REIS VAN LORD MACARTNEIJ.   RÉIS VAN LORD MACARTNEIJ, NAAR CHINA. DOOR GEORGE STAUNTON. UIT HET ENGELSCH. MET PLAATEN EN KAARTEN. ZESDE DEEL. te AMSTERDAM, bij J O HANNES ALLART. || 0 c C C I,  01.687  INHOUD VAK HST ZESDE DE EL. XIX. HOOFDSTUK. Reis van een gedeelte des Britfchen gezantfchaps, van Hang-choe-foe naar Chu-fan ; en van het ander gedeelte van daar naar Kanton. . • . Bladz. I EERSTE AFDEELING. Beschrijving van Hang-choe-foe. — Een gedeelte van het Britfche gezantfchap reist van Hang - choe-foe naar Chu-fan, en een ander gedeelte naar Kanton. — Bijzonder' heden , op dien weg ontmoet. . . 1—33 TWEEDE AFDEELING. Het grootfte gedeelte des Britfchen gezantfchaps vertrekt van Hang-choe-foe naar Kanton. — Deszelfs reis tot Chan-fan-fjen , aan het groote meir Pao-yng. — Merkwaardigheden , betreffende de gefleltenis des lands, der voortbrengfelen des gronds, en der manufaktuuren der ijigezeetenen. • • 34— DER-  vi ic n ii o u'. d; derde afd, eelxng, Het Britsen gezuftfchqp reist, op, zijnen weg naar Kctntón, van C'un- fin- fjen, gedeelttijk te land, maar meest te water, naar het grvote merr Pvyang. <— Merkwaar-digheden op die reis ontmoet. — Bijzondere aanir.erkiugen over den. akktrbomy. Bladz. 86—144 vierde afdeeling. B,eis des, Britfchen ambasfadcurs , tnet 'het grootfte gedeelte van zijn gevolg , van het groote meir Po - yang, naar Kanton. Bijzonderheden op dien weg ontmoet. . 145— I9Ï vijfde afdeeling. Vertrek der- Engelfche fchepen , Lion en ïndostan,. van Chu-fanx en hunne reis van daar naar Kanton. . . . 192— acf XX, H OOFDSTUK. Verblijf des Britfchen, gezantfchaps in Kanton , en deszelfs- vertrek vajt- daar- naar ffiakao. s » » *ïo 8 i  I N H O U D.r vi* EERSTE AFDEELING. Verscheiden bijzonderheden , den koophandel der vreemdelingen te Kanton, en voorftl der Engelfchen aldaar, den ftaat van. firn* mige weetenfchappen , enz. in China , betreffende. . « Bladz. 210—25* TWEEDE AFDEELING. Vervolg dier bijzonderheden, omtrent de bevolking , de inkomften , den krijgsjiaat , de oudheid, enz. der Chineezen. « 255—303 DERDE AFDEELING. St-ot der Chineefche bijzonderheden, vQornaamlijk den koophandel der Europeeeren in China; — de Chineefche taal; — de vergunning aan de Chineefche taalmeesters, em hunne taal den Engelfchen te leer en, — en andere onderwerpen betreffende. — Het^ vertrek des gezantfchaps van Kanton, naar Makao. .... 304—358 Aan-  i N ii o u d; AANHANGSEL des Nederduitfchen Vertaalers. Behelzende eene korte wijsgeerige verhandeling van lord monboddo over de Chineefche taal, met de geleerde aanmerkingen van den hoogleeraar euttner op de- ' Zeln' ' • r Bladz. 358-409 REIS  REIS van het BRITSCHE GEZANTSCHAP naar C H I N A. INHOUD. Beschrijving van Hang-choe-foe. — Van de rivier, welke van deeze ft ad naar VI. deel. A de. XIX. HOOFDSTUK. REIS VAN EEN GEDEELTE DES BRITSCHEN GEZANTSCHAPS, VAN HANG-CHOE-FOE NAAR. CHU-SAN , EN VAN HET ANDER GEDEELTE VAN DAAR NAAR KANTON. —————a——- EERSTE AFDEELING. Beschrijving van hang-choe-foe.-■ Een gedeelte van het britsche ge-( zantschap, reist yan hang-choefoe naar chü-san , en een ander gedeelte naar kanton. — Bijzonderheden, opdien weg ontmoet.  2 INHOUD; de zee ftroomt. —i Kleeding der mannen van Hang-choe-foe. — Kleeding der vrouwen van die flad. — Tijding van fir erasmus gower. — Sommigen van het Brhfche gezantfchap , be.ftemd om naar Chu-fan te reizen, maaken zich tot die reis gereed. — De ambasfadeur en de overigen van zijn gevolg gaan naar Kanton. — De eerften worden door sun-ta-zhin ;■ de anderen door dan onderkoning van Kanton verzeld. — Lustvaart op het meir Siehoe. — De begraafnisvalei befchreeven. — Voorbeeld van Chineefche jaloerschheid en verlegenheid. — Reis der Engelfchen , die zich naar Chu-fan begeeven. — Befchrijving dier landftreek. — Bloeiende fiaat des landbouws aldaar. — De akkers , welken men onbebouwd en onbezaaid laat liggen, worden ten behoeve der kroon verbeurd verklaard. — Vaart tusjchen kanaalen van verfchillende hoogte. — Aankomst nabij Chu-fan. — De onthef 'ng -van de inkomende en uitgaande rechten , aan het fchip Indostan verleend^ wordt bevestigd. — Vertrek van sun-ta-zhin, om naar Peking te rug u kuren. Het  BRITSCH GEZANTSCHAP enz. 3 Het groot keizerlijk kanaal eindigt met. een ruime, doch onregelmaatige kom in ■ de voorlieden van Hang-choe-foe. Des wateren des kanaals worden door die van*| een meir , ten westen der ftad gelegen ,' aanzienlijk vermeerderd. Hetzelve meir levert ook veel water aan eene gracht, die de ftad omgeeft, en uit welke door boogen , in de ftadsmuuren gemaakt, weder verfcheiden andere, doch kleiner grachten* de voornaamfte ftraaten der ftad doorftroomende, worden afgeleid. De ftad hang-choe-foe ligt tusfehen de evengemelde kom van het keizerlijk kanaal, en de rivier chen-tang-chaung, die zich, op den afftand van een weinig meer dan zestig Engelfche mijlen , oostwaard van de ftad , in de zee ontlast. — Wanneer de vloed op zijn hoogst is , bedraagt de breedte der rivier tegenover de ftad volkomen vier mijlen. Bij laag water , of de eb, ziet men 'er een fraai effen ftrand, nagenoeg twee mijlen breed, welk zich, naar den zeekant, in de lengte, zoo verre uitftrekt, als het oog bereiken kan.— Door middel deezer rivier, ontvangt HangA a choe» Reis van Hang- hoe-foe laar Chtt* 'an. Uagt- naandc 1793-  'Beis van Hangchoe-foenaar Chufan.Slagtmaand.1793. I BRITSCH GEZANTSCHAP choe-foe een verbaazende menigte koopman fchappen uit de zuidlijke provinciën , en zendt weder anderen derwaard. — Om deeze goederen in- of uittelaaden, bedient men zich van wagens met vier wielen ieder, welken men in eene rei naast en dicht aan elkander plaatst, maakende zij dus eenen dam of kaai, welken men, naar gelang van den affïand der fchepen van den oever, verlengt of verkort, door het getal der wagens te vermeerderen of te verminderen. Tusfchen de rivier en de kom van het keizerlijk kanaal , is 'er geene gemeenfchap door middel eener gracht of vaart. — Alle de koopmanfchappen , derhalve , die van den zeekant komen, en de rivier zullen opvaaren , gelijk ook alle de goede, ren , die over de meircn en rivieren der provinciën Che-kiang en Fo-chien worden aangebragt, moeten eerst worden ontfcheept, wanneer men ze verder noordwaard wil verzenden : — eene omftandigheid, welke de ftad Hang-choe-foe tot een algemeene ftapelplaats van waaren tusfchen de zuidlijke en noordlijke provinciën des rijks maakt. De bevolking van Hang-choe-foe is on-  naar CHINA. XIX. hoofdst. i. Afd. 5 ongelooflijk groot. Men wil, dat zij die van Peking evenaart. Nogthans heeft de; Had, in haare uitwendige vertooning, nietsi grootsch , dan de muuren , die haar om-; ringen. De huizen zijn laag. 'Er is geen,' welk meer dan twee verdiepingen heeft. De ftraaten zijn naauw, en met groote vierkante fteenen plaaten in 't midden, en aan de zijden met kleine vlakke fteenen geplaveid. Alle de huizen der voórnaamfte ftraaten hebben van vooren winkels of magazijnen; en verfcheiden deezer winkels en magazijnen zijn niet minder , dan de glansrijkften en kostbaarften, welken men van die foort in Londen vindt. — Men drijft, te Hang-choe-foe, eenen zeer uicgebreiden handel in zijden ftoffen. Ook verkoopt men 'er veel bontwerken , en fijne Engelfche lakenen. De ftraaten deezer ftad zijn bezwaarlijk door te gaan, uit hoofde der verbaazende menigte menfehen , welken men geftaadig daarin ontmoet. En dit heeft niet alleen plaats , wanneer de inwooners om vreemdelingen te zien , of bij deeze of geene buitengewoone gelegenheid famenvloeiën ; maar het is geftaadig zoo, dewijl een ieder der voorbijgangeren zich derwaard beA 3 geeft Reis van 'Janghoe foe •,aar Chu m. \lagt\iaani.■ 192-  Pms van Hangchos foe naar Cbu ƒ.!!. v Slagt' J793- 6 BRITSCH GEZANTSCHAP geeft, werwaard zijne bezigheden hem roe pen. — In de magazijnen en winkels ziet ■men wel mannen , maar geene vrouwen. De gebloemde en geborduurde fatijnen, en al 't geen tot de manufa&uuren van zijden ftolFen behoort, houden te Hang-choe-foe een ontelbaare menigte vrouwen aan het werk. i)e meeste menfchen zijn 'er , op een aan^enaame wijs, met fmaak gekleed, en fchiinen op hun gemak te leeven. In China wordt de gedaante der kleeding , zeer zelden , door de mode of uk grilligheid veranderd. De kleedij , welke aan den fïaat des mans, die ze draagt , welvoeglijk, en met het jaarfaifoen, waarin zij gedraagen wordt, overëenkomfHg is, wordt altijd op dezelve manier gemaakt» Zelfs bij de dames heeft zeer weinig verfcheidenheid in haare kleederdragt plaats, uitgenomen,' veelligt, in de fchikking der bloemen en andere hoofdfieraaden. •— Gemeenlijk draagen zij over een netwerk van zijde, netting, welk haar in plaats van linnen dient, eene onderbroek, en eene vest, beide van zijde, en bij koud weer, niet bontwerk bezet of gevoerd. Daarenboven doen zij, over de vest, een' langen fatijnen tabbaard aan , die op een beval-  naar CHINA. XIX. hoofdst. i. Afd. 7 vallige wijs, met zwier, om het lijf geplooid , en om de middel met een gordel ( joegebonden wordt. Deeze verfcheiden deelen van haar gewaad zijn gemeenlijkieder van een verfchillende kleur, in welker keus en contrast zij , die ^e draagen , haaren fmaak ten toon fpreiden. — Offchoon de Chineefche dames vetheid , al9 eene der fchoonheden van eenen man aanmerken, befchouwen zij ze echter in haare eigen fexe als een groote mismaaktheid en gebrek , en wenden alle haare poogingen aan, om eene tederheid en tengerheid van geftalte te behouden. — Zij laaten de nagels haarer vingeren groeien, maar geeven aan haare wenkbraauwen de gedaante eenei fmalle boogachtige lijn. De Engelfchen vernamen te Hang-choefoe , dat het fchip Lion , den zestiender van Wijnmaand uit de haven van Chu-far, vertrokken was, omdat fir erasmus go wer des ambasfadeurs brief niet had ontvangen , offchoon de keizer, op het ver toog van den ftaatsdienaar sun-ta-zhin: bevel gegeeven had, om hem dien te zen den. Bijaldien deeze brief, op dien tijd toen hij van wegens den ambasfadeur aai A 4 dei Reis van Hangïioe - foe war CliU' "an. Slagtmaand.1793- i ( t  Reis van Hangclioe-foenaar Chufan.Slagtmaand.1703. S BRITSCH GEZANTSCHAP den kolao ho-choeng-taung ter hand gefield werd , te weeten op den vierden dierzelve maand , afgevaardigd was , zou hij, zekerlijk , voor het vertrek van fir erasmus gower, te Chu-fan aangekomen zijn. Dezelve zou dan ook belet hebben, dat de gemelde fcheepskapitein het eerfle bevelfchrift, door den ambasfadeur hem gegeeven, toen hij meende, dat hij te Peking veel langer zou gebleeven zijn , niet gevolgd had ; <— een bevelfchrift, welk, gelijk wij reeds in het breeie gemeld hebben, aan fir erasmus gower omflandig voorfchreef, eene waarneemingsreis in, die nabuurfchap te doen , en niet eer dan in Bloeimaand op de ree van Kanton te rug te komen. Ondertusfchen kon , voor dat tijdflip , de vrees voor den zuidwestlijken mousfon, 3ie flerk begon te naderen , de bevelhebbers van de fchepen der Engelfche Oostïndifche maatfchappij bewoogen hebben, en het liever te waagcn, om, zonder geleide , van Kanton naar Europa te vertrekken , dan genoodzaakt te zijn, ora tot het volgende jaar te wachten; zoo dat het fcheen , dat de ambasfadeur zich te vergeefsch zoo zeer gehaast had, om de hoofd-  NAAR CHINA. XIX. hoofdst. i.Afd. 9 hoofdftad van China te verlaaten. Doch deeze ftaatsdienaar had nogthans hoop, dat hij het ontwerp, welk hem zoo zeer ter harte ging , naamlijk : de rijke Engelfche-; vloot, die toen in de haven van Kanton gereed lag, met het fchip Lion naar Engeland te geleiden, zou kunnen volbrengen. In eenen brief, daags voor het vertrek van het gemelde fchip, uit de haven van Chu-fan gefchreeven , gaf fir erasmus GOWer den ambasfadeur te kennen, dat hij, dewijl hij onverwacht bevonden had ■> aan verfcheiden noodwendigheden voor zijn volk, bijzonder aan droogerijen, de artfenijkunst betreffende, gebrek te hebben . en daarbij ontwaar werd , dat de Chineezen hem die niet bezorgen konden, de keus genomen had , om vooreerst zijner ' koers naar de rivier van Kanton te zet ten, met grond hoopende , dat de Engel fche faktorij aldaar hem van dat geene 't welk hij noodig had , gereedüjk voor zien zou. Hij voegde 'er bij, dat hij on. middelijk daarna weder onder zeil zot * gaan , om de bevelen , welke hem doo; zijne lordfchap gegeeven waren , ter uit voer te brengen. — De kwaade vermoe dens, welke voorheen des ambasfadeur A 5 on Reis van Uang:hoe■ foe laar C7/w» ran. Slagtmaand.1793. i S  Seis van Hangchoe - foe naar Chufan.Siagttnaand.1793. 10 BRISTCH GEZANTSCHAP ontwerpen zoo zeer belemmerden, vonden in het hart van sun-ta-zhim en den onderkoning van Kanton geenen ingang.— Een brief van lord macartneij, om het fchip Lion op te houden, werd oogenbliklijk aan de kommisfarisfen der Oostïndifche maatfchappij te Kanton afgezonden, opdat zij dien , zoo het nog mooglijk was, aan fir erasmus üower ter hand zouden doen komen. De Indostan was te Chu-fan gebleeveh, alwaar men den kapitein mackintosh verwachtte- — De nieuwe onderkoning van Kanton was beter gezind , dan zijn voorganger. Hij wilde niet , gelijk die , beletten, dat de Engelfche fcheepskapitein zich aan boord van zijn fchip begaf. — Men befloot , ten zeiven tijde, dat hec grootfte aantal der lieden van het gezantfchap, welke op dat fchip naar China waren gekomen, zich te Chu-fan weder op hetzelve zouden infcheepen ; en verder , dat men ook de gefchenken des keizers voor den koning van Engeland aan boord van dat fchip zou brengen ; gelijk ook, bij de heenreis naar China, de gefchenken des konings van Engeland , voor den keizer, daarin waren gelaaden geweest. Hec  kaar CHINA. XIX.hoofdst. l.Jfd. II Het gevolg hiervan was, dat het ge-, zantfchap zich verdeelde, en de per-; foonen, die hetzelve uitmaakten, twee ver-1 fchillende wegen infloegen. — De ambas-" fadeur beiloot, zich, met het grootfte gedeelte van zijn gevolg, regelrecht naar Kanton te begeeven. De onderkoning ciiaung-ta-zhin, welke van het opperbevelhebberfchap dier provincie bezit moest gaan neemen , verhaastte zijn vertrek, ten einde den ambasfadeur te verzeilen. Aan den anderen kant toonde sun-ta-zhin geen minder bereidvaardigheid, om den kolonel benson, en de andere perfoonen , die zich aan boorc van den Indostan moesten begeeven, naai Chu-fan te geleiden. De fchikkingen , welke 'er , ingevolge van dien moesten gemaakt worden, hiel den de reizigers Hechts eenige dagen t< Hang-choe-foe ,op. Sommigen van hui bedienden zich van deeze gelegenheid, on aan hunne vrienden in Europa te fchrij ven. Zij deeden dit - te meer , omdat zi van gedachten waren , dat de Indostan ti Chu-fan, veelligt, eene laading mogt op gedaan hebben , en dus, zonder den wei over Kanton te neemen, rechtftreeks naa En Reis van Hang:hoe ■ foe %aar Oman. Si«£t- maand. 1793. I l i i t  Reis van Hangchoe - foe naar Chufan.Slagtmaand.1792' 12 BRITSCH GEZANTSCHAP Engeland zou ftevenen ; terwijl de Lion , misfchien , van Kanton zou vertrokken zijn, eer des ambasfadeurs verzoek aan de kommisfarisfen der Oostïndifche maatfchappij aldaar , om het laatstgemelde fchip in die haven optehouden , die ftad zou bereikt hebben. Intusfchen dacht men ook, dat, bijaldien het vertrek van dat fchip in de daad had plaats gehad , fir erasmus gower verpligt zou geweest zijn, om, op zijne vaart naar de Japanfche eilanden, door de iiraat van Formofa , tegen den noordöostlijken mousfon op te worstelen. In dat geval , was het niet onwaarfcbijnlijk, dat, dewijl deszelfs gang in die ftraat noodzaaklijk zeer langzaam moest zijn, de Indostan hetzelve aldaar ontmoette. — Uit üeezen hoofde , ftelde de ambasfadeur den kapitein mackintosh eenen brief voor [Ir erasmus gower ter hand, van gelijken inhoud als die , welken hij reeds 3nder omflag der meergemelde kommisfarisfen aan hem afgezonden had. Terwijl men te Hang-choe-foe , met Je toebereidfels tot de reis naar Chu-fan Dezig^was, noodigde van-ia zhin, met rijne gewoone goedhartigheid, Mr. b arro w en  naar CHINA. XIX. h00fd3t. i. Afd. i3 en eenige andere heeren van hec gezant-, fchap, om een lusctocht op het meir sieiioe, op eenen kleinen afftand westwaard van de ftad gelegen , bij te woonen. —' Ten zeiven tijde, voorzag hij zich van een zeer fraai zeiljacht, verzeld van een ander vaartuig , beftemd om 'er het eeten voor de reizigers in gereed te maaken. Het meir krielde van visch , waarvan een gedeelte op hunne tafel werd aangerecht. Op veele plaatfen was het ondiep , deszelfs water volmaakt helder en doorfchijnend , en de bodem met grof zand bedekt. — Men zag 'er een tallooze menigte booten, vol lieden , die zich al zeilende vermaakten. Maar die vrolijke gezelfchappen helhonden alleen uit mannen; dewijl de vrouwen, in dit gedeelte des lands , nooit bi dergelijke gelegenheden verfchijnen. Het meir vormt eene ongemeen fchoonc waterkom , drie of vier mijlen , in haan middellijn groot. Aan drie zijden, te weeten de noord-, oost-, en zuidzijde, is zi met de fchilderachtigfte bergen omringd Tusfchen den voet dier bergen en de boor den van het meirtje, is een fmalle, maa effen, plek gronds., welke, overeenkomftij haare ligging, op de bevalligfte wijs i aar Reis van Hang- :hoe-foe laar Chu- ran. Slagt- maand. 1793- i f r i s  Reis van Hangchoe -foe naar Chu fan. Slagtmaand.1793. 14 BRITSCH GEZANTSCHAP aangelegd. Men ziet op die vlakte uitmuntend fraaie huizen en tuinen van mandarijnen ; gelijk ook een paleis, aan den keizer toebehoorende; voorts tempels en kloosters voor de ho-chuungs of priesters van f 0. Een aantal fteenen bruggen van een ligt, maar net en zonderling vreemd maakfel, verfiert de verfcheiden armen des meirs, daar het zich ukftrekt , óni zich met -de diepe killen dér dartelende beekjes , die van de bergen neerftroomen , te vereenigen. — Op de kruin dier bergen heeft: men pagoden opgerecht, onder welken eene was, die de bijzondere aandacht onzer reizigers toe zich trok. — Zij ligt óp den • zoom van een zéér' verheeveri fchiereiland , dat in het meir uitfpringti Dëeze pagode heet lu -foeng-ta, dat is, de tempel der donderende winden. Het jacht zéiJde, aan den voer van' het gebouw,' op-hét meirtje , zoo fchielijk "voorbij , dat 'er' geen tijd was ; om 'er eene naauwkeurigé tekening van te maaken.' Ihtusfchen zal de fchets, óp' de plaat nómraer XXXVII., hier tegenover te zien, "diiidlijk tb'onen , dat'de bouworde, in die pagode gebezigd , 'gantschlijk on» derfcheiden is van die, welke anders over  ijk jrj\.%*%j±0x» u-je i\JM.Mi£v nr.it jjuin Jü. vu xx\ijxjjjh, jixv^i xir.x iu^ajx »JiJr-"Jiuji,uii xwpi BI] CELECKN B15 GHAATNI S -"VALEI T K V. 1E N .   waar CHINA. XIX. hoofdst. x.Afd. 15 't algemeen in dit rijk gebruikt wordt, j Vier verdiepingen ftaan 'er nog van over- £ end , de eene boven de andere ; maar de' top is zeer bouwvallig. — Intusfchen < meent men nog, in de overblijffels der! vervallen karnisfen , eene foort van regelmaatige bouworde, in een dubbel krom beftaande, te kunnen onderfcheiden. Gras, ftruiken en mos groeien op deeze bouwvallen. Maar men ziet 'er in 't geheel geen klimop, welke plant, anders in Europa , zoo algemeen , oud muurwerk en bouwvallen bedekt. Zelfs vindt men dit gewas in geen gedeelte van China. De boogen en lijstwerken der pagode zijn van roode , en de muuren van geele fteenen. De tegenwoordige hoogte des gebouws bedraagt niet meer, dan honderd en twintig voet. Men verzekert, dat deeze pagode ten tijde van confucius, meer dar twee duizend jaar geleden, gefticht is. » In de bosfchen, op den top der berger en in de valeiën groeiende , zijn verfchei den duizend graftomben, meestal in de ge daante van huizen gebouwd. Zij zijn ge meenlijk zes of acht voet hoog, en voo het grootfte gedeelte blaauw gefchilderd De voorzijde is met witte pijlers verfierd e leis van iang- hae-foe \aat Chtt" an. 'lagt- naand, 793. I I f » 1  Rtis van Hangchoe-foenaar ChuJan.Slagtmaand.1793. , 16 BRITSCH GEZANTSCHAP en zij zijn zoo gerangfchikc, dat zij over het geheel kleine ftraaten vormen. — De graffteeden van lieden van hoogen rang zijn afzonderlijk gelegen. Zij zijn aan hec hangen der bergen, op halfronde terrasfen gebouwd, en door borstvveeringen of fteenen muuren onderfchraagd. Zij hebben witte marmerfteenen deuren , daar de naamen , de hoedaanigheden en deugden der overleedenen in 't breede op gefchreeven worden. Ook zijn die terrasfen, fomcijds, met obelisken verfierd. — Deeze gedenktekens van voorleden grootheid zijn met perfcheiden foorcen van cypresfenboomen omringd; — boomen, welker fombere en droefgeestige kleur overal, naar hec fchijnt, Liitgekoozen is, om de tooneelen van droefheid op te tooien. Intusfchen groeit de •axusboom der kerkhoven, noch hier, noch ergens in geheel China. Maar verfcheiden graftomben worden 'er door eene foort van treurwilligen (0) met lange en neerhangende takken , in Europa onbekend , belommerd. — In den omtrek des meirs ziet men graflieden van allerleie gedaante en van allerleie bouwftoffen, als van fteen, van (a) Lignum vitte.  NAAR CHINA. XIX. HOOFDST. t. Jfd. IJ van aarde en van hout. — Deeze plaats J fchijnt een der groote kerkhoven van^ Hang-choe-foe geweest te zijn. Dit niet- * tegenftaande ontmoet men ook in den ge^i heelen- omtrek van deeze ftad overal gra-* ven. Men vindt ze in de; velden , in de tuinen, langs de groote wegen, en op de oevers van het keizerlijk kanaal. 'Er gaat bijkans geen nacht voorbij, in welken men niet Qp deeze openbaare begraafplaats, in den omtrek des meirs, een bezoek heeft van lieden, met flambouwdraagers verzeld , om de asch hunner nabeftaanden te vereeren. De laatstgemelde plaat , nommer zeven en dertig, hier vooren tegenover bladzijde 14. geplaatst, levert een gezigt op van het meir sie-hoe, en den Toren der donderende winden, uit de begraafnisvalei, daar hier van gefprooken wordt, genomen. Het wordt met zijne omliggende tooneelen, voor een van de grootfte en fchoonfte plekken van geheel China gehouden. Te Hang-choe-foe gebeurde een geval, welk, hoe zeer ook van geen belang in zich zelve , echter dient om te toonen , hoe weinig 'er door vreemdelingen behoeft gedaan te worden , ten einde den VI. deel. B Chi- leis van langhoe -foe aar Chum. 'lagtlaand.,93-  Reis van Hangchoe -foe naar Chu fan. Slagtmaand.1793* 18 BRITSCH GEZANTSCHAP Chineezen aanleiding te geeven, om zich gewelddaadig tegen hen te verzetten. — - Toen het gezantfchap zich verdeelde, werd 'er in de verdeeling der bagaadje een kleine misdag begaan. Een gedeelte der goederen, welke regelrecht naar Kanton moesten overgevoerd worden, was bij ongeluk aan boord gebragt der vaartuigen, naar Chu-fan beflemd , en toen in een klein kanaal, derwaard leidende , ten anker liggende. Om deezen misdag te verbeterenf begaven zich drie Engelfchen, door eenen mandarijn en zijnen dienstboode verzeld, in den vroegen morgenftond, aan boord dier vaartuigen. Zij trokken te paard door het oostlijk gedeelte der ftad; en doorkruisten een fchoone vlakte, aan den oever der rivier gelegen. Daar begaven zij zich in wagens, met vloerkleeden gedekt, en, op de zitplaatfen , van zijden kusfens, met katoen geflopt, voorzien. Ieder wagen werd door drie fterke en moedige buffels, nevens'elkander ingefpannen, voortgetrokken. De buffels werden , op gelijke wijs als men gewoon is de kemels te leiden , door middel eener koord, door het kraakbeenig gedeelte hunner fnuit gaande, beftierd. De voerman, vervolgens, op den mid«  NAAR CHINA. XIX. HOOFDST. l.Afd. I middenften buffel gefprongen zijnde, zette, de dieren aan, en zij gingen in vollen ga-; lop op weg. Aan de rivier gekomen zijn-' de, traden zij, zonder den minften tegen--; ftand, of aarzeling, in het water, en be-' gaven 'er zich zoo verre in, als zij grond gevoelden,. zonder te moeten zwemmen. Daar vonden de reizigers een klein bootje, waarin zij overftapten , en welk hen aan den tegenover gelegen oever bragt. Van daar reeden zij weder in wagens omtrent eene Engelfche mijl verre, wanneer zij aan het kanaal, dat naar Chu-fan leidt, kwamen. Nadat de Engelfchen aldaar de noodige veranderingen in de verdeeling der bagaadje gemaakt hadden , floegen zij weder op weg, om naar hunne jachten, die nog in de groote kom van het keizerlijk kanaal bij Hang-choe-foe ten anker lagen , te rug te keeren. Toen zij de rivier waren overgetrokken , reeden zij regelrecht naar de ftad , met een oogmerk , om hunnen weg door dezelve te neemen, wel weetende, dat dezelve de kortfte was, om aan de gemelde kom te komen. Maar de mandarijn , die hen verzelde, had befloten, hen B 2 we- leis van 'ianghoe -foe ',aar C!iU' 'in. 'ilagstaandm793.  Reis van Hangthoe -foe naar Ch fan. Slagtmaand.3793- 20 BRITSCH GEZANTSCHAP weder, gelijk de eerftemaal, om de ftad te geleiden, oordeelende, dat het niet ge* •voeglijk was, aan vreemdelingen te vergunnen , de ftad door te trekken , niettegenftaande zij zulks te vooren reeds met van-ta-zhin gedaan hadden. Om zijn befluit des te beter uit te voeren , zond hij heimlijk eenen boode, met bevel, om de poorten der ftad te fluiten, ten einde de Engelfchen 'er niet zouden kunnen binnengaan. De fchildwacht gehoorzaamde. Toen de reizigers voor de poort kwamen, vonden zij dezelve gefloten , en, toegang gevraagd hebbende, wendde hij voor, dat de fleutels bij den bevelhebber der ftad waren. Dewijl de uure, op welke men gewoon is, des avonds, de ftadspoorten te fluiten, nog verre weg was, veroorzaakte het bevel des mandarijns, aan den bevelhebber, die binnen de poort was , medegedeeld zijnde, eenige verwarring. Een gedeelte der talrijke bezetting kwam zeer fpoedig onder de wapenen. Het gerucht van 't geen 'er gaande was, kwam ras ter oore van van-ta-zhin, die hartlijk lachte, op het denkbeeld, dat drie Engelfchen ia eene  naar CHINA. XIX. hoofdst. X.Afd. 21 eene van de grootfte en fterkfte fteden des Chineefchen rijks , fchrik hadden kunnen verfpreiden. Dewijl dat gedeelte van het Britsch gezantfchap , welk den weg naar Chu-fan in moest flaan , het kleinfte in getal, en dus het eerst gereed was , nam het , op den dertienden van Slagtmaand des jaars I7P3 » van ^e anderen affcheid. —■ De Engelfchen, welke die reis deeden,'hadden den achtbaaren sun-ta-zhin aan het hoofd. De wijs, waarop deeze lofwaardige Chinees van den ambasfadeur en zijne voornaamfte reisgenootcn affcheid nam , was zoo hartüjk , als zijn geheele gedrag jegens hen altijd met de tederfte goedwilligheid gepaard was. geweest. Van het eerde oogenblik af, dat deeze voornaame ftaatsdienaar, te Zhe-hol, den ambasfadeur, en het oogmerk zijner zending, had leeren kennen, was hij fteeds zijn begunltiger en belangloos vriend geweest. De manier, op welke hij van het gezantfchap fprak, was zoo gunstig en voordeehg, dat zij veel uitwerking bij den keizer deed. En het is zeer waarfchijnlijk, dat, indien de Engelfchen, bij humie aankomst B 3 in Reis naar Chu-fan. Den der- tienden van Slagt~ maand» 1793-  I Reis naai Chu-fan. Ven der- tienden van Slagt maand. 1793- ii 52 BRITSCH GEZANTSCHAP in China, onder zijn opzigc eri geleide waren gefield , en hij , in plaats van den achterdochtigen keizerlijken gevolmagtigden, 'gelast geweest, om rekenfchap en verflag te doen van al 't geen den ambasfadeur en zijn gevolg betrof, hij, zoo wel omtrent het volbrengen van het voorwerp zijner zending , als met betrekking tot zijn langer verblijf in China, minder tegenfland zou ontmoet hebben. Ook was sun-ta-zhin omtrent de reizigers, welken hij naar Chu-fan verzelde, zeer zorgvuldig. Ziende , dat de booten , welken men voor den kolonel benson, den kapitein mackintosh en de andere Engelfchen, tot hunne vaart op een klein kanaal, geduurende den eerllen dag geleverd had, niet gemaklijk genoeg waren , droeg hij zorg, dat zij den volgenden dag door.betere vaartuigen vervangen wierden. Op den eerflen dag hunner reis, ging hunne vaart door eene vlakke en opene landflreek, welker vruchtbaare akkers volmaakt wel bebouwd waren. De kapitein mackintosh „ vergelijkt deeze land„ llreek bij de moestuinen in den omtrek „ van Londen; en meent, dat zij, indien » hec  naar CHINA. XIX.hoofdst.i.Afd. 23 „ het mooglijk is, nog vruehtbaarer is dan „ die zijn , en veel minder onbebouwde „ plekken gronds heeft." Dezelve kapitein merkt verder aan: „ dat „ hij , op die vaart , in plaats van eene „ fteengroef, onder den grond uitgehou„ wen , integendeel eenen fteenberg of vas„ te rots zag , ten minfte drie honderd „ voet hoog, welks zijden gantsch effen en gelijk gehouwen waren, en van waar „ men fteenen of blokken van allerleie ge„ daante en grootte haalde. Deeze ver„ baazende rots is in de nabuurfchap eener „ groote ftad, tot welker fchoonfte ge„ bouwen zij , buiten allen twijfel, de „ bouwfloffen opgeleverd heefc. „ Ook zag „ de kapitein mackintosh daaromtrent „ fteenen bruggen, die, in plaats van op „ gewelfde boogen te rusten , integendeel „ niet dan pijlers hadden , door fteenen , „ insgelijks uit de groote fteenrots gebro„ ken , en waarvan fommigen dertig voet B lang waren, met elkander vereenigd. Ge„ houwen fteenen , om groote gebouwen op te haaien , worden ook , van deeze „ rots , naar verfcheiden plaatfen in deeze „ provincie gebragt." Onder de voorbeelden der gantsch bij B 4. .zon- Reis mar Chu-fan. Den dertiendenvan Slagtmaand.1793-  I Meh naar : Chu Jan. Den dertiendenfan Slagtmaand.1703. ] i ; : i 3 : i | i s >4 BRITSCH GEZANTSCHAP rondere oplettendheid der Chineezen, om Jeifs het kleinite hoekje gronds, welk bekwaam is, iets voort te brengen, niet onaebouwd'te laaten liggen, merkt de kapitein wa-ckintosh het volgende aan : „ De , wijnftokken, waarvan, in dit land, eene , zeer groote menigte tot voedfèl, maarniet , om 'er wijn van te persfen , geteeld , wordt, worden, over het algemeen, aan . de zoomen der kanaalen geplant; en , , wanneer de ranken zich uitbreiden, fteekt , men , om ze te onderfchraagen , kleine , wijngaardlïaaken, op den afftand van vijf , of zes voet van den oever , in het wa« , ter. Op deeze wijs, wordt die geheele , ruimte van eenige voeten breed boven , de kanaalen als in eenen aaneenhangenden i Wijngaard veranderd, zonder dat men meer , grond daartoe behoeft, dan dien, welken , de wortel , of voet van den wijnftoks* , ftam beflaat." Men heeft in China dringende redenen, jm geene landen onbebouwd te laaten. Mie die 'anderijen, welken men braak laat ig ),, worden ten behoeve des fouvereins ttrbèérè. verklaard, die ze aan nieuwe pachters, welke lust hebben, om ze te bebouwen,, verleent. - Eene wijs van leen- be-  naar CHINA. XIX. hoofdst.i.Jfd. 25 bezitting, nagenoeg gelijk aan die van fomrnige mijnen in het Engelsch graaffchap Derby, welke door die geenen, die in de onderneeming lust hebben, bearbeid worden. Op den weg van Hang-choe-foe naar Chu-fan, valt, fomtijds, het water van een hooger kanaal onmiddelijk in een ander kanaal, welk veel laager is. Tweemaal gebeurde het, dat men de booten onzer reizigers van het eene kanaal in het andere moest laaten loopen. Dit gefchiedde met eene onvoorbeeldige fnelheid. Deeze overvaart uit een hooger in een laager kanaal, gefchiedt hier niet, gelijk elders, in China zelfs, gebruiklijk is, doof middel van (luizen ; maar op de volgende wijs: — Aan het eind van het hooger kanaal , js, ter plaats , alwaar de overgang in het laager kanaal gefchieden zal , een dijk , door middel van eenen zwaaren en welvereenigden muur, dwars door het kanaal gelegd , welks top op gelijke hoogte met de oppervlakte van het bovenwater is. De rand des dijks is aan dien kant , daar de ftroom tegen fluit, met een ftuk hout', of balk voorzien , welk naar den waterkant rond gehouwen is. Aan de andere zijde B 5 des Reis naar Chu-fan. Den dertiendenvan Slagtmaand.1793-  jLeis naar Chu-fan. Ben dertiendenvan Slagt. maand. 3793- i6 BRITSCH GEZANTSCHAP des dijks is een fchuinfche vlakte , van fteenwerk gemaakt. Dezelve heeft eene helling van omtrent vijf en veertig graaden, en ftrekt zich in de gedaante van een glacis , tot de oppervlakte des waters van het laager kanaal uit, met eene loodrechte neerdaaling van tien voet. Dit laatstgenoemde kanaal behoudt dezelve oppervlakte , zoo lang als de aangrenzende landftreek zulks toelaat; en daarna worden zijne wateren , op gelijke wijs , door middel van een' fteenen dam en fchuinsch metfelwerk, in een ander kanaal , welk nog laager is, geftort. Wanneer een. vaartuig van een hooger in een laager kanaal gebragt moet worden , wordt het Over den afgeronden dwarsbalk geligt , waarna het door zijne eigen zwaarte neerglijdt. En om te beletten ^ dat het water niet over het dek der boot vloeie, of het vaartuig in het laager. kanaal niet gantschlijk te grond gaa , wordt aan den voorfteven van het vaartuig, welk zoo zal neerglijden, een traliewerk vastgemaakt, dat van vooren met dik en fterk matwerk voorzien is. Om groote vaartuigen uit een laager kanaal, langs het fchuinfche metfelwerk of gla-  Pi AT TE OltOinD en -U>OOI{ KJOIEKE tlWT SLUIS inhvt grool«]&uiiwl rmCurXA, eueener SCHULNSCHE VJLAKTJÖ lire* KannaWt*» rerfcllilUaelio.^*».   NAAR CHINA. XIX. HOOFDST. t. Aft. 1? glacis , op te trekken , en ze in een ka-, naai, welk eenige voeten hooger ligt, te brengen, wordt, fomtijds, de vereenigde: kracht van nagenoeg honderd man vereischt. Deeze worden gebruikt, om, door middel van draaiboomen, eene of twee fpillen , aan de beide einden des zwaaren fteenen muurs geplaatst , vond te draaiën. Een touw, aan deeze fpillen, en om den achterfteven van het vaartuig gebragt, windt zich , terwijl de fpil rondgaat, om dezelve, en trekt, op die wijs, het vaartuig in korter tijd naar boven in het hooger kanaal, dan zulks door Huizen zou kunnen gefchieden. 't Is waar , 'er wordt meei aanwending van menschlijke kracht toe vereischt: maar deeze is eene kracht, welke 4n China altijd gereed is, weinig kost, en daarom altijd boven alle anderen gekoo zen wordt. Deeze wijs , om door middel eenei fchuinfche vlakte , van het eene kanaal ir het andere te gaan, zoo wel, als die, on door fluizen te vaaren , is op de plaat nonimer XXXVIII. duidlijk afgebeeld (£) D« (6) Tot nader opheldering deezer plaat, en de aaaken , daarop afgebeeld , wordt in de verklaa ren Reis naar ?hu-fan. Den det' ienden mn Slagt' maand. 1793- I t » t  JRjis naai Cliu-jan. Den dertiendenvan Slagt< maana. 1793- \ iS BRITSCH GEZANTSCHAP De bijzonderheden, op de gemelde plaat, door cijfers en letters aangeweezen , zijn de volgende: Ur lerende lijst, der plaaten-, in de Engelfche uitgaaf voor het eerfte deel geplaatst, nog het volgende aangemerkt; ,, Op deeze plaat wordt verbeeld de grondtekening en doorfneede niet alleen van eene fluis aan het keizerlijk kanaal in China, maar ook van eene fchuinfche vlakte, tusfchen twee kanaalen van verfchillende hoogten. De Chineefche kanaalen hebben geene fchutdeuren , gelijk die van Europa: en hunne Huizen zijn geheel en al verfchillende. Deeze beftaan , gelijk wij elders , met een woord hebben aangemerkt, enkel uit weinige losfe planken , die door middel van groeven , (in de zijden der twee fteenen beeren , die zich van iederen oever in het kanaal uitftrekken , en in 'c midden eene ruimte openlaaten, die juist wijd genoeg is, dat hunne grootfte fchepen 'er kunnen doorvaaren ,) afzonderlijk de eene op de andere worden aeergelaaten, Dewijl weinige deelen van een Chineesch kanaal "op gelijke hoogte zijn, maar naar den eenen of anderen kant ftroomen, dient het gebruik deezer Huizen, met behulp van anderen, die in de zijden der oevers gemaakt zijn , om de hoeveelheid.water in het kanaal te regelen. Van het glacis, of de fchuinfche vlakte, bedient men zich alleenlijk , wanneer de oppervlakte van het aangrenzend land al te oneffen is, om een aaneenhangend banaal toe te laaten."  naar CHINA. XIX. hoofdst. f. Afd. ü$ Uitlegging der cijfers en let-, e,rs bij de afbeeldingen i. 2. en 3. i 1. De platte grond eener /luis en brug. 2. Doorfneede der [luis. 3. Opftal of gezigt der brug. a. Planken, welke de fchutdeuren uitmaaken. b. De horizontaale fpillen, of draaiboo- men, om de planken op te haaien. c. De brug, die door middel van rollen bewoogen wordt. De fchutdeuren der iluizen beftaan gemeenlijk uit elf of twaalf losfe planken, die in twee groeven, in de fteenen beeren gemaakt, neerglijën, en door middel van fpaaken óf hoornen, overënd op dezelven geplaatst, neer gehouden worden. Deeze planken worden opgehaald, en men laat ze naar den eenen of anderen kan! drijven , wanneer 'er een vaartuig door de Huis zal gaan. De brug wordt weggetrokken door middel van rollen , in dezelve vastgemaakt, er op losfe boomen voortloopende. Uit- Reis naai Zlni-Jan. Den deriendentan Slagt» maand. 1793-  Reis naar Chu-fan. Den dertiendenvan Slagtmaand.1793. i 30 BRITSCH GEZANTSCHAP Uitlegging der cijfers en letters bij de afbeeldingen 4. é« 5. 4. De platte grond eener fchuinfche vlakte tusfchen twee kanaalen van verfchillende hoogte. 5. Doorfneede derzelve. a. Het hooger-, en b. Het laager kanaal. c. Een ronde houten boom, dwars over het bovenënd der fchuinfche vlakte loopende. d. De grondtekening en doorfneede van een vaartuig, langs, de fchuinfche vlakte opwaard getrokken wordende. e. Uitfteekfels van hout of iizer, om de touwen dicht aan de zijden van het vaartuig te houden. ƒ. Rechtftandige fpillen, of draaiboomen, in de fteenen beeren gevestigd. Nadat de reizigers , die zich naar Chufan moesten begeeven, eenen weg van drie dagen hadden afgelegd, kwamen zij aan de ftad loe-chung. Hier verlieten zij hunne booten, verwisfelende dezelven met jonken ter grootte van dertig lasr. Deeze wa-  NAAR CHINA. XIX.hoofdst. \.Afd. 3I waren zeer gefchikt toe gemak der reizigers, en gebouwd om op zee gebruikt te worden. Zij lagen toen ten anker in eene rivier , in welke het getij zich tot voorbij Loe-chung uitftrekte. Niets kon bevalliger en romanesker zijn," zegt de kapitein mackintosh, „ dan de landftreek , welke zich aan het „ oog der Engelfchen opdeed, toen zij „ van Loe-chung naar nim-po zeilden.— „ Nim-po is eene ftad, niet verre van „ Chu-fan, aan eene rivier gelegen, die „ zoo breed is , als de Theems tusfeheti „ Londen en Woolwich, en al kronke„ lende door de vruchtbaarfte valeiër „ ftroomt, welke, op eenigen afftand, me heuvelen van verfchillende gedaante er hoogte , en met zeer verheeven berger „ bezoomd zijn." Bij de aankomst te Nim-po begaven d< Engelfchen zich aan land. De gedienftig< sun-ta-zhin ftelde hen den voornaam ften mandarijnen van dat rechtsgebied voor hun aanbeveelende , eene bijzondere zorj voor deeze vreemdelingen te draagen. — Tenzelven tijde gaf hij bevel, dat het fchi] Indostan geene uitgaande rechten, die tei aanzien der vreemde fchepen , zeer aan meri Reis naar Ohu-fan. ' Den deriendentan Slagt' maand. 1193- [ l > r > t  Mets naar Chu fan. Den dertiendenvan Slagtmqand.i?93- 32 BRITSCH GEZANTSCHAP merklijk zijn , betaalen zou. Ook wilde hij, dac men den kapitein mackintosh en den overigen Engelfchen, welken hij bij zich had, vergunnen zou , al dat geen , 't welk zij noodig en dienftig zouden oordeelen , om eene laading naar Europa uic te maaken, vrij van belasting, te koopen. Hij verklaarde , dat deeze ontheffing van uitgaande,rechten, insgelijks, in de haven van Chu-fan, en zelfs in die van Kanton, plaats moest hebben ; 't welk ook in de daad gefchiedde , ten minfte ten aanzien der belastingen , die aan den keizer moesten betaald worden. vfDe kapitein mackintosh had groote begeerte, en deed 'er zijn mooglijkst best toe, om sun-ta-zhin aan boord van zijn fchip , dat op de rheê van Chu - fan ten anker lag, te ontvangen. Hij wilde hem op een uitmuntende wijs onthaalen, gelijk die achtbaare mandarijn in allen opzigte weezenlijk verdiende , en 't welk hem ook , buiten twijfel zeer aangenaam zou geweest zijn. Maar, dewijl hij reeds een weinig onpaslijk was, en tevens voor de lucht van een Engelsch fchip (V) vrees- de, • (c) Naamlijk, de teerlucht, welke in de Chineelctje fehepen niet gevonden wordt.  NAAR CHINA. XIX. hoofdst. l.Afd. 33 de, hij daarenboven ook zijne te rug reis gaarn wilde verhaasten, verliet hij de Engelfchen , nadat hij hun , uit 's keizers naam, zeer fchoone gefchenken overhandigd had, nabij Nim-po. Bij het affcheidneemen van den kolonel benson, en den kapitein mackintosh, fchudde hij hun de hand op zijn Engelsch , om hun een blijk van zijne hartlijkheid en goedwilligheid te geeven. Den volgenden dag kwamen zij aan boord van den Indostan, nadat zij omtrent acht dagen te vooren uit Hang-choe-foe vertrokken waren. De afftand tusfchen die beide p]aatfen wordt op honderd zes en vijftig 'Engelfche mijlen gerekend. VJ. DEEL> C TWEE- Reis naar Chujan. Den derbenden>an Slagt» maand. 1793-  TWEEDE AFDEELING. Het grootste gedeelte des brit- schen gezantschaps vertrekt van hang-choe-foe naar kanton. — Deszelfs reis tot chan-san-sjen,öö« het groote meir pao-yng. — Merkwaardigheden , betreffende de gesteltenis des lands, der voortbrengselen des gronds, en der manufaktuuren der ingezeetenen. INHOUD. De ambassadeur en de overigen van zijn gevolg , begeeven zich van Hangchoe-foe naar Kanton op weg. — Eerbewijzen aan den ambasfadeur betoond.— Tartaarfche ruiterij. — Monteering en wapenen der Tartaarfche krijgstroepen.— Befchrijving der vaartuigen . op de rivier van Hang-choe-foe gebruiklijk. — Bergrei, langs de rivier zich uittrekkende. Hoe de valeiën bebouwd worden. — Boo- men. — Kampherboomen. — Kampher, droogerij. — Lord macartneij ontvangt het bezoek der gezanten van de  INHOUD. 35 titanden Lieu-kieu. — Hunne kleeding. — Hunne zeden en karakter. — Aangaande de Lieu-kieu-eilanden. ~~ Het gezantfehap zet zijne reis voort. — Suikerriet, op de oevers der rivier van Hang-choe-foe geplant. — Op welke wijs de Chineezen het fuikerriet aankweeken. — Hoe men in China fuikef bereidt. — Onderfcheiden fort van fruit in China. — Bergen. — Hoe die bergen bebouwd worden. — De theeplant. Welke grond voor die plant gefchikt is. De. gedaante van dat heestergewas befchreevcn. — Wijs om de thee te bereiden. — Cha-wa of camillia fefanqua. Men teelt ze voort 3 om 'er olie uit 'te persfen. — In welke hoeveelheid zulks gefchiedt. —■ Stoffen, welke dienen, om porcelein te maaken, worden nabij de gemelde rivier gevonden. — De aart dier ftoffen. — Getal van porcekinöyens, in eene en dezelve plaats opgerecht. . De plaats aan den geest des vuurstoegewijd.— Het gezantfehap ontmoet, voor de eer/Ie keer t ff echt weer op zijne reis. — Oorzaak daarvan. — Aankomst te Chanfan - fjen , daar het gezantfehap een kort end wegs over land reist, C ft / Kort  Reis van Hang- choe-foe naarCkan fan-fjen. Den veer tienden vanSlagt maand. 1793- 36 BRITSCH GEZANTSCHAP Kort -na het vertrek der reizigers, die zich naar Chu-fan begaven, verlieten ■ook de onderkoning van Kanton, de am■basfadeur en de overige Engelfchen van .zijn gevolg, de ftad Hang-choe-foe. — Om van die ftad naar Kanton te reizen, gaat men op de rivier chen-tangchaung, die uit het zuidwesten ftroomt, te fcheep. Terwijl het gezantfehap door de ftad trok, om zich naar de plaats, daar het aan boord moest gaan , te begeeven, werden 'er, voor de eerfte keer , ftaatfijzonnefchermen voor hetzelve gedraagen , 't welk een groot eerbewijs aanduidt. Op den oever der rivier had men meer dan twee duizend man Tartaarfche ruiterij doen vergaderen. Zij waren kostbaar en fraai gekleed in verfchillende foort vaa monteering. Ook maakten zij een moedige en zeer heldhaftige vertooning. De kapitein parish merkt omtrent dezelve het volgende aan: —- „ Bij de meeste gelegenheden draagt de ruiterij in China " boogen , welk het meest geacht wapentuig bij de natie fchijnt te zijn- Zij „ zijn uit een zeer taai, veerkrachtig hout „ gemaakc. In 't midden zijn zij nog door „ twee  NAAR CHINA. XIX. HOOFDST. 12. Afd. 37 „ twee hoornen verfterkt, welker worEels, „ omtrent het middenpunt van den boog „ vereenigd zijnde, zich van daar, elk in „ eene bijzondere kromte , naar de beide" „ uiterften uitllrekken. De pees of koord „ van den boog beftaat uit zijden draaden, „ zeer fterk in een gedraaid. De kracht „ der boogen verfchilt van zestig tot hon„ derd pond. De pijlen zijn volmaakt wel „ bearbeid , en van achter met veeren x voorzien. Van vooren hebben zij eenen „ ijzeren band , en eene punt van ftaal , „ die naar het fpits eener lans gelijkt. — „ De Chi'neezen en . Tartaaren pogchen „ grootlijks op hunne behendigheid , om „ zich van dit wapentuig te bedienen." „ Wanneer zij eenen pijl willen affchie„ ten , neemen zij den boog met de Iin„ kerhand aan, en houden dien een wei„ nig fchuinsch. De pees des boogs wordt „ achter een' agaaten ring geplaatst, wel„ ken zij aan den duim der rechterhand „ hebben, waarvan het eerfte lid voorwaard „ geboogen is, en welk, door het midden„ fte lid des voorlten vingers daarop te „ drukken, in dien ftand gehouden wordt. „ In deeze houding wordt de pees met e, kracht aangehaald, tot dat de linker arm c 3 * ia Reis vau Hang:hoe-foelaarChmi' an Ijen. Den veertienden>an Slagt» mand.  Reis van Hangthoe foe naarChanJan-fjen.Den veer. tienden van Slagt' maand. ^793. 38 BRITSCH GEZANTSCHAP „ in eene rechte lijn uitgerekt is , en de „ rechterhand achter het rechter oor gekomen is. Dan wordt de voorfte vinger van den duim weggenomen ; 't welk „ maakt, dat de koord des boogs oogen„ bliklijk van achter den agaaten ring ontrt fnapt , en den pijl met groote kracht „ wegdrijft." „ De Tartaarfche en Chineefche ruiters „ draagen eenen ijzeren helm , die de ge„ daante van eenen omgekeerden trechter "„ heeft. De kuif, aan de pijp des trechters beantwoordende , is zes of zeven l duim hoog , en eindigt in de gedaante eener lans. De helm is met roode kwasten verfierd. De hals des ruiters 1 wordt door een kraag van laken, die ge" flopt, doorftikt en met dun ijzer bezet * is, bedekt. Dit fluk loopt rondom het aa'ngezigt. Voorts draagen zij eene vest * en broek, beiden van laken , en insge„ lijks geflikt en met dun ijzer bezet. De „ vest komt hun even over de middel, en " de broek tot aan de kuit van het been. * Deeze monteering beeft wel alle de on- * gemakken , maar geene van de nuttig; heden en voordeelen eener wapenrust * welken hij»  PI .XI.. I I TIJD EN WEEK- riïWIXST, IX HET YOOHBEELD VAN KEN CHINEESCIIEN SCHUITKINVOERBEll.   naar CHINA. XIX. hoofdst. s. Afd. 43 hij, bij iederen flag, zoo verre en zoo net voortzette , als hij met de hand zou hebben kunnen doen. Dewijl deeze bijzon- i dere vaardigheid der Chineezen, een zooJ fchoon voorbeeld van tijdbezuiniging oplevert, heeft men het der moeite waardig geoordeeld, in de bijgevoegde plaat, nommer XL. eene afbeelding, naar het leeven getekend, daarvan te geeven , onder het opfchrift: „ Tijd- en werk-uitwinst, in „ het voorbeeld van eenen Chineefchen „ fchuitenvoerder getoond." Een frisfche en gunftige koelte ftelde de booten in ftaat, om, geduurende eenigen tijd, met het beste gevolg, tegen den ftroom der rivier opwaard te zeilen, zonder noodig te hebben , met een lijn voortgetrokken te worden. Het gezantfehap voer voorbij eenen krijgspost, alwaai twaalf ijzeren Hukken kanon, twee en vier ponders, geplant ftonden. Zij waren van een zoo plomp en zwaar maakfel, dat de dikte van het erts aan den mond dei tromps de middellijn der opening evenaarde. Zij fcheenen naauwlijks bekwaam, om gebruikt te kunnen worden, offchoor zij, ten zeiven tijde, met zeer groote zorg Reis vati Hangüoe-foetaarChan"an-fjen.Den veertiendenmn Slagtmaand.1793-  Jkis van Hangchoe-foemarChanJan-fjm.Den veertiendenvan Slagt' maand. 1793' 44 BPvfTSCH GEZANTSCHAP zorgvuldigheid bewaard wierden , ftaande ieder derzelven onder een houten dak (b). Kort daarna werd de rivier frnaller , firoomende door eene engte , die door twee reien hooge bergen gevormd werd. In de zijden dier bergen waren verfchei- dcn (£?) De Chineezen inaaken weinig gebruik van het kanon in den oorlog. Om deeze reden hebben de Europeeërs, ten aanzien van het maakfel en de uitwerking van dat vernielend wapentuig, weinig of niets van hun te leeren. Ik geloof zelfs, dat de Chineezen geene kennis van mortieren hebben. Intusfchen zou men wel gewenscht hebben, het erts van hun grof gefchut te kennen: of'er ook eene vermenging bij plaats heeft, en zoo jaa, in welke evenredigheid; insgelijks, of zij ook ftukke^grof gefchut hebben, op affuiten geplaatst. In het vierde deel, hoofdft. XV, afd. 3 , zegt onze fchrijver bladz. 254: ,, De veldftukken, welken js men in China ziet, zijn doorgaans met roopaar- den of affuiten voorzien. — Het is waarfchijns, lijk , dat het voorgeeven der Chineezen , van zeer vroeg aan de uitwerkingen van het btts», kruid kennis gehad te hebben , niet zonder grond is." — Deeze bedenking werd gebooren uit de opmerking ,, dier holligheden of gaten , „ welke, waarfchijnlijk, oorfpronglijk, en op den- zeiven tijd met den grooten muur van China gemaakt zijn; ook is het moeilijk, om 'er een ,, ander oogmerk voor uit te denken , dan dat, 55 om  naar CHINA. XIX. hoofest. a.Jfd. 45 den holle wegen, door ukfteekende pun-. ten van kaale rotfen , de een van den ar,-; deren afgezonderd , gevormd. Een keten i van granietfteenbergen begint bij Hang--' choe-foe, en ftrekt zich zuidwaard uirJ De poorten der ftad, en haare ftraaten zijn van ,, om.aan het te rug wijken van het fchietgeweer ,, tegenftand te bieden." — Dewijl de groote muur, drie eeuwen voor de Christlijke jaartelling voltooid is; moet noodzaaklijk volgen, dat de uitvindingvan het buskruid,en zelfs het gebruik, welk men, bij het fchietgeweer, daar van gemaakt heeft, (dat men zich niet verbeelden moet, gelijktijdig gefchied te zijn,) van veel,ouder dagtekening zij, vermits 'er , buiten twijfel verfcheiden eeuwen noodig zijn geweest, om dit onmeetlijk gedenkftuk op te rechten. Niettegenftaande het menigvuldig gebruik, welfc de Europeeërs , federt omtrent vijf eeuwen, van het grof gefchut maaken , en het groot belang van dat gebruik , welk, alleen , den uitflag var veldflagen niet zelden beflist, en bij het beleg var vestingen noodzaaklijk is, weet men echter noj niet, welke de beste ertsvermenging voor het ko per is. Men heeft zich van verfchillende evenre digheden van tin met koper bediend. Sommigei hebben gewild, dat men die van het tin vermeer deren zou, omdat men waargenomen heeft, da het tin, in de luchtgaatjes van het koper indrin gende, hetzelve fcherper en harder maakt. Deez uitwerking is zeker, zoo lang het gefchut kom is ?«V van' 'lang- hoe-foe taarChan* an-fjen. Den veer- ienden >an Slagt* naand. 1753? ; t t l  Seis van Hangcltoe - foe naarChan fan-fjen. Den veertiendenvan Slagï maand. I7S>3. 46 BRITSCH GEZANTSCHAP van fteenen, uit die bergen gehouwen, ge« maakt, en daarmede geplaveid. • De kleine valeiën, tusfchen de bergen, alwaar de reizigers zich toen bevonden, gelegen, waren met groote zorgvuldigheid beis; maar, wanneer het onder den dienst heet geworden is, begint het in de luchtgaatjes van het koper te fmelten, en dit laatfte heeft dan die vastheid niet meer. — Ook heeft Mr. baumé, die veele proefneemingen omtrent het onderëenfmelten van ertfen gedaan heeft, in plaats van tin, welk ie gemaklijk fmelt, eene vermenging van nickel, in de evenredigheid van een zevende, of van antimonie in de evenredigheid van een dertigfte, met koper voorgefteld. Voorts heeft men aangemerkt, dat in de zwaars metaalen ftukken, na eenen werkzaamen dienst, door den kogel, achter in de kamer van het ftuk, eene holte werd gemaakt,- waar uit, gelijk gemaklijk te gisfen is, veel ongemak moest ontftaan. Men komt het gedeeltlijk voor, wanneer men de kogels met een houten bekleedfel voorziet: maar wanneer het erts zelve hard en veerkrachtig genoeg is, om de hitte, door het buskruid veroorzaakt , om het gewigt des kogels, en eindelijk, om de persfing, welke zij bij de losbranding op het erts maakt, tegen te ftaan, dan zou men hst ander middel, welk ik meldde, niet noodig hebben. Het gewagmaaken van het Chineesch gefchut heeft mij tot deeze aanmerking gelegenheid gegeeven. Cossiqnij.  haar CHINA. XDLhuofdst. cl. Afd. 47 bebouwd, en maakten de vreemdfte en j fchilderachtigfte vertooning. — De vol-^ gende landftreek was een weezenlijk conj trast met de even voorgaande. Men zag. aan den echen kant der rivier een onmeet-1 lijke vlakte, wel bebouwd, en met verfchillende voortbrengfels rijk bedekt; en aan den anderen kant ileile bergen , welker voet door het water der rivier bevochtigd werd , en die, naar het fcheen, hooger waren, dan eenigen der bergen, welken men in Groot-Britannie ziet. — De kastanjeboom met groote bladen , en de fmeerboom met zijn purperkleurig loof, groeiden overvloedig in dit gewest, en maakten een fchoon contrast met het don* kergroene des prachtigen en verheeven lorkbooms, en de glansrijke bladen des kampherbooms , met zijn dik loof en uitgebreide takken. Dat 'er in den kruidtuin te Batavia eenige jonge kampherboomen weelig groeiden , hebben wij te vooren reeds aangemerkt. De kampherboom is de eenige foort var lauwrierboom, die in China groeic. Hi wordt 'er dik en hoog genoeg, zoo dai men hem onder die boomen mag tellen. welke het beste en fchoonfte timmerhou uit leis van 'iangkoe - fot •aarChanvi Jjen. Den veer' lenden tan Slagt' maand. 1793. f  Reis van Hangchoe -fee naarChanjan Jjen. Den veertiendenvanSlagt' maand. 1793- 48 BRITSCH GEZANTSCHAP uitleveren. Men bedient 'er zich van , zoo wel tot de beste gebouwen van allerleie foort, als tot fcheepsrnasten; en het is van een' al te hoogen prijs, dan dat men 'er eenig ander gedeelte dan de takken van gebruike , om de droogerij , die onder den naam van kampher bekend is, 'er van te bereiden (cj. x Dee- (c) De booinen , van welken men de kampher in natura vergadert, moeten zeer oud zij'n, gelijk die geenen, van welken men fngo enz. infamelt. — Volgens mijne proefneemingen, geeven de takken, fcheuten of fpruiten en bladen van jonge kampherboomen, met water in een' distilleerketel gedaan, eene waare, fterkruikende olie, en niet diefamengeftelde en vlugtige zelfftandigheid, welke men kampher noemt. — Of deeze olie, die zeer vloeibaar is, en geenzins lijmachtig, op nieuw met klei en kalk gedistilleerd, zich onder eene vaste famengeftelde gedaante fublimeert, of vastzet, weet ik niet. Grosier geeft, in zijne defcription generale de la Chine, p. 336, eene gantsch anderevhandelwijs op , om de kampher te bekomen. Men bedient zich alleen van de takken des kampherbooms. Men fnijdt ze in kleine ftukken; men zet ze driedage» in water; dan kookt men ze , en roert ze zonder ophouden om. Daarna giet men 'er het vocht af, en laat het ftaan. Door de kouda wordt het fiijf.' Vervolgens distilleert men deeze kam.  MAR CHINA, XTÏ. hoófdst. 2. Afd. 4§ Deeze zelfflandigheid wordt óp de vólgende wijs verkreegen: -- men doet de takken, de twijgjes en bladen in water kooken; waarna men ze in de gedaante van' olie op deszelfs oppervlakte vindt drijven; of zij hecht zich bij wijs eener lijmachtige ftof aan een' ftok, waarmede men het water, in welk men de kampherboomtakjes doet kooken, geikadig omroert. — Die kampher, met een mengfel, iaag op laag , van gruis van oud muurwerk, fijn geftampt. Da kampher zet zich , Volgens gewoonte, boven aan. den koker vast. Om de kampher zeer zuiver té hebben, moet men dezelve werking twee- of driemaal herhaalen. Volgens het bericht van Mr. staunton; hier boven, gaat men in Japan en het eiland Borneo nog anders te werk. — Uit dat zeer kort bericht fchijnt te blijken , dat de fpaanderen des kampherbooms, zonder eenig mengfel , aan de hitte van het vuur bloot gefield, de kampher , met welker deeltjes zij doordrongen zijn , voortbrengen. Dewijl deeze zelfftandigheid'vlugtig is, zou het niet anders, dan door fublimatie kunnen! zijn. Volgens dit alles, ben ik van gedachte, dat 'er over deverfchillende manieren, om de kamp hef uit den kampherboom te trekken, proefneemingeri té doen zijn, ten einde' de beste en voordeefigfte te ontdekken. Coêsieiïij. VI. DE EL. Tjj Reis vm\ Hangcfioe-foelaarChori' 'an-Jjen. Den veertiendenwn Slagtmaand.793.  Reis van Hangchoe-foenaaiChanfan-fjen.Den veertiendenvan Slagtmaand.1793- ;o BRITSCH GEZANTSCHAP Die lijmachtige ftof wordt dan met klei of potaarde en kalk gemengd, en in een' aarden pot gedaan, welken men meteenen anderen pot van gelijke grootte dekt, en zeer zorgvuldig toeftrijkt. Vervolgens plaatst men den eerstgemelden pot op een maatig vuur; waarna de kampherftof, door de potaarde en den kalk heen, naar boven gedreeven wordt, (fublimeert'), en zich boven en aan de zijden van den bovenden pot vast hecht, daar men ze , als een koek, in die gedaante vindt, welke aan de holligheid van den pot , daar zij zich aanfloot, beantwoordt. Intusfchen is deeze kampher zoo zuivtsr niet als,— en veel flapper dan — die, welke men in eéne echte en hechte gedaante tusfchen de vezelen des booms zei ven ontdekt; gelijk men de terpentijn in verfcheiden foorten van pijn- en dennenboomen vindt (d). — In Japan, en op het groote eiland Borneo, welk dun bevolkt is, velt en klieft men den boom, die de kampher voortbrengt, enkel met een oogmerk, om dee- (d) Gelijk, bij voorbeeld, den terpentijnbooiB, den lorkboom, en anderen. Castéra.  haar CHINA. XIX. hoofost. 2. Afd. 51 deeze kostbaare droogerij , tus.fchen de fpiinters van den ftam, in haare eigen zelfstandigheid , of in natura, gelijk men zegt, te verfamelen; gelijk de wilden aan de zoomen van den Misfisfippiftroom andere boomen omhouwen, met geen ander oogmerk, dan om de vruchten te plukken, welken zij aan hunne toppen draagen. De kampher van Borneo en Japan is volkomen zuiver, en zoo fterk, dat zij haaren reuk en haare eigenfehappen, zeer gemaklijk en gereedlijk aan andere gekookte en dikgemaakte oliën mededeelt; welke men dus voor de echte kampher doet door* gaan en verkoopt. Deeze droogerij, op de gemelde wijs vervalscln , wordt dooide Chineezen in menigte verkocht tot veel laager prijzen, dan zij zeiven voor de echte zelfstandigheid deezer droogerij van Japan en Borneo befteeddem De fmeerboom groeit, over het alge= meen , aan den oever der rivier, en de kampherboom op een' zekeren affland van daar. — Men ziet 'er ook eene groote menigte van tbuyas Qe). In de valei, daar de ftad yen-choe-foe gebouwd is ^ groei?; O) drbar vïfg. Reis vatt Hang- :hoe-foe 'iqarChan* China. Voor meer dan negen honderd jaaren hebben de bonzes, op Leoe-keoe, den eer- dienst van ro , en de gewijde boeken hunner s5 gezindheid ingevoerd. Deeze eerdienst is 'er ,5 tegenwoordig de heerfchende. Deeze eiland. bewooners hebben de zeden en gewoonten der Chineezen aangenomen. Zij ontvangen ook van ,5 hun hunne wetten, naar welken zij zich federt ve.-fcheiden eeuwen zelve bellieren. Zij heb„ ben manufaktuuren van zijde, lijwaat, papier, ,, wapenen, koperen huisraad, enz. De fchepen, door hen gebouwd, worden zeer gezocht. Zij ,5 gaan niet alleen van het eene eiland naar het 5> andere , maar vaaren ook naar China , Tun5) quin, Cochinchina, Korea. Nangafatki, Satzu55 ma, of Japan en de nabuurige eilanden , en ,, naar Formofa. Zij hebben zwavel-, koper-en ■ 5 tinmijnen. Zij teelen rijst. Zij drijven een' D 5 s> groo. leis aan* iang- hoe-foe- aarChan-. m-Jjen. )en veer-. enden m Slagt* laand. 793, .  tteis van Hangchoe-foenaatChanfan-Jjen.Den veertiendenvan Slagtmaand.1793.