NAAR CHINA. XIV. HOOFDST. *. AfL ico beginfels, gelijk ook het Engelsch ge-j zantfchap zelf, uit het westen kwamen,; was de Chineefche regeering nog des te< minder genegen, om haare betrekkingen met dat gedeelte des aardbols verder uit te breiden. Het fcheen ook, dat de nabijheid van Frankrijk , zelfs op eenen zeer grooten affland van Europa, aan Engeland nadeelig zou zijn («). ^ tiet kent dezelve niet, en heeft 'er zelfs nooii van hoeren fpreeken. Ook is 'er het gezag dei regeering zoo groot, dat men de hoop, om dei mensch, in dit gedeelte der waereld, tot zijne oor fprongliike rechten terug te zien keeren, tei minfte voor een' geruimen tijd , vaarwel moe zeggen. Cossigmij. (n) Men ziet, dat de fchrijver , wiens gees anders over 't algemeen vrij bedaard is, zich hie 'door zijne drift laat vervoeren. Veelligt is hi eenen Franschman geoorloofd, aan de waarhei deezer verzekeringen te twijfelen. Maar, al 01 derftelt men, dat de Chineezen de grondbeginfe onzer vrijheid haaten , dat zij ze vreezen , da vraag ik, of niet de Engelfchen 'er veel aan hel ben toegebragt , om ze hen te doen haaten, < te doen vreezen? Aast. des franschen yeh Op deeze aantekening des Franfchen vertaal* tekent Mr. cossignij weder het volgende aa, 't welk wij onzen leezeren niet moogen onthc den : '■let paleis Cuen-min- uen. Oogst- naand. t793- i t t t • r if d ï- Is n )- :n rs ï, u- De  Het paleis Tuen-minyueti.Oogstmaand. im- 5 3 3 ». 3 3 3: 3: 3! s: 3J 35 3» 33 33 3 5 3» 3» i3 35 35 »» 35 35 33 no BRITSCH GEZANTSCHAP Bijaldien ook deeze toevallige en ongunllige omftandigheden, welke noch voorzien , noch belet konden worden, geen plaats hadden gehad, had men echter niet iunnen verwachten, dat 'er, uit een on- mid- ,5 De aanmerkingen van Mr. j. casteka, in , de bovenftaande aantekening begreepen, komen , mij niet billijk voor. Hij befchuldigc Mr. . staunton , dat hij zich door drift heeft laaien , vervoeren, daar zijn geest anders, over het algemeen, < zeer bedaard is. De fchrijver zegt eenvouwig, . zonder drift, zonder gemaaktheid, of waanwijs' heid, en zelfs zonder een' geest van bedilzucht, dat 'er geene regeering is, die de grondbeginfels der Franfche JlaatsSmwenteling zoo zeer haat en vreest, als die van China. Ik geloof het met hem ; en het moet zoo zijn. De Chineezen hebben een' godsdienftigen eerbied voor de oudheid. Dit gevoelen , welk hun van de tederfte jeugd af ingeboezemd wordt, wordt door het geluk, dat zij, onder hunne regeering genieten, bevestigd. Geen volk op den aardbodem is zoo zeer aan zijne gewoonten , aan zijne zeden , aan zijne wetten verknocht. Geen volk heeft zoo veel achting voor zich zeiven. Het heeft, derhalve , eenen afkeer van , eene vrees voor de minfte verandering. Het gelooft, dat de invoering der geringfte nieuwigheid in het ftaatsbeftuur den ondergang des rijks zou naar zich fleepen. — En wat aangaat den vorst, het is niet moeilijk te begrijpen', dat hij de Fran-  NAAR CHINA. XIV. HOOFDST. 2. Af Cl. I 1I middelijke gemeenfchap tusfchen de hoven, van Londen en Peking , zeer fpoedig aan-, zienlijke voordeden zouden voortfpruiter. De grond hiervan is zeer klaarblijklijk. Want , om die voordeden te bewerken , werd 'er niets minder , dan een geheele verandering, ten behoeve der Engelfchen, in den geest der Chineefche regeering niet alleen , maar ook van dat gedeelte der natie, welks meeningen, ongevoeliger wijs, een' grooten invloed op den geest der Chineefche overheden hebben, vereischt. Maar zulk eene verandering kon niet anders, dan langzaam, trapswijze gefchieden» en fche ftaatsömwenteling moet vervloeken , en ,, een' afkeer hebben van de grondbeginfelen , ,, die dezelve hebben aangebragt, en ftaande ge,, houden. — Dat de Engelfchen mede hun best ,, hebben gedaan, om den Chineezen weerzin tegen de grondbeginfelen onzer vrijheid inte,, blaazen , kan zeer wel zijn. Zij hebben in dien opzigte niets anders gedaan, dan zich van de geneigdheden , welken zij bij dat volk aan,, troffen , te bedienen. — Recht doende aan „ de kortbondigheid en fraaiheid van des Fran- fchen overzetters ftijl, heb ik gemeend , eene ,, berisping, die mij als kwaalijk gegrond voor,, kwam, door den geest van onzijdigheid, te moeten verbeteren.", Cossxcnij. Het paleis ïuen-mn- men. Oogst* naand. 1793- )  Het paleis Tuen-minyuen.Oogstmaand.1793- 1 l l j 1 r na BRITSCH GEZANTSCHAP en nogthans was het van weezenlijk nut , beide voor de Britfche bezittingen in Indosfan , en voor den koophandel op China, zoo niet van geheel Europa, ten minfte van Groot - Britannie , dat dezelve volbragt wierd. — Ondertusfchen fcheen de gezant door de ongelukkige omftandigheden , welke zich in den beginne opdeeden , ten aanzien van den uitflag zijner onderhandelingen, noch moedeloos, noch ongerust te zijn , hoe zeer zij hem perfoonlijk troffen. De eigen aart eener pooging, om met een achterdochtig en onwillig hof vriendlijke en nuttige betrekkingen opterechten, ïischte, dat de voornaamfte zwaarigheden, :erftond in den beginne , uit den weg geruimd wierden. Om de achting en het vertrouwen van zulk een hof te verwerven , moest men zich van deszelfs goedvilligheid trachten te verzekeren ; 't welk liet anders, dan door de tusfchenkomst van >ekwaame ftaatsdienaars, en door een wel >verlegd, befcheiden, maar geenzins laag, ;edrag kon gefchieden. Eindelijk was het ■an het uiterfte belang , dat, in dit eerfte ;ezantfchap, de vertegenwoordiger des koings van Groot-Britannie , om voor zijn per-  naar CHINA. XIV. hoofdst. 2. Afd. i i 3 perfoon op een aangenaame ontmoeting ftaat te moogen maaken, naar geene voorftelling eener daad , of daaden , die de waardigheid van zijnen fouverein, of de eer van zijn vaderland , in de oogen van andere natiën, konden kwetfen, zou luisteren , of zijne toeftemming daaraan geeven. Indien , daarentegen , deeze waardigheid , deeze eer, de eerftemaal, dat men met het hof van China handelde, gehandhaafd wierden , zouden, veelligt, de opvolgers des ambasfadeurs, naderhand, zonder zich aan verdrietige gevolgen bloot te ftellen , de heerfchende gewoonten des lands kunnen opvolgen. Offchoon de keizerlijke gevolmagtigde nopens het gebeurde ten tijde des Rusfifchen gezantfchaps niet onkundig was, koesterde hij echter de hoop , dat de tegenwoordige Engelfche gezant, uit hoofde var zijn handelbaar karakter , in zijnen eisch zou toeftemmen , zonder 'er eenige voorwaarden bij te voegen. Zulk een gelukkige uitflag zou hem geen geringe eer er verdienfte hebben verworven in de ooget zijner medeftaatsdienaaren , die nog meer dan de keizer zelf, aan deezen verouder den eisch van meerderheid over andere na IV. deel, H tiët Het palm Yuen-minyuen.Oogstmaand.1793- l l  Het paleis Tuen minyuen.Oogstmaand.1793- I < 1 ( 2 C l C 4 b 2 4 g Vi r< ti k. w & t,i4 BRITSCH GEZANTSCHAP tiën gehecht ■ waren. «— Om zoo veel te meer nadruk aan zijne poogingen te gee. ven , voegde de gevolmagtigde bij de zijnen nog die der mandarijnen , welke met Jen ambasfadeur op het naauwst verbonden waren. De laatstgenoemden kweeten zich /an deezen last, op eene zeer fchrandere :n niet minder inneemende wijs. Zij betonden met deeze en geene aanmerkingen >mtrent de gewoonten van verfchillende •olken te maaken. Zij verheften het voor!eel, welk reizigers genooten, wanneer zij ich aan de gebruiklijkheden van die lanen, werwaard zij gingen, wisten te fchiken. Daarna van de manier fpreekende <, p welke men bij den keizer ten gehoor rordt ingeleid, gewaagden zij van de neeriiïging , als een gewoone pligtpleeging. ij voegden 'er bij, dat het zeer onaanger lam zou zijn , dezelve niet zoo, als het übruiklijk is , maar op een ongevoeglijke ijs te verrichten; en dat men , om die ïdeh, de gewoonte had, dezelve eenigen |d te vooren, bij wijs eener proeve, eens 't werk te ftellen. Intusfchen Honden de mandarijnen niec einig verwonderd, en verbaasd, toen de zant hun eene gebeurenis, dergelijk ge-. val  NAAR CHINA. XIV. HOOFDST. 2. Afd. II5 val bedoelende , door geloofwaardige gefchiedkundige aantekeningen bevestigd, onder het oog bragt. — De gefchiedenis bcItond hierin: een Europeeër (0), met het aanzienlijk karakter van gezant bij eenen magtigen Oosterfchen alleenheerfcher (p), bekleed, de laagheid gehad hebbende, om zich, tot op de aarde toe, voor hem neer te werpen, werd, bij zijne terugkomst onder zijne landgenooten (q) , veroordeeld, om z'rjn leeven te verliezen, omdat hij de natie, Welke hij vertegenwoordigde, fchandelijk onteerd had. — Daarenboven gaf men den mandarijnen te bedenken , dat men , in hedendaagfche tijden, nog geringer toegeeflijkheden lïrenglijk berispt had ; dat men de daaden en handelingen van lieden , met openbaare volmagt voorzien, niet .zoo zeer als hunne eigen, maar als daaden en handelingen van hun , wier plaatfen zij vervangen , aanmerkte. — Dat, ingevolge deeze grondbeginfels en voorbeelden , eer vorst niet moest verwachten , dat de gezanten van vreemde moogendheden ziet aan zoodaanige pligtpleegingen en eerbe, wij' (») Tim* goras. (p) Den koning van Perfie. ({) De bwgers van Athene, H 2 Het paleis Ynen-minyuen.Oogstmaand.1793-  Het paleis Tuen-minyuen.Oogstmaand.1793. l 116 BRITSCH GEZANTSCHAP wijzen, als door zijne eigen onderdaanen verricht werden , zouden onderwerpen ; maar dat 'er een billijk en noodzaaklijk onderfcheid tusfchen daaden van hulde en onderwerping, en vrijwillige blijken van ichting en vriendfchap, gerekend moest worden plaats te hebben. Bij deeze kiefche omftandigheid, befloot lord macartneij, zich van alle de middelen, die in zijne magt waren, te bedienen , om, in deezen opzigte , aan den Dnderftelden wensch des Chineefchen keizers te voldoen, zonder den pligt, welken hij aan zijnen eigen fouverein fchuldig was, te overtreeden. — Hij ftelde, derhalve, niet voor, om van de plechtigheid Ier neervalling op den grond geheel verchoond te blijven ; maar hij bood aan, lezelve te vervullen op zoodaanige voorvaarden, die , zonder dezelve minder eer)iedig voor den perfoon des keizers te naaken , de voornaamfïe ongevoeglijkheid laarvan zouden wegruimen , belettende, laamlijk , dat men dien voetval of diepe leerbuiging niet als eene daad van hulde :n afhanglijkheid van den vertegenwoordi;er eens vreemden fouvereins zou kunnen efchouwen. De  naar CHINA. XIV. hoofdst. t.Jfd. II? De voorwaarde , welke hij voortelde, beftond hierin, dat een onderdaan des kei zers van China, van gelijken rang, als zijn eigen, voor een fchilderij des konings van Engeland, welk hij bij zich had, en waarop die vorst in zijn ftaatfijgewaad afgebeeld was, dezelve neerbuigingen, welken men van den gezant en vertegenwoordiger van dien koning voor den keizerlijken troon eischte, verrichten zou. Het was eene zaak van groote aangelegenheid , dat dit voorftel in gefchrifte gegeeven, en naauwkeurig in het Chineesch overgezet wierd, uit vrees, dat eenige toevallige of opzetlijke dwaaling in de overzetting het goed gevolg daarvan zou doer mislukken. — De tolk des gezantfchaps offchoon een gebooren Chinees, was vol {trekt onkundig van den ftijl, die aan he keizerlijk hof gebruikt werd ; en doordiet hij, geduurende de verfcheiden jaaren, wel ken hij in het kweekfchool te Napels ge weest was , zich met het fchrijven in he Latijn en Italiaansch voornaamlijk had he zig gehouden, had hij de heblijkheid om de Chineefche karakters vaardiglijk t tekenen, grootdeels verboren, - karak ters, zoo menigvuldig , en op zoo vei jj 2 fchi Hei paleis Yuen-min- juen. Oogst- maand. 1793- t t' > e 1-  Hst paleis Tuen-min- yuen. Oogst maand. 1793- ( i ] I 2 X \ £ t v d d d O nS BRITSCH GEZANTSCHAP fchillende wijzen famengefield, dat het ge tal derzelven niet minder dan tachtig duizend bedraagt. — Zelfs de Europeefche zendelingen , die , te Peking, in dienst ran het hof zijn, offchoon zij de taal verHaan, onderneemen zelden, iets in dezelve :e fchrijven , en nog het allerminst Hukten van gewigt, amptsfiukken , die aan iet hof moeten worden ingeleverd , om welken op het papier te Hellen zij zich van :enen letterkundigen Chinees bedienen , men zij den hoofdzaaklijken inhoud van' t geen zij mede te deelen hebben, woordijk aanduiden. De keizerlijke gevolmagtigde , die niets üinder bedoelde, dan dat zijn voorftel uiver, eenvouwig en zonder eenige vooraarde zou aangenomen en ingewilligd /orden, was in geenen deele geneigd, om enige bedingen in gefchrifte van den amasfadeur te ontvangen, en zou in deezen eenerhande hulp, of aangebooden, of vrijwillig verleend hebben, ktusfehen, konen deeze zwaarigheden door middel der luropeefche zendelingen weggenomen worsn. — Lord macartneij wiste, dat seze zendelingen zeer geneegen waren, tn hem bezoeken te geeven. Hij ver- .zocht,  naar CHINA. XIV. hoofdst. a.Jfd. uo zocht, derhalve, dat hun de noodige ver gunning daartoe mogt medegedeeld worden. 'Er was geen twijfel aan, of hij had de hulp van fommigen van hun noodig, omgJBen tolk, wiens gezondheid nu en dan ongefteld was, te vervangen, en opening te geeven van verfcheiden noodwendigheden , welken deeze en geene perfoonen , aan het gezantfchap verknocht , in de gewoonlijkfte leevensgevallen behoefden. —Daarenboven, was het waarfchijnlijk, dat, ingevolge de brieven van aanbeveeling, aan deeze zendelingen door hunne overften en vrienden in Italië, ten behoeve van het gezantfchap , gefchreeven , een of andei onder dezelven zou gevonden worden, die het waagen wilde , een getrouwe overzetting der gefchriften, welken de gezant noodig had, te bezorgen, en veelligt ook veele andere nuttige onderrechtingen mede te deelen. Nadat de ambasfadeur zijn verzoek verfcheiden maal herhaald had, zag hij eindelijk fommigen der zendelingen; maar zij werden allen op een plechtige, gedwon. gen en omzigtige wijs , in tegenwoordig heid van den keizerlijken gevolmagtigden. bij hem ingeleid. Ook hadden zij der H 4 Por- Het paleis Tuen-min- yuen. Osgst- maand. 1793.  Met paleis ■ Yaen-minyuen.Oogstmaand.I7P3- ! < < J c I \ f I I d fa e z k V. a h h< i fch t2o BRITSCH GEZANTSCHAP Portugeefchen Jefuic, van wfefl in den brief des zendelings , uit Peking aan den gezant gefchreeven, reeds melding gemaakt s , aan het hoofd. Deeze Jefuit fcheea il den hoogmoed te bezitten , diert^het jfeestltjfc gewaad fomcijds inboezemt. En He hoogmoed was bij hem nog vermeerlerd door de eer , dat het hof hem onangs met een' blaauwen knoop verwaarigd had; eene onderfcheiding, welke hem oven zijne amptgenooten, die flechts den zitten knoop droegen, verhefte. — Intussen was hij weinig gefchikt, om eenen 'ritfchen ftaatsdienaar tot tolk te dienen, i'ij verftond noch de Engelfche taal, noch ie (r) , welke tegenwoordig in Europa et algemeenst gefprooken wordt. Daarboven liet hij , in zijne gefprekken met jue amptgenooten , duidlijk genoeg blijm , hoe ongeneegen hij den Engelfchen as, daar integendeel de zendelingen der idere gewesten van Europa doorflaande ijken hunner goedwilligheid en zucht voor ■e welgelukken des gezantfchaps gaven. Vervolgens, leide de gemelde Portugee- fche » Met deeze wordt, buiten twijfel, de Fran* e taal bedoeid.  KAAR CHINA. XIV. HOOFCST. %.Afd. 121 fche Jefuit zijne afgunst jegens het Britsch gezantfchap nog fterker aan den dag. Want, terwijl het bezoek der zendelingen gelegenheid tot het voorftel had gegeeven, dat de ambasfadeur, met zijn gevolg, het lusthuis Hoeng-ya-yuen mogt verhaten, en zich naar Peking begeeven , dewijl men, in die hoofdftad, de noodige toebereidfels tot de reis naar Zhe-hol, met meer gemak , zou kunnen maaken, fpoorde de meergemelde Jefuit den keizerlijken gavolmagtigden aan, om dat verzoek, tot welki begunstiging alle de andere Europeeën zich vereenigd hadden, te dwarsboomen.Doch in een ander gefprek , welk he eenige was, dat lord macartneij me dien Portugees kon hebben , wendde d< gezant alle zijne poogingen aan , om hen tot begunstiging der Engelfche natie ove te haaien. Hij had ook het genoegen o befpeuren , dat de Jefuit in de daad vai toon veranderde , en verzekering gaf, da hij den ambasfadeur alle de dienften , di in zijn vermoogen waren , bewijzen zou 't welk ook fommigen zijner landgenoo ten, die zeer achtbaare mannen waren beloofden. — Maar de Chineezen zelv koozen , nadarhand, den eigen tolk de H 5 an Het palek Tueirnünyuen.Oogstmaand. s ;*  ■Het paleis Tuen-min- yuen. Oogst- maand. j793- D ER- 122 BRITSCH GEZANTSCHAP enz. ambasfadeurs boven den Jefuit, omdat zijne fpraak, als die van eenen inboorling des lands, aangenaamer in hunne ooren was , dan de vreemde toon des zendelings. — Het vervolg en de uitflag deezer onderhandeling in de volgende, of derde ifdeeling van dit hoofdftuk.  DERDE AFDEELING. Het gezantschap keert van het paleis yuen-min-yuen naar de hoofdstad u rUg, — Vervolg der merkwaardigheden van peking.— Toebereidsels tot de reis naar zhe-hol in tartarije. INHOUD. Het gezantfchap keert naar Peking te rug. — Befchrijving van het paleis, waarin het gehuisvest werd. — Een Chineesch Christen dient den ambasfadeur voor tolk. — Manier , van welke de Engelfchen zich moeten bedienen, om hunne gefchriften in V Chineesch te doen vertaaien. — Brief, aan den eerften ftaatsdienaar ho-choeng-taung gericht. „ Veldftukken , welken de Engelfchen den keizer moeten aanbieden. — De keizerlijke gevolmagtigde vraagt het luskruid, aan het gezantfchap toebehoorende. — Smaak der Chineezen voor de Engelfche goederen. — Uitgefirektheid van  124 INHOUD. van Peking, — De Tartaarfche ftad — De Chineefche ftad. — De keizer heeft de gewoonte, om jaarlijks eens, in eigen perfoon , den ploeg te houden. — Befchrijving dier plechtigheid. — Tempel, aan den hemel toegewijd. — Tempel, aan de aarde toegewijd. — Groot onderfcheid tusfchen Peking en de Europeefche hoofdlieden. — De eigendommen zijn in China onzeker. — Het volk is in drie klasfen verdeeld. — Vierfchaaren des rijks. — Derzelver werkzaamheden. — Hoe de bedieningen verkreegen worden. — Vereischten , om daartoe te geraaken. — Wijs, op welke men zich verzekert, dat zij, die naar eene bediening ft aan , de vereischte hoedaanigheden bezitten. — Grondbeginfels in het beflier van zaaken. — Standvastigheid der regeering. — Inleiding der Tartaaren in de openbaare ampten. — huizen , lecvensregel, geaartheid, en gedrag der Chineezen. — Rust en burgerlijke regeering van Peking. — De inwooners van Peking weeten weinig van ziekten. — Waarom China zoo zeer bevolkt is. — Le Chineezen trouwen vroeg. — De kinderen zijn verpligt, om voor hunne ouders te zorgen. — Kin-  INHOUD. ia* Kinderen -worden „ fomtijds, door hunne mders ie vondeling gelegd. — Aanmerkingen over dat onder-werp. — Bijzonder worden de dochters te vondeling gelegd. — Zorgvuldigheid der regeering omtrent dit ftuk. — Der zendelingen. — De zendelingen redden veele vondelingen , -welken zij in de grondbeginfelen des Christendoms opvoeden, en die hun, naderhand, behulpzaam zijn, om andere Chineezen te bekeeren. — Gedrag en karakter der zendelingen. — Dien/Jen , door hen be-weezen. — Sommige Chineezen komen den gezant bezoeken. — Concerten, door de muzikanten des gezantfchaps gegeeven. — De Chineezen ver-wonderen zich over de gefchenken, door den ambasfadeur voor den keizer medegebragt. — Aanmerking van eenen Chinees, bij gelegenheid, dat hij het portrait van een" jongen hertog zag. — Aanmerkingen der mandarijnen over de verheevén zitplaats des koetziers aan eene koets , tot een gefchenk voor den keizer beftemd. — Toebereidfels tot de refs naar Tartarije. — Gunftige boodfchap des keizers aan den ambasfadeur. — Lijst der planten , in de provincie Pe-che-li verfameld. De  Felting. Oogstmaand.1793' 126 BRITSCH GEZANTSCHAP De Portugeefche Jefuit, van wien in het laatst der voorgaande afdeeling gefprooken is, wilde zich bij lord macartneij verdienstlijk maaken, door den keizerlijken gevolmagtigden te overreeden, dat hij den keizer moest fchrijven , ten einde aangaande deszelfs wil, betreklijk des ambasfadeurs begeerte , om zich naar Peking te moogen begeeven, onderrecht te worden; voorwendende, dat zonder die vergunning de begeerde verplaatfing niet gefchieden kon. Maar de bevelhebber van het paleis Yuen-min-yuen, die van een' hooger rang dan de gevolmagtigde was, en meer magt had , dan hij , bemoeide zich met deez^e zaak. Het gevolg daarvan was , dat het gezantfchap, terftond , naar de hoofdftad vertrok. — Te Peking aangekomen zijnde , werden alle de perfoonen, tot het gezantfchap behoorende , in een groot paleis gehuisvest. Hetzelve beftond uit verfcheiden ruime gebouwen, gefticht door een' geweezen ontvanger der keizerlijke inkomften en tolrechten te Kanton. Naar men zeide, had hij het , grootdeels , uit het beloop der fommen, welken hij, onrechtvaardiger wijs'  naar CHINA. XIV. hoofdst. 3. Afd. \%\ wijs , van den Britfchen koophandel afee perse had, gebouwd. Maar, toen die zelv, amptenaar, bij gelegenheid dat hij eene bt diening, nader bij de hoofdftad , bekleedde dezelve fchraapzuebt ten koste van Chi neezen pleegde, werd hij afgezet , en zijl paleis ten behoeve der kroon verbeurd ver klaard. Dit paleis was naar het algemeene voor beeld van de wooningen der groote man darijnen gebouwd. Een zeer verheevei muur , van tigchelfteenen opgehaald, ei een langwerpig vierkant uitmaakende, om ringde het geheele gefticht. Het uitwen dige van deezen muur was eenvouwig witachtig , en had Hechts écne deur , di omtrent eenen der hoeken was , en naa een naauwe ftraat leidde , geenzins beloc vende de prachtige gebouwen, binnen die omtrek befloten. Deeze muur onderfchraag de, in zijne geheele lengte, het bovenft gedeelte van een dak , welks laager zoo men op eenen binnenmuur, evenwijdig me den anderen voortlopende, rustten, ee lange reeks gebouwen vormde, in vertrefc ken voor dienstbooden , en verfcheide bergplaatfen verdeeld. De rest van de omtrek was in eenige vierkante plaatfen i Peking, Oogstmaand,1793- I t » e r n 2 | n j >f  PeJtïng. Oogstmaand.Ï793- 128 BRITSCH GEZANTSCHAP of voorhoven , van verfchillende grootte onderfcheiden. In ieder der vierkanten waren gebouwen opgerecht, op granietfleenen grondvesten rustende, en door eene zuilenrei omringd. — De pijlaaren waren van hout, nagenoeg zestien voet hoog, en beneden aan den voet zestien duim over de middellijn dik, welke dikte, in de hoogte allengs afneemende, aan het boveneind een zesde verminderd was. Zij hadden noch kapiteel, noch voetftuk, volgens de eigenlijke betekenis deezer kunstwoorden, in de orden derGriekfche bouwkunde gebruiklijk. Zelfs vertoonden zij omtrent de plaats der fchaft, anders voor het lijstwerk bellemd, niet de minfte afdeeling; maar waren effen zoo wel boven aan den top, die de kornis onderfchraagt, als beneden, alwaar zij in de uitgehouwen holte van een' ronden fteen rustten, die een' cirkelvormigen ring, nagenoeg op de wijs der Toskaanfche bouworde, rondom ieder derzelven maakte. Tusfchen de pijlaars, was, op de hoogte van omtrent een vierde van de lengte der fchaft, van de kornis neerwaard, een fieraad in houtwerk uitgehouwen, dat men het kroonlijstwerk zou kunnen noemen, en welks kleur van die der pijlaaren, welke al-  NAAR'CHINA. XIV. HOOFDST. $. jfd. 120 allen rood gefcbilderd waren , onderfcheiden was. Deeze zuilenrei diende, om dat gedeelte van hec dak , welk in een kromme gedaante toe buiten de grondvest des muurs uitftak, en naar de randen zich in de hoogte verhefte , te onderlteunen. — Door middel van zulke overdekte zuilenreiën, kan men, tegen regen of heete zonneftraalen beveiligd , alle de deelen deezer uitgebreide gebouwen , gemaklijk bezoeken. Het getal der pijlaaren , tot dit geheele gefticht behoorende, was niet minder dan zes honderd. Het voornaamfle vertrek was voor den ambasfadeur beftemd. Ter zijde van hetzelve, was een verheevén zaal, ingericht, om 'er fchouwfpellen in te vertoonen, en concerten te houden. Achter dezelve waren kleine kabinetten, om zich aftezonderen, en rondom eene galderij voor de aanfchouwers. Geen van alle deeze gebouwen had meer dan ééne verdieping, uitgenomen alleen één,naamlijk, dat voor de vrouwen, wanneer de eigenaar zelf 'er zijn verblijf hield. Hetzelve was in het binnenfte vierkant gelegen. De voorzijde beftond uit een lange en zeer hooge zaal, wier ven- IV. DEEL. * fterJ Peking. Oogstmaand.1793-  Feking. Oogst' maand. 1793- 130 BRITSCH GEZANTSCHAP fters, in plaats van glas , met papier van Korea voorzien waren, waardoor men onmooglijk eenig voorwerp onderfeheiden kan. — Aan het achterëind deezer zaal was een galderij , ter hoogte van omtrent tien voet, welke naar vericheiden kleine kamertjes leidde, die geen ander licht hadden, dan 't geen zij uit de zaal ontvingen. De binnenvenffers deezer kamertjes waren van zijden gaas, op houten raamen gefpannen, en verfierd met bloemen, vruchten, vogelen, infekten, met de naald geborduurd , of in miniatuur gefchilderd. — Deeze zaal, fchoon merklijk kleiner, was veel fraaier dan de meeste anderen. Achter dit gedeelte des gebouws was nog een kleine open plaats, met allerhande gemakken, alles, naar het fcheen, voor de eenzaamheid en afzondering gefchikt. In een van de buitenfie vierkanten of voorhoven, was een groote waterkom, in welker midden een fteenen paviljoen was opgehaald. Hetzelve verbeeldde naauwkeurig een van die Chineefche booten, welke overdekt zijn. — In anderen dier hoven , of vierkante plaatfen , had men boomen geplant. En in de grootfte vertoonde zich een ftapel rotfen, als bij geval op een gehoopt,  waar CHINA. XIV. hoofdst. $.Afd. 131 hoopt, doch zeer vast aan elkander gehecht. Aan een van de uiterften was eene plaats , naar allen fchijn , tot een' kleinen tuin aangelegd, maar die wegens de eene of andere tusfchen komst niet voltooid was. — De laatfte bezitter van dit paleis genoot, naar het fcheen, de vruchten zijner onrechtvaardigheden niet lang. Hij was ten deezen tijde onder vonnis, om openlijk geftraft te worden , en dus voor zijne be» gaane knevelaarijën te boeten. In dit paleis deed zich, terftond, de gelegenheid op , om eenen der zendelingen te Peking te zien. En dewijl deeze den Engelfchen zeer geneegen was, toonde hij zig bereidvaardig, om den tolk , of overzetter, daar men om verlegen was, te bezorgen. Ingevolge van dien, bood hij eenen jongen Chinees , die belijdenis van het Christendom gedaan had , den gezane aan. Hij voegde 'er bij, dat hij zelf zich gewoonlijk van hem bediende , en dat hij zeer bekwaam was, om deezen dienst te vervullen. Maar , zoo groot is de aangebooren vrees der Chineezen , om lieden , met gezag bekleed , op eenigerhande wijs te beleedigen, of zich in 't geringfte mee eenige flaatszaaken te bemoeien; — en zooI 2 daa- Feklng. Oogst* maand. 1793'  Peking. Oogstmaand.1793- 13= BRITSCH GEZANTSCHAP daanig was, in 't bijzonder, de bekommering van deezen jongen Christen, van zich het ongenoegen des keizerlijken gevolmagtigden op den hals te zullen haaien, indien het gefchrift voor het zijne erkend wierd; dat men hem niet overreeden kon,hetzelve onder zijn handfchrift te laaten uitgaan. Men wist ook,indedaad, met zekerheid, dat een inboorling van Kanton, eenigen tijd geleeden, met den dood geftraft was, omdat hii, aldaar, een verzoekfchrift in het Chineesch ten behoeve der Engelfchen gefchreeven had. — Intusfchen kwam men deeze zwaarigheid te boven door middel van dien jongman, welke zich, gelijk wij te vooren reeds verhaald hebben, in des ambasfadeurs dienst begaf. Die perfoon had niet alleen voortgangen genoeg in de Chineefche taal gemaakt, om nu en dan voor tolk te dienen , maar hij bezat ook de bekwaamheid, om met een buitengewoone vaardigheid en gemaklijkheid de Chineefche karakters naar te fchrijven. Van de hulp van deezen jongman bediende men zich ten aanzien van alle de gefchriften, welken men, vervolgens, in de Chineefche taal overgeeven moesr. De weg, dien men , om dit oogmerk mee  naar CHINA. XIV. hoofdst. 3. Afd. i£g, met den Chineefchen Christen te bereiken, moest inflaan , was een weinig moeilijk. De heer huttnf.r vertaalde eerst het Engelsch opftel in het Latijn, ten diende van den gewoonen tolk des gezantfchaps, die de taal van het oorfpronglpe niet verftond. Deeze tolk verklaarde , naderhand , woordlijk , den zin van het Latijn in het Chineesch, zoo als men die taal in de daaglijkfche verkeering gemeenzaam fpreekt; welk de nieuwe overzetter in der gewoonen ftijl van ftaatsgefchriften over bragt. Des ambasfadeurs paadje fchree: deeze overzetting, terftond daarna, in he net; en om den overzetter gerust te ftel len , fcheurde men het oorfpronglijk ont werp in zijne tegenwoordigheid in ftuk ken. Het vertoogfchrift van lord macart ne ij was aan den kolao, of des' keizers eet ften ftaatsdienaar, h o-c ii o e $ g-t adng (V gericht, en van den volgenden inhoud: é a («) In 't begin des jaars 1800, kreeg men, ovi Engeland, tijding uit China, dat deeze eerf .ftaatsdienaar van keizer tciiieN-lun 0, die 1 I voornaame oorzaak is geweest, dat dit ongemci • kostbaar en prachtig Britsch gezantfchap aan d Peking. Oogstmaand,1793- \ I- :e le :n m  Peking. Oogstmaand.1793. Ï34 BRITSCH GEZANTSCHAP „ Zijne majefteit, de koning van Groot„ Britannie , een ftaatlijk gezantfchap aan „ zijne majefteit, den keizer van China, „ zendende , heeft daarmede de duidlijkfte „ en grootfte blijken zijner bijzondere „ achting en eerbied voor zijne keizerlijke „ majefteit aan den dag gelegd. De am» basfadeur, die gelast is, deeze gevoelens „ over te brengen, heeft de oprechtfte be» geerte, om dat voorwerp zijner zending „ met iever en goed gevolg uittevoeren. » Insgelijks is hij bereid, om zich naar al„ le de uitwendige pligtpleegingen , die „ door de onderdaanen zijner keizerlijke „ majefteit, en de cijnsbaare prinfen, wan„ neer .zij aan zijn hof verfchijnen, verricht » wor- gemelden keizer, door lord iiacartnêij bekleed , den gewenschten uitflag niet gehad heeft, door den nieuwen keizer, ka-kin«, zoon en opVolger van tchién-lunc, kort na zijne komst tot den troon, afgezet, en gevangen genomen, en een der mandarijnen, die door den voorgaanden Vorst benoemd wajen, om dat gezantfchap te ontvangen , en naar des keizers verblijfplaats te geleiden , weder in zijne plaats aangefteld is. Dewijl hij een betoonde vriend der Britfche natie was, zou die verandering in vervolg van tijd tot haare merklijke bevoordeeling kunnen ftrektefl. ■éatt. éts n£PIft0, vest.  NAAR CHINA. XIV. H0C*DST.3.4#. I35 „ ,-worcfen, volkomen te fchikken, niet al-. „ leen om de wanorde van nieuwigheid te „ vermijden, maar ook, om door zijn voor„ beeld ten behoeve van eene der grootfte „ zoo wel, als verstafgeleegene natiën des „ aardbodems, den hoogen en billijken „ dunk, welken de waardigheid en de x overklimmende deugden zijner keizerlijke „ majefteit inboezemen, met de daad te „ toonen." „ De ambasfadeur heeft beflooten , om „ zonder fchroom of draalen , op deeze „ wijs te handelen , alleenlijk op deeze w eene voorwaarde, waarvan hij zich vleit, „ dat zijne keizerlijke majefteit onmiddelijk „ de noodzaaklijkheid zal gevoelen, en waaraan hij de goedheid zal hebben, Z zijne toeftemming te verleenen, door de 5) noodige bevelen te geeven , welke het 9 gevaar, waaraan de iever voor zijue kei„ zerlijke majefteit, bij deeze gelegenheid, „ den ambasfadeur bloot zou ftellen, kun„ nen beletten; want de ambasfadeur zou „ zekerlijk zeer gevoelige onaangenaamhe„ den ondergaan , bijaldien zijn gedrag bij „ deeze plechtigheid kon worden aange„ merkt, als den verheevén en doorluchv tigen rang, dien zijn meester, wien hij I 4 » ver- ?eking. Dogst•naand.1793-  Peking. Oogstmaand.1793- ï36 BRITSCH GEZANTSCHAP „ vertegenwoordigt, onder de onafhanglij„ ke fouvereinen bekleedt, onwaardig te. „ zijn. Dat gevaar kan gemaklijk worden » gemijd, en het genoegen aan weerskan„ ten volledig zijn, wanneer zijne keizer„ lijke majefteit bevel geeft, dat een d:r „ amptenaaren van zijn hof, van gelijken ,, rang als de ambasfadeur, voor het fchil„ derij van zijne koningüjke majefteit van „ Groot-Britannie, waarin hij leevensgroot, „ en in zijn koninglijk gewaad gekleed , » afgebeeld is, en welk.de ambasfadeur „ tegenwoordig te Peking bij zich heeft, „ dezelve pligtpleegingen oefent, welken „ de ambasfadeur voor den troon zijner „ keizerlijke majefteit vervullen zal." Nadat men omtrent het uitwendige van dit vertoogfchrift, ook ten aanzien van het opfchrift, de gewoone vorm naauwkeuri> in acht had genomen , werd het aan den keizerlijken gevolmagtigden ter hand gefield, die beloofde, dat hij het terftond aan het hof zou zenden. Hij fcheen tevens den inhoud van hetzelve goed te keuren. En noch de zendeling, noch de voornaame. Chineezen , die 'er kennis van gekreegen, hadden, hadden eenigen twijfej, of de kei*  kaar CHINA. XIV. hoofdst. 3. Jfd\ 137 keizer zou het gedaane voorftel gereedlijk inwilligen. Te meer was men van deeze gedachten , dewijl de verrichting van dezelve pligtpleegingen, welke men van eenen der onderdaanen zijner keizerlijke majefteit eischte , zonder ftaatfij, in een bijzondere kamer kon gefchieden , en in het rijk naauwlijks bekend of gemeld zou worden; daar, integendeel, des ambasfadeurs neerbuigingen tot op den grond toe, bij gelegenheid van een plechtig feest, in tegenwoordigheid van alle de cijnsbaare prinfec en de eerfte onderdaanen des rijks, moesten plaats hebben , en men derhalve niei nalaaten kon , om 'er in de nieuwspapie ren, die onder keizerlijke vergunning wor den uitgegeeven, verflag van te doen. In deeze overreeding, maakte men3 aan Honds, de noodige fchikkingen, tot d reis , om in des keizers tegenwoordighei te verfchijnen. Dat gedeelte der gefchen ken, ,welk naar Tartarije moest gevoer worden, werd, benevens de bagaadje de gezantfchaps, van Hoeng-ya-yuen naar P< king gebragt. Onder de bijzonderheden tot het eerfte gedeelte behoorende, ware zes kleine metaalen veldftukken, zeer fchoc gegooten, van een fraaie gedaante, en c 15 15l Peking-. Oogstmaand.1793. | I i i s » n n P Tm 3  Peking. ÖOgSt' maand. «793. i ! 1 I 1 ( ] 138 BRITSCH GEZANTSCHAP ligte affiiten geplaatst. Onlangs had men 'er de proeve van genomen, om bijzonder die lieden van des ambasfadeurs wacht, die beftemd waren , om 'er in des keizers tegenwoordigheid mede te vuuren, vooraf te oefenen en daartoe te bereiden. Uit ieder Huk werden verfcheiden fchoten in eene minuut gedaan. — Zoo groote fnelheid in krijgsverrichtingen, door vreemdelingen gedaan , behaagde den gevolmagtigden, die 'er getuige van was , niet grootlij ks. Hij was waanwijs genoeg, om te zeggen, dat men in de keizerlijke heirmagt hetzelve kon doen ; en hij , die 'er te vooren zoo zeer op gefield was geweest, dat alle de gefchenken, in het gevolg des ambasfadeurs, naar Zhé-hol werden gevoerd, was nu eensklaps van meening, dat deeze veldflukken niet derwaard moesten gebragt wor3en, omdat de keizer in 't kort te Peking zou te rug komen. — Onder de bagaadje tan het gezamfchap waren ook zoo veele deine vaatjes buskruid, als men gerekend ïad zoo tot het doen der onderfcheiden alvo's , als tot het afvuuren der veldftuk:en, en het fchieten met het klein geweer 'an des ambasfadeurs wacht, noodig te zulen hebben. Dit buskruid was nu ook een voor-  naar CHINA. XIV.hoofost. Afd. Ï39 "voorwerp van ongerustheid en argwaan J voor den gevolmagtigden. Hij eischte,dat, het hem overgegeeven wierd; en men gaf het hem op ftaande voet over, omdat het eene zeer onverfchillige zaak was. — Het geheele gedrag van deezen Tartaar verried niet onduidlijk eene ziel, innerlijk gekweld en beroerd door de vrees , van eens te zullen moeten zien, dat de Chineezen een verheevener denkbeeld van de krijgsdapperheid der Engelfchen , dan van die zijner eigen natie zouden opvatten. De Chineezen over het algemeen betuigden oprechtlij k hunne verwondering over een groote verfcheidenheid van goederen, welken de Engelfchen zoo tot gefchenken voor den keizer, als ten gebruike van ver. fcheiden perfoonen, tot het gezantfchap behoorende, hadden medegebragt, en die nu ontpakt en ten toone gefield waren , niei alleen, om de nieuwsgierigheid der inboorlingen te voldoen , maar ook , met eer oogmerk, om daardoor fmaak voor Brit fche manufaktuuren onder hen te verfprei den. Het grootfte gedeelte van huisraad welk bij de Engelfchen in daaglijksch ge bruik is, wordt insgelijks in China gebe zigd en in het land gemaakt \ maar da vai 'ektng. Oogstnaand.1793. i > e 1  Peking. Oogstmaand.1793. 140 BRITSCH GEZANTSCHAP van China is, over het geheel, en in hoèdaanigheid, en in netheid van werk, minder dan dat der Engelfchen. Het Engelsch Haal werk wordt in China met uitneemende graagte gezocht. Indien in vervolg van tijd de fchepen der Engelfche Oostindifche maatfchappij een' vrijen toegang in de haven van Titn-fing mogten bekomen, zal de vraag naar- en het vertier van manufaktuuren van Birmingham en Sheffield, enkel om de hoofdftad Peking te voorzien, aanmerklijk worden uitgebreid. -^it'ïsd nwmsalu j^rl »?o nè>:99aidD «ti Deeze hoofdftad Peking ftaat niet , te» aanzien haarer grootte, in dezelve evenredigheid met het overige van China, gelijk Londen in betrekking tot Groot-Britannie. — Het voornaarafte gedeelte van Peking wordt de Tartaarfche ftad geheeten , omdat zij, in de dertiende eeuw, toen de eerfte Tartaarfche ftam den Chineefchen troon beklom, op nieuw herbouwd is. Zij heeft de gedaante van een langwerpig vierkant , welker vier muuren naar de vier hooldftreeken der waereld gekeerd zijn. Deeze muuren fluiten eene vlakte van omtrent veertien vierkante Engelfche mijlen in. In het middenpunt van dezelve is het risv kei-  naar CHINA. XIV. hoofdst. $.Afi. 141 keizerlijk paleis, welk, binnen den geeler muur, eene ruimte van ten minfte een vier kante Engelfche mijl beflaat. De ftad is bijkans een derde grooter, dan Londen, in zijne tegenwoordige uitgeftrektheid befchouwd. Maar buiten en behalve de groote uitgeftrektheid lands, welke dit rijk van den grooten muur tot in de nabuurfchap der Kaspifche zee bezit , ftaan alleen deszelfs vijftien oude provinciën, met GrootBritannie vergeleeken, als vijftien tot één, Een ander gedeelte van Peking, aan der muur der Tartaarfche ftad grenzende , i onder de benaaming der Chineefche fia, van dezelve onderfcheiden. Wanneer inge zeetenen uit de provinciën , om hunn eigen zaaken, nu en dan de hoofdfta moeten bezoeken, houden zij meestal hu verblijf in deeze ftad. Haare muuren, di zeer in verval zijn, fluiten, insgelijks eene zeer aanmerklijke vlakte, te weeten omtrent negen vierkante mijlen , in. Oi dertusfchen is maar een klein gedeelte v£ deezen grond bebouwd. De huizen zi; niet fraai; zij zijn onregelmaatig, maar v: bewooners opgepropt. Van dat gedeel des gronds, dat met geene wooningen b zn is, wordt een aanzienlijk gedeelte 1 d Peking. Oogstmaand.1793. \ : l \ ü e » » j- n n n te e- ot :n  Peking. Oogstmaand.1793' 142 BRITSCH GEZANTSCHAP den landbouw gebruikt. — Binnen deezen omtrek heeft men de Sien-non-tang, dat is: de Hoogte der eerwaardige landbouwers, opgeworpen. Jaarlijks, begeeft de keizer zich, in de lente, derwaard, en, ingevolge een oud gebruik, vat hij zelfden ploeg aan , en beftiert denzelven met zijn eigen hand door een' kleinen akker, om het beroep van den akkerman daardoor eer aan te doen Terwijl de vorst met deezen arbeid , die omtrent een uur lang duurt, bezig is, wordt hij door een groep boeren verzeld en omringd, zingende liederen tot lof van den landbouw. Daarna volgen de prinfen van zijn hof, en de voornaamfre ftaats- (i) Deeze ftaatlijke plechtigheid, welke jaarlijks in de lente plaats heeft, en, op éénen en denzelven dag, in alle de provinciën des rijks, door de gouverneurs herhaald wordt, is bij de Chineezen niet alleen een ftaatkundige, maar ook een godsdienftige handeling. Zij befchouwen ze als eene hulde, welke de keizer aan het Opperweezen doet; als een gebed, welk hij aan hetzelve opzendt, om den landbouw in zijne Haaten te zegenen. Hij bereidt zich dooreen driedaagsch rasten daartoe. Hij begint de plechtigheid met een offerande; en gebruikt de graanen, ivelke van dien akker worden ingeöogst, om ze lan de godheid ten offer te brengen. Cossignij.  naar CHINA. XIV. hoofdst. 3. Afd 143 ftaatsdienaars, zijn voorbeeld , beurtling. den ploeg aanvattende, en in zijne tegenwoordigheid verfcheiden vooren maakende. — Zij zijn allen, gelijk ook de keizer zelf, op die wijs gekleed, als met den arbeid van den dag overeenkomftig is. — Het voortbrengfel van den akker, op deeze wijs beploegd , ingeöogst , wordt zorgvuldig verfameld, en, volgens de bekendmaaking, die 'er met plechtigheid van gedaan wordt, overtreft het altijd, in menigte en hoedaanigheid , den oogst , die van eiken anderen akker van gelijke grootje, in dat jaar, ingefameld is. — De viering van dit feest, welk met recht eer voorbeeldig feest mag geheeten worden . wordt zelfs in de afgelegenfte dorpen de! rijks bekend gemaakt. Het wijs oogmerï hiervan is, om zelfs den geringften hutbewooner genoegen te veroorzaaken, et hem, over de te leurftellingen, waartoe d< wisfelvalligheden der jaargetijden, dikwijls aanleiding geeven, zoo veel mooglijk is te vertroosten, wanneer hij zich erinnert dat zijn beroep door zijnen fouverein zei ven aangenomen en verëdeld is ; die zie dus in de talrijkfte zoo wel , als nuttigft klasfe zijner onderdaanen ingelijfd rekent e Peking. Oogstmand.1793. i t » 5 s i 2 t tl  Peking. Oogstmaand.«793- 144 BRITSCH GEZANTSCHAP en van dat oogenblik af een gemeen belang met hun fchijnt te hebben fV). Binnen den omtrek derzelve Chineefche ftad , is ook de Tien - tan, dat is : de Hoogte des hemels, opgerecht. Het enkel karakter tien, of hemel, is voor het hoofdgebouw deezer hoogte gefchreeven. De gedaante des gebouvvs is rond ; waarmede men op het gewelf des hemels, zoo als het zich aan het oog opdoet, eene toe- fpee- . (c) In een opkomende maatfchappij, kan men den landbouw in en voor het algemeen, en een gelijke verdeeling der ingeöogfte graanen onder de leden derzelve toelaaten : maar in een talrijke maatfchappij, in weike het noodzaaklijk is, dat een groot gedeelte haarer bevolking zich met anderen arbeid, dan dien van den akkerbouw, bezig houde, naamlijk: aan de verdeediging des lands, lan de bezorging en handhaaving der burgerlijke regeering, aan de oefening van onontbeerlijke kunften, aan den koophandel, aan de manufaktuuten enz. haaren tijd en vlijt beiteede, wordt de :igendom der landerijen eene grondwet voor het maatfchaplijk ligchaam. De verdeeling van een geheel land in kleine gelijke deelen, fchijnt een onmooglijke zaak te zijn. Wie kan daaraan twijfelen , die maar op het groot onderfcheid van ien aart der gronden, van hunne ligging, en den invloed des dampkrings behoorlijk acht geeft ? Cossiowij.  naar CHINA. XIV. hoofdst. %.Afd. 145 fpeeling heefc gemaakt. Dus is de Ti-tan of de Tempel der aarde, vierkant, omdat de oude Chineezen zich verbeeldden , dat de aarde een volmaakt vierkant was. Ten tijde van den zomerzonneftilftand, wanneer de hitte der zon het fterkst is , begeeft de keizer zich in ftaatlijken optogt naar den Tien - tan , of Tempel des hemels, om aan dat groote hemellicht zijne hulde te bewijzen, en voor zijnen weldaadigen invloed danköfferen te brengen.— In den winterzonneftilftand worden nagenoeg dezelve plechtigheden in den Tempel der aarde verricht. In geenen van die tempels is eene perfoonsverbeelding. Sommigen der wetgeevers van Chins hebben zich, echter, van de befchouwing van een ftoflijk weezen, tot een eerfte oor zaak verheevén , aan welke zij een' naan gaven.. Anderen hebben bij de hulde welke men aan die oorzaak fchuldig is nog offeranden van dieren gevoegd , al aan een weezen, welk in de vernietiginj van een leeven, welk het gefchonken heeft vermaak kon fcheppen. Deeze plechtige vereering van hemel ei aarde bepaalt zich alleen tot den perfooi des keizers. Tot zijn gemak wordt zij t 1 IV. DEEL. K Pe Peking. Oogstnaand.t793- l ► 3 r > 1 ) 1 8  Peking. Oogstmaand.1793. 146 BRITSCH GEZANTSCHAP Peking verricht, alwaar die vorst in veele andere voornaame en ftaatlijke plechtigheden , door de vereenigde belangen van ftaatkunde en godsdienst uitgevonden, in 't openbaar verfchijnt. — Behalve deeze, zijn 'er bijkans geene andere openlijke vertooningen in deeze ftad. Men kan ze niet ongevoeglijk bij de godsdienftige plechtigheden of funzioni. welken de bisfchop van Rome, nu en dan, in die hoofdftad doet, vergelijken. — In anderen opzigte^ hebben weinige van die omftandigheden, welke tot vergrooting der hoofdfteden van andere landen zoo veel toebrengen, in de hoofdftad van China plaats. Peking is enkel de zetelplaats van het rijksbewind. Het is geen haven. Ook is het geene plaats van binnenlandfchen koophandel, of van manufaktuuren. Geene vergadering van volksvertegenwoordigers, met een groote menigte bedienden, houdt 'er haare zittingen, om de maatregels der kroon te bevorderen, te onderzoeken of tegentefpreeken. Even zoo min is Peking eene plaats van vermaak of verkwisting. De voornaamfte fteden van Europa zijn haaren rijkdom , haare grootheid en haare volk-  NAAR CHINA. XIV. HOOFDST. 3. Jfê. I47 volkrijkheid, grootdeels, verfchuldigd aan den toevloed van die lieden , welke , of uit hoofde der rijke nalaatenfchap hunner ouderen, of door de gunst van den vorst, zulke aanzienlijke fchatcen bezitten, dat zij geene moeite behoeven te doen , om ze te verkrijgen , en alleenlijk in de verkeering met de groote waereld gelegenheid zoeken , om het aangenaamfte genot van hunne goederen te hebben. Zij voeren ook het grootfte gedeelte van de zuivere inkomften des lands met zich. Bevrijd van de ongerustheid , om het noodig onderhoud te verkrijgen , onkundig van de driften van gierigheid en eerzucht, grootdeels ontheeven van de gewoone zorgen , dit leeven verzeilende, en nooit angstvallig over de onzekerheden , die van alle de onderneemingen onaffcheidlijk zijn , maaken zij het aangenaamfte en bestonderrechte gedeelte der maatfchappij uit. Veelr verbeteringen der weetenfchappen, en fommigen der fchoonfte uitvindingen is men aan het welbefreeden hunner ledige uuren verfchuldigd. Onder deeze lieden worden, gemeenlijk, de zuiverfte en verheevenfte gevoelens, gelijk ook de befchaafdfte en bevalligfte zeden gevonden, welke het kali a rak Oogstnatmd,\19t>  TelingOogstinaand.1793- 148 BRITSCH GEZANTSCHAP rakter van eerlijke lieden verfieren. Maar, uitgenomen 't geen de weetenfchappen en fchoone kunften betreft, zijn zij van weinig nut voor de andere klasfen der maatfchappij , van welker nijverheid zij hun beftaan hebben. De lieden van deeze foort, (daar de rijkaards en lediggangers onder den grooten en kleinen adel begreepen zijn) en die van een' minderen rang, zijn in alle de deelen van Europa zeer talrijk. Hunne familiën , hunne dienstbooden, en zij, die geliaadig bezig zijn, om, of voor hunne vermenigvuldigde behoeften, of voor hunne onderfcheidcn tijdkortingen en vermaaklijkheden te werken, brengen veel toe, om de bevolking der hoofdlieden van alle de Europeefche koningrijken te vermeerderen. — Doch Peking is weinig van zijne grootte en volrijkheid aan omfiandigheden van dergelijken aart verfchuldigd. De meeste menfehen aldaar bekleeden posten , welke hun regelmaatig zijn toegeweezen ; of zij worden gebruikt bij die geenen zeiven, welke 'er mede bekleed zijn. Wanneer men veelligt eenige nabeliaanden des keizers uitzondert, vindt men 'er weinigen, welker geheele bezigheid is, hun vermaak naartejaagen , en den tijd te flij- ten ,  naar CHINA. XIV. h00fdst. <3>.Afd. 149 ten, welken anderen genoodzaakt zijn, ol aan het vervullen van deezen of geenen, openbaaren dienst, of aan de kostwinning te befteeden. In China, heeft minder ongelijkheid ia de bezittingen, dan in de rangen en ftand der menfehen plaats. — De alleroudfte jaarboeken des rijks getuigen, dat de inwooners van hetzelve, geduurende zeer langen tijd, de aarde zoo wel als de andere hoofd* ftoffen derwaereld, bijkansin gemeenfehap genooten. Hun land was in kleine gelijke rechtsgebieden verdeeld. Elk rechtsgebied werd in gemeenfehap bebouwd door achc huisgezinnen, die een dorp of gehucht uitmaakten , en gefamenlijk alle de vruchten van hunnen arbeid nuttigden, uitgezonderd een klein gedeelte der voortbrengfelen, welk tot goedmaaking van openbaare kosten bewaard werd. Deeze gelukkige gefteldheid van zaaken hield ftand, tot dat een geweldige ftaatsömwenteling , onverwacht, een gantfche verandering daarin maakte. Zij viel lang voor de Christlijke jaartelling voor. Alle de oude Chineefche gelchiedenisfen fpreeken 'er met aandoening van. Het gevolg dier overmeestering was, li 3 da' Oogstnaand.793-  Peking. Oagit- maand. 150 BRITSCH GEZANTSCHAP dat de overweldiger alle de landerijen aan da deelgenooter^ zijner overwinningen fchonk ; en den landbouweren flechts een klein gedeelte der inkomst liet. De eigendommen der landerijen werden, ten zeiven tijde, erflijk; maar, in vervolg van tijd , geraakten de aanzienlijkfre land. eigendommen, door de 'geduurige erffcheidingen der bezittingen, welken ieder vader, in gelijke hoeveelheid, aan alle zijne zoonen naliet, in kleiner deden onderverdeeld. De dochters ontvangen nooit huwlijksgoed. Het gebeurt, in China, zeer zeldzaam , dat 'er in eene familie Hechts een enkel zoon zij , 0p wien de geheele nalaatenfchap zijner overleedea ouders vervalt ; en nog zeldzaamer is het, dat 'er bezittingen door zijlingfche erfnisfen vermeerderd worden. Want de zeden en gewoonten des lands zoo wel , als de trek der natuur, zetten 'er de meeste jonge lieden aan, om zich vroeg m het huwlijk te begeeven. Het wordt 'er voor fchande gerekend, geen kroost te hebben. Zij die geene kinderen hebben , neemen die van anderen aan , en van dien tijd af zijn gij uhfjuitendor wijs de hunnen. Indien he; gebeurt, dat eene vrouw, in geval van hmv*  naar CHINA. XIV. iiooi-dst. 3. Afd. 151 buwlijk, onvruchtbaar blijft, mag de man, bij het leeven der eerfte, eene tweede trouwen. Aan rijke lieden wordt het, gelijk in de meeste gewesten van het Oosten , toegeftaan, bijzitten te houden, zonder dat het hun als eene misdaad wordt toegerekend. De kinderen van zuke bijzitten worden als die der wettige vrouw aangemerkt. Men boezemt hun ook, van hunne tederfte jeugd af, gevoelens van eerbied en geneegenheid jegens haar in. Zij deelen, insgelijks, in alle de rechten van wettige kinderen. Alle deeze verfchillende oorzaaken wer ken zonder ophouden mede, om de bezit tingen, meer of min, op gelijken voet t brengen ; en weinigen gelukt het, zo: veele fchatten op te hoopen , dat zij 'e door bevrijd worden van de poogingen om dezelven door eigen zorg te vermeet deren. Daarenboven geeft rijkdom al leen, in China, weinig aanzien, en geen magt. Ook is 'er de rijkdom , wannec .die niet met een ampt verzeld gaat, zei den volkomen zeker. Daar zijn geene erl lijke waardigheden, die den bezitter geza en grooter verheevenheid mededeelen. D K 4 magt Peking. Oogstmaand.1793- ) r r tr ry e  Peking. Oogstmaand.1793» ] < 1 i 152 BRITSCH GEZANTSCHAP magt, waarmede de regeering eenen onderdaan bekleedt, weegt, dikwijls, zwaarder op de onbefchermde rijken, dan op de behoeftigen, die de begeerlijkheid minder gaande maaken. — 't Is ook eene bijkans algemeene aanmerking bij de Chineezen , dat de rijke bezittingen bij hen, zelden, langer dan tot het derde geflacht, in eene en dezelve familie blijven, 't zij omdat z:j onder verfcheiden erfgenaamen verdeeld worden ; 't zij omdat men ze, door aanmerklijke fommen al te onvoorzigtig in den koophandel te waagen , of door het ipel, of door buitenfpoorige uitgiften te doen , of eindelijk door knevelarijen van onderdrukkende mandarijnen , fchuldig of onfchuldig, verliest. — Om zich den weg tot eenimpten te baanen , is het noodig, dat men , door lange en moeilijke letteroefeningen , in de geleerdheid , zoo als zij in dit rijk plaats heeft , uitmunte ; dewijl deeze omiandigheid alleen iemand in ftaat ftelt, om iaar openbaare bedieningen te haaken , en iaarmede bekleed te worden (V). In 09 In alle befchaafde landen , heeft men het, >efpiegelender wijs , als een grondbeginfel aange' omen, dat de ampten en bedieningen alleen aan de  naar CHINA. XIV. nooi-DST. 3. Afd. 153 In China zijn eigenlijk maar drie klasfen van menfehen. De geleerden, uit welken de mandarijnen verkooren worden; de landbouwers ; en de handwerkslieden , onder welk getal men ook de kooplieden begrijpt, _ In Peking alleen wordt de hoogfte waardigheid in de letterkunde medegedeeld aan die geenen, welke, in een openbaai/ de begaafdheden, aan de verdienden en de deugd behoorden gefchonken te worden. De Chineezen alleen beoefenen deezen grondregel. Dezelve is bij hen grondwettig. Hij wordt gerekend , een gedeelte hunner ftaatsgefteldheid uittemaaken. En dat geen, 't welk nadenkende leezers verbaasc moet doen ftaan, is, dat die zelve ftaatsgefteld heid het grondbeginfel van oorfpronglijke gelijk heid leert en handhaaft. , Wanneer men ziet, dat de keizer van Chin: begaafdheid oproept, bij zich ontbiedt, om zich op een nuttige wijs, van dezelve te bedienen dat hij dienften waardiglijk beloont; dat hij ver dienfte eert ; dat hij zelf den lof van kundige ei geleerde menfehen verbreidt; welk een' edele naariever boezemt dat niet allen zijnen onderdaa nen in! Dit heeft tchien-lung ten aanzien va verfcheiden geleerden, welken hij zijn vertrouwe en zijne loffpraak waardig oordeelde, gedaan. D hebben veele andere keizers van China gedaan wier naamen door het geheele rijk in achting zij: Cossignij. K 5 Peking. Oogstmaand.1793- t 1 1 a ti t 1 1.  Peking. Oogstmaand.1793. I 1 1 154 BRITSCH GEZANTSCHAP baar onderzoek , getoond hebben , in de weetenfchappen , de zede- en ftaatkunde, zoo als zij in de oude Chineefche fchrij▼ers geleerd worden, betreffende, en waarmede de historie des lands zeer naauw vereenigd is, het meest bedreeven te zijn. — Onder deeze beproefde, en met de hoogfte waardigheid in het vak der letterkunde bekleede lieden verdeelt de keizer alle de burgerlijke bedieningen in den ftaat; ook worden uit dezelven alle de leden van de hooge gerechtshoven des rijks genomen. — Zij, die naar deeze eer in de weetenfchappen willen dingen , zijn de zoodaanigen , welke, in de hoofdftad van iedere provincie , een dergelijk onderzoek ondergaan hebben, en goedgekeurd zijn. Zij, die in de fteden der tweede orde , dat is, in de hoofdfteden van ieder rechtsgebied eener provincie , den hoogften prijs hebben behaald, worden tot mededingers naar die waardigheid in de hoofdfteden der provin:iën toegelaaten. Zij, die in de eerfte en :weede klasfe te kort zijn gefchoten, beïouden echter nog aanfpraak op bedieningen, welke ondergefchikt, en naar de klase , in welke zij de goedkeuring hebben veggedraagen, geëvenredigd zijn.- Deeze open-  naar CHINA. XIV. hoofdst. 3. Jfd. 155 openbaare onderzoekingen worden mee groo. te plechtigheid, en met een fchijnbaare onzijdigheid verricht. - De krijgsbedieningen worden, insgelijks, aan die geenen, welke , in openbaare beproevingen , in de krijgskunde en krijgskundige oefeningen , hunnen mededingeren de loef afgeftoken hebben, gefchonken. De hooge gerechtshoven zijn , gemakshalve , nabij de zuidpoort van het keizerlijk paleis te Peking geplaatst. Van al 'i geen in het rijk voorvalt , wordt aan dezeiven, naauwkeurig, en op een geregeld< wijs, verflag gedaan. Deeze gerechtshovel berichten, door de ftaatsdienaars, alle zaa ken van belang, aan den keizer, met bij voeging van den raad , welken zij bij dii gelegenheid aanbieden, en met redenen be kleeden. — Daar is een wetboek , uit d nagelaaten fchriften van de alleroudfte wiji geeren des rijks famengefield, door volger de wetgeevers en fouvereinen van Chir bevestigd, en van eeuw tot eeuw met to< neemenden eerbied overgeleverd. Dit we boek dient voor de gerechtshoven tot eei regel , om alle voorkomende zaaken da: naar te beoordeelen. Het fchijnt ook de daad, dat hetzelve op den vasten gron Peking. Oogst* maand. H92- L e 1a i' tr In i- g  Peking. Oogstmaand.1793- < l i c 2 r I d o 156 BRITSCH GEZANTSCHAP flag van algetneene gerechtigheid, en de zuiverfte grondbeginfels van menschlievendheid gevestigd is. De keizer fchikc zich gemeenlijk naar den raad deezer hooge gerechtshoven. — Onder dezelven verdienen fommigen een bijzondere melding. — Daar is 'er een , welk gelast is , de gaaven en hoedaanigheden , die de mandarijnen in het waarneemen hunner bedieningen aan den dag leggen , te onderzoeken , en de afzetting van die geenen, welken het aan bekwaamheid of liefde tot gerechtigheid ontbreekt, /oorteitellen. — Een ander heeft tot zijn voorwerp de handhaaving der gewoonten :n zeden des rijks. De Europeeërs noenen hetzelve het gerechtshof der pligtplee[ingen of plechtigheden (e), omdat het ezel ven regelt, hebbende hetzelve tot zijnerondftelling, dat de uitwendige gedaanten eer veel toebrengen, om te beletten, dat ien van de regelen der zedekunde afwije. -— Het zwaarwigtigile , en tevens beenklijkfte van allen is het gerechtshof der pzieners (ƒ> Deszelfs bezigheden zijn on- (e) The tribunal of ceremonies. (ƒ) The tribunal of cenjors.  NAAR CHINA. XIV.HOOFDST.3.4^ 157 ongemeen moeilijk. Het moet de uitwerking der plaatshebbende wetten, gelijk ook het gedrag der andere gerechtshoven , der prinfen van den bloede, der hooge ftaatsdienaaren , en zelfs des keizers onderzoeken. — Vervolgens zijn 'er nog verfcheiden ondergefchikte hoven ; als bij voorbeeld , het gerechtshof der wiskunde, dei geneeskunde , der openbaare werken , de: letterkunde en der gefchiedenisfen. He geheele maakt een regelmaatig en vast fa menftel, in een zeer vroeg tijdftip inge voerd , met zeer weinig veranderingen door de verlchillende ftammen , die de Chineefchen troon beklommen hebben ftaande gehouden, en, wanneer de grillig heden of driften van eenen of andere vorst, voor eene poos, inbreuk daarin hai den gemaakt , terftond , nadat zijne ma een einde had genomen, weder herfteld.' De verandering, die het famenftel door 1 familie, welke tegenwoordig op den tro< zit, ondergaan heeft, beftaat voornameli in de toelaating van zoo veele Tartaarei als Chineezen, in ieder gerechtshof. Do de meening der eerften wint het, zegt W bij de ftemming , altijd van de anden Intusfchen is het ook waar , dat onder Peking. Oigst- maand. 1793- t tl n ï- S« le >n jk ch n» :n. de ar-  Teling Oogstmaand.1793- 158 BRITSCH GEZANTSCHAP , Tartaaren verfcheiden lieden zijn , die bij groote begaafdheden veel kracht van geest, en zeer befchaafde zeden voegen. — De oude onderkoning der provincie Pe-che-li is een Tartaar van geboorte. In de laatstvoorgaande ("dat is, in de zeventiende eeuw) werd de bevolking van Peking, door den jefuit grimaldi, volgens de aanhaaling van gemelli car11 e r 1 , op zestien millioenen zielen gerekend. -— Een ander zendeling heeft deeze begrooting veel verminderd, en die van de Tartaarfche ftad Hechts op eene millioen en twee honderd en vijftig duizend menfehen bepaald. — Volgens de beste berichten, aan het gezantfchap gegeeven, bevat de geheele ftad omtrent drie millioenen inwooners. De laage huizen van Peking fchijnen, naar het uitwendige gerekend, niet genoegzaam te zijn, om een dergelijke bevolking te kunnen huisvesten: maar 'er wordt Hechts een kleine ruimte voor een Chineefche familie, voornaamlijk, wanneer dezelve van de middelfte , of wel van de laagfte klasfe des volks is , vereischt. In de Chineefche huizen zijn nooit overtollige kamers, die niet gebruikt worden. Een Chi- 1  jjaar CHINA. XIV. nóèïèêv. -ó.Jfd. m Chineesch huis is gemeenlijk met eenen muur, zes of zeven voet hoog , omringd. In deezen omtrek vindt men, dikwijls, eene familie van drie geflachten , te weeten, grootvader, vader en zoon, met alle de vrouwen en kinderen. Een kleine kamer is genoeg voor de bijzondere perfoo ren (de individu's) van eiken tak der fami lie , die in onderfcheiden bedfteeden, al leenlijk door matten, aan den zolder vastgemaakt , van elkander afgefcheiden, fiaa pen. 'Er is Hechts eene eetkamer gemeei voor allen. Deeze gewoonte , om de verfcheidei takken eener familie onder een en hetzeïv dak te vereenigen , heeft de gewigtigft uitwerkingen. Het gezag en het voorbeel der grijsaards, maaken de jeugd zediger e geregelder in haar leevensgedrag; en he ftelt hen allen famengenomen in ftaat, om gelijk krijgsknechten in eene menagie, zu niger en voordeeliger te beftaan. — I weerwil van dit alles , is echter de gerir o-er en behoeftige klasfe van werklieden nog, tot de noodzaakiijkheid gebragt, o zich enkel met groenten te voeden ; er indien zij vleesch eeten, is het flechts zei weinig, en het gebeurt zeer zelden. Doel ov Piking» Oogstmaand.1793- t l i t » n » n |» ;r i» sr  Teking. Oogstmaand.1793. 