00900998  HUISBOEK.  i  HUISBOEK VOOR VADERLANDSCHE HUISGEZINNEN, DOOR JOHANNES FLORENTIUS MARTINET , meester der vrije konsten, doctor in de wijsceerte , lid van de hollandsche , zeeuwsche en geldersche maatschappijen der wettenschappen te haarlem, rotterdam, vlissingen en arnhem; en predikant te * "" zutphen. te AMSTERDAM bij JOHANNES A L L A R T. mdccxcia   AAN ALLE VADERLANDSCHE HUISGEZINNEN, DIE E?KIG ONDERWIJS NOODIG HEBBEN O F EENIGE AANMOEDIGING VERLANGEN, T O Y * 3 VER-  VERKRIJGING, VERMEERDERING O T BEVESTIGING VAN HET HUISSELIJK GELUK, WORDT DIT BOEK, TER EEREIK INGE VAN HUN OOGMERK- OPGEDRAAGEN DOOR DEN S C H R IJ V E R. IN-  INHOUD. AAN de vaderlandsche huisgezinnen. . . . bladz. i. —— twee ondertrouwde lleden. . 9. «—- twee jonge echtgenooten. . 30. ' jonge echtgenooten over de lichaamlij ke opvoeding. • 95. —_ . ———- zedelijke Opvoeding. .... i$0, ——— Kinderen. .... 246. Jongelingen. . . . £74-, —— Dochters. .... 350. AAN  I N II O U D. aan de hoofden der huisgezinnen, ten aanziene deu. d1enstbooden. . . . . .. . 430. n— Diens tbuoden. . . . 46*. « de hoofden dér huisgezinnen, aangaande den godsdienst. . 485. —■—» de Ouden van dage?.?. , e hekelingen wegens wanbedrijf hebt Gij van hem niet te wagten. Hij is een Vriend van Menfchen , en moet, doch altoos ongaarne , daar het noodig is, een weinig wonden. Heelen is egter zijn beste vermaak. Gij zult alleen zagte lesfen van hem ontvangen, en wat kan hij minder doen ? Hij verlangt niet anders , dan de lieflijkde dilte , het edelde genoegen , de zuiverde vreugd , de waare rust, en het bedendig Geluk onder uw dak te 'brengen. Hoe gaarne zou hij zijne dooiende Landgenooten terug doen komen van die ligt■zinnigheid, die drijdig is met het oorfpronglijk karakter onzer Natie , en alleen moet toegekend worden aan den rampzaligen invloed eener verpestende weelde ! Hoe gaarne zou hij Godsdienst en Deugd , kundigheid en braafheid door U allen geëerbiedigd zien , als de eenige waare verdiende , dewijl goederen , Tangen , en losfe zeden gecnen grondflag kunnen zijn van een gelukkig leven! Hoofden der Huisgezinnen ! hij wil U het zuiver huislijk Geluk nevens de pligten , die daartoe leiden , tekenen : hij wil U eene fchets def beste Opvoeding uwer Lievelingen aanbieden-, hij wil uwe Zoonen en uwe Dochters opleiden, j om het edele, het fchoone, het goede en het nuttige te verkiezen boven alles , wat een blind vooroordeel en de mode , valschlijk, verhieven hebben , of nog weeten te. verhefA 3 fen,  0 AART DES WERKS. fen , op dat dceze uwe Lievelingen , door Godsdienst en braave Zeden , de hoop des treurenden Vaderlands mogen weezen. En , om de rust uwer wooningen te grooter en duurzaamcr te maaken , zal hij ook uwen Dienstbooden hunne waare beftemming aanwijzen , en leeren, boe zij , op eene voortreffelijke manier, daaraan moeten en kunnen beantwoorden." In dat alles wil hij niet onbillijk of onregtvaardig zich gedraagen , door onze Natie als flegter , dan andere nabuurige Volken, of onze Eeuw, als ondeugender, dan eenige voorgaande , te brandmerken : want elke Eeuw en ook elke Natie hebben haare bijzondere gebreken , welke van de kwaade gewoonten en andere oorzaaken afgeleid moeten worden. Hij verkiest meer te leeren dan te klaagen , meer te zeggen , hoe de Huisgezinnen behooren te zijn , dan breed uit te meeten, hoe zij niet zijn. Allen, die het verderf kennen en beweenen, zullen gaarne zien, dat hij voor Godsdienst en Zeden , voor de flipte volbrenging der beste voorfchriften , pleite. Mogt hij ook van U , die hem niet kennen, gehoord worden, cn zaligheid in die Vadcrlandfche wooningen verfpreiden , waarin hij nooit zal verfchijnen ! Hij noemt U allen , die zijnen arbeid zult willen ontvangen , en gij bijzonder , tot welker geluk hij zo vaak zijne vermogens inipande , zijne Vrienden.  W E N S C H. 7 den. Hoort hem dan met eenig geduld, en, indien hij U een yalsch voordel of eene ondraaglijke Zedekunde predikt, fluit voor altoos dit Boek, of werpt het buiten uwe wooning; maar , wanneer hij U , met het beste hart , telkens eenen goeden raad zal geeven , en uw eigen zedelijk gevoel dien zal moeten toeftemmen , gelijk gebeuren zal , dan bidt hij U , dat gij uw gedrag wilt hervormen, en tot dat einde door alle belemmeringen heen breeken , om zijne voorfchriften te volgen. Dit zal uw waar geluk in de Waereld, en dit zal zijne hooge blijdfchap zijn: dit onzer aller roem in de Eeuwigheid! „ ó Eeuwiglcevcn<$e Regeerder der Waereld , Vader der Menfchen, zo goed als groot en magtig ! Eene nieuwe zuivere pooging wordt , onder uwe alziende oogen , aangewend , om Menfchen van allerleie rangen , ftaat en leeftijd, die, met den Schrijver deczes werks, in denzelfden oord uwer Waereld keven , te bewaaren bij de beste grondbeginfelen van Godsdienst en Zeden ; of, indien zij ongelukkiglijk daarvan afdoolcn , hen , van de ligtzinnigheid deezer Eeuwe, tot dezelven teA 4 rug  8 W E N S C H. rug te leiden! Hij weet zo zeker a's hij leeft» dat de kloekfte arbeid , zonder de kragt van uwen Geest , allerwcge zal bezwijken ; maar ook dat de kleenfte ondernecming , door uwe genade, de heerlijkfle uitkomften kan hebben ! En zal nu de onuitgebluschte liefde voor zijn Vaderland; zal zijne ftille zugt voor het geluk zijner Landgenooten; zal de gewigtige verphgting, om zijne vermogens tot uwe Eer aan te leggen , hem niet dringen tot dit vimi rig verlangen , tot deeze ootmoedige bede , dat de Vaderlandfche Huisgezinnen de hier voorgedraagen' leeringen, welke de Uwen zijn, met liefde mogen ontvangen , en met vreugde Volgen , op dat zij , door het bloed van den Heere jesus Christus verlost , U geloovig gehcorzaamen , en , geen verderf kennende , na dat zij deeze zondige Waereld zullen veriaaten hebben , U eene ecuwigduurende loffpraak , in de gewestel des lichts , mogen geeven. Hoor deezen wensen , zie aan deezen arbeid , en zegen alles tot uwe Eer , ea het geluk van Menfchen! " AAN  AAN TWEE ONDERTROUWDE LIEDEN. Lof en voordeelen van het Huwelijk. Geluk in hetzelve. Vrees voor oneenigheid. Onderling genoegen. Nieuwe pligten. Belang van de~ ëelven. Vaste fchikking te maaien. Hin~ derpaalen. Overeenkomst van neigingen. Schending der trouw. Gebreken. Vertrouwen. Dienstvaardigheid. Twisten. Kinderlooxe tluwelyken. Gij hebt mij een.waar vermaak gegeeven door uwen Brief, in welken uw zo aangenaam als gewigtig befluit, om den vrijen met den Echtenftaat te verwisfelen, mij is bekend gemaakt. Eene gewoone , doch meestal koude gelukwenfehing , door een gedrukt antwoord , of eenige weinige gefchreeven' regelen naar de hedendaagfche gewoonte, zult gij, gewis, van mijn hart, dat voor u teder is, en veel belang in UW geluk ftelt, niet verwagten. Liever wil A 5 ik  io huwelijks voordeel. ik u ook, na eene korte warme gelukwenfching onderhouden met eene befchouwing over uwen nieuwen ftaat , welke ik zeker weet u aangenaamer en nuttiger te zullen weezen, dan een groot blad met duizend zegenwenfchen. —— Gij zijt dan getreeden in eene Vcrbindtenis , de eenige, welke de wijze Schepper, na den aanvang der Waereld, onder het Menschdom verordend heeft , en welke daarom te meer hoogachting verdient. Men moet gewis deezen levensdand aanzien, als den genoeglijkften en voordeeligften , door welken god zijne groote en heerlijke oogmerken omtrent het Menschdom uitvoert; en hoeveel betekent*dan niet de Echtedaat ? Gij zijt dus, gelukkiglijk, aangeland in eene haven , waarin de hevige normen der jeugdige driften veiligst ontgaan worden : gij zijt met het hoogde genoegen overgegaan tot eenen Mand , waarin liefde, trouw , maatigheid en onderlinge bijdand het leven, op eene treffende wijze , veraangenaamen, en zelfs de anders duistere en treurige avonden nooit geheel donker maaken ; ja , waarin men 's Menfchen korte jaaren , (gelijk de Ondervinding leert, die daardoor 't Huwelijk te meer aanprijst) langer ziet voortduuren, dan in den ongetrouwden ftaat; — Het hoogde Geluk , dat 'er op aarde te genieten valt, zal , op den duur , onder uw dak kunnen woonen : ten minsten, zo ik u beiden wél ken,  HUWELIJKS GELUK. II ken, en het ergens zoeken moet, bij u zal ik het verwagten. En waarom zou dat Geluk u niet te beurt vallen, wanneer gij den heerfchenden geest van ongodsdienstigheid , van bcuzelaarij , van overdreeven gemaklijkheid, den ver uitgebreiden trek tot zinnelijkheid en weelde, en de losheid van gedrag veroordeelt, verfoeit , en dempt ; wanneer gij alles aanwendt , wat de rust, de weltevredenheid , de werkzaamheid en de kragt kan verfpreiden; of wanneer gij in alles de blijken der tederfte liefde , ongezogt, laat zien ? Is 'er iets meer noodig , dan het geen de Godsdienst u beveelt ? Hij gebiedt , en wat verlangt gij meer , dan Eensgezindheid , Vrede, Orde ? Hij belooft die ook, en aan hoe veele waardige Echtgenooten heeft hij dezelven gefchonken! Herdenkt dit: want ik weet, dat in uwe vrolijke uuren , foms, bekommerende oogenblikken omtrent het toekomende veel oprijzen. Als 'er onmin, verwarring , en fcheuring , zeggen uwe harten, tusfehen ons mogten ontdaan , ó dan zouden wij in eene kleine korte hel leeven , en door dezelve naar eene grootere en ecuwigduurende gaan ! Zeker 'er zou grond van vreeze zijn , indien ik uwe godvrugtige en zedelijke gevoelens niet kende; indien gij omtrent elkanders neigingen onweetende waart ; maar nu , vertrouwt op god , en laat alles aan hem over! — Men heeft gezegd , dat de Waereld te groot is,  \i huwelijks genoegen. is, en dat de Menfchen te zeer verfcliillen in hunne denkwijzen , neigingen en oogmerken , dan dat zij vrolijk zouden kunnen leeven ia eenen afgezonderden Haat, en dat het waare geluk niet kan gevonden worden in eene te wijd vcrftrooidc liefde jegens alle Menfchen , ten minsten, dat zodanige kring verre weg te 'groot is , om een wederkeerig onderling gehoegen, ten vollen en op den duur, te kunnen fmaaken. Beoordeelt zelve die Helling. Dit zal zeker gaan, dat het hoogfte genoegen gelegen is in ééne te beminnen , en van éénen bemind te worden. En zulks zal nergens zuiverer , vuuriger cn beter voor eiken Man en Vrouw plaats kunnen hebben, dan in het Huwelijk onder het zelfde dak. Heeft god den Mensch beftemd , om met eene andere, vrolijk en gelukkig, te zamen te woonen, dan moeten de onderlinge liefde tusfchen twee Echtgenooten , de zugt voor hunne Kinderen , en de wederkeerige genegenheid van dezelve tot hunne Ouders , iets zeer aanloklijks hebben , of de wijze oogmerken van den Heer der Waereld , die deeze neigingen in de menschlijke harten gelegd heeft , zullen haar doel misfen. Alle Volken der aarde hebben ook altijd de zamenwooning van twee Echtgenooten met een aandoenlijk genoegen befchouwd, ja met den hoogden lof bekroond. En om uwe uitzigten nog vrolijker te maaken , laat mij voor één  EENZAAM LEVEN. jg ëén oogenblik nellen, dat gij of uwe Echtgenoote zich alleen bevondt op den wijden Aarbodem ; dat gij dagelijks niet anders konde zien , dan de groote Schepping; dat gij nergens , op alle uwe aardfche omwandelingen, eenig redelijk Schepfel ontmoette ; dat gij egter U , ongefloord , vermaakcn mogt in de grootfcbe befchouwing van gods verbaazende Almagt , Wijsheid en Goedheid ; dat gij ontflaagcn waart van alle verdrieten, die de omgang met verdorven' Menfchen u geeven konde ; dat gij door niemant benijd , gehaat , gelasterd , verdrukt of vervolgd werdt; dat gij alle voortbrengfels der Aarde , onbetwist, genieten mogt: en zegt mij hierop , zoudt gij dan van geene waare aangenaamheden beroofd zijn en blijven? Zoudt gij gelukkig zijn? Zou 'er dan aan uwe ingefchaapcn drift tot gezelligheid voldaan worden ? Zoudt gij uwe gedagten , uwe gevoelens , uwe aandoeningen , welke gij zo gaarne aan eenen anderen mededeelt , gaan vertellen aan Zon en Maan, welke naar u niet hooren , aan Dieren en Vogels, welke u niet verftaan ? Of zoudt gij een zoet genoegen vinden in uw fprceken tot doove redenlooze Schepfelen ? Verder , zoudt gij in nood u troosten kunnen door iemant tot uwe hulp te zullen aantreffen ? Waar zoudt gij eene zagte minnelijke hand , üitgeftrekt tot xax$n bijftand , vinden ? Waar een lijdzaam oor,  14 onderlinge hulp. oor , om uwe klagten aan te hooren ? Waar een teder hart, 't welk gaarne in uwe vreugd zou willen dcelen ? ó Welk een ongemeeten ijdel , welk eene groote gaaping , welk een ledig ruim zoudt gij vóór u vinden ; en nog zouden uwe treurige klanken dezelven te eng oordeelen voor het bejammeren van uwen eenzaamen ftaat ! Maar nu , hoe wijs en goed is god! die wijde gaaping is weggenomen, dat donker ijdel is niet meer. De lieer van uw leven en van uw lot heeft gezorgd ! Gij, mijn Vriend ! hebt eene Echtgenoote ; en gij, mijne Vriendin ! eenen Man : gij zult te zaamen woonen ! Beider harten zullen altoos voor elkanderen openftaan : beider bezwaar en kommer zullen daarin veilig ontlast worden : gij beiden zult deelen in vreugd en droefenis ; maar ook ligter draagen de onvermijdelijke wacrcldrampen, en fterker fmaaken het onderling genoegen. Het Huwelijk hebbe eenige fmerten; maar de ongetrouwde ftaat kent geene vermaaken. De helft der biijdfehap. is grooter , en de helft der bitterheid is minder , wanneer 'er maar iefflant is , die 'er met ons in deelen wil : de goede god heeft zulke gevoelens in ons hart gelegd ! ó Welke fchoone vooruitzigten brenge ik vóór uwen geest ! — Maar verder, de deugdzaame , de fchoone Gezellin van uw leven , mijn Vriend! zal het ruuwe van het manlijk karakter, 't welk in u nog  ONDERLINGE HULP. 15 nog mogt gebleeven zijn , ongevoelig verzagten, terwijl zij zelve haaren bevreesden geest zal verheffen, en haare zwakheden beftrijden. Door haaren tederen zagten aart , door haar ftandvastig geduld , door haare aangroeiende verkleefdheid, zal zij uwe genegenheid, meer en meer , gewinnen , uwe driften (tillen , en de edele lesfen van 't Evangelie, zonder verwaandheid, zich zeiven en u voorhouden tot regeling van hart en zeden. In eiken vermoeiden avond van uw leven, na het eindigen van uwen arbeid , zal zij gereed ftaan , om het zweet van uw aangezigt, met haare tedere hand , en onder het beklag van haare medelijdende oogen , af te wisfchen ; en , des morgens , door haare kloeke taal, u bemoedigen tot het hervatten van uw werk. En waar is dan eene dergelijke Vriendin voor u in de Waereld ? En gij , bekoorlijke Dochter der min ! waar zult gij eenen Vriend vinden, getrouwer voor uw hart, gereeder tot uwe hulp, bekwaamer om u de lasten van het huislijk leven, meer en liever, te helpen draagen, om u befcherming , genoegen en troost te bezorgen , om u te verkwikken onder uwe bezigheden, om u allerleie aangenaamheden te ver- fchaffen ? Mogelijk , zegt gij : waartoe deeze trekken , zo fchoon en lief op het papier ; maar misfehien weinig op aarde te vinden ! Ach , bedroeft mijn hart niet door eene  l6 BEKOMMERING. eene zodanige bedenking ! In hoe menig Vaderlandsch Huis ben ik geweest, waar ik het, tot mijne uiterfte vreugd, dus gevonden heb. Onze Natie is , over het algemeen , wel bedorven , maar niet geheel , en , geloof mij , zelfs minder, dan nabuurige Volken. Er zijn nog veele gelukkige Huisgezinnen ; doch meest onder den deftigen Burger/land. En, ware dit zo niet, wat zou er van ons worden? Zo gelukkig kunt Gij ook lecven. —— Ik gaf er u hier eene korte tekening van , om den god van uw leven vuurig te danken voor zijne gunstrijke beftemming omtrent u beiden , en u zeer te bemoedigen tot het beginnen van nieuwe, u nog vreemde pligtoefeningen. Zeer gewigtige zaaken wagten indedaad op u, en zij moeten u eigen worden. Ziet er egter niet al te zeer tegen op : want ik wil ze u , van den aangenaamften kant, vertoonen , het welk zo vaak vergceten wordt , en dat aan dwaasheid of aan ondankbaarheid omtrent de godlijkc fchikking moet toegekend worden. Of waarom zouden wij altijd met een donker oog op het moeilijke zien , en het ligte , het genoeglijke uit ons gezigt verliezen ? Neemt mij tot uwen leidsman , en laat mij u-vrolijk aanvoeren tot eene blijmoedige, kloeke en getrouwe beoefening van uwe pligten. Dan zal voorzeker het bezwaarlijke, aanmerkelijk , verligt worden : uwe donkere en bevreesde voor- uit'  BEMOEDIGING. 17 uitzigten , waarfchijnlijk nog niet geheel verwonnen , zullen klaarer worden , en nieuwe geneugten in een meer en meer opgehelderd verbezigt , zich aan uw oog vertoonen. Gelukt mij dat (en waarom zal ik 'er aan twijfelen?) hoe veel zal ik dan op uwe harten gewonnen hebben , en hoe lief zal mij die winst zijn ! Dat weet Hij, die mijn hart kent! Hoort dan, overdenkt en fpreekt thans veel van deeze waarheid , wanneer de zoete woorden der min , afloopende, een gewigtiger gefprek vorderen. In al den ernst van mijn hart verklaar ik u , op de plegtigfte wijze , dat de Maatfchappij veel , oneindig veel aan u gelegen ligt: want uwe verbindtenis moet, gewis, tot haar nadeel of tot haar geluk afloopcn. De ftaat van u beiden, van uwe toekomende Kinderen , en van uwe Dienstbooden moet dermaate worden iugerigt, dat het Geluk des ganfchen Vaderlands daardoor fteun krijge, en niet, dat hetzelve daardoor afneeme. Verkiest dan de beste wijze van leven , en de gewoonte zal u dezelve het vermaaklijkst en gemaklijkst maaken. Hadt dit plaats in alle Vaderlandfche Huisgezinnen , geene Zon zou zulk een heerlijk Land befchijnen, geene Maan ooit donker over ons ondergaan. Bedagten alle Hoofden der Huisgezinnen zodanige fchoone uitkomsten, hoe zouden zij zich , indien 'er Vaderlandsliefde, zo hoog geroemd, maar zo B weinig  jS plaats van het geluk. weinig gekend of beoefend , in hunne harten woonde , hoe zouden zij , zeg ik , zich verpligt oordeelen, om daartoe, algemeen en met den kloekften ijver, mede te werken, temeer, daar het Evangelie ons niets anders gebiedt ! Maar, noch de welvaart van de ganfche Maatschappij , noch het bijzonder Geluk van uw Huis zijn niet te wagten , ten zij 'er eenige vaste fchikkingen gemaakt worden, waarbij gij onveranderd zult moeten blijven. En welken kunnen of moeten 'er gemaakt worden ? Geene anderen, dan die u, dan die uwe Kinders, en uwe Dienstbooden gelukkig zullen doen keven, in zo verre naamelijk, als deeze onvolmaakte Waereld dat zal toelaaten , ik meen , in vergenoeging , in vrede, in liefde , in eensgezindheid , en in blijdfehap. Zo men dan deeze dingen in uwe wooning niet brengt , waar zal men ze dan elders zoeken en aantreffen? Men fpoore het Geluk na, waar men wil; maar men zal het nooit buiten zich zelve n vinden, fchoon veelen dat vermoeden. Is het in uw huis wél gefield, dan zal alles wél zijn ; zo niet, dan zal men u moeten beklaagen , maar niet kunnen helpen. Gelukkig, dat gij dit heil met zwaare kosten niet van verre hebt te haaien. Het is niet gelegen in hooge geboorte, in rijkdommen, in aanzien , in vermaaken of in andere dingen : want dan waren de armen en geringen , welken den grootflen hoop  gelijke geluksver.deelinc-. IQ hoop des Menschdoms uitmaaken , doch bij god in gelijken rang met de Koningen der Aarde ftaan, waarlijk te beweenen. Neen, de Heer der Waereld is oneindig goed, en zijne barmhartigheden gaan over alle zijne werken. De geringen en onvermogenden kunnen het huislijk Geluk zo wel , en , zo 't fchijnt, zelfs ligter verkrijgen, dan de aanzienlijken en magtigen; ja, wat meer is, geen Schepfel op aarde heeft de kragt, of het gezag van hun zulks te kunnen beletten. Welk eenen zoeten troost geeft dat aan het geheele Menschdom! — Ik beken , dat hinderpaalen hier in den weg ftaan; maar juist daarom is het huislijk Geluk des te grooter, des te aangenaamer. Dan hier is de vraag , of alle jonge Echtgenooteu genoeg daartoe zijn voorbereid? Moeten zij niet meer weeten , dan rijklijk den kost te winnen, veel te kunnen verteeren, en ook veel te kunnen nalaaten ? Moeten de Zoonen alleen een weinig van een beroep, en de Dochters flegts iets van de keuken, doch alles van de Waereld kennen ? Moeten de Dienstbooden alleen hijgen , zonder gevoel van liefde , naar eenen hoogen loon ? Bejammert die oorden des Vaderlands , waar de pragt verwijfdheid , ledigheid , lust tot vermaaken , zwier , verftrooing en onrust heeft voortgebragt; waar de trek tot den arbeid verdwijnt; waar, zo er iets gedaan moet worden, een ander dan tot hulp moet bij> B a fpriu-  40 GEBREK AAN KENNIS. fpringen; een ander, dié het of niet ter harte neemt, of er nog meer bij wint, dan hij verdient. Daarenboven, kent men de vaste regels der lichaamlijkc en zedelijke Opvoeding ? Is men zo af keerig van malle toegeeflijkheid, als van noodeloozc geftrengheid ? Weet men de waare manier , om zo wel de vermogens van het verftand te ontwikkelen , als het hart deiKinderen te bellieren ? Zal men Dienstboodeu kunnen leiden met wijsheid, en regeeren met zagtheid ? Is men gehard tegen den dag des onvenvagten tegenfpoeds , en ziet men kans , om veele waereldfmerten , die niet afgekeerd kunnen worden, rustig te draagén; of zo niet, weet men de beste hulpmiddelen vaardig daartegen aan te grijpen ? Staat men ten vollen overreed , dat , waar geen Godsdienst geëerbiedigd wordt , waar geene Deugd op hoogen prijs ftaat, waar geene Liefde alle Huisgenooten te zamen verbindt; maar waar nijd, haat, twist en vijandfehappen heerfchappij oefenen, het waar Geluk aldaar geene wooning kan vinden ? — Hoe gelukkig is het voor U , mijne jonge Vrienden! dit volkomen te weeten, en, aangaande het eerfte, wel eenige lesfen te willen ontvangen ! En mogten zij, die hierin te kort fchicten, hunne misdagen erkennen , tot inkeer komen, en zo gelukkig worden, als zij waarlijk kunnen zijn ! Dit zou in alle flegt gefielde, of kwalijk beftierde Huisgezinnen de beste  AFNEEMENDE VERVOERING. 2i beste omwending aanbrengen; dit zou treurige harten doen opluiken , en eenen onbedenkelijken fteun aan het Vaderland geeven. — Dan, welke zijn de beste voorfchriften , vraagt gij mooglijk , om een toeneemend en duurzaam Geluk in het Huwelijk te verwagten ? Pligt en Mefde gebieden hier, eenigen u, openhartig, te noemen , welken geene verftandige en deugdzaame Lieden zullen tegenfpreeken. Gij denkt misfehien : „ Onze eerfte vervoeringen der liefde , de eerfte bekoorlijkheden , welke thans, in den aanvang des Huwelijks , den ganfehen geest ingenomen hebben, moeten, het geheele leven door , voortduuren ; en welk een Geluk op aarde zal dat geeven ! " Dan , gij dwaalt in deeze meening; en de ondervinding zal het u leeren. 't Staat u wel vrij , dit genoeglijke, zo lang het u beiden mooglijk is, te genieten , te bewaaren, en het ontbreekende aan te vullen ; maar , wanneer de hette uwer liefdedrift afneemt, en eene koeler bedaarder genegenheid derzelver plaats inneemt , befchuldigt u zclven dan niet van eene ontijdige onverfchilligheid, of waant niet, dat uw ongeluk als dan zal beginnen. Gij zult indedaad alleen verliezen het geen gij niet magtig waart op den duur te behouden. Nieuwheid verrukt ons ; maar hartstogten behouden niet altijd haare hoogten. De toon der verrukking kan niet beftendig duuren. Aandoeningen geeven geene vastB 3 heid  £2 GELIJKE G E A A R T H E I D. Leid van geest. Elkanders bekoorlijkheden mogen dan in uw oog verminderen; maar ziet toe, nu moet fchoonheid van geest dat fchijnbaar gebrek vergoeden. De befchaaving van het Hart en de voortreffelijkheid der onderlinge Deugd moeten, van dag tot dag, bevalliger in beider oog worden. Hebt of verkrijgt dan gelijkheid van fmaak , en gij zult gelijkheid van geneugte proeven. Niets is gevaarlijker, dan het denkbeeld, dat uwe liefde wegwijkt , of dat gij, elders en buiten elkanders gezelfchap, gelukkiger zoudt kunnen worden. Dit laatite geneesmiddel is erger , dan de kwaal ; en de waare liefde , Ik herhaal het , is niet gelegen in 't geweld der vervoering. _ Mogelijk zijt gij beiden bedugt , daar gij nog geene ondervinding hebt van de volkomen gelijkheid uwer gemoedsgefleldheid, welke men u gezegd heeft édne van de voornr.amftc vereischtcn tot eenen gelukkigen Echt te zijn , dat een nog bedekt verfchil zich in volgende tijden zal openbaaren. Maar laat mij u vraagen, of de Helling „ Eene volmaakte eenftemmighèid geeft een volmaakt gelukkig Huwelijk" wel indedaad doorgaat? Zegt mij, wanneer twee vrolijke en tevens zorgelooze Echtgenooten met eikanderen verecnigd zijn, zullen zij beiden niet oordeelen volkómen regt te hebben tot hunne vereenigde of afzonderlijke verinaaken , zo lang tot alk hunne middelen verfpild zullen zijn? Wan-  GELIJKE OVEREENSTEMMING. Wanneer twee opvliegende Lieden eikanderen de hand geeven , zal het dan wél gaan, zo zij , bij de minde beuzeling, ten gelijken tijde , in gelijke hevigheid tegen eikanderen opnaait ? Wanneer twee droefgeestigen te zamen huwen, zullen zij dan eikanderen opbeuren bij den minden tegenfpoed ? Neen, zij zullen tot eene gelijke moedeloosheid vervallen, en door eene gelijke fmert verflondcn worden. Dus ziet gij , dat de gemelde deliing mank gaat, en dat duizend Huisgezinnen ongelukkig zouden weezen , zo eene volkomen eendemmige gemoedsgedeldheid in de Echtgcnootcn plaats hadt. Maar is er dan geene overeendemming, vraagt gij mooglijk , noodzaaklijk ? ja ; maar zij moet eene deugdzaame overeenkomst van neigingen zijn. De Wet van 's Huwelijks wijzen Indeller heeft deeze, en niet geene bevoolen. Eene min volkomen zamcnftemming reikt dus toe , wanneer er degts eene gezindheid des harten wordt gevonden , om zich naar elkandereu te fchikken , en eikanderen te verbeteren. Gij vat, dat ik eene deugdzaame overeenkomst van neigingen genoemd heb : want komen er twee bij elkanderen , niet anders droomende dan van aardfche zaligheden , en merken zij, na het kwijnen der dronke min, eene mindere overeendemming, dan zij verwagt hebben; ja komen' er , bij het afleggen van de voorige waakzaamheid over zich zclven , feilen voor B 4 den  24 ONMIN VOORKOMEN. den dag, te vooren niet gezien, niet geloofd , niet vermoed of niet gekend, wat is het gevolg, wanneer Godsdienst, deugd, beleid, infchikkelijkheid en geduld ontbreeken , om alles te regt te brengen, en de waare liefde te behouden ? Maar zijn er verftand en deugd, is er eene waare genegenheid, dan zullen, aan beide kanten , de fterkftepoogingen gedaan worden, om, ondanks de verfchillende denkwijze, neigingen en driften, elkanders Geluk op vasten voet te houden; om, hoe bezwaarlijk dat ook moge fchijnen ra het oog van anderen, allen ijver, alle vaardigheid , alle welmeenendheid in het werk te dellen, op dat men, door toegeeflijkheid en zagtheid , alle onzalige verwijderingen voorkome; en het wijken der zuivere liefde zoeke te beletten. Ziet daar edele , noodzaakelijke, deugdzaame; maar voorn, denk ik, noodelooze poogingen. Bij u zal de een , eene onvolmaaktheid in de andere befpeurende, zeggen: „ Ook ik ben zeer onvolkomen !" De ecu zal willen denken, gelijk de andere denkt: de een begceren wat de andere verlangt: dat den eenen verheugt zal ook de andere verblijden: dat den eenen bedroeft zal ook de andere doen lijden : gij zult het kleinfte kruimken broods, den laatflen droppel waters gelijkelijk willen deelen, of de een zal het willen misfen, op dat de andere het geniete. Eiken last des levens, elk verdriet met eenen gelijken fchouder te draagen, of dat alleen  EENERLEI OOGMERK. 25 alleen te ondergaan, op dat het teder hart des anderen geene droefenis hebbe : alle mogelijke flruikelblokken, waarover een ander zou kunnen vallen, bij tijds, eer ze vernomen worden, uit den weg te ruimen : nooit te walgen van elkanders gefprekken of gezelfchap : nooit te hunkeren naar de verkeering met vreemden : nooit verftrooingen te kennen, veelmin dezelve te zoeken : nooit te denken: „ Het ware mij beter geweest eenen anderen Man, of eene andere Vrouw in de Waereld aangetroffen te hebben : " ziet daar waarlijk deugdzaame , waarlijk edelmoedige inzigten en neigingen; en dus waarlijk gelukikige Echtgenooten , twee , hoewel verfchillende Zielen, tot ééne Ziel gevormd. — Wanneer gij voorheen fcherp gezien hebt op de Huwelijken van anderen, hebt gij, mooglijk hier of daar, eene openlijk bezwijkende Trouw vernomen , en, te midden van uwe vreugd, komt thans, onverwagt , deeze bedenking in u op: ,, Ach, indien ik eens zo ongelukkig ware, dat de liefde van mijnen Man, van mijne Vrouw, hoe vast thans aan mij gehegt, verdoolde! dan zou de rust , het genoegen , de vreugd van mijn leven voor altoos verlooren , en de val van mijn tegenwoordig, mooglijk ook van mijn eeuwig Geluk , ja misfchien ook de val van mijn Huisgezin daar zijn ! ö Mij rampzalige , zo het een of ander , en nog meer , zo alles mijn lot mogt weezen!" Wat zal ik u op deeB 5 zen  26 WANDAADEN. zen rrcurigen inval antwoorden ? Gewis, geene Verbindtenis is er op aarde bekend , zo naauw , zo teder , zo gewigtig , als die van twee gehuwden ; des kan er geen grooter onheil hun overkomen , dan wanneer de trouw van den eenen, of van de andere wankelt, of invalt. Voorzeker men moet Adderen , wanneer men van zulke misdaaden hoort. Zugt naar verandering moge het ganfche Menschdom eigen zijn ; en de indrukfels van grooter bekoorlijkbeden mogen foms eenen ftorm waagen op het hart van eenen Echtgenoot; maar wie ftaat meest voor eenen val bloot ? Gewis hij, die eene rijke Vrouw genomen heeft , zonder haar waarlijk te beminnen , en dus alleen uit eigen belang , om rijkdommen te verkrijgen, om ruim en gemaklijk te leeven, om aanzien ih de Waereld te ontvangen, of om zich uit veele fchulden te redden: gewis hij, 'die , wuft en los van zinnen , te vooren gewoon was in eenen hoerenfehoot te flaapen, en met eerbaarheid den fpot te drijven: hij, die gewoon was met verdoolde gezellen zich te verlustigen , en geene Deugd , geenen Godsdienst , als alleen bij naame, te kennen: een zodanige ftaat, ongetwijfeld, het eerfte bloot voor eene fchending der heiligde Verbindtenis. Of moet het ons als eene vreemde zaak voorkomen , dat in een verwilderd waereldschgezind hart, waar de liefde niets meer dan een fchijn is , koelheid en  W Ij K E M D E LIEFDE. a^ en onvcrfchilligheid omtrent eene Echtgenoote , kort na het geflooten Huwelijk, oprijzen; dat 's Mans achting voor haar valt ; maar dat die val tevens oorzaak is, dat haare genegenheid voor hem zeer aanmerkelijk vermindert, vooral wanneer zij nu begint te zien deszelfs te vooren bedekte gebreken, en de redenen, die hem drongen, om haar zijne hand te geeven , zonder het gefchenk van zijn hart daarbij te voegen ? Meermaalen gebeurt het, dat zij , genoegzaam bemerkende de buitenfpoorigheden van haaren Man, hoe zorgvuldig geheim gehouden , oordeelt, dat ook aan haar zulke buitenftappen, ter wraakneeming van het haar aangedaan onregt, vrij ftaan : ten minften zij flaat, ook eindelijk, denzelfden weg in. Dus leeven zij, zonder een grein van het waare huislijk Geluk te kennen, en gaan , ten laatsten, beiden bevlekt, bezoeteld , fchuldig , en eikanderen verdorven hebbende , in eene voor hun woeste Eeuwigheid over. Wij willen ook toegeeven, dat Mannen zelden Vrouwen overtreffen in getrouwheid en in eene volkomen overgeeving aan de echtelijke liefde; doch dat hunne wandaaden meer verhooien blijven, ja, werden zij ondekt , zo veel opziens en verfoeinge niet baaren bij eene onregtvaardige Waereld. Dan , hoe gelukkig is het egter, dat de grootheid van het zedebederf de waare trouw tusfehen de Echtgcnooten nog niet heeft kun-  2.8 weggenomen vrees. kunnen wegdringen uit de huizen onzer deftige Vaderlandfche Burgeren, en zelfs niet bij veclen eener laage klasfe ! Gij , waardige Vriendin ! vcrzugt moogelijk nog eens , heimlijk, wegens de opgehangen treurige tekening, en herhaalt : „ Ach, zo dit mijn lot in de waereld ware ! " Dan , nam uw Echtgenoot u niet uit zuivere genegenheid ? Kan zijne liefde voor de Deugd uwe bekommering niet wegneemen ? Mag zijne hoogachting voor den Godsdienst u geen waarborg voor zijne trouw zijn ? Is er eenige reden , om uw ftil hart door zulke ontijdige angften te beroeren ? Durft gij niet vertrouwen op god, op den Leidsman uwes levens ? Zult gij met uwen Echtgenoot niet altoos vuurig bidden , dat gij beiden het zalig pad der eerbaarheid , tot het einde uwer dagen, bewandelen moogt ? En zult gij dan op de bewaaring van den Almagtigen niet mogen hoopen ? — Laat derhalven zodanige bevreesdheid uit uwen geest verbannen worden: want, indien zij er lang in geduld wordt , zal , ik weet niet, welke droefgeestigheid zich in uw hart vast zetten , en nadeelige gevolgen kunnen hebben. Of is niet het lang en veel denken op dit akelig ftttk, uwen Echtgenoot onregt aan te doen ? Zoudt gij verlangen , dat hij zich ook, door dergelijke gedagten omtrent uwe trouw, liet flingeren ? Gij voelt de kragt van alle deeze aanmerkingen; gij erkent eene  GEBREKEN. up eene overrompeling van uwen geest; gij bloost; het is genoeg , dus geen woord meer van deeze zaak. — Maar, de menschlijke Gebreken, zo verfchillende en zo veele in getal , moeten ook geene beletfels aanvoeren ter verftooringe van uw huislijk Geluk : want deeze bedenking, welke in uwer beider harten kan opkomen , zou eene andere vrees u kunnen aanjaagen , vooral , wanneer gij daarbij overweegt, welke gevolgen de ontdekte gebreken Ibms zouden kunnen hebben. Dan, ik bidde u,daar gij beiden zeker weet onvolmaakte Menfchen te zijn, en gewis de blijken daarvan in eikanderen vinden zult, neemt toch dat woord niet in eenen harden zin. Of zijn menschlijke gebreken onverbeterlijke kwaaien , vaste voortekens van eenen rampzaligen Echt ? Wie toch heeft u dat geleerd ? Indien dat woord zo moest opgenomen worden, kon er indedaad geen gelukkig Huwelijk op aarde gevonden worden : want hoe gebrekkig is het ganfche Menschdom , hoe onvolkomen zijn de besten onder hetzelve ! Bedenkt , bedenkt toch , en dankt uwen Hemelfchen Weldoener , dat gebreken verzagt , geheeld, verbeterd en herfteld kunnen worden. Deeze lieve waarheid zult gij immers niet lochenen, daar de Ondervinding, reeds langen tijd, u dat gezegd heeft. En hoe magtig, hoe gewillig is Hij, die deeze aangenaame verbetering door zijnen Geest u geleerd en  30 GEBREKE N» en beloofd heeft! De weg, die daartoe leidt, is dan niet zo moeilijk , als men denkt : de middelen zelve, welke aangewend moeten worden , zijn zagt en lieflijk. Van uwe zijde worden oplettendheid en moed daartoe vercischt, en wat er verder noodig is belooft u de heilige Godsdienst. Wat wilt gij meer ? Of kan en zal die niet genoeg toereiken? Verbetering zal elks eerfte doelwit, elks ernstige pooging moeten zijn , na de ontdekking van eenig ding, dat men een gebrek noemt. Ik zou u niet willen raaden, dezelven, op de zorgvuldigfte wijze , te bedekken. Waarom zoudt gij, die nooit veinzen wilt , dezelve aan eikanderen niet durven openbaaren ? Wilt gij niet weeten , dat gij een Mensch zijt ? Is bedekking geen blijk , dat gij het vertrouwen op elkauderen i'chendt of verbreekt ? Moet er aanleiding tot eenige navorfching gegeeven worden ? En weet gij niet, dat, wanneer men elkanderën moet gaan befpieden , eene foort van vijandfehap in het hart indringt ? Belang en liefde roepen u tot openhartigheid, tot bekentenis van uwe feilen , en hoe aangenaam zullen de gevolgen zijn ? Wanneer gij eene zodanige edele bedoeling , naamelijk eene waare verbetering , in uwen Echtgenoot , of hij in u , zijne beste Vriendin , befpeurt; wanneer gij de volkomenfte onwilligheid om fcherpe berifpingen aan te wenden gevoelt; wanneer gij  VERBETERING. gX gij de waarnèeming van den regten tijd in hem fcefpeurt; wanneer gij de zagte pooging van een ftil beleid, op eenen meêwaarigen en teerhartigen toon, ontdekt, dan zal de liefde voor zulk eenen Echtgenoot of Echtgenoote grootIijks , op nieuw , ontvlammen , en gij zult god danken, dat hij zulk eenen braaven Man, of eene zo tedere en welgezinde Huisvrouw u gegeeven heeft. En zal, de waare verbetering , als dan, ongelukkig kunnen uitvallen ? Ten zelfden tijde zal er veele moeite befpaard kunnen worden , naamelijk , gij zult niet behoeven naauwkeuriglijk te onderfcheiden, wat waarlijk een Gebrek zij , of angstig zoeken, uit welke oorzaak hetzelve zij voortgekomen. Zeer veelen moet men toefchrijven , (en hoe gaarne doet men dat niet ?) aan onkunde , aan vooroordeelen , aan voorbaarige driften , aan lichaamsgefteldheid (Temperament) aan de gevolgen van eene verkeerde Opvoeding. En heeft men zeer gemakkelijk dat gevonden , zo zal, bezit men maar eenige Menfchenkennis, het eene gebrek anders , dan het andere, behandeld moeten worden. Intusfchen zullen zeer veel medelijden, zeer groote zagtheid, en zeer ruime toegeeflijkheid hier eene plaats mogen vinden. Tederheid gebiedt zulks. Gedenkt daarbij , hoe dikwijls het gebeure , dat twee weldenkende en welgezinde Echtgenooten de beste inzigten in dezelfde zaak hebben; maar dat  g2 VERSCHILLEN. dat elk dezelve uit een verfchillend oogpunt befchouwt. En zijn ze beiden dan niet lofwaardig, hoewel één van hun, onweetend en tegen zijnen wil, dwaalt ? Zo lang als er dan geene drift bijkomt,/om de zaak uit te voeren, gaat het wel , en de liefde verliest nog niets. Evenwel het tij dffcip van gevaar is gekomen , en men behoort naauwkeurig op zich zelven acht te geeven. Drijft het gevoelen van één van beiden boven , en zal men de uitvoering naar zijne meening beginnen, dan kunnen de fpranken van ongenoegen zich ligt vertoonen bij de andere; maar, oogenbliklijk, moeten zij verdrukt worden. Dus kan men verfchillen: de een, die mogelijk de zaak best vat, geeft toe , en men leeft gelukkig voort. Ziet men foms bij de flegte uitkomst, dat de toegeevende het ftuk best begreepen heeft, zo zal deeze zich daarop niet verhovaardigen of verwijtingen doen hooren ; en de ander zal wel zijn onregt gevoelen , maar niet openlijk bloozen , of zijnen misdag erkennen zonder vergifnis te vraagen. Wat weet de Liefde van hovaardij, verwijtingen of vergeeven in dat dag van zaaken ? — Verbeteren ! ja dat verlangt, dat begeert , dat gebiedt zij. Gaarne opent zij de oogen, om te zien, welk onkruid in elks akker groeie , en hoe er dat uit te plukken met eene onverbiddelijke hand. Gelukkigst kan men daarin flaagen, zo men let, in welke deugden de  NAVOLGING. VERTROUWEN. 33 de ander met ons gelijk ftaat , of ons daarin overtreft, om alzo den anderen nabij te komen, of in uitmuntendheid te boven te gaan. Dan, wil men woorden fpaaren en berispingen agterlaaten, die dikwerf moeilijk binnen de paaien der gemaatigdheid zijn te houden, zo blijft er nog een andere zagter weg open , naamelijk, die van navolging in denken en doen. 't Gaat vast , dat hij, die een ander lief heeft , niet ajlcen in 't fpreeken deszelfs woorden volgt; maar ook dat hij deszelfs manier van handelen overneemt. Zulk eene uitwerking heeft de Liefde , en hoe wél kan dit hier ten goede aangelegd worden ! Elk behoeft dan niet meer dan een goed voorbeeld te geeven , en daar dat, alle dagen, onder het oog valt, kan dit zagt werkend middel voortreffelijker en magtiger uitwerking hebben , dan voorbijgaande leeringen , welker geduurige herhaaling foms verveeliug baart. — Hier komt nog iets bij, dat eenen fter'ken fteun aan de kragt des voorbcelds zekerlijk zal geeven , ik meen het zoet vertrouwen op elkanders welmeenend hart en deugd. Dit lief vertrouwen, deeze aangenaame gerustheid is de ziel dos huislijken Geluks. Wijkt dat, dan is de edelfle, Man voor zijne Vrouw , en de braaffle Vrouw voor haaren Man niet meer, dan eene vreemde is. Of aan wien zal men zijne gedagten , zijne zorgen, zijne bekommernisfen , zijne vooruitzigten en C  34 VERTROUWEN. DIENSTVAARDIGHEID. geheimen beter openbaarcn , dan aan hem of haar, aan wien ons heel hart gefchonken is, en op wien wij 't meeste ftaat kunnen maaken ? En waar zullen ook onze geheimen beter bewaard kunnen worden ? Al wat de een doet en de wijze, op welke hij zulks doet, zullen ook altoos aangemerkt worden als het beste werk, als de gefchiktfte manier, om dat men geen gebrek aan vertrouwen op clkandereu heeft. Dit zal ook altijd voorkomen allen fchaadelijken argwaan , en geene woorden , fchoon dubbelzinnig , zullen in eene kwaade plooi opgevat worden. De volkomenfte rust zal, daarenboven, in elks gemoed plaats hebben , en zwaare bekommernisfen zullen uit uwe wooning vlugten. ó Dat dan dit allernuttigst en alleraangenaamst vertrouwen nooit iets te lijden hebbe , nooit eenige vermindering moge ondergaan .' Waakt daartegen met alle kragten , en gij beiden zult door de ondervinding leeren , van hoe veel gewigt deeze raad is. — Eikanderen naar de oogen te zien, en het verlangen van het hart daaruit te raaden; op de eerfte klanken van een verzoek op te vliegen om er aan te voldoen , kent gij nu in den volden zin. En , mogelijk , zegt gij beiden thans , mogt deeze dienstvaardigheid tot ons onderling geluk blijven, daar wij zijn te zamen gekomen , om de lasten des levens eenpaatfglijk te draagen! Zo men zich dit  DIENSTVAARDIG II EI rj. dit altoos herinnerde , zou het vaardig toe-, fchietcn geene vermindering ondergaan. Maar de genegenheid zal gevaar loopen , wanneer de een, zo hij de andere kan helpen, het aftobben der andere koelzinnig aanziet. Het is waar, dat de Man de Vrouw niet kan te hulp komen bij de behandeling der Kinderen ; en dat zij haaren Man niet kan bijftaan in zijn be-t roep , ten minsten zeldzaam ; maar er zijn gevallen , die uitzondering lijden. Men zij dan niet te loom tot elkanders verligting , wanneer goede gelegenheden zich aanbieden; en zo anderen voorkomen, waarin de onmagt de handen bindt , dan zal de liefde door eert beklag alles goed maaken, en de wil voor de daad genomen worden. 