- 58 BRITSCH GEZANTSCHAP riet meer fop. opleverde, dan het Westïndifche. De leden van het laatstgenoemde fuikerriet zijn zelden meer dan vier duim lang, daar die van het Chineefche riet gemeenlijk eene lengte van zes duim hebben. De fuikerriet - plantaadjen , in China , behooren aan bijzondere perfoonen, en zijn doorgaans van zeer kleine uitgeftrektheid. De kosten, weiken de oprechting en bet onderhoud eener ftukermolen vereifchen , zijn te groot , dan dac iedere plantaadje 'er eene zou hebben. De persfing van het fop uit het riet , en de bereiding der fuiker is, iu dit land, eene onderneeming , waarroede de aankweeker van het riet zich niet bemoeit. De fuikerbereiders reizen het land door, met een' kleinen toeftel, welken zij mecnen tot hun oogmerk genoegzaam te zijn \ maar dien de „ grooten handel met paerelmoer , fchulpwerk , „koraal, fchildpad en (lijpfteenen, welke laatlten „ tn China en Japan zeer gezocht worde». Zij hebben nooit Europeefcbe fchepeu aan hunne „ eilanden gezien. — Veelligt zou het belang„ rijk zijn , nadere kennis van deeze eilanden, en derzelver bewooners inteneeuien." 4ant. dus JïEQERD. VERT.  waar CHINA. XIX. hoofdst. 2. Afd. 59 de Westïndifche planters niet Hechts als, gebrekkig, maar zelfs verachtlijk, zouden; aanzien. In China is het niet moeilijk,5 met zulk eenen toeftel te reizen , omdat"' 'er weinig plan taad jen zijn,, werwaard men* zich niet te water begeeven kan. i Op de bestgelegen plaats, bedient men zich flechts van eenige weinige bamboesftaaken en matten, om eene loots of opftal te maaken voor een' korten tijd. Aan het uiterfle eind der loots plaatst men een' grooten ijzeren ketel of pan op een draagbaar fornuis ; en , in 't midden, twee rollen (A), toppuntig of loodrecht in een raam gezet. Deeze rollen zijn fomtijds van hard hout,maar gemeenlijk van fteen, gemaakt. Wanneer zij van hout zijn, houwt men 'er, op den afftand van zes of acht duim van het bovenënd, fchuinfche tanden in, welke de een in den anderen werken: en, wanneer de rollen van fteen 2tjn , worden 'er houten kraagen , insgelijks met tanden voorzien, rondom de bo- (Zf) Op de Westïndifche eilanden , alwaar de fuikermolens tot volkomenheid zijn gebragt, be. dient men zich van drie rollen, in plaats van twee. Castera. leis van ^.ang- hoe-foe marChane an fjen. Den veer- lenden >an Slagt- naand. 1793-  Reis van Hangthoe foe naarChanjan -jijen. Den veertiendenvan Slagtmaand.1793- 6o BRITSCH GEZANTSCHAP bovenënden der fteenen rollen vastgemaakr. Op den top der as van eenen der rollen, die boven het raam uitfteekt, zijn twee hef- of draaiboomen, met opzet zoo krom gemaakt, dat zij, de rollen ronddraaiende, het raam niet raaken, maar volkomen vrij laaten. Aan het eind deezer draaiboomen fpant men twee buffels, die, gelijk in eene gewoone draaimolen, rond loopende, het fuikerriet, welk men tusfchen de beide rollen fteekt, verbrijzelen, en 'er het fap uit persfen, welk door eene goot in den ketel vloeit. Het riet, van zijn fap ontbloot, wordt eene bekwaame brandftof, door middel van welke men het uitgeperste fuikervocht doet kooken, tot dat het lijvigheid genoeg bekomen heeft, om gekorreld te kunnen worden. Hij , die de fuiker bereidt, zoekt, met verfcheiden nabuurige planters te gelijk , eene fchikking te maaken , opdat zijne kleine en ligte loots , in 't midden van die verfcheiden plantaadjén opgerecht, hun allen zou kunnen dienen , zonder dat hij verpligt zij, dezelve te verplaatfen. —— Geduurende al den tijd der fuikerbereiding, ?'rjn de dienstbooden en de kinderen des plan-  rvAAk CHINA. XlX.H00FDST.a.4rv/. 6ï planters druk bezig, om het fuikerriet naar de molen te draagen. Men plant het fuikerriet zeer regelmaatig in reien, en gebruikt groote zorgvul • digheid , om de aarde rondom de wortels optehoopen. Men heeft in China zoo wel, als in de Westïndifche eilanden , opgemerkt, dat het volk, welk geduurende den fuikeröogst op de velden arbeidt, vet en glad wordt. En veele Chineefche flaaven, benevens andere lieden, die traag zijn, en niet veel van zwaar werken houden , begeeven zich tegen den tijd, dat het fuikerriet begint rijp te worden , naar de plantaadjen, en houden zich aldaar, in 't midden van het fuikerriet, vergenoegd bij elkander op. — Qnder de wortels van het fuikerriet vindt men groote witte wormen (2) , welken de Chineezen in olie doen fruiten, en dan als een lekker beetje eeten. \ , In de nabijheid der fuikerplantaadjen , zagen de Engelfchen verfcheiden 'oranje- boom- (0 Volgens eene aantekening van Mr. caste. ra, knabbelen die wormen aan de jonge worteltjes van het fuikerriet, en doen daardoor aan dgïzelfs groei veel fchaade. Reis vari Hang- choe - foe naaiChaii' fan-Jjan. Den veer- tienden van Slagt- maand. 1793. /  Reis van Hangthoe -foe rmtChanfan-fjen.Ben veertiendenvan Slagtmaand.1793' 6a BRITSCH GEZANTSCHAP boomboschjes. In China vindt men eeü groote verfcheidenheid van de vruchten deezer boomen, zoo ten aanzien der grootte als der kleur. Sommigen zijn kleiner dan die van Portugal; anderen zoo groot, als de grootten der Westïndifche eilanden: maar de zoetften «n faprijkften zijn de oranjeappels van een donkerroode kleun Aan deezen geeft men den voorrang boven alle anderen. Ook kan men ze zeer gemaklijk onderkennen- niet alleen aan hunne kleur ; maar tevens , omdat hun vleesch Hechts door zeer weinig dunne vezeltjes aan de fchil verbonden is (*> Men onthaalde onze reizigers, over* vloediglijk, op veele foorten van fruit. Hun nagerecht beftond gemeenlijk uit druiven , oranjeappelen, appelen, peeren, kastanjen, verfcheiden foorten van nooten, granaatappelen, meloenen» en eene foort van dadels. Eenige fooften van ooft , welken men in (k) Om hunne voortreflijkheid worden zij wel mandarijnen-oranjeappels genoemd. De fchil is rood, maar het vleesch niet. Zij zijn aan beide zijden plat. Men heeft 'er verfcheiden fooiten van. Cossigwij.  NAAR CHINA. XIX. HOOFD'ST. \./lfd. 63 in Europa vindt, bij voorbeeld, aalbesfen, bramboozen, korenren, olijven, en andeïen, hebben de Chineezen niet (/); maar zij bezitten veele anderen, welken Europa niet voortbrengt. Dus hebben zij , bij voorbeeld, de fie-chie, en de Ue-chie. — De fie-cMe is eene vrucht , roodachtig van kleur, week, van een platachtige gedaante, en welker huid zeer effen en glad is. Haar vleesch is een weinig tamper, en bevat in 't midden eenen Heen. Zij heeft (0 Mr. staunton zegt elders, dat de Chineezen van hunne druiven geen' wijn maakten. Eertijds hebben zij het gedaan ; maar de keizers hebben het verboden , om den grond voor plantgewas fen , die tot voedfel ftrekken, te behouden. Intusfchen hebben fommige Chineezen van elders, en bijzonder uit het landfehap Hamij, foorten van wijnftokken in China overgebragt, welker vruchten aangenaamer waren dan die inlandfchen. De druiven droogen zij. Behalve de bovengenoemden , hebben de Chineezen , geloof ik, ook geene aardbeziën , noch karsfen, noch pruimen, noch hazelnooten, noch de meesten onzer perfiken. Men zou hun echter dcezen, en verfcheiden uit Oostïndie, kunnen bezorgen , die in hunne zuidlijke provinciën, en hunne eilanden , ten zuiden van Kanton gelegen» wel zouden tieren. Cossicnij, Reis ran Hangchoe-foemaröhanfan -J]'en. Den veertiendenvan Slagt' maand. 1793-  1 Reis van Hangchoe -foe naarChan- fan-fjcn. -Den veertiendenvan Slagtmaand.3793- $4 BRITSCH GEZANTSCHAP" heeft de grootte van eerten oranjeappel; 2n het fchijnt, als of haare bolronde gedaante door zwaarte plat gedrukt is. — De He-chie is niet veel grooter, dan een groote kers. Haare huid is vol zachte [teekels. De fmaak van haar vleesch is ivrang. De vrucht is met een' fteen voorzien , die, naar evenredigheid van het ooft zelve, aanmerklijk groot is; De lie-chiè wordt ook wel ingemaakt, en dan is.haar fmaak taamlijk zoet (mj. In China groeiën pijnboomen , die groo-s te pijnappels voortbrengen , van welker pitten de Chineezen groote liefhebbers zijn. Men zegt, dat de Italiaanen ook veel werk daarvan maaken (n)'. Alle de bergen, die te fteil, of te fteenachtig zijn, om ze voor graanen te bebouwen , worden 3 van hunnen (m) Cossignij noemt deeze Chineefche vrucht let-chi, of lit-chi, en zegt, dat zij een van de beste vruchten op den geheelen aardbodem is. (n) De pitten of kernen der vruchten van Frarifche pijnboomen worden in Frankrijk zoo wel, als in China, en Italië, gegeeten. Mr. duplessij heeft een uitmuntende verhandeling gefchreeven over de voordeelen, die uit de vermenigvuldiging deezer boomen voor eenen ftaat zouden voortkomen. Cossignij.  NAAR CHINA. XIX. HOOFDST. %. Afd. 6$ nen voet toe hunnen top toe , met verfcheiden foorten van pijnboomen , doch voornaamlijk met den lorkboom, beplant, omdat het hout van den laatstgenoemden boom door de Chineezen zeer veel tot timmerhout gebruikt wordt. Onze reizigers zagen nu voor de eerftemaal het heestergewas, welke de thee voortbrengt. Het groeide , gelijk de gewoone planten, hier en daar verfpreid , en bij toeval gezaaid , op de zijden en toppen der aarden wallen, die de tuingronden en oranjeboomboschjes van elkander afzonderen. — Van deeze allerbelangrijkfte plant zijn , in eene menigte reisbefchrijvingen , en werken over de natuurlijke historie zoo veele tekeningen bekend gemaakt, en 'er worden ook, in verfcheiden gewesten van Europa, Zoo wel in openbaare als in bijzondere kruidtuinen, zoo veele leevende proeven van gevonden, dat het ten eenemaal overtollig zou moeten gerekend worden , eene afbeelding deezer plant in dit werk te geeven. — Ondertusfchen moet men aanmerken, dat deeze theeplant, behalve die heesters derzelve, welke in het wild, van zaad, bij VI. DEEL. E ge* Reis van Hangckoe -foe naarChaiifan ■ jjen. Den veertiendenvan Slagfc maand. 1793-  I P.eis van Hangche -foe naarChanjan-Jjen.Den veertiendenvan Slagtmaand.J793- J6 BRITSCH GEZANTSCHAP yeval verfpreid, groeiën , in China, op een geregelde wijs, aangekweekt wordt. Men zaait de theeplant in reien, op den afftand van vier voet van elkander. Men draagt veele zorg, om de velden, daar zij groeit, zuiver te houden, en 'er het onkruid geftaadig uit te wieden. Zelden teelt men de theeplant in laage en moerasfige gronden, omdat die voor het aankweeken van rijst-bewaard worden: maar men zaait ze in zeer groote menigte op de heuvelen, en in bergachtige landftreeken, voornaamlijk in de provincie Fo-chien. Men belet de plant of' heester , zeer hoog te groeiën , ten einde de bladen met meer gemak te kunnen plukken. De eerfte infameling der bladen gefchiedt in de lente; daarna volgen 'er nog twee geduurende den zomer. De laage en tedere takjes van dit heestergewas Spruiten bijkans onmiddelijk uit den wortel voort; zoo dat het, eigenlijk gefprooken, geenen ftam heeft. Het is dik van loof, gelijk de roozenboom; en wanneer de bladen der bloem zich openen, gelijken zij veel naar de roos. Alle de berichten, welken de Engelfchen  WAAR CHINA. XIX. HOOFDST. 2. Afd. 6? fchen aangaande den theeboom ontvingen, bevestigden hen in hunne meening, dat de verfchillende hoedaanigheden der thee afhingen van den grond, waarin de plant" groeide, van den ouderdom der bladen, of; den tijd, in welken zij geplukt werden, en, eindelijk, van de onderfcheiden wijs, op welke men de theebladen bereidde. — De grootfte en oudfte bladen zijn in de minfte achting; zij itrekken enkel ten gebruike der laagfte klasfe des volks. Deeze foort van theebladen wordt dikwijls reeds verkocht, eer dat 'er de noodige toebereiding aan gegeeven is; doch zulks gefchiedt alleenlijk dan, wanneer de bladen nog dien frisfchen fmaak , welke aan alle versch geplukte plantgewasfen eigen is , behouden , maar dien zij in korten tijd verliezen; terwijl integendeel die weezenlijke geur, welke aan ieder bijzonder plantgewas eigen is, en dien kenfchetst, 'er lang onverminderd bijblijft. De jonge blaadjes ondergaan veel wegbereiding, eer zij te koop gefield worden. Ieder blaadje gaat eerst door de vingers eener vrouw, die het oprolt, en 'er nagenoeg die gedaante aan geeft, welke hec aan den boom had, eer het volkomen E 2 ont- Reis van Hang- rJioe -foe taarChan- ran-fjen. Den veer- ienden >an SlagU naana. 1793.  Reis van Hang- che -foe naarChan- Jan-fjen. Den veer- tienden van Slagt- maand. I793- 53 BRITSCH GEZANTSCHAP ontwikkeld was. Daarna legt men de blaadjes, dus opgerold, op een aarden of ijzeren plaat, zoo dun, dat zij door gee' nen kunftenaar buiten China dunner kan gemaakt worden. In het land zelve worde met fterke verzekering gezegd, dat 'er nooit koperen plaaten tot dat werk gebruikt worden. — Over 't algemeen is het zeker, dat men in China naauwlijks eenig huisraad, of keukengereedfchap ziet, welk van koper gemaakt is, wordende dit erts voornaamlijk tot de munt gebezigd. De aarden of ijzeren plaaten worden op een houtskoolenvuur gezet, welk al de overgebleeven vochtigheid uit de blaadjes ten eenemaal doet verdwijnen , en dezelven droog, gekrinkeld, hard en bros maakt. — De kleur en famentrekkende kracht der groene thee worden, zegt men, daardoor veroorzaakt, dat men de blaadjes, nog zeer jong zijnde , plukt; welke dan , gelijk alle vruchten , die haare rijpheid nog niet verkreegen hebben , groen en fcherp of wrang zijn. De theebladen, dus gedroogd, worden in groote kisten, met zeer dunne plaatjes lood, en zeer groote gedroogde bladen van  KAAR CHINA. XIX. H00FBST.2. Afd. 6$ van zeker plantgewas bekleed, ter bewaaring gepakt, 't Is maar al te waar , dat de thee , bij die gelegenheid, met de bloote voeten van Chineefche werklieden in de kisten getrapt wordt , gelijk de druiven , ten tijde der wijnleezing, door de houten klompen (o) der Europeefche arbeiders in de wijngaarden uitgeperst worden; doch het druivenvocht wordt, naderhand , door de gisting gezuiverd. — Niet* tegenlhande deeze onzuivere werking der Chineefche pakkers, maaken echter de lieden van den eerften rang, in China, geen minder werk van de thee, dan die der fmalle gemeente. Ook zijn de eerstgenoemden in hunne keus omtrent de thee zeer zorgvuldig. — De thee van goede hoedaanigheid is in Peking duurder, dan in Londen. — Somtijds wordt de thee, door middel van een kleefachtig vocht, tot ballen van grooter of kleiner uitgebreidheid gevormd, gelijk te vooren reeds gemeld is. — Ook haalt men 'er dikwijls (o) Mr. staunton had moeten zeggen: ook met de bloote voeten; want op deeze wijs worden de druiven gemeenlijk uitgetreeden in Frank, rijk. Castera. E 3 Reis vau Hangchoe-foenaardian. fan Jjen. Den veertiendenvan Slagt. maand. 1793.  Aeis van Hangchoe-foenaarChanfan-fjen.Den veertiendenvanSlagttnaand.1193- jó BRITSCH GEZANTSCHAP wijls een zwart en zeer fterk aftrekfel uit. Men fchrijft aan de "thee groote krachten toe. Zij is door de geheele uitgeftrektheid des Chineefchen rijks in algemeen gebruik. Ondertusfchen is het niet onwaarfchijnlijk, dat een aftrekfel van de eene of andere geurige en fpecenjachtige plant in kookend water , niet alleen voor perfoonen, die fterk vermoeid zijn, en dikwijls met geweld uitwaasfemen , maar ook voor zwakke maagen, die geene goede fpijsverteering hebben, niet even zoo aangenaam, en nuttig, als dat van de theeboomblaadjes zou zijn. — Eene van de beste eigenfchappen der thee is, veelligt, dat de fmaak in dezelve, en de gewoonte, om ze op alle tijden van den dag te gebruiken, den fmaak voor geestige en dronkenmaakende dranken, grootdeels , beneemt. De behoeftigen in China hebben de gewoonte, om verfcheiden aftrekfels van dezelve theebladen te maaken. Dit plantgewas wordt in verfcheiden provinciën van China aangekweekt; maar zelden noordlijker, dan op den affiand van dertig graaden van den evenaar. Het tiert . allerbest, van den gemelden graad af zuid: waard ?  naar CHINA. XIX. hoofdst. 2. Afd. 71 waard, tot de linie, welke de gemaatigde luchtftreek van de verzengde affcheidt, dat is , tot de noorder breedte van drie en: twintig graaden en dertig minuuten. MenJ vindt echter den theeboom ook nog in de Chineefche provincie yun-nan, die nog zuidlijker gelegen is (p~). De- (p) Reizigers , die een vreemd gewest doorkruisfen, welks taal zij niet verftaan, worden in de kundigheden, welken zij aangaande de zede», gewoonten , kunften , weetenfcbappen en andere bijzonderheden van deszelfs inboorlingen opdoen, dikwijls misleid, 't Geen Mr. staunton aangaande de thee zegt, is 'er een bewijs van. Daar zijn twee foorten van theeboomen , de groene en zwarte , zonder van de verfcheidenheden van ieder dier twee foorten te fpreeken ; ge. lijk 'er twee foorten van druiven zijn ; naamlijk blanke en blaauwe. De bloem is wit. Haare vijf bloembladen zijn in de gedaante eener roos ge. fchikt. Maar men kan daarom niet zeggen , dat de bloem naar eene roos gelijkt. Buiten twijfel hangt de hoedaanïgheid der bladen van den grond, van den Jland, van de luchtftreek, van hunnen ouder, dom; ook van de plaats, die zij aan de takjes be. flaan, en van den tijd, wanneer zij geplukt worden ; en van de wijs af, op welke zij gedroogd en bereid worden. Maar 'er is altijd, buiten en behalve alle deeze omftandigheden, een weezenlijk ©nderfcheid tusfchen de groene en de zwarte thee. E 4 Alle Reis van Hang. ■hoe-foe laarChanan Jjen. Oen veerienden>an Slagt* naand. 1793-  t Reis van Hm- (hoe - foe naarChan- fqn-Jjen. 'Den veer* tiendnn van Slagt- maand. ü BRITSCH GEZANTSCHAP De ambasfadeur voorzag zich van verfcheiden jonge fpruicen van deeze en an* lere planten , die met vrucht in China .vorden aangekweekt , en zond ze naar 3engalen , in fommige deelen van welk gewest landftreeken gevonden worden, die, vol- Alle de thee-boei, welke de zwarte thee is, groeit, zegt men , pp een enkel gebergte, in de provincie Fo-chien, naar den kant der kust van, E-mouy. De thee-boei of hou komt van ds. benedenfte takjes des heesters, de kqmphou van de bovenfte, en de foatchon van het middenfte des thee-i bpo.ms voort. — De groene thee pekko beftaat uit kleine blanke fluweelachtige blaadjes, die aan het einde der takjes voortkomen. Maar de echte thee pekko groeit aan een' bijzonderen boom , welks bladen ten deele donker bruin, en ten deele blank zijn. Deeze laatften zijn de duurften , en leveren dien drank, welken men thee-lin-chesfin noemt, en de Europeeërs oneigenlijk bloemen van thee hebben geheeten. 'Er zijn drie foorten van groene thee : naamlijk, t\\SQfongloy thee bin of keizerlijke thee, en thee htfan. De keizerlijke thee is weder het voort-, hrengfel van een bijzondere foort van theeboom. Zijne bladen zijn grooter en lijviger, dan die van dg twee andere foorten. De groene thee groeit Riet in dezslve provincie als de thee-boei. Pet valt moeilijk te gelooven, dat ieder blaadje fgfjf dopr 4e vingers van eens vrouw gaa, dit het op-,  kaar CHINA, XIX. hoofdst. 2. Afd. 75 volgens de berichten , welken lord maCARTNEij daaromtrent ontvangen had , tot derzelver groei zeer bekwaam waren. \ In China wordt eene zoo onnoemlijkeJ menigte thee gebruikt , dat, bijaldien het' ook gebeurde, dat Europa op eenmaal ophield tolt; te meer, daar de hitte van het vuur genoegzaam is, om deeze gedaanteverandering te bewerken. Deeze verrichting zou den prijs der waare zeer aanzienlijk vermeerderen , indien dezelve in de daad plaats had. Ook zou zij enkel omtrent de fijne thee in 't werk kunnen gefteld worden, De bereiding der groene thee is aan haaren aart en natuur verknocht. De blaadjes, die vroegtijdig, dat is, kort na hunne ontwikkeling, geplukt zijn, zijn veel minder fcherp, dan de blaadjes, in hunnen volwasfen ftaat geplukt. De thee van eene goede hoedaanigheid, is veel duurder te Peking , .dan te Londen, omdat de Engelfchen geene thee van de eerfte foort naar Londen brengen. Het zijn de Rusfifche karavaanen, die Europa daarvan voorzien. De kosten van het overvoeren van gemeene of van kostbaare koopmanfchappen zijn dezelve : deeze kosten kunnen den inkoop der eerstgemelde foort van waaren vijf. dubbel maaken, terwijl zij dien der tweede foort Hechts de helft vermeerderen. En dat is de reden, Waarom de Rusfen geene andere thee, dan die van de eerfte en beste foort, vervoeren, De Franfchen hebben den theeboom op Isle de E 5- Fran« Reis van Hang- hoe- foe laarChan. 'an-Jjen. Den veer- lenden mn Slagt.. naand. I?93t  Reis van Hangchoe-foénaarChanJm-fjen.Den veertiendenvan Slagtftsaand.1793. 74 BRITSCH GEZANTSCHAP hieid, thee uit dat rijk te ontbieden, de prijs dier waare echter daardoor, op de markten van China, bijkans niet verminderen zou. Alleenlijk zou zulk eene gebeurenis die bijzondere aankweekers der theeplant , welke gewoon zijn , de thee , die men uitvoert, aan de kooplieden van Kanton te leveren , in 't eerst , veelligt, een weinig in wanorde brengen. Eene plant , zeer veel naar de thee zweemende , was toen in vollen bloei. Haare ftandplaats was op de zijden , en zelfs op de toppen der bergen, alwaar de grond , bijkans , alleenlijk uit ftukken en brokken van fteen, door de vereenigde werking van zon en regen in eene foort van fteengruis of grove aarde veranderd , famengefteld was. — De Chineezen noemen deeze plant cha-whaw, dat is, bloem van thee ; deels , om de groote overeenkomst France overgebragt, dien daar geplant, en met alle zorgvuldigheid aangekweekt; maar hij' tierde 'er niet. Ik geloof, dat dit heestergewas op het eiland Madagaskar welig zou groeiën : men zou op de bergen van dat eiland gemaklijk den grond en ftand kunnen vinden , die gefchikt voor dit 'plantgewas zijn zouden. Cossignij.  kaar CHINA, XIX. hoofdst. 2.. Afd. 75 komst deezer plant met de thee, gelijk wij zoo even gezegd hebben , en deels , omdat fomtijds de bloembladen derzelve zoo wel, als de geheele bloemen der Ara-1 bifche jasmijn , in de kisten , onder de thee worde gemengd , om haaren geur te vermeerderen (£). — Deeze plant, de cha- (?) Reeds federt langen tijd heeft men de Chineezen verdacht gehouden, dat zij zich van deeze bedriegerij bedienen. Ondertusfchen vindt men geene bloemen in de thee. In Indie heeft men jasmijn met enkele en dubbele bloemen. Men noemt ze mogrkes. Zij ver fpreiden eenen zeer aangenaamen en fterken reuk. — De Chineezen hebben een bevallig heestergewas, welk vrij hoog opfchiet, en taamlijk groote bladen heefc, van eene fchoone groene kleur , en zoo glad , als of zij gevernist waren. De bloemen van dat heestergewas, welk ook eene foort van jasmijn is, zijn enkel of dubbel , wit , zeer fchoon , en welriekend. Ik heb 'er , federt lang, planten van doen komen op Isle de France, daar zij bij uitftek wel tieren. Ik heb ze daar door middel van fpruiten aanzienlijk vermenigvuldigd. Wanneer de bloemen, die dubbel zijn, en die men zoo wegens haare blankheid, als we. gens haare gedaante, bij witte roozen vergelijken kan, uitgenomen , dat de bloembladen dikker zijn , wanneer , zeg ik , de bloemen verwelken „ neemen zij eene ligt geele kleur aan. Dewijl dit hees- Reis van Hangchoe-foemarChanfan-Jjen.Den veertiendenvan Slagtmaand.I793-  Reis van ■ Hangchoe foe naarChanfanfjen.Den veertiendenvan Slagtmaand.1793. 76 BRITSCH GEZANTSCHAP cha-whaw , is de camellia fefanqua der kruidkenners. Zij brengt eene noot voort, daar eene olie uitgeperst wordt, die aan de beste Florentijnfche olie evenaart. Uit deezen hoofde wordt zij in groote menigte geteeld. Daarenboven is haare aankweeking zeer gemaklijk; 't welk haare waardij des te grooter maakt; te meer, omdat zij op plaatfen groeit, daar genoegzaam geene andere planten zouden kunnen voortkomen. — Eene afbeelding daarvan vindt men onder de tegenövexftaande bladzijde. Toen vervolgens de Engelfchen hunne vaart op de rivier voortzetten , zagen zij, in de zijden der aangrenzende bergen , verfcheiden uithollingen, met een oogmerk daarin gemaakt, om 'er de pe-tun-tfe , eene delfftof, waarvan men zich in de porcelein-manufaktuur bedient, uit te haaien. Deeze ftof is eene foort van fijnen granietfteen , of een famenftel van quartz, van fpalt heestergewas veele bloemen te gelijk draagt, zou. het wel mooglijk zijn , dat de Chineezen fommigen van deeze bloemen in de thee leiden , en die na verloop van eenige dagen, 'er weder uit namen. Omdat zij groot zijn, zouden zij lig* weder te vinden zijn. CossieNij.  NAAR CHINA. XIX. HOOFDST. 2. Afd. fpalt en van mica; maar de quartz fchijnt 'er in grooter hoeveelheid te zijn, dan een der andere beftanddeelen. Volgens verfcheiden proefneemingen blijkt het, dar deeze delfftof dezelve is , als de Growanfteen der mijnwerkers van Cornwallis. De mica, welke in deezen granietfteen, zoo in China als in Engeland, gevonden wordt, bevat eenige ijzerdeeltjes, en in dat geval kan dezelve voor het porcelein niet dienen. De granietfteen kan gebrand, en door de verbeterde molens van Engeland veel Reis van Hangchoe-foenaarChan* fan-J'jen. Den veertiendenvan Slagtmaand.1793-  Beis van ' Bangchoe - foe _ marChanfan-jjen.Dm veertiendenvan Slagtmaand. . .8 BRITSCH GEZANTSCHAP reél fijner gemaalen, en vervolgens ook jeter gebakken worden, dan in de gebrekkige manufaktuuren der Chineezen gerchiedt. Ook kan hec porcelein, welk daarvan bereid wordt, beter koop worden eegeeven, dan de toebereide pe-tun-tfe, van hun eigen land , en zulks nietcegenflaande 'er de arbeidsloon veel minder kost. De kao-lin, of de voornaamfte Hof met de pe-tun-tfe gemengd, is ook de Growarklei der mijnwerkers van Cornwallis. — De vha-Jjt der Chineezen, is de zeepfteen der Engelfchen; en het is beweezen, dat de fje-kan is hec gips, of gypfum. Een Chineesch manufakturier in porceleinwerk verhaalde , dat de onverbrandbaare fteen, dien men asbest, of asbestus noemt, ook een beftanddeel is van het mengfel , daar het porcelein van gemaakt wordt. Niet verre van dat gedeelte van den weg naar Kanton , alwaar de Engelfchen zich toen bevonden, lag een vlek of onbemuurdeftad, kin-te-chin genaamd, alwaar, zoo men zeide , drie duizend ovens, om porcelein te bakken, op eenen en denzelven tijd geftookt werden; 't welk maakte, dat de ftad, geduurende den nacht, eene ver.  NAAR CHINA. XIX. HOOFDST. 2. Afd. 79 vertooning maakte , als of zij geheel in J brand ftond. t Deeze geest des vuurs, is de voornaam-») fte godheid, welke men in die plaats ver-j eert. Het fterke vuur , welke men daarÉ onderhouden moet, geeft 'er den onver-1 lichten Chinees aanleiding toe. Het wel-' gelukken der porcelein - manufaktuur bij de Chineezen is onzeker, vermits het hun aan een' zekeren en naauwkeurigen richtfnoer ontbreekt, om den graad der hitte in de ovens net te regelen. Ook gebeurt het fomtijds, dat al het porcelein, welk deeze ovens bevatten , mislukt, en niet dan een onnutte masfa uitmaakt. — Om zulke nadeelige gebeurenisfen voor te komen , zouden de Chineezen, die porceleinmanufaktuuren hebben, groot nut kunnen trekken van den thermometer van wedgwood, gegrond op zijne waarneemingen omtrent de eigenfchap , welke de klei of potaarde bezit, om zich , naamlijk, naar evenredigheid van den graad der hitte, waaraan zij blootgefield is, meer of minder fterk te vereenigen en famen te trekken, en waarvan wij in een voorgaand deel van dit werk ook reeds gefprooken hebben. Nar leis va» lang~ hoe-foe aarÖtmfr m-Jjai. Jen veer* lenden an Slagt* taawL 793.  Reis vatl HangchoefoehaarChanjan-fjen.. Den veertiendenvan Slagt' maand. 1793» So BRITSCH GEZANTSCHAP « Nadat het gezantfehap , eenige dagert * op de rivier Chen-tang-chaung gevaaren had, werd het weer, bijkans voor de eerftemaal, federt dat het in China aangekomen was, vochtig en donker. Het was reeds lang genoeg geleden, dat de reizigers Engeland verlaaten hadden , om verwonderd te zijn, in Slagtmaand eenen geheelen dag te zien voorbijgaan, zonder dat de zon zich vertoonde. Terwijl zij op het keizerlijk kanaal gevaaren hadden, hadden zrj fomtijds ftormiichtig weer, maaf zeer zelden regen gehad. De weersgefteltenis op de rivier Chen^tang-chaung werd ook ten uiterfte koud, offchoon haare noorder breedte van den evenaar aldaar minder dan dertig graaden bedraagt. Maar het land is vol bergen, 'c welk dikwijls gelegenheid geeft, dat de winden, hier en daar, tusfchen dezelven in engten befjöten zijnde, daardoor geweldiger en kouder worden. — Daarënboven was het toen de tijd der verandering des mousfons, die alcijd met veel donder, wind en regen verzeld gaar. En deeze onweeren doen zich tot de binnenfTe provinciën des Chineefchen rijks gevoelen. — Des morgens vroeg, ftond de thermometer vaa 1  felAAR CHINA. XIX. hoofdst. 2. Afd. 81 van fahrenhëitj fötntijds,, niét hooger, dan op acht en veertig graaden. Bij de ftad chan-sak-sjen hield dc rivier Chen - tang-chaung geheel en al öf bevaarbaar te zijn; Deeze rivier neemt haaren oorfprong in eene rei bergen, weU ke die ftad aan verfcheiden zijden omringen. Van daar doordroomt zij eene landftreek van nieE meer dan twee honderd Engelfche mijlen. Over het algemeen is het land» waardoor zij, tot Hang-choefoe, haaren loop neemt, bergachtig en wei-» nig bezocht. Ook heeft zij, in die uitgeftrektheid, geene gemeenfchap met een' grooten algemeenen weg , of rivier, of kanaal» voor dat zij de gemelde ftad bereikt; ~ Dit is de reden» waarom dé Engelfche reizigers veel minder vaartuigen , van welke foort het ook zij # op deeze rivier zagen » dan zij in eenig ander gedeelte des rijks, alwaar zij të water hadden gereisd» ontmoet hadden; In de daad moet men ook bekennen , dat de vaart op die rivier minder gemaklijk is; Maar zélfs hier was het kleinfte plekje gronds wel bebouwd» en bewoond, Beneden Hang-choe-foe, is de rivier veel bréeder» en haar bed met fchepéri van al- VI. DJSEtj F Reis van Hangelroe - fog vaarCharti fan-Jjen, Den veer. tienden van Slagt' maand.  Reis \an Hangchoe-foenaarChan. fan fjen. Den veertiendenvan Slagtmaand.1793. 52 BRITSCH GEZANTSCHAP * lerhande foort , die naar de oostlij ke zee gaan, of van daar te rug komen, bedekt. Eene andere rivier ontftaat ten zuiden van die zelve bergen, welke achter de ftad Chan - fan - fjen zijn. Men befloot, dat het gezantfehap , nadat het den weg, die tusfchen de eene en andere plaats ligt, over land zou afgelegd hebben, zich op die rivier weder aan boord van andere vaartuigen begeeven zou. — De groote weg van Peking naar Kanton , loopt door Nanking, de oude hoofdftad des Chineefchen rijks: maar de noodzaaklijkheid, om de reis over Hang-choe-foe te neemen,— eene ftad, tusfchen welke en Kanton de gemeenfehap over land zeer zeldzaam is, verpligtte onze reizigers , om landen en provinciën des Chineefchen rijks te doorreizen , die waarfchijnlijk door geene Europeeërs ooit te vooren betreden waren. Zij hadden dus een fchoone gelegenheid, om den waaren en weezen l ij ken ftaat van fommigen der binnenfte deelen des lands opteneemen. De vriendlijke bezoeken, welken de onderkoning van Kanton, en de ambasfadeur, elkander over en weer gaven, werden dikwijls herhaald, 't zij terwijl zij in hunne overdekte . jach-  naar CHINA. XIX. hoofdst. t.Afcl 8* jachten waren, \ zij geduurende den dag, op welken men de noodige toebereidfels tot de reis te land maakte. Uit hoofde der waardigheid des onderkonings, als be-' velhebber van twee groote provinciën, en der eer van nabeftaande des keizers te zijn, kon 'er geen onderdaan in geheel China gevonden worden, die in rang boven hem verheeven was, of recht had, om dieper eerbe wij zingen van alle de andere „ klasfen van Chineezen te eifchen, dan hij. Maar zijne natuurlijke en aangebooren zachtzinnigheid en goedhartigheid fcheenen hem . wars van alle vertooning van meerderheid te maaken. Hij drong 'er fterk op aan, dat chow-ta-zhin en van-ta-zhin) in zijne tegenwoordigheid, niet ftaan, maar zitten zouden , door welk middel zij ook de gefprekken tusfchen hem en den ambasfadeur konden bijwoonen. Zelfs de Chineefche tolk was, in zijn bijzijn, onder geen al te ftreng en kwellend bedwang. De onderkoning van Kanton, onderhield, gelijk sun-ta-zhin, eene bijna daaglijkfche briefwisfeling met den keizer, en zeide, dikwijls, uit 's keizers naam, vleiende dingen aan den ambasfadeur. In de famenfpraaken des onderkonings naet lord F 3 ma- Reis vaii Hangchoe -foe marChmU jan fjen. Den veer* tienden van Slagt* maand. 1793.  JLeis van Hangchoe -foe naarChan' fan-fjen. Den veertiendenvan Slagt' maand. 1793- 84 BRITSCH GEZANTSCHAP macartneij, werd menigmaal gehandeld van de onderdrukkingen, waaraan de vreemdelingen, en bijzonder de Engelfchen, te Kanton, geftaadig blootgefteld waren. Zijne eigenaartige goedwilligheid bewoog hem, om de vertoogen , desüangaande hem gedaan, mei geduld te hooren; en chowta-zhin, die zijn vertrouwen verkreegen had , en op wiens verknochtheid de ambasfadeur reden had Haat te maaken, nam het gewillig op zich, om hem, naderhand, het voorwerp van de klagten der Engelfchen, in 't bijzonder nog beter te ontvouwen, en hem aan te ipooren, om hun recht te laaten wedervaaren. Ook was het zeer voordeelig, dat al dat geen, 't welk betrekking op deeze zaak had, in de brieven, welken de onderkoning , geduurende de reis, aan den keizer fchreef, gevonden, en met geene andere bijzonderheden vermengd wierd. Ondertusfchen duurde het niet lang, of de onderkoning en de ambasfadeur werden onderrecht, dat alles gereed was, om hunne reis voort te zetten. Doch de toebereidfelen hadden in den beginne eenige zwaarigheden gehad. Langs deezen weg, waren, zelden of ooit, zoo veele reizigers  MAAR CHINA. XIX. HOOFDST. 2. Afd. 85 te gelijk doorgetrokken, 't Was niet gemaklijk , een genoegzaam go al paarden voor hun te vinden in eene landftreek } alwaar men zich van geene paarden tot den akkerbouw bedient; alwaar de laager klasfen van inwooners te voet, en de anderen in draagzetels of palanquins , door menfchen gedraagen wordende, reizen. De krijgsknechten van des ambasfadeurs lijfwacht, met hunne prachtige fcharlakenroode monteeringen, en hunne fchitterende geweeren s werden van de Chineezen als lieden aangezien , die recht hadden , om zich te laaten draagen. Zelfs meenden de Chineezen, dat het hun fchuldige pligt was , niettegenftaande de moeilijkheid der zaak , voor alle de geenen, die tot het Britsch gezantfehap behoorden, de eene of andere foort van rijtuig te moeten bezorgen: zoo als dan ook eindelijk gefchiedde, gelijk in de volgende afdeeling zal blijken. F 3 DER- Reis van Hang- choe -foe naarChan- fan-fjen. Den veer. tienden van Slagt- maand. 1793.  DERDE AFDEELING. Bet britsch gezantschap retSt , Op zijnen weg naar Kanton, van chansan-sjen, gedeeltlijk te land, maar meest te water, naar het gröote meir. po-yang. — Merkwaardigheden op die reis ontmoet. -— Bijzondere aanmerkingen over den akkerbouw. INHOUD. Manier van te land te reizen in Chinctt — Befchrijving van dat gedeelte der provincie Kiang - nan, daar de weg doorliep. Bergen van kegelachtige gedaante. — Bevolking des lands. — De fchuinfche zijden der bergen , in terrasfen veranderd. — Wijs , op welke die her gen bebouwd worden. — Hoe men. in China, de mesting voor de landerijen vergadert. — Van welken aart de onderfcheiden foorten van mesting zijn. — Hoe men dezelve bereidt. — Hoe men > zich daarvan bedient. — Hoe men het zaad bewaart. — Hoe men het gebrek van mes-  INHOUD. 87 mesting vergotdt. — De bevochtiging der landerijen. — Van de Chineefche ketenpomp. — Haare verfchillende gedaanten. — Het gezantfehap vertoeft, in een gebouw , bejïemd tot het onderzoek van jonge geleerden. •— Gewigt der eertijtels s welken de geleerden aanneemen. Hoe nuttig die inflellingen voor den flaat zijn. — Gefprek tusfchen den onderkoning van Kanton en den ambasfadeur. — Kiefche toeftand des onder, konings. — De denkwijs des ambasfadeurs behaagt den onderkoning. — Deeze Jiaatsdienaar doet een voorflel, om aanhoudende betrekkingen tusfchen den koning van Engeland, en den keizer van China intevoeren. — Welk antwoord de ambasfadeur hem geeft. — De onderkoning fchrijft aan den keizer, — Het gezantfehap begeeft zich weder aan boord, em zijne reis naar Kanton voorttezetten. — Uitflappen , landwaard in gedaan. Onbefcheidenheid van fommige Chineezen. — Zij worden door den onderkoning en de mandarijnen geftraft. — Wijs , op welke misdaaden , in China, mderzocht en gefiraft worden. — Van de ftrajfen. — Van de verhooringen. — F 4 Van  Reis van Chan-Jan jjen naar. liet meir Po-yang. Den veertiendenv&n Slagtt maand. 379%. 88 INHOUD, Van de vonnisfen. — Van de overzit*, ping derzelven. —• Grondregels van. menschliev endheid hebben bij de Chineefche regeering de overhand. — Misdaaden , dosr hongersnood veroorzaakt. — Gevangenisfen — De ti'd, om iemand gevangen te houden om fchulden. is bepaald. — Slaavernij. — De fchuldenaars, die zich bedrieglijk jegens de kroon hebben gedraagen, worden met den dood gefiraft. -~ Het belang des keizers gaat boven, alles. In China hebben weinig pleitgedingen plaats. — Waarom?- •— Omkoopingen — Gefchenken aan de wethouders gegeeven. — Hunne jaarwedde. — Uitwerking van den invoer van geld. — Het recht helt naar den kant der Tartaaren over, — In de zuidlijk provinciën van China , woonen weinig Tartaaren. — De Engelfche reizigers naderen het groote meir Po-yang. Om de reis te tand voorttezetcen, tot dat het gezantfehap zich op de rivier, daar, in de voorgaande afdeeling van gefprooken, is , weder aan boord van andere jachten kon begeeven , had men , wegens gebrek aan paarden ^ eene menigte draagzetels bij  BRITSCH GEZANTSCHAP enz. 8$> elkander gebragt, en bamboesftokken aan dezelven vastgemaakt, om ze door menfchen te kunnen doen draagen. — Maar veele van deeze menfchen, met hunne gefcheurde kleederen , met hunne ftroohoeden , en zooien in plaats van fchoenen , waren zoo mager , en zagen 'er , in vergelijking van die geenen, welken zij droegen , zoo zwak uit , dat veele van deeze laatften, befchaamd wegens het verbaazend contrast, hunne draagbaaren verlieten, en hunnen weg te voet voortzetten. De weg liep in 't eerst door eene verheeven landftreek; daarna door naauwe valeiën; en eindelijk door laage en moeraslige rijstgronden , over eenen ftraacweg , tusfchen twee fteenen muuren opgerecht, en met fteengruis , of grof zand , van de nabuurige bergen derwaard gebragt , bedekt. — Dewijl in dit gedeelte des Jands geene rijtuigen gebruikt worden , was de ftraatweg , hoewel naauw, echter volkomen effen en gelijk. Aan de zuidzijde van deezen weg , zag men verfcheiden ronde, fteile en kegelachtige bergen, als fuikerbrooden, den eenen van den anderen afgefcheiden , met gras en heestergewas ' bedekt, van zoo een reF 5 gel-. Reis van Chan-fanjen naar het meir Po•yang. Den veer. tienden vanSlagtmaand.1793- -  Reis van Chan fan* fjen naar het meir Po yang. Den veer* tienden van Slagtmaand.1*93- 9o BRITSCH GEZANTSCHAP gelmaatige gedaante, en van eene zoo gelijkvormige fchuinte van den top tot beneden aan den voet, dat zij eene vertooning maakten, als of zij door kunst in die gedaante gebragt waren. Deeze bergen beftonden uit blaauwen kalkfteen, van eene grove en gemeene foort. Voorbij die bergen waren fteengroeven, uit welken zeer fraaie , witte en glansrijke fteenen gehouwen werden. Het was quartz in zijnen allerzuiverften ftaat. De Chineezen bedienden 'er zich van in hunne porcelein-manufaktuuren in plaats van pe-tun-tfe, Geduurende deeze kleine reis over land, en zelfs verre van alle groote wegen, leiden de Engelfchen geenen weg van eene enkele mijl af, zonder een dorp te ontmoeten; en, wanneer men de kaale rotfen en loodrechte hoogten uitzondert, zagen zij ook geen plekje gronds , hoe klein ook, welk niet bebouwd was. De dorpen waren niet met muuren , maar aan hunne toegangen echter met fraaie poorten voorzien. Het fcheen, dat de rotfen, met opzet, van de aarde, daar zij voormaals mede bedekt waren geweest, ontbloot waren, om ze  naar CHINA. XIX. hoofdst. 3. Afd. 91 ze op eene oppervlakte te plaatfen , daar zij gemaklijker en gevoeglijker een middel^ kon zijn , om planten te voeden. Overal, waar de bergen , ten aanzien van de effen oppervlakte des aardbodems, niet volkomen loodrecht zijn, is de regelmaatige fchuinte of neerhelling derzelven in terrasfen veranderd , zijnde het eene boven het andere geplaatst, en allen, door fteenen muuren onderfchraagd. Door'dit middel is het hier niets buitengewoons, het geheele uitwendige gelaat eens bergs, van zijnen voet af tot zijne kruin toe , bebouwd te zien. — Deeze terrasfen zijn ook niet tot een enkele foort van plantgewasfen beftemd. Het tegendeel heefi plaats. Men ziet 'er graan, peulvruchten, yams, ignatms , of broodvruchten , zoete pataten, uien, wortelen, raapen, en ver. fcheiden andere moeskruiden groeiën f», (e) Indien onder de menigvuldige eetbaare plant gewasfen, die de Chineezen aankweeben, fommi gen waren, die den bewooneren van Europa noj onbekend zijn, zou hun een aangenaam en nuttij gefchenk daar mede kunnen gedaan worden. In tusfchen zouden wij, van onzen kant, hun ooi peul- en andere vruchten van Europa kunnei mededeelen > die in China niet bekend zijn. D aard Reis van Chan-fan:' Jen naar 'iet meir Po-yang. Den veer* tienden van Slagtmaand.1793. i t 1  Reis van Chan-Jan fjen naar hèt meir Po - yang. Den veertiendenvan Slagt* maand. 1793- I i 1 ^ \ \ t X c e v d a n ai h i 9* BRITSCH GEZANTSCHAP Op de kruin des bergs wordt eene waterkom gegraven. Hec regenwater, welk daarin verfameld wordt , wordt vervolgens , door middel van griften, naar de onderfcheiden terrasfen, die nederwaard , aan de zijden des bergs zijn, van het eene naar het andere, heen geleid Op die plaat- fen, lardappelen zouden eene kostbaare aanwinst voor ie Chineezen zijn. Indien de maniok - wortel inde :uidlijke provinciën weelig mogt groeiën, zou 'er «n groote dienst aan het menschdom beweezen :ijn. Deeze foorten van ruilingen zijn voordeelïger 'oor de menfchen, dan de groote winften , wel:en de koophandel aanbrengt. Op de kusten an het Chineefche rijk liggen eilanden , als bij oorbeeld, Hainan en Formofa, alwaar de maniok rel zou tieren. Cossignij. (i) Mr. staunton had den eigen aart dier ergen bijzonder moeten befchrijVen. Het ftrookt iet den aart der bergen niet zeer goed , boven p de kruin derzelven , eene kom uittefpitten, efchikt, om het regenwater daarin niet alleen te erfamelen, maar het ook van daar, door middel an griften, neerwaard, naar de verfcheiden veriepingen, of zoogenaamde terrasfen, door kunst in de zijden, aan het hangen der bergen , ge. laakt, te leiden, en zulks van de eene naar de idere. In onze en de meeste andere bergen, is ït regenwater reeds weg en in den grond, eer ?t water in den vijver, of in de uitgefpitte water-  va^r CHINA, hoofdst. XIX. 3. Afd. 03 ten , welke of te hoog , of te fteil , of voor fijner plantgewasfen, en die meer z©rg en oppasfing vereifchen , al te onvruchtbaar zijn, teelt men , met goed gevolg , de camellia fefanqua, verfcheiden foorten van dennenboomen , en bijzonder den lorkböom. De Chineezen merken de verfameling van mesting voor hunne akkers en bouwlanden, als eene zoo groote en belangrijke zaak aan, dat een verbaazend aantal lieden, oude mannen en vrouwen zoo wel , als kinderen, niet bekwaam om veel ander werk te verrichten , zonder ophouden bezig zijn, om de onreinigheden in de ftraaten, op de algemeene wegen, en langs de boorden der kanaalen en rivieren op te zoeken (c). Zij draagen aan koorden, die hun terkom, op den top des bergs kan fa men vloeien, ik laat ftaan, van daar wijd en zijd verdeeld worden. Dus moet de aart dier bergen van dien der onzen, cn der meeste anderen zeer onderfcheiden zijn; en dat onderfcheid zal ook, waarfchijnlijk, de bearbeiding en bebouwing derzelven niet alleen mooglijker en gemaklijker, maar ook, en vooral bij eene zoo nijvre en volkrijke natie, des te begeerlijker maaken. Aant. des nederd, vekt. (c) De bijzonderheden,welken Mr. stauhtok hier, en in eenige volgende bladzijden, wegens 4m Reis van Chan- fan. Ijen naar het meir Po-yang. Den 'veertiendenvan Slagt' maand. 1793-  Hels van Chan-Jan fjen naar het meir Po ■ yang. Den veer tienden van Slagt maand. 1793. 94 BRITSCH GEZANTSCHAP hun om de fchouders gaan, manden voor zich, en hebben in hunne hand een kleine hark , met houten pennen , waarmede .zij den mist van dieren , gelijk ook allerleien afval, die maar tot mesting kan dienen , bij een haaien , en in hunne mand bergen. — Maar, behalve den mist of drek den akkerbouw der Chineezen opgeeft, zijn het merkwaardigfte, gewigtigfte en volledigfte gedeelte van zijn werk. De gantsch buitengemeene oplettendheid , welke de Chineezen gebruiken , om de vuilnisfen van de ftraaten, grachten, rivieren en meiren, den afval der planten, de uitwerpfels van dieren en menfchen op tefamelen, openbaart zich in alle hunne werkplaatfen, lootfen , enz. Dezelve is overwaardig, zoo veel mooglijk, nagevolgd te worden. Zij plaatfen 'er groote gevernisde aarden potten, in welken het water van menfchen afzonderlijk verfameld wordt. Hetzelve dient niet alleen tot mesting, maar ook om 'er éene foort van lijm van: te bereiden. Zij mengen het ten dien einde met verkensbloed en kalk, en maaken van deeze foort van lijm veel gebruik. Wij hebben reeds veele van hunne zeer vernuftige landbouwkundige gewoonten aangeroerd. Met een woord, de landbouw is die kunst, waarïn de Chineezen het meest uitmunten, en welke zij tot een' hooger trap van volmaaktheid gebragt hebben , dan in Europa tot hiertoe gefchied is. Cossiemj.  kaar CHINA. XIX. hoofdst. 3. Afd. 95 drek der vogelen , die boven alles gaat, is die foort van mist, waaraan de Chinee- j zen de voorkeur geeven, die geene, waaraan de oude Romeinfche landbouwers, volgens het getuigenis van columella, insgelijks de voorkeur gaven. Deeze foort van mesting, welke hier bedoeld wordt, is, om hec op een eerbaare wijs uittedrukken , die ftof, welke , des nachts , door lieden, die zich daartoe laaten gebruiken, en gemeenlijk nachtwerkers geheeten worden , buiten Londen gebragt, en in de nabijheid dier ftad tot dat zelve einde wordt gebruikt, waartoe de Chineezen zelve die gebruiken, gelijk wij ook, te vooren reeds, bij de befchrijving van het bezoek , welk fommige Engelfchen aan eenen landbouwer op het eiland Lo-wang gaven, eenen wenk daarvan medegedeeld hebben. Met deeze mesting wordt, in eene kleine hoeveelheid , een gedeelte potaarde gemengd. Daarna maakt men 'er koeken van, welken men in de zon laat droogen. — Deeze , zoo toebereide , koeken worden dan een voorwerp van koophandel. Men verkoopt ze aan pachters of akkerlieden, die ze nooit in dien droogen, vasten ftaat gebruiken. Hunne eerfte zorg is , groote wa> Reis van Chan-fan'jen naar het meir Po■yang. Den veeriendenvan Slagt» maand. 1793»  Reis van Chan fanfjen naar het meir Po ■ yang. Den veertiendenyan Slagt» maand. 1793- I 1 1 96 BRITSCH GEZANTSCHAP waterbakken of kuilen te maaken , om * behalve deeze koeken, en alle foorten van mist, ook allerhande afval uit het groeiend rijk, als bladen, wortels, ftengels, fteelen en fchillen van plantgewasfen, flik uit de kanaalen, voorts ingewanden van dieren * en zelfs het affchraapfel en de hairknipfels * door de baardfcbeerders verfameld, enz* daarin te bergen. Met alle deeze famengeflelde mistftoffen mengt men zoo veel dierlijk water, als mooglijk is ; of men giet 'er zoo veel water op, als noodig is, om het te ontbinden ; en dan, wanneer alle deeze iloffen in dien ftaat, en, gemeenlijk, wanneer zij in eene fterke, Hinkende gisting zijn, ivorden zij over de omgeploegde akkers irerfpreid. — Hunne aandacht in het verfamelen van mesting gaat zelfs zoo verre, 3at zij, op verfcheidene deelen eener landhoeve, vooral nabij de wegen en voetpalen , groote aarden vaten , tot den rand :oe in de aarde gedolven, plaatfen, tot remak voor den akkerman en de voorbij-' ;angers , die in de noodzaaklijkheid mogen zijn , om zich daarvan te bedienen. —» rer zijde der groote wegen en in de na)uurfchap van dorpen, zijn kleine geheime  naar CHINA. XIX. HOOFDSTiC.^. o; me huisjes gemaakt, voorzien van putten. fterk en digt genoeg famengefield, om aJ dat geen, welk zij ontvangen, te behouden, zonder dat het zich in de aarde verlieze; en om de uitwaasfeming te beletten, werpt men 'er van tijd tot tijd ftroo op.— Eindelijk, ftellen de Chineezen zoo veel prijs ep die ftof, welke zij als de voornaamfte en de hoofdftof hunner mesting aanmerken , dat zelfs de afgeleefdfte, de zwakfte grijsaard nooit befchouwd wordt, als ten eenemaal nutloos voor de familie, die hem onderhoud verfchaft. Intusfchen is de hoeveelheid van mist, op deeze verfchillende wijzen verfameld, nog in lang na niet toereikende voor alle de landerijen , welke in China bebouwd worden , en die een zeer aanmerklijk gedeelte van de geheele uitgebreidheid des rijks uitmaaken. Ingevolge van dien^ bewaart men vooraf zoo veel daar van * als noodig is, deels, om eenen genoegzaamen voorraad van peulvruchten, en andere voedzaame moeskruiden te verkrijgen, en deels om den groei van bloemen en rijst te verhaasten; Onder de moeskruiden , Welken men , over het algemeen * het meest j eri in de grpotfte hoeveelheid- aankweekt, is eene VI. DEEL. G födft Reis v*i Chan-jan.' Ijen naaf hei meir Pp- yang: Den veer* tienden van Slagimaand.1793-  Reis van Chan-fanfjcii naar Int meir Po-yang. Den veertiendenvan Slagt maand. 179'J- $8 BRITSCH GEZANTSCHAP foort van kool fV) •> door de Chineezen pe-tfai, of wie kruid, genaamd. — Dit plantgewas is zeer aangenaam van fmaak , hec zweemc eenigzins naar de Engelfche kropfalade , en wordt in China door de vreemdelingen zoo wel , als door de inboorlingen , zeer gezocht en geacht. In de nabuurfchap van volkrijke fteden, ziet noen geheele akkers met deeze kool beplant. Des morgens heeft men, fomtijds, Véél moeite , om door de onnoemlijke menigte kruiwagens en kleine karren, die, met deeze vrucht beluaden , de poorten van Peking, van Hang-choe-foe en van andere groote fteden bijkans Hoppen , heen te geraaken. Deeze foort van kool fchijnt in dé noordlijke provinciën beter te tieren, dan in de anderen. De inwooners dier provinciën hebben de gewoonte , om , voor hunne verteering in den winter, een aanzienlijken voorraad daarvan te zouten, en 'er ook eene menigte van naar de zuidlijke provinciën te zenden , om 'er rijst voor in te ruilen (O- Rijst, (J£) Brasfica. (e) De fchrijver zegt niet, dat de pe-tfai, gelijk kool , gefloten is. Op Isle de France heb ik eene  NAAR CHINA. XIX. HOOFDST. 3. Afd. pp 'Rijst, kool, en een weinig look of uien , in fieê van vleesch, met een aftrekfel van gemeene thee, maaken, dik-, wijls, de geheele maaltijden der Chineefche akker- en werklieden uit. 1 De' eene jaarlijkfche plant geteeld, welker zaad ik uit China ontvangen had. Het was eene foort van kool, die niet gefloten was. Derzelver bladen > die eenen zeer breeden witten rand of zoom hadden, vertoonden, door hunnen zonderlingen ftand, de gedaante eener zeer wijde , uitgebreide klok. Doch deeze plant is niet de Chineefche pe-tfai. Eenen geruimen tijd geleden, heb ik zaaden daarvan naar Frankrijk gezonden, die wel opgekomen en gelukkig geflaagd zijn. Ik heb 'er meer dan eens in de foep van gegeeten, gelijk kool,- doch, naar mijnen fmaak te rekenen, verdiende onze fluitkool grootlijka den voorrang. De zendelingen zeggen, dat de pe-tfai van twee tot drie voet hoog is, en van tien tot twintig pond weegt. Uit deeze zwaarte kan men ligt af. neemen , dat de plant, die in haaren volwasfen ftaat gekropt is, een' vrij grooten krop moet maa. ken. Zij voegen 'er bij, dat de Chineezen verfcheiden middelen hebben uitgevonden, om ze géduuiende den winter te bewaaren. Onze fchrijver zegt ook, dat zij de gewoonte hebben , om de pe-tfai voor hun gebruik des winters in te zouten. Waarfchijnlijk zijn deeze beter koop, dan 4s anderen. Hij had ons behooren te zeggen, op G 2 k weU Hefs van Ohan-fanJen naar iet meir po-yang. Den veerienden•an Slagt' naand. »793.  Reis van Chan-Janfjen naar het meir Po ■ yang. Den veertiendenvan Slagt•maand.H91- [oo BRITSCH GEZANTSCHAP De Chineefche landbouwer , die graanen wil zaaien, laat ze eerst in vloeibaaren mist weeken, tot dat zij zwellen, en het kiemen zich begint te openbaaren. Hij verzekert,' door de ondervinding geleerd te hebben, dat deeze voorzorg niet alleen het groeiën der planten verhaast; maar ook belet, dat zij door infekten, die zich in den grond, alwaar men ze gezaaid heeft, ophouden, verteerd worden. Veelligt is dit de reden, dat in China de raapen nooit wormfteekig zijn, of door de vlieg, welke voor dat plantgewas elders zoo nadeelig is, aangetast worden. De Chineefche landman giet ook van zijnen vloeibaaren mist op de wortels der plantgewasfen en der ooftboomen , om derzelver groei te verhaasten, en hunne kracht te vermeerderen. — Dezelve oude Romeinfche fchrijver, dien wij in dit hoofdfiuk reeds meermaalen hebben aangehaald (ƒ), bericht ons, dat eene derge- lij- •welke wijs de Chineezen die inzouting verrichten; of de Engelfchen zaad daarvan naar Engeland medegebragt hebben; en welk het gevolg daarvaa geweest zij. CossigInij. (ƒ) Co LUMBLLA.  naar CHINA. XIX. hoofdst. 3. Afd. ioi Iijke kunstbewerking de appelen en rozijnen van Italië grootlijks verbeterd had. Het groote voorwerp des Chineefchet akkerbouws, naamlijk, het voortbrenger van graan , wordt over 't algemeen mer weinig mist verkreegen, en zonder het land ooit braak te laaten liggen, 't Is waar, dat in China een en ander plantgewas is, als', bij voorbeeld, eene foort van epidendron , welk zelfs in de lucht zou uitfchieten en groeiën. Anderen, die bolachtig zijn , of die veele fappen -hebben , tieren weelig, fommigen in het zand, anderen in het water. — Doch, niettegenftaande deeze uitzonderingen, is echter fiisfche, onbebouwde grond voor het teelen van allerhande graangewas best gefchikr. Op welke wijs men ook de kunst des akkerbouws in de befpiegeling befchouwe, de daadlijke beoefening derzelve vereischt echter, dat men den grond los maake, of 'er die gefteldheid aan geeve , welke voor het plantgewas, dat men 'er wil doen groeiën , meest gepast is. — Zulk eene gefteldheid des gronds kan , in de meeste gevallen, verkreegen worden door middel vanmesting, zijnde, gemeenlijk, een mengfel van dierlijke zelfftandigheden en andeG 3 ren, Reis van Chan fan(Jen naar het meir Po ■yang. Den veertiendenvan Slagtmaand.  % Reis van Chan fanJjen naar het meir Po - yang. Den veertiendenvan Slagtmaand.1193. tos BRITSCH GEZANTSCHAP ren, uit het groeiend rijk genomen, welke eene Hinkende, verrottende gisting hebben ondergaan. Op die wijs wordt 'er een {lijmachtige ftof gevormd, die, behalve eenige andere veranderingen, welken zij kan voortbrengen, bevonden wordt, aan den grond, waar mede zij vermengd wordt, een nieuwe hoedanigheid te geeven, maakende zij den kleigrond losfer en breekbaarer, geevende aan ligte en zandachtige landen meer vastheid en zelfftandigheid , en onderhoudende n de eenen zoo wel, als in de anderen, den noodigen trap van warmte en vochtigheid. Somtijds kan men het gebrek van mist, door een mengfel van aarde, in een juiste evenredigheid, met goed gevolg, vergoeden. Dus is de zelfftandigheid, welke wij mergel heeten , (een famenfiel uit kalkachtige aarde en klei, en welk alleen en op zich zelve geene groeiende kracht kan aanbrengen) volmaakt gefchikt om zekere gronden vet en vruchtbaar te maaken. En , om niet meer bij te brengen , zoo kan de oppervlakte van eenen vasten, kleiachtigen grond, door 'er zand en water in genoegzaame hoeveelheid bij te voegen , vruchtbaar en bekwaam gemaakt worden, om  NAAR CHINA. XIX. HOOFDST. 3. Afd. 103 om allerhande graanen en nuttige plantgewasfen overvloedig voort te brengen. De Egyptenaars hebben de voordeelen, om aan den grond den juisten trap van zelfftandigheid, dien hij tot zijne hoogstmooglijke vruchtbaarheid noodig heeft, te geeven, reeds vroegtijdig gekend. In gevolge van dien hadden zij de gewoonte , om , op eene regelmaatige wijs , een zekere hoeveelheid zand over de landen te ftrooiën , op welken de Nijl, geduurende zijne overftroomingen, een overvloed van flib , buiten dat mengfel al te rijk en al te vet om vruchten te draagen, had laaten zinken. In dergelijke omftandigheden is het zeezand het allerbeste. Het zout, dat wegens zijne bijzondere kracht, om de verrotting tegen te gaan, zoo wel bekend is, en , in groote hoeveelheid gebruikt , voor de vruchtbaarheid van alle foorten van gronden nadeelig kan zijn, heeft de tegengeftelde uitwerkingen , wanneer men het met maatigheid over dierlijke en groeiende zelfftandigheden ftrooit; en, dewijl het zeezand een zekere hoeveelheid zoutdeeltjes bevat, bevordert het de gisting, welke voor de groeijing zoo noodzaaklijk is. G 4 Door Reis van r Chan-janfjen naar het meir Po - yang. Den veertiendenvan Slagtmaand.1793.  Reis van Chan-fanfjen naa% het mek Po - yang. Den veertiendenvan Slagtmaand.1792: ' 104 BRITSCH GEZANTSCHAP Door dergelijke middelen; als die, welken wij hier boven befchreven hebben „ voorzien de Chineezen in hun gebrek aan mesting. Met onvermoeiden iever zijn zij fteeds bezig , om aan den grond die gefteldheid , dien bijzonderen trap van zelfftandigheid te geeven', welken de plant, die zij 'er willen aankweeken, vereischt. Zij brengen geftaidig een deel aarde van hec eene ftuk lands naar het andere. Zij mengen zand met den grond , dien zij al te vet vinden, en klei, of kleiachtige mistaarde met dien, welken zij al te ligt en te los meenen te zijn. Wanneer de Chineezen den nocdigen trap van zelfftandigheid aan hunne landerijen gegeeven hebben , is hunne eerfte zorg , te maaken, dat zij niet droog en dor worden , en dat niets de geftaadige doorzijging der voedende fappen belemmere. Dewijl bijkans hun geheele land door rivieren, of door kanaalen dooiTneeden worde, kunnen zij zich overal over vloed van water, mee weinig moeite, bezorgen. Alleenlijk , hebben zij de noodige middelen te beraamen , om 'er zoo veel van op hunne akkers te leiden ; als <$e behoorlijke bevochtiging derzelven ver- eischt. «-s  naar CHINA. XIX. hoofdst. 3. Afd, 105 eischt. — Op deeze wijs famelen zij ge . ftaadig volle en rijke oogften in, zonde^ hunne akkers ooit braak te laaten liggen en fomtijds, zelfs zonder 'er eenigen mist op te brengen. In China , is de bevochtiging der landerijen tot een geregeld fystema gebragt. De Chineezen merken dezelve als een van de voornaamfte grondbeginfelen der land-* bouwkunde aan (g). Buiten en behalve de onderfcheiden handelwijzen , waarvan de Chineefche land- bou- (g) De befproeijing en bevochtiging der lande, jijen is, buiten allen twijfel , een van de groote en beste middelen van vruchtbaarmaaking. Doojr rniddel van het water, worden de voedende Tappen aan het plantgewas toegevoerd. Het water zelf is eene voortreflijke mesting. Het is voor de waterrijst onontbeerlijk. Ons waerelddeel , Europa, welk met minder vocht planten voedc, en menigvuldiger regenbuien ontvangt, dan China, Ixeeft de befprenging en bevochtiging niet even zeer noodig, als het laatstgemelde gewest. Intus,fchen zou zij 'er, bijzonder in drooge jaaren, er in zulke landen, alwaar de regen minder over vloedig is, met goed gevolg in gebruik kunnet gebragt worden. Cossicnij. G 5 Reis van Ohan fan* 'jen naar iet meir Po - y ang. Den veerienden>an Slagt. maana. '793>  Reis var. CJmn-fan Jjen naar liet meir Ba-yang, Ven veer tienden van Slagt maand. 1793. 106 BRITSCH GEZANTSCHAP bouwers , gelijk wij te vooren reeds ge"zegd hebben, zich bedienen, om hec wa-ter in de hoogte te brengen, en naar hunne plantaadjen te leiden , maaken zij nog gebruik van eene andere, die vernuftiger uitgevonden is, en ook krachtdaadiger werkc, naamlijk, hunne zoogenaamde kecenpomp. Hec werktuig, dat deezen naam draagt, en welk tegenwoordig groodijks verbeterd en volmaakt, en aan boord der Engelfche oorlogfchepen zoo gemeen is , verfchilt van de Chineefche pomp voornaamlijk daarin, dat de Europeefche pomp door middel van rolvormige of langwerpigronde, en de Chineefche integendeel algemeen door middel van vierkante fcheppers bewerkt wordt. — De meesten der oosterfche natiën hebben zich, naar het fchijnt, federt onheuglijke tijden, van het werktuig, het Egyptisch wiel of rad genaamd , bediend , om water in de hoogte te brengen; en, desi niettegenftaande, is het in Europa onbekend gebleeven , tot den tijd toe, wanneer de Saraceenen het, hoewel in eenen zeer onvolmaakten Haat, en onder eene zeer plompe gedaante, in Spanje invoer> den.  naar CHINA. XIX. hoofdst. 