NATUURKUNDIGE BESC IIRY VIN (i DER Z E Ë N.     NATUURKUNDIGE BESCHRYVING DER ZEEN, DOOR LODEWYK FERDINAND GR A AVE VAN MARSILLI, Lid van de Koninglyke Academie der Wee tenschappen te parys. MET VLAAIEN. In 'sGRAVENHAGE, by de COMPAGNIE. MDQCL1L'XXVI   AAN DE/N '& É- £- E R JO E M JL E Z jK m Het zal veelen, cn niet zonder reden, verwonderen, dat dit Werk van deii beroemden Marsilli , 't welk in 1725. te Amfterdam, alléén in'tFransch, is uitgegeeven, nu eerst, in het Nederduitsch, het licht ziet. Elk Natuurkundigen kent den achtingswaardigen Naam van dien Schryver, zoo wel als de tegenswoordige zeldzaamheid van de geheel uitverkogte Franfche uitgaave. Zie daar de reden voor 't in het licht brengen deezer Hollandfehe, Nog kan men 'er by voegen, dat deeze Vertaaling niet alléén, maar zelfs byna de geheek Letter- en Plaatdrukken, misfehien gelyktydig, of kort na de Franfche uitgaave ondernoomen, door ondeffcheiden hindernisfen met eenige flofheden gepaart, is blyven leggen, tot dat zy onlangs, door het fterfgeval van een' kundigen en voornamen Boekhandelaar', onder zyne nalaatenfchap gevonden, en , by verkoop, in handen der tegenwoordige aneveraaren g-ekoomen is. De aanpryzing van ók Werk xchecn wy onnoodig. De fraaije Voorreeden, waar mèede de onfterflyke Boerhaven hetzelve vereerd en aangeprezen heeft, is meer dan voldoende voor den Geleerden, doch in den Krygsdienst ongelukkigen, Marsilli. Hier meede zouden wy kunnen volftaan. Dan de vorderingen welke deeze Eeuw, booven alle de voorige, in de kennis der Natuurlyke-Historie y en wel byzonder in 't alhier verhandelde deel derzelve gemaakt heeft, verpligt ons nog iets, aangaande de laatere ontdekkingen te zeggen, wegens veelc der hier zoogenaamde Zee-Planten. Volgens den grooten Boerhaven deed de onvermoeide Marsilli reeds deeze zyne ontdekkingen in den Jaare 1680, doch voor 1710 a 1725. fchynt het my niet toe, dat zy algemeen bekend waaren. De Koninglyke Geneeskundige Peissonel gaf 1727. zyne Waarnecmingen, by welke hy beweerde, dat het geen Mars LLr, voor de Bloemen der Zee-koraalen hadt aangezien , weezenlyk kleine Dieren waaren; dan, dit vond weinige goedkeuring^ tot eindelyk in 1742. de geleerde Jussiev de waarheid daar van bevestigde. Nog bleef men in eenige twyfeling, tot de onvermoeide HeerELLisin 1752. en watiaarer Donati, deeze nieuwe Waariiecmingen buiten twyffèl ilelden: Dit Werk, gclyk reeds booven gezegt is, in 1725. of daaromtrend byna afgedrukt zynde, heeft men geene verandering of gebruik van deeze laatere Ontdekkingen kunnen maaken. Maar hoe Weinig is het verfchil ook in deeze ? De Leezer behoeft hier nu de Bloemen van Marsilli maar als Dieren > en wel als Zee-Poepen, te befchouwen, en de Tak- of Plantgelykende LigJiaamen als de wooningen, door haar zelfs te faamen gefteld. Dan het komt my als nog geheel niet onwaarfchynlyk voor, dat door nog laatere Ontdekkingen, de Heester- of Hoornachtige Soorten , de Keratophyta van Ellis , en Gorgonia van den geleerden Pal las, welke met een Tarterachtige korst omgroeid zyn, wederom voor Zee-Planten, en alléén hunne Tarterachtige omkorsting,alshet werkten de wooningen derPolypen, op en om dezelven vastgehecht, zullen erkend worden. De foutten, welken by de aanwyzing der Plaaten en Figuuren, in de Franfche Uitgave plaats hebben, zyn in deeze; by eene afzonderlyke aanwyzing, verholpen.  De Kaarten en Platten kunnen aldus geplaatst werden. De Tytel-plaat tusfchen de twee Tytels. Plaat 14 ...... . Pag. 104. Kaart of Plaat 1 . . . . op Pag. 4. • *5 rc9- I 2 5. iG ...... • ilj; _ - 3 . . . . 5. —- 17 ••••••• — ll8' » —- 4 . . . . 6. ie ...... • —ö£ , 5 . . . . 10. 19 <■ X27- ó . . . . 21. • ! ZO ...... . 128. 7 . . . . 30. 2i — *i9> 8 . . . . 3r. 22 i38- 1 9 . . . . 35. 23, ...... . < 140. „ 10 ... . 24 ...... . — i4r- , . 11 ... . 36. 25 ....... -— 142. * . 12 ... . • 43. • 26 ...... . I43« De XL. Plaaten der Zeegewasfen kunnen « 2'7I^£>' aan malkander volgen achter aan het • ~ 2& • • 1 *54- Werk. . , 29 « 158. Cf ook geplaatst werden als volgt: - 3° • ...... 172. Plaat, i, 2, 3 en 4 . . . op Pag. 76. • ■ 31 fjf. 1 5 • " 77' ■ ' 32 180. 6 83. 33 ...... . 184. ; 7 84. ' 3+ • » 188. 8 en 9 ..... . 86. 35 , 191. 10 "— 88. 36 ...... . 201. -— 11 89. " 37 en 38 • 203. . 12 . ....... • 91. * • 39 ....... . 204. . 13 . -—— 98. ■ " 40 . 209. OPDRAGT  OPDRAGT AAN DE HEEREN LEDEN VAN DE KONINGLYKE ACADEMIE DER WEETENSCHAPPEN* TE B AR Y S. Myne Heeren! U ik Ulieden opdraage deeze proeve van de Namurlyke Historie der Zee, doe ik niets anders, dan Ulieden aan te bieden een werk van uwen I eigen arbeid; want de geleerde aanmerking-en> by hebt gevoegd, en de ' eer, die ik geniet, Van een Lid te zyn van uw aanzienelyk Genootfchap, verfchaffen Ulieden een regt op het zelve; zoo dat ik met het zelve aan Vlieden op te draagen, flegos weder geef een goed, het welk Ulieden reeds toebehoorde. Het geen my hier omtrent tot een byzonder genoegen verftrekt, is dit, dat ik het Ulieden, Myne Heeren, kan aanbieden in eene taal, welke tegenwoordig byna algemeen gefpro* ken word , en dat ik Ulieden in deeze zelfde Taal kan bedanken voor de eer, aan my beweezen door my voorteftellen aan Lopewyi den Grooten roemrugtiger gedagtenis, om onder Ulieden van wegens Italiè'n te vervullen de plaats van den beroemden Viviani. Ik zoude in twee woorden eene Lofreden kunnen doen op deezen Grooten Man, als ik flegts zeide, dat hy de laatfte begunftigde Leerling was geweest van Galileus Galilei ; en dat hy door wylen den Groot Hertog van Toscanen was verkozen, om de Wiskunde te leeren aan zynen Zoon Gaston den Groot Prins, den tegenwoordigen Groot Hertog. Maar, als ik overweeg, van hoe veel betekenis deeze woorden zyn, dan moetik, agtllaande op my zeiven, wanhoopen, om zulk eenen aanzienelykehrang naar waarde te kunnen bekleden. Ten Uwen opzigte ftel ïk my egter hier omtrent gerust, uithoofde dat Gylieden, Myne Heeren, my uit eigene beweeging, en zonder dat ik in het allerminste daarom dagt, wel hebt willen voorftellen aan den Grooten Koning, die my, boven zoo vecle andere Geleerde Italiaanen met zyne keuze vereerd heeft; maar kan ik my met het geen my in eenig opzigt by Ulieden, Myne Heeren, kan ontfchuldigen, regtvaerdigen by myne ganfche Natie, welke ik yerpligt ben te doen begrypen, dat het alleen gehoorzaamheid is, welke my doet beflaan eene plaats, welke mogelyk veel beter had kunnen vervuld worden door een ander? De keuze van dien » Prins,  O P D R A G T. Prins, die my zoo gunltig heeft genoemd, zy derhalven by haar myne ontfchuldigtng! Zy is immers gewoon te hooren zeggen, dat Lodewyk de Groote die bekwaamheden geeft, die men moet hebben, om hem te behaagen, en zal derhalvcn geloovcn , dat ik door zyne keuze zoodanig geworden ben, als ik behoorde te zyn, om onder Ulieden eene plaats te kunnen bekleden. Ik, alleen myne ongenoegzaamheid gewaar wordende, zal dan, onder de fchaduwe van Ulieder naam de eer hebben eene plaats te vervullen, welke het alleen genoeg is te bekleden , om met onderfcheiding bcfchouwd te worden; en om dit ten minsten door eene regtmatige dankbaarheid te verdienen , draag ik dit werk? hoe onvolmaakt het ook wezen mag , aan Ulieden op. Ik was gevorderd tot aan het begin van het derde Deel van hetzelve, toen ik op het onverwagtst van myn Souverein, den Paus Clemens den Elfden, Zaliger gedagtcnisfe, bevel kreeg',om my by zyne Heiligheid te vervoegen; en ik vleide my, dat ik my wederom in ftaat zoude bevinden, om het zelve -te vervolgen; maar verfcheide toevallige omftandigheden, en eindelyk de befmettelyke ziekte, hebben my niet toegelaaten, wedertekeeren naar Provence, en, dewyl ik dit w erk niet wel op eene andereplaats kon voltooijen, ben ik verpligt geweest, het te iaatenfteeken. Deeze reden, gevoegd by myne hooge jaaren, en de vermindering van myne kragten, welke ik dagelyks meer en meer ontwaar word, zoude genoegzaam zyn geweest , om het zelve geheel aan de vergetelheid over te gecven, was her niet, dat zeeker Voornaam Leidfch Hoogleeraar (a), wiens verzoek ik niet kon afïïaan, my herhaalde maaien verzogt had, om, het geen Ulieden nu word opgedraagen, in het ligt te geevcn. My kwam vervolgens ook te binnen de goedkeuring, welke Gy aan dit Werk, gegeeven had, en, daar het van zoodanig eene goedkeuring voorzien was, agttc ik het ook niet onwaardig, om uitgegeeven te worden. Om my nu ook in het vervolg zulk eene gunst te verwerven, is het, dat ik U fmeek, altoos te gclooven, dat ik met dit alles geen ander oogmerk heb, dan om een blyk te geevcn van mynen yver tot bevordering van de onderzoekingen der Natuur, en my ten minsten een Medebroeder van Ulieden te betoonen door zulke pogingen, als waardig zyn zulken grooten naam, waardoor ik het geluk geniet om my te onderfchryven met de grootfte dankbaarheid Myne Heeren! , Utieder zeer Onderdanigen en Gehoorzamen Dienaar dje Graaf Lodewïk Ferdinand Marsilli. («) H. Boêrhaeve Geneesheer, en Hoogleeraar in de Genees- Schei- en Kruidkunde op de Hooge School te Leiden, die zelfs heeft bezorgt, dat dit Werk gedrukt is. VOOR-  VOORREDEN. P zeer veele reizen, welke ik gelegenheid gehad heb, om byna door alle Landen van Europa te doen,, heb ik my toegelegt, om kennis te krygen, of'er , in het ganfche lighaam der Aarde, eene 1 zeekere bepaalde evenredigheid in alle deelefi, welke het zelve zamenflellen, plaats had. Het fcheen my toe, dat de masfa, welke zoo veele, levendige, en levenloze, maar werktuiglyke, lighaamen bevat, dus zoude kunnen zyn gefield^ zoo voel als dezelven; en dat het niet onmogelyk zoude zyn, cm daardoor te ontdekken die orde, die door den Schepper bepaald is. Wel is waar, dat men, uit hoofde van de klein* heid deezer lighaamen, dezelven met veel minder moeite heeft éunnen ontleden, dan de geheele Aarde, welke men nooit geheel zien kan , met een opflag van het oog, maar welke men moet doorlopen door middel van langdurige, en inoeije* ty£e, Reïzen; s^J.k^^G-^rr^c afeefen daar en boven verborgen zyn onder het water, de fneeuw, het ys, en zand; moetjelykheden, welke gedeeltelyk oorzaak zyn, dat de JVaarneemers een tegenzin in hun werk krygen, en hen al ligt doen* geloven, dat de Aarde niets is, dan een verwarde klomp van lighaamen van eenen onderfcheiden aart'., by toeval dus veree* nigd. En, zoo 'er al de een of ander geweest is, die een ge* fchikt zamenflel van dezelven heeft willen plaats geeven, is men veelmeer hedagt geweest, om het zelve uit te vinden op zyn Kamer , of ineen Gezelfchap aan een Tafel by een vergaderd, dan om, opdat ik my zoo uitdrukke, Bergen en Dalen tè doorwandelen, en daardoor in flaat gefield te worden > cm eene waarheid te bevestigen, welke niets anders, dan veele tin kosten en vermoeijeniïfen aan derzelver onderzoekers kon, veroorzaaken. Daar 'er egter geen ander middel is, om alle de deelen van deeze Globe ontleedkundig, en onderfcheide, te kennen, en, zonder den Maaker van zulk een voi* maakt Werf door hersfenfehimmen te verongelyken, té ver* fchaffen eene nuttige ontbinding, welke men tot hiertóe heeft verwaarloosd. ■ , - Daar ik van meening was, dat wy eene meentgte van zaaken in de Natuurkunde veel beter zouden verftaan, wanneer wy eerst het zamenflel der Aarde grondig kenden, fcheen het my toe, nodig te zyn, by het onderzoeken der Natuur, zulk eene proef te onderneemen. Door deezen weg word men in flaat gefield, om veele dwaasheden te verwerpen, met welke men geheele Boeken vervuld heeft, onder onderfcheide Tytels, en in welke men óns wil overreden, dat de gedaante der waereld geheel efl al veranderd is door den Zondvloed, even ofhetmogelyk was, dat zulk een hard en vast ligïiaam, als ware het een bal van kryt, door het water geheefdoorwedt zoude kunnen worden, en aanneemen eenen * 2 heeft, en van da önzeekerheid der zaaken, welke men heeft befchreven, Dat de onkosten, en moeijelykheden , nodig tot het onderzoek van alle deelen der aarde, oorzaak zyn van de weinigö kennis, welke men van t\t"7p\v6 3e Nuttigheid vafc' iene nauwkeurige kennis van de leelen, uit wei:e de Aard-Globe >eftaat, voor de Natuurkunde, en im te wederlegjen de aamenftel:el*, welke men ieeft uifgevonlen, om deszelf* Iru&uur te ver. Waaren, is oor;aak van deeze sroeve van den Schryver.  IV VOORREDE N. Eene proeve van dit werk, beftaande in waameemingen van den Schryver, betreffende tien Keten der Bergen, gelegen tusfchen de Alpen van Zwitzerland, en den oever van de zwarte Zee. De kennis der Bergen geeft gelegenheid, om den bodem der Zee te kennen. Rede, waar aan deeze proeve van de natuurlyke Historie der Zee haare ge> boorte Is verfchuldigd. geheel anderen aart, ah God aan het zelve gegeeven had. ^Hoe belagchelyk zulke befpiegelingen ook mogen zyn, hebben zy egt er tot hier toe goedkeuring gevonden; en dat wel uit hoofde, dat niemand gewild heeft, of in flaat geweest is, om alle de deelen, welke deeze Globe te zamen Jlellen , te onderzoeken; want, indien dit gefchied was, dan zoude men Jpoedig hebben ontdekt, van hoe korten duur geweest zyn de veranderingen, welke door den Zondvloed op cle oppervlakte der Aarde zyn ontfiaan, en welke breuken 'er door zyne fchuddingen kunnen zyn verwekt. Dit fcheen my wel toe te zyn eene floute onderneeming, en derzelver uitvoering dagt my geenzins van moeite ontbloot; maar, dewyl zich egterverfcheide gelegenheden daartoe opdeden , bejloot ik eindelyk het te beproeven. Ten dien einde deed ik eenige waarneemingen betreffende dien keten van Bergen, welke tusfchen hef Alpifche gebergte Van Zwitzerland, en den westelyken Oever van de zwarte ^ee, gevonden wordend Maar, dewyl ik bemerkte, dat het noodzakelyk was, dezelven verder te vervolgen tot aan het Pireneefche gebergte, alwaar eigentlyk de wortels van alle die ketens, die aan den Oceaan op de Kust van Spanjen eindigen, gevonden worden J wilde ik dezelven niet gemeen maaken, in hoop, dat eene algemeene vrede my zoude toelaat en te vervolgen dat ge ene, het welk de wisfelvalligheden der waereld, onaangezien het woeden van den Oorlog, my hadden toegelaaten te beginnen. Ik begreep, dat men niet alleen kennis moest hebben van den loop der Bergen, maar dat 'er te gelyk kundigheid vereischt wierd van'het zamenflel van den bodem der Zee, dewyl die niets anders kon zyn, dan een vervolg van het vaste Land ;.en, dat dit eene waarheid is, hebben my myne Waarneemingen aan de Kusten van Proverice, en Languedoc, doen zien: Ook heeft my dit onderzoek gelegenheid gegeeven om. te werken aan eene proeve van de Natuurkundige Gefchiedènisfe der Zee, eene zaak, welke ons tot hiertoe ontbrak in het beoeffenen der Natuur. Dit is wel een onderwerp van groote uitgejlrektheid, al blyft men zelfs binnen de paaien, welke ik my heb voorgefchreven, en welke byna zoo nauw beperkt zyn, als mogelyk is, ja op niets uitkomen, als men ze vergelykt by de Zee in het geheel befchouwd; maar egter hoop ik ten minsten eene Jchets te geeven, ten einde anderen, die met meer verfland begaafd, en van de nodige vereischten beter voorzien zyn, aan te zetten, om aan dezelve alle mogelyke volkomenheid te bezorgen. Thans zal ik derhalven dit laatfte onderwerp behandelen, en wel in onderfcheide flukken, welke ik zal onderwerpen aan het oordeel van de Koninglyke, Academie der Weetenfchappen te Pafys, en, nadat zy door dezelve onderzogt zullen zyn, in een Boekdeel zal  VOORREDEN. ml .kunnen zamen voegen, het éelk ik hoop, dat tn het algemeen zal worden goedgekeurd, nadat het van zulk eene aanzienelyke. Academie befchaafd is. l^oor de eerfie maal werkte ik, in het Jaar 1Ó80, aan het onderzoek van de Ze e, hoewel niet in zulk eenen algeme enen zin, in het kort bejlek van het Canaal van Conrtantinopolcn; en deeze myne Waarneemingen deelde ik mede aan Chris tina , de Koninginne van Zweden , welke dezelven te Romen deed drukken, vervolgens gaf my een laat er verblyf in deeze Keizerlyke Stad, in het Jaar 1691, gelegenheid, om myn onderzoek over dit onderwerp te hervatten ; en ik was altyd van voorneemen, om deeze myne Waarneemingen by de eerfie te voeden, en in eene nieuwe Uitgaaf het licht te doen zien; maar bezigheden, my van elders verfchaft, hebben my daartoe de gelegenheid benomen. Nu zhz/J^ Zt-s .ULa*,wU s^'c pareert zyn, om dezelven te voegen by de Waarneemingen, welke ik thans mededeel, indien ik tegenwoordig in het bezit was van de eerfie, die gedrukt zyn , en. van de andere, welke flegts zyn gefchreven. Maar, dewyl ik ze nu niet heb, zal ik eene andere gelegenheid afwagten, om ze bekend te maaken, volgens het zelfde Plan, dat ik in deeze proeve gevolgd heb; ofwel in een Boek op zich zeiven, naar maate my het best zal dunken, als Eerfie Proeve, bë« treffende ht t omf derzo-efc tier Zee j door den S^hryver iri het Jaar 1680 genomen, en beva tende WHarneemingen omtrent bet Canaal van Cotijlctntinofo/en, in h# licht gegeeven door de Koni girine van Zxseden; en andere Waameemingern omtrent hel zelfde Canaal, genomen in bet Jaar 1691. ik het geheele Werk zal hebben nagezien. Niemand is 'er, of hy begrypt, dat het onderzoek van de Natuur der Zee zeer groote moeite verfchaft aan hun, die tot in derzelver binnenfle willen doordringen; en deeze is misfchien de oorzaak geweest, dat veele fchrandere Mannen zich niet alleen niet hebben durven voor/lellen een einde te zullen zien aan zoodanig eene ondernèeming, maar zelfs , van meening zyn geweest, dat men ze niet wel kon beginnen. De meeste menfchen, die doorgaans alleen hun belang Jlellen in het geen het leven betrejt, en met in de bevordering der Weetenfchappen, hebben zich vergenoegd met eenige Waarneemingen ten dienste der Zee - F'aard, of eenige kundigheden omtrent onderfcheide foorten van T^isfchen, die tot voedzel verflrekken, en derzelver eigenfchappen. Aan my doen zich dezelfde hindernis/en, welke anderen voormy reeds hebben ontdekt, ook op; maar egt er wanhoop ik niet, om dezelven gedeeltelyk te boven te komen, en myne Waarneemingen, en Proeven, die ik genomen heb, op eene nuttige wyze te kunnen by een voegen. Wanneer men de meenigvuldige verhaalen van hen, die gevaren hebben, hoe verfpreid, en in kleine flukjes verdeeld, zy ook mogen zyn, by elkander verzamelde, en in orde fchikte, zouden zy een aanmerkelyk gedeelte van de Historie van de Zee uiimaaken. Mogelyk zal de een of ander zulk een Werk te e eniger tyd in het licht geeven, maar daartoe zal nodig zyn de onderfleu- #' $ ning MoeijdyÊheden j welke de uitvoering van dit Plan verzeilen, dewyl men to; hiertoe geene wsarneemingen omtrent de Zee genomen hee't, als voor zco verre men uit dezelve nut ■ kon trekken , tot onderhoud van het leven,  VI VOORREDEN. De eerde Waarneemingen van den Schryver, ten einde dit oogmerk te volvoeren, zyn genomen aan de ftranden van Provence, en van Languedoc. ning van een ï^oornaam Befchermer. Wat my betreft, ik fchik my tot bet geeven van eene Natuurkundige Proeve, welke ik getragt heb te neemen in het kort beflek, dat ik zal open leggen, ten einde anderen aan te fpooren, om even veel, of meer, te doen in alle de overige deelen van de Zee. De Oevers, welke ik heb onderzogt, metopzigt tot het zamenflelzel der aarde, en welke gelegenheid tot dit Werk gegeeven hebben, zyn gelegen in een gedeelte van Provence, en Languedoc. In de eerfie genoemde Landflreek ben ik begonnen aan de Caap Sisiic , en ik heb geëindigd in de andere by de Caap Agde. Zie daar, hoe verre zich myne Waarneeminge hebben uitgeflrekt. De plaatzen, en derzelver gelegenheden, zyn door byzondere' teekenen aangeduid. In. het vervolg van dit vertoog zal ïk doen zien de redenen, welke my hebben verpligt, om de Kaart uit te Srr-er'atrrp sa-s *?<&x2 Cs/Y/jtf Quiers, die gelegen is tusfchen de Koningryken van Vrankryk en Spanjcn y hoewel ik egter zelfs zoo verre niet gekomen ben. De befchryving der Kusten van Languedoc ben ik yerfchuldigd aan den Heer de B asville, Intendant van die Provincie, die dezelve met veel nauwkeurigheid heeft doen vervaardigen, en de goedheid gehad heeft, my dezelve mede te deelen: en. voor die van Provence en Rousfillon heb ik verpligting aan den Heer de Chazelles , Lid van de Koninglyke Academie der Weetenfchappen te Parys , en Ingenieur van de Galeien, die zich bezig houd met het vervaardigen van eene verbeterde Kaart van de geheele Middelandfcjie Zee, gegrond op nieuwe Sterrekundige Waarneemingen, doorhem, dertig Jaaren geleden, op order van den Koning, overal in de Levant genomen. Ten einde de ligginge, en waare hoogte van den Iperg Canigou, de hoogste van alle, die het Pireneefche gebergte uitmaaken, te kunnen bepaalen, heb ik my bediend van de Waarneemingen, welke aldaar genomen zyn door den Heer Cassini , wanneer hy den Meridiaan van het Koninglyk Obfervatorium te Parys trok door geheel Vrankryk, en welke hy de beleefdheid gehad heeft, my mede te deelen. En, op dat ik met meer nauwkeurigheid zoude kunnen onderzoeken alle de deelen, welke het ganfchelighaam der Zee uitmaaken, heb ik gemeend, myne verhandeling te moeten verdeelen in vyf afdeelingen. In welker Eerste ik fpreek van den Boefem, of het Bedde der Zee; inde Tweede van het Water; in de Derde van de onderfcheide Beweegingen van het Water; in de luierde van den Aart, de Eigenfchappen, en den Groei der Planten ; en in de T^yfde van de Dieren, welke gebooren worden, en leeven in het Water. Den Boefem, of het Bedde, der Zee moet men befchouwen, met opzigt tot de onderfcheide oppervlakten, welke het heeft Kaarten en Waarneemingen , van welke zich de Schryver bediend heeft. Vcrïeeling van het Werk in v\f Deelen. Eerfie Deel van r*en Boefem eer Zee. ;  VOORREDEN. vu heeft gehad, of by de eerfie formeering van den Schepper, of 'met opzigt tot de byvoegzelen, en verminderingen van de oude en nieuwe floffe. men moet met .vergeeten op te merken, volgens welke ordt de floffèn, die deeze deelen zamenflellen, onder elkander vermengd zyn; van welk een onderfcheide ft aart dezelven zyn; en eindelyk de gejfleldheid van de lucht, op onderfcheide diepten, in vergelyking van die , welke wy op onze aarde ontwaar worden. Met opzigt tot het Water onderzoek ik des zelfs onderfcheide kleur, enfmaak. De beweegingen van het Zee-water zyn of aanhoudend, of ontflaan by toeval. De Eerstgenoemde komen voort van vastbepaalde flroomen, en van vastbepaalde Ebbe en T^loed; en de Tweede van onbefïendige en veranderlyke Winden, die, naar maate van hun geweld, dezth ven d-an flerk, dan weder minder Jlerk doen zyn. De Planten wrJs^s?^? fcn aanzien van ha are gedaante, maakzel, zelfflandigheid, aart , en de Wyze, óp welke zy groeijen. Dit is het geen my zoo veele Waarneemingen heeft doen neemen, welke uit hoofde van haare nieuwheid mogelyk aan een ieder niet onaangenaam zullen zyn. Het is nódig, dat men de Dieren in het algemeen verdeeld in twee foorten ; te weeten in die, welke men eet, en in zuh ke, welke men niet eet. Het eerfie foort bevat alle Visfchen, welke de menfchen door hunnen vlyt vangen tot onderhoud van het leven, en waar mede geheele Natieen winst doen, en waarvan zy befiaah. Deeze zoo veele onderfcheide foorten van J^isfchen vangende, hebben ook zoo aan de oude als laatere Natuurkundigen gelegenheid verfchaft, om op ie feilen die Natuurkundige Befchryvingen, welke wy hebben, en dezelven met afbeeldingen te verderen. Dit gedeelte van de gefchiedenis der Zee is in de daad het meest volmaakt. Het Tweede bevat de Infeclen, en dit is zoo wel van de Schryvers, als j^isfers, veronagtzaamt. Dé laatstgenoemden, geen voordeel kunnende doen, met ze in de Steden te brengen, werpen ze weder in de Zee; en de Geleerden, zich de ^moeite niet willende geeven, oni zelfs te gaan visfchen , zyn by gevolg ook ontbloot van de kennis, welke nodig is ; om dit tweede gedeelte tot volkomenheid te brengen. P^n dit tweede gedeelte zal ik derhalven alleen gewag maaken, dewyl het eerfie ons zoo bekend is, dat het tyd verkwisten zoude mogen genoemd worden, wanneer ik my daarmede ophield. Al het geen ik zal befchryven, is gebouwd op Proeven, en Waarneemingen; door my zelfs óp de plaatzen gedaan, en genomen; want, betreffende het geen my door anderen is ^medegedeeld, moet ik zeggen, dat ik het heb onderzogt, en, nadat ik was ontwaar geworden, dat het een het ander tegenfprak, daarvan geen gebruik heb willen maaken. Myne Proeven zyn op de plaatzen zelve, op welke zy moesten ge- ®® 2 nomen Tweede Deel. Van het Water. Derde Deel. . Van de Beweegingen van hét Zee-water. Vierde Deel. Van de Zee-planten , en derzelver ^roeijing. Vyfde Deel. Over de dieren , 3ie in de Zee gevonden worden, en vooral over de Infeclen , dewyl de Visfchei] vr.y goed befchreveii zyn. De grondflag van dit werk is gelegd op waarneemingen , en proeven, genomen op de plaatzen zelve, door hulp van verfcheide werktuigen , der Scheikunde , en fan het Microêcoop.  VIII VOORREDEN. Maaten, van welke de Schryver zich heeft bediend. ' nomen worden, genomen, zoo met netten, als met andere Inflrumenten van onderfcheide gedaante, van welke ik de verklaaring geeven zal, als het tyd za l zyn. By het doen der Waarneemingen heb ik my bediend 'Van de Scheikunde, en van het Microscoop. Door middel van de Eerfie ben ik ontwaar geworden alle verborge deelen der lighaamen, welke in de vyf Deelen van die Werk befchreven zyn; en door middel van het Laatfie zyn de Deelen, welke ik vajn het zamenflel der Planten en Dieren kennen moest, om dezelven voor het oogdoor middel vanPlaaten, welke met alle nauwkeurigheid zyn gegraveerd, open te leggen, veel vergroot. ' Zeer dikwyls ben ik verpligt geweest, my van Maaten te bedienen , om eene evenredigheid te maaken van alle die deelen, uit avelke het geheele lighaam der Zee befaat; en , daar onder de Zeevarenden ge-me? Jldaa/ m gehruik is, dan de TZadem , waarmede zy op eene ruuwe wyze te werk gaan, namelyk door het uilftrekken van de heide armen; en diedus, gelyk men kan nagaan , een grooter of kleiner Maat is, naar maat e van de verfchillende geftalte der menfchen, heb ik dezelve egter, zoo na mogelyk, onderzogt, en dus ben ik ontwaar geworden,dat deeze Maat byna zes voetcnbevatte,weshalr ve ik my van zulk een Maat zal bedienen, ten einde my door een ieder beter te doen ver/laan. En, wat eindelyk betreft het door my gebruikt Gewigt; zie hier van welk ik my heb bediend. De vaste lighaamen heb ik gewogen met eenfchaal, die algemeen in gebruik is, en zeer nauwkeurig was vervaardigd, my daarby bedienende van het Pond, beflaande uit twaalf onpen; een onpe uit agt drachmen; en een drachma uit zestig greinen • en ht Gewigt der vloeibaare heb ik bepaald met het glaazen Areometrum, van die gedaante, groot e, en dat gewigt, als men befchreven zal vinden. Het gewigt, door den Schryver gebruikt. LEC-  VOORREDEN. li LECTURO s. p. H. BOERHAAVE. En Tibi tandem,LeótorPhilofophe, dm quidem exipeÖatum, at prseclamm Hercle, opus. Huic fane aliud par invenire in naturali Hifbria erit quam difficillimum, inftruclisfimam Heet Bibliothecair! quis exCUtiat. Sl've enim JliiBtv- rem fpeóiaveris, aut materiem operis, vel modum denique, quo idem confeclum habetur, ubique infolka omnia, Sc pul,chra, reperies. Illuftris quippe tanti operis Artifex, eximionatalium fplendore praefulgens; Italicis Temper arabus totus deditus, inque militari educatus disciplina, per vmios gradus ad prima in ea munera eveöus fuit. Idem interea, inter horrentia mara's, jam a teneris, nullum ünquam tempus remifit, nullam neglexit opportunitatem, quin in rerum naturnlium contemphtione totus esfet. Vero utique exemplo docens, galeam & lanceam haud dedecere Artium Prasfidem Palladem ; utque magnus olim Ce:sar , ab utroque le infignem prasftans. Utique a Piratis captus ille Mufas colere haud deint; ita hic, inter Barbaros captivus Thracas, ex ipfa calamitate pulcherrimam qujelivitque occafionem, &invenit ad investiganda Naturaa nondum detecta arcana, atque negqtiorum utiliffimorum dulcedine miferias captivi lenivit. Sic VOORREDEN van den heer H. BOERHAAVE. Hoogleeraar in de Genees- Scheien Kruid-kunde op de Hooge School te Leiden. hier eindelyk, wysgeerig Lezer, een Werk, dat, wel is waar, langen tyd vrugteloos is verwagt, maar voorzeeker voortreffelyk is; zoo dat het zeer veel moeite zoude vereischen , om in de Natuurlyke j&rYtrorre een Jbortgelyk te vinden , al zogt men alle Bibliotheken, hoe wel voorzien zy ook wezen mogten, door<. Want, het zy men agt flaat op den Schryver, of op de floffe, waar over het handeld, of op de wyze, op welke het is uitgevoerd, men zal alles voortref elyk , en buiten gemeen vinden. De Schryver van dit gewigtig Werk van eene aanzienelyke geboorte zynde, heeft zich altoos geheel toegelegt op de fchoone kunsten, in Italieën blo ei/endè ; en is, van zyne jeugd af aan in defcftool van Mars zynde opgevoed, langs verfcheide trappen tot den hoogflen rang in den Krygsdienst geklommen. Ondertusfchen liet hy, van zyne tederjie jeugd af aan, onder het woeden van den Oorlog, geen tyd of gelegenheid verloren gaan, om zich geheel en al op het befchouwen der Natuur toe te leggen; door zyn voorbeeld leerende, dat de helm en fpeer aan Pallas, de Voorzitjler der Weetenfchappen, niet kwalyk pasfen; en even gelyk de grote Cmsar, * * ^ zich  x VOORREDE N. Sic dimidiati fcrc Tpatio feculi in hifce Te gcfiit eo fticcefliT, ut plurima alFectaverit, de quibus alius nemo vel cogitavera't, perfe'eerit multa, qure principes in arte vin vkvon> attingere aiïïl fuërarft. Cyrum in nis, Mithridatem, '& DiosCoridem imitatus, qüi bello clari, in rerum naturafium cognitione palmam tulerunt. Neque mirum: quod enim c£eteri* belli Duces a labore militari vacuüm et a c\\ta tempus, alese, commcfiauonibus, fpe&taculis, aliis voluptatibus, dare folent, ut tsedia otii faliant; omne vero illud fapiens hic Heros uni Naturas ftudio facravit , ut hujus inftituta, opera, leges perfpiceret, animoque fuo conciliaret cognitionem rei tam praeclaras, utilis , neceffariasque. Sapiens! qui vitse militaris propria fere declinans vitia, illecebras damnofe libidinis, & funefïa toties Bacchi aleasque pericula , fublime ingenium folida potius Tapientia excoluit.' Fe\ix\ cui contigit tantum profeciiTe in nobili (cientia, ut prteclare merendo, & Teculo prasfenti, & venturas polieritati, recbe agendi exemplum prsebuerit, memoriamque pulchre rneriti fuam immortalkati adfcripierit. Sivc enim copias duceret, motis caftris; five haberet llativa; fpeculatum iret; vel excurreret pabulatum, Trumentatum, aut ad lignationes, &: materiationem; five in asftivis verlaretur vel hibernis; Temper circumlpexit omnia, fiquid forte phyficos in ufus notare polTet; quoties tale quid Teingerebat Tollicite ftatim Tuos in commentarios retulit., legens Tem- zich in beide opzichten beroemd maakende. Want, gelyk die, van Rovers gevangen genomen zynde, niet nagelaaten heeft zich in geleerdheid te oef fenen; zoo heeft ook hy, van de Turken gevangen zynde, zelfs in zyn ongeluk gelegenheid gezogt, en ook defchoonfe gelegenheid gevonden , om de verborgenheden der Natuur te onderzoeken, en dus de ellende van gevangen te zyn verzagt door de aangenaamheid van het beoejfenen rfer nuttigjfe zaaken. Dus heeft hy byna een halve Eeuw bejleed met zulk een goed gevolg, dat hy zeer veele zaaken onderzogt heeft, om welke niemand anders zelfs maar gedagt had; en veele zaaken heeft voltooid, welke P^oornaame Geleerde Mannen nauwlyks hadden durven wenfchen. Hierin volgde hy na Cyrüs , Mithridates, en DlOSCORIdes, die beroemd waren in den Oorlog, en geen minder lof behaald hebben met hunne kundigheid van de gefchaapene dingen-. Maar, hier over moet men zich niet verwonderen; want daar de meeste Veldoverflen den tyd, die hun van het beoefenen der Krygskunde, en derzelver bezorging, overig is, met het fpel, het bywoonen van maaltyden, en fchouwfpelen, en andere vermaken, zoeken door te brengen, om zich niet te verveelen, befleede hy denzelven, als een wys Held, alleen aan het beoefenen der Natuurkunde, opdat hy de fchikkingen , werken, en wetten van de Natuur mogt door gron- den9  VOORREDEN. xr Temper, condensque, quod tempeftive poffet aepromere. Ita ille Montes, Valles, Campos, Flumina, Lacus, Stagna, Maria, Littora, Nemora, Saltus, perTcrutatus ubique, Natiiraa agenda modum obTervavit fedulo; omnibus diffidens, nee Tibimet indtilgens, Tolis Narunc diciantis legibus obTequens, generoTum Temper propofitum promovit. Verum omnia hasc commemorata haófcenus, Terra qiue indagavit, forte ut mireris, tarnen kelligere queas, forto rjs/2 nagedaan, wat zal men zeggen, wanneer men hem befchouwd op de woeste Zee, in zwaare Jlormen, in duizend doodsgevaaren, onbekommerd, en gerust, zich op de betragting der Natuur toeleggen? Dan word men voorwaar door verwondering weggerukt, al was men even eens gefield, als NUMICUS. Befchouw een zeer befchaafd en wellevend man onder Matrozen, en l^isfchers, ruuwer en onbefdhofter als welke men niet ligt menfchen vinden zal, welke hy duizend vraagen doel, en doet letten op al, wat zeldzaam, maar van hen veragt, en verwaarloosd was, en die hem daarom niet dan op eenefchampere wyze, en met laffe, en kwaadaartige, fpotternyen, beantwoorden. En dit alles, dat het gemeende mensch niet zoude kunnen verdraagen, moet zulk een Edel man verduwen, of, zoo zy kwaad worden, zullen zy bezwaarlyk tot bedaren te brengen zyn, of het moest zyn door geld of drank. J^oor zulk een prys heeft hy zich kundig-  VOOR REDER xnr » ante Rationis in his difputationem prins exercendam acriter, apparcat. Imo vero eviëium quoque fuit, eo felicius verfari in contemplatione corporum per rationalem Speculationem animum, quo plura antea eollegjt undiqiie per fenllium experimenta. Denique nc valere quidem ad haac omnia rationem, nifi eo usque tantum, ut folis experiundo leftis Phacnomenis vcrfandis, undique fpeculandis , atque componendis inter fe, occupe- tUl": adeo_, in u^rra qirid de corporibus colïigere fit nefas, nifi quod folum ex deprehenfis horum per organa fenfuum facultatibus. cerco fequi, quam liquidifiime pcripexit prius. Qua tarnen in re liimma, & ineluóbibilis fepenumcro difficuitas illa imprimis obtinct, quod indago rerum per fenfuum initrumenta infïituenda examinanda corpora propinqua omnino exploranti poftiilet. Quare etiam remota quicunque perluflrare volupe ducit, eadcm ut prius inveftiget, atque acccdat ad cadern, necefiarium efi. Quotusquisque vero eft, cui vacat his adelTc negotiis? vel ncmo , vel unus forrc , erit, qucm voluptas trahet, ut totum fe dillicillimas huic inquifitioni dedat. Patet profcCto infelix inde remora, quee progrefTum felicem difciplinas Phyiicas retardat. Tanto itaque carius cft pretium iljarum obfervationum, quas rite capt£e funt in narali cujusque corporis loco, ubi perfpicere datur necdurh a propria degenerans indole corporum ingenium. Ha?c funt illa demum ob- digheid verfchaft, opdat hy anderen zoude kunnen leeren, hoe het met de zaaken gelegen is, en wat de Schepper van het Heelal in het verborgen verrigt. Hy heeft dus door zyn voorbeeld getoond, op wat wyze hy wilde, dat men daar^ na de Natuur zoude onderzoeken, en leeren in de Aca* demie, door hem te Bologne opgerigt, op eene alleredelmoedipjle wyze, en die hy met Koninglyke inkomsten heeft voorzien, om aldaar onder-zcj-j- c/e vrye Konstente geeven ; voorwaar een Koninglyk en verbaazend werk. Maar dit zy genoeg hiervan: de zedigheid van deezen nog in leven zynde Heer gebied my te zwygen, het geen de Faam naar zyn dood door alle eeuwen heen van hem zal gewagen; en daarom zal ik my nu fchikken, cm met weinige woorden den inhoud van het Werk te verhaalen. Dat de ziel der menfehen van den aanbiddelyken Schepper van het Heelal zoo gefchaapen is, dat zy het vermogen bezit, om fommige eigenfchappen , der gefchaape dingen, aan de zintuigen voorkomende , te kennen, zal Pyrrho zelfs niet ontkennen; daaraan zal Socrates zelfs niet twyffelen. En , dat zulk eenë verkrege kennis van zaaken voor het menfchelykgeflagt ter verwerving van alle gemakken, noodwendigheden, en voordeden in het leven, ten hoogflen nuttig is, erkennen alle Geleerden met het hoogfle regt. Hiervan geeven ook de Akkerbouw, de Sterrekunde, de  xïv VOORREDEN. obfervata ] & fee quidem fola, quas Promptuaria Phyiiea replent, ditantque, ut ad illarccurrere queat tuto prudens Philofophus, quotles de naturaiibus rebus medkari quid, vel commentari, inftittiit. Turn apparet fummum illud talitim hiftoriarum pretium, turn demum dignitas obfervatomm jufte asftiiriatur, & pras castefis omnibus exceïïentia. Si enim quasrere intempeftive debes tune, quando ad meditandum inventis indigesjam prius comparatis, aut ad fcribendtim te accingis, tasdii faftidio a propofito averteris. Verum requifita reperire jam, ubi neceffe eft, poffe, èt iis bene iirmis ad rem mam uti, pulchrum praaprimis atque jucundum habetur. Atqui talem fiber hic materiem, atque eam quidem uberrimam, gratis tibi exhibet. ïmo vero & talem, quam vil ullus prius mtigh, in quanemo tantum profècit. Quid vero dicam, non eft & alia ulla , magis neecuark ad intelligenda Phyüca. Ita quidem, ut nobili hoe opere earere pof fit nemo, cui cura eft rerum naturam difcere: quumalinnde nequeat hic defcripta cognofcere. Lcfta enim undique experimenta nos docent, univerfum, quem incoiimus mortales, Globum telluris vere corpus e'fle organicum, quod ex varïis partibus ita contlatum, tri dum fmgulas quasque harum proprium fuo ingenio opus abfolvunt, interim totum terras molimen per adtmatos partium omnium cffeóhis, opera perficiat majora, quas a concurfu omnium fimul unitarum partium & de Geneeskunde, de Zeevaartkunde , om van oneindig veele andere Weetenfchappen niet te fpreeken, de overtuigen/Ie blyken en getuigenis/en. Terwyl men ter verkreiging van egte kundigheid altoos tweeè'rley wegen heeft ingeflaagen, op welker eene men door de zintuigen des lighaams, en op de andere door het beoeffenen van het verfland, geleid wierd. Op eene van deeze we gen wandelende vorderd men egter weinig, wanneer men de anrfere gcfieet verlaat; maar, als men zich van beide naar behoren bediend, dan vorderd men ongelooflyk, en helpt zich dus met vereenigde kragten. Dit moet men egter altoos in het oog houden, dat men het eerst zich moet toeleggen, om door middel der zintuigen begrip van zaaken te krygen,, en zich daarin zeer te oeffenen, voor dut men over dezelven begint te redeneeren. Ook is het eene beweeze waarheid , dat het ver/land des te meer nut uit de befchouwing der dingen trekken kan, hoe het vooraf door middel der zintuigen meerder proeven genomen heeft: en, dat men zelfs door middel van het verfland niets meer kan doen ? dan de door proeven by een verzamelde ontdekkingen 'te vergelyken, en van aüe kanten te bezien-, zoo dat het zelfs ongeoorloofd is, iets anders te befluiten, dan alleen het geen men ten klaarfen gezien heeft , dat zeeker volgen moet uit de eigenfchappen« welke men door de zintuigen heeft ontdekt. Maar hieromtrent  VOORREDEN. xv Sc harum eonlpirantibusdïcóh's pendeant. Neque tarnen pacitur doébaw hic tradita, fortuita fortc partes has coiïileinter fe, & tumultuaria hinc modo prodncere. Contra vero certa hic demouitrationc conficitur, ab una omniparente mente, eujus ut propria eft zapientia inünixa, ita Sc ïibfolwe perfeóia potenria^ omnia lisec fimul ita condita atque compofita inter fe, ut ©pcrando limul in unum propoiitum tendant. Scilicet m in hac Terra femel creata CUnÖa ka iiltiruöia func, uc mulca qizeant in fecula durare, viciffitudines interea fuas, rcvolutiones, atque palingenelias., certa lege, Sc definito ordine, patianrur. Univerfa quippe met nafcimtur, manent, mutantur ., intereunt, atqtie renafcuntur, per coneurfum, & auxilia rerum omnium , quie in imam adaéla molem Tellurem totam faciunt, O quam eft pulchra hasc, Sc alta mente digna, hujus univerR ideal Nonne certo fcimus inde, in tota Tellure nihil magis fortuitum quid accidere, quam quod m corpore humano bini agant oculi, aures bins? Neque minus requiri omncs caeteras Teliuris partes ad unain quamcunque harum, quam certum efl, oculum Hominis requirere oris, faucium, vemriculi, inteffinorum, vena;rum , cordis, pulmonis, arteriarum, cerebri, nervorum, ommumque aliorum vifecrum, prasgrefTas prius, Sc confpirantes, aétiones , ut bonus oculus, fuo par officio^ integer fubfiftat. Crediderim, quoties fcundum franc fententiam, opera trent ontmoet men zeer dikwyls vooral deeze groote, en onoverkornelyke, zwaarigheid, dat, zal men door middel der zintuigen eenige voorwerpen onderzoeken, men dezelven digt hy zich hebben moet , en ze derhalven, indien zy niet onder het bereik zyn, vooraf moet opfpeuren, enby zich brengen. Maar wie is hier altyd toe in /laat? Of niemand, ofmisfehien een enkel mensch , die het zich tot een vermaak reekend, zich geiïeef en al aan dit zeer moeijelyk onderzoek over te geeven. Men behoefd derhalven niet te zoeken na de rede, waardoor 'er geene zeer groote vorderingen in de Natuurkunde gemaakt worden ; en ook uit dien hoofde zyn zulke waarneemingen des te meer te agten, welke met alle juistheid genomen zyn op de plaats zelfs, daar de dingen waren voortgebragt, en alwaar men dus derzelver eigenfchappen volkomen, en zonder dat zty eenige verandering ondergaa n hadden, kon nafpeuren. Zulke, en zulke waarneemingen alleen, moeten het zyn, die de fchatkameren der Natuurkunde vervullen, en verryken, en tot welke een voorzigtig Wysgeer zynen toevlugt vylig neemen kan, als hy hei een of ander, daartoe betrekkelyk, wil overweegen, of befchryven. Dan word men eerst ontwaar, hoe groot de waardy van dezelven is, en dan leerd men zulke waarneemm gen naar waarde fchatten, en boven alle anderen verheffen. Want, als men, #### 2 wan'  xvi VOORREDEN. opera Natürae in reliure noftra lüftrantur, inquc caftigatum rediguntur ordinem, vcrior Ion ge habcbitur, quam pervulgara, fuper his idea. Eas jam, quseras heeC apud alios, quss prfeilo hic habes, & ufibus idonea, nusquam nifi hic invenics. Spectas capaciffi-mos hic aiveos Maris de ipfafabrefaéïa Tellureexcifbs, qui ejtisdem tenaces fabricge in fuis cavis, quam in folidaTelluris compage prius habuerant, in fe exüpiant confpicuos Flumhmm torrentes rapidiÜime de ahis ruentes monlibus. Sed & difcis fimul, csecos ipfo in Maris profundo Fluvios, haud minori immiffos cum impetu per prseeipitia fubterranea, ibidem miras in ipfa marina aqua dotes, varios, & ■in diverfa altitudine öppöfitos faspe inter fe motus, gurgites, voragines, producere; unde mille nunquam prius intelleótarum apparitionum caufas pulcherrime intelligis. Strata in Teilure certo ordine faxa ita dnponi, ut ordinatas forment intercapedines, qnas mohilior materies rep let, primo hic docemur. Mox inde diCcimus, mollem hanc materiem in fe gerere , fovere, perficere , movere, fecernere, excernere, fmgularium Foiljlium femina, horumque omnium maturos frucbus. Sed & pari Experientisc evidentia demonftrantur, natafie, & perfecta, foffilia transfudare tandem per vias modo diftas, atque in vafta Maris cava, ut in receptacula univerfalia, fepe efFundi, atque miris fane dotibus hanc, communem Thaleti habitam corporum materiem, marinam aquam wanneer men iets wil overwegen, of befchryven, verpligl is den tyd zeer ongelegen te hefteden tot het opzoeken van zaaken, welke men vooraf reeds hadbehoor en in gereedheid te hebben, word men niet zelden door tegenzin van zyn voorneemen afgetrokken. Daar het in tegendeel fraay, en aangenaam, is, dat men, wanneer het nodig is, alles vinden kan, wat men behoefd, en zich van het zelve gerust kan bedienen. Zulk ***** y%^£ nu verfehaft dit werk, en dat wel in overvloed, en zonder kosten; eene Jloffe voorwaar, voorheen byna door niemand aangeroerd\ en door niemand zoo uitgewerkt. Ja, wat zal ik zeggen, daar 'er ge ene is van meer noodzaaklykheid cm de Natuurkunde te ver/laan; en niemand, die de natuur der dingen tragt na te fpeuren, dit voortreffelyk Werk misfchen kan, dewyl men, nergens elders, het geen hier beJchrevenis, kan vinden. Want de van alle kanten by een verzamelde proeven leeren ons , dat de geheele aarde, welke wy ftervelingen bewonen, in de daad een werktuiglyk lighaam is, het welk uit onderfcheide deelen op zulk eene wyze is zamengefteld, dat, terwyl elk van dezelven het werk verrigt, dat aan haar eigen is, intusfehen de geheele aarde , door vereeniging van alle gewrogten, grooter werken volvoerd, die afhangen van den zamenloop van alle de deelen , die met elkander zyn vereenigd, en van de overeen*  VOORREDEN. aquam imprasgnare* Declivia plerumque Maris retinacuJa, aur & venicali quandoque politura ardua, cafu forte, absque ordine, faóht putabas usque in Oceani aby sfum. O quam aiiahic omnia cernis! Enra&ae enimvero in vaftam voraginem Telluris ripa defcendens eadem iJIa ftrara fervat, ut natos in fe foetus in cava Maris libere dimittat, Quid vero inauditum magis, quam oppofitas ejusdem Maris fsepe adeo Jati ripas, 8z remota valde lit- fOra, ita fere conftruSkn e>hfc>r- vari, ut Sc tabulatorum faxeorum iitus, horumque ratione Horizontts paralleiismus, liquido evincant, deciives littorum crepidines, atque fuperficiem, eundem illum partium incumbentium ordinem fervare, imo & altitudinis relpeóm eundem horum numemm, ac fi cava Marium continuaia utriusque ripas ferie repleta conftitiffent, atque globoiam fuas fphasras figuram coinplevisfent per ea loca, quas aquam nunc capiunt. , Jurares, magnam Matrem Tellurem ex omnibus (nis venis in unos linus venofos, maria dico, effundere & mifcere omne fere humorum ge mis, quos varios admodum in fingula quaque parte per propriam illi fabricam confecerat. Crederes, omnia hasc, adeo varia, fota hic, mota, attenuata, foiis per ignem, per calorem fubterraneum, fpontanea mutabilitare, miscelas effecbu , Ventorum conculfu, Maris asitu &; recelïu, aquarum oppofitarum ofFenfa, tandem parta mobilitate in aèïa rapi ,* maturefcere in eo & percoqui, mox xvii een/lemming, welke in haare gewrogten plaats heeft. In dit Werk word egter niet geleerd, dat alle deeze deelen Jlegts by toeval vereenigd zyn ; en 'er dus . een verwarde klomp is ontflaan; maar integendeel word hier zeer klaar bewezen, dat alles van den Schepper van het Heelal] wiens wysheid zoo oneindig is, als zyne Almagt, zoo gefchaapen, en onderling vereenigd is , dat het in .zyne werking een en het zelfde wit befchiet. ^j/egfcfiaape dingen op deeze