'Nog minder zal de genegenheid eenen krak krijgen , wanneer de dienstvaardigheid zich tot kleinigheden uitbreidt: want hij, die tot geringe djenften ge? reed ftaat, zal niet fchoorvoetende aankomen, als er groote en zwaare lasten moeten yol? voerd worden. En waarom zou men deeze bijzonderheden over het hoofd zien, wanneer zij iets kunnen toebrengen tot bevestiging van bet huislijk Geluk ? — Voorzeker dat moet jiiet geftoord worden door armzalige twisten, oorzaaken van zwaare Schuddingen , gelijk zovaak bij onverflandigen en liefdeloozen gebeurt, Dan , zo gemeen als dit is, te meer fnoef daartegen gewaakt worden, Algemeen c s um  3*> TVVISTEN. leert de ondervinding, dat beuzclingen meestal de eerfte aanleiding tot dat kwaad geeven , hetwelk zo dikwerf eenen treurigen nafleep heeft. Hoe is het mooglijk , zegt gij nu , dat eene groote verwijdering kan voorvallen bij twee harten , die met zo fterke afkeerigheid van twisten te zamen kwamen ; die eene zo vuurige genegenheid voor eikanderen gevoelden ; die zelve niets meer verfoeiden , dan kijven om nietigheden , ftilzwijgen, zuur zien , verkoeling , zich ftooten aan eiken fleen, na de eerfte eene tweede nieuwe kijvagie , eikanderen uit den weg te gaan , of het huis te verhaten , en niet , als laat in den avond, terug te kecren , onverzoend naar bed te gaan , en zonder- fpreeken wederom op te ftaan : ziet daar de wrange vrugten , die aan llegte hoornen groeien. Niemant wil dan de eerfte zijn, die fchuld erkennen, of tot de verzoening zal komen: men pruilt eenige dagen, en de vrede volgt niet, dan na dat de driften bedaard zijn, wanneer men bloost, om dat het zo verre geloopen is. ó Ongelukkige verwijdering, zult gij zeggen, ó zwak menfehenverftand , ó verkoude liefde , ó bezwijkende trouw , 6 opgefchorte deugdoefening ! Waar is de fchoone Rede , waar de Godsdienst , waar de oude genegenheid ! En waarom de twee eerften niet bij tijds te hulp geroepen , en der laatfte zo groote verkoeling toegelaa- ten?  xinderlooze echt. 37 ten? Waarom de driften niet met geweld beteugeld , en zich tegen den opkomenden ftorm met kloekheid verzet? Helaas, hoe zwak is het menfchenkind, dat toorn tegen toorn (lelt, en niet denkt , dat ftilte en zagtmoedigheid de wapenen wegnecmen uit de forfche hand der oploopendheid en gram- fchap ! ö Dat zulk een duistere dag niet over u opgaa ; dat zulk eene dwaasheid nooit eenen aanval op uwe harten doe ! Zijt des bezorgd , om de eerfte verkoeling deibedaarde liefde met geweld af te keeren , en de blijgeestige eensgezindheid met de grootfte zorgvuldigheid te bewaaren. Eindelijk , het fchuilt in het donkere , of uw Echt zal gezegend worden met Kinderen. Indien dat niet gebeurde , zou uw huislijk Geluk daarom geheel wijken.? Uw verlangen naar dezelven zal niemant wraaken , daar de Schepper deezen trek in u gelegd heeft , en gij tot dat einde , te zamen gekomen zijt. Maar , indien deeze zegen , of eenen langen tijd , of voor altoos , agterbleef, zoudt gij beiden dan een oordeel van god daarin leezen ? Zou dit eene geweldige fchok aan uwe anders lieve zamenwooning geeven ? Zoudt gij daardoor in eene fteeds duurende droefgeestigheid of kwijning ftorten ? Zou, de een de fchuld daarvan op de andere we/jsen ? Zou dit ongeval de andere zegeningen C 3 van  3" kinder.looze b c h t* van uwen god bitter maaken ? Zijn er *ee* ne gewigtige oogmerken in de beste regeering der Waereld , waarom dat genoegen u nic? gegceven wordt? Of zult gi, onvergenoegd, verdrietig en boos zijn , om dat uw hemel! fche Vader goed is ? Denkt aan eene naar Kinderen te driftig verlangende Vrouw van den ouden tijd , die tot haaren Man durfde peggen t geef mij Kinderen , of ik fterf | Haare begeerte werdt vervuld : zij Verkrees ze; maar gij, die haar in zodanige drift gelijk ftaat , denkt aan dezelve : want zit Verkreeg ze ; maar , helaas , zij ftierf ten feelfden tijde ! En , zoudt gij tot zo duuren prijs Kinders mogen of willen koopen ? Ziet daar, mijne waarde Vrienden.' eene befchouwing van den nieuwen ftaat , waarin gij getreeden zijt , doormengeld met eenig< aanwijzingen , die de verftooring van uw huislijk Geluk kunnen tegengaan. Zij zijn Voor u gefchreeven , onder dat beding , dat ook anderen, zelfs de geringde Vaderlanders, ONTDEKTE GEBREKEN. mij om ééae feil zal veroordeelen ? Kon ilc niet eenen Echtgenoot , die nog veel erger is, aangetroffen hebben? Heb ik wel genoegzaam onderzoek naar den inborst "mijner Echtgcnoote gedaan ? zo niet , waarom befchuldige ik dan niet mijne voorige achteloosheid ? Maar nu, daar klaagen niets herftellea kan , dat ik er mij door redde , ook den onvolmaakten mensch beminne, en zwijg*, daar god mij ia deeze kruisfchool leeren kan. Welk eene zaligheid , zo ik door wijsheid en deugd den gebrekkigen mogt verbeteren! wel aan, dit zal ik beproeven tot den laatflen adem mijns levens." Regtfchapen taal , den wijzen en deugdzaamen waardig! Maar, de fmert gaat hooger; ftel eens, er openbaart zich geen enkel gebrek ; maar waare ondeugden , onverftandige jafoerschheid , gierigheid, Borschheid , nijd , grillen , heerschzugt, cifchen tot laage onderwerping, mij bloot te ftellen aan dc verachting der waereld , of twistziekte. In zulk eenen donkeren ftaat moeten Reden en Godsdienst ons redden. Tragt allereerst , te midden uwer verflaagenhcid , alle uwe bedaardheid te bcwaaren. Dit valt wel zeer moeilijk ; maar het is zeer noodzaaklijk. Zoek door zagte , doch fpaarzaame lesfen eene wending in het gemoed voort te brengen. Helpt dat niet, en wordt het kwaad nog erger , wagt een beteren tijd af. Maar  VER.LEEGEN STAAT. £7 Maar vraag, intusfchen , u zeiven: ,, Ben ik zelf oorzaak , dat ik in deezen ftrik gevallen ben? Heb ik te vooren buitenfpoorig geleefd, zo dat ik nu eene regtvaardig vergeldende Voorzienigheid moet erkennen ? Heb ik anderen verleid , of heb ik mij laaten verleiden , en komt mij deeze ftraf nu t'huis ? Dat ik dan zwijge , mij vernedere , de verdiende fmerten erkenne , en verlange in deeze kruisfchool verbeterd te mogen worden ! " — Maar zie toe , en mishandel nooit uwen Man , uwe Vrouw , om 't flegt gedrag , in toorn, op dat het ongelijk niet kome op uwe zijde. Beter is het zagt te handelen, en alle uwe pligten te vervullen , om te beproeven, of men den dwaalenden daardoor niet tot inkeer kunne brengen, ten minften om een gerust geweeten te bewaaren. Maak uw ongeluk vooral niet openbaar: het beklag deF Waereld kan uwen ftaat niet verbeteren. Begeert egter het gemoed eenige ontlasting; zij gefchiede heimlijk in het hart van eenen getrouwen Vriend of Vriendin , die zwijgen kan. Maar Kinders moeten niets van dat alles weeten, of zij trekken partij ; noch Dienstbooden , of zij laaten hunne achting voor u vaar en. ——i Wapent u in alle gevallen tegen indrukfels, die vreemde perfoonen op uw hart zouden kunnen maaken. Argwaan is een kanker in het hart, en ontrouw het toppunt van ellenD 5 do  58 ARGWAAN. de in het Huwelijk. Wanneer een vreemde u meer vleit , dan gij dagelijks van anderen hoort, met welken gij verkeert , of wanneer hij zich zeer flerk van zijne beste zijde vertoont, u-eest dan op uwe hoede. Mijdt zulke perfoonen. Een vreemd vuur, te nabij komende, fan een hart, dat anders geheel zuiver is, omïteeken. Laat alle indrukfels van uiterlijke bekoorlijkheden , zo dra gij ze merkt, met geweld verbannen worden. Maar ziet niet minder toe , dat gij, op losten argwaan , door een laag wantrouwen , elkanders eerlijk hart niet beleedigt. Verdenking is zelfs zeer gevaarlijk. Zo dra zij gemerkt , wordt , kan de flaapende verdorvenheid omtrent iemant, die ons anders onverfchillig is, wakker gemaakt worden , en het is niet ta voorzien , welke wraak de gehoonde , door drift vervoerd, foms zou willen neemen. • Tegen perfoonlijke begaafdheden en deugden kan men geen goud opweegen , of het wordt te ligt bevonden. En daar het zeldzaam is, dat elk juist even veel ten Huwelijk aanbrengt , moet een rijk Man , die eenen arme Juffer neemt , of eene rijke Dame, die eenen weinig bezittenden Echtgenoot kiest, zich niets , uit hoofde van het geld , laaten voorHaan , of waanen daardoor eenig gezag over den anderen verkregen te hébben. Moet eene fober bedeelde Vrouw de flaavin des rijken Mans  ONGELIJKE BEZITTING. 50 Mans zijn ; of kan de rijke zijn aangebragt goed nog zijnen eigen fchat noemen , daar hij, bij het Huwelijk , zijn geheel hart, met de helft van zijne bezitting , aan zijne Vrouw heeft gefchonken ? Men zij in dit ftuk altijd voorzigtig: eene rijke Man of Vrouw fpreeke nooit van de aangebragte groote bezitting, dan alleen om het vermaak uit te drukken, dat men daardoor eenen braaven Heer of Juffer deelgenoot van een ruim beflaan heeft kunnen maaken ; maar hij of zij , die minder toebragt , fpreeke ook nooit met kleinachting van den fchat des anderen. Dit bedenke men altijd: een arme, die zijn hart aan eenen rijken geeft, fchenkt hem meer , dan tonnen gouds ; en die veel gelds aanvoert, brengt nog het geluk niet mede. Altoos vondt ik het kinderagtig, na het voltrokken Huwelijk , te vraagen : wie zal 't geld in handen hebben? Maar is dan het geld zulk een groot goed ? Is het niet edelmoedig , reeds vóór de trouw, eikanderen openhartig te zeggen wat men heeft ? Geeft de Man aan de Vrouw eene kleene fomme tot de huishouding , dan verlaagt hij haar , of verdenkt haare trouw, en ftelt ze in eenen gelijken rang met zijne dienstbooden ; nog erger zou het zijn haar rekenfehap te laaten doen. Waarom zal zij niet, zo wel als hij, eenen vrijen toegang tot het geld hebben ? Het zal haar ten minften een  öo vier groote pligten. een ongemeen genoegen geeven te zien , dat haar Man haar dat ten vollen vertrouwt. Laat ons nu overgaan tot andere pligten , welke den waaren fteun van een Huisgezia uitmaaken, en den meesten bloei van hetzelve zullen bevorderen. Met veelen wil ik u niet overlaaden., flegts vier zal ik noemen , naamelijk Eendragt, Werkzaamheid, Orde en Spaarzaamheid. Waar deezen gemist worden daar daalen de Geflagten; maar waar zij woonen, daar is gods zegen. En hoe lief is mij de herinnering, dat ik veele Huisgezinnen met weinige goederen, doch waarin de vier genoemde dingen gekend werden, het veel verder heb zien brengen, dan anderen met groote rijkdommen! _ Allereerst noemde ik de Eendragt of den Vrede , om dat zij den eerden rang bekleedt, of de grondfteun is , waarop alle andere dingen rusten. Wie kan toch zich eenig Huisgezin , als gelukkig , verbeelden , waar Eendragt en Vrede gemist worden ? Al waren alle tijdelijke omftandighcden. nog 90 gunffig , de rijkdommen zeer groot , het aanzien hoog verheven , en de magt ongemeeten , indien onder het dak geene Eendragt , geene Liefde , geene Eensgezindheid wonnen , hoedanig is dan daar het huislijk Geluk? Liever gevlugt uit een Paleis, vol van tweedragt , naar eene heide in eene ligt opgeflaagen arme hut, waar zo weinig fr, dat de  B E N D R A C T. $1 'ie deur geenen grendel behoeft, en waar men, gelijk een te bedde liggende Man in een huisje op de Veluwe, het hoofd van daar uitfteekende, tot de ingekomen dieven, kommerloos , zeggen kon : ,, Vrienden , als gij alles zult onderzogt hebben , trekt dan , heenen gaande, de deur maar agter u toe !" Dit onwaardeerbaar geluk der rust is door den goeden Vader der Menfchen niemant ontzegd. Was het aan den rijkdom , aan de eer , aan de magt verknogt , hoe ongelukkig zouden dan de geringen en de armen zijn ! Leeft gij eendragtig , dan zullen Kinders en Dienstbooden u navolgen : zo niet, de eerden zullen meestal de zijde van hunne Moeder kiezen, en de anderen zullen u heimlijk verachten en befchimpen. Ik zwijg alle andere gevolgen; gij kunt ze ligtlijk opmaaken. Dit zij genoeg. Wie, die in dagelijkfche twisten leeft, kan zich met een hul hart tot de Eeuwigheid bereiden , of zich vermaaken met de gcdagte: „ Daar zal ik , onafgcfcheiden , met mijnen Man, of met mijne Vrouw , in de volkomenfte eensgezindheid, altoos leeven!" Maar hoe dan de Eendragt best bewaard ? Indien ik u honderd Boeken tot dat einde moest fchrijven , zou ik u niet meer kunnen zeggen , of geene betere middelen aan de hand geeven, dan de uitmuntende paulus in vijf verfen (i Kor. XJUI. 4—8) gedaan heeft. De bioote lee-  6s werkzaamheid. leezing van dezelve moet elks hart bekoorcrt' maar'de geduurige overdenking, en nog meer de naarftige beoefening zal u de beste voor- deelen geeven. Aan de Eendragt moet Werkzaamheid verknogt zijn. Echtgenooten ! eilieve ftaat hier één oogenblik ftil , en befchouwt de ganfche Schepping, eene verlustiging , zo dikwerf door mij u aangepreezen. Allerwege zult gij Werkzaamheid vinden , eii hoe edel is zij! Groot, verbaazend groot is het Huisgezin van Menfchen en Dieren , van Vogelen en Visfchen , van Infeclen en Planten; en wat behoort er niet tot die algemeene onderhouding ? De Ahnagtige weet het alleen volkomen, en werkt , in elk tijdftip , tot aller genoegen en bewaaring. Hierdoor betaalt de Aarde dagelijks haare fchatting: door zijne liefderijke zorg levert zij alles aan O , aan millioenen fchepfelen. Maar zult Gij beiden dit , alle dagen , met eene verbaasde en dankende verwondering zien , en het uwen Kinderen en Dienstbooden op de markten der Steden , op de velden en akkers des platten lands , of in uwen hof aanwijzen , terwijl uwe handen werkeloos bij het lijf neerhangen ; terwijl gij kwijnt in eene logge ongevoeligheid , of verzinkt in eene u ontzenuwende traagheid ? Weet gij niet , dat de arbeid een beter hulpmiddel is tegen de verdrietelijke kwijni„g , dan de uitgezogtfte vermaa- ken ?  TIJDVER.VEELING. è% ken ? Tijdverveeling verdrijft de nuttige blijgeestigheid , verwekt gevaarlijke verlangens, baart zielsonrust , en eene geduurige verftrooing van zinnen heeft ongeregelde begeerten ten gevolge. Als de vermaaken der Waereld wat lang duuren , verveelen zij op het laatste , om dat onze ziel moede wordt van dezelfde voorwerpen telkens vóór zich te zien verfchijnen; of om dat men door dezelfde aandoeningen niet meer zo fterk en zo lief getroffen wordt. En dit is de reden, dat ledige Grooten, telkens door oude vermaaken vermoeid, andere moeten verzinnen , en zelfs tot kinderagtige vervallen. Ik heb in mijn leven eenen tijd, doch gelukkig! maar éénen zeer korten tijd gekend , waarin ik meende, dat mijn arbeid ten einde was , en niet wist wat te beginnen. Toen ondervondt ik, hoe • zeer hij te beklaagen is, die bekaden gaat door het moeilijk gewigt van zijnen ledigen tijd; en ik verlang niet, dat een zodanig uur ooit wederkome. Overweegt daarenboven, dat de Naarstigheid niet alleen aan alle min vlijtigen een uitmuntend voorbeeld van navolging geeft; maar ook eenen magtigen invloed heeft op de welvaart der Maatfchappij. Blinkt deeze niet helder , waar werkeloosheid niet gekend wordt? En wanneer alle leden van dezelve zich moedig vereenigen tot den arbeid, dan verneemt men geen gebrek, geene ar-  *4 NAARSTIGHEID. ARBEID; armoede , geene fmerten, en hoe veel minder' ondeugden? Of lijdt niet het Vaderland door elk lui en werkeloos Huisgezin, 't geen na alle befchaamdheid te hebben afgelegd, eindelijk van het vermogen der rijken begeert te leeven ? De ijverige befteedt tijd en kragt tot zijn werk, is lustig, vrolijk, en heeft altijd goeden moed. Hij bemoeit zich niet met onnutte dingen, met het befpieden van zijnen naasten ; maar doet goed , wanneer anderen kwaad doen, en durft in nood zeer veel geeven wanneer een werkelooze geen penning kan misfen. Loopt hem iets tegen, te meer fpant hij zijn vernuft en kragten in, om het te boven te komen , en , naar gelange het belang van het werk is, neemt zijne kloekheid toe. De rust is, daarenboven, nooit zo lief, dan wanneer men de handen vol werks heeft. En ik oordeel, dat het vermaak van den arbeid één van gods grootfte gunstbewijzen is, zo wel als ééne der duidelijkfte proeven van zijne Goedheid: ja, in verfcheiden' pligten van het leven fchiet men te kort, niet door gebrek aan vermogens ; maar door gebrek aan werkzaamheid, door onagtzaamheid. En wat vervrolijkt meer , dan de afwisfeling van allerlei arbeid ? Geftaadige gelijkvormigheid van werk geeft verdriet; zij baart eene foort van fmertende ongeduurigheid: men is niet te vrede met zich zeiven ; men wordt eigenzinnig, loom ,  werkzaamheid. 65 loom , en het werk wil niet van de hand. Hierom zoek ik, zo dra dat van mij bemerkt wordt, eenig ander werk , indien het niet vóór de hand ligt, en de verandering van arbeid geeft mij dan eene uitfpanning en eenen nieuwen moed. Nu, dankt god, dat hij u beiden menigvuldige onderfchciden , en fteeds afwisfelende bezigheden in de Waereld heeft opgedraagen, tot aan het einde van uw leven, om u, langs deezen zoeten weg, deugdzaam, vergenoegd , vrolijk en gelukkig te maaken. En hoe aangenaam zal elke avond van uw leven zijn, als gij zult overzien de volbragtc bezigheden van den dag ; als één van beiden , door de flipte volbrenging van zijnen pligt boven de andere zal hebben willen uitmunten; als één van beiden, na eene korte afweezigheid , wederkeert, en , zonder gevoel van hoogmoed , aan den avondmaaltijd verflag doet van zijne uitgevoerde zaaken ! Hoe fmaakelijk zullen dan zelfs de eenvoudigfte fpijzen zijn , hoe opgeruimd , hoe vrolijk uwe harten, en hoe lief, hoe gerust uw flaap! — Eene waarfchouwing behoort hierbij gevoegd te worden, ik meen, uwe Werkzaamheid moet niet, gelijk die van fommigen, eenen verkeerden loop neemen, bij voorbeeld, zij werken eenen geheelen dag, en voeren niets uit: zij bemoeien zich met kleinigheden, en laaten de gcwigtigfle zaaken agterftaan : zij befleeden E gee-  66 WERKZAAMHIID. ORDE. geenen genoegzaamen tijd of kragten aan een werk, en het blijft dus gebrekkig: zij willen veele dingen te gelijk, en egter allen even goed doen; doch dit mist: zij willen alles op hun gemak doen, en loopen dus over zeer veele zaaken heenen: zij arbeiden; maar gevoe■len geen waar genoegen in denzelven : zij willen , uit louter trotschheid , boven anderen uitmunten ; doch moeten daarom voor hun onderdoen : of zij werken , maar verkeerd : want daar zij voor huis en kind, voor 't beroep en de dienstbooden moesten zorgen , leezen zij ineen boek van geen belang,of flijten den tijd met beuzelingen. Gij begrijpt volkomen hieruit , dat elke werkzaamheid de waare werkzaamheid moet zijn, en dus is dit genoeg. —tr Laat ons nu het derde bezien, ik meen de Orde, zo lief en zo bekoorlijk, als nuttig. Toen ik, voor de eerstemaal van mijn leven, dat uitmuntend gezegde las „god is etn god van vrede , dat is , fan orde" begreep ik niet, 't zij door gebrek van verftand , 't zij door onagtzaamheid , de fchoonheid van die fpreuk. Laater toen ik er iets van gevoelde, bloosde ik, en veroordeelde mijne onaandagtigheid: dan ik ftondt verrukt , wanneer ik derzelver waarheid in de groote Schepping, in het algemeen beftier der Waereld, en in den Godsdienst zo verwonderlijk ontdekte en zag uitblinken. Orde, zei-  orde. 67 zéide ik, in den hemel en op aarde; Órde in de gefteldheid der lucht en faaifoenen; Orde in winden en ftilte ; Orde in de Verdeeling van zee en land; Orde in bergen en valeicn; Orde in de bevolking der zuid- en noordlijke Landen; Orde in gebooren worden en nerven ; Orde ook in dieren en vogelen; Orde in visfchen en infeclen; Orde in planten en lieenen; met éért woord, Orde in alles! Hierdoor ftaat alles op zijne plaats. Het een belemmert het ander niet. Elke zaak heeft haaren tijd, haare bedoeling, haare nuttigheid en haare uitwerking. Welk eene verbaazende proef is dan niet deeze Orde van gods Magt, Wijsheid en Goedheid ! En hoe zeer moeten wij ons verwonderen , dat zo Veele millioencn onderfcheiden dingen ia zo weinige fchoone woorden ,, god is een god Van orde" konden uitgedrukt worden ! Dan^ deeze Orde in 's Scheppers groote Huishouding geeft ons den Volmaaktften regel aan de hand, naar welken wij alles in onze kleine huishoudingen moeten inrigten. Maar , zegt gij, wat is dan Orde voor ons ? Ik antwoordde , dat zij zodanige fchikking is , volgens welke gij en uwe Huisgenooten alle uwe zaaken indiervoege moet regelen , dat zij altijd op de beste wijze afloopen tot de meeste volmaaking van uw Geluk. En hieruit volgt, dat dan ook uwe talrijke bezigheden, op E 2 eene  68 o r d é. eene gelijke wijze, tot het algemeen geluk van het Huisgezin moeten ingerigt worden en uitlooopen. Dit bepaalt zich niet alleen tot alle groote verrigtingen ; maar ook tot de kleinfte , dewijl ook de laatften veelal niet weinig toebrengen tot den goeden uitflag der grooten, ja zelfs de grondflag van dezelve zijn. Men heeft fonnnige Menfchen , door dezelve te volgen, veele en verbaazende dingen in de Waereld zien uitvoeren, en het gefchiedt nog, hetwelk niemant kan begrijpen, dan hij , die Weet wat Orde is. Gelooft niet, dat men met dezelve gebooren wordt: want zij is eene vrugt van veele verflandige overdenkingen , van veel ovcrlegs , van taai geduld , van rustlooze vlijt. Gebruikt dan deeze middelen, en maakt u deeze Orde volkomen eigen. Leert ze eerst voor u zeiven, en laat ze daarna alle uwe Huisgenooten van u leeren. Brengt derhalven alles , wat in uwe wooning is , in Orde , bewaart het daarin , en vangt niets aan zonder Orde. Nooit vondt ik iemant, die dezelve afkeurde, of voor wanorde durfde pleiten, hoewel hij er in leefde; maar zij behaagt alle Menfchen. Waarom? om dat zij allen Schepfels zijn van den god van Orde, welke hij in derzelver aart gelegd heeft tot de nuttigde einden. Dus zal Orde, gelijk zij alles in dc groote Schepping fchoon en bevallig maakt, ook  ORDE. GO ook liet meeste fierfel aan uw Huisgezin geeven. Zij zal elks werk en de plaats van elk ding juist bcpaalen ; zij zal voorkomen dat bitter verdrietig zoeken , 't geen ons zo kwelt, wanneer wij door onoplettendheid iets verlegd hebben: zij zal u leeren elke bezigheid wél te beginnen, kort en met genoegen door te zetten , en daarop gelukkig te eindigen. Duizend Menfchen voeren weinig uit, hebben verdriet in hun werk, verbeuzelen hunnen tijd , gcraaken niet tot hun oogmerk, vervallen zelfs tot allcrlcie dwaasheden , en worden ongelukkig, alleen om dat ze de Orde niet kennen. Ook zal deeze Orde u voorfchrijven hoe groot uwe verteei ingen, al of niet, mogen zijn ; wat men al en niet kan bezuinigen ; wat voor- en nadeelig is voor uwe gezondheid , met één woord , zij zal uwe welvaart zeker behouden , en zorgen, dat uw Huisgezin niet te gronde gaat. Dat dan alle uwe daaden blijken geeven van uwe geregeldheid in uw denken en in uw doen , in uwe meubelen en kleederen, in uwen arbeid en in uwe rust, met één woord, in alles. Laat mij, na zo veel gezegd te hebben van de Orde , nu tot de laatfte Deugd, ik meen de Spaarzaamheid, komen , waarop zij den hoogden invloed zal hebben, en die volkomenlijk regelen : want de Orde zal deeze laatfte tusfehen twee fnoode vijanE 3 din-  70 SPAARZAAMHEID. dinnen plaatzen, tusfchèh Gierigheid en Verkwisting, om haar bevalliger in uw oog te maaken , en fchooner te doen uitblinken. Of kan Orde de eerste beminlijk voor u maaken? De heele Waereld veroordeelt haar; doch de vrek juicht alleen zich zclvcn toe. Hij leeft arm , om rijk te derven. Hij bekleedt zich met veele vodden , en zijne Erfgenaamen zullen deszelfs beste kleederen aan den bedelaar geeven. Hij flapclt zijne fchatten op , doch zijne Nakomelingen zullen ze verkwisten. Hij wil lang leeven, om maar meer te bcfchaaren ; maar daar hij het noodige niet durft gebruiken , ondermijnt hij zijne gezondheid , en flerft lang vóór den ouden dag. Hij durft geeiien duiver uitgceven, zonder dien agtmaal aangezien , gezugt en omgekeerd te hebben; maar élke duit zal hem zijne vrekheid verwijten. Niets meer van hem ! Gij verdraagt niet , dat ik den Gicrigaart volkomen tekene. Verkwisting , zeide ik , wordt , door de Orde , aan de linke zijde cler fchoone Spaarzaamheid geplaatst, hoewel zij gemecner is in onzen tijd, dan de Gierigheid. Maar gij zult haar ook verfoeien , om dat een Verkwister de waarde der godlijke zegeningen niet berekent, of dezelve dikwerf tot begunstiging zijner ondeugden aanlegt, en dus tot zijn nadeel bedcedt, terwijl de noodzaakelijkc uitgaaven , veelal , daardoor belemmerd worden. Zijn voorbeeld is  VERKWISTING. V Is verleidend, en hij flecpt dikwerf anderen mede in het bederf, terwijl de zugténde arme niets van hem kan ontvangen , daar hij in ééncn avond meer verteert , dan er noodig is, om denzclvcn , eene geheele maand lang, te onderhouden. Laat mij niets meer hiervan zeggen , dan alleen dit. Een enkel Mensch kan zich nog al fchikken naar den tijd, en van den arbeid zijner vlijt leeven; ja hij kan zich het gebrek, de vernedering, en de verachting der Waereld, is hij buiten fchuld, grootmoedig getroosten; maar wanneer een Verkwister Vrouw en Kinders heeft , en duidelijk befpeurt , dat de Huishouding door zijne dwaaze vertceringen aanmerkelijk is terug gegaan , en nog gaat , ondanks al het ilooven zijner Echtgcnoote , en bij aan den toekomenden dag niet durft denken, ja de krijtende armoede met fterke fchreeden tot hem ziet naderen, hoe is hij dan te moede ? Hij wordt' eerlang , dat voorziet hij, een prooi van elks verachting, van verdwecnen troost, van eene geflooten vriendenhand , en van ftille verwijtingen , welke hij in het treurig oog zijner onfchuldige Vrouw , en in de traanen zijner Kinderen zal leezen. ó Welke ijsfelijke tijden ! Wendt uw oog van hem , en van elke Vrouw , welke met haaren Man daarin gelijk ftaat. Liever worde dat geflaagen op de edele Spaarzaamheid. Zij berekent naauwkeurig de E 4 waar-  72 SpAARZAAMIIElD. waarde der dingen , en wil geene onbeda-nzaamc buitenfpoorigheid , noch het indringen eencr overweldigende pragt dulden. Zij weet het Huisgezin , al neemen de Kinders in -etal toe, en al kost de Opvoeding, hoe langer te meer , gemakkelijk (taande te houden "en durft eenen kwaaden dag gerust afwasten Onnoodige uitgaaven vermijdt zij , om° he£" ontntfpreeklijk zoet vermaak te hebben van meer te kunnen weldoen, en van ellendige» te "dden. Gij, hoop ik, zult dat genoegen in eene ruime maate ondervinden: want die geen mededogen , geen weldoen kent , is onbekwaam om eenige vreugd te ftnaaken. Wanneer er dan , in uwe buurt, eene arme Weduwe met Kinderen ; een gebrek lijdend maar min bekend , 0F fchcaaI bedee]d M » bmten fchuld ongelukkig geworden ; een Mensch, die door het onregt veracht of vérdrukt wordt ; een naarftig Ambagtsman , die wel eer betere dagen beleefde; een Oude van jaaren , die niet meer werken kan ; wanneer zodanigen, zeg ik, i„ uwe buurt woonen of li elders bekend zijn , denkt dan , dat Mildaadigheid nooit iemant tot armoede gebragt heeft. Kloppen zij aan uwe deur , handelt met wreed, noch zet hen af met de hoop van weer te mogen komen. Durven zij niet ontbiedt hen ; maar laat een Dienstboode het aalmoes met overgeeven, noch de gift kennen.  JUII-D AADIGIIEID. SCHULDEN. 73 nen. Geheime Mildaadighcdcn , aan ellendigen gedaan , zijn zo fraai , als verborgen' belecdigingen verfoeilijk zijn. Dan, geeft altoos op eene beleefde wijze : want met een verfmaadend gelaat iets uit te reiken, maakt de gift treurig , en bitter voor een gevoelig hart. Daarenboven heeft de ongelukkige zeer dikwerf een vermaan , een vertroostend of aanmoedigend woord noodig; en, al gaat het boven uw vermogen den ftaat des armen geheel te verbeteren, bezorgt hem egter eenige vervrolijkende oogenblikken door uw lieftalig gefprek. Duizendmaal heb ik geleerd , hoe gemaklijk het veeltijds valle , de fmerten van lijdende Menfchen te verzagten , en welk gevoelig hart kan dat nalaaten ! Dan, Orde en Spaarzaamheid zullen u nog een ander vermaak geeven, geheel van het gemelde verfchillende , ik meen dat gij uwe fehuldenaars , ten eerften , zult kunnen voldoen. Moet men het uitftellen daarvan , het geen in fommige oorden des Vaderland gewrcldig verre gaat , een verzuim , eene flordighcid, of waarom niet liever eene waare ongeregtigheid noemen? Het is, indedaad, treurig, dat geene fchulden vaardiger voldaan worden , dan kaart- en dobbelfchulden ; maar het is fnood iets te koopen , dat men gezind is niet , dan na verloop van jaar en dag , te voldoen ; den ambagtsman te laaten werken , E 5 en  ■ 51 74 WA NEE TAALING. TEGENSPOED, en deszelfs loon onder zich te houden ; den winkelier goederen te laaten leveren , en hem pnbekwaam of magteloos te maaken, om zijne Kooplieden tc voldoen, of, met zijn geld, geld te winnen. Nooit moet jenunt , die voor u arbeidde , tweemaal te vergeefs aan uwe deur kloppen. Een daglooncr moet geen penning misfen ; liever moet gij hem meer geeven : zijn zweet wordt zelden genoeg betaald. Voorts moeten alle Lieden , die voor li werken , minnelijk van u behandeld werden ; en gij behoort van niemant aftegaan , ten ware dat men u bedroogen hadt. Langs deeze wegen zal uw huislijk Geluk zagtkens voortgaan , hoewel het foms eenen onvoorzienen en ouvcrmijdelijken floot kan krijgen , zonder eigen fchuld , door duizend toevalligheden , die niet te noemen zijn. En wie zou zich in deeze Waereld eenen onafgebrooken voorfpoed kunnen belooven ? Ziet rampen vooruit, ten minften (preekt er van : want dan zult gij beter gehard zijn tegen d.czelven , wanneer ze aankomen. Heeft uwe Vrouw, als dan , geen kragts genoeg , om den drukkenden last te torsfen , hoewel men dikwerf in zulke gevallen eenen grooteren moed bij Vrouwen , dan bij Mannen , vernomen heeft, ftel dan alles in het werk, om haar te verligten , en verkrop liever uwe bekommering of fmert, dan haar teder hart nog meer  tegenspoed. 7S rncer te bezwaaren. Bedenkt, dat het klaagen v/el eigen is aan Menfchen , maar dat de ongelukken daardoor niet verbeterd , veel min weggenomen worden. Vermijdt alles wat Uwer beider finerten zou kunnen vergrooten. Grijpt eenen kloeken moed , en verzoet de bitterheid des kelks, welken gij drinken moet, door verflandige en opbeurende gefprèkken , hoedanigen de Godsdienst u genoeg zal opleveren : voorts zal het vertrouwen op god, en het gebed u geene geringe gerustheid geeven. In zulke gelegenheden is het ook overnuttig, gemeenzaam te zijn met eenen Leeraar , die vaardig is om ü te hooren , en gaarne met u lijden wil , door wiens mededogen en raad uwe wonden veel gebalzemd , en uw vervallen moed Merk opgebeurd zal worden. Gewis , ik ben gewoon onder de aangenaamheden van mijn leven te tellen , dat ik duizend zwaarigheden heb mogen verligten , en duizend neêrgeflaagen harten vertroosten , en opbeuren. Vrienden en verkeering kunnen des ook te ftaade komen; maar dit worde bij dee-r ze gelegenheid tot eenen algemecnen regel gemaakt ,, uwe Vrienden moeten geene moeilijke Vertroosters zijn" en allen , met welke gij ooit gemeenzaam verkecren zult , moeten lieden zijn, uitfleekende in verftand , in opregtheid, in medelijden, deugd en Godsdienst, op dat uw goede naam daardoor winne, en gij, ten  t6 BEZOEKEN. GEZELSCHAPPEN. ten zelfden tijde , zo veel gedicht , als vermaakt en vertroost moogt worden. Men heeft gezegd , en het is zo , dat algemeene Bezoeken niet gegeeven worden uit yriendfchap , maar uit vrees voor vijandfehap • en dat er veele gezelfchappen zijn , waarvan de Banketbakker , de flagter , de wijnkooper en de kaarsfemaaker de meeste voordeden trekken. Veel liever wil ik , dat uwe Vrienden u dikwijls komen bezoeken , mids zij u geene ongelegenheid aandoen , of den tijd ontdeden: want daar in alle plaatzen onzes Vaderlands , en vooral in de Steden , Menfchen zijn , die niets om handen hebben , en het droevig verveelen des ledigen tijds zoeken te ontgaan, hebben zij de fchaadelijke gewoonte doorgedrongen van duizend nuttelooze bezoeken aan anderen te geeven , waarin zij , onder den fraaien fchijn van het deel , dat zij in uwe gezondheid neemen , komen vraagen naar uwen weldand en met u wat praaten. Dan, over welke dingen? uuren lang over het dads- en couranten - nieuws ! Eene fchoone doffe , het redelijk Schepfel zo veel waardig, als het ondeugend is iemant den tijd te ontneemen, welken geen Engel ons geeven kan. Tegen zulken onbefchaafden indrong der overweldigende mode hebben veelei, niets beters gevonden , dan eene andere mode , en niet t' huis , of er is belet , te zetten. Zijt des niet  KWAADSPK-EEKEN. 77 niet zo wreed van u fchuldig te maaken aan tijddieverij , en vooral overloopt uwe Vrienden niet : want een zeldzaam bezoek is zo aangenaam, als de regen na eene lange droogte ; maar dikwijls herhaalde bezoeken worden zo lastig, als de zwaare regens , die alle dagen vallen. Het kan gebeuren, dat iemant vijandig tegen u of uw huis worde , alleen door onkunde, door misverftand , door oorblaazers , door leugenaars , door nijd , of andere oorzaaken , hoewel gij van niemant kwaad {preekt , en zelfs het wezenlijk kwaad, wanneer niets u ter ontdekkinge verpligt, verzwijgt; hoewel gij niemants voorfpoed benijdt of belemmert, en zelfs opregt, welmeenend en gedienftig met hem omgaat ; maar draagt dat onregt lijdzaam , wanneer gij eene kwaade opvatting niet uit den weg kunt ruimen , noch de oude liefde herftellen. Gedenkt, dat het niet in uwe magt ftaat iemant tot genegenheid te dwingen , als hij u niet wil beminnen. Zich in 't geheel niet te bekreunên , wat iemant van ons zegt of denkt, is een teken van zotte laatdunkendheid. Gij kunt zorgen , dat aanbrengers verzwijgen 't geen vijanden van u zeggen , op dat uwe rust er niet door geftoord worde. De voldoening uwer nieuwsgierigheid daarvoor te koopen is voorzeker een al te duure prijs: en zich daarover te wreeken zou kiuderagtig zijn.  ft aanbr.encen, zijn. Sommige lieden meenen u dienst te doen, of zelfs hunne genegenheid voor u te toonen door u veel aan te brengen. Inde» daad, zij zijn eene zeer lastige foort van Menfchen ; maar, om er u in eens van af te maaken , is het best hun te vraagen (en volgde men dit algemeen , hoe ras zou de Maatfchappij van die vermoeiende lieden ontflaagen zijn!) of zij, in de tegenwoordigheid der befchuldigers, hun woord zouden willen ftaan* de houden ? en zo niet , moet men hen het zwijgen opleggen , en , als eerloozen en laf* hartigen , wegzenden. Dit kort hulpmiddel werkt het beste. Indien gij beiden met uw Huisgezin braaf zijt , en , zonder opfpraak, loflijfc leeft, zullen zelfs de onbillijkcn u den lof van eene geregelde deugd niet weigeren, Hoe gelukkig is het , dat uw welzijn niet van het oordeel der Menfchen , maar van god afhangt ! Dan , hoe voortreffelijker uw huisbeftier is ingerigt , te meer hebt gij den nijd der boozen te wagten. Maar , zo gij wijs zijt, zal dat hen meer, dan u, kwellen , en de fnaterende tong zal ras moede worden. Intusfchen klaagt nooit bij allen , welken gij ontmoet, over uwe vijanden, zo gij geen lust hebt derzelver getal te vermeerderen. Al dat verveelend klaagen is ook geen blijk van een groot verftand , of van eenen kloeken moed. Vertrouwt alleen op uwe onfchuld , en gelooft,  v ij a n d e Ni 79 Jooft , dat de laster geen meer verdriets gevoelt , dan wanneer men er geen acht op Haat. Volhardt in denzelfden trein van leven , en zorgt niet. god en de tijd regtvaardigen alles. Vergeet, intusfchen, niet het ioflijke, dat anders uwe vijanden mogten hebben , te blijven waardeeren : zij mogen dat weeten: want dikwerf gaf het aanleiding, dat zodanigen tot andere gedagten kwamen. Maar de hardnekkige kwaadaardigheid uwer haateren moet nooit zegepraalen over uwe goedwilligheid. Hoe onverzoenlijker zich iemant vertoont , met des te meer zagtmoedigheid moet men hem behandelen. Wordt nooit driftig, zelfs nooit onbeleefd tegen uwe vijanden. Als kwaadheid en drift hen bezielen, laat u dan nooit met hen in. Menfchen van een flegt karakter worden best door verachting beftraft , en lasteringen ras genoeg wederlcgd, als men er, in het geheel, geen acht op Haat. Laster drukt wel veel tedere zielen ; maar niets moet en kan er haar beter tegen harden , dan de overtuiging van dien niet verdiend te hebben. Intusfchen zijn Vijanden niet altoos geheel fchaadelijk : zelfs zijn zij foms onze groote weldoeners. Vleiers verbergen voor ons onze feilen, en Vrienden verzagten dezelve, of durven ze ons niet zeggen ; maar vijanden beloeren ons met arendsoogen , onderzoeken naauw , en vinden ge^ bre-  SO BLOEDVER WAN* TEN. BUUREN. breken , die wij niet zouden bemerkt hebben. Geeft dan acht op het geen zij omtrent u aanmerken, en hebben zij het wél getroffen verbetert u op (taanden voet. Het is eene waare , doch treurige zaak , dat alle vijandfchappen van Bloedverwanten gemeenlijk de hevigfte en onverzoenlijkfte zijn. Indien gij dat ook mogt ondervinden , kunt en moet gij niet anders doen, dan ze te verzagtcn, wanneer gij ze niet kunt voorkomen , door dezelfde middelen , naamclijk , door dienstvaardigheid , verdraagzaamheid , opregtheid, befcheidenheid , goedhartigheid en vergeevensgezindheid. Dan het geen , waarin Vrienden te kort fchieten, zullen uwe Buuren moeten vergoeden ; en zijn zij braaf, dan moogt gij het van hen vertrouwen. Gij zult dus wél doen, goede en welmecnende Buuren hoog te achten , nooit hen onverfchillig te behandelen; maar met de uiterfte minnelijkheid te bejegenen , al waren ze van eenen laagen rang: want gij kunt in gevallen komen , waarin eene oogenblikkeüjke hulp gevorderd wordt, die men , zonder de ongelegenheden te vergrooten , niet zo ras van veraf woonende Vrienden kan ontvangen. Maar overloopt hen niet , of gij hebt hetzelfde van hun te verwagten, en zult uwe vrijheid verliezen. Eene al te groote gemeenzaamheid is nooit aan te raaden : want zij kon u, naderhand s ligt verdrie-  BUUREN. GEDULD. Si drieten ; maar eene gemaatigde verkeering is zeer aan te prijzen. Befpiedt nooit hun doen of laaten ; en dan zullen ze ook niet ligt uwe gangen nagaan. Vertoornt hen niet , op dat zij u geen kwaad mogen doen, of laaten zitten, wanneer gij hen volftrekc noodig hebt. Weigert hun, zelfs geene kleine, diensten , en doet hun den minften overlast niet aan: want de onbeleefdheden , zelfs van groote Heeren of Vrouwen , heb ik , meermaalen, door geringe Buuren , duur genoeg zien betaald zetten. Ook is het fchandlijk , dat rijke Menfchen meer eerbied toonen voor vermogenden, dan voor armen, of voor lieden van eenen zeer laagen rang. En zal er nu , na reeds zo veel gezegd te hebben , nog iets meer hierbij gevoegd moeten worden ? Alle- deeze pligten kunnen niet beoefend worden , dan met veel geduld en zagtmoedigheid. Door beiden zult gij alles overwinnen , uwe oogmerken zekerer bereiken , verdrietelijkheden voorkomen , kleine gebreken over het hoofd zien, groote met zagtheid berispen, alles goedaartig behandelen , eigenzinnigheid laaten vallen , morren verbannen , door aanhoudend herhaalen vaardigheid in alles verkrijgen , en niet ligtlijk onder eenigen arbeid bezwijken. —— Daar hebt gij dan de bronnen van het huislijk Geluk; en nu ftaat het aan u en aan anderen hetzelve te genieten onder het oog van F den  Sa PLlfiT der RIJKEN. den Vader der lichten. En hoe aangenaam , hoe bemoedigend voor elk Mensch, den minsten en laagften niet uitgellooten , dat hij het genoeglijke daarvan kan verkrijgen , en mag fmaaken ! Maar deeze zegen van god volgt niet, ten zij men kloeklijk zich tot alles zette , en niemant denke daarvan ontflaagen te zijn. Een rijke waane niet, dat god hem alleen in zijne Waereld geplaatst heeft , om een deel zijner inkomften te verteeren ; dat hij het leven geniet , louter om dwaasheden en ijdélheden te bedrijven ; dat hij vrijheid heeft, om zijnen tijd te vernielen, kragten te verteeren , of anderen te bederven; eindelijk, dat hij zijne dagen alleen mag doorbrengen in vermaaken , zwier en gezelfchappen, en daardoor veele anderen ontftigten. Neen. Hij leeft voornaamelijk voor anderen , en , heeft hij duizend gelegenheden , om meer vermaaken door weldoen te genieten , dan hij zelf van het geen , 't welk hij gebruikt, hebben kan , zo bedenke hij , dag aan dag , wanneer hij niet behoeft te werken, gelijk een daglooner: ,, Wat nut kan ik heden , op nieuw , door mijne goederen of gaaven aan anderen doen! " Maar wat toch zou hij , nevens alle magtigen en aanzienlijken , zijn , wat de geheele Maatfchappij , zonder ambagten , handwerkslieden , konstenaars , landlieden, daglooners en anderen V Uf zoudt gij u niet verwaardigen  GERINGEN BEMOEDIGD. 33 gen een oog op zodanigen te flaan , die menigmaal verfmaadheid en mishandelingen van hun , die in hoogheid , trotschlijk , gezeeten zijn, verdraagen moeten, hoewel zij, in koude en hette, den kost voor hun moeten winnen ? Ik bidde u, dat gij een aandagtig oog op hen flaat , en fcherp let, waar gij beiden aan deezen en geenen, uit de ontelbaare menigte , zo Mannen als Vrouwen , zo Zoonen als Dochters, waar onder veele voortreffelijke Menfchen zijn , waare diensten zult doen , door raad, door voorfpraak , door aanwijzingen ter verbetering van hunnen ftaat, of hen door uwe goederen voort te helpen. Treedt in derzelver huizen, bezoekt ze waar ze arbeiden , verfchijnt bij hen op den akker , praat met hen , leert derzelver ftaat kennen, bemoedigt hen, en zegt: „ Braave Medeburgers ! vergeet uwe waarde niet , noch laat uwen moed vallen , om dat gij den pasfer in de hand hebt, of de fchaaf gebruikt; om dat gij aan het weefgetouw zit, of de troffel aanvat ; om dat gij den fmidshamer aangrijpt, of agter den ploeg gaat. De alwijzc en altijd algoede Beftierder deezer groote Aarde wees u deeze plaats , ook dit werk op dezelve aan , en beiden zijn ze daarom voor u de besten. Of van wien anders kwam de heerfchende trek in u op , om een ambagtsman, een handwerker, een land- een zeeman, Fa of  84 gerïngen bemoedigd» of een daglooner te worden ? Duizenden zijn er van uwe foort , en wie van u allen is er te veel of te weinig? Wie kwijnt er van gebrek , of fterft er van honger, zo hij god vreest , en wil arbeiden ? Gij maakt de verbaazende fchakel uit in het groote Huisgezin van den Heer der Waereld , welke vergaan zou , indien men u moest misfen. Gij gevoelt wel , dat uwe beroepen hunne lasten hebben ; maar de onzen gaan ook niet vrij. Dan de uwen hebben mede hunne aangenaamheden , of waarom hoort men meer gezangs onder den arbeid in eenen winkel of op het veld, dan bij ons in onze zaaien; meer god dank! ui hutten, dan in Paleizen ? Hebt goeden moed , mijne Vrienden ! en blijft bij uw beroep. Telkens uit willekeur, of om eene nietige oorzaak te veranderen, heden een fmid en morgen een timmerman, heden een metzelaar en morgen een zeeman , heden een daglooner en morgen een weever te willen zijn, heeft geene gelukkige gevolgen. Meermaalen zag ik, dat men zich daardoor in den grond hielp. Vergenoegd te zijn met den eenmaal aangenomen Hand heeft eenen dubbelen zegen. De Heer der Aarde, ik erken het, laat u wel zwaar arbeiden boven alle rijken; maar gij hebt minder zorgen : gij hebt geen verfchiet van lekkere fpijzen ; maar uw fchraal gefmeerd brood fmaakt u beter , en gij behoud:  GERINGEN BEMOEDIGD. #5 houdt vaster uwe gezondheid': gij ligt op geen dons; maar uw flaap is geruster , meer verkwikkende, en uwe kragten blijven te beter in goeden ftaat : gij gaat niet gekleed in fatijn; maar uwe grove pij dekt u veel beter: gij moet in de lucht arbeiden ; maar gij lijdt ook minder door derzelver veranderingen en ongefteldheden : gij hebt veel te doen ; maar te minder ftaat gij bloot voor vadzigheid en onlust: gij hebt weinig tijds, om andere dingen te verrigten ; maar te meer blijft gij bij uwe eigen' zaaken , en hebt gelegenheid , om den tijd hooger te waarderen : gij hoort den wind in uwe flegt gedekte en verzorgde wooningen huilen ; maar de onrust, de nijd , de hoogmoed, de veinzerij, en de vijandfchappen verfcheuren u niet : eindelijk gij hebt minder te vertceren; maar daardoor zijt gij ook bewaard tegen de zinnelooze dwaasheden der Waereld , die gij zo vaak belacht. Waarom zoudt gij dan anderen nijdig zijn, die, gelooft mij , menigmaal uwe gezondheid , uwe kragten , uwe geringe verftrooingen , uw vergenoegdheid en uw ftil leven benijden ? En indien gij minder aanzien , minder magt en heerlijkheid moogt bezitten, uwe waare voortreffelijkheid lijdt daardoor niets : het eerfte duurt flegts korten tijd, en hebt gij de Godlijke gaaven van Geloof, Hoop en Liefde, dan zult gij, in de toekomende Eeuwen, niet F 3 bene-  8(5 GE HINGEN BEMOEDIGD» beneden de Koningen der Aarde ftaan. Laat uwe grootheid hier reeds uitblinken door uwen Godsdienstijver en deugden , door eerlijkheid en naarftigheid , door oprcgtheid en kloekheid. Zoekt nooit door listige ftreeken eene kleine winst te behaalen: want zodanige winst is altijd een groot verlies. Ontrouw wordt, vroeg of Iaat, ontdekt, en uw goede naam zou er door verlooren gaan. Daar gij van eiken braaven Burger leevcn moet , behoort gij voor uwe achting te waaken , en niemant mag u zonder oorzaak verlaaten. Een braaf Man zal allcrwege gewaardeerd worden , zo om dat hij anderen den tijd niet ontfteelt, welken zij voor hun geld van hem koopen, als om dat al zijn werk goed en deugdzaam is. Zo men vraagt, waarom fommigen onder u tot armoede vervallen, zal de reden ligt gevonden kunnen worden , of in luiheid of in oneerlijkheid. De vergeldende Voorzienigheid ftraft hen om ondeugden, die niet agterhaald, noch door burgerlijke wetten en ttraffen beteugeld kunnen worden. Moet gij met of door knegten bij anderen arbeiden, zoekt zulken , die den tijd , welke hun, zo dra zij in het werk zijn , niet meer tocbe« boordt, niet verleuteren, het geen thans een zo algemeen gebrek is, en waarover zo hooge klagten aUerwege opgaan. Uw goede naam hangt veel daarvan af, en gij moet u altoos, zijt  GERINGEN BEMOEDIGD. «7 ..zijt gij bij hen niet tegenwoordig , volkomen op hen kunnen verhaten. Braave lieden zullen dat gaarne edelmoedig erkennen , en, in plaats van hun zweet te begeeren , of uwe rekeningen te beknibbelen , hen en u, ruimer, willen betaalen. Kloek arbeidende knegten moeten ook nooit fchampere redenen van u hooren , of, om eene beuzeling , met bitze woorden van u weggejaagd worden. Eene menschlievende behandeling omtrent hen moet uwe eer verhoogen. Bedekt derzelver gebreken met genegenheid; maar verzet u ook met waaren ernst tegen allerleie ondeugden , bij voorbeeld, tegen leugens, dronkenfchap, luiheid en vloeken, eene misdaad, die zo algemeen doorgedrongen is in ons Vaderland , zelfs bij de anders zo zedige en ingetoogen Landlieden , dat men zich moet verbaazen. En waar is het regte middel , om dit groot kwaad in kragt te kunnen fluiten, of te verminderen ? Voorts geeft hun werk zo lang het u maar mooglijk is. Leert hun fpaaren in den zomer, om in den winter geen gebrek te kennen. Onderfleunt hen in ziekten , en, zijn ze met Vrouw en Kinderen bezwaard , fchenkt hun edelmoedig den loon , dien zij anders daaglijks verdienen: voorzeker gij zult daarbij niets verliezen , en zij zullen u getrouwer dienen ; zij zullen ook uwe bevelen zoo flipt volbrengen , als of zij hun eigen F 4 werk  88 GERINGEN BEMOEDIGD. werk deeden , en zonder voldoende reden, uwen dienst niet ligt verhaten; of langs ongeoorloofde wegen zich willen verrijken, veel min u uwen tijd ontdeden. Zorgt tevens voor derzelver Huisgezinnen, en predikt in dezelve de Eendragt , de Werkzaamheid , de Orde, de Spaarzaamheid , en alle andere deugden, op dat het hun en u moge wel gaan in de Waereld! ,, -— Daar, daar hebt gij , edele Vrienden ! eenige trekken , van welken gij u bedienen kunt ter bemoedig inge en lecringe van braave Menfchen, in eenen lageren ftaat, dan gij , geplaatst. Hoe aangenaam zal het U beiden zijn dezelven hun te geeven, en er eenen zegen op te zien volgen : ten minsten gij wenscht met mij, dat de Vader der genade U voor duizenden in de Waereld nuttig maake , en de vergelding daarvan in de Eeuwigheid aan u fchenke! —— En nu, na zo veel gezegd te hebben, zou ik kunnen eindigen ; maar nog één zegen, of anders gezegd, één pligt blijft er overig , zonder welken al het voorige van weinig betekenis zal weezen, ik meen de Vergenoegdheid , met regt hoog geroemd, en van allen begeerd, doch van zeer. weinigen in de Waereld gefmaakt , maar ook daarom des te edeler. Gelooft niet, dat zij bij toeval gebooren wordt. Wie ze begeert te hebben, moet zijne poogingen daartoe aanwenden , en vooral de uiterfte voorzigtigbeid ia  VERGENOEGDHEID. gfl in het uitkippen der beste middelen , om daartoe te komen , waarin veelen mistasten, of niet beftendig daarbij blijven. Maar wie is vergenoegd ? Hij, die zo veel genoegen in zijnen ftaat heeft, dat hij met bhjdfchap berust in de fchikking der Voorzienigheid, zonder denzelven met eenen anderen te willen vefwisfelen , of meer te begeeren , dan hij heeft, waaruit de aangenaamfte rust der Ziel gebooren wordt. Zegt gij , hoe kan deeze rust plaats hebben in eene Waereld , welke zo vol verdrieten is ? Zeer wel, dewijl men niet door de dingen der Waereld in beroering gebragt wordt , maar door de verbeelding , welke men daarvan vormt. Dus moet gij uwe verbeelding wél beftieren, om er geene valfche voorftellen uit af te leiden. Het is des eene misleiding , dat gij geene rust zoudt kunnen genieten , ten zij alles , wat zich buiten ons bevindt , eerst tot rust zij gekomen. Zo lang gij dan in dier voege denkt, is de Vergenoegdheid nog ver van de hand : want wij zijn meestal gelukkig of ongelukkig , naar maate wij denkbeelden van zaaken vormen. Zijt te vrede met het geen er gebeurt, daar gij het niet verhoeden noch veranderen kunt. Weinige dingen hebben wij noodig ; maar de verbeelding verlangt oneindig veel te hebben. Intusfchen is weinig te begeeren de regte grootheid , en weinige dinF 5 gen  f)0 vergenoegdheid. gen zijn groot voor een groot gemoed. De konst om rijk te worden , of met het zijne vergenoegd te zijn, beftaat niet in de vermeerdering zijner goederen ; maar in de vermindering van zijne hebzugt, of in de beteugeling zijner begeerten: want er is geene rust in het hart, ten zij men te vrede zij met het geen ons gegeeven is. Wil men toch altijd rijker worden , dan leeft men fteeds in het gevoel van zijn gebrek; men is in zijn eigen oog nog arm , en hoe veel zal men moeten verkrecgen hebben , eer de onverzaadelijkc begeerten genoeg zullen bezitten ? Dus is hij rijk, die niets meer verlangt , dan hij bezit. Verkrijgt hij meer van god , het is wel, en zo niet, het is ook wél. Dan, daar dit ftuk van een zo groot gewigt is voor uw huislijk Geluk, moet ik verder gaan. Men heeft u in de Leer der Voorzienigheid onderweezen, en gij hebt ze, als waaragrig, aangenomen; maar wat voordeels geeft u deeze fchoone Leer , wanneer gij ze niet gebruikt , gelijk , indedaad , duizendmaal bij Menfchen plaats heeft ? Bedient er u dagelijks van, en zo er iets is, dat uwe Vergenoegdheid zal uitwerken , zij zal het alleen zijn. Hoe veele duisternisfen of verwarringen u in het leven zullen voorkomen , of welk een ongenoegen en welke fmerten d zullen treffen , houdt deezen regel vast: „ Dit is, of op g o d s bevel, of door zijne  vergenoegdheid. 