REIS VAN LORD MACARTNEIJ.   REI S VAN LORD MACARTNEIJ, NAAR CHINA. DOOR GEORGE STAUNTON. UIT HET ENGELSCH. MET PLAATEN EN KAARTEN. VIJFDE DEEL. TEAMSTERDAM, b ij JO HANNES ALLART. B D C C C,  01637  I N H O U D VAN HET VIJFDE DEEL. XVII. HOOFDSTUK. rugreis des Bvïtfchen gezantfchaps van Zhe - hol, naar Peking. — Deszelfs verblijf in die hoofdfteul, en te Tuen - min het groete of keizer/ijk kanaalbot Hanglchoefoe, in de provincie Che-kiang. Bfedz> ^ eerste APDEELing. TfiRUGRÉIB des gezantfchaps van Peking door de provincie Pe-che-li, tot Te-choe, op de grenzen der prooincie Sjang-tung. -1 Merkwaardigheden, op dien Weg ontmoet. 135-3:7 tweede a f d e e l z n g. REIs van het Britfche gezantfbhap door de provincie Sjang-tung, tot Hoin-gan-foe alwaar het keizerlijk kanaal zich met de Gee/e rivier vereenigt. - ITaarneemingen op die reis gemaakt. . . 228-176 derde afdeeling. Reis van Hoin-gan-foe, door de provincie Kiang-nan tot Hang - ckoe-foe. — Bijzonderheden op die reis waargenomen. 277-35- REIS  REIS van het BRITSCHE GEZANTSCHAP naar C H.I N A. XVII. HOOFDSTUK. TERUG REIS BES BRITSCHEN GEZANTSCHAPS, VAN ZHE-HOL, NAAR PEKING. — DESZELFS VERBLIJF IN DIE HOOFDSTAD , EN TE YUENMIN-YUEN. — WAARNEEMINGEN, DAAROP BETREKLIJK. EERSTE AFDEELING. Vertrek Ajgezantschaps van zhehol. —■ Reis van daar naar peking. — Aankomst en verblijf in dit hoofdstad. — Bijzonderheden aangaande dezelve en de chineezen in V algemeen. INHOUD. vertrek des gezantfchaps van Zhe-hol'— Op welke verfchillende wijs de onderfcheiV. deel. A den  * INHOUD. den ambasfadeurs aan het hof van China léhandeld worden. — Aan het Engelsch gezantfchap wordt vergund, zich van den weg te bedienen, die voor des keizers hovelingen beftemd is. ■— Bijzondere weg, alleen voor des keizers gebruik. — "Er is nog een ander weg, voor alle reizigers bruikbaar. — Het gezantfchap komt te Koe-pe-koe aan. — Nieuw bewijs van de jaloersheid der Chineezen ten aanzien der vreemdelingen. — Middelen , waarvan de Chineezen zich bedienen, om te beletten, dat vreemdelin» gen aan hunne nieuwsgierigheid vol• doen. — De kieschheid der Chineezen vergunt hun niet, toetelaaten , dat iemand binnen den omtrek van een der keizerlijke paleizen fterve. ~ Een Chineesch arts behandelt een" Europeefchen zieken. — Aankomst des Britfchen gezantje aps te Peking. — Afgezonderd heven dier Engelfchen, welke, geduurende des ambasfadeurs afweezigheid naar Tartarije , te Peking gebleeven waren. — De Chineezen wantrouwen alle de Europeeérs. — Bezigheden der Engelfchen te .Peking en Tuen-min-yuen, geduurende des ambasfadeurs verblijf te Zhe - hol in Tar-  INHOUD. g Tartarije. — Zeep, te Peking door de Engelfchen gemaakt ten dienfle van het gezantfchap. —• Be Chineezen bedienen zich weinig of niet van linnen. — Zij ergeren zich over het gedrag van fommigt Engelfchen. — Eerbewijzen, den gezant, bij zijne terugkomst te Peking, betoond. — Hoe lang een gezantfchap gemeenlijk in China mag vertoeven. — Men vermoedt, dat de Engelfche gezant fpoedig zal vertrekken. — Men maakt vooraf de noodige befchikking omtrent de gefchenken. — Vaardigheid der Chineefche werklieden. — Aanmerkingen over den hoogen ouderdom van kunften in China. — Verfcheiden werktuigen, door Chineefche ambachtslieden gebruikt, hebben gedaanten , van die der onzen zeer onderfcheiden, — Voorbeelden daarvan. Van het aambeeld der Chineezen. — Van hunnen Jmitsblaasbalg. — Van hunne fchaaf. ■— IVaarfchijnlijke voortgang in de verheevener kunften. — Van het buskruid. — Van de drukkunst. — Eenvouwigheid der Chineefche drukkunst. — De Chineezen hebben geene beweegbaare letters. —• Waarom niet P — Van de nieuwspapieren van Peking. —. Van de A a Chi-  Terugreis naar Peking.Herfstmaand.1793- t INHOUD. Chineefche letterkunde. — In China heeft men geene fpotfchriften: maar men fmeedt geheime famenrottingen tegen den ftaat. — De Chineezen haaken fterk naar eene ftaatsömwenteling. — Deeze zucht openbaart zich onder verfchillende klas* fen van menfchen. — Waarom? — Het aartsvaderlijk bewind maakt de zekerheid hunner ftaatsregeering uit. — Het Chinecsch fiaatsbeftuur volgt altijd dezelve regels. — Onder het volk heerfchen grondbeginfels , voor den alleenheerfcher zeer gunstig. —■ Men bewijst hem godlijke eer. — De keizerlijke pa* leizen te Peking zijn fraaier , dan ds tempels. — Chineefche huisgoden. — De Chineefche Jupiter of Donderaar. Een zeer groot aantal vreemdelingen kon niet lang te Zhe-hol vertoeven , zonder gevaar te loopen van aldaar verlegenheid en gebrek te veroorzaaken. De voornaamften der geenen 3 welke zich, bij gelegenheid van des keizers geboorteverjaaring, derwaard begeeven hadden, vertrokken van daar tenzelven tijde, als de Britfche ambasfadeur, naamlijk , op den een en twintigfles  BRITSCH GEZANTSCHAP enz. 5 ften van Herfstmaand des jaars 1793. — Zij floegen verfcheiden wegen in. Onder' die geenen, welke, gelijk lord macart-< neij, zuidwaard reisden, waren de gezan-j ïen van Pegu, en van andere koningrijken, aan deeze of geene Chineefche provinciën grenzende. De drangredenen, welke de fouvereinen dier ftaaten beweegen , om dikwijls perfoonen aftezenden, welke hen aan het hof van Peking vertegenwoordigen, zijn van die van het Britfche gezantfchap zeer verfchillende. Hunne bezittingen zijn niet alken onbefchrijflijk veel kleiner, dan China , in uitgebreidheid en bevolking, maar de zwakheid en onftandvastigheid hunner regeering, en de geduurige binnenlandfche verdeeldheden en onlusten, Hellen hen ten eenemaal buiten ftaat, om zich met dit magtig rijk in verfchil intelaaten. Zelfs kunnen zij , in geval van nood , op den onderlland van andere vorften , hoe ieverzuchtig zij anders ook mogten zijn, om het evenwigt van magt in dit gedeelte van Afie flaande te houden,in 't geheel niet reekenen. — Het is, derhalve, in 't algemeen, als een blijk van ftaatkundige voorzigtigheid bij die kleiner vorften aantemerken , dat A 3 zij Temgrtit laar Pi ling. ">f- Herfst, mand. 1793-  Terugreis naar Peking.Herfstmaand.1793- j < 6 BRITSCH GEZANTSCHAP zij zich vrijwillig, in zekeren opzigce, als leenroerig van China befchouwen en gedraagen. Zij doen hulde , en betaalen fchatting aan den keizer, om re mijden , dat bij zich niet onmiddeh'jk met hunne zaaken bemoeie, noch hunne ftaaten daadr lijk aanvalle: 't welk niet nalaaten zou het geval te zijn , indien zij het durfden waagen, zich tegen den Chineefchen vorst te verzetten , en hem daardoor tot eenen twist, die, door zijne groote ongelijkheid, niet anders dan ongelukkig voor hun kon uitvallen , te noodzaaken. De gezanten , die denzelven weg , als lord riacartneij, namen, werden door eenige mandarijnen van minder rang geleid. Zoo lan£ zij zich op het Chineefche grondgebied bevonden , ontvingen zij, van de regeering, een maatige , maar gercoegzaame fom tot hun onderhoud. Doch de mandarijnen, reekenende op de moeilijkheid , welke vreemdelingen altijd onJeryinden, om hunne klagten tot den troon te doen komen , en hoopende, dat zij julks niet durven waagen, geeven dikwijls, jan de verachting, welke de vreemdelingen hun inboezemen , den vrijen teugei , ;n behandelen hen niet zelden met ver-. ont- I  NAAR CHINA. XVII. H00FDST. I. Afd. J ontwaardiging. ■— Daarenboven, niaaken 3 deeze mandarijnen , die zeiven zeer geringe jaarwedden van de regeering ontvan-i gen , weinig zwaarigheid , om zich van" eene zoo gunftige gelegenheid toe vermeerdering hunner inkomften te bedienen. Zij berooven die perfoonen, welke aan hunne zorg zijn toevertrouwd , op een listige en bedrieglijke wijs, van een aanzienlijk deel der fom , die hun is toegelegd. Maar, bij geluk, zijn die menfehen, gemeenlijk, aan de hardigheid van een kriigsleeven gewend, en is hun geest niet zoo kiesch,om het oniiangenaame eener vernedering zeer treffend te gevoelen. — 't Geen den gezanten van Pegu , veelligt, het grootfte verdriet veroorzaakte, beftond hierin, dat het Britfche gezantfchap op een uitfteekender wijs, met meer achting, ontvangen wierd , dan zij; waarvan zij zelve ooggetuigen waren. Overal, Waar krijgsposten waren, kwamen de troepen in de wapenen, gelijk de eerftemaal, toen het gezantfchap 'er voorbij trok. Dewijl het gezantfchap met de gefchenken, welken het naar Zhe-hol gebragt, en aldaar gelaaten had, niet langer bezwaard was, werd 'er befloten, met A 4 meer 'erugreis tan Pe- ng. hrfst- \aarul. 793^  Terugreis naar Peking.Herfstmaand.I793> I ] ' J 8 BRITSCH GEZANTSCHAP meer fpoed , dan te vooren , te reizen ; maar tevens , echter in fommigen van des keizers paleizen, alwaar tot ontvangst van den ambasfadeur en zijn gevolg alles in * gereedheid was gebragt, te vertoeven. Ook werd deeze fpoed in 't reizen merklijk bevorderd, doordien de wegen onlangs verbeterd waren. 'Er was een weg, die door niemand dan door den keizer alleen gebruikt mogt worden. Hij was volmaakt ïfFen, droog en hard. Langs de zijden van 3en keizerlijken weg waren flooten gegraa/en , met water gevuld, ten einde dien 9 wanneer het noodig was , te befproeiën , jm het duiven te beletten. ■— Evenwijdig met dien weg , liep een ander , niet volkomen zoo breed , als de eerfte, en Dok niet zoo geduurig , en met zoo veel ïorg, gelijk gemaakt; maar nogthans jantsch veilig en gemaklijk. Deeze was roor des keizers gevolg beftemd, en het 3ritsch gezantfchap had de vergunning ge;reegen, om zich van dien weg te bedielen. — Alle andere reizigers waren van leeze twee bevoorrechte wegen uitgefloen , en genoodzaakt , een pad voor zich e zoeken , waar zij 'het best vinden kon!en. Hoe  NAAR CHINA. XVII. HOOFDST. li Afd. 9 Hoe korc ook de tusfchentijd was, ver- j loopen, federt het gezantfchap zich langs j deezen weg naar Zhe-hol begeeven had,, was 'er echter reeds eene zeer aanmerklij-1 ke verandering in de weersgefteldheid gekomen. De Engelfchen ondervonden een' fterker graad van koude, dan men in hetzelve jaargetijde , en op dezelve breedte, in Europa gemeenlijk gevoelt. Zij deed hunne ligchaamen aan met eene fcherpheid, in Engeland zelden gewaar te worden. Toen het gezantfchap te Koe-pe-koe aankwam , en de Engelfchen zich weder nabij de plaats , alwaar zij den grooten muur bereids gezien en onderzocht hadden , bevonden, werden fommigen van hun, door een onverzaadlijke nieuwsgierigheid gedreeven, met eenen lust bevangen , om dat oude , waereldberoemde bolwerk nog eens van nabij te befchouwen. Doch, het was ook bij deeze gelegenheid, dat zij een nieuwe proeve van de bijna ongelooflijke jaloersheid der Chineefche regeering, of ten minde van die lieden, welken zij met last bekleedt, ontvingen. — De bresch, door welke de reizigers, voorheen, den muur beklommen hadden, was reeds, geduurende hunne afweezigheid , met fleenen en A 5 , puin Terugreis •aar Pe- ing. Herfst- naand. 1793-  Terugreis naar Peking.Herfstmaand.1793- 10 BRITSCH GEZANTSCHAP puin geflopt, om den opgang naar deszelfs top langs dien weg te beletten. -— Bij alle gelegenheden , indedaad, fcheenen de Tartaarfche en Chineefche leidslieden des Britfchen gezantfchaps verlegen te ftaan tusfchen de vrees, om. die gasten, welken zij gelast waren te ontzien, door al te groote naauwgezetheid te beleedigen, en de nog fterker vrees , om aan hunne regeering verantwoording te moeten doen , wanneer zij toelieten , dat die vreemdelingen eene al te groote kennis van hun land kreegen. •— De middelen, waarvan zij gebruik maakten , om zich uit hunne verlegenheid te redden , waren verfchillende. Nu eens wisten zij deeze vreemdelingen, van ter zijde , van de voorwerpen, waarheen hunne nieuwsgierigheid zich uitflrekte , aftewenden ; dan eens beletfelen, in fchijn enkel toevallig,in den weg te brengen. En de Engelfchen zelve, dit bemerkende, deeden dikwijls, uit voorzigtigheid, en deels uit achting voor hunne leidslieden , affland van uitflappen en onderzoekingen , offchoon anders volmaakt onfchuldig op zichzelven. Kort na het vertrek van Zhe-hol, kreeg een van des ambasfadeurs lijfwacht een overval;  NAAR CHINA. XVII. HOOFDST. I. Jfd. I1 val, door het eeten van al te veel fruit, zoo men meende, veroorzaakt, waaraan hi; overleed (  Terugred naar Pe. tmg. Herfstmaand.*793. 30 BRITSCH GEZANTSCHAP ledigheid in de doos te weeg brengt, die maakt , dat de lucht 'er, door eene opening, met eene klep voorzien, met geweld indringt, en door een tegenövergeftelde opening een geblaas veroorzaakt. Dezelve uitwerking wordt voortgezet, wanneer men het dekfel , of de deur, voorwaard naar het tegenövergeftelde uiterfte der doos duwt: de ruimte van binnen wordt ver* minderd, de lucht famengeperst, en een gedeelte daarvan wordt 'er door dezelve opening met kracht uitgedrongen. Wanneer 'er , in plaats van een beweegbaare deur of dekfel, een zuiger binnen dezelve geplaatst wordt, wordt de lucht beurt om beurt tusfchen den zuiger en dp beide uiterfte zijden der doos te famen gedrukt, en op hetzelve grondbeginfel, in beide werkingen, gedwongen om 'er met een geblaas uittegaan. Deeze dubbele, of geduurige blaasbalg, wordt met even zoo veel gemak, maar met tweemaal zoo veel gevolg, bewerkt. — Dewijl men zich ,uit de befchrijving en afbeelding van den Chineefchen blaasbalg, niet gemaklijk een denkbeeld daarvan maaken kan, heeft men een model van dat werktuig naar Engeland ge- bragt,  naar CHINA. XVII. hoofdst. i. Afd. 31 bragc, ten einde den liefhebberen der werktuigkunde gelegenheid te geeven, oir onderzoek daarnaar te doen (e~). De gewoone Chineefche fchaaf is ook, ge- (f) Mr. staukton fpreekt van de fmeede- rijen , die in den omtrek van Peking gevonden worden , zonder 'er echter eene befchrijving van te geeven. Breeder laat hij zich uit over de blaasbalgen, welken men daarin gebruikt, om de werkzaamheid en de kracht van het vuur te vermeerderen. Ook fchijnt hij hun den voorrang boven die van Europa te geeven. — Zijn deeze werkplaatfen gefcbikt , om het erts van de delfftoffen te fcheiden , of flechts om het erts te fatfoeneeren ? in het laatfte geval verdiende de handelwijs der Chineezen befchreeven te worden. Ik onderfte! niet dat zij beter zijn , dan die der Eu'opeeëren, en voornaamlijk niet, dan die der Engelfchen, die, naar men zegt, dee/e kunst tot den hoogften trap van volmaaktheid gebragt hebben. Ik zeg dit met een oogmei k , om den naariever miirer medevaderlanderen optewekken. Het is flechts een dwnaze hoogmoed , die eene natie 'belet , zich van de ontdekkingen haarer ieverige, offchoon afgunftige nabuuren , tot haar voordeel te bedienen. Gelukkig!ijk hebben wij dit verwijt aan de onze niet te doen, die de goede geestgefteldheid heeft, om de nuttige of zinrijke uitvindingen haarer nabuuren, tot groot voordeel der algemeene zaak, met graagte aan te neemen. c o s s 1 g k ij. Terugreis mar Fe* ïing. Herfstmaand.1793»  Terugrei: tiaar Peking.Herfstmaand.J7°3. 3a BRITSCH GEZANTSCHAP gelijk hun aambeeld, van de Europeefché onderfcheiden door eenige kleine bijzonderheden , welke de eerstgenoemde als oorfprongiijk kenmerken Zij verfchilt niet alleen in de wijs, op welke de bijtel daarin vast is gemaakt , maar ook in die, op Wtlke men zich daarvan bedient. In Europa dienen de uiterfte einden der fchaaf zelve tot handvatfeis , om het werktuig vast te hi uden, en den bijtel op het hout te brengen, welks oppervlakte men daarmede effen en glad wil maaken: maar de Chineefche fchaaf is met bijzondere handvatfels voorzien , d >or middel van welken hetzelve werk , misfchien , met meer gemak, verricht kan worden. Het gefchiedverhaal der alleroudfte tijden , in welken het rijk van China reeds beftond, eigent de allernuttigfte uitvindingen in de maatfchappij, aan de eerfte of oudfte vorften des lands toe. 't Is , integendeel , veel waarfchi'mlijker, dat zij flechts de trapswijze gevolgen zijn geweest der poogingen van verfcheiden bijzondere perfoonen, (wier naamen , door de lange reeks van eeuwen met den fluiër der vergetelheid bedekt zijn,) welke, in den loop van hunnen eigen arbeid, de behoefte van werk-  naar CHINA. XVII. hoofdst. l.jfj. 33 werktuigkundige hulp gevoelende, niet ophielden , daarnaar te zoeken , voor dat zii die gevonden hadden. De volgende gefchiedfchrijvers , zich niet in ftaat bevindende , om de waare uitvinders van deeze en geene kunften te kunnen noemen, hebben 'er de naamen van die geenen hunner vorften , welke die kunften aanmoedigden en bevorderden, voor in de plaats gefield. — Ondertusfchen heeft men reden om te gelooven , dat de uitvindingen niet alleen van de eerfte noodzaaklijkheid , maar ook van fieraad en gemak , van de vroegfte tijden af, bij de Chineezen bekend en geoefend zijn geweest. De jaarboeken des rijks draagen 'er getuignis van, en het kan niet misfen , of men moet 'er van overtuigd worden , wanneer men den natuurlijken voortgang dier uitvindingen , en den ftaat der Chineefche kunftenaaren ten deezen tijde in overweeging neemt. Eene kunst, nieuwlings uitgevonden , wordt in 't eerst , zelfs met hulp van gereedfchappen, eenvouwiglijk en op een onbefchaafde wijs, geoefend; en dit houdc taamlijk lang aan. Maar , wanneer de kunst , vervolgens, aan haar tweede tijdperk komt, wordt zij verbeterd, en de V. deel, C kun- Terugreis naar Pe- j king% Herfstmaand.1793.  Terugreis naar Pelang.Herfstmaand.1793- 34 BRITSCH GEZANTSCHAP kunftenaar in ftaat gefteld, om zich van alle de gereedfchappen , van de werktuigen , die daartoe kunnen gebezigd worden, te bedienen. Het derde of laatfte tijdperk der voltooijing is dat geen , wanneer de kunftenaar zoo vaardig en behendig is geworden, dat'hij zijn werk met weinig, of met Hechte gereedfchappen , en met weinige, of geene hulp verrichten kan.— Zoodaanig is, bij voorbeeld, de ftaat der Chineefche pottebakkers, weevers, werklieden in kostbaare ertfen , in ivoor, en in de meesten der andere kunften, ambachten en beroepen , welke gemeenlijk ten platten lande geoefend worden. Dergelijke voortgangen zijn , buiten twijfel , de uiterfte pooging der kunst, en het fterkfte bewijs , dat men die , reeds federt langen tijd, bezat. 't Is geenzins te verwonderen , dat de kunst om buskruid te maaken, en de drukkunst, in China ontdekt zijn geweest lang te vooren, eer zij in Europa bekend waren. — Wat aangaat de eerstgenoemde kunst: — het is waarfchijnlijk , dat in alle die laneen , welken de Schepper der natuur met eenen rijken overvloed van falpeter, (een der  NAAR CHINA. XVII. HOOFDST. l.Afd. 35 der voornaamfle middelen, waaruit het buskruid gemaakt wordt,) voorzien heeft, de ontvlammende eigenfchap dier ftof het eet&i zal waargenomen zijn ; en weinig proeven , op deeze waarneemingen gegrond, openen den weg tot dat famenflel , welk zulke fchielijke en geweldige uitwerkingen doet.— Salpeter is het natuurlijken daaglijksch voortbrengfel van China en Indie;en in die landen fchijnt ook de kennis van het buskruid, in de vroegfce eeuwen , daar de gefehiedenis der waereld gewag van maakt, plaats ger had te hebben (ƒ). De Chineezen hebben (ƒ) De kunst om buskruid te maaktn, is zeer oud in China. Ik ben het met den fchriiver van dit werk volkomen eens, dat zij in landen, van falpeter overvloeiende, heeft moeten gebooren worden. Maar ik had wel gewenscht , dat Mr. staünton de handelwijs befchreeven had, hoe de Chineezen hun buskruid, zoo wel voor het gefchut, als tot kunstvuurwerken , bereiden. Dezelve is veelligt even zoo een» vouwig, als die, waarvan men zich in Indie daartoe bedient. Zij doen de drie hoofiftoffen , waaruit bet buskruid beftaat, in een houten vijzel , met water , en ftampen ze fijn met hunne armen Hun buskruid is, gelijk dat der Chineezen , zwak , en niet voor krijgsgebruik gefchikt. De Franfcbe generaal beli ecombe, die, geduurende het beleg van Pondicherij, (waarbij hij C a grOD"; Tervgreit naar Feking.Herfstmaand.  Terugreis man Peking.Herfst' maand. 3793' 36 BRITSCH GEZANTSCHAP ben 'er zich, ten allen tijde , tot nuttige zaaken van bediend. Zij gebruiken het, om fteenrotfen te doen fpringen, en groote hoopen aarde, die hen belemmeren, uit den weg te ruimen. Ten zeiven tijde, is het ook een der voorwerpen hunner tijdkortingen , maakende zij 'er een groote verfcheidenheid van vuurwerken van. Ook hebben zij het buskruid, federt lang, tot een middel van verdeediging gebruikt, door een gedeelte van den weg , langs welken de vijand waarfchijnlijk zou optrekken, te ondermijnen , en hem in de lucht te doen vliegen. Maar zij hielden zich niet bezig, om de kracht van het buskruid, door middel van lange metaalen buizen, te bellieren, gelijk de Europeeërs , kort nadat zij het hadden uitgevonden , gedaan hebben. <— In- 1 grooten roem verworven heeft) gebrek aan buskruid had, heeft zich met taamlijk goed gevolg van dit middel bediend ; maar hij werd door do kunde, welke de Europeeërs in deezen verkreegen hebben , beftierd. Voor dergelijke gevallen heb ik een handgreep bedacht , waarvan de gevolgen en uitwerkingen vaardiger en zekerder zijn. Men weet, dat de Chineezen geene buskruidmolens hebben , gelijk de onzen; maar dat zij gekookt buskruid maaken. Doch hunne handelwijs is ons onbekend. Cossickij.  naar CHINA. XVII. hüofdst. i Afd. 37 Intusfchen is het niet beflist , of de eer deezer uitvinding hun , die 'er zich van bediend hebben , in de daad toekome. — Ook vindt men het tijdftip , wanneer zij begonnen is in het gebruik te geraaken,in de historie niet naauwkeurig aangetekend* En , offchoon het buskruid, in navolging van Europa, ook in laater tijd, in de legerbenden van het Oosten ingevoerd is , geeft men 'er echter aan andere wijzen van oorlog voeren , fomtijds nog den voorrang. De tweede kunst, die wij genoemd hebben , is de boekdrukkunst. De gevolgen dier uitvinding zijn , in Europa , allergewigtigst. — Dewijl het voorwerp deezer kunst alleenlijk hierin beftaat, om de affchriften van een en hetzelve gefchrift té vermenigvuldigen, heeft zij niet dan in zoodaanige maatfchappij, alwaar veele leezers werden gevonden, gezocht kunnen worden. Het aantal dier leezers heeft ook, buiten twijfel, overal, waar de drukkunst ingevoerd is, aanzienlijk moeten toeneemen. Intusfchen hebben op die plaatfen , alwaar dat aantal door andere oorzaaken, daarheen (trekkende, om de klasfen der befchaafde en letterkundige leden der maatC 3 fchap- Terugm's laar Pe- ling. Herfst- naand. 1793-  Terugreis, mar Peking.Herfstmaand. *in. 38 BPJTSCM GEZANTSCHAP fchappij te vermeerderen, reeds zeer groot geworden was , de onderfcheiden poogingen , om aan hunnen fmaak te voldoen , natuurlijker wijs den weg moeten bnanen , om eene zoo eenvouwige uitvinding , als de boekdrukkunst der Chineezen in de daad is, te doen (g). Deeze kunst beftaat alleenlijk hierin , dat men de gedaante der gefchreeven Chineefche karakters, op een bord fijn en hard hout, (g) Mij dunkt, dat de beste reden, welke men 'er van geeven kan , „ dat de drukkunst, lang voor dien tijd, eer zij in Europa bekend was, in China ontdekt is," hieri'n beftaat, eensdeels, dat dit volk veel vroeger, dan de Europeeërs , tot een ligchaam van burgerlijke befchaafde maatfchappij, vereenigd is; en anderendcels, dat het ook de waare grondbeginfe's van wetgeeving, hierin beftaande, dat men de onderrechting weete voort te planten , die fmaak te doen vinden , en ze zelfs bij die geenen, die eerzucht hebben, en gemeenlijk zoodaanigen zijn , welke met gevoeliger zintuigen zijn begiftigd, noodzaaklijk te maaken , reeds van de oudfte tijden af gekend heeft. De fchrijver zegt, dat de graveerkunst, die de uitvinding der drukkunst zoo nabij komt, bij verfcheiden natiën der oudheid tot eenen hoogen trap van volmaaktheid gebragt is. Deeze Helling fchijnt mijne gisfing te bevestigen. Cos* SIGKIj.  naar CHINA. XVII. hoofdst. i.Afd. 39 hout , zoo uitfnijde , dat zij zich verhee,ven daarop vertoonen; dat men naderhand • de oppervlakte deezer karakters met eene zwarte, kleefachtige vloeiftof bedekke; en eindelijk, dat men het dus uitgefheeden en met een vochtige zwarte zelfftandigheid beftreeken bord , op vellen papier, het eene voor en het andere na , legge en daarop drukke-, ten einde de karakters op ieder vel papter ingedrukt blijven. — Het papier is eene voorafgaande , zeer vernuftige uitvinding. De fnijkunst, tot vermaak van gegoede en vermoogende lieden , was bij verfcheiden natiën der oudheid tot eenen zoo hoogen trap van volmaaktheid gebragt, dat de drukkunst, zoo als zij hier boven door ons befchreeven is, en welke zoo nabij de bloote fnijkunst komt, eigenaartiger wijs , overal , waar het getal der leezers groot genoeg was, om den uitvinder voor zijne moeite te beloonen , fchieIijk daarop volgen moest. — De ftaat der maatfchappij, in China, maakte, reeds van de vroegfte eeuwen af, het getal der leezers verbaazend groot. In dat gewest, is het niet gelijk in de overige landen der waereld , alwaar dapperheid en krijgsbeIjaafdheden , gepaard fomtijds met natuurC 4 Terugreis mar Pe- mg. Herfst- naand. 1793-  Terugreis naar Peking.Herfstmaand. 40 BRITSCH GEZANTSCHAP Iijke welfpreekendheid, oprfpronglijk de grondflag van magt en grootheid zijn, terwijl letterkunde 'er weinig meer dan een tijdverdrijf is. Integendeel is, in China, de beoefening der gefchreeven zeedekunde, der gefchied- en ftaatkunde de eenigeweg, om niet alleen gezag en eer , maar ook alle foort van bediening in den ftaat te verwerven. Dus was de noodzaaklijkheid, om de affchrifcen van onderfcheiden handfchriften voor alle perfoonen zoo wel van de middenklasfen des leevens , als van de eerften , in den volkrijkften van alle ftaaten der waereld, te vermenigvuldigen , de vroege en zeer natuurlijke oorfprong der boekdrukkunst, zoo als men dezelve daar nog oefent. Het papier, waarvan de Chineezen zich tot hunne boeken bedienen , is al te dun en te zwak , om aan beide zijden gedrukt te kunnen worden (h). Het bord» waarop de (70 Ik geloof , dat de Chineezen aan" hun pa-' pier, zeer gemaklijk, meer lijvigheid en diktezouden kunnen geeven, bijaldien zij het gebruik, om het papier aan beide zijden te drukken, wil. den aanncemen. Hunne gefchilderde papieren , welker kleuren zoo leevendig, vrolijk en aangenaam zijn, hebben lijvigheid en dikte genoeg; m  NAAR CHINA. XVII. HOOFDST. i. Afd. 41 de karakters uitgefneeden zijn, en daar het: papier , welk gedrukt zal worden , opge- j legd wordt, behelst gemeenlijk de karakters voor twee bladzijden. Wanneer het papier gedrukt is, vouwt men het met de witte of fchoone zijde binnenwaard. De vouw maakt den buitenften rand der bladen , welke door dat middel dubbel zijn. Strijdig met de gewoonte der Europeefche boekbinders, naait men alle de buitenranden der bladen te famen , en bindt dus het boek. Wanneer de uitgaaf volbragt is, verfamelt men de borden of vormen bij elkander, en tekent gemeenlijk op de eerfte bladzijde aan , op welke plaats zij ter bewaaring neergelegd zijn, om ze, in gevalle een tweede uitgaaf van het werk vereischt wordt, daar te kunnen vinden. In Europa, heeft men , fomtijds , gedacht , dat onze uitvinding, om met beweegbaare letters te drukken, die der Chineezen overtrof. Maar, indien ieder Chineesch karakter als een letter in het alpha- •m aan weerskanten te kunnen gedrukt worden-— Voor 't overige is al het papier, dat zij maaken, veel gladder dan het onze; maar het onze overtreft hun papier in witheid. CossiohiJ. C 5 Terugreis laar Ps- ing. Uerfst- naand. 1793-  Terugreis naar Peüirg.Herfstmaand,1793- < 1 < £ c 1 c z II n z z e l> o fc ki 4i BRITSCH GEZANTSCHAP alphabet aangemerkt wordt, kunnen dergelijke beweegbaare karakters tot den druk van gefchriften in eene taal , die , gelijk de Chineefche, uit een onnoemlijk getal karakters beftaat, bezwaarlijk worden gebruikt. — In een Europeefche drukkerij, verdeelt de zetter de vier en twintig letters van het alphabet gemaklijk. Hij weet zeer fchielijk, waar hij ieder derzelven jan vinden. Hij onderfcheidt ze met een )pflag van het oog. Zijne handen krijgen :elfs de vaardigheid , om Ze fchielijk op e vatten, zonder 'er naar te zien ; gelijk te vingers van muziekkundigen leeren de oetfen van een klavier te raaken , zonder at de oogen zich derwaard wenden. — /laar, indien het klavier uit verfcheiden uizend toetfen beftond , fpreekt het van elfs , dat men een dergelijke heblijkheid iet verkrijgen kon, en alle de toetfen ook iet onder het bereik van de hand zijn mden. Even zoo onmooglijk zou het jn , zich, in het zetten en drukken van :n gefchrifc, van meer dan tachtig duizend :weegbaare karakters, (want uit zoo veele iderfcheiden karakters beftaat de Chineehe taal) te bedienen. De Chineefche mftenaarshebben zich nooit bemoeid,om voor  naar CHINA. XVII. hoofdst. x.Afd. 43 voor ieder der kleine grond- of hoofdtrekken, waaruit hunne karakters famengefteld zijn , beweegbaare en afzonderlijke beeld jes , of ftukjes te vormen , gelijk men , eenige jaaren geleden, in Duitschland ondernomen heeft. Intusfchen is het mooglijk, dat, hier, zulk eene onderneeming aan het oogmerk nog heeft kunnen beantwoorden, niettegenftaande de moeilijkheid, welke de kleinheid van het beeldje of (tukje , vooi iederen bijzonderen of grondtrek van een letter noodig, buiten twijfel moet veroorzaaken; — eene moeilijkheid, welke dooi eenen fchranderen en geleerden kunftenaar, die, op zoodaanige wijs in Bengaler iets iu de Perfifche taal, door middel var dergelijke kleine beeldjes , gedrukt heeft met de daad te boven gekomen is; ■— al hoewel dit ook waar is , dat alle de bij zondere trekken, of beeldjes , waaruit d< karakters der Perfifche taal beftaan , nie noodzaaklijk zoo klein behoeven te zijn.Doch 'er doet zich nog een andere zwaa righeid op. Zij betreft het zetten: hoe naamlijk, (om met losfe beweegbaare ka rakters iets in de Chineefche taal te druk ken) de onderfcheiden trekken van ee: Chineesch karakter, in afzonderlijke be weeg Teiugrek naar Peking.Herfstmaand.1793» 1  Terugreik mar Peking.Herfst' maand. I793- > i { 1 f 1 k § f d C v 44 BRITSCH GEZANTSCHAP weegbaare beeldjes of ftukjes , types, uitgedrukt , tot één beeld famen te voegen; 't welk in gedrukte Europeefche taaien geene plaats heeft, dewijl de letters van een en hetzelve woord zelden elkander raaken (t). Wan- (0 Het bericht van Mr. staunton aangaande de boekdrukkunst der Chineezen heeft eenige opheldering noodig. Hij fchijnt in het werktuigkundige daarvan niet genoeg ervaren te zijn, om 'er met de vereischte duidlijkheid over te fchrijven. Althans drukt hij 'er zich op zoo eene wijs over uit, dat men alle reden heeft, om zulks :e vermoeden. Indien men de drukkunst, bij de Chineezen •ebruiklijk , eene boekdrukkunst mag noemen , wil ik wel gelooven, dat dezelve bij hen veel vroeger, dan in Europa, geoefend is geweest. U} is veel eenvouwiger, en was dus gemaklijker littevinden. Ook werkte de behoefte daarvan , ■el ijk onze fchrijver wel aanmerkt, om de redelen, door hem bijgebragt, in China, veeleer en :erker , dan in andere gewesten. Maar, ranneer men door de boekdrukkunst eigenlijk de unst verftaat, om met losfe, beweegbaare. geooten letters te drukken , gelijk in Europa ge:hiedt, en terftond na de uitvinding dier kunst, oor laurens jawsz koster, te Haarlem, mtrent het jaar 1440, gefchied is, dan rijst de oortreflijkheid der boekdrukkunst, in Europa itgevonden, boven die der Chineezen, hemelshoog. \  NAAR CHINA. XVII.IIOOFDST. l.Afd. 45 Wanneer de Chineezen werken drukken, waarin dezelve karakters dikwijls voorkomen , als, bij voorbeeld, in de almanakken en nieuwspapieren, vergenoegen zij zich , daar- hoog. De Chineezen hebben geen gegooten letters of karakters, maar alleen gefneeden; zij bedienen zich ook niet van losfe, beweegbaare letters of karakters, maar fnijden geheele bladzijden in houten tafeltjes of borden. Intusfchen moet men ook bekennen , dat de eigenfchap van de taal der Chineezen een gelijke behandeling volftrekt niet toelaat, gelijk onze fchrijver hier boven omftandiger heeft aangetoond. Maar, wanneer hij 'er bijvoegt: De Chineefche ,, kunftenaars hebben zich nooit bemoeid , om ,, voor ieder der kleine grond- of hoofdtrekken, „ waaruit hunne karakters famengefteld zijn, be,, weegbaare en afzonderlijke beeldjes , of ftukjes te vormen, gelijk men, eenige jaaren geleden, „ in Duitschland ondernomen heeft:" fchijnt hi de mooglijkheid daarvan nog te willen beweeren Doch, wanneer men overweegt, dat de Chinee fche taal uit meer dan tachtig duizend karakter; beftaat, zal men gereedlijk moeten bekennen, da die mooglijkheid zeer gering zij. En, wanneei hij 'er op laat volgen: „ gelijk men, eenige jaa ren geleden, in Duitschland ondernomen heeft,' moet ik belijden , dat ik niet weet, wat hij daa: mede zeggen wil. Hij had zulks uitdruklijk moe ten melden. Veelligt ziet hij daarmede op di muziek , welke zeker beroemd drukker en letter gil Terugreis >iaar Pe- ring. Herfs». maand. 1793. b  Terugrtli naar Pe* Jong. tof. Herfstmaand.X793- i j ] 1 i < i c j 1 2 f t É 1 b $ 46° BRITSCH GEZANTSCHAP daartoe losfe, beweegbaare karakters te hebben, en dezelve in de vormen, of raamen , daar zij vereischt worden , in te lasfchen. On- gieter te Leipzig, met naam iseidtkopf, omtrent een halve eeuw geleden , heeft laaten fnijden en gieten ; en die door den uitmuntenden j. m. fl EiscriMAN, in 1760, te Amfterdam, uio neemend veel fraaier nagefneeden is. Doch dit is van eenen geheel anderen aart, en dient geeni'ms , om de m>oglijkrieid te doen blijken , dat jok de Chineefche karakters, op dergelijks wijs, net io^fe, beweegbaare, gegooten beeldjes of ftukes, de kleine grond- of hoofdtrekken, waaruit mnne karakters famengefteld zijn , afbeeldende , ;unnen gezet, en gedfcutet worden. Het onderfcheid s toch te oogfchiinlijk . dan dat ik lang daarop ou blijven ftaan. Om dit te toonen, zal ik alleen !eeze eene aanmerking maaken : Al neemt men an, dat de tachtig duizend Chineefche karakters igenlijk maar uit drie honderd drie en dertig of rie honderd fyl'tfben beftaan, kan echter ieder dier i*llaben op vijf onderfcheiden wijzen uitgefprooken 'orden, 't welk reeds een aantal van één duizend es honderd viif en zestig fyilaben uitmaakt; ik laat :aan, wanneer die nog in haate grond of hoofdrekken onderfcheiden wierden: daar, integendeel, e geheele volledige muziek, te weeten, nooten, niën , verbindingen en al 't geen 'er verder toe shoort,"flechts uit twee honderd zes en twintig eropels, waarmede men twee honderd en veertig ma-  haar CHINA. XVIL KoorasT. i. Afd. 4? Onder het gezag der regeering, worden : 'er , te Peking , dikwijls . nieuwspapieren J uitgegeeven. —1 De verfcheiden benoe- ■ mingen tot gewigtige ampten, de gunstbe- wij- matrijzen gemaakt heeft, beftaat. Van geen beter allooi is het, dat hij verder nopens de Perfifche taal daarop laat volgen. De Perfifche taal, gelijk andere Oosterfche taaien , bij voorbeeld, de Hebreeuwfche, Arabifche, Syrifche enz. uit letters famengefteld zijnde , wordt ook , gelijk die , met losfe , beweegbaare, gegooten let. ters gezet en gedrukt. Mr. staunton had dusin 't geheel geene reden , om het drukken in de Perfifche taal , als eene zoo groote moeilijkheid optegeeven, welke door eenen fchranderen en geleerden kunftenaar, door middel van dergelijke kleine, (waarfchijnlijk gegooten) beeldjes of ftukjes, te boven gekomen was. En zonderling is het, dat hij *er bijvoegt : zulks in Benga'en gefchied te zijn. Dit zou mij bijkans doen vermoeien, dat onze fchrijver ook hier, in plaa's van de Perfifche taal , iets anders bedoeld heeft. Doch ik zal mij vergenoegen , flechts met een woord aangeweezen te hebbei, dat Mr. siauNton geene reien had, om her. drukken in de Perfifche taal , hier , als eene zoo groote moeilijkheid in de boekdrukkunst bijtebrengen, en de mooglijkheid, om ook de Chineefche taal mei losfe beweegbaare karakters te drukken, daardooi eenigzins wa rfchijnlijk te willen maaken. Amit. de, medekd. vert. Terugtelt iaar Pe* ing. Herfst- naand. 1793»  Terugreis naar Peiing.Herfstmaand.3793- i i 1 ] 4 \ \ l i! o i 48 BRITSCH GEZANTSCHAP wijzen des keizers, alle zijne openlijke bekendmaakingen, zijne kwijtfchelding van belastingen in rechtsgebieden, welke met fchaarschheid en duurte van leevensmidde!en of andere algemeene rampen bezocht zijn, de belooningen van buitengewoone dienden, de gezantfchappen, aan den keizer gezonden , de fchattingen , door de cijnsbaare vorften, hem gebragt, en dergelijke zaaken meer, maaken een aanzienlijk gedeelte dier openbaare nieuwstijdingen Jit. — De huislijke omdandigheden van s keizers hof, en van zijn bijzonder heven , worden zeer zelden, of liever nooit n de openbaare nieuwspapieren gemeld. Integendeel vindt men 'er zonderlinge ge)eurenislen , voorbeelden van langleevendïeid , en fomtijds draföefFening over mislaaden, door mandarijnen bedreeven, in rerhaald. Zelfs worden 'er, nu en dan, oorbeelden van overfpeelige vrouwen, die tel voor den waereldiijken rechter drafaar zijn, offchoon niet met den dood en fJD Ik moet bekennen , dat bet bericht, welk c aangaande de Chineefche wetten omtrent het verfpel ontvangen heb, van dat, welk onze ïhfijver hier boven daarvan geeft, geheel en al ver-  NAAR CHINA. XVII. HOOFDST. I. Jfd. 49 ïn bericht; 't welk, veelligt, meteen oogmerk gefchiedt, om andere vrouwen van het pleegen van dergelijke overtreedingen aftefchrikken. — Toen China in oorlog was , werden de overwinningen, door de keizerlijke troepen behaald , en de onderwerping der muitelingen, in de nieuwspapieren geregeld aangekondigd. In alle andere gevallen, zijn de berichten der waereld, in die nieuwspapieren te vinden, binnen de grenzen van het Chineefche rijk bepaald. Be- verfchilt. Veelligt fpreekt Mr. stauhton alleen van de Tartaarfche vrouwen. Geduurende mijn verblijf te Kanton, deed ik, op zekeren tijd, in een draagzetel, eene wandeling in den omtrek dier ftad. Men bragt ons bij eenen zeer hoogen toren , zijnde een' van die, waarmede de muuren der Tartaai>fche ftad voorzien zijn. Wij zagen daar veele menfchen beenderen. Men zeide ons, dat het beenderen waren van misdaaders, die ter dood veroordeeld waren. Men wierp ze van den top des torens naar beneden , en liet de lijken daar liggen , om van de vogelen des hemels verteerd te worden. Men voegde 'er bij, dat zij die zich aan overfpel hadden fchuldig gemaakt, tusfchen twee planken met touwen vastgebonden, en zoo van boven van den toren -neergeworpen wierden. Cossignïj. V. DEEL. D Terugreis mar Peking.Herfstmaand1793-  Terugreis naar Peking.Herfst, maand. 1793' 50 BRITSCH GEZANTSCHAP Behalve de algemeen goedgekeurde , of zoogenoemde klasfifche , werken van Chineefche fchrijvers , welke door den druk op een verbaazende wijs vermenigvuldigd zijn, verfchaft de gewoone letterkunde des lands veel bezigheid aan de drukpers. — Het Chineefche Weeskind mag, offchoon ia Engeland, door een' zeer geachten tooneeldichter aanmerklijk verbeterd , echter als eene zeer voordeelige proeve van de vordering der Chineezen in de kunst van treurfpellcn te dichten worden aangemerkt (/); en de Chineefche yermaaklijke gefchiedenis, waarvan, verfcheiden jaaren geleden, door de bezorging van eencn geleerden en vernuftigen kerkvoogd, eene Engelfche overzecting in 't licht is gekomen, toont, dat hunne romans wel eenvoüwig, doch belang» rijk zijn. — En de iever voor het Christendom heeft de zendelingen bewoogen, om, ten behoeve van ernftige en godsdienstige leezers onder de Chineezen, verfcheiden boeken, ter bevestiging der leerftellingen , welken zij prediken, dienende, in de Chi- nee- (2) Cossignij meent, dat voltaike dit ftuk het eerst in Europa op het tooneel gebragt heeft.  NAAR CHINA. XVII. HOOFDST. l.J/J. 51 jieefche taal over te zetten en te doen vdrukken. . Niettegenlhande alle de waakzaamheid .der Chineefche ftadsregeeringen , worden 'er echter , geduurig , boeken, door het ftaatsbeftuur afgekeurd , in 't geheim gedrukt , en door het rijk verfpreid. 't Is niet gemaklijk, de werkingen yan eenen handel, waartoe, behalve papier en inkt, ileehts eenige borden of plankjes , en een mes om 'er karakters op te fnijden , vereischt worden , of voor te komen, of altijd te ontdekken. — De boeken , dus ileelswijs uitgegeeven , zijn voornaamlijk zoodaanige, welke de eerbaarheid kwetfen, en de driften van jonge lieden ontvlammen. — Men zegt niet, dat 'er één onder is, welk het tegen de regeering gemunt heeft. Ondertusfchen verzekerden de •mandarijnen, dat 'er, bereids eeuwenlang, een aanhang , in China , beftond , wiens önderfcheidend karakter in onverzoenlijken haat tegen de alleen heerfching gelegen was., ren die zich met de hoop voedde, van de« #elve eens te zullen om verre werpen (ra). De (m) Ik kan mii niet verbeelden, dat deeze ftaat» Jfcuadige aanhang rppubükeinfche. grondbeginfeU D a keeft. Terugreis naar Peking.Herfst, maand. I793-  Terugreis naar Peking.Herfstmaand,1793. 52 BRITSCH GEZANTSCHAP De bijeenkomften der leden van deezers aanhang werden in het grootfte geheim gehouden, en niemand wilde belijden, 'er eenige kennis van te hebben. Doch, naar men heeft. Integendeel onderftel ik , dat dezelve een' fterken haat tegen de Tartaarfche overheerfching voedt, en dat dit de zin is van 't geen de mandarijnen den Engelfchen gezegd hebben. Wanneer men zich , in de verkeering met vreemdelingen , van tolken moet bedienen, is men nooit van den juisten zin der uitdrukkingen verzekerd. Naar mijn begrip is het niet te verwonderen, dat de regeering op de leden van dien aanhang een waa,kend oog deed houden, dezelven deed vatten, en uit de maatfchappij weg doen. Zij zijn gezwooren vijanden niet zoo zeer van de regeering , als wel van hun , die aan het roer derzelve zitten. Zij wilden iemand van hunne natie op den troon zien. — Dewijl de ftaat-, zede- en gefchiedkundige boeken der Chineezen geene afgetrokken denkbeelden van vrijheid bevatten, — zulke denkbeelden , die hen zouden kunnen beweegen , om naar de onaf hanglijkheid te trachten , — is het ook niet waarfchijnlijk, dat hunne keus op eene Tepuhlikeinfche regeerïngsvorm gevallen is. Ta vergeefs zal men zeggen; dat die regeeringswijs de jiatuurlijkfte zij ; dat zij uit de rechten van dea mensch van zelfs voortvloeie; dat de eerfte bevolkingen , die zich in eene maatfchappij vereenigd hebben , ingevolge de beginfelen van gelijkheid , die den grondflag hunner vereenigtng uitmaakten, 8 3 de-  naar CHINA. XVII. hoofdst. i.Jfd. 53 men zeide , had de regeering eenen raad van onderzoek benoemd, gelast om dezelven te ontdekken. Zij die verdacht werden gehouden, met zulke gevoelens zwanger te gaan, werden gevat, en uit de maatfchappij weg gedaan. Zij werden , nagenoeg, op gelijke wijs behandeld, als men eertijds lieden , befchuldigd van Joodendom, in fommige Roomschkatholijke ftaaten behandelde. De ftaat-, zede- en gefchiedkundige werken der Chineezen , behelzen geene afgetrokken denkbeelden van vrijheid, die hun aanleiding zouden kunnen geeven, om naar onafhanglijkheid te haaken. — Men zegt, dat, toen de Franfchen in hunnen eerften drift dezelve hebben moeten toelaaten; ik zal antwoorden , dat de Chineezen , noch in hunne gefchiedenis, noch in die van eenig nabuurig volk, een enkel voorbeeld eener vrije regeeringsvorm vindende, geen naauwkeurig en ftellig begrip daarvan kunnen hebben; dat hunne vooröordeelen, hunne zeden, hunne heblijkheden hen daarvan verwijderen ; en dat, bijaldien zij het door een krachtdaadige pooging van hun vernuft zoo verre bragten, dat zij de zedelijke mooglijkheid daarvan begreepen , zij echter genoodzaakt zouden zijn , vaderland te beminnen ; het is , iemand eene ,» deugd te verwijten. Wij, die ons beroemen, D 5 » be, Terugreit mar Pe. ing. Herfstmaand.1793.  Terugreis naar Peking.Herfstmaand. 58 BRITSCH GEZANTSCHAP hunne regeeringsvorm in 't algemeen zoo niet te denken. Zonder over het recht, om hunne beftierders te veranderen , te redenkavelen, zijn echter veele Chineezen geneigd, om te gelooven , dat een dergelijke verandering zeer gefchikt zij , om verbetering in hunnen toeftand te bewerken. Zij, die zoo denken, zijn veelal geneegen, om in de muiterijen, welke, dikwijls, nu in deeze, dan in geene provincie, plaats hebben QO, deel te neemen. De ver- beminnaars van ons vaderland te zijn , durven een gevoelen, daar wij roem opdraagen, in an„ deren prijzen. Ik heb in de plaats, die tot de ,, aanmerking des vertaalers gelegenheid heeft ge,, geeven, geen bewijs van afkeer, antipathie, van den kant des fchrijvers, tegen de Franfche regeering, gezien; omdat 'er niet van gefprooken wordt, en de redenkaveling, die eigenlijk eens 1, loffpraak behelst, zeêr gevoeglijk op Frankrijk kan toegepast worden, hoewel het zeker zij, dat ,, Mr. staunton zulks niet in den zin gehad hebbe." Aant. des nederd. vert. (p) In de Chineefche provinciën hebben geene muiterijen plaats , dan ingeval van hongersnood. De Chinéezen zijn dwaas genoeg om te gelooven , Jat de keizer over de jaarfaifoenen het gebied Poert. Wanneer zij de ongefteldheid daarvan onJervinden, en gebrek aan leevensmiddelen hebben, wijten zij het hem. Ook zegt onze fchrijver een wei-  maar CHINA. XVII. hoofdst. i. Afd. 59 vergaderingen des volks in groote menigte worden gemijd, omdat men altoos vreest» dat 'er ongeregeldheden zullen voorvallen. —- Onder den ftam, die thans het roer der regeering in handen heeft, is niets onbeproefd gelaaten, om den Chineezen verknochtheid aan den perfoon van hunnen fouverein inteboezemen: maar deeze verknochtheid houdt op , zoo ras zij een algemeene ramp ondervinden , welke de vorst, naar hunne onderftelling, of veroorzaakt , of niet uit alle zijne krachten verholpen heeft. In zulke omftandigheden, vergeeten zij het recht, — welk elders de waarborg van de zekerheid der alleenheerfcheren is, — en laaten zich door de be« geerte , om hem den troon aan eener anderen te doen affiaan , gereedlijk wegvoeren. De 1 | e n I ft n e  Terugreis naar Peking.Herfstmaand. 