LA PEYROUSE, TOONEELSPEL. gevolgd naar het hoogduitsch van A. von KOTZEBUE. Te AMSTERDAM, by de Wed. J. DÓL L, In de Kalverftraat. 1798.   AAN DEN HEERE HENDRIK ZIELKEN& "Uwe heusheid-, my meermalen gebleken, vergun», ne thans dat ik myn la peyrouse, zt moge opdragen. Zyn lotgevallen, door den vernuftigen kotz e b u e , afgefchilderd moeten den menfchenvrlend' voorzeker treffen* In de kunstlooze, geheel door de Natuur ge-* vormde malvina, zult gy de zuivere tederheid' bewonderen , en misfehiew dat haar zagte droefheid een traan uit uw oog per Je, terwyl een diep mededogen u zal bezielen, voor de fiandvastige Echtgenoot e, de tedere Moeder, die alle geva aren trotfeerende, niets te moeilyk toefchym, om het voor- wer$>.  1 werp haarer huwlyksliejde op te fpooren, en den ader tot zyne kinderen te brengen ; vergun dus dat tk u, den befchermer der fchoone kunjlen, dit Tooneeljluk moge toewyden, en mogt het eenmaal ten Tooneele gevoerd wordende ten voorbeeld ftrekkent hoe ongelukkig de zucht tot roem den mensch fomtyds kan maaken, hoe dezelve het geluk van gantfche Famihen niet zelden verwoest, en den groojen man dikwerf in de teder/Ie betrekkingen onèindig doet lyden. « n l de Wed. J. DOLL. Amfterdam [, Febr. 1708.  LA PEYROUSE, T O O NEELSPEL, NAAR HET HOOGDÜITSCH VAN A. von KOTZEBUE*  PJERSONAADJEN. la peyrouse. adelheide, zyjie vrouw. CLAiRviLLE, haar broeder, kapitein van een/chip. heneik, Itm zoon, een knaap van tusfchen ast en negen jaren. m a l vr n a , een jong meisje tehoorende tot de Wilden. kar el, haar zoon9 een kind van tusfchen zeven en ast jaren. 6 Het Tooneel is op een onbewoond eiland, in 4e gmte Zuid- of Stille zee.  LA PEYROUSE, TOONEELSPEL. EERSTE BEDRYF, EERSTE T O 0 N E E L. la peyrouse, op een' heuveltop Jlaande, entn het verfchiet ziende. De ne\*el worftelt noch, en kampt met de zonne..* noch verbergen de dampen de fpiegelende vlakte der zee.,, zo bedekt , zo verdonkert de laster de deugdt en vormt ten haren nadeele affchuwlyke beeldtenisfen, die eindiyk door de waarheid verllonden worden* Welk een verruklyk tooneel! reeds treed op het naast gelegene eiland een bsrgtop uit de dampen ten voorfchyn; dunne wolken fchynen nu noch aan den kop op en neder te dry ven. Thans zweeft de nevel over ondieptens, groote zilverachtige tintelende vlekken worden op de zee zigtbaar; ieder oogenblik word het verfchiet uitgeftrekter en ryker, alles word meer gevuld *. het tooneel word g!ansry^er, een tedere traan van erkentenis dringt ons tot een morgenbede aan den Schep- A 2 per*..  4 LA PEYROUSE, per... Zie ik niet ginds omtrent de kimme een wit punt?... een wolkje?... een zeemeeuw? een blanke watervogel?... neen! Hemel! welk eenverandringontwaren myne oogen!... een kiel! een fchip!... e!endige verlatene.' verheug u niet te vroeg: een droombeeld begoogchelt u, en vleit uwe hoop, daar gy ontwaakt zyt... evenwel... daar is beweeging... het nadert... 'er is geen wolk, *er vliegt geen vogel!.., weg, nevelachtige dampen! zinkt in de dalen!... onmagtige! hier ftaat gy... alles wat ik kan is fidderen , en myne oogen zekerheid toewenfchen... ja! ja! de mast doet zich klaar op... (met de uitgelatendjle ver-> voering van blydfchap,) het is een fchip! (op ds knieën vallende , en de handen Hemelwaarts heffende.) Na agt jaren, ó Algoedheid! zend gy my voor de eerfle maal een vaartuig toe! (opdringende, en een witte doek boven het hoofd zwmijende.') Ach! men word my niet gewaar!-.. zy zullen voorby zeilen en myn angftig gefcbrei niet hooren!... Helaas.' mooglyk hangt dit oogenblik myn lot af van het gezigt van één eenigen mensch... Hemel! doe flechts één opflag van een oog zich herwaarts wenden; flechts één opflag van een' zeeman fnelle uit ae mast naar dezen heuvel, en blyve aan de klip hangen! Laat den ftuurman toegeroepen worden.- „ Hou! „ ginds onthoud zich een ongelukkige."... Vergeefs is verlangen en zucnten!... Ik zal fpoedig een vuuraanfteken, een dikke rook zal tot de wolken fteigeren. (Men hoon een kanonfchoot.) Wat wil dit zeggen! Zoude het  TOONEELSPEL. 5 het ook een antwoord zyn op myn gegeven teeken! was het een belofte om my te redden!.. Ja! ó ja ! triomf ! het fchip wend herwaarts; het ftuurt op de bogt aan. Schielyk, fchielyk bogtwaarts. Hy ylt met de uiterjte Jnelheidy van den heuvel, en wil vertrekken. TWEEDE TOONEEL. la peyrouse, malvina, hem fluitende. malvina. aarheen ? liefde vriend ! la peyrouse, met ongeduld. Een fchip! een fchip ! f malvina. Waar? la peyrouse. Daarl daar! Hy fielt voort. malvina, alleen. Een fchip? wat gaat my dat aan? wat kan een fchip my aanbrengen? Ik heb alles, en ik heb myn vriend lief... Waar is myn zoontje ? myn levendig geaarte Karei, zo als de Vader hem noemt! ik heette hem gaarne Thomai, zo heet zyn grootvader, ó Dat de oude man van zyn eiland tot ons kon komen! dat hy zag boe de jonge reeds omfpringt met de Pifang, en den pyl van den kleinen boog Iaat vliegen! voorzeker zou hy niet A 3 weér  8 LA PEYROUSE, weêr boos zyn. Wanneer hy vernam wat alfchoonsik van myn' vriend geleerd heb; met welk een' goeden God hy my heeft bekend gemaakt; wanneer hy eens zag hoe wy elkander beminnen , en aanhoudend beminnen, en akyd wel te vrede zyn, by ftormenfchooDe dagen !,.. Ik kan ook niet begiypèn wat dat fchip hier komt zoeken; wy hebben toch geen fchip noodig ; maar myn lieve vriend toonde zich verblyd, en dan is het ook billyk dat ik my verblyde; tot noch toe heeft geen van ons beiden zich afzonderlyk verblyd- DERDE TOONEEL. malvina, kaeel. I karei,, IVIoeder Hef! ik heb daar iets gezien. malvina. Van waar komt gy? koel, Van den gindfen oever; ik zocht gekleurde zeefchelpen. malvina. Nu, wat hebt gy dan gezien ? ka1el, Een grooten berg in zee, maar verre, gantsch verre; maar het komt al nader, en z:et! het is geen berg. malvina. Jk weet het al, dat is een fchip. k a-  T O O NE E L S P E £,. 