91 zijne toelaating mij' gebeurd ; maar, volgens zijne Goedheid, moet het op mijne welvaart uitloopen!" Een zodanig vast vertrouwen op gods bellier kan rust in het hart geeven, ja eene inwendige vrolijkheid verwekken. Of zult gij anders van gods Wijsheid en Goedheid denken kunnen ? En heeft niet de Ondervinding aller Eeuwen , voor zo verre wij ze konden nagaan, bevestigd, dat god een god van Orde is. En zo dat waaragtig is in het groote , het moet even zeker in het kleine zijn: want de Regeerder der Waereld is niet alleen groot in het groote , maar hij is ook niet klein in het kleine , van het welk de groote dingen zo vaak afhangen. Indien er nu niets bij geval gebeurt , en god geene betere Orde heeft kunnen in acht neemen , wat zult gij dan misnoegd zijn ? Laat mij dan van u beiden verkrijgen , dat gij de volgende Hellingen veeltijds overdenkt , en met eikanderen daarvan fpreekt. ,, i. Dewijl wij een te klein verftand hebben , om in het groot bellier van god de volkomenfte Orde te overzien , moeten veele dingen ons daarin toefchijnen verkeerd te zijn, hoewel zij zodanig niet zijn. 2. Ons ongenoegen over onzen ftaat komt daaruit voort , dat men denzelven niet afleidt van god, welk gedrag een blijk onzer dwaasheid is. 3. Niemant kan met eenige zekerheid zeggen, dat hij , in eenen ande-  lessen, anderen Maat, een beter leven en meer geluks zou hebben. 4. Alle lotgevallen , die ons overkomen, zelfs de fmertelijke , worden van god verkoozen , om dat ze, meer dan anderen, tot ons geluk kunnen uitloopen. 5. Daar de zaaken der Waereld zich niet fchikken naar ons, moeten wij ons naar dezelve fchikken. 6. In treurige omftandigheden moet men altoos bedenken, hoe veel meer men nog bezit boven het noodige , en hoe veel ongelukkiger meer andere Menfchen zijn , dan wij. 7. Men moet nooit de tegenfpoeden in al te fterke kleuren aan zich vóórhellen , en de gebleevene zegeningen geheel en al over het hoofd zien , fchoon dat zeer gemeen is in de Waereld. 8. Men behoort naauwkeurig te berekenen , hoe veel wij , ondankbaare en fchuldige fchepfels ! wel waardig zijn. 9. Men moet tragtcn , om altoos dankbaar aan god en vrolijk te zijn wegens zijne regeering omtrent ons ; ja men moet tragten ervaaren te worden in de konst van fteeds wel te vrede te zijn; dewijl wij dan ons nooit ongelukkig zullen noemen ; maar , overal rondom ons, geluk aantreffen, zelfs daar een ander het niet zou zoeken, noch vinden. 10. Wij behooren ons zeer te bevlijtigen , om zo gelukkig te zijn , als men maar eenigzins wee zen kan, en daarom de geneugten van het leven, en elke aangenaame zaak , al is zij nog zo gering, zeer  bessen. p3 geer hoog te achten, als een onverdiend, gefchenk van god-, en al derzelver waarde naauwkeurig te overweegen , en ze wel te gebruiken ; terwijl men aan de ongencugten zo weinig moet denken, als ons mooglijk is, om de rust van het hart niet te verliezen ^ en zelfs de ongeneugten zo veel te verminderen, als de ftaat der Waereld kan gedoogen. ii. Hij , die men gelukkig noemt , is meestal zodanig in fchijn , terwijl hij vaak door ondankbaarheid , of door veel verborgen hartzeer verteerd wordt : want er zijn veele zwakke Helden , dwaaze Wijzen , rijke Armen , kwijnende Wellustigen , en groote h doch. gebrekkige en laage Zielen. 12. Magt, aanzien en goederen zijn alleen goed voor de geenen, die er wel mede weeten om te gaan; maar een kwaad gereedfchap voor onervaarene lieden; en dewijl het getal der laatften het grootfte is, moet het getal der geringen grooter zijn , dan dat der magtigen, aanzienlijken en vermogenden. Dus ziet men gods Wijsheid en Goedheid in deeze fchoone fchikking. En' alle magtigen , aanzienlijken en rijken zijn niet gelukkig, wanneer zij het waarlijk zijn , door het geen hen van de magteloozen , onaanzienlijken en min bezittende» onderfcheidt ; maar door het geen zij met deezen gelijk hebben , ik meen, door den Godsdienst, en hoe gelukkig is het dan niet, dat  ()4 VERGENOEGDHEID. dat elk Mensch in zijnen ftaat, hoedanig dezelve ook zij , god kan dienen ! Dit zij genoeg. Overweegt , ik herhaal het , overweegt nu deeze twaalf redenen , en arbeidt tot Vergenoegdheid en Vrolijkheid , welken niet beftaan in eene oppervlakkige verheuging , in eene fchielijke opwelling der geesten ; maar zij hebben iets deftigs , iets ernstigs, en niettemin iets bekoorlijks in zich , iets, waar naar de geheele Waereld fchreeuwt; maar, door eigen fchuld , van niet zeer veelen bezeeten wordt. Komt dan deeze Vergenoegdheid, deeze Vrolijkheid bij al het geen te vooren gezegd is, uw Huislijk Geluk zal ongemeen daardoor vergroot zijn. En wordt deeze uitneemende zegen der Waereld u beiden gefchonken van den Vader der weldaadigheid , waardeert dien hoog, en dankt her» ten allen tijde. AAN  AAN JONGE ECHTGENOOTEN. OVER DE LIC HAAMLIJKE OPVOEDING. Voorzorg eener zwangere Vrouw. Zoogen. Minne. Voed/el. Zwagtelen. Bakeren. Slaap. Wiegen. Draagen. Stoel. Leibanden. Valhoed. Keurslijf. Spijs. Tanden. Ander voed/el. Fruiten. Drank. Koude. Hette. Beweeging. Buitenlucht. Plaats van zitten. Neusdoeken. Nagel' lijten. Zindelijkheid. Zweeten. Gebruik der Handen. Spel. Vrolijkheid. Vrees. Onweder. Schrik. Huilen. Jaloersheid. Kleederen. Kastijding. Leertijd. Soorten van Spelen. Teken- Zang- en Muziekkonst. Baden. Zwemmen. Schaatsrijden. Schermen. Ban/en. Scheelzien. Hakkelen. Mankgaan. Ongejleldheid. Inenting. In uw antwoord op mijnen voorïgen Brief vindt ik , Mevrouw ! deeze vraag : wat men voornaamlijk in acht zal moeten neemen, daar gij , binnen korten , zo alles wél gaat, de eer en het vermaak zult hebben van eenen nieuwen Inwooner aan de Waereld te geeven, en welke de hoofdregelen zijn, welke gij , in de  06 RAAD TOT WEL VA AREN. de lichaamlijke en zedelijke Opvoeding uwer Kinderen, zult behooren te volgen, te meer, 'dewijl zij in zo veele Boeken verftrooid geVonden worden, welker ieezing gij thans niet ter hand kunt neemen ? Daar ik zeer gewillig ben, om u, vooral in eene zaak van zo groot belang , te dienen, zal ik eenigen opzamelen , en kortlijk aan u voorlieden. Dan, indien het mogt gebeuren , dat gij, niet aanftonds, derzelver gewigt mogt vatten, wegens agtergelaaten redenen; befteedt dan eenige oogenblikken ter uitvorfchingc, en ik vertrouw, dat het, als dan , u niet bezwaarlijk zal vallen dezelven te vinden. De Geneesheer kan u meer zeggen, om in uwen tegenwoordigen ftaat wel te vaaren ; maar ook ik moet u bidden , dat gij u zeiven , in den gewigtigen itaat, waarin gij nu zijt , zorgvuldig in acht neemt. Vermijdt toch alle fterke dranken , alle zwaar gezouten' of gekruide fpijzen, gelijk ook zulken, die te veel verkoelen. Verzet u tegen alle grillige lusten, vooral naar dingen , die geen goed voedfel geeven. Eet niet te veel op eenmaal , en vooral niet des avonds. Zo gij gewoon zijt zeven uuren lang te flaapen, neem er nu agt tot uwe rust; en zo agt, geniet dan vrij eenen flaap van negen uuren. Adem altoos eenen gezonde zuivere lucht in. Stel u niet bloot aan eene zwaare koude of ongemeene hette. Wandel bovenal zeer  VER2UGTING, 97 zeer veel , zelfs meer dan gij anders gewoon zijt, in een gemaatigd weder, Hebt geenen af keer van bezigheden; doch zij moeten aangenaam zijn , geene infpanning van alle uwe kragten eifchen, noch u zeer vermoeien. Ont? gaa , zorgvuldig , ' alle fterke verbeeldingen , alle zwaare zielsberoeringen, zo wel eene hevige droefheid , als eene uitfpattende vreugd , zo wel eenen fterken toorn, als bitter hartzeer. Houdt u in eenen gclijkmaatigeH ftaat , altijd jn eene bedaarde vrolijkheid; en wagt het uur uwer bevallinge af met eene waare kloekmoedigheid. Dewijl gij in deezen ftaat, dikwerf, door ongerustheden kunt beloopen worden, zo verzet u kloeklijk tegen dezelven. Bemoedig u, in eenzaame uuren , met deeze gedagten. ,, O mijn god, goede Leidsman mijner jaaren, Heer van mijn leven ! Daar gij wilt, dat ik wel haast de Maatfchappij met een nieuw lid zal vergrooten , zo zij U de lof! Als Mensch ftaa ik wel in denzelfden rang met alle anderen ; maar ;als Moeder zult gij mij geene geringe eer in de Waereld aandoen! Mijn Kind zal uw fchepfel ; maar niet mijn minfte fchat op Aarde zijn. Och dat ik deszelfs waarde wel berekene ! En zal ik dat, volgens uwen eisch , niet doen , wanneer ik het brood zal willen misfen, om deszelfs honger te ftillen; den drank mij onthouden, om het te laaven j mijne kragten verteeren , om G yoor=  t)8 VERZUGTING. voor deszelfs onderhoud te arbeiden ; mijne rust ontbeeren, om hetzelve rust te geeven; mijne nagten flaaploos doorbrengen , om het ftilte te bezorgen, ja mijn leven voor hetzelve te pand zetten ? ó Hoe veel moet dat Kind niet waardig' zijn , welks Formeerder gij zijt, en dat na mij zal leeven ! Zal het onkundig in eene Waereld komen , waar zo veel voor hetzelve te doen is; maar niet weeten dat het een beftaan heeft ? ó Daar alles op mij zal aan-komen , dat het dan niet zijne Moedei' befchuldige van verzuim , wanneer het van hier tot u zal gaan, en dat ik geene aanklagt kenne, als ik van hetzelve rekenfchap zal doen! Zal het Haan ter mijner verantwoordinge, en is er niets gemeener, maar ook niets moeilijker in de Waereld , dan Kinders op te voeden , leer mij dan deeze gewigtige taak wél volbrengen. Ik danke u , dat gij reeds eene onuitbluschlijke liefde voor hetzelve in mijn hart gelegd hebt, om, in deszelfs hulpeloozen ftaat, tot redding op te vliegen; dat één geluidje , één traantje mij zullen beroeren , en dat het mij een waar vermaak zal zijn dat te ftillen, of af te droogen! Welk een genoegen, dat het , zo het U behaagt , mijn fteun kan zijn in den avond van mijn leven! Welk eene vreugd , dat ik in mijn Kind zal leeven , als ik hier niet meer zal zijn , en welk eene gelukzaligheid , als het mag blijven tot de eer van  verzugting. voorzorg 99 van den Heere j e s u s in de Waereld , na dat ik die zal verbaten hebben , en daarna met mij in uwe heerlijkheid leeven ! 6 Vader der liefde! maak het in alles met mij en met mijn Kind wél , op dat ik den naam en het verdriet niet kenne van de Waereld bevolkt te hebben met eenen verwaarloosden en boozen Afftammeling ! Sterk en behoedt mij tot dat naderende uur , waarin ik dankbaar zal zeggen : Vader! daar is uw fchepfel, mijn Kind, zijt eeuwig deszelfs Vader !" En wanneer gij u dan verheugen zult met den eerwaarden naam van Moeder, doet dan uwer natuur geen geweld aan , door het van u te verwijderen. Het Zoogen zal u eene innerlijke voldoening, een onbedenkelijk teder vermaak , en zelfs meer liefde voor hetzelve geeven , dan gij thans denkt. Gij zult daardoor verfcheiden' ongemakken, en zelfs ziekten voorkomen; gij zult uwe zwakke kragten daardoor verfterken: want tedere geitellen worden dan doorgaans fterker , frisfcher en bloeiender : ook fterven , gelijk gij weet, minder Moeders, als zij zoogen , dan op eenigen anderen tijd van haar leven : indedaad eene wonderbaare goede beftelling van de Voorzienigheid. En weet gij niet , dat een Zuigling daarbij het allerbeste vaart; dat een minder getal van zulke Kinderen fterft , die door hunne eigen' Moeders, dan door vreemden, gevoed worden ; dat G 2 Min-  100 BI I N N E. MELK. PAP. Minnen , gelijk in de groote (leden, veelal zeef ongeregeld van leven zijn , en dat een Kind daarna de liefde voor zijne Minne als eenen pligt; maar de genegenheid voor zijne Moeder als eene gunst befchouwt, welke ondervinding u bitter zou fmerten? Dan, zo eenige omftandigheden u in dien grooten pligt geheel belemmeren, neem dan eene zedige, ingctoogen, niet ligt gramftoorige, goedaartige, zindelijke, gezonde en flerke Minne , die een vriendelijk opflag van 't oog, en veel overeenkomst heeft met uw lichaamsgeilcl, onder beding , dat zij zo lang bij uw Kind zal blijven, als het noodig is : want telkens te veranderen is fchaadelijk, en zet , gelijk mij uit treurige gevallen bekend is , door het telkens verwisfeld voed- fel, flegte aandoeningen over. Dan , ge- doogen de omllandigheden eener Moeder niet, dat zij eene kostbaare Minne neeme, dan gebruike zij geen Ezelinnemelk, om dat deezen Dieren, hier te lande, meestal nietig uitfchot of fchaadelijk voedfel voorgeworpen wordt; maar Geitenmelk , die het gefchikfle is voor 's Kinds tedere maag ; hoewel Koemelk het ligtfle zal te verkrijgen zijn. De Pap is zeer in trein; maar de beste, naar het oordeel van eenen grooten Geneesheer, zal deeze zijn. Neem twee bifcuiten of tweebak van tarwenmeel ; kook ze in regenwater ; roer ze om tot eene dikke pap, en bewaar ze, doch niet lange*»  PAP. ZWAGTELEN. BAKEREN. SLAAP. 101 ger, dan twee dagen. Wilt gij er een weinig van gebruiken, meng er onder een weinig fpaanfche zeep met wat fuiker tegen de bitterheid , en zo veel koemelk , dat de pap geflorpt kan worden. Warm alles , maar éénmaal, op het vuur; doch niet meer, dewijl ze dan goor wordt. Vermeerder de fpaanfche zeep, wanneer gij merkt, dat 's Kinds adem zuur ruikt. Duldt nooit eenig Zwagtelen, dewijl het 's Kinds vrije beweeging en den groei belet, grond tot wangellalten legt, te veel verhit, fmerten geeft door het drukken, eok onrust, gemelijkheid, en ziekten kan veroorzaaken , of alleen , om dat de verhinderde iosfe beweeging, het wigt kan doen huilen en fchreeuwen. Onopgebakerde Kinders, dit gaat vast, zullen altijd wélgemaakt zijn. Zal men de borst en de ingewanden niet drukken, leg dan het Kind in drooge , zagte , wél toegefpelde luieren, om het vaardig te kunnen ver- fchoonen, zo dra het vuil of nat is. Het Bakeren tegen een heet vuur is zo wel fchaadelijk, als eene fterke koude, vooral wanneer zij op de armen valt , dewijl deeze zeer gevoelig zijn. Laat Kinders, vooral die teder zijn, veel flaapen: Want de flaap voedt zo veel als de fpijs , en verfterkt ongemeen de kragten. Tot hun zevende of agt Me jaar moogt gij hen , twaalf uuren lang, laaten rusten. Worden zij ouder , verminder , alle jaaren, ' G 3 één  lOS TIJD VAN SLAAPEW. één uur. Na de zestien jaaren moet de flaaptijd , 's zomers , op zeven ; en , 's winters , op agt uuren bepaald worden. En wanneer gij ben dan gewend , om ten half tien naar bed te gaan, zullen zij dat ten half vijf uuren verlaaten kunnen , en tot in den ouderdom, met het grootfle vermaak , bij die vaste gewoonte blijven. Vroeg naar de rust te gaan is gezonder, dan men denkt. De Avond heeft iets, dat ons drukt, en doet ons eene neiging tot rust gevoelen , welke men niet moet wcderftaan , zo men der natuur geen geweld wil aandoen. Dan al te lang flaapen maakt grooter geworden Kinders den ganfchen dag verdrietig. Een flaap van zeven uuren , vroeg begonnen , zal hen altijd veel lustiger , veel gezonder maaken, dan anderen, die laat naar bed gaan, en laat oprijzen; ja, zij zullen dan veel meer werks kunnen uitvoeren met vrolijkheid en genoegen , dan men gelooft. Of moet de zomerfebé Morgcnftond, zeker het heerlijkMe gedeelte van den dag, in een doffen flaap wegvliegen? Helaas! zo ik dien moest ruisfen! Dan, Iaat ook nooit toe, dat uwe Kinders flaapen in nieuw gebouwde , togtige , vogtige, versch gewitte of geverwde kamers: laat hen altoos regtuit op beide zijden des fichaams liggen , met 't hoofd niet hoog , hoe jong zij ook zijn : daarenboven ligt gedekt , op matrasfen van wolle , van ftroo , of paar-  SLAAPPLAATS. WIEGEN. I03 paardehair : nooit op dons, en vooral niet op een bed en onder dekens , door teringagtige lieden gebruikt. Laat derzelver ledikanten behangen zijn met groene , en niet met geele, roode of witte gordijnen , die , 's winters en 's zomers , altijd aan 't voeteneinde moeten opengefchooven zijn, om het wegtrekken der uitwaasfemingen te begunstigen. Ook is grootlijks af te keuren, dat men ze laat flaapen in plaatzen, waar zij door ratten, muizen of iet anders kunnen bang gemaakt worden. Er zij geen , of anders alleen een flaauw lichtje in hunne kamer, om de fterke aandoeningen des lichts op het zwak gezigt te voorkomen ; en zit het Kind, 's avonds, op uwen fchoot, zet de kaars vóór of agter u; maar niet fchuinsch, om het fcheelzien te voorkomen. Als zij grooter zijn, fchijne er altoos eenig natuurlijk daglicht door eene reet, om dat het genoeglijk en troostrijk is , zelfs bij het ontwaaken in den nagt , en nog meer in den morgcnftond, eenig zodanig licht aanftonds te befchouwen. Vooral is dit nuttig voor zulken , die bang van aart zijn. Moeten zij wakker gemaakt worden , draag zorg, dat zulks niet met een groot en fchielijk gefchreeuw, maar altijd zagtkens en langzaam gefchiede. — Het Wiegen houdt men voor niet noodzaakelijk; maar ook voor niet nadeelig. Zeer veelen meenen egter, dat het de tedere hersfcnen kwaad doet, G 4 de  |04 WIEGEN. WIEGEKLEE0. de zinnen bedwelmt-, de kooking der maag belemmert, het zog doet zuur worden , br-aakingen veroorzaakt, en krimpingen geeft. Hoé het zij, de onbekende Uitvinder van het wiegen , dar foms te hevig toegaat, wanneer mest het overlaat aan anderen, ftaat bij ons op geen hoogen prijs. Alles zij eenvoudig. Leg het Kind flegts in de wieg ; en , is er geen beletfel, geene ongefteldheid, dan zal de werkeloosheid der zinnen den flaap fpoedig aanvoeren. Hoedt u voor rustmiddelen : want zij zijn allergevaarlijkst. De wijze Regeering eener Vaderhndfche Stad, waar zij zeer in trein waren , heeft het verkoopcn van dezelve , zonder voorkennis ecnes Geneesheers , moeten verbieden wegens de daaruit voortkomende domheid en zinneloosheid , welke men federt in Kinderen vernam; Gebruik , in den zomer , een Wiegckleed van gaas; maar nooit van faai, dan in den winter. Matrasfen , (ik heb het reeds te kennen gegeeven) Zijn veel beter, dan dons, waarin de Kinders xvegzinken, en dat zo ligt doet zweeten , het geen hun zeer nadeeh'g is. Een Kind moet ook nooit zwaar gedekt worden , of kannetjes met warm water aan de voeten hebben, zelfs niet bij het opwasten: want zij zijn veel warmer van natuur , dan men denkt. Men Zette geene wieg onder de gordijnen van £e flaapplaats der Minne , op dat het Kind geene  SLAAPEN. LICHT. STOEL. JO^ geene onzuivere lucht inademe ; en het zij, eens vooral , vermaand , dat men nooit een Kind bij Meiden, die bij dage fterk arbeiden, bij zieklijke, of oude Lieden moet laaten flaapen , indien men niet wil , dat hun blos zal vergaan , en hunne jeugdige kragt vervallen, of dat zij , langzaamerhand , de ziekten van anderen zullen overerven , waarvan ik , in mijn eigen Geflagt , treurige gevolgen gezien heb. -—• Geen Minne neeme het Kind op het bed : zij kan , onder het zoogen , door den flaap ras overrompeld worden. Zij brenge ook het Kind, na het ontwaaken , in geen fterk licht , en nooit moet het uwen Kinderen , wanneer zij al groot zijn geworden , vrij ftaan, om, pas uit het bed gekomen , in eene koude of vogtige lucht te gaan , of wanneer de nevels nog laag hangen. ■ Laat uwe Kinders niet gebruiken eenen ftoel met een ftilletje, ten minsten laat hen daarop niet lang zitten, dewijl de fcherpe uitwaasfemingen des afgangs voor dezelve zeer nadeelig zijn. De onlangs uitgevonden aartige mandjes, om hen daarin bij zich op de tafel te zetten, behaagen mij meer, dan ftoelen. In het algemeen komt het draagen op den arm mij fchaadelijk, ten minften gevaarlijk , voor , bijzonder op dien van min toeziende Vrouwen. Men laate dan het Kind , zo weinig als maar mogelijk is , in diervoege draagen , ('t geen G 5 meest,  I06 DRAAGEN. LEIBANDEN. KRUIPEN. meest, vooral onder het wandelen, door Meiden of Minnen op de linke gefcbiedt , om ze met de regtehand gemakkelijker te helpen) dewijl zodanig draagen 's Kinds tederen ruggegraüd kan doen fcheef worden ; of het Kind, niet in de lendenen wél vastgehouden , kan , door eene onverwagte buiging , zich zo veel leeds doen , dat het naderhand mank gaat. Waarom niet liever de voortreffelijke wagentjes gebruikt bij fchoon droog weder, die hun eene nuttige fchommeling geeven ? Leibanden moeten fterk afgekeurd worden, dewijl ze de gedaante des lichaams veranderen , deszelfs kragten verminderen , en de fleutelbeenderen den last des geheelen lichaams doen draagen, het geen eene uitrekking in dezelven geeft. Ook kunnen zij fcheeve beenen veroorzaaken , vermids de ééne knie van het Kind zich, als dan , tegen de andere fteunt , of zij kunnen eenen wankelenden gang doen verkrijgen, om dat de heupen nog te zwak zijn om het heele lichaam op te houden. Laat ze liever kruipen, hetgeen zij gaarne doen, zo lang, tot dat zij kragten genoeg hebben , om , aan eenen ftoel zich vasthoudende, het lichaam op te rigten, en dus, langzaamerhand, te leeren gaan : indiervoege , zullen zij leeren de voeten nooit regt uit, maar altijd fchuinsch naar buiten te zetten , het geen hen eenen meer vasten tred geeft. Dit is zo zeker , dat men , een Kind ziende  VALHOEDEN. KEURSLIJVEN. 107 ziende gaan, alleen uit het zetten der voeten zal kunnen bepaalen, of het aan den leiband, of, kruipende , zelf heeft leeren gaan. Dikke Valhoeden , verder uitfteekende dan de neus en de oogholten, zijn goed, zo men ze niet wil misfen ; maar waarom die ook niet verworpen, zo dra het Kind fteevig kan loopen , dewijl zij fchaadelijk zijn voor de gedaante en den groei des hoofds? En zo Kinders al eens mogten vallen, zal de kin , die meer kan uitftaan , eer bezeerd worden , dan de neus, dewijl zij, door eene verwonderlijke fchikking der Godlijke Voorzienigheid , het hoofd , bij eenen val , altijd agterover houden. Korte Keurslijfjes met korte zagte baleinen zijn goed voor jonge Kinderen , op dat Minnen en Meiden, bij het aanneemen en onder het draagen van dezelven, der tedere ribben geen geweld mogen aandoen; maar zij zijn volkomen onnut, zo dra de Kinders grooter zijn geworden , en alleen kunnen loopen. Men zou eene geheele Historie over de verfchillende Keurslijven voor groot geworden Dochters en Vrouwen kunnen fchrijven: want men heeft niet alleen onderfcheiden' foorten in ons Vaderland; maar ook in het eene jaar anderen , dan in eenen anderen tijd, naar maate de opperfte Heer Keurslijfmaaker de veranderlijke wet in deezen gelieft te zetten aan onveranderde lichaamen; en wie zou zich hier te-* gen  Jo8 NADEEL DER KEURSLIJVEN, gen hem durven verzetten, daar Keizer josephus de II. genoeg te doen vondt in zijne groote Staaten, ter algemeene affchaffihge van dat getuig. Stijve en lange, beneden fpits afloopende keurslijven zijn gewis de gevaarlijkfte harhasfen voor onze tedere opwasfende of groot geworden Dochters. De naam van den dwaazen Uitvinder is niet bekend , waarover wij ons niet bedroeven, dewijl hij gewis de minste hulde daarvoor niet zou ontvangen : want hij heeft reeds een onberekenbaar nadeel aan de tedere Scxe gedaan, en doet het nog. Gelooft niet, mijne Schoonen! dat de mode de minste fraaiheid aan uwe aanvallige gefialte heeft toegebragt: hij, die dat meent, wordt niet door de waarheid , maar door de verbeelding geleid. Zij verandert alleen de gedaante van veele lichaamen door haare ijdele vinding; zij dwingt uwen tederen ruggegraad zich te fehikken naar de ftijfheid van het hoog geëerbiedigd keurslijf ; en zij draagt den ongelukkigen roem van veele fcheeve lijven aan u te hebben gegeeven. Laat mij toe u eene ontzettende ondervinding te prediken, naamelijk, dat onder de duizend rijke Vrouwen, die in de Vaderlandfche Steden woonen, en keurslijven draagen, naauwfijks tien eenen regten ruggegraad hebben ; dat drie bogchels bij meisjes tegen éénen bij jongens voorkomen ; doch dat geen tien onder duizend boelenmeisjes fcheeve lijven hebben , dewijl zij zonder  NADEEL DER KEURSLIJVEN. iO0 der keurslijven gaan. Indien dit niet genoeg zij , dan zal nog hierbij komen, dat keurslijven eene beteugelde uitbreiding der long , eene verminderde ruimte der borst, eene korte en benaauwde ademhaaling, eene drukking deimaag , eene kwaade fpijsverteering , ziekten der nieren , dikke lijven, hooge fchouders , en nog iet anders , dat ik u niet Wel zeggen kan , veroorzaaken: ja, indien zij, die eenen fcheeven ruggegraad hebben , zelden oud worden en nerven aan de waterzugt , moet men dan zulke gevolgen van dit jammerlijk beraad niet beweenen ? Een dun lijfje, onder u foms hoog geroemd , is eene wanfchapenheid bjj veele Oosterfche Vrouwen , of hebben deeze geenen fmaak, en waare kennis van Schoonheid ? Wil men zich eene fraaier gedaante geeven, iet dat tevens de lendenen fteunt, dat eenen onvoorzienen ftoot kan afkeeren , dat alle de gemelde ongemakken kan voorkomen, dat in het arbeiden niet zal hinderen, en eene toereikende warmte bezorgen , draagt kourfetten , met een enkel kort baleintje voorzien, en binnen, voor den zomer, met linnen, doch voor den winter , met baai gevoerd. Dan zo dra men merkt, dat de ruggegraad in Meisjes begint te hellen , gelijk ook vaak gebeurt door de lichaamshouding , wanneer zij leeren naaien, merk dan alle hangbeugels , halsbanden , koperen plaaten, ijzeren , en zelfs geaieene keurslijven aan.  HO DEKKING DEK INGEWANDEN. SPIJS. aan, als middelen, die dat nog erger maaken. Werp ze allen weg , en laat het lichaam volkomen over aan de werkende beltiering der Voorzienigheid, die ongetwijfeld , gelijk ik meermaaien zag, alles zal te regt brengen. Kinders moeten geen dwang gevoelen; laat ze altijd op hun gemak zijn, om de vrolijkheid te behouden : want die weert ook menige ziekte af. — Het is zeer goed, dat de Ingewanden, in zagte deelen beflooten, en vooral het onderlijf onderfteund en wél gedekt worden, gelijk de tegenwoordige dragt van vlaggedoek zo voordcelig is, als de mansrokken van vooren weg te fnijden, en het benedenlijf liegt of ongedekt te laaten,onder de zinneloostenen nadeeligltengeteld moet worden. Verandert deeze mode niet fchielijk, de dag zal komen, waarin men zich bitter zal beklaagen over allen, die deeze dolheid ingevoerd hebben, en nog meer over eene blinde navolging. Het worde den Dienst- booden niet toegelaaten fpijs te geeven aan uwe Kinderen, dan op uw bijzonder bevel, of in uwe tegenwoordigheid, naardien zij, dat doende, alleen ter believinge der kleinen, meestal de maat te buiten gaan, en dan meer kwaad dan goed bedrijven. . Komen de Tanden aan , en wilt gij zo wel de fmerten daarvan maatigen , als de doorbreeking bevorderen , ftrijk dan veel met uwe vingers , of wilt gij eens in uw leven wreed fchijnen , met iet hards over het  TANDEN. SOORTEN VAN SPIJS m het ftijf gefpannen tandvlies, (zo dikwerf oorzaak van doodelijke ftuipen) op dat het fcheure. Eene Kinderbei, van bergkristal gemaakt, om dat ze de hette van den mond bekoelt , zal men u niet verbieden. Tanden zijn een bewijs, dat de maag kragten genoeg verkreegen heeft, om vleesch te verteeren; maar geef hun liever dat gebraaden, dan dat gekookt is, en niet dan weinig en bij dunne ftukjes. —— Alle fpijzen , worden zij grooter , zijn gezond voor gezonde Kinderen , mids zij niet zuur, taai, vet, zout, of met fpecerijen zijn toegemaakt. Groenten verdienen altijd den voorrang. Visch en Eieren , die nadeelig zijn in de warmte , moeten in den zomer fchaarsch toegediend worden. Kaas geeft een te lijmig of fcherp voedfel. Meelfpijzen moeten zij niet te veel of te vet gebruiken. Rijst, gierst, en grutten kunnen veelal plaats hebben. Gaarne eeten zij zoetigheden en vet ; maar beduidt hun , dat niets zo fterk de maag bederft , en grond tot ongefteldheden legt. En al ware het, dat fuikergebak en konfituuren geen ander kwaad deeden , dan hen af keerig te maaken van andere eenvoudige fpijzen, zou dit genoeg zijn , om dezelven hun te onthouden. Maar alle die gefprekken tegen vet en zoet, waarop de Kinders zo fterk gezet zijn , doen veelal niets bij hen af. Ik ken eenen Vader, die, dit ondervindende, en ziende, dat de zijnen, liet  112 SNOEPLUST. HONGER. liet hij verzogte gasten ter deure uit, ijlings bleevcn toevliegen, om de overgebleeven droppels in de wijnglazen op te florpen, en de konfituuren te tienen , befloot een ander middel ter hand te neemen, om hun dat voor altoos af te leeren. Hij beloofde hun eenen vrolijken dag, en op denzelven liet hij hun zo veel witten wijn drinken, en konfituuren eeten, als zij maar wilden. Wat volgde daarop? binnen kort walging, overgeeven, ongefteldheid der maag, en lusteloosheid op den volgenden dag. Maar deeze nam hij fchielijk weg, en bleef toen in zijne Kinderen de fnoeplust naar vet en zoet? neen , deeze was zo volkomen weggenomen , dat zij zints , zelfs nog niet in hunnen volwasfen ftaat, trek hebben naar het fchaadelijk vet en zoet. Men moet bij hen den honger afwagten ; en , wanneer zij dien niet gevoelen , niet tot eeten dwingen, zelfs behoort men hen niet aan te zetten tot eeten , dewijl zij zelden te weinig zullen neemen , vooral niet, wanneer men merkt, dat zij verzaadigd zijn. Het is nuttig, dat men hen doe ophouden , als zij zelfs nog eenige prikkeling gevoelen. Leer hun , dat zij alle fpijs wél moeten kaauwen , en niet gulzig , zonder ze naauvvlijks te proeven, doornikken. Zeg hun , dat zij bij het klein kaauwen beter zullen vaar ren, en er meer kragten door ontvangen, zelfs als ze minder , dan wanneer zij veel eeten : want  SPIJS. TIJD VANEETEN. 113 -want niet de menigte der fpijzen, maar de trap der bereiding geeft het beste voedfel. Zij moeten zich gewennen , niet aan lekkere of uitgezogte fpijzen, maar aan allerlei eeten , hoe eenvoudiger des te beter. Voor een gezond Kind wordt met den tijd alles gezond. Maar geeven zij eenige voorkeur aan eene gezonde fpijs boven eene andere, fchifc dan wat in : want de geene, welke men met vermaak eet, wordt altijd best verteerd. Laat hen niet droefgeestig of in onrust aan tafel komen, dewijl dat den eetlust wegneemt; maar ook nooit beginnen te eeten , als zij bezweet of verhit zijn : het is noodig, dat zij alvoorens bedaa- ren. Is de maag door veel eeten bezwaard, laat hen vasten , of niet dan koud water met eene drooge bifcuit neemen , het welk , als dan, voor hun het beste geneesmiddel is. Zij eeten, 's avonds, minder, dan 's middags; en moeten altoos , na het eeten , den mond met koud water fpoelen, het welk zo nuttig is voor de tanden. Ook moet dit reinigen van aangezigten handen, 'smorgens, nooit nagelaaten worden. Verbiedt hun niet, zo zij het laatfte dikmaals op ééhen dag doen, daar het iets verkwikkelijks aan ons lichaam geeft. Om de tanden te bewaaren, moet men niet toelaaten het kraaken van de harde fteenen der vrugten: want de pitten zelve zijn moeilijk om te verteeren; en de tanden worden niet , gelijk H an-  114 AFKEER VAN SP IJ ZEN* andere lichaamsdeelcn , fterker door het gebruik. -— Tandeftookers en tandpoeders moeten zelden gebruikt worden , om dat zij het zagte tandvleesch ligt kunnen kwetzen, of het verglaasde der tanden wegneemen. Dan , wat te doen, zo Kinders zich afkeerig toonen van eenige fpijs ? Hier zal alleen de vraag zijn, of zij uit grilligheid en vooroordeel u de wet willen zetten; dan of zij eene natuurlijke en niet te verwinnen afkecrigheid hebben? Zo de afkeer alleen op het gezigt, of op de inbeelding gegrond is , gelijk meermaalen gebeurt , dan moet men hen door eigen voorbeeld, door goede redenen, en foms door eenen zagten dwang tot het gebruik der fpijze aanzetten : want grillige afkeerigheid is hinderlijk aan des lichaams wasdom , en aan het geftöl. Maar, in gevalle de maag telkens weigert de fpijs aan te neemen , en men geene reden daarvan weet uit te denken , (gelijk ik eenen Vriend , die Hoogleeraar in de Geneeskunde was, gehad heb, wiens neus altijd begon te bloeden , wanneer men de anders zo beminde aardbesfen op tafel bragt) ingevalle, zeg ik, de maag eenige fpijs weigert, of wanneer dezelve zwaar is om te verteeren, en Kinders zelden verpligt zullen zijn die te eeten , dan zou het dwaasheid zijn , hen met geweld daartoe te dwingen. Walging en overgecven zijn indedaad geene grillen. En zo gij er  Fruiten, dranken. 115 ér nog aan mogt twijfelen, meng de fpijs, die zij met weerzin aanzien , onder andere , en let op den uitflag. Blijft de walging, dan is de afkeer natuurlijk, en zie dan , voor altoos , af van allen dwang. Fruiten, wanneer ze ten vollen rijp zijn , zelfs de anders zo ongelukkig veroordeelde Pruimen , mogen altijd met maate gegeeten worden; niet na het middagmaal, om dat zij de reeds gevulde maag te veel opblaazen; maar 's voor- of 's namiddags , of 's avonds bij een boterham, wanneer zij tevens in ftede van drank kunnen dienen. Gewen ze aan weinig drinken ; dewijl de dorst eene fchaadelijke gewoonte zou kunnen worden. Thee en KofEj zijn veroordeelde dranken, om dat ze de maag, die fterk moet worden en blijven, te veel verflappen. Chocolade met water kan, nu en dan, doorgaan; maar met melk is zij voor laater jaaren beter gefchikt. Geef hun geene vcrfchillende bieren in warm weder , dewijl zodanige mengeling nadeel doet. Oud en zwaar bier is geheel af te keuren. Koud water, ligt bier, of water met melk , of met een weinig wijns, zijn de beste dranken: zij mogen alleen in den winter , is men er op gefteld , een weinig laauw zijn. Bezweet zijnde is het drinken zeer ongezond , en karnemelk, gelijk ik meer dan eenmaal zag, doodelijk. Kinders beminnen den witten wijn om de zoetheid; maar de meeste Ha is  Il6 DRANKEN. WARMTE. KOUDE is in ons Land zo bedorven , dat men dien hun niet mag geeven. Roode wijn , drie jaaren oud, zonder zuur, is de beste; maar de meeste Kinders groeien voorfpoedig op, zonder wijn te kennen. Na eenige zoute fpijs gegeeten te hebben, moet het drinken niet fpoedig volgen , ten zij men hun eerst gegeeven hebbe een (hikje droog of vet gefineerd brood ; anders zal het drinken den dorst niet ftillen. 's Nagts te drinken is een goed middel om de rust te verftooren , en moet des afgekeurd worden. Indien egter een onlijdelijke dorst hen uit den ilaap doet ontwaaken , geef hun een klompje fuikers, dat den dorst ten eerfte» ftilt: een middel, dat ons altijd te ftaade kan komen, wanneer wij op reis zijn, of in onbekende huizen flaapen, waar geen drank in den nagt te krijgen is. Kweek hen niet al te zorgvuldig" op. Bewaar hen (legts tegen eene geftrenge koude en al te groote hette , of gewen ze langzaam daaraan. Zij moeten zich weinig warmen , en vooral niet te digt bij het vuur kruipen, zelfs niet bij eene zwaare koude , op dat zij minder aandoenlijk en werkzaamer mogen worden. Verban alle kagchels uit uw huis: zij maaken de binnenlucht vogtig en onrein, verflappen de vezels der lichaamen , en doen de Kinders, in de buitenlucht komende , wegens het groot verfchil, te eer verkouden. —- Een gezond en wel te vrede Kind is  S P & E L E N. U7 is woclagtig , het wil altijd fpeelen , loopen, ravotten , en in beweeging zijn. Noem dat geene ftoutheid. De wijze Schepper heeft dien wonderbaaren trek tot beweeging in de natuur der Kinderen gelegd; zij kunnen niet ftil zijn: verbiedt gij hun het eene , zij doen dan het andere. Daardoor moet het lichaam ontrold worden, ook moet het ftijve gelenigd, en aan de flappe weeke deelen vastheid en fterktc gegeeven worden. Rust en voedfel kunnen dat niet bezorgen, maar wel de beweeging. Deeze deeldt ook wakkerheid mede , behoudt de vogten in eenen goeden ftaat , en maakt den flaap gerust. Hunne natuur vordert die vrijheid , en fpeelen is hun daarom zo noodzaakelijk als eeten. En zal dat woelagtige, dat vrolijke en hun zoet gefnap , daaronder , bij te woonen niet gevalliger voor een moederlijk hart zijn, dan laffe gezclfchappcn, die geene waarde hebben , en die, om niet in flaap te vallen , zich genoodzaakt vinden tot het fpel de toevhigt te neemen ? Hoe veel meer zult gij dan , wegens het bijzijn uwer lievelingen , u verheugen! Hoe veel grooter nut zult gij doen, en hoe veel zekerder zult gij derzelver ongelukken voorkomen! Verveelt u hun gedruis, ftaa dan liever op , dan u daar tegen te verzetten , of hen te dwingen om ftil te zijn. Verwijder u daarom ten dien tijde , en gaa naar elders, liever dan hun de nuttige bewee' H 3 ging  JlS 'T GENOT DER BUITENLUCHT. ging te bcnccmcn. —— Dewijl zij de buitenlucht ongemeen beminnen , en het heilzaame van dezelve veel Merker, dan wij, gevoelen , gelijk blijkt aan jonge Kinderen , die krijten, maar aanftonds wdl te vrede zijn, als men hen maar in de open lucht brengt, laat ze daarom niet lang vertoeven in ongeluchte vertrekken, in vunfche ziekekamers, of in kleine Hinkende fehooltjes. Worden zij grooter, zeg hun: aan , dat zij hunne flaapvertrekken niet moeten verlaaten , zonder de venfters te openen, in allerlei weder, behalven wanneer het mist. Staat hun zelfs toe , moeten zij in huis blijven , veel met open' raamen te zitten , om de gezonde reine buitenlucht te fcheppen ; maar nooit in togten , die altoos kwaad zijn , en foms zwaare verkoudheden, of wat nog erger is aanbrengen. Laat togt en wind door alle kamers fpeelen, wanneer zij niet daarin zijn. Draag egter zorg, dat, waar zij zitten , hunne oogen niet gekeerd zijn naar de fneeuw, .naar groote vuuren of naar de Zon. Zelfs moeten zij daarin niet zitten leczen of leeren. Hunne kamer moet wel vrolijk ; maar niet te fterk verlicht zijn. Hun oor moet ook niet ontfteld worden door eenig zwaar geluid. Beduidt hun , dat zij , zelfs niet in het driftiglle hunner fpelen , de natuurlijke ontlastingen mogen tegengaan of ophouden. —- Geef hun linnen , maar geene katoene neusdoeken, en  'nagelbijten. 119 en gewen ze , 's avonds , bij het naar bed gaan, en, 's morgens, bij het opftaan , zagtkens den neus te fnuiten ; dewijl, het derwaards gevloeide vogt , blijft het daar lang, bederft. Laat ze geen vingers in den neus fteeken , of de neusgaten krabben. Gebeurt dat telkens tegen uw verbod, roep dan den Geneesheer , dewijl het een teken is , dat zij Wormen hebben. Verdraag niet, dat zij nagelbijters worden: want zo dra zij een weinig daaraan gewennen , kost het eene verbaazende moeite, om hen daarvan af te brengen. Ook moeten zij de nagels nooit te kort affn ijden : want in beide gevallen kromt het vleesch onder de nagels zich om naar buiten, en wel naar boven , en zij krijgen ftompe lelijke vingers, die onbekwaam worden , om veele nuttige dingen te doen , waartoe de nagels moeten dienen. Om een zeer nieuwsgierig Kind, daaraan vast, er van af te brengen , gaf ik het eens mijn horologie , met vrijheid om het open te doen, en van binnen te bezien. Het bloosde, toen het merkte , dat het buiten ftaat was, wegens de afgebeeten nagels , dat uit te voeren ; en die verlegenheid bragt , onder een zagte afmaaning , niet weinig toe, om deeze kwaade gewoonte te overwinnen, Zindelijk te zijn op handen en voeten : de eerftcn vóór en na het eeten te wasfehen, en de laatften dikwijls des zomers, wanneer het ftuift, li 4 in  120 Z W E E T E N. H AKDSCHOENE N. in koud , doch , 's winters , in laauw water, zonder er egter lang in te zitten, om ze niet week of t£, gevoelig te maaken, en de nuttige eelt weg te neemen , moet ééne der vaste huiswetten zijn. Opwasfendc Dochters , die leeren naaien , klaagen veel over het fterk tweeten van handen en voeten. Al weer koud water tegen het eerfte gebruikt, en geene nietige beuzelingen , gelijk vaak gebeurt; doch tegen het andere moeten zij fchoone drooge kousfen aantrekken. Heeft het fterk zweeten bij uwe Dochters plaats onder de armen, en bederven daardoor haare kleederen , ftoor niet dit beftél van den goeden Schepper, of deeze vogtcn , afgeleid wordende , zullen op derzelver oogen of borst vallen, en zij hebben dan treurige gevolgen daarvan te wagten. Willen zij haare klecdcren bcwaaren, dat zij lapjes van fijn en zagt linnen tweemaal wit doen verwen , en binnen haare kleederen onder de armen draagen , die het doorflaan van het zweet zullen beletten. Ilandfchocncn in den flaap aan te hebben , of altoos, in huis te draagen , is kinderagtig. Geene uwer Dochtcren moet denken, dat fnceuwwitte teêrc handjes eene waare fchoonheid tekenen. Men fpaare de handfchoencn voor den winter, en worden de handen uwer Zooncn of Dochteren wat taanig door de zomerlucht , de winter zal ze wel bleekcn. Zo gij uwen Kinderen toelaat de  GEBRUIK DER HANDEN. 