1 ( 1 I 1 \ \ c r | ï | u a § v 6> BRITSCH GEZANTSCHAP zielen dikwijls op een zachter,maar krachtdaadiger wijs, dan door dwangwetten ooit gefchieden kan. De boekdrukkunst, waarfchijnlijk, reeds in een zeer vroeg tijdperk des rijks geoefend , heeft veel toegebragt, om het, tot heden toe , in eenen nagenoeg eenvormigen ftaat te bewaaren. Deeze kunst is het, welke zekere onveranderlijke grondbeginfels van rechtvaardigheid , en regels fan zedekunde , ais zoo veele dijken en lammen tegen de baaren der menschlijke Iriften , en beteugelingen der verkeerde ïeigingen van lieden, die met volheid van nagt bekleed zijn , algemeen verfpreid teeft. Bij iedere verandering in de regeeringsorm der landen , aan China grenzende , naar welker zeden en gewoonten van die er Chineezen zeer opderfcheiden zijn, ziet ïen doorgaans, dat de voorfpoed daarvan, elijk een geweldige ftroom , al 't geen :r zich tegen verzet , wegfleept , en alle e voorige fchikkingep der maatfchappij itwischt. Maar in China is het gantsch iders gefteld. De ingevoerde verordeninen 'en de volksmeeningen overleeven de wwoestingen, door veroveringen en ftaats«S om-  NAAR CHINA. XVII. HOOFDST. l.'AfJ. % omwentelingen veroorzaakt. Al wordt de fouverein onttroont, zijn geheele gedachtj gedood, verjaagd, afgefneeden; de zeden , echter, de gewoonten, en de toeftand des volks blijven dezelven. De troon zelf wordt door grondregels, welken de boekdrukkunst alom door het gantfche rijk verfpreid heeft, krachtdaadig onderfchraagd. Door middel van dezelve, worden de deugden des troonbezitters voor alle zijne onderdaanen uitgebazuind. Zij geeft hem het ongelooflijk groot voordeel, van hunne gevoelens te leiden , gelijk hij dienftig oordeelt. Zijne paleizen , zijne lusthoven , zijn pracht, boezemen geen afgunst in je« gens eenen vorst , dien men, als met d« uitmuntendlte hoedaanigheden begaafd, er zonder ophouden bezig, om aan het gelui van zijn volk te arbeiden, voor hun af fchildert. De uitwendige pligtpleegingen, door zij ne onderdaanen verricht, om hem eer aat te doen , zijn niet flechts iedele gewoon ten. Neen. Zij dienen, om het gevoe lens van eerbied en verkleefdheid voor hen in te boezemen. — Op den verjaarings dag zijner geboorte , vergaderden alle d< mandarijnen, die in Peking hun verblïj hiel Terugreis mar Pi- ing. Herfst- mand. 1793. I i f  Terugreis naar Peking.Herfstmaand.1793. 1 ;. / t 64 BRITSCH GEZANTSCHAP hielden, in hun flaatfijgewaad gekleed, omtrent den middag , in het groote paleis deezer hoofdftad, en deeden de gewoone neerbuigingen voor den troon. Stukjes fandelhout en roozenhout brandden aan de zijden des troons; ook werden fpijs en fterke dranken aldaar aangebragt, even als of de keizer, fchoon afweezend, van die offeranlen kon genieten. Mr. barrow was 'er bij tegenwoordig, toen dezelve plechtigheden in het paleis Yuen-min-yuen verricht werden. Hij vernam, dat dezelve zaak, op denzelven rijd , in alle deelen des rijks plaats had, :n dat zij, die zich zoo neerboogen, zeer oplettend waren , om zich naar den kant Ier hoofdftad te wenden. Op alle de dagen der nieuwe en volle naan , brengen ook de hofbedienden , in le verfcheiden keizerlijke paleizen door iet geheele rijk, dergelijke reukwerken en )fferanden voor den troon. Deeze paleizen zijn door het Chineefche ijk zeer menigvuldig. Dat van Peking naakt het middenpunt der Tartaarfche ftad lit. Offchoon deeze hoofdftad in 't miden eener zandvlakte gebouwd is, van waar te bergen van Tarcarije flechts in 't ver- fchiet,  naar CHINA. XVII. hoofdst. i> Afd. 65 fchiet, op een' verren afftand, kunnen ge-: zien worden, omvat echter de muur, diej| het paleis, de gebouwen, daarvan afhan-1 gende, en de tuinen influit, iedere verfchei- 3 <3enheid van grond, in het kleine, waarmede de almagtige hand des. Scheppers de oppervlakte des aardbodems onderscheidenlijk verfierd heeft. Bergen en valeiën , meiren en rivieren , ijslijke fteilten en zachte neerhellingen , zijn vereenigd in eenen kleinen omtrek , alwaar zij van natuur niet geplaatst waren: ondertusfchen ziet men thans alle die bijzonderheden aldaar in eene zoo nette evenredigheid , en met zoo veele overeenftemming, dat, zonder het eenvormig uitzigt der geheele omliggende landftreek, de aanfchouwer in twijfel zou ftaan, of de verfcheiden voorWerpen, welke zich aan zijn oog opdoen, weezenlijke voortbrengfelen , of gelukkige navolgingen der natuur zijn. — Deeze waereld in 't klein is op bevel en tot vermaak van een' enkelen mensch gefchapen; maar men heeft zich van den moeilijken arbeid van veele duizend armen daartoe moeten bedienen. De tempels der hoofdftad evenaaren haa- V» DEEL. E It terugtelt aar Pe* ing> letfst' laandt 793'  Terugreis naar Pe' Kng. Herfstmaand,J793. 66 BRITSCH GEZANTSCHAP re paleizen niet. Des keizers godsdienst is nieuw in China. Deszelfs uitwendige plechtigheden worden daar met veel minder pracht en deftigheid gevierd, dan in Tartarije. — De mandarijnen, de geleerden, uit welken de overheden, die het rijk bellieren, en den eerften rang in de maatfchappij bekleeden , verkooren worden , vereeren veel meer confucius, dan zij hem aanbidden. Om aan zijne gedachtenis hulde te doen, vergaderen zij in gebouwen van een eenvouwig , maar zeer net maakfel. De talrijke en behoeftiger klasfen des volks zijn minder in ftaat, om, tot oprechting van groote en prachtige gebouwen voor den openbaaren eerdienst s veel toe te brengen , dan zij wel daartoe geneegen zijn. Daarenboven houden zij hunne aandacht het meesi op hunne huisgoden bepaald. Ieder huis heeft zijn outer en zijne huisgoden. De boeken hunner fabelleer behelzen de afbeeldingen van die geenen , welke over hunne perfoonen en eigendommen zoo wel , als over de uitwendige voorwerpen, die hen zouden kunnen aandoen, de wacht houden. Lui-  NAAR CHINA. XVII. HOOFDST. l. Afd. 6> Lui-sjin is, volgens de Chineezen, de geest, die over den donder het opzigt heeft. De afbeelding dier godheid is in het onderlhande plaatje of vignet te zien. In hetzelve worden het geweld van dit luchtverfchijnfel, welk niets in ftaat is te kunnen tegenftaan , de fnelheid des blikfems, welke niets kan overtreffen, en hunne vereenigde werkingen , door het wandrochtlijk beeld , in dikke wolken ingehuld , verbeeld. — Zijn kin eindigt in een adelaarsbek, om de verfcheurende uit» E s wer» Terugreis mar Pe* hing. Herfst- maand, 1793.  Terugreis naar Feking.Herfstmaand.1793« TWEE- 68 BRITSCH GEZANTSCHAP enz, werkingen des donders te betekenen , gelijk de vleugels zijne fnelheid verbeelden. Met eene hand omvat hij een donderkiel, en met de andere een' knuppel,om de keteltrommen , waarmede hij omringd is, te flaan. De adelaarsklaauwen worden fomtijds verbeeld, als gevestigd op de as van een wiel, op-welk hij r, met verwonderlijke fnelheid, in het midden der wolken voortrolt. — In het .oorfpronglijk beeld, waarnaar deeze tekening gemaakt is, worden de ontzaglijke uitwerkingen van deezen geduchten geest door de afbeelding van do» dgeflagen dieren , omvergeworpen gebouwen, enboomen, met de wortels uit den grond gerukt, beneden rondom het beeld op den grond verfpreid liggende, aangeduid,  TWEEDE AFDEELING. Verder verblijf des britschen cezantschaps te peking. — Nader beschrijving der tuinen van Tuen-min-yuen. — Vervolg der b ij zonderheden o?ntrent de hoofdstad en de chineezen in 'i algemeen. INHOUD. De tuinen van Tuen-min-yuen. — De fchilder- en beeldhouwkunst heeft bij de Chineezen flechts middelmaatige voortgangen gemaakt. — Olifanten in China onderhouden. •— Aanmerkingen over die dieren. —~ De meeste dienstbooden in de keizerlijke paleizen zijn gefnee.denen. — Waaróm men aan deeze foort van menschlijke weezens den voorrang geeft. — Hoe de Chineezen deeze lieden bereiden. Omtrent welken leeftijd. — De heelkundige werkingen zijn in China zoo gevaarlijk niet als in het noorden van Europa. — Welke de oorzaaken daarvan zijn. — Van den perfoon der ge» fneedemn. — Van hun gedrag. ,— Van E 3 hm  70 INHOUD. Jiun karakter. — Zij bewaaren de da» mes van het hof. — Bij den dood des keizers worden zijne vrouwen opgejloten. — Den nieuwen fouverein worden andere vrouwen door haare nabeftaanden aangebooden. — Van de Chineefche bijwijven. — De Europeefche zendelingen betoonen groot ontzag voor de gefneedetten. — Zij veranderen de fchikking der gefchenken te Tuen-min-yuen, een oogen» blik te vooren , dat de keizer aldaar moest aankomen. — De Britfche ambasfadeur gaat dien vorst te gemoet. — Des keizers gevolg- — Vergelijking tusfchen de Chineefche en Europeefche rij. tuigen. — De keizer beziet de gefchenken ,, uit Europa voor hem overgebragt De ambasfadeur wordt genoodigd, om zich naar Tuen-min-yuen te begeeyen.— Onderhandeling van den gezant met den grooten kola». — Hij begeeft zich naar tet keizerlijk paleis te Peking. — Plechtigheden en onderhandeling, welke aldaar plaats hebben gehad. — Gefchenken, welke te kennen geeven , dat men moest •vertrekken. — Raad van eenen Europeefchen zendeling, die lang in China geweest was. - Zijne denkbeelden ever,  INHOUD. ?t over het karakter der Chineezen , en "hunne regeering. — De amhasfadeur ontvangt tijding , dat 'er tusfchen En. geland en Frankrijk waarfchijnlijk oor» log zou ontftaan. — Lord macartneij befluit, zonder uitftel te vertrekken, om met zijn /chip the Lion de Engelfche vloot, die naar Europa te rug moest keeren, te geleiden. — Toebereidfels om Peking te verlaaten. — Weersgefteldheid dier hoofdftad. De tuinen van het keizerlijk paleis Yuenmin-yuen beflaan, in de nabuurfchap van Peking, eene vlakte, die, volgens de waarneeming van Mr. barrow, ten minfte twaalf Engelfche mijlen (tf) in haaren omtrek groot is. Deeze Engelschman was van alle de Engelfchen, welke het gezantfchap uitmaakten, die geen , welke deeze tuinen het best gezien heeft. Om deeze reden zullen wij zijn bericht desaangaanda mededeelen. „ Yu EN- ^o) Zie het eerfte deel deezer reis, blad*. 10S m 107, in de aantekening. E 4 Verblijf ia Peking. Herfts- maancL 1793-  Verblijf in Peking, Herfstmaand,1793' f% BRITSCH GEZANTSCHAP „ Yuen-min-yuen, zegt hij, is een » vermaaklijke plek gronds. Al wat de ,, natuur groots, al wat zij vermaaklijks „ heeft, is hier famengevoegd, afgezonderd ,, en gefchikt, alles op eene zoo vernuftige » en zinrijke wijs, dat het één geheel uit„ maakt, welk, niettegenftaande de groote „ verlcheidenheid zijner voorwerpen, noch „, verwarring , noch wanorde laat blijken, n Integendeel heerfchen 'er die orde, overëen9 fteijiming en evenredigheden , welke in „ tooneeien , die ten eeneniaal natuurlijk „ zijn, gemeenlijk plaats hebben. In geen „ gedeelte deezer tuinen, ziet men ronde of ö eironde, vierkante of langwerpig vierkante „ pleinen, niet kort gefchooren graszooden „ bedekt.'— De Chineezen bezitten een zon-, s? deriinge ervarenheid in de kunst, om de wee„ zenüjke uitgellrektheid van eenen grond of „ ftuk lands door de nette fchikking der voor-. „ werpen, diebeftemd zijn, om deszelfs op„ pervlakte te verfieren, jn het oog der aanp fchouweren grooter te doen voorkomen» „ dan zij in de daad is, — Ten dien einde w planten zij op den voorgrond der plaats, „ van waar het gezigt moet genomen worK den lange en weelige hoornen 9 wier * loof hec donkerst groen vertoont.. De j| b.QQ*  Naar CHINA. XVII. hoofdst. a.Afd. 73 „ faooraen, welken zij op een' verderen „ afftand plaacfen , verminderen allengs in hoogte, en zijn ook van eene helderder „ groene kleur. In 't algemeen, vindt het „ oog eene rustplaats op afgebroken en „ onregelmaatig geplante boschjes, welkei „ boomen , zoo wel in foorcen als ir „ kleur van loof, verfchillen,en in onder„ fcheiden tijden des jaars hunnen heerlijk„ ften bloei ten toone fpreiden. Dikwijl: „ fchijnen die boomen oud en wanftaltig „ en als met moeite van tusfchen de kloo„ ven der rotfen, oorfpronglijk daai „ gevonden , of met opzet aan die plaat; „ verfameld , voort te komen. Ook ver „ fhan de Chineezen de uitwerking deezei „ fchijnbaare moeilijkheid , en deezer ge' „ maakte begoogcheling zeer wel, — T< * Yuen-min-yuen heeft men een' ligtet v muur gebouwd , die , van verre , doo „ de takken van een boschje gezien, naa „ een prachtig gebouw gelijkt. De water „ kommen zijn niet, gelijk de fchanfei „ van een vestingwerk , met eene zacht „ kens neerhellende fchuinte omgeeven „ maar heure boorden , op verfcheidei „ plaatfen, met rotfen, die offchoon doo ,s kunst gemaakt, echter door de natuu E 5 „ daa Verblijf itt Peking. Herfstmaand,1793' i t r 1 ? 1 T 1 S r r P  Perllijf Peking. Herfstmaand.*793- 74 BRITSCH GEZANTSCHAP in» daar geplaatst fchijnen te zijn, be„ zoomd." „ De eenige omftandigheden, welke in „ de nagebootfte landfchappen der Chinee„ zen niet fchilderachtig zijn, bepaalen » zich tot de vreemde gedaante en de „ fchitterende kleuren hunner gebouwen. „ Intusfchen verdienen hunne golvende da„ ken het eerfte gedeelte deezer berisping „ niet; en de vooruitfteeking derzelven „ buiten de zijden des gebouws werpt een „ aangenaame lommer op de zuilenrei, „ waardoor zij onderfchraagd worden. „ Sommigen dier hooge torens, welken „ de Europeeërs pagoden noemen , zijn „ voor het verre-gezigt zeer gunstig; en, „ ingevolge van dien , worden zij veelal „ op hoogten geplaatst." „ Niettegenftaande het juiste denkbeeld, „ welk de Chineezen zich van de kunst, „ om de tuinen te verfieren , hebben ge„ vormd, en den fmaak, waarmede zij alle „ de voorwerpen daarin met het grootfte „ voordeel weeten te fchikken , zijn zij „ niet alleen van de grondbeginfelen der „ gezigtkunde zoo wel, als van het be„ hoorlijk plaatfen van fchaduwen, ten n eenemaal onkundig, maar ook voor de uit-  naar CHINA. XVII. hoofdst. 2. Afd. 7£ „ uitwerkfelen derzelven gantsch ongevoe„ lig , gelijk alle de gewrochten hunner „ penfeelen klaar aan den dag leggen. — „ Toen door de Engelfchen verfcheiden „ portraiten, door de eerfte en voornaam„ fte kunftenaars van Europa gefchilderd, „ en tot gefchenken voor den keizer be„ ftemd, ten toone werden gefteld, waren „ de mandarijnen , de verfcheidenheid der „ kleuren , door de aanbrenging van licht „ en fchaduw veroorzaakt, waarneemendea „ onnozel genoeg, om in goeden ernst te „ vraagen , of de perfoonen, wier af beel„ dingen zij zagen, een aangezigt hadden. „ welks eene zijde in kleur van die dei „ andere zijde verfchilde ? Zij befchouwden „ de fchaduw van den neus, als een grooi „ gebrek in het fchilderftuk; en fommigeti „ onder hen verbeeldden zich, dat dezelve „ daar bij toeval geplaatst was." „ Een Europeesch zendeling uit Italië. „ castiglione genaamd, en een uit„ muntend portraitfchilder, werd door hei „ hof van Peking bezoldigd. Hij kreeg „ bevel van den keizer, om verfcheiden „ fchilderftukken voor hem te vervaardi„ gen; maar hij werd ten zeiven tijde ge„ last, om de Chineefche manier van fchil „ de- Peking. Herfstmaand,1793-  9'erbVjfin Teking. Herfst- maand. 17P3- 4 : } > 9 ■ » | X »; »: x « 76* BRITSCH GEZANTSCHAP • deren, maar niet de Europeefche, wel„ ke men als onnatuurlijk aanmerkte, na „ te volgen. Ingevolge van dien, ziet men „ in de Hukken, welken hij tot verliering „ van het keizerlijk paleis gefchilderd „ heeft, huizen boven huizen , in eenen , regelmaatigen trapswijzen voortgang, tot , den top des fchilderftuks, afgebeeld. De , beelden op den voorgrond , en die in , het verfchiet, zijn allen van eene en , dezelve grootte : doch , wie ziet niet , , dat zulks tegen de natuur zoo wel , als , tegen de zintuigen aanloopt? Ook heeft , hij een geheel ftelfel Chineefche hand, werkslieden, met het uitoefenen hunner , verfcheiden ambachten bezig, voor den , keizer vervaardigd. De tekening en het , kolorijt deezer fchilderijen zijn onvergelijklijk fchoon; maar wegens het gebrek van behoorlijke fchaduw deeden zij geene uitwerking. Nogthans geeven de Chineezen 'er den voorrang aan boven alle de meesterftukken van fchilderijen, welken men hun uit Europa kan aanbrengen." De Chineezen fchijnen de fchaduw als en toevallige omltandigheid te befchou» wen *  NAAR CHINA. XVII. HOOPDST. 2. Afd. 7? wen , die van de natuur niet moet overgebragt worden in de fchilderij, omdat zij zoo wel de eenvormigheid van het kolorijt , als een gedeelte van haaren luister wegneemt. En wat aangaat de afbeelding van voorwerpen in verfchillende afftanden, zij verkiezen dezelven getekend te zien. niet zoo als zij aan het oog voorkomen . trapswijs verminderende, naar maate zr zich verwijderen; maar in die grootte. welke door het oordeel , de dwaalinger van het gezigt verbeterende, voorgefchree' ven wordt; offchoon men met grond kat zeggen , dat die dwaalingen; indien met ze zoo noemen mag, tot volmaaking vai de fchoonheid en de orde des landfchap: onontbeerlijk zijn. De geringe uitwerking der fchilderftuk ken, volgens de Chineefche manier uitge voerd, moet natuurlijker wijs de kunst doei verflaauwen. Hierom zijn ook de kamei der Chineefche huizen niet met fchilde rijen verfierd, maar met zedekundige fpreu ken , op houten borden, of zijden ftoffe in nette raamen, met alle mooglijke kum en kieschheid gefchilderd, voorzien. D Chineezen waardeeren deeze tafereelen hoe ger, dan de werken der beste meesters. - O Verblijffa Peking. Herfstmaand.1793- . i l' t I l s 1 t e h  Verblijf Feking. Herfstmaand.37P3- 78 BRITSCH GEZANTSCHAP mOffchoon de Chineezen in de famenvoeging van beelden, en met een woord, in al dat de fchikking der voorwerpen in de fchilderftukken betreft, grootlijks te kortfchieten bij de Europeeërs, Hagen zij echter in de tekening van bijzondere voorwerpen zeer gelukkig. Voornaamlijk munten zij uit in het tekenen van zaaken, tot de natuurlijke historie betreklijk. Zij beelden ze niet alleen zeer getrouw af, maar ook met de trekken, met de houding der natuur, en met eene zoo groote naauwkeurigheid, dat een Chineesch fchilder , fomtijds , het getal van de fchubben der visfchen telt, welken hij uittekenen wil.—. Hun kolorijt is bij uitftek leevendig en fchitterende, en deeze luister moet des te meer verwondering baaren, daar dezelve alleen door aanhoudend geduld, en de groote zorg verkreegen wordt , welke zij aan de wrijving van dezelve grondftoffen , waarmede men in Europa de kleuren bereidt, te kost leggen — Eenige Euro. (&) Dr. anbreas spakrmah, zoo beroemd door zijne reis rondom den aardkloot, als door zijne ervaarenheid in de natuurlijke historie, heeft mij', in het natuiaUënkabuet der koninglijke aka-  NAAR CHINA. XVII.H00rDST.2.4^. 79 ropeefche prenten zijn door Chineefche kunftenaars gekopieerd, en op eene zoo kunftige wijs gekleurd , dat de bevoegdfte rechters 'er hunne goedkeuring en verwondering over betuigd hebben. Een heer in Londen , wegens zijnen goeden fmaak bekend , bezit in zijne verfameling de kopij eener prent, in de manier van fir josu A reij^olds, in China gemaakt en gekleurd , welk hij niet onwaardig geoordeeld heeft, om in zijn fchatbaar kabinet van fchilderijen, tekeningen en prenten bewaard te worden. Vervolgens tekent Mr. barrow ovei de begaafdheid der Chineezen, om de werken van anderen natebootfen, nog het een en andere aan. Hij neemt waar, dat men reeds, fints zeer langen tijd, van dit vermoogen der Chineezen gefprooken heeft: doch dat de voornaamfte oorzaaken , die den akademie te Stokholm, een otnflag, met tekeningen van visfchen , in China vervaardigd, laaten zien. Zij zijn met zoo veel juistheid getekend, dat zij 'er uitzien , als of zij leefden. Ondei dezelven zijn fommigen , wier kleuren zoo fchit teren, dat men bijkans gelooven zou, dac zij 'er dunne blaadjes goud, zilver en paerlemoer t(M gebruikt hadden. Aam. des nuwscum vjekt. Verblijf iH Peking. Htrfst- msand» Ï793- l  Verblijf Peking. Herfstmaand»1793- Zo BRITSCH GEZANTSCHAP in den voortgang der kunften onder hen ftremmen, zijn de geringe gemeenfchap, die zij met andere natiën hebben, en het gebrek van aanmoediging van den kant hunner regeering, welker ftaatkunde het is, zich tegen de weelde te verzetten, en integendeel den arbeid , en bijzonder den akkerbouw, aantemoedigen. Hij voegt 'er bij: dat hunne bedreevenheid in de beeldhouwkunde , ten aanzien der gedaanten, der houding en der evenredigheid nog zeer gebrekkig is. Zij bezitten , wel is waar , de kunst, om, met den bijtel, in fteen, hout en ivoor zeer kiesch te Werken; maar hunne voortbrengfels zijn fomtijds verdraaid en onnatuurlijk. Hunne menfchen beelden zijn dikwijls zonder behoorlijke evenredigheden. Hunne afkeeriVheid van de ontleedkunde zal 'er gedeeltlijk de oorzaak van zijn. Niet beter Hagen zij in de afbeelding van den leeuw. Voor eene van de poorten naar de 'gehoorzaal te Yuenmin-yuen, ftaan twee groote metaalen beelden van leeuwen , op marmeren voetftukken. Het metaal is in kleine ftukjes gegooten , en vervolgens op eene zeer kunftige wijs famengevoegd, offchoon 'er ten minftg honderd bijzondere ftukjes in ieder beeld  naar CHINA. XVII. hoofdst. a.Jfd. 81 beeld gevonden worden. Intusfchen gelijken deeze beelden zoo weinig naar hetdier, welk zij zouden moeten vertegen-1 woordigen , dat men ze bijkans voor gewapende ridders zou neemen , met paruiken voorzien, zoo als men ze ten tijde van koning karel (c) droeg. Eene juiste afbeelding van een deezer leeuwenbeelden is in het onderftaande vignet te zien. De (c) Naamlijk, van karel den tweeden van Engeland. V. DEEL. 1? 'Verblijf in °eking. Herfst- naand. 193'  Verblijf in Peking. Herfstmaand.1793' 8a BRITSCH GEZANTSCHAP De leeuw kan, door de Chineezen, als een der ingebeelde dieren worden aangemerkt. Hij wordt in hun land niet gevonden. Men heeft 'er ook nooit eenen leeuw ingevoerd , noch om tot een ge* fchenk voor den keizer te dienen, noch om hem , als een voorwerp van nieuwsgierigheid voor geld te laaten zien. De afbeeldingen van leeuwen, welken de Chineezen hebben , zijn waarfchijnlijk flechte nabootzingen van Hechte tekeningen van dat dier , welks erkende fterkte en toegefchreeven edelmoedigheid van aart hetzelve verder bekend hebben gemaakt, dan het gereisd heeft. Het groolfïe 'en fterkfte der viervoetige dieren , de olifant , wordt , als een aanhangfel van gróotschheid', bij de keizerlijke paleizen gevonden. Het was daar aangenaam, en verdiende.'ér eene plaats, niet alleen wegens zijne vèrbaazende fterkte en zonderlinge leerzaamheid , die het van nut kunnen, deen. zijn,'-maar ook wegens zijne uitneemende grootte en vreemde gedaante. — De olifant is het eenig viervoetig dier , welk eenen tromp of fnuit. beeft, oflchoon in den (tam der infekten de voorbeelden daarvan zeer menigvuldig zijn  NAAR CHINA. XVII. H00FDST.S..4rV. 83 zijn , als onder anderen in de gemeene vlieg, welke men fomtijds bijbrengt , als een diertje, dat, niettegenftaande zijne! magtloösheid , in Haat is, om den olifant zeiven te overwinnen. Oiifanten zoo van het manlijk als van het vrouwlijk geflacht worden uit landen, omiïreeks den evenaar gelegen, naar China gebragt. Van tijd tot tijd worden 'er ook eenige weinigen ten noorden van den keerkring geteeld. Hoe eerbaar , en achterhoudend in hunne lief koozingen deeze dieren ook zijn, heeft men, bij die gelegenheid , echter ontdekt , dat zij op gelijke wijs, als de andere viervoetige dieren, paaren. Offchoon het maakfel en de Hand hunner teeldeelen , in den cerften opflag ; daartegen fchijnen te ftrijden, weet, nogthans, de ingefchapen trek tot vereeniging over die beletfelen te zegepraalen. De Chineefche olifanten zijn kleiner, dan die van Kochin-china, en ook ligrer van kleur. Zij zijn hier, in eenen letterlijken zin, graanëetende dieren , en worden gemeenlijk alleen met rijst en gierst gevoed , offchoon het voedfei deezer dieren in hunnen wilden ftaat, gelijk dat der giraffe, des kameels en der geit, meestal, Fa in Verblijf in Peking. Herfst- naand. [793-  Verblijf Peking. Herfstmaand. 84 BRITSCH GEZANTSCHAP in in bladen , fpruiten en jonge takjes van boomen en heestengewasfen beftaat (d). De huisbedienden des keizers , en de andere dienstbooden in de keizerlijke paleizen , zijn allen , of ten minfte voor het grootte) Bij de dieren , welke onze fchrijver hier boven noemt, kan men nog den rhinoceros of neushoorn voegen , en zich de fchrandere en oordeelkundige aanmerking van eenen beroemden reiziger daarbij crinneren. Zij beftaat hierin: ,, Dat het hoorn van den rhinoceros, en de lange tanden van den olifant, hun door den Schepper der natuur gegeeven zijn , opdat zij in de onmeetlijke bosfchen , waarïn zij zich ophouden , altijd het noodig voedfel zouden kunnen vinden. Wanneer de boomen hun geene jonge takken en fpruiten meer leveren., bedient zich het eerfte deezer die*ren van zijnen hoorn , en het andere van zijne lange tanden, om den Ham der weekfte en zachtfte boomen in eene menigte dunne latten te klieven ; waarna zij dezelven gemaklijk kunnen afknabbelen." Aant. des franschen vert. Op de bovenftaande aantekening van Mr. castera, merkt Mr. Cossignij /. c. p. 328 het volgende aan: „ Dat de rhinocerosfen en olifanten , nadat zij met hunne hoornen en lange tanden de ftam,, men van weeke boomen gekloofd hebben , het »» hout derzei ven afknabbelen, is iets, dat ik ter naauwernood kan gelooven. Op de oostfijkee „ kust  naar CHINA. XVII.hoofdst. i.Afd. 85 grootfte gedeelte, lieden , die , voor dar zij den leeftijd van manbaarheid bereiken , van de middelen om mannen te worden , beroofd zijn , of die , dat tijdftip bereikt hebbende , naderhand opgehouden hebben mannen te zijn. Buiten twijfel zijn het alleen de kwellingen eener dwaaze, buitenfpoorige jaloerschheid geweest, die het eerst het denkbeeld hebben kunnen inboezemen , om de eene fexe te verminken , ten einde 'er een zekere , onverdachte wacht voor de andere van te maaken. Ook heeft niets, dan het grootfte misbruik eener onbepaalde magt een voorneemen, in zijn eigen aart zoo wreed , en zoo onnatuurlijk, ter uitvoer kunnen brengen. — Intusfchen zijn 'er , naderhand , andere be- weeg- „ kust van Afrika, vindt men olifanten, rhinocexosfen, buffels, en osfen enz. Op bet eiland Ceilon houden zich ook wilde olifanten op: doch 4, het een en ander land zijn ook overvloedig met bosfchen bedekt; en ik geloof niet, dat de gemelde dieren genoodzaakt zijn, zulke buitenge- ,, woone moeite en vlijt aantewenden , als de s, Franfcbe vertaaler, hier boven , uit zijnen beroemden reiziger (dien hij wel had moogen noemen) opgeeft, om 'er hun voedfel te vinden. ,5 cos£l*KIJ. F 3 VerUijfin Peking. Herfstmaand.1193-  Verblijf Peking. Herfstmaand,1793- 86 BRITSCH GEZANTSCHAP in weegredenen bijgekomen , die tot de aanhoudendheid niet alleen, maar ook tot de vermenigvuldiging dier weezens aanleiding hebben gegeeven. Niet meer tot de eene of andere fexe behoorende, van beiden veracht en vervloekt, zonder hoop van ooit nakomelingen te hebben^ buiten ftaat om te liefkoozen, of geliefkoosd te worden, met een woord, aan niemand gelijkende, moogen zij met grond onderfteld worden, des te bekwaamer te zijn , om die onnatuurlijke ketenen van flaavernij te draagen, en zich , zonder de minfte uitzondering, aan den vorst, die zich van hun bedient , te verbinden. Als geringe en verachte dienstbooden, die geene aanfpraak op eenig belang hebben, beginnende , zijn zij de gereede en flaaffche werktuigen der tijdkortingen en geheime vermaaklijkheden van hunnen meester, en, al kruipende, geraaJken zij allengs in zijne gemeenzaamheid en gunst. Vervolgens weeten zij zich veel achting en gezag aantemaatigen, gelijk door een groot aantal voorbeelden , in de jaarboeken van China te vinden, zou kunnen bevestigd worden. — En , wanneer Zij eens met magt bekleed zijn, wreeken gij zich , als het ware, ten koste van het mensch"  NAAR CHINA. XVII. hocfdst. 2. Jfd. 87 menschdom , wegens de vernedering, die zij ondergaan hebben; en worden dikwijls de oorzaaken van rampen, die niet zelden het rijk op den rand van zijnen ondergarg gebragt hebben. — Verfcheidenmaal zijn zij, tot op weinigen na, van het hof verdreeven. Geduurende . de minderjaarigherd van caung-sji , de grootvader van den regeerenden keizer kien-lgkg, heeft men nagenoeg zes duizend gefneedenen weggezonden: doch, federt dien tijd, is hun getal aanzienlijk vermeerderd, en zij bekleeden thans , ten minde in de paleizen van Peking en Yuen - min - yuen , aliè de minder bedieningen. Om de noodige bekwaamheden te bezitten tot het vervullen dier ampten, is het genoeg, dat zij die verminking ondergaan hebben, welke men in zekere deelen van Europa in 't werk ftelt , en die, terwijl zij de ftem van hem , aan wien zij geoefend wordt, volmaakt, hem tevens het vermoogen beneemt om vader te worden. — Maar, om de dames van het hof te bewaaren , en zelfs haare vertrekken te kunnen naderen , moeten zij dat geene zijn, 't welk de Turken, zonder eenig opzigt op de kleur, een' zwarten gefheeden F 4 noe- VerUijf in P.eking. Herfstmaand. ■ 1793.  Verblijf li Peking. Herfst■maand. 88 ! BRITSCH GEZANTSCHAP inoemen , dat is te zeggen, een weezen » dat alle de kentekenen zijner fexe verloeren heeft. De leezers zullen zich, misfehien, niet weinig verwonderen, wanneer zij verneemen, dat de kunstbewerking, welke men ten dien einde verrichten moet, hoe kiesch dezelve ook zij, echter aan volwasfen Chineezen geoefend wordt, zonder hun leeven in merklijk gevaar te ftellen. — Dit moet des te vreemder voorkomen , doordien de heelkunst in China zoo weinig bekend is , dat men 'er zelfs van aderlaaten geen gebruik maakt, en dat de ontleedkunde 'er niet alleen ten eenemaal onbekend is, maar men 'er ook een affchrik van heeft. Intusfchen moet men aanmerken, dat men van alle foorten van toevallige ziekten, in China, fpoediger herftelr, dan in de meeste gewesten van Europa , en dat zij daar veel minder met gevaarlijke toevallen verzeld gaan •— Ook heeft («) Mr. Cossignij merkt hierbij het volgende aan : „ lk ken in geheel Afie geen land, alwaar men „ van het aderlaaten gebruik maakt, uitgenomen in de volkplantingen der Europeeé'ren. De in}, beorlingen der eilanden Java, Sumatra, Banka, ,i Bor;  NAAR CHINA. XVII. HOOFDST. 2. Jfd. 8o heeft men waargenomen , dat de inwooners van Indostan zelfs van de ijslijklte won- Borneo , der Molukfcbe , en Pbilippijnfche ei landen, die van Madagaskar , en van de oost ,, kust van Afrika, weeten niets van het aderlaa ten. De bewooners van Isles de France en di „ Ia Réunion, bedienen zich van die kunstbewer „ king zeer zeldzaam. De Chineezen, gelijk 00] de Indostanners, maaken van buikzuiverende ei ,, uitwendige middelen veel gebruik. Zij denken dat alle de ziekten uit onmaatigheid of gebre' ,, der vochten ontftaan." Nopens het fpoedig geneezen van wonden fi China, voegt hij 'er nog bij: „ Mr. stauntoi fchrijft zulks aan de zuiverheid der lucht i: ,, China, en aan de leevenswijs der Chineeze ,, toe, die tot geer.erhande foort van buitenfpoc ,, righeden gereedlijk overhellen , en niet ve< dierlijk voedfel, maar meestal uit het rijk de ,, planten, gebruiken. — Daaruit volgt, dat c ,, genees- en heelkunst in China minder nooi ,, zaaklijk, en minder in zwang zijn, dan bij on ,, Dit is de reden , waarom de eene en andei ,, minder voortgang in China , dan in Europa gi maakt hebben. Hoe noodzaaklijker eene kunst ii hoe meer zij onderzocht en volmaakt wordt. ■ ,, Zouden de Engelfchen , die Chineefche tolkf bij zich hadden, geene gelegenheid hebben g ,, had, om in China eenige kundigheden aangaan' ,, de geneeskunst, zoo als zij in dat rijk geoefei wordt, op te doen ? 't Is zeer waarfchijnlijl F 5 VerUïtfin Peking. Herfst. maand. 1793- I 9 1 | 1 1 :t r e i e jn le id at  Verblijf feking. Herfstmaand.1793. 90 BRITSCH GEZANTSCHAP in wonden altijd en vaardigüjk beterden (ƒ). De Engelfche wondheelers Honden dikwijls verbaasd, dat fommige Cipaiën, welke in den dienst der Engelfchen gekwetst waren geraakt, zoo gemaklijk herftelden. — Buiten dat zij van een volk, welk zoo oud en talrijk is, eenige voorfchriften, door langduurige on,» dervinding beproefd bevonden, hadden kunnen ,, leeien;— voorfchriften, welker kennisaan hunne landgenooten van nut had kunnen zijn. Het ,, fchijnt, dat zij de gelegenheid verzuimd hebben, om onderrechtingen daaromtrent in te neemen, omdat zij 'er geen verflag van aan hunne 5, natie hebben gedaan." Cossignij. (ƒ) Indien de inwooners van Indostan zelfs van de ijslijkfte wonden altijd en vaardigüjk beteren ; gaat het echter zoo niet met de Europeeërs, welke in Indostan overgebiagt zijn. Integendeel heeft men waargenomen , dat veelen van dezelven, die flechts ligte wonden hadden, fchielijk omkwamen aan de tetanus (eene foort van verftijving van het geheele ligchaam) die zeer gemeen in dit land is bij de geenen , die gekwetst zijn. De Indiaanen bezitten hulpmiddelen tegen fommige wonden, welker uitwerking zoo vaardig als verwonderlijk is. Ook zijn deeze volken, gelijk mede de Chineezen niet gewoon , hunnen zieken ooit vleesch , of vleeschnat te geeven ; en ik geloof, dat, in dit geval, het gebruik van het eene en het andeie, ten minfte in warme landen , zeer verderflijk is. C o s i 1 e m 1 j.  NAAR CHINA. XVII. HOOFDST. 2.4f^. 91 ten twijfel, is de zuiverheid der lucht, wel-j ke in China en Indie plaats heeft , bij' zulke gelegenheden gunfiiger, dan de calumnebulis fiedum van Groot-Britannie, gelijk tacitus de luchtsgefteldheid van dat eiland uitdrukt (g). Doch de leevenswijs -brengt, buiten twijfel, het meest tot den bijzonderen aart der gefteldheid toe ; gelijk ook de geneigdheid des ligchaams, om langzaamer of fpoediger te ontfteeken, en ingevolge van dien te bederven, insgelijks veelal daarvan afhangt, 't welk door de geneesheeren , op een kunstmaatige wijs , folutio conünuiiatis,' dat is, de ontbinding der verknochtheid , genoemd wordt. — Noch de Chineezen , noch de bewooners van Indostan hellen gereedlijk tot «enigerhande foort van s butteflfpoorigheden over. De Indostanuers van de laagfte en talrijkfte klasfe moogen alle foort van vleesch ceten , uitgenomen osfenvleesch: maar zij en de Chineezen gebruiken vèel minder dier- (g) In vita agricql^e, cap. XII. De beroemde Nederduitfche overzetter van Tacitus , drosfaart p. c. hooft, vertaalt het: de lucht is ,, 'er leelijk door geftaadige flagregens, en" mist.'* Bladz. 512, Aant. dei kederd. vest. zerblyfiti °eking. Herfst- naond. [793.  ■.Verblijf Peking. Herfstmaand.1793- 92 BRITSCH GEZANTSCHAP in dierlijk voedfel , en drinken veel minder fterke dranken, dan de bewooners van Europa, ten minfte dan die van de noordlijke gewesten van dat waerelddeel. De heelkundige werkingen , welken iemand , die in den ftand van gefneedenen zal gefteld worden, ondergaan moet, worden in China aan lieden van allerleien leeftijd , van hunne tederfte kindschheid af tot den ouderdom van veertig jaaren, verricht. Men zegt , dat zij zich bij dergelijke gelegenheden meer van bindfels, in .zeker vocht gedoopt; dan van het mes bedienen. Dikwijls ziet men , dat de lijder, weinige dagen na de kunstbewerking, weder uitgaat, als of hem niets bejegend was. — Wanneer een volwasfen man dus in een' zoogenoemden zwarten , of volledig gefneeden veranderd is , gebeurt het gemeenlijk , dat zijn baard , kort daarna, begint uit te vallen , 't welk allengs en geftaadig aanhoudt, tot dat 'er ten laatfte niets overblijft. Tenzelven tijde vangt hij aan te kwijnen , en binnen zeer weinige jaaren is het vel van zijn aangezigt zoo verfchrampeld, dat het , gelijk een Engelsch dichter zegt, 'er uitziet gelijk dat »i eener  naar CHINA. XVII. aoorosr.a. Jfd. 93 „ eener gerimpelde toverheks, met haaren „ rug krom van jaaren (#)." Deeze befchrijving van den vroegrijpen ouderdom der Chineefche gefneedenen, ftemt overeen met dat geen, 't welk vader chrysostomus , van eutropius, den gefneeden, fpreekende, zegt: „ Wan„ neer zijn blanketfel afgewasfchen was , „ zag zijn aangezigt 'er leelijker en ge„ rimpelder uit, dan dat van een oud » wijf." Claudianus merkt aan, dat 'er tusfchen de jeugd en den afgeleefden ouderdom der gefneedenen bijkans geene tusfchenpoozing is. De voornaamfte oppasfei der dames van Yuen-min-yuen was 'ei een bewijs van , en hij fcheen 'er gevoel van te hebben. Offchoon hij flechts dertig jaaren oud was, kwam hij echter nooii ten voorfchijn , of zijn geheele aangezigi was geblanket; zijn perfoon, als het ware, deftig ; zijne kleeding zeer rijk en prachtig; en zijn gordel met verfcheiden kwasten (h) De Engelfche dichter zegt: „ like the wrinklea ,, hag, with age grown doublé:" dat is, letterlijk vertaald , met dubbelen ouderdom Amit, des nederd. vert. Verblijfin Peking. Herfstmaand.Ï793- ï  Verblijf feking, Herfstmaand.1793* 94 BRITSCH GEZANTSCHAP foten en andere beuzelingen verfierd. H'rj was ten minfie zes voet lang en zeer gezet ; maar zijn kostbaar gewaad zat hem flordig om het lijf, en hij was niet wel gemaakt. De Hem van een jong meisje kon naauwlijks zwakker en fnerpender weezen, dan de zijne was. Indien iemand begeerig is, om uit de klasfe van gemeene lieden tot eenen hooger rang overtegaan, en zich aangeeft, om een gefneeden te worden , wordt hij , terftond, in een der keizerlijke paleizen aangenomen, en in hetzelve tot de eene of andere bediening bevorderd , welke hem aanzien en voordeel geeft, 't Zij h;j eenen bezem, of eenen bundel fleutels draagt , het doet geen nadeel aan zijnen tijtel. Intusfchen zijn 'er weinigen van die lieden , welker mutfen met eenen knoop verfierd zijn, omdat de knoop eigenlijk een onderfcheidend eerteken voor burgerlijke en krijgsmandarijnen is. De invloed dier verminkte inwooners der paleizen is dikwijls grooter , dan hun erkende magt. Men heeft zelfs voorbeelden , dat mandarijnen van hoogeri rang, die hun ongenoegen hadden aangedaan, door hunne inbcezemingen in ongenade ge-  naar CHINA. XVII. hoofdst. 2. Jfd. 95 gevallen zijn. Zich innig bewust zijnde, hoe veel, fomtijds, hunne verdichtfels en valfche voorftellingen in den loop hunner gemeenzaame dienften bij den fouverein vermoogen, rekken zij hunne onbefchaamdheid niet zelden zoo verre uit, dat zij zelfs de takken van zijn eigen huis niet ontzien , maar dezelven onwaardiglijk behandelen. — Een keizerlijk prins , omtrent achttien jaaren oud , en kleinzoon van kien-long, was eens, in he't paleis van Yuen-min-yuen, onder die geenen, welke de gefchenken, uit Engeland aangebragt, bezagen ; wanneer een der gefneedenen hem deed vertrekken, hem fchamperlijk toeduuwende , dat het hem beter paste naar de fchool te gaan, dan in die zaal den luiaard te vertoonen. In het paleis is eene fchool, waarin dc jonge prinfen , voornaamlijk , in de Chi< neefche en Mantcheaux- Tartaarfche taaien, gelijk ook in de gefchiedenisfen, de gewoonten en plechtigheden der beide natiën (i) onderweezen worden. Mer (0 Deeze fchool in het binnenfte van het kei zerlijk paleis te Peking , werd door den grooter KAHc-m opgerecht. Hij bezocht ze dikwijls ii ei Verblijf'va Peking. Herfstmaand.1193* I  Verblijf Feking. Herfstmaand.1793- 96 BRITSCH GEZANTSCHAP in Men onderdek, dat de bezigheid deezer lieden in hec binnende van het paleis veel verminderd is, naar maate de jaaren des fouvereins zijn toegenomen. De erkende keizerin was, eenigen tijd voor de komst des Britfchen gezantfchaps in China, overleeden. — De keizer had het belachlijk voordel, welk men hem na haaren dood gedaan had, om weder te trouwen, met veel luchtigheid beantwoord. Ook vernam men, dat verfcheiden andere vrouwlijiie deelgenooten der vermaaklijkheden zijner jeugd hadden opgehouden te leeven. Bij den dood van eenen keizer, worden alle zijne vrouwen, naar men zegt, in een bijzonder gebouw, binnen den omtrek van het paleis ten dien einde gedicht, opge- flo- eigen perfoon, zonder zijne komst vooraf te doen aanzeggen, ten einde zoo wel de leeraars, als de leerlingen, altijd op hunne hoede zouden zijn. De keizer kien-long volgde het voorbeeld van zijnen grootvader , en waakte met veel zorgvuldigheid over de letteroefeningen zijner zoonen en kleinzoonen, welken hij alle de klasfen dier fchool deed doorgaan, al waren zij getrouwd en meer dan vijf en twintig jaaren oud. Aant. des fham- scheh vert.  KAAR CHINA. XVII. HOOFDST. a. Afd. Qj floten, om aldaar , afgezonderd van de Waereld , de rest haarer dagen te flijten. Dit - gebouw wordt het paleis der kuischTieid genaamd. In China heeft men eenige voorbeelden van heidenfche nonnen. Zij doen eene gelofte, om altoos maagden te blijven. Offchoon dit tegen de algemeene grondregels zoo van ftaatkunde, als van zedekunde, irt het Chineefche rijk gebruiklijk , flrijdig is, zijn deeze dochters echter de voorwerpen dier algemeene verwondering,- welke doorgaans het gevolg is^ wanneer men het geluk heeft, in zijne poogingen om zeer moeilijke zaaken te volbrengen, door ftand« vastigheid, wel te flagen< Wanneer 'er een nieuw keizer op deri troon komt , zenden de voornaamfte perfoonaadjen des lands hunne dochters in hei keizerlijk paleis , ten einde hij zijne vrouwen uit haar kieze» De familiën van die" geenen, welke aangenomen Worden * verwerven daardoor veel eer en achting; — Behalve deeze voor en door den keizer" uitgeleezen vrouwen , worden 'er nog an* deren tot vrouwen of bijzitten voor de" prinfen van zijn bloed aangebooden* «*» De bijzitten worden, in China, in hetzelve" V« DEEL* Q lfêfe« Verblijf in Pekingi Herfss. macmdi »7°3<  Verblijf Peking, Herfstmaand.J793- 98 BRITSCH GEZANTSCHAP in licht befchouwd , als de dienstmaagden ia de Schrift. De Europeefche zendelingen , aan- het keizerlijk hof verknocht, wel weetende , hoe onzeker, hun ftaat in hetzelve is, en hoe gemaklijk men tegen lieden, wier oogmerk is, den godsdienst en de meeningen der natie te veranderen , bij een argwaanende regeering kwaade vermoedens gaande kan maaken , fchroomen meer eenen der gefneedenen , dan eenen mandarijn te mishaagen : want de eerstgenoemde is altijd trotfcher, hoofdiger, en gereeder, om zich aan laage gevoelens van boosaartigheid en wraak overtegeeven. — Ieder zendeling wendt zijne beste poogingen aan, om zich, door een nedrig en eerbiedig gedrag , in de gunst van alle de perlbonen der keizerlijke familie, en van alle de hovelingen intewikkelen, en daarin te bevestigen. Zij bewijzen hun geringe dienften, oefenende, bij voorkomende gelegenheden, ten hunnen genoegen, zoodaanige kunften, waarin zij bedreeven zijn ; ook bieden zij hun wel eens deeze of geene Europeefche waaren aan, welke in hun bezit zijn, en waaraan zij bemerken, dat de een of ander der geenen , in wier gunst zij belang ftel-  NAAR CHINA. XVII. HOOFDST. 2. Afd. QO ftellen, zin heeft. Zij hebben daarbij nog de gewoonte, om hen te danken voor de eer, welke zij hun, door die geringe gefchenken aan te neemen , wel hebben willen bewijzen. — Wanneer zendelingen met de prinfen van den bloede fpreeken , doen zij zulks gemeenlijk al knielende. Sommige zendelingen bleeven geftaadig bij de Engelfchen , die de fchikking der gefchenken te Yuen-min-yuen beftierden , deels , om hun tot tolken te dienen, en deels , om den aart en het gebruik deiwerktuigen te leeren , welken men in dat paleis neerzette. Deeze Engelfchen werden te Yuen-mft> yuen volmaakt wel onthaald. Daaglijks werden zij door eenen mandarijn bezocht, Hij vroeg hen, of zij wel voldaan waren. en of zij ook iets anders begeerden, dar men hun gaf. Een van hun ging gemeenlijk driemaal ter week naar Peking. Een rijtuig me< één paard was altijd tot zijnen dienst ge reed. Somtijds werd hij door eenen mandarijn en zijnen dienstknecht verzeld: maai dikwijls ftond het hem ook vrij alléén t< gaan. Eiken morgen ontving hij een( boodfehap, om te verneemen , of hij ooi G a ver Verblijf Peking, Herfstmaand1193- t  Verblijf Peking. Herfstmaand.1193- 100 BRITSCH GEZANTSCHAP in verkoos, zich dien dag naar de ftad te begeeven. Toen de verfcheiden werktuigen en andere kunstwerken eindelijk toegefteld , en in volmaakte orde gebragt, ook alle de andere gefchenken,in onderfcheiden deelen der gehoorzaal, en aan weerskanten des troons, op de voordeeligfte wijs geplaatst waren, maakten zich alle de Engelfchen , die zich te Yuen-min-yuen bevonden ,• gereed, om naar Peking te rug te keeren. — Doch het opperhoofd der gefneedenen in dat paleis verklaarde, dat hij bevel van den keizer ontvangen had, om de fchikking der gefchenken te veranderen, en dezelven aan het eene eind der gehoorzaal te plaatfen , „ opdat zijne kei„ zerlijke majefteit, wanneer hij op zijnen „ troon gezeeten was , dezelven zou kun„ nen zien , zonder verpligt te zijn , om „ zijn hoofd om te draaien." — Dit was ten minfte de beweegreden, welke men bijbragt, om deeze nieuwe fchikking te volbrengen. En, als of dit eene zaak van zeer groot gewigt geweest ware , werd 'er bevel gegeeven, dat men thans van de gewoonte om alle foort van werk, in alle de keizerlijke paleizen , drie dagen voor, ea  naar CHINA. XVII. hoofdst. 