T> E «X LOSBOL MET EEN BRAAF HART. B L IJ S P E L. Naar het Hoegduit sek v A w H A G E M A N Ne Te Utrecht, bij G. T. van PADDENBURG en ZOON» * 7 9  P E R S O O N E rr» schulz, Secretaris, augustus', zijn Zoon. van jörtner, een Kaptein. wendt, een woekeraar, en eigenaar van het huil) waarin de Kaptein en Secretaris woonen. d a v i d , een oude Knegt van den Secretaris, een onderofficier» twee gerechtsdienaars. een winkelknegt. liet Tooneel verbeeldt een gemeenfchaplijk Foor' ■pl:in aan welks regterzijde de kamer van den Kaptein, en aan de linker dis van den Secretaris, gelegen is.  ti E LOSBOL - met een BRAAF HART. EERSTE TOONEEL. i De Kaptem van jörtner en wendt. {De Kaptein ligt in '/ y eng ft er en rookt een pijp , terwijl wendt uit de kamer van den Secretaris komt?) wendt, (in't vit gaan van de kamer*.) Zo als ik gezegd heb. Er moet geld zijn. Ik kan niet langer wagten. Een ieder wil hec zijne hebben. Ik zende aanftonds om de Ge. regtsdientars. (In V heen gaan.') Krijg ik dan geen geld, dan heb ik mij ten rainften ge* wroken» ft. i de  $ de LOS'BOL de kaptein. Hebt gij kwaade fchulden intevorderen, ixl]n Heer wendt? wendt. Om ü te dienen, Heer Kaptein. De Secre* taris moet nog dezen dag agter de traaljes. Ik vertrouw niet één mensch meer. Verbeeld U eens, Heer Kaptein, dat men een wisfel van 1200 Daalders niet kan betaalen. de kaptein. Ho ho! wendt. En alles is na de maan, goud, zilver, horlogies, linnen — kortom, alles, alles! Ik wil voor de rest van den boêl geen 20 Daalders geven. Anderen heeft hij tot een duit toe betaald, waarom mij dan ook niet.' de kaptein. Wel nu, is 'er iemand, die het minder van nooden heeft, dan zijt gij het zeker. wend t. Ik, ik het niet van nooden hebben? — god betere het! De een bedriegt mij na den anderen. — Ach! Heer Kaptein, indien gij wist... de kaptein. Maar zeg mij tog eens in al de waereld, hoe is de man tog zoo aan jaager wal geraakt.' WENDT.  &et een braaf hart ^ wendt. Reeds federt vier weeken is hij buiten bediening. De Graaf, bij wien hij Secretaris was, heeft op zijn' ouden da? baukeroet gefpeeld, en leeft nu van het overfchot zonder Kok, Livreibediende, of Secretaris. Men ftond reeds bij hem in 't krijt, en dus was 'er van de jaarwedde niets meer te ontvangen. Dan , 's Vaders ongeluk is voornaamlijk en alleen aan zijnen Zoon in Gottingen te wijten. Men zond de eene lom gelds na de andere derwaards; zegde van tijd toe tijd de uitftaande kapitaaltjes op, en toen dit voorbij was, zogt men geld bij anderen te krijgen; teekende dasrvoor fcnüldbrieven, en verpandde en verkogt ten laatften alles. Nu zit men aan den grond, en verwagt van daag de Zoon te huis, die buiten twijfel 'er alles wêer zal hebben doorgelapt. de kaptein. Dat geloof ik met U; doch die jonge Losbol zal nu wel een langer toon zingen. Ik heb dien mon cher nooit mogen lijden. Vóór hij naar Gottingen vertrok, was hij reeds een groote wijsneus; maar wij zullen hem dit nu wel betaald zetten. Gij kent immers de Familie van schönfeld? A 3 wendt.  • »» LOSBOL wendt. Ach, Heer Kaptein, zou ik niet? Ik ken ze, helaas! maar al te wel uit mijn fchuldboek. de kaptein. Nu, bij deze maakte hij zijn hof, om mij den voorrang te betwisten, en deed dit ook met de daad. wendt. Is het mooglijk! de kaptein. Ik was toen nog geen Kaptein, en zo arm als de mieren; doch hij daarentegen rijk. — Maar, god dank! het blaadje is thans gekeerd. Wendt. Ik weet het, ik weet het. — Mijn Heer de Kaptein heeft eene aanzienlijke fluiver geërfd. Ik beveel mij uwer; ik ben geheel ten dierste van uwe Excellentie. De Heeren Officieren leeven fomtijds wat deftig; zodat de betaaltijd van hun traktement wel eens wat lang agterbüjfc. Mijn Heer de Kaptein, gij hebt maar te beveelen, wat en hoeveel gij hebben wilt. de kaptein. Tot den regt christlijken intrest van 50 ten honderd, niet waar? Neen, mijn Heer! al moest Ik den Jooden eens zo veel geven, dan zou ik mij gewroken agten. Weet mijn Heer nog wel, dat gij eens mijn verzoek, om flechts ééne 50 Rijks-  met een BRAAF HART. p 50 Rijksdaalers > met de groo'fte onbefchoftheden hebt beandwoord? Dit heb ik nooit kunnen verbeten. En wat uw tegenwoordig gedrag omtrend den Secretaris betreft: ik misgun hem wel deze fchande niet, omdat ik zijnen onverdraaglijk trotfchen Zoon haate; maar hij is tog. nog te beklaagen — doch, wit kan men van eenen — fchurk verwsgten. wendt. Hoe, Heer Kaptein — wie meent gij? — Ik ben hier een gezeten burger, en fta ter goeder naam en faam: wie meent gij? de kaptein, {overluid en wendt /Irak in het gezicht ziende.} Ik zeg, wat kan men van eenen fchurk anders venvagten. wendt. Ik heb de eer, U eene fmaaklijke maaltijd te wenfchen. {Hij vertrekt, terwijl de Kaptein hem met een oog van verachting naziet, en zich hierop waar zijne kamer btgeeft. A4 TWEE-  t oi LOSBOL TWEEDE TÓONEEL DE SECRETARIS, DAVlD, de kaptein. {Be Secretaris komt met drift uit zijne kamer, terwijl da vi d, insgelijks in kaast, door de voordeur binnen treedt.') de SECRETARIS. U het die ruiter, die bij het Hartmanfche verwelf ftil hield? d avid. Ja, ja! het ïs augustus! - Hij fpreekc met een' Winkelknegt. DE secretaris. God dank! dan zie ik hem tog nog eens — wendt haalt het bevel tot mijn arrest/ ea te gelijk de Gerechtsdienaars. d a vi d. Ach! wat fpreekt gij van arrest en van Gerechtsdienaars? Uw 7nnn i* ?™ ^vv ^oon is immers nu hier. — Hij draagt twee gouden horlogies; ik heb er reeds de gouden kettings van gezien, en dezen moet hij aan U ten beste geven. Zijn dezelve dan niet toereikende, dan heefc hij immers nog verfcheiden kostlijke dingen, die gij hem hebt laten maaken. Hij kan zich wel met weinig behelpen. de \  met een BRAAF HART. * de secretaris. Raaskal niet david: ik zal tog mij zeiven niet willen redden, door mijn Zoon tot den bedelftaf te brengen. david. Mijn lieve Heer Secretaris, alles is immers het uwe. Al geeft hij U duizend horlogies, dan blijft hij nog uw fchuldenaar. Hij moet ze U geven, en zal dit ook wel doen: gij moet ze aannemen, dan zijt gij geholpen. de secretaris. Ben ik geholpen , wanneer ik mijn Zoon uitfchudde. Hij heeft thans veel meer geld van nooden, dan ik. -v God! ik zal aem binnen weinige oogenbiikken zien! Nooit werd hij met ledige handen door mij ontvangen, en nu — ach! indien hij mij Hechts blijft beminnen! —i David! zou