rootdeels den toeftand der fchepen, geluurende zijne afweezigheid van dezelven. —■ -let eerfie voorwerp was, de noodige ver:ekering te bekomen, of zij in de haven van Vli-a-tau een veilige ligplaats zouden heb>en. Toen de Clarence, van daar te rug vas gekomen, gaf de bevelhebber dier brik iet volgend bericht. „ Een rif fteenrotfen, aan het oostëind , van het oostlijkfie der Mi-a-tau-eilan, den, chan-san genoemd, liggende en zich noordoost ten noorden en zuid, west ten zuiden, twee mijlen in de. lengte uitftrekkende, maakt alleen de gehee, le oostlijke veiligheid der baai voor , Chan-fan uit. Het vaste land achter de , ftad Ten-choe-foe, dekt deeze baai , , eeniger maate, tegen de zuidlijke, gelijk , het eiland zelf tegen de noordlijke win, den. Westwaard is zij open. Deeze jj baai  NAAR CHINA. XII. HOOFDST. ï. Aft. I43 baai was boven de ankerplaats van Ten„ choe-foe, buiten twijfel, grootlijks te „ verkiezen ; behalve dat het rif een ge„ vaarlijk voorwerp is , en niet dichter , „ dan daar de zee negen vademen water „ heeft , moet genaderd worden , dewijl „ de diepte nabij het rif zeer fchielijk ver„ mindert. — De Clarence ankerde in dee„ ze baai, op een' vasten kleiachtigen „ grond , op zeven vademen water , en „ binnen den afftand eener mijl van het „ ftrand. — Dit eiland heeft drie mijlen „ in de lengte , en nagenoeg zoo veelen „ in de breedte; ook is het welbebouwd, „ volkrijk en drijft fterken koophandel." „ Het middenfte gedeelte des eilands is » eigenlijk Mi-a-tau. Tusfchen hetzelve en „ het voorige is eene baai, welker toe„ gangen van den noord- en zuidkant zijn, „ niet meer dart een vierde eener mijl „ breed, en vrij van alle geyaar. Deeze „ is veilig, en groot genoeg, om honderd „ fchepen te vatten , mits zij niet meer „ dan drie vademen water noodig hebben. „ De grond is kleiachtig en vast, dus „ zeer bekwaam om 'er in te ankeren. —. „ Dit eiland is kleiner, dan Chan-fan; „ maar naar evenredigheid zijner grootte „ even Vaart doof de Geele zee. Den een en twintig, tien van Hooimaand.1793.  .Vaart door,, ie Geele zee. Den '■ een en twintigfien van Hooimaand. ' ,: 1793- » j. a % t, » X i X X « j: x 1 44 BRITSCH GEZANTSCHAP even zoo goed bevolkt en bebouwd ? als dat." „ Kei-san is het westlijkfte van die kleine groep eilanden. Het maakt met het laatfte , of eigenlijk gezegde Mi-a, tau , eene zeer goede baai voor fche, pen , die niet meer dan twee en drie vademen water eifchen. Voor de westlijke punt des eilands, ftrekt zich een gevaarlijk rif fteenklippen, ter lengte eener mijl, noordoost-, en zuidwestwaard, uit, welke tot binnen eene kabelslengte veilig kan genaderd worden ; dewijl men op dien afftand drie vademen water vindt. In dat rif beftaat de westlij ke veiligheid , der baai. Bij het inloopen moet het fchip aan de linker zijde gehouden worden.— Het laage land op Kei-fan is vruchtbaar, en wel bebouwd. Men -ziet 'er verfcheiden groote dorpen. De bergen zijn 'er dor en woest. Tegenover de hooge, fteile westlijke punt vindt men, op den afftand eener mijl van het ftrand, zes en een halve vadem water." Het bericht , door de Clarence aangeiragt, liet geene hoop over, dat men in Ie baai van Mi-a-tau een duurzaame veilig- /  kaar CHINA. XII. h00fdst. I. Afd. t0 ige ligplaats voor fchepen van die grootte, als de Lion en Indostan, zou vinden.^ Ook deed het al het vertrouwen, welk< men in de Chineefche lootfen , die eenej zoo gunflige befchrijving van de haven van; dit eiland gegeeven hadden, gefield had,: ten eenemaal .verdwijnen. Eer men het waagde , de fchepen de golf van Peking, waarvan de ftraat van Mi-a-tau als de ingang kan aangemerkt worden, te doen inloopen, befloot fir erasmus gower vooraf een' fcheepsbe* velhebber aftezenden , om den- mond def rivier, welke, voorbij Tien-fing ftroomende , zich daarin ontlast, naauwkeurig tö onderzoeken , ten einde met zekerheid te weeten , of de fchepen zich gerust daarin mogten begeeven, en 'er een veilige ligplaats Zouden vinden, geduurende dien tijd, wel* ken zij verpligt zouden zijn , zich in die nabuurfchap optehoudem De Jackall werd afgevaardigd, om deeze navorfchingen te doen. En naauwlijks was het fchip onder zeil, of 'ef werd eert nieuwe Chineefche loots aangepreezen $ als een man , die de golf van Peking, en dd rivier, die naar Tien-fing leidt, volmaakt 'wel kende. Die man zag 'er eerwaardig III. df.ï&. K uit?, Vaart d-cf k Geels :ee. Deii en en wintig' len van Hooinaandti?93» f  Vaart door de Geele zee. Den een en twintigften van Hooimaand.1793- Den Me en twm tig ften van Hooi. iiiwnd. 146 BRITSCH GEZANTSCHAP uit; zijn gedrag en zeden waren aangenaam, en hij fcheen een kundig zeeman te zijn. Hij verzekerde, dat 'er, op den afftand van zes mijlen van den mond der Pei-ho, of der Witte rivier, welke langs Tien-fing vloeit, een voortrefhjke haven was, en fchepen van allerleie grootte aldaar overvloed van water konden vinden. Tot ftaaving van 't geen hij verzekerde , tekende hij eene fchets van die haven , met haare ligging, ten aanzien zoo van de noordkust der golf, als van den mond der rivier. De ree van Ten-choe-foe , alwaar de fchepen tegenwoordig lagen, was zoo onveilig,'dat men weinig fchroom had, om dezelve voor een erger ligplaats te verwisfelen , al onderftelde men zelfs , dat .de berichten , door deezen nieuwen loots gegeeven, min naauwkeurig mogten zijn. —> Men befloot , derhalve, om, zonder verder uitftel, de golf van Peking in te zeilen. In den namiddag van den drie en twintigfien van Hooimaand, de wind oostlijk , en het weêr gemaatigd, helder en aange„ naam zijnde, ligtte het eskader de ankers, £D  KAAR CHINA. XII. HOOKDST. l.Afd. 147 en ging onder zeil, laatende de Mi-a-taueilanden aan de rechterhand. De vvestlijke zeekust, welke de hooge fteile punt van Ten-choe-foe omringt, is volkomen effen èn vlak, zoo dat zij ter naauwernood van het fcheepsdek kon gezien worden. — Aan dit gedeelte der kust , is , waarschijnlijk , óf een ruime kreek , of 'er ligt een klein eiland nabij dezelve; dewijl men landwaard in de masten van verlcheidcne jonken zag. Toen de Lion , naderhand, uit de golf terug keerde, ontdekte men van dat fchip een groot rif, of zandbank , welke zich , zuidoost en noordwest, twee mijlen verre uitfirekt, en op de ondiepfte plaatfen drie en een halve vadem water heeft, liggende de fteile punt van Ten-choe-foe, op den afftand van negen mijlen, zuidoost, en het eiland Kei-fan noordwestwaard van daar. — Bij het gebruik van het dieplood bevond men, deezen geheelen dag , dat de diepte der zee hieromtrent zeer verfchillende was: men peilde, beurtling , twaalf, negen en vijftien vademen water, maar het meest twaalf. Op Woensdag den vier en twintigften l van Hooimaand, woei 'er een frisfche koel-*? te uit het zuidoosten , en het weêr was v« K a zeer Vaart (hor de Geele zee. Den drie en twintigfien van Hooimaand,1793* 'en vief . twinïftenn HoeU und.  Taart door de Geele %ee. Den vier en twintigfien van Hooimaand.1193- Den vil erttwinti ften van Hooimaand. 148 BRITSCIi GEZANTSCHAP zeer fchoon. Omtrent drie uur des morgens , verminderde de diepte des waters fchielijk van veertien tot negen, en kort daarna zelfs tot zes en een halve vadem. Terftond daarop werden van de Clarence verfcheiden musketfehoten , als feinen van gevaar, gedaan; en de fchepen ronddraaiënde» Huurden oostzuidöost. Men hoorde duidlijk het geluid der baaren , welk de branding tegen de klippen, of zandbank maakte. — Omtrent zes uur des morgens, toen het zeer ftü was , fzag men een lange reeks laage zandige eilanden, welke zich maar weinig boven de oppervlakte der zee verheften. Des middags , lagen de uiterfte hoeken deezer zandige eilanden, volgens het kompas , van het noordwesten tot het noorden, van de Lion, hebbende de laatfte hoek eenen afftand van omtrent acht mijlen. — Op het oostlijkfte deezer eilanden, is een zeer verheven gebouw opgerecht, dienende , gelijk de loots verzekerde , ten éinde. de fchepen bij nachttijd te waarfchouwen, om de ondiepten en zandbanken, waarmede deeze eilanden omringd ( zijn, niet al te dicht te naderen. £. Den volgenden dag, den vijf en twintigften van Hooimaand , woei de wind uit het  NAAR CHINA. XII. HOOFDST. l.Jfd. 149 het zuiden en zuidwesten , maar met weinig krachr. Het weêr was fchoon. De fchepen vervorderden hunnen koers west%vaard , met een gemaklijk zeil, en hielden zich , om de laage eilanden des te be- ■ ter te mijden, een weinig zuidwaard. De diepte der zee verminderde regelmaatig van vijftien tot zeven vademen. Men zag , toen , noordwaard , een ander klein laag eiland, op den afftand van omtrent zes mijlen. — Van hier liepen de fchepen westwaard tot middernacht , wanneer de Clarence , offchoon de Lion in eene diepte van zes vademen zeilde , fein van gevaar deed. De fchepen maakten, ingevolge van dien , eene wending zuidöostwaard, en kwamen ras in eene diepte van tien vademen water. Nadat zij, omtrent vier mijlen verre, in die ftrekking waren voortgezeild, wendden zij westnoordwest, en leiden nog vier mijlen af; maar, dewijl de diepte des waters fchielijk van tien tot zes en een halve vadem afnam, wierpen zij het anker uit. K 3 TWEE: Vaart door ie Geele see. Den njf en wintigten van Hooimaand.1793. i  / TWEEDE AFDEELING. verblijf der Engelfche fchepen in de Golf van peking, voor den mond der p e i - h o, tot de komst des gezantsfchaps in die rivier. INHOUD. Komst der Engelfche fchepen aan de zandbank, voor den mond der Pei-ho.— De Jackall wordt afgezonden , om een veilige haven, door de Chineefche lootfen beloofd, te zoeken. — Hij vindt 'er geene. — Redenen, waarom ,er geene goede haven in de golf van Peking gevonden wordt. — Bericht van 7 geen Mr. huttner aldaar aan land gezien heeft. — Aankomst van twee mandarijnen aan boord van de Lion. <— Schildering dier mandarijnen. — Gefchenk van verfche eetwaaren voor den gezant, zijn gevolg en het fcheepsvolk gezonden. — Groote moeilijkheid, welke de vreemdelingen ondervinden, om de Chineefche taal uittefpreeken, en te ver/laan. — Befchrijving van  INHOUD. 151 van fommigen der gefchenken, voor dei keizer van China beflemd. — Deeze gefchenken worden aan boord van Chinee fche jonken gebragt, om ze over de zandbank ,' die voor den mond der Pei-hc ligt, te brengen. — Bijzonderheden ovei deeze jonken. — Verfcheiden voorfchriften , door lord macartneij aan fit erasmus gower gegeeven. — Het ge zantfchap verlaat de fchepen Lion er Indostan. — Het vaart aan boord vat, fommige jonken over de zandbank. — • Het loopt de rivier Pei-ho in, Den zes en twintigfien van Hooimaand, nadat de fchepen, daags te vooren, wegens de fchielijk toeneemende ondiepte, niet verre van de zandbank, die dwars voor den mond der Pei - ho - rivier zich uitiïrekt. ten anker waren gekomen, regende het den geheelen voormiddag zeer geweldig; en, des avonds , blikfemde en donderde het, eenige uuren achter elkander, zoo ontzaglijk, dat weinig lieden, aan boord van de Lion, zich erinnerden, ooit dergelijk onweer beleefd te hebben. De blikfemftraalen fchooten , als vuurige fchichten , de geheele lucht door, en yerfpreidden over K 4 de- VerWjf der fchepen in de, golf van Peking. Den zes en twintigfien van Hooimaand,1793.  Verblijf (lerjchs- _ fen in de golf van • Peking. D en zes ei fwintigJlen van Hooi■maand.3 7°3- •152 BRITSCH GEZANTSCHAP dezelve , oogenbliklijk, de eene bléeke vlam na de andere, die den geheelen dampkring , van het eene eind tot het andere (Vervulde, verzeld door geftaadige donderflagen, zweemende naar een loopend vuur, door welgeoefende krijgsknechten bij een fpiegelgevecht gemaakt. De zee bleef echter, bij deeze beroeringen des dampkrings, volmaakt ftil en effen, en de fchepen lagen, al dien tijd, voor een enkel anker. Zoo dra het onweer bedaard was , zag men de brik Jackall, uit het westen te rug komende. Zij was door een ontelbaare menigte Chineefche vaartuigen, insgelijks, van den westkant opzeilende, omringd. Het land was van het dek van de Lion nog niet zigtbaar ; maar de toppen der hoornen en huizen maakten een zonderlinge vertooning, fchijnende, als of zij " in de lucht waren opgehangen. Doch van het opperfte der masten werd , boven de oppervlakte des waters, een laag en zandig ftrand, dat zich van het noordwesten naar het westen uitftrekte, op eenen afftand van ten minfte vier zeemijlen van het fchip, gezien. De lieutenant campbele, die aan boord van de Jackall uitgezonden was, om  naar CHINA. XII. hoofdst. Z.'Jfd. 153 om de kust te onderzoeken , gaf 'er het] volgend bericht van: De rivier pei-ho, die van Tien-fing; „ komt, was vijfden Engelfche mijlen van* „ de plaats, alwaar de fchepen toen anker-" „ den , verwijderd. Eene zandbank ligt dwars voor den mond der rivier. Dezelve ftrekt zich van het noordnoordoosten naar het zuidzuidwesten uit. Bij laag getij is het water op deeze bank „ niet meer , dan drie of vier voet diep, „ en op fommige plaatfen is zij bijkans droog. Bij eb en vloed, valt en rijsi het water , aan den mond der Pei - ho. ,, zes of zeven voet. Het hoogfte getï „ is, bij volle maan en haare kwartieren. „ omtrent half vier uur. Vijf of zes mij' „ len buiten den mond der rivier, zie „ men, op de zandbank, een groote bam „ boes, met fommige kleiner, genoegzaan „ in een rechte lijn , tot het ftrand tdj „ geplaatst, dienende tot baaken voor d „ fchepen en vaartuigen, die de haven in „ en uitloopen, Het oogmerk deezer bas ; ken is, dat de vaartuigen, die de have „ inzeilen , dezelven dicht aan bakboord % dat is, aan de linkerzijde, houdei K 5 Wai Ier fche>m in de TÓlf van Peking. Den zes git, wittügleh van Hooimaand.1793> 1 1 I.  Verblijf der fchepen in de golf van Peking. Den zes en twintig(len van 'Hfaimaand.1793. 1 < < 1 t ( 1 \ c li 154 BRITSCH GEZANTSCHAP „ Wanneer men west ten noorden, volgens „ het kompas , en in een rechte lijn met „ een kasteel . aan de zuidwestzijde van „ den mond der rivier geplaatst, opzeilt, „ bevindt men zich in het beste vaarwater. „ De rivier is, omtrent haare uitwatering, „ een derde eener mijl breed, en bij laag ,. water drie vademen diep. — Deeze om, Handigheden verhaalende, voegde de „ Iieutenant campbell 'er nog bij, dat, , naar men zeide, de ftad Tien - fing en , haare haven, te land, twintig of dertig , mijlen , en , te water, tweemaal zoo , verre, van den mond der rivier verwij, derd lag." Van de haven , welke de loots beloofd ïad, werden niet de minfte fpooren ontlekt. Alleenlijk had men gezien , dat, ehter de laage zandige eilanden, veelligc, enige befchutting tegen de hooge zee naar geene veiligheid tegen den wind zou e vinden zijn. Intusfchen kwam de lig* ;ing deezer eilanden met de fchets, wel:e door den loots daarvan gegeeven was, olmaakt overeen; en achter dezelven weren de masten eener groote menigte jonen gezien. Doch de plaats zelve werd niet  NAAR CHINA. XII. H00FD3T. 2. Afd, 155 niet bijzonder onderzocht, dewijl men weinig hoop had, dat 'er een veilige ligplaats voor groote fchepen zou gevonden worden. Een zeer geringe gewaarwording van landen, de golf omringende, was genoegzaam , om ons te verzekeren , dat 'er . waarfchijnlijk, geen veilige haven op haan kust zou te vinden zijn. — Een goed haven wordt gemeenlijk gevormd, doo middel of van zwaare rotfen, of ten minft van hooge en aanmerklijke hoopen vast aarde , door de eene of andere buitenge woone werking, of in eene beroering de natuur voorwaard gebragt, zoo dat de ze binnen dezelven eene kreek of inham laat alwaar de fchepen , door die uitfteekend punten tegen de winden, en de baaren de zee beveiligd worden. . Maar het land welk men langs den zoom deezer golf ziei is gantschlijk ontbloot van die hooge ( vaste verhevenheden , welke in ftaat ztjr om tot een bolwerk te ftrekken, waar acl ter de fchepen een veilige fchuilplaats ku nen vinden. In plaats van dergelijk bc werk, ontdekt men 'er niets, dan een la ge en effen oppervlakte, gevormd door li trapswijs zinkfel van flib en aarde, do de ftroomende wateren, van de gebergte! Verblijf der feitepen in dc gutf van Jreking. De;i zes en twintigfien van Hooit maand, ' 1793- r r e » e r » n ■ »■ 11.1fer et or 1» rit  Verblijf der fchepen in de golf van Peking. Den zes en twintig, ften van Hooimaand.1793. j ;] < i I i5en in de golf van Peking. Den zes en twintigften van Hooimaand.1793» l l > « 3 t' !- ' i- e m ld :n )0  .Verblijf 'der fche* pen in de gotptan Peking. Den zes en twintigfien van Hooimaand.1192. j 1 I g c P o A P Z ki v; k; hc Ik bi lo 91 158 BRITSCH GEZANTSCHAP gemaakt, dat zij zeer gemaklijk rondöm de masten draaien, en eenen zoo fcherpen hoek met de zijden van het fchip maaken , dat de Chineefche vaartuigen hunnen koers zeer goed houden , zonder veel af te drijven , niettegenftaande zij niet diep in het water liggen. Mr. huttner, die vreemdeling, van wien wij in het tweede hoofdftuk van het eerfte deel deezer reis gefprooken heb3en (at), verzelde den kapitein campiell in zijnen togt naar den mond der ivier Pei-ho. Hij gaf 'er het volgend >ericht van: « In 00 Deeze j. c. huttner, een Duitfcber van eboorte, was gouverneur van den zoon van iir eorge staunton; welke zoon den gezant als agie toegeftaan was. — Mr. huttner heeft Jk zelf eene befchrijving der reis, welke hij van lakao, door de Geele zee, naar den mond der si -ho, vervolgens, te land, over Peking, naar he-hol m Tartarije, en van daar te rug naar Peng, en, vervolgens,door verfcheiden provinciën n China, deels te land, deels langs rivieren en naaien, tot Kanton cn weder tot Makao, gedaan eft, opgefteld en door den druk bekend gemaakt zal gelegenheid hebben, om uit dezelve eenige zonderheden tot opheldering deezer reis van d macartneij te ontleenen. Aant. dis Nz:rd. Vïrt,  naar CHINA. XII. noorDsT. a. Jfd. 159 „ In het opzeilen in de rivier , zag htj; „ een groot getal jonken, allen opgepropt^ ,. van menfchen , waarvan veelen , waar-i „ fchijnlijk , door nieuwsgierigheid, om; een Europeesch fchip onder zeil te zien „ derwaard gelokt waren. Aan boord van. „ zoodanige jonken, die men door riemen' „ voortftuwde , werden de roeiers door „ een zeer welluidend gezang aangemoe„ digd. De fchipper , die aan het roer „ zat, begon het en de roeiërs beantwoord„ den hem. Doch dit gezang was niet „ enkel eene tijdkorting voor hun, maar „ het diende- tevens, om hunne aandacht „ te vestigen , en de beweeging hunner „ riemen gelijkvormiger te maaken." „ De Jackall werd fchielijk aangeklampt „ door eene boot, waarin Chineefche „ krijgsknechten waren. Zij verzochten de „ Engelfchen , daar te ankeren , en de aan„ komst van eenen mandarijn , die gelast „ was , onderzoekingen omtrent hen te „ doen, aftewachten. Ook vertraagde die „ amptenaar niet, zich , met een talrijk „ gevolg , aan boord der brik te begee* „ ven. — Zoo ras hij verdaan had, dat „ het fchip de Jackall tot het gezantfchap „ behoorde, deed hij verfcheiden vraagen, » den Ier Jcheïen in de ■ 'tolf van Peking. Den zese% winüglen van looinaand.1793.  Verblijf der fchepen in de golf van Peking. Dénzes et twintigfien van 'Hooimaand.Ï793- 160 britsch gezantschap „ den ambasfadeur , en de gefchenken » ,, voor den keizer beftemd , betreffende. „ Men gaf hem flechts algemeene ant„ woorden. Doch , toen hij zulks merk,, te, en begeerig was, een bijzonderder ,, bericht te hooren , veranderde hij, een oogenblik daarna, de wijs en vorm zij„ ner vraagen, en fpreidde niet weinig be„ kwaamheid ten toon, om zijn oogmerk „ te bereiken. ■— Offchoon de beweeging „ van het fchip , en de reuk van de teer „ hem zeer hinderlijk waren , bleef hij „ echter lang aan boord, ten einde tijd te „ hebben , om zich aangaande de grootte en magt der fchepen , die den gezant „ verzelden, en het getal der manfchap ert „ Hukken gefchut, die aan boord van de„ zeiven waren, te laaten onderrechten. „ Geduurende al dien tijd , was een van „ zijn gevolg bezig met fchrijven , als of „ hij aantekening hield van alle de bijzon„ derheden, welke ^er bij die famenfpraak verhandeld werden en voorvielen. ■ , „ De mandarijn brak eindelijk het gefprek ,, af, met te Verklaaren, dat de keizer be,, vel gegeeven had , om het gezantfchap „ behoorlijk te ontvangen ; en hij bood „ aan , hen van alle noodwendigheden te ,, voorzien. „ De-  naar CHINA. XII. hoofdst. 2, Afd» 161 „ Dewijl de Jackall genoodzaakt was, „ de terugkomst van het hooge getij op „ den volgenden dag in de rivier aftewach„ ten, werden de kapitein campbell en „ Mr. huttner genoodigd, om zich aan „ land te begeeven , daar zij zeer gastvrij' „ onthaald werden. Intusfchen toetfte men „ hen op een zeer lastige wijs , en her„ haalde de vraagen, welken men hun aan „ boord gedaan had. Men vroeg hen ook, „ van welke foort van voedfel de gezant „ en zijn gevolg zich gemeenlijk bedien. „ den, en hoe hij wenschte te reizen. Men „ merkte ten zeiven tijde aan , dat lieden „ van verheven rang in China reisden of „ te land in draagkoetfen , of in rijtuigen „ met twee wielen, of te water in gemak„ lijke booten. Op plaatfen, alwaar deeze „ laatfte manier van reizen gebruiklijk wass „ gaf men altijd den voorrang aan dezelve. „ Maar men voegde 'er bij, dat de gezant „ en zijn gevolg naar hunne keus zouden „ bediend worden. „ De mandarijnen verzochten ook , dat „ hun opening gegeeven wierd nopens de „ koopmanfchappen, welken zij , volgens „ hunne onderftelling, naar Peking brag„ ten, om ze daar te verkoopen, en zeiIII. de eu h -.den, Verblijf der Jclie' pen in de golf van Peking. Den zes en twintig' len van Hooi' naand. 1793.  Verblijf der fchepen in de golf van Fekiug. Den zes en twintigfien van Hooimaand.1793- 162 BRITSCH GEZANTSCHAP „ den , dat men ze in de vier Christlijke „ kerken, welke in die ftad waren, veilig „ kon opflaan, en met voordeel verkoopen. „ Het denkbeeld van handeldrijven was, „ in den geest der Chineezen , met dat „ van Engelfchen zoo naauw vermaag„ fchapt, dat zij hen niet anders, dan als „ koopers en verkoopers van goederen „ kenden, en naauwlijks konden gelooven, „ dat zij, die het gezantfchap uitmaakten, „ geene kooplieden waren; en dat fchepen van oorlog nooit koopmanfchappen aan „ boord hadden; en dat in geen der fche„ pen , tot het eskader behoorende, bij„ kans eenige goederen waren , dan die „ welken men tot gefchenken voor het „ keizerlijk hof beftemd had." „ Het voorftel, met zoo veel onbe„ fchroomdheid gedaan , om kerken in win„ kels te veranderen, en aldaar goederen te „ koop te Rellen, mogt in een Europeesch. „ oor vreemd klinken, maar was voor de „ Chineezen niets buitengewoons. Hunne plaatfen van. godsdienftige verrichtingen „ worden, wanneer de gelegenheid het ver„ eischt, tot allerleie nuttige voorwerpen, ,, hoe ook genaamd, gebruikt. — Het ge- bouw, waarin deeze famenfpraak gehou- „ de»  NAAR CHINA. XII. HOOFDST. 2. Afd. 163 den werd ., was zelfs een tempel ; en onder de famengevloeide menigte waren „ ook fommige bonzen of priesters , die „ in deHzelven dienst deeden, — lieden , „ wegens het zonderling contrast, welk „ hunne grijze baarden met hunne wijde „ roozenkleurde zijden tabbaarden maakten, „ zeer ligt kenbaar." „ Toen de mandarijnen hoorden, dat „ de Engelfche fchepen over de zandbank „ niet konden gaan , begreepen zij ter3, ftond , dat zij niet alleen van een ver„ baazende grootte waren ; maar dat ook „ de gefchenken voor den keizer , waar» mede zij belaaden waren, aan die groot„ te moesten beantwoorden. Zij gaven „ bevel, om de noodige jonken gereed te maaken, ten einde die gefchenken, ge„ lijk ook de reizigers, en hunne bagaad„ je , aan land te brengen. — Een aan„ zienlijk gebouw , nabij den mond der ., rivier , werd tot ontvangst van den ge.„ zant in orde gebragt; en men verwachte „ te, dat hij 'er eenige dagen zou vertoe„ ven, om van de vermoeijing, door eene „ zoo lange reis veroorzaakt, uitterusten.— „ De mandarijnen merkten tevens aan, dat „ de ambasfadeur zijne reis naar de hoofdL 2 „ ftad Verblijf der jchepen in de gelf van Peking. Den zes en twintigfien van Hooimaand.1793-  Verblijf der fchepen in de golf van Peking. Den zes en twintigfien van Hooimaand.1793/ 164 BRITSCH GEZANTSCHAP , „ ftad niet met zoo veel haast behoefde te „ doen , dewijl des keizers geboortedag ,, nog niet zeer nabij was. Dit volk ver„ beeldde zich niet, dat een dergelijk ge„ zantfchap een ander oogmerk kon heb„ ben , dan om bij gelegenheid of van ,, eene geboorteverjaaring, of van de eene „ of andere voornaame plechtigheid, een ,, bezoek van hooge gelukwenfching bij hunnen fouverein afteleggen." Naauwlijks was Mr. huttner aan boord van de Lion terug gekeerd, of men .zag verfcheiden Chineefche jonken aankomen , gelaaden met leevendig vee, ooft, groente en andere eetwaaren, in zoo groote menigte, dat de Engelfchen 'er flechts een gedeelte van konden aanneemen , en genoodzaakt waren , het overige terug te zenden. — Veelligt zal het belangrijk genoeg zijn , hier eene lijst mede te deelen van 't geen op eenmaal gezonden werd. Zie hier dezelve: — twintig osfen; — honderd en twintig fchaapen; — honderd en twintig varkens; — honderd ftuks gevogelte;—. honderd eendvogels; — honderd en zestig zakken meel; ■— veertien kisten brood; — honderd en zestig zakken gewoone rijst; — tien  kaar CHINA. XII. hoofdst.ü.4^ l65 tien kisten roode rijst; — tien kisten witte rijst- — tien kisten fijne rijst; — tien kisten thee; — twee en twintig doozen gedroogde perfikken ; — twee en twintig doozen ingelegde of geconfijte vruchten; — twee en twintig kisten pruimen en appe-* len; — twee en twintig doozen ockras; — twee en twintig doozen andere fruit; «— veertig manden groote konkommers; — duizend kwetfen ; — veertig bundels lattouw of falade; — twintig maaten erwten in haare fchaalen; — duizend watermeloenen ; — drie duizend muskusmeloenen; — etlijke kruiken zoeten wijn, en aangenaame fterke dranken; — tien kisten kaarfen; —• en drie manden porcelein. In denzelven overvloed , en op dezelve edelmoedige en milddaadige wijs , ontvingen de Engelfchen , geftaadig , mondbehoeften , zonder 'er ooit om te moeten vraagen. Indedaad kunnen de gastvrijheid en gedienftigheid in allerleien opzigte, waarmede de gezant , zijn gevolg en al het volk der Engelfche fchepen, bij alle gelegenheden , maar bijzonder in de baai van Turon, aan de Chu - fan - eilanden, te Tenchoe - foe . en hier , aan den mond der L3 Pei- Verblijf der fchepen in de golf van Peking, i Den zes en twintigten van Hooinaand.[793-  Verblijf derJclie. ■pen in de golf van Peking. Den zes en twintigfien van Hooimaand.1793- i<66 BRITSCH GEZANTSCHAP Pei-ho, behandeld werden, zelden elders dan in de oosterfche deelen der waereld door de reizigers ontmoet worden. Twee mandarijnen van rang , de een in krijgs- en de ander in burgerlijken diensc , beiden door het hof benoemd, om den gezant te ontvangen, kwamen, met een talrijk gevolg, aan boord van de Lion , om den gezant hunne achting te betoonen. Naar het fcheen, waren deeze mandarijnen nooit voorheen op zee geweest. Zekerlijk hadden zij nooit een fchip van dat maakfel , van die grootte en hoogte , als de Lion , gezien. Zij wisten niet, hoe de zijden van dat fchip te beklimmen. Men liet fchielijk armfloelen, aan koorden vastgehecht , neer , en. zich daarin geplaatst hebbende, werden zij , door middel van katrollen j op het dek gehijst. Deeze manier van ophijsfing , die wel gemaklijk en fnel, maar in fchijn gevaarlijk is , maakte hunne vrees niet minder , dan hunne verwondering gaande. Grootlijks begeerig om hunnen last te volbrengen, en fpoedig hun bezoek bij den gezant afteleggen, hadden de beide mandarijns, om over de zandbank te vaaren , zich van de eerfte zee-jonk, welke zich aanbood,  NAAR CHINA. XII. HOOFDST. 2. Afd. l6j bood , bediend , niettegeniïaande dezelve voor zulke aanzienlijke perfoonen zeer ongefchikc, en daarenboven opgepropt van volk, niet zindelijk, en zonder gemak was. Toen zij , uit dat gering en verachtlijk vaartuig, op het dek van de Lion kwamen , werden zij door de nette orde zoo wel , als de vertooning van krijgsfterkte, welke aldaar heerschten , te meer getroffen. Toen men hen in de groote kamer , door den ambasfadeur bewoond, inleidde, verwonderden zij zich over de ruimte en fraaiheid derzelve , en tevens over de menigvuldige gerieflijkheden, overal in het fchip aangebragt. Zij verwelkomden, en in des keizers, en in hun eigen naam , den gezant, hem na een zoo aanmerklijk deel des oceaans doorvaaren te hebben , met zijne behouder aankomst , gelukwenfchende. Zij zeider hem , dat zij door den keizer waren aangefleld, om hem te verzeilen, en ten hove te geleiden ; dat het de wil van hunner fouverein was, dat zij een veilige en aan genaame reis deeden; dat zij geneegen waren, uit al hun vermoogen daartoe mede te werken; gelijk zij met de daad betoon' den. — Hun loflijk gedrag, geduurende a L 4 dei bood , bediend , niettegenftaande dezelve Verblijf Verblijf Ier fche)èn in de rolf van Peking. Den zes en \wintig(len van Hooimaand.I79> l l t  Verblijf der fchepen in de golf van Peking. Den zes en Twintigfien van Hooi- . maand. , 1793- i<58 BRITSCH GEZANTSCHAP den tijd , dat zij zich bij het gezantfchap bevonden, gehouden, verdient, dat 'er bijzonder gewag van hun in dit werk gemaakt worde. De mandarijn uit den burgerftand was een man van deftige , doch geene ftrenge zeden. Zijne houding kondigde een vlug en grondig verfiand aan. Hij was niet voorbaarig in het fpreeken, en fcheen zoo min een fchitterende vertooning te willen maaken, als zich door iets dergelijks in anderen te laaten bedwelmen. Zich op een getrouwe en goedwillige wijs van zijnen pligt te kwijten , was , gelijk bij de ondervinding bleek, het eenige en voornaame voorwerp zijner bedoeling. Hij was de onderwijzer van fommige kinderen der keizerlijke familie geweest, en werd voor een man van kunde en oordeel gehouden. Hij droeg op de muts , welke zijn hoofd bedekte, het onderfcheidend eerteken van een' blaauwen knoop. Alle de mandarijnen , en andere lieden , met gezag bekleed, van den eerften ffaatsdienaar af, tot den geringften deurwaarder toe, zijn in zekere rangen verdeeld, en draagen, overeenkomftig denzelven, onderfcheiden knoo- pen  KAAR. CHINA. XII. HOOFDST. 2. Jfd, JfjO pen op hunne mutfen Daarenboven zijn de mandarijnen door bijzondere klee-! dingen onderfcheiden , opdat zij, door de < vreemdelingen zoo wel, als door het volk,; erkend, zich verzekerd moogen houden, de achting en gehoorzaamheid, welke men aan' hunne perfoonen en bevelen verfchuldigd is, ten allen tijde te zullen verwerven. —■ De mandarijn, van welken wij thans, fpreeken , droeg ook den tijtel van ta-zhin, dat is te zeggen : de groote man. Zijn geflachtnaam was c h o w. De mandarijn uit den krijgsdienst, welke chow-ta-lhin verzelde , bezat het waar karakter van zijn beroep ; hij was , naamlijk,openhartig,vrijmoedig en braaf.— Zijn naam was van ; en, dewijl hij denzelven tijtel voerde, noemde men hem van, ta-zhin, of van, den grooten man. Behalve den rooden knoop op zijne muts, was hij , wegens zijne dienften, nog met een ander eerteken begunftigd. Dit was , wel is waar, flechts een veer , uit eenen paau- (6) In eene aantekening, hiervoor, in dit derde deel, onder bladz. 63—67. te vinden, heb ik getoond , welke onderfcheiden knoopen de bijzon, dere eertekens deezer negen onderfcheiden rangen zija. L 5 Verblijf hr fclie)en in de rolf van Peking. Den zes en ■wintigten van Hooimaand.-793-  Verblijf der fchepen in de golf van i Peking. Den zes en twintigJlm van Plooi- j maand. 1793- j r7o BRITSCH GEZANTSCHAP paauwen ftaarc genomen ; maar het was ïem door den keizer gegeeven , met aan-» luiding , om het aan zijne muts te draaien. Hij had zich in den ftrijd dapper gecweeten , en verfcheiden wonden ontvangen. Zijn perfoon was volmaakt voor een triigsman gefchikt. Hij was welgemaakt ran lijf en leden , ongemeen iierk en boren het middelmaatige lang. In de Chiïeefche legerbenden , bij welken pijl en soog nog fteeds in gebruik zijn , en over iet algemeen boven het fchietgeweer geicht worden, werden zijne vaardigheid en kerkte zoo, als zijne overige krijgskundige hoedaanigheden, ten hoogfte geroemd. Offchoon hij geen pogcher was, ftraalde 'er echter, in zijn gedrag, fomtijds iets door, waaruit men befiuiten kon , dat hij zich zijner heldhaftigheid en dappere verrichtingen zeer wel bewust was. Intusfchen wel verre van 'er hoogmoedig op te zijn , of eenige ruuwheid of woestheid in zijne gefteltenis te vertoonen , was goedaartigheid in zijn gelaat te leezen, en zijne zeden getuigden , dat hij geneegen was, iemand dienst te doen. In zijnen omgang was hij vrolijk en aangenaam. Hij verbande alle achterhoudendheid, en behandelde zijne nieu- . /  NAAR CHINA. XII. HOOFDST. t. Afd. 171 nieuwe vrienden met de gemeenzaamheid van oude kennisfen. Een derde perfoon van hoogen rang ,' een man van Tartaarfche afkomst, was , bij deeze gelegenheid, als de voornaamfk gezant, of gevolmagtigde, afgevaardigd door den keizer, die zelf van eenen Tartaarfchen ftam was. Doch deeze gevolmagtigde , een man van een' hoogmoedigen aart, en daarenboven bang voor de zee, wachtte den ambasfadeur, tot dat hij aan land zou gekomen zijn. — De twee andere afgezondenen , offchoon een ander karakter, dan de Tartaar bezittende, waren niet meer geneigd, dan hij, om zich aan die gevaarlijke hoofdftoffe te vertrouwen; maar, dewijl zij van oorfprong zoo wel, als van geboorte, Chineezen waren , oordeelden zij zich tot een flipte gehoorzaamheid verpligt; en zij hadden , naderhand, reden om zich daarover te verheugen. Deeze twee mandarijnen werden, aan boord van de Lion , met veel beleefdheic en gulhartigheid ontvangen. In eene famenfpraak , waarin men zich niet ander; dan door middel van eenen tolk verklaarer kan, heeft gemeenlijk veel ftijfheid en gedwongenheid plaats; maar zulks was, bij die Verblijf ier fche5en in de volf van Peking. Den zes en twintig(len van Hooinacmd.• 793?  Verblijf der fchepen in de golf van Peking. Den zes en twintig- ( Jien van Hooimaand.1793- 1 { i 1 ] < I 1 < 1 r I r c t F d ai 17a BRITSCH GEZANTSCHAP gelegenheid, bijkans niet te befpeuren. De Toede geaartheid der wederzijdfche fpreeiers, en hunne brandende begeerte om alkanders onderlinge meening te verlïaan , leeden dezelve gantschlijk verdwijnen, rlunne famenfpraaken hadden niets van die :chterhoudendheid , welke men anders bij Teemdelingen , die elkander wantrouwen, ;emeenlijk waarneemt. Somtijds gebeurde iet , dat , eer een idéé, welk men geuit ïad, vertaald was, de omftandigheden reeds Ie verklaaring daarvan inboezemden, en de ;ebaarden kwamen dikwijls de woorden te lulp. — Ondertusfchen was 'er voor den ^hineefchen tolk zoo veel te doen , dat len het dienftig oordeelde, de proef te eemen van de vorderingen, die door twee erfoonen (V), tot het gezantfchap behooende , welken deeze Chinees, en de aner, die de Engelfchen te Makao verlaam had, eenige kennis van hunne taal geoogd hadden inteboezemen , federt hun ertrek van Napels, dat is, federt meer , an een jaar, gemaakt waren. Een deezer perfoonen had zich met alle in- (0 Deeze waren fir ceorge sxaunton eu jn zoon.  NAAR CHINA. XII. HOOFDST. 2. Afd. 173 infpanning, en onafgebroken vlijt van rijpen ouderdom, op deeze letteroefening toegelegd; maar hij ondervond met gevoelige fmert, dat hij naauwlijks in ftaat was, om een enkel woord van 't geen deeze mandarijnen hem zeiden , te verftaan , terwijl ook zijne uitfpraak even onverftaanbaar voor hun was: daar, integendeel, de ander perfoon, die nog zeer jong was, en zekerlijl veel minder moeite genomen had , maai wiens zintuigen werkzaamer , en wien fpraakdeelen buigzaamer waren , toonde aireede voor een taamlijk goed tolk te kun nen dienen. — Het fchijnt , dat veel Chineefche woorden, hoewel van een te genftrijdige betekenis, in de uitfpraak, dit wijls, alleen door een geringe veranderin van toon of aanheffing, van elkander ve fchillen: 't geen fchielijker kan gevat, e naauwkeuriger nagevolgd worden door < zulken, die de taal in hunne vroege jeu£ leeren, dan door die geenen, welke zi< eerst in hunne meer gevorderde jaaren daa op beginnen te bevlijtigen. In de uitfpra: van fommige Chineefche woorden van ve fchillende betekenisfen , is 'er , fomtijd in de buiging der ftem , eene zoo groc overeenkomst, dat de Chineezen zelve, t ei Verllijf ier fchepen in de golf van Peking. Den zes en twintigfien van Hooimaand.1793. > g n [e d h rikrs>te ;n n-  Verblijf der fchepen in de golf van Peking. Ben zes en twintigfien van Hooimaand.i793- 1 < | ( 1 1 c 1 t 3 d o a C 2 I 174 BRITSCH GEZANTSCHAP einde in hunne famenfpraaken verkeerde opvattingen te mijden , niet zelden , bij de voornaamfte uitdrukkingen, waarvan zij zich bedienen, zoodaanige gelijkluidende woorden , bij wijze van uitlegging of ophelde-ing, voegen, welke de naaste betrekking laarop hebben. De noödzaaklijkheid, om ;ich dus te verklaaren, ontfhat. in de :erfte plaats, uit het menigvuldig gebruik ran woorden van ééne lettergreep in de Chineefche taal; en welke woorden, vol;ens hunnen eigen aart, minder onderfcheilen zijn , omdat zij minder famenvoegingen oelaaten; en, in de tweede plaats, hieriit, dat deeze taal fommigen van de harer klanken van andere natiën uitfluit; — Janken, welke het verfchil in de uitfpraak an woorden, bijgevolg, duidlijker en lig?r te vatten doet zijn (//). De twee mandarijnen onderzochten, of de zou wel gelegenheid hebben, hierop iets intekenen, doch , dewijl, in een der volgende 2elen deezer reis , een omftandige verhandeling ver de Chineefche taal voorkomt, zal ik mijne intekening liever tot daartoe fpaaren , en, zoo '. ■ 9! k 9; x b d v 2 C 178 BRITSCH GEZANTSCHAP de, in eenige aanmerking komen. Ook , zou het niet betaamlijk zijn , beuzelin, gen te fchenken , die flechts voor een' , korten tijd nieuwsgierigheid verwekken, , maar van weinig of geen nut zijn. , Hierom was de koning van Engeland , zorgvuldig genoeg geweest, om daartoe , alleen zulke ftukken te kiezen, welke , den voortgang der kunflen en weeten, fchappen in Europa, en het een of an, der nieuw denkbeeld aan den verheeven , geest des keizers mededeelen konden ; , of wel zoodaanige voorwerpen , welke , van een beproefde nuttigheid mogten bevonden worden. — Het doelwit en de geest, die de gefchenken verzeilen, maar niet de gefchenken zei ven, maaken de voornaamfte waarde derzelven tusfchen fouvereinen uit." Sommigen der gefchenken werden op de olgende wijs befchreeven: (e) „ Het (*) Bij deeze hoofdzaakliike en oppervlakkige efchrijving van fommigen der gefchenken, welken 2 koning van Groot-Britannie, bij gelegenheid an dit gezantfchap , aan den keizer van China ond , rtoet men aanmerken , dat dezelve voor hineezen, in aardrijks- en ftenekundige weeten. fchap-  NAAR CHINA. XII.HOOFDST. 