3- Afd 107 den. Het geheele werktuig was bijkans niets anders, dan eenige bosjes hooi, aan een touw gebonden, welk op een wiel draaide. Terwijl 'er altijd een gedeelte van het touw in het water was ; zoog ieder van die bosjes hooi zoo veel van die vloeiftof in , als het houden kon , en ontlastte het aan het toppunt van het wiel. De Chineefche pomp beftaat uit eenen uitgeholden boomftam, die, in zijne lengte, door middel eener plank, in twee gelijke afdeelingen onderfcheiden is. Platte, vierkante ftukjes hout, of plankjes, volmaakt van dezelve hoogte en breedte, ah die , welke de holte van den boomftan heeft, zijn vastgemaakt aan eene keten , welke over een klein wiel of rol, aar ieder uiterfte des boomftams geplaatst, rond draait. De vierkante ftukjes hout. aan de keten vastgemaakt, beweegen ziel met dezelve rond over de rollen of wie' len, en haaien eene hoeveelheid water op. evenredig aan de inwendige ruimte var den uitgeholden boomftam. Om deez< reden , worden de meergemelde vierkante ftukjes hout, of plankjes, wateröphaalers. of waterfcheppers genaamd. Di Reis van Chan- Jan[jen naar het meir Pa-yang. Den veerf tienden van Slagt' maand. 1793. \ t  Reis van Chan fanfjen naar het meir Po -yang. Den veertiendenvan Slagtmaand.3793. ïo8 BRITSCH GEZANTSCHAP De magt, waarvan men zich bedient, om dit werktuig gaande te maaken , wordt op drie onderfcheiden wijzen toegepast. — Indien het oogmerk is , eene groote menigte water optehaalen, wordt de as der rollen, over welken de keten en de fcheppers rond draaien , aanmerklijk verlengd , en men maakt 'er op verfcheiden plaatfen houten armen in. Deeze armen hebben de gedaante eener T. Zij zijn fterk, rond en glad gemaakt, zoo dat men 'er veilig en gemaklijk den voet op zetten kan. De as draait op twee overënd ftaande posten, vastgehouden door middel van een' paal, die zich dwars door dezelven uitftrekr. Het werktuig dus in ftand gebragt zijnde , treeden eenige werklieden op de uitfteekende houten armen der verlengde as , en , leunende aan den boom, die de beide posten met elkander vereenigt, deelen zij aan de keten eene rond. gaande beweeging mede, waarvan het gevolg is , dat de fcheppers , of vierkante ftukjes hout, daaraan vast, eenen geftaadigen en overvloedigen waterftroom ophaa* len. Deeze wijs om de ketenpomp in wer-  NAAR CHINA. XIX. HOOFDST. frAfJ. lop werking te brengen en te houden, wordt door het onderftaande plaatje, een naauwkeurige tekening van het werktuig en deszelfs werking behelzende, opgehelderd. In China , bedient men zich van de ketenpomp , om moerasfen droog te maaken, om water van den eenen vijver of waterkom in den anderen te brengen, en om water uit kanaalen en rivieren naar kleine hoogten op te heffen. De Reis vqn "2han-fanjen naar het meir Po - yang. Den veertiendenvan Slagtmaand.1793-  -.!«,«• uv.\ jRm van Chan-fanJjen naar het meir Pp-yang. Den veertiendenvan Slagtmaand.*793- 1 f I iio BRITSCH GEZANTSCHAP De tweede wijs om de ketenpomp te doen werken, beftaat hierin : dat men eenen buffel , of eenig ander werkdier , aan een groot horizontaal wiel aanfpanne, de tanden van welk wiel in die van de as der rol, waarover de ketéh erf de fcheppers draaien , vatten. De Engelfchen zagen deeze wijs van de ketenpomp te bewerken nergens anders, dan te Chu-fan. Eindelijk , wanneer de pomp klein is", doet men ze 'enkel met de hand bewee$en. Men maakt dan aan het uiterfle der is, een eenvouwig krom handvatfel; zulk ?en als dat, welk den flijpfteen van eenen "chaareflijper doet draaien. — Deeze ma. lier wordt, over het algemeen , door de *eheele uhgeftrektheid des rijks allermeest gevolgd. Ieder Chineesch akkerman bezit :ijne draagbaare pomp , als een werktuig , velk hem niet minder nutcig is, dan een pade den Europeefchen boer. Eene onïoemlijke menigte werklieden is zonder opïouden bezig 3 om zoodaanige pompen te naaken. Op deeze korte landreis, welke de Engelfchen moesten doen , om zich van de lad Chan - fan - fjen naar de rivier te be- gee.  NAAR CHINA. XIX. II00FDST. 3. Afd. III geevên , zagen zij, gelijk wij te vooren reeds hebben aangemerkt, geen enkel hoekje lands, alwaar niet de vlij1: des landbouwers zigtbaar ten toon was gefpreid. Op veele plaatfen was de grond Hechts middelmaatig : maar dan verdubbelde -men de poogingen, om dien vruchtbaar te maaken. Op de kleine terrasfen der bergen , bebouwde men de aarde niet met den ploeg, maar met de fpade, en het houweel. De velden zijn ongemeen net en zuiver ; en ?er is niet het minfte onkruid op te zien, Men zegt, dat de Chineezen zich, in fommige ' provinciën , van eenen ploeg mei wielen bedienen. Maar die ploeg, welker de tegenwoordige reizigers gelegenheid had den waarcenecmen, was de eenvouwigfte . welken men met mooglijkheid zich verbeelden kan. Zij wordt door een' enkelen bufl'e; getrokken , en door een' enkelen perfoor beilierd. Het werktuig heeft maar eet handvatfel , en geen ploegijzer \ want di gedeelte des ploegs, uit hoofde van plaats -lijke omftandigheden, in andere landen zo( noodzaaklijk, worde in China onnut geoor deeld, omdat men in dat rijk wéinig o geene weilanden, en bijgevolg geene taai» graszooden te doorfnijden heeft. Di Reis aan \ Ckan-Ja^-fjen naar het meir Po-yang';'. Den veetX tienden van Slagt* maand. 1793. ; » •  Reis van Chan JanJjen naar het meir Po-yang. Den veertiendenvan Siagtmaand.J793. i 4 3 1 < ' ) I i fciö BRITSCH GEZANTSCHAP De herbergen zijn , in China, op dë groote wegen, zeer menigvuldig Qi). Maar, dewijl de landflxeek in den omtrek der ftad Chan-fan-fjen niet veel bezocht wordt, werd 'er in de ftad, alwaar het gezantfehap des avonds, aankwam, niet eene enkele herberg gevonden, groot genoeg en bekwaam, om bet te ontvangen. — Die ftad is aan de aevers der rivier gelegen , op welke de Engelfchen zich den volgenden dag naar Kanton moesten infeheepen. Het huis , ivaarïn , volgens gewoonte , de jonge geleerden van dat rechtsgebied , die genee^ jen zijn, om naar zekere trappen van waar* ligheden in de Weetenfchappen te dingen * Dnderzocht worden , werd beftemd , om 'er onze reizigers in te doen overnachten * :n men fchikte het ten dien einde taamlijk jemaklijk. Het (h) Dat de herbergen in China, op de groote1 vegen, zoo algemeen zijn, is een bewijs, dat 'er ;eftaadig gemeenfehap tusfchen de onderfcheidea teden en provinciën des riiks plaats heeft. In ndostan heeft men geene herbergen ten platten ande: maar men vindt daar op de wegen karavan'.rais, door de weldaadigheid van rijke lieden geticht. Dezelve dienen den reizenden tot eea' ntrek. Cossignij.  naar' CHINA. XIX. hoofdst. 3, Afd. 1H Het onderzoek der Chineefche leerlingen gefchiedt, zegt men , altijd in hec openbaar. Het getal der toehoorders , en nog meer de tegenwoordigheid des bevelhebbers en der voornaamfte amptenaaren vat het rechtsgebied, onder wier voorzitting het examen gehouden wordt , moeten de rechters beletten , de minfte eenzijdigheid te laaten blijken. Men ftelc den jongen geleerden j-die hunne bevordering zoeken 7 mondelijk* eenige vraagen voor, en geeft hun ook anderen fchriftlijk op, zoo als in de kollegiën insgelijks gebruiklijk is;— Dë belooning der geenen, die het geluk hebben , den prijs te behaalen , bepaalt zich niet Hechts cot de eertijtels der hoogefchool ; maar ftrekt zich veel verder uit; Die eertijtels worden de trappen, welke tot alle de ampten , tot alle de waardig» heden van den ftaat, leiden. — Die geenen zelfs , welke den eertijcel , daar zij naar dingen, niet verkrijgen , hebben echter onderwijs genoeg ontvangen , om zich op een nuttige wijs in de maatfchappij bezig te kunnen houden * en de algemeene masfa van kennis onder de natie te vermeerderen.- (Eene manier van bevordering" j dje gêe^ yi. deei»„ H ti@ Reis tdiï Cfian-fmi' fjen naar het meir Po yang. Den veen tienden vmSlagtë maand. 1793»  Mets van Chan-fanfjen naar het meir Po-yang. Dén veertienden'vanSlagtmaand.1793- i 11.4 BRITSCH GEZANTSCHAP ne klasfen 'van inwooners uitfluit, moet dienen, om ze allen met die magt te vereenigen en gemeenzaam te maaken, waartoe alle perfoonen der maatfchappij, niemand uitgezonderd, mits alleenlijk de vereischte kundigheden bezittende, recht hebben om te dingen. Offchoon de jonge lieden van vermoogende ouders, buiten twijfel, meer gelegenheid hebben, om zich te laaten onderrechten , dan de kinderen van behoeftigen ; gebeurt het echter niet zelden , dat grooter vlugheid en leevendigheid van geest, bij minder geluksgoederen , over alle beletfelen zegeviere, en den prijs behaale : doch hoe het ook zij , de mooglijkheid alleen van gelukkig te kunnen flagen, vleit altijd die geenen zelfs, welke denzelven niet kunnen bekomen. Ook heeft de overtuiging, dat het gezag, welk men zelf bekleedt, of waarmede ie» mand is bekleed, door verdiende verkreegen is, zoo veel uitwerking, dat men meer gefchikt zij, om 'er of zelf grooter prijs op te ilellen , of het in anderen meer te ïerbiedigen, en gereeder te gehoorzaamen, ten zij dan , dat de bezitter 'er al te veel misbruik van maake. Maar, wanneer die nisbruiken met 'er daad plaats hebben ,  NAAR CHINA. XIX. II00FDST. 3. Afd. I Ig zijn groote kunde en begaafdheden niet altijd genoegzaam , om hem , die ze begaat, te beveiligen. Zulk eene regeeringsvorm belooft, zekerlijk , groote voordeden aan de maatfchappij, en kan alleenlijk dan misfen, dezelven daadlijk te bezorgen , wanneer de lust om kwaad te doen , grooter is , dan de kracht der grondbeginfelen, en de vrees voor het gevaar, van in de opoffering en overtreeding derzelven ontdekt te zullen worden. — De behoeftige Chineezen, die geene gelegenheid hebben > om hunne klagten over hunne onbillijke beftuurders ter plaats te brengen , daar zij behooren , of hunne gevoelens over hun gedrag kenbaar te maaken , zijn bijkans geheel en al aan de genade dier beftuurders overgegeeven. De vreemdelingen, die met onrechtvaardige amptenaaren te doen hebben , en zich insgelijks in dergelijke omftandigheden bevinden , ontmoeten ook groote zwaarigheid, om zich tegen hunne knevelarijen te beveiligen* Om deeze reden bediende de ambasfadeur zich van alle de gelegenheden, welken en zijne vriendfchapsverbindtenisfen met den onderkoning , en de lofrijke hoedaanigheden van deezen voornaam H i . fnefl Reis vdh Chan- Jan* fpem naar het meir Po yang. Den veertiendenvan Slagfr maand, 1793.  Reit van Clian- fanfjen naar het meir Po-yang. Den veertiendenvan Slagt. maand. 1723- iio" BRITSCH GEZANTSCHAP men ftaatsdienaar zelven hem aanbooden , om hem de noodzaaklijkheid te doen gevoelen , van de vreemdelingen, die te Kanton handel kwamen drijven , te befchermen, en daartegen de onderdrukkingen en onrechtvaardige afperfingen, welken zij van den hop-po (f) • en de overige Chineefche amptenaars , die betrekking tot den koophandel hebben, moeten lijden, krachtdaadig te beteugelen. — De onderkoning was fpaarzaam in zijne beloften: doch hij fcheen , van den anderen kant , oprecht geneegen te zijn, om al dat goede, 't welk van hem af zou hangen , gereedlijk te doen. In een volgend bezoek, welk de onderkoning aan den ambasfadeur gaf, zeide hij hem, dat hij wel verwachtte, dat verfcheiden amptenaars der provincie , waarover hij tot bevelhebber aangeileld was, veele moeite zouden aanwenden, om hem tegen de Engelfche natie voorïnteneemen ; doch dat hii integendeel dacht, dat niet alleen de gerechtigheid , welke men den Engelfchen verfchuldigd was, maar zelfs ook de (0 Zoo wordt de ontvanger-generaal der kei» Eerlijke inkomften en tollen te Kanton genaamd.  naar CHINA. XIX. hoofdst. 3. Afd. 117 de eer van zijn land vereischten ,• dat men jegens die natie van gedrag veranderde. — Hij voegde 'er bij , dat, intusfchen, hot' aanzienlijk ook het gezag mogt zijn, welk hem toevertrouwd was, en hoe wel gevestigd men het ook oordeelen mogt , zijn toeftand echter niet zonder moeilijkheden was. Behalve de amptenaars van Kanton» wier belang het is , vervolgde hij, te beletten, dat de klagcen , welken zij zeiven veroorzaakt hebben , gehoord worden, en die gewend zijn , de vreemdelingen met niet minder verachting, dan onrechtvaardigheid te behandelen , hebben de Engelfchen ook ten hove voorïngenomene vijanden , en onder het getal dier vijanden is mijn voorganger zelf, die alle hervorming mijnent wege als eene berisping van zijn gedrag, en als een zijlingsch verwijt, de onrechtvaardigheid geduld te hebben , kan aanmerken. — Maar behalve alle deeze , zeide hij , ten laatfte , is 'er nog eene bedenking, welke het allerzwaarst bij mij weegt; naamlijk : dat de eerfte ftaatsdienaar, ho-chaung-taung, in eenen zoo beflisfenden, als hoogmoedigen toon, des ambasfadeurs verzoeken geweigerd heeft. Ik weet niet, hoe de ambasfadeur die weiH 3 ge- Reis van Chan J'anfjen naar het meir Po ■ yang. Den veer. tiendnn van SlagSmaand.1792'  Reis van Cha&t fanjjen naar bet meir ïo- yang. Den veer tienden i-an Slagt maand. 179.3- 118 BRITSCH GEZANTSCIÏAP gering aan het hof van Engeland voordellen zal: maar , indien hij eens alle zijne poogingen aanwendde , om deszelfs wraak optewekken, dan zouden alle die omftandigheden,welke die wraak deeden blijken, het miniïe gunstbewijs, welk ik den Engel* fehen betoonde, in de oogen der Chineefche regeering, als ten hoogfte flraffchuldig doen aangezien worden. Derhalve begeer ik, allervolkomenst te weeten, waar^ üp ik in deezen opzigte rekenen kan. De ambasfadeur was niet ten volle verzekerd , dat een dergelijk vermoeden uit Jes onderkonings eigen borst alleen oor» fpronglijk was. Het kon , in allen gevalie uit eene hooger bron voortgekomen zija, EVIaar, hoe het ook ware , de opperingdeezer vrees was geen onduidlijk bewijs , jat het gevoel der Engelfche Jandmagt in [ndie, en der fterkte hunner zecmagt overil , te veel indruk op den geest der Chineezen over het algemeen maakte, om niet $e noodzaaklijkheid te bezëffèn, dat het anders zoo trotsch en hoogmoedig hof van China zelf omtrent die geduchte natie eenige infchiklijkheid gebruikte. Lord rïacartneij bekende openhartig pn. den onderkoning , dat hij nopens de.  Naar CHINA. XIX. hoofdst. 3. Afd. 119 geneigdheden van het hof van Peking, of liever van deszelfs ftaatsdienaars, jegens zijr^ vaderland, eenige twijfelingen bij zich zeiven gevoed had. Maar dat hij, ingevolge de verklaaringen, welken en de voornaame1 ftaatsbediende, die hem tot Hang-choe-foe verzeld had (£), en de onderkoning zelf, aangaande de weezenlijke gevoelens des keizers gegeeven hadden, op zulke plechtige verzekeringen volkomen itaat maakte; dat hij geen oogenblik meer twijfelde, of men zou de belangen der Britfche onderdaanen , welke in China handel kwamen drijven , op eene bijzondere wijs behartigen ; en dat hij in zijne brieven, uit Hang-choe-foe verzonden, om rekenfchap van zijne onderhandeling te geeven, aan het hof van Londen bereids gefchreeven had, welk vertrouwen hij daaromtrent koesterde , geenzins twijfelende , of zijne regeering zou op de beloften , die hem gedaan waren, volkomen Haat maaken. De onderkoning vroeg toen den ambasfadeur , of hij hem volmagt geeven kon , om zijn hof aantekondigen, dat de koning va» (fc) Naamlijk, de kolao sun-ta-zhin. H 4 Reis van Zhan- Janjen naar iet meir Po - yang. Den veerlenden>an Slagtnaand.1793. ,  B-eis van Chan fanfjen naar 'het meir. Po-bjang. Den veertiendenvan Slagt"tiamil. 120 BRITSCH GEZANTSCHAP van Engeland , ten bewijze der voortduw ring zijner goede geneigdheid, ras aan den keizer van China fchrijven , en een' nieuwen gezant zenden zou, bijaldien de keizer 'er zijne eoeftemming toe gaf, om eenen gezant te ontvangen , alhoewel niet met die ftaatfij, en met die kosten , welken hec tegenwoordig gezantfehap had moeten veroorzaaken, maar enkel als een blijk der duurzaame vriendfehap des konings van Groot-Britannie. Op dit onverwacht voordel des onder-! korin;^. waagdeiord mac ar tne ij hoofdzaaklijk te antwoorden: dat de koning van Engeland, waarfchijnlijk , geene zwaarigheid maakfn zou , om aan den keizer te fchrijven , ten einde hem den ontvangst zijner gefchenken te berichten , en hem voor hec betaamiijk onthaal , zijn gezantfehap aangedaan 3 te bedanken ; dat dit eepe zaak was , van het oogmerk van dit gezantfchup geheel onderfcheiden. Dat hij, intusfehen, hoopte, dat alles zich door den tijd fchikken zou : maar dat de groote afftand der beide rijken van elkander, en de onzekerheid der zeereizen , hem beletten x $e zeggen , omtrent welken tijd 'er een Siieuw gezantfehap aankomen zou..  NAAR CHINA. XIX. H00PDST. 3. Afd. I2t De onderkoning maakte een einde van hec gefprek , met den ambasfadeur aan te kondigen , dac hij , zonder uitftel, eener, boode naar het hof zou afvaardigen , om verflag te doen van deeze onderhandeling, welke hij met den ambasfadeur gehad had, en dat hij hoopte , dat de erinneringen , welken hij 'er uic zijn eigen zou bijvoegen , den keizer, in allen opzigte, een volmaakt genoegen zouden geeven. De reizigers waren ter naauwer nood weder aan boord gegaan, of een geweldige wind , mee regen verzeld, vertraagde niet alleen, maar ftopte, voor een' korten tijd, hunnen voortgang gantschlijk. Nadat de regen opgehouden was, hield zijne uitwerking echter nog aan op de rivier , die ?er meer of min door gezwollen was. Dit zette den Aroom merklijk aan, en maakte, dat de booten fnel voortgingen. — Toen dezelve tot nabij de ftad ko ang-sin-foe gevorderd waren, werd het weer op nieuw donker, vochtig en koud.-— De landftreek zag 'er ook vrij woest en dor uit. Aan weerskanten der rivier, zag men fomtijds verbaazend groote en kaale rotfen, die zich \o.i eene fchriklijke hoogte verheften, e* H 5 naar Reis van Chan fan* fjen naar bet meir Po - yang. Den veertiendenvan Slagt*. maand. 179Z: I  Reis van ■C/mn-fan Jjen naar liet meir Po-yang, Den veer tienden ■van Slagt maand. 122 BRITSCH GEZANTSCHAP naar die tooneelen der natuur gekeken , ' welken men meende, in de Chineefche teekeningen vergroot te zijn. De rotfen beitonden uit eene foort van donkerroode hardfteen, waarvan verfcheiden blokken, als uit eene fteengroef, tot gebouwen gebroken wa?en. De rivier was nu zoo breed en diep geworden, dat de overdekte booten, waarvan men zich wegens de ondiepte des ftrooms had moeten bedienen, voor grooter en gemaklijker jachten verwisfeld wierden, Zoo dikwijls de wind tegenliep , of de rivier, al kronkelende, groote bogten maakte , of eenige andere omflandigheid, den voortgang des gezantfchaps vertraagde, verlieten verfcheiden Engelfchen de jachien , om te voet langs de boorden der rivier of der kanaalen te gaan , of zij doorfneeden het land, om 't geen zich aan huu gezigc opdeed, meer van nabij te onderzoeken , en alle die waarneemingen te maaken, waartoe zij gelegenheid en bekwaamheid hadden. — Twee van hun, die de gewoonte hadden , om daaglijks eenige uitflappen te doen, werden, eens, van eenen mandarijn, door etlijke balddaadige krijgsknechten verzeld, op -eene onbefchofte wijs,  naarCHINA. XIX, hoofdst. 3. Afd. "123 wijs , tegengehouden. Hij beval den En-. gelfchen, terftond weder aan boord tej gaan. Hij dreigde hen zelfs , dat hij hen ï met geweld derwaard zou zenden , bijal- ] dien zij geen haast maakten om hem te \ gehoorzaamen. Chow-ta-zhin en van-ta-zhin, aangaande deeze gebeurenis onderrecht, gebooden die krijgsknechten , zich vlak op hunnen buik op den grond te leggen, en fommigen hunner makkeren, om hen vast te houden; terwijl anderen bevel kreegen, om hen met een' ftok , van een' gefpleetcn bamboes gemaakt, een aantal flagen toe te deelen: eene ftraföcfening, in China, om geringer beleedigingen, gebruiklijk. — Eene afbeelding daarvan is in een gedeelte der plaat, no. XX, in het vierde deel , tegenover bladz. 76 , te zien. — Doch de Engelfchen, die mishandeld waren, verkreegen, op hun verzoek, pardon voor de krijgsknechten. Ondertusfchen bragt ciiow-ta-zhin bij den onderkoning eene klagt in tegen den mandarijn , die de voornaamfte beleediger was, en, bij deeze gelegenheid, uit geen' anderen beweeggrond gehandeld had, dan enkel uit vermaak , om jegens vreem, ( de- ïrif van ^tan-fan'en uaar •et meir °o yang. Oen veerienden'an Slagt* naand. 1793.  Kets van Chan-Janfjen naar het meir Po • yang. Den veertiendenvan Slagtmaand.J793. 124 BPvITSCH GEZANTSCHAP delingen , welken hij, buiten twijfel, als lieden , die onder geene bijzondere befcherming Honden, aangezien had, zijn gezag te misbruiken. De arme landlieden van het rechtsgebied, alwaar deeze mensch het bevel voerde, hadden voorwaar weinig hoop, om met zachtheid door hem behandeld te worden. Maar de onderkoning: maakte ras een einde aan zijne onderdrukkingen. Hij ontzette hem niet alleen van zijn ampt, maar deed hem daarenboven nog eene lijfftraf ondergaan. Hoe ontëerende ook de bamboesftraf voor eenen Europeeër mooge fchijnen , wordt 'cr echter Hechts een geringe aanklagt vereisen c , om perfoonen, die geenen rang van mandarijnen bekleeden, daarmede te doen ftraffen. Een onderkoning heeft de magt, om niet alleen de laager amptenaars aftezetten, maar hun ook, zonder een geregeld vonnis te flaan, eene lijfftraf, hoewel niet tot den dood, aan te doen. De meeste Chineezen zijn laaghartig van aart, cn zoo aan hunnen toefland gewend , dat zij in deeze foort van kastijdingen genoegzaam niets anders, dan de fmert, welke zij hun kannen verwekken, aanmerken. Het voornaamfte doelwit der regeering is,  kaar CHINA. XIX. nooïrjsT. 3. Afd. 1=5 is , de openbaare rust en het algemeene welzijn te handhaaven ; en zij bekommert zich weinig, naar het fchijnt., om de perfoonlijke veiligheid der ingezeetenen in het bijzonder. Wanneer iemand wegens eene misdaad befchuldigd wordt, die den dood verdient, wordt 'er een gerechtshof vergaderd , om hem te vonnisfen; maar men roept geene gezwooren goemannen bij een, om het feit te onderzoeken. De rechters Hellen in mondelijke bewijzen weinig belang , ten zij dezelve door bijzondere omHandigheden, en fchrifdijke Hukken be-. krachtigd zijn. Intusfchen, wanneer de befchuldiging niet zeer zwaar is, wordt den befchuldigden toegelaaten , zich door eenen eed, op eene ftantlijke wijs gedaan, en met godsdienflige plechtigheden verzeld, te zuiveren. In China bedient men zich fomtijds van de pijnbank, om eenen befchuldigden zijne misdaad te doen bekennen, en de naamen zijner medepligtigen te noemen. Die middel is echter van de zijde der geenen, die 'er zich van bedienen, zeer onflaatkundig, dewijl noch voorzigtigheid, noch onfchuld tegen vermoeden en befchuldiging beveiligen , en bijgevolg niet beletten kunnen , Reis vari ,han*fan» 'jen naar 'iet meir ¥0 yang. Den veertiendenvan Slagt* maand. H93- ■  Reis van Chan- fanfjen naar het meir Po-yang. Den veertiendeniianSlagt' maand. J733- isö BRITSCH GEZANTSCHAP nen , een erger kwaad te ondergaan , dan den dood zeiven , enkel om eene onze* kere misdaad te ontdekken. Zelden gebeurt het in het Chineefche rijk , dat 'er eene dooditraf ter uitvoer wordt gebragt, zonder dat de keizer het vonnis bekrachtigd heeft. Maar deeze bekrachtiging is niet altijd noodzaaklijk. In buitengewoone gevallen , bij voorbeeld, wanneer 'er muiterij of opftand plaats heeft, wordt een doodvonnis op des onderkonings bevel volbragt. Gewoonlijk worden alle de misdaadigers, die tot den dood veroordeeld zijn, naar Peking overgebragt, alwaar hun pleitgeding door eene groote vierfchaar, bijzonder tot dat einde opgerecht, wordt nagezien. De gebruiklijkheden des rijks, die onderftellen , dat de fouverein met de besre grondbeginfels van menschlievendheid begaafd is, vereifchen, dat hij den raad der gemelde vierfchaar inneeme, om' met zekerheid te weeten , of hij , zonder gevaar voor den Haat, zijne toeftemming weigeren kan, om een uitgefprooken doodvonnis ter uitvoer te laaten brengen. De daadlijke terechtftelling van alle de misdadigers gefchiedt op eenen en denzel- ven  naar CHINA. XIX. hoopdst. 3. Afd. ï2? vea tijd. Het getal derzelven bedraagt zelden meer dan twee honderd perfoonen: welk in een zoo groot en zoo ongemeen llerk bevolkt rijk zeer gering fchijnt te zijn. Zeer dikwijls zijn eene boete , gevangenis, geesfeling, ballingfchap, en der gelijke, de fkaffen, die op gemeene overtreedingen volgen. — Om met den dood gefiraft te worden , moet 'er de eene of andere overtreeding , tegen den Haat, of tegen den keizer, begaan, of menfchenbloed geftort zijn, welke misdaaden, noch genade , noch verwisfeling van ftraf toehaten. — In China maakt men zelfs tusfchen een' opzetlijken , voorbedachten moord , en eenen manflag bij ongeluk, geen onderfcheid. — Diefftal wordt 'er nooit met den dood gefiraft, ook niet rooverij, ten zij dezelve met geweld en wreedheid gepaard heeft gegaan (/)• De (/) In dit geval, is het niet de dieverij, die geftraft wordt; maar het is de daad van geweld , of van Wreedheid, daar de ftraf op volgt. DiéTftal door behendigheid , of uit enkel fchelmerij , wordt in China niet geftraft, ten zij de dief op de daad zelve betrapt worde. In zulk een geval heeft de fceleedigde de vrijheid én het resht, om zich zei- vea' P-eis, van Chan-fan* (jen naav hei meir Po-yang. Den veer* benden van Slagt* maand. 1793. V  Reis van Chan-JanJjen naar het meir Po yang. Der veertiendenvan Slagtmaand.1793- is8 BRITSCH GEZANTSCHAP De groote gemaarigdheid, welke dë Chineefche regeering in haare ftraföefening* gemeenlijk, laat doordraaien, fchijnt aan te kondigen 5 dat de misdaaden 'er fchaarsch zijn: en zij zijn het ook in de daad, uitgenomen alleen in tijden van gebrek en hongersnood, tijden, waarin zelfs de drengde draden den loop der misdaaden en geweldenaarijën even min zouden duiten. Hoe prijswaardig en vooruitziende de oplettendheid der Chineefche regeering ook zij; hoe wijs en weldaadig haare verordeningen ook moogen weezen, zij bepaalt zich echter alleen bij de hulp , uit haare eigene provinciën te haaien voor die geenen, welke gebrek lijden; en, dewijl die verordeningen niet altijd getrouw vervuld worden, •kunnen deeze maatregels ook niet eene zoo zekere uitwerking hebben, als de belangrijke en verdandige waakzaamheid der Europeefche graanhandelaaren , die niet in gebreke blijven , om in die plaatfen ert landen, alwaar zij weeten groote fchaarsch heid te heerfchen , graanen aantevoeren. — 'Ook ven recht te bezorgen ; maar hij mag geen enkelen droppel bloed des fchuldigen Horten. Cas- SIGHljf.  naar CHINA. XIX. hoofdst. 3. Afd. 129 Ook worde 'er dikwijler in eene Chineefche provincie hongersnood befpeurd, dan in eenig gewest van Europa (tri). Onder de verfcheiden doodftraffen, die bi) de Chineezen bekend zijn, befchouwen zij die met de koord als minder ontëerend, dan (m) De Chineefche regeering kan geenen voor. raad van graanen, of andere leevensmiddelen van buiten doen komen , omdat het den onderdaanen verboden is , het rijk te verlaaten. Zij kan niet anders doen, dan koornfehuuren in tijden van overvloed oprechten. Men weet ook, dat deeze maatregel van voorziening 'er in de daad plaats heeft. De baatzuchtige opkoopingen, door groote kooplieden gedaan , (waarvan Mr. stauntoh zegt , dat zij nooit misfen, leevensmiddelen aan te voeren op plaatfen, daar zij ontbreeken, wanneer de koophandel vrij is ,) zouden voor eene zoo groote bevolking , als die van China waarlijk is, niet zoo voordeelig zijn , als het wel fchijnt. — Laaten wij onderftellen , dat duizend Chineefche fommes (eene foort vaartuigen , waarvan de Chineezen zich op zee bedienen,) door elkander gerekend , ieder honderd lasten rijst aanbragten, (eene onderftelling, in de zaak zelve onaanneem» lijk; want alle de nabuurige landen zouden , op verre na, die hoeveelheid graanen niet kunnen opleveren;) zulks zou honderd duizend lasten rijst uitmaaken, die voor de geheele bevolking van China flechts voor éénen dag genoeg zouden zijn. VI. deel. I En VI. deel. Reis van Chan- Janfjen naar het meir Po - yang. Den veertiendenvan Slagtmaand,1793-  Reis van Chan-fanfjen naar het meir Po - yang. Den veertiendenvan Slagtmaand.1793- 130 BRITSCH GEZANTSCHAP dan de onthoofding. Het verlies van een gedeelte des ligchaams merken zij als ten hoogde fchandelijk aan. De ftraföefening cha , of tcha , welke men in Europa gemeenlijk de cangue noemt, wordt gewoonlijk om geringer misdaaden aan- En al onderftelde men ook , dat het gebrek zich «iet algemeen, op eenen en denzelven tijd , over het geheele rijk kon uitftrekken , zou de voorraad , dien alle de nabuurige gewesten bijbrengen konden, echter in lang na niet toereikende zijn. Het is derhalve de buitenlandfche koophandel niet, daar eene wijze en voorzigtige regeering het noodig leevensönderhoud des volks op vestigen moet: dit middel is al te onzeker en zou ongenoegzaam zijn. Het is in de uitbreiding en voortgaande volmaaking des akkerbouws, die aangemoedigd en begunftigd moet worden; — het is in de oprechting van koornfchuuren des overvloeds, die geftaadig moeten aangevuld worden; — het is voornaamlijk ook in de goede orde en fpaarzaamheid, welke van het oogenblik af, dat men fchaarschheid, of zelfs maar een' middelmaatigen oogst, voorziet, in het gebruik dier eerfte noodwendigheid ingevoerd moet worden, dat de regeering de hulpmiddelen moet zoeken en vinden , om hongersnood voortekomen. —- Wat de oprechting van koornfchuuren des overvloeds betreft , moet men bekennen, dat de Chineezen daadlijk in 't werk hebben gefteld dat geen, 't welk bij ons (in Frankrijk) flechts een raad is  NAAI* CHINA. XIX. HOOFDST. 3: Afd. 13 ï aangedaan. Zij , die deeze ftraf ondergaan , moeten een bijster groot houten bord draagen , in welk drie gaten zijn : naamlijk een grooc in 'c midden , om 'er het hoofd, en twee kleiner, om 'er de handen des overcreeders door te fteeken. Het is gebleeven. De Chineefche regeering opent haare koornfchuuren in tijd van fchaarschheid, of van gebrek, en verkoopt uit haaren voorraad van rijst en andere graanen tot laage prijzen. En het is voornaamlijk in deeze omftandigheden, dat zij openbaare werken doet uitvoeren , ten einde hel volk bezig te hpuden , en hetzelve middelen aar de hand te geeven, om zijn onderhoud te winnen, Men moet ook toeftemmen, dat de bewaaring var rijst,' in zijne bolfter gelaaten en opgelegd, ge maklijker, minder kostbaar, en zekerder is, dar die van tarwe, of ander graan. In eenen tijd var fchaarschheid of gebrek , dis onder de regeerinj van KiEK-LONG, na eene driejaarige droogte den inwooneren overviel, ontdekte men een on deraa'rdsch gewelf, vol rijst, welke meer dan twe< honderd jaaren oud was; dezelve was echter noj eetbaar. — Ondertusfchen zijn 'er nog andere mid delen, tot bereiking van dat zelve oogmerk dienst baar. Het verbod van uitvoer van graanen, het goei onderhoud der openbaare wegen, en de bevaarbaar heid der rivieren en kanaalen, om de gemeenfcha| tusfchen de onderfcheiden deelen des rijks opei te houden, zijn maatregels , die aan eene waak I 2 **« Reis van Chan janfjen naar het meir 1'e yang. Den veer. tienden van Slagt' maand. 1793- 1 l > I  Reis van Chan-J'anJjen naar het meir Po - yang. Den veertiendenvan Slagtmaand.1795- 13a BRITSCH GEZANTSCHAP Hec is eene foorc van duurzaame en wandelende kaak; toe welke de fchuldige fomtijds voor weeken , en zelfs voor geheele maanden veroordeeld wordt, 1 Bijaldien hij fterk genoeg is, wordt hem vergund rond te gaan; maar, gemeenlijk, verkiest hij, met deezen fchandelijken en ontëerenden last tegen eenen muur of boom te , . b" - • • '.. ■ ,'"". ' leu- zaame regeering nooit ontflippen zullen. — Daarenboven zal zij, door belooning of ontheffing van belastingen , de aankweeking van voedzaame plantgewas fen of wortelen, bevorderen; te meer, omdat dergelijke oogden overvloediger, fpoediger en zekerder zijn, dan de graanöogften. Eindelijk zal zij prijzen , naar de plaatslijke omftandigheden geregeld, op den binnen- en buitenlandfchen handel vastftellen; want ik wil niet, dat men dit laatstgemelde hulpmiddel ten eenemaal affnijde; ik zeg alleenlijk , dat het op zichzelve ongenoegzaam zij. — In de laatfte plaats komt hier nog bij, dat, bijaldien de Chineefche regeering in tijden van gebrek of fchaarschheid de moeite wilde doen , om de verdeeling der leevensmiddelen aan de volken der provinciën, die 'er gebrek aan hebben, zelve met fpaarzaamheid op zich te neemen, zij de beste gevolgen daarvan zien zou: want zij zou daardoor de muiterijen voorkomen , de ver. legenheden des volks doen bedaaren , en alle de rampen, welken de hongersnood naar zich lleept, ve/wijderen. Cossignij.  Pi.XLI. CIIINEE SCHE STIIAE-OEEENÏNC TCIIA CENAAMi:   naar CHINA. XIX. hoopdst. %-Afd. 133 leunen. En , indien dan een dienaar des burgerlijken rechters het in zijn hoofd^ krijgt , dat de ongelukkige lijder reeds al 1 te' lang gerust heeft, geesfelt hij hem met^ eene zweep, van leederen riemen gemaakt,' tot dat hij opftaat. In de tegenöverftaan-1 de plaat , nommer XLI. wordt een der-1 gelijk ellendeling, met zijn pak bekaden , naar het leeven afgebeeld , terwijl zijn vriend voor hem pleit, en zijn wijf en kinderen den krijgsknecht , die hem overal verzelt , fmeeken , toe te laaten , dat hij nog een weinig langer mooge rusten. Men brengt voorbeelden bij , dat het fomtijds eenen misdaader vergund is geweest, eenen anderen perfoon te huuren , die de ftraf in zijne plaats onderging. De wet, welker grondbeginfeis op de reden gevestigd en billijk zijn, laat zekerlijk zulk een misbruik niet toe; maar zij, die de magt hebben, om ontflag re geeven, kunnen zulks dulden ; en de kinderlijke liefde van eenen zoon kan , in China veel eer, dan elders, hem beweegen, om eene ftraf te draagen , ten einde zijnen vader daar van te bevrijden. I 3 De Reis van -han-Jan'en naar et meir °o• yang. Oen veerienden•an SlagtxaanA,793- •  R-t) van Chan- fanJien naar 'bet meir Po ■ yang. Den veertiendenvan Slagtmaand.1793. [34 BRITSCH GEZANTSCHAP De orde in het bellier der gevangenisPen in China is, zegt men, zeer goed. De misdaadigers, en lieden , welke om fchulden in hechtnis zijn gezet, zitten op afgezonderde plaatfen (»). Het is hun niet geoorloofd, de een den anderen te moogen naderen; omdat men oordeelt, dat het zoo wel onftaatkundig , als tegen de goede zeden ftrijdende is , de misdaad met de onvoorzigtigheid of het ongeluk in eene en dezelve plaats optefluiten. De beide fexen worden , insgelijks, zorgvuldig van elkander afgefcheiden gehouden. — De gevangenis om fchulden is Hechts voor eenen tijd. Maar , indien zijne fchuldëifchers, nadat de fchuldenaar alle zijne eigendommen overgegeeven heeft, nog niet voldaan zijn, (n) De Chineezen zijn niet gewoon, iemand om fchulden gevangen te zetten. Ondertusfchen kan de zaak, welke Mr. staunton hierboven ver. haalt, in bijzondere gevallen plaats hebben. Het is altijd moeilijk voor vreemdelingen, den waaren zin en geest der wetten van een volk, welk niet zeer mededeelzaam is, en hun eene aanhoudende en vrije inwooning en verkeering in zijn land niet wil toelaaten , wel te vatten, en die wetten op alle gevallen toe te pasfen. Cossiswij.  NAAR CHINA. XIX. HOOFDST. 3. Afd. 135 zijn, wordt hij veroordeeld, om, geduurende zekeren tijd, openlijk een juk omj den hals te draagen, ten einde zijne fami lie te beweegen, om, zoo zij 'er vermoogen toe heeft, zijne fchuld te betaalen en dus een einde van zijne fchande te' maaken. — Indien de fchuldenaar zich door het fpel , of eenig ander wangedrag buiten ftaat gefield heeft, wordt hij daarenboven aan het lijf geftraft, of naar Tartarije in ballingfchap gezonden. In China heeft men gevallen, in welken iemand zich zeiven mag verkoopen , als, bij voorbeeld, om fchulden aan de kroon te betaalen; om zijnen vader in verlegenheid bij te ftaan; of hem, indien hij overleeden is , op eene gevoeglijke wijs ter aarde te doen beftellen. — Indien hij, die zich verkocht heeft, zijnen meester op eene onberisplijke wijs dient, heeft hij het recht, om ten einde van twintig jaar zijne vrijheid te vraagen. Indien hij zich kwaalijk gedraagt, blijft hij, geduurende zijn geheele leeven, flaaf, hij zoo wel als zijne kinderen , welken hij te gelijk met zich mogt verkocht hebben. Wanneer des keizers fchuldenaars zulks I 4 op Reis van Zhan-jan* jen naar iet meir Po-yang. Den veer* ienden >an Slagt* naand. [793-  Reis van Chan- fanJ'jen naar het meir Fo ■ yang. Den veertiendenvan Slagtmaand.1793- 136 BRITSCH GEZANTSCHAP op eene bedrieglijke wijs zijn, worden zij met de koord geftraft; maar, wanneer zij hec enkel door gevolg van ongelukken zijn, vergenoegt men zich, mee hunne vrouwen, en kinderen, en al wac hun toebehoorc te verkoopen, en hen zei ven naar de nieuwe Chineefche volkplantingen in Tartarije te zenden. In China gaan des keizers belangen boven alles. 'Er zijn geene eigendommen , die tegen zijne rechten kunnen beveiligen (0). De voorrang, op deeze wijs aan hem, die eene onbepaalde magt bezit, gegeeven, kan en mag als een openbaar gevolg (0) De reden daarvan is, omdat de belangen des keizers die des rijks zijn. De inkomften des lands behooren aan de natie. De keizer is 'er Hechts de ukdeeler van, en daarbij bedoelen zij alleenlijk het algemeen nut. Hij heeft bijzondere inkomften, die hem in perfoon toebehooren. Dezelve worden uit zijne domeinen , of bijzondere goederen geheeven , en tot onderhoud van zijn huis en familie hefteed. In dit land zijn de openbaare uitgiften aanmerklijk minder, dan de inkomften. Het overfchot wordt weggelegd, en bewaard , om in buitengewoone en onvoorziene toevallen gebruikt te worden. Cossiswij.  naar CHINA. XIX. hoofdst. 3. Afd. 137 volg dier magc worden befchouwd. Ook kan men deezen voorrang, in zekeren op j zigte, billijken , wanneer men overweegt, dat hij, die het meest aan bedrog is bloot gefield , ook de krachtdaadigfle middelen moet bezitten , om zich daartegen te beveiligen , en die geenen, welke het pleegen, te flraffen. De verfchillen, tusfchen bijzondere perfoonen , met betrekking tot hunne eigendommen, ontflaande, beflaan niet veel plaats in de handelingen van Chineefche pleitgedingen. De begeerte om recht te oefenen, in dat land, heeft noch de wijs van rechtspleeging, noch de pleitgedingen zeiven in de rechtshoven , doen vermenigvuldigen. Geene jaaren wórden 'er aan de beflisGng eener rechtszaak verfpild , daar men begrijpt, dat men , terwijl dezelve voor het gerecht hangende is , Hechts weinig zorg en oplettendheid aan andere voorwerpen wijden kan. Hoe zij ook eindigt, de Chineezen zijn van dien aart, dat zij ze ras uit het oog verliezen, en zich met andere zaaken en andere overweegingen bezig houden. Daarenboven , is het bezit van eigenI 5 dom- Reis van "2han-Jan. 'jen naar 'iet meir Po-yang. Den veer. tienden vanSlagt' maand. 1793-  Reis van Chan -fan fjen naar het meir Po-yang. Den veer tienden van Slagt maand. 1L93. 138 BRITSCH GEZANTSCHAP dommen , hoedaanigen zij ook moogen ' zijn , in China al te onzeker , dan dat het recht, welk men daarop heeft, veele .twisten veroorzaaken zou. In dat rijk hebben noch lijftogten, noch inftellingen tot erfgenaamen na den dood van den eerften erfgenaam plaats. — Over het algemeen zijn de onëenigheden onder de Chineezen veel minder, dan onder andere volken. Ook zijn de oorzaaken , die de bronnen der verdeeldheden bij hen floppen, menigvuldig. Daaronder mag men den koophandel , dien zij met vreemdelingen, bijzonder met de Europeefche natiën drijven , (een' koophandel, wel gewigtig op zich zelve , maar gering, ten aanzien der geheele Chineefche natie) vrijelijk rekenen ; voorts de eenvormigheid hunner grondbeginfeien, hunner zeden en gewoonten , en zelfs hunner denkbeelden ; de foort van gemeenfchap , van kleine maatfchappij , waarin de meesten onder hen leeven; en voornaamlijk nog de eendragt, die 'er tusfchen de familiën heerscht; en welke zoo verfchillende is van 't geen men elders waarneemt, daar zij niet zelden , door de uitfluitende aanmaatigingen van  kaar CHINA. XIX. hoofdst. 3. Afd. 139 van bijzondere perfoonen , in geftaadigen onderlingen twisc leeven, en waarvan men in China bijkans nooit voorbeelden vindt. De zaaien der Chineefche gerechtshoven worden meer bezocht door lieden, die iets te verzoeken hebben , dan om naar hunne pleitgedingen te hooren. Lieden van begaafdheid , of geleerden , neemen fomtijds de taak op zich , om de zaak van die geenen , welke jong , onkundig of onbekwaam zijn , te verdeedi. gen : maar men vindt in China geene menfchen, die door het beroep van prokureurs of advokaaten waarteneemen, zich zoeken te verrijken , en door dat middel den weg tot verkrijging van waardigheden te baanen. Wat aangaat het ampt van rechter, men laat niets onbeproefd , om dezelven onzijdig te doen zijn. Als een voornaam middel daartoe merkt men aan, dat men nooit iemand tot die waardigheid verheft in dezelve provincie, in welke hij gebooren is. — Maar al is het niet door geneegenheid , dat de rechters ter gunde van eene der partijen overhellen; zij kunnen echter door het gewigt der gefchenken daartoe wor- Reis van Chan jan. "jen naar het meir Po - yang. Den veer. tienden van Slagtmaand.1793-  Reis van Chan Jan. fjen naar het meir i Po - yang. Den veer- 1 tienden . van Slagt' maand. 1 J793- j i c' c \ X i n f V I 140 BRITSCH GEZANTSCHAP vorden bewoogen. Zulke opofferingen vorden over het algemeen van eenen minleren aan zijnen meerderen, en van den deiter aan den rechter gedaan. Dit is iene doorgaande gewoonte in China , geijk in de meeste andere landfchappen van iet oosten. Dus worden de rechters van !en eenen kant zoo wel, als. van den aneren bezoldigd. Indien het gebeurt, dat ;dere der beide partijen even rijk , en ven milddaadig is , is het mooglijk , dat et vonnis van hun pleitgeding naar bilijkheid uitgefprooken worde. Op gelijke /ijs als in de Engelfche rechtbanken eene olkomen onzijdigheid heerscht, niettegentaande de gezette belooningen, welken de schters van de onderfcheiden pleitbezorers ontvangen. De groote kosten, welken de pleitgeingen vereifchen, kunnen dus in de hand es geenen , die tevens rijk en onrechtaardig is, een middel van onderdrukking /orden. Maar 't geen nog erger is, be-aac hierin , dat men de fom der belooingen, of liever de grootheid der ge:henken , welken een rechter moet ontangen, bij de Chineezen niet bepaald heeft.  naar CHINA, hoofdst. XIX. 5. Afd. 141 heeft. Men verwacht zelfs, dat deeze gefchenken en belooningen, altijd, naar het vermoogen des geenen, die ze doet, geëvenredigd zullen zijn. — Indien het waar was , gelijk fommige Chineefche rechters het zekerlijk gelooven te zijn, dat, naamlijk , die giften en belooningen een noodzaaklijk vereischte van hun beroep zijn , zonder dat zij eenigen invloed op de beflïsfing des pleitgedings kunnen hebben , zou zulks als een breidel voor de rijken moogen aangemerkt worden , doordien zij verpligt zouden zijn, naar gelang van hun vermoogen, grooter opofferingen te doen; en naar maate zij minder geneegenheid daartoe bij zich mogten befpeuren , naar die maate zouden ook hunne behoeftige land- en ftadgenooten minder aan hunne onderdrukkingen blootgefteld zijn.— Maar, in de daad, het geld is het. groote beweegrad, welk in de Chineefche gerechtshoven de vonnisfen bepaalt, en gemeenlijk vindt men 'er het recht op den bodem der grootiie en rijkfte beurs. De uitdeelers van het récht in China genieten geene jaarwedden, die hen tegen de verzoeking, om naar giften en gaaven te haakcn , in vei- Reis van Chan-fanfjen naar het meir Fo-yang. Den veertiendenvan Slagt' maand. i793«  Reis van Chan-fan[jen mar het meir Po ■ yang. Den veertiendenvan Slag^ maand. 1793.1 142 BRITSCH GEZANTSCHAP veiligheid kunnen dellen , en het aanbieden van gefchenken aan hun zoo onnut , als het ontvangen van dezelven kwaalijk geplaatst maaken. De groote geldfommen, welken de Europeeërs, federt eene eeuw, in China hebben ingevoerd, hebben gelegenheid gegeeven , dat de prijs van alle de artikelen der verteering eene zeer aanmerklijke verhooging ondergaan heeft. De evenredigheid, die 'er, voorheen, tusfchen de bezoldingen van verfcheiden amptenaaren der regeering en de uitgiften, welken zij verpligt zijn te doen, belfond, is daardoor ten eenemaal weggenomen. De berichten der oudfte zendelingen melden , dat alle de eetwaaren , in China, eertijds, ongelooflijk goedkoop waren; daar nu, integendeel, veele van de eerfte noodwendigheden des levens 'er niet beterkoop zijn , dan in Engeland. In alle de moeilijkheden en verfchillen, die 'er in de noordlijke provinciën, tusfchen de Tartaaren en Chineezen ontftaan, heeft de eenzijdigheid maar al te veel gelegenheid om zich te openbaaren ; en naauwlijks kan men verwachten, dat de ba-  naar CHINA. XIX- hoofdst. 3. Afd. 1.43 balans der gerechtigheid tusfchen de veroveraars en de veroverden in eene gelijk maatige hand zal gehouden worden. Doch, in de zuidlijke provinciën , alwaar onze reizigers nu hunne reis voortzetten, doet dit kwaad zich zeer weinig of niet gevoelen. Men vindt daar bijkans geene andere Tartaaren , dan die tot de eerfte bedieningen van ftaat verheeven zijn ; en welke, bij gevolg , maar weinig gelegenheid hebben, om hunne vooringenomenheid voor, en overhelling tot lieden van hunne natie aan den dag te leggen. Dus was 'er, bij voorbeeld , geen enkel Tartaar met 'er woon gevestigd in de nabuurfchap van Koang-fin-foe, eene ftad, alwaar de Engelfchen zich, om het regenachtig en onftuimig weer, eenen geheelen dag moesten ophouden. Het land rondom de ftad was grootdeels overrtroomt, en meestal met rijstplantaadjen bezet. Verfcheiden rijstmolens, langs de rivier opgerecht, toonden , dat dit graan veel meer tot meel gemaalen wierd in deeze provincie , dan in die, welke noordlijker gelegen zijn, alwaar de Engelfchen niet ééne dergelijke molen gezien hadden. Vee- Reis van Chan-fanjen naar het meir Po ■ yang. Den veer;iendenvan Slagtmaand.I793-  Reis van Chan Jan Jjen naar het meir Po ■ yang. Den veertiendenvan Slagtmaand.1793- V IER- 144 BRITSCH GEZANTSCHAP enz. , Veelen der ingezeetenen waren met vis. fchen bezig , terwijl anderen hunnen tijd befteedden aan het infamelen van de zaaden of beziën des fmeerbooms, welke omtrent dit jaarfaifoen rijp zijn , en welks knoppen, gelijk die des katoenbooms, ten deezen tijde beginnen open te gaan.  VIERDE AFDEELINÖ. Reis des britschen ameassAdeursj met het grootjie gedeelte van zijn gevolg , van het groote meir poyang, naar kanton. B ij z o n~ derheden op dien weg ontmoet. • INHOUD; De Engelschè reizigers her eiken mei hunne jachten het groote meir Po yang-, Befchrijving van dat meir. — Van het ■omliggend land. — Middelen van bejlaan der inwooneren. — Aankomst des gezantfchaps in de nabijheid van plantaadjen van fuikerriet. — Befchrijving van 'een merkwaardig werktuig om dié plantaadjen te bevochtigen. — Hetzëhé is bijkans geheel van bamboes gemaakt. — Wtlke hoeveelheid van water dat werktuig opheft. — Befchrijving des bamboesbooms. — Deszelfs verfcheiden gebruiken. — Hoe arbeidzaam de vrouwen in de provincie Kiang-fi zijn: — Wijs, op welke de landerijen in deeze j 'èn andere provinciën bezeten worden: —■ VI, heet-, K Bè  I46 INHOUD. De Engelfchen reizen eenen dag te land. Hooggebergte, de provinciën'Kiang-ft en Quang-tung van elkander affcheidende. — Fraai gezigt, welk men op dat gebergte heeft. — Hoe veel hetzelve boven de oppervlakte der zee verheeven is. — Kleine paarden in de provincie Quang-tung. — De Engelfchen begeeven zich te fchcep op de rivier Pekiang. — Loop deezer rivier. — Staat des landbouws langs haare oevers. — Steenkoolmijnen in de nabuurfchap dier rivier. — Onderfcheiden brandjlojfen. — Aankomst te Chau- choe-foe. — Staat des landbouws in den omtrek dier ftad. — Booten, door vrouwen bcflierd. — Haare dubbele bezigheid. — Hoe zeer de vrou■ wen aan de mannen onderworpen zijn. — Oorzaaken deezer onderwerping. — Haare gevolgen. •— Chineefche maatfchap- plj\ Karakter der Chineezen. — Voor de aankomst te Kanton, ontdekken de reizigers den indoed des Engelfchen koophandels. — Tempel, in eene bijster groote rots, aan den oever der rivier , uitgehouwen. — lntreede dei Engelfchen gezantfchaps in Kanton — Welke gevolgen de eerbewijzen, die men het  BRITSCH GEZANTSCHAP enz. i4? gezantfehap aandoet 3 waarfchijnlijk moei hebben. — C3pdac onze reizigers niet genoodzaakt zouden zijn , hunne jachten te verlaaten , namen zij hunnen koers een weinig noordwescwaard. In dien weg kwamen zij ras in eene groote uitgeftrektheid vlak en moerasfig land, in welker midden het meir po-yang is, buiten allen twijfel het grootfte, welk binnen den omtrek des Chineefchen rijks gevonden wordt. — Rondom dit meir, is het land, verfcheiden mijlen verre, niet dan. eene moerasfige wildernis , met biezen en riet begroeid, en voor het grootlte gedeelte des jaars mee water bedekt. Men ziet 'er niet een enkel dorp , zelfs niet een zweemfel van wooningen; ten zij de eene of andere eenzaame en armmoedige hut, de fchamele verblijfplaats van eenen visfeher , en niet dan met een fchuitje te naderen. — De ongelukkigen, die daar hunne woonplaats vestigen, geneeren zich enkel van hunnen vischvangst , en van die weinige groente en plantgewasfen , welken zij op bamboezen horden, deels op den moerasfigen grond Reis vm het meir Po-yang naar Kaf», ton. In SlagtmaaiuL  Reis van het meir ïo - yang naar Kanton. In Slagttndand.»793. 14S1 BRITSCH GEZANTSCHAP rustende, deels op de oppervlakte des Waters drijvende, teelen. Het meir Po-yang, en het -omliggende land, moogen, in eenen letterlijken zin, het algemeene rioel van China geheeten worden; in meest alle de ftreeken van het kompas vallen 'er rivieren in. Verfcheiden kanaalen heeft men 'er uic afgeleid , en dezelven, tot meerder beveiliging der vaartuigen bij ilormen en overftrooming, binnen hooge en vaste oevers befloten. De golven des meirs verheffen zich fomtijds zoo hoog, dat de Chineefche zeelieden dezelven even zoo gevaarlijk , als die der zee aanmerken. — In het meir Po-yang ziet men eenige eilandjes, of liever zandbanken, die naauwlijks boven de oppervlakte des waters uitfteeken, en met laage visfchershutten bedekt zijn. Nadat het meir Po-yang de wateren van verfcheiden rivieren heeft ontvangen, ftort het de zijnen in de groote rivier yangtse-kiang, en vergroot dezelve daar-' door zeer aanmerklijk. In de laage en moeraslïge landftreek , welke zich verfcheiden mijlen ten zuiden van het meir Po - yang uitftrekt, en die onze reizigera doorkruisten ? zijn de wooningen en  WAAR CHINA. XIX. H00FDST. 4. Afd. 149 en de leeftogc der ingezeetenen dezelve, 1 als aan de oostzijde van dat meir. Iedevj inwooner fchijnt zijne eigen plaats te heb-' ben, daar hij, met uitfluiting van anderen..; alleen mag visfchen. Die plaats is in ver-' fcheiden kleine afdeelingen onderfcheiden, waarin de visch gevoed en vet gemaakt wordt. Sommigen deezer visfchen gelijk ken veel naar fprot. Nadat zij gezouten zijn, worden zij in de zon gedroogd; waarna 'er een uitgebreide koophandel door de geheele uitgeflrektheid des Chineefchen rijks mede gedreeven wordt. — Behalve de verfchillende manieren, die, gelijk wij bereids gezegd hebben , bij de Chineezen in gebruik zijn , om visch te vangen, is 'er nog eene , welke over bet algemeen in zwang is. Zij beflaat hierin , dat 'er een net tusfchen vier gefpleeten bamboesftokken uitgerekt en vastgemaakt , en vervolgens aan een' langen ftaak opgehangen wordt, om het door middel van dien, op eenigen affland , in het water te kunnen neerlaaten. Deeze manier om visch te vangen, is door geheel China in algemeen gebruik. — Men ziet 'er eene afbeelding van op den voorgrond dér plaat, nommer XXX, in de handen van K 3 her / 'eis van - et neif 'o yang aai Kanin'. In 'lagtlaand.793-  Jttts aan %tt meir Po - yang naar Kanton, In Slagtmaand. iSo BRITSCH GEZANTSCHAP hec menfchenbeeld, op den oever der rivier zitcende Hec wacergevogelte is in deeze landftreek zeer overvloedig , en maakt een gedeelce van hec onderhoud der ingezeecenen uit. Men bedient zich van verfcheiden listen om het ce vangen: doch, dewijl hec nooit door den flag van fchietgeweeren verfchrikt wordt, is het ook niet zeer fchuuw. Zelfs de gemeene Chineefche raaf met een' witten hals 0 , laat zich tot op twee of drie flappen naderen, eer zij opvliegt. Naar maate onze reizigers zich van het meir Po-yang verwijderden , en hunnen togt van de provincie Kiang-nan in de provincie Kiang-fi voortzetten , werd het land vruchtbaarer , en deszelfs gelaat vrolijker en aangenaamer. De gewoone volkrijkheid der inwooneren openbaarde zich ook weder. De voortgang der jachten was zeer langzaam , omdac zij cegen den ftroom eener fnelvliecende rivier , die van hec zuidwesten (a) Men zie deeze plaat, in het voorgaande Rijfde deel van dit werk , tegenover bladz. ziq ^.plaatst. Het is dezelve wijs van visch te van. gen, die ook in ons land gebruiklijk- is, Ctrm Damcus» ■  NAAR CHINA. XIX. HOOFDST. 4. Afd. 15 ï ten kwam, op moesten vaaren. De moerasfen en overftroomde velden langs het meir Po-yang , werden hier nu door uitgebreide plantaadjen van fuikerriet vervangen. — Dewijl deeze fuikerplantaadjen in eenen zandgrond aangelegd , en boven de gewoone oppervlakte der rivier zeer veel verheeven waren, moest het water, om ze te bevochtigen , tot eene hoogte worden gebragt, welke het door de middelen, die. gelijk wij te vooren reeds gezegd hebben, daartoe bij de Chineezen in gebruik zijn■ niet bereiken kon. Maar de behoefte fchafc raad. Zij hebben een werktuig uitgevonden zoo vernuftig in zijn maakfel als nuttig in zijn gebruik ; een werktuig, dat zeer weinig kost, en gemaklijk te ge bruiken is. Zie hier eene om Handige be fchrijving van dat werktuig, onder de be naaming van het Chineefche waterfcheprac bekend: Twee posten of paaien van hard hout worden in het rivierbed , in eene lijn loodrecht aan haare oevers beantwoorden de, zeer vast ingeheid. Deeze postei draagen de as , omtrent tien voet lang van een groot en duurzaam wiel, uit twei randen van ongelijke grootte beftaande K 4 zijr Reis van het meir Po-yang naar Kan. tan. In Slagtmaand.1193- ► t >  Reis van het meir Jo-yang naai Kanton. In Slagtyiaand.V93j' 152 BRITSCH GEZANTSCHAP zijnde de middellijn van den rand, die hei dichtst aan den oever der rivier is, vijftien duimen korter, dan die van den buitenften rand. Doch, niettegenftaande deeze ongelijke grootte , dompelen echter de beide randen te gelijk in den ftroom, terwijl het tegenövergefteld gedeelte des wiels zich boven de oppervlakte des oevers verheft.. Dit dubbele wiel is met de gemelde as (welke tien voet lang is) famengevoegd , en wordt onderfchraagd door zestien of achttien fpaaken, welke dicht aan ieder der twee uiterfte einden der as fchuinsch in dezelven gevoegd zijn, en op den afftand van omtrent twee derden van derzelver lengte elkander doorkruisfen. Op die plaats der doorfnijding, worden de fpaaken door eenen cirkel, die hetzelve middenpunt heeft met het wiel, verfterkt, en, vervolgens,doorloopende, in de randen vastgemaakt. Dit gefchiedt zoo, om deeze reden , opdat de fpaaken, welke in het binnenfte. uiteinde der as, (dat is , aan dien kant, welke naar den oever der rivier is gekeerd) bevestigd zijn, den buitenften rand onderfchra-gen ; terwijl daarentegen die fpaaken, •welke in het buitenfte uiteinde derzelve a$ vastgehecht zijn ^ den binnenften en kleinen,  kaar CHINA. XIX. hoofdst. 4. Afd 153 ften rand onderfteunen zouden. Tusfchen, de beide randen des wiels , en de plaats,\ alwaar de fpaaken elkander doorfnijden, is' eene foort van horde , (de plaats van zoo, veele bordjes, of plankjes vervullende,) van' dichtgevlochten mandewerk gemaakt, welke daartoe dienen,om den aandrang des ftrooms zonder ophouden te ontvangen, en het wiel te doen rond draaien. Aan beide de randen des wiels zijn kleine houten buizen of fpuiten vastgehecht, Déeze buizen hebben eene helling van omtrent vijf en twintig graaden , ten aanzien van den gezigtëinder , of van de as des wiels. Het buitenfle end deezer buizen is gefloten, maar het binnenfle is open. Door deezenftand, worden de buizen, die, door de beweeging van het wiel, met haar open end in den ftroom geraaken, en daardoor gaan, met water gevuld. Doch, wanneer dat gedeelte des wiels weder uit den Aroom, ten voorfchijn komt, veranderen de monden of openingen der buizen, aan de beide randen van hetzelve vastgehecht, hunne betreklij ke helling, alhoewel niet zoo veel, dat zij het opgefchepte water laaten wegkopen ; 't welk niet eer gefchiedt, voor dat het gemelde deel des wiels in den top K 5 komt. leis van .et meir }o- yang \aar Kanon. In ilagtnaand.  Reis vaa het meir Po-yang naar Kanton. In Slagtmaand.1793- 154 BRITSCH GEZANTSCHAP komt. Zoo draa het zoo verre in de hoogte gereezen is , worden de openingen of monden dier buizen , met betrekking tot de as des wiels , neergedrukt, en ftorten het opgehaalde water uit, in een' ruimen breeden trog , die op eenige paaien rust, van waar het dan door middel eener goot naar de akkers met fuikerriet , of werwaard men het noodig heeft, geleid wordt. De afbeelding van dat werktuig, op de plaat, nommer XLIII, hier tegenover geplaatst , te vinden, met de onderftaande verklaaring , zal dat geen , 't welk in de befchrijving derzelve, als gebrekkig, of duister mogt aangezien worden , vergoeden, en in behoorlijk licht {lellen (e). Uit- (e) Dewijl dit Chineefche waterfcheprad, dat de meeste overéénkomst met het zoogenaamde Perfiaanfche waterfcheprad heeft, zeer karakteri. ftiek, en eenig in zijne foort is, heëft de Engelfche fchrijver deezer reis, tot meerder duidlijkheid, 'er nog de volgende nadere uitlegging der bijzonderheden, in de bovengemelde plaat, door letters aangeweezen, bijgevoegd: A. B. Zijn de twee bamboezen randen des wiels. De binnenfte rand A is, in zijne middellijn, van omtrent een voet tot vijftien duim kleiner, dan de buitanfte rand JB. C.  Hol rroole CHÏNEÏ SCHE VATÏïSCHBPKAD. o   kaar CHINA. XIX.hoofdst. 4. Afd. 155 Uitgezonderd den boom , die tot een rmve of as voor het wiel verftrekt, en dc twee paaien, waarin de as rust, is al hei overige des werktuigs uit het hout van bamboes C. De nave of as des wiels. D. De bamboezen fpeeken , of fpaaken des wiels. Deeze zijn zestien of achttien in getal . en nabij de beide uiterfte einden der as bij e e in dezelve ingevoegd. E. De plaats, alwaar de fpaaken des wiels elkander doorfnijden. Zij zijn, ter dier plaats , met gefpleeter en gedraaid bamboes vast famen gebonden en nog verfterkt door een G. Ring of cirkel , insgelijks van gefpleetei en gedraaid bamboes gevlochten, die me de randen of omtrekken des wiels een ei het zelve middenpunt heeft. De fpaaken D loopen van hier door to de randen; naamlijk: die, welke in de bui tenfte zijde der as ingevoegd is, in de binnenften of kortften rand des wiels, ge lijk in de doorfneede des wiels bij a ; e die, welke in de binnenzijde der as ingc voegd is , in den buitenften of grootfte rand des wiels, gelijk in de gemelde doo; fneede des wiels bij & duidlijk te zien is, Beiden zijn aan dezelven met een fter koord van gefpleeten en gedraaid bamboe vast gebonden. Reis vari het meir Po - yang naar Kanton. In Slagtmaand.i?93- 1 : 1 e 1 1 I k K  Reis vari het meir Po - yang naar Kanton. In Slagt-, maand. Ï793. 