hij zijne voorige liefde voor mij wel behouden, nu ik hem niets meer kan geven? david. Hij behoorde zich over zijn gedrag te fchaa- ' men. Is hij niet alleen de oirzaak van uw geheel e ongeluk? de sec retaris. Neen ik , ik ben te zwak geweest. Ik bragt hem in den waan, dat ik een rijk man was, en ontwaar nu, helaas-! dat mijne ongepiste A 5 te-  m De losbol tederheid en hem en mij heeft rampzalig gemaakt. - En echter, lieve david, zou ik nog alles aan hem geven, indien mij nog iets ware overig gebleven. - Wanneer ik mij zeiven de fmartlijkfte verwijten over mijn verkwistend 'gedrag ten zijnen opzichte doen moest, droomde ik iïeeds van eene gouden toekomst, en verbeeldde mij, hoe hij mij onderhouden, en mij in mijnen ouden dag verzorgen zoude. david. Dit zal, dit moet hij nog doen. de secretaris. Wat zal de ongelikkige Jongen nu aanvangen? david. Hij moet werken, voor zijn' Vader fchrijven, tot hem de vingers lam worden, en, wanneer 'er niet meer te fchrijven valt, dan moet hij de fpade en dorsvlegel op zijn' nek nemen , en voor boerenknegt gaan dienen. de secretaris. Stil! een paard! — Het is de Hem van augustus. Mijne oogen zijn vogtig: met zulk een gelaat kan ik geen beminde Zoon ontvangen. Ik moet eerst wat bedaaren. Houd gij hem intusfchen eene poos op: mijne oogen zullen hem ten minften zeggen , dat hij mijn geliefde Zoon is, al kunnen mijne lippen dit van weemoed niet uiifhmelen. Qiij vertrekt haastig.^ be  met een BRAAF HART. ft de kaptein {om den hoek der deur ziende?) Ik hoor, dat de jonge Heer nog even zo veel wind op zijn lijf heeft, als voorheen; zeg hem, dat men: hier in huis geen rumoer verftaat. {Hij gaai in Zijn kamer.) david. Op deze wijze kunt gij de fchuldëisfchers van mijnen Heer te vrede {tellen, want dezen maaken wel het meeste gedruis. DERDE TOONEEL. augustus, een winkelknegt, david. augustus. Volg mij msar, mijn Vriend! — Goeden dag, oude d a v i d ! Hoe maakt gij 't al, braave Jongen? Ik zie, gij zijt nog gezond. Hoe vaart cher papa? Zekerlijk zit hij in de zorgftoel, en rookt zijn pijp? Straks wil ik hem verrasfen: ik moet eerst mijne zaaken met dezen man afdoen. — Hebt gij de ftaalkaart? de wi n k elkneg T4 Om U te dienen, mijn Heer schulz: hier is ze. a u g u s t u ?• Wel aan dan: nu naar mijn zin uitgekozen! Te veel kan mij tog even zeer in verlegenheid bren*  « De LOSBOL i brengen, dan (opzijn zak kloppende) te weinig. - Zeg mij, met korte woorden , welke is zo al de beste koleur der mode? DE WINKELKNEGT. Deze. AUGUSTUS. Dan zal ik hiervan dienen te nemen. DE WINKELKN/EG T. Wat zegt gij van die koleur? AUGUSTUS. Zij is fchoon!- Hiervan had ik ook gaarne. DE WINKELKNEGT. En uu van deze ? augustus. In zulk een kleed ffloet ft wel een En?el gelijken Snij mij va„ dit ftuk ook de fe digde ellen af. DE WINKELKNEGT. Die kouleur wordt ook zeer veel gedragen. AUGUSTUS. Neen foei! Ik zou die niet tot een paarden-dek willen gebruiken. - Maar deze. DE WINKELKNEGT. Is zeer fijn en vast. augustus. Baar zal ik dan ook van nemen. Vier rokken heb ik op zijn minst van nooden ; want ik bezit met een' enkelen. DE  Met een BRAAF HART *3 be winkelknegt. Deze dus ? augustus. Ja. de