2. Jfd. 179 ' „ Het eerfte en voornaamfte ftuk beftaat 5) uit veele deelen, welke , of afzonder» lijk gebruikt, of te famen gevoegd „ kunnen worden , en verbeeldt het ge* „ heelal , waar van de aarde flechts eesj „ klein ftuksken is. Dit werk is de uiter-' „ fte pooging van vereenigde fterrckundige „ weetenfchap en werktuigkunde , welke „ ooit of ooit in Europa gedaan is. Met „ groote klaarheid en wiskundige naauw* „ keurigheid, toont het de verfcheiden be» „ weegingen der aarde , volgens het leer* „ ftelfèl der Europeefche fterrekundigen } „ de middelpuntfchuwende of onregelmaa* „ tige beweegingen der maan rondom de-* zelve-, die der zon, met de dwaalfterren, „ welke dezelve omrin^én ; geijk ook het „ bijzonder ftelfel van dien planeet, Welken „ de Europeeërs jupiter noemen, met de „ vier trauwanten of wachters, welke zich „ geftaadig om denzelven beweegen, en de rin- fchappen niet alleen minder geoefend, ttaar zelfa geheel onbedreeven , gefchikt was. Hiervandaan die vreemde omfchrijvingen , welke niet noodig zouden geweest zijn , bijaldien men de voorwet» pen onder hunne eigenlijke benaamingen had kun» nen voorftelleii. Aant. des Ne deed, Vsai;. M & PerWif ier fchepen in di golf van Pèmgt (hnzeseti wintig* rtcn vath Hooimaand.1793»  Verblijf der fchepen in de golf van Peking. Den zes e twintigfien van Hooimaand.1793. 180 BRITSCH GEZANTSCHAP „ ringen, op zijne oppervlakte te zien; „ voorts, dat van den planeet Saturnus, met zijnen ring en trauwanten of nv maanen, tevens met de zon- en maans„ verduisteringen , de famenvoegingen en „ tegenftanden der hemelfche ligchaa„ men. — Een ander gedeelte van het „ werktuig wijst de maand , de week , „ den dag, de uur en de minuut, telken „ oogenblik, dat men 'er naar ziet, duidlijk aan. — Dit werk is zoo eenvouwig ih zijn maakfel, als famengefteld en „ verwonderlijk in zijne uitwerkingen; ook „ is 'er geen zoo volmaakt in Europa over„ gebleeven. Het werktuig is voor meer „ dan duizend jaar berekend , en zal lang „ een gedenkteken zijn der achting, welke „ de deugden van keizer tchien-lung „ zelfs door fommigen der wijdst afgele„ gen gewesten des aardkloots hebben ver„ fpreid. „ Met dit werktuig is onmiddelijk ver„ bonden een ander, van een zeldzaam en „ ongemeen nuttig famenfèel. Het dient, „ om verre afgelegen en kleine ligchaamen „ in de hemelen , zoo als dezelve in het d groote uitfpanfel weezenlijk rond draaien, , op grooter afftand, en beter dan voor- » heen  NAAR CHINA. XII, H00FDST.2.^. 181 „ heen heeft kunnen gefchieden, waarte-j „ neemen. — De uitkomst deezer waar 1 „ neemi'ngen is een fpreekend bewijs dtii „ naauwkeurigheid, waarmede de beweegin- \ „ gen dier hemelfche ligchaamen in het' „ werktuig, dat reeds befchreeven is, na-. „ gebootst zijn. Deeze waarneemingen. „ worden gedaan, niet door rechtsreeks in „ het voorwerp te zien, gelijk met de ge„ woone verrekijkers, of teleskoopen , ge„. fchiedt, in welken de gezigtsvermogens „ meer bepaald zijn; maar, door de weer„ omkaatfing van zoodaanig een voorwerp, „ zijling, in fpiegels gemaklijk te befchou„ wen ; overeenkomftig de manier , door „ eenen grooten wijsgeer, newton ge„ naamd, uitgevonden, en door eenen uït„ muntenden fterrekundigen, met naam „herschel, verbeterd; mannen, die „ beide zulke uitvindingen in de weeten„ fchappeu gedaan hebben , waardoor zij „ verdienen , dat hunne naamen zelfs tot „ kennis des Chineefchen keizers gebragt „ worden. De vermoogens van het ge„ zigt, in 't bijzonder, zijn, door middel „ van dezelven, boven alle berekening niet „ alleen, maar ook boven alle verwachting, „ aanmerklijk verre uitgebreid geworden." M 3 , „ Dei rerblijf 'er ficheen in de ■olf van }eking. keuzes en wintiglen van Hooinaand.793.  Verblijf derfclte' ten in d 'golf van Peking. Den zes twintig- Jlm van Mooi- vuand. 3793. ïSz BRITS CH GEZANTSCHAP „ Dewijl de iïerrekunde, niet alleen tot , „ verbetering en volmaaking der aardrijks„ en zeevaartkunde van weezenlijk nut is; -n „ dewijl zij tevens, door de grootschheid » haarer voorwerpen , den geest verheft, „ en bijgevolg de aandacht der fouverei„ nen overwaardig is; maar zij ook de „ bijzondere kennisneeming van keizer „ ïchien-lung heeft tot zich getrok» ken, en hem bewoogen , de beoefening „ dier weetenfchap door keizerlijke mild„ daadigheid aantemoedigen; heeft men 'er » nog tot dat einde een nuttig werktuig „ bijgevoegd, dienende, om de waare en „ weezenlijke beweeging des aardkloots en „ de fchijnbaare beweeging der zon en „ der andere hemelfche ligchaamen te ver» klaaren , en met elkander overeen te „ brengen," „ Een ander werktuig beftaat in een' „ hemelbol, het uitfpanfel verbeeldende. „ De grondkleur van dien is, in navolging „ der natuur, hemelsblaauw of azuur. In „ dezen grond zijn alle de vaste fierren , „ in haare nette betreklijke ftanden, ge„ plaatst. De fterren zijn van goud en „ zilver, van verfcheiden kleuren, en van «• verfcheiden grootte, alles overeenkomftig » de  KAAR CHINA. XII. HOQFDST. i.Afd. 183 B, de onderfcheiden kleur , en de evenre „ dige grootte, in welke zij zich verwonen , wanneer zij van de oppervlakte des aardkloots gezien worden. Ook zijn 'er zilveren lijnen op getrokken, om de v afdeelingen, welken de verfcheiden ge„ westen des uitfpanfels onderfcheiden, aan „ te wijzen." „ Om -tot een weergaê van deezen hemel„ bol te dienen , is 'er eene aardbol bijgevoegd, verbeeldende de onderfcheiden landen des aardbodems ; met deszelfs ,. zeeën en eilanden. Men onderfcheidt daarop de bezittingen der verfcheiden „ fouvereinen , de hoofdlieden der rijken „ en flaaten, en de groote reien bergen. — „ Dit ftuk is met een bijzondere zorg en „ oplettendheid uitgevoerd. Inzonderheid „ behelst het alle de ontdekkingen, in de „ verfcheiden deelen des aardrijks gemaakt, „ door middel der reizen, op, bevel er „ kosten des konings van Groot-Britan„ nie,met dat oogmerk, gedaan; wijzende „ het tevens den koers aan, welken d€ x fchepen, tot die togten gebruikt, gehou„ den hebben." „ Verfcheiden kasfen behelzen werktu* 9 gen om den tijd te berekenen. DezelM 4 » v< Verblijf ier fchepen in de golf van Peking. Den zes en twintigllen van Hooimaand.X793*  Verblijf der fcke* pen in de golf van Pekirg. Den zes en twintig, ften van Hooimaand,Ï793- > "3 I J »: ■ • w n » » » » 3» » » » 184 BRITSCH GEZANTSCHAP „ ve bezitten alle die volmaaktheid en fraai„ heid, welke de hedendaagfche uitvindin" Sen daaraan gegeeven hebben. — Een , deezer werktuigen wijst de tijdperken aan , der nieuwe en volle maan , gelijk ook , haare veranderingen en onderfcheiden toe, en afneemen. £en ander toont den ftaat . der lucht, en voorfpe?t de aanfhande , veranderingen in den dampkring. '£r js , nog eene luchtpomp brgevoegd , een , werktuig, om de lucht ergens uit te'pompen , ten einde in de luchtleege plaats, verfcheiden buitengewoone en verwonderens waardige proefneemingen te doen, — proefneemingen, welke toonen, van welk gewigt de dampkring voor het dierlijk leeven zij , en welken invloed zij op onbezielde zelfftandigheden hebbe." „ Voorts een werktuig, ter aanwijzing van die middelen, welken de Europeeërs de werktuigkundige krachten noemen, en die de natuurlijke krachten van mensen en dieren bevorderen; met zoodaanige uitvindingen, welke die krachten, tot hulp en onderfteuning van zwakheid en ouderdom aangewend, door voorbeelden ophelderen." • De volgende bijzonderheden beflaan » uit  NAAR CHINA. XII. HOOFDST. 185 uit verfcheiden metaalen ftukken kanon, „ waarvan men zich in veldflagen bedient; „ in mortieren , insgelijks werktuigen van befchaadiging, welke laatften men ge„ bruikt, om brandstoffen in fteden of vestingen des vijands te werpen. Men oor„ deelde , dat deeze en dergelijke oorlogs tuigen belangrijk zouden zijn voor eenei zoo grooten krijgsman en veroveraar, al „ de tegenwoordige Chineefche keizer ge " toond heeft te zijn. — Bij deeze krijgs „ tuigen waren nog andere wapenen , b „ voorbeeld, musketten, pistoolen, zwaai „ den en degens gevoegd. Deeze gewe< „ ren , offchoon rijk verfierd , zijn echte ï wegens hunne voortreflijke eigenfchaj pen nog fchatbaarer ; de musketten e „ pistoolen zijn zoo gemaakt, dat men ' het doel gemaklijk mede treffen kan en met de klingen van zwaarden en d gens houwt men door ijzer , zonder d zij breeken, of fchaarden bekomen." De koning van Groot - Brkannie-, di door de rest van Europa , als de eer „ zeemogendheid erkend wordt (f), „ wa (ƒ) De Franfche vertaaler, Mr. j. castei M 5 m Verbljf ierfchepen in de golf van Peking. Den zes en twintigfien van Hooimaand,1793- l i r »n:r » Br at e? ïe en ïr- : a, :rkt  Verblif der fchepen in de golf van Peking. Den zes e* twintigften van Hooimaand,1793. ( i c a z S x86 BPJTSCH GEZANTSCHAP „ waarlijk de fouverein der zeeën is, had „ wei gewenscht-, als een bijzonder blijk „ zijner achting voor den Chineefchen kei„ zer, met het tegenwoordig gezantfchap „ fommigen zijner grootfte fchepen te zen„ den ; maar hij is verpligt geweest, om » zJch, uit hoofde der ondiepten en zand„ banken der Geele zee , welke aan de „ Europeefche zeevaarders weinig bekend „ zijn, tot fchepen van minder grootte te „ bepaalen. Ondertusfchen zendt hij den „ keizer een volmaakt model van het groot» fte Britfche oorlogfchip , voerende hon„ derd en tien Hukken kanon van zwaar „ kaliber. Dit model toont alle de dee„ len , tot het minfte toe , van zulk een „ verbaazend gebouw." 1 » On- merkt het volgende hierop aan: Welke zijn dan „ de moogendheden, die deeze fouvereiniteit er» , kend hebben? Sir geoege staunton had » ons zulks wel moogen zeggen." Mr. castéra had 'er wel moogen bijvoegen: dat, dewijl taunton van zeeën in *t algemeen (preekt, zonler eenige bepaaling tot de Europeefche zeeën te aaaken, en China, behalve deeze Geele zee, nog oor andere zeeën befpoeld wordt, dit gezegde Is een merklijke hoon voor den Chineefchen keiïr kon aangemerkt worden. Aant, des hedérd. ert.  naar CHINA. XII. hoofdst.a.^fi. 187 Onder de gefchenken zijn , insge- j Hjks , proeven , op welke wijs de bes-J te Engelfche kunftenaars werken, en de; klei- en fteenachtigé zelfftandigheden,; „ in hun land gevonden, fchatbaar weeten1 " te maaken. Onder deeze proeven zijn veele vaazen , zoo tot fieraad, als tot nuttig gebruik dienende •, waarvan fom„ migen in navolging der fchoonfte antieken , en anderen in den besten heden„ daagfchen fmaak zijn." Verfcheiden van deeze ftukken zijn „ hunne vastheid en fchoonheid , groot, deels , aan de werking van gemeen oi „ aardsch vuur verfchuldigd: doch een „ graad van hitte, niet alleen zeer veel „ fterker, maar ook fchielijker en verwon, detlijker in haare uitwerkingen, dan du „ van aardsch vuur, is die, welke men on „ middelijk uit de ftraalen der zon verfa„ mek , door middel van een werktuig „ welk in de naaste plaats onder de ge „ fchenken volgt. Het beftaat voornaam „ lijk uit twee doorfchijnende ftukken 0 „ fchijven glas , waarvan de eene van ee „ verbazende grootte , naar die ftof gere „ kend , is , en die door de hand va „ eenen ervaaren en onverdrooten kunft< „ na; 7erllijf Ier fche>en in de \olf van aeking. Oen zes ert wintiglen van Hooinaand,I793- » f tl II ir  Verblijf tier fchepen in de golf van Peking. Den zes en twintigflen van Hooimaand.1793- 3 i i > K JJ 188 BRITSCH GEZANTSCHAP „ naar zulk eene gedaante ontvangen heeft, „ en zoo geplaatst en gericht is , dat het „ niet alleen alle brandftoffen, die ligt „ vuur vatten, fchielijk doet ontvlammen, „ maar ook de hardfte fteenen, en de „ dichtfie en taaifte ertfen, als goud, zil„ ver , koper, ijzer , of zelfs de nieuw* „ ontdekte ftof platina , 0f wit goud ge„ noemd; — welke zelfftandigheid, door „ middel van gewoon vuur, in een fmeït„ kroes , veel moeilijker dan eenigen der „ voorheen bekende ertfen te fmelten is; — , wanneer zij in behoorlijken afftand voor , hetzelve geplaatst zijn, doet week wor, den , in ftof veranderen of vloeien. —, Dewijl de voornaamfte deelen van dit , werktuig zoo brosch in hun famenftel , zijn, als het geheele werktuig krachtig , en fnel in zijne werking is, is het zeer , moeilijk, dezelven zonder gebrek te be, komen; te meer, omdat zij zeer ligt in , ftukken breeken, terwijl de kunftenaars ; 'er aan werken, om ze tot volmaaktheid , te brengen. Om deeze reden , ziet men ze zeer zelden van een aanmerklijke grootte. Intusfchen is een der glazen , welk nu aan den Chineefchen vorst ten gefchenke aangebooden wordt, verre het „ groot-  NAAR CHINA. XIL H00FDST. 2. Afd. l8o „ grootfte en volmaaktfte , welk ooit in „ Europa gemaakt is." „ Voorts zijn de onderfcheiden deelen „ van twee prachtige lusters of kristallen kroonen, met gouden armen, voor lichten , om groote zaaien van een paleis te verlichten, in bijzondere kasfen, op„ gepakt. Deeze lusters verfchillen en in „ gedaante, en in uitwerking, volgens de fchikking der ontelbaare ftukken , waar„ uit dezelve famengefteld zijn. Men heeft „ 'er cirkelvormige lampen in geplaatst, „ welke , ingevolge eene uitvinding, on„ langs gedaan , een veel grooter en hel„ derder licht verfpreiden, dan dat, welk „ de verhevenfte kunst, voorheen, in ftaat „ was voort te brengen." „ Nog zijn 'er verfcheiden andere baa„ len bijgevoegd , behelzende een groote „ menigte voortbrengfels der manufaktuu„ ren van Groot-Britannie , voornaamlijl „ zoo van wollen en katoenen ftoffen, ali „ van (taalwerken , en van andere ertfen ,, Men heeft reden om te hoopen , dat „ onder eene zoo groote verfcheidenheii „ van zaaken , fommigen gevonden zullei „ worden , die uit hoofde of haarer nut » «8 VttUijf . ierfcheien in de lolf van Peking. Den zes en 'Avintig(len van Hooimaand.1793. i l 1  Verblijf der fchepen in de golf van Peking. Den zes en tmntig. ften van Hooimaand.1793' 3 i 3 1 ' '»' "fy > 3J y. 33 J3 Ï3 33 53 »> *90 BRITSCH GEZANTSCHAP „ tigheid , of haarer innerlijke fraaiheid , „ of ais voorwerpen van vergelijking met „ deezen en gcenen der groote manufak„ tuuren der Ihaten des Chineefchen kei„ zefs, aangenaam zullen zijn." ,, Eindelijk heeft men de lijst der voor„ werpen , welken men bekwaam geoor„ deeld heeft, om vervoerd te worden, „ nog vermeerderd met eene menigte zeer* „ naauwkeurige , naar het leeven gemaak„ te, afbeeldingen van fteden, vlekken, , kerken , landhuizen en lusthoven, tui' , nen, kasteden, bruggen, meiren, brari, dende bergen, en oudheden; insgelijks , van zee- en landgevechten, van fcheeps, dokken, of plaatfen, alwaar fchepen ge, bouwd worden , van wedloopen van , paarden , van ftierengevechten , en van i zeer veele anderen van de fraaüle en , raerkwaardigfte voorwerpen in de bezittingen des konings van Groot-Britannie, en der andere gewesten van Europa; als mede, van verfcheiden der uitmuntendfte perfoonaadjen, met influicing van het koninglijk huis van Groot-Britannie; zijnde de afbeeldingen zelve tevens zoo veele gedenkftukken van de fterke voort- » gan-  kaar CHINA. XII. hoofdst. z.Jfd. §9* „ gangen der kunften, waardoor zij vóórt„ gebragt zijn (g)." Deeze befchrijving werd niet alleen in: het Chineesch vertaald , maar Mr. huttner maakte 'er ook , met groote zorg ,J eeu' (g) Ten befluit moet ik bij deeze flechss gedeelt! ijke befchrijving der gefchenken , voor den keizer van China beftemd , nog kortlijk de volgende aanmerking voegen. — Gelijk oudtijds, zoo is het nog hedendaags, in het Oosten gebruiklijk, dat men perfoonen in hoogen rang naderende, zulks niet zonder gefchenken doe. De gefchenken worden als een onvermijdlijke pligt aangemerkt. Maar de gefchenken, door dit Britsch gezantfchap, den Chineefchen vorst aangebooden, zijn zoo gantsch buitengewoon, de rijkdom derzelven is zoo groot, de menigvuldigheid en verfcheidenheid derzelven zoo aanzienlijk, de keus derzelven zoo uitgeleezen, en de kosten der uitrusting, beftemd, om ze over te brengen, zoo aanmerklijk; dat 'er flechts weinig nadenken toe vereischt wordt, om 'er het ongemeen belangrijke der oogmerken, welken de Britfche regeering met dit gezantfchap bedoelde, en tot welker wel gelukken men door deeze gefchenken den weg meende te baanen , uit te befluiten. Behalve de kostbaare ftukken, welken hier afzonderlijk befchreeven wor den, zullen de leezers in de eerfte afdeeling van hei volgende hoofdftuk nog gemeld viaden , dat 'er zes honderd baaien en kasfen toe behoorden. Amix.it EEDEEB. VEST. '~erb!<]f kr Jche)Üi in de rolf van ?eUvg. Den zes en mntiglen van Hooinaand.  Verblijf der Jchepen in de golf van Peking. Den zes en twintigJien van Hooimaand. ■ 1793- 1 1 ( I I f 8 ii e f è ii n g d 2: d ipa BRITSCH GEZANTSCHAP een naauwkeurige overzetting van in hef Latijn , gelijk zulks ook van des konings srief aan den keizer gefchied was. Men Dediende zich van deeze voorzorg , ten ;inde de zendelingen, aan het hof van Pedng verknocht, gelegenheid zouden hebben , om de misflagen, welke in de Chileefche vertaaling mogten ingefloopen zijn, e verbeteren : want de manier om het Chineesch ten dienfte van het hof te fchrijren , is alleen gemeenzaam voor die geeten, welke aan het keizerlijk hof verkeeen. — Ondertusfchen was deeze Chinee:he overzetting voorde mandarijnen chow'a-zhin en van-ta-zhin verftaanbaar enoeg, om hunne verwondering over den ihoud te verwekken. Het duurde niet lang, of men bezorgde en genoegzaam aantal jonken, om de gedenken over de zandzank te voeren Naerhand was het noodig, alle de goederen 1 vaartuigen van een andere gedaante en laaklèl overtelaaden; dewijl de eerften niet sfchikt waren, om tot in de nabuurfchap er hoofdftad de rivier optevaaren , en de ideren te zwak en te teder, om de braning der zee op de zandbank, of het toeval-  NAAR CHINA. XII. HOOFDST. 2. Afd, I93 vallig geweld der zee buiten dezelve, tegen te ftaan. — Ook kwamen 'er andere jonken , om de perfoonen, tot het gezantfchap behoorende, en hunne bagaadje, van de fchepen tot in de rivier te brengen , alwaar andere vaartuigen, bekwaam om ze te bevaaren , gereed lagen , om hen aan boord te neemen; hebbende de gezant reeds zijne meening te kennen gegeeven , om te water te reizen , dewijl men hem gezegd had , dat deeze manier van reizen de gemaklijkfte was. Toen de Chineefche jonken, ten getalle van omtrent dertig, rondom de Engelfche fchepen vergaderd waren, maakte het geheele eene vrij zonderlinge vertooning. Hei was een treffend contrast, de hooge masten en het ongemeen famengefteld want van. Europeefche fchepen, in 't midden dei laage, eenvouwige en plompe, maar fterke en ruime, Chineefche jonken te zien. Iedei van deeze laatllen was nagenoeg van honderd last. Het ruim of de holte beneden het opperfte dek is, door middel van planken 'ter dikte van twee duim , in twaali onderfcheiden hokkon verdeeld , zijnde de voegen dicht toegeftreeken met eene Ibofl van kalk of cement, zoo toebereid , dai III. DEEL. N Zï VerbKf der-frlfspe>> in de gi)!f v«n:\ Peking.''Deniisinfwinlig- I ften van . Hooimaand. : 1793. 1 i  Verblijf der fchepen m de gn,f van Peking Den zes et twintigfien van Hooimaand.1793. 194 BRITSCH GEZANTSCHAP zij voor het water volkomen ondoordringbaar , of, om het op zijn zeemans uittedrukken , waterdicht zijn. — Volgens de 1 waarneeming van Dr. dinwiddie, is deeze foort van cement uit kalk en olie , met fchraapfels van bamboes famengefteld; voor welk laatfte artikel men zich in Engeland van hair bedient. Hij voegt 'er bij, dat dit mengfel zeer hard, zeer vasthoudend wordt, en het vuur tegenftaat. — Dewijl dit toebereidfel , offchoon met olie gemengd, echter deeze eigenfchap bezit, dat het niet brandt, is het boven teer, pek of talk grootlijks te kiezen-, zaaken, waarvan men zich aan de Chineefche vaartuigen noch ten aanzien van het hout, noch ten aanzien van het touwwerk ooit bedient. De voordeden, welke uit deeze verdeeling van het ruim der vaartuigen in zekere hokken ontflaan , fchijnen in China door de ondervinding wel bevestigd te zijn; want men volgt deeze gewoonte door het gebeele rijk. Hiervandaan gebeurt het fomwijlen, dat de eene kóópman zijne goederen in eene afdeeling onbefchaadigd ontvangt , terwijl die van eenen anderen , in hetzelve vaartuig, groote fchaade lijden wegens een lek in die afdeeling , waarin zij ge-  NAAR CHINA. XII. HOOFDST. 2. Jlfd. I95 geplaatst zijn. Een fchip kan tegen een rots; ftooten, en echter niet zinken; want he?\ water, door het gat indringende, zal niet^ verder gaan dan tot het hok, of de afdte ling, alwaar het lek veroorzaakt is. En een koopman, die z'jne waaren in verfcheidei/ afdeelingen laadt, mag met grond hoopen, dat, bijaldien in eene derzelven een lek ontftaat, de goederen, in de anderen gelaaden, onbefchaadigd zullen blijven. Tegen het voorftel, om, in het bouwen van Europeefche koopvaardijfchepen, dergelijk ontwerp te volgen, zal men, buiten twijfel, het volks vooroordeel, de groote kosten en de onzekerheid, of de nieuwe proefneemingen wel gelukken zullen , inbrengen. Daarenboven zal men, veeliigt. zeggen , dat deeze handelwijs aan den eenet kant, een merkiijke vermindering in d< hoeveelheid van vracht, en, aan den ande ren kant, eene vermeerdering van kostei en moeite, om zwaare vaten en ongemeet groote kisten vast te ftuuwen , veroorzaa ken zou. Intusfchen behoort men nog ii .ernfHge overwccging te nesmen, in hoi verre deeze tegenwei pingen tegen de groo ter veiligheid van het fchip , van he fchecpsvolk en van de laading kunnen op N 2 wen 7erW\f Ier fche;en in de rolf van Peking. Den zes en 'mriii'gten van Hmmaand.1793- 1 t t l t  Verblijf der fchepen in de golf van Peking. Den zes en twintigfien van Hooimaand.-793, i I ] 1 i ] C r d c li z li g 't k 196 BRITSCH GEZANTSCHAP weegen. — Hoe hec ook zij , de tegenwerping kan , ren aanzien van oorlogfchepen , geen plaats hebben , dewijl dezelve niet gefchikt zijn, om zeer zwaare lasten te vervoeren (h). Ieder jonk heeft twee groote masten , ïlke uit een enkelen boom , of ft uk timmerhout beftaande, welker middellijn, naar ;venredigheid haarer lengte, veel grooter s , dan die der masten van Europeefche fche- Qt) 't Is hier de plaats niet, om over een onderverp, door Mr. s tau ar tok hier, bij gelegen)eid , dat hij het maakfel der Chineefche jonken lefchrijft, enkel met den vinger aangeftipt, breedoerig uitteweiden. Wegens de meerder grootte en waarte der Europeefche koopvaardijfchepen, bo. en de Chineefche jonken, zal het, yeellïgt, eenen luropeeer nooit in den zin komen, hec Ch'ineescb. rtwerp te volgen. Maar 't geen ik thans flechts iet een woord wilde aanmerken, is, dat ik, ibij. ig met de meening van Mr. staunton, van ordeel ben, dat de Chineefche fcbeepsbouwörde, :n aanzien onzer oorlogfchepen allerminst te pas au komen, en in gebruik kunnen gebragt worden. m degelijk gefchikt, om zeer gröote èn zwaare isten te voeren , moeten zij ingericht zijn , om ■oote ruimte voor eene menigte volks te laaten; welk, gelijk een ieder ziet, met zoo een aantal' teinè bijzondere afdeelingen, niet beftaanbaar is 'ant. des ïïisd.trd. vert.  NAAR CHINA. XII. H00FEST.2.4^- -97 fchepen. Ieder mast voert een vierkant zeil , gemeenlijk van gefpleeten bamboes , of van matten van ftroo of riet - gemaakt. De jonken zijn aan beide einden bijkans even plat. Aan het een eind is een roer, nagenoeg zoo breed als dat van een Londenfchen ligter. Hetzelve wordt dooi touwen, die aan weerskanten langs de zij den van het fchip loopen, bfeftierd. Hun ne kompasdoos is in een' kleinen bak be floten, en geplaatst in dat deel van he fchip, welk nagenoeg aan het kompashuis je , of dat gedeelte van een Europeescl fchip , alwaar het kompas ftaat, beant woordt. Dikwijls wordt 'er, overdag, eei brandende kaars bij het kompas gehouden Op den bodem des baks, waarin het kompa ftaat, ligt een hoop zand, waarin fommi ge welriekende lonten worden geftoken wanneer men voorneemens is aan de god heid, die naar hunne onderftelling, het be wind over de zee voert, eene offerandi toetebrengen. Voor die zelve godheid i ook een altaar , wel voorzien van poppe goed en lonten, opgerecht aan het uiterft eind eener zeer kleine kamer, rondom wel ke de hutten voor den kapitein en he fcheepsvolk zijn. Ieder deezer hutten heel N 3 ni< Verblijf der fchepen in de golf van PekingDen zes eit twintigften van Hooimaand.I793« t l i > t C :t  Verblijf det fchepen in de goifi van Peking. Den zes en twintigJlen van Hooimaand. I { i ï 1 j C V tl g r; ö ö; BRITSCH GEZANTSCHAP met meer ruimte , dan voor één mensch »ood,g is. in eike hut ig ^ fflM plaats vaneen bed, en een hard geflopt oorkusfen, om 'er zijn hoofd op te leggen. Men bedient zich , fbmrfjd,, v,n veertig 0f vijftig menfcheu, om eene jonk ^ bevaaren. Zij fchijnen aiien een gelrk belang , en een gelijk deel in het beftuur van het vaartuig te hebben. Niemand van T' Zegt men ' oncvangt een vast loon , maar ieder deelt in de voordeelen der reis' ^ar gelang van den dienst, welken hij rerricht heeft. De gefchenken en bagaadje werden in een ^oegzaam aantal dergelijke jonken overscheept; en hoewel deeze verrichting in 'e open zee gèfchiedde , werd zij echter onder eenige fchaade volbragt. Het weêr m zeer fchoon ; doch het ftormachtig wgetijde naderde; en de fchepen konden nraooglijk in hunne tegenwoordige geaarlijke ligplaats lang vertoeven. — De >eleg der Oostindifche maatfchappij was eweest, dat het fchip de Indostan, zoo is het te Tien-fing door den gezant zou aflagen zijn, naar Kanton zeilen zou, ö i in den gewoonen weg van handel drij-  naar. CHINA. XII. hoofdst. 2. Afd. ic# drijven, van daar eene laading goederen voor Europa inceneemen. Maar, dewijl hec, op zijnen cogt, Chu-fan moest voor'bijvaaren, oordeelde men hec beter voor de maatfchappij te zullen zijn, die haven en ftad aan te doen, in de waarfchijnlijke onderftelling, dat het fchip aldaar eene laading op voordeeliger voorwaarden, dan te Kanton , zou kunnen opdoen, indien , het vrijheid kon verkrijgen , om 'et thee en zijde, welke uic de nabuurige provinciën werden aangebragt, te moogen inkoopen. — Uit deezen hoofde werd den kapitein mackintosh door den ambasfadeur zoo veel te gereeder vergund, herr naar Peking te verzeilen, ten einde hij ge legenheid moge hebben , om, in perfoon. van de regeering de vrijheid daartoe t< verzoeken. Daarenboven hoopte men, da de kapitein mackintosh, bij zijne te rugreis naar het fchip , gelegenheid mog hebben, om de wijs, op welke de goede ren, welken hij gewoon was, uit Chin oamevoeren , gemaakt werden , en waar omtrent de Oostindifche maatfchappij zee begeerig was, nadere ophelderingen te ont vangen, naauwkeuriglijk te ontdekken. Nadat men. op deeze wijs, omtrent he N 4 fchi; VerWf Ier fche* ïen in dl golf van Peking. Dm zes en twintigfien van Hooimaand.1793- l t y  VetUijf derjchepen in de golf van Peking. Tv::;,t;gJlen van Hooi- . tnaan$, 1793- ' ] 1 ( I i | n ti c § d z< ec |) vt tr £: ïi Zij ee 200 BRITSCH GEZANTSCHAP fMp hdostan gezorgd had, was het voltrekt noodzaakhifc om PPP a tj„ , J ' om» eer de gezant de ^verhaten zou, een befiuic te „eemen joe omtrent hetzelve te befchikken, terwij ie zaaken tot het gezantfchap beboerende, ,:em la0 hnd zoud™ bezig houden. In legeheeie goif van Peking had men ge£. ■e haven ontdekt , alwaar dat fchip veil* :on overwinteren. Ook ura» ™Q Wl was men van oor- feel , dat een Chineefche haven niet zeer ^eerlijk voor de Lion was, om •« Jan, J te vertoeven; dewijl, niettegenftaande He «.ooghjke voorzorg , om verfchi]]en iet de Chineezen voortekoroen, 'er ech* .met ingezeerenen van zoodaanige plaats oor lengte van tijd, IfgdiJIc eenig misver! and- opryzen, of een toeval gebeuren ?n, welk voor het algemeen oogmerk » gezantfehaps- hinderlijk zou zijn. Ook mde bloote vrees zelfs voor onlusten op 'n£ fk die van China is, JQ »nnen werken, dat zij aanleiding kon °m Qe"/ezant °n^gre doen verben. -Hier kwam nog bij, dat & 1ASMUS G0WER ^t niet voordeelig '°r ae Scheid en.de krijgstucht van ",V0ik boorde te zijn, wanneer zi n geruimen tijd werkloos bleeven. Door een  naar CHINA. XII. hoofdst. 2. Afd. 201 een gedeelte van zijnen ledigen tijd, ge-i duurende het tegenwoordig gunstig jaarge-j tijde, te befteeden, om eene reis naar Ja-; pan te doen, met een oogmerk , om de geneigdheid van dat hof, nopens een verdrag van koophandel met de Engelfche natie te fluiten, kon fir e r a s m u s g o w e r den gezant in ftaat ftellen , om te bepaalen, of hij zelf zich derwaard zou begeeven. Zijne bevelfchriften behelsden wel , dat hij derwaard zou gaan; doch het moest niet anders gefchieden, dan ingeval hei duidlijk bleek, dat deeze ftap een weezen lijk nut voor de maatfchappij kon uitwer ken. Met een woord, indien fir e r a s m u ondervond, dat de Japanners in hunnei gewoonen dunk van uitfluiting volhardden of zelfs, dat 'er, door zoodaanige verbind tenis met het volk van Japan aantegaan geene groote voordeelen voor de maa fchappij te behaalen waren, moest het ve: flag, welk hij daarvan doen zou, geleget heid geeven , om het overtollige der ko ten, welken het gezantfchap had kunnt veroorzaaken , bijaldien het zijn verblijf Afie langer uitrekte, te mijden. Deeze verfcheiden overweegingen met N5 rerblijf Ier fchepen in de ruif van Peking. Den zes en twintig(len van Hooimaand.1793. 1 '■> ■> t- n in 3e d-  / Verblijf der jc':.e. pen in de golf van Peking. De;i zes en twnt'gften van Jiooi^ ■ maand. 1/93- J 1 9, > 33 5> » 33 n » » 39 33 3» 33 33 9J aoa BRITSCH GEZANTSCHAP algemeene voorwerpen des gezancfchaps vereenigd hebbende, fchreef lord macartneij, overeenkomftig de magc, waarmede N) bekleed was, aan fir erasmus gower, op de volgende wijs: „ Dewijl het onmooglijk is,dat de Lion, , in zijne tegenwoordige ligplaats, bu ten ( de zandbank, die een fchip van die zwaar, te belet, de rivier Pei-ho in te loopen, , lang blijven kan; oordeelt de ambasfadeur , zich verpligt, aan fir erasmus gower , opening te geeven van de wijs, op welke hij meent, dat het gemelde fchip , geduurende den tijd , dat de belangen van het gezantfchap hem aan het hof van Peking zullen ophouden , in den dienst des konings moet gebruikt worden. — Het is, geloof ik, buiten allen twijfel, noodzaaklijk, dat het fchip zich naar de eerfte haven begeeve, alwaar het zich gereed kan maaken, om, nadat de zieken van de fchaadelijke gevolgen der ongezonde luchtfixeeken der kusten van Java en Sumatra volkomen zullen herfteld zijn, naar het een of ander der voornaamfte eilanden in de Chineefche zeeën te ftevenen, — Waarfchijnlijk zal fir eras- „ MUS  / . naar CHINA. XII. hoofdst. 2. Afd. 203 mus gower hiertoe uitkiezen de baaien )-) van Ki-fan-feu, of Chu-Cin , alwoar kleine eilanden waren, op welken men, in drooge en luchtige plaatfen, gunstig " voor lieden , die van de gevolgen van „ langduurige zwakheid beginnen te her„ ftellen, gemaklijk tenten kan opflaan : „ en daar hij , door het beftuur der na „ buurige mandarijnen, overvloedig in ftaa „ zou gefield worden, om verfche eetwaa „ ren van allerhande foort te bekomen." „ De ambasfadeur weet, dat des bevel „ hebbers voorneemen is , alle de nood „ wendigheden, welken hij aan boord om „ vangt, te betaalen. Ondertusfchsn is he „ mooglijk, dat de mandarijnen, ingevolg „ de aïgemeene bevelen des keizers, b< „ treklijk tot het gezantfchap , zich ve „ pligt rekenen , voor 't geen zij aan c' „ Lion zullen leveren , geene betaalir „ aanteneemen ; en dat zij dan de uitg „ fchooten fommen aan de keizerlijke r „ kenkamerin rekening brengen, en zul „ veelligt niet zonder vergrooting zoo w „ ten aanzien der hoeveelheid , als d „ waardij der gekeverde zaaken. Dew „ hec noodig is , dat het gezantfchap d „ Chineezen zoo min tot last ftrekke, i „ moe Verblijf der fchepen in de golf van Peking. Den zes en twintig' Jien van Hooimaand.1793- t e e g is el er ijl m ds g-  Verblijf der fchepen in de folf van 'eking. Den zes en twintigfien van Hooimaand.1793- ' > J > y. r. 33 33 I " 33 33 3» 33 5» 33 33 204 . BRITSCH GEZANTSCHAP „ mooglijk is; zoo vertrouwt hij , dat de „ bevelhebber ftrenge en bijzondere beve» len zal geeven , dat men geenerhande „ foort van leevensmiddelen of andere zaa„ ken aan boord zal laaten komen, dan de „ zoodaanigen, die, als voor de gezond„ heid des volks, of het gebruik des fchips , volftrekt noodzaaklijk zijnde, voor alge, meene rekening zullen weezen; en dat , men niets, onder den tijtel van gefchenk , voor bijzondere perfoonen , het fchip , laate naderen." „ De gezant weet, dat het fcheepsvolk , van de Lion , niettegenftaande de lang, duurigheid der reis, nog weinig of niets , van die geduchte plaag, de fcorbut, geleeden heeft; 't welk men aan de menigvuldige gelegenheid moest toefchrijven, waarvan hij zich bediend had, om hetzelve , op de verfchillende plaatfen , alwaar men geland was , verfche landlucht te doen inademen; aan de verfche eetwaaren, welken de kapitein zoo dikwijls aan zijn volk bezorgd had ; gelijk ook aan de bijzondere zorg, welke hij zonder ophouden genomen had , om de reinheid en zindelijkheid onder de matroozen te bewaaren, en de kwaade be- „ fmet-  naar CHINA. XII. hoofdst. 2. Afd. ^ „ fmettende lucht uit alle de dèelen van) „ het fchip, zoo veel mooglijk, te ver-. „ drijven." „ Terwijl de noodige toebereidfels, om ?) weder in zee te gaan , zullen worden ,., voortgezet, toebereidfels, welke de be-' „ velhebber buiten twijfel aan de oplet„ tendheid en kunde zijner officieren kan „ toevertrouwen , wenscht de gezant het „ genoegen te hebben , dat hij hem naai „ Peking verzelle. Veelligt kon het ge'„ beuren , dat, terwijl hij daar was , dc „ keizer , in het een of ander gehoor „ fommige vraagen, betreklijk de Engel „ fche zeemagt , deed ; en dan zou ee: „ man van die ondervinding, als fir er as „ mus gower is, in ftaat zijn, om de „ Chineefchen vorst het volkomenst g< Z noegen te geeven. - Een der brikke „ kon in de rivier Pei - ho blijven , o „ den bevelhebber aan boord van de Lii „ terug te brengen." „ Daarna begeert de gezant, dat de k „ pitein gower zich met de Lion v „ de Chineefche kust verwijdere , en n „ eer dan in Bloeimaand des volgend jaars in eenig gedeelte van dit rijk w „ der verfchijne. — Ingevolge van die 5J 1 rerblijf 'er fche' isn in de wlf van °eking. Den zes en wintigten van Hooimaand.1793. 1 1 1 n n 'U ainet en ert,;an  Verblijf der fchepen in de golf van Peking. Den zes en twintigfien van Hooimaand.1793- i ; i 3 3 3: 3: 3: 3: y. v. 33 33 33 33 act? BRITSCH GEZANTSCHAP „ kan hij zich naar de haven van jeddo, ,> op de zuidkust van japan begeeven^ „ en aldaar aan den Kubo , dat is , aan ,, den waereldlijken fouverein van dat land, „ eenen brief van den ambasfadeur over„ leveren, op welken, op eene zoo ach„ tingvolle wijs tot hem' gekomen , de „ kubo waarfchijnlijk een geneegen ants, woord zal geeven." „ De gezant heefc weinig of geene gen legenheid , om den bevelhebber van de , Lion aanteduiden, welke de voornaamfte , voorwerpen zijner kennisneeming zoo op , den togt, als in Japan zelve moeten , zijn. Behalve alle de zeevaartkundige , aanmerkingen en ontdekkingen, welker ! belang fir erasmus gower zal be, zig houden , en waar omtrent de am, basfi leur volkomen met hem overeenftemt, zal de kapitein gower ras in ftaat wcezen om te oordeelen , of de ingezeetenen van Japan , tegenwoordig nog, die zelve groote afkeerigheid voor alle vreemdelingen behouden, welkejhun, voorheen, is toegekend door lieden, op' wier verhaal veel% de begeerte , om de Engelfchen afrefchrikken , van herhaalde poogingen te doen, om den han- j) del .  NAAR CHINA. XII. HOOFDST. 