121 ie beide handen in alles, wat zij doen, te gebruiken , dan zal de kragt in beiden gelijkmaatig verdeeld worden: want de hand, die men het meeste gebruikt , zal de fterkfte worden, en het fijnfte gevoel verkrijgen. Of mag en moet men de linke hand verminken, gelijk bij een fpaarzaam gebruik altoos gebeurt? Komen er niet veele gevallen voor, waarin de linke, en niet de regte hand, goede diensten moet doen ? De laatfte is wel de eerwaardigfte gekeurd vóór langen tijd; maar niet altoos: want de linke heeft ook deeze beurt gehad. Moet het deeze nu opgeeven , het is alleen wegens de gewoonte , en niet om eene in- of uitwendige verdienste. Een jong Kind heeft eigenlijk maar twee werktuigen, om voorkomende zaaken te leeren kennen , naamelijk oogen en handen. Dikwerf zie ik met vermaak , hoe het alles aanraakt en betast. Dit is des Kinds ftudie. In de drie eerfte levensjaaren leeren zij , door voelen en tasten , meer, dan in de dertig volgenden van hun leven. Laat het ook daarom lang onkundig blijven van het onder- fcheid tusfehen de regte en linke hand. Wanneer een Kind niet overgaat, na eene lange rust , tot fpeelen , het worde dan door u daartoe aangemoedigd : ja, ik fchaam mij niet te zeggen , fpeel mede , om het Kind beweeging te geeven en vrolijk te maaken. Het brengt hun toch een onbedenkelijk vermaak H 5 aan,  162 V R O L IJ K H E I D. aan , en hun genoegen geeft ons genoegen , wanneer men een groot Kind bij een klein Kind wil zijn. Vrolijkheid moet men ook met alle kra t bij hen doen vol ftaan. Altijd zal ik pleiten , uit eigen ondervinding , voor de noodzaakclijkc Vrolijkheid van Kinderen. In mijne vroege jeugd zou ik eens eenigen tijd doorbrengen bij twee oude Bloedverwanten , beide tot mijn ongeluk , of liever (dit kan ik nu zeggen) tot mijn geluk, knorrige lieden in eenen hoogen trap. Dit verdrietige ftreedt zodanig tegen mijnen inborst , en hadt zulken iterkcn invloed op mijn hart, dat ik toen het kinderlijk befluit nam , om nooit , hoe oud ik mogt worden, knorrig te zijn ten verdriete van anderen. En dit voorneemen heeft zich zo vast in mijn gemoed gezet, dat ik voor mij zeiven fchrikke, zo dra ik maar iets van eene knorrige luim in mij voele opkomen, des ik mij aanflonds tot mijne vrolijkheid herftelle. Voorts weert de Vrolijkheid menigte ziekte; en hierom behoort men , door het fpel, door verheugende vertellingen, of door aartige zinfpeelingen op voorvallende zaaken , hen dikwerf te doen lachen , vermids dat hun altijd goed doet , en den omloop des bloeds bevordert; doch lang en onmaatig lachen moet men tijdig tegèn gaan, dewijl het nadeelig kan zijn. *- Hebben jonge Kinders weinig lust tot het fpel, dat egter zeldzaam is, gaa dan met hen  •WANDELEN. ON WE DER 123 hen wandelen; maar laat zn. nooit fchielijk of hard vooruit gaan , waardoor ze aanffonds in het zweet of buiten den adem geraaken. De maatige beweeging in het wandelen, de nieuwheid der dingen , die zij zien , en de zuivere lucht , welke zij inademen , werken te zamen ongemeen tot derzelver gezondheid en genoegen. Wordt het genoegen geftoord door te vallen onder het gaan , of zich in 't fpel te bezeeren , breng aanflonds , is het van belang, een gepast hulpmiddel aan, en leer hun tevens, hoe zich, in het vervolg, voorzigtiger te gedraagen ; doch berisp hen niet ftreng: want anders zullen zij , bij andere ongelegenheden , die met eene beuzeling te helpen waren , alles verzwijgen ; en'deeze vreesagtige ftilzwijgenheid, (gelijk men zo dikwijls ondervonden heeft) zal hun eene ongeneeslijke kwaal aanbrengen. Dan, is bet ongemak gering , fluit dan het luidrugtig fchrecuwen , en zeg, dat men zich, bij alle eigen' ongevallen, hard moet houden , en fmertcn grootmoedig leeren verdraagen, dewijl kermen en krijten geene geneezing aanbrengen. Wanneer gij een zwaar onverwagt licht en geluid, bij voorbeeld van een Onweder , voorziet, moet gij , 's nagts , lichtzin derzelver kamer laaten brengen , en, bij dage, vooraf daarvan waarfchouven , dewijl dat de onbedaardheid en den fchrik zal doen agterblijvcn. Komt het Onweder  1*4 GEDRAG BIJ een onweber. weder op , gaat gij beiden dan met hen naar buiten ; fpreekt van deszelfs nuttigheid ; wijst hun aan de opkomende bui; onderhoudt hen over de Majefteit van god; toont hun de pragt van het Verfchijnfel; bemoedigt hen , om den loop der Blixemftraalen na te gaan ; voorfpelt hun , dat de flag zal volgen ; doet hen luisteren naar de echo's in de wolken; ea verhaalt hun, hoe wonderbaar gods bewaaring geduurig in zeer veele voorbeelden gezien wordt. Dus zullen zij, in u geene ontroering ziende, ook niet voor een Onweder leeren Adderen. Komt de regen op, treedt dan in huis met uwe lievelingen aan de hand, cn zo lang het Onweder duurt, duure het gefprek, op de gezegde wijze, voort, tot-dat het aftrekt; maar treedt dan weer naar buiten , om met hen te praaten, terwijl gij hen nog acht doet geeven op het geen er van te zien en te hooren valt , over de gereinigde lucht , over de verfrischte natuur, en over den hervatten zang der Vogelen ; maar laat hen dan ook van u hooren, welke dankbaarheid de Mensch fchuldig is aan eenen zo magtigen, wijzen en goeden god. Voorts praat dikwijls met hen van onverwagte gebeurtenisfen, die eene zwaare ontroering kunnen geeven, en hoe men zich daartegen moet wapenen, om fchielijke verwisfelingen van vreugd en fmert, van rumoer en ftUte , kloeklijk te ondergaan , zonder de tegen-  SCHRIKKEN TEGENGAAN. 125 genwoordigheid van geest te verliezen. Men behoort alles aan te wenden , om een bang Kind vrijmoedig, onbedeesd , en zelfs gemeenzaam te maaken met voorwerpen , van welken het eenen afkeer heeft, gelijk van fpin- nen , padden, wonden, en geftorvenen. Schrikken zijn geweldig nadeelig voor derzelver gezondheid en foms doodlijk. Ik heb een eenig, fchoon en fterk Kind van aanzienlijke en veel vermogende Ouderen gekend, dat, op eene Buitenplaats , vrolijk aan een hoog venfter ftondt, toen een Bedelaar, ongemerkt door het hek ingefloopen , en vóór 't zelve gekomen , zijnen harden en treurig klaagenden bedeltoon begon aan te heffen , waardoor hetzelve dermaate verfchrikte , dat het binnen kort overleedt. Een ander in eene voornaame Stad van ons Vaderland was bang gemaakt voor eenen bullebak , die , zeide men , eenen zak bij zich droeg, waarin hij ftoute Kinders ftak. Op zekeren dag , toen men turf zou opdoen , kwam een Turfdraager, toevallig, met eenen ledigen zak, op éénen fchouder hangende , in het vertrek , waar de Ouders en het Kind waren , om de eerften iets te vraagen. Het laatfte , zittende te fpeelen , verbeeldde zich, hem ziende, dat het de gedreigde bullebak met den zak ware, waar door het zodanig verfchrikte, dat het, ondanks alle aangewende hulp des Gejneesheers, in den volgenden nagt ftierf.  120* AAN ALLÉS GEWENNEN. ftierf. Beklaaglijke ongevallen ! die den Ouderen eene finert gegeeven hebben , welke ik niet kan bcfchrijvcn. En hierom wilde mijn Vader nooit toelaaten , dat zijne Kinders , 's avonds, in het duistere, door het huis of naar boven zouden gaan: want, zeide hij, zij verbeelden zich iets te zien , foms door een wedergekaatst licht der Waan , of zij loopen ergens tegen, en meenen iets vreemds te gevoelen of te hooren , waarop niet zelden een geweldige fchrik hen plotfeling overvalt: een licht in de hand voorkomt dat alles. Anderszins moet men zijne Kinders , vroeg , aan alles gewennen , aan honger en dorst , aan koude en hette, aan rust en vermoeidheid, aan zweeten en waaken. Onze natuur laat zich wel eens door eene fchok ter néér flaan, maar zij laat zich ook trapswijze geleiden. •—— Wanneer zij u iets verzoeken, weigert het niet zonder regtmaatige redenen, en verandert daarin niet, al ware het, dat gij daarna mogt begrijpen , dat de inwilliging hadt kunnen gefchieden: want wanneer zij zien, dat zij hunnen zin door aan te houden verkrijgen, zullen zij , bij volgende weigeringen , eigenzinnig , koppig en kwaadaartig worden , zelfs door huilen u willen doen bukken , het geen invloed op hunne gezondheid kan hebben. — Jaloufic moet met alle zorgvuldigheid voorgekomen worden , gelijk dit treurig geval u genoeg  JAtOERüCHHElD. 12j noeg zal leeren. Een beueed Kind, zijnde aan het huis ecner Minne, werdt vroeg gefpeend, waarop deeze overging het haare voort te zoogen. Het eerfte , dat ziende, werdt daarop dermaate door jalocrscbhcid vervoerd, dat het fints begon tc treuren , en daarna langzaamer hand te vervallen. Toen het te laat was, begreep men eerst de reden ; maar het Kind ftierf van jaloerfche fmert. Zo gij dan de minlte jaloufie in een Kind verneemt, moet gij de oorzaak daarvan , aanftonds , uit deszelfs oogen wegdoen; of, volgt er niet eene kwijning op, zal deszelfs inborst bedorven worden. En wilt gij dat kwaad geheel uitroeien , verdubbelt dan uwe liefkoozingen jegens hetzelve, en vervrolijkt het op allerleie wijzen. — Van het zesde tot het zevende jaar kunt gij beginnen , hun min warme klederen te laaten draagen , ligte in den zomer, meer dekkende in den winter; doch , 's morgens en 's avonds, of wanneer zij in den wind gaan , behooren dezelven wél te fluiten. Kinders moeten hun wintergewaad , niet te vroeg in het voorjaar, afleggen wegens onze veranderlijke luchtsgefteldheid, noch in het najaar te laat aantrekken. — Bij het verfchoonen moeten de hemden , vooral 's winters , wél droog zijn , en mogen onder een hoofdkusfen of op eene vtuu> mand een weinig verwarmd ; doch moeten , 's zomers , koud aangetrokken worden. Mis- fchien OM  ia8 DEKKEN. HAIR. KAMMEN. fchien wordt het menigvuldiger gebruik van fchoon linnen in den zomer te veel van ons verzuimd. Na het zevende jaar kan de hoed , des zomers en des winters , in huis wegblijven; maar niet, wanneer zij in den regen, in den wind, of in den zonnefchijn loopen. — Bij nagt komt alleen eene ligte flaapmuts te pas , geen bcddejak. — Wilt gij hun hair tot eenen ftaart laaten binden, zo zal het ras zijne veerkragt verliezen , en vroeger uitvallen. Laat het hun kort draagen , en dikwerf fnijden , dan verkrijgt het meer Merkte, en behoudt dezelve langer. Men mag hier vraagen , of men der mode geen onregt doet door altoos over haare tijrannij te klaagen? Thans fchijnt zij haare ftrenge heerfehappij, maar misfehien flegts voor korten tijd , afgelegd te hebben omtrent de behandeling van het hoofdhair; of oogluikende te zien, dat elk tot zijne natuurlijke vrijheid wederkeert, en dat draagt, gelijk hem best dunkt. Men bediene zich dan van het terug gekomen regt, eer zij haaren fcepter wederom opvat , en met grooter ftrengheid het afgelegd gezag herneemt. Kammen , die wijde tanden hebben , en het hair niet uit zijnen wortel rukken, dienen best voor alle Kinderen. Veelmaalen moeten zij gebruikt worden, om het hoofd zuiver te houden , om deszelfs uitwaasfeming te bevorderen , om de zinkingen af te leiden , en om eene  HULSEL. K O U S S E N. 129 eene vroege kaalheid tegen te gaan. Uwe Dochters volgen dat ook , en draagen ligte mutsjes. Geen Iinlfel, waarbij, gelijk onlangs, broeiende en (tinkende matrasjes , die fchaadeIrjk waren voor het hoofd , vercischt werden, kome ooit weer in trein! (Losfe wensch ! of luistert de mode naar wenfchen ?) Onlangs ondergingen de fchoone aangezigten der jonge Jufferen een treurig lot. Door gordijnen aan de hoeden , of door zeer digt fluitende rriutzen werdt haar gelaat geheel verborgen gehouden , en , bij eene ontmoeting , kende men naamvlijks eene békende. Nu het bovendeel des -aangezigts gelukkig zijne vrijheid terug gekreegen heeft , is het nu de beurt der kin geworden, om zich agter de pof halsdoeken te verfchuilen. Welk eene verheven Wijsheid! — De borst niet broeien , maar harden , is zeer goed; dan zij moet, in een zo vogtig Vaderland , ten tijde van koude, wél gedekt worden, om ze tegen de zo gemeene borstziekten te befchermen. . Eén paar Kousfen zal genoeg zijn ; doch zo men witte onderkousfen, ftel eens, agt dagen draagt, moeten deeze, vier dagen regt , en vier dagen omgekeerd aangetrokken worden', om dat de zuiverheid der kousfen den voeten ter betere uitwaasfeming voordeelig is. — Twee zeer gewigtige waarfchouwingen moeten hier niet Vergenten wof* den. Voor eerst , de Zuinigheid moet I nooit  130 VERBOODEN KLEEDEREN. nooit zo verre gaan , dat gij uwen Kinderen afgelegde of geërfde wolle kleederen van oude, zieklijke , of teringagtige Vrienden zoudt laaten aantrekken. Laat zulken liever verbranden: want de bcfmetting kan door het wasfchen, wel uit linnen, maar niet uit wolle gedreeven worden. Ik zal hierbij doen , dat men den Kinderen geene kostbaare of ligt befmette kleederen , dagelijks , moet laaten draagen , om dat een Kind , vreezende de beftraffing , zo het een fraai en duur kleed onder het fpelen bemorst , 't geen bijna onvermijdelijk is, nooit, om eene zodanige reden, moet terug gehouden worden van te fpeelen en zich te oefenen. Ten tweeden, moeten, bij den aanwasch des lichaams , geen eng geworden rok, borstrok, boorden van hemden, of ftropdas deszelfs leden, hals of armen knellen, dewijl alle pranging de Kinderen hindert in den arbeid, nadeel doet aan de lichaamsleden, en zelfs bloedftortingen kan veroorzaaken : vooral moet 's nagts geene knelling ergens plaats hebben. Verbiedt ook altoos den Schoenmaaker naauwe fchoencn voor hun te maaken ; dewijl zulken alleen de oorzaaken zijn der pijnlijke likdoorns : ook misvormen zij de voeten, beletten het lang ftaan, of rad loopen, en maaken de Kinders onvast op de beenen. Goede fchoenen moeten ligt, warm en waterdigt zijn, met zagt overleer voorzien. Kurke binnenzoolen wor-  S C H O E N S NV worden afgekeurd , om dat ze te ftijf zijn, zich niet fchikken naar de buiging der voeten, en" het vogt er meer intrekt. Welk een jammer , dat de klompen of holsblokken verweezen zijn naar het gemeene volk ! Men behoorde dezelve aan alle Kinderen , tot het tiende jaar, toe te laaten, om dat ze de vogtigheid best afweeren, altoos warmte geeven, de voeten tevens hard maaken , en voor ftooten bewaaren. Men geeve hun naderhand fchoe» nen , 's zomers omgekeerde , 's winters dikke, om hun geenen loomen gang te doen krijgen. Meer dan één paar zijn er altoos in 't gebruik , dewijl zij nooit met natte fchoenen moeten gaan, en doorweekten , 's winters, niet fpoedig droog worden. — Verdraagt geene hooge fpitze hielen, gelijk men die onlangs zag onder de fchoenen der Dochteren : want zij beletten het fterk worden der fpieren in beenen en voeten; zij doen dezelven voorover op de teenen gaan, gelijk de dieren; zij maaken de voeten geneigd tot zwikken en vallen; zij geeven (om niet meer te zeggen, dat hier niet wel gezegd kan worden , hoewel het van zeer groot belang is) moeite, om zich in balans te houden; en dringen 't lichaam, om zich , onder het gaan, agter over te buigen; ja doen meer kniefchijfbreuken in Vrouwen , dan in Mannen voorkomen. Zo men niet mag Voorfcbrijven platte mansfchoenen aan uwe I a Doch'  132 ONMAATICE KLEÉDINC. Dochters, ten minsten, tot het zestiende jaar, (welke raad , mooglijk , in deezen modetijd , al veel gewaagd is) laat dan de hielen ten weinigften breed, laag en lang zijn. Laat mij toe nog iets hierbij te voegen , dat , ten deezen tijde van weelde en pragt , bij u in hooge aanmerking moet komen. Thans valt het hoe langer te meer in trein , de Kinders boven hunnen ftaat te kleeden en op te voeden. Dit jammerlijk kwaad flaat van de Grooten over tot de geringe klasfe, en zelfs tot de Landlieden. Doorziet bidde ik u, hoe zeer zij reeds nu daardoor bedorven worden , en welke de verdere gevolgen zullen weezen. Verheffing wordt er eerst uit gebooren, en foberheid of armoede naderhand. Kunt gij het niet uithouden , of zullen zij , in laater tijd , op dien pragtigen voet niet vermogen te leeven, wat onregt zoudt gij , dit invoerende, hun aandoen ? Waarlijk gij zoudt hen fchandelijk bedriegen , en uit dat wreed bedrog hun ongeluk in den toekomenden leeftijd , vrij zeker, doen voortkomen : des moet gij toezien, op dat zij , of bij uw leven , of na uwen dood , zich niet bitter over u beklaagen. —■ Nu wil ik overgaan tot een teder ftuk , het noodzaaklijkfle, moeilijkfle en onaangenaamde in de ganfche Opvoeding, het geene veele tedere Ouders zeer verlegen maakt, ik meen de Kastijding , van welke zo veel gezegd is , en waar  kast ij ding. 133 waar omtrent men nog wijd verfchilt. 't Zal alle teerhartige Moeders behaagen , niet zonder reden , wanneer ik zeg , dat flagen niet voor Menfchen zijn , maar de Kinders vernederen tot den rang van beesten; dat dit middel dikwerf derzelver gezondheid benadeelt , en de drift de maat der kastijding vaak doet te buiten gaan; vooral wanneer de toornige Vader eenen ftok in de hand neemt, en toeflaat op het hoofd (van 't welk ik een Kind heb zien zinneloos worden, en fterven) of op de borst , naar het valt , terwijl van fchoppen geen minder onheil is te vreezen ; dat men hun, om zodanige ftraf te ontgaan, aanleiding tot leugens geeft ; dat de vrees alleen den pligt niet leert, en zelfs volwasfenen niet lang bij denzelven doet blijven: want zo dra de ▼rees over is, komt de natuur weer tot haare vrijheid en handelt naar willekeur; dat de geduurige ftraffen haaren nadruk verliezen , dewijl Kinders , zo dra zij merken dezelve te kunnen doorftaan , gevoelloos worden , en de kastijdingen verachten; of, zo ze te hard aankomen , worden zij nog boozer , ftorten in hartzeer en wanhoop; ja dringt men hen dus, in ftrenge fchoolen , door geweldpleeging tot de Weetenfchappen , zo worden zij vaak volkomen daarvan afkeerig. Voorzeker, dit zijn ontegenfpreekelijke waarheden. Hoe dan? Zal men ze berooven van alle vermaaken in ftede I 3 van  134 KAST IJ DIN ö» van ftraffen ? maar dan zal men den moed ïri hen uitblusfchen; en hoe lang zal die berooving der vermaaken moeten duuren ? Zal men liefkoozingen in de plaats ftellen ; maar zijn Kinders , die misdoen , vatbaar voor de liefde , of fpotten zij niet in die gevallen met de Ouders, en doen verder wat zij willen ? Zullen dan Ouders , die zich egter niet willen laaten ringelooren, zich van redeneringen bedienen? maar de Kinders zijn veeltijds te jong, om die te verftaan, en belachen ze; of de redeneringen zijn niet goed, en een Kind, zijne eigen' denkwijze daartegen zettende , ftopt de ooren voor dezelve. De eenvoudige roede dan? ja, dikwerf zag ik daarvan de volkomenfte uitwerking ; maar misfchien kan men ze ook misfen. Zal men hen dan tot ftraffe in een duister vertrek opfl uiten ? neen , de fchrikbaarende verbeelding in Kinderen wordt daardoor al te hevig aangedaan. ,, Zo veel, zegt gij, wordt dan afgekeurd , waarin mijn hart volkomen toeftemt uit een volheid van tederheid; maar ik moet bij alle mijne lieve gevoeligheid ook verftandig handelen; ik moet mijn Kind regt opvoeden , dewijl deszelfs en mijn geluk er van afhangen ; en welk middel zal men dan mij aan de hand geeven ?" Hoor, Mevrouw! wij zullen te zamen de zaak volkomen vinden ; uwe tederheid en uw verllaud z-ullen er niets bij te lijden hebben; uw en uwes Kinds  KAST IJ DING. 135 Kinds geluk zullen vast ftaan, zo gij het fijne in dit ftuk der Opvoeding volkomen volgen wilt, dat is , zo gij , twee jaaren lang, geduld en ftandvastigheid wilt bezitten en oefenen. In de eerfte maanden, als het verftand reeds daar is , zal één tikje met de roede op de hand genoeg, en mogelijk niets meer noodig zijn. Maar daarna iet anders, waarin het geheim gelegen is. Vóór den aanvang van het vierde jaar moet uw Kind u in alles gehoorzaamen : 's Kinds hoofd moet dan geheel naar uwen wil, gebrooken zijn, (gelijk men dat zo noemt) het moet geheel vóór u bukken. Wordt dat bereikt, dan is alles gewonnen , en flaan zal in het vervolg onnoodig zijn. Zo dra dan uw Kind ftout of ongehoorzaam is, moet gij aan hetzelve verklaaren, dat het zich onwaardig maakt langer bij u te zitten : gij moet het opneemen, en in eene andere , doch geene donkere , kamer brengen, tot dat het uwen wil volbrengt. Ik heb eene Dame gekend, die dit zo wél begreep, dat zij, op éénen morgen , al haar ander werk liet ftaan, en vier uuren doorbragt, om 's Kinds zin aan haaren wil te onderwerpen. Zo dra als het weggebragt , en eenigen tijd alleen geweest was, riep het om verlosfing, en beloofde verbetering; maar het was niet bij haar te rug , of het weigerde de gevorderde gehoorzaamheid. Toen nam zij het weer op , en I 4 bragt  I'jji K A S T IJ D I N ft, bragt het wederom weg; waarna het voor de tweedemaal goede woorden gaf, en ook daarr op terug gehaald werdt; doch vrugteloos. Dit duurde vier uuren lang, eer het Kind, eindelijk , volkomen bukte. Zo veel gedulds hadt deeze waardige Moeder, en zo handelde zij met alle haare Kinderen, hebbende, tot haare vergeldinge en tot het geluk der kleinen , dit vermaak, dat zij allen, na het derdejaar, als lammeren waren , en bleeven. Mijn Vader was van gelijken denktrant en handelwijze. Hij hadt cm wel te llaagen, alles vooraf te werk gefield, gelijk ik zeide, om ons op de fterk ftc wijze aan hem te verbinden. Geen zijner Kinderen kreeg immer een klap met de hand. Viel er iets voor, dat niet regt was, dan hoorden wij alleen eene berisping of befchaaming. Ging het verder , dan verklaarde hij plegtig, dat wij zijne Kinders niet waren , en dus onwaardig , om in zijne tegenwoordigheid te blijven : wij moesten weg. Dit griefde ons dermaate , dat wij dikwerf met traanen in de oogen baden , liever afgeklopt, dan gebannen te worden uit zijne oogen ; maar dit mogt niet helpen, hij hieldt het vol, en bereikte zijn oogmerk. Ik heb aanzienlijke Ouders gekend, die, door een ander middel, hunne ftoute en ongezeglijke Kinders fïraften zonder hen te bezeeren : zij lieten , naamelijk, dezelven op den helderen dag te bedde brengen , zonder eenig  KAST IJ DIN O. 137 eenig fpeelgoed bij zich te hebben : indedaad eene vreefelijke ftraf voor een Kind, meer dan men denkt. Laat mij hier nog bijdoen, dat zo lang de Kinders jong zijn , en de re-r den van een verbod niet vatten, zij u op het woord moeten gehoorzaamen; maar laat ons ook denken, dat zij, laater, meer begrijpen, dan wij meenen : des moeten zij , in eenige gevallen misdoende, ten vollen overreed zijn, dat zij zodanige verbanning verdiend hebben: want geftraft te worden , zonder de oorzaak te weeten, doet den haat bovenkomen. Maar de ftraf moet ook aanftonds , op de eerfte fchulderkentenis en belofte van beterfchap, opgeheeven worden. Is het vonnis van wegdraagen eens geveld , het moet, zonder genade, en ondanks al het gefchreeuw en tegenfpartelen , worden uitgevoerd ; anders is alles verlooren , en het Kind blijft meester. Zo dra hetzelve tot onderwerping gekomen is , moet gij geen grein van eenige verftoordheid meer laaten blijken , of het zal uwe tegenwoordigheid niet kunnen verdraagen , het zal wegvlugten, en dat erger is, eenen haat tegen u opvatten , 't geen allerverderflijkst zou weezen, 't Zij zo , dat gij met eenen moederlijken tegenzin ftraft, gij moet , aan den anderen kant , altijd met een moederlijk vermaak vergeeven, het Kind met zulk een vergenoegd oog aanzien, en wederom zo zagt behandelen, I 5 even  J3S KAS T IJ D 1 N G. LEEREN. even als of er niets gebeurd ware, op dat hetzelve ten volle wederkeere tot zijn voorig vertrouwen en liefde ; ook op dat het zijne gewoone vrolijkheid hervatte, zonder welke het aan eenen Haaf zal gelijk ftaan. — Maak verder altoos onderfcheid tusfchen een wanbedrijf uit moedwil , of uit onvoorzigtigheid , bij voorbeeld, het Kind kan iets breeken, in welk geval geene ftraf; maar eene vermaaning, te pas komt: want ftraf zal geene voorzigtigheid leeren, maar wel haat tegen u verwekken. — Na dit teder ftuk , ik vertrouw , tot uw genoegen afgedaan te hebben , willen wij den tijd van het leeren befchouwen. Gij weet , dat de vermogens zich bij het eene Kind vroeger , doch bij het ander laater , ontwikkelen. Bedroeft u niet , zo het laatfte bij de uwen plaats mogt hebben. Men moet volftrekt hen niet vroeg tot het leeren aanfpooren: want het lichaam fchijnt eerst eene zekere vastheid te moeten verkreegen hebben , eer het, zelfs de kleinfte infpanningen , zonder nadeel wil verdraagen. Kinders, welker vermogens laat rijpen , zijn doorgaans fterker van lichaam, dan anderen. Meermaalcn zag ik, dat vroeg aangevoerde en anderen vooruit leerende Kinders , op hun twaalfde jaar , ftilftonden , eo ingehaald werden van de geenen , die laater begonnen waren. En met hoe veel fmert gedenk ik dikmaals aan een ontzettend geval, hier  TIJD VAN LIEREN, igjj hier in de nabuurfchap gebeurd. Een zeker Heer , Weduwenaar zijnde , befloot, daar hij niets aan handen hadt, alle zijne kundigheden en tijd te befteeden tot de opvoeding van vier Zoonen. Hij begon en Haagde daarin zo ongemeen , dat het elk verbaasde , Kinders van twaalf jaaren , min of meer , niet flegts verfcheiden' Taaien te hooren fpreeken ; maar ook de eerflelingen van onderfcheiden' Weetenfchappen te zien kennen. Hij ging daarin voort , en zij vorderden ongelooflijk. Welk eene vreugd voor den noesten Vader ! Maar wat gebeurt er ? Daar hunne lichaamen niet beftand waren voor zulke veel weetende Zielen , werden de vermogens gekrenkt: de eene Zoon voor, en de andere na, werdt, omtrent op het agttiende jaar , dof, flomp , en ten laatflen zinneloos! Welk eene gewigtige waarfchouwing is deeze , om de kragten der ziel niet meer te vergen, dan dié des lichaams draagen kunnen ! Dus geene vroege fterke infpanning, Mevrouw ! maar veel fpeelen, veel zich beweegen, en vrolijk zijn : langzaam beginnen en langzaam voortgaan. Kinders behoeven niet vroeg geleerd te zijn , het 'is genoeg, dat zij het laater worden. Het geheugen zelf verkrijgt eerst zijne grootfle kragt, niet in de kindschheid , maar in den leeftijd, die tusfehen de jongelingfchap en de mannelijke ' jaaren infehiet. Vermaan ik u, de Zielen  140 ARBEID EN LEEREN. Zielen der Kinderen niet te bczwaaren ; meq Bioet zich ook verzetten tegen allen zwaaren en aanhoudenden arbeid , dien fommigen het jong en nog te teder lichaam opleggen. Dan» dit zal het lot uwer Kinderen niet zijn. Men vindt dat ook meest bij Landlieden, welker Kinders den tijd, dien zij in de fchoolen moesten flijten , reeds beneeden tot zwaar werken in het veld , waardoor fommigen zo gedrukt worden , dat zij , gelijk ik er ken , klein van gewas blijven , om dat de jonge kragten des. lichaams bijna geheel aan den arbeid, en niet aan de uitrolling der leden belteed wordeu. Het lot der zulken, en, over het geheel genomen , de onbekende al te zwaare arbeid, en de daarbij komende drukkende armoede bij duizend Landlieden van ons Vaderland verdienen veele traanen, en waar is eenige mogelijkheid van herltelling ! — Als men met het leeren der Kinderen begint, moet er geen dwang vernomen worden. Houdt u, als of gij beflooten hebt, hen tot een nieuw vermaak te geleiden , of hun eene belooning op hunne gehoorzaamheid te fchenken. En wanneer zij al te vlijtig aan, het werk zijn, moet gij hen dikwijls, duurt het wat lang , daarvan afroepen , en tot lichaams uitfpanningen noodigen. Altoos in de open lucht , moeten zij met den hoepel fpeelen, knikkeren, kegelen, kolven, klauteren op hoornen (doch dit in 's Vaders tegenwoordigheid, om  K 0 N S T E N. «fn zich niet te waagen op dunne takken) hoogten op- en af te loopen , om gezwind te worden , hovenieren , harken , fchoffelen , en bloemen planten; doch , bij regenagtig weder, den drijftol en het palet in eene groote kamer gebruiken , of leeren draaien , en vooral timmeren. Maar zo hun Vader die kcnst niet vcrftaat, moet men hun eenen timmerman toevoegen , die, ten minften in het begin , hun aanwijst, hoe zij boor, bijtel en fchaaf moeten gebruiken. Verhitten zij zich in het een of ander, en zijn ze boven maate bezweet, laat hen een droog hemd aantrekken. Deeze goede vermaaken kunnen ook , in huis , verwisfeld worden met de nuttige Tekenkonst, welke niet alleen eene aangename tijdkorting aan uwe Zoonen en Dochters zal geeven , en hen vervrolijken; maar ook de oplettendheid zeer zal vergrooten , naauwkeuriger op den aart der gefchaapen dingen doen letten , en hun duizendmaal in het leven allerleie diensten zal doen. — De Zangkonst moge ook hierbij komen , doch op eene maatige wijze : want zij, die zich, van kindsbeen af, fterk daarop toeleggen, blijven klein van gewas, en worden daarna droefgeestig , zieklijk , of fterven vroeg. Ik heb eenen braaven veruitzienden Vader gekend , wiens Dochter eene zo verwonderlijke bekwaamheid tot zingen hadt, dat een Zangmeester, daarover verbaasd, hem aan- boodt  142 MUZIEK». boodt de rijkbegaafde Juffer voor niets te leeren; dan hij werdt bedankt, om dat haar Vader vreesde , dat zijne wél onderweezen zijnde Dochter als dan gevaar zou loopen , van gefleept te worden naar allerleie Concerten , waar hij te regt dagt , dat haar voortreffelijk Hart en Zeden veel gevaar zouden loopen. — Het Klavecimbel kan met regt aangeprcezen worden, om dat de Muziek zo wel vermaakt, als het hart verheft , en die oefening losheid aan de vingers geeft : dan , men moet met het negende jaar beginnen, dewijl zij anders in laater tijd niet wél verkreegen wordt. Hierin moet men egter de maat niet te buiten gaan, door te veel tijds daaraan te befteeden, te groote verdienden daaraan hegten, of er zijne hoofdbezigheid van maaken. Het is mij , ondertusfehen , zeer vreemd voorgekomen , dat men bijna alle Kinders de Muziek laat leeren, zonder dat ze meer weeten, dan het vermaak , het welk de ooren in de verfchillende geluiden vinden. Verre gevorderden , gelijk ik dikwijls ondervondt , wisten ook niet meer. Maar waarom verklaart de Muziekmeester hun niet de waardij van deeze konst, en welken invloed zij op de ziel heeft , of waar zij die moet en zal hebben ? Of is dit van geen belang, en is het genoeg, als de handjes zich maar beweegen, en de ooren luisteren zonder meer? Waarlijk dan verlaagt  MUZIEK. BADEN. ZWEMMEN. 143 laagt men deeze edele konst, en het Kind blijft onkundig van het egte voornaame doelwit. Eene enkele Fluit kan men daarbij voegen ; maar duldt , bij laatere jaaren , geene Waldhoorens , Trompetten , Hobois, en zeer bezwaarlijk, of liever niet eene Dwarsfluit; dewijl de eerden de bovenfte tanden doen verliezen , foms breuken geeven , en de laatfte het fcheuren der tedere longvaten , vooral in zwakke gedellen , ten gevolge kan hebben. Men koope dan zodanige vermaaken niet voor zo duuren prijs! Begeert men een ander aangenaam en gezond vermaak , vergunt dan aan uwe Kinderen het Baden, het geen hunne lichaamen zeer zal verderken ; maar altijd in eenen ondiepen vijver , nooit in eene onbekende gevaarlijke graft of rivier , welke zo menigen onbedagten Jongeling het leven benamen. — Laat ook nooit uwen Kinderen toe^, dat zij , vooral ten tijde van harden wind, met anderen uit louter vermaak gaan zeilen, ten zij er eenigen onder hen zijn, welke die konst wél verdaan. — Het Zwemmen , nu zo fchaarsch beoefend , maar oulings de geliefde konst onzer Voorvaderen; en indedaad zeer noodzaakelijk in een Land, waar zo veel water is, als in het onze, en waar het gevaar van verdrinken ons of anderen , duizendmaal, dreigt, moest van alle Vaderlandfche Zoonen, ■doch altijd, onder het oog van eenen getrouwen  144 SC HAATS RIJDEN. SCHERMEN. Wen kundigen Opziener , geleerd worden* Mogten er openbaare Zwcmfchoolen, door de bezorging van aanmoedigende Overheden, onder het toevcrzigt van eenen bezoldigden Meester , vöor groot en klein, op vaste zomerfche dagen, aUerwege , in ons Vaderland geopend worden ! — Nu fchieten er nog drie vermaaken voor de jeugd over , van welken gij beiden , mooglijk , één woord verlangt, naamelijk het Schaatsrijden, het Schermen en het Danfen. Mijne pen is zeer huiverig, om voor het eerfte fterk te pleiten. De fterke beweeging in eenen tijd, waarin men gewoon is veel te zitten ; de konst om zich altijd in evenwigt te houden, en de fnelle voortgang, maaken te zamen het genoegen uit , het geen de Jeugd daarin vindt; maar ftel ik daartegen de tallooze mij bekende voorbeelden van gevaarlijk vallen, en van jammerlijk verdrinken, 't geen , alle winters , in ons Vaderland gebeurt , hoe is dan het Schaatsrijden , in goeden gemoede aan te prijzen! — Zelden komt het Schermen in den oorlog te ftaade; waar men niet bedaardlijk met zijne tegenpartij zich ftaat te bedenken , hoe eikanderen eene kans af te winnen. Met regt vreest men, dat jonge Lieden , in die konst bedreeven , te eer befluiten, om anderen tot tweegevegten uit te daagen, of ze aan te neemen. Zo lang het Schermen dan dient, om dezelven te begunstigen ,  SCHERMEN. DANSEN, 145 tfgen , is het raadzaam deeze oefening op te fchorten. Anderen zullen ze noodig oordeelen , zo gij uwe Zoonen tot den krijgsdienst wilt optrekken , en zeggen, dat zij foms kunnen uitgedaagd worden tot een tweegevegt, of ande. ren daartoe zullen moeten dringen. LaatU daardoor niet misleiden. Zo ergens, ik erken het, is er eene droevige tegenftrijdigheid tusfchen de hooge wet en de mode. De eerfte zegt: ,, dat hij die een tweegevegt aangaat en fneuvelt, ©p eene horde naar de galg gefleept , en met een been daaraan zal gehangen worden ; maar de mode verklaart, dat hij , die een tweegevegt afflaat, onwaardig is, als een Krijgsman te dienen, en verftooten moet worden." En wie, denkt gij, heeft nu de bovenhand? De wet? neen, de mode. En wat zijn dan de gevolgen ? Twee Vrienden vogten , uit misverftand en drift, om eene beuzeling, voor niet langen tijd, niet verre van mijne wooning, en ftieten op het zelfde tijdftip (kan ik het zeggen zonder uw hart te doen bloeden, en mijne fmert te vernieuwen ?) den degen door elkanders hart, zo dat ze bij eikanderen neervielen{ — Van het Danfen heeft één der grootfte Vader-, landfche Ontleedkundigen gezegd: dat er geen bekwaamer lichaamsoefening is. Dan, het geeve (men ftaat dit eens toe) eenen losfen aanvalligen zwier; het doet eenen vaardigen ligten gang verkrijgen ; het bezorge veel gemaks iB K alle  ïa6 d a n s e w. alle lichaamswendingen; ook zij er geene ar>* dere oefening, die zulks kan doen: maar welke Ouders zullen deeze oefening bepaalen, en welke Kinders zijn gezind, om het daarbij te laaten ? De aangeleerde konst moet meestal eene openbaare toejuiching hebben, die gereeder door dwaazen daaraan gegeeven wordt, dan aan eene Vaderlandfche Deugd. En het geen erger is , zij vervoert jonge Juffers en Heeren vaak naar bals en danspartijen , waar de zeden dikwerf zwaaren last lijden. En wie kent geene, zelfs anderszins zeer waardige , Kinders , die in zulke draaikolken zijn omge» komen? Niemant zal willekeurige draaingen, vaardige en zwaare fprongen , zonder eenige reden aangelegd , willen vcrdeedigen ; maar het is vreemd , dat men thans niet begeert, dat de Kinders in het danfen zullen leeren eene bedaarde grootfche houding, welke de bevalligheden en de waare fchoonheid , de fiere zedigheid en de vriendelijke grootmoedigheid, nevens de waardige heuschheid van een uitneemend karakter, best kan vertoonen. Begeert men dat niet, om dat wij geen Meesters hebben, die zelve zulks verftaan; maar moest dat niet het eerfte zijn, 't welk men op het oog behoorde te hebben, zo men het danfen al wilde toeftaan? — Drie gebreken kunnen nog in overweeging komen bij Ouders , die gaarne alles willen toebrengen tot eene volkomes lichaam-  5CHEEL ZIEN. HAKKELEN. MANK GAAN. tg» iicïiaamlijke Opvoeding, zo verre, naamelijk, dezelve hun mogelijk is. Stel, dat één uwer Kinderen fcheel ziet , (een zo zeldzaam gebrek onder de Landlieden , en waarom ook niet vreemd in de Steden?) wat dan te doen? Voorzeker moet gij hetzelve daarover nooit beftraffen , dewijl het niet weet wat het is. Gebruik er niets tegen, maar oefen geduld, en laat de verbetering over aan de goede beftelling der Voorzienigheid , die zo vaak beterhulpmiddelen aan de hand heeft, dan wij kunnen uitdenken. — Hakkelt één uwer lievelingen , of heeft het eene kwaade uitfpraak; het hoore geene berisping van u : want zelden fpreeken zij duidelijk vóór het derde jaar. En verneemt gij het daarna , zo zult gij dat gebrek best verwinnen , wanneer gij het Kind gewent tot langzaam fpreeken, en het niet laat verkceren , dan met zulken , die de woorden wél voortbrengen. — Maar wat te doen tegen het mank gaan , dat zo gemeen is in de Steden , als zeldzaam ten platten lande ? Meestal gebeurt dit, bij toeval, door het kwetzen der heupen, doorgaans als de jonge Kinders, onder het draagen op den arm , zich agterover geeven. Laat de leiband , anders onnut, nu te pas komen , en om den hals der draagende Minne of Meid geflaagen worden , op dat dezelve dat onheil, zo het kan, afweere. Boerinnen gaan weinig met haare Kinderen op K 2 den  14$ MANK GAAN. ONGESTELDHEID. den arm wandelen; maar moet dat anders in onze Steden zijn? Zo ja, vertrouw uw Kind alleen aan eene zeer voorzigtige Minne of Meid, aan welke men duidelijk moet verklaaren liet groot ongeluk, voor het welk het Kind bloot ftaat, zo zij niet waakt tegen dat kwetzen der heupen, door het ijlings agterover werpen: dan zal het gevaar minder worden ; maar gij kunt dat geheel ontwijken , wanneer gij ü van de aangepreezen' kinderwagentjes gelieft te bedienen. Klaagen de Kinders van ongefteldheid , ontroer u niet te zeer. Laat ze aanftonds vasten en veel drinken. Raadpleeg verder eenen Geneesheer, liever dan elks voorfchrift te volgen , dat de onkundigtle- gereed zal zijn u te geeven. Is hij niet bij de hand, dan zullen de eenvoudigfte middelen de voordeeligfte zijn. Krijgen zij winter-handen en voeten, wendt geene middelen daartegen aan: want dan jaagt gij hun eene ziekte op het lijf, welke de goede Schepper door dat ongemak wilde voorkomen. Worden zij verkoud, zijn zij roosagtig, is er dan geen Flierftroop, om hun, nu en dan ,bij dage , een weinig daar van te laaten neemen ; maar niet in eene menigte, 's avonds , bij het naar bed gaan ? Hoesten zij , laat ze de drooge lucht niet mijden; en is er geen Arabifche Gom, om de fcherpe doffen te verdompen ? Wordt een hand of voet verduikt, hebt gij dan geenen zwag-  inenting. 149 zwagtel, bevogtigd met witten wijn? Zij branden zich eene blaar , bevat de Azijnsflesch geen vogts, om dezelve te betten ? De huid is weg gebrand , kunt gij dan geen boomolie en het wit van een ei tot een zalfje kloppen , en , op de wond gefineerd , met een doekje dekken , 't geen , geduurig daarmede bevogtigd , er op moet blijven , tot dat de nieuwe huid daar onder is aangegroeid ? Dan , laat mij U niet ophouden met voorfchriften te geeven. Slegts dit. Gij beiden fiddert voor de Kinderziekte, en vraagt, of men al of niet zal inenten ? Welk antwoord wagt gij van mij omtrent dit teder fïuk ? Helt gij er toe over, ik durf het u niet afraaden : hebt gij er veel tegen, ik zal het u niet opdringen. Wilt gij leezen al wat voor en tegen gefchreeven is, dan zult gij u nog meer in verwarring brengen. Ziet wat de Ondervinding aan de hand geeft, dat is, welken zegen de Voorzienigheid van God op de Inenting legt, en bepaalt daarnaar uw befluit. Voor het overige , de Vader der genade zegene deeze voorfchriften, en uwe poogingen tot eene gelukkige lichaamlijke Opvoeding uwer Kinderen , en Hij zij altijd hun Weldoener en Bewaarer! K 3 AAN  AAN JONGE ECHTGENOOTEN. OVER DE ZEDELIJKE OPVOEDING. Verband tusfclien de licliaamlijke en zedelijks Opvoeding. Voorded der laatjte. Drangredenen. Wegen daartoe. Ontwikkeling van vermogens. Aanmoedigingen. Eensgezindheid der Ouderen, 't Vertrouwen winnen. Temperamenten. Geene Kinderen onderling vergelijken. Het eene niet heminnen boven het andere. Tijdverdrijf geeven. Dwingen. Weinig overgeeven aan Dienstbooden. Voorzorgen. Bejiier van het Verjtand en het hart. Deugden en Ondeugden. Godsdienst. Taaien. Konjten. Weetenfcliappen. Verkeer. Beroep. Huwelijk. D aar Gij beiden, mijne geëerde Vrienden! te regt oordeelt, dat de lichaamlijke en zedelijke Opvoeding der Kinderen in een zeer naauw verband met eikanderen liaan , vraagt gij mij , na bet ontvangen van mijne voorfchriften omtrent de eerfte , ook eenigen omtrent de andere thans te mogen leezen. Vooraf moet ik zeggen , dat het mij zeer aangenaam is  ZEDELIJKE OPVOEDING. I^j is te zien , dat gij beiden dat naauw verband tusfchen de lichaamlijke en zedelijke Opvoeding erkent : want men zou gewis zeer kwalijk beraaden handelen , wanneer men de lichaamlijke Opvoeding ter hand nam, en de zedelijke liet vaaren ; of zo men veel aan de eerfte deedt, en minder werks maakte van de tweede, 't Gaat zeker , dat de lichaamlijke de vroegfte zorgen vordert , dewijl het van geen kleen belang is , dat de Ziel een fterk %verktuig hebbe, waardoor zij zeer veel in de Waereld zal moeten uitvoeren , of een goede vaste wooning, waarin zij, kort of lang, zich kloeklijkzal moeten ophouden. De zedelijke Opvoeding komt veel laater aan: want de jongo Ziel moet eerst door de zintuigen leeren waar zij is , wat haar voorkomt, en wat zij doen moet; doch fchoon uwe zorgen zich laater tot dezelve bepaalen mogen, zij is egter van geen minder belang , en er moet voorzeker niet weiniger aan gedaan worden. Mogten zij beiden in een gelijk evenwigt ftaan bij alle Ouders , op gelijke wijze ter harte genomen worden , en met gelijke zegeningen door den almagtigen en algoeden Vader der Kinderen bekroond worden ! Duizend Menfchen, vooral onder 't gemeene volk en onder de landlieden, voeden hunne Kinders op, zonder ooit eenige regels gehoord te hebben , of op te volgen, En onder de hoogere klasfen meent K 4 elk  152 z e d e l ij k e opvoeding. elk verftands genoeg van de zedelijke Opvoeding te hebben , hoewel zij er egter bijna niets van kennen. Wanneer men dat wél nagaat , moet men verbaasd ftaan , hoe alles in de Maatfchappij nog zo wél te regt komt, gewis veel meer , dan men zou denken. Voorzeker men zou, dat gebrek in aanmerking neemeude , een veel grooter verderf onder on9 moeten verwagten ; en het is er egter niet. Hiervan weet ik geene oplosfing te geeven , wanneer ik de altoos waakende en befticrende Voorzienigheid van God buiten lluite. Zij* vergoedt waarin Menfchen te kort fchicten , en weet in een agtergelaaten of kwalijk ingerigt beftier dermaate te voorzien , of dat zo te verfchikken , dat het den aandagtigen Refchouwer altijd moet verbaazen. Dan , deeze gunstrijke beftelling van God, eene zo treffende proef van zijn mededogen met verwaarloosde Kinderen , en van zijne zorg , dat de Maatfchappij niet los gaat en inftorte, geeft ons geene vrijheid , om de middelen te vcrwaarloozen, welke hen tot eene gelukkige zedelijke Opvoeding kunnen geleiden. Daar jonge harten het zedelijk gevoel niet misfen, 't welk, is het niet door wanbegrippen , driften , of door de Opvoeding zelve gekrenkt , telkens hun aanzegt, watindedaad loflijk en fchandlijk, wat al of niet geoorloofd, wat goed of fnood zij ; zo glijden fchoone zedelesfen , ongeacht de  NUT DER OPVOEDING. 153 de verdorvenheid, in de tedere gemoeden; en daar het vermogen der gewoonte niet gering is , ziet men , foms door het heele leven , de gevolgen daarvan voortduuren. Alles moet derhalven aangewend worden tot bevordering eener goede Opvoeding. Sommige Lieden zien wel kans, om hunne Kinderen de eer der groote Waereld te bezorgen, ook tot hooge eerampten te brengen, en geene geringe fchatten natelaaten ; maar wat zijn zij dan ? Eene wijze en deugdzaame Opvoeding is voor hun de beste erfenis. Zij fteunt de Maatfchappij, en geeft aan het Vaderland de beste Burgers. Braave Kinders zijn de vreugd der Ouderen, en de hoop der Nakomelingfchap. Het voornaame oogwit der Opvoeding is dan, de Kinders zo verftandig, zo deugdzaam, en zo gelukkig voor zich zeiven , voor ons en voor anderen, op te trekken, als dat kan gefehieden. De geheele konst der Opvoeding is dan alleen de natuurlijke en zedelijke vermogens , waar mede Kinders voorzien zijn , te ontwikkelen en te oefenen , om hen tot hun geluk op te leiden. Nieuwe bekwaamheden kan men hun niet geeven; maar die zij bezitten, kunnen en moeten verbeterd en geoefend worden. ■ Drie wegen ftaan daartoe voor u open , ik meen , die van Onderwijs , van Gewoonte en van Voorbeelden. Het Onderwijs bepaalt zich tot de Weetenfchap , tot de Nieuwsgierigheid K 5 of  154 bestier der opvoeding. of Leerzaamheid der Kinderen. Tot den tw&£~ den behoort derzelver geneigdheid , om Gewoonten aan te neemen , of te herhaalen dat zij dikwijls gedaan hebben. En tot den derden behoort de liefde tot Nabootzing , welke de fierkfte drift is in de menschlijke Natuur. Deeze drie wegen , Mevrouw ! zijn voor u open : want het grootfte werk zal voor uwe rekening moeten ftaan. De Zooncn zijn, van de vroegfte dagen af, onder uw oog; maar de Dochters zijn het altijd: des zal de Opvoeding meer op u , dan op uwen Echtgenoot aankomen. Hierom heeft God uitfteekender vermogens aan u, dan aan hem gegeeven, indedaad meer dan gij denkt. Laat u dan niet door het gemak , of door het voorbeeld van andere Vrouwen , welke haare Kinderen aan andere Menfchen toevertrouwen, misleiden. Zij mogen daartoe de grootfte kundigheden bezitten, en al ware het, dat zij daarvan duizendmaal meer, dan gij, bezaten, zij hebben egter geen teder moederlijk hart , geene zo groote zorgvuldigheid , geenen zo onvermoeiden ijver, geene zo fterke liefde, als gij, voor uwe Kinderen. Liefde zal ook de eerfte vergelding der Kinderen voor al uwe moeite zijn, en deeze , welke waarlijk van het hoogfte gewigt is, mag niet tusfehen u en vreemden verdeeld worden : zij komt u geheel toe. Laat mij daarenboven nog iets tot uwe bemoediging in dit  T IJ D VAN BESTIER. 