aarde zyn immers zoo gefield, dat zy veele eeuwen kunnen duuren, maar egter ondertusjchen veranderen, om'ge* keerd, en wedergeboren worden, volgens zeekere wetten, en eene vaste orde. Want alle deeze dingen worden geboren, blyven, wórden veranderd, vergaan, en worden weder geboren, door den zdmenloop, en door hulp van dat alles i dat by een gevoegd 'zynde de ganfche aarde uitmaakt. Ohoe jchoon, en hoe waardig een fchrander vernuft ' is dit begrip van bet Heelal l weeten wy dus niet met zeekerheid, dat 'er op de ganfche Aarde, niets meer by toeval gebeurd, dan in het menfchelyk lighaam door twee oogen, en twee boren, word verrigt ? en dat alle de overige deelen der aarde niet 1minder vereischt worden tot elk van dezelven in het by zonder, als het zeeker is, dat het oog van den mensch, zal bet naar behooren dè hem eigë werking kunnen verrigt en / vorderd, dat de mond, keel, ***** maag}  xviu VOORREDEN. mox per Ventos diftribui, relabi deinde cum rore, nebula, pluviis, imbre, pruina , nive, grandinc, eoque tandem modo exhauftam impraegnare denuo irrigua hac irroratione rem. 01 quantos hic fe rerum ordo pandit! Tu, mi LeÓtor , quaefo te , Opus evolve ipfum, modo pauca hasc, quas inde delibavi, Tecum ferio perpenderis, folertem Te dabo in eliciundis inde quam plurimis, quse maximum dein per Phyüca uturn habeant. Confidera, amabo Te, qiue de Maris undis, de harum fluxu, de motu Maris reciproco, habebis nova omnia 6c eximia, quid, ubi de colore, odore, fapore, pondere , aquas marina; leges? Mihi quidem inter tot pulchra, praeclarius ufu fuo nihil videtur, quam bituminofus Maris amaror, in volauco ejus lauce perïians poft deftiilationes Chemicas. Si ras eflet mihi fpeculari fuper his, forte daretur proferre quid pïortas inexvpecbati. Sed maneat hxc pa/ma Illuftrem Auétorem , qui ex lacunis carbonariis transfudans bitumen iali mifcendum tam fiibtiliter deduxit. Tu interim, perfpicaciffime Lecbor, eme pro tua peripicienna, quod hic latet myfterii magnse Matris. Supereft in enarranda Libri hujus materie, ut de ftirpibus pauca marinis addam. Quas reperiri plurimas conftitit dudum vei magno Aristoteli Sc Theophrasto: quantus vero illis per Ciajsium, Faludanum, Im- peratum, columnam, BoOtium, BoCCONEM,RuMPHIUM, Tournefortium , Sloane , Ghe* maag, darmen, aderen, het hert, de long, dejlagaderen, de hersfenen, zenuwen, en alle overige ingewanden, vooraf te zamen hunne werkingen verrigten. Naar myne gedagten zal men, wanneer men, volgens dit begrip, de werken der Natuur op onze aarde befchouwd, en in eene gefchikte orde brengt, een veel meer met de waarheid overeenkomflig begrip van dezelven krygen , dan in het algemeen plaats heeft. Gaa nu, zoeié dr't éy anderen, en ik koude my verzeekerd, dat men, het geen hier gevonden word, overal te vergeefs zoeken zal. Hier kan men zien den zeer ruimen boefem der Zee, in de reeds gefchaape aarde zelve uitgehold, die even onveranderlyk bewaarende in zyne holligheid die gejïeldheid, welke aan denzelven voorheen, toen die nog een onafgebroken lighaam met de aarde uitmaakte, eigen was , aanmerkelyke Rivieren, van hooge Bergen zeer fchielyk afflromende, in zich ontfangt. Maar teffièns kan men leeren, dat de in de diepte der Zee verborgene Rivieren met geen minder geweld van onderaardfche/leiltennederflortende,aldaar aan het Zee-water zelf verwonderlyke eigenfchappen, onderfcheide, en in eene verfchillende hoogte dikwyls tegenJlrydige, beweègingen, Draaikolken, en grondeloze diepten, verwekken, waardoor men zeer duidelyk kan begrypen de oorzaaken van duizend verfcheinzelen, die men voorheen niet verflond. Hier leerd men voor-  VOORREDEN. xix Gherardum, Rajum, numerus accefjlt ? Attamen, anre Iiliiftrem Marsilli, primaque ejus fuper his communicata inventa, creditum \ fubmarina alfa longe lege nafci, quam quas de Terra vegetant. Forte Curiofis operum fuorum contemplatoribus alma Narura de Terra natas \ diverfas plane, Plantas jam fupra quater Sc decies millenas obtulit. Utinam eximius Natura facerdos Gulielmtjs Gherard fuis ex thefauris diéfca mea, namque poteft:, firmet! Omrics vero hec, quas prop/lis fpeculari datum, proprio nafcuntur femine; Quin & fuboluk olim antiquis fapientibus, feminalem vigorem mafculinas ftirpis parti, conceptum ejus fasminino deberi plantas utero. Florum vero apparatum utraque hasc genitalia prasllare munera, MarCelltjs Malpighius, Nehemias Grewujs , Antonius Leeuwenhoek, Morlandtjs, Bobartus, Vaillantius, noftra tempeftate demonftravere, Sc fuis quibusque Florum partibus officia aflïgnarunt fua ad perficiendam Phntse. genituram, üt fere lex hasc generandi per Marem êc Foeminam Animantibus Vegetantibusque prorfus communis fit. Verum in Marinis adeo nihil hic cogitatum fimile, ut Venerabilis ille Naturas Myftes JoannesRajus flores his prorfus adimat -, hasque fub aquis nunquam nafci aïTerat. At bonus Marsilliu s , cujus herculeis hanc gloriam iaboribus deftinaverat ipfa Juftitia, completa oftendit marinarum genitalia ftirpium. Ut^ quas partes in floribus terre- ftrium vooreerst \ dat de Rotzen op den Ardabodem op eene zeekere wyze zoo zyn gefchikt; dat zy geregelde tusfehenruimten overlaaten, welke door eene beweeglyker jloffe worden befïaagen. Vervolgens word men onderrigt, dat deeze zagte Jloffe in zich bevat, koester d, volmaakt, beweegd, affcheid, en uitwerpt de zaadJloffe van de onderfcheidefoorten van Delffloffen, en derzelver voortbrengzelen, als zy tot rypheid zyn gekomen, lïfaar daarenboven leerd men op dezelfde overtuigende wyze, dat de Delffloffen , op deeze wyze geboren, en volmaakt zynde, door de zoo even genoemde wegen doordringen, en zich dikwyls uitJlorten in de groote ruimtens der Zee, als in algemeene ont* fangbakken, en aan het Zeewater, het welk 7hales voor de algemeene Jloffe der lighaamen hield, verwonderlyké eigenfchappen mededeelen. De doorgaans fchuimafloopende, offomtyds door dejïeiltè zeef] moeijelyk te beklimmen / bbor* den der Zee, meende men; dat misfehien by geval, en zonder orde, zóó geworden waren, en voortliepen tot in de grondeloze diepte der Zee, Maar hoe veel verfchïld daarvan het geen men hier ziet? Want de tot in de grootjle diepte nederdalende, en van de aarde, als 7 ware, afg& Jcheurde Oevers, behouden dezelfde laagen, opdat zy in de Zee vryelyk zouden kunnen voeren, het geen in haar is voortgebragt. Maar is 'er wel iets zeldzamer, dan dat £###0 ^ d%  XX VOORREDEN. Itrinm conipicimus eonjugales, Sc his in omni fubmarinarum genere adeffe eosdem in ufus evincat. En itaque legem hanc asque hic alfertamin opertis Maris quam in aperris Tellüfis; Ita fenfiin abditas Naturas leges aflequimur per infinitorum fane corporum varieratem easdem femper Sc unas. En hasc flint èximia illa pulchra, Sc fmgularia, quas hoe continentur Voluminc, ut modo fuperüt enarrare quam pauciffimis vias, quas fequutus fit hoe in Opere concinnando Auóbr illultrlflimus. ; Non ex librislllcj vel emendicatis alienarum opinionum coinmentis, fua contexuit, fed omnis purus praeconceptse fententiaa, intentos modo oeulos fideliter attulit, atque omnia, qusedefcripfit, fuis in locis, propriisque indagavit fedibus. Si quid aliorum didicitrelatu, id vero inde folum hauftum cautus aperte indicat, neque cöeteris probe compertis absque nota commifcet. Sincerum a corrupto, ab ambiguo certum ubique diftinguh. Flumina, Ponus, Eittora, Maria, perfcrutatus, undique dilcendi fiudio atque ardore; ut referre poffet eerto comperta. Hinc jam .quadraginta Sc quinque ante annos inchoatos publicavit labores, miranda Bofphori Thracici evulg'ans, rur/umque undecim poftea annis eosdem abfolutiores magisque perfectos repetens, bis in eodem loco omnia inveftigans opportunitate ut durilTima ita Sc rarifilma. Poftea vero eidem femper intentus propofito nihil laboris, molejftiaï, periculorum, Sc fum- ftftim, de tegen elkander over gele% gen Oevers van dezelfde, veeltyds zoo w.yduitgefrekte, Zee, en de ver van elkander afgelegen flranden, byna zoo zamengefield gevonden worden, dat en de ligging der Steenbeddingen , en derzelver evenwydigheidaan den Horizont, ten duidelykflen , leeren , dat de fchuinfche boorden der flranden , en derzelver oppervlakte , dezelfde orde van de cp elkander gelegen deelen, ja zelfs met opzigt tot de hoogte- &e-s jsre/fée getal der zeiven, behouden, als of de diepten der Zee door vereeniging van de beide oevers vervuld waren, en de ronde gedaante van haaren fpheer volmaakt hadden met die plaatzen, die nu water bevatten. Men zoude zweeren, dat de Aarde , de voornaame Moeder van alles i byna alle foorten van vloeibaare floffen , welke zy in elk deel, op eene haar eigen wyze, van onderfchei.den aart had zamengefield, uit alle haare aderen alleen in de aderlyke boezems, dat is de JZeeen, uit/lort, en dus byna allerhande foorten van vogten onder elkander vermengd. Men zoude gelooven, dat alle deeze dingen van zulk een onderfcheiden aart, hier waren voortge* bragt, bewogen, verdunt door middel van het vuur der Zon, en de onderaardfche warmte, eindelyk door de hun eigen veranderlykheid, door hunne onderlinge vermenging, door de fchudding der winden, door de Ebbe en Vloed der Zee, door de tegen elkander bot- zing  VOORREDEN, xxr mum, fubtèrfugit, modo deit> natum perflcerct opus. Mira res! Res rara! ■ Philofophüs non in Mufeo-j fed in Mari; procul a Sapientibus & Litteratis; medius inter Nautas; non inter tranqnilla otii filentia, fed rildes inter clamores; non in pace, fed inter vitas difcriminal Tantas molis erathos Tibi Conitarios confcribere, iisdemque ab anno 1680 usque in 1725 ineümbere. Eugel utere,fruere, dato Libro, qui alieno partds labore frucbus nusquam reperiundos YiberaUffime offert: zing van eenen tegenfïrydigen loop hebbende wateren, vlug geworden zynde in. de lucht worden opgenomen, aldaar ryp en gekookt worden ', vervolgens door middel van de winden worden verfpreid, en daarna weder nedervallen onder de gedaante van dauw, nevel, regen, Jlagregen, ryp, zneeuw, hagel, en dus het Aardryk, dat verdroogd was, op deeze wyze weder bevogïigen. 0 ! welk, eene, orde der dingen word men hier n zeldzaam?, zaaken in dit werk gevonden worden, zoo dat 'er niets anders overig blyft, dan met weinige woorden optegeeven de wegen, welke de vermaarde Schryver ingeflagen heeft in het opjïellen van het zelve. Hy heeft het. niet opgefleld uit Boeken , of uit hem medegedeelde gevoelens van anderen; maar, vry van alle vooringenomenheid\ heeft hy met zyne bogen op alles alleen agt ge/lagen, en alles, wat hy befchreven heeft, op de plaats zelfs, met alle nauwkeurigheid, nagegaan. Hel f~een hy van anderen gehoord eeft, geeft hy ook als zoodanig met allé omzigtigheid op, en onderfcheidhet van hetgeen hy zeeker weet, met alle oplettenheid; het zeekere zonderd hy af van het onzeekere, en het waare van het twyfelag$igè. Rivieren,Havens, Stranden j Zeeè'n, heeft hy onderzogt met allen yver, en lust tot vordering in kundigheid, en opdat hy zoude kunnen befchryven, het geen hy zeeker wist. Het is reeds vyf en veertig jaarengeleden, dat hyzyn eerfie  VOORREDEN. XXY eerfie werk heeft in Jiet licht gegeeven, bevattende, zeldzaamheden van het Canaal van Conftantinopolen ; en elf jaaren daarna deed hy het zelve verbeterd, en meer uitgewerkt, te voorfchyn komen, hebbende hy twee maaien gelegenheid gehad, om alles op de- plaats zelve nat e gaan door een geval, dat zoo onaangenaam , als zeldzaam, was. Vervolgens heeft hy, altoos indagtig aan zyn eens vastgefteld vQomeemen, noch arbeid, noch moeite, noch geVaar, noch kosten, ontzien, om zyn werk ten einde te brengen. Voorwaar eene zeldzaame, eene wonderlyke, zaak! Een Wysgeer niet op zyn Studeerkamer, maar op de Zee, ver van alle Geleerden , en ónder matrozen; niet inftilte en rust, maar onder een woest gefchreeuw; niet in vrede, maar in levensgevaar! zoo veel was 'er aan vast, om dit werk te fchryven, aan het welk hy van het jaar 1680 tot 1725 zynen ïyd heeft be/leed! Wel aan l maak gebruik van hetzelve, en laat U tot nut verflrekken al dat geen, dat met zoo veel moeite hier is by een verzameld, elders te vergeefsch zoude worden gezogt, en hier zoo overvloedig word gevonden. NË. De  NB De Vertaalder heeft eenvoudig den Franfchen Druk geyoigt, en dewyl in denzelven eenige Abuyzen in de Aanwyzingen der PlaatenVingeflo°Pei1' ^den LeeZGr yer2°St ^elye aldus te verbeteren. Me in de Janwyzing der Plaaten op den kant. Pag. Aflaat, zie Plaat 6. N° 29 en 30 teer Plaat 7. No 29 en 30. ^ 86 — zie Plaat 8. N° 35, $« en 37. ^ Plaat 8. No 35. en Plaat 9 N° 3Ö ea 37- x . io9 niets aangeweezen, lees Plaat 15. No 74 en 75. \ m zie Plaat 15, No 79. lees Plaat 16*. No 79. ; , I5Ï Pkat 26. N° 12Ö en 127. lees Plaat 27. No 126 en 127. I54 PUat 29. lees plaat 27. Fig. 128. No 7. _ I5g » ia den Text onder aan, Afbeelding 6 en 7. in de 7de Plaat, lees Afbeelding 6 en 7. in de 29Cte Baat. , I72 , Zie Plaac 27. iV0r^. PJaa.c Fi#. 30 a 34. , I?3 Zie Plaat 27. N° 7. fc« Plaat 3°- Fig. 136 a 139. g m — Zie Plaat 28. No 8, 9 en 10. lees Plaat 3o Fig. 137 a 139, l J75 - Zie Plaat 29. Fig. xi, 12, 13 en *4- bes Plaat 30. Fig. i4q, I7<3 Niets aangeweezen, lees Plaat 30. Fig. 141, 142 en 143. „ 1?7 j Zie Plaat 34. No 165-167. Ues Plaat 31. Fig. 145 en 146. , ,79 - Zie Plaat 34. Fig. 168, 169. lees Plaat 31. Fig. 147. ^ j?9 Zie Plaat 3S- N° 1/0, x7i en 172. teet Plaat 31. Fig. 149, _ lgo Niets aangeweezen, lees Plaat 32. Fig. 150 en 151. ï8l Zie Plaat 35. N° 173- en PUat 36. No 174» kes Plaat 33. Fig. 153. lWafcJ l8a J Niets aangeweezen, few Plaat 32. Fig. i54> *5S en 156, _ l84 —- Zie Plaat 36. N> 175. enz. lees Plaat 32. Fig. 157. l84 „ Niets aangeweezen, hes Plaat 33. Fig. 158 en 159. N° 1. vp. l87 Zie Plaat 40. N° 179 ea 180, lees Plaat 33. Fig. 172,   iCAJERT A^tstde Golf amstlion TUSSEN DE CAEP SlCIE EN" PROVENCE ENDECAEP QUIERS IN ROUSSILEON ireznaektzer aen-wyzinye van deizVusien, de verse&zZlende jpvnden, der Zee, en de p Zoets en, aZtyaer de Waerne/ninyenycdaen zjn, weföe dienen vtror de^yrondshty tot' de droeve van de J^&zzzzrhzndye en, iAfazcur^ieJiesdcrzpyzzty, die ïry w&ye yan een sizzdy'e word vooryestdd zn aenmerhiny van kei- overiyjededtz der Zee . Dereode iïnzen verieelden deylzetsen alwaer de doorszzydmyenyeznae&t Zyn otzn dedhy& of (reziytsiunden op een. iyzonder &6zd vertoond. H>e gestippelde plaetsen ioonen oen de stzenaytiye ryye- der Gehezytens , die, van 't^lerdryk iet in de Zee sireMen, of vervol/en,. ^De izissem>y diens, die men ziet voor de ^&md van de dlTzone, vervat- linnen, d&^yestppeZde linze-, zjm, die-, aloyaer de, natziztrZyke eolezzr -van- Zeewater verandert rword deer de vezzznenyizzy /net onA/aer wazer van de llkene, . De kleine kruiken leteekenen deplaetsen,, alwaer men- deWateren, tot de 2^eefizeemz^e7vjfesez\ez>t kef. J)e2Czzst onder Water in, de Zee, welke, iejznï zer diepte vanóh en ja vadem,, -vervolftr van de ütep &cie,irtaendeC^%aers. J£tyedeeltejemerktmet een dikke èoord,ofkantr, is dat; het welk, men op verscheidene plaetsenjpeild heeft, en net ander meteen enkele koord dat; het ovelk alleen iy rapport bekend is .    \ NATUURKUNDIGE BESCHRY VING DER ZEE E N zee-gewassen. EERSTE HO OF T STUK. VA N DE BOEZEM. E Geleerde Robert Boyle is de eerfte, die gepoogt heeft van dat groot uitgeflrekte deel des Aerd-kloots kennis te bekomen. Men ♦ziet van hem een Verhandeling, voerende tot tyteJ, De fundo Maris, waer in veele aentee- keningen door hem van de Zeelieden gehoon, gevonden worden, die alle niet anders betoogen, dan de onefFenheit der Zee-gronden beweezen uit de verfchil/ende dieptens, door hun op onderfcheide gepeilde plaetfen ontdekt; maer voor 't overige , werd daer in niets, van 't geene den tytel fchynt te beloven, gevonden. Het is waerfchynlyk, dat zyn doot, of eenig ander toeval, ons onbekend,de Republiek der Geleerden daer van berooft heeft, want men befpeurt in verfcheide andere van zyne Werken, dat hy op een volmaekte wyze wift uit te voeren, 't geene hy zig de moeite gaf te beginnen. Veele Perfoonenin 't geene de Zee betreft, ervaren en kundig , aen welke ik myn voorneemen te kennen gaf, fielden my a voor; Zwarigheeden om tot die kennis te geraken. Dat de Verhandeling van Robert Boyle De fundo Ma* ris byna niet andert dan de oneffenheeden der Zee-dieptens leerd»  2 NATUURKUNDIGE BESCHRYVING voor; dat die ontdekking na een bepaelde regel gefchikt moefte werden, of wel dat dezelve anderfints onmogelyk, ten minften zeer bezwaerlyk zoude zyn. Daer toe by brengende de moeyelykheit, om het geene vereifcht wierd geweeten te werden, onder water aen het oog te ontdekken. Nadien egter myn oogmerk flrekte, 20 als in de Voorreeden van dit Werk gezien kan werden, om het werktuigig gebouw van het Aerdryk te ontleeden, hebbe ik genootzaekt geween1, door eigen bevinding, ietwes op te fpeuren, dat meer gegrond mogte zyn, dan de Verhandeling van Robert Boyle , en my geenfints op te houden , met al het geene door de Zeelieden vooronderfteld wierd. Ik hebbe derhalven veele waerneemingen moeten doen, die alle t'zaemgevoegt' de onmoge/ykheit vergoeden , die 'er is, om oog en handtaflelyk onder water de vereifchte waerheit na te vorfchen. De Waerneemingen, die ik reeds nopens het zamenflel van een groot gedeelte van het vafte Land van Eüropa gemaekt hadde, moedigden my aen ,: en gaven hoope , van het eynde te zullen konnen bereiken, 't geene wy volttrekt nodig was, om het ontleedend betoog van de geheele Kloot te voltoyen; want ik het niet raedzaem vond, alvorens eenig aenzienlyk deel der Zee onderzogt te hebben , aen 't gemeen mede te deelen, het geene ik alsdoen reeds ontdekt hadde. Dat onderzoek hebbe ik ontrent de Kutten van Provence en Languedoc werkfteilig gemaekt, 't geene ik alhier als een Inleiding van myne natuurkundige Hiftorie aenbiede, en by vervolg hoope in myn ander Werk over het zamenflel van den Aerdkloot te voegen, om met meer grond het ontwerp van het Weezen, en de verknogtheit van alle deszelfs Deelen te bepaelen, die ik tot een Lighaem zal brengen. Het zoude mogelyk wel vereifcht werden, alvorens de onderfcheide plaetfên te melden, alwaer ik die waerneemingen gedaen hebbe, een korte befchryving te doen, van de gedaente en Dat verfcheide waerneemingen deswegens handtaftelyk gedaen, vergoeden 't geene met het oog niet ontdekt kan werden. DeVerWandfchap, die 'er is tuflehen de kennifle van de Zee-Boezem, en de Ontleedkunde van den Aerdkloot. Dat die waerneemingen ontrent de Kuften van Provence en Languedoc gedaen zyn. Dat men nopens de gedaente en uitgeftrektheit van het bedde der Zee, volgens het gevoelen der Ouden, niets zeeker kan bepa-  DER ZEE. Eerfie Hooftfiuk 3 en uitgeftrektheit van de geheele Zee-Boezem, nadien het hier ter plaetfê eenigfints te pafïè komt, maer het is tegen myne geneigtheit, my in redenvoeringen in te wikkelen, die alleen maer herhalingen van andere Schryvers zyn; en wel byzonder, wanneer ik bevinde, dat die daer van alleen gefchreeven hebben, 't geene hun door andere was opgegeeven, en dat wel in een tyd, dat de Sterrekunde op verre na niet tot die trap van volmaektheit gekomen was, als waer toe de Koninglyke Academie der Wetenlchappen dezelve heeft opgevyzelt. Ten anderen , by aldien ik de maete van de uitgeftrektheit der Zee, zodanig die ons door de Ouden is nagelaten, bepaelde, zoude Zulks niet anders, dan op nieuws geloof doen üaen aen de dwalingen, die gemelde Academie binnen korten zal wegneemen, met alle de nieuwe waerneemingen, die wegens de Breettens en Lengtens in verfcheide oorden van de Weereld op ordre des Konings gedaen zyn, 't zamen te voegen. Dat Genoodfchap heeft, volgens haere naeuwkeurige handelwyze, ontdekt, dat de Boezem van de aen ons bekende Zee, een groot getal van Graden kleinder is. Het was te wenfchen, dat die verbetering eerftdaegs het licht mogte zien, want of fchoon die de geheele Kloot niet betreft, zal dezelve egter een groot gedeelte daer van inüuiten • en wel byzonder dat gedeelte , alwaer den tegenwoordigen Koophandel heeft konnen uitgebreid werden, en 't geene voor Lieden van Letteren, als welke daer toe gebruikt zyn, toegankelyk geweefl is; Ook zal het tot een model dienen, waer na onze Nakoomelingen met weinig moeite, het geene nog ontbreekt , zullen konnen vervolgen. Dezelve oorzaek, die my van het middel berooft, om de waere gedaente van de geheele Zee-Boezem te kennen, verfchoont my ter zeiver tyd, daer over te handelen; en voor 't overige, wanneer met behulp der Sterrekunde , deswegens eenige grond gelegt zal zyn, zullen mogelyk alle de veranderingen van Eb en Vloed beeter ontdekt en verftaen konnen werden. A 2 Ik len, maer dies* wegens de Sterre* kundige waerneemingen , en verbeeteringen van de Leeden van de Ko* ninglyke Academie der Wetenfchappen, nopens de lengtens enbreet^ tens moet afwag» ten.  Dat de gedaente, of grooter en kleinder uitgeftrektheyt van de Boezem der Zee, weinig toebrengt aen de naeuwkeurige kenniffe van dezelve. 4 NATUURKUNDIGEBESCHRYVING Ik vermeine, dat het my na het gezegde, niet qualyk genoomen zal werden, dat ik my onthoude, van alhier te betoogen, het geene in allen gevalle zeer weinig tot ons oogmerk dient; en waerlyk, wat verandering Zoude de grooter of kleinder uitgeftrektheit, en vierkante, ronde , of langwerpige gedaente in de geheele Zee-Boezem konnen maeken. My dan vleyende, dat de ontleeding, die ik van de gedeeltens der Kuil, of Oever van Vrankryk aen de Middeiandfche Zee gedaen hebbe, tot een proeve zal konnen ftrekken, van het geene ik wegens het geheel aenhaele , hoewel het maer zeer kleine deelen, in vergelyking van den geheelen Boezem zyn; ga ik over tot het eerde Betoog, waer toe ik van een naeuwkeurige Kaert gebruik gemaekt, en den raed van die voortrefïèJyke Vrienden niet verzuimt hebbe, van dewelke in myn Voorreeden gewag gemaekt is, daer by voegende het onderzoek met eigen oogen gedaen, byzonder alwaer de waerneemingen my perfbonlyk vereifchten. Deeze Kaert bevat de geheele Kuft van Tonlnn in Provence. tot aen Rofès in Catalonien, fchoon alle devereifchte ondervindingen en waerneemingen alleen gedaen zyn tufïchen de Kaep Sicié en Agde, gelyk een groot getal aenteekeningen in dit Traótaet vervat, het zelve klaer doen zien; welk overige ik'er egter hebbe moeten by voegen, om niet den geheelen omtrek van de Golf van Lyon te breeken, en van de gronden der Zee, en de verknogtheit des Aerdryks met dezelve, een meer verftaenbaere en klaerder fchets te geeven. In gemelde eerfte Kaert ziet men eind-linien, die op verfcheide plaetlèn uit den Oever uitgaen , /trekkende uit verfcheide ftreeken tot op vyftig mylen in Zee. Het zyn die Linien, langs welke men met het dieploot, netten en andere werktuigen de onderfcheide dieptens gepeilt heeft, en by gevolge alle de Horizons van de gronden der Zee, en de ftoffen, waer uit die beftaem De plaetfèn, alwaer men het Water gefèhept heeft, Dat de kennis van een gedeelte van den Boezem der Zee, zodanig als den Oever van de Middelandfche Zee in Vrankryk, veel licht geeft, om den geheelen Boezem te kennen. KaertI, De volgende waerneemingen zyn gedaen met behulp van een naeuwkeurige Kaert van de Kult van Toulon tot aen Rofes in Catalonien. Uitlegging van de teekens en merken in die Kaert vervat,    Btzondere Kaert tan dk Kust Messen, de Caep Canaille, en, die van Za Croisette, met de naZy-^eZeeaezi éiZanden, van 't Zandyeèied van (Cassis indrovente, waer in, aZZe de pZaetsenj?emeZd werden,, aZwaer men de Zeweeyinoen van 'tZee-waieryyaeryentmien-, diie Wateren tot ondersoek van derzdver e^enscZupjesiAfódeWi^dJout-mSceen aoii^éBZanten opyeZiaeZd, en verscheidene Zet dieren,cfevatiy-eri Aeeft -l/oy. Sc/ulo/ van £00 Jlcedeziy £0 zgo sqo Ji. pimiHH ■inintm iiiiiiiiiTi | , ï ■ /Ytteljim. u/ftutv rrwn Ael llvu,-/ M.'/.', h-uiAcn heteekenen cU plassen, IjjfrjÊÊSfffiëk alïycternun.cLe'WatzrmyestAyt " proeven Ze neemen,. ZEE Cassidaane     III.Tl. PROFILS OF GEZIGT STANDEN VAN DEN BOESEM DER ZEE, alwaer men in de ve/sdullendejeL\.jenAeeden run Je i'ell 'run Zi/im, ontdektde li/uen, overeenkomende met die, welke in dedCaert van deeze Gxdf met nvt /code OOUuryetuktnd Zi/n. dezelve dwie/iaen opju/idimie/J van yersdieulepd&nym ket o/iderscAezd derdiorizons die érjfevonaen worden Jtêtl- èeyint te ItyJe inZanj/ueJoc ia str-cAe Siy tui Zuid-Walm uit in Je lengte van Je Rivier tut Of J.6" mylen en Aomt U Je JCaert ever een metr Je Unie A.A.. JtctZ ■ van Je/i Heixf mót tlyJe , en strett Zff door ketr Hórt Jireseen ZiiiJ?vaerts lat Of IC? mylen, te vin Jen in Je ICaert op Je linU B.B. JtêtJ . ran i Aooyyte van Jen Zee Oever in Je naluurscAap van ^Jlayuelone Joor net ZuiJ Westen lt> mj/len,, j/elyk Je linie CC. Mtj.. oejint aen Je monJ van een kleinen arm van Je HAcnc en loopt Zuid-Zuid-West ter lenfte van jOmplen JclyA Je linie D. D. Mtif- >w> Je &tayuejaenJe Joor tZutJen Jx'arj Joor Je £JanJeii jLatvnneau enJommeyue tor op eenjeJee&evmJeDüptc; maJtenJc Jus een linie van JJ mylen jelyA Je linie E.E. neemt ooA zy/t 6eym ran de tistotyue, en lyescdr deer de daanckn£,ato/uteau en dl'/nni^ejite, ais coA dfl yasi Plasuer, Aomtter IcTiytt yan^O my&n door AetZieidtv&sttenZuiden iet in deyeA\eele diépte^ ?t&A I JdctJ. aenra/zy neetnonde aen de JCust ran Aet oude (rastriuis orntrertt^Uarseille ten Westen, oyerdwarstkot éïtand' dhm/neyue op de lenyte van ZO mylen,als Q-.G-. 2St9. ü ra/i de üzep la Croisette.jelyk de linie H. H. strekt dyyars deer Aet Sdand J£iou ten Zuid-Oosten ter tenyte yan ZO mylen tot aen de Diepte . Jlcti}- J'aet tyn reyt oyer dZiou door 't Zuiden yclyA de unie I.I. yan Z£ rnyien tvtr aen de- 2>ieprte . dictlC. komt y ankert-j?in, pas/ee?~t de punt yan't (rel eryte Cacau omtrent in 't Zuiden, en str-ckt %iy Z$ mylen uit tert aen de JjiepterjelyA de linie L.L. J&tll' ko/nt yan de Caep Canaiiie, sir-e&t Zuzdwaeras door Cassidayne , en loopt ZO rrzylen tot aen de 2)üp>&,',jrely& de linie M. jVl. JictiZ. heyi/xt omtr ent d> endel, jaeride Zuidoost ten Zuiden door het Siland des ~émiez tot aen de J)üpte JZ rnyien,, J?e{y& de linie N. N. JictJ.^ ■ en laetste van don£e?\7 Cani^ou, de Aooyste >an v^E Aalve reeden, tot aen Gup deJlcse ine Cata/oruen . *dHet Zelye rnaeirt m de Zee een lehie yan mylen docr'tZuioicostefi, en aen 'teiside ran die Unie word de Jyiepie^eyonden, die Zo yeel nederyyaerds str^eAt als dejfernelae diery opryaerxls ryst leren Aet opperylaA der Zee. dZ. letzeAenddadde eirondrc&ft^ytiy ts, en (yras . e.r. yras en ?-otZen . yf.yi.^reyciyrcnd-za7td, k.r, Aieine rotsen. y.r, vaten, rotzen. >'. yat of 'yaes. yf.r. yroote-rotzen .   DER Z E Ë Ëerjle Hooftjiub $ heeft, om het zelve te weegen en te fcheiden, zyn met byzondere teekens afgebakend , als ook verfcheide andere merkwaerdigheeden door gefchreeven woorden onderfcheiden, dog is alles nog op een meer afzonderlyke wyze in de uitlegging van de Kaert uitgebreid. Wat betreft de Kuh1 van Provence, dezelve hebbe ik tót verfcheide mylen landwaerts in, afgefchetit, om 'er de plaets en waere gelegenheit der Kool -groeven te bepaelen; 't Is zeeker, dat men die Kooien over ai, rondom de Zee-kanten zoude vinden, by aldien men daer Zo wel als hier, de moeite wilde neemen van te graven. Egter nadien dezelve zo veel toebrengen tot de bitterheit, door ons in het Water ontdekt, hebbe ik nootfakelyk moeten aentoonen, op hoedanige wyze de Mynen van datgeftremt bitumineus vogt, zig van het vafte Land in den Zeeboezem uittrekken, 't geene met geen klaerheit ^oude hebben konnen doen, by aldien ik die flrook van 't Aerdryk niet in de Kaert gebragt hadde. Daer is nog een andere uitvoeriger Kaért van de Kuh1, tuf fchen de Caep Croifèt en die van Canaille, zynde een gedeelte van de eer/te;dezelve bevat het gebied van Caffis,plaets, alwaer ik my zo veel tyds opgehouden hebbe, als ik nodig had, om het vereifchte onderzoek te doen. Men ziet daer in niet alleen de teekens die op de groote Kaert gevonden werden , maer nog verfcheide nieuwe, omflandig daer by gevoegt, onder anderen, een eind-Unie getrokken uit het vaüe Land over de klippen Strombi en Imperiale , en de Ooflelyke punt van Riou, Kuilen, die alle byzonder zyn, en over de andere linie van 't vaf te Land leggen; men befpeurt daer in die evenreedigheit, welke buiten allen twyfel mede daer tegen over in die van Africa gevonden moet werden, zo als ik zal aentonen, wanneer van dat evenreedig zamenflel zal handelen, om die van alle andere vafle Kuflen te bewyzen, Ik hebbe ook nodig geagt, in een andere Kaert alle de ver- B fchillende Dat in de Kaert van de Kuit van Provence, verfcheide mylen . Lands vervat zyn, om de plaetfcn der Koolgroeven aen te wyzen, die zig in de Zee-boezem uy tftrekkeiide, de bitterheit in'het Water veroorzaeken, Uitlegging van de merken, teekens en gebruiken van een andere uitvoe» riger Kaert van de Kuit, tuffchen de Kaep Croifet en dié van Canaille naby Caffis, Kaert II. . 3erde Kaert, orr, ie yerfchilkndc  gronden der Zee te doen kennen, en hoe die op de Kaert van de Golf van Lyon gezien werden. Kaert III. 6 NATUURKUNDIGE BESCHRYVING fchillende gronden der Zee te ontdekken , en die na de peilingen gefchikt ; dezelve zyn door letters onderfcheiden , om te doen zien, met welke eind-linien die op de Kaert van de Golf van Lyon overeenkomen, zo dat men met een enkel opflag van 't oog, het verfchil van alle de Horizons kan in agt neemen. Hier by voeg' ik nog een vierde Kaert, inhoudende de verdeeling van de Zee, volgens de eind-linien,getrokken op die van de Kuft tuflchen de Caep Croilèt en die van Canaille, welke de Klippen en het Eiland Riou doorfnyd. Deszelfs zamenflel toont klaer aen, dat dit een van de gedeeltens is, welke voor het oog verborgen zyn , om de legging der linien van het Zout en Bitumen , geeven de aen h Zee - water de fmaeken , welke wy daer in proeven,te ontdekken. Ook word daer in gezien, dat deszelfs waere grond byna over al met een andere toevallige grond, veroorzaekt door de vereeniging van verfcheide genVemde floffen, bedekt is , van welke wy 'er zeer veele gevonden hebben ; als mede op wat wyze die mengeling gefchied , en laetftelyk hoedanig de planten van alle de onderfcheiden Clafc fèn daer in gefchikt zyn. De geheele Golf van Lyon, gelegen tuflchen de Kaep van Quiez in Rouïïillon, en de Kaep van Cicié of Croifèt in Provence, maekt een oever boven den Horizon van het water, in de gedaente van een boog. Op verfcheide tuffchenwydtens in de breedte vertoont zig een andere* beginnende 60 a 70 vadem beneden het opper-vlak des waters, en op zommige plaetzen nederdalende over de 150 vadem; op andere heb ik de waere diepte niet konnen bepaelen, welke fömtyds gelyklinifch met die van het vafle land, en dan weder als het fpanfèl van de boog Gebruyk van een vierde Kaert,bevat. tende de verdeeling der Zee,volgens de eind-linien op die van de Kult Van Caffis te zien. Kaert IV. Gedaente van de Golf van Lyon, van deszelfs oever, en verfchillende dieptens. De dieptens van de plaetfen in de Golf van Lyon, genaemt de vlakte, de Kult onder water en den afgrond, gevonden iergelegentheitvan bevonden word. De wydte., of uitgeftrektheit der Zee , tufTchen die twee verfcheide Kuflen, word by de viffchers de vlakte genoemt, en men vind 'er op verfcheide plaetfen weinig verfchil wegens de diepte,   T*T?nETT,S OF GEZIGT STANDEN VAN DEN Bö CetzeAend oF eer, &n£e strokende LWcrd'en Zutd doordeKlf StromU, de en de Kir, ZoutenJteumert tussen de Steenden,JfZyn. De derde den t,era%enyr,nd yer^rzadt door de rerscA^*  IP~3>l. :m der zee op de kust van provence ■al tvtaen de diepte. LDe eerste rerleeld den nafriurb/Aen Boezem der Zee. De tweede, A oedaniy de loepen yan h wddu'Juttymaatip Zee-water Ae^doen zomen, stremmen. Sn de vierde alle de zoortzn yan die toevallige-jronderv .   DER ZEE Eer/le Hooft/luk. 7 diepte, ten minfle is dezelve ongevoelyk, in vergelyking van die befpeurt word, wanneer men voorby de Kuft onder water komt; het is ook om die reeden b dat de gemelde vifïchers dezelve valleye de toenaem van afgrond geeven. Deeze weezentlyke fèhikking , nieuwelings ter kennhTe der menfchen gekoomen, en aen my ter gelegentheit van de Corael-viflchery ontdekt * jflaet in de Kaert van de Golf aengeteekend, en in die van de doorfnydingen, welke meerendeels van de Land-Kuil tot aen die, welke van my de Kuh1 onder water genoemt word , gemaekt zyn. Men heeft 'er de nodige aenteekeningen , om te beeter door den Leezer verflaen te werden, bygevoegt; waerom ik denzelven daer heenen wyze. Onze aenwyzingen s om het zamenrtel van den Zee-boezem te ontleeden, en de floffen, waer uit dezelve beflaen, te melden, zullen alle door den Land - oever bepaeld werden, en tot den grond nederdalende , zal men die tot aen de andere Boord of Kuft onder water, en van daer tot in de diepte, waer mede'de-* zelve zig waerfchynlyk vereenigt, navolgen. , Ik verdeel dan den Land-oever in drie deelen. De eerfie is die Van de top van het terrein of rots welke aen Zee legt, tot op de linie Waer boven het water zig in een florm verheft * dat is dat deel, 't geen de Zee befèhouwt, dog noit daer van befpoeld word. De tweede beflaet de wydte tuffchen die Unie, waer toe wy gezegt hebben, dat een florm het water kan doen opzwellen, en het gewoone waterpas van de Zee in een kalmte j maer nadien de Zee niet altoos door onweder verbolgen is, field men, dat het gemelde tweede gedeelte niet altoos bevogtigt werd. En neeme laetflelyk voor de derde, die van de oppervlakte van een ftille Zee tot op de grond van deszelfs bedde nederdaelt, en fteeds overflroomt werd, vermits het water die altyd bedekt. Het eerfie gedeelte is dan een vervolg van het zamenflel en de ftofFen van het vafle Land, 't geene met nietwes in de Zee B 2 °ver- de Corael-viffchcry, en aengeteekend in de Kaerteii vin de Golf, en doorfny dingen*, Dat het zamenftel van den boezem der Zee, en de ftoffeii der gronden, met die van de oevers overeenkomt, Verdeeling van den oever des Aerdryks in drie deelen j hooge , middelbaere en onderlte, Verfchil tuffchen die drie verdeelin* gen van den Laridoever.  ( ] 1 ! Het zamenftel van het onderfte gedeelte van den oever kan uit de twee bovenfte gekend , werden. Verfchil tuffchen de oevers, die Kutten , en de andere, die Stranden genoemt werden. Binnen den omtreli van de Kuft, die wy, ontleeden, zyi driederly oevers, hooge, bergagtige en effen. \ NATUURKUNDIGE BESHRYVING Dvereenkomt, zo men daer van eenige veranderingen die de lugt in dat terrein tot voortbrenginge der Planten te weeg kan brengen uitzondert, Het tweede word op verfcheide plaetzen door het flaen der golven afgerooft, of met hoopen zants en nederzakkingen van tarter bedekt. Deszelfs koleur is, byzonderlyk daer rotfen gevonden worden, zeer duifter, en veeltyds ongelyk verlchillende. De derde is over al bedekt met een zeekere korft of pleifter , gewaffen en andere toevalligheeden door de wateren in den Zee-boezem veroorzaakt. De twee eerfte gedeeltens moeten ons doen kennen, op wat wyze de derde kan werden zamengefteld, als zynde zigtbaerlyk niet anders, dan een vervolg van de twee, die zig aen 't oog opdoen. Het opperfte gedeelte in de Zee-engte, welke wy onderzoeken , is nu met aerde , zo als men op verfcheide plaetfen van de üeenagdge Gebergtens van Provence vind, Kuften ge* naemt , dan weder met zant bedekt, als in Languedoc, ftrekkendezig landwaerts in, als een vlakte, alwaer de wind kleine heuveltjes opwerpt. Aen deeze oevers worden de naemerv -vatv Stranden gegeeven, om dezelve te onderfcheiden van die, welke door dê natuur opgeworpen zyn, en, zo als ik gezegt hebbe, Kuften ge* naemd werden. Deeze Stranden hebben op meer of minder diepte, de zelve hnien van fteen, die men in de doorfnydinge der andere Kuften, welke wy zullen aentoonen,befpeurr, en deeze linien ftrekken zig uit onder het zand der Zee, om het gefchikte zamenftel van deszelfs boezem behulpzaem te zyn, dat uit dezelve (leenagtige ftoffe beftaet, welke , gelyk ze in het overige van den Aerdkloot, de vrugtbaere of onvrugtbaere aerde onderfchraegt, alhier ook het groote Jighaem des waters draegt. ; Binnen den omtrek van de Kuft, welke wy ontleeden, zyn ' alle de voorname verdeelingen van oevers, namentlyk: hooge, bergagtige, en effen. De eerfte vind men door geheel Provence,  DER ZEE. Eerfie Hooft/luk. 9 ce, en duurt tot Fos. De tweede begint daer die eindigt ^ en ftrekt zig tot in Roufïillon uit. Het zamenflel van de hooge en bergagtige oevers werd ont^ dekt door de fhydingen^ die dezelve op verfcheide plaetfen aen de' Zeekant hebben , en onder anderen tegen over het Eiland Riou, als ook daer de fhyding begint, om de Zee-boezem aen te wyzen. Om my tê beeter te doen verilaen, zegge ik, dat de plaets getekend A. A. A. het gedeelte van 't Aerdryk is, dat kruiden voortbrengt , zynde dezelve als een korft boven op het fteenagtige gedeelte , welkers linien B. B. B. B. de verfcheide byna horizontale leggingen van fleen aentoonen, die door dunne laegen aerde of vafthoudende leem ontrent op dezelve wyze zamengevoegt werden; als de kalk-voegen de door kunfl op eikanderen geplaetfle fleenen, om een muur op te regten, vaü houden. Die fchikking is byna in alle de gebergtens, welke ik in Europagezien hebbe, algemeen; en hoewel de leggingen op zommige plaetfen fchuinsliniich , en elders regtflandig met den ■horizon der Weereld gevonden werden, zyn egter de meefle altyd paralel, vermits die fchikking met de beftaenhaerheit van de Kloot overeenkomt. Zulks belet egter niet, dat ik in Switzerland, zeer buiten gewoone onevenreedige kringen ontdekt hebbe, maer nadien de verhandeling van het zelve meer behoort tot myn Befchryving over het zamenflel der aerde, zal ik my voor tegenwoordig daer mede niet ophouden De floffen, die tuflchen de laegen gevonden werden, beflaen zo als ik reeds gezegt hebbe, uit een vafthoudende aerde, of leem, rondom welke de metalüfche deelen zo wel als de geftremde vogten, als zyn de verfcheide zouten, en wel byzonder de fleen-zouten en Bitumens zig vaft maeken. Het is tot die ClafTis, dat de fteen-kool behoort, die zig aldaer als in een fteene vorm verdikt; en na mate van deszelfs omtrek 5 gedaente en voedfel, groeit, uitflrekt en de naem van aderen be- C komt, Hoe dé bergagtlg.; en hooge oevers ontdekt werden, als in de Kaert is aengetoont. Uitlegging van het zamenftel en de fchikking der laegen, waer uit de hooge Zee-oevers beftaen. Dat tufTchen' die laagen een vafthoudende leem gevonden word, waer aen de metailifche deelen, geftremde vogten, zouten en bitumes zig- vaft hegten. Dat die tuflchenleggende ftoifen on^ gevoelig groeyende de naem van adere»' aenneemén.-  Dat het gemelde zamenftel vervolgt tot in denlaegften oever, en zelfs tot op den grond ran dea boezem. Bewys van het zelve door de doorfnydinge der zanden, en het Eiland Riou, waer van het zamenftel gantfeh gelyk is aen den tegen over leggenden oever van het vafte land. Gevolg van dit be wys,namentlyk, da dat de linien van de allerfynfte metaelen aldaer ook gevonden werden, en mogelyk daer inne die verfcheide verwen veroorzaeken , welke men op verfcheide vafte Jighaemen , op den grond der Zee Jeggende, befpeurt, en wel inzonderheyt op de plantgewaflen, die men fteenagtige noemt. Alvorens te meiden hoedanig die aderen zyn , moet ik van derzelver legging op het vafte land een woord melden. De ader van het geftremde vogt , of metael, dat zig vaft maekt op de wyze als ik in myn verhandeling van het groejen der metaelen aengetoond hebbe, word tuflchen twee laegen geplaetft gevonden. Ook vind men in dat tractaet een betoog Zo van het zamenftel der gèbergtens, waer in dezelve groejen, als van de metallifche ftoffen zelfs, die de gedaente, en den loop aenneemen, welke de tuftchenwydtens van de fteenlaegen hun toelae- D 2 ten, diepfte plaetfen der Zee , en hoe hooger de oevers zyn, hoe dieper de boezem, en wederom het tegendeel. Dat de linien zout en bitumen, zig op dezelve wyze, als in het .vafte land uitftrekken, en dat men het zelve no« pens het overige mag giffen. Legging van de zout en metaelaederen in de Zee, gelyk aen die op het vafte land.  i6 NATUURKUNDIGE BESIIRY VING ten, en in hunne verfcheide omloopen en byzondere leggingen onderfcheiden zyn, door alle de verfchillende benamingen, welke de konft om metaelen te graeven , daer aen heeft doen geeven. Die van het zout, gewoonlyk Sal Gemma? genaemt, zyn tuflchen de fleenen nu vervolgt, dan afgebrooken, en werden meeft in de Middelandfche Gedeeltens van Europa, als ook in Catalonien, op plaetfen niet verre van de Zee geleegen, gevonden. Plaetfen alwaer die Kout-linien gevonden en met de beitel afgeftooken werden , als ook hoe men het Zout daer uitkan trekken. Plact 4. In Sevenbergen , Moidavien, Walachyen, Hongaryen, en Opper-Poolen word een groote quantiteit zout uitgegraeven, dat in lange enbreede linien legt, die als het marmor met de beitel afgeftooken worden ■ dezelve vervolgen onafgebrooken in Opper-Ooftenryk , Tirol, Beyeren, Lottharingen , en FrancheComté, alwaer het zout daer uit getrokken word, door het inlaeten van zoet water, waer in het zelve ontbonden zynde, dus met konftwerktuigen uitgepompt, en vervolgens door het vuur wederom droog gemaekt word. Men vind op verfcheide plaetfen in de aerde de linien van bitumen in dezelve legging als de zout-Ym'ien , en die niet verre van de Kuizen, zo van Provence als Languedoc vervolgt in de laegen van de fleen-kool, dat een geftremt bitumineus vogt is, met aerd-deelen bezwangert, waer van ik een uittrekfel gebruikt hebbe, om door konft aen het Zee-waeter de bittere fmaek te geeven, die bevonden werd in het zelve aen de Kuft van Provence natuurlyk te weezen, zynde die nog veel üerker op de plaetfen, daer veel fteenagtige planten groejen. De Koolgroeve, welke 12 mylen van Marfeille aflegt, is in de Kaert van de Golf van Lyon op zyn plaets afgezet, ook heb ik dezelve in de tweede gezigt-ftand tot aen den Zee-oever uitgebreid, alwaer men de put of de opening ziet, waer door de Kool-linie moet nederdaelen, en hoe die tuflchen de fteen-laegen doordringt, welke de wanden van de Zee-kom formeeren, geteekend CC. C. C. en de andere 5.5. r 5. zynde een vervolg van de  D È R Z E E. Eerfie Hooftfiul lf die Zout-linien > welke in de geheele bol van de fteenagtige ftof gevonden moeten werden, en ook daer in waerlyk zyn, zoo als op de vooren aengehaelde plaetfen gezien kan werden. Het is door dat middel, dat die geduurig befpoeld werdende van de wateren, welke den Schepper aldaer geplaetft heeft, aen dezelve de zoute en bittere fmaeken mededeelen , die wy daer in proeven. De geduurige doorlpoeling door de nu wyde, dan enge holligheeden, tuflchen de fteenagtige linien , tot aen het oppervlak der aerde, veroorzaekt in den Boezem der Zee andere Boezems voor de Vloeden, die daer inne door de ingewanden des Aerdryks heen vlieten, op dezelve wyze, als wy die van het opper-vlak zig met de haere zien vermengen. Het zelve is op de Kuft van Provence zeer gemeen, en wel byzonder in het gebied van Caffis, alwaer een van die onderaerdfche Rivieren, zynde van een aenzienlyke grootte, zig in Zee te Port-Miou ontlaft. Ik hebbe daer ter plaetfe een naeuwkeurige proeve van deszelfs water genomen. Veele zeggen, dat die Rwkx oo den to^ des. Eexgs van la Ste. Baume ontfpringt en dat de wateren uitnaby geleegen bronnen, reegens en gelmoi. te fheeuw ontftaen, door verfcheide fpranken, die met eenige bogten in Zee afloopen, daer toevloeyen, a/s ook dat alle die wateren een nieuwe toevoer krygen in de Valleye van Cujes, welkers horizon tegengefteld is aen die van den hoogen Berg van Ia Ste. Baume, en na de Zee af held. Dan nadien ik bepaeldelyk op die plaets geen byzondere waer-^ neeming in perfoon gedaen hebbe, durf ik niet verzeekeren, dat hetgeen'er van gemeld word, waer is; maer zal al/eenJyk zeg- , gen, dat ik in Opper-Croatien, rondom de Lika, of Carabavie, iets diergelyks gezien hebbe, en dat de loop van die Rivier onophoudelyk is, gelyk uit deszelfs vloed , die noit vermindert, blykt, als ook uit de twee putten, die agt en een halve roede van de Zee in de rots gehouwen zyn, waer uit het Zoete water E Ym Uitwerkfél van di linien zout en bitumen in de :Zee* wateren. De onderaerdfché Rivieren, die door de leedige plaetfen tuffchen de fteerïagi tige linien loopen j maekea een Boezem zelfs in den Zee-Boezem. Waerneeming wegens de onderaerd» 1'che waterleidingen in het gebied van Caffis, tot Port-Miou. Vergelyk Van dé vorige waerneeming met een ande^ re in Croatien rondom de Lik* gedaen.  Bewys hoedanig de onderaerdfché bedding van een Rivier zig bepaelt, en in Zee vloeit. * Plaet 5. Onderzoek van de holligheeden , die langs de Zee-oevers onder water gevonden worden. Dat de holligheeden door het nederftorten van groote brokken van een rots veroorzaekt konnen zyn. 18 NATUURKUNDIGE BESCHRYVING van de Rivier tot gebruik der Inwoonders gefchept word. Deeze fchoone haven was by de Romeinen zeer geagt, en waerfchynlyk zyn die aengenaeme putten op hun bevel gemaekt, welkers wateren ik niet verzuimt hebbe, met die van de Zee te vergelyken, zo als in de ontbindingen derzelver gezien Zal worden. De Figuur van een * doorfnyding van de geheele wydte, die 'er is tuflchen de putten en de Zee, welkers proportien gemeeten zyn, zal klaer doen zien, op wat wyze die onderaerdfe bedding bepaeld is, en die Rivier in den grond der Zee uitloopt. Uit dat voorbeeld zal men zig konnen verbeelden de gelegentheit en gedaente van veele andere onderaerdfché Rivieren, die van het oppervlak der aerde nedervloeyende , zig in Zee.op verfcheide dieptens van den boezem ontlaften, de fmaek van dezelve verminderen, en deszelfs coleur veranderen , op de wyZe, als ik in 't volgende Hooftftuk zal aentoonen. Door de Corael-Viflchery ontdekt men langs de Zee-Oevers onder water verfcheide hoUigheeden , die toevallig in de fteenagtige doffe gemaekt, of woo^<^W ^ door eetv opnooping van allerhande nieuwe zaamgevloeide lighaemen in den Zeeboezem. Eenige willen, dat die holligheeden nootiaekelyk zyn, en tot den omloop der wateren vereifcht worden, dog ik ben van gevoelen, dat het zelve door middel van die holligheeden, en ook zonder dezelve kan gefchieden, 't geen ik in myn Verhandeling van de Aerde zal onderzoeken. Men vind in den klomp der gèbergtens oneindig veel van die ronde holligheeden ftrekkende om de fteenlaegen te vervolgen; en andere, die door nederftorting van heele rotfen gemaekt zyn. Deeze toevallen i konnen insgelyks het fteenagtig Jighaem , 't welke den Boezem der Zee maekt, wedervaeren, en wel byzonder die van de nederftorting , om dat de wateren vloeibaer , en van dien aerd zynde , datze de grondveften, welke de fteenlaegen onderfchragen, konnen afknaegen en vernielen , de veranderingen  DER ZE E. Eerjïe Hooftftuk. 