2. Afd. £07 „ del met die natie te vernieuwen, groc- i '„ ten invloed mag gehad hebben. - Mis- \ „ fchien zal hij ook gelegenheid aantref , „ fen, om te ontdekken, in hoe verre, " of de behoeften , of de geneegenheder, „ der Japanneren hen mogten beweegen, „ eenige Engelfche manufaktuuren te koo„ pen; en of zij, in dat geval, behalve „ koper, welk Engeland uit zijne eigen „ mijnen in overvloed haalt, eenige ande„ re goederen of voortbrengfelen hebben, „ welke, mee voordeel, van daar naar „ Groot - Bricannie kunnen uitgevoerd wor„ den." — „ fntusfehen doet 'er zich, op dit oogen{V blik, een fterk beletfel op, om in „ eene zeer uitvoerige onderhandeling mei „ het hof van Japan, te treeden. De ge „ zant heeft zich nog niet van eenen Ja j, panfehen tolk kunnen voorzien. Doch „ voor het tegenwoordige, is het genoeg „ dat men lieden aan boord heeft, welk „ de twee algemeene en meest gebruiklij „ ke taaien van het oosten van Afie „ naamlijk, de Maleitfche en de Chinee „ fche, verftaan. — Tot de eerscgenoem „ de kan men zich, deels, van den Mi „ leiefchen matroos , die aan boord va Verblijf kt jche>en in de ?olf van Peking. Oen zes en -.wintigften van Hooimaand.1793- > t » tl e  Verblijf der fchepen in de golf van Peking. Den zes en twintigfien van Hooimaand.1793- 208 BRITSCH GEZANTSCHAP „ de Lion is , en een weinig Engelsch „ fpreekt, en, deels, van den Engelfchen „ matroos, die het Maleitsch verftaat, met „ vrucht bedienen. — Wat aangaat het „ Chineesch, ook daaromtrent zal de groo„ te zwaarigheid merklijk verdwijnen. De „ gezant wil, ten behoeve van 's lands „ dienst, aflland doen van het genoegen, 1, welk hij zich met grond beloofd had, „ van eenen dienstknecht bij zich te heb„ ben, welken hij van eenen der zende, üngen van Makao gekreegen had , en > die de Chineefche en Port'ugecfche taa, len fpreekt. — Deeze drie perfoonen , zullen den bevelhebber in 'ftaat kunnen , ftellen , om de bedoelingen, welken , men beoogt, niet alleen te Jeddo, 1 maar ook in andere plaatfen, zuidwaard gelegen , werwaard hij het noodig en dienftig mogt vinden, zich van daar te begeeven, met vrucht te vervullen." „ Nadat fir urasmus gower op den brief des ambasfideurs, door hem aan den Japanfchen fouverein te overhandigen , antwoord van denzeiven zal ontvangen hebben ; of, wanneer hij , na veertien degen wachtens, te Jeddo , waarfchijnlijk , noch fchrifthjk , noch ?, mon-  naar CHINA. XII.h00fdst.2. Jfd. soo „ mondelijk befcheid zal gekreegen heb•g ben, zal hij, terftond, naar manilla •„ ftevenen, om aan den gouverneur der ,„ Philippijnfche eilanden , . die daar zijne ■„ verblijfplaats houdt, eenen brief van 5, lord macartneij overtegeeven. —„ De haven cavita, te Manilla, wordt „ befchreeven , als van alle kanten vol„ maakt gedekt, en dus niet alleen vei„ lig , maar ook gemaklijk , voor fche. „ pen van de groocfte zwaarte, en zulks .„ in alle jaarfaifoenen. Ook zegt men, „ dat verfche eetwaaren aldaar in grooten „ overvloed, en tot billijke prijzen, te „ bekomen zijn. Dus zal de Lion in die 3, haven kunnen vertoeven, tot dat de be„ velhebber het dienftig en tijdig oordeelt, •„ verder zuidwaard te ftevenen; 't welk. volgens de waarneeming van Mr. dal> „ rijmple, waarfchijnlijk in Slagtmaanc „ zal kunnen gefchieden." „ Geduurende des bevelhebbers verblni „ in de haven Cavita, kan hij nuttige on., derrechtingen aangaande den natuurlijker en burgerlijken toeftand des lands, des„ zelfs koophandel , en het karakter de) „ inwooneren opfamelen. —> „ Het is niet onwaarfchijnlijk, dat in d< III. deel. O « ha S3 35 5> vtmjf ierfche-, 55;! in ds golf van ■ l'ekir.g. Den zes en twintigden van Hooimaand.I793-  Verllitf der fche' pen in de golf van Peking. Den zes en twintigfien van Hooimaand.1793. J : 210 BRITSCH GEZANTSCHAP „ haven van Manilla , daar een fterke „ handel gedreeven , en die dus fterk be„ zocht wordt, perfoonen zullen gevon„ den worden, die in Japan geweest zijn, „ en kennis van de taal van dat land ver„ kreegen hebben. Indien zoodaanig per„ foon tevens de eene of andere Europee„ fche taal, of ten minfte maar de Chi, neefche of Maleitfche taal fpreekt, zal , zulks een gewigtige aanwinst zijn , in, geval de ambasfadeur zijne zending aan , het hof van Japan zal gaan volbrengen. , Aan zoodaanigen perfoon zal hij zeer , gaarn alle belooning toeftaan, welke , een eerlijke en redelijke vergoeding niet , al te zeer te boven gaat; en, ingevolge , van dien, zal hij de voorwaarden, wel, ken fir erasmus gower ten dien opj zigte zal goedvinden te maaken, gereed, lijk ondertekenen." „ Den koers, zoo ras mooglijk, zuid, waard voortzettende , zal de bevelheb, ber behalve de zeevaartkundige waar, neemingen , tot verbetering en vol, maaking der zeevaart- en aardrijkskunde , te doen, het eiland lalutaya wel willen bezoeken, welk, volgens een geI fchreeven bericht van een' ervaaren zee- „ vaar-  KAAK CHINA. XII.HOOFDST.S./f/i. 211 „ vaarder , bij die voorfchrifc gevoegd ,; „ eene zesr goede haven, cn verfcheiden \ „ andere voordeden fchijnt te bezitten.; 3J Het eiland ligt, volgens de gemelde be-; „ fchrijving , op de noorder breedte van „ nagenoeg tien graaden vijftig minuu-' „ ten, en den afftand van twintig zeemij„ .len oostwaard (V) van het laage eiland „ pa la wan. Het wordt in de kaart „ der reis van faveau gevonden, zoo „ als dezelve door Mr. dalrijmple ge„ plaatst is. — Het eiland kuijo, in de „ nabuurfchap van hetzelve gelegen, heeft, zegt men , overvloed van alle foorten „ van mondbehoeften." „ Voorts wenscht de ambasfadeur, dat, „ van het eiland Lalutaya, de bevelhebber „ van de Lion zich naar het eiland ma* „ gindanao, anders mindanao ge„ heeten, begeeve. Offchoon dat eiland, „ fomtijds, onder de Philippijnfche eilan„ den gerekend wordt, en dat het zeer „ nabij dezelven ligt , is het echter voor „ het grootfte gedeelte, zoo niet geheel, „ van (0 In de Franfche vertaaling' ftaat verkeerdlijk. westwaard. jdant, i« hederd, vest. O 3 7erhlijf ■ Ier Jche>en in de wlf van Peking. Den zes en ■wintigten van Hooimaand,1793. .-  Verblijf derfchepen in de golf van Peking. Den zes et twintigfien van Hooimaand.1793. SSa BRITSCH GEZANTSCHAP „ van de Spanjaarden onafhanglijk, en des„ zelfs regeering, doorgaans, met die na„ tie in verfchil." „ De fulcan van Magindanao heeft zich, „ bij voorige gelegenheden voor een' vriend „ der Engelfchen verklaard, en, ten einde „ hen aantemoedigen, om in zijne ftaaten }i handel te drijven, hun het eiland bön- woet, in de nabijheid van, en bijkans „ tegenover de voornaamfte haven des ei„ lands Magindanao gelegen, afgeftaan. — De bevelhebber zal, insgelijks, van den „ gezant een' brief voor dien vorst ont„ vangen; en een fpoedig antwoord daar„ op gevraagd hebbende , zal hij het ge- melde eiland Bonwoet bezoeken. Men 5, zegt, dat het een goede haven heeft.— j, De bevelhebber behoeft flechts weinige „ dagen te Magindanao te vertoeven, om alle foort van onderrechtingen , welken hij tot welzijn der Engelfche natie, en „ uitbreiding van haaren koophandel zal „ noodig hebben. — Aldaar zal hij in 3, ftaat zijn , om te oordeelen , in hoe „ verre het doenlijk en veilig is, de vaart „ tot gilolo toe uitteftrekken. Offchoon „ dit eiland wegens zijne ligging, een der }, Molukfche eilanden is, is het echter „ aan  naar CHINA. XII. hoofdst. 2. Afd. 21 3 „ aan de Hollanders niet onderworpen, eni " kan, bijgevolg, ftof tot nuttige kennisj „ en waarneeming opleveren." „ Dewijl het ondertusfchen , twijfelach„ tig is , of de tijd , tot zijnen togt be„ ftemd , fir erasmus gower wel zal toelaaten, om dien gevoeglijk tot Gilolo „ toe uitteftrekken; en de geneigdheden des fouvereins van dat eiland jegens de En" gdfchen , en alle de andere Europeeërs „ over het geheel, onzeker zijn, zendt de „ gezant hem geenen brief aan dien vorst: „ offchoon hij, behalve zijnen bijzonderei „ last aan deeze en geene bijzondere oos „ terfche vorften, met een algemeene vol „ magt voorzien is, om in des koning „ naam met alle de fouvereinen in de Chi „ neefche zeeën te handelen. — Maar wanneer de bevelhebber van de Lion hc dienftig mogt vinden, zelfs tot Gilolo t " gaan , en aldaar eenige geneigdheid te voordeele der Engelfchen mogt ontdekken „ kan hij daar boodfchappen, dat de g zant voorneemens is , dat eiland te b zoeken , en aldaar eene verbindtenis t< w voordeele van beide natiën opterechtei „ bijaldien zijn verblijf in Afie hem zul w wil toelaaten." O 3 » V001 7erllijf Ier fche' ten in de rolf van Peking. ' Denzes ert twintig, (len van Hooimaand,1793. - I s » a n * m t> ja tl  Verblijf der fche' p*i in de goifvan Peking. Den zes e) twhtiigJlen van Hooimaand.1793- ar4 BRITSCH GEZANTSCHAP „ Voorts moet de bevelhebber van de„ Lion, zijne vaart of van Gilolo, of on„ middelijk van Magindanao, neemen naar i„ dat gedeelte van het groote eiland cele„ bes, welk aan de Hollanders niet onder„ worpen is. De ondervinding, welke hij, „ bij een voorgaande reis naar die eiland » van hetzelve verkreegen had, zou hem » bij de tegenwoordige gelegenheid van „ groot nut zijn , zoo om waarneemingen „ te maaken betreklijk de fcheepvaart in •» die nabuurfchap, als om het karakter des ,, volks te onderzoeken. Alleenlijk heeft „ de ambasfadeur aan fir erasmus gower » voorteftellen, om ten aanzien van Cele„ bes op gelijke wijs te handelen, als hij » hem ten opzigte van Gilolo bereids ge„ meld heeft, en den bevelhebber te ver„ zoeken, onder dergelijke omftandigheden, „ ook een dergelijke verklaaring van" des „ gezants voorneemen aan den fouverein „ des lands te doen. — Ten aanzien van „ het eiland borneo gaf lord macart„ ne ij aan den bevelhebber van de Lion „ dezelve onderrechting. Hij hoopte, dat „ hij ook aan dat eiland, 't zij te ban„ gar , of te succedana, of in de „ hoofdflad zelve, welke denzelven naam » als  naar CHINA. XII. hoofdst. 2. Afd. 21$ „ als het eiland draagt, eenigen tijd ver„ toeven zou. In Bangar hadden de Engelfchen, voorheen , eene faktorij; en, „ naar men onderftelde , waren in de ftad „ Borneo nogthands eenige Engelfche on„ derdaanen, die of ftandvastig aldaar hun' „ verblijf hielden , of 'er bij fommige ge„ legenheden handel kwamen drijven." „ Niets is wenschlijker, en niets mee „ het algemeene oogmerk der zending van „lord macartneij overeenkomftiger, „ dan de eerlijke en vreedzaame poogin„ gen, welken men doen zal, om het ge„ bruik en vertier van Engelfche manu„ faktuuren, in alle die gewesten van Afie, „ van welken men fchatbaare goederen, ia „ ruiling, naar Europa kan uitvoeren, zoo „ veel mooglijk, aantemoedigen; en dit is „ bij uitftek het geval van Borneo. — De , jalouüe der Hollandfche kooplieden zal zich , veelligt, in fommige deelen van „ dat zeer uitgebreide land, tegen de poo,, gingen der Engelfchen zoeken te ver „ zetten; maar 'er zullen andere ftreeken „ gevonden worden , alwaar men mindei „ gevaar zal loopen , om in verfchil met „ hun te geraaken." „ De tijd , welke 'er vereischt wordt, O 4 «om Verblijf ierfekeven in de, golf tm Peking. Den zes en twintig(Itn van Hooimaand,1793-  Verblijf ■ der fche» pen in de golf van] Peking. Den zes en twintigfien van. Hooimaand.I7P3- " > -5 > 3 3 'y y 3 y 3. 3' • V >: 0i 216 BPJTSCH GEZANTSCHAP . „ om zoo veele plaatfen te bezoeken, ge„ voegd bij dien, welke noodig.zal zijn», „ om zich in verfcheiden havens zoo lang „ optehouden, als de volbrenging der on„ derfcheiden werkzaamheden aldaar nood„ zaaklijk zal maaken , zal den bevelheb4 ber van de Lion, waarfchijnlijk, tot de ,, lente-dag- en nacht-evening, of daarom, trent, brengen. Daarna zal hij zich, hoe , eer hoe liever, naar Makao kunnen wen, den, alwaar de gezant hem omtrent het , begin der aanfhande Bloeimaand zal ver, wachten." „ Dewijl men geene gelegenheid, welke , nuttigheid, of eenige vermeerdering van , kennis belooft, moet laaten voorbijgaan, , is de gezant van oordeel, dat de bevel, hebber van de Lion een herhaalde, en, , zoo hij hoopt, gelukkiger pooging zou kunnen in 't werk ftellen, om pulo lingen aan te doen, bijaldien het ge, beuren mogt , dat het gemelde eiland, bij de terugreis van de Lion, in zijnen koers lag. — Indien de ambasfadeur niet ; vreesde, aan de gewigtiger voorwerpen van de onderneeming des bevelhebbers van de Lion een' hinderpaal in den weg te leggen, zou het belang van hetalge- meen  naar CHINA. XII. hoofdst. 1. Afd. 21J „ meen welzijn hem beweegen, denzelven, „ nog te raaden, om ook het oostlijk ge-< „ deelte van het eiland form osa , welk ,^ „ men zegt van de Chineezen onafhang-„ lijk te zijn ; de menigte kleiner eilan-i „ den , ten oosten van Formofa gelegen; „ en de leoe-keoe-eilanden , ten zui-! „ den van Korea, te bezoeken. Intus„ fchen zou het hem een groot genoegen „ geeven, indien de meergenoemde bevel„ hebber van de Lion , op zijnen' togc , „ ten minfte , meer zekere berichten om„ trent die verfcheiden plaatfen kon bej, komen." Lord macartneij belloot deeze zijne fchrifdijke onderrechtingen aan fir erasmus gower , met de volgende waarnee. mingen : „ dat hij, ambasfadeur , zijn( „ wenfchen , betreklijk de voornaamfh „ voorwerpen, welken de bevelhebber vat „ de Lion in 'c oog moest houden, zon „ der fchroom, voorgefteld, en zich ove „ de voorzorg , welker hij daaromtrer „ moest neemen , niet breed uitgelaate „ had, omdat hij op de voorzigtigheid e „ bekwaamheid van hem , aan wien z „ gericht waren, het volkomenfte vertroi O 5 «wc Terblijf er fcheen in de ■olf van leking. Oen zes en wintiglen van Hooi' naand. 1793- - t r' t ï ti in  Verhlijf der fchepen in de golf van Peking. Den zes en twintigfien van Hooimaand.1793- i 4 ( < ( c c I p S 213 BRITSCH GEZANTSCHAP „ wen ftelde. Sir erasmus gower „ kon door gebeurenisfen, welken de am„ basfadeur niet voorzien , of door om„ Handigheden, welker hij niec gisfen kon, „ genoopt werden , zich van den koers , „ hem hier aangeweezen , en. van de on„ derrechcingen,hem in dea lastbrief voor„ gefchreeven , te verwijderen ; maar de „ gezant was vastlijk overtuigd , dat hij gelegenheid zou hebben, om het gedrag „ van den bevelhebber goed te keuren, „ geenzins twijfelende, of zijn tijd zou op „ een nuttige wijs in den openbaaren dienst » belieed worden „ Sir (*) Op deezen geheelen lastbrief van den gesant, lord MACARTNErj, aan fir -rasmus gover, kapitein van de Lion, en tevens bevelheb>er van het geheele eskader, maakt Mr. charp. jossigaij op de aangehaalde plaats, bladz. 244. :n volgg., eene aantekening, welke ik den Neder luitfchen leezer niet onthouden kan. Zij is van len volgenden inhoud: M De voorfchriften, door den ambasfadeur aaa en kapitein van de Lion gegeeven, verdienen nze aandacht. Wanneer ik de uitgebreide oogïerken der Eritfche regeering, met de naauwbeerkte onzer (der Franfche) oude regeering verelijk, ben ik nijdig over de eerften", maar genood-  naar CHINA. XII. hoofdst. I.Afd. si? Sir erasmus gower antwoordde:, „ dat, zoodraa zijn fcheepsvolk , of maar; » een^ noodzaakt, 'er mij over te verwonderen, en verontwaardigd over de laatften." ,, Wij hebben reeds gezien, dat de gezant Co-* chinchina niet had aangedaan, dan om.den koning een verdrag voorteflaan, en den afftand der haven van Turon van hem te begeeren, ten einde aldaar eene volkplanting te vestigen. — Hij is aan den keizer van China gezonden , om van hem de overgift, in volkomen eigendom, te vraa. gen, of van Makao, of van het eiland Vampou, in de rivier- van Kanton, drie uuren beneden die ftad, gelegen, alwaar de Franfchen alleen, onder alle de natiën van Europa, hunne hutten of tenten moogen oprechten, en 'er hunne zieken brengen; of van eenige andere plaats, tot eene volkplanting gefchikt. Veelligt had hij in last, het uitfluitenc -voorrecht van den koophandel op China te vraa .gen, onder voorwaarde, om de zeerovers, die df kusten des rijks ontrusten, te beoorlogen." ,, Maar zijn doelwit gaat verder. Hij wil fom mlgen der voornaamfte eilanden der Chineefcht zeeën onderzocht hebben, om te weeten, op well derzelven zijne natie een nuttige en voordeelig* volkplanting zou kunnen oprechten; van waar zi den Chineezen de wet zou kunnen voorfchrijven door op hunne kusten te kruisfan , en hunn koopvaardijfchepen te bemagtigen." ,, Daarna wil hij het waagen, de havens va: Japan voor zijne natie te openen. — Vervolgen zendt hij de Lim'ïmx Manilla j niet onder he voo 7er\M]f Ier fche- ■ ten in de tolf van Peking. Den zes en wintiglen van 1 Hooimaand. 1 1793. i 1 s t r-  Verblijf < der fchepen in de ' golf van ' Peking. , Den zes eh twintigJlen van "> Hooi- } maand. ■ 1793- 4 1 b d a li V I) h A :di v; & ja m Is te In Se vc ( ico BRITSCH GEZANTSCHAP , een gedeelte van hetzelve, herfteld was, ( hij in ftaat zou zijn, om de verfcheiden „ plaat- oorwendfel, om 'er levensmiddelen in teneemen, reiken hij vau Japan komende niet noodig kon ebben; maar om nuttige onderrechtingen aangaane den natuurlijken en burgerlijken ftaat des lands, angaande deszelfs koophandel, en het karakter er inwooneren optefamelen. — Het is niet moeijk te gisfen , met welke oogmerken. Doch zij -paaien ,zich daar niet. Onder voorwendfel van e verbetering en volmaaking der zeevaart- en irdriikskunde, beveelt de gezant, het eiland Laitaya te bezoeken , welk een goede haven en sele andere voordeelen bezit. Het ligt in de ibuurfchap der Molukfche en Philippijnfche einden , en niet verre van Japan , van China en merika. Men gist ook wel, met welk oogmerk e kennisneeming bevolen is." „ Dit is het nog niet al. De Lion zal zich m daar naar het eiland Mindanao, voor het ooifte gedeelte, zoo niet geheel, van de Spanirden onafhanglijk, en welks regeering doorgaans !t die natie in verfchil is, begeeven. Is dit klaar? hetvoorneemen, om Mindanao den Spanjaarden ontweldigen, duidlijk genoeg aan den dag gelegd? dien men 'er aan twijfelt, leeze men 't geen de zant in zijnen lastbrief 'er onmiddelijk oo laat lgen." (*) »» tusfchen kan ik niet nalaaten , hier den vol. *) Men zij.««.voor, bladz. (  NAAR CHINA. XII.HOOFDST. 2. Afd. 221 „ plaatfen , in den lastbrief des ambasfa-1 „ deurs gemeld, te bezoeken; dat hij, in^ „ deê j volgenden kleinen uitflap over het eiland Magin-^ danao, of Mindanao, te doen:" , j ,, De Mooren der Philippijnfche eilanden zijn, ,, altijd in oorlog met de Spanjaarden. De koop-' ,', handel van Lucon is niet geheel vrij : het menigerlei verbod , allerhande kwellingen, de tolrechten, die 'er zeer zwaar zijn, de geduu„ rige knevelarijen , belemmeren den voorfpoed ., deezer volkplanting, eene der vruchtbaarften des ,, geheel en aardbodems, en eene der bestgelege„ nen, grootlijks. De haven van Manilla is alleen „ voor de Mooren , de Armeniërs en de Portu„ geezen open, daar zij het voor alle natiën moest „ zijn. Het zijn de Engelfchen , die den handel „ van Manilla drijven. Zij doen zulks onder, de ,, vlag der natiën , welken ik zoo even genoemd „ heb. De uitfluitende handel der Philippijnfche maatfchappij is niet gefchikt, om, of aan den „ koophandel die uitgebreidheid te geeven,welke „ die vereischt; of aan den akkerbouw die aanmoe diging, welke hij noodig heeft, om bloeiëndf ,, te worden. De Mooren van Mindanao, va» ,, Mindoro , van Panaij en de andere Philippijn „ fche eilanden, zijn Maleiërs, die den Moham „ medaanfehen godsdienst aangenomen hebben ,, Zij zijn altijd onder de wapenen. Zij doen dik ,, wijls invallen , en rechten groote verwoestin ,, gen aan , in de nabuurige landen. Dit bijkan ,, onafgebroken krijgvoeren ftremt den voorfpoe „ van het eiland Lucon grootlijks. De regeerin „ moe 'erhlijf er fcheen in de olf van 'eking. ~)en zes en wintig\en van ■ 'iooilaand.1793- s i 3 it  Verblijf der fche. pen in de golf van Peking. Den zes en twintigfien van Hooimaand.1793. 1 3 3 9 5 tl li Z é | ü bi hi Cc er 222 BRITSCH GEZANTSCHAP » de eerfte plaats, de baai van Ki-fan8 feu naauwkeurig zou onderzoeken ; en » dat, „ moest zich van alle middelen, die in haare rflagt .» zijn, bedienen, om van die vijandlijkheden een „ einde te maaken. De vreede, vrijheid van koop- handel en godsdienst, een wijs beduur, waaris' door de toevloed der Chineezen op het eiland „ bevorderd, de zeden der Wilden in het bin„ nenfte van Lucon befchaafd, en de akkerbouw aangemoedigd werd, zouden de gedaante deezer „ belangrijke volkplanting ras veranderen. In den " tegen^o°rdigen ftaat kost zij aan de Spaanfche ■ » regeering veel, daar zij, integendeel, haar > groote voordeelen moest aanbrengen." » Dit is het nog niet al. De Lion moet zijne aart tot Gilolo voortzetten. „ Hoewel dat eiland, > zegt de gezant, wegens zijne ligging, een der , Molukfche eilanden is, is het echter aan de ' HoI1anders niet onderworpen , en kan , bijge- > volg, ftof tot nuttige kennis en waarneeming , opleveren." - De koning van Gilolo, gelijk len hem gelieft te noemen , ligt, om eigenbeing, met de Hollanders dikwijls overhoop; maar ch van deeze geneigdheden te bedienen, ten ein3 deezen den fpecerijhandel te zoeken te ontwelgen, zulks doet geen getrouw bondgenoot. Ten de des gezantfehaps, waren de Engelfchen de >ndgenooten der Hollanders, 't Is, veelligt, om in een bewijs van hunne vriendfehap te geeven P zijn Engelsch) dat zij hun hunne Westindifcha andere volkplantingen ontroofd hebben." 33 Dit  naar CHINA. XII. H00FDST.a.4#. 223 • dat, bijaldien hij een veilige ligplaats 1 voor het fchip in die baai vond, hij in „ de- „ Dit is het nog niet al. Lord macartneij heeft ook het oog op Celebes, het grootfte derMolukfche eilanden, en als de fleutel der fpecerijeilanden, daar de Hollanders gevestigd zijn, aangemerkt." Dit is het nog niet al. De ambasfadeur gaf hem , ten aanzien van Borneo , dezelve onderrechting , met oogmerk : om het gebruik en „vertier van Engelfche manufaktuuren , in alk ,, de gewesten van Afie, van welken men fchat„ baare goederen , in ruiling , naar Europa kan *, uitvoeren, zooveel mooglijk, aantemoedigea."Dit eiland, het grootfte van den geheelen aard. bodem, laat in zijne havens geene andere natiën, dan Chineezen en Hollanders , die 'er gezeeter zijn, toe." „ Dit is het nog niet al. De gezant meent dat de bevelhebber van de Lion een herhaaldi pooging zou kunnen in 't werk ftellen, om Pulc Lingen aantedoen: en verpligt hem, om, in he voorbijvaaren, ook het oostlijk gedeelte van For mofa, en de eilanden Leoe-keoe, ten zuiden vai Korea, te bezoeken." ,, Ik geloof, dat het onnuttig is, om bij all deeze bijzonderheden eenige aanmerking te voegen dewijl de leezer ze zelf wel zal weeten te maaken. ,, Alleenlijk vergunne men mij, in tegenftellin van en contrast met de heerschzuchtige oogmei ken, welken ik opengelegd heb, eene plaats u Verblijf . ier fcheoen in de golf van Peking. Den zes en Avintig De hedendaagfche zeevaarders hebben, wanneer > zij de zeden van nieuwontdekte volken befcbrij» ven, geen ander oogmerk, dan de historie van » den mensch te voltooien. Hunne zeevaart moet i de kennis des aardkloots volmaaken j en het i licht, welk zij zoeken te verfpreiden, heeft tot . zijn eenig doeleinde, de bewooners der eilanden, welken zij bezoeken, gelukkiger te maaken , en hunne middelen van beftaan te vermeerderen." (*) Ttm. ii. peg. 124,  NAAK CHINA. XII. HOOFDST. 2. Afd. 225 „ te brengen j maar dat , bijaldien dit an-; '„ ders uitviel , hij zich noodzaaklijk naar^ „ Chu-fan zou moeten begeeven; dat het i „ een wenschlijke zaak voor hem zou zijn, 1 „ van de Chineefche regeering een' brief* „ voor die twee plaatfen te moogen ontvan-. „ gen, opdat men hem daar van verfche lee-1 „ vensmiddelen voorzag , dat men hem een „ huis bezorgde, om 'er zijne zieken in te „ bergen , of ten minde eene plaats aanwees, „ daar hij tenten voor hen kon doen op„ flaan ; dat de zorg, welke hij aan zijne „ zieken verfchuldigd was, hem verpligtte, „ om het voorftel, van den ambasfadeur „ naar Peking te verzeilen , hoe vleiend ook voor hem, van de hand te wijzen; „ dat hij hen, derhalve, niet verhaten , „ maar daarna zich haasten zou , om de „ voorwerpen, welken hij in 'slands dienst „ te vervullen had , met alle vlijt uitte0 voeren." Men wendde zich,, terftond, tot de mandarijnen om den brief, die een waarborg voor de goede behandeling van de Lion moest zijn. Zij beloofden gereedlijk, dat dezelve, zonder uitftel, van den onderkoning der provincie zou verkreegen worden. III. DEEL. P Mid- 'erblijf er Jcheen in de olf van 'ckingDen zes en wintiglen van looinaand.:?93-  Verblijf der fcltepen in de golf van Peking. Den zes en twintigfien van Hooimaand.1793- 1 1 126 BRITSCH GEZANTSCHAP Middelerwijl maakten de gezant en zijn gevolg, zoo ras alle de gefchenken en ba-' gaadje aan boord der jonken overgefcheept waren, zich gereed, om de fchepen Lion en Indostan te verlaaten. Bij deeze gelegenheid, werd'er, aan boord der fchepen , een algemeene famenkomst gehouden, tusfchen de geeflen, die van dezelven vertrekken , eh' de geenen, welke op dezelven blijven zouden. Alle de vrolijke en vermaaklijke omftandigheden , waartoe hunne onderlinge verkeering aanleiding had gegeven, vervulden nu ieders mond en hart; ;n ten befluite daarvan namen zij, op de raendlijkfie wijs, affcheid van elkander: Bij het vertrek des ambasfadeurs, was het fcheepsvolk , welk, allen uit uitgezochte lieden befiaande, zich geduurende de geheele reis wel gedraagen , en , ingevolge /an dien, nog onlangs blijken van des ambasfadeurs genoegen ontvangen had , zeer -jewillig, om ten teken van hunnen eer>ied voor hem, het bevel, om , volgens gewoonte , bij voornaame gebeurenisfen, ander de Engelfche matroozen , gebruiklijk, de fprieten te bezetten ; waarbij zij ;en herhaald vreugdegeroep voegden: al 't mik gelijk ook de falvo's, uit het grof ge-  NAAR CHINA. XII. HOOFDST. 2. Afd. 22? gefchut van alle de fchepen gedaan , een nieuw fchouwfpel voor de Chineezen was. De ambasfadeur, en de voornaamfte lieden van zijn gevolg , begaven zich , den vijfden van Oogstmaand des jaars 1793, aan boord van de fchepen Clarence, Jackall en Endeavour, om de Pei - bo - rivier inteloopen; terwijl de wachten, muzikanten , dienstbooden en andere perfoonen , aan het gezantfchap verknocht, in de jonken , waarin de gefchenken en bagaadje gelaaden waren , volgden. — Door een voordeelige koelte uit zee, en eenen fpringvloed begunftigd, kwamen zij, in weinig muren, gelukkig over de bank. De nabuurige kust is zoo ongemeen laag, dat men ze, zonder de wooningen, op dezelve opgerecht, zelfs op den afftand van twee Engelfche mijlen naauwlijks ontdekken zou. — Op de bank , en binnen dezelve , is het water troebel en modderachtig, offchoon het aan den buitenkant, en omtrent de ligplaats van de Lion, aanmerklijk groen en helder was. Deeze bank, of ondiepte, was weder in eene menigte kleiner zandbanker verdeeld , liggende in zulke verfchillende ftrekkingen , tevens zoo hoog, en zoo dichi de eene aan de andere, dat zij., om deeze P 2 re Verllijf der fche' ben in de golf van Peking. Den vijfden vart Oogst' maand. 1793.  Verblijf der fchepen in de golf van Peking. Den vijf. den van Oogstmaand.1793- J '! i ] i i 228 BRITSCH GEZANTSCHAP reden, zelfs voor de brikken Clarence en Jackall niet, dan bij hoog water bevaarbaar was. — Zoo ras men de bank over is , neemt de diepte des waters tot drie of vier vademen toe. De rivier was hier omtrent vijf honderd roeden breed, en met jonken en kleiner vaartuigen van allerhande foort bijkans geheel bedekt. Aan haaren zuidlijken oever, of aan de linkerzijde des ingangs, lag een klein dorp, t u wgkoe genaamd, alwaar eenige krijgslieden post hielden. Men deed de troepen in de wapenen komen, om den ambasfadeur eer :e bewijzen. In het begrip , dat de Chineezen zich gemaakt hadden, als of de gezant genee^en en voorneemens was, om zich , ter- Hond, bij de eerfte gelegenheid, van boord, tan land te begeeven , ten einde van het verdrietige en vermoeiende van een zoo angduurig verblijf op zee, des te fpoedirer herfteld te worden, lieten de jonken, velke hem verzelden, zoo ras zij over de jank waren, fchielijk , hunne ankers valen. — Integendeel vond de ambasfadeut ;oed , zich onmiddelijk bij het jacht te oegcn, welk eenige mijlen de rivier hooier op, hem wachtte. In-  naar CHINA. XII. hoofdst.2.4^. 229 Indedaad is de ligging van Tung-koe; niet uitlokkend. Het omliggend land is< laag en moerasfig, voor een groot gedeel-^ te bedekt met eene foort van riet, welk} zeer lang wordt en van veel nut is. Dee- « ze foort van riet, welke toen in bloei, was, heet arundo phragmites, en groeit' gemeenlijk in gronden , welke nu en dan overftroomd worden. Dewijl men van daar tegen den firoom der rivier moest opgaan, was de vaart noodzaaklijk langzaam. De menigvuldige ondiepten deezer kronkelachtige rivier vermeerderden de traagheid van den gang nog grootlijks. Wanneer de kracht des ftrooms door den wind of het getij niet overmeesterd wordt, worden de vaartuigen door een genoegzaam getal Chineefche boeren voortgetrokken. —■ Kort daarna voeren de fchepen voorbij een ander dorp, sie-koe genaamd, en dien zeiven avond bereikten zij nog de ftad ta-koe. — De laatfte lettergreep der naamen van alle die drie plaatfen is, gelijk men ziet, dezelfde. Zij geeft, in de Chineefche taal, haare nabijgelegenheid aan den mond der rivier te kennen. Daartegen duiden de drie eerfte onderfcheiden lettergreepen aan, dat de P 3 eerst- rerllijf er fcheen in de olf van 'eking. ~)en vijfen van ~)ogstlaand.793.  Verblijf der fchepen in de golf van Peking. Den vijfden van Oogstmaand. 230 BRITSCH GEZANTSCHAP eerstgenoemde plaats aan de oost-, de tweede aan westzijde gelegen , en de derde van een groote uitgebreidheid is. Eene menigte der huizen in deeze plaat* fen zoo wel , als van die , waarmede de oevers der rivier tusfchen dezelven , in grooten getalle, als bezaaid waren, waren flechts weinig beter, dan hutten, met leemen wanden en riet- of ftroodaken. Sommige gebouwen echter waren groot, verheven,gefchilderd, en als fpreekende bewijzen van verblijfplaatfen, daar welvaaren en overvloed in huisvestten. Maar naauwlijks zag men eenigen, die het aanweezen van middenrangen, of van die menigvuldige trapswijze opklimmingen, welken men elders tusfchen overvloeiè'nden rijkdom en volftrekte behoeftigheid vindt, te kennen gaven. Onder de ingezeetenen, welke langs de rivier zich vertoonden, waren fommige vrouwen , zoo leevendig en vlug, als of haare voeten nooit verminkt waren geweest. Men zegt ook , indedaad , dat deeze gewoonte , thans , in de noordlijke provinciën, en vooral bij de geringer foort van inwooneren , minder , dan voorheen , ia ♦ebruik is. Zij draagen allen heur hair, welk  naar CHINA. XII.h00fdst.fl.4Ti. 231 welk over 't algemeen zwart, lang en grof is, wel geftrengeld, en in een krans, met eèn lange hairfpeld, midden op de kroon van het hoofd vastgemaakt. De jonge kinderen gaan bijkans geheel naakt. De mannen zijn doorgaans welgemaakt, fterk •van lijf en leden , en bevallig van gelaat. Doch veelligt is het ook waar, dat op dien tijd, toen de Engelfchen hen zagen, de drift der nieuwsgierigheid hen zoo zeer bezielde , dat hunne houding daardoor grootlijks verbeterd wierd. Zij waren in zulke verbaazende menigte famengevloeid, dat men met eenen onzer Engelfche dichteren mogt uitroepen: „ Hoe veele goedaarrige weezens zijft „ hier verfameld!" (*j) (*) How many goodly ereaturss are tbere herel p 4 xnr. Verblijf der fchepen in de golf van Pekitig. Den vijfien van Oogstmaand.i793-  XIII. HOOFDSTUK. VAART DES BRITSCHEN GEZANTSCHAPS VAN DE STAD TA-KOE , LANGS DE RIVIER PEI-HO, TOT DE STAD TONC§,., CHOE-FOE, OP DE REIS NAAR PEKING. EERSTE AFDEELING. reis van ta-koe, langs de pei-ho, naar tien - sing. Gesprek des ambassadeurs met den onderkoning van pe-che-li. Bijzonderheden, op den weg ontmoet. INHOUD. redenen van, veiligheid voor het Britsch gezantfchap in China. Deszelfs aankomst te Ta-koe, eene ftad, aan de oevers der Pei-ho gelegen. Jachten, voor den ambasfadeur beftemd. — Befchrijving van het jacht des gezants. — Boe hetzelve van de anderen onderfcheiden was. — Groote vaartuigen , om de pak-  INHOUD. 233 pakkaadje over te voeren. — Eetwaar en, aan de reizigers in de jachten bezorgd. •— Wijs, op welke de Chineezen hunne fpijzen bereiden. — Koeken , in den waasfem van kookend water gebakken. — Van het oogenblik , dat de ambasfadeur zijne intreede in China doet, komen alle zijne kosten ten laste des keizers. — Gefprek des ambasfadeurs met den onderkoning van Pe-che-li. — Bijzonderheden aangaande dien onderkonhig. — Tempel en ftandbeeld van den Chineefchen zeegod.— Gisfingen over den drietand van Neptunus. — Gehoorzaal te Ta-koe. — Maaltijd, door den onderkoning, aan boord der jachten, gegeeven. — Eerbied, welkende Chineezen van den eerften rang aan die van minder rangen inboezemen. — Het gezantfchap vaart de Pei-ho opwaard. — Wijs van feinen bij de Chineezen. — Orde , welke in de Chineefche jachten heerscht. — Menigte aanfchouwers op de oevers der rivier. — Gisfingen over het ontjlaan der Pei-ho. — Krijgslieden op de oevers der rivier. — Landbouw. — Wooningen. — Pijramiden van zout. — Verlichtingen. — Weinig vee. — Weinig wei- of graslanden. — Geen braakP 5 land. —  Vaart op de Pei-ho. Den vijfden van Oogstmaand.1793- 1 1 1 J I 1 *34 BRITSCH GEZANTSCHAP land. — De kerkhoven, afgezonderd van de tempels. _ Ferbaazende hoopen zout. — Het wordt, voor een groot deel, naar liet zuiden van China vervoerd. — Manier, op welke het zout bereid wordt. — Getal der vaartuigen , tot het vervoeren van het zout gebruikt. — Het gezantfchap komt te Tien-fing aan. Hoe moeilijk niet alleen, maar ook hoe gevaarlijk , het altijd voor vreemdelingen, die van geene genoegzaame befcherming voorzien waren, geweest is, diep in China doortedringen; zij, die nu gereed ftonden, om zich in dit wijduitgeftrekt rijk te begeeven , gedekt door de geloofsbrieven van den fouverein, in wiens naam zij kwamen, en aangemoedigd door hem , lan wien hunne zending gericht was, hadJen voor hunne perfoonlijke veiligheid «ets te vreezen. Het volk van China had e weinig gelegenheid, om dikwijls met rreemdelingen te verkeeren, ten einde aan iunne zeden, en uitwendig voorkomen zich e gewennen. Intusfchen waren en de hooge rap van befchaafdheid, welke, gelijk men irist, alle de rangen der maatfchappij in Chi-  ga-   \ naar CHINA. XIII. hoofdst. \. Afi. 235 China bezielde, en de dreigende hand van? gezag, gereed , om alle de geenen , die j geneegen mogcen zijn, om onlusten te ver-« wekken, bijaldien 'er bij geval de zoodaa-j nigen gevonden wierden , met kracht tot] reden te brengen, den tegenwoordigen reizigeren, een zekere waarborg hunner volkomen veiligheid. De kleine vloot, uit Engelfche brikken en Chineefche jonken beftaande, thans , voor de eerftemaal, in gezelfchap zeilende, bereikte in den avond van den vijfden van Oogstmaand 1793, de ftad ta-koe. Deeze ftad is , gelijk wij op het einde der tweede afdeeling van het voorgaande twaalfde hoofdftuk hebben aangemerkt, aan den oever der Pei-ho , dat is, der Witte rivier , gelegen , en de eerfte plaats van eenige betekenis op deeze noordöostlijke grenzen van China. — Het gezantfchap vond daar een aanzienlijk getal jachten, of groote overdekte roeifchuiten en vrachtbooten, bekwaam om veel te laaden, maat zoo gebouwd, dat zij over de ondiepten in de Pei-ho gemaklij k konden heenvaaren.— Alle deeze vaartuigen waren beftemd, om het gezantfchap en deszelfs bagaadje, zoo verre, langs deeze rivier naar de hoofd- fiat 'aart op e Pei-h», )m vijf. en van mani. 793-  Vaart op de Pei-ho, Den vijfden van Oogstmaand. I i ] J f; d z h d 235 BRITSCH GEZANTSCHAP ftad des rijks optevoercn, als gevoeglijk gefchieden kon. De gezant trad terftond in het jacht, dat voor hem gereed was gemaakt. Het geleek een weinig naar die fchuiten, van welken men zich in Engeland en Holland op de binnenlandfche vaarten bedient ; maar , dewijl het voor een langer onafgebrokener reis beftemd was, had men het niet alleen ruimer gebouwd, en met meer ^emak voorzien, maar ook fraaier verfierd. De verblijfplaats, voor den gezant betemd , befloeg het grootfte gedeelte van iet vaartuig. Zij beftond uit eene fpreekcamer, eene zaal, eene flaapkamer en een ;abinet. In de zaal was een eerftoel , of -ierkante fofa, geplaatst, hoedaanigen men n de huizen van alle de eerfte mandarijns indt, op welken, met groote kusfens oorzien, zij zich plaatfeh, om gehoor te erleenen. — Een gang, die zich ter breeds van omtrent twee voet buiten het jacht itftrekte, en van den achter- tot den vooreven van .het vaartuig liep , diende voor e dienstbooden en het fcheepsvolk, om ich van het eene eind van het jacht naar 2t andere te begeeven , zonder dat zij Dor de kamers behoefden te gaan. Op dee-  naar-CHINA. XIII. hoofdst. K Afd. 237 deeze gangen plaatften zich ook de ma-! troozen, wanneer het noodig was, dat zij; zich van boomen bedienden, om het jacht over de ondiepten, of door het dikke flik voortteduwen. - Het fcheepsvolk had een klein kamertje aan den kant van den achterneven $ en in eenen hoek van hetzelve zag men een altaar , met een afgodsbeeld op hetzelve , rondom welk geftaadig welriekende lonten brandende werden gehouden. Verfcheiden floepen , met allerhande eetvvaaren, en koks, verzelden het jacht: opdat des ambasfadeurs tafel altijd wel be diend zou zijn, zonder aan land te moetet gaan , of verpligt te weezen om ftil « liggen, wanneer wind en getij gunstig wa ren, om de reis voorttezetten. Zestien andere jachten , meestal groote dan dat van den gezant, dewijl zij beftem waren, om verfcheiden reizigers aan boor te neemen, werden gebruikt , om het g< heele gevolg van lord macartneij ov< te voeren. Veele van deeze vaartuigen w: ren tachtig voet lang, en zeer ruim; doe van zulk ligt hout gebouwd, en van zo ( daanig een maakfel, dat zij niet meer ds achttien duim diep gingen , offchoon 3 boog boven het water verheven ware I raart op le Pei-ho. Den vijfien van Oogstmaand.C793- [ r i d sr 1h)m ;iJ n. )e  Vaart op de Pei-ho. Den vijfden van Oogstmaand.1793- •i < < 1 I i ii v fc li P: bi zi A 038 BRITSCH GEZANTSCHAP De kamers waren hoog van verdieping en luchtig, hoewel zij van boven hutten , of kampanjes hadden, daar het fcheepsvolk in fliep, en beneden de vloer hokken, tot berging van fcheepsnoodwendigheden. Het voornaamfte fieraad , waardoor het jacht des ambasfadeurs van de anderen onderfcheiden was, beftond in groote ruiten van glas, waarmede deszelfs venfterraamen voorzien waren; terwijl de raamen der anSeren doorgaans flechts met eene foort van papier, voornaamlijk in Korea gemaakt, gerold waren O). In het mengfel , waariit dit papier bereid wordt, voegt men ;en olieachtige zelfftandigheid, die het luurzaamer doet zijn, wanneer het aan de ucht blootgefteld is , en maakt { dat de egen en alle andere foort van vochtigheid ;r veel minder nadeel aan toebrengen, dan «ij 00 De Chineezen zetten weinig ruiten van glas 1 hunne venfters. Te Kanton bedienen zij zich iri paerlemoer, en van eene foort van oesterhelpen , zeer dun gefneeden , door welken het :ht, fchoon maar zeer fiaauw, fchijnt. Het paer , in Korea gemaakt, welk tot hetzelve ge uik dient, ken ik niet; of het moest hetzelv* in, welk men tot fommige lantaarnen gebruikt. int. van cossignij.  