155 dit gewigtig werk zeggen. Geloof mij, wat men ook van het bezwaarlijke der Opvoedinge van Kinderen moge zeggen , het getal der algemcenc regelen en der grondlesfen , die men in allerleie gevallen in acht moet neemen , is zeer klein , en ongetwijfeld veel minder, dan gij denkt ; maar derzelver toepasfing en gebruiken zijn zeer veele , en niet wel te noemen; maar wilt gij u met ernst toeleggen op oefening en waarneeming, dan zult gij daarin zeer bedreeven worden, en alles te boven komen. Hoe gelukkig zal het dan altijd voor Kinderen zijn, eene wijze en zeer deugdzaame Moeder te hebben! Dan , wanneer zult gij aan het werk beginnen ? Na het derde of vierde jaar ? neen, dat zou verre weg te laat zijn. Zo gij er , in de drie eerfte levensjaaren , weinig of niets aan deedt , zoudt gij te laat bevinden, dat zij meer kwaade neigingen aan zich getrokken , of zich in de verdorven driften verfterkten , dan in de tien volgende jaaren, door de wijste middelen konden getemd worden. Befteedt gij , ten minsten , de drie eerfte jaaren wél, gij zult u, in de volgenden, van eene onnoemlijke en mogelijk vrugtlooze moeite ontflaagen zien. Ik heb u zulks beweezen in het voorbeeld van eene aanzienlijke Vrouw, (bladz. 135.) die dat zagte fchoone middel gelukkig te baat nam , om eigenzinnigheid , onwil, toorn , hebzugt en wraak,  15<5 T IJ D VAN O N D E R W IJ g. wraak , welke de eerfte opkomende driften in Kinderen zijn , vóór het vierde jaar te verdrukken , en zelve meester te blijven. Mijn hart prijst nog haar verftand en geduld, na dat zij geftorven is! — Kinders letten, hoe jong zij mogen zijn, op alles: zij peinzen, zo dra zij hooren: zij maaken, eer zij nog kunnen ftamelen, kleine overweegingen en beoordeelingen : alle voorwerpen doen hen aan, en zodanige &aandoeningen zijn voor hun van gewigt. Hierdoor ontftaan, zo dra de eerfte Hameien de woorden opkomen, kindfche redeneringen v wier aartige invallen ons dikwerf doen lachen. Zo dra dat gebeurt, dan Mevrouw! is uw tijd gekomen , om het Onderwijs te beginnen; maar doet het zeer bedekt. Gij moet fchijnen geen acht te geeven op het kinderlijk gefnap; evenwel dat niet nalaaten. Daaronder en daarna zullen kleine vonkjes van oordeelskragt en van fchranderheid opkomen , welke de eerfte kragten der Ziel genoemd kunnen worden. > Laat die nuttige oogenblikken niet voorbijgaan ; maar begeef u, om zo te fpreeken , in het gezelfchap met uw Kind, en vang aan deszelfs eerfte gedagten te regelen, deszelfs eerfte denkbeelden te ontwinden. Het eerfte lachje , 't welk de Moeder, zelden vroeger dan na de derde week van 's Kinds geboorte , ontvangt , doortintelt haar hart; maar het eerfte teken van redengebruik verrukt haar gevoel. Alle gezelfchappen der  PRAATËN VAN KINDEREN. 157 der Waereld moeten,zo dra dat flerker is;, van u vergeeten worden: dit eenige blijft; het is het allergewigtigfte voor u en voor uw Kind. Deeze aangenaame en tijdverdrijvende bezigheid , in het gezegde tijdftip , wordt zelden waargenomen. Men vermaakt er zich meer in, dan dat men 'er zich wél van bedient. Men wil wagten , maar waarom ? Het Kind , kan het fpreeken en met u praaten , vindt genoegen in eenvoudige onderzoekingen, en zal men het daarin niet helpen ? Zelfs heeft het met zijne handjes daarom alles reeds lang aangetast en wie weet, hoe veel het daardoor heeft geleerd ! Ontwikkelt gij da eerfte denkbeelden, komt gij het gemoet in het denken , het zal genoegen vinden in uwe beflisfingen , om dat het niet gedwongen wordt: en weet gij u naar het Kind te fchikken, dan zal het zelfs u daartoe aanzetten, ó Welk een fchoone arbeid, een redelijk Schepfel , onweetend op deeze Aarde verfcheenen , te leeren en te helpen denken ! — Nieuwsgierigheid, of de begeerte , om alles te weeten , is de eerfte hartstogt, die zich in het zelve openbaart. En hoe wonderbaar komt deeze neiging aan eene zorgvuldige Moeder te pas ! In plaats van het Kind met moeite aan te zetten tot biet vormen van gedagten , tot overweegingen of tot gefprek- ken , komt het lieve Kind zelf daartoe. Verder zult gij verneemen eene bijzondere Geneigd-  155 HOEDANIGHEDEN VAN KINDEREN. neigdheid, om dingen, te vooren gedaan, telkens te hcrhaalen, en door de geduurige oefening eene heblijkheid van doen te verkrijgen. Ware dat niet zo , hoe zou zelfs het Kind kunnen leeren fpreeken , waartoe zij zo veele moeite aanwenden , dat ik mij duizendmaal daarover verwonderd heb. — Eindelijk zult gij in het zelve de zugt ter Nabootzinge ontdekken. Niets is er hoe gering, waarop het geen acht flaat : het ziet naar onze oogen , het let op onze gebaarden , en neemt onze manier van denken en handelen aan , ja het neemt zelfs waar onze luimen en driften. Hierbij komt een Vertrouwen op de Moeder , waardoor het gezeggelijk is , zich zo gaarne in derzelver gezelfchap bevindt, en op haar let, om haar Voorbeeld te volgen. — Met deeze drie fchoone en voordeelige hoedanigheden uitgerust , zendt de alwijze Schepper het Kind in de Waereld. Bedenk dit toch , edele Vriendin! Hij vertrouwt dit gewigtig Schepfel, dit dierbaar pand , dat aan de Engelen grenst, dat meer is , dan gij begrijpen kunt , aan u, om aan hetzelve het goede toe te brengen, en het kwaad, dat zo ruim in de verdorven natuur ligt , vroeg tegen te gaan. Welk eene hooge Eer voor u in de Waereld! De Mensch is het groote voorwerp, op welks kennis en opkweeking de Mensch zich nu moet uitleggen ! Deeze bedenking zal de zedelijke Opvoeding, welke  aanmoediging. 159 tvelke meer zwaare lasten heeft, zeer verligten en veraangenaamen , te meer , wanneer gij overweegt , dat de algoede God u tot dat werk gegeeven heeft eene grooter maate van geduld , van gevoeligheid en van zagtmoedigheid. Mislukkende poogingen moeten u dan niet moedeloos maaken , of uwe opgevatte voorneemens verzwakken. Naar gelange dan uw arbeid hier onvermoeid is, zal ook de liefde van uwen Man jegens u aangroeien. De vreugd en belooning , wanneer |ij alle hinderpaalen daarin te boven komt, zal ook zo groot zijn, dat het uwe verbeelding verre weg te boven gaat. Een Kind tot eenen zegen, of tot eenen <->ek voor de Waereld te zien worden , is een verfchil , welks tekening wij hiet kunnen maaken. Een Kind voor den Hemel, voor de juichende Eeuwigheid op te voeden , waarde Vriendin ! welk eene glorie is deeze ! Of is deeze aanmoediging tot het groote werk , dat gij zult beginnen , nog niet genoeg , en twijfelt gij aan den Goddelijken zegen , zonder welken gewis alle onze beste onderneemingen wegvallen ; dan moet ik u wijzen , (en niets kan hooger gaan) naar de liefde van je sus, welke hij den Kinderen betoonde, naar zijne minzaame behandelingen met dezelven , die u bekend zijn. En hoe veel doet dat niet af bij iemant , die het Evangelie vereert ! —— Na deezen gelegden grondflag , die uw teder, doch  l6"o EENSGEZIND IN DE OPVOEDING.' doch bezwaard hart aanmerkelijk zal verlieten , wil ik nader komen , en tot U beiden fpreeken. — Allereerst moet dan- deeze waarfchouwing uit mijne pen vallen: „ Ziet"toe, dat gij eikanderen nooit dwarsboomt in de lichaamlijke, maar vooral niet in de zedelijke Opvoeding." Geene Opvoeding kan ooit wél gelukken, wanneer gij in de hoofdzaakcn verfchilt. Of kan het eenig voordeel geeven, als de een iet fpoedig en gelukkig met zorg, vlijt en liefde opbouwt ,#het welk de ander, haastig en onverftandig , wederom even fchielijk afbreekt ? Kan het wél gaan , als de een wil kastijden , en de ander fielt zich met geweld daartegen ? Kan het nuttig zijn , dat de ee-~ iets verbiedt , en de ander veroorlooft het ? Welk eene ijsfelijke wanorde in het huis , als de Kinders , die toch altoos zeer opmerkzaam zijn, partij trekken, zo dra zij oneensgezindheid in hunne Ouders verneemen ! Men zal fteeds zien , in die treurige gevallen, dat zij overflaan tot den Vader , of tot de Moeder, welke hun het zagtfle toefchijnt, en het meest ten wille flaat , terwijl zij niet nalaaten den llrengflen te haaten. Trekt daarom te zamen ééne lijn; en al ware het, dat de een of ander in eene zaak mistastte , moet egter een Vader een kwalijk gegeeven bevel der Moeder, of de Moeder een verkeerd gebod van den Vader niet afkeuren in de tegenwoordigheid vanj  ÖNTZAG ÉN L I Ë F b fe. 1&*I Van het Kind, of deszelfs uitvoering ftremmen, Het ja en neen des eenen moet het ja en neen der andere onveranderlijk zijn. Dat eert Kind eens verbooden is door de Moeder, moet ook door den Vader verbooden genoemd Worden, al ware het verkeerd. Een ander geheim, om in de Opvoeding wél te fiaagen , is , dat gij beiden alles infpaut, om de zu'verfte toegenegenheid en het volkomenfle vertrouwen van uwe Kinderen dermaate te winnen , dat zij bij niemant vrolijker, openhartiger en geruster zijn, dan bij u beiden; dat gij. de eenige en beste vertrouwelingen van hun geheel hart zijt; dat zij zich in alles volkomen op u verlaaten , in zo verre zelfs , dat zij hunne feilen aan ü durven ontdekken. Zeker , hij is veel gevorderd, die het daartoe gebragt heeft. Maar zo verre behoort het te komen : want een goedhartig Kind zal veel eer den raad volgen van iemant, dien het voor zijnen vriend aanziet, dan van eenen, die hetzelve fmerten aandoet. Gij moet dan ontzag eh liefde te zamen paaren , het geen wel wat moeilijk is j, en mogelijk behoort onder de grootfte geheimen in de Opvoeding ; maar niet ondoenlijk. Zo de vrees of het wantrouwen de overhand in hun krijgt, is het gedaan met de heerfehappij over de Kinders. Zij moeten zeker weeten uwe opregte liefde , en er al hun vertrouwen in ftellen; maar ook dat gij, uit waare liefde * L in  1Ó2 EENPAARIG- GEDRA G. in geen geval iets zult toegeeven wegens het nadeel, dat daaruit voor hun zou voortkomen. Hierom moet hun, zo dra de eerfte vonken van oordeel in hun opkomen , gezegd worden waarom gij hun iets verbiedt of tegenfprcekt, naamelijk , om dat de Reden en de nadeelen zich aankanten tegen hunne driften en waar belang; en dat zij dus vroeg moeten leeren zich aan de eerfte te onderwerpen , en het ander ter harte te neemen. Wanneer men daarentegen hen altoos met loftuitingen overlaadt , zullen zij onderneemen alles door te drijven , en het moederlijk hart door ftreelen en vleien week te maaken, op dat niets hun geweigerd worde. De tederheid van andere Ouders gaat, integendeel , foms verzeld van eene toomlooze oploopendheid , en het minste , dat door een Kind misdreevcn wordt , al breekt het maar een glas , wordt met boosheid vergolden , ja de hand , die het te vooren ftreelde, ftoot het nu weg. Dit is een zeer groote misdag: want een wispeltuurig gedrag is zeer nadeelig, en ftoot zich zeiven otnverre. Kinders hebben veel doorzigt; zij maaken gebruik van de ouderlijke zwakheid; zij letten op derzelver gebreken , en weeten zeer wel , wanneer men hen met , of zonder reden verbiedt of kastijdt. Is hunne achting voor u weg , dan gelukt niets. Toont gij ftrengheid , zij zullen u wel vreezen, en gehoorzaamen; maar tevens  ACHTING EN VREES. 16$ tevens trotschheid, verdriet, en verbittering ifi hun hart tegen u koesteren. Liefkoost gij hen naderhand, zij zullen er niet door getroffen worden, zo min als door uwen toorn. Zo dra zij bewustheid van zich zeiven hebben , weeten zij wel, of zij gelijk of ongelijk hebben. Stelt altijd vast, dat zij oplettender zijn , en foms meer listen gebruiken, dan gij vermoedt, bij voorbeeld , men laat foms Kinders uit het vertrek wegbrengen , om dat zij veel fchreeuwen ; maar dat fchreeuwen komt niet voort, als uit een verlangen om uit uw oog te geraaken , het geen zij niet anders , dan door dat middel, weeten te bereiken: dit blijkt, om dat zij, weggebragt zijnde, Wél te vrede worden. Eén oogflag of een ernftig gelaat zeggé hun misbedrijf, en geeven zij zich dan over, zo is hun verbetering ligt ; maar harde ernst en ontijdige vriendelijkheid verwarren hen. Hoe wijs is het dan , achting en vrees , op gelijken voet te houden ! Beneemt des het ontzag alleen den fchijn van ftrafheid, welke dé Kinders doet beeven, en gij zult uw oogmerk niet misfen. Door eene meerdere hun voorzigtig vergunde vrijheid zal men ongemakken vermijden , en groote voordeden gewinnen. Een flaaffche dwang kluistert de ziel , die in vrijheid behoort te werken. Zij boezemt eene laffe fchroomhartigheid in; zij geWent tot veinzen en liegen; terwijl, in tegendeel, wat meef L 2 re-  IÖ4 TEMPERAMENT VAN KINDEREN» redelijke vrijheid hen tot een edel vertrouwen, tot eene beminnelijke opregtheid en tot eene waare openhartigheid zal geleiden. Men ziet maar al te veel , dat zij eene beteugelde vrijheid , die zij waanen geleeden te hebben, daarna vuurig inhaalen , door een verhaast en geweldig genot, als zij hunne eigen' meester.", worden. Houdt men zich dan te vrede met hunne kragten te beproeven , en ongevoelig naar eenen goeden kant te leiden , dan zal, vervolgens , de overgang der kindschheid tot de jongelingfchap min gevaarlijk zijn, en zij zullen met meer vrijheid gelukkiger, vergenoegder en vrolijker leeven. Legt u toe, om het Lichaamsgeftél, anders genoemd het Temperament uwer Kinderen, hunne bijzondere neigingen en inborst te leeren kennen, waaraan zelden gedagt wordt, en het geen nogthans van het uiterfte gewigt is. Zijn zij van een bloedrijk geitel; dan zullen zij vriendelijk, levendig, ligtvaardig, wispeltuurig, zorgeloos en geneigd zijn tot zinnelijke vermaaken. Maar, helt hun geltèl tot het galagtige, dan zullen ze meer trotsch zijn op verdiensten, grootmoedig, dartel , belangloos , vinnig en driftig. Of drijft het zwartgallige in hun boven, het geen niet vroeg ontdekt Wordt, dan zal bevreesdheid en wantrouwen , toorn en haat , wraak en verwoesting , maar ook naauwkeurig denken en diepzinnig peinzen de overhand hebben. Ontdekt  TEMPERAMENT VAN KINDEREN. 16*5 .«Jekt men anders in hun een wateragtig en flijmig geftél, dan zullen zij meer onverfchillig zijn, niet gaarne in hunne rust, of in 't genot der dingen , die zij lieven , geftoord worden; en dus, loom van aart zijnde, kunnen zulken niet ligt in beweeging gebragt worden, en zijn daarbij eigenzinnig. Deeze vier foorten van lichaamsgeftellen komen niet altijd geheel afzonderlijk voor; maar worden menigmaal ondereen vermengd , hoewel er doorgaans iets heerfchende van de hoofdfoort bemerkt wordt. Het is van belang, dit in het oog te houden, dewijl men daaruit , wegens den invloed des lichaams op de Ziel , zeer veel kan befluiten aangaande den verfchillenden inborst en neigingen der Kinderen , welke men , dewijl zij niet geheel te veranderen zijn, zo veel moogelijk, ten goede moet bellieren. Veele Ouders, zeide ik, denken nooit aan dit ftuk , hoewel het hun allernoodigst is , ook wanneer zij hunne Kinders tot het kiezen van een Beroep of van eene Vrouw zullen bellieren. Of zal men, bij voorbeeld, eenen Zoon, die volgens zijn lichaamsgeftél niet kan ftil zijn , dwingen tot eene zittende kostwinning , of hem naar eene Dochter wijzen, die van een gelijk geitel is, en mede niet kan ftil zijn ? Dan dit zal u nog tot een ander ftuk geleiden, ik meen. voordeel te doen met een goed Temperament , en daaruit veele goede (laat het mij zo eens noeL 3 rnen)  l66 VERSCHIL IN KINDEREN, men) Temperamentsdeugden aan te kweeken, en de kwaade ten goede te beltieren ; maar hierin moet gij geenen Zedeleeraar, maar eenen Geneesheer te hulp roepen. Hadt men dit nooit \rergceten , welke jammeren zou men voorgekomen hebben ! Een ander vermaan van veel belang behoort hier niet vergeeten te worden, naamelijk, dat gij het eene Kind niet moet vergelijken met het andere, of uwe eigen Kinders niet met vreemden. De wijze Formeerder der Waereld vertoont ons Eenvormig* heid en Vcrfcheidenheid in alle zijne Werken, welke twee wonderbaare Verfchijnfels in de groote Schepping den oplettenden Waarneer mer altijd verbaazen. En deezen ziet men niet flegts in de lichaamen, maar ook in der Men.-, fchen Zielen. Die allen hebben ^wel hetzelfde geestelijk , redelijk en onfterlhjk' wezen; maar zij allen vcrfchillen in aanleg. Hier door hebben zij niet gelijke kragten, gaaven en neigingen ; maar die allen verfchillen onderling. Gelijk er dus geene twee volkomen gelijkvormige menschlijke Lichaamen in de Waereld zijn geweest, of nog zijn; even min zijn er twee in alles gelijkvormige Zielen. Hieruit volgt, dat gij geen ander vreemd Kind moet afbeelden als een wonder van Wijsheid en Deugd; veel minder van de uwe» begeeren , dat zij ook alzo zullen zijn : want , dewijl Kinders eikanderen beter kennen , dan wij van hun oor-  •verschil in kinderen. I67 -bordeelen , zoudt gij in uw aangehaald voorbeeld kunnen mistasten, het geen zij, uit dien hoofde , ligt zouden merken , dat u in hun oog zou doen daalen. Maar gefield , dat gij in uw voorbeeld niet feilt, geeft gij dan geene aanleiding , dat de nijd omtrent vreemde, maar rijk begaafde Kinderen in de harten der uwen zal opkomen ? ja , doet gij hun geen onregt; dewijl het hunne fchuld niet is , dat God hun minder vermogens gegeeven heeft ? Kan men een Kind met weinige gaaven wel verachten , daar de Schepper hetzelve , mooglijk, beftemd heeft tot een ander Beroep , waartoe veel minder bekwaamheden genoegzaam zijn ? Verder , zo het eene Kind langzaamer in het leeren is, dan een ander , en gij durft in deszelfs aangezigt zeggen, dat hij een domme jongen is ; dat er nooit iets van hem zal worden ; dat hij zijn moest gelijk uw Buurmans fchrandere Zoon; gelijk zijn ouder Broeder , of gelijk zijne Zuster ; dan zoudt gij dwaas en gevaarlijk handelen : 's Kinds moed zal wegvallen en volkomen uitgebluscht worden. Met zodanige verfmaading bejegend zijnde , zal het , in het begin , zijn verdriet wel verkroppen ; maar mismoedig leeven, om dat het zijn natuurlijk gebrek niet kan verbeteren. Het moge, evenwel, eens moed grijpen , en zig zetten om u te voldoen ; maar het zal in een nieuw verdriet ftorten , om dat het geen L 4 kans  \6S VERSCHIL IN KINDEREN. kans ziet ooit te doen, ofte worden het geea men van hetzelve begeert. Dus moet het arm Kind , eindelijk, geheel koel, en onverfchillig worden, en het zal geene nieuwe kragten aanwenden , om zijne natuurlijke gefteldheid een weinig te boven te komen. Hierop (dit hebt gij misfchicn wel eens gezien) wordt het ongelukkig Kind, dat een nuttig Lid van de Maatfchappij hadt kunnen worden, van zulke Ouders gehaat en verftooten. Hoe verkeerd is dat gehandeld! Van duizend voorbeelden voeg ik er flegts dit écne hierbij tot ftaaving van mijn gezegde. Een zekere Zoon , aan wien alle moeite ter aanleeringe van nuttige Weetenfchappen was gedaan , werdt eindelijk door de moedelooze Ouders bij eenen anderen Leermeester befleld , die , toevallig , gemerkt hebbende deszelfs fmaak voor de Wiskunde ondernam den jongen in die Weetenfchap' te onderwijzen. Dit Haagde zo wél , 'dat hij daarna dén der grootfte Mannen in dezelve is geworden. Stelt derhalven nooit andere Kinders den uwen tot voorbeelden; zwijgt geheel daarvan ; moedigt elk maar aan, en geeft hun lef, wanneer zij , „aar maate van hunne vermogens, vorderen. Ik voeg er bij, duldt niet dat jonge fchrandere en vlugge Kinders dé geenen, die ouder i„ jaaren, maar ftomper van begrip zijn , boven het hoofd zitten , gelijk men zo vaak ziet gebeuren , of de moed der ' laatften  ONGELIJKE LIEFDE. I6p Jaatfren zal uitgedoofd worden. En och of geen van u beiden ooit vervalle tot een zeer gemeen , doch treurig gebrek , ik meen het eene Kind boven het andere te beminnen , en waarom ? Naauwlijks durf ik de onnoozele reden noemen : het is , om dat het , zo men meent , meest naar den Vader of Moeder gelijkt , of met derzelver naam genoemd is , of om dat hetzelve het jongde Kind is. Maar zou het eene eer voor u worden , dat eigenliefde en verwaandheid de oorzaak van zulke onderfcheidingen zijn ? Ik zal toeftaan, dat het eene aanvalliger, en fchranderer kan zijn , dan het andere; maar mag dat bij u in aanmerking komen , en uwe liefde zeer ongelijk maaken? Is het Kind , dat u meest weet te ftreelen en te behaagen , liet beste Kind ? Ziet toe , dat hetzelve niets van uwe meerdere verkleefdheid merke, of het zal uwe liefde misbruiken , en de overhand tragten te verkrijgen op uwe onverftandige teerhartigheid , 't welk ik zo dikwerf zag gebeuren; maar dan was het ook met de Opvoeding gedaan , en het getroetelde Kind werdt bedorven, en ging daarna verboren. Daarentegen ziet men dikwijls het verblufte Kind manieren verkrijgen , die het zo aangenaam bij' de Waereld maaken , als er één der anderen bij zijne Ouders is. Dan , die verkeerde uitzondering zal ook nog een ander kwaad naar Zich fleepen , zij zal u betaald gezet worden L 5 door  I70 T IJ D V E R D R IJ F. door den bitteren nijd en haat uwer andere Kinderen tegen uwen lieveling, welke twee gedrogten pesten zijn in de Huisgezinnen , en mogelijk oorzaak zullen geeven , dat nooit waare liefde en vereeniging onder uwe Kinderen plaats zullen vinden. Hoedt u dan, en laat zelfs al te groote en menigvuldige liefe koozerijen jegens het geliefdfte vaaren. Gelooft ook niet , dat Kinders fterk daarop gefteld zijn : er zijn veel gefchikter middelen te vin-, den , om hunne genegenheden vaster aan u te verbinden , indien er reden zij, om dat te verlangen. Dan , eene andere zorg wordt u liever herinnerd. Geeft aan een Kind altoos tijdverdrijf, en gelooft, dat hiervan meer afhangt , dan gij denkt. Zo dra een jong Kind niets om handen heeft, en zich dus verveelt, zal het beginnen te fchrceuwen. Ziet dat niet aan voor ftoutheid , en ftraft het niet : want anders wordt het wanhoopig, en van tijd tot tijd kwaadaartiger. Is zelfverveeling geen last genoeg voor een jong Kind, of hoe is zij voor ons? Zorgt dan, dat er altijd een goede voorraad van fpeelgoed bij de hand zij; maar geef het niet alles te gelijk, liever telkens wat anders , zo dra gij merkt, dat de liefde voor het oude vergaat. Nieuwe dingen behaagen hun altoos ongemeen; en zij moeten altijd iet hebben, dat hun behaagt , ten minsten dat verandering geeft. Begeert hetzelve dan eenig fpeel-  onredelijke; eischen. 171 fpeeltuig, geeft het zijnen zin, al ziet gij vooruit , dat het zich daarmede , maar voor één oogenblik, zal vermaaken: denkt dat een Kind wispeltuurig is. Vraagt het om iet , dat gij, bij voorbeeld een Horologie, niet geeven kunt, zegt, dat Kinders met zulke dingen niet fpeelen , en flopt het dan iet anders in de hand. Werpt het dat weg, en dwingt het nog om uw Horologie te hebben , geeft het niet. Schreeuwt het daarop , laat het fchreeuwen, Ziet het, langs deezen weg, zijnen zin niet te kunnen krijgen, het zal eenen anderen inflaan, en u door omhelzen en vleien willen oVerhaa* len. Maar zijt dan op uwe hoede , en geeft niet toe: want nu is het te doen om het mcesterfchap , en het Kind loopt gevaar van eigenzinnig en wederfpannig te worden. En willigt gij iet eens in, dan vraagt het u ftraks om wat anders , om een fpeld , om een mes; en zult gij dan dat alles geeven V Denkt op de gevolgen. Zagtheid is onderfcheiden van lafheid. Is het Kind te jong, om het onredelijke van zijne eifchen te bezeffen , keert het daarvan af door het iet anders te laaten zien, en fielt het te vrede door een zoet praatje; maar zo het u reeds kan verltaan , vertoont dan het onbetaamelijke van deszelfs verzoek. Maar kunt gij iet toegceven, weigert het niet; doch zo gij het reeds afgeflaagen hebt, verandert het ook niet. Door laffe toegeevendheid werdt  1?2 ONDEJ} EIGEN O P Z I G T. werdt menig Kind vroeg bedorven , en wat wordt er dan van? Naderhand, als het groot geworden is , kan het geene tegenfpraak meer verdraagen; het wil in alles zijnen zin hebben: Vader met Moeder moeten onderdoen. 1 Veelmaalen willen Kinders , als het hun verveelt langer bij hunne Ouders te zitten , of het daar niet naar hun genoegen vindende,'naar de keuken bij de Dienstbooden gaan. Indien gij zo gelukkig zijt, dat gij verflandige, godvreezende, en voorzigtige Dienstbooden hebt, aan welken gij ze volkomen kunt vertrouwen,' dan mag dat gefchieden; doch niet alle oo' genblikken. Het best is altijd het Kind onder uw oog te houden , en daarom moet gij zo weinig uitgaan, zo lang zij zeer jong zijn, als u maar mogelijk is: want in uwe afweezigheid lijden zij foms meer, dan zij uit vrees durven zeggen, gelijk men zo dikwijls ziet gebeuren. Het kan zijn, dat gij Dienstbooden hebt, die, als gij uit zijt, bezoeken ontvangen, en, om alle vrijheid te genieten , de Kinders in eenen hoek floppen , of laaten loopen naar eigen welgevallen; die zich foms het plaagen ver^ oorlooven , of zich vermaaken met derzelver verlegenheid, ongenoegen, drift, boosheid, toorn en wanhoop , het geen zeer verderflijk JS : want zo dat wat veel gefchiedt, zullen ongeduld, onrust, wantrouwen en vaardige oploooendheid zich vast zetten in hunne tedere zielen a  SCHAADELIJKE VERTELLINGEN. 1-3 zielen , en in éénen avond zal meer afgebrooIcen worden , dan gij in ééne geheele Week hebt opgebouwd. Het kan ook zijn , dat gij Dienstbooden hebt , die , louter om uwe kleinen te believen , en zich bij hen aangenaam te maaken, alles, ook het geen gij het ftrengfte verbooden hebt , hun toelaaten , en zich dus in derzelver liefde zoeken in te dringen , en de uwe u te ontvreemden; ja, die hen zoeken te vermaaken met vertellingen van onbetaamelijke klugten , van toveraars , van hekfen, fpooken en vreemde verfchijningen, van dieven en moordenaars, van andere euveldaaden, welke ijsfelijke dingen niet alleen hun droevige gedagten geeven, en hunne zinnen dikwerf doen wederkeeren tot die akelige dingen ; daar zij, zo lang als maar mogelijk is, onbewust moeten blijven van alles , Avat de menschlijke natuur onteert en bedroeft. Maar, het geen nog erger is , door zulke vertellingen zetten zich bijgeloovigheid en vrees dermaate vast in de Ziel, dat ze , in het ganfche volgende leven , niet geheel daaruit geroeid kunnen worden. Hierom werdt in mijns Vaders huis, bij het huuren van Dienstbooden, dit beding vooraf gemaakt; „ Geene heks- of fpookhistorien aan de Kinderen te vertellen." Meermaalen ondervindt men , dat vooral jonge Kinders , bij het open doen der deur, wanneer een Bedelaar, die met allerleie vodden omhangen, en foms halfnaakt is,  ÏJ4 SCHRIK VOOR BEDELAARS. is , aangebeld heeft , geweldig voor denzelvèn fchrikken , en , bij eene ontmoeting op den weg , terug keeren, of, zo verre zij kunnen, ter zijde gaan , en geen oog naar hem durven wenden. 'Voor lang heeft de Overheid de Kinders van zodanigen fchrik , en ons van dien overlast willen bevrijden ; maar de traage en onwillige uitvoerders van derzelver Plakaaten wenden voor , dat zulks onmooglijk zij , en beleedigen dus hunne eigen Meesters. Er blijft dus niets overig , dan een middel te bedenken , om de vrees der Kinderen voor dezelve weg te neemen. Mijn Vader verzon er dit op. Voorzigtig zijnde, repte hij nooit van derzelver waare ondeugden, op dat onze vrees voor Bedelaars niet mogt toeneemen; maar hij gaf ons dit raadfel op. „ Mijne Kinders ! er zijn lieden , die burgers zijn van de heele Waereld, en , nergens een huis hebbende, egter overal eene herberg vinden : die de Grooten trotfeeren , en zich egter voor den geringftert neêrbuigcn: die nooit eenige komplimenten ontvangen ; maar duizend goede woorden geeven i die onbevreesd flaapen, en, even veilig voof dieven , het land onbevreesd doorreizen: dié geenen oorlog aandoen, maar ook niets in den oorlog lijden: die zich zeiven trouwen, en, Zo ras zij willen , wederom ongetrouwd zijn ï die Kinders winnen ; maar niet denken , dat er een woord is, het welk Opvoeding genoemd wordt ï  VREES VOOR. BEDELAARS. 1-5 Wordt : die , zo zij geene Kinders hebben, Kinders van anderen huuren , om te zamen te reizen, en, al wandelende, geld te winnen: die overal brood ontvangen van anderen; maar nooit aan anderen brood geeven : die nooit eenige lasten aan het Land betaalen; maar ook nooit ecnigen dienst aan hetzelve doen : die onbenijd en onvervolgd leeven ; maar welken gij egter niet zoudt willen gelijk zijn : nu , Kinders ! dat is genoeg, raadt nu, wie deeze lieden zijn." In deezer voege bragt hij ons tot het raaden , en , gelijk'gij denken kunt , tot allerlei gelach ; maar tevens bereikte hij zijn oogmerk , en ontnam ons de vrees voor zulke vreemde Menfchen. Hij beloofde ons nader te willen vermaaken met eene befchrijving van de kleederen des eerften Bedelaars, die aan de deur zou komen. Ook hieldt hij daarin zijn woord ; en dewijl zijne befchrijvingen altoos klugtig waren, bragt hij het zo verre, na dat wij het raadfel wisten , dat wij, werdt er gebeld, uit verlangen naar de deur vloogen, om te zien , of het een Bedelaar mogt weezen, en wij dan wederom onthaald zouden worden op eene vervrolijkende befchrijving. Dus benam hij ons volkomen alle vrees voor Bedelaars ; en wij werden zo vrijpostig , dat wij zeiven daarna, eenen Bedelaar op llraat gezien en wél bekeeken hebbende, ondernamen, t'huis gekomen zijnde , eene befchrijving op te maaken ,  I7&* BESTIER VAN HET VERSTAND. ken , en aan onzen Vader mede te deelen. Evenwel, wanneer gelach en vrolijkheid lang genoeg geduurd hadden , maakte hij er een einde van, en fprak met ons, in goeden ernst, over de verlaaging, waartoe een Mensch in de Waereld kan komen ; en hoe hij ons tot ontferming met zulken wilde beweegen, zal ik u in het vervolg zeggen. Na U beiden, en vooral U, Mevrouw! aangemoedigd , en eenige algemeene voorfchriften gegeeven te hebben , om gelukkig de hand te Haan aan de zedelijke Opvoeding uwer Kinderen , gaa ik mij het vermaak geeven , om nader te komen , en te toonen , dat het groote werk der zedelijke Opvoeding niets anders is, dan dat „ het Kind eene waare kennis van het goede, en eene vaardige neiging des wils ontvange, om zijne pligten ongedwongen te doen." Tot deeze beide zaaken, die men anders kan noemen het Bellier van het Verftand, om eene waare kennis van het goede te verkrijgen , en het Bellier van het Hart , om zijne pligten vaardig te leeren doen , moet ik u thans geleiden.  SNAPPEN DER KINDEREN. 177 leiden. Drie dringen , te vooren u genoemd, komen u hier zeer te baate, ik /meen 's Kinds Nieuwsgierigheid of Weetlust, de neiging tot Oefening, en de lust tot Navolging. Dus heeft de goede Formeerder en Beftierer aller dingen u den weg tot 's Kinds geluk reeds gebaand. Moedig dan dien ingeflaagen, en u tot dit zo gewigtig als aangenaam werk gezet! Zullen wij thans overgaan tot net gewigtig Bellier van het Verftand ; neem dan dit in aanmerking. Snappen volgt op het Hameien, en is het eerfte werk der Kinderen. Dat moet u minder verveelen, dan menig fterk gefnap in de Gezelfchappen van onzen tijd, waarin veelen zich als groote Kinders gedraagen; waarin gij verfchijnen kunt, en wederom daaruit gaan, zonder iets anders gehoord, geleerd, of gelegenheid gehad te hebben, om te antwoorden, en nuttig te kunnen zijn; maar hier, hier in het gezelfchap van uw Kind moet gij het beste gefnap hooren , en tevens zult gij zeer nuttig kunnen zijn. Hoor dat dan met geduld en zelfs met vermaak aan. En op al hun fnappen M en  I78 VRAAGEN DER KINDEREN. en vraagen zult gij een antwoord moeten geeven, het welk hun begrip en hunne reden kan aankweeken. Voorzigtigheid en beleid zullen u hier zeer noodig zijn: want het is veelmaalen moeilijker te antwoorden op de vraagen van een Kind, dan op die van eenen bejaarden Man. Uwe antwoorden moeten kort en klaar zijn. Is er eenig woord in, het geen gij merkt dat niet gevat wordt , aanftonds volge uwe verklaaring. Wanneer het u iets vraagt, moet gij het niet afzetten op eenen norsfen toon , gelijk men foms wel eens hoort: „ Weg , weg, Kinders moeten niet alles weeten ; of ik geef geene reden aan mijne Kinderen !" Het Kind kan wel eens eene vraag doen , waarop een antwoord ontijdig of niet welvoeglijk zou weezen ; maar gij moet dat aan hetzelve te kennen geeven , en de oplosfing in het vervolg belooven. Antwoordt egter op andere vraagen , zo het maar eenigzins mogelijk is , en denk , dat het Kind, in zijne zes eerfte levensjaaren, veele duizend denkbeelden moet opdoen. Leer het, onder .anderen, deeze vier voornaame vraagen aan u, of aan zich zeiven doen : „ Wie ben ik ? Waar bevinde ik mij ? Waartoe ben ik hier ? En waar gaa ik heen ?" Maar dring het niet tot eigenlijk diep denken : het vergadere ilegts veelerleie ftoffen om te denken , als het ouder zal zijn geworden. Vergun het niet telkens diep te  L A N G PEINZEN. 179 te peinzen: het is genoeg, als het maar nieuwsgierig is ; en zo gij het eerfte merkt , moet gij het daarvan aftrekken: want vroeg en diep peinzen verteert de levensgeesten , vernielt de kragten , en bluscht de blijgeestigheid uit. Het is best, altijd bezigheid aan hetzelve te geeven, al fpeelende het te leeren, en verliest het daardoor, in het vervolg, eenigen tijd , het zal, gezegend met eenen fchat van gezondheid en vrolijkheid, grooter vorderingen laater maaken , dan zieke zukkelaartjes. Ik heb u reeds gewaarfchouwd tegen het vroeg leeren (bladz. 133.) en denk nu alleen, hoe groot uw verdriet zou zijn, als gij uw Kind, al veel gevorderd , midden in zijnen loop zaagt ftilftaan , of meer terug, dan voorwaards gaan. Het is zeer verkeerd , dat veele Ouders zo fterk gefteld zijn op veel en vroeg leeren; zonder te denken hoe veel derzelver lichaam daardoor lijdt. Het gevaarlijkfte in dit geval is, dat eene lange en aanhoudende aandagt nadeel in het geheim toebrengt, het geen niet ligt ontdekt wordt: want dit. gaat zo verborgen om in de ziel, dat het onze grootfte oplettendheid ontflipt. Laat des uw Kind nooit tot vermoeiens toe leeren , of gij zult het u, en het zal daarna zich zeiven beklaagen. Is uw Kind van eenen vluggen geest , die zich vóór den tijd ontwindt , dan moet gij , denzelven eer temperen en ophouden > dan aanM a fpooren.  l8o nieuwsgierigheid. fpooren. -—— Zeg aan hetzelve nooit onverfchillige waarheden , gemengeld met onwaarheden ; noch vermaak u met deszelfs ligtgeloovighcid, of geef het geenen fchijn van het te willen bedriegen , dewijl het anders geen volkomen vertrouwen op u zal ftellen. Spreek daarom altijd de waarheid, en zo gij het ooit met iet, ten koste der waarheid, vervrolijken wilt, voeg er dan aanflonds bij, dat uw vertelfel een fabel is. Denk altijd , dat , hoe vroeger gij begint vcrftandig met hetzelve te praaten , te eer uw Kind verftandig zal worden. Nieuwsgierigheid is den Kinderen eigen , en hoe gelukkig zcide ik , is het , dat God dezelve in hun gelegd heeft ! Hierdoor kunt gij iet met uw Kind beginnen , en er wat van maaken ; maar het komt er alleen op aan, dat gij den Weetlust wél weet te bellieren. Zodra gij dien ziet opflikkeren , help denzelven voort. Merkt gij, dat het alleen is om zich met fnappen te vermaaken, en u met 'onnutte vraagen te kwellen , beftraf het , en laat het alleen praaten. Maar fpreekt het met eenig oordeel , begeerig naar de kennis eener zaak, voldoe het. Bcfchouw uw Kind als eenen Vreemdeling in de Waereld , wien gij den weg moet wijzen , waarop het door vraagen en opmerken moet komen. Wek den Weetlust, zo dra hij flaapt , met alle kragt op , en zo het Kind niet vraagt, vraag het ... Kind  PRAATEN MET KINDEREN. igl Kind naar de betekenis der woorden , welke het hoort, of naar den aart der voorkomende zaaken , ja zelfs naar de algemeenste dingen, welke meestal zodanig over het hoofd gezien worden , dat ik dikwijls volwasfen' Kinders heb aangetroffen , die er nimmer op gelet, of er van gehoord hadden , en dus ook niet kenden. Door dus kinderlijk met uw Kind te praaten, zult gij u zeiven oefenen , en ondervinden , dat gij, dag aan dag , hierin ervarener wordt , en dat uwe kennis toeneemt door nieuwe oplettendheid. Hierna of tevens kunt gij uw Kind leeren onderfcheid te maaken tusfchen klaare en duistere denkbeelden; en het aanfpooren, om nooit te vrede te zijn met iet , dat niet wél begreepen wordt. Intusfchen moet gij het nooit befchaamd of verlegen maaken wegens eene kinderlijke vraag, vooral niet zo uw Kind aanvallig, en leerzaam is. Wie kan toch deszelfs onkunde kwalijk neemen ? Verhaast u nooit; maar geef het tijd, om zijn oordeel te zeggen over voorkomende zaaken , dat vooral noodzaaklijk is, wanneer uw Kind zeer vlug is , en met zijne gedagten vliegt : want dan kunt gij het tegen overijlingen en dwaalingen waarfchouvven, gelijk niet zelden het geval van zulken is. Anderen , die langer peinzen, en bezadigder denken , verkrijgen meest vastheid van oordeel. Deeze weg , om hun , al fpeelende , duizend M 3. dingen  iö2 manier van onderwijzen. dingen te leeren moge van veele Ouders be* lacht, en niet gevolgd worden, het gaat egter vast, dat dezelve u en uw Kind vermaaklijk zal vallen , en dat gij het , van dag tot dag, fchranderer zult zien opwasfen; dat het alles, zonder aanfpooring , veel naauwkeuriger zal bezien, en meer overleggen, welk oordeel het over eene zaak moet vellen. Laat gij dat na, dan moet gij u niet verwonderen , zo het Kind verzuft , zo zijn weetlust verdoofd wordt , zo zijn geest flaapt, zo het alles ongevoelig voorbij loopt , en de zielsvermogens verflikt worden , gelijk gij zo gemaklijk kunt zien in de Kinderen des gemeenen volks en der Landlieden , welke geene zodanige opleiding ontvangen. Wanneer gij en uw Kind aan die manier van onderwijzen meer gewoon zult zijn geworden, en het zelve meer vorderingen gemaakt zal hebben in het wél gebruiken van zijn verfland en oordeel , doet dan eenen flap verder, en leer het letten op het verband en verdeeling van zaaken. Kinders worden onbedenkelijk vermaakt door Fabelen, en nooit vergeet ik het genoegen , dat het kleene Boekje Reintje de Ves , met de Zedelesfen daar onder gedrukt, mij, in mijne kindfebe jaaren, gegeeven heeft. Dat vermaak der Fabelen blijft ons bij, en wordt met ons oud. Bejaarden zelve hebben immers gellerts Fabelen met lust geleezen ? De Zedeleer is , in zich  MANIER VAN ONDERWIJZEN. 183 tïch zelve, voor Kinderen droog; en ook wij hooren niet gaarne pligten voorftellen ; maar de Fabel leert ons met vermaak. Gij moet deeze , nevens eenen grooten voorraad van geestige vertelfels, van kleine aarfige Gebeurtenisfen , en van Vaderlandfche Spreekwoorden , door voorbeelden opgehelderd , aan de hand hebben , om ze uwen Kinderen te ver» tellen , waarna gij duidelijk zult zien , welk een groot vermogen zij op het gemoed zullen hebben. Daardoor brengt men hun de eerfte denkbeelden toe ; men fcherpt hun verftand; en men wekt hen op tot denken. Het is immers geheel verkeerd te meenen , dat men Kinders alleen met kinderlijke dingen , met hun fpeelgoed , moet onderhouden , en niet met zaaken , die eenig nadenken vereifchen; of dat de waarheid voor hun jong verftand niet gefchikt is. Dan waarom fpreek ik hier van Fabelen , Vertelfels , Gebeurtenisfen , en Vaderlandfche Spreekwoorden ? Niet flegts om de gemelde redenen ; maar ook om dat ze wonder wél gefchikt zijn , om hun het verband, de fchikking , en het oogmerk der zaaken te doen vinden ; om verdeelde dingen te zamen te voegen , en zamengevoegde te verdeden ; om hun uitgebreide dingen te doen bekorten , en korte uit te breiden. Vertel hun eene Historie, en vorder daarna van hun, dat zij u den inhoud opgeeven. Help hen in M 4 het  t$4 MANIER TAN 0NDER1V TJ' Z E N; het begin , en gij zult zien , hoe aangenaam het hun zal vallen een weinig daarin te flaagen. Gaa daarna over , eerst, om het geeven van korte en daarna van uitgebreide Befchrijvingen van zaaken te onderneemen, bij voorbeeld, in den aanvang, van de kamer, waarin gij zit, daarna van andere vertrekken, en eindelijk van uw geheel Huis : voorts van uwen Hof, van uw Dorp , van uwe Stad, waarin gij woont. En wanneer gij hen op dien weg zult geholpen , en zij eenige handeling daarvan zullen verkrecgen hebben, fpoor hen dan aan , (mids zij zo ver zijn, dat ze deeze dingen fchrijven kunnen) om hunne gedagten op het papier te zetten, en de gemaakte Refchrijvingen in brieven aan eikanderen , of aan u mede te deelen. Hierna moet gij dczelven overzien , en op den kant aantekenen 't geen overgeflaagen of overtollig, te veel of te weinig is : daarna moeten zij dat leeren verbeteren, bewaaren, en fomtijds nazien. Dus zullen ze op den weg raaken , om hunne wijze van denken in eenige orde te brengen , en kinderlijke brieven op te ftellcn. Zegt uw hart, dit alles geleezen hebbende, hoe groote geleerdheid zal ik moeten bezitten tot de uitvoering van dit gewigtig ftuk ! Neen , Mevrouw! Geleerdheid is hier nietnoodig; alleen gezond verftand, alleen eenig oordeel , onderQeotid door opmerkzaamheid , zullen genoeg zijn:  SC II DOLEN. 