160 BRITSCH GEZANTSCHAP over het algemeen , wil het volk zich, overal, voor zijnen arbeid nog wel vergenoegen met dien loon, welke met den prijs der leevensmiddelen evenredig is. De verbaazende menigte inwooners, welken de hoofdftad Peking binnen haare muuren en voorlieden befluic, belet niet, dat zij daar eene goede gezondheid genieten. De Chineezen houden zich veel in de open lucht op, en fchikken hunne kleeding naar de weersgefteltenis. De dampkring is 'er droog , en veroorzaakt geene rotziekten, en de onmaatigheden , welke 'er gelegenheid toe geeven, gebeuren 'er zeldzaam. Onder eene zoodaanige buitengewoone menigte inwooners, worden de goede orde en rust op een verwonderlijke wijs gehandhaafd, 'c Is iets vreemds, als 'er over misdaaden moet gevonnisd worden. In Peking heeft eene inftelling plaats, welke met die der rotmeesters over een tiental burgers vrij veele overeenkomst heeft; te weeten: elk tiende burger is wegens het gedrag van negen nabuurige huisgezinnen verantwoordlij k , in zoo verre, naamüjk, als men onderftellen kan , dat hij in ftaat is , om daar voor te waaken. Binnen de muuren wordt voor de onderhouding der wet  naar CHINA. XIV. hoofdst, 3. Afd. 16*1 wet met alle moögh'jke naauwkeurigheir! gezorgd. Daar heerscht zoo veel geregeldheid en inwendige veiligheid, als in eene legerplaats; maar 'er heeft ook dezelve dwang plaats. In de voorlieden alleen worden ligte vrouwlui geduld en opgcfchreeven ; doch zij zijn 'er indedaad niet zeer talrijk >, in evenredigheid van de on-4 gehuwden, en de menigte mannen, die, tot waarneeming hunner zaaken de hoofdftad bezoekende , van hunne famiüën af* weezig zijn. Wij hebben reeds aangemerkt , dat de Chineezen, die in overvloed leeven , zich Vroeg in het huwlijk begeeven. Ten aanzien der behoeftigen, is de echte ftaat een maatregel van voorzigtigheid ; omdat de kinderen , bijzonder de zoons, vefpligt Zijn, om voor hunne ouders te Zorgen. — Al wat in China fterk aanbevolen, en ovei het algemeen geoefend wordt, wordt ten langen leste als eene foort Vart godsdienftigen pligt befchouwd. Uit deezen hoofde. vereenigen zich de jonge Chineezen zoc vroeg , als 'er zich eenige hoop opdoet. öm de kinderen , welken zij m^gten teelén , te kunnen onderhouden. Onderrasfchen wordt deeze hoop niet altijd vervuld: IV. d £ & l« t et PAtpgt Ü0g:t- 1793l  Peking. Oog^t maand. 1793- 162 BRITSCH GEZANTSCHAP en de kinderen, gebooren, zonder dar. rner* middelen heeft om dezelven optekweeken, worden, fomtijds,. door hen, die de ongelukkige oorzaaken van hun aanweezen waren , wreedlijk verhaten. — Het moet, zekerlijk , de hardfte en volftrektfte noodzaaklijkheid geweest zijn, welke tot deeze hoogstbeleedigende en onnatuurlijke- daad , toen zij voor de eerftemaal bedreeven werd, aanleiding gegeeven heeft. Doch , naderhand, toen het bijgeloof 'er zich mede be-, moeide, cn dat onmenschlijk bedrijf onderfteunde, door het als eene offerande aan den naasten riviergeest te doen doorgaan , werd het gemoed met het ergerlijke , het onmenschlijke. en tegen de borstftootendedier euveldaad meer of min bevreedigd. Het ongelukkig kind wordt , zonder gevoel , in de naastbijgeleegen rivier geworden , met een uitgeholde kaauwoerde aan den hals vastgemaakt, opdat het niet onmiddelijk zou verdrinken (g). De (g) De Engelfche fchrijver redenkavelt fchranderlijk over het te vondeling leggen van nieuwgebooren kinderen , in China geoorloofd : maar hij heeft deeze toelaating, deeze inwilliging, die ons als onmenschlijk, en met de zedekunde ftrijdig voorkomt, niet uit een ftaatkundig oogpunt * be-  naar CHINA. XIV. hoofdst. 3. Afd. 163 De Chineefche wijsgeeren, die met zoo veele bekwaamheid , als goed gevolg , de grondregels van kinderlijke liefde en eer- bie- befchouwd. — Dewijl men niet onderftellen kan, dat de Chineefche wetgeever het wreede oogmerk gehad heeft, om'moord te begunftigen, en de natuuriijke gevoelens, die de grond van zedelijke, burgerlijke en ftaatkundige verordeningen zijn, in de menfehen uitteblusfchen , zal het niet ondienftig zijn, te onderzoeken , welke de geest deezer wet zij , ten einde eene gewoonte , die zoo zeer tegen de menschlijkheid fchijnt aanteloopen, op een gezonde wijs te beoordeelen. Vtor eerst. De Chineefche wetgeeving heeft tol baar grondbeginfel het volftrekt gezag der Vaders over hunne kinderen'. Hieruit ontftaat de onbe perkte- eerbied van deeze laatften voor die geenen aan wien zij middslijker wijs het leeven ver'fchul digd zijn. Hieruit volgt, insgelijks, door eene oj de zedekunde gegronde vinding, het gevoelen vat gehoorzaamheid der ondergefchiktsn aan de bevélei der geenen, die met wettige magt bekleed zijn, ei als vaderen des volks worden aangemerkt. D toelaating, om jonggebooren kinderen te vonde ling te leggen, is, derhalve, een gevolg van da grondbeginfel, welk den vaderen het grootfte ge zag over hunne kinderen gegeeven heeft. Ten tweede. De wetgeever heeft begreepen, da de gevoelens der natuur, door de inftellingen de wetgeeving onderhouden en verfterkt, zich dij ap eene des te luachtdaadiger Wijs tegen den kit L a Peking, Oogst, maandt 1793» I \ i i t r l  Peking. Oogstmaand.' I7P3- 164 BRITSCH GEZANTSCHAP ! biedigheid, in de gemoederen hunner landgenooten hebben weeten inteprenten, hebben , integendeel , de vaderlijke geneegen- heid dermoord zouden verzetten, dan de flrengfte vraten zouden kunnen verrichten. Ten derde. Hij heeft gezien, dat het, bij eene bevolking, zoo talrijk, ais die van China, voor de burgerlijke regeering onmo®g!ijk zou zijn, deeze misdaad te beletten en te (haffen , omdat het niet moeilijk zou vallen , dezelve voor haatte verbergen. Eindelijk, ten vierde, heeft de Chineefche Wetgeever, voorziende, dat, of de behoeftigheid, dat is, de volftrekte onmooglijkheid, om het noodig leevensönderhoud aan hun kroost te bezorgen, of de dwaasheid des bijgeloofs, die de vaders bewoog , hen aan den riviergod toe te wijen , de eenige oorzaaken deezer vrijwillige offeranden konden zijn, verkooren, dat de te vondeling legging der kinderen geöorloofd zou zijn, ten einde de» vaderen nog de hoop op het behoud deezer onSchuldige flagtöffers te laaten. Liefdaadige e« vermoogende menfehen, famelen deeze ongelukkigen op , en voeden ze op. De regeering onderhoudt door het geheele rijk lieden, die met deeze zorg gelast zijn, en zij vergoedt de kosten, welken het onderhoud deezer vondelingen veroor» zaakt. Men verzekert, dat de Mohammedaanse CM» neezen veelen van deeze neergelegde kinderen laa. ten verzorgen» in tijden van hongersnood koo. pen  NAAR CHINA. XIV. HOOFDST. ^ Jfd. 165 heid grootdeels aan haaren eigen natuurlijken invloed overgelaaten, offchoon dezelve zijne heerfchappij niet altijd op eene zoo kracht- pen zij zelfs fommigen van deezen , om ze in hunnen godsdienst, welke hun de liefdaadigheid gebiedt, en tevens leert, dat de voortplanting van hun geloof een verdiensilijk werk zij, op te voeden. — Hetzelve moet men van de Christenen zeggen; maar ik geloof, dat zij minder talrijk zijn. Het baart verwondering, dat de Europeefche Biaatfchappijën van koophandel, die jaarlijks fchepen naar China zenden, en zeer aanzienlijke voordeden doen, nog nooit gedacht hebben, daarvan jaarlijks een kleine fom af te zonderen, en dezelve tot dit werk van menschlievendheid te befteeden. Men zou de kinderen, op zoodaanige wijs behouden, in een huis, daartoe bereid, kunnen opvoeden. Door dit middel zou men ge trouwe, in de Europeefche taaien en gewoonten ervaaren, en aan de maatfchappij naauw ver knochte lieden in dienst bekomen. Mog! dit denkbeeld aan den eenen of anderen menfehen vriend behaagen , en hij invloed genoeg hebben om een dergelijk ontwerp te doen aanneemen De dienften deezer geredde kinderen zouden een de uitgiften, welken zij veroorzaakt hebben, me Toordeel weder kunnen betaalen. ,, De vondelingen van China, zegt le clekc ,, in zijne Histohe d" rv le grand, p. 697. w?' „ den allen op het land onderhouden. Ieder va L 3 * Peking. Oogst' maand. 1793- t 1 n  Peking, Oogstmaand,1793. 166 BRITSCH GEZANTSCHAP krachtdaadige wijs ftaande houdt, als gevoelens, welken men in zijne vroege jeugd geleerd heeft, en die, naderhand, zonder verzuim herhaald worden. Dus is het eene waarheid , door de ondervinding geftoafd , dat de Chineezen veel minder de zorg voor" hunne ouders vergeeten, dan zij hunne kinderen te vondeling leggen. En, teneinde de geneigdheden tot kinderlijke gehoorzaamheid te verfierken , geeven de rijkswetten genoegzaame middelen aan de hand , om de overtreeding van deezen plJgt te ftraffen, laatende dezelve aan de vaders een volftrekte magt over hunne kinderen. Ook fchijnt de gewoonte aan zeker verkeerd en nadeelig denkbeeld voedfd gegeeven te hebben; — aan het denkbeeld, naamlijk, dat, het leeven niet waarlijk dierbaar, en gebrek van zorgvuldigheid voor hetzelve niet misdaadig wordt, dan nadat het lang genoeg geduurd heeft, om aan de ziel en haare gevoelens tijd te vergunnen van zich te *» hun &**gt ZQrgd." Cossisxtrr,  kaar CHINA. XIV. hoofdst. 3 Afd. 167 te ontwikkelen ; maar dat men een eerst j opdaagend aanweezen zonder fchroom mag, laaten verlooren gaan, al kan zulks zonder ■ tegenzin niet gefchieden. Tot deeze wreede opofferingen worden het meest kinderen van het vrouwlijk ge* {lacht gekoozen, omdat men het verlies der* zeiven als een minder kwaad aanziet. Ook befchouwt men de dochters als eigenlijker tot die familiën behoorende, in welken zij door het huwlijk overgaan \ daar de zoons, integendeel, leden van de hunne blijven, en door den tijd het fteunfcl en de troost hunner ouderen worden. — De kinderen , in zulke - ongunftige omftandigheden ter waereld komende , worden , terftond na hunne geboorte, en eer hunne gelaatstrekken vastigheid genoeg gekreegen hebben , om zich van de geneegenheden, die in den vaderlijken boezem opkomen , meester te maaken, te vondeling gelegd. — Intusfchen behoudt men gemeenlijk een zwakke hoop, dat deeze kinderen nog van een' ontijdigen dood zullen gered worden door de zorg van hun , die van wegens de regeering aangefteld *ijn , om zulke deerniswaardige voorwerpen opteneemen, en in hun onderhoud te voorzien, -indien men ze nog L 4 lec* 'ekfng. logstlaand.79J-  Pfkh*. Oogst maand. ?7>3- 168 BRITSCH GEZANTSCHAP leevende vindt, en ze te begraaven , die reeds geftorven zijn. De Europeefche zendelingen deelen ook, met iever, in een werk , waarir zoo veel menschlievendheid dooritraalt. Zij haasten zich , om die geenen, in welken zij nog het g Tingfte leevensvonkje befpeuren , te duopen. ten einde, gelik zij het uitdruk* ken , de zielen deezer onfc.huldige flagtöf* fers te behouden. Een deezer vroome geest!: ken , die 'er in geenen deele toe fcheen overtehellen, om het kwaad te ver» grooten , verzekerde , dat 'er, in Peking aheen, jaarlüks, omtrent twee duizend kin-, deren te vondeling wierden gelegd , waarvan een groot gedeelte omkwam. De zen* delingen kweeken alle die geenen op, wel* ken zij kunnen doen bijkomen. Zij onder* wijzen hen in de gronden der Christlijke leer, en zoeken hun liefde tot- en eerbied voor het Christendom inteboezeinen. Sommigen deezer leerlingen worden, nader, hand, nuttige hulpgenooten dier vaderen en arbeiden onvermoeid, om hunne land' genooten insgelijks Christenen te maaken. De meeste bekeeringenJhebben bij de behoeftigen plaats , die in alle landen de lalrijkfte klasie uitmaaken. De ruime lief-. de-  „aar CHINA. XIV. hoopdst. 3.4fft degiften, welken de zendelingen, zoo verre hun vermoogen toelaat, pleegen uittedeelen, baaren een gunftige vooringenomenheid voo.- de godsdienstleer, welke zij prediken. Veelligt zijn 'er onder de Chineezen, welke deeze leer aanneemen, fommigen, die zulks alleen in fchijndoen; maai hunne kinderen Worden echter oprechte Christenen. Daarenboven heeft men altijc tot de armen meer toegang. Zij worden ooi door den belangloozen iever dier vreemde lingen, welke van de einden der aarde ko men, om hen te behouden, het meest ge troffen. Het moet, indedaad , een zeer zondej ling verfchijnfel , in de oogen van all klasfen van befchouwers,geweest zijn,met fchen te zien, aangedreeven door beweej; redenen , verfchillende van die der mees> menschlijke handelingen, hun vaderland £ nabeftaanden voor altoos verlaatende, ziel zeiven voor hun geheele leeven toetewijf aan het voorneemen, om de godsdienstle van een volk , welk zij nooit gezien ha den, te veranderen: — dezelve menfchei in het najaagen van dit hun doelwit, zien, niet alleen, alle gevaaren te ond« gaan, alle vervolgingen te lijden, en a L 5 i Tekmg. Oogst* maand. 1793» e 1- e n if :n it U \* te r~. N ;e-  Féking. Oogstmaand.1793. ] 1 c 2 \ r 1 k i v 170 BRITSCH GEZANTSCHAP gerieflijkheden en genoeglijkheden des leevens vaarwel te zeggen ; maar zich ook door vernuft j door begaafdheden , door aanhoudendheid, door nedrigheid, en door zich te bevlijtigen zoo wel op letteroefeningen , van hunne eerfte opvoeding ten eenemaal vreemd , als op kunften, geheel en al nieuw voor hun , bij dat volk bekend te maaken , en befcherming te vinden : — en eindelijk , die zelve menfehen zoo te zien zegepraalen over het vooroordeel , dat zij vreemdelingen waren, en zulks in een land, waarin den meesten vreemdelingen de toegang ontzegd was, en daar het voor eene misdaad werd gehouden, de graffteeden hunner voorouderen te lebben verlaaten, dat hun, ten laatfte, de joodige ftichtingen tot voortplanting van mn geloof en leer wierden vergund, zoner dat z\\ hunnen invloed gebruikten, om ich eenfg perfoonlijk voordeel te verweren. De zendelingen van onderfcheiden Euroeefche natiën kreegen de vrijheid, om te ekfng vier kloosters, met de noodige kerïn daarbij, te ftichten. Voor een en an;r van die werd zelfs binnen de muuren m het keizerlijk paleis plaats aangewee- zen.  naar CHINA. XIV. hoofdst. 3. Afd. 171 zen. Ook bezitten zij landerijen in de na-. buurfchap der ftad; en men verzekert, dat, de Jefuiten, voorheen, in de ftad en haare voorlieden, verfcheiden huizen hebben bezeeten, welker inkomften alleenlijk dienden, om het groot doelwit hunner zending te bereiken. Dikwijls hebben zij, door dezelve werken van liefdaadigheid , en nieuw bekeerden, of profeliten, gemaakt, en ongelukkigen uit hunne verlegenheid verlost. Toen lord m ac art n e ij te Peking was, ontving hij van de meesten der zendelingen bezoeken. Een van hun, zijnde een Portugees, van een zacht en inneemend karakter, was door den keizer van China benoemd tot opperhoofd der Europeeërs in het zoogenaamde gerechtshof der wiskunde; en ter zeiven tijde had de paus van Rome, o{ aanbeveeling der koningin van Portugal dienzeiven zendeling de waardigheid vai lisfchop van Peking opgedraagen. —■ Doo de voornaamfte Europeefche moogendhe den van den P^oomschkatholijken godsdiem worden , regelmaatig , kleine fommen tc onderhoud der zrndelingen overgemaakt en deezen rekenen zich daardoor, deels u; dankbaarheid, en deels uit natuurlijke vei knochtheid aan het land,alwaar zij geboc re ?eking. Oogstnaand.[793- f I 1 s ( f t t t I n  Peking. Oogstmaand.1793. / 1 1 1 I £ I 2 V m BRITSCH GEZANTSCHAP ren zijn , verpligt, om de belangen van hetzelve, zoo veel in hun vermoogen is, aan het keizerlijk hof waarteneemen. — Verfchillighed van meening had, eertijds, de genootfchappen der zendelingen, ten aanzien van bijzondere leerftukken, verdeeld gehouden; en eenige naarïever beftond 'er veelligt, nog tusfchen die van zeker Eu! ropeesch koningrijk en de anderen: maar, den meesten tijd , waren zij door gemeen belang en eenftemmigheid van zeden, zeer verfchillende van die der Chineezen,naauw met elkander vereenigd. _ In dit verre gelegen gewest, werd elk Europeeër door ben gegroet als hun landgenoot, en was tevens tot hunne achting en dienst gerechtigd. Een zendeling van een zeer achtbaar karakter, en door zijne uitgegeeven weetensaraardige aanmerkingen over China, alwaar lij van zijne jeugd af zijn verblijf had gehouden, was zoo zeer verzwakt, dat hij liet in ftaat was , om zich naar den ambasfadeur te begeeven. Hij fchreef hem chter eenen brief, om hem van zijnen opechten en vuurigen wensch , dat hij in ijne zending gelukkig mogt Hagen, te erzekeren. Ook bood hij hem alle de hulp  haar CHINA. XIV. hoofdst. <$.éfd. 173 hulp aan , welke hij van zijne waarneemingen en langduurige ondervinding verwachten kon." Hij voegde 'er eene fchildering van het hof bij , welk de gezant ging bezoeken , hem moed inboezemende om te hoopen , dat het geheele doelwit des gezantfchaps eindelijk toch bereikt zou worden. Ten zeiven tijde waarfchouwde hij hem wegens de moeilijkheden en het geduurig uitftel, welken hij bij elke gelegenheid, ondervinden zou,aai dat hof, alwaar geene zaak van belanj zonder groot geduld, en herhaalde poo gingen ter nitvoer kon gebragt worden. Behalve de bezoeken, welken lord ma cartkeij van de zendelingen, van de keizerlijken gevolmagtigden , en de vooi gaarne Chineezen, die het gezantfchap g< leid hadden, ontving, werd hij nog daaj lijks, geduurende zijn verblijf te Peking door mandarijnen van rang bezocht. Son migen maakten hunne opwachting bij hen omdat de bedieningen, welken zij beklee< den, hen daartoe verpligtten; anderen we den daartoe gelokt door nieuwsgierigheid en niet weinigen door het gerucht d Europeefche muzikanten , die , alle avo den, in des ambasfadeurs wooning conc< hi Peking, Oogstmaand,1793- i i t y a » 1» l- r— "> 2r n- tot :1-  Peking Oogstmaand.I?P3- J 1 1 I 2 m BRITSCH GEZANTSCHAP hielden. - Onder de Chineezen , die het allermeest bij den gezant verfcheenen, was de eerfte direkteur van des keizers orchest. Hij kwam geftaadig, en was met fommige muziektuigen zoo bekoord , dat hij verlof vroeg, om 'er tekeningen van te mooeen neemen. Hij wilde ze echter niet ten gefchenk aanneemen ; maar zond eenige teleenaars, die, den vloer met groote vellen papier befpreidden, en, de klarinetten, fluiten , basfons en jagthoornen daarop ge. plaatst hebbende, met hun pinceelenden omtrek, derzei ven uittekenden, meetende naauwkeurig de wijdte der , openingen , en tot de minfte bijzonderheden toe alles aantekenende. - Dit verricht hebbende, fchreeven zij hunne aanmerkingen aan den voet der tekeningen, en gaven ze aan den kapelmeester over. Deeze zeide, dat zijn oogmerk was, dergelijke muziektuigen door Chineefche werklieden te doen maaken, en LW de fchaal of de evenredigheden naar m denkbeeld voor te fchrijven. - Een 'lein getal der Chineezen had bereids, zoo >« fcheen, de Europeefche viool aan. ;enomen ; maar zij was nog niet in ge. neen gebruik te Peking. Men bediende oaar van een ander muziektuig van hun-  naar CHINA. XIV. hoofdst. 3. Afd. 175 hunne eigen uitvinding , in gedaante naar. onze viool gelijkende, maar welk Hechts twee fnaaren heeft. Sommige Chineezen hadden, insgelijks, geleerd, hunne muzieknooten op gelijnd papier te tekenen. Een aantal lieden van aanzien begaf zich naar het paleis Yuen-min-yuen , om de gefchenken , welken men daar voor den keizer neergezet had, te zien. Verfcheiden Europeefche en Chineefche kunstwerklieden hadden een begin gemaakt, om de deelen der werktuigen, welke uit elkander genomen waren , en de andere bijzonderheden uittepakken. Onder die liefhebbers, welke gekomen waren , om met eigen oogen aan hunne nieuwsgierigheid te voldoen, waren ook drie kleinzoons des kei* zers , die over de fraaiheden en kostbaarheden , die zij zagen , openhartig hunne verwondering betuigden. Sommige mandarijnen , integendeel, fcheenen te aarzelen . om zich zoo vrijelijk en zoo gunstig daar over te uiten , en wilden dezelven veel meer als werken van gewoone verdienfter aangezien hebben. -— Intusfchen waren al le oogen gevestigd op de vaazen , welk( mede onder de fchoonfte voortbrengfels dei >eking. Oogsttiaani.Ï793- [  Teling. Oogstmaand.*7S>3- 17c? BRITSCH GEZANTSCHAP kunst van Mr. wedgwood (#) geteld moesten worden. In het ftuk van porceIein is ieder Chinees een bevoegd rechter. Deeze proeven der ichoonheid van Euro* peefche manufaktuuren , werden algemeen gepreezen. Onder de gefchenken, was ook een om* flag met portraiten van den voornaarrften adel van Groot * Britannie. Opdat de keizer deeze verfameling met zoo veel te meer genoegen zou befchouwen , nam een ckr mandarijnen de moeite op zich, om,op de randen , den naam en rang der perfoonen, die daarop afgebeeld waren, in Chineefche karakters te tekenen. — Toen de manda* rijn aan het portrait van eenen Engelfchen hertog, naar het fchilderij van fir josua Reijnolos in 'c koper gebragr, geko en was, zeide men hem, dat die hertog, afgebeeld nog maar een kind zijnde, een ta-zhin, dat is, een groot man, en zelfs van zeer verheevén rang, was. Doch de mandarijn begreep zoo weinitr, hoe een kind, door erfrecht, een' dergelijken rang zou bezitten, dat hij niet na kon laaten, zich ten (h) Een beroemd kunftenaar, die onlangs overeeden is.  naar CHINA. XIV. hoófdst. 3. Afd. IJ? ten uiterfte verwonderd daarover te toonen ; -en het penfeel, waarmede men de Chinee-, fche karakters tekent, neerleggende, riep: hij uit : dat hij zulk een opfchrift bij dit portrak niet kon zetten ; dewijl de keizer zeer wel wist , een' man van eenen zeer •verheevén rang van een' kleinen jongen te onderfcheiden. Geduurende het verblijf van het gezantfchap te Peking , hadden fommige Engelfchen dikwijls gelegenheid , om zich naar het keizerlijk paleis , op het land, te begeeven, en, dewijl zij telkens door andere voorfteden, poorten en ftraaten terug keerden, viel het hun gemaklijk, het grootfte gedeelte der hoofdftad te zien. — De ambasfadeur zelf deed ook , fomtijds , een lustreisje, in een Engelfche koets, met vier Tartaarfche paarden, van een fchoon maakfel , en omtrent twaalf palmen hoog, befpannen, en gemend door Engelfche koetziers en voorrijders, waartoe, uit de lijfwacht:, lieden, die dat handwerk, voorheen, in Engeland geoefend hadden, gekoozen werden. Dit was eene geheel nieuwe vertooning voor de Chineezen , die flechts gewoon zijn, hunne laage, plompe rijtuigen, •alleenlijk met- twee.wielen voorzien, zorr. IV. deel, M det Peking.. Oogst-, naand. 1793.  Fehng. Oogstmaand.J793- 178 BRITSCH GEZANTSCHAP der veeren, en maar weinig beter, dan gemeene Europeefche karren, te ontmoeten. Toen men de fraaie koets, tot een gefchenk voor den keizer beftemd, uitgepakt en famengefteld had, om den vorst aangebooden te worden, verwonderden alle de aanfchouwers zich ten hoogde over dat uitmuntend ftuk. Maar men moest bevel geeven , om den bok of de zitplaats voor den koetzier daarvan wegteneetnen : want toen de mandarijnen gehoord hadden , dat die zoo verheevén zetel gefchikt was, voor den geenen , die de paarden moest mennen, betuigden zij hunne uiterfte verbaasdheid, dat men durfde voorftellen, een eenig mensch, in eenigen ftand, bovenden keizer te plaatfen. — Zoo ligt wordt de kieschheid van dit volk omtrent al dat geen, 't welk den perfoon van hunnen verheevén fouverein betreft, geraakt! In den avond voor het vertrek des gezantfchaps van Peking , kwam een mandarijn van hoogen rang bij den ambasfadeur, hem van wegens den keizer eene vleiende boodfchap overbrengende. De Chineefche vorst, gehoord hebbende , dat des ambasfadeurs gezondheid, federc onlangs, een weinig ontfteld was geweest, vroeg bericht  naar CHINA. XIV. koofdst. %. Afd. 170 richc daaromtrent, en hoe hij zich tegen- \ woordig bevond. Hij ried hem , zijn \ voorbeeld te volgen, en de reis naar Tar- ■ tarije bij kleine dagreizen te doen. Hij deed 'er bijvoegen, dat de ambasfadeur en zijn gevolg, op de reis, gehuisvest en verzorgd zouden worden in de paleizen, welken men op dien weg gebouwd had , om voor den keizer zeiven , wanneer hij zich naar Zhe-hol begaf, tot rust- en wisfelplaatfen te dienen. De regeling van het planetarium kon voor het vertrek des ambasfadeurs naar Tartarije niet volbragt worden. Om deeze reden werd Dr. r-in win die in de hoofdftad terug gelaaten , ten einde over die keurig en kieseh werk het opzigt te hebben. — Andere Engelfchen , aan het gezantfchap verknocht, bleeven ook, om andere redenen 9 te Peking en te Yuenmin-yuen. — Sommigen werden door onpaslijkheid terug gehouden. Onder hec getal deezer laatften was een der kruidkundigen. —- Hij had reeds van de versheiden foorten van planten , welken de provincie Pe-che-li uitleevert, een herbarium vivum verfameld, en bewaarde eene lijst M a *ekinglogstwand*793»  ^Bo BRITSCH GEZANTSCHAP Peking, daarvan, welke wij, tot genoegen van dt mïU iiefheb'öeren der kruidkunde , ten flotte i?P3. van dit hoofdfiuk hier Jaaten volgen. LIJST der PLANTEN, M de provikcie pe-che-li gevonden Jcaïypha, — Ricineïïe. Jilanthus gïandulofa. - Arbre du ml Jmaramhus caudatus. — Amaramhe èl Jongs èpis. ~_ Fluweelblocm met lange airen, of fiaarten. Nieuwe foort. An~ (0 Ten aanzien deezer lijst Van planten, in da Chineefche provincie Pe-che-li verfameld , moet ik nog het volgende aanmerken: In het oorfpronglijke is geene orde in acht geBomen. Tot gemak van de liefhebbers der plantkunde, heb ik de moeite gedaan, om ze in een alphabetifche orde te brengen. De Engelfche verfamelaar heeft de ontdekte planten alleen onder Laare Latijnfche benaamingen voorgefteld, zonder 'er de Engelfche naamen bij te zetten. De Franfche vertaaler heeft de oorfpronglijke lijst onveranderd gevolgd , doch bij zeer verre de meesten de Franfche naamen gevoegd. Schoon de kruidkundigen meestal onder de Latijnfche benaamingen van de planten fpreeken , heb ik het echterdienftig geoordeeld , de Franfche naamen bij de Latijnfchen te behouden, dewijl het fomtijds licht kan  NAAR CHINA. XIV. HOOFDST. 3. Afd. l8f Andropogon ifchcemum. — Barbou digité. . Een tweede foort. Antirrhinum. — Muffiier. — Kalfsmuil. Arenaria rubra. — Sabline rouge. Artemifia capillaris. — Armoife capil'aire. — Bijvoet. De mora der Chineezen. ——.. Integrifolia. — Armoife d feuil- les entiers. Aründo phramites. — Rofeau a balais. — Een ander foort van riet. Asclepias Siberica. — Asclepias de Siberië. — De Siberifche zwaluuwwortel. Asparagus. — Asperge, — Aspergie. /fster. — Astre. — Aster, of fterrekruid in Een tweede foort. Astragalus. — Astragale. ! Twee andere foorten. • Atri kan geeven » welke plant onder deeze of geen benaaming bedoeld wordt. Om deeze reden zoi ik 'er ook de Engelfche naamen hebben bijge voegd , bijaldien de Britfche kruidkundige ha kunnen goedvinden , dezelven 'er bij te Zetter Uit gebrek van een genoegzaam aantal kruidkun dige boeken, kon ik de Nederduitfche naame van allen niet ontdekken. Aas», des nedehi vsrt. M 3 Peking. Oogst- . naand, 1793- t 1 1  feking. Oogstmaand.W3- 18a BRITSCH GEZANTSCHAP Atriplex. — Arroche. - Met de andere. foort. Avena. — Avène. — Haver. Eidens pilofa. — Chanvrin velu. Een tweede foort. Brasftca. —. Choux of Navet. Blitum. — Blète. Briza eragrostis. — Amourette. Cannabis fativa. — Chanvre. Cenchrus racemofus. — Racle en grappe. Chsnopodium aristatum. — Chenopode aristé. Jcoparium. — Chenopode a balais. » 1 viride. — Chenopode vert. — glaucum. — Chenopode glau- que. Chryfanthemum. — Chryfene, of marguerite. Cleome. •—■ Mozambé. Corylus avellana. — Noifetier. Corrispermum hysfopifolium. —■ Corisperme d feuille d'hysfope. — Corisperme met het blad van yfoop. Een tweede foort, Cucurbita citrullus. — Pastéque. — Soort van watermeloen. Cos*  NAAtt CHINA. XIV. H00FDST.3.^/i. 183 Cuscuta. — Cuscute. — Wrangen, Silkruid. Zijdkruid. Cynanchum. — Cynanque. Cynofurus Indicus. — Cretelle des Indes. —■ Cyperus odoratus. — Souchet odorant. — Welriekende Cyperus. „ , ifia, — Souchet d epillets alternes. — Andere foort. Dolichos Urfutus. — Dolique velu. — Soort van Roomfche boonen. Eclipta ere&a. — Eclipte droite. . Projlrata. — Eclipte couchée. Equifetum. — Prèle. — Paardeltaart. Katteftaart. Er odium ciconium. *t- Er ode , of geranium a bec de cicogne. — Ojevaarsbek Kraanenbek. Euonymus. — Fufain. — Paapenhour. Euphorbia cyperisfias. — Euphorbe 0 feuillt de cyprès. — Euphorbiüra met cypresfenbladen. , Efula. — Euphorbe èfule. — Eetbaare Euphorbium. , Tithymaloïdes. — Euphorbe Ti thymaloïde. — Euphorbium naar vvolfs melk gelijkende. M 4 Fraxi Peking. Oogstmaand,1793-  Peking. Oogstmaand.1793- 2S4 BRITSCH GEZANTSCHAP Fraxinus. - Frhne. m Esfcbenboora. , Hedyfarum ftriatum. — Sainfoin ftrié. ~- Spurrie met bolle groeven. —-— Een tweede foort. Hemerocallis Japonica. — Hemerocaile du Japon. — De japanfche lelie zonde* klisters. Hibifcujiriontm. — Ketmie trifoliée. ïhlcus. Impaikns Balfatnina. ,— Balfamine. —,. Andere foort van balfemine. Incarvillea. Inula Japonica. — Aulnée du Japon. • « Japanfche alantswortel. Juniperus Barbadenfis. — Genevrier det Barbades. — De jeneverboom van Barbados. Leonurus Sibiricus. — Agripaumc de Siberië. Lepidium latifoliüm. — Pasfe-rage. ■ Een andere foort met breede bladen. Lolium. — Ivroie. — Roode dolik. Lonicera caprifolium. — Chevre-feuille,— Kamperfoelie. Geitenblad. lycium ihinenfe. — Lyciet des Indes, Malva. — Mauve. —. Maluwe. — Verfcheiden foorten, Ma-  NAAR^HINA. XIV. HOQFDST. $.Jfd. 185 Mamearia. — Matricake. — Moeder. J .kruid. j Melis/a, — Melisfe. — Melisfe. Morus. — Murier. — Moerbefiënboom. Netium oleander. — Laurofe, of Laurier- rofe. — Oleanderboom. Nymphaa nelumbo. — Nenuphar nelum- bo. —. Andere foorr van waterkuiken. Panicum ciliare. ~— -Millet cilié. , Crus corvi. — Millet pied de cór- beau. _ Glaucum. — Millet glauque. — -Drie onderfcheiden foorten van gierst. Vinus. — Pin. — Pijnboom. p0d, — Paturin. Poligonum aviculare. Renouée , trainasfe. „ — Lapathifolium. — Polygone a fcuille d'oifelle. . , Tin&orium.— Polygone des tein turiers. m Terficaria. — Polygone perfi caire. — Vier onderfcheiden foortei van poligonum, of kreupelgras. Potentilla. — Potentillt. — Zilverfchoor Geitenbaard, Prunus Armèniaca. — Abricotier. —• Abri koozenboora. M 5 'eking* hgstnaand.t793*, ï i  Peking. Oogstmaand.1793. 186 BRITSCH GEZANTSCHAP Prenanthes. — Prenanthe. Rhamnus. - Nerprun. — Rhijnbesfen, Joodendoorn. Rottbollia. — Rottbolle. Rubia cordata. — Garance d feuilk en cceur. — Meekrap met hartvormige bladen. Salix. — Saule. — Wilgeboom. Salfola altispma. ït- Soude élhee. Krabbekwaad. — Een tweede foort. Scirpus. — Scirpe. — Waterbiezen. Semperyivum te&orum. — Joubarbe. — Huislook. Sefamum oriëntale. — Sefame d'orient. — Oosterfche fefamum. Sida, — Side. Sifymbrium amphibium. Raifort fauva- ge. — Wilde radijs. Solanum melorgena. ~ Aubergine. —, Nachtfchade. —— Een tweede foort. Sonchus oleracens. — Laitron commun. — Haaze - latouw. Wilde latouw. Sophora Japonica. — Sophore du Japon. Statica limonium. — Soort van groot-gras. Sterculi platanifolia. Ta*  NAAR CHINA. XIV.HOOFDST. $. Jfd. 187 Tamarix. — Tamaris. — Tamarischboom. Thlaspi. Tribulus terrestris. — Herfc. — Aardangel. Trifolium melilotus. — Melilot. — Een andere foort van klaver. Typha latifolia. ~ Masfette d largesfeuil- les. — Waterknodfen met breede bladenVitex negundo. — Gatilier decoupé. — Een andere foort van kuischboom, zee- wilge. JCanthium ftrumarium. — Lampourde. 'Klisfenkruid. XV. HOOFD- Peking. Oogstmaand.1793.  XV. HOOFDSTUK. reis naar de noordlijke grenzen van het chineesche rijk. - gezigt van den grooten muur van china. INHOUD. Gesteldheid van den weg ten noorden ,n Peking. —'. De ambasfadeur reist in cir*en Engelfche koets. — De Chineezen verwonderen zich over de gemaklifkheiS van dat rijtuig. - Hoe de landerijen , die den weg bezoomen, bebouwd zijn. — Een kleur, naar die van de indigo zweemende , door eene foort van polygonum voortgebragt. — Een groene kleur, uit de colutea-plant gemaakt. De Chineezen weeten van alle planten nut te trekken; — en voor die geenen , welken zij niet hebben, anderen in de plaats te flellen. — Loop der rivieren op den weg naar Tartarije. — Lastdieren , en bij. zonder dromedarisfen , door de Engel, fchen op deezen weg ontmoet. — Paleizen , in geregelde af/landen , 0p dien weg, ten dienfle des keizers, gebouwd — Het  I.s N', H O IJ O. Het gezantfchap ontvangt eene uitnoodiging, om zich op de reis van die paleizen te bedienen, gelijk het ook doet. — Algemeene befchrijving dier paleizen. — Aanmerkingen over de ertfen des lands. — Aankweeking van tabak. — Hoe dezelve bereid wordt. — Welk gebruik men daarvan maakt. — Befchrijving der gebergten, , Verfcheiden beddingen der bergen. — Bruggen. — Verfchillende kavakteriflieke trekken der Tartaaren en Chineezen. — Optooifel der Tartaarfche wouwen. — Aankweeking van bloemen. — Tartaarfche bedelaars op de wegen. — De Engelfchen ontdekken , op een' zeer verren af ftand, den grooten muur van Cktna. Dezelve ftrekt zich uit over hoogten en door valeiën. — Waarom die muur gebouwd is. — Dergelijke grensverdeedigingen ook op andere plaatfen gemaakt. — De tegenwoordige ftaat van den grooten muur. — Omtrent welken tijd dezelve voltooid is. — Bedenkingen over de waarfchïjnlijkheid der gefchiedkundige berichten, daarop betreklijk. —> De beroemde Venetiaan marco paolo heeft dien muur niet gezien. — Enge weg , met eene opening in den grooten muur  Pels tiaar de noordlijke greti' zen des rijks. Herfst- i maand. I7P3- i J z. ïqo I N H o U l]h muur tot een''doorgang.- Krijgspost.-^ Befchrijving van dergelijke krijgsposten. Die van Koe-pe-koe. - Krijgsknechten in parade. _ Naauwkeurig onderzoek van den grooten muur. _ Zijn tnaakfel; zijne hoogte , breedte en verdere maaten; — en zijne bouwfloffen. — Van zijne torens en kanteelen. - Afmeetin. gen derzelve». - Gisfing omtrent den tijd, hoe lang het buskruid in China is hekend geweest. - Gefleldheid der Chineefche regeering ten tijde van het bouwen van den grooten muur. - Dezelve bhjft nog eene grenslinie tusfchen de bewoners aan weerskanten van dien muur, offchoon allen onder de opperheerfchappij des Chineefchen keizers ftaande. D ~f6 amba^eur > door hetzelve aantal ^hmeezen, weJken hij tot dien tijd toe, iad bij zich gehad , en door het grootfte gedeelte der Europeeërs van zijn gevolg 'erzeld zijnde, vertrok, den tweeden van ierfstmaand des jaars i793, van Peking# De vlakte , waarin deeze hoofdftad ge?gen is, breidt zich noord- en oostwaard w verre uit. Aan de linkerzijde, dat fo  JJ&ITSCH GEZ. enz. XV.' hoofdst; ior is te z.ggen , naar den westkant, is het •gebergte Hechts op een' kleinen afftand van de ftad verwijderd maar , aan de rechterzijde, is het land , in eene uitgeftrektheid van verfcheiden mijlen fV), volmaakt effen en vlak , tot de golf van Peche-li toe. Het fchijnt zelfs, dat de zee van den voet der bergen, welken zij oorfpronglijk befpoelde , te rug geweeken is.— Lange reiën willigeboomen met ruuwe fchors (£) , die hier tot een verbaazende hoogte en dikte groeiën, belommerden den weg, die door de vlakte loopt. Dit geboomte fchijnt het best voor deezen gronc gefchikt te zijn. In dit gedeelte van den weg, reisdt lord macartneij in zijn Europeesch rijtuig ; en waarfchijnlijk was het voor d< eerftemaal, dat 'er een Engelfche post chais (O over den algemeenen weg naa Tartarije rolde. De gezant nam, van tij) tot tijd , den een' en anderen der manda (a) Zie mijne aantekening (a) onder bladz. 2 en van het tweede deel deezer reis. • (&) Salix fragilis. 00 De Engelfchen noemen poitchaifen ïijtuige met vier wielen. Reis naaf de noordUjke gretir zen des rijks. Herfstmaand.1793. I 3 I  Reis naar de noordlijke grenzen des rijks. Herfstmaand.1793. ] ( I (I e 1 l c h li v t( 't dl w Vï da ioa BRITSCH GEZANTSCHAP • rijnen bij zich in zijn rij tuig.. In 'c eerst, waren zij een weinig huiverig, vreezende;dat het rijtuig, welk zeer hoog opgehangen was , en hun toefcheen fterk te waggelen , zou omvallen : maar toen zij zich ran deszelfs volkomen veiligheid verzekerd ïielden , waren zij met het gemak , de igtheid en fnelheid van dit flag van rijtuig muitfpreeklijk ingenomen. Zij verwonderlen zich over de werking der veeren , en le verfcheiden uitvindingen, om dé glazen n gordijnen optehaalen en te Jaaten valm , en de openingen der Venetiaanfche linden, naar welbehaagen te vermeerderen f te verminderen. De grond , aan den vlakken weg, dien et gezantfchap volgde, paaiende, is, gei jk aan den anderen kant van Peking, f£, kleiachtig, en tot het minfte plekje >e fterk bebouwd. Hij brengt ook, over algemeen, dezelve foorten van vruchten )ort. — Een akker trok meer bijzonder : aandacht der Engelfchen tot zich. Hij as met eene foort van polygtmum^ dat is, rkensgras, of kreupelgras (V) , bezet. Uit (<0 De Chineezen noemen deeze piant fiat-lm, ■ is, ügtblaauw. — De jefuit incarvillé zond  &aar CHINA. XV. hoofdst. 3. Aft. ïfi Üit de regelmaatigheid van den groei dier, plant, oordeelden zij, dat het veld'er op-j zetlij k mede beplant was. Men onder-: rechtte de vreemdelingen , dat de bladen. deezer plant, nadat men ze geweekt, en' gelijk die van de indigo bereid had , insgelijks , eene verfftof van blaauwe kleur '„ aan die van dé indigo gelijk , of ten minfte zeer nabijkomende, gaf. — Het zoute wenfehen zijn, dat men ih lucht- en landftreeken,welke, gelijk die van Peking, de indigofera, of indigoplant, niet voortbrengen, proefneemingen deed, om te ontdek-* ken, in hoe verre men de verfftof, uit de indigoplant gehaald , door die , welke de polygonum opleevert , zou kunnen doen vervangen.— Ten zeiven tijde, fprak men dok van een kleine foort van colutea, en zeide , dat de knoppen èn tedere blaadjes dier plant eene zelfftandigheid voortbrengt die een groene kleur geeft. Naauw- zond 'er zaaden van naar Frankrijk, en, meer daö! veertig jaaren geleeden, fchreef de beroemde kruid, kenner jussieu, dat zij in den,koninglijken kruid,tuin wel opgekomen waren. — Waarom heefi men dan met deeze aanwinst geen voordeel ge daan? Aant. des franschen vert. - IV. deel. N leis nddf le noord'jke gr en* \en Mes ijks, , Herfst mondt Wis  Reis naai de noordlïjke grenzen des rijks. Herfstmaand.1792. 104 BRITSCH GEZANTSCHAP i Naauwlijks groeit 'er eenig plantgewas in China, of de Chineezen kennen de onderfcheiden voordeden, welken zij in den gewoonen loop des leevens daarvan kunnen trekken. Geduurende een lange reeks eeuwen , zijn zij, of door menigvuldige proeven, of door toevallige waarneemingen, tot die kennis geraakt. De vruchtgevolgen daarvan ziin geweest, dat het den inboorlingen van dit rijk gelukt is , veele noodwendigheden thans in hun eigen land te vinden, welken zij anders van buiten zouden moeten invoeren. — Dus bedienen zij zich , bij voorbeeld , van eene foort van fagara , in plaats van peper. Zij hebben geene olijfboomen; integendeel maaken zij eene voortreflijke olie uit de pitten van abrikoozen ; en gemeener foorten uit de zaaden van fefamum, hennep , katoenplanten, raapen, van eene foort van munt, en uit eene verfcheidenheid van andere gewasfen. Men kan in waarheid zeggen, dat in China geen kruid nutloos zij. De Chineezen maaken eene foort van laken van 3e draaden van doove netelen ; en papier yan de bast van verfcheiden plantgewasren , van de vezels van hennep, van het [Iroo van rijst, enz. — Eene (bon van ma-  KAAR CHINA. XV. HOOFDST. 3. Af O*. I95 momordica, die 'er aangekweekt wordt,eet men 'er gelijk konkommers. Zeker distel wordt 'er , nu en dan , bij de rijst gevoegd, om 'er verandering van fmaak aan te geeven. Eene foort van thlaspi (e) wordt, fomtijds , onder hunne falade gemengd. — In China maakt men het fchoonfte rood van de carthamus (ƒ) ; maar zeer zelden van vermiljoen. De koker van de aker dient 'er, om zwart te verwen; en de zijwormen voedt men met de bladen van esfenboomen , in plaats van die van moerbeziënboomen (gj. In (e) Thlaspi, burfa pastoris. (ƒ) Het zijn de zaaden deezer plant, die den Chineezen een fchoone roode verf leeveren. Zij heeten de plant thi-tfao. ■— Deeze plant groeit van zelfs in den omtrek van den grooten muur van China. Zij zou in onze luchtftreeken zeer goed tieren. Aant. des franschén vert. Cossignij voegt 'er het volgende bij: De bloemen van carthamus, of van wilden faffraan „ worden in Europa gebruikt, om rood te verwen. Men haalt 'er ook een roode zelfftandigheid uit. Het vermilioen is eene delfftof, waarvan de fchilders zich bedienen. De Chineezen maaken ook gebruik van de cochenille , welke hun van Acapulco over Manilla toegevoerd wo dt." Cos. s 1 g n 1 j. (&) Twee goede aanmerkingen, daar wij voor. deel uit kunnen trekken. Wij wisten wel, dat de N 2 fchori Reis naar de noordlijke grenzen des rijks. Herfstmaand.1793- 1  Êeis naar He noord(lijke grenzen des rijks. Herfstmaand.1793- 196 BRITSCH GEZANTSCHAP In de vlakten, welken het gezantfchap» na zijn vertrek uit Peking, doorreisde, om zich naar Zhe-hol te begeeven, ziet men* behalve verfcheiden foorten van willigeboomen , weinig geboomte , uitgenomen po- fchors van den eikenboom goed is, om zwart te verwen: maar ik geloof niet, dat man den koker of beker van den aker tot dat einde gebruikt heeft. Indien dezelve de galnooten kon vervangen , zou het een gewigtige ontdekking zijn. — Ik voeg 'er bij, dat de Chineezen nog meer andere gebruiken van de vrucht des eikenbooms wèeten te maaken. Van de akers bedienen zij zich, in geval van nood, tot voedfel. Een Chineesch veldheer heeft eens zijne heirmagt uit hongersnood gered, door ze met toebereide akers van eikenboom'en te roeden. — Zij maaken "er, met de jonge fpruiten Pan dien boom, een aftrekfel van , gelijk van de thee. Zij mengen de asch van den aker en deszelfs huisje met water , haaien 'er het zout uit, en geeven het aan lieden , welke met buik- of roodenloop bezocht zijn. Eindelijk, zij wasfen en zuiveren nog, met het afkookfel der fchorfen, wonden en z wee ren, die niet gemaklijk te fluiten zijn. Ook maaken zij van hetzelve water in verfcheiden huidziekten gebruik. Zij enten eiken op kastanjeboomen, verzekerende, dat de akers daardoor een' zoeten fmaak verkrijgen. Wat aangaat de zijdewormen , die met bladen van esfenboomen gevoed worden, de Europeefche ïéndeiingen te Feking zeggen, dat deeze zijde- wor*  waar CHINA. XV. hoofdst. 3. Afd. 19? popelieren , rondüm begraafplaatfen geplant, en eenige esfen- en moerbeziënboornen, hier en daar door de vlakte verfpreid. — De willigeboom (hj, die zich door zijne neerhangende takken en bladen van de anderen onderfcheidt, bezoomt gemeenlijk de oevers van beeken en rivieren. De Engelfchen zagen eenen boom van die foort, welks ftam, op eene manshoogte boven den grond gemeeten , vijftien voeten in den omtrek had. Vroeg in de eerfte dagreis, ontmoette het gezantfchap, reeds des morgens , een tU wormen van een andere foort zijn, dan die, welke op bladen van moerbeziënboomen aazen. Zij noemen ze wilde zijdewormen. De tonnetjes, cocons, welken zij bereiden, zijn zoo groot als een hoenderei, en hunne zijde is minder van waarde. Zij onderfcheiden drie foorten van wilde zijdewormen : fommigen aazen op de fagara; anderen op de bladen van esfenboomen ; en wederom anderen op die van de eiken met bladen van kastanjeboomen, Zij voegen 'er bij , dat in China twee foorten van esfenboomen zijn , de Hinkende en de welriekende; dat de eerstgenoemde met onze esfenboomen fcheen overeen te komen; maar dat men, bijeen naauwkeuriger onderzoek,eenig onderfcheid ;n de bloemen befpeurd had. Cossignij. Qï) Gemeenlijk treurwilligeboom genaamd, Reis naaide noordlij ke grenzen des rijks. Herfstmaand.1793-  Reis naar de noordUjke grenzen des rijks. Herfstmaand.'793- < I 1 1 I r d b n 1 di pe ïij de ge 198 BRITSCH GEZANTSCHAP «viertje, dat wel fmal, maar echter diep genoeg was , om voor kleine bootjes bevaarbaar te zij„. Ten zeiven tijde , zag men 'er een groot aantal van op hetzelve. De loop van dit riviertje zoo wel-, ^ls 3ie van alle anderen in deeze (treek, gaat Juid- of oostwaard. De booten, die deete ftroomen bevaaren , brengen goederen 'an de grenzen van Tartarije aan. Andere vaaren , welken men uit dat zelve land mtvangt, worden op den rug van dromelarisfen, of kameelen met twee bulten op ten rug (/) , vervoerd: — dieren , wel:en men voor moediger , fterker en fnel-r, dan de kameelen met eenen bult oodt. De eerstgenoemde , of dromedais, is ook met dikker en langer hair beekt, en daarom voor koude luchtflreekea eter gefchikt. Men belaadt ze dikwijls tet pelterijen, het rijkfte voortbrengfel van artarije; maar men bedient zich ook van ïeze lastdieren , om goederen van veel min- (0 De fchoone dromedarisfcn , welke in den ïrgaard van Parijs zoo wel tieren, doen hoon, dat men deeze zoo nuttige dieren, in Frankk vermenigvuldigen zal, Bijzonder zijn zij voor zuidlijke departementen der Franfche republiek 'chikt. Aam. des faAWscHJSH tert.  NAAR CHINA. XV. HOOFDST. 3. Jfd. IOp minder waardij , welken men, insgelijks , uit dat gewest ontvangt, over te brengen. Zelfs worden 'er op den rug van dromedarisfen houtskoolen naar Peking gevoerd, eene brandftof, welke nagenoeg de eenige aldaar is, waarvan men zich tot het gereed ' maaken der fpijs bedient. — De fchaapen, welken de Engelfchen in deeze vlakten zagen graazen, waren van die foort, welke zeer korte, maar dikke, en vleezige ftaarten hebben , welke eenige ponden zwaai zijn , en door de Chineefche gulzigaards fterk begeerd worden. Omtrent twintig mijlen van Peking, begint het land, naar den kant van Tartarije. allengs te rijzen. De gefteltenis des bodems ondergaat, insgelijks, een groote ver andering. Naar maate het land hoogei wordt, wordt het ook zandiger , en mer ziet 'er veel minder klei en vetten, zwar ten grond. — Nog eenige mijlen verdei hielden de reizigers, voor het overige vat dien dag, halt, in een van die paleizen welke tot gemak des keizers gefticht zijn en waarvan wij op het einde van het voor gaande hoofdftuk gefprooken hebben. — Dit paleis lag op een' oneffen grond, aai den voet van een' vermaaklijkert heuvel N 4 wel Reis mar ie noordlijke grenzen des rijks. Herfstmaand.1793- i t I » >  Meis naar de noordfij'ke grenzen des , rijks, i Herfstmaand. I7P3- ' i.i ] ( { 3 r, c v e Zj d| m ft ar ie £r( b| W zij 3aa öoo BRITSCH GEZANTSCHAP welke, gelijk ook een gedeelte der vlakte, met eene heining omgeeven , en in een perk, of wandelboschje, en lusthuizen vergeld waren; al het welk eene zeer fchooie uitwerking deed. Hoe lommerrijk de lichte bosehjes waren , lieten zij echter iet gezigt van een helder beekje, welk op en' kleinen aflland met een zacht ge. ïruisch ftroomde, volkomen vrij. Aan den nderen kant van dit beekje , waren fora-' nge hoogten met boomen beplant, en aneren naakt gelaaten. Deeze verfchillende oorwerpen fcheenen in hunnen natuurlijen ftaat gebleeven , en hier enkel door 3n gelukkig geval te , famen gebragt te jn. — Een Chineesch tuinman is de fchil:r der natuur. Zonder regel en zonder eetenfchap in 'f geen hij uitvindt, zoekt j eenvouwigheid en fchoonheid met elk, der te vereenigen. Op een' kleinen afftand. voorbij het pas, naderen de bergen elkander, laatende sfchen beiden eenen doorgang, die omm eene mijl. breed is. derzelver naurfchap zijn fommige gezondbronnen , Iken men des keizers baden noemt; 'c , omdat hij ze op zijne kosten heeft. $ j« erde brengen ; 'tzil, omdat ie mand  ï\'aar GHINA. XV, hoofdst. 3. Afd. aoi mand van des keizers huis 'er gebruik van gemaakt heeft, of, omdat hij geacht wordt de algemeene eigenaar van alles dat geen: bijzonder eigendom van iemand is, te ijn. Aan de andere zijde dier opening tusfchen het gebergte, is eene zeer uitgeftrekte vlakte, waarin men verfcheiden dorpen, twee lieden van den tweeden rang, met muuren omgeeven, en een ander keizerlijk paleis ziet. In de tuinen van dat paleis , vindt men fpooren eeniger witte zelfftandigheid, naar krijt zweemende, welke men, kunstmaatig gefprooken, voor den dag kommen de noemt. Hoewel de tegenwoordige reizigers, op deezen hunnen togt, bereids een gedeelte der eilanden van Afrika , des vasten lands van Amerika , der eilanden van de zuidzee , en des vasten lands van Afie gezien hadden, hadden zij echter, federt hun vertrek uit Engeland, nog geen enkele keer. iets ontmoet, 't geen daar zoo gemeen is, naamlijk, eene oppervlakte van grond,mei krijtachtige deeltjes vermengd. Even zoc min hadden zij die kleine keifteentjes gezien , welke de gedaante van kwasten ol knoesten van boomen hebben, en in dc krijtbeddingen, gemeenlijk, in een horizon N 5 taak Reis tiaar ie noordijke gren',$n des njks. Herfstmaand.1793.'  Reis naar de noordlijke grenzen des rijks. Herfstmaand.1793- I < < i < I c jj JJ J J JJ JJ >J J J JJ J» J > JJ JS »» ; jj i soa BRITSCH GEZANTSCHAP taaie ftrekking liggen. De kalkachtige zelfHandigheden, van welke foort ook, die zij op hunne vaart gezien hadden , waren in vergelijking der voortbrengfelen van een' /olkaanfchen aart, dat is, van voortbreng, 'elen, door brandende bergen veroorzaakt :n nagelaaten, of der granietfteenrotfen , lie zich, geduurende hunne reis, zoo dikvijls, aan hunne befchouwing hadden aan;ebooden, maar zeer gering — Van leeze twee zelfftandigheden wordt, in Eneland, de eerfte in 't geheel niet, en de latfte zelden waargenomen; gelijk zij ook p den tegenwoordigen weg naar Tartarije zeld- (fc) Cossignij tekent het volgende hierop aan: De icbrijver vergeet de onnoemlijke menigte' madrepores, welken hij in de ftraat van Sunda, en langs de kust van Java, op zijne reis naar Batavia, gezien heeft. Zij waren 'er zelfs zoo menigvuldig, dat hij aan derzelver geduu. nge ophooping het ontftaan van geheele eilanden meende te moogen loefchrijven. Buiten twij. fel zijn de ftofFen van eenen volkaanfchen aart op de oppervlakte des aardbodems, en bijzonder op de eilanden, zeer gemeen, maar "er zijn 30k verbaazend groote banken van kalkachtige wlfftandigheden , zoo wel op de oppervlakte, ils in den fchoot der aarde, of door de wateen der zee bedekt."  KAAR CHINA. XV. hoofdst. gfc Afd. ^ zeldzaam waren , offchoon de Engelfche reizigers 'er anders verfcheiden ertsachtige ftoffen, naar die van hun land gelijkende , begonden optemerken. Ondertusfchen hadden de meeste bergen, welken de Engelfchen, op den tweeden dag hunner reis , voorbijtrokken , zoo in hunne gedaante, als in hunne ligging, iets zonderlings. Zij ftonden ieder op zichzelven, en verheften zich, afgezonderd var de anderen, om hoog uit de vlakte, waar in zij zonder orde als gezaaid waren- Dt oppervlakten derzelven waren , zoo he fcheen , effen , door hoeken van elkande; afgefcheiden, maar door lengte van tijd af gerond, verminderd, en nogthans zoo veeli regelmaatigheid in hunne gedaante behou dende, dat de verbeelding 'er ligdijk doe kon gaande gemaakt worden, om deezi hoogten bij reusachtige kristallifatien ti vergelijken. De laage gronden van dit gedeelte de lands zijn, meestal, met tabaksplanten be zet. De Chineezen rooken tabak uit bui zen of pijpen, van bamboes gemaakt. Oo is de gewoonte van het tabakrooken bi deeze natie, misfehien,, algemeener in ge bruik dan bij eenig ander; volk op de aard Reis naar ie noordüjke grenzen des rijks. Herfstmaand. t I 3 i r  Üeïs naar ie noordiijke grenzen des rijks. Herfstmaand.1191- 1 ( 1 n 't & ir. m in lii di na ya en lij: pr« uit Ch of got r'oo so4 BRITSCH GEZANTSCHAP aardbodem. Zij ftrekt zich uit tot perfoo, nen van beide fexen , en zelfs tot die van tederen ouderdom. Meisjes van tien jaaren , of veelligt nog jonger , welke uit nieuwsgierigheid uit de huizen kwamen, om de vreemdelingen te zien voorbij trekien, hadden altijd een lange pijp in den nond. In Europa onderftelt men, gemeenlijk , lat de tabak, uit Amerika, in alle de deeen der oude waereld ingevoerd is (/). — Ia- (0 Mr. staüutoh heeft gelijk, dat hij deeze eening wederlege. — Ce tabaksplant groeit in wild in Indië, aan de oostkust van Afrika, op iadagaskar, en waarfchijnlijk ook in China en veele andere gewesten. Intusfchen had hij'ons oeten melden, van welke foort de tabak zij di# China geteeld wordt, en de geheele behandel ig, welke die plant, tot haare volkomen berei ig toe, ondergaat. Het zaad, welk ik uit Chi op Isle de France ontving, bragt planten voort n een kleine foort, met geele bloemen, op eenkelen fteel, met kleine , breede , ligtgroene nachtige, omgekrulde bladen. Ik heb geene' >even omtrent die tabak gedaan, welke ik enkel liefhebberij aankweekte. Ik weet niet, of de ineezen verfcheiden foorten van tabak hebbendie, waarvan zij fnuifcabak bereiden , van een de foort zij; en of zij van die zelve foort ken. Maar ik weet wel, dat.aan de tabak van' Ma-  üaar CHINA. XV. hoofdst. %.Afd. io$ Ifttusfchen heeft men geene overleevering,, dat zulk eene invoering in China, of zelfs] in Indie, alwaar men ook een groote menigte tabak aankweekt en gebruikt, ooit gefchied zij. In'geen van die genoemde gewesten , worden vreemde gewoonten en gebruiklijkheden fchielijk aangenomen. — 't Is mooglijk , dat de tabak , gelijk de gen -fwg (m) en meer andere planten, op fommige plaatfen der oude en nieuwe waereld, van zelfs groeit. De Chineezen gebruiken ook fnuiftabak. Zeer zelden zal men eenen mandarijn zonder een klein, fraai verfierd flesje, waarir hij zijn fnuif bij zich heeft, aantreffen Nu en dan ftort hij een fiertje daarvan nagenoeg in die hoeveelheid , welke mei gemeenlijk voor een fnuifje neemt, ovei eer * Manilla, die men tot kleine rolletjes, chiroutes g naamd, bereidt, in Indië, door de Europeeërs . voorrang wordt gegeeven, als eene foort van t bak, welker rook zacht en aangenaam is. Co SIGNIJ. (m) De gen-fmg is een wortel, die de ma vevfterkt, en den omloop des bloeds bevorde De gen-fmg der provincie Leao-tong wordt l meest geacht. In China, wordt dezelve duurd dan goud gefchat. Aant. des fkanscseN vei leis niiuü1 le noordijke grenzen des ■ijks. Uerfstnaand. : » 1 le is- :t. et er .%  Heis naar de noordMjke erenzen des rijks. Herfst- I maand, 1703. i \ c 1 c g V g fc 9 ta K in Va m< M de do zé. lij. «ei 206 BRITSCH GEZANTSCHAP eenkomende, op den rug zijner Ji„ker. band, tusfchen den duim en den voorden vinger, welk hij, vervolgens, aan zijnen ieus brengt, en zorgvuldig opfnuift. Dit loet hij verfcheidenmaal des daags.— Doch üt is niet de eenige zelfftandigheid, waaran de Chineezen zich bedienen, om aan eeze ingebeelde, gemaakte behoefte te oldoen. Vermilioen in poeier neemen zij ok dikwijls in de plaats van fnuiftabak ; elijk zij ook, fomtijds, opium, en andere' welriekende middelen onder den tabak men2n. De tijd, op welken het Britsch gezanthap zich van Peking naar Zhé-hol beif, was juist het jaargetijde, in welk de bak bereid werd. Deeze werking gebiedt in China in de open lucht. Offchoon men, in Amerika en WestJie, verfcheiden gebouwemror deeze foort 1 manufakruur noodig heeft, gebruikt ^ 'er hier naauwlijks een eenigv toe. en vreest 'er voor geen regen, die bladen, na dat zij afgefteeden zijn, zou en bederven. De bladen worden op deve plek, alwaar zij gegroeid zijn, aan ien opgehangen om te droogen, zonder üg befchHtfel. Ieder eigenaar en zijne fa-  NAAR. CHINA. XV. HOOFDST.3.4^ 2S? familie zijn genoeg, om het voortbrengfel j van zijn' eigen akker in te oogften. - j Deeze omftandigheden dienen om te too-j nen, deels, dat deeze luchtftreek aan voch-^ tigheid niet zeer onderheevig zij; en deels' dat de landbezittingen in kleine deelen verdeeld zijn. - 't Is waar, in dit gedeelte van China zijn eenige landerijën, op voorwaarde van Leen- eu krijgsdienften, aan Tartaarfche familiën toegeftaan \ en deeze leengoederen zijn altijd het erfdeel van den oudften zoon; maar zij zijn'er niet menigvuldig; en geenen van die goederen zijn, zegt men, zeer belangrijk. Op den derden dag hunner reis , meenden de Engelfchen te befpeuren, dat de bevolking een weinig verminderde. — De weg liep door een kleine ftad, met eenen muur omringd, doch niet met grof gefchut bezet, welk ook, in de daad, onnoodia en onnut moet geacht worden, omdat van deezen kant geen vijand, met zwaar gefchut voorzien, te verwachten is. — Hei voornaamfte gebruik deezer vesten is, der halve, om voor die geenen, welke, in dt nabuurige rechtsgebieden, de keizerlijk* fchattingen en inkomften hebben ingefa meld, wanneer zij ze naar de hoofdftai bres leis naar e noord' Ijke gren\en des ijks. Herfstnaand»I7S>3« 1  Reis naar de noordlijke grenzen des rijks. Herfstmaand.Ï793-. I < i i t T t » ad* BRITSCH GEZANTSCHAP brengen, tot een veilige rustplaats te verftrekken, en tevens de plaatfen, alwaar dé openbaare koornfcbuuren en gevangenisferi zijn, des te zekerder té maaken. Om deeze redèn worden 'er krijgstroepen in bezetting gelegd. Anderen worden gebruikt, om de wegen te verbeteren. Dit laatfte was volftrekt noodzaaklijk; zijnde de wegen , op fommige plaatfen , zoo fteil era oneffen, dat de ambasfadeur verpligc was,* öit zijn rijtuig te Happen, en hetzelve le3ig te doen voorttrekken. Lord macartneij deed zich, middelerwijl, in een paanquin, of rosbaar, draagen. Het gezigt,; velk dit gedeelte des lands opleverde, was :eer bekoorlijk en zeer romanesk. Wildé jeiten en wilde paarden graasden en fpeellen op de bergen , en menfehen beklomnen de hoogten, ten einde 'er plekken ;ronds te zoeken, bekwaam om bebouwd ; worden. Dr. gillan maakte de volgende aanicrkingen over de èergen van dit gedeel; van China: „ Deeze bergen hebben, over het algemeen , een zachte neerhelling naar den kant van Tartarije; maar aan de tegen-? » over-  „aar CHINA. XV. hoofdst. 3. Afd. 209 „ overgeftelde zijde, of naar den zeekant. „ zijn zij fteil, loodrecht afgebroken, laa„ ten dikwijls de bloote rots zien, en ge „ lijken naar dat geen , 'c welk men in „ Zwitferiand les aiguiiles des Alpes, de „ fpitfen der Alpen , noemt. — De on„ derfcheiden kagen der bergen vertoon„ den zich in de volgende orde: — De „ eerfte laag, beneden in het diepfte ge„ deel te van het rivierbed, door het watei „ bloot gelaaten , was zand en fteengruis, „ De tweede laag, boven het zand er n fteengruis , beftond in kalkfleen, grof „ gekorreld , vol knoesten en van eei „ blaauwe kleur. Ten derde, boven d „ tweede laag zag men een onregelmaatig , en zeer dikke bedding van verharde „ klei, van een blaauwachtige, en fomtijc „ ook bruinroode kleur, door ijzerkal „ daaraan medegedeeld. Op fommige plaai „ fen was deeze kalk zoo overvloedig, d: „ zij den klei als oker deed voorkomen „ en, op andere plaatfen, de laatfte bec „ ding alleen fcheen untemaaken. — I verfcheiden deelen van den omtrek va Tartar'rje, ziet men loodrechte aders va witte fpalt, en fomdjds wit en blaauw.„ Op de toppen der hoogfte bergen , as IV. DBfcL. O » weej Reis naaf de noirdlijke grenzen 4es rijks. Bnftsmaand.1793- 1 1 i 1 s k ... st » [- il SI n n  •Reis mar de noordlijke grenzen des rijks. Herfis- > maand. I793- 1 i 1 I t i I d d U d ei h« r< h( m Wi riv do lot pis 110 BRITSCH GEZANTSCHAP . weerskanten van den weg, zijn groote , grametfteenrotfen te zien ; maar geen , derzei ven daalt tot de oppervlakte des . wegs neer." De voet van fommigen deezer bergen vordt door eene rivier, die zuidwaard Iroomt, bepaald. Over dezelve is eene •rug gelegd, rustende op fteenen, welkea ien in groote horden, bij wijze van kasin, van tienen gevlochten, fe den vloed eeft laaten zinken. Dergelijke bruggen ijn in dit gedeelte van China gemeen, 'aar het hecfnfte werk tegen het geweld w ftroomen, die, dikwijls, fchielijk van 2 hoogte der nabuurige bergen neerfbrffl, niet lang zou kunnen beftaan , wor■n, deeze bruggen met groote vaardigheid 1 weinig kosten gebouwd. De kasten of >rden, van teenen gemaakt, en met fteem gevuld, zijn, naar evenredigheid der >ogte, tot welke de rivier bij overuW hg rijst, van verfchillende grootte. Zij ïrden , naar gelang van de diepte der ier, en de fnelheid van haaren ftroorn, or een kleiner of grooter getal paaien, 'drecht in den grond geheid, 0p hunne «s gehouden. In breede en bevaarbaar© ri-  NAAR CHINA. XV. HOOFDST. %.Afd. 111 rivieren , wordt het hordenwerk in het midden van den ftroom afgebroken , en door groote platte booten vervangen. Het geheele wordt met planken , horden en fteengruis bedekt. — Wanneer men den keizer verwacht, worden 'er, flechts voor dien tijd, bruggen over de rivier geflagen, uit vrees, dat de anderen, wegens de buitengewoone menigte menfehen en zwaare lasten , welke 'er, bij dergelijke gelegenheden, overgaan, zouden inftorten. Naar maate de reizigers op den weg naar Tarrariie vorderden, namen zij waar, dat de lieden en dorpen, welken zij op de reis ontmoetten, bijkans zoo veele Tartaaren , als Chineezen hevatteden, en het onderlcheid tusfchen de zeden en de karrak terifteke trekken deezer twee natiën minder treffende waren. - Over het geheel zijn de Tartaaren fterker en grove! van maakfel , dan de Chineezen , maat rninder befneeden van gelaat , en mindei befchaafd van zeden. Hunne vrouwer Zijn gemaklijk van de anderen te onderfcheiden , omdat haare voeten de natuur lijke p-rootte hebben. Haar hoofdfieraad zoo wel als dat der Chineefche dames beftaat hierin , dat zij aan de zijden va* O a ne Rets H air ie noord'ijke grenzen des rijks.Herfstr.aaniL1793- - ï' ' i  \ JReis naar ie nuordlijke grenzen des rijks. Herfstmaand.1793. i j < 1 t ï I I i ki c ft fc Yi C ie fc A 212 BRITSCH GEZANTSCHAP het hoofd , boven de ooren , natuurlijke of door kunst gemaakte bloemen plaatfen. Hoe behoeftig, of hoe oud de vrouwen ook zijn , laaten zij dit optooifel echter niet na. Het aankweeken van bloemen is, om deeze reden , een gewoone bezigheid ioor het geheele land. Door een lange seoefening, en menigvuldige proefneemin;en, hebben de Chineefche tuinlieden ver. cheiden middelen en wegen ontdekt, om le fchoonhud, de grootte, en welriekendleid van veelen hunner bloemen, als, bij 'oorbeeld: van de anemoonen, de pionien O) , de matricaria's, en verfcheiden nderen te voltooien. De tuberoos is door ie Europeefche zendelingen bij hen ingeoerd. Tar- (») Door kracht van aankweeking en vee! zore ibben de Chineezen de pionie, om zoo re fpree! n. gemetamorphofeerd en , gelijk de geleerde hot ze.de, deeze bloem, trapswijs, in diei at gebragt. dat zij door het fchitterende haarer boon heid de oogen, en door de aangenaamheid n haaren geur den reuk bekoort. — Volgens de lineefche dichters, is het meer dan duizend jaan geleeden, dat deeze bloem als eene van de loonften der keizerlijke tuinen aangemerkt is. m. des ÏRAWSCHJEU VEST.  