NAAR CHINA. XIII. HOOFDST. l.Afd. 239 zij aan Europeesch papier doen. — Het, algemeen gebruik van glas in zoodaanige jachten, welken men zich beievert te vertieren, en de zorg, welke men neemt, om het gebrek daarvan in de meeste andere jachten met andere ftoffen te vervangen , geeft duidlijk genoeg te kennen , dat het glas in China wel hoog geacht, maar niet overvloedig is. Een aanzienlijke wacht van Chineefche krijgsknechten was beftemd , om den am basfadeur aan land te verzeilen : maar mei kon 'er flechts een klein gedeelte van be hoorlijk aan boord der jachten verdeelen Wanneer 'er een Europeeër van het eem of andere der jachten aan land ging, kon digde de tegenwoordigheid van eenen Chi neefchen krijgsman de o-imiddelijke be fcherming der regeering aan. Veelligt wer ook met dit eerbewijs bedoeld, om op h< gedrag van den Engelschman een waal zaam oog te houden , en hem, ingev van afwijking, terftond tot reden te brei gen. Behalve de jachten , in welken het g volg des gezants of de reizigers ingefchee waren, was 'er nog een dergelijk ge ie Fei-h». Den vijfien van Oogst' maand. I793« t d :t d 1- P:al 0-  Vaart op de Pei-ho, Den vijfden van Oogstmaand.I793- 240 BRITSCH GEZANTSCHAP groote. vrachtbooten noodig, om de gefchenken en bagaadje te vervoeren. De Chineezen lieten het, bij het ontfcheepen der goederen uit de zeejonken , en het overbrengen derzelven in andere vaartuigen , welken men eigenlijk rivierligters mogt noemen, noch aan vaardigheid, noch aan goed beleid ontbreeken. Tot het overfcheepen der kasfen en baaien, welke de gefchenken voor den keizer en de voornaamile ftaatsdienaaren behelsden , werd geen geringe zorg vereisen t. Het beftier daarover werd aan denzelven perfoon toevertrouwd, onder wiens opzigt zij, zonder de minfte fchaade , uit de In. dostan aan boord der zeejonken gebragt waren. — Schoon het'volk, waarvan hij zich tot dit werk bediende , flechts aan ééne jonk te gelijk kon arbeiden , waren echter alle de baaien en kasfen , ten getalle van omtrent zes honderd, waarvan de meesten zeer zwaar en bijkans onhandelbaar waren , binnen den korten tijd van twee of drie dagen , gelukkig aan boord der ligters gebragt. Terwijl men met deeze overfcheeping bezig was , begaven de twee mandarijns , die den gezant op zijnen weg geleidden, naam-  NAAR CHINA. XIII. HOOFDST. I. Afl 24 i naamlijk cho w-ta-zhin, en van-ta-; zhin, zich dikwijls bij hem, niec alleen,1 om hem hunnen eerbied te betuigen, maar tevens ook , om zijne bevelen te ontvangen , ingevalle 'er iets aan zijn gemak of gerieflijkheid ontbreeken mogt. Ook gaven zij, uit beleefdheid, bezoeken aan de voornaamfte perfoonen van het gezantfchap. — Mandarijnen van minderen rang verzelden alle de vaartuigen, ten einde de leevensmiddelen, en alle andere noodwendigheden , onder de perfoonen , die het gevolg des ambasfadeurs uitmaakten, te verdeelen. Deeze lieden gingen, van het eene jacht naar het andere, in kleine bootjes , door de Chineezen fan-paris geheeten, zijnde overdekt, en met zulke platte bodems voorzien, dat zij noch diep in '1 water gaan, noch kunnen omflaan. Tn ieder jacht, werd een afzonderlijke tafel voor de voornaamfte perfoonen var het gezantfchap aangerecht. Gemeenlijk was zij naar de wijs, in dit land gebruik lijk , ingericht, en fomtijds met alle de aangenaamheden en lekkernijen, welken de grond hief opgeeft, rijklijk voorzien. Ni en dan , echter, wilde men ook eens d< Engelfche kookkunde navolgen, fchoon di "lil. DEEL. Q ^ le Pei-ho. Den vijf\ Unyan Oogst' naand, !,93' . : | I  Paart tip de Pei-ho. Den vijf. den van Oogstmaand.1793- i s 'i s d F ë d P ii i 242 BRITSCH GEZANTSCHAP altijd op een drollige wijs gefchiedde. — De Chineezen bereiden bijkans alle hunne fpijzen door ze te ftooven. Zij hebben de gewoonte, om het vleesch in kleine vierkante ftukjes te fnijden; zij voegen 'er groenten bij, maaken 'er fausfen, met veele fpecerijen aangezet, op, en geeven 'er Jus zeer onderfcheiden fmaak aan. Het ideesch , dat het overvloedigst gebruikt ivordt, is osfen- en verkensvleesch Set gevogelte , welk men veelal op dé Europeefche tafels ziet, is hier ook zeer ;emeen. Onder de kostbaarfte en fmaakijkfte gerechten, worden geteld de nestjes 'an een bijzondere foort van zwaluwen , vaarvan wij in het tweede deel van dit irerk.melding hebben gemaakt (V), en de vinCO „ Het vleesch," zegt de fchrijVer, „ dat het , overvloedigst in China gebruikt wordt , is het , osfen- en verkensvleesch." Dit kan ten aanzien er noord lijke provinciën waar zijn ; maar in de rovincie Kanton wordt weinig osfenvleesch geïeten. Het verkensvleesch is 'er zeer overvloeig, en tevens voortreflijk. Het is ongemeen fap. ig, en ligt te verteeren. Het Chineefche verken . gelijk men weet, van een andere foort, als U van Europa. Aant. van cossiGNrj. — (c) Hoofdft. VUL afd. 3. bladz. 167 en volgg.  KAAR CHINA. Xlll. HOOFDST. l.dfd. 243 vinnen van haiën, welke beide dingen zeer vee, en vol krachtig en geurig fop zijn •, doch , om ze wel fmaaklijk tc maaken , moeten zij met veel fpecerij bereid wor . den (V). — Intusfehen gaven de manda- rijns a (d) Van de vinnen Van haié'n, en Van voget«* nestjes fpreekende, zegt de fchrijver, ,, dat deas» ze twee dingen zeer vet, en vol krachtig en geurig fop zijn." — De toebereiding heeft zij hem zekerlijk zoo doen voorkomen : want noch de haiënvinnen , noch de vogelsnestjes, zijn of vet, of vol krachtig en geurig nat, of fmaaklijk» Óm deeze reden doet men 'er dikwijls vet, eri krachtig geurig nat bij. — Om 'er een denkbeeld van te geeven , zal ik ze bij kraakbeen, tar* tilage, vergelijken. [Dewijl, intusfehen , de fchrijver zelf 'er bijvoegt , dat die gerechten van vogelsnestjes en van vinnen van haiën, met veel fpecerij worden toebereid, om ze fmaaklijk te maaken, fchijnt dd aanmerking van Mr. cossioniJ niet zeer gepast of gegrond te zijn.] Bij deeze gelegenheid moet ik mijne verWöil' dering te kennen geeven, dat Mn staobtoe van de Chineefche fouij geen wooid gemeld heeft Dit is eene foort van foep, die van verkensvleesch en eene foort van Chineefche erweterï bereio wordt, waarbij men veel zout voegt, om ze laftf te doen goed blijven. De Chineezen maaken 'ei dikwijls hunne geftoofde fpijzön fmaaklijk iriëde Q a B< 'fiaft tp k P Ï-:o. Oen vtjfö ieri vart Oogstnadh/fi[793» "  Vaart op de Pei-ho, Den vijfden van Oogstmaand.1793' 244 BRITSCH GEZANTSCHAP rijns, zekerlijk mee een oogmerk, om aan den Engelfchen fmaak te voldoen, aan hunne koks bevel, om groote ftukken vleesch, jonge verkens, kalkoenen en ganzen geheel te braaden. —- Deeze manier om vleesch te bereiden, fcheen bij de Chineezen niet gebruiklijk te zijn ; gelijk ook hunne koks, die 'er mede gelast waren, dezelve zeer flecht uitvoerden. De kunst om brood te bakken, verftaan de Chineezen even zoo min, als die om vleesch te braaden. Zelfs was 'er in dit gedeelte des lands geen oven te zien. In 't algemeen eet men 'er, in plaats van brcod, gekookte rijst of ander graan. Wanneer de rijst gekookt wordt, zwelt zij zeer aanmerklijk; en dit, zegt men, maakt 'er de verteering van zeer gemaklijk, gelijk de gisting van het deeg die van iet brood bevordert. In veele provinciën van China groeit tarw. Ook groeit 'er dat graan , welk wij boekweit noemen, en dat, wel gezift, of gebuild, en volkomen van zijne bolfter be- De fouij van Japan wordt hooger gefchat, dan die van China. De Europeeërs zelve maaken 'er veel werk van. Aant. van cossigkij.  naar CHINA. XIII. hoofdst. l.Jfd. 245 bevrijd zijnde, een blank meel uitlevert. De Chineezen bedienen zich daarvan, gelijk ook van de bloem van andere graanen, ] om 'er brood in de gedaante van koekens van te maaken, en dezelven in den waasfem van kookend water te bakken. Ten dien einde plaatst men de kluitjes deeg, door middel van een' rolftok uitgerold zijnde , op een traliewerk van verfcheiden verdiepingen, in de binnenzijde van een houten kastje vastgemaakt, welk aan alle zijden, uitgenomen den bodem, dicht gefloten is. Deeze kas, met het geen 'er in is, wordt op eene pan gezet (0> waarin men kookend water houdt. De waasfem van dit kookend water gaat door het traaliewerk naar boven , en is op zijn best genoegzaam, om de koeken met een dunne zachte korst te omgeeven. — Ondertusfchen, zijn zoodaanige koeken, die, wanneer men ze in dunne fheedjes fnijdt, en dan (e) In de Franfche vertaaling ftaat hier een.zonderlinge fchrijf- of drukfout. Men leest 'er, dat die kas onder eene pan met kookend water gezet wordt. De fout wordt veroorzaakt, doordien men 'er au-desjous, in plaats van au-desjus t gezet beeft. Atxsa. des hederd. ve&t. Q3 Vaart op ie Pei-ho. Oen vijflen van Dogstlaand.793- \  t'a.ll! Op fa Pei-ho. D:n vijf (i'sii vati Oogstmaand. i i r M li b i V ■ al ,246 BRITSCH GEZANTSCHAP dan op hec vuur roost, beter gefchikt, om de plaats van gewoon brood te vervangen. Somtijds maakt men ze fmaaklijker, door 'er welriekende zaaden onder te mengen. Aan ieder jacht werden eenige kruiken met eene foort van geelachtigen wijn, gelijk ook met fterken drank, gezonden. De Chineezen fcheenen de bereiding van deeïen laatftcn beter te verfhan, dan die van len wijn; want de wijn was over het algemeen rroebel, onaangenaam van fmaak , ■n werd fchielijk zuur. De fterke drank ntegendeel , was krachtig, en helder, en iad zeiden een' brandigen fmaak. In de loordhjke provinciën ftookt men dien van ;ierst; maar in de zuidlijken van rijst. )ie, welken men den Engelfchen gaf, was amrijds zoo fterk, dat dezelve bij de roef die van den brandewijn, of geest van fijn overtrof. De Chineezen noemen dien erken drank fjou-choey dat is te zeggen, randende wijn. Ook voorzag men de Engelfchen, op m geregelde wijs , van genoegzaamen aorraad van vruchten, als, bij voorbeeld, m pruimen, peeren , appelen, druiven, irikQozen en «ranjei^pelen. Nopens de per-  naar CHINA. XIII. hoofdst. l.Jfd. ïtf perfiken , die hun aangebooden werden , j verzekerde men, dat zij uit de nabuurfchap' van Peking kwamen, omdat men zich, in1 den omtrek van die ftad , op de aankwee-, king van dat ooft met meer zorg bevlijtigt, dan in de provinciën. — Thee, zoo wel groene, als zoogenaamde thee - boei , werd hun in overvloed geleverd. De eerfte foort was , voornaamlijk , uit de provincie kiang-nan, en de andere uit die van fo-chien ; welke beide provinciën eenige graaden zuidwaard van de Pei-ho, gelegen zijn. — Intusfehen was de thee, dikwijls, al te versch voor den Engelfchen fmaak, en het was niet buitengewoon, dat men eene begeerte naar thee van Londen hoorde uiten. — De provincie Fo-chien is ook wegens haaren kandij- en zoogenaamden losfen of poeiër-fuiker vermaard; maar zij levert geen broodfuiker. — D( Cochinchineefche fuiker, in groote platte koeken gekristallifeerd, offchoon zeer uit muntend en goedkoop , fchijnt in dit ge deelte van China , noch ingevoerd, nocl veel gebruikt te werden. Alle de noodwendigheden des leeven: werden niet alleen aan de voornaamfte per foonen, tot het gezantfchap behoorende Q 4 maa ramt op te Pei-ho. Den vijflen ■"au Dogstnaand.'793' t i r'  V*awt op He Pei-ho. Den vijfden van Oogst- ' maand. 1793. i ! \ 5 \ 1 i l t ï I e ^ 1 \ i •tl t x V g V 4 »48 BRITSCH GEZANTSCHAP maar ook aan de kunftenaars of werklieden , aan de krijgsknechten, en aan de dienstbooden , aan den gezant verknocht, in rijke maat vèrfchaft. Bij deeze gelegenleid fpreidden *de Chineezen niet weinig tracht en ftaatfij ten toon, fpaarende geeïe kosten , om het gezantfchap op een vaardige wijs te bejegenen. Verfcheiden nandarijnen werden gelast den gezant te verzeilen, en hunne bezoldingen ook, uit ïoofde van deezen bijzonderen dienst, verïoogd. Een groote menigte mindere Chileezen werd gebezigd, om het gezantfchap e dienen. Een aantal vaartuigen werd gebuikt, om de perfoonen des gezantfchaps, e gefchenken , voor den keizer beftemd , n de bagaadje, daartoe behoorende, te ervoeren. Overal , waar de jachten ftil n'elden , kwamen de krijgsknechten in de /apenen, en op die plaatfen, alwaar zij, onder zich optehouden , eiakel doorvaaren, zag het gezantfchap echter, dat 'er Debereidfels tot eerbewijzingen gemaakt varen. De keizer wilde alle de kosten , velken niet alleen deeze geheele buitenewoone toeftel, maar ook de verzorging m allerhande foorten van noodwendi°-fre» é en ververfcjiingen , die aan de lieden van  NAAR CMINA. XIII. HOOFDST.I.^fi/. 249 van het gezantfchap geleverd werden, veroorzaakten , gantsch alleen draagen. De grond , welke den vorst daartoe bewoog was het denkbeeld, — hec grootfche denkbeeld, — dat het geheele rijk zijn eigendom en zijne wooning was ; en dat het een gebrek aan herbergzaamheid Zou zijn, bijaldien hij toeliet, dat een gast, die hem kwam bezoeken , (en als zoodaanig een wordt ieder gezant, welk in dit rijk komt, door de Chineezen aangemerkt,) voor zich zeiven , of zelfs maar voor zijn gevolg , betaalde, zoo lang hij daarin bleef. De bevelen des keizers omtrent dit ftui werden met de grootfte zorgvuldigheid tei uitvoer bragt. Een perfoon , die tot de; ambasfadeurs gevolg behoorde, en eenig< zaaken, de kleeding betreffende, wenschti te koopen, werd terftond met het begeer de voorzien ; doch de mandarijn , die ge bruikt was geweest, om dezelven te koe pen, verklaarde, dat hij den prijs daarvoc van hem , voor wien zij • beftemd waren niet durfde aanneemen \ maar hij ftelde die op des keizers rekening. — Over het a gemeen fchijnen de keizerlijke bevelen bij alle gelegenheden, met eenen trap va eerbied ontvangen, en met eene naauwge Q 5 * ^aart op ie Pei-ho Den vijfien van Oogstmaand.1793. r » ti  Vaart op de Pei-ho. Den vijfden van Oogstmaand.«93- i < < } t v g C e t< d d 8 250 BRITSCH GEZANTSCHAP zetheid uitgevoerd te worden, welke duidlijk te kennen geeven, dat zij zeer zelden overgetreeden worden, zonder dat 'er eene ftraf, aan de overtreeding evenredig, op volge. - Het regeeringsgezag wordt, fomtijds, bij bijzondere gelegenheden, aan de voornaamfte mandarijnen opgedraagen; waarvan de Engelfchen eene proeve zagen, doordien het opperhoofd der geenen , die bet gezantfchap geleidden, eenen ondergeêhikten Chineefchen amptenaar , die zich lan een geringe euveldaad fchuldig had genaakt, op ftaande voet deed heen gaan. Geduurende des ambasfadeurs verblijf voor ra-koe, had 'er ook wisfeling van wederr u'jdsch bezoek tusfchen hem en den onlerkoning dier provincie plaats. Deeze mderkoning was, op des keizers bevel, an pao-ting-foe, zijne gewoone verlijfplaats, honderd Engelfche mijlen verre an Ta-koe gelegen, gekomen, om den ezant, bij gelegenheid zijner komst op het :hineesch grondgebied geluk te wenfchen, 3, ten zijnen behoeve, zoodaanige bevelen ! laaten uitgaan, als de omftandighedenzou£n vereifchen. — Deeze ftaatsdienaar was ; hoogfte perfoon in rang, welken de ;zant tot hiertoe in China gezien had. Hij  NAAR CHINA. XIII. HOOFDST. l.Afd. 2JI Hij was een man van zeer befchaafde en j beminlijke zeden. Reeds hoogbejaard zijn- \ de, had hij echter eene zeer edele, ach-< ring- en eerbiedwaardige houding. Toen, hij den gezant ontving, betoonde hij eene zeer verheeven en opmerkzaame welgemanierdheid , maar zonder de belemmeringen van die verre gezochte en zonderlinge pligtpleegingen , welke , fomtijds , in China , tusfchen lieden van ongelijken rang plaats hebben, of waarmede men het gebrek van gevoel of opvoeding meent te kunnen vergoeden. — Dus vindt men, bij voorbeeld, in fommige berichten nopens Chineefche gewoonten , verfcheiden geringe en lastige gebruiklijkheden gemeld, als bij de Chineezen plaats hebben, wanneer 'er aan iemand, die hen komt bezoeken , thee voorgediend wordt: maar dezelve werden bij dit bezoek niet waargenomen, en de onderkoning fcheen ze als vergeeten « hebben. Voorts had bij deeze ontmoeting niets bijzonders plaats. Al 't geen wi omtrent de manier, op welke de thee wen toegediend, kunnen aanmerken, is, dat d( thee in kopjes of kommetjes met dekfel tjes op langwerpige blaadjes binnengebrag werd. Daarenboven had men de thee ii ic 'aart 06 le Pei-h$. Den vijf. len van Dogrtnaand.1793/ i l | 1  Vaart'op de Pei-ho. Den vijfden van Oogstmaand.W3- ( 1 ] v I t e z n * VI di Je 01 de ne ov na go he tan die 25a BRITSCH GEZANTSCHAP ieder kommetje afzonderlijk laaten trekken, blijvende de bladen op den bodem van het kommetje liggen. Voorts gaf de gastheer Éetfj zoo al niet de gasten, aan het eenrouwig aftrekfel der thee boven het mengel derzelve met room en fuiker den voorang. De onderkoning had zijnen intrek in den oornaamften tempel van Ta-koe genomen. )eeze tempel is aan den Chineefchen zeeod toegewijd. De nabijheid der zee gaf uiten twijfel, aanleiding, dat 'er geduurig erdienst aan deeze hunne godheid bewee:n wierd. De Chineezen geeven hem den lam van toeng-hai-vaüng, dat is, ming der Oosterfche zee. — In dienzel:n tempel , ziet men verfcheiden af beelngen van dien zeegod , in fraaie porceinen huisjes befloten. Het plaatje, hierider gevoegd, geeft eene afbeelding van ezen Chineefchen Neptunus. Zij is zinbeeldig, met toepa-fing op de hoofdftof, er welke hij geacht wordt, het voormie opzigt te hebben. Hij zit op de Iven met fierheid , gemak en waardigd ; en fchoon zijne hand geenen dried zwaait, om de wangedrochten uit de pte der zee opteéifchen, fchijnt hij ech-  NAAR CHINA. XIII.HOOFEST.I.4^. ^53' echter van zijne veiligheid bewust te zijn, houdende in zijn eene hand eenen «rifteen, en in de andere eenen dolfijn, oir, zijne magt over de bewooners van den oceaan aan den dag te leggen. Het hair van zijnen baard , in onderfcheiden ftrekkingen gins en herwaard vlottende , en zijne beroerde hairlokken fchijnen te kennen te geeven , dat men in hem de pnftuimige hoofdftof, waarover hij het gebiec voert, heeft willen verbeelden. — - De Vaart op--^ v de Pei-ho, Den vijf. den van Oogstmaand,1793. ;  Vaar* op de Pei-ho, Den vijf, den van Oogstmaand.1793- < 1 i 2 l C 2 e 1 ti c z tl 254 BRITSCH GEZANTSCHAP De omftandigheid, dat de zeegod, ten blijke zijner veiligheid, eenen zeilfteen in zijne hand houdt, wijst duidlijk genoeg aan, deels, hoe naauw de kennis van deszelfs eigenfchappen , met de fabelkundige keringen der Chineezen vermaagfchapt is geweest; en deels ook, hoe oud het tijdftip moet zijn , dat men zich van deeze kennis ten behoeve der zeevaart bediend beeft. En zij , die , volgens verfcheiden ■oefpeelingen in oude fchrijvers zoo wel, ils volgens eene overweeging van de genaklijkheid , waarmede Hakjes ijzer, op :en zekere wijs geplaatst, eenige hoedaan'gheden des zeilfteens verkrijgen, ondertellen, dat deeze hoedaanigheden reeds in eer vroege eeuwen in Europa bekend zijn ;eweest, < gisten ten zeiven tijde , dat de rietand zelf in de hand van Neptunus niet 00 zeer als eene wigcbelroede, dan wel als en zinbeeld dier-onfeilbaare leiding, wele de zeiifteën in ftaat is den zeevaarenden 1 verkenen, moet aangemerkt worden. ■ Niet verre van deezen hai'- chin - miao, f den tempel des zeegods, is de gehoornd, alwaar de rechters van Ta-koe zit;n. In 't midden van een ruim plein gele-  HAAR CHINA. XIII. HÖOFDST. i. Afd. *55 légen, beftaat zij uit een zeskant gebouw, werwaard men langs een breede trap opgaat. Het dak wordt onderfchraagd door pijlaaren, welker middellijn, naar evenredigheid van derzelver lengte gerekend, veel grooter is , dan in eenige orde der oude Griekfche bouwkunde befpeurd wordt. De pijlaars zijn gevernist hout, Om deeze reden is het noodig, dat hunne dikte , in evenredigheid hunner lengte, grooter zij, dan die van fteen; gelijk pijlaars van ijzer, buiten twijfel , een kleiner dikte dan een der beide voorgaanden zouden vereifchen. De natuurlijke regels en de evenredighe. den in de bouwkunde, moeten, noodzaak lijk , even zoo zeer van de bouwftoffen waarvan men zich bedient, als van de uit werkingen , welken men daardoor op he oog der aanfchouweren meent te maaken afhangen. De zeskante zaal van Ta-koe was aa alle zijden open: eene omftandigheid,we! ke, terwijl zij de zachtheid dier luchtftree aanduidt, niet kwaalijk berekend was, 01 ook den geest den aangenaamen , maai veelligt, valfchen indruk inteboezemen, di de gerechtigheid aldaar vrij, en voor alle verkrijgbaar is. In die zaal zaten op bai kei Vaart, op ie Pel M Den vijfien van Oogstmaand,1793' t » tc k » I n ïh  Vaart op ] de Pei-ho. X>en vijf- ' den van Oogst maand. 1 1793- , 1 i l \ h ó v i v 156 BRITSCH GEZANTSCHAP een, met rood katoen en lijwaat bekleed ;n fhtijnen kusfens voorzien, zes magiiTraatsserfoonen , vijf van hun waren, veelligt, mkel als bijzitters aantemerken van den jpperrechter , en konden zelfs , in geval ran nood, dienen om de gevolgen zijner 'rilligheden of driften te fluiten. De belienden der vierfchaar en de aanfehouwers varen zeer talrijk. Kort nadat de gezant aan boord van zijn acht terug gekomen was , liet de onderkoning een. prachtige maaitijd voor hem .anrechten, met drie andere tafels , iedere an vier en twintig gerechten voor.de drie >erfoonen, welke hem bij zijn bezoek vereld hadden. Men weet niet, waarom de mderkoning de Engellchen liever op deee wijs onthaalde , dan dezelven bij zich ;n eeten te houden, of hen tegen den olgenden dag te noodigen. In de Chieefche zeden en gevoelens kon men niets inden , , 't welk aanleiding daartoe mogt egeeven hebben; alleen.meent men , dat et gefchied is, ter oorzaak , dat de rang er drie perfoonen , die den ambasfadeur erzelden , hem onbekend was. Het kon ier, gelijk in Indie mooglijk was gefeest-, uit godsdienftige begrippen , die be-  NAAR CHINA. XIII. HOOFDST. I.JfJ. %S7 begrippen, die beletten met vreemdelingen te eeten, geenzins voortkomen. De Chineezen zijn met dergelijke angstvalligheden niet befmet. Maar zij hebben andere gewoonten. Zelden eeten 'er, bij hen, meer dan vier perfoonen , aan eene en dezelve tafel; maar wanneer 'er een groot gastmaal wordt gehouden, richt men gemeenlijk op verfcheiden tafels in hetzelve vertrek aan. — 't Is mooglijk , dat de eene of andere geheime drijfveer van kieschheid ten aanzien van den gezant , of eenige redenen, de Engelfche gewoonten betreffende, den onderkoning bewoogen hebben, deeze zonderlinge manier, om zijne herbergzaamheid te betoonen , aanteneemen. Intusfehen is het niet te min zeker , dat de tafels ter koste des keizers' zoo wel voorzien waren dat zij die zorg overtollig maakten. Geduurende des ambasfadeurs verblij voor Ta-koe, werd hij door de voornaam fte mandarijnen uit die nabuurfchap be zocht. B;j die gelegenheid namen de En gelfchen waar, dat bij deeze amptenaars gelijk ook bij andere Chineezen van rangminder volksvooringenomenheden en bij zonderheden plaats hebben, dan bij de laa ger foorten van inwooneren. Een geöe HL DEEL. R feH Vaart op de Pei-ho. Den vijfden van Oogstmaand.I793> i f >  Paart op de Pei-ho, Den vijf. den van Oogst, maand. 1793- 258 BRITSCH GEZANTSCHAP fende geest is, zekerlijk, minder een gewrocht van het voorbeeld , of een voortbrengfel van de luchtflxeek en de regeering, dan die geen , in welken niets zich tegen den invloed deezer magtige werköorzaaken verzet. ■— Men heeft grond om te zeggen , dat het volk dat geen is, 't welk men 'er van maakt. De Engelfchen zagen daaglijks proeven hier van in de uitwerking, welke de vrees voor de fterke hand der magt op het gros der Chineezen voortbragt. Van dit bedwang bevrijd, zijn zij van een' vrolijken en vergenoegden aart; maar in de tegenwoordigheid hunner overheden zijn zij ten uiterfte verlegen en vreesachtig, — Deeze uitwerking was vooral zeer zigtbaar in het geval van dien jongman, welke, gelijk wij hier vooren reeds verhaald hebben , in het fchip Endeavour, van Kanton gekomen was, ten einde zich aan te bieden, om het gezantfchap als tolk te dienen. Men bediende zich, fomtijds, van hem, wanneer men met de mandarijnen in gefprek Was , maar hunne tegenwoordigheid alleen boezemde hem zulk een diep ontzag in , dat hij zich dan van zijnen post zelden wel kweet. Wanneer hij iets uit een Europeefche taal in het Chi- neesch  naar CHINA. XIII.hoofdst. i.Jfd. 259 neesch moest overbrengen, miste het nooit, of hij veranderde den ftijl van het gefprek, zoo als die tusfchen lieden van gelijken rang gemeenlijk plaats heeft , grootlijks , dien uitdrukkende in de allerlaagfte bewoordingen, bij het gemeende flach van lieden gebruiklijk. Maar , op deeze foort van voorzorg voor zijne veiligheid zich niet durvende verlaaten, oordeelde hij het nog al te gevaarlijk voor hem , om vreemdelingen op eenigerhande wijs te dienen; en de geneegenheid zoo wel , die hij had, om door middel van den dienst, welken hij bij het gezantfchap op zich genomen had, en de hoofdftad, en den fouverein van zijn vaderland te zien, als de voordeden, welken hij daarvan meende te trekken, aan zijne nieuwe vrees opofferende, befloot hij aan boord van hetzelve fchip , welk hem overgebragt had, terftond naar Kanton terug te keeren. Alle de fchikkingen gemaakt zijnde, welke 'er vereischt werden , dat het gezantfchap de reis de rivier opwaard voortzetten kon , en des ambasfadeurs bevelen daaromtrent ingenomen zijnde, werd, op den negenden van Oogstmaand , des morgens, het fein om te zeilen gegeeven* — Vaan op de Pei-liOi Den vijf' den van Oogstmaand,1793- tJen m genden van OogsP tnaands  Vaart op de Pei-ho. Den negendenvanOogstmaand.1793. 26b BR1TSCH GEZANTSCHAP Bij de jachten, van welken wij reeds gefprooken hebben, voegde men nog een aantal anderen voor de verfcheiden rangen van mandarijnen , en andere Chineezen, beftemd om het gezantfchap te verzeilen, en welker getal dat der Europeërs, die het gezantfchap uitmaakten, ten minfte evenaarde. In China lost men nooit ftukken kanon , om fèinen te geeven. Maar men bedient zich daartoe van groote, ronde, koperen plaaten, met randen , zijnde onder het koper, om ze des te klinkender te maaiten , eenig tin of zink gemengd , die, met een' houten hamer geflagen, een geluid maaken, in ftaat om de geenen, die 'er nabij zijn, bijkans te verdooven, en welk op een' grooten afftand kan gehoord worden. De Chineezen noemen dit werktuig loe, en de Europeeërs, die in China zijn , heeten het gong, met eenen naam, dien het in de andere deelen van het Oosten draagt.' Men bedient 'er zich in 'r algemeen van op het water. Maar, wanneer men te land iets , op hoog gezag, en wel voornaamlijk onder de krijgstroepen, wil aankondigen, gebruikt men, doorgaans , twee houten , welke , tegen elkander geflagen, een geluid geeven, naar dat  NAAR CHINA. XIII. HOOFDST.I.^rV. »6l dat eener groote ratel veel zweemende. Trommels worden , naar het fchijnt, bij de troepen niet gebruikt; maar zij maaken, een gedeelte der godsdienftige muziek in de tempels uit. Bijkans alle de jachten, tot dienst van het gezantfchap gebezigd, hadden zoo wel Chineezen, als Europeeërs, aan boord. Men zou verwacht hebben, dat een hoop lieden, wier kleederdragt, gewoonten, behoeften en taaien, zo.o vreemd voor elkander waren, veel verwarring zou verwekt hebben. Doch 'er was zulke goede voorzorg genomen, en 'er werd eene zoo geregelde orde gehouden, dat 'er geen zweemfel van ongenoegen befpeurd wierd. De mandarijnen waren, bij alle gelegenheden , zeer oplettende, om de reizigers van alle noodwendigheden te voorzien. De Chineefche krijgsknechten zelve, en de matroozen der jachten betoonden eene goedwilligheid en begeerte om te verpligten, zeer gemaklijk te onderfcheiden var eene zucht, om enkel zijnen pligt te vervullen ; en welke ten minfte te kennen gaven, dat de tegenwoordige vreemdelinger hun niet onaangenaam waren. Indedaac waren deeze vreemdelingen hun aangekon R 3 • diS Vaart op le Pei-ho. Den tierendentan Oogst' naand. 1793. i ; 1  Vdart op de Pei-ho. Den negendenvan Oogst, maand, J793. : i i I i ] i i i soa BRTTSCH GEZANTSCHAP digd als lieden, uit verren lande komende, om een komplimenc bij hunnen ibuverein afteleggen; en de geringfte Chinees kon niet onverfchillig zijn omtrent eene gebeurenis , waarbij de eer zoo van hunnen vorst, als van de natie zelve een zoo weezenlijk belang had. De tijding, dat het gezantfchap naderde, yerfpreidde zich, met groote fnelheid, door 3e nabuurige fteden en dorpen. De meïigte der vaartuigen van allerhande foort, lie de oppervlakte der rivier bedekten, was 'er een fpreekend bewijs van. Een verbazend gedrang van menfchen vergaderde jp de oevers langs de rivier, waarvan fomm'gen reeds een' langen tijd gewacht hadJen , om den trein te zien voorbijvaaren ; erwijl de vrouwen, zoo bloo, als nieuwsgierig, van achter de deuren, of over de nuuren keeken, om een gezigt, voor haar 100 vreemd , te genieten, 't Is waar, bmmigen van de ouder dames doopten bijcans haare kleine voetjes in de rivier, ten :inde de vreemdelingen wat meer van narij te zien; maar het jonger gedeelte derüelven hield zich over het algemeen op len achtergrond. 'De reizigers, van hunien kant, vermaakten zich, zonder op' ■ hou;-  NAAR CHINA. XIII. HOOFDST. I.Jfd. 263 houden, door een onafgebroken reeks van p voorwerpen, die allen nieuw voor hun ^ waren. Hec gelaat des lands en zijne in-g wooners, booden, bijkans ieder oogenblik,„ iets aan , verfchillende van dat geen , V welk men elders ziet. Een algemeen gevoel had bij alle de lieden van het gezantfchap plaats, dat men zich gelukkig achtte , na eene zoo lange reis volbrage te hebben , een landfchap te moogen befchouwen, welk in allen opzigce belangrijk fcheen re zijn. Hec gezantfchap, de rivier Pei-ho opvaarende, naderde de hoofdfhd zeer langzaam. De loop der rivier is vol bogten, en daardoor werd de weg aanmerklijk verlengd. Daarenboven werd de wind, die in de eene ftrekking gunstig was, dikwijls kort daarna, wanneer de ftroom der rivier ons noodzaakte, eene andere wending te neemen, nadeelig. — Aile de rivieren, alle de beeken , trachten, buiten twijfel, langs rechte lijnen , haaren loop van haare bronnen af tot de zee toe te volbrengen , en wijken alleenlijk daarvan af, wanneer zij in haaren weg hinderpaalen aantreffen , welken zij niet overwinnen kunnen. Wanneer deeze hinderpaalen rotfen, of hooge vaste R 4. gron- 'aart tp ; Pei-ho. )en riemdenmOogst\aand.793-  Vaart op de Pei-ho. Den negendenvi.nOogstm tand. 1793- iS4 BRITSCH GEZANTSCHAP gronden zijn, is het niet waarfchijnlijk , dat eenige volgende gebeurenis het bed, welk de rivierwateren zich reeds uitgehold hebben, veranderen zal: maar, indien deeze wateren door eene landftreek vloeien, welke nagenoeg effen is , en de oevers van hun bed uit eene aarde beftaan, die te zacht is , om een groote opzwelling, of een' buitengewoon fnellen loop tegen te liaan , zullen zij zich dikwijls nieuwe en niet zelden krönkelachtige wegen vormen. — Dit is het geval van de Pei-ho. De ongemakken daarvan zijn zoo gewigtig geworden, dat zij de regeering bewoogen hebben, moeite aan te wenden, om haare wateren binnen het gewoon rivierbed te houden. Ingevolge van dien, heeft men op haare oevers groote hoopen aarde bij een gebragt, ten einde zich daarvan te be- _ dienen, om de inbreuken, die 'er van tijd tot tijd mogten ontftaan, te (toppen. Soortgelijke hoogten , in de gedaante van geknotte wiggen of kegels , en, veelligt, Ejedeeltlijk , uit het flik, van den bodem iran het rivierbed opgehaald, beftaande, vindt men overal langs de Pei-ho. Tegenwoordig zijn haare oevers hooger, dan de langrenzende vlakten. Die vlakten ftrek- ken  NAAR CHINA. XIII. HOOFDST. ï. Aft. S.6$ ken zich zoo verre uit, als hec gezigc reikt. En de kromten der rivier maakten, dat de masten der vaartuigen , door die vlakten, zeilende, zich in verfchillende ftrekkingen, dwars door en over de velden fcheenen te beweegen , terwijl de wateren voor het oog verborgen bleeven. De landftreek was volmaakt wel bebouwd. Men zag 'er eene foort van plantgewas, het langfte van allen, die graanen tot voedfel van menfchen voortbrengen, in groot< menigte. Het graan wordt gemeenlijk gierst van Barbados geheeten (ƒ). D< plant groeit tien of twaalf voet hoog Volgens de laagfte berekening levert zi honderdvouwige inkomst. Geduurende den eerften dag der reis meenden de Engelfchen, dat de huizen de dorpen, welken zij langs de Pei-ho om moetten , flechts uit muuren van klei b< ftonden, gelijk die, welken zij aan de mond dier rivier gezien hadden : maar toen zij dezelven meer van nabij befchouv den, ontdekten zij, dat dezelve van flee gebrande, of in de zon gedroogde tigchc (ƒ) Htkut forghum. R5 Vaart op ie Pei-hs. Den nt' renden tanOogst- maand. I793« i r Q » TIt1- e-  Vaart op de Pei-ho. Den negendenvan Oogstmaand.1793. 1 1 1 I 1 c ( c r v d d v I 265 BRITSCII GEZANTSCHAP fteenen gebouwd waren. Nadat de muuï-en opgehaald zijn , bepleistert men ze, gelijk ook de dakpannen , met eene ftof, daar kalk onder gemengd is, en welke een modderachtige kleur heeft. Aan de oevers der rivier, en zelfs op eenen grooten afftand van daar , heeft men geen anderen kalk, dan die van zeefchelpen bereid wordt. Men vindt 'er geenerhande foort van fteenen. Een keifteen is 'er eene zeldzaam-, beid. Nabij fom en en dorpen, zagen 3e reizigers pyramiden , ter hoogte van rijfden voet, maar van verfchillende lenge cn breedte. Zij beftonden uit zakken wut, en waren in die gedaante opgejoopt, in welke de turf in fommige lanlen van Europa bewaard wordt. De zak;en waren enkel met matten bedekt; en teeze dekking oordeelde men genoegzaam, im te beletten, dat de regen het zout niet eed fmelten. — Indedaad, zijn ook de sgenbuiën, welke in dit gedeelte des lands allen , zeer gering , en zij gebeuren zelen. Desniettegenftaande, zagen 'er de velen , fchoon het thans omtrent het midden an Oogstmaand was , niet verbrand uit. ►e lucht was met weinig wolken bezet. De  NAAR CHINA. XIII. HOOFDST. l.Jfö. ^67 De graaden van warmte, eiken middag in de fchaduw waargenomen , zijn op de twee landkaarten, waarop de reistogt door China, vervat is, aangetekend (g). 'Er was niet het minfte blijk van een' vochtigen dampkring : maar in den avond befpeurde men op den grond, die aan de rivier grensde, een weinig daauw. Zoo ras de duisternis den aardbodem begon te bedekken , werden de oevers verlicht door middel van een verbaazende menigte lantaarnen , op een aangenaame wijs , van verfchillende kleur van papier j wit, blaauw of rood, gemaakt. Het verfchillend getal van lantaarnen, aan de masten der jachten in de rivier opgehijsd. kondigde den rang der lieden aan, welke zich aan boord van dezelven bevonden Het licht van alle deeze lantaarnen, ver meerderd door dat van de kamers de jachten en andere vaartuigen, en daarenbo ven nog door de rivier weêrom gekaatst vormde een beweegbaare en verfcheiden lijk gekleurde verlichting, — een begoog chc (g) Deeze twee landkaarten, zullen bij het vo: gend vierde en vijfde deel deezer reis gevoeg worden. Vaart op ie Pei-ho. Den negendentan Oogst, maand. 1191- ; i  Paart op de Vei-ho. Den negendenvmGogstmaand.1793< Den tien. den van , Oogst- 1 maand, j I - I \ C V c li O d t( h m fc da to 268 BRITSCH GEZANTSCHAP chelende vertooning, daar de Chineezen veel werk van maaken. - De nacht was bijkans zoo woelig , als de dag , waartoe het gelïaadigTchel geluid van het muziek, tuig 3 loe genaamd , niet weinig bijdroeg. Men floeg het, zoo dikwijls 'er fein moest gedaan worden. — Het dreigend gebrom en het geduurig fteeken der muggen, waren- ook des nachts zeer lastig. Op den volgenden dag, zagen de Enjelfchen, voor de eeritemaal , eene zeer jrcote door rasterwerk ingefloten plaats, iaar 't geen men in Engeland een edelnans park noemt, gelijkende. Zij was de erblijfplaats van den ta-whang, of het pperhoofd van dat rechtsgebied. Zijne rooning was door eene drievouwige poort, n twee boomen, ieder veertig voet hoog, abij dezelve opgerecht, en beftemd, deels, m tekens van waardigheid te draagen, en ïels, om 'er, des nachts, lantaarnen, zoo »e nuttig gebruik, als tot fieraad, aanoptemgen, onderfcheiden. Binnen de omheiing Honden verfcheiden gebouwen, en verhillende foorten van boomen. Ook zag men ar veele fchaapen en paarden. Tot hiere had men flechts zeer weinig vee van eene  .NAAR CHINA. XIII. HOOFDST. Ï.Jfd. ft6> pene of andere foort: waargenomen. Offchoon de grond laag, en bekwaam is, om tot weiland gebruikt te worden , ziet men 'er echter genoegzaam geene beemden (h). Ook is 'er niet een enkel hoekje lands, welk braak ligt. Aan (h) Onze Europeefche landbouwkundigen zijn het omtrent de voordeelen, welken de weilanden, •t zij natuurlijke, 't zij door kunst bereide, bo ven de zaailanden, of deeze laatften boven di eerften aanbrengen , nog niet eens. De voorftan ders der teellanden zien niet de noodzaaklijkheii der graslanden. Ondertusfchen, ziet men hier een natie, die den roem heeft, dat z;j de oudfte, d talrijkfte en de errarenfte in den landbouw is naamlijk , de Chineefche , die geene weilande heeft, en die, buiten twijfel, door de onder vit ding erkend heeft, dat de manier, welke zij C dert veele eeuwen volg't, te weeten, om alle c landen te bebouwen, de besteen verkieslijkfte i De Chineezen gebruiken minder vleesch dan c Europeeërs; maar zij hebben integendeel eene ve grooter hoeveelheid vruchten en plantgewasfen t hm onderhoud van nooden. Het overfchot di aardgewasfen is, buiten twijfel, genoegzaam t onderhoud van het vee , dat zij houden, en ongelooflijke bevolking van hun land , voorzi hen van het noodig getal armen , tot den akki bouw vereischt. Hoe goed , daar tegen, de reden moogen zijn, welken de Europeeërs voor hun gewoonte inbrengen; zou ik echter wenfchen, < / ki Vaart op de Fei-ko. Den tienden van Oogstmaand. ■ 1793» I ï 1 jp e 3. e il >t IT Dt 1« et :r- > en ne lat  Vaart op de Pei-ho. Den tienden van Oogstmaand.1793- 1 < \ ( 2 C z V d< gr vc ke vc nu 270 BRITSCH GEZANTSCHAP Aan de eene zijde der rivier , was een groot bosch van hooge pijnboomen, die hunne takken wijd uitfpreidden. Nabij en onder deeze boomen ontdekte men verfcheiden fteenen gedenktekens, opgerecht ter gedachtenis van perfoonen , die aldaar begraven waren. In de nabijheid van dit kerkhof, was geen tempel te zien. Intusfehen fchijnt het, dat, hoe zeer ook een pezige van de rustplaatfen der dooden, zoo vel als dat van de gebouwen, aan den openbaren eerdienst toegewijd, gefchikt is, om Ie geneigdheden tot ernsthaftigheid en god'rucht op te wekken; de achting echter voor Ie gezondheid der leevenden, de Chineeen, buiten twijfel, heeft overgehaald, om eeze onderfcheiden plaatfen geheel afgeonderd van elkander te houden. De tegenover gelegen oever der rivier 'as, een aanmerklijk end wegs verre, be- mdige en verlichte landbouwers de goedheid wilm hebben, om dit belangrijk onderwerp, in den Dnd te onderzoeken. Het is , ronder eenige oringenomenheid voor den voortgang des akrbouws, een van de gewig-igften. en bij gevolg or den bloei des rijks, en het welzijn van het nschdom allernuttigst. Aant. van cossigmij.  