156 BRITSCH GEZANTSCHAP boes gemaakt. De velgen van het wiel , de armen, de fcheppers, en zelfs de koorden, zijn allen van bamboeshout, 't zij in zijne geheele lengte, 't zij in Hukken gezaagd , of gefpleeten , en in zeer dunne buil. Eene horde, of mande werk, insgelijks van gefpleeten bamboes gevlochten, en tusfchen de fpaaken DD bevestigd. Deeze horden of mandewerken dienen , om den aandrang des ftrooms te ontvangenl. De buizen of fcheppers, van uitgehold bamboes gemaakt, en aan de beide randen des wiels vast gehecht. -*Het eene eind dier buizen is open bij K. Deeze buizen of fcheppers befchrijven zoodaanigen hoek met de as des wiels, dat het water, in dezelven gefchept, daarin kan gehouden worden, tot dat de buis in het toppunt der wiels gekomen is. L. Een lange en breede trog, waarïn het water uit de buizen uitgeftort wordt. M. Twee lange, overëndftaande paaien, waaröj* de trog L rust. N. Twee gooten, om het water uit de buizen in den trog naar den vijver, of de waterkom, op den oever te leiden. O. Vier posten of paaien, om P. De dwarsbalken , op welken de as draait $e onderfchraagen.  NAAR CHINA. XIX. H00FDST. 4. Afd. 157 latten gekliefd» Noch fchroeven, noch fpijkers, noch ijzeren bouten, of houten pennen worden 'er toe gebezigd. De verfcheiden deelen des wiels worden me touwwerk van bamboes vast famengebonden, en met elkander vereenigd. Op deeze wijs, maakt men, met zeer geringe kosten , een werktuig, dat, zonder veel arbeid , of zorg te vereifchen, het water tot eene zeer groote hoogte brengt, en eene waterkom, naar des landmans behoefte geevenredigd, fteeds vol water houdt. De wielen deezer werktuigen zijn van onderfcheiden grootte. Zij regelen zich naar de hoogte van de oevers der rivier, er van de punt, tot welke men het water wii verheffen. Gemeenlijk houden zij van twintig tot veertig voet in hunne middellijn.— Dat wiel , waarvan de afbeelding in d, genoemde plaat genomen is , had omtren dertig voet in zijne middellijn. — Eer dergelijk wiel kan gemaklijk twintig bui' zen , ieder vier voet lang , en twee duin in haare middellijn, draagen. Ieder deeze; buizen behelst zes tiende deelen van eei gallon» Bijgevolg bevatten twintig buizei twaalf gallons. Een waterftroom van eeni gemaatigde fnelheid is genoegzaam, om eei wiel Reis van het meir Po - yang naar Kanton.. In Slagtmaand.I793- L t t t 1 »  Reis van het meir Po■ yang naar Kan ton. In Slagtmaand.1793. 158 BRITSCH GEZANTSCHAP wiel , in den tijd van eene minuut, viermaal om zijn as te doen rondgaan. Dus kan men, in den korten tijd van eene mi. nuut, acht. en veertig gallons water verheffen , of twee duizend acht honderd en tachtig gallons in eené uure ; 't welk negen en zestig duizend een honderd en twintig gallons, of meer dan drie honderd tonnen water in vier en twintig uuren maakt. Het Chineefche waterfcheprad waarvan wij eene befchrijving en afbeelding gegeeven hebben , is een werktuig, welk alle andere werktuigen van dien aart in veelcn opzigte , groorltiks overtreft. Het zoogenaamde Perfiaanlche waterfcheprad, aan welks velgen , jantes, beweegbaare fcheppers of emmers gehecht zijn, en welk in het zuiden van Frankrijk, gelijk ook in Tyrol , zoo gemeen is, komt het Chineefche waterfcheprad zeer nabij : maar het is veel kostbaarer, minder eenvouwig van maakfel , en minder vernuftig in zijne uitvinding. — In Tyrol heeft men ook eene foort van waterfcheprad, in welks breeden houten omtrek fcheppers uitgehold zijn ; maar dat wiel evenaart het Perfiaanfche of Chineefche in verre na niet. De  naai CHINA. X1X.H00FDST. 4. Afd. 159 De bamboes is een plantgewas even zoo merkwaardig en nuttig , als fchoon. Het is eigenlijk eene foort van riet, hol, er. over het algemeen met leden voorzien. — Men zegt, dat de bamboes het best tiert in losfe gronden, in de nabijheid van ftroomend water gelegen. Het gewas groeit zeer fchieiijk. In den tijd van achttien maanden bereikt het niet zelden zijne volle lengte , offchoon dezelve doorgaans twintig voet, en meer bedraagt. Het heeft de dubbele eigenfchappen, die zoo weinig gepaard gaan , naamlijk: dat het ligt en tevens vast is. Het gewas komt met een dikken knop uit den grond ten voorfchijn, en de middellijn van de dikte des iïams vermindert, naar maate deszelfs lengte toeaeemt, op gelijke wijs, als men zulks ten aanzien der Hammen van fommige foorten van palmboomen waarneemt. De bamboes heefc maar weinige takken. Zijne blader zijn lang , teder, ligtgroen van kleur er glansrijk. Binnen de holte zijner leden wordt fomtijds , eene zonderlinge zelfftandigheic gevonden , die , volgens het verhaal vai een geleerden reiziger , in eenige landen als een artfenymiddel wordt aangemerkt e Reis van het meir Po-yang naar Kan. ion. In Siagt* maand. 1793- 1 1 l »  Reh van het meir Po-yang tiaar Kan ton. In Slagtmaand,Ï793- 16*0 BRITSCH GEZANTSCHAP en, gelijk een verftandig fcheikundige uii proeven wil waargenomen hebben, geoordeeld wordt iets van eenen keifteenachtigen aart te bevatten. De Chineezen tellen meer dan zestig foorten van bamboes, en, veelligt, bedienen zij 'er zich tot even zoo veele gebruiker» vam Niet alleen gebruiken zij het om te bouwen , zoo wel op het land , als ter zee, en om 'er bijkans allerhande foort van huisraad van te bereiden; maar, tot eene foort van pap of beflag bereid zijnde, maaken ■ 2ij 'er ook papier van (d~) ; en 't geen meer (d) De Chineezen maaken in de daad papier van bamboes. Het zou der moeite waardig zijn, de gehéele handelwijs te weeten, waarvan zij zich bedienen , om die houtachtige ftof in eeri beflag öf pap te veranderen , en 'er dunne en gladde vellen papier van te bereiden. Zij hebben veele verfchillende foorten van papier , en maaken 'er een fterk gebruik van. — De bamboes is echter de eenige plant niet, waarvan zij zicli tot dit einde bedienen. Men weet, dat zij ook van zijde; Van de fchörs van verfcheiden plantgewasfen ; van de hennepvezelen of draaden; en van het rijstftroo, papier maaken. Ik verwonder 'er mij geenzins over , dat zij ▼an zijde, van de fchors van boomen, en van de Vezelen of draaden van hennep ,- papier maaken j maat  maar CHINA. XIX. h00fdst.4. Afd. ié"! meer is, zij eeten zelfs de jonge en tedere fpruiten van dit gewas met graagte. 't Is flechts weinige jaaren geleden, dat de bamboes in verfcheiden der . Westïndifche eilanden ingevoerd is , en men hééft be- maar wel, dat zij het van bamboes én flroö van rijst bereiden. Dit geeft eene nijverheid te kennen, die mijne verwondering gaande maakt. ■—• Indien de Engelfchen hunne handelwijs kennen t en dezelve verborgen hebben gehouden, om 'erhun vaderland mede te verrijken, heb ik 'er niets tegen in te brengen: maar, indien zij zich daarom^ trent niet hebben doen onderrechten, zal ik hert Van achtloosheid befchuldigen. Hec rijstftroo is, dunkt mij, van denzei ven aart, als dat van alie andere graanen. Indien het eene veranderd kan worden in een pap, of mengfel, bekwaam om 'er papier? van te maaken, is ook het andere voor dergelijke verandering en bereiding vatbaar. Ik roep alle verftandige kunftenaars, die gelegenheid heb.* benj om proefneemingen hieromtrent te doen, opl ten einde deeze onderneeming daadlijk in het werk te ftellen. Indien dezelve gelukte t zoudéii zij zich bij hunne landgenooten verdienstlijk maaken, en voordeel daarvan trekken. Veelligt, verftaat Mr. stauntoh door dé uitdrukking rijstftroo. de bast of bolfter van het graan. Doch deeze bast is van denzelven start als de ftengel of halm, die het graan draagt. »> Zij eeten met graagte de fpruiten Van barfl; 4, boes, als zij beginnen uit te loopen." Ik wêet» VI. deèL, h itt Rits vaft het meir Po-yang Haar Kan* ;on. Iti Slagt* maand*. 1793'  Reis van het meir Fo-yang naar Kanton In Slagtmaand.X793- 162 BRITSCH GEZANTSCHAP bevonden, dat dit gewas als een der fchatbaarfte gefchenken moest aangemerkt worden , welk aan die landbewooners kon aangebooden worden. In de provincie kiang-si, ziet men, langs dat zij ze deels konfijten, en deels op azijn zetten. Het zijn de jonge en tedere fpruiten van dit plantgewas , welk zij op zoodaanige wijs bereiden. De Indiaanen , en , bij navolging , ook de bewooners der eilanden de France en de la Reunion, hebben dezelve gewoonte. De Chineezen bereiden deeze uitfpruitfels op een andere wijs tot hun voedfel: zij laaten ze kooken in eene loog van asch, om hun hunne fcherpheid te ontneemen; daarna zouten zij ze. De azijn, waarin zij ze bewaaren, is een voortbrengfel van hunnen Herken drank , die van rijst en honig gemaakt wordt. De bamboes is in China een voorwerp van inkomst. Men legt 'er geheele plantaadjen van aan. Voor de jonge planten wordt zeer veele zorg gedraagen. Men verplant de telgen met den klomp aarde, daar zij in ftaan. Door dat middel heeft men, reeds in het eerfte jaar, weeüge fpruiten. In Oostïndie heeft men eene doornachtige bam« boes, die zeer hoog opfchiet, en dik van loof is. De heiningen , welke men daarvan maakt, zijn ondoordringbaar. Op fommige plaatfen dienen zij tot verdeediging, om het indringen in het land te beletten. Zij brengen zaad voort, waarvan de korreltjes naar gierst gelijken. Hetzelve is meel- ach-  naar'CHINA. XIX. hoofdst. 4. Afd. 163 langs de beide oevers der rivier, waarop de jachten des Britfchen gezantfchaps toen' voeren , eene menigte plantaadjen vani bamboes. Een weinig verder van de rivier! groeiën ook groote kampherboomen , en' onder dezelven ziet men hier en daar een' boom, die nog grooter is, naamlijk, eene foort van vijgeboom , dien de Chineezen yang-fjoe noemen, en welke zijne takken in eene horizontaale ftrekking zoo wijd uitbreidt , dat één boom genoegzaam is, om een half morgen lands te overdekken. De achtig en voedzaam. In tijden van fchaarschheid en gebrek, dient het der fmalie gemeente tot een middel van leevensünderhoud. Men wil, dat de Chineezen 'er zich in het zelve geval van bedienen. Op Isle de France heb ik nooit bamboezen gezien, die zaad voortbragten; maar dit komt waarfchijnlijk daar van daan, omdat men die boomen aldaar door middel van fpruiten vermenigvuldigt. In China heeft men eene foort van bamboezen, welker leden zes, acht en zeifs tien voet lang zijn. Men maakt 'er zeer fraaie, ligte, fterke en dunne wandelftokken van ,• welken de EuropeeSrs zeer ongevoeglijk bamboezen zonder kwasten noemen. Zelden vindt men fpruiten, die wel geëvenredigd, en recht zijn. C o s s i g n ij. L » Reis van iet meir Po - yang laar Kan. on. In ilagtnaand.■ 793.  Reis van het meir Po -yang naar Kanton. In Slagtmaand,J793- [64 BRITSCH GEZANTSCHAP De valeiën tusfchen de rivier en de ber« gen zijn niet zeer ruim. Doch al ware ook het geheele land eene vlakte geweest, het had niet volkrijker kunnen zijn. —* Verfcheiden fabrieken van grof aardenwerk niet alleen , maar ook van fijne porceleinen, zijn gins en weer door de provincie Kiang-fi verfpreid — Op fommige plaatfen verheffen zich de bergen onmiddelijk van de boorden der rivier, in welke verbaazende fteenklompen van de kruin en de zijden dier rotfen zijn neergeftorr. De onftuimigheid van den ftroom der rivier , daar hij over deeze rotfen heen rolt, heeft dikwijls ongelukken veroorzaakt , en de herdenking daarvan bewoog de Chineefche matroozen, die de jachten der Engelfche» beftierden, om een dergelijke offerande te doen, als die, welke wij befchreeven hebben , (e) Met leedweezen moet men verneemen, dat de Engelfche reizigers geen' tijd genoeg gehad hebben , om nopens de kunften, beroepen en manufaktuuren der Chineezen, volledige kundighedea op te doen. Zij maaken verfcheiden foorten van aardenwerk, en zelfs verfcheiden foorten van porcelein. Het zou belangrijk geweest zijn, de bijzonderheden hunner handelwijs omtrent die mans» faktuuien te kennen. C 0 s s 10 w ij.  sjaar CHINA. XIX. hoofdst. 4. Afd. 16*5 "ben , toen zij dwars door de Geele rivier moesten vaaren. Voorbij de rotfen,'daar de oppervlakte des ftrooms effen was , zagen de Engelfchen de rivier bijkans geheel bedekt met kleine bootjes, in ieder van welken één of twee van de Chineefche waterraaven waren. Deeze bootjes, of kano's zijn zoo klein en zoo ligt, dat de visfchers dezelven , tevens met de vogels , die hun tot werktuigen dienen om de visch te vangen, dikwijls, op hunne fchouders , van het eene meir naar het andere draagen. Eena afbeelding daarvan is hier vooren in het vijfde deel van dit werk (ƒ) te zien. Somtijds hebben de visfchers geen bootje ; en in dat geval plaatfen zij zich , met hunne vogels, op kleine vlotten , die flechrs uit vijf bamboezen, vast aan elkander sebonden, befiaan. Ten tijde toen het Britfche gezantfehap door deeze zuidlijke provincie reisde, begon de tarwe uit den grond te komen. Men zag geheele velden van dat graan , ter zijde van plantaadjen van hoog fuikerriet , welk nagenoeg rijp was, om afgefneeden en in de moolen gebragt te wor- f n\ j . den. (ƒ; In e«i vignet, op bladz. 250» E 3 Reis van het meir Po - yang naar Kanton. In Slagtmaand,i793-  Reis van het meir Po - yang naar Kanton. In Slagtmaand.1193: 1(5(5 BRITSCH GEZANTSCHAP den. — In deeze provincie zijn de vrou-" wen , tot de laagfte klasfe behoorende , vrij van het vooroordeel der fchoonheid van kleine voeten. Integendeel zijn zij zoo ongemeen fterk en werkzaam, dat het niet zelden gebeurt, dat 'er boeren uit de andere provinciën komen, om, gelijk zij zeggen, eene arbeidzaame vrouw in Kiang-fi te zoeken. Dikwijls ziet men eenen landbouwer deezer provincie, houdende met de eene hand den ploeg, waarvoor zijne vrouw aangefpannen is , en met de andere hand het graan zaaiende. — 't Is waar, de grond is los, en de ploeg van zeer ligt hout efi dergelijk maakfel: maar, desniettegenftaande, fchijnt de taak, der vrouwe opgelegd, in een Europeesch oog zeer ongevoeglijk; te meer, daar zij tusfchen de beide kunnen zoo ongelijk verdeeld is. — De getrouwde vrouwen van Kiang - fi , worden hierdoor van de maagden onderfcheiden , dat deeze laatften heur hair van het voorfte gedeelte van haar hoofd, over haar voorhoofd, tot de wenkbraauwen laaten neerhangen , terwijl alle de anderen het haare bovefï op de kruin des hoofds te famenbinden. In de provincie Kiang-fi, worden de land-  NAAR CHINA. XIX. H00FDST. 4. Afd. l6> landhoeven gemeenlijk voor drie, vijf of zeven jaaren verhuurd, en , ingevolge hec verdrag , houdc de huur , of pachc, ten einde van een' van die tijdftippen op, indien of de pachter, of de eigenaar des lands zulks begeeren. In 't algemeen , deelt de eigenaar ten tijde des oogsts het gewas met den landbouwer. De laatstgenoemde heefc zijne helft vrij, en de andere betaalt van zijne helft de fchatting , welke den keizer daarvan toekomt, eene fchatting, welke geoordeeld wordt, alcijd even groot te moeten weezen , 't zij dat de oogst overvloedig geweest, of integendeel flechc uitgevallen zij. Doch in dit laatfte geval, heeft de landbezitter vrijheid, om vertoogen te moogen doen , en hij verkrijgt, doorgaans , van een gedeelte , of wel van de geheele fchatting ontflag. De keizer moet, zegt men, vijf ten honderd van de waarde van het gewas hebben : maar, dewijl de waardeering van den oogst gantschlijk aan het welbehaagen der kroonsbedienden ftaac, bepaalc men dien bijkans alcijd boven den gewoonen prijs. Door dac middel bedraagt de fchatting een tiende van het geheele gewas. De rivier, tegen welker ftroom de jachL 4 ten Reis van het meir Po ■ yang naar Kanton. In Slagtmaand.1793.  Meis van het meir Po - yang naar Kan ton. In Slagtmaand. 168 BPvITSCH gezantschap ten van hot Britsch gezantfehap zoo lang opgeworfteld hadden , werd nu ondieper, ■ en hield wel ras op bevaarbaar te zijn. Zij had haaren oorfprong in eene valei tusfchen twee koude, dorre en onvruchtbaare gebergten, die, geduurende de wintermaandden , dikwijls , met fneeuw bedekt zijn. Men vindt hier fommige plekken gronds zon* der de minfte fpooren van eenige, hoe ook genaamde, groente. De reden daarvan is, omdat de grond Hechts uit eene foort zwart zand, of ontbonden fteen beftaat. Op eene plaats , alwaar de zijde van het gebergte zich, loodrecht, tot eene aanzienlijke hoogte verheft, pntdekt men verfcheiden aderen van quartz, tusfchen laagen kleiachtige aarde, in eene horizon taaie en evenwijdige ftrekking gelegen. Ter deezer plaats waren de Engelfchen genoodzaakt , eene tweede landreis te doen. Dezelve werd op gelijke wijs, als de eerftemaal, volbragt. Nadat de noodige voorbereidingen tot die reis op den dag zeiven der ontfeheeping gemaakt waren, gingen onze reizigers, den volgenden dag, des morgens zeer vroeg, op reis, en |twa.men ras aan den voet van het geberg-. W?iW§lk de, provincie Kiang-fi van de por-  KAAR CHINA. XIX. HOOFDST. 4. Afd. IÖQ. provincie Quang- tung , of Kanton , affcheidt. Die gebergte vormt eene keten van bergen , welke zich van het oosten nagenoeg regelrecht westwaard uitftrekt, en met de andere bergen , welke, gelijk wij gezegd hebben, nabij Hang-choe-foe beginnen, en zuidwaard loopen , famenhangt. De grondilag der bergen tusfchen de provinciën Kiangfi en Quang-tung beftaat uit graniet, met eene laag kalkr en zandachtige - fteen overdekt. De Engelfchen begonnen wel ras den hoogden deezer bergen te beklimmen. Deszelfs kruin was in de wolken , die den berg omringden, verborgen. Sommigen onzer reizigers meenden te zien, dat twee dier wolken onbeweeglijk in haare ftandplaats bleeven, en door eene regelmaatige rusfehenruimte van elkander afgefcheiden waren. Maar, toen zij , al hooger klimmende , eenen grooten weg hadden afgelegd ; — eenen weg, die opzetlijk , met zoo veele bochten en wendingen, uitgehouwen en effen gemaakt was, ten einde men dien te paard zou kunnen gebruiken, —zagen zij met verwondering, dat dat geen, 't welk zij voor twee onbeweeglijke wolken hadden gehouden , niets anders was > L 5 dan Reis van' iet meir Fo-yang naar Kan* >,an. In Slagtmaand,-19* .  Reis van het meir Po-yarlg naar Kanton. In Slagt. maand. 1793- 170 BRITSCH GEZANTSCHAP dan de kruin van eenen berg, door welke men, mee ongelooflijke moeite, een' zeer diepen doorgang gemaakt heeft, ten einde de weg naar den top minder fteil zou zijn. Hoe bezwaarlijk die weg ook tegenwoordig nog zij, is hij het echter nu zeer veel minder, dan eer de bergtop in tweeën verdeeld was. — Het ftandbeeld des mandarijns, welke dit groote werk volbragt heeft, is ter zijner eer, in eenen der nabuurige tempelen, geplaatst. — In deezen "oorgang ontmoet men eenen krijgspost. Het gebergte is, van zijnen voet tot den :op, met plantaadjen van boomen bekleed. Van de kruin zelve heeft men, zoo verre iet oog reikt, een zoo fchoon , en door ;ijnen rijkdom en verfcheidenheid zoo berallig uitzigt, als men zich met mooglijkïeid verbeelden kan. Eene zachte en re«elmaatige neerhelling biedt zich van weerskanten, ter lengte van eenige mijlen, aan iet oog aan ; en eene landftreek bijkans geheel en al met hec heerlijkst groen be!ekc, en met fteden, dorpen en landhoeven Is bezaaid, is, om ous van de uitdrukking -an Mr. barrow te bedienen, „ aan de , voeten des aanfehouwers gelegd;" terpijl de vlakten eener onmeetlijke uitgebreid-  naar CHINA. XIX. hoofd st. ^.Afïï. 171 breidheid , en bergen , die zich uit den gezigtëinder verheffen , het gezigt bepaalen. Intusfchen ontdekte men echter, aan den noordkant, een dorre, onvruchtbaare landftreek. — In vergelijking der verbaazende hoogte, van waar de Engelfchen de heuvels en bergen, over de vlakte verfpreid, befchouwden, kwamen z'rj hun niet anders, dan als zoo veele groote hooi-rooken voor ; gelijk , in de daad, verfcheiden andere verre afgelegen Chineefche bergen eene even dergelijke vertooning maakten. De ftad nan-gan-foe, van waar de reizigers kórt te vooren vertrokken waren, uit hunnen tegenwoordigen ftand befchouwd, fcheen enkel een hoop dakpannen te zijn , en de rivier, die 'ei langs ftroomt, was toen in hunne ooger niet anders, dan als een fchitterende lijn. Dit gebergte, welk boven alle de voor werpen, die hetzelve omringen, zoo aan merklijk verheeven is, fteekt zijnen tot boven de oppervlakte der zee nog zea veel hooger uit. Hetzelve is ten nunft< duizend voet hooger,- dan de bronnei der rivier kan-kiang, of dier ri vier, op welke het gezantfehap, van dei om Reis van het meir Po-yanguaar Kanton. In Slagtmaand.1793. 8 V t  Reis van het meir Fo ■ yang Tiaar Kanton.. In Slagtmaand.Ï793. l\ 1 \ 1 1 1 < tf%' BRITSCH GEZANTSCHAP omtrek van het meir Po-yang af, gevaaren had. De ftroom deezer rivier, is zoo fnel, dat men de helling of het verval van haar bed, door elkander gerekend , op twintig voet in eene mijl begrooten mag; 't welk, in eenen lijnrechten loop van omtrent drie honderd mijlen, zes duizend voet uitmaakt. Wanneer men hier de hoogte van duizend voet, welken de top van het gebergte boven de bron der Kan-kiang verheeven is, bijvoegt, moet men befluiten , dat die bergtop zeven duizend voet hooger is, dan Je oppervlakte van het meir Po-yang. Het gemelde meir ftorc eene ongelooflijke menigte water uit in de groote rivier ,'ang-tse-kiang , die, met eenen zeer hellen loop, van daar ten minfte drie honierd mijlen verre ftroomt, eer zij zich in "en oostlijken oceaan ontlast. Geduuren!e die lengte, kan men het verval van het >ed der rivier Yang-tfe-kiang op niet minler dan duizend voet rekenen. En deeze )egrootingen bij elkander gevoegd, geeven lan de kruin van het meergemelde geberge eene hoogte van acht duizend voet bo>en de. oppervlakte der zee. De weg dwars over het gebergte was jpgepropc met eene menigte boeren , die , groQ-  naar CHINA. XIX. hoofdst. 4. Afd. X?% groote kruiken met olie naar Nan-gan-foe j bragten , van waar zij te water naar dt1 noordlijker provinciën des Chineefchen rijks' verzonden wordt. — Op deezen weg zagen , onze. reizigers ook fommige paarden, die' wel buitengemeen klein, maar echter zeer taai en vlug waren. Zij waren van vooren niet zeer fraai van gedaante, maar anders wel gemaakt, en hadden zulke nette en dunne ledemaaten, als die van een hert. Toen de reizigers te nan-sjoe-foe, eene grensftad der provincie Quang-tung, of Kanton, op den affïand van achttien mijlen van den weg over het gebergte gelegen, aankwamen, vonden zij daar booten gereed gemaakt, om hen en hunne bagaadje te vervoeren. Deeze booten waren wel klein , maar overdekt en gemaklijk , gefchikt naar de geringe diepte, welke de rivier nabij haare bron heeft. Deeze rivier , pe-kiang genaamd , ftroomt door eene landftreek, die eene uitgeftrektheid van omtrent twee honderd en zestig Engelfche mijlen heeft, eer zij Kanton bereikt. Van daar loopt zij nog omtrent tachtig mijlen verder zuidwaard, en valt dan in de zee, welke China ten zui- ïew vari et meir 3o - yang aar Kan* en. In ilagt* naand. < [793.  Reis van het meir Po-yang naar Kanten. In Slagttnaand.3793- 174 BRITSCH GEZANTSCHAP zuiden befpoelt. Nabij die zee wordt de rivier door de Europeeërs bocca tigris geheeten. Noordwaard van Kanton, ftroomt de rivier, een aanmerklijk end wegs verre , tusfchen twee reiën kalkbergen door. Sommigen dier bergen ftrekken zich tot aan de rivier uit, en rijzen onmiddelijk van haare zoomen in de hoogte, terwijl anderen , meer of minder van de boorden der rivier terug wijkende, ook meer of min-» der uitgebreide vlakten tusfchen beiden laaten. — De hoogten zijn in 't eerst dor, onvruchtbaar, fteil, en voornaamlijk met het plantgewas camettia fefanqua en lorkenboomen bedekt. Deeze fpruiten en boomen groeiën 'er fomtijds aan oorden, alwaar het niet weinig moeite en zorg kost, om ze te planten (g). — De grond be» (g) De Franfche vertaaler van dit werk , Mr. castera, heeft hier ongelukkig den zin niet getroffen. Mr. staunton zegt, dat de lorken, boomen en eamellia fefanqua op die gebergten, fomtijds , groeiden aan oorden, where it requireil no little lab'mr and management to plant them : 't welk hij torn. IV. pag. 66 verkeerdlijk dus vertaalt: qui croisfent quelquefois dans des endroits, m ü ne faut pour les plantw gae peu de trmil et $eu dcfoin; zijnde ilt  NAAR CHINA. XIX. HOOFDST. 4. Jfd. 175 beftaat grootdeels uit zand, met een weinig klei gemengd, en in den aart der granietfteenlaagen , die 'er onder liggen , deelende. In deeze kleiner of grooter vlakten ziet men kleine valeiën, waarin nette, kleine buisjes, met fmalle ftrooken bebouwd land daar nevens, hier en daar verfpreid zijn, en die oogfchijnlijk geen anderen toegang dan van den kanc der rivier hebben. — In de rivier heeft men veele hoopen van fteenen opgeworpen, die, door paaien bijeen gehouden, eene foort van dijken maaken, tusfchen welken openingen gelaaten zijn, waardoor het rivierwater met groot geweld en fnelheid ftroomt. Tegenover deeze openingen plaatfen de visfchers groote korven, van teenwerk gevlochten, van binnen met ftukjes hout voorzien, wier fcherpe punten, binnenwaard, op die wijs naar elkander toegekeerd zijn, dat zij den visch den toegang in den korf niet alleen vrijlaaten, maar dien zelfs, als het ware, aanwijzen, doch den uitgang, integendeel, be- dit laatfte juist het tegendeel van 't geen de En' gelfche fchrijver (wiens meening hier boven duid< lijk uitgedrukt is) zegt. Am, des heder». vaax. Reis va» | het meir Po-yang naar Kanton, lil Slagtmaand.I7P3-  Reis van het meir Po-yang mar Kanton. In Slagtmaand.1799. ijS BRITSCH GEZANTSCHAP beletten, blijvende de visch dus eené bufc van den eigenaar des korfs. Zoo draa de bergen, tegenover elkander gelegen, aan. den rivierkant, minder fteil en afgebroken waren, zagen onze reizigers de fchuinfche zijden derzelven met tabak beplant; eene zaak, die met de gewoone handelwijs der Chineefche akkerlieden , welke anders, (gelijk wij meer dan eens gezien hebben) de fchuinsch neerhellende zijden der bergen in terrasfen veranderen, (trijdig is. 'Er waren echter ook fommige bergen, die, dor en onvruchtbaar zijnde, een naare , akelige vertooning maakten. Niet het minde groen, niets naar een plantgewas gelijkende, was op dezelven te zien. Rotfen op rotfen geftapeld, zoo wegens haare verbaazende hoogte, als wegens haare verfchillende en ongemeen vreemde gedaanten, merkwaardig, dreig* den de vaartuigen, die 'er onder heen voeren , door haaren val te verpletteren. Vijf deezer bijster-groote ileenblokken t de zonderlingften en aanmerklijkften van illen , worden door de Chineezen de vijf Paardenkoppen genaamd. Bijzonder is een dier zeldzaame rotfen gemaklijk van de anderen te onderfcheiden, omdat zij, nabij haa-  naar CHINA. XIX. höopdst. 4. Afd. ï 77 haare kruin , eenige laagen fteen van verfchiJlende kleuren heeft. 1 Andere bergen van dit gedeelte van Chi- j ha, zijn vol fteenkoolmijnen, welken men,! federt korten tijd, langs den oever der ri'1 vier heeft begonnen te bewerken. Men heeft uit de rivier eene vaart tot aan de mijn gegraaven, en op die wbs worden de kooien, zoo als zij uirde mijn, uic den mond eener horizon taaie ader, gehaald zijn , terftond in de vaartuigen in^elaadeni Deeze' kooien zijn week, vet, fchilferachtig, en laaten zich gemak lijk tot gruis wrijven: Zij zijn van die foort, welke in Engeland fomtijds culm toa's, [dat is,] gruis van fteenkoolen, die in 't westen van EngeJard vallen, genaamd wördert; Dewijl de Chineezen de gewöonré niec hebben, om hun vuur in opene haardfteeden , met roosters voorzien * te ftooken 5 maar zich tot dat einde van gefloten kagchels bedienen s zuiveren zij gemeenlijk dè kooien, eer zij ze gebruiken; en graaven j een dien einde, diepe patten in de nabij, heid der fteenkoolmijnen. — Volgens den geest der fpaarzaamheid , welke onder de Chineezen heerscht, en die, wegens hunne ongelooflijke volkrijkheid misfchieri höod; VI. be£i, - u Reis van 'iet mtir Po yang laar Kan on. In ilagtnaand.1793-  Reis van het meir Po - yang naar Kanton. In Slagt maand. J793- 178 BRITSCH GEZANTSCHAP zaaklijk is , gaat zelfs het ftof en de asch der fteenkoolen niet verlooren, 'Er zijn lieden, die 'er hun werk van maaken, om het ftof en de asch dier kooien te verfamelen, met eene gelijke hoeveelheid kleiaarde, uit de moerasfen gehaald, te mengen, en daarvan brokken, in de gedaante van tigchelfteenen te vormen, om naar die provinciën en landftreeken, alwaar men geene fteenkoolen vindt, verzonden te worden ; en die, met dat alles, hunnen kost winnen. Zoo ras de rivier brèeder en dieper was geworden, werden de kleine booten , waarvan het gezantfehap zich, federt eenige dagen , had moeten bedienen , door grooter en gemaklijker jachten vervangen. De wateren der Pe-kiang-rivier waren, door de vereemgin^ eener andere aanzienlijke rivier, uit Het noordwesten komende, met dezelve, groothjks vermeerderd. — Omtrent de famervïoeijing deezer twee rivieren .igt de Ihd chau-choe-foe, welker omlhgende landftreek zeer aangenaam, en zeer romanesk is. Toen de Engelfchen, in het laarst van Slagtmaand hier voorbij voeren , vonden zij de vlakten met rijst e»  naar CHINA. XIX. h00f0st.4. Afd. i*rj (en tabak bedekt; terwijl de rijzende gronden met eene menigte katoenboomen en camtltia fefanqua beplant waren. De booten , die geftaadig van het eene end der ftad Chau-choe-foe naar het andere vaaren , worden voornaamlijk door Vrouwen gevoerd. Die vrouwen, welke gemeenlijk jong en netjes gekleed zijn , toonen daarmede duidlijk, dat haar doelwit is, het oog der vreemdelingen tot zich te trekken. Wij hebben te vooren reeds aangemerkt, dat eene dergelijke gewoonte op het meir Tai-hoe plaats heeft, alwaar hec fteeds krielt van mannen, die zich van hunne familiën verwijderd hebben. De koophandel , die op cwee bevaarbaare rivieren gedreeven worde, geeft gelegenheid tot eene groote famenvloeijing van vreemdelingen te Chau-choe-foe. De zwakke vrouwen , die de gemelde booten bellieren , en deeze vreemdelingen zoeken te behaagen , hebben deeze haare dubbele bezigheid niet aanvaard , omdac zij , uit hoofde van haar wangedrag, haare ouders, of deeze haar verlaacen hadden» Maar over hec algemeen ftellen de ouders, in China, geen groote waarde op de kuischheid hun:ij*r dochters, dan voor zoo verre dèzelve M a kad Reis vari het meir ■ Po ■ yang naar Kanton. In Slagtmaand:1793. -  Reis van het meir Po-yang. naar Kanton. In Slagtmaand.119* ■180 BRITSCH GEZANTSCHAP kan medewerken , om haar eenen rijken echtgenoot te doen vinden; en wanneer dit uitzigt. ontbreekt, maaken zij weinig zwaarigheid, haar eene kostwinning te doen omhelzen , welke haar gelegenheid geeft om eene andere , die voordeeliger is, daarbij te oefenen. Aan de opvoeding van Chineefche vrouwen , voornaamlijk van die van de laagfte klasfen, wordt gemeenlijk zeer weinig moeite hefteed. Bijkans het eenig grondbegmfel , waarvan men zich in deezen bedient, is, dat men haar eene ingewikkelde gehoorzaamheid aan haare vaders en mannen inboezemt. Zij worden onderrecht, om van hunne daaden alleenlijk het goed of het kwaad , welk betrekking tot haar kan hebben, te over weegen , zonder eenig denkbeeld van deugd in het afgetrokken te hebben. Ook fchijnen de mannen geenen grooten prijs aan de kuischheid haarer vrouwen te hechten, uitgenomen, wanneer dezelve tot des te grooter voldoening van hunne bijzondere lusten ftrekt. Veelligt is onder de eerfte klasfen der Chineezen het geval grootlijks onderfcheiden. *Er is , indedaad, dikwijls , in de wijs van denken van lieden van een ver-  NAAR CHINA. XIX. HOOFDST. 4. Afd. l8l verfchillenden rang in een en hetzelve land een grooter onderfcheid, dan tusfchen per toonen van denzelven rang en van verichillende landen. De Chineefche vrouwen , van welken rang zij ook zijn, zijn voor het grootfte gedeelte, van het voordeel van te kunnen leezen, of haare kennis door waarneeming uittebreiden , verfteeken (li). Haare onkunde, haare onërvaarenheid, haare afzondering en vrees' voor die geenen , welken zij als haare gebieders aanmerken, beletten haar , de vriendinnen en gewoone gezellinnen haarer echtgenooten in hunnen ledigen tijd te worden. De fmaak zelve , . welken haare perfoonlijke bevalligheden inboezemen , vermindert allengskens ; en men gevoelt minder afgrijzen van onnatuurlijke lusten, welke, offchoon zij, zoo wel (Ji) Onder de vrouwen , die als eene uitzondering op deczen regel moeten aangemerkt worden, zijn 'er fommige zeer beroemden ; als, bij voorbeeld, de geleerde en deugdzaame pan-hoedpan, die door haare fchriften de verwondering der geleerden werd; en de keizerin tse-tienHOANG-dEOu, wier letterkundige begaafdheden haare heerschzucht en wreede ftaatkunde evenaarden. Castera. M 3 \ Reis van het meir Po yang naar Kanton. In Slagtmaani.-793,  Reis van het meir Fo-yang naar Kanion. In Slagtmaand.1793. 182 BRITSCH GEZANTSCHAP wel als alle andere onreine en verkeerde begeerlijkheden, billijk door de Chinee-. fche zedemeesters worden veroordeeld, ech-. ter zelden , indien ooit, door de wet geftraft worden, voornaamlijk niet, wanneer de mandarijnen dezelven begaan. Overal waar de vrouwen niet een ge^ deelte van het gezelfchap der mannen uitmaaken , kan men noch eene kieschheid van fmaak en ,gevoelen , noch de inneemende zachtheid en bevalligheden eener bekoorlijke verkeering, noch de zuiverheid en het vermaak van ftreelende gemoedsaandoeningen vinden ; en van dien tijd af aan zijn de mannen , onbedwongener in hunne zeden, blootgefteld aan het gevaar, om aan grove boerterij , en kwaalijk geplaatfte zinfpeelingen den ruimen teugel te vieren. De uitwendige befchaafdheid der Chineezen is zeer gemaakt, en aan kleinigheden gebonden. Zij beftaat in verfcheiden beweegingen des ligchaams, nei-, gingen des hoofds . buigingen der knie uitfteeking des beens , vouwingen en uitbreidingen der handen. Alle deeze bijzonderheden worden , in China , als de volmaaktheid eener goede opvoeding befchojuwd; en de volken, die 'er onkundig van.  naar CHINA. XIX. h0ófdst. 4.. Af cl, i 83 van zijn, worden 'er weinig meer dan ais barbaaren gefchar. Intusfchen , worden de Chineezen, nr. hunne eerfte pligcpleegingen, ras gernakhjk en gemeenzaam. Zij fpreeken zonder vrees en ongedwongen met de vreemdelingen. Zij willen zelfs een zekere maat van ver* trouwlijkheid aan den dag leggen, en zich yercoonen als verheevener lieden, die gelooven, dat hunne zeden en gewoonten zonder gebreken zijn. Deeze zelfverheffing en groote verbeelding van zich zeiven komt daar van daan , dat zij zich verzekerd houden, alle hunne nabuuren, in alle foort van verdienfte, grootlijks te overtreffen. In 't midden van die eeuwen, toen Europa in eene dikke duisternis van onkunde en woestheid gedompeld lag ; toen de Mongolfche Tartaaren China nog niet veroverd hadden ; en de beroemde Venetiaan mar co paolo aldaar reisde, hadden de Chineezen reeds den hoogften trap hunner befchaafdheid bereikt. In dien opzigte overtroffen zij toen niet alleen hunne veroveraars, maar ook de Europeeërs zeiven van die eeuw. Maar, dewijl zij federt geene verdere voortgangen gemaakt hebben ; M 4 daar, Reis van het meir Po ynng naar Kanton. In Slagt maand. 170»-  Reis van h?t meir. Po-yang. naar Kanton. In Slagtmaand.Ï791- 184 BRITSCH? GEZANTSCHAP daar-, integendeel, de natiën van-Europa, daaglijks, haare zeden , haare kuriften en weetenfehappen van allerleien aart uitgebreid en volmaakt hebben, worden zij te-, genwoordig door de Europeeërs men minder- verwondering aangezien , dan zul ka door de eerfte reizigers , die van hun gesproken en gefchreeven hebben , gefchied is. -- In de betrekkingen , weiken fommige Chineezen met het Engelsen gezantfehap hadden , gevoel 'en zij zeiven etnigen van de voordeeien, welken de Engelfchen over hen bezaten. Vcciigr hebben ook de Chineezen s door hunne vermenging met de ManchouxTartaaren, in hunne befchaaving, niet weinig geleeden. Zh gevoelen zich, in geene' geringe maat, vernederd onder het juk van her allervo ft-ektst gezag waarmede een vorst met moogh kheid bekleed kan zijn. Hier komt nog bij, dat de Tartaaren zeiven zich trocschlijk verbeelden, eeniger maate, deelgenooten der heerlchappij van hunnen fouverein over het veroverde volk te zijn, vertroostende zij zich daarmede, dat zij zeiyen door het gewigt dier magt verpletterd vyorden:. gelijk, bij voorbeeld, de dienstboden van eenen grooten heer in Lijfland', mSL  y aar CHINA, hoofdst. XIX. 4 Afd. 185 of de buisnegers van eenen voornaamen piancer op hec eiland jamaïka , offchoot zeiven flaaven zijnde, zich, de eerden bo ven de boeren des lands , en de anderen., boven die negers, welke op de plantaadjen werken , merkiijk verheevener achcen. Op een grondbeginfel, hiec ongelijk aan hec bovengemelde, zijn de meeste inwooners^der provincie Kanton, meenende, dac de vreemdelingen, die koophandel in hun ,hnd komen drijven, door de regeering niec befchermd worden, gewoon, zich fomcijds eene foorc van meerderheid over dezelven aancemaatigen. Intusfchen, gebeurde 'er , eenige dagen voor de aankomsc van de jachten des Bric^ fchen gezantfchaps ce Kanton, iets, waar> uit de Engelfchen gelegenheid kreegen , den invloed van hunnen uitgebreiden handel in China waarteneemen. Op de rivier zoo wel, als langs de oevers, hoorde men, dikwijls, deeze en geene Chineezen poogingen doen , om Engelfche woorden uit ce fpreeken. En veelen der vrachtfchepen, die de rivier afzakten , waren met koopmanfchappen, voor Engeland beftemd, gelaaden. Op veele plaatfen , was de rivier geM 5 m noeg- Reis van< het meir, Pu ■yang laar Kanton. In ïtagtnaand*  Jtïff van het meir Po - yang naar Kanton. In Slagtmaand.1793. 18Ö BRITSCH GEZANTSCHAP noegzaam geheel bedekt met groote vlotten van timmerhout , meestal van lorkenen kampherboomen. Men bragt dezelven naar de middenfte en noordlij ke provinciën des Chineefchen rijks, alwaar de grond te effen,' en te wel bebouwd is, om veel hout voort te brengen. De vlotten zeiven zijn fomtijds aan elkander vastgebonden , en ftrekken zich dan meer dan honderd voet in de lengte uit. Men recht op verfcheiden plaatfen derzelven masten met zeilen op, om, zoo dikwijls de wind gunftig is, door middel derzelven tegen den ftroom op te vaaren. Wanneer de wind ongunftig is, worden zij voortgetrokken door lieden, die in kleine hutten, op de vlotten zeiven opgetlagen , hun verblijf houden. ■— Ook worden op deeze houtvlotten dikwijls plancgewasfen geteeld , en verfcheiden foorten van tamme huisdieren opgekweekt. Uit die hutten ziet men kinderen ten voorfchijn komen, bijkans gelijk bijën uit eenen biiënkorf. — De trekkers zijn 'er, insgelijks, niet alleen van alle de kleine noodwendigheden , tot de visfcherij vereischt, jïjklijk voorzien ; maar zij bedienen 'er zich ook van hunne groote netten , welken zij van die vlotten even zoo gemak-  naar CHINA. XIX. hoofdst. 4. Afd. 187 maklijk in het water werpen, als of zulks van het dek eener boot gefchiedde. Op het onderftaande plaatje is eene wijs van vischvangst, bij de Chineezen gebruiklijk, afgebeeld. De reizigers ontmoetten, op hunne vaart, aan de eene zijde der rivier, eene verbaazende rots van gemeenen graauwen marmerfteen. Men rekende , dat zij omtrent zes honderd voet hoog was. In een groote fcheur, digt aan den rand des waters, en ook alleen te water genaakbaar, is een tempel, door ho-fjaungs, of priesters van fo : van meir yang. 'KanIn rf. ni. 3- f van meir yang. r KanIn P'■ni. Reis van het meir Po - yang. naar Kanton. In Slagtmaand.1793.  Reis.van hit meir \ Po - yang. naar Kontm. In Slagt. . maand. 1793: , 1S8 BRITSCH GEZANTSCHAP f o bewoond. Zij vereeren daar eene verfcheiden heid van vergoode opperhoofden en helden, gelijk ook fommige deugden en hartstochten , onder perfoons-verbeelding, zinnebeeldig yoorgefteld. De tempel beftaat uit verfcheiden vertrekken, het eene boven het andere, en van aanmerklijke hoogte,, meest allen in de rots uitgehouwen, : • . - Boven deeze uithollingen is een tweede natuurlijke fcheur. De reizigers zagen uit dezelve eene ongemeen groote masfa van (ialallites voortkomen, die, naar het fcheen, ten minfte eene ton (i) zwaar waren , en een onnoemlijk getal kleine takjes of aderen hadden. Een gezigt dier vreeslijke rots is in de plaat, nommer XLI1I., hier tegenover te zien. Zeer veelen dier nabuurige bergen waren , tot den zoom des waters toe , loodrecht weggehouwen. Men had 'er de bouwftoffen, de onnoemlijke menigte fteenblokken , tot alle de pagoden , bruggen en fteenen grondilagen , waarop de Chineefche tempels en paleizen gevestigd zijn? vereischt, uit gehaald. De fteengroeven wor- (f) De Engelfche ton weegt twee duizend pond.  1 Pi. sx ii. m: rots QiTANC-YIK, met eenen tempel tan eo, en eene wooning vooh' verscheidene priesters, daar in uitgehouwen.   2ÏAAR CHINA. XIX. HOOFDST. 4. Afd. 189 wotden , gemeenlijk, tot de boorden der rivieren toe bewerkt, uit hoofde, dat de vervoering der fteenen van daar des te ge maklijker is. Eene vlakte , die zich tot aan de grenzen des gezigtëinders uitftrekte , verving, eindelijk, de dubbele rei bergen, in \i midden van weiken de rivier, bijkans van haaren oorfprong af, meestal, tot hiertoe geftroomd had. Haar bed werd nu wijder 3 en de reizigers ontmoetten ras het getij , welk van den zuidkant kwam. Het land was , overal, door grooter en kleinet kanaalen doorfneeden. De eerften waren voor de fcheepvaart, en de overvoering van koopmanfchappen beftemd; en die van minder grootte dienden , bij gelegenheid, om den grond te bevochtigen. Hei voornaamiïe voorcbrengfel des lands was de rijst. Men zag 'er ook eenige plan taadjen van moerbeziënboomen. Alles bi, elkander genomen , kondigde het vruchtbaarheid , nijverheid en groote volkrijk, heid aan. Naar maate de reizigers de ftad Kantot naderden, zagen zij langs de rivier kweek hoven, met eene menigte fchoone en zeld Reis tanhet meir Po - yang mat Kan. ton. In . Slagtmaand,1793. I  Reis aan het meir Po-yang naar Kanton. In Slagtmaand.1793- ïoö BRITSCH GEZANTSCHAP zaame gewasfen beplant. Ook ontdekten zij verfcheiden landhuizen, en lustplaatfeiij aan de voornaamfte Chineefche kooplieden van Kanton toebehoorende. — In een dief lusthuizen werd de ambasfadeur door de kommisfarisfen der Engelfche Oostïndifche maatfchapp'rj, verfcheiden andere Engelfche heeren , en fommigen hunner Chineefche vrienden verwacht. De onderkoning was reeds vooruic gereisd, om, te Kanton, tot ontvangst deS ambasfadeurs , alles in gereedheid te doen brengen. Van daar zond hij groote en prachtige jachten, verfierd niet alleen met glazen , met fchilderwerk, maar ook met verguldfel tot verkwisüng toe. In dezeiven deed het gezantfcnap ziine plechtige increede in Kanton. De Engelfchen kwamen 'er den negentienden van Wintermaand des jaars 1793 aan. De buitengemëene eerbewijzen, die, op des onderkonings bevel, aan den Britfchen ambasfadeur beweezen werden, 'en de bijzondere achting en oplettendheid, welken die hooge ftaatsdienaar voor hem liet blijken , waren geene onnutte en iedele vertooning. Zij leerden de inwooners van Kan-  NAAR CHINA. XIX.HOOFDST.4.^- W Kanton , wel in overweeging te neemen , dat de Engelfchen, niet meer van befcherming ontbloot zijnde, verdienden in achting gehouden te worden. Bijkans alle de lieden , aan het gezantfehap verknocht, hadden, te Kanton, het -genoegen, hunne hoop, zoo lang te leur gefteld, eindelijk eens vervuld te zien, en tijdingen van hunne vrienden te ontvangen. Ook vernamen zij nu eerst, dat de Franfche regeering aan Groot-Britannie den oorlog verklaard had. En deeze tijding maakte , dat de ambasfadeur nog des - te meer genoegen ondervond, toen hij hoorde, dat fir erasmus gower, nadat men hem, te Kanton, van alle noodwendigheden voorzien had , noordwaard vertrokken , en , naderhand , eer hij nog eenen grooten weg afgelegd had, door der boode van de kommisfarisfen der Oostïndifche maatfehappij ingehaald was , met dai goede gevolg, dat hii nu met het oorlogfchic the Lion s in den mond der rivier van Kanton, Bocca Tigris genaamd, ten anker lag Reis van het meir Po - yang naar Kanton. In Slagtmaand.1793-  PIJFDE AFDEELING. V ërï rek der Engelfche fchepen ,lion^ indostan, fan Chu-fan, enhunnè Reis van daar naar kanton. INHOUD. De lion vertrekt van Chu-Tan. — Hei is aan dat eiland zeer wel behandeld. -hOmftuirmg weer. - iVorJhltng tegen de mousjons. - Komst van de Uon aan de Dieven eilanden. - Het fobtp ontvangt van Kmton de nooawenaighedtn, daar het gtbrek aan had. — Het doet vergeef Jche poogingen, om j-apan te bereiken. — De mousfon bekt het daarin Chineefche zeerooyers. ~ Zy tasten geene huropeefc/ie fchepen aan — De brik , Jte de vhfchers op het eiland Amfleraam aan land had gezet , wordt door de Engelfchen genomen. — JJe Indosran wordt aan het eiland Chu-fan wel behandeld. — Waarom het daar zijne laading niet inneemt. — Het gé. melde fchip ontmoet fiecht weêr op zijnen togt  BRITSCH GEZANTSCHAP enz. i93 iogt van Chu - fan naar Kanton. — Lijst van planten in de provinciën Kiang - fi en Quang-tung gevonden. H et oorlogfchip tihe Lion , kapitein fir. erasmus gower, was, den achttienden, van Wijnmaand des jaars 1793, van Chufan vertrokken* Geduurende zeven weeken, welken het fchip in die haven gelegen had, was deszelfs fcheepsvolk van den buikloop, waarmede het zoo lang gekweld was geweest, bijkans gantschlijk geneezen. De fcheeplingen hadden, buiten en behalve het voordeel van de landlucht in té ademen, en ligehaamsöefeningen te kunnen doen, nog dat van frisfche en gezonde leevensmiddelen genooten. Men had hun * versch vleesch , bijzonder gevogelte , en Veelerhande foorten van groente, tot zeer maatige prijzen , bezorgd. De eet'waaren werden alleen dan een weinig duurder, wanneer de bedienden der Chineefche regeering zich met den inkoop bemoeiden: want i dewijl zij eene belooning van de verkoopers eischten , viel de verhooging van den prijs natuurlijker wijs ten laste des koopers» VI» deel» N Al* 'iels vari, "hu -fan laar Kanton, hl Slagt* naana.  Reis van Chu-fan naar Kanton, In Slagt- maand. 1793- 194 BRITSCH GEZANTSCHAP Allerhande foort van ooft was te Chufan overvloedig en goedkoop. De thee was 'er beterkoop , dan in eenig ander deel van China. — Eene maand voor het vertrek van the Lion uit de haven van Chufan, ontftond 'er een verfchriklijk onweer. De blikfemftraalen waren zoo laag , dat men ze duidlijk langs de monden van het grof gefchut zag heen fchieten, en tevens zoo geweldig en menigvuldig, dat niemand op het dek kon blijven. Geduurende al dien tijd, dat het onweer en de ftorm zoo ijslijk woedden , was de wind noordlijk , en vlak ftrijdig met die ftreek, uit welke de wind in de laatstvoorgaande maanden gewaaid had. De oudfte en de bevaarenfte zeelieden merkten dit buitengemeen zwaar onweêr, welk zelfs de onverfchrokkenfte matroozen onthielde, aan als de uitwerking van den ftrijd der beide mousfons tegen elkander. Ondertusfchen keerde de wind weder naar het zuidwesten. Vervolgens werd het weer ongeftaadig, en de wind veranderlijk; 't welk tot het laatst van Herfstmaand duurde, wanneer een fterke koelte zich uit het noordoosten verhefte, die, na verloop van eenige dagen, allengskens bedaarde , en eindelijk zeer gemaatigd werd Va»  waar CHINA. XIX. hoofdst. 5. Afd. 195 Van dien tijd af aan werd de nieuwe mousfon aangemerkt, als zich voor het overig»' van dit jaargetijde gevestigd te hebben. Bij hec vertrek van Chu-fan , was ilr erasmus gower begeerig, om dien koers te neemen, welken de ambasfadeur hem te Tien-fing voorgefchreeven had. Maar, uit gebrek aan verfcheiden noodwendigheden, was hij verpligc, om zich in de eerfte plaacs naar de rivier van Kanton te begeeven , gelijk wij te vooren reeds gemeld hebben. Intusfchen weinig of geen vermoeden hebbende op de verandering varr omftandigheden , welke noodzaaklijk eeneovereenftemmende verandering in zijne beftemming ten gevolge moest hebben, werd hij bewoogen, om, zoo fpoedig als mooglijk was , naar hec noordoosten te rug te keeren. \ Toen fir erasmus gower Chu-fan verliet, ontving hij van de Chineefche regee* ring aldaar, en de ingezeetenen over het algemeen, alle die eerbewijzen, welken de goede orde, die hij, gedüurende zijn verblijf aldaar , onder zijn fcheepsvolk be* waard had, verdiende. — De Lion zeilde tusfchen de Chu-fan-eilanden door, en vervolgens door de ftraat van Formofa, fnel N 2, en Reis van Chu- J'ari mar Kanton. In Slagt. maand. 1793»  Reis van Chu ■fan naar Kanton. In Slagt» maand. J793- i96 BRITSCH GEZANTSCHAP en zonder gevaar , en liet , den drie en twintigften van Wijnmaand 1793, nabij de Dieven-eilanden het anker vallen. Op een dier eilanden , samkok genaamd, vond fir erasmus gower goed water, in genoegzaamen overvloed, om het fcheepsvolk daarvan te voorzien. — In het verheevenfte gedeelte des eilands ligt een bijster hooge en groote hoop granietfteenrotfen , van welker kruin men een uitgeftrekt gezigt heeft over alle de ftraaten en kanaalen, zoo breeder als fmaller, welke naar de onderfcheiden Dieven-eilanden leiden. De Chineefche lootfen ftaan daar op den uitkijk, om de fchepen te ontdekken, die uit zee komen, en naar de eene of andere hunner havens beftemd zijn, ten einde dezelven derwaard te ftuuren.— De noordlijke breedte van het eiland Samkok. is twee en twintig graaden negen minuuten, en dus nagenoeg onder de noordlijke keerkringslijn; terwijl zijne lengte, volgens negen waarneemingen van den afftand der zon van de maan berekend en bepaald , honderd en twaalf graaden één en veertig minuuten oostwaard van den middagcirkel van Greenwich bedraagt. Van bet eiland Samkok zond fir kras- mu-9  naar CHINA. XIX. hoofdst. 5. Afd. iq? mus gower eene boot af, naar Kanton, aan de kommisfarisfen der Engelfche Oostindifche maatfchappij , met verzoek, om hem van zoodaanige droogerijen, geneesmiddelen en andere behoeften, welken hij voor zijn fcheepsvolk noodig had, te voorzien , gelijk ook binnen zeer weinig dagen gefchiedde. — Terftond daarna richtte hij zijnen koers, op nieuw, naar den kant der ftraat van Formofa. Maar nu had hij den noordöostlijken mousfon, die tegenwoordig in zijne grootfte kracht was, regelrecht tegen zijne vaart. Op den vierden van Slagtmaand werd hij, niet verre van pedra bianca, door eenen geweldigen ltornlwind beloopen. Het oniluimig, ftormachtig weerhield aan geduurende al dien tijd, welken de Lion in deeze zee doorbragt. De zeebaarea verhieven zich, elk oogenblik , tot eene verbaazende hoogte; zij waren ongelijk, en volgden kort op elkander. De zeilen kreegen de eene fcheur voor en de andere na, en waren niet dan met groote moeite te herftellen. Verfcheiden dagen lang, wendden dc matroozen van the Lion alle hunne poogingen aan , om het fchip langs de Chineefche kust voorwaard op te werken, N 3 zon-. Reis van Chu fan naar 4 Kanton. In Slagtmaand.1793.  Heis van Chu-fan naar Kanton. In Slagt- maand. 1793. 198 BRITSCH GEZANTSCHAP zonder eene v mijl te vorderen. Hec fchip werd toen naar Formofa geftuurd , alwaar het tegen minder ftroom op te worftelen had. Het fchip maakte daar wel eenigen voortgang; doch het weer bleef niet alleen even onftuimig; maar het verergerde zelfs zoodaanig, dat twee topmasten in ftukken braken,. en van boven neer kwamen. Dit noodzaakte den kapitein, hoe eer hoe liever , naar de Dieven - eilanden te rug te keeren , en 'er , zoo goed hij kon, eene fchuilplaats te zoeken , om de geleeden fchaade te verbeceren, en hec fchip in ftaat te ftellen, ten einde nieuwe poogingen te doen , om de ftraat van Formofa door te vaaren (V). VerCo) In den loop van dit werk heeft men reeds gezien, dat deeze vaarwaters zeer onftuimig zijn. Zie hier een nieuw bewijs daarvan: Den twee en twintigften van Bloeimaand des jaars 1782. werd 'er eene vreeslijke aardbeeving gevoeld, verzeld door eene waterberoering, waardoor de zee zoo verbaazend hoog werd opgezet, dat zeventien Chineefche fchepen van oorlog, en meer dan honderd koopvaardijfchepen, welke, aan het eiland Formofa, op de reê lagen, voor het grootfte gedeelte door de zee werden ingezwolgen, of verbrijzeld. Het geheele eiland werd . op diea tijd, geduurende twaalf uuren, door het zeewater everftrootii. Castska»  naar CHINA. XIX. hoofdst. 5. Afd 199 Verfcheiden vaartuigen van zeeroovers, door Chineezen bemand , maakten deeze wateren zeer onveilig, en hadden zeer onlangs eenige Chineefche jonken genomen , en de kleine bijgeleegen eilanden geplonderd. De fnoode gewoonte deezer zeerooveren is, alle de jonge en fterke mansperfoonen , die zij gevangen neemen , toi flaaven te maaken, de overigen te dooden. en nadat zij uit de jonken en huizen al 'i geen hun van eenige waardij fchijnt te zijn^ hebben weggenomen, de eerden in den grond te booren , en de anderen te verbranden. Den één en twintigften van Slagtmaand. ontmoette de Lion een brikfcheepje, welk. nadat het onderzocht was, erkend werd dai fchip te zijn, waartoe de vijf man behoorden, welken de Engelfchen, in Sprokkelmaand deezes jaars 1793 , op het klein , meestal uit volkaanfche ItofFen beftaande. en onvruchtbaar eiland Amfterdam gevom den en gelaaten hadden. — Dewijl fu erasmus gower uit Kanton reeds aangaande den oorlog tusfchen Groot-Bricannie en Frankrijk onderrecht was, maakte hij zich meester van de brik , die omdai »ij aan lieden, op Isle de France woonen N 4 de Reis van Chu -Jan naar Kanton. In Slagtmaand.1793- » -  Reis van Chu-Jan naar Karton. In Slagt- maand. 4793- »oo BRITSCH GEZANTSCHAP de , in eigendom toebehoorde , en aldaar uitgerust was , voor goede prijs verklaard werd (b). Dus geraakte het brikfcheepje » op eenmaal , in de ontnooglijkheid, om naar het eiland Amfterdam te rug te keeren, ten einde perron en zijne vier makkers, met de laading zeehonden of robbenvellen , welken zij daar gereed zouden maa-i ken , weder aftehaalen. En bijaldien die arme lieden dat eenzaam, woest en onvruchtbaar eiland ooit weder verhaten zullen , moeten zij het verfchuldigd zijn aan de ge* (Z>) AI komt het gedrag van fir er as mus gower met de wetten des obrlogs overeen , het flrijdt echter niet te minder met de heiliger pligten der menschlievendheid. De prijswaardige en goedwillige perron had de Engelfche» met veel hartlijkheid ontvangen; en tot belooning van zijn gul onthaal, aan hun betoond, beroofden foinmi. gen van het fcheepsvolk van de Lion hem van een. aanzienlijk gedeelte der robbenvellen, welken hij bereids in gereedheid had gebragt. Eindelijk, neemt de kapitein van dat fchip , zich van de berichten, door perron zei ven hem gegeeven, bedienende, zijn vaartuig weg, en ftelt dus deezap Franschman, en zijne vier makkers aan het; gevaar bloot, om op een woest en onvruchtbaar pjland , van Wanhoop en ellende om te komen.  {jaar CHINA. XIX. hoopdst. 5. Afd. aoi gelukkige gebeurenis, dat 'erbij geval eens. een fchip op die kust komt, en het gemelde eiland aandoet, en de kapitein van hetzelve menschlievendheid genoeg bezit, om hen uit hunne ballingfchap te verlosfen. Eer nog de fchaade, welke de Lim onlangs geleeden had, herfteld was, ontving fir erasmus gower den brief van lord macartneij. Ingevolge van dien, Huurde hij zijn fchip , in plaats van weder, in de ftraat van Formofa, tegen den mousfon te worftelen , naar dat gedeelte der rivier Pe-kiang, of van Kanton, welk Bocca 72gris genaamd wordt. De kapitein mackintosh kwam ook, met het fchip Indostan , eerder in de haven van Kanton, dan hij gedacht had. Hij had en de mandarijnen , en de inwooners van Chu-fan , volmaakt wel gefchikt en geneegen gevonden , om aan de bevelen, welken de keizer gegeeven had, betreklijk de vergunning, dat de kapitein en verdere officieren van the Indostan eene laading in die haven mogten koopen, gereedlijk te gehoorzaamén. De thee , en de zijden ftofFen, waren daar beterkoop, dan elders. N § Maar Reis van Chu-fan laar Kanton. Tn Slagt. naand.  Reis van Chu-jan naar Kanton. In Slagt- maand. 1793. coa BRITSCH GEZANTSCHAP Maar de kooplieden van Chu-fan waren tot eenen zoo aanzienlijken verkoop niet voorbereid. Zij hadden geene goederen en koopmanfchappen, voor de Europeeërs gefchikt, genoeg in voorraad, om een fchip, als de Indostan, welkeen duizend en twee honderd tonnen groot was, vol te laaden. Ook konden zij alle de waaren, die het aan boord had, niet koopen, en die beter voor eene grooter ftad gefchikt waren. Hierom verzochten zij uitftel, om eerst de goederen, welken zij niet hadden, te ontbieden. Maar de kapitein oordeelde het dienftiger, zich naar Kanton te begeeven , alwaar hij, voor deeze reis, hetzelve voorrecht , en dezelve vrijheden, als te Chufan, zou genieten. De kapitein mackintosh verliet deeze ftad, met eene aandoening , waarin alle haare bewooners deelden. Niet alleen zijne officieren, maar ook al het fcheepsvolk, waren fteeds op hunne hoede geweest, om geenen Chinees in het minst te beleedigen. Dit had ten gevolge gehad , dat het wederzijdsch genoegen volkomen was. Het fchip de Indostan had, op gelijke wijs als de Lion, op zijne vaart van Chufan naar Kanton , een' gunftigen mousfon 1 aan-  naar CHINA. XIX.hoofdst. 5. Afd. aoj aangetroffen. Maar in de ftraac van Formofa was de wind zoo onftuimig , dat de gemelde kapitein betuigde, nooit van zijr, leeven ongeftaadiger en boozer weer gezien ce hebben, dan hij op die korte overvaarc ontmoec had. L IJ S T DER PLANTEN, in de provinciën kiang-si en quangtung gevonden (c). Acrofïicum filiquofum. — Acroftic filiqueux. AlUum. — AiL — Look. Anthiftiria ciliata. — Anihiflirie ciliée. Arachis hypogaa. — Piftache de terre. Arternijia. — Armoife. Arun- (e) Behalve 't geen ik bij de voorige lijsten van planten reeds aangetekend heb , (men zie d« aantekening (w) onder bladz. 353 van het vijfde deel van dit werk;) moet ik nu nog aanmerken, dat de fchrijver , indien hij deeze planten-lijstee zeer nuttig had willen doen zijn , het gebruik welk de Chineezen van de waargenomen pla.ntei maaken, had mosten befchrijven. Vooral had di om Reis van "ku-fart . vaar Kanion. In Slagt- maand. 1793.  Reis van Chu-Jan tiaar Kanton. In Slagt- maand. 1793. s 204 BRITSCH GEZANTSCHAP Arundo bambou. — Rofeau bamboe!, —* Bamboes. Asclepiadea. — Asclepias ;Gardène a ftuilles d^ asclepias. — Zwaluw-wortel. Een tweede foort. Asplenium. —■ Ceterach. — Steenvaaren.— Miltkruid. Azalea Indica. — Azalée des Indes. Bladhia Japonica. — Bladhie du Japon. Burmannia. ■— Burmanne. — Eenq nieuwe foort. CamelHa fefanqua. — Camelie. Capftcum. — Piment. Cas- omtrent deeze lijst plaats behooren te hebben, omdat 'er verfcheidene planten in voorkomen , di» nuttige eigenfchappen bezitten. Het zou belangrijk geweest zijn, te weeten, welk voordeel men ia China daarvan trekt, om dergelijke proeven met foortgelijke planten, die in Europa bekend zijn, te doen. Te meer zou dit van nut hebben kunnen zijn, omdat wij, in deeze reisbefchrijving, op meer dan eene plaats , reeds gezien hebben, dat de Chineezen ongemeen vernuftig en fchrander zijn , om de veelerhande nuttigheden der planten 'er zoo gelukkig uittehaalen: eene bijzonderheid in de Chineefche natie , waarin zij andere natiën zeer aanmsrklijk overtreft. Aant. tiet ïjEDERD. VSRT>.  naar CHINA. XIX. hoofdst. $. Aj'd. 20$ Casfia obtufefolia. — Casfe è feuilles obtufes. — Kasfie. Eene nieuwe foorc. Chryfanthemum Indicum. — Chryfene des Indes. Citrus trifoliata. — Citronnier trifolie'. — Driebladige citroenboom. Climatis. *— Viorne. — Thunberg. Convallaria Japonica. — Muguet du Japon. Convolvulus fericeus. — Liferon foyeux. — Winde. . i -. Battatas. — Liferon batate. .—- Medicum. — Liferon fagrtte'. ——, Obfcurus. — Liferon obfcur. Cratcegus bibas. — Alifier. — Loureiro. -—i Glabra. — Alifier globre. — Thunberg. Croton febiferun.