MAAR CHINA. XV.HOOFDST.3.4^ 213 Aan de losfer en ongebondener zeden der Tartaaren was het toetefchrijven, dat men. op deezen weg reeds , gelijk op die var Europa , van tijd tot tijd, bedelaars ontmoette, 't Is waar, zij vielen niet lastig met woorden ; maar door hun onrein en bemorst voorkomen , beneevens het vertoonen van deeze ofgeene natuurlijke ol toevallige gebreken, gaven zij genoegzaam te kennen, dat zij het mededoogen en de liefdaadigheid der voorbijgangers zochten optewekken. In den morgenftond van den vierden da£ hunner reis, ontdekten de Engelfchen, var verre, een uitfteekende linie, of liever eei fmalle en oneffen ftreep of merk, gelijl aan die, welke, fomtijds , door de aderei van quartz, aan dé z'rjden der bergen va Gneifs, in Schotland , op een' verren al ftand gezien , doch op eene onregelmaat ger wijs gevormd worden. — De voor zetting deezer lim'e tot de toppen der bei gen van Tartarije, was genoegzaam,om c aandacht der reizigers te bepaalen. Korte tïjd daarna onderfcheidden zij duidlijk c gedaante van eenen muur met kameelen,c eene plaats , alwaar men zulke gebouwi O 3 g Reis nasff de twurdlijke grenzen det rijks. Herfstmaand. mi> ', Gezigt van den ! grooten [ muur. l l e n ie 'P in e*  G:z[gt van den grooten muur. Herfst- maand, j I ] J \ 4 214 BRITSCH GEZANTSCHAP gemeenlijk niet verwacht,'en men zelfs niet gelooven zou, dat zij konden opgerecht worden. ■ ' jpw (iWs'jij qe Al wat het oog, uit een enkele plaats4 op eenmaal, van deezen verfierkten mum ontdekken kan, — eenen muur, over reiën bergen , en de hoogde toppen derzei ven voortgezet , in de dfepfte valeiën neerdaa? lende, op gewelfde boogen over dezelven voortloopende, op verfcheiden plaarfen, om gewigüge doorgangen intefluiten, dubbeld en driedubbeld gemaakt, en, nagenoeg op ieder honderd fchreeden, zoo verre het gézigt kan reiken, met torens of fterke bolwerken voorzien; — dit alles, zeg ik, biedt den menschlijken geest het denkbeeld eener onderneeming van verbaazen de grootheid san (o). Een gedeelte van 't geen de rei■ "■-■ ■'■ ' pi èh as» fSU^viR rflfe (o) De groote muur van, China bewijst, dat ":«t Chineefche rijk- van dien tijd af, toen die Buur begonnen is gebouwd te worden , een talrijke bevolking en kennis van de nuttigde kunlen heeft gehad. In den tijd, in welken dezelve [efticht is, kon hij een' onoverwinlijken grenspaal iitmaaken tegen volken, die het gebruik van grof ;efchut niet kenden, en alleen te paard den oorlog moerden , gelijk de Tartaarfche horden nog doé», hedendaags zou een dergelijke fflttur, in Europa flechts  GEZIGT VAN BEN GROOTEN MUUR VAN CHIN A, ]) OOli 13E CHINEEZEN VAN- - LI-TCII ï WG, OF 13 E MIJ Uil VAN TIEN DUXZEKDUI CESOEMD, NABIJ DEN PAS VAN li OE~!PE~KOE GENOA   naar CHINA. XV. hoofdst. 3. Afd. a*5 gigers toen zagen , is alhier in de plaat, nommer XXV , afgebeeld. De Engelfchen waren nu in ftaat, om, TOlgens het geen zij zeiven zagen en ge voel- ftechts een zwakke verdeediging uitleveren. Eene linie, uit eenen icbakel van vaste plaatfen beftaande, zou vee! meer nut doen. De beruchte pagode vaa Jagernat , op de kust van Orixa , in Indostan, is veel ouder, en verdient veell'gt ook de verwondering van alle de aanfchouweren nog veel meer. Deeze twee oude gedenktekens behooren tot de merkwaardigften , die ooit door menfchenhanden gemaakt zijn. Het eene, berekend naar de omftandigheiien des cijds, in. welken het gefticht is , is aen aan een wijzf voorzigtigheid verfchuldigd. Het is tegenwoor dig zonder nut. Het andere is een gewrocht var het bijgeloof, en doet nog aan het menschdorr al dat kwaad, welk het altijd aan hetzelve ver eorzaakt heefc. Indien men de vermaarde pyramiden van Egypte mede op die lijst ftelt. zullen wij .moeten bekennen , dat het waare oog merk haarer ftichting in vergetelheid geraakt is 't Valt moeilijk te gelooven , dat zij geen andej doelwit zouden gehad hebben , dan tot graftom ben voor koningen, en verfamelplaatfen van doods beenderen te dienen. Liever zou ik gelooven dat die trotfche gevaarten gefticht zijn , om d< vier hoofdftreeken der waereld, ten tijde hunnei grondlegging, juist te bepaalen , en dus aan di bevordering der Iterrekunde dienstbaar te zijn O 4 B» Gezigt van den grooten muur. Herfst* maand. 1793- l  van dsn r,;,tnr. Herfstmaand. >?>:,. 2ió' BRITSCH GEZANTSCHAP voelden, te oordeelen, dat hoe uittermaate groot de uitgebreidheid deezer grensverdeediging,tegen deTartaaren beftemd,ook mogt zijn, deeze bijzonderheid het echter al- JMjaldien het zoo is, zouden zij meer lof verdienen, dan de groote muur van China, en alle de pagoden der waereU; zij zouden eene wijsgeerige natie, welke voor de Iaate nakomelingfchap gearbeid had. overwaardig zijn. De pagode van Jagernat is geheel uit één ftuk ; zij is in eene fteenrots uitgehouwen. Welke ar* beid! . . . Welke kosten! . . . Welk geduld! . . Welke ftandvastigheid, eeuwen lang aan den gang gehouden! . . . Hoe veel tijd, moeite en konen tebben alle die uithollingen moeten vereifchen! En met welk oogmerk ? . . . Om den mensch aaa ongerijmde en buitenfpoorige vooröordeelen te onderwerpen," met een woord, om hem een" flaaf des bijgeloof! te maaken. Deeze pagode wordt Vi">or de aanzienfijkfte en heiligfte van alle de pagoden der Indiaanen gehouden. De godsdienfti« gen onder hen doen bedevaarten derwaard, en dat is, zeggen de priesters dier pagode, een zeer verdienstlijk werk, daar vergifnis van zonden op voigt ; maar het zekerlle is de achting, die zij verwerven, en de gefchenken, welke hun moeten, gedaan worden. Het graaven van kanaalen in Egypte, in China en : in Europa ; het maaken van dijken, die eene' 'der vruchtb^arfte provinciën van dit rijk der zee ontnomen hebben; of die de rivieren binnen haare ee-  NAAR CHINA. XV. HOOFDST. 3. Jfd. 11? alleen niet was , welke de reizigers , die < ze voor ben bezocht en gezien hadden ,' met verwondering en verbaasdheid had ver-' vuld. 't Gebeurt toch zeldzaam, dat een weik, welk eenvouwig de uitwerking van langduurigen en vermenigvuldigden arbeid , die door gewoone middelen te verrichcen is, kan zijn , verwondering baare. Maar dat geen, 't welk deeze hunne hartstogt zoo fterk gaande maakte , was de ongemeen groote moeilijkheid, om te begrijpen , hoe men in plaatfen , die in den eerllen opflag ontoegangliik fchijnen ,bouwftoffen tot zulk een werk heeft kunnen aanvoeren , en zulk een gevaarte daarvan ophaalen. — Een van de verheevenfte bergtoppen, over welken dc groote muur zich oevers houden ; de terrasfen, die den vruchtbaaren grond van de fchuinfche zijden der bergen tegenhouden, en dezelven voor den akkerbouw bekwaam maaken; de ileenen-beeren of dammen in zee, om eene haven te vormen ; de kaaien en andere foortgelijke werken; de droogmaakingeri van moeras fen, waardoor men land voor den akkerbouw wint, en die de lucht gezond maaken; de bruggen; de waterleidingen; de fterrewachten; de groote wegen; deeze zijn werken, den mensch en eene befchaafde natie waardig. Cossignij. O 5 ïezigt >an den rrotten nuttr. Herfst. maand. 1793-  Gezigt; van den grooten muur. maai id. I793t at8 BRITSCH GEZANTSCHAP zich uitftrekt, is , volgens een naauwkeurige meeting, vijf duizend twee honderd vijf en twintig voet hoog bevonden. Deeze foort van vest'ngwerk, — want hetzelve , cenvouwiglijk, eenen muur te noemen , geeft geen volmaakt denkbeeld van deszelfs maakfel, — dit vestingwerk is, zegt men , vijftien honderd Engelfche mijlen lang , maar niet overal in even denzelven volbouwden ftaat. Deeze uitgeftrektheid van vijftien honderd mijlen bedroeg, de grenslijn tusfchen de befehaafde Chineezen en de verfcheiden rustlooze horden der zwervende Tartaaren. Intusfchen zijn bet deeze foorten van grensverdeedigingen niet s van welken tegenwoordig het lot der natiën, die elkander beoorlogen , kan afhangen. Ds overmagt der legerbenden zegeviert ov»r allen tegenftand. Geene vestingen zijn nu onwinbaar. Alleenlijk kunnen Zij den voortgang des vijands vertraagen. Zij beletten , dat een gewest, in oorlogstijd, door een' fëhielijken inval\ geheel vermeesterd worde. En verfterkté muuren , die, bij wijs eener verfchanziiig , langs eene grenslijn worden opgehaald,. befchermen het land , in tijd van vreedej tegen de aanvallen van tal-  naar CHINA. XV. hoofdst. 3. Afd. 219 talrijke; gewapende rooverbenden,die troept- < wijs op roof uitgaan. — Dus hebben di.: Romeinen , hoe dapper en heldhaftig 'zi ook waren, verfcbeiden detzer doorloc-, pende grensvesten, in Groo:-Bri:annie, tegen de pnbefchaafde Pikten opgerecht. — Wanneer een volk, in eenen maatfchaplijken ftaat van befchaafdheid, zoo verre gevorderd is , dat het den akkerbouw met vrucht beoefent. en het in zijne nabuurfchap een ander volk heeft, welk enkel van de jagt leeft, en aangemerkt kan Worden, als door zijne leevenswij* iets van den aart der roofdieren overgenomen te hebben , heeft men menigmaal gezien, dat het eerfte , om zich tegen de geftaadige verwoestingen zijner roofzuchtige nabuuren te befehermen, dergelijke grenSverdeedigingen beeft opgeworpen. Met dit oogmerk werden 'er, eertijds , verfcheiden in Egypte» in Syrië, in Medie aangelegd. Een der opvolgeren van alexander den groo* ten bouwde, ten oosten der Kaspifche zee, eenen ftportgelijken grensmuur; en een ander werd in het land van tamerlan opgerecht: beide deeze laatfte muuren war sm i gelijk die der Ghineeaentegen de hor- lenigt an den rrooten nuur. ■ Herfst- naand. 793-  Gezigt v * den grooten muur. Herfstmaand.1793. 322 BRITSCH GEZANTSCHAP voltooijing is een gefchiedkandige gebeur renis, zoo echt en geloofwaardig, als eenige anderen, welken de jaarboeken van oude koningrijken ooit of ooit aan de nakomelingfchap hebben overgeleverd. — Sedert dat rijdftip, welk tot drie eeuwen voorde ChrLstlijke jaartelling opklimt, zijn alle de voornaamlle gefchiedenisfen des Chineefchen rijks, zoo wel in 's lands gewoone dagverhaalen, ais in bijzondere werken van gelijktijdige fchrijveren, regelmaatig en zonder de mirifle gaaping opgetekend. Nergens anders is de historie zoo zeer he* voorwerp van algemeene aandacht, en van de bezigheid der geleerden geworden In ie- van de grenzen der provincie Pe-che-li tot aan de Geele rivier voortgezet heeft; dat een vorst uit den ftam van ven, den muur van Leao tong tot de gienzen der provincie Sjen fi. en die var» tsin denzelven van Ting rao-foe tot de plaats, alwaai de Geele rivier het eerst den Chineefchen bodem bereikt, opgebouwd hebben En volgens dezelve jaarboeken, deed de keizer tsin-chiiïoang deeze drie muuren met elkander vereenigen; tot dat, omtrent twee honderd jaar daarna, de beroemde keizer ou-ti, uit den (lam der westlijke han, dat gedeelte des inuurs, welk zich ten westen van Sjen-fl uirftrekt, 'er bij gevoegd heeft. Aant. des erawschen ve*t.  naar CHINA. XV. höofdst. 3. Afd. c&3 ieder van de voornaamfte fteden des rrks is eene foorc van hoogefchool, waarin men hen , die aanmerklijke voortgangen in dt gefchied- en ftaatkunde gemaakt hebben , en boven anderen daarin uitmunten, met zekere trappen van waardigheid vereert. Om deeze reden zijn de gefchiedkundige werken in China zeer vermenigvuldigd. De yerhaalen van nieuwer gebeurenisfen worden aan die geenen , welke 'er getuigen van geweest zijn, ter verbetering; en de fchriften aangaande de oude gefchiedenisfen aan deskundige geleerden ter beoordeeling overgegeeven. — Bij alle deeze omftandigheden, kan men weinig twijfel hebben aangaande het trdftip eener onderneeming, waaraan verfcheiden honderd duizend menfehen moeten gearbeid hebben; — een tijdftip, in alle de gefchiedverhaalen van dien tijd te boek gefteld , en in die der volgende eeuwen herhaald, of bij toefpeeling herinnerd. De gefchiedkundige kiaarblijklijkheid hangt, in de eerfte plaats, af van het geloof, welk men aan de verzekeringen van gelijktijdige fchrijvers geeft, en van de wijs, op welke zij met de openbaare aantekeningen , met de gedenkrekens, en na- de- Gesigt ' van den grtiiten muur. Herfstmaand.1793.  Gezigt va' den grooten muur. Herfst- maand. 3793- 224 BRITSCH GEZANTSCHAP dere gebeurenisfen en omftandigheden, die in het bereik van de kennis en waarneemingen des Ieezers zijn, overeenftemrnen. Deeze geloofwaardige fchrijvers bevestigen, volgens dezelve grondbeginfels, de waarheid der geenen, die hen onmiddelijk zijn voorafgegaan. Dus fpoort men, al teruggaande, zoo verre de fchakels der keten, die de gefchiedenisfen derzei ven met elkander verbindt, op een regelmaatige wijs leiden kunnen , tot de alleroudfte gebeurenisfen toe, wier echtheid eenig vertrouwen inboezemt, dezelven naar, en onderzoekt ze met alle mooglijke naauwkeurigheid. Op dergelijke bewfzen rust de geloofwaardigheid van het verhaal van zaaken, die niet onmiddelijk onder het bereik onzer zinnen hebben kunnen vallen. — Dus hebben wij geenen anderen grond, dan deezen, om te gelooven, dac, bij voorbeeld, het Romeinfche gemeenebest aanweezig is geweest; dat de veldflag bij A&ium waarlijk gehouden is; dat de Noormanfche veroveraar indedaad eenen inval in Engeland gedaan heeft; enz. Geduurende de twintig eeuwen, welken de groote muur van China , gelijk men met zekerheid weet, befraan heeft, zijn 'er zestien geweest, in welken dat bolwerk  NAAR CHINA. XV. HOOfDST. %,dfd, 22$ werk genoegzaam was, om de horden der zwervende Tanaaren tegen te houden. Maar de magt, waarmede de gewelddrij» vende gengis-khan dat rijk overOroomde, was zoo fterk, dat zij allen tegenftand vruchtloos maakte. Zijne nakomelingen wisten, echter, niet, zich in 't bezit der behaalde voordeden lang te handhaaven. In minder dan eene eeuw werden de Tartaaren weder uit China gejaagd. Maar drie honderd jaar daarna, dat is, omtrent het midden der laatstvoorgaande, of zeventiende eeuw, werden zij, door het geweld der binnenlandfche onlusten, naar dat rijk terug geroepen; en, federt dien tijd tot nu toe, hebben zij het in eenen gerusten en bloeiënden ftaat behouden. Behalve de middelen van verdeediging} welken de groote muur der Chineezen , in oorlogstijd , opleverde , merkten zij dil grensbefchutfel , zelfs in tijd van vreede t als een groot voordeel aan. En niet zonder reden. De geregelde zeden en hei ftil en zittend leeven der Chineezen ftrookten , weinig of niet, met de zwervende er rustlooze geaartheid hunner noordlijke na< buuren; waarom de eerstgenoemden ziel gelukkig achtten , dat deeze groote mutt IV, deel, P *1 Gez;gt van den ^routen muur. Herfst, maand. mi' i i  Gezigt van den grooten muur. Herfstmaand.1793- 226 BRITSCH GEZANTSCHAP alle gemeenfehap tusfchen deeze twee zoo verfchillende natiën gantschlijk affneed. Zelfs heeft deeze fcheidmuur de nuttigheid , dat de roof- en verfcheurende dieren, waarvan de wildernisfen van Tartarijen overvloeien, de vruchtbaare provinciën van China niet kunnen ontrusten ; dat de grenzen der beide Janden daardoor bepaald zijn; en zoo wel de boosdoeners, als de misnoegden belet worden het rijk te verlaaten. Het blijkt , dat tot het tijdftip toe, wanneer de ftam, die, tegenwoordig, in China het roer van ftaat in handen heeft, op den troon is geklommen, dit rijk wei* n'g ontwerpen gefmeed heeft, om yeroveringen te maaken. Zelfs is het nu nog een grondbeginfel van Chineefche ftaatkunde, alle zijne onderdaanen , zoo veel rroogh k, birnen de grenspaalen des rijks te houden. Zij, die zonder verlof daaruit vertrekken, worden bij hunne terugkomst zwaar geftraft. Intusfchen, is de belangrijkheid van den grooten muur van China, grootdeels, verminderd, finrs de rechtsgebieden, aan weerskanten van dien , aan eenen en denzelven vorst onderworpen zijn. De Chineezen, wier  kaar CHINA. XV. hoofdst. %,Afd. as? wier nieuwsgierigheid mee de veroudering i der voorwerpen, die ze gaande maakten verdwijnt, befchouwen thans dit meester ' ftuk van menschlijke nijverheid met volmaakte onverfchilligheid. De meeste man-: darijnen , die het gezantfchap verzelden , fcheenen 'er niet de minfte acht op te flaan. Maar een zoo verbaazend werk, als deeze groote muur van China , buiten twijfel, is heeft niet nagelaaten, de verwondering van alle vreemdelingen , die denzelven gezien hebben , tot zich tetrekken. De eerfte Europeeër, die melding van het Chineefche rijk gemaakt heeft, naamlijk , marco paolo, fpreekt, echter, geen woord van den grooten muur. Dewijl hij zich over land naar Peking begaf, heeft men vermoed, dat hij, op zijne reis door Tartarije naar de hoofdftad, het een of ander gedeelte van dat gewest moet doorgetrokken zijn, waar de muur tegenwoordig beftaat. Uit hoofde van dit ftilzvvijgen, zijn in den geest van eenen geleerden Italiaan , die voorneemens is, een nieuwe uitgaaf van marco paolo's reizen te bezorgen, twijfelingen ontdaan, of <ïe muur , in de dertiende eeuw, toen P a die t lezigt mn den irooten nuur'. Herfts* naand. 793*  Gezigt van den grooten muur. Herfst- maand. Ï793- 228 BRITSCH GEZANTSCHAP die beroemde Venetiaan naar het hof dei Tartaarfchen fouvereins van China reisde, waarlijk aanweezig was. — Maar het enkel ftilzwijgen, het bloote niet melden dier zaak, is niet genoeg, om het aanweezen daarvan te ontkennen , wanneer de waarheid dier zaak, door die zelve foort van gefchiedkundige bewijzen , welken men in alle andere gelegenheden voldoende oordeelt, bevestigd wordt. — Het zou zelfs niet vo'do?nde zijn , wanneer men onderCel de , dat marco paolo in de daad door dat gedeelte des lands , alwaar de groote muur ftaat, gereisd ware ; en dat hij, terftond na zijne terugkomst, een omftandig en naauwkeurig verhaal zijner reizen , uitgegeeven had, in plaats van eerst larg daarna, verre van zijn vaderland, en van zijne oorfpronglijke papieren, en alle de aantekeningen, welken hij op de plaatfen zelve gemaakt had, beroofd; flechts Hukken en brokken, die niet eens te famen hangen, uit zijn geheugen op te geeven. — Intusfchen is een affchrift der reis van marco paolo naar China, welk 'men uit de bibliotheek van den doge van Venetië geligt heeft, genoegzaam om het gefchil te befjisfen, —- Volgens  NAAR CHINA. XV. hocfdst. ^.Afd. 220 gens dat affchrift, blijkt het duidlijk, dade Venetiaanfche reiziger niet door Tarta rije naar China gereisd is. Nadat hij eerst den weg, dien de karavaanen neemen, tot Samarkande en Katijgar gehouden had, keerde hij zich zuidöostwaard , trok over den Ganges, en begaf zich naar Bengale. Van daar nam hij zijnen koers zuidwaard langs de bergen van Thifaet, bereikte de Chineefche provincie Sjen-fi, kwam door dezelve in de provincie Sjan-fi, die 'er aan grenst, en vervolgens in de hoofdftad zelve, zonder de linie, door den grooten muur befchreeven, aangedaan te hebben. De Engelfche reizigers naderden deezen muur, door een engen en zeer ftei'en opgang, en kwamen eindelijk aan eene plaats, welke men de zuidpoort noemt, om ze var eene andere, of de buitenfte, die meer noordwaard aan den kant van Tartarije gelegen is. te onderfcheiden. Deeze zuidpoort doorfnijdi den weg op die plaats, alwaar dezelve ovei den top eener rei bergen loopt, waarvan de meesten ontoeganglijk zijn. De poon is gefticht, om den pas, in eené ligging, door de natuur reeds zeer vast, nog meei te bevestigen. De kruin der bergen is. ter deezer plaats, naauw, en de weg, di< P 3 naa Gezigt van den grooten muur. Herfstmaand.I7S>3. ! r  Gezigt van den grooten muur. Herfst- miand. 230 BRITSCH GEZANTSCHAP naar beneden loopt, fteil. Aan het uiterfte van den engen weg, die daarop volgt, is een krijgs-post. De kapitein parish maakte de volgende waarneemingen omtrent de krijgsposten in China: — „ De krijgsposten zijn , ge„ meenlijk, vierkante torens van verfchil„ lende grootte, in valken altijd een klti„ ne bezetting gewapende manfchap ligt. „ In ti d van oorlog, dienen deeze torens, „ vvaarichiinlrk , tot verfamelplaatfen der „ kn gstroepen, in die nabuurfchap liggenso dc Zij zijn altoos, of aan den ingang „ van enge wegen; of op hoogten, die „ moeilijk te beklimmen zijn; of ter plaats, „ alwaar de rivieren gemaklijk over te treki ken zijn. Zij verfchiJlen van veertig w voet vierkant , en even zoo veele voet p hoog, tot de grootte van flechts vier s, voet vierkant en zes voet hoog. Intus„ fchen is het waar, dat die torens, wel„ ke de laatstgenoemde maat hebben, niet „ talrijk zijn. Op den weg van Peking „ naar dêeze plaats, troffen de Engelfchen , echter éénen toren van deeze foort aan. „ In de grootfte torens komt men door » middel eener trap, welker bijzondere » ttee-  KAAn CHINA. XV. hoofdst. 3. Afd. 231 9 treeden , gemeenlijk , uit losfe fteeneri „ beftaan. Deeze trap leidt naar een' klei„ nen boog, die omtrent ter halver hoog^ te des torens, van het voetlluk at gere„ kend, gevonden wordt. Het terras , ol v de platte grond des bolwerks, alleen, „ fchijnt tot de verdeediging beftemd te „ zijn , nademaal in de zijden der torens „ zeer zelden fchietgaten te ontdekken zijn. „ De borstweeringen der terrasfea zijn met „ kanteelen voorzien. — De torens zijn „ doorgaans zeer hecht en fterk , uitge„ nomen die van de grootfte foort. Op „ het boven fte plat van iederen toren is „ een gebouw opgerecht, dat men van be„ neden zien kan, en welk groot genoeg „ fchijnt te zijn , om deszelfs kleine be„ zetting te bevatten. Aan het eene end „ van dat gebouw is een vlagftok geplant, „ van welks top een geele vlag waait. „ Deszelfs muuren zijn, fomtijds, gefchil„ derd , en met gefpikkelde draaken ver„ fierd." „ Ter zijde der torens is gemeenlijk „ eene hut, en voor dezelve een rood „ hek, of balie , daar eenige fpiesfen en „ musketten tegen rusten. Deeze hut dient „ tot eene barak, of wachthuis. — Nabij F 4 >j el- Gezigt van dsn grooten muur. Herfstmaand.1793*  Qcègt vin den grooten muur. Herfstmaand. 232 BRITSCH GEZANTSCHAP „ eiken post is een pai-loe, dat is, een „ triumphpoort van hout, ligt gebouwd, en „ zwart , wit en rood geverfd. Ter zijd© » der triumphpoort is een gemetfelde hoogte „ van drie, vitr, vijf of zes verdiepingen, „ insgelijks met afbeeldingen van draaken „ verfierd. Eertijds waren deeze verdie, pingen met een mengfel van brandftof„ fen gevuld, waarvan men zich bediende, „ om feinen te gèéven : maar nu , zege „ men, dienen zij enkel tot fieraad. Deeze „ hoogten verfchiilen van elkander in ge- daante. Sommigen zijn eirond; anderen „ halfrond; en weder anderen kegelvormig. „ Allen rusten op vierkante voetfiukken. $, Wanneer het gezantfchap voorbij „ deeze posten, of wachtplaatfen, trok, t, kwamen 'er van zes tot vijftien krijgsw knechten uit. Zij waren gemeenlijk zon» i der wapenen. Een man , op den top „ des torens geplaatst , floeg, middeler„ wijl, op het Chineesch muziektuig, los „ genaamd , terwijl een ander drie kleine s, ijzeren buizen , loodrecht in den grond * geplant, afflak , om het gezantfchap t© „ groeten, — Deeze posten zijn op ver„ fchillemle afftanden van elkander. Langs m de rivier Pei-JïQ waren, van haaren mond ?j afj  HAAR CHINA. XV. HOOFDST. 3. Afd. 233 „ af, tot Tong-choe-foe, omtrent vijftien, „ zonder die van Toeng-koe en Tien-fing „ te rekenen. Dit maakt nagenoeg één o^ „ elke dertien mijlen ; maar op den weg „ van Peking naar Tartarije , heeft men „ eenen krijgspost op omtrent elke vijl m mijlen," Van den laatften krijgspost gaat de weg door een enge valei, door welke ook eer heldere waterftroom met veele kronkelin gen zachtkens vloeit. Dewijl de berget hier elkander meer en meer naderen , laa ten zij weinig meer plaats over, dan voo den weg en de rivier noodig is. Dwars over den weg is een toren op gerecht, met eene poort in *t midden; ei een boog over het riviertje gemaakt. Voor heen was deeze naauwe doorgang gefiotei door muuren, die zich, aan weerskanten van den toren tot den top der bergen, zo ten oosten , als ten westen , uitftrtkter Maar die muuren zijn tegenwoordig bouw vallig.— Toen deTartaaren nog als vijande werden aangemerkt, werd deeze gewigtig pas door troepen, ter deezer plaats in be zetting liggende, verdeedigd. De ovei blijflels dier vestingwerken, en der huizen P 5 ziJ Gezigt van den grooten muur. Herfstmaand,179%° 9 n  Gezigt van den grotten muur. Horfst- imand. 1793- 234 BRITSCH GEZANTSCHAP zijn 'er nog hedendaags ce zien. Ook vindt men 'er nog eenige inwooners. Toen het gezantfchap door eene andere poort, nader aan de oude Tartaarfche grenzen liggende , getrokken , en vervolgens door een' engen weg, aan weerskanten 9 door hooge en fterke muuren ingefloten, gegaan was, kwam het te koe-pe-koe aan. Hier was de ligplaats eener fterke bezetting , tot befcherming van den buitenmuur in dit gedeelte van denzelven gefchikt. De plaats was door verfcheiden vestingwerken, die allen één middenpunt hadden , en met den grooten muur vereenigd waren, ingefloten. Toen de gezant aan deezen noordlijken grenspaal van het eigenlijk China gekomen was, werd hem de krijgseer beweezen. De kapitein parish gaf'er de volgende befchrijving van: „ De troepen werden in twee reiè'n ge„ fchaard, met haare aangezigten naar elkti ander gekeerd. Zij waren in kompag„ niè'n verdeeld. Iedere van dezelven had » haaren kapitein, haaren ftandaard , en „ vijf kleine vaandels. Tusfchen deeze twee , reiën doorgaande, zag men, aan iedere zij-  •naar CHINA. XV. hoofdst. 3. Afd. 235 „ zijde, eenige mandarijnen ; daarna mu„ ziek, tenten, en trompetten, pai-loes p of triumphpoorten. Men telde twaal „ kompagniën aan weerskanten. Ten laat„ fte vernam men nog tien kleine veld„ ftukken van verfchillende gedaante en „ grootte. „ De parade der kompagniën was als „ volgt: „De leidsman. gemeenlijk een boogfchutter. De fiandaards. ,, Een zwaard, De vijf kleine Een'zwaard, ,, en vaandels. en ti krijgs- Schutters en andere krijgs- knech- krijgsknechten, na- knech¬ tten, vijf genoeg in gelijk ge- ten, vijf ,, diep. tal, vijf diep. diep. „ Het getal van alle deeze troepen be „ droeg twaalf honderd man. De tus„ fchenruimte tusfchen iedere kompagnh h was nagenoeg gelijk aan de uitgebreidheh „ van haar front, welke eene breedte vai omtrent zeven fchreeden befloeg." . Nabij Koe-pe-koe, zijn in een ge deelte van den grooten muur, eenigi bresfen, door middel van welken mei BenSelven gèmaklijk beklimmen en onder .» zoe Gezigt van den ^routen muur. Herfst* maand. 1793- l l t  Gezigt van den grooten muur. Herfstmaand.1793. 236 BRITSCH GEZANTSCHAP zoeken kan. — De verwaarloozing van eenen zoo geduchten voormuur , waarvan deeze bresfen een fpreekend bewijs waren, fcheen de Engelfchen genoegzaam te waarborgen , dat zij noch de Chineezen ergeren , noch het verwijt van onbefcheidenheid verdienen zouden , wanneer zij aan hunne nieuwsgierigheid, welke het grootsch gerucht deezer eertijds zoo belangrijke grensfcheiding zoo fterk gaande had gemaakt , bij deeze gelegenheid onbefchroomd voldeeden. Alle de voornaamfte perfoonen, tot het gezantfchap behoorende, gingen dezelve van nabij bezien. De kapitein PARtsH was bijzonder oplettend in het onderzoek van het fanienftel en de maaten van deezen grooten muur, waarvan de grondtekening, eene doorfneede en gezigt, volgens zijne tekening , in de tegenöverftaande plaat nommer XXVI (q) , te zien is. (?) Uitlegging der cijfers, in de plaat, nomm« XXVI, gebruikt: 1. Afbeelding van een gedeelte van dien muur, met een' toren. 2. Doorfneede van den muur. 3. Platte grond van den muur en toren. 4. Tigchelfteenen , waarmede1 de muur en toren gebouwd zijn. 5. Tig*    3IAAR CHINA. XV. HÖOFDSf. 3. éfi. 137 is. Hij maakte 'er, op de plaats zelve, de volgende befchrijving van: „ Het ligchaam van den grooten muur , is een opgeworpen hoogte van aarde, aan „ weers- 5. ïigche'fteenen voor het terras des muurs, en den vloer des torens. 6. Platte grond der benedenile verdieping eens torens. Platte grond der tweede verdieping. 8. Platte grond van het voetftuk van den top des torens. 9. Doorfneede bij A, B. 10. Opftal des torens, met een gedeelte de; muurs, op de helft der fchaal. Behalve de bovenftaande uitlegging der cijfers in de plaat, nommer XXVI. voorkomende, vind men nog in de gemelde plaat zelve , bij den Er gelfchen druk gevoegd, eenige verdere opbelde rende aanmerkingen omtrent dezelve. Dewijl z tevens een merklijk licht over dat waereldberoem gefticht verfpreiden , heeft men niet kunnen n; ïaaten, dezelve hier te laaten volgen: ,, De doorfneede toont twee influitende of ii vattende muuren , welker dikte boven aan d« top een voet zes duim, en beneden drie voet i Zij zijn van tigchelfteenen , blaauwiichtig vt kleur , opgehaald. De breedte aan den top is met influiiing van de dikte der borstweering veertien voet. De ruimte tusfchen beiden is n zand en kleine fteenen opgevuld. Dezelve is m ■e s >an den yrooten muur. Herfstmaand.1793- C i d t« n s. E) I et et  Gezigt van den groeten muur. Herfstmaand.1793- 238 BRITSCH GEZANTSCHAP „ weerskanten, door eenen gemetfelden „ muur ingefloten en vastgehouden, en van „ boven met een terras of vloer van vier„ kante tigchelfteenen voorzien. De in„ fluitende muuren, welke zich boven den „ vloer een terras of vloer gedekt, uit tigchelfteenen beftaande, waarvan ieder een voet drieduim in 't vierkant groot, en drie en drie vierde duim dik is." Van den muur komt men in den toren door het kleine deurtje a, in de afbeeldingen 6 en 9, waarom de muur daar een weinig laager is uitgehouwen, dan in de andere deelen der zelve verdieping, gelijk uit de doorfneede 9 Wijkt. De gang, of de vlakte boven op den top tusfchen de beide influitende muuren, is op gelijke hoogte met deeze verdieping. Het vertrek beftaat uit twee gewelfde boogen , die elkander met rechte boeken doorfnijden; aan ieder eind van dezelven is eene gefchutpoort." De gemeenfehap met de tweede verdieping jefchiedc door middel van een trap. welke in de jfbeeldingen- 6 en 7 bij b aangeweezen wordt. Het vertrek, bij de afbeelding 7, beftaat uit twee' svenwüdige boogen, in de ftrekking \, B., heb. bende drie gewelfde tusfehenmimten van gemeenfchap tusfchen ieders rechtftandig , perpendiculair , ten aanzien dier ftrekking. Zij zijn in de gemelde afbeelding 6 en 7 met geflipte, dotted, lijnen aaneeweezen. Ook is 'er een boog gemaakt', die dwars door den voornaamfte»middenften boos' ia  „AAR CHINA. XV. HOOFDST. %.Afd. 239 * vloer verheffen, dienen tot borstweerin-, • gen-" \ „ Bij de meeting van de bijzondere dce- , ten des muurs bleek het , dat deszelfs „ maaten en evenredigheden, zonder in de bepaaling der getallen de breuken te „ melden, waren, als volgt: „ Hoog- in de grondtekening door geftreepte lijnen aangeweezen , loopt. Dit was noodzaaklijk tot voltooijing der trappen van gemeenfehap met de grondvlakte, platform des torens. Zie afb. 6." „ De evengemelde grondvlakte is met twaalf gefchutpoorten voorzien , en in iedere tusfehenruimte tusfchen dezelven is, voor den bodem der borstweering, een fchietgat geopend. In het midden van de vloeren of bodems der gefchutpoorten zijn kleine holligheden , gelijk die in Europa gebruiküjk, gemaakt, met een oogmerk, om vooj de affuiten van het gefchut te dienen." „Uit de doorfneede blijkt, dat de gewelf de boogen tusfchen iedere verdieping een voe en drie duim dik zijn, 't welk dealgemeenfte leng te der tigchelfteenen , hiertoe gebruikt, is. Bi. deeze dikte zijn nog v'er duim gevoegd voor di dikte vari den tigchelfteenen vloer of terras, wel ke door het geheele werk algemeen is." „ De torens verfchillen in hun maakfel. Mei heeft waargenomen, dat die, welke bij nomme 10 afgebeeld is, Merker en hooger is, dan di meesten nabij dezelven. Men fchreef zulks aai deszelfs ligging dicht bij de rivier toe." lenigt •an den rrooten nuur. Herfstmaand.t?93- 1 . i  Gezigt van den grooten muur. Herfstmaand,1793- 240 BRITSCH GEZANTSCHAP TT , Voeten. Duimen» „ Hoogte des metfelwerks tot j, den bodem des rands, die „ boven, als een band , „ langs den muur voortloopt, 20 o » Van den bodem des rands „ tot den den top der borst„ weering, . .50 „ De geheele hoogte van het ' „ metfelwerk des muurs, 25 o „ Het metfelwerk des muurs rust op een „ fteenen voetftuk , twee voet buiten den „ tigchelfteenen muur uitfteekende, welks „ hoogte, naar evenredigheid des gronds , „ over welken het loopt, onregelmaatig is: „ doch men ziet 'er niet meer dan twee „ laagen van boven den grond , die iets „ meer dan twee voet hoog zijn." . , . Voeten.Duimen. „ Dikte van lederen borstwee- „ ringsmuur aan den top, 1 5 „ Aan den rand, . 23 [ „ Hoogte des rands, . o 6 „ Uitfteeking des rands, . o 6 „ Dikte van iederen uitflui„ tenden of vasthoudenden „ muur, ter plaats , waar „ die op het fteenen voet„ ftuk rust. . . 50 » De  NAAR CHINA. XV. HOOFDST. 3. Aft. 241 „ De bodem des uitfteekenden rands ,( „ die zich langs den muur uitftrekt, is op^ „ gelijke hoogte met het terras, of den» „ tigchelfteenen vloer des muurs, die tus-j „ fchen de beide influkende muuren is." „ De geheele dikte des muurs, met in„ fluiting der opgeworpen hoogte van aar„ de , welke overal elf voet dik is, beM draagt: Voeten. Duimen. „ Boven aan den rand, . 15 6 „ Beneden aan den bodem des „ tigchelfteenen metfelwerks, 21 o „ Dikte van het fteenen voet- „ ftuk, . . . 25 o „ Op veele plaatfen , is 'er nog een „ kleine gracht buiten het fteenen voet„ ftuk des muurs." „ Betreklijk de grooter fchietgaten , oi „ gefchutpoorten (r) ■> ™in ^e onderfchei„ den maaten de volgende: Voeten. Duimen „ De hoogte des metfelwerks „ tusfchen twee fchietga„ ten is. . . 20 „ D< (r) In 't Engel sch en Frans ch: emorafures. IV. DEEL. Q kzïgt an den roaten mur, Herfst. naand. 1793-  Gezigt van den grooten, muur. Herfstmaand.1793' i42 BRITSCH GEZANTSCHAP Voeten. Drums»» „ De wijdte der fchietgaten van „ binnen en van buiten, i o De tusfchenruimte tusfchen „ dezelven , van hét eene „ middenpunt tot het ander, $ m „ Ten aanzien der kleiner fchietga„ ten (/) is: „ De hoogte der opening, i © „ De wijdte der opening, o 10 » De diepte derzelve . 40 „ De ruimte tusfchen twee „ fchietgaten, . 90 „ De bodem deezer fchietgaten is op » gelijke hoogte met het terras, of den „ tigchelfteenen vloer des muurs, die tus„ fcben de beide influitende muuren is. „ Van daar loopt de bodem fchuins neer„ waard , zoo dat men eenen vijand bin„ nen den afftand van weinig roeden van „ het voetftuk des muurs ontdekken kan. „ Men zal , veelligt, denken , dat deeze „ ftand beter voor het gebruik van fchiet„ geweeren , dan van den boog en pijlen „ gefchikt is." v De (0 In 't Engelsdi, loopheks; ia 't Franieh miw tfkrtr.  KAAR CHINA. XV. HOOFDST. 3. Afd. 243 „ De torens , met den grooten muur c _ verbonden, ftaan op den affiand van om-v ê „ trent honderd roeden van elkander: maar, t „ dewijl de grondtekening des muurs een^ „ kromme lijn befchrijft, is deeze afftand,: „ volgens die lijn gerekend, verfchillende, „ en fomtijds aanmerklijk verwijderd. Op „ plaatfen, alwaar een grooter fterkte ver„ eischt wordt , heeft men ze nader bij „ elkander geplaatst. — Hunne maaten , „ hun maakfel, en hun ftand, met betrek„ king tot den muur, verfchillen ook „ grootlijks naar gelang hunner liggin» gen." „ De eerfte toren, die onderzocht werd, „ had flechts eene verdieping, op geliike 0 hoogte met den meergemelden gemetfel„ den tigchelfteenen vloer des grooten 9 muurs; en boven die verdieping, eene „ borstweering, nagenoeg gelijk aan die „ van den muur zeiven. Aan de bene„. denfte vlakte van ieder front ,waren drie 0 fchietgaten , en twee aan de zijden der a borstweering naar den kant van het tero ras. M De maaten van deezen toren waren , als volgt: Q » „ De m den noten luur. ierfst- %aand. 793*  Gezigt van den grosten. muur. Herfstmaand.1793. 244 BRITSCH GEZANTSCHAP _ , Voeten. Duirnea» „ De lengte van iedere zijde „ van het vierkant aan het „ voetftuk, . . 40 o „ De lengte van iedere zijde van „ het vierkant aan den top, 30 o , De hoogte van deszelfs hard- „ fteenen voetftuk, . 4 o „ De hoogte van het tigchel„ fteenen metfelwerk van „ het fteenen voetftuk tot „ den rand, . . «84 „ Van den rand tot den top „ der borstweering, 5 o „ De geheele hoogte des to- „ rens, . 37 4 „ De wijdte der laager fchietgaten, . . 30 „ Derzelver hoogte, . 3 o « ,, De fchietgaten der borstweering wa„ ren van dezelve wijdte en hoogte, als „ die des muurs." ,, Deeze toren fpringt, naar den kant „ van Tartarije, achttien voet buiten den „ grooten muur uit. Van het voetftuk „ komt men op het terras van den muur „ door een zijner fchietgaten , welk tea „ dien einde een weinig uitgehouwen is," „ De  / NAAR CHINA. XV. HOOFDST. 3. Afd. *45 „ De tweede toren , die onderzocht „ werd, verfchilde in zijne gedaante, maa„ ten en ftand , weezenlrjk van den eer„ ften. Behalve zijne grondvest, of bed-, * ding , daar hij op rust, beftaat hij uit' „ twee verdiepingen. De benedenfte is op , gelijke hoogte met het terras, of den „ tigchelfteenen vloer des grooten muurs. — é De toren is vierkant , en nagenoeg een „ dichte fteenhoop, met gangen in de ge„ daante van een kruis doorfneeden, aan „ ieder uiterfte eind van welken, in hec „ midden van iedere zijde des vierkants , „ een groot venfter of fchietpoort gevon„ den wordt. Door twee deezer venfters of fchietpoorten komt men, aan weers„. kanten uit den toren, op het terras de« 1 grooten muurs, aan welken deeze toren „ dus twee flanken aanbiedt. — Halfweg „ tusfchen den ingang en het middenpunt „ van het kruis is een fmalle trap , die „, met de ftrekking des muurs een' rech„ ten hoek maakt. Door middel van deea ze trap komt men op de tweede verdieping. — Men kan met recht zeggen, dat deeze tweede verdieping Hechts één vertrek bevat. Dac vertrek beftaat 0 uit drie evenwijdige boogen , in eene Q 3 » ft«k Gezigt van den grooten muur. Herfst- maand. 1793-  Geztgt van den grooten muur. Herfstmaand.I793- I 246* BRITSCH GEZANTSCHAP „ ftrekking, welke loodrecht aan die van » den ingang beantwoordt, welke boogen, » door middel van drie gewelfde doorgan» gen , of openingen in dezelven , ge„ meenfchap met elkander en met het ver* trek hebben. De gangen, welke in hec „ midden zijn, maaken eene lijn, die hec „ gebouw in tweeën verdeelt. Zij hebben „ gelijke ftrekking met die van den muur „ zeiven. De anderen befchrijven , aan „ weerskanten, lijnen, evenwijdig aan den, middenften gang. — Dus beftaat de » vierkante kamer der tweede verdieping, « uit drie gelijke en evenwijdige boogen, » en drie gewelfde openingen tot onder» linge gemeenfehap, welke vier vierkante „ vakken van metfelwerk omtrent het mid» denpunt overlaaten. Aan de uiterfte ein„ den der evenwijdige boogen zijn fchiet„ gaten, waarvan aan weerskanten drie in » den muur zijn. De fchietgaten van hec „ middenpunt zijn tegenover het terras van „ den grooten muur. De anderen befcher„ men de zijden des muurs in alle ftrek» kinSen- Van de fchietgaten der twee „ andere zijden zijn fommigen naar hec „ noorden , en anderen naar het zuiden » gekeerd." „ De  naar CHINA. XV. hoofdst. 3. Afd. 247 „ De borstweering van het terras is met „ twaalf fchietgaten voorzien, waarvan drie „ naar elke zijde gekeerd zijn. — De „ reden , waarom men zoo veel grooter „ fterkte aan deezen toren gegeeven heeft, „ is waarfchijnlijk de nabijheid der riviei „ en der buitenpoort des grooten muurs, „ Uit hoofde van deeze buitenpoort is he „ voornaamlijk, dat de toren op eene zot „ bijzondere wijs verfterkt is aan den kan „ des muurs, welke , aan de eene zijde „ naar den kant der rivier, door deezei „ toren wordt befchermd, terwijl die zei „ ve toren, aan den anderen kant den in » gang der buitenpoort dekt, bijaldien d „ eerfte zijde overweldigd mogt zijn. „ De maaten van deezen tweeden torei „ zijn, als volgt: Voeten. Dnime De hoogte van het fteenen „ voetftuk, 4 0 „ De hoogte des torens tot de „ eerfte verdieping, . 16 o „De hoogte van den boog „ der eerfte verdieping, 8 © „ De dikte van den boog, i 3 „ De dikte van den vloer der „ tweede verdieping, o 4 Q 4 » E Gezigt vari dén grooten muur. Herfstmaand.1793* > t l i * e  Gezigt van den grooten muur. Herfts- maand. *793* S48 BRITSCH GEZANTSCHAP „ De hoogte der evenwijdige^"'™^ " boogen, . |a Q » De dikte der evenwijdige » boogen, ." •' . , » Re dikte van den vloer van y, het terras, of bovenplat, 0 4 „ De hoogte der borstweering „ van het terras, of boven- " P,ar' • -.50 „ De geheele hoogte des to- ' "™S> • • • 48 * „ ue lengte van iedere zijde « des vierkants, of des com rens, aan den top, 3S © « De lengte van iedere zijde » des vierkants, of des torens, aan zijn voetftuk, 42 Q ^ » De bijzondere maaten der >•> eerfte of benedenfte ver„ dieping zijn: « De wijdte der boogen, die „ het benedenfte vierkant des » torens doorfnijden, g p „.De lengte derzelve boogen, 33 0 „ De hoogte der boogen, $ Q » De breedte der openingen, » voor fchietgaten beftemd,' a 0  HAAR CHINA. XV.HOOFDST. 3.4rU 249 Voeten. Duimen. „ De hoogte dier openingen, 4 o „ De hoogte der openingen , „ Voor deuren beftemd, 5 o „ Deeze openingen zijn aan „ den top gewelfd. „ De wijdte der opening, voor ,, den opgang der trap beftemd, 2 o „ De hoogte deezer opening, 4 o „ De bijzondere maaten der „ tweede verdieping zijn: „ De lengte van iedere zijde „ der kamer, . 28 o „ De wijdte der evenwijdige „ boogen, . . 60 „ De lengte derzelve boogen, 28 o „ De hoogte derzelven, 12 o „ De tusfchenruimte tusfchen de evenwijdige boogen, 5 o „ De wijdte der boogen van „ gemeenfehap, . -57 „ De lengte derzelve boogen, 5 o f, De hoogte derzelven, . 8 o „ De lengte der vierkante vak- ,, ken metfelwerk, . 5 / „ De breedte dier vakken, 5 0 „ De wijdte dèr wijkplaats ,, voor de openingen, voor „ de fchietgaten beftemd, 40 Gezigt van den grooten muur. Herfst- maand, 1793- e  Gezigt van der, gnoïen muur. Herfstmaand.I7P3- 350 britsch gezantschap Vbeten.Duitne*, „ De diepte dier plaats, 2 g n De hoogte derzelve, , g o „ De' wijdte der openingen „ voor fchietgaten, . 2 0 » De hoogte derzelven, , 4 0 » De maaten der borstweeringen , der „ openingen voor de fchietgaten , en der „ fchietgaten zeiven op het bovenplat, jj zijn gelijk aan die van den eerilen tojj ren." „ De openingen of fchietgaten in ieder „ vertrek, en de wijkplaatfen voor die der j, tweede verdieping, zijn allen gewelfd." „ De hoeken der deuren, der venilers, jj der openingen voor de fchietgaten , en „ veelen der uitfteekende hoeken en der „ trappen in de torens , zoo wel als de „ breede grondvesten en fteenen grondfla„ gen, waarop de torens en de tusfchen „ beide komende muuren rusten, zijn aljj len van zeer harden graauwen graniecj, fteen , met blinkende fchilfertjes dun ,j bezaaid," »>. De rest deezer gebouwen beftaat uit j, tigchelfteenen van een blaauvvachtige " k]eur- Zij zijn in reiën, ieder ter dikte », van een' tigcheifteen, gelegd, en maa- >■> ken  WAAR CHINA. XV. hoofdst. 3- 4fó »5E s, ken dus zoo veele onderfcheiden muu„ ren, als 'er tigchellleenen in de breedte „ gaan. Derzelver maaten verfchillen naar „ gelang van den ftand, in wélken zij ge„ plaatst zijn. Die in de voorzijde des „ muurs en der torens zijn, als volgt: Voeten. Duimen „ De dikte der tigchelfteenen, o 3Ï „ De breedte derzelven, o „ De lengte, . 1 3 „ De tigchelfteenen , van welken mer , zich tot het bevloeren van het terras„ 0f de bedding des grooten muurs , ge „ lijk ook van het plat der torens, bedient „ heeft, verfchillen van de eerften, alleei „ hierin , dat zij volmaakt vierkant zijn 5, bevattende iedere zijde vijftien duim. „ Overal, daar de tigchelfteenen van d „ gewoone grootte, wegens de fpitstoe „ loopende toppen der borstweeringen 9> niet hebben kunnen gebruikt worden „ heeft men ze niet, om 'er de vereischt „ gedaante aantegeeven, op een grov „ wijs, gelijk achtlooze en onkundig „ werklieden fomtijds doen , Hechts me den troffel afgehakt; maar zich van ar „ dere tigchelfteenen bediend, bijzonder i die gedaante en grootte gevormd, al „ aa Gezigt • van den grouten muur. Herfstmaand.1793. I 1 > » » S 2 e t ti s a  éezlgt vah den grooten muur. Herfstmaand.»793» t§i BRITSCH GEZANTSCHAP s, aan het gebruik, welk men 'er van 3, moest maaken, beantwoordde. Het ce„ ment of de kalk, tusfchen de bijzondere „ laagen van tigchelfteenen gelegd , is „ meer dan een halven duim dik , en be„ ftaat bijkans geheel uit de zelfftandig„ heid van gebranden kalkfteen van eei ., uitmuntende witheid." „ Offchoon de tigchelfteenen van den „ grooten muur , geduurende zoo veele „ eeuwen , aan de werking van den „ tijd, en den invloed des dampkrings zijn „ blootgefteld geweest, doet echter hunne „ blaauwachtige kleur twijfelen, of zij op >» een andere wijs, dan door de hitte der „ zon , hard gemaakt en gebakken zijn. — „ Door proefneeming heeft men ontdekt, ,, dat eene masfa klei, of een tigchel, fteen, alleenlijk in de zon gehard , in , zijne maaten vermindert, wanneer hij , aan de werking van het vuur wordt , blootgefteld; en dat deeze vermindering , toeneemt, naar maate men de kracht van » net vuur vermeerdert ; maar dat die » mas& klei, of die tigchelfteen, dus aan , de kracht des vuurs blootgefteld, nooit zijne voorige maaten wederkrijgt, wanneer hij uit het vuur genomen is, In- » dien,  naar CHINA. XV. H00FDST. %.Jfd. „ dien, derhalve, de tigchelfteenen, tot( „ het ophaalen van den grooten muur ge-? „ bruikt, alleen in de zon gebakken wa „ ren, zouden zij in hunne maaten moe-, „ ten verminderen , wanneer men ze aan. „ een houtvuur, of nog fterker hitte bloot„ ftelt; maar eene proefneeming heeft ge„ toond, dat zij in dat geval geene ver„ mindering ondergingen. — Daarenbo„ ven ziet men ook nog nabij den groo„ ten muur van China, hier en daar over„ Wijffels van ovens, in welken de tig, chelfteenen , waaruit de muur beftaat. „ waarfchijnlijk gebakken zijn." • De groote muur van China is niet „ naar hec fchijnt, opgetrokken, om ro „eene verdeediging tegen het grof ge , fchut te dienen ; dewijl de borstwee ", ringen niet fterk genoeg zijn , om te T, gen het geweld der kanonkogels re be " ftaan. Intusfchen zijn echter de vloc 'J ren van de fchietgaten der torens m< " kleine holligheden voorzien, op gelijk " wijs, als zulks ip die van Europa g bruiklijk is, om 'er het onderftel van h „ vuurgeweer in te plaatfen. Deeze holli „ heden zijn, waarfchijnlijk, oorfpronglijl )ï 1 : ! ; I i anatn 'rooten nuur. Herfst- mand. 1793« i i t t e ï't » ■ ■ s m  Ceztgt van dei grooten muur. Herfstmaand.*7P3« »54 BRITSCH GEZANTSCHAP „ en op denzelven tijd met den grooten j) muur van China gemaakt; Het is ook „ moeilijk, om 'er een ander oogmerk 33 voor uittedenken, dan dat, om aan het „ terugwijken van het fchietgeweer tegen„ ftand te bieden. — De veldftukken , j, welken men in China ziet, zijn" door„ gaans met roopaarden of affuiten voor„ zien, waar voor deeze gaten of hollig„ heden zeer gefchikt zijn; en fchoon de „ borstweeringen niet fterk genoeg zijn , }, om het geweld van kanonkogels tegen„ teftaan, zijn zij echter genoegzaam, om „ het tegen die deezer kleine ftukken zeer j, wel uittehouden. — Bij de parade der „ krijgstroepen te Koe ^pe-koe zag men j, verfcheiden van deeze kleine ftukken. „ Zij waren allen op ftaaven geftdd, en j, met roopaerden of affuiten voorzien, s, Volgens deeze omftandigheden , is het „ waarfchijnlijk , dat het voorgeeven der j, Chineezen , van zeer vroeg aan de uit„ werkingen van het buskruid kennis „ gehad te hebben, niet zonder grond IS. De bijzonderheden, welken men gelee* » zen  naar CHINA. XV.hoo*d3t.3.4f om zich van alle zijne onVgr"oten derdaanen , zonder onderfcheid , in alles , tC d0e" Sehoorzaanien* behoudt echter iemaand, dere deezer beide natiën nog zekere denk1753' beelden van plaatslijke rechtsvorderingen en voorrechten. XVT. HOOFD-  XVI. HOOFDSTUK. reis van het britsch gezantschap van den grooten muur van china naar zhe-hol in tartarije. aankomst in het keizerlijk paleis aldaar. verblijf in hetzelve. terug reis naar peking. ÉÉRSTE AFDEELING. Hst gezantschap reist van den grooten chineeschen Muur, naar des keizers zomerpaleis te zhehol in Tartarije. Ontmoetingen op den weg. INHOUD. De ambassadeur, op den Tartaarfchen bodem gekomen, ontvangt het bezoek van eenen mandarijn. — Eerbied der Chineezen voor de Tartaaren van het hof. — Plantgewasfen in Tartarije. — Fan de dieren. — Bijzondere foort van haazen. — Manier, om ""er jagt op te maaken. — Van de Tartaarfche honden. —■ Algemeene gefteldheid der wegen. — IV. deel. R Krop.  T N II O U D. Kropgezwellen in den hals zijn in Tartarije gemeen. ~ Fan den aart deezer ziekte. — Zij heeft invloed op den geest. — Van de bergen. — Een loodrechte rots. - Aankomst van het gezantfchap te Zhe-hol. — Menigte aanfihouwers. — Kleedingen der lama's. — Paleis, waarin de ambasfadeur gehuisvest wordt. — Gedrag van den keizerlijken gtvolmagtigden. — Van den veld, heer van Thibet. ~ Onderhandeling over de wijs , op welke de ambasfadeur zou ontvangen worden. De ko-lao begeert den gezant zonder uit/lel te zien. — De gezant onpaslijk zijnde, wordt de fekretaris van het gezantfchap, die, uit voor- zorg , door den koning van Engeland , tot zijnen geyolmagtigdm minister bij het gezantfchap benoemd was , in die hoedaanigheid naar den eerften Chincefihen ftaatsdienaar gezonden. — De ko-laa bewoont, in het keizerlijk paleis, ftechts een klein gemeen vertrek. — Oorzaak van des ko-laoS fpoedige verhejfing. . Zijn val. — Zijne herftelling. Ge. fprek tusfchen den ko-lao en den Engel, fchen gevolmagtigden minister, in tegenwoordigheid van verfcheidsn perfoonen. _ De  INHOUD. 259 De ambasfadeur wordt fterk verzocht, om aan de neerbuiging tot de aarde toe in eenen letterlijken zin te voldoen. — Hij weigert zulks. — Uitflap van fommige Engelfchen in den omtrek van Zhèhol. — Zonderlinge beweegreden der Chineezen , om te beletten , dat de Engelfchen eene pyramide, van welke men de tuinen van Zhe-hol kan overzien, onderzochten. — Men is het eens ten aanzien der plechtigheid , op welke het gezantfchap zou ontvangen worden. — De gefchenken, door de Engelfchen naar Zhéhol gebragt , worden gunstig aangenomen. jBij zijne komst op den Tartaarfchen bodem , ontving de ambasfadeur het bezoek van eenen krijgsmandarijn, van Tartaarfche afkomst. Hij was aan het keizerlijk paleis verknocht. Offchoon van-ta-zhin van gelijken rang was, als hij, durfde hij het echter ter naauwernood waagen , zich in zijne tegenwoordigheid neertezetten. Zoo groot is de eerbied , welke de Chineezen voor de Tartaaren van het hof betoonen, De geringfte Tartaar neemt een grootfchc R s hou Reu naav Ihé-hol in Tartarije. Herfstmaand.  Reis naar Uè-hol in Tartarije. Herfstmaand.1793' I ; i i I X l è z { 2Ó0 BRITSCH GEZANTSCHAP houding aan , wanneer hij zich op zijnen geboortegrond bevindt. — Een van hun, die in het gevolg der Chineefche mandarijnen was, moest, om eenig wangedrag, welk hij bedreeven had , op hun bevel geflraft worden ; maar hij verzette zich zeer ftoutmoedig tegen hen , luid voorwendende , dat geen Chinees het recht had , om eenig gezag over hem te oefenen , als hij aan de Tartaarfche zijde van den grooten muur was. In de dorpen , welke buiten deezen rcuur zijn, woonen nog eenige Chineefche ïamiliën , en vrouwen met kleine voeten. Vlen moet hieruit echter niet befluiten', lat geene vrouw van Tartaarfchen oorprong , in het verminken haarer ledemaa:en , zich naar het voorbeeld der Chineeche dames gefchikt heeft, daar het zeker s, dat zij haar in anderen opzigte dikwiils lavolgcn. Naar maate de reizigers in Tartarije vorlerden, werd het weêr allengs koeler, de regen ongelijker, de bergen'niet zoo rijk ekleed. Men ziet 'er'niet dan verfcheien foorten van piinboomen, die niet groot ijn ; mismaakte eikenboomen van de twee )orten, welken men Engelfche en Rusfi- fche  NAAR CHINA. XVI. HOOFDST. I. Afd. atfi fchc eiken noemt; voorts popelieren, olmenboomen, hazelaars en nootenboomen , tot de grootte van heestergewasfen vermin- ■ derd. — Alle deeze boomen groeien ,; doorgaans , aan de zuidzijde der bergen. De andere zijden brengen bijna niets, dan doornachtige heesters , en enkele fpiertjes verzengd gras voort. — Beeren , wolven en zelfs tijgers, zegt men , houden zich in deeze bosfchen op. In de vlakten , of liever in de valeiën , overvloeit het van die foorten van haazen , die , gelijk meer andere dieren der koude luchtftreeken , hunne bruine of rosachtige kleur , welke zij in den zomer draagen , des winters'in eene volkomen witte kleur veranderen. Deeze haas is, insgelijks,wegens de buitengewoone lengte zijner pooten en teenen merkwaardig; die, wanneer hij over den fneeuw voortfnelt , zich te famenbuigen , en een' breeden voet vormen , die hem belet, al te diep in den fneeuw intezinken. In Tartarije , bedient men zich zelden van honden, om jagt op de haazen te maaken; maar deeze, gelijk ook andere wilde beesten, worden zeer naauw famengedreeven. Ten dien einde wordt door een groote R 3 me- Reis naar Lhê hoi in Tartarije. Herfts- naand. 793-  Peis nam ïké-hol in Tartarije. Herfstmaand.1793. i ] i d v 252 BRITSCH GEZANTSCHAP menigte volks een zeer ruime kring gevormd. Van den omtrek van dien nadert men allengskens het middenpunt , kloppende op alle de bosfchen en ftruiken , welken men ontmoet, en een groot getier maakende, naar maate men voorttrekt. De dieren worden eindelijk in eene zeer kleine ruimte opgefloten, waarin zij gemaklijk gevangen worden. Bijzonder in Tartarije , wordt de hond de getrouwe medegezel van den landman. De Tartaarfche hond is van een kleine foort. Hij heeft een' langen, omgekrulden [taart, waarvan hij.noch door de grilligheid van zijnen eigenaar, noch door de noode ooit beroofd wordt. De ftaart helt gemeenlijk naar de linker zijde over , geijk linnsus zulks van den gewoonen ïuishond heeft aangemerkt. De Tartaarche hond blaft zelden over dag. De landgezigten, welken de Engelfchen ip deeze reis genooten,waren dikwijls zeer ermaaklijk en romanesk; maar gemeenlijk innen naauwe grenzen bepaald. Hij, die, oor de eerfte keer , in een bergachtige mdftreek reist, zal, veelligt, verwachten, at hij zich weldra op eenen zoo verheeen grond zal bevinden , die hem een on-  NAAR CHINA. XVI. HOOFDST. I Afd. 263 onbelemmerd uitzigt over alles , dat hem omringt, verleent. Maar hier heeft bijkans altijd het tegendeel plaats. De wegen loopen voor het grootfte gedeelte langs den' voet der bergen, in plaats dat zij tot derzelver toppen zouden opklimmen; en de reiziger heeft meestal het ongenoegen, dat hij zijnen weg over den bodem van valeiën moet neemen, daar hij een bekrompen gezigtëinder, en fomberen dampkring vindt. In de dorpen , door deeze valeiën van Tartarije verfpreid , troffen de Engelfchen reële lieden aan , bezocht met eene ziekte, gelijk aan die, welke men aan en op het Alpifche gebergte dikwijls waarneemt, en daar onder de benaaming van goitre, of hals kropgezwel bekend is (a). Bij die , gee- (a) Het halskropgezwel , {goitre, van guttur, de keel ,) tot een zekere hoogte gevorderd, maakt de lijders , welke 'er door aangetast zijn , zoo wel, in de Alpifche gebergten, als in China, awak. In de Alpen zijn zij onder den naam van Cretins bekend. Jt Is niet gemaklijk , de oorzaak deezer plaatslijke ziekte aan te wijzen. Zij hangt veelligt van het water, van de lucht, en van de ijeedaanigheid der leevensmiddelen af. Mr. staunR 4 Toa Reis naar IM-hol in Vartarije. Herfst. naam!, 1793-  Reis tiaar l Zhé-hol in I Tartarije. Herfst- i maand. ] ( r € I d d F g I d d xt d is d< ze T( re iei kr iel »: 164 BRITSCH GEZANTSCHAP ' jeenen, welke eene neiging tot die ziekte lebben, beginnen de klieren der keel reeds Toegtijdig te zwellen , en groeiën onge'oeliger wijs tot een verbaazende dikte. )e zwelling begint onmiddelijk beneden de 'orklier , en alle de onderkaakebeensklieen aandoende, ftrekt zij zich van het ene tot het andere oor uit. Dr. gillan ïerkte aan, dat bijkans een zesde gedeelte er inwooneren , welken hij zag, door eeze ziekte mismaakt was, fchoon de dorelingen zeiven die ziekte en haare gevolen uit een ander oogpunt befchouwden. >e lieden van de eene zoo wel, als van ï andere kunne zijn aan deeze ziekte onïrheevig; maar de vrouwen meer dan de annen. Welke ook de oorzaaken, die :eze ziekte doen ontftaan, moogen zijn , het nogthans waarfchijnlijk , dat de rein , waarom de vrouwen meer door delve aangetast worden , dan de mannen, hier- in meent, dat het gebruik van fneeuwwater 'er el aan toebrengt. — Maar is de fneeuw zelf s anders, dan regenwater, door de koude gestallifeerd. Daarenboven zijn 'er brakke wate1, wier gebruik geen halskropgezwellen veroor. kt, Cossignij.  naar CHINA. XVI. hoofdst. i. Afd. 265 hierin gelegen zijj dat deeze laatftenj dikwijler afweezig zijn van de plaatfen ,■ alwaar de oorzaaken dier ongefteldheid: liggen. Deeze onnatuurlijke gezwellen fchijnen met geene andere toevallen, op den algemeenen ftaat van gezondheid , en de ligchaamlijke werkzaamheden der geenen , die daarmede bezocht zijn , invloed hebbende, verzeld te weezen. Maar de geest van veelen van hun, welke aan die ziekte kwijnen , is merklijk verzwakt, en misfchien geen van hun van dergelijk ongeluk ten eenemaal. bevrijd, fchoon , veelligt, in een mindere maat daaraan onderheevig. Sommigen vervallen daardoor tot eenen ftaat van volflagen onnozelheid van verftand. Het gezigt van zulke beklagenswaardige lijders, welk nooit mist, op lieden , die hen voor de eerftemaal zien , eenen ernftigen , en zelfs een' droeviger indruk te maaken, heeft geenzins die uit werking op hen , in wier midden zij lee ven. De onnozele lijders zeiven zijn door gaans vrolijk, en leiden een enkel dierlijl leeven, van alle nadenkingen en geestlijk< werkzaamheden gantschlijk ontbloot.— De R 5 wij leis naar Lhê-hol in Tartarije. Herfst- naand. 1793. 1  1?eM naar Wié-hol in •Tartarije. < Herfst- j maand. Ï793- 1 i I f I g z k ir zi ft te ac ec zo di 1111 of Jij W( lij: de *66 BRITSCH GEZANTSCHAP zij alleenlijk door een natuurlijk ingeven , of een enkele drift der zinnen landelen, zijn ook hunne daaden, hoe gevaarlijk zij voor anderen moogen weezen, Itoos zonder opzetlijke boosaartigheid , onder ooit wraak te verwekken. Hunne 'erfoonen worden eenigermaate als on:hendbaar aangezien , en door hunne faliliën met bijzondere zorg onderhouden. Welke ook de oorzaak zij a die de kropezwellen bij de menfehen doet ontftaan , j heeft echter geene merkbaare uitwering op de dieren. Men gelooft gemeenlijk, Europa zoo wel, als in Afie, dat deeze ekte door het menigvuldig gebruik van eeuwwater veroorzaakt wordt. Gefmoln fneeuw behelst een weinig meer kalkhtige aarde, dan regenwater, tevens met n klein gedeelte falpeterzuur en zeeut; maar in zulke open landen , welke nvijls met fneeuw bedekt zijn , heeft m niet befpeurd, dat het fneeuwwater , thoon in menigte gedronken, dergece verftoppingen , of kropgezwellen te egbrengt. — 't Is veel meer waarfchijnt, dat aan eene bijzondere gefteldheid > dampkrings tusfchen de gebergten derzei-  NAAR CHINA. XVI. HOOFDST. l.Jfd. &f zeiver oorfprong grootdeels moet toege-; fchreeven worden. Dat gedeelte van Tar-: tarije, alwaar deeze ziekte heerscht, heeft veel Alpifche trekken, naar fommige Zwitferfche en Savoifche landftreeken niet weinig z wee mende. Op deezen weg ontmoette het Britsch gezantfchap niet de minlte fpooren van ftolfen, die overblijffels van brandende bergen waren. — Geduurende de zevende en laatfte dagreis , liep de rei bergen nagenoeg evenwijdig met den weg. Deeze rei bergen befchreef eene lijn , die zich bijkans horizontaal uitftrekt, en uit bijstergroote granietfteenrotfen beftaat, welke in grootte zeer veel van elkander verfchillen: en gelijk de halswervelbeenderen van eer viervoetig dier gerangfchikt zijn. De kruir deezer rotfen is met dunne graszooden be dekt ; maar derzelver zijden zijn gantscl naakt, zijnde de aarde, welke 'er te Voo ren aankleefde, door den tijd zeer veel laa ger gedaald. — Omtrent,.halfweg tusfchei den top der bergrei en den bodem de valei verheft zich eene loodrechte rots, c het overblijffel van een oud bouwval want het eerfte gezigt daarvan deed de Er gelfchen gisfen , dat het een van beide moe: leis naar 'Jié-hol in Cartarije. Herfst- naand. 1793- tl tt  Reis naar yjié-hol in Tartarije. Herfstmaand.1793- < 1 < i Eea *68 BRITSCH GEZANTSCHAP moest zijn. Het is meer dan twee honderd voet hoog, en zijn top die veel breeder dan zijn voet is , is met hoog heestergewas bedekt. Zijne gedaante is onregelmaatig. Een der leden van het gezantrchap maakte terftond eene tekening daaraan, zoo als het zich van den weg, 0p ïenen aanmerklijken afftand van daar, veroonde. Van deeze tekening, is de onlerftaande afbeelding een getrouwe navol;ing.  