NAAR CHINA. XIII. HOOFDST. l.AfiJ. 271 bedekt met zakken zout (i>, bij wijs van pyramiden opgehoopt, op gelijke manier, als die, waarvan wij zoo even gefprooken hebben. De hoeveelheid van zout, welke 'er vereischt werd , om deeze hoopen te maaken , kwam ons zoo uittermaate groot voor, dat Mr. b arrow bewoogen wierd, dezelve door eene foort van berekening eenigzins te bepaalen. - „ Het getal der „ hoopen, die geheel voltooid waren, be„ droeg eene fom van twee honderd twee en twintig, behalve verfcheiden andere l hoopen, die niet volkomen waren. Eene v dwarsfneede van iederen hoop , bevatte „ zeventig zakken. Geen van deeze hoo; pen was minder dan twee honderd voei lang (0 Al het zout, welk men in China gebruikt wordt uit de zee gehaald, in het geheele Chinee fche rijk is noch, fteenzout, noch zoutbron t vinden. De Chineezen hebben geenerhande mij nen, welke diep in den grond zijn. Hunne groc te naarftigheid heeft hen nog niet bewoogen, or in de ingewanden des aardbodems te wroeten, te einde te zoeken, wat de Schepper der natuur aldaar ter voldoening van de behoeftigheden de menfchen verborgen heeft. De fteenen , de po aarde en de fteenkoolen worden uit de bergen g( graaven. Aant. van cossighij. Vaart op de Pei-ho. Den tienden van Oogstmaand.1793* i  "paart op de Pei-ho. Den tien. den van Oogst, maand. 1793. > X X l C z X £ V g t\ ir g| 272 BRITSCH GEZANTSCHAP „ lang. Sommigen befloegen zelfs eene „ lengte van zes honderd voet. Wanneer „ men onderftelt, dat de gemiddelde lengte „ deezer hoopen was vier honderd voet, » waarvan ieder zak eene ruimte van twee „ voet bedroeg; dan zouden 'er in iede• ren hooP twee honderd afdeelingen , of „ veertien duizend zakken, en in de twee , honderd twee en twintig hoopen, meer , dan drie millioenen zakken gevonden , worden. In ieder deezer zakken was , omtrent twee honderd pond zout, en bijgevolg bedroeg de geheele verfameling eene fom van zes millioenen pond zout." Toen , onder de oude regeering van frankrijk , verfcheiden provinciën aan de ;abelle, dat is, aan eene belasting op het out onderheevig was, werd 'er eene zorguldige berekening gemaakt, hoe veel het emiddelde vertier deezer behoefte, in den lar, mogt bedraagen. Men oordeelde >en, dat men het, met influiting van de erfcheiden gebruiken , waartoe het zout ïbezigd wordt, op merklijk minder dan rintig pond voor ieder perfoon ftellen oest. Maar toegedaan zijnde, dat de ïheele hoeveelheid van twintig pond zout door  naar CHINA. XIII. hoofdst. x.Afd. 273 door ieder Chinees verteerd werd, zouden i de hoopen, waarvan wij gefprooken heb-' ben, voor dertig millioenen menfehen voor' een geheel jaar genoeg zijn, zonder of de ( onvolkomen hoopen, of de eerften, wel-=: ken wij te vooren reeds aan de oevers der rivier waargenomen hadden, te rekenen. Het zout is een zeer aanmerklijke tak van inkomfte voor de Chineefche regeering (k~). Het beloop der belasting op die noodwendigheid in de provincie Peche-li is, gelijk men uit echte lijsten weet, min- (k) Toen ik, fchrijft Mr. cos sigüïiJ, in 1753 in China was, ontving een der voornaamfte kooplieden van Kanton, de groote sioukois, (zoo genoemd om zijne buitengewoone lengte, teneinde hem van den ouden sioukots, een' anderen koopman van Kanton , die zeer rijk , en aan de Franfchen zeer verknocht was, te onderfcheiden) van den Chineefchen keizer opene brieven , die hem het voorrecht gaven , om zourkeecen in de provincie opterechten. Ingevolge van dien nam hij den knoop aan , welke aan die klasfe van mandarijnen , in welke hij trad , eigen is. Hij zou , zeide men , die eer, welke men niet dafi aan rijke kooplieden vergunt, gaarn hebben laaten' vaaren , omdat deeze onderneeming bijkans altijd hunnen ondergang veroorzaakt; maar hij durfde ze niet weigeren. Aant. van cossighij* 111. Dfifc.U & 7aart op le Pei-ha Den tien'.en van Jogstnaand.193'  Vaart op de Pei-ho. Den tienden van Oogst, maand. 1793- i i i 274 BRITSCH GEZANTSCHAP minder dan dat, welk men in andere deelen des rijks daarvan trekt. — In verfchei-1 den rechtsgebieden deezer, provincie , en bijzonder in den omtrek dér hoofdftad, is, zegt men, eene foort van grove of ongezuiverde falpeter zoo overvloedig, dat het volk zich daarvan, in plaats van zeezout bedient (/); 't welk ook in fommigen der (0 Het zeezout met een aardachtig grondfop , welk bitter is, is dikwijls met falpeter vermengd. In dat van Bengalen, zelfs voor dat het gezuiverd is, wordt dergelijk grondfop niet gevonden. Het is met eene foort van klei, maar niet met kalkaarde , gemengd , en deszelfs natuurlijk grondfop is past alkali. Ik ken die deelen van Indie niet, alwaar het volk zich van ongezuiverde falpeter , in plaats van zeezout, bedient. Ik weet, dat de inwoorjers van Madagaskar de asch van een boom, zonder ze te zuiveren, in plaats van zout gebruiken. Deeze asch is zeer zout. ' De Indiaanen uit bet binnenfte van Guiana haaien ook uit de asch can eene foort van palmboomen , pinos genaamd, die in verdronken landen groeit, zeezout. In het koningrijk assem, alwaar het zout, dat ae 1 uit Bengalen derwaard voert, zeer fchaarsch :n duur is , maakt men zout, bekwaam om fpijs ;e beieiden, uit de groente, die op de oppervlak:e van fttlftaande wateren gevonden wordt. Men iroogt en verbrandt dezelve, §n de asch dient tot lOUt. Ia  NAAR CHINA. XIII. HOOFDST. I. Af(J. 2?$ der binncpfte gewesten van Indie plaats i heeft. Ook daar verdient deeze falpeter meer' In hetzelve landfchap bedient men zich nog: van een ander middel om zout te maaken. Men brandt cle bladen van eenen vijgenboom, ficus Bengalanenfis genaamd. Men giet op de- asch, die 'er van overblijft, water. Men wringt dar water door eenen doek. Men laat het kooken , tot dat hst geheel uitgewaasfemd is , en op den bodem des ketels vindt men wit zout, dat goed van fmaak is. . De ongezuiverde falpeter, waarvan de Chineezen zoo men zegt, zich in plaats van zeezout bedienen , ondergaat zekerlijk eenige bewerking , waardoor dezelve gezuiverd, en tot het gebruik als zout bekwaam gemaakt wordt. Men zou de bijzonderheden deezer bewerking gaarn gewecten hebben. De overvloed van falpeter in China doSt gisfen, dat de Europeeërs, die te Kanton gaan handel drijven , hun voordeel bij den uitvoer dier waar naar Europa vinden zouden. De laadingen uit China zijn noch zoo kostbaar, noch zoo rijk, als die van Bengalen , van waar de uitvoer van falpeter naar Europa niets buitengewoons is. Het baart verwondering bij mij , dat deeze tak van koophandel den Engelfchen en Hollanderen oritflipt is. Cos&iohij. S & raatt cp le P'ei-li 'Jen tienlen van Dogstr.aandi79% ,  Vaarr op de Pei-ho. Den tienden van Oogstmaand. i 1 j 1 < i 1 c f 1 276 BRITSCH GEZANTSCHAP meer den naam van gemeen zout, dan het zout, welk de zee voortbrengt. Het grootfte gedeelte van het zeezout, welk langs de Pei-ho ingevoerd wordt, komt van de zeekusten der twee zuidlijke provinciën. Fo-chien en Quang-tung, daar het uit zeewater bereid wordt. Tot deeze rerrichting bedient men zich van groote irelden , die volkomen effen en waterpas gemaakt zijn , welker oppervlakte uit een cleiachtige ftof beftaat, en die met eenen soom of rand , ter hoogte van zes duim, voorzien zijn. Vervolgens vult men dezeljen , 't zij door fluizen of door middel ran ketenpompen, met zeewater , tot dat iet de hoogte van twee of drie duim bceikt heeft. In den zomer , is de hitte Ier zon fterk genoeg, om dit water te loen uitwaasfemen ; en dewijl de uitwaasèming langzaam en op een' gelijken voet ;efchiedt, laat zij groote vierkante kristalen achter, en vormt die foort van zout , velke in Engeland baai - zout genaamd irordr. Dergelijke zoutwerken, ziet men >ok aan den mond der Pei-ho, doch zij rekken zich daar niet zeer verre uit. De oordlijker ligging dier rivier is , zekerlijk,  naar CHINA. XIII. hoofdst. i. Afd. 277 lijk , zoo gunstig niet , als die der twee andere provinciën , om zich van de werking der zon met zoo veel voordeel te kunnen bedienen. — In Engeland, en zelfs in fommigen der zuidüjkfte provinciën van Frankrijk, moet men hitte, door kunst gemaakt, gebruiken , om het kristallifeeren van het zout te bevorderen en te voltooiën. Het zout, dat uit de provinciën Quangtung en Fo-chien komt, en langs de rivier Pei - ho vervoerd wordt, is genoegzaam , om 'er jaarlijks twee duizend jonken, ieder van honderd last, mede te bekaden. Dewijl een enkel artikel eene zoo groote menigte vaartuigen gaande houdt, kan men gemaklijk oordeekn , welk eea onnoemlijk getal jonken die rivier be« vaart. — Het getal der fteden en dorpen, die van de Pei - ho gezien worden , en de menigte der inwooneren, welke haare oevers bedekt, deeden de reizigers zoo verbaasd niet ftaan, als het aantal vaartuigen, welken zij elk oogenblik ontmoetten, en die de rivier of opwaard voeren, of dezelve afzakten , of in haare kreeken voor anker lagen. S 3 De Vaart op de Pei ho. Den tienden van Oogstmaand.1793'  ih Pei-ho. ffén tienden van QtstW ■ ' mthnd. Ï79§'<- • 278 BRITSCIÏ -GEZANTSCHAP vm De zoucpyramiden, waarvan wij eene befchrijving gegeeven hebben, waren nabij de haven der ftad tien- sing, in welke wij den elfden, van Oogstmaand aankwa«en. < i oco 4 s.'iiii fitMn joofn , 'AirfjLizï'l nttv a'-vt  TWEEDE JFDEELING. Beschrijving der ftad tien-sing. —• Merkwaardige bijzonderheden, die ftad en de Chineezen in 't algemeen betreffende. I N H O U D. Betekenis van den naam Tien-fing.— De Chineefche naamen zijn geene willekeurige klanken. — Betaamlijk gedrag der aanfchouwers te Tien-fing. — Krijgsknechten, onder de wapenen gebragt, om den gezant te ontvangen. — Orde van parade. — De krijgsknechten hebben waaiers. — Zonderlinge gewoonte, om den eerbied te betoenen , die men voor den keizer heeft. — Die vorst begeerp het Engelsch gezantfchap te Zhe-kol, in Tartarije, te ontvangen. — Voorftel van den keizerlijken gevolmagtigden, betreklijk de gefchenken. — De onderkoning der provincie beftist tegen de meening van dien gevolmagtigden. —• Contrast tusfchen het gedrag van die twee amptenaars. — Gefchenken des onderkonings, S 4 aan.  33o I N H O ü D. aan het geheele gevolg des ambasfadeurs. £. Chineefche fchouwburg. — Vertooning ' van em bedrijf uit een Chineesch treur^ fpel. _ Tijding van fir erasmus gower. — Bijzonderheden nopens twee Fr an fche zendelingen, die zich naar Peking wilden begeeven. — Algemeen karakter der burgerlijke en krijgsbediendeh van Tien-fing. — Brieven, in 't ge. heim, aan den ambasfadeur gebragt -, Derzelver inhoud. - Uitgebreidheid en bevolking van Tien-fing. — Chineezen, die op de rivier woonen. — Huizen van Tien-fing; van welke ftad marco P a o l o , onder de benaaming van de hemelfche ftad gefprooken heeft. _ Velden, waarop men de gierst van Barba. dos (a) teelt, ~ Men bedient zich van dit graan, om de maaten van ruimte te bepaalen. — IVelk gebruik men van deeze gierst maakt. ~~ Een ander foort van gierst, en verfcheidene planten. — Geen onkruid op de velden 'te zien. — Landen, aan ovcrftroomfagen onderheeyig. _ Verwoestingen dcor fpringhaa- n.en («) Holcus forgjnim- I  INHOUD. 281 tien aangerecht. — Verfcheiden manieren , om de jachten tegen den flroom der rivieren te doen opvaar en — Jnfekten, welken men op de rivier ontmoet. — Gedrag van den keizerlijken gevolmagtigfcn, — Redenen van da\ gedrag. — Waarom het hof van Peking federt korten tijd tegen de Engelfchen onvergenoegd is. De letterlijke betekenis van den naam der ftad tien-sing, in welker haven wij den elfden van Oogstmaand aangekomen waren, is in het Chineesch hemelfche plaats. Ook verdient de ftad deezen naam, om haare aangenaame luchtftreek, vruchtbaaren grond , drooge lucht en helderen hemel. — Tien-fing is de algemeene ftapelplaats voor de noordlijke provinciën van China. De ftad is, op eenen zachtkens rijzenden grond, ter plaats waar twee rivieren famenvloeiën, gebouwd. Het paleis des bevelhebbers ftaat op een uitfteekende punt, van waar het een voortreflijk uitzigt over een groote en ruime waterkom heeft, die door de vereeniging der beide rivieren veroorzaakt wordt, en met vaarS 5 tui- Vaart op ie Pei-ho. Den elfien van Oogstmaand.1793.  Vaart op de Pti-ho. Den elfden van Oogstmaand.1792- 282 BRITSCM GEZANTSCHAP tuigen van verfchillende grootte bijkans geheel en al bedekt is. Veele van die vaartuigen gaan nooit over de zandbank, die voor den mond der Pei-ho ligt; maar zij worden' gebezigd tot den binnenlandfchen handel 3 die door middel van vaarten zoo wel, als van groote rivieren ,'door het geheele rijk gedreeven wordt. Eene der rivieren, die zich te Tienufing vereenigen, en langs welke het gezantfchap zijne reis moest voortzetten, werd pei-ho genaamd, *— een naam, dien zij beiden, nadat zij vereenigd zijn, behouden. De naam der andere rivier is yun-leangko , dat is, graanvoérende rivier. Zij draagt deezen naam uit hoofde der groote menigte tarw , welke uit de provincie Sjon-fi komt, en op deeze rivier, en vervolgens door de Pei-ho, naar den kant van Peking gezonden wordt. — Offchoon de reizigers nog niet zeer verre in China gevorderd warén , bemerkten zij echter , dat de naamen van alle de voorwerpen , welke hun tot hiertoe merkwaardig waren voorgekomen , geene willekeurige of onbeduidende klanken waren , of van eenen vreemden oorfprong afftamden , maar een vaste betekenis in de taal des lands hadden, die-  naar CHINA. XIII. hoofdst. 2. Afd. 283 dienende , óm den aart en de eigénfchappen van 't geen-zoo uitgedrukt werd, open te leggen. Eene omftandigheid, welke doet vermoeden , dat dit land , van de oudfte tijden af, door dezelve natie bezeeten is geweest, door alle eeuwen-been, dezelve oorfpronglijke taal behoudende , zonder eenige weezenlijke vermenging van het volk of de taal van andere gewesten. Ter plaats, alwaar de beide-rivieren zich te Tien-fing vereenigen, heeft men, tot gemak der inwooneren , een6r' fchipbrüg over dezelve geflagen, welke bij gelegenheid geopend wordt, om de jonken te laaien doorvaaren. Langs de kaaiëri, of opgemetfelde oevers der rivier , -zijn tempels en andere fchoone gebouwen\ maar de resi belfond flechts uit kleine winkels en magazijnen voor gewoone koopmanfehappen. met pleinen of open -plaatfen , en pakhuizen voor allerleie fcheepsbehoeften. — De huizen over het algemeen vertoonei van vooren, aan de zijde der ftraat, wei nig meer, dan blinde muuren, bijkans zon der eenige opening , dewijl zij hun lich alleen van binnenplaatfen ontvangen. De aanfehouwers waren meestal in d ftraacen, langs de oevers en op de fche pen fiufet op ie Vü-m Den elfien van Oogst' maand. 1793- t t I  Vaart op de Pei-lu Den elfden van Oogstmaand.'1793- [ e 1 e I h g h h » h a 284 BRITSCH GEZANTSCHAP Pen , in eenen letterlijken zin de opper■ vlakte des waters tegenover de ftad bedekkende. Onder de aanfchouwers waren zeer weinig vrouwen. Intusfehen was de me^ nigte ongelooflijk groot. Zij ftrekte zich uit niet alleen van de hoogfte plaatfen, tot aan den rand des waters; maar honderden ftonden in de daad in het water, ten einde de vaartuigen, aan welker boord de vreemdelingen zich bevonden , des te meer van nabij te zien. — Dewijl deeze vreemdelingen geen gevaar liepen, om door de menigte verdrongen te worden, bemoeiden zich noch krijgsknechten, noch gerechtsdienaars met de beweegingen des 'olks. Doch , niectegenftaande het volk en onbefchrijflijke nieuwsgierigheid liet dijken, behield het echter de goede orde n welvoeglijkheid in een groote maat. tfen hoorde niet het minfte verfchil onder en ; en, door een gevoel van onderling emak bezield, bleeven de Chineezen van ager klasfe, die gemeenlijk groote ftroooeden draagen, ongedekt, terwijl het getntfehap voorbij voer. Zij wilden liever jnne kaale, gefchooren hoofden, aan de aaien eener brandende zon bloot ftellen, n door hunne hoeden het gezigt det gee-  EEN HITSTE E SC HE ERIJCSPOST   naar CHINA. XIII. hoofdst.s.4^. S85 geenen, die achter hen ftonden, belemmeren. De trapswijze opklimming der oevers aan weerskanten der rivier, tot aan de uiterfte einden der ftad, maakte het geheele tot eenen grooten ronden fchouwburg. In een' eigenlijken zin was het met hoofden bezoomd , het eene achter en een weinig boven het andere, alle de aangezigten waren duidlijk te zien, en het getal derzelven fcheen alle die menigten, welken de Engelfchen in andere deelen van China gezien hadden» grootlijks te overtreffen. De vloot der jachten , op welken het gezantfchap zich bevond, hield, tegenover eene tent, alwaar de onderkoning den ambasfadeur verwachtte, nagenoeg in het midden der ftad, ftil. De eerstgenoemde was van Ta - koe over land gekomen, langs een' korter weg , dan de rivier wegens haare menigvuldige kronkelingen befchreef. — De gezant trad met alle de lieden , toi het gezantfchap behoorende, aan land, verzeld door zijnen geheelen trein van dienstbooden, muzikanten en wacht Aan det oever der rivier, werd hij ontvangendooi den onderkoning en den gevolmagtigden waar van wij in het voorfte van dit dee reeds gefprooken hebben. Eene bendi Chi 'Saart op . Ie Pei-ho. Den elf.i icn van Oogstmaand.1793- l > l  Vaart op de Pei-ho. Den elfden van Oogstmaand.i7P3< S£ vt 486 BRITSCH GEZANTSCHAP Chineefche krijgsknechten ftond achter dezelven in eene lijn gefchaard , maakende, gelijk de kapitein parish waarnam, de volgende, orde van parade van vooren: Drie krijgsmandarijnen s of voornaame krijgsbevelhebbers. Eene tent, met eene bende muzikanten voor dezelve. Drie lange trompetters. Vier groote groene ftandaards, met vijf kleinen tusfchen iedere twee der grooten, en boogfchutters bij ieder der kleinen. Zes groote roode ftandaards, metkrijgs* knechten', gewapend met fchiecgeweeren, en vijf kleine ftandaards van dezelve kleur, tusfchen iedere twee der grooten geplaatst. Twee groote groene ftandaards , met krijgsknechten, gewapend met zwaarden, bij. ieder derzelven. Eene tent muzikanten. Een triumphboog.. Dewijl het weêr ?eer warm was, droen verfcheiden deezer krijgsknechten, nens hunne wapenen, nog waaiers. Deeze klei-  ÏI.XVII. EENE ¥ACHT VAN CHINEESCHE KBIJGSLIEDEN,vo OH DEN BBITSCHEN AMBASSABEI73 MADE MAKENDE.   iiAar CHINA. XIII. hoofdst.2.4^. kleine zonnefchermen , of waaiërs , worden, in China, algemeen, door lieden van beide fexen en van alle rangen gebruikt. En dit gebruik derzelven, bij eene krijgsparade , zal den geenen minder vreemd voorkomen , die in andere gewesten van het Oosten krijgsbevelhebbers groote zonnelchei men hebben zien draagen , terwijl zij hunne bataillons wapenoefeningen deeden maaken. De onderkoning geleidde den ambasfadeur met de voornaamfle perfoonen van zijn gevolg in de tent. Aan het opperfte eind derzelve was een donker kabinetje, eene foort van heiligdom, alwaar de majefteit des keizers van China onderfteld werd. zonder ophouden tegenwoordig te zijn, Tevens werd den gezant aangeduid, dat aar die majefteit een eerbiedige gehoorzaamheic moest beweezen worden ; 't welk , hoe zonderling het ook mogt fchijnen, inge volge van dien door een diepe buiging de ligchaams betuigd werd. — Toen de on derkoning alleen den gezant te Ta-koi ontvangen had, was deeze plechtigheid nie in aanmerking gekomen. Zijne uitmuntend befchaafdheid had hem, denklijk. niet toe gelaaten, om terftond van deeze zonderlig eiger P|*rt op ie Vei ho Den elfien van Oogstmaand,1793. C B  Vaart op de Pet-ha. Den elfden van Oogstmaand.1793. J 1 1 i „ i x l h V V h ó n o 288 BRITSCH GEZANTSCHAP eigenfchap van alomtegenwoordigheid te fpreeken , en de erkentenis daarvan eenen vreemdeling, die niet gewoon was te gelooven , dat deeze hoedaanigheid het deel van eenigen fterveling kon zijn, fchielijk Dptedringen: maar de tegenwoordigheid van aen keizerlijken gevolmagtigden, wiens karakter van het zijne zeer aanmerklijk fcheen :e verfchillen, maakte het, waarfchijnlijk , selfs voor den achting en eerbiedwaardigen mderkoning noodzaaklijk , om in het ge:elfchap van zulk eenen zendeling van het ïof, geene der gewoone daaden van onbe)erkten eerbied, aan den verheeven rijks'orst verfchuldigd, natelaaten. Toen men den gezant en zijn gevoJg iet thee, konfituuren en andere verversingen bediend, en over en weer elkaner beleefdheden en plichtplegingen be/eezen had, gaf de gevolmagtigde van het of den ambasfadeur te kennen , dat de eizer thans te zhe-hol, in Tartarije, 'as, — eene plaats, alwaar hij gewoon 'as, zijn zomerverblijf te houden, en daar ij ook zijne geboorreverjaaring, die op den ertienden dag der achtfte nieuwe maan» iet den zeventienden van Herfstmaand naar nzen almanak overeenkomende, wilde vieren.  *jaar CHINA. XIII. iioofdst. i. Afi. 389 ren. Hij voegde 'er bij , dat de keizer wenschte , den ambasfadeur aldaar te ontvangen- — Behalve dat lord macartneij zeer geneegen was, om zich naar des keizers wensch te fchikken , ftreelde het hem bijzonder , dat hij zijne reis tot in Tartarije zou voortzetten , vermits hij op de grenzen gelegenheid zou hebben , om den grooten muur van China te zien, <— een werk,waarvan de beroemde Dr. johnson* naar men verzekert, in eenen geestdrift van nieuwsgierigheid, zeide , dat de kleinzoon van hem , welke dien muur gezien had, nog reden had, om 'er eenigermaate grootsch op te zijn: Het overige van des gevolmagdgden gefprek was zoo voldoende niet. Hij zeide. dat het gezantfehap, nadat het, te water te tong-sjoE, twaalf Engelfche mijier van Peking, zou aangekomen zijn, de rei; over land regelrecht naar Zhe-hol zoi neemen , werwaard men ook alle de ge fchenken zou brengen. Veelen van deeze* hadden > bij die landreis, waarfchijnlijk niets te lijden: maar oogfchijnlijk was he onmooglijk, fommigen van de fchatbaarft en merkwaardigfte ftukken , gedeeltlijk ui tedere werktuigen , en gedeeltlijk ook m III. deel. T bros Vaart op de Fei-hit Den elfden van Oogstmaandil1793» ; È l  >:'am i óp ie Pei-ho, 'Den elfden van Oogst, maand. 1793- 290 BRITSCH GEZANTSCHAP brosfe én ligt breekbaare ftofFen beftaande* zonder grooc gevaar, over de gebergten en fteile wegen van Tartarije te voeren. Daarenboven , kon men, bij de aankomst te Zhe-hol , alle de gefchenken niet terftond op eenmaal den keizer aanbieden. Onder dezelven waren fommige zeer famengeftelde werktuigen, welken men verpligt was geweest, uit elkander te neemen, en ftukswijs intepakken , om ze dus te fcheep te kunnen brengen ; en 'er zou eenige tijd vereischt worden \ om dezelve weder famenteflellen. Voorts, was het wenschlijk, dezelven terftond in des keizers voornaamfte verblijfplaats optezetten 9 van waar zij , eens door de bekwaame kunftenaars, bijzonder daartoe medegebragt, onder het opzigt van Dr. dinwiddie en Mr. barrow toegefteld zijnde, naderhand , niet weder zouden verplaatst wórden. Zoodanige gedenkftukken van Europeefche kundigheden en vernuft, verdienden in alle hunne volmaaktheid bewaard te worden. — Maar de gevolmagtigde toonde Zich van alle fchikkingen , daarheen (trekkende, om in de nabuurfchap van Peking lleehts eenen korten tijd te vertoeven, gantsch  fJAAR CHINA, XIII. HOOFDST.2./^. 291 gamsch. afkeerig. Het fcheen zelfs , zijn toeleg te zijn , de zaak zoo te beftieren , dat niemand der geer.en , die tot het gezautfchap behoorden, de hoofdftad zou bezoeken. Hij was nooit gewoon gewast , zich duidlijke en onderfcheiden denkbeelden van de kieschheid der werktuigen, tot de verheevenfte wiskundige weetenfchappen behoorende , te vormen, of dezelven naar waarde te fchatten; en niets dan de tusfchenkomst des onderkonings redde dezelven van het verderf, waartoe de onkunde en eigenzinnigheid des gevolmagtigden de zeiven venveezen hadden. Doch ten laat .fte werd 'er beflooten , dat zij in een pa leis nabij Peking, gemeenlijk beflemd, on dergelijke voorwerpen, te bewaaren , zou den blijven. In den loop deeZer woordwisfeling, lie de gevolmagtigde des keizers , onder eej uitwendige vertooning van bedaardheid een zeer korfel karakter blijken. He /fcheen, dat alle vreemdelingen zonder or derfcheid deesen onbillijken ftaatsdienas en achterdocht en eene verregaande vei achting inboezemden. Maar , gelukkig werden zijne gebreken door de beleefc heid en goedwilligheid des onderkoning T 2 frj! Vaart op de Peï-ïio. ben elfden van Oogstmaand.1793. 1 É 1 > t  Vaart op efe Pei-lw. Den elfden van Oogstmaand. i ] 2? 2 ERlTSCH GEZANTSCHAP rijklijk vergoed. Alleenlijk had lord macartneij zich tebeklaagen, dat de hooge ouderdom en de verfcheiden amptsbezigheden des onderkonings niet toegelaa-» ten hadden , om hem met dien post bij het gezantfchap te bekfeeden , Welke aan den gevolmagtigden opgedraagen was. Zoo dra de gezant , en de heeren vart zijn gevolg, in hunne jachten terug gekeerd waren, werd aan ieder vart hun, uit naam des onderkonings , een prachtige maaltijd, met wijn , ooft en konfituureft toegezonden, op gelijke wijs als hij zulks te Ta-koe gedaan had. Hij voegde 'ef nog een gefchenk van thee , zijde en fie:eldoek bij. Offehoon deeze van geene zonderlinge waardij waren, waren zij echter met zulke verpligtende uitdrukkingen £n betuigingen verzeld , dat zij op zulk eene wijs, welke men oordeelde voor den zender alleraangenaamst te moeten zijn, aangenomen wierden. Ook zond de onderkoning :en overvloedige maaltijd en gefchenken , tan de krijgsknechten , muzikanten, kunfteïaars en dienstbooden van het gezantfchap. Onder de vérfcheiden proeven zijner beeefdheid, aan den ambasfadeur beweezen, nuntte uk, dat de onderkoning, enkel / voor 4  JJAAR CHINA. XIII. HO0FDST.2.4#. 293 voor dien tijd, tegenover het jacht, welk den gezant voerde, eenen fchouwburg had haten oprechten. — De buitenzijde des' gebouws was met eene verfcheidenheidi yan fchitterende, vrolijke en aangenaame kleuren gefchilderd : want de Chineezen hebben een bijzondere kunst, om door het fqhoon contrast der kleuren zeer fraaie uitwerkingen voomcbrengen (b). — De bin- nen- (6) Op groote feesten, bij voornaame plechtigheden , bedienen de Chineezen zich van een groote menigte lantaarnen van papier , van verfchillende gedaanten en verfchillende kleuren. Zij fchikken dezelven zeer kunftig , om aangenaame contrasten en uitwerkingen te maaken. Ik heb verfcheiden groote Chineefche fommen (eene foort van vaartuigen, die zij op zee gebruiken) in de rivier van Kanton gezien , welke, van her bovenfte der masten tot beneden, met aangeftoken lantaarnen behangen waren. De weeromkaatfing van alle deeze lichten in het water maakte een heerlijke vertooning. Men kan 'er zich geene verbeelding van maaken, wanneer men het niet gezien heeft. Twee kimden , waardig om door de Europeeërs nagevolgd te worden. De illuminatien met glazen , die ten aanzien der manier en der verfcheidenheid van kleuren kunnen verbeterd worden, zweemen naar deeze kunftent maar kunnen door de Chineezen niet worden na.-, gevolgd, omdat-zij geen glaswerk ffiaatei» Cossi 6 nij. -~ T 3 Vaart op ie Pei-in, Den elfien van Dogstmand.1793-  Vaart op de Fei-ho. Den elf, den van Oogstmaand. 294 BRITSCH GEZANTSCHAP nenzijde des fchouwburgs had, ten aanzien van- het toorieel en deszelfs fieraaden dezelve voordeden. De bende tooneelfpeelers vertoonde , van tijd tot tijd , geduurende den geheelen dag , verfcheiden pantomimes, of vertooningen door gebaarden, en gefchiedkundige ftukken. De fpeelers waren op die wijs gekleed, als de dragt der Chineezen geweest was op dien tijd , toen de perfoonaadjen , welken zij verbeeldden, geleefd hadden. De famenfpraak werd bij wijs van een verhaal opgezegd , en door verfcheiden muziektuigen verzeld. Op iedere rust volgde een luid gefchreeuw , waaronder het muziektuig de Ioo zich fterk deed hooren. — Het orkest, of de plaats, daar de muzikanten zaten , was volkomen in het gezigt, en onmiddelijk achter het tooneel, welk breed, maar niet diep was. —• Ieder tooneelfpeeler, wanneer hij voor de eerftemaal verfcheen , kondigde.aan , welke rol hij fpeelde, en op welke plaats het bedrijf, dat hij voorftelde, gebeurd' was, De eenheid van plaats werd, naar allen fchijn, in acht genomen ; want, geduurende een geheel 'lukwerd het toonecl niet eens veranderd;, De  flAAR CHINA. XIII. HOOFDST. 2. Afd. 295 De vrouwlijke karakters werden door kin- J deren of gefneedenen vervuld, ■ Een drama , in 't bijzonder , trok de i aandacht der geenen tot zich, welke zich, bedrijven , naar deeze vertooningen eenigzins zweemende, die zij in den Engelfchen fchouwburg gezien hadden , weder erinnerden. — Het tooneelftuk verbeeldde eenen Chineefchen keizer , met zijne gemaalin , in het hoogfte geluk leevende , wanneer zijne onderdaanen, op het onverwachtst, aan het muiten flaan, daarop een burgeroorlog ontftaat, gevechten gehouden wordena en het hoofd der muitelingen, die een generaal der ruiterij was, over zijnen fouverein zegeviert, hem met zijne eigen hand doodt, en aan de keizerlijke heirmagt een volkomen neerlaag toebrengt. — De keizerin , door den overwinnaar gevangen genomen , verfchijnt dan op het tooneel . in alle de benaauwdheden der wanhoop . waarin zij door het verlies van haarer echtgenoot, en van haaren rang, en dooi de vrees van ook haare eer te zullen verliezen, natuurlijker wijs gedompeld wordt, Terwijl zij zich de hairen uit het hoofc trekt, en de lucht door haar gehuil klieft. komt de overwinnaar aan. Hij nadert haai T 4 me raart op !e Pei-ho. 3en elfkn van Dogst naand* 1793- i  Vaart ep de Pei-ho. Den elf. den van Oogst- ■ maand. i 1 < ] I 1 1 I r z a è d a z -zi 2pc5 BRIT5CH GEZANTSCHAP met eerbied ; hij fpreekt haar op eenerï zachten, inneemenden toon aan; hij poogt door zijn medelijden haare droefheid te verzetten ; hij gewaagt van liefde en aanbidding, en gelijk het richard de derfe, met Jadij anne, in het fluk van shakespear, ging, gelukt het hem, n minder dan een halve uur, de Chinee"che prinfes overtehaalen , dat zij haare :raanen afdroogt, haaren overleeden échtgeïoot vergeet, en aan den minnaar, die laar vertroost , de hand geeft. Het ftuk 'indigt met de bruiloft en een groot feest. len der voornaamfte bedrijven is op de egenöverftaande plaat, nommer XVHL, fgebeeld. Terwijl de gezant te Tien-fing was, :rceg hij tijding van de fchepen , welken lij aan den mond der rivier Pei-ho gelaaten ad. Zij maakten zich tot hun vertrek gcïed. Sir erasmus gower had het keisrlijk bevelfchrift ontvangen, om hem van lle noodwendigheden, welken hij zou vragen, te voorzien; — hetzelve: wal nan alle e mandarijnen gericht, welken lij ,: intreffen op zoodaanige platlui, daar de srg' voor het hcrfïel ckr ge* nAheló jn volk hem noodzaaken mogt te landen. Te  pi .XVIII, WWm*L^vt stuk ik een CHIMESCHEN schouwj»u*«, j . ■■' yektooud   KAAR CHINA. XIII.H00FDST.fi.4fó *97 Te Ta-hoe bood men hem leevensmiddelen voor twaalf maanden aan , als of hij zich bereids tot zijne te huisreis gereed maakte, fchoon het wel bekend was, dat hij flechts tien maanden aan zijne uitreis hefteed had. Onder de reizigers die aan boord van de Endeavour naar Kanton terug keerden, waren, behalve den jongen,tolk, die niet waagen durfde, zijne reis tot Peking uitteftrekken, twee zendelingen, die, uit mangel der noodige vergunning , naar de keizerlijke hoofdftad niet konden medegenomen worden. Deeze lieden, welke zich van hunnen vroegen leeftijd af, aan d< voortplanting des Christendoms in vreemd< gewesten toegewijd hadden , waren, ver fcheiden jaaren geleden , door de overftei der zending , toen te Parijs hunne verga dering houdende , naar Makao gezonden met last, om zich van daar bij hunne broe ders te Peking te voegen. Het tijdfti hunner aankomst aldaar , viel juist in die tijd, op welken de Christenen in verfche den provinciën des Chineefchen rijks hevi vervolgd werden. Die vervolging was ooi fpronglijk uit fommige of weezenlijke, < flechts aanget'rjgde, poogingen der Eun "T 5 pe Faatt os de Pei-ho, Den elfden van Oogstmaand.1793- 1 > ? 1 ï >f 3-  Vaart opis Pei-ha. Den elfdet\ van Oogst, •traani. i i < X ( < f c ï 4 h n z v UI ft( 298 BRITSCH GEZANTSCHAP peefche predikers of hunner Chineefche profelijten, om onlusten te verwekken. — De ieverzucht van de priesters der eerdienften, oudtijds in China vastgefteld, op 3e vooroordeelen of driften der mandarijnen werkende , gaf dikwijls aanleiding, am de openbaare bevelen tegen de invoering van nieuwe gezindheden, of van nieuwe leerftellingen, als zoo veele bronnen , lie de rust van den ftaat ligtiijk konden boren, te hernieuwen. Dewijl die vervolgingen de moeilijkheid ;n het gevaar, voor deeze twee nieuwe indelingen, om het land, zonder ontdekt e worden , te doorreizen, grootlijks had!en vermeerderd , werden zij ; door den •verften der geestlij kheid te Makao, in die :ad opgehouden, en middelerwijl gebruikt, m den jongen Portugeezcn , die tot het riesterfchap beftemd waren , onderwijs in en godsdienst te geeven. — Intusfchen adden zij hunne oorfpronglijke beftemn'ng niet uit het oog verboren, maar Dchten ernftiglijk gelegenheid, om dezel} te volbrengen. — Voor hun vertrek c Europa , hadden zij zich in wis- en irrekundige weetenfchappen met vlijt geiend , en zich daardoor in ftaat refteld 0 9 om  saab. CHINA. XIII. hoofdst. O..Afd. ï99 om op de fterrewacht, obfenatorium , te Peking met vrucht gebruikt te worden. Een van hun had, geduurende eenigen tijd de lesfen van den beroemden lalande over de fterrekunde bijgewoond. Wanneer zij het geluk mogten hebben , dat hunne begaafdheden en kennis den ketzer ter ooren kwamen, zou het met kunnen misfen, of zij moesten hen aangenaam in zijne oogen maaken, en hun ten laatftc eene plaats in de vierfchaar der wiskunde in het keizerlijk paleis bezorgen. Dezelvi is het eenigfte ftaatskollegie, waarin Euro peeërs kunnen toegelaaten worden. Te genwoordig zijn in dat kollegie geene ar dere vreemdelingen, dan Portugeezen, e men meent, dat deeze natie, uit ftaatkut de, haare mededingfters daarvan zoekt ui gefloten te houden. Men moet echter b kennen, dat deeze ftaatkunde zich niet vc der , dan tot de volkplanting van Maki uitftrekt; dat het kabinet van Lisfabon d zelve niet inboezemt, niet aanmoedigd, veelligt zelfs niet eens desaangaande ond< recht is. - Maar, wanneer men onderlid dat een dergelijke ftaatkunde te Makao Peking plaats heeft, dan is het waarfchi lijk, dat, dewijl de twee nieuwe zendel Vaart op. ie Pei-hü, Den elf- ien van. Oogstmaand. > . a 1t- lo e- :n :r- t , of in- in- ,ea  Paart op de Pei-ho. Den elf. dén van Oogstmaand. ■ J7P3- ( \ 1 c i ê h h h ë' m he de me mi hei tee zei dac me gew wijl in ; ook Soo BRITSCH GEZANTSCHAP < gen geene Portugeezen waren, de hoedaa* mgheden , welke hen te Makao van nut deeden zijn, en die, welke te Peking t0t hunne bevordering zouden hebben kunnen benen, op gelijke wijs hebben medegeverkt, om hun die hinderpaalen te verdekken, welke hun fpoedig vertrek uit de erfte dier twee plaatfen veroorzaakten. ^ij waren echter, hoewel niet zonderlang eduld en eenen moeilijken ftrijd, die be smeringen te boven gekomen , en , 0P annen weg naar Peking, tot aan de Peii >-rivier gevorderd. Doch, daar zij geen Veelte van des ambasfadeurs gevolg uit»akten, en de vergunning, welke zij van t hof verwachtten, voor het vertrek vaH Endeavour „aar Kanton niet aangekon was, bevonden zij zich in de onvertdl.jke verpligtfag , om aan boord yan gemelde fchip naar die fhd te rug te ren. — Ondertusfchen zullen de Jee VeelU&> met genoegen verneemen de lever en ftandvastigheid deezer vroo-' lieden, eindelijk, op die wijs , als zri enscht hadden, bekroond wierden- de de keizer hun niet alleen vergunde "jne hoofdftad te komen, maar hen' m zijnen dienst aannam. De  SïAAR CHINA. XIII. 301 De ambasfadeur ontving, te Tien-fing,i bezoeken van alle de burgerlijke en krijgs-' bedienden aldaar, en de menigte derzelver was niet gering. Wanneer men moeite deed om te ontdekken, tusfchen welke Europeeërs en deeze lieden de meeste overeenkomst mogt aantetreffen zijn, erintierde men zich , gereedlijk , het karakter Van die perfoonen in Frankrijk, welke zich aldaar , onder den tijtel van lieden van rang, onderfcheidden, toen de alleenheerfching in dat rijk nog plaats had. Befchaafdheid en inneemende vriendlijkheid van zeden, gereedheid om fpoedig gemeenzaam en vertrouwlijk te worden , tevens met een gevoel van eigenliefde en volkshoogmoed , welke , in weerwil van all< vermomming , maar al te duidlijk door ftraalden , maakten den grondflag van hm Zedelijk karakter uit. Toen de plechtigheden van den da voorbij waren', en de gezant zich wede alleen bevond, kwam men hem boodfchap pen, dat een Chinees, die langen tijd orr trent het jacht gezworven had, begeeri was, om in zijne tegenwoordigheid toegc Iaaten te worden. Terftond daarna wei bij hem ingeleid een jongeling, zindelij 7Aait op le Pei-ho. Den elfien van Oogstmaand.1793* l r g d k ia  Vaart op ie Pei-ho. Den elfden van Oogstmaand. ' i I i e 1 rc a i 302 BRJT5CH GEZANTSCHAP ?n net gekleed, van een zedige houding, m nedrig van gedrag. Het bleek uit zijn ^efprek , dat hij een nieuwbekeerde, een oprecht belijder dei* leer van chiustus,;n ieverig leerling van den zendeling was^ lie hem -door zijnen dienst uit het heidenlom , welk zijne voorouders beleeden, verost had. Aan de bevelen van zijnen geest-, ijken vader kinderlijk onderworpen , verichtte hij, op dit oogenblik, eenen dienst, velke met geen gering gevaar verzeld ging. lij .bragt eenen brief aan den gezant, zon[er verlof of v.an de overheden der plaats, -an waar hij kwam, of van die, waar hij ;ich tegenwoordig bevond. Dergelijke geaeenfehap is niet alleen met vreemdelingen 'olftrefct verboden ; maar zij is ook zelfs aet de inboorlingen des lands zeer beterkt. In het geheele Chineefehe rijk heeft geen lostampt, tot gemak des volks plaats i^c). De (*) 't Is te verwonderen, dat deeze fchikking iet ten nutte van tiet algemeen gemaakt is. In en land, zoo bevolkt als China, is de binneninJfche koophandel onmeetlijk groot, en maakt e briefwisfeling tusfehen de verre van elkander pgelsgen provinciën noodzaaklijk. Intusfchen is et ook waar, dat de Chineezen zóó veel fmaak in  kaar CHINA» XIII. hoofést. a. Afd. 303 De keizer alleen ontvangt gefhadig boo-1 den te paard, die hem berichten, uit alle' de deelen zijner wijduitgeftrekre ftaaten V Overbrengen, met eene fnelheid, nagenoeg evenaarende aan die, welke , bij foortgeIijke gelegenheden in Europa, zelfs na de nieuwlïe verbetering, daarin gemaakt, plaats heeft. De ftaatsbrieven des keizers worden, in éénen dag, honderd en vijftig Engelfche mijlen verre gebragt. Maar de gewoone brieven der regeering en die der manIn het reizen niet hebben, als de Europeeërs; en dat zij niet, gelijk deeze. naar hunne hoofdlieden geroepen worden, welke als de middenpunten vaa het grootfte gedeelte der zaaken zijn. In Indostar, zijn 'geene posten. De briefwisfeling gefchiedt. of door booden , of door kooplieden, die reizen, of door bedevaartgangers , die uit godsdienflige beginfels deeze of geene pagoden gaan bezoeken. — De Engelfchen hadden in' Bengalen, B;ihar en O lixa, een post van loopers, die men daik noemde ten dier.fte der regeering, aangefteld. Eene foor van inboorlingen, Urm geheeten, waren tot diei 'dienst be: * è x >! V 304 BRITSCH GEZANTSCHAP mandarijnen zendt men door boodenj dié minder fpoed maaken. Deeze laatften wor^ den, fomtijds, ook met paketten van bijzondere perfoonen belast, 't welk echter niet anders, dan na verkreegen verlof daartoe, mag gefchieden. — Maar de waakzaame voorzigrigheid der Chineefche regeering houdt het uitfluitend voordeel, om gebeurnisfen of aan den volke mede te deelen, of ze voor het zelve verborgen te houden, naar maate zij zulks goed vindt, zorgvuldig aan zich. De brieven , heimlijk aan den gezanf Jvèrgebragt , waren van eenen der voorlaamiïe zendelingen van Peking Deeze cheen zijne aandacht niet tot geestlijke lingen alleen te bepaalen. In dén eerften leezer brieven, gedagtekend , Peking den levenden van B'oeimaand des jaars 1793, jericht de zendeling den ambasfadeur: —. Dat de tiiding van het voorgenomen , Engelsen gezantfchap , op' den derden van Wintermaand des voórgaanden jaars, ter kennis des keizers gekomen was; dat die vorst over het ontvangen bericht zeer vergenoegd was geweest, en :erftond bevel gegeeven had, dat de haven van Tien-fing tot ontvangst der fche- » pen,  NAAR CHINA. XIII. HOOFDST.a.