winkelknegt. En deze? augustus. J^ de winkelknegt. En deze? augustus. Ja, en die ook. de winkelknegt. En geld? augustus. OJ daarvoor behoeft gij geene vrees te hebben. , de winkelk negt. I Neen, verfchoon mij, de betaalingen gaan buitengemeen flegt. Het geld komt zeer langzaam in, en de posten zijn doorgaans lang verfchenen, eer 'er aan betaalen gedagt wordt. augustus. Wel, mijn fchrandere Vriend! ftel het dan op mijn's Vaders rekening. de winkelknegt. Vergeef het mij, mijn Heer schulz, ook uwen Vader kunnen wij geen crediet geven. De  H De LOSBOL De koopman moet thans voorzigtig zijn. Indien gij mij geld zend, zal ik U zooveel laken afsnijden, als gij verkiest. augustus. 't Is wel.' david zal het geld medebrengen. david (zagtjesj) Ik zal niet veel te dragen hebben. de winkelknegt. Zend dan maar aan ons huis. Ik ben uw Dienaar. {Hij vertrekt.) VIERDE TOONEEL. david , augustus. au gustus. Die knaap is al een zeer onbefchaamde vlegel. O wee! wat zullen de Zoons aanvangen, wanneer de Vaders geen crediet meer hebben. d a v i d. Ach, mosjeu augustus — mijn Heer schulz wil ik zeggen - gij hadt immers zulke kostlijke zaaken, en zoveele mooije kleeren, toen gij vertrokt. augustus. Ziet gij niet, lieve david, hoe groot ik ben geworden. De kleêren werden mij allen te klein  met een BRAAF HART. ï£ klein, en — 'c is ie s zonder'ings, en evenwel de waaragti te waarheid — zij pauen aan alle Joodeu, die op mijne kamer kwamen. david. Waar is dan uw koffer? augustus. Die is in Gottingen voor mij borg gebleven. d a v id. Schielijk, geef mij uwe horlogies. augustus. Mijne horlogies! Ha , ha, ha! david. ja, ja , uwe horlogies. augustus. Waartoe ? david. Om ze te verzetten. augustus. Om ze te verzetten? Ha, ha, ha. david. Hoor, zonder veel omwegen-, uw Vader is in den uiterften nood, en moet fpoedig, zeer fpoedig, geld hebben. Ik wil uwe horlogies verzetten. augustu s. Mijn Vader wil wat verzetten? Hieraan herken ik hem. Dit is ook juist mijn aart. —« Maar, zeg mij, goede david, wil Jlij dan de horlogies of de kettings? da-  16 DeLOSBOI> david. De horlogies — en ook de kettingi; Zijn zij van goud ? augustus. Indien zij dat waren, dan was ik'er zeer zeker geen meester meer van. — Maar, de horlogies zi;n tot uwen dienst. {Hij trekt het een na het ander uit zijn' zak.) N». i. de (leute! van mijn kamer, dien ik van mijn huiswaard tegen hec horlogie heb geruild, omdat ik hem niet kon betaaleu. N°. 2. een harde Göttinger befchuit. david (Jlaat van verbazing roerloos.) augustus. Daar, daar zijn ze nu; verzet ze in gods naam. david. Heer augustus, Heer augustus. Ach! gij hebt mij alle mijne hoop ontaomen. {Hij vertrekt.) VIJFDE TOONEEL. augustus Qalleen.) 