19 gen in dezelve veelvuldiger dan in het Aerdryk moeten zyn. Men kan, myn 's bedunkens,met genoegzaeme reeden na zo breedvoerige betogen befluiten , dat den Zee-boezem in de Schepping gemaekt is van dezelve (leen, als wy in de leggingen van de aerde vinden, en met dezelve tuffchenlagen van leem, die hun tot een kalk vertrekken. Daer is egter een dadelyk bewys, dat het gemelde fchynt te dwarsboomen, namentlyk: dat de Zee-lieden zelden een rotsagtige grond vinden , maer doorgaens een van flyk , zand, mos, tarter en zandige korften, uit aerde, fchelpen en andere zaamgevloeide lighaemen beftaende , die waerfchynlyk de regte grond bedekken, en voor de natuurlyke de toevallige doen neemen , welke uit de verfcheide üofFen, in Zee groejende, derwaerds gevoerd , pf*daer"in vallende, gebooren \s. Voeg daer by, dat de iymagtige aerd van dat water, en eenige van deszelfs tarter-deelen in den Zee-boezem een korft helpt formeeren, welke om die reeden zo verfchillende fchynt te zyn. Maer op Zommige plaetfen, die door het geval van de fchors ontbloot zyn, vind men de tegte bodera. uit een fteeragtige ftoftè te beftaen. En laetftelyk, om myn gezegde in een woord uit te drukken, zeg ik, dat het bedde der Zee is als een vat, die langen tyd met wyn opgevuld geweeft zynde , van binnen niet anders fchynt te weeZen als een zameovoegiei van moeren tarter, fchoon het egter waerlyk hout is. . In de derde gezigtftand kan mét een opüag van 't oog gezien worden, * hoe die toevallige de waere grond bedekt. Dezelve is door een eindlinie over de fteenagtige getrokken, afgezondert, dog nog beeter door de letters F. F. F. aengeweezen. De verfcheidenheit van die toevallige gronden is ook in de vierde gezigtftand f te zien, en worden aen dezelve de naemen, waer mede die aen de Viffchers en Zeelieden bekend zyn, gegeeven. Op het einde van deeze Verhandeling zal men de hé fchryving en gedaente van ieder föort mededeelen. E 2 De Befluit dat de Zee» boezem uit dezelve fteenlaegen en leem als de aerde gemaekt is. Dat men Van de natuur van den grond der Zee-boe» zem niet moet oordeelen uit de ftoffen, die de Zee-lieden dezelve peilende zeggen daer in te vinden, Waerneeming van de verfcheidenheit dier gronden op dje Kaerten. * Plaet 4, t Plaet 4,  Dat het gedeelte van den bodem uit fyn zand beftaende aen de monden der Rivieren legt. Wat Magiotan ia Languedoc it. Vergelyking van de zanden van Provence met die van Languedoc. Verfcheidenheit des coleuren van de lichaemen die op de grond der Zee gevonden worden. 20 NATUURKUNDIGE BESCHRYVING De tweederhande gronden , die de grootfte uitgeftrektheit hebben, zyn met een zeer fyn zand, of een zandagtige ftoffe bedekt. Het gedeelte alwaer het fyne zand gevonden word, is altoos gelegen aen de mond der Rivieren, als de Rhóne en andere mindere in Languedoc; gelyk gezien word in de geheele wydte de Vlakte genoemt, ftrekkende van Fos in de lengte tot aéh de grenzen van RoufTillon, en in de breedte van den oever boven den horizon tot de andere, welke onder water legt. Ik zoude niet derven verzeekeren het een waerheit te zyn, dat het gemelde gedeelte zig alleen na het Wellen aen de monden van de Rhöne, en geenzints na het Ooflen uitflrekt; zelfs kan ik my niet verbeelden , dat 'er boven Fos meer van dat fyne zand , 't geen aen de Tartanen toelaet langs de grond fleepende te vifïchen, als in Languedoc zoude zyn, nadien de zaamgevioeide ftoffe, Magiotan genaemt, zynde weinig minder hard als üeen , aldaer gevonden word, en niet anders is, dan een vergadering van zand, dat waerfchynlyk de Rhóne derwaerds voerd, en het Zeewater aldaer doet zamenftremmen, zynde dat in Provence bitumineufer, zouter en lymagtiger van aerd, by. zonder alwaer üeenagdge plantengroeyen. 't Is waer, dat men in Languedoc, een groote toevoer van zand in de havens en langs de oevers vind, 't geen van tyd tot tyd toeneemende aen het vafte land veel koften baerd, om de havens in flaet te houden ; dat daer door zelfs de Bergen van Cette en Agde aen het vafte land gehegt zyn, en dat niets diergelyks in de havens van Provence,zelfs die de naefte aen de Rhóne zyn,befpeurt word; 't geen my doet giften, dat op de grond der Zee in Languedoc meer afhelling is, en dat het zand om die reeden, meer dan elders daer in neederzakt. Alle de coleuren der veelvuldige ftoften , waer uit de Zeeboezem beftaet, verdienen wel opgemerkt te worden, en het zoude mogelyk het fraeifte voorwerp voor het oog zyn, zo die uit-   VI J?l.\ Tafel Troeven, metr'deTTtenrumieier, op ver/oAeïde dieptens, en, op voryeVteiJo reyert en j>laet/Zn uz Zee genomen, om deszelfsaetemperd/tezd te onderzoden-. Z %cstztnd va,i . , %>estmuZ-yan ■Zioet/e-ns jhjte **,?t~m.' cdova^r pronkte, = Jaerens ■ Maenden, JJcujren. tttcren/. fru/xr ^ ^ ,neter m, de, mm^enjedaarvzjTv. ^va& ó^j Tnm,Cradjeyüefi^è>, Ijoól—Zecemoer- 7 ZO SltV. y. -f.— % eerste' crrztelekkzrUf' 0*070 c£& hloeTTZOTL' \ I .--w-.-w- *~ -*>'<»*— Cassidez° B I j Op dfwtfiU pLzctse u7cr _ ._.Jum/--X—3e. 6- Ity tzo 'S ! tU Ooradtade ' ' I ? r " o\Zg en,, Sonneftraelen niet konden naderen. Ondertuftchen vermeen ik alle dè verfcheidenheit van verwen, die de winden in een vliegende ftorm uit den Noord-weften G 2 kun- Waerneeming van de coleur door een roode wolk veroorzaakt. Andere waarneeming, die bewyft, dat de Son alleen verfcheide coleuren, formeert, Waerneeming van de coleuren door Winden veroorzaekt,en van water»  skogels of bollen in ie lugt opgeheven. Het Zee-Water altyd wit door deszelfs ftoting tegen de rotfen, zanden of golven. 28 NATUURKUNDIGE BESCHRYVING kunnen veroorzaeken, gezien te hebben , diergelyken florm ik op den 29 November 1706 in de Golf van Fos, twee uuren voor Sons - ondergang, hebbe uitgeftaen. De golven over en weer tegens eikanderen ftotende, deeden door een geweldige beweeging, op een zeekere afftand, een oneindig getal kleine kogels of bollen opwerpen, (alhier zal ik by tuftchenreeden zeggen, 't zelfde gezien te hebben in het water van den Rhyn te Schafhoufen, dat door deszelfs ftuiting tegen de fteenen, een fbort van regen verwekte, die door een tegennatuurlyke beweeging, in plaets van neder te val/en, opklom) Die kleine bollen van Zeewater de Sons - ftraelen ontfangende, formeerden fomtyds verfcheide regenbogen, die kort of lang duurden, na dat de opfpringende golven 'er meer of minder deeden geboren worden. De fchrik van dat onweeder verminderde fterk ten mynen opzigte door het befchouwen van een zo fraei lugt - verfchyn fel, dat op een geheel ongemeene wyze alle de leevendige en aengenaeme coleuren, die men gewoonelyk in een regenboog ziet, vertoonde; Het zelve was zeer gelyk aen de zomer-regens, die niet alleen door de watervallen te Schafhoulen, maer op veele andere plaetzen in Zwitzerland veroorzaekt wordende, de Sonneftrae/en door hunne onderfcheide weerfchynfelen op deszelfs bolletjes in een hoekige gedaente doen fpeelen. Langs de Zee-oevers en in het midden befpeurt men geduurende een ftorm meeft altyd een melk-coleur, dog die op de eene zo wel als de andere plaets zuiver fchynende is, en alleenlyk uit eene oorzaek, namentlyk het ftaen des waters tegen de rotfen of zanden, ofwel deftoting van de eene golf tegen de andere, gebooren word. Die geweldige ftuiting doet de water-bol/en verfcheide gedaenten aenneemen, welke door de verwerring en ongeregeldheit van hunne deelen,dezelve donker wit, ontrent als melk-fchuim doen fchynen, en zo dra de oorzaek van die wanorden ophoud, neemen dezelve hunne natuurlyke gedaente aen, waer door het water haer heldere en lchitterende coleur weder bekomt. Het  DER ZEE. Tweede Hooft/lub 29 Het is de fmaek van het Zee-water, die dezelve van andere Wateren onderfcheid, welke de aerde vrugtbaer maeken. De laetfte zyn, gelyk een ieder weet, fmakeloos, fchoon het gemeen die zoet noemt, en het eerfie zout en bitter. De oorzaek van de doorfteekende zoute fmaek is aen de geheele Weereld bekend door de veelvuldige proeven , welke daer van genomen werden, met 'er het zout tot 's leevens onderhoud uit te trekken ; maer geenfints die van de bittere fmaek. Het is myn voorneemen alhier aen te toonen, hoe veel zout de Natuur in de wateren van de uitgeftrektheit, welke ik onderzoeke,gemengt heeft, en om door nieuwe proeven te bekragtigen , 't geen ik reeds over de oorzaek van de bittere fmaek, in myne verhandeling over het Canael van Confïantinopolen gefchreeven hebbe. Ik heb tot onderzoek van allen het zelve gebruik moeten maeken van de bewyzen, die de evenwigten van de weegtchaei en areometrum of weeg-glas aen de hand geeven , als ook van de chymifcbe experimenten, die ik , zo verre my een reiziger zynde mogelyk was, gedaen hebbe. Alvorens eenige omfchryvlng van die experimenten te doen, is 't nodig, dat ik zegge, dat de ttnaeken van 't Zee-water toevallig zyn, vermits het te bewyzen is, dat de Schepper het element des waters van een middelmatige fmakeloosheit gefbrmeert heeft, en dat het zelve vervolgens om de vloeibaere eigenlchap bequaem is geweeft binnen korten tyd die onderfcheide /maeken aen te neemen, welke de zouten en bitumens geftremt in het fteenagtige weezen, dat deszelfs bodem uitmaekt, geeven; die daer in fmeltende,nootfakeIyk dezelve met hunne eigenfchappen en {maeken hebben moeten bezwangeren. Om het vervolg van die uitwerking te bewyzen, zoude ik alhier veele voorbeelden konnen bybrengen, die ik in Duitfchland, Hongarien en Zeevenbergen gezien hebbe, en waer van ik in myne verhandeling over de mineralen, 't geen een gedeelte van myn Werk van den Donau uitmaekt, een naeukeurige omfchryving geeve, met te H onder- Oorzaek van de zoute fmaek der Zee , die bekent, en van de bittere fmaek, die onbe kend is. Onderzoek van de oorzaken der bit* terheit van dat water. Bezwangering en fmelting der zouten en bitumens.  Zoete Wateren door konft minerael gemaekt. * Tafel. I. 30 NATUURKUNDIGE BESCHRYVING onderzoeken de onderfcheide fborten van de fteenzouten, van dewelke ik een verzameling in myn Cabinet hebbe, 't geen my nu ontbreekende belet, van de zamenvoeging dier zouten met het Zee-zout proeven te neemen. In Hongarien leid men met kunft de zoete wateren door de aderen van eenige kopermynen, op dat dezelve door plaetfèn, alwaer het aerdryk en de fteenen vol vitriool zyn vloejende, die ontbinden en dus een zuure fmaek mede voeren. Ook ziet men in Opper-Ooftenryk, op de plaets Mund genaemt, alwaer Bergen vol zout-aderen zyn, koftbare werktuigen van hout, om de zoete wateren door de plaetfen, daer die zouten leggen, te leiden, ten einde dezelve daer van den fmaek door de ontbinding ontfangen. Het is waerfchynlyk, dat het element des waters, even na deszelfs fchepping, op die wyze deed, met zig in de holligheeden te plaetfen, die de bedding der Zee formeeren, alwaer zonder twyfel tuflchen de üeenkgen zout-linien en bitumineufe ftoffen gevonden worden, op die wyze gefchikt, als ik in het Hooftftuk, handelende over den grond der Zee, aengetoont hebbe. \S\t die wateren dus met zout bezwangert, die daer inne geCmolten zyn, werd hetzelve vafte zout, door middel van 't vuur, getrokken, 't geen men ook langs de oevers door de ftraelen van de Son ziet gefchieden. In myne fcheepvaert langs de Kuften van Provence en Languedoc , hebbe ik alleen met het areometrum de fwaerte der oppervlakkige Wateren onderzogt, maer te Cafïis, alwaer my eenigen tyd ophield, om te naeukeuriger proeven te konnen neemen, heb ik met het zelve werktuig niet alleen de oppervlakkige wateren , maer ook de diepe en vervolgens beide, met een gewoone zeer gelyke weegfchael gewoogen. De plaetfèn, daer ik die wateren gefchept hebbe, zyn in de Kaert door en kleine kruik en derzelver onderfcheide fwaertens in de * eerfte Tafel aengeweezen, waer in men met het opflag van een oog aJle de omftandigheeden ten opzigte van de fwaerte nodig kan zien, en dezelve   Eerste Tafel Tan, az raféhtuLn* Cezrgtenen rerschatteruk Celeuren, raro't-Zeewater tufsen, Cazp Sid* ero & varu Cem, 7ny-^" door de wLckad en net Meemetrum, onderst gedwurervdz de Zeelten, av de, genomenc poeren, te Caf™, ly velh, de Tweredheid, fa Zouün, vette alle, zo dt opper-yMfye als diepe, iVateren terattvt, gelyh te zien is m, deeze ZTafet, tvragm. Greinen, Oneen, Droom,. Crevwi Oneen, IfOÓ Omtrentdie tylanlen, Jiaty 18 Jioorgaens vlaeu,,. IKelfa-féwnenae, i— --3— 4 rarv^iarseiOe ^ylort Et, 2ouc Jühf 1$ ZDooracuns llaeior ZHM2erfchgnen2e h8- -.—— -: -----~ Tenens over dcmcnl JUty 14 OnMaer -OnMaer 3r;— - — . ^ ' 6-rmiUn in den ombwt yan, ie groote Jznerut, J ter oreette yang-mylen, Tér~kalver -weg yarvSe Jiüg Ij ZDoorgaens olaeuw 1- ~3 f7'" "~" ~J31wne naer Cette inleen regte, tgn, Cette,\ Jlih/ lg \J)0orgaenso1aeu.v\ ' I 1"Z~\- $~\-fif-TÏ \~' " " ~J yborSemonJ, yarvie Octöber z6 OnMaer OnMaer -Z—-—3—:3^f MeuieJthcne in. Zee, I ybor Se mcml' yan, li 'Jtecember A. J>oorgaens Maeiaf ZHMder — "Z S' f9 'OCaren. yan Ca/sis Totla qranlt Öwn2e& Zbeeaixbw 7 J)oorgaens o1aaa> ZKél2erfchgnen2e -_Z 3" 3° 1 7 of groote ZKaers yoordemond yan 2e ülecember ZblaeuagtigenMaer OCel&rfchgnenlt .1 3 fff-je --- TKaven ran Ca/sis in. mezjdaam, een, Storvn IJ07 Ié Ca/M 1ÜUK Jcvuiary lj. Aoorgaens liaan* OteUerfckgnenle Utetymoor 1 3 - -49 -J- 3 S1 O - Te Cafsitagne Janttarg l8 Donten Maan, JOmkiras^tiuu, -J-- --jl--..^ J A2-^ O ■Til>ortJ(iou., Wi. apsis, >iür «iirde SJïman/ \~&0 - VCeMer en onktaer I 3 30-- ' 1 formi ' I viTeqenaqtig Weer, <ïts wannier 'teen orein. zvaerder veegt \ O ff ■ I -O - JeT;lJliou zdtgotfn Jttnvary - - ZÓ-~ .Kelder i \ 3 3^ qeqrarui Ur dïcg'r ya.l , 1 vadem 01 jff ran den Oever der Zee,. i i i ■1 1 . l I , 1 ,1 , I ^ 1 vu jpl.: Areometrum -Dat tot alle- de waerrienwujerv nopens Tiet gewigt ran, rer/chei,, dentv zoortero toto 'Wateren/ ge „ oruikt is geweest, en 1iia^ in des., Zetp} wcezendhfke gedaente, en groote, verbeeld word, vegende eai Onoee dr^ie 'J)7^agmen, en, tien Orvinen . Onder aen/ de roet is een, zoort van een/ ^deöxe^Bot/ geruit met Qia%. T)e loodt TÜrgeru nier meile ctjge„ sêvetst, en die, 'trgewigt Izébüen/, | clett nevens ieder gartëtcL word/, 7uh\ l)en/ voor een/ tvenwigtgediaxtr met I de, vereèsekte, IweveeltmtL daer 7>g te,,, ■yoegero. .    VlERD (~y&n de>, garüjtm der naturnxt/le, opperrMJdge en, diepe ZwdWateren, op verscheidt' plaetsen pescdifi dezeZre> 'Wctter&v, door ikstiUatie van, 7rwv Zont Ijeroofb; als ook mei; ZPut= en ZFotzzzüi = Jdatere deraerdsey ^Rivier, die, 1 iPlaetsav, Zwarrte, %wtert& ah-aer de W_ -yan/ 'P ZVatuurii/h oppervïakkUi ^an/ 'ij VVatxtmdx/h diep raru 't gedeé * . ■ lr*ater Water teren, geschept met di Of'eegscAael inct Act ^reomctrnrnv met de IVagschael met Tuf ^Areometrurrv met de Ireeydl ___________ ____.__^_,—_.,„^_^___ -—__«_-___—_————-—— __________________ _____B^< Oneen, \lbrcujm,. Greinen, Oneen, ZDraxjm. Greinen, Oneen/ Zbi^ae/m/. Greinen, Oneen ~Drcufm,. Greinen, Oneen, Uir-agm, & te, Chatexm- yieux op de, diepte, van, -~2f O- __Z. S~- -2/-J- -1 2° 3 j-jf*-" —*&■ ^-|| jt7 Vadem/. ' 1 fe Ca/sidaane, op de, diepte, yan, „Jif 7. 0_ 2 ^ 2/- -~£ 0 -2- ,? j^f- ^ . ,3 I j20 Vadem,. Onderaerdse Hi£^ yier vx Zee sten. ^ „_£__._ _.X__.___£ ^ 0 * $Ü—-23 fe TWt 7^ radem, \ I 1 1 I 1 1 I I I 11 ' IJ/  dt Proeven, door rradM van d& TrtysJiaèL en t Areometrum, -yeryëUJlxn met die yarv met ld wt de, lht£ yan, Ca/sis op zestien, vadem, diepte der Zee,, stortende, in de, one~ Portr t '/bou, onüJLStrr Zwoe/te, Plaetsen, Zwaerte, oppervWenj yarv 't geèUstCOeerd diep alwaer êU . 3I . f'^" **™ - Z,. CL O... L. \ Lafszs. Puiten/ oZoor le, j S--.~-3Q...-^.--^-.::.o....,.j. 3 -jx- ^™™"< d&= —33-.^ { za _z ^^^xiL. graven, op ïff ree. Jent lengte, yan/ l& 7*eev. r//7 pi. ;   DER ZEE, Tweede Hooftftuk 31 dezelve met andere als Rivier-, Fontein- en Regen-wateren vergelyken, welkers fwaerten ik in een andere daer tegen overftaende * Tafel zamen gefield hebbe. De onderfcheide zwaertens, die ik in de opper - vlakkige en diepe wateren gevonden hebbe, zyn altoos betrekkelyk geweeft tot de graden van de zoutigheit, welke dezelve meer of minder gewigt byzet, na dat dezelve meer of minder zout uit de aderen des aerdryks,op de wyze als vooren gemeld,hebben aengetrokken. De zouten zyn in zommige deelen ook verfchillende, waerom die aen de wateren , volgens hunne hoedanigheeden, verfcheide foorten van fmaeken meededeelen. De Rivieren die zig onder de grond, of langs het opper-vlak der aerde daer in vermengen, veroorzaken ook een vermindering van de zoute fmaek der Zee-wateren, met aen die, om zo te fpreeken, een gedeelte van dat zout te ontroven, dat alleen voor dezelve gefchikt was. De waerneemingen, die ik wegens het opper-vlak der Zee ontrent de mond van de Rhóne gedaen hebbe, doen my klaer zien, dat de Rivieren, zo onderaerdfché als andere , door de vermenging hunner wateren het gewigt en de fmaek van die der Zee tot op een zeekere graed verminderen. Ik hebbe dezelve op die plaetzen 303 deelen ligter, en dienvolgens minder zout, dan in de omleggende opper-vlaktens bevonden. Het zelve is my ook tot Port-Miou gebeurt, alwaer, zo als in de Kaert ftaet aengeteekend, zig een onderaerdfché Rivier ontlaft. Het water word op de tuffchenwydte van verfcheide fchreeden 201 deelen ligter en minder zout bevonden. De Vloeden zelfs, doen in reegen-tyd tot op een zeekere lengte van den oever dezelve uitwerking, zo als ik verfcheidemaelen hebbe ontdekt. Uit alle die waerneemingen in de eerfte Tafel vervat, met die der gewigten en omftandigheeden der wateren langs het Aerdryk nedervlietende, blykt, dat die van het oppervlak der Zee, aen het zelve grenzende, zyn van een ongelyk gewigt, verfchillen- H 2 de * Tafel Tl. Waerneemingen weegens de Zeewateren aen de monden der Rivieren en in het midden der Zee. De zoete onderaerdfché wateren veranderen niet de opper-vlakkige Zee-wateren,  De diepe wateren zfa de zwaerile. * Tafel I. Onderzoek met de areometrum ontrenthet gewigt der Wateren. Andere experimenten door distillatie &c. 32 NATUURKUNDIGE BESCHRYVING de fmaek en minder zwaer en zout, dan die in volle Zee; alwaer dezelve aen geen vermenging der Zoete wateren onderworpen zyn, behalven de onderaerdfché, die zeer diep daer in vallende, noit een gevoelige verandering aen het oppervlak konnen toebrengen. Ook is 'er tuflchen de oppervlakkige en diepe wateren onderfcheid wegens de Zoute fmaek, 't geen my verpligt heeft, die verdeeling, die ik in 't begin bepaelt hebbe, te maeken. De diepe wateren, als die van de kolk, wegen meer dan de andere. Die, welke ik met een vat bepaeldelyk ten dien einde gemaekt, daer uit ter diepte van 150 vadem opgehaeld hebbe, waeren 406 deelen zwaerder dan die van 't opper-vlak, gelyk in de * Tafel gezien kan worden; en het areometrum heeft my, door op verfcheide tyden herhaelde proeven, een gering verfchil in 't gewigt doen befpeuren, ook hebbe ik in de coleur verandering gevonden, 't geene my te meer beveiligt heeft, dat 'er wateren onder door het aerdryk invloeiden, welke op de grond dezelve uitwerking deeden, die wy gezegt hebben, dat die van 't opper-vlak der aerde, in 't bovenfte gedeelte van 't Zee-water veroorzaeken. By alle die experimenten, die ik gemeld en door middel van de weeglchael en het areometrum gedaen hebbe, zal ik nog Voegen die van de zeer naeukeurige diftillatien, waer door ik verfcheide Zee-wateren van al het zout, datze inhielden, beroofd hebbe, die in gewigt en eigenfehap gelyk makende aen de regenwateren , 't geen met de vereifchte fchikking in 't werk gefield is, om de waere hoeveelheit van 't zout, dat 'er in twee ponden zo van 't opper - vlakkige als het diepe Zee-water konde zyn, te weeten. Om my te beeter van die evenreedigheit te verzeekeren, heb ik by die gediftilleerde wateren gevoegt het zout, dat ik dezelve ontnomen hadde, en in tegenftelling het door konft gemaekt regenwater met gemeen zout gemengt. Ook heeft men niet verzuimt verfcheide mengelingen van tincturen en alcalis met het natuurlyke Zee - water van zyn zout berooft, te maken, welk zout vervolgens  DER ZEE. Tweede Hooftfluh 33 volgens 'ér weder bygevoegt wierd, als mede met andere Zeewateren door konft toebereid ; ook heeft men waergenomen, wat uitwerklèlen dezelve konden doen in 't kooken van vleefch en kruiden, en in 't kort gezegt, alle proeven gedaen, die de natuur van dat zoort van zout konden doen onderkennen, die tegenftellende aen de vafte zouten uit Zee gewaden getrokken, om te zien, wat voedfel die wateren aen zo veele onderfcheide planten , welke daer in groeijen, geeven , en byzonder aen die van fteenagtige ftoffen; en nadien de laetftgenoemde in groote getale tuffchen Caflis, Caftidagne en Riou gevonden worden, hebbe ik het water op die plaetfen gefchept, om de experimenten te doen, welke my zo veel moeite gegeeven hebben. De diftillatien zyn op het allerzorgvuldigfte in een zand - bad gedaen, van twee ponden oppervlaks water van Chateauvieux en Port-Miou, ter plaetfê alwaer de onderaerd/e Rivier zig ontlaft, ook heeft men insgelyks van 't diepfte, dat op die plaetfen te bekomen was, dezelfde proeve genomen. De quantiteit zout, uit die beide wateren getrokken, is aengeteekend in de tweede Tafel, gevoegt nevens die van verfcheide zwaertens met de weegfchael gewogen , en de areometer gebruikt voor de natuurlyke Zee-wateren en die, welke van hun zout berooft waeren , als ook de Fontein- en Put-wateren , om met het opflagh van een oog te zien de evenreedigheit van de zwaerte tuflchen dezelve, de quantiteit zout, dieze inhouden, en hoedanig dat zout tot hun gewigt betrekking heeft. Ik befluite dan op de grondflag van die proefneemingen, dat het Zee - water op die plaetfen, alwaer deszelfs natuurlyke zoute fmaek door de vermenging van Rivieren of Vloeden, niet verandert is en het Corael zo wel gevoed word, in deszelfs opper-vlak het 32fte deel van zyn eige gewigt aen zout, en in de diepte een 2Qfte deel bevat. Het zelve is de proportie, die my de weegfchael aentoont, maer de areometer waer van ik de proefneemingen op zyn plaets zal melden, doet zien, dat 'er een gedeelte meerder I in Quantiteit van het zout, getrokken uit het Zee-watet door diftillatie. Quantiteit van het zout van zuiver See-water op verfcheide höogcens.  Proeven van de mengeling des Waters met verfcheide zaeken. Het Zee-water naeukeurig gediftilleerd ontfangtgeen de min/te verandering door de menging der gemelde Lighaemen. 34 NATUURKUNDIGE BESCHRYVING in moefte zyn ; en is dezelve myn 's bedunkens veel naeukeuriger dan de weegfchael, en meer zeeker tegens alle de verminderingen , die in de chymie voorvallen , wat oplettenheit ook daer ontrent gebruikt werde. De mengelingen van verfcheide vogten met het natuurlyke Zee-water hebben verfcheide byzondere uitwerkfelen op het zelve , 't geen ik in een groot getal experimenten gezien hebbe, waer van hier geen melding doe, vermits die onnodig zyn, en ik geneegen ben de langwyligheit, die aen den Leezer verdrietig mogte zyn, te vermyden. De drie mengelingen als van water van Maluwe - bloemen, Geeft van Sal Armoniac, en Olie van Tarter, ontdekken fpoedig en zigtbaerlyk het onderfcheid der Zee-wateren. Het water van Maluwe-bloemen, zynde, gelyk bekend is, van een purper-verwe , met Zee-water gemengt, word geekgtig groen, by na gelyk aen de coleur van de chryfolit. De Geeft van o2. 1 Armoniac beroerd aenftonds het water, en ftremt daer in een zeekere dikke en witte ftoftè, die flukswyze op den grond van 't vat nederzakt; dezelfde uitwerking doet de Tarter, en dat met nog meer geweld. Gemelde proefneemingen, die meerder of minder uitwerkfelen , volgens de quantiteit van het daer in zynde zout, in 't water fcheenen te doen, ontdekken op een zeekere en klaere wyze , of het gediftilleerde water geheel van deszelfs zout ontbloot is, nadien zulks, waer zynde, de drie mengelingen geen de minfte verandering in het zelve moeten maeken. Ik heb bevonden dat dezelve 'er geen de minfte in veroorzaeken, even als in het Put-water , welkers coleur in de menging van Maluwe-water zuiver blyft, en waar in de Geeft van Sal Armoniac en Olie van Tarter geen de minfte beroering te weeg brengen; daer men in tegendeel, in het Put - of wel gediftilleerd Zee - water een weinig zout en vervolgens de mengelingen by voegende, aenftonds beweegingen, evenreedig met de quantiteyt van het zout, befpeurt; het is om die oorzaek, dat de diepe wateren , als be- zwan-   Aenmerkingeïi O'rer het GeèruiA Tart c^e^e^Za/el. DERDE TA FE yasi de J^re/eyeTtryene/men o?n de erenredignczd 1*071 tgerneen ff eest te rrmden, die vereist word, am, aen 'td^ut-^Vate?- AetyePs en bittere smaek te^eey'en, die i/itr natluerlyk Zee-7ydter^e> Gemeen Zoutgdo Greinen,, Zynde de loeveelleid,'yetrollen uit tweeiPonden opgervlallig Zeè Water te Gluz&au-vieux , alwaar Aetdreemetrzem,, om in, . évenwitrt te Zyn, tot letgyewigt van 6io (Treinen verZwoert moeste worden,. vtlen, leeft bevonden, als in de d^afel te zien is, dat-met liet inzetten -yan ff Jh-aqmen ofjffo Greinengemeen Zout in zj Oneen z dyragrmendietWater, let Zelve Putwater twee toonden zwoer was, zynde lietgrewigt, dat een deryelgl ogpervlallig Water lad, alvorens -yan, Zggn Zout berooft te Zi/n. *Alet het~ xsdreometrwm, leeft men erndersogir, of die^ustheid'gyelyl was, ■dog let Gvenwigt wierd' niet^yevonden, dan ' met daer ly g, gyemen Zout, óp de wyse als in deGlafel aengteteehend, te roeyen, dus men het verselil yan degustleid tussclen de Weegsclael en tdreometrum lan ontdellen, alzo de eerste aentoont, dat tweeiPonden oppervlahlig Zee-Water van Glateau-vieux alleenlylg6b Greinen, erfddh' \igmen Zout bevatten, en let andere aenwyst dat'er 41J Greinen, dat is 6*d)ray7/ienygGreinen, of o7?ztre^piDrzzymen, in,yevoneZm Wenden, die men rivet legalen dat tweedbnden van dat Water inhouden,. ^dlen^gelieve te letten, dat van letgemeenZout omtt~entlet^^gededte yan, deszelfsgewigt m *Atrd- deelen, lestaet, die in 't 'Water niet smeltbaer Zyn, maer nei eenige tussclientgd og deng7-ondvan 'tvat nederszhlen, en derlalyen leef dat Zelve Water, volyens de onderrznduiy met let^dreoTnetrum,, omtrent een Grein, verloren, wel verschillende ran 'tZout door destdlatie uit het Zee - Water"'getrollen, als in, de anderelafèlgfezien lan werden . De Steenkool - Geest is lelend van een bitumineuse ezgensclep te Zyn,; ih helbe nzy daer van- bedient om de neztuurlyle- bitterleid aen tZee-h'ater, metgfemeen Zoutr toebereid, te. ^geeven, doende tot t-h'ee iPonden Waters g S Greinen Sieenlool- Geest, m verscleide Jiizettinyen in de Haflggemeld, dus die, belalven de coleur, vollomengfelyl is met de smoel van 't Zee -Water . . " lll/ders dientgeweeten, datdit^gewiyt van g8 Greinen ly deggemelde, tweedrotiden Watersjyevoegtr, let£ven?yigt van 't^dreometrum- niet verandert, en derlalyen belegft men ziy niet te verwonderen, wanneer let Zee-Water gedestilleerd en, van zj/n Zout lereoft, 7nct lel^Tueling van een gredeeltz van, deszetps Initterleid, in 'tgrewiytgeb/l word met het Zuivere iPut-Water, dat geen- de- minste smoel leeft, want dezelve bitterheid, en l/rnagtige stvffè, die wy m aat Water lespeuren, Zoude, ons doenggeloven, dat lut^dreoTnetrum 7'erzwaert moeste worden, om t evenwigtig te maken, en niettemin, lerud let Zelve eene stand als in letTut^Watsr, vermits de Geestagtige stotps van rlitumen, destedfe van'tWater niet■ ,yermeerdert,jgelyl de Otidervihe&nge leert. Jtêt zelve ^geleurdin lutggedestilieerd Water, wanneer men daer Zyn/ Zoiet weder lyveegt, en als men daer aen de smoel van 't diep Water, dat meer Irtter leid als let eppervlallig leeft, wildeefeeven, deed men/ boven cle 48 Greinen, welleyenoeg waeren om de litter^e smoel van'tr oppervlaAAig Zee - Water te mae-len, als m de, andere dafel^gemeld word, nog A; Greinen meer daer toe/. I Gyenyvurt te Zyn, tot let^ewigt van 620 Greinen verZwoert moeste worden. -JGet Getal ^et Gewigt ^ d^LzJ] der Inzeetznyen, yan 'tyan^enZotet Water ly ieder Inzet ; , 'on gemeen Zcuü ^der J&ettmae vagjeneenZeut. ^ c7 , geeft, deer Aetr inTut-y^cOer. qeèruz&t. ^eametrum ontdekt. dhzettingell . Oneen. Droom Srevun. Oneen. Th-aa/n ■ Orevien -2 . ff- -O-- -Jf- o O -J — -» -2 O O nff- - -O -O 1— g o-- -0----2G- -o— -a> i4 ^ -o- -o -zff- --o o -i-- $— -o -o—-io e o -i-i - - ■ - -O- -j--t? 20- --O-- - -O -■ - -Jf-j I I f -0 -V-O— €- \--0— ■ -Ir- I 8--- —[- -o--G-o--\--2$—c -e- Jr- ]~~°~ \ ^~ '^J' --o--- - -o- 1 - - -±e- e c—i-y-- --o —-o- -i- li -o- - - -o- - -z$- - ^ -o- — --Jm -_j .- o ^—zo o ---o- -i-- -ig- --0 - -O -2-g - -o— - c -2 - -jg : - - -o -o-- -32 —o-—1> — i-- -tg o e- --17-—e- -■0-- --1-- jff . ..a 0 _zo e_.. _.c tg - —o -■ --e —zo— -e o — -M -28 -o o—-20- —O O J. - -tg o -e- --zo o—£>---->-' 20 —<7-. ...0—ze --ó o XÈ Jntggeheely -- ■ ze e— o- ^-7 —e— o-—ne-  IX 2>i. Aenmerkij igen Orer Act &chritzA w cdeezedda^l. Ygedestilleerd^ ly ie. voegen/, let zelve jferetzsen is tot let evenwitfi Zout uitdiep Zee-Water door destillatiepetrollen ^Gy^Greinen-, dat de loeveelleid is , ^dlen leept levenden, als in ddgfèl te zien is, dat wanneer MZg Oneen lZ>ragnia gzf Greinen jedestdleerd diep Zee-Water yan Gdssielagne, let Zelvejyewigt rezngGgp- Greinen toegevoegd' wzérd, tut Zelve weder Aetye?ytgrt van Z Ironden en eenjjragnia lepuam,. ^Jtet let ^IrecTnetrum èevind men dezelvegustsleid /ziet als ynet de Weegsdael; want de steppe daer tve ontéralom itt^ Greinen ie ve/ym^deren, dus met daer izz Greinen Zout, uit Zee•-Water gedestilleerd^ ly tu voegen-, let zelve gyg-ees en is tot liet evenwicht yan- Jig^- Greinen, ^yelyl aen Aetgrewiyt in let natuurl/AJüp Water van Gassidagme-. d)it Zoutr door destillatie uit Zee-Water ^yetrollen', levat^gee-negyevoelgle *Aerd-deeIen, die neder dunnen sinlen, fldyA men 't^gemeen Zoutgesegrt legft te doen, dus wgggcene de minste verandering aen 't^dreometrum lespeuren, dat altvos in Zgn vorige Svenwigt llglr, waer uit men let onderscdieid lanzien, dat 'er tussclen letgemeen en let door destillatie uitye. irollen Zout is , dus men Zee ^Water door2Cunst, met die twee Zouten lereidetide, om- dieJfetyl m smoel te nzaeleviytctletWater metcyemeen Zout toebereid, een 13.gyedeelte meer moet toevoegen-, als tut let Water metgedestilleerd Zoutgfe-maeldr, zgrnde- de/ Jerd-deelen- m iigfemeene Zout oorsael, dat de proportie vanGreinen- ve7~meerdert ZO Gr'eineti en. die van tgyedestilleerde Zout wegende /f-OO Greinen vermeerdert ZZ-f Greinen, dus, indien- die Zouten eenerlande Sigeriscleep ladden, de proportie ïouden Zgm- van- Zj-f Greinen/ . Jét: Getal der ^^^^ ^ Tid^gc&r^f 7W* '* JOt Car^f om* hiettinaen yaritZozOr , w li trmïft, dat Aer deSïeenAool - treest- oetreMen tatAetdie» Tf^T^ 9^»^^-^ ^de^eAt^Ud, 7 act Aet diep yan CèMkg7ie Ay ieder uit hetaeaWdueerd Zee-T^toC^dayne, g^^ater faeiénf W<-Zaatr Zee-WaterjetrvMen, Ól het setve uit Aee selre. Water aèn, Aetr zelve jedeeld&erdWater. ^ Sl ff^' jfetrviAen-jeerir. weeder le^yeeren-. ■ dn-Zettlngeil/. Oneen- Draym. Greinen Oneen- Dr-aym. Oreenen Oneen. '2>rayin ér'etnen Z- e o zo— —o ^> -i e e -zo o—, —e - ■ --i ^ * e ...-^....2^.. ...0 .; —q _ # o - —e - -2g~--o-- -o 1— -0- —o ze— f . di- -.0-.— ^ zo- -O O -2— — — g e . ..0 zj o o 2— --— 8 -o O ZJ- —o—-O 2— ■- -g -o o- - - -ZO- --o- - —o -2 ---- - 2o- o -o zcT- -o -o -i--- - -o- o -Jri O 0--—ZJ-- —O O 2- • -12 "--o— -e—Z4. e — -o— ig .0.. -o.....Z1-- --0 - - -e- -i -zg —- --o o- -z-4 -O-- -0 2- - o- --r — O- AlldeO "o -r, , 0 s-HtJdys. slep W. Zdlder 8 JJ g Zo JZ JZ ZO $0 4 O JO 4.1 37 Jiiistctaq ; 's ^lycmJs' Stilte, ' ■ V 'f~4fcrvgna Stilte, Ijllder Zte-eMzn y 'tjliddtqs 0. klemt ieelte, tUnSSm 8 20 Z 7 ZO J7 j8 33 Z$ ZO Zff Z8 40 rem, 'fWtSt na 'tOoS t ..h'ends het zelfeU- *" ^ ' 's Sereens JiO O■ keel MitddY.ilzsiia . , , . 8 s^Uiddys steyiaer keelte- ' è£Uer ' Q 'At 4-g ZO Jtt Zff Jl JO 3J Z.4 Z4 TczntOostrUZ t West S Avtnidf StCTTTV ^ v ■sa^entnunderyzind xZeme \ . 0 ' I „„ „ v> o je , „ „ . ^êt auezed"Weer leleltede, O sUycTKÜ draenie luitenen- Bankier. \Q 8 Zd ZZ Z.f. ?Z ZZ ZCS ZO 40 Z.4 ZZ ,„> fo " Ji 'O.mS.yZ. WTken W/te * ' P C 0 Tisseóers zat te taapeny ^ . Xe^m. Sk,wk> teffm. \ Jdk fiiaed Weer biet 20 MO. Ste^e keetze, ^ ^ .8 O 8* ZJ , Zff H ^ V *> ZS *3 3" -gerdSLter, 3 ^ ^^t^^X^^ 8 9 S ^zS z6 34 3* 40 z4 3o 44 33 i t^^braeneJOO JtSme.iee&- Ue-- j Ljliür \ ƒ j \ J '. ƒ | TT / I / "T" ) , JZ 'sMlSdetft iWMs oif \ j.o \ JÓ 24.IJ0 *>z\37 ?S\38 37 ja 34 40 Tien t Oost na 't West 1 i*iyc7iJiZ.O. Itet Zegde- ]. ) j j j ' YsJlerrrens slap O. die aamlr „ t , r | ^1 o ^ ^ ^ , , - , J4- Veiue«dGd d^de ^é&». 8 \M Ui 3° ! 4" 4 \4* 36\39 38 40 37 40 Jont Oost na t-y/esi \ ï _Z 1 J L ; 1 _ J 1 L L ^.y,'. kleme kotke dU. ^dir \Mldsr I I' I ' -\ „ - - , H„ . 't Avonds sa ->rierd Y^X V \9 \ ° \3B\27\37\ 4°\2° 40\35\3* 37\39 \n**Vostna t West i | , 1 . . 'sj^iert/ene Sidze, Steller Zólder JÓ iifüddafs JO.yZ. JOdder J JO Q ?8 41 40 42 40 41 j8 40 j8 Z£) dizestdeij 's üvendt ^ een. yZmd s^ttemau tl? O. ta-Ttk'-Uü^ ( T , , n 27 s^fendt Jatte ^m ff dZ 2Z 34 30 43 43 40 40 40 40 40 40 TÜntTVestnez tOosi 'sMtrraens dragende MUtw I . ■ StmtÜ» 7iet 't West na 't Oosten, ten - JO naer 't JV. W. J^ 8t ff 3g 40 42 4Z 40 41 3$ 40 40 4J «twen. s^yens,™mn*rx 's ^yotxds suzp tOost rut t IVceizri kszeriUn *3_ '^C^^ y^^\9 UiU 4Q\44 4o\43 38U0 37\4o r^Oost nzz'M 'sM.oroens ^.W. dey slap Zeer . " . ZO 's^tlddéps naer'trO.een^e meren Mva? Str*ja<- ümla-e 8z O 8 ZQ 40 36 38 3Z 40 3$ 20 33 20 Tizn'tTrïstr na 'tOof> ■ya-yefyens Storm. icmu, Welken. *to ^ Z2 dejeTteeUdayO.Storrn ^ y /f 7 34 37 33 36 3Z 33 31 34 30 35 iSffïïf^,"^ Melder ddistid v " ' Zg dejeheeledag Z.O.s7af> Milder " g gi lei 33 38 3° 3Ö 3Z 35 3* 37 3° 34 -SttlStdag _ ~ XJZer JOtder " ! ' ~~i ~ Ze/, wtv. 7y. slzp duider Q 20 8 40 43 3g 4Z 4z 44 40 4Z 40 43 yan t Oost net 'tTSTsé f- 2£lder- jlêlder {£ Z£ JltTW. koel Mider 8 10 8 43 44 38 4Z 3£ 38 38X40 4 c 4.3 %av'tOost na'tMs§ HSÖêr 'zolder I " I ' " 1 1 ZO ÓY kiein, Jtuier g 10 8 43 44 39 4z $p 4Z 30 41 zg ! ,/z Van 'i West na 'tOotl *7 'ld<^sftx^fê%^ 7 9 8 40 4Z 3' 30 30 33 3 7 39 38 40 Tin'tWettna'tOnA U Zenne o Zültler ~ Z MisHz ' ' J I ' ' Z8 O. matzf * y 8 y \.39 3? 38 33 37 34 gS 3y \zc, )imiW;'t naWosi zg s^j^^M^ff g 8 34\37 3ff\39 3* 3* 33 77{j7 ^i^ttuïtOost ;Jta-dcns Stilte, W&~~~~W&r~~~~ ~ | F~~ "~ ~" 'l 3° i UrLds W. klein Mbr O 20 8 g2 Jfi g£ 38 30 Jü 3 / JÓ JZ. J7 RlZStdaf . lótdeT- 'Mlde7~ ' ~~ 31 MW. klem* koelt* ^ Mider cV^Z/ yi ^ ^ ^ ^ ^^^ ^^^  Jme u*rm ran den Jan,gyedurcnzde S^Jtamdsckynan run de JZaenctcrv Jaziua^^riia^g enz "i\ ï\kV¥t~JJdd\d-i J3W 11 Üj 11 m r : nn 'sJisrv™sUir0.du jSÈSr r TT ! ~ 1 - 'tffiZjZhT ":r-!' ^ MS'[ 11 P\37\&\3S\&\& '3*1** * ^n'tOostna/tW^.r. Q Z O. niatfre- heeZte Mu„dadlr MUcr lc,± M g \SAze, zz \ tAj.r '-é\3Z ! 38 3c 33 'JtvstoTaj 3 ^ W. stap Mizr^br mitr g zo g 2, 8 ZZ gi. j J# zg 33 \gj 3$ 30 33 Tien. 't'Wesi- na 'Westen, , jv: tv. zc^ stap ~ZG, ~~c, " -T ] T ~G7d~G, Tl ▼ enhynaSOtd . Jttür g3£ 8 10 *?■ 33 3° 3* 35 34 37 \34 37 34 37 Van tWest na Westen _ , 7 Mi at Mi — _ 5 'v SÜZP x%rza£ïr 20 JC 3Z ^ 3$ 3 33 3$ 33 37" 34 38 ^ 'fWest na 'tOosten/ 6 \\^n™.ïrok°el %£%£l%tZ 8 zo g z8 38 zg S9 Z4 3***< " 10 u 10. 38 40 3g 4Z 40 4Z 40 4Z 41 4Z Van t West na'tOosten, __ JSgg? JÉJer *" ' ~ ■ij W weinig 3m*r. i0 18 g 38 40 3g 41 40 4Z 40 4Z 41 43 Van 't West na'tOosten,. ~~ ~ iïstti ~ Z4 >'. y'fig zat&r io ji g j8 40 $g 41 38 zg 34 37 35 38 Van 'tWestna, 'tOosten ZZ; O. kleine, hein ' &gm ' s g 11 10 38 40 34 38 3Z 30 30 38 34 37 Tan't Oost na't Westen, - Seüee StSee ' ' ' ' ' ZÓ StzÜ» Stilte, 20 13 10 3g 4Z 4Z 44 40 4Z 41 43 40 4Z 7Jan'tWest na't Oosten, zy O-slag 10 11 20 38 40 3g 41 41 43 41 43 4Z 44 VontWest na't Oosten, 0 , 7 . . XMer J6l£er ' 7 ~~~ 2ersci\dl?ezude rer7i0rzgen, ai in/ £h &TV yloed te idnderv is . M ak k t 1 I ,. . r_ | met dm , Trut dm ten a v-u - teJtuBer: fï^,^_™«. Wnden °^f%t ^ «%g,f ™^ n.ot Poorten- ff 1 ili 111ft %H %I IHI^r 2 'West- slap ^' dmerM&r do 21 10 37 40 ■ 40 44 $g 4$ 40 4Z 42 43 Tont West natVost Z- W.ryezrao ^ *** O 2J 20 37 40 40 43 39 4* 40 4Z 7an't West na't Oester, \dl^^d?\> *> 3 *> 37 40 38 41 3£ 39 39 4* 37 3» Vent West nat Oost. Q 4 West- Alla' pmr*2^ 20 g 20 33 gg 34 37 3$ 38 3Z 34 33 3$ ran'tWestna'tOoste. S . fj^^mdf" ^ ' \ 9 10 35 37 40 4* 39 4* 40 43 4* 44 Ven't Oost na't^Weste | 6 W. lod 'l^Muty^^Si 21 \g 38 Uo 36 Ug 4c Uz 41^45 4S\4S Tfcustetag 7 O. led J1^\f£stftte^L. 9 20 M 37 39 39 43 4i> 4$ 4+ 45 35 38 yan'tWestrut'tOostei 8 Oost matia SÉ-'***2*" ji dz 21 3Z 38 Z4 ZO Z3 30 z8 3Z Z7 34 Veat'tWestna'tOosü Jtralen ' wcUzk ïibTken, ^. _ , , _ , 9 KWweiny , ^j_,S» g l* 9 *8 38 ** 33 3* 37 33 38 38 4* y^ntWestnatOoste ~~To ' 7(7 ~J 34\3~8 77 3^4° 37^ 3*1** ^ * West nzc'tOost 'é^voTitu Stille drogpeds setyn, _____ Au l^A^ ^ ^t^^\A9 33 37 '34 d9 3* 30 eV 34 30 33 r^tWest na't Oosü 's .droizds Tzct ZCffael , ; -t L' iaSSBZJ^Je r^U^ i " 77 \3A3ff 37 7/7 \41\4e\4A4A43 VanttOostn^rWes-, ■tJtvimZt nee- zegge- I f I I l__ _l ~L_tó%_* g |_7 WHUf U 7 77 3° 33 3+ 35 30 33 3* 3$ r^tWest na't Oost *d 8 ^ytmas nasr 't O. stttp ^lê'ï%2£Z%d%Ê ^LK^ \23\ddi 3o\3Z zg\3z 30,33 31,34 33 35 7iznt Oost na't West 's ^irondt siz/zzr | ^££7^ zi 30 33 33 35 35 38 3 /'■»«.'. T " W. stap Te/der Melder m • rt ' ei x MiodyyerMidmdd/Kltz milder g llf g$ gg 42 4Z 4.4 41 43 4* 44 43 45 ^ant OostnatWesten i.Jtrryen* Stilte Üêlder Jeêlder , , ® 2 Z^o'^y 7r 13 9 37 39 40 43 37 39 39 41 4° 43 Vimm M M M' 3° 3'8 29 35 3° 3& 31 35 3Z 3^ Tan'tOost na't Western, 7 West matig ^ j£ider^ li dl 11 34 38 30 34 33 36 3Z 3$ ZiUgmn'tWestna't Oosten, 8 Oost hel ^Mtken.1^ 11 li do 36 3g 33 38 40 3g 41 4° 43 yan'tOostna'tWesten, 3 a Oost meer koel ^*dl dl 38 40 3g 4d 4° 4Z 41 43 4° 4Z yan'tOostrnet'tWesten, . 1 I I f HH I I f 11 I I J—I—I !—J 1 yerschzide JtScgtens eter JZee- . klemder grooter klemder grooter kteineler jrooter klaru&r grooter Jtaenden J)etaert JJaoen ..Hamdert Jlayen J)afen, „{laenden dJetyen, JJafen, Jtaenaen SDagen, 2~)ctgen, JagM*rif_ - ■ JUert O. 3ÏA__y g \ _ _ _ -April - I T -dtrril danuary _ o , : -c 1 4 ZIZZZS.'-. ' " 'Afeet x6 _??____ ig.-.j»   DER ZEE. Tweede Hooftfttih 3? in dat evenwigt, datze ten opzigte van de natuurlyke wateren heeft, die men door de konft. had willen namaeken, of in hunnen vorigen ftand wederbrengen , en dat de gemelde zouten uit dezelve getrokken waeren. Men vind ook in dezelve Tafel verfcheide nodige aenmerkingen, door welks middel den Lee* zer met het opflag van een oog zal konnen zien, al 't geene zodanige experimenten moeten aentoonen, om een meer volmaekte kenniffe van de natuur van 't Zee-water te doen erlangen. Vervolgens heeft men moeten nafpeuren, hoedanig zig met de zoute fmaek, die wy befchreeven hebben, de andere bittere fmaek zamenvoegt, welke ik in myne verhandeling over het Canaelvan Conftantinopolen gezegt hebbe voort te komen uit de dry vende bitumens, 't geen door veele reizigers zo wel als door myn zelfs, op verfcheide plaetfen in deZee is waergenomen. In de Gèbergtens van /Yovcucc en L,a£iQuf^(,nr- vind men veel fteenkoolen en git-ffeenen, uit bitumen beftaende, en ik weet zeeker, dat derzelver aderen zig uitftrekken en vervolgen tot in den Zeeboezem, op de wyze, als ik van deszelfs zamenflel fpreekende, aengetdont hebbe. Zulks my hebbende doèn denken, dat deszelfs oliagtige en met vlugtige geeften gemengde üotTe de bitterheid aen 't Zeewater meededeelde; hebbe ik daer van de ontleeding ondernomen en 'er een geeft uitgetrokken, om 't water bitter te maeken , dat ik reeds met zout bezwangert hadde, zoekende door proefneemingen de evenreedigheid te vinden, die nodig was.3 om het zelfs met het natuurlyke opper-vlakkige water van Chateauvieux gelyk te doen zyn, en om 'er het meerdere in gelykheid tegens het diepe van Caffidagne, dat een wranger bitterheid heeft, by te voegen. In de eerfte proeve zag ik,dat 40 greinen van die geeft, en in de tweede 50 op twee ponden waters genoeg waeren. Denzelven uitflag bevond ik ten opzigte van de toebereide wateren van put-water en gemeen zout, en bevond telkens, dat de quantiteit van de geeft gevoegt by het K water, De bitumens op dë Zee dryvende, ali ook de fteenkoolen en de git-fteenen veroorzaeken de bitterheid van't water. Éxperimenten met de vlugtige geeft van bitumineufe ftoffen.  38 NATUURKUNDIGE BESCHRYVING water, 't geen men bitter wilde maeken, den areometer in 't zelve evenwigt liet blyven. Dat de bitterheid voortkomt van een vlugtige geeft in de ftoffe geflooten, die na de diftillatie in weezen blyft. Onderfcheid in het Water door de geeft van kooien veroorzaekt. Diftillatie van twee ponden Zee-Water, om te weeten hoe veel zout in het selvekaafxnelten. Men zoude myns bedunkens niet beter konnen bewyzen de vlugheit van die geeft en de oorzaek, waer door het gedif tilleerde Zee-water deszelfs bitterheid blyft behouden, met die oliagtigeftoffe, welke dezelve geenfintszwaerder maekt, dan het zoete put-water. De gediftilleerde wateren, en die met hun eigen zout wederom vereenigt, als ook de toebereide, zyn op dezelve wyze als de natuurlyke, met de mengfèls van verfcheide afverffèls, oliën en geeften ter proeve gefield: Alle welke toebereide wateren dezelve uitwerking hebben als de natuurlyke, behalven dat de geeft van de kooien het geelagtig groen, dat de tin&ure van Maluwe-bloemen te voorfchyn brengt, verdooft, dog alle de andere beantwoorden aJfoos m \ geheel, of meerendee/s die, welke zig in de natuurlyke Zee-wateren vertoonen. Wyders vereifcht het zout, dat het weezendlykfte deel van 't Zee-water uitmaekt, daer van de volgende omfchryvingte doen: Ik hebbe in den eerften gedagt te moeten onderzoeken, of de wateren, voornamentlyk in de plaetfèn, daer te Corael en andere Zee-gewaflèn groejen, zo groote hoeveelheid zouts in zig hebben, als die konnen bevatten, en daerenboven,in welke evenreedigheit zulks beftaet. Ten dien einde nam ik twee ponden opper-vlakkig water van Chateauvieux, waer in de areometer een once, drie dragmen en negen en veertig greinen aen wees, en bevond door middel van 't vuur, dat die twee ponden zes dragmen zout bevatteden, zo als reeds op een andere plaets gezegt hebbe, waer na ik 'er nog zes andere dragmen, van 't geen ik met een zeer naeukeurig vuur uitgetrokken had, byvoegde om te zien, of het in't geheel, of ten deele zoude fmelten,en of't nodig was 'er nog op nieuws ander by te doen. Dié proeve, welke ik driemael herhaeld hebbe, heeft my telkens doen zien, dat van de zes dragmen, maer vier en een halve fmolten , blyvende de overige  DER ZEE, Tweede Hooftfiuk overige een en een halve dragma op den bodem van 'c vat otrfmeldbaer leggen» Ik kan derhalven op den grondflag van die proeve verzeekeren, dat een gedeelte van twee ponden Zee-waters, verfch uit den Boezem , ter plaetfe door my aengeweezen, gefchept, in zig geen grooter quantiteit zout kan bevatten, daA 't geen 'er door een zagt vuur uitgetrokken is, namentlyk een once, twee dragmen en dertig greinen, 't Is waer, dat by aldien men zig van den areometer in plaets van de weegfchael bedient, op de twee ponden een dragma meer gevonden zal worden, zo als de vorige proeven hebben aengetoont. Dog om de eenftemmigheid te behouden , zal ik alleen de balans-rekening bepalen, dieniet meer dan de gemelde weezentlyke quantiteit aenwyft, welke wy met de hand bemerken. De Vermeerdering van vier dragmcu en dertig greinen zouts, op 't gewigt van twee ponden waters, veroorzaekt die verandering in de areometer, die om deszelfs ge woone eevenwigt, agt greinen meer eifcht, Zo als in de Tafel der verfcheide gewigten van de Zee-wateren, te Chateauvieux met de areometer gewogen, word aengeweezen, welk gewigt is een once, drie dragmen en negen en veertig greinen, waer by die vermeerdering van zout gevoegt zynde, het zelve gereekent moet worden te weezen een once,drie dragmen en zeeven en dertig greinen. Ik hebbe dezelve proeve met put-water willen doen, neemende van 't zelve een pond, twee oneen en twee greinen , 't geen het gewigt is van twee ponden Zee-waters, dat men van deszelfs zes dragmen zout berooft heeft, By dat gewigt van zoet put-water voegde ik zes dragmen van dat zelve zout, dat ik tot die proeve by de zes eerfie reets gefmolte dragmen gedaen had. Het zelve aen 't water wel ingelyft zynde, voegde ik 'er zes andere dragma's by, zo als in het natuurlyke Zee-water gedaen was, waer van het 'er vyf na zig nam, namentlyk een half dragma meer dan 't Zee-water; 't geen moogelyk ge- K 2 Ichied, Dat dezelve niet meer kan fnieltcn als'er uitgetrokken is,wanneer men 'er op nieuws byvoegt Verfchil van dié proeve met de balans of de areomg. ter gedaen. Met putwater,  De vloeibaerheeden Worden niet dan door een zeekere quantiteit van de ftoffe, die ze ontbinden , bezwangert. Het Zee-waterkan meer zout ontbinden, dan het bevat. De Zee deelt een gedeelte van defzelfs zout aen de Rivier-wateren meede, die ze in zig ontfangt. 40 NATUURKUNDIGE BESCHRYVING fchied, om dat de pori van 't zoete water meer open zyn dan die van 't andere , dat zig bezwaertvind door de oliagtigheid, welke, het bitumen aen dezelve mededeeld, en belet een zo groote quantiteit zout aen zig te neemen. 