7 K A R E L. Neen, een fchip is het ook niet; maar in de bogt is een fchip gekomen, zo als onze fchepen , maar veel grooter. MALVINA. Dat noemt men een boot. Waren daar menfchen in ? KAR E L. Ja, veel menfchen, en zulke menfchen als vader is, zy kwamen aan ftrand en huilden, en toen liep ik weg. Daar was ook een vrouw by, die my wilde verrasfen; maar ik was gaauwer dan zy. Het was geen vrouw gelykgyzyt, moeder; het was zulk eene vrouw als vader een man is. MALVINA. Zyt gy uw vader niet ontmoet ? K A R E L. Neen, ik dook in het kreupelhout, om die vreemde vrouw te ontgaan, die zich gedurig op myn voetfpoor hield; fomtyds keek ik achterwaarts; zy wenkte my, en deed fchitterend fpeelgoed in myne oogen blinken ,• doch ik lachte met haar en liep weg. MALVINA. Waar bleef die vreemde vrouw? K A R E L. Ik weet het niet; zy moet wel moedegewordenzy*n , want de kleine Karei was haar veel te gaauw. Thans wil ik in het bosch iluipen ; Van daar kan ik alles A 4 zien  8 LA PEYROUSE, zien. Wees niet bang ; zy zullen my niet verrasfen, Hy loopt weg. malvina. Waarvoor zoude ik bang weezen ? zo het menfchen zyn gelyk myn lieve vriend is, dan zyn het goede menfchen- FIER DE TOONEEL. malvina, adelheide, adelheide, in het uitkomen. tlAi een wild meisje! och l zy zal ons niet verflaag malvina. Wees welkom, lieve vrouw S adelheide. Hoe! myn kind ! gy fpreekt myne landtaal? malvina. Ik heb een vriend, die heeft my uwe taal geleerd, adelheide. Een Europeaan ? een Franschman ? malvina. Ik ken uwe Godheid ook. adelheide. 6 Dan bezweere ik u by deze Godheid, die de liefde zelf is, dat gy my in allen yi zegt wie uw vriend is, en hoe hy hier is gekomen ? m al-  TOONEELSPEL. 9 malvina. Ziet gy gindfche klip? daarop wierd, eenige jaren geleden een fchip verbryzeld en niemant der fcheeplingea Wierd gered dan myn vriend. adelheide. Zyn naam? malvina. Alexisi adelheide, 'bevende. „ Hemel!" zyn toenaam? m a l v i n a. Wat is dat, een toenaam? Ik kan u hem niet anders aanduiden, dan als: alexis, myn goede vriend. Verder weet ik van geen toenaam. adelheide. Hoe is zyn geit al re? malvina. Die van den fchoonften en welgemaaktften man op de waereld. adelheide. Van welk eene kleur zyn de appelen zyner oogen? malvina Zwart en glansryk, gelyk die van één onzer kloeke zeeleeuwen, maar zyne oogen zyn vriendlyk en goedaartig. adelheide. Is hy groot? A 5 *fal-  * L A ? E Y R O ü S E, malvina» Wanneer hy my in 2yne amen d,ukt> "oodig heeft te bukken, alsdan kan ik zyn' boezem kusfcnen. adelheide, verfchrokken. Hy drukt u in zyne armen' malvina. Hoe anders? Hy is immers myn vriend, en ik heb hem lief. Kent gy hem, omdat gy zo veel van hem weten wilt? adelheide. "Of ik hem kenne?... misfchien!... ik weet het niet.... ik zoek een man die omtrent zo is als gy hem befchryft. mal vin a. Gy vind voorzeker geen' tweeden zo als hy is. adelheide, ter zyde. „ Moet ik wenfchen of vreezen hem gevonden te „ hebben!" malvina, ^ Gy fchynt den man te vreezen dien gy zoekt, ware ik in uwe plaats, ik zou hem niet zoeker. adelheide, Liefkind! ik had een' beminden, een' echtgenoot, en, helaas 1 de dorst naar roem rukte hem uit myne armen! Hy was alles voor my! Hy was myn waereld, myn heelal! maar hy wilde eene nieuwe waereld , een nieuw heelal gaan zoeken; by plaatfte de zee tusfchen zich  TOONEELSPEL. it zich en zyne vrouw ; myne zuchten deden zyne zeilen zwellen, llamelende kinderen knielden op den oever, by zyn vertrek en fcbreiden als reeds halve Wezen. MALVINA. Hoe kunt gy zulk een' fkcbt man noch liefhebben?... Maar misfchien deugde het waerelddeel daar hy woonde niet veel, en dan deed hy wel met een beter op te zoeken. ADELHEIDE. ' Zeven jaren zuchtte ik naar hem, met al de hartlykheid van eene bruid, doch vruchtloos, by kwam niet.. MALVINA. Arme vrouw! ADELHEIDE. Menig een wierd door de winzucht naar verre landen gedreven, menig keerde ryk beladen te huis; maar niemant wist iets van hem, niemant had hem gezien. MALVINA, Dan kunt gy ten minfte hópen : uwe vriend leeft noch misfchien. ADELHEIDE. L Liefde is altyd ryk in hoop. Men rustte twee fchepen uit, om de verloornen te zoeken; ik bad om een plaatsje, al ware het in een hoekje van het benedenfte ruim; men hield my gevaren, ongemakken, en meer diergelyke onaangenaamheden voor... och! deze men* fchen wisten niet wat de liefde vermag, en wat moed zy inboezemt. Vind ik hem weder, wat deert my dan een uitgedaan lyden? vind ik hem niet wat legt 'er aan ge-  12 LA PEYROUSE, gelegen onder welk een hemelftreek de fmarten eenc troostloze echtgenoote ten grave brengen ? MALVINA. Foeügyzyt een leiyke vrouw; gy maakt dat ik buil, ADELHEIDE. De menscblykheid verwierf gehoor voor myne bede, men vergunde my een plaats in het fchip. Myn jongde zoon vloog my om het lyf; ik nam hem met my. Sints dertien maanden doorkruisten wy