^fó 3°5 4 pen, bij die gelegenheid gebruikt, open „ zou ftaan; — dat hij,zendeling,zich ten; , uiterfte verblijd had, op dien dag, toen« 8 hij zijnen brief fchreef, te moogen ver„ neemen," O welk nogthans te voorbaarig was) „ dat de gezant Tien - fing nader4 de ; dat hij hem van zijne perfoonlijke „ achting verzekerde, en betuigde, dat hij M oprechtlijk befloten had, om, gelijk hij „ aan de heeren cox en mierop, te l Kanton, beloofd had, bij alle gelegené heden, aan de Engelfche natie, en haa„ re Oostindifche maatfchappij , alle die „ dienften te bewijzen, welke in zijn ver- * moogen zouden zijn ; — dat hij van hei „ eerfte oogenblik af, op welk hij de tij„ ding van een Engelsch gezantfchap ge * kreegen had, alle mooglijke moeite ha< l aangewend, ten einde nde gemoederei \ der Chineezen te bereiden, om hetzelv ' gunftig te ontvangen , en hoopte , da * hij niet te vergeefs zou gewerkt heb " ben; — en eindelijk, dat hij, geduu rende des ambasfedeurs verblijf in China altijd gereèd zou zijn, om hem alle di * dienften te bewijzen, welke van hei „ afhangen zouden." De tweede brief was van denzelven zer JJI? deel. V. * '/aart op le Pei-ho, Den eljlen van Oogstnaand. ? e n Je  Vaart op de Pei-ho. Den,tlf. den-van Oogst. maand. 1793* ' t i 3 I J J i 9 9 J 1 1 > s j; >; « a 3^eT BRITSCH GEZANTSCHAP deling, en gedagtekend den zesden van Oogstmaand, dat is, flechts weinig dagen voor den ontvangst. Hij gaf den gezant te kennen: — „ Dat de Chineefche regeer , ring aan eenen Portugeefchen zendeling , (/wiens naam hij ook noemde) bevel ge, geeven had , om zich naar Zhe-hol te , begeeven , ten einde aldaar den dienst , van tolk, bij het Engelsch gezantfchap , waarteneemen, en tevens den ambasfadeur , in al 't geen tot de pligtpleegingen , i daarbij gebruiklijk, betrekking heeft, te i onderrechten 5 — dat hij , zendeling , ; het van zijnen pligt geoordeeld had, , den ambasfadeur te waarfchouwen , om , tegen de kwaade geneigdheid en gevaar, lijke oogmerken, waarmede de benoem, de tolk ten aanzien der Engelfche natie bezield was , toch op zijne hoede te zijn; — dat deeze in zijne gefprekken i reeds had haten blijken , hoe zeer hij wenschte, dat het gezantfchap niet moge gelukken; — en dat, bijaldien het hof te Peking geweest was, bij, zendeling, hoop had gehad, om de kwaade en onbillijke indrukken, welken de ftoute en ongegronde reedenen van dien kwaalijkgezinden tolk zoo wel, als het groot » aan-  NAAR CHINA. XIII.H00FDST. 2.^/. 30? „ aantal brieven van Kanton en Makao , i 9 welke menigvuldige lasteringen tegen j „ het gezantfchap behelsden , en hetzelve« „ boosaardglijk geheime ontwerpen aantijg-, „ den, konden voortbrengen , met kracht ■ tegen te werken; maar, dat hij grootlijks vreesde, dat men te Zhe-hol, al„ waar de keizer zijn verblijf hield, en „ werwaard hij, zendeling, zich niet kon „ begeeven, ten zij hij door de regeering „ ontbooden werd, het gezantfchap bena„ deelen zou; — dat hij, en zijne mede„ amptgenooten, een heerfchende begeerte „ hadden, om aan de Engelfche natie met „ de daad te toonen , hoe dankbaar zij „ waren voor de befcherming, welke zij in haare lndifche bezittingen aan de zen„ delingen, tot voortplanting des Christen„ doms in die gewesten gebezigd, zoo „ overvloedig beweezen; — en dat, dewijl men des ambasfadeurs aankomst reeds „ verfcheiden maaien verfpreid had , zijn „ eerfte brief al driemaal naar Tien-fing „ gezonden was geweest." — Ten beflu-ite verzoekt hij , dat zijne brieven mogten geheim gehouden worden, omdat, indien de inhoud derzelven bekend wierd, zulks Va 4 Taart op ' e Pei-iie* )e?z elfen van hgstlaand, • 793. I  Vaart op de Pei-ho. Den elfden van Oogstmaand.1793- ( I f t 2 I ïl g d E z l 308 BRITSCH GEZANTSCHAP de wraak der Portugeezen op hem zou doen neerdaalen. (d) Offchoon deeze twee brieven door eenen geest van tegenkanting, van heerschzucht ;n wangunst zouden kunnen ingeboezemd rijn , dienden zij echter, tot bevestiging ran dat geen , 't welk belanglooze lieden :e Makao , ten aanzien van den argwaan, dien (d) De berichten, aan lord macartneij, tervijl hij op weg naar Peking was, gegeeven door enen zendeling', die verklaart, „ dat hij, gelijk , ook zijne medeamptgenooten , een heerfchende , begeerte hadden , om aan de Engelfche natie , met de daad te toonen, hoe dankbaar zij 'waren , voor de befcherniing, welke zij in haare Indi, fche bezittingen aan de zendelingen, tot voort, planting des Christendoms in die gewesten ge, bezigd, zoo overvloedig beweezen,-" geeven mij elegenheid, om te doen aanmerken, hoe zeer de aatkunJe dier natie zich boven de vooroordeelen erheft. Zij belijdt een' anderen godsdienst. Injsfchen begunstigt zij ten allen tijde de vreemde endingen door alle die middelen, welke in haare ïagt zijn. — Deeze aanmerking zal tot antwoord uqnen dienen aan die onrustige en achterdochtige eesten , welke mij verwijten mogten den raad, ien ik voorheen aan onze, de Franfche, reuring gegeeven heb, om, in tijd van vreede, de ;ndingen in vreemde landen te begunftigen. Cos- ignij.  naar CHINA. XIII. hoofdst. a.Jfd. 309 dien het Engelsch gezantfchap verwekte , verhaald hadden. — Men waagde het niet, den onverwachten brieffchrijver eenig antwoord te laaten toekomen. Ook was de tijd nog niet genaderd, om maatregels daaromtrent te neemen. Buiten twijfel hac men van den invloed van Europeeërs vee minder te vreezen, dan van de ongunftigf geneigdheden des keizerlijken gevolmagtig den , en van de bevooroordeelde berich ten , welken hij aan den eerden ftaatsdie naar kon doen. Dewijl, des avonds, het weêr voor he vertrek gunftig was , gingen de verfchei den jachten en andere vaartuigen, tot ht gezantfchap behoorende, of betrekking daa toe hebbende, onder zeil, en voeren eene kleinen afftand voorbij Tien - fing. Bij g legenheid dat de vaartuigen door de ft: gingen, bleek het, dat zij van eene ze groote uitgeftrektheid was. Sommigen v; onze waarneemers oordeelden , dat de ! ftand van het eene uiterfte der ftad tot l andere niet kleiner was, dan die van Mi bank tot Lime-houfe, dat is, dat zij z lang als Londen was. De mandarijnen \ die plaats verzekerden , dat de ftad ze\ honderd duizend zielen bevatte. Het 1 v3 Vaart op de Pei-ho Den elfden van Oogstmaand.1793. i I t t n :d sr tn fetU- 30 an en )n-  Vaart op de Pei-ho. Den elf. dm van Oogstmaand.1793- 1 1 1 I ( 3 < c i a V d n & 310 BRITSCH GEZANTSCHAP gelooflijk getal aanfchouwers, welken zij opleverde, maakt die berekening waarfchijnlijk; al ftaat men. ook toe, dat 'er uit de nabuurfchap van Tien-fing veele lieden waren toegevloeid, welken de vreemdheid van het gezigt derwaard mogt gelokt hebben ; want daartegen moet men 'er een billijke ïvenredigheid van vrouwen en kinderen , vaarvan zich flechts weinigen onder den ïieuwsgierigen hoop gemengd hadden, bijwegen. De jonken, welke talrijk genoeg varen, om bijkans de geheele oppervlakte Ier wateren , welke deeze handeldrijvénle ftad doorfnijden, te bedekken, bevatten -eele duizend menfchen. De mannen, die leeze vaartuigen bellieren , zijn het niet Heen, welken zij tot wooningen verftreken. De vrouwen en kinderen , zoo wel er hoofden, als der matroozen dier boom , houden ook geftaadig hun verblijf aan oord van dezelven. Veelen van hun zijn aar gebooren, en allen flijten 'er hun leeen. Ieder ftrand is vreemd voor hun, en e aarde eene hoofdftof, waarop zij zich mar zelden waagen (V). Die (e) In alle de Heden van China, leidt een geslte des volks een zwervend Iceven. In Kanton heb  NAAR CHINA. XIII. HOOFDST. a.Afd. 3U Die huizen van Tien-fing, welke, winkels hebbende , deels, om waaren in 'c klein te verkoopen , en deels, om tot werkplaatfen voor ambachtslieden te dienen, naar de ftraat open waren , fcheenen niet minder bevolkt te zijn, dan de jonken. — Aangaande het getal der perfoonen, die in de andere wooningen huisvesten, kan men zich eenig denkbeeld vormen , niet alleen uit de menigte der aanfchouweren , die zich heb ik de ftad, uit fatnengevoegde vaartuigen be ftaande, die op de rivier is, gezien. Zij zijn h reien gefchaard , en maaken ftraaten uit. Ik het hooren zeggen, dat het aan deeze waterbewooner: verboden is, hun verblijf aan land te houden. Zi zijn 'er gebooren , en flijten 'er hun leeven. II weet niet, of dit een godsdienftig gebod, dan o het een bevel der ftadsregeering is, die hen nood zaakt, hun verblijf op het water te houden , ei welke de beweegreden daarvan is. Een geloofwaardige perfoon, die vijf jaar i: Kanton gewoond heeft, en de Chineefche tas fpreekt, heefc mij gezegd: — Dat te Kanton he getal der lieden, die verpligt zijn in vaartuigen t woonen, omtrent drie honderd duizend zielen ma beloopen, daaronder begreepen de ligte vrouwlui welker aantal men op veertig duizend mag rekt oen, en die in de ftad niet aan land moogea bli »en. Cossichij. V4 Vaart 6} de Pei-ha. Den elf. den van Oogstmaand.1793- i i i f i i i t i T 3 9 r  Paart op de Pei-ks Den elf* den van Oogstmaand.1793'. J 1 •i i 312 BRITSCH GEZANTSCHAP zich buiten de huizen vertoonden , maar " ook uit het ftandvastig , en, naar het fchijnt, aartsvaderlijk, gebruik, bij dit volk nog Iteeds in zwang , om alle de takken en aanweezige afftamlingen van een en hetzelve gedacht , allen te famen onder één dak , in kleine vertrekjes te houden. — Volgens deeze gewoonte , door de Chineezen , die zich in Batavia metter woon hebben neer gezet , ook waargenomen , bleek het bij een regelmaatige en naauwkeurige optelling der inwooneren dier volkplanting , dat 'er, in iedere Chineefche wooning , tien mannen , bekwaam om de Wapenen te voeren, gevonden wierden. De meeste huizen van Tion-fing waren van tigchelfteenen gebouwd, die een blaauwe loodkleur hadden (ƒ). Weinigen wa• • ' ren (ƒ) Ik geloof jj dat juist het tegendeel plaats heeft vm 't geen Mr. staunton hier boven segti In den omtrek van Pcndicherij , heb ik reële ovens gezien, in welken van veertig tot een tionderd en twintig duizend tigchelfteenen vervaardigd werden. Men brandt daarin geen hout, maar lechts doppen of bolfters van rijst, en gedroogden :oedrek. Alle de tigchelfteenen zijn rood. In Me !e France, daar ik, acht of tien jaaren Jang, eene ottebakkerij gehad heb, heb ik tigchelfteenen ge^ brand, /  NAAR CHINA. XIII. HOOFDST. 2. Afd. 3-3 ren rood. Die , welke tot de kleinfte en j geringfte wooningen gebruikt waren , vertoonden een bleekbruine kleur. — Men' onderftelt, dat deeze verfchillende kleuren, niet uit verfchillende eigenfchappen der aarde, waaruit zij vervaardigd worden, maar uit de verfchillende wijs, op welke zij in tigchelfteenen veranderd wordt, ontftaat. — De laatstgenoemden waren aan geene andere hitte, dan aan die van de zon, blootge- fteld, brand. De vlam had geene gemeenfchap met d( potaarde. Nadat zij genoeg gebrand waren, ware. de fteenen altijd rood, nooit blaauw. Deeze laat fte kleur fchrijf Ik toe aan de phlogiftieke ftoffen die zich , geduurende de branding, met de ijzei achtige deeltjes, in de potaarde begrcepen , ve: eenigen. Opdat deeze vereeniging plaats hebbe wordt 'er niet alleen een fterk vuur veieischt maar de vlam moet ook de fteenen onmiddeli aanraaken. Men zou ook kunnen vermoeden, d het ijzer, in de klei befloten, door een al te fte vuur verbrand wordt, waar het dan van daar komt, dat de fteenen een blaauwachtige kleur as neemen. Om te beletten, dat de fteenen niet aan elk: der kleeven, is het niet noodig, eene laag ftr 'er tusfchen te leggen ; een weinig zand is poeg. Wanneer de fteenen voor de branding 'de lommer gedroogd zijn, hechten zij zica niet »en aan den anderen. Cojsignij. ''aart op \e Pei-ho, Jen elflep. van Dogstnaand,1793. 1 : v k it k 1 nn« 90 reinde  Vaart oj. de Pei-h Den elfden, van Oogstmaand.1793. ; i i 1 1 2 Z h B z< g' 314 BRITSCH GEZANTSCHAP field, waardoor zij flechts onvolkomen ge^ '•bakken, of liever droog en hard gemaakt waren. - De blaauwe tigchelfteenen hadden in ovens, bijzonder daartoe opgerecht de werking van een befloten houtvuur ondergaan, zoo dat men de weezenlijke vlam de buitenfte oppervlakte der fteenen maar even had laaten aanraaken. Die tigchels welke de volle werking van het vuur ontvingen , helden naar het roode. Wanneer de kleiaarde eerst bereid , en in de gedaante van tigchelfteenen gevormd is, heeft men in het Oosten de gewoonte om de fteenen in reien , den eenen boven Jen anderen, te plaatfen. Zij zijn , wanieer zij dus opgeftapeld worden, nog week •° vcchtiS> en, volgens den eigen aart der .leiachtige ftof, zeer gefchikt, om aan elkanler te kleeven. - In dien ftaat is het, derialve, noodzaaklijk, om ze door eene zelf:andigheid, welke van dien aart is, dat zij ich aan de oppervlakte noch van de eenen, och van de anderen vasthecht te fcheiden: ander welke tusfchenkomende zelfftandigsid, de verfcheidene reien tigchelfteenen ;chts ééac vaste, famenhangende masfa •uden vormen , ongefchikt, om tot het :bruik, waartoe zij beftemd waren, gebezigd  NAAR CHINA. XIII. HOOFDST. 2 Aft. %\$ zigd te worden. Ten einde dit oogmerk; te bereiken , plaatst men tusfehen deeze' reiën fteenen dunne laagen ftroo. Deeze. voorzorg wordt zoo noodzaaklijk geoor-, deeld, dat zij aanleiding heeft gegeeven tot een oostersch fpreekwoord, welk in de westerfche taaien overgegaan is. Veele huizen van Tien-fing zijn twee verdiepingen hoog , fchoon dit ftrijdig is met de algemeene bouworde, waaraan de Chineezen zich anders doorgaans houden. Ingevolge de oorfpronglijke gedaante van alle wooningen, geeven zij gemeenlijk den voorrang aan huizen van ééne verdieping: en 'er zijn veele Chineezen, die zich kwaalijk bevinden, wanneer zij trappen opklimmen , of van een verheeven plaats naar be neden zien. — Maar het voordeel, on zich, in een handeldrijvende ftad, nabij d< kaaien en de rivier te bevinden, heeft ge legenheid gegeeven tot dat geen , 't well men, in dat land , als eene verdubbeltal van gebouwen aanmerkt. De famenvloeijing van twee bevaarbaar rivieren , waarvan de eene uit de nabuui fchap der hoofdftad komt, en de andei met verfcheiden der afgelegen provincie des rijks gemeenfchap heeft, moet dee; 'raart op ie Pei-lw. Den elflen uv& Oogstnaand.1793- I C r e e n :e ff-  Vaart óp de Pei-ho. Den elfden van Oogstmaand.J793- < J i i € V d V h d VI V( ni m ót In he 316 BRITSCH GEZANTSCHAP A«sw//Cfc , reeds van het vroegte tijdftip af, dat de Chineezen zich in een rijk vereenigd hebben, zeer gewigtig en volkrijk gemaakt hebben. — De jaarboeken des lands, door overlevering bevestigd, melden, dat een noordlijke tak der groote' Geele rivier, eertijds, in de golf van Peking viel , en dien loop behield, tot dat er door het geweld der overftroomingen, ene ophooping van aarde ontftond , wel:e , door de verbaazende poogingen van rienschüjken arbeid aanzienlijk verhoogd, oor haaren tegenftand de geheele rivier in en oostlijken arm deed ftroomen , langs reiken nu de gantfche masfa waters van ien zvvaaren ftroom , zich door de proincie Kiang-nan, in de Geele zee ontst.. De oude landkaarten van China verheden de Geele rivier als in twee armen :rdeeld, Doch die landkaarten zijn zeer rward, en zoo onnaauwkeurig, dat men et duidlijk ziet, of de noordlijke arm zich et de rivieren van Tien-fing vereenigde, n of hij zich alleen in de golf ontlastte. het eerfte geval , moest de uitgebreidid van wateren, aan welken de ftad ge:ht was, nog veel groo ter geweest zijn, dan  NAAR CHINA. XIH.H00FDST.S.4TJ. 3-7" dan zij tegenwoordig fchijnt te zijn : ook is zij in de daad in de oude landkaarten, en bijzonder in die van mar co paolo, in welke Tien-fing la citta cekste genaamd wordt, veel grooter afgebeeld, dan zij tegenwoordig is. - Tien-fing had reeds in dien tijd, dat is, in de dertiende eeuw, den rang eener ftad; maar het droeg, gelijk de uitgang van zijnen naam tiensin g-wi in de Chineefche taal te kenner geeft, langen tijd Hechts het karakter eenei ftad van weinig betekenis, en van eei naauwbepaald rechtsgebied. Overal, waa in overoude tijden eene ftad gebouwd was en dezelve nog bewoond wordt, moete: de oorfpronglijke huizen, in den loop de eeuwen, dikwerf, plaats hebben gemaal voor nieuwen , die , om zoo te fpreeke op de puinhoopen der eerften werden g< fticht. De grondflagen der gebouwen welken men 'er nu ziet , zijn , derhalve verhevener, dan die , welke 'er voor d trapswijze ophooping gevonden werde De tegenwoordige ftad Tien-fing fchijn dienvolgens, op eenen rijzenden grond g bouwd te zijn, hoewel de omliggende lan ftreek van alle kanten zeer - laag is, ei gelijk de zee, een effen en eenvormi Vaart of de Pei hot Den elf' den van Oogstmaand,1793» ; X El » ie 3. •, e» d1»ÏS P3  Vaan- êp de Pei-ho. Den elfden van Oogstmaand. i 1 1 \ 1 t h v S v ei ti d< g< dt fti fti hc m SiS BRITSCH GEZANTSCHAP oppervlakte vertoont, die alleen door den gezigteinder bepaald wordt. Naar maate het gezantfchap zijnen weg voortzette, zag het, dat het land met de grootlle zorg bebouwd was, gelijk het ian den anderen kant van Tien-fing ook waargenomen had. De meeste velden waren sok hier met holcus forghum, 0f gierst 'an Barbados, bedekt. De Chineezen loemen dit gewas kow-kang, dat is, verleeven graan. In alle de noordlijke pro'inciën is het beter koop , dan de rijst. Iet is, waarfchijnlijk , dat graan , welk ien aldaar het eerst heeft voortgeteeld:: «uit uit oude Chineefche boeken blijkt et, dat de ruimte der maaten bepaald 'erd naar het getal der korreltjes van dit raan , welk die maaten behelsden. Dus alden honderd zulke korreltjes een choe; i deeze maat werd in evenredigheden van m vermenigvuldigd en verdeeld. Afftan:n en maaten van lengte, gelijk ook van 'Wigten, werden insgelijks naar voorbeeln van deeze zelve plant genomen. Het oo of de ftengels van dit graan zijn te [f en te fterk , om het tot die gebruln, waartoe deeze foort van gewasfen Iers gemeenlijk aangewend worden, te doen /  NAAR CHINA. XIII. HOOFDST. 2. Jfd. 319 doen dienen. Maar, fomtijds, maakt men 'er grove matten van, en latten aan muuren en zolderingen, welken men met pleister wil beu-rijken. Het onderfte gedeelte van den ftengel, tevens met den wortel, dient tot brandftof, uitgenomen, wanneer men die ftoffen noodig heeft, om dijken te maaken op die plaatfen, alwaar de oevers of zoomen van rivieren en vaarten meer fteevigheid vereifchen. De boorden der Pei-ho-rivier zijn, op fommige plaatfen, met borstweeringen van gehouwen granietfteen bezoomd, om het geweld der overfrroömingen tegen te Haan. Op andere plaatfen ftrekken zich langs de kanaalen ftraatwegen , met dezelve foort van neen geplaveid , tot een aanmerkl'tjke lengte, uit, op zekere afftanden met Huizen voorzien , om het water tot befprenging der aangrenzende velden op een' gelijken voet te verdeelen. — In fommige ftreeken, zijn door ophoopingen van zanc en flik, kleine eilandjes in het rivierbec ontftaan, waardoor de Aroom in twee naau wer en ondieper takken verdeeld wordt. De gierst van Barbados was dikwijls ii seiën geplant. Tusfchen deeze reiën wa ren beurtling anderen van planten, di< Vamt op de Pei-ho. Den elfden van Oogst' maand. 1793- i  Paart op de Pei-ho. , Den elfden, van Oogstmaand.1793- < i i 1 ( b ti ii XI 320 BRITSCH GEZANTSCHAP fijner en kleiner graan voortbrengen , en welker Hengels laager zijn. Nu eens was het de panicum Italicum , dan weder de ■panicum crus galli (g), welke dus door hun grooter nabuur belommerd worden. Maar wanneer deeze laatite volwasfen is, en opgetrokken wordt, blijven de eerstgenoemden aan den vollen invloed der ïonneftraalen blootgefteld; zij rijpen dan >p hunne beurt, en worden voor den zikcel bereid. — Somtijds zag men, op deine plekken gronds, die nabij de boorlen des oevers, of langs de zoomen der loornakkers, bij toeval , ledig waren gegeeven , eene foort van dolkhos, naar furkfche boonen zvveemende , geplant. Dp andere plaatfen vond men geheele vellen met boonen , en elders weder vercheiden akkers met fefamum en andere dan ten , welker zaaden olie ten dienfte [er keukens leveren (h), bezet. — Aanmerkte) Beiden zijn foorten van gierst. (/») Dit is onvolledig. Welke was die foort van oonen, en van Turksch koorn? Welke die planin, welker zaaden eene olie uitleveren, die goed om te eeten ? Welke zijn de bijzonderheden, lakende de aanjiweeking dier planten? Welke zijn Af  naar CHINA. ME nooFDST.,2.4/^. 321 merklijk was het, dat men nérgens eenigj onkruid waarnam , welk den groei van nut- j tige kruiden verminderde, of met dezelven < in de vruchtbaarheid van den grond deel- , de. In ieder koornveld was de netheid en regelmaatigheid van een tuin te zien. Degrond had in die zelve jaar reeds eenen oogst van graanen en peulvruchten, gelijk aan die geenen , welken men 'er nu op zag , uitgeleverd •(ƒ)« Tam in drooge, en de gebruiken daarvan? Hoe haalt men 'er de olie uit ? De Chineezen persfen olie uit 'de pitten dei vrucht van wilde abrikoosboomen, welken zij op de bergen en in de droogde ftreeken vermenigvuldigen , zonder 'er de minfte moeite aan te doen Deeze olie is goed om te eeten. Men' droogt d< kernen in de zon, nadat men ze in ftroop gedoop heeft. Zij maaken een gedeelte hunner droog! konfituuren uit. Cossignij. (j) Deeze plaats is merkwaardig. Men zou daar .uit kunnen befluiten, dat in China een bijzonden foort van graan gevonden wordt, welk jaarlijk; twee oogften geeft. Daardoor zou een aanmerk lijke aanwinst te doen zijn. Aan de Kaap di Goede Hoop , alwaar de luchtftreek een weinjj warmer is, dan in de provincie Pe-che-li, teel men graanen ; insgelijks in Eengalen , Orixa ei de kust van Malabar , welke veel zuidlijker lig 5911, en op de eilanden Isle de ïrance en Eouj ili. deel. X 'aart op • le Pd ho. Den elf'en van Dogitnaand.1793-' " 1 ■  Paart op de Pei-ho Den elfden van Oogstmaand.1793- 322 BRITSCH GEZANTSCHAP en rijst in laage en vochtige ftreeken worden hier , zegt men , met het grootite voordeel aangekweekt. Weinig boomen en vee verfieren deeze vruchtbaare vlakten. Doch het oog vermaakt zich met het onbegrensd gezigt eener tailooze menigte huizen / en de bloeiende uitwerking van eenen zorgvuldigen landbouw. Desniettegenftaande, laat de hongersnood zich, fomtijds, in dit gedeel te der provincie gevoelen. Deeze ramp Wordt, nu eens , door hooge watervloeden, de cevolgen van hevige ftroomen, in zekere jaarfaifoenen , met geweld, van de gebergten neerllortende; dan weder door de verwoestingen, welken de fpringhaanen aanrechten , veroorzaakt Qk). Intusfchen geeft dee- bon, op twintig en een en twintfg graaden zuider breedte gelegen. Maar in alle die landen heeft maar één oogst van graanen jaarlijks plaats. — Intusfchen zal het in het vervolg blijken, dat Mr. staonton hier alleenlijk van Turksch koorn fpreekt. Hij heeft zich dus onvoorzigtïguitgedrukt, als hij hier flechts van graanen in 't algemeen gewaagd. C o s s 1g n ij. (fc) 't Is te verwonderen, dat China, zoo buitengewoon fterk bewoond is , daar het fomtijds aan hongersnood onderheevig is. Dit arbeidzaam pn naarftig volk heeft dan, buiten twijfel, neg geea  NAAR CHINA. XIII. HOOFDST.2.4^ 3*3 deeze ellende nog aanleiding tot eene andere. Bij gelegenheid van eenen hongers- i nood geen middel uitgevonden, om de doodlijke uitwerkingen van de overftroomingen der rivieren; noch de verwoestingen, door de fpringhaanen aangerecht, te beletten. Zij, die de vernielingen, door deeze infekten veroorzaakt, nooit gezien hebben, kunnen 'er zich geen denkbeeld van maaken. De fpringhaanen komen in zulk een ongelooflijke menigte, dat zij wolken vormen, die de ftraalen der zon onderfcheppen. Zij maaken de groende velden in éénen dag zoo kaal, als of 'er nooit groente op was geweest. Daarna vliegen zij verder, en gaan de nabuurige velden insgelijks verwoesten. Isle de France was, eertijds, ook aan dien geesfel blootgeftöld ; maar, federt men aldaar zekere vogels, in Indostan zeer gemeen, en martins (eent foort van gierzwaluwen) genaamd, die op infektei aazen,, heeft ingevoerd , en zij aldaar fterk vermenigvuldigd zijn , heeft men in die volkplanting geene fpringhaanen meer gezien. Ik beveel de menfchenvrienden , die van Bengalen , of van di kust van Koromandel , of van die van Malabar of van Isle de France en de la Reunion , naa China, gaan, martins derwaard te brengen. — li wil niet verzekeren, dat zij, in demoordlijke pre vinciën vermenigvuldigen zullen , noch dat he oogmerk, om de fpringhaanen gantschlijk daardoo uitteroeiën, zal bereikt worden; doch ten minft zullen deeze vogels de menigte der fpringhaane aanzienlijk verminderen , en ook andere infekten geesfels van den landbouw, vernielen. Cossigki X a Vaart op ie Pei-ho. Den elfien van Oogstmaand.1793.- c t r 3 1 I»  Vaart'Op de Pei-ho Den elfden van Oogstmaand.1793- 1 324 BRITSCH GEZANTSCHAP nood zijn de ftrooperijen zeer gemeen; en ' hoewel de regeering zich veel moeite geeft, en niet minder ftrengheid gebruikt, om die geweldenaarijen re fluiten, kan zij ze echter niet ten eenemaal beletten. Maar, dewijl deeze-ongeregeldheden enkel van menfchen , door nooddwang, en den prikkel des hongers daartoe gedreeven , gepleegd worden, houden zij gemeenlijk zoo ras van zelfs op, als de overvloed terug keert. Het getij, waarvan de vloed den voortgang der jachten , aan welker boord het gezantfchap zich bevond , merklijk bevorderd had, hield dertig Engelfche mijlen boven Tien-fing op. Wanneer 'er weinig of geen wind of ftroom te befpeuren was, was het niet buitengewoon te zien, dat de matroozen zich van twee zeer groote roeiriemen (/) bedienden, nu eens, gelijk de twee CO De groote roeiriem , daar de fchrijver van fpreekt, aan den achterfteven des vaartuigs geplaatst, en dien de Chineezen you-you noemen, dient, ten zeiven tijde, en tot een roer, en tot Een beweeger , om het vaartuig te doen voortgaan. — Indien de ftroom niet fterk, en het vaar:uig niet al te groot is, zijn de beurtlingfche bewegingen , welken een enkel mensen, met het uiter-  naar CHINA. XIII. h00fdst.2.4&. 325 twee borstvinnen van een' visch , omtrent het voorfte gedeelte van het vaartuig; maar, dan weder, aan het achterend var. hetzelve geplaatst. Ieder riem heeft een klein gat, daar een ijzeren fpil doorgaat, welke in een ftuk hout , bijzonder' met dat oogmerk uit het dolbord uitfteekende , bevestigd is. De werkzaamheid van verfcheiden matroozen wordt 'er toe vereischt, om ieder deez.gr groote riemen, welke nooit uit het water genomen worden , te beweegen: zij zijn zoo gefchikt. om -'er onder de oppervlakte des waters een -fiingerachtige bewecging mede te maaken, door het water eerst met den eenen. en daarna met den anderen kant des riems t< uiterfte der you-you maakt, genoegzaam, om teger de rivier optevaaren. — Indien het vaartuig groo ter is worden 'er twee menfchen vereischt, 011 de you-you te beweegen, en fomtijds wel vier, naar maate van de grootte en zwaarte des hef booms, die aan de grootte van het vaartuig , er aan den tegenftand, welken de ftroom aan der. voortgang des vaartuigs in de weg (lelt, geëven redigd is. Met een woord, hij doet dezelve uit werking als de ftaart der visfchen. Ik meende, dat deeze uitlegging noodzaaklijk was , om der tekst des te beter te verftaan., Cossismj. X 3 Vaart optie Pei-ho, Den elfden van Oogstmaand.1793-  Paart op ■8e Pei-ho. Den elfden van Oogstmaand. ! i i 3 ] t t c \ V li ii 3^5 BRITSCH GEZANTSCHAP te verplaatfen. De matroozen fchijnen dit werk met veel genoegen te verrichten. De beweegingen der riemen worden door het gezang van een vrolnk lied , welk de ftuurman zingt en alle de roeiers in choor beantwoorden geregeld. Hetzelve lied wordt aan boord van alle de vaartuigen in de rivier, welke in beweeging zijn, gezongen. Wanneer men op een' [tillen nacht, bij een' helderen maanfchijn, ik aangenaam lied, van honderd verfcheiden vaartuigen , die in verfchillende ftrekringen door het water glijden , hoort weergalmen, maakt men zich een vermaakijk denkbeeld van het genoegen deezer verkzaame klasfe van menfchen, die altijd )p bet water leeven , en een aanzienlijk gedeelte der bevolking van China uitmaa;en. Wanneer deeze manier , om den gang [er jachten te verhaasten , welke wij zoo ven hebben befchreeven , ondoenlijk , of iet genoegzaam en de wind ongunftig tf te zwak was , om den ftroom der riier, die zeewaard liep, te overwinnen, eerden 'er andere middelen gebruikt, zulen, als men nabij den mond der Pei-ho ï 't werk gefield had, naamlijk, om de jach-  NAAR CHINA. XIII. HOOFDST. 2. Afd. &7 jachten door menfchen met koorden, of lijnen , tegen den ftroom te laaten optrekken. In veele andere landen gebruikt men 'er, gemeenlijk, paarden of muilezels toe. In China heeft het tegendeel plaats. Hier is niet alleen menfchenarbeid beterkoop ; maar dezelve wordt ook niet gefpaard, zoo dikwijls men zich flechts verzekeren kan, dat men 'er geen vergeefsch gebruik van maaken zal. — Om de jonken tegen den ftroom te doen opgaan , wordt de voorriaamfte lijn aan het bovenfte der groote mast vastgemaakt, en aan eene andere, die van den voorfteven des fchips komt, gevoegd. De lijn , waarop de voornaamft< kracht wordt gedaan , is zeer lang. Aai deeze voornaamfte lijn worden weder koor den vastgehecht,voorzien met licfen,waar van ieder trekker ééne over zijn hooft werpt, en onder zijne armen voor zijn' borst plaatst. Dikwijls leggen de trekker 'er een ftuk bordpapier onder, opdat doo de onmiddelijke drukking der lijn rondor op de borst, de beweeging der longe niet zou belet worden. — Deeze trekkers dus in het juk gefpannen , beweegen zie allen te gelijk in eene rei; naar het gelui X 4 vi Vaart cp de Pei-ha. Den elfden van Oogstmaand.1793. I i ï 9 r ï 1 » h d n  Hart 6p de P(i-Jw. Thn elfden van Oogstmaand. ■ t793> t ( 1 1 1 ( i { 3^8 BRITSCH GEZANTSCHAP van een volks lied, welk , hunne Happen regelende, en hunne krachten vereenigende , deeze laatflen merkiijk aanzet, en , hunne gemoederen van de hardigheden van hun loc aftrekkende , veel toebrengt, om hen deeze hunne moeilijke taak met te vreedenheid te doen ondergaan, en zelfs hunne poogingen aanvuurt. —; Door elkander gerekend , werd ieder Jacht van het gezantfchap door vijftien man getrokken. 'Er waren ten minfle vijf honderd, welke op een' en denzelven tijd tot deezen dienst gebruikt werden , behalve £en gelijk getal, om beurtling de anderen aftelosfen. Zij waren allen welgemaakte, in welgefpierde lieden; doch het was merkwaardig , dat zij allen zeer ronde fchoulers hadden. - Des zomers gaan zij, van ie middel af, met het bovenlijf bijna geieel naakt. Dit gedeelte :hunner huid is :operverwig; maar anders zijn zij blank; ;elijk uit de. andere deelen van hun lig' haam, welken zij ontdekken, wanneer zij n hot water moeten gaan, duidlijk blijkt. De laage en fomtijds moerasfige landTeek , daar de rivier door ftroomt, beunftigt de voortbrenging van infekten. groot-  KAAR CHINA. XIII. KOOFDST. 2. Afd. 329 grootlijks. Veelen van dezelven waren; gevaarlijk door hun fteeken , maar allen' zeer lastig , al was het ook enkel door 1 hun onophoudelijk brommend geluid. — Paar is eene foorc van krekel, welker muziek niet volgens gewoonte door de ftem, 'maar door de beweeging van twee vHesjes, welke in de gednante van twee dunne plaatjes, het onderlijf of den buik van hec infekc bedekken , voongebragt wordt. Die is een verliefd Tein , welk het mannetje maakt om het wijfje te lokken, welk laatfte van deeze werktuigen onvoorzien , dat fein niet herhaalen kan. - Nog gaf deeze vruchebaare grond de geboorte aan eene foort van motvlieg , welker grootte niet veel minder dan die van een kolobrictje was. De groote verfcheidenheid van voorwerpen op het land , trok de aandacht det reizigers , genaadig , rot zich. Dikwijl; werden zij 'er zelfs door aangedreeven om, voor een kleine poos , de jachten t< verlaaten , te meer , dewijl de voortgang derzei ven zoo langzaam was, dat men, bi deeze of geene gelegenheid, gemaklijk eenei uitflap op het land kon doen. Maar d< X5 le raart op 'e Pei-ho. Jen elflen van Oogst naand. 1793- ■ ) ■ A i 1  Jlsart ep és Pei-ho. Den elf. dm van Oogst', mèéntf. *793- ■ < i : i i 2 € 1 f i {< 1 h è ü v; 33° BRITSCH GEZANTSCHAP leden van het gezantfchap begonden te bemerken , dat zij met eene maat van argwaan en achterdocht befpied wierden, welke al wat zij van de omzigtige ftaatkunde der Chineezen ooit gehoord of geleezen hadden, grootlijks overtrof. Ook ontdekte «Jen , dat deeze verandering het gevolg was van bevelen, door den keizerlijken gerolmagtigden gegeeven. Het was bezwaarP , zulke onnoodige maatregels van behvang alleen aan waanzinnigheid toe te chrijven; en ondertusfehen kon men geen1 ndere oorzaak vinden. Doch, eindelijk, adat de mandarijnen zich , in hunne geleenzaame gefprekken met den tolk, deee en geene uitdrukkingen hadden Jaaten ntvalien, ontdekte men, dat het hof, niet mg geleden, ongenoegen tegen de Engelse natie had opgevat. De eenigfte opeing, welke men, niet zonder groote moeiï, en met veel omzigtigheid, hieromtrent on verkrijgen, was hierin gelegen, dat et gemelde misnoegen zijn oorfprong had momen uit eenen waan , als of de Engelhen in eenen oorlog , door de Chineém in Thibet gevoerd , aan de vijanden m de laatstgenoemden onderftand aldaar ver-  naar CHINA. XIII. hoofdst.2.4^. 331 verleend hadden. — In de volgende af-; deeling zullen wij deeze aanleiding tot het' Opgevat ongenoegen, en, bij die gelegen-« heid, den oorlog zeiven, door den keizer van China in Thibec gevoerd, kortlijk befchrijven. DER- 'raart 6p ie Pei-ho. Oen elflen van Oogstmaand.  