't Is een eigenfèhap van alle vloeibaerheeden en voornamen.lyk van het water, zig door de ftoffe te laeten bezwangeren, die ze ontbinden, en dat in zo groote quantiteit, als ze konnen bevatten, byzonder wanneer dezelve de vryheid hebben die ftoffe te befpoelen, 't welke ik gezegt hebbe gelyk te zyn aen 't geene het Zee-water doet in deszelfs boezem nopens de zout-linien, leggende zo als door my, van deszelfs zamenftel fpreekende, is aengetoont. De ondervinding heeft ons als met de vinger aengeweezen, dat het Zee-water drie vierde deelen meer zout, dan wy door middel van 't vuur daer in vinden, kan bevatten. Dat oogfchynlyk gebrek moet, myns bedunkens, aen een andere oorzaek dan deeze , toegefchreeven worden , namentlyk, dat het water die geheele quantiteit zout niet ontbonden heeft, welke het in zig kan bevatten, vermits het tegens deszelfs natuurlyke eïgenfehap niet kan bandelen, welke in ontbinden en inzwèlgen beftaet, nog tegen die van 't zout, dat zig laet ontbinden en in/yven, wanneer h een lighaem van water ontmoet, dat die hoedanigheid heeft. Ik vermeine dat het water die drie vierde deelen waerlyk na zig getrokken heeft, die wy aen dezelve eenigermaten zien ontbreeken , vermits ze die bevatten kan; maer dat dezelve tot andere gebruiken verfpreid zyn, die de Natuur tot de geheele huishouding der weereld vereifcht. Behalven de plaetfèn, welke leedig zynde een deel zouts konnen ontfangen, dat het Zee-water aen zig getrokken heeft, beroven de zoete Rivier-wateren, die wy door een geduurige uitvloejing zo langs het opper-vlak, als onder door het aerdryk in Zee zien loopen, hetzelve van een gedeelte, dat ze verpligten door hunne vermenging met hem te vereenigen, en nadien die vermenging niet ophoud, laet het Zee-water ook niet na, aen dezelve  DER ZEE. Tweede Hoofijluh 41 zelve een behoorlyk deel van 't Zoüt -, datze ontbind meede te deelen. De dieren en planten, die in de Zee gevonden wordert, verüinden meede een deel van dat Zout, 'tgeen de eerfte totleevensvoedzel, en de andere tot wafdom verftrekt. Wyders kan men zeggen, dat de lugt een gedeelte verteerd^ eevenredig met de falpeter, die dezelve nodig heeft; om op het aerdryk voedzel aen dieren en planten te verfchaffen fuiverende dat gedeelte in zig zelve, om de fyne en geeftagtige deelen van de groove te fcheiden, die ze niet van noden heeft, h Gemelde herflènbeeld vereifcht buiten twyfel veele experimenten 5 die ik by my voorgenomen hebbe ter uitvoer te ftellen, zo dra myn Cabinet, waer in ik een volkomen verzameling van alle zouten hebbe, zal toelaten r,&r>z.phrpr natnnren te vergelyken. My is egter in \ onderzoek van't Zee -zout een zaek voorgekomen s 'tgeen ten opzigte van myn aengehaelde, dat namentlyk de ial* peter des lugts uit die des waters gebooren zoude zyn, veel na* denken geeft. Ik hebbe reets gezegt, dat ik de wateren in oppervlakkige en diepe onderfcheide, welke verdeeling nopens het zout mede door my gevolgt zal worden, Wanneer ik nu de gemelde onderfcheide zouten in blaeuw papier lag, merkte ik, dat die uit de oppervlakkige wateren getrokken de blaeuwe coleur van 't papier in rood verandert had, dog niet zo doorflekende, als de falpeter doet, daer in teegendeel het zout van de diepe wateren geen 't minfte teeken van die roodheid gaf Ik hebbe dezelve uitwerking in de drie wateren van Caflidagne, Chateauvieux en PortMion, waer uit de zouten op de gewoone wyze getrokken hebbe, befpeurt. Het blaeuwe papier kan deszelfs coleurniet veranderen, dan door de werking en kragt van een fcherp zuur vogt > 't welk in 't gemeene zout aen dat van de falpeter byna gelyk moet zyn , welk fcherp vogt, volgens herhaelde proeven, alleen in 't zout van 't oppervlakkig water gevonden word , met het vat niet dieper in L Ze© De dieren en planten verflinden meede daer van een gedeelte. De lugt verteerd ook daer van een gedeelte, ProeVe, die b&Wyft, dat de fal* peter des lugts Zee-zout in Zig heeft. Hei: zuüre vogt maekt hetölaeuWï papier rood.  Oorzaek vsn dat zuur. Proeve met het Zee-water door tuin-aerde te filtreeren. 42 NATUURKUNDIGE BESCHRYVING Zee te dompelen, dan nodig is om 't zelve met water te vullen, dus 't alleenlyk maer oppervlakkig kan zyn , nadien het vat niet meer dan een half voet diep kan gaen. De oorzaek van dat zuur in 't zout van 't oppervlakkig water, 't geen niet in dat van het diepe gevonden word, kan van de lugt oorfpronkelyk zyn, en men heeft reeden om te twyfelen, of't zelve niet een deel van deszelfs falpeter onder het zout des waters mengt, of wel dat de falpeter, die weezendlyk in 't Zeezout gevonden moet worden, zig niet door de fonneftraelen en de beweeging der golven, van de groove deelen ontdoet, en vervolgens door een ongevoelige uitwaelfeming verdunt in'tlighaem des lugts indringt, die, om een geduurig voedzelaen de dieren en planten der aerde te verfchaffen, daer uit een quantiteit trekt, eevenredig met die > welke dezelve byzonóerlyk op eenige plaetfèn agterlaet, als in de vlaktens van Hongarien, alwaer het aerdryk dien falpeteragtigen damp byna zo gulzig indrinkt, als de fpongie bet water. Zie daer een denkbeeld, dat eenige toevallige waerneemingen in my heeft doen gebooren worden. Dezelve behoorden door veele andere gevolgt te worden, en mogelyk zoude ik befluiten die in 't werk te ftellen , by aldien ik my in een andere ftaet als van een reyziger bevond. Ik vermeine, dat men langs dien weg zoude konnen ontdekken,dat het vafte zout, 'tgeen over al gevonden word , maer uit eene enkele ftoffe beftaet; en dat die geen veranderingen van acida en alcalia ontfangt, als door 't verfchil der plaetfen, daer 't zig ten opzigte van de lugt bevind, die zo wel als de lugt dezelve onophoudelyk verteerd. Ik hebbe ook het Zee-water door tuin-aerde en zant gefiltreert, om te weeten hoe veel 't zelve door dat middel van de zoute fmaek verloor, en wat men ten opzigte van den omloop des waters door de aerde konde bepaelen. De tuin-aerde en 't zout tot die proefneeminge gefchikt, waeren vyf mael gewaflchen, zulks ik wel verzeekerd was, dat 'er niets    DER ZEE. Tweede Hooftftuk. 43 niets van 't zout in overbleef, dat in de aerde en 't zant, uit een plaets niet verre van de Zee genomen , kan zyn. Tot uitvoering van de proeve, maekte ik vyftien van aerde gebakken vaten gereet, van gedaente als in de afbeelding * te zien, zynde ieder vyf duim breed en hoog. Dezelve waeren dusdanig gefchikt, dat het water tot de filtratie in 't eerfte vat gegooten werdende , agtervolgens door alle de andere in een ontfanger onder op 't einde geplaetft nedervloeide , gelyk klaerlyk met het opflag van 't oog inde 13ie plaet gezien kan worden. By aldien degemelde vaten op eikanderen geplaetft waeren geweeft, zouden die een Cylinder van vyf en feeventig duimen lengte en vyf breedte gemaekt hebben, door welke uirgeftrektheid nu met aerde en dan met zant gevuld, de quantiteit van veertien ponden oppervlakkig water van Chateauvieux moefïe vfoeyendie, volgens de areometer een once, drie dragmen en negen en veertig greinen bevatteden. De coleur was als gewoonlyk die van't Zee-water zeer helder. De eerfte proeve gefchiede in tuin aerde, waer meede de vaten opgevult waeren-, in welke eerfte proevemen de quantiteit van veertien ponden waters, tot negen ponden en tien oneen vermindert zag, vermits in den ontfanger maer vyf ponden twee oneen gevonden wier den, zynde 't overige in de aerde gebleeven, en veranderde deszelfs natuurlyke in een bleeke coleur. De zoute fmaek verminderde met dezwaerte, gelyk de gemeene weegfchael en de areometer aentoonden, en wierd de quantiteit van 't natuurlyk Zee-water, die in den eerften vyf en twintig oneen was, na de filtratie een dragma ligter bevonden, blyvende maer drie en twintig oneen zeeven dragmen, en vereifchte de areometer, die met een once, drie dragmen, neegen en veertig greinen in eevenwigt was, als doen drie greinen minder. In de filtratie door 't zant volgde men dezelve ordre, als wanneer de quantiteit van veertien ponden waters weder op een ge* L 2 lyk * Plaet ij, Proeve van een filtratie van Zee-water door zant.  ! Proeve ^an de zwaerte der wateren uit putten, die na by de Zee gevonden worden. H NATUURKUNDIGE BESCHRYVING yk getal van vyf ponden twee oneen gebragt wierd. De coleur veranderde in die van witte dog een weinig drabbige wyn. Het gewigt van vier en twintig oneen verminderde volgens aenwyzing van de weegfchael op drie en twintig oneen en vyf dragmen, en volgens de areometer opeen once, drie dragmen en een en veertig greinen, namentlyk agt greinen minder. De vermindering van de zoute fmaek en gewigt, die veel grooter in de filtratie door zand, dan in die door aerde, bevonden wierd, toont aen, dat het zelve veel bequamer is om water te zuiveren, en nadien doorgaens aen de Zee-oevers veel zand gevonden word, is't niet te verwonderen, dat het water, dat daer door heen vloeit, hoewel meer op een kleine tuffchenwydte, aenftonds by na heel zoet word. Wanneer ik door onweeder genootzaekt was my veele daegen ontrent de kleine Rhóne op te houden, wierd ik nieuwfgierig, om de wateren van verfcheide putten van denBurgtvan Ste. Maria met de areomerer te weegen ,en bevond in dezelve eenig onderfcheid ten opzigte van 't oppervlakkig water der Zee, welke voorby die kleine plaets heenen loopt. Het befte water word ontrent zee ven greinen ligter dan het zelve bevonden; dewydte tuffchen die putten en de plaets, die de naefle van de Zee be~ fpoeld wierd, was van vyf roeden; namentlyk, zeeven hondert twintig duimen, welke uitmaeken delengte van de zand-Cylinder, waer door het Zee-water zig zelfs filtreerd. ik beüoot het zelve op de hier voor befchreeven wyze door konft te doen, en verkoor ten dien einde een wydte van vyf en zeeventig duimen, zynde ontrent een tiende deel van die, welke tuffchen de putten van Ste. Maria, en den Zee - oever gevonden word. ._-.fi/1lT Uitwerking van die filtratie des waters, na eevenredigheit van de lengte van de aerd-of zandCylinder. Het water, waer van ik my tot die filtratie door konlt bediende, was van Chateauvieux , dat dertien greinen zwaerder is dan het andere voor Ste. Maria, en twintig greinen meer weegt, dan dat uit de befte put, zulks dat, nadien wy door eenzandCylindervan vyf en zeventig duimen lengte, volgens de areometer  DER ZEE. Tweede Hooffiuh 4f meter agt greinen van de zoute fmaek van 't Zee-water verlooren hebben , het te gelooven is, dat men door een Cylinder van tweemael die lengte,'t zelve de geheele fmaek zoude konnen beneemen, en brengen tot die Zoetheid} welke in 't water gevonden word, dat tot onderhoud van 't leeven der dieren en voedzel der planten op 't aerdryk ftrekt. Deeze proeve, gevoegt by veele andere , die te neemen zyn, zoude tot een grondflag van dit betoog over het zamenflel der aerde, ten opzigte van de mogelyke of onmogelyke omloop der wateren door deszelfs ingewanden, konnen dienen. Dog het zelve doet tegenwoordig hier niets ter zaeke, 't is genoeg, dat 't geen ik gezegt hebbe , bewyft, dat de filtratie van 't Zee-water, door aerde of zant, bequaem is , om 't zelve van de zoute fmaek te berooven» De gefiltreerde wateren wierden na gewoonte met een mengfèl van de tinólure van Maluwe-bloemen beproeft, welk afverffel, die door 't zant van een geelagtig groen, a/s de Chryzolythy en de andere, die door aerde gevloek waeren^ van een donkey groen, als de Emeraud, deed fchynen te zyn. Nadien het zout het voornaemfte deel van't Zee-water is , vermeene ik het niet onvoegelyk te zyn, een naeuwkeurig onderzoek van deszelfs deelen te doen, welke zyn de gedaente, coleur en fmaek, zonder de menging van't zelve met verfcheide tincturen en geeften,zo acida als alcalia,te vergeetem Veele reedenen, die ik in 't vervoig van de redenvoering zal aentoonen, hebben my verpligt, in de zouten dat gewooneonderfcheid van oppervlakkige en diepe waer te neemen, De natuurlyke gedaente van 't zout is eigentlyk plaetagtig; want in de allergeregelfle uitdampingen van 't water befpeurt men, dat deszelfs eerfte en grootfte beginzelen uit plaeten beflaen. Ik hebbe meenigmael op den grond van den Alembic in 't vefhevenftedeel verfcheide zout-pyramiden van een toevallige gedaente gevonden , veroorzaekt door de oppervlaktens van een gelyke gedaente als 'tglas- en ichoon 't alles pyramidilch was, M bevond Coleur der gefi_treerde wateren, door zant. Onderzoek der dee^ len van'c Zee-zout, De gedaente van 't zout is plaetagtig. Deszelfs geliremde plaeten maeken zomtyds een pyranüdifche gedaente,  De vaftraaeking van 't Zee-zout. De coleur van 't zout der oppervlakkige en diepe wateren. Vergelyking van de verwe der vafte zouten, 46 NATUURKUNDIGE BESCHRYVING bevond ik egter by een goed onderzoek, dat het niet anders dan plaeten waeren, aldus by toeval gevormt. De fchikking van de vaftmaking van dat zout is zeer byzonder en onderfcheiden van die van andere, zo als door Robert Boyle is opgemerkt, 't Zelve maekt zig in *t midden van de looge vaft, in tegenftelling van andere, die alle zig aen de zyden van de vaten, waer in de looge is om uit te dampen, vaflhegten. De coleur van \ zout vertoont zig in de oppervlakkige en diepe wateren verfchiilende. Die uit de oppervlakkige getrokken worden, zyn wit, en de andere van een donkere afch-verwe. Ik hebbe die coleuren vergeleeken met die van 't vafte zout van eenige zagte planten ,fchelpen en gefchobde viffëhen. Wat aengaet die der fteenagtige planten, hebbe ik niet willen aenroeren, laetende dat onderzoek over aen de Heeren van de Academie der Weetenfchappen , aen dewelke ik al 't geene 'er door my is uitgetrokken, overgezonden hebbe. Mogelyk zal men denken, dat ik 't geene die verwen en fmaeken betreft, te ligt voorby ga, maer ik fpaere de omfchryving van 't zelve, aen alle -de overige omftandigheeden verknogt, om die in dat Hooftftuk van myn werk te voegen, alwaer ik bepaeldelyk moet handelen over den aert der planten en dieren van de Zee, waer van men een aeneengefchakelde ontleeding zal vinden. De coleuren van de vafte zouten der zagte planten zyn in vergelyking van die der oppervlakkige en diepe wateren donker en zelfs onder eikanderen zeer verfchillende, werdende daer onder eenige van een zeer duiftere afch-verwe, zommige aerdagtig, en andere na't rood hellende gevonden. De coleuren der zoute"n,getrokken uit de fchobbens der fchelpen fchob-viflchen zyn meer gelyk, dan in die der planten, welke meelt alle afch-verwig zyn. Egter zal ik defweegens meerder ligt bekomen , wanneer ik de ontleeding van een reeks gedierten, waer aen ik arbeide, voltooid 2al hebben. De fmaek der zouten onderfcheiden De fmaek is het derde en wezentlykfle deel der zouten, na dien  : DER ZEE Tweede Hooftftuk: 47 dien men daer door derzelver natuur onderkent. Dezelve kan door 't ondericheid, dat met de tong daer in geproeft word, en de verfchillende uitwerkzels van 't zout bepaeld werden, wanneer die met zuure of alcalifche geeften en tincturen vermengt worden. Ik hebbe dan de onderfcheide fmaeken van de zouten der oppervlakkige en diepe wateren, met die der vafte zouten van verfcheide zagte p/anten, en eenige Zee-fchelpen vergeleeken. Het gemeene zout, waer van men zig in 't bereiden der fpyzen bedient , zoude in oppervlakkig en diep verdeelt konnen werden , wordende 't zelve op eenige plaetfen uit oppervlakkig door ondiepe Canalen in naburige velden geleid, en elders uit diep Zee-water,uit putten geichept, bereid , als inde Koninglyke zoutkeeten van Peccais in Languedoc, die in de kaert van den oever van de golf van Lyon op zyn plaets gevonden worden; egter, nadien men niet altoos zeeker kan weezen, waet uit het zout gemaekt is, merken wy 't zelve maer als eenderhan* de aen, zonder ons met die verdeeling op te houden. De fmaek van 't zout, dat tot Peccais gemaekt word, is zout, bitter en zo onaengenaem , dat het zelve in 9t eerfie jaer niet kan gebruikt worden. Men kan 'er zig naeuwelyks in het tweede toe gewennen, maer in 't derde word bet gezegt bruikbaer te zyn, en in't vierde jaer is deszelfs bitterheid zeer gering, en vermindert die van jaer tot jaer hoe langs hoe meer. Men is in die zoutkeeten gewoon, de Recolte van een jaer op hoopen te leggen, waer aen de naem van 't jaer gegeeven word, en blyven dezelve dus aen de guurheit van 't weer blootgefteld, die het zout van deszelfs bitterheid in drie jaeren of minder tyd Zuivert, alvoorens men 't zelve begint te vervoeren. Op de gemelde plaets was tot de laetfte overflroming van de Rhóne, die 'er een groote quantiteit zout deed fmelten, altoos een verzameling van tien jaeren bewaert geweeft. Deeze proeve toont klaer aen, dat het zout door konft in de M 2 zout doen de proeven dc uitwe'rkzeïs van lninne vermenging met zuure geeften. Tweedethand* gemeen Z9*%, Binnen Welken ty cynen betreffende, konnen eindigen. Dan nadien myri tegenwoordige toeftand en aengebooren aerfc Zulks niet toeteer, zaJ ik geene proeve voortbrengen? wel verZeekert zynde , dat die ontdekking, niet nieuw zynde , buiten twyfel aen den Leezer verdrietig zoude zyn. Ten anderen , heeft dat water, ftrekkende tot dagelyks voedzel dermenfchen, verfcheide natuurkundige proeven vereifcht, om deszelfs quade , en aen de dieren der aerde Ichadelyke hoedanigheeden te verbeeteren of weg te neemen. De reeden, dat men 'er zig onmogelyk van kan bedienen,zyn de twee, namentlyk, zoute en bittere finaeken; welke eerfte door 't zout, gelyk wy aengetoont hebben , en de andere door het bitumen veroorzaekt word. De daer in zynde zoute ftoffe, welke door deZonne-ftraelen, of 't vuur vaftgemaekt is, dient, gelyk een ieder bekend is.  DER ZEE. Tweede Hooftftuk, $$ is, om voedzel aen de fmaekelooie lpyzen te geeven, en de fpyzen, als met een onverderffelyken balzem, van verderving te bevryden. De bittere ftoffe is 't onaengenaemfte deel en van geen gebruik, of, om liever te zeggen, nadeelig aen 's menfchen leeven, en zo vaft met het Zee-water verknogt, dat het tot nu toe onmogelyk geweeft is, 't zelve daer van door kunft te fcheiden, 't is waer, dar ik ver/cheide berichten geleefen hebbe, die verzekeren , dat in Engeland 't geheim gevonden is, om dat ongemak weg te neemen. Een zo nutte vinding zoude ongetwyfeld haer Meefter de erkentenifte van een ieder doen verwerven, nadien daer door een oneindige groote verquikking , aen alle Zeevarende lieden , welke genootzaekt zyn hunne befte reizen af te breeken, zoude toegebragt werden, vermits het Zee-water hun niet kan dienen om te drinken of fpyzen te kooken; maer alzo reets voor langen tyd van die ontdekking" gefprooken zonder dat men befpeurt, dat 'er de Engelfchen eenig gebruik van gemaekt hebben, is ?t te geloven , dat het om deszelfs onvolmaektheid niet tot dekennis van andere Volkeren is overgegaen, Zo wel als andere fraeje vindingen , die door gemelde Eilanders aen hun meedegedeelt zyn. Ik hebbe in alle de werkingen, die ik door 't vuur gedaen hebbe , om de quantiteit van 't zout te vinden, welke in 't Zee-water is, befpeurt, dat fchoon men 't zelve geheel van zyn zout berooft, het egter niet drinkbaer is. Ik hebbe getragt die quade fmaek door byvoeginge van venkel-zaet, die ik gevallig by my had, te verbeeteren, 't zelve zoude mogelyk konnen gefchieden , met 'er nog eenige gemeene droguen, die niet koftbaer zyn, toe te gebruiken, welke de eigenfehap hadden , om de quade uitwerking , die 't lighaem door een lang gebruik van dat water onderheevig zoude zyn, te beletten. De diftillatie konde op de fcheepen, by hooge nood, gemakkelyk in kopere keetels gefchieden , byzonder by de Volkeren, welke overvloed van fteen- O 2 kolen Zwarigheid om'es het bitter van te fcheideo. 't Zee-Water van zyn zout berooft; niet drinkbaer.  OnderfeVieid tuffchen het Zee-en zout water in het kooken van kruiden. Oftan die tWeederhan&C wateren in het kooken van Vleefch. 56 NATUURKUNDIGE BESCHRYVING kolen hebben, die zy tot ballaft behoorden meede te voeren , om 'er zig by gelegenheid van te bedienen. Ik hebbe in natuurlyk Zee-water kruiden en vleelch gekookt, en 'er meel meede gemengt, om daer brood van te bakken. De kruiden waeren peul-vrugten, en gefpikkelde boontjes. Ik nam tot een once van de peul-vrugten anderhalf pond Zee-water, en ook zo veel in de gemelde quantiteit Reegen water. Na verloop van eenige tyd zag ik, dat die, welke in Zeewater gekookt waeren, zig minder gaer dan de andere bevonden, daer in tegendeel de boontjes in dat water murwer wierden dan in 't Regenwater. Ik deed vervolgens die tweederlye vrugten in de onderfcheide wateren kooken, tot dezelve droog waeren, als wanneer men die in 't Zee-water veel harder, danraeuw zynde, bevond, daer de andere in 't Regenwater zig in een pap veranderden; al 't welke het verfchil aentoont, dat 'er in de natuur van die twee wateren, namentlyk,, zoete en zoute, ten opzigte van kruiden gevonden word. Het fchapen-vleefch in onderfcheide vaten , opgevult met een gelyke quantiteit van Zee-en zoet water, gekookt zynde, nam zo in 't eene als andere zonder uitzondering eenderley coleur, het gekookt vleefch eigen, aen, dog was de fmaek verfchillende, nadien het vleefch in het zoute water meer zout en bitter was, dan het andere. Wanneer ik het kooken had doen aenhouden, tot de beide wateren verteerd waeren, bevond ik, dat het vleefch in het zoute water gekookt veel murwer en witter dan 't andere was. Die wittigheit bragt my in verwondering , hebbende bevorens wanneer ik my in Hongarien bevond, gezien, dat de putwateren , als van Javarin, Strigonien en Buda, door hun falpeteragtigen aert, het vleefch, dat 'er in gekookt wierd, roodagtig maekten, daer ik nu een tegenfhydige werking in 't Zee-water vol van een zout, dat volgens de proeve van de oppervlakkige wateren met falpeter bezwangert is, ontdekte, 't Is waer dat het 1  DÉR ZEE, Tweede Hooftftuk, het zout van de oppervlakkige wateren in 't blaeuw papier een roode verwe vertoonende, van dat bitumineule deel geicheiden was,'t geen daer in gevonden word, wanneer't nog met het water vereent is, dus 't wel de oorzaek mogte zyn, dat deszelfs Zuure natuür niet zo Zeer doorfteekt, dan wanneer het daer van geicheiden is. Wyders kan men in de toebereiding van brood -deeg, zig van 't Zee-water met veel nuttigheid bedienen, nadien 't daer door een aengename coleur bekomt, en wel opryft, om gebakken te kunnen worden , ook zoude deszeJfs werking aen die van andere put - en reegenwateren geheel gelyk zyn, by aldien 't zelve geen zoute fmaek aen \ brood meededeelde, dat wel verlch, maer niet na verloop van een dag kan gegeeten worden, vermits de bitterheid het zelve zeer Onlmakelyk en niet eetbaer maekt. Ik laete veele andere proeven na, die omtrent het kooken van jpyzen genomen Zouden hebben kunnen worden ; eensdeels,om dat die weezendlyk geen meerder verligtinge deswegens zouden geeven, en anderdeels1, vermits ik tragte den luft en het behagen van den Leezer tot de andere (lukken, die onze proeve zullen befluiten, aen te moedigen en op te wekken. P NATUUR- Onderzoek van 'c brood mer. Zee-water gebakken.  NATUURKUNDIGE BESCHRYVING DER Z E E E N ZEE-GEWASSEN. DERDE HOOFTSTUK. Oorzaeken van de beweegingen der Zee. Driederhande beweegingen van de Zee-wateren. VAN DE BEWEEGINGEN DBS JVATERS. i'ET water van natuure vloeibaer zynde, is by, i gevolg aen beweegingen onderworpen , en zyn die beweegingen, na de verlcheidenheid hunner oorzaeken, verichillende. De eerllé » | kan gezegt worden te zyn de nederhef/ing van eenige plaetfen van den grond der Zee-boezem. De Lugt, die gedreeven door de winden, na mate, van deszelfs kragt het water beroert, en golven van verichillende grootte vormt, kan men voor een tweede bepaelen. En is laetftelyk de derde, waer aen de Eb en Vloed van die Hooftftof fe word toegefchreeven, den invloed der Maene. Zie daer de oorzaeken van de driecrerhande beweegingen ,die wy in het Zeewater befpeuren, welke drie beweegingen ik door de benamingen van ftroomen , draejing , eb en vloed, of gety onderfcheide. Ik hebbe in Zee op de plaetfen, alwaer onze natuurkundige proeve genomen is, waergenomen , tot wat graden 'er die bc- weegiiv  NATUURK. BESCHRYV. DER ZEE. Derde Hooftjluk. 59 weegingen befpeurt worden, en heeft alleen de Engte van Caffis my de bequaemfte toegefcheenen , om dat onderzoek te doen. Ik hebbe my zelfs in perfbon derwaerts begeeven, om gemelde nVoomen verfcheide mylen in de breedte te onderkennen, en zyn, geduurende den tyd van drie geheele maenden, op myn bevel, door Viffchers dagelyks desweegens waerneemingen gedaen. Ook hebbe ik uit een venfter in myn vertrek, en op verfcheide fcheeps-togten de draejingen in agt genoomen, waer van de kragt altyd overeenkomende was met die der winden, welke dezelve veroorzaekten. Wyders om te weeten, of de eb en vloed een wel geregelde beweeging was, en tot wat hoogte die konde ryzen,deedik aen 3t inkomen van de Haven een pael (lellen, verdeelt in eenbepaeld getal van duimen, zo als op zyn plaets zal aengetoont worden , en hebbe verders, om te meerder naeuwkeurigheid nodig geoordeelt, by de gemelde waerneemingen, alle de aenwyzingen van den thermometer \ en de veranderingen van h weêr te voegen, alzo dat iets tot de verfcheidenheid der beweegingen doen kan. Dezelve zyn alle in de nevenflaende Tafel op ordre gefchikt, bevattende drie en een vierde Maenen, namentlyk january, Fe- ; bruary, Maert, en 't eerfte quartier van April, en men heeft, zo als gezien kan worden , alle de nodige omflandigheeden aengeteekend'; zynde dat den grondflag van alle onze betoogen,die wy ,ten opzigte van de beweegingen van dat gedeelte der Zee, verkooren hebben. . De ftroomen zyn aldaer tweederley , doorgaende en afge- 1 brooken; welke wy zo in 't oppervlak als de diepte van 't water 1 befpeuren. De doorgaende in 't oppervlak bepaelen zig aen de monden der Rivieren, en byzonder die van de Rhóne, alwaer dezelve by flil weêr zigtbaer zyn, en zig tot 15 en 20 mylen ver uitftre kken. Wanneer de wind hun teegen is, rollen die zo verre niet voort, en is derzelver loop traeger,maerde wind met P 2 zig Waerneemingen ia de Engte van Caffis , in Provence. Draejingen met het oog waergenoomen , en die van eb en vloed door middel van een pael in verfcheide iienien verdeelt. Uitlegging van de -Tafel, waér in de waerneemingen vervat zyn. Verdeeling der ftroomen, en hunne uitgeftrektheid op onderfcheide tyden.  Stroomen op den grond der Zee. Gaehde en tegengeltelde Stroomen. Schikking der ftroomen van de Golf van Caffis geheel verfchillen de. 60 NATUURKUNDIGE BESCHRYVING zig hebbende, ftrekken ze zig tot meerder lengte uit, dog met minder geregeldheid als in ftil weeder. Ik hebbe in 't eerfte deel van dit Werk doen zien, dat 'erop den grond der Zee eenfterkeftroom is ,en die van Port Miou tot een voorbeeld aengeweezen. 't Is waerfchynlyk, dat de veranderingen in de (helheid aldaer ook gevonden moeten worden, nadien 'er zo veele oorzaken zyn, die daer toe meedehelpen. Dog ik hebbe zulks niet in 't byzonder kunnen bepaelen, en my vergenoegt, met het vervolg der ftroomen na te /peuren. De bedreevenfte Zee-lieden op de Middellanfche Zee willen, dat 'er twee tegens eikanderen gefchikt e en tegenftelde gevonden worden. De eerfte gaet van 't Weften naer 't Ooften, beginnende by de Straet van Gibralter, en vloejende langs de Kuft van Afrika, tot in 't gezigt van 't Koningryk Candia. De tweedein tegendeel van't Ooften na 'tWeften,beginnende ter plaetfe daer de eerüe eindigt, en loopt langs de Kuft van Europa tot aen de gemelde Straet van Gibralter, weikers oppervlak gevolgelyk verdeelt moet zyn in twee ftroomen. 't Is zeeker , dat de eerfte, die langs de Kuft van Afrika loopt, een tegengeftelde beweeging op de hoogte van Candia ontmoet, want ik hebbe opgemerkt, dat de doorgaende ftroom van den Bofphorus van Thracien de andere nootzaekt een weerkeerige loop langs de Kuft van Europa te neemen. Deeze fchikking der ftroomen, die my door.de ervarenfte . Stuerluiden verzeekert is, ftemt in 't geheel niet over een, met die, welke ik in de Golf van Caflis, een gedeelte van de Kuft van Europa uitmakende, langs welke de ftroom gezegt word altoos na 't Ooften te loopen, hebbe waergenoomen. De reeks van waerneemingen op die plaets, ten opzigte van de ftroomen genomen, welke in de Tafel gevonden worden, toonen het tegendeel aen, 't zy de nabyheid van 't Land tot die verandering iets toebrengt, en 't vervolg van die geregelde ftroomen afbreekt, 'tzy dat het zamenftel van den Zee-boezem, of de weer-  DER ZEE Derde Hoo/Jlüh 6i weerftuiting der winden tuflchen de gèbergtens, welke de Kuft uitmaeken, daer van oorzaek zyn. Men ziet dan in deeze Tafel, dat de ftroomen nu van 't Ooften naer 't Weften, en dan van 't Wellen naer 't Ooften loopen 1 't geen ,volgens deberigten der Zee-lieden,aldus niet behoorde te zyn. De oorzaek van die beurtwiftelende en tegengeftelde beweeging fchynt my toe niet wel gevonden te konnen werden , nadien ik zelfs wegens de gelegenheid van de Kuft van Provence geen de minfte grond vinde , waer op men iets zeeker zoude konnen bepaelen. 't Gebeurd dikwils, dat die ftroomen, byzonder in de zomer, geheel ongevoelig zyn, en op andere tyden van 't oppervlak des waters tot op een zeekere diepte langs eene weg vloejen , waer onder men een andere^ een tegengeftelde loop hebbende, ontdekt, 't geen de Viftchers dubbelde ftroomen noemen, en 't geen nog te meer verwondering baert,is,dat men omtrent den afgrond of diepte geduurende de zomer en de tyd , dat 'er Corael gevilcht word, een ftroom van gelyke beweeging als de Zon befpeurt, want wanneer die opryft;gaet de ftroom naer 't Weften ,'s middags naer 't Noorden, en 's avonds naer h Ooiten. Ik zonde noit aen die vreemde fchikking der ftroomen , welke de Viftchers zo van Caffis als nabuurige plaetfèn my verhaelden, geloof gegeeven hebben, zo ik't zelfs niet ondervonden had, by gelegenheid van een Coraelvangft, welke den eerften Ju/y 1707. op die plaets gefchiede; als wanneer ik waerlyk wanhoopte, van 'er iets van te zullen bevatten. Ik hebbe gepoogt te weeten , of de winden ietwes tot die verandering deeden , maer ik hebbe door dat middel niets gevordert , want in ftil weeder veranderden de ftroomen , en wierden zomtyds zo fterk, dat de Viftchers naeuwelyks hunne netten konden houden , en op andere tyden de winden zeer opgeffoken zynde, waeren de ftroomen byna ongevoelig , bok hebbe ik meenigmael de ftroomen met een aen de kragt der Q wind Waerneeming, ftrydig rcet die der Zee-lieden. Stroomen houden dezelve loop als de Zon. Onderfcheid van de kragt der ftroomen op verfchillende tyden.  Men kan geen zeekere waerneemingen weegens den loop ofdraejingder winden neemen. Proefneemingen van de ftroomen met öehulp van verfcheide menfchen. 62 NATUURKUNDIGE BESCHRYVING wind evenreedige fhelheid , en zelfs dikwils tegens de wind in, zien voortgaen. 't Geen ik 't overeenkomftigfte gevonden heb , is, dat wan¬ neer op zeekere plaets de ftroomen twee a drie dagen üerk uit het Weften quamen , het zelden mifte , of uit die ftreek volgde een Weftelyke wind, en wanneer dezelve uit het Ooften vloeiden , begonnen de winden vervolgens ook uit dien hoek te waejen. Egter hebbe ik daer in nog ongeregeldheeden befpeurt, welke my beletten, myne aenmerkingen over degemelde overeenkomft, die ik meende algemeen te zyn, meede te deelen. Ik beftoot uit alle die verichillende waerneemingen, dat men wegens de ftroomen noit iets zeekers zal konnen bepaelen, zo Jang maer een menfch alleen, en dat op een enkelde plaets, als ik te Caflis gedaen hebbe, zig daer op zal toeleggen, 't Zoude vereyfcht worden, dat zig op eene tyd eenige waerneemende perfoonen aen de voornaemite Kaepen van de vaüe Kuil, en der Eylanden lieten vinden; welke alle volgens een bepaelde fchikking, die men moefte beramen, naeukeurige Dag-verhaelen maekten, zo ten opzigte van de fnelheid der ftroomen, als der plaetfen , alwaerze van loop veranderen; zonder de onderfte tegengefteld aen de oppervlakkige ftroomen te vergeeten, daer by voegende de waerneeming der winden, welkers kragt zylieden met die der ftroomen moeften vergelyken, dog nadien zodanige koften alleen by een Prins, liefhebber en voorftander der weetenfchappen, gedragen konnen worden, zal ik desweegens niets anders zeggen, en terwyl men eenige vrugt uit onze waerneemingen kan trekken, zal ik door dat middel tot die van de andere beweegingen overgaen. Wy hebben de beweeging der Zee-wateren door winden veroorzaekt, draejingen genaemt, nadien dezelve gefchied door cy~ lindrifcbe of langwerpige en agtervolgende omwentelingen der wateren door de winden geperft, waer aen de naem van golven gegeeven word. Die beweeging is afhankelyk van de kragt der win- Oorzaek der draejingen.  DER 2 E E. Derde Hooftfluh 63 winden, en onderfcheide gelegenheid der gèbergtens , alwaer hunne onge/luimigheid door de weerfluiting toeneemt, welke de lugt naeuwer influitende , waer door de wateren bewogen worden, te weeg brengt, dat die zig in verfcheide cylinders van verichillende groote, en evenreedig met de beweegende kragt van de wind , verheffen. Die beweeging is toevallig, want zo dra de lugt zyn gewoone kalmte heeft, is H oppervlak der Zee meede flil, en wanneer zig een kleine koelte verheft, begint het water allengskens te rimpelen *, en na mate de wind toeneemt, hoe die zoort van rimpels gevoeliger worden , zig verheffende en verlagende in golven van verichillende groote, zo als in de eerfie gezigtftand gezien kan worden. Ik hebbe getragt te weèten, tot Wat hoogte zig een golf in een florm verheft. De ondervinding heeft my geleert, dat men den fland der golven in tween, natuurlyke en toevallige, moet deelen. De natuurlyke is die, welke alleen met de kragt van de wind overeenkomt, de toevallige is, wanneer de golven zig van vooren of op zyde aenflooten 5 datze met veel geweld en onafgebrooken op eikanderen volgen, of datze over zantplaeten rollen, ofwel tegens rotten , want dat zyn zo veele oorzaeken, die dezelve ^ veel hooger dan de winde van zig zeiven Zoude konnen doen ^ doet ryzen. Robert Boyle brengt veele waerneemingen by, om te betoo- 1 gen, dat de üerküe wind noit meer dan zes voeten onder de ge- 1 woone Horizon der Zee doordringt, waer uit Volgt, dat de cy~ lindervan 't water niet meer dan zes voeten boven den gemelderi Horizon opryfh Ik hebbe die proeve op de flranden van Languedoc, tuffchen Maguelone en Pey rol, bewaerheid gevonden, alwaer ik by gelegenheid van een florm gemeeten hebbe de verheffing der golven boven de perpendiculaire linie van de Zee, wanneer die flil is, en bevond dezelve zeeven voeten; 't is niet te verwonderen x dat het water aldaer een voet hoger flygt, om de lengte der on- Q 2 diepe De draejing is toevallig en ontftaet door de wind. Verfcheide oorzaeken , die ' golven doen opryzen. De verheffing der [olven boven den riorlzon der Zee.  64 NATUURKUNDIGE BESCHRYVING diepe zandbanken , waer op de golven ftooten, en het is zeer natuurlyk , dat dezelve door dat geweld een zesde deel hoger klimmen , dan op andere plaetfèn. Verheffing der golven door een wind vin Labè.:he op de Kuften van Provence. Hoogte der baeren in volle Zee. Gebruik van de Tafel tot die waerneeming. Zwaerigheid voor een enkele waerneemer, om iets wegens de winden te bepalen. Langs de bergagtige oevers van Provence, alwaer veel meer diepte is dan in Languedoc, zal een eeven geweldige wind van Labêche natuurlyker wyze het water niet hoger verheffen dan vyf voeten, maer de toevallige aenftoting tegens de rotzen voert het zelve zomtyds agt voeten opwaerts. In volle Zee, alwaer de winden een ruim veld ontmoeten, ziet men de golven , die anderzints in hunnen by onweder gewoonen toeftand niet boven de zes voeten opryzen,zomtyds fchrikkelyk door de vereeniging van veele andere baeren, die 'er al te kort volgen, en onophoudelyk in en over eikanderen wentelen, voortrollen, en draeiwinden verwekken, die de ttormen zeer heevigmaeken, maer gemeenlyk verheft het water zig maer 5 of 6 voeten boven den Horizon van een ftille Zee, zo als in de afbeelding aengetoont word, alwaer men kan zien bepaeld, hoedanig de kragt van de wind in 't water indringt, en 't zelve na evenreedigheid verheft. De cylinder A. A. A. is die van de wind; de tuffchen wy dte B. B. B. is het water-deel, dat door de wind geperft zig als C. C C. C. boven den Horizon verheft , en vervolgens door 't flaen tegens de rotzen, zandbanken , of andere golven, tot die toevallige verheffing , waer van ik gefprooken hebbe , opftygt. De winden, welke op de gemelde Kuft de grootfte onftuimigheid verwekken , zyn Noord-Weft en Zuid-Weft, die zeer. onverfchillig met eikanderen en op een ongeregelde wyze regeeren, als in de Tafel gezien kan worden. Ik zal my op 't ftuk der winden niet verder uitiaeten , fchoon 't zelve een aenzienlyk deel van de Befchry ving der Zee behoorde te zyn • hebbende de ondervinding my geleert,dat het niet mogelyk is,daer omtrent iets zeeker te bepaelen , zo lang 'er niet verfcheide perfonen op een en dezelve tyd, en op verichillende plaetfèn die waer-  DER ZEE. Derde Hooftftuk. 6f waerneemingen zullen doen, want hoe beflooten ook onze MiddeJIanfche Zee mag weezen , befpeurt men 'er menigmael op een geringe tuftchenwydte tweederhande winden, voortkomendevan de verichillende gelegenheid der oevers en de legging der flranden. 't Geen ik alhier ter nederftelle, ondervinden de Galeyen byna zo menigmael , alsze van Marfeille na Cette in Languedoc willen overfteeken ; en fchoon die van Land fteekende voor de wind zeilen ; ontmoeten dezelve, na mate zy de Golf van Lyon naderen, aenflonds een Zuid-Ooften, dan een Zuiden, en laetftelyk een Zuid -Weften- wind , die hun noodzaeken te rug te keeren • waerom gemelde Galeyen ook liever een kleine Noordenwind 5 of ftilte willen afwagten, om de Golf te paflèeren. In de nevenüaende Tafel kan men een kleine proeve zien, op wat wyze de winden het weêr doen veranderen. Ik wenfchte, dat w'er ten deezen opzigte j als ook over de ftroomen en gety'en, nog tien meer op een zelve tyd en op verfcheide plaetfèn , Zo als ik gezegt hebbe, gemaekt hadden, want ik herhaele het andermaei, dat het onmogelyk is, iets zeeker deswegens te bepalen. Zo lange maer een enkel perfoon de zorge dier waerneemingen op zig Zal neemen, lk hebbe., om de eb en vloed te kennen § hoedanig die is en in Zee werkt, aldaer een perpendiculaire lat doen plaetfèn3 welke een bequame lengte had om den grond te raeken, en zig zo hoog boven het water te verheffen, als dat in een florm konde ryzen: Op de plaetle by my daer toe verkooren, moefte dezelve van 68- duimen weezen,waer van men de verdeeling, in de Gezigtftand nevens de Tafel gevoegt, zien kan. Om de verichillende hoogtens van de Zee te weeten, vond ik goed van 't bovenfte gedeelte der houten linie af te beginnen, en volgens de fchikking der getallen te daelen, dus, zo by voorbeeld de maet van de hoogte van' 't water is 40. duimen 5 moet men vervolgens na beneeden tellen. r jé Verandering der ,. winden op de route der Galeyen van Marfeille na Cette. Gebruik van de-; Tafel dei winde», Waerneming van,, de eb en vloed or de Kuft van Provence.  Dat 'er geen eb en vloed aen de Kuften van Provence, maer een enkele verandering befpeurd word. R 2 NATUUR- 66 NATUURKUNDIGE BESCHRYVING Ik hebbe, om te meerder naeuwkeurigheid ten opzigte van dé verheffingen daeling des waters, de twee onderfcheide Dag-regiftersin uuren bepaeld, wanneer ik die waerneemingen deed, en is dat verfchil in de Tafel uitgedrukt. ïn de 24 uuren van den dag hebbe ik 'er vyf onderfcbeide gekooren , namentlyk den opgang der Zon, den middag , den ondergang der Zon, de negende uure des avonds, en de middernagt , om aen te teekenen op wat hoogte van de pael, in maeten verdeelt, het water ftond. Alle die waerneemingen, in de Tafel op ordre gefchikt, doen zien , dat 'er geen geregelde nog gevoelige eb en vloed aen de Kuft van Provence befpeurt word, ten minften op de plaets, alwaer ik 't geduurende drie, en het eerfte quartier van een vierde Maen zo meuwkeurig heb waargenomen; makende nog daerenboven een wikking of vergelyking van den toeftand der winden en ftroomen , om re kunnen onderkennen, of hunne beweegingen oorzaek konden zyn, dat het ty agterbleef, en wyders van alle de andere ongeregeldheeden in de Tafel uitgedrukt. Ik hebbe alomme niet dan een uiterfte duifterheid gevonden• mogelyk zal dezelve vermindert worden door aenmerkingen , die andere verligte menfchen over deezé zelfde Tafel zullen kunnen maeken, die my veele moeite gekoü: en te meer ver drootenbeeft, om dat ik 'er geene kenniftè, die röy eenigermate voldeed, uit getrokken hebbe, en dat ik, na alle dien arbeid, genoodzaekt werde te zeggen, dat 'er geen eb en vloed is, maer alleen eenige veranderingen in de meerder of minder verheffing der wateren, door de winden veroorzaekt 6 en verfcheide andere ongeregeld^ heeden, uit die der ftroomen voortkomende, ontdekt worden.  NATUURKUNDIGE BESCHRYVÏNG DER ZEE ZEE-GEWASSEN. VIERDE HOOFT STUK. VAN DEN GROET DER P E ANTEN SN Infteller der Natuur heeft by de Schepping gewild , dat de aerde zoude in zig beiluiten de zaedeh , kruiden en hoornen, die Hy dagt nodig te zyn ten gebruike van al wat 'er op zoude Ieeven. Germinet terra herham vi~ reniem, & facientem femen juxta genus fuum , cujusJemen m Jèfnetipfo Jtt, fuper lerram. Die aerde vertoont aen ons, zonder dat een Lighaem, tulTchen deszelfs oppervlak en ons gezigt geplaetft , zulks verhindert , alle de plantgewaftèn , die dezelve bevat, 't En is met den Zee-boezem dusdanig niet geleegen , die,bedekt door een wyd uitgeftrekte en diepe klomp van water, de fraeje gewaftèn van alle deszelfs planten verborgen houd, welke niet dan by veelvuldige viflcheryen ons ter handen komen; Egter is 't een waerheid , dat dezelve daer van overvloeit, om die niet te benyden, welke zig aen 't oog van een ieder op het aerdryk vertoonen, waer van 't maer een vervolg is, Zo als wy R 2 in H Den Infteller der Natuur heeft den Zee-boezem met planten voorzien.  I De Waerneemingen van de 17de. EeuW waeren niet over de Zee-gewaffen. Men is het volmaekt onderzoek der aerd-gewaffen aen de Heeren Mapighi en Grafli verfchuldigt. Twyfeling van den Schryver over de groejing en werktuigige fchikking der Zee-planten. f58 NATUURKUNDIGE BESCHRYVING in't eerfie Hooftftuk van dit Werk hebben aengetoont. De boezem was dan , zo wel als 't andere deel der aerde, dat boven den Horizon der Zee legt, door den Schepper voorzien van planten, in dat gebod begreepen, 't geen wy boven, in dezelve bewoording als in de Schriftuur ter nedergefleld, hebben aerigehaeld, en 'tgeen ons te gelyk leerd, dat de geregelde loop van den wafdom uit het zaet is. In de voorleeden Eeuw, wanneer de Studie der Natuurkunde een aenzienlyken voortgang begon te maeken , verzuimde men niet , om in 't byzonder met behulp van Microfcopiums aen te toonen , hoe de Natuur in een volmaekte ordre de verwonderenswaerdige fchikking van den Schepper volgde; Dog de waerneemers vergenoegden zig, met dat betoog in de planten van 't vafle Land te doen,zonder zig met andere, die in 't water zyn,tebemoejen, 't zyze geloofden, dat derzelver werktuigige gedaente en wyze van groejen gelyk Was aen die der aerdfche, of dat hun de zwaerigheid, om 'er een volkome verzameling van te bekomen, den moed en luft benam , om de zaemenvoeging der aerdfche met die der wateren, ten opzigte hunner wafdom, 't onderneemen. De Geleerde Malpighi en Grew , hebben, 't geene de plantgewaffen des aerdryks betreft, tot volkomenheid gebragt , namentlyk die, welke door de vogtigheid, in de aerde befloten , en de lugt, met zo veel vryheid rondom dezelve ver/preid , groejen en gevoed worden. Wanneer ik op myne fcheepstogten verfcheide maelen deZee-gewaffen zag optrekken,en die meefl altyd bevond zonder wortel te zyn, zo de weeke, als die byna Zo hard als hout waeren j en de andere , fteenagtige genaemt, welke de drie zoorten van Zee-planten zyn; begon ik te twyfelen, of de Natuur daer in niet een geheele byzondere werktuigige fchikking vart die der aerdfche verfchillende, geplaetfl had. Eenige waerneemingen jdie ik zelfs wegens de voortbrenging van de Kampernoelje deed,  DER ZEE. Vierde Hooft/luk. 6*$> deed, vermeerderden die twyfeling , en overtuigden my , dat 'er een groot onderlcheid moefte zyn. Aen de andere kant bragten de twederlye foorten van Gewaflèn, die op 't Land niet gevonden worden, niet weinig toe, om myne nieuwsgierigheid op te wekken; dezelve zyn die der fteen-ftruiken, plantgewaftèn, in eenige deelen aen die van hout gelyk, en de fteenagtige planten, die waerlyk de hardigheid van fteen hebben, 't Is nopens het laetfte, dat de verdigtzels der Poëten by de Philofophen ingang vonden, alzo ze daer ontrent niet weinig het weezentlyk kenmerk der Natuurkundigen hebben doen uitblinken. Offchoon de woorden van de Schriftuur ons melden, op een wyze om 'er niet aen te mogen twyfelen j dat de vermenigvuldiging der planten uit het zaed voortkomt, egter zo men die totheeden toe, ten opzigte van die beide foorten gelooft heeft, is'talleenlyk geweeft, om daar aan te gehoorzamen, 't Is waar, dat 'er alle natuurlyke reedenen ons van fcheenen te overtuigen; dog dezelve waeren niet anders dan befpiegelingen, en men hadde noit handtaftelyk gezien of geweeten, wat 'er van was. De hardigheid der ft een-planten, die een geheel verfchillenden aerd van die van andere Zee-of Aerd-gewaffen aentoont, heeft tot nu toe doen twyfelen, of't niet maer alleen een vergadering van Tarter-vogten was, die in den grond der Zee tot fteen wierden , en aldaer, na 't geval, onderfcheide gedaentens aennam. Ik was zelfs in die twyfeling, vermits ik op eenige gedaene waerneemingenfteunde, die my in een valfcheftellinge wikkelden, weiik egter op zyn plaets zal aenhaelen op de wyze, als ik daer van het betoog aen de Koninglyke Academie van Montpellier gedaen hebbe: Dan zulks is na verfcheide nieuwe en veel naeuwkeuriger gedaene waerneemingen, die niet tegengefprooken kunnen werden , door my herroepen. Ik hebbe gezegt, dat de zaeden in de Aerde niet beflooten leggen, en voeg 'er nu nog by, dat het voedfel der planten daar in meede bevonden word. Het Aerdrykis van zig zeiven, nament- S ïyk Men heeft tot rrti toe niet geweeten, of de voortbrenging der Zeeplanten uiï zaed was. Dit de «aeden en 't voedfel derplan^ ten in de Aerde op«< gefloten legges,  Dat droge Aerde niet bequaem is tot voortbrenging. Word door ondervinding beweezen. De Zee-wateren zyn meer bequaem tot de vermenigvuldiging der plantgewaflen, dan' t oppervlak der Aerde. Malpighi heeft de reeden aengetoont, waerom de Aerd-gewaffen van wortels voorzien zyn,die zig,na mate van het vercifchte vogt, uitfpreiden. Dat de Zee-planten geen voedfel Bodig hebben. 