verfcheidene zeën , bezochten bewoonde en onbewoonde landen, zochten met alle vlyt... Helaas! niemant wist van hem. Gy, lief kind! zyt de eerfte die de halfgedoofde vonken myner hope weder aanblaast. MALVINA. Hoe fmart het my, dit ik u deze zwakke hoop moet ontrooven; want bedoelen wy denzelfden man, dan is hy myn vriend, en hy kan dus de uwe niet zyn. ADELHEIDE. Waar is hy? MALVINA. Hy is naar de ftrandbogtgefneld. ADELHEIDE. Is dit eiland veel bevolkt? MALVINA. ó Ja! Alexis, ik en de liefde wonen hier. ADELHEIDE. Niemant meer? MAL-  T O ONE E L SP EL. 13 MALVINA. Ik zweer u dat 'er geen onbewoorde hoek op het eiland is. Om zich ziende* Dat ook de jonge zo even moest wegloopen ï -hy had > zyn' vader kunnen roepen. Gy fchynt vermoeid, lieve vrouw I ADELHEIDE. Vermoeid en ziek. MALVINA. Zet u op deze zagte zitplaats van Mos, die door myn vriend voor my is toebereid: Hy zal welhaast.komen; want nooit laat hy my lang alleen. Rust uit, ontgord u; terwyl begeef ik my in het bosch, en bale van daar tenige rype vruchten, fappige wortelen, en alles wat ik denk dat u zal kunnen verkwikken. VT F D E TOONEEL. MADELHEIDE. iSiCiiiEN is het zoete oogenblik gekomen, dat myne liefde ftout ontworfteld heeft aan de elementen en evenwel, ik beef i .. De kleine jonge zou gaan, zegt zy, om den vader te roepen.,, wie is die kleine knaap! wie is zyn vader!... moest ik zyn leven tot dezen prys koopen!... Den Vader myner kinderen vind ik hier weder, maar niet myn' Echtgenoot!... Heb ik daar voor alles gewaagd? .. De beminde man in de armen eener wilde!... Onder alle gedaantens heb ik de dood getrot- feerd,  14 LAPEYKOÜSE feerd onder deze gedaante heb ik haar noch niet«. *toril... Alexis I zyt gy het? zyn deze voetftappen d'ie ik hier zie de uwe? Heeft uwe hand deze Mos in 4én gedrongen?... en als hy het nu niet ware!... een vreemde, iemant zyner togtgenooten, één éénige ge redde, zei het meisje dit niet? Deeenige,... nu dan is by La Peyroufef... de moeder zal vergeten 'tgeen de geliefde leed! myn Henrik, myn Babet, myn idreH voor u heb ik met wind, en golven gekampt; oriTu heb ik myn vaderland verlaten! Uw fteun, uw verzor ger wil ik u te rug geven, en dan moge uwe arme moeder hier boven het loon der trouw zoeken, dat zy in geen ondermaansch waerelddeel vond. Hier zal ik rusten - op deze plaats... voor eene vreemde vrouw die" myn* echtgenoot toebehoort... neen... neen! hier kan ik niet rusten. ZESDE TOONEEL. la peyrotjse, adelheide. La peyrouse, inde hevigfle driftvervoering, met gretige oogen, rechts en links ziende, en met uitgefïrekte armen. Reeds eer hy zich vertoont hoort men hem uitfchreemven: W aar is zy? waar is zy? adelheide. Ach! Hemel! welk een ftem ! Zy vliegt hem in de armen. LA  TOONEELSPEL. ÏJ} LA peyrouse, ( Adelheide! ad e1he i d e. ó Myn Gemaal! gy leeft dan inderdaad noch! la peyrouse. Zo veel liefde! is het moogiyk! adelheide. Had gy minder liefde van my verwacht ? la peyrouse. Met uw zwak geftel... adelheide. De liefde geeft krachten. la peyrouse. Met uwe fchroomvalligheid... adelheide. De liefde geeft moed. la peyrouse.] Uwe oude moeder... Och/ gy verliet haar! adel he ide. Ja!... haar zegen volgde my. la peyrouse. Gy verliet uwe kinderen. adelheide. Ik liet hen myn zegen. la peysousj;. En dat alles om my.» adelheide. AUes om u! alles om ui LA  itf LA P E Y R O U S Ë, LA PEYROUSE. Welk eene Godheid kan dit alles vergelden! ADELHEIDE. Alles is my vergolden,-ik ben voor alles be'oond: flfc heb u wederge vonden! LA PE 7R0USE. Hoe veel moet gy hebben uitgefiaan ! ADELHEIDE. Dit alles is vergeten. LA PEYROUSE. Daagtyks de dood voor oogen... ADELHEIDE. Ook daaglyks de hoop van u weder te vinden. LA PEYROUSE. Och! daar is flechts ééne vrouw die dit kon doen* ADELHEIDE. Voor zulk een' man als myn Peyroufe! LA PEYROUSE. Leven onze kinderen? ADELHEIDE* Zy leven. LA PEYROUSE. Verliet ik u niet vervuld met hoop om andermaal... ADELHEIDE. Met een hoop die door den Hemel vervuld wierd..eea levendiggeaarte knaap... myn Henrik... gy zulb hem zien. LA i  TOONEELSPEL. 17 la peyrouse. Zien ? adelheide* Hy is hier, nevens my. la peyrouse, met fnelheid. Waar ? adelheide. Op het fchip. la peyrouse. . Recht zo, ik herinner my dat het bootsvolk van herii fprak , maar op het hooren van uw' naam... ik vloog herwaarts. adelheide. Liefde en ongeduld dreven my uit het vaderland. Myn broeder is met my op den togt. Een dikke nevel deed zyn fchip, twee dagen geleden, van het onze afdwalen, doch wy hopen ieder oogenblik op zyne aankomst. la peyrouse. Hemel! zo dit alles een droom is, Iaat my dan nooit ontwaken. adelheide. Het is geen droom: ik heb u weder gevonden, dé liefde ketent de afgefcheidene waerelddeelen aan elkander , en verandert den oceaan in één waterdruppel. Waar is een woestyn, waar een onbewoonde oever > daar niet éénmaal de liefde eene dankzucht tot de Algoedheid opzend? In ftilte, of luidkeels, in woorden of door traanen, •. eeuwige Goedheid I ontfang in dit oogen- B blik  18 LA PEYROUSE, blik één van myne dankbare zuchten , en deze vreugdetraanen. LA PEYROUSE. Ha! hoe foovert een zagte en welbekende (tem my op myn* huisfeiyken bodem te rug! Ik hoor u werp een opflag naar deze ruwe klip, en vraag my verbaasd: „ waar zyn wy ?" ADELHEIDE. Is het dan zulk een ongehooide zaak, dat een liefhebbende vrouw de elementen trotfeeu?... De Nationaale