't Is zonderling! Mijn Vader wil iets verzetten ? — Ik geloof haast, dat cher papa een even zoo vrolijke , en verkwistende kwant geworden is, als ik ben. — Maar neen dit zal tog evenwel zo niet zijn! — Indien de oude david zijn ver- ftand  li et een BRAAF HART. 17 flanel niet verloren heefr, dan weet ik in waar1 heid niet, wat ik 'er van moet denken. ZESDE TOONEEL. augustus, de kaptein. ,de kaptein (met een gedwongen trotsheid.) Haha, uw Dienaar Monfieur schülz. augustus. Uw Dienaar Heer Luitenant! de kaptein. Thans Kaptein, om TJ te dienen. augustus. Zeer goed. En ik niet meer Schooljongen, maar Student, om U te dienen, die zijne ftudièa volbragt heeft. de kaptein. Ik condoleer U van harte. / augustus. Waarmee ? de kaptein. i Met uwe terugkomst van de Akademie, augustus. Condoleert gij mij daarmede? de kaptein. Het behaagt den jongen Heeren bii uitftek, deti. I grooten Heer uittehangen. Zij fpeelen op de hooge School wakkerden gebraaden haan, èn B dus  de LGSBO L. dus moet het hun natuurlijk hnrd vaüen, den ftandaard der vernedering weder te volgen. augustus. Zeg liever dien van orde. — Wij leeven, wel is waar, op de Akademie, gaarne woest; gedragen ons in deze onfluimige jaaren niet zelden zeer ouördentlijk, en volgen dezelfde beginzels, als de windbuidels van eenen zekeren ftand, die een groote, gebogen hoed, een paar ftijve laarzen, rammeiende fpooren, en een onbefchoft gedrag voor kenmerken van dapperheid houden. Ach! men vindt tog erbsrmlijke fchepzels in de waereld. de kaptein. En deze ftand — au gustus. Ii een zeer eerwaardige ftand, voor welken ik de grootfte hoogagting koestere. Ik ipreek alleen van hen, die denzelven ontè'eren. de kaptein (haalt een doos uit zijn zak.) A propos. Kent gij dit beeldtnis? augustus, Haha, bonjour, mijne lieve sciiönfeld. — Waaragtig zeer goed getrofFen. de kap tein. Een fchoone Vrouw ! a 0-  met een BRAAF HART. i| augustus. ïk heb menig aangenaam en teder ©ogenblik bij haar genoten. i) e kaptein. Thans zoudt gij in deze tedere oogenbükken , door een zeker iemand, v/el eens op eene onaangenaame wijze kunnen geftoord worden. augustus. Indien ik hiar evenwel bezoeken wilde, zou ik het waaragtig aan dien zeker iemand niet vraagen. Maar ik voor mij wil haar wel met rust laten. Voor vier jaaren was ik nog een fchooljongen, en 'er waren voor mij geene andere wegen open, zodat mij zulk eene verkeering toen des «oorts konde behangen; maar nu! — die tijden , Vriend, zijn voorbij ! Adieu ma chtre schönfeld! — Zeg aan dien zeker iemand, dat hij van mij niets heeft te vreezen. de kaptein. Zeer edelmoedig, waarlijk! (zagtjes) *t Is een zeer onbefchaamde knaap. augustus (zagtjes.) ■ Wees gij maar lomp, ik ben waaragtig ook niet beleefd. de kaptein. Heer schulz! gij hebt zekerlijk uw Vader nog niet gefproken? Ba au-  20 de LOSBOL. augustus. Hoe zo, Heer Kaptein? de kaptein. Ik hoop, dat een gefprek met hem uwé trotsheid niet zal beleedigen. augustus (opvliegend.') Trotsheid? de kaptein. O, mijn Vriend! word niet zoo driftie. Gewen U aan geduld, het mogt U binnen een quartier uurs eens te pas komen. De man, die zich verbeeld groot te wezen, zal de diepfte vernedering te beurt te vallen. augustus. Mijn Heer — de kaptein, Ik ben Kaptein, en mijn naam is van jörtne r. aug üstus. En de mijne schulz, en ik ben alle dagen tot uwen dienst. de kaptein. Het zal mij zeer veel eer zijn. (Hijvertrekt) ZEVENDE TOON E EL. augustus (alleen.) Ach! hadc gij mij dit op de hooge School gelegd ,  met een BRAAF HART. 21 zegd, of Hechts niet in het huis mijns Vaders, noch op den dag mijner terugkomst! Hoe konde mijn Vader aan