DERDE AFDEEL ING Oorlog <*b keizers van cm na »» Thi.beï Vervolg der reis des gezantfchap*, van tien-sing top ton g-ch oe-f0e. — B ij- zonüerheüen op die ff is. INHOUD. Bij welke gelegenheid men, aan het hof des keizers yan China, ongenoegen tegen de Engelfc'.e natie opvatte. _ Oorlog van Thibet. — Aanmerkingen over het onder-werp van dien oorlog. — J)e keizerlijke gevolmagtigde weigert brieven van of aan den ambasfadeur te doen -vertrekken, - Voortzetting der reis op de rivier. — Vaartuigen, die de fihaiHngcn in natura naar de hoofdfad bren. gen. - Menigte volk , 0p de >riykr •hun verblijf houdende - Manier om het troebel water der Pei-ho helder en drinkbaar te maaken. ~ De Chineezen zijn zondering in het gebruik van water. - Van thee. - Zij bewaaren ijs, om het bij ooft te gebruiken. — Zij  1 N II O U D. 335 ■gebruiken het zelden bij fterke dran- ' ken. — Lieden van den eerftm rang ■ heven prachtig. — Onverfchilligheid der Chineezen omtrent alle vreemde landen. — - Anekdote, in de gefchiedenisfen der heide i Indien door den abt raijn.vl , welks- ■ ook in de oude Chineefche boeken gtvonden wordt. —», Welk gevolg de man- ■ darijnen gemeenlijk hebben. — Wijs, ep welke zij gewoon zijn te reizen. —• Manier van groeten. — Hoe men zich in China van het krijgsvolk bedient. — Rijtuigen. — Rijtuigen met zeilen. — . Gezigt van een land- en lusthuis des keizers. — Het gezantfchap komt te - Tong-choe-foe aan. — Waarneemingm, • door de Engelfrhe fchepen in de golf van Pe-che-li gedaan. — Vertrek dier fchepen van daar naar Chu-fim. X)e aanleidende oorzaak ■ set het ónge- T noegen, welk de Chineezen, en bijzonder'] de Chineefche regeering, tegen de Engel-4 fche natie had opgevat, beftond kortlijk % hierin: In eenen oorlog, dien de keizer van China in het uitgebreide landfehap thi- 15st 'aart op ; Pei-hê. kn elf-j m van hgstlaand.793-  Paart op de Pei-ho Den elf. den van Oogstmaand.*793- i i \ 1 £ t C è 334 BRITSCH GEZANTSCHAP^ bet gevoerd had, ontmoette zijne kriigs' magt meer tegenftand, en leed grooter verlies, dan men voorzien had, toen het Chineefche heir tegen zoodaanigen vijand, als die geen was , wien men meende te bevechten te hebben, optrok. — Sommigen der Chineefche krijgsbevelbebberen verbeeldden zich , terftond , in den beginne der vijandlijkheden, dat zij , onder hunne tegenüanders , Europeefche krijgsknechten en Europeefche wapenoefeningen befpeurden. Zij zeiden, dat zij zoo wel hoeden, als tulbanden onder hunne vijanden ontdekten. Men befloot gereediijk , dat zij, die hoeden droegen, geene anderen , dan Engelfchen waren. — Onderrusfchen verbreidde de Chineefche regeering, uit ftaatkunde, juist tegengeftelde geruchten onder bet volk. Zij verklaarde, dat de Engelêhen haar onderftand hadden beweezen.— Dffchoon de gezant overtuigd was, en het roor toegeftaan hield , dat geene deezer ;ebeurenisfen waar was, gevoelde hij echer niet minder , dat het geloof aan de erstgemelde gebeurcnis genoegzaam was, en einde het hof van China gantschiijk vertehaalen , om alle. gunftige geneigdheen jegens, — of vertrouwen op de Brit- fche  naar CHINA. XIII. hoofdst. 3. Afd. 335 fche regeering ten eenemaal vaaren te haten. Offchoon de keizer, voor zijn perfoon, met dit gezantfchap in zijn fchik fcheen te zijn, _ offchoon de bevelen, welken hij omtrent de wijs, op welke hij wilde, dat het zou ontvangen worden, gegeeven had, beflisfend waren , — konden echter de ftaacsdienaars, welke reeds vooringenomen waren, deeze zending der Engelfchen met hunne onderftelde vijandlijkheden, en mee hunne weezenlijke fterkte aan den kant var, Indie paarende, ligtlijk in het vermoeder vallen, dat, onder het tegenwoordig glansrijk aanbod van gefchenken en yrieadichap. een flinksch oogmerk fchuilde. Men weet dat, nog niet lang geleden, een dergelijl vermoeden , het Ottomanfche hof bewoo gen heeft gehad, om een gebod te doei uitgaan, dat geen Engelsch reiziger eene togt door Egypte zou moogen doen, om dat , gelijk het voorfchreeven hof in d afkondiging van dat gebod zegt, hunn lieden van oorlog de gewoonte hebben zich als kooplieden te vermommen, fchei fen van vreemde plaatfen opneemen, « aanmerkingen over haaren ftaat van verd diging maaken, om daarna met magt Vaart *p ie F ei ira. Den elfiett van Oogstmaand.1793- . l 1 1 " > n ie , 'ff  Paart op fte Pei-ho. Den elfden van Oogstmaand. ! s ] c i 1 V V • d a v P d & ir di tt ^6 BRITSCH GEZANTSCHAP rug te komen , en dezelven raet des te grooter zekerheid van goed gevolg aan te :asten. Het is geene vreemde ftaatkunde in het Dosten , zich tot eenen aanval tegen een vreemde natie toeterusten, terwijl men een gezantfchap aan dezelve zendt, om haar, ils hec ware, blijken van vriendfchap te jeeven, offchoon de toeleg in de daad is, ïaare fterkte eri toeftand te befpieden. De Britfche regeering was aangaande de ooroordeelen, welken de Chineefche ftaat*. ienaars tegen de Engeifchen konden zoeen te verwekken, volmaakt onderrecht. '4 hadden hun flechts heerschzuchtige oogïerken aan te wrijven, en dezelven door e uitbreiding hunner tnagt in Bengalen 'aarfchijniijk te maaken. Ondertusfchen 'as den ambasfadeur door zijne regeering ' noodiSe inlichting gegeeven, hoe hij le de vermoedens, waartoe eene zoo toeillige en zoo weinig gezochte heerfchapj in Indie aanleiding gaf, op de verftangfte wijs kon uit den weg ruimen. — laar het was onmooglijk te voorzien, dat en den Engelfchen zou te last leggen , ï wapenen tegen de Chineezen opgevat hebben, 'c welk zij jn de daad nooit ge-  naar CHINA. XIII.hoofdst.3.4/^. 337 gedaan hadden. Het was ook niet eer, dan in het volgende jaar , toen lord macartneij, op zijne terugreis van Peking, te Kanton aankwam , dat hij, uit Brieven van Londen en Calcucta, vernam, wat eigenlijk gelegenheid tot eene zoo valfche betichting gegeeven had. Eenigen tijd te vooren, hadden 'er, tusfchen de regeering van lassa, ten noordnoordöosten van Calcutta gelegen, en die van napaul , ten noordwesten van de gemelde ftad , en beiden ten noorden van de provincie Bengalen gelegen, vijandlijkheden plaats gehad. Napaul grenst onmiddelijk aan het Britsch grondgebied , welt zich tot aan de noordlijke grenzen dei vlakten van Indostan uitftrekt. Van deez* vlakten rijst de grond, in den afftand var flechts vijftien Engelfche mijlen, tot d< loodrechte hoogte van zeven duizend voet en van den top dier hoogte, gelijk in he fraai en leerzaam werk van den majoo rennel gezegd wordt, ziet de verbaasd reiziger te rug op de vlakten, welke ziel nu als een' onmeedijken oceaan benedei hem vertoonen. Ten westen van Napaul en ten ooste van boetan ligt het lantfehap , groo III. deel. Y th Vaart op ie Pei-ho, Den tienien van Oogstmaand.1793- [ C 1 1 1 r i-  Vaart op de Peiho. Den elfden van Oogstmaand.1793- , 1 I '1 t ( I 338 BRITSCH GEZANTSCHAP thibet genaamd, werwaard de Britfche wapenen , meer dan twintig jaaren geleden, loor engten en verfterkte pasfen, doordrongen a en de regeering des lands noodzaak:en, om den vrede te bidden. — De lama rESjOE, het geestlijk opperhoofd,. en tevens de waereldlijke fouverein van Thibet, zond, bij die gelegenheid, eenen ambasfaleur aan den gouverneur-generaal van Cal:utta, en, om op een vriendlijke wijs hier lan te beantwoorden, deed deeze, eenigen :ijd daarna, insgelijks een gezantfchap naar Lasfa vertrekken. — Sedert dat tijd/lip, is 'er niet het minfte zweemfel van verfchil :usfchen de regeering van Bengalen en die ran Thibec weder befpeurd. Integendeel ïeeft 'er een vriendlijke verftandhouding :usfchen dezelven ftand gegreepen. Een vederzijdfche koophandel, door ruiling van waaren, begon tusfchen de beide gewesten redreeven te worden, en men had hoop, lat dezelve zou toeneemen. Hoewel de keizer van China, op dat ijdftip, toen de oorlog, daar wij zoo even /an gefprooken hebben , aan den gang was, een leerling en belijder, van den godsdienst des Lama was , en tevens als :ijn tijdlijke befchermer aangemerkt werd,  NAAR CHINA. XIII. HOOFDST. 3. Afd. 339 bemoeide hij zich echter met de zaaken van Thibet niet. Maar korten tijd daarna, noodigde hij den Lama, aan wiens leer hij zeer verknocht fcheen te zijn, ten hove, om over godsdienftige onderwerpen met hem in onderhandeling te treden. De berichten van Peking melden, dat de keizer den Lama als het opperhoofd zijnet godsdienftige gezindheid, en te gelijk als het zigtbaar beeld der godheid, welke hij vereerde, ontving, en hem buitengewoonc eer bewees. Dezelve berichten fpreeker ook van de groote droefheid, welke d< Chineefche vorst over den dood des Lama die, eenigen tijd na zijne komst in China aan de kinderpokjes overleed, blijken liet Ondertusfchen baarde de- fchielijkheid va' dat fterfgeval hevige vermoedens , ten na deele van het Chineefche hof, in Thibet. Men verbeeldde zich, dat de verftandhou ding en onderlinge verbindfenisfen des La ma tesjoe, met de Engelfche regeerin van Bengalen, den keizer van China ar£ waan hadden ingeboezemd, en dat hij luisterende naar de ingeevingen eener ftaa ■ kunde, waarvan men zich niet zelden I het Oosten bedient, den Lama aan zi; hof had weeten te bekomen, doch m Y a een< Vaart op de Pei-ho. Den elfden van Oogstmaand.1793. i > » 1 K , n n ;t :n  Vaait op de Pei-ho, Dea elfden van Oogstmaand.1793- 340 BRITSCH GEZANTSCHAP eenen toeleg, hemelsbreed verfchillende van dien, welken hij in zijne uitnoodiging te kennen had gegeeven. Zeker is het, dat de Lama sumhur, broeder van tesjoe, door de tijding van zijnen dood zoo ontfteld wierd , dat hij van Lasfa de vlugt nam, een aanzienlijk gedeelte van 's lands fchat medevoerende. Deeze laatfïe omftandigheid verfchafte hem , waarfchijnlijk, de befcherming van den R.ajah van Napaul. — Ten einde zich nog te meer in de vriendfchap en gunst van deezen rajah te bevestigen, gaf hij hem eene befchrijving van de goud- en zilvermijnen in den omtrek van Lasfa. Insgelijks verhaalde hij hem in vertrouwen,dat 'erin poe-ta-la, eenen grooten tempel, nabij die hoofdftad gelegen, onmeetlijke fchatten verborgen waren. —- De rajah , door het lokaas van een rijken buit verleid , zond eene krijgsmagt naar den kant van Lasfa , die , na eenen togt van omtrent twintig dagen > het heir van Thibet, famengetrokken om hem tegenftand te bieden, ontmoette. Verfcheiden gevechten werden 'er tusfchen de wederzijdfche legermagten gehouden. De overwinning verklaarde zich fteeds ten voordeele des rajah van Napaul. Eindelijk werd /  KAAR CHINA. XIII. HOOFDST. ^.Afd. 34I werd de vrede getrofFen. De voorwaarde daarvan was , dat de regeering van Lasfa jaarlijks eene fchatting van drie lak roupijen 00 aan den rajah van Napaul moest betaalen. jn (a) De munt, daar hierboven van gefprooken wordt,naamlijk roupijën,is oorfpronglijk mt Indostan, of het land van den geweezen Grooten Mogol. Zij is reeds zeer oud, en tegenwoordig nog in geheel Indie niet alleen, maar ook in China en Perfie bekend en gangbaar. Men heeft gouden en zilveren roupijSn. Van de gouden heeft men ook halve en vierde roupijën. Een gouden roupij is een en twintig Franfche livres waard. De gedeelten derzelve naar evenredigheid. Veertien zilveren roupijën maaken in het land één gouden roupij. Du: is de waarde van een zilveren roupij dertig Fran fche fols , of een livre en tien fols. Van de z» veren roupijën heeft men ook halven, vierden et achtften. Oudtijds was deeze munt vierkant; maa, tegenwoordig maakt men ze rond. - Een lak be vat honderd duizend gouden roupijën. - De be roemde Franfche reiziger van de voorgaande eeuw jean baptist* TAVERNiER, heeft van deeze en andere Oosterfche munten uitvoerig gehandek in zijne lezenswaardige reisbefchrijving. Men zh les fix Voyages de J. B. Tavernler en Turquie, &c Part. II. p. m. 591- edit. de Paris 1670. in 8., daa men tevens afbeeldingen van gouden en zilverei roupijën, zoo van de geheelen, als van de gedeel ten deizelven vindt. Aant. van dm neperd. v*m Y 3 Vaart op ie Pei-ho. Den elfien van Oogstnaani.1793- ! I i  Vaart op de Pei-ho. Dm elfden van Oogstm tand. 1793> j 1 1 c 2 r M i li E i 34 a BRITSCH GEZANTSCHAP In de veranderingen der oppermagt, die in verfcheiden deelen van het Oosten niet zeldzaam zijn , was Lasfa voorheen reeds aan Napaul cijnsbaar geweest. Ten blijke deezer cijnsbaarheid was zelfs het beeldnis van den rajah van Napaul , als den voornaamen fouverein van Lasfa , op deszelfs munt geflagen. De tegenwoordige rajah wilde deeze gewoonte doen herleeven. Om zulks te gevoeglijker te kunnèn doen, maakte hij 'er eene voorwaarde van in het nieuwe verdrag. Hetzelve werd, naar hec chijnt , door de tusfchenkomst van eenen tanzienlijken amptenaar, van den Chineechen keizer afhangende , en volgens gevoonte te Lasfa zijn verblijf houdende, ;efloten. Waarfchijnlijk had de overwonlen rajah zich aan die voorwaarde niet onerworpen , dan met het oogmerk, om ich, zoo ras men vreemde hulp kon bekoïen,. daarvan weder te bevrijden. — Men wendde zich, ten dien einde, aan den Enelfchen opperbevelhebber van Bengalen ; ïaar deeze weigerde zich daarmede te beïoeiën. De rajah van Napaul, op zijnen voor>oed te Lasfa ftout geworden, zond ook ïne bende krijgsvolk naar Diggurah, een Kt*  naar CHINA. XIII. h00fdst.3.4fi. 343 ander rechtsgebied van Thibet, en roofde j de fchatten des Lama van die ftad, welke,\ insgelijks, een der opperpriesters van des. keizers gezindheid was. — Deeze verfchei-, den aanvallen van den rajah van Napaul tegen de geestlijke vaders van den godsdienst des keizers van China, en tegen de landfchappen., welke onder zijne befcherming ftonden, bewoogen, eindelijk deezen vorst, om 'er wraak van te neemen. — Niettegenftaande de verbaazende lengte en moeilijkheid van den weg , welken zijne krijgsmagt moest afleggen, eer zij 'svijands land kon bereiken , deed hij echter zeventig duizend man optrekken, welke in 1791 op de grenzen van Thibet aankwamen, Van daar tot Napaul rekent men nog eener afftand van meer dan vijfhonderd Engel fche mijlen , en het land is oneffen , ei moeilijk te bereizen. — „ Sommige ge bergten van Thibet, welker kruinen mei 1 uit de vlakten van Bengalen , op dei 1 afftand van honderd en vijftig mijlen ziet „ zijn," gelijk de majoor ren nel in ziji voorheen gemeld werk zegt, „ doorgaan „ met fneeuw bedekt." Dèzelve fchrijve onderftelt, „ dat zij, in hoogte, aan d „ verheevenfte gebergten van ons halfron Y 4 »& raart op le Pei-ho. Den elflen van Oogstmand.1793- [ l 1 1 7 1 s r e a  Vaart op de Pei-ho. Ben elf. den van Oogstmaand.I793- j i i 1 \ a v r< V d d d E 344 BRITSCH GEZANTSCHAP .gelijk zijn." En hij voegt 'er nog bij: f dat het land van Thibet over het gehéél , een van de hoogfte landen van Afieis, » en een gedeelte uitmaakt van die ge» westen, alwaar de bronnen der rivieren „ niet alleen van Indie en China , maar , ook van Tartarije en Siberië ontfprin» gen." Offchoon het land van Thibet in het nidden der gemaatigde luchtftreek, op de worder breedte van veertig graaden , geegen is, js de weersgefteltenis 'er echter :eer ftreng. Behalve alle de bezwaarnisen, welken zulk eene landftreek, natuureer wijs, aan den togt eener talrijke eirmagt veroorzaakt, waren de gebergten an den kant van Napaul nog door kunst erflerkt.. De krijgsbenden des- rajah wa■n talrijk , en tevens wegens haaren eeren voorfpoed moedig. De vorst was ook, üelhgc, niet zonder hoop , dat hij van ?n kant van Bengalen met krijgsvolk on*fteund zou worden. Ten minne ver>cht en eischte hij zulks, als nabuur en wdgenoot. Sedert langen tijd, had hij >or menigvuldige vriendfcbaplijke betui' ngen, getracht, zich zeer naauw met de ngelfchen te verbinden, en eindelijk was hij  naar CHINA. XIII. hoofdst. $.Afd. 345 hij 'er , door het fluiten van een verdrag van koophandel met hun, in geflaagd.. 'c Was niet vreemd, dat bondgenooten van Bengalen, of afhangelingen van de regeering dier provincie , tot deeze en geene bijzondere dienften, krijgsknechten van dezelve verkreegen. Omtrent deezen zeiven tijd, daar wij van fpreeken, werd door de Engelfchen een kleine afdeeling troepen aan den rajah van Deringha gezonden, ten einde hem in ftaat te ftellen, om het bezit van zijn land, oostwaard van Bengalen, en niet verre van de westlijke grenzen van China,gelegen, te herneemen En nog een andere afdeeling krijgsvoll werd naar Asfem afgevaardigd, om eenigi onlusten, voornaamlijk door ftruikroover uit Bengalen aldaar verwekt, te ftillen De rajah van Napaul moedigde zijn vol aan door de verwachting van dergelijke onderftand; en, om zijne vijanden bevrees te maaken , verfpreidde hij zelfs een gc rucht, dat hij reeds hulp ontvangen had. Van den anderen kant, fchreef de vele heer der Chineefche heirmagt, in eene hoogdraavenden oosterfchen ftijl, aan de gouverneur-generaal van Bengalen, e fpreekende in den naam van zijnen mee Y 5 te Vaart op ie Pei-ho. Jen elflen van Oogstmand.1793- 5 i 1 i [nn n 5'■>  Vaart op de Pei-ho. Den elfden van, Oogst' maand. 1793. 1 < 1 z e ï a is li h n d, bi 01 br w; tal 34ö BRITSCH GEZANTSCHAP ter, dien hij „ de bloem van het keïzer, üjk geflacht, de zon van het uitfpanfel „ der eer, en het glinfterend kleinood in , de kroon en op den troon des' Chinee■ fchen rijks noemde," eischte hij: „ dat i men Bricfche troepen zou afzenden, om * den rajah te vatten, en hem naarverdieni ften te ftraffen." Onder de buitenfpoorige denkbeelden , velken het onbepaald gezag , dat de fou'ereinen van China over alle landen , hen «imiddelijk omringende, meenen te he'bben, mn bad ingeboezemd, was ook dat eener Igemeene alleenheerfching; en men brengt Is het een voorbeeld van de gemaatigdheid n het gezond verftand des tegen woordigen eizers bij, dat hij van eene zoo ongegronde mmaatiging afftand doet. — Ondertusfchen het wel mooglijk , dat dergelijke vereerde begrippen , in den geest des veld*rs der Chineefche krijgsmagt in Thibet >g huisvestende, den laatstgenoemden in :n waan hadden gebragt, dat de opperivelhebber van Bengalen niet draalen zou, n zich naar zijnen efsch te fchikken. De ief, in welken hij deezen eisch deed, * in de taal van den keizer, zijnen ■ester, gefchreeven, en kon toen, te Cal- cut-  naar CHINA. XIII. hoofdst. 3. Afd. 473 cutta, in geene andere taal overgebragtJ worden: maar de hoofdzaaklijke inhoud, van dien was in eenen anderen brief van' miALARrj-LAMA, toen in Thibet het bewind voerende, medegedeeld. 't Is noodig , ter deezer plaats, aan te merken, dat, in Indostan, de warmte en koude, in den loop des jaars, niet op eene zoo gevoelige wijs verfchillen, dat zij, gelijk in Eurppa, tot de voornaamfte afdeeling der jaargetijden in zomer en winter, aanleiding geeven. — In de zes eerfte maanden des jaars is het weer bij uit ftek droog; terwijl in de overige zes maan den de regen in zulke zwaare buiën neer ftort, daar men in andere gewesten zeide! of ooit ondervinding van' heeft. Deez ftortregens doen de rivieren uit haar oevers treeden, welke dan de vlakten ovei ftroomen, de wegen onbruikbaar maaken en het gelaat des lands bijkans gantfch< lijk veranderen. — Het jaar wordt 'ei derhalve, met recht, in twee faifoene verdeeld, naamlijk in het drooge en h regenachtige faifoen. Dit laatfte jaarfaifoen, welk kort na d< ontvangst der bovengémelde brieven Calcutta een begin nam, maakte de r< v ramt ople Pei-ho. Den elflen van Oogstmaand.1793' 1 e * » n :t ;n te :is an  Vaart op de Pei-ho. Den elfden van Oogstmaand.I7P3- ] i t l l d d d w fc g: VE g< VE dc te he 348 BRITSCH GEZANTSCHAP van. die volkplanting naar Lasfa langduurig en moeilijk. Hiér kwam bij, dat de boode, die de brieven van de laatstgenoemde plaats bad aangebragt, bij zijne terugreis, langen tijd, op weg, door ziekte wierd opgehouden. De Chineefche veldheer, geen antwoord ontvangende op den tijd, wanneer hij het verwacht had, was les te gereeder, om het oor te leenen aan iet gerucht, welk in het land verfpreid vas; en hij meende, dat 'er, indedaad, egen zijne verwachting, Britfche krijgsbenden tot hulp van den rajah afgezonden /aren. Hij geloofde dit te meer, toen ij ondervond , dat de rajah zich op een apperder en hardnekkiger wijs verdedig2, dan hij te gemoet gezien had. 't Was ook niet volfrrekt onmooglijk, it fommige.Cipaiën , onder de troepen, eiken de Engelfche Oosfindifche maar> happij in de noordlijke ftreeken van Benden onderhoudt, gediend, maar derzelver andel verlaaten hebbende, naar Lasfa vlugt waren, en in het heir des rajah n dat rechtsgebied dienst genomen hadn." Deeze laatfle zal dezelven zoo veel gereeder onder zijn krijgsvolk geplaatst bben, omdat zij in den wapenhandel der  naar CHINA. XIII. hoofdst.3.4^ 349 der Europeeëren geoefend waren, en zelfs? de Engelfche monteering droegen. — Het1] kwaade faifoen en de groote oneffenheid, des lands vermeerderden het gevaar der, aanvallers, en maakten hunnen voorfpoedJ onzeker. Het denkbeeld van dubbele magt te beftrijden te hebben, moest de eer der overwinning vergrooten, en integendeel de fchande der neerlaag verminderen. — Ingevolge van dien, werd 'er, naar men zegt, aan het hof van Peking gefchreeven, dat de Engelfche troepen zich bij die des rajah gevoegd hadden. De naauwe betrekkingen, welken de Chineefche veldheer oE het gemelde hof had; de groote afgelegenheid des lands, werwaards hij gezonder was; de wetten des Chineefchen rijks, di allen en een ieder, welke in een heir ge bruikt wordt, op het fcherpfte verbiedt om over zaaken , den oorlog betreffende zonder uitdruklijke vergunning des oppei bevelhebbers, eenige briefwisfeling te hoi den; de algemeene onkunde des volks vs China, ten opzigte van ftaatkundige za ken, en deszelfs voorzigtig flilzwijgen ov alle zoodaanige zaaken, hadden dien vel heer, voorheen reeds , toen hij een Cl neefche legermagt tegen den koning v Tur 'aart op e Pei-ho. )m elfenvan~)ogstnaand.■ 191- n 1;rI- tiin S-  Vaart op de Pei-ho Den elfden van Oogstmaand.1793- < ( £ t c z d ii a o k 35° BRITSCH GEZANTSCHAP Tung-quin aanvoerde, en dergelijke onwaarheden fchreef,geloof doen vinden. Indien tijd had hij,niettegenftaande zijne misdagen en zijne neerlaag, den keizer weeten te voldoen, en zelfs de belooning, aan verdienfte en overwinning toegezegd, te verwerven. Insgelijks was zijn gedrag, als onderkoning van Kanton zeer berisplijk: want in die hoedaanigheid bedreef hij de fchreeuwendfte onrechtvaardigheden , onderdrukkende de vreemdelingen zonder ophouden, :n hen haatende veelligt alleen daarom, lewijl: hij hun zoo veele verongelijkingen leed ondergaan. Ondertusfchen was het 'er zoo verre an daan , dat de tegenwoordige befchul■iging, tegen de Engellchen ingebragt, en minftén grond van waarheid zou heben, dat de edele lord, welke, toen, het pperbewind in Bengalen , op eene wijs, 00 roemwaardig voor hem zei ven, als vooreelig voor zijn vaderland, voerde, zich, itegendeel, in deeze geheeJe zaak , niet Heen met de ftiptfte onzijdigheid, maar ok met een bijzondere achting, voor den ïizer van China gedroeg. —. Hij  NAAR CHINA. XIII. HOOFEST. $.Ajd. 351 Hij befloot, naamlijk, „ een vriendlijke „ bezending aan den rajah van Napaul af * te vaardigen, met last, om hem te ver1 zekeren, dat de leden der regeering van „ Bengalen op het vuurigfte wenschten, „ hem uit eenen verderflijken oorlog gered te zien; maar ten zeiven tijde hem on„ der het oog te brengen, dat de vriendh lijke verftandhouding, welke zij met de „ Lama's hadden onderhouden, aan der eenen kant, en de verbindtenisfen, bel treldijk den koophandel, welke, feder „ langen tijd, tusfchen Engeland en he „ Chineefche rijk plaats hadden, aan dei „ anderen kant, hen volftrektlijk verboo den, eenige de minfte foort van vijand lijkheden tegen de eene of andere dee „ zer magten te pleegen , zonder daarto door dezelven genoodzaakt ze worden. „ Dat zij, derhalve, alleen door eene be middelende onderhandeling, hem konde trachten bij te ftaan; en dat,r om zuil „ met hoop van een' goeden uitflag i „ kunnen onderneemen , het noodzaakli; was, een onmiddelijke gemeenfchap m „ de veldheeren der legermagten, zoo v: „ China als van Thibet, te openen." De opperbevelhebber der Engelfche r ge Vaart ep ie Pei-h*. Den elfden van Oogstmaand,1793. I n ;s e k ;t .n  Vaart op ie Pei-ho, Den elf. den van Oogst, maand. 2793. s i 1 352 BRITSCH GEZANTSCHAP geering in Bengalen, beloofde zich nog een ander voordeel van zulk een vriendlijk gezantfchap, welk hij voorneemens was, aan den rajah van Napaul te zenden. — „De „ ieverzucht en de argwaan , welken de „ opperhoofden dier gewesten omtrent de „ Engelfchen voedden, hadden tot dien tijd „ toe veroorzaakt, dat deeze Iaajften van „ de binnenlte deelen van Napaul niets „ meer, dan van de binnenfte deelen van China wisten. Men was derhalve van „ oordeel, dat 'er noch moeite, noch op„ lettendheid moesten gefpaard worden , „ ten einde zich van eene zoo gunftige „ gelegenheid te bedienen , om zoo wel „ aangaande de bevolking, de zeden en „ gewoonten der inwooneren, als nopens „ hunnen koophandel, en manufaktuurem, , en de natuurlijke voortbrengfelen van , een land, met welks ingezeetenen men , wenfchen moest de naauwfte gemeen, fchap te onderhouden, de best moog» üjke onderrechting te bekomen." De gemelde opperbevelhebber fchreef, erftond, eenen brief aan den Lama dha.arij, van den volgenden inhoud: » Dat de Engelfche Oosfindifche maat- „ fchap-  naar CHINA XIII. hoofdst.3.4^ 353 , fchappij niets meer ter harte nam , dan * de oprechtfte en vriendiijkue verftand„ houding met alle de moogendheden var Indie fteeds aantekweeken 5 en dat zij, overtuigd van de wijsheid van dit haar „ gedrag , zeer zorgvuldig was , om de „ regels van vriendfchap nimme-r te oyertreeden , door zich in verfchillen , die tusfchen fouvereine vorsten mogten ont„ ftaan, op een vijandlijke wijs te ftee.,en, „ uitgenomen , wanneer zelfsverdediging , of moedwillige aanvallen haar daar toe „ noodzaakten. — Dat de Engelfche opperbevelhebber, aan den rajah van Napaul, „ op zijn verzoek , om hem met krijgs„ volk te onderfteunen, een antwoord, pr. „ de gemelde gevoelens rustende, had toe „"gezonden. — Dat de Lama dhalaui „ niet onkundig kon zijn, dat de Engel fchen, reeds federt langen tijd, en me " den rajah van Napaul, en met den kei „ zer van China, wiens befcherming zie! „ over den Lama, en de Engelfche Oost „ indifche maatfehappij, voor zoo veel haa "/ren handel in China betreft, uitftrekte l in vriendfchap leefden. — Dat de Er * gelfchen, fints verfcheiden jaaren, eer „ uitgebreiden koophandel met de ondei III. deel. Z o da; \ Vaan op de Pei-ho. Den elfden . van Oogstmaand.I793- 1 f t » l'  Vaart op de Pei-ho, Den elfden van Oogstmaand,1793. 354 BRITSCH GEZANTSCHAP „ daanen des keizers dreeven , en tegen„ woordig eene faktorij in zijne ftaaten „ hadden. — Dar, war aanging den kei„ zer van China , de opperbevelhebber, „ weetende , dat de Chineefche vorst een' „ bijzonderen eerbied voor den Lama had, „ hartgrondig wenschte, dat het land van „ deezen laatstgenoemden een' duurzaamen » vreede mogt genieten, en 'er een einde „ gemaakt worden van eenen oorlog, wel„ ke, ten langen leste, niet dan de ellende „ en het gantschlijk verderf zijner onder„ daanen kon naar zich ileepen. — Dat de „ opperbevelhebber zich, derhalve, geluk„ kig zou rekenen, bijaldien zijne tusfchen„ komst, op de eene of andere wijs, iets » kon bijdraagen, om de eendragt, goede „ verftandhouding en den vreede tusfchen „ den Lama en den rajah van Napaul te „ herftellen, en gereed was, om, als vriend „ en bemiddelaar , zijne goede dienften „ daartoe aantewenden. — Dat, intusfchen ., dewijl het tegenwoordig regenachtig jaar„ faifoen niet toeliet, eenige Happen tot „ zulk eene bemiddeling te onderneemen, „ hij, opperbevelhebber, de daadlijke in't „ werkftelling zijner oogmerken zou opn fchorten, tot dat de regen opgehouden « was,  waar CHINA. XIII. hoofdst. 3. Afd. 355 „ was, en dat hij dan eenen perfoon, dieJ „ zijn geheel vertrouwen bezit, zou afzen-j „ den , om hem zijne gevoelens volledig« „ mede te deelen. — Dat hij hoopte, dat,, „ door zijne poogingen , de vrede , op „ nieuw, tusfehen den Lama en den rajah l van Napaul bloeien, en de vriendfchap, „ benevens het wederziidsch vertrouwen onder hen, hoe langer hoe meer, toe„ neemen zouden. — Dat die perfoon van , vertrouwen , welken hij wilde zenden , „ zou Verteld zijn door eenige Cipaiërs, „ die hem en zünen dienstbooden tot eene „ wachten befcherming zouden ftrekken.— - k„ . k , dat de opperbevelhebber „ hem van dit alles kennis gaf, om de kwaadia t;i,werking van leugenachtige be„ richten voortekomen." Middelerwijl , wilden de krijgstroepen, zoo wel de Chineefche als die van Thibet, 't zij dat 'er zich gunftige gelegenheden opdeeden, of dat deeze en geene dringende omftandigheden haar daartoe noopten , zoo ras mooglijk, een einde van den oorlog maaken, en den rajah van Napaul aantasten. Zij ontzagen noch het regenfaifoen, noch de aangebooden bemiddeling Z a der Taart op e Pei-ho. )en elfen van ïogstlaand.  Vaart op de Pei-ho, Den elfden van Oogstmaand.J793- 35(5 BRÏTSCH GEZANTSCHAP der Engelfche regeering. En de rajah , wanhoopende aan de hulp der Engelfchen, welke hij ingeroepen , en waarmede hij zich iedehjk en te vergeefs gevleid had, gaf den geroofden buit terug ; en behield het bezit van zijn voorig grondgebied. In het begin des oorlogs , had de Chineefche veldheer den rajah van Napaul gedreigd, dat hij hem en zijn geheel gedacht uitroeien, en zijne ftaaten met die van China vereenigen zou. Indien deeze bedreiging ter uitvoer gebragt was, zou het Britfche rijk in Indie aan dat van China gegrensd hebben. Maar , 't zij , dat hij vreesde, dat die nabuurfchap niet naar den fmaak der Engelfchen zou geweest zijn , die veelligt tusfchen beiden zouden zijn gekomen , om zulks te beletten ; 't zij , dat hij zich met den roem , dien hij verworven had, vergenoegde , en zich herinnerde , hoe veel zijne krijgsmagt in de eérffe gevechten geleeden had, hij liet met vrij wat gemaaktheid blijken , dat hij vergifnis bij den keizer voor hem zou zoeken te bewerken , op deeze voorwaarde : „ Dat zijn grondgebied flechts van een „ kleine uitgebreidheid, en deszelfs inwoo„ ners van eenen vreemden ftam zouden » zijn."  naar CHINA. XIII. hóofdst. $.Afd. 357 „ zijn." Hij voegde 'er nog bij: „ dat hij] „ zou aanneemen , jaarlijks een beftemde; „ fchatting te betaalen , en de beenderen; „ van den Lama sumhur, als den oor-, „ fpronglijken aanhitfer des oorlogslevens „ met zijne vrouwen en goederen, ovèrte„ leveren." Maar, offchoon hij gekomen was , om den foubab, of het landfchap Lasfa ten behoeve van den Lama dhalarij te befchermen , ftelde hij 'er echter een waereldlijk opperhoofd aan, welken hij de zorg over alle burgerlijke en ftaatkundige zaaken opdroeg. Tot reden van dit gedrag bragt hij bij : „ dat het grondgebied vat „ Lasfa, federt een lange reeks jan jaaren ' aan den keizerlijken troon van China be „ hoord had,en het ook voor altoos daai „ aan blijven zou." Dus werden deeze landftreeken , welk tot hiertoe waren aangemerkt als aan de grooten Lama te behooren , die 'er te aanzien van geestlijke zaaken de opperf fouverein van was; en ten opzigte van wa reldlijke zaaken, flechts onder de befche ming van den Chineefchen keizer, als di eerften en voornaamften leerling , belijd Z 3 ?amt op Is Pti-lw. Osn elflen van Dogstnaand.1793- t » e n n :e r- :n er 2n  Vaart-op de Pei-ho. Den elfden van Oogstmaand.I7S>3. 358 BRITSCH GEZANTSCHAP en befchermer des geloofs, te liaan , nu verklaard een weezenlijk en onaffcheidbaar gedeelte des Chineefchen rijks te zijn. — Volgens deeze nieuwe grenzen, is 'er thans tusfchen China en de Britfche bezittingen, aan den kant van Indostan, niet meer dan eene ftrook lands, naauwlijks éénen graad in breedte uitmaakende. Een gedeelte daarvan is het grondgebied des rajah van Napaul. De westlijke grenzen van China waren, reeds in 1773, den oostkant van Indostan merklijk -nader gekomen , toen de Chineefche veldheer akoui (£), aldaar de na-' (6) Akoui, een der doorluchtigfte veldheeren van China , was van geboorte een Tartaar. Hij bezat eene kompagnie onder de roode banier erflijk. In zijne jeugd oefende hij zich in de Chineefche weetenfchappen, en maakte 'er zulke groote voortgangen in, dat 'er niet een geacht boek in de Chineefche taal was, of hij kon 'er verflag van doen. Toen hij de Miao-tfi overwonnen had, bragt hij hunnen koning sonom en twee honderd en vijftig nabeftaanden of bedienden van den vorst mede naar Peking. De keizer Tchien-lohg gaf bevel, om sonom, zijnen broeder cholopen, zijne tante atchim, en fommigen zijner ftaatsdienaars in ftukken te kappen. De rest werd in ballingfchap gezonden. Akoui werd tot eerften ftaatsdienaar Terheven. Hij  naar CHINA. XIII.hoofdst.3.4^. 359 natie der miao-tsi, waarvan een gedeelte zich op het Chineefche grondgebied ophield, maar aan het muiten was gefiagen, terwijl het andere gedeelte een onafhanglijk land, ten westen van China , bewoonde, ten eenemaal onderwierp. Indien de verdeeldheden, tusfchen de vorlten , wier landen aan de oostlijke grenzen van Indostan gelegen zijn , dikwijls plaats hebbende , in 't toekomende , den keizer van China mogten beweegen, om deel daaraan te neemen , gelijk hij nu in de verfchillen der vorften, die aan de noordlijke grenzen van dat land woonen . gedaan heeft, zouden 'er niet alleen tusfchen de Britfche regeering in Bengaler en de Chineefche veel gelegenheid tot onderhandelingen en wederzijdfche verklaaringen ontftaan ; maar 'er zou ook geen ge- rin Hij kweet zich in deeze waardigheid op een uit muntende wijs. Daarna deed hij de verwoestingen door de overftroomingen der Geele rivier en de Ki-ang veroorzaakt, herftellen. Vervolgens wen hij gebruikt, om naar de onrechtvaardighede: en geweldenaarijen der mandarijnen onderzoek t doen. Hij ontdekte ze ook met eene oprechtheid die de ftraf en den ondergang der fchuldigen naa zich fleepte. Aant. van Mr. j. casteka. Z4 Vaart op de Pei-ho Den elfden van Oogstmaand.1793. I l 1 C  Vaart op de Pei-ho. D :i elfd''". van Oogstm tand. 1793. 360 BRITSCH GEZANTSCHAP A rirge voorzorg en orazigtigheid moeten gebruikt worden om te mijden , dat men in de krakeelen hunner afhangelingen of bondgenooten betrokken wierd. De gebeurnisfen, onlangs , in Thibet en Napaul voorgevallen, hadden, intusfchen, de vriendlijke betrekkingen tusfchen de grenzen van Indostan en China, daar zij onmiddelijk 'aan elkander grenzen , niet doen toeneemen. De Chineefche veldheer, overwinnaar van Napaul, toonde geen minder tegenzin, dan de voorigc fouvereinen van dat land altijd gedaan hadden, om het bezoek van eenen Engelfchen gezant te ontvangen. Ingevolge van dien, fchreef hij eenen zeer beleefden brief aan den Engelfchen opperbevelhebber in Bengalen , om hem te ontraaden , het aangekondigde gezantfchap derwaard af te zenden. De Chineefche veldheer merkte daarin aan: — „ Dat, dewijl de ftad,. alwaar hij, gou„ verneur generaal, zijn gewoone verblijf „ hield , van Napaul zeer verre af gele„ gen was, hij, den perfoon , dien hij „ naar Napaul wilde afvaardigen, een lan„ gc reis zou moeten doen önderneemen, » en hem dus aan veele moeilijkheden „• blootftellen. En waarom zou hij nut- n loo-  naar CHINA XIII. hoofdst. 3. Afd. $61 „ looze moeilijkheden zoeken ? Hij hoop„ te , dat de gouverneur zijn voorneemen * zou veranderen. Zijn brief aan den ra- * jah had, buiten twijfel, de bedoelde l uitwerking gehad, en hem bewoogen, \ om zich aan het keizerlijk juk gewillig " te onderwerpen." — Hij befloot zijnen brief, door de billijkheid, de vriendlijkheic en verknochtheid aan de Chineefche regeering, welke de gouverneur-generaal daar in hnd laaten blijken, behoorlijk te ver heften. Bijaldien een affchrift van deezen bri< onder des keizers oog gekomen was, zo zulks genoeg zijn geweest, om alle ( berichten , welken men hem nopens < voorgewende hulp, die de Engelfchen a zijnen vijand zouden gegeeven hebbei had 'laaten toekomen, grondig te wed< leggen. Maar de fchrijver des briefs * niets minder dan geneigd , om dien £ zijnen vorst over te zenden, dewijl dan de valschheid der geruchten , well hij zelf verfpreid had , zou erkend h< ben 5 en 'er was weinig of geeae W£ fchijnlijkheid, dat de keizer dooreen an kanaal aangaande die valschheid onderr: wierd; omdat 'er tot dien tijd toe Z 5 Vaart op de Pei-ho. Den elf. den van Oogstmaand.1793. | I U Ie le m », :rrasan Wj ;en ibardercht liet de  Vmrt op de Pei-h Den elfden van Oogstmaand.J793. ] ! 1 I \ n g e d SCa BRITSCH GEZANTSCHAP de minne gemeenfchap tusfchen de hoven ' van Londen en Peking plaats had gehad. Indien het gezantfchap , welk het kabi net van S. James voorneemens was, in het jaar 1787 naar China te zenden, en waarvan wij in het begin van dit werk gefprooken hebben , door den ontijdigen dood van dien heer, welke toen beftemd was, om de plaats van gevolmagtigden ftaatsdienaar wegens Groot - Britannie, aan het hof van Peking te vervullen, niet opgefchort was, zou zijne tegenwoordigheid, waarfchijnlijk , alle misverftand, bij gelegenheid van den oorlog van Thibet onttiaan, voorgekomen zijn. — Veelligt zou «lfs die geheele oorlog geen plaats gehad lebben. De herhaalde aanvallen des rajah ran Napaul werden 'er vereischt, om den teizer te noodzaaken, zich tot eene zoo fgelegen, en zoo onzekere onderneeming e verbinden. — Hoewel zijn eerfle oorog tegen de Eleuths van Groot-Tartarije, iet de verovering van hun land eindigde^ ras dezelve in den beginne echter niets linder dan gelukkig. Zijne troepen kreesn dikwijls de neerlaag. 'Er fneuvelde m groot aantal krijgsknechten. De twist aurde langen tijd, en kostte onmeetlijke fom-  NAAR CHINA. XIII. HOOFDST. 3 4fr-  Vaan op de Pei-ho Den elf. den van Oogst, maand. 