NAAR CHINA. XVI. H00FDST. I. Afd. 2f5p Een ander Engelschman begaf zich vanJ den weg derwaard, om dat voorwerp meer^ van nabij , en bijzonderder te onderzoe- • ken. — Het was geen overblijffel van een oud gebouw ; ook was het geen geheele rots; maar het beftond uit verharden klei, met een groot deel grof zand en fteengruis gemengd. Deeze omgekeerde pyramide, buiten twijfel van een' vaster aart, dan de grond, welke dezelve omringde, en die door het geweld der neerrollende ftroomen mede weggefleept is, is derhalve als een gedenkteken van de hoogte, welke de oude oppervlakte des aardbodems, op deeze zelve plaat? had , overgelaaten. De voet van dit gedenkteken toont, tot welke diepte de aar de hier weggefpoeld is. De ligter en zach ter deeltjes , verder weggevoerd zijnde zakten allengskens , en vormden de effei en vruchtbaare vlakten van Pe-che-li, t vooren reeds door ons befchrceven; tenvi de harder en zwaarder deelen , fchielijkc in hunne vaart gefluit, de ruuwe en or gelijke oppervlakte der valeiën van Tart: rije uitmaaken. De wegfpoeling en ve plaatfing eener laag grond, ter diepte vs twee honderd voet , van den kruin d b* [eis naaf '.hé-hol in rartarijO' Herfst- naand. 1793» > l e • 1 r irmsr r-  Jteis naar 7M-hol in Tartarije. Herfst. maand. 1793- ] 1 1 t I h V § v d k£ er 6t br te va la« fel ge a?o BRITSCH GEZANTSCHAP bergen tot derzei ver voet , en zulks ten aanzien eener zoo groote uitgeftrektheid lands , is eene grooter verandering in de oppervlakte des aardbodems , dan wij eU Iers in de jaarboeken des menschdoms geneld vinden. De fchielijke overftroomingen , waarvan iet geheugen tot de nakomelingfchap is 'oorrgeplant, zijn niet befchreeven als ge•eurenisfen, welke een duurzaame uitwer;ing hebben voortgebragt. Intusfchen is het raar , dat verfcheiden gedeelten des aardloots ontwijfelbaare bewijzen opleveren van uitengewoone veranderingen , fints dezele voor menfehen en dieren bewoonbaar is eworden, in deszelfs oppervlakte voorgelen. De rots van Gibraltar (bj is niet fc eenige hoogte, in welker binnenfle been- (6) Op Isle de France heb ik in eene mijn van Ikfteen, welke op mijne kosten bearbeid werd, die meer dan honderd en zestig roeden boven oppervlakte der zee verheevén was, ftukken ea okken van verfteende fchildpadden gezien. En Pondichery heeft men mij fteenen, welken men n Dfjindfji, vijftien uuren gaans van daar, had ten komen, getoond, in welken geheele oèsterielpen, een gedeelte dier fteenen uitmaakendc ronden werden. Cossionij.  KAAR CHINA. XVI. HOOFDST. l.Afd. %f\ beenderen van dieren worden gevonden ,. die daar moeten geleefd hebben en geftorven zijn , eer de bergen , waarvan zij nu een gedeelte uitmaaken, gevormd waren. De verheevenheid des gronds van Tartarije is zoo aanmerklijk, dat fommige gedeelten van dien , gelijk men door bewijzen geltaafd heeft, vijftien duizend voet boven de gewoone oppervlakte der Geele zee hoog zijn. Men weet bij ondervinding, dat deeze verheevenheid van grond de koude des dampkrings van dit gewest grootlijks vermeerdert. In 't midden deezer hooge landftreeken, en een weinig voorbij de omgekeerde pyramide , daar wij zoo even melding van gemaakt hebben , weeken de bergen. allengs, meer en meer, van elkander, er openden voor de reizigers de valei var Zhe-hol, alwaar de keizer van China eer paleis, en tevens eene lustplaats heeft werwaard hij zich des zomers uit zijn< hoofdftad begeeft. Het paleis wordt he Verblijf van aangenaame koelheid, en d lustplaats de Tuin van ontelbaare boomei genaamd. — De verfcheiden rustplaatfen zoo wel op den weg van Peking naar Zhe hol, als van den mond der Pei-ho tot d Reis naaf ïhé-hel in' Tartarije. Herfstmaand,1793* [ | 1 » ¥  Iteis nam Zhé hol in Tartarije. Herfstmaand.*793- 1 J i i x 1! g Z: n ft m II V5 g< h( *7* BRITSCH GEZANTSCHAP gemelde hoofdftad, tevens met eene fchets der aangrenzende Jandftreeken , zullen in de landkaart, welke onder den tijtel van: Reiskaart van Zhe-hol naar Peking, en van Peking naar Hang-choe-foe ^ bij bet vijfde deel zal gevoegd worden , te vinden zijn. Men zie ook de landkaart, nommer XV, eene fchets van den loop der Pei - ho of Witte rivier, en van den weg van Peking naar Zhe-hol, behelzende, in het voorgaande derde deel, tegen3ver bladz. 234 geplaatst. De ambasfadeur met zijn gevolg en wacht ladcrden Zhe-hol in een gevoeglijke orde. 3e weg, die derwaard leidt, ontdekt zich ;emaklijk van den kruin eener hoogte,die 1 des keizers tuin is , en van waar die orst, gelijk men, naderhand , aan lord acartneij verhaalde, aan' zijne nieuwsierigheid voldeed, om den optogt des gemtfchaps te zien.: Hetzelve werd , in 't lidden eener verbaazende menigte aanhouweren , zoo te voet , ah te paard , et krijgseer ontvangen, as Onder de' :den te voet, zag men verfcheiden, die n het hoofd tot de voeten in het geel kleed waren. Zelfs droegen zij ronde >eden van die zelve kleur. Sommige jon-  naar CHINA. XVI. hoofdst. i, Afd. 473 jongens waren op gelijke wijs opgefchikt. Deeze allen waren eene foort van minder 1 lama's, of monniken, en nieuwlingen, totde tempels der gezindheid van f o , waaraan de keizer verknocht was , behoorende. Doch, niettegenftaande de gewijde orde , waarvan zij leden waren , en het eergewaad , welk zij droegen , bleek het echter geenzins , dat zij bij de famengevloeide menigte in groote achting waren.— Ook gaf hun eigen gedrag niet te kennen , dat zij bewustheid hunner waardigheid hadden, of zich bekommerden , om die uitwendige deftigheid en weivoegzaamheid , waarop alle lieden van rang in China over 't algemeen zoo gefield zijn , te vertoonen. Het gebouw, of liever de reeks gebouwen , voor het gezantfchap beftemd , was nabij den zuidlijken uithoek der ftad Zhehol gelegen, zoo dat het gemelde gedeelte der ftad tusfchen die gebouwen en de poorten van het keizerlijk paleis lag. Zij ftonden aan de zachtkens rijzende fchuinte eener hoogte , en waren famengefteld uit verfcheiden hoven of opene plaatfen, waarvan iedere, op eenen hooger grond, dan IV. deel. S de Reis naar JM-liol in rartarije. 'lerfst- naand. 1793-  Reis naar Zlié-hol in Tartarije. Herfstmaand.1793. ] 1 < t I ï e d C & Vi d« vv Hl ec m 'ei a.74 BRITSCH GEZANTSCHAP de voorgaande liggende, door middel va» granietfteenen trappen gemeenfehap met de anderen had. Het geheele was ruim en gemaklijk genoeg. Een bekoorlijk uitzigt over de bergen van Tartarije, over de ftad Zhe-hol, en een klein gedeelte van des keizers lustplaats veraangenaamde deeze )laats grootlijks. ~ De ftad Zhe-hol >evat, uitgenomen de huizen der mandaijnen, niet dan armoedige hutten , doch 'ol inwooners. De ftraaten zijn krom, •ngeplaveid en vol ftof. Terftond voorbij e ftad vertoonen de keizerlijke tuin , de aleizen en de tempels veel grootschheid. /fen kent daar tusfchen' keizerlijke pracht n fchamele armoe geen middelftand. In dit gedeelte van Tartarije verfchillen e voomaamfte huizen weinig van die van 'hina. De verdeeling der vertrekken, en ;rzelver opfchik zijn, insgelijks , een>uwig. De groote deur van ieder afzon:rlijk gebouw leidt in eene zaal, die aan eerskanten gemeenfehap heeft met eene imer, waarvan een gedeelte, bij wijs ner alkove, meer verheevén gemaakt, en üt dik laken en kusfens bedekt is, om ' over dag op te zitten , en des nachts te flaapen. Ook vindc men 'er gever-  naar CHINA. XVI. hoofdst. i.Afd. 275' vernisde tafels, en eenige ftoelen voor, hun, die 'er bezoeken komen afleggen. — ' Kort na de aankomst des ambasfadeurs , kwamen twee mandarijnen van rang in zij -' ne wooning , om hem uit 's keizers naam te verwelkomen. Een ander mandarijn deed zulks van wegens den ko-lao, of den eerften ftaatsdienaar ho-chqeng- taung. Dienzelven dag, kwam de keizerlijke gevolmagtigde zijne opwachting bij den gezant maaken. Zonder de minfte vooraffpraak , of verfchooning, gaf hij hem hec vertoogfchrift, welk hem verzegeld overgegeeven was, open tè rug,— een vertoogfchrift , dat op de plechtigheid van des ambasfadeurs gehoor bij den keizer zijne betrekking had, welks inhoud hem medegedeeld v/as, en dat hij te Peking aangenomen had, den ko-lao ho-choeng* taung te overhandigen , gelijk wij hier vooren reeds gemeld hebben. — De gevolmagtigde wilde tevens, dat men gelooven zou , dat het gemelde vertoogfchrift, geduurende al dien tijd, in zijne handen gebleeven was; maar men wist zeer wel \ dat hij het daadlijk naar Zhe-hol gezonS 2 deri Reis naar Lhé-hol in Tartarije. Herfst, mand.  Peis naar Zhé-hol in Tartarije. Herfstmaand.I7P3- t i I » I I ' "i 1 1 a76 BRITSCH GEZANTSCHAP den had, en dat deszelfs inhoud aldaar goedgekeurd was. Wat was het dan , 't welk eene verandering hieromtrent had kunnen veroorzaaken ? Het was zeer moeilijk , zulks uittevorfchen: maar de oude denkbeelden van hoogmoed, en de aanmaatigingen van meerder verheevenheid kreegen op nieuw de overhand. Men onderftelde, dat de onderkoning van Kanton , die uit Thibet , alwaar hij het bevel over de Chineefche troepen gevoerd bad, onlangs te Zhe-hol aangekomen was, Hezelven leevendig gemaakt had. Hij was :en verklaarde vijand der Engelfchen, en fchilderde ze af als een volk, welk zich, onrechtvaardiger wijs, eens anderen bezit:ingen aanmaatigde, en derhalve niet zon3er gevaar aangemoedigd kon worden. Hij jeriep zich zelfs op het getuignis van den /eroordeelden mandarijn , die , gelijk wij :e vooren reeds gemeld hebben , hoppo, >f ontvanger der keizerlijke inkomften en ollen te Kanton geweest was. Deeze overuigde misdaadiger werd, bijzonder, met lat oogmerk, naar Zhe-hol gebragt; en miten twijfel gaf hij zullr eene befchrij'ing van het karakter der Engelfchen, die met  NAAR CHINA. XVI.HOOFDST. l.Afd. ZJ7 met de flinkfche oogmerken en vooringenomenheid des onderkonings volkomen overeenkomstig was. De ko-lao was, zoo het fchijnt, overtuigd van de noodzaaklijkheid, dat de Engelfche ambasfadeur den keizer van China dezelve hulde bewees, welke zijne onderdaanen hem betoonen, zonder dat de Chineefche regeering de onaf hanglijkheid van zijnen eigen fouverein erkende.— Ingevolge van dien oordeelde men het dienftig, niet te bekennen, dat des ambasfadeurs vertoogfchrift aan het hof gezonden was, ten einde men niet verpligt zou zijn, om op eer voorftel, welk te billijk en te redelijk wa: om verworpen te worden, te antwoorden; en men verwachtte, dat, wanneer de ge zant eens in. des keizers tegenwoordigheh was, hij niet zou kunnen mijden , de ge woone neerbuigingen, zonder eenige voor * waarde, te doen. Volgens deeze omftandigheden, begeerd de gezant vuuriglijk, dat het verlchil we gens de meergemelde plechtigheid uit dei weg mogt geruimd worden , eer hij ge noodzaakt zou zijn, in het keizerlijk palei te verfchijnen. — De ko-lao wenscht hem hoe eer hoe liever daar te zien, te S 3 eiv Reis naar Wu-hol in Tartarije. Herfst- . maand. 1193- l 1 S 1  Reis naar Zhé hoi in Tartarije. Herfstmaand.1793» i < 1 I ( < i 1: c h 6 O V8 BRITSCH GEZANTSCHAP einde den inhoud van den brief des konings van Groot-Britannie van hem te verneemen. Doch al had lord macartneij geen andere reden gehad, om het bezoek op dien tijd te weigeren, hij was echter te onpaslijk , om het toen te volbrengen. Uit een en anderen hoofde, beGoot hij, derhalve, den fekretaris van het gezantfchap, in zijne plaats, met eene kopij ran des konings brief, en het vertoogschrift, door den keizerlijken gevolmagtigJen te rug gegeeven, aan den eerften ftaatsiienaar te zenden. - De Chineezen, aan iet Britfche gezantfchap verknocht, waren :oo bevreesd , dat zij , als fchrijvers van lat vertoogfchrift, tot rekenfchap zouden >pgeëischt worden, dat zij den gezant 'erzochten , het gefchrift door den paadJ, die het afgefchreeven had , mede te laten tekenen, ten bewijze, dat het zijn andfchrift was. De gezant gaf den fekretaris de noodige nderrechtingen aangaande alle de punten, 'aaröver hij , veelligt , zou te handelen ebben. Dewijl het, volgens de Chineehe gewoonte , eenen fekretaris niet gearloofd is, in die hoedaanigheid, met in eerften ftaatsdienaar eenige woordwis- fe.  NAAR CHINA. XVI.HOOFDST. l.Jfd. ï?9 feling te hebben , of zelfs in zijne tegenwoordigheid te zitten , werd het noodzaaklijk , van de magt van minister plenipotentiaris, met welke de koning van Engeland hem bekleed had , om , in geval van des ambasfadeurs afweezigheid of ziekte, hem te vervangen, gebruik te maaken. — In deeze hoedaanigheid, begaf hij zich naar den ko-lao, of eerften Chineefchen ftaatsdienaar, wien hij in een klein vertrek van het keizerlijk paleis vond. Hoe groot, hoe magtig een vizier, oi eerfte ftaatsdienaar, in een willekeurige regeering over al het volk zij , hij zinki hier echter zeer laag, en wordt een kleir perfoonaadje in vergelijking van den vorsi zeiven , die van oordeel is , dat een zeei klein gedeelte van zijn ruim en prachtig paleis voor bet betreklijk belang van he bloote fchepfel zijner gunst overgenoes zij. — De vizier van China, die bijkan alleen het vertrouwen des keizers genoot was een Tartaar van laage geboorte en, federt twintig jaar, enkel bij geval uit een' geringen ftand tot hoogheid ver heeven. Hij had de wacht aan eene de poorten van het paleis , toen de keize 'er. doorgedraagen werd. De vorst wen S * doo Reis naar Zhé h;i in Tartarije. Herfst- maand. 1793. 1 r 5 t > » w ?' 1 f  Reis naar ZJié-hol in Tartarije. Herfstmaand.1793. ; j i 1 1 2 ó d v g z ftj te g< V£ aa kc va fel en 289 BRITSCH GEZANTSCHAP door de fchoonheid zijner geftalte en houding getroffen, en, naderhand, bevindende , dat hij begaafdheden bezat, verhief hij hem fchielijk van de eene waardigheid tot de andere. Men kan in waarheid zeggen, dat hij, naast den keizer, de «agtigfte perfoon des geheele® Chineechen rijks was. Eene zoo groote en fpoedige verheffing, nt den boezem van eenen laaien oorprong, zal hun, die aan de orde°en langzame opklimmingen in de welgeregelde egeeringsvormen gewend zijn ■ veelligt onderling voorkomen: maar de voorbeden daarvan zijn, noch in zoodaanige lanen , alwaar de alleenheerfcher , zonder rees voor tegenfpraak, aan zijnen wil of nlligheid vrijelijk voldoen kan, noch in ilken , die door kabaaien verdeeld zijn waar fchitterende begaafdheden , of bui-' ngewoone poogingen tot fnelle bevorderin:n leiden> zeldzaam. In het eerfte ge1 gebeurt het dikwijls, dat de fouverein ti den gunfteling, welken hij eens veroren heeft, bijna de geheele oefening i zijn eigen gezag overlaat, en intusien zelf een lui. leeven leidt, of zich tel aan zinlijke vermaaken Overgeeft: maar  naar CHINA. XVI. hoofdst. uAfd. 281 maar de keizer van China bleef zich beftendig en onvermoeid met hec beftier der openbaare zaaken bezig houden. Hij deelde de zorg, welke zijn uitgebreid rijk vereischte, veel meer met zijnen vizier , dan dat hij ze hem afftond. De keizer liet zich ook niet blindeling door zijnen raad leiden. Eens meenende, dat hij hem dooi eene valschheid wilde misleiden , deed hij hem zijne ongenade zoo ras gevoelen, ah hij hem te vooren verheevén had. Hi werd, geduurende omtrent veertien dagen tot zijnen oorfpronglijken laagen ftand we dergebragt. Maar'een gelukkig toeval dei keizer, naderhand, hebbende doen zien dat 'er geen weezenlijke grond was, or op zijnen gunfteling vertoornd te zijn, hei ftelde hij hem in zijne waardigheid e magt. Toen de ko-lao aan den Engelfche minister plenipotentiaris gehoor verleende was hij in eene foort van alkove , of c een verheevén plaats , met zijden ftof b dekt , tusfchen twee Tartaarfche en tw< Chineefche mandarijnen , leden van d< ftaatsraad, gezeten. Voor den Engelfchi gevolmagtigden werd een ftoel gebragt. I keizerlijke gevolmagtigde, verfcheiden a S 5 d Reis nttuf Zhe-hol in Tartarije. Herfstmaand.1793. i > i > 1 1 n > P si. ;e :n :n Ie a- e-  Reis naar Zhé-kol in Tartarije. Herfstmaand.1793- i i ( fi V tl V h Zl tl zi hc be ge eei en wa hei zot hij gaf m sSa BRITSCH GEZANTSCHAP dere mandarijnen, en de tolk, moesten al dien tijd Haan. - De ko-lao vroeg met veel plechtigheid,welk*het oogmerk van het Britfche gezantfchap naar China was? Eene 'raag, diegemaklijk te beantwoorden was. Hen wees hem Hechts tot den brief des ko.' lings van Groot-Britannie aan den keizer, waarvan hem terllond een affchrifc in het Chineesch aangebooden werd j eene omandigheid , die , zoo wel als de inhoud an den brief, hem zeer aangenaam fcheen ; zijn. — Na eene korte tusfchenpoos, 'erd des ambasfadeurs vertoogfchrift voor » £eleSd •■> ^ch hij hield zich , als of ilks hem ten eenemaal vreemd was. Insfchen fcheen hij echter voorbereid te Dj» om tegen het voorftel, welk het beIsde, tegenwerpingen te maaken. Men antwoordde dezelven met de overtuindfte bewijsredenen , welken eene zoo ivouwige zaak van zelf aan de hand gaf op die wijs , welke door den gezant* s voorgefchreeven. - De ko-lao brak gefprek af, door den minister te verken , dat hij van de redenen , welken bijgebragt had, den ambasfadeur kennis , om dezelve in Zijae ernftige 0vemee. ; te neem en. Men  NAAR CHINA. XVI.H00ÏDST.I.4ffc a83 Men moet aanmerken, dat, geduurende deeze geheele famenfpraak , de zaal, in welke zij gehouden werd , vol menfehen was, die tot het paleis behoorden, en hun allen vergund werd naar 't geen 'er omging, te luisteren. Het fcheen, als of 'et in de onderhandeling met vreemdelingen, in allen opzigte zoo zeer van China verwijderd, . niet iets kon voorkomen, welk noodig geoordeeld moest worden, om vooi de kennisneeming der Chineezen over algemeen verborgen te houden. — Eem zoo groote menigte aanfehouwers was veelligt, de oorzaak , dat de ko-lao , H hunne tegenwoordigheid, een groote maa van waardigheid en achterhoudendheid lie blijken; en, zoo in zijne houding, als i: zijn gefprek, fcheen hij te kennen te wil len geeven, dat alle de beleefdheden, we: ken hij aan den Engelfchen minister plf nipotentiaris bewees, een enkele toegee lijkheid en neerbuiging van de meerde heid zoo van zijn perfoon , als van zj ne natie was. Het waren ook , buitt twijfel, de gevoelens vanChineefchen hoo moed, die , naar het fcheen, het beflt hadden doen neemen , om, indien h mooglijk was, te mijden, het plechtig b zoe Reis naar Zhé-hol in Tartarije. Herfstmaand.1793- > 1 t t 1 [r- j- n Tm 3 iit et e-  Reis naar 2.hé-hol in Tartarije. Herfstmaand.I7S>3- « 1 X c c d d ei n< je te la: ee nii Ier zaï irr< hei bec bet sS4 BRITSCH GEZANTSCHAP zoek, welk de ambasfadeur geneegen was, aan des keizers hof afteleggen, op gelijke wijs te beantwoorden. Den volgenden dag, maakten de keizerlijke gevolmagtigde en twee andere n*mlarijnen, hunne opwachting bij den gekant, uit naam van den ko-lao, bij hem andringende , om van zijnen eisch af te ien. Bij de behandeling deezer zaak /aren de Chineefche ftaatsdienaars tot de naangenaame noodzaaklijkheid gebragt, m een' geruimen tijd tusfchen ftrijdige enkbeelden te dobberen, fchilderende zij e neerbuiging, als eene enkel uitwendige i mets beduidende plechtigheid af, wan!er zij den gezant voorftelden , dezelve gens den keizer te verrichten ; maar injjendeel als van een ernftig en groot beJg, wanneer het 'er op aan kwam , dat i Chinees iets dergelijks jegens den koig van Engeland in 't werk moest ftel• — Zij waagden het zelfs, den geit eenen wenk te geeven , dat een vol:kte weigering kwaade gevolgen voor n zou kunnen hebben. Maar deeze lekte dreiging gaf hem gelegenheid te uigen, hoe zeer het gevoel van zijnen ;t jegens zijnen fouverein alle vrees van ge-  NAAR CHINA. XVI. H00FDST. l» Afd. gevaar te boven ging. Hij verklaarde ver-, der, dat het thans onvermijdhjk voor hem wierd , zorg te draagen , of dat de plechtigheid wederkeerig ware, of dat een kompliment, uit naam van eenen magugen en onafhanglijken fouverein gedaan, van de hulde van cijnsbaare vorsten onderfcheiden wierd; te meer, omdat hij wist, dat men reeds groote poogingen gedaan had, om deeze twee zaaken met elkander te verwarren , toen men in de opfchriften, door de Chineezen op de gefchenken de: konings van Engeland geplaatst, den naan van fciïatting aan dezelven had gegeeven. De kennis, welke de ambasfadeur va: deeze omftandigheid had, noodzaakte d mandarijnen, de gepastheid van zijn vooi ftel te gevoelen; en hem te vraagen , 1 hoe verre hij dacht, dat zijn pligc jeget zijnen fouverein hem toeliet, zijne pe foonlijke achting aan zijne keizerlijke m jefteit te betuigen, zonder zich aan « hulde van neerbuiging der cijnsbaare vc ften te onderwerpen? De ambasfadeur ar woordde: dat hij , door alle de band van pligt en getrouwheid aan zijnen k ning verknocht, eene knie boog, wanne hij in zijne tegenwoordigheid verfchee: leis naaf Ihe-hol in Tartarije. Herfis. waand. 1793. J l 1 1 IS r1- le rtsn0er 1; en  'Mtit naar Zhe-hol in Tartarije. Herfst- i maand. 3793' J 2 C C d n di ra * kt PC Zl zaï #É en afl pet der des fpe rug kei; De 286* BRITSCH GEZANTSCHAP du dat hij bereidwillig was, om zijne eer^ledvolle gevoelens jegens den keizer van :hma, op gelijke wijze, aan den das te eggen. Met dit antwoord fcheenen de mandaijnen zeer in hun fchik te zijn , en zeien, dat zij hem het befluit van het hof, m of dewederkeerigepligtp]eeging, door m ambasfadeur voorgefteld, toe te flemen; of de Engelfche hulde in plaats van i Chineefche neerwerping aanteneemen, s boodfchappen zouden. Ondertusfchen verfpreidde zich de famenraak, welke in het paleis tusfchen 'den "lao en den Engelfchen minister pleni■tentiaris had plaats gehad, fpoedig door 'é-hol. Verfcheiden lieden, die het ge'tfchap, niet anders dan uit eenige weie bijzondere vreemdelingen beftaande gantschlijk van de gunst van het hof angende, aanzagen, konden niet begrij. ü hoe zij aan hetzelve voorwaarden durf1 voortellen, of aarzelen, om zich naar zelfs wil te fchikken. - Anderen voorden met veel verzekerdheid, dat zij te zouden gezonden worden, zonder bij den :er ten gehoor toegelaaten te worden. — Chineefche tolk, wiens ieverige verknocht-  KAAR CHINA. XVI.HOOFDST. l.Afd. 28? knochtheid aan het gezantfchap hem om-, trent al 't geen, 't welk het zelve betrof,' zeer oplettend maakte, begon te vreezen, dat de een of ander zijner landgenooten, welke in dienst der Engelfchen waren, in verzoeking mogt geraaken, om zich kwaaiijk te gedraagen, te meer, daar hij overtuigd was, dat in de omltandigheden van tijd, waarin de Engelfchen zich tegenwoordig bevonden, hunne klagten niet zouden gehoord worden. — Intusfchen vonden zij het, op dit oogenblik, noodig, eenige klagten, betreklijk de eetwaaren te doen. Doch het viel tegen de meening des tolks uit. De klagten werden terftond in overweeging genomen, er de ondertand zelfs in grooter overvloed, dan voorheen, geleverd. Terwijl het verfchil nopens de plech tigheid, bij het openbaar gehoor waarte neemen, nog onbeflist bleef, deeden ver fcheiden heeren van het gezantfchap een kleinen uitftap in den omtrek van Zhé hol. _ 't Was 'er, intusfchen, vern van' daan, dat zij door de mandarijnen daa toe zouden aangemoedigd worden. Inte gendeel waren zij onophoudlijk bevreesd leis naaf the hol in lartmjc. Herfst. maand. 1793- r f t  Hels naai Zhe-hol in Tartarije. Herfstmaand.1793. 1 1 ( t d C d v< 'hi v< d< 01 ee uii ve tei *88 BRITSCH GEZANTSCHAP dat de eene of andere onbefcheidenheid of onvoorzigtigheid van den kant der vreemdelingen , of de geneigdheden, waarmede het gemeen overal bezield is , om vreemdelingen te befpotten , onaangenaamheden zouden veroorzaaken. De ftrenge grondregels der Chineefche regeering maaken de mandarijnen aanfpraaklijk voor al het kwaad, welk zij onderfteld worden te hebben kunnen voorkomen. - Uit deezen hoofde namen zij de noodige voorbehoedfelen, >m te beletten, zoo wel, dat lieden der malle gemeente zich binnen den omtrek, loor het gezantfchap bewoond, begaven • Is dat de dienstbooden, de krijgsknech' sn en werklieden, tot hetzelve behoorene, zonder verlof daaruit gingen. — De Chineezen over 't algemeen, bijzonder lie2n, die bezigheden hebben , gelijk bij oorbeeld de meesten der mandarijnen, ibben zeer weinig denkbeeld van het Tmaak, welk men zich door eene wan'Iing op het land kan verfchaffen , 't zij ti zich, ter behoudenis der gezondheid, ne beweeging te maaken , 't zij om de' zigten en ligging des lands te zien. Zij rmoeden, dat men , bij zulke kleine togaltijd oorlogzuchtige, en bijgevolg ver'  NAAR CHINA. XVI. H00FDST. l. 'Afd. 28? Verdachte oogmerken heeft. Intusfchen g liet het algemeen bevel» welk de mandarijnen f. ontvangen hadden , om den leden des» gezantfchaps al dat geen , 't welk hun 17 te ftade komen , of zij begeeren zouden , te bezorgen , niet toe , paarden en leidslieden tot hunne uitflappen te weigeren. . De Engelfchen, die deezen kleinen uitflap ondernamen , geraakten wel draa op hoogten, van waar zij gelegenheid hadden, hun oog wijd en zijd over de vlakte van Zhé-hol te haten gaan. Dezelve volgt de kronkelige laagten tusfchen de bergen, en is zeer vruchtbaar, maar niet met zoo veel kunst en zorgvuldigheid bebouwd , als de vlakke velden , binnen de oude grenzen van China geitgen. Door deezé valei ftroomt een heldere, fnelvlietende rivier, welke, niettegenftaande de droogte van het jaarfaifoen, taamlijk vol water Was, en in haaren loop, onder de zandkorreltjes , veele gouddeeltjes, of ftofgoudj medevoerde. — De aangrenzends bergen zijn noch fteil * noch zeer hoog boven de valei verheevén. Zij belbaan* ten minfte omtrent hunne oppervlakte j uit klei en grof zand. Zij vertoonen noch DEEL. T tilt' Is "ndiïr é-holiH rtarijè: ïrfst- andi 93*  Reis naar Z.hé-hol in Tartarije. Herfst. maand. J7P3. < j 1 ] < 1 1 c V i O ti z; apo BRITSCH GEZANTSCHAP uitfteekende hoeken, noch diepe groeven, hoedaanigen gemeenlijk de gevolgen zijn van die geweldige llroomen , welke zich dwars door de gebergten wegen openen; zelfs bieden zij geene regelmaatige berg* keten aan : maar famengenomen verbeelden zij een onftuimige zee, welker golven, door tegenftrijdige windbuien bewoogen [ kort op elkander volgen, en verfchillende {trekkingen hebben. Noch de gedaante dier bergen, noch de loffen, waaruit zij beflaan , hebben iets, «reik doet zien, dat zij oorfpronglijk aan ie werking van het vuur zijn blootgefteld geweest. Maar zij vertoonden verfcheiden 'lijken, dat het water, welk die hoogten angen tijd bedekt heeft gehouden, aan de >Ppervlakte van dit gedeelte des aardbols ijiïe tegenwoordige gedaante gegeeven eeft. — Het fchijnt, dat zij eertijds met out bedekt zijn geweest. Thans ziet men P hunne kruinen, en op die plaatfen, 'elke het meest ontbloot zijn, niets an kreupelbosch en mismaakt houtgewas vergebleeven. Hoogfiamde boomen en mmerhout zijn in dit gewest zeer zeld:am. — De onvoorzigtigheid van voor'ande geflachten, die geene jonge boo* mm  • kaar CHINA. XVI. hoofdst. X.Afd. £qx men geplanc hebben,naar maate zij de ou-. den velden, wordt nu door hun kroost zeer ftreng gevoeld. De bergen, dus van boomen beroofd, en aan de werking der zon blootgefteld, kunnen de vochtigheid niet lang behoudep. De behoeftigfte inwooners kunnen niet toclaaten , dat hunne tuinen enkel van de kans des regens afhangen. Ieder van hun heeft, op zijnen grond eene put gegraaven, waarvan hij zich bedient, om zijne plantgewasfen te befproeiën. — De emmers, met welken zij het water ophaalen, zijn niet, gelijk de onzen, van ftaven o{ duigen gemaakt, maar van tientjes van rijsboomtjes of waterwilgen gevlochten , en met ongelooflijken vlijt en zorgvuldigheid zoo dicht in elkander gewerkt, dat zi. volkomen in ftaat zijn, om allerlei vochl te behouden. — In deeze tuinen wordi een groote menigte look, en andere fcher pe en fpecerijachtige plantgewasfen aange< kweekt, welke dienen, om de gierst er andere zaaden, die het voornaamfte voedfe der landlieden van dit gewest uitleveren ' fmaaklijker te maaken. Toen de Engelfchen op de hoogten wa ren, zagen zij, in de valeiën, verfcheidei T a fraai teil naar Zhé-htl in Tartarije, Herfstmaand» I l l i I  Reis naar Zhé-hol in Tartarije. Herfst- maand. 1793* J i 1 V l 0 n h u M h til V' fc fc an api BRITSCH GEZANTSCHAP* fraaie gebouwen, dié zeer bekoorlijke Ih* plaatfen hadden. Zij meenden in 'teerst, dat zij aan de voornaamfte familiën de* lands , of aan de eerfte ftaats- en hof bedienden behoorden; maar wel ras vernamen ztj , dat het zoo veele kloosters van lama's waren , door de keizers van den :hans heerfchenden ftam gefticht. Op de terugreis, werden de reizigers voorbij de ftad Zhé-hol, eene rei hooge tergen, en onder dezelven een uitfteekenle hoogte gewaar , op welke een dergeijke omgekeerde pyramide van aarde of leen, als wij in het voorfte deezer afdeeng reeds befchreeven hebben , te zien /as. — Sommigen van hun betuigden unne begeerte, om derwaard te gaan, en ezelve van nabij te onderzoeken: maar de landarijnen zeiden hun met groote deftigeid, dat het onvoegzaam zou zijn zulks ' doen; om dat men van de hoogte, op elke die pyramide gelegen was, een on'lemmerd gezigt had in de keizerlijke tuisn, aan het gebruik der dames van het leis toegewijd, en men van daar die boonheden kon zien, wandelen. Intussen was de afftand dier plaatfen van elk*er wel drie of vier Engelfche mijlen. . Het  NAAR CHINA. XVI. I100FDST. I. Afd. *93 Het geheele gezantfchap befteedde thans, 'ttle zijne oplettendheid , om zich te bereiden , ten einde aan den keizer voorge fteld te worden. Men had den ambasfadeur geboodfchapt, dat zijne keizerlijke majefteit zich met die eerbiedige wijs van hulde vergenoegen zou, welke de Engelfchen betoonen, wanneer zij in de tegenwoordigheid van hunnen fouverein verfchijnen. — Dit gunftig befluit onthefte 'den gezant van veel onrust; en maakte tevens een einde van de noodzaaklijkheid, om te onderzoeken, in hoe verre hij zich tegen den wensch van het keizerlijk hol moest verzetten , of integendeel dien inwilligen. — Men luisterde den Engelfchen zachtkens in het oor, dat de keizer, wegens zijn gezond verftand en aangeboo ren edelmoedigheid , zelf , veelligt, me al te veel aanbiddingen overlaaden , vee geneegener was, dan zijne raadslieden, on de Engelfchen in het tegenwoordig geva van die kwellende plechtigheid te ontla* ten. Lord macartneij begreep zeer wel dat de foort van zegepraal, welke hij vei worven had, niet weinig zou toebrenget om die geenen der Chineezen en Tarta T 3 re Reis v*a? Zhè hol in Tattapjet Herfst- man I7S3- l i l t» a- %  Peis -'.aar Uè *ol in 'Jarïarije. tlerfst- tnaand. I r 1 >S) V ~n h " Z( ï S va ve va £le Hit fta bei . en " Wa« èP4 BRITSCH GEZANTSCHAP ren, welke vijanden der Engelfchen wa■en, nog meer tegen hem te verhittere/1' ?f dat 2« de «chting en eerbied des 'oiks jegens eene natie , ten behoeve van velke men eene zoo buitengewone uitsondering gemaakt had, vermeerderen zou • n dat de gevolgen deezer gevoelens niet alaaten konden, om in alle haare betrek"eien, daar tegenwoordig de grootfte zeerheid tegen dezelven in de fpoedige geeenfchap, welke de kusten, door middel !r nvieren en Snaaien , met de binnen-  naar CHINA. XVI. boofdst. 2. Afd. 303 landen des rijks hebben , alleenlijk • beftond. — Maar zoo ongemeen overdreeven of gemaakt zijn de denkbeelden, welken de Chineefche regeering aangaande de onafhanglijkheid en meerderheid van haar rijk heeft, dat geene onderhandeling, geene verbindtenis met vreemdelingen, op den voet van wederzijdsch voordeel , aldaar toegelaaten wordt. Zij ftaat niets toe, dan bij wijs van gunst, of uit enkele infchiklijkheid. De ambasfadeur wilde niet weigeren , om zelfs op die voorwaarden in onderhandeling te treeden; en de ko-lao zeide hem op een verpligtende wijs, dat zij, geduurende des gezants verblijf aan het hof var China, menigvuldige gelegenheid zoudei hebben, om elkander weder te zien. De famenfpraak eindigde, zoo als zi begonnen was, met allen fchijn van hart lijkheid en genoegen aan weerskanten. — Kort daarna ontving de ambasfadeur, vai wegens den keizer en den eerften ftaats dienaar, zeer beleefde boodfchappen, me gefchenken van ooft en ingelegde vruch ten verzeld. De zeden van ho-choeng-taun< waren zoo inneemende, als zijn geest vei Bezoek ion het keizerlijk hof. Herfstmaand.1793* l i i C t  Bezoek aan het keizerlijk hof. Herfstmaand.1793' ^ i £ \ v fi v d k '304 BRITSCH GEZANTSCHAP licht en doordringende, Hij fcheen in de daad alle de hoedaanigheden van eenen volmaakten ftaatsman te bezitten. Hij was enkel door de gunst van zijnen fouverein tot zijne tegenwoordige hooge waardigheid verheevén , en met het gezag , welk hij thans oefende, bekleed, gelijk in de meeste alleenheerfchingen het geval is; maar hij wist zich door de goedkeuring van zoodaa* üige lieden , welke door hunnen rang ert hoogheid gemeenlijk invloed in alle volftrekte regeeringsvormen hebben, daarin te handhaaven. - In de alleenheerfchingen ■> welke in Afie plaats hebben , fchroomen de vorften niet, gelijk in Europa, dat zij bühne waardigheid zullen verkleinen, door !ich met hunne onderdaanen te verbinden > m het groot aantal kinderen , welk de' \fiatifche alleenheerfchers bij hunne vercheiden vrouwen en bijzitten hebben, ;eeft gelegenheid tot zoo veele huwJijks' ereenigingen met de kroon , dat de inloed daarvan door haare menigte en ver* millende belangen grootlijks verminderd 'ordt. — Intusfchen is het zeker, dat ;eze foort van banden, bij de reeds verlegen magt gevoegd, dezelve vermeerden en vaster maaken. Eene  naau CHINA. XVI. hoofdst. a. Afü. 305 . Eene dochter des keizers was met den zoon van ho-choeng-taung getrouwd. Deeze omltandigheid alleen was genoeg , om fommigen der keizerlijke familie , gelijk ook andere getrouwe onderdaanen des rijks, die vreesden, dat de eer-en heerschzucht des gunstelings hem naar eene nog hooger verheffing zou doen haaken , nie! weinig te ontrusten. — Een Chinees, met al te onbefcheiden iever voor den keizer bezield, was ftout genoeg, om eer verzoekfchrift den vorst aantebieden, ter einde hem te vermaanen , zijnen opvolge: te benoemen , omdat hij zulks als eer maatregel van zekerheid aanzag , en be kwaam , om de verdeeldheden, die ander het rijk konden fchudden, voortekomen. ^ Indien het recht van eerstgeboorte i China plaats had , zou de kleinzoon de keizers, bij zijnen oudften zoon, die reed overleeden is , de opvolger op den troo moeten zijn: maar, volgens de grondrege: der Chineefche regeering, blijft deeze of. volging geheel en al aan de keus van de regeerenden vorst overgelaaten, die, gelij men 'er voorbeelden van gezien heeft, i ne eigen kinderen en familie daarvan ks uitfluiten. IV. DEEL, V I tan het keizerlijk hof. Herfstmaand.1793° I l . i 1 8 i i a k h jll,  Sezoék' aan het keizerlijk he>f. H'.ifst- maand. i < ( I I h m Ja di w or va 306 BRITSCH GEZANTSCHAP De raad, welken een onderdaan aan de„ fouveran had durven geeven, ren eind" hem te b e weegen , om zijne keus te verbaren, verbitterde dien vorst op een bii zondere wijs. De raadgeever werd i„ hechtnis genomen, en met den dood re. ftraft. De vierfchaar, welke het vonnis over hem moest uitfpreeken, rangfchikte zijne roekeloosheid onder de haatlijkite euveldaaden. - Ondertusfchen oordeelde de keizer het dienftig , de redenen , die hem beletten , zijnen raad te volgen fo het nieuwspapier van Peking bekend' te Maken. Zij waren gegrond op het ge. ^•r, deels van een ontijdige eerzucht in 'en jonge ziel te verwekken ; deels van enen aanhang te doen gebooreff worden ïgen den fouverein , die den troon beidde , gelijk men in den regeerenden am reeds een voorbeeld daarvan gezien De keizer had befloten, dat de er&eam zijner kroon onbekend zou-zijn, zoo "g hij die zelf behield. - Maar hij beende zich van de gelegenheid, waarvan f melding hebben gemaakt, om zijnen derdaanen aantekondigen, dat hij zich » de zorgen der kroon ontllaan zou ,  naar CHINA. XVI. hoofdst.2.4^. 30? bijaldien bij lang genoeg leefde, om her zestiglte jaar zijner regeering te vervullen; en dat hij dan van het hooge voorrecht gebruik zou maaken , om dien perfoon , welken hij tot zijnen opvolger den waardigften oordeelde, te benoemen ( | t l 1 r 1 i r n  Bezoek aan het kizerlijl hof. Hsrfst' Maand, H93' 310 BRITSCH GEZANTSCHAP den begeeven, om zijn' ontvangst des te luisterrijker te maaken. Voorts waren nog aenigen dier ronde tenten voor de manlijke fpruiten der keizerlijke familie, en de voornaamfte ftaatsdienaaren beftemd. — In de groote tent wilde de keizer, op zijnen croon gezeeten , ten blijjfe eener bijzondere achting, den ambasfadeur des konings van Groot-Britannie ontvangen., • Het was niet enkel met een oogmerk, fen einde een groote ruimte te hebben, om den verbaazenden toevloed van menfehen , bij deeze gelegenheid verfameld, te beter te kunnen bevatten , dat men liever eene tent, dan eene der groote zaaien van het keizerlijk paleis, tot deeze plechtigheid: verkoor. De thans regeerende Tartaarfche ftam, offchoon zich , in veeien opzigte , naar de gewoonten eener, wel-overwonnen , maar talrijker en meer befchaafde, natie, dan de zijne, fchikkende, behoudt echter nog geftaadig eene voorkeus voor Zijne eigen oude zeden , en hervat dezelven, van tijd tot tijd, voornaamlijk wanneer het hof zich op den Tarraarfchen grond bevindt , op nieuw. — De beweegbaare Wöoning eener tent is eene veel aangenaams? verblijfplaats voor eenen Tartaurfchea fou-  naar CHINA. XVI. hoofdst. 2. Afd. 311 fouverein , dan een duurzaam paleis van. Heen of hout. , De cijnsbaare vorlten, de prinfen der' keizerlijke familie, en de voornaame mandarijns van het hof, maakten , terwijl zij naar des keizers komst wachtten, eene zeer aanraerklijke groep voor de groote tent uit. Ieder van hun was met het onderfcheiden eereteken , hem door den keizer gefchonken, verfierd. Verfcheiden der hovelingen waren gedeeltlijk in Engelsch laken gekleed , in praats van zijden ftof of bontwerken , in welken het anders tot hiertoe alleenlijk geoorloofd was geweest voor zijne keizerlijke majefteit te verfchijnen. — ■ Dewijl 'er, .federt eenigen tijd, geen bijzondere fchaarschheid in de eene of andere deezer ftoffen plaats had gehad , werd de verordening , welke het gebruik van Engelsch laken ten hove toeliet, als een eerbewijs aangemerkt, aan het Britfche gezantfchap betoond. Het werd ook den ambasfadeur in dat licht voorgefteld. — Waarfchijnlijk zal het vertier deezer waar, in het Chineefche rijk , door het voorbeeld om 'er in gekleed te gaan, in't toekomende, aan; merklijk toeneemen, zullende een ieder ah V 4 ©m lezoek tan het ;eizerlijk »f. Herfstmaand.1793.  Mézoek san het keizerlijk haf. Herfst, maand, i 1 I i i i I v e r; ck hc en he va iM jfa BRITSCH GEZANTSCHAP om ftrijd ieveren , de hooger ^ mandanjnen daarin natevolgen. Die voordeel, welk men niet tot eene voorwaarde in een verdrag van koophandel had kunnen maaken . moet men enkel als een gunstbewijs en blijk van achting be/chouWen. Alle de Drinfen mveé met de. oonchynenden knoop, als den eerftén negen onderfcheiden rangen, 20o*alS q ui het begin deezer achttiende eeuw oor de„ keizer vong-chING zijn vastjefteld (d), verfierd. Geen der grooten nj deeze gelegenheid vergaderd, droeg een awder eereteken, dan den rooden endoorlijnenden knoop , die den tweeden ran* ' den Ch'neefchen ftaat aanduidt. 1 >aarenboven hadden fommigen ook paan'«veeren.in een agaathen buis geplaatsr, i van hunne muts neerhangende, tot fielden. Deeze waardigheid heeft drie on- der- -gen « he£ rijk va„ ^ ^ ^ ' efe ""tekening ondcr blad2. a he derde deel deezer reis te vinden JL  kaar CHINA. XVI. hoofdst. i.Afd. 313 derfcheiden trappen, overeenkomstig het getal der veeren , die den draager vergund zijn. Hij , aan wien de keizerlijke gunst drie paauwenveeren heeft toegeftaan, rekent zichzelven driewerf groot, en driewerf gelukkig. Ieder deezer perfonaadjen had een' ftoet hovelingen, die van hem afhingen, in zijn gevolg; en, fchoon elk van hun geen geringen dunk van zijne eigen aangelegenheid liet blijken , geraakten zij echter allen , ter deezer plaats, onder de menigte, voor des keizers tent, verward, en in de befchouwing der keizerlijke majefteit verdween hunne grootheid gantschlijk, — Volgens eene gewoonte , aan het keizer lijk hof gebruiklijk , moet men, om een proeve van zijnen eerbied voor den keize aan den dag te leggen, een' geruimen tiji naar zijne komst wachten. Sommigen brag ten , ten dien einde, een gedeelte va den nacht in den keizerlijken tuin - dooi De keizer zou 'er een weinig na den da geraad verfchijnen. —• Deeze uur van ge hoor, zoo verfchillende van die der Eurc peefche natiën, welke, den hoogften tra van befchaafdheid meenende bereikt té^heb ben, tot dien van gemak en weelde gent V 5 der Bezoek lan het leizsrlijk hof. Herfstmaand.1793- l 1 I 2  Bezoek aan het keizerlijk hof. Herfstmaand.1793. 1 i ( ( I I r 2 r O li o> df aa m; vo 4* mc nie Va Op£ 110 rol VlO( 314 BRITSCH GEZANTSCHAP derd zijn, erinnert de daaglijkfche gewoonte van dac volk, welk, zoo ras de ftraalen der zon den aardbodem in zoo verre verbeten, dat zij de dieren, op welken zij jagc maakten , onderfcheiden en vervolgen konden, tot hunne bijkans eenigfte en geliefkoosde bezigheid uitcing (e). nr. , Voor W De zonderlinge gewoonte des Chineefchen ,0fS; °,n den gezanten den tijd de, •penbaaren geboors bij den keizer zoo vroeg in achtmTh 1' Ze'fS"in ^ d,epfte Va" de» acht te bepaalen, fchijnt, door bet langduurig ebnuk. een vastgeftelde wet bij die zonderling, atie geworden te zijn. - Het Holland^ ge antfenap, welk, nog na dit Engelsch, in de ja^ 1795 en 1796,'van Batavia naar Peking afeé•»d,ï; werd, WMmn ik. in eene-aantekening «der .bladz 64 en 6?. van het derdg ^ ^ m bere!ds melding heb gemaakt , heeft zulks >k ondervonden. Toen het gemelde gezantfchap, ^ negenden van Louwmaand 1W6, fe "gekomen was, kreeg het, den elfden dier jand eene boodfehap , dat de keizer het den Igenden dag wilde ontvangen, en het zich, ,ea n einde, den twaalfden van Louwmaand, des -rgens ten vijf uur , tsn hove ■ ttegenftaande hec fterk vroor , en zeer koud ' ï H,«k*™ "°8 bij, dnt het gehoor in de • lucht plaats had.. Men zie van brajsm ucKGEEST voyage en Ckne> fm ^ ^ m 't W1?^? ^ °°k reeds het ëevaI een ger Hollandsch gezantfchap, naamlijk met dat, welk.  kaar CHINA. XVI. hoofdst. I.Afd. 315 Voor des keizers aankomst, was des j ambasfadeurs kleine tent geftaadig vol lie-< den van aanzien, die elkander opvolgden. 1 en welke of door nieuwsgierigheid , of, door eene zucht, om den gezant eene opwachting te maaken , daartoe aangefpoord werden. — Onder deeze perfoonen was een broeder des keizers , een openhartig man, welk, door de heeren pieter be goyer en jaco'b de keizer bekleed, voor omtrent honderd en" vijftig jaar , insgelijks van Batavia , derwaard gezonden werd. Men maakte het toen, ten aanzien van den tijd des gehoors, zelfs nog veel buitsnfpooriger. Hetzelve moest zich, den tweeden van Wijnmaand des jaars 1656, des morgens vroeg, omtrent twee uur na middernacht, naai het keizerlijk, paleis begeeven, om gehoor bij den vorst te hebben ; gelijk joan nieuwhof, die zelf lid van dat gezantfchap geweest is , in zijne hefchrijving van dat gezantfchap naar China, verhaalt, eerfte ftuk, bladz. 169. — Dit gebruik wijkt niel alleen van dat, welk bij alle Europeefche, ja zelfi bij alle befchaafde natiën, plaats heeft, gantschiijl af; maar het is ook, in allen opzigte, zoo vreemd zoo minnoodzaaklijk, en zoo onnatuurlijk en on redelijk, dat deeze bijzonderheid met recht als eei voornaam gedeelte van al dat zonderlinge, well de Chineefche natie kenfchetst, mag aangemerk worden. Naar mijne gedachten, geeft Mr. stauk ton 'er hier boven de waarfchijnlijkfte redet tan. Aant. des nedErd, vert. lezoek an het eizerlijk ivf. Herfstvaand?E793- 1 1  Bezoek aan het keizerlijk hof. Herfstmaand.1793- 3 KJ BRITSCH GEZANTSCHAP man , eenvouwig van zeden , een weinig boven de gewoone lengte verheevén, en reeds taamlijk bejaard. Ook kwamen 'er twee van 's keizers zoonen, en twee zijner kleinzoonen. De eerften zagen 'er wel uit, waren beleefd en nieuwsgierig; de laatstgenoemden waren jong, langen bij uitftek fchoon. — Onder de cijnsbaaren wa« 'er een uit den omtrek der Kaspifche zee. Hij iprak de Arabifche taal, en wist, veelligt , een weinig meer van Europa, dan de overigen. Hij fcheen ook in al 't geen het gezantfchap betrof, een grooter belang te Hellen. — Maar de bijzondere en oprechte vriend der Engelfchen was de achtingwaardige onderkoning van Pe-che-li. Hij betuigde in de vernieuwing zijner kennis met den ambasfadeur zoo veel genoegen te vinden, en fprak daarvan met zoo veel opgetoogenheid en deelneeming aan de vergadering, die hem omringde, dat alle de geenen, welke dezelve uitmaakten, van dien tijd af, ter gunste des gezants vooringenomen waren. — Het fcheen ook, als of het geheele gezantfchap in des onderkonings tegenwoordigheid met meer vertrouwen bezield werd. Kort na het aanbreken van het daglicht, kon*  PLxxvxi-. BE AANKOMST DES KEIZEIS VA'N CHINA BIJ ZIJSETEKïm TASTAHPjEN, OM BEK BHIT S CHEN AMBAS jSABEUH TE OÏTFAÏÏGEK o   KAAR CHINA. XVÏ.HOOï'ÖST.S.^ £j>g kondigden het geluid van verfcheiden mu-2 ziektuigen, en de gemengde ftemmen van men-1 fchen op eenen afltand, des keizers komst aan. * Wel ras verfcheen de vorst van achter een \ hoogen en loodrechten berg, met boomen bezoomd, als of hij uit een gewijd boschje kwam. Hij werd voorafgegaan door een aantal lieden , die zijne deugden en magt met luide ftem preezen. Hij was in een open rosbaar , of zeegekar gezeeten , en werd door zestien man gedraagen. Zijne wacht, zijne huisbedienden, zijne ftandaarden zonnefchermdraagers, benevens de hofmuzikanten verzelden hem. De ftaatlijke - optogt, in welken hij 'de gehoortent naderde, wordt in de tegenöverftaande plaat, nommer XXVII, afgebeeld. — Hij was in elfen zijde van een donkere kleur gekleed, en had een fluweelen muts op, in gedaante van die der Schotfche Hooglanders niet veel verfchillende. Aan het voorfte gedeelte derzelve was een groote paerel geplaatst, welk het eenigfte juweel o fieraad van dien aart was, welk hij fcheei te dragen. Bij zijne komst in de tent , klom hi rerftond op den troon. Hij bediende zie daartoe van de trap, die in 't midden voo den 'e%ttk an het eizerlijk 'lerfstnaand. t 1 J l r  Bezoek " aan het keizerlijk hof. Herfstmaand.J793- 4 | | i 318 BRITSCH GEZANTSCHAP denzelven is, en waar langs hij alleen mag opgaan. — De eerfte ftaatsdienaar noen oen g-taung, en twee van de voornaamften zijner hofbedienden, hielden zich bij hem, en fpraken nooit tot hem dan op hunne knieën (f). ■—■ Toen de prinfen der keizerlijke familie, de cijnsbaare vorften, en de hooge ftaats- die- (/) Dus was het eerbewijs, waartoe de ambasfadaur zich jegens den keizer verpligt had , met dê gewoonte, aan het keizerlijk bof gebruiklijk , overeenkomftig, en men moet zich niet verwonderen , dat de keizer hem van de neerbuigingen met het aangezigt ter aarde ont (lagen heeft. — Een Fransen ambasfadeur zou niet ten gehoor bij den keizer van China kunnen worden toegelaaten. Hij sou geene kniebuigingen kunnen verrichten , ook net geene ordetekens verfierd zijn. Daarenboven :ijn de driemaal herhaalde neerbuigingen Hechts :ene zaak van étiquette. Wanneer de keizer zelf :ijne plechtige hulde aan de gedachtenis van zij. ]en vader bewijst , valt hij aan deszelfs graf op :ijne knieën , en raakt met zijn hoofd driemaal ie aarde. Wanneer hij een tlaatlijk offer aan ;hang-ti, het Opperweezen, brengt, gefchiedt :ulks altijd met een' grooten toeflel. Hij werpt :ich onder veele eerbiedsbetuigingen, negenmaal, net het aangezigt op de aarde, neer. Wanneer hij, loor het geheele hof verzeld , aan zijne moeder :en bezoek geeft, buigt hij zich driemaal aan laars voeten neer. Cossigjsij,  haar CHINA. XVI. hooPdst. s. Afd. 319 dienaars, volgens hunnen rang, ih de tent., geplaatst waren * geleidde de voorzitter van ■ het gerechtshof der gewoonten den Brit-' fchen ambasfadeur , tot aan den voet van, de linker zijde des troons , die , volgens het Chineefche gebruik, (zoo dikwijls met het onze ftrijdig,) als de plaats van eer aan^ gezien wordt. De ambasfadeur werd door zijnen paadje en tolk gevolgd. De Engelfche gevolmagtigde minister verzelde hem. De andere voornaamfte leden van het gezantfchap , met een groot aantal mandarijnen, en amptenaaren van minder waardigheid, Honden in de groote opening der tent, van waar de meeste plechtigheden , die binnen dezelve voorvielen , konden waargenomen worden. De ambasfadeur was in een gewaad van fluweel gekleed, rijk geborduurd, en met het teken en de Her der ridderorde van het Bad in diamanten verfierd. Over zijn kleed droeg hij een' langen mantel van dezelve ridderorde, ruim genoeg , om de ledemaaten van hem, die 'er mede bekleed was, te bedekken. — De begeerte om te toonen, dat men achting voor de Chineefche denkbeelden en zeden had , maakte , dat deeze keus ten aanzien der kleeding van 3esoek itm het leizeriijk iof. Herfstnaand.1793.  Bezbek aan het keizerlijk hof. Herfstmaand.1793. t -Sao BRITSCH GEZANTSCHAP van gewigt was, en zij is tevens de oorzaak , dat 'er hier melding van gemaakt wordt. De bijzondere zorg, welke deeze natie voor al 't geen, 't welk het uitwendige betreft, doet blijken , heeft zelfs op het ftelfel haarer kleeding invloed, welker oogmerk is, deftigheid en eerbaarheid in te boezemen. Ingevolge van dien, geeven zij aan hunne kleeding zulke gedaanten , welke het allerminst gefchikt zijn , om den omtrek van fommige gedeelten des ligchaams al te duidlijk te laaten zien. ■— Indedaad, worden 'er onder de wilcifte en onbefchaafdfte volken des aardbodems weinige of geene gevonden, welken niet een inwendig gevoel , onafhanglijk van alle foort van voorzorg tegen de koude en ftrengheid der lucht, de weivoegzaamheid, om fommige deelen van het mensch-» lijk lichaam te dekken, inboezemt. Dit gevoel , waaraan men den naam van eerbaarheid geeft, omdat het aanwijst wat betaamlijk en welvoegzaam is, neemt gemeenlijk met den voortgang van befchaafdheid en verlichting in gelijke maat toe , en, is, veelligt, nergens zoo hoog gedreeven, dan bij de Chineezen, die in hunne ruime en vlottende kleederen den omtrek  NAAR CHIN'A. XVI. HOOFDST. 2. Afd. 321 en de gedaante hunner ledemaaten verbergen. — In deezen opzigte is 'er tusfchen de kleeding der beide fexen naauwlijks eenig onderfcheid. En, 't geen nog verder gaat, de kieschheid der Chineezen in dit ftuk is zoo groot, dat zij zich op het blooté gezigt van zoodaanige .werken van kunst ergeren, die het menschJijk ligchaam, of naakt, of flechts met een gewaad bekleed, welk deszelfs omtrek onbewimpeld uitbeeldt, nabootzen. Ook heeft deeze verregaande kieschheid dier natie den voortgang der fchilder-, teken- en beeldhouwkunde, ten minfte voor zoo verre deeze foorten van onderwerpen betreft, bij haar merküjk vertraagd. — Om deeze reden hebben, insgelijks , de zendelingen de kleederdragt der inboorlingen , als kuifcher en eerbaarer, dan de korte en naauwe kleeding van het hedendaagsch Europa, moeten aanneemen. De groote en wijde mantel, welken de ambasfadeur , als ridder der orde van hec Bad, bevoegd was te draagen, kwam met de manier van kleeding, welke de Chineezen voor de aangenaamfte houden, eeniger maate overeen. — Op dezelve grondbeginfels, droeg de fekretaris , door den koning van Engeland tot zijnen gcvolmag- IV. DEEL. X tig- Bezoek aan het keizerlijk hof\ Herfst- maand. i?93-  Bezoek aan hit keizerlijk hof. Herfstmaand.-793- 32a BRITSCH GEZANTSCHAP tigden minister bij dit gezantfchap benoemd , als leeraar in de rechten (tot weike waardigheid hij op de hoogefchool van Oxford bevorderd was ,) den rooden fcharlaken tabbaard , aan dien rang toebehoorende; 't welk des te gepaster was in een land , alwaar de verfchillende trappen van geleerdheid zelfs tot de hoogde bedieningen in den ftaat leiden. De ambasfadeur, door den voorzitter van het gerechtshof der plechtigheden onderrecht , vatte de groote en prachtige vierkante gouden doos, met juweelen verfierd, waarin de brief des konings van Engeland ingefloten was , met beide zijne handen aan, en verhefte ze tot boven zijn hoofd.— Op deeze wijs de weinige trappen , die naar den troon leiden , opklimmende, en eene knie buigende, gaf hij, met een korte aanfprar.k, de doos den keizer over. Zijne keizerlijke majefteit vatte ze gunstig met eigen handen aan , leggende dezelve aan zijne zijde neer. De vorst zeide bij die gelegenheid: — „ Dat hij , wegens het „ getuignis, welk zijne Groot-Britannifche „ majefteit hem van zijne achting en ge„ neegenheid gaf, door hem een gezant„ fchap met eenen brief, en zeldzaame » ge-  NAAR CHINA. XVI. HOOFDST. 2. Afd. 223 „ gefchenken te zenden, een bijzonder ge„ noegen gevoelde ; dat hij , van zijnen „ kant, dergelijke gevoelens voor den fou„ verein van Groot-Britannie voedde; en da; „ hij hoopte, dat de eendracht tusfchen s, hunne wederzijdfche onderdaanen freeds „ zou gehandhaafd worden." Deeze manier, op welke de Chineefche vorst den vertegenwoordiger des konings van Groot-Britannie ontving, werd door het hof van China als een blijk van gancsch bijzondere en onderfcheidende achting befchouwd. De keizer beklimt zelden zijnen troon , om gezanren te ontvangen. Ook geeven zij hem zelden hunne geloofsbrieven in zijne eigen handen over , maar gemeenlijk Hechts in die van den eenen of anderen zijner hovelingen. — Deeze onderfcheidingen> hoewel op zichzelven weinig betekenende, werden echter door de , verfijnde Chineefche natie als een ontwijfelbaar bewijs aangemerkt, dat de meening haarer regeering meer ten voordeele der Engelfchen veranderd was; en dit maakte eenen gunftigen indruk op haar. Nadat de famenfpraak met den ambasfadeur , vervolgens, nog een weinig langer geduurd had, gaf de keizer, als een eerfte geX » fchenk Bezoek aan liet keizerlijk hof. Herfstmaand.1793-  Bezoek aan het keizerlijk hof. Herfstmaand.1793- 324 BRITSCH GEZANTSCHAP fchenk van hem aan den koning van GrootBritannie , een' fteen , door de Chineezen een kostbaare fteen (g) genaamd, en bij hen voor een edelgefteentè van groote waarde gehouden. — De fteen was meer dan een voet lang, en zeer fraai gefneeden, met oogmerk, om 'er de gedaante van eenen fcepter aan te geeven , hoedaanig een altijd op den keizerlijken troon geplaatst, en als een zinbeeld van voorfpoed en vreede aangemerkt wordt. Dewijl de Chineefche gewoonte vereischr, dat de ambasfadeurs, behalve de gefchenken, welken zij uit naam hunner fouvereinen brengen, ook nog anderen in hunnen eigen naam doen , booden ook de ambasfadeur, en de fekretaris of gevolmagtigde minister, dien de Chineezen den tweeden of onderambasfadeur noemden, eerbiediglijk de hunnen aan. De keizer had de goed- (g) Dit is waarfchijnlijk de fteen , welken de Chineezen yu noemen. Het is een fchitterende fteen , en wanneer hij geflagen wordt, geeft hij geluid. De Chineezen maaken 'er verfcheiden muziektuigen van. — De yu wordt in de rivieren , die in de zuidlijke provinciën yun-nak, sjensi en anderen van de bergen neerftorten, gevonden. Jant. des franschén vert.  naar CHINA. XVI. hoofdst. 2. Afd. 32j goedheid , dezelven gunftiglijk aanteneemen, en beantwoordde ze van zijnen kan met tegengefchenken. Deeze wederzijdfche gefchenken werden , waarfchijnlijk , zoo van den eenen , als van den anderen kant , minder gefchat door hen, die ze ontvingen , dan door de geenen, die ze gaven: maar, wanneer men overwoog, dat zij blijken waren, van den eenen kant, van eerbied, en, van den anderen kant, van gunst en geneegenheid , waren zij op gelijke wijs aangenaam. Geduurende de geheele plechtigheid van het gehoor , vertoonde zijne keizerlijke majefteit zich volkomen openhartig, vrolijk en zonder eenige gemaaktheid. — Tegenover de eerfte bladzijde van het eerfte deel deezer reisbefchrijving , is eene afbeelding van dien ouden keizer te zien. Dezelve is een getrouwe navolging der tekening, door Mr. alexander, een der tekenaaren van het gezantfchap, vervaardigd. De tekening werd onder zeer ongunftige omftandigheden gemaakt. Intusfchen is zijn perfoon over het geheel , zijne kleeding en houding met het oorfpronglijke volmaakt overeenkomstig: maar zijne gelaatstrekken , welke fteelswijs , en bij enkele blikken genomen werden, gelijX 3 ken Bezoek aan net keizerlijk hof. Herfst- ^\ maand, 1793- - •  Bszoek aan het keizerlijk hof. Herfstmaand. 32Ö BRITSCH GEZANTSCHAP ken zoo fterk niet. — Alle de leden des gezantfchaps, die gelegenheid hadden, om de tekeningen, door den gemelden kunftenaar alexander , geduurende de reis gemaakt, met de oorfpronglijke voorwerpen te vergelijken, oordeelden eenpaarig, dat deeze tekening de eenigfte was , welke , hoewel maar in die ééne genoemde bijzonderheid, niet voldeed. — Aan de uitmuntende vaardigheid en vastheid,waarmede het kunstpenfeel van deezen tekenaar de treffendfte voorwerpen en bijzonderheden van dit rijk en deszelfs inwooneren , niettegenftaande de fnelheid, met welk hec gezantfchap zijne reis deed, op het papier wist te brengen, is dit werk voornaamlijk zijnen fieraad verfchuldigd. Iedere plaat in hetzelve is een getrouwe afbeelding naar het leeven (hj. Om (7.) Dewijl In een werk van deezen aart, plaaten van veel nut en aangenaamheid-zijn, en dezelve de voorwerpen, fomtijds, meer ophelderen en duidjijker voordellen , dan de naauwkeurigfte befchrijving vermag; kan ik ook den Nederduit.fchen leezer verzekeren, dat de uitgeever van dit werk in onze moedertaal zorg gedraagen heeft, dat de fraaie Engelfche plaaten in die, welke deezen druk verfieren, getrouwlijk gevolgd zijn. Dit (bekt zich tot dc kleinfte bijzonderheden uit. En 2ü!ks  naar CHINA. XVI. hoofdst. 2 Jfd. 327 Om de afbeelding zijner keizerlijke majefteit beter te doen gelijken , zou het dienftig geweest zijn , het oog voller en helderder, en het gelaat meer open en vrolijker te teekenen. Zoodaanig was ten minfte het eene en andere geduurende des keizers gefprek met den ambasfadeur, welk des te langer duurde, dewijl al dat 'er van weerskanten gefprooken werd, moest vertaald worden, om het verftaanbaar te maaken. De keizer, het ongemak, welk uit zulk eene omftandigheid voortfproot, ondervindende, vroeg h o-c hoen g-t a u n g , of 'er niet iemand van het Britfche gezantfchap was, die de Chineefche taal verftond? en, onderrecht zulks was noodzaaklijk : want al het bijwerk op die plaaten, als bij voorbeeld: vaar-en rijtuigen, gebouwen , planten en gewasfen , kleederdragc, bezigheden, enz. enz. is oorfpronglijk en zuiver Chineesch. Alles dient, om ons die zonderlinge natie in haare meest karakteriftieke bijzonderheden van nabij te ieeren kennen. Hierom raad ik ook de Nederduitfche leezers , geene der kleinigheden, en fieraaden, als bijwerk, bij de voorüaame afbeeldingen op de plaaten gevoegd, onaangemerkt te laaten voorbijgaan. Mnt. des meberd. vert. X 4 Bezoek aan liet keizerlijk hof. Herfstmaand,1793- ,  Bezoek aan het keizerlijk hof. Herfstmaand.*793- 328 BRITSCH GEZANTSCHAP «1. recht zijnde, dat des ambasfadeurs paadje, een jongeling, toen nog geen dertien jaar bereikt hebbende , de eenigfte was, die eenige voortgangen in deeze taal gemaakt had, had hij de nieuwsgierigheid, hem tot den troon te doen naderen, en van hem te begeeren, Chineesch te fpreeken. Het gevolg was zeer gelukkig. De keizer , 't zij door 't geen de jongeling zeide , 't zij door zijn inneemend gelaat, of zedige houding bekoord, vond zoo veel genoegen in hem, dat hij eene beurs, arekanooten bevattende, van zijnen gordel nam, en ze hem vereerde. Beurzen zijn de linten of ordetekens, welken de Chineefche alleenheerfcher aan zijne onderdaanen uitdeelt, om hunne verdienften te beioonen : maar een gefchenk van zijn eigen beurs is, volgens de denkbeelden der oosterfche natiën, (bij welken eene zaak, door den fouverein zeiven gedraagen, als het kostbaarfte van alle giften wordt aangemerkt,) eene gantsch bijzondere gunst. De beurs des keizers gaf gelegenheid , dat de jonge gunsteling des keizers de aandacht en liefkoozingen van een groot aantal mandarijnen tot zich trok, terwijl anderen, veelligt, hem zijn geluk be-  NAAR CHINA. XVI. HOOFDST. 2. Afd. 329 benijdden. ■— Intusfchen heefc de keizerlijke beurs niets bij uitflek prachtigs. Zij is eenvouwig van geele zijde gemaakt. Haar borduurfel vertoont eenen draak met vijf klaauwen , en eenige Tartaarfche karakters- Eene afbeelding van die beurs a en tevens eenen der fcepters , welken zijne keizerlijke majefteit aan den koning van Groot-Britannie tot een gefchenk zond, ziet men in de onderftaande plaat. X 5 Na- Bezoek van het keizerlijk hof. Herfis. maand. 1793.  