2. Afd. ioi en drie dagen na des keizers geboortedag, te ftaaken , bij deeze gelegenheid, afitand zou doen. Zeer kort na des ambasfadeurs te rugkomst te Peking , werd 'er bekend gemaakt, dat de keizer het paleis Yuen-minyuen naderde. Tevens werd aan lord mae a r t n e ij te kennen gegeeven, dat men, volgens gewoonte , in China gebruiklijk, verwachtte , dat hij den keizer, eenige mijlen verre , te gemoet zou gaan. De gezant was, ten deezen tijde, zeer onpaslijk aan een zwaare verkoudheid, (rhumatismusf) waarmede hij, federt zijne aankomst in China , dikwijls gekweld was geweest, De mandarijnen, die zeer wel begrêepen, hoe zeer de ambasfadeur op dit oogenblik, door zijne onpaslijkheid leed, en hoe mir hij in Haat was, om tegenwoordig buitengewoone vermoeinisfen door te ftaan, {tel den hem voor, om, ten einde hem de rei: zoo gemaklijk te maaken , als mooglijt was, dezelve te verdeelen , en daags vooi des keizers verwachte aankomst te vertrekken , om op zijne voorige verblijfplaats. nabij Yuen-min-yuen, te overnachten, wanneer hij den volgenden dag flechts een jUêinen weg zou af te leggen hebben. — G 3 Dee- Verblijf in Peking. Herflmaand,1793' .  1rerWjf Peking. Herfstmaand,1793' xo% BRITSCH GEZANTSCHAP inDeeze fchikking maakte het voor den am» basfadeur mooglijk> de begeerde pligtpleeging den keizer te bewijzen. Ingevolge van dien bragt hij , met zijn geheele gevolg , zoo van Engelfchen , als van Chineezen , den volgenden nacht op het landgoed door. Den tweeden dag, waren zij" des morgens vroeg , voor den opgang der zon, reeds allen in beweeging. Zij volgden eenen weg, evenwijdig met dien^ welke uitfluitender wijs voor den keizer alleen beftemd was. De beide wegen werden door een fmalle en ondiepe gracht van elkander gefcheiden. Beiden werden ook door lantaarnen van verfchillende kleuren, verlicht, waarvan iedere aan drie ftaaken, fchuins, in de gedaante van eenen driehoek , in den grond geftoken en boven vereenigd, opgehangen was. De ambasfadeur en zijn gevolg kwamen, na eene reis van twee uuren, op de beftemde plaats aan. Zij werden in een ruime zaal geleid, alwaar men ververfchingen gereed had gemaakt. Nadat zij daarvan genuttigd hadden, begaven zij zich naar de plaats , alwaar de keizer voorbij moest . trekken , en vanwaar hij dit blijk hunner eerbiedige pligtpleeging waarneemen kon. Hun-  NAAR CHINA.XVII.HOOFDST. 1. Afd. I03 Hunne ftandplaats was op eene hoogte, met groente bewasfen , aan de linkerzijde van den weg. Aan weerskanten van hun ftond eene menigte mandarijnen, lijfwachten en ftandaarddraagers. Verfcheiden van deeze laatften hadden , terwijl zij des keizers nadering verwachtten , hunne ftandaarden opgerold , en dwars over den keizerlijken weg neergelegd, als of zij daarmede hadden willen beletten , dat niemand onderneemen zou , zich daarvan te bedienen. De beide zijden van dien weg waren, ter lengte van etlijke Engelfche mijlen, en Zoo verre het oog kon bereiken , met krijgstroepen bezoomd. Dicht aan den weg , was eene tent opgerecht, die men voor den ambasfadeur beftemd had. Dewijl men aangaande zijne onpaslijkheid onderrecht was , wilde men , dat hij geen ongemak zou gevoelen, terwijl hij op den keizer wachtte. Verfcheiden benden ruiterij, en boogfchutters, met hunne boogen en pijlkokers gewapend, gingen, ten blijke van des keizers nadering vooraf. Kort daarna verfcheen 'er een palanquin , of liever een draagftoel, van zoodaanig maakfel, als wij in een der voorgaande hoofdftukken reeds G 4 be- 'SerMjfin Peking. Herfst•naand.1793- i  Verblijf Peking. Herfstmaand.T793- 164 BRITSCH GEZANTSCHAP Möefchreeven hebben , maar met een ligt, geel kleed overdekt, en met glazen in de portieren voorzien. De draagkoets werd door acht man gedraagen , ter zijde van welken acht anderen gingen, om, wanneer het noodig was, de eerlïen aftelosfen. Op dezelve volgden weder eenige benden ruiters in geele monteering, voetknechten , met pieken gewapend, fchild- en ftandaard-» draagers, De keizer was in de draagkoets. — Zoo draa hij den ambasfadeur vernam, gaf hij bevel, om feil te houden. Hij zond hem een gunftige boodfehap; en voegde 'er bij , dat hij den gezant verzoent , zich fpoedig van daar weg te begeeven, omdat de koude en vochtigheid van den morgenftond voor de onpaslijkheid, waarmede hij vernomen had, dat de ambasfadeur was aangetast , zeer nadeelig Waren. Achrer de keizerlijke draagkoets , volgde riog een rijtuig met twee wielen, lomp en plomp gemaakt, en zonder veeren. In maakfel verfchilde het niet van de gemeene rijtuigen des lands , maar het was met een geel kleed overdekt en ledig, als of fiet beflemd was, om bij gelegenheid door d,er| keizer gebruikt te worden, Wan- WQl  ■aar CHINA XVII. hoofdst. i. Afd. 105 neer men zulk een rijtuig met de gemaklijke, ligte en fraaie koetfen, den keizer, uit Engeland, ten gefchenk aangebragt, vergelijkt, is het niet waarfchijnlijk , dat het volksvooroordeel , hoe algemeen en diep geworteld ook , tegen het gevoel eener zoo befliste meerderheid van gemak en fraaiheid het lang zal kunnen uithouden. Integendeel mag men gelooven , dat de tijd eens komen zal , wanneer de Engelfche koetfen zoo wel, als de Engelfche horologiën en lakenen, een gangbaare waar in China zullen worden. Het rijtuig des keizers werd onmiddelijk gevolgd door een' draagzetel, waarin de groote kolao , of eerfte ftaatsdienaar des keizers, ho-choeng-taung, zich bevond. — Terwijl de keizer bezig was, om naar. de overzijde der floot, alwaar des' ambasfadeurs tent ftond , eene boodfchap te zenden , fprongen verfcheiden mandarijnen over die floot, en vielen op hunne knieën, om den eerlten ftaatsdienaar hunne eerbiedigheid te betuigen. Men merkte aan, dat geen ander ftaatsdienaar, en zelfs niet een van de prinfen der keizerlijke .familie , in het onmiddelijk gevolg des. keiG 5 zers, Verblijf in Peking. Herfstmaand.1793.  Verblijf Peking. Herftsmaand.1193- i. io6 BRITSCH GEZANTSCHAP fozers, of ook maar op den weg te zien was. Het onderfcheid van rang was, buiten twijfel, te grooter voor hem, die zich in den trein bevond. Ook is het wel moogli)k,dat de eene of andere fchikking het vereischt, of het eene of andere toeval aanleiding gegeeven had, dat de keizer zich dus van zijne overige hovelingen afzonderde. De ambasfadeur, wiens uitflap hem niet den minften dienst deed , keerde zonder uitftel naar Peking te rug, terwijl de keizer zijnen weg naar Yuen-min-yuen vervolgde. De vorst brandde van begeerte, om de gefchenken te zien, welken de ambasfadeur aldaar gelaaten had, toen hij naar Zhe-hol reisde. — Hij befchouwde en onderzochtze met veel meer oplettendheid , dan men verwachten zou van een' man , die de moeite niet zou willen neemen van zijn hoofd om te draaien, om ze te zien Hij fcheen over de meesten deezer gefchenken zeer, voldaan te zijn. Ook gaf hij bevel, dat onder de werklieden, die ze in orde gefchikt hadden, geld ; . . „■ , -omhttmT» lohr;.;' poe- ï#j .?pq (fc) In het voorfte deezer afdeeling heeft men gezien , wat een der gefneedenen in het paleis Yuen-min-yuen zeide.  naar CHINA. XVII. hoofdst. 2. Afd. 107 zou uitgedeeld worden. Sommigen der kunstwerken en andere werktuigen werden in zijne tegenwoordigheid beproefd. Met den teleskoop werden eenige verre afgelegen voorwerpen waargenomen , en in het brandpunt der groote lens van parker verfcheiden ertfen gefmolten. Den wijsgeerigen geest des keizers ontfnapte deeze aanmerking zekerlijk niet, dat de Europeefche fchranderheid , een en dezelve ftof, naamlijk, het glas, tot zulke verfchillende en buitengewoone werkingen wist dienstbaar te maaken. — Een model van the Royal Sovereign, een oorlogfchip van honderd en tien ftufc ken kanon , hield de aandacht des keizers lang gaande. Hij wendde zich tot de Em gelfchen, die 'er tegenwoordig waren, er deed hün eene menigte vraagen nopens verfcheiden deelen van het fchip, en nopens de Engelfche fcheepsmagt in 't alge' meen. Maar het was gemaklijk te verneemen , dat het den tolken zeer moeilijl viel, om veele kunstwoorden op een bevatbaare wijs te verklaaren : eene omftan. digheid , welke buiten twijfel gelegenheid gaf, dat de vorst een aantal vraagen af bfak. — Intusfchen bleek het uit de nieuws' Verblijf fa Peking. Herfstmaand.1193'  Verblijf Peking. Herfstmaand.1793' ioS BRITSCH GEZANTSCHAP m nieuwsgierigheid, welke de vorst bij deeze gelegenheid betoonde, en uit de fterke begeerte, welke hij had, om met bijzondere heeren in gefprek te komen, overvloedig genoeg : — dat het begrip en daadlijk gevoel van het verdrietige en onvoldoende eener f'amenlpraak, die enkel door middel van tolken moet gehouden worden, meer dan de gewoonte van het hof, of eene onverfchilligheid ten aanzien van Europa, hem verhinderden, menigvuldige en perfoonlijke onderhandelingen met den ambasfadeur te houden. Voorts was het voor den Britfchen gezant , in zijne tegenwoordige gefteldheid , ten uiterfte moeilijk, om te ontdekken , welke gevoelens de keizer, ten deezen tijde , omtrent hem en. zijne natie in zijn binnenfte voedde. Intusfchen had hij reden om zich te vleien, dat, federt de aankomst van het Britfche gezantfchap in China , de argwaan , bij gelegenheid van den oorlog met Thibet, tegen die natie opgevat, ongevoeliger wijs uit het hart des keizers verdweenen was. — Daarenboven , waren de vrienden des ambasfadeurs overtuigd, dat de veldheer, welke, in dien «orlog, het bevel over de Chineefche knjgs-  HAAR CHINA. XVII. HOOFDST. 2. Afd. ï OCf kfijgsmagt gevoerd , en , naderhand , in eenen anderen krijg de neerlaag gekreegen had , het onderkoningfchap van Kanton verliezen zou (/) , alwaar de haat, welke hij den Engelfchen naam toedroeg, hem zeer ongefchikt maakte , om het opperbewind over den handel der Chineezen met de Engelfche faktorij en de Engelfchen aldaar te hebben. Van eenen anderen kant, was het vrij waarfchijnlijk, dat de keizer over de ftrijdige vertoogen , hem betreklijk de Engelfchen gedaan , eenigen tijd , in twijfel kon geftaan hebben. Intusfchen was het nu voor de eerftemaal, dat 'er fommigen van hun aan zijn hof verfchee- nen. En men heeft waargenomen , dat vooröordeelen , tegen afweezende lieden opgevat, fomtijds bij hunne tegenwoordigheid verzacht , en zelfs allengs geheel en al weggenomen worden. Ook is het zeker, dat de Engelfchen onder de hooge hofbedienden en voornaamfte mandarijnen bereids vrienden verworven hadden, hoewel hunne poogingen, om daartoe (l) Hij heeft die waardigheid in de daad verboren , gelijk men in het vervolg zien zal. Verblijf m Peking. Herfstmaand.1793-  Verblijf: Peking. Herfstmaand.XI93' ( no BRITSCH GEZANTSCHAP «toe te geraaken , flechts bij voorkomende gelegenheden in 't werk gefteld konden worden. ■— Door middel van deeze vrienden vernam de ambasfadeur, dat 'er, bij gelegenheid van den brief des konings van Groot-Britannie, eene raadsvergadering ten hove was gehouden , waarin men tevens beraamd had, op welke wijs men omtrent zijne onderdaanen behoorde te handelen. Men wist, dat de eerfte ftaatsdienaar den veldheer van Thibet en den hoppo van Kanton (welke laatfte reeds fchuldig verklaard was) ontbooden had, om die vergadering bij te woonen. Onder voorwendfel, dat zij best in ftaat waren , om over het gedrag en de bedoelingen dier vreemdelingen, welke op die haven koophandel drijven , te verdeelen, wilde hij hun getuignis en hunnen raad hooren. Maar, in de daad, had de kolao zich, om geene andere reden„ van dit middel bediend, dan om zijne meening te verfterken, en ze over de meer gunftige geneigdheden des keizers te doen zegevieren. >— Wanneer het onmiddelijk oogmerk des ambasfadeurs geweest was , eenige bijzondere voordeden voor zijne natie te verkrijgen, zou zulks waarfchijnlijk een vergeeffche moeite geweest zijn j om-  NAAR CHINA. XVII. IIOOFDST. i 1 1 < 1 I t < i < t i l c t t 122 BRITSCH GEZANTSCHAP gemaakt, en tot antwoord konden dienen op de Hellingen, welken men zoo dikwijls ren hove opgaf, en ftaande hield. Deeze [lellingen behelsden: dat de vreemdelingen, boe min zij zulks ook verdienden, te Kanion alles genooten , 't geen de gerechtigheid en menschlievendheid vorderden: maar lat het Engelfche gezantfchap met geheine oogmerken, voor de regeering gevaarijk , zwanger ging. — Ingevolge van Hen , hield de ambasfadeur zich terflond net iever bezig, om eene fchets zijner eichen op te Hellen, en die zonder verzuim e overhandigen. Intusfchen fcheen het, dat een gedeelte Ier plechtigheid van den dag , op welken ord macartneij zoo flaatlijk door den :olao ontvangen werd, daarin beflaan zou, >m hem de fchoonheden en kostbaarheden an het keizerlijk paleis te Peking te laa;n zien. De ftaatsdienaar maakte zich ;ereed, om hem met dezelve beleefdheid, velke hij hem betoond had, toen hij, ofchoon ongefteld, hem door de tuinen van 'he-hol verzelde, overal te geleiden: maar e onpaslijkheid des ambasfadeurs hem niet oelaatende, het vermaak en genot daarvan e hebben , liet hij den gevolmagtigden  NAAR CHINA. XVII. HOOFDST. Z.Jfd I 23 minister des konings van Engeland, en, eenige andere Engelfchen bij den kolao , die hen door eene groote menigte afzonderlijke gebouwen geleidde. Deeze gebouwen waren volgens een regelmaatig ontwerp gebouwd, en geleeken naar die geenen, welken zij in de andere keizerlijke paleizen reeds gezien hadden; maar zij wa« ren grooter , prachtiger en in eenen verhevener fmaak uitgevoerd. Alle deeze gebouwen waren beltemd , om bij groote en voornaame plechtigheden gebruikt te worden, en alle de pracht des troons ten toon te fpreiden. — De bijzondere vertrekken des keizers, in het binnenfte van het paleis geplaatst, werden flechts op eenen afftand van verre aangeweezen. Dienzelven avond , werd het antwoord des keizers op den brief des konings van Engeland , in ftaatfij aan des ambasfadeurs wooning gebragt. Ten zelven tijde zond men verfcheiden kasfen , de gefchenken des keizers voor zijne Britfche majefteit behelzende. Deeze gefchenken waren buiten twijfel uit de voortbrengfelen der beste en kostbaarfte manufaktuuren van China gekoozen. Ook waren 'er gefchenken voor den 7erllijf in Peking. Herfstmaand.1793.  Verblijf Peking. Herfstmaand.1793- 124 BRITSCH GEZANTSCHAP inden ambasfadeur, en alle de perfoonen van zijn gevolg bij. — Bij gelegenheid, dac de keizer zelfs aan de minfte dienstbooden des gezantfchaps , die tegenwoordig waren, eenig gering teken zijner milddaadigheid deed toekomen , vergat hij ook de afweezigen niet. Het volk zoo wel, als de bevelhebbers der fchepen , die het gezantfchap naar China gebragt hadden , hadden deel aan des keizers weldaadigheid. Tot hiertoe was 'er, ten aanzien van des ambasfadeurs vertrek, nog geen Heilig bevel gegeeven. Volgens de Iaariêe verklaaring , welke, te Yuen-min-yuen , uit 's keizers naam aan lord macartneij gedaan was, mogt men befluiten, dat het hof zich , ten deezen opzigte , van geene uitdrukJijke bevelen bedienen zou. Maar het zou moeilijk, en buiten twijfel geheel vruchtloos geweest zijn, tegen des eerften ftaatsdienaars zin en geneegenheid langer te willen blijven.— Intusfchen had de ambasfadeur tot nog toe maar zeer weinig tijd gehad, om in het eigenlijk voorwerp zijner zending te vorderen. Om deeze reden wenschte hij grootlijks, nog eenigen tijd £e moogen vertoeven, in hoop, dat het hem  kaar CHINA. XVIL hoofdst. 2. Afd. 125 hem gelukken zou, om de Chineefche regeering in gunrtiger gevoelens daaromtrent te brengen. In deeze omftandigheden, fchreef dezelve vriendlijke perfoon, die den gezant in 't geheim reeds gemeld had , dat hij des keizers antwoord ontvangen zou, en die, het hof van Peking door en door kennende , ook niet onkundig was, dat de knevelarijen , welken de koophandel en de vreemde kooplieden, te Kanton, ondergingen, van tijd tot tijd vermeerderden, hem het volgende: „ De Chineezen merken een gezantfchap „ niet anders aan, dan als een bezoek , „ met gefchenken verzeld, bij gelegenheid „ van het een of ander plechtig feest . „ en welk niet langer, dan geduurende dal „ feest, in het land mag blijven. Ingevolge ,, van dien, was, onder de talrijke gezant. „ fchappen, die in de laatstvoorgaande en „ de tegenwoordige eeuwen in China wa„ ren gekomen, geen een , welk men 'ej „ over den bepaalden tijd had laaten ver„ toeven. Onder de tegenwoordige regee„ ring was de ambasfadeur van Porrugal , „ offchoon zijne natie de meest begunftig- » d« Ferllijffa Peking. Herfstmaand. 1793. ;  Verblijf Peking. Herfstmaand.1193- latf BRITSCH GEZANTSCHAP inde van alle die natiën is, welke China „ bezoeken , na een verblijf van flechts „ negen en dertig dagen, te rug gezon„ den." „ De Chineezen weeten naauwlijks iets „ van verdragen , met vreemde natiën te „ maaken. Wanneer men over eenige zaa„ ken met hun in onderhandeling wil ko„ men , moet men hen door een plechtig „ gezantfchap daartoe bereiden, en vervol„ gens de onderhandelingen allengs voort„ zetten: want door den tijd , en met in„ fchiklijkheid te gebruiken , kan men „ veel , maar met overhaasting niets van „ hun verkrijgen." „ 't Is waar , dat de onderdrukkingen * „ door de laager amptenaars,en andere per„ fonaadjen, die met de vreemdelingen te „ Kanton handelen , gepleegd , trapswijs „ waren toegenomen, en, bijaldien de hoo„ geregeering dezelven niet bedwong, zij, „ na verloop van tijd , zoo verbaazend „ groot en zwaar konden worden, dat 'er „ geen andere keus overbleef, dan om of „ van den koophandel op China gantsch"„ lijk afftand te doen; of ten minfte een % gezantfchap te zenden, ten einde vertoo„ gen daartegen te doen. Dat hoe eerder „ zulks  KAAR CHINA. XVII. HOOFDST. 2. Afi. IV? „ zulks ondernomen wierd, hoe beter het ware. Dat , bijaldien het Engelsch ge„ zantfchap in China aangekomen was, „ voor dat de ftaatsömwenteling van Frank„ rijk de Chineefche ftaatsdienaars en hoo„ ge gerechtshoven voor de geringde ver„ andering beducht had gemaakt, hetzelve „ veel minder zwaarigheid ontmoet zou „ hebben , om het oogmerk , welk het „ zich voorftelde , volkómen te bereiken. „ Maar deeze zending heeft eenen zoo „ fterken indruk door het geheele rijk „ gemaakt, dat zij , in weerwil zelfs dei „ kortftondige tegenkantingen, weldaadige „gevolgen voor de Engelfchen hebben, „ en de onderdrukking niet verder gaan » zai" „ Dat het karakter en de gewoonte det „ Chineefche regeering van zoodaanigen „ aart zijn , dat zij , offchoon in 't eersi „ van alle nieuwe voortellingen afkeerig. „ omdat zij altijd vreest, op de eene oi „ andere wijs verrast te zullen worden . „ vervolgens echter toelaat, dat men haai „ dezelve vraag voor de tweedemaal doe: „ en , dan niet meer door het denkbeeld vat „ nieuwigheid verftoord , neemt zij ze ir v haare ernrtige overweeging. Dit tijdftip „ kar rerblijfin Peking. Herfstmaand,i793« I !  perblijffa Peking. Herfst, maand. 128 BRITSCH GEZANTSCHAP „ kan door brieven, welken de eene fou„ verein aan den anderen zal Ichrijven , „ merklijk verhaast worden. Men moet „ die brieven met de fchepen . zenden, „ welke jaarlijks in China aankomen. En K dit, kan te gevoegiijker gefchieden, nu „ de gemeenfchap tusfchen beiden op een „ gepaste wijs begonnen is." — Hij beQoot den brief met deeze raadgeeving, dat men 'er niet op aandringen moest , om langer te Peking te willen blijven. Eene gebeurenis , van welke de ambasfadeur even te vooren kennis gekreegen had , maar waarvan de fchrijver van dee* zen brief nog onkundig was, diende tot [taaving der aanmerkingen , welken hij hervatte. — Een der Chineezen, uit Napels langebragt, die, nabij Makao, het fchip 3e Lion verlaaten had, en , zijn vaderlandsch gewaad weder aangenomen hebbende, in den fchoot zijner familie te Peking te rug gekeerd was , overhandigde ian lord macartnf,ij een' brief, door senen van de kommisfarisfen der Engelfche Oostïndifche maatfchappij te Kanton gefchreeven. De brief was in Hooimaand des jaars 1793 gedagtekend. De kommis- fa-  naar CHINA. XVII. hoófdst. 2. Afd. 12$ faris fprak daarin van de ftaatkundige gebeurenisfen van Europa, die betrekking tot Engeland hadden , en tot Louwmaand des tegenwoordigen jaars liepen. Hij zeide, dat 'er, zeer waarfc'hijnlijkeene vreedebreuk tusfchen de Engelfchen en de Republikeinen van Frankrijk en Brabant plaats had gehad* Het was, voegde hij 'er verder bij , niet buiten bedenking , ,dat eene menigte vreemdelingen , onder Franfche en Vlaamfche vlaggen,zich vereenigd hebbende > eene kans zouden waagen , om fommigen der Engelfche fchepen, die, afzonderlijk , uit China, naar Engeland té rug keerden, weg te neemen; — althans was dit te vreezen, bijaldien 'er niet bijtijds eenige Engelfche oorlogfchepen aankwamen, om ze, gefamenlijk, in een© vloot te doen vertrekken, en ze in veilig1heid naar huis te geleiden. In den famenloop van. zoodaanige omftandigheden , kon de ambasfadeur geenen. weezenlijker en aangenaamer dienst aan de maatfchappij bewijzen, dan alle de Engelfche fchepen , die in het volgend jaarfaifben van Kanton naar Engeland te rüg zouden keeren, onder befcherming van het fchip Lion mede te neémeöé — Dewijl •,Y* Deel, 1 j§ Vèrblijfm Peking. Herfstmaand.793. i  Verblijf». Peking. Herfst- maand. 1793- 130 BRITSCH GEZANTSCHAP de laatften der fchepen, welke aldaar in laading liggen , zelden eer dan in Lentemaand gereed zijn , zou hij , in dien tusfchentijd, gelegenheid hebben, om in pei> foon te beproeven , of 'er op Japan iets ten nutte der maatfchappij uit te voeren was. Doch, om dit met vrucht te kunnen onderneemen, moest hij het geUik hebben, om fir erasmus gower nog te Chu-fan aan te treffen; 't welk hij niet onmooglijk oordeelde , vooral, indiende regeerïng , terftond , eenen brief aan fir Eu as mus wilde afvaardigen. De fterke begeerte, welke de kolao reeds geuit had, om het gezantfchap te zien vertrekken , moest hem beweegen, om de verzending van eenen brief geen oogenblik uit te ftellen. De ambasfadeur befloot, derhalve, den eerften ftaatsdienaar ho-choeng-tauno aan te kondigen, dat hij voorneemens was, om zich, zonder eenig tijdverzuim, bij fir i,rasmus gower te Chu-fan te gaan voegen; en hem tevens te verzoeken, om den brief, welken hij aan dien fcheepsbevelhebber fchreef, met allen mooglijken fpoed te doen afvaardigen , dewijl hij anders gevaar zou loopen, hem te misfen. Dit  NAAR CHINA. XVII. HOOFDST. 2. Afd. 13: Dit befluit was volmaakt naar des ftaatsdienaars zin. Ook bewees alles, dat het wijslijk, genomen was. — De Chineefche gewoonte eischte, dat het gezantfchap or. het oogenblik, wanneer de ambasfadeur des keizers antwoord, en de affcheidsgefchenken ontvangen had , ophield. Van dien djd af kon 'er geene gemeenfchap meet met zijne keizerlijke majefteit plaats hebben. Insgelijks was het met de waardigheid van eenen ambasfadeur even min be« ftaanbaar, zijn verblijf aan een hof te willen verlengen , wanneer hij vernam, dat zijne zending ophield aangenaam te zijn* als het voor eenen gewoonen gast geweesï zou zijn, over den tijd, voor welken hij genoodigd , en welkom was geweest , te blijven. Intusfchen werd de onderhandeling met den keizer, welker onderftelde afbreeking den ambasfadeur de meeste fmert veroör« zaakte, niet alleen in de daad nog voort* gezet, gelijk men uit de volgende bladzijden zien zal; maar zelfs op eene vertröuwlijker wijs, en door een gunftiger kanaal , dan toen hij door een talrijk hof omringd werd, aan den gang gehouden. Eene zoo fchielijke yerplaatfing kwarö lommigen der Engelfchen, die aan het gé2 * nut- Verblijf tiï Peking* Herfst* maandi 1793*  Verblijf in Peking. Herfstmaand.1793- • 132 BRITSCH GEZANTSCHAP zantfchap verknocht waren, en fchikkingen gemaakt hadden, om den winter in Peking door te brengen, zeer onaangenaam voor, en werd als eene daadlij ke te leurftelling van hun aangemerkt. Uit de breedte deezer ftad, welke flechts eenige minuuten onder den veertigften graad noordwaard bedraagt, aangaande haare weersgefteltenis oordeelende, vergaten zij te gedenken aan de geweldige uitwerkingen,welken de groote rei hooge Tartaarfche bergen , die geduurig met fneeuw bedekt zijn, op deeze hoofdftad heeft, alwaar geduurende de wintermaanden, de thermometer, des nachts, gemeenlijk onder twintig graaden, en zelfs over dag aanmerklijk beneden het vriespunt ftyaï («). De (n) Mr. staunton bepaalt hier niet, welken theimometer hij bedoelt. Doch, dewijl die van beaümur hier in 't geheel niet te pas zou komen, doordien, volgens zijne afdeeling , twintig graaden onder het vriespunt eene bijna onverdraaglijke koude aanduidt; en hij op andere plaatien gemeenlijk den thermometer naar de verdeeling van tahrenheit noemt , zal hij zekerlijK ook deezen laatften ter deezer plaats bedoelen. Volgens denzelven wijst de ftand van twintig graaden eene koude van twaalf graaden vorst aan; 't welk voor eene gemiddelde koude, geduurende den geheelen winter, eene vrij fterke koude aanduidt. Aant. iet SKBESD. ïïït.  NAAR CHINA. XVII. HOOFDST. 2. Afd. 133 De inwooners van Peking gevoelen deezen graad van koude minder , dan anderen ; niet alleen omdat zij 'er aangewend zijn, maar ook, omdat zij naar maate haarer ftrerrgheid zich van meer kleederen voorzien. Dezelve beftaan , des winters , in pelterijen, wollen ftoffen , en geflikte, of met watten gevoerde katoenen lijwaaten. De Chineezen zijn niet gewoon het vuur te zien. In Peking zijn geene andere fchoorfteenen, dan in de keukens van groote huizen. Het vuur, waarop de Engelfchen voornaamlijk rekenen , om zich tegen de ftrengheid der koude te befchutten , kon te Peking aan dat oogmerk niet voldoen in huizen, zoo gebouwd, dat zij aan de buitenlucht, bijkans van alle kanten, eenen vrijen toegang in dezelven toelaaten. — Ondertusfchen vindt men in de voornaamfte huizen kagchels, die buiten de vertrekken worden geftookt, met fteenkoolen , welke omftreeks Peking in overvloed gevonden worden. Deeze kagchels Haan gemeenlijk onder alkoves , of eenigzins verheever plaatfen der kamers, daar men des daags zit, en des nachts flaapt. Het guurfle weêr , dat men te Peking ondervindt , moet door de Tartaaren als I 3 raam- Verblijf in Peking. Herfstmaand.1193-  fïrbiij) Peking, Herfstqnaand, XVIII. HOOFD- 134 BRITSCH GEZANTSCHAP enz. 'fotaamlijk mild worden aangemerkt, omdat zij uit eene veel kouder en ftrenger luchtftreek komen. Doch andere vreemdelingen bevinden zich, zegt men, des zomers veel beter te Peking , dan des winters , niettegenftaande 'er in het eerstgenoemde faifoen eene fterke hitte heerscht. Verfcheiden perfoonen , tot het gezantfchap behoorende, werden te Peking ziek, maar allen niet herfteld. — Het menschlijk ligchaam fchijnt beter gefchikt, om de • heetfte lucht, dan de koudfte te verduuren , en liever onder den evenaar, dan nabij een der aspunten te woonen.  XVIII. HOOFDSTUK. vertrek DES BRITSCHEN GEZANTSCHAPS VAN PEKING. — DESZELFS TERUGREIS VAN DAAR, DOOR de PROVINCIËN PE - CHE - LI, SJANG - TUNG , KIANG-NAN, ENZ. VOOR EEN GEDEELTE OP HET GÏIOOTE OF KEIZERLIJK KANAAL, TOT HANG - CHOE - FOE, IN DE PROVINCIE CHE-KIANG. EERSTE AFDEELING. Terugreis des gezantschaps van peking, door de provincie pe-che-li, tot te-choe, op de grenzen der provincie sjang-tung. — Merkwaardigheden, op dien weg ontmoet. INHOUD. Manier van reizen in China. — De rivieren , in het noordlijk gedeelte van China , zijn omtrent het einde van den herfst laag. — Welke de oorzaak daarvan zij? — In dit gedeelte van China vriest het zeer vroeg in den winter. ■—■ Plechtigheden , bij gelegenheid van het vertrek des ambasfadeurs. — Naamen I 4 der  136 I N H O U D. der voornaamfte Chineefche perfonaadjen, die het gezantfchap verzelden. — ; Het gezantfchap vertrekt te land.— De wegen , in den omtrek van Peking , zijn zonder ophouden, met reizigers bedekt. — Welke de redenen daarvan zijn ? —. Trein eener lijkflaatfij. Gevolg eener huwlijksflaat/if. — Gevoelens der Chi-. neezen jegens hunne ouders. — Een tempel, op den weg bezocht. — Betaamlijke zeden der Chineezen. — Zij yerfchillen veel van die der inwooneren van fommige andete landen. — Aankomst te Tong-choe-foe. — Monteering der krijgsknechten — Befchermgeeaen der Chineezen. — Menigte der Chineefche godheden. — Vergelijking deezer godheden met die van andere natiën. — Vreemde godheden worden gereedüjk door de Chineezen aangenomen. — De voornaamjle hinderpaal in den voortgang des Christendoms in China, is de geringe achting der Christenen jegens hunne voorouders. — . De gezindheid der Taotfes, of der aanhangelingen van lao-koun. — Het gezantfchap gaat aan boord der jachten. — De rivieren zijn reeds laag. — Qroogte en pitte van den herfst. —. De Oogst,  INHOUD. 137 Oogst. — De lucht is zacht, en de hemel helder. — Samenfpraak van lord macartneij met su-n-ta-zhin. — Uittrekfel uit de brieven des keizers. — Karakter en geneigdheden van sun taZhin. — De omftandigheden worden gunstig voor het gezantfchap. — Het nut, welk de fouvereinen daaruit trekken, dat zij door middel hunner gezanten , of vertegenwoordigers gemeenfchap met elkander houden. — Gezigt des lands langs de rivier. — Levensonderhoud der inwooneren, — Akkerbouw. — Ploeg. — Weersgefteldheid. — Schildering der Chineefche vrouwen van een laager klasfe. — Dergelijke fchildering der Chineefche mannen van dezelve klasfe. — Vrolijkheid, bij gelegenheid van den oogst. —■ Algemeene befchrijying der Chineefche fieden. — Der Chineefche dorpen. — De fieden en dorpen gerekend , ieder onder de befcherming van een gejlernte te Jïaan. —■ De fterrekunde is oudtijds door de Chineezen geoefend.— Zij is , door den tijd, in Jïerrewigchelaarij veranderd. — Zij is aan den godsdienst verbonden. — De Chineezen kennen geenen vastgeftelden rustdag tot \ 5 gods*  Vertrek van Fe* king. Wijn- maand, I793- 138 BRITSCH GEZANTSCHAP godsdienflige bijeenkomst. — Hunne openbaare feesten. — De eerfte dag des jaars, of hun nieuwjaarsfeest. —■ De laager klasfen van menfchen, onder de Chineezen, behouden hunne gezondheid en krachten langer , dan eenige andere volken. — Waarom? — Van kerklijke fchattingen zijn zij bevrijd. ■— Sommige fchattingen worden in natura betaald. — Het teelen van tarw. — Tot het zaaien bedienen de Chineefche akkerlieden zich van zeker werktuig. — De daglooners zijn, wegens het laag water , genoodzaakt , de jackten des Britfchen gezantfchaps met touwen voort te trekken. — Feest der volle maan. — Aankomst van het reisgenootfchap te Te-choe , in de provincie sjang-tung. T oen lord macartneij eens het befluit genomen had, alle poogingen in 'c werk ftellen , om zich , te Chu - fan, aan boord van het fchip Lion te begeeven , was hij zoo ongeduldig, om de terugreis van Peking aan te neemen, als hij te vooren begeerig was geweest, om zijn verblijf in die hoofdftad en aan het hof langer  naar CHINA. XVIII. hoofdst. ï. Jfd. 139 ger uitterekken. 'Er kwam een andere omftandigheid bij , die hem zijn vertrek nog meer deed verhaasten. — De Pei-ho en de andere kleiner rivieren, in 't noorden van China, ontvangen een goed gedeelte haarer wateren van den fneeuw , waarmede de toppen der Tartaarfche bergen, jaar uit en jaar in, bedekt zijn, doch waarvan, des zomers, een aanzienlijke menigte fmelt. Zoo lang dit fmelten van der fneeuw duurt, zijn de rivieren diep , er bekwaam om bevaaren te worden: maai omtrent het einde van den herfst, wanneei de fchuinfche ftraalen der zon minder uitwerking op den aardbodem hebben, er het fmelten van den fneeuw ophoudt, wor den die rivieren, zeer fchielijk, zoo laag en haar ftroom gaat dan zoo langzaam dat geene booten en jachten van vereisch te grootte en gemak dezelven meer bevaa ren kunnen, 't welk het geval is, zelfs lanj voor dat haare laage en traage wateren doo de koude verftijfd en in ijs veranderd zijn De mandarijnen, die het gezantfcha] verzelden., wel weetende, dat het reizei te land, in China, vooral in den winter ten uiterfte ongemaklij k en vermoeiend is, haastten zich , om alle noodwendighe de Vertrek tan Peking.Wijnmaand,1793' l > r > r > 1 i 9  Vertrek •san Peking.Wijnmaand.I793- 140 BRITSCH GEZANTSCHAP den ton die reis in gereedheid te doen brengen, ten einde zich op de Pei - ho aan boord te kunnen begeeven, terwijl die rivier nog bevaarbaar was. Men befloot, dat het Britsch gezantfchap, vooreerst, tot Hang-choe-foe, de hoofdftad der provincie che-kiang, waarvan Chu-fan een gedeelte uitmaakt, zou gaan. Men deed dit met goed beleil. Indien de ambasfadeur te Hang-choe-fos vernam, dat fir erasmus gower hem te Chu - fan nog wachtte , kon hij zich , met zijn gevolg, van daar , in weinig dagen , bij hen voegen : maar, bijaldien hij reeds vertrokken was, kon de ambasfadeur zijnen weg regelrecht naar Kanton voortzetten , en zich aldaar naar Europa aan boord begeeven. De beide mandarijnen chow-ta-zhin en van-ta- zhin waren geftaadig bij het gezantfchap gebleeven , en tot hiertoe aan hetzelve bij uitftek nuttig geweest. Lord macartneij verzocht, dat zij hem verder, en tot het oogenblik zijner infcheeping, mogten blijven verzeilen; en, fchoon zij bijzonderlijk aan de provincie pe-cheli verknocht waren, aarzelde men echter niet, om hem zulks gereedlijk toeteftaan. De  KAAR CHINA. XVIII. HOOFDST. Ï.Afd. I4I De twijfelingen en kwaade vermoedens, welken de vijanden der Engelfchen den; eerften ftaatsdienaar ingeboezemd, en zelfs gepoogd hadden, den keizer onder het oog te brengen, verfchaften den ambasfadeur een voordeel, nog merklijk grooter, dan dat van de twee evengemeide leidslieden des gezantfchaps, mannen van kunde en beproefde deugd , bij zich te hebben. ;— De Chineefche regeering oordeelde het, naar het fchijnt, noodzaaklijk, dat een man, al haar vertrouwen waardig , gelast wierd,om deeze verdachte vreemdelingen, geduurende de lange reis , welke zij door het binnenfte van het Chineefche rijk zouden doen, te verzeilen, ten einde een waakzaam oog op hun gedrag te houden, en, indien het mooglijk was, hun weezenlijk karakter en bedoeling te ontdekken. De keus viel op den kolao sun-ta-zhin, van wien wij te vooren reeds melding gemaakt hebben. Toen hij naar de grenzen des rijks aan den kant van Rusland gezonden was, om met de Rusfifche gevolmagtigden te handelen, had hij zich, tot volkomen genoegen van het hof, op een uitmuntende wijs van die zending gekweeten. Om deeze reden, hield men hem voor den aller- ge- Vertrék >an Fe- ling. 'Vijnmaancty1793- i ,  Vertrék van Peking.Wijnmaand1793- 142 BRITSCH GEZANTSCHAP gefchiktften, om ook deeze nieuwe zen» ding ten opzigte van andere vreemdelingen te bekleeden. Hij was een man van loflijke en zeer inneemende zeden; en fcheen in geenen deele geneigd, om den ha.at en de vooröordeelen tegen de Engelfchen waarmede de meergemelde keizerlijke gevolmagtigde bezet was, over te neemen. — De keus van eenen man van dien hoogen rang en waardigheid , om het gezantfchap te verzeilen , werd niet alleen door de Chineezen als een blijk van eer, welke men hetzelve bewees, aangemerkt, maar ook den ambasfadeur op die wijs aangekondigd. In den vroegen morgenftond van den zevenden van Wijnmaand des jaars 1793, begaf de eerfte ftaatsdienaar, h o-c h o e n gtaung, zich, met andere kolao's, naar een der paviljoenen, binnen de poorten van Peking, om met de gebruiklijke plechtigheden affcheid van den ambasfadeur te neemen. Aan deezen laatstgenoemden werden, van wegens den keizer, veele vleiende zaaken gezegd. Ook fpreidden de ftaatsdienaars, die deezen vorst vertegenwoordigden, bij deeze gelegenheid, de geheele ftaat-  naar CHINA. XVIII. hoovdst. x'.Afd. 14% Itaatfij der Chineefche beleefdheid ten toon. Zij hoopten, zeiden zij den ambasfadeur, dat hij met het onthaal, welk het gezantfchap , geduurende deszelfs verblijf onder hen, genooten had, wel voldaan zou zijn; en zij verzekerden hem tevens , dat 'er niets zou vergeeten worden, om hem zijne reis tot aan de haven zijner infcheeping gemaklijk en aangenaam te maaken; waaromtrent men hem in de daad woord hield. Twee kokers , van bamboezenhout gemaakt , en met een geel kleed bedekt, werden op eene tafel gelegd. In deeze kokers waren rollen geel papier, naar hoornperkament gelijkende. Eene deezer rollen behelsde de lijst der keizerlijke gefchenken , en de andere het antwoord op de vraagen, welken lord macartneij kort te vooren gedaan had. De bekende geneigdheden der lieden , welken men over dit antwoord geraadpleegd had, en de fpoed, waarmede het ontworpen was , gaven geene aanleiding om te gelooven, dat het gunftig was; maar, wanneer men zelfs eenige hoop had moogen voeden, dat het eene inwilliging dier voorftellen bevatte, zou zij, ongetwijfeld, door het ftilzwijgen, welk ho-choenc-taung daar- Vertrek van Peting.Wijnmaand. mi-  Vertrek van Feting..Wijnmaand.Ï7P3- 144 BRITSCH GEZANTSCHAP daaromtrent hield, weggenomen geweest zijn: want, bijaldien het antwoord gunftig geweest was f zou hij het zich tot eer en verdienfte gerekend hebben, den ambasfadeur eene zoo aangenaame tijding medetedeelen. — Beide deeze rollen werden , in des ambasfadeurs tegenwoordigheid, met geele linten, gebonden op de fchouders van eenen mandarijn van de vijfde orde, welke, geduurende deeze geheele verrichting , op zijne knieën lag. Vervolgens deed men hem te paard klimmen , om de twee rollen naar die plaats aan de rivier Pei-ho te brengen, alwaar de ambasfadeur zich met zijn gevolg aan boord der jachten zou begeeven. (a). Alle de reizigers, welke deezen boode met des keizers brief ontmoetten, waren verpligt, behoorlijken eerbied aan denzelven te bewijzen. Ten dien einde moesten zij uit den weg gaan , en, indien zij te paard waren, afklimmen, tot dat de brief voorbij gedraagen was. De afftand tusfchen de rangen, in China * is («) De afbeelding van zulk eenen Chitieefcben briefdraager is op de plaat, nommér XIX, in het voorgaande vierde deel deezer reis tegenóver bladz, 50 geplaatst, te zien.  naar CHINA. XVIII. hoöfdst. l.'Jfa*. 145 is zoo groot, en zoo naauwkeurig beftemd, dat zelfs de twee mandarijnen, welke, reeds fints langen tijd, het gezantfchap verzelden , en van geene laage orde wa^ ren, knielende affcheid van den kolao namen. — Offchoon de tolk, als fekretaris van het gezantfchap in de Chineefche taal, aangekondigd geweest was, moest hij echter, wanneer hij zich in des kolao's tegenwoordigheid bevond, altoos ftaan. Eens gebeurde het zelfs , dat de trotfche veldheer der legermagt in Thibet den tolk noodzaakte , op zijne knieën liggende te vertaaien. Nadat de ambasfadeur affcheid van de keizerlijke ftaatsdienaars genomen had, vertrok hij , door zijn gewoon gevolg van Engelfchen en Chineezen verzeld, door eene van de oostlijke poorten der ftad, uit Peking, en ontving, bij die gelegenheid de gewoone eerbewijzen. Hij floeg den weg naar Tong-choe-foe in, om aldaar aan boord te gaan van de jachten, die op de Pei-ho voor het gezantfchap gereed lagen HeJ (V) Ik kan niet nalaaten , volgens belofte, hieï vooren bladz. 25 gedaan, eene kleine aanmerking V. deel. K hiër- Vertrék van Peking.Wtjnmaandt1793'  Vertrek van Peking.Wvnmaand.1793- 146 BRITSCH GEZANTSCHAP Het weêr was nu veel koeler, dan toen het gezantfchap de eerftemaal over deezen voortreflijken ftraatweg getrokken was , langs hierbij te maaken. De omftandigheid van het gedwongen en fchielijk vertrek des gezantfchaps uit Peking is van meer belang, dan men in den eerften eerlten opflag zou denken. Men kan daaruit vrij klaar ontdekken , dat de vrucht en het voordeel , welk Engeland van dit ongemeen prachtig en ongelooflijk kostbaar gezantfchap genooten heeft, van zeer geringe, of laat ik liever zeggen, van geene beduidnis in 't geheel geweest is. Tusfchen de komst des gezantfchaps aan het keizerlijk hof te Zhe-hol, op den achtften van Herfstmaand des jaars 1793, en deszelfs overhaastig vertrek uit Peking, is flechts omtrent eene maand verloopen» waarvan nog de terugreis van Zhe-hol naar Peking, die bijkans eene week geduurd heeft, moet afgerekend worden. — Een verblijf, voor een zoo iraatlijk gezantfchap, met zoo verbaazend veel toeftcl, na eene zoo lange en gevaarlijke reis, met zulke wijduitgefiaekte, gewigtige oogmerken, over gekomen, waarlijk veel te kort! — Lord macaetn£ij zelf, hoe zeer hij ook de eer des gezantfchaps, zoo veel mooglijk , zoekt op te houden, gelijk hij bij alle omftandigheden toont, geeft zulks zeer duidlijk te kennen. Toen hij van Zhe-hol te Peking terug was gekomen , en bedacht, hoe weinig 'er nog aan het hoofdoogmerk zijner zending gedaan was, zijnde de meeste bijëenkomften, welken hij de eer gehad had, te Zhe-hol, met den keizer zelven, of met den  naar CHINA. XVIII. hoofdst. i. Afd. 147 langs welken men uit de hoofdftad oostwaard reist. Ook klaagde, uit dien hoofde, nu geen der Engelfchen over het gedrang den eerften ftaatsdienaar te houden, enkel ftaatfijbezoeken, of feesten geweest, waarop van geene zaaken, het gezantfchap betreffende, gehandeld is; toen hij, zeg ik, dit bedacht, befloot hij, in het voorfte van Wijnmaand, nog vier maanden te Peking te blijven. Hij verhaalt zelf, hier vooren bladz. 24 en 25, dat hij voornam, verlof te vraagen , om terftond na het Chineesch nieuwjaars, feest, in Sprokkelmaand des volgenden jaars, te moogen vertrekken. Hij oordeelde zelfs, dat hij dien tijd noodig had, om de zaaken , waarmede hij gelast was, door geduurige onderhandelingen, met het hof van China in orde te brengen. Maar welk eene verbaazende te leurftelling! Reeds dienzelven avond verfpreidde zich bij het gezantfchap het gerucht, dat hetzelve fchielijk zou moeten vertrekken. Den volgenden dag , den zeven en twintigften van Herfstmaand , gaf de ambasfadeur bevel aan alle de leden van het gezantfchap, die te Peking waren, om zich tot het vertrek gereed te maaken. Macartneij gaf'er toen een' anderen fchijn aan. Hij hoopte, zeide hij, dat de lion nog niet van Chu-fan zou vertrokken zijn. In deeze onderftelling wilde hij zijne terugreis verhaasten, ten einde zich aan boord van dat fchip te begeeven, en daarmede naar Kanton te zeilen. Hij voegde 'er bij, dat hij te meer fpoed moest maaken , dewijl de Pei-ho, op welke rivier het gezantfchap naar Chu-fan moest vaaren , in dit K a jaar- Verlrck tan Feiing.Wijnmand.1793-  Vertrek van Peking.Wijnmaand.i."S3» 148 BRITSCH GEZANTSCHAP drang der menigte Chineezen, welke deezen weg bedekte. — Ondertusfchen is het niet noodig , dat 'er vreemdelingen verjaargetijde doorgaans zoo laag en ondiep wordt, dat zij voor geene vaartuigen van eenige zwaarte bevaarbaar is. — Ondertusfchen fpreekt macartmeij, of, zoo men wil, staunton, als fchrijver en verfamelaar deezer reis, geen enkel woord aangaande de waare oorzaak van dit zoo haastig vertrek , naamlijk het uitdruklijk bevel des Chineefchen keizers. — Dewijl deeze omftandigheid klaarblijklijk doet zien, dat dit gezantfchap, waarvan men zich gouden bergen beloofd had , dien voorfpoed niet gehad heeft, welken men zich in Engeland daarvan verbeeld heeft; en macartHeij dezelve met vlijt en opzet bemantelt; zal ik, hoop ik, onzen vaderlandfchen leezeren een' aangenaamen dienst doen, wanneer ik hun den eigenlijken toedragt van zaaken, het vertrek des Britfchen gezantfchaps van Peking betreffende, kort en duidlijk mededeel. Mr. j. c. hutïner, een Duitfcher, die, als gouverneur van den jongen staunton, de reis des Britfchen gezantfchaps naar China mede gedaan heeft, heeft ook eene befchrijving daarvan, enkel voor zoo verre China betreft, gemaakt en uitgegeeven. Doch deeze ontdoet 'er zich gemaklijk van. Hij zegt, dat hij' van den zes en twintigHen van Herfstmaand, toen het gezantfchap weder van Zhe-hol te Peking aankwam, tot den zeven van Wijnmaand toen het van Peking vertrok, wegens onpaslijkheid , zijne kamer had moeten houden,  maar CHINA. XVIII. hoofdst. 1. Jfd. i &<) verfchijnen , om gelegenheid te geeven , dat deeze groote toegang geftaadig met volk opgepropt zij. Behalve het on- noem- den, en dus niet wist, wat in die dagen voorgevallen was. Hij gaat het dus met ftilzwijgen voorbij. Alleenlijk meldt hij nog met een 'woord, dat MACAtiTNEij zich gaarn met het fchip Lion naar Kanton had willen begeeven. Maar, om het waare beloop der zaak te weeten , moet men het werkje van Mr. jEneas anders on over deeze reis leezen. Mr. anderson was in het gevolg van lord macartneij. Hij heeft ook een Verhaal aangaande het gezantfchap van lord macartneij naar China, opgefteld , en door den druk bekend gemaakt. Hetzelve is in het Fransch vertaald, en in twee deeltjes in groot octavo uitgekomen. Hij verhaalt daarin onbewimpeld , hoe dat gezantfchap aan het keizerlijk hof van China ontvangen, en behandeld is. Het komt daar in een ander en minder gunstig licht voor, dan dat, in welk Mr. staunton het voorftelc. Tot eene proeve zal ik Hechts eenige trekken daaruit bijbrengen. Reeds bij de plechtige intreede van lord macartneij te Zhe-hol openbaarde zich de achterdochtige geest der Chineezen. Volgens het verhaal van anderson, was het gezantfchap, den achtften van Herfstmaand 1:93, des morgens ten half tien uur, in een dorp, omtrent eene mijl van Zhe-hol, aangekomen. Van daar begon de ftaatlijke optogt. Het getal der aanfchouwers was onbefchrijflijk groot. Deeze zagen K 3 eene Vet trek van Peking.Wijnmaand.1192.  