— Croton por te-fuif. — Smeerboom. Cucurbitacea. <— Cucurbitacées. — Soort van watermeloen. Cupresfus pendula. — Cyprès a, rameaux pendans. Thunberg. Daphne Jndica. —'• Garon des Indes. Datura jiramoine. Dianthus deltoides. ■— Oeillet a feuille} . deltoides. Dyfoda fasckularis. —. Loureiro. Reis van Chu-Jan naar Kanton. In Slagt' maand. 1793.  Rtis van Chu-fan naar KantonIn Slagtmaand.»793. no6 BRITSCH GEZANTSCHAP Elaagnus pungens. — Chakf piquant. — ' Kalaf. Elephantopus. — Elephantope. Eriocaulon. — Joncinelle. Euphorbia. — Euphorbe. Ficus Indicus. — Figuier des Indes. —> Indiaanfche vijgenboom. Gardenia florida. — Gardene a larges fleurs. Glycine. — Glycine. Gosfypium. — Cotonnier. — De katoenbsom. Hybiscus Syriacus. — Keimie de Syrië. Jl£X — Houx. — Eene nieuwe foort. Illecebruui fesfile. Indigofera tinclorva. — Indigotier des tein* turiers. Ifchamum ariftatum. -* Ifcheme arifté. Juncus articulatus. — Jonc articulé. Jusfiesa ereSta. — Jusfieve droite. Justicia. — Carmanüne. Juniperus Barbadenfis. — Genevrier de Bar- bades. — Jeneverboom van Barbados. Thunberg, KyU  naar CHINA. XIX.hoofdst. 5. Afd. HO? Kylüngia triceps. — Kyllinge & trois têtes. Eene nieuwe foort. Lagerft'romeria Indicct. — Lagerftromerie des Indes. Laurus camphora. — Camphrier. — De kampherboom. Lonicera. — Chèvrefeuille. — Geitenbjad. Lycium Japonicum. — Lyciet du Japon. Foetidum. — Lyciet fêtide. JLycopodium cernuum. — Lycopode penchè. Mimofa. — Senfitive. — Kruidje roer mij niet. Musfenda frondo fa. — Musfende feuillée. Myofotis fcorpiodes. — Scorpione. Nauclea orientalis. — Nauclé d'Orient. Nicotiana tabacum. — Nicotiane-tabac.—» Tabak. Ophioglosfum fcandens. — Ophiogiosfe grimpant. Panax aculeata. — Gin - feng aiguillonné. Panicum Italicüm. — Panis d Italië. Ple&ronia Chinenfis. — Pleclrone de la. Chine. Lour. Plumbago Zeilanica. —i Dentelaire de Ceylan. Reis van Chu -Jan laar Kanton. In Slagt- mand. 1793.  Reis van Chu fan naar Kanton. In Slagt- maand. 179* no 8 BRITSCH GEZANTSCHAP Phyfalis. — Coqmret. Pinus larix. — Mélèze. — De lorken* boom. Polygonum fagopyruni. — Sarraziti: Polypodium. — Polypode. Pontedera. — Pontédère, Pfycotria Afiatka. — Pfycotre dAfie. Serpens. — Pfycotre rampantè. Pteris femipinata. — Fougere femipinnée, Quercus dentatus. — Chêne dentL — Thunberg. ) Rondektia Afiatka. — Rondelette Afiattque. Rofa indica. — Rofe des Indes. — In» diaanfche roozenboom. . i ■ Eene tweede foort. Rottbollia. — Rottbolte. Kubus. —• Ronce. Rumex. ■— Ozeille. — Thunberg. Saccharum. — Canamelle. Sagittaria trifolia. — Flechière trifoliée. Serisfa. — Serisfe. — Jussieu. Smilax. — Salfepareille. Solanum diphyllum. — Morelle diphille. — Osbeck. Verbascifolium. — Morelle è feuilles de bouillon blafte. Sok'  naar CHINA. XIX. h00fdst. 5. Afd. 20o Solarium nigrum. —. Morelle noire. Reis van ';• Eene andere foort. Chu-fan, Sphenoclea Ceylanica. —. Sphenocle de Kanton. Ceylan. In Slap' J maand. Sterculia platanifolia. 1793* Thea. — Thé. — Theeboom. Tradescanüa. — Ephémère, Triticum. — Bied. — Tarw» Ürtica nivea. —« Ortie a feuilles Manches en-desfous. — Brandende netel, mét biaden, die van onder wit zijn. Xanthoxylon trifolidtum. Clavalier tri* fotié. *-«"—-——— Eene tweede foort. VI. deel» O XX. HOOFD*  XX. HOOFDSTUK. verblijf des britschen gezantschaps in kanton, en deszelfs vertrek van daar naar makao. EERSTE AFDEELING. Verscheiden bijzonderheden,^ koophandel dtt vreemdelingen te kanton, en vooral der engelschen aldaar, den staat van fommige weetenschappen, enz. in china, betreffende. INHOUD. Weersgesteldheid van Kanton. — Uitwerking van den invloed van vreemdelingen. — Koophandel, voornaamlijk door maalfchappifén gedreeven. _ Voordeelen van deeze wijs van handeldrijven. -~ Bijzondere achting , welke de Engelfche faktorij te Kanton geniet. — Voornaamjle artikel van uitvoer naar Europa. — Gevaarlijke uitwerking van  I N H O U D. cm verbooden goederen, contrebande, in En. geland. — Ontwerp , om den invoer van verbooden goederen te beletten. - Goed gevolg van dat plan. — Zaakwaarnemers der Engelfche Qostïndifche maatfehappij te Kanton. — Knevelarijen der Chin-czen den Engelfchen aangedaan. — Vermogen, door den ambas. fadcur aan den onderkoning van Kanton daaromtrent gedaan. — De onderkoning bemoeit zich daarmede. — Gunjiige omfiandigheden voor de Engelfchen. — Europeefche verbeteringen. — Hulp , door Engelfche artfen aan Chineefche zieken leweezen. — Weinig gevorderde ftaat der geneeskunde in China. — Der wondheelkunde. — Der inenting der kinderpakjes. — Drank van onjierfiijkheid. — Staat van verfcheiden weetenfehappen in China. — Van kunften. — Wit koper. — Tutenage of zink. — Kwikzilver. — Uitwerking van het aartsvaderlijk fystema op de bevolking des rijks. —. De Chineezen begeeven zich vroeg in den echten/laat. — Het grootfie gedeelte hunner landerijen wordt bebouwd, om den mensch leevensmiddelen te bezorgen. — Os De  Verblijf des gezantfchaps in Kanton. InWintermaand.I7V3- i» BRITSCH GEZANTSCHAP» De ftad kanton, en haare voorlieden, liggen , voor het grootfte gedeelte , aan den oostlijken oever der rivier Pe-kiang. Het Engelsch gezantfehap was aan den tegenover gelegen of westlijken oever gehuisvest. Het bewoonde verfcheiden afgezonderde, overvloedig ruime en gemaklijke gebouwen. Sommigen deezer gebouwen waren op zijn Engelsch gemeubileerd, en hadden glazen venfters, benevens haardfteeden met roosters (tf). — Hoewel Kanton in de nabijheid van den noordlijken keerkring gelegen is, maakte echter de tegenwoordige winter-zonneftiltland het gebruik van dergelijke haardfteeden . voor de Engelfchen zeer aangenaam. De gebouwen, door hen bewoond, waren met een' grooten tuin omringd, in welken waterkommen en bloemftukken gevonden werden. — Aan den eenen kant dier gebouwen was een Chineefche tempel , en aan de andere zijde een zeer hoog gebouw , van welks plat men een uitgeftrekt gezigt zoo (a) Men verftaat daardoor de zoogenaamde Engelfche haarden, van zeer verfchillend maakfel, in welken fteenkoolen gebrand worden.  KAAR CHINA. XX. HOOFDST. f« Afd. 213 zoo over de rivier , en de plaats , alwaar de fchepen ankeren (b), als over de ftad, en de omliggende fchoone landouwe had. Kanton , als eene zeehaven, en tevens eene grensftad befchouwd , draagt veele merktekens , dat zich aldaar fteeds eene menigte vreemdelingen , onder de Chineefche inboorlingen gemengd, bevindt. —De faktoorijën der onderfcheiden Europeefche nsriën , die 'er handel drijven, hebben daar fraaie huizen, in eene rei op den oever langs de, rivier gelegen. Zij zijn buiten de muuren der ftad» Boven ieder derzelven wa,.it de vlag dier natie , aan welke die faktoorij toebehoort. Deeze huizen maaken een fterk contrast bij die der Chi- (b) De Europeefcbe fchepen ankeren nier te Kanton; maar drie zeemijlen laager, te weeten, hij het eiland wamfoo of wami-oe. Ten minde was dit eertijds zoo gebruiklijk; doch het is mooglijk , dat 'er door den tijd verandering in gekomen zij , en de fchepen tegenwoordig voor de ftad liggen. De rivier van Kanton is ter deezer plaats zeer breed. Men ziet 'er altijd groote Chineefche [ommen, of fchepen, waarvan de Chineezen zich op zee bedienen. Intusfchen twijfel ïk , of de rivier daar wel diep genoeg voor de Europeefche fchepen is, welke zeer veel dieper gaan, dan de Chineefchen. Cossignij;. 03 Verblijf des ge. zantfchaps in Kanton. InWinermaand.«"93-  Verblijf des gezantJckaps in Kanton. InWmter%r.aand.Ï793- 014 BRITSCH GEZANTSCHAP Chineezen , en moeten , famengenome'n , als een bijzonder fieraad van Kanton worden aangemerkt. — Het groot getal vreemdelingen , welken men fteeds in de voorlieden van Kanton ziet, hunne verfchiliende taaien , hunne kleedingen , hunne gewoonten en leevenswijs , dat alles zou kunnen doen twijfelen , aan wélke natie dat gedeelte der ftad toebehoort , indien men niet te vóoren reeds deSaangaande onderrecht was. In de nabuurfchap der buitenlandfche 'faktóorijen ziet' men eene menigte pakhuizen. Dezelve dienen tot berging van goederen en koopmanfchappen; 't zij van Europeefcbe, eer zij aan de'Chineefche kooplieden worden afgeleverd; 't zij van Chineefche, eer dezelve worden ingefcheept. —Het voorfle gedeelte van het huis is in bijkans alle de huizen tot een winkel uitgerust; en de winkels van eene of meer ftraaten zijn gefchikt om in de behoeften der vreemdelingen te voorzien. Alle de koopen worden door lieden , tot de fche^ pen behoöretfde ,'of door de zaakbezorgers, de gcvolmagdgden der Europeefcbe maatschappijen gedaan. Maar de groote voorwerpen van 'vt> en uitvoer worden. bij-  naar CHINA. XX. hoofdst. i. Afd. 215 bijkans alleen aan de laatften, toevertrouwd. In de zaaken van koophandel , door de eerften gedreeven, moogen voorbeelden van. bedrog gebeurd , of ten minfte beproefd zijn ; maar bij de laatstgenoemden is niet het minfte fpoor daarvan te vinden. De oprechtheid , de naauwkeurigheid en ,het crediet, bijzonder van de Engelfche Oostindifche maatfchappij , en van haare zaakbezorgers, zijn bij de Chineefche kooplieden zoo wel bekend , en zoo diep gevestigd , dat haare goederen en koopmanfchappen , ten aanzien zoo der hoeveelheid als der hoedaanigheid , altoos volgens de faktuur ontvangen worden, en de baaien, met het merk der maatfchappij getekend , in den koophandel , zonder onderzoek, door het geheele Chineefche rijk van de eene hand in de andere gaan. Deeze zaakbezorgers worden in opperkarga's en fchrijvers verdeeld. Zij genieten , tot hun geluk, zulke aanzienlijke voordeclen, dat zij daardoor tegen alle verzoeking beveiligd worden. Overeenkomftig den ftand, welken zij in den dienst bekleeden, srekken zij van de fommen , die de waaren, door hen verhandeld, bedraagen, eene bepaalde provifie. Hunne maatregels worO 4 den Verblijf des ge~ zantfchaps in Kanton. InWintermaand.»793-  Verblijf des gezantfchaps in Kanton. InlVintCP maand. I793> 916 BRITSCH GEZANTSCHAP den alcijd bij meerderheid van Hemmen genomen , en de redenen, die de balans doen doorflaan, regelmaatig opgefchreeven. De bedienden der maatfchappij worden bijtijds gewend, om in alle hunne amptsverrichtngen goede orde, oprechtheid en naauwkeurigheid in acht te neemen, — hoedaanigheden, welke eenen prijswaardigen koopman kenfchetfen ; waarbij nog komt, dat zij ten zei ven tijde worden vermaand , om zich niet door gierigheid, of andere laage baatzuchtige neigingen , die een zoo nuttig beroep kunnen ontëeven , te laaten wegileepen. Offchoon de uitvoer uit Kanton in verfcheiden foorten van waaren en koopmanfchappen beltaat, zijn echter alle die verfcheiden foorten van goederen , met den uitvoer van thee vergeleeken , bijkans n;etg. Eertijds kochten de Engelfchen veel minder thee, dan de gevolmagtigden der andere Europeefche natiën te ïamengenomen. Intusfchen ontflipte het de waarneeming van verfcheiden bewindhebberen der Engelfche Oostïndifche maatfchappij geenzins , dat verre het grootfte gedeelte der thee , op die wijs , aan boord van wemde. fchepen, in Europa gebragt, na-  kaar CHINA. XX. ïiooFDST. i. Afd. 3*rj» derhand, ter fliaik in de Engelfche havens) ingevoerd wierd; en dat de voornaame be-^ weegöorzaak , welke deezen fluikhandelj zoo fterk gaande maakte, de zwaare belas-\ ting was , wsike het Britsch parlement' op den invoer van thee gelegd had. De. thee was niet alleen het voornaamfte ftuk, waaromtrent de fluikhandel, of de contrebande , in Engeland verkeerde , maar zulks gaf ook gelegenheid tot- en bevorderde het gemak van-, den heimlijken invoer van andere verbooden goederen in Engeland grootlyks. De fluikhandel in Engeland rees tot eene zoo verbaazende hoogte, dat in een be* richt, welk een zeer geacht lid van het huis der gemeenten , (nu tot de waardigheid van pair des rijks verheeven ,) daaromtrent aan hetzelve deed, hij ten befluice zeide ; ,, Dat de ongeoorloofde kunst„ ftreeken , waarvan men zich bediende , „om den ftaac van zijne inkomften te be„ rooven , tot eenen fchrikbaarenden trap „ waren geklommen; dat die kunstftreeken „ op de kusten, en in verfcheiden deelen ,. des' rijks wierden gepleegd met een ge- weid , en met mishandelingen , welke m niet alleen de inkomften met. eenen O 5 „ gantsch- "erblijf les ge;ant'chaps in Kanton. InWinter* mand. 1793- ,  Verblijf des gezantfchaps in Kanton. JnWintet' maand. 1191, 11$ BRITSCH GEZANTSCHAP „ gantschlijken ondergang dreigden , maar „ ook voor eenen regelmaatigen en loflijken „ koophandel zeer fchaadelijk, voor de ze„ den en deugd der natie ten uiterfte ver„ derflijk, en met een goede regeering on„ beftaanbaar waren." Ten zeiven tijde, werd door de bekwaamheid en bijzondere nijverheid van eenen heer, die tegenwoordig boekhouder der Engelfche Oostïndifche maatfchappij is, eene nota van gebeurenisfen en begrootingen , met betrekking tot den fluikhandel, ten voorfchijn gebragt; — eene nota, welke in het aanhangfel van dit werk gedrukt is (V)< Deeze nota diende ten geleide van een ontwerp, om aan GrootBritannie het voordeel te bezorgen , dat het al de thee, door de onderdaanen van die koningrijk, en deszelfs onderhoorige landen , gebruikt, alleen mogt invoeren. De gemelde ftukken gaven aanleiding tot, .*ad .a»| uufuto.■ha anijs «?ev .xih nofei«oe» (e) Dit aanhangfel, en tevens het ftuk, of de nota, waarvan hier boven gefprooken wordt, ffn een ontwerp , om den fluikhandel met thee krachtdaadig en geheel en al te beletten , zullen de leezers ook achter het zevende en laatfte deel van dit werk vinden.  NAAk CHINA. XX. hoofdst. i. Afd. 210 en ftrekten tevens ten grondflag van de wet, die, algemeen, onder de benaaming van de Commutation-a&e bekendis; —. eene akte , welke een einde maakte aan alle de onheilen, in het bovengemeld bericht aangeftipt, en eén aanzienlijk getal fchepen en matroozen in 't werk deed Hellen, om zich naar China te begeeven, ten einde die groote vermeerdering van thee , welke 'er, wegens het volkomen ophouden van den fluikhandel met die waare uit andere gewesten van Europa , vereischt werd, en die, bijgevolg, door de zaakbezorgers der Engelfche Oostïndifche maatfchappij, te Kanton gekocht moest wrorden , ih Engelfche bodems, van daar te haaien , en ter voldoening aan die behoefte in het rijk in te voeren. De tijst of tafels der jaarlijkfchë vermeerdering van den inkoop van thee, en van den verkoop- van Engelfche manufaktuureri te Kanton, zal men oek in hét aanhangfel achter het zevende deel van dit werk -vinden. Buiten en behalve de gemelde bedienden der Engelfche faktoorij, waren 'er te Kanton , toen het gezantfehap aldaar aankwamvnbg drie kommisfarisfen der maat- fchap- trerblijf ies ge. ïanttchaps. in Kanton. InWinet' maand. 1793.  Verblijf des gezantfchaps in Kanton. JnWinter maand.1793- aao BRITSCH GEZANTSCHAP fchappij (d). Zij waren door de maat» fchappij derwaard gezonden , niet alleen, om de komst van het gezantfehap van , Groot - Britannie , aan de Chineefche regeering plechtig aantekondigen, en den noodigen toeftel tot deszelfs ontvangst te doen maaken ; maar ook, om het beftier van de zaaken der maatfchappij te Kanton en Makao te onderzoeken en te regelen. Zij, welke door de Engelfche maatfchappij met dien last bekleed werden , voegden bij die hoedaanigheden, welke hen tot die belangrijke verrichtingen bekwaam maakten , de voordeeleu eener goede opvoeding. De eerfte dier kommisfarisfen, Mr. jackson , was een zeer geleerd man ; .en Mr. irwine door zijne reizen en geestige fchriften in de geleerde waereld bekend. De drie kommisfarisfen gaven den ambasfadeur omftandig bericht van alle de nadeelen , welken de belangen der maatfchappij , door de onrechtvaardigheden der Chineezen , te Kanton ondergingen , en vin de perfoonlijke onaangenaamheden , ". Tj' . inr,oi/-'i. f ;ix^f(^ T-IWttf» '(«') Naamlijk, de heeren jackson; iswike, en BKOTf-h,  NAAR CHINA. XX. H00FDST. 11 Afd. 221 waaraan haare bedienden en zaakbezorgers blootgefteld waren. Door dit middel was lord hacartneij in ftaat, om bij de vercoogen, welken hij, geduurende de reis van Hang-choe-foe naar Kanton, aan den onderkoning gedaan had, nog aanmerklijk iets te voegen. — De onderkoning was ook volkomen gezind, om alle waare en gegronde reden van klagc te doen ophouden. Ten eerfte deed hij twee bevelen zoo tegen de bedriegerijen, waaraan de vreemdelingen in zaaken , hunnen koophandel betreffende , maar al te zeer blootgefteld waren, als tegen de perfoonlijke beleedigingen , weiken zij ondergaan moesten , openlijk afkondigen. Ingevolge deeze bevelen , werden verfcheiden overtreeders gefiraft. Intusfchen kon men niet verwachten, dat 'er op eenmaal eene vokomen hervorming van zoo veele verouderde misbruiken plaats zou hebben. De vooröordeelen en de belangen van veelen der inboorlingen fpandcn te famen , ten einde de fterkfte poogingen te doen, om het ophouden dier misbruiken te beletten. De hop-po, dat is , de ontvanger-generaal der inkomften van Kanton , was, ter oorzaak zijner ge- woo- Verlliff des ge* zantfchaps in Kanton. InWintermaand.1793.  VerWjf des gezantfchaps in Kanton. InlVintermaand.1193- 222 BRITSCH GEZANTSCHAP woone afperiingen , ontfteld. Hij wist welke onrechtvaardigheden hij de vreemdelingen had doen ondergaan; en zjn haat, zijne verachting van hun eveniiarden deeze zijne onrechtvaardigheden. Doch hij was bekwaam , ftout en listig. Hij werd ook door de meesten der overige regeeringsbedienden van Kanton onderfteund, en tevens niet weinig geru^tgefteld en aangemoedigd door een aantal amptlooze ingezeetenen , die zijne vooröordeelen omhelsden, bij zijne rooverijen baat vonden, of zijne wraak vreesden. En alle deeze bedenkingen, maakten de onderneeming des onderkonings, om die misbruiken te verbeteren , -zeer hachlijk. De letter der wee had hulp noodig, om tegen zulke fterke en gewigtige hinderpaalen ter uitvoer te kunnen gebragt worden. —■ Daarenboven , was de ambasfadeur niet ten volle verzekerd , of de onderkoning, bij zijne overige deugden, wel die onbuigzaamheid van karakter, en die itandvastigheid van moed bezat, om de kunstgreepen en valfche berichten van lieden , die hem geflaadig omringden, tegen te liaan. Uit hoofde der verbeevenheid van zijnen rang, en nog meer wegens het on-  naar. CHINA. XX. hoofdst. i. Afd. 223 onderfchcid hunner zeden , en hec gebrek van middelen van kennisgeeving, durfden vreemdelingen hec weinig of niec waagen . hem ce naderen. — Hec was ook, in de daad, zeer waarfchijnlijk, dac, geduurende des ambasfadeurs verblijf ce Kancon, zijne landgenoocen aldaar geene gelegenheid coc klaagen zouden hebben. Zijne vertrouwlijkheid mee den onderkoning, de gemakÜjkheid om hem, een allen tijde, te naderen, en hem, door middel van eenen kundigen en getrouwen tolk , de vertoogen der faktoorij voorteftellen , zonder dac of de hooge rang van deezen llaacsdienaar, of de vrees voor de wraakoefening van iemand der onderdrukkers, hem verpligcen zouden, die vercoogen ce verzwakken,- dat alles, met een woord , fcheen een onderpand en waarborg van rechtvaardigheid en rust te zijn , welke niet alleen de Engelfchen , maar ook alle de vreemdelingen . door het belang van den koophandel, naar dit land gebragc geduurende hec verblijf van lord macartneij in deeze ftad, en onder hec bewind van een' deugdzaamen onderkoning, genieten zouden. Dewijl het waarfchijnlijk was , dat de ambasfadeur, na eenen tocht naar Japan of Kochin? 'fa-Wijf ies ge. lant'ckaps ia Kanton. InWintetr maand. I793-  VeiM]f des gezantfchaps in Kanton. inWirttermaand.Ï793- 224, BRITSCH GEZANTSCHAP Kochin -china gedaan te hebben, naar Kanton terug zou keeren, had men reden om te gelooven , dat de Engelfchen , geduurende zijne afweezigheid, met dezelve achting zouden behandeld worden , en dat , wanneer de ingevoerde verbeteringen de kracht van heblijkhcid zouden verkreegen hebben , de onderkoning dezelven des te gemaklijker zou kunnen handhaaven. De ambasfadeur was niet onkundig, dat zijn zucht alleen, om de koscbaare vloot van huiswaard keerende fchepen uit China te dekken , bijaldien het indedaad noodig mogt zijn, dezelven te geleiden, hem tot verfchooning kon dienen, om, in dit jaargetijde , naar Engeland terug te keeren , zonder alle de poogingen , die in zijn vermoogen waren, aangewend te hebben, om van de oogmerken zijner zending naar het Oosten zoo veelen, als mooglijk was, te vervullen. Terwijl lord macartneij zich te Kanton ophield, gaven de onderkoning en hij elkander, dikwijls en over en weer, bezoeken. De ambasfadeur zag ook de heeren der Engelfche faktoorij menigmaal, en de gemeenzaamheid deezer onderlinge gefprekken was voor de Chineezen een door- flaand  naar CHINA. XX. hoófdst. x.'Afd. aas flaand bewijs, dat de klasfe, waaruit de bedienden der maatfchappij genomen waren, en de bezigheden, waartoe zij ge-, bruikt werden , niets vernederends in de oogen hunner landgenoocen hadden , en dat zij zelfs gefchikt waren, om met lieden van den eerften rang te verkeeren. Noch hoogmoed, noch «elfsverheffing,op hoogen rang gegrond, bezoedelden hec karakter des waardigen onderkonings. Hij was de eerfte, welke, in dien verheeven post, aan de Chineefche kooplieden van Kanton vergunde, in zijne tegenwoordig, heid te zitten , ook zeide men , dac hij de eerfte onderkoning dier provincie was, welke de infchiklijkheid had, om mee de heeren der Engelfche fakcoorij ce eecen, en de maaltijd, welke zij aan lord macartneij gaven, met zijne tegenwoordigheid te vereeren. De gunftige geneigdheden des onderkonings ten aanzien der Engelfchen , waren veelligc door den goeden dunk, dien hij van hunne kunde en begaafdheden opgevat had, merklijk verfterkc. Een enkel geval werkte mede, om hem dien inceboezemen. — De gewoonte om te rooken , gelijk ook om fnuiftabak te neemen, is VI. deel, P iQ Verblijf ' des gezantfchaps ht Kanton. InlYinttr* maand. 1793. , 3  Verblijf des gezantfchaps in Kanton. JnWintermaand.1793. 126 BRITSCH GEZANTSCHAP in China algemeen en ftrekt zich van den Jaagden tot lieden van den hooglten rang uit. De onderkoning moest eens zijne pijp aanfteeken, in een oogenblik, dat zijne dienstbooden hem niet omringden. De ambasfadeur haalde een klein glaazen flesje met phosphorus uit zijnen zak, opende het, en flak daarmede fchielijk eene lont aan, welke hij den onderkoning aanbood. Deeze fcheen zich grootlijks te verwonderen, dat iemand vuur in z-jnen zak kon drargen , zonder eenig gevaar te loopen. Lord macart n e ij verklaarde hem dit verfchijnfel in algemeene, bewoordingen , en vereerde hem het flesje, welk in des ftaatsdienaars oog van geene geringe waardij was. Dit geval, hoe zeer van weinig belang op zich zelve , gaf tot een onderhoudend gefprek over verfcheiden andere weetenswaardige zaaken aanleiding. Uit die famen-» fpraak was het gemaklijk te zien , dat de Chineezen , offchoon zeer verftandig, en in hunne bijzondere handwerken en kunften zeer ervaaren, nogthans in ai 't geen de nuttige en wijsgeerige weetenfchappen betreft , bij de Europeefche natiën verre te kort fcbiecen. De  NAAR. CHINA. XX. HOOFDST. I. Afd. 2,2? De ambasfadeur was grootlijks in zijn fchik , dat hij gelegenheid had, om den onderkoning, en anderen voornaamen Chineezen, fommigen van de nieuwlte uitvindingen der Europeeëren, en bijzonder die geenen, welke gefchikt waren, om hunne verwondering optewekken, bekend te maaken. Onder anderen bediende hij zich van de kunst * om zich door middel van eenen bal , met ontvlambaare lucht gevuld, zeer hoog in den dampkring te verheffen ;' van den toeflel om belette adëmhaaling te herftellen; en van de werking om aan lieden, die de ffanr hebben , het gezigt- weder tc geeven (/). Dr, (e) Om door middel van de Iigting der ftaai aan eenen blinden het gezigt weder te geeven', wordt te rei-ht ris een voorbeeld bijgëbragc, oih te bewijzen , dat de Europeeërs , in de kennir en beöefering der nuttige weetenfehappen, de Chineezen ongelooflijk veel overtreffen. Ik heb, ?.égt Mr. cossignij, te Pondicherrij, eene vrouw gekend} die, in haare jeugd, door eene ziekte (ik geloof, dat het de kinderziekte was) blind was geworden. Een Malabaarsch arts ondernant haare geneczing. Haare oogleeden waren gefit*, ten. Hij maakte zeer behendig eene infnijdingj door welke hij het vlies, dat haar het gezigt be* tiam,ligtte, en gaf door dat middel aan twee zeei p- 2 feh0Cfc Verblijf dei ge- ' zantjïhaps iti Kanton. IhWihW* maar.4. 1793'  Verblijf des gezantfchaps in Kanton. JnWinter maand. 1793- 228 BRITSCH GEZANTSCHAP Dr. dinwiddie gaf lesfen over de eleo triciceit, en over andere deelen der proefondervindlijke wijsbegeerte. Hij had, nier. alleen de bedienden der Engelfche faktoorij, maar ook die geenen der Chineezen, welke een weinig Engelsch verflonden, tor zijne geilaadige toehoorders. De laatstgenoemden in 't bijzonder waren over verfcheiden proefneeniingen ten hoogde bekoord, offchoon de taal des hoogleeraars maar zeer onvolkomen verftaande, en dus de uitlegging der proefneemingen niet altijd begrijpende. De zekere overtuiging, dat de Europeeërs zelfs de meestgevorderde Chineezen, in het ftuk der weetenfchap* pen ongelooflijk veel overtroffen , moest hun noodzaaklijk, verwondering, achting, en bij gevolg eene beter behandeling bij , en van den kant der Chineezen te weeg brengen. De fchoone oogen gelukkig het gezigt weder. Ik geloof niet, dat de Chineefche artfen of heelmeesters dezelve behendigheid zouden gehad hebben. Intusfchen kan ik de waarheid deezer anekdote verzekeren. Zij is mij door de geloofwaar. dige perfoon zelve, die 'er het onderwerp van geweest is, verhaald, en door haaren vader e* moeder bevestigd. Cqssigmij,  tsaar CHINA. hoofdst. XX. i. Afd. 220 De arts, Dr. gillan, fchreef verfcheiden mandarijnen, die ziek waren, gepaste geneesmiddelen voor, en bewees hun daardoor weezenlijke dienften. Ook kwamen fommige lieden uit de provincie , welke aanzienlijke ampten bekleedden, met opzet in Kanton, om den Engelfchen geneesheer over hunne ongefteldheden te raadpleegen. De geneeskundige weetenfchap heeft, in China, zeer geringe voortgangen gemaakt (f). 'Er is in dat rijk nergens eene openbaare of bijzondere fchool, waarin die kunst geleerd wordt. Een jongman , die begeerig is een arts te worden, heeft geen ander middel , om de noodige kennis dier kunst te verkrijgen, dan zich, in de hoe- daa- (ƒ) Ik denk, met Mr. staunton, dat de geneeskunde, in China, geene voortgangen van belang gemaakt heeft: maar zij is 'er ook minder noodzaaklijk, dan in Europa. Het matigen werk« zaam leeven, welk men is China leidt, bevrijdt de ingezeetenen van veele ziekten. De Chineezen hebben verfcheiden kruidkundige boeken, waarïn de eigenfchappen van zeer veele planten en droo. gerijen ontwikkeld worden. Zij bedienen zich weinig van famengeftelde artfenijën. Ik geloof, dat, in deezen opzigte, de Indostanners verder gevorderd zijn, dan de Chineezen. Cossionit. P 3 'erblijf es ge- mt- -haps in 'anton. iWinter- aand. 793- Verblijf 'es ge- vint- :haps in Canton. nWinterlaand.793. Verblijf des geZantfchaps in Kanton. InWintermaand.1793'  Verblijf (les gezantfchaps in 'Kanton. JnWintermaand.3703, eso BRITSCH GEZANTSCHAP daanighcid van leerling , bij iemand, die dat beroep oefent, te verbinden. Den arts naar zijne lijders verzeilende, heeft hij gelegenheid om te zien , op welke wijs hij hen behandelt, en hij famelt dus die kennis en die geheimen op , welken de meester verkiest hem mede te deelen. De voordeden van het beroep zijn , doorgaans, naar de kunde van den geneesheer geëvenredigd. Een aantal Hukken kopermunt , naauwlijks de waarde van een Engelsch fix-pence ftuk (g) bedraagende , is, zegt men, de belooning, welke de geneesheer gemeenlijk van het volk voor" een bezoek ontvangt. De mandarijnen geeven, veelligt, viermaal zoo veel. De mandarijnen van den eerften ranghebben eenen lijfarts, die een gedeelte hunner huishouding uitmaakt. Hij houdt geftaadig zijn verblijf bij hen , en verzelt hen, wanneer zij op reis zijn. — De lijfartfen des keizers , gelijk ook de meesten hunner huislijke dienschooden, zijn gefneedenen. — In China is de geneeskunde niet verdeeld in verfcheiden takken, gelijk in de meeste deelen van Europa plaats heeft, Eeia (g) Mm Hollandsen, zestehsJX.  NAAR. CHINA. XX. HOOFDST. I. Afd. 231 Een en dezelve perfoon is te gelijk arts, heelmeester en apothekar (h). De heelkunde heeft, bij de Chineezen, nog minder voortgang, dan de genees- en apothekarskunst, gemaakt. Ingeval van zwaare en famengeltelde arm- of beenbreuken, of van koudvuur, is de afzetting van ledemaaten volftrekt onbekend. Een fpoedige dood is altijd "het gevolg in zulke toevallen. — In China, onder'eene zoo fterke bevolking, zijn , buiten twijfel, verminkte en mismaakte perfoonen ; maar zij moeten 'er in zeer gering aantal zijn , of zeer eenzaam leeven : want het Engelsch gezantfehap zag 'er, op zijne geheele reis, van den noordlijken , tot den zuidlijken uithoek des Chineefchen rijks, niet eenen van dergelijke lijderen. De Qi) De geneeskunde is in China zeer bepaald. De heelkunde is 'er naauwlijks bekend; en de apothekarkunde genoegzaam zonder eenige werkzaamheden , of toebereidingen , dewijl alle, of bijkans alle hunne artfenijmiddelen eenvouwig, niet famengefteld , en ongemengd zijn. De Chi. neezen bedienen zich van geene zwachtels bij hunne kinderen. Om deeze reden is het zeldzaam , gebrekkige of verminkte lieden bij hen aantetrefien. Cossignij. P 4 Verllijf des gezant • fchapjt in Kanton. InWinter* maand. 1793-  Verblijf des gezantfchaps in Kanton. InWintcrmaand. 232 BRITSCH GEZANTSCHAP De groote fterfte, door de kinderziekte > wanneer zij van eenen famenvloeiënden aart is, veroorzaakt, en de waarneeming, dat zij eenen en denzelvcn perfoon niet meer dan eenmaal aantastte, bewoogen de Chineezen, om hunne jonge lieden aan de beiinetting deezer ziekte bloot te Hellen, wanneer zij minder kwr.adaartig fcheen te zijn. De goede uitilag deezer handelwijs gaf eindelijk gelegenheid , dat zelfs de inenting bij hen ingevoerd wierd. De jaarboeken van China maaken 'er reeds in een tijdilip, welk met het begin der tiende eeuw onzer Christiijke jaartelling overeenkomt gewag van. De kunstbewerking, waarvan de Chineezen zich bij 'de inenting der kinderziekte bedienen, is de volgende; „ Wanneer de kinderziekte in het een „ of ander rechtsgebied hcerscht, hebben „ de artfen van hetzelve de gewoonte, om, „ uit de puistjes van eene goede foort, „. eene genoegzaame hoeveelheid etter- of » pokftoffe , die den noodigen trap van „ rijpheid verkreegen heeft, te verfamelen. „ Daarna droogen zij ze , maaken ze tot » poeiër, en bewaaren ze in eene porce» leincn bos of vaas, die zoo dicht geflo- » ten  naar CHINA- XX. hoofdst. i. Afd. 233 „ ten is, dat de pokftoffe aan de werking „ der buitenlucht niet blootgëfteld is. Door „ dit middel behoudt de etter zijne kracht. „ jaaren lang." „ Wanneer de perfoon, dien men inenten wil , vooraf wel daartoe bereid is , „ welke voorbereiding gemeenlijk in het „ gebruik van openende geneesmiddelen , „ en de onderhouding eener flrenge Jee„ venswijs , geduurende eenigen tijd , „ beftaat , neemt men eenen gelukkigen dag waar, en ftrooit een weinig van het „ pokftoffe-poeier op een lapje fijn katoen, en doet het den perfoon, die in„ geënt wordt , in de neusgaten opfnui, ven (*>" Bij' O) De Chineezen hebben de gewoonte , om d< kinderziekte nog op verfcheiden andere wijzen ir te enten. Vooreerst. Zij enten de kinderpokjes in op dee ze wijs, dat zij, een weinig drooge etterftof, to een poeiër gemaakt, door middel van een zilve ren pijpje in een der neusgaten blaazen. Ten tweede. Zij doopen een weinig katoen ii de pokftof, en fteeken het in het neusgat. Ten derde. Zij doen den perfoon, die ingeër zal worden , een hembd, welk hij, die in d enfis der ettermaaking is, heeft uitgetrokken, g< duurende twee of drie dagen draagen. ik geloof, dat het veel gevoeglijker is, hi P 5 P'erbliff xes gezantlehaps in Kanton. InWintet* maand. 1793- t 1 t !t r-  Verblijf des gezantJchaps in Kanton. InWintermaand,-793. 234 BRITSCH GEZANTSCHAP Bijaldien blindheid, cf zeere oogen, in China , meenigvuldiger zijn , dan elders , ('t welk de lieden , aan hec Britsen gezantfehap verknocht, niet konden zeggen,) is het niet onmooglijk, dat zulks gedeeltlijk aan de inwerking der pokftof in de neusgaten, zoo dicht aan de gezigtszenuw, moet toegefchreeven worden; dewijl de ontlleeking, welke daardoor veroorzaakt wordt, zich ligtlijk tot dezelve kan ukilrekken. In China , is het niet geüorloofd , dat een geneesheer eene zwangere vrouwe bediene, en nog minder , dat hij de vroed- kun- vergif op den arm , of op de kuit van het been tè leggen, en het, door middel van een windfel, etlijke dagen lang, daarop te houden. Ik denk, dat het door de zweetgaatjes tot in de masfa des bloeds zou doordringen, zonder dat men genoodzaakt zou zijn, eene infnijding in de huid te maaken. Ik weet niet, dat deeze manier van inenten ooit beproefd is. De zendelingen van Peking zeggen , dat de inenting , in China , tegen de natuurlijke kinderziekte niet beveiligt op tijden , wanneer zij fterk heerscht De Indiaanen gelooven het tegendeel. Zij oefenen de inenting, in Bengalen , met meer kunst dan de Chineezen. Zij maaken eene infnijding op den arm, en brengen de pokftof daarin. Cossignij,  naar CHINA. XX. hoofdst. i. Afd. 235 kimde oefene. Beide de fexen in China fchijnen in deeze bijzonderheid overëentekomen, dat zij een gebrek van kieschheid daarin meenen waarceneemen. Men vindt 'er boeken , tot onderrechting der vroedvrouwen gefchreeven, met tekeningen, den Hand en de ligging des kinds in verfchillende tijdperken der zwangerfchap afbeeldende. Ook hebben de Chineefche vroedvrouwen eene menigte beftieringen en voorfchriften , voor alle onderftelde gevallen . die plaats kunnen hebben. Intusfchen gaar alle die raadgeevingen met zeer veele bij geloovige waarneemingen verzeld. Verfcheiden kwakzalvers, die zich ir China voor artfen uirgeeven , doen hiei even eens, als hunne kunstgenooten in an dere gewesten. Zij bedienen zich deel; van de duisterheid en onzekerheid, dit hunne kunst omzwachtelt, deels van d< onkunde en ligtgeloovigheid der toehoor deren , om hun hec geld uit de beurs ti praaten , verkoopende hun artfenijën vai hun eigen famenftel, en geheimen, waar aan zij wonderkrachten toefchrijven. On der de hand verfpreiden zij berichten, waar in zij op de goede uitwerking hunner ge neesmiddelen pogchenj ook maaken » Verblijf des ge~ zant- fchaps in Kanton. InWintet* maand, 1 [ 1 j 1  Verblijf des ge- Zant fchaps in Kanton. InlVinter- maand. 1795- 236 BRITSCH GEZANTSCHAP veel gebruik van de getuigfchriften van lieden, welken zij , volgens hun voorgeeven, geneezen hebben. — Doch voor de gezindheid der Tao-tfes (k) was het voorbehouden, zoo ftoutmoedig als onbefchaamd voorcewenden , dat zij een geneeskundig geheim bezitten , welk den geenen , die 'er gebruik van maakt , tegen den dood beveiligr. - De Chineezen , die alle de genoeglijkheden van dit leeven onbekrompen genie» ten, wenfchen niets anders , dan dezelven akoos te moogen behouden. ~ Ook verfcheiden fouvercinen van China hebben zich, zegt men, dwaaslijk gevleid, dat hec middel, waarop de aanhangelingen van laokoun zoo zeer roemden, indedaad, de kracht had, welke zij daaraan coefchreeven. Eene volkomen gezondheid genietende, fielden zij zich echter, onbedachtzaam, in handen dier dweepzuchtige kwakzalvers, en namen fterke do/es van hunnen zoo hoog ^eroemden drank der onfterfiijkheid. Deeze drank beftond niet enkel uit middelen, die on- (k) Zoo worden geheeten de leerlingen en aanhangers van lao-koun, waarvan wij te vooren reeds gefprooken hebben.  naar CHINA. XX. hoofdst. i. Afd. 237 onfchaadelijk zijn; maar, waarfchijnlijk, kwamen in dat mengfel ook aftrekfels van flaapbollen en andere zelfihndigheden, wel-, ke, eene kortfiondige verhooging van verbeelding veroorzaakende , deeden gelooven, dat dezelve waarlijk een verlevendigende kracht bezat. Door dit denkbeeld aangemoedigd, hebben fommige fouvereinen van China , die niet wilden fterven , dat beruchte middel zoo lterk gebruikt, dat het hen welras in eene kwijning en verzwakking heefc neergedompeld, en zij , dikwijls zelfs in den bloei hunner jaaren, de flagcöffers van bedrog en dwaasheid geworden zijn (/). In China vindt men geene openbaare hoogleeraars der weetenfehappen , die met de geneeskunde in naauwe betrekking daan. Het (/) Het gebruik van opium , in eene kleine dofls, inwendig genomen, veroorzaakt, indedaad, in de gefteldheid des ligchaams eene kortfiondige verheffing, welke het ligchaam tot de oefeningen gefchikter en bekwaamer , en den geest vlugger maakt: maar men moet het gebruik daarvan voortzetten , indien men deeze gefteltenis onderhouden wil. Wanneer men zulks verwaarloost, valt men in eene kwijning ea verzwakking. Cos. 81 GW IJ. VcrMqf des geZantfchaps in Kanton. InWintermaand.1793.  Verblijf des gezantfchaps in Kanton. InWintermaand. 1793»- S38 BRITSCH GEZANTSCHAP Het menschlijk ligehaam wordt nooit kunst" maatig ontleed, 't zij dan dat zulks in 't bijzonder en heimlijk gefchiede. — 't Is waar, 'er worden, nu en dan, boeken met tekeningen van het maakfel van deszelfs inwendige deelen uitgegeeven: maar deeze fijn allergebrekkigst; en dezelve worden , vecllïgt, dikwijls minder geraadpleegd, om de waare gedaante en ligging dier deelen waarteneemen ,~ dan ilechts om den naam van dien geest', onder wiens bijzondere befcherming ieder bijzonder deel geplaatst is, uittevinden. ■ 't Is twijfelachtig, of de natuurlijke historie , de natuurlijke wijsbegeerte en de fcheikünde, als weetenfchappen aangemerkt, in China * tot grooter volmaaktheid gekomen zijn , dan de ontleedkunde (m). In- tus- (m) De natuurlijke historie en de fcheikünde zijn , in China , volftrekt nog in haare kindschhéid. Bij eenen koopman te Kanton zag ik eene fraaie fteenplant, lithophyse, die natuurlijkerwijs eene groote menigte fchelpjes tusfchen haare takjes vertoonde. Doch dit was een enkel ftuk, en bewees alleenlijk, dat de bezitter 'er, als van een zeldzaam en merkwaardig iieraad, werk van maakte. De Chineezen hebben geene verfamelingeri vaa natuurlijke zeldzaamheden van eenigerhanda Xoort*  naar CHINA. XX. hoopdst. i. Afd. 239 tusfchen vindt men 'er, verfcheiden ver-j handelingen over bijzondere onderwerpen.! tot dc eene of andere dier weetenfchap-J pen behoorende. — De Chineezen bezi--; ten ook eene zeer uitgebreide encyclope-* die, behelzende eene menigte waarneemingen en daadzaaken, tot de drie bovengemelde weetenfchappen betveklijk: maar de Feringe naarvorfchingen, welken de heeren ïan het Britsch gezantfehap , geduurende hun kort verblijf in China , tijd en gelegenheid hadden , om in dat rijk te doen, hebben niet het minfte fpoor van een algemeen famenftel of leer ontdekt, volgens welk de bijzondere waarneemingen en daadzaaken tot elkander gebragt en met elkander foort Hebben zij in de kunstoefeningen vernuftige handgreepen; zij zijn dezelven enkel aan het aml; aan de ondervinding, of aan de navolging verfchuldigd. China zou den nijvren natuurkenner een ruimen voorraad van uitmuntende Hukken in alle de drie rijken der natuur opleveren, tri 1753 kocht ik 'er drie foorten van verfteende krabben, die, gelijk men mij gezegd heeft, een gedeelte van fommigen hunner geneesmiddelen uitmaaken. Ik gaf ze aan den beroemden reaumur. Tegenwoordig zullen zij in het nationaal kabinet te Parijs zijn. Cossionij, rerblijf 'es ge\ant'ckaps in Kanton. 'nWmter* laand. 793*  Verblijf des ge. zancfchaps in Kanton. JnlVinter■maand.-793- 440 BRITSCH GEZANTSCHAP der vergeleeken; de algemeene eigenfchappen der ligchaamen door proefneemingen bepaald en bevestigd; de kunften , welke betrekking tot elkander hebben , tot een en hetzelve oogmerk geleid; regels en befluiten uit overëenftemming opgemaakt en getrokken,en eindelijk grondbeginfels opengelegd kunnen worden , om eene weetenfchap te vormen. 'Er zijn zelfs weetenfchappen, voor welken de Chineezen geene naamen hebben. — Hunne boeken zijn vol van bijzondere handelwijzen, en manieren van doen , waardoor eene groote verfcheidenheid van uitwerkingen in kunften , tot de fchei- en werktuigkunde betreklij k, voortgebragt worden: en het is zeer waarfchijnlijk, dat deeze boeken voor iemand, die het dubbel voordeel bezat, naamlijk,van de taal te verftaan, in welke gy gefchreeven zijn , en van geen vreemdeling te weezen in de zaakcn , waarover zij handelen, van groot nut zouden zijn. Zoo ras het bij de uitkomst gebleekea is , dat eenige kunst of manufaktuur aan bet algemeen oogmerk , welk men zich laarvan voorgefteld had, beantwoordt, gebeurt het zeer zeldzaam, dat de Chineefche uitvinder , of door zijne nieuwsgierigheid  naar CHINA. XX. hoofdst. ï. Afd. 241 opgewekt, of door zijn vermoogen aangemoedigd wordt, nieuwe poogingen te doen3 om aan zijne uitvinding meer glans, en fieraad, of zelfs» meer nuttigheid te geeven. Het menigvuldig gebruik, welk men , tot vervulling van de noodwendigheden des leevens, van de onderfcheiden ercfen maakt, heeft de Chineezen aangefpoord, om ze in de ingewanden der aarde op te zoeken. Zij hebben ook, in hun rijk, die allen, welken men volmaakte ercfen noemt, gevonden , uitgenomen platina. Veelligc bezielen zij de noodige kundigheden niet, om de kostbaare ercfen op de minstkostbaare en kortfte wijs ce fcheiden van de vreemde zelfftandigheden , onder welken zij gemengd gevonden worden; of zelfs om de delfftof, of hec ruuwe ongezuiverde eres der anderen in zuiver eres ce hervormen. — Maar het gelukc hun volmaakc , de ercfen van alle vreemde ftoffen ce zuiveren , zoo dikwijls zulks hun coeleg is; of dezelven in die evenredigheden onder elkander ce mengen, dac hec begeerde doelwic bereikt worde. De Chineezen waardeeren het goud meer uic hoofde zijner fchaarschheid en zeldzaamheid , dan wegens zijn gebruik. Zij VI. deel, q heb- Verblijf, des gezantfchaps in Kanton. InWinter* maand. 1793»  Vetblijf des gezant*Jthaps in Kanton. . Inl¥mter° maand. 242 BRITSCH GEZANTSCHAP hebben ook , naar men zegr, goudmijnen in hun land ; maar de bearbeiding derzelven wordt zeer zelden toegeftaan. In de provinciën yu-nan en se-chuen,wordt eene foort van ftofgoud gefameld, welk, bij wijs van kleine goudkorreltjes , door de rivieren en beeken van de bergen medegevoerd', en onder het zand van derzelver bedden gevonden wordt. Dit goud is bleek, zacht en zeer buigzaam. Sommige mandaiijns, en veele vrouwen van deneeriten rang draagen, om het gewricht haarer handen , armringen van dit erts, niet alleen als een fieraad, maar ook, dewijl zij zich verbeelden , dat het een behoedmiddel tegen veele ziekten is. — De Chineelche werklieden kloppen het goud met hunne hamers tot dunne blaadjes; en daarna lijmen zij het door middel van gom op papier , waarvan zij rolletjes maaken, die zij in hunne tempels , op de drievoeten, branden ; of zij bedienen zich van die goudblaadjes , om de beeldnisfen hunner godheden daarmede te verfieren (n). Zij, («) De Chineezen verdaan de kunst, om koper en zilver te vergulden. Zij Hagen daarin voljnaakt wel. Ik heb zeer fehoone, en zeer duur- zaame  KAAR CHINA. XX. HOOFBST. I. Afd. 24.3 Zij, die fluweel en verfcheiden kostbaare zijden ftoffen maaken, bedienen zich zoo in hun weeffel,als in het borduurfel.. van gouddraad. Ook maakt men "ér in Kanton allerhande aartigheden en beuzelin-' gen van , welken de Chineezen wel niet draagen , maar die men in Europa voor Oosterfche ileraaden verkoopt. Behalve het gebruik, dat men, in China, van het zilver maakt, om, naamlijk, de andere koopmanfehappen daarmede te betaalen, 't welk door middel van het ge« wigt gefchiedt, maakt men 'er ook, op gelijke wijs , als van het goud , zilverdraad van , welk men , insgelijks, in de manufaktuuren van zijden en katoenen ftoP> fen gebruikt. Wat aangaat het bereiden van klokfpijs, of van het erts voor klokken, de Chineezen mengen onder het koper eene vrij groote hoeveelheid tin , welke gewoonte in geene andere landen plaats heeft, 't Is waar , hunne klokken zijn wel klinkender en fcheller, maar ook brosfer, dan die Yan Europa. Het wit Chineesch koper , dac aaarne verguldfels gezien , welke uit hunne handen gekomen waren. Cossremj, Q * Verblijf des gelantrchaps irl Kanton. InWintèï» naandt, 1793»  Ve-Wjfl des gezantfchaps in Kanton. luWitttermaand.1793. 244 BRITSCH GEZANTSCHAP dat zij pe-tung noemen, heeft een' fchoonen, zilverkleurigen glans , en is zeer fijn van draad. Het laat zich zeer fraai polijsten. 'Er worden, even als van zilver, veele aartige kleinigheden, tot huisraad dienende, van gemaakt. — Volgens eene naauwkeurige ontleeding heeft men bevonden , dat deeze bijzondere foort van erts , uit koper, zink, en een weinig zilver beftaat. In fommige proeven heeft men ook, nu en dan , doch niet altijd, eenige ijzerdeeltjes en nikkel gevonden. De tu-te-nage der Chineezen is, eigenlijk gefprooken, zink, uit een rijke kalamijnfteen of kobolt getrokken. Men mengt de kalamijnfteen, vooraf tot poeiër gemaakt, met gruis van fteenkoolen, en doet het in een aarden kruik, welke men op een langzaam vuur zet. Het eres, in de gedaante van rook zich dan verheffende , wordt in eenen gewoonen ontvanger opgefameld, en vervolgens in het water verftijfd. De kalamijnfteen , waaruit deeze zink , op de gezegde wijs, getrokken wordt, bevat zeer weinig ijzer, en in 'c geheel geen lood of arfenicum ; — zelfilandigheden, welke in den kalamijnfteen van Europa zoo ge-  NAAR CHINA. XX. HOOFDST. I. Afd. 245 gemeen zijn , en die niet alleen veel toe- ; brengen , om de fainenftellingen , welken j men daarvan maakt , te bezwalken; maarj ook beletten, dat zij zich zoo fraai laaten polijsten, als de pe-tung der Chineezen. | Dr. gillan leerde ook, te Kanton, de manier, op welke de Chineefche werklieden hun pe-tung maaken. Zij bewerken het koper tot zoo dunne blaadjes of laminae , als mooglijk is. Daarna maaken zij die gloeiend heet, en zetten het vuur zoo fterk aan , dat de blaadjes , eeniger maate , zacht en week worden , en nagenoeg in dien ftaat van hitte geraaken , dat zij fchielijk fmelten zouden. In dien toeftand, hangen zij de gloeiende koperblaadjes op over den damp van hunne zuiverfte tu-te-nage, of zink , in eenen fublimeer-ketel over een fterk vuur. De damp doordringt dus de gloeiend heete blaadjes koper zoo fterk , dat dezelve 'er vast aan gehecht blijft, en door de fmelting , welke zij naderhand ondergaan moeten, niet ligtlijk vervliegt, of verkalkt. Het geheele laat men, vervolgens, langzaam koud worden , en wordt dan bevonden , fraaier en glansrijker van kleur, en fijner van draad Q 3 te 'Verblijf les gewnt'chaps in Kanton. hiWintutnaand.'793.  Vallijf I 4es ge~ fchaps in Kanton. JnWiniermaand. BRITSCH GEZANTSCHAP :e zijn, dan wanneer hec op de Europeeche wijs bereid worde. Het ijzerërcs der Chineezen , worde in bunne fmeltövens niec wel bewerkc; en bec ijzer zelf, dac zij 'er uichaalen, is niet zoo zachc, zoo handel- en rekbaar, als het Engelsch ijzer. Over hec geheel is het ijzerwerk , dat hunne fmeeden maaken , ongemeen bros , zeer lomp en plomp gemaakt, en zonder glans. Maar in de kunst van ijzer te gieten , munten zij groodijks uit. Zij maaken ijzeren plaaten , welke veel dunner zijn, dan die, welke gemeenlijk in Europa gegooten worden. Een groot gedeelte van het tin , welke de Chineezen in hun land invoeren, worde in zulke dunne blaadjes gevormd, als mooglijk is, met een oogmerk, om hec, naderhand , op vierkante ftukjes papier te lijmen , en dezelven voor de beeldnisfen hunner afgoden te verbranden, i— De werklieden van Kanton weeten ook een mengfel van tin en kwikzilver te bereiden, om kleine fpiegeltjes te maaken van glas, welk in hun land geblaazen wordt, doch alleenlijk maar van ftukken en brokken van glas, welk uit Europa worde ingevoerd. —. De gla*  naar CHINA. XX. hoofdst. l.Afd. 247 glaskoranlen , en de glaazen knoopen van verfchillende kleur en gedaante , die, als onderfcbeiden eeretekens, door lieden van rang gedraagen worden, worden grootdeels te Venetië gemaakt, en behooren onder het getal der geringe overblijffels van dien grooten en bijkans uitfluitenden koophandel , welken de Venetiaanen , eertijds, in hèt Oosten , en dus ook met de Chineezen, dreeven. De Chineezen maaken veel gebruik van brillen. Zij draagen die niet op di« wijs, als in Europa gebruiklijk is; maai binden ze om het hoofd vast. Dé werklieden van Kanton maaken ze var kristal, welk zij in dunne fchijven fnijden, Om het kristal te fnijden, bedienen zij ziel van eene foort van zaag, uk twee' of meei zeer fijne en gedraaide ijzerdraadjes ge^ vormd , welken zij , gelijk het koord var eenen boog, aan de twee uiterfte eindet van een ftuk buigzaam bamboezenhouc bin den. Zij maaken het eene end van he ijzerdraadje los, ten einde het rondom he kristal , ter plaats daar zij het willen klie ven, te doen gaan. Het kristal is dan reed tusfchen twee fpillen geplaatst , en doo dat middel zaagt men het door , op dezelv Q 4 ma Verblijf des gezantfchaps in Kanton, InlVinter» maand, 1793. & l 9 fcfr  Verblijf des gezantfihaps in Kanton. InWintermaand.1793.. 348 BRITSCH GEZANTSCHAP manier, als een Europeescb horologiemaaker kleine ftukjes koper of ftaal doorfnijdt. Een klein kommetje , met water gevuld , wordt onder het kristal gezet, om het ftof, welk zich, door het zaagen, van het kristal affcheidt, te ontvangen. Met dit mengfel van water en kristalftof wordt, en het ijzerdraadje , en de fneê , die het in hec kristal maakt, dikwijls bevochtigd. Het kristalpoeiër , gelijk dat van den diamant, dient zoo om de ftof, daar het van komt, door te.fnijden, als om dezelve tevens te polijsten.. De werklieden, die deeze kristallen brillen maaken , hebben geene kennis van de grondbeginfelen der gezigtknnde , om aan hetglas of kristal die maat van bol- of holrondte te geeven, welke 'er vereischt wordt, om aan de verfchillende gebreken van het gezigt te hulp te komen. Maar zij laaten het aan de koopers over , die brillen te kiezen , welke voor hun gezigt het best gefchikt zijn. De weinige diamantflijpers, die te Kanton diamanten fnijden, bedienen zich daartoe van diamantftof, in eene kleine evenredigheid roet ftof van graauwen granietfteen gemengd. De reizigers, die dat mengfel voor en-  KAAR CHINA. XX. HOOFDST. I. Afd 2'4p enkel granietfteenftof hielden, twijfelden, of de fteen , op welken granietfteenftof kon werken, indedaad wel een diamant was. De Chineefche kunftenaars zijn ongemeen vaardig en bekwaam , om Europeefche werken na te volgen. Zii kopieeren fchilderijen, en kleuren tekeningen en prenten met veel fmaak. Zij voorzien de vreemdelingen met grove zijden kousfen , te Kanton , geweeven of gebreid (r>) , offchoon geene der inboorlingen zulken draagen , uitgenomen veelligt eenige jonge lieden , die gaarn in 't geheim'de Europeefche mooden naarboocfen. Die foort van poppengoed , te Kanton gemaakt , welken men balanceerders en tuimelaars noemt, worden door middel van kwikzilver, daar zij gedeeltlijk mede gevuld zijn , in evenwigt gehouden. — De Chineezen bedienen (») Niet alleen leveren de Chineezen aan d« vreemdelingen gnove zijden kousfen , zoo geweeven , als gebreide; maar zelfs katoenen kousfen Ook maaken zij fchoenen, en zeer nette Europeefcbe kleederen. Zij borduuren allerhande ftoffen voortrefiijk. En, 't geen vooral merkwaardig is, het zijn mannen, welke zich met deezen arbeid be zig houden. Zij voeren dien ongemeen keurig er fraai uit. Coss tornt. Q 5 VerUljf des gezantfchaps in Kanton. InWmtermaand.Ï793-  Verblijf des gezantfchaps in Kanton. InWintermaand.1793- =50 BRITSCH GEZANTSCHAP nen zich ook fomtijds van dat erts, als een beproefd hulpmiddel in zekere kwaaien , tegen welken het in Europa gebruikt wordt : maar bij lieden der laagfte klasfe in China heeft "er een vooroordeel tegen dat gebruik plaats , meenende zij, dat het de eene fexe verzwakt, en de andere onvruchtbaar maakt. Ondertusfchen fchijnt de groote bevolking des lands duidlijk genoeg te bewijzen , dat dit middel 'er zelden gebruikt wordt, of dat die uitwerkingen 'er verkeerdlijk aan toegefchreeven worden. Men heeft waargenomen, dat in China de huwlijken, indedaad , zoo wel vruchtbaar zijn , als vroegtijdig aangegaan worden. Men twijfelt geenzins, of de invoering van het aartsvaderlijk fystema,— een fystema , waarvan wij in dit werk reeds meer dan eens gefprooken hebben , en lat, zekerlijk, een fterke breidel tegen de ondeugd, en tegen buitenfpoorigheden van illerleiën aart is, — brengt zeer veel daaraan :ae — Zelfs de gewoonte om kinderen :e vondeling te léggen, is een bewijs, dat ié bevolking des rijks de middelen van jeftaan te boven gaat. Ook is de bevoidng van China niet , gelijk elders, aan het  naar CHINA. XX. hoofdst. ï. Afd. 251 hec gevaar zeer bloocgefteld, om door den oorlog verhinderd ce worden. — De oude provinciën van China hebben, coc de verovering van hec wesclijk Tarcarije, en den oorlog van Thibec, flechcs zeer weinig veldheeren en laager krijgsbevelhebbers , en in 'c geheel geene krijgsknechten, uitgeleverd. De ongehuwde ftaac is in China , zelfs onder die geenen , welke tot de gewoone krijgslieden behooren , zeer zeldzaam. — Somtijds worde, of door eene buicengewoone droogce, of door zwaare overftroo. mingen, in deeze en geene provinciën. gebrek, en zelfs hongersnood veroorzaakt; en de hongersnood wordt van heerfchende ziekten gevolgd. — Maar zelden gebeuri het, dat de bevolking door andere oorzaaken, als, bij voorbeeld, door verhuizingen uit het land, of door zich of vreemde fchepen in dienst te begeeven verminderd worde. — De manufakcuuren, incegendeel, zijn of door den arbeid, dier men daaraan verricht, of door het zittenc leeven, welk men daarbij leidt, niet altijc gunftig voor de gezondheid; ce meer, de wijl zij , fomtijds, in naauwe plaacfen daai Verblijf des gezantfchaps in Kanton. InWïntermaand.1793. \  rerblijf des geZant fchaps in Kanton. InWinter- maand. 1793. 252 BRITSCH GEZANTSCHAP daar men eene bedorven en ongezonde lucht inademt, geoefend worden. Waarbij nog komt , dat het verblijf in de fteden, alwaar zij gemeenlijk gevestigd zijn, de werklieden aan meer ongeregeldheden blootftelr. Ondertusfchen is, in China, het getal der geenen , die door manufaktuurcn en fabrieken worden bezig gehouden , in vergelijking van dat der landbouwers, niet zeer aanmerklijk. Over het algemeen fchijnc de bevolking van China geene andere paaien of perken te hebben, dan die, welken de noodzaaklijkheid om het noodig leevensönderhoud te vinden, daaraan ftelt: en deeze paaien zijn , zekerlijk, in China, niet zoo naauw, als in andere landen, beperkt. De geheele oppervlakte des Chineefchen rijks wordt, op eene zeer geringe uitzondering na, met groote nijverheid gebruikt, om zoodaanige voortbrengfelen te leveren, lie tot voedfel van den mensch alleen dienen. In China vindt men flechts zeer weilig weilanden, en in 't geheel geene beemlen of velden , alleenlijk bearbeid, om looi, of boonen, of raapen tot onderhoud ran eenige foort van beesten voorttebren;en. Men ziet 'er bijkans geene andere lust-  NA-AR CHINA. XX. HOOFDST. li Afd. 253 lusthuizen en landhoeven, dan die aan den keizer behooren. De openbaare wegen beflaan niet veel grond ; zij zijn eng , ei weinig in getal. De voornaamfte gemeenfchap tusfchen provinciën , fteden en dorpen , wordt te water gehouden. 'Er zijn geene gemeene gronden , of zoogenaamde gemeenten. Men laat niet toe , dat 'es eenig land , of door verwaarloozing , oi door grilligheid, of enkel tot vermaak var groote en rijke landbezitters woest en on bebouwd blijve. Even zoo min ziet mei 'er ooit, gelijk wij reeds aangemerkc heb ben, bouwlanden braak liggen. De grond in China brengt, onder een< verwarmende en vruchtbaarmaakende zon bijkans altijd twee oogften in het jaa voort; 't welk te meer om die reden plaat heeft, dewijl men niet alleen den land bouw fteeds naar de hoedaanigheid de gronds fchikt, maar ook alle moeite aan wendt, om, door eene oordeelkundige ver menging met anderen grond, door miscing door bevochtiging, en door allerleie fooi van zorg en naarftigheid, onvermoeid aar gewend , in deszelfs gebrek te voorziei De menschlijke arbeid wordt 'er van di zorgen en nijverheid weinig of niet afg( lek Verblijf des ge* zantfchaps in Kanton. InWintermaand.J793- i ■ . I i. c  J'êrblijf des gezantfchaps in Kanton. ïnWïntermaand.1792. i i I I t I TWEE- 254 BRITSCH GEZANTSCHAP enz. leid, om aan de weelde van rijke en vermoogende lieden dienstbaar te zijn, of aan zaaken van geen weezenlijk nut den tijd te flijten. — De Chineefche krijgsknechten zelve zijn 'er, uitgenomen alleen de korte tusfchenpoozen, dac zij, of de wacht betrekken , of zich in den wapenhandel Defenen, of den eenen of anderen buitengewoonen dienst moeten verrichten, meestal met den akkerbouw bezig. ' Ook zijn de middelen van beftaan in Dhina aanmerklijk vermeerderd, omdat men laar veel meer foorten van dieren en plant;ewasfen eet, dan in andere landen gearuiklijk is. Zelfs in de bereiding hunner pijzen , weeten de Chineezen zich van ïene orde en fpaarzaamheid te bedienen , lie men elders te vergeefsch zou zoeken,  TWEEDE AFD EELINGl Vervolg dier bijzonderheden, omtrent de bevolking, Je inkomsten,^» krijgsstaat,^ oudheid, enz. der chineezen. INHOUD. Bijzondere aanmerkingen over de hui' tengemeen groote bevolking van China. — Over de inkomften. — Over de fchattingen. — Over den krijgsftaat. —* Over de foldij der Tartaarfche en Chineefche krijgstroepen. — De Chineezen zijn voor de letteroefeningen zeer gefchikt. — De Tartaaren meer voor het krijgsleeven. — De hemel is in China zeer bekt/aam om flerrekundige waarneemingen te doen. — Voortgangen, welken de fterrekunde in China gemaakt heeft. — Oudheid der Chineezen. — Tijdsverdeeling in China. — Betrekking der gefchiedenis yan China met de heme.lfche en aard* fche verfchijnfelen. — Op welke manier de Chineezen kleine gedeelten des tijds afmeeten. — Hoe zij de getallen uitdruk-.  Verblijf des geZant fchaps in Kanton. InWintes maand. 1793- £55 BRITSCH GEZANTSCHAP enz. drukken. — Waarfchijnlijke oorzaak , waarom de Chineezen in de landmeetkunde zoo onërvaaren zijn, — De Chineezen wantrouwden de vreemdelingen 5 eertijds, minder dan tegenwoordig. "'Wanneer men den invloed, welken de verfchillende oorzaaken, in de voorgaande afdeeling door ons aangehaald , op de be.volking van China hebben , aandachtig overweegc, zal men , veelligt, niet verwonderd zijn, wanneer men hoort, dat iedere vierkante Engelfche mijl , in China> de eene door de andere gerekend , meer dan drie honderd inwooners (a) behelst; een 00 Bij* gelegenheid , dat Mr. staunton hier van de bevolking van China bepaaldlij'k fpreekt, zal het noodig zijn, ter deezer plaats eene aantekening te maaken. Vooreerst. Volgens eene lijst of tafel der inwooneren van iedere der zeventien provinciën van het eigenlijk gezegd China, welke in het aanhangfel , achter het zevende en laatlte ■ deel van dit werk , onder nommer I., zal voorkomen, bevat de geheele bevolking van het oude en eigenlijke China een aantal van drie honderd drie en dertig millioenen zielen. In de Franfche vertaal ing van Mr. castera is in de optelling dér bijzondere fom-  NAAR CHINA. XX. HOOFBST. 