Bezoek van hei keizerlijk hof. Herfstmdand.1793* 330 BRITSCH GEZANTSCHAP Nadat de plechtigheden van dit gehoor geëindigd waren , werden fommige Indostanfche gezanten van Pegu, en Mohammedaanen uit de nabuurfchap der Kaspifche zee, aan de rechter zijde des troons , ten zeiven einde, bij den keizer ingeleid. Zij herhaalden, tot negen reizen toe, de eerbiedigde neerbuigingen met hunne aangezigten op den grond, en werden fpoedig weder heen gezonden. — De Engelfche ambasfadeur, en de drie perfoonen , die hem verzelden , werden toen naar eene plaats geleid , alwaar kusfens voor hun waren neergelegd, waarop zij zich aan de linkerzijde zijner keizerlijke majedeie*plaatden. — De prinfen der keizerlijke familie ; de voornaamden der Tartaarfche cijnsbaare vorden; en de eerde mandarijnen van het hof, werden allen , naar hunnen rang , of nader bij , of verder van den troon geplaatst. De Britfche ambasfadeur zat, omtrent in het midden, tusfchen den troon en het daartegenover gelegen uiterde der tent. — Voor iedere twee gasten werd eene tafel neergezet. Zoo ras alle 3e gasten gezeeten waren , werden de tafels ontdekt, en men vond een prachtige maaltijd aangerecht. De tafels waren klein; maar  NAAR CHINA. XVI. HOOFDST. 2. Afd. 33 I maar op elke van dezelven zag men eene. pyramide van fchotels of fchaalen , een ' groote verfcheidenheid van fpijs , vleesch i en vruchten bevattende, op een geftapeld. Voor den troon was, insgelijks, eene tafel gezet, en de keizer fcheen van de gerechcen, waarmede zij voorzien was, wel zijn gebruik te maaken. Ook werd 'er thee rond gediend. Zij, die de gerechten en de thee den keizer aanbooden, hielden de fchotels en kommen met hunne handen boven het hoofd, op gelijke wijs, als de Engelfche gezant de gouden doos met den brief des konings van Engeland boven zijn hoofd gedraagen had. Deeze geheele plechtigheid fchijnt, in *c eerst, geen ander doelwit te hebben, dan om den verbaazenden affïand , die 'er, in een volftrekte alleenheerfching, tusfchen den fouverein en zijne onderdaanen gevonden wordt, aan den dag te leggen; maar, wanneer men dezelve aandachtiger overweegt , wordt men ras bewoogen te gisfen , dat zij oorfpronglijk niet uitgedacht is, en, bij aanhoudendheid , geëischt wordt, enkel om het vermaak, welk zij aanbrengt; maar, dat 'er iets anders mede bedoeld worde: te weeten: — 't Is klaar- blijk- lezoek 'an het :eizerlijk tof. Herfst, maand. 1793.  Bezoek van het keizerlijk hof. Herfstmaand.1793. 332 BRITSCH GEZANTSCHAP blijklijk, dat deeze plechtigheid, terwijl zij geoefend wordt, tusfchen den vorst , die zoodan'ge hulde ontvangt, en hem, die ze doet, niet alleen een zedelijke ongelijkheid aankondigt, maar ook een natuurlijke ongelijkheid voortbrengt. De vorst, hoewel boven al openbaar geweld verheevén, kan echter zeer wel gevoelen , dat hij tegen verraad niet beveiligd is ; en die achterdochtige geest, welke gemeenlijk de medegezel eener onbepaalde magt is , kan den vorst, die daarmede bezet is,' zeer gemaklijk zulke voorbehoedfelen tegen de verborgen en wanhoopige aanflagen van hun, die ze bij zichzelven mogten voeden , en echter toegelaaten worden, om hem te naderen, hebben ingeboezemd. De neerbuiging ter aarde toe, de knieling en de opheffing der handen boven het hoofd, maaken de aanvallen voor lieden, welke zich in die ligchaamsgeftalte bevinden, zekerlijk veel moeilijker. Eere omftandtgheid, niet minder merkwaardig, dan deeze plechtigheid zelve, is de ftaatlijkheid en de achtbaare ftilte, welke 'er mede gepaard gaan, en niet weinig naar een godsdienftig gezag zweemen. Geene verkeering of gefprek tusfchen de gast-  NAAR CHINA. XVI. HOOFDST. 2. Afd. 333 gasten, geen geraas onder de dienstbooden wordt 'er gehoord. — Met een woord , het onderfcheidende kenmerk van zoodaa* nige plechtigheid , is de bedaarde deftigheid en fobere pracht van Afiatifche grootheid , welke de zoo zeer verlichte Europeefche hoven nog niet hebben weeten te bereiken. Geduurende den geheelen dag, verminderde des keizers oplettendheid voor zijne Engelfche gasten in geenen deele. Onder de maaltijd zond hij hun verfcheiden gerechten van zijne eigen tafel. Toen de maaltijd geëindigd was, deed hij hen naderen, en gaf hun met zijne eigen hand een' beker (/') warmen Chineefchen wijn over, (0 De Chineezen bedienen zich nooit van bekers. Zij maaken ze zelfs niet. Zij drinken altijd uit porceleinen kommetjes, kopjes of fchaaltjes. Het was te wenfchen geweest, dat Mr. staunton zich over den aart van deezen Chineefchen wijn naauwkeurig had doen onderrechten. Komi hij van druiven ? Het land brengt ook druiven voort. Men wil zelfs , dat men 'er eertijds ,wijr van druiven maakte. Of komt hij van eenige au dere vrucht? De Chineezen verftaan de kunst niet, om van fuikerriet wijn te maaken , noch om ra -tafja of rum te bereiden ; welke fterke dranket pan Bezoek %an het keizerlijk hof. Herfstmaand.1793-  Bezdek aan het keizerlijk hof. Herfstmaand.1793- 334 BRITSCH GEZANTSCHAP over , niet ongelijk aan Madera-wiin van een minder foort. — Hij vroeg den ambasfadeur naar den ouderdom des konings van Groot-Britannie; en toen men hem daaromtrent voldaan had , antwoordde hij hem terftond met eenen hartlijken wensch: dat zijn fouverein zoo veele jaaren mogt bereiken, als hij zelf reeds telde, en daarbij eene zoo volmaakte gezondheid genieten , als daar hij op roemen kon. De keizer was bereids drié en tachtig jaar oud, maar nog zoo gezond en fterk, dat hij naauwlijks zoo veele jaaren fcheen geleefd te hebben , als hij nu den troon al bezeeten had, naamlijk zeven en vijftig jaar. .— Toen het feestönthaal geheel voorbij was, ftond de keizer op van zijnen troon, en ging zeer rechtop, met een' vasten tred, en zonder den minften fchijn van zwakheid , aangenaamer dan hun fam-fou, dat is, brandewijn van rijst of gierst, zijn. Ten tijde van fchaar^chheid en gebrek van leevensmiddelen, is het ftooken van fterke dranken verbooden. Indien zij uit het vocht of fap van fuikerriet een' geestigen drank wisten te maaken, zouden zij den rijst, dien zij tot voedfel zoo hoognoodig hebben , ten allen tijde befpaaren. Ook zouden zij een' fmaaklijker en lieflijker fterken drank, dan hun fam-fou is, bezitten. Zij zouden zeer geinaküjk goeden punch maaken. Cossignij.  naar CHINA. XVI. koofdst. i.Afd. 335 heid, naar den open draagzetel, die hem wachtte {kj. Kort • (*) Wegens de gelijkvormigheid der ftoffe, en de betrekking, welke wij daarop hebben, zal het, vertrouw ik , den vaderlandfchen leezeren niet onaangenaam zijn, dat ik hun de befchrijving van het eerfte gehoor , welk het laatfte Hollandfche gezantfchap naar China, bij den Chineefchen keizer gehad heeft, uit het meergemelde dagverhaal van het zelve, door den heer andreas everard van braam houckseest vervaardigd, hier mededeel. Deeze befchrijving zal bet ver¬ haal van Mr. staunton, nopens den ontvangst van het Britfche gezantfchap ophelderen en b:- vestigen. Ook zal men 'er uit zien, dat het keizerlijk hof van China zijne ongemeen vreemde gewoonten, in het behandelen van buitenland- fche gezanten , nog beftendig onderhoudt. En, dewijl 'er van het voorfchreeven dagverhaat van tan braam-houckgeest, uit des fchrijyers handfchrift, we! eene vertaaling in het ï'ransch, (waarvan het eerfte deel in 1797, te Phüadelphia , in Noord-Amerika , gedrukt is) maar niets in het Nederduitsch ten voorfchijn ge. komen is, en ook niet ligt ren voorfchijn komen zal, zoo lang het tweede deel van hetzelve met de landkaart van China, de grondrekening der ftad Peking, en een aantal beloofde plaaten niet het licht zien; — iets, daar ik mijnen leezeren niet veel hoop toe geeven kan, vermits van haamhouckgeest, federt de uitgaaf van het eerfte deel, Amerika verlaatea heeft, en naar zijn vader- Bezoek aan het keizerlijk hof. Herfstmaand,1793-  Bezoek van het keizerlijk hof. Herfstmaand.I793- 33Ö BRITSCH GEZANTSCHAP Kort nadat de ambasfadeur in het paleis , daar hij zijn verblijf hield , te rug was derland wedergekeerd is: — zoo zal het, om deeze redenen, niet ongevoeglijk zijn, het verhaal der zonderlinge omftandigheden , welke het eerfte < gehoor van dat gezantfchap verzelden, uit de pen van een lid zelf van het zelve, hier te plaatfen, om ten minfte in zoo verre het geheugen daarvan in onze moedertaal te bewaaren. Voor de echtheid en geloofwaardigheid van het verhaal , behoef ik geene verdere bewijzen bij te brengen. Nadat van braam-houckoëest de uitnoodiging van het keizerlijk hof tot dat gehoor, aan het gezantfchap gedaan , en de toebereidfelen tot hetzelve gemeld had, gaat hij dus voort: Deezen morgen (den twaalfden van Louw,, maand des jaars 1795) °m vijf uur, begaven ,, wij ons, onder her geleide van verfcheiden ,, mandarijns, in karren, naar het paleis; welk, ,, gelijk ik tot mijne verwondering vernam, flechts eenige weinige minuuten van onzs wooning af,, gelegen was. Op de plaats voor de westpoort, ,, deed men ons uit onze rijtuigen ftappen. Dewijl het buitengemeen koud was, liet men ons ,, niet in de open lucht wachten , gelijk anders doorgaans het gebruik is; maar men b'ragt ons ,, in een klein vertrek, welk warm gemaakt was, doch welks ondeugende en bedorven lucht ons fterk aandeed. Een vierde van een uur na zes, leidde men ons naar de open plaats, of den •1 voor.  NAAR china. xvi. HOOFDST. 2. Afd. 337 was gekomen , zond de keizer gefchenken van zijden iïolïen , porceleinen en voorhof terug , om daar des keizers komst af »> te wachten; aan wien wij, bij zijnen voorbij5? gang, den brief, door de kommisfarisfen-gene- raai der Nederlandfche Oostindifche Maatfchapn pij, van Batavia, gezonden, moesten overgeeS5 ven. Deeze plechtigheid was wederom een jj voorwerp van verwondering ; omdat wij ver5» wacht hadden, dat wij den brief, in eene der ,« zaaien van het paleis, den keizer zouden aan,5 gebooden hebben. „ Ten minfte twintigmaal deed men ons van v plaats en ftand veranderen , fteeds door eene ontelbaare menigte aanfchouwers omringd. — Onder deezen waren ook de talrijke gezanten ,, van andere volken, die aan het Chineefche rijk ,5 grenzen; naamlijk: van Korea, van Thibet, van ï, dien der Mmgalfche en der Mantcheoux-Tnu- ren, die met even zoo veel nieuwsgierigheid, ,5 als de Chineezen zelve, aandrongen , om ons ,, te zien. Onder de menigte was een aanzien5, lijk getal mandarijns , die zich en door hunne ,, bijzondere kleedingen, en door hunne verfchei- den eeretekens van de anderen onderfcheidden. Ik beken, dat ik zoo wel door deezen toevloed 5, van nieuwsgierigen , als door de verwarring, ,, welke hier heerschte, en die tot eene zoodaa5, nige hoogte geklommen was, dat men zou heb- ben kunnen gelooven , zich in 't midden van t> een wild en woest volk, welk nooit eenig denk* ,, beeld van befchaafdheid gehad had , te bevin- iv, D E E L. Y »> den, Bezoek aan het keizerlijk hof. Herfstmaand.1793-  Bezoek, aan het keizerlijl hof. Herfstmaand.1793- 338 BRITSCH GEZANTSCHAP e;i thee, voor hem, en alle de heeren van zijn gevolg. — De zijden ftoffen waren den, op het Ieevendigfte getroffen ' was. Toen ,, erinnerde ik mij de zoo zeer geroemde vierfchaar van de lï-pou, of van de gewoonten en gebruiklïjkheden; en', terwijl ik niet het minfte fpoor van orde, maar integendeel een waar chaos van verwarring, zag, vroeg ik mij zel,, ven: in welke gelegenheden oefent zij dan haaren zoo angstvalligen en ftrengen invloed ? ,, Eene fchoone ftof van nadenken , indien wij y» niet, bij de overweeging van dit tafereel, bijna bevroozen waren geweest. „ Men moet van eene dergelijke omftandighèid ,, getuige geweest zijn, om 'er zich een juist denkbeeld van te vormen. Zonder deeze perfoonlijke ondervinding, 'zou ik nooit hebben kun,, .nen gelooven, dat, aan het hof van den Chi5, neefchen vorst, de zaaken in deigelijken ftaat van verwarring konden zijn. „ Eindelijk, nadat wij, op nieuw, ruim een halve uur hadden gewacht, kwam de keizer , j, door de westlijke poort van het paleis, zittende in een geele palanquin, met zijde gevoerd, ,, en Hechts door acht draagers gedrnagen. ,, Toen cle vorst naderde, deed men ons kniey, ien, houdende de gezant de fchoone, vergulde tf doos, waarin de brief voor den Chineefchen alleenheerfcher was , met beide zijr.e handen in de hoogte. Bij ons gekomen zijnde, ,, deed de keizer zijne draagers ftilfhan. Defoklio-taijen, of de tweede ftaatsdienaar, die aan de lin-  NAAR CHINA. XVI.HOOKDST. 2.^1 339 ren over 'c algemeen van dicht en Heffe weeffel , en van deftige kleuren, hoedaa- ni- 5S linkerzijde der palanquin ging, terwijl de voo. s, tckong-tang aan dc rechterzijde was, kwam toen 95 de doos uit handen van den gezant neemen „ en bragt ze aan den vorst. Teriïond daarna deeden wij alien de eeregroete, buigende, tot „driemaalen toe, bij herbaalhg, onze hoofden tot op de aarde neer. „ De plechtige groete gedaan zijnde , fprak de keizer den gezant aan, vroeg naar zijne gezondheid , en naar die van alle de lieden van zijn 55 gevolg, deed onderzoek naar den ouderdom ,, van den prins en van den ambasfadeur , en eindelijk , of wij niet veel leeden van de kou,5 de, waarfchijnlijk zich verwonderende, dat hij ,, ons met kleederen zonder bont zag. Nadat de gezant gepaste antwoorden door onzen tolk daarop gegeeveh had, begonnen de keizerlijke ,, draagers weder voort te gaan. Wij deeden daarop eene enkele groete met het hoofd, waarj3 na wij opftonden. „ De keizer werd, recht uit, westwaard ge,5 bragt, naar een tuin., aan zijn paleis behoo„ rende, en alwaar een zeer groote vijver was. ,, Men deed ons, in 't midden der famengevloeiv de menigte, te voet, derwaard gaan., en wel met zoodaanigen fpoed, dat het eer naar loo35 pen geleek. Ieder van ons werd bij den arm ,5 gevat door een' mandarijn, en zoo voortge1» fleept, dat het, bij ons, alle de .kenmerken van -j onbeleefdheid.en woestheid zou gehad hebben; Bezoek lan het keizerlijk ïof. Herfstmaand.1793.  Bezoek aan het Keizerlijk hof. Herfstmaand.1793- 340 BRITSCH GEZANTSCHAP iiigen bij mannen van rang in China meest in gebruik zijn. Sommige kleederen waren hoewel men zulks hier niet anders, dan als een blijk van iever en oplettendheid moest aanmerken. „ Aan den rand des vijvers gekomen zijnde, ,5 ftapte de keizer uit zijn palanquin, of draag, ftoel, en plaatfte zich in een' overdekten leuningftoel, op een fleede ftaande. Deeze fleede, met geel ftof bekleed, en met veele verfierfe,, len , bijzonder met vergulde draaken-beelden, aan haare zijden voorzien, ging, over het ijs, naar een ander punt des vijvers , van waar de keizer en de twee ftaatsdienaars zich in eene groote zaal begaven , om 'er te ontbijten , ea eenige ftaatszaaken uittevaardigen. ,, Men deed ons ook in een vertrek gaan , aiwaar ons, op keizerlijk bevel, een ontbijt werd aangebooden. Dat vertrek was zoo jammerlijk ,, flecht, dat, wanneer men ons, op onze reis, een dergelijk had aangeweezen , wij het ter naauwernood zouden aangenomen hebben. Men ,, wilde 'er ons op kusfens, op den vloer gelegd, neer doen zitten, bij kleine, laage tafeltjes, gelijk de Chineezen, gewoon zijn : maar .,, verrseemende, dat zulks ons, wegens ongewoonte, zeer lastig viel, deed men ons van plaats ,, veranderen, en men bragt ons in een paviljoen, ,, dat 'er vrij wel uitzag, en in een befloten tuin ,, gelegen was. Wij werden daar in een klein ,, vertrekje, niet veel beter, dan 't geen wij ver,, laaten hadden, geleid: maar 'er ftonden ten ,, min-  NAAR CHINA. XVI. HOOFDST. 2. Jfd. 54I ren volkomen, en zonder naad, geweeven, en in het weeffel met den keizerlijken tijgd ',, minfte banken en oude tafels in, daar men ons ,s ontbijt op neer zette. ,, Dewijl de venfters , om het indringen der ,5 koude te beletten, in plaats van glas, met papier voorzien waren, hadden wij gemaakt licht van nooden. 'Er kwamen kaarfen op groote houten kandelaars. Over het geheel, bragt de ftofFeering deezer plaats ons die eener hoofd55 wacht in ons land in het geheugen. „ Toen wij al wat ons omringde , in ernftige „ overweeging namen , beving ons de allergroot„ fte verwondering. En 'er uitgaande, konden ,, wij niet nalaaten , deeze aanmerking te maa„ ken : dat wij , in den boezem van het keizer„ lijk paleis, in dergelijke vertrekken ontvangen ,, wordende, niet de minfte reden gehad hadden, „ om over de flechte verblijfplaatfen, welken men „ ons fomtijds op den weg aangeweezen had, „ eenige klagt te voeren. — Ingevolge dezelve „ vergel'jking, moesten wij verder het befluit op„ maaken , dat men ons te Peking , in de woo„ ning, voor ons beftemd , eene deftige verblijf„ plaats gegeeven had. — Veelligt zal dit tafe„ reel met de fchitterende berichten , welken de „ Europeefche zendelingen nopens deeze hoofd„ ftad, en des keizers paleis in dezelve, naar Eu„ ropa gezonden hebben, kwaal ijk ftrooken: maar „ ik fchilder, *t geen ik zie; en, om het nog eens „ te herhaalen , ik fchilder 't geen ik zoo min „ verwacht had te zullen ontmoeten , dat, bijalY 3 ,5 dien Bezoek lan hst keizerlijk iof. Herfsfmand.'793-  Bezoek aan het keizerlijk hof. Herfstmaand.1793- 342 BRITSCH GEZANTSCHAP gcr met vier klaauwen verfïerd. In anderen, op gelijke wijs gemaakt, was de Chineefche ,, dien ik 'er mij niet door mijne eigene oogen „ van overtuigd bad , niets mij zou hebben kun„ nen bewee^en, het verhaal daarvan voor waar „ aan te neemen. „ Na ons ontbijt, geduurende welk de keizer „ ons tweemaal fchotels met lekkernijen van zij„ ne tafel zond , 't geen een bewijs van den „ hoogden trap van gunst is, bragt men ons we„ der op het ijs, alwaar wij eene groote menigte „ lieden vonden , die zich met op fchaatfen te „ rijden vermaakten. Hunne fchaatfen verfchillen „ alleenlijk hierin van die van Europa , dat de onzen van vooren rond en krom omgeboogen „ zijn, daar de Chineefche fchaatfen, integendeel, van vooren , met een ijzeren knop eindigen , die zich met een rechten hoek in de hoogte „ verheft. „ Dewijl men vernomen had , dat een en an„ der onzer heeren op fchaatfen konden rijden , hielden fommigen der voornaamfte mandarijns bij ons aan, dat een onzer dienstbooden heen „ ging, om hunne fchaatfen te haaien ; 't geen „ gefchiedde. De heeren van bh aam en dozij ,, oefenden ook deeze kunst, en verfchaften daar„ door aan de mandarijns, en vervolgens aan dea „ keizer zeiven, het vermaak , om hen , volgens „ de Europeefche wijs, op fchaatfen te zien rij. „ den. Zij verwekten zoo aan de lieden van het hof, als aan de Chineezen over het algemeen, „ die, om aan hunne nieuwsgierigheid te vol- doen,  NAAR CHINA. XVI. HÓOFDST. 2. 4fiJ. 343' fche phaifant (/) met zijde van Jeevendi-j ger kleuren, dan de grond van het ilof, ge-^ bor-' ' f ■ 1 r, ,, doen , in verbnazende menigte waren famenge- ] „ vloeid, eene groote en aangenaame verwonde„ ring. „ Nadat wij geduurende eene halve uur op het ijs ,, geweest waren, begaf de keizer zich in de fleede te rug, die weder dwars over den vijver girg. Ik zag, dat hij bevel gaf, om ons op een' klei„ nen afftand van zijne fleede te plaatfen , opdat wij het fpel der fchaatsrijders des te gemaklij,, ker zouden kunnen zien. In dat zelve oogenblik, kwam 'er een geheele hoop fchaats,, rijders, van eenen taamlijk verren afftand, met „ groote fnelheid aan. Zij hielden hunnen koers, regelrecht, op den keizer aan; en , even als of zij ,, de kunst of vaardigheid, welke onze Europeefche fchaatsrijders bezitten , om zich , zelfs dan , „ wanneer zij ongemeen fnel voortgaan , door ,, middel van diepe fneeden , met de hiel of het „ achterfte punt der fchaatfen in het ijs te maaj, ken, in hunne vaart optehouden, niet veifton- ,) den, (/) Mr. staunton meent , waarfchijnlijk , niet de Chineefche phaifant, maar den Chineefchen phehix , een' ingebeelden vogel , dien zij Joung-hoang heeten. De Chineezen beuzelen van deezen vogel , dat hij zich niet anders vtrtooit, dan wanneer 'er fouvereinen van buitengewoone verdiende op den aardbodem gevonden worden, Aant. des franschen vert. Y 4 'ezoek an het eizerlijk of. lerfstmand.793«  Bezoek aan het keizerlij hof. Herfstmaand.1793- 344 BRITSCH GEZANTSCHAP borduurd. De eerften deezer kleederen k waren van die foort, welke door de voor- naam- ,, den, lieten alle deeze Chineezen zich, hunnefnel„ heid niet in hun bedwang hebbende , en zich „ zeer dicht bij de keizerlijke fleede bevindende, i, op het ijs vallen , om niet tegen dezelvje aan „ te loopen. — „ Toen deeze eerfte fchaatsrijders hunnen loop „ voleindigd hadden, bragt men des keizers fleede „ naar een ander punt, alwaar men eenen boog „ van bamboes gemaakt, en in 't midden van dien een bal van leer opgehangen had. — Men had „ wederom de oplettendheid , om ons nabij den „ keizer te plaatfen , ten einde alles zonder hin,, dernis te kunnen waarneemen; en de vorst keer„ de dikwijls zijn gezigt naar dien kant, daar wij „ waren, om ons te zien. „ Dit gefchied zijnde , zag men krijgsknechten „ komen, twee aan twee, ieder roet een' boogen pijlen „ in de hand , die, terwijl zij onder den boog „ doorgingen , fchooten , de een op den leeren „ bal, en de ander op eene foort van hoed, ins, „ gelijks van leer gemaakt, en, op eenen kleinen „ afftand van daar, op het ijs geplaatst. Zij wer„ den gevolgd door eenen troep jonge knaapen en „ kinderen , op gelijke wijs, met boog. en pijlen „ voorzien, waarvan zij hetzelve gebruik maak„ ten, als de krijgsknechten. Deeze oefening ge„ fchiedde in eene zeer geregelde orde , en zij „ waren 'er zoo vaardig in, dat zij bijkans allen het „ doelwit raakten, hoewel zij zeer fnel voortgin„ gen, en zich, gelijk de boogfchutters, op zijn » Eu.  naar CHINA. XVJ. hoofdst. i. Afd. 345 naamfte mandarijnen in krijgsdienst, en de, anderen van die, welke door de eerlle j man-' ,, Europeesch uitgedost hadden. De kinderen in 't „ bijzonder toonden ene groote behendigheid. ,, Geduurende deeze foort van vermaaklijkheid, „ had ik gelegenheid om waarteneemen, dat de ,, vijver, waarop wij ons bevonden, eene voort,, zetting van dat water was, waarover die prachtige „ brug lag, over welke wij, eergisteren, gegaan waren. Ik onderfcheidde zelfs van verre die ,, brug, en nog verder eenige gebouwen, die tot „ het paleis behoorden. — In 't midden van dee,, zen vijver, is een klein fteenachtig eiland, waar. „ op men een' fraaien zeskanten koepel gebouwd „ heeft, daar de keizer zich , in deu zomer, fomtijds, met visfchen vermaakt. ,, Deeze zonderlinge oefeningen ten einde ge„ bragt zijnde , keerde de Chineefche vorst naar ,, zijn paleis terug, dwars voorbij welk wij, met „ de menigte-, gingen , om ons hof bij den voo,, tchongtang, of eerften ftaatsdienaar, te maaken, ,, die, als voorzitter van den raad van regeering, „ binnen den omtrek van het paleis, en in het „ gebouw , voor dat gerechtshof gefcbikt, ver,, fchciden vertrekken heeft, waarin hij, onder,, fcheidenlijk, naar den rang der perfoonen , die „ zich melden, gehoor verleent; terwijl hij, voor ,, zijne familie en huishouding , bulten den om„ trek van het paleis, een bijzonder hotel bezit. „ Men geleidde ons naar deezen mandarijn, die ons met groote achting en toegeneegenheid ont„ ving. Hij deed onderzoek naar den ftaat der Y 5 » ge ïezock san het :eizerlijk •of. Herfstmand.i?93-  Bezsek aan het keizorlijl hof. Herfstmaand.1793- ' 34.6 BRITSCH GEZANTSCHAP mandarijnen in bm-gerlijken dienst gedraagen worden. — De porceleinen beftonden in losfe, afgezonderde ftukken, weinig verfchillende van die a welke gemeenlijk naar Europa uitgevoerd worden. — De thee was in rollen van verfchillende grootte opgerold (m). Om dezelve op deeze wijs te bereiden , bedient men zich van een lijm- of kleefachtig vocht, welk de „ gezondheid van een ieder van ons, vroeg ons, „ of deeze zoo verdrietige reis ons niet al te zeer „ vermoeid had ? en of wij, zonder kleederen , „ met bont gevoerd , niet al te veel aandoening van de koude hadden? „ Nadat de heer agie hem onze antwoorden „ overgegeeven had, namen wij affcheid, en men „ geleidde ons naar onze wooning te rug, alwaar „ wij ten tien uur aankwamen." Aam.des kederd. vert. (m) 'Er is thee in rolletjes of rollen van verfcheidene hoedaanigheden. Ik heb 'er van gehad, die zeer goed was ; ik heb 'er ook van gehad , die middelmaatig was. Men wil , dat de thee, op deeze wijs bereid, beter goed blijft en langer kan bewaard worden. Ook heb ik rolletjes van geneeskundige thee gezien. Dezelve beftonden uit theeblaadjes , die in een afkookfel van rhabarber geweekt waren. 'Er zijn waarfchijnli.k nog andere bereidföls van dezelve foort, welke ik niet ken. — Cossigmij.  naar CHINA. XVI. hoofdst. l.Afd. 347 de blaadjes vereenigt , zonder derzelven kracht en hoedaanigheid te veranderen ,' zoo dat de thee ai haaren geur behoudt, i Deeze theerolletjes komen uit de zuidlijke, provincie yun-nan, en wordt maar zel- den in Engeland ingevoerd. Deeze foort van thee wordt in China hoog geacht : maar de gewoonte heeft zoo veel gezach over den fmaak, dat de Engelfchen aan die thee , waaraan zij gewend waren, de voorkeur gaven. Onder de gefchenken van vruchten, welke van tijd tot tijd aan den ambasfadeur gezonden werden, waren ook blanke druiven. Deeze waren een vreemde foort. De enkele druiven waren meer langwerpig, dan de Spaanfche olijven , en omtrent van dezelve grootte, als die. In China, gaat bijkans alle foort van onderhandeling tusfchen meerderen en minderen , met wederzijdfche gefchenken verzeld , of zij volgen 'er op. Intusfchen worden die van de eerften als eigenlijke gefchenken aangemerkt, terwijl die van de laatften integendeel als offeranden of belooningen worden aangenomen. De Chineefche woorden, aan deeze uitdrukkingen beantwoordende, worden nog gebruikt ten aan- lezoelt :an het :eizerlijk I0f. Herfstlaand.792'  Bezoek, aan het keizerliji hof. Herfstmaand.1793. 348 BRITSCH GEZANTSCHAP aanzien der gefchenken, welken de keizer , van China aan de vreemde prinfen doet, of van hun ontvangt. Dit is de gebruiklijke ftijl van meerderheid, welken het hof van China zich bij dergelijke gelegenheden aanmaatigt, en die naar den toon, welken de kanfelaarij van het Duitfche rijk, eertijds, ten aanzien der andere moogendheden van Europa hield, fterk zweemt. Maar, wanneer de keizer van China van zich zei ven fpreekt, en bijzonder, wanneer hij ten zeiven tijde van fommigen zijner voorouders , of zijner voorgangeren , op den troon melding maakt, bedient hij zich, voor zoo verre het zijn eigen perfoon aangaat , van de zedigfte, en indedaad nedrige uitdrukkingen , overeenkomftig het ftelfel der Chineefche gewoonten. Door eene buitenfpoorigheid van voorzorg tegen eigenbaat eifchen deeze gewoonten, dat men van zich zeiven niet dan in de nedrigfte uitdrukkingen fpreeke, maar van hem, dien men aanfpreekt, de verheevenfte bewoordingen gebruike. Het naaste blijk van beleefdheid , onmiddelijk van den keizer voortkomende, welk op de zending zijner gefchenken volgde, was eene uitnoodiging aan den am-  naar CHINA. XVI.h00fdst. Ï.Afd. %ty ambasfadeur en zijn gevolg, om de tuinen of lusthoven van Zhé-hol te gaan zien. — De Engelfchen begaven ziek naar deeze tuinen, des morgens zeer vroeg, omtrent die uure, op welke aan dit hof. waar alles zoo geregeld toegaat, de bezigheden begonnen worden. Bij hunne wandeling in de tuinen , ontmoetten zi den keizer. Hij hield Uil, om de eerbewijzen des ambasfadeurs te ontvangen, ei zeide hem: — „ Dat hij zijne godsdienst „ oefening in den tempel van Poe-ta-la „ den grooten tempel van Fo , ging ver „ richten; dat, dewijl zij niet dezelvi „ goden aanbaden, hij den ambasfadeu „ niet verzoeken wilde, hem derwaard v „ verzeilen; maar dat hij aan zijne ilaats „ dienaars bevel gegeeven had , om me „ hem door zijne tuinen te wandelen." De ambasfadeur, die van oordeel was dat het een gantsch voldoend bewijs va des keizers oplettendheid omtrent hem zo geweest zijn, indien hij den eenen of ar deren hoveling van rang , welke op die tijd met geene zaaken van ftaat bezig was bevolen had , om hem, in de voorgefte: de wandeling te verzeilen , was grootlijl verwonderd, te zien, dat ho-choenc taunc Bezoek aan het keizerlijk hof. Rerftsmaand. i tl 9 u t > \ 1 tl •> s '»  iezoék aan het. keizerlijk Herfstmaand. 350 BRITSCH GEZANTSCHAP taung zelf hem in een paviljoen wachtte. — De groot-vizier des rijks, de eerfte ftaatsdienaar, dien al het volk als een. tweeden keizer aanmerkte, had nu bevel, om een gedeelte des tijds,- welken hij aan het rijksbeftuur wijden moest, op te offeren, en.het zelve te befteeden, omeenen vreemdeling , in eene wandeling van vermaak en nieuwsgierigheid , gezelfchap te houden. Deeze omftandigheid kon 3 uit haaren eigen aart, veel toebrengen, om tusfchen lord macartnejj en ho-ci-ioengtaung eene vertrouwlijkheid te doen ontfraèm, die tot bereiking van het groote doelwit des Britfchen gezantfchaps niet anders dan zeer voordeelig zou zijn. Doch het genoegen, welk zij den ambasfadeur verwekte, werd door de tegenwoordigheid van den veldheer van Thjbet niet weinig Verminderd. Deéze veldheer verzelde den eerften ftaatsdienaar niet zonder gewigtige reden. Hij vreesde , dat de. Britfche gezant zich, door die vertrouwlijke verkeering , in de gunst van hö-choengtaung al te fterk zou inwikkelen ; of dat hunne famenfpraak op den oorlog van Thibet zou vallen. Des veldheers broeder;  naar CHINA. XVI. hoofdst. z.Afd. 351 der, die insgelijks een' aanzienlijken post in het ftaatsbewind bekleedde, en nog een ander voornaam hoveling (»), bevonden zich ook in het gemelde paviljoen. Deeze perfonaadjen namen de moeite, om den gezant en zijn gevolg , door een ruime uitgeftrektheid deezer lusthoven te geleiden, welke echter nog maar een gedeelte diér groote tuinen uitmaakte. Het overige was voor de dames van het keizerlijk huis afzonderlijk behouden , en de ingang daarvan was den Chineefchen ftaatsdienaaren zoo wel , als den Engelfchen ambasfadeur en zijn gevolg, ftrenglijk verbooden. Men reed door eene valei, met bekoorlijk groen bekleed. In dezelve Honden, gins en herwaard, verfcheiden boomen , bijzonder wilgeboomen van buitengewoone dikte. Tusfchen dezelven had men het gras op het weeligst laaten groeien , zoo dat noch de tand van het vee, noch de zikkels des maaiers zijnen wasdom verminderden. — Toen de Chineefche ftaatsdïe-inaars en de Engelfchen aan de oevers van eenen (») De naam van dien hoveling was sun-tazhin. Bezoek aan het keizerlijk hof. Herfstmaand.1793-  Sézoek aan het keizerlijk hof. Herfstmaand.1793. 352 BRITSCH GEZANTSCHAP eenen zeer uitgeftrekten vijver van een onregelmaatige gedaante genaderd waren , flapten zij in de jachten, die voor hun gereed lagen, en zeilden daarmede over den vijver, die wegens zijne uitgeftrektheid wel een meir mogt genoemd worden, tot dat zij ftuitten aan eene brug , die over het fmalfte gedeelte des vijvers geflagen was, en voorbij welke hij zich in de lommer van het geboomte fcheen te verliezen. De oppervlakte des waters was voor een groot gedeelte met de lien-wha, eene foort van waterlelie, bedekt, welke ook in den omtrek van Peking groeit, gelijk in een der voorgaande hoofdftukken reeds gemeld is. — Hoewel wij ons thans in eene noordlijker luchtftreek, en in een kouder jaargetijde bevonden, dan toen wij deeze plant in de hoofdftad van China gezien hadden , verfierde zij echter nog het meir niet alleen met haare uitgebreide bladen, maar ook met haare welriekende bloemen. De ambasfadeur met zijn gevolg, en de Chineefche ftaatsdienaars , die hem geleidden , landden aan eene plaats , daar wel, aan den rand des waters, verfcheiden kleine paleizen ftonden , maar niet een enkel groot  naar CHINA. XVI. h00fdst. 2,'Afd. 353 groot gebouw was. Behalve die zag mer nog andere gebouwen , deels op de toppen der verheeventte bergen opgerecht , en deels in het fomberfte der diepfie valeiën geplaatst. Alle deeze gebouwen verfchilden van elkander in maaklel cn fieraad. Bijkans ieder een van dezelven had, in zijn ontwerp, iets , hetwelk met deszelfs ligging en de voorwerpen , die het omringden, overeenkomstig en daarop betreklijk was. Doorgaans had elk een algemeene zaal, met eenen troon in 't midden, en eenige vertrekken aan de zijden. Allen waren, deels, met kunstwerken, uit Europa gekomen, deels, met de zeldzaamfte en fraaifte voortbrengfelen der natuur, in Tartarije gevonden, voorzien. —■ Onder de laatstgemelde bijzonderheden, was een agaat van buitengewóone grootte en fchoonheid. Dezelve was op een marmerfteenen voetftuk in een der paviljoens aan den zoom van het meirtje geplaatst. Hij is vier voet lang ; men heeft er een landfchap, en eenige verfen , door den keizer gemaakt , op gefneeden. Eene afbeelding daarvan is in het plaatje , op de volgende bladzijde, te zien. IV. deel. z De Bezoek aan htt keizerlijk hof. Herfst' maand. 1793-  Bezoek aan het Keizerlijk hof Herfstmaand.1793- 354 BRITSCH GEZANTSCHAP De beste kunstwerken , door inboorlingen van dit gewest gemaakt, zijn ihijwerken in hout, natuurlijke voorwerpen, met fmaak in eene groep bij elkander gevoegd, verbeeldende en naar het leeven zeer kiesch uitgevoerd. Sommigen van de muuren der paleizen waren met fchilderijen bedekt, de jagtvermaaklijkheden in Tartarije afbeeldende. De keizer was 'er altijd te paard, galoppeerende, en deeze of geene wilde dieren met zijne pijlen doorboo- ren-  NAAR CHINA. XVI. HOOFDST. Z.Jfd. rende op te zien. Intusfchen kunnen deeze fchilderftukken de Europeefche beoordeeling niet doorftaan. De boomen , dt vogels, fommige deelen van het landfchap, en zelfs de dieren , waren net getekend : maar in de uitdrukking van menfchenbeelden fchooten zij' grootlijks te kort. Zij, die ze befchouwen, en de menschlijke gedaante grondig kennen, zullen de gebreken daarvan gemaklijk ontdekken* Ovef *t algemeen waren noch de evenredigheden , noch het verfchiet wel in acht ge* nomen. Met een woord, dc Chineezen, hoe net, en fomtijds zelfs Hout Zij in bet tekenen van afzonderlijke voorwerpen ook zijn , kunnen echter, naar den ftaat» waarin de kunften tegenwoordig bij hen Zijn , te oordeelen , niet aangemerkt wor* den als zeer bekwaam , om een fchilder. ftuk wel te ontwerpen en wel uittevoe1 ren. — De Engelfchen zagen, in een dei vertrekken dier paleizen 3 de afbeelding eener Europeefche vrouw , zeer middelmaatig gefchilderd. — Ook was 'er, in eene flaapkamer, een fraai marmeren beeld; een naakt kind voorftellende, welk op zijne knieën en handen leunde. — Eenigf dieren > in fteen uitgehouwen , verfierder. Z % een Bezoek aan het keizerlijk hof. Herfst* raaandh 1793'  I Bezoek aan het keizerlijk hof. Herfstmaand. 356 BRITSCH GEZANTSCHAP een' bloemtuin» — Daarenboven zag men» voor verfcheiden gebouwen, gedrochtlijke en onslangenaame afbeeldingen van leeuwen en tijgers, in porcelein. De fieraaden , waarvan deeze paleizen het meest overvloeiden, en daar de leidslieden der Engelfchen zich het meest over verwonderden, waren die beelden van menfehen en dieren, welke , uit Europa aangebragt, door middel van verborgen veeren en raderen , beweegingen voortbrengen , die men in den eerften opflag als vrijwillige , als natuurlijk voortkomende, zou aanmerken. — In dien tijd , toen deeze werktuigen allereerst in China werden ingevoerd , zagen de inboorlingen dezelven als bijkans bovennatuurlijke werken aan , en kochten ze tot buitengewoon hooge prijzen. De Engelfchen hunne wandeling te paard nog verder uitgebreid hebbende, zagen geheele ftreeken, waarin men alle di» dingen, welke de oppervlakte van een landfehap het meest oneffen kunnen doen voorkomen, met veel moeite bij een had gebragt. Op fommige plaatfen groeiden de harde eiken der noordfche bergen; op anderen de tedere plantgewasfen der valeiën van  kaar CHINA. XVI. hoofdst. a. Afd. 357 van het zuiden. Daar , waar eene uitge ftrekte vlakte zich aan het oog opdeed , had men, om het tooneel des te treffender te maaken, bijster groote rotfen op een gehoopt. Het geheele was , naar het fcheen, met groote vlijt zoo famengevoegd, ten einde de bekoorlijke verfcheidenheid, en het verrukkend contrast der wilde en woeste met de bebouwde en verfraaide natuur, op eenmaal, aan de overweegende aandacht des befchouwers voorteftellen. De tuinen waren door de beweeging en het geluid van eene menigte vogelen, en grasëetende viervoetige beesten veraangenaamd; maar men werd 'er geene menagerie van wilde dieren gewaar. Verfcheiden fchoone foorten van Chineefche goud- en zilvervisfchen fpeelden in vijvers met hel. der doorfchijnend water, welker bodem met keifteentjes van agaath , van jaspis en andere kostbaare fteenen gevloerd was. In deeze lusttuinen , vonden de ambasfadeur en zijn gevolg noch wandelpaden van keiachtig zand, noch boomen, in reiën geplant, of in dichte boschjes verfameld. Al 't geen Hechts een denkbeeld van regelmaatigheid van ontwerp kon geeven , fcheen daar met opzet gemijd te zijn. Z 3 Niets Bezoek aan het keizerlijk hof. Herfstmaand.1793-  Bezoek van het keizerlijk hof. 'Herfstmaand.Ï793. 358 BRITSCH GEZANTSCHAP Niets was 'er, 't geen, eenen aanmerklij» ken afftand verre, in een rechte lijn voort" liep; niets, 't geen met een' rechten hoek draaide. De natuurlijke voorwerpen fcheenen 'er, bij toeval, hier en daar verlpreid te zijn op eene wijs, om derzelver Hand bekoorlijk te maaken ; en de werken van menfchenhanden , oiïchoon volmaakt aan hun oogmerk beantwoordende, deeden zich Zoo voor, als of zij de voortbrengfels van plompe , boerfche handen waren , zonder hulp van eenig werktuig famengefteld (0), Sommigen dier fchoonheden , welke gemeenlijk als lleraaden der Chineefche tuinen befchreeven worden, werden door de Engelfchen aldaar niet ontdekt. Maar de lusttuinen van Yuen - min - yuen nabij Pe- ' (a) Wanneer men de bovenftaande bijzonderheden nopens de Chineefche lusthoven mee aandacht overweegt; wanneer men daarbij op den aanlegen de inrichting der tuinen en buitenplaatfen in den Engelfchen trant, welke ook, reeds federt verfcbeL den jaaren, in ons vaderland ingevoerd is, en hoe langer hoe meer in den fmaak der liefhebberen geraakt , zijne gedachten vestigt ; dan vindt men tusfchen de eerstgenoemden en de laatften eene ?qq aqgfchijnlijke overeenkomst, dat men bijkans aiet twijfelea ka.n , of de Engelfchen hebben dee- ft  naar CHINA. XVI. hoofdst. a. Afd. 359 Peking, van welken de befchrijvingen deezer fieraaden voornaamlijk genomen zijn , zijn , zegt men, vollediger en verheevener , dan die van Zhe-hol. Het zou dan te voorbaarig zijn te beweeren : dat, het geen in de eenen nagelaaten is, aan de anderen valschlijk toegefchreeven wordt. Lord macartneij, en die hem verzelden , hadden geene gelegenheid, om van de ftad in het klein, (indien het waar is , dat zoodaanige ftichting in de tuinen van Zhe-hol gevonden wordt) iets te zien; men wil, naamlijk, dat.'er binnen de grenspaalen der tuinen, voor de dames van het paleis te Zhe - hol beftemd, de hoofdftad in miniatuur gebouwd is, waarin de gewoone bedrijven des leevens, de bezigheden, de handelingen en drukte van Pe- ze uitvinding den Chineezen te danken, en hunne manier, om tuinen en buitenplaatfen in den hedendaagfchen fmaak aan te leggen, en te verandgren, van de Chineefche natie ontleend- Dus komt hun de eer dier uitvinding niet toe, en wij moesten ook niet meer fpreeken van tuinen en lusthoven, op de Engelfche wijze, maar van tuinen enz. oorfpronglijk op de Chineefche aangelegd. Aant. des néderd. vert. ■ Z 4 Bezoek >an het leizerlijk tof. Herfstmaand.1793-  Bedoek aan het keizerlijk hf. Herfstmaand.1793' $6o BRITSCH GEZANTSCHAP Peking, naar het leeven, getrouwlijk verbeeld worden. Het verhaal daarvan berust op het getuignis van eenen zendeling, die, naar men zegt, in de hoedaanigheid van kunftenaar , gebruikt werd, om een gedeelte daarvan op gelijke wijs, als in de lusthoven van Yuen - min-yuen gefchied is, te vertieren. Dit bericht, hoe zeer men *er ook aan getwijfeld heeft, is echter niet onwaarfchijnlijk. De dames van het paleis, die afgefcheiden van de waereld leeven, zouden, buiten twijfel, grootlijks in haar fchik zijn, wanneer zij, in haare afzondering, éene voortelling van 't geen in de hoofdftad omgaat , hadden. Ook zou de keizer, zonder weerzin, zijne toeftemming hebben kunnen geeven , om aan haare nieuwsgierigheid te voldoen, waarin hij , veelligt, in meer dan eenen opzigte deelde. ■— Toen lord macartnejj, ambasfadeur aan het hof van Rusland was, zag hij, in een der keizerlijke paleizen te Petersburg, de nabootzing eener Had, met een aantal magazijnen , winkels en werkplaatfen , en het gewoone leeven des volks, tot vermaak van het hof, op eene zeer iangenaame wijs voorgefteld. Intusfchen moest, een dergelijke vertooning van veel. min-  kaar CHINA. XVI. hoofdst. i.Afd. 361 minder waardij zijn in eene plaats, alwaar, de vrouwen geenzins, gelijk die van Chi-j na, van het gezigt en het genot van 'ti geen in de waereld gebeurt, beroofd zijn.', Onder de wandeling door de tuinen van Zhe-hol, die eenige uuren lang duurde, toonde ho-choeng-taung, de grootfte oplettendheid voor' den-ambasfadeur, en' gaf tevens de duidlijkfte blijken , dat hij alle de goede opvoeding en begaafdheden van een' ervaaren hoveling bezat.— De ander ftaatsdienaar was niet minder fpraakzaam en inneemende, dan de eerfte; maar zijn broeder , de veldheer van Thibet , bleef koel en afkeerig. Zelfs zocht hij de geweldige vooringenomenheden , welken hij tegen de Engelfchen had opgevat, niet eens te verbergen. Terwijl hij te Kanton geweest was, had hij, buiten twijfel, gelegenheid gehad, om hunnen ftouten en onderneemenden geest waarteneemen; en het denkbeeld der rijkdommen en magt, die hen in ftaat ftelden, om zelfs mededingers van het Chineefche rijk te zijn, was, veelligt, dat geen, 't welk hem nog de meeste ergernis gaf. Het was te vergeefsch, dat de ambasfadeur alle zijne poogingen aanwendde, om hem, door Z 5 be« <,an het ■eizerdjk of. Herfstnacmd.I7»3'  Bezoek aan het keizerlijk hof. Herfst, •maand. J7£>3. 362 BRITSCH GEZANTSCHAP het gefprek te doen vallen op den roem , welken hij als krijgsman verworven had, in een goede luim te brengen. Het was natuurlijk te verwachten, dat hij grootlijks in zijn fchik zou zijn, wanneer men hem, als een' bevoegden rechter van wapenoefeningen , voorftelde, eene proeve der Europeefche krijgsverrichtingen, door des ambasfadeurs wacht uitgevoerd, te zien. Maar hij antwoordde op een' misnoegden toon, dat hij de krijgsoefeningen van vreemde troepen bereids gezien had; als of hij niet verwachtte, dat de Engelfchen hem, in dat opzigt, iets nieuws zouden kunnen vertoonen. Even zoo weinig wilde hij eenige andere foort van verdienfte in hun erkennen. Terwijl de Engelfchen de verfcheiden gebouwen in de tuinen van Zhe-hol bezochten, lieten zij geene gelegenheid voorbijgaan, om, uit welleevendheid, hunnen leidslieden hunne goedkeuring van 't geen zij zagen, te betuigen , en tevens al 't geen hun der moeite waardig fcheen, te prijzen. Zij weigerden zelfs niet, in tiunne verwondering over die ftukken iran werktuigkunde , daar wij reeds gewag van gemaakt hebben, en die een gedeel-  naar CHINA. XVI. hoofdst. 2. AftU 363 deel te der fraaie en kostbaare verfameling,. het mufeum van cox genaamd, eertijds ir' Engeland gemaakt en vertoond, uitmaak ten, te deelen.— De veldheer van^hibet, uit de toejuichingen der Engelfchen oordeelende, dat die voorwerpen iets nieuws voor hun waren, vroeg hen met een toon van zeger praal, of dergelijke kunstltukken in Engeland te vinden waren ? Doch hij werd niet weinig vernederd en befchaamd , toen hij moest hooren, dat zij zelfs van daar naar China overgebragt waren. In den loop der famenfpraak tusfchen flo-choeng-taung en den ambasfadeur, zeide de eerstgemelde, dat hij van de aankomst der fchepen Lion en Indostan te Chu-fan tijding ontvangen had. — De ambasfadeur bediende zich van deeze gelegenheid, om te verzoeken, dat het den kapitein mackintosh, die het geluk had gehad, om den keizer zijne hulde te bewijzen, vergund mogt worden, zich weder aan boord van zijn fchip te begeeven, — Maar de veldheer, die zich ge. ftaadig bij den eerften ftaatsdienaar hield, vatte, terllond, het woord op, en riejj uit , dat het niet oorbaar was, eenen vreemden krijgsbevelhebber te veroorloven, 3ezoek ion het teizertijk 'wf. Herfstmaand.1793.  Bezoek van het keizerlijk hof. Herfstmaand.1793. 1 : I I < i 364 BRITSCH GEZANTSCHAP ven, het Chineefche rijk te doorreizen. De ambasfadeur oordeelde het dienftig, om, in dit oogenblik , op het gedaane verzoek niet verder Haan te blijven: maar hij hield bij den ko-lao aan, om hem ras een korte onderhandeling over dat zelve onderwerp toe te ftaan. De groote menigte van ftaatsaangelegenheden , die des keizers eerften ftaatsdienaar , in het tegenwoordig tijdsgewricht, bezig hielden, en den uiterften fpoed vereischten , had hem tot een fchijnbaar voorwendfel kunnen dienen, om des ambasfadeurs verzoek van de hand te wijzen: maar hij werd nog krachtdaadiger door eene onpaslijkheid belet. De vermoeinis der wandeling, welke hij, dien dag, door de uitgeftrekte plantaadjen van Zhe - hol gedaan had , Vernieuwde eenige kwaaien , waaraan hij fints geruimen tijd mderhevig was geweest. — Ingevolge van Hen, zond hij den ambasfadeur eene boodchap, met verzoek, om hem zijnen Engelfchen arts te zenden, welken hij over :ijne ongefteldheid wenschte raad te pleejen. — Dr. gillan verzelde terftond len boode naar de wooning van hohoeng-taunc. Hij vond daar foraaigen der voornaamfte geneeskundigen, wel»  kaar CHINA. XVI. hoofdst. 2. Afd. 36*5 welke zich op dien tijd ten hove bevon-j den , en allen over het lot van hunnen] doorluchtigen lijder niet weinig bekommerd' waren. — i De Engelfche arts befchreef zijne onge-: fteldheid op de volgende wijs: „ De ftaatsdienaar worftelde met gewel„ dige pijnen , die voornaamlijk de groo„ ter gewrichten zijner armen en beenen „ aandeeden. Ook gevoelde hij in het „ benedenfte gedeelte van den onderbuik „ zwaare pijn. Een groot gezwel openbaarde zich, beginnende van den ring der uitwendige fchuinfche vleeschfpier „ van de rechter zijde, en zich langs den „ navelftreng nederwaard uitftrekkende. Hij „ had dikwijls onder alle deeze gebreken „ gezucht, maar zelden op eenen en den„ zeiven tijd. De fmerten in de gewrich„ ten , in de lendenen en in den rug, „ deeden zich gemeenlijk in de lente er „ in den herfst gevoelen. De pijn in der „ onderbuik en de zwelling kwamen dikwij' „ Ier weder, doch waren korter van duur m De zwelling openbaarde zich en ver „ dween fomtijds zeer fchielijk: maar zi „ was het fterkst en pijnlijkst, wannee - d \ezotk an het eizerlijk wf. KerftS' naana% i793- 1 j r  Htzoek aan het keizerlijk hof. Herfstmaand.*793- 30*6* BRITSCH GEZANTSCHAP „ de zieke een fterke infpanning, of meef » dan gemeene pooging gedaan had." ,, Alle deeze omftandigheden vernam Dn „ gillan van den ftaatsdienaar zei ven , die zich over de menigte der vraagen „ van den Engelfchen geneesheer te meer » verwonderde, dewijl de Chineefche art* » fen de moeite niet genomen hadden,om „ hem eene van die te doen. De laatst» genoemden haalden hunne befluiten voor* „ naamlijk uit den toeftand van den pols, „ in welks kennis zij roemden ten hoogfte ,, ervaaren te zijn. — Volgens hunne be» grippen , heeft ieder deel des ligchaams „ eenen pols , die aan hetzelve bijzonder ,, eigen is, en te kennen geeft, welk ge„ deelte van het ftelfel lijdt. Zij merkten „ den pols aan als een' algemeenen uitleg* „ ger van het dierlijk leeven, den gehee„ ien toeftand des ligchaams aan den dag „ leggende. Zij geloofden verder, dat, , door middel van den pols alleen,de aart „ zoo wel, als de zetel en oorzaak der , ziekte bepaald konden worden, zonder , eenige andere onderrechting, betreklp , den lijder, noodig te hebben." „ Nadat zij des ftaatsdienaars polfen wel , onderzocht hadden , hadden de Chinee- jt fchc  NAAR CHINA. XVI. H00FDST. 2*4^. $6? ,, fche artfen , reeds vroeg, geoordeeld,j „ dat alle zijne kwaaien haaren oorfprongjj hadden (gelijk zij het uitdrukten) uit* „ eenen kwaadaartigen damp , of geest, \ „ die , in zijn ligchaam ingedrongen, of „ daarin geteeld zijnde, zich van deszelfs „ eene gedeelte naar het andere verplaat„ fte , en altijd pijn veroorzaakte op die „ plaats, alwaar hij zich vestigde. — Vol„ gens deeze meening nopens den aart der „ kwaal, wendden zij, terftond, alle poo„ gingen aan , om dien damp of geest te „ verdrijven. De handelwijs, waarvan zij „ zich ten dien einde bedienden, was, ten „ eerfte openingen voor denzelven te maa„ ken in de lijdende deelen , om eenen „ uittogt daardoor te kunnen vinden. De „ kunstbewerking werd dikwijls herhaald , „ en de zieke had van de diepe fteeken , „ welken men met gouden of zilveren naal„ den (van welke ertfen men zich in der5, gelijk geval alleen bedienen kan) op de „ pijnlijke plaatfen maakte, veel te lijden." „ Ondertusfchen volbragt de ziekte haa„ ren gewoonen loop. Maar, volgens hec 5> gezag en de onderrechting zijner polfen, „ was zulks , naar de meening der Chi„ neefche artfen, aan de hardnekkigheid van dien tezoék an het eizerlijk of. 'letfit* naand* 1793.  van het keizerlijk hof Herfstmaand.1793- 36-8 BRITSCH GEZANTSCHAP * dien boosaartigen geest eenig en alleen » toe ^ fchrijven , die , in weerwil van „ alle poogingen, om dien uit te drijven, „ echter gedeeltlijk in het figchaam bleef, „ of, nadat hij van de plaats, alwaar hij » eerst zijne zitplaats had gehad, verdree„ ven was, in andere deelen des ligchaams „ weder voortkwam. — In de behande„ ling deezer ziekte, hadden de Chinee„ fche artfen al hun verftand te vergeefs „ uitgeput. De eerfte oorfpronglijke pij„ nen hielden nog fteeds aan , en waren „ zelfs, toen Dr. gillan geroepen werd, „ heviger, dan zij ooit te voorin geweest „ waren- — Des ftaatsdienaars artfen had„ den voorgeflagen , omtrent de behande„ ling der zwelling in het benedenfte ge„ deelte des onderbuiks, dezelve geneeswijs „ te houden, omdat zij van oordeel waren, „ dat die zwelling dezelve oorzaak had , „ als de pijnen in de gewrichten. Maar de ko-lao, vreezen de, dat het fteeken „ met de naalden eenig weezenlijk deel „ zou kwetfen , kon niet worden overge„ haald , om die kunstbewerking toe te „ laaten; en voorwaar, het was zeer ge, lukkig voor hem, dat hij bij zijne wei, gering bleef volharden." » Het  kaar CHIlXA. XVI. hoofdst. 2. Afd. 36*9 „ Het was in deeze omftandigheden, dar \ s de eerfte ftaatsdienaar de gevoelens van) „ den Engelfchen geneesheer over zijne' „ ziekte begeerde te weeten. — Nadat „ de eerfte pligtpleegingen , door de aan„ komst van Dr. gillan veroorzaakt, „ geëindigd waren, en de thee , de fruit „ en konfituuren afgenomen waren, bood de „ lijder hem eerst zijnen rechter, en naderhand „ linker arm aan. Hij deed iederen arm „ op een kusfen leunen, opdat derzelver „ polfen des te naauwkeuriger zouden kun, nen onderzocht worden. — De Engel„ fche arts, geneegen om zich naar de ge„ woon ten , naar de vooröordeelen des „ lands te fchikken , en door minder aan„ dacht, dan zij noodig oordeelen , aan „ deeze voorloopige omftandigheid te hechx ten, noch den lijder, noch de Chi„ neefche geneesheeren willende ergeren, „ voelde den pols aan beide de armen met „ veel deftigheid, en geduurende een' lan„ gen tijd. Hij zeide toen aan den ftaats„ dienaar en de andere Chineezen, dat de „ Europeefche artfen het zelden noodig „ oordeelden , den pols op verfcheiden „ deelen des ligchaams te voelen, omdat IV. deel. Aa „ ajj lezoelï an het eizerlijk <. Herfstmand.I793-  Bezoek aan het keizerlijk hof. Herfst- maand, 1793- 370 BRITSCH GEZANTSCHAP „ zij wel wisten , dat alle de polfen van „ alle de deelen des ligchaams met elkan» „ der en met het hart overeenftemden , „ en door den omloop van het bloed on* „ derlinge gemeenfehap hadden; zoo dat, „ wanneer men den ftaat van eene flagader „ of pols kende, die van al de rest, ins,: gelijks, bekend was." „ IIo-choeng-taung hoorde deeze „ leer met verwondering. De artfen wa„ ren over't geen zoo nieuw voor hun was, „ niet minder verbaasd , dan de ko - lao1. „ Zij werden groötlijks ontfteld , en ge„ raakten in hunne aanmerkingen , die „ zij daarover maakten, zeer verward. Op „ verzoek van Dr. gillan, en om zich„ zei ven 'aangaande dit onderwerp gerust ^ te ftellen , bragt de ftaatsdienaar den „ vöorften vinger zijner rechterhand op „ den pols van den linker arm , en den „ voorften vinger zijner linkerhand op dien „ der enklaauw van zijnen rechter voet „ en tot zijne groote verbaasdheid bevond „ hij , dat de flagen van den pols op die * onderfcheiden* plaatfen 'volmaakt gelijk„ tijdig waren. Hij betuigde zijn génoe„ gen, dat de arts eene zoo eenvouwige -1* „"en  Naar CHINA. X VI. iioofdst. 2. Jfd. 371- „en gemaklijke proefneeming had bedacht,j „ om 't geen door hem beweerd was, te' » bewijzen." \ „ Dr. gillan zeide hem vervolgens ,\ „ dat het, behalve het onderzoek van den: » pols, noodig was, zich aangaande de „ inwendige gewaarwordingen , en de uit„ wendige omftandigheden van eenen lij„ der, naauwkeurig te doen onderrechten, „ ten einde op een gegronde wijs over » den ftaat zijner ziekte te kunnen oor„ deelen. Deeze aanmerking bewoog den „ ftaatsdienaar, om op alle de vraagen des „ geneesheers te antwoorden. — . Op een „ volledig onderzoek , bleek het den arts „ duidlijk , dat zijne onpaslijkheid twee „ zeer onderfcheiden oorzaaken had. De » eerfte was eene koude, of rhumatismm, „ welke hem in de bergen van Tartarije , „ daar hij lang aan guur en regenachtig 9> weêr was blootgefteld geweest , had aan„ getast, en die, naderhand, op onder„ fcheiden tijdperken' , wederkwam. De „ tweede was , gelijk bij het onderzoek *, der deelen zelve bleek, een befliste w darmbreuk. Indien de zieke toegelaaten „ -had, omtrent dat zijn gezwollen en o pij111!* deel, 1 de gewoone geneeswijs, Aa 3 „ naam- kzoek an het eizerljk »f. lerfstnaand.793.  Bezoek ean het keizerlijk lof. Herfstmaand.1793- S72 BRITSCH GEZANTSCHAP „ naarnlijk , het fteeken met een gouden „ of zilveren naald, gelijk zijne lijfartfen „ hem voorgefleld hadden , in 't werk te „ (lellen, zou zulks, naar alle waarfchijn„ lijkheid , ras de allergevaarlijkfte gevolB gen gehad hebben." „ De ftaatsdienaar verzocht Dr. gillan, „ dat hij hem de uitlegging van den aart „ zijner ziekte , en de geneeswijs, welke „ hij tot zijn herftel moest volgen , in ■„ gefchrift overgaf. — Hij vereerde hem „ een ftuk zijden ftof, en had de goed„ heid , hem te zeggen, dat zijne denk„ beelden hem klaar en redelijk voorkwa„ men ; offchoon zij zoo nieuw, en van „ de kundigheden, welken men in Afie „ had , zoo wijd vervreemd waren, dat „ het fcheen, als of zij van eenen inwoo„ ner van een' anderen planeet kwamen." Alhoewel ho-choeng-taung van het drukkendfte zijner ziekte fpoedig ge* neezen werd, kon de ambasfadeur echter, geduurende eenigen tijd , geen gehoor bij hem bekomen. Hij befloot derhalve, aan den ftaatsdienaar te fchrijven, en hem zijn verzoek wegens het fpoedig vertrek van den kapitein uackintosh, die zich gaarn  staar CHINA. XVI.hoofdst.a./f/t/. 37. gaarn weder aan boord van zijn fchip u Chu-fan wilde begeeven, te vernieuwen. — De gezant verzocht ook , dat het den bevelhebberen op het fchip vergund mogt worden , de pakkaadje, welke zij medege bragt hadden, daar te verkoopen, en voor het beloop daarvan eene laading uit de voortbrengfelen der nabuurige provinciën in te koopen. Te Zhe-hol was niet een zendeling, die vriendlijk genoeg was, om een gepaste overzetting van deezen brief te bezorgen, gelijk in Peking het geval geweest was: maar de tolk vond echter een' perfoon die zich in ftaat bevond, om den zin van den brief, dien men hem letterlijk verklaarde , in duidlijke Chineefche bewoordingen uit te drukken. De overzetting werd, als naar gewoonte, door den paadje afgefchreeven en ondertekend. Men verwachtte niet, dat men eenige zwaarigheden ten aanzien van deezen brief ontmoeten zou. Intusfchen ortftonden 'er nog fommigen, om dien aan den ftaatsdienaar overhandigd te krijgen. — De keizerlijke gevolmagtigde , die nog geftaadig met de voornaame zorg wegens het Brïtfche gezantfchap gelast was, zou den brief Aa 3 ze- 1 .Bezoek aan hit keizerlijk hof. Herfstmaand.1793-  Bezoek aan het keizerlijk hof. Herfstmaand,1793- 374 BRITSCH GEZANTSCHAP zekerlijk hebben aangenomen, indien men hem dien had aangebooden. Hij zou zelfs niet nagelaaten hebben , te belooven, dat hij den brief aan den ftaatsdienaar, aan wien het opfchrift hield , ter hand ftellen zou , gelijk hij zulks ten aarzien van des ambasfadeurs eerfte vertoogfchrift beloofd had: maar hij zou den ko - lao de moeite, om dien te leezen, gefpaard hebben. De verbittering des keizerlijken gevolmagtigden tegen de Engelfchen was door de ongenade , waarin hij zich gevallen zag , en van welke het gezantfchap zelf, gelijk het vernam, de onfchuldige oorzaak was , niets verminderd. — Dé keizer , bijgeval gehoord hebbende, dat de ambasfadeur zijn portrait in de groote kamer van het fchip Lion geplaatst had, en, over deeze oplettendheid des gezants in zijn fchik zijnde, begeerde, dat zijn gevolmagtigde bij het gezantfchap hem bericht daarvan gaf, om te oordeelen , of het hem geleek. Maar de keizer uit de ontduikende antwoorden van zijnen minister, om aan de begeerte van zijnen vorst te voldoen, ontdekkende, dat hij het niet gezien had , dewijl hij niet aan boord was geweest, gelijk hij hem echter bevolen had, werd we-  kaar CHINA. XVI. hoofdst. 2. Afd. 375 wegens deeze ongehoorzaamheid, zoo ver-, toornd, dac hij den minister op ftaande voet van zijne waardigheid beroofde. Deeze magt is een voorrecht, aan de kroon van China verknocht, en wordt ook door den bezitter van die ten aanzien van alle rangen en waardigheden dikwijls geoefend. De meergemelde gevolmagtigde werd genoodzaakt , in plaats van zijnen doorfchijnenden blaauwen, eenen donkeren knoop op zijnen hoed , of muts te draagen , en de paauwenveer, die aan zijne muts hing, in eene kraaiënveer te veranderen. Ondertusfchen behield hij, door ho-choengtaung befchermd , zijn gezag en zijne bedieningen. Men kon onder de Chineefche dienstbooden geenen vinden, die moeds genoeg had, om, zonder vergunning des keizerlijken gevolmagtigden, des ambasfadeurs brief aan den eerften ftaatsdienaar te brengen. Geen Europeeër alleen kon zijne wooning genaken, of in zijne tegenwoordigheid verfchijnen. Maar de Chineefche tolk, offchoon in een Engelsch gewaad gekleed, ondernam , de boodfchap te verrichten. Hij werd, wel is waar , op zijnen weg, door het graauw belemmerd , en zelfs beleeAa 4 digd; 3e wek ian het ieizeriijk hof. Hetfstmand*'793-  Bezoek aan het keizerlijk tof. Herfstmaand. m3' DER. 176 BRITSCH GEZANTSCHAP, enz. digcï; doch desniettegenfhande bereikte hij het huis van den ko-lao, en ftelde den brief in zulke goede handen, dat dezelve, gelijk hij vertrouwen mogt , zonder uitftel, zeker, zou overgeleverd worden. Middelerwijl was de tijd , om des keizers geboorteverjaaring te vieren, genaderd. De gezant en zijn gevolg maakten zich gereed , om het feest, bij die gelegenheid te geeven, bijtewoonen. In dt volgende afdeeling iets naders daarvan.  DERDE AFDEELING. Viering van 's keizers geboorteverjaaring. B ij zonder heden nopens zhe-hol, den keizer, deszelfs regeering, de c h i n e e- sche natie, enz. Terugreis van zhe-hol naar p e k i n g. INHOUD. De verjaaring van '*keizers geboorte wordt gevierd. — Plechtigheid en muziek bij gelegenheid van dat feest. — De keizer vertoont zich op dien dag niet. — De ambasfadeur bezoekt den tempel des grooten Lama. —. Sun-ta-zhin verzelt hem naar dien tempel. — Befchrij. ving des tempels. — De keizer heeft "dien met groote kosten doen bouwen. — Waarom. — Geestdriften en groote begaafdheden des keizers. — Hij verfamelt veel volk aan zijn hof. — Staatkundige beweegredenen deezer verfamelingen. — Getal der troepen en mandarijnen te Zhe-hol. — Verfcheidenheid van vertooningen, waarbij de keizer en Aa 5 zij.  3/8 I N H O U D. zijne hovelingen verfchijnen. — Kunstvuurwerk , op den klaaren dag gegeeven.— Ballets. — Dans. — Pantomime op het tooneel der dames van het hof. De vrouwen zijn verborgen. — Zij hebben begeerte om eenen Engelschman te zien. —■ De keizer laat haar des ambasfadeurs paadje zien. — Aanmerking, welke die vorst maakt, dat hij openbaars fchouwfpellen bijwoont. — Hoe hij zich met de regeeringszaaken bezig houdt. Hoe hij zijnen ledigen tijd befleedt. —. Karakter zijner .fchriften. — Zijn fmaak. — De Tartaarfche vorflen vertrekken van Zhe-hol. — Hun toefland. — De keizer Jlamt van gingiskhan af. Des keizers lange regeering. — Uitgeftrektheid zijner ftaa* ten. — Offchoon in China gebooren , wordt hij echter als een Tartaar aan getnerkt. — Zijne lijfwacht beftaat bijkans geheel uit Tartaaren. — Waarom iij aan die de voorkeur geeft. Haat tusfchen de Chineezen en Tartaaren. Wijze en gelukkige regeering des Tartaarfèhen flams. — Des keizers regeeringsftelfel. ,— Zijn voorneemen, om ten behoeve van eenen opvolger, die, volgêns de-  INHOUD. 