70 NATUURKUNDIGE BESCHRYVING lyk niet van 't water bezwangert zynde, geheel onvrugtbaer, want zo men 't zelve uitdroogt, dat 'er geen vogt meer in overblyft, is 't zeeker, dat het niet op zal komen; daer in tegendeel het zaed in water, van alle Aerddeelen berooft, geworpen, uitlpruiten zal. Zelfs brengen zo wel zoete als zoute ftaende wateren kruiden voort, als by voorbeeld de waterlinzen, die, zonder wortel te fchieten, dry ven, werwaerts de wind of iets anders dezelve doen beweegen. De Aerde is dan, volgens de allerzeek er/te en gemeen/re proefneemingen , de bewaerdfler der zaeden, en van 't vloeibaer voedzel, dat tot derzelver wafdom, grootwording en volmaeking vereifcht word. De Zee, die niet dan den wyd uitgeflrekten klomp des waters bevat, moet zeer overvloejende zyn van allerhande gewaflèn, en dat zelfs meer, dan't oppervlak der Aerde, om dat ze die in hun eigen voed/el bewaerende, dat aen dezelve zonder ophouden of vermindering verfchaft, en laetftelyk, dat die aldaer aen geen de minfte toevallen, als wel op het Aerdryk onderheevig zyn. De Aerd - gewaflèn, welke op zeekere diepte de vogtigheid aen zig moeten trekken, die in de openingen der Aerde doorreegen , daeuw en overftroomingen indringen, zyn van wortels voorzien , bequaem om daer in uit te fpreiden , en 't vloeibaer voediel te ontfangen, dat agtervolgens door byzondere buizen, hun door de Natuur toegedeelt, in de geheele plant opwaerts trekt, waer van de grootfte zig gemeenlyk boven de Aerde verheffen , die derhalven van 't voedzel verwydert, een zamenftel nodig gehad hebben , om dat door een gedurige omloop tot den top te doen opklimmen , al 't welke Malpighi zo naeuwkeurig en net heeft aengetoont. Wat de planten, welke in Zee groejen , betreft, nadien die Zelfs in hun voedlel Zwemmen , heeft de Natuur daer aen geen wortel gegeeven, vermits niet nodig was, dat dezelve zig tot zeekere diepte van de plaetfèn uitbreiden, alwaer die hun  DER ZE- E. kierde Hooft/lub 71 hun voedlel moeten ontfangen , maer alleen een byzonder werktuigig zamenftel, waer door alle de deelen van de plant in ftaet gefteld wierden, om zelfs het voedfèl hun nodig aen zig te trekken; 't geen wy ook daer in befpeuren, zulks de wortel de plant, en de plant de wortel is. Dat ik alhier ter needer ftelle, zal men door veele proeven,welke op zyn plaets aengehaelt zullen werden, bewaerheid vinden,hoewel ik hoope,dat de enkele ontleeding van \ zamenftel dier gewaflèn , een ieder, welke daer aen zoude mogen twyfelen, zal overtuigen. De Zee-netel is de eenige Zee-plant, die myns weetens, wortelen heeft, en welkers werktuigig zamenftel byna die der aerdfche gelyk is, byzonder het water-riet ;'t geen ook oorzaek is, dat het zelve, even gelyk de Aerd-gewaflèn-, zyn voedfel door de wortel ontfangt^ en mede in de üyk, of Jymagtige Aerde zyn vaftigheid heeft. Alle de andere Zee-planten zyn zonder wortels , en behoeven derhalven hun voedlel niet regtftandig uit de plaets, alwaer ze zig bevinden, op te trekken. Ik heb 'er in myn Kabinet op hout, beenderen, fteenen,fchelpen , yzer , gebakt ken aerde, en zelfs op andere gewaflèn, als fteen-ftruiken, en mos op corael gehegt, of andere fteenagtige planten; alle bewyzen , waer meede aengetoont word, dat het voedfèl door de zydelingfè deelen indringt,op dezelve wyze, als zulks in de Aerd-gewaflèn door de regtftandige wortels gefchied. Tot nu toe is by gebrek van waerneemers onbekend geweeft, dat de Zee-gewafïèn bloejen, vermits wy, op zommige weeke en andere planten, bloemen van eenerhande gedaenten, verwe en ftoffe als die der aerd-gewaflèn gevonden hebben , hoewel in eenige byzonderheeden verfchillende. De fteenagtige, als by voorbeeld het Corael, brengen ook bloemen voort. Wy hebben zelfs in de vrugten, die reets van de plant afgevallen , als ook in die, welke 'er nog aen vaft waeren , zaed-korrels gevonden met de bloemen vereenigt, zo als op zyn plaets zal werden aengeweezen. S 2 Om Dat de Zee-netel ai. leen zyn voedfel, even als de aerd* gewaflèn, ontfangt. Ontdekking van bloemen op de Zee-planten, gelyk aen die der aerdgewaffen. Zaeden in de Vrugten van hunne planten afgevalleïs*  Microfeopium tot die ontdekking bequaem. Chymifche ontleeding. Den Schryver heeft de fchikking der drie onderfcheide Claffen, en niet die van de kruidkunde waergenomen. KennifW der Zeekruidea zeer dieaÉg. CUflên, die den Schryver aen zyn Leeaer aenbied. 72 NATUURKUNDIGE BESCHRYVING Om de verfcheide zamenftelfèls der driederhande zoortenvan planten te onderkennen, hebbe ik my van een microfeopium bedient, en dezelve op drie verichillende wyzen, zo op het oppervlak en door de opening,als in de lengte en overzyds bezigdgd. Ik hebbe tot de kennilfe van hun werktuigig zamenftel die van hunne eigenfehap willen voegen, door middel van Chymifche ontleedingen, waer door ik bevonden hebbe, dat uit de fteenagtige alles getrokken kan worden, wat in de weeke plantgewaf fèn te vinden is, alleen met die uitzondering , dat de fteenagtige een grooter quantiteit vlug zout geeven. Wyders hebbe ik, voor zo veel alle myne waerneemingen betreft, de planten volgens een kruidkundige ordre niet uitgekofên of gefchikt, maer alleen de driederhande Claffen waergenoomen, nadien ik befpeurde, dat de Natuur in ieder derzeive eenige byzonderheid, buiten de ftelreegel door my aengeweeZen, geplaetft had. Het was egter te wenlchen, dat 'er aen de kennifte der Zeekruiden gearbeid wierd, nadien,tot heeden toe, nog niets desweegens ondernomen is. Myns bedunkens konden over de geeue , welke alhier tot myn Natuurkundig betoog aengehaeld zyn, een dergelyk ontwerp gemaekt werden. Ik heb 'er nog een aenzienlyk getal drooge in een boek, behalven 't geene ik weggeworpen of verzuimt hebbe , om my in geen al te wydlopige zaek in te wikkelen, dat buiten myn beftek is, byzonder in de tegenwoordige omftandigheid, waer in my de boeken over die ftoffe handelende ontbreeken , 't geen my noodzaekt de meefte plant-gewaflèn, die tot myne proeve vereifcht worden , zonder [naem telaeten, en wegens derzelver benoeming myn op de Heeren van de Koninglyke Academie der Weetenfchappen te beroepen. 't Is nu nodig, voor 't oog van den Leezer op een klaerblykelyke wyze open te leggen , al 't geene ik in 't algemeen over het byzonder zamenftel der Zee-gewaffen verhandelt hebbe ; 't geen  DER ZEE. Fierde Hooft/luk 73 't geen zo verfchillende van dat der aerdfche bevonden word en te doen zien , hoe dat de fteenagtige planten niet minder dan die der twee andere Claflèn van een geregeld werktuigig zamenftel voorzien zyn: 't geen ik zal onderneemen door een naeuwkeurige ontleeding van een groot getal gewaflèn van ider Cfaftè te doen. By dat zigtbaer betoog van h werktuigig zamenftel, dat de Natuur aen alle die planten gegeeven heeft , zullen wy een uittrekzel van Chymifche ontbindingen en onderfcheiden proefneemingen van hunne vogten voegen, welke door dat middel met die van 't Zee-water vergeleeken zynde, zullen daer uit de nodige gevolgen ligter getrokken kunnen worden , zo ten opzigte van 't byzonder zamenftel, als van 't voedfel en derzelver onderfcheide uitwerkzelen; byzonder wegens de eigenfchap der tweederhande Claffen van de fteenlzruiken en üeenagtige gewaflèn , welke boven 't oppervlak der Aerde niet gevonden worden. Ik fchikke dan dat onderzoek volgens de drie Claflèn bevoorens gemeld. Of fchoon de eerfte, van de weeke plantgewaftèn zynde, ten minden nog wel in twee onderdeden verdeelt behoorde te werden, zal 't myn Leezer, die ik reets voorgekomen ben met te zeggen, dat ik my niet bepaelde, om alhier volgens de naeuwkeurige ordre der kruidkunde te handelen, zig laeten welgevallen, dat ik 'er alleenlyk eene aenroere en liever een vierde fteüe, waer onder ik zal beüuiten alle de geene, welke bloemen, vrugten en zaed-korrels hebben, fchoon tot onderfcheide Claflèn behoorende, die ik onder den tytel van bloemen en zaeden der Zee-gewaflèn zoude konnen brengen. Ik voeg hier nog by, dat men uit alle die proefneemingen kan befluiten, dat 'er in de Zee-gewaflèn een byna evengelyke bitter en zoutigheid gevonden word; dat de ontbindingen daer in een groote overeenkomft met eikanderen aentoonen en dat dezelve, uitgenomen eenige, die aen 't blaeuwe papier T een Den Schryver haelt aen de ontleeding der planten, de Chymifche ontbinding , en de proeven van derzelver vogten, Onderzoek vsn die planten volgens de drie Claffen. Afeonderlyke verdeeling van de bloemen en vrug» ten der Zee-gewaffen. Da't 'er in de Zeeplanten een gelyke t>ittcr-en zoutigïeid en weinig tuur moet zyn.  Het vlugge zout,dat in de fteenagtige planten gevonden word , is ook in eenige weeke planten. De fpongie en fteenftruiken hebben daer van een meerder gedeelte dan de hartshoorn. Degelykheid van de voortbrenging der Zee-gewaflen. VAN 74 NATUURKUNDIGE BESCHRYVING een roodagtige verwe geeven, in 't algemeen weinig zuur hebben; een ontwyfelbaer bewys van 't vervolg van een Alkalifche ftoffe. ■ Ik hebbe reeds gezegt5 dat een vlug zout in de fteenagtige planten gevonden word , en aengetoont, dat men het zelve ook in eenige weeke planten befpeurt ; ik voeg 'er by , dat de fpongie'er een groote quantiteit van heeft,en dat de fteenftruiken een vyfde deel meer dan de hartshoorn in zig bevatten, Ik eindige met de aenmerkinge, welke over die gelykheid ligt gemaekt kan worden * dat het voedfel van de Zee gelykflagtig is, en dat de planten, welke eenige blyken van zuur geeven ^ waerfchynlyk op een geringe diepte gegroeit zyn; nadien wy ontdekt hebben > dat alleen het oppervlakkig water eenig zuur by zig heeft 5 zonder dat iets diergelyks in 't diepe gevonden word  DER ZEE Fier de Hooftfiuh ïi VAN DE WEEKE ZEE-GEWASSEN. EEZE Claflis van plantgewaflèn is de eenigfle, welke een zo groot getal met die der Aerde overeenkomende bevat. Men geeft aen dezelve de naem van weeke, om datze waerlyk week zyn van zig zeiven, en 't nog meer, ten opzigte van de twee andere Claflèn, fchynen te weezen. De weekheid dier planten beflaet in verfcheide graden. Men vind een weekheid van mofch gelyk aen die, welke in de weezendlyke kruiden befpeurd word_, ook is 5er een andere lymagtige in 't Zee-gras , een derde fpongieus in de fpongien, en Jaetflelyk een droge in eenige mo/chgewaflèn. De verwe van die planten is toevallig en eigen, De eerfle komt uit de Zee-lym, die 'er zig aen vaflhegt als aen andere ftoffelykheeden, en nadien ze op Viet oppervlak ligt, verfpreid dezelve zig en verdwynt fchielyk. De tweede is de eige coleur van de plant, in zommige is die donker groen, in andere een weinig trekkende na de bleke of ftro-verwe , als in verfcheide Latuuw-faladen , Zee-netels en Mofch, waer onder men 'er vind van een heldere vleeCch-coleur, en zomtyds met een afchagtig wit bedekt, 't geen omtrent 't Zee-gras Zeer gemeen is, en in de fpongien, welke ook geel , ros en tabak-verwig Zyn. Het rood van 't donker Lak en de leevendige Cinnaber, zyn de cöleuren, welke men in die beide planten vind, die ik fpongieule en takagtige, als ook met fchors bedekt, noemen, 't Is een byzondere en gemeene zaek onder de Zee-planten, dat 'er veele van dezelve Zeer helder dodrfchynende, ros, wit en geelagtig, als ook van een lymagtige aert zyn, T 2 Dezelve Graden van weefc heid in die planten. Dat men meenigmael de doorfchynende en veelverwige planten vind» Dat de Claflls dei weeke planten ds talrykfte is,  De Zee-netel groei zonder wortel. 't Gebruik der kliertjes van die planten. Ondervindingen door middel van uittrekzels. 76 NATUURKUNDIGE BESCHRYVING Dezelve zyn alle zonder wortel, uitgenomen de Zee-netel, die in de modder groeit, en de andere op allerhande vafte Lighaemen en andere plantgewaftèn. Hun zamenftel ,in 't algemeen gelproken, beftaet in een vergadering van kliertjes,die hun Lighaem uitmaeken,en 't vloeibaer voedlèl, dat't Zee-water aen dezelve verlchaft, indrinken. Dezelve hebben zo de eene als de andere weezentlyke openingen , als de fteenagtige planten, % geen klaerder in de ontleedkundige betoogen van verfcheide planten zal blyken. Men heeft van eenige verfcheide ontbindingen gedaen, en ik hebbe door middel van alle die uittrekfels verfcheide proeven genomen, die ik , van ider plant in 't byzonder handelende, aenhaele. De takagtige Spongte van een wollige Jloffe. Dezelve groeit aen een rots ter diepte van zeftig vadem, en fpreid zig met takken uit. Deszelfs coleur is afchagtig, en op zommige plaetfèn meerendeels met een Tarter-korft bedekt. De eigenfchap derzelve is zeer week en vaft, egter ligt, en 't geen byzonder is, niet ligt water indrinkende, dog hebbe, met het Microfeopium deszelfs zamenftel befchouwende, de reeden daer van ontdekt. IVerhuigig zamenflel. Ik heb daer in geen veezeltjes van eenig Molch, als wel in andere konnen ontdekken, maer alleen een vergadering van een katoen-wollige ftoffe, of digt in een geperfte diertjes, als A» A. A. byna onbequaem, om water aen zig te trekken. Ook heb ik het zamenftel van de witte Tarter poogen te ontdekken, welke die plant bekleed, en door 't Mifcrofcopium gezien, dat dezelve met laegen was, byna als de Vifch-fchelpen gelyk B. B. B. Plaet 4. n. 17 en 18. Diepte,alwaer die groeit. Deszelfs coleur en korftigheid. Deszelfs Natuur week; Het Microfeopium ontdekt, wat de reeden is, dat dezelve geen water na zig trekt. Deszelfs werktuigig zamenftel. Plaet. 4. n. 18. Schikking van deszelfs zamenftel in haer aengroeien. Plaet 4. n. 8. Spongie            DER ZE E, Fktdè Hooftjiuh 77 Spongie van gedaente als de kruim van brood. Deeze groeit eeven als de voorgaende aen de Rotzen, en om het Corael* Deszelfs coleur is Zomtyds als die van de Menie, dan purper, nu violet, dan wederom wit als deeze, en gelykt na kruim van brood. Dezelve is van een zeer weeken aert, ligt en meer bequaem om water in te drinken , als alle de andere , ook is die om deszelfs fynheid zeer geagt. Werktuigig zamenflel Men ziet dezelve door een Microfeopium vol kleine holligheeden en heuveltjes, beftaende uit een zamenweefzel van byna onzigtbare veezèltjes van Mofch A. A. A. A. met een zeer fyn omwindsel van .<^« /yrnagcJg^e wohhe, welk zamenftel de oorzaek van haer fynigheid is. Harde takagtige Spongie* Ik vifte deeze Zoort van {pongie, zynde vaftgehegt aen een ftukvan een Rots, ter diepte van dertig vadem; dezelve was, uit het water komende, van een geele coleur met eenige roodigheid 'gemengt. Dezelve was ruw , onbefchaefd en hard van aert, en weinig bequaem om water in te drinken. IV'erktitigig zamenflel. In \ oppervlak van een tak-einde, ziet men met het Microfeopium zeer grove Mofch- veezèltjes , wyd van den anderen verfpreid, als A. A. A. De tuflchenwydtens zyn gevuld met een lymagtige en doorfchynende webbe , gelyk de vleugels van een vledermuis. B. B. B. Uit die beide oorzaeken komt deszelfs ruw en onbequaemheid,om vloeibaerheeden op te trekken. V Spon- Plaet 4. n. 19, Plaets, alwaer dezelve groeit. Verfcheidenheid van deszelfs coleuren. Deszelfs aert zeef week, en meer bequaem dan andere ? om water in te drinken. Het Microfeopium ontdekt de oorzaek van haer fy* nigheid, P|aet. 5. n. 29» Op wat diepte de Schryver die gevifl heeft, en wat coleur dezelve, uit het water kc mende, had* Van aert Weinig bequaem om water aen zig te trekken. Deszelfs werktuigig zamenftel aen een tak-einde te zien. Weinig bequaem om vloeibaerheeden op te trekken.  Waer dezelve groeit en deszelfs onverfchilligheid van de Lighaemen, waer aen ze zig vafthegt, Twee zoorten van fpongien bewyfen het zamenftel van alle de andere. Samentrekking en opening in de pori Van die planten Waergeaoomea. De-grootfte dikte van die fpongie. Hoe zagter deszelfs ftoffe is, hoe meer water ze indrinkt. Plaet 5. n. 21. Deszelfs zamenftel beftaet uit een vergadering van Mofchagtige takken, tuffchengevoegt met een lymagtige webbe. 78 NATUURKUNDIGE BESCHRYVING Spongie. Dit gewas groeit zonder wortel op verfcheide dieptens, on~ verfchillig gehegt aen fteenen, fhikken hout, of fchelpen , en werd in de Middellandlè Zee veel gevonden , byzonder op plaetfèn, daer veel Corael is. Voor 't overige, hoewel ik in myn Cabinet meer dan dertig verichillende zoorten van fpongien hebbe, ten opzigte van de coleuren, gedaentens en fchikkingen van zeekere holligheeden, die wei in zommige, maer niet in alle gevonden wor« den, zal ik 'er maer alleenlyk van twederhande melding doen, die myns bedunkens, genoeg zullen zyn, om 't zamenflel van alle de andere aen te toonen, fchoon die niet alle eene gedaente hebben. Ik heb eene genoegzame quantiteit van die planten , om 'er een geheele kruidkundige verzameling van te maeken, en verfcbeide merfcwaerdige waerneemingen te ontwerpen over de zamentrekking en opening, die ik in zeekere kleine ronde holligheeden van die gewaffen bebbe waer genomen, wanneer die uit de Zee opgetrokken wierden, welke beweeging blyft duuren, tot al het water geheel verteerd is. De grootfle dikte van myne fpongien is van agt duimen; dog deeze beüaet maer drie duimen, van 't onderfle tot den top te reekenen, en is van een afchagtige coleur. Dezelve is van een zagte floffe, gelyk een.ieder bekend isa en hoe zagter, hoe meer die plant bequaem is, om de vloeibaerheeden te ontfangen, waer mede men dezelve wil bevogtigen, waer van de reeden , door 't betoogen van 't zamenflel, zal konnen nagefpeurt worden. PFerktuigïg zamenftel Deeze fpongie met het Microfeopium befchouwt wordende, fchynt niet anders te weezen dan een omvlegtinge van Mofchagtige takken A. A. A. tuffchengevoegt met een lymagtige webbe, die zeer dun is, na de fynigheid van die takken; de vereeni-  DER. ZEE. Purde Hooftftuk. 79 ging daer van is vafter of loftèr, en word in dezelve minder iymagtige ftoffe gevonden , na dat het van een meerder quantiteit Mofch voorzien is. Ontbinding. De zwaerte van de fpongie was van vyf oneen, en maekte dezelve ,op blaeuw papier gewreevenzynde,geene de minfte verandering in deszelfs coleur, hebbende in 't geheel geen'vogt by zig. Dezelve op de gewoone wyze in een Retort gedaen zynde; gaf eerft een flegma van een geelagtige coleur , wateragtig en met een zeekere vettigheid vermengt , het gewigt was van .......... 4- dragmen. De geeft was van twee onderfcheide graden, de eerfte van coleur als honig, van een zeer vette ftoffe, en fcherp e fmaek, wegende i once 2. dragmen, De tweede was zwartverwig , van een olia^rti^e ftoffe en Zeer fcherpe fmaek, weegende .... 7. dragmen, Het caput mortuum woog - - - • 2. oneen. Het geheel , ' , .... 4. oneen 7. dragmen, Dus is in de werking een dragma verlooren. Vajl zout. Het zelve wierd bevonden 37- greinen. Vlugtig zout. Bequammen . . . . ♦ x dragmen 10. greinen, In de flegma Veranderde blaeuw papier in 't geheel niet van coleur. Wierd het afkookfel van Maluwe-bloemen groen als na gewoonte. Veroorzaekte het afkookfel van Galnooten een roodagtige verwe met blaeuw gemengt. Deelde hetafkookfel van Grenade aen 't zelve zyn coleur meede. Gaf de Niter-geeft rook uit, zonder eenige zigtbaere zieding. y 2 Deed Alle deszelfs dee« len ontbonden. Deszelfs flegma» De geeft van tWeé, onderfcheide graden. Eerfte graed» Tweede graed.  Verfcheide afkook leis , ontbindingen, geeften ei oliën veroorzaekeiï. verfchil lende üitwerkzei*. In de tweede gr.aed 3o NATUURKUNDIGE BESCHRYV1NG Deed de zout-geeft dezelve, dog De geeft van Armoniac - zout, of. De olie van Tarter geen de minfte werking. In de eerfie graed van de geest en min oliagtigestoffe Word het blaeuw papier een weinig ros. Verandert de coleur van het afkookfel van Maluwe-bloemen in een aengenaem groen. Geeft het afkookfel van Galnooten aen 't zelve een rosagtige verwe. Deeld het afkookfel van Grenaed-fchorftè aen dezelve zyn coleur meede. Doet de ontbinding van Vitriool dezelve een ligt donker groen aenneemen en tot een lym verdikken. Verandert de ontbinding van Wacuw-id dezelve in een witagtig or bleek blaeuw. Geeft de Niter-geeft aen dezelve een yzer-roeftig-rood, en verwekt veel damp, zonder zigtbaere zieding. Beneemt de geeft van Azyn deszelfs oliagtige verdikking, maekende die vloeibaer en k/aer als water; en doet dezelve, meteen groot geweld, dog weinig rook,zieden. Verandert de geeft van Zout dezelve in een byna roode coleur , en doet ze met veel damp, dog zonder zigtbaere zieding, giften. Veroorzaekt de geeft van Armoniac - zout niet het allerminfte. Gelyk meede niet de olie van Tarter. Inde tweede graed van de oly-geest en zwartagtige stoffe. Neemt het blaeuwe papier een veel fterker rood aen, dan in de andere. Verandert het afkookfel van Maluwe die in een zwartagtig aerdgroen, en geeft aen dezelve met de Niter-geeft vermengt, een drabbig rood, gelyk bedorven bloed. Deelt  DER ZEE Vierde Hooftftuk. 81 Deelt het afkooklel van Galnooten aen dezelve een rosagtige coleur meede. Als ook dat van Grenaden deszelfs verwe. Verandert de Vitriool die in een afchagtige verwe , verdikkende dezelve in een lym. Als ook het blaeuwzel in een gelyke coleur. Doet de Niter-geeft die een geheel roode verwe aenneemen, en fterk dampen. Veroorzaekt het afvèrfzel van blaeuwzel geen de minfte verandering in deszelfs roode coleur. Geeft de geeft van Wyn-azyn daer aen een minder roode verwe , en doet dezelve een ligte damp uitgeeven. Deelt de Zout-geeft aen dezelve een roode verwe , zieding en damp meede, dog minder dan de "Niter-geeft. Maekt de geeft van Armoniac-Zout , olie van Tarter, of Kalkwater daer in geen verandering. Doet een corrozive ontbinding dezelve een melkagtige verwe, zonder eenige beweeging, aenneemen. En word die door de Aluin vloeibaer en helder als water. In het vajïe zout. Is de Zout-verwe aerdagtig. De reuk pisachtig. De imaek zout, dog een derde minder dm Zee-zout. Verwekt de Niter-geeft een kleine damp zonder zieding. Ontbind de geeft van Wyn-azyn dezelve langzaem, zonder eenige andere werking. Doet de Zout-geeft dezelve langzaem Imelten, meede Zonder eenige beweeging. Verheft het afkooklel van Maluwe deszelfs blaeuwe coleur, en word wit. - Vereenigt de ontbinding van 't corrozif eenige witte en ftymagtige deeltjes, welke neederzinken. X Doen I» het vafte zeut.  In het vlugtig zout. Onbekend: plant. Zie PI. 5. n. 22. 82 NATUURKUNDIGE BESCHRYVING Doen de olie van Tarter, geeft van Armoniac-zout, Kalkwater, nog dat van Aluin eenige de minfte werkingen. In het vlugtig zout. Was de coleur eerft wit, dan wierd vervolgens roodagtig. Was de reuk pisachtig, dog doordringender dan eenige andere. Was de fmaek in den beginne fmeerig, en vervolgens fcherp en pisachtig. Veroorzaekt de Niter-geeft een zwaeren damp , zonder zieding, en geeft aen 't zelve een bloedroode verwe. Veroorzaekt de Zout-geeft een geringe damp , zonder beweeging , en neemt de coleur aen van witte wyn. Maekt de geeft van Wyn-azyn een fterke beweeging zonder damp. Is de geeft van Armoniac-zout zonder werking, en doet het zelve zeer langzaem fmehcu. Doet de Tarter-olie meede geen werking, en ontbind het zelve zeer langzaem. Doet bet Kalk-water, zonder eenige andere werking, het zelve in minder tyd dan de Tarter-olie of de geeft van Armoniac-zout fmelten. Ontbind het Aluin-water het zelve in eenftymagtige witte doffe , die zig vervolgens in verfcheide deeltjes fcheid. Verandert het corrozif het zelve in een aengenaeme melk. En het afkooklel van Maluwe-bloemen deszelfs coleur in die van een zeer fraeje Chryfolith; de Niter-geeft daer onder gemengt zynde , ziet men veel damp opgaen en word de verwe levendig rood als die van een Robyn. Onbekende Plant. Ter geleegenheid van de Corael-viftery hebbe ik dikwyls die plant van gedaente als haene-lpooren, aen de Rotzen op zyn fpitfe ruftende, gevonden. Deszelfs grootte was als die in de Plaet verbeeld word , en van binnen hol. Deszelfs verwe witagtig. De    DER ZEE. Fierde Hooftftuk. 83 De ftoffe van een zamenweefzel als dat van het tonnetje, waer om de zydworm de zyde wind. Werktuigig zamenftel. Deszelfs oppervlak fchynt door een Microfeopium vol kleine holligheeden te zyn, als by A. A. A. te zien is. Plant Genaemt Porus Cervinus Minor. Ik hebbe, wanneer ik na Corael vifte, die plant op verfcheide dieptens aen de Rots gevonden, groejende zonder wortel. Deszelfs gedaente ftaet in de Plaet afgebeeld, en is dezelve niet boven de anderhalf duim hoog. Uit Zee komende, is deszelfs coleur wit, dan neemt, vervolgens droog werdende, een donker geel aen. Deszelfs blad is van een zeer fyne ftoffe , geheel doorfchynende en vol vliezen. Werktuigig zamenflel. Men ontdekt door het Microfeopium in die plant een fraey zamenftel, beftaende, als na gewoonte, in kleine holligheeden, A. A. A. dog in wel geregelde linien gefchikt. Plant by Imperato genaemt Porus Cervinus. Ik hebbe die gewaften ter diepte van £o. en 140. vadem, aen de Rots gehegt,hoewel zonder wortel,gevonden,en werd 'er een in myn Kabinet bewaerd, die aen de fchel van een kleine kreeft vaftgehegt is. Deszelfs gedaente ftaet in de Plaet afgefchetft. De grootfte, die ik gezien hebbe, was twee duimen hoog, van een bleeke of ftro-coleur, en blinkende, als of dezelve met vernis beftreeken was. Deszelfs blaeden zyn nog dunner als die van 't fynfte papier, beftaende alle in gevlogten doorfchynend werk van een flymige ftoffe. X 2 FFerk- Zie PI. 6. n. 23. en 24. Deszelfs gedaente. Coleur. Blad.; Deszelfs zamenftel door het Microfco< piura, oatdekt, Zie Pl.tt.n. 25, en 26. Diepte, alwaer die plant gevonden is, en deszelfs legging, Gedaente. Coleur. Blaedes,  Evenredigheid van deszelfs ftoffe door het Microfeopium ontdekt. Zie PI. 6. n. 27. en 28. Dieptens, alwaer die groeit zonder wortel. Deszelfs blaeden. Gedaente. Coleur. Stoffe van deszelfs blaeden. 34 NATUURKUNDIGE BESCHRYVING Werktuigig zamenftel. Noit hebbe ik door het Microfeopium eevenrediger plant befpeurt , beftaende dezelve in gevlogten vierkanten, die alle op het verheevenfte gedeelte een holligheid hebben , geteekend A. A. A. De fynheid der blaeden hebben my niet toegebeten, dezelve in de lengte of breedte door te fnyden. Zee-Maluwe, of Lacluca laciniata, of Fucus membranaceus. Dezelve groeit op verfcheide dieptens, zonder wortels, op de fteenen, en word overvloedig gevonden ter plaetfe , daer Corael is. Deszelfs hoogte is noit meer als van twee duimen, het onderfte en de blaeden daer onder gereekend. De gedaente van de blaeden is zeer gelyk aen die van de Maluwe. Deszelfs verwe is gemengd met een donker groen, en zomtyds een weinig geel. De blaeden zyn van een zeer dunne ftoftè, en die der takken hard en als gras. Werktuigig zamenftel Op het oppervlak der bladen worden de gewoone kliertjes gevonden, geteekend A. A. A. het onderfte van de plant is zeer knobbelagtig, en deszelfs oppervlak gelyk aen Segryn, als te zien B. B. De ftam van de plant, dwars doorgefheden, vertoont het zamenftel van deszelfs ftoffe, beftaende in kleine doorgangen , als C. C. C. welke overeenkomen met de andere van de doorfhyding, geteekend D. D. D. Kliertjes. Zee -plant,die de blaeden heeft van ^Phyllitis, aen V eynde afgebroken. Dezelve groeit op fteenen,en hebbe die,te Riou Corael vif fèn- Zie PI. 6. n. 29. „ en 30. Dieptens en plaetfen , alwaer dezelve groejen.    DER Z EE, Vierde Hóofijluh 8J fênde , ter diepte van twintig a dertig vadem gevonden. De bladen zyn langwerpig, en dat gewas heeft 'erdikwils maer een, zomtyds twee, en noit meer dan drie; deszelfs gedaente en grootte konnen in de afbeelding gezien worden. Deszelfs ftoffe is zeer dun, hard en doorfchynende , en ieder blad gefpikkeld , wordende in 't midden door een fterke ribbe in ftand gehouden. De coleur is een zeer donker groen, trekkende naer 't geel. Werktuigig zamenfleL Het oppervlak van 't blad fchynt döor een Microfeopium vol gaetjes A. A. A.,Waer door 5t vloeibaer voedfel indringt, 't geen voor diergelyke kleine planten vereifcht word. Plant door Imperato genaemt Öpuntia Marinafüf Sertotjre. Dezelve groek zonder wortel op fteenen, ter diepte van ïo, 20 en 50 vadem , en byzonder daer het Corael waft, en is noit hoger dan drie duimen. De bladen zyn rond en als aen eikanderen geregen, gelyk die van den Indiaenfchen Vygeboom. Het bovenfte deel van't blad heeft een aengenaeme bruine coleur, dog is het onderfte bleeker en afchagtig. De ftoffe is dik , en een weinig taei. Werktuigig zamenftel Men kan de zamenhegtinge A. A. A. der bladen door 't Microfeopium beeter befchouWen , en onderfcheiden, dat het oppervlak, als na gewoonte, vol kliertjes is B. B. B. Door een dwars-fheede ziet men, dat het binnenfte van st blad beftaet uit een verzameling van kleine bolletjes C. C. C. zynde donker groen, gemengt met een witte lym en blinkende als zout, Y Zee* Vorm van deszeifii bladen. Stoffé» Coleufi Waer door het voedfel indringt* Zie PI. 7. n.3li en Pl. 8. n. 32. Plaets,alwaer dié groeit en deszelfs gedaente. Bladen, Coleur van dezelve. Stoffes Deszelfs deelen door 't Microfeopium befchouwt»  86 NATUURKUNDIGE BESCHRYVING Zie PI. 8. n. 33. en 34- Deszelfs naem. Plaets, daer dezeLve groeit. Coleur. Stoffe, Het opperviafc door een Microf(opium befchouwt. De dwars-fh.eede. Zie PI. 8. n. 35. 36 .en 37. Deszelfs takken. Plaets, alwaer die groeit. Coleur, grootte en dikte. Werk- Zee-Endivie met een smal blad. Ik geeve aen deeze Endivie of Chicorey de bynaem van fmat blad, om ze van de andere te onderfcheiden, die bladendraegt van gedaente als wyngaerds-bladen , en wel de helft grooter is. Dezelve groeit op fteenen , fchelpen en fïukken hout, die in Zee liggen, ter diepte van eenige voeten , en byzonder op plaetfèn, al waer geen fterke drift in 't water is. De coleur is donker groen, op eenige plaetfèn met een geelagtige verwe doormengt. De ftoffe is zagt en zo dun, als 'er myns weetens geen diergelyke onder alle Aerd of Zee-gewaflèn gevonden word. Werktuigig zamenflel. Ha vyfei vlak /ihynt door 9t Microfeopium geheel met kliertjes , verheeven op de wyze als Segryn, bedekt te w^ezen ^ zynde tuffchen beide kleine gaetjes, als A. A. A. In de dwars-fheede van 't blad ontdekt men dezelfde kliertjes of bolletjes. Zee-gras. Deeze plant is een der takagtigfle van alle, die indeZee gevonden worden. Dezelve heeft gen wortel, en groeit op alle harde Lighaemen , als fchelpen , fteenen, &c. gelyk in de af beeldinge gezien kan worden. De coleur is een bleek en afchagtig groen, de hoogte op 't allermeeft agt duimen, en de dikte der flam een vierde duim Diameter, de plant nog vers zynde; want zodra het water,dat ze in de kliertjes,die wy zuilen aentoonen,bevat, weggedroogt is, word dezelve zo dun als een draed.      DER ZEE. Vierde Hooftftuk 8? Werktuigig zamenflel De pJant fchynt zonder Microfeopium bedekt met kleine kliertjes , en is in der daet aen Segryn gelyk. Het Microfeopium ontdekt op 't oppervlak van dat gewas een vergadering van veel grooter kliertjes , dan wy door A» A. A. hebben aengeweezen. Een tak dwars doorgefheeden zynde, vertoonen zig de kliertjes van 't oppervlak meede doorfheeden, als B. B. B. en in de lengte doorfheeden zynde, befchouwt men klaerlyk de gedaente en fchikking der kliertjes. Het gedeelte der kliertjes, zig ftrekkende naer't oppervlak van de plant,is rond,als C C. C. en neemt in 't binnenfle een langwerpige gedaente aen , als of het flrekte tot een flengel van 't ronde deel,ais D. D D. maek&n X/iVm'/MP*1 ^ ^mnJ-^^c ^^^k de verwe. van de gee$, maer verdikte dezelve.  DER ZEE» Vierde Hooftjiuk. tol In het vafte zout. Was deszelfs quantiteit » . * i. dragma 30. greineri. < De coleur asagtig wit. 1 De fmaek de helft minder fterk als die van 't gedeftilleerde ] Zee-zout* Verwekte de Niter-geeft een zieding, die aenftonds ophield, ; en aen de damp plaets maekte; vervolgens bequam dezelve, een * weinig Biaeuwfel daer by gedaen zynde, een aengenaeme vlees-coleur. Deed de geeft van Wyn-azyn dezelve alleenlyk langzaem lmeltem Veroorzaekte de Zout*geeft een fpoedige zieding, die aenftonds ophield zonder damp. Vereenigde het Corrozif de dikke deelen tot een vlies, dat hoven op het a^^rv/uA. dreetT Deeden de geeft van Armoniac-zout of de olie van Tarter geen werking. Doet het Kalk-water 't zelve langzaem fmelten en boven dryven* Doet het Aluin-water 't zelfde, Verandert het afkookfel van Maluwe-bloemen deszelfs coleur in een aengenaem groen , als de Smaragd. En wierd geen vlug zout in 't zelve gevonden, Verfcheide Mojjchen, door V Microfeopium befchouwt. Ik hebbe vierderlye zoorten van dezelve, op de Kuft van Riou Corael viffende, opgehaelt. Dezelve hebben geen wortel, en groejen op fteenen, fchelpen en leevendige ichelp-viftèn. Hunne weezentlyke grootte is als die men alhier afgefchetft ziet. Cc Eer- In het vafte zoül. Quantiteit. Coleur, En fmaek. Door de onderfcheide af kookfels f jeeften, &c. Zie Pl. 13. n. 6x. 62 en 63. Vierderlye Moffchen door 't Microfeopium befchouwt. Deszelfs voortbrenging. Hunne waerlyk^ grootte,  Derzelro coleur. 102 NATUURKUNDIGE BESCHRYVING Derzelver coleuren fchynen verfcheiden en ontleent; wan- Door 't Microfeopium befchouwt. Wat derzelver werktuigig zamenftel betreft, alzoo 't weezendlyke daer van aen my niet klaerlyk gebleeken is , zal ik 'er hier niets van melden. De i"e. heeft op de fpits van ieder tak kleine ronde en doorfchynende bolletjes, geteekend A. A. De 2de. Mofch is vol kleine knobbeltjes rn^t doorfchynende flippen , als de ftaert van een Scorpioen. De 3^. Mofch ht*pft f*&r> J^srAdcr tmforta JkfufCllS , OlCt geel en wit gemarmert, en is van gedaente als de fchaer yan een Zee-kreeft. De 4de. Mofch is ligtgraeuw, doorfchynende als Marmer, of Zout; op de voornaemfte takken zyn nog andere geplaetft, die buitengewoon dun, wit en doorzigtig bevonden worden; ook ziet men eenige kleine zwarte bolletjes gelyk aen een korl, of Zaed-graentje,aen de grootfte takken gehegt. Hun werktuigig zamenftel niet ontdekt. Zie Pl. 13. van n 64. tot 68. Byzondere fchikking. Zie PI. 13» n. «9. Zee - Oranje - appel Deszelfs zamenftel. Dezelve heeft geen andere wortels , dan eenige deelen van haere ftoffe, beftaende in kleine vezeltjes A. A., die zig of aen ftee- Wortels. Dezelve is ten opzigte van 't zamenftel een Zoort van Zee-gras, beftaende uit kliertjes, die in 't midden hol zyn, om 't water, dat door die kliertjes heen zygt, te ontfangen , dog word 'er dat onderfcheid in gevonden , dat deeze rond als een Oranje-appel, en de andere takagtig zyn. neer men die eigentlyk met het oog bezigtigt, is 't een mengzel van rood, asgraeuw, geel en caftanie bruin. Maer by aldien men dezelve,na een weinig in 't water gehouden te zyn , door 't Microfeopium wil befchouwen , fchynen alle dezelve doorzigtig te zyn, en is die verwe niet afgebrooken, als op zommige plaetfèn , alwaer eenige knobbels of zwarte vlekken befpeurt worden.  DER ZEE. Vierde Hooftjiuh 1©3 fteenen, of fchelpen vafthegten, gelyk in onze afbeelding gezien word, welke op een alikruik, of Zee-flak ruft, die ook een kleine fteenftruik onderfchraegt, geteekend B. B. Haer gedaente is rond, gelyk in de afbeelding gezien Word. Ik bewaere in myn Cabinet dusdanige Oranje-appelen vol katoen , die vier en een half duim diameter hebben, en , die vol Zee-water zynde,23 oneen gewigt van Marfeille ophaelden. Deszelfs coleur is op het oppervlak donker groen , en van binnen van nog donkerder verwe. De ftoffe, waer uit het geheele Lighaem beftaet, heeft de dikte van anderhalve duims-linien. Het overige van 't zelve Lighaem beftaet in een holligheid, die vol waters word,'t geen 'er door de kliertjes indringt, waer van wy een vertoog zullen doen. De Zee-Oranje-appel fchynt door't Microfeopium bedekt van een oneindig getal kliertjes, die, zaemen vereenigt, haer Lighaem vormen, en 't zelve doen gelyken na Segryn, dat in de gedaente door de ontelbaere kleine flippen onderfcheiden is. De gemelde Oranje-appel met een fchaer doorfnydende, befpeurt men in alle deszelfs deelen een beweeging, als of ze bezielt was , en wanneer men een ftuk van dezelve in haer geheele dikte door 't Microfeopium befchouwt, fchynt zy te beftaen uit een zamenvoeging van kliertjes C. C. C. van verfcheide grootte, blinkende door 't water, dat zy in zig bevatten, en gefchikt op een wyze , als in de afbeelding vertoont word, doorgaende van 't buitenfte oppervlak tot het binnenfte deel, beftuitende de holligheid D. D. vol waters, dat ze flltreeren, en doorreegen met een oneindig getal vezeltjes E. E. E, van de ftoffe van 't gewas, welke vol water zynde, na zilver-draed gelyken. Zonder dezelve zoude de klootlche gedaente van Cc 2 dat Gedaente Verwe. En ftoffe* Zonder Mierofe»pium. De Oranje-appel doorgefneeden. Door 't Microfeopium gezien, en 't gebruik van haer kliertje*.  Zie Pi. 14. n. 70. 104 NATUURKUNDIGE BESCHRYVING dat gewas het water niet konnen dragen, 't geen zy bevat Takagtige Oranje - appel Takagtige Oranjeappel. Schoon de takagtige hoedanigheid aen de Oranje-appel niet eigen is , geef ik daer aen egter die naem, om dat dezelve, behalven die tak-veripreiding, en het gebrek aan veezèltjes in't holle gedeelte, geheel aen den Oranje-appel gelyk is, zo ter oorzaeke van haere vafthouding aen fteenen, als om deszelfs uit en inwendige verwe, klieragtig zamenftel , dikte en holligheid , die't water ontfangt. Trionfetti heeft ook dit gewas befchreeven. Gelykheid, die 'eï tuffchen de beide Oranje-appelen gevonden word, Werktuigig zamenflel Een ftuk van die Oranje-appel doorgelheeden zynde, toont aen de gewoone verzameling van kliertjes A. A. A., die 't wa- ter, dat jxi Jccdigc y/accs ti. t5. B. Z'diiicnfoopt, van 't uit- wendig oppervlak tot het binnenfte leiden,het geen 't zelfde is, dat men in de ronde Oranje-appel befpeurt, behalven, zo ik reets gezegt hebbe, de veezèltjes , welke in deeze takagtige gedaente overtollig zouden zyn , waer van de holligheid niet rond is als in de andere. Een zoort van Wier of Zee-gras, by den Schryver genaemt Xiffe de Mer. Verfcheide Schry vers hebben aen dit gewas de naem van takagtige Spongie willen geeven, maer deszelfs werktuigig zamenftel komt in geenen deele daer meede over een, beftaende alle de Spongien uit een zamenweefzel van Mofch, en deeze uit een effe en gladde ft ofte, die alleen eenige dunne hairen op het oppervlak heeft. Wanneer dezelve uit Zee komt, is ze gelyk aen fluweel, en als de ronde ipits van 't Wier, dat in de Meeren in de maend September groeit. Trionfetti noemt het Fucus. Dat gewas is van een takagtige gedaente , fchoon en aenge- naem? *e Pl.14. n. 71. Een zoort van Wier by de Schryvers Spongie genaemt. Deszelfs gedaente en hoogte.    DER ZEE. Vierde Hooftftuk. 10$ naem, en twee voeten hoog; 't zelve groeit op fteenen, en als men 't uit de Zee ophaeld, is het vol water van een geele verwe, als de dooyer van een ey, maer als het water daer uit geloopen is, en 't zelve begint te droogen,word de coleur daer van donkerder. De plant geheel droog geworden zynde, verteerd , en word tot kleine ftukjes, die zig tuffchen de vingers tot een Zeer fyn poeder laeten wryven , ik geloove dat men 't zelfde aen de Ficoides zoude kunnen doen, 't geen ten aenzien van de Spongie onmogelyk is. Werktuigig zamenflel. Het Microfeopium doet op 't oppervlak van de fpitfe derzelver planten zien de hairen , die rondom dezelve groejen, en de kleine holligheeden A. A. A. gelyk aen die, welke de honigbeijen maeken , waer door '/ voedfel 9 dat de Zee verfchaft^ indringt. Dwars doorgefheeden zynde, als B, kan men de zamenvoeging der huisjes of holligheeden van 't oppervlak befchouwen , die door canaeltjes tot het centrum C. doorgaen^ In de langwerpige fneede ontdekt men insgelyks het gemelde zamenftel, namelyk het vervolg der holligheeden D. D. Van de AlcioKs. Ik hebbe meer dan twintig zoorten van Alcions in myn Ca^ binet verzameld, welke zo in verwe als zamenftel onderfcheiden zyn. Dezelve vereiffchen een byzondere oplettenheid, om zeeker bygeloof, dat aen de Ouden een onderwerp van verfcheide fabulen verichaft heeft, in 't dagligt te ftellen. Ik hebbe befpeurt , dat die plant een geregeld zamenftel heeft in haere onderfcheide geflagten, en ik bepaele my thans alleen, om een der merkwaerdigfte van dezelve te befchryven, Dd Dat Waer ze groeit Haer coleur en :oevalligheeden. Wat het Microfeopium daer in ont-» dekt. Door d? dwars* fneede. Door de langwerpige fneede. Zie Pl. 14. n. 72 en 73. Verzameling va* Alcions. Derzelver zamenftel. 1  In wat gedaente die plant groeit. Coleur van 't oppervlak. Schikking der ftoffe. 106 NATUURKUNDIGE BESCHRYVING Dat gewas groeit zomtyds in een platte gedaente, bedekkende groote hoeken van de Rots. Ik hebbe ftukken gehad van twee voeten hoog. Het zelve heeft veeltyds de form van de palm van een hand, ter grootte van een Oranje-appel, en is het oppervlak van een roode en geele coleur; dezelve groejen alle op fteenen, of fchelpen , zo als men in deeze afbeelding kan zien. Alle de Alcions hebben een poreulê fchors, die dezelve omvat en van een taeje ftoffe is; wanneer men de Mofch, die daer fterk op groeit, van 't zelve afneemt, fchynt de ftoffe wit en zagt te weezen, als die van een gefchelde porey, en is de binnenfte ftoffe in onderfcheide gedaenten en verichillende deelen gefchikt. Alzo ik dat gewas van een ronde form bekomen hebbe, die ook op die wyze plat groeit, vertoone ik de gedaente van 't Het binnenfte zamenftel yan desaelfs ftoffe. Het oppervlak rond en plat. te zien is. Werktuigig zamenftel. Wat het Microfeopium op deszelfs fchel doet zien. Door de dwarsfneede. Byzondere befchryvinge van een van die punten. De fchel van dat gewas door het Microfeopium befchouwt, fchynt vol gaeten van een fteragtige gedaente, als ook die van rood Corael; de gaetjes zyn als D. D. D., en bedekt met kleine knobbeltjes, als Segryn. Het zelve dwars doorgefheeden zynde, kan men het gedeelte van de fchel E. E. E. en de bovengemelde punten beeter bezigtigen, welke van \ centrum tot de buitenfte omtrek doorgaen, als F. F. Een van die punten van den geheelen hoop zfgefcheiden zynde, vertoont zig als in G. Des- rond midden doorgefneeden , alwaer men de fchorftè A. A. vol kleine gaetjes &iec. I?e inwendige flodè is een zamenvoegfèl van fcherpe punten van een asgraeuwe verwe, die zig weeder in Zo veele andere kleine punten ver deelen, welke de hand fteeken, als of men Indiaenfè Vygen handelde, en zyn dezelve gefchikt van den buitenfte omtrek tot het midden-deel, als van B tot C  I DER ZEE Vierde Hooft/luk 107 Deszelfs zamenftel beftaet in 't canaeltje H. H, die ze in 't midden heeft tuflchen twee boorden , met een doorlchynend vliesje I. I. overtogen. Caput mortuum, Verlies, De coleur van 't vogt en deszelfs reuk. De verandering aen blaeuw papier» Toevalligheeden door byvoeging van verfcheide afko.okfels. Ontbinding. Op blaeuw papier gewreeven zynde , verandert het zelve niet van verwe. Men wierp daer van in een Retort . . 24. oneen, De flegma en de geeft quamen gelyk over, en zonder onderfcheid,ter zwaerte van ..... 17. oneen. Het Caput mortuum woog ... 6. oneen 4. dragmen. Het geheel ,23. oneen 4. dragmen. Dus was in de werking verlooren 4- dragmen. De coleur van de geheele vloeibaere ftoffe s of het vogt, is als van dikke honig. De reuk als Se van looge, fterk en met geeftagtig©, vlugge en fcherpe deeltjes gemengt. Het blaeuw papier daer in natgemaekt, verandert niet. Het afkookfel van Maluwe-bloemen word donker groen. En bekomt dat van Galnooten eenige melkagtige ftreepen. Het afkookfel van Grenaed-fchorftè geeft meede aen 't zelve een byna geheel melkwitte coleur. De ontbinding van Vitriool maekt het zelve onklaer. De ontbinding van Biaeuwfel doet het zelve zyne verwe behouden. De Niter-geeft veroorzaekt een groote zieding met damp. De geeft van Wyn-azyn vereenigt verfcheide dikke deelen, en doet die zonder andere beweeginge na den grond zakken. De Zout-geeft verwekt rook zonder zieding, De geeft van Armoniac-zout vereenigt verfcheide dikke deelen 5doetze zakken,en geeft aen dezelve een roodagtige coleur, De olie van Tarter maekt het zelve drabbig, dik, en doet het vervolgens alles zinken, Dd 2 Kalk*  Het vafte zout. Deszelfs vlugtig zout en toevalligheeden. io8 NATUURKUNDIGE BESCHRYVING Kalk-water doet geen werking. Aluin-water maekt het zelve onklaer, vervolgens wit,en vereenigt daer na alle de dikke deelen, die allengskens witter worden, onder een bruifèhende zieding zonder damp. Vafi zout. Het gewigt van 't uitgetrokken zout was maer 20. greinen. Van een aerdagtige verwe zonder reuk. De fmaek is viermael minder zout, als die van i zout uit Zeewater getrokken. Het afkookfel van Maluwe - bloemen nam een zeer fraey groen, als van den Emeraud,aen, en met Niter-geeft gemengt 2ynde, veranderde het zelve in een aengenaem Robyn-rood. De Niter-geeft veroorzaekte zieding zonder damp. De Zout-geeft deed dezelfde werking. De geeft van XbTyh-aizjrsi ontbind fcbynnende. Buigzaernheid iet takken. Schikking van 't oppervlak door een Microfcqpiura befchouwt wordende. Stoffe van defchorffe.  .Waer in 3e ftoffe van die Steenftruik onderfcheiëen is. De plant van haere fchorffe ontbloot. Dwars-fneede. Langwerpige fne#de. Togt uit de fchorffe getrokken, deslelfs coleur, ftoffe en fmaek. Werking van dat vogt en deszelfs toeval ligheeden. 120 NATUURKUNDIGE BESCHRYVING Het binnenfte gedeelte van die fchorftè is verichillende van die van alle andere, hebbende dat doorlhydingen als C. C. C., overeenkomende met die van 't oppervlak der blaesjes, en niet de canaeltjes, die door de lymagtige korften gezien worden, maer heeft waerlyk in derzelver plaetlè een menigte van kleine bolletjes D. D. D. van een lymagtige ftoffe. De plant van haere fchorftè ontbloot, fchynt op 't oppervlak vol kleine vooren E. E. E., die langer zyn dan in de andere. Dwars doorgelheeden zynde, ziet men, hoe de fchorftè de hoornagtige ftoffe,in laegen gefchikt als F. F. F., omringt, ook ziet men de gewoone opening van het pit, dat in de mond een witte ftoffe heeft, welke weeker is dan 't overige van de plant H. H. In de langwerpige fneede vertoont zig het canael van 't pit I. I. I. vol gaetjes. J^/' maer egter in geen ander opzigt dan van de gedaente, want derzelver ftoffe is hard, als ook die der voornaemfte ftammen, daer in tegendeel de weezendlyke bladen altoos week zyn. De fchorflè is, uit het water komende, van verwe als gebakken fleen , fyn, week, en houd zeer vaft aen de ftoffe van de Steenftruik. De blaesjes zyn in deeZe zeer klein, waer door die plant zig veel gelyker en fraejer vertoont dan de andere. Zo men de voet van de fchorflè ontbloot , Word de ft ofte bevonden een zeer fraeje zwarte coleur te hebben. De toppen der takken zyn doorfchynende als fhaeren. De plant is van natuure buigzaem als balein , en is harder VOOr *t mes dan de drie voorgaande. TVerhuigig zamenflel Het buitenfte gedeelte van de fchorftè vertoont zig door h Microfeopium bedekt met blaesjes A. A. A. veel kleinder als na gewoonte, die ieder een kleine opening hebben, om het voedfèl te ontfangen. De ftoffe van de fchorftè is gelyk aen een vergadering van Zout-deelen. De fchorflè vertoont zig van binnen vol vooren C. C. C. alwaer men een opening befpeurt D. D. die mogelyk op de blaesjes betrekking heeft. De Stam,van fchorftè ontbloot,is vol welgeregelde canaeltjes als E. E. E. Dezelve dwars doorgefheeden zynde, ziet men, hoedanig de fchorftè de hoornagtige ftoffe omringt, en het huisje of de ont-  I 1   DER ZEE. Vierde Hooftftuk. 