Vergadering gebood twee fchepen uit te rusten om den aardbolömzeiler La Peyroufe aan zyn vaderland weder te geven: de liefde beval my den verloren echtgenoot, den befchreiden vader op te fporen. Zouden deze fchepen afzeilen zonder my? l„ welk eene taaI zouden zeelieden onder Wilde volken naar uomvragen? De liefde fchiep eene taal voor my? wie kon de fporen tot u beter ontdekken dan ik? Eén verloren kleedlap één naamtrek van uwe hand in een' boom gefneden ' wie had dit beter herkend dan ik? en genomen , gy dwaalde in bosfchen of wildernisfen om, wiens Hem had fneller uwe ooren bereikt dan de myne? LA PEYROUSE. Eedle vrouw! verdien ik deze verhevene, deze Hemelfche liefde? ADEL HEIDE. Zoud gy dan minder voor my gedaan hebben? LA  I 4* TOONEEL SPEL. r$ la peyrouse. Zal uwe opoffering u niet berouwen ? adelheide. Baart wat liefde gaf en nam ooit berouw? la peyrouse. Zo ik de grilligheden van myn lot gehoor gave en gehoorzaamde;... zo myn pligt en krachtloosheid my dwongen u ongetrouw tefchynen... adelheide, bevende. Ongetrouw!... la peyrouse. Te fchynen, zeg ik, by wat tusfchen my en myn hart kan richten... adelheide. Eer gy verder gaat. Spreek: zyt gy van alle fchepelingen de eenige die gered zyt ? la peyrouse De eenige. adelheide. Ach! nu weet ik reeds alles. la peyrouse. Onmooglyk! ik vond u alleen... adelheide. De eenige geredde .. maar niet de eenige bewoner dezer kust!... een meisje... la peyrouse, ongeduldig. Zaagt gy haar? B 2 ADEL*  20 LA PEYROUSE, ADELHEIDE. Zy noemt u haar vriend. LA PEYROUSE. Zy was myne weldoenfter. ADELHEIDE. En wat waart gy voor haar? LA PEYROUSE. Alles ADELHEIDE. Meer dan gy zyn moest. LA PEYROUSE. Hoor my, en wees myn rechter. Op gindfe klippen, daar de golven fchuimende op de rotfen breken, wierp ons de ftorm. Het fchip barstte; de dood drong in door ieder naat. Welhaast dreven op de Hukken der verbryzelde kiel frervenden en iyken; ik kampte zwemmende tegen de golven. Den naasten oever hoopte ik te bereiken, de ftorm befpotte myne hoop. De krachten begaven my..,.noch éénmaal dacht ik aan uen aan myne kinderen... aan de Godheid, en liet vermoeid de armen zinken. Tot royzelven gekomen, lag ikuitgeftrektopden grond; een meisje van één der Wilden bukte nevens my, en by het eerde teek en van leven datzy aan my ontdekte, ontging haar een luiden kreet van blydfchap. ADELHEIDE. Had zy u gered ? LA PEYROUSE. Drie maal was zy in de branding gefprongen, en drie maal  TOONEELSPEL. 21 maal op het fchuïmend ftrand te rug geworpen, door geweld van den brullenden vloed. Vergeefs holde de dood haar dreigende in den ftorm tegen; vergeefs dreigde de afgrond haar in te zwelgen, of tegen de harde klippen te verpletteren; met den moed van een' held, met de kracht van een' Wilden, ftortte zy zich ten vierdenmale in de golven , greep baar proci by den hairv)echt,en ontrukte dien aan het haar bsftokende element. ADELHEIDE. Ach! tot welk een' prys? LA rEYROUSE. Hoor verder. Dit kleine eiland is onbewoond. Slechts nu en dan komen de wilden der naaste eilanden hier vïsfen; Malvina was met vaderen broeders hier, en deze wilden den vreemdling vermoorden.... Och! alleen de traanen van het meisje beteugelden de woede. Onder de Cocos- bomen bereidde zy my eene legplaats, en vlocht de boomtakken boven my tot een dak. Ik fluimerde zagt. Een weinig vóór middenacht wekte zy my op met zigt* bare fiddering. Volg my, met fnelheid, riep zy, en fcheurde my voort. Door het dichtfte van 't bosch voer* de zy my op den oever der zee. Daar floop zy nevens my in de kloof van een klip, omhelsde rry met een' zoeten grimlach, en gaf my, liefkozende, op eene kinderachtige wyze, hare nieuwe blydfchap ue kennen we . gensi myne redding. Hare broeders hadden deze nacht myne dood gezworen ? zy waanden dat hunne zuster fliep,maar Malvina was wakende, en hoorde met fcherp' B 3 beid  2* LA PEYROUSE, heid hunne fluistrende affpraak. Begunftigd door de duisterheid, ontfloop zy de moordenaren, en ontrukte hen hunne prooije. adelheide. Ik ben haar dank en bewondrig fchuldigj,.. Maar kan ik haar liefhebben? la peyrouse. Noch meer. By bet aanlichten van den dag zocht men den gevlugten. Het woud weêrgalmde van bedreigingen en gebeden. Wy hoorden den ouden vader, langs de klippen dwalende, uitroepen: Malvina! myn kind.' „ ö Gy wilt my dan verlaten"?... Het meisje fchreide bitter, maar bleef by my. 'adelheide. Genoeg! genoeg! Ik vergeef u alles. la peyrouse. Toen na lang vergeefs zoeken, de vader en broeders met de Kano van ftrand afftaken, lag zy tusfchen. de ' ftruiken, en haretraanen rolden van blad op blad, doch niet één enkele kreet verraadde ons, en hare fmarten, j Zodra de Kano zich noch aan ons gezigt vertoonde ge- \ lyk een zwarte ftip op de blaauwe vlakte der zee, druk- ; tezymy, weenende in hare armen, en riep: ,, voortaan ,, heb ik noch vader; noch broeders! ó lieve vriend! gy zyt voor my voortaan alles! verlaat my nu niet. adelheide. En zy fmeekte niet vergeefs J h& 1  TOONEEL SPEL. 23 LA PEYROUSE. S nts dat oogenblik dankte ik haar duizendmaal myn leven: zonder haar zoude ik, na myn redding, van honger zyn vergaan, zy leerde my vogels en visfen te vangen in ftrikken en netten; zy leerde my gezonde wortelen en kruiden kennen, en waarfchouwde my voor alles wat venynig was; zy maakte voor my de bevalligite klederen van pluimen en vellen; en