185. effn: zij zullen alle Moeders op den weg brengen , en de Ondervinding zal het gebrek vergoeden. — Hierna zult gij beiden beginnen te denken, of gij uwe nu opwasfende Kinders in huis, of in de openbaare Schooien zult laaten onderwijzen, en gij zult, mogelijk, mijne gedagten willen hooren over een gefchil , dat reeds, vóór agttien honderd jaaren, ter baane kwam , en nog niet afgedaan is. Aan beide zijden zijn voor- en nadeelen. Al zijn de gebreken der algemeene openbaare Vaderlandfche Schooien zo naauwkeurig aangeweezen, nevens de middelen tot verbetering , door vier kundige Vaderlandfche Mannen , krom , van der palm , van voorst dl nahuys , in de Verhandelingen van het Vlisfingsch Genootfchap, VIII Deel, bejammeren wij, (gewis weinig tot de Eer der Natie) dat er zo weinig acht geflaagen is op dien allergewigtigften arbeid: al zijn , zeg ik , de gebreken der Vaderlandfche Schooien nog niet weggenomen, 't welk zo fterk verlangd wordt, zouden zij egter bij mij den voorrang hebben boven het huislijk Onderwijs. Of kan uw Echtgenoot de Leermeester zijn , wanneer hij met zijn beroep veel te doen heeft? Zal een Vader, wanneer er misdreeven is, de beul van zijn Kind moeten zijn , en deszelfs hart van hem afkeerig maaken ? Of zult gij eenen Gouverneur in huis neemen ? dan blijft het nog bij een huislijk M s On-  l86 SCHOOIEN. Onderwijs. Maar vaart de tegenwoordige Eeuw zo wél bij den leertrant en het opzigt der Gouverneurs ? Zijn de aanzienlijke Zoonen, door hen beftierd, voortreffelijker en kundiger, dan die van onze Voorvaderen , die zulken niet gehad hebben, of die van onze beste Burgeren, welke dezelven niet kennen ? Wat dan? Hen naar de School gezonden, Mevrouw! Maar dan moeten de Kinders , zeggen fommigen, dagelijks door allerlei weder en wind loopen: ja , maar zullen zij dat niet leeren verduuren , en hebben zij dan geen meer beweeging ? Dan zitten zij daar tusfchen vier muuren , als in eene gevangenis : maar heeft uw huis geene vier muuren? Zij zullen liever in huis leeren : neen , liever buiten hetzelve , dewijl zij dan meer verandering van voorwerpen zien, en beter tegen onlust en zwaarmoedigheid bewaard zullen worden. Zij zullen, het Onderwijs t'huis alleen genietende , meer Jeeren : neen, veel minder, en zelfs veel doffer blijven , zonder door den nuttigen naarijver geprikkeld te worden. Daar buiten vallen zij in de handen van kwaade jongens : maar woont dan de verleiding alleen op de ftraat tusfchen uw huis en de School ? Dan leeren zij te vroeg de Waereld kennen: maar moeten zij die, in zekeren zin , niet leeren kennen, of zult gij hen daartegen kunnen behoeden, zo zij er door u niets van hooren ? Dan zullen zij, enge-  S C U O O L E N. I87 geregeldheden van anderen op de ftraat ziende , dezelve al mede bedrijven : maar kan dat niet ligt belet worden ? Men vindt veele ondeugende jongens in de Schooien : maar zijn daar ook geene goeden en zedigen? Ten laatften, die ter Schoole gaan zijn ruuw en wild: maar is dit algemeen waar, en worden zij dat nooit, die in huis opgeflooten worden gehouden ? Genoeg hiervan ! Dit gaat vast : in Jongelingen , die .bij een openbaar Onderwijs worden opgetrokken, ziet men daarna eene rustigheid en manlijk karakter , 't welk anderen veelal misfen. En vinden zulken , die den prijs boven anderen in eene School behaalen , waartoe zij zo fterk genoopt worden , geene allerdringendfte aanmoediging ? Een groot Man heeft gezegd, dat hij in zijn leven, maar twee foorten van vermaaken met eene regte aandoening gefmaakt heeft, naamlijk, dat van eenen prijs op de Latijnfche Schooien behaald, en van een'Veldflag gewonnen te hebben. — Men vindt Ouders, die alles van hunne Kinderen verwagten ; die er zeldzaame begaafdheden in zien; en die voor dezelve niets te groot oordeelen j maar bedenken zij wel , dat niemant in de Waereld minder in ftaat is, dan zij zelve , om van de verdienden hunner Kinderen te oordeelen? Het geen zij voor verdienden aanzien, is zelden iet anders , dan eene vernieuwde vertooning van hun eigen gebrek en zwakheid. Ver-  188 HOOGMOED TEGENGAAN. Verheft u des niet over alles, wat zij zeggen of doen : verwondert u niet over elk woord dat zij Hameien: houdt niet elk gezegde voor iets ongemeen vernuftigs, voor een orakel Loftuitingen, al maaken zij het vrij wél zijn hun ongemeen nadeelig: dewijl hunne nog'kleine , doch dan opzwellende hoogmoed en ijdelheid daardoor verfterkt worden. En zegt mijwat volgt er niet uit die dwaasheid , uit dien hoogmoed , die ons , al het leven lang , bijblijft ? En indien men hun eenen geduurigen lof geeft, hoe zullen zij dien overeenbrengen met vermaaningen , welke men hun gednurig geeft, of waarvoor zullen zij die aanzien 2 Merkt gij niet, dat men dan telkens afbreekt het geen men opbouwt ? Men hoore nooit in uw huis het welk men in duizend wooningen telkens tot verveeling toe, hooren moet: Wat is het Kind mooi opgefchikt ; wat is het fraai ; wat is het gezeggelijk ; wat is het gehoorzaam; wat is het zoet, zo zoet als fuiker! . Taal van onverftand, van malle liefde van dwaasheid , die het Kind zulken zal betaald zetten met eenen toekomenden onver- draaglijken hoogmoed ! Maar mag men dan niet; vraagt gij moogelijk, een Kind iets belooven , en is het kwalijk bedagt , dat te doen, onder beding van gehoorzaamheid t» Ik antwoorde , dat loftuitingen en toezeggingen met dezelfde zaaken zijn. Het eerlle is, on- gt-  KINDEREN IETS KEL00VEN. igtj getwijfeld, gevaarlijker, dan het tweede. Dan, hoe ligt kan een Kind neigen tot den waan , dat het niets behoeft te doen zonder belooning; en hoe zeer vervalt dan uw gezag? En hoe veel erger is het , wanneer men lekkernijen aan gulzige , pragtige kleederen aan hovaardige , geld aan koopzieke Kinderen belooft en geeft? Dan immers kweekt men de zaaden des verderft aan, die men met alle zorg behoorde te verflikken. Maar , laat mij hier toegeeven. Men beloove iets ter aanmoediging , maar wat ? Niets anders , dan dat nut en vermaak tevens kan geeven ; en wel dan , wanneer zij vooraf weeten , voor welke betoonde deugd, of braave daad. En hoe dikwijls die belofte te herhaalen? alleen maar nu en dan , bij tusfchenpoozen , en liefst zeldzaam : want gewoone dingen verliezen altoos haare waarde, en worden, met den tijd, voor eene wet gehouden. Dan , gij moet hun tevens deeze drie dingen wél inprenten : ,, Dat zij niets meer gedaan hebben , dan hunnen pligt , welken zij fchuldig waren te volbrengen : dat zij het gefchenk alleen, als een bijzondere ouderlijke gunst , moeten aanmerken: en dat zij, voor al het onderhoud en onderwijs , aan hun zo ruim en lang befteed, niets terug geeven." Maar, wanneer eene zodanige uitdeeling best te doen ? altijd onverwagt : want lang vooraf dat te zeggen doet de begeerte  IPO SOORT VAN BELOONINGEN. geerte en het verlangen al te fterk ontbranden , en eene daadelijke verwagte uicdeelin» verliest veel van haare geneugte , daar eene onvervvagte gift een onbedenkelijk vermaak aanvoert. Maar wat dan te geeven? geen goud, geen zilver , geene fchoone kleederen niets van dat alles ; dewijl zij al te hoogen prijs daarop ftellen. Dus moeten het alleen beuzelingen zijn, om dat zodanige dingen altijd kostbaare zaaken zijn in jonge jaaren bij voorbeeld, een vermaakelijk Spel, eene fraaie Prent, eene afgezette Landkaart, een fierlijk beplakt, of fchoon gebonden Boek; of eenig handwerk voor eene Dochter. En wil men hen aandoenlijker maaken, men flaa hun voor eene wandeling naar eene hun onbekende Buitenplaats, naar een Dorp, naar eene Stad; of zijn zij grooter, een toertje door eene Vaderlandfche Provintie te doen. Maar, moeten ook de verftandelijke vermogens niet ontwikkeld worden in de Waereld, wanneer uwe Kinders grooter zullen zijn geworden ? Behooren zij niets van de Waereldkennis , die men thans zo noodig oordeelt, te weeten ? Hoor Mevrouw! Onbedagtzaame lieden zullen u zekerlijk zeggen, dat uwe Kinders de kennis der Waereld in de Waereld moeten leeren maar deeze raad is zeer gevaarlijk : hij doeï mijn hart beeven. Geloof mij, de kennis der Waereld moet niet op het onderwijs, of op de onder-  waereldkennis. i^j ondervinding der Waereld gebouwd wordenmaar de kundigheden, die zij uit uw Onderwijs , en uit goede Boeken zullen verzamelen, moeten de gronden zijn , waarop de regte Waereldkennis behoort gevestigd te worden. Dan, waarin beftaat toch de zo hoog geroemde Waereldkennis? Regt gefprooken, is zij niet meer, dan eene kennis van derzelver dwaasheden en ondeugden. En deeze zal de Jeugd moeten leeren, gelijk men wil, in een tijdperk des levens, waarin dezelve zich niet vertoonen in haar waar licht, naamelijk, als bronnen van ellende ; maar een voorkomen hebben van genoeglijkheid en beminnelijkheid, om dat de hedendaagfche Befchaafdheid , als een flegt vernis, op de menschlijke verdorven- « beid gelegd wordt! En wat is het geheel werk dier Befchaafdheid ? Zij doet niets meer, dan de bronnen der ellende, en de ondeugden zelve een weinig vóór het oog te bedekken, zonder dezelve te kunnen wegneemen. En deeze te zien in de pas ontluikende jeugd, wanneer de ziel daartegen nog niet gewapend is , zal dat de vermogens van het verftand verder ontwikkelen , en de fchoone Waereldkennis uwen Kinderen bezorgen! Helaas, Mevrouw ! welk een jammerlijk, welk een gevaarlijk voorfchrift geeft men u hier! Het zal hun geene wijsheid, maar eene gelijke dwaasheid voorftellen; geenen affchrik verwekken, maar  102 WAERELDKENNIS. maar veeleer eene zugt tot navolging. Gaa heenen, en breng, breng, met een koud hart, uwe Zoonen en Dochters op tooneelen van onbetaamelijkheid en zedeloosheid ; maar denk tevens, dat dit zo veel is, als hen bij de ondeugd ter fchoole te zenden, niet om verftand te verkrijgen ; maar om 't geen, dat zij van u door onderwijs ontvangen hebben , te verliezen , en hun zinlijk hart dcrmaate met befmettingen te befprenkelen, dat ze, moogelijk, het geheele leven lang, niet zullen kunnen afgewischt worden. Houdt, bidde ik u, het oog op Ouders, die dit hunnen Kinderen vcroorlöoven; op Kinders, die deezen raad volgen , en wie zijn zij beiden, of wat wordt er van hun ? Woonen verftand en deugd in de eersten , of komt het waar geluk den laatften te gemoet ? Zoonen en Dochters , vroeg in de Waereldkennis bedreeven , worden ras vervreemd van de liefde tot de Ouders , zien de deugdzaamen vervolgens met den nek aan , worden koel (om niet meer te zeggen) omtrent den Godsdienst, verliezen waare kundigheden, leeren de te vooren ongekende ijdelheden beminnen, verflingeren zich op ligtzinnige vermaaken , wijken niet uit ongebonden gezclfchappen, leeven in eene ondermijnde gezondheid , en op hunne bleeke vermagerende aangezigten verneemt men , dat een heimelijk vergift den bloesfem der jeugd jammerlijk verteert ,  V E 11 Z Ü G T I N Ö: JpJ teert, terwijl kleeding, woorden en daaden zo veele proeven zijn van derzelver groote vorde* ringen op de Wegen der ondeugd, en de duide*lijkftc tekenen van de ellende geeven, die daaraan vast is. En tot deeze nuttige School zullen dan , ook tot verlïands ontwikkeling , Uwe Kinders moeten overgaan! Neen» Zo lang ik leef, wil ik hun predikeh, dat ongeregeldheid en ondeugd geen jong verftand gelukkig ontwikkelen ; dat zij geene kenmerken zijn van waare kennis en geest; dat liefde voor Vader en Moeder, zedigheid, ohfchuld, eerbied voof het Evangelie , braave zeden , en het vlijtig beoefenen van een beroep, geene blijken zijn van domheid en onbefchaafdheid. En gij beiden , mijne Vrienden! verfchrikt door de vertoonde fchilderij , hoewel maar met ruuwe trekken tegen eene zodanige Waereldkennis gemaakt, verzugtnu, en zegt: ,, Ach, Vader der Menfchen ! behoedt ons tegen zulk eene onzinnigheid ; weer een zodanig oordeel Van ons huis af! Onze Kinders zijn ook uwe Kinders , door u in onze handen vertrouwd, niet om hen te bederven, maar te behouden. Nooit moeten wij, nooit zij der Waereld gelijkvormig worden! Dat hebt gij ons verbooden, en wij mogen het hun niet leeren. ó Dat Wij hén zo zuiver , zo onbefmet Van de Waereld , als ons moogelijk is , aan de Maatfchappij -, aan het Vaderland mogen overgeeven! Wij willeit N !«•  194 verzuotinc; zedelijkheid en godsvrugt hun diep in het hart drukken; wij willen altoos de Waereld aan hun vertoonen zo als zij is; wij willen de gewisfe gevolgen der losbandigheid hun, dagelijks, op het oog brengen : maar , ó Almagtige, 6 Algoede Vader ! daar ons hart voor het geweld der verleiding, voor het verlies hunner zeden en harten vreest en fiddert , houdt nu en altoos een wraakzaam oog over hen, en redt ze van het verderf der valfche Waereldkennis!" Onder en na het leggen van zulk eenen noodzaakelijken grondflag, zult gij met geene mindere zorg behooren te gedenken aan het Bellier van hun Hart, waarop de oefening van het Verftand eenen grooten invloed heeft. Het Hart verliest immers niets van zijne voortreflijkheid , al worden de driften woelig ? Het gevoelt de dwaalingen der vervoering, en het geweld, dat der Reden wordt aangedaan , wanneer van dezelve wordt afgeweeken, waarom men daartegen moet voorzien. Om dan dit kwaad tegen te gaan, laat mij nu ook iets van het Hart of van den Wil zeggen. Hier is  BESTIER VAN HET HART. IQJ is de groote zaak , ,, De zedelijke neigingen des Kinds op te wekken, en ze in eene goede Orde te geleiden, op dat hetzelve de moeilijkheden , welke de Verdorvenheid in den weg < legt, moge kennen, weêrftaan en verwinnen." Hier moet gij u toeleggen, om hen te doen letten op hun zedelijk gevoel , op den fmaak voor de deugd, of anders gezegd, op het lief vermaak der zielsrust na wél, en op haare onrust na kwalijk gehandeld te* hebben. Telkens valt er iets voor in het huislijk leven, 't welk daartoe aanleiding geeft ; en , gebeurt dat niet , vertel hun eenige lofwaardige daaden , die eerbied ; fnoode bedrijven , die afkeer ; ongelukken , die medelijden ; geredde onfchuld , die genoegen; en beloonde braafheid , die vreugd in hun zullen opwekken. Verheug u, wanneer gij hun aandagtig luisteren naar u verneemt, en vooral, wanneer gij fpooren ziet van den gemaakten indruk , en zij daarna zeggen : „ Lieve Moeder , vertel ons dat nog eens!" Indien gij toch niet tragt zodanige aandoeningen in hun hart voort te brengen, wat zal zich in hetzelve vast zetten? Gij kunt dat zien in Kinderen, bij welken dat verwaarloosd is, naamelijk, zugt voor zinnelijke neigingen, bekrompen eigenliefde, lafhartigheid , gevoelloosheid , laagheid van ziel , bij welke de waare fmaak of het regt zedelijk gevoel ontbreekt ; doch komt er, bij Na een  IJS BESTIER VAN DEN SMAAK. een ongewoon treffend geval, iets daarvar} boven, dan is het flegts eene flaauwe glinftering. Begeert gij hulpmiddelen ter opwekkinge van derzelver fmaak voor het fchoone, vertoon hun, wanneer gij met hen wandelt, het onderfcheid tusfchen eene hut en een wél gebouwd huis; tusfchen een'hof vol van onkruid, en eenen anderen, die fchoon gehouden wordt; tusfchen eenen flegten en eenen goeden weg; of, t'huis, tusfchen een gekrabbeld en fierlijk gefchreeven fchrift ; tusfchen eene flegte en fchoone Prent ; tusfchen lompe en fraai gewerkte huismeubelen. En voeg hierbij alles, wat ik u in het ftuk der lichaamlijke Opvoeding , als hovenieren, timmeren en dergelijken aanprees, dewijl dat zal medewerken ter opwekkinge van den fmaak voor het edele en fchoone. Dat zal ook hen afhouden van nietige tijdverdrijven , van ondeugden , en van dwaaze liefhebberijen, tot welke veele jonge lieden, geenen fmaak hebbende, dewijl er van eenen goede Opvoeding zo veel agtergebleeven is , als vooroordeelen' en driften in hun geduld zijn , daarna vervallen. Daarenboven zullen uwe vertoogen nog een ander voordeel aanvoeren , naamelijk , de Kinders zullen leeren een waar genot van hun leven te verkrijgen , ja nooit verlegen te zijn met, en waarde te Hellen op hunne vrije uuren. Dit is van het uiterfte belang: want verlegen te zijn met den tijd  EIGENLIEFDE. I97 tijd is zelfs voor een Kind verdrietiger, dan zwaar arbeiden; en legt den grond tot kwaad doen en tot allerleie ondeugden. — De Zelfliefde, of anders gezegd, de Zugt naar geluk, door den wijzen God zo diep in het hart zijner Schepfelen, tot hun blijvend beftaan, gelegd , (want zo zij zich zeiven niet beminden, hoe zouden zij in wezen kunnen blijven!) zal u, wordt zij maar wél beftierd , hier kragtig in de hand werken, waarom fommigen willen , dat gij alle drangredenen daaruit zult afleiden. Het Kind moet door uw Onderwijs weeten, dat een Mensch, die zich zeiven op de redelijkfte wijze bemint, de gelukkigfte is; en dat de heele Opvoeding nergens anders toe dient, dan om Kinderen tot het waare geluk te brengen. Zij moeten dan leeren letten op de gevolgen van het geen zij doen en zien gebeuren. Vertoon tot dat einde de onheilen, die uit eene te naauw bepaalde of verkeerd begreepen Eigenliefde voortkomen : want het is niet genoeg, hun alleen juiste denkbeelden van geluk en ongeluk, van goed en kwaad , van waarheid en valschheid te geeven ; men moet hun ook afbeeldingen van de gevolgen dier dingen, die in het gemeene leven genoeg voorkomen, op het oog brengen. Deeze tafereelen moeten levendig en fterk getekend worden , bij voorbeeld van toorn , van dieverij, oneerlijkheid , gierigheid, razernij, heerschzugt, wreedN 3 heid>  o r n ei heid , entugt en dergelijken , op dat alle dff aandoeningen der Ziele geroerd worden , en het hart voor die ondeugden fiddere. . Spreek, al vroeg, veel met hen over de Orde , die zij in alle dingen moeten leeren houden. Om hun daarvan klaarer denkbeelden te geeven , verklaar hun , waarom alle meubelen van uwe kamer zo , en niet anders zijn gekaatst , en zeg hun , dat de Orde zulks -eboodt. En wilt gij hun het beste denkbeeld Van wanorde geeven, maak dezelve opzettelijk in uwe kamer. Plaats de tafel vóór de deur den fpiegcl onder den fchoorftcen, de ruggen der ltoelen tegen de venfters, zo dat zij geen uitzigt geeven ; zet fommigen 't onderst boven, en leg anderen op den grond, met één woord , maak de wanorde zo groot als gij kunt , en vraag hun dan wat zij er van denken , of dit fraai Haat , of het voordeelig en gemaklijk is? Laat daarna alles weer fq orde brengen , en doe hun dan nader zien hoe veel beter dat zij. Moedig daarop heri' aan, om ook de Orde van u te leeren : -eef hun eene kast , om hun fpeelgoed te berg&en, en toon hun, hoe zij dat in orde moeten zetten. Wanneer hun dat bevalt, gelijk het hun bevallen zal , gelast dan , dat zij het in die orde honden, en zie dikwerf, of dat gefchiede. Hierna moet gij het hun , als een proef van uw groot vertrouwen, toerekenen, dat gij hun over-  WANORDE. 199 overlaat het wegfchikken hunne zondagskleederen , het in orde vouwen en wegleggen van hun dagelijksch gewaad , 's avonds , bij het naar bed gaan. Deeze en meer andere kleinigheden kunnen de Orde hun zo eigen maaken; ener hendermaate aan gewennen, dat zij er niet van zullen afgaan geduurende het geheele leven. Mij heugt nog zeer wel, door welke beuzelingen ik geleid ben geworden tot de kinderlijke Orde , en dat deeze mij gebragt heeft tot de groote gewigtige Orde , die mij zo vermaakelijk , en van zo veel belang is gegeworden en gebleeven tot heden toe. Breng vervolgens dat alles over tot een zedelijk gebruik , en beduidt hun onder het praaten , dat er ook in de Zielen der Menfchen veel wanorde is , bij voorbeeld , gebrek aan verftand , aan goede aandoeningen, aan kragten , aan ijver, aan kloekheid, aan moed ; en tevens veel blooheid , mijmering , lusteloosheid , gemelijkheid , agterdogt , zelfsverveeling, en andere fchaadelijke driften, als eigenbaat , kwaadwilligheid , vermetelheid , nijd, haat, toorn, hoogmoed en wreedheid; als mede bijzondere gebreken , vooral in Kinderen, gelijk eigenzinnigheid , losheid , opvliegendheid , en moedwil. Vertoon hierna , welke deugden daartegen , gelijk opregtheid , waarheid, eerlijkheid, trouw, medelijden, naarftigheid, vriendelijkheid , gehoorzaamheid en anN 4 deren  200 ORDE MAAKEN, deren de waare plaats moeten verkrijgen. Zeg hun , dat eene mengeling van ondeugden en deugden eene treurige en fcbaadelijke wanorde geeft; en dat zij , die nu reeds lang door u onderweezen en geholpen zijn, met allen ernst moeten beginnen, om zelve Orde te Hellen in hunne Ziel. Hierop moeten gij hen helpen om twee Lijsten te maaken, eene van Wanor! de, waarop Deugden en Ondeugden verward onder eikanderen ftaan , en eene andere van Orde, waarop Deugden en Ondeugden uit elkandercn gezet eU gerangfehikt zijn. Deeze Lijsten moeten dagelijks op uwe tafel liggen, en gij moet hun vraagen , waarom de eerfte' de Lijst, van Wanorde heet, en waarom de an, dere de Lijst van. Orde- welke Ondeugden de Orde breeken , en welke Deugden de- Orde maaken; welke zij moeten volgen, of mijden en waarom ? Dit zal eene zeer nuttige en verrnaakelijke oefening voor u en hun worden meer dan gij u kunt verbeelden. intusI fchen, zult gij, gelijk ik vertrouw, u benaar. Higd hebben, om de overhellende gemoeds-nei-, gingen, uwer Kinderen, meer en meer, te lee-, ren. kennen.. Lenigen vindt men gefchikt om deugdzaamer, anderen om boozer te worden ; fommigen om tot een ftil, etlijken om tor een woelig leven over te gaan ; deezen om te kruipen in het gemecne leven, en gecnen, om uitmuntend te worden, Deeze verfcheidenheid  ' BESTIER DER NEIGINGEN. 201 is een diep geheim, en kan , zonder het verhorgen werkend bedel der Godlijke Regeering, niet verklaard worden, al is het, dat men veel afleidt van het lichaamsgeftél. Dus moet gij zorgvuldig derzelver aart leeren opmaakeii; Vindt gij zagte neigingen ten goede , leg dan zulke gronden , die de deugden fchielijk doen •wortel fchieten : treft gij eenen kwaaden Ituggen inborst aan , boezem zulke leeringen in, die 't meeste tot afleiding dienen , en eene goede verandering kunnen toebrengen. Geduld en voorzigtigheid kunnen hierin veel doen, en het zal u altijd aangenaamer zijn deeze zagte middelen aan te wenden , en ook uwen Kinderen veel liefderijker en bevalliger voorkomen , dan met een ftreng geweld te regeeren , of geregeerd te worden. Eén der grootfte geheimen , zegt iemant, in de Opvoeding is, een Kind;, dat de minfte eerzugt en goede gefchiktheid heeft , altijd zo te behandelen , als of men het voor zodanig kende, gelijk men wenscht dat het zijn moge. Toets deezen Tegel , en let op den uitflag. Kon men altijd de eerfte neigingen der Jeugd duidelijk ontdekken , en dezelve in alles gelukkig opvolgen, men zou het verftand tot den hoogften luister, de Konften en Weetenfchappen tot den hoogften top brengen; maar hoe moeilijk is dat ! Men heeft meestal in groote Mannen gezien , dat eene verborgen drift hen daartoe N 5 over-  i02 ZELFBEHEERSCHING. overmeesterd heeft,! en zelfs tegen den wil der geenen ,. die hen opvoedden , gelijk men uit veele Vaderlandfche Voorbeelden zou kunnen bevestigen , en ophelderen. En zo men ook kan ontdekken , Wat meest op het zedelijk gevoel werkt bij deszelfs opwekking, zal ook de aanleg tot beftiering, veiliger en voorfpoediger gefchieden. Menig Kind is , door dat te verzuimen, niet geworden, dat het zou hebben kunnen worden, en anderen zijn daardoor bedorven. De ftudie der Opvoeding is dus hier niet gering en gemaklilk; doch wanhoop nooit. ■ Na en onder het volgen ^eezer regelen, moet gij uwe Lievelingen aanfpooren, om, volgens het hoog gezag der Orde , voortaan over zich zeiven te heerfchen, dat is , om niets te doen , dat voor een Mensch , en zelfs voor een Kind, onwaardig is; om zich te zetten tot eene geregelde werkzaamheid , en tot eene onbezweeken volharding in elke edele zaak. Maar hierin moet gij hen voorzigtig bellieren, en hen niet altijd geheel overlaaten aan hunne eigen verkiezing; dewijl zij , moogelijk , nog niet genoeg bedreevenzijn, om regt daarin te handelen. De bevatting is ook zeer ongelijk ; doch zo lang een Kind , eene zaak niet wél begrijpende , gezind blijft om ze te leeren , moeten uwe lijdzaamheid en lust, om het te helpen , niet bezwijken. Het is ook de aart van veelen , zich  WERKZAAMHEID. 4o$ zich over te geeven aan de eerst invallende lusten , daarna een weerzin in het begonnen werk te krijgen, vervolgens dat te laaten fteeken , van het een op het ander te fpringen , iet half voltooid te laaten, zich aan grillige zinnelijkheden over te geeven , of in hunne onderneemingen te verflappen. Het is derhalven eene groote konst, hen met lust aan een begonnen werk te doen blijven. Werkzaamheid is voor hun niet vermoeiend , wanneer men maar weet dezelve wél te regelen: hun aart is toch altoos werkzaam en woelagtig te zijn. Zeg hun daarom dikwijls, dat gij hun de eer en het vermaak wilt aandoen, van zich zeiven wakker en geregeld te bellieren; en laat ze u zeggen , na eenige voorlichting , hoe zij dat beginnen willen: want een Kind, dat men niet in alles op den weg helpt, ontzinkt de moed. Wilt gij alles aangenaam en ligt voor u zeiven en voor hun maaken; wilt gij, dat uwe lesfen de flerkfle klem zullen hebben; ja wilt gij u met de meeste hoop van eenen gelukkigen uitflag flreelen , geeft dan gij beiden in alles een goed voorbeeld. De losheid en dwaasheid der Jeugd worden zeer gelukkig tegen gegaan en gemaatigd door de wijsheid , voorzigtigheid en deftigheid der Ouderen, terwijl uwe vreesagtige aart, koelheid des harten, zwaarheid der bekommernisfen , en kwijning, waarin gij door uwe veelvuldige zorgen en arbeid en  204 VOORBEELD GEEVEN. vervallen kunt, door de hitte, door de levendigheid en door den vrolijken moed uwer Kinderen zullen tegengegaan worden. Verwondert u over deeze onderlingen diensten , die , onder één dak, door Ouders aan Kinderen, en door Kinders aan Ouderen, gedaan kunnen worden; en aanbidt deeze wijze fchikking der Voorzienigheid ! Maar daar zij menigmaal , bij gebrek van kennis , de grenspaalen van goed en kwaad niet weeten; zo loopt gij gevaar van hun den verkeerden weg aan te wijzen, wanneer gij zeiven in woorden of daaden die paaien te buiten gaat. Om dan onagtzaame en nog onkundige Kinders van de grenzen des kwaads terug te houden , behooren alle uwe woorden met ernst gefprooken , en uwe handelingen met voorzigtigheid ondernomen , en beftierd te worden. Wanneer een Kind u genegen ziet tot onbedagtzaam fpreeken , tot vuile woorden , tot onbetaamelijke daaden ; wanneer gij de ouderlijke deftigheid en bezadigdheid niet bewaart; wanneer een los woord u ontvalt, en gij iets zegt, dat eerst in laater jaaren mag geweeten worden ; wanneer gij dc wellevendheid niet in acht neemt, en u laage en kinderagtige bedrijven veroorlooft; wanneer zij eenig blijk van verfchil of verdeeldheid, onmin of verwijtingen tusfchen u bemerken ; ó denkt dan niet dat zij het niet gade liaan; of zo al, dat zij het ligt vergceten : neen, zij te  VOORBEELD GEEVEN. 205 Deernen het ter harte; zij meenen dan ook zo te mogen doen ; ja dat zij nog verder mogen gaan. Hiervan komen de bitze bejegeningen, die fommige Ouders moeten lijden , zo dra hunne waardigheid , wegens zodanige redenen , in het oog der Kinderen gedaald is. Gij weet, dat Kinders , in den teêrlten ouderdom , wegens hunne buigzaamheid , vreesagtigheid en gezeggelijkheid , ligt zijn te regeeren ; en dat Ouders, als dan, hun moeten doen gevoelen hunne hoogheid , en onwil om iets van hun billijk gezag afteftaan : maar, laater, moet gij ook die hoogheid en dat gezag niet verduisteren door een liegt voorbeeld , of wat zullen de onnoozele wigten van u denken , wanneer ze dat in u verneemen ? Dan ligt uw gezag, uw eerbied, uwe ganfche heerfehappij onder den voet ! Maar zien zij in u beiden blinkende proeven van edelmoedigheid en mildaadigheid, van mededogen en barmhartigheid, van billijkheid en regtvaardigheid, van befcheidenheid en goedgunftigheid, van maatigheid en ingetoogenheid , van waarheid en opregtheid; dan zullen de eerfte zagte trekken deezer fchoone Deugden , ongevoelig en mogelijk onuitwischbaar, in de tedere harten overgaan en diep ingedrukt worden. Hoe gelukkig zullen zij volgen , wanneer zij dus wél zien voorgaat Om  405 WEL VOEGLIJKHEIB. Om Orde , ook in de Ziel der Kinderen , bij het opwekken van het zedelijk gevoel, te brengen, fprak ik, te vooren, van het maaken eener Lijst, waarop de voornaamfte Deugden en Ondeugden , eerst in Wanorde , dat is, onder eikanderen vermengd en verward; daarna in Orde, dat is, onderfcheiden en gerangfchikt, getekend zouden ftaan , om dagelijks daarover met de uwen te praaten. Indien gij hierin eene toelichting begeert, zal ik u de volgende proeve , bevattende de voorfchriften der Deugden , door de Orde bevolen , en der Ondeugden , die Wanorde veroorzaaken , aanbieden. — Voor eerst, de Orde gebiedt Welvoeglijkheid. Noem deeze eenen helderen glans , die alle bedrijven fchoonheid bijzet; maar ook eene hoedanigheid , welk aan een goed en zedig Mensch eigen is. Zij leert den Aanzienlijken te eeren, den laagen niet te verachten , den lijder met beklag en zagtheid te behandelen , bij de geringen minlijk en gefpraakzaam te zijn, den vrolijken niet donker aan te zien , den ouden te eeren , den onbekenden de hooge hand te geeven, den vreemdeling  VROLIJKHEID. EERZ ÜGT fioj» deling niet te mishandelen, en zelfs iemant die ons haat , de burgerlijke beleefdheid niet te onthouden. Orde laat ook toe, en o-e- biedt zelfs de Vrolijkheid. Al wat jon°- is heeft eene onweerftaanbaare drift tot Vrolijkheid. Alle jonge Dieren, van den Olijfant af tot het Aardmuisje , van den bloeddorstigen Leeuw tot den geduldigen Ezel, is dartel j het huppelt en fpringt. Die Vrolijkheid, zeide ik u, (bladz. 122) is het middel, om den wasdom en de gezondheid des lichaams, voor het geheel volgend leven, te bevorderen. Den geest te vroeg in te fpannen , of het lichaam te zwaare oefeningen, op te leggen, betwisten het onfchuldig vermaak der Kinderen, en putten uit, zeer ontijdig, derzelver levenskragten. Moedigt hen des aan , voege ik er nog eens bij, tot Vrolijkheid, wanneer zij het niet zijn. Geen Kind moet kwijning kennen. —- Orde verzet zich niet tegen Eerzugt. Deeze is merkelijk van Hoogmoed onderfcheiden. Gaat zij de maat te buiten , en moet een Kind onverdiende fmaadheden draagen, zonder dat het zich regt kan verfchaffen , dan zal hartzeer boven komen. Is er geene Eerzugt, wek ze op ; en zo zij is , verdoof ze niet: want zij is eene fterke prikkel ten goede. Wél verdiende eer van Menfchen te ontvangen , kan zeer bevorderlijk zijn tot eigen geluk en dat van anderen. — Orde gebiedt Eerlijkheid, dat is, liefde  208 EERLIJKHEID. NEDERIGHEID. liefde voor alle opregtheid, billijkheid, troUW en regtvaardigheid. Uwe Kinders moeten ze betoonen in hunne fpelen , en dus hunne medemakkers nooit verkloeken, ftille bedriegerijen niet voor klugten aanzien, nooit meer dan da zuivere winst in het fpel neemen , en nooit eenige portien ongelijk verdeden. Geef daarop naauwkeurig acht. Dagelijks zult gij gelegenheid hebben, om , in het groote, de boosheid van verdrukkingen , de ongelukkige gevolgen van ontrouw, bedrog en roofzugt , maar ook daarentegen de nuttigheid der goede trouw in allerleie voorbeelden te tekenen. — Orde eischt ook Nederigheid , zo wel in 't denken van zich zeiven , als in 't behandelen van andere Kinderen , naardien zij, meer dan gij, kunnen weeten, of deeze fchoone of flegte hoedanigheden hebben. De aanvallige Nede. righeid moet hun diep worden ingeprent: want wat zult gij van het Kind maaken, zo gij het zonder deeze hooge Deugd laat opgroeien ? De waarheid, dat zij alles van God ontvangen , moet geduurig gepredikt, en in allerleie dagelijkfche gevallen door voorbeelden opgehelderd worden, bij voorbeeld, vraag een Kind, van wien hebt gij dat Boek ? het zal zeggen : van mijnen Vader , of van mijne Moeder. Gaa voort en vraag : van wien heeft uw Vader of Moeder dat verkreegen ? en het zal zeggen: zij hebben het gekogt. Laat daarop volgen: van  nederigheid. ao£ van waar hebben zij het geld tot dat koopen gehaald? en het zal u toevoeren: dat hebben zij door den arbeid gewonnen. Zegt gij hierop : wie gaf hun kragten, tot den arbeid ? dan zal men van het Kind hooren : de magtige God heeft ze hun gegeeven. Al verder,, vraag: van waar kwam uw Boek ? en (zo gij hun zult geleerd hebben , of nu moet gij het hun leeren, dat het van vodden van linnen » en linnen van vlas wordt toegefteld) dan zullen zij zeggen, het Boek komt van God : want Hij liet het vlas groeien. Ik dring te meer op het aankweeken deezer Deugd aan, om dat het in onzen aart ligt , geduld te oefenen in zich nederig te betöonen , zo lang wij onbekwaam zijn, of geene gelegenheid hebben , om ons hoogmoedig te gedraagen. Mijh Vader ftondt met den hoed in de hand vóór een arm Mensch, en wij durfden , dewijl hij ons daardoor de Nederigheid wilde leeren , den onzen dan niet op het hoofd houden. Stel hun voor meer andere drangredenen, bij voorbeeld, Gods goedkeuring, nevens de achting, de liefde en den lof van Menfchen, welke zij door de Nederigheid verkrijgen zullen. ——. Orde zegt ook, dat het zeer loflijk is Vernedering te kunnen verdraagen, dat is, niet gezet te zijii om altijd gelijk te willen hebben; maar zich vaardig te onderwerpen aan de wijsheid van een ander, en geen fpijt te gevoelen, O wan-  510 DANKBAARHEID. wanneer men eene fcherts over eenen misflag in het denken of doen moet hooren. Leer hun , dat niet hooggevoelig te zijn, en de wijsheid van anderen te waarderen, waare wijsheid is. — Orde wil Dankbaarheid, zelfs voor de minne weldaad, aan wien het ook zij, beweezen hebben; dewijl deeze Deugd ééne der betaamelijkften , fchoonften en aangenaamften is , van elk bemind , hoog verheven, en van de heele Waereld gepreezen. Spreek geduurig van deeze fchoone Deugd, en leer hun, allen, die hun weldoen, in eere te houden, de kleinfte weldaad hoog te achten, en , daar zij nu alleen in woorden hunne erkentenis kunnen toonen, dat zij die naderhand in daaden moeten laaten blijken. Orde belast ook de Dienstvaardigheid , Goedwilligheid of Goedhartigheid, die eene fchoone gefteldheid der Ziel fpelt. Zeg hun , dat zij elk , zelfs geringe lieden, naar vermogen , genoegen moeten geeven , en derzelver fmerten , zo dikwerf het in hunne magt ftaat , moeten voorkomen , waardoor zij der Menfchen hart verwonderlijk zullen innee- men. Orde predikt ook Gemaatigdheid en Zagtmoedigheid. Leer hun dan, de feilen en mishandelingen van anderen liever aan onkunde en onachtzaamheid , dan aan moedwillige kwaadaartigheid toe te fchrijven, waardoor hun ongenoegen wegens elk onregt zeer zal verzagt worden, of wegvallen. — Orde gebiedt ook  EDELMOEDIGHEID. 2Ij ook Minzaamheid en Vriendelijkheid. Hebben zij een dug en hard gemoed, verzagt het door alle mogelijke middelen, en gewen ze tot medelijden , op dat zij geen vermaak vinden in het kwellen der geringde diertjes: want anders krijgen zij geen menschlijk, maar een wreed, ftreng , er; onverzoenlijk hart. Orde ge¬ biedt niet minder allerlei Edelmoedigheid, dat is (zo moogt gij het verklaaren) de verdrieten van anderen, die zo talrijk in deeze Waereld zijn , te verminderen , en hun het leven , zo veel maar mogelijk is , zoet en aangenaam te maaken. Zeg hun, dat zij, dit doende, zich Verheffen zullen tot de waare grootheid van ziel , en , komen zij zeiven eens in nood , te gereeder hulp van anderen mogen verwagten en zullen ontvangen. Orde leert , al ver* der , allerlei Weldaadigheid. Laat uwe Kinders begrijpen , dat hij , die alleen voor zich zeiven leeft, en ongevoelig is omtrent het gebrek van anderen , ligtlijk oneerlijk wordt t ook dat God dikwijls overvloed aan Menfchen geeft, niet op dat zij veel zouden hebben, het geen zij toch voor zich niet gebruiken kunnen; maar op dat zij veel aan anderen zouden uitdeelen. Mijn Vader liet ons veelal zijne aalmoesfen aan armen geeven, of fpijs brengen in derzelver huizen, op dat wij de zwaare ellenden van het Menschdom , die anders den Kinderen lang verborgen blijven , zouden lee0 a ten  «12 weldaadigheid. ren kennen. Wanneer wij beflooten (waartoe hij ons bedekt aanmoedigde) om iets uit onzen fpaarpot er bij te voegen, gaf hij het ons daarna, met eenen lof, dubbel terug. Hadden wij een goed deel van het Fruit, dat ter tafel kwam, gegeeten, dan begon hij, hoewel wij gaarne nog wat meer er van wilden hebben , te praaten van eene arme Vrouw in de buurt met verfeheiden' Kinderen , die nimmer hetzelve krecgen, en dat egter , zo wel als wij, zouden willen hebben. Meer was er niet noodig , om ons zijn oogmerk te doen vatten. Elk greep dan, om ftrijd, naar de fchotel, en wij allen liepen vrolijk heen , om ze aan die arme Vrouw en Kinderen te gaan brengen. Denk welken lof wij, terug keerende, ontvingen ; maar dan kwam er ook eene vraag bij: ,, Hebt gij, mijne Kinders! nu geen meer genoegen gevonden in deeze weldaadigheid, dan gij gefmaakt zoudt hebben, zo gij al het Fruit gegeeten hadt ? Is niet het gevoel van barmhartigheid zoet en lieflijk ? " Zie daar , Mevrouw! den waaren weg, om Kinders tot medelijden en weldaadigheid te geleiden. Orde fehrijft ook voor niet bloohartig te zijn. Zeg hun, dat men altijd op Gods wijsheid, goedheid en befcherming mag en moet vertrouwen , zo lang men voor eene goede zaak ftaat; dat niemant behoeft te vreezen, dan die kwaad doet ; dat onheilen veelal nuttig zijn; en  VREES. VOORZIGTIClTEID. 2Ï3 en men meestal van agteren derzelver voordeelen leert kennen; dat bedeesdheid den moed ter afwendinge van dezelven te onder houdt; maar dat kloekmoedigheid alles overwint. — Denk toch niet, dat de pooging, om een Kind door vrees te verbeteren , wél gelukken zal: de vrees maakt het tot een huichelaar, en, in plaats van het kwaad weg te neemen , drijft ze hetzelve nog meer naar binnen. Evenwel er zijn gevallen, waarin men een Kind in eenige vrees en verlegenheid moet laaten komen; doch dit moet maar één oogenblik duuren , en flegts ter toetzinge en leeringe dienen , meer dan om het te verwarren. Laat dan aanftonds blijken, dat gij dit flegts doet om het te leeren de zo genoemde tegenwoordigheid van geest te verkrijgen , die in zo veele gevallen van de uiterfte noodzaaklijkheid is. In het huislijk leven komen zodanigen veelal voor, van welke gij u bedienen kunt , om hun te leeren , hoe er een vaardig befluit moet genomen worden. Orde gebiedt niettemin de Voorzigtigheid. Breng hun op het oog, dat het wijs zij , in allerleie duistere gevallen en ongelegenheden, den raad van wijze lieden te vraagen en te volgen; dat men de uitkomsten onzer daaden vooraf wél moet bedenken; dat men zich door onbekenden nooit moet laaten verleiden, vooral niet tot zwaare of kostbaare onderneemingen ; en dat men niets moet be0 3 ginneu.  214 MAATIGHEIC. ginncn zonder de waarfchijnlijkheid van eenen goeden uitflag , dewijl de meeste Menfchen, en vooral jonge lieden, oorzaak worden van hun eigen ongeluk. — Orde wil ook de Maatigheid in alles , hoe genoemd. Telkens verneemt men, helaas! de treurigfle voorbeelden, dat ziekten , fmerten , fchande en armoede de zekere gevolgen der onmaaiigheid- zijn. Vertoon zulks aan uwe Kinderen, zo dikwijls zij voorkomen. En , bij deeze gelegenheid, moet gij hun tevens de waarde van het geld leeren kennen , en zeggen , dat men het ligter kan kwijt raaken, dan winnen; dat zij nooit eene zaak van geringe betekenis moeten koopen, nooit iets zonder dat aanftonds te betaalen ; ja dat ze niets buiten noodzaakelijkheid moeten koopen , en vooral niet veel geeven voor beuzelingen ; dewijl zij dikmaals iet aangenaamers, voor hetzelfde geld , kunnen hebben. Eest zult gij daarin (kagen , wanneer gij hun eenig geld vertrouwt, en, nu en dan, verantwoording daarvan laat doen. Orde dringt ook aan op Zelfverzaaking. Vermaan hun gemaklijk te willen misfen het geen men kan en moet misfen : vertoon hun, dat duizend dingen niet geeven wat men er van verwagt; dat hij alles heeft, en indedaad rijk is, die niets begeert ; dat voor- en tegenfpoed zich telkens afwisfelen; dat zij, in het eerfte geval, hunne dankbaarheid niet moeten vergeeten , en , in het  zelfverzaakïng. 2.1$ het andere , niet moedeloos behooren te zijn; dat wij, dewijl de dingen der Waereld zich veeltijds niet fchikken, noch door Gods beftelling zich mogen fchikken naar onzen wil, wij ons rigten moeten naar het beloop der zaaken ; dat Gods uitdeeling altoos de beste is; dat onze natuur niet veel noodig heeft; dat wij ook niets verdiend hebben ; dat aardfche goederen zo veel waarde niet hebben , als braafheid des gemoeds ; en dat de ongelijke bedeeling van tijdelijke bezittingen noodzaake- lijk is, en waartoe zij dient. Verder zal Orde hun leeren de Regtvaardigheid , en dus geen bedrog te pleegen in 't fpeelen met andere Kinderen, zich niet boven hen te verheffen noch beter te willen zijn, dan zij; niet te fnoeven; geene bitze bejegeningen aan anderen te geeven, of hen tot vijanden te maaken: dat men ook niet ligt geraakt mag weezen ; maar zelfs vaardig om zich te verzoenen met iemant, van wien men beleedigd is; dewijl de verzoeningsgezindheid geene lafhartigheid, maar eene waare grootmoedigheid behelst. Dus kunt Gij hen geleiden naar de fchool der Verdraagzaamheid en Langmoedigheid. ■ Intusfchen moet gij de klagten van geleeden onregt, die uwe Kinders tot u brengen, niet ligt in den: wind Haan ; dewijl zij anders nog gemelijker zullen worden, en de achting voor u ligt zouden laaten vaaren. Hoor ze aan , en vertoon O 4 dan,  Sl6 VERGENOEGDHEID. dan, dat vergeeven zeer edel is; dat een goed geweeten voor hun genoeg is; en dat het beter zij onregt te lijden , dan te doen. — Eindelijk zal Orde hun beveelen de Vergenoegdheid, en neem over van 't geen ik u daarvan gezegd heb , (bladz. 88-93) naar gelange zij dat kunnen verdaan. Zij moeten leeren, dat veele onaangenaamheden hun, foms buiten hunne fchuld, kunnen overkomen : want anders worden zij vaak door het ongeval overrompeld , ontdeld , beroerd en verflaagen , niet weetende zich te redden. Vertoon hun uit voorbeelden, dat zulken de ongelukkigde Menfchen zijn , die geen tegenfpoed kennen ; dat alles op aarde nietig is, en dat ook alles, behalven Wijsheid en Deugd, ons ontnomen kan worden ; maar dat een godvrugtig Kind alles kan overleeven, en tot de waare grootheid komen. Is er onder de uwen een oploopend Kind, zeg hetzelve, dat, zo het zich daartegen niet verzet , de tegenfpoeden des levens die ruuwheid wel benecmen zullen; doch dat het veel edeler is , deeze verkeerdheid door de Reden en den Godsdienst vroeger te overwinnen. Maar waarfchouw ook uwe gevoelige Kinders , dat de moeilijkheden den Mensch hard maaken, en kinderlijke gemoeden ligt berooven kunnen van het fijn gevoel van liefde en mededogen, waar tegen zij zich zeer moeten wapenen , dewijl die beiden van zo veel belang zijn,  SCHOONE DEUGDEN. 21? zijn , om de Menschlijkheid te behouden. — — Zie daar , Mevrouw! wat er behoort tot het bellieren van het Hart uwer Kinderen. Welke eene fchoone Orde zal zich in hunnen geest vertoonen , wanneer zij door u tot alle deeze fchoone Deugden , tot Welvoeglijkheid f n Vrolijkheid , tot Eerzugt en Eerlijkheid, tot Nederigheid en Vernedering , tot Dankbaarheid en Dienstvaardigheid, tot Goedwilligheid en Goedhartigheid, tot Gemaatigdheid en Zagtmoedigheid , tot Minzaamheid en Edelmoedigheid , tot Weldaadigheid en Vertrouwen , tot Voorzigtigheid en Maatigheid , tot Zelfverzaaking , Regtvaardigheid en Vergenoegdheid , zullen geleid zijn! ó Dat gij gelukkig moogt zijn in deezen zo gewigtigen tak der zedelijke Opvoeding! Zullen wij nu voortgaan , dan komen wij tot de Ondeugden, die Wanorde in den geest der Kinderen verwekken. „ Ach ! zegt gij moogelijk , was er deeze niet in te vinden!" Maar , daar zij er rijklijk in is , laat ons O $ , geenê  2lS GEVEINSDHEID. geene noodelooze klaagtoonen aanheffen ; maar liever, onder het afbidden van den Geest deiverbetering , vaardige handen aan het werk Haan. — Blijft gij de Orde voorflaan, dan zal zij in uwe Kinderen den Hoogmoed verbieden. Wees hier voorzigtig ; verhef het Kind niet te veel ; juich het niet telkens toe ; (dit isu al meer gezegd) leer het zijn oordeel wantrouwen , en toon uit voorbeelden , dat het, trotsch zijnde , veel gevaar loopt van door anderen ten toon gefield , en vernederd te worden. — Orde duldt geene Geveinsdheid. Zeg dat men dan zijne waardigheid verliest , en anderen misleidt, terwijl men zich zeiven de meeste fchande en nadeel toebrengt. — Daar de tegenwoordige Eeuw boos genoeg is , om aan de onfchuldigfle woorden der Dochteren eenen kwaaden zin te geeven , laat de welvoeglijkheid haar niet toe haare gevoelens opregt en openhartig te uiten. Dit maakt eenen nadeeligen indruk op haare harten, en zij worden gedrongen , of haare denkbeelden te verzwijgen of te ontveinzen, waaruit volgt, dat zij niet zelden veel van deeze Veinzerij voor altoos behouden. Intusfchen raast de heele Waereld op deeze ondeugd, en zij zelve is er van de waare oorzaak. Hoe het dan hierin gemaakt ? Eert middenweg moet door u ingeflaagen worden, die wel moeilijk is, maar volltrekt noodzaakelijk. Ik meen, dat gij voor het welvoeglijke moet  VEINZERIJ. OPVLIEGENDHEID. 319 moet zorgen en tevens het buitenfpoorige verhoeden, haar zo min over alles als over niets doen bloozen , eene eerbaare vrijmoedigheid leeren zonder haare zedige befchroomdheid te verzaaken , even verre te blijven van een waanwijze en belachelijke ingetogenheid , als van eene laakenswaardige zugt om allen Jongelingen te behaagen. Zie daar een voorfchrift der Wijzen , bepeins het , en uwe befchaafdheid zo wel als uw verftand moeten beproeven dit moeilijk ftuk te onderneemen, en tot een gelukkig einde te brengen ter vobrkominge van Veinzerij, ondanks al het geweld onzer verdorven Eeuw, om dezelve in Dochters te bewerken. — Neuswijzigheid worde ook afgekeurd, dewijl het hoogfte woord te voeren en anderen los tegen te fpreeken, eene proef van onwijsheid en onbefcheidenheid is. —- Verzet u tegen het Opvliegen, dewijl de ziel, waarin men dat toelaat , zwaar beroerd wordt , het welk foms jammerlyke gevolgen heeft. — Draag geene Eigenzinnigheid , dewijl het fchandelyk voor een Kind is, den meester te willen fpeelen. Luiheid moet niet ingewilligd worden , daar zij de bron aller ondeugden is. Zet des hetzelve aan tot den arbeid door zagte woorden , door beloften , en door voorbeelden , die genoegen en voorfpoed ten gevolge hadden. Veroordeel Gierigheid , dewijl zy het Kind zou verleiden , om anderen  220 ARGWAAN. KNIBBELAARIJ. ren te berooven, en te veel prijs doen fretten: op nietige dingen. Wapen het tegen Argwaan: want, zo het weldoet, heeft het zich niet te bemoeien met de beoordeelingen van anderen : ook neemt Argwaan het goed gevoelen , dat men omtrent Menfchen heeft, weg. Verzet u tegen de Knibbelaarij ; dewijl zij anders zich met alles bemoeien, ja zelfs zich met nietigheden ophouden. . Verfoei den Nijd , die zo gemeen is in Kinderen van hetzelfde huis , wanneer de een maar iets meer boven de anderen ontvangt. Waak daartegen met alle zorgvuldigheid : want zo dezelve zich eenmaal vastzet , kankert ze in; en , na lang zich bedekt gehouden te hebben , breekt deeze fnoode ondeugd los, foms laat, doch met te meer geweld. Toon hun, dat de Nijd hun niet zal toelaaten zich te verblijden over het talrijke goed , het welk zij hebben; maar dat zij ffeeds in ergernis zullen leeven wegens het voordeelige, dat anderen genieten. Leer hun , dat deeze Ondeugd in geen hart kan indringen , waarin een weinig zelfverlochening en veel liefde voor 'anderen gevonden worden. -— Komt er eenige onmin onder hun op , bewerk eene verzoening , zo dra gij er iet van merkt, en roei den ftillea haat met wortel en tak uit hunne harten. Het groot werk , waarvan gij nooit het oog moet afwenden , is de Liefde onder] de Kinderen  ONDERLINGE LIEFDE. 