2. Afd. &$f getal ómrrenc een derde meer , dan het getal der inwooneren, die 'er fn de raeestbevolkts gewesten vari Europa , ook in. eene vierkante Engelfche mijl , de eene door de andere gerekend , gevonden wor/ den. — fommén dïér provinciën eën rhisflag ingtfloopën zijnde, 't zij door eené dwaaling in de optelling zelve, 't zij door eené drukfout, het beloop op drie honderd drie eh vijftig , in plaats van drie honderd drie eh dertig gefteld. Intusfchen heeft Mr. cossiGNij de onvoörzigtigheid gehadj die fout. welke hij t bij eene behobrlijke natelling j gérriaküjk had kunnen ontdekken, over të heemeri. Doch , dewijl hij de Engelfché uitgaaf zelve niet gehad heeft, is hij meer Of min te ontfchuldigen. Maat , in de tweede plaats, is 'er nög , ëh wel iri dé Engelfche uitgaaf zelve, eën misflag begaan4 die zóO gemaklijk niet té verbeteren is. Të wëétén, in de bovëngémeldë lijst of tafel, vindt men bok eëne begrooting der geheele oppervlakte van het éigenlijk gezegde China, in vierkante Engelfche thijlen berekend. Maar die begrooting ftiookt niet met de bepaaling vah drie honderd inwoonérs op* iedere vierkante Engelfche mijl , 't zij men het geheele getal der inwoojieren van China door het getal der vierkante mijlen, welken hek bevat, verdeele; 't zij men het laatstgenoemde getal dooi drie honderd (het opgegeeven getal der inwoone. ren van eene vierkante nvjl in China) vermenigVuldige. Want (om het zoo duidlijk als inooglijk VI* DE Ei* Rl j.S, vttbfitf dis ge~' zant- knaps in Kanton. tnfVintèl i naani. t793'  I Verblijf aes gezantfehap! in Kanton. InWintermaand.1793- I 258 BRITSCH GEZANTSCHAP den. — Alleenlijk erinnerr men zich, dat een der Westïndifche eilanden een nog grooter voorbeeld van bevolking heeft opgeleverd. Cho w-ta-zhin , een man , die aan geis , voorteftellen) verdeelt men de drie honderd drie en dertig millioenen inwooneren van China, door één milliaen twee honderd zeven en negentig duizend negen honderd negen en negentig vierkante Engelfche mijlen,, als de geheele oppervlakte van China, dan is het facit, of de uitkomst, niet, gelijk Mr. staunton zegt, drie honderd, maar twee honderd een en veertig , voor iedare vierkante mijl, zonder de breHk te rekenen. — Wanneer men , integendeel, het evengenoemde geul der vierkante mijlen van het oude China door drie honderd vermenigvuldigt, dan krijgt men voor de geheele bevolking van het gemelde China een getal, niet van drie honderd drie en dertig millioenen , gelijk in de Engelfche uitgaaf ftaat, en 'er ook, volgens de opgaaf van het getal der inwoo. neren van de bijzondere provinciën , ftaan moet; maar van drie honderd negen en tachtig millioenen drie honderd negen en negentig duizend en zeven honderd zielen , als inwooners van China. Dus blijkt het ontegenzeglijk, dat 'er, in de oorfpronglijke Engelfche uitgaaf zelve , eene ftrijdigheid, eene dwaaling, in de opgegeevene getallen., t zij dan door eene fchrijf- of door eene drukfout begar.n, plaats hebbe, welke ik niet verbeteren kan. — Intiisfchen zal ik hier de aanmerkin- • »SeQ  naar CHINA. XX. hoofdst. 2. Afd. 259 gewigtige bezigheden en naauwkeurigheid i gewoon was, die geene gebeurenisfen bij-. bragc, dan met alle behoedzaamheid, enJ doorgaans niet dan volgens echte, geloof-. waardige Hukken fprak, wilde wel de! goed- jen van Mr. cossignij over de verbaazende bei volking van China, welke niet weinig licht over dat merkwaardig onderwerp verfpreiden, tot genoegen van den Nederduitfchen leezer laaten volden. Aant. des kedekd. vert. Aanmerkingen van Mr. cossigmit over de bijkans yoorbeeldelooze, flerke seïolkih» van china. ,, De waarneemingen van Mr. stauSton ove/ ï9 de onnoemlijke bevolking van China , zyn ge- grond en zeer wijsgeerig. Hij had dezelvert 5, verder kunnen uitbreiden. Men zou het hem „ dank geweeten hebben ; omdat hij bij eene gs,, zonde redenkaveling , veele kundigheden heeft gevoegd." ,, Deeze buitengewoone menigte van menfchen; j, allen onder dezelve wetten lcevende, onder- fielt noodzaaklijk eene uitmuntende ftaatkunde, „ een wijs en waakzaam beftier , en eene 'zachte en vadsrlijke regeering. — Zij bewijst ook , „dat de luchtftreek van China zeer gezond is j dat de akkerbouw 'er wel flaagt; fti dat de leej, vensmiddelen 'er overvloediger zijn, dan men, ?»volgens de berichten aangaand» de fchaarschR 2 « b»M 'Tcrblijf les ge\antchaps in Kanton. 'nWintermand.193'  Verblijf, des ge. zantJch'aps in Kanton. rniVi&er- maand. J793- 160 BRITSCH GEZANTSCHAP goedheid hebben, om, op des arnbasfadeurr verzoek , hem eene lijst van de inwooneren der vijftien oude provinciën van China medetedeelen. Deeze lijst , uit de openbaare fèkretarij zel- „ held en het gebrek, waaraan men weet, dat' het rijk fomtijds blootgefteld is, gelooven zou.— ,, Deeze bijna ongelooflijke bevolking bewijst „verder, dat het volk 'er maatig en fpaarzaam s» is ; dat de aanfteekende ziekten 'er zeer zeld* 5, zaam zijn; en dat zelfs de gewoone ziekten ,s d;:ar niet zoo menigvuldig heerfchen , als ia ,» andere landen , of dat de Chineezen de middelen bezitten , om het gevaar daarvan voorteko- men , en ze te geneezen. Nog eens, zij ,,' fchijnt te bewijzen , dat het leeven der me'nfcben in China van langer duur is, dan elders; dat de vrouwen 'er zeer vruchtbaar zijn ; dat de zeden der Chineezen voor de bevolking, 5, voor de bewaaring der gezondheid , voor d« langleevendheid guhftig zijn ; gelijk zij in de ,, daad alle onmaatigneden en bui ten fpoorig rieden miiden. Voorts onderhoudt de geftaadige 5, arbeid, waaraan zij zich onverdrooten overgee. ven, hunne krachten en hunne Ieevendigheid , ,\ en beveiligt hen in 't algemeen tegen de driften, die daar zoo veele gelegenheden niet vina, den, om zich te ontwikkelen', als wel elders. — De minnehandel is 'er Onbekend; de eerzucht doet 'er zich naauwlijks bemerken. De begeerlijkheid is''er algemeen;'maar'Zij verwekt naar- „ iever:  NAAR CHINA. XX. HOOFKT. 1. Afd. 261 zelve der hoofdihd getrokken , is in het aanhangfel achter dit werk gedrukt ; en, tot onderrechting en des te meer genoegen der leezers , hebben wij de hoeveelheid der vierkante Engelfche "mijlen en der S5 iever, nijverheid en arbeidzaamheid. Dus kan 55 men zeggen , dat de drifcen bij de Chineezen 9 5 zoo fchaadlijk , zoo verderflijk niet-zijn , als bij andere volken. De rampen , welken zij el,, ders veroorzaaken, hebben in China geenen in. 35 vloed op de bevolking des rijks." ,, Wij moeten hier nog bijvoegen, dat de geesj, fel des oorlogs, met de vernielingen zonder tpl, 55 welken dat fchrikdier naar zich fleept, zijne 5, verwoestingen over het Chineefche rijk weinig 9 5 of niet uitbreidt; dat de fcheepvaart 'er weinig ilagtöffers maakt; dat de ongehuwde ftaat 'er ,9 niet gebruiklijk is. — Eindelijk , zullen wij 9, nog zeggen, dat het ons als zeer waarfchijnlijk ,, voorkomt, dat de kindschheid 'er noch aan zo» veele gevaaren is blootgefteld als in Europa, ,, noch aan eene zoo groote fterflijkheid onder,, heevig , als wij daaglijks ondervinden, dat zij 5 5 in ons waerelddeel is." ,, De laatfte aanmerking, welke ik geopperd heb, ,, verdient, naar mijnen dunk, aan de zijde vaa 55 eenen oplettenden en verftandigen waarneemer, f, eene gunftige bejegening , om 'er op de plaat,5 fen zeiven de oorzaaken van optefpooren. Hij ,, moest alle vlijt aanwenden , om de volgende tj vragen wet grond te.kunnen beantwoorden, en R 3 »»das Verblijf des ge. zant- fchaps in Kanton. InWinteu maand. 1793.  Verblijf des gezantfchaps in Kanton. InWmte: maand. 17J3> 262 BRITSCH GEZANTSCHAP der acres groncis , welke iedere dier provinciën behelst, 'er bijgevoegd. De uitgeltrektheid deezer provinciën is, ..volgens fterrekundige waarneemingen , en tevens door daadlij ke meeting bepaald. De ge- ,, dus die zaaken in een helder daglicht ftellen , te weeten: — Van welke handelwijs bedienen ,» zich de Chineezen om de kinderen , van het oogenblik hunner geboorte af, op te voeden? ,, Welk voedfel geeven zij hun ? Welke zijn de ziekten, waaraan zij onderheevig zijn ? Op hoedaanige wijs behandelen zij die? Hoe veelen ,,' fterven 'er jaarlijks van , zoo van de eene, als ,, van de andere fexe, in de fteden en ten platten lande? Hoe veelen in het eerfte jaar hunner ge,, boorte; in de twee volgende jaaren; eindelijk, „ tot den ouderdom van zeven jaaren toe?" „ Zijn niet de Europeeërs, welken de wet, ,, die toelaar/, kinderen te vondeling te leggen , gelijk dezelve in China aangenomen is , tegen ,, de borst fluit, zijn zij niet, zeg ik, van ter ,, zijde aan menigen kindermoord fchuldig , door ,, te verwaarloozen, zich met de zorgen, welke» ,, de eerfte en tederfte leeftijd des menfchen eischt; ,, bezig te houden; — zorgen, naamlijk, om het jonge kroost voor de ziekten , waaraan het », meest biootgefteld is, te bewaaren, en die ziefc,, ten zeiven door heilzaame, en naar de zwak- heid der geenen , die 'er de onderwerpen van ,, zijn, gefchikte hulpmiddelen, te befrrijdent De », arts der kinderen, in dien zin zoo als ik het ,, meen,  naar CHINA. XX. hoofdst. 2. Afd. 263 gemelde provinciën famengenomen, bevatten meer dan ééne millioen en tweemaal honderd duizend vierkante Engelfche mijlen , dac is, meer dan achtmaal de uicgeftrekcheid van Frankrijk (b). — Die getal der r> meen , zal en moet nog onder ons gebooren worden. Algemeene voorfchriften zijn niet ge,, noegzaam. 'Er wordt eene volledige en doorwrochte verhandeling van alle de ziekten, waaraan de tederfte kindschheid onderworpen is., ,, van de geneezende en voorbehoedende midde^ len , en over het algemeen van de zorgen , ,, welken die zwakke leeftijd noodzaaklijk maakt, vereischt. De wijsgeer, de arts, welke dit gefchenk aan zijn vaderland zal doen , za! ,, zich aan hetzelve, aan het menschdom ver dienstlijk gemaakt hebben; en tot het hoogftc ,., toppunt zal hij het brengen, bijaldien zijne Ie* ,, fen, zijne voorfchriften en middelen, zoo dooi ,, hunne klaarheid en eenvouwigheid , als dooi ,, het gemak, om ze in 't werk ie kunnen ftel len, binnen het bereik der landlieden zijn." » Bi (è) Men begrijpt ligtlijk, dat deeze vergelijking op die uitgeftrektheid van Frankrijk ziet, welkf iat rijk had, eer nog door den vreede van Lune ville van den negenden van Sprokkelmaand dei jaars 1801, zulke aanzienlijke landen, vooral it België en Duitschland, plechtig aan hetzslve af gaftaan waren. Attnt. des jsedeed. tfjt. R 4 Verblijf des gezantfchaps in Kanton. InPVmtermaand.11939 i  Verblijf des gezantfchaps in 'Kanton. tnWmtermaand. 264 BRITSCH GEZANTSCHAP oer- inwooneren is, in iedere afdeeling van een rechtsgebied , op eene regelmaatige wijs opgenomen , door eenen rotmeester over een- tiental , of door ieder tiende opperhoofd eener familie. De lijsten, op die „ Bij de wijsgeerige aanmerkingen van Mr, jj staüetom over de bevolking van China, zaj s.j ik nog deezen voegen: „ De volkrijkheid van China is tweemaal zoo. v groot als die van geheel Europa , welke men niet hoogst, dan op honderd en zestig millioe* »,» neu zielen fc;.,;t. Door welk eene verwonder,j lijke kunst houden eene eenvotmige wetgee« ,y ving , eene eenvormige ftaatkundige tegeering „ eene zoo onnoemlijke menigte in onderdaanig». „ heid, in orde ? Hoe komt- het, dat de driften is aldaar zoo zeer in bedwang worden gehouden, ,.. dat 'er , in die geheele wijdiiitgebreide rijk , s» naauwl'iks , tweehonderd misdaadigers, m '6 „ jaar, om hoofdëuveldaaden met den dood wor„ den geftraft ? Zou mea zich kunnen en durven s, verbeelden, dat bet «hooglijk was, alle de vol. „ kep van Europa onder dezelve wetten te brea= 3 gen? Welke ftaatsrageiing zou hen, ik zeg'niet u geduiuendö veertig of vijftig, eeuwen, maar i* Hechts geduurende honderd jaaren , in hunnen „ pHgt kunnen houden ? Welke verbetering zou, de diepdenkendfte Aaatkundme aan de Chineexi iche wetten willen geeven? Zou zij zonder ge,, vasr gefchieden ? Zouden niet de gerükkigfte • ••■c.-dndêrirgen, welke toe» aan de ftaatsgefteld, „ had,  naar CHINA. XX. hoofdst. 2. Afi. 265 die wijs opgemaakt, worden door zekere j amptenaars bijeengefameld : en, om alle' misflagen , zoo veel mooglijk is, voorte-J komen , moeten die amptenaars zoo nabij de plaatfen, daar zij gemaakt zijn, huii1 ver- „ heid van dit rijk zou willen geeven , met een oogmerk , om de misbruiken, die toch onvers mijdlijk zijn,te verbeteren, zouden zij niet, zeg ik, in plaats van dien, door het volk, na het van het vooroordeel, welk een diepe en godsdienftige eerbied voor zijne wetten, voor zijne ,, zeden en gewoonten , ten voordeele derzelven „ doet gevoelen, te hebben losgemaakt, eenen ,, fmaak voor nieuwigheden inteboezemen , nog „ fchreeuwender, nog verderflijker, nog menig„ vuldiger misbruiken invoeren ? — Alle deeze ,, vraagen, en nog veele anderen, welken ik niet meld, zijn voor de diepfte, de bedaardfte overr tj weegingen vatbaar. Haare oplosfingen zouden, ,, veelligt, gevolgen aa» de hand geeven , verfchillende van die geenen, welken men uit alle ,, de oude en hedendaagfche ftaatsregelingen zou kunnen trekken. Wij verwonderen ons over ,, eenen solon, eenen lycukgus, eenen hcma, „ wier verordeningen, voor kleine gemeenebesten gemaakt, om zoo te fpreeken, flechts een oogen„ blik geduurd hebben. Wij kennen de wetgee., vers der Chineezen en Indiaanen niet, wier ,,• inftellingen, voor talrijke volken gemaakt, na , verloop van meer dan veertig eeuwen, nog ftand .., houden." Cossignij. R 5 rerWjf les ge. :antchaps in Kanten., ItiWmtet* naand. '793-  PerWjf des gezantfchaps in Kanton. InWinter. maand. 266 BRITSCH GEZANTSCHAP verblijf houden , dat zij gelegenheid hebben , om de grove dwaalingen, die 'er plaats in mogten hebben , te verbeteren. Vervolgens worden de fommen van alle deeze lijsten , nadat zij eerst verfcheiden grooter rechtsgebieden der provinciën zijn doorgegaan , in het groot register te Peking ingelijfd. Hoewel de algemeene fom, ftriktlijk genomen, niets anders is dan het beloop van alle deeze bijzondere lijsten , bij elkander opgeteld , die te famen , of over het geheel, niet zeer aan dwaaling, of, afzonderlijk genomen , niet zeer aan twijfeling fchijnen onderheevig te zijn : is nogthans het geheele bedrag daarvan zoo verbaazend groot, dat men het naauwlijks voor echt en geloofwaardig kan houden. — Doek zoo gaat het gemeenlijk met getallen, die, offchoon volkomen zeker op zich zeiven , echter onnoemlijk groot in hunne fommen zijn, zoo als , bij voorbeeld , de bepaaling van de verbaazende grootheid des ligchaamlijken inhouds der vaste Herren , of van den afftand derzelven van onzen aardbol. Dezelve boezemen, doorgaans, den geest van menfchen , die aan de behandeling van dergelijke ftoffen niet gewoon zijn,  HAAR CHINA. XX. H00FDST. 2. Afd. 2Ó> zijn, twijfelingen in , van welken zij zich j niet gemaklijk kunnen ontdoen. Doch, nadat men van die fom zoo veel afgetrokken heeft, als men uit hoofde van toevallige dwaalingen , of van eenzijdige vergrootingen , welke de lijsten der Chineefche bevolking mogten bevatten , redelijker wijs eifchen kan, blijft echter het algemeen beloop daarvan onmeetlijk groot: en het biedt den geest eene zoo grootfche , als merkwaardige overweeging aan, dat, naamlijk,een zoo groot deel des geheelen menschlijken geflachcs , door een groot ftaatkundig fystema met elkander verbonden, zich gerustlijk , en in eene zoo aanzienlijke uitgebreidheid, aan éénen grooten fouverein onderwerpt; eenvormig in zijne wetten, in zijne zeden , en in zijne taal; maar, in alle die opzigten, van alle andere natiën weezenlijk verfchillende; en niet be°eerig, of om ^ch met de rest des mensendoms te verbinden, of om eenige vijandlijke aanflagen tegen dezelve te vormen. Ten aanzien der bevolking vanChineescl Tartarije, konden de Engelfchen geem naauwkeurige en geloofwaardige berichtei bekomen. Geene Chineeze» gaan verde dan tot Zhe-hol, uitgenomen, veelligt eeni "erbljf les ge* tantckaps in Kanton. biWinter* maand. 1793. ! 1 r  des ge. zantJchaps in Kanton. InWintermaand.1793- ( ( 1 "< I V ï a g ■M d lc tc bi Cl 20*8 BRITSCH GEZANTSCHAP eenige krijgsbevelhebbers, welken de krijgsdienst, bij geval, derwaard roept; of die geenen, welke voor hun leeven uit hec eigenlijk gezegd' China, gebannen zijn. De Chineezen merken nog hedendaags dat land, als een gewest, dat vreemd voor hun is , aan. Men meent, dat het aan geenen kant, dat is , wescwaard, van Zhe-hol» zeer dun • bevolkc is. De gewoone inkomflen van China , in len even bepaalden zin genomen , behangen , zege men , een weinig minder . lan cwee honderd millioenen oneen zilver'. Ke nagenoeg zes en zestig millioenen ponten fterling maaken; dac is, viermaal zoo eel, al* de inkomlren van Grooc-Biitan ie. Zij zijn driemaal zoo groot, als die an Frankrijk voor de itaatsömwenteling.— Iet beloop deezer inkomften dient., oia ile de burgerlijke en krijgs - bedienden , elijk ook alle de gewoone en buitengeoone kosten, op de plaatfen zelve, daar ! fchattingen geheeven worden, ce becaan. — Men ftorc de geldfommen, welke t 'slands dienst ontvangen worden, in de jzondere fchatkisren van iedere provin' ï, en het overfchot wordt aan de keizer-  NAAit CHINA. XX. i-iooFDsr. 2. Afd. 46> zerlijke fchatkamcr te Peking overgeleverd. — üit zuiver overfchot bedroeg, volgens eene lijst, Joor chow-ta-zhin, aan lord macartneij bezorgd, en uit dezelve in ronde getallen overgenomen, in den jaare 1792, de fom van zes en dertig millioenen zes honderd en veertien duizend drie honderd acht en twintig oneen zilver, of twaalf millioenen twee honderd en vier duizend zeven honderd zes en zeventig ponden fterJing, en welke lijst ook in het aanhangfel achter het meergemelde zevende deel van dit werk (c) gedrukt is (rf). In (O Onder nommer II. (d) De fom, hier boven gemeld, komt wede met die , welke als het facit, of beloop van d( fommen der bijzondere provinciën in het aan hangfel achter het zevende deel, nommer II. voor komt, niet overeen. Deeze laatfte overtreft de eerst genoemde ter fomme van zes en zestig duizend dril honderd, en acht en twintig oneen zilver. Dit over fchot is, buiten twi fel, oorfpronglijk uit die getal len, welke men uit de lijst van chow-ta-zhin óm ze tot ronde getallen te brengen , zal wegge laaten hebben. Ik merk dit Hechts aan , om dei leezer de waarfcbijnüjke reden van dit verfchi tè doen begrijpen. 'In 't voorbijgaan, moet il met een woord zeggen dat men duidlijk hierüi ziet, hoe kwaalijk ds Engelfche fchrijver' gehai del des gazant'fchaps in Kanton. InWirtëimaand. ' 1/93. i i l i t i  Verblijf des gezantfchaps in Kanton. JnWintertnaand, im> < i : I 270 BRITSCH GEZANTSCHAP In gevallen van opftand, of van andere gelegenheden, die buitengewoone uitgiften vereifchen, worden 'er buitengewoone belastingen van de provinciën, welke aan de provincie, die gelegenheid tot de uitgiften geeft, gelegen zijn , of betrekkingen met dezelve hebben, geheeven. De gelegenheden, om in het bellier der onmeetlijke inkomften van China bedrog te pleegen, worden niet dikwijls verzuimd, gelijk men uit de menigvuldige verbeurdverklaaringen van goederen der geenen , die zich fchuldig daaraan maaken, ten behoeve van des keizers fchatkamer belluiten kan. Men verzekert, dat in de meeste antvangst-comptoiren groote verdorvenheid ïn onderdrukking plaats hebben , en de bedienden derzelven daardoor aanzienlijke •ijkdommen famenfchraapen, niettegenftaanle hunne jaarwedden maar zeer maatig :ijn. Onder de tafels, welke in het meergenelde aanhangfel zullen voorkomen, is 'er eene, leid heeft, dat bij die bijzondere fommen tot onde getallen heeft gebragt, te meer, daar het 00 weinig moeite zou geweest zijn, dezelven 'er dj te voegen. Aant des ïïbpesd, vb»t,  NAAR CHINA. XX. HOOFDST. 2. Af4. a?ï, eene, die de inkomften, door den keizer aan de voornaamfte ftaatsdienaaren vergund, bevat, eene andere, die de jaarwedden van. de ontvangers der fchattingen bepaalt; en eene derde , die de belooningen der geenen, welke tot handhaaving van recht en gerechtigheid benoemd zijn , opgeeft. — Omtrent deeze laatften moet men aanmerken , dat , hoewel 'er in elke ftad een hoofdrechter zij, bijzonder met het verhoor van misdaadigers gelast, alle de burgerlijke rechtsgedingen echter door den gouverneur, of onder-gouverneur der plaatfen, alwaar zij ontftaan zijn , beflisr. worden. — 'Er is geene bijzondere vierfchaar of inftelling van wettige rechters, afzonderlijk en onafhanglijk voor dergelijke zaaken ingericht. Ten aanzien der fchattingen, moogen de Chineezen worden aangemerkt als eene natie, welke, in dat opzigt, boven de meeste volken van Europa aanmerkljjk begunftigd en bevoordeeld is , mits men ondcrftelle , dat het zilver de maatftok der eigendommen zij, de rechte waarde der be zittingen bepaale, en, in China zoo wel. als in Europa, in gelijke evenredigheid toi de Kfürei van de eerfte noodzaaklijkheic ftaa Verblijf ies gezantfchaps in Kanton. InWititetnaam.1793*  fèrilijf des gezantfchaps in Kanton. ■ InWintertnaand. I 1 1 1 ( i t -e?a BRITSCH GEZANTSCHAP ftaa : want bijaldien' de geheele inkomfte des Chineefchen rijks in hoofdgeld verdeeld wierd , zou ieder Chinees niet meer dan vijf Engelfche fchellingen betaalen; terwijl, volgens eene dergelijke berekening, de inwooners van Ierland, acht zouden betaalen; de Franfchen voor de oprechting der republiek, zestien, betaalden ; en van ie» deren perfoon in Groot-Britannie ten mintle vier en dertig fchellingen betaald moeten wordert. Nopens de inkomften van Tartarije, kon* den de Engelfchen niets met eenige zekerheid verneemen. — Buiten en behalve 't geen de keizer van de bijzondere bezittingen , tvelken hij in dat gedeelte zijner ftaaten Sieeft,geniet, betaalen hem nog de cijnsbaars rartaarfche vorften eene fchatting , welke laar maate hun Vermoogen en rijkdom :oeneemt, ook dikwijls verhoogd Wordt. Vlle de koopmanfchappen, die uit Tartarije tomen , of Hechts daardoor gaan , om in -hina ingevoerd te worden, als, bij voor>eeld, bontwerken en leêr of huiden , noeten bij den doorgang van den vermaarlen groeten muur van China een gering nkomend recht betaalen. Maar alle de ;oederen , die uit China naar Tartarije  naar CHINA. XX. hoofdst. 2. Afd. 2j% wórden uitgevoerd, zijn van alle uitgaande rechten bevrijd. De voornaamite berichten, de krijgsmagr. der Chineezen betreffende, werden den Engelfchen door van-ta-zhjn, die zelf een geacht krijgsbevelhebber was, bezorgd. Het verflag , welk hij daarvan deed, was openhartig , hoewel de onderrechtingen , welken hij gaf, misfchien met minder zorg en naauwkeurigheid gedaan werden , dan die van chow-ta-zhin. Van-ta-zhin verzekerde, dat, wanneer men de Tartaarfche Troepen mede telde , de geheele bezoldigde krijgsmagÉ van China ééne millioen voetknechten, en acht honderd duizend ruiters bedroeg (c). — Vol- (e) Men moet 'er zich grooriijks over verwon* deren, dat een land, welk zeer zelden met zijnd nabuuren in oorlog is , en welks inwooners onderworpen , ftil , en zachtaartig zijn , eenen zoo aanzienlijken en kostbaaren krijgsftaat onderhoudt, 't Valt niet gemaklijk, de waare redenen vari deeze zijne ftaatkunde te gisfen. De fchrijvet heeft 'er geen van aangehaald; en ik zal mij zeiven niet verliezen in gisfingen, die gewaagd zouden zijn. Ten tijde der verovering van China door dd Tartaaren , en eenigen tijd daarna, moesten de vorsten uit die natie fteeds eene talrijke krijga- vi. dbel. s mf- farhlijf des gezantftkaps til Kanton. InWirttefa maand. 1793»  Verllijf des gezantfchaps in Kanton. InWhtermaand.1793- 274 BRITSCH GEZANTSCHAP Volgens de waarneemingen , welken hec Engelsch gezantfehap, geduurende deszelfs verblijf in- , en reis door- dat rijk, zoo over de bezettingen der lieden der drie onderfcheiden orden , als over de krijgs- pos- magt op de been hebben , om het volk onder het juk te houden : maar , federt dat het onderworpen is, ziet men de noodzaaklijkheid niet, om zoo veele krijgstroepen te onderhouden. Intusfehen moet men aanmerken , dat zij ook niet jan eenen geftaadigen dienst verbonden zijn; naar allerleie kunften en handwerken , jaa zelfs den akkerbouw, vrijelijk kunnen oefenen. China is mooglijk het eenig gewest op den aardbodem, alwaar de krijgsknechten , terwij! zij als zoodaanigen werklijk dienit doen, akkerlieden zijn. China is, geduurende veele eeuwen, voornaamlijk door inwendige, door burger - oorlogen , de pvreedften en moorddaadigften , daar de gefchied. boeken vv.n eenige volken melding van maaken , jammerlijk verwoest geworden. Geduurende eenen langen tijd , is het land in verfcheidene vorstendommen of koningrijken verdeeld geweest, wel» BRÏTSCti GEZANTSCHAP hemelfche verfchijnfelen , die men gele» genheid gehad heeft , om daar ten zeiven tijde waarteneemen , bevat. — Ten aanzien der gebeurenisfen, hehben wij, voor» heen reeds, melding gemaakt van de ftand* vastigheid en regelmaatigheid, waarmede de Chineezen iedere geichiedenis, met weipig of geen inmengfcl van die bovenna-> cuurlijke gebeurenisfen , welke de geloofwaardigheid van de oude gefchiedkundige gedenkftukken der meeste andere natiën sijkans ganschlijk vernietigen , verhaalds :n met alle naauwkeurigheid tot de nakonelingfchap voortgeplant hebben. Eh vestigt men zyne aandacht op de hemelfche verfchijnfelen , niets is beter ^efchikt, om nieuwsgierigheid en verwondering te verwekken , dan het gezigt van iet azuure uitfpanfel , en van eenen benei , met fterren als bezaaid, dien een heldere en zuivere dampkring den inwooïeren van China bijkans altijd te befchoutven aanbiedt, — De verwisfelingen van lag en nacht , van zomer en winter , en Je vcrfch-'llendc verfchijnfelen der maan , sijn ce fterk, te treffende, om niet de opettendheid der onkundige zoo wel , als Ier beter verlichte klasfen der menschlyke mm-  NAAR CHINA. XX. HOOFDST. 2. Afd. 281 maatfchappij gaande te maaken. De herder, zijne kudde hoedende , de landman ,| zijne akkers bebouwende , moeten menig-, vuldige gelegenheden gehad hebben , om het gelaat en de veranderingen der heme-' len te aanfchouwen en ze raad te plee* gen. Zij hebben, vroegtijdig reeds , zekere betrekkingen tusfchen derzelver beweegingen en verfchijnfelen, de weersgefteltenis, en het tijdperk van de voortbrengfelen der aarde waargenomen. Deeze betrekkingen op eene naauwkeurige wijs te kunnen bepaalen , en de terugkomst der onderfcheiden jaarfaifoenen te regelen, was tevens zoo nuttig en zoo genoeglijk , dat men, onöphoudlijk, de fterkfte poogingen deed, om dat doelwit te bereiken, en regelmaatige famenftellen van fterre- en tijdrekenkunde te vormen. De opvolging der denkbeelden, of dei menschlijke gebeurenisfen was al te onze ker , en te onregelmaatig, om tot eet maatftok ter afmeeting van den tijd te die nen. Integendeel kon het verloop de tijds alleen volgens de ftandvastige bewee ging en omwenteling der hemelfche lig chaamen bepaald en afgemeeten worden De eerfte tiidsvcrdeeling werd, buiten twij S 5 ftl Verblijf les g$iantchaps in Kanton. InlVinternaand.1793- r  Verblijf des gezantfchaps in Kanton. ïnWintermaand.1793. 1 I 1 i 1 1 < ] < 282 BRITSCH GEZANTSCHAP fel, van den tusfchencijd, die 'er tusfchen het opgaan en ondergaan der zon verloopt , afgeleid. De tweede werd van de gezette veranderingen in hec uitwendig gezigt van de grootheid en de gedaan ce der maan ; en de derde en laacfte van de cerugkomsc der zon in de nabijheid van dezelve vaste Herren, genomen. In 'c eersc verbeeldde men zich, dac hec laatstgenoemde tijdvak, of dat van een jaar, aan twaalf volkomen maansomwencelingen beantwoordde: maar, wanneer men zulk eene verdeeling, geduurende een tijd/ak van omtrent zestien jaaren , volgde , ondervond men; dat het jaarfaifoen, welk roor den zomer1 beltemd was, in den winer inviel. — Deeze waarneeming gaf geegenheid , dat men, om den almanak te verbeteren , en de berekeningen van de jijzondere beweegingen dier hemelfche ligrhaamen met elkander te doen overë'enlemmen, de cusfchenvoeging eener maand jedacht. In eene luchtftreek, voor de beoefening Ier fterrekunde zoo gunftig , als die van ^hina, heeft de balans der uuren, boven iet getal der dagen, welke 'er verliepen, ;er de zon tegenover dezelve vaste Herren te  NAAR CHINA. XX. HOOFDST. 2. Afd. 283 te rug fcheen te keeren , of dezelven te; bedekken, of met dezelven in vereeniging \ te komen , weldraa kunnen bepaald wor-J den, en aanleiding geeven, om, ten einde; in de berekening des .tijds met betrekking1 tot de terugkomst der onderfcheiden jaargetijden , regelmaatigheid te doen ftand grijpen , op elk vierde jaar eenen dag intelasfchen. — Maar veele eeuwen moeten 'er voorbijgeftreeken zijn, voor dat men een tijdvak ontdekt heeft , in welk de verfchillende terugkeeringen der zon en der maan zoo naauwkeurig berekend zijn , dat, op het einde van dat tijdvak, de nieuwe en volle maanen niet alleen op denzei ven dag, maat zelfs binnen ééne en eene halve uure van dien tijd weder invallen , op welken zij bij het begin van dat tijdvak gebeurden— De kennis van zulk een tijdvak, welk men cyclus, cyclc, of cirkel noemt, heeft niei dan na eene menigte van zorgvuldige er zeer naauwkeurige waarneemingen kunner verkreegen worden. Veele omwentelingen der twee groot< hemellichten zijn 'er volbragt; ontelbaan vereenigingen hebben 'er plaats gehad; ee men met volle zekerheid kon bepaalen, da dei rerblijf es ge. ant- :haps in tanton. ïritVintef-t natmd. 1793. C  Verblijf dis gezantfchaps in Kanton. InfVintermaand.Ï7P3- ] 284 BRITSCH GEZANTSCHAP derzelver terugkomst op denzelven dag eersc na verloop van negentien jaaren gebeurde. — Het klein verfchil van tijd , dat tusfchen de wederkeerende tijdvakken van deezen cyclus, of cirkel, gevonden wordt, werd door de. uitvinding van een ander tijdvak van zestig jaaren , of van zeven honderd en twintig omloopen der maan gcdeelclijk verminderd. — Na deeze uitvinding onderiïelde 'men in 't eerst, dat dit nieuw tijdvak , met de vastgeftelde inlasfching van twee en twintig maantijden, t.en gevolge zou hebben, dat de betreklijke Handen der zon en der maan, ten einde van het zelve, op eenen en denzelven tijd, volmaakt weder op eene en dezelve punt gouden gekomen zijn: maar, volgens dit tijdvak zelf, deed men ieder nieuwjaar een klein weinig terug wijken , 't welk de Chineezen, naderhand , van tijd tot tijd verbeterden. Deeze cyclus, of cirkel, beantwoordde ian een dubbel oogmerk. Vooreerst, dienIe hij tot een tijdftip voor de tijdrekenkunde ; en, in de tweede plaats, tot een •egelend tijdvak voor het maan-zonnejaar.— [eder jaar van den gemelden cirkel, wordt door  kaar CHINA. XX. Hooi dst. ü. Afd. 285 door de vereenigmg van twee karakters, onderfcheiden. Deeze karakters worder^ uit de fchikking van een ongelijk getalj woorden genomen, die in verfchillende kolommen , en op zoodaanig eene wijs geplaatst zijn, dat dezelve twee karakters niet eer dan ten einde van zestig jaaren weder te famen kunnen komen. De eerfte kolom behelst eene rei van tien woorden; de tweede, eene rei van twaalf, welke indedaad dezelve zijn, die de twaalf uuren, of verdeelingen, van den dag aanwijzen, bevattende ieder derzelven twee Europeefche uuren. — Het eerfte woord der eerfte kolom , gevoegd by het eerfte woord der tweede kolom , tekent het eerfte jaar des cirkels; en dit gaat zoo voort, tot dat de eerfte rei uitgeput is. Dan wordt het elfde woord der tweede rei met het eerfte woord der eerfte rei vereenigd, om het elfde jaar des cirkels te betekenen; en het twaalfde woord der tweede rei, met het tweede woord der eerfte rei vereenigd , dient om het twaalfde jaar te kennen te geeven. Het derde woord der eerfte rei wordt, in eenen regelmaatigen voortgang, bij het eerfte woord der tweede rei gevoegd , om het dertiende jaar aan te wijzen; 7erbnj?i les ge;ant'chaps in Kanton. ïnWinternaand.1793- ,  Verblijf des gezantfchaps in Kanton. InlVintermaand.17V3- 286" BRITSCH GEZANTSCHAP zen ; en op deeze wijs voortgaande, kart het eerfte karakter der eerfte rei, en dac der tweede rei niet weder te famen komen , dan ten einde van zestig jaaren, wanneer het eerfte jaar des tweeden cyclus* of cirkels, begint. Het jaar 1797 onzer Christlijke jaartelling , beantwoorde aan het vier en vijftigfte jaar des acht en zestigften Chineefchen cirkels. Dit wijst onwederfpreeklijk aan, dat het begin deezer cirkels in het twee duizend , twee honderd en zeven en zeventigfte jaar voor Christus geboorte geplaatst moet worden. Wilde men deeze ftelling, welker waarheid door de openbaare registers en de jaarboeken des rijks bevestigd worde, beftrijden, dan moest men onderftellen , d.it de gemelde registers en jaarboeken met opzet vervalscht waren ; en dat de cyclus, of cirkel, toen hij eerst uitgevonden en ingevoerd is , geantidateerd was. Maar men zou even zoo weinig grond hebben, om dit te zeggen, als men heeft, wanneer men wilde beweeren, dat, bij voorbeeld, de eerfte Olympiade eenige eeuwen vroeger gefield is, dan de Olympifche fpeelen begonnen zijn. De bewooners van den uithoek van Indie  naar CHINA. XIX. hoofdst. 2. Afd. 287 die bedienen zich, insgelijks, van den dr kei van zestig jaaren, om eene menigte hunner gefchiedenisfen te dagtekenen. Ook. de Siammers, op de kust van het oostlijk Afie, hebben reeds lang deeze gewoonte gehad. Het~zonnejaar der Indostanners, is met den winter-zonneftilftand begonnen, en de Chineezen beginnen hun jaar nog hedendaags met dien tijd; waaruit men zou kunnen afleiden, dat 'er tusfchen die beide natiën eenige gemeenfchap heeft plaats gehad. De oude gefchiedenis zegt indedaad, dat de Chineezen, eertijds, langs de kusten, ten minfte zonder zich verre van het land te verwijderen , van Kanton naar de Roode zee, en de golf van Perfie voeren. De Chineefche jaarboeken bepaalen zich niet Hechts tot het verhaal der ftaatkundige gebeurenisfen. Zij fpreeken ook van de buitengewoone verfchijnfelen in den luchthemel, en van groote natuurlijke veranderingen, welke in hun* land plaats hebben. Insgelijks maaken zij van verfcheiden vereenigingen, conjunclien, van planeeten gewag. Ondertusfchen heefc de beroemde fterrekundige , Mr. cassini , beweerd , dat eene van de oudften derzelven omtrent dien tijd, welken de Chineezen daaraan toe- Verllijf des ge* zantfckaps in Kanton. InWinter* maand. 1793.  Verblijf des gezantfchaps in Kanton. InWintermaand.1793. 288 BRITSCH GEZANTSCHAP toekennen, geen plaats heefc kunnen heb* ben : maar een niet minder geacht, welfpreekend en geleerd fchrijver , naamlijk, Mr. bailly, houdt ftaande , dat de berekening van c a s s 1 n 1 gebrekkig is. Men moec echter aanmerken, dat de geloofwaardigheid der waarneeming met de onnaauwkeurigheid van de aanwijzing des tijds, op welken dezelve zou gebeurd zijn, zeer wel beftaanbaar is. De bepaaling des tijds moet noodzaaklijk deelen in de onvolmaaktheid van den almanak , welke toen in gebruik was. Bijaldien het juiste tijdftip van dat hemelsch verfchijnfel, op eene bepaalde wijs, volmaakt naar waarheid aangeweezen was , zou zulks kunnen doen vermoeden, dat men het langen tijd daarna berekend had, om de hooge oudheid der natie , welke zoodaanige waarneemingen gemaakt had te bewijzen. Wanneer men naar den ftaat, waarin de fterrekundige weetenfchap zich tegenwoordig in China bevindt, wil oordeelen, is het zeer waarfchijnlijk, dat, indien de Chi* neezen, ooit of ooit, in ftaat zijn geweest» om zon- en maansverduisteringen te voorzeggen, zij zulks niet anders, dan ingevolge langduurige en herhaalde waarneemingen,  NAAï( CHINA. XX. HOOFDST. 2. Afd. 289 gen, maar geenzins door middel van uitreke-; ning hebben kunnen doen, 't Is waar, mer': verhaak wel, dac twee fterrekundigen, ditj verzuimd hadden, eene zonsverduistering, welke omtrent den middag van den eerden1 dag der negende (Zr) nieuwe maan van het twee duizend een honderd vijf en vijftigfte jaar,voor onze Cnristlijke jaartelling, plaats had , ^te=-vo^rzeggen , deswege ftrenglijk geftraft wierden. Doch men zegt, dat in hec gemelde verhaal eene dwaaling, een minfte een aanzien des cijds, moec plaacs hebben; dewijl hec, bij uitrekening, blijkt, dac 'er coen een zoodaanige zonsverduiscering niec in China , maar wel in andere middagcirkels der noorder breedte van Pe* king, zigebaar was. De Chineezen, zege men, hebben drie honderd (0 jaaren voor de geboorte van chris* (h) tn de Franfche vertaaling deezer reis <, is , door eene fchrijf- of drukfout, de bepaaling det negende maand uitgelaaten welke 'er echter, orri ten jüiste beftemming te hebben , noodzaaklijk moest bijgevoegd worden. Aant. des nedérö, Vert. CO Dö Franfchê vertaaling Van dit wérk doöï Mr. Castéra, moet wel met veel overhaasting gemaakt zijn. Offchoon Mr* s t a ü k ï 0 S Uitdruk. VI. d££l. T W les ge\antchapi in Kanton. InWmter* laand. , 793- . .  Verllijf des gezantJchaps in Kanton. InlVintermaand.3 793* i9o BRITSCH GEZANTSCHAP Christus, eene verhandeling over dewa:erüurwijzers of waterüurglaazen, gelijk ook sene dergelijke over de zonnewijzers gehad. De laatstgemelde deezer verhandelingen leert tevens de manier, om de breedte eener plaats te vinden, en eene middagslijn te trekken: een trap van kennis, welke de Romeinen zeiven , op dien tijd, nog niet bereikt hadden; want, geduurende eenen langen tijd , wist men te Rome geen ander middel, om de middagslijn te befchrijven , of den middag te bepaalen , dan door dat tijdpunt waarteneemen, wanneer de zon haare ftraalen tusfchen het paleis des raads en het huis der wijkmeesters wierp. Men bediende zich te Rome, zelfs verfcheidene jaaren lang , van eenen zonnewijzer, die voor eene andere breedte berekend was , dewijl men zich verbeeldde , dat dezelve , op gelijke wijs, voor alle plaatfen dienftig was: eene dwaaling, lijk zegt: thee hundred years bef ore the birth of CHrht, leest men in de gemelde Franfche vertaaling ech« ter flechts trots ans avant, fcfY. of drie jaaren voor Christus geboorte, ik vond mij verpligt, dio onnaauwkeurigbeid met een woord, ter waarfchou* ving, aaa te wijzen. Jont. des hede*». vzrI.  KAAR CHINA. XX. H00FDST. A. Afd. 2ÖX ling, waarin dé Chineezen befehuldigd worden, nog hedendaags ce verkeeren. De jaarboeken van China fpreeken van eene gebeurenis , waarvan de perfoonen , die hec Britsch gezantfehap uitmaakcen. de overlevering, nog tot den huidigen dag toe , onder de ingezeetenen des lands bewaard vonden. De groote ftroom der Geelë rivier trad eens buiten Zijne oevers j ert veroorzaakte door die zwaare o verdroom ing eene verfchriklijke verwoesting ondef de bewooners der nabuurige provinciën! Dé naam niet alleen i maar ook veele bijzonderheden , raakende den perfoon * die ondernam . de wateren afteleiden , en de rivier voor het toekomende binnen haafe oevers te bepaalen; de middelen, waarvan hij zich bediende * om dat groot oogmerk te bereiken; en de tijd , welken hij daartoe beileedde , dac alles is in die jaarboeken zoo uicvoerig en omfiandig aangetekend , dat het verhaal dier gebeurenis alleti fchijn van waarheid heeft* Terwijl de perfoon, die de droogmaaking des lands ondernam , daarmede werkzaam was , ontwierp hij , gelijk dié jaarboeken Verder melden* eene landkaart van de geT & Wei- Verblijf des gézant fchaps tri Kanïmi. ïnlVvriter- maarid. 17934  Verblijf des gezantfchaps in Kanton. InlVinter maand. 1793* 29a BRITSCH GEZANTSCHAP westen, welken de Geele rivier doorftroomt; — eene landkaart, welke in een van de gewijde boeken der Chineezen, .sjoe-king genaamd, nog aanweezig is. — De hooge ouderdom deezer ruuwe en eenvouwige landkaart is door de afbeelding van de verdeeling der meergemelde groote rivier, welke toen plaats had, en op die kaart te vinden is, duidlijk en genoegzaam beweezen. Te vooren hebben wij reeds aangemerkt , dat de Geele rivier, wanneer zij den bodem der provincie Kiang-nan bereikt, zich in twee gelijke takken verdeelde, waarvan de een zich terftond noordwaard keerde , en in de golf van Pe-che-li ontlastte, terwijl de ander tak dezelve ftrekking had, in welke tegenwoordig de geheele rivier zcewaard ftroomt. — De jaarboeken van China maaken van eenen algemeenen zondvloed geen gewag. Hoe weinige en geringe voortgangen ook door de Chineezen in de fterrekundige weetenfchappen gemaakt zijn , hebben zij echter eenige denkbeelden van fommige ingebeelde hemelcirkels, als, bij voorbeeld, van de ecliptica, den zonneweg, dat is de kring,  naar CHINA. XX. hoofdst. 2. Afd. 293 kring, die den jaarlijkfchen loop der zon aanwijst, door ons de dierenriem, en door de Chineezen de geele weg genaamd; van den evennachtscirkel, en van de middagslijn. — De gefternten, of verfamelingen van fterren , die bij elkander behooren , worden bij hen niet door zekere hersfenfchimmige beeldnisfen vertegenwoordigd ; maar zij hebben de gewoonte, om de Herren. waaruit dezelve famengefteld zijn, op hunne hemelkaarten , door middel van liniër te vereenigen. —. Zij kennen niet meei dan vijf planeeten ; gelijk zij ook vij hoofdftoffen tellen, welken zij onderftellet in het famenftel van alle ligchaamen t< vinden te zijn. Deeze zelfstandigheden zijl bij hen: vuur, water, aarde, hout en erts Over ieder deezer hoofdftoffen heeft, vol gens de onderftelling der Chineezen, ééi der vijf planeeten een' bijzonderen in vloed. Weinige Chineezen fchijnen eenig denk beeld van de beweegingen des aardkloot te hebben ; maar zij verbeelden zich, da de zon haare omwenteling tusfchen de vas te fterren volbrengt. Zij onderfcheiden i den geelen weg, of dierenriem, vier vooj T 3 nas Verblijf des gezant fchaps in Kanton. InWinttt- maani. 1793- t [ t l 1 S t 1  fes gezaptfckaps in 'fianton. JnWinltrmaand. 294 BRITSCH GEZANTSCHAP naame punten, om de vier getijden des jaars aantewijzen. — Hun dag en nacht, of het zoogenaamd etmaal, is brj de Chineezen , gelijk bij de oude Egyptenaars, flechts in twaalf gelijke deelen verdeeld, waarvan, ieder deel aan twee Europeefche uuren be* antwoordt. De eerfte Chineefche uure begint ten elf uuren des avonds, Deeze gedeelten des tijds. worden, door middel eener aangeftooken fakkel , vrQ naauwkcurig afgemeeten. De fakkel wordt van het pit of merg van zekeren boom gemaakt, Zij brandt met zoo veel regelmatigheid , dat, daar de geheele fakkel in twaalf gelijke deelen verdeeld is, ieder deel net in het twaalfde gedeelte van vier en twintig uuren verbrandt. — De Chi* neezen hebben zich ook , tot dat zelve einde , van de trapswijze beweeging van zand, en neerdaaling van vocht bediend. De Chineezen bezigen fomtijds min-ver llandige, maar zeer vermoeiende middelen 3 om verfcheidene zaaken , voor de maatfchappij van groote nuttigheid, ter uit* voer te brengen. — Om, bij voorbeeld, 4? uuren van den dag aan te kondigen » beeft men , zelfs te Peking, geene beter ban-  «aar CHINA. XX. hoofdst. 2. Afd. 295 handelwijs, dan met eenen hamer een ge-i tal (lagen op eene groote klok te doen ,, welk aan het getal der uuren beantwoordt.j Ten dien einde is het noodig , dat een perfoon opzetlijk daartoe wachte , en het verloop des tijds, volgens eene der twee aangeweezen manieren, gadeflaa. Behalve de karakters in de gewoone Chineefche taal , die de getallen betekenen , hebben zij geene bijzondere karakters , om de getallen bij verkorting uit te drukken, gelijk de Arabifche cijfers, waarvan de Europeeërs zich bedienen, en web ken deeze laatilen niet aangenomen hebben, dan om het groot ongemak re mijden, van geftaadig de getallen met alphabetifchï letters te fchrijven. Zonder het gebruik van Arabifche cyfers , of van eenige andere verkortingste kenen zou het bezwaarlijk en verdrietig zijn, indien het zelfs maar mooglijk was, de gewoone rekenkundige werkzaamheden die bijzondere {landen of plaaczingen vai enkele tekenen vereifchen , behoorlijk ui te voeren, 'c Is waar, de Chineezen heb ben deeze tekens minder noodig, vermit zij hunne rekeningen zonder fchrijven T 4 ei rerblijf les geWit- 'chips in Kanton. InWinter* naand. » 1 l t S »  Verblijf des gezant fchaps in Kanton. InWintcr maand. W2- &96 BRITSCH GEZANTSCHAP enkel door middel van hun fwan-pan opmaaken. Intusfchen , wanneer zij in hunne fchriften getallen moeten uitdrukken , bedienen zij zich van hunne eigen karakters , waarvan ieder een geheel getal te kennen geeft, omifhanglijk van hunnen betreklijken (land. Deeze handelwijs is , buiten twijfel , minder vermoeiende , dan die van de getallen met alphabetifche letters te fchrijven: maar zij evenaart in geepen deele de beknopte uitdrukking van dezelve hoeveelheden in Arabifche cijfers. De vérmeenigvuldiging en verdeeling van alle hoeveelheden , door evenredigheden van tien , maaken de berekeningen der Chineezen gemaklijker, en bevryden hen tevens, om op middelen bedacht te zijn , waardoor dezelve verkort kunnen worden. In de eerfte tooneelen des maatfchaplijken (laats, wanneer de dringende behoeften (k) Dit werktuig, en de manier, op welke de Chineezen daarmede werken, is hier vooren reeds, jn de eerfte afdeeling des veertienden hoofdftuks, van het vierde deel deezer reisbeschrijving, om* Shndig genoeg befchreeven. Men zïe aldaar blad*,' |i en de volgenden.  NAAR CHINA. XX. HOOFDST. 2. Afd. 2O7 ten der menfchen den geest van uitvinding , op eene bijzondere wijs , bij hen gaande maaken, heeft geene plaacslijke. omftandigheid de Chineezen in de noodwendigheid gefield , om de natuur der liniën en oppervlakten met buitengemeene oplettendheid te overweegen , of uit de befchouwing van derzelver eigenfchappen gevolgen te trekken. De gewoone overftroomingen der rivieren van China reezen niet hoog genoeg, noch ftonden lang genoeg op de aangrenzende landerijen , dat zij de bezitters in de noodzaaklijkheid zouden brengen , om derzelver uitgebreidheid en diepte te meeten, en 'er juiste aftekeningen van te maaken: iets,"'t welk, naar men zegt, in Egypte, wegens de jaarlijkfche, gezette, hooge en langduurige overftrooming des Nijls plaats had , alwaar men meent, dat de landmeetkunde uitgevonden is. Noch in ouder , noch in laater tijden , hebben de Chineezen , gelijk de andere natiën , zulk eene gemeenfchap met de overige volken des aardbodems gehouden , dat zij daardoor bewoogen zouden geweest zijn , om hunne voorbeelden hatevolgen , of hunne ontdekkingen over T te Verblijf ies gesantrchaps in Kanton. InWintet' maand. 1793.  Verblijf des gezantfchaps in Kanton. InWinter maand, 1193' 298 BRITSCH GEZANTSCHAP te neemen (/)• — Men fpreekt wel van fommige Chineefche vorften, die- onder de leiding der zendelingen, welke tot den .hofdienst waren toegelaaten, groote voortgangen in de wiskundige weetenfchappen gemaakt hebben: maar, waarfchijnlijk, zouden , noch de ftaatkunde der Chineefche regeering, noch de voorzigtigheid der zendelingen zeiven, toegelaaten hebben, dergelijke foort van kennis onder de natie te verfpreiden , bijaldien deeze Iaatften ook wegens hunne menfgvuldige godsdienftige bezigheden den hoodigen tijd daartoe gehad hadden. Zij wisten al te wel, dat het volk zich minder over zijne beftierders, en over de plechtige voorzeggingen van (O Dit fchijnt niet wel te ftrooken met het geen onze fchrijver hier vooren, bladz. a87, aangaande de oude fcheepvaart der Chineezen, tot in de golf van Perfie, en naar de Roode zee gezegd heeft. Wat mij aangaat, ik houd mij overtuigd, dat de Chineezen, oudtijds, veele onderhandeling met-, en betrekking op de Egyptenaaren , gelijk ook met andere volken der oudheid gehad hebben : maar het zou te wijdloopig zijn, indien ik de redenen, waarop ik deeze mijne meening bouw» wilde bijbrengen. Casteka.  naar CHINA. XX. hoofdst. 2. Afd. 299 van zon- en maansverduisteringen zou verwonderd hebben , indien de weetenfchap, die de middelen aan de hand geeft, om. dezelven vooraf aantekondigen, algemeen was bekend geweest. Ook waren zij niet onkundig, dat de zendelingen , wier hulp men in het famenftellen hunner almanakken noodig had, niet dan door Chineezen zeiven konden vervangen worden. In deezen opzigte hangen de Chineezen, indedaad , van de geleerdheid en kundigheden der andere natiën af. — De invoei van vreemde goederen en koopmanfchappen in de havens van China, welke fteed; toeneemt, heeft een andere foort van af hanglijkheid ie weeg gebragt. Dezelv< wordt door verfcheiden ftaatslieden des Chi fieefchen rijks, en bijzonder door de Tar taaren , als een groot kwaad aangemerkt Uit deezen hoofde wenden zij ook all< hunne poogingen aan , om dien, zoo vee mooglijk, af breuk te doen. Het middel, da zij daartoe gebruiken, is zoo listig uitgedacht als kracbtdaadig in zijne werking. Zij zoe ken , naamlijk , alle de ongemakken e verwarringen, welke door de toelaating de buitenlandfchen koophandels veroorzaal wo: Verlig ies gezantfchaps in' Kanton. InlVintet' maand. 1793. 1 t y 1 | i 1-  Verliijf des ge zantJchaps in Kanton. JnWintermaand.I7P3- 300 BRITSCH GEZANTSCHAP worden , bij het hof van Peking te vergrooten; 't welk hun, fomwijlen, ook maar al te veel gelukt. Intusfchen was het de pligt der vreemdelingen, om, zoo veel doenlijk, tegen alle ongevallen te waaken, die de geduurzaamheid hunner handelingsbetrekkingen met en op China zouden kunnen ftremmen. Deeze overweeging is, buiten twijfel, eene der fterkfte drijfveeren geweest, welke de natiën, die in de aanhoudendheid van dergelijke betrekkingen met de Chineezen belang ftellen , bewoogen hebben , om den handel op China in handen van maatfchappijen, daartoe bijzonder opgerecht, te laaten. Des te eer en meer moesten de regeeringen dier natiën daartoe be fluiten , vermits zich toch geene andere Europeefche kooplieden te Kanton moogen vestigen , dan de zoodaanigen , die met volmagten van wegens fouvereine moogendheden voorzien zijn. — En vermits , in de daad, niettegenllaande alle de voorzorg , de goede trouw, de naauwkeurigheid en het geduld van de gevolmagtigden der onderfcheiden maatfchappijen, de Europeefche koophandel, in China, niet dan met  NAAR CHINA. XX. H00FDST. 2. Afd. 3OI met veel moeite heeft kunnen ftaande gehouden worden ; zoo is bet grootlij ks te vreezen , dat, wanneer de vereeniging deezer goede hoedaanigheden niet onveranderlijk het deel was dier handelaaren; wanneer zij zich niet door de ondervin. ding lieten leeren, of niet volgens ftrenge en gelijkvormige grondbeginfels te werk gingen ; dat 'er, zeg ik, verschillen zouden ontflaan \ dat men beproever zou , zich van listen en laagen te bedie nen; en dat 'er gebeurenisfen zouden voor vallen, waarvan de vijanden der vreem delingen gebruik zouden maaken, om hei gantschlijk uit het land te verdrijven. De bepaalingen en verkortingen, weikei men tegenwoordig op den buitenlandfchei handel in China gelegd heeft, hebben nie altijd plaats gehad. Zij zijn alleenlijk d gevolgen geweest van het ongenoegen aan den kant der Chineefche regeering op gevat , wegens onderfteld wangedrag d{ Europeeërs, die de havens des lands, we ke eertijds allen voor de vreemdelinge openftonden, met hunne fchepen bezochtei De gefchiedverhaalen der reizen nat China, in de zestiende en zeventiende eei wei VerWtf des gezantfchaps in Kanton. InWmtermaand.1793. t 1 1 t 2 » r 1n1. r 1-  Verbtyf des gexat'tfchaps in Kanton. IntVintermaand.2193' 304 BRITSCH GEZANTSCHAP wen , voor en na de verovering van dat rijk door de Tartaaren, gedaan, fpreeken van de aankomst van fchepen, van reizigers , van goederen en koopmanfchappeti uit Europa, en melden geen woord, dat zij eenige de minfte kwelling , onderdruk* king, en knevelaarij van de zijde der regeering zelve , of van bijzondere perfoonen hadden moeten ondergaan» Zelfs was het toen niets vreemds, niets zeldzaams, vreemdelingen, in Chineesch gewaad, zonder gevaar te loopen , het Chineesch rijk te zien doorkruisfen. — Maar , federt dien tijd , zijn dé zaaken , in dien opzïgte » toerklijk van gedaante veranderd» Menigvuldige klagten , dikwijls, of kwaal ijk gegrónd, of zoo door onderdrukkende magi* ftraatsperfoonen , als door baatzuchüge eri belanghebbende bijzondere perfoonen ver* groot , en naar het verre afgelegen hof van Peking , tegen de Engelfchen en andere vreemdelingen, die 'er geene vrienden hadden , om hunne zaak te verdedigen , afgezonden , hebben niet alleen nieuwe fterke bepaalingen op hunnen koophandel, en ftreng opzigt op hun gedrag te Weeg gebragt; maar ook gelegenheid ge- gee*  NAAR CHINA. XX. HOOFDST. 2. Afd. 303 geeven, deels , om de laager .foort van Chineezen in hunne vooröordeelen tegen hen te ftijven , en die te vermeerderen : deels, om den Europeefchen zaakbezorgelen , die zich in China bevonden, perfoonlijk verdriet te baaren; deels, eindelijk , om het belang hunner zenderen ia Europa te benadeelen. DER- Verblijf ies gezant fchaps in Kanton. tnWintet' maand. -793-  DERDE AFDEELING. Slot der chineesche bijzonderhb» den, voornaamlijk den koophandel der europeeëren in China; — de chineesche taal; — de verGünning aan de chineesche taalmeesters, om hunne taal den Engelfchen te heren , — en andere onderwerpen betreffende. — Het vertrek des gezantschaps Van kant-on, naar makao. INHOUD. Voordeelen, om den koophandel in China door middel van maatfchappijën te drijven. — Van de Chineefche han. delingsgezelfchappen. — Van de zoogenaamde hongs, of Chineefche kooplie. den. — De kommisfarisfen der Engelfche Oostïndifche maatfchappij gevoelen de noodzaaklijkheid, om in Kanton eenige Engelfchen te hebben 3 welke de Chineefche taal verft aan. — De aart en natuur der Chineefche taal. — Zij is. door haare famenfielling van de andere v taa.  INHOUD. 305 taaien onderfcheiien. —. Eenvoudigheid haarer fpraakkunst. — Onderfcheid tusfchen de taal in China, die gefchreeven ■ of gefprooken wordt. — Van de beeldfpraaken. — Regelmaatig fystema der Chineefche taal. — Zij vermengt zich niet met eenige andere taal. — Natuurlijke 'overgang van het beeldfpraakig fchrift tot het alphabetisch fchrift. — - Waarom deeze verandering elders plaats gehad heeft. — Samenftel van het Chineesch woordenboek. — De onderkoning van Kanton vergunt aan de Chineefche taalmeesters , om de Engelfchen in de kennis der Chineefche taal te onderwij. zen. — De keizer van China doet de Engelfchen noodigen, om nieuwe gezanten aan zijn hof te zenden. — De ambasfadeur vertrekt van Kanton. — De mandarijnen , vrienden der Engelfchen, neemen affcheid van het gezantfehap. —. Overvaart van Kanton naar Makao. De gebeurenisfen , op het einde der^r^ voorafgaande afdeeling bijgebragt, geeven zantaanleiding , om konlijk de voordeden wx^Kmtan. te toonen, welken het handeldrijven op^f^* VI. deel. V Chi-1793-  Verblijf des gezantfchaps in Kanton. InWintermaand.Xl>3- 506 BRITSCH GEZANTSCHAP China dcor middel van maatfchappijen, daartoe bevoorrecht, boven den handel van bijzondere kooplieden op dat rijk, heeft. — De gemelde gebeurenisfen kunnen, veelligt, bij de gegronde bewijsredenen worden gevoegd , welken de voorzitter der bewindhebberen der Engelfche Oost'indifche maatfchappij , daar in het begin van dit werk van gefprooken is, heeft ten voorfchijn gebragt, om het oktrooi der maatfchappij te doen verlengen ; en welke redenen hij aan het oordeel van den ftaatsdienaar, onder wiens bijzonder opzigt de Britfche belangen in Alle, federt verfcheiden jaaren, zoo aanmerklijk waren toegenomen, onderworpen heeft. De vraag, indedaad, of het oktrooi der Oostïi difche maatfchappij moest vernieuwd worden , was van zeer groot gewigt. Zij werd ook ten dien tijde in ernftige en onzijdige overweeging genomen. Intusfchen was de beflisfing derzelve van eenen zeer kiefchen aai t. — De gemeenzaame en naar den zm des volks gefchikte meeningen van adam smith zijn met alle foort van alleenhoop, monopoliën, ftrijdig, en zoeken die om verre te ftooten. Maar zijne befpiegeling dier zaak is op grondbeginfelen gebouwd,  xaar CHINA. XX. HoorösT. 3. Afd. 307 bouwd, welke in de bijzondere omstandigheid , waarvan tegenwoordig gefprooken wordt, niet kunnen toegepast worden. Buiten allen twijfel , moet men met dien bekwaainen en geleerden fchrijver bekennen , dat, wanneer men in landen, niet verre van het onze gelegen * welker heblijkheden j vooröordeelen en behoeften $ bij alle de kooplieden bekend zijn, éii alwaar men met maatige fommen den onderlingen handel kan gaande houden, hans deldrijft de afzonderlijke poogingen niet alleen 3 maar ook dé loflijke naarïever vati een groot aantal belanghebbende kooplieden , aan dien koophandel de grootfté uitgebreidheid kunnen geeven, waarvoor dezelve flechts met mooglijkheid vatbaar is : — en deeze onderlinge poogingen j deeze loflijke naarïever kunnën geen plaaté hebben, dan wanneer die koophandel teri eenemaal vrij is. — Maar met eenen rak van koophandel i die in verre gelegen gewesten gedreeven wordt; — met eene tl handel, die j, zal hij den ftaat weezenlijk voordeel aanbrengen , in dé noodzaaklijk-* beid gebragt is, om, geduurende zekeren tijd, de voorcbrengfelen van 's lands ihanüfaktüuren met verlies haar verre afgë- VerUiff les ge* iantrchaps in Kanion. naarvd: 1793"  Verblijf aes gezantfchaps in Kanton. InlVintermaand.1793. 308 BRITSCH GEZANTSCHAP legen landen uittevoeren , en tevens toe den invoer van daar groote voorfchotten te doen,—> is het geheel anders gefield. Zulk een koophandel moet uitfluitender wijs aan eene maatfchappij van kooplieden worden toevertrouwd, die groote geldfommen voor eenen langen tijd kan laaten uitltaan ; en welke ook, door haare betrekking op, en verbindtenis met de regeering , het algemeen welzijn des lands niet minder, dan de bijzondere winsc, bedoek. De leden deezer maatfchappij, hoe groot en aanzienlijk , bij fommige gelegenheden , de voordeden hunner onderneemingen ook moogen zijn, verdeden onder elkander eene maatige winst, die de gewoone interest des gelds flechts zeer weinig te boven gaat. Daarenboven genieten zij geeneihande voorrechten, welken niet voor ieder ander perfoon , die 'er, op dezelve voorwaarden, lid van begeert te worden, open ftaat, bijzonder, wanneer hij ook de vrijheid en het in zijne keus heeft, om voor zijne eigen rekening koopmanfehappen derwaard te zenden. Eene dergelijke maatfchappij fchijnt geen billijk voorwerp van afgunst, van jaloezij , voor de rest der burgerlijke gemeente te moeten zijn. Zij ver-  NAAR CHINA. XX. HOOFDST. 3. Afd. 30Q vereenigc de voordeelen van eenen open koophandel met hec weldaadig bellier eener bevoorrechte maatfchappij. En ingeval de. maatfchappij buitengewoone voordeelen behaalt , moet zij die met den ftaat , dit haar, niet zonder groote kosten te doen, befchermc, deelen. — Eene zoodaanige ftichting belooft meer voordeel aan den ftaat , aan de burgerlijke maatfchappij over hec geheel , in "haare gemeenfchaplijke werkzaamheid, dan de kans eens voordeeligen handels, door bijzondere kooplieden gedreeven , die wel ieder voor zich fchatten daardoor zouden kunnen vergaderen, maar zonder voor de kosten, welken zij aan hunne befchermirg befteedde, of voor hec gevaar , welk zij deswege liep , eenige vergoeding aan de regeering te verzekeren (jf). Dee- («) Mr. staunton wendt alle de kracht zijner wellpreekendheid aan, om voor eenen ui fluitenden handel op China te pleiten. Intusfchen komt het mij voor, zegt Mr. cossignij, dat men op alle de bewijsredenen , welken hij voor zijn gevoelen bijbrengt,met het beste gevolg zou kunnen antwoorden. Mij dunkt , dat men, door het vestigen en houden van eenen conful in China , tlle de klagtcn en uadeelige gebeuienisfen, daar V 3 k»J Verblijf des gezantfchaps in Kanton. InlVintermaand.I793-  ff« gezantfchaps in 'Kanton. Intyinteryiaand* VM* i 8IQ BRITSCH GEZANTSCHAP Deeze manier van handeldrijven door middel van geheele maatfehappijen , in plaats van door bijzonderé kooplieden , valt zoo zeer in den fmaak der Chineezen , ftroekt' zoo zeer met hunne denkbeelden, en fchijnt hun tot zekerheid van alle de zaaken , den koophandel betreffende, en tot gerustftelling van hun, die denzelven drijven, zoo volftrelu noodzaaklijk, dat zij, yan hunnt-n kant, onder elkander een gezel fchap van hottgs, of van vereenigde kooplieden, hebben opgerecht, die de een yoor den anderen , zoo wel bij de regeering , als bij de vreemde natiën, verantwoordlijk zijn. Het ftaat hun vrij, om onder elkander eene belasting op de koopman- / fchaphij het meest voor beducht is, zou voorkomen. Deeze zaakbezorger, of gevolmagtigde, die geea rechtftreel'^ch a ndeel in den handel moest hebben , zou zijne natie vertegenwoordigen, en bij de Chineefche regeering een aanzienlijker karakter pskleeden, dan gevolmagtigden eener maatfchappij van kooplieden. Hoe veel fchijn de redenen, welken men ten voordeele van eenen inaatfchapl ijken, bevoorrechten handel bijbrengt, moogen hebien, wij denken echter, dat de vrijheid meer hulpmiddelen, meer nijverheid, en meer bronnen, heeft, en dat zij altijd het voordeel zoo wel van, yjzondere perfoonen als van het algemeen pevojrjjjr.t. Qossignij..  