zy veiSerde onze woning met kittelfteenen en zeefchelpen... Adelheide! gy zyt grootmoedig, ik eisch uwe uitfpraak; fpreek! wat zoude ik doen? wat kon ik doen? Afgefcheiden van de bewoonde waereld, naar alle mooglyke\menschIyke uitzigten voor eeuwig verbannen in eene onöntvlugtbare eenzaamheid, geen hoop, (yslyk herdenken^ om u, om u... en myn vaderland ooit weder te zien!... Och!... fpreek! wat kon ik doen? En , het hooge woord moet 'er uit: wat kon ik myne goedhartige weldoenfter ter belooning aan. bieden? Haar, die, om my, elendige! zich vrywillig verbond, en zich affcheurdevan vaderen bloedverwanten, die toch oveial hunne geheiligde Hemmen verheffen; haar, die myne elende verzagtte, my het leven veraangenaamde, na het my gefpaard te hebben; haar, die, vry willig, deed wat zy doen kon om my op den duur het leven draaglyk te maken, en daartoe geen' arbeid ontzag?... En wat verlangde zy van my ten loon van dit alles?... Adelheide!... myn hart.,, (met vervoering.') Ik fchonk haar een dankbaar hart! B 4 adel-  H LA PEYROUSE, adelheide» Gy zyt gerechtvaardigd ? gy zyt veröntfchuidigj \ Myne vorige liefde kan u niet veröordeelen... Ma«r' dierbare Alexis! wat zal 'er nu van ons worden? ' ' la peyrouse. Vraag my niets. Uwe aanwezigheid is my noch te nieuw, te versch. Ik word noch geen itraal van uitzigt voor het toekomende gewaar. adelheide. Spreek op uwe beurt: is het waarheid dat dit mei*, je moeder is geworden... door u! la peyrouse, {met nadruk.) Het is waar! adelheide. O Alexis! welk eene moeder zult gy verlaten? la peyrouse. Geen! adelheide. Hemel! fla ons by! la peyrouse, met ontjleltenis. Ik zie Malvina. Bedwing u. Laten wy noch eenige oogenblikken voor haar verborgen houden welke betrekkingen wy op elkander hebben. De gevoeligheid der W.Iden is hevig, en overdreven, gelyk die van alle menfchen die in den natuurftaat leven. Laat my het arme meisje voorbereiden. adelheide, ÏH beloof u te zwygen. ZE-  TOONEELSPEL. 25 ZEVENDE TOONEEL. la peyrouse, adelheide, malvina. Hm a l v 1 n a , met vruchten in een doek. ier, hier zyn vruchten; daar, lieve vrouw! neem. QLa Peyroufe gewaar wordende.) Ha ! Lieve, beste vriend! zyt gy daar? wees welkom; (hem om den hals vallende.) hartelyk welkom! Och! zie deze goede vrouw: zy heeft haar* vriend verloren; zy is van verre, ten uiterfte van verre gekomen, om hem op te zoeken; — hy is niet hier, dat doet my in het hart wee. la peyrouse. Zy is myne zuster. malvina, Qachendt, en met opgefpalkte oogen.) Uwe zuster! liegt gy niet? adelheide. Neen, goed kind! hy is myn broeder. malvina. Inderdaad?... Maar gy zocht toch geen broeder? adelheide. Ik zocht den man die my liefst was. malvina. Daaraan hebt gy groot gelyk; ik heb ook broeders; maar ik bleef by den man die my liefst was. Uw vriend is verloren; wel! blyf by ons. Ik ben recht verblyd dat by uw broeder is, en dat gy zyn zuster zyt; ó ik bemin u deswegens! B 5 ADEL'  26 LAPEYïtOUSE, adelheide. Ik dank u, goedhartig meisje.' malvina. Waar voor! dit alles komt van een... ik weetniet wat» adelheide. Gy hebt myn' broeder in het leven behouden. malvina. ó Dat is al lang geleden; gaarne deed ik dat alle dagen... Och.' ik bemin hem als myn eigen hart. Gy kunt niet weten hoe lief wy elkander hebben; als gy het ziet, zult gy u verblyden, en dat moet zo, omdat gy zyn zuster zyt. adelheide, met een gedwongen lach. Voorzeker. malvina. Somtyds vertoont hy wel eens een gefronsd voorhoofd, (zo als op dit oogenblik, in het voorby gaan;) en dan denkt hy zekerJyk aan zyn vaderland, maar dan weet ik hem tooverachtig tot my te trekken, en liefkoos hem, d?ar hy vermaak in heeft, te meer als ik hem, gelyk gy nu ziet , myne hand zo lang over voorhoofd en aangezigt ftryke, tot de rimpels vervlogen, en glad ge. Ureken zyn... Och! heden fchynt het niet te helpen. la peyrouse, zyn zweet van het voorhoofd, droogende, nadat hy hare liefkozingen met eene gedwongene houding afgewe. zen heeft. Hebt gy voor ons middagmaal gezorgd? mal-  TOONEELSPEL. 27 malvina. Wiltgy los van my zyn?... (opeene aanloklyke wyze,) nu! kom! geef my een kusch, opdat uw zuster zien moge hoe lief gy my hebt. adelheide, met bedwongenefmart» Laat hem in rust, hy heeft grillen. malvina. Grillen! waar. over? is het over een waereld die niet goed is, of is het omdat hy het hier wel heeft ?... Ei toch ! hy behoorde zich by uwe wedervinding vrolyk te gedragen» adelheide. Dat doet hy ook. Doch ik moest hem menig onaangename boodfehap brengen. Gedurende onze fchei. ding zyn vele zyner oude vrienden geftorven. malvina. Is dat het alles? Ondertusfchen is hem hier één nieuwe vriend geboren, die de geftorvene vrienden ruim moet opwegen. Wy hebben een' jongen... dien moet gy zien! hy gelykt op zyn vader als twee waterdroppels op elkander; deze knaap verftaat meesterlyk de kunst om hem onaangenaame luimen uit het hoofd te dryven. Niet waar? myn lieve vriend! Gy bemint den jongen? Och! ja, byna zo fterk als gy my bemint? adelheide, ter zyde. „ Het klamme zweet breekt my uit. Het is niet langer uit te ftaan". Men  28 LA PEYROUSE, Men hoort eenige fmphaanfchoten. malvina, Wat is dat? adelheide. Een teeken uit een fchip. De boot keert te rug naar boord; daar weet men noch van niets. {Zy legt met flarurmoedigheid de hand op den fchouder van La Betroute ) Proeder.' ik ga. J * la peyrouse. Ik zal u