221 deren te bewaaren , en op allerlei wijze aan te kweeken, vermids zo menigmaal , na den dood der Ouderen , de behoudenis eener Familie daarvan afhangt. De verdere Pligten , welken de Kinders eikanderen fchuldig zijn , zullen hun , in het bijzonder, voorgefteld en aanbevoolen worden; en ten uwen aanziene , wil ik u alleen herinneren , dat gij voor dezelver onderhouding met allen ijver zorg moet draagen. Dan , bij deeze gelegenheid , moet ik u raden, hun niet toetelaaten, lang en veel uwe Vrienden , die verre van u woonen , te gaan bezoeken, hoe fterk gij ook daartoe mogt aangezogt worden , en hoe zeer zij daartoe gezind zijn. Mijn Vader hieldt deezen regel vast. „ Mijne Kinders moeten altijd onder mijn oog blijven." Drie redenen drongen hem, om het uit logeeren te gaan (gelijk men het noemt) bij Vrienden en Vreemden volkomen te weigeren. „ De Kinders , zeide hij , die lang van eikanderen gefcheiden zijn , gewennen van elkanderen veel af, en de onderlinge liefde verfiaauwt, gelijk de ondervinding dat zeker ftelt. Wanneer de een lang bij de Vrienden blijft , willen de anderen, ook op hunne beurt , eenen geruimen tijd uitblijven , en, zo men dat Hiet toeftaat, worden zij te onvrede, wegens dat onregt, over hunne Ouders, en jaloersch op de lang uitblijvenden. En wie zal aan dat dubbel kwaad voedfel of aanleiding willen geeven ?  i22 VAN HUIS ZIJN. KLAPPEN. geeven? En eindelijk, zeide hij, de Brieven, die de afweezige aan zijne Ouders , aan de Broeders en de Zusters zendt, zijn meestal vol van de eer en de vermaaken, welke hij alle dagen ontvangt, en geniet; en, al zijn deeze niet groot, zij worden toch breed uitgemeeten , op dat Vader en Moeder het genoegen van langer uitblijven het Kind niet mogen beneemen." En welke uitwerking heeft dat op de t' huis gebleevenen? geen ander, dan dat zij afkeerig worden van uwe wooning, en leeren hunkeren naar dezelfde vermaaken. Dit drietal zou men met nog meer andere redenen kunnen vermeerderen; maar, mijns oordeels, zijn zij genoeg , om u het gewigt deezer zaak te doen gevoelen. Laat ons nu voortgaan. Ver¬ draag niet dat zij ooit iets van eikanderen, of van Dienstbooden bij u komen klappen, dan in een allerdringendst geval; maar houdt dan den naam van het aanbrengende Kind zeer verborgen , op dat het niet in den haat der anderen, en vooral niet der Dienstbooden valle , dewijl korzeligen en opvliegenden , (en zulken kunnen er zijn onder de goeden , die u dienen) niet ligtlijk dat vergeeten , en , in uwe afwezigheid , foms, wraak daarover zouden neemen ten koste van de gezondheid en van het gevoel uwes Kinds. — Houdt hen zelfs af van Menfchen, die altijd wat van anderen hebben te vertellen , op dat ze niets van zodanig bab-  KWELLEN. NOODLEUGENS. 223 babbelen overneemen. Duldt niet, dat ze huisdieren uit vermaak kwellen, en onverdiend kastijden, of in koelen moede geringe diertjes dooden, en planten vernielen. Mij heugt, dat ik, in mijne jeugd eens wandelende met eenen jongen Vriend , de toppen der Planten , aan den weg groeiende , (ik weet niet waarom ?) met eenen ftok affloeg , waarop hij mij koel toevoerde: „ Foei, dat gij in één oogenblik een werk vernielt, om het welk zo ver te brengen de Schepper der Natuur zo veel moeite en zo langen tijd aanwendde!" Gevoelende al den nadruk van dit zeggen, bloosde ik dermaate , dat zodanige lust fints in mij nooit meer boven kwam. Zo veel kan één gepast woord uitvoeren! Van de Noodleugens, k die doorgaans voortkomen , wanneer Kinders angflig zijn voor eene ftraf, en die daardoor ontduiken willen , kunt gij hun zeggen , dat elk, die er zich aan fchuldig maakte, derzelver nadeelige gevolgen , vroeg of laat, heeft ondervonden. Zelden fchijnen zij de redenen te vatten, waarom de leugens verbooden zijn. Het eenvoudig bewijs , dat het is , om dat men anderen daardoor bedriegt , en zich zeiven eerloos maakt, zag ik, zeer dikwerf, eene fchoone uitwerking ten goede hebben. Dan, is er indedaad eenig kwaad bedreeven, en dugt men , dat zij leugens ter bedekkinge zullen verzinnen , moedig hen aan tot eene vaardige en  824 LIEGEN. VLOEKEN. en edelmoedige erkentenis , welke , wordt de zaak wel aangelegd, meestal volgt. Komen zij zo ver, handel dan zagt; prijs hooglijk de bekentenis der waarheid ; toon hun , hoe ligt men tot eene zwakheid kan komen, en beloof hun uwe hulp , om niet meer tot dezelve te vervallen. En uit veele beproefde middelen , om Kinders van het Vloeken af te brengen , heb ik geen beter, dan juist dit gemelde, gevonden. Het is zeer te bejammeren , dat dit kwaad , zo algemeen, groot en kleen in het Vaderland befmet heeft. Van den Aanzienlijken Man zelfs , die voor den befchaafllen wil gehouden worden , doch zich niet fchaamt zijne waare groote onbefchaafdheid daardoor openbaar te maaken , is dit fnood bedrijf afgedaald tot den ploegdrijver , die met vloeken zijne paarden ment. En nog droeviger is de waarneeming, dat dit kwaad aanwast, zonder dat men eenig bijzonder kragtig middel weet, om het te kunnen fluiten. Maar dit zij ten uwen trooste gezegd: Kinders , die het nimmer in hunne huizen hooren , en meest onder het oog hunner Ouderen zijn, blijven het best daartegen behoed. — Dewijl er weinige Menfchen zijn , die het vermogen hebben , of liever die zich toeleggen , om aan anderen getrouw over te brengen het geen zij hoorden, of zagen ; en er eene heerfchendc mode is, • om een vertelfel te vergrooten, vermids dat «leis  WAARSCHOUWING. Z2$ den geest van anderen treft, en men daardoor zoekt te behaagen : zo fpan alles in , op dat uwe Kinders leeren een voorval, zonder toe.of afdoen, te vertellen. Was dit algemeen in in trein, hoe veel minder leugens en bijvoegfels , die eene beuzeling tot eene groote Historie maaken , zou men , in 't vervolg, ver- neemen. Waarfchouw hen niet minder tegen alle kwaade Raadgeëvers en Verleiders van nog onnoozele , geen arg denkende Kinderen ; en wanneer het zo ver is, dat zij bloot liaan , om van anderen vuile en flordige taal te hooren, dan is het beter , dat gij hun het bederf der Waereld ontvouwt, en dingen zegt, die zij anders van anderen hooren , of naar welken zij zullen vraagen. En wanneer gij dat, met eene ernstige openhartigheid , de Vader aan de Zoonen , en de Moeder aan de Dochters , gedaan zult hebben, bidt dan te zamen den Vader der genade, dat zij bewaard mogen worden, te midden eener verleidende Waereld, bij een zedig , kuisch en voorbeeldig leven. Dit zo ftaatig verrigt werk maakt eenen verbaazenden indruk op het jeugdig hart , en is indedaad het beste bewaarmiddel tegen het inbreekend geweld der ontugt, door de ondervinding bekragtigd. Ziet daar , mijne edele Vrienden ! eenige hoofdtrekken , om Wanorde uit de ziel uwer Kinderen te weeren, die de gemelde Ondeugden daarin zo ligt P voort?  436 kleene boeken. voortbrengen : ziet daar eenige voorfchrifteiï ter bevorderinge der zedelijke Opvoeding. Dat zij dienen, op dat uwe Kinders niet opgroeien voor de Waereld, dien flegten Meester , welke zijne Leerlingen zo jammerlijk beloont in dit leven , dat zo kort duurt ; maar dat zij opwasfen tot de eer van hunnen goeden Schepper , die, daar hij zich zo veel aan het jong geflagt laat gelegen liggen , nog meer andere middelen tot derzelver gelukkige Opvoeding gegeeven heeft. Vraagt gij , welke deeze andere middelen zijn ? Eerst wil ik u het Leezen noemen, het welk gij hun niet als eenen arbeid , maar als een vermaak moet toerekenen. Daartoe hebben wij veele kleene Boeken, oorfpronglijk vaderlandfche en ook vertaalde uitheemfchen, zo dat de aankomende Jeugd zich nu niet, gelijk voorheen , met ourson en valenïijn , met de vier heemskinderen en dergelijke vodden behoeve te vermaaken. Wij hebben thans veele , en misfchien reeds te veel , van eene betere foort; dan, daar zij allen niet van eene gelijks  LEE ZE N VAN BOEKEN. 227 gelijke waarde zijn , kip er de besten uit , fchik ze tot eene belooning, of leg ze Hegés', achteloos , op eene tafel , op dat zij dezelve mogen vinden , inzien , van u verzoeken, en als een groot gefchenk ontvangen. Dan, vóór het twaalfde of het veertiende jaar , zal de waare leeslust zich zelden vast zetten ; maar dan is het ook de tijd , om hen door leezen op te leiden tot wél denken, tot wél fpreeken, en tot wél fchrijven, gelijk dat middel zo uitneemend daartoe kan dienen. De voorige kleene Boeken moeten nu met anderen venvisfeld worden; maar met welken ? gewis niet met armhartige Romans , door hongerige huurlingen te zamen geflanst , of met gevoelens van flegte zeden gevuld, die het hart fchaaden, en den tijd fleelen. Indien gij eene andere foort hun toeftaat, hoe zullen zij, bij het nog niet genoeg rijpend verftand , in dezelve wél onderfcheiden het edelmoedige van het ftoute, het waarlijk deugdzaame van het vleiend fchijnfchoone , het geestige van het gewaande, met één woord, van het geen te doen en te vermijden is? Ongelukkig is in ons Land eene menigte van overdreeven fentimenteele Boeken overgewaaid , en onder de Natie geftrooid ; maar hoe aangenaam is het te zien , dat de kragt van deeze valfche bekooringen, die den fmaak onzer Jeugd bedorven, en in den doolhof der verbeeldingen verward zou hebben, P 2 ver*  228 LEEZEN VAN BOEKEN. verbrcoken is door de waarfchouwende pen van wijze en braave Vaderlanders. Wij hebben andere onfchaadlijke , en in zich zelve voortreffelijke Boeken, die den eerften leeslust zullen voeden. Dan , wanneer iemant u of uwen Kinderen een Boek aanprijst , verlaat u niet ligt op deszelfs oordeel. Zij moeten geen Bock in handen krijgen, dat gij niet eerst geleezen hebt. Sommige Menfchen hebben eenen vreemden fmaak, en meenen , dat het geen hun behaagt ook aan anderen moet welgevallen. Veele Schriften betekenen ook zeer weinig ; zij verflindeii den tijd , en laaten niets goeds na in het leezend hart. Mogten wij van een groot uitfehot ontlast, of de voortvlietende ftroom , die de leesgezinde Vaderlandfche Jeugd medefleept , ten haaren voordeele gefluit kunnen worden! Laat 't jeugdig geflagt maar weinige, doch goede Boeken hebben , en dezelve veel en met oordeel leezen. Leidt hen , met de jaaren , tot meer nuttige, waardige en ernstige Schriften. Dan, laat zij de maat in 't leezen houden , en dringender zaaken niet daarvoor doen agterftaan. Gaarne leezen fommigen , 's avonds , om de ftilte en het gemakiijk liggen, op hun bed ; maar met wat nut zal een min of meer vermoeid lichaam , bij de denkenskragt verdoovende duisternis , leezen, en , onweetend in flaap vallende , de onverzorgde kaars het huis in brand laaton  godsdienst. 229' laaten fteeken , en het leven in het grootfte gevaar brengen? Meer dan één ongeluk is mij daarvan bekend. Daar zij reeds vroeg met Schrijven begonnen hebben, moet men ze , gelijk te veel gebeurt, niet fchielijk laaten ophouden : het ftaat fierlijk, dat ook eene Dochter fraai fchrijft. ■ Verder zal de Rekenkunde door haar niet verwaarloosd moeten worden, dewijl zij zo dikwijls in de Huishouding te pas komt. Maar wanneer vraagt gij misfehien , zal men uwe Kinders in den Godsdienst onderwijzen , daar de een zulks vroeg, de ander dat laat begint? Dan, is het noodig, daar in veel te verfchillen ? De tijd is' ^gebooren , als het Kind daarvoor vatbaar wordt; maar de juiste dag is niet te bepaalen, vermids de vermogens zeer wijd uitéén loopen. Kan eene praatende Moeder hun de eerfte bezeffen niet geeven van God , van zijne Volmaaktheden , van de Schepping en de Voorzienigheid ? En volgen daaruit niet deeze lesfen: „ Denkt en fpreekt eerbiedig van God : dankt , bidt en gehoorzaamt Hem : leert van Hem goedheid, en heiligheid tot het bevorderen van uw geluk , en het weldoen van den naasten." In het bijzonder moet ik u , aangaande het Gebed , nog iets zeggen. Men leert Kinders bidden; maar wie verklaart hun , wat Bidden eigenlijk zij ? Ik beken, dat zulks moeilijk is, en zij hetzelve , wegens het min P 3 be.  &5© BIDDEN. begrijpend verftand, in den aanvang niet wél vatten; maar dat hier te kort fchiet moet vergoed worden, deels door gefprekken over Eénen , door ons God genoemd, en van ons zeer verfchillende, wegens zijne hoogheid, alvermogen , alweetendheid , en goedheid ; deels door den eerbied , welken gij in uw bidden hun vertoont, en welken gij ook van hun als dan moet vorderen. En nu , denk ik, is het de tijd, om de eerfte, maar ook de best indringende en vast hegtende indrukken van God , voor het geheele leven, hun te geeven. Dus moet uw eerbied voor het Opperweczen zo groot , deftig en treffend bij het bidden gemaakt worden , als het u mogelijk valt. Tevens en daarna moet gij trwe Kinders beduiden (om hen door het plegtige niet af te fchrikken) dat het Bidden één der eerfte, maar ook een der aangenaamfte pligten voor elk Mensch, en dus ook voor Kinderen moet weczen. Befteedt al uw vermogen , op eenen verklaarenden Kindertoon, om hen dat wél te doen vatten , op dat zij eene vroege liefde voor het gebed mogen verkrijgen. Van zodanige kleinigheid (mag ik ze dus noemen ?) hangt oneindig veel af , gelijk gij ligt kunt begrijpen. Gaat gij daarna over tot den Bijbel , laat ze , in den aanvang, alleen deszelfs klaarfte en voor hun nuttigde Historiën leeren, en helder derzelve op uit Prenten, waarvan gij eenen overvloed  ce be den. katechiseerboeken. 23t vloed aan de hand moet hebben. Geef hun geene andere, dan korte en verftaanbaare Gebeden , die zij bedaard , eerbiedig, en dus niet met verhaasting of brabbeltaal , overluid moeten gebruiken zonder zich des te fchaamen aan de tafel in de tegenwoordigheid van Vreemden. Meestal laat men hen te lang bij het gebruik van Formuliergebeden blijven, en wijst hun den weg niet vroeg genoeg aan , om uit eigen gedagten te leeren bidden. Dat zij nooit op eene hoog gedreevene, of op eene bedeesde en vervaarlijke wijze van God denken, fpreeken, of tot hem bidden, zo men wil dat zij met blijdfchap , met liefde , met eenen vrijmoedigen eerbied en ruim van zijne goedheid zullen denken. — En welk is uit zeer veele Katechifeerboeken het beste, daar het een duister , het ander onvatbaar , en het derde met noodclooze ftukken gevuld is ? Zult gij aan uw Kind, allereerst, den Heidelbergfchen Katechismus geeven ; maar hoe zal het , vooral de 75, 76, 79, 80, 81 en 84 Antwoorden, zonder kwelling, en afmatting van zijn geheugen , door een verdrietig van buiten leeren, meester worden? Een klein Antwoord daarin is dikwerf zwaar genoeg, wegens de veel bevattende zaaken en de onverftaanbaare woorden , die in het gemeene leven niet voorkomen , ten minsten hun nog nooit zijn voorgekomen. En moet het hun niet verdrietig valP 4 len,  $$2 KATECHISEERBOEKEN. Ion, onbekende zaaken in onbekende woorden' te leeren? Hoe zouden wij te moede zijn, indien men dat nu van ons wilde vergen? Leer des eerst uwe Kinders de woorden, die in alle Boekjes over de Godsdienstige Waarheden Voorkomen, eer zij de zaaken leeren , en dan, dan zal men vorderen, terwijl de Kinders met lust zullen leeren. Zodanig Boekje zal gewis het beste voor hun zijn, dat woorden en zaaken leert, of dat de kortte en klaarlle Vraagen en Antwoorden bevat, gefchikt naar 's Kinds bevatting. Zoek nu naar zulk een uit den grooten hoop , of laat het u aanwijzen. Maar ik wil u nog niet aanraaden , dat uw Kind hetzelve van buiten zal leeren : laat het liever elke Vraag en elk Antwoord dikwijls leezen, en verklaar dan de woorden en denkbeelden, daarin vervat : want op deeze wijze zullen ze meer met hun verlland en tevens met vermaak leeren, dan door dat jammerlijk plaagen van het Geheugen. Dit is te meer noodig, om dat men menigmaal ziet, dat fommige Kinders, ondanks alle hunne moeite, bij het van buiten leeren , hoe langer te flomper worden : zelfs zij , die de vlugfte zijn , vergeetcn het van buiten geleerde zo ligt, als het 'geleerd is; maar dat hebt gij niet te wagten , als gij de andere voorgefchreevene manier volgt. En wil men hen , wat laater iets van buiten laaten leeren , het gefchitde met voor- zig-  ONDER VV IJ STR.ANT. 233 zigtigheid: want een Kind moet nooit om een gebrekkig geheugen verfinaad , beknord , veel min gekastijd worden. — Gij zult hun, moegelijk , daarna eenen Katechifeermeester geeven ; maar welken ? Weinigen verftaan den waaren kinderlijken Onderwijstrant : meestal volgt men den ouden flender. Hij moet uwer Kinderen Meester zijn, die, als een Kind, kan denken ; die op den eenvoudigen kindertoon kan praaten; die eerst woorden en daarna zaaken vatbaar kan verklaaren, en duizend gclijkenisfen ter ophelderinge aan de hand heeft. Noem hem , die dat wél kan uitvoeren , een' voortreflijken Man , en waardeer hem hoog, het geen niet veel gebeurt. Dan, bij deeze gelegenheid , moet ik u herinneren, dat gij alle Leermeesters uwer Kinderen, tegen de bijna algemeene gewoonte , wél moet betaalen , en liever meer, dan hij van anderen ontvangt ; dat gij hem alle achting moet bewijzen , en minzaam bejegenen ; en dat gij hem niet naar een liegt vertrek of hok verwijzen , maar in eene goede kamer , 's winters bij een goed vuur , moet zetten ; of zal een koele modevifite beter ontvangen worden, dan de Man , die het groote werk des Onderwijs bij uwe Kinderen zal verrigten ? — Over het Bijbelleezen wil ik , in het vervolg , met ü fpreeken. — Maar , om de eerfte gronden te leggen ter opwekkinge en beftieringe van den P 5 Lees-  |34 TEKENKUN I) E. Leeslust moet gij huil in handen geeven de beste Kinderboekjes , van welken wij thans eene menigte van allerlei foort hebben, voor heen geheel onbekend. En hoe zeer deeze hun zullen gevallen ziet men thans in zeer veele Vaderlandfche Huisgezinnen, waar ze in trein gebragt zijn. — Laat ons overgaan tot Konsten, Taaien en Weetenfchappen. Ik heb n de Tekenkunde reeds aangepreezen, om dat ze in de Huishouding zo vaak te pas komt; maar hier moet ik er nog meer op aandringen, wegens haaren invloed op de ziel der Kinderen. Zij is toch ééne der middelen , die niet iveinig mede werken tot het vormen van klaare en juiste denkbeelden: zij verpligt hen, om alles naauwkeurig te volgen , waartoe noodig is alle voorwerpen met veele opmerkzaamheid te befchouwen, en alle, zelfs kleine, verfcheidenheden gade te flaan, waardoor zij die heblijkheid , ongevoelig , van de Konst zullen overneemen , en leeren andere dingen met meer aandagt te befchouwen , en geregelder daarvan te denken. Dus is deeze fchoone Konst van meer gewigts, dan doorgaans berekend wordt, en zij moet daarom van alle uwe Kinderen geleerd worden. -— Mogelijk befluit gij uwe Kinders vreemde Taaien, vooral de aanvallige Franfche, welke thans de Modetaal is, te laaten leeren. Maar moet men, gelijk het meest gaat , dezelve te vroeg en flegt leeren , nog flegter  vaderlandsche taal. jjj^ fiegter fpreeken , veel ellendiger fpellen en fchrijven, en, gelijk het daarna gaat, fpoedig vergeeten ? Zal men ze leeren , alleen , om, nu en dan, een woord te kunnen fpreeken in een gezelfchap van Grooten ? En zal men, intusfchen, onze Vaderlandfche Taal niet waardig keuren, dat men ze wél kenne, en zonder feilen kunne fchrijven ? Maar neen , de Kinders moeten hierin aan zich zeiven overgelaaten worden , zonder hun te leeren eene zaak net en juist uit te drukken, de waare betekenis en kragt der woorden te kennen, den aart onzer Moedertaal wél tc vatten, en de gebreken of fraaiheden ' naauwkeurig waar te neemen , en te onderfcheiden ! En hoe zullen zij, dus flegt uitgerust , in laater tijd hunnen ftijl kunnen vormen en befchaaven , de bronnen der Welfpreekendheid vinden, of hunnen fmaak door het leezen van Boeken , die in eenen fchoonen ftijl gefchreeven zijn , verbeteren ? Hiervan die jammerlijke ftijl bij veele, zelfs zeer aanzienlijke , Jongelingen, die te laat hunne onkunde ontdekken, verlegen ftaan, bloozen, en den weg tot verbetering niet kunnen vinden, of de hoop daartoe opgeeven. —. Edele aandoeningen zo wel als vermaak kan de Muziek hun geeven. De Aardrijkskunde kan tevens beoefend worden ; doch zo , dat zij eerst hun Vaderland regt leeren kennen. Voegt gij er een weinig bij van onze  $.7,6 LEEZEN. VERKEER I^r G. onze Staatsregeering , en de eerstelingen van de Gefchiedenisfen der Volken, doch bovenal de Natuurlijke Historie , zo nuttig , leerzaam cn vermaakeiijk , zo zullen zij het u dank weeten. Dan, laat hier geen groote om- flag gemaakt worden : alles gefchiede eenvoudig : geeft hun weinige, maar goede Boeken, en wel van de beste foort in elk vak. Na het zo verre , en , gelijk ik hoop , gelukkig gebragt te hebben, zullen, bij het opwasfen uwer Kinderen , drie bekommerende zwaarigheden het ouderlijk hart dikwerf ontrusten. De eerfte is : ,, Met wien zullen wij onze Kinders laaten verkeeren , met wien zullen zij gczelfchap mogen houden ?" Bij veele Ouders maakt dit de minfte zorg uit, en het is egter ééne van de gewigtigfte zaaken, gelijk gij ten vollen vat : want waakt men in dit ftuk niet met de uiterfte zorgvuldigheid , dan kan de lichaamelijke en zedelijke Opvoeding in eens haar nut verliezen , en al uwe langduurige vlijt vrugtloos afloopen. Eén uur van verleiding kan uwen arbeid van veele jaai ren  VER K KERING. 237 ren eensklaps vernielen; en men moet beeven, wanneer men denkt, wat de Waereld voor Kinderen is, en wat zij hun dreigt.- Helaas ! Niets is voors hun erger, dan kwaad ge- zelfchap , dan verkeering met zondige , ligte, onhandige en ongodsdienstige medgezellen. De Ondervinding leert, dat de beste Kinders, Kinders van de grootfte verwagting, van eene onbefprooken deugd , en van de hoogfte befchaafdheid , die aanzienlijke lieden met eerbied bejegenden; die omtrent huns gelijken zagt en toegeevend waren ; die hun minderen met heuschheid, vriendelijkheid en liefde behandelden ; met één woord , die de hoop der Maatfchappij en de wellust der Ouderen waren, pesten der eerfte , en bitterheid voor de laatften zijn geworden. Eerst geheel afkeerig van het begaan der zonde , leerden zij , door anderen aangevallen, dezelve aanzien met onverfchilligheid, daarna die bijwoonen met vermaak, vervolgens eenmaal bedrijven , en eindelijk tot eene gelijke aanhoudende boosheid vervallen. Waarlijk het is geweldig treurig , zo men denkt (ik herhaal het) wat de Waereld voor Kinderen is , wat zij hun dreigt , en evenwel het is zo ! Wat dan ? Houdt gij hen van anderen af, dan zullen eenzaamheid en aanhoudende afzondering de Kinders dof, moedeloos en foms droefgeestig maaken. Zij Jumkeren toch fteeds naar jonge Vrienden, en vol-  238 VERKEERINQ. voldoet men hun daarin niet , of houdt men hen te lang opgeflooten , zij fpatten uit , zo dra zij in de lang gemiste vrijheid komen, en de flaapende hartstogten , door vreemden dan opgewekt en aangcblaazen , verhitten vaak , dermaate, het onbewaakt hart, dat alle pügten met voeten getreeden worden. Tot dus verre is het voorbeeld van mijnen Vader, boven alle andere middelen , mij het beste voorgekomen. Hij verklaarde ons altijd , hoe onaangenaam het hem viele, t' huis zonder Kinderen te zitten: evenwel wilde hij ons gaarne laaten uitgaan. Begeerden wij andere Kinders bij ons te hebben , dat wilde hij ons toeflaan , geevende ons dus alle taamelijke vrijheid , die toch de grootfte waarde der verlustiging en der vrolijkheid uitmaakt. Kwamen dan anderen bij ons, het geen wij meestal verzogten, om dat wij wisten , dat hem zulks meest behaagde, dan verzon hij zelf een vermaak, een fpel , en fpoorde ons aan tot vrolijkheid : ja hij was de eerfte , die begon , en met ons fpeelde. Wanneer wij daarmede eindigden , vermaakte hij ons met aangenaame vertellingen , zo dat de namiddagen en avonden wegvloogen , en ten einde waren , eer wij het wisten. Dus hieldt hij ons in huis , en verbondt ons dermaate aan zich, dat geen gezelfchap ons aangenaamer kon zijn. Bcftaat hierin niet het waare geheim van dit ftuk ? Onbe- dagte  VERKEERING. BEROEP. nnn dagte Ouders zijn veelal oorzaak, dat het huis den Kinderen verveelt , en dat zij verlangen daar buiten te zijn , het welk geheel mis is. Gedroegen Wij ons niet wel tegen andere Kinders , dan werdt het ons daarna , onder vier oogen, op de vriendelijkfte wijze gezegd, ert hij verbeterde dus onze gebreken. Hiermede hieldt hij aan , tot dat wij groot geworden waren , en , door hem in de Waereldkennis 1 onderweezen , met minder gevaar , onder jong en oud konden verfchijnen. Dan , toen was hij ook niet meer een bevelende Vader, maar een raadgeevende Vriend , die niet naliet ons in der Menfchenkennis verder te oefenen , en tegen de (brikken der verleiding wél te wapenen. Wat dunkt U , Mevrouw ! van deezen aanleg ? Beoordeel denzelven. De tweede zwaarigheid, die u mede veel zorg zal geeven, is, „ Tot welk een Beroep een Kind te fchikken." Zekerlijk is dit ftuk voor hetzelve en voor U van zeer groot belang; maar gij beiden moet uwe Zoonen , in de aankomende jaaren , om zo te fpreeken , befpieden , en tragten derzelver bijzondere neigingen te ontdekken , om alle verkeerde wendingen te voorkomen , gebrekkige te verbeteren, vooroordeelen tegen een beroep weg te neemen, en, zo veel noodig is, hen te helpen in de verkiezing. Neigingen en gaaven tot het een of ander beroep moeten niet gedwarsboomd of verflikt  240 KEUZE VAN EEN BEROEP. Hikt worden. Helt de neiging tot de Weetenfchappen , volg dezelve ; maar geef uwen Zoon daartoe niet over , dan met zijnen volkomen zin. Is de keus dwaas , of ftrookt zij niet met der Ouderen tijdelijken ftaat , zeg dan, met eene zagte gemaatigde beflisfing, dat gij , in het eerfte geval , geene toeftemming, uit een zeker vooruitzigt van deszelfs ongeluk , kunt geeven ; en, in het ander, dat gij de kosten niet weet goed te maaken. Hen te dwingen , om , bij voorbeeld , in 's Vaders Beroep te treeden, heeft foms jammerlijke gevolgen : deszelfs bekwaamheden zijn toch geen erfgoed : ook worden zij , dikwijls al zeer vroeg , daarvan afkeerig , om dat zij de onaangenaamheden en lasten daarvan meer van nabij zien , dan die van andere Beroepen, Om der Kinderen neigingen te ontdekken, is het best hen altijd over dit ftuk vrij uit te laaten praaten , wanneer zij , gelijk vaak gebeurt , onderling daarover handelen , en zich te houden , als of men er geen acht op Haat, Intusfchen valt er weinig ftaat te maaken op eene vroege verkiezing: evenwel men gaa maar voort met het maaken van waarneemingen , en het geen de overhand behoudt zal zich wel ontdekken. Is het veertiende jaar verfchecnen, of wordt het wat laater , en hebben zij zich nog niet bepaald , dan moet gij hen, zonder de minfte vertooning van dwang of gezag , daar-  KEUZE VAN BEROEP. 24I daartoe aanmoedigen. Valt het tegen uwen zin uit, en fmaakt hun een Beroep, min aanzienlijk, dan dat van hunnen Vader, wat dan te doen? Willigt het in, zo gij eene onveranderlijke geneigdheid daartoe befpeurt: want een bekwaam Man in een laag Beroep is een nuttiger en voortreflijker Lid der Maatfchappij, dan een onbedreeven Mensch in eenen hoogen Hand. Vergeet niet de zwaarigheden , die in een Beroep voorkomen , en van uwen Zoon niet voorzien worden, op deszelfs oog te leggen. Blijft hij, ongeacht dezelven, fteeds daarbij , volg dan de gedaane keus, en denk, dat het eene zo vaste als verbaazende proef der Godlijke Voorzienigheid is, zo veele verfchillende bekwaamheden , maar ook zo veele verfchillende neigingen in Kinderen te leggen, en hen door die beiden tot verfchillende Beroepen te geleiden. Ik heb duizend gelegenheden gehad, om die waar te neemen, en daarin eene fchijnbaare verwarring gevonden ; doch welke waarlijk de hoogfte Wijsheid ademde. Om de Kinderen van gemeene lieden heb zeer vernuftigen aangetroffen ; maar waarom , vraagde ik dan mij zeiven, zal de Voorzienigheid dezelve laaten blijven in eenen laageu Hand , en welke groote i daaruit opwasfen? Dan, mijne vraag viel aanftonds weg, bij de bed. !.n er, ook onder de gemeene Lieden, Menfchen van grooQ te  242 BEROEP. H 0 W E L IJ K. te bekwaamheden moeten zijn, om een tegenwigt te maaken tegen den laagen rang in de Waereld , om vraagbaken en raadgeevers der mindere klasfe te weezen , en dezelve tegen meer verval te (leunen. En indedaad dikmaals heeft het mij verbaasd , de fchranderlte verftanden , met minder vooroordeelen bezet , dan menig Geleerde, onder Ambagtslieden en Konstenaars te vinden , en hoe veel vermaaks heb ik, was de gelegenheid gunflig, in hunne verkeering genooten! Dan zij blijven bij Grooten onbekend: eene trotfche Waereld zoekt niet zodanige kennisfen , noch heeft het genoegen van die wijze Voorzienigheid bij hen op te fpooren, of te aanbidden. —— En Haagt uw Kind gelukkig in zijn Beroep, dan zal deeze derde, doch laatfte, zwaarigheid eindelijk opkomen : „ Mogt mijn Zoon, door 't Godlijk beuier, eene verltandige en deugdzaame Echtgenoote, en mijne Dochter eenen even waardigen Man vinden!" — Zeker, de drie voornaamfte Tijdperken van ons leven zijn deeze: ,, eene gelukkige Opvoeding te ontvangen en niet te verdoolen in de Waereld ; daarna tot „ een goed Beroep te geraaken, en, eindelijk, ,, tot een gezegend Huwelijkte komen". Hoe verre heeft men het in de Waereld gebragt, wanneer het ouderlijk hart van deeze drie drukkende pakken verligt wordt ! Hoe menige slankbaare verzugting gaat er dan op naar den goeden  OKTUST, H U W E L ij K, 543 goeden God ! Hoe vrolijk juicht liet hart over zulken zegen in de Waereld ! Verlangt gij beiden, na allen aangewenden arbeid, eene -kroon op uw werk te ontvangen, onderhoudt dan uwe opwasfende Kinders , Zoonen en Dochters , al vroeg, over de fchoonheid der kuischheid, en de rampzalige gevolgen der ongebondenheid» De Opvoeding der Dochteren vereischt naamver zorg en grooter oplettendheid, dan die van Zoonen, daar zij befchermd moeten worden tegen oneer en ongeluk, vermids zij voor het eerfte meer bloot ftaan, dan haare Broeders , en het laatfte zo wel niet kunnen verdraagen. Eene wonderlijke gewoonte van de onregtvaardige Waereld doet veele dingen tot oneer van eene Dochter ftrekken , welke in Zoonen voor eene beuzeling gehouden worden. Maar dit valt niet te veranderen. Het eenige voordeel , het welk er uit kan voortvloeien, is , dat het zo wel de Ouders als de Dochters leert, de uiterfte omzigtigheid te gebruiken , om zelfs den goeden naam niet te verliezen. Zegt aan Zoonen en Dochters, dat zij, (om nu geen andere rede* nen aan te voeren) het meest vertrouwen Van eenen gelukkigen Echt mogen voeden , wanneer zij zich, in deeze ontugtige Eeuw , onbefmet bewaaren. Hen dus bereid hebbende, om het bellier eener wijze en goede Voorzienigheid hierin veel af te bidden , zo iaat, Q a ift  244 H U W E L IJ K. in het teder ftuk des Huwelijks , de hoogfte voorzïgtigheid van u in acht genomen worden. Gij beiden moogt uwen Zoonen wel eenige aanwijzing doen; doch niet kiezen, veel min: dwingen, om de eene boven de andere te neemen. Hier moeten nooit geweld, eigenzinnigheid , grootheid van goederen , of tijdelijk belang alleen in overweeging komen. Hij , die daarnaar luistert , beklaagt het zich vroeg of laat. Dan, voorziet gij allerzekerst, dat eene keur hen ongelukkig zal maaken , gaat ze dan tegen, maar op eene zeer zagte wijze, om onaangenaame gevolgen te verhinderen. Zo het wat bijkomt, en vooral wanneer gij merkt, dat de liefde diep geworteld is, belet het niet , offchoon de Burgerlijke Wet, welke alleen in fommigen onzer Provintien plaats heeft, u het volle gezag, het geen zo dikwerf fchandlijk misbruikt wordt , in handen mogt ftellen. Gij moet verder toegeeven , wanneer Kinders meer op Verftand en Deugd , dan op rijkdom gezien hebben. Geeft acht op het gemeene Volk, waaronder ook veele braave lieden zijn, die niets meer te zamen brengen, dan gezondheid , vier kloeke armen en zo veele handen , met een zeer groot vertrouwen op de Voorzienigheid. En hoe vergaat het hun ? Zij komen aan den kost , en leeven gelukkig. Ziet dan , mijne Vrienden ! uwe Kinders op deeze wijze de haven gelukkig inzeilen, waarin  w e n s c h. 345 iji de ftormen der Jeugd best ontgaan worden, buiten welke zulk eene menigte van jonge Lieden op de banken en klippen der wellusten itooten en vergaan ; ja in welke gezegende haven de zuiverfte liefde, de beste trouw, de vuurigite bijftand, en de geregelde maatigheid , welke verlengfter van het leven is , eene volkomen veiligheid vinden, en de dagen op aarde verwonderlijk veraangenaamen ; eindelijk waarin de onvermijdelijke waereldfmerten niet alleen eenpaarig , maar ook wél getroost en met kloeken moed gedraagen worden. Welk eene blijdfchap voor ouderlijke harten, dat geluk in hunne Kinderen te beleeven , te beleeven tot in den laaten ouderdom , en dat zonderling genoegen aan te mogen merken , als eenen uitmuntenden zegen van den goeden Gqd , hun ter vergeldinge van al hunnen getrouwen arbeid gefchonken ! 6 Dat Hij, die u zo veel gegeeven heeft, dat ookverleene, om zijne oneindige Goedheid over u in deeze Waereld te verheffen, en eeuwig te prijzen! AAN  AAN KINDEREN. Voorregten van Ouders te hebben. Pligten van Kinderen. Vergelding. Dankbaarheid. Liefde. Gehoorzaamheid. Hun genoegen geeven. Eéne lijn tnet hen trekken. Dienstvaardig zijn. Gebreken yerfchoonen. Geen kwaadfpreeken aanhwen, Pligten in ziekte en fierven. De Schrijver van dit Boek, die eene opluïk'ende tederheid altoos met eene genoeglijke aandoening befchouwt; die met verwondering ziet wat gij', Kinders des Vaderlands! nu reeds zijt, en verder worden kunt; die een zagt gevoelig hart voor u heeft , en, gaarne iets tot uw geluk willende toebrengen, zo veele voorfchriften , ter beftiering van uwe lichaamlijke en zedelijke Opvoeding , in de handen uwer Ouderen overgaf ; dces Schrijver komt thans ook tot u, dewijl 't ganfche Vaderland , onze groote Maatfchappij , tot welke gij behoort, UWe Ouders en ook hij , het grootfte belang in u fteilen» Ziet hem niet aan als een norK-Uers» ftuurfchen «, harden , grimmigen Man, dies  OUDERS HEBBEN. 247 die , met eene onverbiddelijke roede , vóór u verfchijnt, om te flaan zonder dat er misdreeven is ; of om een hard Onderwijs , dat afgrijzen baart, aan gehoorzaame Kinderen voor tc werpen. Gewis , zo gij dat vermoedt of vreest, dan kent gij hem niet. Zagte lieve voordellen wil hij aan u doen ; en daar gij zodanigen zo gaarne van uwe Ouders, ja zelfs van vreemden , hoort, waarom zoudt gij ze van hem niet willen ontvangen ? Hij bedoelt uw geluk , het geen gij zien kunt in alles , wat hij, ten uwen voordeele, aan uwe Ouders fchreef; en zodanige bedoeling kan u immers niet mishaagen ? Luistert dan naar deszelfs herinneringen, die gij moet wceten. Daar is, hoort deeze eerfte! niets zo ftreelende, zo voordeelig voor Kinderen in de Waereld , als den lieven naam van Vader en Moeder lang te mogen noemen. „ ó Hadt ik nog , zegt menig Wees , dat onbedenkelijk vermaak van mijne Ouders op aarde te mogen zien, ik zou er alles voor geeven, wat ik bezitte; maar zij zijn weg, helaas ! Voor altoos weg!" Ziet rondom u, en hoe veele zulke beklagenswaardige Weezen zult gij ontdekken ! Hier zit er één zonder opzigt, zonder raad, zonder troost onder vreemden, die geen ouderlijk hart kennen ; daar zwerft een ander om , zonder te weeten waar het belanden zal. Hier groeit er één op in de jammerlijkfte onkunde; daar een Q 4 ander  243 OUDERL00ZE STAAT. ander zonder goed , in armoede , terwijl de Voogden zich daaglijks vermaaken met de verfpilling van deszelfs erfgoed. Hier zinkt er één néér in verachting , dewijl het aanzien der Ouderen op hetzelve niet is afgedaald ; daar leeft er één, verlaaten van zijne bloedverwanten, om dat deszelfs inkomfleu niet toereiken, om hun in uiterlijke pragt gelijk te ftaan. Hier woont er één , verfchoovcn naar eenen donkeren hoek der Aarde , om dat niemant zich deszelfs opvoeding wil aantrekken ; daar is een ander , over wien zich vcclen , maar helaas! alleen onvermogenden , ontfermen. En, zegt mij nu, waarom bevindt gij u ook niet in eenen foortgelijken ftaat ? om dat het den Vader der barmhartigheden behaagde , uwe Ouders nog het leven te laaten behouden , ook om uwen wille. Befchouwt dan in ftille uuren , met eene groote vreugd , deezen allergewigtigften zegen voor Kinderen ; erkent dat gij aanzienlijke voorregten boven anderen geniet; voorregten, die zelden van Kinderen, daar ze ongewoon zijn bedaarde berekeningen te maaken, juist gefchat worden ; en, eindelijk, dankt God voor zijne grootfte gunst. — Wanneer gij dit gedaan zult hebben , moet er dan niet in overweeging komen wat er thans van u , tot eene wedervergelding , gevorderd worde? Immers alles, wat gij hebt, zijn uwer Ouderen goederen ; gij bezit nog geen wettig  DANKBAARHEID. «49 gewonnen eigendom in de Waereld ; gij kunt op geene de minde zaak aanfpraak maaken. Evenwel verheugt u, dat er iets overgebleeven is, het geen gij, niet als eene evenredige vergelding (want deeze valt onmooglijk) maar als eene opregte erkentenis , boven welke uwe Ouders niets meer verlangen , zonder veel moeite, kunt betoonen. En wat is dat? zult gij vraagen. Het is de volbrenging van deeze drie pligten, van Dankbaarheid, van Liefde en van Gehoorzaamheid jegens hen, welke de heele Waereld gaarne met den naam van vergelding zal willen vereeren. De Dankbaarheid jegens hen heeft geene paaien. Men wordt altijd berispt , wanneer men daarin te weinig doet; maar nooit , als men te veel gedaan heeft. Dan, te veel zult gij niet kunnen doen, zelfs nooit genoeg; maar kan men dit laatfte niet doen, dan zal de wensch ,, Mogt ik het vermogen tot eene volkomene erkentenis gehad hebben! " het ontbreekende vergoeden. Maar geene Dankbaarheid kan er plaats hebben, zo gij niet den volden eerbied voor uwe Ouders in het hart gevoelt en bewaart. Hoe meer eerbied gij voor hun zult toonen, te achtingswaardiger zult gij zijn. Wanneer deeze maar een weinig valt , zult gij altijd veroordeeld worden : ik zwijge van denzelven te verzaaken: want zulke monders zijn er immers niet in de Natuur? En zult gij, zo gewoon zelfs Q 5 eenen  250 DANKBAARHEI ü. eenen vreemden , die boven u is , te eeren , aan hun uwen eerbied weigeren , die de oorzaaken van uw leven zijn ? Gezondheid en fterkte van lichaam zijn nooit op aarde geteld onder de kleenfte goederen ; maar van wien hebt gij deeze ? Zonder uwer Ouderen zorg zoudt gij lang gekwijnd hebben , lang verlooren zijn, in het graf rusten , ja reeds in de Waereld vergeeten zijn! Of komt een gezond leven bij u in geene aanmerking ? Gij hebt dien fchat , welke u niet de minite , maar uwen Ouderen zeer veel arbeids gekost heeft. Of vergeet gij derzelver onvermoeide werkzaamheid, voortduurende zuinigheid , onthouding van een ruimer genot der aardfche verkwikkingen en vermaaken, nooit rustende zorgen voor uwe lichaamlijke , geduurige ingefpannenheid van geest voor uwe zedelijke Opvoeding ? En zult gij dit alles loutere beuzelingen noemen , en de ontwikkeling van uwe vermogens , de verlichting van uw verftand, en het beftier van uw hart , als kleinigheden, in een vergezigt befchouwen ? Of zal bij dat alles niet gevoegd moeten worden hun ijver, om u een nuttig Lid der Maatfchappij , een roem voor het Vaderland , eene eer voor den Godsdienst te doen worden ? Zegt mij, welk Mensch op de heele Aarde toonde u het duizendfte deel van dit geheelc werk ? Gewis niemant! Dus zullen uwe Ouders altoos moeten  S A N X B AAR II E I D.. 25I ten gehouden worden uwe allerijverigfte , alJerwelmeenendfte , allergetrouwfte , allerbeste Vrienden en Weldoeners te zijn , verre weg verheven boven alle bewooners der Waereld. Dit ftaat dan vast: niemant kon, maar niemant Wilde ook u zo veel goeds doen , als de tedere harten uwer Ouderen reeds gedaan ; en niemant zal , in het vervolg , u zo veel begeeren te doen, als zij nog in den zin hebben. Daarenboven is dit zeker, dat zij, in den laaten avond van hun nuttig leven, wanneer zij vermoeid , afgefloofd en magteloos zullen weezen , geen oogenblik befteeden , zelfs niet denken zullen, om de rekening voor u op te maaken , of éénen penning meer in te vorderen , dan Dankbaarheid , Liefde , en Gehoorzaamheid, ö Welke edele, en u zo wel gezinde Harten ! Welke fchoone Zielen ! Welke ongemeeten' Edelmoedigheden! Gelukkig voor u, dat deeze rekening niet opgemaakt , noch de voldoening geëischt worden! Gij zoudt de eerfte met uw oog niet kunnen overzien , en geene toereikende fchatten in de goud- en zilver-mijnen der geheele Aarde voor de tweede vinden.. Nog meer. Gij hebt geenen verren weg af te leggen , geene zwaare kosten te draagen , geenen zuuren arbeid te doen, geene Waereldwijzen raad te vraagen , dagen en nagten niet te verfpillen , om uwe erkentenis te betaalen. De fchoonfte gelegenheden komen  252 DANKBAARHEID. tomen van zelve u t'huis. Dag aan dag kunt gij dat werk verrigten , een werk zo aangenaam , dat duizend Weezen in de Waereld geduurig zeggen : „ Ach , dat ik het nog mogte doen!" Zo veel wilde ik u melden , meer om het vermaaklijke van uwen pligt te tekenen , dan om u , uit vreeze van onwilligheid , daartoe te vermaanen , of te dringen. Maar nu zult gij ook, ongetwijfeld, tot mij zeggen : „ Waar en hoe zullen wij die Dankbaarheid, Liefde en Gehoorzaamheid bctoonen? zeg het ons, en wij vliegen tot de volbrenging!" Gewis , mijne Lievelingen! zodanige taal en zodanige bereidvaardigheid zullen mijn hart verrukken, en in die vervoering zal ik uwe Ouders , zal ik de ganfche Maatfchappij , en mij zeiven met zodanige Kinderen , op den Vaderlandfchen Grond gebooren, en met zulke voorneemens bezield, geluk wcnfchen ; ja Gode danken voor de vooruitzigten, welken wij van zodanig kroost mogen maaken. — Hierop wil ik voortgaan, en uwe vraag beantwoorden. Gij wilt , gij zult dan Dankbaarheid betoonen , in allerleie gevallen, op de vuurigfte eu kloeklïe wijze ! Zegt dan geduurig tot u zeiven op eenen blijden toon : ,, ó Dat mijne zuivere erkentenis aan mijne bovenal waarde Ouders nooit bezwijke ! Van hun heb ik bet lieve leven , dat van zo veele waarde voor mij is, en dat ik zo flerk bemin: van  dankbaarheid. liefde. 053 Tan hun de klcederen, die mij zo noodig zijn: van hun een deel der wooning, waarin ik zo zagt en gerust flaape: van hun het gemak en het onderhoud, die mij zo ruim gegeeven worden : van hun de lieve Boeken , die mij tot allerleie Weetenfchappen geleiden : van hun de fpelen, die mij eene zoete uitfpanning geeven: van hun de vermaaken , die mij tot aanmoediging dienen : van hun de rust, die mij veroorlooft huiten zorgen te leeven : van hun de befcherming , waarop ik mij kan verJaaten : van hun het beste voorbeeld, dat mij tot een baken dient: van hun zo veele onderwijzingen , die mij tot het waare Geluk geleiden : 0 dat ik alle deeze weldaaden beter kenne , mijnen goeden Ouderen altoos daarvoor dank weete , bovenal mijnen God , en hem eeuwig daarvoor loove!" Voegt de Liefde bij de fchoone Dankbaarheid , welke het gevoel van uw hart nog klaarer zal uitdrukken. Elke dag zal u zeer veel Moffe opleveren , om deeze beminnelijke neiging leven en Merkte bij te zetten. Niets kan regtmaatiger van u verwagt wórden , en niets zal u meer verzekeren van de aanhoudenheid hunner genegenheid, welke voor u van zo veel belang is. Men zie dan in u de tederMe aankleeving aan hunne perfoonen , zodat niemant in de Waereld bij hen kunne haaien. Derzelver tegenwoordigheid moet u aangenaamer zijn,  254 LIEFDE VOOR OUDERS. zijn , dan het beste gezelfchap. Hun genoegen en vreugd moeten uw genoegen en vreugd weezen. Zijn zij , om bekende of onbekende redenen , treurig , toont dan geen vrolijk gelaat ; maar ftaan hunne oogen helder , uw aangezigt moet dan niet donker zijn. Bevlijtigt u met allen ijver, om hun altoos in alles genoegen te geeven, zelfs in de kleinfte dingen , dewijl zodanige oplettendheid het ouderlijk hart het meeste trefc. Vervrolijkt hen geduurig onder alle hunne zorgen en lasten , op dat zij hun minder zwaar mogen vallen, en derzelver gezondheid niet benaadeelen. Doet hun geene verdrietelijkheden aan, die in u eene ondankbaarheid zouden verraaden. Gedenkt , dat hunne fmerten u geen voordeel kunnen geeven. — Trekt altijd met hen ééne lijn: want anders te denken en anders te doen, dan zij denken en doen , is huisfelijke opltand, en ftrijdt ook volkomen tegen uw eigen belang. De kleinfte en onvermogendfte leden van het Huisgezin mogen de groote oogmerken der welvaart niet dwarsboomen. Dienstvaardigheid moet, vroeg en laat, in u gezien worden. Wagt niet tot dat men u maane het een of ander te doen. Gij moet vooruit kunnen zien , en hunne begeerten uit de oogen leezen. Een bevel moet u nooit tweemaal gegeeven worden , en geene dienften , hoe genoemd , moeten ooit als laag, van u be- fchouwd,  LIEFDE. fchouwd , of hun toegerekend worden. Het geval eener fchoone jonge Juffer , pragtig gekleed , welke vaardig op haare knieën viel, om haaren ouden Vader , die den ftijven rug niet kon krommen , de fchoenen aan te trekken , is mij niet vergeeten , daar het zo edel en treffend is, als men kan hooren. - Gehoorzaamheid was de derde, door mij u voorgefielde , hoofdpligt, ten proeve van wedervergelding , of anders van erkentenis. Zij is de dochter der verborgen Liefde, de taal der zwijgende Dankbaarheid , een blinkend teken der fchuilende aankleeving ! Woorden, gelijk gij weet , kunnen huichelen , en een dwaas Kind waanen , alles daarmede goed te maaken ; maar Gehoorzaamheid fpreekt overluid, en wat meer is , zij lijdt geene tegenfpraak, geen veroordeeling van de Waereld. Indien ooit iemant het onregt, van u te verdenken, u aan mogt doen, zal deeze voor u pleiten , en de opregtheid uwer woorden , de zuiverheid uwer genegenheid aan den dag brengen. Zij zal u in het fchoonfte en aanminnigfle licht plaatzen, en u gewis meer verheerlijken , dan het pragtigftc gewaad. Onbillijke Regters zelve zullen ze goedkeuren , Engelen zich daarover verblijden , en van u zeggen : „ Deeze kleinen doen , ten minften , den wil van den Hemelfchen Vader!" Dus zal bevelen te gisfen, en bevelen daarop te voorkomen der Ouderen  2SÖ LIEFDE. Ouderen welgevallen in u, verwonderlijk , opwekken ; en , offchoon derzelver lof mogt agterblijven, gij zult dien egter waardig zijn: hun hart zal dien u geeven, al mogt de mond zwijgen. En wanneer zij de redenen van hunne bevelen vóór u niet mogten openleggen (dit is immers ook niet altijd noodig) ja , wanneer gij zelfs de regtmaatigheid van den gegeeven last niet mogt kunnen opmaaken, zal eene blinde Gehoorzaamheid u , zelfs hier , op het fchoonfte , verGeren. Gelust het hun de redenen van hunnen wil vóór u open te leggen , en u dus meer tot hunne vertrouwelingen te maaken; dan moet gij hunne heuschheid bewonderen , en u over hunne openhartigheid verblijden. Het kan gebeuren (en wie zal het wraaken?) dat gij op de proef gefield wordt door bevoolen' dingen , die u zeer tegen de borst ftaan; maar kunt gij grooter zegepraal behaalen, dan door uwen eigen wil te verlochenen ? Al zijt gij vrij verzekerd van de wijze , waarop zij hunne begeerte willen uitgevoerd hebben , zo zult gij hen egter van de volkomenheid uwer Gehoorzaamheid verzekeren , wanneer gij , zelfs in geringe zaaken, vraagt, hoe gij ze zult aanvangen en voleinden ? Zulk eene onderwerping vernedert geen Kind; maar zij verhoogt deszelfs deugd. Nog fchooner zal het ftaan , wanneer gij u zeer zorgvuldig toont , om allerlei ongenoegen te willen  GEBREKEN DER OUDEREN. 