NAAR CHINA. XX. H00FDST. 3. Afd. 3II fchappen , welken zij te verkoopen hebben , te leggen, ten einde de kosten, welken hun genootfchap hun veroorzaakt, daaruit goed te maaken. Deeze belasting is , intusfchen , eene daadlijke verhooging van den inkoopprijs , en moet noodzaaklijk, bijkans altijd , ten laste van den flijter vallen. In alle de zaaken, welke met hun eigen belang niet ftrijdig zijn, betoonen de Chineefche kooplieden zich jegens de zaakbezorgers der Europeefche maatfchappijën zeer gunftig: maar ongemeen zelden ge* beurt het , dat zij zich met de vertoogen der vreemdelingen over bezwaarnisfen, hoe billijk en befcheiden zij ook opgefteld zijn , durven belasten. Gewoon de drukkende hand eener willekeurige magt te ontzien , laaten de Chineefche kooplieden altijd een vreesachtig en behoedzaam karakter blijken. — Soms hebben zij de vertoogen hunner buitenlandfche vrienden zelfs geheel en al terug gehouden: maar fomtijds hebben zij het nog erger gemaakt, hebbende zij hunne vertoogen zoo zwak , zoo onbeduidende gemaakt, en in den naam der klaagers zulk eenen laagen en onderdaanig-fmeekenden ftijl aangenoV 4 men, Verblijf des ge* zant- fchaps in Kanton. InWinter* maand. 1793.  Verblijf des ge. zmitJckaps in Kanton. InWmter•maand.1793. 312 BRITSCH GEZANTSCHAP men, dat zij geene andere uitwerking hadden , dan de verachting der mandarijnen gaande te maaken, en hen aantemoedigen» om hunne onrechtvaardigheden en kwaade behandelingen te verdubbelen. De kommisfarisfen der Engelfche Oostindifche maatfchappij te Kanton, zagen 3uidlijk het gewigtig voordeel, welk 'er ontfpruiten zou, wanneer zij, door middel van de zaakbezorgers, of van fommige bedienden der maatfchappij , op welken zij volkomen ftaat konden maaken, hunne gevoelens, op eene gemaklijke wijs, aan de Chineefche regeering konden mededeelen. Om deeze reden, wendden zij veele moeite lan, om het leeren der Chineefche taal in ie Engelfche faktoorij, zoo veel mooglijk , te bevorderen. De kennis van de taal des lands, waarin en waarmede men Siandeldrijft, kan niet misfen van zeer groot uit te zijn , omdat zij de handelaars op 2ene aanmerklijke wijs tegen bedrog beveiligt , waaraan anders de vreemdelingen Temeenlijk blootgefteld zijn. — Hec is overal , doch bijzonder in China, zeer waarachtig, dat fchuld, doorgaans, fchroomc ontdekt te worden. De onderdrukker wenscht fteeds dac zijne onrechcvaardighe- den  NA AR CHINA. XX. HOOFDST. 3- 4f& 3*3 den en knevelarijen toch maar niet bekend] gemaakt worden; en het kan gebeuren , \ dat een Schraapzuchtig amptenaar, een ge-, welddrijvend afperfcr,van zijne fnoode ftreeken nog terug gehouden worde, wanneer hij moet vreezen, dat hij welras gegronde klagten deswege, in eene duidlijke en manlijke taal uitgedrukt , zal verneemen. — Om alle deeze redenen , is de kennis, de gegronde kennis der Chineefche taal voor de vreemdelingen, die aldaar handeldrijven, nier alleen van het grootfte nut, maar ook volftrekt onontbeerlijk. Intusfchen was het voor eenen vreemdeling zeer bezwaarlijk , zelfs te Kanton , eene Chineefche ftad , het Chineesch te leeren. Eene brabbeltaal , aan die plaats bijzonder eigen, wordt daar, door alle rangen van inwooners, gefprooken , uitgenomen alleen de mandarijnen , die nooit inboorlingen van die provinciën zijn, alwaar zij de eene of andere waardigheid of ampt bekleeden , en bij welken men zich nocr mondelijk, noch fchrifdijk, in eene andere , dan de algemecne taal des rijks, mef den mag. in het begin van dit werk, hebben wi reeds gezegd, dat het den Chineefchet V !• taal 7erbl1}f les gelant'chaps in Kanton. InWintet; maand. 1793- i l  Verblijf tes' gezantJchaps in Kanton. InWmter maand. 1703. 314 BRITSCH GEZANTSCHAP taal meesteren ftrenglijk verboden was 3 vreemdelingen in de Chineefche taal te onderwijzen (b~). — Dit verbod, was eene . Ier grieven, waarover de ambasfadeur klagten en vertoogen bij den onderkoning inbragt ; welke laatstgenoemde Staatsdienaar ter naauwernood geloof kon flaan aan eene befchuldiging, ingevolge van welke de regeering en het volk van Kanton een beflist voorneemen fcheenen te hebben , om allen vreemdelingen de gelegenheid te beneemen , van zoo wel hunne eigene aaaken waarteneemen, als te leeren, hoe zich best in ftaat te ftellen , om de wetten en gfi- O) Offchoon de weldenkende Chineefche fraaisdienaar, die, ten tijde des verblijfs des Britfchen gezantfchaps te Kanton , de waardigheid van onderkoning dier provincie bekleedde , omtrent het onderwijs van vreemdelingen in de Chineefche taal zeer infchiklijk was, was hec echter voorheen zoo niet geweest. De Chineefche regeering had niet alleen volftrekt verboden , eenigen vreemdeling in de Chineefche taal te onderrechten, maar zij had zelfs eenen Chinees , die zulks ondernomen had, ten voorbeelde en affchrik van anderen, openbaar geftraft. Op meer dan eene plaats is in deeze reisbefchrijving hiervan gefprooken. Men zie het ïerfte hoofdftuk van het eerfte deel van dit werk, aladz. 26 en 27, en elders meer.  ïiaar- CHINA. XX. hoofdst. 3. Afd. 315 gewoonten des lands ftiptlijk op te volgen. Middelerwijl moet men het als eene foort van aanmoediging befchouwen , wanneer men ziet , dat verfcheiden inwooners van Kanton , opgewekt door het voorüitzigt der voordeden, om met de buitenlandfche faktoorijën te handelen, zich bekwaam gemaakt hebben , om zich in zaaken , de gewoone belangen des leevens betreffende, in de eene of andere Europeefcbe taal, te doen verdaan. Doch zij hebben eenen hinderpaal te overwinnen, waaraan de vreemdelingen , die de Chineefche taal leeren , niet onderheevig zijn. De klanken van verfcheiden letters, in de meeste alphabetten gebruiklijk, als, bi; voorbeeld, die van b , d , r en x, zijn in de Chineefche taal volftrekt onbekend. De fpraakdeelen van eenen Chinees zijn nog niet gewoon , om deeze letters uittefpreeken. Wanneer een Chinees zijn best doet. om een dier letteren duidlijk uit te fpree ken, doet hij bijkans altijd een' andei booren, waaraan zijn fpraakdeel door lang duurige heblijkheid gewoon is. In plaat; van de letter R , laat een Chinees door gaans de zachte L hooren; 't welk, fom tijds Verblijf des ge* zant fchaps in Kanton. InWinter* maand, 1793- 1  Verblijf «des gezantJchaps in Kanton. InWintetmaand,J?93. 316 BRITSCH GEZANTSCHAP tijds,. zeer vreemde, belachlijke mistastingen veroorzaakt. Om flechts een voorbeeld daarvan bij te brengen, wanneer een Chinees aan eenen Engelschman of anderen vreemdeling rijst te koop aanbiedt , noemt hij eene waar, welke zeer weinig lieden geneegen zouden zijn te koopen (c). Het kiefche onderfcheid tusfchen de klanken of toonen en de accenten der woorden , die ten aanzien der uitfpraak veel naar elkander gelijken , maar ten aanzien der betekenis grootlijks van elkander verfchillen, vereischc buiten twijfel eene groote kieschheid van gehoor, om dat gering onderfcheid te bemerken , en tevens veel vaardigheid en buigzaamheid van tong,om die verfchillende klanken naauwkcurig uk te (c) In plaats van rice, zegt hij lice. Om het vreemde en belachlijke hiervan te gevoelen, moet men aanmerken , dat dit zijne betrekking op het Engelsch heeft. De eerstgenoemde naam rice betekent de koopmanfchap of eetwaar , die wij rijst noemen ; doch , wanneer een Chinees dien naam uitfpreeken wil , zegt hij lice, 't welk in het Engelsch de benaaming van luizen is, bedienende de Chinees zich gemaklijkheidshalve van de zachte L, in plaats van de harde R,  NAAR CHINA. XX. HOOFDST. $J Afd. fÈft te drukken. — Ten einde in het wel navolgen deezer onderfcheidingen gelukkig te flagen , moet een vreemdeling dezelven. in, eenen zoo vroegen leeftijd beginnen te leeren, in welken zijne fpraakdeelen nog buigzaam en vaardig zijn. — Onder tusfchen vindt men in den famenhang der reede altoos een weezenlijk en krachtdaadig middel, om ieder woord, daarin gebruikt, in zijnen waaren zin , naar de meening des fpreekers of fchrijvers, optevatten. — Een Engclschman, bij voorbeeld , is in de famenfpraak nooit verlegen om te weeten , of men van de zon , of van eenen zoor wil fpreeken , offchoon de uitfpraak vai die twee woorden in zijne taal eene et dezelve zij. De Chineezen, gelijk wij te vooren be reids aangemerkt hebben, maaken, in hun ne onderlinge gefprekken , ook dikwijl gebruik van woorden van gelijke beteke nis, om te beletten, dat 'er zelfs de min fle onzekerheid, of twijfeling, in den be doelden zin plaats kan hebben. Doch bijaldien 'er echter, desniettegenftaande in een duister en moeilijk onderzoek eenige twijfel over de meening eener bij zondere uitdrukking mogt overblijven, nee me Verblijf ' ies ge* zantfchaps in Kanton. JnWinteT' maand, 1793- I " l 5 » a  Verblijf des gezantJchaps in Kanton. InlVinteryiaa?id.1193' 320 BRITSCH GEZANTSCHAP te kennen gegeeven ; zonder welk woord het getal der perfoonen en zaaken altijd gerekend wordt , in het eenvouwig getal gefield te zijn. Noch het geheugen, noch de fpraakdeelen, worden door het uitfpreeken van meer klanken, dan volftrekt noodig is , om het onderfcheid der denkbeelden te betekenen , zonder noodzaak bezwaard. De-Chineefche taal beftaat geheel en al uit woorden van eene lettergreep. Iedere lettergreep kan door eenen Europeefchen medeklinker, die eene klinkletter voorafgaat , en fomtijds door een zachte letter gevolgd wordt, worden uitgedrukt. — Een zoodaanige orde van woorden neemt de hardheid en ruwheid der klanken, door de famenvoeging van verfcheidene medeklinkers, die niet wel met elkander frrooken, veroorzaakt, weg, en maakt de taal zoo zacht, zoo welluidend, als de Italiaanfche, ter oorzaak van de fchaarschheid haarer medeklinkers, en de menigvuldigheid deiuitgangen haarer woorden op klinkletters of vokaalen, is. Waarfchijnlijk waren de eerfte woorden, of klanken, welken de mensen deed hoorei- ,  NAAR CHINA. XX. HOOFDSt. 3. Afd. 32* ren, niets anders dan uitroepingen 1, of enkele klanken van ééne lettergreep fV/). De naamen of klanken , waardoor hij , gelijk men onderftellen mag, in den beginne, de andere dieren onderfcheidde , wanneer de gelegenheid zich opdeed , om dezelven in hun* (<0 Mr. staunton doelt met deeze gezegden op den oorfprong der fpraak onder de menfchen* Dewijl ik in deezen niet met hem in het zelve gevoelen ben , kan ik niet nalaaten, hieromtrent den leezer mijne denkbeelden kortlijk mede te deelen. Veele, onder anderen ook zeer geleerde en beroemde mannen, bij voorbeeld, een lord moktjoddo, een herder , een zollner, lam.ge, en anderen» hebben over den oorfprong der fpraak, en dus ook der taal, onder de menfchen gefchreeven. Alle deeze fchrijvers hebben kunnen goedvinden , dit belangrijk onderwerp , uit een wijsgeerig oogpunt, met een wijsgeerig oog te befchouwen. Geene gefchiedkundige bewijzen kunnende bijbrengen , hoe en wanneer de menfcben » hoe en wanneer natiën , 'er allengs toé gekomen zijn , om eene geregelde fpraak en taai onder zich intevoeren» hebben zij zich, om zulks aantetoonen » enkel met redeneeringen uit wijsgeerige gronden ten dien einde moeten behelpen. Zij hebben hunne krachten uitgeput, om de wijs» op welke zulks zou hebben kunnen gefchiedén *, of daadlijk zou gefchied zijn» aan den dag Ié leggen. Zij houden zich daarbij met die rede- VI. DEEL» K ,ne«* Verblijf des gezantfchaps iiï Kanton. MVmtefi maand.  Verblijf des gezantfchaps in Kanton. InWinter maand. 1793» «22 BRITSCH GEZANTSCHAP hunne afweezigheid te moeten noemen , waren poogingen, om de klanken of het geluid, aan die weezens bijzonder eigen, .natebootfen. In het Chineesch, bij voorbeeld, zweemt de naam van een kat zeer veel naar het gewoon gefchreeuw van dat dier. neeringen uit de natuur, uit de menschkunde, en dergelijke befchouwingen meer, zoo ileik bezig , dat men bijkans denken zou : zij erkennea het aanweezen eener Godlijke openbaaring niet, — eener openbaaring, die ons, met eene volkomene gefchiedkundige zekerheid, het grootfte licht daarïn geeven kan. Ondertusfchen vertrouw ik vastlijk, dat die zelve mannen de waarheid en godlijkheid des Bijbels, der fchriften des Ouden en Nieuwen Testaments gelooven. Maar, in die onderftelling, komt het mij, gelijk ik openhartig, en tevens vrijmoedig , moet verklaaren , gantsch onbegrijplijk voor, hoe die zelve geleerde mannen zich in zoa verre hebben kunnen verliezen, dat zij eene gisfing, eene onderftelling, eene meening, waarvoor bij iemand , die de heilige Schrift gelooft gods woord te zijn , en ze daarvoor aanneemt, zoo weinig, of laat ik liever zeggen, geene waarfchijnlijkheid ter waereld is, met zoo veel omflag, met zoo veele vermoeijing des geestes, met zoo veele gewaagde beweeringen, hebben zoeken aanneemlijk te maaken, te ftaaven, en anderen daarvan te overreeden. Laat ik Hechts eenige aanmerkingen hieromtrent maaken. Om de mooglijkheid te 4oen zien, dat de - ; mep.-  naar CHINA. XX. hoofdst. 3» JfiL 3S3 dier. Hec was toch even zoo natuurlijk, dat men, al fpreekende, poogde, de item of het geluid der voorwerpen , die der. menfche voorkwamen, wanneer het mooglijk was, natevolgen, als het in het fchrij*» ven was, eene ruwe fchets dier voorwerpen tc tekenen» Men menfchen zich eene fpraak hebben kunnen vor« men, moeten die fchrijvers onderftelïen, dat 'er eens een tijd, een land geweest is, wanneer en waarïn de mensch, eene grooter of kleiner maat fchappij van menfchen, zonder fpraak was. Want zonder dien, gaat geene van alle hunne redenee-ïingen door. Maar, bid ik u, welk eene onderftelling is ditV? Waar zijn de gefchiedkundige bewijsftukkea , ui;, welken het blijkt, dat 'er, ooit of ooit, in eenig waerelddecl, eene maatfchappij van menfchen gevonden is, die van fpraak beroofd was, die geene gelegenheid had, of niet in ftaat was, om zich elkanders behoeften , of begeerten , niet Hechts door tekens, of door enkele klanken, maar door woorden, te kennen te kunnen geeven ? Toen christofeeb columbus, toen ameri.'.. BSSBfj. t?9&  Verbfijf des gezantJchaps in Kanton. InWintermaand.1793. 324 BRITSCH GEZANTSCHAP Men moet aanmerken, dat, in de meeste taaien, de wortelwoorden, afgezonderd van de hulp- of dienstbaarc letters, litera ferviles, die alleenlijk hunne veranderingen volgens derzelver tijdvoeging en buiging, conjugatie en declinatie , aanwijzen , van ééne onder die allen, een enkel eiland, hoe klein ook, aangetroffen , welks, bewooners, hoe weinig ook in getal, fpraakloos wasen? Dit was'er zoo verre van daan, dat hij, daar de ondervinding hem het tegendeel had geleerd , zelfs als eene aartigheid zeide: dat hij de vrouwlijke fexe zich zelve overal gelijk, dat is te zeggen, overal de fpraakzaamfte , en de praatachtigfte gevonden had. —— Dus heeft de noodzaaklijkheid , om eene fpraak te moeten uitvinden , dus heeft zelfs de mooglijkheid, om eene fpraak te kunnen vormen, geene plaats gehad, zijnde de mensch nooit, en nergens , zonder fpraak geweest. Wanneer wij den Bijbel , die ons het ontdaan des menschlijken geflachts leert, duidlijk en allerzekerst leert, raadpleegen , heeft dit laatfte, naamlijk, dat de mensch nooit zonder fpraak geweest is, niet anders kunnen zijn, en is het ook ligt te begrijpen. — Wat behoeven wij ons met angstvallige onderzoekingen , met bedrieglijke redenkavelingen op- en be?ig te houden, wanneer ons de zaak zelve gefchiedkundig en op eene bevatlijke wijs bekend gemaakt is? Wanneer men flechts de historie „van de fchepping des menfchen in het begin van mos es eerfte boek lsest, zal men  naar CHINA. XX. hoofdst. 3. Afd. 325 ééne lettergreep zijn. In de famenftelling der woorden wordt een gedeelte van hunnen wortel behouden, om de betekenis en den oorfprong, etymologie, des woords te kennen te geeven ; welk woord dan daardoor meer lettergreepen krijgt. — Maar de men terftond zien , dat de fpraak, — doch niet ilechts eene geringe , weinig onderfcheidene gehudmaaking , maar eene volkomen uitgedrukte , gearticuleerde, fpraak, als eene weezenlijke eigenfchap des menfchen, in hem aan te merken zij.— God fprak tot adam, terftond na dat hij gefchapen was. Adam kon dus de woorden gods verftaan. Maar adam fprak ook zelf, op hef eerfte gezigt van eva. — Wat belet ons, alle deeze gebeurenisfen, in een gefchiedkundig boek, naar de letter op te vatten ? Te meer, daar het, zou de mensch aan zijne groote beftemming beantwoorden , niet anders zijn kon. Ik mag 'er wel bijvoegen , dat die gebeurenisfen ook volkomen met de natuur des menfchen ftrooken : want , dewijl hij uit ziel en ligchaam beftaat, en met het zintuig van gehoor begaafd is, moest hij de denkbeelden , die hem van buiten worden aangebragt, voor ,de uitvinding van het fchrift, ook door dat middel alleen, naamlijk van fpraak en gehoor, ontvangen. Alle deeze gebeurenisfen onderftellen dan onwederfpreeklijk, dat het eerfte paar menfchen, adam en eva , niet alleen met het vermoogen om te fpreeken, maar ook met de daadlijke kennis eener X 3 twl» Verblijf dei gezantfchaps in Kanton. InWintetf maand. 1793- ,.  i»s gezantJHaps in Kanton. InfVmtetinaand. i 3»6 BRITSCH GEZANTSCHAP de Chineefche fpraakkunflenaars, gevoelende de ongemakken, welke uit de lengte en opëenhooping der klanken noodwendig ontftaan moeten, bepaalen alle hunne woorden tot eenvouwige enkele klanken , zelfs wanneer zij famengeftelde denk- taal, (evenveel of zij de Hebreeuvvfche, of een© andere geweest zij,) als zonder welke het fpreeken rjiet begreepen kan worden, ook geen plaats kan hebben , van god gefchapen is. Dat is, dat de fpraak van Godlijken oorfprong is; dat die hem door een Godlijk wonderwerk, (gelijk het geheele werk der fchepping geweest is) onmiddelijk , en {erftond in haare volmaaktheid, medegedeeld is. En deeze ftelling eens aangenomen zijnde, gelijk Siij aangenomen moet worden, hebben wij niet alleen het eerfte paar menfchen , maar ook , in hun , het geheele menschlijk geflacht, met de fpraak. Want, gelijk nu nog, daaglijks, en overal , de kinderen door hunne ouders in de fpraak anderweezen worden; 200 hebben ook adam en ■eva hunne kinderen die taal, welke god hua oamiddelijk ingeboezemd had, leeren kennen i en deeze, op hunne beurt, ook ouders geworden zijnde, wederom de hunne. Op deeze wijs is dg fpraak aan het geheele menschlijk geflacht algemeen geworden. Zij is,' en wordt nog fteeds , jniddqlijker wijs, tot alle menfchen voortgeplant, &oq dat 'er geen mensch (van die weinige ongeiukkigen, welke, doof gebooren zijnde, dus ook ftojo. ai]n, fpreek ik bier oiet) ik laat ftaan, eene  naar CHINA. XX. hoofdst. 3. Afd. 327 denkbeelden uitdrukken ; en behouden al- \ leenlijk in het fchrijven der famengeftelde\ karakters, die opeengehoopte denkbeeldenj uitdrukken, ten minfte, eenig gedeelte der gedaante van ieder karakter, een enkel: denkbeeld te kennen geevende. In natie, eene maatfchappij van menfchen, ooit of ergens zonder fpiaak geweest is, of heeft kunnen zijn. Dit gaat zelfs zoo verre, dat ik grond meen te hebben, om te raoogen geloovei*, dat 'er, met de fpraak, zelfs maar ééne taal, naamlijk, ééne gronden oorfpronglijke taal , met onderfcheidene tongvallen, onder de menfchen op den aardbodem plaats aou gehad hebben, indien het oode niet behaagd had door het wonderwerk der fpraakverwarring 'er tusfchen beiden te komen, en daardoor tot die groote menigte van taaien, welke thans in alle de gewesten der waereld gefprooken worden, den grond te leggen. De heilige gefchiedfchrijver heeft toch uitdruklijk aangetekend, dat 'er, tot den tijd van Babels torenbouw, flechts eenerleie fpraak en eenerleie woorden op de aarde plaats hadden. Het is 'er dus zoo verre van daan, dat ik met Mr. staunton, en allen, die het met hem eens zijn, ftellen zou, dat de eerfte klanken, welken •e menfchen hebben doen hooren, flechts uitroepingen , of enkele klanken en geluiden van ééne lettergreep zouden geweest zijn ; dat ik integendeel de Helling omkeere, en zegge : dat niet alleen Anam en eva, wien de fpraak, tevens met X 4 * 'rerMijf les ge. \ant- chaps in Kanton. \nWinter- naand.  Ferblijf 4&S ge- Zmt- fchaps in 'Kanton. InWinter yiaand. SaS BRITSCH GEZANTSCHAP In de Chineefche taal heeft eene zekers orde, of vastgeftelde woordfchikking, fyn-. iaxis, plaats, welke de aaneenfchaakeling, .de volgreeks van woorden in eene en dezelve zinfneede bepaalt; eene aaneenfchaakeling, welke, gelijk bekend is, door ge* woonde taal, van god medegedeeld was, maar ook hunne afftamlingen de eerfte taal zoo veel volkomener hebben gefprooken , als zij nader bij den oorfprong waren ; en dat , naar maate do onkunde en woestheid onder de menfchen toenam, naar die maate ook de fpraak en taal der menfchen bedorven wierden. Dit laatfte moest natuurlijker wijs volgen. Hoe befchaafder eene natie is , hoe meer de kunften en weetenfchappen onder dezelve bloeien, hoe zuiverder, hoe rijker haare taal is, die zij fprc-ekt. En zou dan ook niet het tegengeftelde bij eene natie den fterkften invloed op haa'-e fpraak hebben ? Doch ik heb reeds genoeg gezegd, om te toonen, dat 'er gewigtige redenen zijn, om zich ten 3anzien van het onderwerp , welk tot deeze aanmerkingen aanleiding gegeeven heeft, eene an-. dere leiding van gedachten voorteftellen, dan onze Schrijver aangenomen heeft. Alleenlijk moet ik 'er nog bijvoegen, dat de zeer geleerde en weldenkende hoogleeraar joh. petr. su s z m i l c h , door zijn voortreflijke werk: De God-. iS'jke orde, heerjchende in de veranderingen van het ijtfnjchflijk geflflcht, enz. met lof in onze gewesten to&vAd; eji, bejroej&d , djt, ftu.k., mijns oordeels- %■ 1 xci-  NAAR CHINA. HOOFDST. XX. 3. Afd. 329 woonte , in verfchillende taaien , op verfchillende wijs gefchikt is. Maar in het Chineesch is zij op geenen regel, op gee-. ne natuurlijke orde van denkbeelden gegrond, gelijk men fomtijds onderfteld heeft. Offchoon in het Chineesch eene zinfneede fom- voldongen heeft, in eene doorwrochte Verhandeling, welke hij, eenige jaaren geleden, als lid van de koninglijke Pruisfifche akademie der weetenfchappen, in eene akademifche vergadering voorgeleezen, en naderhand in druk uitgegeeven heeft, onder deezen tijtel : Verfuch eines beweifes, das die erfle fprache ihren urfprung nicht von menfchen, fondern aüein vom schöpfer erhalten habe. Daar de fchrijvers, aan het hoofd deezer aanmerkingen genoemd, en meer anderen, de mooglijkheid en daadlijkheid van de uitvinding der fpraak door menfchen uit wijsgeerige redeneeringen hebben willen leeren, bewijst integendeel de hoogleeraar suszmilch de onmooglijkheid daarvan enkel uk wijsgeerige gronden, met voldoende redenen aantoonende, dat, noch in de naboozing der dieren, noch in het begrip van noodzaaklijkheid, of van een gezellig leeven , een genoegzaame grond te vinden zij, waaruit het ontftaan der fpraak verklaard kan worden. Maar dat 'er niets tinders overblijft, dan dat wij, buiten het menschlijk geflacht, onzen toevlugt tot den Schepper des menfchen,tot het Godlijk Opperweezen, neemen, wiens wijsheid, almagt en goedheid het geflacht der menfchen tot verheevene oogmerkes X 5 ba Verblijf les gezantfchaps in Kanton. InWlnter* maand. 1793*  Verblijf des gezantfchaps in Kanton. hxWinter' maand, 1793» 330 BRITSCH GEZANTSCHAP fomcijds verfeheidene denkbeelden, die door verfcheidene woorden moeten uitgedrukt worden, bevac, zijn alle deeze denkbeelden echter op hetzelve oogenblik met elkander verbonden ; omdat men eene fchilderij of beeldnis maakt, waarvan ieder gedeelte op eenmaal begreepen wordt. De famenftelling eener Chineefche zinfneede is dikwijls allereenvouwigst, en van alle kunst zoo zeer ontbloot, als mooglijk is ; met een woord , zoodaanig, als men onderftellen mag , dat zij in den oorfprong der maatfchappij geweest is. Bij voorbeeld , het ondervraagen in het Chineesch gefchiedt, ten minfte zeer dikwijls , op zulk eene wijs, dat men de oplosiing eener tweeledige vraag begeere, of, naamlijk, het onderwerp, waaromtrent men twijfeling heeft, zich in eene zekere bepaalde wijs, of in de fceftemd, en ons ook tot bereiking derzelver do »dele en godlijke gaaf der fpraak medegedeeld heeft. ——— Hij befluit zijne Verhandeling dus: Dewijl nu het gefcbiedverhaal van moses het wijsgeerig bewijs insgelijks ftaaft, zoo boud ik ,1 het voor onwederfpreeklijk, dat de mensch de ,» heerlijke weldaad der fpraak niet van zich, ,5 maar alleen van god, hebbe." jtant. des yssr • EK». TEUT.  naak. CHINA. XX.hoofdst. 3. Afd. 331 de tegengeftelde bevinde ? Dus zegt een 1 Chinees, die naar de gezondheid van zij-, nen vriend onderzoek doet, fomtijds: —J „ hou, pou hou?" De letterlijke betekenis; deezer woorden is: — „ wel, niet wel?"' Een enkel eenvouwig karakter , wanneer het herhaald wordt, is, fomtijds, genoegzaam voor meer dan een der voorwerpen, welken het allen, hoofd voor hoofd, betekent ; en fomwijlen zelfs voor eene geheele famengenomene menigte van dezelve voorwerpen. Bij voorbeeld, het karakter van bet Chineesch woord moe, enkelvoudig geplaatst, betekent eenen boom; wanneer het verdubbeld wordt, duidt het een boschje aan ; en wanneer het driedubbeld gemaakt wordt, beduide het een woud. In de Chineefche taal zijn, naauwlijks, vijftien honderd onderfcheidene klanken, Maar gefchreeven zijnde , heeft zij , ter minfte , tachtig duizend karakters , oi verfchillende gedaanten van letters. Dii laatstgenoemde getal door het eerfte ver deeld, gedivideerd, zijnde, gééft nagenoeg vijftig betekenisfen of karakters voor iede ren uitgedrukten klank, door elkander ge rekend: eene onevenredigheid echter, wel ke in de Chineefche taal, wanneer zij, ge fproo 7etbUjf les gt\antckaps ia Kanton. UiWïnternaand.1783.  Verblijf des gesantfcbaps in Kanton. InWintermaand.1793. j 1 i I i 232 BRITSCH GEZANTSCHAP fprooken wordt, meer in fchijn , dan in waarheid, dubbelzinnigheid en onzekerheid doet ontfiaan. — Het Engelsch woordenboek van johnson levert voorbeelden op van woorden, die in meer dan honderd verfchillende betekenisfen genomen worden , zonder dat zij ooit, in de Engelfche famenfpraak, de minfte twijfeling of onzekerheid veroorzaaken ; waarbij men , om de juiste betekenis der twijfelachtige woorden te bepaalen , geen toevlugt kan neemen, gelijk in het Chineesch, tot de gedaante van het gefchreeven karakter , aan eiken zin, in welken het woord genomen wordt, bijzonder eigen. In elke taal, welke zij ook zij, moet het getal der woorden , of ten minfte der betekenisfen , waarin ieder woord verftaan wordt, voornaamlijk van dien ftaat der bercbaafdheid, tot welken de natie, bij welke n) in gebruik zijn, geklommen is ; gelijk jok eenigermaate van de bevolking des ands, en van de kunften , die onder haar 3loeien, afhangen. Het is, derhalve, niet e verwonderen, dat het Chineesch woorlenboek,ten minfte, tachtig duizend karakers moet bevatten. Misfchien zou, bijaldien eder zin, waarin eene Engelfche bewoording ,  naar CHINA. XX. hoofdst. 3. Afd. 333 ding, fomwijlen, genomen wordt, als een onderfcheiden woord aangemerkt, en de' aroote verfcheidenheid van zulke woorden ,J die in de verfchillende kunften en bezigheden des leevens gebruikt worden, berekend wierd , het getal derzelven niet veel minder dan dat der Chineefche woorden zijn. De karakters der Chineefche taal waren, oorfpronglijk , in de meeste gevallen, gemaakt, met een oogmerk, om of weezenlij ke beeldnisfen , of zinnebeeldige tekens van denkbeelden , uittedrukken. Een cirkel, bij voorbeeld, beduidde de zon, en een zikkel de maan. Een mensch werd verbeeld door eene rechtöpftaande gedaante, met lijnen, om de uiterfien aftetekenen. — Het is klaar , dat de moeilijkheid en verdrietltjkheid van navolging weldra aanleiding zal gegeeven hebben , om tot eenvouwiget trekken, en waarmede men fchielijker voori kon komen, over te gaan. Van het geheele beeldnis van een'mensch. worden niet meer, dan de twee benedenfte uiterfien behouden, welken men door middel van twee lijnen, die met elkander eenen hoek maaken, trekt. Eene fiaauwe gelijkenis blijft 'er nog fteeds, ir eeni Verblijf les getantrchaps in Kanton. InWïnternaand.I793« '  Ferliijf des gt' Zantfehaps in Kanton. InWinter maand. 1793» SS4 BRITSCH GEZANTSCHAP eenige weinige gevallen, over van de oorfpronklijke gedaanten in de tegenwoordige beeldfpraakige karakters. De trapswijze .voortgangen hunner veranderingen kunnen in verfcheidene Chineefche boeken worden nagefpeurd. Niet boven een half dozijn der tegenwoordige Chineefche karakters, beftaan thans ieder uit eene enkele lijn, of ftreep; maar meestal beftaan zij uit veelen. Eenige karakters zijn 'er , die wel Zeventig verfchillende ftreepen hebben. De gedaante dier karakters is niet zoo ongeftaadig geweest , als de klanken der woorden, gelijk uit het voorbeeld van bijna hec geheele land, welk aan de Chineefche zee, of het oostlijk Afie, grenst, duidlijk blijkt, alwaar men wel de Chineefche taal, als zij gefchreeven is, maar niet als zij gefprooken wordt, verftaat; op gelijke wijs als zekere Arabifche karakters , of tekens , om de getallen uittedrukken; en zeker ftelfel van nooten voor de muziek eenpaarig door geheel Europa aangenomen zijn, en verftaan worden, in weerwil der verfcheidenheid van taaien, welke in dit waerelddeel plaats hebben. In de fchikking der gefchreeven Chineefche karakters, is eene zekere orde of verband  naar CHINA. XX. hoofdst. 3. Afd. 335 band te befpeuren; als of zij oorfprong-; lijk op een fystema, dat eenmaal plaats zou grijpen, gebeurd , en niet gelijk an-j dere taaien , bij traage en verre van elkander verwijderde tusfchenpoozen (O*aan* gegroeid waren. — Men heeft meer dan twee honderd Chineefche karakters gemaakt, ieder, gemeenlijk, uit eenige. wei? nige lijnen of fireepen, beflaande, om de voornaamfte voorwerpen der natuur te betekenen , eeniger maate in den fmaak en op de wijs der verdeelingen, welken men in het vernuftig werk, dat de bisfchop wit,kin over het onderwerp van eene alge- (0 De Franfche vertaaler, Mr. castera, maakt hierop eene aantekening, welke ik den Nederduitfchen leezer niet onthouden wil , maar echter voor zijne rekening laat. Zij is de volgende : ,, Zou deeze aanmerking niet tot fteunfel kunnen dienen van het gevoelen van Mr. baillij, ,, nopens een oorfpronglijk volk, welk, van de ., oDpervlakte der aarde verdweenen zijnde, de ,, ftukken en brokken zijner kundigheden aan andere natiën overgelaaten heeft? En kunnen niet de Chineezen hunne taal en hun beeldfpraakig fchrift zoo wel, als hunne fterrekunde , vaa dat volk ontvangen hebben?" -— Am. des .RSDBR». VK&T. Verblijf ies ge: ;ant'chaps in Kanton. InWinter* •naand. '793.  VnW$f des gesantfchaps in Kanton. InWintermaand.*793- 336 BRITSCH GEZANTSCHAP gemeene taal , of zaaklij ke karakters ge* fchreeven heeft, ziet. Deeze karakters kunnen als de geflach* ten, genera, of wortels der taal , worden aangemerkt, waarin elk woord , of elke foort, fpecies, in eenen fystematifchen zin, onder zijn eigen geflacht gebragt wordt. — Het hart, bij voorbeeld, is een geflacht, en wordt door eene kromme lijn Uitgedrukt, welke, ten naaste bij, deszelfs gedaante uitbeeldt: terwijl de .foorten , daaronder te rangfchikken, alle de gevoelens, hartstochten, en neigingen, die zich in 's menfchen borst openbaaren, bevatten. Het karakter of teken van alle deeze foor* ten gaat verzeld met een merk, welk haar geflacht, dat is, het hart, te kennen geeft. — De hand is een ander geflacht, onder welk de meeste ambachten of handwerken gerangfchikt zijn. — Onder het geflacht woord, is elke foort van fpraak, letteroefening, gefchrift, kundigheid enz. begreepen. — Eene horizontaale ftreep beduidt één ; overdwars door eene andere ftreep doorfneeden , betekent zij tien, gelijk zulk een merk bij alle natiën doet, die, na dat getal, de eenheden herhaalen. De vijf hoofdftoffen, waaruit, gelijk de CM-  naar CHINA. XX. hoofdst» 3. Afl %tf Chineezen zich verbeelden, alle de ligchaamcn famengefteld zijn > maaken zoo veele geflachten uit, waarvan ieder een; groot aantal foorten onder zich bevat. Dewijl in ieder famengefteld karakter , of foort, fpecies, het verkorte teken van het geflacht kenbaar is , zal hij * die zich op de kennis der Chineefche taal bevlfjtigt, in korten tijd in ftaat zijn, om met een Chineesch woordenboek om te gaan* in welk de famengeftelde karakters , of foorten , onder derzelver eigene geflachten, genera, gerangfchikt Zijn. De karakters of tekens deezer geflach* ten ftaan voor aan in het woordenboek , in zulk eene orde gefchikt, welke, gelijk die der letteren van het alphabet * onveranderlijk is , en weldraa den leerling gemeenzaam wordt. — De foorten van ieder geflacht volgen elkaar, de eene op de andere , volgens het getal der ftreepen of trekken, waaruit zij beftaan, buiten en behalve die ééne of meer ftreepen, welke dienen, om het geflacht aantewijzen. Op die wijs vindt men ras de foort * welke men noodig heeft. -— Haare betekenis en uitfpraak worden door andere woorden , die in gemeen gebruik zijn, te kennen ge- yi. deel? V gee* Verblijf ies gezantfchaps iA Kanton. InWiuter* maand. -193*  Verblijf des gg' zantfchaps in Kanton. InWintermaand.H93- 338 BRITSCH GEZANTSCHAP geeven , zoo dac hec eerfte de betekenis, en hec cweede de uitfpraak, of den klank, aanduidt. Wanneer 'er geen gemeen woord gevonden wordt, om naauwkeurig denzelver klank uittebrengen, worde die klank door twee woorden aangevveezen , met de noodige tekens , om den geenen , die de eigene uitfpraak van zeker karakter zoekt , te onderrechten, dat de medeklinker van het eerfte woord, en de klinkletter van hec cweede ce famengevoegd , den juisten klank opleveren, welken men noodig heeft. Hec famenftel van veelen der Chineefche karakters fpreidt , dikwerf, eene aanmerklijke febranderheid ten toon. Ook dient het tevens niet zelden, om inzigt in de begrippen en zeden des volks te geeven. — Het karakter, waardoor gelukzaligheid wordt uitgedrukt, fluit verkorce tekens in en van land , als de bron hunner natuurlijke , en van kinderen, als die van hunne zedelijke geneugten. Het teken , welk deeze zaak te kennen geeft, of het eigen karakter van dit woord, op verfcheidenerleie wijs verfierd , is bijkans in alle de huizen opgehangen. Somtijds wordt het, door den keizer zeiven eigenhandig ge-  kaar CHINA. XX. hoofdst. 3. Afd. 339 gefchreeven, door hem als een gefchenk, daar men eenen zeer hoogen prijs op ftelc, aan den eenen of anderen gezonden ; gelijk hij de goedheid had , den Britfchen ambasfadeur een dergelijk ftuk te vereeren. Over het maakfel, de veranderingen, en toefpeeiingen van famengeftelde karakters, hebben de Chineefche geleerden veele duizend boekdeelen van letterkundige geleerdheid uitgegeeven. Nergens is de beoordeeling zoo algemeen, en zoo ftreng. De invoering van een nieuw, of de verandering van een oud karakter, is eene zaak van ernftige overweeging; zij mist zelden, tegenfpraak te ontmoeten. De oudfte fchrifcen der Chineezen behouden nog fteeds de goedkeuring bij hen. De Chineefche taal fchijnt, in geen geval, van eenige andere afgeleid, of daarmede vermengd te zijn. — De gefchreeven taal, of het fchrift, fchijnt, nadat de menfchen eene geregelde maatfchappij hadden opgerecht, ras op de gefprooken taal of de fpraak, gevolgd te zijn. Alhoewel het waarfchijnlijk is, dat alle de beeldfpraakige taaien, oorfprongïijk, op grondbeginfèls van navolging gebouwd zijn, heeft men echter reden om te vermoeden, Y 2 dat, VerUifc des gezantfchaps in Kanton. InWintermaand. 1793»  Vablijf des gezantfchaps in Kanton. InWintermaand.1793. 340 BRITSCH GEZANTSCHAP dat, in den trapswijzen over- en voortgang tot willekeurige gedaanten en klanken, iedere maatfchappij , op eene van de overigen verfchillende manier, van de oorfpronglijke karakters afgeweeken zij; en dat 'er dus, langs dien weg, bij elke onaf hanglijke maatfchappij, eene afzonderlijke beeldfpraakige taal ontilond. — Zoo draa 'er tusfchen twee dier maatfchappijën gemeenfchap plaats heeft gegreepen, heeft iedere derzelven naamen en klanken, aan alle beiden niet gemeen, moeten hooren , maar ze ook willen verdaan. Intusfchen heeft elke dier maatfchappijën beurtling deeze naamen willen fchrijven met haare eigene karakters , die , als beeldfpraaken , eenen verfchillenden zin hadden. Bij gevolg, hielden, in dit geval, deeze karakters op, beeldfpraaken te zijn, en dienden alleen om klanken uittedrukken. Bijaldien de vreemde klanken niet konden worden uitgedrukt, ten zij door zich voor een gedeelte van twee beeldfpraaken te bedienen, op die wijs, als bereids gemeld is, zulks, nu en dan, in Chineefche woordenboeken te gefchieden; dan worden de beide vereenigde tekens indedaad eene lettergreep, Jyllabe. Wanneer geduu- rige  NAAR CHINA. XX. HOOFDST. 3. Afd. 341 rige betrekkingen , of onderhandelingen tus- i fchen maatfchappijën, tusfchen gemeen-1 ten, die verfchillende taaien fpraken, plaats, hadden, zou de noodzaaklijkheid, om zich van beeldfpraakige tekens, louter als klank-' tekens te bedienen, zich dikwijls doen gevoelen. Ongevoeliger wijs zou men , langs dien weg , worden geleid , om te ontdekken, dat met eenige weinige beeldfpraakige tekens, ieder klank eener vreemde taal kon worden uitgedrukt : en die beeldfpraakige tekens, welke best aan het oogmerk beantwoordden, 't zij wat de juistheid des klanks, of de eenvouwigheid der gedaante betrof, zouden voor dat bijzonder gebruik verkooren worden ; en , als voor zoo veele letters dienende , zouden zij met 'er daad te famen dac geene opleveren , 't welk men een alphabet noemt. Deeze natuurlijke voortgang heeft, werklijk , plaats gehad te Kanton, alwaar, uit hoofde der groote famenvloeijing van vreemdelingen, die niet dan Engelsch fpreeken, ten gebruike van inlandfche kooplieden, die bij den vreemden handel belang hebben, en, op deeze wijs, den klank der Engelfche woorden leeren , eene verfameling Y 3 van I Verblijf les gevmt'chaps in Kanïmf. MVinternaand.1191'  Verllijf des geZantJclmps in Kanton, InWinter maand, 1793- 342 BRITSCH GEZANTSCHAP van Engelfche woorden is uitgegeeven, met Chineefche karakters of letters , die enkel den klank uitdrukken. Bij ieder karakter van dit kleine woordenboek is een teken gevoegd , om aanteduiden , dat hetzelve niet dient, om het denkbeeld over te brengen, maar alleen om den vreemden klank uittedrukken , welke daaraan gehecht is. | De gewoonte om den klank , in plaats van de betekenis, der beeldfpraakige tekens , aan vreemde woorden te hechten, gaf aanleiding, om ze, insgelijks, als klanken te gebruiken , ten einde in de uitfpraak van andere beeldfpraakige tekens in dezelve taal , offchoon niet in gemeen gebruik , het geheugen te onderfteunen. En het herhaald gebruik daarvan tot dat einde mag onderfteld worden, ten laatfte het oorfpronglijk gebruik vernietigd te hebben. — Dus kan men, natuurlijker wijs, den overgang naargaan van het beeldfpraakig tot het alphabetisch of letter - fchrift , „ zonder dat men den toevlugt tot een „ Godlijk onderwijs behoeve te neemen , „ gelijk eenige geleerde mannen gegisd „ hebben, op deezen grond,dat de kunst, B om door middel van een alphabet te „ fchrij-  naar CHINA. XX. hoofdst. 3. Afd. 343 „ fchrijven , voor de eenvouwige, onge-, „ oefende reden al te verheeven en te' „ kunftig is." v Men kan, indedaad, eigenaartiger wijs, even zoo natuurlijk onderftellen, dat zoodaanig eene kunst de invoering van het beeldfpraakig fchrift niet kan voorafgegaan zijn ; als onderftellen 3 dat een of ander volk daarenboven de uitvinding der letterfpraak invoerde. — Het uitfluitend aanweezen der eerstgenoemde deezer taaien , welke nog fteeds in China plaats heeft , levert een bewijs en voorbeeld op , dat hec aantal van vreemdelingen , die ooit oi ooit daarin zijn doorgedrongen, gelijk, bi: voorbeeld , de oorlogzuchtige en zegevie rende Tartaaren, in zulk eene geringe even redigheid tot de overwonnelingen ftonden dar het even weinig verandering in de taa der Chineezen, als in hunne gewoontet en zeden heeft kunnen veroorzaaken. De gedrukte Chineefche karakters zijt volmaakt dezelve , als die, welke in d< meeste handfchriften gebruikt worden. Zi worden voornaamlijk door rechte lijnen o ftreepen gevormd, in hoekige plaatfingen of zoo geplaatst , dat zij hoeken uitmaa ken, gelijk de meeste letteren der Oostei Y 4 fch '^erhlijf les ge',ant'ehaps in Kanton. InWinter • maand. 1792' . i »' 1 t t i > e  FerMjf #es gezantschap s in. 'Kanton. fnWintttmaand.ï??3. 1 i < \ i I v ? V li i 344 BRITSCH GEZANTSCHAP fche taaien ; bijzonder van het fjanfcrit a welfcs karakters , bij ibmmige gelegenheden , bijvoegfels tot hunne oorfpronglijkegedaante toelaaten; welke bijvoegfels dan tevens eene verandering in den zin deiwoorden voortbrengen. De Chineezen bedienen zich ook wel van een loopend fchrift , doch alleenlijk maar in zaaken van weinig aangelegenheid, voor bijzondere aantekeningen, of tot genak van den fchrijver en fpoed der uitvoering. Dit loopend Chineesch fchrift rerfchik zoo veel van het andere, als dat een Europeesch handfchrift van het^edrukte verfchilt. In China heeft men )oeken, in kolommen gedrukt, met beide borten van fchrift nevens elkander, ten inde den leerlingen gelegenheid te geeren , om het eene fchrift door het andere litteleggen. De voornaamlte zwaarigheid, bij het onderzoek van Chineefche fchMften, ontftaat oor de gantschlijke uitfluiting der hulpmordjes , waarvan men zich in de taal , oo als zij gefprooken wordt, bedient, en Felke de betrekking tusfchen onveranderjke of onbuigzaame woorden , gelijk die m d.e Chineefche taal allen zijn^ bepaalt.  NAAR. CHINA. XX. HOOFDST. 3. Afd. ^5 Het oordeel van den geenen, die zich op de kennis der Chineefche taal bevlijtigt , moet gedaadig worden aangewend, om de. afweezigheid van zoodaanige hulp te vergoeden. Ten zeiven tijde, moet dat oordeel door eene groote op'ettendheid op de zeden , de gewoonten , de wetten en meeningen der Chineezen , gelijk ook op de gefchiedenisfen en plaatslijke omdandigheden des lands, — voorwerpen, op welken de taal zonder ophouden toefpeelingen maakt, geleid en beftierd worden. Indien hec over hec algemeen waar is, dat eene taal zoo veel te moeilijker te leeren is , als de evenredigheid van den afdand van het land, in welk dezelve gefprooken wordt, van het land des geenen, die dezelve beoefenc, groocer is, omdat ook in die evenredigheid de menigvuldige toefpeelingen op plaatslijke omdandigheden, die men in de taal vindt , van de vreemdelingen minder verdaan worden: — dan kan men zich een denkbeeld vormen, van de hinderpaalen , welken een Europeeër , die de Chineefche taal begeert te leeren , verwachten moet, niet alleen wegens den grooten afdand tusfchen China en Europa, rnaar ook wegens hec onderfcheid, welk V 5 'er* Verblijf lei ge* sant"chaps in Kanton. InWinter-naand.1793.  Férblijf des gezantjcktps in Kanton. InWintermaand.1793. 1 I 1 1 I c \ c f l I ó V 346 BRITSCH GEZANTSCHAP er , in allen anderen opzigce , tusfchen hem en eenen inboorling van China gevonden wordt, daarin te zullen ontmoeten. De Chineefche karakters zijn, indedaad, tekeningen, fchetfen of verkorte beeldnisfen; en een volzin is dikwijls een keeren van leenfpreuken. De verfchillende betrekkingen des leevens worden, in China, niet door willekeurige klanken, welke enkel het denkbeeld van die betrekkingen overbrengen , aangeduid ; maar de hoedaanigheden, welken men eigeniiartiger wijs daarvan verwachten mag, worden 'er dikwijls le naamen, waarbij zij onderfcheidenlijk lekend zijn. Bloedverwantfchap, bij voormeld , van iederen graad wordt dus , in iet Chineesch onderfcheiden , met eene laauwkeurigheid, die in andere taaien ontkend is. - De Chineezen hebben onlerfcheiden karakters voor de verfchillende rijzingen, bepaalingen en veranderingen er voorwerpen der ligchaamlijke en verandelijke waereld, voor zoo verre die tot unne kennis gekomen zijn. — Zij druken de afgetrokkene zaaken op geene anere wijs uit, dan door aan iedere derzelen den naam vr.n het uiciteekendst voorwerp  naar CHINA, XX. hoopcst. 3. Afd. 347 werp te geeven , waarop het kan toegepast worden; 't welk ook, in 't algemeen hec geval in alle andere taaien is. Onder de Latijnen , bij voorbeeld, werd hec afgetrokken begrip van deugd onder de benaaming van dapperheid, of fterkte (*J, uitgedrukt, omdat het deeze hoedaanigheid was, die zij hec hoogscachtten; gelijk het kinderlijke liefde is, die bij de Chineezen in de grootfte achcing is. Dewijl de woorden eener alphabecifche taal uit verfcheiden vereenigingen van letters, of van hoofdftoflijke deelen gevormc worden, kan een ieder, die dezelven ken en weet famentevoegen, die woordei met eenen naam en zijnen onderfcheidei klank leezen, zonder de minfte kennis vai derzelver meening te hebben: maar dit i geheel niet het geval met de beeldfpraa kige taal of de beeldfpraak. Want, of fchoon in de beeldfpraak ieder karakte wel eenen bijzonderen klank heeft, welk aan dat teken gehecht is, heeft die klan echter niet de minfte betrekking met d naamlooze lijnen en ftreepen, waaruit hei zelve famengefteld'is. Men onderzoekt e lee (*) Virtus. Verblijf des gezantfchaps in Kanton. InWinter. maand. 1793. L t t 3 r e n re  Verblijf des ge. zantJckaps in Kanton. JnWinter maand. 1793. 348 BRITSCH GEZANTSCHAP leert zoodaanig een teken beter kennen , wanneer men zich bevlijtigt, om van het denkbeeld zelf, welk daaraan verbonden ,is, kennis te bekomen. Een woordenboek van beeldfpraak , of beeldfpraakige karakters , is niet zoo zeer eene naamlijst van de woorden van de eene taal , met de daarmede overeenftemmende woorden en uitdrukkingen in eene andere ; ais wel eene encyclopedie, behelzende de uitleggingen van de denkbeelden zeiven , door zulke beeldfpraakige karakters uitgedrukt. — In deezen zin alleen kan men met recht zeggen, dat de verkrijging van de kennis der Chineefche karakters of woorden het grootfte gedeelte van den geheelen leeftijd van eenen Chineefchen geleerden vordert. De oefening in de weetenfchappen der Chineezen, hoe onvolmaakt hunne kunde in dezelve ook zij , en in hunne verbaazend uitgeftrekte letterkunde is genoegzaam in ftaat, om een mensch geduurende zijn gantfche leeven bezig te houden. — Ondertusfchen leeren niet alleen alle de inboorlingen van China, ongevoeliger wijs, zoo veel van hunne taal, als voor de gewoone noodwendigheden des Ieevens genoegzaam is > maar ook de  NAAR CHINA. XX. HOOFDST. 3. Afd. 34p de vreemdelingen zelve, indien zij de vereischte vlijt en naarftigheid willen aanwenden , kunnen 'er die kunde in erlangen welke zij tot voortzetting hunner belangen noodig hebben (ƒ). De trapswijze vordering en voltooijing in en van de kennis der Chineefche taal, hangt, vervolgens van de vatbaarheid der leerlingen, cn de goede ge* (ƒ) De groote moeilijkheid , welke allo de vreemdelingen in het leeren der Chineefche taal ontmoeten, wordt, naar mijn dunken, voornaamlijk daardoor veroorzaakt, dat de Chineezen geer alphabetisch fchrift aangenomen , maar zich aan hunne oude beeldfpraak of beeldfpraakige karakters gehouden hebben, en nog houden. Dewijl, integendeel alle de Europeeërs aan letterfchrif gewend zijn; dewijl verre de meesten derzelver dezelve letters gebruiken, en ook nagenoeg den zei ven klank aan de letters, zoo wel aan de klink letters ais medeklinkers, hechten; en dewijl zi daarom, indien zij Hechts de leeskunst verftaan elkanders taaien kunnen leezen , al weeten zij d ■betekenis der woorden niet, waardoor de weg om dezelven te leeren , veel gemaklijker wordt zoo kan het niet anders zijn, of de beoefenin: der Chineefche taal, in welke zulks geen plaat heeft, maar elk karakter, integendeel, een gehee woord, betekent, moet voor hun allermoeilijk! zijn. Om deeze reden, en dewijl, behalve dien de Chineefche taal voor de allerzonderlingfte, di thans op den aardbodem bekend is, gehoude word: Verblijf les gesantfchaps in Kanton. InWinitrnaand.I793- . . i t l e e B •*  Verblijf des gezantf chaps in Kanton. JnWinter maand. 350 BRITSCH GEZANTSCHAP gelegenheid, die zij daartoe hebben, voornaamlijk af. De onderkoning van Kanton beloofde den ambasfadeur , dat 'er van wegens de Chineefche regeering den vreemdelingen geene hinderpaalen in den weg zouden worden gelegd, om zich in de kennis der Chineefche taal te oefenen. — Ook was hij in zijne goede geneigdheid, om de Engelfchen met al zijn vermoogen te befchermen , krachtdaadig bevestigd door de laatlte brieven, welken hij onlangs van den keizer ontvangen had. De vorst berichtte hem daarin, dat het hem zeer aangenaam zou zijn, op nieuw eenen Engelfchen gevolmagtigden ftaatsdienaar aan zijn hof te zien. Dat, zoodra die minister te Kanton zou aankomen, hij begeerde daaromtrent onderrecht te worden , ten einde eenige gefchikte lieden derwaard te zenden , om hem te ontvangen en naar zijn hof te Peking te geleiden. Na- wordt, zal het den leezeren , vertrouw ik, niet onaangenaam zijn, wanneer ik, in een Aanhangfel , achter deeze afdeeling, nog eenige aanmerkingen van kundige en geleerde mannen over deeze taal en de Chineezen zei ven, enz. laat volgen, jiatit. des hedere. vest.  JTA'AR CHINA. XX.HOOFDST. 3. Afd. 351 Nadat de gemelde onderkoning den ambasfadeur van deeze heuglijke tijding kennis gegeeven had , voegde hij 'er uit eenen anderen brief des keizers bij , dat , dewijl de fouverein voorneemens was, om in het zeven en vijftigfte jaar van den toen loopenden cyclus, die met het jaar zeventien honderd zes en negentig der Christlijke jaartelling overeenkomt, afftand van de kroon te doen , hij in zijn fchik zou zijn, zoodaanigen gevolmagtigden, op dien tijd, of zoo kort daarna , als mooglijk oi gevoeglijk was, in zijne hof- en hoofdlhc te zien. — Dus gelukte het eindelijk dit gezantfehap; wel overeenkomftig de beweegredenen er goede verwachtingen, die het hadden doer onderneemen, maar tegen de droevige uitzigten , welke het, fomtijds , in zijner voortgang hadden beneveld , ten laatlte, volkomenlijk, niet alleen door vergunning te bekomen, maar zelfs door eene uitnoo diging te ontvangen, om een' nieuwer minister aan het hof van China te zenden , wanneer de regeering van Groot Britannie, en de Oosti'ndifche maatfehappi. zulks dienftig zouden vinden. De tegenwoordige ambasfadeur, en zuj ge Verllijf des gezantfchaps in Kanton. InWintermaand.1793» I i ■  VerWjf des gezantfchaps in Kanton. InWinter* maand. 1193* 35a BRITSCH GEZANTSCHAP gevolg, benevens alle zijne bedienden, zoo Europeefchen, ais Chineefchen, wer> den, geduurende hun verblijf te Kanton, nog fteeds op kosten des keizers van Chi» na onderhouden (g). Dee« (g) Dewijl Mr. staunton van Kanton zelve bijkans niets zegt, zal het niet ongepast zijn , eer wij die ftad verlaaten, ten minfte nog, kortlijk, het volgende nopens dezelve aan te tekenen. De beroemde reiziger joaN nieuhof, die het gezantfehap der Nederlandfche Oostïndifche maat* fchappij , in de jaaren 1655 en de twee volgenden , van Batavia aan den keizer van China gezonden, bijgewoond, en de gefchiedenis daarvan befchreeven heeft, heeft in dat zijn werk twee afbeeldingen van die ftad gegeeven, verbeeldende een derzelven de grondtekening, en de andere een gezigt der ftad , van den waterkant te zien. Uit beide die afbeeldingen kan men de verbaazende grootte, volk- en fcheeprijkheid der ftad duidlijk zien. Ook heeft hij daar nog in 't bijzonder eene afbeelding van een der twee waterkasteelen van Kanton, gelijk ook van de menigvaldige zoogenaamde triumphboogen , die de ftad verfieren , gegeeven. De laatstgenoemde afbeelding komt zeer wel overeen met die, welke op de plaat, nommer XX , hier vooren , in het vierde deel van dit werk, tegenover bladz. 76 , van ecnpai-loe, of dergelijken triumphboog te vinden is. Volgens de aantekening van cossignij, ia zijne Voyage d Canton, &c. ligt Kanton aan den linker oever der rivier, welke veelal naar die ftad ge- tioêtsd  naar CHINA. XX. hoofdsT'. Afd. 353 Deeze overweeging alleen zou genoegzaam geweest zijn, om lord macartneij te beweegen , Kanton te verlaaten , en zich aan boord van de Linn te begeeven, ten einde naar Makao te gaan, alwaar hij onderfteid kon worden , buiten het Chi- nee- üoemd wordt, op de noorder breedte van drie en. twintig graaden acht minuuten,en honderd en tachtig graaden drie en veertig minuuten lengte, oostwaard van den middagcirkel van Parijs. Haart bevolking bedraagt, zegt men , meer dan eene millioen zielen. Dit is, fchrijft cossignij, gema-klijk te gelooven, wanneer men de groote uitgebreidheid der ftad, (die, zich volgens jmieu hof, drie uuren gaans iangs de rivier uitftrekt.) de menigte van groote en kleine koopvaardijfche, pen , en die der jachten , booten, jonken, enz. \ het onnoemlijke aantal werklieden, koop- en am bachtslieden, draagers, fchuitenvoerders, visfchers akkerlieden, matroozen,enz. aldaar overweegt. D( bezetting der ftad beftaat nu eens uit twintig, dai eens uit vijf en twintig of dertig duizend Tartaa ren. Het getal der inwooneren, die verpligt zijn hun verblijf op vlotten of in vaartuigen op he water te houden, en die, volgens de wetten, ziel op het land niet moogen vestigen , kan op drii honderd duizend zielen , veertig duizend ligte kooien daaronder begveepen, gerekend worden. De ftraaten der ftad zijn eng, met groote ftee ren geplaveid, en loopen bijkans allen regelrechi De meesten derzelven worden , des avonds, aai VI. DE Eb. Z d 7 'erblijf des ge- sant- jchaps in Kanton. InlVinser*. maand. j l h i I »  VetUijf des gezantfchaps in Kanton. InWintermaand,1193- 354 BRITSCH GEZANTSCHAP neefche grondgebied, en, bijgevolg, niet meer ten laste des keizers te zijn. Bij zijn vertrek van Kanton werden hem dezelve eerbewijzen aangedaan, welken hij bij zijne komst in die ftad ontvangen had. De oplettendheid des onderkonings jegens den de beide einden gefloten. De meeste huizen zijn flechts van ééne verdieping, en van hout gebouwd. Verre de weinigflen derzelver zijn met glaazen venfters voorzien. De huizen in de voorfteden , die aan groote kooplieden toebehoo. ren, hebben gemeenlijk ruime tuinen, met vijvers, opgeworpen hoogten en rotfen , boschjes, dool. hoven , en eene verfcheidenheid van kleine lusthuisjes en priëelen. De kaai der Europeefche faktorijën is langs den linker rivieroever. Van ieder derzelven waait de vlag haarer natie. De gebouwen grenzen aan elkander; zij zijn zeer lang; niet meer dan ééne verdieping hoog; maar hebben verfcheiden opene plaatfen. Van achter maaken zij eene ftraat uit, met eene menigte winkels, van allerleie noodwendigheden overvloedig voorzien. De beide einden zijn gefloten met deuren, buiten welken de Europeeërs niet moogen koomen. Eertijds mogten de vreemdelingen overaM gaan, uitgenomen in de Tartaarfche ftad , die aan de Chineefche paalt. Doch tegenwoordig kunnen zij zulks niet doen, zonder zich aan de befpotting en mishandeling vooral der jongens blootteftellen. Tegenover de Europeefche faktorijën liggen zeer  naar CHINA. XX. hoofdst. 3. Afd. 355 den ambasfadeur bleef geen ertkel oogenblik in gebreke. Naar maate hij den ambasfadeur meer leerde kennen , nam zijne, perfoonlijke achting voor hem fieeds toe , gelijk ook zijne befliste geneegenheid voor de Engelfchen. Van dien tijd af, werden de zeer groote Chineefche Jammes, door hen ook hans genaamd. Daar zijn 'er van duizend ton, of vijf honderd last. Deeze fchepen zijn plat, broosch , aan de beide uiterften , al te hoog opgehaald ; hun roer is al te breed , én bijgevolg aan de branding der zee al te veel blootgefteldi Deeze vaartuigen zijn niet voor eene hooge zee gefchikt. Ook verliezen de Chineezen niet gaarn het land uit het gezigt. De zeilen zijn van mat* ten kunftig gemaakt. Men zegt, dat hunne kabels van gefpleeten rotting zijn, en hunne ankeis van eene foort van zwaar hout , tot vermeerdering der zwaarte met fteenen voorzien. De gang deezer fchepen is maar zeer langzaam. De Europeefche fchepen zeilen hen fchielijk voorbij. De Chineezen bedienen zich van een dergelijk mengfel, als de Indiaanen van Suratte, om de zee* wormen uit hunne fchepen te houden, om her zeewater te beletten , door de reeten en naaden van het vaartuig te dringen , en het hout duurzaamer te maaken. Aan den rechter oever der rivier, tegenover de Europeefche faktorijën, ligt eene zeer groote voortrad , alwaar de voornaamfte kooplieden van Kanton hunne magazijnen hebben. Het getij 2 a ' ftrekt Verblijf des ge. zantfchaps in, Kanton. ïiiWintti"' maand. l?93* .  Verblijf des ge" santJchaps in Kanton. lnWwi.tr' maand. 1793- 356 BRITSCH GEZANTSCHAP de vijanden der Engelfchen , in 'c geheim, ook de vijanden des onderkonings. De beide mandarijnen, cao w-t a-zti 1 n en van-ta-zhin, beftendige vrienden des ambasfadeurs, Hortten eenen vloed van traanen, toen zij van hem, en van de an- de- ftrekt zich tot boven de ftad uit. De Europeefche floepen moeten nog twee uuren hooger opzeilen, om versch water te haaien : zelfs moeten zij dan nog den tijd der eb afwachten, eer zij hunne vaten met goed water kunnen vullen. De zoogenaamde waterftad is op den afftand van ten uur boven Kanton. Zij beftaac uit eene aaneenschakeling van fchuiten , allen in rechte lijnen naast elkander gelegd , zoo dat zij , om zoo te fpreeken, ftraaten uitmaaken. Zij zijn taamlijk groot, en dienen voor de geheele familie tot een verblijf. Iedere heeft een jol of klein bootje , om leevensmiddelen en andere noodwendigheden te haaien, of aan land te gaan, als het noodig is; doch de bewooners dier waterftad moogsn niet aan land flaapen. De vrou¬ wen , welke zich in die fchuiten bevinden , zijn niet zoo behoedzaam om zich te verbergen , als de overigen. in Kanton zijn verfcheidene grachten, daar fteer.en bruggen van eenen enkelen boog over liggen. In deeze ftad zijn wel geene lange bruggen, maar in het binnenfte des rijks vindt men ze van negen, elf, vijftien en zelfs meer boogen. — Het maaken van zulke werken bewijst hunne kennis li  naar CHINA. XX. hoofdst. 3. Afd. ^7 dere heeren , die hem verzelden , en met wien zij de vertrouwditc vriendfehap gefloten hadden , affcheid namen. Zij had-, den eenige maanden lang , en door eene uicgeftrektheid lands van meer dan vijftien honderd Engelfche mijlen , met elkander gereisd. Geduurende al dien tijd verkeerden zij , zoo gemeenzaam als hartlijk , te famen. De beide mandarijnen Helden geen minder belang in iedere gebeurenis, die het gezantfehap bejegende, dan de Engelfchen zeiven , die 'er toe behoorden. — Na- in de bouwkunde, welke , indien het de fmaak der Chineezen was , tot het (lichten van paleizen , tempels of andere openbaare gebouwen, zou kunnen aangewend worden, 'Er zijn in geheel China geene andere openbaare gebouwen, dan de pagoden. Ondertusfchen heeft het volk geene vastgeftelde dagen en uuren , om aldaar te vergaderen; maar elk begeeft zich derwaard naar zijn goedvinden. Offchoon Kanton, nagenoeg, onder den noordlijken keerkring gelegen is, is het weer 'er echter des winters taamlijk koud. Doch het mist 'er niet. Men heefc 'er ook noch kagchels, noch haardfteeden in de kamers. 