zulk een onbefchaamd fchepzel de kamer verhuuren! — Foeij! ik zoek twist, in plaats, dat ik in de armen van mijnen Vader zou ijlen! — Waarom lig ik niet reeds voor zijne voeten! — Ach! dat kloppend geweten! — Ik wilde dit oogenblik gaarne verfchuiven, want hij zal uit mijne kleeding en mijn gelaat het ongerégeld gedrag kunnen lezen , welk ik gehouden heb. AGTSTE TOONEEL. de secretaris, augustus. de secretaris. Augustus! mijn lieve Zoon! augustus. Ach! dierbaare Vader! (zij omhelzen elkander?) DE secretaris. Zie ik U eindelijk weder? — Mijn god! wat zijt gij veranderd! Wij hebben malkaar in langen tijd niet gezien, en — augustus, augustus! wij zullen elkanders bijzijn fpoedig moeten derven. augustus. O beste Vader! zijn dit aandoeningen bij de B 3 vreug-  2? H LOSBOL, vreugde onzer herêenigtag! - ik verdien wel geen vrolijk onthaal, want ik heb ü te veel verdriet* veroirzaakt; maar, G0» is mljn ^ dar ik U hartiijk, onuitfpreeklijk bemin, en ü «tijd, in uwe afwezenheid, heb liefgehad. Dikwijls, wanneer ik regen mijne onbedagtzaame vrienden uwe goedheid roemde, bragt mijn oude Vriend, mijn gevoelvolle hart, mij u de eenzaamheid tot zich zeiven terug Ikverliet heimlijk het zwelgend gezelfchap , begaf mij naar den tuin; las hier uwen brief nog twce-,driemaalen agter den anderen, en ieder vaderlijke traan deed mij mijne Iigtzinnigheid vervloeken; terwijl elke liefderijke vermaaning mij een ernftig voornemen tot deugd inboezemde. DE SECRETARIS. Mijn Zoon! (Hij om ar mi hem.) AUGUSTUS. 't Is waar, nooit werden deze voornemens volbragt, meestal ileepte mij de Irroom weder met zich voord; doch dit zal, geloof mij, met weer gebeuren. Nu flecfets nog de jaaren v^n den Candidaat doorgeftaan; maar ook in dezen, mijn Vader! zal ik uwe goedheid nog moeten lastig vallen, naardien ik zooveel van nooden heb. DE  MiT ren BRAAF HART. »3 de SICRETARIS. Ach! AU GUSTUS. Ik zal uwe toegeeflijkheid behoeven; want de Candidaaten kunnen ook nog ftruikelen , fchoon zij wijzer behoorden te zijn; doch dan is ook alles voorbij. Wanneer men een ambt verkrijgt, verkrijgt men tevens, met den titel, het benoodigde verfland, en in het huuwlijk heeft men geene andere buitengewoone uitgaaven te doen, dan aan couranten, pijpen en tabak, en fomtijds , als het nieuwjaar is, aan eenig fpeelgoed voor de kinderen, of aan eenea nieuwen hoed op den verjaardag der Vrouwe. Dit, beste Vader! is de tijd der vergelding, in welks vooruitzigt ik mij reeds verheuge. de secretaris. Arme augustus! augustus. Hoe dikwerf fchetst mijae verbeelding zich reeds die gelukkige dagen, waarin ik voor uwe rust, voor uw gemak en genoegen zal arbeiden; waarin mijne wederhelft U de koffij voor het bed zal brengen, en mijne Jongens 'er met eikanderen over zullen twisten, wie of voor hun Grootvader, nee walglijk hun ook de tabak fmaake, de pijp zal aanfceken en aan hem toereiken. B 4 be  %.]