127 ontlafting der blaesjes, hebbendé naer gewoonte in de pit de opening F. F., en laegs-wyze gefchikt als G. G. Door de langwerpige fneede ontdekt men beeter , hoe veel de opening H. H. in de pit grooter dan in de andere , en alhier met een vlies overtoogen is, als 1.1. Vyf de Steen-ftruik. Ik kan niet valt bepaelen op wat diepte die Steen-ftruik groeit, nadien dezelve niet dan op de Kuften van Africa omtrent de Neger-Caep, alwaer men Corael vift, gevonden word. Dezelve groeit als de andere zonder wortel op de Rots, Waer aen ze zig vafthegt door de lymagtige ftoffe, die in deeze plant nog veel overvloediger moet zyn , vermits deszelfs takken alle in malkanderen groejen; ik heb 'er van twee voeten lang, en vier linien Diameter onder aen de voet. De coleur van de fchorffe is als die van gebakken tichels, en de (toffe, wanneer dezelve droog is , hard , en kan ligtelyk fyn gewreeven worden*, de blaesjes zyn op 't oppervlak niet veel verheevem De takken groejen van ónderen na boven regt op als die van de Cyprefïè- boom, Zonder zig ter zyden uit te fpreiden, gelyk de andere Steen-ftruiken. De plant van fchorflè ontbloot, is olyf-groen. De eigenfchap van deeze is niet zo buigzaem als der andere, maer breekt als hout. Werktuigig zamenftel. De fchorflè is met geheel ronde blaesjes bezet, als A. A.'A., die een byzondere opening hebben, welke zeer klein en gefchikt is tuffchen het blaesje en 't oppervlak van de plant, als B. B. B. De ftoffe van de fchorflè beftaet in een lym met zout-korrels gemengt. De fchorflè, van binnen befchouwt wordende, is als dé andere vol vooren C. C. G li 2 De De langwerpige fneede. Zie Pl. 19. n. 84. en volgende. Diepte alwaer dezelve groeit. En op wat wyze. Deszelfs lengte. t Coleur van de fchorffe. Eigenfchap van dê drooge fchorflè. De blaesjes wei« nig verheeven. In wat fchikking de takken groejen. Verwe van de naekte plant. Buigzaemheidvaa de ftoffe. Ronde blaesfes iil de fchorffe. Stoffe van de fchorffe. Schorffe van binnen befchouwt.  De ftam van fchorffe ontbloot. Dwars-fneede, Langwerpige fneede. Zie PI. 20. n. 89» tot 93. Onzeekerheid van de diepte, alwaer ze groeit. Gelykheid van deszelfs wyze van groejen met de andere. Deszelfs uïterfte hoogte onbekend. Getuigenis der Viffersj, Coleur Van de fchorflè van de plant droog zynde. 1 GlSingvan deszelfs verwe ,'■ wanneer die veifch is. Schikking der takken. Coleur van de naekte plant. Doorfchynendheid van de einden der takken. Buigzaemheid van de plant: Gebruik van 't Microfeopium ten opzigte van 't zamenftel van de fchorffe. 128 NATUURKUNDIGE BE SCHRY VING De ftam,van fchorflè Ontbloot, fchynt meede vol regte vooren, als D. D. De plant, dwars doorgefheeden zynde , ziet men de fchórife E, E. die de ftoffe van dezelve omvat F. F. In de langwerpige fneede ontdekt men de hoornagtige ftoffe G. G. zonder een canael voor het pit. Zesde Steen-ftruik. Dezelve word op de Africaenfè Ruft by de Neger-Caep gevift, zonder dat my bekend is, op wat diepte. Dat gewas groeit als de andere zonder wortel, en alleen op vafte lighaemen , waer op *t zig door de lym van de fchorflè vafthegt en ruft. Ik kenne haere uiterfte hoogte niet, zynde dit alleen een ftuk van vyftien duimen. De Corael-viftèrs hebben aen my verhaelt, dat 'er van dezelve gevonden worden van een ongemeene grootte. De fchortTe heeft, wanneer de 'phnt ArooQ is , een ttro - coleur , het geen een bewys is, dat ze, verfch zynde, een roozeverwe moet hebben. Dezelve heeft verheevene blaesjes in een byzondere eevenredlgheid en ordre gefchikt, die door 't Microf copiüm beeter ontdekt konnen worden en oorzaek zyn, dat de fchorffe geheel verfchillende van de andere fchynt te weezen, Alle de takken zyn gefchikt als de veeren van pennen. De plant,van zyn fchorftè ontbloot,heeft een oJyf-coleur. De toppen der takken zyn doorfchynende. De eigenfchap Van deeze plant is niet zo buigzaem, als de onze uit Provence , en breekt ligtelyk. Werktuigig zamenftel De byzonderheid van 't zamenftel deezer fchorffe konde door 't Microfeopium beeter ontdekt worden. Het zelve beftaet uit vyf fnaeren A, A. A., die van binnen hol zyn , en rondom de ftok van de plant op gelyke tuffchen- wvd~    DER ZEE Vierde Hooftftuk. 129 wydtens van dezelve opklimmen. Men befpeurt in die fhaeren nergens eenige openingen , fchoon ze in de plaets zyn van de blaesjes , welke wy in de andere hebben aengeweezen , het geen ons doet denken , dat de flippen B. B. B, zo veele kliertjes of knobbeltjes zyn, waer door 't lymagtig vogt heenzygt, dat in de andere door de zigtbaere gaetjes doordringt. De ftoffe van de fchorftè beftaet uit een lym vol kliertjes. De fchorftè is van binnen meede vol kliertjes, als C. C. C., die met de buitenfte overeenkomen. De plant, van fchorftè ontbloot, heeft op 't oppervlak groeven , als D. D. Door de dwars-fneede befchouwt men aenftonds de plant E. E. en de openingen F. F. F. F. F. van de fhaeren of koorden van de fchorftè. Door de-langwerpige fneede ziet men het inwendig en klieragtig zamenftel van de fchorffe H. H., en de ftoffe l. I. van de Steen-ftruik geheel effen Zonder eenige opening voor de pit, Zeevende Steen-ftruik. Dezelve groeit aen de Neger-Caep op de Kuft van Africa, ter plaetfè, alwaer Corael gevift word; zulks de gewoone diepte , daer ze gevonden word, my onbekend is, Dat gewas heeft zo min wortel als de andere, en hegt zig niet aen de vafte lighaemen , dan door de lym van de fchorftè , ik heb 'er gezien van twee voeten hoog. Deszelfs takken, die meenigvuldig zyn, fpreiden zig wyd genoeg uit, waer door die plant meer dan andere aen de boomen des Aerdryks gelyk is. De gedaente der blaesjes van deszelfs fchorftè is zeer verheeven, hetgeen dezelve uit alle andere doet onderfcheiden; de coleur van die fchorffe , droog zynde, is witagtig, de ftoffe als kryt tuflchen de vingers, en laet zig als de andere wryven. De plant, van fchorflè ontbloot, heeft een fraeje zwarte coleur. Kk De Kliertjes in de plaets van blaesjes, Stoffe van de fchorffe. De fchorffe van binnen befchouwt, De plant van fchorffe ontbloot. Door de dwarsfneede. Door de langWef» pige fneede. Zie Pl. 20. n. 94. 95. en 96. Plaets, alwaer zt groeit. Zonder Wortel, Uitfpreiding der takken. Waer in die plans van de andere on« derfcheiden isr Coleur 7an de bloote planï,  Inwendig zamenftel van de fchorffe. De einden der takken. Buigzaeme ftoffe. Op deeze fchorffe befpeurt men door 't Microfeopium het zamenftel in de gedaente van een teepel, en de gewoone blaesjes A. A. A., welke alle in \ verheevenfte vlak de opening hebben B. B. B.} waer door 't lymagtig vogt van het Zee-water indringt en zig verzamelt. De ftoffe van de fchorftè fchynt als in alle de andere een verzameling van zout-korrels te weezen. De fchorftè, van binnen bezigtigt wordende , toont aen de gewoone canaeltjes C. C. C., vol deeltjes van een lymagtige ftoffe, blinkende als zout. Door de dwars-fneede ziet men de hoornagtige ftoffe D.D. Df.* omvangen van de fchorlTe E. E. E„ gelyk als in F. de holligheid van een der blaesjes gezien word. De langwerpige fneede toont aen de dikte van de fchorflè G. G. vol gaetjes, eeven als de hoornagtige en zwarte ftoftè H. H., die dun is en omvat word van een zeeker zoort van pit I. IJ. Stoffe van de fchorffe. De fchorffe van binnen. Dwars-fneede. Langwerpige fneede. Zie Pl. 2r. n. 97. 98,9«, en 100. Agt ft e Steen-ftruik. Plaets, alwaer die groeit. Waerom door den Schryver hier by gebragt. 130 NATUURKUNDIGE BESCHRYVING De einden der takken ,zyn ,zo vermits de coleur als doorfchynendheid, aen de fnaeren van fchaepe-darmen gelyk. De eigenfchap derzelve is buigzaem als baleinen. Werktuigig zamenftel. Die Steen-ftruik groeit op de Antillifche Eihndèn in America, en fchoon dezelve niet in onze Middellanfche-Zee gevonden word, heb ik ze egter by de andere ftukken willen voegen, om die daer by te vergaderen. Men zal zig wel konnen verbeelden , dat dezelve uit zo verre afgeleegen plaets niet anders dan droog overgebragt kan werden, en derhalven berooft is van de aengenaeme verfcheidenheid van toevallige coleuren, die ze, uit het water opgetrokken, gezegt word te hebben, zynde opgevult met zo veel lymagtig Zee-vogt, dat, zo als ik reeds aengemerkt hebbe, veel tot die verfcheidenheid toebrengt. De-    DER ZEE. Vierde Hooft/luh W Dezelve is zonder wortel gelyk alle de andere, en hegt zig o'oor de lym van deszelfs fchorflè aen de vafte lighaemen, en nadien ze veeltyds zig in de rondte uitbreid, hebbe ik 'er van drie en vier voeten Diameters gezien. Deszelfs gedaente is geheel byzonder , vermits die, zo als men ze in de fchets ziet, zeer gelyk aen een net is. De fchorflè,in den tegenwoordigen toeftand, is van een asagtige verwe , en zeer vaft aen de hoornagtige ftoffe gehegt, ook laet die zig als de andere wryven, zynde als dezelve van een gelyke aert ais kryt. De plant, van de fchorffe ontbloot, heeft een zeer fraeje zwarte verwe, ook is de hier afgefchetfte Zonder fchorffe. Deszelfs eigenfchap is buigzaem als balein. Werktuigig zamenflel In die fchorffe , fchoon naeuwkeurig door 5t Microfeopium belchouwt, ontdekt mengen He. minfte opening 7 maer alleenlyk de flippen A. A. A., die van aert naefl aen 't zout fchynen te weezen , maer mogelyk zullen dezelve verdopt zyn geworden in de langduurende tuffchentyd, dat men ze opgevift heeft, als ook om hun kleinheid , nadien men 'er ook geen teeken van blaesjes ziet, die wy in alle de andere hebben aengeweezen. Het binnenfte van de fchorffe toont aen de zout-flippen, of openingen,veel grooter dan 't oppervlak , als B. B. De plant zonder fchorffe is als C. C., geheel effen en gomagtig. Door de dwars-fneede ziet men een verzameling van holligheeden , als D. D., tuffchen een harde fchorffe E. E. In de langwerpige fneede ontdekt men tuffchen de twee hoornagtige fchoriTen een volgreeks van kleine gaetjes F. F. Neegende Steen flruik. Deeze Steen-ftruik is geheel byzonder en onderfcheiden van Kk 2 de Overeehkomft van deszelfs gra** jing mee de ander»?, Deszelfs uitwen» dige gedaente. Coleur van de fcliorffe, Laet zig Wryven als de andere. Coleur van de naekte plant. Buigzaeme ftoffe, I Waerofn dóór 't Microfeopium geen openingen gezien werden. Openingen in dé fchorffe ontdek*. De naekte plant, Dwars-fneede, Zie Pl. 21. n. toij 102,103. en Pl. 22. n. 104. f  Andere Steen-ftruik zonder fchorffe. Op Wat diepte die gevift Word, en deszelfs verwe. Deszelfs uitwendige gedaente, Hoogte en dikte. Bolletjes van een ljlnagtige ftoffe. Overvloed van vérnis op 't oppervlak van de voet. Het bovenfte gedeelte. Dwars-fneede. Langwerpige fneede. m NATUURKUNDIGE BESCHRYVING de andere. Dezelve heeft geen fchórflê, en alleenlyk, aen (tukken zynde,, eenige brokken lym , die de takken omvangen, ook bloeit ze, als ik by vervolg zal zeggen, en is de geheele plant vol doornen. Ik zelfs hebbe die gevift op 140 vadem diepte: Zy heeft geen wortel,maer een donkere verwe,zynde het oppervlak bedekt met een ftoffe als vernis, die in meer overvloed onder aen de voet gevonden word. Dezelve is vol doornen als de ftaert van een roch , en die doornen zyn boven aen de einden der takken, alwaer die yemisagtige ftoffe minder gevonden word, meer doorfchynende. Deszelfs grootfte hoogte is van twee voeten, en haer dikte is van anderhalve linie Diameter. Op de plaets A. A. ziet men eenige kleine bolletjes van een lymagtige ftoffe, die uit het water komende, alzo gelyken, dog de plant in een vat vol Zee-water gelegt zynde, ftrekken dezelve Zig rondom de takke* uk in een aengenaeme yrmmmagheid als in B., alwaer men een zoort.van bloemen vind,die ik, van de bloemen en zaeden der Zee-gewaffen handelende, naeuwkeuriger zal befchryven. Dezelve doet altoos dezelfde werking ,D als men die wederom in het water legt, of daer uit haeld. Werktuigig zamenftel. Het oppervlak van de voet C. C. van de plant vol,van die vernisagtige ftoffe zynde, maekt, dat de punten van de doornen naeuwelyks kunnen gezien worden. Aen het bovenfte deel van de plant D. D., alwaer die vernis zo overvloedig niet gevonden word, vertoonen zig de doornen beeter als E. E. E. Dezelve dwars doorgefneeden zynde, ontdekt men de veelheid der openingen F. F. die zig in de lengte uitftrekken. In de langwerpige fneede befpeurt men de canaelen G. G VAN  DER ZEE. Vierde Hooft/luk- 133 VAN DE STEENAGTIGE PLANTEN. jE naem van fteenagtige, die aen deeze planten , gegeeven word, doet ons klaer genoeg begry\ pen , dat ze van een fteenagtige aert moeten \ zyn > het is een groejing aen de Zee in 't by! zonder eigen, nadien op 't oppervlak der Aer¬ de niets diergelyks gevonden word ; en het ongemeen groot pnderfcheid tuflchen hunne natuur en die van alle anderen, heeft niet alleen de Ouden ,maer my n zelfs, een der allerjongfte Waerneemersydoen twyfelen, of het waerlyk gewaffen waeren, die in een geregelde order groeiden, op de wyze, als ik ten laetfien hebbe ondervonden, en by vervolg zal aentoonen. Het byzonder onderfcheid, dat in deeze Claffis der fteenagtige gewaflèn moet waergenoomen werden , is ? dat zommige van fchorflè- voorzien en andere daer van ontbloot zyn. Het Corael is de eenigfte plant, die daer meede omgeeven is, en wanneer dezelve vers uit Zee opgevift is, kan de fchorffe daer van afgenomen worden met dezelfde gemakkeiykheid als die van de Aerd-gewaffen. Alle de andere planten van deeze Claffis hebben 'er geen, en wy zullen die in het algemeen de naem geeven van Madrepom; welke wy oordeelen wederom te moeten verdeelen volgens de order der deelen, waer uit ze beftaen, en die hun onderfcheide gedaenten doen aenneemen. Wy verdeelen dan dezelve in Madreporse met een enkelde kelk , met verfcheide kelken, welkers vereeniging eenige gelykheid van takken heelt; takagtige, L1 ronde Steenagtige eigenfchap. De Zee brengt alleen deeze gewaffen voort. Twyfeling van de' oude en heedendaegfe Waerneemers. Steenagtige planten met en Zofider fchorffe. Het Corael at'eéii heeft een fchcrffé $ die zig , eerli uit het water kom;i>« de, ligtelyk laet afneemen. Planten zonder1 fchorffe .Madrepó^ ras genaemt. Verdeeling dei Madreporse.  Gedaent- aenheemingen van hunne zoorten. De ftoffe meer of minder hard. Deeze fteenagtige gewaffen zyn planten. Bequaeme plaets tot derzelver groe Jing en voortbrenging. Waerom dezelve geen wortels heb ben. Verandering van 134 NATUURKUNDIGE BESCHRY VlNG' ronde en effen; takagtige, ronde en knoopagtige; takagtige platte ; bladerryke , welkers bladen zig in verfcheide draejen wentelen op de wyze van een roos; en laetftelyk Mofchagtige, als gelyk zynde aen de Mofch van het Aerdryk, beftaende in zeer dunne takken. Hieruit befpeurt men, dat derzelver gedaent-aenneemingen in hunne zoorten byzonder en verfcheiden zyn; wat de ftoffe aengaet, dezelve is meer of minder effen, en heeft derhalven veelerhande graden van hardigheid, die wy in de beichryving van ieder plant zullen aentoonen. Hunne waere en byzondere Botanifche of Kruidkundige benaeming blyft nog om reeds aengehaelde reedenen opgefchort. Ik zal derhalven geen andere naemen gebruiken, als waer meede dezelve onder de Vifters bekend zyn. Voor het overige zyn alle die fteenagtige gewaffen weezendiyke planten, die alle hun zamenftel hebben, hoewel altoos na het Afa£**umm**' ^l'r//Mrö f z)gemeene fchikking ,gereegeld, die de natuur tn de Zee-planten gelegt heeft , en aen a\\e de deelen, waer uit ze beftaen, toeftaet, om onafhankelyk van de geheele werktuigige zamenvoeging hun voedfel te ontfangen. De plaetfen, alwaer die groejing gewoonlyk en in groote overvloed gefchied , zyn zeekere zoort van Ovens en Grotten, van gedaente, als wy omftandig zullen befchryven, wanneer wy van het voornaeme onderwerp , namentlyk het Corael, zullen fpreeken. Deeze planten hebben geen wortels om dezelfde reeden , als wy ten opzigte van de weeke en der byna hout-gewaffen gemeld hebben, groejende op alderhande vafte Lighaemen zonder onderfcheid, als fteenen, aerd-klompen, beenen, fchelpen, yzer, gebakken fteen, hout, en zomtyds op andere planten, zonder het byzonder voedfel in agt te neemen, dat ze ter plaetfe van hunne legging, by aldien ze wortels hadden, behoorden aen zig te trekken. De coleuren van alle die planten veranderen , wanneerze buiten  DER ZEE; Vierde Hoofljluk 13? ten het water zyn : en 't is niet dan het roode Corael , dat zyn natuurlyke verwe zonder eenige verandering behoud, behalven in de fchorflè , die droog werdende , een donkerder coleur aenneemt. Het werktuigig zamenftel , 't geen aentoont, op wat wyZe die planten gevoed werden, is in \ Corael gelyk aen die der weeke gewaflèn , beftaende in een klieragtig zamenweefzel van de fchorflè, en de natuur heeft in de andere, die het zelve niet hebben , zeekere openingen en canaelen in de fteenagtige ftoffe geplaetft , waer door de Zee-lym indringt 5 ftremmende in zommige tot een witte , en in andere, tot een geele melk, van verfchillende dikte; en men moet aenmerken, dat die witte melk altoos geel word, wanneer ze opdroogt. Het byzonderfte in die gewaflèn is, dat het Corael, voorzien van een gereegelde fchorflè,zeer fraeje bloemen draegt ,5t geen ik eerft onlangs ontdekt hebbe, en waer van ik een klaer betoog za/ geeven ter phetïè, bepaeld om van de bloemen en zaeden der Zee - gewaflèn te handelen. Laetftelyk doen ons de Chymifche ontbindingen op een ontwyfelbaere wyze zien , dat die fteenagtige gewaflèn waerlyk planten zyn , en dat men daer uit, wanneer ze vers zyn , dezelfde deelen als uit de Aerd- planten en dieren trekken kan. derzelver coleuren. Het roode Corael verandert niet behalven alleen de fchorffe. Het zamenflel vari 't Corael, ten opzigte van deszelfs fchorffe. Bloemen door deii Schryver in 't Corael ontdekt. Proeve van de Chymifche ontbindingen. LI 2 VA N  i36 NATUURKUNDIGE BESCHRYVING VAN HET CORAEL. Het edelfte deel van dit Werk is het Corael. UT ftuk is het edelfte der fteenagtige planten, | vervattende een befchryving van het Corael, \ van deszelfs wording tot den allervolmaektften S ftand ; ook is het dat deel, 't welk het ge| meen van alle verdigte vertellingen zal over¬ tuigen, die verfcheide zo oude als nieuwe Schry vers daer van gedaen hebben; waer meede, zo ik die hier alle zoude willen bybrengen , myn Werk tot een overtollig dik , en aen myn voorgenomen doelwit zeer onnut Boekdeel zoude doen uitdyen, ftrekkende myn oogmerk xJJeen , om aen den dag te {tellen,het geen ik., op fundament van meemgvu\d\ge vangften van dat gewas , niet zonder groot gevaer en koften gedaen , waeragtig bevonden hebbe. Ik ben verzeekerd, dat de vergelykingdiede Verftandige konnen maeken ,van 't geen ik zeggen zal, met het geene andere gefchreeven hebben , hunne nieuwsgierigheid beeter zal voldoen, dan al 't geene ik zelfs daer omtrent hier zoude konnen zeggen. De plaetfen , alwaer het Corael groeit, zyn zeekere holen of fpelonken, die nu in de leevendige Rots, en dan in aerdhoopen gevonden worden , door de Zee-lym op de wyze als dryffteen aen een gehegt. De leevendige Rots is de ftoffe of het lighaem , dat, zo als ik in 't eerfte Deel hebbe aengetoond , de weezendlyke Kom of Boe- Mctgirtm, toevallige grond, en deszelfs aeiigroeH98- Holen Waer in het Coraelgroeit. ftoffe van den Zt boezem. zem van de Zee formeert. De aerdhoopen , die de Corael - viffers Mdgirtan noemen, zyn 't, die de toevallige grond veroorzaeken, en zomtyds buitengewoon aengroejende, zeer groote  DER ZEE. Vierde Hooft/luk. 137 te holen maeken , welke aen 't oppervlak van de Rots, waer op ze ruiten , hun begin neemen. De ervarende Corael-viflers bepaelen, hoedanig die holen gefchikt moeten zyn, om binnen in zig aen 't Corael een gereegelde voortbrenging te verfchaffen; want by aldien ze met het middelpunt, of het bovenfte des Aerdryks, regtftandig zyn, worden dezelve niet bequaem geoordeelt, maer wel zo die holen daer meede geheel of byna parallel zyn. Deeze laetfte zyn 't, welke de Viflèrs met ongelooffelyke Zorge en moeite, nu langs den Zee-oever en dan wyd in Zee, op een ongemeene diepte zoeken, hangende de vinding alleen van 'doffe geval af, nadien dezelve geheel door de wateren bedekt worden. Maer die geene, welke het allereerft deeze zoorten van holen kan ontdekken, die in de Zee van Catalonien gewoonlyk omtrent de Balearides-Eilanden in die van Provence tuflchen de Caep Corone, en die van St. Tropez-, in 't Zuidelyke deel van Sicihen, en op de Kuilen van Africa, regt voor Barca, en omtrent de Neger-Caep gevonden worden , die , zeg ik, is verzeekerd, van zyne moeiten betaeld te zien, door de ontdekking van een nieuw en geheel bofch van Corael. Het is daer meede wyders geleegen als met de boftchen van °t Aerdryk, want na dat men met de werktuigen daer toe nodig , langen tyd in die holen gearbeid , en daer in alles afgehouwen heeft, moeten nootzakelyk eenige jaeren voorbygaen , eer dat bofch weeder aengegroeit is , en de Zee is des te meer aen die zwaerigheid onderheevig , vermits de vryheid van de viflèry daer omtrent die order doet veronagtzaemen , welke, in de boftchen waergenoomen werdende, tyd geeft, om weer aen te kunnen groejen. Dus werpen de Viflèrs, vol hoope, dat 'er in die Grotten volwaflèn Corael van een aenzienlyke dikte en grootte is overgebleeven, geduurig hunne werktuigen in dezelve, breekende en verwoeftende alle de nieuwe aengroejingen van dat fraeje gewas , waer door zy zig buiten ftaet ftellen, om 'er geduurende hun M m lee- Gelegenheid vafi die holen. Parallele holen debequaemlte geagt. Tweederhande Zee-hoogtens , ah waer de Viflers dis holen zoeken. Een bofch van Co* rael vergeleeken by de boflchen van 'e Aerdryk. Waef door de fchaersheid van 'l Corael veroorzaekt word.  Zie Pl. 22. lig, 105 en 106. Andere overtuigender blyk. Proeven genomen ui: alle de Coraelvangflen door den Schryver zelfs gedaen. Proeve uit de werktuigen, die t >t die Viifery gebruikt worden. Befchryving der werktuigen, waer van zig de Vi fiers bedienen, om Corael te viffen. * Cap. 4, Refo'iityving van 't iLdtiun van Vrankryk. 138 NATUURKUNDIGE BESCHRYVING leeven eenig Corael van een reedelyke grootte te konnen vin* den, en waerlyk dat is geen gebrek van de natuur, maer alleen vermits men aen dezelve geen tyd gunt van te kunnen werken. Nog is het iet byzonders en ongemeens in die plant, dat ze door haer legging in die holen van alle andere Aerd-en Zeegewaffen , die wy weeke noemen , verfchilt: want ze groeit zodanig , dat deszelfs takken regtftandig na 't middelpunt der Aerde hellen, blyvende deszelfs voet toppuntig in die èolen geplaetft, gelyk my zulks blykt uit een ftuk van een uitgeholde Rots, dat ik in myn Cabinet hebbe, en in de volgende afbeelding gezien kan worden , waer in het oppergedeelte van dat kleine hoi geteekend is A. A., en de regtftandige takken van het Corael onderfcheiden zyn door de Letters B. B. B. Het zelfde word nog beeter beweezen door een ftuk dryf fleen , of aerd-klomp , dat in deszelfs oppergedeelte planten heeft van een week kruid, welks takken en bladen de gewoone loop houden van de Aerd-gewaffen , opklimmende van onderen na boven ,a\s C. C. C, en in deszelfs beneedenfte en aen het voorige tegenovergefleld deel heeft dat ftuk de Corael-plant D. D., die met een geheel verfchillende loop na 't middelpunt des Weerelds ftrekt. Alle de brokken, die ik zelfs gevift hebbe en bewaere, hebben my altoos, zonder uitzondering, van die ongemeene wyze, waer op dat gewas groeit, verzeekerd. Men kan nog tot een ander bewys bybrengen de kragt, die de werktuigen doen om het af te fcheuren, en die befwaerlyk alzo zoude konnen zyn, als ik zal befchryven, by aldien de legging van de plant anders was, dan ik hier melde. De ervarenfte heedendaegfè Viflèrs ftemmen daer in over een met het verhael van den Pater Dan,die hy ons in zyne Befchryving van Barbaryen doet, alwaer hy zegt * De Ptffers hebben een groot Net aen lange touwen vafgemaekt, vermits zomtyds wel vyfz/'g vademen waters gevonden worden in de plaetfen , alwaer zy viffen. hi dat Net leggen dezeinê groote fieenen, om het te doen zin-    DER ZEE, Vierde Hooftjluk 139 zinken,?-o dat het, door de kragt van '/ water en de Jiroom, onder de Kotzen nederdaelt in zeekere zeer holle Grotten , ah gewelven gemaekt, alwaer het Corael groeit en zig vafi hegt, hangende met de takken nederwaerts. Zulks niets meer overblyft om aen de waerheid ven 5t gezegde te twyfelen, na alle de betoogen, die ik gegeeven hebbe, en waer van wy op zyn plaetfè gebruik zullen maeken , om aen te toonen , op wat wyze de natuur in 5t voortbrengen van het Corael werkt. Die, welke zig de eerfie gewaegt hebben, om na die holen te zoeken , hebben ter zeiver tyd hun tóevlugt tot de Kunft moeten neemen, om zig van werktuigen te voorzien, bequaem om derzelver binnenftens te bereiken, op dat zy, die gevonden hebbende , de planten, waer na zy zogten , konden ophaelen. Ook zyn de tweederhande werktuigen, waer van de Viflèrs zig tot de vangft, volgens de verfchillende gelegenheeden, bedienen, onder dezelve reeds van ouds in gebruik geweeft. De Provenc^aelen noemen het eene Engin en het andere Saïa^ hre. Het eerfie, waer van zy zig in volle Zee bedienen om onder water in de Rots te Zoeken, beftaet uit twee kruis-balken,hebbende in de tuftchenwydte van de hoek een Kmon-kogel, om die te doen zinken, en aen de einden eenige netten, ten deele gemaekt van fterk en dik yzerdraet , en eenige digter gewerkte. De groote werden gebruikt om de takken af te fcheuren, en de kleine om die te omvatten. Het tweede is een zoort van een leepel, beftaende in een yzere ring van anderhalf voet Diameter, en heeft op den bodem een zak van net-werk, die aen beide de zyden een group heeft; 'tis alles aen een balk veel langer als het vaertuig vaftgemaekt, waer aen een yzere kogel is gebonden , om te fchielyker in de holen, welke langs den oever van 't vafte Land gevonden worden, te zinken. De afbeeldingen 3 en 4, toonen beeter aen de gedaente en eevenredigheid der deelen , als ook het overige zamenftel van die werktuigen. Mm 2 D« liet voor deel, 't welk de Schryver uit die ontdekt* waerheid poogt t«S haelen. Dat het gébruik daer van zeer oud is. Eefchryvlng en naem van 't est&é Werktuig. Befchryving vaa 't tweede* Zie Pl, 22. fig. lof.  Het gebruik der werktuigen in de ifte fig. vertoont. Zie Pl.23.fig. 108. Moejelykheid om de Corael-gewalfen af te rukken , zonder de lighaemen, waer aen zegehegt zyn, los te trekken. Meening der Ouden over de week heid der Coraelgewalfen. 140 NATUURKUNDIGE BESCHRYVING De wyze, waer op de Viflèrs 'er zig van bedienen, zo in 't diep, als naby 't Land , kan met het opflag van een oog veel beeter in de afbeeldingen befchouwt werden , die een Zee vertoonen, waer in de Viflèrs met vaertuigen, op verfchillende dieptens en afftanden van den oever, van die beide werktuigen gebruik maeken. Men befchouwt aldaer klaerlyk , hoe dezelve in de holen hun werk doen, eerflelyk omflingerende, en vervolgens affcheurende de Corael-takken , die, door toedoen van hunne nederwaerts regtftandige groejing, gemakkelyk van de netten omvangen, en veel ligter ingewikkeld werden, dan by aldien dezelve zig regtftandig opwaarts uitfpreidden. De Corael - gewaflèn, welke op die wyze gevift worden, zyn zelden heel, kunnende hun voet zo gemakkelyk niet met de netten omvat werden. Dog men bekomt dezelve in hun volkomenheid, wanneer de werktuigen bequaem zyn om de vafte lighaemen ; waer aen die planten gehegt zyn, te gelyk met dezelve los te rukken, \ geen met te meer gemak gefchied, wanneer ze by geval vaftgelymt zitten aen fchelpen, beenen, hout, of andere toevallige vafte lighaemen; zomtyds worden 'er opgehaelt, die gehegt zyn aen aerd-klompen, Magirtan genoemt, als ook aen brokken van de Rots, en ik bewaere eenige van alle die zoorten , waer aen niets gebreekt. Alvorens nu alle de deelen, waer uit een Corael-plant beftaet, omftandig te befchryven , moet ik, myns bedunkens, het gemeen overtuigen van den vallenen waen, waer meede zy door de oude Poëten en Natuurkundige vooringenoomen waeren ; namentlyk, dat de Corael,eerft uit Zee komende, zo week zoude zyn als gekneed deeg, het geen een onwaerheid is , nadien ik dit gewas zelfs in 't water zo beftendig en hard als fteen gevonden hebbe , behalven alleen de einden der takken, welke week waeren , als nog niet van 't vereifchte vogt opgevult zynde, dat van tyd tot tyd daer in doordringt, om ze te verharden, gelyk op zyn plaets zal worden aengetoont. Ik  Tab. xxjii.   'I A H. XXI V.   DER ZEE. Vktde Hooftftuk. 141 Ik hebbe, over de Zee-gewaffen in 't algemeen handelende, gezegt , dat ik die alle, behalven de Zee-netel, zonder wortels gevonden hebbe, en wel byzonderlyk de fteenagtige, die zig aen de vafte lighaemen, waer op ze geleegen zyn, vafthegten door middel van een plaet, die een uitbreiding is van hunne ftoffe, van dezelfde verwe en zamenftel, en in alles gelyk met die der Corael-takken. Die plaet heeft zomtyds de dikte van de rugge van een mes> en de uitgeftrektheid, omfpreiding en holligheid , welke de Ver* heevene gedaente van 't vafte lighaem, waer op het zig uitbreid, daer aen meededeelt. Zulks dat ik een zout-vat, daer van gemaekt, gezien hebbe, dat de lengte had van 48- en de breedte van 38. linien; van gedaente als in de afbeelding te zien. Ik hebbe een dergelykftuk, dat ik op dezelfde wyze zoude kunnen doen fatzoeneeren; het zelve is op een fteen, en draegt een zeer fraei gewas. De wyze, op welke die vlaktens of plaeten met de plant over* eenkoomen, en zig op de vafte Lighaemen , waer op die ruft, uitfpreiden, kan in de affchetzing van't Corael-gewas, in alle deszelfs uitwendige deelen verdeelt, heeter he.frhnnvwt \x/erden. De plaet, die van dezelfde ftoffe als het Corael is, ftrektzig op de fteen uit in de gedaente, als A. A. Dezelve is gehegt aen de takken B B., die een gelyke hardigheid van fteen hebben, tot aen de toppen C. C. welke, zo reets gezegt is, week zyn, en die van de geflipte linie af, dezelve van boven dwars doorgaende, gefneedenen droog geworden zynde, wanneer men ze uit het water ophaeld , ligtelyk tot poeder gebragt kunnen worden, De plaet is zo wel als de takken met een fchorffe overtoogen, die van de fteenagtige ftoffe gefcheiden kan worden, wanneer de plant verfch is, op dezelfde wyze als aen de boomen van 't Aerdryk geichied. Die fchorftè is geheel bedekt met pypjes D. D., die alle op de top een opening hebben , welke zelden, dan alleen door 't Microfeopium , kunnen onderfcheiden worden, Men heeft door behulp van dat glas , een afgebrooken tak, die zyn fchorffe had , naeuwkeurig bezigtigt; depypjes, wel- N n kers Zee-ptanten Zonder wortel, behalven de-Zeenetel en de fteenagtige gewallen, dooreen zeeker vogt aen de vafte lighaemen gehegt. Dat vogt neemt de gedaente van 't lighaem aen , waer op 't zig uitfpreid. Deszelfs overgroote dikte. Zie Pl.23. fig. 100. Gedaente van die uitbreiding in de fchets vertoont. Zie Pl. 24, fig. in Omftandige be- fchryving van die plaet, Schorife van die plaet, gelyk aen die van 't lighaenj van de plant. Onderzoek van een ftuk van die plant door "t Microfeopium,  Zie Pl. 25. fig. 113. Order,die den Schryver belooft te houden in 't befchry ven van het Corael. Zie Pl. 25. fig. 114. Het bloote Corael in de eerfte figuur aengetoont. Pypjes door 't Microfeopium ontdekt. Pl. 25. fig. 114. en 115. Zamenftel, canaelsWyze gefchikt, aen een ander ftuk van de fchorlfe ontdekt. van 142 NATUURKUNDIGE BESCHRYVING kers natuurlyke grootte en gedaente was als D. D., fcheenen volmaekt rond te zyn, en vertoonde zig de opening, die door de geheele fchorffe gaet, in een fteragtige gedaente, hebbende zes ftraelen, als E. E. E. Deeze gedaente komt over een met die der bloemen, welke uit die openingen fpruiten op de wyze, als op zyn plaets zal werden aengehaeld, dog zy is altoos niet dusdanig, ook vind men eenige van die openingen kloots-wyze gefchikt zonder ftraelen, en andere wederom van een langwerpige gedaente. Het geheele oppervlak van de fchorffe fchynt doorgaens gekorrelt als Segrein, door de verzameling der kliertjes F. F. Wyders,om met eenige order van 't waer en ontleedkundig zamenftel van 't Corael te lpreeken , is 't nodig door middel van de ifte. figuur alle de deelen voor oogen te ftellen , waer uit een plant beftaet, behalven de oppervlakkige, die wy reeds hebben1 afgehandelt. In deeze affchetzing vertoonen wy 't Corael van zyn fchorftè ontbloot-„ hly\re*nrlp daer van niets aen de (lam, dan 't kleine ftuk £ G., het welke, hoewel in alles gelyk aen 't geene wy in de voorgaende figuur hadden aengeweezen , alhier met een meerder naeuwkeurigheid op nieuws ontleed word. Het Microfeopium ontdekt dan op deszelfs oppervlak dezelfde ronde en verheevene pypjes , die op de top de openingen 1.1. hebben, wefke van de andere niet dan in hunne langwerpige gedaente verfchillen. Zy beftaet insgelyks uit kliertjes, hebbende de verwe van menie, op zommige plaetfen met een doorfchynend wit als van zout of candy-zuiker,gemengt. Een ander ftuk van de fchorftè, dat ik aen de ftam op de plaets H. H. hebbe vaft geheten, töont aen deszelfs inwendig zamenftel, canaels-wyze gegefchikt met de holligheeden, die met het verheevene oppervlak, reets befchreeven, overeenkoomen, hebbende ieder een opening dwars door de dikte der fchorftè heen, zynde een vervolg van 't geene wy in 't oppervlak hebben aengeweezen. Het ftuk H. H.  Ta u. xxv\ j I     DER ZEE Fier de Hooftftuk. 14 3 van de Ham los gemaekt doet door 't gewoone middel van 't Microlcopium decanaelen befchouwen, zynde van verwe als menie en zout, als ook de holligheeden, die de opening I. I. in het midden heeft. Deeze holligheeden zyn alle met een lymagtig vogt opge vult, dat, wanneer de plant verfch is, een melk-verwe heeft, maer droog werdende, tot een korft verhard, en een faffraencoleur, na't rood trekkende, aenneemt. Dit gedeelte van de fchorftè is door de letters L. L. bepaelt. Het oppervlak van de plant, van zyn fchorflè ontbloot, is vol canaelen, die van 't uiterfte einde van de plaet tot dat der weezendlyke takken doorgaen, namentlyk tot de plaets, alwaer de einden week beginnen te worden. Ook zyn 'er verfcheide ronde holligheeden in dezelve ftoffe, meede met een lymagtig melkvogt opgevult,dat opdroogende geel word, gelyk het vogt in de pypjes van de fchorflè. Die holligheeden worden altoos in grooter getale, als ook dieper en wyder omtrent het einde van de takken, dan wel omtrent de voet bevonden. De canaelen, die door de geheele plant gaen , zyn geteekend M de holligheeden N. N. N. Het kleine ftuk O. daer van genoomen, ontdekt door 't Microfeopium de gedaente van die canae/en en holligheeden veel klaerder. Derhalven veroorzaeken die canaelen agtereenvolgende verheffingen , 't geen oorzaek is, van 't geene wy gezegt hebben in de fchorftè te weezen. De linien P. P. P. toonen de plaetfèn aen, alwaer de fteenagtigheid der takken eindigt, en de toppen, welke, uit het water komende, week zyn, en opdrogende zig ligtelyk laeten klein maelen , aenvang neemen, zynde niet dan een fchorflè, die een groote meenigte holligheeden bevat,welke zig van tyd tot tyd met het melkvogt opvullen, dat de hardigheid van fteen bekomt,gelyk wy zullen aentoonen. Het is een ftuk van dat weeke einde, aen een ander ftuk hard Corael vaftgehegt, het geen wy A. A. gemerkt en door 't Microfeopium geexamineert hebben, waer door men de verfcheide zamenftel- Nn 2 zeis Coleur van de canaelen. Zie Pl. 26. fig. iiö. Lymagtig vogt, dat de holligheeden vervult. Het oppervlak van de plant vol canaelen. Holligheeden vol van een lymagtig melkvogt, ZiePL 26. Het ftuk, dat de canaelen en holligheeden aentoont. Verheffingen uit de canaelen fpruitervde. Steenagtigheid» Een ftuk van 't Weeke einde. Zie Pl. 26. fig. 118.  'Reede van die weekheid. 146 NATUURKUNDIGE BESCHRYVING zeis der weeke en harde deelen klaerlyk kan onderfcheiden. Het eene is vol holligheeden Q< Q., die vol van een lymagtig vogt uit Zee komende , de weekheid veroorzaeken, wel- Horizontale doorfnyding van een ftuk Corael. Zie Pl. 25. fig. 119. Doorfnyding van een ftuk van 't weeke gedeelte van het Corael. V. 120. dezelfde figuur. Werktuigig zamenftel in de fchorffe bepaelt, Melkagtig vogt, op wat wyze zig verfpreid,aengetoond. ke als 't andere ftuk R. R., dat daer aen volgt, door de nodige toevloed en ftremming van 't melk-vogt,zig allengskens verhard. Ik hebbe de kleine tak Corael S. S. horizontael in de weezentlyke hardigheid doorgefheeden , en 't binnenfte gedeelte door 't Microfeopium naeuwkeurig befchouwenóe , was 't my onmogelyk eenig canael, leedigheid of porofiteit te ontdekken, maer alleen een zeer harde en effe fteen-ftorfe, zynde roodverwig en met kleine witte ftippen gemengt als de Porphyr. In de 6de figuur ziet men 't geene op die wyze gegroeit is. Ik hebbe het zelfde gedaen aen een ftuk van 't weeke gefheeden , en de pori, die wy daer in befpeurt hebben , zyn vergroot als in V. Uit die naeuwkeurige ontleeding kan men beftuiten, dat het geheele werktuigig zamenftel van het Corael in de fchorftè en 't ojjyavïdk van de harde en fteenagtige ftofte beftaet, en geenzints in h binnenfte, nadien in die zoort van groejing geen fchikking behoeft te zyn, om 't voedend vogt te doen circuleeren, maer een aentrekking of filtratie van 't vloeibaer voedfèl, dat het Zee-water daer aen verfchaft, met zig op een wyze te vereenigen, dat de plant door een zeekere by voeging , welke ik zal aentoonen, uit die ftoffe geformeert word. Ik hebbe van 't vogt gefprooken, waer aen de lymagtige ftoffe en verwe de naem van melk doen geeven; maer nadien daer van niet anders gemeld hebbe , dan volgens de gelegenheid, die my eenige deelen, \ zelve bevattende, verfchaffen, zal ik hier ter plaetfè ontvouwen , hoe 't zig te gelyk tuflchen de fchorftè en 't oppervlak van de harde ftoffe uitfpreid, zig in veel grooter quantiteit, zo in de pypjes van de fchorftè als de holligheeden binnen de Corael - ftoffe, vergaderende; om vervolgens door behulp der canaelen , die wy hebben aengeweezen , door eigen  DER ZE E. Vierde Hooftftuk. 145 gen by voeging de leedige deelen op te vullen , ofwel die, welke tot de vereilchte graed van grootte en hardigheid nog niet gebragt zyn. De waerheid van de uitbreiding van dat vogt door de befchreevene deelen is door de proefneemingen van de figuuren 1 en 2. beweezem In de eerfte vertoon ik een tak Corael, die, uit Zee komende, gebroken en tuflchen de vingers gedrukt, de melk, als in X,van tuftchen de fchorflè en de Corael-ftoffe uitgeeft. De tweede, zynde meede een diergelyke verfche tak, doet het zelfde zien; want de fchorftè van 't eene einde tot het andere met de nagel afgerukt zynde, heeft men zo in de pypjes \tan de fchorflè als de holligheeden van de ftoffe melk gevonden , door 't oppervlak van het Corael verfpreid, 't welk de fchorflè befchermde en dekte. De letters Z. Z. toonen aen de vergadering van de melk in de holligheeden, die tuffchen 't rood van het Corael, zo men die vergeiyking mag' maeken, na den ccca van de zweeren van een fchurft menfch zweemen , wanneer men 'er de huid af geligt heeft. Ik verbeelde my wyders, dat het melk-deèl, dat zig in de holligheeden vereenigt, tot grootwording van de plant ftrékt, vloejende door 'de Canaelen tot in de einden der takken , en dat het andere , 't geen in de pypjes gevonden word, alleen gefchikt is, om de bloemen te formeeren,die ik voor eenigen tyd ontdekte, en waer van ik ook de befchryving zal doen. Het is waerfchynlyk , dat in dat laetfte gedeelte het zaed tot de voortbrenging van nieuwe Corael- gewaflèn geleegen is , waer van ik breedvoeriger zal handelen ter plaetfè, daer ik in 't byzonder de bloemen, vrugten en zaeden der Zee-planten zal befchryven. Het was by louter toeval, dat ik de bloemen van het Corael ontdekte, gelyk ik zulks fchreef aen den Abt Bignon, in een brief, die gedrukt is in 't Supplement van 't Journal des Sfavans O o in Bewys van die uitbreiding door proeven. Zie Pl.26. fig. 121, Zie het zelfde ir& fig. 122. Vogt tot de grootWording van het lighaem der plant gefchikt, Het andere voor de bloemen en zaeden. Brief over de ontdekking der bloemen van 't Corael aen den Abt Bignon gefchreevea,  Verhael van dat geval, en befchryving van die aengenaeme bloem. Schets, vertoonende een bloejende Corael-plant. De Corael-plant uy: het water genoomen zynde, keren de bloemen in hunne pypjes. De plant wederom in 't water gelegt zynde , verfchynen de bloemen als te vooren. Bloemen in de gedaente van een Ster. Tyd, hoe lang die bloemen duuren. Verandering van de bloem in een bol. 146 NATUURKUNDIGE BESCHRYVING in 't jaer 1707., en wierd het zelve door de vangflen in de maenden December, january, April en 't begin van Jury, die my een en 't zelfde deeden zien, beveiligt. De takken van die plant, met de nodige werktuigen uit Zee opgehaeld en in potten , met genoegzaem water opgevuld om dezelve te bedekken, gelegt zynde, ziet men na verloop van eenige uuren uit ieder pypje een witte bloem uitfpruiten, hebbende een fteel en agt bladen, als ook in alle deelen de grootte en gedaente van een kruidnagel. > De Corael-plant in een vat vol Zee-water bloejende , en de bloemen, welke in verfcheide gedaenten gezien worden, ffaen in de fchets , waer in over de bloemen van die planten gewag gemaekt is, afzonderlyk geplaetft. Zo dra men nu de bloejende tak uit het water neemt, keeren alle de bloemen in de pypjes te rug , die ieder derzelver op 't oppervlak heeft, waer uit zy gekcomen zyn. Dikwils blyven die pypjes in de gedaente van knoppen van hioaiucu, en zo men als dan dezelve met den eerfïen door een glas befchouwt , ziet men de verdeeling van de fchorffe in zo veel deelen , als de bloem bladen heeft, gelyk in de fchets van het bloejende Corael vertoont word. De plant andermael in 't water gelegt zynde , miff niet wederom als te vooren te bloejen,openende zig alle die door gefheeden deelen van de fchorffe in minder dan een uur tyds, om de bloemen doorgang te gunnen,en doende zomtyds de kleine opening van 't pypje die fraeje gedaente aenneemen , welke wy hebben aengemerkt. Ik hebbe een^e van die planten gevonden, welke met derzelver bloemen en alle de hier vooren befchreeven omffandigheeden omtrent twaelf dagen , andere vyf a zes dagen in ftand bleeven, waer na 't klieragtig zamenflel van de fchorffe beginnende te verwelken; de bloemen hunne gedaente verlooren, veranderende in kleine bolletjes, die geel wierden, en zig van de plant icheidende 5 in 't water nederzonken ; het welk ein- delyk  DER ZEE. Vierde Booftjiuk 147 delyk de (toffe van de fchorflè geheel deed verfmelten, waer van niets dan een lym overblyft, op welks oppervlak een lymagtige Ster komt, ter dikte van de rugge van een mes, mits dat de plant altoos leevendig gehouden en wel met melk gevoed word, en *t vat de grootte heeft van een Laetkop, die een man in de hand vatten kan. Alvorens nu tot veele andere aenmerkingen over tegaen, welke over verfcheide byzonderheeden van het Corael gemaekt moeten werden, zal 't nodig zyn, aen te toonen, op wat wyze , myns bedunkens, de natuur de groejing van een plant met een zodanig werktuigig zamenftel als deeze, welke in geen andere plaetfen, dan wy befchreeven hebben , op vafte lighaemen gevonden word, heeft konnen regelen en bepaelen. Want de eerfte wordingen van die plant op modder of zant, 'tgeen weeke en door de beroering der wateren beweegende lighaemen zyn , konnen niet alleen niet beftendig weezen, maer Zelfs, vermits haere zwaerre, door die zo min vutte lighaemen3 wélke in tegendeel zig zelfs ligtelyk laeten wegvoeren, niet onderfteund werden. Ook verzekeren de Viflèrs, dat men noit aldaer, maer wel op Rotzen , of zamengevioeide dryffteen, in horizontale of byna dusdanige holen en andere plaetfèn , alwaer het water ftille is, Corael vind. Om nu deeze ftelling in een weezendlyke natuur-ontleedende order te verhandelen , zoude men de zaek, zo als gezegt word, ab bvo moeten aenvangen, namentlyk : eerft beginnen te fpreeken van 't zaed; dog tot nu toe is 'er meer waerfchynlykheid dan een waere ontdekking van deszelfs beftaen; ten zy men wilde, dat die kleine bolletjes , welke uit de vereeniging der bladen en bloemen ontftaen, en op de grond van 't vat neederzinken , wanneer de fchorflè haer natuurlyk zamenftel verlooren heeft,zo veele korrelen zaed van Corael zouden zyn, Ook kan men zeggen, dat het zaed in de fteenagtige planten geheef verborgen en ingewikkeld is in de vloeibare ftoffe van 't lymagtig Oo 2 vogt, Op wat Wyze dié groejing door de natuur gefahikt is. Dezelve groeit op vafte lighaemen. Reeden, waerom dezelve niet op de modder gevoS* den word. Gedagten Van dén Schryver over het Cor ael-zaed. Andere gedagtee Van dezelve.  < i Andere over de zaeden der planten , om hun beginfel te ontdekken. ' i i Zyn niet genoeg om een ftel-reegel te bepaelen. Het begin fel der Corael-takken volgens het zeggen der ViiTers. Pl. 26. fig. 123. Het Corael groeit met de kruin na beneeden, en is een harde ftoffe. Zonder teeken van eenig buisagtig of poreus zamenftel, waer door het voedlel kan indringen. 