379 dezelve grondbeginfels als hij, regeert, van den troon af ftand te doen. — Van zijne manlijke afjiamlingen. — De feesten te Zhe - hol neemen een einde. — De keizer maakt zich gereed, om naar Peking terug te keeren. — De Engelfche ambasfadeur gaat hem derwaard voor. — Gunstig antwoord des flaatsdienaars op des ambasfadeurs eerfte boodfchap. — De noordlijke breedte van Zhe-hol. — Lijst der planten^ tusfchen Zhe-hol en Peking verfameld. M iddelerwijl was de zeventiende -van Herfstmaand des jaars 1793 , de dag van des keizers geboorreverjaaring, aangekomen Qaj. De ambasfadeur en zijn gevolg waren genoodigd, om zich, gelijk de eerftemaal, voor den opgang der zon tot het bijwoonen deezer plechtigheid ten hove te begeeven. Het feest kan aangemerkt worden, als verfcheiden dagen achter elkander geduurd hebbende. — De eerfte dag werd voornaamlijk befteed, om aan de oppermacht) De keizer had op dien dag den ouderdom Van tJrie en tachtig jaaren bereikt. Bezoek lan het isizerlijk hof. Herfstnaand.1793-  Bezoek aan het keizei lijk lof. Herfstmaand.1793. i 1 1 1 c 1 \ \ c 1 É 380 BRITSCH GEZANTSCHAP majefteit des keizers een plechtige en gewijde hulde te bewijzen. De plechtigheid werd nu niet in eene tent verricht, en ging ook niet met eene maaltijd verzeld. — De prinfen der keizerlijke farnilie, de cijnsbaaren, de vreemde gezanten, 3e hooge ftaatsdienaars, en de voornaamfte mandarijnen, vergaderden eerst in een groote zaal, en, naderhand, geleidde men hen, bijzonder daartoe opgeroepen ziinde, in een vertrek , meer binnenwaard gelegen , welk, ten minfte, eenigzins , naar :enen tempel zweemde. Het was met eene menigte groote muziektuigen voorzien. Onder dezelven waren geheele reien kegelvormige klokken, in eene lijn, in fraai gewerkte en verfierde houten raamen, opgehangen. De grootte deezer klokken verninderde trapswijs van het eene eind tot iet ander. Een aantal driehoekige ftuk;en metaal waren op gelijke wijs , en in lezelve evenredigheden gefchikt, als dé ilokken. Het geluid der muziektuigen verd door het zingen van eenen lofzang erzeld , langzaam en ftaatlijk uitgevoerd oor gefneedenen, die hunne ftemmen zoo unstig wisten te leiden, dat zij, op eenen fftand gehoord, den toon van muziekgla- zen  kaar CHINA. XVI. hoofdst. %.Afd. 381 zen fcheenen aan te neemen. Wanneer de zangers van den eenen tot den anderen toon moesten overgaan, roerde de kapelmeester, die de muziek beftierde, een helderklinkend cymbaal. Die geenen onder de Engelfchen, welke kenners van de muziek waren, betuigden eenftemmig, dat die wijs van uitvoering hun grootlijks behaagde. Het geheele deezer muziek deed eene zeei treflijke uitwerking. - Onder het zinger van den lofzang, vielen, op bijzonden feinen, negenmaal herhaald , alle de per foonen, die 'er tegenwoordig waren, uit genomen de ambasfadeur en zijn gevol; (die Hechts een diepe buiging maakten negenmaal , voorover op den gron neer. Maar zoo lang deeze ftaatlijke e plechtige hulde duurde , bleef hij , wie men dezelve meende te bewijzen , als ( het in navolging der Godheid ware, onzig baar (J>). Q (1) Het verwondert mij grootlijks , dat IV staunton, d>e deeze zoo aanftootlijke plee tigheid zelf bijgewoond , offchoon niet me gedaan heeft, dezelve heeft kunnen befch! ven zonder 'er een enkele gepaste aanm king over te maaken, of 'er, als een gew •zen ooggetuige, zijne billijke verontwaardig: Bezoek aan het keizerlijk hof. Herftsmaand*1793* 1 t > ) I a n >f t- ï- 'r. hdeij;r:engree  Bezoek aan het keizerlijk hof. Herfstmaand.1793. 382 BRITSCH GEZANTSCHAP Opdat de fterke indruk van ontzag, welken men , door deeze fchijnbaare vereering van eenen medefterveling, op het hart van menfehen wil Je maaken , door niets, dat daarmede kon ftrijdon , of't welk men onmiddclijk daarop liet volgen, zou uitgewischt worden , werden de tooneelen van vermaak en vrolijkheid tot den volgenden dag uitgefteld. - De Engelfchen oordeelden het echter niet ongevoeglijk, middelerwijl over uit te drukken. Indien ik naar de gevoe'ens, welk mijn hart, bij gelegenheid, dat ik deeze plechtigheid fchreef, ondervond , te werk wilde gaan, zou ik mij tn over de trotschheid en den hoogmoed van hem , die eene zoo diep vernederende nedeibuiging eischte ; en over de laagheid van hun , die ze deeden , wijd en breed kunnen en moeten uitlaaien. Doch dit h thans mijn oogmerk nier.. Alleenlijk wil ik , bij deeze gele. genheid, den vaderlandfchen leezer deeze twee aanmerkingen mededeelen. De eerfte is „ dat offchoon de Oosterfche vorsten over het algemeen in den eerbied, dien zij van hunne onderdaanen vórderen',' ai.iSe overdreeven zijn, de keizer van China echter in deeze- bijzonderheid nog onredelijker en buitenfpoorlger, .dan iemand van die allen, is; waartoe de lafheid ©n laagheid der Chineefche natie, die zeUe haaren fouverein bijkans vergoodt, maar al te veel aanleiding geeft. De tweede is, dat de Chineefche keizer, gelijk'Mr. STAüff-  naar CHINA. XVI. hoofdst. %.Afd. 3^3 wijl de tempels, door den keizer in de nabuurichap van het paleis gefticht, te bezien. Sun-ta-zhin, een der hoveUV gen , die den ambasfadeur door de tuinen geleid hadden, bood zich zeer beleefdlijk aan, hem derwaard te verzeilen. Deeze gebooren Tartaar was onlangs tot den rang van ko-lao, of dien der eerfte klasfi van mandarijnen , waarvan 'er niet bovefi een half dozijn in het geheele rijk zijn , verheevén. Eenigen tijd geleden, was hij op de grenzen van Rusland gebruikt geweest; staunton verhaalt, bij die onvoeg2aame et dwaaze hulde zelf niet tegenwoordig was. Dii komt mij vrij opmerklijk voor. In het gezel fchap der geenen, welke zich, tot negenmaa: toé, voor hem op den grond neerwierpen , be vond zich ook de Britfche ambasfadeur met zijr gevolg , die moeds genoeg gehad had , om di) zotte pligtpleeging te weigeren; en de keize. kien-long was zoo edelmoedig geweest, on den gezant en zijn gevolg daarvan te verfchoó nen. Misfchien {tuitte het den anders welden kenden keizer, 'een zoo onredelijk eerbewijs, ii tegenwoordigheid van dien ambasfadeur, wien ftandvastigheid hem daarvan bevrijd had, aan Cj neemen : of veelligt ondervond hij iets van he onbetaamlijke dier hulde; enz. /Sant. des nederj Bezmk aan het keizerlijk hof. ■ Herfstmaand.1793. t I t  Bezoek aan het keizerlijk hof. Herfstmaand.-7°3. $84 BRITSCH GEZANTSCHAP weest, om eenige verfchillen, me: die natie ontftaan, bij te leggen. Hij zeide, dat hij , te Hiachta , met eenen Rusfifchen krijgsbevelhebber, verfierd met een rood lint en eene fter, gelijk die des ambasfadeurs, gehandeld, en alles fpoedig met hem vereffend had. — Toen hij vernam , dat lord macautneij, van wegens den koning van Engeland , voorheen, eene zending aan het hof van Rusland gehad had, was hij in zijn onderzoek nopens den rijkdom, de magt en de ftaatkundige ontwerpen van dat hof zeer omftandig en naauwkeurig. Op z'jne beurt, beantwoordde hij ook verfcheiden vraagen van nieuwsgierigheid , welken de ambasfadeur hem omtrent China deed , zeer gereedlijk. De verkeering tusfchen hen werd belangrijk , en , eenigermaate, vertrouwlijk. Sun-ta-zhin was oplettend en verftandig; en de foort van vertrouwlijkheid , welke, ten deezen tijde, tusfchen hem en den ambasladeur begon, werd, naderhand, van veel nut. In den uitflap , welken zij , bij deeze gelegenheid , deeden , bezochten zij verfcheiden tempels. Sommigen ftonden op kleine hoogten; anderen in de vlakte Ook waren eenigen op den top der hoogfïe ber-  naar CHINA. XVI. höoföst. 3. A/A 3S5 bergen gefticht, welken men niet anders 1, dan langs trappen, in de rots uitgehouwen, en moeilijk te beklimmen t kon genaken. Een deezer tempels bevatte niet minder dan vijf honderd vergulde beelden * een weinig meer dan leevensgrootte <, van lama's , die , ftervende , eenen roem van heiligheid hadden nagelaaten. Sommigen deezer heiligen waren in die gedwongen en moeilijke ligchaamsgeltalten afgebeeld, wel« ken zij , door een' aandrang van buiten* gewoone godsdienltigbeid , en eene heiffl* lijke begeerte, om een voorwerp van ver* wondering bij hunne mêdemehfchen te zijn , verkooren hadden , geduurende hun geheele leeven te houden. De grootfte en aanzienlijkfte der tempé* len, welken de keizer op zijne kostêrt ge» bouwd had, was de poe-ia-la , of de groote tempel van fo, uit één grooE en verfcheiden kleine gebouwen beftaande. — De voornaamfte tempel is een groot vierkant gebouw, waarvan iedere zijde twee honderd voeten lang is. Hij verfchilt van alle andere Chineefche gebouwen. De buitenzijde gelijkt veel naaf den voorgevel van een Eüropeesch gebouw. De tempel is zeer hoog. Men : IV. DBel, Bh feh Bezoek tan 'hei keizerlijk hof. Herfstiiaandt,1793.  Bezoek aan het keizerlijk hof. Herfstmaand.1793- 386 BRITSCH GEZANTSCHAP telt 'er elf reien venfters in , 't welk te kennen geeft, dat 'er zoo veele verdiepingen , of reien vertrekken, de eene boven de andere, in gevonden worden. De voorzijde is fraai en wel uitgevoerd, maar effen en eenvouwig. — De plaat , nommer XXVIII, verbeeldt de grondtekening, meetkundige verheffing der voorzijde, en doorfneede (c); en de plaat nommer XXIX, levert een gezigt van den grooten tempel van fo, poe-ta-la geheeten. Eeide dee- (0 Uitlegging der letters in de plaat, nommer XXVIII. In de grondtekening fig. t. betekent: A. Het terras. B. Eene kapel. C. De grondvest van het voornaamfte gebouw. Het is met een terras van roodgefchilderde tigchelfteenen, en met een laage borstweering voorzien. ,D. Het dak eener zuilenrei, rondom de open plaats, in welke het gebouw met het gouden dak ftaat. Het wordt door pijlaars, rijklijk met verguldfel verfierd, en rood gefchilderd, onderfchraagd. Dit dak beftaat uit geele, verglaasde tegels of dakpannen. E. Het gebouw met het gouden dak. F. De plaats, in welke het ftaat. Het gebouw is honderd en zestig voet hoog, van den bodem van het terras A gerekend. G. H. Twee  && O T 33 3LE KUST &; TXI'XDIG-E TBBOBCB1'IrIX& 3J 35 X. TOOIlZTü.E ; kar 3)OOB.S^TEED35 YJüJT IDE^S" "P O "F- r~ TA""1 O I? ^ ^ tV£/^ \-an. wc Isdci-  n.xxix. GEZIGT VAK DEN POE~TA-liA,OT GROOTEN TH MP E Jj f BI] ZIIE-IIOJ..IK TAXTAIITJE .   naar CHINA. XVI. hoofdst. 3. AfA. 387 deeze plaaten Haan hier tegenover. In de. laatstgenoemde plaat, die van eene hoogte in het keizerlijk park genomen is, zieti men in het verfchiet de ftad Zhe-hol. De kleiner gebouwen , welke deezen grooten tempel omringen , zijn de wooningen der priesters of lama's, die ten getalle van niet minder dan acht honderd aan denzelven verknocht zijn. — Dit gebouw bevat, in het midden, een vierkante plaats, in welker middenpunt de gouden kapel ftaat,zoo genaamd naar het goud, welk, in fchijn ten minfte, aldaar zoo overvloedig te zien is. Een ruime gal der ij beneden, en open gan- G. H. Twee kleine gebouwen , op het bovenplit van het voornaamfte gebouw. Dat, welk niet H getekend is, heeft een gouden dak. Fig. 2. wijst aan een meetkundige verheffing der voorzijde. Fig. 3. is eene doorfneede van den grooten tempel van ro te Zhe,-hol, in Tartarije, loodrecht op de voorzijde. Voorts bete' kent bij dien nommer: A. Het terras of de grondvest. J. I. Het middenfte gedeelte van bet gebouw, Hetzelve werd niet gezien, en beftond, waarfchijnlijk, uit dichte 'aarde en met felwerk. Het overige is in celletjes to; gemak der priesters verdeeld. Bb 2. Bezoek lan het teizerlijk lof. Herfstmaand,i793-  Bezoek aan het keizerlij hof. Herfstmaand,1793- 38S BRITSCH GEZANTSCHAP gangen boven, geeven den toegang aan de j vertrekken van het vierkant. In het midden der kapel is eene ruimte, met leuningen bezet, en boven den grond verheven. In de ruimte ziet men drie altaaren , welke rijk verllerd, en met drie kolosfusbeelden van fo , zijne vrouw en zijnen zoon voorzien zijn. Achter deeze altaaren is, in een donker kabinet, de gewijde tabernakel geplaatst. Hetzelve wordt door een enkele lamp Hechts zeer flaauwtjes verlicht , als of men een godsdienftige vrees daardoor wilde inboezemen. —- Op het oogenblik, toen de vreemdelingen deeze plaats nalerden, werd het gordijn, welk voor een gedeelte open was, toegefchooven, om den tabernakel , of de reliquienkist, voor de oogen der onheiligen te verbergen. Vervolgens klommen de Engelfchen naar den top der kapel, om het dak, en deszelfs breede uitftcekende zijden te onderzoeken, welke, naar men hun zeide, zoo wel als de beelden beneden, van dicht goud zijn. De keizer fchijnt geene kosten ontzien te hebben , om deezen tempel op het prachtigfte te vertieren. Intusfchen weet men , dat hij in anderen opzigte de fpaarzaamheid bemint. —  naar CHINA XVI. hoofdst. 3. Afd. 389 mint. — Sun-ta-zhin en de reizigers vonden verfcheiden lama's, mee de beenei kruisling onder zich, in reiën op den vloer der kapel zittende, langzaam en zachtken.» zingende, en papieren, waarop eenige regels zeer net Tartaarsch fchrift te zien waren, in hunne handen houdende. Sommigen deezer priesters waren, reeds van hunne eerfte kindschheid af, aan deezen tempel verbonden geweest. Allen werden zij gebruikt, om de uitwendige godsdienstplechtigheden te verrichten , en den eerdienst van f 0 aanzien en luister daardoor bij te zetten: maar men zegt, dat 'er zeer weinigen onder hen zijn , die , of door beter opvoeding, of door zuiverder zeden en ftrenger gedrag, dien invloed op de menigte verkreegen hebben , welke tot handhaaving van den vreede en de goede orde in de maatfchappij kan dienstbaar zijn, en dus het burgerlijk en tijdlijkoogmerk der godsdienftige inftellingen vervullen 00, Het (i) De bovenftaande befchrijving van den Poeta-la , of grooten tempel te Zhe-hol, aan fo toegewijd, door den keizer iieh-long gefticht, en met rijke inkomften begiftigd, is merkwaardig Bb 3 en Bezêek aan het keizerlijk hof. . Herfstmaand.1793-  'Bezoek aan het keizerlijk hof. Herfstwiand.-793- 390 BRITSCH GEZANTSCHAP Het zou niet moeilijk zijn te verklaaren, waarom de vroomheid des keizers hem bcwoogen heeft, zulke onmaatige kosten aan de tempels van F 0 te befteeden, indien men aan de onderftelling, welke fommigen zijner hovelingen maakten , geloof wilde flaan : — zij verzekerden , naamlijk , dat de vorst, uit aanmerking van de buitenge* woone duurzaamheid en den voorfpoed ziiner regeering, zich allengskens verbeeld had , dat zijne begunstigde godheid zich verwaardigd had , door middel van zijnen perfoon in het vleesch te verfchijnen. Men weet, 't is waar, dat de fchitterendile begaafdheden fomtijds door een' vreemden geesten belangrijk, 't Geen de meeste verwondering baart, is het getal der lama's, aan den dienst van dien tempel verknocht. Volgens het verhaal van Mr. staunton beloopt het acht honderd priesters. Geen monnikenklooster in Europa heeft ooit 200 veele leden gehad. De Engelfchen hebbes zich niet lang genoeg te Zhe-hol kunnen ophouden , om de noodige onderrechtingen aangaande het inwendig beftuur van dit klooster, de plechtigheden hunner inleiding of inwijing, hunne leevenswijs, zoo lui, als onaangenaam voor het menschdom , de gewoonten , welken zij onderhouden , hun geloof, enz. in te neemen. Cos- SIGNrj.  naar CHINA. XVI. hoofdst. %. Afd. 3pl geestdrift verzeld worden. Welke redenen men ook mag gehad hebben , om deezen grooten vorst eene zoo mislijke en grilzieke verbeelding , als of fo in hem aanweezig was, toetefchrijven; 't is echter zeker, dat hij veel uitgebreidheid en fterkte van geest, gelijk ook een groote perfoonlijke werkzaamheid en onverdroocen iever in het beftuur zijner Haaten aan den dag gelegd heeft (e). Ook heeft hij, door deeze mid- (0 Het zou niet zeer te verwonderen zijn, dat kién-lono , aan de leer van den grooten Lama zeer gehecht, geloofd had, dat een gedeelte van den geest der godheid , geduurende eene zoo lange en gelukkige regeering, als de zijne, zijne woonplaats in hem genomen had, vermits het hoofdpunt der leer van dien godsdienst is het geloof der inwooning der godheid in den perfoon des grooten Lama. • Het kan ook wel zijn , dat de keizer het dienftig geoordeeld heeft, deeze meening onder de Tartaaren, aanhangelingen van dien zei ven godsdienst, geloof te doen vinden, ten einde zich van hunne achting en gehoorzaamheid des te meer te verzekeren, wel weetende, dat de ligtgeloovige Chi. nees zeer geneigd is, om zelfs de ongerijmdile verdichtfels te gelooven. Geen zijner voorgangeren heeft ooit de zegepraalende wapenen des rijks zoo verre omgevoerd, geen zoo veele volken onderworpen, geen zoo lang den troon 13 b 4 be- Bezcek aan het keizerlijk hof. Herfstmaand.1793.  ficzoek van hst kc\y.:>iijk W- ' Herfst, yiaand. goa BRITSCH GEZANTSCHAP middelen , niet alleen de verfchciden deelen van zijn uitgebreid rijk behouden; maar, daarenboven , ook een gewest veroverd , welk zich westwaard veertig graaden in de lengte uitftrekt, en door zijne uitgebreidheid, hoewel niet door zijne bevolking , nagenoeg het land, welk hij geërfd had, evenaart. Het is bij kiet;-long even zoo wel een maatregel van ftaatkunde, als eene vervulling van zijn genoegen , dat hij zijne groote vafaljen, de opperbevelhebbers zijner provinciën , de kommandanten zijner legerbenden enz. van tijd tot tijd, aan zijn hof laat verfchijncn , om dus op nieuw , den eed van trouwe van hun te ontvangen , en al de pracht en ftaatfij zijner grootheid, waartoe ook hunne tegenwoordigheid en die der ambasfadeurs van vreemde vorften veel toebrengt. voor hun ten toon te fpreiden. Hij deelt dan ook aan de eerstgenoemden, en nieuwe waardigheden, bezeten zonder inwendige onlusten, als hij. Dichter , gefchiedfehrijver , veroveraar, wetgeever zijnde , heeft hij alle die begaafdheden in zich; vereenigd, en alle foort van roem, verworven,  naar CHINA. XVLiiooPDST. 3. Jfd. 393 den, en keizerlijke belooningen uic ; en wanneer zij naar hunne verblijfplaatfen oi provinciën terug keeren, r.eemen zij eenen dubbelen indruk op hunne gemoederen derwaard mede , — ,eenen indruk, naamlijk, en van zijne magt, die hunne heerschzucht in toom houdt, en van zijne milddaadigheid, die hunne verkleefdheid aan hem verzekert, — Het getal der krijgstroepen, die op den eerften dag van 's keizers geboorteverjaaringsfeest, te Zhe-hol, onder de wapenen waren verfcheenen , beliep , volgens de begrooting, welke de kapitein parish daarvan maakte, nagenoeg tachtig duizend man. Ook waren 'er omtrent twaalf duizend mandarijnen vergaderd, Geduurende eenige dagen daarna , had 'er eene verfcheidenheid van openbaare vreugdebedrijven en vermaaklijkheden plaats, waarbij de keizer, door zijn hof omringd, tegenwoordig was. De aanfchouwers zeiven maakten een verruklijke vertooning : maar men miste 'er dien bij zonderen luister, en die bezielende vrolijkheid, welke in de vergaderingen , uit mannen en vrouwen beftaande , alleen te vinden zijn. Oogen , aan laatscgemelde vergaderinBb 5 geti Bezoek van het keizerlijk hof. Herfstmaand.1793.  Bewek aan het keizerlijk hof. Herfst, rp.aani. SP4 BRITSCH GEZANTSCHAP gen gewend , zijn altijd geneegener, die vergaderingen , in welken alleen mannen verfchijnen, liever als bijeenkomften tot bezigheden dan tot vermaak beftemd, te befchouwen. — Ook waren te Zhe - hol geene tijdkortingen , geene jagtpartijen, geene tournooifpellen, waarin de hovelingen en vreemde gezanten deel konden neemen. Geene wedloopen , geene oefeningen te paard, welke men onder de Tartaaren had moogen verwachten , werden 'er gehouden. Alle de vertooningen, alle de kluchtfpelien; die 'er gegeeven werden, waren ten eenemaal Chineesch. Lieden, welke in de eene of andere bijzondere begaafdheid uitmuntten; menfehen y die . of door hunne fterkte , of door natuurlijke vaardigheid of langduurige inIpanning van vermoogen, zich in ftaat geiteld hadden , om buitengewoone dingen uittevoeren, vergaderden bij deeze gelegenheid in menigte. De volhardendheid van fommige Chineezen maakt, dat zij in de kunst, om op koperdraad te fpringen en te danfen \ om eene ladder , die in evenwigt ftaat , te beklimmen , tusfchen derzelver fporten doorkruipende ; of om verfcheiden ligte zaaken, te gelijk, in de lucht  naar CHINA. XVI. hoofdst. 3. Jfd. 395 lucht in bevveeging te houden; of, einde-, lijk, om zoo behendig te googchelen, enj de aandacht der aanfchouweren zoo gantsch-< lijk af te trekken , dat zij het zintuig des gezigts volkomen bedriegen, zeer vaardig zijn geworden. Alle deeze kunstoefeningen werden , beurt om beurt, vertoond , en vermaakten zelfs die geenen , welke dergelijke ftukken meermaalen gezien hadden, fteeds op nieuw, wanneer zij op dé moeilijkheden , welke met de uitvoering derzelven gepaard gaan , acht gaven. —Volgens dit grondbeginfel, hadden ook de oefeningen, die daarop volgden , cn deels in gevaarlijke fprongen , deels in geweldige postuurmaakingen beilonden, haare verwonderaars. — Wat aangaat die fpellen , welke door de poogingen der partijen,om elkander de loef af te fteeken, belangrijk worden ; — van dezelven had hier geen ander plaats , dan de worfteling , veelligt het oudfte van alle fpellen. Niettegenüaande de belemmering hunner lange rokken, en plompe, zwaare laarfen, zochter de worftelaars hunne tegenftreevers op t< ligten , en vervolgens plat op den grond neer te leggen. Somtijds bereikten zij , door alle de kracht hunner fpieren, mei groo- 3ezoek tan hst •.eizerlijk wf. Herfstnaani.'793»  Bezoek aan het keizerlijk M. Herfst' maand. 1793. 396 BRITSCH GEZANTSCHAP groote behendigheid in 't werk te ftellen, dit oogmerk zeer fpoedig. Inboorlingen der onderfcheidene provinciën van 's keizers wijduitgebreide Haaten verfcheenen in afzonderlijke groepen , en in de gewoone kleederdragt van hun landfchap. Al wat 'er in hunne gewoone oefeningen en gewoonten bijzonders is, fpreidden zij ten toone. Verfcheiden van hun dansten op een bevallige wijs, en met zeer inneemende houdingen. Ook waren 'er fommige zangers, en een verbaazende menigte en verfcheidenheid van muziektuigen. De muzikanten fcheencn meestal eenen Jangzaamen en klaagenden toon te ipeelen, zweemende veel naar dien der Bergfchotten: zij fpeelden dien in nette en juiste maat (ƒ). Mr. (ƒ) Hoe onvolmaakt de muziek der Chineezen ook zij , had onze fchrijver^echter behooren te zeggen: — of zij dezelve weeten te fchrijven; — van welk tijdftip men haaren oorfprong moet dagtekenen; — of zij eenige verandering ondergaan beeft; of zij op de zinnen der inboorlingen een' fterken indruk maakt; of zij ze met den dans gepaard doen gaan ; of zij blaas- fpeeltuigen hebben, Hij fpreekt van muziek- tui-  staar CHINA. XVI.h00fdst.3.^y. 397 Mr. huttner, een goed muziekkenner , bevond: „ Dat hunne gamme, of „ gammut, dat is, de tafel, de fchaal of „ klankladder hunner muziek , zoodaanig „ gefield was, dat de Europeefche muziek„ kundigen die onvolmaakt zouden noe„ men. Ook waren hunne toonen on« „ ftandvastig; dat is te zeggen, dat zij van „ volle in fcherpe , en integendeel van „ fcherpe in volle toonen ontaardden, uit„ genomen, wanneer 'er eene klok geflagen „ werd, om den klank der nooten te be„ ftieren. — Voorts, dat de Chineezen , „ wanneer zij op muziektuigen fpeelden 3 „ duidlijk lieten blijken, geene kennis var „ halve toonen, en zelfs geen denkbeelc „ van 'het contrepoint, of het tegenpun „ in de muziek, te hebben. Ondertus „ fchen had 'er echter, hoe groot he „ getal hunner muziektuigen ook ware eene zekere melodie plaats; offchooi „ het van tijd tot tijd , gebeurde , da jj fommigen in de laage octaaf fpeelden „ terwijl de overige in de hooge orftaaf blee „ ven tuigen, met fnaaren van hunne uitvinding: mas ieeze bijzondeiheid is niet voldoende. Co: SIGCTIJ. Bezoek van het keizerlijk hof. Herfis. maancS i793« i l t t r  'Bezoek aan het keizerlijk hof. Herfstmaand.1192- 398 BRITSCH GEZANTSCHAP „ ven. En zelfs op die wijs verwekte „ hunne muziek welluidendheid." Op de muzikanten volgden eenige honderd perfoonen , allen in gelijkvormige , lange , olijfkleurige rokken gekleed. Zij zongen, en deeden, vermomd, vcrfcheiden danfen, vertegenwoordigende, door behulp van het licht in doorfchijnende lantaarnen van verfchillende grootte, eene verfcheidenheid van Chineefche karakters zoo eigenaartig, dat zij 'er geenen geringen lof bij den keizer door behaalden. Indien het nacht geweest ware, zouden deeze danfen, uit hoofde van het contrast, tusfchen het lantaarnlicht en de donkerheid, nog meer uitwerking gedaan hebben : maar geene vermaaklijkheid kon tot dien tijd toe worden uitgerekt, omdat de keizer, die doorgaans voor zonnenöpgang opftaat , om zijne godsdienstoefeningen te verrichten, en aan de ftaatszaaken te arbeiden , zich gemeenlijk voor zonnen ondergang ter rust begeeft. De ballets werden door vuurwerken vervangen. Hoewel zij op den klaaren dag werden afgefteeken, deeden zij echter een fchoone uitwerking. Sommigen deezer uit-  NAAR CHINA. XVI. HOOFDST. 3. Afd. 399 vindingen waren nieuw voor de Engelfche aanfchouwers. — Eene groote doos of kas , bij voorbeeld, werd, tusfchen twee lange paaien , tot een aanzienlijke hoogte verheevén, en, toen de bodem 'er, als bij geval, uitviel , zag men *er eene menigte papieren lantaarnen uit nederdaalen. .— Uit de doos komende , waren zij allen gevouwen en plat; maar zij ontvouwden zich allengs , naar maate de eene van de andere fcheidde. Iedere deezer lantaarnen nam een geregelde gedaante aan, en op eenmaal zag men eene heerlijkgekleurde vlam , midden in iedere lantaarn , heldei brandende. De Engelfchen wisten niet, of het eene beguicheling, eene valfchc vertooning was, die hen deeze lantaarnei deed zien; of door welke eigenfchap vai brandbaare ftof zij , indedaad , ontftokei werden, zonder van buiten eenige gemeen fchap met elkander te hebben, om ,'er d< vlam van binnen in voort te brengen. Deeze neerdaaling en ontwikkeling van lan taarnen werden verfcheiden maal herhaald en gefchiedden telkeps met veranderin haarer gedaante zoo wel , als der kleu van het licht , ..elk zij bevatten. — D Cfhld lijnen de zonderlinge kunst t bt Bezoek aan het keizerlijk hof. Herfstmaand.1193' | 1 1 » I r e  Bezoek van het keizerlijk hof. Herfstmaand.3793- I 400 BRITSCH GEZANTSCHAP bezitten , om het vuur met eene kleur naar hun welbehaagen te bekleeden. —. Aan iedere zijde der groote doos waren kleiner opgehangen, welke, in haaren ftand, aan de groote doos of kas, beantwoordden, en die, op gelijke wijs,zich openende, eene foort van netwerk van vuur lieten vallen , met verdeelingen van verfchillende gedaante, fchitterende gelijk gebruineerd koper , en bij iedere voortdrijving door den wind , gelijk eene blikfemftraal vlammende. — De geheele vertooning eindigde met de uitbersting van eenen vulkaan, of door kunst gemaakten brandenden berg, in een' grootfchen ftijl vervaardigd. ■ Om den aanfehouweren des te meer ge* noegen te geeven, werden alle deeze vermaaklijkheden in de open lucht, voor de groote tent des keizers, uitgevoerd. Men gaf, bij deeze gelegenheid, den voorrang aan dezelven boven de kiefcher verlustigingen der fchouwfpellen (g): want, of- (g) Bij de vernieuwing des jaars rechten de Chineezen tooneelen in de ftraaten op. Dewijl dezelve gemeenlijk naauw zijn, beflaan zij de geheele breedte derzelven. Intusfchen zijn zij zoo gemaakt, dat het gebruik derzelven voor de voetrangers daardoor niet geftremd wordt. De too- nesl-  NAAR CHINA. XVI.HOOFDST.3.4^- 4°* offchoon deeze laatften, wel is waar, den Chineezen op een bijzondere wijs behaagen; konden zij, echter van veele Tartaaren, en andere vreemde aanfchouwers, gelijk ook van de Engelfchen, niet verftaan worden. — Een uitgeleezen gezelfch,ap , waaronder ook de Britfche ambasfadeur en de voornaamlle leden van het gezantfchap waren , werd echter genoodigd , om de vertooning eener pantomime , in de zaal des fchouwburgs, voor de dames van het hof beftemd, en gelegen op dé grensfcheiding tusfchen haaren bijzonderen lusthol en de groote tuinen des keizers, bijtewoonen. Het was een klein gebouw , maai zeer fraai, en verfcheiden verdiepinget hoog. 'Er waren drie open tooneelen het eene boven het andere. Tcgenöve het laagfte tooneel waren diepe loges voo d< neelfpeelers fpeelen zonder ophouden, uitgenome des nachts. De aanfchouwers ftaan op de ftraat in de open lucht; zij houden zich kort of lan op, om de vertooning te zien , en gaan heen wanneer zij willen. Zij betaalen niets. Buite twijfel zijn de kosten voor rekening der regei ring. Deeze gewoonte heeft met de kwakzalven fpellen op onze jaarmarkten veele overeenkoms Cossiqnij. IV. DEEL. CC Bezosk nan het keizerljk hof. Herfstmaand.;1793' 1 1 i 5 » t.  Bezoek aan het keizerlijk hof. Herfstmaand.-793- 402 BRITSCH GEZANTSCHAP de gasten of mannen , en boven dezelven geheime en met traaliewerk voorziene galderijcn voor de dames, die^ zonder zelve gezien te worden , al wat op de onderfcheiden tooneelen omging , duidlijk aanfchouwen konden. Waarfchijnlijk hadden de. dames geene gelegenheid, om in de loges te zien ; want de keizer, aan de nieuwsgierigheid, welke de dames geuit hadden, om den eenen of anderen perfoon van het Britfche gezantfchap te moogen zien , willende voldoen , beval eenen der gefneedenen,den meergemelden Engelfchen jongeling, die als des ambasfadeurs paadje, tot het gezantfchap behoorde, en zich in deszelfs loge bevond , te haaien, en hem naar een verheevén plaats te geleiden, alwaar de dames hem zien konden. In plaats van menfchenbeelden, namen de fpeelers de gedaante van andere onbezielde weezens, gelijk ook van onbezielde voortbrengfels van het land en de zee aan. Zij vervulden de drie tooneelen, maakende eene foort van kort begrip der waereld uit, en rollen fpeelende , welke , gelijk fommigen der aanfchouwers gisten, dienen zouden , om het huwlijk van den oceaan met de aarde te verbeelden. Deezt pan»  naar CHINA. XVI.hoofpsi\3.4% 403 pantomime belfond uit verfcheiden bedrijven , en haare vertooning duurde een groot deel van den namiddag. Tusfchen de bedrijven, kwamen Verfcheiden der aanfchouweren in des ambasfadeurs loge , om hem te zien, en met hem te fpreeken. De meesten van hun waren Tartaaren ; zijnde 'er weinig oorfpronglijke Chineezen genoodigd, om de feesten te Zhe-hol bij te woonen. — Ook waren 'er twee Muzulmans , opperhoofden van fommige Kalmukfche horden, die, onvergenoegd over de Rusfifche regeering, niei lang geleden , in grooten getalle , van ck noordiijke kusten der Kaspifche zee , naai Chineesch Tartarije verhuisd waren , er zich onder de befcherming des keizers van China begeeven hadden. De ouds vorst ontving hen zeer gunstig, de hoe den , of mutfen, der twee opperhoof den met knoopen, als eertekens van waar digheid, en met paauwenveeren verfie rende. De keizer, die niet alleen bij elke be langrijke gelegenheid , maar zelfs in iede ren ftap van zijn gewoon leevensgedrag zeer oplettende fcheen te zijn op den in druk i Welken dezelve op den geest dt Cc a vrèért Bezoek aan het keizerlijk hof. Herfst* maand- I ï  Bezoek aan het keizei lijk kof. Herfstmaand, ■ 1793- 404 BRITSCH GEZANTSCHAP vreemdelingen zoo wel, als op dien zijner eigen onderdaanen, moet maaken, bediende zich van eene gepaste gelegenheid, om den ambasfadeur te doen roepen, en zeide hem: — „ Dat hij, alleenlijk bij bijzon3 dere gelegenheden , gelijk die , welke » hem de tegenwoordige tijdsömftandigheid „ aanbood, de gewoonte had , om zoo„ daanige vertooningen bij te woonen ; g want dat de zorg , om voor de veilig„ heid van zijn volk te waaken , en wet„ ten tot verzekering van hun geluk te „ geeven , anders noodzaaklijk elk oogenê blik van zijnen tijd vorderde." Intusfchen, is het zeker, dat deeze vorst zoo veele orde in het beftier der openbaare zaaken ingevoerd, en eene zoo wijze verdeeling van zijnen tijd gemaakt had, dat 'er ledige uuren genoeg voor hem overfchooten , om fommigen der fchoone kunften te oefenen , zonder de belangen yan zijn rijk te verwaarloozen. — Hij heeft zelfs gedichten gemaakt, welke te kennen geeven, dat hij zoo wel fmaak en verbeeldingskracht bezat, als dat hij een landachtig befchouwer der natuur was. Zij sijn minder merkwaardig wegens de fchoonleid der vindingen, die daarïn heerfchen, dan  kaar CHINA- XVI. iioofdst. z.Afd. 4=5 dan wel wegens hunne wijsgeerige en ze-. dekundige waarheden , en zweemen meer' naar de heldendichten van voltaiue, dan naar die van wilton. — Hij overhandigde den ambasfadeur eenige verfen voor den koning van Engeland, mee fommige ' zeldzaame en kostbaare edelgefleenten , welken hij nog des te meer hoog waardeerde , omdat zij , ieders acht honderd jaar, in zijne familie geweest waren: maar hij gaf ze ais een onderpand eener eeuwige vriendfehap. Hij was ook een liefhebber van de teken- en fchilderkunde , en hield de weinige zendelingen , die in ftaat waren om deeze kunften te oefenen , zorgvuldig bezig. Zelfs was hij in het maaken der Chineefche karakters , waartoe men zich altijd , zoo wel als tot het tekenen, van penfcelen bedient, zeer kiesch. De fchriften , door des ambasfadeurs paadje afgefchreeven , droegen 's keizers goedkeuring weg; en oordeelende, dat hij zijn penfeej ook tot andere voorwerpen kon gebruiken, zond hij denzelven eene boodfehap , om hem die tekeningen , welken hij van Chineefche voorwerpen mogt gemaakt hebben, te laaten toekomen , dewijl de vorst Cc 3 ove 3ezi;\ ian ket teizhiijk tof. Herfstnaand.1793.  Bezoek aan het keizerlijk Herfstmaand,Ï7S3« 406 BRITSCH GEZANTSCHAP * over derzelver juistheid kon oordeelen. De jonge staunïon , die zich voor geen' meester in de tekenkunde uitgaf, was over dit verzoek niet weinig verlegen : maar hij zocht gemaklijke onderwerpen , als , bij voorbeeld: het blad en de bloem van de nenuphar, eene zeer geachte plant in China , en de beurs, welke de keizer de goedheid had gehad hem te vereeren. — De vinding behaagde den keizer, die hem zijn genoegen door andere ge* fchenken te kennen gaf. Zoo draa de feesten geëindigd waren , maakten de Tartaarfche vorlren toeftel, om naar hun vaderland terug te keeren. Zij waren opperhoofden van talrijke Hammen of horden, die van hun alleen afhangen , en konden groote legermagten op de been brengen. In krijgstijden werden zij dikwijls opgeroepen , en hadden dan hunnen rang en ftandplaats onder de groote banier van Tartarije. Hunne landen en leenbezittingen zijn eigenlijk , volgens het recht der eerstgeboorte , erflijk : maar , federt korten tijd, is het noodzaaklijk geworden, sar de erfgenaam , bij den dood van zij. mn voorganger, eene foort van leenbeves-  HAAR CHINA. XVI. HOOFDST. 3, Afli. 407 tiging ontvange van den keizer, die zelden , en niet anders dan bij zeer zonderlinge gevallen, dezelve weigert. — Deeze vorften trouwen gemeenlijk met dochters of kleindochters der keizerlijke familie en deeze verbindtenis geeft hun , ten hove, een' hooger rang. — Hunne opvoeding beftaat voornaamlijk hierin , dat zij de krijgskunde en de behandeling hunner wapenen , den boog, naamlijk, en het flagzwaard , grondig leeren: maar veelen var hun kennen ook de historie en de aardrijkskundige befchrijving van hun vader land. Zij hebben des te grooter eerbied vooi den keizer , doordien zij hem voor eenet afitamling van kublai-kiian, die Chin in de dertiende eeuw veroverde, houden. In de veertiende eeuw , werden zijn nakomelingen van den troon van dat rij gejaagd. Zij namen de vlugt naar he oqstlijk gedeelte van Tartarije , door d natie der mantcheoux bezeten, U hunne huwlijken met de dochters dc lands, ftichtten de uitgedrecven pjjnfcn dc Chineefchen rijks den tak der bog-do: ü h a n s , die in de zestiende eeuw wed, in China drongen, en den ftara, die thar Cc 4 0 tan het keizei Mi hof Hemt* maand. 1793- t l C J e ■r s P  Bezoek aan het keizerlijk hof. Herfstmaand.1793. 1 < c 1 r 1' 1« o t rj 408 BRITSCH GEZANTSCHAP op den troon zit, vormden, een'ftam , welke, tot heden toe, bij uitftek gelukkig regeert. — In 1?93 hadden de yier ^ fte regeeringen van dien ftam reeds honderd negen en veertig jaar geduurd , offchoon de laatlle dier vier regeeringen nog niet.geëindigd was. Deeze zijn, veelligt, de langden van vier regeeringen , onafgebroken op elkander gevolgd j waarvan de jaarboeken der waereld gewag maaken ; uitgenomen die der vier Iaatfte regeerende vorften der oude Franfche allcenheerfching welke een tijdperk van honderd drie en tachtig jaaren hebben bedraagén, offchoon le laatfre fouverein van dien ftam , nog ong zijnde , door eenen ontijdigen dood ■verd afgefneeden. Offchoon de vier laatlle fouverèïnen van :hma over een volk geheerscht hebben , velk ten tijde, toen de eerfte van hun en troon beklom, wel verre was van geeel onderworpen te zijn, en ook nu nog iet aan dit vreemd juk volkomen gewend i, zijn echter hunne regeeringen niet alien zeer iangdifürig, ma?r ook bijkanj. nvoorbeeldig gelukkig en voorfpoedig ge'eest. — Chan-ciii begon, in 1644, og minderjaarig zijnde, de regeering; maar  naar CHINA. XVLhoófdst. %.Afd. 409 maar hij toonde alle de kracht en werkzaamheid van een' nieuwen ftam. Zij, die na hem den troon bezeten hebben, zijn, insgelijks, door hunne wijsheid, ftandvastigheid en waakzaamheid merkwaardig geweest. De laatlle munt ook door zijne .uitgebreide overwinningen uit.— Dat jaar, welk in de Britfche jaarboeken, met recht, het glorierijke jaar 1759 genoemd wordt (hj, was (/;) In dat jaar zijn 'er vericheiden gewigtige gebeurenisfen voorgevallen. Den eerften van Oogstmaand behaalde prins ferdtnand vak dbunswijk, bij Minden, een volkomen over' winning over de Franfche legermagt onder der maarfchalk de contades, hebbende de koninf van Engeland, als keurvorst van Brunswijk-Lune burg een groot aandeel in den oorlog, die toer gevoerd werd. In dat zelve jaar werd eer Fransch Eskader van vijftien oorlögfchepen, on der den admiraal dé la-clue, den vierden vai Herfstmaand, door den Engelfchen admiraal ros cawen, op de hoogte van Algarve;, en dei twintigften van Slagtmaand , de groote Franfch vloot, onder den admiraal conflans, doo den Engelfchen admiraal hawkf. , bij het cilan Belle-Isle, verflagen. De laatstgenoemde ovei winning was eene der grootften , welken de Er gel fc hen , federt de neerlaag, aan de Spaanfch zoogenaamde onoverwinlijke vloot, in den jaar 1588, toegebragt, ooit in een zeegevecht behaal Cc 5 hc! Bezoek mn het leizerlijk herfstmaand. i 1 1 r 1 e e d  Bezoek aan het keizerlijk hof. Herfstmaand. 1 ( 1 410 BRITSCH GEZANTSCHAP was ook voor keizer kien-long een roemruchtig jaar. Hij volbragt, in dac jaar, de gantschlijke onderwerping dei eleuths, die een aanzienlijk gedeeke van dat gewest bezaten, welk men, voorheen, het Onafhanglijk Tartarije noemde., De tegenwoordige grenzen der ftaaten des keizers van China , aan den kant van Tartarije, zijn op de algemeene reiskaart, bij het eerfte deel van dit werk gevoegd, duidlijk afgetekend. De grenspaalen, welke daarin aan het Chineefche rijk, na de veroveringen, door kien-long behaald, gegeeven worden, komen met die, welke in de Rusfifche landkaarten van Groot Tartarije aan dat rijk worden toegekend , volkomen overeen. — Ieder deezer rijken bevat eene oppervlakte van omtrent, vier millioenen vierkante mijlen, dat is, nagenoeghebben In dat jaar, veroverden ook de Engelfchen onderden generaal wolfe, die 'er echter het leeven bij verloor, Quebek, de hoofdftad /an het Franfche rijk in Noord-Amerika. 3och op welke deezer gebeurnisfen ziet M>taünton? of heeft hij het oog op die allen"! ranneer hij het jaar i7So zoo glorierijk voor ïroot-Britannie noemt ? Aant. des kedekd. 'est.  KAAR CHINA. XVI.HOOFDST. 3. Afd. \\\ noeg een elfde gedeelte van den geheelen. aardkloot, of zoo groot als twee derd;' deelen van Europa. Deeze twee grooterijken paaien met fommigen hunner gewesten aan elkander, en, te famen genomen, beflaan zij niet veel minder dan een vijfde gedeelte van de oppervlakte der aarde. Maar in de gefreldheid der landen dier beide rijken heerscht een aanmerkhjk onderfcheid. In het Rusfisch grondgebied is die ruime en onbewoonbaare uitgeftrektheid van wildernisfèn , aan de ijszee paaiende , begreepen ; eene omftandigheid . welke maakt, dat het bewoonbaar gedeef te der oppervlakte van dat rijk zeer vee van zijne grootte verliest. Daarentegei zijn alle de landen , het Chineefche rij! uitmaakende , niet Hechts bewoonbaar, maa ook zeer gefchikt en begeerlijk voor dei mensch. De meesten derzelven liggen ii het gelukkigst gedeelte der gemaatigd luchtftreek, naamlijk,op de noorder breec te van vijftig graaden , en van daar zuid waard. Een klein gedeelte ftrekt zich maa zoo verre naar het zuiden uit , dat he binnen de keerkringen ligt. Het gehee! rijk is dus niet alleen bekwaam, om c ïiuttigfte en kostbaarfte waaren optelev rer Bezoek ian het leizerlijk mf. Herfstmaand,1192* ■ [ L r 1 1 r t e e 1;  Bezoek aan het keizerlijk hof. Herfstmaand.1793- i 412 BRITSCH GEZANTSCHAP ren ; maar de meesten zijner provinciën overvloeien 'er ook in de daad van. Daar zeer veele Rusfifche landen niets, dan eenige pelterijen, geeven, zijn de Chineefche provinciën, integendeel, ook rijk in voortbrengfelen van allerleie kunlien. De keizer heeft de gewoonte, om, volgens de onderfcheiden jaargetijden , zijn verblijf in de onderfcheiden deelen ziiner Haaten te neemen. — Geduurende den winter houdt hij zich in China , maar des zomers in Tartarije op. .— Moukden is de hoofdftad der oude bezittingen zijner familie. Hij heeft die ftad aanzienlijk vergroot , en verfraaid (i); en men gelooft, dat'hij'daar onmeetlijke fchatten heeft opgehoopt, als of hij nog een heimlijk wan- trou- (0 Anderen noemen deeze ftad Mougdon. Zij is nog heden de hoofdftad eener Tartaarfche provincie van China. Hier is een hooge vierfchaar, in welke alle rechtzaaken van Chineesch Tartarije afgedaan worden. De keizer kien-long heeft zelfs een gedicht gemaakt, om den lof van wo uk den te vermelden, of liever, om de geiachtnis der vestiging der Mantcheoux-Tartaaren n die ftad te vieren. Aant, dzs fbanschek ?ert.  KAAR CHINA. XVI. hoöfdst. pj&. W trouwên voedde, of hij zich in zijn gezag over China wel zou kunnen handhaaven, wel weetende , dat hij in dat rijk , in waarheid , als een vreemdeling wordt befchouwd. - Door geheel Afie zyn de menfehen niet zoo zeer door de plaatfen, alwaar zij gebooren zijn, als wel door de Hammen , uit welken zij hunnen oprfpronj hebben genomen , onderfcheiden. Of fchoon de keizer kien-long, die than den Chineefchen troon bekleedt, in een rechte neerdaalende linie, reeds de vierd afftamling zij van hem, die, in de zever tiende eeuw, in China viel, en het gelu had , dit rijk zoo voorfpoedig te verov< ren ; en, offchoon van deeze vier fouv< reinen, de drie laatften te Peking gebo< ren zijn, merken hunne onderdaanen ov< het algemeen hen , en merken zij zelve zich fteeds, als Tartaaren aan. Hum voornaamfte ftaatsdienaars, hunne grootf vertrouwelingen, de opperhoofden hunn legermagten, de meesten hunner vrouwei hunner bijwijven , hunner dienstboodei hunner gefneedenen, zijn van die natie. Iedere manlijke fpruit, die, in Chin uit Tartaarfche ouders gebooren word ontvangt, van zijne geboorte af aan, ee Bezoek aan het keizerlijk hof. Herfstmaand.1793. 3 L j£ )- :r n ie te ;r 1» 1 > a, ï t ne ar-  üizoek aan hes ieizatijk hof. Herfst- maand. 1793. t , ! ] 1 1 $ r d d B 4 d d d 1 b v, d d i 414 BRITSCH GEZANTSCHAP jaarwedde, en worde onder de dienst* knéchten des keizers opgefchreeven. Deeze Tartaaren maaken de lijfwacht uit, waaraan hij zijne perfoonlijke veiligheid toevertrouwt. Zulk eene voorkeur, aan Tartaaren gegeeven, is, naar het fchijnt, een maatregel , zoo eenzijdig als onftaatkundig (k). Intusfchen werd dezelve in t begin der regeering van deezen Ham» toen O) Mr. staüStou vindt de voorkeur, aan ie Tartaaren gegeeven , om *s keizers lijfwacht littemaaken , ontaalkundig. Naar mijnen dunk, rioet de keizer , zelf van Tartaarfche afkomst ijnde, zich liever aan zijne ftamgenooten , die inn beftaan en aanzien alleen aan zijne magt erfchuidigd zijn, toebetrouwen, dan aan de Chieezen, die het juk , door de overheerfching ier vreemdelingen hun opgelegd, met weerzin raagen. — Voor het overige hebben de Chisefche keizers , uk de Tartaarfche natie, fteeds eezen maatregel gevolgd, om de Tartaaren onder e ftiptfte tucht te houden , en de groote manarijnen uit die natie met meer ftrengheid , dari 8 Chineefche mandarijnen , te behandelen. laarenboven hebben zij de voorzigtigheid geJ. ruikt, de waardigheden en bedieningen te verïsfelen, en, beurt om beurr, nu eenen Tartaar, Ui eenen Chinees daarmede te beguoftigen, opit de een van de getrouwheid des anderen v#fitwoording zou doen. Cóssicwtj.  KAAR CHINA. XVI. HOOFDST. %.'Afd. 415 toen de verovering des lands nog niet voltooid was, en men op de trouw der overwonnen Chineezen weinig ftaat kon maaken, volftrekt noodzaaklijk geoordeeld. Dee^e voorkeur werd, ten zeiven tijde, de bron eener overmaat van nieuwe afkeerigheid , welke op haare beurt weder de aanhoudendheid van den maatregel, die dezelve had voortgebragt, vereischte. Sints deeze beide natiën, de Tartaarfche en de Chineefche , aan eenen en denzelven fouverein onderworpen zijn, heeft geene verandering in haaren ftaat iets toegebragt, om de eensgezindheid onder haar te bevorderen , of die verwijdering , naar een volkomen tegenzin zweemende, welke 'er a te vooren, langen tijd, tusfchen een oorlogzuchtig volk, dat zonder ophouder tracht aan te vallen , en een befchaafc volk, welk zijne rustlooze nabuuren fteedi zoekt afteweeren, langen tijd plaats moei gehad hebben, te overwinnen. — In di< provinciën van China , alwaar deeze ver overaars overvloedigst zijn, zegt men no£ gemeenlijk, dat een half dozijn Chineezei geen uur lang bij elkander zijn , of zi beginnen tegen de Tartaaren uittevaaren. De fouvereinen uit den thans regeeren dei Bezoek urn het keizerlijk hof. Herfstmaand.1793- > t i 1  Üezoek aan het keizerlijk hof. Herfstmaand.1793. 416 BRITSCH GEZANTSCHAP den ftam , hebben zich , tot heden toe, meer naar de Chineefche gewoonten, wetten en taalgebruik in fchijn gefcbikt, dan dezelven bij eigen vèrkiezing en uitfluitender wijs aangenomen. — Maar, veelligt, kan men naauwlijks verwachten, dat deeze ftam lang genoeg op den troon zal blijven, om zich geheel en al met en onder de Chineezen te vereenigen. Hij heeft bijkans zoo lang den troon bezeten, als de regeeringen der ftammen , die denzelven voorafgegaan zijn , de een door den anderen gerekend, geduurd hebben. Gelijk ieder dier ftammen zijne verheffing aan begaafdheden en eenen onderneemenden geest, die zich van gunftige tijdsömftandigheden met voordeel wist te bedienen , verfchuldigd was ; zoo geraakten zij ook bijkans altijd weder van den troon, wanneer zij tegen rampen en opftand zich niet dan door gevoelloosheid en onvermoogen wisten te verzetten. — Het grondbeginfel van erfrecht, welk zoo lang het fteunfel van andere troonen geweest is, fchijnt in de ziel der Chineezen niet gegraveerd te zijn. Integendeel vestigen zij hun oog alleen op de meerderheid van magt, hoewel dezelve, als een grondflag van gezag aan-  maar CHINA. XVI. hoofdst. $.Afd. 417 aangemerkt, van veel minder ftandvastige duurzaamheid is. — Doch tot hiertoe hebben de Tartaarfche vorften van den tegenwoordigen ftam hunne magt en gezag, met een fterke en kloekmoedige hand, ftaande gehouden ; en de begeerte , om de duurzaamheid en eenvormigheid hunner regeeringswijs beftendig te maaken , heeft hen in de keus hunner op volgeren beftierd , niet zonder grond oordeelende , dat dit het zekerfte middel was, om gelukkig daarin te flaagen (/). De r {V) Het recht, welk de keizer van China bezit, om zijnen opvolger op den troon te benoemen, is van het gebruik, dat in Europa plaats heeft, grootlijks verwijderd; maar, wanneer men het oogmerk en de gevolgen van dat recht aandach tig nagaat, fchijnt het met de gronbegrnfels eener wijze ftaatkunde volkomen overeenteftemmen. Het recht van eerstgeboorte geeft, bijkans nooit, andere , dan zwakke , weinig verlichte , of aan hunne gemoedsdriften gantschlijk overgegeeven vorsten, aan den ftaat. De zekerheid hunner opvolging op den troon maakt hen ten aanzien vat het onderwijs onverfchi 11 ig; en zij, die hen om ringen , zijn 'er meer over uit, om hunne drif ten te ftreelen , en hunne geneegenheid daardoor tot zich te trekken, dan hen te leeren, dezelven te bedwingen. Het gebeurt maar al te dikwijls, IV. DEEL» Dd dat Bezoek van het keizerlijk hof. Herfstmaand.1793.  Bezoek van het keizerlijk hof. Herfst, maand. 1793. 413 BRITSCH GEZANTSCHAP De keizer kien-long had, eenigen tijd geleden , een befluit genomen , welk in andere landen, veelligt, hetzelve gevolg niet zou gehad hebben, als in China. Hij wilde afftand van de kroon doen op een tijdftïp, welk, offchoon op dien tijd nog verwijderd, zijne fterke ligchaamsgefteltenis hem, dat de verftandige opvoeding van den waarfchijnlijken erfgenaam der kroon verwaarloosd worde. — In China hebben de kinderen des keizers geen recht tot de opvolging. Indien zij 'er naar haaken, hebben zij geen ander middel, om de vervulling hunner begeerte te verkrijgen, dan zich aangenaam bij den keizer te maaken, en zich daardoor den weg te baanen, om de voorkeur boven hunne mededingers te erlangen. Zij, die met hunne opvoeding gelast zijn, doen hun best, om hunne opkweekeiingen die voorkeur waardig te maaken , ten einde den regeerenden keizer en tevens zijnen opvolger , te behaagen. Daaruit volgt, dat de zucht om te heerfchen naariever verwekt, en dat de jonge prinfen , die naar den troon ftaan, met aandacht naar de lesfen hunner onderwijzeren luisteren , en van de regelen hunner opvoeding een goed gebruik maaken. Men heeft voorbeelden gezien, dat keizers eenen hunner onderdaanen , tot hunnen opvolger beftemd tot deelgenoot van den troon aannamen j en deeze keuzen hebben altijd groote vorsten aan het iijk gegeeven. Cossignij.  naar CHINA. XVI. hoofdst. %.Afi. 419 hem , natuurlijker wijs , kon doen hoopen, te zullen belecven. Dus zal hij den geenen, wien hij tot zijnen erfgenaam zal verkooren hebben , zonder gevaar op den troon kunnen zetten; en deeze, 't zij hij zijn eigen zoon, of zulks alleen door aanneeming zij , zal zich verpligt rekenen , den raad en het voorbeeld van zijnen voorganger te volgen ; — eene verpligting , waartoe hij door de gevoelens , en van dankbaare geneegenheid, en van tedere kinderliefde , die , in China , zelfs niet door den troon verzwakt wordt, moest worden opgewekt. Het is, derhalve; waarfchijnlijk, dat kien-long het ge. noegen zal hebben gehad, om in een' ander de waardigheid en magt, welke hij hem medegedeeld heeft, te genieten, zonder zelf van een van die beroofd te zijn. , Van de verfcheiden zoons , welken de keizer gehad heeft, zijn 'er nu, in 1793; nog flechts vier in leeven ; naamlijk : de achtfte, de elfde , de vijftiende en de zeventiende. De elfde was gouverneur van Peking, alwaar hij zich , geduurende de afweezigheid van zijnen vader , ophield, D d d Dc Bezoeh aan het keizerlijk hof. Herfst-; maand. 1793-  Bezoek aan het keizerlijk hof. Herfstmaand,1793- i 420 BRITSCH GEZANTSCHAP De drie overigen waren te Zhe-hol; en van deeze drie, beloofden de twee jongften zeer veel. Zij waren in hunne 'zeden en geheele gedrag zeer befchaafd; zij toonden groote begeerte , om zich omtrent al dat geen , 't welk andere landen en rijken betrof, te laaten onderrechten; en waren nieuwsgierig, om de uitvindingen en kunstwerken , van daar gekomen , naauwkeurig te onderzoeken. Dewijl de hooge ouderdom des keizers hem niet meer vergunde, het vermaak der groote wilde - dierenjagt in de bosfchen van Tartarije te genieten , gelijk hij, voorheen, na de viering der verjaaring van zijnen geboortedag,plag te doen, befioot de vorst, fpoedig naar Peking terug te keeren. Ook vond men ten hove goed , dat de ambasfadeur hem derwaard zou voorafgaan. Eer lord macartn.Eij.Zhe-hol verliet , ontving hij uit handen van den keizerlijken gevolmagtigden een antwoord van bo-choeng-taung , op den brief, welken hij hem , eenigen tijd te vooren , toegezonden had. De ftaatsdienaar kondig-  naar CHINA. XVI. hoofdst. 3. Afd. 411 digde hem daari'n aan, dat het den bevelhebber van het fchip Indostan vrij zou ftaan , zijne waaren te verkoopen , en daartegen goederen te Chu-fan in te koopen , alles onder het opzigt der voornaamlle mandarijnen, die zorg zouden moeten draagen om te beletten , dat de inboorlingen zich aan geene bedriegerijen fchuldig maakten. — Hij zeide daarenboven , dat , dewijl de Indostan, voor een groot deel, met gefchenken voor den keizer belaaden was geweest, van dat fchip geene uitgaande rechten zouden betaald worden : dit was een gunstbewijs , welk men niet gevraagd had. — Eindelijk voegde ho-ciioekc-taung 'er nog bij, dat het niet gevoeglijk was, den kapitein mackintosh toe te ftaan, om zich ten deezen tijde aan boord van zijn fchip te begeeven , dewijl de zaaken van hetzelve , bij aanhoudendheid, konden en moesten gedaan worden door die lieden , aan welken men ze reeds had toebetrouwd. Dit antwoord was gunftiger , dan men het door het kanaal, langs welk het tot des ambasfadeurs kennis kwam , verwacht Dd 3 had. Bezoek van het keizerlijk hof. Herfts. maand, 1793-  Bezoek dan het keizerlijk hof. Herfstmaand.1703. 422 BRITSCH GEZANTSCHAP, had. Het bevatte niets onaangenaams, uitgenomen het lipt, welk 'er, waarfchijnlijk , pp de vertoogen van den veldheer van Thibet was bijgevoegd ; dewijl 'er, in zijne tegenwoordigheid, over die zaak gefprooken was. De heevigheid van zijnen tegeniland tegen de Engelfche natie fcheen nog niet het minfte verzacht te zijn. Ook was voor de belangen der Engelfche natie in China, veelligt, niets wenschlijker , dan hem zoo wel uit des keizers raadsvergaderingen uitgefloten, als van de waardigheid van onderkoning van Kanton verlleeken te zien : want in die ftad kon hij niet alleen den handel der Engelfchen grootlijks drukken , maar ook looze voorwendfels vinden , om hun gedrag en bedoelingen te lasteren. Ingevolge herhaalde waarneemingen, bevond de kapitein parisiï, dat Zhe-hol op de noorder breedte van een en veertig graaden acht en vijftig minuuten ligt. — Geduurende het kort verblijf van het gezantfchap aldaar, wat het weer zeer droog» en de lucht helder en klaar» iIJST  naar CHINA. XVI. hoofdst. 3. Afd. 423 I LIJST der PLANTEN, l j op de reis,,tusfchen peping en zhe- i hol, in Tartarije, gevonden Qnj. Allium. — AH. — Look. Amethysthea ccerulea. — Atnethy tée c; ' fleurs bleues. — Amethist met blaauwe bloemen. Aristida. — Aristide. Aruhdo. — Rofeau. — Riet. Asclepias Siberica. — Asclepias de Sibc ffa _ De Siberifche zwaluuwwortel. Asparagus. — Aspergs. — Aspergie. As- O) Hier voor, op het einde der zesde afdee ling van het veertiende hoofdftuk, vindt meneer dergelijkeLijst van planten, in de provincie pe-che li gevonden. De bijzonderheden, welken ik ii eene aantekening, onder dezelve geplaatst, nopen die lijst medegedeeld heb, zijn ook bij de boven ftaande lijst in acht genomen. Men zie dezelv< onder bladz. 180 en 181 van dit deel. Am. di jiederd. vert. D 4 'ezoek' an hei sizerliik of. - Jerfst. mand. 793-j 1 !  Bezoek aan het keizerlijk hof. Herfstmaand.1793. < < c c 424 BRITSCH GEZANTSCHAP Aster. - Astre. _ Aster, of fterrekruid. Avena. — Avène. — Haver. Berberis. — Vinethier. — Barberisfe. Brifa eragrostis. — Amourette. Bupleurum. — Buplevre. ~ Deurwasch. Casfia procumbens. — Casfe a tige tornbante. ■— Thunberg. Campanula. — Campanule. — Klokskenskruid. Capficum. — Piment. — Guineefche peper. Hhanopodium. — Chenopode. ' Twee andere foor ten. :istus. — Ciste. :onva//arid multiflora. — Muguet multiflore. ' Verticillata. — Muguet ver- ticillé. 'onvolvolus. — Lizeron. — Winde. —! Een tweede foort. "rasfula fpinofa. — Crasfule epineufe. — Smeerwortel. 1 .VsM. jlb bcv i3i ':o c&i jbsJd ■ ~——— Een tweede foort.  naar CHINA. XVI.hoofdst. 3. Afd. 425 Cyperus irici. — Souchet d êpillets alter-, nes. — Cyperus. j Dianthus. —- Oeillet. Echium. — Viperine. — Slangenkruid. : Euonymus. — Fufain. — Paapenhout. Fraxinus.' — Frene. — Esfenhout. Hyofcyamus niger. — Jusquiame noire. — Bilfenkruid. Lyfimachia. — Corneille. — Wederik. Matricaria. — Matricaire. — Moederkruid. Moraa Chinenfis. — Morée de la Chine. Morus. — Murier. — Moerbefienboom. JSicotiana. — Nicotiane of Tabac. — Tabak. Obs. — Een andere foort. Pavonia. — Pivoine. — Pionie. Panicum crus corvi. — Millet, of Panis pied de corbeau. Panicum glaucum. •— Millet, of Panis glauque. . Itatictim. — Millet , of Panis Italique. Pa- bezoek 'an het :eizerlijk tof. Herfst, naand. '793.  Bezoek aan het. keizerlijk Hof. Herfstmaand.3793- t 426- BRITSCH GEZANTSCHAP Panicum viride. — Millet, of Panis verd. Ciliare. — Millet , of Panis1 cilié. — Onderfcheiden foorten van gierst. Phyfalis alkekengi. — Coqueret. —- Zeeduizendbeen.Pinus. — Pin. — Pijnboom. Poa. — Paturin. Poligonum lapathifulium. — Renouêe d feuille d'ofciller. Poligonum fagopyruni. — Bied- Sarrazin. Een tweede foort. Quercus. — Chêne. — Eikenboom. Rhamnus. — Nerprun. — Rhijnbesfen. Joodendoorn. Drie andere foorten. Ruhia cordata. — Garance a feuille en ■ cozur. -— Meekrap met hartvormige bladen. Thunberg Saccharum. — Canamelle 3 0f Cannè ë fucre. — Suikerriet. Salix. — Saule. — Wilgeboom. Sambucus nigra. — Sureau ordinaire. ~ Gemeene vlierboom. Sam-  NAAR CHINA. XVI. HOOFDST. 3. AfJ. 42? Sambucus officinalis. — Sanguiforbe offi-. cinale. — Pimpinel. \ Scabiofa Uucantha. — Scabieufe h fleurs' Manches. — Schurftkruid. óVJaw. — 7W#«e, of Orpia. Solanum nigrum. — Morelle. — Nacht- fchade. Sophora Japonica. — Sonore ^00. Swertia rotata. Syringa vulgaris. — ütöw. — Syring of pijpboom. Tribulus terrtstris. — Horfe. — Aardangel. Valeriana. — Valeriane. Veronica. — Veronique. Vitis heterophyïïa.— Vignt hetcrophyUe.- Thunber g. Ulmus. — Orme. — Olmboom. EINDE VAN 'T VIERDE DEEL* %tzotk tan het leizerlijk tof. Herfstmaand. mz-       REIS VAN LORD MACARTNEIJ.   REIS VAN LORD MACARTNEIJ, NAAR CHINA. DOOR. GEORGE STAUNTON. UIT HET ENGELSCH. MET PLAATEN EN KAARTEN. VIERDE DEEL. te AMSTERDAM, bi/ JOHANNES ALLART. M D C C C.  01.687  VOORBERICHT. De Nederduitfihe Fertaalêr en Uitgever van dit fchatbaar werk , hebben hei genoegen, thans het vierde deel daarvan afteleveren. Zij twiife* len geenzins 3 of hunne leezers zullen wel te vrede zijn , dat hetzelve , niettegenjlaande zijne moeilijkheid, en de meniqte en kostbaarheid der planten , welker onderwerpen voor onze vader» landfche liefhebbers e$ne waare nieuwigheid zijn zoo fpoedig voortgaat. Zij verklaar en, bij deeze gelegenheid , dat zij zich beuveren zullen, o;n , aan den wensch en de begeerte der leezeren naar het vervolg, met zoo veel fpoed, als de omflandigheden en eene goede uitvoering toelaaizn, te voldoen. En hierbij zouden zij het hebben laat en be. rusten, bijaldien niet céne omflandigheidhen noodzaakte , hier nog .een woord bijtevoegen. Zij is deeze: — In den platten grond van des Chineefchen keizers gehoorzaal, in het paleis Tuen-minyuen , op de plaat No. XXIII. te zien, vindt men verfcheiden letters en cijfers , zoo veele biü 6 zon-  vi VOORBERICHT. zonderheden in die plaat aanwijzende. De ver* klaaring der voorwerpen, door die letters en cijfers aangeduid, is in de oorfpronglijke Engelfche plaat zelve gegraveerd. Doch men vond goed in deeze ISe der duit fche uitgaf, die verklaaring der tekens in den letterdruk te brengen. Ondertwfchen is, bij toeval, het plaatfen der zelve onder bladzijde 98, daar zij behoorde, vergeet en. Om zulks te vergoeden , en opdat de leezer, lij het gebruik dier plaat, de betekenis dier letters en cijfers zou kunnen ontdekken , wordt de uitUgging daarvan hieronder medegedeeld. Uitlegging der tekens, in de plaat, N°. XXIII, den platten grond der gehoorzaal in het paleis Yuen-min-yuen afbeeldende: IK DEN EERSTEN VOOSHOr, A. De gehoorzaal. B. De granietfteenen grondflag of voetftuk, viervoet, waarop het gebouw rust. C. Des keizers troon. De ronde merken beduiden zoo veele houten pijlaars, die het dak onderfchraagen. D. Vloer van tegels, met een' granietfteenen gang in 't midden. SE. Gebouwen voor de voornaamfte mandarijnen, als zij dienst doen. F.  F. Eene rei rotfen, door kunst gemaakt, achter welken een vijver of waterkom is, omringd door een grasvlakte, en een gang met fijn fteengruis. Aan het boveneind van die waterkom ftaat een zeer fraai huis voor dsn keizer, en het vrouwenpaleis daarachter. De gefchenken voor den keizer waren geplaatst aan het eene eind der gehoorzaal; 1. Het planetarium. 2. Een paar van Vulliamy's klokken. 3. Een paar lusters. 4. Een paar globen. 5. Een uurwerk. 6. Een tafel, waarop de waar van wedgewood geplaatst was. 7. Eene tafel voor het (taalwerk. in den tweeden en derden voorhof. G. De kamers voor de voornaamfte gefneedenen. H. De groote poort. KK. Twee kleine poorten. 11. Twee vergulde draaken, op marmerfteonen voatftukken. MM. Gebouwen voor de mandarijnen. N. De groote poort, nn. Twee kleine poorten. pp. Twee metaalen leeuwen, op marinerfteenen voetftukken. B.R. Gebouwen , door dienstdoende mandarijnen bewoond. De eerlle voorhof loopt uit in een fraaie wandeldreef, op het einde met een rei gebouwen bepaald, met plantaadjen van hooge boomen bijkans geheel bedekt. * 4 BÈ« \  / J Bericht voor den Biivder wegens het plaatfen der Plaatt.n in dit vierde deel. N°. XIX. De Chirieefche Briefdraager te paard. Tegenover bladz. . . 50; XX. Een pai-loe of triumpbboog. . 76. XXI. Gezigt in de keizerlijke tuinen te Peking. 84. XXII. Gezigt eener poort van Peking. . 00. XXIII. Plattegrond, en . . 98. XXIV. Gezigt der gehoorzaal in het paleis Yuenmin-yuen. ... . 98» XXV. Gezigt van den grooten muur van China. 214. XXVI. Gezigt van een gedeelte van dien muur, met platte gronden enz. . . 