1792. i I i rj d V; h & P< C m; de aH nai ge2 wa: gen ren 3*4 BRITSCH GEZANTSCHAP oorlog in Thibet onderrecht te worden • dan^zou hij de uitwerking der valfche ge-' ruchten waartoe die gebeurnisfen aanL dmg >dden gegeeven , hebben kunnen venedelen: maar, tot op dit oogenblik was hij volmaakt onkundig van afle die an die valfche geruchten en onrechtvaardige betichtingen, ten nadeele der Engelchen verfpreid , dienden. Hij was dus ^ de gewoone middelen , om de laste<"g, den Engelfchen vaderlijker wijs -gewreven te wederleggen, L een aal ber00fd, dat is, tój fcon de bijzonrheden der zaak, welke men in een üschen haatlijk licht voortelde, niet ter lukte het den ambasfadeur, door alle de 'ogmgen, welken hij aanwendde , zijne nneefche reisgenooten, ik meen de twee Garijnen, te overtuigen, dat de gefchie3K' WeJke raen ^n verteld had, van * gr0nd ombl00^ was. Deeze ampteeen volkomen vertrouwen in den ant tellende, konden niet nalaaten, de trheid zijner g^egden, in hunne eigen aderen, te gelooven. Doch zij Wamet gemagtigd, om onmiddelijk met het  naar CHINA. XHI.hoofdst. %.Afd. 365, het hof brief wisfejing te houden. Zij vree^s- > den ook, dat, dewijl men ten hove tegen \ hen, de Engelfchen, vooringenomen was,; eene gunftige verklaaring.van hunnen kant, aan een omgekochte eenzijdigheid voor deeze hunne nieuwe kennisfen en vrienden zou toegefchreeven worden. Daarenboven hadden zij, als oorfpronglijk Chineezen zijnde, geenerhande foort van invloed op den gevolmagtigden, die een Tartaar van afkomst was. Een geheime, doch fterke , tegenzin heerscht 'er nog fteeds tusfchen de beide natiën. De gevolraagtigde des keizers was d( eenige perfoon , die de vergunning had om over zaaken, het gezantfchap betreffen de, aan de regeering te fchrijven (c), — De ambasfadeur' bediende zich van all mooglijke middelen, om zich van zijn * goec fc) Wij hebben met onzen fchrijver reeds ze dikwijls van deezeu keizerlijken gevolmagtigden g fprookenjdoch Mr. staunton heeft zijnen naa nog niet génoemd. < Misfchien heeft hij hem c zii!1 onvriendlijk karakter niet willen noemen. ] tusfchflfi dient zulks echter mede tot bewijs van echted van een gefchiedverhraal. Mr. huttn heeft zijnen naamd bewaard. ^ Hij noemt h TCHING-TA-ZHIN. Amt. d(S NEDERD. VERT. 'aart op e Pei-ho. )e»i elf■en van Oogstmand.[793. » e :r e-mm nJe ÏR  Vaart sp de Pei-ho. Den elfden van Oogstmaand.1793. 1 ] ] i i l 2 V X V d g k li $66 BRITSCH GEZANTSCHAP goedwilligheid te verzekeren. Hij nam alle gelegenheden , die zich aanbooden, waar, deels , om hem van den grooten afftand , die 'er van de voornaamfte Engelfche volkplanting Calcutta naar Napaul, en Thibet was, te onderrechten; en deels, om hem te doen begrijpen, van hoe weinig belang de betrekkingen der Engejfchen met die beide landen , in vergelijking van hunnen koophandel te Kanton , waren ; hoe veel jrooter prijs zij , bijgevolg, op al dat jeen, 't welk dit laatfte onderwerp betrof, vaarlijk ftelden. — Hij fprak ook van de >evelfchriften , geftaadig aan den gouverïeur-generaal van Bengalen gegeeven, weite hem gelasten, die geenen der nabuurige taaten, die bondgenooten van het Chineebhe rijk zijn , of onder de onmiddelijke «fcherming van dat rijk ftaan, op een bijondere wijs te ontzien. Een uitdruklijke ontkenning, dat zij den ijanden der Chineezen hulp hadden belezen , terwijl 'er geene befchuldiging 'as ingebragt, of men zelfs niet erkende, at 'er weezenlijk reden was, om zulks te elooven , zou nergens anders toe hebben unnen dienen, dan om de waarfcbijnikheid dier gebeurnis, in de oogen van zoo-  naar CHINA. XIII. hoofdst. 3. Afd. zoodaanig een' man, als hij was , met wien de ambasfadeur te doen had , te verfterken. Welke verandering deeze gegronde aanmerkingen van lord macartneij, ten deezen opzigte , in de gedachten van des keizers gevolmagtigden, ook mogten te weeg brengen, zij werkten voor het overige zeer weinig of niets uit. De gevolmagtigde betoonde niet de minfte geneigdheid ,°om of den Engelfchen , of aan het gezantfchap recht te laaten wedervaaren. Hij weigerde zelfs, 't zij uit mistrouwen, 't zij uit kwaadwilligheid, de brieven, welken de ambasfadeur aan fir e rasmus gowe r fchreef, door de booden der regeering aftevaardigen; en nogthans wist hi wel, dat de keizer zelf de goedheid hac gehad, om een paket brieven voor dei gezant, welk te Zhe - hol aangekome! was , hem te doen toezenden. — 'E was geen middel, óm, zonder des ge volmagtigden vergunning , brieven te vet zenden ; en de flappen, welken men deed om die te verwerven, ten einde met d kommisfarisfen der Engelfche Oostïndifch maatfchappij te Kanton briefwisfeling t houden, waren even vruchtloos. — H< gezantfchap was dus van de noodzaaklijkfl m Vaart op de Fei-ho. Den elfden van Oogstmaand.1793. i 1 l l 1 t » 2 2 :t ; e  Vaart op de Pei-ho. Den elf» den van Oogstmaand.1793- I t i ] I i J c ( \ t 1 368 BRITSCH GEZANTSCHAP gemeenfchap beroofd, en had op een betere behandeling in 'c toekomende maar zeer weinig hoop. — De gevolmagtigde was de gunfleling en vriend van den kollao, of den eerfien ftaatsdienaar des rijks: uit het gedrag van den eenen kan men aangaande den toeleg van den anderen oordeelen. Zoodaanige waren de ongu.nfr.ige en zelfs kwaadaartige omftandigheden, welke zich Dpdeeden , nog voor dat het gezantfchap ie hoofdftad bereikte. De vaart tegen den ïroom der rivier ging zeer langzaam. Op leezen weg ontmoette men, geftaadig, jroote jonken, van Tong-choe-foe, in le nabuurfchap van Peking komende, wervaard zij graanen hadden gebragt. Zij mastten zich, om voor den winter te rug e komen, geduurende welken de rivier jemeenlijk met ijs bedekt is, hoewel zij lier flechts op de noorder breedte van 'eertig graaden 'ftroomt. — De meesten leezer groote jonken waren in den dienst Ier regeering , en werden gebruikt, om le fchattingen, in natura geheeven, te ver■oeren. Deeze wijs van heffing der fchatingen, heeft ten minfle dit voordeel, dat ij de ingezeetenen belet, genoodzaakt te zijn,  NAAR CHINA. XIH. HOOFDST. ^ dfd. 369 zijn, de voortbrengfels van hunner handen arbeid beneden hunne waarde te verkoopen , om 't geen zij aan den ftaat fchuldig zijn , te betaalen: — eene noodzaaklijkheid, waarin zij zich zouden kunnen bevinden , bijaldien zij de fchattingen ir gemunt geld, of in ftaven zilver, welke in China, insgelijks, gangbaar zijn, moesten opbrengen. Een gedeelte der fchattingen, welke ii graanen zeiven ontvangen worden, \d) i be (d) 'Er zijn ook zekere fchattingen in China welke in klinkende munc moeten betaald wordei Hiertoe behooren, bij voorbeeld, de ankerrechter op den invoer van koopmanfchappen , en hi hoofdgeld. China heeft geene andere munt, d; caches, die van koper en zeer klein zijn; hethee noch gouden, noch zilveren munt. Goud en zilv wordt bij het gewigt, en naar zijn gehak , na zijne fijnheid en innerlijke waarde, ontvangen. E zilver wordt in honderd toques verdeeld. Dee verbeelden onze (de Franfche) douze deniers de j Tot deeze waarde worden de fchattingen ontvs gen. De harde piaster van Spanje geldt twee zeventig condorins; doch de koers van deeze mu is gemeenlijk vier en zeventig , en fomtijds ze vijf en zeventig condorins, omdat zij federt zeer 1; gen tijd in het rijk bekend is, en men geen moe heeft, of om ze te weegen, of om het geh daarvan te onderzoeken. Cossignij. III. deel. Aa Vaart op de Pei-ho. Den elfden van Oogstmaand.I793v1 t 5 1. t n ft ;r ir et ze v m. n- sn nt Ifs m- ice alt  Vaart op de Pei-ho, Den elfden van Oogst, maand. 1793', • 1 3 i < < 1 ( t ï 37o BRITSCH GEZANTSCHAP beftemd, om de graanfchuuren, welke in alle de provinciën des rijks opgerecht zijn, te vullen, met oogmerk, om de onheilen, welken fchaarschbeid of gebrek deezer eerfte noodwendigheid in plaatfen, alwaar men van vreemde markten geen hulp kan haaien, kunnen doen ontftaan, zoo niet gantschlijk weg te neemen, ten minne grootlijks te verzachten. Op het dek van iedere deezer groote jonken , is een lange rei kamers, door verfcheiden huisgezinnen bewoond. Men rekende, dat ieder deezer vaartuigen niet ninder dan vijftig perfoonen bevatte ; en 3at 'er tusfchen. Tong-choe-foe en Tienmg ten minfte duizend zulke graanjonken varen ; 't welk vijftig duizend inwooners ütmaakte. Een onnoemlijk getal andere, tleiner en grooter, vaartuigen van verfchillende foort, ging, geflaadig, de rivier >p en neer, of lag voor de lieden, die, >p de oevers gebouwd, de rivier bezoomlen. Het getal der lieden, welke zich aan >oord van deeze andere vaartuigen bevonlen , bedroeg ten minfte ook weder vijfig duizend zielen. Dus beliep de bevoling deezer beweegbaare wooningen , op een'  NAAR CHINA. XIII. HOOFDST. 3. Afd. 371 een' enkelen tak eener rivier , een aantal j van honderd duizend perfoonen. ■ In deeze ondiepe rivier, blijft het flik,< of de losgemaakte kleideeltjes, welken de, groote jonken, daar over heen vaarende , in beweeging brengen, of die van de losfe oevers des llrooms afgefcheurd, of van de verre afgelegen gebergten met den vloed mede weggevoerd worden, in zulke groote menigte hangen , dat het naauwlijks drinkbaar is. Intusfchen! wordt het fchielijk helder en bruikbaar gemaakt, door eene zeer eenvouwige werking, welke hierin beftaat: Men doet een klein ftuk aluin in het holle of lid van een bamboes, welk mei verfcheidene gaten doorboord is. Daarns wordt het water , dat men uit de riviei geput beeft, geduurende drie of vier mi nuuten met dit bamboezen lid omgeroerd De aardachtige deeltjes, zich met de aluit vereenigende , zakken fchielijk naar dei bodem van het vat, en laaten het wate daarboven helder en zuiver (O* — D Ch (e) De manier, waarvan de Chineezen zich h iiencnOffl het tioebel en. flikachtig riviertvati Aa a hs 'aart op ',e Pei-ho. Jen elflen van Jogstnaand.793. t 1 r :r  Vaart op de Pei-ho. Den elfden van Oogstmaand. 1 1 ] 1 j 4 t i 5 372 BRITSCH GEZANTSCHAP Chineezen bedienden zich van deeze handelwijs niet in gevolg eener algemeene kennis der bijzondere aantrekking van onderfcheiden ligchaamen. Integendeel is zij den fcheikundigen zelfs in die landen, alwaar de befpiegelende kennis deezer aantrekking gemeenzaam is, ter naauwernood be- helder en drinkbaar te maaken, is eenvouwig, en kan ook in Europa van nut zijn. Zij beftaat hierin , dat men een weinig aluin in een zekere hoeveelheid water Iaate fmelten , en het dan wel omroere. — De Bengalers bedienen zich van een ander midael. Zij wrijven, geduurende eenigen tijd, etlijke korreltjes van een klein zaadje, welk op de kust Coromandel titan-koté genoemd wordt, tegen een [tuk van een nieuwgebranden tigchelfteen, die nog senige fcherpheden bezit. Op den fteen gieten zij :en weinig water. Door middel der wrijving, ontbinden zich die zaadkorreltjes. Daarna mengen :ij deeze ontbonden flof onder het water, welk iïj helder willen maaken. Na verloop van etlijke luren is het helder en doorfchijnende. Een enkel torreltje is genoeg, om een geheel oxhoofd water Irinkbaar te maaken. Wanneer deeze zaadkoreltjes oud zijn, kan men ze niet meer ontbinden. Dp Isle de France, heb ik, door dit zelve midlel, Xeres-wijn, die onklaar was geworden, weler helder gemaakt; eh na die kunstbewerking was Ie wijn even goed, Cossigwij.  NAA* CHINA. XIII. HOOFDST. 3- 4f& 373 bekend. Lieden, die geene befpiegelende;: maar flechts een beoefenende kennis heb-' ben, vergenoegen zich, met proefneemingen te doen omtrent zaaken , welken zij , noodig ' hebben. — De talrijke Chineezen , welke bij aanhoudendheid hun verblijf op de rivieren houden , hebben gezocht naar het middel, om het rivierwater drinkbaar te maaken, tot dat zij het eindelijk gevonden hebben. — Het Nylwater, zegt men, wordt ook door middel van aluin helder gemaakt. En het gebruik van dit middel tot dat zelve einde is, insgelijks, in Europa ontdekt door werklieden, gebezigd in verfcheiden manufaktuuren, in welken het mengfel van klei en andere aardachtige deelen nadeelig was. Lieden van een' verheven rang in China, zijn zoo kiesch omtrent de hoedaanighek van het water, welk tot hun eigen gebruil beftemd is, dat zij het zelden drinken zonder dat men het heeft laaten doorzij gen. Alle de andere Chineezen laaten d< thee, of andere kruiden, welker gebruil zij heilzaam oordeelen , trekken in da water, waarvan zij zich gemeenlijk bedte oen. — Het wordt doorgaans heet g£ Aa 3 bruiki 7aart op k Pei-ho. Den elf. len van Dogstnaand.t793. i I t  Vaart op de Pei-ho, Den elf. den van Oogstmaand. \ ! ] 1 1 \ \ d c 374 BRITSCH GEZANTSCHAP bruikt, gelijk ook de wijn, en alle andere dranken, (ƒ) De heblijkheid heeft zoo veel uitwerking op de zinnen, dat, deeze natie de fterke geestige of gegiste dranken, wanneer zij warm gemaakt zijn, zoo wel aangenaamer , als gezonder vindt. 'Er zijn andere landen, alwaar men ook gelooft, dat warme dranken heilzaam zijn. In de heete luchcftreek van Indostan, heeft men op eenige groote wegen choultries, of herbergen, gebouwd, gelijk men elders vroome fchuilplaatfen fticht; en in deeze chouhries, vinden alle reizigers dunne 3 maar warme dranken. Maar, offchoon de Chineezen liefhebbers van warme dranken zijn, weeten zij sich echter, geduurende den zomer, van le aangenaame verfrisfching, welke het ijs voortbrengt, zeer wel te bedienen. Zij ge- (ƒ) Al de drank, dien de Chineezen onder mnne maaltijden gebruiken , is warm gemaakt, lij geeven voor , dat de thee de kwaade eigenchappen hunner wateren , welke , doorgaans, aauw, dat is, brak zijn, verbetert. De korst, /elke zich aan de randen van den ketel, of pan, raarin men het laat kooken , vast hecht, is van 2 aart van Jelenites. Dus is het vuur een middel, m die wateren te zuiveren. Cossignij.  NAAR CHINA. XIII. HOOFDST. %.Afd. ^ gebruiken het, wel is waar, zeer zelden i in hunne dranken , maar voornaamlijk bij \ ooft en konfituuren; welke dus billijk den' naam van ververfchingen bij hen moogen draagen. — In de kommen, of fchaalen, waarvan men zich, in China, gemeenlijk, in plaats van grooter en kleiner fchotels , bedient, waren beurtling laagen ijs , te gelijk met pitten van abrikoozen en walnooten, of de zaaden en dunne fneedjes van den hairigen wortel der lien-wha, of de nymphcsa nelumbo, en waarfchijnlijk de lotus der Egyptenaaren(g), gelegd. Wanneer de voornaamfte mandarijnen den ambasfadeur en zijn gevolg op een ontbiji onthaalden, werd hun dit gerecht dikwijl: aangebooden. Offchoon de thee de gewoone en alge rneene drank van alle de Chineezen is welken zij onder het eeten drinken , ei dien zij den geenen , welke hun komei bezoeken , op alle uuren van den dag toe dienen, vinden zij, fomtijds, echter ook vooral in de noordlijke provinciën de rijks, in fterke en voornaamlijk geestig J drai Q) Lilium aaiiatkum. Aa 4 '?aart op le Pei-ha. Den elften van Dogstnaand,>793« ! > 1 i 7 s e i-  Vaart op de Pei-ho. Den elf. den van Oogstmaand.1792' . J 1 i ( 1 t 37* BRITSCH GEZANSTCHAP dranken, veel fmaak. — Wanneer het gezelfchap begint vrolijk te worden, en fommigen begeerig zijn, om heen te gaan, poogt men hen te beletten, het gezelfchap te verlaaten , of, wanneer zij reeds vertrokken zijn, te doen te rug komen, daar bij gebruik maakende van die zelve vriendlijke dwangmiddelen, welke ook, fomtijds, in Europa, bij dergelijke vergenoegde famenkomiten, plaats hebben. De mandarijnen zijn , wat hun eeten aangaat, gewoon , zich grootlijks aan de weelde over te géeven. Daaglijks doen zij verfcheiden maaltijden van dierlijk voedfel, fterk gekruid, en op iedere maaltijd wordt meer dan eens aangerecht (A). — Een (ii) Zij doen niet meer dan twee maaltijden des laags; de eene ten tien uur des morgens, de anlere ten zes uur des avonds. Opium is contrabande, of verboden waar in :hina. Op den invoer daarvan is de doodftraf ;edreigd. Buiten twijfel hebben zij ondervonden, lat het gebruik deezer droogerij verderflijk was. Op 't geen Mr. staunton hier boven zegt, at de Chineezen meer werk maaken van zinlijke ermaaklijkheden, dan van verlustigingen van den eest in de uuren van uitfpanning, moet ik het olgende aanmerken: De  naar CHINA, XIII. hoofdst. $. Afd. 377 Een gedeelte van hunnen leedigen tijd Hijten zij door tabak, met welriekende zelfftandigheden , of fomtijds wel met een weinig opium gemengd, te rooken,of door arekanooten te kaauwen. Offchoon men boeken van fmaak en tijdkorting , bij voorbeeld , gefchiedenisfen, tooneelftukken, romans en dergelijken, in China, overvloedig heeft, is het leezen 'er echter eene zoo algemeene uitfpanning niet, als zulks tegenwoordig in alle dc befchaafde landen van Europa geworder is. — Zinnelijke en huislijke vermaaklijk heden fchijnen , meer dan oefeningen de ligchaams , of vergenoegingen van dei geest, door de Chineezen gezocht en be mind te worden, om de uuren, waarin z van ernftige bezigheden vrij zijn, naa hunne verkiezing doortebrengen. De twee voornaame mandarijnen, cho Vi ta-zhin en ven-ta-zhin, befteec den een groot gedeelte van hunnen tij > aJ De Chineezen zijn altijd bezig. In dit gewc ziet men geene lediggangers , die elders middel zoeken, om den tijd te fiijten. Ook zijn 'er China geene openbaare wandelplaatlen: het vc heefc geen tijd om te wandelen. Cos-signij. Aa 5 Vaart op ie Pei-ho, Den elf. ien van Oogstmaand, 1 i r | d n st ;n in lk  Vaart op de Pei-ho. Den elfden van Oogst' matnd, 3793. ( 1 < i I 1 C l 4 01 VI hf O] V£ tr ee tr< ov lijl 3?3 BRITSCH GEZANTSCHAP aan de gefprekken, welken zij, door middel der tolken , met den ambasfadeur en de heeren van het gezantfchap hielden, 't Is waar, zij deeden minder vraagen, dan sij antwoorden gaven. De Chineezen zijn, reclligt, van alle volken de nieuwsgierigren ten aanzien der vreemdelingen, die >nder hen verfchijnen, omdat men 'er, vanneer men Kanton uitzondert, zeer zeilen vreemde lieden ziet: maar ten aanzien ran het gewest, van waar die vreemdelin;en komen , zijn zij onverfchilliger. Zij lebben altoos de gewoonte gehad , om mnne denkbeelden te bepaalen binnen hun igen land, welk zij het koningrijk van et middenpunt noemen: — Geen Chinees enkt ooit zijn vaderland te verlaaten (Y), 't zij (0 De Chineezen, die het rijk verlaaten , zijn iteerd, en worden met fchande bedekt. Hierom irachten zij de Europeeë'rs, die hun verblijf bij ö komen neemen. — Toen ik mij in Kanton •hield, deed ik, in een draagkoets, tevens met rfcheiden Franfchen, eene wandeling in den om:k der ftad. Op onzen weg ontmoetten wij a dorp, of liever gehucht. Toen wij 'er doorikken, wierpen de kinderen ons met fteenen, en erlaadden ons met fcheldnaamen ; daar wij, gei men ons gewaaifchiiwd had, geen acht op gaven.  NAAR CHINA, XIII. HOOFDST. %.Afd. 279 't zij dan deeze of geene kastbewooner, ï die zonder vermoogen is 3 of zeevaarende • lie- < i ven. Het blijkt, dat het Engelsch gezantfchap op een vereerender wijs ontvangen is. Ik gis van den eenen kant, dat het vooroordeel van eerkwetzing tegen de vreemdelingen, die hun geboorteland verlaaten , en onder hen komen woonen, geenen invloed heeft op lieden, die in het karakter van gezanten hun land bezoeken; en van den anderen kant, dat de ftrenge bevelen des keizers zijn volk met ontzag voor het gezantfchap vervuld hebben. cossignij. Op deeze aantekening van Mr. Cossignij kan ik, intusfchen, met grond erinneren, dat niet die Chineezen , welke flechts voor eenen korten tijd, om bezigheden, die voor hun belangrijk zijn, huu vaderland verlaaten ; maar bepaaldlijk die geenen, welke zich in vreemde landen metter woon neer zetten, door hunne landgenoöten verfmaad ei veracht worden , en de befcherming van hunnei vorst verliezen : van ivelke katte bijzonderheic men in het achtte hoofdftuk van' het tweede dee van dit zelve werk, bladz. 118. een beflisfem voorbeeld heeft. - De minachting niet alleen maar zelfs verachting van alle vreemdelingen za ook bij dat gedeelte des volks , welk minder ver licht en minder befchaafd is, voornaamlijk huis vesten. En wat aangaat het onthaal, dat de En geitenen zelve , niettegenftaande alle de prachtig en grootfche vertooningen, met welken de manda rijnen op 's keizer bevel hen moesten ontvangen va 'aart op e Pei-ho, Oen elflen van Oogstnaand,1793- l I t f [ I 1  Vaart op de Pei-ho. Den elfden van Oogstmaand. j i I * é \ v d tc tl ki ff Dl di d< d; zi 55 Rt Ch Ei 't 380 BRITS CH GEZANTSCHAP lieden, die, om zoo te fpreeken,een bijzondere foort van inwooners, van de overige leden der maatfchappij zeer onderfcheiden, aitmaaken. Zelfs de vreemde koopmanfchap)en, welken de Chineezen vertieren, erinleren hen alleen aan Kanton, van waar zij 2e ontvangen, als of dezelve daar vervaardigd varen. De gewesten buiten Afie worden n hunne boeken zelden aangehaald, of in lunne wanftaltige landkaarten genoemd, 'ij hebben eenige fchitterende befchrijvin;en van Indostan; en eene historie, in het zerk van den abt raijnal (#) verhaald, wordt m het hof en fommige grooten genooten hebben, iarop kunnen zij niet veel roemen. Om nu niet fpreeken van het gedrag van 's keizers gevolmaggden jegens hen, en van des fchrijver» eigen bemtenis, dat zij overal en zonder ophouden beied wierden, is het genoeg met een woord te elden, wat «neas anderson, welke als beende, in het gevolg van lord macartjneij, eze reis mede gedaan, en een bijzonder verhaal arvan uitgegeeven heeft, 'er van zegt. Hij drukt :h op deeze wijs daaromtrent uit: ,, dat zij 'er als bedelaars ingekomen, als gevangenen behandeld, en als ftruikroovers uit gejaagd waren." Zie la lation de Vamhasfade de Lotd macartnejj a la 'me, par m. anderson, Tom. II. p. 26. (fe) Hiftoire de l'etablisfement £f du commerce des ropéens dans les deux Indts. Pit werk is ook in Nedeiduitsch.  NAAR CHINA. XIII. HOOFDST. 3. 4fö 381 wordt ook bij de Chineefche fchrijvers ge-j vonden. Het vertelfel zegt, dat in zekerj rechtsgebied van Indostan, de regeering,' eertijds , zoo volmaakt, en het volk zoo ftreng eerlijk en deugdzaam was, dat, wanneer 'er eene beurs met geld , of een juweel op den heerenweg verlooren en gevonden was, hetzelve door den vinder op de zigtbaarfte plaats neergelegd wierd, opdat de reiziger, die het had laaten vallen , het des te gemaklijker zou kunnen zien , wanneer hij te rug kwam, om het te zoeken. — De Chineezen hebben, zekerlijk, deezen trek van eerlijkheid, van * den Franfchen fchrijver niet ontleend, even zoo min, als deeze het verhaal daarvan uil hunne boeken genomen heeft. Deeze onderlinge overeenllemming moet ons dat doen gelooven , dat hetzelve op cenig< waarheid gegrond is. 't Is niet twijfelachtig, of lieden die in China aan het voornaame bewini van zaaken zijn, moeten eenige kennis vai die landen hebben, tusfchen welken en he Chineefche rijk onderlinge betrekkingei Hand grijpen; dus moeten ook de koop lieden de plaatfen kennen, met welken zi hunnen koophandel drijven. Maar de ove rig raart op e Pei-ho. Jen elf',en van Oogstmaand, > l l L l l e  Vaart op de Pei-ho. Den elfden van Oogstmaand.I7P3- i ] < i < 1 ( c 2 T C 2 t s 382 BRITSCII GEZANTSCHAP rige klasfen der inwooneren hebben'niets, 't welk hun buiten China belangrijk voorkomt; en het gros des volks zou, veelligt, weinig voldaan zijn, wanneer het, ten aanzien van vreemde landen, iets anders dan zeldzaamheden, en wonderen, die in China liet gebeuren, en gefchiedenisfen, die nergens voorgevallen zijn, hoorde vertellen. Wat aangaat de twee mandarijnen, die iet gezantfchap geleidden; het fcheen hun ;en weezenlijk genoegen te' geeven, op le vraagen, welken wij hun omtrent ïun eigen land deeden, voor zoo veel zij laartoe in ftaat waren, te antwoorden. Dffchoon "het bleek, dat hunne meeningen enzijdig waren, en 'er vrij wat vooringelomenheid voor hunne natie in doorftraalle ; fcheenen zij echter, ten aanzien van ;ebeurenisfen, alle poogingen aantewenen , om naauwkeurig te zijn. In 't bijonder had CHOw-TA-ZHiN, die een lan van bezigheid, en in ftaatszaaken geefend was, doorgaans de gewoonte, om ijne onderrechtingen op openbaare ftukken ; gronden. De gevolmagtigde liet zich zelden in emeenzaame gefprekken met den ambas- fa-  NAAR CHINA. Ml. HOOFDST.3.4^- &§> fa'deur in. Men oordeelde het zelfs niet, raadzaam, om in zijne tegenwoordigheid ^ veele vraagen omtrent China te doen. Of- fchoon hij een gedeelte der reis te land, en niet zonder aanmerklijke ftaatfij en pracht deed, gaf hij den gezant, echter, bijna daaglijks een bezoek. Voor hem gingen eenige krijgsknechten of dienstbooden, die zijne nadering met luide Hem aankondigden , en tevens den weg voor hem opruimden (/)• Zijn rijtuig beftond uit zoo eene draagkoets, waarvan in een voorig deel deezer reisbefchrijving melding is gemaakt; maar het was meer met zijden kwasten verfierd. Het werd door vier man gedraagen, van wier fterkte gebruik gemaakt werd op die wijs, gelijk in het onderftaande vig. net afgebeeld is. Aan de uiterfte einder der boomen , waardoor de draagzetel opgeheeven werd, waren koorden vastgemaakt Doo (0 Mr. cossignij merkt aan, dat de gewoon te, om door vooruitgaande krijgsknechten de aar komst van de onderkoningen , of opperbevelhet bers der provinciën te doen aankondigen, zie ook tot den hoe-poe, of intendant der provincie en eenige anderen der eerfte en voornaamfte mai darijnen uitftrekt. 'raart op te fei-ho. Den elften van Oogst' maand. WZ> l r n » t-  Vaart op de Pei-ho. Den elfden van Oogstmaand.1793.- 384 BRITSCH GEZANTSCHAP Door die koorden ftak men korte bamboezen, wier einden op de fchouders der zeteldraagers rustten. Op deeze wijs gingen er twee draagers voor, en twee achter de draagkoets , terwijl vier anderen volgden , om hen aftelosfen. Dienstbooden, zonneCchermen en andere eeretekens draagende, rerzelden de reiskoets, wordende voorts ie trein door verfcheiden lieden te paard, beflooten. Het gebeurt indedaad zelden, dat een nandarijn of reist, of zelfs maar buiten zijn iiuis gezien wordt, zonder door eenen ftoet, met zijne waardigheid overeenkomende, * : ver-  naar CHINA. XIII. hoofdst.3.4^. 385 verzeld te zijn. Het wordt voor lieden , die met een aanzienlijk ampt bekleed zijn, zoo noodzaaklijk geoordeeld, om, zonder verzuim, een uitwendige vertooning te maaken, welke gefchikt is , om het gemeen eerbied inteboezemen , dat , indien men ze door de ftraaten zag gaan, zonder hunnen gewoonen ftoet bij zich te hebben, men zulks als een' foort van onteering zou aanzien. Ingevolge van dien, zijn zij zeer zorgvuldig, om het gewigt van hunnen rang ftaande te houden ; en alle die eerbewijzingen, welke hun toekomen , van het volk te eifchen. — Deeze gewoonte maakt, dat zij ook van hunnen kant des te oplettender zijn , om aan anderen , bijzonder, aan vreemdelingen van aanzien, onder hen ontvangen, die eer te betoonen , welke hun toekomt. Bij iedere flandplaats van eenen krijgspost , en bij iedere ftad van aanzien langs de rivier, ftonden de krijgsknechten in orde gefchaard, tot dat de jachten, aan welker boord het gezantfchap zich bevond , voorbij waren gevaaren ; ook deed men drie kanonfehoten, om den gezant te groeten. Deeze ftukken gefchut waren korte, petarden of donder-busfen , alleenlijk beftemd, om 'er eere falvo's mede te doen, III. deel. Bb 'Ei Vaart op ie Pd-Iio. Den elfden van Oogstmaand1793-  Vaart op de Pei-ho, Den elfden van Oogstmaand.1793- l 386 BRITSCH GEZANTSCHAP 'Er wordt flechts een kleine hoeveelheid buskruid in gedaan. Zij liaan loodrecht in den grond, rondom met zand of aarde wel bevestigd. — Nadat de eerbewijzen voorbij waren, begaven de krijgsknechten zich in het wachthuis , om hunne wapenen en ftaatfij-monteeringen , in het magazijn aldaar, neerteleggen, tot dat zij bij een volgende gelegenheid zich weder daar van moesten bedienen. In den tusfchentijd , draagen deeze krijgsknechten geen karakteriftiek teken , waaraan men hen onderkennen kan. Zij gaan dan in de gewoone volkskleeding,- en worden in de manufaktuuren, tot den akkerbouw, of in andere bezigheden gebruikt. — Op deeze wijs maakt het krijgsvolk zich , zekerlijk , in tijd van vreede nuttiger voor den ftaat ; maar, van den anderen kant, heeft het ook minder moed, minder geoefendheid in den wapenhandel, en minder krijgstucht,— allen eigenfchappen, die in den oorlog zoo hoogstnoodzaaklijk , en de 'zekerfte waarborgen der overwinning zijn. De foldij der krijgsknechten , en 't geen men hun daarenboven toeftaat, overtreffen merklijk de winften der meeste foorten van werklieden. Eenige fchaduw van die magt, welke zij, in een ligchaam, onder hunne be-  kaar CHINA* XIII. iioofdst. 3. Afd. 387 bevelhebbers , vergaderd , oefenen, volgt hen nog fteeds, ook wanneer zij niet meerj onder hun vaandel dienst doen. Over hen geheel, wordt de opfchrijving tot denkrijgs-, dienst, als een voorrang aangemerkt. Ook wordt 'er noch geweld, noch list vereischt, om de Chineefche legermagten voltallig te maaken. Op die plaatfen , alwaar de algemeene weg de rivier nadert, ontmoette het gezantfchap , daaglijks, eenige krijgsposten. — De weg was goed, maar zeer naauw. Men zag 'er weinig rijtuigen; en geenen, die met meer dan twee wielen voorzien waren , en zulks zonder !ohderfcheid , 't zij zij moesten dienen , om perfoonen, of goederen te vervoeren. De eenen zoo wel, als de anderen waren zonder veeren. De heeren reeden gemeenlijk te paard, of ia draagzetels of palanquins (m); de daflles wor* (m) Een p'aïanquih is, eigenlijk gefprooken, een Europeefche draagftoeï, uitgenomen , dat de ftok. ken of boomen van een palanqüin langer en buigzaam, elaftkk, zijn, en dat de laatstgenoemde op de fchouders gedraagen wordt. Men heeft ook 'palanquins, die open zijn, en anderen, die, naai de mode, en den rang van den perfoon, vooi Bb 2 *iet Vaart op le Pei-ho. ')cn elften van Oogstnaand.179>  Vaart op de Pei-ho. Den elf. den van Oogstmaand.1793- 388 BRITSCH GEZANTSCHAP worden, meestal, in dichtgefloten rosbaaren , tusfchen paarden of muilezels opgehangen, gedraagen. Doch deeze foort van draag- of rijtuigen worden weinig anders, dan op kleine reizen, en op plaatfen, van de rivieren en kanaalen meer verwijderd, gebezigd. Semedo zegt («)> dat de koetfen, eertijds, in het Chineefche rijk, zeer fterk in gebruik waren ; dat het gebruik van dergelijke rijtuigen, van daar, in de zestiende eeuw, in Italië ingevoerd werd ; maar dat de Chineezen , naderhand , 'er van hébben afgezien, merkende zij die rijtuigen , als ongemaklijk en al te kostbaar aan. Eeni- wien dat draagtuig beftemd is, meer of min rijk gefchilderd en gevernisd zijn. Men verlengt de ftokken of draagboomen, naar maate men de draagers wil vermenigvuldigen, meer uit pracht, of om zekeren rang te vertoonen, dan uit noodzaake, of tot weezenlijke nuttigheid. Men bedient zich van twee tot acht draagers. De keizer van China gebruikt tweeëndertig. Men zie: Voyage de l'embasfade de la compagnie des Jndes orientaïes Holl. &c. par Mr. a. e. van braam houckgeest. Tom. Lpag. LXXVI. Aam. des nederd. vert. (n) In zijne Historie van China,  naar CHINA. XIII. hoofdst. 3. Afd. 389 Eenige oude reizigers fpreeken van de gewoonte , die de Chineezen , oudcijds , hadden , naamlijk, om zich van rijtuigen met zeilen te bedienen. Voor een gedeelte hebben zij die gewoonte nog hedendaags behouden. Maar, veelligt, was zij, voorheen, meer gebruiklijk in zoodaanige provinciën van China, welke niet zoo vruchtbaar, als de oevers der Pei- ho- rivier zijn. Hierom fpreekt milton, in zijn verheeven gedicht (o), van: „ de dorre vlakten „ van Sericana, alwaar de Chineezen hun„ ne ligte, rieten, of bamboezen, wagens. „ door middel van zeilen en wind, doer „ voortfnellen (/>)•" Dee (0) The paradife lost. (p) De eigen woorden des Engelfchen dichter zijn, als volgt: The harren plains „ Of Sericana, where Chinefe drive, „ Withjails and wiad their cany waggons light. De benaaming Sericana eischt een korte ophe! dering. De geleerde en oudheidkundige milto; gebruikt hier eene licentia poëtica, eene dichterlijk vrijheid. Hij bedient zich van den naam Sericana welken men bij geenen ouden fchrijver zal vindei Hij beeft dien gemaakt, en meent 'er het heder Bb 3 daaSsc Vaart op de Pei-ho. Den elf. den van Oogstmaand.1793- I 1. [• I  Vaat t op dè fri-lio. Den elfdeil van Oigstmahha.1793- 390 BRITSCIi GEZANTSCHAP Deeze rieten wagens zijn kleine karren, of liever dubbele kruiwagens van bamboes, met een' groot wiel tusfchen beiden. Wanneer 'er geen wind 'genoeg 'is, om dergelijke kar te doen voortgaan , wordt zij door een'man, die'er in een'eigenlijken ziri voorgefpannen wordt , getrokken, terwijl een ander dezelve in haar evenwigt houdt, en herrij tuig van achter helpt voortduuwen. Wanneer de wind 'gunfh'g is , maakt het zeil den arbeid van den man , die 'er voorgefpanren is, onnut. Dit zeil beftaat uit eene mat , die aan twee Hokken , uit de beidé zijden der kar oprijzende , vastgehecht is. Eene zoo ee'nvotlwige uitvinding kan alleen van nut zijn , wanneer men de' kar voor den wind wil laaten voortgaan. Waarfchijnlijk is men ze aaiden eenen of anderen perfoon, dienoch een 'medegezel van zijnen arbeid, noch een' deelgenoot zijner voordeden wilde hébbén, "of kon "vinden, . ver- iaagsch China mede. De oude aardrijksbefchrijréts noemden het volk, welk dat gewest bewoon" \e, Seres. Dat gaf den dichter aanleiding , om China Sericana te noemen. Men zie pomp. mela, iejttu orbis. I. 2. 25. et III. 7. g. ibjqu'e obferv. 'is'. ;ossn, p. 324. et' sss. et feqq. Edit. a. grokoviï, Lugd. Bat. 1722. Aant. des we'de'rd. vehi.  naar CHINA. XIII. HooFDST.3.4^. 391 verfchuldigd. Zeer famengeftelde werktui- 7 gen , bekwaam om tot gewigtige einden \ gebruikt te worden , neemen gemeenlijk« hunnen oorfprong in landen , alwaar dej geest, door de hoop op aanzienlijke beloo-1 ningen , voortfpruitende uit ontdekkingen, tot verbetering van het een of ander artikel van verteering , of om het zelve in grooter hoeveelheid, en tot laager prijs, dan door de tot hiertoe bekende wijs gefchieden kan, tc bezorgen, alwaar, zeg ik, de geest daardoor opgewekt wordt, om fterke poogingen te doen, en nieuwe uitvindingen te zoeken. In de bruggen , die wij, op de Pei-ho vaarende, langs, den ftroom zagen, konden wü geen gebrek ontdekken, 't Is waar, over de rivier zelve lag geene brug, en dus kon de fcheepvaart daardoor niet geftremd worden; maar verfcheiden zwaare bruggen; van gehouwen fteen opgehaald, waren ovet de waterftroomen, die zich met de hoofdrivier vereenigden, of over de vaarten er kanaalen , waaraan de Pei-ho water gaf. gebouwd. — JDe overblijffels eener brug, welke men op eene plaats zag, toonde he geweld der overftrooming, die een gedeel te daarvan weggefpoeld had. — Niet verr< Bb 4 va, ■ - / 'aart op e l'ti-ho, )en tienen van Jogstmand.79d- 1 1  Vaalt op de Pei-ho. Den elfden van Oogst. ' maand. 1793-- < i I 1 I 1 l j c 2 h v 3> — De kleinlte jonkei gin (V) De zeilen van katoen duuren zoo lang nis als die van hennep. Nademaal de Chineezen zie van de draaden deezer laatstgenoemde plant b dienen, om kabels en touwwerken te maaken, het te verwonderen, dat zij 'er ook niet zeildoi van weeven, en dat tot het vervaardigen van z< len gebruiken. - Is deeze hennep dezelve als d van Europa. Op het eiland Madagaskar is ee foort van hennep, die zeer hoog groeit, en ve< takken maakt. Het is een dicht gebladerd pla: gewas. — Hier word; ook niet gezegd, of 'raart op k Fei-he*. Dm elflen van Dogstnaand.1793- 1 t D is :k iieie ;le it* de ü-  Vaart op de Pei-ho, Den elfden van Oogstmaand.3793. ! I 1 j 398 BRITSCH GEZANTSCHAP gingen alleen door de ftraac van Mi-a-tao ; de anderen zeilden noord waard om de eilanden, die den zeiven naam draagen. De ondervinding had hen, buiten twijfel, geleerd, dat die koers de veiligfte was. Te Ten-choe-foe ondervond iïr erasmus gower de goede uitwerking der bevelen , door den onderkoning van Peche-li, ten zijnen behoeve, gegeeven, Men verzorgde hem een' overvloedigen voorraad van eetwaaren en leevendig vee voor. il zijn volk, ■— Van daar vertrok hij, om de baai van ki-san-seu, fomtijds Dok wel de zeu-a-tao-baai genaamd, :e onderzoeken. — Hij kwam 'er den /ijftienden van Oogstmaand aan. „ Hij , vond de baai, in alle haare ftrekkingen, , voor een fchip, dat in een' goeden ftaat , is, volkomen veilig om 'er te overwin, teren. Zij is zeer ruim. De diepte des , waters is van negen tot vijf vademen.' „ De Chineezen deeze plant tot geen ander gebruik doen Henen , of hoe zij dezelve aankweeken. Ik heb :e vooren reeds gezegd , dat zij van de ananasIraaden zeer veel werk maakten : ik gis, dat zij er touw en koorden van vervaardigen, welke duurzamer zijn, dan die van de draaden van alle andere "oorten van plantgewasfen. Cossicwij.  NAAR CHINA. XIII. HOOFDST. 3- 399 „ De bodem is taai, en houdt de ankers: „ zeer goed." Ondercusfchen moesten , en brandhout, en versch water , op eenen merklijken afftand in de baai gehaald worden. De vermoeijing, welke de noodzaaklijkheid veroorzaakte, om deeze behoeften te bekomen, kon voor het fcheepsvolk van de Lion, welks getal verminderd, en welks gezondheid verflapt was, nadeelig, zoo niet doodlijk geworden zijn. Het dorre en onvruchthaare uitzigt der aangrenzende landftreek, en de armlij ke toeftand der inwooneren deeden, niet zonder reden, twijfelen, of met 'er den zieken en beterenden der Engelfchi fchepen wel van alle noodwendigheden, to hunne beterfchap en volkomen herftel noo dig, gemaklijk zou kunnen voorzien. — Uit deezen hoofde, befioot men, de vaar naar Chu-fan voorttezetten, daar men me meer grond op krachtdaadige hulp hoope mogt. De afftand was kort; de weersge fteltcnis gunftig ; en op de voorige vaa; had men ondervonden , „ dat, in gee „ gedeelte, der waereld , de zee zoo vr „ van gevaar was , dan van Chu-fan tc „ de rivier van Tien-fing." EINDE VAN 'T DERDE DEEL. 'Vaart Of ie Pei-lm. Den elfden van Oogstmaand.1793. L c t t I t n 'j it  Bericht voor den Binder , wegens het plaatfen der Kaarten en Plaaten: N?. XL Tegen over bladz. . i. XII. . 8. XIII — . *no. XVI . i 284. XVII. . as*. XVIII u — . ao5.