begeleiden. malvina, htm hy den arm grypende. Vooral niet. Gy wik my alleen laten? la peyrouse. Alleen voor eenige oogenbJikken. Het fchip wil in de bogt fturen. malvina. Laat het duren waar men wil, wat gaat dat u aan ? la peyrouse. Zal ik dan myne zuster niet verzeilen? m a l vina. En dan kwam plotslings een ftorm, dat hier niet vreemd is,... weg ware het fchip... seen, toch niet; uwe zuster mag wederkomen. la peyrouse, ! Ik;heb haar in negen jaren niet gezien. malvina. Hebt gy my dan reeds genoeg gezien adel»  T .0 O N E E L S P E L. 29 adelheide, tegen Peyroufe, Blyf, en hou uw gegeven woore?. Onthef my aan een nieuwe pyniging. Ik ga, en haal myn' Henrik. AGT S T E TOONEEL. malvina, la peyrouse. Wm al vina. ie is die Henrik? la peyrouse. Haar zoon. malvina. Had zy ook een zoon ? en moet zy den vader zoeken ? arme vrouw! la peyrouse. Beklaagt gy haar? ma l vin a. Voorzeker; maar die vader moet een fiechtman zyr j waarom verlaat hy de moeder ? la peyrouse. Zyn pligt... malvina. Dat is een haatlyke, een verfoeilyke pligt, die een man dwingt vrouw en kind te verlaten. la peyrouse. By de ftem van het vaderland, moet het hartzwygen. m al vina. Wilt gy dan nu naar uw vaderland keeren? la  30 LA PEYROUSE, la peyrouse. Misfchien, malvina. Zouden wy daar gelukkiger zyn dan hier? la peyrouse. Dat de Hemel dit gave! malvina. Het zal my toch fmarteiyk vallen onze hut te verlaten. la peyrouse. Wilt gy dan met my vertrekken? malvina. Ik verfta u niet. la peyrouse. Het is zo verre! malvina. Laat het zo verre zyn als het wil, wat gaat my dat aan ? la peyrouse. De togt heeft oneindige gevaren.... malvina. ó Gy dryft den fpot met my. Zal ik dan op dien togt niet by u zyn? la peyrouse. U blyft dan niets over, zelfs geen hoop om vader, of broeders ooit weder te zien. malvina. Heb ik die hoop, om u, niet reeds voor lang vaarwel gezegd ? la  T O O N E' E L SPEL. '31 la peyrouse. Toch ftond gy nu en dan op een klip, en ftaakt uwe handen uit naar het zigtbaar eiland uwer geboorte! malvina. Dat deed ik voorzeker; maar weet gy wat ? Gy hebt my menigmaal verteld, dat gy de kunst verftaat om eene beeldtenis door teekening daar te ftellen, geheel overëenkomftig de natuur; nu dan, neem van dit fchip hetgeen gy noodig hebt, en teeken my deze klippen en het gezigt van myn eiland, alsdan kan ik in uw vaderland, zo wel als hier, myne armen uitftrekken naar het plekje myner geboorte. la peyrouse. Wanneer nu by onze afreize het fchip voorby uw eiland zeilde, en gy uw ouden vader aan het ftrand zaagt ? malvina, /nikkende. Foei! hoe verfchrikt en bedroeft gy my! la peyrouse. Zou gy u niet in het water ftorten, en tot hem overzwemmen P malvina, bitter fchreijende. Ja! ja! dat zoude ik ! la peyrouse. ^ En wanneer by u dan vrolyk te gemoet liep, en u liefderyk toewenkte... wat zoud gy zeggen P malvina, zich in zyne armen werpend* Hier ben ik, myn Vader! la  3* LA PEYROUSE, la peyrouse. En wanneer by zei de: uwe broeders zyn geftorven. blyfc by my.' wat dan ge?egd? malvina. Ik kan niet, myn vader.'... la peyrouse. Ik ben oud en krank.... malvina. Zwyg, lelyke man.' het is niet waarhy is niet krank, myn broeders zyn niet dood, het zyn fterke mannen... „ Hoor, weet gy wat? ik heb een* kostlyken inval: wy zullen myn' vader met ons nemen. la peyrouse. Zal by zyne landhut willen verlaten ? malvina, met eene gulle vertrouwlykheid. Als by ons kind ziet... Wat denkt gy dan ? la peyrouse. Zou de oude man andere luchtftreken kunnen verdragen?... en gy zelve... ik fidder voor uw leven! mal v in a. Wees te vrede: liefde en genoegen zyn de beste geneesmeesters, en gezondheidbehouders. la peyrouse. Maar zo gy daar eens bekommeringen vond! malvina. Bekommeringen! la peyrouse» Gy zoud daaglyks getuigen zyn,dat... dat ook andere my Hef hadden. mal-  T O O N E E L S P E Li 33 malvina» Des te beter! alle goede menfchen moeten u lief hebben. la peyrouse. Maar, zo gy myn hart met andren deelen moest! malvina. Deelen! neen! dat wil ik niet! Deelt men dan in Europa de harten ? foei! la peyrouse» 'Er zyn lieden die groote, oude en rechtmatige aanfpraken op myne liefde hebben. malvina. Groot?. .. iaaten zy komen. Oud?... wat doet dat ter zake F en... la peyrouse. Goedhartig meisje! wilt gy my wel vergeven dat ik tot noch toe verborgen heb gehouden, het geen my tot heden nutloos fcheen u te ontdekken in deze woestyn ? malvina» Nooit heb ik nodig gehad u iets te vergeven, maar het moet wel aangenaam zyn , u iets te vergeven, fpreek; la peyrouse. Ik ben aan een andre vrouw verbonden in myn Vaderland. C m a l -  34 LA PEYROUSE, malvina. Een andere vrouw? ó gy fchertst! Ik ben immers uw vrouw. la peyrouse. Vroegere banden verbinden my aan haar. malvina. Vroegere?... zeg my; ook fterkere? Bemint gy haar: gelyk gy my bemint? la peyrouse. Zy verdient het, zo als gy het verdient. malvina. En bemint zy u, gelyk ik u bemin? la peyrouse. Voorzeke:! malvina , met angstvalligheid. ó Wee!.. boos mensch!... niet meer myn vriend I. •, ó wee! arme Malvina! la peyrouse. Wilt gy my noch in myn Vaderland volgen ? mal vina. Ik dacht dat het -zoet ware u te vergeven, maar! ik kan niet... Neen! neen! geen vrouw kan u zo liefl hebben als ik u heb, want dan zou zy u niet hebbeni laten reizen. la peyrouse. Myn pligt... malvina. Gal ga! gy hebt my een menigte woorden voorge> klapt  T O O N E E L S P E L* 3$ klapt die ik niet verfta. Neen! neen!... gy kunt haar onmooglyk zo lief hebben als gy my hebt, anders zoud gy haar niet hebben kunnen verlaten... En, weetgy wat? uw vrouw is dood. la peyrouse* Waarom gelooft gy dit? MALVINA. Voorzeker! voorzeker! zy is dood, en voor Ianggeftorven. Bedenk eens: negen jaren zyt gy van haar afgefcheurd geweest.... dat heeft zy niet overleeft, dat kon zy niet overleven! Wees te vrede, en wél gemoed; ik bemin u immers, en veel meer dan zy u ooit kon beminnen, en ik zal niet fterven, want gy zult my nooit verigpn. (Zy omarmt hem.) Alexis! lieffte vriend! gy zult my niet verlaten? fre! tA peyrouse, haar met gevoel tegen zyn borst drukkende* Neen! nooit! MALVINA. Dat dacht ik wel. Nu vergeef ik u ook alles. Gy wilde my eens verfchrikken... Nu ga ik in onze hut. Onze kleine knaap heeft een fchildpad gevonden , ik zal die voor uwe zuster toebereiden, en dan zal ik onze kleine huislyke dingen famenpakken, myn nieuwe vederfchort niet te vergeten! (in het weg huppelen,) die fchort zal uwe landslieden verwonderlyk behagen ; ó die is zo bontl C 2 N E*  36 LA PEYROUSE, NEGENDE TOONEEL. LA PEYROUSE. "Waarom onfbrak my de moed om te vofênden Zy moet alles toch weten «... ik moet haar fchuldioos hart diepe wonden flaan!,.. en dani... wat zal hetgevolg zyn? liefde! natuur! dankbaarheid! ó hoe verbind gy my aan twee voorwerpen! ö Deugd! waar is uw leidraad, om my uit dezen doolhof te redden! Hy beklimt de klip, en werpt zich daarop neder. Einde van het eerjle Bedryf. % TWEE-  TOONEELSPEL. 37 TWEEDE BEDRYF. EERSTE TOONEEL. la peyrouse. op den rots rustende, met het hoofd in de hand, en het gezigt afgewend. malvina, in het uitkomen. JLJe fchilpad is gereed,- die honger'mede brengt, zal met fraaak kunnen eeten. Myn kleine jonge tuurt 'er reeds op... Doch waarom ben ik dan zo alleen?... waar blyft die zuster toch?... Och! zy heeft haar' vriend verloren, en zal dus geen' honger hebben; want immers gaat het my even zo, wanneer de myne flechts te lang op de jagt is... Ja, die liefde! die liefde!... waar is de man die my een nieuw leven aanbragt? (Zy wandelt zuchtend ginds en weder.) Waar is hy, die de onrust in myn hart bragt, en myn ziel langfaam uit haar fluimering wekte? die my leerde gevoelen en denken?... Alexis! waar zyt gy? la peyrouse, op ft.iandet Hier! malvina. Daar boven ? wat doet gy daar? la peyrouse* Ik zag naar het fchip. malvina.. Komen zy haast ? C 3 la  33 LA PEYROUSE, la peyrouse, Zy nadien de bogt. malvina. Het word tyd, en hoog tyd. la peyrouse, nadtende met diepe zuchten» Ja, Malvina j het word hoog fyd. / malvina. Het eeten is klaar, en de kleine heeft honger. la peyrouse, met een a/gewendgezigè. „ Hemel I onderfteun my". malvina. Wy wachten maar naar uw zuster. la peyrouse, binnen's mond^ „ Zuster?.. Ik heb geen zuster". mal vina. Wat mompelt gy? la peyrouse, met weemoedigheid. Malvina!... malvina. Gy fehynt verftrooid... hebt gy geflapen ? la peyrouse. Agt jaren heb ik aangenaam gedroomd! eene zoete, eene welbekende item wekt my heden uit dien droom... Wee my!... Alle myne pligten zyn my even heilig,... evenwel moet ik 'er één met voeten treden!. ..Deliefde ilingert my ginds en weder, en met even flerke banden!.., |3at zal myn hart verfcheuren. mal-  TOONEELSPEL. 39 MALVINA. Ik verftaa u niet. Gy zyt heden zo zonderling, en dat maakt my angftig. LA PEYROUSE. Goed fchepfel! ik kan u niet bedriegen. MALVINA. Wie heeft dat ooit gevreest? LA PEYROUSE» Die zuster... MALVINA. Wel nu! ik bemin haar om uwent wil, LA PEYROUSE. Gy zult haar haten. MALVINA, " Waarom? LA PEYROUSE. Gy zult ook my haten... MALVINA. Gy zyt krankzinnig. LA PEYROUSE. Zy zoekt haar' man... MALVINA. Die arme vrouw! LA PEYROUSE, Zy heeft hem gevonden. MALVINA, Waar? LA PEYROÜSE. Zyis... myn vrouw! C 4 KAL-  4* la peyrouse, malvina, zich in zyn armen werpend?,. Verberg my! verberg myf la peyrouse, ■Bemind gy haar noch? malvina. m\ ftilJ verberg my! goede Alexis! befcberm my» Zy drukt haar hoofd aan zyn' boezem. la PE yrous E. Wilt gy nu noch met my naar Europa? malvina. Ik verfta u niet... ik ben noch een jonge leerlinge, ik heb uw taal flecht geleerd... Alles watgy daar zegt... neen! dat kan zo niet zyn!.. . wanneer ik maar recht verftond neen! neen! het is zo niet. la peyrouse/ Lieve Malvina! Malvina, Ja , nu verfta ik u. ó Het was 't eerfte woord dat ik van u leerde. Zeg het noch ééns: „ Lieve Maivina»S la peyrouse. Lieve Malvina! malvina. Lieve, lieflle vriend! De Hemel zy gedankt, dat wy elkander weder verdaan! Ik ben Malvina/ de lieve Mal vinaf uw vriendin! uw vrouw! niet waar? la peyrouse. clairville, uiterst bewogen, haar aanziende. Ja, voorzeker zy is hier! - De liefde en de beeldtenitf eener moeder gaan niet mede in het graf. Adelheide, in traanen. Ach! zy is dan dood! clairville. % is >gelyk wy, verryst naar eene andreverbJyfplaats.- zy  TOONEELSPEL. 69 ;'zy heeft ons niéts nagelaten, dan haare lesfen en haare deugd, zuster! laten wy van die ryke en fchoon e erfenis nu gebruik maken. Vertrouwen op God, verlaat den braven en verftandigen zelf niet in den kerker. Sla uwe oogen om u heen: is dit eiland een kerker? Hier Wenkt u een bloeifem, en ginds'lacht een vrucht u toé. Hier groeit de broodboom,tegen den honger,hier bor- len wellen Op, tegen den dorst, hier groeit eene haège , , .. eJ :, I;, * ...