. de LOSBOL de secretaris. Deze dagen zal ik nimmer belceven. augustus. Zie mij in het aangezigt, mijn Vader! Aanfchouw de traanen, welken mij het berouw doen ftorten I Ach! — mijn 'Vader! vergeef mij mijn ligtzinnig gedrag! Mijne goederen zijn allen verpand of verkogt, en mijn tijd —! ja, zekerlijk, zekerlijk, had ik dien beter kunnen beiteeden; maar dit is voorbij. Altijd ech• ter heb ik mijn hart bewaard, en mijne kinderlijke liefde voor U behouden. de secretaris (ter zijden.) Ach! kan ik mijn lot voor hem verbergen! avqustüs (oplettend.) Ontbreekt U iets. mijn Vader? de secretaris. Iets? — Alles, alles! augustus. Alles! En dat in de armen van uwen Zoon? de secretaris. Uwe liefde foltert mij. Mijn Zoon ! — ja gij moet het weten — het is eene droevige gebeurtenis, welke ik U zal verhaalen. Zijx gelaten — ik heb mijn ambt verloren. De Grsaf is tot armoede vervallen, en ik ben nog zijn Schuldenaar gebleven. Hij konde zich voor mijn belang niet in de bresfe Hellen, vermits hij  met een BRAAF HART. 25 hii in de regeering veele vijanden had. Men heeft mij met andere vooruitzigten gevleid, doch houdt geen woord. Mijne fchuldeisfcher* vernamen weldra mijnen toeftand, en ik moesc 'er op bedagt zijn, om inzonderheid dezulken onder hpn te vreden te ftellen, welken ik mij niet ten onvriend durfde maaken. Ik verkogc onder de hand alles, alles, ja zelfs dit huis, en behield daarvan flegts een kamer in huur. Maar met mijn ambt is het gedaan, en de onmenschlijke wendt, de kooper van dij huis, wil mij nog dezen dag» om eene fchuld van 200 Daalders — In den kerker doen zugten. augustus. Goede Hemel! de secretaris. Niets kan mij redden, en mijne bediening ben ik voor altoos kwijt. augustus. O mijne lachende droomen! waar zijt gij nu? d e se cretaris. Lieve augustus! ik kan nu niet verder, voor U zorgen. Hebt gij iets geleerd, dan is het wel. — Hadt gij thans maar niet zooveel van nooden! Deez' rok zal waarfchijnlijk uwe geheele toerusting zijn. Arme Jongen! ik kan U volftrekt niets geven, en geloof, dat ik; naauwlijks zooveel, bezitte, om U . . • B 5 au-  2& de LOSBOJL augustus. Wat fpreekt gij van mij ? — Gij, gij moet gered worden. Gij moogt, gij zult niet in de gevangenis. (Eene poos flihmjgev.de) Ja, dat lan gaan: deze gedagte heeft mij de Voorzienigheid gefchonkea. — Mijn Vader! gij zijt vrij. — Ach! welk een zalig genoegen ontwaart mijn hart! — Mijn plan zal mij niet mislukken. — Zooveel waare bJijdfcbap deed mij de naderende dag mijner meest geliefkoosde vermaaken nimmer gevoelen! Dank zij der Voorzienigheid voor mijne armoede! Dit befluit heb ik, met zo veele andere heilige voornemens, in de da^en van mijn wellustig gedrag, onderdrukt. Het blijft eene eeuwige waarheid, dat de zaaden der deugd ia den magejen grond der armoede weelig groeijen, maar integendeel op den vetten akker des rijkdoms verflikken. de secretaris. Wat meent gij! — Wat wilt gij doen? — Stil! men opent de voordeur. Het is zeker de onbermhartige wendt. Ik ga naar mijn kamer, ten einde geen opziens te baaren bij het gerugtmaakend gedrag, 't geen hij zekerlijk zal houden. — Augustus! hier zijn de bewijzen van 't geen gij mij op de hooge School gekost hebt. Ik geef ze U Hiet, om U daardoor  mv.t een BRAAF HART door eenig verwijt te doen; maar alleen, om U te doen zien, hoe zeer ik U heb lief gehad. Wie weet, of gij mij in mijnen kerker zult mogen bezoeken. Vestig uw oog fomtijds op deze