235. XXVII. Aankomst des keizeis van China in zijne tent. . . . . 315. XXVIII. Plan van den poe-ta-Ia of grooten tempel bij Zhe-hol. . . 386". XXIX. Gezigt van den poe-u-la, enz. . 386". I N-  1 N IJ OUD VAN H I I VIERDE DEEL. XIV. HOOFDSTUK. Het britsch gezantfchap verlaat de jachten, • nabij Tong - choe -foe. Het trekt, door Peking , naar het keizerlijk paleis Tuen-minyuen, op eenigm afjland van Peking gelegen. -Het keert naar de hoofdftad terug. Bladz. h EERSTE AFDEELING. Het Britsch gezantfchap reist, te land-, van Tong - choe -foe naar Peking. Bijzonderheden in de eerstgenoemde ft ad, en op de reis ontmoet. . ... i_ 5^ TWEEDE AFDEEL ING. liet Britsch gezantfchap reist , van Peking naar het keizerlijk paleis Tuen-min-yuen. Merkwaardigheden aangaande de hoofdftad en het keizerlijk paleis. . . 65—1^2 DERDE AFDEELING. Het gezantfchap keert van het paleis Tuen-minyuen naar de hoofdftad te rug. Vervolg der merkwaardigheden van Peking. Toebereidfels tot df reis naar Zhe-hol in Tartarije. 123—187 XV. HOOFD»  yrm inhoud. XV. HOOFDSTUK. Reis naar de noordlijke grenzen van het Chitieefche rijk, Gezigt van den grooten muur van China. . . . Bladz. 188—256 XVI. HOOFDSTUK. Reis des gezantfchaps van den grooten muur van China naar Zhe - hol in Tartarije. Aankomst in het keizerlijk paleis aldaar. Verhlijf in hetzelve. Terugreis naar Peking. 257 eerste afdeeling. Het gezantfchap reist van den grooten Chineefchen muur, naar des keizers zomerpaleis te Zhe-hol in Tartarije. Ontmoetingen op üen weg- ■ • Vf . 257-295 tweede afdeeling. Onderhandeling tusfchen /o>v/macartnetj tn den eerften ftaaisdienaar in het paleis te Zhe - hol. Het plechtig gehoor des Britfchen amhasfadeurs bij den keizer van China in eene tent. . . . 296—376 derde afdeeling. • Viering van 's keizers geboortcverjaaring. Bijzonderheden nopens Zhe-hol, den keizer, deszelfs regeering, de Chineefche natie, enz. Terugreis van Zhe-hol naar Peking. 377~4^7 REIS  REIS van het BRITSCHE GEZANTSCHAP naar C II I N A. XIV. HOOFDSTUK. HET BRITSCH GEZANTSCHAP VERLAAT DE JACHTEN, NABIJ TONG-CHOE-FOE. — HET TREKT, DOOR PEKING, NAAR HET KEIZERLIJK PALEIS YUEN - MIN - YUEN , OP EENIGEN AFSTAND VAN PEKING GELEGEN. — HET KEERT NAAR DE HOOFDSTAL TE RUG. ■ «WMBB—— EERSTE AFDEELING. Het britsch gezantschap reist , tC land, van tong-choe-foe, naar pekikg,— Bijzonderheden in de eerstgenoemde stad, en op de reis ontmoet. I N H O U D. Hoe voordeelig de groote vlakte van Peche-U is. — Qisftngen over het ontflaan IV. deel. A dier  • a INHOUD. dier vlakte. — Uitgejlrektheid der vlakte rondom Peking. — Affland van Tongchoe-foe van Peking. >— Be tempel te Tong-choe-foe gereed gemaakt tot ontvangst van den ambasfadeur. en zijn gevolg. — Pakhuizen gebouwd, om de ba\ gaadje des gezantfchaps en de gefchen- ken voor den keizer te bergen. Be- fchrijying des tempels , en der vertrek* ken, welken de priesters voor de Engelfchen ontruimden. — Maaltijd, door de mandarijnen gegeeven. — Brand/puiten in China ingevoerd. — Geene bedelaars vertonnen zich onder de Chineezen. Loflijke voorzorgen, tegen den hongersnood genomen. — Weldaadigheid des keizers bij dergelijke treurgelegenheden. — Bijzonderheden, Tong-choe-foe betreffende. '— Nieuwsgierigheid der inwooneren. — Hunne verwondering op het gezigt van eenen neger. — Aankondiging eener maansverduistering. — Gedrag des keizers bij gelegenheid der zonsverduisteringen. — De Chineezen ver/laan de kunst niet, om de verduisteringen der hemellichten naauwkeurig te voorzeggen. — De Chineefche kooplieden zijn onërvaaren ia de gewoone werkingen der cij-  INHOUD. 3 cijferkunde. — Hun fwan-pan. — Hunne wijs van optellen en verdeden bij tien. — Munt der Chineezen. — Plet zilver is eene koopmanfchap in China — Vervolg der Chineefche munten, opklimmende tot voor de Christlijke jaartelling. — Een oud gebouw van Tong-ohoefoe. — De Chineefche pagoden zijn niet bejlemd tot godsdienstoefeningen. — Overeenkomst van den godsdienst van f o met dten der Roomschkatholijken. — Groot aantal beelden in de Chineefche tempels. — In China heeft geen heerfchende godsdienst plaats , dien de flaat belijdt. — Het Chineefche volk is ten uiterJle bijgeloovig. ~ Het gelooft de zielverhuizing. — Dood en begraafnis van eenen der kunjlenaaren , in dienst van het gezantfchap — Chineefche kerkhoven. — Geplekte paarden, in China ge. meen. — Werktuigen, tot den akkerbouw gebezigd. — Hoe de Chineezen de heesten voeden, welken zij tot den akkerlouw gebruiken. -— Chineefche boeren. Hoe vlijtig en werkzaam de Chineefche vrouwen zijn. — Hoe onderworpen aan haare mannen. — Banden van maagfchap-. —■ De Chineezen laaten hunne A a na-  Reis van Tongchoe -foe naar Peking. Den een en twintigften van Oogstmaand.1793- % INHOUD. nabeftaanden niet verleegen. — Zij verliezen elkander nooit uit liet gezigt. — Toefiel tot het vertrek van Tong-choefoe. <—- Groote menigte draagers , bijna drie duizend man, gebruikt , om de bagaadje van het gezantfchap over te brengen. — Op welke wijs de zwaare pakken werden gedraagen. —. De gezant en zijn gevolg hadden, tot hiertoe, hunne reis naar de hoofdftad van China, zonder eenige vermoeinis of ongemak voortgezet. Het kon niet anders dan de reizigers grootlijks ftreelen , dat zij in bijkans alle de voorwerpen , die zich hun aanbooden, wegens derzelver nieuwigheid, iets vonden , 'c welk of voor hun gezigt aangenaam , of voor hunnen geest belangrijk was. — De gelijkvormigheid zelve der Iandftreek , welke zij doorkruist hadden , was eene vertooning, waarvan men elders, ten aanzien eener zoo wijde uitgelhektheid, naauwlijks de weergaê zou kunnen vinden. Volgens eene zoo verheevén, als bekoorlijke, onderftelIing,kan men deeze geheele uitgebreide vlakte aanmerken, als een gedeelte van dat geen, 't welk de aarde in den eerften ftaat haarer wording was,  naar CHINA. XIV. hoofdst. i. Afd. 5 was , toen zij nog haare effen en vruchtbaare oppervlakte had behouden , terwijl vreeslijke omkeeringen, door een' algemeenen watervloed veroorzaakt , naderhand , oneffenheid en wanftalte over de rest heb-1 ben verfpreid. Maar zij , die de werkingen der natuur met aandacht befchouwen, merken deze vlakte aan als een nieuwe fchepping, als een gevolg van het aanweezen van meer verheevén deelen des aardkloots , en oordeelen, dat zij alleenlijk uit aangefpoeld land beflaat, door hevige ftroomen , van de nabuurige bergen neerftortende , eerst mede weggevoerd , vervolgens aan den voet van diezelve bergen neergelegd , en eindelijk trapswijs de zee noodzaakende te rug te wijken. Aan het westëind deezer onmeetlijke vlakte, waarfchijnlijk op die wijs, als wij gezegd hebben, gevormd, is peking, de hoofdftad van China, gefticht. Men moet die ftad doortrekken, om zich, van Tongchoe-foe, naar het herfstpaleis des keizers, ruEN-MiN-yuen , dat is, de tuin van altoosduurende groente , genaamd , te begeeven. — Daar moesten de gefchenken, die niet zonder gevaar naar Zhe-hol konden gebragt worden , blijven. De gezant A 3 ea Reis van Tongvhoe -foe naar Pe'ting. Dm '.en en wintiglen van Dogstnaand.'793-  Ruis van Tongchoe-foenaar Peking. Den een en twintigJlsn van Oogstmaand.Ï793- i i 1 ] « S BRITSCH GEZANTSCHAP en zijn gevolg moesten nabij het gemelde paleis Yuen - min - yuen vertoeven, terwijl de noodige toebereidfels tot hunne reis naar Tartarije gemaakt werden. Dewijl 'er tusfchen Tong - choe - foe en Peking geene vaart is, diep genoeg , om door vaartuigen van de grootte dier jachten , van welken het gezantfchap , van Tien-fing tot hiertoe gebruik had gemaakt, bevaaren te worden, flapten de perfoonen, die hetzelve uitmaakten, nabij de eerstgenoemde ftad aan land. Zij werden gehuisvest in eenen tempel, of Chineesch klooster , welk men gereed had gemaakt , om ben te ontvangen. De bagaadje en de gefchenken werden in twee pakhuizen of lootfen geborgen. Zij waren bijzonder tot dat oogmerk, van zeer fterke bamboezen Qa) opgerecht, en met matten, van een zoo dicht (a) De bamboezen, waarvan men zich tot de jprechting deezer pakhuizen bediende, had men, waarfchijnlijk, uit de zuidlijke provinciën van Zhmz. derwaard aangebragt. Indien zij uit den )mtrek van Peking kwamen, zouden zij van een >ijzondere foort, en den kruidkundigen in Europa ïog onbekend zijn. In dit geval zou 'er eene vinst voor ons waerelddeel te doen zijn. De uchtsgefteldheid van Parijs is minder koud, dan lie van Peking. — Mr.  NAAR CHIINA. XIV. HOOFDST. I. Afd. 7 dicht weeffel , dat de regen 'er niet kon doordringen, gedekt. Ieder van deeze lootfen was meer daa twee honderd voet lang. Zij lagen tegenover elkander, en waren met fterke fchuttingen omgeeven, in welken aan de beide einden deuren waren. Rondom dezelven waren fchildwachten geplaatst , en opfchriften, aan paaien gehecht, verbooden aan allen en een ieder , aldaar met vuur te naderen. Deeze groote magazijnen werden binnen weinig uuren voltooid. Alle de goedereu , die aan hei gezantfchap behoorden, en de laading vat dertig vaartuigen uitmaakten, werden it eenen enkelen dag ontfcheept, en in d< pakhuizen gebragt. Doch in China zijl en de bouwftoffen en de werklieden oogen bliklijk gereed, zoo ras de ftaat zulks be geert. Ook befpeurde men eene werk zaam Mr. stauRton zegt ook niet, welke de plan zij, die gediend had om de matten , waarvan hi fpreekt, te bereiden. In Indie bouwt men ooi van bamboezen dergelijke lootfen , of gebouwen pmdales genaamd , 't zij tot feesten , of om brui loft te houden, of tot eenig ander gebruik. Di zijden en het dak derzelven bekleedt en dekt mei met takwerk , om ze tegen den regen te beveili gen. Ook plaatst men 'er lantaarnen e» ander Secaaden aan. Cossignij. A 4 Reis van Tongchoe-foenaar Re' king. Den een en twintig' ften van Oogstmaand.1793- ï  Reis van Tongclioe-foenaar Peking. Der, een en twintigfien van Oogstmaand.J793- I ) < i j i 8 BRITSCH GEZANTSCHAP zaamheid en goedwilligheid van gehoorzaamheid , welke klaar deeden zien , dat men op eene belooning , aan den arbeid evenredig, vast ftaat maakte. üe tempel en het klooster , waarin de gezant en zijn gevolg, geduurende hun verblijf te Tong-choe-foe, gehuisvest werden, waren, eenige eeuwen geleeden, door een' rijken dweeper geiïicht. Hij had 'er zoo veele goederen bijgevoegd , dat uit derzelver inkomften twaalf priesters van de gezindheid van fo, die de meeste aanhangers in China heeft, konden onderhouden worden. Tegenwoordig dient dit gedicht, bij voorkomende gelegenheid, tot een choultry, of karavanfera (é), alwaar lieden van rang, wanneer zij in 's lands dienst door deeze provincie reizen , hunlen intrek neemen. — De voornaamfte godheid van deezen tem- 00 Deeze {lichtingen hebben veel overeenkomst net die, weiken men , in het Oosten , op de al;emeene wegen , menigvuldig aantreft, en aldaar ■aravanfera's genoemd worden. Alle de reizigers, UB in het Oosten gereisd hebben, maaken 'er gerag van. —- Onder anderen zie men daarover de leis van thomas shaw naar de Levant, in de nleiding, V00r het eerfte deel geplaatst, van den Lmfterdamfchen druk, Jmt, des nedebd. veat,  naar CHINA. XIV. hoofdst. l.Jfd. $ tempel, en die liet meest in de oogen j valt,is eene perfoonsverbeelding der voor-; zienigheid, onder de gedaante eenen vrouw, die een ronde plaat, daar een oog, op gefchilderd is, in haare hand houdt.! Het beeld vertoont fmaak en waardigheid, i Eene aftekening daarvan, met alle naauw-1 keurigheid, naar het beeldnis zelve gemaakt, is in de onderftaande plaat te zien, leis van ronghoe-foelaar Peing. Den 'en en wintighn van Oogstnaand.1793* i  Reis van Tongchoe -foe naar Peking. Den een en twintigJlen van Oogst' maand. 1793- 1 io BRITSCH GEZANTSCHAP Mr. hickeij, fchilder in dienst van het gezantfchap, van wien in het eerde deel deezer reis bereids gefprooken is, heeft van het klooster en den tempel de volgende befchrijving gegeeven: „ Het gedicht ligt op eene hoogte , „ welke eenen langzaamen opgang heeft, „ omtrent eene halve Engelfche mijl (c) „ van de rivier, en dicht aan de voordeden „ van Tong-choe-foe. Het is met een' „ hoogen muur omgeeven, die tegenover „ de rivier een' kleinen ingang heeft. „ Toen de Engelfchen daar waren , werd „ deeze deur door eene wacht van Chi* „ neefche krijgsknechten bewaard, en voor „ dezelve was eene tent, met eene bende „ muzikanten , die muziek maakten, zoo „ dikwijls de gezant, of voornaame per„ foonen van het gezantfchap, daar voor, bij gingen. —. Wanneer men door de „ kleine deur ingaat, loopt 'er, door ver, fcheiden voorhoven en laage gebouwen, , tot daaglijksch gebruik geichikt, een , gang, naar die, welke bijzonder aan de , godsdienstoefeningen zijn toegewijd. Dec- „ ze (c) Men zie het eerfte deel deezer reis , bladz, có cn 107, in de aantekeaiug.  NAAR CHINA. XIV. HOOFDST. x.Afd. II „ ze laatften zijn van de anderen afgezonderd „ dooreenen muur, in welken men eenen „ ingang heeft gemaakt, die net de gedaante van eenen cirkel heeft, waarvan de, „ middellijn omtrent acht voet bedraagt.j „ Wanneer men deeze ronde opening door„ gaat , ontmoet men twee tempels, of „ zaaien , tot den eerdienst gefchikt , te„ genöver elkander gebouwd, met een „ ruime plaats tusfchen dezelven. — Voor „ ieder deezer tempelen was eene gaanderij, „ door houten pijlaaren, die rood geverfd „ zijn, onderfchraagd. De middellijn dee„ zer pijlaaren is, naar evenredigheid hunner lengte , klein. De dikte der zuilen „ vermindert langzaamerhand van den voet „ tot het kapiteel, welk, behalve het ver„ guldfel, weinig of geen fieraad heeft, „ De voet der pijlaaren rust eenvouwig , „ volgens de oudeDorifche bouworde, op „ den vloer. De binnenruimte deezer tem. „ pelen bevat de geheele hoogte van het ge„ bouw, zonder eenige zoldering, die de „ fpooren en latten van het dak verbergt „ Zij bevatten verfcheiden beeldnisfen var 9 manlijke en vrouwlijke godheden. Som„ migen van dezelven zijn in hout gefnee' » den, en met eene verfcheidenheid var kleu Reis van Tong;hoe-foelaar Peïing. Den '.en en wintiglen van Oogstmaand. 1793- i  Seis van Tcngchoe-foenaar Peking. Den een en twintigften van Oogstmaand.1793. : i ] ( i I t \ t r v h e rr v( m la w g< ee 12 BRITSCH GEZANTSCHAP „ kleuren geverfd , maar in een' hedenli) daagfchen fmaak en Hechts zeer middeli maat'g uitgevoerd; anderen zijn van por„ celein," De talrijke ftoetdes ambasfadeurs bezette de meeste vertrekken des kloosters, die :ot verblijfplaatfen waren ingeruimd. 'Er vas niet meer, dan een enkel priester in;ebleeven , om op de lampen des heiligloms te pasfen , en de bevelen van lord iacartneij te ontvangen. De overige riesters hadden zich naar een ander kloos2r in die nabuurfchap begeeven , maar erfcheenen in de zaaien, tot den eerdienst efchikt, op de beftemde uuren. De verdekken, welken zij verlaaten hadden, waai •> u'i hoofde hunner koelheid, in dat 'arme jaarfaifoen, zeer aangenaam. — Aan et uiterfte einde van iedere kamer was me foort van zoldertje , van planken geaakt, ruim een' voet boven den vloer irheeven , nagenoeg in dien fmaak , als en ze, fomtijds , in de wachthuizen der ijgslieden in Europa vindt. Een dik ollen kleed, dat niet geweeven, maar, op 'lijke wijs als het vilt voor hoeden , tot n vaste zelfftandigheid in een gewerkt is,  HAAR CHINA. XIV. HOOFDST. *3 is , werd op het zoldertje uitgefpreid, en dat kleed , met een hoofdkusfen , maakte, het geheele bed uit, waarop deeze piies-' ters hunne nachtrust namen. De andert, klasfen der maatfchappij in China, of ter minfte de lieden dsr fmalle gemeente, liggen des nachts niet veel zachter, en houden, terwijl zij flaapen, een groot gedeelte der kleederen aan hun lijf , waarmede zij zich over dag dekken. De afgezonderde vertrekken , voor de kloosterbeftierdcrs gefchikt, waren nu aan den gezant en de voornaamfte perfoonen van het gezantfchap ingeruimd. — In fommigen der andere kamers , alwaar de rest gehuisvest werd, hadden de priesters, uit achtloosheid , fcorpioenen en duizendbeenen laaten influipen (— Ondertusfchen, zochten de lieden van het gezantfchap zich , in de open plaatfen, die, binnen den omtrek van het klooster, de verfcheiden gebouwen van elkander affcheidden , tegen het geweld der hitte te beveiligen, door groote zeilen var het eene dak tot het andere, horizontaal, uittefpreiden, ten einde zich tegen de heett zonneftraalen. te bevrijden : terwijl koor den , aan deeze zeilen vastgemaakt , der Engelfchen, die 'er onder waren, gelegen heid gaven, om dezelven gemaklijk te be weegen naar dien kant , zoo als zij bes en noodig oordeelden, om op die plaat fen, van waar de zon allengskens wegge weeken was, verfche lucht intelaaten. Daags na de aankomst van het gezant fchap te Tong-choe-foe, werden alle d Engelfchen , die tot hetzelve behoorden onthaald op een gastmaal, waartoe zij doo de mandarijnen genoodigd waren. De tijd op welken dit gastmaal plaats had, dee oordeelen , dat het een ontbijt was: maa de groote menigte vleesch van verfcheide foorten, die 'er aangerecht werd, maakt het eene der overvloedigfie en weezenlijk Ras van Tongclwe-foemar Peking. Den een en twintigfien van Oogstmaand.I79> l t > t 3 1 r 1 e  Reis van choe-foe naar Peking. Den een en twintigJien van maand. 1793- \A BRITSCH GEZANTSCHAP fte maaltijden. Offchoon de thee iedere aanrechting verzelde, werd zij echter niet als een voornaam gedeelte der maaltijd aangemerkt. Men had de tafels in dat gedeelte der nieuwe magazijnen of pakhuizen geplaatst, welk niet door de gefchenken en de pakkaadje des gezantfchaps bezet was; want geene andere bedekte plaats zou voor dit feest groot genoeg geweest zijn. Uit dit voorbeeld blijkt het, dat, wanneer de Chineezen iemand met veel beleefdheid willen onthaalen, hunne gewoonte is, niet illeen hem zeiven, maar ook alle de perbonen van zijn gevolg , welken of hoe /eelen zij ook zijn moogen , te noodigen. Uitnoodigingen om van de aangenaamheden Ier tafel gebruik te maaken, worden, naar iet fchijnt, als een zoo weezenlijk gedeelte :ener goede opvoeding bij hen befchouwd, lat zij bij de tegenwoordige gelegenheid riet konden nagelaaten worden , offchoon le gastvrijheid des keizers alle andere blijden van welleevendheid in deezen opzigte mt- en noodeloos maakte. De toevloed van nieuwsgierigen was , »p de ruime zandvlakte, die zich tusfchen iet klooster en de rivier uitftrekte, zoo erbaazend groot, dat men 'er winkels had op-  naar CHINA. XIV. hoofdst. i.Afd. 17 opgerecht, waarïn men verfcheiden nood-, wendigheden, maar bijzonder fruit en fter-, ke dranken , verkocht. De ftandplaatfen \ werden door groote vierkante zeilen van, lywaat, in het middenpunt door een' enkel ft aak , in den grond geplant, onder-" fchraagd, tegen de heete zonneftraalen belommerd. Het vuur, daar men fpijs»op gereed maakte, brandde in de open lucht. Zelfs waren 'er, aan den oever der rivier, brandfpuiten bij de hand , om zich , in geval van nood, terftond, daarvan te kunnen bedienen. — Deeze brandfpuiten waren op dezelfde grondbeginfels, als die van Europa,-gemaakt. Ook zegt men, dat de Chineezen de uitvinding daarvan aan Europa verfchuldigd zijn , en ze voor een gedeelte van de bouwftoffen, die hun dooi de Europeeërs zijn toegevoerd, vervaardigd hebben. Sedert den zwaaren brand , die te Kanton , ten tijde toen de admiraal anson aldaar was, plaats had, en alwaai zijn volk, door middel deezer kunstwerk tuigen, den voortgang des vuurs , zoc vaardiglijk en gelukkig ftuitte , hebben zi zich in voorkomende gevallet) daarvan be diend. — Andere Europeefche uitvindinget zullen , waarfchijnlijk , naar maate mei IV. deel. B mee leis van Tonghoe-foemar Pe•ing. Dm en en wintiglen van Oogstmaand,1793- i l l r  Seis vtm"i Tongchoe-foenaar Peking. Den een en twintig' flen van . Oogstmaand.1793. I 1 } | S 18 BRITSCH GEZANTSCHAP meer betrekking op de inwooners van China zal hebben, worden aangenomen in dat rijk. De invoer alleen van deeze en dergelijke goederen zal den Engelfchen koophandel groötlijks bevorderen. Noch in de famengevloeide menigte bij de aankomst van het gezantfchap nabij Tong-choe-foe, noch in die, welke de nadering van hetzelve , federt de verfchijning in China, op andere plaatfen bij een had gebragt, was niet een enkel mensch te zien, die als een bedelaar gekleed was, of eene aalmoes fcheen te willen vraagen (e~). 't Is waar, geen gering gedeelte des volks maak- (0 Ia China zijn bedelaars. Deeze zijn voorïaamlijk melaatfen. De wet, of de gewoonte des ands, die de kracht eener wet heeft, wil, dat men !en geenen , die eene aalmoes vraagt, niet afwii!e, al gaf men hem ook Hechts een korreltje rijst vaarmede de bedelaar zich moet vergenoegen. Ifc >en ooggetuige geweest van liefdegiften, jegens ledelaars geoefend. — De gijzeling om fchulden leeft in China geen plaats,- maar de fchuldëifcher an, indien hij wil, melaatfen bij zijnen fchuldeiaar zenden, welken hij op zijne kosten onderouden moet, 'en niet uit zijn huis jaagen mag, oor dat hij zijne fchuld betaald heeft. Cos-  NAAR CHINA. XIV. HOOFDST. tl Afd. 19 maakte eene vertooning, die nabij de be-. hoeftigheid kwam ; maar niemand was tot de noodzaaklijkheid gebragt , of in de ge-1 woonte verhard, om hulp van vreemdelingen te fmeeken. Het tegenwoordig jaargetijde was ook niet een van die geenen," Welke , fomtijds, de hoop der landlieden Vernietigt of vermindert, en hen niet zelden noopt, om, ten einde zich de onontbeerlijke noodwendigheden te bezorgen , tot ftraffchuldige buitenfpoorigheden den toevlugt te neemen. Doch in zulke rampvolle tijden is de keizer van China hun fteunfel. Hij geeft dan bevel, om de openbaare koomfchuuren te openen. Hij fcheldt de belastingen der geenen, die door ongelukken overlaaden zijn, kwijt. Hij vergunt hun onderftand, om hunne zaaken te herftel'en. Hij fchijnt , als het ware , in de oogen zijner onderdaanen, eenigermaate, als de plaats der Voorzienigheid te vervangen , door te zorgen voor hunne behoefte, Hij weet volmaakt , hoe veel fterker de keten zij, welke , op deeze wijze, zijne volftrekte magt en gezag over hen handhaaft dan de vrees voor ftraf zou zijn. — < Zelfs is hij zoo ieverzuchtig over he B a yoor Reis van Tong:hoe - foe laar Pe'dng. Den '.en en Avintigleii van Oogstmaand.1793. I I  - Reis van Tongchoe -foe naar Peking. Den een en twintigflen van Oogstmaand.1793- ! I I i i < ] 1 c a 20 BRITSCH GEZANTSCHAP voorrecht, het uitfluitend voorrecht, van weldaadigheid jegens zijn volk te oefenen, dat, toen eens etlijke rijke kooplieden hem hadden voorgefteld , dat zij wel geneegen en bereid waren, een ongelukkige provincie krachtdaadig te hulp te komen, hij dat aanbod niet alleen verwierp, maar zich ook daarover zeer geërgerd toonde. Integendeel, nam hij , op denzei ven tijd, de gift eener rijke weduw uit de provincie TienSng, om hem in de kosten van den oor'og in Thibet te gemoet te komen , ge■eedlijk aan. — Maar , buiten en behalve iJgemeene rampen , welken iedere wijze ■egeering zoekt voortekomen of te verzachen, geeven toevallige bijzondere onheilen, ;n te kortfchieting der middelen van betaan, aanleiding, dat men, in de meesten Ier overige landen , ten allen tijde, met onerlijke ontferming moet aangedaan zijn iver het gezigt en lot van zulke menschijke weezens, wier aanweezen voornaamijk afhangt van de onzekere hulp van aneren, welke in de gelegenheid zijn, om in de ellende en het ongeluk te hulp te omen, doch, hoewel zij zeiven op hunne eurc daaraan konden blootgefteld worden, zich  NAAR CHINA. XIV. HOOFDST. l.AfJ. SI zich fomtijds liefdeloos daarvan onttrekken (ƒ). De gezant had , bij voorkomende gelegenheden, aan het volk bij de jachten, en aan anderen , wier dienden omtrent het gezantfchap gebruikt werden , nu en dan eeni- (ƒ) Met weezenlijk genoegen moet ik , zegt cossignij, mijn zegel hangen aan de wijze aanmerkingen , welken staunton maakt over de bijzonderheden, die hij nopens de hulp, welke de keizer van China in tijden van algemeene rampen zijnen onderdaanen bewijst, hier boven mededeelt, en welke aanmerkingen tevens zijne menschlievendheid en wijsgeerte aan den dag leggen. — Wij, die waanen, in kennis de Chineezen zeer verre te boven te gaan; — wij, die ons vleien , in allen opzigte, zelfs in het ftuk van wetgeeving, Veel fchranderder te zijn, dan zij; — wij hebben nog geen middel van voorziening tegen fchaarschheid van leevensmiddelen , tegen hongersnood, aangenomen; een middel, zoo eenvouwig , als dat dei oprcchting van operibaare koornfchuurenhet eenigs middel, welk het aanweezen van den ftaat tegen de omkeering van den gewoonen loop der jaarfaifoenen, die in de orde der mooglijke dingen is, kan verzekeren. Eene droogte, gelijk die, welke in 1769 Bengalen verwoestte; of buitengewoone en aanhoudende regenbuien ; of honderd andere verderfiijke toevallen, kunnen eenen ftaat op den rand van zijnen ondergang brengen, 't Is de plig' 13 3 vaI Reis van choe-fot naar Peking. Den een en j twintigfien van Oogstmaand.1703- t  Reis van TongCrioe-foenaar Peking, Den een en twintigJlen van Oogstmaand.1793- i J < 1 1 J < t 1 C ▼ la Zi g< di lu er te al; C( 22 BRITSCH GEZANTSCHAP eenige giften gedaan; doch zulke giften waren nooit gevraagd , en ook den mandarijnen onbekend gebleeven. — Nadetnaal deeze mandarijnen 'er reeds op aangedrongen hadden, om eenige kleinigheden, welken zij voor eenen of twee perfoonen des jezantfchaps gekocht hadden , op des keilers rekening te ftellen; begaven fommigen ran deeze laatften zich naar de nabuurige tad, onder voorwendfel om zeiven deeze in geene bagatellen te koopen, hoewel mnne nieuwsgierigheid meer, dan hunne •ehoefte , deel in dien uitflap had. Somnigen der mandarijnen namen de moeite, »m hen derwaard te verzeilen. Bijzonder oonde van-ta-zhin , als een inbooring van Tong-choe-foe , zich geneegen n gereed , om hun die eer te bewijzen. Hij m wijsgeeren , van natuurkundigen , van vadernds- en menfchenvrienden, aantetoonen, dat dee! gebeurnisfen, hoe buitengewoon zij ook zijn, :enzins als onmooglijk moeten befchouwd worn. De gewijde historie levert 'er ons een doorchtig voorbeeld van op, in de zeven vruchtbaare zeven onvruchtbaare jaaren , welken Egypte ï tijde van joseph ondervond, en hoe hij dien ;emeenen ramp wijslijk en gelukkig afwendde. issignij.  NAAR CHINA. XIV. HOOFDST. l.Afd. Z$ Hij geleidde hen door een groote voorftad, welke tevens een bewijs uitleverde der vergrooting deezer plaats, federt de oprechting der muuren, welke de oorfpronglijke gebouwen der ftad omringen Deeze muuren zijn van tigchelfteenen, fterk gebouwd, en hooger dan de huizen, welken zij influiten. Deeze laatften zijn meestal van hout. De ftadsmuuren worden aan den eenen kant door de rivier befpoeld j en aan den anderen kant door een breedc gracht verdedigd. Op de bolwerken wa; geen grof gefchut, maar nabij de poortei ftonden eenige draaibasfen, overënd in dei p-rond geplant. —• De voornaamfte ftraaten van Tong-choe foe waren regelrecht, met groote place fteenen gevloerd, en hadden aan weerskan ten een verheevén pad, voor de voecgan gers. Zeilen , dwars over de ftraaten g£ fpannen, befchutten dezelven tegen d brandende zonneftraalen. Doch veelen de werklieden gingen van het hoofd tot d middel naakt. Verfch'eiden groote gebot wen waren met onderfcheiden foorten va graanen gevuld , waarvan, naar men ze de , hier altijd een voorraad voor eenij jaaren ten gebruike der hoofdftad bewaa B 4 wordt. • Reis va% Tong:hoe foe war Peking. Den sen en twintigflen van Oogstmaand,1793* l 5 | e r e tai- 5*  Reis van TuS's choe -foe naar Peking. Den een en twintig- • Jien van Oogstmaand.1791- 1 < ( ï c f t l c g fa g g E w di *4 BRITSCH GEZANTSCHAP wordt. — De meeste huizen waren van vooren met winkels, of werkplaatfen voorzien. Overal was eene zoo groote naarftigheid en werkzaamheid te befpeuren, als men ligt bezeffen kan, dat de nabijheid van Peking hier verwekken moest. De buitenzijde der winkels was met eene verfcheidenheid van leevendige kleuren gefchilderd. Ook zag men 'er veel verguldfel, en rijk rerfierde uithangborden voor de winkels , net lange opfchriften, om koopers te nooligen. — Onder de voornaamfte waaren , lie te koop werden aangebooden, mag nen rekenen thee, zijde en porcelein, uit e zuidlij ke provinciën aangevoerd, en verhielden foorten van pelterijen, waarvan e meesten uit Tartarije worden aangeragr. - Het was een aangenaame omftanigheid voor de reizigers , onder andere oederen ook eenige lakenen van Engelïhe manufaktuur, fchoon in geen groote oeveelheid, waarteneemen. De onverwachte verfchijning van de Enïlfchen brak , voor een korte poos , de ïwoone bezigheden des volks af. Andere uropeeërs, meestal zendelingen, waren el door de ftad gereisd; maar ten einde ;n famenloop van nieuwsgierigen te mijden,  naar CHINA. XIV. hoofdst. ï. Afd. 25 den, hadden zij zich, volgens 'slandswijs, in een lang gewaad gekleed , en , in navolging der Chineezen, hunne baarden laaten groeien. De korce rokken en gladde aangezigten der tegenwoordige vreemdelingen maakten, derhalve , een nieuwe vertooning voor hun. Over het geheel verwonderden zij zich , dat onze halzen met eene das omwonden , ons hair met een wit poeder beftrooid, en onze ligchaamen in naauwe kleederen geperst waren , die. volgens hunne meening, de fchaamte kwetften, doordien zij den omtrek der ledemaa ten al te Iterk lieten bemerken. Indedaac hadden wij op deeze waarneemingen nie veel in te brengen. De ftof onzer klee ding, ons linnen, onze degens, onze horo logiën, onze horologiekettingen, onze ges pen, behaagden den Chineezen grootlijks Voornaamlijk verwonderden zij zich ove onze fchoenen en laarfen \ want zij hebbei geen denkbeeld van de kunst, op welk de Engelfchen het leer bereiden. Doch de allergrootfte verwondering vei wekte bij de Chineezen het gezigt va een' zwarten dienstknecht, die zijnen mee; ter op dat kleine uitftapje verzelde. H was van Batavia medegebragt, om de plaai B 5 va - • Reis van Tongchoe-foenaar Pe ■ king. Den een en Vwintigftcn van Oogstmaand.1793- [ I 1 1 ü s n  Reis van Tongel we-foe mar Peking. Dei een en ttvintigJlen van Oogstmaand.*793. 1 i I 1 c II • è i n d d 26 BRITSCH GEZANTSCHAP van eenen Europeeër , die van daar naar Europa te rug was gekeerd, te vervangen. I De giczwarte kleur zijner huid , zijn hoofd met wolachtig hair, en zijne gelaatstrekken, aan die foort van menfehen, van welken hij afdamde, bijzonder eigen, en die nooit te vooren in dit binnenlandsch gewest van China gezien waren, deeden fommigen der aanfehouweren bijkans twijfelen, of hij wel tot het menschlijk geflacht behoorde. De jongens fchreeuwden, dat het een zwarte duivel , fan-qui was. Maar zijne goedaartige houding maakte eenen ioo diepen indruk op de Chineezen , dat ïij wel ras aan zijne kleur en gedaante gevend wierden, en voortgingen hem zonder rrees of tegenzin te befchouwen. Bij gelegenheid, dat de reizigers de flraaen van Tong-choe-foe doorwandelden, lemerkren zij, op verfcheiden plaatfen, aan e zijden der huizen, ontwerpen of tekeingen eener maansverduistering, welke kort aarna moest gebeuren. — Dit gaf aanleimg, om de volgende aanmerkingen te laaken: Dewijl alle de rangen van menfehen, in en helderen en aangenaamen dampkring eezer luchtftreek, zich hier meestal, des avonds,  NAAR CHINA. XIV. H00FDST. l.dfd. 27 avonds, buiten hunne huizen ophouden , \ zijn zij ook, natuurlijker wijs, geneegen,, om op de hemelfche verfchijnfelen acht tej geeven. Daardoor krijgen zij allengs eene, heblijkheid , om die verfchijnfels met on-' dermaanfche gebéurenisfen te verbinden , als of de laatften van de eerften afhingen. Indien toevalliger wijs daarop deeze of geene belangrijke zaaken plaats vinden , wordt de opgevatte waan niet weinig daardoor verfterkt; en de iedele verbeelding , om voorzeggingen te kunnen doen, brengt dan ook zekerlijk veel toe, ten einde aan de voorgewende kunst, om uit de fterren iets te voorzeggen , geloof bij te zetten. Merkt men nu de zons- en maansverduisteringen , in 't bijzonder, aan, als gefchikt, om op de werkingen der natuur , en de handelingen der menfehen invloed te hebben ; dan zijn de tijdftippen , op welken dezelve moeten gebeuren, noodzaaklijk een voorwerp, en van oplettendheid, en var bekommering geworden. — De Chineefche regeering, fteeds waakzaam, om op de meening, welke het volk aangaande haare verheevener wijsheid en ftandvastige zorg, om de rust en het welvaaren des rijks t< handhaaven , voedt, haar gezag te vesti gen leis van ronghoe-foe;aar Peing. Den en en mntiglen van Oogstmaand. >  Reis van Tongchoe -foe naar Peking. Den een en twintigfien van Oogstmaand.1793- < i t v 1 d *i di ri ik g£ dv mi Jo< pu die eei hei mo 2S BRITSCH GEZANTSCHAP gen , heeft zich listiglijk van de volksvooroordeelen omtrent deeze verfchijnfelen tot haar voordeel bediend, door zich de magc, om al 't geen de weetenfchap 2n fterrekundige waarneemingen , ten deezen opzigte , kunnen opleveren , aan het rolk mede te deelen, op een uitfluitende vijs voor te behouden. Dergelijke mede leehngen worden, vervolgens, den volke angekondigd, gelijk in het geval van het ïgenwoordig ontwerp der aanftaahde maanserduistering te zien was. En deeze aanondiging gefchiedt op dien tijd , en met 0 plechtigheid , welke gepasc fc , om volks eerbied voor die vaderlijk zorgen! magt, van welke het zoodanige belangke onderrechtingen onmiddelijk ontvangt, )g merklijk te doen toeneemen. Aangaande de zonsverduisteringen, is het maklijk te begrijpen , hoe zeer de verfijning van dat groote hemellicht, in het dden zijner gewoone en luisterrijke >pbaan (even als of de natuur op het nt was om vernietigd te worden) hem, van de natuurlijke oorzaaken van zulk 1 verfchijnfel , en van de zekere kortd van deszelfs duuring onkundig is, et getroffen hebben, en vreeslijk voorge-  naar CHINA. XIV. hoofdst. i.Afd. 29 gekomen zijn. — Het volk van China j heeft, van de vroegfte eeuwen af, eene • zonsverduistering als een voorteken vanj eenen algemeenen ramp befchouwd ; en, nademaal men ten allen tijde groote moei-^ te heeft aangewend, om het gemelde volk te overtuigen , dat het zijnen voorfpoed aan de wijsheid en de deugden van zijnen fouverein verfchuldigd is; zoo ftaat het ook in fterke verzoeking, om alle de kwaade voorbeduidnisfen , die 'er aan den hemel gebeuren, aan het een of ander gebrek van zijnen kant te wijten. Hoe iedel dit ook zij, oordeelt het echter de keizer zelf voorzigtig , om zijn gedrag naar dit onaangenaam gevoelen te regelen. Hij onderneemt nooit iets van gewigt bij de nadering eener zonsverduistering. Integendeel onttrekt hij zich dan met eenige gemaaktheid uit de tegenwoordigheid zijner hovelingen , om zijn rijksbeftier, laatstlijk gehouden, ftreng te onderzoeken, ten einde de dwaalingen, welken hij mogt bedree. ven hebben , en waarvan de verduistering eene erinnering fchijnt te zijn, te verbete ren. Tenzelven tijde noodigt hij zijne on derdaanen uit, om hem vrijelijk hunnei raad te zeggen. Som leis van 'longhoe -foe ',aar Peing. Den en en wintigïen van j Oogstmaand.1793' l  Reis van Tongchoe-feenaar Pe~ föng. Den een en twintigfien van Oogstmaand.1793- ' ] 1 ] < C r c i V # z d t"< U f( f( w bl 3° BRITSCH GEZANTSCHAP Sommigen der mandarijnen, die de Engelfchen in deezen hunnen uitflap naar Tong-choe-foe verzei den , kenden den waaren aart der zons- en maansverduisteringen zeer wel. Ook wisten zij, dat men zich aan des keizers hof van Europeefche wiskunftenaars bediende , om dezelven te berekenen; maar zij geloofden tevens, dat ömmigen hunner landgenooten wel in ftaat varen, om ze met taamlijke naauwkeurigïeid te voorzeggen. — Het bleek echter ïit hunne gefprekken niet, door welke niddelen die voorzeggingen gedaan wierlen. 't Is waar, onder de Chineezen wor!en ftandvastige en onverdrooten waarneeiiers gevonden; maar zij fcheenen de kune niet te bezitten, om de noodige uitreening te doen, ten einde een ingewikkeld raagftuk behoorlijk optelosfen. Zelfs wam de eerfte rekenkundige werkingen niet ïer algemeen onder hen bekend. — ln s winkels, welken de reizigers bezochn , om 'er deeze en geene kleinigheden koopen, werden de verkochte goederen gelmaatig opgefchreeven , en de onderheiden prijzen daarbij aangetekend in geoone Chineefche karakters of trekken ïtekenende de woorden, die de cijfergetal-  naar CHINA. XIV. hoofdst. i.Afd. $Q tallen in de andere taaien uitdrukken. Maar deeze lijst behelsde niet eene reeks onderfcheiden beelden, waaraan de gewoone rekenkundige oefeningen in 't werk konden gefteld worden, volgens dergelijke grondbeginfels, als die, van welken de Europeeërs zich ten aanzien der zoogenaamde Arabifche cijfers bedienen ; waarvan de krachten of het beloop tienvouwij opklimt, wanneer zij , in denzelven re gel, aan de linkerzijde van elkander ge plaatst worden. — De Chineezen rekenei door middel van een werktuig, welk zi fy/an-pan noemen. Hetzelve beftaat ui eene verfameling van klootjes, die, in on derfcheiden kolommen , aan koperdraade gereegen, en volgens het fystema der Ar? bifche cijferkarakters gefchikt zijn. D klootjés, die éénheden verbeelden, zijn i de eerfte kolom aan de rechterhand, ra< een tienvouwige opklimming ten aanzie der andere kolommen van de rechter- nai de linkerhand. De tienvouwige vermenigvuldiging < onderverdeeling van hoeveelheden en ma ten, waarvan de Chineezen zich nagenoi bij alle gelegenheden bedienen, maakt hu ne wijs van rekenen ongemeen gemakl; Reis van Tong•Me-foemar Peking- Den een en twintig* (len van Oogstmaand.1793- 1 i c 1 e n :t n u :n a- -g n- jk en  Reis van Tongchoe -foe naar Peking. Den een en twintigften van Oogstmaand.1793. j < 1 4 i \ \ V e I n 32 BRITSCH GEZANTSCHAP en eenvouwig. - Dus wordt, bij voorbeeld, een hang. welk over het algemeen met eene once zilver gelijk ftaat, in tien chen ; de chen in tien fen ; en de fen in tien iïs verdeeld. De denkbeeldige onderverdeelingen van geld daalen veel laager , maar altijd, gelijk ook de toeneemende hoeveelheden, in dezelve tienvouwige evenredigheden. — Een fa welke het duizendHe gedeelte van een hang uitmaakt, is een werklijke kopermunt, die niet zuiver, naar met veele vreemde ftof vermengd is. Zij is van een ronde gedaante, en heeft, h het midden , een vierkant gat, opdat nen ze aan eenen draad of koord zou cunnen inrijgen. Door dit middel heeft leeze munt bij tien , en zelfs bij meer ienen te gelijk, gewoonen koers. Doch likwijls worden zij ook bij een kleiner ;etal, zonder aangereegen te zijn, uitgegeven. Eene munt van eene zoo kleine waardij oegt volmaakt voor de laagfte klasfe des olks, welke zich daarvan bedient, om olgens haar genoegen, of haare behoefte, en kleine hoeveelheid waaren te koopen. )aarenboven zou 'er, bijaldien men dit liddel van een zoo gering wisfelgeld niet had,  naar CHINA. XIV. hoofdst. i.Afd. 33 had, voor waaren, welken men verkoopen -wilde, fomcijds, een hooger prijs kunnen en moeten gevraagd worden. — In China worde de thee, gelijk het bier in Engeland , in kroegen en herbergen , zoo wel in de ftad, als buiten de Heden , op de groote wegen , en langs de oevers der rivieren en kanaalen , verkocht. Men betaalt voor een kommetje thee, niet meer, dan een li; en men ziet niet zelden , dat een bekaden en vermoeid reiziger , voor een korte poos, zijn pak aflegt, zich met een kommetje warme thee verkwikt, en daarna zijne reis voortzet. Deeze Wt , in een zekere hoeveelheid famen genomen chen geheeten, zijn, in de daad, de eenige vastgeftelde munt,, die ir China gangbaar is. De regeering heef buiten twijfel in aanmerking genomen, dai een enkele foort van munt, ftrikt geno men, tot een riebtfnoer voor alle de prij zen kan dienen: want de betrekli ke waar dij van twee of meer ertfen , afzonderlijl «renomen, is aan verfchil onderworpen, naar maate 'er, op de markt, meer p] minder vraag naar is, wanneer men ze : naamlijk, tot andere einden wil gebruiken; dan tot middelen van ruiling, en naai IV. d ekl. C *a* Reis van Tongchoe -foe naar Peking. Den een en twintigfisn van Oogstmaand.1793-  Reis van Tongchoe -foe naar Peking. Dei een en twintigJlen van Oogstmaand.1793- i ) 3 34 BRITSCH GEZANTSCHAP raaate der hoeveelheid, welke men 'er van te koop aanbiedt; zoo dat de munt van een erts meer of minder waard worde, dan die van een ander erts, hoewel de koers , welken zij hebben, haar oorfpronglijk een' betreklijke gelijkheid gegeeven heeft. Bij de Chineezen , is het zilver eigenlijk eene koopmanfehap (g\ Zij hebben geen gemunt zilver. De betaalingen worden daarmede gedaan in fhaven , van die gedaante , welke zij hebben, wanneer zij uit de kroezen, waarin zij gezuiverd zijn, ten voorfchijn komen. Alleenlijk is 'er een eenvouwig merk in geflagen, om haar gewigt , welk gemeenlijk tien oneen bedraagt, te verzekeren. De waarde van het zilver, in gangbaare munt , verfchilt, naar maate der grooter of geringer hoeveelheid van dat erts, welke uit des keizers fchatkamer uitgegeeven wordt (hy — De Spaanfche piasters zijn door (g) Dit is waar. Doch, gelijk op alle andere plaatfen, zoo verbeeldt ook deeze koopmanfehap ïlle anderen. Cossignij. (70 De fchrijver heeft in deezen gelijk. Maar lij had 'er moeten bijvoegen: en volgens de grooer of geringer hoeveelheid, die door vreemdelin;en -ia China ingevoerd wordt, vergeleeken met dn  kaar CHINA. XIV. hoofdst. i. Afd. 35 door geheel Afie gangbaar. In een voorgaand deel van dit werk hebben wij 'gezien, dat de oude Cochinchineefche loors dezelven zeer wel kende. Bij de kooplieden en winkeliers van Tong-choe-foe waren zij niet minder bekend. — Het goud wordt in handelingen, de koopmanfehap betreffende , zelden , — maar tot fieraad in zaaken , tot kleeding en huisraad dienende , — des te meer gebruikt. Over het algemeen, heeft de waardij van het zilver eene veel grooter evenredigheid -tot die van het goud in China, dan in Europa , uitgenomen , wanneer de vreemde kooplieden, door eene buitengewoone fterke vraag naar het laatfte , den prijs daarvan hebben doen verhoogen. Dezelve zaak heeft plaats gehad, toen de tegenwoordige keizer een groote menigte goud tot verfiering der Lama-tempels zoo in China, als in Tartarije, gebruikt heeft. Op den dood van eenen fouverein var Chi- den uitvoer , die daarvan kan gedaan worden Daarenboven, de waarde van het.zilver verfchili in alle landen, volgens den overvloed of fchaarschheid, die 'er van dat erts gevonden wordt. Cos. sighij. C a Réis van Tong? choe foe naw Peking. Den een en twintig* ft en van Oogstmaand.1793-  Reis van Tongchoe-foemar Peking. Den een en iwintigflenvanOogstmaand.1793. Z6 BRITSCH GEZANTSCHAP China , daalt de munt, die zijnen naam draagt, eeniger maate in waardij. De ftof, waaruit zij bellaat, is van een zoo gering allooi , dat men 'er zeer weinig gebruik van kan maaken; en overgebleeven proeven van oude munten zijn in het land zeer gemeen. Onder de Chineezen zijn eenige liefhebbers , die eene verfameling van oude munten maaken: maar geene derzelven is kostbaar genoeg, dat zij kunftenaars in verzoeking zou brengen , om dezelven natemaaken. Eene reeks, derhalve, deezer munten, aan de fouvereinen, waarvan de jaarboeken des Chineefchen rijks melding maaken, beantwoordende, kan als eene bevestiging der Chineefche gefchiedenisfen worden aangemerkt. Een dergelijke reeks is in Europa aangebragt; en , hoewel zij onvolkomen is , klimt zij echter merklijk tot voor de Christlijke jaartelling op. De keizers van China hebben, gelijk de gefchiedenisfen van dat rijk verhaalen, en de overlevering bevestigt, een natuurlijke neiging, om hunnen naam en roem, door de duurzaamfte gedenktekens, aan de nakomelingfchap overteleveren. Maar een wreede ftaatkunde heeft iedere nieuwe dy- nas-  NAAR CHINA. XIV. HOOFDST. V. Jfd. 37 nastie , of nieuwe familie , den troon van China beklimmende , tot hiertoe bewoogen, om niet alleen alle de overblijffels van den ftam haarer voorgangeren uitteroeicn , maar ook alle de gedenkte kens, welke hunne gedachtnis konden vernieuwen , tot den grond toe te Hechten. Om deeze reden vertoonen de oude gebouwen , welken men nog heeft laater liaan, niet de minfte fpooren der vorften. die ze hebben gedicht. — Een deezer gebouwen , welk 'er zeer oud uitziet , ftaa: in een' afgelegen hoek van Tong-choe-foe Het fchijnt niet het minfte zweemfel var betrekking tot het overige der ftad te heb ben, en zijne ligging belet , dat het eeni germaate tot fieraad d»rzelve kan ftrekken liet gebouw is daarenboven van zoo wei nig nuttigheid, dat men zelfs niet met ze kerheid weet, welke zijne eerfte beftem ming geweest zij. Het is van tigchelftee Men opgehaald, en in zijne uitwendig gedaante gelijkt het naar een dergelijk ftichting, welke men in Europa Chineefch pagoden noemt, en die men meent plaai fen te zijn , tot den openbaaren eerdien: o-efchikt. — Maar hoewel dit gebouw zet ruim, en in zijne eerfte en tweede verctieC 3 ping Reis van Tong:hoe -foe naar Peking. Den een en ■winiig(len van Oogstmaand.1793- 1 ft r  Reis van Tongchoe -foe mar Peking. Dei een en Jien van Oogstmaand.1793. 38 BRITSCH GEZANTSCHAP ping zeer hecht en fterk gemaakt is , kan dat gebruik echter het oogmerk zijner dichting niet weezen. In geene dier verdiepingen, is het minfte blijk van eene deur of venfter te vinden. Ook zijn 'er geene overblijffels eener trap , of van andere middelen , om naar de derde verdieping , daar eene deur in is , op te klimmen. De verdiepingen, welke elf in getal zijn, zijn door eene foort van kornis , of eene rei uitfteekende gebakken fteenen,van buiten rondom het gebouw loopende, onderfcheiden. Ook zijn zij nog gaaf en wel onderhouden , offchoon : gedeeltlijk met planten en mosch begroeid. — Men houdt het voor zeer waarfchijnlijk , dat dit gebouw voor de ftichting van Tong-choefoe, en zelfs voor den grooten Chineefchen munt, opgerecht, en tot eenen wachttoren beftemd was , om tegen een' fchielijken overval der Tartaarfche vijanden te waaken. Van deeze ronde en verheevén gebouwen , door de Europeeërs pagoden genoemd, ziet men in China verfcheiden foorten. Men maakt 'er zeer verfchillende gebruiken van; doch geene derzelven is aan de- verrichting van godsdienstplechtig- he-  NAAR CHINA. XIV. HOOFDST. \.Afd. 39 heden toegewijd. De tempels, tot dat oogmerk beftemd , verfchillen in hoogte maar zeer weinig van gewoone huizen. Men had 'er een voorbeeld van in dat tempelgebouw, waarin de ambasfadeur, op zijne reis, nabij Tong-choe-foe , een' korten tijd zijn verblijf hield. De tegenwoordigheid van vreemdelingen aldaar, belette den toevloed niet van lieden, die 'er hunne godsdienstoefening kwamen verrichten. De Chineefche tolk in dienst van het gezantfchap , die een ieverig Christen van de Roomschkatholijke gezindheid, en zelfs een priester van dat kerkgenootfchap was, zag met grooten weerzin , dat de Engelfchen met zoo veele nieuwsgierigheid de beelden onderzochten, en de plechtigheden van den eerdienst naar het voorfchrift van fo bijwoonden: want hij vreesde zeer, dat de groote overeenkomst dei uitwendige verrichtingen deezer gezindheid , met die der Roomfche kerk, her grootlijks treffen zou. Deeze overeenkomst, valt indedaad, zoc zeer in het oog, dat, volgens de gisfing van fommigen der zendelingen , de Chineezen, eertijds, doorNestoriaanen, eenei glimp van het Christendom , langs der C 4 wej Reis van Tongchoe-foevaar Peking. Den een en twintig[len van Oogstmaand.1193- l t  Reis van Tongchoe -foe mar Peking. Den een en tvmtigJlen van Oogstmaand.1793- I i 1 < < ] < I \ \ c V I 40 BRITSCH GEZANTSCHAP weg van Tartarije, moeten gekreegen hebben. Anderen meenden, dat de Apostel thomas onder hen geweest was en gepredikt had. Maar de zendeling premare, de godsdienstplechtigheden der aanhangers van f o befchouwende , kon 'er geen andere reden van geeven,dan dat het ïen trek des duivels geweest was , om de [efuiten te plaagen. — Een van hun heefc openhartigheid genoeg, om aantemerken Jat 'er tusfchen den uitwendigen eerdienst /an veelen der priesteren van f o, en dien, velke in de Roorhsch - katholijke kerken 'erricht wordt, eene zoo fchijnbaare over;enkomst heerscht, dat, wanneer een Chiiees in eene kerk der laatstgenoemden ge>ragt wierd, hij zich zou kunnen verbeellen, dat de aanbidders, welken hij zag, >p dien tijd, de godheden van zijn eigen ind vereerden— Op het altaar van eenen ^hineefchen tempel , ziet men , dikwijls chter een fcherm , een vrouwenbeeld, /elke aan dat van de Maagd mar ia kan eantwoorden. Men noemt ze stin-moe at is te zeggen, de gewijde Moeder. Zij rordt in eene alkove zittende, met een ind in haare. armen , verbeeld , en een raalkrans, die een krans der heerlijkheid ge-  NAAR CHINA. XIV. HOOFDST l.Afd. 41 geheeten wordt, omgeeft haar hoofd; ter-, wijl 'er zonder ophouden waschkaarfen; voor haar branden. De ho-chaungs , oh priesters van fo, die in den tempel dienst1 doen, gelijken, wegens hunne lange grove1 tabbaarden, en de gordels van koord, wel-' ken zij om hunne middel draagen , naar de monniken van de orde van s. franciskus. Zij leeven, gelijk deeze laatstgenoemden , in eenen ongehuwden ftaat ; zij woonen bij elkander in kloosters; en leggen zich , fomtijds, eigenwillige boete en een ftrenge onthouding op. De tempels van fo bevatten nog mee beelden , dan , doorgaans, in de meesti Roomsch-katholijke kerken gevonden wor den; en fommigen van die beelden hebbel meer overeenkomst met den eerdienst de oude , dan met dien der nieuwe Romei nen. Men ziet 'er een vrouwenbeeld welk veel gelijknis met de afbeelding va lucina heeft. Dit beeld wordt voo: naamlijk door jonge dochters, die gaat eenen man , en door jonge vrouwen, d s > 9 ;t » d ■e  Reis van Tvngclwe-foenaar Peking. Den een en tivintig' fien van Oogstmaand.1793. 1 ] < \ c c I ii k v g V ai M & 44 BRITSCH GEZANTSCHAP gewigtige gebeurenis , oordeelen zij het noodzaaklijk , vooraf die godheid , welke zij meenen het bewind daarover te voeren , raad te pleegen. «i Dit wordt op verfcheidenerleie wijs verricht. — Sommigen werpen een zeker aantal kleine gewijde Hokjes, onderfcheidenlijk gemerkt en Senommerd , ia het holle lid eener bamboes, welken de raadpleeger, voor het alaar'knielende, omfchudt, tot dat 'er één ^an op den grond valt. Deszelfs merk vordt onderzocht; en dat geen, welk daartan beantwoordt in een boek, welk de mester open in zijne hand houdt, wordt •pgezocht, en behelst het antwoord op de ■raag, die men gedaan heeft. — Somtijds, morden de antwoorden gefchreeven gevonen op een Huk papier , in het binnenfte es tempels aangeplakt. — Anderen weren een veelhoèkig ftukje hout, waarvan ?dere zijde met een bijzonder merk geteend is, in de hoogte; wanneer het neerÜt, is het merk , welk boven ligt , dat ;en, welk het antwoord in het boek der aorbefchikking aanwijst. — Indien het itwoord gunstig is, werpt hij, dien het ngaat, zich met dankbaarheid op den ond neer, en onderneemt de zaak, daar hij  naar CHINA- XIV. h00fdst. \.Af&. 45 hij belang in ftelt, met vertrouwen. Maar,, indien het antwoord ongunstig is , werpt hij het ftukje hout voor de tweedemaal in: de hoogte. Hij doet het zelfs, indien het noodig is, voor de derdemaal; en het antwoord , welk 'er dan valt , beflist onher-' roeplijk, wat hij doen moet. Voor het overige , fchijnt het volk van den tegenwoordigen tijd weinig achting voor zijne priesters te hebben. De tempels ftaar voor die geenen, welke de godfpraak willen raadpleegen , altijd open. Zij danker haar, wanneer haare befluiten naar hunnei wensch uitvallen : maar zij bedienen ziel van die gewijde ftokjes en houtjes, mee om te weeten, wat zij van een aanftaand onderneeming moeten denken, dan dat z om eenen gunftigen uitflag derzelve bic den. Met één woord, hun geheele ee: dienst beftaat meer in danken, dan i fmeeken. Weinig Chineezen, zegt men , wenfehf en bidden , om andere zaaken , dan d de behoeften en genoeglijkheden van c leeven betreffen. Ondertusfchen behe de godsdienst van fo de leer aangaan de verhuizing der zielen , en belooft d volke heil en geluk op zekere voorwa Reis van Tong:hoe-ftewar Pe* king. Den ten en wintigHen van Oogstmaand.1793' i 1 1 r j n n ie li£ ist ie ?n ir-  Reis van Tongcjioe - foe naar Peking. Den een en twintigften van Oogstmaand, i i I i c n h e z d d< fti te re in; de lijl Er ko 45 BRITSCH GEZANTSCHAP den, die zich oorfpronglijk, buiten twijfel , tot de oefening van zedelijke deugden bepaalden, maar welken, naderhand, maar al te dikwijls door die van de oprechting en verbetering van tempels , van de zorg voor het onderhoud der priesters, ïb . van de naauwkeurige waarneeming van Mjzondere voorfchriften vervangen werien. Zij, die de vervulling van deezen 'ligt verwaarloozen, zullen, zeggen de testers, ftrenglijk daar voor geftraft woren. Hunne zielen zullen in de ligchaaJen der verachtlijkfte dieren vaaren, en et lijden, welk zij zullen ondergaan, zal fenredig zijn aan de wandaaden, welken j in een menschlijke gedaante zullen be•eeven hebben. Terwijl de Engelfchen zich bezig hiel■n, om deeze en geene godsdienge plechtigheden der Chineezen waar neemen , gaf eene voorgevallen gebeusis aan deeze laatften gelegenheid , om gelijks een godsdienftige plechtigheid r Engelfchen gade te liaan , naamde begraafnisplechtigheid van eenen gelschman te zien, die, geduurende het 'te verblijf des gezantfchaps te Tong- choe-  NAAR CHINA. XIV. HOOFDST. I. Afd. 47 choe-foe overleed. — Hij was een fchran-: der en ervaaren werkman in koper en andere ertfen. Van Birmingham vertrokken . had hij zich met ter woon te Londet, gevestigd. Kunde en naarftigheid in zijr beroep, verfchaften hem daar een genoeglijk beftaan. In de hoofdftad vernam hij, dat 'er toeftel tot een gezantfchap naar China gemaakt wierd. Tevens had hij gehoord, dat men, te Peking, verfcheiden nuttige ontdekkingen in de kunften gedaan had, welke in Europa niet bekend waren; en onder anderen, dat men 'er eene foor van klatergoud en zilver maakte , welk: glans niet verdoofde, of die, ten minfte veel langer duurde, dan die van dergelijl goed , welk volgens de Europeefche wij bereid' wordt. Hij verbeeldde zich, dat indien hij het geluk had , de handel wij der Chineezen te leeren, hij zich in ftaa zou bevinden , om op een gemaklijke e; overvloedige wijs voor zijn kroost te zoi gen. 't Is waar , hij kon wel niet hoe pen, dat hij zelf, langen tijd, het gene zou hebben van den weldaadigen zegen welken de geheimen, die hij dacht te on dekken, hem aan zouden brengen; dewi kij reeds merklijk bejaard, van een zwal Reis van Tong:lwe - foe •laar Peking Den ten en twintig' (lei vaa Oogstmaand.1793. > i 5 t 1 it > C- ^e  Reis van Tongehoe -foe naar Peking. Den een en twintigJien van Oogstmaand. I I t f; \ r t r l ü 48 BRITSCH GEZANTSCHAP ke ligchaamsgefteltenis, en aan veele ziekten onderhevig was. Maar hij oordeelde het niet te veel, zijn eigen leeven op een gevaarlijke reis te verkorten, indien hij Hechts het genoegen mogt hebben , om zijne kinderen gelukkig te maaken. Reeds geduurende het verblijf van het gezantfchap te Madera , zocht lord ma: a r t n e ij , ziende , dat de gezondheid fan dien kunftenaar, op de vaart van Engeland derwaard, merklijk afgenomen was, ïem te beweegen, om naar Londen terug e keeren. Maar hij bleef onveranderlijk )ij zijn befluit. Hij vervolgde de reis; :n fchoon hij door de beklieflijke ziekte, vaarvan wij , in onze voorige deelen , neer dan eens , gefprooken hebben, en lie verfcheiden jonge en fterke Engelfche natroozen fchielijk wegraapte, insgelijks angetast werd, hield hij het echter uit ot op een kleine dagreis van de hoofdad , alwaar hij zich vleide , het doelwit an deezen zijnen togt te zullen bereiken, /laar zijne ligchaamsgefteltenis, door ziek; en vermoeinis al te zeer verzwakt, was iet in ftaat, hem langer te onderfteunen. lij bezweek eindelijk, en ftierf als een igtöffer der vaderlijke geneegenheid, welke  naar CHINA. XIV. hoofüst. i.Jfd. 49 ke hij zijnen kinderen toedroeg. — Hij. was een man van een best karakter, vroom, ( ftil , aangenaam in de verkeering en vani beminlijke zeden. Om deeze redenen, werdi hij door zijne reisgenooten, van welkerJ hooger of laager rang zij ook waren, op rechdijk betreurd. De nedrige ftandplaats, welke hij in het reisgenootfchap bekleedde , behoort niet te beletten, dat hij in dit verhaal van een gezantfchap , waaraan hij verknocht was , gemeld worde. Hij werd eades genaamd (&). Zijne lijkftaatflj werd door het grootfte gedeelte zijner geweezen medereizigers, en een onnoemlijk getal Chineezen verzeld. — Al 't geen bij de begraafnisfen in Engeland plaats heeft, werd naauwkeurig in acht genomen. De geheele lijkplechtigheid gefchiedde met veel deftigheid en betaamlijkheid. Men deed zulks niet alleen uit eerbied voor de nagedachtnis van den overlegden , maar ook uit infchiklijkheid vooi de denkbeelden der Chineezen, die d( minfte kleinachting, de minfte onoplettend heijp (k) Men leeze ides. IV. deel. D leis van Fong■hoe ■ foe nar Pemg. Den '.en en wintig' len van Oogstmaand,1793-  Jteis van Tongehoe -foe naar Peking. Den een en twintigften van Oogstmaand.1793. 1 50 BRITSCH GEZANTSCHAP heid bij deeze plechtige gelegenheden, als blijken van woestheid, en van gebrek van menschlievendheid aanmerken. Men begroef deezen Engelschman in 't midden van verfcheiden Chineefche graven, tnet cijpresfenboomen tusfchen beiden geplant. Het kerkhof was op eenen merklijken afftand van eenige kerk of tempel, maar nabij den algemeenen weg , die uit Tong-choe-foe verder loopt. De Chineefche begraafplaatfen worden alleen door den eerbied des volks voor de asqh zijner voorouderen , die daarin rust, van het gemeene rebruik afgezonderd, en ingewijd. De bewooners van dit rijk, over het algemeen, onderhouden deeze gewijde rustplaatfen met Ie grootfte zorgvuldigheid. Zij bezoeken se jaarlijks, om de bouwvallen, door den :ijd daarin veroorzaakt, te herftellen, om bet onkruid , daarin opgefchooten, uit te ■oeiën , en de vuiligheid , welke omtrent iezelven mogt vergaderd zijn, weg te ruimen. De Chineezen hebben de gewoonte, dat zij tot hunne kerkhoven, bij voorkeur , altijd zoodaanige plaatfen verkiezen, alwaar de grond tot den landbouw ongefchikt is; omdat dergelijke plaatfen dan.  EEX QUAN, OF MANDAUÏTN KENEN BUI KI? S 1EIZEES Yx\N CHINA OVERBlENGKNil   naar CHINA. XIV. hoofdst. i.Afd. 51 dan, natuurlijker wijs , langer onbebouwd en Uil moeten blijven: maar boven dien is het ook waar, dat zelfs de behoeftigfte landman aan zulk eene plaats , alwaar flechts een geringe verheevenheid van aarde te kennen geeft, dat de overblijfiels van een' mensch aldaar rusten, niet raaken zal, en dit Jaage grafteken wordt geëerbiedigd, tot dat de tijd en de trapswijze uitwerkingen van het weêr het met den omliggenden grond volkomen gelijk gemaakt hebben. De landflxeek rondom Tong - choe - foe is, verfcheiden mijlen verre , effen en vruchtbaar. Sommigen van het Engelsch gezantfchap werden met paarden voorzien, om een' uitflap in de nabuurfchap dier ftad te kunnen doen. — De paarden van dit gedeelte des Iands zijn fterk, maar grof van gebeente. Over het algemeen zijn zij van gedaante, gelijk in de tegenöverftaande plaat, nommerXIX, afgebeeld is. Het fchijnt,dat men zelfs de minfte moeite niet heeft aangewend, om het ras derzelven te verbeteren. — De muilezels worden in China over het geheel duurder verkocht, dan de gewoone paarden, omdat zij gemaklijker Da te Reis van Tongchoe ■foe naar Peking. Den een en twintigften van Oogstmaand.1793'  Reis van Tongchoe -foe naar Peking. Den ■een en twintigJien van Oogstmaand.1793- 52 BRITSCH GEZANTSCHAP te onderhouden zijn , en men 'er meer dienst van hebben kan. Veele Chineefche paarden zijn zoo regelmaatig gevlakt, als de luipaarden. En zulke paarden zijn 'er zoo gemeen , dat het vermoeden , als of men zich van eenig bedrog , om ze zoo gekleurd ten voorfchijn te doen komen , bediend had , ten eenemaal vervalt. — De zadels, en het overige tuig der Chineefche paarden, verfchillen, ten aanzien der fraaiheid , zoo zeer van die , welken men in Engeland maakt, als de paarden zclven van die der Arabieren onderfcheiden zijn. De Engelfchen ontmoetten op hunnen togt verfcheiden Chineezen te paard, die, bij hunne nadering, uit beleefdheid affteegen. Dit is, in China, een blijk van achting en eerbied, welk men jegens lieden van hooger rang nooit verzuimt. Deeze gewoonte heeft zich ook door de andere gewesten van het oostlijk gedeelte van Alle , wijd en zijd, verfpreid. De gouverneur en de raaden van Neerlandsch Indie te Batavia blijven nooit in gebreke , een dergelijke hulde van alle de perfoonen, die zich in de gemelde volkplanting ophouden, te eifchen. - In Cochinchina, en  naar CHIINA.XIV.hoofdst. ikJfd. 