-■) fr3DE3 l v ' ••'•>wëqt 09 voor de liefde. adelheide} intraanm. . r, , , , j p,.>., ■ ; 11 ï90*fj KA Myn eeuwig beminde moeder'! '■: ' " -'"'!' ' '' clairville. Ik heb wandelende ter loops eenige aanmerkingen gemaakt ; de grond is goed, de vruchten fchynen 'er aan te Zullen liaan; hout is 'er in 'overvloed... een weinig Van onze viyt , en de goede natuur zal ons mild beloonen* la peyrouse. Thans verfta ik u flechts ten halve. clairville. Hoe ? gy verftaat my niet ? Hoe kunt gy noch naar een waerelddeëi haken, daar het zwaerd des oor* loés de velden met menfchen-bloed gemest heeft — wilt gy gaan , om ü op een zee te begeven , waar gy ae banken, noch : de ftranden kent en waarop gy u 'dus elk "ogenblik in gevaar zult zien van te ver* 'gaan ? Zyt gy zolang de waereld rond gezworven , en kent gy noch de onfchatbare waarde der rust niet ? Och! myn lieve broeder! de mimlen kermen de waaxdö^an ■ - ■ W ^ ^ v alv/ ^ ' :"' 'Q5n  fo L A P E Y R O ü S E, fn fflMlr ik ken die. Ik iaat, gefyfc het betaamt, ieder zyne gevoelens vry, en fpreek Hechts voor myzelven: Befoof my gouden bergen, mits ik in onrust zoude teven, ik zou u bedanken... ik ontloop «liever op een top van den fearren Caucazns... Hetgeen zeg, is niet voor den tyd waarin ik leef, maar voor alle tyden. In één woord, ik ben een waereldurger, dat is een man, die aïornme, waar hy geluk en rust geniet, zyn vaderland vind. - ik gevoel te wel, dat ik niet gefchikt ben, om m een' uitgebreider! en woeligen kring aan het algemeen gekik te arbeiden.13e dagen, welke sny noch overblyven te leven, wil ik genieten, en zonder rust en vreede der zielekemie ik geen genot, Ik wii myne vrouw en uwe en myne kh.de. teld, deelachtig maken. Ja! myn Muit fa genomen. Morgen zeite ik *«, hier, om dezen allen uit Europa herwaard, over te brengen. De Seinvlag om te vertrekken, waait reeds van myn Schip. Ik wil fcet zelve bevrachten met «Ik» , wat ons hier fcntteeke* akkergereedfchappen, metfelaa«, timmerlieden, k zeil derwaarts, behelpt i tot myne wederkomst, tk • -laat u hier alles wat ik mhfen kan. 2o weer en wind my gwft/g is, keer ik welhaast tot u. Wy zullen hier eene volkplanting ftichten, en wie weet of niet na »•» duizend jaar, onze namen niet even zo beroemd i m)eh zyn, ais die van foacbus en Cecropsf éev ebïftBU g M a l v r ïTA, hem lief kozende. Goed mensch! Ik versniet alles wat gy zegt, maar zo  T O O N E E L S P E L, 7l zo veel begryp ik, dat wy hier by elkander zullen bly ven; niet waar ? LA PEYROUSE. In waarheid, gy bezit voomeflyke bekwaamheid: om het koele vernuft met de warmte der verbeeldingskracht te paren. Ik omhels uw plan, met verrukking, en indien Adelheide,.. ADELHEIDE. Ach.' broeder!... CLAIRVILLE. Wel zuster! Is hier da.luchtftreek niet gezond? de landsdouwe niet bekoorlyk ? Is de grond hier niet weldadig en vergoedt dezelve niet met woeker den weinig beduidende arbeid, welke men zich nu en dan af* vergt. Geniet men hier niet zekerheid! heerscbt hier niet in alles de overvloed, en lacht ons de liefde en de rust hier niet aan ? waarom zondt gy wenfchen te rug te keeren in Europa, dat zich bevindt in de lluiptrekkingen van den overgang uit de llaverny tot devryheid, om u aan het gevaar bloot te ftellen, van by een dezer ftaatkundige trillingen met uwen man en kinderen verplet te worden Is de rust voor u zo weinig behaaglyk? ADELHEIDE. Rust ? waar is die voor my te vinden? LA PEYROUSE. Ach! zy wenscht en zoekt de dood. CLAIRVILLE. Krankheid en anders niet. . De ruuwe fcheepskost heefr haar broed bedorven. Laat zy een paar weken fris- E 4 fe  7- LA P E Y R O ü S E , fe'kruiden foep eéten, en alles zal wel weder te reche komen... of... ik wil niet hopen.,, dat een onédle, jaloezy tegen de weldoenrter van uw' man.,,. Het is toch wonderlyk het Hemelryk deeld men gaarn met elk goed mensch, en de harten mag men niet deelen. malvina, fchroomvallig en liefderyk tegen A del heide. Ik heb voor u en my gebeden... Laten wy zusters adelheide. Zusters? (na een lang zwygen) Zusters?.,.. Goedhartig meisje! Gy doet eene troostryke gedachte in my ontftaan. Ja, laten wy zusters zyn, zo deze man onze broeder wil wezen. Deelen kunnen wy hem niet, .geen onzer kan hem bezitten, (levendig) Wy, de twee zus teren, bewonen voortaan een zelfde hut, en hy, onze broeder,, een andre;'wy voeden onze knaapjes op, en hy helpt u en my,*... by dag zullen wy ééne vergenoegde familie uitmaken, en de avond zal ons fcheiden... De moeders blyven by hunne kindien, en de vader keert naar zyn landhut... Wilt cy datï Wilt gy? malvina. Gaerne! gaerne! als ik hem flechts zien mag. la peyrouse. Gaerne! als ditu tot rust kan"verftrekken. clairville. Geluk, broeder! geluk! niet 'ieder, die, als gy, een' noordwestJyken doortogt zocht, vond als gy het>n J der lust. Welaan! myne kindien! het Traécaat is gefloten • ' " ' ' ' geeft  TOONEELSPEL. 73 geeft elkander de handen, en bekrachtigt het door eene vurige omarming. adelheide, loopt met uitgejlrekte armen op Peyroufe toe. Een zusterlyke omhelzing/ clairville. Zo als het u zal gelieven, nooit kibbel ik over woor* den. malvina. Myn vriend! myn broeder I la peyrouse, haar beiden in zyn armen nemende^ Myn lieve zusiers! k ar el, Mal vina lief kozende. Moeder is weêr vrolyk! henrik, de hand van Adelheide kusfchendti Moeder lacht weder! clairville. Het Paradys der onfchuld! EINDE»