Vertrek va72 Peking.Wijnmaand.1793- 150 BRITSCH GEZANTSCHAP noemlijk getal lieden, weike gebruikt worden , om leevensmiddelen naar Peking te brengen , of allerhande noodwendigheden van eene vertooning, welke zij nooit te vooren gezien hadden, en waarfchijnlijk nooit weder zien zullen. Onze trein , zegt hij, had iets van het belachlijke,en was geenzins gefchikt, om een gunstig denkbeeld van de grootheid der Engelfche natie te geeven. — Etlijke minuuten na tien uur, kwam men aan het paleis , tot een intrek voor den ambasfadeur gefchikt. „ Onze ontvangst, fchrijft anderson, was niet zoodaanig , dat hij ons een vleiende ,, hoop kon inboezemen. Geen een mandarijn ver,, fcheen 'er , om dan gezant te verwelkomen met zijne behouden aankomst, of om hem, in de vertrekken, voor hein beftemd in te leiden met die pligtpleeging, welke zijn karakter vereisch,, te. Met een woord , wij kwamen aan dit paleis met al te veel etiquette, en wij traden 'er binnen zonder de minfte , zelfs niet met fom,, migen dier gebruiklijkheden , welke op onze ,, reis ten onzen opzigte waargenomen waren. ,, Dit kwam ons des te vreemder voor , daar de ,, voornaamfte perfoonen zich openbaar gevleid ,, hadden, dat de groote kolao, of de eerfte ftaats,, dienaar des rijks, den ambasfadeur te gemoet ,, zou komen. Waarom hij het niet gedaan heeft, ,, zal ik niet onderzoeken. Bij onze aankomst, ,, liet de lieutenant-kolonel bensok de krijgs, knechten gereed houden, om op den eerften wenk eene linie te vormen ; ook deed hij nog andere fchikkingen maaken, ten einde den kolao, ss die»  naar CHINA. XVIII. hoofdst. x.Afd. 151 van daar te haaien, is de menigte der menfchen, die de mandarijnen, welke naar de hoofdftad reizen, of van daar terugkeeren, dien men elk oogenblik verwachtte, behoorlijk ss te ontvangen. Wij bleeven in deezen ftaat van onzekerheid tot na vier uur des namiddags. Ik zal niet bij vergrooting fpreeken , wanneer ik ,» zeg, dat wij, in dien tusfchentijd, ten min5> fte twaalfmaal het geweer opvatten ; houdende ,5 voor den kolao iederen mandarijn, die enkel uit nieuwsgierigheid ons kwam zien. De verfchij,, ning van het uur, om ons middagmaal te hou,, den, maakte een einde aan onze hoop, om hem dien dag te zien." Dus werd het gezantfchap in zijne verwachting, dat het opeen onderfcheidene en aanzienlijke wijs ontvangen zou worden , grooriijks te leur gefteld. Het bezoek van den grooten kolao- volgde, in weerwil van het ongeduld des gezantfchaps, den tweeden dag niet. In dat paleis ondervonden de Engelfchen, gelijk te vooren, alle de uitwerkingen van het wantrouwen en de jaloerschheid der Chineefche regeering. Zij werden geftaadig in 't oog gehouden; en aan niemand van het gezantfchap werd het geoorloofd, onder welk voorwendfel het ook v/are, het paleis te verlaaten. Den twaalfden kwam een mandarijn den ambasfadeur boödfchappen, dat de keizer hem den veertienden gehoor zou geeven. Op den gemelden dag, begaf de ambasfadeur zich met zijn gevo'g, allen in hun beste ftaatfijgewaad gekleed, des morgens, ©f liever des nachts, ten drie uur op weg naai K 4 he Vertrek van Pe- king. Wijn- maand. 1793-  Vertrek van Peking,Wijnmaand.i793. 152 BRITSCH GEZANTSCHAP gefhadig verzeilen , zoo groot , en gaan de treinen , bijzonder van die der lijkftaatfljëa, zoo langzaam, dat zij, dikwijls, de het keizerlijk hof. Offchoon.de donkerheid naauwlijks toeliet, dat de een den anderen zag, wilde de lieutenant-kolonel jenson echter den draagzetel des ambasfadeurs door twee reien krijgsknechten laaten verzeilen. Doch dit gelukte niet, doordien de draagers, ten aanzien eener zoo plechtige ftaatfij, al te veel fpoed maakten , en te rad gingen. De Engelfchen moesten zich naar hen fchikken, en zij deeden het gewillig. Maar tot overmaat van ongeluk, gebeurde 'er iets, welk alles in de war bragt. Een troep honden, varkens en ezels , 't zij door het muziek der Engelfchen opgewekt, of bij geval zich daar bevindende, wierpen zich in de gelederen der krijgsknechten , eu deeden dezelven in wanorde geraaken. Het was toen niet meer mooglijk , de gelederen te herftelJen. Ook was des ambasfadeurs draagzetel reeds zoo verre vooruit, dat de wacht genoodzaakt was, een end wegs te loopen , om dezelve weder in .te haaien. In dien ftaat van verwarring aan des keizers paleis gekomen zijnde, betuigden bijna allen, die tot des ambasfadeurs geleide behoorden , dat het ten hoogde belachiijk was, een grootfche ver-> tooning te hebben willen maaken , terwijl wegens de duisternis niemand hen zien kon, Ten elf uur des ochtends kwam lord macajt-, JWtj in ZÜ'' paleis te rug van een bezoek, welk; alleen gediend had , om hem den keizer voor te fteUen, m aijue gelgoftbïieven over te. leemen, Pen  *AARCtnXA.XVlII.H00FDST. i.Afd. 153 de geheele oppervlakte van dien breeden weg beflaan. De Chineezen laaten niet toe , dat 'er ie- Den volgenden dag, der. vijftienden van Herfstmaand, ging de ambasfadeur reeds des nachts ten één uur uit zijn paleis, om een tweede gehoor bij den keizer te hebben. Anderson zegt, dat de gezant voorgenomen had, bij. die gelegenheid, zijne onderhandeling over den last, dien hij van de Oostindifche maatfchappij had , naamlijk , de uitbreiding van haaren koophandel, te beginnen» Doch hij meldt 'er geene bijzonderheden van. Den zeventienden begaf hij zich , des nachts ten twee uur, voor de derde maal ten hove. Hij was den voorigen dag daartoe uitgenoodigd. Toen werd het zes en tachtigfte geboorteverjaaringsfeest des keizers gevierd , de geheele dag in vermaaklijk heden gefieeten , en over geene ftaatszaaken gehandeld. Dewijl de tijd , die den ambasfadeur voor zijn verblijf te Zhe-hol bepaald was, ten einde begon te loopen , had hij den achttienden reeds zijn affcheidsgehoor. Andersom zegt, dar lord macartneij zich voorftelde , bij die gelegenheid zijne onderhandeling te fluiten. Nopens dit laatfte had hij van fommige heeren van het gezantfchap verftaan : „ Dat de keizer van China geweigerd had , een fchriftlijk verdrag met den koning van Engeland te tekenen , omdat zulks tegen de rijkswetten ftreed; dat hij wel genegen was, aan de Engelfche natie zekere voorrechten ?? te vergunnen ; maar dat hij tevens verklaarde , K 5 „ dat Vertrek van Peïing.Wijnmaand.1793-  Vertrek van Peking.Wijnmaand.1793- 154 BRITSCH GEZANTSCHAP iemand binnen den omtrek der ftad begraaven worde. Het fchijnt, dat de plechtigheid , om de lijken ten grave te draa- gen i dat de waare belangen van zijn volk hem al te „ zeer ter harte gingen , om 'er een enkel van 5» op te offeren ; dat hij nooit zijne toeftemming 5 5 zou geeven tot iets, welk dezelven kon benajs deelen; dat hij geen oogenblik in bedenking ,, zou ftaan , om zijne gunstbewijzen , aan een 55 vreemde natie, welke zij ook zijn mogt, toege55 ftaan , weder in te trekken , zoo draa hij ver,5 nam, dat zij met het welzijn zijner onderdaa55 nen niet ftrookten; en dat het de zaak der En5J gelfche maatfchappij was , zich zoo te gedraa,5 gen, dat zij niet verdiende, de voordeden, ,9 weiken hij haar boven die van andere volken, die in China handeldreeven, gunde, te verlie»5 zen. Hij befloot, dat hij, naar zijne meening j, en de kracht van zijn geweeten, geen fchrift- lijk verdrag of ondertekening, tot onderhouding 59 van zijn woord, noodig oordeelde." Hoe veel ftaat op deeze gezegden van anderson te maaken zij, durf ik niet bepaaleu. Ondertusfchen weet ik zeer wel, dat zij met de redenen, welken lord macartneij zelf, vólgens het verhaal van Mr. staunton, en wel na zijne terugkomst van Zhe-hol te Peking, voor zijn langer verblijf in die hoofdftad bijbrentrt, in geenen deeie Dvereenftemmen. Want die redenen zijn allen daarop gegrond , dat de onderhandeling over de zaaken, dié de eigenlijke voorwerpen zijner zenJing uitmaakten, nog naauwlijks begonnen, veel min-  t NAAR CHINA. XVIII. HOOFDST. l.'Jfd. 155 gen , niec minder gedrang in de poorten van Peking veroorzaakt, dan de toevoer van mondbehoeften voor de leevenden. — Hoe minder afgedaan was. Kortheidshalve wijs ik den leezer naar 't geen Mr. staunton, desaangaande, hier vooren , bladz. 25 , 121, 122, 124, en elders, ter neerftelt. Na de terugkomst van Zhehol, fchijnt de ambasfadeur eerst met den eerften Chineefchen ftaatsdienaar over de eigenlijke voorwerpen zijner zending gefprooken te hebben. Deeze eischte toen een fchriftlijk voorftel daarvan ; doch hij beloofde niet, dat hij ze onderfteunen zou , maar enkel dat zij in overweeging zouden genomen worden. Terftond daarop kwam het bevel tot het vertrek. Men kan dus ligtlijk denken , dat 'er in dien toeftand geene gelegenheid was, om over gewigtige zaaken te handelen. Wat nu het vertrek des gezantfchaps uit Peking aangaat, het zal der moeite waardig zijn, het uitvoerig en vrijmoedig bericht van Mr, anderson desüangaande te hooren. Indien hjj de waare omHandigheden daarvan niet te boek gefield had , zouden zij niet alleen voor ons , maar zelfs voor de Engelfche natie verborgen gebleeven zijn; vermits staunton dezelven in een ander licht voorftelt, en huttner 'er van zwijgt. Dus hebbei wij andêbson daarvoor te danken. Op Zondag, den zesden van Wijnmaand 1793. verfpreidde zich in het paleis des ambasfadeurs het gerucht, dat hij in het voorfte dier week Peking moest verlaaten. Omdat het zoo zeer tegen de verwachting der Engelfchen ftreed, vond het 'Vertrek „ gevolge van dien, gemaakt, en die ons zoo jj veele moeite gekost hadden, waren in een oogenblik overhoop geworpen. Bij de wederöpko. „ mende vermoeinisfen onzer langduurige vreem„ delingfchap , voegden zich nu vernedering, die met de onderwerping aan het bevel van eenen ,, dwingeland altijd gepaard gaat, en de.neerflag„ tigheid, die op eene te leurgeftelde goede hoop ,, volgt. Maar de kkgten over perfoonlijk belang, ,, maakten weldraa voor weezenlijker aandoeningen plaats. Wij gevoelden nu niet anders dan „de verongelijking, onze natie en ons vader„ land aangedaan, door de afbreeking eener onderhandeling, van onzen kant met oneindige 5> moeite, eene ongelooflijke Itandvastigheid en on-  haar CHINA. XVIII. hoofdst. i. Afd. 15; ampt bekleed is, niet gezetlijk een groote en luisterrijke vertooning, maar bewaart zijne voornaamfte uitgiften voor de plechtige ,y ontelbaare gevaaren , ondernomen en voortge,, zet; — eene onderhandeling, daarenboven, die 5» ons onmeetlijke lommen gekost had, en aan het welgelukken van welke Engeland, ten aanzien ,5 van het uitbreiden van zijnen koophandel, het allergrootst belang hechtte. Doch de kogel was door de kerk, en het kwaad zonder herftel. ,, Het kwam 'er nu maar op aan, om ons vertrek ,, te doen uitftellen , en ons tijd te gunnen, om ,, ons gereed te maaken , dat wij reking op een gepaste wijs konden verlaaten , en de ambasfa„ deur den fchijn niet mogt hebben , dat hij uit de hoofdftad van een rijk , alwaar hij den fou,, verein van Groot - Britannie vertegenwoordigd had, verdreeven was." Ingevolge deeze aanmerkingen, die, gelijk men niet ontkennen kan , zeer fterk waren , werd ,, onze mandarijn gelast, aan den eerften ftaats. dienaar te vertoonen , dat het ons onmooglijli , was , op den beftemden tijd te vertrekken ; dal dezelve te kort bepaald was, en niet toeliet, d( ,, goederen van den ambasfadeur en van zijn gevolg ,, zoo intepakken , dat zij de reis zonder gevaai ,, konden doen; dat, eindelijk, die tijd, niet al leen onvoegzaam , maar ook beleedigend voo: het gezantfchap was. — De mandarijn fpoeddi ,, zich, om zijnen last te volbrengen. Hij kwan kort daarna weder met de boodfehap , dat de „ kolao ons vertrek tot Vrijdag verfchooven had. Vertrek yan Peking.Wijnmaand.1793. i I  Vertrék yan Peking.Wijnmaand.1793. 158 BRITSCH GEZANTSCHAP tige feesten, of bijzondere gebeurenisfen , welke in zijne familie voorvallen. — Volgens de zeden des lands, is het verlies van eenen ii een uitftel, welk die ftaatsdienaar tot onze toe» ,5 rusting genoegzaam oordeelde." .» Doch ook dit gering genoegen was flechts .5 van korten duur. Dezelve mandarijn bragt ons, ,, den volgenden morgen, een nader bevel van den 55 keizer zelven, waardoor hij de-vergunning , daags te vooren door den kolao verleend, in,j trok, en den ambasfadeur uitdruklijk gebood, ,> dat hij- en zijn geheele gevolg, op den eerstbe- ftemden dag, naamlijk, des Woensdags, Peking ,5 moesten verlaaten. Deeze nieuwe tegenfpoed 55 wierp ons andermaal in eenen ftaat van verflass genheid en verwarring, dien ik niet ondernee,, men zal te befchrijven." Nadat andebson, vervolgens, nog verhaald had, wat de Chineezen, die des ambasfadeurs paleis geduurig bezochten, als redenen voorgaven , waarom de keizer het gezantfchap zoo fchielijk en onverwacht deed vertrekken, naamlijk; het fluiten der onderhandeling; het groot getal zieken onder de Engelfchen; enz. verzekert hij, dat de voornaame reden, waarop de Chineefche regeering zelve in het aandringen op het haastig vertrek des ambasfadeurs zich beriep, alleen was de nadering van den winter, die het reizen in China, zoo niet ondoenlijk , ten minfte zeer moeilijk maakte. Eindelijk toont hij , hoe gemaklijk de ambasfadeur alle die voorwendfels wederleggen, en de noodzaaklijk- heid,  naar CHINA. XVIII. hoofdst. i. Afd. 159 eenen vader of moeder, zekerlijk, een der droeviglte treurgevallen. De gevoelens van eerbied en geneegenheid, welken men voor hun had, terwijl zij in leeven waren, worden in de zielen der geenen , die ze verliezen , niet terftond uitgebluscht. Het wordt als een genoegen befchouwd, en zelfs eeniger maate als eene vertroosting aangemerkt, den fchimmen der overleedenen overgroote pligten te bewijzen. De ingeevingen der natuur worden, in deezen opzigte, door de zedelijke wetten, die het rijk bellieren , bevestigd en verfterkt. Ie* dere inllelling , daartoe dienende, om de heblijkheid van de verpligting der kinderen jegens de geenen, aan wien zij het leeven te danken hebben , aan te binden , wordt dooi heid, ten minftede welvoeglijkheid, van een langei verblijf bewijzen kon: welk laatfte ftuk voornaam lijk hierop neerkwam, dat de onderhandeling no| in geenen deele gevorderd was. Doch alle ver toogen desaangaande waren bij die achterdochtig en onverzetlijke regeering te vergeefsch. — Di deed anderson dan ook ten laatfte op deeze wij: fluiten: — „ Met drie woorden , zie hier onzi gefchiedenis : wij kwamen als bedelaars in Pe •% king; wij vertoefden 'er als gevangenen; en wi vertrokken 'er uit als ftruikroovers." Anbei son /. e. p. 26. Aam. des nebekd. vert. Vertrek mn Peking.Wijn- ■ maand. 1793. I i  Vertrek van Peking.Wijnmaand.1793- ï5o BRITSCH GEZANTSCHAP door een uicdruklijk gebod , welk men ~, zonder zich aan eerloosheid bloot te Hellen , nimmermeer verwaarloozen kan, geheiligd. Voor de eerfte lijkftaatfij, welke de Engelfchen , bij hun vertrek uit Peking ontmoetten, gingen fpeellieden, met verfcheiden muziektuigen een plechtige treurmuziek uitvoerende, vooraf. Daarop volgden eenige lieden, die onderfcheiden eeretekens droegen. Deeze waren ftandaards van zijde, en gefchilderde bordjes , met Chineefche karakters, en fpreuken, die den rang en de tijtels des overleedenen te kennen gaven. Onmiddelijk voor de doodkist gingen de manlijke bloedverwandten. Ieder derzelven werd door vrienden onderfteund, die zich bezig hielden , om te beletten , dat zij zich niet aan die buitenfpoorigheden van droefheid en fmert, waartoe zij , volgens hunne geaartheid, zeer gefchikt en geneegen fcheenen te zijn, overgaven. Over de rouwdraagers werden zonnefchermen ge* draagen , van welker randen lange gordijnen neerhingen. — Wanneer eene lijkftaatfij voorbij eenen tempel, of een kerkhof ging, hielden verfcheiden perfoonen zich onledig met het branden van kleine ronde  NAAR CHINA. XVIII. H00FDST. l.Afd. lóï ronde ftukjes papier, met dunne blaadjes tin bedekt. Volgens de meening des volks, moeten die blaadjes , gelijk de penning , die voor het overvaaren van den Styx,om in de Elyfeefche velden te komen, aan karon betaald werd, dienen, om in de eerfte oogenblikken dier nieuwe huishouding voor de onvermijdlijke noodwendigheden des leevens befteed te worden. Hoewel de geleerde Chineezen , ingevolge hunne wijsgeerige leerftellingen, alle denkbeelden , met de reden niet overeenftemmende, uitfluiten, en zelfs het, beftaan van weezens , die niet onder onze zinnen vallen, ontkennen, wijken zij echter, wat de beoefening aangaat, niet zelden voor de gewoonte,en fchikken zich naar de begrippen en inbeeldingen van het dom en zwak gemeen. — Behalve veele andere bijgeloovigheden , is het Chineefche volk inzonderheid zeer angstvallig omtrent den tijd en de plaats, waar en wanneer zijne dooden te begraaven. Het uitftel, door deeze zwaarigheden veroorzaakt, heeft niet zelden aanleiding gegeeven , dat de doodkisten der rijken, van hunne laatfte rustplaatfen langen tijd terug gehouden worden. Men ziet 'er veelen van in de huizen en tuinen, V. deel. L al. Vertrek van Pe* king. Wijnmaand.1793-  Vertrek van Peking.Wijnmaand. 162 BRITSCH GEZANTSCHAP alwaar men, middelerwijl, een afdak voor dezelven oprecht, om ze tegen het ongunstig weêr te beveiligen. Maar de noodzaaklijkheid dwingt de behoeftigen , om veelen hunner angstvalligheden in deezen opzigte te overwinnen, en de overblijffels hunner nabeftaanden, fchielijk , en zonder groote plechtigheden, naar hunne eindelijke, duurzaame verblijfplaats te brengen. Hoe verbaazend verfchillend, daarentegen, ook het gevoelen zij, welk, bij gelegenheid van het huwlijk , de ziel der Chineezen ontvonkt, vieren zij het echter, hoe zeer geene kosten en grootfche vertooning ontziende , niet veel minder pracht en ftaatfij , dan zij bij hunne begraafnisplechtigheden ten toone fpreiden. De deftigheid, welke de huwlijksviering der Chineezen verzelt, heeft waarfchijnlijk haaren oorfprong aan de ouders van hee bruidpaar te danken. Zij zijn het. die, natuurlijker wijs, met begeerte konden bevangen worden, om aan de voltrekking eener vereeniging, die hunne goedkeuring wegdraagt, luister bij te zetten. Zij hebben 'er eene plechtigheid aan willen geeven , welke dienen zou , om de banden daarvan heiliger en duurzaamer te maaken. Maar  NAAR CHINA. XVIII. HOOFDST. l.Afd.l 6"c Maar de drift, welke de beide fexen vereenigt, heeft nooit de hulp van openbaare feesten noodig gehad. Verborgenheid, integendeel , dient veel om de liefdevlammen aan te blaazen , en verdient daarom den voorrang , om haare plechtigheid te vieren. De Chineezen merken den ongehuwden ftaat in geene der beide fexen , als eene deugd aan. De ftandvastigheid in de liefde is de eenige foort van kuischheid, welke zij aanprijzen. Intusfchen worden de regels van uitwendige eerbaarheid door de voorbeelden van alle lieden , die opvoe* ding en befchaafdheid bezitten , getrouwlijk gehandhaafd. Welk een groote gelijknis 'er tusfchen het heidendom van China en dat van Indostan gevonden worde, fchijnt echter het eerfte geene van die onëerbaare gefneeden beelden, welke, als zinnebeelden van de oorfpronglijke ontwerpen der natuur, fomtijds zelfs aan de buitenzijde der Indiaanfche tempelen gezien worden, ontleend te hebben (V). Een (e) Da eerdienst, door fo ingefteld, heeft in de daad veel overeenkomst met dien der Indiaanen. De een en ander hebben waarfchijnlijk denzelven L 2 oor- Vertrek tan Peking.Wijnmaand.1793.  Vertrek van Peking.Wijnmaand.J793- 164 BRITSCH GEZANTSCHAP Een der Engelfchen, die tot het gezantfchap behoorde, had nu, bij de terugreis uit Peking, tijd en gelegenheid , om een' kleinen open tempel , ter zijde van den ftraatweg ftaande, welken hij bij den haast, die in de heenreis naar de hoofdftad plaats had, over het hoofd had gezien, van binnen te onderzoeken. Het beeld, welk hij 'er in vond , en waarvan in het tegenöverftaande plaatje een duidlijke tekening te zien is,was,naar zijne gisfing,met "een oogmerk gemaakt, om den lingam der Indiaanen, of den heidenfehen tuingod, te verbeelden. Intusfchen, was het flechts een eenvouwige korte kolom, rustende op den rug van een dier, uit het haagdisfen genacht (d). Het beeld was zeer ruuw ge- fnee- oórfprong. De gefneeden en gefchilderde beelden, buiten en binnen de tempels van Indostan te zien, welke ons als oneerbaar voorkomen, maaken niet denzelven indruk op het volk , voor welk zij gemaakt zijn. Wij hebben niet dezelve oogen', als dat volk. Alle die beelden en fchilderijen zijn zinnebeeldig. Zij kwetfen de Europeeërs, maar boezemen den indostanneren godsdieuftige denkbeelden in. Op deeze wijs is de lingam het zinbeeld der fchepping. Cossignij. {£) Een ieder, die de onderftaande afbeelding met dit gezegde vergelijkt, zal verwonderd moeten  NAAR CHINA. XVIII. HOOFDST. X.Afd. I 65 fneeden. Naar allen fchijn had men 'er alleenlijk mede bedoeld , om 'er een gedenkfchrift in Chineefche karakters op te plaatfen , waarmede ook bijkans een geheele zijde dier kolom gevuld is. Inten ftaan , hoe de fchrijver dat beeld bij eene haagdis heeft kunnen vergelijken. Het heeft 'er niet het minfte zweemfel van. Noch kop, noch ftaart gelijken 'er naar. Ook wordt het flechts met twee pooten verbeeld; daar het echter overbekend is, dat de haagdis vier heeft. Mr. staunton zou zich nader bij de waarheid hebben gehouden, indien hij gezegd had, dat het naar eenen zeehond geleek. Kop, en pooten, en ftaart eischten zulks. Aant. des «edeed. vest. t 3 Vertrek van Pe- Wijn- maand. 1793-  Vertrek van Peking.Wijnmaand.1793- 166 BRITSCH GEZANTSCHAP Indien men, zoo wel uit de ontuchtige uitdrukkingen, welken men bij fommigen van de fraailte fchrijvers der oudheid menigvuldig aantreft, en uit^ de onkuifche beelden , in oude gebouwen , als bij voorbeeld in de overbiijffels van Pompeja, ontdekt , als uit de overbiijffels van den oncerbaaren eerdienst, in een ander gedeelte van dat zelve landfchap gepleegd, en de fchaamtelooze oefening van fommige afgelegen Hammen van wilden • indien men , zeg ik, daaruit moet befluiten, dat de eerbaarheid geen fterk, aangebooren, en noodzaaklijk gevoelen der natiën zij; moet men dezelve ten minfte echter voor een gelukkige uitvinding der maatfchappij houden; dewijl zij , fchoon niet altijd de misdaad zelve fluitende, echter de fchandelijkheid derzelve bedekt, en verfijnden fmaak zoo wel , als kicschheid en aangenaamheid aan het natuurlijk genot bijzet. In de oefening deezer gemaakte deugd gaan de Chineezen alle andere volken niet alleen voor, maar overtreffen ze ook grootlijks. Bij de aankomst van het gezantfchap te tong-choe-foe , werd het zeer wel ontvangen in dien zelven tempel, in welken  naar CHINA. XVIII. hoofdst. i. Afd. 167 ken het de eerfte maal, toen het door deeze ftad trok, eenige dagen zijn verblijf gehouden had. Dezelve was nu de tweede maal voor het reisgezelfchap ge^ reed gemaakt. De voornaamfte mandarijnen van Tong-choe-foe maakten hunne opwachting bij den ambasfadeur. Des avonds was de ftad met zeer fraaie, verfierde lantaarnen verlicht. — De Engelfchen vonden de krijgstroepen in orde gefchaard voor den tempel. Zij waren in onderfcheiden monceeringen gekleed. Die van femmigen waren zelfs zeer vreemd , gantsch zonderling en romanesk, maar fcheenen meer gefchikt , om 'er mede op het tooneel te verfchijnen , dan ten ftrijd te gaan. Geflikte en met watten gevoerde borstrokken en rokken, en fatijnen laarzen, met dikke zooien van papier, vertoonen een mengfel van plompheid en weekheid, voor een heldhaftig krijgsmansleeven weinig berekend. Maar deeze gewijde verblijfplaats had zoodaanige befcherming niet noodig. De Chineezen rekenden ze veilig genoeg onder de snagtige befchutting van den men-sjin, of befchermgeest der plaats, wiens afbeelding, boven den buitenften ingang des tempels L 4 ge- Vertrek van Peking.Wijnmaand.1793.  Vertrek van Pelang.Wijnmaand.1793- 168 BRITSCH GEZANTSCHAP gefchilderd , onderfteld werd , den tegengeftelden boozen geest krachtdaadig te beletten , daar binnen te komen. — Tekeningen van dergelijken aart , en aan welken men ook dergelijke magt toefchrijft , zijn ook op de buiten- en binnendeuren der meeste Chineefche woonhuizen geplakt. Het Chineefche volk over 't algemeen, wel weetende , aan hoe veele rampen het blootgefteld is, zoekt van alle kanten hulpmiddelen, om zich daartegen te beveiligen. Hunne zielen, eens geopend voor de ligtgeloovigheid , neemen de bovennatuurlijke hulp , welke een nieuwe godsdienst hun tegen het geweld der magt, of de rampen der natuur aanbiedt, greetiglijk aan. De eigen godsdienst der Chineezen fluit niets uit; en zij zouden in veel grooter getal, het Christendom omhelsd hebben , indien het zich met hunne andere leerftellingen liet vereenigen. De Jefuiten , die aan hunne nieuwbekeerden tot het Christendom uit de Chineezen wilden vergunnen, hunne oude plechtigheden in de rustplaatfen hunner voorouderen te oefenen, zouden dan meer voorfpoed op hun werk gehad hebben , dan  waar CHINA. XVIII. hoofdst. i. Afd 169 dan hunne tegenftreevers, die'dezelven ver-i oordeelden: want het grootfte verwijt, welk| een heiden van China tegenwoordig deezen ' tegenftreeveren doet , is , dat zij hunne voorouders verwaarloozen. —- De offeranden uit de kudden , van gevogelte, van olie , van zout, van meel en reukwerk , waarvan in leviticus gewag wordt gemaakt, zijn insgelijks bij de Chineezen bekend en in gebruik. Zij hebben hunne huis- of haardgoden ; en, wanneer zij 3 bij elke nieuwe maan , hunnen eerdienst verrichten , en offeranden brengen, zouden zij de uitdrukking van den Latijnfchen dichter kunnen bezigen: „ Coslo Jupinas fi tukris manus mfcente luita." Daar de Chineezen eene zoo groote geneigdheid voor alle godsdienften hebben, was het niet vreemd, dat de Engelfchen, ten deezen tijde,'in den tempel van fo, eenen priester van een andere gezindheid vonden. Hij was een aanhangeling van lao-koun, wiens oorfpronglijke leerftellingen maar weinig van die van epicurus verfchillen. Deeze lao-koun zeide, dat gelukkig te L 5 lee- rertvck >an Pe- :ing. Vijn- naand. 793-  Vertrek van Peking.Wijnmaand.1793. 170 BRITSCH GEZANTSCHAP leeven des menfchen voornaamfte doelwit behoorde te zijn ; dat een volilrekte onverfchüligheid omtrent alle de gebeurnisfen het zekerfte middel was, om dat oogmerk te bereiken; dat het iedel en te vergeefsch was , veel op het voorleeden te peinfen , of zich over het toekomende te ontrusten; maar dat de verftandigfle bezigheid was, de oogenblikken des Ieevensszoo als zij voorbijfnellen, wel te genieten (e)- Bij deeze afgetrokkene fielregels, die , bijaldien zij ook waar bevonden vvierden , echter bezwaarlijk zouden kunnen geoefend worden, hebben de priesters, ten einde invloed en gezag over het volk te verkrijgen, nog eene menigte plechtigheden niet alleen , maar ook voorwendfels gevoegd , die eene {trekking hebben, welke regelrecht ftrijdig daarmede is: Dus maatigen zij zich, bij voorbeeld , de magt aan , om toekomende dingen te kunnen voorzeggen, en middelen aan de hand te geeven, om zich tegen rampen te beveiligen. Deeze priesters (e) Deeze lao-koun werd zes honderden zes jaaren voor de Christlijke jaartelling gebooren. Aam. des fbanschen vjut.  naar CHINA. XVIII. hoofdst. i.Afd. 171 ters hebben hunne volgelingen en hunne tempels, en draagen een gewaad, dat hen van anderen onderfcheidt. Maar in allen anderen opzigte deelen zij in hunne ge woone bijgeloovigheden zoo wel , als in hunne vooringenomenheden tegen den eenvouwigen en natuurljken godsdienst, of liever zedekunde van confucius. Behalve de andere - godheden , welke , gelijk wij in een voorgaande afdeeling gezegd hebben , in den tempel van Tongchoe-foe te vinden zijn, ziet men 'er ook nog verfcheiden beeldnisfen , als, onder anderen , die van den vreede en den oorlog , van de maatigheid en de wellustigheid, van vrolijkheid en droefgeestigheid, met fommige vrouwenbeelden, vruchtbaarheid en zinlijk vermaak voorltellende. — Voor die beeldnisfen ziet men fomtijd; een , fomtijds meer vaazen van erts , ir welken de priesters , en zij die in godsdienltigheid boven anderen uitmunten, bewierookte katoenen lonten of wieken , er ronde flukjes papier, met dunne plaatje tin bedekt, branden. In het onderftaandi plaatje, is een dier metaalen vaazen naauw keurig uitgebeeld. De tekening toont duid lijk Vertrek tan Peking.Wijnmaand.1793. I l >  Vertrek yan Peking.Wijnmaand.1793' Terwijl de voornaamfte perfoonen van het gezanrfchap de ftad Tong - choe - foe , en haaren tempel, voor de laatftemaal bezochten, waren de Engelfchen en Chineezen van hun gevolg bezig, om alles tot de infcheeping gereed te maaken. De jachten lagen bereids aan den oever der Pei- 172 BRITSCH GEZANTSCHAP lijk, dat die vaas nooit voor menschüjke, en zelfs niet voor dierlijke offeranden heeft kunnen dienen, gelijk men verkeerdlijk gegist heeft.  KAAR CHINA. XVIII. HOOFDST. i.Afd. i?3 Pei-ho-rivier gereed. De ambasfadeur had; hec genoegen te zien dat men, om hem zijne vaart, de rivier neerwaard, zeer gemaklijk te maaken, de noodige toebereidfelen met dezelve zorg en oplettendheid gemaakt had , als de eerftemaal , toen hij en zijn gevolg de rivier opvoeren. — Dewijl de gefchenken , door den keizer van China aan den koning van Groot -Britannie gezonden , niet zoo lastig ten aanzien der pakkaadje waren, als die, welken men hem had aangebragt, had men flechts weinig tijd van nooden , om de geheele bagaadje aan boord te brengen. Een van deeze booten werd met des ambasfadeurs rijtuigen , welken men uit een genomen had, belaaden. Onder die rijtuigen was eene zeer fchoone ftaatfijkoets. Toen de ambasfadeur eerst verftond , dat het ge. bruiklijk was , om ook uit zijnen eigen naam den keizer een gefchenk aantebieden, had hij die koets daartoe beftemd. Ingevolge van dien, had hij ze, insgelijks, Of. de lijst der gefchenken, aan de mandarijnen overgelceverd, doen Hellen. Doel naderhand bevindende, dat het gevoeglijkei was, den vorst iets eigenhandig aan te bie' den, verkoos hij daartoe twee horologien me rertrek  Aeis door Pe-che-li naar Tethoe.Wijnmaand.3793. 1 [ I i 1 \ l E g I i?6 BRITSCH GEZANTSCHAP neden de vijftig graaden , toen de Engelfchen 'er voor de tweedemaal (/) langs voeren. De akkers , welke , voor het grootfte gedeelte, met kow-leang, of verheeven graan, bedekt waren geweest, booden nu eenen oogst van een andere foort van gierst aan. Haare korte halmen ftremden het gezigt minder; en naar maate de reizigers zich van de bergen , westwaard van Peking gelegen , meer en meer verwijderden , ontde.kten zij eene zeer uitgebreide, vruchtbaare, en welbebouwde vlakte, met ïene menigte dorpen voorzien. Het gezantfchap had nog maar eenen jeer kleinen weg afgelegd, wanneer vanrA-zHiN zich aan boord van des ambasadeurs jacht begaf, om hem te verwitti;en. dat de kolao zun-ta-zhin eenen trief van den keizer ontvangen had, welks ahoud hij hem wenschre bekend te maaen. Lord macartneij vernam ten zelen tijde, dat het jacht van zun-ta-zhin et zijne zeer fnel naderde ; en hem de ïoeite willende fpaaren, om 'er uit te aan, begaf hij zich terftond aan zijn oord. De (/) In het vooïfte van Wijnmaand,  NAAR CHIXA. XVIII. HOOFDST. l.Jfd. l?> De ambasfadeur begon het gefprek. Hi' erinnerde aan deezen nieuwen reisgenooi de beleefdheden, welken hij in de poe-tala, en de tuinen van Zhe-hol van hem ontvangen had. Ook hernieuwde hij hem zijne dankzeggingen daar voor. Vervolgens zeide hij hem , dat hij zich zeer gelukkig gerekend had , toen hij vernam , dat hij benoemd was, om hem de eer aantedoen, van hem op de tegenwoordige reis naar Chu-fan te verzeilen. De kolao ontving den ambasfadeur met veele blijken van achting, en betuigde het hoogst genoegen , dat bij deeze gelegenheid de keus op hem gevallen was. Hij las daarna een gedeelte van des keizers brief, welk behelsde: — „ Dat hij, sun„ ta-zhin, het geheele gezantfchap on* der zijne bijzondere zorg zou neemen ; „ dat men den ambasfadeur en zijn ge„ volg , met oplettendheid , en merklijk „ onderfcheid zou behandelen op hunne „ reis naar Chu-fan, alwaar sun-ïa-zhim „ hen in veiligheid aan boord hunner fche„ pen zou zien gaan : maar, dat hij, in„ dien de fchepen reeds van daar waren „ vertrokken , het gezantfchap op gelijke V. deel. M „ wijs, Reis deor Pe-che-li naar Techoe.Wijnmaan /. 1793-  Reis door Pe-che-li naar Techoe.Wijnmaand.1793* 178 BRITSCH GEZANTSCHAP „ wijs, en toe hetzelve einde, naar Kanton „ zou geleiden." Men kon gemaklijk onderftellen , dat sun-ta-zhin de bijzondere bevelfchriften , welken hij ontvangen had , en die , veelligt, in denzelven brief begreepen waren, niet mededeelen zou. Doch hij zeide 'er genoeg van, om te verftaan te geeven, dat men den brief, waarin de ambasfadeur aan fir erasmus gower bevolen had, hem te Chu-fan te wachten, niet weggezonden had. De brief, in 't Engelsch gefchreeven, was open aan den Chineefchen ftaatsdienaar ter hand gefield. Deeze kon te Peking onder de geenen, die niet tot het Britfche gezantfchap behoorden, niemand vinden, welke in ftaat was, om dien brief voor hem in 't Chineesch te vertaaien. — Offchoon alle de omftandigheden den eerften ftaatsdienaar moesten doen gelooven , dat de brief in de daad dat geen behelsde, 't welk de ambasfadeur hem gezegd had , en dat het moeilijk was, zich te verbeelden , welke ongevoeglijke nieuwigheden , of gevaarlijke bevelen de ambasfadeur toen aan fir erasmus gower. had kunnen geeven ; had de kolao ho- choekg- \ \  naar CHINA. XVIII. h00fdst. i. Afd. 179 choeng-taung echter zoodaanige vermoedens daaromtrent, welke hem bewoogen hadden, dien brief te rug re houden. . Intusfchen werd sun-ta-zhin ras' overtuigd zoo wel van den echten inhoud des briefs door de openhartige uitlegging, welke de ambasfadeur hem daarvan gaf, als van deszelfs noodzaaklijkheid. Weshalve hij ook aan den keizer fchreef, dat het hem vergund mogt worden, om dien brief, zonder verder uicftel , aan den gemelden fcheepsbevelhebber af te vaardigen. Kort daarna nam de ambasfadeur affcheid, en keerde naar zijn jacht te rug ; alwaar, na verloop eener halve uur, sun-ta-zhin hem een tegenbezoek gaf. De famenfpraak werd vervolgens ongedwongener. Toen de ftaatsdienaar in het beloop derzelve vernam , dat lord macartneij drie jaaren lang in Rusland zijn verblijf had gehouden, fcheen hij verlegen, met geene moog. lijkheid kunnende gisfen, welke openbaare zaaken eene zoo lange onderhandeling noodzaaklijk konden maaken. Zijne verbaasdheid gaf den ambasfadeur aanleiding, om hem de gewoonten der Europeefche natiën , ten aanzien der betrekkingen, om welken de onderfcheiden fouvereins geM 2 meen- Rels door Pe che-li laar Te- :koe. Vijn- naand. (793. f  Reis door Pe-che-li naar fe- choe. Wijn maand. 1191- 180 BRITSCH GEZANTSCHAP rneenüjk ambasfedeurs aan elkanders hoven houden, duidlijk te ontvouwen; en tevens aantetoonen , dat door dit middel onderlinge vriendfchap aangekweekt, en jaloerschheden, uit toevallig misverfhnd ligtlijk gebooren wordende, krachtdaadiglijk voorgekomen wierden. De vraagen van sun-ta-zhin waren, zoo het fcheen , de uitwerking , niet zoo zeer zijner perfoonlijke nieuwsgierigheid, als wel zijner begeerte, om al 't geen 't welk hij uit de famenfpraaken van lord macartneij , betreklijk tot de Engelfchen , en de andere Europeefche natiën, die in China handel drijven, opfamelen kon , den keizer medetedeelen. — Ingevolge de daaglijkfche briefwisfeling des keizers , kon men gemaklijk oordeelen , hoe zeer het Britsch gezantfchap des Chineefchen keizers aandacht tot zich trok. De ambasfadeur begreep ook zeer duidlijk , dat, hoe gemeenzaamer hij , door middel van den braaven en edelmoedigen sun-tazhin, met deezen vorst omging, hoe beter het hem gelukken zou , de vooringenomenheden der Chineefche regeering tegen de Engelfchen uit den weg te ruimen, en gevolglijk het voornaame doelwit zijner zen-  naar CHINA. XVIII. hoofdst. l.jtfd.lBl zending meer en meer te naderen, dar zijne gedwongen onderhandelingen geduurende zijn verblijf aan het hof hem toegelaaten hadden. De onderlinge bezoeken van sun-ta-zhin en den ambasfadeur werden dikwijls herhaald. Op het eerde fein naderden hunne jachten elkander , en dezelve aan. elkander vastgehaakt hebbende, Hapten zij , de Chineefche ftaatsdienaar of de Engelfche gezant, gemaklijk van het eene vaartuig in het andere. Bij deeze bezoeken , las sun-ta-zhin dikwijls uit de brieven, welken de keizer hem fchreef, en die, niet zelden, op de berichten,door hem aangaande het gedrag en de geneigdheden der Engelfchen aan den vorst gegeeven, gunstrijke uitdrukkingen voor den ambasfadeur en zijn gevolg behelden , geheele ftukken voor. .Waarfchijnlijk had de Chinees ontdekt, dat de fchildering, welke de keizerlijke gevolmagtigde van hun overgemaakt had , met opzet beklad was ; en dusdaanig eene ondeugendheid was genoeg, eene ziel , gelijk de zijne, te beweegen, om ten minfte op eene zoo gunftige wijs van de Engelfchen te fpreeken , als met zijne eigene ondervinding en meening jbeftaanbaar was. M 3 Sun- Reis door Pe-cheli naar Te- ckoe. Wijn. maand, t793-  Reisdoir Pe che-li •naar Techoe.Wijnmaand-793- 182 BRITSCH GEZANTSCHAP Sun-ta-zhin was niet alleen meteen natuurlijke edelmoedigheid begaafd , maar zijn fmaak voor de geleerdheid bragt ook", buiten twijfel, niet weinig toe, om de bekrompen denkbeelden en volksvooröordeelen, hem en door zijne opvoeding, en door de ftelregels en gevoelens der per* foonen, met welken hij omging, ingeboezemd , te verbeteren (g). Hij bezat alle die kundigheden, welken hij uit de Chineefche en Mantchoux-Tartaarfche boeken had kunnen haaien. Onder alle de mandarijnen, welken de ambasfadeur gelegenheid gehad had te leeren kennen , was hij de eenige , die met eene bibliotheek reisde. Offchoon zeer befchaafd in zijne zeden, oordeelde hij het nogthans noodzaaklijk, zich van alle de voorrechten , aan zijnen rang verknocht, fteeds te moeten bedienen. Hij had niet alleen den tijtel van kolao; maar hij was daarenboven ook met den geelen mantel (g) Deeze wijsgeerige aanmerking, zegt Cossignij, komt mij zeer juist en gegrond voor. De fmaak en letteroefening boezemen den mensch beleefdheid en vriendlijkheid in , en verlosfen hem van de vooröordeelen der opvoeding en kwaads voorbeelden. Cossignii.  NAAR CHINA. XVIII. HOOFDST. uAfd. 183 tel vereerd, — een' mantel, die naar een fpencer (K) gelijkt , en welken hij over zijne andere kleederen droeg. Deeze mantel is het hoogfte onderfcheidings- en eeretcken, tegenwoordig in China bekend; en hij deelt ook aan hem , welke dit teken mag draagen, een karakter, eeniger maate onfchendbaar , mede. — De priesterorde van Zhe-hol, arm, onkundig, en ongeregeld in haar gedrag, kan derhalve op geene achting of eerbied van de zijde des volks rekenen , en trekt 'er ook niet het minde voordeel van, offchoon geheel in die geliefkoosde kleur gekleed ; daar integendeel , wanneer flechts een gedeelte der kleeding van de geele kleur is, zij bij alle andere lieden aanzien en opmerking verwekt (t), C h ow- Qï) Men weet, dat een fpencer niet anders is, dan een jakje, welk men over het ander gewaad draagt. Het is van eene Engelfche uitvinding. Naar mijnen dunk , zouden de Engelfchen eene gemaklijker en minder grilzieke wijs van kleeding van de Chineezen hebben kunnen ontleenen. AanU les franschen vert. (f) Een geele mantel is bij de Chineezen een eerteken. Een geel kleed is bij hen eene monteering. Cossigmij. M 4 Reis door Pe-che-li naar Techoe.Wijnmaand»1793*  Reis door Pe-che-li naar 'ltchoe.Wijnmaand,li 93' 1S4 BRITSCH GEZANTSCHAP Cho w-ta-zhin en van-ta-zhik, offchoon met den tijcel van tazzhin , ofdien van groote mannen vereerd . miidden echter het gezdlchap des ambasfadeurs, wanneer sun-ta-zhin hem een bezoek gaf, omdat zij verpligt zoudeu geweest zijn in zijne tegenwoordigheid te ftaan (\k). De O) De onderfcheidingen van rangen tusfchen 'perfoonen, in waardigheid verhoeven, de uitwendi. ge tekens daarvan, en de pligtpleegingen, waartoe zij anderen noodzaaken , zijn duidlijker gekenfchetst, en worden beter waargenomen in China dan ergens anders. Maar men moet aanmerken dat die onderfcheidingen aan de bediening en de waardigheid verknocht, maar^geenzins perfoonlijk zijn. Nergens is de maat van gezag , aan zekere magt verbonden, netter bepaald, nergens bemerkbaarer , nergens beter gevestigd. Veelligt is het aan de ftrenge en naauwkeurige waarneeming deezer wetten toetefchrijven , dat een zoo talrijk volk in onderdaanigheid gehouden wordt. — Isdien de twee groote mannen cnow en vak, het gezelfchap des ambasfadeurs mijdden, wanneer 'ereen nog grooter tegenwoordig was, gefchiedde het niet, omdat zij verpiigt waren in zijne tegenwoordigheid te ftaan ; maar uit achting, en om de gefprekken van hunnen meerderen, die begeerig kon zijn, om geheime onderhandelingen met den ambasfadeur te houden , niet aftebreeken. De twee eerstgenoemde*  NAAR CHINA. XVIII. HOOFDST. i.Jfd.i^s De tolk waagde het eens, zich in zijn bijzijn neer te zetten, doch hij werd ras door( hem tot zijn pligt terug gebragt. De laager mandarijns en de wachten , die het gezantfchap verzeldcn, durfden niet meer, gelijk voorheen, beproeven, de voornaamfte Engelfchen te beletten , uitflappen landwaard in te doen. Doch de laatstgenoemden zelve droegen zorg, om noch onbefcheiden te handelen , noch den voortgang der jachten te ftremmen. — De landilreek van Tong-choe-foe tot Tienfing , was niet nieuw voor hun, offchoon het onderfcheid der jaarfaifoenen , in de voorcbrengfelen des lands , het gelaat des aardrijks aldaar eeniger maate veranderd had den bezochten sun-ta-zhin zekerlijk en dik: veijls in zijn jacht, en bleeven , geduurende het geheele bezoek , in zijne tegenwoordigheid ftaan. Men moet niet onderftellen, dat zij tegenzin hadden , om zich naar de wetten en gewoonten des rijks te fchikken. Hunne minderen moesten zulks jegens hen zelven waarneemen in de betrekkingen, welken zij met hun hadden , en zij konden hoopen , dat zij door hunne dienden dezelve eerbewijzen, als sun-ta-zhin, van lieden van hunnen rang zouden erlangen. Cossighij. M 5 Reis door Pe-che-li laar Ti* :hoe. Wijn- 'aaand. 1793-  Reis door Pe-che-li naar Techoe.Wijnmaand.-793- 186* BRITSCH GEZANTSCHAP had. De velden waren verbrand door de aanhoudende droogte. Maar, dewijl, op veele plaatfen , het bed der rivier boven de aangrenzende vlakte verheeven was , doordien het water geftaadig een zinkfel op den bodem der rivier liet vallen , en men zonder ophouden nieuwe dijken opwierp , om de overftroomingen te beletten, werd de nabuurige grond zonder veel moeite of arbeid bevochtigd, door middel van fluizen , in de boorden der rivier aangelegd , op gelijke wijs als men ze in de muuren van een verheeven kanaal zou gemaakt hebben. Op die plaatfen , alwaar de rivier op gelijke hoogte met het aanliggend land was , moesten de akkerlieden zich , fomtijds , van een werkzaamer handelwijs bedienen , om hunne akkers te befproeiën. Twee van hun plaacfien zich tegenover elkander op twee hoogten, een weinig in de rivier uitfteekende. Ieder van hun hield twee koorden, aan een vlakke mand vastgemaakt , in zijne handen. Zij zwaaiden daarmede dezelve, heen en weer, een geruimen tijd en met veel kracht. Wanneer zij fnelheid genoeg aan de mand gegeeven had-  NAAR CHINA. XVII. HOOFDST. 2. Afd. 1 8? hadden, wierpen zij het water in eene kom of vijver, aan de zijde van,, den dijk gegraaven , van waar het door middel van kleine griften geleid werj^naar die plaatfen, welken men wilde bevqchtigcp. Meri zie de afbeelding daarvan in het-onderftaande vignet^ of plaatje , bijl*A£; — Somtijds bediende men zich nog , ;ten-;,zelven einde, van èen binder werktuig. Men neemt een' langen.ftaak , en plaatst dien, overdwars , 'in "de vork van een' opgerechten paal, zoo dat de geheele ftaak, ongelijk verdeeld, op eene fpil draait. De reden, waarom het eene gedeelte van den ftaak langer genomen wordt, is, omdat hei tot een hefboom moet gebruikt worden. Aan het korte end wordt vervolgens een emmer vastgemaakt, dien men in de riviei laat vallen en daarna ophaalt, om dien ir de waterkom uitcegieten. Niettegenftaand< de zwaarte des waters , wordt 'er ilechti een geringe kragt tot deeze werking vereischt, omdat het langfte end van der ftaak tot een hefboom verftrekt. Deez< tweede werking ziet men, in het onderftaande plaatje, insgelijks, afgebeeld br letter B. Dc Reis door Pe che-li naar Ze- choe. Wijn» maand. 1793. i  188 BRITSCH GEZANTSCHAP Reis door Pe-che-li naar Te- choe. Wijn* maandm J793«» De bewooners van de oevers der Pei-horivier zagen 'er zeer armmoedig uit; ten minfte moest men dit befluiten , wanneer men op hunne huizen en kleedij acht gaf. Maar hunne wel te vreedenheid en blijmoedigheid waren zoo veele bewijzen, dat het hun aan de eerfte noodwendigheden des Ieevens niet ontbrak. Ook merkten zij hunnen toeftahd niet aan, als het gevolg eener onrechtvaardigheid , hun aangedaan ; want de menfchen zijn onder het gevoel daarvan zelden ftil en vergenoegd,  kaar CHINA. XVIII. hoofdst. i. Afd. 189 gelijk hun karakter echter over 't algemeen is. Even zoo min wordt hunne behoeftigheid door de onvruchtbaarheid der akkers, welken hunne nijverheid bebouwt, veroorzaakt. Maar hunne bevolking is tt talrijk, dan dat iedere familie een genoegzaam aandeel van den vruchtbaaren grond kan ontvangen , om in alle de behoefter des leevens te kunnen voorzien. Van ds voortbrengfelen des lands zonderen zij zeei weinig af, om vee optekweeken en k voeden. De Chineezen zijn , buiten twijfel , door de ondervinding overtuigd var 't geen Mr. adam smith bij onderzoek waar bevonden heeft, naamlijk: — „ Dat een akker, die graan voortbrengt, „ veel meer tot vocdfel van den mensen „ oplevert , dan het beste weiland var „ dezelve grootte: want, offchoon de be„ arbeiding der zaailanden veel meer werl „ veroorzaakt, is echter de winst, die 'ei „ overblijft , nadat het zaad, tot de zaai „ jing gebruikt, weder vergoed is, en dt „ kosten der bearbeiding 'er afgerekenc „ zijn, ook veel grooter." Op eenige kleine plekken gronds zager de Engelfchen fommige fchaapen graazen Een veel grooter getal derzelven zoo wel al Beu her Pe-che-li naar Te- choe. Wijn- maand, 1793' 1 I [ [ l S  Reis door Pe che li naar Techoe.Wijnmaand. \ l ipo BRITSCH GEZANTSCHAP als van hoornvee, worde uit Tartarije aangebragt. Het rundvee, in China opgekweekt en onderhouden, worde voornaamlijk met hec ftroo, nadat het graan 'er uitgedorschc, en het ftroo als kaf in ftukken gefneeden is, gevoed. Hee behoeftiger volk in China eet zeer weinig dierlijk voedfel. Gemeenlijk voegen de Chineezen hee vleesch, dac zij gebruiken, bij hunne groenten en aardvruchten , om 'er meer fmaak aan te geeven. — Melk, boter en kaas, de voornaamfte leevensmiddelen der akker- en vcelieden , zijn bij de Chineezen weinig bekend. Toen de ambasfadeur en fommige heeren van zijn gevolg , hunne begeerte te kennen gaven , om melk te hebben, kostte het vrij wat moeite , een perfoon te vinden , die de vereischte kennis bezat, om koeien op te pasfen. 