53 en op de eilanden Java en Sumatra namen de Engelfchen , bij veele gelegenheden, waar, dat China in de meeste landen, in den omtrek der Chineefche zeeën gelegen, den toon fielt. — De geele kleur , waarvan de Chineefche keizer zich bedient (/), wordt door alle de fouvereinen van het oosten van Afie naargevolgd. In China ziet men, fomtijds, een mengfel van oosterfche en westerfche gewoonten onder elkander. In de omliggende landitreek van Tong-choe-foe , gaf het faifoen des oogsts den Engelfchen gelegenheid , om waarteneemen, dat men} op fommige plaatfen, het graan door middel van dorschvlegels , gelijk die , welke in Europa gebruiklijk zijn, uitklopte; terwijl men het, op andere plaatfen, door paarden (0 De geele kleur is, in China, uitfluitender wijs, aan den keizer en zijne familie eigen. Ook hebben de Chineezen zich bijzonder bevlijtigd, om aan hunne ftoffen de fchoonfte geele kleur , welke men met mooglijkheid bekomen kon , te geeven; en daarin zijn zij gelukkig geflaagd. Hunne jonquilles, hunne citroenen fpreiden het fchoonfte geel ten toon , dat men aanfchouwen kan. Cossignij. D 3 Reis van Tongclwe-foenaar Peking. Den ten en ■wintigten van Oogstmaand.1793-  Reis van Tongchoe -foe naar Peking. Den ten en twintigfien van Oogstmaand.1793- 54 BRITSCH GEZANTSCHAP den deed uittrappen, op die wijs, als zulks door de oosterfche fchrijvers befchreeven en uitgebeeld is.— De Chineezen bedienen zich ook van groote rollen, om het graan van de airen aftezonderen. — Om deeze verfcheiden middelen in 't werk te ftellen, hebben zij. verheevén dorschvloeren , ukaarde en zand famengefteld. Reeds federt onheuglijken tijd , zijn zij gewoon , het koorn fchoon te maaken of te wannen , door middel van een werktuig, welk volmaakt gelijkt naar dat, 't geen tlnts het begin deezer eeuw , in Europa ingevoerd is, en eene harp genoemd wordt. De uitvinding daarvan is men waarfchijnlijk aan China verfchuldigd. Turksch koorn en eene foort fijne gierst maakten in de landftreek, welke de Engelfchen bezochten, het voornaamfte gedeelte van den herfstoogst uit. Daar waren Hechts weinig omheiningen, en weinig vee , dat de omheiningen noodzaaklijk maakte. Naauwlijks zag men 'er eenige weilanden. De beesten voor het akkerwerk, of voor de karren, gelijk ook die tot het flagtvee beftemd, worden voor het grootfte gedeelte in de Hallen gehouden, daar  NAAR CHINA. XIV. HOOFDST. X.Afd. 55 daar men het voeder, om ze te onderhouden en te mesten, te famen brengt. Boonen en het fijnfte ftroo , welk men zeer klein hakt, zijn het voornaamfte voeder der paarden. Ook ziet men dikwijls, dat zij de wortels van het graangewas, en de groffte Hengels van andere planten , op den grond laaten rotten, om tot mesting en vruchtbaarmaaking der akkers te dienen. De wooningen der landlieden liggen, ia plaats van tot dorpen vereenigd te zijn, her- en derwaard verftrooid. Hunne hutten fchijnen zindelijk en gemaklijk te zijn. Men ziet 'er noch fchuttingen, noch deuren , noch eenige andere fchijnbaare voorzorg tegen wilde beesten of dieven, 't Is waar, dieverij wordt 'er , naar men zegt, zeer zelden gepleegd, fchoon dezelve niet met den dood wordt geftraft, ten minfte , wanneer die niet met eenige daad van geweld gepaard is. — De Chineefche boerinnen zijn van grooten dienst in haare huisgezinnen. Niet alleen voeden zij haare kinderen op, en neemen de huishouding waar, maar zij verrichten ook den meesten arbeid, dien men binnenshuis doen kan. D 4 Zij Reis van Tong. choe -foe naar Peking. Den ion en nvintigten van Oogstmaand.1793-  Reis van Tong* clioe-foe naar Peking. Den een en twintigJlen van Oogstmaand.1793- 1 ) < ] 56 BRITSCH GEZANTSCHAP Zij kweeken zijdewormen aan ; zij fpinnen katoen, 't weik bij lieden van het behoeftiger deel des volks een.algemeene bezigheid voor perfoonen der beide kunnen is. Eindelijk vervaardigen zij ook haare ftoflen ; want alle de weeverijen des rijks berusten alleen op de vrouwen. — Ondertusfchen laat het meerderdeel deezer werkzaame vrouwen niet na, haare gezondheid te krenken , of ten minfte zich van een gedeelte haarer krachten te berooven, door, in navolging der vrouwen vm rang , aan het vooroordeel, welk op kleine voeten prijs doet ftellen , hulde te bewijzen. Offchoun de kunstbewerking, ivelke zij, ten deezen opzigte, ondergaan, noch vroeg begint, noch met zoo veel jorg en ftrengheid, als die der dames, /oor welken de fchoonheid een dierbaarer /oorwerp moet zijn, verricht wordt, is zij jchter genoeg, om haar te verminken en :e mismaaken. In weerwil van al den dienst, welken Ie Chineefche boerinnen in haare huishoulingen doen, maatigen haare echtgenooten :ich echter een buitengewoon gezag en nagt over haar aan, en houden haar op eenen  naar CHINA. XIV. hoofdst. i. Afd. 57 •eenen zoo grooten afftand, dat zij haar niet altijd vergunnen, aan hunne tafel aan te zitten , maar zich door haar laaten bedienen. — Ondertusfchen wórdt deeze beheerfching grootlijks gemaatigd door de grondregels van een zachtzinnig gedrag jegens alle de geenen , op welken men de meeste betrekkingen heeft, — grondregels, welke den geest der kinderen der laagfte zoo wel, als der eerfte rangen der maatfchappij , bijtijds 7 worden ingeboezemd Bejaarde mannen leeven in het midden dei jonge lieden hunner familie. Bij voorko mende gelegenheden, brengen zij hunn< driftigheid en geweld tot bedaaren. D< invloed des ouderdoms op de jeugd word door de gevoelens der natuur, door d< heblijkheid der gehoorzaamheid , door d< voorfchriften eener zedekunde, die met d( landswetten inftemt, en door de onafge broken zorg en de loflijke kunst, waarvar de naastbeftaanden zich tot dat oogmerl bedienen, krachtdaadig gehandhaafd. De grijsaards, die geen vermoogen mee hebben , om te werken , deelen aan di< geenen hunner afftamlingen , welke der manlijken leeftijd reeds bereikt hebben, 0 D 5 01 Reis van' Tongchoe -foe naar Peking. Den een en twintigften van Oogstmaand.1793- l  Reis van Tongchoe -foe naar Peking. Den een en twintigften van Oogstmaand.1793- i 58 BRITSCH GEZANTSCHAP op het punt ftaan , om dien te bereiken , de regels mede, welken men hen in hunne jeugd geleerd heeft, en de wijsheid, welke zij aan de ondervinding verfchuldigd zijn. Spreuken eener eenvouwige, doch wijze , zedekunde zijn in het vertrek , alwaar alle de mansperfoonen der familie vergaderen, gefchreeven opgehangen; en 'er is altijd de een of ander, die de bekwaamheid bezit, om ze den anderen voor te leezen. — In ieder huis ziet men een tafereel, behelzende de naamen van alle de voorvaders der perfoonen , die daar hun verblijf houden. In de onderlinge verkeering , worden hunne daaden dikwijls herinnerd ; en hun prijswaardig voorbeeld dient, tot opwekking van anderen, om in dezelve loopbaan te wandelen. De nakomelingen van een en hetzelve geflacht bezoeken te famen, op gezette tijden, de graven hunner vaderen. Door deeze geneene zorg en meer andere omftandigheten , worden bloedverwandten van denselven ftam , hoe verre ook van elkander verwijderd, te famengebragt en vereenigd. 2ij moogen elkander niet uit het gezigt verliezen , en zelden houden zij op, aan 't geen  naar CHINA. XIV. roofdst. i.Jfd. 59 't geen hen raakt , onderling belang te neemen. De zoon is verpligt tot onderhoud en verkwikking zijner ouders te werken ; de broeder moet voor zijnen broeder en voor zijne zuster, wanneer zij ongelukkig zijn , zorgen. De verwaarloozing deezer pligten zou zoodaanig eenen fchrik verwekken, dat het niet noodig zij, dezelven door een ftellige wet voortefchrijven. Een ieder, die door ziekte , of eenig ander ongeval . tot armoede geraakt is , heeft recht, om tot zijne bloedverwanten, fchoon hem niei zeer nabeftaande 3 den toevlugt te neemen. — De zeden , veel flerker dan de wetten, en eene geneegenheid , door geftaadige vertrouwlijkheid gebooren en opgekweekt, verzekerenden geenen, die huif noodig heeft, van gepaste onderfteuning.Deeze zeden , deeze gewoonten , fteller eene zaak , waarvan wij bereids melding hebben gemaakt, en die den Europeeëren helaas! als iets buitengewoons voorkomt in een helder daglicht; naamlijk: dat mei in China nooit ongelukkigen ziet, die he medelijden der voorbijgangeren zoeken o] te wekken, of eene liefdegift voor hu vraa Reis van Tong:hoe - foe ' i » ij r.  Reis van Tongchoe-foenaar Peking. Den een en twintigJlen van Oogstmaand.1793- 1 ( ] < 1 1 t I ] I 6a BRITSCH GEZANTSCHAP Veele lieden van Tong-choe-foe werden gebruikt, om de gefchenken voor den keizer , en de bagaadje des gezantfchaps , naar stoeng-ya-yuen , eene plaats, voorbij Peking, dicht bij het herfstpaleis des keizers, gelegen, te brengen. — Dewijl deeze voorwerpen, tot nu toe, altijd :e water, 't zij ter zee , of op de rivier, overgevoerd waren , had men op het gevigt derzelven niet Veel acht geflagen. Maar thans moesten zij door menfehen of lieren verder worden gebragt. Voornaamijk moesten de kasten en pakkaadje, die !e gefchenken behelsden , welke door de lieuwe beweeging van rijtuigen zonder -eeren ligtlijk befchaadigd konden worden, Heen aan de zorg van menfehen worden oebetrouwd. ■— Ook hadden fommigen der ingelfchen, tot het gezantfchap behoorene , bij het inpakken hunner bagaadje, neer op eene reis ter zee, dan op die te e land gerekend. Toen zij zich gereed naakten, om naar een verre afgelegen land e reizen, gebeurde het, dat zij zich, geijk naderhand bleek, te vergeefs van eentje noodwendigheden, welken zij daar konlen bekomen; en tevens van anderen, velken zij dachten misfehien noodig té zul>  naar CHINA. XIV. hoofdst.i.4^. 63 zullen hebben, doch welk bij de uitkomst bleek, het geval niet te zijn , hadden voorzien. Dit bragt in 't eerst eenige belemmering aan , doch welke fpoedig weggenomen werd. Nadat men eene berekening had opgemaakt van de rijtuigen en andere middelen, welken men noodig zou hebben, om de gefchenken en alle de overige bagaadje te vervoeren , waren de mandarijnen verpligt, omtrent negentig kleine wagens of karren, vier en veertig kruiwagens , meer dan twee honderd paarden , en bijna drie duizend draagers te leveren. — Bij deeze opgaaf moet men nog aanmerken, dat van die geheele reistoerusting niets of voor de mandarijnen zeiven, of voor lieden van hun gevolg kon dienen. De grooxfte. en zwaarfte pakken werden enkel door menfchenkracht gedraagen. Dezelve fchikken zich op de volgende wjjs: — Aan iedere zijde van het pak was een lange en fterke bamboes vastgemaakt. Indien twee menfehen voor iedei bamboes niet genoeg waren, bevestigde men, onder ieder eind der eerften en langen, een komer bamboes. Dan rustten de ein- Reis van Tongi choe-foe naar Reking. Den een en twintig' jlen van Oogstmaand-,1793*  Rcis-van Tongchoe foe naar Peking Den een en twintigfien van. Oogst- 3 maand, 1793- . TWEE* 64 BRITSCH GEZANTSCHAP enz. einden der vier bamboezen op de fchouders van acht draagers;, en door nog meer bamboezen bij deezen te voegen , kon de kracht van een nog grooter getal menfehen, in een rekenkundige evenredigheid, aan het vervoeren van het pak worden in 't werk gefield , zoo, dat in het opheffen en draagen van zeer aanmerklijke zwaare lasten , ieder der draageren een gelijke hoeveelheid gewigt torste.  TWEEDE AFDEELING. Het britsch gezantschap reist , van pêking, naar het keizerlijk paleis yuen - min - yuen. —■ Merkwaardigheden aangaande dè hoofdstad en het keizerlijk paleis. INHOUD. Vertrek van Tong-choe-foe. <— Onder * fcheiden wijs van reizen. — Het gezantfchap vertoeft een korte poos in een dorp. — Befchrijving van den weg tusfchen Tong-choe-foe en Peking. — Befchrijving eener herberg. — De voorfteden en muuren van Peking. — De oostpoort dier hoofdftad. — De breedte der ftraaten. — Triumphpoorten. — Sieraaden der daken, — Fraaie en kostbaare winkels. — Lijk* ftaatftj'Cn ie Peking. — Huwlijksbptogten aldaar. — Menigte van menfehen vervult de ftraaten. — De krijgsknechten ruimen ze uit den weg. — Muur van het keizerlijk paleis te Peking, —Gezigt op het keizerlijk paleis, en desIV. deel. E zelf*  66 I N HOU D. zelfs tuinen. — Verbaazend groote klok. — Meir, bedekt met nenuphar — Bibliotheek van vreemde handfchriften. — Tartaarfchc vrouwen. — Vertrek van het gezantfchap uit de westpoort van Peking. — Het gaat door een groote voor-, ftad. — Vergelijking tusfchen Peking en Londen. — Weg 3 met granietfleen geplaveid. — Lusthuis , nabij Hai - tien , gereed gemaakt, om het Engelsch gezantfchap te huisvesten. — Het lusthuis met Chineefche tekeningen verfterd. . Gebreken dier tekeningen. — De gehoorzaal in het keizerlijk paleis Yuen - minyuen. — Troon des keizers. ■— Offerande , welken men hem daar brengt. — Naam der godheid met dien des keizers vermengd. — Men aanbidt den keizer. Men fielt den ambasfadeur de plechtigheid der nederknieling voor. — Chineesch. opfchrift , op de gefchenken gefield. — Gedrag van eenen Rusftfchen gezant, betreklijk de gewoonte, om zich voor hem op den grond neer te werpen. — Gedrag van een" Hollandfchen ambasfadeur in dergelijke omftandigheid. — Gevolgen , welken het gedrag zoo van den eenen als van den anderen Jlaatsdienaar had. — De  INHOUD. 6"; De Tartaaren wantrouwen de Engelfchen. — Zwaarigheden, welken men ontmoette , toen men in onderlinge betrekkingen met de Chineezen zocht te komen. — Voorwaarden door den gezant aangebooden, toen men hem voor/lelde, zich voor den keizer op den grond neei te werpen. —' Moeilijkheid. om die voorwaarden in het Chineesch te doen vertaaien. — De Europeefche zendelingen bezoeken den ambasfadeur. — Een Portugeesch Jefuit tot tolk voorgeflagen. — Aan den tolk des gezantfchaps wordt dt voorrang gegeeven. De noodige toeftel tot de reis gemaaki zijnde, verliet bet gezantfchap de ftac Tong - choe - foe , om zich naar Peking te begeeven. Lord macartneij, en drie voornaame leden van het gezantfchap, deeden de reis in draagzetels, welke, in China , die foort van rijtuigen zijn , waarvar lieden van verheevén rang zich het meest; en zelfs op lange reizen, bedienen. De andere Engelfchen waren te paard , gelp ook alle de mandarijnen. De voornaamfte onder deeze laatften reed ter zijde van de; ambasfadeurs draagkoets. De Chineefche E 2 krijgs- VanTongchoe-foenaar Peking.Oogstmaand.1793- I  VanTong- ehoe-foe naar Peking.Oogstmaand.1793- 68 BRITSCH GEZANTSCHAP krijgsknechten gingen te voet, en ruimden den weg op. De dienstbooden en de lijfwacht des gezants zaten in gemeene rijtuigen of wagens. — De draagzetels, de rijtuigen met wielen, de lieden te paard, de gefchenken en de bagaadje, befloegen een groote ruimte op den weg. — Langs deezen kant heeft Peking een' prachtigen en gemaklijken toegang. Ook moeten alle de lieden , en koopmanfehap. pen, die uit de oostlijke en zuidlijke provinciën naar Peking gaan, de hoofdftad op deezen weg naderen. Dezelve is volmaakt effen. Het middenfte gedeelte van dien is, ter breedte van omtrent twintig voet, met plaaten van granietfteen , welke uit groeven, op een' grooten afftand van daar gelegen , herwaard aangevoerd , en van zes tot zestien voet lang, en omtrent vier voet breed zijn, voor de voetgangers geplaveid. Aan weerskanten van dit granietfteenen voetpad , is een ongeplaveide weg, breed genoeg voor de rijtuigen. De weg is voor een groot gedeelte met boomen , en bijzonder met willigenboomen van een aanmerklijke lengte, bezoomd. Na een korte poos gereisd te hebben , trok het gezantfchap over een marmerftee- nen  NAAR CHINA. XIV. HOOFDST. 2. Afd. ÖÓ nen brug, welker maakfel aan de ftof, die men daartoe gebruikt had, volkomen gelijk fcheen te zijn. De volmaaktheid van zoodaanig een gevaarte beftaat, buiten twijfel , in de wijs , op welke het aan het oogmerk , welk men zich in het (lichten van hetzelve heeft voorgefteld , beantwoordt. En deeze brug fchijnt ten deezen opzigte aan alle haare vereischten gantschlijk te voldoen. Zij is zeer breed; hecht en fterk gebouwd; en daar zij over een riviertje ligt , welk aan geene overftrooming onderheevig is, is zij boven dc hoogte der wegen, welken zij met elkander vereenigt , Hechts zeer weinig verheevén. Den weg vervolgende, verkoozen fommigen van des ambasfadeurs lijfwachten . verdrietig van dus opgefloten te zijn ir rijtuigen , die zoo langzaam voortgingen, afteklimmen, en te voet te gaan. — Hierdoor kreeg het volk, welk zich, in verbaa zende menigte, op den grooten weg begee ven had, ten einde de vreemdelingen t< zien , gelegenheid , om hunne gedaante hunne houding 'en kleeding te onderzoeken De roode wangen, het witgepoederde hai deezer lijfwachten, en hunne naauwe en kort E 3 klec VanTongchoe-fosnaaf Peking.Oogstmaand.1793- r  VanTongchoe-foenaar Peking.Oogstmaand.*793. . - : < < i l c 1 i t v h h § b E fi a re ro BRITSCH GEZANTSCHAP kleederen, die den omtrek hunner lidrnaaten duidlijk lieten onderkennen, trokken wederom de bijzondere oplettendheid derfianfchouweren tot zich. — De lucht was brandend heet. De thermometer van fahi en heit ftond op zes en negentig graaien in de overdekte rijtuigen. De lijf-, vachten, die te voet gingen, hadden van le wolken van ftof, die hen geftaadig miringden , van de heete zonneftraalen , -an hunne vermoeinis, en van het gedrang Ier menigte, die hun lastig viel, niet weiig te lijden. Sommigen der Chineezen emerkten dit , en openden eenen weg, m hen met meer ruimte te doen ademaalen. Maar voor'een klein getal andeen, onder de onkundigften en Jigtzinnigen ï rekenen, moesten zij tot een voorwerp an kortswijl en fpotternij dienen. In een dorp , welk aan dien weg Jag, ield men halte, om te ontbijten. De' ïrberg, alwaar men pleisterde, geleek in ;enen deele naar de hedendaagfche geouwen van deezen aart, welken men in ngeland , en elders ziet. 'Er was noch aaiheid , noch fieraad in te befpeuren ; aar de vertrekken, offchoon klein, wan zindelijk en luchtig. Allerhande fbort van  NAAR CHINA. XIV. HOOFDST. 2. Afd. ?1 van ververfching was in gereedheid. — Bij het vertrek van daar , zoo niet al eerder, was de geest van ieder Engelschman des gezantfchaps, elk oogenblik, .in verwachting, om die hoofdftad te ontdekken, welke men zegt de grootfte ftad der geheele waereld te zijn. Intusfchen zag men hier nóch groote en aanzienlijke buitenplaatfen, noch kleiner landhoeven en lusthuizen, gins en herwaard verfpreid, die een wenk konden geeven , dat zij ze oogenbliklijk zouden ontdekken. Eindelijk • kwam het reisgenootfchap aan den ingang van eene der oostlijke voorlieden van Peking. De ftraat , door welke hun weg liep i was geplaveid, en vol volb- Men zag 'er overal handwerkslieden, winkeliers, kooplieden en koopers. De famenloop der menigte fcheen niet zoo zeer door nieuwsgierigheid, om de vreemdelingen, welken men verwachtte, te zien, bijeengebragt , als wel, om ieder zijne bezigheden naai te gaan. Door het gezigt van den voorbijgaanden trein een oogenblik afgetrokken , keerde een ieder tot zijne zaaken wel ras te rug. Om deeze voorftad dooi te trekken , had men omtrent vijftien minuuten noodig. Daarna kwamen de» reiziE 4 gen VanTong:hoe -foe naar Peking.Oogstmaand.1193-  VanTongcJioe-foenaar Pe-. hing. Oogstmaand,J793. j i 1 r <; I f I ïi f< P v E h: É tl tl VI va 7a BRITSCH GEZANTSCHAP ?ers voer de muuren der hoofditad Peking. De aankomst des ambasfadeurs werd door het gebulder van het kanon bekend genaakt. Binnen de itadspoort, had men , )p eene rustplaats, ververfchingen voor He de heeren van het gezantfchap toebeeid. — Nabij de poort waren de muuren iet gehouwen iieenen bekleed. Op an» ere plaatfen waren zij van tigchelfteenen. ien wachttoren , met verfchciden verdieingen, om 'er eene fchildvvacht op te laatfen, verheft zich boven de poort. Op :dere verdieping heeft men fchietgaten gemilderd , gelijk men, fomtijds , gefchutoorten uitbeeldt aan de zijden van kooptardijfchepen, die geen gefchut voeren.— uiten, ziet men , rondom de poort, een' ïlfronden muur, met eene zijpoort. Dac erJc, volgens de grondbeginfels dei- Eupeefche vestingbouwkunde gemaakt, is siten twijfel een hedendaagsch bijvoegfel. De fladsmuuren zijn omtrent veertig iet hoog (#). De borstweering heeft die- » 't Is zeer merkwaardig , en het verdient s toekomende reizigers, indien zij gelegenheid rtoe hebben, naauwkeurig onderfocht te wor- «Isa s  naar CHINA. XIV. iigofdst.s.^. 73 diepe kanteelingen , maar geene regelmaatige fchietgacen. Ook ziec men 'er geen grof eefchut op de muuren , maar alleenlijk fchietgacen voor de boogfchutters. De muuren zijn aan hunnen voet omtrent twintig , en. tegenover den walgang , waarop de borstweering aangelegd is, twaalf voe dik. De buitenzijde deezer muuren is niei volkomen loodrecht , doch 'er ontbreek niet veel aan ; maar de binnenzijde vorm een' aanmerklijken hoek , omdat de tig chelfteenen daar trapswijze, de een achte den anderen, en dus op die wijs, als mei de zijden der Egyptifche pyramiden ai beeldi den waarom alle de voomaamfte fteden van Chir berauurd zijn. Dewijl zij tevens van torens e fchietgnten, en zelfs van grof gefchut voorzie zijn, kan men geenzins twijfelen, of het oogmei daarmede is geweest, dezelven in ftaat van tege weer te ftellen. Ondertusfchen bewijst de gema lijkheid, waarmede de Tartaaren China aangegre pen, en ook overmeesterd hebben, genoegzaar dat 'deeze voorbehoedfelen vruchtloos waren. Misfchien zijn deeze muuren, welken men rr veele kosten heeft opgehaald, en nog zeer zor vuldig onderhoudt, eene uitwerking der omzig ge Chineefche ftaatkunde, om het volk behoorl en gemaklijk in bedwang te houden. Aant. N EDE RB. VERT. E 5 VanTongdioe foe naar Peking.Oogstmaand.1793- r ï » a n n k 1trei, et g' tl. ijk iet  VanTongchoe-foenaar Peking.Oogstmaand.1793- i 1 1 1 c 3 0 h 11 a: d< w b< te; de ho he. trc 74 BRITSCH GEZANTSCHAP beeldt, gelegd zijn. De ftads muuren zijn aan de buitenzijde met vierkante torens voorzien , ftaande dezelve omtrent zestig roeden van elkander, en van de gordijn, die tusfchen dezelven voortloopt, veertig vijftig voet uitfpringende. Verfcheiden ■uners kunnen in één gelid op de bolwerken rijden, om welken te beklimmen van 'innen fchuinfche opgangen van aarde genaakt zijn. Wanneer men Peking binnen treedt, mix de ftad eene vertooning, welke van ie der Europeefche lieden zeer verfchil?nde is. In deeze laatften zijn de ftraam dikwijls zoo naauw, en de huizen zoo oog, dat men , aan het eene eind der raat ftaande, meenen zou, dat de huizen n het ander eind naar elkander overhel;n, en nagenoeg met elkander vereenigd aren. — Te Peking, integendeel, hebn de meeste huizen Hechts eene verdieig, en geenen meer dan twee. De ftraai, die de gebouwen van elkander fchein , hebben eene breedte van meer dan nderd voet, 't welk dezelven luchtig, der en vrolijk maakt. De ftraat, door welke het gezantfchap k , was niet geplaveid. Men had ze met  naar CHINA. XIV. hoofdst.2.4/^- 75 met wacer befproeid , om het ftuivert te i beletten. — Dwars over dezelve was een! ligt en fraai gebouw gefticht. De Chineezen noemen het pai-loe, welke naam door triumphboog vertaald wordt, offchoon het gedenkteken, waaraan men deezen naam geeft, niets aanbiedt , 't geen naar een' boog gelijkt. Het geheele gevaarte is van hout gefticht, en beftaat uit drie fchoone poorten, waarvan de middenfte de hoogfte en w'rjdfte is. lioven deeze poorten zijt drie daken, het een boven het ander en allen zeer rijk verguld. Groote karak ters, gefchilderd en verguld, en deels o] de ftaande, deels op de liggende of dwars balken geplaatst, gaven het oogmerk t kennen, waartoe het gedenkteken , of d pai-loe opgerecht is. — Over het gehe< zijn dergelijke gevaarten gefticht, of oi deeze en geene belangrijke perfoonen i vereeren , of om het geheugen eener g< wigtige gebeurenïs tot de nakomelingfchs voort te planten. — De tegenöverftaam plaat, nommer XX, behelst eene af bee ding van een dergelijk gebouw (*). (&) Behalve het geen, hier boven, omtrent 1 gefticht, dooi de Chineezen pai-loe, dat is, trium It 7anTonghoe -foe laar Reling.Oogstmaand. i > :1 n e P Ie 1- )e iet 'S, i  1'anTotif elite-foe naar Peking.Oogstmaand.1193. • \ ^ j 3 } 3 3 5! 3! J! >» 51 ?<$ BRITSCH GEZANTSCHAP - De eerfte ftraat, welke de Engelfchen volgden , ftrekt zich in eene rechte lijn ö« naar het westen, tot de plaats, daar zij hoog, of liever triumphpoort, genaamd, en in de plaat, „omroer XX afgebeeld, reeds aangemerkt is, wordt 'er in de verklaarende lijst der plaaten, door JWr. stabstoh bij de oorfpronglijke uitgaaf deezer reis gevoegd, nog het volgende aangetekend: » Deeze foort van pronkgebouwen vindt men „ in alle deelen van Chlu.. Sommigc„ *ijn van .» «een, anderen van hout. De meesten zijn op " 's lands kosten opgerecht. Behalve de twee " b0TOngemelde doeleinden van fommigen der>? zeiven, zijn veelen flechts getocht, om aan de „ neiging van perfoonlijke iedelheid tc voldoen , Ook ontmoet men dergelijke geltkbten , die . volgens de karakters, daarop te zien, tot geeri , ander gebruik toekken , dan om den afftand , van deeze of geene fteden van de plaats, daar , zij ftaan, aan te duiden. — Het gebouw, ia , den hoek, aan de rechterhand der-plaat, te i -"ien , is eene fterkte of fort; en dat aan' de > hnkerzijde eene plaats, alwaar tooneelftukken I vert00nd worden. Plaatfen , tot dat einde gefchikt, zijn altijd van vooien open. - Omtrent het midden der plaat, nabij dea voet der triumphpoort, of pai-loe, wordt zekere ftraföefemng afgebeeld. Een perfoon, aan wangedrag zich fchuldig gemaakt hebbende, ondergaat, op last van een" burgerlijken magiftraatÉ. perfoon, ds tuchtiging met een bamboes." —.  GEZIGT JL.VAN EEN ÏAH.OE, OMIGENLIJK EEN TMUMPMOOG GENAAMB; EN2.YAN EENE CHINEES CHE STERKTE OE EOUT.   naar CHINA, XIV. 77 zij door eenen muur van het keizerlijk paleis doorgefneeden wordt. Deeze muur. die naar het oosten gekeerd is , werd de geele muur geheeten, naar het kleine dak van gevernisde tegels , waarmede desze.fi top gedekt is. - Verfcheiden openbaar, gebouwen , op denzelven tijd gezien , ei opgegeeven als aan den keizer behooren de, waren op dezelve wijs gedekt. Deez daken zijn niet door uitfteekende ichooi fteenen afgebroken. Derzelver randen e toppunt zijn op een evenredige wijs afg rond , en maaken een omgekeerd feston waarvan de uitwerking aangenaamer * dan die, welke lange recht doorloopem lijnen zouden voortbrengen. Daarenbov zijn deeze daken met een groote mem? beelden veriierd , waarvan fommigen w< zenlijke voorwerpen verbeelden, terv, anderen, en wel het grootfte getal derz ven, geen ander voorbeeld, dan in de v beelding des maskers, hebben. Daar dit les, onder een helderfchijnende zon , gou'd blonk , trof dit gezigt het oog Engelfchen op een bijzondere wijs, < vullende hetzelve met eene vertooning grootschheid , die men niet gewoon i dit gedeelte van een gebouw te zoeken VanTong* choe - foe naar PekingOogit-}maand. ,1192- 1 2 n » ie :n :te :e- 'ijl el- er- al- als der rer- van > in Na-  VanTongchoe -foe naar Peiling.Oogstmaand.1793» 1 „ï v h z tf h ni ei le ze ds de i M de 78 BRITSCH GEZANTSCHAP ; Nabi-j de P°orc zag men onmeetlijke rijstmagazijnen. En, wanneer men van daar het oog naar de linkerzijde, langs de ftadsmuuren , wendde , ontdekte men een verheevén gebouw , welk men zeide eene [terrewacht, of obfervatorium, te zijn, ge. licht door den keizer yong-loe, e&en Ier vorllen uit den voorgaanden (lam, aan vien men ook, naar men zeide, de voorlaamiïe fieraaden van Peking verfchuldigd ras (V). In het voorlle gedeelte van de meeste uizen deezer groote ftraaci zijn winkels, efchilderd, vérguld en verfierd, gelijk die' an Tong-choe-foe, maar in eenen vereevener fliji. Boven fommigen dier huim zijn ruime terrasfen, beplant met hees■rgewasfen en bloemen. Voor de deuren ingen veele lantaarnen van hoorn , van ïteldoek , zijde en papier. De gedaante 1 het maakfel derzelven is zoo verfchilnde, dat het fchijnt, als of de Chineen al hun vernuft en verbeeldingskracht arbij hebben uitgeput. Buiten en binnen winkels was een groote menigte en ver- fchei- » De keizer yong-loe, uit den ftam der ngs, leefde omtrent het einde van de veertieneeuw der Christlijke jaartelling.  naak. CHINA. XIV. hoofdst. i.Afd. 79 fcheidenheid van koopmanfchappen, ter verkooping, ten toon gefpreid. Behalve de aankomst van het Britse--, gezantfchap , Hepen 'er nog verfchei den omftandigheden te famen , om eene zoo verbaazende menigte volk in deeze ruime ftraat bijeen te doen komen. Van den kant der poort, zag men een trein menfehen, in ftaatlijke orde, rade ren. Hunne witte kleederen fcheenen overeenkomltig de Europecfche denkbeel den, eene huwlijksplechtigheid aantekon digen; maar het gezigt van een' jongman met droefheid overftelpt, deed wel ra zien , dat het eene lijkftaatfij was. Hc lijk van den overleeden was in eene zee fraaie vierkante doodkist. Boven dezelv was een .verhemelte , met fchoone en bc vallige kleuren gefchilderd, en vooraf we! den vaandels van gemengde zijde gedraagei Achter het lijk volgden verfcheiden draa.s zetels, met wit laken behangen, waarin c vrouwen van des overleedenen familie z ten. . In China is de witte kleur een tek< van droefheid bij de geenen, die ze dra gen. Hierom wordt zij zorgvuldig gemi door allen, die aan den dag willen legge c VanTong' choe-foe mm Pe- king. Oogst- vumnd. 1793- > s t r e ). > ie i- :n i- lat  Van-Tongchoe-foenaar Peking.Oogstmaand.1793- I ] J ( 1 c c n z a o k g h W: So BRITSCH GEZANTSCHAP dat zij met andere gevoelens bezield zijn, Men ziet, derhalve, deeze kleur ook nooit bij huwelijksplechtigheden. De Engelfchen zagen wel ras een dergelijk feest. — De jonge bruid, die door haaren aanfraanden echtgenoot nog niet gezien was, werd in een prachtige, rijk vergulde, en met festonnen van bloemen, door kunst gemaakt, fraai verfierde rosbaar gedraagen , en gevolgd door haare nabeflaanden, dienstboo3en en andere perfoonen, die belast waren net haare uitzetting, zijnde dit het eenig mwlijksgoed, welk de ouders aan hunne lochters mede geeven. De menigte der aanfchouwers werd niet reinig vergroot door de tegenwoordigheid er mandarijnen van rang, die nooit zoner een talrijk gevolg uitgaan. Hier kwa. ïcn nog bij de groote troepen volk, die ich rondom verfcheiden lieden fchaarden, s bij voorbeeld, om lieden, die iets in % penbaar, bij vei hooging, verkochten, om wakzalvers, goedergelukzeggers, zangers, Jochelaars, en fprookjesvertellers, die mne toehoorders de weinige chen (d), wel- (<0 Chen is een geringe koperen munt, gelijk j hier vooren, gezien hebben.  NAAR CHINA. XIV. HOOFDST. 2. Afd. 81 welken zij bij zich hebben , en die waarfchijnlijk tot andere oogmerken beftemd waren, uit den zak weeten te praaten. De aankomst van het gezantfchap leverde, naar men zeide, overvloedige ftof tot eene menigte fprookjes, welke, op dit tijdftip, de verbeelding des volks gaande hield. Men vertelde, dat de gefchenken, welken het voor den keizer medebragt, beltonden in zoodaanige dingen, welke in andere landen zeldzaam , en in China tot nog toe onbekend waren. Men verzekerde , met groote deftigheid , dat onder de dieren , mede onder die zeldzaamheden begreepen, ook een olifant was, niet grooter, dan een aap, maar zoo fier als een leeuw; en een haan , die kooien at. —- Al wat uit Engeland kwam , verfchilde , gelijk men onderftelde, van dat geen , 't welk men tot dien tijd toe te Peking gezien had, en bezat hoedaanigheden, volftrekt ftrijdig met die, welken men wist, dat aan hetzelve eigen waren. Het gezigt der vreemdelingen , die zulke buitengewoone zeldzaamheden medebragten , brak, toen zij voorbij gingen,voor een oogenblik de om derfcheiden bezigheden des volks af. 'Hei drong in grooten getalle voorwaard , on IV. DEEL. F het VanTong, choe-foe laar PekingOogstmaand,1793.  VanTongchoe -foe naar Peking.Oogstmaand.I7P3- 1 82 BRITSCH GEZANTSCHAP hen van nabij te befchouwen. De Chineefche krijgsknechten , die gebruikt werden , om ruimte te maaken , en de aanfchouvvers op een' bekwaamen afftand te houden , waren met iange zweepen gewapend. Zij maakten wei eene vertooning , als of zij de voorfie reiën gevoelig wilden treffen ; maar zij dreigden flechts met die mildheid, welke met hun karakter zoo overeenkomstig ïs. Indedaad raakten hunne zweepilagen zelden iets anders, dan den grond. Zoo dra het gezantfchap aan de oostzijde van den geeien muur gekomen was, keerde de trein , langs denzelven, naar de rechterhand , en vond aan deszelfs noordzijde veel minder drukte, dan in de eerstgemelde ftraat. In plaats van winkels, vond men 'er niet dan huizen, wier voorgevels uit 3e ftraat niet te zien waren : want voor ieder huis was een muur , die eene plaats 3f voorhof infloot, in welke de deur van 3e ftraatzijde open ging. Deeze muur ivordt de muur van eerbied ger aamd. — tegenover de drievouwige poort , welke mitrent in het midden deezer noordzijde ran den muur des keizerlijken paleis is , ïield het gezantfchap halt. Deeze muur fcheen  NAAR CHINA. XIV. HOOFDST. 2. Afd. 83 fcheen een groot deel gronds intefluiten, Die grcnd was niet effen , gelijk al hei land buiten dien muur. Een gedeelte var dien was tot bergjes, die vrij fteil waren. opgeworpen , zijnde de groote en diepe holten , waaruit de aarde tot het maaket .dier hoogten genomen is , tegenwoordig met water gevuld. — Uit deeze groote door kunst gemaakte, meirtjes of vijvers, Wier boorden , mei opzet , zeer onregcl maatig en op verfcheidenerleie wijze aan gelegd waren, reezen kleine eilandjes op, voorzien met gebouwen van allerhande! vreemden fmaak , en tusfehen beiden me geboomte beplant. — De voornaamfte pa leizen des keizers waren op bergen vat verfchillende hoogte gefticht. Het geheele famengenomen , verbeeldde volkomen iet romanesks. Op den top der verheevenft< hoogten waren priëelen , zomerhuisjes et kabinetten, om zich aftezonderen, of zijt vermaak te neemen, ingericht, en me groote boomen omringd. — Een deeze kabinetten werd aangeweezen, als de plaats alwaar het tooneel is geweest van die ver fchriklijke gebeureuis, welke van het aan weezen van den ftam dier keizers, welk< F 2 di FanTcng» choe -foe naar Peking.Oogstmaand.1793- t l t t ' t i ■ t t »  VanTong choe-foe naar Peking.Oogstmaand.1793- 84 BRITSCH GEZANTSCHAP >dic prachtig paleis gebouwd hebben, een einde heeft gemaakt. Omtrent het midden der zeventiende eeuw,deed 'er zich een man op,wien het fortuin een tijd lang fcheen te begunstigen, en die meende, dat hij befchikt was, om een' nieuwen ftam van beheerfchers des Chineefchen rijks te planten. — Hij bediende zich van de zwakheid, en de weelde vnn her hof, en vonrnl van die zorgloosheid , welke , nog meer dan de weelde, den ondergang der voorige keizerlijke genachten berokkend had. Aan het hoofd cener talrijke heirmagt van Chineezen , eerst famengebragt door de hoop, om het land gelukkiger te maaken, en daarna bij elkander gehouden door het bedrieglijk lokaas van roof, kwam de muiteling tot voor de poorten van Peking. De ongelukkige vorst, al te zwak onderfteund, en te weinig geestdrift bezittende, om tegenftand te durven bieden, maar nog te veel gevoel hebbende , om zich op een laage wijs aan eenen vijand, die zijn onderdaan was geweest, te onderwerpen , en zijn kroost voor het gevaar van ontëerd te worden, willende behoeden , doorfrak hij zij-  f'.JCZIGT IN J)E TUINEN VAN HET KKIZ E-Jtliïj K PA LEIS TE PEKING. 4   NAAR CHINA. XIV. HOOFBST. i. Afd. 35 zijne eenige dochter , en eindigde daarna ,, in een der bovengemelde gebouwen, tótj geheel andere oogmerken opgerecht, zijn eigen leeven met de koord. — De plaat nommer XXI, hier tegenover te zien, behelst een gezigt der hoogte, welk het tooneel deezer droevige gebeurenis was. Van de plaats, van waar de Engelfchen gelegenheid hadden , om , door de poorten, in den muur van het paleis, ter loops een blik naar binnen te doen, en een gedeelte der tuinen en gebouwen waarteneemen, zagen zij ook eene ftraat,die noord waard liep, en 7iVh tot aan den ftadsmuu uitftrekte. Daar ontdekten zij een groo gebouw , van aanmerklijke hoogte , weli eene klok van verbaazende grootte, ei een cylinder- of rolvormige gedaante be vatte. Wanneer 'er op de buitenzijde va die klok met een' houten hamer geflage wordt, geeft z'tj een geluid van zich, fter genoeg, om door de geheele hoofdfh duidlijk gehoord te worden. — Wat ve der, maar meer westwaard , is eene d noordlijke ftadspoorten , welker wachtt ren , niettegenftaande de tusfchen beid( ftaande huizen, onderfcheidenlijk te zi< was. F 3 Wa 'fanTong:hoe -fos mar Pi' zing. Oogstmaand.1793- I 1 r t ï ï ti n k d r;r> n :n n-  VanTong choe-foe naar Peking. ' Oogstmaand,1193. 86 BRITSCH GEZANTSCHAP Wanneer men voorbij de poorten van het paleis, regelrecht wesrwaard, tusfchen den geelen muur en de noordlijke gebouwen der ftad , voortgaat, ontmoet men een meirtje, welks uitgeftrektheid eenige acres fY) bedraagt. Toen de Engelfchen het zagen, was het in Louwmaand, en zij vonden de oppervlakte des waters met de ruige bladen van de nymphaa nelumbo, of de lien-wha der Chineezen, bijkans geheel en al bedekt. — Behalve andere eigenfchappen , welken de Schepper der natuur aan deeze plant gegeeven heeft, heeft het blad derzelve , wegens ziin zonderling maakfel, en de wijs, op welke het rondom den fteel groeit, het voordeel, dat het de bloem en de vrucht, die uit het middenpunt voortkomen, tegen de aanraaking van het water, welke 'er nadeelig aan zou zijn, befchut. De wortel der lien-wha brengt een' fteel voort, die, uitgenomen in fchielijke overftroomingen, nooit mist, hoe (e) Een acre is omtrent een half morgen Iands naar Hollandfche maat gerekend. De eigenlijke grootte van een Engelsen acre bedraagt drie en veertig duizend vijf honderd en zestig vierka-re Engelfche voeten.  NAAR CHINA. XIV. HOOFDST. 2. Jfd. 87 hoe diep het water ook zij, zich van den i grond tot deszelfs oppervlakte te verheffer. j De bladen deezer plant breiden zich aldaar j uit , rusten en zwemmen op het water,, en rijzen fomtijds zelfs boven hetzelve' 0p. — Deeze plant , die de ftrenge winterkoude van Peking verduurt , wordt in de broei- en trekkasten van Europa met moeite aangekweekt en bewaard. Haare bloemen zijn zoo fchoon* en zoo welriekend , als haar zaad aangenaam voor den fmaak is (ƒ). De Engelfchen vervorderden hunnen togt door (ƒ) Dewijl het zaad der lien-wha, of nymphcea nelumbo, volgens de aantekening van Mr. staunton, zeer aangenaam voor den fmaak is, moet men de proeven, om deeze plant aantekweeken, vermenigvuldigen en onderfcheidenlijk inrichten. Veelligt zou deeze plant beter tieren in de open lucht, dan in broei- of trekkasten ; veelligt vordert zij eenen grond, die op een bijzondere wijs bereid is, of water , welk deeze of geene eigenfchap heeft; veelligt eischt zij eene luchtsgefteltenis, die min of meer vochtig is, eene plaats, daar zij in den zomer aan fterke hitte, en in den ■winter aan ftrenge koude blootgefteld is, gelijk te Peking, en in deszelfs omtrek zoodaanige weersgefteltenis ondervonden wordt. Cossignij. F 4 'anTong- hoe-foe \aar Pff-, iug. logst- laand, 793-  VanTong choe - foe naar Peking.Oogstmaand.1793. ] ] \ X ï h z a: S fi 8 • d< 88 BRITSCH GEZANTSCHAP -door de ftad westwaard. Op hunnen we* wees men hun het huis, alwaar eentee Rusfen woonden; en, -c geen nog zonderhnger was, zij zagen ook eene bibliotheek van vreemde handfchriften , onder welken ook, naar men zeide, een Arabisch affchrift van den Koran gevonden werd Onder de aanfchouwers waren fommige Mohammedaanen, door hunne roode mutftn van de anderen onderfcheiden. Insgelijks zag men onder de famengevloeide menigte eenige vrouwen, die, men zeide, 'oor het grootfte gedeelte, in Tartarije *e 'ooren, of ten minfte van Tartaarfche af:om,cKii;u IW voeten waren aiec ermmkt , gehjk die der Chineefche dales; en haare fchoenen , die breede neu en en zooien ter dikte van een duim adden fcheenen zoo grof en plomp te P, als die der Chineefche vrouwen van tnz.en klein , net en kiesch waren _ ommigen deezer Tartaarfche dames waren aai opgetooid, hadden fijne en bevalh>e ;laatstrekken,en haare kleur door middel * kunst een weinig geholpen (g). De » De Tartaaren, die in de zeventiende eeuw Chi,  naar CHINA. XIV. hoofdst. a.Afd. 89 De voornaamfte en meestgeliefkoosde moode om zich te blanketten , beftond , naar' het fcheen, hierin, dat men veel rood op het middenfte der onderfte lip aanbragt. — Sommige vrouwen van rang zaten in overdekte rijtuigen. Bij deeze gelegenheid is het niet ongepast aantemerken , dat men in verfcheiden wijken der ftad dergelijke rijtuigen en paarden in menigte te huur vindt, China veroverd hebben , zijn veel blanker, dar de Chineezen. Indien hunne vrouwen veel root op het midden der onderfte lip aanbrengen, ge bruiken de Chineefche dames het, integendeel op het aangezigt. Zii hphUen ronde kluwen k< toen of boomwol, in zeker rood fap gedoop De kleur van dat fap komt vrij donker voor. 1 vermoed, dat het uit het groeiënd rijk gehaald i Zij mengen dit katoen met een weinig watei welk de verf ontbindt. Zij wordt dan glansrijl De dames wrijven haar aangezigt met dit katoer en de kleur, die niet alleen zeer fchoon is, ma ook de natuur volmaakt navolgt, hecht zich ze fterk aan de huid, zelfs geduurende verfcheidi dagen. Het zou weetenswaardig, en tevens b langrijk zijn, het famenftel deezer verf te ontde ken ; te meer, om dat ik geloof, dat zij gro< Hjks te kiezen is boven het blanfcetfel, waarv veele Europeefche vrouwen zich bedienen. Cc signij. F 5 'fanTong' ■hoe-foe laar Pe« dng. Oogst' maand. 1793- i » i ir 2r :n ek>rins-  FanTong ehoe-foe naar Peking.Oogstmaand.-793- i 1 ] i 1 e 1. t: h o; | et b< rrii in ik po BRITSCH GEZANTSCHAP vindt. Eenige Tartaarfche dames waren te paard, en reeden met de beenen ilrjjéflags, gelijk de mannen. Overal zag men werk- en ambachtslieden , met hunne gereedfchappen , werk zoekende, en marsdraagers, hunne waaren te koop aanbiedende. - Verfcheiden naauwe ftraaten hadden aan ieder eind eene soort, met eene wacht, om, wanneer 'er :enig oproer mogt ontftaan, terftond de 'ust en goede orde te herfteilen. Deeze •oorten worden regelmaatig des nachts geloten , en niet dan ingeval van noodzaakijkheid buitentijds geopend." Het gezantfchap crok, ven/nlgens, door ene ftraat, welke noord- en zuidwaard >opt, en zich van het eene eind der Tarlarfche ftad tot het andere uitftrekt. Deei ftraat is nagenoeg vier Engclfche mijlen ng, en alleenlijk door eenige pai-loes , " triumphboogen, afgebrooken. — Nadat j trein voorbij veele tempels, magazijnen i andere groote gebouwen gegaan was , reikte hij , in den tijd van een weinig :er dan twee uuren, federt zijnen ingang Peking aan de oostzijde, eene der west* ie poorten der ftad", waarvan 'de plaat, nom-  PI .XXII. GEZIGT VAN EENE BEU STXIJJKK POOITEN BEU STAD PEKING,   naar CHINA. XIV. hoofdst.s.^fi*. 91 nommer XXII eene afbeelding vertoont (V). Nabij deeze poort, en langs de buitenzijde! van den westlijken ftadsmunr , loopt het i kleine riviertje, welk zich , ter deezer plaats , zeer aanmerklijk begint te verwijden, vervolgens nagenoeg rondom de fiad vloeit, en naar den kant van Tong-choe- foe (/;) Bij de tegenoverftaande plaat,nommer XXII, eene der westlijke poorten van Peking uitbeeldende, moet men het volgende aanmerken: De negen poorten der ftad Peking gelijken zeer veel naar elkander; behalve , dat de uitfpiingende muur in lommigcu vicikanti iu an,, deren rond is. De twee verheevén gebouwen ,, zijn van het zelve maakfel in alle de poorten, ,, De gracht, welke in de daad de tak eener rivier is , loopt alleenlijk langs de zuidlijke er ,, westlijke muuren der ftad; en aan deeze zijder ,, fcheidt zij dezelve af van de voordeden , wel ,, ke buiten elke poort zeer aanzienlijk zijn: ooi ,, is 'er bij die voorftedeo, daar de rivier voor ,, bij ftroomt, tusfcben dezelven en de ftad, eei brug van gemeenfchap. — Het kleine rij.tui; ,, met twee wielen, welk over de 'brug rijdt, ei door één paard getrokken wordt, is van de „ zelve foort als die , welke in de ftraaten vai ,, Peking te huur ftaan; gelijk de huurkoetfen i ,, Londen. Dit is de eenige foort van rijtuigen „ welke in China gebruikt worden." VanTong- hoe -foe \aar Pe- xing. Dogst- naand. 1793. 1 1 1 1  VanTongchoe-foenaar Peking.Oogstmaand.1793. ] I < 1 Z 1 1 t t C ï c t 1 a i r e r c § 92 BRITSCH GEZANTSCHAP foe ftroomende, in de Pei-ho valt. Dewijl de voorftad, welke aan deeze westijke poort, door welke de Engelfchen introkken , begint, veel uitgebreider is , lan die, door welke zij de ftad waren )innengetrokken , hadden zij meer dan wintig minuuten noodig, om hunnen togt loor dezelve te volbrengen. Aan het uiterfte eind deezer voorftad , deld het Britsch gezantfchap ftil, om elknder onderling den indruk mede te deeen, welken de togt door Peking, China's loofdftad , in hunnen geest had nagelaa211. Zij wricrpn 7Ppr wel, dat een enkel lik, als met een opilag van het oog, oner het voorttrekken, op die ftad gedaan, en niet in ftaat kon ftellen, om een juist ordeel over dezelve te vellen, maar al 't een zij gezien hadden , uitgenomen het eizerlijk paleis , beantwoordde geenzins an het denkbeeld , welk zij zich aanbande de hoofdftad van het Chineefche ijk gemaakt hadden. Zij oordeelden,'dat en Chinees, indien hij maar onzijdig geoeg kon weezen, zich over het gezigt er fchepen, bruggen, pleinen, openbaare ebouwen, en in 't algemeen over de ver-  kaar CHINA. XIV. hoofdst. 2. Afd. 93 vertooning van rijkdom en pracht in de hoofdftad van Groot -Britannie, veel meer voldaan zou moeten rekenen, dan zij over het gezigt van Peking geweest waren. Wanneer men uit Peking trekt , en regelrecht noordwestwaard gaat, vindt men den weg, op gelijke wijs , met granietHeen geplaveid, als die, welke van Tongchoe-foe derwaard leidt. — De eerstgegenoemde weg leidt naar de open ftac hai-tien. Dezelve is met geenen muu: omgeeven , en bevat bijkans geene anden huizen , dan de znndaanigen , welke to het verkoopen van allerhande waaren, p tot wooningen voor kunftenaars en werk lieden , in de nabijheid van het keizerlij herfstpaleis Yuen - min - yuen , opgered zijn. Het paleis ligt op een' kleinen a ftand aan de andere zijde der ftad. — I Hai-tien hielden fommige Italiaanfche zet delingen hun verblijf. Dezelve werden a kunftenaars ten hove gebruikt, en hadder waarfchijnlijk, uit dien hoofde hunne wooi plaats in de nabijheid dier ftad gekre gen. De winkels van Hai-tien ove vloeien niet alleen van allerleie nood we di VanTong' choe -foe naar Peking.Oogstmaand.}1793- Van Peking naar Hoeng-yuen. i t f t it ïniIs i- rï- 5-  Van Peking nam Hoengya -yuen. Oogstmaand.I793> r J t fc n n k n » de 94 BRITSCH GEZANTSCHAP digheden, maar ook van allerhande aartigheden, fpeelgoed en bagatellen, gemaakt, om de rijken van beide fexen, en die geenen , welke veel ledigen tijd hebben , te vermaaken.- Zelfs vindt men 'er kooitjes, om 'er infekten, bij voorbeeld, de zingende krekel, en een groote foort van kevers, in te houden. Tusfchen Hai-tien en het paleis Yuenmn-yuen, was een landgoed, voorden gesws, en zijn gevolg beftemd. Dit lu«iuis, met zijne tuinen en wandeldreeven , vas door eene omheining ingefloten , en )evatte eenen omtrek vnn meer dan twaalf cres. De tuinen waren met flingerlaantjes borfneeden. Een helder en fnelvlietend 'eekje omftroomde een eilandje. Een oschje, met veelerhande foorten van hooien beplant, tusfchen beiden niet alleen -et groene plekken grasgrond , en door unstgemaakte hoogten, maar ook met klei1 rOCfen' in 'trilwe en onregelmaatig op^orpen , en de eene op de andere op:hoopt, voorzien. De gebouwen deezer lustplaats beftonn in verfcheiden , van elkander afgezcnrde, paviljoenen, rondom kleine open plaat-  NAAR CHINA. XIV.HOOFDST. 2. Afd. 95 plaatfen gebouwd. De vertrekken waren net en vol gemakken. Veelen derzelve. waren met landfchapjes, met waterverf ge, fchilderd, verfierd. De tekeningen , naai het leeven gemaakt, fcheenen zeer naauwkeurig te zijn. De regels der gezigtkunde waren zeer wel in acht genomen ; maar eene bijzonderheid derzei ven bewees oogenbliklijk , dat zij het werk van Chineezen waren, naamlijk, de gantschlijke verwaarloozing van licht eri bruin. — Men zag een meir afgebeeld, aan alle kanten bijna, met boomen en huizen omgeeven; maai een Chinees zou het als eene misfteltim hebben aangezien , wanneer men de fcha duw van een of ander deezer voorwerpei in het water zigtbaar had willen doei zjjn# Dit landgoed was, welëer, doo gezanten van vreemde hoven, of door man darijnen van rang uit de afgelegen provin .ciën bewoond geweest, terwijl de keize in het nabij gelegen paleis zijn verbli; hield ; maar het had nu zints eenigen tij ledig gedaan , en om die reden verbet* ring noodig. Tusfchen den bevelhebber van het p: leis, en den Britfchen gezant, werden te ftor Van Peking naar Hoengya • yuen. Oogstmaand.I793- r f I I  Het palels Tuen-mmyuen.Oogstmaand.1793. I 1 1 ( i i \ 2 X t i Z fl 11 m z; 96 BRITSCH GEZANTSCHAP ftond veele vriendiijke pligtpleegingen en beleefdheden gewisfeld. De eerstgenoemde begeerde de meening van lord macartneij aangaande de voordeeligfte plaatfing der gefchenken, welke gefchikc waren, om in dat paleis te blijven, te verneemen. — Men befloot, dat de voornaamfte Hukken, in eene der gehoorzaalen, aan weerskanten ran den troon, zouden gefield worden. 3e buitenzijde deezer zaal maakt een prachtige vertooning. Om derwaard te komen, noet men drie vierkante voorhoven, allen net gebouwen, die van elkander afgezonlerd zijn, omringd, doorwandelen. — De aal rust op een' platten grond van granietteen, die boven de e;ewoone oppervlakte an den voorhof, langs welken men deelve nadert, vier voet verheevén is. Het itfteekend dak des gebouws wordt door svee reiën groote houten pijlaaren ondervraagd (/). De fchaften deezer pijlaaren ijn rood gefchilderd en gevernist, en de ka- (0 De Franfche vertaaier voegt 'er bij: de cha\e coté, „ aan weerskanten." Offchoon het oorronglijk Engelsch van dit bijvoegfel geen woord. ;ldt, fchijnt het echter uit evenredigheid nood•aklijk te zijn. Aant. des nedeüd, vert.  NAAR CHINA. XIV. H00FDST.2.4^- 97 kapiteelen voorzien met eene verfcheidenheid van looi werk, mee fpreuken, in fchitterende kleuren geverfd, en vooral met de afbeeldingen van draaken , wier pooten ieder met vijf klaauwen gewapend zijn. — Draaken moogen ook wel op de huizei en liverijën der prinfen van het hof afge beeld worden, doch Hechts met vier klaau wen aan hunne pooten. Een net van ver guld koperdraad, zoo fijn, dat het naauw lijks kan gemerkt worden, is over het ge heele kroonwerk der zaal uitgefpreid, or te beletten, dat de vogels zich op de ui fteekende punten, die 'er in grooten g< talie en regelmaatig zijn aangebragt, nee zetten. Het binnenfte der gehoorzaal is me dan honderd voet lang , meer è veertig breed, en ten minfte twint hoog. — Tusfchen de zaal en de bi nenfte rei der pijlaaren aan de zuidzij zijn paneelen, die allen, of ten min voor het grootfte gedeelte, naar welt haagen kunnen geopend of gefloten w< den. In de plaaten , nommer XXIII XXIV, hier tegenover geplaatst, vindt m IV. DEEL. G « Het paleis Tuen-minyuen.Oogstmaand.1793. 1 ;r in 'g ndeHe ie>r- en en  Het paleis Tuen min yuen. Oogst- maand. *793- 1 « I \ I r v ti I d oS BRITSCH GEZANTSCHAP den platten grond en een gezigt der gehoorzaal in het paleis Yuen - minyuen (F). Deeze ruime en wederlichte zaal was zeer bekwaam, om de gefchenken ten toon te fpreiden. Ook was 'er niets ingelaaten, dan de keizerlijke troon, eenige groote oude porceleinen potten , en een uurwerk , fpeelende twaalf airtjes , en gemaakt, volgens de aantekening, op hen zelve geplaatst, in het begin der achttiende eeuw, door george clarke, in de Leadenhall-ftraat, te Londen. De troon, waarvan op de gemelde plaat, lommer XXIII, eene grondtekening, en >p het hier tegenöverftaande plaatje nog een njzondere afbeelding en gezigt zijn bijgelegd, is in eene foort van kabinet geJaatst. Langs drie trappen , een in 't mid- (*) De laatstgenoemde plaat, getekend nomïer XXIV, zal een algemeen denkbeeld geeven an de verheevener foort van gebouwen in Chia, die allen op fteenen grond/lagen worden opsrecht; en welker groote , breede, uitfteekende iken altijd op houten pijlaaren rusten.  Qltimj} TEKENING- Dia OlHOOllZAAI., eis nmi » y t;kub cao v oiuio vk\ oï oöpB3* plaa.'jt skn, in", «ra!  GEZIGT TAK DE VOORZIJDE DEB. GEHOORZAAL 1~N HET PALEIS IÏÏEN-MIMUEN.   NAAR CHINA. XIV. HOOFDST. 2. dfd. pp midden, en twee aan ieder zijde, klimt 1 men tot denzelven op. De troon is noch^ rijk, noch prachtig. Boven denzelven ziett men eenige Chineefche karakters, heerlijk- j heid en volmaaktheid aankondigende. — Aan weerskanten ftaan drievoeten en reukvaten ; en voor den troon een kleine tafel , of liever een altaar, op welk men offeranden van theeën fruit brengt: dewijl men onderdek, dat, in afweezigheid zelve des keizers , zijn geest altijd op . die plaats tegenwoordig is. let paleis 'uen-min- 'ien. hgst' wand. 793.  Het paleis Tuen minyuen.Oogstmaand,I7SI3- 1 1 < 100 BRITSCH GEZANTSCHAP Bij toeval gebeurde het, dat het gezantfchap op een' dag van offerande, naamlijk, op den tijd der volle maan , welke een groote godsdienftige feestdag voor de aanhangers der gezindheid van F o is, derwaard ging. — Onder de verfcheiden naamen , welke den keizer, in zijne hoedaanigheid als fouverein, gegeeven worden, is 'er een, welke in klang met dien naam , waardoor de Godheid zelve , fomtijds , in China, uitgedrukt wordt, overeenkomt. En, 'tgeen meer is, ook het maakfel of famenftel der Chineefche karakters, welke gebruikt worden, zoo om den keizer, als om de Godheid te betekenen, is niet alleen volkomen hetzelve; maar het wordt ook altijd door hen onderfteld, eenige toefpeeling op het voorwerp, dat men uitdrukken wil, te hebDen. — Buiten twijfel , is deeze gelijkvormigheid, ontftaan uit eene eenzijdige :n al te gunftige overweeging der magt, welke, betreklijk tot den zedelijken Haat ;n de gefteldheid der menfehen in China , bijkans geheel en al in den perfoon des fouvereins berust. In de oogen van een onnoemlijk getal zijner onderdaaaen, is de rest der waereld, buiten China, /an zeer weinig beduidenis. Zij meenen, Jat het rijk van deezen vorst zich in de daad  NAAR CHINA. XIV. HOOFDST. 2. Afd. IOI daad over den geheelen aardbodem uitftrekt. Volgens deeze denkbeelden , is het zeer zeldzaam , dat zij tusfchen die betrekkingen en pligten , welken andere natiën oi bijzondere vreemdelingen hem fchuldig zijn, en de onbepaalde hulde , welke zij zeiven hem bewijzen, eenig onderfcheid maaken. Dewijl zij hem offeranden hrengen, als hij afweezig is, is het niet te verwonderen , dat zij hem aanbidden , als hr tegenwoordig is. — De ko-teou, of aanbidding , gelijk het Chineefche woord t< kennen geeft, beftaat in negen plechtig* nederbuigingen, in iedere van welken he voorhoofd de aarde moet raaken. — 't h moeilijk , zich een uitwendig teken eenei dieper vernedering en onderwerping tt verbeelden , dat een inniger overtuiging der almagt van dat weezen, aan welk met een dergelijke hulde doet, aankondigt. Het hof van China verwacht deeze neer buigingen , zoo wel van den kant va; vreemdelingen, als van de onderdaanen ei vafallen des rijks. De keizerlijke gevol magtigde , die den ambasfadeur verzelde en 'er hem reeds melding van gemaakt had begon hem nu te dringen , om zich , i zijne tegenwoordigheid, aan dit gebruik t G 3 or Het paleis Tuen-minyuen.Oogstmaand.1193- r 1 l l 1 i > l i  Het paleis Tuenminyuen.Oogstmaand.1703. I l 102 BRITSCH GEZANTSCHAP onderwerpen, wanneer hij den keizerlijken troon zou naderen. — Lord macartneij was niet ten eenemaal onbereid , om op deeze vraag te antwoorden. De koning van Engeland had hem de noodige onderrechtingen, betreklijk tot voorftellingen van deezen aart, in algemeene bewoordin» gen , gegeeven. Hij wist, daarenboven , zeer wel , met welke onverzetlijkheid het hof van China pligtpleegingen eischt, die de gezantfchappen van vreemde moogendheden aan hetzelve zoo aangenaam doen zijn, omdat zij met zulke uitwendige blijken van vernedering van den kant der laatstgenoemden gepaard gaan. — In deezen geest, had men zorg gedraagen, om, buiten twijfel, ingevolge hooger bevelen , ap de vlaggen der jachten en rijtuigen des Sezantfchaps, in groote Chineefche karakters, te fchrijven: Ambassadeur, schatting van engeland brengende. Dewijl het mooglijk was , dat men de jetekenis dier karakters aan lord macart>jeij niet medegedeeld had, oordeelde hij tich niet verpligt, openlijk daarover te noeten klaagen; en zulks nog te meer , loordien hij, bij eene weigering van verbe- te-  naar CHINA. XIV. hoofdst. 2. Afd. I03 tering en genoegdoening ten deezen op-j zigte , 't geen niet misfen kon het geval ^ te zijn, genoodzaakt zou zijn geweest, < hier zijne reis te ftaaken, en zijne zending • op eene zoo laage als onverwachte en vruchtlooze wijs te eindigen. — Ondertusfchen hadden deeze karakters de aandacht tot zich getrokken. Zij waren in de hofcourant herhaald. Zij zouden in de jaarboeken des rijks worden ingelascht. Zij zouden zelfs, deels door de Rusfen , in de hoofdftad hun verblijf houdende, deels door de zendelingen , die uit verfcheiden Roomschkatholijke gewesten naar Peking waren gekomen, naar Europa worden overgebragt. Het betaamde, derhalve, dat de ambasfadeur ten uiterfte zorgvuldig omtrent zijne eigen handelingen ware, uit vrees , dat men ze als min gevoeglijk voor den fouverein , welken hij de «er had te vertegenwoordigen, mogt affchilderen. Onder de regeering, welke die van der tegenwoordigen keizer kien-long vooral ging, hadden dergelijke aanmerkingen der Rusfifchen gezant belet, zich aan de gebruiklijke pligtpleegingen te onderwerpen , en den Chineefchen troon te na G 4 de let paleis 'uen-min- uen. hgst- laand. 793-  / Het paleis Tuen-minyuen.Oogstmaand.1793- ] i ■v I s h L ti d VI w zc n: ui Ét ja; zi he jij he de da vc ] gel 104 BRITSCH GEZANTSCHAP deren f7), tot dat 'er een uitdruklijk verIrag gefloten was , waardoor men overeen unt befloeg, en tevens aangemerkt, dat iet ftaatkundig belang dier republiek aan laare geringe uitgeftrektheid evenredig was. t Is mooglijk, dat men poogingen gedaan eeft, om denzelven regel op Engeland ^etepasfen. - De Chineefche ftaatsdienaars ebben, tot heden toe, zulke minnaauweurige, zulke onzekere en eenzijdige hechten over de weezenlijke magt der onerfcheiden Europeefche moogendheden ontogen , dat de verfchillende trappen van genftand , door derzelver gezanten tegen ia eisch van meerderheid, welke het hof m China zich aanmaatigt, betoond, te ïking, indedaad, zouden kunnen dienen t eene fchaal, om het betrekiijk belang er moogendheden daar naar te bepaa- Aan den anderen kant, drijft Europa tenwoordig eenen zoo uirgebreiden koopndel, en het heeft zulke drukke en meivuldige betrekkingen op de overige gesten des aardbodems, dat de vertegenordiger van eene deezer moogendheden, hoe  naar CHINA. XIV.hoofdst.ü.^U 107 hoeverre afgelegen het land, werwaard hij. gezonden wordt,ook zijn mooge,;daar met,, verrichten kan, 't welk de anderen als onbeduidende befchouwen , of verzuimen waarteneemen. Ook kan men niet zonder wanvoeglijkheid onderftellen, dat het weezenlij k welvaaren eëner natie niet .voor een gedeelte van het karakter , welk zij naar buiten vertoont, en van den rang, welken zij daar handhaaft, afhange. Maar, indien het anders was , zou men reden hebber te vreezen , dat de ftaats dienaars van he Chineefche rijk , op dat tijdftip , niet ge zind waren, eene opoffering van waar digheid met onmiddelijke nieuwe gunstbe wijzen te vergoeden. Het Britfche hc zocht diplomatieke betrekkingen te Pekin te vestigen , ten einde de vooringenomer heden , welken men , lints de eerfte vei fchijning der Engelfchen op de kusten va China, tegen hen had opgevat, - voo ingenomenheden, welke, naderhand, dode leugens, tegen hen gefmeed, bekrac tigd waren, - allengs wegteneemen. I deeze vooringenomenheden kwam nog < nieuwe en ongunftige indruk, waarvan \ bij gelegenheid van den oorlog tegen Tl bet reeds gefprooken hebben. Niettegenftaande de buitengemeene ga VI Het paleis fuen-min* men. Oogst- naand. I793- f r n r)r1- 'ij le ® listij-  Het paleis Tuen-minyuen.Oogstmaand.1193- i 1 \ d z P ri d- h: V£ CJ Fr; ik hei mei ker mi§ kor der het moe Wijc dit 108 BRITSCH GEZANTSCHAP vrijheid, waarmede het tegenwoordig gezantfchap behandeld werd , en de eerbewijzen , en zelfs de pracht, die hetzelve dom verzelden , kon men echter duidlijk bemerken, dat veeien van de aanzienlijkfte imptenaaren, en bijzonder alle de Tartaarche opperhoofden , het oogmerk der En;elfchen wantrouwden. Alle die lieden reesden, naar het fcheen,dat deeze vreemelingen in 't oog hadden , om eindelijk elven met de Tartaaren in de heerfchapij over China te deelen. Geene regeeng is 'er, die de nieuwe grondbeginfels * Franfche ftaatsömwenteling zoo zeer kat, dezelven zoo zeer vreest, als die n China r»; en ■ dewij{ deeze grond_ be- »Ik twijfel fterk, zegt coSSiGNlJ> of de uneefche regeering eenige ongerustheid over de mfche ftaatsömwenteling heeft kunnen opvattentwijfel zelfs, of zij de grondbeg.nfels daarvan ,ft kunnen begnjpen. Die regeering heeft geen ST denkbeeld van eene volksregeering, dan ze- koning van Siam, die lachte, toen hij fome Hollanders hoorde zeggen . dat zij geenen mg hadden. De onkunde der Franfche taal Franfche gewoonten en ftaatsgefteldheid , en* gebrek van nadruk in het Chineesch karakter ten alle vrees van den ke.zerlijken troon vereren. Daarenboven is 'er geen middel, om volk fmaak voor de vrijheid inteboezemen. Het