'Er worden zoo veele kleederen, met bontwerken gevoerd , niet gedraaSen , als in de noordlijke provinciën. — Aant. ies NEDERD. VERT. Z 3 Verblijf ie, gesantrcha.ps in Kanton. MVinter■naand.1793.  Verblijf des gezantJ'chaps in Kanton. InWïntermaand,4733. & A & 358 BRITSCH GEZANTSCHAP enz. Nadar deeze mandarijnen hunne vrienden hadden zien vertrekken * zonder hoop van dezelven ooit weder te zien, zonden zij eene menigte van allerhande ververfchingen , en veele andere gefchenken , ten blijke van achting en tot eene gedachtenis, san boord van de Lion.,  AANHANGSEL DES NEDERDUITSCHEN VERTAALERS, behelzende eene korte wijsgeerige verhandeling van lord monboddo over de chineesche taal, met de geleerde aanmerkingen van den hoogleeraar büttner op dezelve (a^. De Chineefche taal is zeer zonderling , en ik geloof niet , dat 'er nog eene zoodaanige taal tegenwoordig op den aardbodem te vinden is. Zij is zeer eenvouwig, en (a) Deeze verhandeling is ontleend uit de Hoogduitfche vertaaling van het werk van monboddo, welke in 1785, te Riga, in twee deelen, in groot oftavo, uitgekomen is, onder den volgenden tijtel : Des Lord monboddo Werk von dem Urfprunge und Fortgange der Sprache, iïberjelzt vobe.a.schmid. Mit eincr Vorrede des Hem General-faperintendenteii herder. Dewijl deeze verhandeling , met de aanmerkingen op dezelve van profesfor buttner, die een Z 4 Sr°ot  560 AANHANGSEL des en in haare inrichting met de natuur overeenkornftig. Deeze eigenfchap hebben de taaien van bijkans alle de volken , aan geene zijde van het gebergte Imaus en de rivier Ganges woonende; als, bij voorbeeld, groot kenner der Chineefche taal is, (welke zoo allerzeldzaamst te vinden zijn) maar tevens ook een voorftander derzelver is , een merklijk lich£ over 't geen Mr. staunton over dat zelve onderwerp, in de laatstvoorgaande afdeeling, en voorheen reeds , heeft aangetekend , en over de Chineefche en andere oude volken in 't algemeen , verfpreidt, zal het, hoop ik , den leezer niet onaangenaam zijn, dat ik hem gelegenheid geeve, om deeze daarmede te kunnen vergelijken. Veel is 'er over de Chineefche taal, en over de Chineefche karakters gefchreeven. Martinus martini, du halde, joan nieuhof en anderen hebben zich, in hunne werken over dat rijk, meer of min breed daarover uitgelaaten. Zelfs geleerde mannen hebben, om het zonderlinge, dat in de Chineefche taal en het Chineefche fchrift te vinden is, onderzoek daarnaar gedaan, waarvan ik nu alleen maar de twee beroemde geleerden, naam- lijk augustus r-feifferus, en hadrianus $elandus, noem. De eerfte in de verfameling zijner werken, in 1704, te Utrecht, in twee deelen , in groot quarto , gedrukt, op verfcheidene plaatfen, daar hij ook veele andere fchrijvers overdat zelve onderwerp bijbrengt; en de laatstgenoemde in het derde deel zijner Dis/en. misc.  NEDERD. VERTAALERS. 361 beeld,die der Annamken, Siammers, Laos, Peguaners en Thibetancrs. Hierin zijn haar de^Koptifche , ja zelfs dc Duicfche, en bijzonder de Engelfche taal , taamlijk ge-, lijkvormig, — Eene kunsttaal kan men ze Offchoon zeker geleerd man, andreas mulle rus, in comm. ad mmum. Sinicum, a kirchebo in China üluflrata editum, fchrijft, dat hij kans zag, om iemand in den tijd van één jaar , opdat hij niet zeide, van ééne maand, of minder, zoo verre te brengen , dat hij de Chineefche karakters kende , en de Chineefche boeken kon leezen en verftaan ; van welken a. mullerus beide die gemelde geleerden fpreeken: komen echter genoegzaam allen , die naauwkeurig onderzoek naar die taal en dat fchrift gedaan hebben , daarin overeen , dat 'er op den geheelen aardbodem geene taal of fchrift bekend zijn. welke moeilijker zijn te leeren, dan de Chineefche. En zulks om deeze twee redenen , welken ik hier kortlijk herhaal: van-eerst, om de verfcheidenheid der uitfpraak , waardoor het kan zijn , dat een woord , flechts uit twee letters beftaande, op vijf, anderen zeggen zelfs op tien, verfchillende wijzen uitgefprooken wordt, en naar de verfchillende uitfpraak ook eene verfchillende betekenis aanneemt. Dewijl de verfcheidenheid dier uitfpraak in gefchrifte niet kan uitgedrukt worden , heeft de Jefuit, pantoya genaamd , vijf toonmerken , accenten , uitgevondan, welke, boven de Chineefche woorden gezet zjjnde, de wijs der uitfpraak eenigermaate aanweeZ. 5 «n.  36a AANHANGSEL des ze niet noemen; ook is zij niet gantsch barbaarsch; maar zij neemt deel aan beiden, en is als eene middelfoort tusfchen dezelven aantemerken. Zij heeft zoo veel van de kunsttaal , dat zij niet met één woord gantfche zinnen uitdrukt, maar verfcheidene woorden voor verfcheidene zaaken heeft, — Elke der gebruiklijke taaien wordt dooide natie, welke 'er zich van bedient, allengs befchaafd. De Chineefche heeft het aan de hulp van fchoone geesten tot haare befchaaving oncbrooken. Daarom is haar goud, door de wegneeming der korst, niet tot de vereischte fchoonheid geraakt: maar des te fterker is zij tot het algemeen gebruik gebleeven, en minder dan eenige der andere taaien verbasterd. Ten aanzien van den klank, heeft zij niet de eigenfehap van alle barbaarfche taaien, zen. Ten tweede, omdat de Chineefche woorden niet uit letters, maar uit onderfcheiden trekken beftaan , waarvan men meer dan tachtig duizend telt: en welken in zijn geheugen te prenten en te behouden, zekerlijk allermoeilijkst is. Men zie ook nieühois gezantfehap naar China, tweede deel, bladz. 13 en volgg. , alwaar men dit ftuk grondig verhandeld, en door voorbeelden opgehelderd vindt. Aant. des nedehd. vert.  NËDERD. VERTAALERS. 3^3 len , naamlijk, zeer lange woorden. De inwooners van het voorlte gedeelte van Afie, gelijk ook bijkans alle de Afrikaanen en Amerikaanen, hebben de woorden hunner taaien , door bijvoeging van voorzetfels, van voornaamwoordjes enz., verlengd. De nieuwe Grieken hebben , bij de verbastering hunner taal, de woorden niet verkort. Het waren ook geene geleerde Romeinen, die de woorden der Latijnfche taal verkortten : maar dit gefchiedde door deDuitfche volken, die wel van hunne overwonnen natiën Latijnfche woorden leerden, doch zoo, dat zij ze op eene Duitfche wijs inrichtten. — De nieuwe en uitgebreide klank der woorden van fommige volken maakt ze niet barbaarsch; maar wel het gebrek aan duidlijkheid, welk het verftand bij de uitlegging derzelven vindt. Mangel aan verbindingswoordjes , en armoede aan onderfcheidene woorden voor onderfcheidene zaaken,bewijzen de kindschheid eener taal. - De Engelfche fpelling verftommelt de vreemde woorden grootlijks. Alle de Chineefche woorden zijn van ééne lettergreep: eene bijzonderheid, welke hunne taal, van alle andere taaien, die  364 AANHANGSEL des ergens gefprooken worden, zoo veel men weec , onderfcheidt. Deeze bijzonderheid kan eenen Franfchen meer, dan eenen Engelfchen bevreemden. Bijkans aiia de eigendomlijke woorden der Engelfche taal , zijn van ééne lettergreep Intusfchen gelijkt de Chineefche taal in zoo verre nrar de zoogenaamde barbaarfchc , of onbefchaafde taaien , omdat zij noch woordvoeging, conftruïlie, noch afleiding, derivatie, noch buiging, conjugatie (c) heeft. Zij is zelfs nog des te ruu- wer (6) De hoogleeraar euttner tekent hierbij het volgende aan : ,, In de Weimarfche biblio- theek van het Muffcum te Jena , is eene xvae- reidkaart, die voor keizer karel den vijfden j, door zijnen aardrijksbefchrijver biego ribei- ro, in den jaare 1529 getekend is. Op dezel,, ve is bij China aangemerkt, dat de bewooners ,, van dat land in veele bijzonderheden met de ,, Duitfchers overeenkwamen. Veelligt is toen reeds het ténlettergreepige der beide taaien, j, en de zonderlinge wijs van uitfpraak der Chi3» neefche woorden den Spanjaarden , aan uitge- breide klanken en woorden gewend, aanmerk- lijk voorgekomen." (ff) In de Engelfche taal is de buiging der werkwoorden zeer gering ; en in de Koptifche in 'c geheel niet gebruiklijk; maar in deeze laatfte wordt de toepasfing der woorden, enkel door bijgevoegde  NEDERD. VERTAALERS. 3Ó5 wer en onbefchaafder dan die , omdat zij niet eens iets vertoont, '1 welk naar eene proeve van eene dier groote taalkimftcn gelijkt; daar integendeel de andere onbcfchaafde taaien eenige beginiels van alle drie de particulcc beftemd. Dit zelve gefchiedt: in de Chineefche. Het zonderlinge der Chineezen betreft dus niet zoo zeer hunne taal, als veel meer hunne Wijs van fchrijven. Dit gefchiedt door karakters , welke over 't algemeen niet de uitfpraak der woorden , maar de begrippen der zaaken, daarmede genoemd, aanduiden. Dewijl deeze karakters of enkele, of famengeftelde zijn ; zoo kan daarin de verbinding der partkulcs met het werkwoord (gelijk het in het Koptisch gefchiedt) geene plaats hebben. Men fpreekt dus ieder karakter , welk men leest, op zichzelve uit. De vreemde toehoorder eener Chineefche reedeyoering kan nu, naar zijne eigene fchrijfwijs, de woorden , met hunne particulcc verbonden, of ook daarvan afgezonderd, nafchrijven. — De tegenwoordige beheei-fchers van China, de Mantchoux-Tartaaren , hebben een letterfchrift, uit het Nestoriaansch-Syfisch ontfhan. Met dat fchrift laat zich het Chineesch zeer goed fchrijven. Bij hetzelve moesten de Chineezen flechts de tekens hunner toonen voegen , en zich op deeze wijs daarvan bedienen ; dan zou veel van dat zonderlinge en vreemde aanzien wegvallen. Maar hunne verkleefdheid aan oude gebruiken zal hun zulks nooit toelaaten. — Butthss.  366 AANHANGSEL dés drie hebben ; zoo dat, offchoon zij dé kunst nog niet bereikt hebben , zij echter dezelve fchijnen te naderen. Dat de Chineezen de kunst eener regel^ maatige woordvoeging niet hebben, is des te meer te verwonderen , dewijl zij in de karakters, die hunne gefchreevene taal uitmaaken, echter eene foort van famenftelling hebben. Bij voorbeeld, het karakter, waardoor zij ongeluk uitdrukken, is uit een karakter, welk huis, en een ander, welk vuur beduidt , te famengefteld; omdat het grootfte ongeluk , welk eenen mensch overkomen kan, is, zijn huis in brand te zien (V). Maar wat hunne gefprooken taal aangaat, offchoon zij zeer dikwijls veele woorden gebruiken , om eene zaak uittedrukken , laaten zij ze echter niet in één woord te famenloopen , maar behouden dezelven geheel en onveranderd. De Chineefche karakters zijn niet anders , dan natuurlijke voorstellingen def dingen , maar , ten einde ze vaardiger te kunnen gebruiken, zeer verkort. Ook zijn zij fomtijds , gelijk zoo even gezegd is, te (iï) Du_hai.de defcript, de h Ckine. Tom. IL p. 227.  NEDERD. VERTAALERS. 367 te famengefteld , om te famengeftelde begrippen uittedrukken; en tevens met veele blijken van willekeurige inrichting, om dingen , die onder geene ligchaamlijke gedaanten kunnen voorgefteld worden, te betekenen. Nu wil ik een kort bericht nopens den aart der Chineefche taal , uit de groote verfameling van du ha ld e over China , mededeelen. In de eerfte plaats moet het iemand vreemd voorkomen, dat de Chineezen, offchoon zij niets dan woorden van ééne lettergreep in hunne taal hebben , in ftaat zijn , om zoo veele dingen uittedrukken , welker uitdrukking een zoo kiesch en ongemeen befchaafd leeven , als het hunne is , vordert. Want zonder de menigvuldigheid , welke de famenvoeging der lettergreepen aan onze woorden geeft , zou het ons onmooglijk weezen, de helft der dingen, welker uitdrukking of noeming wij noodig hebben, uittedrukken. Maar, vooreerst , gebruiken zij verfcheidene woorden, gelijk ik hier boven gezegd heb, om ééne zaak aanteduiden; en offchoon zij de kunst der famenvoeging of famenftelling niet hebben, fpreeken zij ze echter, gelijk ik mij ver-  3Ö8 AANHANGSEL dES verzekerd houd, zoo uit, dat zij dezelven van andere woorden, die verfchillende en afgezonderde dingen beduiden, onderfeheiden. Ten tweede, vermenigvuldigen zij hunne woorden van ééne lettergreep door verfcheidene toonen, die zij daaraan weeten te geeven, zoouaanig, dat een en hetzelve woord , op verfchillende wijs uirgefprooken , geaccentueerd, dikwijls tien of elf onderfcheidene dingen betekent. Du halde geeft (e) een voorbeeld daarvan in het woord ro van ééne lettergreep ; welk door middel van onderfcheiden toonen en buigingen der Item , gelijk hij het uitdrukt , elf verfchillende dingen bete* kent (ƒ). — Op die wijs vergoeden zij de armoede hunner articulatie , die in de daad (?) l. c. p. 225. (ƒ) De Chineezen hooren , gelijk andere Oosterlingen , veel zachter, veel fcherper, dan wij, omdat hun oorhuisje veel verder, dan het or.ze, van het hoofd afftaat, en om die reden meer uitgehold is , vermits zij van hunne kindschheid af met bloote hoofden gaan , en hunne ooren door niets gedrukt worden. Uit deezen hoofde onderfcheiden zij fijnheden van toonen, die bij ons on. merkbiar zijn. — Ook heeft 'er eenig onderfcheid in de gefteldheid hunner fpraakdeelen, met de onzen vergeleeken, plaats. B uitweb*  NEDERD. VERTAALERSi, daad zeer groot is ,*aanrnefkiijk ; want >, behalve dac zij geene famenvoeging van lettergreepen hebben , misfen Zij ook hec gebruik van veele letters (g), die wij hebben , bijzonder de B , D, R, X, en Z (A)» Dewyl de Chineezen de woorden hun-* ner taal zoo zeer door verandering van toonen vermenigvuldigen, Zou men ligtlp denken, dat deeze muziek hunner taal zeèt boog klimme, ten röinfte over den hoogen toon, accent, in het Giïeksch, die tier. hooger, dan eene quint is. Doch, wan-1 neer wij moogen gelooven , 't geen v> t_f halde aangaande de fijnheid en kiesch- heid (g) Du HALDIÏ, l. C. p. 3gO. (Ji) De Chineefche woorden , welken de Euro. péefche zendelingen naar de Portugeefché fpelHng en wijs van uitdrukking, die zü aangenomen heb^ ben, met p en t fchrijven , drukken de Rusfifchö tolken door b en d uit. Die toont in allen gevalle eenen middenklank tusfchen beiden aan, die door de breedte der lippen veroorzaakt wordt. Integendeel hebben zij nevens deezen nog een b en een d, welke door een geblaas gefeherpt zijn. De r is in de taal der mandarijnen niet gebruiklijk; de % hebben de Chineezen niet noodig, anders konden Zij zé uit t én s farrienftêllén. Dé zachte FrSnfche t hebben zij niet; integendeel de harde Hoogéuitfche 2 menigvuldig. Butthbiu Vi. deel, Aa  S;o AANHANGSEL des heid hunner toonen zegt/ dac zij, naamlijk , door eenen vreemdeling naauwlijks kunnen onderfcheiden worden ; dan moeten wij aanneemen , dat zij niet hoog , maar flechts door kleine tusfchcnruimten, klimmen ; zoo dat de muziek hunner taal aan de muziek der vogelen, die eenen kleinen omtrek, maar desniettegenitaande eene groote menigvuldigheid van nooten heeft, eenigermaate gelijk moet zijn. Indien het bijgebragce nopens de toonen der Chineefche woorden zoo is, gelijk het is, dan volgt van zelfs, dat, ook uit dien hoofde, het leeren der Chineefche taal eenen vreemdeling uitneemend zwaar moet vallen, wanneer hij niet eene goede buigzaame Hem, en een fijn oor voor de muziek , en veel oefening daarin heeft. — Het groot onderfcheid derhalve tusfchen de Chineefche en Griekfche toonen , of accenten , beftaat daarin , dat de Grieken fiechts twee accenten, of toonen, naamlijk den accentus gravis, en den accentus acutus hadden, die door eene groote en niet zeer naauwkeurig beftemde tusfchenruimte onderfcheiden waren. Want'de accentus acutus, offchoon hij nooit meer dan eene quint hooger, dan de accentus g}-avis klom, klom  NEDERD. VERTAALERS. 371 klom echter niet altijd zoo hoog, maar werd menigmaal, naar de Hem des fpreekers, laager geitemd. Daarentegen moeten de Chineezen veel meer toonen, accenten, hebben , die uit veel kleinere tusfchen-* ruimten beftaan, en derhalve naauwkeuri» ger onderfcheiden zijn. — Waaruit dan buiten twijfel moet volgen , dat de Chineefche taal veel muzikaaler moet klinken, dan de Griekfche , en zelfs muzikaaler, dan eenige andere taal behoorde te z'rjn. Maar , gelijk gezegd is , het is noodig , den mangel hunner articulatie op die wijs te vergoeden. Ten dien einde gebruiken zij insgelijks de maat, en door verlenging of verkorting der klinkletteren hunner woorden, geeven zij 'er de betekenis van verfcheidene dingen aan. — Even hetzelve doen zij, door* dien zij hunne woorden, verfcheidenlijk, met of zonder geblaas, adfpireeren3 en ze met verfchillende trappen van zachtheid of ruuwheid uitfpreeken (t). —* Door dit middel, om hunne woorden van eene lettergreep te vermenigvuldigen, bereiken zij, mee (0 DU HAi.DK, /. C. p. 225, Aa 2  37a AANHANGSEL dis met drie honderd en dertig derzelven, alle de oogmerken der taal (£) , zonder de woorden in hunnen uitgang zeer te veranderen. Want alle de Chineefche woorden gaan uit op een' klinkletter , of op den medeklinker n, dikwijls met bijvoeging van den medeklinker g (T). Nopens de fpraakkunst der Chineefche taal moet men over het algemeen aanmerken, dat, dewijl de Chineezen, in hunne taal, geene buiging, geene declinatie of conjugatie hebben , alle hunne woorden onveranderlyk zyn , en alle hunne naam-, vallen en tijden, cafus en tempora, door lidwoordjes,particulce, gevormd worden.— Geflachten, genera, hebben zij niet; en zelfs het onderfcheid der getallen, numerus, welk zelfs in taaien , die buiten dien zeer onvolkomen zijn, door eene verandering van het woord zelf aangeduid wordt, wordt in de Chineefche taal flechts door een lidwoordje ,particula, uitgedrukt {tn). — Zij hebben niet meer, dan de drie eenvouwige tijden, tempora, naamlijk, den te- (h) DU HALDE, /. C. p. 224. (I) Du HALDE, /. C. p. 225. (ra) Du u aldb, c> p, 2^4 et fettf.  NEDERD. VERTAALERS. 373 tegenwoordigen , den voorleeden en den toekomenden tijd; en uit gebrek aan verfchillende uitgangen, ftaat een en het zelve woord of voor het werkwoord, verbum; of voor het fubftantivum verbale; of voor het adjeïtivum ; of voor het daarvan afgeleide fubftantivum . op zyne plaats in de zinfneede. Dus ziet men, dat de Chineefche taal, 't zij wij dezelve als blooten klank, of als beduidenden klank aanmerken, bij uitftek gebrekkig is.— Desniettegenftaande, heeft dit volk dezelve , zoo als zij is , federt drie of vier duizend jaaren gebruikt ; en hunne gefchreevene taal is, geduurende dien tiid, zoo moeilijk en belast geweest, dat het den arbeid van een geheel leeven kost, om tot eene genoegzaame kennis derzelve te geraaken (n). Ik (ra) Om een aantal van drie tot vijf duizend woorden en hunne karakters (welke tot daaglijksch gebruik genoegzaam zijn) zich bekend te maaken, Tereischt wel niet den gantfchcn leeftijd van een mensch. Mij dunkt, dat deeze moeite rijklijk daardoor beloond wordt, dat men daarbij zijn geheugen met de zwaarigheden , welke in de Europeefche kunsttaaien zoo overvloedig voorkomen , niet behoeve te belaaden: dergel ijken zijn de nietsAa 3 be-  374 AANHANGSEL des Ik zou mij hierover grootlijks verwonderen , indien ik mee fommigen geloofde, dat de Chineezen een geestig, zin- en vindingrijk volk waren. Dan, ik ben het met Dr. warburton volkomen eens, die van gevoelen is: „ dat de Chineezen „ onder alle volken des aardbodems aller„ minst vindingrijk zijn (o)." Ik begeer geen ander bewijs daarvan , dan dit , dat Zij eene zoo bij uitftek gebrekkige taal en fchrift, of arthographie , zoo veele eeuwen lang gebruikt hebben. Het overtuigt mij volkomen, dat zij in de wijsbegeerte geenen aanmerklijken voortgang kunnen gemaakt hebben (p). Want gezonde wijs- be- beduidende geflachten der naamwoorden ; de onnoodige buigingen derzelven, waarbij het aan uitsonderingen van de regels krielt; de wijs, dat men als een lijdende fpreekt, en echter als een daader wil verftaan zijn; enz. Buttner. (o) Godlijke zending van mos es. Boek IV. afd. 4. (p) De Chineezen hebben in hun leerftelfel geene verborgenheden. In hunne wijsbegeerte heb. ben zii , als wiskundigen , mathematici, flechts korte, op de ondervinding gegronde, regels; de fophistery beminnen zij niet. Hunne lluitredenen zijn , derhalve , meest in de eerfte vorm. Hunne eenvouwige taal is voor hun genoegzaam, en bij het leeren der karakters, verkrijgen zij ook vroeger  NEDERD. VERTAALERS. 375 begeerte is het, welke de grondregels van alle kunften en weetenfehappen ontdekt. En waren de Chineezen wijsgceren geweest, gelijk de Egyptenaars waren (q) , dan zouden zij zich zekerlijk van hunne wijsbegeerte bediend hebben , om, gelijk die, de .grondregels van die twee kunften, welke in het menschlijk leeven van het groot- ger kennis der zaaken, die daardoor aangeduid worden. De eerfte leerboeken hunner jeugd bewijzen zulks overvloedig. Deeze zijn kleine encyclopediën , en van gantsch anderen aart, dan de Abeceboeken voor onze kinderen. Buttner. (_) De wijsbegeerte der Egyptenaaren mag wel fchraal en mager genoeg, en wegens hunne iedele geheimzinnigheid in raadfelen ingehuld geweest zijn. Pythagoras werd onder hen niet verzadigd; daarom floeg hij, gelijk zij zei ven, den weg naar Indie in, en haalde van de Braminen de leer der avontuurlijke zielverhuizing. — De Chineezen toonen , dat zij, ten minfte, meer dan drie duizend jaaren lang, naar de grondregels hunner ftaat- en zedekunde gehandeld hebben: weshalve hun rijk, offchoon het menigvuldige aanvallen van buiten, en fcheuringen en verdeeldheden van binnen geleeden heeft, nogthans in eenerleie' burgerlijke ftaatsgefteldheid gebleeven is. Een rijk, zoo ongemeen fterk bevolkt, dat het wel noodig had, volkplantingen uittezenden. Tot geluk zijner nabuuren is dit groot en listig volk niet oorlogzuchtig. Buttner. Aa 4  576 AANHANGSEL des grooifte nut zijn,naasnlijk fpreeken en fchrijven , uittevinden en te volmaaken (r). In- (O Ds gereeene landtaalen zijn noch naar grondregels ingericht, noch verbererd. liet gebruik der fcundigften en uitmuntendffen onder het volk beftemt daarin alles. Dergelijke zijn eertijds ook onze geleerde taaien geweest. Waar zijn de bondige cn grondige taalregels, welken de oude Oosterlingen , Grieken en Romeinen nagelaaten hebben ! eli as lbv.iTA, gaza, priscianus en cl a jus , hebben der gel ijken eerst in lastere tijden, door onderzoeking der Hebreeuwfche, Griekfche, Latijnfche en Hoogduitfche taaien, tot ftand gebragt. — De Chineezen hebben , reeds lang ge'eeden , alle hunne ideeën in twee honderd vier en veertig klasfen verdeeld, waarvan iedere eene voornaame of hoofd-idee. benevens het enkel karakter- welk dezelve aanduidt, tot eenen grondflag heeft. Aan dit karakter hebben zij de andere, met hetzelve vereenigde of famenltelde karakters, v/elke de ideeën, 't zij door de natuur der zaak, of door eene leenfpreuk met de eerfte vermaagschapt, betekenen, famengevoegd. — (De natuurkundigen gebruiken een veel grooter aantal kentekens, pm daardoor het verbaazend groot getal van, bijzon 'ere foorten in orde te brengen , en hunns benaamingen zijn meestal leenfpreukig) — Dit deeze karakters hebben zij honderd en twaalf geko.ozen, om daardoor hunne klinkletters, en zes cn dertig,, om de medeklinkers aanteduiden. Daar bj?nevens heeft ieder hunner toonen zijnen bijzonnen vnam . ?n eigen daa.rtoe behQorend karak- tJK, y*  NEDERD. VERTAALERS. 377 In tusfchen heb ik nog andere bewijzen van hunne onkunde in de wijsbegeerte. — "Voor zoo veel wij weeten, is mar co paolo, een Venetiaan , de eerfte, die, uit Europa , eene reis naar China gedaan heeft. In de dertiende eeuw onzer Christlijke jaartelling is hij in dat land geweest. Doch , dewijl hij geen wijsgeer , noch, zoo veel men zien kan , een man van kunde in de eene of andere weetenfehap was ; zoo kunnen wij van hem geene berichten aangaande de kunde der Chineezen in de wijsbegeerte en andere weetenfehappen verwachten ; offchoon hij ons veel van hunne zeden en gewoonten, gelijk ook van hunne burgerlijke en ftaatkundige inrichtingen zegt , en eene menigte merkwaardige zaaken , de Chineezen en hun land betreffende, verhaalt (s). Maar vier honderd jaaren te vooren , dat t_r. Op deeze drieërleië wijs zijn hunne woordenboeken ingericht. Een dergelijk klasfikaal woordenboek heeft de bisfehop wilkins in de Engelfche, gelijk pollux in de Griekfche, en isidoeus in de Latijnfche taal, vervaardigd. Buttner. (Y) Men vergelijke 't geen hier voor , in het ■ vierde deel deezer reis, van marco paoi,o gazegd is, bladz, 227. en volgg. Aa 5  3/8 AANHANGSEL des dat is, in dc negende eeuw, reisden twee Mohammedaanfche Arabieren naar China: Een geleerd Franschman , met naam r enaudaut , heeft hun reisverhaal uit het Arabisch in het Fransch overgezet, en met zeer leezenswaardige aantekeningen en bemerkingen verrijkt (O- In deeze reisbefchrijving vindt men eene groote menigte merkwaardige bijzonderheden uit de natuurlijke historie , welke toonen , dat de fchrijvers kunde bezaten , en met eenen geest van onderzoek en waarneeming bezield waren. — Doch , 't geen tot ons tegenwoordig oogmerk meest dient, is, dat een dier reizenden, daar hij van der Chineezen geleerdheid fprcekt, uitdruklijk zegt, dat zij in 't geheel geene weetenfchappen bezaten. — Hij voegt 'er bij, dat zij zeiven hunnen eerdienst en wetten uit Indie gekreegen hadden.— Hij zegt ook nog wel, dat de Chineezen iets van de fterrekunde verftonden ; maar hij laat 'er terftond op volgen , dat de Indiaanen 'er meer van wisten ; en dat bij deeze laatstgenoemden ook (0 Het werk is , in den jaare 1718, te Parijs, gedrukt, ten voorfchijn gekomen.  NEDERD. VERTAALERS. 379 ook de geneeskunde en wijsbegeerte geoefend wierden (ji). De (k) Men kan niet ontkennen, dat de Chineezen zich door hunne uitwendige fcherpe zinnen fterk laaten leiden. Daaibij zijn zij ongemeen arbeidzaam, en gelukkige nabootfers. Aan gemeen menfchenverftand en eenen geest van waarneeming ontbreekt het hun in geenen deele. Dit getuigen hunne fchriften en hunne geheele burgerlijke inrichting. Zij zijn zelfs meer aan duidlijke begrippen of denkbeelden gewoon, dan veelen der overige volken van Afie. De volgende henaamingen, die bij hen zeer gemeenzaam zijn , leveren een bewijs daarvan op; bij voorbeeld: poe, eene ordei thoeng-hjoang; een geflacht; loej, eene foort; to-tJjé> een individuum, een ondeelbaar; i-pie, een onderfcheid; hoe, eene famenftelling betekenende. Alleenlijk fchijnt het, dat een fterk en diepzinnig nadenken over afgetrokken zaaken niet zeer in hunnen fmaak valt. Ook kan men niet zeggen , dat 'er veelen onder hen gevonden worden, die in werken van vernuft, van bijzondere fchranderheid van geest, hebben uitgemunt. Hiervandaan vindt men in hunne fchriften maar weinige voorbeelden van de overgedreevene hoogdraavendheid des Oosterfcben fchrijfftijls. Het diepgeworteld vooroordeel der oudheid laat de nieuwsgierigheid bij hen niet opkomen. Hierom houden zij zich ftijf aan hunne oude gewoonten, veranderen niets in hunne leevenswijs, vergenoegen zich met het genot van het inheemfche en deszclfs kennis, en gelooven „ sich daarbij wel te bevinden. Van buitenlandfcho aard-  33o AANHANGSEL des De meening van deezen Arabithen reiziger , die in eenen tijd leefde, toen de Ara- aardrijks- en gefchiedkunde, gelijk ook van andere weetenfchappen, willen zij niets weeten, en meenen , dat het vreemd goede ook dikwijls met vreemd kwaad verzeld is. Van onze waaren achten zij bijkans niets, dan alleen het zilver, voor welk zij ons hunnen overvloed laaten toekomen y dien wij grootdeels wel ontbeeren , of ook, wel, om den uitvoer van geld te mijden , onszelven bezorgen konden. Van zoodaanig een volk , welk zoo weinig in denkwijs met ons overeenkomt, kunnen wij niet verwachten, dat het in mangel der verkeering met ons , alle onze weetenfchappen bezitten , of ook dezelven op gelijke wijs behandelen zou. Onze voorvaders in de middeneeuwen waren ten zeiven tijde hun nog niet eens gelijk , en echter geene domkoppen. Thans moogen de bewooners van het Chineefche rijk, drie honderden meer jaaren, in de waare befchaafdheid , in vergelijking met ons , terug zijn , en kunnen veelligt nog lang zoo blijven. Indien de bovengemelde Mohammedaanfche Arabier uit de negende eeuw, toenmaals, met de Europeeërs van zijnen tijd omgang gehad had , zou hij , buiten twijfel , nog veel flechter oordeel van hun geveld hebben. Niet de wetten , maar den afgodendienst, heeft de geringer gezindheid der Chineezen uit Indie bekomen. De vaste verkleefdheid aan hunne aloude zedenleer heeft hun rijk in tijdlijken welftand behouden. De meesten hunner nuttige kunften moo-.  NEDERD. VERTAALER3. 381 Arabiets in de weetenfchappen en wijsbegeerte aanmerkiijke vorderingen gemaakt had- moogen wel, even zoo min als de onzen, vruchten van nadenken, als veel meer van een gelukkig geval zijn. Haare oudheid, gelijk ook het gebrek aan glas, getuigen, dat zij dezelven niet van buiten ontvangen hebben. Zij zijn zoo veele bewijzen van den onderzoekenden geest der Chineezen, en van hunne bekwaamheid om van het uitgevondene een goed gebruik te maaken. Ook konden de Chineezen bij de Heidenfche Indiaanen niet vinden, dat zij zeiven niet hadden. Onze eerfte zendelingen en reizigers, hunner taaien kundig, hebben geene grondige weetenfchappen, geene menschlievende wetten, ik laat ftaan redelijken eerdienst bij hen gevonden. Al wat hun uit hunne hooge oudheid overgebleeven is, beftaat in eene ongerijmde en verwarde godenleer, en eene hersfenfchimmige gefchiedenis van drie millioenen jaaren , waarin de ongehoordfte gebeurenibfen en fchenddaaden, welken zij het fpel der Goden noemen , zouden gefchied zijn. — Hunne meening aangaande de zielveihuizing; hunne verdeeling des volks , in zulke geüuten kiaffen , foorten of gilden . dat niemand uit de laageie in de hoogere , noch door begaafdheden , noch door verdienden, noch door huwlijk, opklimmen kan, maar de afliamlingen de handteering hunner vaderen en voorvaderen , zij moogen 'er gefchikt toe zijn , of niet, oefenen moeten ; — hunne onmenschlijke wetten, volgens welken de eerfte klasfe de overigen ten uiteifte veracht, en bijzonder de laatlte in  38a AANHANGSEL des hadden, kornc mij zekerder en geloofwaardiger voor, dan 'c geen wij, federt gerui- men in de ellendigfte flaavernij houdt; en — hunne grouwlijke loffpraak van vorstlijke weduwen, die zich met haare overleedene echtgenooten laaten verbranden: — deeze zijn de geroemde Braminfche philofophie en haare gevolgen. Achter het voorhangfel moogen zij wel iets redelijkers voorgeeven; maar aan verdeedigingsgronden ontbreekt het hun echter gantschlijk. Van hier moogen de Egyptenaars , bij hunnen eerften dooitogt, wel hunnen gewijden ftier, Ofiris of Apis, met zijne gewijde koe Jo of Ifis, benevens den boozen Typhon, gelijk ook hunne volksklasfen gekreegen hebben. — Doch de eerfte en heerfchende gezindheid der Chineezen weet van dergelijke zaaken niets. Zij belijdt flechts één eenig onzigtbaar Weezen , en verwacht van hem haar lot. De beoefening der weetenfchappen , die voor den ftaat nuttig zijn. is haare bezigheid, en het volic beeft; van haar ziine aartsvaderlijke verordeningen ontvangen. Volgens dezelven kan de geringde, door verdienden, tot den hoogden trap opklimmen. De laafde gezindheid der Chineezen heeft wel haaren afgodifchen eerdienst, benevens den afgodendienst van po, in laater tijd, door de Bonzen, uit Indie bekomen; maar zij ftaat onder de oude keizerlijke wetten. — De Mohammedaanfche Indostanners lebben, gelijk de Perfiaanen , hunne weetenfchap en eerdienst van de Arabieren ontvangen. De laatfte vooral is op den Koran gevestigd, diende Chineezen niet kennen. —  NEDERD. VERTAALERS. 383 men tijd , van de Jefuitifche zendelingen naar China 3 met betrekking tot de verwonnen. — De Braminen hebben wel door de Arabiers eenige kennis der fterre- en geneeskunde erlangd j maar zij is bij dat alles ten uiterfte gebrekkig. Den Chineezen ontbreekt het zoo min aan beoefenende geneeskunde, dat zij veel meer hunnen eerden beheerfcher, den keizer fohi, voor den uitvinder derzelve aangeeven. Op de fterrekunde zijn zij van ouds reeds opmerkzaam geweest; "*boewel dezelve door de Europeefche zendelingen aanzienlijk verbeterd is. — Intusfchen is gezonde befpiegelende kennis, in het geheele Oosten, niet te huis: maar zij fchijnt voor het Westen voorbehouden te zijn. — De Chineezen blijven dus, gelijk zij zijn, naamlijk , op hunne ftiatsgefteldheid, op hunne binnenlandfche inrichtingen ftoute ftaatspedanten, en in bui* tenlandfche geleerdheid onkundig. Zij bevlijtigen zich niet op het leeren van vreemde taaien , en kunnen dus de werken , daarïn gefchreeven , niet gebruiken. Hunne geleerdheid beftaat enkel in de beoefening, en is meest op hunne ftaatsgefteldheid betrekiijk. Onze befpiegelende weetenfchappen , bijzonder het leerftelfel der overnatuurkunde, zijn hun onbekend. Bij alle volken bijkans is de benaaming van het Opperweezen leenfpreukig. De Chineezen hebben daarvoor den naam thiih, de hemel; gelijk wij dac woord ook wel eens in dien zin gebruiken. Het beduidt bij hen een algemeen, wijs en werkzaam Weezsn. Hec is meer, dan de Itofiijke hemel,  384 AANHANGSEL des wonderlijke geleerdheid der Chineezen > gehoord hebben. Want, gelijk de bovengemelde Franfche overzetter dier reis^efchrijvirg zeer wel heeft aangemerkt , het berichc, dat de Jefuiten zelve aangaande de kennis der Chineezen in eenige weetenfchappen geeven , toont, dat zij zeer gerirge voortgangen daarin gemaakt hebben. — Mr. renaudaut haalt bij die gelegenheid (V) aan, 't geen vader martini mei, welken zij han noemen. God heet bij hen Tltien- tfjoe, Heer de? hemels. Van de fchepping konden zij wel , omdat zij onze Heilige Schrift niet hebben , niets zekers 'Weeten. — In de honger wiskunde zijn zij ze. kerlijk niet verre gevorderd. Zij kunnen derhalve in die weetenfchappen, in welken liet gebruik derzelve onöiitbeer'i.k is, tot geene volkomenheid ge. raakt zijn : zij kunnen echter taamhjk goed cijferen, lanrimeeten en bouwen. De natuurlijke historie, den landbouw, de huishoudingskunst en veelö handwerken kennen zij zeer wel. Ook hebben Zij deeze zoo wel, als de natuurlijke gefteldheid, de regeering, de gefchiedenis en de zedenleer vaii hun land, in zeer vee'e boeken verftandig befchreeven. Het ontbreekt hun ook niet aan dichters; en hunne algemeen goedgekeurde én aangé* homen boeken behelzen zulke ongerijmdheden niet, als men in Zend-avesta, de Bhedams en den Kg* ran vindt. Buttnek5 00 Pag. 342,  NEDÊRD. VERTAALERS. 385 Ti ni nopens hunne kennis in de hoogfte philofophie, die, om zoo te fpreeken, de gronden van alle andere philofophie bevat, ik meen de overnatuurkunde, tnetaphyfica, zegtï — „ 'c Is verwonderlijk , dat zij, „ in alle hunne fchriften , van den Oorb fprong en Maaker van alle dingen niets „ gewaagen , en in hunne rijke taal niet j, eens eenen naam voor Hem hebben." — En van hunne vorderingen in de fterrekunde, waarvan wij zoo veel gehoord hebben, kunnen wij uit de eerbetuigingen oordeelen, welken fommige Jefuiten in China genooten hebben , die tot voorzitters in het collegie, anders genaamd, het gerechtshof of de vierfchaar, der overnatuurkunde benoemd werden, offchoon zij in Europa niet als fterrekundigen bekend waren. — Volgens het verhaal van Mr.renaudaut, waren zij indedaad niet in ftaat, om , zonder hulp der Jefuiten , eene zon- of maansverduistering met eene genoegzaame naauwkeurigheid te berekenen. En zoo heeft cassin 1', een der grootfte en beroemdfte fterrekundigen van laatere tijden, in hunne fterrekundige tafelen, welker naauwkeurigheid fommigen der Jefuiten zoo geer roemen, aangemerkt, dat 'er degrooc- yi, deel, Bb fte  38t5 AANHANGSEL des fte dwaalingen in hunne uitrekeningen van zon- en maans - verduisteringen, en andere vereenigingen, conjunbliën, van hemelfche ligchaamen gevonden wierden (w). Doch , 't geen deeze zaak buiten allen twijfel ftelt, is dat geen , 't welk d u halde, die zelf een Jefuit was, ons zegt; te weeten: dat zij zoo wel van de theoretnata, als probhmata der landmeetkunde zeer weinig verftaan : en wanneer zij een poblema oplosfen , gefchiedt zulks veel meer, zegt hij, door gevolgtrekking, inductie , dan door grondregels (jx); dat heet met andere woorden: zij kunnen niet betoogen, demonftreeren. — Ingevolge van dien zegt ons de meergemelde Mr. renaudaut , dat, toen de Jefuiten hun etjclides in de hand gaven, en de betoogingen, demonftraticn, verklaarden, zij zich over dezelven , als geheel nieuwe dingen voor hun , uitneemend verwonderden. Wanneer dat waar is, dan kunnen zij onmooglijk uit de fterrekunde eene weetenfchap gemaakt hebben. De waarheid fchijnt dus te zijn , dat, of- (w) Pag. 3S9(x) I. c. III. h  NEDERD. VERTAALERS. 387 offchoon de Chineezen in eenige werktuiglijke kunften uitmunten , en offchoon de verbaazende bevolking van hun land , en de groote omtrek van hun rijk, hen genoodzaakt hebben eene naauwkeurige burgerlijke regeering intevoeren, en zich op de kennis van de regels der zedenkunde en goede ftaatsbeitiering te bevlijtigen; zij 'er echter zeer verre van verwijderd zijn, mannen van weetenfchap en philofophie te zijn. Maar , hoe kwamen de Chineezen aan hunne taal, van welke men, bij alle haare onvolkomenheid, bekennen moet, dat zij de vreemdffe, de buitengewoonlïe, en aan geene andere, die ergens te vinden is, of gefprooken wordt, gelijk zij! De eerfte vraag is , of zij hunne taal uitgevonden hebben ? Volgens mijne meening, zegt lord monboddo, moogen zij wel, op den eenen of anderen tijd, eene barbaarfche brabbeltaal voortgebragt hebben, zoo als dezelve, in den eerften ftand der woestheid en onbefchaafdheid, door wilden gefprooken worde; — eene brabbeltaal , die uit woorden, of veel meer uit Bb 2 een  383 AANHANGSEL des een gefclireeuw van groote lengte , mee zeer weinig articulatie beftaat. Doch ik kan naauwlijks gelooven , dat een zoo geestloos en zoo min vindingrijk volk, zelfs maar den eerften flap tot eene kunsttaal, door verkoning haarer woorden, zou gedaan hebben. Want dit was het eerfte, 't geen menfchen deeden, toen zij begonnen, op eene kunftige wijs, of eene kunsttaal te fpreeken, zonder welk zij noch famenftelling , noch afleiding , noch buiging , drie in eene kunsttaal onvermijdlijk noodige dingen, konden gehad hebben (y). Maar , in de tweede plaats, vraag ik: „ van waar kreegen dan de Chineezen „ hunne taalwortelen, (want zoo noem ik „ hunne woordjes van ééne lettergreep, „ waaruit alle hunne woorden famengefteld „ zijn) bijaldien zij niet van hun eigen „ voortbrengfel waren?" — Het komt mij waarfchijnlijk voor , dat zij uit dac zelve va- (31) Men vergelijke hiermede mijne uitvoerige aantekening over den oorfprong der fpraak, in welke men deeze onwijsgeerige onderftelling klaar en krachtig , gelijk ik vertrouw , wederlegd zal vinden. Zij is hier vooren geplaatst, onder bladz. 311 tot 330. dant. des wederd. vert.  NEDERD. VERTAALERS. 38? vaderland der geleerdheid gekomen zijn , waaruit Europa alle zijne kunften gehaald heeft, ik meen uit Egypte.— Want, volgens het verhaal van herodotus en anderen , zeiden de Egyptenaars, dat hun osiris, die dezelve met bacchus is » met eene groote krijgsmagt , het geheele Oosten overftroomd had , en tot in India doorgedrongen was, alwaar hij fteden gebouwd , en kunften , benevens befchaafdheid van zeden, ingevoerd had. Met het gemeld verhaal der Egyptenaaren , kwam niet alleen de volksoverlevering onder de Indiaanen overeen , maar ook de meening hunner philofoophen en wijzen , die volgens het bericht van diodorus siculus ("-O, vertelden, dat bacchus, dezelve met osiris, met eene fterke heirmagt in Indie doorgedrongen was, en het volk getemd en befchaafd had. Het komt mij waarfchijnlijk voor , dat hij , onder, andere kunften, ook zijne taal in die gewesten ingevoerd heeft. Zoo kunnen wij, naar het eenpaarig getuignis van beide landen, de kunften op het voetfpoor uit Egypte naar Indie volgen; (») Litr. III. Bb 3  39'o AANHANGSEL des gen ; en uit Indie ontvingen de Chineezen , volgens onze Mohammedaanfche Arabifche reizigers, hunne wetten en hunnen godsdienst, en, naar alle vermoeden, ook hunne taal. . Dit wordt nog des te meer bevestigd , wanneer de onderftelling van eenen Franfchen geleerden (ad) waar is: dat, naamlijk, de Chineezen hunne fchrift-karakters uit Egypte hebben ontvangen ; welke karakters, door de Egyptenaars voor de uitvinding der letters gebruikt , de natuurlijke voorftellingen der dingen, en dus eene foort van beeldfpraak waren. — Toenmaals waren de Egyptenaars, waarfchijnlijk , niet verder in de fpraakkunst gevorderd , dan hun barbaarsch gefchreeuw of geluidmaaking te verkorten , en hetzelve , veelligt, een weinig meer te articuleer en, maar hadden nog niet de kunst van famenvoeging en afleiding, en al dat geen , 't welk wij overeenkomst, analogie, der taal noemen, uitgevonden. — In dien wilden woesten toeftand werd de taal, naar mijn vermoeden, uit Egypte, door Indie, naar China gebragt. En de Chi- (aa) Mr. de guiones.  NEDERD. VERTAALERS. 391 Chineezen hebben, als een geestloos, nietvindingrijk volk, dezelve even zoo, als zij ze ontvangen hadden , behouden, zonder ze door fpraakkunftige regels te verbeteren of uittebreiden. Op gelijke wijs hebben zij de fchrift-karakters , gelijk zij oorfpronglijk waren , onveranderd gelaaten , zonder een alphabet, gelijk de Egyptenaars, uittevinden. [De bijzonderheden, welken lord monboddo, in 't laatlte gedeelte zijner verhandeling over de Chineezen en hunne taal heeft aangeftipt, naamlijk , van waar zij hunne taal, hunne éénlettergreepige taalwortelen en karakterfchrift gekreegen hebben, hebben den doorgeleerden hoogleeraar 15uttner aanleiding gegeeven, om die onderwerpen wat breeder uittehaalen; en , dewijl hij, bij die gelegenheid , verfcheidene merkwaardige zaaken, niet alleen de Chineezen, benevens hunne taal en fchrift, maar ook de Indiaanen, de Egyptenaars en andere volken betreffende , kortlijk, maar geleerdlijk , aanvoert, zal het niet ongepast zijn , ten befluite hier nog deszelfs aanmerkingen en waarneemingen daarover te laaten volgen.] Bb 4 „ Hec  352 AANHANGSEL des „ Hec oostlijk Afie (daar China in ge* legen is) heeft eene hooge , Egypte , integendeel, eene zeer laage ligging. Hierom komt mij de meening van schuckford, dat het eerstgenoemde reeds zeer vroeg is bevolkt geworden , niet onwaarfchijnlijk voor. Indien Egypte, toenmaals, nog met water bedekt is geweest, moet het zijne bewooners veel laater van elders ontvangen hebben. Het is niet te loogchenen , dat 'er eene groote gelijkvormigheid tusfchen de volken van beide die landen gevonden worde. Zij betreft niet alleen hunne ligchaams-gedaante, denkwijs, ftijfheid, werkzaamheid, zeden en gewoonten, en burgerlijke ftaatsgefteldheid , maar ook de eigenfchap hunner taaien en fchrift. In alle deeze bijzonderheden zijn zij van de volken , die tusfchen hen woonen , zeer grootlijks onderfcheiden. Dit is zekerlijk niet bij geval gekomen , maar het moet zijne genoegzaame reden hebben." ,, Noch de Egyptenaars , noch de bewooners der aangrenzende gewesten van Afie, hebben ons berichten aangaande hunne eigene natiën , en de voornaamfte bijzonderheden, haar betreffende, nagelaaten. Al *c geen wij van die volken weeten, is ons  NEDERD. VERTAALERS. 393 ons van eenige Grieken overgeleverd. Deeze , met lust tot reizen bezield, bezochten hen in hunne landen, lieten zich hunne gefchiedenisfen en merkwaardigheden vertellen , en , enkel als liefhebbers van het wonderbaare , verhaalden zij ons dezelven, gelijk die hunner eigene voorvaderen , doch zeer verbasterd , weder. Dat waren dus geruchten van geruchten , vertelfels van vertelfels, van gebeurenisfen in de oudlte tijden voorgevallen, toen overal nog geen fchrift, tot hulp van het geheugen, uitgevonden was , en de juiste tijd , wegens gebrek aan eenen algemeen goedgekeurden en aangenomen meetitaf van dien, nog niet net beftemd kon worden. — Op deeze wijs, ontftonden , bij alle volken, verdichcfels en fprookjes van gefchiedenisfen , . geduurende onmeetlijke ruimte van tijd, voorgevallen , welken het, offchoon wel met eenige waarheden vermengd , echter aan voldoende gronden en onafgebroken famenhang mangelt. — Onder dergelijke omftandigheden, hebben de Afrikaanen en Amerikaanen tegenwoordig nog geene andere gefchiedkunde." „ De fpitsvindige Grieken hebben hunne fchrijfkunsc eerst laat, veelligt van de 13 b 5 Scy-  394 AANHANGSEL des Scythen , ontvangen. Intusfchen kan men bewijzen, dat zij, zoo niet die kunst zelve, ten minfte de verbetering daarvan, ten tijde van moses, van de Pheniciërs overgenomen hebben. Zij hebben 'er nieuwe tekens, nieuwe letters, bijgevoegd, en de uitfpraak derzelven in het vervolg , even gelijk de Engelfchen , zeer veranderd. — Hunne fchriften zijn nog veel jonger. Hesiodus is de verfamelaar hunner volksfprookjes; homerus de bezinger hunner heldendaaden; en herodotus hun eerfte bekende gefchiedfchrijver ten tijde van e zra geweest. — Zij verachtten alle vreemdelingen , en noemden hen wegens hunne taaien , welken zij niet verftonden , barbaaren. Hierom konden zij ook hunne fchriften niet leezen , of daarüit iets ver» neemen." „ Al het gemelde had plaats, niettegenftaande twee Egyptenaars, te wee ten: dasi aus, de beftierder des Argivifchen rijks, en cecrops, de ftichter des Atdfchen rijks, ten tijde des verblijfs der Israëlleren in Egypte , zich onder hen zeer beroemd gemaakt, en hun ook eene regeeringsvorm en eerdienst gegeeven hadden. — De raadfelilchtige beeldfpraaken waren voor de vlug  NEDERD. VERTAALERS. 395 vlugge Grieken wel even zoo onaangenaam te leeren , als de Chineefche karakters, (offchoon echter veel beftemder, dan het oud Egyptisch beeldfpraakig fchrift,) voor menigen Europeeër zijn. Om welke reden ook de kennis van het beeldfchrift gantschlijk verlooren is gegaan. — De geheimvolle en achterhoudende Egyptifche priesters hebben, veelligt, de vraagen der Grieken wegens de Egyptifche gefchiedenisfen in de oudfte tijden , wegens hunne ftaatsgefteldheid in die eeuwen, en den toeftand der kunften en weetenfchappen voor honderden van jaaren, met opzet zeer verkeerd beantwoord ; gelijk zulks nog hedendaags door de Indiaanfche Braminen gefchiedt, voornaamlijk uit hoogmoed , om hunne ingebeelde en voorgewende oudheid daardoor te fttjven : althans men mag die als eene reden aanmerken, waarom zij ons Egypte als een rijk, reeds voor onheuglijke tijden, door hermé. s opgerecht, hebben voorgefteld, zonder iets van den eigenlijken oorfprong des volks te melden. — Het ongelooflijk aantal van jaaren , in den fabelachtigen tijd verloopen, hebben zij , door hen daaromtrent onderrecht, ons weder verhaald. Zij heb-  395 AANHANGSEL des hebben zelfs veele van de verbaazende daaden der godlijke helden, welke, gelijk 2ij beuzelen , in die tijden verfcheenen zijn , aan hunne eigene voorvaderen en zoogenaamde menschlijke goden toegeëigend. Daar van daan zijn hunne menigvuldige godheden ook door nagebootfte verwarde verdichdéis ontdaan : waarbij zij nog de Scytifche en Celtifche fprookjes gevoegd hebben." ,, De Pheniciërs, Syriërs, Chaldeeërs , Perfiaanen en Braminen, hebben ook hunne eigene, grootdeels tegenflrijdige, vertellingen, van een ongelooflijk groot tijdvak, ■waarin, volgens hun verhaal, de zeldzaamite en ongerijmdfte gebeurenisfen hunner godheden voorgevallen zijn. — Deeze hunne grondftof is wel eerst door de Chaldeeërs uitgedacht, maar van de overigen, naderhand , met veelerleie veranderingen en bijvoegfels omgevormd : gelijk deezen hun ook her letterfchrift hebben medegedeeld; welk, in vervolg van tijd, door de Pheniciërs en Perfiaanen flechts in de gedaante of trekken der letters, maar door de bewooners van Thibec, de Indostanners, en Homaritifche Ethiopiërs, in een let-  NEDERD. VERTAALERS. 397 lettergreepenfchrifc veranderd is. Van het laatfte vindt men ook fpooren op de kust van Malabar." „ De Arabiers, gelijk ook andere Mohammedaanen , hebben de oude tijdrekening van onzen Bijbel door hunne inmengfels verbasterd. — De Hetruriërs, de Latynen en Romeinen , hebben alle hunne weetenfchappen, daaronder ook de tijdrekenkunde en de fchrijfkunst, ten tijde der Joodfche richteren , van de Grieken ontleend. — Van de oude Duitfchers, Germanen , Heermannen, vernamen de Romeinen , uit hunne oude liederen, niets anders , dan alleenlijk dit, dat de godheid tuisto uit de aarde voortgekomen was, en dat deszelfs zoon mankus, de mensch, drie zoonen geteeld had, van welken de Ingevonen, Hermionen en Istevonen afdamden. Zij bemerkten ook, dat de fchrijfkunst hun nog onbekend was. Uit mangel van die , waren zij dus, ten tijde van nerva, nog in den woesten toeftand der tegenwoordige wilde volken van Amerika. — En thans zijn hunne nakomelingen de gelukkigfte bezitters der weetenfchappen , en grondigfte onderwyzers van al-  sq8 AANHANGSEL des alle de overige volken, door hunne weetgierigheid geworden." „ Geduurende den langen tusfchentijd van de grondlegging des aardbodems, daar de heilige Schrift ons bericht van geefc , tot den tijd van den gefchiedfchrijver herodotüs (bb) , zijn zekerlijk , buiten Phenicie, veele gewigtige gebeurenisfen en groote natuurverfchijnfelen voorgevallen , van welken wij , wegens gebrek aan gelijktijdige historiefchrijvers , niets, althans niets omftandigs kunnen wecten. Al 't geen ons, buiten die weinige zaaken, welken wij uit den Bijbel van dat tijdvak weeten, uit dien tusfchentijd overgebleeven is, zijn volksvertelfels, waaraan de beftemming van tijd en plaats ontbreekt ; en waarbij zich daarenboven nog de dubbele twijfeling opdoet: — of men het hebbe kunnen weeten? en, of men ook de waarheid hebbe willen zeggen?" „ Om hierin tot eenige zekerheid te geraaken, moeten de omftandigheden en gevolgen, welke betrekking daarop hebben, ge- (&&) Hij heeft in de zes en dertigfte eeuw na de Cchepping geleefd.  NEDERD. VERTAALERS. 399 gelijk ook de wijs, op welke dergelijke gebeurenisfen , in laatere tijden , met geloofwaardige oirkonden voorzien , zich toegedraagen hebben , in ernftige overweeging genomen worden. Dus vinden wij, dat 'er veele volksverhuizingen uit de volkrijke naar de minder bevolkte, of zelfs wel woest en onbewoond liggende , en echter vruchtbaare landen gefchied, en deeze bijkans altijd van het Oosten naar het Westen gegaan zijn. Wanneer nu een volk , welk naar een ander land verhuist, reeds gevormd , befchaafd, en in kunften geoefend is, zal.het, ras nadat het zich ergens neergelaaten heeft, voornaamlijk, wanneer het geenen aanmerklijken tegenftand ontmoet, een begin maaken, om 'er zich met de woon te vestigen , en zijne burgerlijke ftaatsïnrichting in orde te brengen. — Zijne laate nakomelingen zullen zich minder om hunnen oorfprong , dan om hun toekomend lot bekommeren. Integendeel zullen de moedige ouders in die laatere tijden , hunnen kinderen ter navolging , hun alleenlijk de heldendaaden hunner voorvaderen vertellen, zonder den bepaalden tijd en plaats, alwaar dergelijke gebeurenisfen voorgevallen zijn , te noemen , en  400 AANHANGSEL des en ten laatfïe zullen 'er gefchiedfchrijvers onder hen opflaan, welke deeze vertelfels} deeze volksoverleveringen verfamelen, en te boek Hellen." „ Doch, keeren wij tot de Egyptenaars, en de Indiaanen terug, apollodorus meldt, dat jegyptus van zijnen vader belus, (Bel betekent in de Koptifche taal fcheiding} koning der Babyloniërs, weggetrokken, en door Arabie eindelijk in het land der Melampoden , (dat is , der zwartvoeten) aangekomen zij , welk land naar hem £GYptus genoemd was; en toen , naderhand, zijn broeder danaus koning van Argos geworden was, kan die gebeurenis niet zeer lang voor den tijd van abraham gefchied zijn, toen dat land , ten minfte het benedenfte gedeelte van hetzelve, eerst van het water bevrijd, en bewoonbaar was geworden. — Hbrodotus noemt de Indiaanen het allertalrijkst volk. Onder dezelven werden alle de volken, die in de landen aan den overkant der rivieren Indus en Ganges woonden, begreepen." „ Wanneer men nu als waarfchijnlijk aanneemt, dat, omtrent dien tijd, in de lan"  NEDERD* VERTAAEERS* 40f knden aan de overzijde van den Gangës* de bewooners , gelijk ook hunne nabuu» ren, de Chineezen, reeds bovenmaate tal* rijk geweest zijn * en dat zij van deezen j naam lijk, de Indiaanen , hunne ftaatsgefteldheid èn hec beeldfchrift van dien tijd ontvangen hebben; dan komt het ook niet ongelooflijk voor ■, dac een gedeelte der* «elven óver den laatstgemeldert ftroom in hêc vruchtbaar Indoscan , welk land toen» maals onder veele kleine volken verdeeld was j getrokken zij; dac zij, onder menigerleie handelingen mee de inwoóners * aidi; geduurende eenigen tijd , daarin op* gehouden , en 'van deezen , vervolgens , fommige meeningen en gebruiklijk heden, overgenomen hebben; dac ook eindelijk een hoop derzelven verder ovcf de rivier •Indüs gegaan, en door Perfie, Chaldea elt Arabie tot naar Egypte afgezonden zij, alwaar die uitgetrokkene of afgevaardigde Indiaanen éen dergelijk land* als hun va* derland aan den Ganges was, gevonden ea in bezit genomen hebben. —- (Eenen foortgelijken togt, waarvan ook geene gelijktijdige gefchiedfchrijvers gewag hebben gemaakt, hebben hoogstwaarfchijnlijk , ten yi. DEEL. CC tij*  4oa AANHANGSEL des tijde van timor beg, de zoogenoemde Heidenen , of goeder-gelukzeggers , gedaan, gelijk de heer grellman, in eene bijzondere verhandeling zulks omftandig en op eene geleerde wijs heeft aangetoond.)'* „ Dit is waarfchijnlijk de landifreek in het tijdvak van de gebeurenisfen der Egyptifche goden en halfgoden geweest. — Dus zou belus, de koning der Babyloniërs, dé Indiaanfche herkules geweest zijn, die over den Ganges getrokken was, en zijnen zoon osiris of /egyptus verder over den Indus naar het westen afgevaardigd had. Danaus wordt als de broeder van beiden aangegeeven. — De groote onzekerheid , welke 'er , ten aanzien der beftemming van osiris, bij de geleerden placts heeft, terwijl hij , volgens fommigen, bacchus, volgens anderen, pl ut o, jupiter AMMON, PAN, adonis, mitsraim , menes, jaa ZelfsjOSEPH en moses zou zijn, veroorlooft mij, om ook hier mijne gisfing bijtebrengen. — Deeze wordt door de meening van eeneri Ethiopifchen oorfprong der Egyptenaaren toegelicht. Onder de Indiaanen werden fommigen de langhairige Ethiopiërs óf Moo-  NEDERD. VERTAALERS: 403 Mooren genaamd. Dergelijken waren die geenen, welke zich bij de Perfifche krijgs-' magt gevoegd hadden. Zulken moogen ook wel de Homariten , als ftamvaders der tegenwoordige Abysfiniërs, geweest 2'rjn. — Het letterfchrift der laatstgenoemden is eene bastaardfoort van het Arabisch. Zij zeiven noemen hun fchrift het Chaldeesch ; en hun lettergreepenfchrifc heeft volkomen de eigenfchap van het fchrifs der Brammen. De benaaming van veele karakters van hetzelve is Arameesch; maar hunne orde verfchilt van die van het Arabisch. De Turken noemen Abysfinie en het zuidlijk Arabie nog hedendaags Indie. Uit deezen hoofde zocht covillan, de eerfte Portugeefche ontdekker van den weg naar Indie om den zuidlijktlen uithoek van Afrika, de Kaap de Goede Hoop genaamd, den beroemden priester jan daarin. De hedendaagfche Kopten zijn hun gantsch ongelijk. Hunne taal is de Egyptifche , doch met veele Griekfche woorden vermengd; en hun fchrift is Grieksch." ,, Wanneer men CHtrsdoor mitsraim voor den ftamvader der Afrikaanen of Negers en Kaffers met zwart wolachtig hair Cc a aan-  4f>4 AANHANGSEL dkj aanneemt; dan moogen dergelijken wel de Melampoden en laatere Trogloditen geweest zijn. — Bij de tegenwoordige Negers en Kaffers vindt men niet de geringde fpooren of overblijffels van eenige hoegenaamde foort van tekening, of fchrift, of karakters. Zij hebben ook in 't geheel geene overleveringen van gebeurenisfen, in voorige tijden voorgevallen. Zij leeven alleen voor het tegenwoordige, bekommeren zich niet om het voorleedene , en verwachten van hunne huisgoden het toekomende. Hunne wilde en woeste leevenswijs en zorgloosheid, heeft hen nooit toegelaaten , om op eene welvoeglijke regeeringsvorm en ftaatsïhrichting bedacht te zijn. De bloote wil hunner dwinglanden is hun eenigfte recht. — Deeze verfcheidenheid heeft haaren eerften grond in de gebeurenisfen , geduurende eenen grooten tusfchentijd, van gefchiedfchrijvers ontbloot, voorgevallen; dergelijken tusfchentijd wij ook zouden gehad hebben , bijaldien de monniken in de zoogenaamde middeneeuwen ons niets fchriftlijks nagelaaten hadden." „ Wanneer men dus aanneemt, dat de ver-  NEDEPvD. VERTAALERS. 405 verhuizing van belus en zijnen zoon ^egyptus, in de achttiende of negentiende eeuw, volgens onze tijdrekening , {die den Hebreeuwfchen tekst der heilige Schrift volgt) na de fchepping der waereld (welke de Samaritaanfche en Griekfche overzetters verder uitrekken) gefchied zij; zoo kan op die eerfte verhuizing, wel eene tweede , of een herhaalde tocht van een gedeelte der Tndiaanfche Ethiopiërs, onder den naam van Homariten, gevolgd weezen. — Deeze moogen zich dan, eenen genoegzaamen tijd lang, onder de Elamiten en Chaldeeërs opgehouden , en van hun fchriftnaamen en taalverandering aangenomen hebben , tot dat zij , eindelijk , in het zuidlijk Arabie en Afrika aangeland zijn. De Egyptenaars zouden zich dan, gelijk de Saxen in Britannie, en de Ethiopiërs , gelijk de Franken in Gallie, ten aanzien der taal gedraagen hebben. De laatstgenoemden, benevens de Burgundiërs, namen, gelijk de Longobarden, Gothen en Vandalen , de taal der Romeinfche volken, door hen overwonnen, ook aan." De oudfte gefchiedenisfen der Chineezen , welken zij zeiven voor onbeftemd Cc 3 hou-  4o6 AANHANGSEL des houden, zijn in dit zelve tijdvak voorgevallen; te weeten, nadat fohi (even gelijk de zendelingen nog hedendaags in Amerika doen) een gedeelte van onze, met hun gemeenfchaplijke, ftamvaders, de Scythifche volken, in het landfchap Sjenfi , uit de bosfchen opgezocht, in eene burgerlijke maatfchappij vereenigd, hen befchaafder gemaakt, en hun eene foort van fchrift gegeeven had. —■ Een groot gedeelte des lands, welk, naderhand , het uitgebreide Chineefche rijk uitmaakte, was, toenmaals, nog door de zee bedekt. — Herodotus verhaalt eene gefchiedenis der Scythen, dat, naamlijk, hunne voorvaderen uit de Euxinifche, of de zwarte, in de Indifche zee gevaaren waren. In dien tijd kon 'er nog geen laag Egyptenland aanweezig zijn. De afneeming der wateren, die nog fteeds voortduurt , offchoon niet overal even merkbaar , laat zich bezwaarlijk naar eene beftemde tijdmaat aangeeven ; dewijl de bijzondere vloeden en de verftoppingen 'er afgerekend moeten worden. — Dus hebben zich de Scythen in de landen en gewesten , die hunne oppervlakte, allengskens, boven het water verheften, uitgebreid ;  NEDRD. VERTAALERS. 407 breid; tot dat zij eindelijk in het land aan deezen kant van'den Donau, welk tegenwoordig Moldavië heet, onder den naam van Scoloten, hunne voornaame zetelplaats genomen hebben. Van daar hebben zij, van tijd tot tijd, verdere verhuizingen naar de noordlijke en westlijke Iandftreeken ondernomen." „ Ten tijde van herodotus was Duitschland , zoo wel als Frankrijk, nog een land der Celten, en het noordlijk gedeelte van hetzelve werd door de Cimbriërs bewoond. Naderhand kwamen de Galliërs , naar men meent , uit de aangrenzende gewesten van het Riphasifche gebergte, en zijn, waarfchijnlijk, de ftamvaders der Duitfchers geworden, die de Ceken uit Duitschland verdreeven hebben. Een gedeelte derzelven is over het Alpifche gebergte naar Italië, maar een ander gedeelte over den Rhijn getrokken, en heeft aldaar, benevens de Celten, ook de Belgifche Cimbriërs overweldigd; waarna deezen gefamenlijk den naam van Galliërs gek reegen hebben. In laatere tijden hebben de Franken eenen dergelijken tocht, met hetzelve gevolg gedaan. — Van de Scy-  4