'Er deed zich echter een op, die met twee koeien en het noodig voedfel in een vaartuig werd ingefcheept, om de jachten van het gezantfchap te volgen, zoo lang het te water reisde. In dit jaarfaifoen, was het grootfte gedeelte van den oogst van kow-leang (l) reeds (0 Eene foort van gierst, die een grooter plant, »f ftruik maakt.  naar CHINA. XVIII. hoofdst. i.Afd. 191 reeds ingefameld. De eerfte werking, welke op die der inöogfting volgt , beftaat, hierin , dat de wortels en ftoppelen var de kow-leang met het houweel uit den grond worden gehaald. Dewijl de Chineezen, in al wat zij doen, ten uiterfte regelmaatig te werk gaan, en de voordeden , die uit eene verftandige verdeeHng des tijds voortvloeien , bij ondervinding kennen, wordt deeze werking op de volgende wijs door hen verricht: — Een werkman gaat in een rechte lijn over den akker, en haalt, aan weerskanten , met zijn houweel, eene rei ftoppelen uit den grond. Een tweede volgt 'er onmiddelijk op , hij bevrijdt de ftoppels van de aarde, die 'er nog aankleefde, en legt ze vervolgens in kleine bundels ; waarna een derde den grond, die tusfchen de twee reiën is, los maakt, en meer of mir omwoelt. — Na deeze bearbeidingen, h een enkel buffel genoeg, om 'er den ploeg door te trekken. De wortels en ftoppelen der kow-leang, op kleine hoopen gelegd, worden fomtijds op de akkers zelven verbrand, en de asch daarna over de zelven verfpreid. Maar wanneer de brand fto Reis doof Pe-che-li war Ti* •Moe. 'Vtjn* maand. I793« l ! F  Reis door Fe-che li mar Techoe.Wijnmaand.1793- j ] I i 1 . 1 i < r f I 1 r i d ipa BRITSCH GEZANTSCHAP ftof fchaarsch is, neemen zij ze mede, om ze in hunne huizen te branden. Dewijl de grond in een' geduurigen ftaat van landbouw is , zijn ploegen van hee allereenvouwrgst maakfel genoegzaam, om 'er alles mede te verrichten, waartoe zoodanig een werktuig gebruikt wordt. Wanneer de grond bij uitftek ligt is, zijn manlen en vrouwen, voor den ploeg gefpanlen, in ftaat, om dien voort te trekken, m te ploegen. Deeze ploeg heeft geen couter noodig, doordien de oppervlakte les gronds niet met onkruid bezet is, welk loorgefneeden moet worden. De ploegèhaar, die den grond opent, loopt krom iit; 't welk dezelve uitwerking doet, als n de Europeefche ploegen het bord, welk ient, om de losgema'akre aarde omtekeeen. Dit gedeelte der Chineefche ploeg:haar is, fomtijds, van ijzer gemaakt, maar ïeermaalen van eene foort van-hout, welk it hoofde zijner hardheid ijzerhout geaamd wordt. — De plaat op de volgene bladzijde behelst eene duidlijke afbeeling van die eenvouwig werktuig. Na  NAAR CfllNA. XVIII. HOOFJDST. I. Afl 19% Reis dooi Pè che-li naar Téchoe. ,. Na eene vaart van drie dagen, kwamen de jachten aan de plaats , alwaar zij hec getij ontmoetten, De eb, den ftroom der r,ivier verhaastende , bragt het gezantfchap den volgenden dag te tien-sing* De keizerlijke gevolmagtigde, welke tot hiertoe met het gezantfchap gereisd, maar , door de tegenwoordigheid van sun-tazhin bevreesd , geworden , zich'., fedérê dien tijd > op geenerhande wijs, met hét beltier van hetzelve bemoeid had, fcheidde hier eindelijk vW&et-reisgehQdtfëhap, of, V. deel, N m  Reis door Pe-che-li naar Tethoe.Wijnmaand. 104 BRITSCH GEZANTSCHAP om het eigenlijk uit te drukken, hij verdween, zonder affcheid te nemen, en zonder de Engelfchen in de gelegenheid te dellen, om hem hunne dankbetuigingen aan te bieden voor de dienden , welken hij zelf zeer wel wist, hun nooit beweezen te hebben.. Hier nam "het gezantfchap ook een' nieu wen koers op .zijne reis. In plaats van denzeiven tak der Pei-ho-rivier tot aan de zee te volgen , keerde het zich , naar de rechterhand *, zuidwaard , en voer voorbij den mond der rivier when-ho, die, gelijk de Pei-ho, op de bergen van Tartarije ontftaat, en in de groote kom van Tien-fing valt. — De jachten moesten drie uuren bedeeden , om de menigte der jonken, welke in deeze kom ten anker lagen, door te worstelen. Daarna kwamen zij in de rivier yun-leang-ho, waarvan te vooren reeds gefprooken is. Op de zoomen dier rivier , (trekken zich de voordeden der zoogenoemde Hemelfcht ftad (tri) een aanmerklijk end wegs verre uit. — Men had, aan den oever der rivier, een gebouw opgerecht, om 'er den, ara-, (m) De betekenis van den naam Tten-fwg,  naak CHINA. XVIII. hoofdst. i. Afd. IO5 ambasfadeur in te ontvangen. De plaats, daar hij mofst landen, was fraai verfierd , en met een' netten triumphboog voorzien. In het gebouw , was een heerlijk ontbijt van vruchten en kcnfi uuren aangerecht. De menigte der aanfchouweren was deeze keer niet minder, dan zij de eerftemaal was, toen het gezantfchap door Tien-fing naar Peking trok. Achter de ftad en haare voorbeden, ftrekt zich eene zandvlakte uit, zoo verre het gezigt kan reiken. De vlakte is met kleine graven en graftekens bedekt, welker getal ontelbaar is. Dit is het --penbaare kerkhof. Hetzelve is zoo verbaazend uitgeftrekt, omdat de eerbied, welke de Chineezen voor de afgeftorvenen hebben, hen belet, een nieuw graf te openen op eene plek gronds , alwaar zich op de oppervlakte het minfte blijk vertoont, dat 'er eertijds een geweest is. De rivier Yun.-lea^g-ho wordt ook e u - h 0, dat is , de kostbaar e rivier, genaamd. Nabij Tien • fing , is haar ftroom tusfehen twee oevers , door menfchen* handen zeer hoog opgeworpen, en zich, gelijk het glacis eener vesting, met eene zachte helling , tot den zoom des waters N a Uit* Reis door Pe-che-li war Tethoe.Wijnmaand.ï793'  Réis door Pe-che-li naar Ze- cltoe. Wijn. maand. -793- ioö BRITSCH GEZANTSCHAP uitftrekkende, befloten. Op de kruinen deezer hoogten is een fchoone wandelweg, eenige Engelfche mijlen verre, met grof zand en deengruis bedekt, en door reiën hooge wilgeboomen , popelieren, espenboomen, en veelerhande foort van fruicboomen, bijzonder pruimboomen, belommerd. Langs deeze dijken , vonden de Engelfchen het land als een tuin aangekweekt. Voornaamlijk ontdekten zij 'er een verbaazende menigte moeskruiden» De droom der rivier Eu - ho was hier zoo derk, dat 'er , voor ieder jacht achttien of twintig menfchen vereischt werden, om het tegen den droom op te trekken. Desniettegendaande kon men, in een uur, niet meer dan een Engelfche mijl afleggen. Maar het bekoorlijk landgezigt was een genoegzaame vergoeding voor den traagen voortgang deezer vaart. Op andere plaatfen verbreedde de rivier zich tot omtrent tachtig voet, en de droom bood 'er aan de jachten minder tegendand. Volgens eene overlevering, bij de fchippers , welke deeze rivier bevaaren, en bij de bewooners van haare oevers algemeen bekend , was haare diepte en breedte eertijds zeer veel grooter, dat! tegenwoordig. Eeia  naar CHINA. XVIII. hoofdst. x.Afd. 197 Een voornaame tak der Geele rivier zette i toen zijnen loop, door het bed der Eu-ho,J naar de baai van Tien-fing voort , daar hij zich in ontlastte. Maar tegenwoordig) ftroornt die geheele groote rivier, op eenen afftand van meer dan honderd Engelfche mijlen van de zoogenaamde Hemelfche ftad, in de Geele zee. Op de tusfchenwijdte van flechts eenige mijlen., vindt men aan de oevers der Euho-rivier krijgsposten. De krijgsknechten , die daar hunne ligplaats hebben , moeten den binnenlandfchen koophandel der provinciën dekken, en tevens de reizigers tegen zee- en ftruikroovers beveiligen. . Een Chineesch krijgsknecht draagt zijn zwaard ook aan de linker zijde, maar met de punt voorwaard gekeerd. Om het te trekken , keert hij zijne rechterhand achter zich, en haalt het dus uit de fcheede. — Een gezigt van dusdaanigen krijgspost is , hier vooren, op de plaaten, nommer XVI en XVII, te zien (V). De grond, welken de Engelfchen , bij hun vertrek van Tien-fing zagen, is zandig, (n) Men zie het derde deel deezer reis, tegen, ♦ver bladz. 284 en 286. N 3 leis door '3e-che-li laar 2e- hoe. Vijn- naand. 793-  jRm'ï door Pache-li naar Zfchoe.Wijnmaand,I7A3-1 198 BRITSCH GEZANTSCHAP dïg, en volgens het uitwendig aanzien droog. Maar men kan 'er naauwlijks één voet diep in fpitten , of men vindt overvloed van water. Men vindt 'er kanaalen van verl'chillende grootte , op kleine afftanden van elkander gelegen. Sommigen vallen in de rivieren; anderen trekken hunnen oorfprong uit dezelven , en ftrekken zich landwaard uit , hetzelve overal bevochtigende. Terwijl de Engelfchen de rivier Yunleang-ho, of Eu-bo opwaard voeren, namen zij een aanmerklijk verfchil waar tusfchen de hoogte des thermometers geduurende den nacht, en die, welke hij omtrent den middag aanwees.— Somtijds ftond het kwik in den thermometer naar de fchaal van fahrenHï jt , bij den opgang der zon, flechts een weinig boven de veertig graaden, en op den middag was het tot tachtig graaden gereezen. — Deeze fterke afwisfelingen van koude en hitte begonden de gezondheid van fommige Engelfchen te krenken; doch de onpaslijkheid van etlijke krijgsknechten, to: dès ambasfadeurs wacht behoorende , was door overlaading en gebrek aan oefening veroorzaakt, Terwijl het gezantfchap voorbij ver* fchei-  NAAR CHINA. XVIII. hoofdst. l.Afd. 100 fcheiden dorpen en vlekken voer, zagen de reizigers veele vrouwen met fpinrokken en haspels , voor haare deuren zittende, bezig om katoen te fpinnen. Anderen arbeidden aan den oogst; en deeze waren het zij door de kieschheid en tederheid haarer gelaatstrekken, of door haare kleur, naauwlijks van de mannen te onderfcheiden. — Mr. hickeij, die zich, volgens zijn beroep , met het waarneemen der menschlijke gedaante in China het meest bezig hield , gaf 'er de volgende befchrijving van: „ Het uitwendige der perfoonen deezei „ vrouwen , is juist het tegengeftelde van „ 't geen men , over het algemeen , als „ fchoonheid en fraaiheid in de vrouwlijke „ fexe aanmerkt. Haare hoofden warer „ grof, breed en rond. Haare ligchaams„ geftalce was klein, en fcheen niet meer, „ dan zesmaal de lengte van haar hoofd te „ bedraagen. Haare gedaante was, var „ het hoofd tot de voeten toe, door haare „ lange en ruime kleedij, geheel en al be„ dekt. Zij droegen wijde broeken , di< „ van de middel tot het dunne der bee„ nen reikten. Haare voeten en enkfaauN 4 „ we Reis door Pe che li laar Te:hoe.Wijnmand.'793- i l  liefs dmr Pe chs li npar "lethal.Wijnmaand* i i 1 ] \ \ t c e | \ C 9 *oo BRITSCH GEZANTSCHAP „ wen waren gantschlijk mee windfels be* wonden," De vrouwen, die fchooner zijn en fraaier gedaante hebben , worden waarfchijnlijk tot dien ruuwen veldarbeid niet gebezigd, Eene gewoonte , die naar men zegt, in China plaats heeft, kan niet nalaaten de oorzaak te zijn, dat de fchoonheid in de mindere klasfèn zeldzaam zij. Men verzekert, dat Je jonge dochters, door de bevalligheid ;an haar gelaat en geheele houding uitmintende, wanneer zij den ouderdom van veertien jaaren bereikt hebben, van haare )uders genomen , of hun afgekocht worvorden , ten gebruike van lieden , met ïoog gezag of grooten rijkdom voorzien. — 3e voornaamfte perfoonen des gezantfchaps :agen, bij toeval, fommigen deezer vrouven. Zij befchouwden haar als lieden, ie, zoo wegens de bleekheid en zachtheid an haar vel, als wegens de fchoonheid n regelmaatigheid haarer gelaatstrekken, n, met een woord , wegens haare fraaie eftafte, recht hadden om verwondering te aaren, Zulke dames, die zelden in het penbaar verfcheenen, maar welken de ieawsgjerigheid tha,n§ had aangedreeven, m  KAAR CHINA. XVIII. HOOFOST. l. Afd. SOI om haare huizen te verlaaten, ten einde de buitengewoone vreemdelingen te zien voorbijtrekken , werden , fomtijds , door het gefchreeuw der Chineefche mannen, die haar fcheenen te verwijten, dat zij zich aan het gezigt van Barbaaren bloot Helden, genoodzaakt, heen te gaan. Nadat Mr. hicke ij van de kleine oogen, welken men den Chineezen van beide fexen gemeenlijk toefchrijft, gefprooken had, voegt hij 'er bij ; „ De meeste Chineefche mannen heb„ ben ftompe, opftaande neuzen, hooge » wangbeenen , dikke lippen, en eene „ bruine, morsfige kleur. Zij hebben al„ len zonder onderfcheid zwart hair, welk „ zoo dik en fterk is, dat zij het hair der „ Europeeëren, wegens zijne zachtheid , „ bij dat der kleiner . dieren vergelijken. „ De Chineezen draagen dikwijls knevels, „ en laaten een liertje van den baard aan „ hunne kin recht neerwaard groeiën." De Engelfchen merkten aan , dat het tegenwoordig oogstfaifoen eene algemeene vrolijkheid onder de Chineezen van beide fexen veroorzaakte. Zij fcheenen wel te gevoelen, dat zij voor zich zelven werkten, Veele boeren zijn eigenaars der N 5 lw Reis door Pe che li 'iaar Te- :hoe. Wijn- naand. 1793.  Reis door Pe-che li naar Techoe.Wijnmaand.1793. 202 BRITSCH GEZANTSCHAP landerijen, welken zij bebouwen. Men vindc onder hen geenen van die baatzuchtige landbouwers , welke , gelijk kooplieden in het groot, door opkoopingen en famenvoegingen, groote voordeden met hunnen oogst zoeken te doen> en door hunne fchatten over den armer landman zegevierende, hem eindelijk tot den ftaat van een blooten daglooner te vernederen. -— De voordeden, uit de nabijheid eener rivier voortfpruitende, zijn nog een geringe vergoeding der landlieden, ten aanzien der onderdrukking, welke zij nu en dan van de mandarijnen ondergaan, hen dwingende , om de vaartuigen, in 's lands dienst gebruikt, voor een geringe bezolding, langs de oevers van den ftroom voorttetrekken. De rivier vloeide, al kronkelende, door een vruchtbaare en welbebouwde vlakte i die niet dan den gezigtëinder tot haaren grenspaal had, zachtkens voort. De kowleang, en andere foorten van gierst, fcheenen hier zoo wel, als langs de oevers der Pei-ho, het voornaamfte voortbrengfel des lands te zijn. — De huizen van bijkans alle de dorpen , welken het gezantfchap voorbij voer, waren met een dikke heining van de (tengels van kow-leang om- gee-  NAAR CHINA. XVffl.HOOFDST. l.Afd. 203 geeven , met een oogmerk , buiten twijfel, om tot eene befchutting te verftrekken tegen de koude, die nu met fnelle fchreeden naderde, offchoon het nog maar in 't midden van Slagtmaand was. De Chineefche dorpen zijn. fomtijds s zoo groot als Europeefche Heden : doch. wanneer zij niet met muuren omringd, er in eene van de drie orden hunner fteder begreepen zijn, maaken de Chineezen *'ei niet veel werk van (o~). Offchoon de vaart der jachten tegen der ftroom der rivier zeer langzaam voortging duurde het echter naauwlijks eene halv< uur , of de reizigers kreegen een nieuv viel (0) 't Is moeilijk, den grond deezer meening t ontdekken : want de muuren brengen niets toe noch tot vermeerdering der bevolking eener ftad noch tot haaren rijkdom: en wel verre dat zij iei tot haare bevalligheid zouden bijbrengen, ontnei men zij haar het gemak, om 'er alle uuren te kui nen inkomen en uitgaan, en bepaalen haare ui geftrektheid binnen hunnen omtrek. In een gewest, welk dikwijls aan binnen- « buitenlandfche oorlogen onderhevig is, zou met buiten twijfel, boven opene den voorrang geev( aan bemuurde fteden, omdat zij perfoonen en go deren beveiligen : maar China bevindt zich in e geval niet. Cossignij. Reis door Pe-che li naar 7*. choe. Wijnmaand.1793. ! i t t ï » I n >. m 5- it  Reis door Pe-che-li mar Te choe. Wijnmaand. \ j \ * 1 '1 t \ X i e d 204 BRITSCH GEZANTSCHAP vlek of dorp in 't gezigt. — De wanden van de meeste huizen deezer dorpen beftaan flechts uit hard flik, of groote klompen klei, gedeeltlijk in de zon gedroogd, of tusfchen twee planken in de gedaante van muuren gevormd, en zoo lang binnen dezelven befloten gehouden, tot dat zij fteevigheid genoeg bekomen hebben , om een dak te onderfchraagen. Somtijds zijn deeze wanden flechts van rijs of tienen gevlochten, en met klei bepleisterd. De daken zijn gemeenlijk van ftroo, en fomiijds van groene zooden. — De vertrekken zijn door traliewerk verdeeld, behangen met groote vellen papier , waarop nen af beeldfels van godheden , of zedecundige fpreuken, in kolommen gefchreeren, vindt. Ieder huis is met een hof of >pen plaats omringd, die door horden, )f gevlochten ftengels van kow-leang in^efloten is. Dit alles is met eene zoo egelmaatige fchikking en netheid gemaakt, !at het niet alleen de duidlijkfte blijken an de naarftigheid en zindelijkheid der bewoners draagt, maar ook overgenoegzaam i, om de befchouwers met de geringheid n nietigheid der bouwftoffen , waarvan eeze fchamele hutten famengeftejd zijn, ! vereenigen. j)e  naar CHINA. XVIII. hoofdst. i.Jfd. ao5 De Heden zijn met muuren omringd , voor het grootite gedeelte hooger, dan de daken der huizen, welken zij influiten. Deeze muuren maakeh doorgaans een vierkant, waarvan de vier zijden naar de vier hoofdfireeken der waereld gekeerd zijn (ƒ>). De poorten zijn , volgens haare ligging , door (/>) Mr. staunton zegt niet, van welke bouwftoffen de muuren der Chineefche fteden opgehaald zijn, hoe dik zij zijn, of zij van boven een' fcherpen rug, of een' gang hebben , of zij op dc hoeken met bolwerken , of met torens voorzien zijn. Dewijl de Chineezen de.kunst, om een', regelmaatigen aanval op bevestigde plaatfen te doen, niet verdaan, is het waarfchijnlijk, dat deeze muuren genoegzaam zijn, om een overwinnende heirmagt tegen te houden. Intusfchen blijkt uit het gemak, waarmede de Tartaaren, in de voorgaande zeventiende eeuw, het Chineefche rijk bemagtigd heb' ben, duidlijk, dat ie muuren , waarvan de Chineezen zoo veel ophef maaken , flechts eene zwakke verdeediging vormen , of dat zij den overwinnaaren geenen tegendand hebben kunnen bie> den. — in de daad, wat ligt 'er het volk ook aart gelegen, of het roer der regeerir.g in handen van eenen Chinees, of van eenen Tartaar zij, bijaldier men het maar zime oude'gewoonten, waaraan hei zoo derk verknocht is, dandvastig laat volgen,er het in zijnen akkerbouw de middelen van bedaar voor zich en zijne-familie vindt. Cossignij. Reis door • Pe-che-}^ laar Te:hoe. •, Wijn- \ maand. 1793.  Reis door Fe-cbe-li naar Ze. choe. Wijnmaand,*793' 20Ö BRITSCH GEZANTSCHAP door de benaamingen van de oost-, west-, zuid- en noordpoort onderfcheiden, en de naam is, boven iedere poort, in een fteefr gehouwen De ftraaten zijn, gemeenlijk, naauw; en in de fteden zelven vindt men geene p'einen of wijde opene plaatfen. De croote gebouwen zijn 'er in gering aantal, en die geenen, welken men 'er nog vindt, zijn of tot openbaar gebruik beftemd, of worden bewoond door voornaame mandarijnen, met hoog gezag bekleed. — De Chineefche wetten re^en de weelde behelzen de noodige bepaalingen omtrent de wooningen zoo wel, als het huisraad der vermoogenden. Het is een grondregel van dien ftaat, wel verre van elders algemeen aangenomen te zijn, dat, hoe ruimer de paleizen der rijken zijn, des te bekrompener de hutten der behoeftigen moeten weezen ; en hoe prachtiger de wooningen der eerften zijn, des te armmoediger de toeftand der laatften; want hoe meer arbeid 'er befteed wordt , om de gerieflijkheden en overtolligheden des leevens te bekomen, hoe minder 'er voor den behoeftigen overblijft, om zich de noodwendigheden te bezorgen. De huizen zijn, over het algemeen, van een  MAAR CHINA. XVIII. HOOPBST. ï. 'Afd. S4? een eenvouwig maakfel, en hebben flechts ééne verdieping. De grondvesten of voetftukken zijn deels van, gehouwen, deelj van granietfieen, uit de groeven der naastbij gelegen bergen gehaald. —- De mop fteenen, waarmede de muuren gemeenlijl opgehaald worden , zijn van uitgeleezei aarde, gebrand in dichtgefloten ovens, doo middel van fteenkoolengruis of hout ge ftookt. De dakpannen dienen tot dekkin; der daken. Zij worden op dezelve wij gebakken, als de tigchelfteenen. Huun dakpannen hebben nagenoeg de gedaant der onzen. Zij dekken de daken in reien beurt om beurt, hol- en bolrond, en voi men rigchels en vooren , die van binne met leem worden dicht geftreeken. Het timmerhout, waarvan de Chineeze zich, doorgaans, tot hunne gebouwen b< dienen, is voornaamlijk dat van den loi kenboom. Zij planten dit houtgewas o de zijden der bergen , die te koud of fteil zijn, om op een andere wijs bebouw te worden. — De venfters zijn klein, £ in plaats van glas, met papier dicht g maakt. In het bouwen van hunne huize bedienen de Chineezen zich van gee ijzer; naauwlijks maaken zij zelfs van eene fP Reis dolf. Pe-che li naar Te* choe. Wijnmaand..1793- 1 I r ? I e » n n P :e d n n n n. >  Reis door Pe che li aaar Techoe.Wijnmaand. i ] I 1 1 i i c 2 a 2 i< g b h K e i 268 BRITSCH GEZANTSCHAP fpijker gebruik. De vloeren zijn niet van planken , maar van marmerfteenen plaaten, of van potaarde , welke men heeft laaten droogen. . De fraaie en openbaare gebouwen zijn; altijd, met eene zuilenrei omringd. De zuilen beftaan 'uit geheele ' Hammen van lorkenboomen. Zij ftaan evenwijdig met 3e buitenmuüren des gebouws, en vormen ïené galderij rondom het zelve. In dit ;eval rust het ligchaam des daks op de nuuren , en deszelfs uitfteekend gedeelte Heenlijk op de zuilen.' In' bijzondere .urgerhuizen heeft men fomtijds een dub'el , en" zelfs wel een drievouwig dak , et eene flechts eenige weinige voeten oven het andere verheven. — Alle de penbaare gebouwen , en de meeste paleien, hebben hunne hoofddeuren en venfters in de zuidzijde'.; De voornaamltè én aanienlijkiTe openbaare gebouwen 'zijn, ja fdere Had , eene gehoorzaal', waarin' die eenen, welke klagteh' tegen iemand interèrfgen hebben, gehoord worden , en daar ten recht oefent; een geflicht, daardeleerngen plechtig onderzocht worden, én de n-fte graaden der'weeténfchappen ontvari;n; tempels voor den openbaaren eerdienst  naar.'CHINA.XVIII. h00fdst.\."Afd. IOC) dienst van onderfcheiden gezindheden ; koornhuizen , om 'er voor tijden van fchaarschheid graanen in voorraad op te doen; en eindelijk eene openbaare bibliotheek. De gewoone huizen naderen met hunne voorgevels tot aan de ftraac , zonder zuilenrei. Uit de winkelhuizen fteeken twee lange , gefchilderde en vergulde ftaaken uit, met uithangborden, den voorbijgangeren deels door groote vergulde karakters, deels door afbeeldingen, te kennen geevende , met welke foort van waaren zij daar voorzien kunnen worden. De karakters zijn voor de geleerden, en de afbeeldingen voor de ongeleerden. — De binnenzijde der huizen beeft maar weinig fteraaden ; en het huisraad is eenvouwig. Elk ftuk huisraad, van hout gemaakt, is rood gefchilderd en gevernisd. In de voornaamfte ftraaten der fteden , en in een gedeelte haarer voorlieden, welken de Engelfchen doortrokken, zagen zij die groote bewecging en werkzaamheid, welke door de drukte des koophandels fteeds veroorzaakt, en in de plaacfen, aan de rivier Yun-leang-ho nog grootlijks vermeerderd wordt. De ftroom is, zon- V. deel, O der Reis door Pe che-li naar Teclioe.Wijnmaand1793-  E.eis door Pech-li naar Tedoe.Wijnmaand.1793- BRITSCH GEZANTSCHAP der ophouden , bedekt met een ontelbaare meenigte vaartuigen , allen bijkans voor den koophandel beftemd. Ook zag men voor de dorpen en vlekken zoo wel , als voor de Heden , een aantal derzelven ten anker liggen. Een gezigt der voorlieden eener Chineefche ftad is in de tegenöverftaande plaat, nommer XXX. te zien. Het gebouw met een dubbel dak, aan de rechter zijde der plaat , is een tempel voor den openbaaren eérdienst. Het kleine gevaarte op vier ftaaken , daar men door middel eener ladder moet opklimmen, is een wachthuisje, hoedaanig een gemeenlijk bij eiken kriigspost opgerecht is. Het andere, met eenen doorgang door hetzelve, dient tot eene bewaarplaats van wapenen , monteering en andere krijgsbehoeften. — De wijs van visfchen met een net, tusfchen vier bamboesftokken uitgebreid , en aan een' langen ftaak opgehangen , gelijk op den voorgrond der gemelde plaat, in de handen van het menfchenbeeld , op den oever der rivier zittende , te zien is , is door het geheele Chineefche rijk in gebruik. Ieder ftad wordt onderfteld , onder de be-  Ti .xxx. ':M"J CEICÏ rnm VOOSSTEDKN EENEK CHINSKSCHX STAD.   NAAK CHINA. XVIII. HOOFDST. l.JfJ. 211 befcherming van zekere fterren of gefternten te ftaan. Van deeze laatften tellen di Chineezen acht en twintig. Maar daarenboven hebben zij eene verdeeling van fterren, aan de tekens van den dierenriem beantwoordende , welken zij de twaalf verllijfplaatfen der zon noemen. — 't Is niet te verwonderen , dat , onder eenen hemel, zoo helder en klaar, als die, welken de Chineezen genieten, van den eerften dageraat af, toen hunne maatfchappij eerst begon befchaafd te worden, wanneer minder behoeften des burgerlijken leevens, en minder bevolking ook minder bezigheden aan ieder inwooner gaven, en wanneer de mensch , met veel minder bezwaarlijken arbeid, genoegzaam leevensönderhoud uit den fchoot der aarde bekwam ; — 't is niet te verwonderen, zeg ik , dat dit volk een gedeelte van zijnen tijd befteed hebbe, om de fchitterende hemellichten met ingefpannen aandacht te befchouwen. 't Geen de Chineezen van de hemelfche Iigchaamen weeten, hebben zij niet van andere natiën ontleend. De naamen, waarmede zij dezelven onderfcheiden, bewijzen zulks duidlijk; dezelve zijn van gewoonO 2 ten, Reis door Pe che-li war 2e- :hoe. 'Vijlt' mand. 1793*  Seis door Pe the li naar Te- ckoe. Wijn- maand. 1793- 212 BRITSCH GEZANTSCHAP ten, in hun land gebruiküjk , en van gebeurenisfen, daarin voorgevallen, genomen. ■ Op fömmigen hunner oude munten vindt men nog karakters, welke de ftandplaatlen der zon aanwijzen. — Door kracht van waarneeming, bragten zij het, in korten tijd , zoo verre, dat zij het juiste getal der dagen van het zonnejaar, en andere tijdkringen en hemelfche verfchijnfelen wisten. — Maar zij vervielen ook ras tot de begoogcheiingen der fterrewigchelaarij, welker voorzeggingen en ftreelende beloften hen den fmaak voor den moeilijken, lijdzaamen en geregelden arbeid der fterrekunde deed verliezen. — Hunne fterrekijkers wenden voor , dat zij alle de veranderingen der weersgelleldheid in de onderfcheiden faifoenen des volgenden jaars weeten te voorzeggen, en zij blijven niet in gebreke, dezelven in hunne almanakken bekend te maaken, op gelijke wijs als men gewoon is , zulks in Europa te doen. Daarenboven tekenen zij 'er de gelukkige en ongelukkige dagen voor alle mooglijke onderneemingen in aan. — De ingenomenheid des volks met deeze ongerijmdheden , wordt nog door de minfte toevallige gebeurenis, die eenige betrekking op de  NAAR CHINA. XVIII. HOOFDST. I. Afiï. 113 de voorzegging fchijnt" te hebben , verfterkt; terwijl men integendeel , zoo dik-,' wijls de uitkomst en de voorzegging niet« met elkander ftrooken , ('t welk menigmaal, het geval is,) de fchuld daarvan niet aan •de onfeilbaarheid der kunst , maar aan de onkunde van hem , die ze oefent , toefchrijft. Ook is men gewoon, veelmaalen nieuwe godfpraaken raad te pleegen , om te zien , of zij met de eerfte voorzegging zullen inftemmen. Dus dient dat geen , 't welk aan de ligtgeloovigheid der fpeelballen deezer bedriegerijen paal en perk behoorde te Hellen, alleenlijk daartoe, om de bezigheid der geenen, die 'er hun werk van maaken, te doen toeneemen. Zij trekken 'er groot voordeel van , terwijl integendeel deeze begoogchelingen aan de anderen geld en ongerustheid kosten. Dit is -als een vrijwillige belasting op de bijgeloovigheid aan te merken. In China kent men geene wettige fchattkig, uit welker beloop de kosten van den openbaaren eerdienst worden goedgemaakt. De godsdienst fchrijft echter plechtigheden voor, die noodzaaklijk tijd vereifchen, en beveelt offeranden, die uitgiften en kosten veroorzaaken. Deeze offeranden hebben op O 3 de Reis door °e-che-U aar Tehoe.Vijnnaand.193'  Reis door Pe-che-li naai Techoe.Wijnmaand.I7P3- £14 BRITSCH GEZANTSCHAP dagen van de nieuwe en volle maan ; op die der lente- en herfstnachteveningen, en op de nieuwjaarsdagen plaats. Bij deeze laatfte gelegenheid vooriil worden groote verkwistingen gemaakt. Ook wordt 'er dan eenig goed verricht. Kennisfen hernieuwen hunne afgebroken verbindtenisfen* Vrienden , die verdeeld waren geraakt, verzoenen zich met elkander. Alles neemt een nieuwe dagtekening aan. De armfte hutbewooner ziet voorüit , en befpaart in de voorgaande maanden iets, om eens een' vrolijken dag te genieten , en de aangenaamheden van een genoeglijk leeven te fmaaken, nadat hij den last van zoo veele maanden gedraagen heeft, Intusfchen hebben de Chineezen geene vastgeftelde rustdagen , die na verloop van zekere tijden wederkeeren. Ook moet men daaruit beiluiten , dat de gewoone bezigheden des volks geene geduurige tusfchenpoozen vereifchen. De Chineezen , over het algemeen befchouwd, zijn, misfchien, beter in ftaat, om een' maatigen arbeid met minder tusfchenpoozen te verduuren , dan veelen van eene laager klasfe van werklieden in Europa, Men gewent hen, bijtijds, aan beter en  NAAR CHINA. XVIII. H OOFDST. \.Afd.l\$ en gezonder heblijkheden. Zij blijven langer onder het opzigt en bellier hunner ouderen. Zij zijn voor het grootfte gedeelte fober; zij trouwen vroeg; zij zijn aan de verlokfelen der wellust minder blootgefteld , en aan ziekten , die de lee* vensbronnen bederven, minder onderworpen. Hunne leevenswijs is regelmaatiger , en aan veranderingen minder onderheevig. Op het gezag van gebeurenisfen en waarneemingen , rekent men, dat niettegenstaande de fchaadelijke ongebondenheden , waaraan de Europeefche rijkaards zich fchuldig maaken , en niettegenftaande de ziekten, welken zij zich door overdaad, werkloosheid en ondeugden op den hals haaien, zij , over het algemeen , echter nog tien jaaren langer leeven , dan lieden van een laager klasfe; lieden, naamlijk, welke door onmaatige vermoeinis voor hunnen tijd verfleeten zijn ; welken armoede verhindert, zich de noodwendigheden , verkwikkingen en gerieflijkheden, aan hunnen arbeid geëvenredigd, te bezorgen ; die aan de ongunftigheden des weêrs , en de ongemakken des leevens meer blootgefteld, en te* gen de uitwerkingen derzelven minder be* veiligd, maar integendeel aan ziekten meer O 4 on- Reisdocr Pe-che ii naar Te* choe. Wijnmaand.1793.  Reis door Pe che-li naar TechoeWijnmaand,3793. 216 BRITSCH GEZANTSCHAP onderworpen zijn , en minder tijd hebben en middelen bezitten, om zich van dezelven te doen geneezen. De Chineezen hebben geenen Zondag , en zelfs geene verdeeling van dagen , die eenige overeenkomst met onze weeken heeft. Hunne tempels ftaan alle dagen open, om door de godsdienftigen bezocht te worden. Sommigen van dergelijke lieden hebben , van tijd tot tijd , giften, hoewel niet van veel beduidenis, tot onderhoud hunner geestlijken, gedaan. Doch geene landerijen zijn aan kerklijke tienden onderheevig. — Onder de laatfte regeering , is 'er, in plaats van het hoofdgeld, eene verponding of landfchatting ingevoerd, omdat deeze laatfte belasting naar het betreklijk vermoogen der ingezeetenen best geëvenredigd is. Van alle ingevoerde waaren moeten inkomende rechten, en van zaaken , de weelde betreffende , belastingen betaald worden : maar, dewijl men ze, gemeenlijk, bij den oorfpronglijken prijs der waaren voegt , worden zij zelden door den gebruiker opgemerkt. Van goederen , die iran de eene provincie in de andere gaan, ivordt ook tol geheeven. — Iedere provincie van China kan bij een Europeesch ko-  naar CHINA.XVIII. hoofdst. i. Aft. 21? koningrijk vergeleeken worden. . Ook is zij , doorgaans , wegens deeze of geene biizondere voortbrengfels of manufaktuuren békend. De fterke verzendingen, die men van deeze voortbrengfels en manufaktuuren naar de andere provinciën doet, maaker den grooten binnenlandfchen • koophandel des rijks uit, en doen de tolrechten to zeer aanmerklijke fommen rijzen. De ge fchenken der cijnsbaaren en vafallen de: keizers, en de verbeurd verklaarde goede ren van rijke ftraffchuldigen, worden in d optelling der bronnen van 's lands fchatkis niet vergeeten. Verfcheiden belastingen bij voorbeeld , die op den rijst, worde; in ?iatura ontvangen. De verfchillend foorcen van graanen, die tot onderhou van de geringer klasfen der maatfehapp dienen , zijn van alle belastingen bevrijc Daartoe behoort , onder anderen, de tai we; dewijl de Chineezen aan den rijst a tijd de voorkeur boven de tarwe geeven. Toen de Engelfchen , de rivier Yui leang-ho opvaarende , nabij san-cho kwamen, ontdekten zij voor de eerftemaa federt hunne komst en verblijf in Chin: akkers, met tarwe bezaaid. Het graan w nog naauwlijks twee duim hoog boven d O 5 Sron Reis door . Pe the li mar Techoe.Wijnmaand.1793- t i 1 e | j | U u e 1? (S as ;n f;  Reis door Pe-che-li naar Zeekoe.Wijnmaand.1793- I 1 i \ 'j \ \ 2 1 f. z P Ü V< al e< ei fc 1 218 BRITSCH GEZANTSCHAP grond: maar, hoewel het land , met tarwe bezaaid, droog en zandig was, en het fints drie maanden niet geregend had, Hond zij echter zeer voordeelig. Het graan was zeer netjes gezaaid in gaten , door middel van eene fpaa of hak gemaakt,— eene manier van zaaien, waarvan nen, onlangs, in fommige deelen van Engeland gebruik gemaakt heeft. Die wijs van saaien , waarvan men zich bedient, wanleer men het zaad met de handen uitïrooit, wordt door de Chineezen enkel )ij eenige weinige gelegenheden gebezigd, 'ij hebben bevonden , dat deeze handelwijs niet alleen met een zeer aanmerldijk erlies van graan gepaard gaat, maar dac ij ook den oogst daarvan grootlijks verlindert; dewijl men het graan dan, op >mmige plaatfen , bij trosfen, al te dicht iet ftaan , terwijl, integendeel , geheele lekken bijkans ledig zijn. De Chineefce wijs van zaaien heeft ook nog dit )ordeel, dat de- vrouwen en kinderen der ikerlieden kunnen gebezigd worden tot nen arbeid , die niet veele kracht ver>cht. Een der leden van het gezanthap rekende, dat het zaad, welk door 1 gemelde wijs van zaaiën in gaten, in plaats  naar CHINA. XVIII. hoofdst. i. Afd. 219 plaats van het bij handvollen uitteitrooiën, in China alleen befpaard werd, genoegzaam zou zijn , om alle de Europeefche onderdaanen van Groot-Britannie te onderhouden De (g) De Chineezen planten graan in galen, met dt fpaa of een houweel gemaakt, maar zaaien het niei over den geheele akker, gelijk de Europeeërs. Oj de eilanden de France en de la Reünion, en in ver fcheiden deelen van indostan, plant men ook he graan, in gaten, daartoe gemaakt. Deeze handelwijs fchijnt den voorrang te verdie nen boven het zaaien met handvollen. Maar dii manier, welke beftaan zou in kweekhoven vai tarwe aan te leggen, en die te verplanten , zou veelligt, nog de voordeeligfte zijn. Dit denkbeeld waarmede de Europeeërs niet bekend zijn , loop te Sterk tegen hunne gewoonte aan , om hunn toeftemming te verwerven. Zij zullen deeze wi; van zaaien noch onderzoeken , noch beproeve willen, Intusfchen wordt de rijst , die zoo wi een graan is , als de tarwe, in Indie en China fpiertje voor fpiertje, verplant, 't Is te booper dat de lcezers dit zonder vooringenomenheid zu len leezen, en de goedheid hebben, om van de ze handelwijs' in het aankweeken van het graa de proeve te neemen. Indien wij eigenzinnig aa Onze gewoonten verkleefd blijven, indien wij om vooroordeelen behouden , indien onze hoogmoc ons wijs maakt, dat wij het toppunt van vo maaktheid bereikt hebben, indien wij de raadge vi Reis door Pe-che-li naar Te», choe. Wijnmaand»1793. I s I I I f I S n > 1- n ;e d h  Reis door Pe-che-li naar Techoe.Wijnmaand, j < I c v V ft vi vi w ui va m \ fia eet he< pre doe een uit! Ind den men SIG 22o BRITSCH GEZANTSCHAP De Chineezen verdeden hunne akkers nooit in vooren en rigcbels. Zij zaaien hunne graanen op eene effen oppervlak* te.' ~~ Uoe «KHdeelig het ook mooge ?eneaakker^% Aderde «Pfte hdhng, volkomen vlak Jigt , het >WOPlI3o BRITSCH GEZANTSCHAP D en achttienden van Wijnmaand des jaars 1793 , kwam het gezantfchap in de provincie sjang-tung. Alle de leidslieden, welke het reisgezelfchap door de provincie Pe-che-li verzeld hadden, werden nu vervangen door anderen, die het naar Hang- choe-foe moesten geleiden. ■ In den namiddag, voeren de jachten voorbij twee Heden, bij welken, gelijk ook bij alle de mderen, aan de oevers der Yun-leang-ho gelegen , een groot aantal jonken en andere foorten van vaartuigen ten anker lagen. Dewijl het heden de dag der volle maan was, befieedden de Chineezen den geheelen nacht aan hunne godsdienftige plechtigheden. De kanonfehoten volgden geItaadig op elkander, eene harde en veel geluidmaakende muziek deed zich zonder ophouden hooren ; eenige honderd loos weiden op eenen en denzelven tijd geflagen ; men ftak eene menigte vuurwerken af, en brandde overal welriekende houtjes. Alle deezë vreugdebedrijven duurden zonder tusfehenpoozen van middernacht tot den opgang der zon. Dit  KAAR CHINA. XVIII. HOÖFDST. 1. Afd. 231 Dit gedeelte der provincie Sjang-tung vormt een uitgeftrekte- vlakte aan beide zijden der rivier. ■— Behalve tarwe en gierst, ziet men hierömftreeks ook tabak, maar vooral die katoenplant (0), welke flechts één jaar duurt, in menigte groeien. * Dee- (a) Daar zijn veele foorten van katoenplanten of katoenboomen. Sommigen duuren flechts een jaar, anderen integendeel leeven lang en worden oud; fommigen blijven klein, anderen worden zeer hoog en dicht. Deeze laatfte foorten zouden in een koude luchtftreek niet tieren. In fommige deelen van Indie teelt men voornaamlijk den langleevenden katoenboom. Intusfchen wordt bij echter jaarlijks uitgeroeid. Waarfchijnlijk is hel eerfte gewas zeer overvloedig, of van een betert hoedaanigheid. Hoe ouder de boomen worden , hoe fyner het katoen is, doch hoe korter dar ook de draaden , of vezeltjes zijn. — De fchrijver zegt niet, of dé Chineefche katoenplant var alle de bekende foorten van katoenboomen verfchillende zij, of niet; noch welke de wijs var aankweeking zij ; noch van welke middelen dt Chineezen zich bedienen, om de zaadkorreltjes van de wol af te zonderen. De zendelingen zeg gen, dat 'er een heesterachtige katoenplant aan gekweekt wordt, en gisfen , dat zij in de zuid lijke provinciën van Frankrijk wel zou tieren Cossignij. P 4 Reis door Sjang■ung naar Hoin-ganfoe.Wijnmaand,1793-  Reis door Sjangtung naar Hoin-ganfoe.Wijnmaand.1793- 232 BRITSCH GEZANTSCHAP • Deeze laatstgenoemde waar, is het voornaamfte voortbrengfel van deeze en de provincie kiang-nan, die 'er ten zuiden aan grenst. Ook wordt de aankweeking der katoenplant niet verwaarloosd in die noordlijke deelen , alwaar, fchoon de ftrenge vorst 'er zich doet gevoelen, de katoenbollen echter tot volkomenheid kunnen gebragt worden. In deeze gewesten is het niet zeldzaam te zien, dat de landman de toppen van de bladen der katoenplant afplukt, om het getal der bollen te vermeerderen, en ze des te fpoediger te doen rijpen. Zoo heeft ook de ondervinding in de Westïndiën geleerd, dat de roozen in grooter menigte uitkwamen, en zich fpoediger Dntfloten, wanneer men de takken van den roozenftruik gegeesfeld had. China brengt geen katoen, genoeg voort, □m in de behoefte zijner inwooneren te voorzien ; want de Chineezen zoo van de eene , als van de andere fexe, in de laager klasfen des volks , draagen volftrekt niet anders, dan katoenen lijwaaten. Hierom is de invoer van katoen uit Bombai |n dit rijk verbaazend groot. Men verkoopt het te Kanton voor piasters , die, in  NAAR CHINA. XVIII. HOOFBST. 2. Afd. 233 in den koers des koophandels, voor wisfelbrieven op Engeland gegeeven worden \' terwijl de piasters-voor de thee, zijde en porceleinen, welke uit China naar Europa' uitgevoïrd worden , tot de Chineefche kooplieden wederkeeren. — Bij de katoenvelden , ziet men anderen, met indigoplanten bedekt. Van de blaauwe kleur deezer planten bedienen zij zich , om de grove katoenen ftoffen, welken de behoeftiger Chineezen tot hunne kleeding gebruiken , in de geheele uitgebreidheid des rijks, te verwen Q>), Den (Z?) Mr. staunton zegt niet, op welke wijs de Chineezen de indigo , of de blaauwe verf uit de plant bereiden; ook niet, of het plantgewas, dat die fchoone verf levert, van dezelve foort zij als die, welke in de Europeefche volkplantingen en in Indie geteeld wordt. Op de landkaart den togt der reizigers volgende, zie ik, dat de katoen- en de indigoplanten op de noorder breedte van zeven en dertig graaden worden aangekweekt, in een gewest, alwaar de weersgefteldheid op deeze hoogte kouder fchijnt te zijn, dan op dezelve breedte in andere gewesten. Daaruit befluit ik , dat het mooglijk zou zijn , deeze beide plantgewasfen in Egypte, in Spanje, en Italië, op de eilanden Korfu, Zante en Cephap 5 lo. Reis door mg naar Hoin-gan* roe. 'Vijn- naand. im-  Mm door Sjangtung naar Hoin-ganfoe.Wijnmaand.1793. *S4 BRITSCH GEZANTSCHAP Den twee en twintigften van Wijnmaand, ankerden de jachten van het gezantfchap voor lin-sin-choe , eene ftad van den tweeden rang. Nabij dezelve ftaat een zeer fchoone pagode, of toren , van negen verdiepingen. Deeze gebouwen worden door de inboorlingen ta geheeten. Zij zijn het talrijkst in die fireeken des lands, alwaar hooge gebergten zijn , op welker toppen men ze dikwijls geplaatst vindt. Gemeenlijk zijn deeze torens van honderd en twintig tot honderd en zestig voet hoog, 't welk vier- of vijfmaal zoo veel is, als hunne middellijn aan den voet des gebouws bedraagt. Het getal hunner verdiepingen of omgangen is bijkans altijd oneffen, dat is, van vijf, zeven, of negen. Deeze omgangen verminderen naar maate zij hooger rijzen, en ieder derzelven heeft een uitfteekend dak. Eene afbeelding van den toren in de nabijheid van Lin-fin-choe is op de plaat nommer XXXI. te zien. Bij Lin-fin-choe verlieten de jachten en an- onie, in Marokko, en zelfs omftreeks Algiers en runis te teelen. Het fuikerriet zou waarfchijnijk op fommige van de eilanden der Adriatifche see weelig groeien. Cosstgnij.  Pl.xxxi. GEZICT KA BIJ DE STAD I„ IN-S IN-CHOE, AAI DE OEVElts VAN HET KEIZERLIJK KAN AAI   naar CHINA. XVIII. hoofdst. 2. Afd. 235 andere vaartuigen des gezantfchaps de n-1 vier Eu-ho, anders ook de Yun - leang-ho £ genaamd. Deeze rivier heeft haare bronj westwaard, en loopt van daar, in. een; noordöostlijke «rekking, tot de gemelce' ftad, alwaar zij zich met het keizerlijk kanaal vereenigt. Dat kanaal wordt ook wel het groote k anaal genaamd, en ftrekt zich in eene lijn zuidwaard uit. — Dit werk, het grootfte en oudfte (c) van deezen aart, loopt van Lin-fin-choe, in een onregelmaatige lijn, ter lengte van omtrent vijf honderd mijlen , naar Hangchoe-foe. Het gaat niet alleen door hoogten en valeiën , maar ook dwars door rivieren en meiren. Het moet te Lin-finchoe of begonnen , of voltooid zijn ; en dewijl de toren of pagode, nabij die ftad te zien , wegens haare minverheeven lig- (c) De fchrijver begaat hier eenen misflag Verfcheiden andere kanaalen zijn in China onder nomen en ter uitvoer geljragt voor de ku-ho of dit keizerlijk kanaal, welk niet eer begonnei is, dan toen de ïartaarfche ftam der yuen o[ den troon kwam , 't welk omtrent het einde var de dertiende eeuw der Christlijke jaartelling ge fchied is. Jant. des franschen vekt. [eis door iangmg naar loin-ganoe. Vijti- naand. l7P3- i i i  Reis door Sjang tung naar Hoin-ganfoe.Wijnmaand.1793- i | < 1 < 1 2 X C z z Ti Z Z V c 236 BRITSCH GEZANTSCHAP ging, niet heeft kunnen beftemd zijn, om rot een wachthuis te dienen , gelijk men echter meent, dat het oogmerk van deeze foort van gebouwen geweest is (óT), is het mooglijk, en zelfs waarfchijnlijk, dat het gemelde gebouw gefchikt is tot een gedenkteken der onderneeming, of voltooiiing van dit kanaal; — een werk, zoo nuttig voor de Chineefche natie , als gechikt om haar vernuft en onderneemenlen geest aan den dag te leggen. Dit groote werk verfchilt aanmerklijk 'an de Europeefche kanaalen , welke zich loorgaans in een rechte lijn uitllreiiken , laauw zijn, en geenen ftroom hebben. Dit Chineefche kanaal, integendeel,maakt veele iogten en kromten in zijnen loop. Het is van (4) Zou men niet kunnen vermoeden, dat deee torens, welke in China zoo menigvuldig geonden worden , gefticht zijn geweest met een ogmerk, om de berichten van deeze en geene eer belangrijke gebeurenisfen , door middel van skere feinen , zeer fpoedig, van de eene plaats aar de andere overtebrengen. Dewijl de Chinee2n va» geene verrekijkers voorzien zijn, hebben ij van deeze verheevene punten niet hetzelve oordeel kunnen trekken, als de Europeeërs. lOSSISNIJ.  NAAR CHINA. XVIII. HOOFDST. 