papieren, en wanneer uw hart U dan zegt, „ dat ik tog een goede Vader was," zo zal ik mij rijklijk beloond agten! (Hij vcrtfektj) NEGENDE TOONEEL. augustus, wendt, benevens eenige Ge' rechtidienaars. augustus. Gij zijt de Heer wendt? wendt. Ja, jonge Heer! augustus. Zijt toegeeflijk, en oefen medelijden. Het oogmerk uwer komst herwaards is mij bekend. wendt. Ik moet geld hebben. Heeft de Secretaris zijnen losbandigen Zoon . . . augustus. Wees voorzigtig, mijn Heer! ikjben de Zoon zelf. WENDT  « dï LOSBOL wendt. Zoo — wei nu, jonge Heer! gedraag jei jou dan maar voorzigtig. Of heb je geld? Wanneer men arm is, moet men niet onbeleefd zijn; dit is alleen het uitfluitend voorregt der rijken. augustus, Verfchoon mij, en heb mededogen met eenen pngelukkigen Vader. wendt. Mededogen hier, medelijden daar. — Er moet geld zifn, of mijn Heer de Secretaris gaat oogenblikiijk agter de traaljes. augustus. Mijn Heer wendt! geld zoude U evenwel aangenaamër wezen. Heb dus één enkel uur, een half, ja flegts een vierde gedeelte van een uur geduld. wendt. In dien tijd zal het zeker dukaaten regenen: niet waar? augustus. Ik wil iets verkopen; ik wil mij zeiven verkopen, mijn Heer! Ik beloof U uw geld: maak hier (laat op; en indien gij het al niet mogt krijgen, dan hebt gij immers nog uw regt in handen. Gij kunt naar verloop van een half uur siog hetzelfde oogmerk volvoeren, waar toe gij hier gekomen zijt. Doet het, en ik twijfel 'er niet  meteen BRAAF HART ï$ niet aan, of gij zult, met gobs hulp, uw geld vinden. wendt. Welaan: ik gaa dan ,• maar dezen (op de Gerechtsdienaars wijzende) laat ik sgter. Mijn Heer de Student zoekt mij misfchien om den tuin te leiden; maar ik ben niet van van dasg in de waereïd. — Gij, mijne Vrienden ! blijft beneden in het huis , en draag boven alles zorg, dat de Secretaris, onder geenerleije voorwendsel, ontfnappe. Een van 'U plaatfe zich voor de deur van 't huis, want men kan ook — het vengfter uitfpringen: wij kennen die fireeken. — Binnen een quartïer uurs derhalven. — Nu, het zal mij verwonderen. (Hij vertrekt met de Gerechtsdienaars'. a ug ustu s (na eene poos Jlilzwijgens.j Ja, ik wil Soldaat worden. De Kaptein haat mij, en zal dus het genoegen, van mij onder zijne magt te hebben, gaarne voor 200 Daalders willen koopen. — Maar, zal ik dan voor die fom mijne vrijheid wegfehenken? Zullen 200 Daalders — (hij doorbladert de papieren) Foei! hoe fchandelijk heb ik mijn Vader beftolen! Ach! had ik nu het geld, welk ik zoo geheel ,• zoo volftrekt nutloos uitgaf; 't geen ik aan het fpel opofferde, en waarvoor ik mij verveeling en ziekte op den halze haalde; ha$ ik  3° öi LOSBOL ik %ti een twintigfte gedeeJte ,fir ^ ^ was mijn Vader geholpen. - Ja, ik wI, ^ worden.' — \ye^ a!. J ' 1 50*daat ™„i t> , 6 aallSenaanie droo- men! - Dat anderen vrij den wijn bij voile Wlwwelgen, voor mij zullen de zegenen, de traanen van mijnen geredden Vader de hoojrfle wellust zijn. Dat anderen in hunne bedwelming voor den dood ridderen, ik zal dien integendeel , met verlangen, aJs mijnen veriosfer te gemoet ijlen. 's Nagti, wanneer ik op' mijn post ftaa, wanneer geeue leevende ziel 3811 miJ denkt> zaI.