148 NATUURKUNDIGE BESCHRYVING vogt, dat meer of min aen melk gelyk is , en gemeenlyk in ieder derzelver gevonden word , zelfs in die , welke zonder fchorlfe zyn, zo als men in hunne byzondere ontleeding zal zien. De duifterheid nopens het ftuk der zaeden heeft my verpligt, om in een afzonderlyk hooftftuk k zaem te brengen alles, wat ik van bloemen en zaeden van allerhande Zee-planten, zonder onderfcheid,hebbe konnen vergaderen 5 en v/el zodanige, als 't los geval my in 't vilfen heeft willen verfchaffen. Egter, fchoon die zamenraepzels wel eenig meerder ligt geeven, dan men tot nu toe gehad heeft, zyn dezelve egter niet genoeg bequaem, om al't nodige ter vaftftelling van een Syftema aen de hand te geeven. Men zal dan op 't einde van dit Boekdeel myne desweegens gedaene waerneemingen vinden. Ik moet derhalven overgaen tot de betoging van de kleine rof fe ftippen , die de Viifers voor de eerfte wordingen van 't Corael houden. Dezelve zyn afgefchetft in de 12 3-fte figuur, alwaer men de drie kleine bnU^ B. (J., Jtuk van een Rots gehegt , ziet, welke door 't Microfeopium befchouwt werdende, als in de 124.^ figuur, een vergadering van verfcheide bolletjes zonder eenige geregeldheid fchynen te weezen , waer aen men niets beipeurt, dan wanneer zy de gedaente van takken aenneemen; want fchoon die zeer klein zyn,laet men egter niet na dezelve , met behulp van 't glas, in hun eerfte wording met alle deszelfs deelen , die ik in 't zamenftel van een geformeerde plant gezegt hebbe te zyn, te onderfcheiden, zulks niets overblyft, dan van een volwaftè tak te handelen. Men moet zig alhier de fchets vertegenwoordigen, die ik boven reeds gegeeven hebbe, dat het Corael na beneeden en regtftandig na't middelpunt der Aerde groeit, en dat deszelfs binnenfte ftoffe vaft is als fteen, zonder blyk van eenige pori of buifen, waer door het voedfel kan indringen, op dezelfde wyze, als wy ten opzigte van de fteenagtige gewaffen zonder fchorftè zullen aentoonen; want allen het zelve brengt ons in een onver-    DER ZEE. Pierde Hooftftul 149 vermydelyke noodzakelykheid , om tot ons betoog weeder te keeren over de regtftandige legging van de plant, het zamenftel van de fchorftè, en 't oppervlak van de tak. De fchorflè , die, zo ik reets getoond hebbe,een vergadering van kliertjes is, heeft pypjes van een ronde gedaente, welke in 't opper,fte gedeelte een opening hebben. De lymagtige ftoffe ontfangt die bitumineufe lym , welke in 't Zee-water is, filtreerd on brengt dezelve tot de volkomenheid van een ftymagtige melk, die in de fchorflè blyft, om daer aen 't nodige voedlèl te verfchaffen , en zig overvloediglyk tuf fchen dezelve en 't oppervlak van de Coraekftoffe verfpreid , zo als ik reeds gezegt hebbe en nog klaérder zal aentoonen; Ik geloove, dat bezwaerlyk eenig voedfèl door de openingen van de pypjes kan indringen, nadien dezelve iehynen" verftopt te weezen door de bloemen, die daer uit fpruiten en van een ftoffe zyn, weinig verfchillende van die van melk, welke na alle waerfchynlykheid dezelve voed, vloejende tuflchen de fchorftè en 't oppervlak door, zonder daer toe eenige andere iWp nodig te hebben, dan die zy uit de kliertjes van de fchorffe ontfangt. Het oppervlak van het Corael is vol canaelen en holligheeden, die beide aen de einden der takken grooter'zyn dan omtrent de voet van de plant, zynde de eerfte de Riolen, waer door 't melkvogt moet loopen , wanneer de tweede met een genoegzame ftoffe voor 't gebruik, dat ik zal melden, opgevult zyn. De waerheid van dat die melk zig tuffchen de fchorflè en 't oppervlak ophoud , ontdekt zig in eenige drooge takken, alwaer dezelve tuffchen die beide geftremt, en alle de holligheeden daer meede opgevult gevonden worden, ook befpeurt men ten vollen, dat zy in de einden der takken haere witte verwe in geel verandert heeft, nadien de melk, gelyk gemeld is, aldaer overvloediger is dan omtrent de voet, wanneer men die takken horizontael en regtftandig doorfnyd. Figuur 125. is een ftuk van het einde van een Corael-tak , welke ik op vier plaetfèn, als Pp D, De fchorffe Is eea vergadering van diertjes. Deszelfs pypjes, 51ymlge melk dooi le bitumineufe lyta /eroorzaekt. Die pypjes kon* n.en dienen om len de bloemen loorgang te gunaen, Holligheeden es van het canaelen Corael, Melk van het Corael tuffchen de fchorffe, en de aen* getoonde ftoffe. Deszelfs coleur verandert. P!, 27. fig. 125-  Vervolg van die melk door vier doorgefneede ftukken. Bekragtiging van 't vervolg dier melkftoffe, en 'c zamenftel van het Corael. i$o NATUURKUNDIGE BESCHRYVING D, E, F, G. horizontalyk hebbe doorgefheeden; in 't ftuk D. ziet men de geele korft van de gedroogde melk, die 't oppervlak van het Corael omringt, en de holligheeden 2,2. in de ftoffe vervult. Het andere ftuk E is het geene volgt op 't voorgaendeD, gelyk de geflipte linien aenwyzen; men ziet aldaer ook ?t vervolg van de melk-korft, en hoedanig dat melk-vogt, tuftchen de fchorflè en de ftoffè opdroogende, geel geworden is, als met num. 3. word aengetoond. In 't midden is een van die holligheeden, geteekend 4., die aen de einden der takken opgevult gevonden worden van een melk, welke de gewoone graed van de hardigheid van het Corael nog niet bereikt heeft, en vervolgt tot aen het einde van de tak, zo als men in de volgende flukken beeter zal ontwaer worden. Het vervolg van 't ftuk E gaet voort tot een ander in 't ftuk F, alwaer men ziet, dat de opening,in't voorige gemerkt 4. en alhier S, niet is afgebroofcen, en dat de geele korft tuflchen de fchorffe en de ftoffe aldaer meede vervolgt, vervullende de holligheid6. fJpf dee) of Huk3 gemerkc c7, is 't einde van de tak , die gewoonlyk veel dikker en van ongeregelder gedaente is als de bovenfte deelen van de beeter gevormde tak, het geen veroorzaekt word door de holligheeden , die de melk-ftoftê door deszelfs verfcheide omvloejingen maekt, welke melk, zig by lagen uitftrekkende, tot de hardigheid van Corael verdikt, waer na die ledige holligheeden fluiten en de takken de hun toebehoórende en byna ronde gedaenten doen aenneemen. Het ftuk G met alle mogelyke naeuwkeurigheid horizontael doorgefheeden zynde , beveftigt dat zamenftel, en nadien dè melk tuflchen de fchorftè en 't oppervlak van het Corael op die plaets de volmaekte vereeniging van de Corallihe ftoffe niet ontmoet , verfpreid dezelve zig in alle de holligheeden, door de omvloejingen 7,7. van een geele coleur, tot dat zy die met haere ftoffe vervult heeft, welke by wyze van laegen ftremt en èindelyk de hardigheid van volmaekt Corael bekomt. Deeze  DER ZEE. Vierde Hooftftuk- I5I Deeze laetfte ondervindingen gevoegt by de eerfte , namentlyk dat het Corael regtftandig naer 't middelpunt der Aerde groeit; dat deszelfs werktuigig zamenftel alleen in de fchorflè en 't oppervlak van de Coralline ftoffe beftaet; en dat het binnenffe niet anders is, dan een vafte zamenhooping van een fteenagtige ftoffè; dat alles, zeg ik, fpoort my aen om 't volgende betoog te doen, nopens de wyze, op welke het Corael, in alle deszelfs omftandigheeden, kan en moet geformeert zyn. Het ftuk Corael, 't geen ik horizontalyk in zo veele deelen gefheeden hebbe , is nu regtftandig doorgefheeden, om in die gezigtftand te vertoonen , hoedanig de melk tuflchen de fchorf le en de ftoffè opgedroogt is, en op wat wyze dezelve uit de holligheeden , wanneer zy verfch is, door de canaelen van 't oppervlak heenen vloeit tot aen het einde G, als meede hoe vaft en effen dé inwendige ftofïè, als een waerlyke fteen, bevonden "word, en dat de regtftandige opening , die wy in 't midden van 't ftuk E begonnen hebben te ontdekken , geen de minfte zamenhang met de opperfte deelen, ten opzigte van een geregelde fchikking, heeft, maer alleenlyk door toeval, van niet met genoegzaeme melk opgevult geweeft te zyn, om tot die volmaektheid van zamenftel en hardigheid, die dat gewas vereyfcht, te kunnen geraeken , nadien zulks hadde moeten gefchieden, door overvloejing van 't voedend vogt, dat tuffchen de fchorffè en 't oppervlak tót aen 5t einde G. nederwaerts loopt. In deeze gezigtftand ziet men dan tuftchen de fchorftè 8,8- en 't oppervlak van 't Corael 9,9. het vervolg van de geele korft der geftremde melk A. A. A., die na *t einde E. zakt, van waer ze door haere nieuwe omvloejingen B. B. B. de eerfte laege van de verfche ftoffè vervult, om 't nieuwe Corael tot volmaektheid te brengen, klimmende weder opwaerts, tot zy de holligheeden C. C. ontmoet. Wanneer nu de natuur haer werk volbragt heeft, met dat gedeelte, 't welk nog maer begonnen was, te volrnaekèn, gebruikt Pp 2 zy Beginzelen, waer op den Schryver 't groejen van het Corael bepaelt, Regtftandige door* fhydijig. Pl. 26. fig, 126 en 127. Geftremde melk in een gezigtftand aengetoond. Het overfchietende voedfel gebruikt om de takken te verlengen.  Op wat wyze zulks gefchied". De melk vervolgt haere voortbrenging verder door het uitzetten van de fchorflè. Dezelfde fig. 127. De buizen onbruik baer geworden zynde,houd de plant op te groejen De order van de groejing der Weeke Zee-gewaffen vergeleeken met $e der Acrd-planKB. 152 NATUURKUNDIGE BESCHRYVING zy \ aengebragt voedfèl, dat dezelve geduurig ontfangt, tot verlenging der takken , 't geen, myns bedunkens, op de volgende wyze gefchied. De Corael-fchorffe, die aen *€ einde der takken van een weeke ftoffe is, zig met een geduurige toevloed van melk beladen vindende,dewelke derwaerds zakt,zo als wy hebbenaengetoont, word genoodzaekt, zig in lengte en breedte als een beurs uit te zetten, na mate van de veelheid der melk, die dezelve ontfangt. In die beurs maekt de melk door de voorengemelde om vloejingen, geteekend B. B., een nieuw zamenweefzel, die in de fchikking van laegen op laegen verdikt, en alle de leedige wydtens van zo veele holligheeden beeter gaet opvullen, welke door dat middel de vereyfchte hardigheid bekoomen, om 't Corael te volmaeken. Dat nieuwe gedeelte voltoit zynde, en de voedende melk niet ophoudende, verlengt zig de fchorffe tot een nieuwe beurs E. E. E., die zig meede als de voorige opvult, en op die wyze km dezelve zyn groejing vervolgen en uitfpreiden, zo verre als'tklieragtig werktuigig zamenftel van de fchorffe bequaem is, om van 't water ,waer meede het zelve omringt word, die lymagtige ftoffe te fcheiden , welke zy by vervolg toelaet en verfchaft door linien van een eevenredige dikte met die der klieren, welke geteekend zyn F. F. F. Wanneer de buizen van de fchorflè door ouderdom of eenig ander toeval onbruikbaer geworden zyn, moet de Corael-plant nootwendig ophouden te groejen, en als dan verdroogende,van de plaets, alwaer die hing, afvallen, en op de grond des waters nederzinken. Wy hebben, fpreekende van de weeke planten en byna hout-gewalfen , gezegt, dat hunne deelen, welke in 't water waeren, verfch bleeven, en dat die welke 'er zig buiten bevonden, verdroogden, als hebbende in hun zamenftel geen canaelen, waer door de bevogtigde en gevoed werdende deelen, 't voedfel aen  DER ZEE. Vierde Hooftfluk i?3 aen de andere konnen verfchaffen, op dezelfde wyze, als Zulks ten opzigte van de Aerd-gewalTèn door derzelver wortels gefchied. Des is 't Corael,fchoon nog op zommige plaetfèn van fchorflè voorzien, egter daerom niet in ftaet om zig te voeden , zelfs in die plaetfèn , vermits dat vervolg , 't welk de zak,waer van wy gefprooken hebben, formeert, afgebrooken is, en die zak, wef ke de melk moet bevatten', dezelve niet meer kan aenvoeren} om de plant te doen groejen , op de wyze, als wy hier voor hebben befchreeven* Laetftelyk zegge ik tot befluit, dat, wanneer de fchorftè van J de Corael-plant eenmael gebrooken is, dezelve niet langer het \ voedlel kan ontfangen, dat haer doet beftaen , zo min als een boom van 't Aerdryk, waer van de wortels afgehouwen zyn, nadien,, gelyk wy in den beginne gezegt hebben, alle de Zeeplanten niet anders zyn dan een heele en vervolgende wortel, ten opzigte van de aentrekking van 't voedfel, dat dezelve vereyfchen. De ftoffh van "e- ro/ira/Z^n Cnmel heeft de hürdigheit van fteen, gelyk wy reeds gezegt hebben. Het voedfel van 't Zee-water gefcheiden, is vloeibaer en verdikt tot een lym, bequaem om voort te brengen , of door een gelyke uitfpreiding op horizontale lighaemen, of door omvloejingen rondom ronde lighaemen. De plaet of 't vlakke, dat ik gezegt hebbe aen de voet der planten te weezen, en waer meede dezelve aen de vafte lighaemen gehegt worden, bewyft zulks door de verichillende grootheeden, die wy befchreeven hebben; dog dat ziet men nog beeter, by aldien zig eenig vaft vlak, of rond lighaem tuftchen de takken van een dier planten opdoet, want als dan veripreid zig de Corael-ftoffe over die vlakke lighaemen zeer wyd uit, offtingerd rondom de ronde, dezelve in 't geheel bedekkende , en dat altyd in de fchikking van de fchorflè met de pypjes, en van 't oppervlak van de Corael-ftoffe vol canaelen. Qq De 7ergelyking van ie Corael-i'chorifê Tiet de wortels ier Aerd-gewaffen<, Hardigheid van 't voJwalïén Corael. Vloeibaerheid van 't voedfel verdikt, wanneet 't uit het water komt. Proeve genoomen van de uitvloejing, der ftoffe.  Zie Pl.27.fjg.125 en 129. Uitgefpreide korft van een Coralyne ftoffe. Plaet 39. 154 NATUURKUNDIGE BESCHRYVING De twee vlakke fchelpen doen zien, hoe twee Corael-tak-* ken, een effen oppervlak ontmoet hebbende, zig aldaer op een vlakke korft van een volmaekte Corael-ftoffe hebben uitgefpreid. De figuur n. r. heeft de fchorftè in zyn geheel, als ook de pypjes en canaelen. De figuur n. 2. is een gepolyft ftuk. De figuur n. 3. is een kleine ronde fchelp A. die van de Corael-ftoffe omvangen en van de takken onfcheibaer is, waer tuffchen dezelve waerfchynlyk geleegen heeft, wanneer die in 't groejen waeren. In de figuur n. 4. is een Steen-ftruik van zyn natuurlyke fchorffe ontbloot, en in plaets van 't zelve met een korft van Corael-ftoffe omtoogen, waer op, vermits het gepolyft: is geweeft, nog de fchorffe of de canaelen gezien worden , die men in de 5.de figuur vind op een korft rondom een pypje van Zee-wormen. Inde figuur n. 6.is een Corael-plant afgefchetft, alwaer eenige gebrooke takken, die vervolgens in malkanderen gewikkeld Zyn, in hun^ aen dkanderen vaftgehegt gevonden worden, als door een uitvloejing van de lymagtige Corael-ftoffe aen een gelymt. In de figuur 7. ziet men een fchelp van een alikruik vol Corael-ftoffe, die zig daer binnen uitgefpreid heeft , ook kan men klaer onderfcheiden, hoedanig die ftoffe volkomen de inwendige form van die fchelp heeft aengenomen , behoudende wyders het opperfte gedeelte een geheel vlakke gedaente. De figuur n. 8- bewyft nog beeter die vloeibaerheid; men ziet aldaer de Corael-ftoffe den fchelp B. bedekken, waer uit waft de tak E. De Q.de figuur is een ftuk van een Madrepora, omgeeven met de Corael-korft D. De figuuren 10 en H. dienen om aen te toonen, dat de ftoffe der Madreporse, zo wel als die van het Corael, vloeibaer is, bedekkende zo de een als de andere , hoewel op een verfchillende wyze, de ftukken Corael E en F. Ik hebbe zelfs op zommige plaetfen ftukken yzer gevonden, die met Corael-ftoffe bekleed waeren; dog  Tab.xxvni.   DER ZEE Vierde Hooft/luk 15 ƒ dog welke ik alhier niet affchetze;oordeelende, dat de ftukken uit myn Cabinet, die wy hier opgeeven, genoeg moeten zyn, om die vloeibaerheid zo op platte als ronde lighaemen te betoogen. Alvorens hier het grootfte Corael-gewas ten opzigte van de dikte en hoogte te befchryven , zal 't nodig zyn te onderzoeken, welke de bequaemfte geleegenheeden tot deszelfs voortbren* ginge zyn. Men moet die eerft onderfcheiden ten opzigte van hunne leggingen , van de Weereld-ftreeken en van hunne verichillende dieptens in de Zee. De klippen van een leevendige Rots, of zanden, zaemgeweld tot de hardigheid van dryffleen en gemengt met allerhande vaf te lighaemen, als beenen, hout , fteenen , yzer en fchelpen- want dat de deelen zyn van de oevers van 't vafte land of der Eilanden; die klippen, zeg ik, wanneer die tegens het Zuiden geleegen zyn, en dezelve de andere gelegenheeden, bevoo- rens gemeld, hebben, alwaer 't Zee-water als in een Vyver of ftilftaend Meer ftille is, zyn oequaem om gen, en vrugtbaerder, ten opzigte van die gewaffen , als wel tegens het Ooften of Weften, maer na 't Noorden is 'er niet al* Jeen geen Corael, maer zelfs, zo ais de ViÏÏèrs verzeekeren, werd 'er geen 't minfte teeken of gelykheid van eenige fteenagtige planten gevonden. Ook heb ik 't zelfde in perzoon aen 't Eiland Riou en de.naby leggende klippen bevonden, De minfte diepte, alwaer 't Corael groeit, is van twee en een half vadem, maer de gewoonlykfte van 12 en 25. andere van 50 en de grootfte van 100 en 150. Ik heb die planten op alle de gemelde dieptens gevift , behalven op de minfte s waerom ik my daer over op de Viffers beroepe. De groejing van het Corael gefchied beeter en in minder tyds op de minfte dan op de grootfte diepte, volgens't zeggen van dezelfde Viflèrs, en 't is billyk, dat men aen hun verhael geloof geeve , nadien 't op de ondervinding van hun geheele lee- Qq 2 vens-» Bequamé gelegen» heid tot de voort* brenging van hei Corael. De Wëereld-ftreëken, en hunne dieptens» De klippen tegen* het Zuiden geleegen Bekendë diepte*! Getuigenis der Viffers wegens 'i groejen Van hef Corael j  Deszelfs ouderdom kan niet gekend worden. Voortgang van den wafdom van het Corael, volgens 't zeggen der Viifers. Eevenredigheid tuflchen de grootlieeden, den tyd Van den wafdom en de dieptens der plaetfen. Verfchillende figuuren volgens de jaeren en dieptens , wanneer en waer die gevift zyn. Verfcheide coleuren. 156 NATUURKUNDIGE BESCHRYVING vensloop fteund. Daer is geenteeken aen die plant, waer aen men deszelfs ouderdom kan kennen, als wel aen de-Aerd-gewaflèn; 't geen my ten dien opzigte andermael verpligt, om my op hun oordeel te beroepen. Dezelve hebben my dan den wafdom van het Corael, van deszelfs eerfie beginfel tot den allergrootflen en volmaekften ftand, op de volgende wyze aengetoond, gelyk men in de figuuren van de Corael-gewaflèn kan zien, waer aen de Viflèrs dat onderlcheide getal jaeren toefchryven, als gezegt zal worden. Na mate dat dezelve op de diepte van 10 en 12 vademen waters in den tyd van 10 jaeren gegroeitzyn, zoude dezelve die grootte in 8 jaeren op een minder diepte bekomen, waer toe zy op 100 vademen 25 of 30 jaeren vereyfcht zouden hebben, en voor 't minfl veertig jaeren op 150 vademen. In de plaet XXVIII. vertoond de figuur 129. n. 1. met de letters T. T. verfcheide beginzelen, en n. 2. een ander ftuk van een Rots en een fchelp, met den geringen aengroei van een jaer tyds, .^ÉtóaW V T7 JST. j Tè een plant van 3 jaeren, zo a/s de Viflèrs voorgeeven. N. 4. dat een fraei gewas is van veele takken voorzien , wierd tot Caffis op een diepte van 1 o vademen gevift. Men wil , dat het zelve 10 jaeren oud zoude zyn. De figuur in de Pl XXIX. is de voet van een zeer ronde en een der grootfte Corael-planten, die de ervaerne Corael-viftèrs van Marfeille oit gezien hebben ; zomtyds bekomt men 'er van de Africaenfe Kuft, egter wanneer de gewaflèn zeer groot zyn, kan men ze zelden met hunne ftam aficheuren , maer breeken die veeltyds afin korte ftukken , welke ik niet hebbe laeten teekenen , om de figuuren niet onnuttelyk te vermeerderen. Alle deeze planten hebben hunnen juifte grootte, gelyk derzelver onderlinge proportien aen't oog vertoonen, welke van eenieder, dien 't behaegt, door middel van een daer ondergeftelde fchael van drie duimen gemeeten konnen worden. De verwen, die de voornaemfte en aengenaemfte cieraedien van  DER Z E E. t-ïcrde Uoojifluh 157 van de plant uittaaeken , fcyn of eigen of verfchillende , welke door my in natuurlyke en toevallige verdeelt worden. De natuurlyke zyn die, welke in de plant gevonden worden, wanneer dezelve nog vers opgehaeld is , en de toevallige die, welke zy droog wordende aenneemt, als ook wanneer dat gewas haer fchorffe verliezende, door gebrek aen voedfel, of door de knaging van zeekere wormen, op de grond van de Zee neederzakt. De natuurlyke Coleuren hébben neegenderhande rood tuf fchen het donker carmozyn en de bleeke vlees-verwe. Het is waer, dat ik 'er noit van die laetflgemelde coleur gehad hebbe, als zonder fchorffe , 't geen my doet oordeelen, dat men dezelve mogelyk onder de toevallige behoorde te flellen. Ik hebbe wit en rood Corael, als ook dat geheel wit en aen 't volmaektfle yvoor gelyk is, dog beide zonder fchorflè , en zyn die fluk^ ken geheel bewerkt * waerom ik die op -|oed geloof van de Vifc ièrs en Werklieden x/nnr natUurivke flOude, De toevallige coleuren zyn de geele en cófïïvèrwige^ in *t oppervlak met zwarte en bleek-roode vlekken , verfcheidenheeden door 't gebrek van voedfel en de verandering van de modder , die op de grond der Zee gevonden word 3 veroorzaekt. Alle die Coraelen zyn by de Werklieden weinig of niet geagt, egter hebbe ik van dezelve zo wel als van de andere een genoegzaeme verzameling in myn Cabinet, onder de benoeming van door Kunff gemaekte coleuren. De verfchillende zoorten van roode verwen door ons gemeld j moeten voor de eigenaertige coleuren van het Corael gehouden worden niet alleen ter oorzaeke dat die 't meen: algemeen Zyn ^ maer ook vermits de verandering j die de lymagtige melk tot voeding van de plant veroorzaekt. Men herinnere zig ten dee» zen , 't geene ik reets hebbe aengetoond , dat namentlyk dezelve , droogende en in de eerfie leggingen verhardende $ een zo geele verwe aenneemt, als welke 't saeft aen de wording R r van Natuurlyke, Toevallige, ÏTegehderly zoo?* ten van natuurlyke roode coleuren, Gedagten over dé bleeke vlëes-coieur. Rood en wit Corael zonder fchorile. Toevallige coleuren. Roode coleur ie& 't Corael eigen, Op wat wyée het Corael de roode verwe aenïieènit,  Op wat wyze de verwe van het Corael afgetrokken kan worden. In wat onderfcheide graden het Corael zyn rood ver-' iiefi. ' ToepaSTing van 't kuniïig geheim , dienende tot uitlegging der toevallige verwen. Oorzaeken van't afvallen van het Corael. ï58 NATUURKUNDIGE BESCHRY VING van 't rood komt en omtrent aen larrraen gelyk is, die in dé verfkonft tot een grond van 't fraeje kraprood verftrekt, gelyk aen de ervaerene in die kunft niet onbekend kan zyn. Die roode verwe, offchoon door de geheele ftoffe van de plant doordringende, kan geheel weggenoomen worden door middel van een ligte, dog langduurende afkooking, 5t zy in witte was, of in melk, of mogelyk ook wel in terpentyn - olie , aen zig trekkende de roode coleur van het Corael, dat eerft geel, vervolgens asgraeuw, en laetftelyk zagt wit word, zo als ik breeder zal ontvouwen, wanneer van de Chymifche proeven zal handelen. De berooving van verwe, op die wyze door de kunft, is dezelfde met die , welke toevallig gefchied door het vet en oliagtig vogt, dat in de modder op de grond der Zee gevonden word, waer op de Corael-takken neederzinken, en Zig in alle die verfchillende coleuren veranderen , die ik door de benoeming van toevallige hebbe onderfcheiden. Den ouderdom kan ook aen die ftpenag-t-fa* plant befpeurt worden, nadien de wormen de voet van dezelve Zodanig door» knagen , dat boe fterk en weeldrig die ook in 't groejen mag zyn , ze laetftelyk genootzaekt is zo wel als de allerdorfte en oudfte na de grond te zinken. Die bloedeloofe diertjes worden in grooten getale op de Kuften van Provence, maer nog meerder in Africa by 't Baftion van Vrankryk gevonden, van waer zelden een Corael-plant overgebragt word, die een dikke ftam heeft, welke niet van binnen doorknaegt is; en alzo die onvolmaektheid de grootfte ftukken Corael onnut maekt , zyn de Werklieden genootzaekt de gaten met rood was te floppen,gelyk ik op zyn plaets zal melden. Ik hebbe rondom de Corael-gewaflen tweederhande wormen ontdekt, welke door een glas, dat de voorwerpen eens zo groot als in hunne natuurlyke ftand vertoont, befchouwt zynde, my toefcheenen , als de afbeeldingen 6 en 7. van de 7.de plaet die vertoonen. In het laetfte ftuk van onze proeve zal daer van een naeuwkeurige befchryving gevonden worden,  Tab.xx] \. i.' Jk ...   D E R Z E E. Pierde Hooftftuk 159 den, alwaer wy zullen handelen van 't geene in de Zee leeft, en geenzints vergeeten de Infècten , waer van de ontleeding tot heeden toe zo zeer veronagtzaemt is. De knaeging bloot met het ooge befchouwt, vertoont zig, als in de Pl. XXIX. n. 8- zynde een ftuk Corael, waer van de voet vol gaeten P. P. is, door het gemelde zoort van wormen gemaekt , welke door 't Microfeopium fchynen als O. O. in de 9. en 10.de figuur. De (lukken Corael, welke tot voedfèl van die diertjes geftrejtt hebben , groeibaer en in hunne natuurlyke ffand zynde , helpen laetftelyk hunne neften onderfchragen , die een zoort van korft en van gedaente als een buisje zyn, gelyk 'er eenige in de fig. n. 11. vertoond worden, geteekend X. X. X. Het Corael word mede nog een fteunfèl van de tarteragtige ftoffe, die in 't Zee-water gevonden word, wanneer 't van zyn fchorffe ontbloot en dus van voedfel berooft op den grond is nedergez&nken. De figuur n. 12. is een ftuk van 't zelve met tarteragtige fchelpen Z. Z. Z. bedekt, zulks men, zonder het te breeken, niets het minfte van de coleur en ftoffe van 't Corael kan onderkennen,dat, tot dien ftaet gekomen zynde, byna nergens toe bequaem is. Na deeze befchryving van het Corael, blyft nog over ietwes te melden van de gebruiken , waer toe 't gefchikt is. Het alleroudfte en algemeenfte dient tot cieradien , het andere voor de Medicynen. Wanneer de takken dik Zyn, worden dezelve tot verfcheide werken gebruikt, als tot deegen-greepen, mes-hegten en rotting-knoppen , zomtyds wel tot geheele beelteniftèn van verheeven werk; en by aldien de plaet of vlakte, waer door de plant aen de vafte lighaemen gehegt is, uitgebreid en na eevenredigheid dik bevonden word , maekt men daer van kleine vaeten, even als die, waer van ik in 't begin gefprooken hebbe,om een betoog van de grootte te geeven. Rr 2 HeÉ ■ Een ftuk Corael, van de wormen doorkoaegt, alhier afgebeeld. Een neft van dife diertjes. Het Corael wor<| een fteunfèl vaa de tarteragtige ftoffe, Dubbeld gebrul* van het Corael, Tot cieraed, f>  ■kfleTgeaeeiifte ge- bruik. Waerde van de grootfte Coraelen by de Indianen. Gebruik van de klerofte zoort. By de Europeanen veragt. Gedaente aen de allerkleinfte gegeeven. Werktuigen om z te bewerken. 4 460 NATUURKUNDIGE BE SCHRY VING Het allcrgemeenfte gebruik is 'er ballen en kogeltjes of kerntjes van te vervaerdigen ,houdende zo veel Diameter,als deszelfs meerder of minder dikte toelaet, die ik, handelende over de proportien, welke in die plant gevonden kunnen worden; ook beIchreeven hebbe. De allergrootfte en welke zonder wormgaeten zyn , werden in groote waerde gehouden en na Perften en Indien gezonden, om 'er knoopen van te maeken. Alle de andere van middelmatige grootte en de kleine gebruikt men tot patern offers, arm moeren en hals-keetenen. De Mahometaenen, welke het Gelukkig Arabien bewoonen , flyten een groot getal van die paternofters, .die hun door de Europeaenfe Kooplieden over Aleppo worden toegezonden; want het by hun in gebruik is, de dooden met zodanige paternoflers om den hals te begraeven , die dus met de lyken. in de Aerde bedolven blyven. Het zelve is ook oorzaek , dat ze weinig op de fraeiheid van 't werk, maer alleen op de ftofFe en grootte agt geeven. De Vrouwen 'm Europa bedienen zig thans weinig meer van dat toyfel, endragen nog maer eenige weinige van die paternofters; zulks het grootfte vertier daer van is in de Indien en Japan,alwaer de kogeltjes na mate zo hoog gelchat worden, als de heele gewerkte en gepolyft e planten , zelfs bewerken de Werklieden, wanneer ze de takken zo dun vinden, dat het hun onmogelyk is daer van geheel ronde kernen te maeken , dezelve in een ovaele gedaente, waer aen ze de naem van olyfjes geeven, die insgelyk niet miftèn van by de Indianen in agting te zyn. ■ De werktuigen, waer van de Kunft tot het bewerken van 't Corael gebruikt maekt, zyn van yzer, de naelden en fteekyzers dienen om die te figureeren en 'er kernen van te maeken , de Werklieden fhyden die eerftelyk met grootte fchaeren op een met de dikte eevenredige lengte, en booren die vervolgens met een ander Inftrument in 't midden door, om aen een draed gereegen te konnen worden. Om  DER Z E E. Peurde Höoftftuk 16t Om aen die ftukken de hardigheid van de fchorftè te beneemen , en de kleine canaeltjes , die ik in 't oppervlak van het Corael hebbe aengetoont, vlak te maeken , doen zylieden dezelve in een zak met geftoote puimfteen , en vervolgens op een harde fteen, wanneer zy de zak heen en weer fchudden en behandelen , of 't een ftuk plaefter was, die telkens met water natmaekende; daer na als ze dezelve willen ronden, word ieder ftuk op 't einde van een kleine houte pin gelegt, die ze in de hand houden, en drukken met een geheel byzondere handeling die kleine ftukjes tegen een flypfteen,welke van tyd tot tyd met water bevogtigd en met de voet in beweeging gehouden word , wanneer die óngereegelde ftukjes byna in een ogenblik volkomen rond gemaekt zyn; maer de gemelde handeling is een kunft, die alleen door langduurende oeffening geleerd kan worden, Het polyften van een geheele plant gefchied op de volgende wyze. JEerfteïyk xvorê een begin gemaekt met alle de kleine canaeltjes, hier vooren gemeld, door middel van een fyne lym te applaneeren, waer na men meteen zamenkoppeling van draden, welkers eene einde aen iets, dat fteevig is, vaftgemaekt word, terwyl 't andere aen de linker zyde van den Werkman blyft liggen , alle de deelen van de Corael-takken wryft door middel van geftooten puimfteen , waer meede die draden beftroyt zyn > om te beeter daer in te blyven hangen, als wanneer die Corael een veel fynder en meerder gladdigheid bekomt. De glans word op allerhande werk van Corael gemeenlyk met zeer fyne Amaril gebragt, die men op een verfchillende wyze volgens 't onderfcheid der gedaentens gebruikt. Wat het gebruik van 't Corael in de Medicynen betreft, daer over zyn geheele boeken gelchreeven, die ik nog aenhaelen nog betwiften wil, eerftelyk om dat zulks myn ftudie niet aengaet, en anderdeels vermits 't my dunkt, dat aen die geene, welke daer aen zo veele kragten hebben toegefchreeven, deszelfs groe- Sf jing. ^unftgreep öm dë sngereegeldheedeü nn de fchorftè irlak te maeken. Öm rle geheele planten polyf1 ten, Amaril oüï de glans te geeven. Gebruik in de Medicynen.  Daer van noit een Chymifche ontbinding in 't werk gefield, «Proefneemingen van de Coraelen. Verfchillende uitweikfelen. i Voorftel ora het Corael veis te be waeren. 162 NATUURKUNDIGE BESCHRYV1NG jing, zamenflel, of eigenfchap niet bekend is geweeft, alzo zylieden, myns weetens, noit alle de deelen, die 't zelve uitmaeken, met een enkele ontbinding van die plant na de regte graden des vuurs hebben gefcheiden, maer zig alleenlyk bediend van verfcheide acida of zuure vogten, die op de Alcalifche natuur van het Corael werkende, deszelfs deelen verftroiden, maekende daer van niets anders dan een fpongie, met de eigenfchap der zuure vogten in plaetfê van deweezentlyke natuur van 't Corael doordronken, waer van zy waenden tot hulp der Zieken gebruik te kunnen maeken. In de proefneemingen ten opzigte van die fteenagtige plant, hebbe ik onderfcheid gevonden tuflchen het Corael, vers uit Zee opgehaeld,en dat, het welke zedert veele jaeren in de winkels en doozen der Apotheekers opgeflooten geweeft is. Men zal de grootte van dat onderfcheid kunnen befpeuren na de uitkomften der ontbindingen, die ik van de fchorflè alleen, vers en vol melk zynde, als ook van de verfche en oude Corael-ftoffe gedaen hebbe. De Werklieden , wehV* hu*** — «** oever ™n de Zee, waer in het Corael groeit ,woonen, hebben daer op, myns weetens, noit gelet, en wat de Perfoonen , die zig verre van daer bevinden, aengaet, dezelve zyn genootzaekt geweeft zig van't Corael, dat in de winkels gevonden wierd, te bedienen; derhalven hebben zylieden niet kunnen werken , dan op een lighaem, 't geen zyn allerweezentlykfte deelen , die 't meeft tot volmaeking der natuur van de gemelde plant zamenfpannen, verlooren hadde. Thans zal men kunnen beproeven , of de fchorflèn gefcheiden, en ook gehegt aen de takken , geheel vers in geeft van Wyn of Zee-water bewaert zuilen kunnen worden, om die in digt toegemaekte vaeten na de aller-afgelegenfte Provinciën te verzenden , ten einde bequaeme Chymiften alle de deelen, waer uit dat gewas beftaet, te beeter konnen onderzoeken ', en ingevalle zulks niet zo volkomen, als men wenfcht, in 't werk gefield kan worden, zal men zig moeten behelpen met de deelen , die op de plaetfèn zelfs, volgens  DER' ZEE. Vierde Hooftftuk. 163 gens de gemeene ontbinding,door de Werklieden,bewoonders van dat Land, gefcheiden zyn, welke die vervolgens na derzelver Laboratoria of werkplaetfèn zullen zenden. Wyders zullen de proefneemingen, welke ik alhier te berde zal brengen , een genoegzaem getal uitmaeken , dog egter een veel kleinder , dan ik by myn zelve voorneeme te doen, waer van ik een afzonderlyke Verhandeling zal ontwerpen,, om voor het tegenwoordige niet te verre van myn voornaemfte oogwerk af te dwae/en. Ik Zal dan een begin maeken , met de eenvoudigfte proeven te befchry ven, door my genoomen, met alleen 't Corael in verfcheide vogten , in glaze vaten opgeflooten , te leggen, ten einde te kunnen onderfcheiden , hoe die daer op , zonder of wel met behulp van een matig vuur, zoude werken. De ontdekking van de bloemen, hier vooren in weinige woorden aengeroerd, waer over ik my, van de bloemen en zaeden in de Zee-plan ten &eTrr>r>den, handelende, breeder zal uitlaeten, was oorzaek, dat ik de verfche Corael-takken lange in 't water liet liggen, verlangende te zien, wat 'er laetftelyk van die bloemen zoude worden. De langfte tyd van derzelver duurzaemheid, was, gelyk gezegt is, van twaelf dagen, waer na ze, hunne witte coleur reets in geele verandert zynde , in kleine bolletjes hervormt wierden en op den grond van 't vat nederzonken , ten bewyze, dat ze een gewigt hadden , dat hun belettede langer boven het oppervlak des waters te dry ven; vervolgens begon de fchorftè doorweekt te worden en zig in verfcheide kleine ftukken te fcheiden, die meede op den bodem van 't vat nedervielen en tot een fyne flyk wierden, gelyk aen die van roode bolus. De plant dus van zyn fchorftè ontbloot, geen nieuw voedfel meer kunnende aen zig trekken, verrottede en viel af, 't geen ook de reeden is, dat het Corael op den grond der Zee needergezonken, altoos Zonder fchorftè word opgehaeld. Het is aenmerkelyk, dat wanneer de fcheiding van de fchorftè gefchied, en Sf 2 de Tranfport eter Co» raden na Laboratoria verre van de Zee geleegen. Een genoegzaem getal van experimenten. Enkele proefneemingen van Corae* len door verfcheide infufien, Proeve over de groejing der Corael - bloemen. f De plant, van fchorife ontbloot, verrot.  Het water ,tot de infiïfie dienende) verderft. Slymagtig vlies van het Corae1. Het Water neemt haer natuurlyke •reuk weder aen. Stoffe van de rym of het vlies. Onderzoek met het Microfeopium. De ïnfuiTe in Wyn-geeft zonder werking. 't Zamenrolling of bolletjes van vereende lugt. Uitwerkfel van die kleine kogeltjes. 164 NATUURKUNDIGE BESGHRYVIG de bloemen afvallen, het water (tinkende word en zig met de verrotte melk-deelen vermengt, die in de kliertjes , als ook tuf fchen de fchorffe en 't oppervlak van het Corael, en in de holligheeden gevonden wierden; maer't geen nog meer oplettenheid verdient, is, dat deeze zig van de mafla of klomp des waters affcheidende , naer 't oppervlak ftygen , en aldaer een flymagtig vlies, ter dikte van de rugge van een mes, formeeren, zynde van een lymagtige en witte ftoffe als rym. Wanneer nu de vereeniging der bitumineufe deelen volbragt is, 't geen in minder tyd als'een maend gefchied, neemt dat zelve water, 't geen Hinkende was, haer eerfte fmaek en gewoone Zee-reuk wederom aen. Deeze rym of bovendryvend vlies was van eenalcalifche ftoffe, zo als de experimenten met acida of zuure vogten my deeden zien. Wanneer ik het zelve door het Microfeopium wilde befchouwen, ontdekte ik niets, dan een verwarde hoop van lymagtige deelen. Ik beproefde een diergelyke infufie in geeft van Wyn, die wel gere&iftceerd was, maer fchoon dezelve twee geheele maenden duurde, drong ze egter niet door de pori der kliertjes van de fchorffe , nog opende dezelve om 'er het afverfzel van te bekoomen, gelyk anderzints ten opzigte van de Steen-ftruiken gefchied. Het Corael bleef altoos zyn leevendigheid en natuurlyken ftand behouden , ontfangende de Wyn-geeft geen de minfte fchaduwe van de roode verwe; het eenige opmerkenswaerdige in die proefneeming was, dat na eenige uuren ingietens, zig aen 't einde van ieder buisje van de fchorffe, een bolletje ,dat, volgens myn oordeel, 't zamengeperfte lugt was van gedaente en verwe als graentjes of korrelen van wel gezuiverde Quik. Deeze kogeltjes groeiden drie dagen lang, en waeren de grootfte als tweemael een korrel geers; dezelve bleeven verfcheiden dagenindien ftaet, 'tgeen een aengenaeme vertooning was, byzonder  DER ZEE, Pierde Hooftftuk. 165 wanneer men een kaers aen de eene zyde van 't vat plaetfte, en die bolletjes dwars door de Wyn-geelt befchouwde, welkers zeer heldere coleur dezelve ongemeene luifter byzettede. Vervolgens naemen ze allengs af, en dat kleine verfchynfèl verdween na den tyd van veertien dagen, of daer omtrent, geheel uit het gezigt. Tot Cafiis ontbrak my de geeft van Nagel-bloemen en Terpentyn, om daer mede een gelyke infufte te doen, dog ik zal 't daer in zo wel als in verfcheide oliën beproeven, wanneer ik my tot de voorgenomene experimenten zal verleedigen, die ik belooft hebbe in een byzondere Verhandeling h zaem te voegen. Ik hebbe my van verfche koemelk bedient, om 9er Corael met en Zonder fchorftè in te leggen, \ geen dus in een vat op een langzaem vuur gefield zynde, bevond ik dat de levendige roode verwe in de melk overging , en in die van fafFraen, dat de eigen coleur van J<= £y*rnr4-rnQlk is. verminderde3 vervolgens veranderde een langduuriger afkooking dezelve in asgraeuw en blaeuwagtig wit. In zeer fyne witte was hebbe ik dezelfde werking bevonden , egter met dat onderfcheid, dat het door 't laetftgenoemde in minder tyds dan wel in de melk verrigt word. De enkele ontbinding, zo als die ten opzigte van de Aerdgewaflèn gefchied, zal onze Befchryving van een zo eedele fteenagtige plant beüuiten , en deeze Chymifche werking zal de zo dikwils verhandelde cjueftien oploftèn, namentlyk of het Corael een plant is dan niet, nadien de ontbinding de eigentlyke deelen zal aentoonen, waer uit het zelve beftaet , en hoedanig derzelver eevenredigheid is. Ik hebbe de ontbinding verdeelt in drie deelen, De eerfte is die van 't melk-vogt, zonder vuur. De tweede is die van 't verfche Corael van zyn fchorflè ontbloot. En de derde van 't drooge Corael, dat lange uit Zee geweeft is, Tt Proeft Het verfchynfel verdween en. Nog te onderneemene proeven in geeften van Nagelbloemen , en Terpentya. Afkooking van Corael in koemelk, Veranderingen van de verwe. Dezelfde Werking in witte was bevonden. Befluit van de Ver* handeling over 't Corael door de ontbinding.  i66 NATUURKUNDIGE BESCHRYVING Menging van de Corael-melk met verfcheide vogten. Proefneeming van de verfche melk van't Corael, niet lange te vooren gevift, in Zeewater. Werking van de Wyn-geeft. Proefneemingen in de melk uit de fchorffe van het Corael geperjl. De melk in geelt van Wyn gegooten , nam 't laetftgenoemde een geel en blaeuwagtig afverfzel aen. De droeftèm, na de uitdamping afgetrokken, is Hinkende en van dezelfde fmaek als bedorven vis. De Niter-en Zout-geeften zieden met rook. Het fterk water vereenigt verfcheide dikke en witte deeltjes, en doet die na den grond zinken. De geeft van Wyn-azyn,die van Armoniac-zout, en de olie van Tarter veroorzaeken geen verandering. Het afkookfel van Maluwe-bloemen met de droeftèm of zakking gemengt, neemt een geelagtig groen aen , als dat van de Chryfolit, en Niter-geeft daer op gegootenwerdende, verandert die coleur in een bleek rood* Ontbinding der fchorffe van verfch Corael, nog melk by zig hebbende. Na dat ik in 5t begin van April eenige takken Corael had doen viflèn, bewaerde ik die in vaten met Zee - water gevuld, om behoorlyk te kunnen waerneemen, of ze in hun grootfte kragt waeren, zo ten opzigte van de overvloed der melk., als der bloemen: Waer van ik door driedaeglè waerneemingen overtuigt zynde , de fchorftè rondom de ftoffe met een mes begon af te ligten, en vermits alle de holligheeden van deszelfs buisjes vol melk waeren, deed ik een goede quantiteit daer van in Zee-water, om te zien of dat vogt boven 't oppervlak dryven , zig daer meede mengen , of wel na de grond zoude zinken ; welk Iaetfte gefchiede , zakkende 't zelve na de grond van 't vat. Dezelve proeve met geeft van Wyn genoomen zynde, bevond  DER ZEE Vierde Hooft/kik, 167 Vond ik de werking als te vooren , iaetende dezelve na de uitdamping de melk-ftoftè op den bodem van 't vat leggen. Ik wierp drie oneen van die roode fchorflè, nog vol melk en nat van 't Zee-water zynde , in een kleine wel toegemaekte kromhals. Na een weinig op een langzaem vuur geftaen te hebben, zag men in de bol een damp, die deszelfs wanden beneevelde en zig vervolgens in een byna imakeloos water precipiteerde, dat waerfchynlyk het vogt was, dat de fchorflè met zig uit Zee gebragt hadde, en myns oordeels niet eigen aen de Corael is. Het gewigt daer van was . ... 5. dragmen 30. greinen. Hier op volgde de waere flegma of wateragtige ftoffe van de fchorffe, die de coleur en dikte van melk hadde , zynde van een alcalifche fmaek, ter zwaerte van 5. dragmen . Daer na quam een oli-en geeftagtige ftoffe, gemengt met kleine ftukken bitumen, waer van 't grootfte gedeelte in den hals van 'tglas bleef* t&m^imcn 't overige boven den olie zag dry ven, Het zelve had ik mede in de ontbindingen van fteenkoolen bevonden, waer van ik my bediende, om aen de door konft gemaekte Zee - wateren de bitterheid te geeven; dit gedeelte woog . 4- dragmen . . . , en was vol vlugge geeften. Deeze geheele werking wierd binnen twee en een half uur tyds verrigt, gelyk ook alle de andere van de fteenagtige planten. Het caput mortuum, in de kromhals agtergebleeven, haalde op in gewigt . . . 1. once ..... Aen de calcinatie van 't caput mortuum tot den vereifchten graed, om 'er de looge van te hebben, moeft ik drie uuren befteeden , gelyk ook ten opzigte van alle andere fteenagtige planten. Het vafte zout, dat uit de toebereide looge getrokken wierd, woog 25. greinen. Wat het vlugge zout betreft, het zelve hebbe ik nog in de ont- Tt 2 binding Proefneeming met de kromhals. 1. Wateragtig vogt, 2. Ollagügs ftoffe. Dezelfde Werking in de fteenkoolen bevonden, Vlugtige geeften. Uitdamping vol* bragt. Caput mortuum* Vaft ZOUStt  Verlies. 16S NATUURKUNDIGE BESCHRYVING binding van die plant, nog in die der andere fteenagtige gewaffen willen fcheiden , maer dat aen de ervaerene Chymiften van de Koninglyke Academie te Parys overlaeten , en hebbe gewild, datze alle de deelen in hun geheel en natuurlyken ftand zouden bekomen. Wanneer ik tot het vervolg van die meenigvuldige beloofde experimenten zal overgaen , hebbe ik voorgenomen het bepaelde gedeelte van't vlugtig zout ter behoorlyker plaetfè te melden. ,In de werking was verlooren . . , i. dragma 30. greinen. Het Corael tot die proeve. Flegma gelyk aen de melk van Corael. Geeftagtige olie. Bitumineufe deelen. Caput mortuum. Calcinatie. Vaft zout. Ontbinding van Corael zonder fchorffe, dat agt dagen uit Zee geweeft was. Het Corael, dat ik tot die ontbinding gebruikte, was het zelfc de, waer van ik de fchorflè geligt hadde, om 'er de voorgaende proeve van te neemen, het was agt dagen te vooren uit Zeeopgehaelt en van zyn geboorte-plaers zQremkt. Geduurende gemelde agt dagen , had 't zelve nog drie dagen in Zee-water gelegen, dus 't maer alleenlyk vyf dagen droog was geweeft. Ik wierp drie oneen van die fyn geftooten Corael in een kleine geluteerde kromhals. Na een weinig ftookens, gaf het zelve een flegma gelyk aen Corael-melk, welke woog 18. greinen. Het Vuur fterker gemaekt zynde, quam de gemelde geeftagtige olie met de ftukken bitumen, die daer boven dreeven en in den hals van 't glas lagen, over, even als in de eerfte ontbinding, en was deeze doordringende , als zynde vol vlugge deelen. Het gewigt was 48. greinen. Het caput mortuum, dat op den bodem van de kromhals bleef liggen, haelde op de zwaerte van 2. oneen 5. dragmen 3 8. greinen, En wierd het zelve vervolgens door een fterk vuur geduurende de gewoonlyke tyd gecalcineert. Uit de looge wierd vaft zout getrokken. . . 35. greinen. Het  DER ZEE. Vierde Uooftjiuh 169 Het uittrekfèl van 't vlugge zout, is als boven gemeld, naer Parys gezonden. De drie oneen verlooren in de werking I. once 26. greinen, Ontbinding van Corael zonder fchorffe, dat ander* half jaer uit Zee gevoeeft vms> Wy naemen daer van drie oneen, als na gewoonte, die,fyn geffooten, in een kromhals, gelyk aen de voorige , geworpen wierden. De melkagtige flegma , welke het verfch Corael gegeeven hadde, quam niet te voorfchyn. Dog volgde een oliagtige geeft, en een zeer zwakke vlugtige leevendigheid, in vergelyking van die der verfche. Het bitumen ontbrak. En woog de gemelde geeft »■ . > . 30. greinen. Als ook het caput mortuum 2. oneen 7. dragmen 30. greinen. De looge gaf vaft zout van een flappe zoute fmaek 25. greinen. De drie oneen verlooren in de werking . . . 