2. Afd. 237 van een ongelijke breedte, die fomtijds zeer aanzienlijk is ; en 'er zijn, in de geheele; lengte des kanaals, maar weinige plaatfen, alwaar deszelfs wateren niet flroomen. De grond, welke het bed van deeze rivier , of van dit kanaal , door menfchenhanden gemaakt, van dat der Eu-ho rivier affcheidt, is ter diepte van omtrent dertig voet uitgegraaven, met een oogmerk, opdat de wateren van het kanaal met een' zachten en langzaamen flroom in de laatstgemelde rivier zouden kunnen vloeien. De loop der wateren wordt, naderhand, naai vereisch der omftandigheden, gemaatigd . of gefluit, door fchutfluizen dwars dooi het kanaal gelegd op plaatfen, daar mer zulks noodig geoordeeld heeft: maar zei den is de affland derzelven minder dan een< Engelfche mijl van elkander, hebbend* het water op de meeste plaatfen Hecht; weinig flroom. — De Huizen van dit ka naai hebben geene deuren , gelijk die val Europa. Zij zijn van een eenvouwig maakfel gemaklijk te openen en te fluiten, en haa onderhoud is niet kostbaar. Zij beftaan al leenlijk uit eenige planken , welken me: afzonderlijk de eene op de andere legt vas Reis doot ijangung naar Hoin-gan*. foe. Wijnmaand.I793« t l > r 1 t  Rils door Sja-gtung naar Ho'-, gan foe. Wijnmaand. < i i 1 I i 1 t c 238 BRITSCH GEZANTSCHAP vast fluitende in de groeven van twee fterke fteenen beeren , die van de beide oevers des kanaals in deszelfs bed uidleeken , en tusfchen beiden, in 't midden des kanaals, juist zoo veel ruimte open laaten, als voor de grootfte vaartuigen , waarvan men zichDp deeze vaart bedient, noodig is, om 'er veilig dbortevaaren. Dewijl maar weinige plaatfen des kanaais volkomen warerpas zijn, dienen deeze fluizen, die dwars door de vaart gelegd zijn, en anderen, aan haar•e oevers gemaakt, om de hoeveelheid van vater,die 'er vereischt wordt, te regelen. ■ Er wordt een zekere vaardigheid vereischt, >m de vaartuigen zonder ongeluk door de luizen te ftuuren. Om dit oogmerk des te 'eiiiger te bereiken , fteekt 'er, van den roorfteven des vaartuigs, een zeer groote iem uit, door middel van welken een van iet fcheepsvolk het vaartuig met de grootte netheid en gemak beftiert. Daarenboen ftaan 'er op iederen fteenen beer eeni;e werklieden, die fterke kéren kusfens, net paardehair opgevuld, in gereedheid louden, om door tusfchenkomst derzelven 2 beletten, dat noch de vaartuigen, noch e fteenen pijlers fchaade lijden , wanneer 2jj  NAAR CHINA. XVIII. HOOFDST. 2. AfJ. 2& zij in hunne fnelle vaart door de fchutfluizen aan dezelven mogten flooten. Ligce houten bruggen worden dwars over die pijlers gelegd, en even zoo fchielijk en gemaklijk weder weggenomen , wanneer de vaartuigen, die 'er onder dooi vaaren, zulks vereifchen. — De Huizen worden alleenlijk op zekere bepaalde uuren geopend ; en dan vaaren 'er alle de boO' ten en vaartuigen, welke, geduurende diet tusfchentijd, aldaar verfameld zijn, door mits een geringen tol betaalende, welk tot onderhoud der Huizen en oevers de kanaals befteed wordt. — De verminde ring des waters , door de opening de Huizen veroorzaakt , is niet zeer aanmerl lijk. Ieder keer, dat zij geopend worden is de val des waters zelden meer dan we nig duimen; welk verlies door de riviere en beeken , die 'er van het aangrenzer land aan beide zijden ingeleid worden, r herfleld wordt. - Intusfchen zijn 'er ftre ken, alwaar de Huizen een aanmerkUjk et van elkander verwijderd liggen , en i ftroom zeer fnel is ; daar valt het wat fomtüds meer dan één of twee voet. ■ Dikwijls loopt het kanaal door de bedd van verfcheiden oude rivieren, waaraan l o Reis door; Sjangtung naar Hoin-gani foe. Wijn* maand* 1793- t 1 S r , ind is d le er 2n et  Reis door Sjangtung naar Hoin-ganfoe. Wijn- j maand, 1793. I r \ i \ t d tl è g z l a; d di d. hi lil g1 hi fo 140 BRITSCH GEZANTSCHAP ook door de onregelmaatigheid zijner diep» :e, het kronkelachtige van zijnen loop, en loor zijne breedte op die plaatfen , daar 'eene fluizen zijn, gelijkt. Overal, waar de ftaat van het aangren:end land zoodaanig is , dat het een geloegzaame hoeveelheid water aan het kaaal kan geeven, zonder 'er echter al te eel in te laaten , zijn in deszelfs oevers !uizen gemaakt , dienende, om' 'er ,• naar ereisch van omltandigheden, water te laaïn in- of uitloopen. Dit is het geval naar en zuidkant van het kanaal. Om deeze ;den , zijn daar ook de fluizen , dwars oor de vaart aangelegd, veel minder in stal. Men ontmoet 'er nooit meer dan ;s in eenen dag. Het gezantfchap was nog niet verre van in-fin-choe gevorderd, wanneer 'er een indoenlijk geval gebeurde , waarvan het ; onfchuldige oorzaak was. — Verfchei:n duizend inwooners der nabuurige fte:n en dorpen waren aan de oevers van !t kanaal famengevloeid, om de vreemdcïgen te zien voorbij vaaren. Een zeer oot aantal deezer nieuwsgierigen hadden mne ftandplaatfen genomen aan boord van mmige groote vaartuigen, langs de zijde des  naar CHINA. XVIII. hoof0st. 2. Afd. 241 des kanaals opgetrokken. De uitfteekende acfnerfteven van een dier vaartuigen, door den aandrang der menigte overlaaden zijnde, brak, en verfcheiden perfoonen vielen" ongelukkiglijk met het wrak in het kanaal. Hoe luid en geweldig ook het gefchreeuw en de worflelingen der geenen , die niet zwemmen konden , in hun oogfchijnlijk doodsgevaar waren, fcheenen zij echter niet magtig genoeg, om de aandacht van .die geenen der aanfchouweren, welke zich in veiligheid bevonden , van de vreemde vertooning, welke de voorbijvaarende jachten voor hun maakten , een oogenblik af te trekken , of eenige vaartuigen tot redding dier ongelukkigen , welke in gevaar waren van te verdrinken , te doen naderen. Een enkele boot roeide naar het wrak; maar de man, die ze voortduwde, was ieveriger om den hoed van eenen dier ongelukkige drenkelingen,die dus in gevaar was , een flagtoffer zijner nieuwsgierigheidf te worden, op te raapen, dan den perfoon zelven , die hem gedraagen had , te redden. — Hoe heilig ook , in China , de banden zijn , die de kinderen aan hunne ouders verbinden , hoe teder ook hunne geneigdheden ; waren echter de gevoelens V. deel. q van Reis door Sjang'wig naar Hoin gancoe.Wijnmaand.i7v3-  Reis door ïjanglurtg naar Hoin-ganfoe.Wijnmaand.1792' 242 BRITSCH GEZANTSCHAP van menschlievendheid in de borften der menigte, toen famengevloeid, niet fterk en warm genoeg, ten einde haar optewekken, om, met allen mooglijken fpoed, alle die hulp, welke in haar vermoogen was, den ellendelingen , die 'er om fchreeuwden , liefderijk toetebrengen, of den ongevoeligften aller menfchen af te fchrikken, om, in een dergelijk oogenblik, het voordeel van eenen lompigen hoed meer te waarde eren , dan het leeven van eenen mensch te behouden. In den avond van den drie en twintigften van Wijnmaand , kwamen de jachten bij tong-whang-ho aan. Deeze ftad ligt tegenwoordig op eenen afftand van de Geele rivier: doch een gedeelte van haaren naam fchijnt eenige betrekking op den naam dier rivier (e) te hebben ; waarüit men zou befluiten, dat zij, eertijds, 't zij door kunst, 't zij door toeval , de muuren dier ftad moet befpoeld hebben. Nabij de muuren van Tong-whang-ho? ftonden drie honderd Chineefche krijgsknechten in orde gefchaard. Dit was het gewoone getal van krijgslieden , welke in ie- (0 De Chineezen noemen ze de whasii-öo.  NAAR CHINA. XVIIÏ.HOOFDST.2.^. 243 iedere ftad, alwaar eene bezetting lag, vergaderden , om , bij gelegenheid van den ] doortogt des gezantfchaps , aan hetzelveeer te bewijzen. Deeze omftandigheid ge-'j beurde hier , toen het reeds donker was.^ Ieder aanfchouwer had eene lantaarn in zijne hand; en de verfchillende kleuren van het neteldoek , waarmede de raamen dier lantaarnen bekleed waren, deeden een heerlijke en ongemeen bevallige uitwerking op het water. — Wanneer eene ftad aan de beide oevers des kanaals zich uitgebreid had, waren de krijgsknechten ook aan de beide tegengeftelde oevers in orde gefchikt. — Somtijds was men in verwachting , dat de ambasfadeur aan land zou flappen ; en , op den eerften wenk , viel het krijgsvolk op zijne knieën , om heni te ontvangen (ƒ). — In de oogen van' ieenen Europeefchen reiziger, zweemde zulk een gezigr naar een troep bedevaartgangers, die om eenen zegen fmeekten. Sedert dat het gezantfchap van Tien-fing vertrokken was, had het waargenomen , dat (ƒ) Men ziet eene afbeelding van dergelijke krijgsposten op de plaaten, nonimer XVI en XVIi; hier vooren in het derde deel deezer reis, tégen» &ver bladz. 284 en 286. te vindend £2 Reis door ijangi,■ urig naaf üoin-'garip. oe. naai'd, 79%  Reis door Sjangtung mar ■ 'Hoin-ganfoe.'Wijnmaand.1793- 144 BRITSCH GEZANTSCHAP lat al het land , welk zij aan weerskanten wtn het keizerlijk kanaal ontmoet hadden, in een onmeetlijke vlakte beftond , zoo met lieden , dorpen en hutten , als met weltoebereide koornakkers, rijklijk voorzien. Men zag 'er niet de minfte hoogte, door de natuur gevormd; ook was 'er geen Heen , hoe klein ook , op den grond te vinden. Dit was eene voortzetting van de groote en uitgebreide vlakte der provincie Pe-che-li, en, buiten twijfel, door foortgelijke oorzaaken als die voortgebragt. —■ Deeze beide aanëengrenzende vlakten maaken te famen een gedeelte van onzen aardbodem uit, welk in zijn famenftel niet alleen , maar ook in zijn voorkomen, van bijkans alle de andere deelen van dien verfchilt. Niet verre van Tong-whang-ho, ontdekten de Engelfchen, voor de eeiftemaal fedeit hun vertrek van Peking , rijzende gronden, en een bergachtig land , welk zich oostwaard uitftrekrc. Kort daarna waren de toppen van blaauwe bergen zïgtbaar aan den zuidwestkant. De naam der oostlijke provincie Sjang-tung betekent, volgens de Chineefche karakters, waaruit die beftaat, de ooithjke bergen. — Eene rei  naarCHINA.XVIII.hoofdst. 2. Afd.2\$ rei granictfteenbergen , welker ftrekking van het voorgebergte, dat tegenover Korea begint, gelijk wij in een voorig hoofddeel deezer reis reeds gezegd hebben, oost- eir westwaard loopt, breidt zich, door de geheele lengte deezer provincie , naar den kant der provincie Pe-che-li uit, en vormt, van trap tot trap laager wordende , da grootfche en prachtige hoogten van Sjangtung. Ten minfte moeten deeze vaste zelfftaudigheden, fints de fchepping van onzen aardkloot, aanweezig geweest zijn; en indien zij ooit op zichzelven een eiland , Hechts door een naauwe ftraat van het vaste land afgezonderd, uitgemaakt hebben, moet die ftraat, na verloop van tijd, door het trapswijze zinkfel der aardachtige deelen deezer bergen, die thans, daarvan beroofd , geheel kaal zijn, geftopt weezen , terwijl een dergelijk zinkfel, aan de andere zijde plaats gehad hebbende , de fchoone en vruchtbaare vlakte , welke men daar ziet, gevormd heeft. Den vijf en twintigften van Wijnmaand, bereikten de jachten het hoogfte gedeelte van het keizerlijk kanaal. Hetzelve is , van het begin des kanaals gerekend, op den afftand van twee vijfde deelen van Q 3 des- Reis door Sjang)ung naar Hoin ganhe.Wijnmaand.1793-  Sfiis door Sjangtung naai Hoin gan foe. Wijnmaand. 246 BRITSCH GEZANTSCHAP, deszelfs geheele lengte gelegen. — Daar; ,valt de rivier luen, de grootfte van die ■geenen, welke dit kanaal van water voorzien, met groote fnelheid in hetzelve, en eer zij zich daarmede vereenigt, vormt haar loop met de ftrekking des kanaals eene dwarslijn. Een fterk fteenen bolwerk verfterkt den tegenöverliggenden westlijken oever des kanaals; en de wateren der Luen', met geweld tegen dit bolwerk aandruifchende , verdeden zich, en gaan , de eene helft noordwaard, en de andere helft zuidwaard. — Wanneer men de oorzaak deezer verdeeling niet in 't algemeen verklaard had, zou het fchijnen, als of men een wonder wilde verhaalen, wanneer men zeide, dat een bundel ftokjes, op eenmaal, in dit gedeelte der rivier geworpen zijnde, zich wel ras verdeelen, en regelrecht ftrijdige ftrekkingen volgen zou. 't Is bui een twijfel van deeze verheeven oppervlakte, dat hij, die het eerfte denkbeeld van dit kanaal kreeg, met een fchrander en veelomvattend oog de mooglijkheid Zag , om deeze zoo belangrijke gemeenschap tusfehen de verfchéidene deelen des Chineefchen rijks te ftichten , meetende van daar, de helling des gronds noord- en zuid-  NAAR CHINA. XVIII. HOOFDST. 2. Afd. 247 zuidwaard, en vereenigende de wateren der verfcheidenc , hier en daar , verdwaalde' ftroomen , aan weerskanten van de hoogte neerdaalende , in een groot en weldaad dig kanaal. — Hij begreep tevens , dat het noodig • was , ten zelven tijde , door fluizen, op een gepaste wijs verdeeld, het fchielijk en nutloos verlies van deszelfs wateren te beletten , de vermindering derzelven, door de opening dier fluizen voor de doorvaarende kleiner en grooter fchepen , noodwendig veroorzaakt, door den waterrijken vloed der rivier Luen, hooger, dan het hoogfte gedeelte des kanaals gelegen, weder te herftellen, en het een en ander zoo te fchikken, dat deeze ftroom, zich evenrediglijk verdeelende , naar de beide verfchillende zijden vloeide. Nabij deeze plaats ftaat een zeer fchoone en fraai vergulde tempel, luen-whengm 1 a w, dat is, de Geele tempel der rivier Luen , genaamd. De Engelfchen hadden, in het zuidlijk gedeelte des kanaals, nog flechts een'korten weg afgelegd, toen zij in de nabuurfchap van die plaats aankwamen , alwaar de leu-tze, of de vermaarde vischvangende vogel van China afgerecht wordt in de Q 4 k.unso; t Reis door ïjnngung naar ttuin gin"oe.Wijn? maand. 1793.  Reis door Sjangtung naar Hoin-ganfoe.Wijnmaand.1793. 248 BRITSCH GEZANTSCHAP kunst, om zijnen bezitter een groote menigte visch te leveren. — De leu-tze is een foort van pelikaan. Hij gelijkt naar de gemeene waterraaf. De kundige natuurkenner , Dr. shaw onderzocht deezen yogel naauwkeurig, en gaf 'er de volgenIe karakterfchets van op: ,, de bruine pe, likaan of waterraaf, met witte veeren „ aan de keel; het lijf van onder witach„ tig, en met bruin geplekt; de Haart , rood; de oogringen blaauw, en de bek g geel." In de tegenovcrflaaude plaat , iiommer XXXII, ziet men eene af beelding Jaarvan naar het leeven. Op een groot meir, oostwaard van het kanaal , en zeer dicht bij deszelfs oevers gelegen , ziet men eenige duizend kleine bootjes en vlotten , die tot de vischvangst met de leu-tze gebruikt worden. Op ieder fchuitje of vlot zijn tien of twaalf van deeze vogels, die op het eerfte fein, dat zij van hunnen bezitter ontvangen, zich in het water dompelen. Men kan de verbaazende menigte en grootte van visfchen, welken deeze vogels vangen, en in hunnen bek aanbrengen, niet zonder verwondering aanfchouwen. Zij fchijnen zoo wel afgerecht te zijn, dat het niet noodig is, him eenen  '* BE CHINEESCHE pelikaan, OT LaTEMAAF,   KAAR CHINA, XVIII. HOQFDST. 2. Afd. 249 eenen ring , of eene koord om den hals te doen, om hen te beletten, een gedeelte van hunnen vangst in te zwelgen. Zij eeten niet, dan 't geen hun meester hun/ zoo tot aanmoediging , als tot voedfel, van den roof geeft (g). Het fchuitje, waar- (g) De bijzondere leerzaamheid van don leu-tze kan ons gereedlijk erinneren, niet alleen, aan de valken, welken deEuropeeërs tot de jagt afrechten, maar ook aan een klein vogeltje, welk door athar.ali-khan van Dehli befctireeven is. Dit vogeltje van athar-ali-khan wordt in bet IndUaansch baya, in het Sanfcrit, berbera, in het Bengaalsch, bahti, in het Perfisch, cibu, en in het Arabisch, tenawwet, genaamd. Het hangt zijn nest aan de hoogde boomen op. Het maakt den ingang in hetzelve van onder, verdeelt het in twee of drie kamertjes, en verlicht die, naar men zegt, met eene foort van vliegen , die, gelijk glimwormen, fchijnfei geeven, welken het levendig vangt, en door middel van potaarde of koemest vast hecht. Men meent, dat het gedeeltliik ook op deeze vliegen aast. Wanneer de baya tam gemaakt, en behoorlijk afgerecht is, zoekt het alle de kleinigheden, welken zijn bezitter hem aanwijst, op, en brengt ze hem met eene foort van zegepraal. Wanneer men het vogeltje op den rand van eenen diepen put zet, en eenen ring daarïn laat vallen, werpt het zich op dat zelve oogenblik daarïn, grijpt den ring, eer dezelve het water bereikt, en brengt dien te rug. Wanneer men aan het vogeltje twee- of driemaal een huis wijst, brengt het de brieven , welken Q 5 men Rtis door ijang-  Reis ioor, Sjang- ,'. tung naar Hoin-ganfoe.Wijnmaand,1793. 1 | Ü I I ] 1 1 i i £ 1 256 BRITSCH GEZANTSCHAP hecht. Daar is het kanaal, in de daad, niet anders dan als eene groote. waterleiding, zeer hoog boven de oppervlakte der aangrenzende landftreek verheeven. Dezelve is overal, daar zij droog is, met vlekken en dorpen als bezaaid. De grond, langs deeze zonderlinge waterleiding, is, geduurende een aanmerklijk gedeelte des jaars, overftroomd. De Engelfchen zagen daar rijst, welker halmen zich boven het water verheften. — Over het algemeen, worden de laage gronden in de middenfte .en zuidiijke provinciën des Dhinêefchen rijks gebruikt, om rijst te ■eelen: want- dit graan is het gewoone en 'oornaamfte voedfel van alle die Chinee'en , welke niet zoo behoeftig zijn , dat :ij zich met andere foorten van graanen , üe beter koop zijn, moeten behelpen. — 2en groot gedeelte van de oppervlakte der kkers, langs her kanaal gelegen , is tot iet. aankweeken van rijst zeer gefchikt. )it graan vereischt, dat de grond, waarop iet geteeld wordt, van dien tijd af aan, ti welken men het zaait, tot dien tijd toe, n welken het begint te rijpen, omtrent ene handbreed onder water gezet worde. ■ feele rivieren , waarvan iömmigen zeer groot  naar CHINA. XVIII. hoofdst. 2. Afd. 257 groot zijn, vloeien door de verfcheiden provinciën van China, en overftroomer jaarlijks de laage landen , langs dezelven gelegen. Deeze wateren laaten eene foorr van flik zinken, welke den grond vruchtbaar maakt, gelijk de overftroomingen van den Nijl aan den bodem van Egypte een ongelooflijke vruchtbaarheid mededeelen, zoo verre die zich uitftrekken. — De bronnen der Geele en der Kiang-rivieren zijn niet zeer verre van die van den Ganges en den Burumpoeter, en ontfpringen aan den voet der gebergten , die Indie ten noorden , en China ten westen bepaalen. Hevige regenbuiën , in gezette tijden, op die bergen vallende , doen deeze rivieren dikwijls tot een verbaazende hoogte zwellen , fchoon 'er , tenzelven tijde, in de vlakten, welken zij doorftroomen, geen druppel water gevallen is. Nadat de flik eenige dagen op de vlakten van China gelegen heeft, maakt men toeftel, om 'er rijst in te planten. Ten dien einde, wordt een kleine plek gronds door eene hoogte van klei rondom ingefloten. De grond wordt naderhand omgeploegd, en door middel eener platte eg- V. deel R ge» Reis door Sjangtung naar Hoin-gan* roe. Wijnmaand.1793'  Fels door Sjangtung naai Hoin gan foe. Wijnmaand.1193' 258 BRITSCH GEZANTSCHAP ge, van onder met reien lange houten . pennen voorzien, en door eenen buffel getrokken, meer of min effen gemaakt. — Het graan , vooraf in mist, met dierlijk water gemengd , eenigen tijd geweekt , wordt 'er dan zeer dik in gezaaid. Terftond daarna wordt gemelde plek gronds, 't zij door griften , waarmede het water uit bronnen, die hooger liggen, derwaard geleidt wordt, 't zij door middel van- ketenpompen , welker gebruik bij den Chineefchen landman even zoo gemeenzaam is, als dat van de hak of het houweel, geheel, doch niet diep , onder water gezet. — Binnen weinige dagen , ziet men de rrstfpruiten haare toppen boven de oppervlakte des waters uitfteeken. In dien tusfchentijd , wordt het overige van den grond, tot de rijstteelt befiemd, indien dezelve al te ftijf is , omgeploegd , of de kluiten met het houweel gebroken, en met de egge gelijk gemaakt. — Wanneer de rijstplant zes of zeven duim hoog is, rukt men ze met haare wortel uit den grond, fnijdt 'er de toppen af, en iedere fpruit wordt, afzonderlijk, fomtijds in kleine vooren , door middel van den ploeg uitgeworpen.  NAAR CHINA. XVIII. HOOFDST. 2. AfÓ. 1$Q pen, en fomtijds in gacen , met een puntigen ftok, in den akker gemaakt, bij reiën geplant. De jonge rijstplantjes worden op den afftand van zes duim van elkander ge-J zet. Daarna wordt de rijstakker voor de tweedemaal bevochtigd. Om de rijstvelden des te gemaklijker te overftroomen, en de hoeveelheid water, welk men 'er op wil brengen , behoorlijk te regelen, verdeelen de Chineezen dezelven weder, door laage opgeworpen hoogten van potaarde , in kleine plekken , rondom befloten. Door middel eener grift, op iedere hoogte gemaakt, leidt men het water volgens willekeur, naar alle de deelen van den akker. Wanneer de rijstplant haaren volkomen wasdom bijkans gekreegen heeft, is het water , 't zij door de lucht uitgewaasfemd, 't zij door den grond ingezoogen , reeds verdweenen ; en de plant bedekt den droogen grond gantschlijk. De eerfte infameling van den rijstoogst gefchiedt in het laatfte van Bloei-, of in het voorfte van Zomermaand: doch dit heeft alleen in de zuidlijke provinciën des rijks plaats. — Het werktuig, waarvan men zich bedient, om de rijsthalmen af te R 2 inij- Ras door Sjangr iüng naar Hoin gan* coe. Wijnmaand.1793» - ■  Reis door Sjangtung naar Hoin-ganfoe.Wijnmaand.-793- 2Ö0 BRITSCH GEZANTSCHAP mijden, beftaat in een kleine zeis , die. gelijk cenc zaag , getand, en krom is. — Men bedient zich noch van karren of wagens , noch van dieren, om de fchooven van de akkers te brengen. Maar men hecht twee aan ieder end van een bamboes, .welke een werkman op zijnen fchouder legt, en zoo draagt men ze naar de plaats, alwaar het graan van het ftroo moet gefcheiden worden. — Deeze laatfte verrichting wordt verfcheidenlijk gedaan. Somtijds gefchiedt zij mtt den vlegel, waarvan men zich gewoonlijk in Europa bedient. Ook wordt zij wel gedaan op die wijs , welke bij andere Oosterlingen in gebruik is, naamlijk , door het vee op den dorschvloer , op welken de fchooven of garven rijst uitgefpreid zijn, te doen rondgaan. Behalve deeze bedienen de Chineezen zich nog van deeze en geene bijzondere handelwijzen : fomtijds zetten zij eene plank overend , tegen welke zij het graan uit zijne airen uitkloppen, of zij verrichten deeze zelve werkzaamheid met de airen tegen een groote tobbe te flaan , die, bijzonder tot dat einde uitgehold is, zijnde het achter- en de zijftukken derzelve veel hooger dan  naar CHINA. XVIII. hoofdst. i. Afd. a6i dan het voorfte, opdat het graan zich niet al te verre zou verfpreiden. Wanneer het in de wan geweest is, wordt het naar den graanzolder gebragt (f). Om («') Op de befchrijving, welke Mr. staunton, hier boven , in eenige bladzijden , aangaande de rijstteelt, zoo als zij bij de Chineezen gebruiklijk is, gegeeven heeft,maakt Mr. cossignij de volgende aantekening. De rijst wordt , volgens de befchrijving van Mr. staunton, in de provincie Sjang-tung, op dezelve wijs geteeld, als door de Indiaanen ,s op de kust van Koromandel gefchiedtj maar zij ,, verfchilt een weinig van die, welke aan de oe« vers van den Tigerftroom, in de provincie Kan- ton, plaats heeft." Met verwondering lees ik, dat de Chineezen 5, jaarlijks twee rijstöogften infamelen ; te meer, ,, daar zulks onder zulke hooge graaden van ,, noorder breedte gefchiedt. Ik vermoed, dat de ,, laatfte oogst is die van eene foort van rijst, welke ,, vroeger rijp wordt. Integendeel verwonder ik ,, mij niet, dat de akkers, die rijst voortbrengen, ,, geene andere me:ting ontvangen , dan die van ftoppelen , welke door middel van den ploeg onder den grond geraaken, en van de flik, ,, welke het water , dat 'er opgebragt wordt , ,, daarop laat zinken, Het water, welk men op de rijstvelden ftaande houdt, is zelf de beste ,» mesting, welke men aan de landerijen kan geeven, R 3 „en Reis door Sjangtung naar Hoin-gan* foe. Wijnmaand.1793»  R'Udoor Sjangtiirig naar Hoin-ganfoe.Wijnmaand,1793- 1 ï6a BRITSCH GEZANTSCHAP Om de rijstkorreltjes van de bolfler, waarmede het omgeeven is , te ontdoen , of te pellen, bedient men zich, in China, van een groot aarden vat , of een fteen , op die wijs uitgehold, als men elders gebruikt , om water te laaten doorzijgen. Nadat men hetzelve in de aarde wel vastgemaakt, en het graan daarin geftort heeft, dampt men het graan met een' anderen [teen, die een kegelachtige gedaante heeft, en aan het uiterfte van eenen hefboom gehecht is. Door dit middel wordt het graan van zijne bolfter ontbloot; maar, om de waarheid te zeggen , fomtijds vrij gebrekkig. Deeze kegelvormige fteen wordt en het ftrekt zelfs tot voedfel voor het plant- „ gewas." ' : ■ ,, 't fs jammer, 'dat de Engelfchen geen onder- ,, zoek hebben.gedaan, of men niet, in dit wijdr „ uitgeftrekt rijk, verfchillendc foorten van rijst, van graanen, van maïz, enz. teelde. Zij hebben niet gefprooken van den drpogen rijst, dien de Cochinchineezen aankweeken op hunne gebergten, noch van de rijst, welker plant lan- ,, ger dan één jaar duurt, en die in de moerasfen van huu land van zelfs groeic. — Misfchien zijn de?ze beide foorten in China onbe- 5» kend." Cossjgnjj.  naar CHINA. XVIII. hoofdst. 2. Afd. 263 gemeenlijk door een perfoon bewerkt, die op het end des hefbooms treedt, en dien daarna weder vallen laat. Eene nette afbeelding daarvan vindt men in het onderftaande plaatje of vignet. Intusfchen bedient men zich nog van een andere handelwijs. Men laat het graan tusfehen twee platte, cirkelvormige fteenen doorgaan. Van die twee fteenen draait alleen de bovenfte rond , maar 'er moet ruimte genoeg tusfehen die fteenen zijn, opdat het graankorreltje alleenlijk van zijne f 'ftrit'.^r-i ■JfrM' «V iMfitttjTf'i*"''- 1 +% -."jCl Reis door Sjangtung naar Hoin-ganfoe.Wijnmaand» j 1793-  Reis door Sjangtung naar Hoin-ganfoe.Wijnmaand.1793. » s64 BRITSCH GEZANTSCHAP ne huid of bolfter ontdaan , maar niet gekneusd , gebroken of fijn gemaalen worde. — De eerstgenoemde werking wordt ook in het groot verricht in watermolens. De as van het molenrad heeft dan verfcheiden armen, welke, in het ronddraaiën het uiterfte der hef boomen raakende , dezelven opheffen, op gelijke wijs als de voet des werkmans zulks doet , volgens de afbeelding , in het gemelde plaatje daarvan Tegeeven. Somtijds worden twintig dergelijke hefboomen te gelijk door een en hetzelve wiel bewoogen. Het ftroo van rijst en ander graan, in eene fnijlaê, daar:oe gefchikt, met een fnijmes, fijn gefneelen, dient top voeder voor het weinig vee, lat de Chineefche landlieden houden. Het werjc van; deezen eerden oogst geiindigd zijnde » wordt de akker terflond veder bereid , om' op nieuw bezaaid te vorden, T*ë* eerfte verrichting, die ondernomen 'wordt , is i de-ftoppels. uit. den grond te trekken,, dezelven op kleine, hoopen te léggen eri te "yeritotpên; waaisia de asch, die 'er van keint^over den geheelen akker verfpreid wordt. Deeze werkingen worden, naderhand, nog eens herhaald. — De tweede oogst wordt gemeen-  NAAR CHINA. XVIII. HOOFDST. 2. Afd. 265 meenlijk in Wijnmaand , of in het begin van Slagtmaand , ingefameld. Het graan wordt op gelijke wijs behandeld, als de eerftemaal ; maar de ftoppels worden niet meer verbrand. Men keert ze om met den ploeg, en laat ze in den grond rotten. Deeze ftoppels en de flik, die 'er, door de akkers onder water te zetten, opgebragt wordt, zijn de eenige mesting : welke de grond , dien de Chineezen toi den rijstbouw gebruiken, ontvangt. Dé landen, door het op- en afloopen van hei getij in de nabijheid der zee , door de overftroomingen der rivieren, of door ka naaien en griften vruchtbaar gemaakt, zijr bekwaam, om niet alleen rijst, maar ooi fuikerriet voorttebrengen. Alleenlijk moe 'er zorg worden gedraagen, dat men, wan neer men 'er het laatstgenoemde plantge was , of fuikerriet, op wil teelen, he water 'er afleide , zoo draa het jonge fui kerriet boven de oppervlakte des water zich begint te vertoonen. Vergenoegd met twee rijstöogrten , o éénen fuikeröogst in het jaar, laat d Chineefche landman 'gemeenlijk zijn lam rusten tot de volgende lente, wanneer he weder op gelijke wijs bearbeid wordt. Du R 5 woi 1 Reis doof Sjang' Mg naar Hoin-gan.* foe. Wijn- maand. 1793. ï t f i t  Reis doar^ Sjang- ! tung naar Hoin-ganfii. ' Wijnmaand.1793- £66 BRITSCH GEZANTSCHAP worden , van gedachte tot gedachte, dezelve oogden , van denzelven grond , ingefameïd, zonder den minden dunk te hebben van de noodzaaklijkheid, om het land een jaar braak te laaten liggen. De groote verheevenheid van het keizerlijk kanaal in dat gedeelte van hetzelve, alwaar de jachten toen voeren , heeft gelegenheid gegeeven , om veele fluizen in deszelfs oevers te maaken. Zij zijn allen onder .gewelfde fteenen boogen, en dienen om het overtollig water in de aangrenzende moerasfen uitteftorten. Maar het duurde riet lang, of de reizigers kwamen in een ander gedeelte des kanaals , welks ligging van de even voorgaande gantschlijk vcrfchilde. Men ziet daar noch. bergen-, noch uitiïeekende hoogten. Het is, integendeel, eene zoo uitgeftrekte vlakte, dat het oog het eind daarvan niet kan afzien. Intusfchen is deeze vlakte, allengs, boven haare eerfte oppervlakte zoo hoog gereezen , dat het bed des kanaals ten minfte twintig voet beneden de oppervlakte des gronds uitgegraaven is. Het water , welke in dit gedeelte des kanaals verloorcn. gaat, wordt rij lelijk vergoed door die menigte waters, welke het groo,  naar CHINA. XVIII. hoofdst. 2. Afd. l6j groote meir wi-chaung-hoe, dat 'er aar, grenst, en de provincie Sjang-tung van^ davan Kiang - nan affcheidt, aan dit kanaal mededeelt. — De ligging der vaart, ir. deeze ftreek, erinnerde lord m a c a r t n e ij aan het groote kanaal van Rusland (k ,, welk hij zeer wel kende. Dit laatstgenoemde .kanaal loopt, insgelijks, op zekere plaatfen, evenwijdig met het meii Ladoga , van welk het door een' zwaaren dijk van aarde afgezonderd is, maar waaruit het ook aan fommige oorden een' overvloedigen voorraad ontvangt. Het meir Wi-chaung-hoe, van den rij .zenden grond gezien, maakte, bij den op gang der zon, eene bij uitftek aangenaam* vertooning. Men zag deszelfs oevers me houten huizen bedekt, en den fchuinfche: grond die zich achter dezelven verheft, met pagoden verfierd. Het meir zelf wa met allerleie foort van vaartuigen bijn gamschlijk bedekt. Zij doorkruisten hei zelve in alle ftrekkingen, en bedienden zie van allerhande middelen, b. y. van Hokken -boomen, riemen, zeilen., en waLhet vej nuft meer heeft uitgedacht, om hunn vaai (k) Het kanaal van Wisj-nei-wp-lodzok.. . I Reis door. Sjangtung naaf Hoin-gaii' foe. Wijnmaand.1793- 1 » s 1 'l è  Reis door Sjangtung naar Homganfoe,ffijnmaani. 4 a68 BRITSCH GEZANTSCHAP vaart te bevorderen. — De vischvangst is eene van de voornaamfte bezigheden der Chineezen, die de oevers van dit meir bewoonen. Zij oefenen de visfcherij op verfcheidenerleie wijs; doch de gewoonlijkfte is veelligt die , om zich van netten daartoe te bedienen. — Onder anderen hebben zij eene , die zeer zonderling is. Zij hechten aan het boord van een fchuitje eene plank , die wit gefchilderd is , en geeven 'er zoo eene fchuinte of helling aan, dat de rand der plank met het water renen hoek van omtrent vijf en veertig graaden maakt. Wanneer het helder maanfchijn is, wordt het fchuitje , daar de geSchilderde plank aan vast gemaakt is, zoo gekeerd , dat het fchijnfel der maan vlak op die witte plank valt, en 'er den fchijn ean beweegend water aan geeft. De visch, Jaardoor misleid , wordt in de verzoeking gebragt, daarop, als zijne hoofdftof, uittefchieten. De visfcher zulks bemerkende , baalt oogenbliklijk de plank met eene koord op, en doet den visch in het fchuitje vallen. — Alle de manieren om visch te vangen , worden door de Chineezen met groote graagte aangenomen. Door de visfcherij zoeken zij de fchaarschbeid van het  NAAR CHINA. XVIII. HOOFDST. 2. Afd. l6§ het vleesch van dieren, welke op de aar-, de leeven, te vergoeden. ] Van de viervoetige dieren eener grooter foort hebben de Chineezen van de laagitt"j klasfen, zelden of ooit, gelegenheid te1 proeven, ten zij dan, dat zij bij toeval of door ziekte geftorven zijn. In zulke gevallen, overwint de eetlust der Chineezen alle walging en natuurlijken afkeer: 't zij het geftorven dier een os, of een kameel, een fchaap of een ezel zij; 't is hun alles even aangenaam. Dit volk kent geen onderfcheid tusfehen rein of onrein vleesch. De Chinees kan zich gemaklijk een denkbeeld maaken van de ijzing en den tegenzin, welken eene natie, die gewoon is, zich geftaadig met plantgewasfen te geneeren , moet gevoelen, wanneer men haar voor de eerftemaal voordek, een gevoelig weezen te dooden , met een oogmerk, om zich met deszelfs vleesch te voeden: maar, wanneer hij zich eens met zulk eene daad gemeenzaam gemaakt heeft, rekent hij den voorrang , aan de eene foort van dieren boven de andere gegeeven, niet meer dan als een voorwerp van fmaak of verbeelding. De viervoetige dieren, welke omtrent de leis door f.ng- ung mat Uoingm- 'oe. Vtjn- naandL !793>  Reis dcor Sja>gtung naar Hoin ganfoe.Wijnmaand.-793- 170 BRITSCH GEZANTSCHAP ie woonhuizen der Chineezen eenig voedfel kunnen vinden, gelijk, bij voorbeeld, de varkens en de honden, zijn hun gewoonlijks! dierlijk voedfel, en worden op ie openbaare marktplaatfen verkocht. Die geenen der Chineezen , welke niet rijk genoeg zijn , om kieschheid te laaten blijken , fchroomen niet , om aan hunne gulzigheid te voldoen door al wat hun voorkomt, te eeten. Somtijds zelfs wordt het angedierte, welk lieden, die niet zindelijk zijn, plaagt, door hen niet ontzien. Van het watergevogelte maaken de Chineezen ongemeen veel werk. Zij vangen iet op het meir Wi-chaung-hoe, in menigte , op een zonderlinge wijs. Zij laaten ledige kru ken, en kalebasfen, op het water rond vlotten, om de vogels aan deeze voorwerpen te gewennen. Daarna begeeft zich een man, met zulk eene kruik, Df eene kalebas, op het hoofd , in het meir, en nadert daarmede langzaam eenen vogel. In deszelfs bereik gekomen zijnde, ligt hij zijnen arm op , vat den poot des vogels, en trekt hem onder het warer, zonder het minde gedruisch te maaken , om de anderen niet te verfchrikken. Hij zet deeze jagt voort, tot dat hij den zak, dien  naar CHINA. XVIII. hoofdst. Ï. Jfd. 271- dien hij medegebragt had, om zijnen roof, te bergen , gevuld heeft. — Intusfchen ^ moet men deeze uitvinding niet voor zeer. buitengewoon houden: want, volgens het^ bericht van antonio d'ülloa, is zij: volmaakt dezelve,welke, in Zuid-Amerika, bij de Indiaanen, in den omtrek van Karthagena woonende, op het meir Cienega de Tefias gebruiklijk is. In China zijn veele lieden , die door middelen,welke niet in het groot, of met een oogmerk om een zeer aanmerklijk voordeel te verkrijgen, zouden kunnen geoefend worden, den kost winnen: maar zulke lieden ftrekken hunne begeerte niet verder uit, dan om een maatig befhan te vinden. De kunst , om een uitgebreid ontwerp te vormen, ten einde veel geld te winnen,of om nieuwe middelen en wegen uit te vinden , ten einde eene menigte volks van een bijzondere foort van koopmanfchap te voorzien , en daardoor rijkdom te vergaderen , is in China niet bekend dan in de groote fteden, of die aan zee gelegen zijn. Dit belet echter niet, dat 'er in alle dorpen en vlekken lieden gevonden worden , welke 'er hun werk van maaken, om aan de behoeften der ingezeetenen te voldoen, en Mi deur ■jang- ung naar Hoin-gan* 'oe. 'Vijn. naandm [793-  Reis door Sjangtung naai Hoin-ganfoe.Wijnmaand.J7P3- £72 BRITSCH GEZANTSCHAP en daardoor fchatten op te hoopen. Overal zijn 'er winkels, alwaar men geld op onderpand uitleent (/). De wet vergunt aan de geenen, welk op die wijs geld te leen geeven, zeer zwaare interest. De gewoonte, om zich van zulke leeningen te bedienen , duidt zekerlijk, aan den kant der menigte, niet alleen een groote onvoorzigtigbeid aan , maar ook een groote onzekerheid ten aanzien van het welgelukken haarer onderneemingen. Doch de gemaklijkheid van den landbouw , en de overvloed van den oogst, dellen de landlieden, wanneer geene buitengewoone en algemeene rampen hen treffen, dikwijls in ftaat, om , hoe arm zij ook zijn , den last van zulke drukkende geldleeningen te draagen. In fommige ftreeken , aan het keizerlijk kanaal grenzende , maaken de meiren en moerasfen den akkerbouw bijkans ondoenlijk. (i) De huizen, daar men geld op onderpand leent, worden in het Chineesch tang-pou geheeten. De wettige intrest van het geleende geld klimt, in China, tot dertig ten honderd in het jaar. Vollens den geleerden tsieh-tchi , die veel over 3e ftaatkundige huishouding gefchreeven heeft, is 3eeze hooge interest voor den koophandel zeer juttig. Aant. van den franschen vext.  naar CHINA. XVIII. hoofdst. 2. Afd. 273 lijk. Doch 'er is geen droog plekje gronds te vinden , of men ziet 'er ook kleine armmoedige hutten opgerecht. De bewoo ners dier hutten geneeren zich voornaam, lijk met de vischvangst ; en de nabijheid van het kanaal geeft hun gelegenheid, om een gedeelte van hunnen visch voor hunne noodwendigheden te verruilen. Deeze, door haaren eigen aart , on* vruchtbaare, — deeze onbebouwde moerasfen en ilreeken voorbij ge vaaren zijnde, zagen onze reizigers wel ras weder eene landouwe, welker gelaat door de verfcheidenheid haarer voorwerpen, eene verwonderlijke aangenaamheid aan hun oog opleverde. Vruchtrijke vlakten , kleine bergjes , meer verheeven hoogten eens rijzen* den gronds, en geheele reien bergen, door diepe valeiën afgebroken, vermaakten de aanfehouwers beurt om beurt, op de bevalligfte wijs. Overal zag men welgebouwde dorpen, zeer nabij elkander gelegen. De bevolking was bijkans ontelbaar, en geen hoekje gronds onbezaaid. Som* mige velden waren met de plant palma christi (m)_ bedekt, eene plant, van wel» (»») Ricinus, wonderboom, of pnrgeèrnööten. V. de El.. S Reis door Sjang' tung mat' Hoin gam fes. Wijnmaand. ( i7>3>  Reis door ' Sjangtung naar Hoin-ganfoe. Wijn- | maand. , 1793- 1 » \ 1 < i '< ] i 1 t c t c \ r i r E f c 174 BRITSCH GEZANTSCHAP welker zaadkorrels men, in de Westïndiên, ;ene olie maakt , die naar dit gewas, of Dok wel kastoorölie genoemd , en in de geneeskunde gebruikt wordt. Maar de chineezen hebben deeze olie eetbaar en 'maaklijk weeten te maaken ; doch zij beiienen 'er zich zeer zelden van als een irtfenijmiddel Het grootfte gedeelte des lands was, inusfchen , met katoenplanten of boomen )ezet. De knoppen begonnen zich te ipenen, en waren nagenoeg gereed, om ;eplukt en ingefameld te worden. — Hier»mtrent werd het kanaal merklijk breeder. Deszelfs ftroom ging zuidwaard , en was ;oo fnel, dat hij meer dan twee Engelfche n-ijlen in eene uure liep. Verfcheiden akken werden uit het hoofdkanaal afgeleid. (?») De Chineezen hebben de olie van palmt hristi bekwaam weeten te maaken, om gegee2n te worden, en 't is zeldzaam, dat zij ze als en artfenijmiddel gebruiken. Indien zij eene foort an palma christi hebben , welke wij niet kenen, had de fchrijver zulks moeten zeggen: maar, idien zij zich van een bijzondere handelwijs bedieen , om de ontlastende kracht van dat geneesliddel weg te neemen , is het jammer , dat de :hriiver 'er geene melding van gemaakt heeft. iOSSIGHIJ.  KAAR CHINA. XVIII. HÓOFDST. 2. Afd. 275 leid. Op dezelven , gelijk* ook op het groote kanaal , en op de meerafgelcegen meiren, zag men verfcheiden vaartuigen zeilen. Vervolgens is het kanaal weder door laage landen geleid, welke aan overftroomingen onderheevig, en met kleine meiren en moerasfen doorfneeden zijn. Een klein aantal geringe en flechtgebouwde dorpen , eenige wilgeboomen en rijstvelden zijn 'er de voorwerpen , over welken! de reizigers het oog kunnen laaten gaan* Doch niet verre van daar kondigt eene aaneengefchakelde rei lieden en fraaie dorpen > eene verbaazende menigte vaartuigen van allerhande foort , en eene ongemeen talrijke bevolking de nadering der Geele rivier aan. Het kanaal dort zich met eenen gemaatigden droom in dezelve uit, en loopt (leeds zuidwaard De Engelfchen zagen in deeze nabuürfchap verfcheiden van de grootfte vaartui* gen , het volgend jaarfaifoen hier afwachtende, om een gedeelte der keizerlijke irtkomften aan boord te neemen, en dezelven naar de hoofdftad des rijks te brengen. — Andere vaartuigen verkoozen ook* Hich ter deezer plaats op te houden \ om* S a daf Reis door Sjangnng naaf Hoin-gan* "oe. 'Vijnmaand*(793. .  Reis door Sjangtung naar Hoin-gan- fO°- Wijnmaand.1793. DER. 176 BRITSCH GEZANTSCHAP enz. dat men bier "als eene foort van middenpunt heeft, welk, met ieder deel des rijks een geregelde gemeenfchap hebbende, voor de ruiling van koopmanfchappen allerbest gefchikt is. Met het begin van Slagtmaand des jaars l793 •> was het gezantfchap tot hoingan-foe, aan dezelve rivier, genaderd, en, zijne reis voortzettende , trad het aldaar in de provincie kiang-nan, naar hang-choe-foe doorreizende.  DERDE AFDEELINGr. Reis van hoin-gan-foe, door de provincie ki a n g-n a ,n , tOt hang- choe-foe. — Bijzonderheden op die reis waargenomen. INHOUD. Snelheid des ftrooms der Geele rivier.— Eer de Chineezen dezelve invaar en, doen zij eene offerande. — Gisfmgen over den oorfprong dier offerande. — Zij gelijkt naar die, welke, eertijds, in bijzonder e gevallen , bij andere natiën ge* daan werden. — De loop, lengte, en andere onderfcheidende eigenfchappen der Geele rivier. — Begrooting der menigte flik , welke zij mede voert. — Hoeveel die flik kan toebrengen , om den bodem van de kom der Geele zee te verhoogen. — Sun-ta-zhin en de Engelgelfche ambasfadeur geeven elkander onderling bezoeken. — Gunflige geneigdheden des keizers jegens de Engelfchen , vermeerderd door het yerflag, welk sunta-zhin hem nopens de weezenlijke S 3 °°g-  278 INHOUD. oogmerken des gezantfchaps geeft. — Aangenaam gezigt over het kanaal. — Het meir Pao-yng. — De Chineezen teelen peulvruchten en graanen op moerasfige plaatfen. — Sommige Chineezen rechten volkplantingen in Tartarije op. — Voor oor deelen tegen de Tartaar en. . Moerbeziënboomen. — Aankweeking dier boomen. —i Hunne bladen dienen tot voedfel voor de zijwormen. — Manier, cm de zijwormen in C :ina op te kweeken. — Het keizerlijk kanaal vereenigt zich met de rivier Tang-tfe-kiang. —. De loop en uitgcftrektheid dier rivier. De ruimte , welke 'er tusfehen de Geele rivier en de Tang-tfe-kiang, of Groote rivier, gevonden wordt. — De Gouden berg in de laatstgenoemde rivier. — Katoen van Nanking. — Zijne natuurlijke kleur. — Bruggen over het kanaal geflagen. — Aankomst te Sou-choe-foe. — Befchnjving dier jlad. — Dames van Sou-choe-foe. — Het meir Tai-ho. — • Smeerboom. — Voorbeeld van Chineefche zuinigheid in het gebruik van kaarsfen. — De Engelfchen naderen Hangchoe-foe. — De nieuwe onderkoning yan Kanton bezoekt den ambasfadeur. — Zijn k<$.  kaar CHINA. XVIII. hoofdst. ^.Afd. 279 karakter. — Van de rangen en familiën in China. — Belooningen en ftraffen. — Hoe groot ook de magt der alleenheerfcheren zij, zij is echter noodzaaklek bepaald. — Lijst yan planten in de provinciën Sjang-tung en Kiang-nan. D en tweeden van Slagtmaand des jaars 1793 , kwamen de jachten , aan welker boord het Britiche gezantfchap zich bevond , in dit gedeelte van het keizerlijk kanaal , alwaar het zich met de geele rivier vereenigt. — Wij hebben te vooren reeds aangemerkt, dat deeze riviet zoo genaamd wordt naar de flik, welke zij mede voert, en die in zoo groote menigte met haaren droom vermengd is , dat dezelve meer naar ontbonden aarde, dan naai water gelijkt. Aan dien kant, daar d< mond van het kanaal is , gelijk ook aar den tegenover gelegen oever, ligt eeni zeer uitgebreide en zeer volkrijke ftad. — Het kanaal is hier omtrent drie vierd< eener Engelfche mijl breed, en vormt eei voortreflijke haven. Noch dit groote kanaal, noch eenig an der in China , wordt op kosten , en te S 4 vooi Reis door K:angnan mar Hangchoe-foe.Slagt ■ maand. 1793. I t 1  Rch door R~'angnan naar Hangchoefoe. ■ $lagt%naand.1793. 280 BRITSCH GEZANTSCHAP voordeele van bijzondere perföonen onderhouden. Het ftaat ecnig 'en alleen onder het opzigt, en onmiddelijk bellier der regeering; wier fchrandere llaatkunde is, een gerriaklijke gemeenfchap tusfehen de verfcheidene deelen des rijks te openen, cn gaande te houden, te recht overtuigd zijnde , dat de koophandel en de akkerbouw des lands daardoor uitgebreid , de inkom» ften van den. Haat vermeerderd , en de welvaart des volks bevorderd worden ' De O) Ei) gelegenheid, dat Mr. sta.onton, hier boven, van .het vermaard keizerlijk kanaal in China fprcekt, maakt Mr. cossignjj de volgende lantekening daarover. „ Van alle de wei ken , die eene natie doen bloeien, zijn de vaarten, of kanaalen, tot be,, vordciing der fcheepvaart, buiten tegenfpraak , de gewigtigfte en nuttigfte. Zij brengen den ,, overvloed en het leeven in ntle de fendên en provinciën, 'door welken zij loopen; zij weku ken de vlijt en arbeidzaam!,cid op ; zij verleou yendigen den koophandel; zij vermeerderen den „ akkerbouw; zij doen de bevolking toenccmen.; I* en zij véfgroofén den rijkdom des lands." ,, De fchrijver der Wijsgeerige onderzoekh.gen over de Egyptentum en de Chineezen, wil, dat het koizerlijk kanna', niet eer , dan in het jaar 12S0 lt na. ciieistüs geboorte gemaakt is, door den keizer koublatc-kan,, een welSndenecht vont, „ dis  naar CHINA. XVII1. hccfdst. 3. Afd. 281 De verbaazende fnelheid, waarmede de Geele rivier ter plaats, daar de jachten en overige vaartuigen des gezantfchaps 'er moesten doorvaarcn-, ftroomt , maakte.\ volgens ■ de begrippen des' Chineefchen volks; ",, die een liefhebber der htnfien was, en de geleerde „ bij zich ombood; nadat hij China -bemagcigd had ,, Het:opperhoofd eener Tarta.irfche horde, e»i ,, welönderrechi 'wst, is, dunkt mij, een zeldzaan , verfchijnfel. De beroemde Mr. la landet..di< „ de naauwketïngfte .ondeizoekingen over.de be „ langrijkfté', kanaalen van aue volken gemaak ,, heeft i> zegt in- dat werk , bladz. 535, dat mei ,, de verbetering van het kerzerliik kanaal 'aai ,, yono-lo ■toefchrijft: ., hij deed nieuwe uit ,, wateringen, en nieuwe kammen-of vijvers, to ,, berging der overtollige -wateren-, .aanleggen; bi ,, veranderde den loop.des kanaals, daar het noo ,, dis *ÏU hij deed andere.gedeelten van hetzelve .,, op onderfcheiden wijs verbeteren, enz." .. Vervolgens voegt Mr. lalande 'er bladz. 54: nos bij: — „ Voor het'ja;ir 1260 der Chmt ,, Hjke-jaartelling, had men , betreklijk gegraave ,, vaarten of kanaalen , 'werken , veel moeilijke ,, en fchranderder uitgedacht,'dan de yu-ho, c ,, het groots kanaal, volbragt." En bladz. 54 ze„t nij . — f( Ze.lert het midden der tweed ,, eeuw voor de Christlijke jaartelling, hadde ,, alle de groote.rivieren van China, door groo: en bevaarbaare kanaalen, gemeenfehap met eU i . steürisa' S 5 '•'' • »-ar Reis door Kiang' aan naar Hungchae-foe.Slagtinaand,1793? , ; 1 1 1 i : i > l I r f 5 1 e  Reis door Kiang- nan naar Hang- ehoe-foe. Slagt- maand. '793. i i : 5 'i i 282 BRITSCH GEZANTSCHAP volks , eene offerande aan den befchermgeest der rivier noodig , om zich een gelukkige doorvaart te verzekeren- — Met dit oogmerk , plaatfte zich de ftuurman , door al zijn fcheepsvolk omringd , op het voor- j» ander. — „ Men kan , indedaad, niet onder- ftellen/dat een kanaal, zoo lang, zoo breed m zoo zonderling en buitengewoon, als het kei»> zerlijk kanaal van China is, welk meiren, wier »> oppervlakte veel hooger is, dan die van het » kanaal, doorloopt, en zich in twee takken veri> deelt, enkel eene proeve zou zijn." „ Yu, toegenaamd de groote, ftichter van ii den ftam der hia, werd , onder de regeering „van yao, gelast, een groote overftrooming, „ die, federt verfcheiden jaaren, de grootfte ram„ pen aan het rijk veroorzaakt had, te verhelpen. > Na eenen arbeid, met buitengemeene kunde en ' v'ijt, geduurende negen jaaren voortgezet, be? reikte hij ten laatfte zeer gelukkig zijn oog. » merk. De naauwkeurige befchrijving , welke , de vader moukiac de mailla , in zijne his, toire generale de la Chhie, tom. I. daarvan geeft, , bewijst, dat de Cbirteezen twee duizend twee , honderd zes en tachtig jaaren voor christus , geboorte zeer uitgebreide kundigheden beza- > ten." „ De verbaazende menigte bruggen, die over , de rivieren van het Chineefche rijk gelegd zijn, > zijn fpreekende bewijzen van 's volks nijverheid. , Men ziet 'er geene van eenigerhande foort in het  naar CHINA. XVIII. hoofdst. 3. Afd. 283 voorde van het jacht, en eenen haan, tot het flagtöffer beitemd,. in zijne hand houdende, draaide hij hem het hoofd af, wierp het in de rivier, en van het bloed van dien vogel iets op het dek van het vaartuig, op dë masten, de ankers en de deuren der vertrekken fprengende, en tevens eenige veeren van dat dier daaraan vasthechtende, wijdde hij het vaartuig den riviergod toe. Daarna werden 'er verfcheiden groote bakken met vleesch, in een rechte lijn, dwars over het dek van het vaartuig, gefchikt. Voor deeze bakken had men eene fchaal met olie, eene met thee3 eene ,, het overige van Afle; dus hebben de Chinee ,, zen 'er zelve het begrip van moeten opmaaken, vermits geen land hun 'er een voorbeeld var ,, gaf. Het famenftel van zulk eene brug ma? „ moeilijker zijn, en meer kunde vereifchen, hei ,, is echter minder langduurig , maar integendee , kostbaarer , dan het maaken van het keizerlijl , kanaal. Dus moeten wij den Chineezen der „ lof toezwaaien , die hun toekomt. Zij zijn di ,, eerften geweest , die kanaalen voor de fcheep ,, vaart hebben gegraaven, en bruggen over rivierer ,, geflagen; — beiden uitvindingen en werken val ,, zoo groote nuttigheid, dat niets den roem eene: „ befchaafde natie breeder kan uitmeeten , dat „ die." Cossignij. Reis deer Kiang- nan naar Hang- zhoe-fot. Slagt- maand. 1793. i 1 1 t  Re's door Kiang- . nart naar Hangchis-fae.Siagtmond.*?93> I 'j < < v | v I t( ei b | m BRITSCH GEZANTSCHAP eene met Herken drank, en eene vierde met zout geplaatst. De ftuurman boog zich driemaal zeer diep , zijne handen om hoog houdende, en eenige woorden mompelende, als of hij de godheid, aan welk hij het offer toebragt, om hulp fmeekte. Geduurende al dien tijd, werd de koperen keteltrom, of het zoogenaamde loo , fterk geroerd; ontftoken lonten werden hemelwaard gehouden ; .kleine ronde ftukjes papier, met blaadjes tin of zilver bedekt, werden verbrand 5 en het volk fchoot eene nenigte klappers af. De ftuurman zich., vervolgens, naar de voorfteven hegeevenK bragt ook dranköffers aan den ftroom, Ie fchaalen' met olie, thee en fterken frank, daarïn uitftortende , en eindelijk ;pk die met zout daarïn uitwerpende. — Me., deeze plechtigheden volbragt zijnde, reiden de bakken met vleesch- weggeno^ Jen , en aan het Tchecpsvoik gegecven f™f zicfl daarmede vrolijk maakte. ' Daara.ftuurde men, vol vertrouwen, de jachm en vaartu.gen.in den ftroom der rivier, 1 zoo ras zij den tegenövergeftelden oever -reikt hadden, dankte de kapitein den troel door drie diepe neerbuigingen. Behalve de daaglijkfche offeranden en aan-  NAAR CHINA. XVIII. HOOFDST. 3. Afli. 285 aanbiddingen, die voor het outer, aan de de linker zijde, als de eerwaardigfte, der kajuit van ieder Chineesch vaartuig geplaatst , gedaan worden , brengen de Chineezen ook nog plechtige offeranden bï fommige gelegenheden, gelijk die, welker wij zoo even befchreeven hebben, on eenen gunftigen wind 'te bekomen, of eer oogfchijnlïjk dreiging gevaar aftekeeren. De Chineefche fcheepsbevelhebbers ilaai niet gereedlijk toe , dat die bijzondere piel op het voorde gedeelte des vaartuigs , al waar de voornaamfte plechtigheden vei richt worden, door eenig perfoon aa: boord bezet, veel minder ontëerd worde. Ten einde de Chineezen te beweegen dergelijke offeranden te doen, om onflui mige baaren te ftillen, of ze zich gunlli te maaken, was het buiten twijfel genoeg dat iets dergelijks, reeds lang te voc ren, bij zulke gelegenheden , door hunn voorouders gedaan was. Maar de ooi fprong deezer gewoonte is moeilijker i verklaaren. Ook toont de aart der g< woonte zelve geenzins, dat zij , die d' zelve uitgevonden hebben, zeer verlicl waren. Sommige bedenkingen kunnen dot gisfen, dat de gewoonte, om zich tot 01 zig Reis dm Kiang- nan naar Hang- chqe-joe. Slagt- maand. 1793- t t 1 | 1 T » e e ït n 1t-  Reis deer Kiang- nan naar Hang- choe-fbe. Slagt- tnaand. 1793- : i i t i 3 i i t t f sBó* BRITSCH GEZANTSCHAP zigtbaare weezèns te wenden, ten einde bijftand van hun te fmeeken, overal, daar zij plaats heeft gehad, op een algemeen grondbeginfel gevestigd is geweest. Zoodraa een mensch een volflrekte magt over verfcheiden andere menfchen heeft verkreegen gehad, en die magt ook , of in de tegenwoordigheid van hem , die 'er mede bekleed was , of in zijne afweezigheid, gevoeld is geweest, heeft men het noodig geoordeeld , om , door hem dat geen , 't welk hem waarfchijnlijk aangenaam kon zijn , op te offeren , zijne ge* tegenheid te verkrijgen. Dus heeft de [buverein, en dus hebben, in zijne afweeïigheid , zijn paleis , zijn troon of zijne TOornaamfte verblijfplaats giften en gefchenien ontvangen , welken men meende hem e kunnen ftreelen; want dit wasehet eenig niddel, welk de zwakke had, 't zij om de 'riendfchap des fterkeren te verwerven, 't ij om zijne onrechtvaardigheid te mijden, ndien de fouverein een liefhebber van het ;oud was, werden de ingewanden der aarIe doorfnufFeld, om zijne begeerte te voloen. Indien hij, integendeel, aan zinlije vermaaken , aan wellustigheden der tasl, en anderen, aan welken de vorften en ver-  NAAR CHINA. XVIII. HOGFDST. 3. Afd. 287 veroveraars in de eerfte eeuwen gezegd worden , zeer overgegeeven geweest te zijn , den voorrang gaf, ook dan ontbrak het zijnen outer niet aan offeren, die hem van alle kanten gebragt werden. Men wist,dat de zedelijke gebeurenisfen, die op het geluk of ongeluk des volks invloed hadden , van den wil des fouvereins afhingen , en dat die geenen zijnei onderdaanen, die verre van de plaatfen. daar hij zich ophield , woonden, en heit niet zien konden, des niet te min het gewigt van zijn gezag gevoelden. Daarüi leidde men af, dat de natuurlijke gebeure nisfen, op gelijke wijs, aan een weezen als een perfoon verbeeld, maar onzigtbaar onderworpen waren; — aan een weezen welks befcherming en gunst men door de zelve middelen , welke in het zedelijk ge drag der waereld plaats hadden, deelachti kon worden. Die middelen werden fomtijds in 't wer gefteld , en die offeranden gedaan , doe eene orde van menfchen , met den tij te van dienaars van den altaar bekleed; en di flach van menfchen behield het grootil gedeelte der opgebragte offeranden voc hun eigen bijzonder gebruik. Op gelijl wi Reis door Kiang- lan mar Hang- clioe-foe. Slagt- maani. 1793. [ ► I 1 T 3 k r 1 .t e ir e is  Re'rdoor Kiang- ■ van naar Hang- ckoc fat, Siagt- maand, 1793- j } 4 < | r r. x x I ti I d V *8S BRITSCH GEZANTSCHAP wijs gefchiedde het, wanneer het volk zelf de offeranden bragt. Het volgde dan ook het voorbeeld der priesteren. Nadat het zijne offeranden der godheid plechtiglijk had aangebooden, eigende het zich dezelven toe, om ze gefarnenlijk te nuttigen , hebbende Hechts een klein , maar weezenlijk, gedeelte dier offeranden , als , bij voorbeeld, de olie, de thee, den fterien drank en het zout, aan het voorwerp ran hunnen eerdienst toegewijd. En, devijl het natuurlbker wijs gebeurde, dat ? .vanreer men veel olie had uirgeftort, de >eroerde golven bedaarden , en de opper'lakte des waters cffener wierd; bleef men »ok niet in gebreke, deeze eigenichap als ene bevestiging der magt van dien ftroomeest, welken de offeranden gebragt waen, en als eene uitwerking van zijn geoegen daarover, breed uit te meeten. En ;at aangaat het zout, — doordien hetzele als een noodzaaklijk middel werd aanemerkt , om de meeste fpn'zen Imaaklijk ! maaken , meende men met grond te ïoogen onderliellen, dat het niet anders , an aangenaam kon zijn. Het fchijnt, dat dezelve oorzaaken , 'aardoor andere natiën in den aart hunner offe-  naar CHINA. XVIII. hoofdst. 3. Afd. 280 offerande beftierd zijn, ook invloed op de Chineezen gehad hebben. Wanneer , bü voorbeeld, her een of ander gevogelte ten flagtöffer gebragt werd door de Jooden, beval de wet van leviticus: — „ Dan zal de priester het tot den altaar brengen , en deszelfs hoofd met zijnen nagel fpüjten, (afwringen), en op den altaar aanfteeken, en zijn bloed zal aan den wand des altaars uitgedouwd worden; en zijnen krop, met zijne vederen, zal hij weg doen ; en zal dat Werpen bij den altaar (b'j" Die zelve wet gebood verder: — „ Alle offerande uwes lpijsöffers zult gij met zout zouten ; en het zout des verbonds uwes gods van uw fpijsöffer niet laaten afblijven; met alle uwe offeranden zult gij zout offeren (c)." Oude heidenfche fchrijvers maaken gewag van olie en zout, als zaaken, welker gebruik in de offeranden der oude Europeeëren zeer gemeen waren. — Virgilius fchildert ^neas, als olie Hortende op de gedoode Cagtöffers: — Oleum fundens arde fit: bus exti's." Ovi- (ZO Levit. I, 15, 16. (c) Levit. II, 13. V. deel. s T Reis dcor Kiang- nan naar Hang- chos-foe, Slagt- maand. -793.  Reisdoor Kiang' nan naar Hang- chne-foe. Slagt- maand. -793- 290 BRITSCH GEZANTSCHAP Ovidius fpreekt, bij de offeranden der aloude Italiaanen, van zout: — „ Puri lucida mica falis.n En horatius vergeet het ook niet, wanneer hij van de offeranden, aan de getergde huisgoden gebragt , melding doet ; zeggende: „ Saliente mica." Intusfchen gelooven de Chineezen niet, dat hunne offeranden alleen genoeg zijn , om de Geele rivier door te vaaren. Zij doen ook groote poogingen om het geweld van haaren ftroom te overwinnen, en den tegenover gelegen oever zonder ongeluk te bereiken. De wind was voordeelig, toen de jachten en andere vaartuigen des- gezantfchaps zulks ondernamen. Zij werden door booten , die gemaklijk zeilden , met touwen voortgefleept. Daarenboven bedienden zij zich van hunne groote zeilen en breede riemen. Sommigen voeren den ftroom door, zonder veel af te drijven; maar anderen werden , met groote. fnelheid, tot eenen aanmerklijken afftand van den ingang  na ar CHINA. XVIII. h00fdst. i.Afd. 201 gang des kanaals weggedreeven. Zij moes-, ten daar landen , en vervolgens met tou-. wen tegen den ftroom worden opgetrokken , om ze aan den mond des keizerlij- j ken kanaals te brengen, 't welk zeer be-' zvvaarlijk was. Onder de rivieren der oude waereld zijn 'er weinigen, die een grooter uitgeftrektheid lands doorftroomen , en meer water in de zee voeren, dan de Geele rivier. — I\Ir. barrow, wiens dagverhaal, benevens dat des ambasfadeurs , op veel meer plaatfen, ftof tot dit werk gegeeven heeft, dan het aangehaald is, poogt de bovengenoemde twee bijzonderheden in het licht te ftellen op deeze wijs: „ De bronnen der geele rivier, zegt „ hij , zijn in twee meiren , gelegen tusn fchen de bergen in dat gedeelte van „ Tartarije, welk onder de benaaming van „ kokonor bekend is. Deeze meiren „ liggen nagenoeg op vijf en dertig graa„ den noorder breedte, en negentien graa„ den lengte , westwaard van Peking. —1 „ Nadat deeze rivier in dit gedeelte van „ Tartarije, langzaam, en al kronkelende, T 2 „ eersi Reis doet Er lioefoe. ::r.: \i. 7S>3-  Eeis door Kiang- nan naar Hang- choe-foe. Slagt- maand. 202 BRITSCH GEZANTSCHAP „ eerst oostwaard twee honderd en veertig „ Engelfche mijlen , daarna noordwest„ waard honderd mijlen , en wederom in „ een oostlijke ftrekking twee honderd en „ vijftig mijlen geloopen had, en door de „ wateren van verfcheiden rivieren, welke „ 'er geduurende haaren langen koers in„ vallen , zeer vergroot was, vloeit zij in „ de provincie sjen-si. Van daar, in eene „ noordlijke ftrekking, evenwijdig met den „ grooten muur van China (dien zij in de „ noorder breedte van negen en dertig „ graaden doorkruist) voortloopende, treedt „ zij in het land der Ortoo-Tartaaren, en „ fcheidt hetzelve van dat der Mongolfche „ Tartaaren af. Vervolgens die zelve noord„ lijke ftrekking tot den negen en veertig„ ften graad behoudende , doorloopt zij „ eene ruimte van vier honderd mijlen. — „ De hoogten van Tartarije leveren haar „ in overvloed haare cijnsbaare wateren, n waarbij de provincie Sjen-fi nog eene „ menigte uit alle de deelen van den ge„ zigtëinder voegt. Daarna twee honderd „ mijlen oostwaard ftroomende, doorfniidt „ zij nog eens den grooten muur van Chi„ na, en zich zuidwaard wendende, loopt „ zij in die ftrekking vier honderd mijlen » ver-  naar CHINA. XVIII. hoofdst. ^.Afd. 293 „ verre, maakt eene fcheiding tusfehen de „ provinciën Sjen- fi en sjan-si, en ftroomt in de provincie honan, in „ eene breedte, evenwijdig met die, in wel„ ke zij haaren oorfprong nam. Nadat zij „ aldaar de wateren van een groot meir „ ontvangen had,doordroomt zij het noord„ lijk deel derzelve provincie, en dat der „ provincie kiang-nan, loopende, ter „ lengte van vijf honderd en zestig mijlen, „ regelrecht oostwaard , en Hort eindelijk „ den onmeetlijken boezem haarer wate„ ren in de zee, waaraan zij haaren naam » geeft. „ De geheele lengte of omloop van „ den koers deezer rivier bedraagt volko„ men twee duizend een honderd en vijf„ tig Engelfche mijlen. De plaats , daar „ zij het keizerlijk kanaal doorfnijdt , is „ niet meer dan zeventig mijlen van de „ zee gelegen. Zij is daar weinig meer „ dan eene mijl breed, In 't midden van „ den ftroom is haare diepte negen of tien „ voer. Intusfchen, fchoon het land, door „ welk zij ter deezer plaats vloeit, naar „ allen fchijn volmaakt effen is, gaat haar „ ftroom echter zoo fnel, dat dezelve ze„ ven of acht mijlen in eene uur aftegr. T 3 » Men Reis door Kiang- nan naar Hang- choe-foe. Slagt- maand. 1793.  Beis door Kiang' nan mar Hang- choe-foe. Slagt- maand. 1793. o94 BRITSCH GEZANTSCHAP „ Men moet hierbij aanmerken, dat de „ fnelheid des ftrooms eener rivier in eenig „ bijzonder gedeelte van die, niet afhangt „ van de helling der landftreek, door wel„ ke zij loopt; maar voornaamlijk van den „ aandrang, dien zij , nog niet verre van „ haare bron verwijderd zijnde, ontvangt, „ en van de naauwte des kanaals, waar„ door zij daar gedwongen is geweest te „ ftroomen , of wel van den fchielijken „ aanwas haarer wateren in hetzelve bed. — „ Deeze waarheid wordt door de rivier„ kundige waarneemingen, welken de ma„ joor eennel over den ganges door „ den druk gemeen gemaakt heeft, beves» "gd." „ Om alle mooglijkheid van vergrooting „ te mijden , laaten wij onderdeden, dat j, de Geele rivier, ter plaats , alwaar het „ Britfche gezantfchap 'er doorvoer , niet „ meer dan drie vierde eener mijl breed „ was; dat de gemiddelde diepte van haa. „ ren droom flechts vijf voet, en de fnel„ heid van haaren loop vier mijlen in „ eene uure bedroeg. Daarüit volgt, dat „ deeze rivier, ieder uure, eene masfa van „ water , gelijk aan vier honderd achttien „ millioenen en één honderd zes en ze- „ ven-  KAAE CHINA. XVIIIHOOFDST. ~.JfJ. 295 m ventig duizend vierkante voeten, of twee „ duizend vijf honderd drie en zestig mil, Koenen gsilons water in de Geele zee „ ootkst (« (f) Zoo fchiijft Mr. stadstos, volgers de opgaf vm Mr. 1 ai kot uitdruklijfc. De Fnniche vertaaler heeft ütchts ii/TEii- rceer. Dexi.I & geste ge'sge*:h«id heb, om bet fraaie «uV va llr. ïzïsi:: over Izile uzi :e : eere: . ik Biet hfflisfrn, wie gelijk heeft. Doch, dewijl ie ?r;-.";re veriiiier r e: ze;: . h e; i- 're: •orfprcrr s ':'zt zzz ~ -C.iz t:; pen, is her wsarfchijnlijr, dat Mr. castesa hier in zijne vertaalicg gedwaald zal beoben. Jmt. ia SïBiSD. T £ 2 t> T 4 Sri: > .1- tÊÊM Umw1793-  Beis door Kiang- nan naar Hang- choe-foe. 6lagt- maand. 1793- 296 BRITSCH GEZANTSCHAP „ was , fcherpe men één gallon in drie„ quarts, gewoone Engelfche maat , uk „ het midden van den vloed. Van deeze „ hoeveelheid water kwam een zinkfel, » welk, wanneer het wel famengedron„ gen, en in de gedaante van een tigchel„ fteen geperst was, een dichte masfa van „ twee en een derde vierkante duim uit„ maakte. Dit zinkfel beftond uit eene zeer „ fijne kleiachtige flik van een geelachtige „ kleur. Wanneer zij droog was , werd „ zij, tusfehen de vingers gewreeven wor„ dende, gemaklijk tot een ontastbaar „ poeiër gebragt." „ Martim, de buitengewoone troe„ belheid van het water der Geele rivier „ waarneemende, en niet bedenkende, welk „ eene kleine hoeveelheid gekleurde Hof „ 'er vereischt worde, om een groote ver„ fameling van water te verwen, begrootte „ de hoeveelheid flik, welke de Geele ri„ vier, in den regentijd, met zich voert, „ op een derde van haare gantfche masfa." „ Sommige reizigers , die Egypte be„ zocht en befchreeven hebben, de menig„ te flik, met de wateren des Nijlflrooms, „ ten tijde der overftrooming dier rivier, „ vermengd, insgelijks overweegende,heb- „ ben  naar CHINA. XVIII. hoofdst. $.Afi. 297 „ ben geoordeeld , dat die vreemde ftof. „ wel een twintigfté gedeelte van haaren „ geh'eelen inhoud bedroeg. Maar Dr. „ thomas shaw , een veel naauwkeu„ riger waarnêemer , een zekere hoeveel„ heid Nijlwater hebbende laaten uitwaas„ femen, bevond, dat het overblijfrel flechts „ één honderd en twintigfté gedeelte der „ eerfte hoeveelheid uitmaakte." „ Volgens de nieuwe handelwijs, waar, van men zich thans bediende , om de x hoeveelheid van flik, in de wateren der „ Geele rivier medegevoerd, te begroo„ ten, bleek het, dat hetzelve niet meet » dan het twee honderdfte gedeelte van hei „ geheele ligchaam haarer wateren bevatte. — Men kan echter niet ontkennen. „ dat, met hoeveel naauwkeurigheid di< „ proefneeming ook in het werk geftelc „ zij , nogthans volgens den eigen aar „ derzelve, een aanmerklijk gedeelte daar „ van moet verlooren gegaan zijn." „ Intusfchen is het echter zeker, dat „ volgens de evenredigheid,welke wij hie „ boven hebben opgegeeven , van deaardach „ tige ftof, door de wateren der Geele rivie „ aangevoerd, iedere uure eene hoeveelheid „ van drie duizend vier honderd en twinti; T 5 » M Reis door Kiang- 'tan naar Hang- zlioe-foe. Slagt- maand. 1793- r r l r 5  Heis doa\ Étangturn naar Hing. cJwe foe. Slagtmaar.d.1703. 3 i * t. 298 BRITSCH GEZANTSCHAP ■ „ millioenen vierkante duimen , of twee millioenen vierkante voeten airde in de » Geele zee wordt ingebragt: — eene hoe» veelheid, welke acht en veertig millioenen „ vierkante voeten daaglijks , of zeventien „ duizend vijf honderd en twintig millioe» nen in 't jaar bedraagt." „ Wanneer men nu onderdek, dat de „ gemiddelde diepte der Geele zee twintig „ vademen , of honderd en twintig voeten » is, fchoou de Engelfchen dezelve op » weinige plaatfen zoo diep bevonden heb» ben ; dan zou de hoeveelheid aarde, „ door dc Geele rivier aangevoerd, indien „ dezelve opgehoopt werd, genoeg zijn, om , in den tijd van zeventig dagen * een eiland , eene vierkante mijl groot, en zich van den bodem der Geele zee , tot haare oppervlakte uitftrekkende, in » dezelve te vormen. — Wanneer men , deeze berekening verder voortzet, zal een „ weetgierig en oplettend onderzoeker ont, dekken , in hoe veel tijd de Geele zee , zelve door de aardachtige deelen , wel, ken de Geele rivier van tijd tot tijd , daarin laat zinken , kan opgevuld wor, den. Dus onderfteld zijnde, dat deeze zee zich noordwaard van de Geele rivier ., uit-  naar CHINA. XVIII. HooFDST. 3. Afd. 299 „ uitftrekt, en de zeeboezems van Pe-che-, li en Lea-tong influit, dan zal de fom der^ "„ vierkante mijlen , welke de oppervlakte „ deezer uitgeftrektheid beflaat, omtrent één, „ honderd vijf en twintig duizend mijlen' „ bedraagen; welke door het getal van ze„ ventig dagen, die 'er vereischt worden, „ om eene vierkante mijl optevullen, ver„ menigvuldigd zijnde, eene fom van acht „ millioenen en zeven honderd vijftig dui" zend dagen , of vier en twintig duizend „ jaaren beloopen." „ Deeze berekening, wel is waar, on derftelt, dat de hoeveelheid aarde, dooi * de Geele rivier aangefpoeld, altijd de * zelve blijft; doch dit kan, gelijk gemak „ lijk te bezeffen is, het geval niet zijn „ Intusfchen moet men overweegen, da " de loop deezer rivier van eene zee l groote uitgeftrektheid is, dat zij met vei \ baazende fnelheid van de bergen va „ Tartarije neerftort; en al 't geen zij i „ haaren loop ontmoet , met zich we| „ fleept; verder, dat geduurige aanwas va * water , door zwaare regenbuiën veroo \ zaakt, de fnelheid van haaren ftroom zc wel, als de volheid van haar bed groc Hjks vermeerdert, zoo dat zij de k*j la leis door tiang\an mar 'ianghoe foe. ïlagtnaand.1793- t f I n r. > n o tren-  Reis door Kiang- nan naar Hang- choe-foe. Slagt- tnaand. 2793. ( i < 1 ] \ a n c D a b u m Ir d: 300 BRITSCH GEZANTSCHAP „ Janden , door welken zij vloeit, en die » uit geenen vasten, famengepakten, maar „ eenen losfen, ügtbeweegbaaren grond „ beftaan, overftroomt; en dat het derhal„ ve mooglijk is, dat die zelve rivier nog, » geduurende een lange reeks toekomftige' „ eeuwen , dezelve hoeveelheid aarde met „ zich voert, als zij ten tijde der doorvaart » van het Britfche gezantfchap deed." Terwijl de jachten , aan welker boord 3e Engelfchen zich bevonden, hunne vaart laar de Geele rivier voortzetten , had 'er ;en geftaadige briefwisfeling tusfehen den imbasfadeur en den nieuwen , zeer achtbaren leidsman des gezantfchaps plaats ngevolge het voordel van den laatften, /erd de brief van lord macartneij' an fir erasmus gower gefchreeven ' laar door den eerden ftaatsdienaar ho' hoen-taung te rug gehouden , op itdruklijk bevel des keizers, naar Chu-fan fcevaardigd. Sun-ta-zhin gaf den amwfadeur dikwijls kennis van de vleiende itdrukkingen, welken de vorst gebruikte, anneer hij in zijne brieven van hem fprak'. zonderheid werd de gezant onderrecht * * die vriendlijke uitdrukkingen alleen een ge-  naar CHINA. XVIII. hoofdst. ^.Afd. joi gevolg waren van de gunftige berichten , welken sun-ta-ziiIn betreklijk het gedrag en de geneigdheden der Engelfchen ten hove zond. — Deeze Chineefche ftaatsdienaar verklaarde, dat hij, na de allerzorgvuldigfte waarneemingen , overtuigd was, dat de ambasfadeur indedaad geen ander oogmerk had, dan om aan zijn vaderland de uïtgebreidfte voordeden van koophandel , dien de Europeefche natiën als eene zeer belangrijke zaak aanmerkten, uit al zijn vermoogen te bezorgen, hoewel zij in de oogen van eenen Chineefchen ftaatsman flechts een voorwerp van weinig beduidenis was, en alle die beflommeringen, welken een gezantfchap naar een zoo verre gelegen gewest noodzaaklijk veroorzaaken moest, geenzins verdiende. — Sun-tazhin.. voegde 'er bij , dat hij in de gevoelens en de zeden der Engelfchen niets bemerkte , welks mededeeling het minfte gevaar voor het volk , met welk zij in nadere betrekking wenschten te komën, na zich fieepen kon. De gunftige uitdrukkingen des keizers waren, fomtijds , verzeld door gefchenken van konfkuuren, var?» zijne eigen tafel genomen. Hij volgde daarïn de manier der Oos- Reis doof Kiangtan naar Hang:koe-foe.Slagt- . maand. 1793-/  Reis door Kiang- nan naar Hang- choe-foe. Slagt- maand. I793- 1 S«2 BRITSCH GEZANTSCHAP Oosterfche vorften , die meermaalen zulke giften zenden aan hun , voor welken zij bijzondere achting betoonen te hebben. Iu antwoord op de brieven van sunta-zhin, fchreef hij hem hoofdzaaklijk : „ Dat hij zelf, niettegenftaande de kwaade „ vermoedens , welken men hem , tegen „ den ambasfadeur en zijne natie had zoe„ ken inteboezemen , groote achting voor „ hun had opgevat. — Dat hij befloten „ had , hunnen koophandel , in welken „ de ambasfadeur een zoo weezenlijk be„ lang fcheen te ftellen, in zijne befcher„ ming te neemen. — Dat hij , wel is „ waar, geweigerd had, de bijzondere „ eifchen , door den ambasfadeur gedaan, „ intewilligen ; doch dat zulks nageblee„ ven was , niet, omdat hij ze juist als „ gevaarlijk in zich zelven aanzag, maar, „ omdat zij gelegenheid zouden gegeeven „ hebben tot het invoeren van nreuwig„ heden, welken hij niet voorzigtig oor„ deelde, terftond , of in den zoo hoog „ gevorderden leeftijd, als hij thans be„ reikte, aanteneemen. — Dat, wat de „ zaaken van Kante, betrof, de bijzonder» heden van dat geene , 'r welk die verre „ af-  naar CHINA. XVIII. h00fdst. 3. Afd.-ifi% „ afgelegen provincie aanging, bijkans gc„ heel en al ter beflisfing van den onder„ koning derzelve ftonden, die behoorlijk „ over het te geeven antwoord geraad„ pleegd zijnde , zich niet zeer gereed „ had betoond, om de vernietiging der „ gewoonten, welken hij toegelaaten had, „ te gebieden. Maar dat de keizer , om „ een blijk te geeven , dat hij geneegen „ was, zich naar den wensch der Engel„ fchen in deezen opzigte te fchikken, „ eene verandering in de regeering dier „ provincie gemaakt, en een perfoon van „ zijn bloed , met buitengewoone gevoe„ lens van rechtvaardigheid , en een bij. „ zondere goedwilligheid jegens de vreem„ delingen begaafd, daareoe benoemd had. — „ Dat hij aan deezen nieuwen onderko„ ning, die het bewind over de provin„ ciën Che-kiang, waarvan Chu-fan eer „ gedeelte uitmaakte, thans nog bekleed „ de, gefchreeven, en hem in de fterkdc „ bewoordingen bevolen had , de veror i} deningen , ten aanzien der haven var „ Kanton plaats hebbende , te onderzoe „ ken en over te zien, en een einde tc „ maaken van de onderdrukkingen en geb weldenaarijen , waarover de Engelfcher „ aldaar klaagden." Sun Reis do» Kiang- lan naaf Hang- :hoe-foe. Slagt- maand 1793.  Reis door Kiang- nan naar Hang- ckoe-foe. Slagt- maand. 1792. jj ] j t 1 c z 4 i< b h e; ai 304 BRITSCH GEZANTSCHAP Sun-ta-zhin voegde 'er daarenboven nog bij, dat de ambasfadeur zich niet verbeelden moest, als of hij uit bijzondere geneegenheid en vriendfchap voor ?ijne lordfchap, zjcn bewoogen had gezonden , om aan des keizers uitdrukkingen , in zijne brieven gebezigd , de gunHgfte uicJegging te geeven : maar dat hij :ich die verbeelding zeer ten onrechte zou naaken, vermits de uitdrukkingen, waarin hij zich bediend had, die van den :eizer zelven waren. Ten overvloede, oegde de Chineefche ftaatsdienaar 'er nog 'ij , dat, dewijl de nieuwe onderkoning an Kanton thans nog te Hang-choe-foe, e hoofdftad der provincie Che - kiang ,' ijn verblijf hield, hij den ambasfadeur alaar aan hem in perfoon wilde voorftelm , wanneer deeze hem de volledigfte ekrachtiging der verzekeringen , welken j nu ontving, geeven zou. De brieven, welken de keizer fchreef, 1 die, welken sun-ta-zhin hem-in itwoord daarop toezond, werden door m' man te paard , in een' platten zak , 7 mandje , aan zijn ligchaam vastgebonf' overgebragt. Aan het benedeneind van n zak waren kleine fchelletjes gehangen, wel-  naar CHINA. XVIII. hoofdst. 3 Afd 305 welker geluid op elke pleisterplaats de aankomst van den boode bekend maakte, die dan , 200 wel als het paard, door een' anderen vervangen werd. De afftand tusfehen de wisfelplaatfen was van tien of twaalf Engelfche mijlen. Zoo ras de jachten en overige vaartui* gen des gezantfchaps de provincie kianGnan waren ingevaaren , ontving hetzelve Van Wegens den onderkoning, een blijk van Oplettendheid, waaraan te vooren niet gedacht was. De lieden , welke gebruikt werden , om de jachten te trekken , toen de Engelfchen bij hunne aankomst in Chi* na, de Pei-ho opvoeren, gelijk ook die5 welke hun, bij hunne terugreis, tot hiertoe, op gelijke wijs gediend hadden, waren eenvouwig in blaauw effen katoen, en fomtijds zelfs in de gefcheurde plunjes van het behoeftigst landvolk gekleed. Maar iri de provincie Kiang-nan, verfcheenen zij ft! eene nieuwe en gelijkvormige monteeringmet rood afgezet, .en met een zwarte puntige muts op het hoofd, welker fpits met eenen platten rooden knoop voorzien was* Wanneer deeze lieden werden verwisfeld, ging ook de monteering over aan die gee* nen , welke hen aflosten. Deeze eenvor* V» DEEL, V mig€ Reis dóöf Kiangnan naar Hang'Jwe-foSiSlagt- ■ maand* 1793'  Ra's door Kiang hom tuut Hang- chotfot. Slagt- maand. * 306 BRITSCH GEZANTSCHAP mige kleeding was, m allen opzigte, met de jachten en booten , in welken het gezantfchap zich bevond, beter beftaanbaar. De jachten van het gezantfchap, fraai van inaakfel, gemaklijk voor de reizigers, voerende de keizerlijke vlag , verfierd met wimpels en andere fcheepsfieraadjen, verzeld van een luid, maar, op eenen kleinen affland gehoord, niet onaangenaam, muziek, waren omtrent veertig in getal , en volgden elkander in geregelde orde. 't Is waar, hun gang was langzaam, voornaamlijk , wanneer 'er een taamlijke koelte uit het zuidwesten woei : maar deeze zelve koelte maakte de weersgesteldheid buitengemeen aangenaam. Ten zelven tijde, liet een graauwe , eenigzins betrokken hemel flechts zulk eene hoeveelheid zonneflraalen op den aardbodem vailen, als noodig was, om het weêr nog zoo veel te lieflijker te maaken. Het tooneel werd nog fraaier en vermaaktiiker door het gezigt niet alleen der menigte van andere vaartuigen, die in het kanaal zeilden, en elkander geftaadig doorkruisten ; maar ook der fieden en dorpen, op deszelfs oevers gebouwd; waarbij nog kwamen de landlieden , hunne akkers be- bou-  NAAR CHINA. XVIII. HOOFDST. %. Afd. 307 bouwende, of hunnen oogst infamelende; — j de krijgsknechten, langs de zoomen desjj kanaals in orde gefchaard, bij de nadering 1 en doorvaart des gezantfchaps hunne vaan-5 dels zwaaiende, en met het losfen van hun r 1 gefchut groetende; en eindelijk — de aanfchouwers , in tallooze menigte aan de zoomen des kanaals Samengevloeid, om de vreemdelingen te zien voorbij vaaren; — vertooningen, die den langzalmen voortgang der jachten overvloedig vergoedden. Aan de zuidzijde der Geele' rivier maakten de jachten fpoediger gang. De reden daarvan was , omdat de ftroom des keizerlijken kanaals , nadat het de gemelde rivier verlaaten heeft, veel fneller is. Hierom heeft men ook het getal der fluizen in dit gedeelte der vaart aanmerklijk moeten vermeerderen. — Verder zuidwaard loopt het kanaal langs de zoomen van het meir pao-yng, welks oppervlakte veel laager , dan die van het kanaal is. Hetzelve wordt door eene dergelijke, van aarde opgeworpen hoogte, als wij hier vooren reeds befchreeven hebben, van het meir afgefcheiden. In het meir Pao-yng wordt ongemeen veel visch gevangen. Men bedient zich V 2 hier: leis door tiang- an naar lang- 'ioe-foe. lagt< mand. 79Z>  Rehdoor Kiang- nan naar Hang- chhofoe. Slagt- maand. 1793- 30S BRITSCH GEZANTSCHAP hiertoe voornaamlijk van den vogel , daar wij bereids gewag van gemaakt hebben , naamlijk, den leu-tfe , of waterraaf van China, welke in eene geleerde taal, door de kunstmaatige benaaming van pelicanus Sinenfis, van andere foorten onderfcheiden kan worden. Op het meir Pao-yng worden zeer veele van deeze vogels afgerecht, en naar alle deelen des rijks vew zonden. In de tegenöverftaande plaat, nommer XXXIII. vindt men een gezigt van dit meir ter plaats, daar het door een' zwaaren dijk van hetzelve afgefcheiden is. Voorbij het meir is het land weder zoo moerasfig en vol poelen, dat het onmooglijk is, hetzelve, gelijk andere deelen des rijks, te bebouwen. —1 De lien-wha, of foort van waterlelie, groeit 'er van zelfs en in grooten overvloed. In zulke laage, waterachtige ftreeken, fpreiden de Chineezen hunne vlijt en fchranderheid in den akkerbouw , op , nieuw , ten toon. Zij maaken vlotten, of horden van bamboes, welken zij met eene laag aarde bedekken, en vervolgens op het water laaten drijven, of op moerasfen leggen. In die aarde teelen zij verlcheidene foorten van plantgewas-  Pi. XXXIII. CEZICT AM HET MEIR PAO-YNG, DA Alt HET TJOOR EEN ZWAASE'N DIJK VAN HET KEIZERLIJK KAN AAL AFGESCHEIDEN IS-   kaar CHINA. XVIII. hoofdst. $.Afd. 309 wasfen : bijkans op gelijke wijs, als men aan boord van fchepen, uit aartigheid fomtijds, zulke proeven in het kleine nabootst, zaaiende in vochtig gemaakte aarde , of zelfs wel op flenel, in een raam gefpannen , en met water befprengd, en fteeds vochtig gehouden, eenige gemaklijk groeiende zaaden, en zich daardoor een kleine hoeveelheid groente bezorgende. Op deeze wijs bekomt men fchielijk, bij voorbeeld, tuinkers; 't welk voor lieden , die federt langen tijd op zee zijn, zeer aangenaam is. Behalve deeze wijs, waarvan de Chineezen , gelijk wij gemeld hebben , zich bedienen , om zelfs op het water deeze en geene moeskruiden te kunnen inöogden , hebben zij nog veele andere middelen, om van de meiren, rivieren en kanaalen voordeel te trekken. — Zij kweeken plantgewasfen aan , die in den bodem der wateren groeiën, gelijk bijzonder de lien-wha; — zij vangen, op veelerhande wijs, de vogelen, die zich op-, en de visfchen, die zich in het water ophouden, gelijk ook de* andere dieren, welke op deszelfï bodem kruipen; —- zij bevochtigen 'ei de akkers en velden mede, om ze vrucht V 3 baa Rehdw Kiang* naar Jiangchoe toe. Slagtmaand.U93' c i t z 1 2 c 3*4 BRITSCH GEZANTSCHAP te verfchillen (g). Men befnoeit hunne takken geduurig, opdat de jonge fpruiten des te fpoediger groeien; want de bladen deezer fpruiten zijn fijner, zachter en voedzaamer voor de zijwormen , dan die der groote takken. Sommigen deezer boomen draagen witte, anderen roode moerbeziën; maar veelen zijn 'er ook, die geene vruchten voortbrengen. Zij worden met de groot- (g) Op' het eiland Madagaskar is een andere 'oort van moerbezieboom. ( Dezelve wordt taamijk groot. Wij hebben dien op Isle de France jvergebragt en geplant. Hij tiert 'er verwonderijk fchoon. De boom groeit recht op. Hij leeft een zwartachtige , gladde fchors. Zijne •laden zijn lang en breed, kleefachtig en dik. lij draagt een lange, groene of groenachtige noerbezie, die in gedaante veel naar eene eikel ;elijkt, en middelmaatig van fmaak is. Ik geloof n'et, dat het blad van deezen boom, ampalis door e Madagaskers genaamd, tot voedfel der zijwormen dient. Zijne bladen zijn al te hard. De Chineezen hebben eene foort van zijwor» ien, die een grove zijde voortbrengen, waarvan ij ftoffen , die min kostbaar zijn , vervaardigen. i ken noch deeze zijde, noch het infekt, welk e voortbrengt. In de bosfchen van Madagaskar ?ordt een worm gevonden, die een zeer groote, ikke kokon maakt, daar men , waarfchijnlijk, oordeel van zou kunnen trekken. Cossjgnij.  naar CHINA. XVIII. hoofdst, 3. Afd. 315 grootfte zorgvuldigheid aangekweekt. Men plant ze in reiën , op den afftand van tien; of twaalf voet van elkander, in een vochtige, maar niet overftroomde, kleiachtige, aarde , die rondom den dam des booms,1 omtrent een voet hoog boven de oppervlakte des gronds opgeworpen wordt. — De boomen worden dikwijls gefnoeid en geknot, om ze, bij aanhoudendheid, nieuwe fcheuten, en weeke, zachte bladen te doen voortbrengen. Men meent, dat de bladen van zwarte moerbezieboomen voedzaamer en fappiger zijn , dan die van de boomen, welke witte moerbeziën draagen. De Chineezen verdaan de kunst niet, om de boomen te enten. Sommige groote takken hunner moerbezieboomen zijn met zoogenaamde maaren- of maarentakken (een bijgewas , anders meestal op eiken boomen groeiende) bedekt. — Ten einde door de plantfoenen of reiën moerbezieboomen geen grond voor den akkerbouw verboren zou gaan, wordt 'er in de vooren tusfehen dezelven rijst gezaaid , wordende dat graar door middel van die zelve vooren of griften bevochtigd. De infekten worden in kleine hutten ; bijzonder tot dat einde , in 't midden dei moer Reu door Kiang- lan naar Hang- :hoe-foe. Slagt' maand. 1793.  Eek doei Kiangnm naar Hangchoe-foé.•Slagt' maand. *793. 316 BRITSCH GEZANTSCHAP moerbeziënboomen - plantaadjen gedicht, opgevoed. Deeze laatfte omftandigheid heeft haare betrekking niet alleen op het gemak, om het voeder met minder moeite te kunnen bekomen, maar ook op de grooter veiligheid der zijwormen, ten einde zij van alle foort van geraas des te beter verwijderd zijn ; want de Chineezen denken, dat zelfs het geblaf van eenen hond deeze infekten benadeelen kan. — Intusfchen zijn 'er in de deden ook inwooners, die 'er, uit liefhebberij , fommigen van houden. Deeze lieden koopen de moerbeziënbladen van de geenen , die deeze boomen aankweeken. De eitjes der zijwormen worden op een papier gelegd , en bewaard tot den tijd, wanneer men ze wil doen uitkomen. Als die tijd genaderd is , bevochtigt men het papier, welk de eitjes bevat, met een weinig water; en korten tijd daarna gaan de eitjes open. De gewoone weêrsgedeldheid der luchtdreek is hiertoe genoegzaam. De Chineezen | kennen noch den aart, noch het gebruik des thermometers: de ondervinding alleen leidt hen. Zij bedienen zich van hitte, door kunst gemaakt, bij geene andere gelegenheid, dan wanneer zij de eitjes  naar CHINA. XVIII. hoopdst. Afd. 317 eitjes der zijwormen eer dan naar gewoon- j te willen doen uitkomen Qi). Eer de^ zijde gehaspeld wordt , doen zij altijd de infekten fmooren. Om ze te dooden, legt; men' (li) Mr. staunton geeft kortbondig de manier op , volgens welke de Chineezen de eitjes der zijwormen doen uitkomen , doch over de opvoeding dier infekten laat hij zich in geene bijzonderheden uit. Ook fprcekt hij geen woord van de middelen , waarvan de Chineezen zich bedienen, om de zijde wit te maaken, zonder dezelve vooraf te loogen. Du 11 & ld2 heeft ons een uittrekfel gegeeveu uit een Chineesch boek , waarin over de manier der Chineezen, om de zijwormen te teelen en op te voeden , ten einde 'er de beste zijde en de grootfte hoeveelheid van te bekomen , zeer uitvoerig gehandeld wordt. Het zelve is ongemeen merkwaardig en leerzaam. Men ziet 'er uit, dat zij jaarlijks drie oogften dier kostbaare zelfftandigheid infamelen; eenen in de lente; eenen anderen in den zomer, en den derden in den herfst. Ook kweeken zij een andere foort van wormen op, die wel overvloediger zijde voortbrengen , maai welker, hoedaanigheid minder is. De Heer baumé, aan wien onder anderet de fcheikunde zoo veele verpligting heeft, heeft meent hij, het geheim der Chineezen ontdekt Hij heeft meer gedaan. Hij heeft de kokons o zoogenaamde tonnetjes, door middel van den gees van wijn, die niet nadeel ig voor de zijde is, wee tei leis door (lang- \an naar 'iang- hoefoe. Uagt- naandm i7p3- 1  Reis doot Kiang. non naar Hangehoe foe. Slagtmaand.1793. i 318 BRITSCH GEZANTSCHAP & men de kokons in eene mand of vaas, met veele gaten doorboord, en in dien ftaat ftelt men ze bloot aan den waasfem van kookend water, op zoodanige wijs , dat ten te dooden. Op die wijs bekomt bij een negende meer zijde, dan van gelijke kokons, die in den oven geweest zijn. Hij geeft aan de geele zijde van Europa, dezelve witheid, dezelve glansrijkheid , welke zij re vooren had; hij laat haar dezelve hardheid en fteevigheid, en maakt ze aan de fchoonfte zijde van Nanking gelijk. Dit alles doet hij door middel van ('en geest van wijn,met een weinig zeezuur gemengd: maar hij heeft waargenomen, dat dit zuur volmaakt zuiver moetwee. zen,van alle falpeteracbtig zuur volrtrekt bevrijd. Dit laatfte verdooft de zijde, en doet haar, vervolgens , bij de looging een fchoone goudgeele kleur aanneemen. Na deeze gewigtige ont¬ dekking heeft hij, door eene zeer eenvouwige handelwijs, befpeurd , dat de nijvere Chineezen de zijde wit maaken door dezelve middelen, welken hij daartoe bezigt. Hij heeft de ziide van Nanking van een klein overblijffel van zeezuur , welk zij fomtijds behoudt, wanneer zij niet volkomen gewasfchen is, door middel van overgehaalde wateren en den geest van wijn, ieder afzonderlijk gebruikt, gantschlijk bevrijd. — Men vindt een nette fchets van den arbeid, welken de kundige baumé aan de zijde befteed heeft, in het Journal cte phy/ique, voor de maand Mai 1798. Het zou der moeite waardig zijn te onderzoeken, hoe  k aar CHINA. XVIII. hoofdst. 3. Afd. 319 dat de waasfem alle de kokons vrijelijk t doortrekken kan. Wanneer de kokons ont-J 1 wonden zijn, maaken de overbiijffels der-, zelven een fmaaklijk gerechc voor de Chi-J neezen uit. Zij eeten ook de witte aard 5 wormen en de poppen van verfcheiden infekten. — Men kan echter niet zeggen, dat de Chineezen, in deeze bijzonderheid, voldrekt op zich zelven ftaan , en geen weergaê hebben: want in fommige deelen der Westïndiën wordt de groote rups, welke op de bladen van zekere foort van palmboom aast, van de ingezetenen voor een lekker beetje gehouden Den boe de Chineezen, die niet wisten,"dat de fcheikunde eene weetenfchap was, de manier ontdekt hebben , om zich het zuiverfte zeezuur te bezorgen , en uit welk mengfel zij dat getrokken hebben. Hunne geheele manier van doen , in de kunften, zijn zij aan de ondervinding en de waarneeming verfchuldigd: maar de eene en andere zijn zeer oud bij hen, en worden van geflachte tot gedachte , zonder de miufte verandering voortgeplant; omdat China die foort van ftaatsömwenfelingen, welke het gelaat en de gefteldheid der rijken veranderen , en de kennis van de zeer ingewikkeld» en famengeftelde manier van handelen in de belangrijkfte kunften doen verlooren gaan, niet ondervonden heeft. Cossignij. (i) De inboorlingen van Madagaskar, en die van •fa leis doer '{iomg- lan naar Hang~ hoe-fee» ïlagt- riaanoL 793.  Reis door Kiangnan naar Hangchoe-foe.Wijnmaand. 320 BRITSCH GEZANTSCHAP Den derden dag , nadat de jachten de Geele rivier waren doorgevaaren, kwamen zij aan de oevers der rivier yang-tsekiang; eene rivier , welké de Engelfchen op het minst even groot > zoo niet grooter , dan de voorgaande, oordeelden te zijn. Zij was, ter deezer plaats, omtrent twee mijlen breed. De bronnen deezer rivier liggen in die zelve rei bergen, van welken de Geelerivier haaren oorfprong heeft. In haaren loop nadert zij dezelve , naderhand, zoo dicht, dat zij 'er flechts wemige mijlen van verwijderd is. Mr. barrow geeft de volgende befchrijving van1 deeze rivier: é He yang-tse-iuang beftaat uit „ twee takken , die zich , van elkander „ gefcheiden zijnde, de een van den ande„ ren verwijderen tot den affiand van tach- * tig Mozambique eeten het infekt, dat op de bladen van den wonderboom, of palma christi aast f geheel raauw. Ik heb hen fpnnghaanen, op gloeiende kooien geroost, zien eeten. Wanneer zij geroost of gebraaden zijn , worden zij roodachtig. Zij zeggen, dat zij even zoo, als de kreeften, fmaaken. Cossiemj.  ftAAR CHINA. XVnï. hoofdst. 3. Afd. 321 * tig mijlen. Zij ftroömen , omtrent ieè ventig mijlen verre, in een evenwijdige a ftrekking zuidwaard. Daarna vereenigen „ zij zich weder, op de grensfcheiding der| a provinciën yu-nan en se-chüen,1 ,) tusfehen den zes en twintigften en zéven „ en twintigften graad der noorder breedte. » Vervolgens zich noordöostwaard keeren„ de, ftroomt zij regelrecht door de laatst,i genoemde deezer provinciën , en ont- * vangt de wateren der talrijke rivieren a zoo wel van de gemelde provincie, als si van die van de provincie qui-choe. „ In deeze ftrekking volbrengt zij eenen „ loop van omtrent zes honderd mijlen* „ Daarna vloeit zij, op de noorder breed„ te van één en dertig graaden, in de pro^ vincie hoe-Quang; In haaren loop ri door deeze laatfte provincie maakt zij „ veele bogten , en ontvangt de Wate- * ren van verfcheiden meiren, waarvan dit „ gedeelte des lands overvloeit; — Dei , provincie Hoe-quang verlaatende, maakt deeze rivier de grensfeheiding tusfehen * de provinciën Ho-nan en Kiang -fi. Vati * daar eeh kleine wending van het oosreri » noordwaard maakende , vloeien haare jr, overvloedige wateren zachtkehs door dè Rèhdoor Kiang- tan naar Hang- ■hoejoei Uagt- naandi I793.'  