50. greinen. Tot nu toe ontbreeken de proeven van verfch en droog Corael met de fchorffe, dog ik verbeelde my, dat die in hunne eevenredigheeden met de voorgaende zullen overeen/temmen. Uit al 't voorgaende blykt ondertuffchen , dat de balfèmagtige, bitumineufe en melk-deelen, die in het Corael zyn, verminderen en verlooren worden, wanneer het zelve lange buiten 3t Zee-water, waer uit het geduurig voedfèl ontfangt, gebleeven is, gelyk aen 't geene men ziet gebeuren ten opzigte van planten, die altoos voor Zodanige erkent, en aen geen tegenfpraek desweegens onderheevig geweeft zyn, als wel het Corael tot nu toe, dat egter, volgens alle myne waerneemingen, en deeze laetftgemelde ontbinding, onbetwiftbaer onder de groeibaere planten, zo wel als alle de volgende van een fteenagtigen aert, geplaetft moeten worden. De Geneeskunde vind alhier de beginfèlen van het Corael aen V v 't ein- Het vlugge zoüÉ na Parys gezohden^ Verlies, Corael zondëï fchorffe zedert afi* derhalf jaeren, Flegma* Oliagtige geefti Zonder bitumen, Caput mortuum, Vaft zout* Verlies. Experimenten, dié nog gedaen moe1 ten worden, Bewys van allé die experimenten, Beginfèlen Van hst Corael,  Melk van Corael. Rym. Afverfzel, flegma, bitumen, vaft zout, vlug zout. Eigenfchappen van het Corael, en derzelver gebruik. VAN 170 NATUURKUNDIGE BESCHRYVING 't einde der takken , geformeert door de korftwordinge van gedroogde melk, dat door de Werklieden veronagtzaemt, tot het opregte Corael - poeder behoorde te dienen, gelyk ik het zelfs voor de rauwigheeden van de maege gebruikt hebbe; ze ontmoet hier een zeer zuivere melk, die zig kan ftremmen en opdroogen, op de wyze, als wy befchreeven hebben; een rym en afverfzel door middel van was en koemelk ; een flegma van melk; geeften; bitumen; vaft zout; vlug zout; en dat alles zonder byvoeging van andere middelen , of vermengingen van ontblndende zuure vogten, welke deszelfs alcalifche en balfemagtige kragt, die in de natuur van 't Corael zo zeer uitmunt, vernietigen. Ik hebbe boven gemeld, dat de Geneeskunde myn ftudie niet is, derhalven moet ik,na zo openhertige bekenteniftè, myn feyfen in eens anders koorn niet flaen, maer de toepafling van de kragten der geneesmiddelen op de ziekten overlaetende aen die 't betaemt, zal ik my te vreede houden mer hier by te wegen, dat wy nog op 't Aerdryk, nog in de wateren een gewas, van wat zoort dat ook mag zyn, vinden , 't geene zo veele bequaeme en nutte hoedanigheeden bezit, om de fcherpe of zuure humeuren weg te neemen, die zo zeer in 't menfchelyk lighaem de overhand hebbende , het bloet byna doen ftilleftaen, in-en uitwendige zweeren veroorzaeken, ende nodige en natuurlyke eevenredigheid , welke tuftchen de vloeibaere humeuren van ons lighaem vereifcht word , beletten. Het is waerfchynlyk , dat de deelen, die in het Corael gevonden worden, zo eenvoudig toebereid,door ervaerene perfonen, na de omftandigheeden der ziekten, toegedient wordende, alle de overtollige, fcherpe en zuure vogten zullen kunnen overwinnen , en de humeuren in hun regt eevenwigt herftellende, derzelver quade uitwerkfèlen voorkomen.  D E R Z E E. Vierde Hooftftuk 171 VAN DE MADREPOREN, MADREPORA MET EEN KELK. C hebbe een groot getal van die kelken ter diepte van tien en twintig vadem onder de Corael - planten vermengt gevonden , op de plaetfèn genaemt de Grand- Candele en Lamhr\ de eerfie aen h vafte land van Proven¬ ce, en de andere aen \ Eyland Riou, alwaer ik 't Corael gevift hebbe. Dezelve hebben geen wortel, zo min als de andere fteenagtige planten , en hegten Zig aen «Jc Roes en andere vafte lighaemen. Hunne gedaente is als een kelk, byna gelyk aen die, welke de takken van verfcheide fteenagtige gewaflèn uitmaeken. Men is in twyftèl, of die enkele kelk het heginfel is van eenige takagtige plant met kelken voorzien, dan of ze altoos alleen blyft van dezelfde gedaente en grootte, als die hier na 't leeven vertoont word. De top van de kelken is hol, en geheel met linien doorfheeden , die zig in 't midden tot een knop vereenigen en een holligheid formeeren, vol van een geele melk en op fommfge plaetfèn rood gevlekt; wanneer de kelk droog is, laet 2e de linien hol, gelyk in de afgelchetfte plant te zien is. Als dat gewas uit Zee komt, is 't in zyn fteenagtige ftoftè asgraeuw, maer bekomt, droog wordende , een donkerder verwe. Het zelve is van natuure middelmatig zwaer en matig hard. Plaets, alwaer di§ groeit. Deszelfs gioejifig. Uitwendige gedaente. TwyfFel over de kelk. Befchryving over de ieli. Deszelfs coleur, wanneer ze uit het water Word opgehaeld. Zwaerte en hardigheid. Vv 2 Werk-  i72 NATUURKUNDIGE BESCHRYV1NG Werktuigig zamenftel. Befchryving van de kelk. Zie Pl. 27. n. 1,2, 3,4:5,6. Dwars-fneede. Deszelfs bloemen. Zamenflel der canaelen in de langwerpige, fneede ontdekt. Het oppervlak van de kelk is geheel doorploegt, als A. A. en vol gaeten B. B.,die overeenkomft hebben met de holligheeden C. C. C, welke van 't eene tot het andere einde van de kelk doorgaen, en vereenigt zyn door de knop D.,5 die in andere planten met kelken zomtyds doorboord is. Door de daer ingemaekte dwars-lheede, hebbe ik de kop vol lym willen aentoonen, die in twee deelen is onderfcheiden, 't eerde geteekend F. F,, die de plaets van de knop bevat, en als uit zo veele lymagtige deelen 't zaemgefleld is, welke,zo ik my verbeelde, eeven als de bloemen, wanneer ze in de Zee zyn, moeten ontluiken ,'t geen ik egter niet, zelfs in vaten met Zee-water opgevuld, hebbe konnen ontdekken. Het grootfte gedeelte G. is vol lym, die opdrogende rimpelt en zig vouwt volgens de fchikking der linien, welke de holligheid formeert*gelyk ik betoog h*u»*< Dezelve langwerpig doorfneeden zynde, ziet men daer in't zamenftel der canaelen H. H., die de geheele plant doorgaen. Proefneemingen in het vogt. Deszelfs zout en bitterheid. Verfcheide toevalligheden door de ontmoeting van verfcheide geeften, oliën, &c. Deszelfs zout en bitterheid is veel fterker, dan ik oit in een Zee-vogt of ftoffe befpeurt hebbe. De Nitergeeft doet het zelve zieden met rook; de olie van Tarter , en geeft van Armoniac-zout maeken daer in geen verandering. Het blaeuw papier verandert niet van verwe. De geeft van Wyn , waer in ik die buizen vol van hunne melk-ftoffe deed weeken, nam een groen en geel afverfzel aen, als de Chryfolit; na de uitdamping bleef een zamenzetting van een dikke en oliagtige ftoffe over van een donkere coleur, die het wit papier in geel veranderde, en zeer bitter van fmaek was. Niter-  Ta it . \ \ \   DER ZEE. Vierdi Hooft/luk 173 Nitergeeft daer op gegooten, gelchiede de zieding met rook. En deed de Zout-geeft dezelfde werking. Het fterk water vereenigde verfcheide dikke en witte deelen , en deed dezelve nederzinken. De geeft van Wyn-azyn en die van Armoniac-zout, als ook den olie van Tarter bleeven Zonder werking. Het afkookfel van Maluwe nam een aengenaem Smaragdgroen aen. En wierd het blaeuw zo geel als het wit papier. Ontbinding. Drie oneen van die kelken, vers uit Zee gekomen , in de kromhals gedaen zynde , bequam ik 3. dragmen flegma. Drie dragma van zeekere ftofFe, die gelyk melk was. Vyf dragma van een geeftagtig deel, zonder eenig teeken van bitumen. Ook woog het caput uiorLuum ccn once en drie dragmen. Het welk te zaemen uitmaekte twee oneen zeeven dragmen; zulks in de werking verlooren was een dragma. Het caput mortuum gaf een dragma^ vaft zout. Het vlugtig zout wierd van 't geeftagtig deel niet afgefcheide,om geheel na Parys gezonden te kunnen worden. TAKAGTIGE MADREPORA. met Kelken van een ligt wryfbaere Jloffe, Zie Pl. 27. n. 7. ïn de diepte van Caftidagne hebbe ik een groot getal van die planten ter diepte van 150. vadem gevift. Dezelve is zonder wortel en hegt zig op allerhande vafte lighaemen. De grootfte van my gezien was van vyftien duimen. Haere gedaente is takagtig, alleen uit een fchikking van kelken beftaende. Dezelve heeft geen fchorftè, maer 't oppervlak met groeven uitgehold als 't Corael. Xx De Flegma,. Melkagtige ftoffe, Geeftagtig deel» Caput mortuum, Verlies in de werking, Vaft zout uit het caput mortuum getrokken. Viugtig zout om na Parys te zenden. Plaetfen, alwaer dat gewas gevift Word. Deszelfs grootte) Haere gedaente;  Verwe wn deszelfs lym. Stoffe,die zig tot poeder laet brengen. ZiePl. 28. n. S,o, en 10. Werktuigig 'zamenftel. Deszelfs kelken. Knop van de kelk. Dwars-fneede. Langwerpige fneede. 174 NATUURKUNDIGE BESCIIRYVING De coleur van die plant is verichillende; wanneer ze eerftuit Zee komt, befpeurt men aen de einden der kelken een dikke lym, welke zomtyds geel is als ftro, en op andere tyden van een donkere fiffraen - verwe. De laetftgemelde coleur droogt op, en verdwynt in korten tyd, laetende het opperfte gedeelte leedig, zo dat men deszelfs zamenftel kan befchouwen. Als de plant droog is, zyn de uiterfte einden der kelken van A tot B van een donkere cofü-verwe, en is 't overige van een asgraeuwe coleur. De ftoffe van 't donker coffi-verwige gedeelte word tot poeder , wanneer men 't aenraekt, kunnende veel ligter gewreeven worden, dan al 't andere, wanneer het uiterfte gedeelte nog niet vaft of hard genoeg is. Die geheele plant is mogelyk veel ligter dan eenige andere. De kelken zyn hol en aen de toppen met holle pypjes C. C. voorzien, die,uit Zee komende, met een geele lym opgevult zyn; men ziet 'er over al de groefjes D. D. vol gaetjes E. E., die tot in 't midden van de kelk doorgaen. In 't midden van de kop, ziet men de knop F. F. verheeven en vol gaetjes G. G., die de geheele kelk doorgaen, als in de verfcheide doorfhydingen gezien kan worden. Dezelve dwars doorgefheeden zynde , ziet men de gaetjes, die in de groeven ontdekt worden , tot in 't centrum dringen door de canaelen H. H., die zig met de andere I. I. zamenvoegen, vervolgende van die knop, die in de kop van de kelk gevonden word. De langwerpige fneede vertoont aen' 't oog de canaelen L. L. zynde die, welke aen de monden of openingen van de knop M. uitkomen. De tuflchenwydte N. N. is vol van de lym, daer binnen gekomen door de gaetjes van de befchreevene canaelen, welke hetlymig voedfèl tot de andere overbrengen, die 't door  DER ZEE. Vierde Hooftftuk 17 J door de monden van de bovengemelde knop in 't midden van de kop weder Jollen, waer in 't ontfangen en bewaerd word, bekomende dus de tyd , om tot de hardigheid van fteen te kunnen ftremmen. Ontbinding, Men deed in de kromhals 3. oneen van dat gewas, 't welke Zedert twee jaeren uit Zee was geweeft , zulks de melkagtige ftoffe geheel daer aen ontbrak. Het geeftagtig deel was werkzaem , dog zonder eenig bitumen, en woog 50. greinen. Het caput mortuum haelde op 2. oneen, 7. dragmen en 8. greinen. Uitmakende in 't geheel 2. oneen, 7. dragmen en 58. greinen. Dus maer 2. greinen in de werking verlooren was. Het caput mortuum gaf 3 4. greinen vaft zout. Het vlugtig zout was van de geeft, die ik in zyn geheel na Parys gezonden hebbe, niet gefcheiden. MADREPORA met takken van kelken voorzien , en wit als Corael. Ik hebbe veele van die gewaflèn in de diepte van de Coraillade op 150. vadem gevift. Die plant is zonder wortel en groeit op fteenen. De grootfte, van my gezien, was van agt duimen. De gedaente is takagtig, de takken bogtig en met kelken, van zamenftel als de andere, die wy befchreeven hebben, en welke,uit Zee komende, opgevult zyn met een lymige, vloeibaere en witte ftoffe; dezelve heeft nog bladen nog fchorftè, en is van de andere fteenagtige planten verfchillende. In haer groejing ftrengelt en lymt ze zig vaft aen de andere Xx 2 takken, Ontbinding van een plant, die twee jaeren uit Zee opgevift was. Geeftagtig deel zonder bitumen. Caput mortuum. Verlies in de werking. Vaft zout uit het caput mortuum getrokken. Vlugtig zout ns Parys gezonden. Zie Pl. 2o. fig. lij 12,13 en 14. Plaets en diepte, alwaer dezelve gaVonden word. Gedaente van haer groejing. Haer grootte. Takagtige ge* daente. Zonder blad en fchorffe.  Deszelfs coleur verandert. Haer zwaerte. 176 NATUURKUNDIGE BESCHRYVING takken , zelfs aen die van h roode Corael, en ik bewaere verfcheide zodanige ftukken in myn Cabinet. De coleur is'onder aen de voet van de plant asgraeuw, en van boven zeer wit, welke laetfte verwe afneemt , wanneer dat ge" was lange uit het water geweeft is. Dezelve is van aert veel zwaerder dan de andere planten, Deszelfs zamenflel. Dezelve dwars doorgefheeden zynde, ziet men de vafte ftoffe E. E. zo hard als rood Corael, die 't holagtige deel omvat, in zeeven buizen F. F. afgedeelt, welke gefchikt zyn, als het fap in de Citroenen. Wanneer men een van die kelken doorgefneeden heeft, vind men daer in de gewoone leedigheid G. G., de harde ftoffe H. H. H. en 't holle zamenftel 1.1. L uitgeboord met de groeven L. L. L. Dwars-fneede. Doorfnydlng van een kelk. De melk-ftoffe verteerd. Ontbinding. Men deed 3. oneen van de plant, die reeds eenige tyd uit Zee geweeft was, en derhalven geen melk-ftoffe meer by zig had, inde kromhals, Eerft maer laet zig eeven ligt wryven. Werktuigig Zamenftel. De natuurlyke gefchapenheid van die plant doet ons klaer genoeg befpeuren, dat ze niet anders dan uit een zamenhooping van kleine kelken beftaet; wanneer men een van die kelken door 't Microfeopium befchouwt , kan men de gefteldheid van al 't overige van de plant kennen. Het oppervlak van de Cylinder van de kelk fchynt in *t geheel gekorreld, ais A. A. Ik hebbe niet kunnen onderfcheiden of 't gaetjes waeren dan iets anders. Aen de top ziet men de gewoone kop, met de pypjes of groefjes B. B.„ waer i» de witte lym vereenigt; deze/ve eindigen alle in de knop G, en men befpeurt rondom dezelve de gaetjes of openingen D. D., waer van 't gebruik my nog onbekend is.    DER ZEE, Vierde Hooftftuh 177 Eerft quam een geeft over, reedelyk fcherp s dog zonder eenig bitumen , ter zwaerte van 50. greinen, Het caput mortuum woog 2. oneen, 7. dragmen en 10 greinen. Makende in 't geheel net 3, oneen. Het caput mortuum gaf 1 o. greinen vaft zout, Het vlugtig zout was van de geeft, die na Parys gezonden wierd, niet gefcheiden. GROOTE MADREPORA • Takagtig en uit verfcheide Kelken zaemgeflekl Deeze plant (door Trionfetti Porus grandis Imperati genaemt) groeit alleen op de Africaenfe Kuft aen de Neger-Caep, en word dikwils voor een zeldzaemheid na Marfeille overgebragt. Dezelve is zonder wortels , hegt zig aen de rots, groeit op* waerts en fpreid zig in veele takken uit ter hoogte van vyf voeten , zo als ik die hebbe gezien. De gedaente yan dat gewas Is takagtig, even al* V Corael, met dat onderfcheid, dat het eerftgemelde geen fchorffe heeft, en geheel van kelken voorzien is, die als kleine takjes fpits opgaen. Het uitwendig gedeelte is vol groeven als dat van het Corael. Deszelfs verwe is van buiten asgraeuW en van binnen glinfterend wit als fchelpen. Ook is die plant van natuure zwaer, en laet Zig ligt tot poeder brengen , gelyk alle de andere fteenagtige gewaflèn. Werktuigig zamenflel. De geheele plant is, uitgezondert de kelken , effen als een ftuk fchelp, De kelken zyn van boven hol, en van de buisjes A. A. A. A. doorfheeden , die waerfchynlyk met dezelve lymagtige ftoffe opgevuld worden , welke wy in de andere uit deeze Zee van Ty Pro» Geeft zon."er '.A< tuinen. Caput Eiortutiifij Vaft zout. Vlug zoüt« Plaets, iiWièt dWf plant groeit, en deszelfs zeldzaetóheid, Groejing van die plant. Deszelfs grootte. Gednetitét Uiteen inwendig* veiwe. Zwaerte, Zie Pl. 34. n. it?5. 166 en 167. Oppervlak, Kelkcsa,  Langwerpige fneede. Dwars-fneede. Door de langwerpige fneede ontdekken wy verfcheide ongeregelde holligheeden E. E. É., die op de andere uitkomen , waer van bevorens gemeld is, welke van 't oppervlak nederhellen en aen't lymig voedfel van 't Zee-water doorgang vergunnen, dat zig zo overvloedig in 't holle gedeelte F. F. vereenigt. Het eenige, dat ik niet hebbe konnen ontdekken, was, of de holligheeden G. G. G. met elkander gemeenfchap hebben, gelyk waerfchynlyk is. Ontbinding. Men deed 3. oneen & de kromhals, en alzo die Madrepora Zedert eenige jaeren uit Zee geweeft was, had ze de melk-ftoÊ fe geheel verlooren. ' Het geeftagtig deel was zeer fterk, en zonder eenig teeken van bitumen; 't gewigt van het zelve was 30. greinen. Het overblyvende caput mortuum had'tgewigt van 2. oneen, 7. dragmen en 30. greinen. De overgehaelde quantiteit quam Vaft zout. Vlug zout. Mellr-ftolfe ver-] teerd. Geeftagtig deel zonder bitumen. Caput mortuum. TAK- 178 NATUURKUNDIGE BESCHRYVING Provence komende, befpeuren. Dezelve zyn door de canaelen B. B. B. inde lengte uitgehold, hebbende de openingen C. C. C, die tot in *l centrum doorgaen, gelyk men hier onder door de dwars-fneede zal onderkennen. In die doorfnyding zien wy de openingen, uit de canaelen van 't oppervlak fpruitende, dwars door de ftoffe van de kelk heenen dringen en in 't centrum uitkomen , als D. D. D. over een met het geen in de kromhals gedaen was, namentlyk drie oneen. Het caput mortuum gaf 38. greinen vaft zout. Het vlugtig zout was van de geeft, die na Parys gezonden wierd, niet gefcheiden.  ÖER ZEE Vierde Hooftftuk 179 TAKAGTIGE MADREPORA, r Welkers takken bogtig en de einden op de wyze van een Conus gefchikt zyn. Die plant word van de Africaenfè Kuft herwaerts overgébragt en door de Corael - viflèrs alleen aen de Neger-Caep opgehaelt. Dezelve heeft geen wortel , groeit op fteenen en is de grootfte, die ik in myn Cabinet bewaere , alleenlyk drie duimen hoog en van gelyke breedte. Haer gedaente onder aen de voet of ftam is breed en vlak, en men ziet by vervolg uit die effen klomp andere kleine takken fpruiten , die driefpitzig zyn en zig zamenvlegten, als in de afbeelding vertoont word. Dezelve heeft nog fchorffe, nog groeven, of eenige andere omftandigheid, welke eenige fchikking aen dat werktuigig zamenftel geeft,'t geen wy in de andere fteenagtige gewaftèn hebben waérgenoomen. Dezelve heeft van binten een geelagage é**éAréï ê" 'M van binnen zo wit als a'baft of pleifter. De plant is tamelyk zwaer en laet zig ligtelyk tot poeder brengen. Werktuigig zamenftel. Niet tegenftaende alle mogelyke aengewende moeiten , om die plant door het Microfeopium te befchouwen; hebbe ik eg- \ ter nog op 't oppervlak, nog in de dwars-fneede eenig ander Zamenftel, dan de gedaente van een hoop zant, als A. A. A. A. kunnen ontdekken. TAKAGTIGE MADREPORA, Welkers ronde takken van buiten gekorrelt zyn. Deeze plant, door Trionfetti genaemt Coralliüfn afperum can- \ dicans adulterinum , word op onze Kuft van Riou gevonden, en groeit vaftgehegt op reets verdroogde Steen-ftruiken , als Yy 2 ook Zie Plaet 34. fig. 168 en 169, Gedaente en pJafts, alwaer die plans groeit. Deszelfs platte form onder aen de voet ot ftam. Zonder werktui» gig zamenftel. Hier coleur. En zwaerte •„ laef, zig tot poeder wryven. Een zanthoop voor deszelfs eenigfte zamenftel erkent. Zie Pl. 35. n. tjo, 171 en 172. Plaets en gedaente van haer groejing.  Deszelfs grootte. Zonder fchorffe. Haer oneffen oppervlak. Verwe. 180 NATUURKUNDIGE BESCHRYV1NG ook op fteenen. Ik hebbe dezelve noit grooter gevonden, dan welke hier afgebeeld word; en dat gewas is gelyk de andere zonder wortel. Haere gedaente is takagtig als 't Corael, dog zonder fchorftè , 't oppervlak hard, fteenagtig en geheel gekorrelt, zo dat ze grof Segryn fchynt te weezen. Deszelfs coleur is donker groen, die zomtyds naer 't asgraeuw En eigenfchap, dat ze zig tot poeder laet wryven. Werktuigig zamenftel. De kleine kortels van \ oppervlak vertoonen zig door \ Microfeopium als zo veele doorboorde bolletjes, gelyk A. A. A., waer door 't voedfel indringt. In de dwars-fneede bevinden wy de geheele ftoffe vol gaetjes als B. B. B., dog ik hebbe geene de mm/te gemeenichm van deZelve openingen met die, welke in de kleine bolletjes van't oppervlak gezien worden , kunnen ontdekken. In de langwerpige fneede befchouwt men geen ander zamenftel, als van ongeregelde openingen C. C. C., door de geheele ftoffe van de plant verfpreid. Zamenflel. Dwars-fneede. Langwerpige fneede. Madrepora, zynde voor tien dagen eerfb uit Zee gevift. Flegma. Geeft en bitumen. trekt. Dat gewas heeft de eigenfchap, dat ze zig ligtelyk tot poeder laet wryven , en is mede niet zwaer. Ontbinding. Men deed in de kromhals 3. oneen v#n die Madrepora, welke maer tien dagen uit Zee was geweeft , zo dat de pori nog met melk-ftoffe opgevuld waeren. De flegma woog 3^- greinen, De geeft had nog eenige boven op zwemmende bitumen, en waeren nog eenige andere deelen in den hals van 't glas gebleeven, gelyk men ook in de ontbinding van 't rood Corael befpeurt had ; 't gewigt daer van was . . 1. dragme en 30 greinen. Het    DER ZEE. Vierde Hooftftuk- 181 Het caput mortuum haelde op ... 6. dragmen en 30 greinen. Derhalven waeren in 't geheel overgehaeld 7. dragmen, 55. greinen, en by de werking verlooren 5. greinen. Het vlug zout wierd niet gefcheiden, maer de geeft na Parys gezonden. TAKAGTIGE MADREPORA, TVelkers takken een weinig plat agt ig rond zyn, en van verwe als blinkende Menie. Omtrent de klippen rondom het Eyland Riou hebbe ik veele van die planten ter diepte van 3 o en 40 vadem opgevift. Dezelve heeft geen wortel en groeit op fteenen , als ook op andere vafte lighaemen. De grootfte zyn , als die hier nevens vertoont worden. De gedaente is takagtig , en worden daer aen meer takken gevonden als aen 't Corael. Dezelve zyn niet geheel rond, maer op zommige plaetfèn phty het oppervlak is zeer oneffen en van verfcheide kleine bolletjes voorzien ook heeft die plant geen fchorftè. De verwe is gelyk die van Menie, en dat rood vergaet niet, hoe lange het ook buiten 't water blyft, ook is 't zo blinkende , of men 't met vernis beftreeken had. Dat gewas is zeer ligt en ongemeen broos. Werktuigig zamenflel. Een klein ftuk van die plant door 't Microfeopium befchouwende, befpeurde ik op't oppervlak eenige kleine openingen, als A. A. A., in 't midden van ieder bolletje, waer van wy boven gemeld hebben, geplaetft. Door de dwars-fneede ontdekt men de canaelen B. B. B., die een vervolg zyn van de openingen der kleine bolletjes, welke in tien andere canaelen C. C. C, gefchikt in de order als in de af beelding te zien , zaemenkomen , en de geheele plant doorgaen. Z z De Caput mortuiicd, Verlies by de wet» king. Vlug zout, Zie Pl. 35- n. 173, en Pl. 36. a. 174. Plaets en diepte, alwaer dat gewas groeit. Deszelfs wording, Grootte, Takagtige gedaente. Onveranderlyke verwe, Ligt-en broof hsid, Deszelfs zamenftel, Dwars-fneede,  Langwerpige fneede. Plaets van deszelfs geboorte. Waer die groeit. Deszelfs hoogte. Takagtige gedaen te. Deszelfs coleur, wanneer ze uitliet water komt. Als ook wanneer ze droog word. Deszelfs ligt-en wryfbaerheid. Fraei zamenftel door 't Microfeopium ontdekt. Omkleedfel of korft van een lym- 1.82 NATUURKUNDIGE BESCHRYVING Dc langwerpige fneede toont de zamenvoeging van de openingen der bolletjes beeter aen door de canaelen D. D. D.,die zig met de buizen E. E. E., welke zig door de geheele lengte der takken uitftrekken, vereenigen. TAKAGTIGE MADREPORA, Welkers takken rond en knobbelagtig zyn, en die door de Vijjers Dengueni genaemt word. Op de Kuilen van \ Eyland Riou en by de nabuurige klippen word die fteenagtige plant, welke Trionfetti en Imperati een wit Corael geloven te zyn, zeer meenigvuldig ter diepte van 2£. vadem gevift. Dezelve heeft geen wortel, en groeit op fteenen en fchelpen , gelyk in deeze afbeelding gezien word,'als ook elders op allerhande vafte lighaemen. De hoogte van de plant is noit meer dan 7 of 8 duimen, ten minften die ik gezien hebbe. Deszelfs gedaente is takagtig als die van V Corael, met dat onderfcheid, dat de einden van deeze knobbelagtig zyn , en men op alle de takken eenige ongeregelde diktens befpeurt, veroorzaekt door de lym, die tot voedfèl van 't gewas verftrekt, als ook dat ze geen fchorftè heeft, en geene groeven op deszelfs oppervlak gezien worden. Wanneer die plant uit het water komt, heeft ze de coleur van Menie; dog drogende verandert dat rood in eèn witte en asgraeuwe verwe. Dezelve is veel ligter van aert dan 't Corael, en verbryfèld ligtelyk. Werktuigig zamenflel. Het Microfeopium ontdekt een Zeer fraey zamenftel, zo op't oppervlak, als in 't binnenfte van de plant. Op 't oppervlak A. A. A. ziet men een omkleedfel of korft van  D E R Z E E, Vierde Hooftjluk 183 van 't lymagtig vogt, dat het zelve gewas voed, en dat vannatuure doorfchynend zynde, de daer onder verborgene openingen aen 't oog vertoont. De geheele Cylinder der takken is vol kleine ronde openingen, in dezelve evenredigheid gefchikt, ajs de letters B. B. B. aenwyzen. Door de dwars-fneede befchouwt men, hoedanig de ronde openingen van 't oppervlak canaelen hebben, die 't voedfel van de buitenfte omtrek naer 't middelpunt van de Cylinder voeren, als C. C. C. De langwerpige fneede toond aen een onafgebrooken vervolg van de hooltjes D. D. D. in 't midden van de Cylinder, die de ruggegraet, zo men 't noemt, gelyk is. Nog befpeurt men de fchikking der canaelen E. E. E., die 't vloeibaer voedfel van 't Zee-water van 't oppervlak na 't centrum brengen. Proefneemingen in het vogt. Het vogt, dat in de hooien door ons aengeweezen gevonden word, is aen de {toffe van de plant 20 vaft gehegt, dat men 't niet kan uitperlfen, zonder de takken in een mortier te üoten. Het zelve was vlees - verwig en onklaer als of 't met een fteenagtige ftoffe vermengt was. De lfnaek is zout en aerdagtig, de reuk een weinig onaengenaem, en byna gelyk aen die van Bolus. De Niter-geeft verwekt daer in een zieding met rook. De Zout-geeft veroorzaekt geen beweging. Het fterk water vereenigt de dikke en witte deelen, die na de grond zinken. De geeften van Wyn-azyn en Armoniac-zout doen, zo min als de Tarter-olie, daer in eenige werking Het afkookfel van Maluwe word drabbig groen. Ontbinding. Men deed in de kromhals drie oneen van die plant, die maer Zz 2 alleen- Met de meli-ftofif, agtig vogt rondom het opperlte gedeelte. Dwars-fneede. Langwerpige fneede. Moeite om 't vogt uit te perlTen. Deszelfs coleuf. Smaek. Reuk en toevallig- heeden.  Flegma. Geeft met bitumen. Caput mortuum. Het verlies by de Werking. Vaft zout. Zie Pi. 36. n. 175. Pl. 37. n. 176. en Pl. 38. n. 177. 184 NATUURKUNDIGE BESCHRYVING alleenlyk 3 dagen uit Zee geweeft. was, * en de gewoone melkftoffe by zig had. In den eerften quamen over 22 greinen witagtige flegma, vervolgens een weezendlyke geeft met een weinig bitumen gemengt , en dat alles ter zwaerte van . . 2. dragmen, 30. greinen. Het caput mortuum woog .. 2. oneen, 5. dragmen. Al 't welke uitmaekte . . 2. oneen,7. dragmen,52.greinen. Het verlies was 8- greinen. Het caput mortuum gaf 20. greinen vaft zout. TAKAGTIGE MADREPORA, Welkers takken byna plat zyn. Plaets, alwaer gevift Word. Deszelfs groejing. Haere takagtige, gekorrelde en doorfchynende gedaente. Coleur. Ligt en broof heid. Haere takagtige, gekorrelde en door Deszelfs oppervlak door 't Microfeopium befchouwt. Dwars-fneede. Het oppervlak, door 't Microfeopium befchouwt, heeft een ongeregeld einde, en geheel getand als A. A. A., zynde van een doorfchynende ftoffe , die vol gaetjes of openingen is, van een ongeregelde fchikking en grootte, als B. B. B., waer door 't flymig voedfel na gewoonte indringt. Het zelve gewas dwars doorgefneeden. zynde, doen zig de canaelen C. C. C, die 't voorengemelde voedfel door de andere kleinder openingen , op 't oppervlak afgefchetft, ontfangen, veel grooter op. TAK- Geduurende myne Corael-viffery voor 't Eyland Riou is my die plant dikwils ter handen gekomen. Dezelve is gelyk de andere zonder wortel, en groeit op allerhande vafte lighaemen, zo als men 'er hier één op een fchelp ziet. Haere gedaente is takagtig, *p$a^ ïchurftè en geheel gekorreld, en als uk verfcheide kleine doorlugtige deeltjes Zaenv geueld. De coleur is asgraeuw, en op zommige plaetfèn met donker groene vlekken. Ook is dat gewas zeer ligt en gemakkelyk om wryven. Werktuigig zamenflel.    £> E R ZEE. Vierde Hooftjluk. i8| TAKAGTIGE MADREPORA, Welkers takken geheel -plat, op de wyze van platen geformeert ,en geheel doorboord zyn, door Trionfetti genaemt Porus Cervinus. Die plant word te Riou en ontrent de omliggende klippen, alwaer die zeer gemeen is , ter diepte van 20 vadem gevift. Dezelve is Zonder wortel, en liegt zig aen fteenen, fchelpen en andere vafte lighaemen, waer op dezelve als takken groeit, die als platen geformeert en doorgaet zyn , als in de fchets te zien is. Haere hoogte overtreft noit die van een voet, ten minfte niet de gewaflèn, welke van my gezien zyn, en is dezelve zonder fchorflè. Wanneer ze uit het water getogen word jj heeft die plant een bleeke vlees - vewa, en zomtydts ook op fteenen, is van een weeke ftoffe , en heeft Zo binnen als buiten een veel aengenamer roode verwe dan't Corael. Deszelfs uitwendig zamenftel beftaet uit kleine kliertjes, en is> door 't vergrootglas befchouwt , aen 't Segryn gelyk; ook is 't zelve zodanig gefatföeneerd als 't oppervlak van de meefte Zee - planten. Wanneer die vers is, bevind men deszelfs dikte als dat van de rugge van een mes. Op 't bovenfte gedeelte worden een groot getal blaesjes, uit haer eigen ftoffe geformeerd, befpeurt, welkers holligheeden een vogt, gelyk aen de Corael-melk bevatten. Rondom die blaesjes ziet men veele knoppen , of pypjes van een Auroor-of geele verwe , die op de grond van een zeer levendig rood , een aengenaeme vertooning maekt. Het binnenfte gedeelte van de fchorftè is geheel effen , fchikkende zig na 't lighaem , waer op die zig uitbreid. Zomtyds Fff bedekt Befchryving van een fchorlTei Deszelfs uitwendig zamenftel. Dikte, Wanneef die verfch is. Binnenfte gedeelte.  De fchorflè bedekt een Steen-ftr aik. Groejing van deszelfs bioemen. Deszelfs bloem. Grootte door 't Microfeopium befchouwt. Omftandige befchryving. 206 NATUURKUNDIGE BESCHRYVING bedekt ze geheel en al , dan wederom maer een gedeelte van de Steen-ftruiken; maer altoos is dat gedeelte van zyne natuurlyke fchorflè Ontbloot , komende deeze in deszelfs plaetfè , zonder dat hunne verfchillende eigenfchappen zamengevoegd, eenige verandering in de eene of andere veroorzaeken. Die, Welke tot onderwerp van ons betoog dient, bedekt geheelyk een Steen-ff ruik, van Zyn eigen fchorflè berooft, en ik zoude aen deZelve Wel de naem geeven van knobbelige bloejende fchorflè, van verwe als 't Corael, of levendig vermillioen. De bloemen volgen in hun groejing dezelve order als 't Corael en de plant genaemt de Melaetfche hand. De bloem heeft agt bladen van een witte coleur en weeke ftoffe j veel langer dan die van de Melaetfche hand. Van vooren befchouwt, vertoont ze zig als A., en horizontalyk als B, Dezelve flaet op een ronde lpitfe , van verfchillende ftoffe en onderfcheide verwe. Deeze bloem, door 't vergrootglas befchouwt > fchynt driemael grooter, dan tze in der duet is, en vertoont Zig als II en 22* Door dat middel Ziet men dé grootte van de bloejende fchorflè, die zig in kleine hoogtens of blaesjes verheft, als reets gemeld is, welkers holligheeden oók befpeurt worden met een melk-vogt opgevult te zyn. Boven dat gezwel of hoogte is eert zoort van loof of overtrekfel, gemerkt B. B., van dezelve ftoffe en coleur als de fchorflè. Boven dat loof is de Auroor-verwige ftoffe, en 't is die, welke zig in de gedaente van de kern vertoont, wanneer de bloem nog niet ontlooken is. Vervolgens ontdekt men 't doorfchynende deel D. D., beftaende in een zeer week vliesje, dat zig tot een kan vouwen, als 't lêer van blaesbalken. Het bovenfte van dat doorfchynende gedeelte, gemerkt E. E, is van dezelve ftoffe en verwe ,als 't geene geteekend word met B. B. ;  D E R Z E E., Vierde Haofifluk p? B. B.; öp de bladen der bloemen ziet men de linien, waer van reeds te vooren gemeld is. De bloem van de weeke ftoffe heeft ongetwyfFeld tot een overtrekfèl het gedeelte C. C., dat nederwaerts afzakkende, het doorfchynende deel D. D. doet kreuken , waer door de drie gedeeltens zig in 't geele C. C. verbergen , dat met het geteekende B. B. de kern formeerd, die uit de fchorflè komt, op de wyze als in de geheele figuur gezien kan worden ; op de takken ontdekt men bloemen in hunne natuurlyke grootte,Zo in een overftaende als zydlingle gezigtftand. Fff 2 VAN  208 NATUURKUNDIGE BESCHRYVING VAN DE C L A S S E Tyd, plaets en wyze van die vangit. Befchryving van de tak. Grootte eer graenen. DER HOUTAGTIGE PLANTGEWASSEN, BESHRYVING van een tak , met het zaed uit Zee gevift. EN 28.ften Maert, wanneer ik, tuflchen 't Ey- land Riou en de Rots Loncus, op een diepte van 18 vadem, na Corael en andere fteenagtige planten, als Ook Steen-Rruïken deed vi/fèn, vonden wy het einde van een tak , die in een olyf-groen hout fcheen te beftaen , zonder zigtbaere fchorflè, en uitwendig na een van zyn fchorflè beroofde Steen - ftruik geleek. De gedaente was als figuur i. De befchryving, die ik voorneemens was aenftonds van dezelve te doen, moefte ik , vermits hét opfteeken van de wind, ftaeken, en hadde daerenboven , na twee dagen gewagt te hebben , het ongenoegen, van die te verliezen. De gemelde tak had nog drie andere kleindere, dragende een meenigte graenen, hangende aen de fteeltjes A. A. en byna als druive - kernen gefchikt. Die graenen hadden de grootte en coleur van linien. Eenige waeren open in twee fèheilen van een harde drooge ftoffè, ten bewyze', dat'er zaed in verborgen was. Die,    DER ZEE, Vierde Hooftftuk. 209 Die, welke nog geheel bevonden wierden, waeren van een valte ftoffe, en fcheenen van binnen een hard lighaem te heb' ben. Ik wilde dat zaed naeuwkeurig befchouwen , en onderfcheiden , of de tak waerlyk een hout - gewas of een Steenftruik was; maer my wierd de gelegentheid door 't voorengemelde ongeval benoomen. BESCHRYVING van bloemen, aen een doornagtige Steen-ftruik gevonden. Die plant uit de diepte opgevift, en de eenigfte zynde, welke ik van die zoort ontmoet hebbe , is in de tweede Claffis der planten ,met het hout meeft overeenkomftig, omftandig genoeg belchreeven, waerom ik hier van niets anders, dan 't geene de bloemen betreft, zal handelen. Wanneer ik die plant ophaelde , vond ik dezelve zonder fchorffe, ten minfte geene , welke aen die van andere Steen-ftruiken gelyk was, en befpeurde, dat de einden der takken omringt waeren met kleine bolletjes van een lymagtige en geele ftoffe, die niet vereenigt, maer veel eer aen een gereegen fcheenen te Zyn, als de paternofters-koralen aeiv een zyden draet, gelyk met de letters A. A, A. word aengeweezen. Ik lag die plant, als na gewoonte,in een vat vol Zee-water,en zag kort daer na de kleine bolletjes A. A. A. verfcheide langwerpige gedaenten aenneemen, en uit derzelver toppen twee draden uitgaen, als B. B. De gemelde verandering deed my befluiten, om dat gewas uit het water te neemen, maer in een ogenblik keerden die kleine bolletjes tot hunnen vorigen ftand, dog weder in't water gelegt, openden zig dezelve andermael en bequaemen de gedaente B. B., welke proefneemingen twee dagen herhaeid zynde, telkens dezelve uitwerking hadden. De gelykheid van werking in deeze plant met die van den aert der Kampernoelje, hier ' voor befchreeven, en der fteenagtige, waer van ik by vervolg zalfpreeken, hebben my doen beüuiten , dat het in der daet bloemen waeren , hoewel Zonder eenig zaet; ik zogt wel 't Ggg zelve Twyffeling over de ftoffe van die tak. Plaets, alwaer die Steen-ftruik gevift word. Befchryving van deszelfs bloemen, Proefneeming ter ontdekking van de bloemen. Gelykheid der doemen met die ran de Zee - Kamjernoelje,  w NATUURKUNDIGE BESCHRYVING zelve in de kleine bolletjes , dog vond die alle van een lymagtige ftoffe en week te weezen ^ als die van de Corael-bloemen, Het Corael een we«cndlyke fsUnt. Ontdekking aen de Koninglykie Academie der Weetenfchappen rnedegedeelc. Een en deEeive uitwerking in de drie Jaergetyden. Twyffel over 'tbeffaen der bloemen weggenomen. Herhaelde proefneemingen. BESCHRYVING der Corael- bloemen. De ontdekking van die bloemen is men zo wel als die der planten , van den aert van de Kampernoelje , en der gewaflèn , meerendeels van hout , welke voortkomen en zig verbergen , na mate dat derzelver planten in 't water gedompelt, of daer uitgenoomen worden, alleenlyk aen 't los geval verfchuldigt. Egter is het die gelykheid tuftchen 't Corael en de andere planten, buiten tegenfpraek voor zodanige erkend, welke doet befluiten 5 dat het Corael zelfs een weezentlyke plant is. ' De eerftemael, dat de natuur my die fchikking acntoonde * maekte ik zulks aen den Heer Abt Bignon in een brief, welke in 't Supplement van het Journal des Savans, van de maend February 170.7. gemeen gemaekt wierd, bekend. Ook deelde ik de proefneemingen, die ik in een andere van^-ft deed, en my van de zaekverZeekerden^aendengemelden Heer Abt Bignon mede, die dat tweede relaes in 5t Supplement van de maend Mai van 't zelfde Jaer deed drukken; en nadien daerenboven de toedragt dier zaeke in de drie onderfcheide Sailbenen, als de Winter, h Voorjaer en de Zomer,dezelfde geweeft is, zal ik geen zwarigheid maken alhier te herhaelen ^ 't geen door my reets in 't opgemelde relaes gemeld was. In den tweeden brief gaf ik te kennen, dat ik op de Corael-takken, nog in Zee leggende, geene bloemen hadde konnen befpeuren , en dat zulks my deed twyfelen , dat het alleenlyk een uitwerkfel van onze lugt mogte zyn; dog dat is valfch bevonden, zynde ik, ter gelegenheid van een overvloedige vangft te Riou,op de plaets Lamber genaemt, alwaer ik die bloemen op twee vadem diepte ontdekte, van het tegendeel overtuigt geworden. De gemelde bloemen, uit het water komende, keerden aenftonds in derzelver pypjes, en quamen wede-  DER ZEE. Pierde Hêoftflu% 21 i wederom uit, wanneer ik de takken in glafè vatèn vol Zee-water , op de wyze als in 't volgende relaes gezien zal worden, gelegt had. Ik beloofde te dier tyd de takken in Zee-water, geheel van zyn zout berooft, ten minden in zo verre men dat door de fmaek konde onderfcheiden, te plaetfen, en doormiddel van het Areometrum te betogen, die 't zelfde even zwaer als 't Put-water te zyn aentoonde. Ik hebbe dan ook in deezen myn woord gehouden, en ten opzigte van dat gedeftilleerd water, waer in egter de bitterheid nableef , op de wyze, als in 't tweede deef van dit Werk gemeld is. Vervolgens ftelde ik verfcheide takken , die gebloeit hadden, in een ander vat vol rtatuurlyk Zee-water , dog de bloemen openden zig niet, dan alleenlyk aen de toppen , en ik befpeurde hier en daer eenige witte knoppen sdie de kragt niet hadden om open te berften. Het is waer, dat die knoppen langer ff and hielden, dan de bloemen in 't water; \ geen al zyn zout nog in zig heeft; öndertuflchen heb ik aengemerkt, dat de takken noit in Put-water bloejen. Uit alle de&7.e. proefneemingen blykt, dat het bitumineufe deel, dat in 't Water ,van zyn v.out berooft, overgebleven \s , en door de bitterheid, waer van wy melding gedaen hebben \ ontdekt word, van zig zeiven en zonder behulp van 't zout niet in ftaet is 3 om de bloemen te doen open gaen. In de verhandeling, 'die ik belooft hebbe over verfcheide proeven van 't Corael in 't ligt te geeven, zal ik niet nalaeten eenige van die takken in door kunft. gemaekt Zee - water, dat op verfcheide wyzen door my toebereid ftaet te worden, te leggen. Dog het word tyd, om tot ons eerfte relaes weder te keeren. Den zevenden dag van de maend December 17 o 7., de Zee ge- < heel ftil zynde, liet ik my door de Coraël-Viflèrs na een plaets3 J genaemt Ia Grand' Candel/e, gelegen fes mylen van Cafiis , ten Weften langs de Kuft brengen ; op de gemelde Kuft worden s ter diepte van 5, 8,10 en 11 vadem v/ater, hooien gevondeni 1 waer in 't Zee-water komt, en die de Rots, waer in ze gefor- Ggg 2 meert Het bitumineufe deel van 't watei, van zyn zout berooft , is oorzitkj dat de bloemen niet uitkomen» Den Schryvef bi* looft een anders proefneeming. Onderneeming vafi. den Schryver, dié hem die ryke ont" dekking deed does,' Plaets vaa di? irangft.  ] De Schryver ontdekt de bloemen onverwagt. Befchryving van ce bloem. Vreemd toeval. De bloemen uit het water komende, verdwynen. 212 NATUURKUNDIGE BESCHRYVING meert zyn, geheel met Corael bekleed hebben. Wy maekten aldaer gebruik van 't werktuig, waer van men zig bedient om dat gewas te zoeken en af te fcheuren, en troffen daer mede eenige Hukken aen, die groot genoeg waeren om hun fchorflè naeuwkeurig te bezigtigen, tuflchen welke fchorflè en oppervlak van de Corael - ftoffe ik melk vond; H geen ik reets al in de maend Juny van de voorleeden Zoomer ontdekt had. In gedagten , dat het noodig was de Corael-takkken in in een vereifchte vogtigheid te bewaeren , om in 't Cabinet en buiten 't gewoel te konnen in agt neemen alles, wat tot de fchorffe behoort, had ik eenige glafe vaten meedegenomen, waer in ik,na die met het zelfde water, alwaer gevift was,opgevuld te hebben, eenige van die takken plaetfte. Ondertuffchen bezig zynde met myne waerneemingen te doen over de gematigdheid des lugts en die van 't water, uit den grond der Zee opgehaeld, ten einde daer van't verfchil te vinden, bemerkte ik, dat de pori of buisjes van de fchorffe een weinig uitgezet waeren, en zommige melk-droppelen , die 'er uit vloeiden. De gemelde veraratenng ?r>ndrn hnwri drvven, of na de grond van de fles zakken, en nadien die alle nederzonken , oordeelde ik , dat die in een zwaere ftoffe moeften beftaen, en geheel verfchillende zyn van die, waer uit de bloemen Van de Aerd-gewaflèn voortkomen , onder dewelke ik my verbeelde , dat 'er naeuwelyks eenige gevonden zullen worden , die in 't water nederzinken. Maer voor 't overige, nadien de gedaente of 't Zamenftel der Corael-bloemen zeer gelyk is aen dat der Aerd-gewaflèn, geeft Zulks hoope, dat in dezelve zaed gevonden zal worden, 'tgeen fchoon tot nog toe aen my niet gebleeken, egter ontdekkelyk zal konnen zyn in de nieuwe proefneemingen , die ik voorgenomen hebbe te doen, zo ten opzigte van deeze plant, als ten aenzien van de gewaffen, welke van aert zyn als de Kampernoelje , en ten allen tyden uit Zee gevift konnen worden , met die verzeekering, dat men dezelve eens bloejende zal aentreftèn, op de wyze als bevorens gemeld is. Hhh Ik De Schryver bépaeld den tyd van dé groejing dierbloemen. Vermindering of verandering vandë bloem. Gilling over dë hoedanigheid van die bloemen. Hoopgeevingdat hetCorael-zaed ontdekt zal worden.  Voortgang van de bloemen en bladen Van 't Corael. Gedagten over 't Corael-zaed. Onderzoek van een klein bolletje. Gedagten over de bloemen der fteenagtige planten. Waerom die zo min in de fteenagtige planten als in de Madrepora's geZien worden. Oorzaek van die gedagten. 214 NATUURKUNDIGE BESCHRYVING Ik hebbe gezegt, dat de planten, in de fleflèn bloejende, eindelyk na verloop van twaelf dagen, op 't langfle gereekend, de bloemen lieten vallen , en dat derzelver bladen zamenvouwende, de gedaente van kleine bolletjes aennaemen, die op den grond van 't water nederzonken. Ik dagt meenigmael of dat niet wel 't zaed mogte zyn, nadien die bolletjes zig aen my uitwendig vertoonden in de gedaente van A. A., en door k Microfeopium in die van een ey, van een geelagtige verwe en grootte , als welke in de vierde figuur afgefchetft is. Om zulks te weeten , opende ik een van die kleine bolletjes , en 't binnenfte door 't vergrootglas befchouwende, ontdekte ik niet het allerminfle , dat na eenige zaed-korrels of iets diergelyks geleek, maer alleenlyk een lymagtige ftoffe, van ge lyke aert, als welke ik gezegt hebbe in 't binnenfte gedeelte van de pypjes of pori van de fchorflè te weezen. Ik oordeel, dat de planten met een enkelde kelk in de Zee bloemen dragen, en dat die bloemen ftaen op de uitfteekende top van het lymagtig gedeelte, dat in 't hol van h zogenaamde. kopje gevonden word, en H is waerfchynlyk, dat vermits die zo week, van een grootte uitbreiding en zonder eenige zigtbaere fchorflè is, dezelve de kragt niet heeft om de al te fterke drukking van onze lugt te wederftaen , en zulks belet te zien, dat uit die planten, als ook de madrepora's , alle zonder fchorflè zynde , de bloemen uit de hooltjes en openingen, welke met een lymagtige ftoffe , hoewel veel vloeibaerder dan die van 't Corael, opgevult zyn , opgaen. Een voornaeme blyk , die my 't zelve doet gelooven,is de opening, of mond P. P., welke aen de gemelde uitfteekende top gevonden word, die van een ovale gedaente zynde, als uit de $.de figuur blykt, een zoort van een lip heeft, die na binnen omkrult en van kleine infhydingen voorzien is, 'tgeen doet giffen, dat dezelve,in Zee zynde , zig moeten verdeelen en in verfcheide bladen uitfpreiden; en dat de kelk, waer aen die vaft zyn, opryft, en uit het hoi fpruit  DER ZEE. Vierde Hooft/luk. 2i$ fpruit, dat reeds gezegt is uit een lymagtige ftofFe te beftaen, waer in ik met een peil-inftrument een redelyke diepte gevoeld hebbe. Al 't geene men tot hier toe ten aenzien van de bloemen en Zaeden der Zee-planten verhandelt heeft, is waerlyk veel minder op een geregelde volgreeks , dan wel eenige afgebrookene waerneemingen gegrond; maer nadien de zaek van een dubbeld geval afhangd, dat is , dat men alleenlyk met netten op de plaetfen, alwaer die planten groejen , kan komen , en dat het precies moet gefchieden op eentyd , dat dezelve bloejen, behoort men zig te vergenoegen, zo h my toedunkt,met het weinige dat ontdekt is , 't geen anderfints ons genoeg heeft doen bemerken , dat 'er in de weeke planten bloemen, vrugten en zaeden gevonden worden , gelyk men ook bloemen aen de fpongie-hout-en fteenagtige gewaffen vind. Wyders konde het ook wel gebeuren, dat de Natuur aen de naeuwkeurige befchouwingen door 't Microfeopium zoude moeten wyken, ingevalle die planten van de weeke niet mogten verfchillen, door een zo genaemt Zaed, in derzelver bloemen van een lymagtige ftoffe, meer vloeibaer dan hard , opgeftooten,'óat xyp zynde, op eenig hard lighaem zoude konnen vallen , en 'er een nieuwe plant formeeren, in welk geval de eigen bladen van de bloem het zelve een omkleedfel of fchel zouden maeken, met het te omvangen, op de wyze, als door my gemeld en zo meenigmael ten opzigte van de Corael-bloemen aengemerkt is. Hier hebbe ik het einde bereikt van 't geen ik ondernoomen hadde, namentlyk om 't Mechanismus, dat de Natuur voor den waf dom der plant-gewaflèn van de drie Claflèn, door ons belchreeven * gefchikt heeft, te betogen. Men ziet dan hoe dezelve zonder wortel in de Zee groejen, ruftende alleenlyk op eenigerhande hard , of anderflagtig lighaem ; en als niet konnende of moetende daer van trekken eenig voedfèl, heeft de natuur die van een werktuigig zamenftel van kliertjes of holligheeden, over de geheele uitgeftrektheid van de plant verfpreid , voorzien, ten ein- Hhh 2 de Hoop om de Natuurkunde verder te brengen. Ondernomene ontdekking van 't Mf cbanismus der Natuur.  m NATUURKUNDIGE BESCHRYVING de ieder gedeelte van zig zeiven 't vereifchte voedfel konde ontfangen ; zo dat de plant, gelyk als ik in den beginne gezegt hebbe , de wortel, en de wortel de plant is. Laetftelyk ziet men, dat nadien alle de deelen der Zee-gewaflèn even na aen 't voedfel zyn , om dat die'er in zwemmen, het onnut geweeft was , dat de Natuur aen dezelve een vervolg van doorftralingen of canaelen verfchaft had om 't voedend lap te doen circuleeren , gelyk zy aen de planten des Aerdryks heeft moeten geeven , die byna geheel buiten't voedfel zynde', vereifchen, dat derzelver gedeeltens, welke het ontfangen, dat aen hun mededeelen. EINDE.