Rslsdoor Kiang- nan naar Hang- ckoejoe. Slagt- maand. 1793. 322 BRITSCH GEZANTSCHAP „ provincie Kiang-nan, en Horten, op de „ noorder breedte van twee en dertig graa„ den , in de zee , die China ten oosten „ bepaalt. •— Van de provincie Hoe-quang „ tot den mond deezer rivier rekent men „ omtient acht honderd mijlen ; zoo dat „ deeze rivier Yang-tfe-kiang, van haaren „ oorfprong af, tot daar zij zich in zee „ ontlast, eene lengte van ten minde twee „ duizenden twee honderd Engelfche mijlen „ doorloopt. — Op de plaats, alwaar de „ gezantfchaps-jachten door deeze rivier „ voeren, bedroeg de droom, daar hij op „ het fterkst was , niet meer, dan twee „ mijlen in eene uure ; maar zij was 'er „ veel dieper dan de Geele rivier. Dus ontfpringen deeze twee groote Chineefche rivieren in hetzelve Tartaarfche gebergte; zij naderen, vervolgens, de eene de andere op eene plaats , tot op eenen kleinen afdand; fcheiden daarop van elkander ter lengte van vijftien graaden breedte, en ontlasten zich , eindelijk , in dezelve zee , op de tusfehenwüdte van flechts twee graaden , van eikander. In haaren loop fluiten deeze beide rivieren eene uitgedrektheid lands van meer dan duizend mij-  NAAR CHINA. XVIIÏ. HOOFDST. 3. Afcf 223 mijlen in de lengte in. Zij brengen v?.e: toe om de provinciën , door welken Zl< haaren loop neemen , te verrijken en vruchtbaar te maaken ; maar zij veroorzaaken ook , fomtijds, door vreeslijke ovcrltroomingen , onnoemlijke fchaade. — Deeze omtrek bevat, binnen zijne grenspaalen, het grootfte gedeelte van het oude C'ijneefche rijk en is in dat deel der gemaarigde luchtftreek gelegen 5 welke , in Afie zoo wel als in Europa, het tooneel is geweest. Waarop men de beroemdfle menfchen heeft zien. gebooren worden , en daar de fchit,terendde daaden , waarvan de historie der waereld melding maakt, verricht zijn. Ten einde het keizerlijk kanaal, welk zich aan de andere zijde der rivier Yang.tfe- kiang in de lengte uitftrekt , gelukkig te bereiken , waren de jachten genoodzaakt, die groote rivier langs haaren noordlijken oever een klein end . wegs op te Vaaren. Het gelaat des aardrijks was daar gantschlijk veranderd. In plaats van vlakten , van meiren en moerasfen , verhief zich de oppervlakte des gronds, van den oever der rivier af, allengskens in de hoogte, en leverde een allerheerlijkst uitzigt. VerX 2 rijke Reisciotf Kiang- •nan naar Hang- clioe-fosi Slagt- maand. 1793.  Reis door Kiang- nan naar Hang- choe-foe. Slagt' maand. J793. / 324 BRITSCH GEZANTSCHAP rijkt met plantgewasfen , die door hunne onderfcheiden foorten zoo wel, als kleuren , een aangenaame verfcheidenheid aafl des befchouwers oog aanbooden, werd het landtooneel nog door eene mengeling van boomen, vart tempels en pagoden verfraaid. —- In de rivier zag men verfcheiden eilanden , met heestergewas bezoomd. En, ('* geen het tooneel nog des te romanesker deed voorkomen,) men zag ook hier en daar rotfen, haare afgebroken toppen boven de oppervlakte des waters verheffende. De golven der rivier rolden gelijk die der zee, en men zeide, dat 'er fomtijds bruinvisfchen tusfehen dezelven zich vertoonden. De Engelfchen zagen 'er eene menigte jonken ten anker. Terwijl de reizigers de rivier Yang-tfekiang overdaken, viel hun aandacht bijzonder op een eiland, in 't midden des ftrooms deezer rivier gelegen, en caiN-s/an* of de gouden berg genaamd. Dit eiland , bijkans loodrecht uit de rivier oprijzende , is met tuinen en lusthuizen bedekt. Kunst en natuur fchijnen zich vereenigd te hebben , om deeze plek gronds allerbekoorlijkst te maaken. Het behoort aas  PI ■ XXXIV. GEZI.ct van het zogenaamde g OUDEN-EILAND in be YANG-TS E-KIANG,op chö O ti' RIVIEU VAN CHINA .   kaar CHINA. XVIII. hoofdst. 3. Afd. 325 aan den keizer, die 'er een.zeer groot en fraai paleis op gebouwd , ° en nog op de; verheevenfte plaats des eilands verfcheiden tempels en pagoden gedicht heeft. Ook bevat het eiland een groot mannenklooster, welks priesters , bij afweezigheid van het hof, de meesre en voornaamfte bewooners des eilands uitmaaken. Eene verbaazende menigte en verfcheidenheid van vaartuigen bedekte deeze groote rivier. Op de plaat, nommer XXXIV. vindt men een gezigt van het eiland Chinfjan , naar het leeven getekend. Aan de linker zijde der plaat ziet men een nette afbeelding van een Chineesch oorlogfchip. De grond, zuidwaard van de Yang-tfekiang gelegen , verheft zich trapswijs zoo hoog, dat men genoodzaakt was, op fommige plaatfen, de aarde nagenoeg negentig voet diep weg te fpitten, om dien waterpas met de gewoone hoogte des kanaals te maaken. Het land hierömftreeks bevat groote plantaadjen van die bijzondere foort of verfcheidenheid van katoenplanten, van welker voortbrengfels die doffen en lijwaaten X 3 ge* Reis door Kiang' tan naar Hang- ■hoe-foe. ilagt- naami. 1793. \  Reis door Kiang' nan naar Hang choe-foe. Slagt- inaand, mt $f<$ BRITSCH GEZANTSCHAP gemaakt worden , welken men in Europa Nanliïngslinnen pleegt te noemen. Het dons, welk de zaadkorrels deezer plant omgeeft, is dat geen 't welk in den Itijl des koophandels katoenwol geheeten wordt. — Dit dons is gemeenlijk wit; maar in de provincie Kiang-nan, waarvan Nanking de hoofdftad is, heeft het die zelve geelachtige kleur, welke het, gefponnen en tot Hjwaat gewceven zijnde, behoudt Mei! meent, dat deeze kleur en de beter hoedaaniabeid van het Nankingsch katoen eene uitwerking is van den bijzonderen aart (k) Zie daar een ftuk der natuurlijke historie opgehelderd. De kleur van het zoogenaamd Nanking^linnen is natuurlijk , en niet door kunst gemaakt. Het is een bijzondere foort van katoenboom, die een geelachtig katoen voortbrengt. Men verzekert," zegt Mr. staunton hier boven, ,, dat de plant, wanneer zij naar een an« ,» dere provincie wordt overgebragt, in deeze bij - zonderheid ontaart" — Intusfchen zou het goed zijn , de proef daarvan te neemen. Met weinig moeite, kan men, te Kanton, zaaden van deezen katoenboom doen komen, om ze van daar naar onze volkplantingen te zenden. Deeze foort van aanwinst is minkostbaar, en kan echter groot* lijks dienen tot welvaart en bloei van dat land, "ifaffcar zij aangemoedigd Wordt,. Co ssicnij;  NAAR CHINA.XVIII. HOOFDST. %.Afd. 3=7 aart dés gronds , daar het op groeit; en men verzekert, dat de plant , wanneer zij naar een andere provincie wordt overgebragt, in beide de genoemde bijzonderheden ontaart, hoe weinig onderfcheid 'er ook tusfehen de luchtftreek van die provincie en van die van Kiang-nan plaats heeft. In de provincie Kiang - nan , zijn, op verfcheiden plaatfen , vaste en duurzaame bruggen over het kanaal gelegd. Sommigen deezer bruggen zijn van roodaehtiger. granietdeen , die een groote hoeveelheic veldfpath behelst, - opgehaald ; anderer zijn van een gemeener foort grijzen mar merfleen. De boogen van fommigen die: bruggen hebben eene halfronde, anderet eene eironde gedaante , met het uiterfl< van het eirond in den top des boogs Men vindt 'er etlijken in de gedaante vai een hoefijzer, welker grootfte wijdte nabi den top des boogs is. De fteenen , to het maaken der boogen eener Chineefche brug gebruikt, zijn niet vierkant, en laa ten niet in den top des boogs een drie hoekige ruimte open, om met eenen fluir fteen, voor die opening gefchikt, gevuh X 4 « Rïisckor Kiang- tian naar Hang- choefoe. S/agt. iiuiaid. 1793. t t, t .  Reis door Kiang- nan naar- Hang- choe-foe. Slagt- maand ?7sg. 328 BRITSCH GEZANTSCHAP te worden., Integendeel zijn alle de ftee* nen des boogs in de gedaante van wiggen gebouwen, naar de kromte , die de hoog maakt , geëvenredigd; zoo dat zij , op hunne juiste plaats gefchikt zijnde , allea volkomen fluiten. Om onder deeze bruggen door te vaa. ren, moet men de gewoone masten der jachten en booten neerlaaten ; en men recht anderen op, beftaande uit twee lange ftaaken, die zich aan het bovenënd ver* eenigen , en naar beneden, voor zoo verre de breedte van het vaartuig zulks toelaat, in de gedaante der tw?e zijden van eenen gelijkzijdigen driehoek , van een fcheiden. Deeze masten worden opgerecht door middel van twee ijzeren grendels of bouten , die door de enden der ftaaken, in twee posten gaan , waarvan een aan iedere zijde van het vaartuig is , terwijl de voet der ftaaken nog zijne vastigheid vindt in de keepen, in de zijden des vaartuigs bijzonder tot dat einde gemaakt. Deeze dubbele mast wordt gemaklijk en fpoedig afgenomen, wanneer men eene brug ontmoet ; maar 'er zijn ook bruggen welker boogen hoog genoeg zijn., m  kaar CHINA. XVIII. hoofdst. 3. Afd. 329 om 'er met ftaande masten onder door te. vaaren. — Een nette afbeelding eenei ] Chineefche brug vindt men in het onderftaande plaatje. Het vaartuig , welk 'er; verbeeld wordt door te vaaren, is van een echt Chineesch maakfel. De gewoonemast is neergelaaten, en de andere, hierboven befchreeven, opgerecht. Deeze bruggen zijn in dit gedeelte des kanaals noodzaaklijk, om de gemeenfchap tusfehen deszelfs beide oevers , die met eene bijkans onafgebroken reeks Heden en dor- leis doi¥ Kiang lan naar Hang- hoe-foe. tlagt- naand. 1793.  Kris door Kiang- tian naar Hang chm-foe. Slagü- vuiind, 330 BRITSCH GEZANTSCHAP dorpen bedekt zijn , gemaklijk open te houden. — De hoogte der boogen , en de trappen, langs.welken men dezeiven beklimt, beletten 'er met rijtuigen over te gaan. Doch het getal der rijtuigen is ook .in China zeer gering. Men bedient 'er zich zelden van, wordende alle de z waare koopmanfchappen, en de meeste reizigers, op de rivieren, en vaarten, waarmede het land in alle ftrekkingen doorfneeden is, voortgebragt. In de plaat, nommer XXXV., hier tegenover geplaatst, vindt men een gezigt van Chineefche booten en vaartuigen , grooter en kleiner, welke zich gereed maaken , om onder eene brug door te vaaren. Aan de linker zijde der plaat, onder de brug, vereenigt zich het keizerlijk kanaal met een ander , welk 'er uit afgeleid is. De vereeniging is met zoo veel kunst en oordeel volbragt, dat noch de voetgangers, noch de lieden die gebruikt „worden, om de fchepen te trekken, daardoor.eenigzins verhinderd worden. De ftraaten der ftad sou-choe-foe, langs welker voorlieden de jachten des gezantfchaps den vierden van Slagtmaand voeren , zijn, gelijk die van Venetië, door takken, uit het groote kanaal geleid, van  Pi. XXXV. 1 CHÏNEESCHE BOOTEN DE S CEZANTSCHAPS, GEREED OM ONDER EENE BHUG BOOS TE VASEN. I   kaar CHINA. XVIII. hoofdst. 3. Afd. 331 van elkander afgefcheiden. Over ieder dee- j zer rakken lag een fraaie fteenen brug. — \ De jachten en overige vaartuigen, de vloot, des gezantfchaps uitmaakende , befteedden, nagenoeg drie uuren aan het voorbij vaaren' der voordeden van Sou-choe-foe, eer zij aan de ftadsmuureh zelven kwamen. Langs dezelven lag een ontelbaare menigte fchepen van allerhande foort. Op eene enkele fcheepstimmerwerf ftonden zestien vaartuigen, nevens elkander, op ikpel, waarvan ieder omtrent twee honderd ton groot was. In de dadsmuuren zijn verfcheiden gewelfde boogen, niet ongelijk aan die, welken men in de muuren der dad Batavia vindt, door welken zoo veele takken des kanaali in de dad vloeien. De dad Sou-choe-foe fchijnt ongemeer groot , en naar evenredigheid bevolkt t< zijn. De huizen zijn over het algemeer fraai gebouwd en op een bevallige wij verfierd. De inwooners, meestal in zijd gekleed, maaken eene vertooning, waarüi men moet befluiten, dat zij welgegoede ei gelukkige menfchen zijn. — Ondertusfchei zegt men, dat zij zeer te onvreede zijn dat Nanking, in hunne nabuurfchap ge legen , niet meer de zetelplaats van he hoi leis door iiangwtt naar Hang;lwe foe. ilagtnaand.1793- l t ? t l 1 » t 7  Reis door Kiang ■ nan naar JRangchoe-foe.Slagt* maand. •793- I 3 > 1 d h d 1 t' ïi 332 BRITSCH GEZANTSCHAP hof, en, gelijk eertijds, de hoofdftad des rijks is. Niets voorwaar, dan zeer gewigtige ftaatkundige bedenkingen kunnen den fouverein overgehaald hebben, om, boven dit gedeelte zijner ftaaten, alwaar de Schepper der natuur alle de voordeeJen van luchtdreek, van grond en voortbrengfeien , met een milde hand ten toon gefpreid, en de nijvre vlijt der inwooneren alle deeze voordeelen en genoeglijkheden nog vermeerderd heeft, het koude noordlijke gewest van Pe-che-li, op de grenzen /an Tartarije , tot zijne hof- en hoofdftad :e verkiezen. _ De reizigers hebben Sou:hoe-foe het Paradijs van China genoemd. 3ij de inboorlingen deezer ftad is het een Igemeen zeggen geworden: - „ De he, mei is boven ons ; maar op de aarde , hebben wij Sou-choe-foe." De Engelfchen vonden de vrouwen van ou-choe-foe fchooner, aardger, welleeender en in een' beter fmaak gekleed, dan e meesten der geenen , welken zij in et noorden van China gezien hadden. Onertusfchen is het niet bezwaarlijk, natuurjke redenen daarvan optegeeven. Buiten vijfel hebben, eensdeels, de noodzaakjkheid , om den minvrughtbaaren grond mei  naar CHINA. XVIII. hoofdst. 3. Afd. 335 tnet meer moeite te bearbeiden, en dus de j vrouwen zoo wel in den zwaaren arbeid der ? mannen, als in de grover fpijs , tot hun^ voedfel dienende, te doen deelen, en,« anderendeels, het gebrek aan tijd en ge-^ legenheid, om voor haare perfoonen behoorlijke zorg te draagen , meer invloed op de laatstgenoemde vrouwen gehad, ten einde niet alleen haare gelaatstrekken te mismaaken, maar ook haare geaartheden te veranderen; dan de draalen der zon die geenen verbranden en ontfieren, welke flechts op den afftand van dertig graaden van den evenaar woonen. De dames van Sou-choe-foe hebben, fomtijds, op haar voorhoofd een kleine muts of bonnet van zwart fatijn, met juweelen bezet, die zich met eene punt tot tusfehen haare wenkbraauwen uitftrekt. Ook draagen zij oorfieraaden van kristal of goud. Op eenen kleinen afftand van Sou-choe« foe is het fchoone meir tai-hoe, met eene rei fchilderachtige bergen omringd. Dit meir , welk de inwooners van Sou* choe-foe van visch voorziet, is voor hun tevens eene plaats van openbaar vermaak en uitfpanning. Veele bootjes, tot lusttogtjes dienende, worden ieder door eer en Gangan naar lav.g- llK-fot. 'lagt- laani. 793» 1  Reis door Kiang- nm naar Hang- che-foe. Slagc- maand. 1 < I ] < i i J i i < < 334 BRITSCH GEZANTSCHAP enkele vrouw geroeid. Iedere boot heeft een nette en overdekte kajuit. Men wil , dat de vrouwen, die ze roeien, meer dan één beroep volgen. — Tai-hoe lcheidt de provinciën Kiang-nan en Che-kiang van elkander. Het gezantfchap naderde reeds de hoofdftad der eerstgenoemde provincie. Voorbij Sou-choe-foe zag men geheele plantaadjen van moerbezieboomen , zoo uitgeftrekt, dat zij naar groote wouden ge* leeken. Onder de moerbezieboomen Honden ook hier en daar fmeerboomen. Van ie vrucht van den laatstgenoemden boom, ien croton febiferum van linnsus, trekken de Chineezen eene foort van vet, geijk plantgewasfen groeiënde. Zij bereiden laarvan een groot gedeelte hunner kaarsen. De vrucht gelijkt uitwendig veel mr de zaadkorreltjes van kürröp. Zoo haa deeze vrucht rijp is , gaat het zaadïuisje open, en verdeelt zich in twee, of iog meermaalen in drie deelen, die, neer* rallende,- even zoo veele pitten of kernen mtdektten. Ieder dier pitten is door een* üjzonderen fteel aan den boom gehecht, M met eene vleesachtige zelfftandigheid, lie zoo wit is als fneeuw, bedekt. Deeze laat-  waar CHINA. XVIII. hoofdst. £ Afd. 335 laatfte omftandigheid maakt het fchoonde contrast met de bladen des booms,'welke , in dit jaarfaifoen , een roodachtige kleur, tusfehen purper en fcharlaken, hebben. Om het vet of de vleesachtige zelfftandigheid 'der vrucht te krijgen , kneust men de kernen, en kookt ze in water. De kaarsfen , van dit vet gemaakt , zijn harder dan fmeerkaarsfen, en hebben geen verveelenden reuk <7). Doch zij evennaaren niet die van wasch of van fpermaceti Dee. (i) *t Is lang geleeden, dat ik den fmeerbooE op Isle de France overgebragt, en aldaar geplan heb. 't Geen de fchrijver van zijne voortbreng felen zegt, is noch naauwkeurig , noch volledig Men h.aalt 'er wasch uit; — wasch , welk zee fchoon, zeer wit en zeer hard is , en zeil eenen glans bezit, dien men op wasch van bijë en fpermaceti te vergeefsch zou zoeken. — Me haait 'er ook eene foort van frneer en olie ui Wanneer men 'er wasch van wil hebben , han; men de geheele zaadkorrels, maar uit hunr fchiHen of doppen ontbolfterd.en versch gepluki in water over het vuur ; dan fmelt de zelfftandi lieid , die het zaadkorreltje omgeeft, en drijft c de oppervlakte des waters; deeze zelfftandighe is het wasch. — Vervolgens ftampt men de zaa konels, en hangt ze weder in water over h Vuur, en men krijgt 'er oMe van, die van - amandelen of kernen oorfpronglijk is. — Wa Reis detf Kiangïtm mat Hangchoe foe. Slagtmaand.1793- I t r S' 1 ti t. ;t e P d i. et ie lier  %eisdoot Kiang- man naar Hang- choe-foe> Slagt- maand. Ï793. j < 1 \ J Z f | z; zc d£ el bt W de 336* BRITSCH GEZANTSCHAP Deeze laatstgenoemde zelffandigheid is; gelijk het dier zelf, daar zij oorfpronglijk van is, in China onbekend, Ook weeten de Chineezen zeer weinig van de kunst, om wasch te bleeken; en dat wasch, welk 'er nog gebleekt wordt, gebruiken zij meestal tot pleifters en zalf, De waschkaarsfen , waarvan men zich in China be* nient, worden van eene foort van wasch gemaakt, welke het voortbrengfel is van ïen infekt, dat op de bladen van keelJruid aast. In het hoofdftuk van Cochin:hina hebben wij 'er een omftandiger bedrijving van gegeeven. - Dit wasch is an natuur wit, en zoo zuiver, dat het in : geheel geen rook geeft; maar 'er wordt 00 weinig van verfameld , dat het zeer :haarsch en duur is. De goedkoope kaarsfen :er men van dezelve vrucht fmeer of vet wil :bben , begint men met de geheele vrucht of adkorrels te kneuzen en te ftampen, en zet ! dan in water op het vuur; het wasch en olie, welke zij opleveren, mengen zich onder zander, en maaken eene foort van fmeer of vet, kwaam, om 'er kaarsfen van te maaken. Deeze boom heeft niet eer roode bladen , dan mneer zijne zaadkorrels beginnen rijp te wor. ft omdat de bladen dan afvallen. Cossicmj  NAAR CHINA. XVIII. H00FDST. 3. Afd. 337 fen worden van gewoone talk of fmeer gemaakt; maar zij zijn niet fteevig genoeg, om zonder een bekleedfel van het vet var. den fmeerboom, of wasch gebruikt te kun-, nen worden. De buitenzijde deezer kaarsfen wordt ook , fomtijds, rood gefchildcrd. De Chineezen maaken de pitten of lemmetten hunner kaarsfen en lampen van verfcheidenerleie dingen. — Die geenen, Welken zij in hunne lampen gebruiken, zijn van drie onderfcheiden foorten; vooreerst van de amianthus, of het zoogenaamd deenvlas, welk brandt, zonder door het vuur verteerd te worden ; ten tweede , van de artemifia , bijvoet of S. Janskruid; of ten derde, van een zekere foort van distel (nt)t waarvan ook tondel gemaakt wordt. — Maar tot hunne kaarsfen bedienen zij zich van een ligtöntvlambaar houtje, in welks benedenënd van onder een gat geboord is , welk dient, om een ijzeren pen , op het bovenfte des kandelaars , welk niet uitgehold, maar plat is, geplaatst, te ontvangen. Dus houdt die pen, door middel van het gemelde gat, de kaars daande, (m) Carduus marttus, V. DEEL. Y Reis door Kiang- lan naar Hang- ~J:oe-fos. Slagt- naand. '793-  Reis door Kiang- nan naai Hang- choe-foe. Slagt- maand. 1793- 338 BRITSCH GEZANTSCHAP de, zonder een pijp noodig te hebben. — De zuinige en fpaarzaame aart der Chineezen, hun eigenaartig karakter, doet hen bedenken, dat deeze gedaante hunner kandelaaren tevens dient, om aan dat oogmerk te beantwoorden, welk elders aan de behoeftiger of zuiniger klasfe van menfchen alleen bekend is, en dat zij op een andere wijs, naamlijk door middel van een zoogenaamd profijtje of zuinigje (»), zoeken te bereiken. —■ De Chineezen rekenen , dat zij, door dat middel , een tiende gedeelte , of daaromtrent, in de verteering van die onontbeerlijke noodwendigheid belpaaren. De fmeerboom is , zegt men, naar de provincie Karolina in Amerika overgebragt, en tiert daar even zoo goed als in China. — Deeze foort van boomen was bijkans de eenigde , welke de oevers des keizerlijken kanaals belommerde, in dat gedeelte van hetzelve , alwaar de jachten des gezantfchaps zich toen bevonden. Het kanaal was daar zonder droom , en zoo breed, dat eene deenen brug, die 'er over - (n) De Engelfchen noemen het een Jave-all, e» de Franfchen een hinet.  naar CHINA. XVIII. hoofdst. 3. Afd. 339 over gebouwd was, rdec minder dan negentig boogen had. Van Sou-choe-foe tot Hang-choe-foe, dat is, in eene uitgeftrektheid van omtrent negentig Engelfche mijlen, is het keizerlijk kanaal, beftendig, van zestig tot honderd roeden breed. Ook zijn 'er deszelfs oevers over het algemeen met fteenen muuren bezoomd. De geheele landftreek, •welke het in de uitgeftrektheid doorloopt, is niet minder bevallig, dan vruchtbaar. De jachten en overige vaartuigen des gezantfchaps hielden bij een dorp, niet verre van Hang-choe-foe, ftil, om den nieuwen onderkoning van Kanton te ontvangen. Dezelve was, in zijn jacht, uit de laatstgemelde ftad derwaard gekomen, met dat bijzonder oogmerk, om aan sunta-zhin en den ambasfadeur macartneij het eerfte bezoek te geeven. De onderkoning van Kanton, chaungta-zhin genaamd, fcheen een man van eenen zachten aart, en beminlijke zeden te zijn. Hij maarigde zich geene groote dingen aan, noch van zijnen rang, als een bloedverwand des keizers , noch van zijne hooge waardigheid , als onderkoning, of gouverneur-generaal der beide provinciën Y 2 quang- Retsdoor Kiang- nan naar Hang- zhoe-fae. Slagt- maand, 1793-  Reis door Kiangrtan naar Hangchoe-foe.Slagtmaand.179J. 34o BRITSCH GEZANTSCHAP quang-tung ((?) en quang-si. Hij bevestigde niet alleen de verzekeringen , welken sun-ta-zhin met betrekking tot de geneigdheden en bevelen des keizers ten aanzien der Engelfchen, den ambasfadeur gegeeven had; maar deed ook betuiging van de geneegenheid , welke hij zelf voor hun had. De leezers zullen, buiten twijfel, aange- • merkt hebben, dat alle de naamen der Chineezen, in dit werk gemeld, buiten en behalve de bijvoegfels van hunne hoedaanigheden of tijtels , flechts uit eene lettergreep befiaan. Dit is zelfs ten aanzien van ieder der woorden def Chineefche taal waar , hebbende dezelven niet meer , dan eene lettergreep (jp). — De bijvoegfels zijn (0) Deeze is de provincie, welke de Europeeërs kanton heeten. (f) Bij de bijzonderheden, welken Mr. staün. ton hier boven nopens de Chineefche taal aanmerkt, voeg ik nog, dat zij de letters b, d, r en x niet heeft, en dat haare klinkers, of vokaalen, en haare medeklinkers, of confonanten, niet onderfcheiden zijn. Ingevolge van dien, moet zij, dunkt mij, van lid- of geflachtwoordekens , articuli, en van woordbuigingen , deciinatienes, beroofd,  naarCHINA. X VIILhoofdst. Af cl 341 zijn derhalve des te noodzaaklijker , daar. een Chineefche naam geene onderfcheiding' bevat ten aanzien der familie , welke dien draagt. 'Er zijn niet meer dan honderd j famiiienaamen door de geheele uitgeftrekt-' heid des Chineefchen rijks bekend ; en de uitdrukking , de honderd naamen , wordt dikwijls als een infiuitende bewoording, ierminus collectivus, voor de geheele Chineefche natie gebruikt (q). Ondertusfchen nee- Toofd, en voor alle de wijzen der werkwoorden niet vatbaar zijn ; — moet zij alle de veranderingen der zaaken niet kunnen fchilderenj moet zij noch verbindtenis , noch getal , noch welluidendheid kunnen hebben; — moet zij van bevalligheid en kieschheid onvoorzien zijn; — moet zij ontelbaare dubbelzinnigheden hebben , omdat een geringe verandering in de uitfpraak den zin der woorden verandert; en eindelijk — znoet haare verdiende in een drooge kortbondigheid beftaan. Uit alle welke bijzonderheden ik befluit, dat de Chineezen den ftijl noch van aangenaam en bevallig, noch van verheeven en heldendicht , kunnen kennen , 't geen nogthans de fchoonheid en verheevenheid van gedachten geenzins uitfluit. Cossignij. (?) Deeze honderd naamen. van Chineefche familiën of (lammen worden de pe - kia-fing genaamd. Naar men zegt, klimt de inftelling derzelven op tot den tijd van soui-jeh, meer dan vijf en Y 3 twin- \eis door ïiang- \an naar 'lang- hoe-foe. \lagt- naand.  Hels door Kiangnan naar Hangchoe-foe.Slagtmaand.♦793. 342 BRITSCH GEZANTSCHAP neemen, fomtijds, bijzondere perfoonen , op onderfcheiden tijdftippen, of bij onderfcheiden omfiandigheden van hun leeven , toenaamen aan , die deeze of geene hoedaanigheid uitdrukken , of deeze of geene gebeurenis herleevendigen. Ieder familienaam wordt door perfoonen van alle verfchillende klasfcn gedraagen. De gelijkheid van dergelijke naamen fluit , echter , eenige betrekking in. Alle de geenen , welke dien naam draagen , moogen het huis der geenen, welken zij onderllellen , hunne algemeene voorouders geweest te zijn, bezoeken (r~). Een twintig eeuwen voor fou-kt geleefd hebbende, dat is, omtrent tweeduizenden drie honderd jaar voor het tijdftip . waarop de kundigfte tijdreke. "naars den zondvloed ftellen, die, volgens den Hebreeuwfchen tekst des Bijbels, in het jaar 1656 na de fchepping der waereld voorgevallen is. Cos. sign ij. (i-) De Chineefche wetgeever, die deeze wet gemaakt heeft, fchijnt in het oog gehad te hebben , de menfchen door het bloedverwandfchap naauw aan elkander te verbinden. Die wijsbegeerte , die den mensen van de gezellige famenleeving aftrekt, die hem ten aanzien van de gevoelens der natuur onverfchillig en ongevoelig maakt, die hem boven alle hoe ook genaamde voor-  naak CHINA. XVIII. hoofdst. %.Ajfd. 343' Een Chinees trouwt zelden , of ooit, eene vrouw , welke zijnen familienaam draagt: maar dikwijls gebeurt het, dat de zoons en dochters van twee zusters , getrouwd met mannen van verfchillende naamen , vooröordeelen der opvoeding verheft, maakt hem tot eenen zelfszoeker, en moet door den wetgeever niet aangenomen worden- Die geene, welke hem gevoelens van geneegenheid voor zijne familie, voor zijne vrienden, voor zijne medeburgers, en voor het geheele menschdom inboezemt ; die hem de oefening van daaden van goedwilligheid aanraadt, die is voor den mensch in de maatfchappij gefchikt. Het is deeze zachte , deeze ftaatkun» dige en verheevene wijsbegeerte , die de grond, beginfels der Chineefche wetgeevingbeftierd heeft. —1 Zij heeft gewild, dat de geneegenheid der leeven. digen zich zelfs tot de dooden zou uitfhekken , buiten twijfel , om daardoor dat gevoelen des te meer te verfterken. „ Weinig nachten, zegt onze fchrijver in het volgende hoofdftuk, gaan 'er voorbij, zonder dat het kerkhof in den omtrek van het meir, bezocht wordt. Sommige Chineezen begeeven zich derwaards met bramdende flambouwen; om de asch hunner nabeftaanden te vereeren. Zij verfieren hunne grafplaatfen met wimpels van zijden Moffen of gefchilderd papier; zij ftrooiën 'er bloemen, en uit al het geen wij van hunne zeden weeten, ziet men, dat de Chineefche wetgeeving een fyftema heeft, door denzelven geest beftierd. Cossignij. Y4 Reis doOr Kangnan naar Hangchoe-foe.Slagtmaand.1793.  Reis door Kiangnan naar Hangchoe foe. Slagttnaand.1793. 344 BRITSCH GEZANTSCHAP men, met elkander trouwen. Die van twee broeders , die denzelven naam draagen , moogen zulks niet doen. Offchoon in China de naamen nooit eene onderfcheiding aanduiden ; offchoon 'er geen erflijke adeldom plaats heeft; wordt 'er echter over 't algemeen , van de geflachtlijst veel werk gemaakt. Die geen , welke, tot eene hooge oudheid toe, zijne voorouders kan opnoemen, als lieden , welke zich door hunne bijzondere deugden , of door hunne openbaare dienden , of door de eerbewijzen, welken zij ingevolge van dien van de regeering verkreegen hebben , voortredijk hebben gekweeten ; die , zeg ik, wordt veel meer geacht, dan nieuwe menfchen (j). — Zij, weICO Dit wil zegaen, dat men aan iemands deugden en dienden zelfs in zijne afdamlingen hulde doet. De eerbied voor zijne voorouders vereenigt zich, bij deeze gelegenheid, met de achting, welke men aan uitmuntende deugden en verdienden verfchuldigd is: maar door deeze achting wordt aan hem , die 'er het voorwerp van is geen voorrang , geene gunst, geen voorrecht verworven. In China heeft geen adeldom plaats, geene verdeeling van bevoorrechte geflachten, ge'. lijk in Indie. Het fydema van gelijkheid fchijnt- een  maar CHINA. XVIII. hoofdst. $.Afd. 345 weiken men voor afftamlingen van confucius houdc, worden altijd met bijzondere achting behandeld. De keizers hebben hun zelfs deeze en geene voorrechten (i) vergund. De eerzucht voor een' doorluchtigen oorfpjrong is zoo algemeen bij de Chineezen, dat de keizers niet zeiden tijtels hebben gegeeven aan de voorouders van eenen man van verdienfte , die reeds overleeden waren. In een der grondbeginfelen der wetgeeving van dit rijk geweest te zijn. Alle de ingezeetenen worden tot het openbaar onderwijs en de openbaare bedieningen toegelaaten. Deeze laatften alleen zijn de onderfcheidingen , deeze alleen geeven voorrechten, welke met dezelven ophouden. Dus zijn de hoop op lof, en vrees voor fchande, twee mid delen, waarvan de Chineefche ftaatkunde zich be dient, om de menfchen te beweegen , goede daaden te oefenen , en zich van kwaaden te onthouden. Cossignij. (t) De oudfte zoonen deezer familie hebber zich bijkans altijd door hunne kunde en deugc onderfcheiden , en verdiend, den tijtel van yen cheng koung, dat is, van graaf, die de heiligheid voort plant. — Een van die verfcheen, in den jaare r784 aan het hof van Peking; en het is waarfchijnlijk dat hij nog (in 1793) leeft , of dat een van zijne zoonen hem in zijne waardigheid opgevolgd is.— Y 5 Vol Reis door Kiangnan naar Hangchoe-foe.Slagtmaand.1793- [  Reiï door Kiang- iiam naar Hang- thoe-foe. Stagt- tnaand* «293- i 1 j . 346 BRITSCH GEZANTSCHAP In China worden geene middelen verwaarloosd , om , zoo wel door belooning van lof, als door vrees voor fchande, een iegelijk toe goede daaden op te wekken , en van kwaaden af te fchrikken. 'Er wordt een openbaar register gehouden , het boek yan verdienfte genaamd, waarin alle de voorbeelden van een lofwaardig en ver» dienstlijk gedrag worden opgefchreeven. Zelfs wordt in de optelling van iemands tijtels uitdruklijk aangemerkt, hoe menigmaal zijn naam in dat boek ingefchreeven is. — Aan den anderen kant, wordt die geen , welke zich aan euveldaaden fchuldig maakt, openlijk onteerd; en het wordt niet genoeg gefchat , dat hij zich enkel Jaartoe bepaale, om zijnen vernederden tijcel te draagen ; maar hij moet bij zijn naam nog melding maaken van de misdaad, am welke hij onteerd is. Dee- Volgens de gefchiedkundige gedenkflukken,ftam3e koung-tsee, welkende Europeeërs confu:ius noemen, af van iioamg-tv, die een der lichteren der Chineefche alleenheerfching geweest s. Hij heeft voor vier duizend vijf honderd jaar ;eleefd. Moet men dan niet bekennen , dat onze ïuropeefche familiën, die zich op haaren adellom zoo veel verbeelden, in vergelijking van dee:e zeer nieuw zijn. Castera.  naar CHINA. XVIII. hoofdst. 3. Afd. 34? Deeze verordeningen zijn voornaamiijk ten behoeve van die mandarijnen gemaakt, welken de keizer met gezag heeft bekleed, met oogmerk , om al hun vermoogen tot bevordering van 's volks weldand te befteeden. Indien men van dat gezag een misbruik maakt, en het volk een grooter aantal rampen ondergaat, dan de natuur der maatfchappij vereischt , moet zulks grootdeels worden toegefchreeven aan de al te bekrompen natuurlijke vermoogens van een' perfoon , die niet in daat is, tc beletten, dat zijne waakzaamheid door zij ne ondergevolmagtigden befpot, en zeld zijne voorneemens te leur gefield worden , ten zij het volk geweld over her pleege. Behalve de bijzondere eertekens, welker de keizer aan den onderkoning chaong ta-ziiin bevvcezen had, had hij nog vai de ingezeetenen der provincie Che-kianj den fchoonften en vloeiëndden van alle tij tels,dien zij bedenken konden, ontvangen Om hem voor de billijkheid en goedwil ligheid, waarmede hij hen bedierd had, t danken, hadden zij hem den toenaam vai den tweeden confuciüs gegeeven. D Reis doer Kiangnan naar Hangchoe-foe.Slagtmaand.I793« l t l r > 1 I  Reis door Kiangnan naar Hangchoe-foe.Slagtmaand.1793- ; 34« BRITSCH GEZANTSCHAP De gemelde onderkoning deed, met sun-ta-zhin en den ambasfadeur, zijne intreede in Hang-choe-foe , op den negenden van Siagtmaand des jaars 1793. In de tegenöverftaandè landkaart, getekend nommer XXXVI., ziet men de juiste ligging deezer zoo belangrijke Chineefche ftad zeer beftemd aangeweezen (v~). Deeze kaart f» Eene kleine aanmerking zal hierbij niet ongepast zijn. — Bij de vertaaling van dit gedeelte des tegenwoordigen werks , waarïn Mr. staustow de reis des Britfchen gezantfchaps van Peking tot Hang choe-foe befchrijft, heb ik mij zeer dikwijls verwonderd, dat hij zoo menigmaal fpreekt van fteden , van oude, van aanzienlijke, van groote en volkrijke fteden, van fieden van den eerften rang, enz., zonder derzelven naamen op te geeven. Het gezantfchap had toch op zijne reis, behalve de twee gewoone leidslieden, de mandarijnen van-tazhin en cho£-ta-zhin , nog eenen buitengetvoonen leidsman, den mandarijn sun-ta-zhin :enen ftaatsdienaar van nog hooger rang , dan dé :wee voorgenoemden, geftaadig bij zich. Dus was het voor de Engelfchen eene zeer gemaklijke :aak geweest, niet alleen alle de fteden, maar ook üle de vlekken en dorpen, met een woord, alle de jijzonderheden, welken zij op hunnen reistogt Dntmoetten, volgens de opgaaf hunner Chineefche [eidslieden, bij hunne eigenlijke naamsn, echt en naauw-    naarCTIINA.XVIII.hoofdst. 3. Afd. 349 kaart en die, welke in het zesde deel van dit werk zal volgen , zijn , bij de tegenwoordige reisbefchrijving , niet alleen van het grootfte nut , maar voor een opmerkzaam leezer, die de reis des Britfchen ge- zant- naauwkeurig te noemen. Sun-ta-zhin, die wegens zijne gedienftigheid zo© zeer geroemd wordt, zou, buiten twijfel, zeer geneegen geweest zijn, om aan hunne begeerte te voldoen. Hij zou nog meer hebben kunnen en willen doen. Hij zou den afftand der plaatfen van elkander in ChL neefche li hebben kunnen bepaalen , en meer an dere weetenswaardige omftandigheden van 't geet zij zagen, ter hunner kennis brengen. Met al he welk Mr. staunton de waards en belangrijk heid van deeze zijne reisbefchrijving aanmerklij: had kunnen verhoogen. Het zou gantsch onwijs geerig zijn , te zeggen, dat men aan die Chinee fche naamen weinig zou hebben. Is het dan nie zeker, dat, hoe meer bijzonderheden men va eene zaak weet, hoe beter men dezelve van een andere onderfcheiden kan , en hoe duidlijker or denkbeeld van dezelve wordt? En zullen wij da dit oude, groote, volkrijke en in zoo veelen oj zigte zeer zonderlinge rijk nooit naauwkeurigi leeren kennen? Hoe veel prijswaardiger heeft da van buaam van houckgeest, in zijne mee inaalen aangehaalde reisbefchrijving van het g zantfchap der Hollandfche Oostïndifche maatfcha: pij van het jaar 1793 en 1794 na*r China, geha: . del Reisdosr Kiang- lan naar Hang- :hoeJoe. Slagt- maand, 1793» i | t 1 3 i a I- x n r- j1-  Reis door Kiangnan naar Hangchoe-foe.Slagtwaand.1793- i i 1 I b n d v, w g< fe lij ke dl na vc wi fte eer Da 350 BRITSCH GEZANTSCHAP zamfchaps, i„ aIie haare bijzonderhe_ den, naauwkeurig wil nagaan, onontbeerlijk. De ontwerper deezer beide landkaarten is Mr. barrow. Te famen genomen , maaken zij een goed geheel uit; naam- Jeld. Hij flaat volftrekt geen enkel plaatsje, door het gezantfchap op hunnen togt ontmoet, in zijn reisverhaal over; en als of zulks nog niet gerZ -re heeft hij, behalve den afftand, „of72 thunet dVTeeren ïo ï ' hun, in den loop hunner reis, van dag tot dae «■ voorgekomen. - t Is waar, Mr. stLntoÏ eroept ztch op zijne bijgevoegde twee landkaar» . die te famen een geheel uitmaaken. Maar e a ve dat in verre na niet zoo veele plaatfen m haare naamen aangeweezen zijn, als het aantal » geenen ig, waarvan in de reisbefchrijving zelve el een wenk, maar niet de naamen, opgegeeven orden; behalve dat zee ik •* /^geeven ^c. ' ,, „ ' zeS lk» zou het weinig moeite toost hebben, alle die naaften van fteden, plfiat. n i enz. in den tekst der reisbefchrijving fa te ven en voor den Jeezer uitneemend gemaklijr, duidhjker en aangenaamer geweest zijn , fa. » h.j in de befchrijving zelve alles bij zijnen 3m genoemd, en niet gezegd had , gelijk , bij orbee d vooral fa deeze derae afdeeling dik'tsgefcbiedt, „ heden voeren wij verfcheiden ien voorbij; - de oevers WMen ^ fchakelmg van fteden en dorpen bedekt - enz É anderson zich, fa zijn meergemelde reis. ver-  naar CHINA. XVIII. hoofdst. 5. Afd. 351 naamlijk: een aardrijkskundig ontwerp van het binnenfte gedeelte des Chineefchen rijks, van zijne uiterfte noordlijke tot zijne uiterfte zuidlijke grenzen , welk 1 het Britfche gezantfchap doorreisd heeft; dat is, van Zhe-hol in Tartarije, des Chineefchen keizers verblijfplaats in den zomer, tot Kanton , de plaats en haven, alwaai de geheele koophandel van China me Europa gedreeven wordt. De tegenwoor dige kaart nommer XXXVI. behelst, be halve den weg van Zhe-hol naar Pe king: Vooreerst, alle de rivieren en kanaalen die eene rechtftreekfche gemeenfchap tus fchen die hoofdftad en Hang-choe-fo openen. Ten tweede, alle de fteden van den ee; ften, tweeden, en derden rang, met vee ai verhaal, aan hetzelve gebrek heeft fchuldig § maakt,'is in te fchikken , omdat hij, waarfchij lijk, zoo goede gelegenheid niet gehad heeft, c de echte Chineefche naamen der fteden, dorpel enz te ontdekken. Intusfchen kan men echl niet ontkennen, dat Mr. staunton dit gebre hoe weezenlijk ook, door zijne bijgevoegde lar kaarten eenigzins vergoed heeft. Aa*. de: a dekd. vkbt, Reis dm Kiangnan naar Hangchoe-foe.SlagtmaatuL1793* e e 1- enm1, er ï, d-  Reis doo Kiang- nan naa, Hang. choe-foe. Slagu maand. -793. 1 i 2 t 35* BRITSCH GEZANTSCHAP r andere aanzienlijke fteden en dorpen op de oevers dier rivieren en kanaalen'-legen. ö Ten derde, eene korte algemeene befchnjvmg der oppervlakte des lands, zoo wel , als der voortbrengfelen der onderfeheidene deelen van hetzelve , voor zoo verre die, in den Joop der reis ? ^ ^ geifchen onder het oog kwamen. En Ten vierde , de weersgefteldheid , volgensden thermometer van fahrenheit geduurende den reistogt waargenomen, Jt aanwijzing des cijds, wanneer die waarnéeming gedaan is. Dewijl alle deeze bijzonderheden , op gelijke wijs, in de tweede kaart vervolg morden , vindt men in beiden eene aanSe«ame fchildering van de opperv]ak^ 'oortbrengfelen en weersgefteltenis des Chieefchen rijks op en langs den weg, die ich van Peking door deszelfs geheele W5 tot Kanton uititrekt. I-IJST  naar CHINA. XVIII. hoofdst. 3. Afd. 35; L IJ S T der PLANTEN, in de Provinciën sjanö-tung en kiang-nan gevonden (w). Agrimonia. — Aigrimoine. — Agrimonie Agyneja impubes. Amarcinthus tricolor. — Amaranthe tricolor. —; Driekleurige fluweelbloem ■ Papegaaiënkruid. — baudatus. — Amaranthe a long< épis. t- Fluweelbloem mee lange airen, An 00 De fchrijver deezer reis naar China heefi reeds twee dergelijke lijsten van planten, de eerfte van die plantgewasfen, welke in de provincie Pe che-li gevonden zijn; en de tweede van die, wel ken men, op den weg van Peking naar Zhe-hol. in Tartarije, ontdekt heeft, medegedeeld. Men zie het vierde deel deezer reis, bladz. 180 en volgg, en bladz. 423 en volgg. De aantekening, welke ik bij de eerfte dier twee lijsten gevoegd heb, geldt ook bij deeze, en zal ook gelden bij die, weiken men nog in de twee overige deelen deezer reisbs fchrijving te wachten heeft. Men vindt ze in het gemelde vierde deel, onder bladz. 180 en 18 r, Aant. des nederd. vert. V. deel. Z Reis door Kiangnan naar Hangchoe foe. Slagtmaand,1793-  Reis door Kia.ig- nan mar Hang- choe/oe. Slagt- maand, 1793- 354 BRITSCH GEZANTSCHAP Andropogon. — Barbon. Antirrhinum. — Mufflier. — Kalfsmuil. Anüfiiria ciliaris. — Antifiirie ciliée, Artemifia. — Armoife, — Bijvoet. De • mexa der Chineezen. Arundo phragmites. — Rofcau a balais. — Een andere foort van riet. Asplenium. — Ceterach. — Steenvaaren. Mildkruid. Een andere foort. Azolla filiculoldes. — Azolle filiculoïde. Lamarck. Berberis Cretica. — Vineuier de Crete. — Barberisfe van Creta. Cannabis fativa. — Chanvre ordinaire. — Gemeene hennip. Celofia argentea. — Pasfe - velours ar- gentè. Cenchrus. — Racle. Chara. — Charaque. Chaenopodium ariftatum. — Chénopode arifté. Een tweede foort. Chryfanthemum Indkum. — Chryfene des Indes. Ci/las — Cifte. Cleome viscofa — Mozambè visqueux. Clarodendrum. — Peragu. Con~  naar CHINA. XVIII. hoofdst. Afd. 355 Convolvulus. — Lizeron. Cratoegus. — Alizier. Croton febijerum. — Ctoton pbrtefuif. — Smeerboom. Cucurbita citrullus. — Paftoque. — Soort van watermeloen. Cynofurus Indicus. — Cretelle des Indes. Cyperus dijfonnis. — Souchet difforme. „ Irix. — Souchet a épillets alternes. „ Odoratus. — Souchet odorant. — Welriekende cyperus. . Een tweede foort, —— Een derde foort. Davalha Chinenfts. — Bavalle de la Chine. — Smit h. Dianthus plumarius. — Oeillet lacinié. Dehchos cultratus, — Dolique en cou- teau. —• Soort van Roomfche boonen. Equifetum. — Préle. —• Paardeftaart. Katceftaart. Evonymus. — Fufain. — Paapenhout. Fagus caftanea. — Hêtre-chataignier. — Soort van kaftanjeboom. Ficus pumila. — Figuier nain. — Hees- teraehtige vijgeboom. Fraxinus. — Frêne. — Esfenboom. Geranium. —< Geranium. Z z Gos. Reis door Kiangnan naar Hangchoe-foe.Slagtmaand.1793.  Zeis dooi Kiang nan naai Hangchoe-foe.Slagtmaand.i79j- 3*6 BRITSCH GEZANTSCHAP ■ Gosfipium. — Cotonnier. — De katoenboom. Hokus. — Millet. — Gierst. Onder- fcheiden foort. Hypnum. — Hyptis. Ilex. — Houx. Imila Japonica. — Aulnée du Japon. ~ Japanfche aiantswortel. JuftÜte procumbens. — Cormantine torn- bonte. Kylingia monocephala. Kylinip monocéphale* Laurus atmphora. — Laurier camp ;rkr. Leerfia. — Lerfe. Lindernia Japonica. — Lindeme du Ja. pon. Lycopodium ccrtwum, — Lycopode penché. . Een tweede foort. Lycopus F.uropceus — Lycope d'Europe, Marchantia. — Hepatique Leverkruid. Marjika natans. — Marfilée flottante. . Drijvende marfi'.ea. Quadrifolia. — Marfilée a quatre feuilks. — Vierbladige marfilea. Mecttcago lupulina. — Luzerne-houblon. ' Falcata. — Luzerne falciforme* Melia — Azedargch. Menifpermum mlobum. — Menifperme trilobé. Thunïürg. Men*  KAAR CHINA. XVIII. H00FD3T. 3. Aflï. 35? Mentha Canadenfts. — Men the du Cu nada. — Munte van Canada. Mimnfa. — Acacie. — Kruidje roer mi; niet. Morus papyrifera. — Murier a papier. Een tweede foort. ■ Alba. — Murier blanc. — Witt moerbeziënboom. Nigra. — Murier noir. — Zwart' moerbeziënboom. Mytiophyllum fpicatum. — Volant - d'eat épié. Na/as marina. — Najade marine. Nicotiana tabacitm. — Nicotiane - tabac. Tibak. Nympjiaa nehimbo. — Nenuphar nelumh Qcymum. — Bafilic. — Baiikon. Oefchynomene. — Agati. Orijd fativa. — Riz cultivé. — Gsteé. de rijst. Oxe/is comiculata. •— Surelle comiculée. ■ Wilde zuring. Panicum daclylon. ~— Panis chien • dent. Crus galli. — Panis pié de poul Paspalum. — Paspale. Penthorum. — Thourette. Phaseolus. — Iiaricot. — Snijboone Witte boonen. Z g Phy Reu deer K'.angnein naar Hang. r.hoe fee. Slagtmaand. F 1. t-  Reisdcor Kiang' nan nsar Hang. clwefoe. Slagt- maand. 1793. 1 358 BRITSCH GEZANTSCHAP Phyllanthus. — Niruri, Poa Chinenfis. — Paturin de la Cl/me. Een tweede foort. Een derde foort. Polygonum lapathifolium. — Polygone cl feuille d'ofeille. ' Dumetorum. — Polygone des haies. • Amphibhtm. — Polygone am- phibie. * ■ Perfoliatum. •—. Polygone per- folié. Polypodium haflatum. — Polypode hajlé. Th un berg. ' Falciforme. Thunberg. 1 1 Een tweede foort. Potentilla. — Petentille. Prenanthes. Pteris ferrulata. (Hori. Kew.) Fougere dentelée. Semi - pinnata. — Fougere femi- pinnée. Caudata. — Fougere acuminée. Rofa — Rofe. Rottbollia. ~ Rottbolle. Zubus cordifolia— Ronce afeuillesde cceur. ïaccharum. — Canamelle. Salix. — Saule. Scïïce-  NAAR CHINA. XVIII. HOOFDST. 3, Afd. 359 Schoznus aculeatus. — Choin aiguillonnèt. . Scirpus autumnalis, — Scirpe d'automne. , _ Miliaceus. — Scirpe miliacè.' Sifymbrium amphibium. — Sifymbre am phibie. Solanum nigrum. — Morelle. Sophora Japonica. — Sophora du Japon. Stcllaria. — Stellaire. Stratrietes. Tamarix. — Tamaris. Thea. — Thé. Thuya penfilis. — Thuya d fruits pendans. Nieuwe foorr. Trapa. — Macre. Trichomanes Chinenfis. ■— Tricomane de la Chine. Triticum. — Bied. Trifolium melilotus. — Melilot. Valisneria fpiralis. — Vaiisnère en fpirale, Verbena officinalis. — Vervene officinale. Veronka anagalis. — Veronique anagallide Vio'a. — Violette. Viscum. — Gui. Vite\ negundo. — Gatillier decoupé. Woodwardia. — JVoodwarde. Smith. EINDE VAN HET VIJFDE DEEL. Reis door Kiangion ::asr Eang•Jxe-foe.Hartmaand1793-  Bericht voor den binder wegens het plaatfen der p la aten en kaarten, in dit y ij f d e deel. N9. XXX. Gezigt der voorlieden eener Chineefche ftaJ- • • Tegenover bladz. 210 XXXI. Gezigt eener Pagode, nabij Lin-fin choe. 234 XXXII. Pelicanus Chinenfis, of de Chineefche waterraaf. . . . 2^ XXXIII. Gezigt van het rneir pao-yj-o, daar het door eenen dijk van het keizerlijk kanaal afgefcheiden is. . , n0g XXXIV. Gezigt van het eiland chin-sjan, of bet gouden eiland. . . 32^ XXXV. Gezigt van Chineefche booten en vaartuigen, zich gereed maakende, om onder eene brug door te vaaren. . 0«« XXXVI. Reiskaart van zhe-hol naar peking, en van daar. naar hahs-choe- toe. 34S