257 willen voorkomen, en bewijzen geeft, dat gij hunne liefde, hoe langer te meer , wilt winnen , of op vasten voet bewaaren , ja dat gij daardoor hun het leven aangenaamer tragt te maaken. Eindelijk zal uwe bevalligheid veel fchooner zwier verkrijgen, wanneer gij, vooral als zij oud worden, toevliegt, om een werk, dat hun bang valt , uit de hand te vatten; wanneer gij derzelver zorgen overneemt , de zwakheden te gemoet koomt , de fmerten lenigt, en de ongemakken, die hen, in den avond van het leven , aanranden , zagtlijk balzemt. ó Hoe verdandig en deugdzaam zult gij dan zijn ! Men zal u Engelen der Aarde noemen. —— Dan, dit herinnert mij, om ook iets van de gebreken der Ouderen te zeggen. Gij weet, dat de volmaakte Mensch deeze Waereld niet bewandelt. En obk uwe Ouders zijn, zo min als anderen , * zodanig nog niet geworden ; maar ik bidde u , dat gij niet aan derzelver gebreken denkt, noch dezelve wilt zien. Dan, wanneer gij , bij hen zijnde , dezelve moet aanzien , het gefchiede dan met al dat medelijden, 't geen in een gevoelig kinderhart kan woonen ; en de herinnering , dat gij zelve , ten deele , de onwillige en onfchuldige oorzaak daarvan zijt , offere dan , ten minden, ééne verzugting, éénen traan aan zodanige ongedeldheid. En hoe fchoon zullen de wangen zijn, van welke dezelve zal af biggelen! OverR weegt  •53 verkleefdheid aan ouders. weegt toch , wat ongemak zij om uwen wil geleeden hebben , en hoe zeer hunne ziels en lichaams vermoogens, door alle zorgvuldigheden, arbeiden, waaken en flooven, verfleeten zijn! Is er iemant, zo geweldig onbe- fchaamd , ftout en wreed., die in uwe tegenwoordigheid zou durven kwaad fpreeken van uwe goede Ouders ; het zal u gewis overzwaar en bijkans ommooglijk vallen dat te verdraagen ; ja, verboodt het Evangelie het u niet, gij zoudt op 't punt kunnen komen, om zodanige lieden in het aangezigt te vliegen. Dan , beteugelt uwe drift , en denkt , dat de beleediging van zulke fnoode lieden te groot is , om door u gewroken te kunnen worden. Staat liever aanflonds op , antwoordt niets , en gaat met de uiterfte zigtbaare verontwaardiging van hun weg. . Altoos duure uwe Verkleefdheid , hoe groot en® oud gij ook moogt worden, en al ware het , dat God u oneindig meer verftand, oordeel, aanzien, en goederen in de Waereld gegeeven hadt : want veel van dat alles zult gij toch aan de lichaamlijke en zedelijke Opvoeding , welke gij van hun ontvangen hebt, moeten toekennen. Worden zij gebrekkig, zukkelagtig, of krank, dan blinke de zugt voor hun leven uit in uw teder mededogen , in uwe zorgvuldige oppasfing , in uwen aanhoudenden troost , in uwe tedare opwekkingen , en in uwe vuurige i ge-  STERVEN DER OUDEREN. £59 gebeden om de verlenging van hunne dagen; al ware het , dat gij zelfs , bij hun nerven , eene overgroote erfenis te wagten hadt. Of zou hun leven u niet dierbaarer zijn , dan al het goed der Waereld? Een Kind, onverfchillig in die tijdftippen , is een monfter in de natuur; en hij, die naar derzelver dood zou verlangen om in de nagelaaten' fchijven te rammelen, zou veel eer verdienen een Kind des duivels, dan der Menfchen, genoemd te worden. Komt eindelijk het zwarte zo gevreesde treurig uur, en behaagt het Gode hen uit zijne Waereld weg te neemen , beweent hen lang en hartelijk. Hij, die ons met aandoeningen fchiep , zal zulke traanen niet veroordeelen; en zeker was er , dus lange , geen gefchikter tijd in uw leven, waarin regtmaatiger traanen mogten vloeien. Dan, (maar och of het laat moge weezen !) dan zult gij eerst ondervinden wat het zij Ouders te verliezen , en vooral eene Moeder , tot welke , meestal , ons hart het allerlterkst overhelt. Leeft derhalven zo, dat er naderhand geene harde zelfsverwijtingen wegens agtergelaaten' pligten mogen bovenkomen. ,, Gelukkige Huisgezinnen, waarin zulke Kinders zijn.! Veele zodanigen heb ik in mijn leven gekend , en mogt gij, aan welken ik thans fchrijf, hun gelijk zijn, of worden ! Hoe vuurig wenscht dat mijn hart, en hoe ftreelend zou het zijn zulks te R 2 mogen  2ÖO PLIGTEN AA N KINDEREN. mogen vastftellen van hun , die deeze lesfen zullen leezenl!" Naam van Broeders en Zusters. Veertien daaruit vloeiende Pligten. Nalaaten van dezelve. GeJteldheid der Vaderlandfche Huisgezinnen. Liefde. Lijdzaamheid. Verbetering van gebreken. Aan' brengen aan Ouders. Kundigheden mededeelen. Naar de ou^ften zich fchikken. Vertrouwen. Openhartigheid. Veinzerij. Jaloerschheid. Heerfehappij. Misverjtand. Twist. Stookerijen. Misnoegdheid. Vermaaken. Maar denkt niet, mijne waardfte Kinders! dat gij alle uwe huislijke pligten reeds gehoord hebt; dat er niets meer voor u overblijft; of dat ik mijne geheele taak volkomen heb afgedaan : indedaad dan zoudt gij u bedriegen, en, liet ik het daarbij blijven , zou u zeer groot onregt gefchieden. Het eerfte en voornaamfte , het welk gij, ten aanziene van uwe Ouders , behoordt waar te neemen , zal zeker met een ftil vermaak van u geleezen zijni  ONDERLINGE PLIGT KN, CÖI zijn; of kunnen braaye Kinders de beste lesfen, tot hun geluk gefchreeven, met opgefchorte neuzen , ter loops overzien , en dan het Boek met walging verwerpen ? Neen : dit kan men van hun niet verwagten. Des willen wij, die zo veele andere Vaderlandfche Kinders in Godsdienst en Zeden onderwijzen , ook tot u komen, en andere pligten, die op de eerfte omtrent uwe Ouders moeten volgen, en u niet onbekend mogen blijven , zonder toeven , in al- den besten ernst van ons hart, u aanprijzen. En welke, zijn zij ? Zo dra ik zeg , dat gij ook Broeders en Zusters (indedaad geen klein vermaak) in de Waereld hebt, dan kunt gij zonder moeite mijn doel reeds gisfen ; en hoe wél zal het weezen , zo gij, op het hooren van die twee woorden , reeds verlangt te weeten, wat ik u omtrent hen heb te zeggen! Zekerlijk , zo dra ik van Broeders en Zusters reppe , zult gij , dunkt mij, denken en gevoelen : „ Ja , hoe lief zijn mij die Naamen ! Wij hebben denzelfden Vader en dezelfde Moeder : wij woonen onder hetzelfde dak : wij ontvangen van hun gelijke weldaaden : wij genieten dezelfde Opvoeding , wij hebben hetzelfde belang ; en dus moeten wij ook dezelfde oogmerken hebben !" Dit alles is zeer wel , en het behaagt mij grootlijks , dat gij vooral het laatfte regt begrijpt, Maar, wat meet er nu uit afgeleid worden? R 3 Zal  *C2 VEERTIEN PLIGTEN. £al ik het u zeggen ? .Welaan , dit volgt er uit : „ Dat uwe Broeders en Zusters eene regtmaatige aanfpraak hebben op zeer veele dingen , bij voorbeeld , op uwe zuivere onveranderlijke Liefde 3 op uwe welmeenende Deelneeming in alles , wat hun genoegen en geluk kan bevorderen ; op uwe tederfte Genegenheid; op uwen minnelijken Raad; op uwe kloeke Hulp ; op uwe waakzaame Zorg; op uw volflaande Geduld ; op uwe vaardige Gedienstigheid ; op uw volkomen Vertrouwen; op uwe zagte Ontferming; op uwe ruime Infchiklijkheid ; op uwe moedige Befchcrming; op uwe onverdrooten poogingen, om het huislijk Leven voor u zo lief, zoet en genoeglijk te maaken, als u maar mogelijk is ; en , eindelijk , op uw braaf Voorbeeld." Wat zegt gij nu ? Veertien Pligten ! ja , en niet één te veel , niet één , welke niet lijnrcgt vloeit uit den naam van Broeders of Zusters, Of is dit getal te groot, en zoudt gij , zo gij de kragt van die Naamen volkomen gevoelt, wel éénen Pligt willen uitgemonsterd hebben ? En wat zou het weezen , indien gij huiverig of ongezind waart, om éénen of meer uit die allen, wanneer Broeders of Zusters de uitvoering daarvan bij u zogten , of van u baden , te volbrengen ? Ach, mijne Lievelingen ! zoudt gij dan den zoeten naam , van Broeder of Zuster te zijn, nog waardig blijven? Zouden uwe /  volbrenging van pligten. 263 uwe Ouders , zo zij er iets van bemerkten, geene traanen Horten wegens de verzaakte natuurlijke liefde , en zoudt gij zulke traanen kunnen verdraagen ? Zouden uwe Vrienden, op wier achting gij zo grooten prijs fielt, dat verneemende, u niet, regtmaatig, verlochenen ? Zouden Menfchen , die er de lucht van kreegen , geene bittere verwijtingen u doen hooren , of agter uwen rug u fchande nageeven ? Zouden de Dienstbooden , die vreemd zijn , en egter ook u dienen, u niet verachten, wanneer gij weigerde uwe Broeders en Zusters ten dienfte te ftaan ? Eindelijk , om niet meer te zeggen, zouden uwe tedere harten, waarin de wijze en goede God de liefde voor allen zo diep heeft ingedrukt, verdraagen kunnen, dat uwe Broeders en Zusters de door u hun afgeflaagen Liefde, Deelneeming, Genegenheid, Raad, Hulp , Zorg, Geduld, Gedienstigheid, Vertrouwen, Ontferming, Infchiklijkheid, Befcherming, Zoetheid in het huislijk leven, en braaf Voorbeeld , buiten uw huis , bij Vreemden moesten gaan fmeeken? Welk eene bitterheid zou deeze verfoeilijke behandeling hun geeven, en welk eene fchande aan u ? En , indien gij ongelukkig genoeg mogt weezen, om hen af te wijzen, wat zouden Vreemden dan niet doen? Maar, gefield, dat God derzelver harten neigde, om, zonder eenige bedenking, de pligten te vervullen, die gij onvoldaan R 4 liet  sö4 volbrenging van pligten. liet blijven; wat zondt gij kunnen verwagten van verftooten' Broeders en Zusters, wanneer gij hen in eenig ongeval mogt noodig hebben, en zij, uit verdriet of ongenoegen, bedooten, hoewel tegen de heilige Wet , kwaad met kwaad te vergelden? Bedenkt, dat uwe wijze Ouders getragt hebben , op dat niets van dit alles ooit gebeuren mogt, u allen, onderling, op de fterkfte wijze te verbinden. En laat mij nog hierbij doen , indien gij eenigen eerbied voor de Ondervinding hebt , welken wij allen moeten hebben, dat ik menigmaal Gods wonderbaar Beftier omtrent de Kinderen der Huisgezinnen heb moeten bewonderen , naamelijk , dat één , ja zelfs dat het Kind , van het welk men de minfte verwagting hadt, de fteun, de hulp, ja het geluk der anderen geworden is , of nog bij het leven , of na den dood der Ouderen. En fpreekt deeze Ondervinding niet zeer fterk? Vraagt gij mij, of dan de bovengenoemde veertien Pligten , geheel of ten deele, in de Vaderlandfche Huisgezinnen agterblijven , en of dit de reden zij, dat ik zo veel daarvan zegge ? Wat zal ik u hierop antwoorden ? Kent gij de Verdorvenheid van het menschlijk hart niet ? Weet gij niet, dat derzelver grootheid zich ten klaarften, maar ook tevens op de fchandelijkfte wijze , openbaar maakt in de onmin en alle derzelver gevolgen tusfchen Broeders en Zusters ? En  ONDEUGDEN. 265 En hebt gij er nog geene proeven van gezien, of in u gevoelt ? Vraagt gij , meer ter voldoening van uwe nieuwsgierigheid, dan ten uwen nutte, wat ik daarvan in Vaderlandfche Huisgezinnen vernomen heb ? Ik antwoorde u: wat vraagt gij naar fmerten mijner Ziel? Moet ik ook uw hart beroeren door een aanwijzing en optelling van kribbigheden, van vitterijen, van bedilzugt, van fchimpen op elkanders gebreken , van afgunst , van nijd, van krakkeel, van groote lankmoedigheid omtrent vreemden en van geene verdraagzaamheid omtrent eikanderen geoefend, van bitterheden, van vermaak om eikanderen den voet dwars te zetten , van vijandfchappen, en van nimmer geheelde fcheuringen ? Laat mij niet meer zeggen. Hij, die het vertrouwen van veele harten moest tragten te winnen , om aan veelen nuttig te kunnen zijn : hij, die menigmaal in zodanige verwijderingen raadgeever en middelaar moest weezen , zou u verborgen gevallen, vol van treurigheid , kunnen verhaalen, ja van veele, om den wille van anderen, geleeden fmerten kunnen fpreeken , en fommige Kinders , zelfs die reeds volwasfen zijn , als dan in geen zeer gunffig licht vertoonen ; maar zwijgen is zijn pligt, en vooral in gevallen, die u geen voordeel zouden geeven, en welker ontdekking een misbruik zou weezen van het vertrouwen, dat men in hem gefield heeft. Zo openhartig R $ fchrijf  2Ö6 volbrenging van pligten. fchrijf ik u , op dat gij moogt leeren , nocH u zeiven, noch anderen eenige fmerten van dien aart aan te doen: want hij, die éénen bedroeft, laat dikwijls veelen te gelijk lijden. En moet een Leeraar des vredes ook , onder anderen, zulke vijandfchappen beleeven ! Wat ik u dan mooge bidden; ei zorgt, dat de gelegde gronden door uwe Ouders , waarop gij voort moet bouwen, niet afgebrooken worden ; dat gij niet uwe Broeders en Zusters , of zij u mogen befchuldigen wegens nagelaaten liefdepligten ; dat de zoetigheden des huislijken levens niet wijken door onderlinge bitterheden , met één woord, dat Gods zegen geene plaats maake voor den vloek. —— Mijn geroerd hart kan bij eene (toffe van zo treurigen zin niet langer ftil ftaan, en hoe zou ook het een na het ander donker tooneel u kunnen behaagen ! Te wroeten in de vuile overtreedingen der reine Liefdewet vermaakt geenen Menfchenvriend , en het is ook afzigtig voor het zagt kinderlijk oog : liever dan mij gewend , om in uw hart duizend en duizend verwijtingen te voorkomen en u goede leeringen te geeven. <—— Bewaart dan de zagte verknogtheïd , de zuiverde genegenheid , en de hartelijkfte liefde voor uwe Broeders en Zusters. Stuit , op (taanden voet , de eerfte opkomende koelheid en onverfchilligheid , al is u eenig ongenoegen gegeeven. Niemant van hun  verscheiden pligten. 2Ö7 hun zie het minde teken , dat gij den eenen Broeder boven den anderen verheft , de eene Zuster meer dan de andere mint, hoewel de eerfte fchooner gaaven of andere aanvalligheden mogt bezitten. Zo gij nijd , twist en tweedragt veroordeelt, geeft zelve geene aanleiding , dat zij ontdaan. Zijt gij de oudde, en telt gij nog een jong wigt onder uwe Broeders en Zusters, zeker dan mag uwe zorg, om de jonge jaaren , zich meer tot hetzelve bepaalen ; maar de liefde tot allen moet altijd onverdeeld blijven. Nog eene andere les voor de Oudden ! Zo men met regt in u mag onderdellen meer wijsheid en bedaardheid , dan in de jongere Kinderen , en zo deeze op u zien ; zijt dan zeer omzigtig in uw fpreeken en doen. Gelijk uwe Ouders u, zo moet gij deeze nog onbedreeven' Lievelingen ten voorbedde drekken. Denkt dagelijks aan de veertien fchoone Pligten (bladz. 262) en voegt er bij al wat gij Gode en uwen Ouderen fchuldig zijt. Dus zult gij ook het verdand en het hart der kleinen kunnen befchaaven en bedieren: gij zult zo vroeg de eer en het genoegen hebben van nuttig voor anderen in de Waereld te zijn ; voor hun , welken gij zo hartelijk bemint: ja anderen leerende en voorgaande , zult gij ten zelfden tijde wijzer en beter worden. De booze Waereld zelve zal genoodzaakt zijn, u lichten des Huis gezins te noemen-  2Ö8 VERSCHEIDEN PLIGTEN. noemen. Herinnert u , welk eene groote lijdzaamheid uwe Ouders , jaaren lang , omtrent u geoefend hebben ; en weigert nu niet een gelijk geduld omtrent anderen in acht te neemen. Veel zal dit u kosten , gemerkt de jeugdige driften ; maar is hij deugdzaam, die zonder moeite deugdzaam is ? Toonen zij hunne gebreken , is dat vreemd , of denkt gij er geenen bij hen te zullen vinden ? Laat uwe edelmoedigheid blijken in veele poogingen , om treurige zielskwaalen te geneezen. Beleedigen zij u in drift , zet er uwe zagtmoedigheid tegen , en laaten zij deeze uitneemende Deugd in u zien blinken , en ze van u leeren. Behandelen zij de Dienstbooden met verachting; fnaauwen zij hun toe; of geeven zij hun eenige andere bitze woorden; verzet u daartegen , en leert hun, dat zij zich daardoor nog meer verlaagen, dan de Dienstbaaren reeds in eenen nederigen ftaat zijn. Verzoekt hun, dat zij dezelve met vriendelijkheid, zagtmoedigheid , beleefdheid, ja zelfs met dankbaarheid behandelen , gedenkende , wat deeze al niet voor hun , in de eerfte levenstijden, gedaan hebben. Willen zij naar u niet hooren, beklaagt hen , en zegt , dat zij dus het eene kwaad door het ander verergeren ; maar meer nadeel, dan gij, daardoor zullen lijden. Wordt er iets bedrecven in de afweezigheid uwer Ouderen , dat gering is , meer zwakheid dan moed-  NUTTIG TE ZIJN. 269, moedwil, verzwijgt het, en hoopt, dat rijper jaaren of ander Onderwijs hen daarvan zullen afbrengen. Maar is hun bedrijf niet te zwijgen , geeft het uwen Ouderen , doch vooral heimlijk, te kennen , op dat de nijd in hen tegen u niet boven kome. —- Laat de Liefde , die gij voor eikanderen gevoelt, u dringen, om niet flegts te tragten de gebreken te verbeteren ; maar ook uwe verkreegen' kundigheden eikanderen mede te deelen. Indien Weetenfchap , Wijsheid en Beoefening drie uitneemende goederen zijn , en in waarde alle fchatten der Waereld verre overtreffen; en gij nu , in uwer Ouderen huis , in gemeenfchap van goederen (om zo te fpreeken) leeft, waarom zoudt gij de drie gemelde dingen eikanderen ook niet mede deelen ? de twee eerflen door woorden , de laatfte door uwe aanwijzingen en voorbeeld. Uwe aardiche bezitting vermindert, wanneer gij maar éénen penning uitgeeft ; maar wat verliest gij , als gij onderwijst , en ook anderen uwe kennis laat verkrijgen ? Indien gij onkunde in u zeiven veroordeelt, hoe zoudt gij ze dan in uwe jongere Broeders of Zusters kunnen verdraagen? Hunne vordering in Godsdienst , in Zeden of in andere loflijke Weetenfchappen zult gij met genoegen zien, en dezelve aanmerken als vrugten van uwen arbeid, waarop de loon, in en na dit leven, zal volgen. ——. Duizend gevallen  S7° N U T T I 3 Z ÏJ N... vallen komen er voor , waarin gij de plaats van uwen Vader en Moeder, die indedaad genoeg te doen hebben, kunt vervangen en aan eikanderen raad geeven , of bijftand 'bieden • maar indien gij, als de oudften, wegens uwe meerdere jaaren en verkreegen doörzigt van zaaken , eenig voorregt boven de jonden hebt,, en dus met een bedekt gezag kunt en moogt fpreeken, laat de jongeren zich dan ook fchikken naar uwe minnelijke vermaaningen en hun voorregt erkennen in u tot hunne lie' ve leidslieden te hebben. Geen van allen verzette zich dan tegen de oudften, om dat dee ze het Ouderlijk gezag misfen , en u in rane gelijk ftaan. Er moet algemeen gebouwd wort den op de gronden, door uwe Ouders in de lichaamlijke en zedelijke Opvoeding geleed waarvan niemant mag afwijken En wanneer gij elkanders vertrouwen volkomen hebt ■en zorgvuldig bewaart ; maar gij ook , van' uwe zijde, allen hoogmoedigen onderwijstoon agterlaat , en nooit, dan op eene zagte , inneemende en overtuigende wijze, fprcekt moet elk genegen zijn om u te hooren en van u te leeren. Openhartigheid moet onder u ook plaats hebben. Waarom zou er eenige veinzerij of agterhoudenheid in u vernomen worden , daar gij van gelijken rang zijt, en dezelfde belangen hebt ? En wanneer één op eene geveinsde wijze met de anderen zou ver- keeren ,  ONDEUGDEN MIJDEN. keeren, en de valschheid door deezen ontdekt worden , gelijk voorzeker zal gebeuren , dan zoudt gij oorzaak zijn , dat zij foms u op eene gelijke manier zouden willen behandelen, en dus zou uwe ondeugd eene andere voortbrengen. ■ Verfoeit alle jaloerschheid. Indien de Oudften iets meer, dan gij, van uwe Ouders ontvangen: indien hun een kostbaarer gewaad , of een ander fieraadje gegeeven wordt , dat de jongeren dan denken, dat zij, ouder zijnde, dat ook zullen ontvangen. Maakt u nooit verlegen, zo gij in het Huisgezin zeer veele Broeders en Zusters telt , noch bekommert hen met de vraag : , Hoe zullen wij allen aan den kost komen ?" Weet gij niet, dat God geen fchepfel , vooral geen redelijk, in zijne Waereld brengt, of hij zorgt voor deszelfs onderhoud ? Men heeft eenen Man gekend , in eene Vaderlandfche Stad , die, zo lang hij twaalf Kinders hadt, rijkelijk voor hun den kost won, hoewel altoos dwaaslijk bekommerd , hoe in het vervolg met hen te maaken! God ontnam ze hem daarna , en zijne zorg hieldt op; maar toen alleen leevende, verliep zijne neering, en hij leedt vervolgens gebrek. Is dit niet een zeer aandoenlijk, doch leerzaam geval ? Dan, de Oudften moeten geene heerfehappij over de jongften voeren. Zij behooren te gedenken, dat Vader en Moeder alleen het gezag in handen hebben;  27a ONDEUGDEN MIJBEM. ben ; en dat zij zelve, in plaats van zich te verheffen, zich ootmoedig en dankbaar moeten gedraagen, dewijl ze, veel langer in de Waereld geweest zijnde , ook reeds veel boven de anderen vooruit hebben, daar de onderhoudingen kosten der Opvoeding omtrent hen al lang geduurd hebben en hooger loopen , dan die der jongden, welke pas aankomen. Rijst er ongelukkig eenig misverdand, draagt zorg, dat zulks niet ter kennisfe uwer Ouderen kome, daar zij zo veel geijverd hebben, om de •banden der liefde onder u, hoe langer te vaster , toe te haaien. Of zoudt gij hen bitterlijk willen bedroeven door voorgevallen' dwaasheden ? Voorzeker hij zal de lofwaardigde zijn , die ijlings zal opvliegen, om, als een onzijdig middelaar , den twist in de geboorte te fmooren , en de oude liefde te herdellen. — Stookerijen en misnoegdheden moeten geheel onder u onbekend blijven. Praat met eikanderen niet veel over de zo genoemde aangenaamheden , die andere Kinders in andere Huisgezinnen genieten , ik meen in allerleie vermaaken , in gezelfchappen en in het lang uithuizig zijn en het bezoeken van Vrienden, waardoor één van u , uit louter onkunde , in den waan zou kunnen komen, als of vreemde Kinders het zo veel beter hadden , dan gij , en u te kort gedaan werdt. Wilt gij van het eerde fpreeken, voegt er bij, dat gij van mij gehoord  LESSEN. gehoord hebt , dat zulke Kinders nu reeds ongelukkig beginnen te worden, en het uiterfte gevaar loopen van binnen kort in de Waereld te verdoolen : ja, zegt, dat ik u vermaand heb nooit te gelooven, dat er een gelukkiger Huisgezin , ten aanzien van het beltier , in de Waereld is, dan het uwe; dat ik uwe Ouders geraadeh heb , u , jong zijnde, nooit buiten hun oog te laaten gaan ; en bijzonder uwe Moeder heb opgewekt , om in geen gezelfchap te verfchijnen , waar haare Dochters, zo groot geworden zijnde, dat men ze aldaar ook mag toelaaten, niet mogen komen. Of zullen Vreemden meer voor u zorgen , meer u vermaaken , meer u bewaarên , en een beter hart voor u ooit krijgen , dan uwe Ouders ? Dus , meen ik , reeds veel tot uw genoegen, ten minden tot uw geluk, gedaan te hebben , en gij zult mij niet kunnen befchuldigen , dat ik, die zo lang een Vriend van Kinderen was, u onnutte , verdrietelijke, of bittere lesfen heb gegeeven. Mint ze zo fterk, als hij u altijd zal minnen! S AAN  A A JONGELINGE Verfchijning in de Waereld. Waarde der Joi lingen. Behoedmiddelen. Weezen. Verdere fchaaving van Verftand en Hart. Leezen Boeken. Zorg voor eenen goeden Naam. 1 zugt. Hoogmoed. Beroep. Vriendfchap. I maaken. Kaart/pel. Schouwburg. Muziek, zelfchap. Wijze van Verkeering. Sociëteit Omgang met Juffers. Verleiding. Eerbaar Liefde. Valfche aanleg. Huwelijk. Toe[lemming der Ouderen. Jeugdige Vrienden , hoop der Natie , d de lichaamlijke en zedelijke Opvoeding or leid tot voortreflijke einden ! de Maatichaj wenkt , het Vaderland verlangt , uwe Ouc begeeren , en de hoogachting , die ik u i draag , gebiedt mij , eenige gewigtige ding naar uwen ftaat en leeftijd gerigt, te fch ven, en ze aan uwe ernftige bepeinzingen o te geeven. Hoe vuurig men moge w fchen, dat deeze regelen geleezen en overd moj  VERSCHIJNING IN HE WAEREl.D. fflogeil worden van alle Vaderlandfche jonge* lingcn; wie zal zich dat kunnen belooven Van de geeiien, die thans, zo niet geheel verzwolgen in den draaikolk der vermaaken en ijdelheden , ten minften Verdoold zijn in het gewoel der fteeds aftrekkende Waereld, en dus onwillig of onvatbaar geworden , om het oof te leenen aan de edele lesfen der fchoone Zedekünde. Dan, al is er een groot getal onzef Jongelingen zo jammerlijk vervoerd door het geweld der ligtzinnigheid, allen zijn nog niet verlooren. Hier mede troost zich het treurend Vaderland, en op u, ó Braaven I bouwt het deeze verwagting , dat gij gaarne eenige voorfchriften, die u den weg des Geluks aanwijzen , van mij zult willen ontvangen. Nu, nu is het zo verre met uwe jaaren geko* men, dat gij eerlang (welk een gewigtig tijd* ftip!) op het groot tooneel des levens zult moe* ten verfchijnen : eene verfchijning , Voorzeker rrbodzaakelijk en in een' zekeren zin aangenaam voor u; maar ook gevaarlijk en onzeker" Voor uw geluk. Warell er geene legioenen Van openbaare en geheime verleidingen , men Zou gerust, en zonder één woord te reppen» u daarop laaten treeden; maar nu, nu ef ner* geus eene volkomen veiligheid gevonden wordt 9 zou het eene waare onbarmhartigheid zijn, u, onvermaand , tot het openbaar levett te laaten overgaan. De fchoone Vlam der Vriendfchap* Si eit  47  BEROEP KIEZEN. 297 zaamheid, maar ook geen rustloos gewoel konde verdraagen , en egter één van beiden zoudt villen ondergaan, terwijl gij dat koel zoudt aanvangen ; doch uwe bekwaamheden gingen beneden hetzelve: wat dan? In het eerste geval zou u daarna de moed ontzinken , en, in het laatfte , zoudt gij, niet kunnende daaraan voldoen, fchande en fchaade op uwen hals haaien. Maar zo gij verftandig wilt handelen, kiest een eerlijk Beroep , waar toe uw hart volkomen overhelt, en waarin gij geene list,bedrog, onderdrukking of verbreeking van den heiligen eed zult naadig hebben, om den kost te winnen. Kiest een Beroep, waarin gij, zo veel het mooglijk is, onafhanglijk zijt: want in een vrij Land moet men geen flaaf willen zijn, en in een Beroep af te hangen van de ligtzinnige mode is zeer bedenkelijk en onzeker. Kiest een Beroep , dat waarlijk nuttig is voor de Maatfchappij , naamelijk, dat op de rust, op den vrede , op den bloei en op de vergenoeging van alle derzelver leden afloopt. Kiest een Beroep , dat uw gemoed onbefmet houdt van alle laagheden , dat u edelaartige uitzigten geeft, dat u vrij fielt van kruipende eigenbaat, dat niemant pijnlijk drukt, en u niet gehaat maakt. Eindelijk, kiest een Beroep, dat tegen uw eeuwig geluk niet ftrijdt, dat is , waarin gij, bij voorbeeld, op den Dag des Ileeren meer flaaffchen arbeid zoudt moe,-* T 5 ten  598 WAARNEE&JING VAN EEN BEROEP. ten doen, dan op andere dagen, of waarin gij uw geweeten , uw woord, uwe trouw niet zoudt kunnen houden. — Wordt dan de keus met wijsheid en bedagtzaamheid bepaald, zeker dan is er zeer veel afgedaan , en mijn hart zal u daarmede geluk wenfchen. Maar nu moet aiog meer hierbij komen. Er moet zo veel tot eenen gelukkigen uitflag aangewend, en, onder den Goddelijken zegen, zo veele vrugten van uwen nieuwen akker geplukt worden, als u maar mooglijk is. En tot dat einde wil ik u de volgende voorfchriften geeven. „ Zoekt aanftonds een goed doorzigt van uw Beroep te krijgen , een volkomen begrip van alles, wat 'er toe behoort: hierin moet u niets ontglippen. Wendt alle voorzigtigheid aan , om , op de beste wijze en door de gefchikfte middelen, tot uw oogmerk te komen. Regelt uwe bezigheden naar de vermogens van uwe ziel en van uw lichaam: want de eerste zou , door eene te fterk e ingefpannenheid, te veel kunnen lijden ; en het ander, door te zwaar e aflloovingen , de kragten of de gezondheid verliezen , 't geen door geene winsten vergoed kan worden. Zet uw Beroep, bij voorbeeld dat van den Koophandel, niet verder uit, dan wijsheid en voorzigtigheid toelaaten. Vermoeit u uiet, om, door oneerlijke wegen , door verkorting van loon, doorwoeker, door gierigheid, of door nagt en dag te werken , fpoedig rijk te  WAARNEEMING VAN EEN BEROEP. jgg. te worden. Zijt getrouw aan uwen pligt zonder groote aanmaatigingen; en, wanneer gij voor u zeiven zorgt, laat niet na tevens zo veel goeds voor anderen te doen , als u mogelijk is: want ook aan geringen het brood te bezor. gen geeft een ongelooflijk groot vermaak. Bemoeit u, niet gemaklijk en nooit ongevergd, met eene netelige zaak: want uw eigen Beroep zal u geheel nodig hebben, en elk moet in zijnen post niet voortkruipen , maar uitblinken , vermits men nooit een groot man wordt door bloote navolging. Gaat altoos regt door zee, en wilt gij eene duurzaame achting in uw Beroep verwerven , houdt dan , onfchendbaar, uw woord tot in de minste kleinheden. Spreekt altoos de waarheid , vergeet niet ligt het beloofde, en zijt ijverig in alles te voldoen: met één woord, let altoos, 't geen zeldzaam gefchiedt, op de betekenis der woorden, die gij gebruikt. Wordt nooit een borg, zelfs niet voor Bloedverwanten: want men kan de treurige gevolgen niet berekenen , die ik dikwijls daaruit heb zien voortkomen. Zijt niet onverduldig, om door veel gewaagde en floute onderneemingen, op één' fprong, tot het toppunt van tijdlijke heerlijkheid te komen : want duizenden hebben daarna zulke hagchelijke Happen bitter beklaagd. Bekommert u weinig over de gevolgen van zaaken, die gij .niet kunt voorzien, en kwijnt niet over te leur  goo waarneeming van een beroep. leur gefielde verwagtingen. Draagt alle verliezen , buiten uwe fchuld gebeurd , lijdzaam 5 houdt goeden moed, en arbeidt des te ijveriger, gedenkende dat God alles beftiert. Stelt de zaaken van uw Beroep niet ligt in de handen van Vreemdelingen , of van Lieden , die u niet genoeg bekend zijn. Houdt zelf het oog op alles; en maakt dikwijls den ftaat uwer zaaken op , om ze naar winst of verlies te kunnen rigten. Neemt nooit eenig geld op van geringe lieden , en vooral niet van uwe dienstbooden , al willen zij dat aan u vertrouwen : want één van uwe onfchuldige verliezen , die mogelijk zijn, zou hen volkomen ongelukkig kunnen maaken, (gelijk ik meermaalen gezien heb) terwijl hetzelve den veel vermogenden , die u geld fchooten , wél zoude fmerten , maar niet geheel onder den voet werpen , of van het brood berooven. Valt nooit in eene ijdele eerzugt, noch laat hoogmoed en weelde uwen val bewerken. Veroordeelt alle noodelooze en ontijdige geldverfpülingen , en dan kan, naar gelange uwer winsten , uwe edele Mededeelzaamheid omtrent arme en ongelukkige lieden des te grooter zijn. Gedenkt, hoe veel moeilijker het valle geld te winnen , dan te verteeren, en dat weldoen dankbaarheid aan God is. Rust op uwen tijd, en geniet eene geoorloofde uitfpanning : want kwijning moet men, zo wel als ongezondheid, voor-  WAARNEEMWG VAN EEN BEROEP, 30I voorkomen , en de aangenaamheden des levens mogen ook van u gefmaakt worden. Verwaarloost geene kleinigheden; dewijl groote dingen er menigmaal mede verbonden zijn , of daarvan afhangen. Verflaaft u nooit, op den Dag des Heere-n, aan uw Beroep ; maar gedenkt , dat gij onfterflijk zijt, en eenen anderen gewigtiger fchat in den Hemel moet zoeken. Handelt in alles regtvaardig, en fchrijft boven het vertrek, waarin gij arbeidt , of liever in uw hart met onuitwischbaare letteren: „ Alle dingen , die gij wilt, dat u de Menfchen zouden doen, doet hun ook alzo." Zijt opregt, en handelt in alles getrouw : uw goede 'naam moet onbefmet, en uw geweeten rein blijven. Laat geene goede en gunftige gelegenheid tot eene goede daad voorbijgaan , het geen de traagheid ligtlijk veroorlooft: denkt, dat een goede wind dikwijls , morgen , niet blaast. Waarom zoudt gij hun gelijk zijn , die zich met rusten vermoeien ? Vergeet niet, dat Naarftigheid de grootfte voordeden in allerleie Beroepen aanbrengt ; en dat hij , die lang flaapt , eenen halven dag verliest. Een Mensch is zo ongelukkig , en zo bedorven, dat de denkbeelden , waaraan de ledigheid in zijn Beroep hem overlaat, bijkans altijd droevig of zondig zijn. Hij , die met genoegen wenscht terug te zien op zijne verloopen' levensjaaren, moet zich gewennen, om de waarde  302 WAARNEEMING VAN EEN BEROEP. de van elke minuut te fchatten, en geen gedeelte des tijds willen verliezen. Vertoeft niet goeden raad in uw Beroep aan te neemen ? want daardoor vondt men mcermaalcn de gelegenheid , om een ongeluk te voorkomen. Verder, hij is geen Beroep waardig, die zijne bezigheden niet aanmerkt, of bevindt als de bron van een waar genoegen: hij zal 0ok anders niets grootsch, niets verhevens verrigten. De heerfchende neiging van het hart moet u dan daar heenen trekken , de lust u aanfpooren, en het bedrijf zelve de aangenaamlïe oogenblikken u verfchalfen. Houdt de ffipfte Orde in alle zaaken: want, daar verbrod en verward werk een oneindig verdriet baart, zal de Orde zulks tegengaan , en den arbeid niet alleen zoet maaken , maar ook op eene ongelooflijke wijze verligten , en wél doen afloopen. Eindelijk, geen morgen , geen avond komen er, waarin gij niet alle uwe zaaken aan den grooten Beflierer aller dingen nederig aanbeveelt. Ten flotte, een Jongeling van verdienste zal altijd een Jongeling van Deugd zijn , en hij alleen zal altoos den fchoonen naam van eenen waaren Vaderlander mogen voeren , wanneer hij , naamelijk , toont eene volflandige neiging te hebben, om het welzijn der Maatfchappij door eenen kloeken arbeid te bevorderen. Slaat uw oog naar de Schepping, en gij zult zien, dat, fchoon de Mensch ftil  WAARNEEMING VAN EEN BEROEP. 303 ftil zit, en zijn gemak houdt, de groote Formeerder aller dingen geen middel , en zelfs geen oogenblik verzuimt; maar alles aanwendt, om zijne talrijke, en zelfs in ons oog zeer geringe , Schepfelen te zegenen : en zegt mij, wat behooren wij dan niet te doen, ook voor anderen ? Zo dra de ijver voor de algemeene welvaart, ook in Jongelingen, verflaauwt, en dat zij , die de waare hoop der Natie zijn, Godsdienst, Deugd, Regtvaardigheid en Werkzaamheid verzaaken , moet een Gemeenebest, vooral gelijk het onze, te gronde gaan, zelfs onder de allerbeste Regeering : want deeze heeft haaren fteun inde vier genoemde dingen; waarlijk zij zijn de hegtfte Staatspijlaaren. Neemt ze eens weg , dan is de fpoedige val van een Rijk onvermijdelijk , hoe groot ook deszelfs trotschheid, rijkdom , magt en ftoutheid mogen zijn. Kan niemant-deeze Waarheid lochenen , predikt dan dezelve , mijne Waarden ! bij u zeiven en bij anderen; en de traanen der geenen, die, wegens hunne fobere kragten of geringe omftandigheden , weinig kunnen toebrengen tot den algemeenen bloei, zullen opdroogen , en het donker gelaat des Lands zal opklaaren. „ Vaderlandfche Jongelingen ! Daar ik u niet langer over dit gewigtig ftuk kan onderhouden , bedenkt toch in waaren ernst , welk een roem voor u hier is te behaalen. Ik bidde u, bij de liefdevoor  gOA waarreeï.iing van een beroep. voor uw Vaderland , dat gij bedaardlijk overweegt, welk een voordeel gij , gij allen, van den minften tot den méesten, aan een waardig Volk kunt toebrengen ! Of zal uw arbeid vrugtloos zijnj om dat het verval in den handel aUerwege te herftellen zo moeilijk , en misfchien , over het geheel , nu onmooglijk is ? Kloeker worde dan de hand geflaagen aan het geen ons nog overgebleeven is ^ de weelde worde manmoedig verbannen , de aftrekkende vermaaken , die de bronnen der werkeloosheid zijn, ten vollen verzaakt f de Deugd herfteld, de Godsdienst ijverig ter harte genomen, en, zegt mij , hoe veel zult gij dan niet vermoogen, en hoe zeer zal de God uwer Vaderen u dan niet zegenen!" Dan, denkt niet, dat ik u tot flaaven in uw Beroep wil maaken , of ■alle verligtende vermaaken begeer op te zeggen: neen, zo ftroeve en harde prediking hebt gij van mij niet te wagtcn. Verzaakt alleen de fchaadelijken : want zij worden door kwellingen voorafgegaan of gevolgd, en dan betaalt gij ze niet alleen te duur ; maar zij zijn ook in zich zeiven dien prijs niet waardig. Wij zullen u anderen in derzelver plaats aanwijzen. De eerfte, die u nuttig en waarlijk overaangenaam kan zijn in uw Beroep, is de Vriendfchap. Ik noem u een woord , dat, in deszelfs waare betekenis opgevat, onder de betoverende naamen behoort gerekend te worden; maar  vriendschap; 3°5 maar door misbruik is het nü een algemeen woord geworden. Doolt hier niet, noch noemt hem , met wien gij eenigermaate gemeenzaam verkeert, uwen Vriend , daar hij dién edelen naam nog niet verdient. De egte Vriendfchap, (hoort deeze waare afbeelding) wordt door kennis gevormd , ftaat gegrond cp achting , wordt doör Deugd geheiligd , krijgt fterkte door gelijkvormigheid van neigingen eh oogmerken , neemt toe door wederkeetig betoon van edele diensten , en is onwrikbaar door vertrouwen: zij geeft, als eeire deugdzaame drift; onuitfpreekelijke zoetigheden , voert het uitneemendfte nut aan , eh brandt met eenen edelmoedigen gloed in de zielen der tedere Jongelingfchap. Eenerlei gevoel:, éênerlei wenschj en eenerlei hoop verbinden de harten; en hoe edeler dit gevoel, hoe zuiverer deeze wensch, en hoe vuuriger deeze hoop zijn, des te edeler is ook de daaruit vloeiende Vriendfchap. Telt ze niet onder de onvermijdelijke pligten, waartoe elk geroepen of verbonden is : want zij kan geene plaats hebben, wanneer gij omringd zijt van lieden , die volkomen daartoe ongefchikt zijn. En is het niet daarvan, dat men geen lijnregt bevel tot dezelve in de Heilige Schrift leest , hoewel zij ons de treffendfte voorbeelden daarvan opgeeft? Tot fchande des Menschdoms moet men zeggen , dat de waars Vriendfchap zeldzaam voorkomt; maar zij is V daarom  306 VRIENDSCHAP. daarom te edeler. In uwen tegenwoordige^ jongen leeftijd moet zij gemaakt worden: want lieden van jaaren , bij welken een voorraad van aandoenlijkheid en vertrouwen reeds ontbreekt , en aan welken de wispeltuurige aart der Menfchen, door lange ondervinding , zeer bekend is geworden, gaan zelden eene waare Vriendfchap aan. En is dit geene proef der Godlijke Wijsheid ? Ouden trekken toch minder nut van dezelve; dan jonge lieden. Vraagt gij met wien dezelve te maaken ? Ik antwoorde u , volftrekt niet met hoogmoedigen; want zij zullen eene onbeperkte achting van u vorderen , en u zeer laag beneden zich zetten: niet met eerzugtigen ; want zij zullen allen roem geheel voor zich zeiven begeeren: niet met fielten ; want wat goeds zoudt gij van hun te gemoet kunnen zien ? niet met losbollen ; want door derzelver lucht zoudt gij befmet worden: niet met wispeltuurigen ; want zij zouden u heden aanneemen ; maar morgen verwerpen : niet met opvliegenden ; want uw bevreedigd hart zou zich geen oogenblik bij hen durven vertrouwen: niet met allemans vrienden; want zij begeeren duizenden in fchijn, maar niet éénen waaren Vriend te hebben: niet met agterdogtigen ; want zij zouden elk uwer woorden in de weegfchaal leggen, en u altoos wantrouwen : niet met vleiers ; want zij zouden u prijzen , alleen om tienmaal meer van u ge- pree-  VRIENDSCHAP. 3^ preezen te worden: niet met veinzaarts; want zij zouden zich fchoon voordoen , om u te beter te misleiden: niet met nijdigen; want zij zouden de minfte meerderheid in u niet verdraagen : niet met agterklappers of leugenaars j want gij zoudt op hen geen vertrouwen kunnen hebben : niet met inhaaligen ; want zij zouden u aUerwege willen plukken : niet met wellustigen : want de omgang met hen zou u allergevaarlijkst zijn : niet met zulke toegeeflijken , die uwe grilligheden inwilligen , uwe eerzugt ftreelen , of uwe vrolijkheid zonder deugd aanzetten ; want opregtheid moet de hoedanigheid van u beiden zijn, en geveinsde Vriendfchap ftoot zich zelve omver : en, eindelijk , niet met Spotters of Ongeloovigen; want gij zoudt met hen eenen eeuwigen oorïog moeten voeren ; of , het geen ook niet gaat, altijd moeten zwijgen in de beste zaak, gefield dat zij al niet verderflijk voor Uwe ziel zouden worden. Maar hoe veele lieden, zegt gij mooglijk , worden hier uitgemonfterd ! indedaad, niet één te veel, of ten onregte, het geen gij wel gevoelt. Dan, is de Vriendfchap zeldzaam te maaken ? ja, dit is zo, en niettemin , prijze ik u zeer flerk aan , dezelve te zoeken. Hoe dan? Neemt, allereerst, tijd om het karakter van hem te kennen, wien gij met uwe Vriendfchap verëeren wilt. Doorgaans zijn zelfs braave Jongelingen, door een uiterV 3 lijk  308 VRIENDSCHAP MAAKEN. lijk vertoon en een te vroeg vertrouwen j daarin verre weg te voorbaarig. Zij maaken geen onderfcheid genoeg, wanneer zulks allermeest moest geleideden , en worden daarna door te leurflelling gevoelig getroffen en bitter bedroefd. Gebeurt het, dat dit u wedervaart, ontwijkt zagtkens , zonder veel te zeggen , den aangenomen ongefchikten Vriend , die, bemerkende dat gij het gevaar ontdekt hebt, en dat hij bij u is bekend geworden , niet veel moeite zal doen , om u aan zijne ftreng te houden. Ontmoet gij eenen bejaarden Man, die , door eene oorfpronglijke goedaartigheid van inborst, door een uitlteekend gezond verftand, door eenen goeden voorraad van waar-' neemingen , door eene egte Menfchenkennis, of door een inneemend leerzaam onderhoud, u ftreelen kan , doet er zo veel voordeel mede , als er maar van te haaien is ; maar uwe jeugdige Vriendfchap kan hem niet wel , wegens de ongelijkheid van jaaren, aangebooden worden. Vindt gij elders eenen verdienstelijken Ouden , die alle zijne Vrienden overleefd heeft , en zich zeiven alleen en verlaaten befchouwt , om dat de Waereld hem vergeet , dewijl hij der Waereld geene diensten meer kan betoonen ; en rusten de handen, die hem anders gaarne zouden onderfteunen , reeds in het graf, ook deeze kan niet wel, wegens zijnen ouderdom, uw Vriend zijn. Evenwel onttrekt  vriendschap maaken. 309 trekt u niet geheel aan hem, of moet er niet één in de Waereld zijn , om den braaven ouden Man , in den laaten dag van het leven , te troosten bij de herdenking zijner voorleedene rampen, hem te onderfteunen in zijne toeneemende zwakheden, of hem geduurig aan te fpreeken met de liefderijke taal der Godsvrugt? Waarlijk hier zal uw karakter de fchoonfte gelegenheid vinden , om op de beminnelijkfte wijze uit te fchitteren. Voorts zij nooit Voorfpoed de eenige grond voor uwe Vriendfchap, gelijk zo vaak in deeze Eeuw plaats heeft: Want, zo dra die verdwijnt, wordt het gebouw fchielijk tot een puinhoop. Er zij ook geen te groot onderfcheid in rang en ftaat. Zoekt des eenen Vriend onder uws gelijken. Lieden van hoogen ftaat vergen foms te veel van zulken, die eenen laagen rang bekleeden , en deezedurven hun niet ligt iets weigeren. Zij drukken dikwerf de Vriendfchap met veel ijver uit, en bedekken den haat met veel beleefdheid. Ook ziet men dikwijls , dat zij. daarna eenen Vriend zo volkomen laaten vaaren , als of zij hen n°°it gekend hadden. Het gebeurt wel eens, dat edele en wél verlichte Grooten de ongelijkheid tusfchen hen en eenen minderen uit het oog verliezen; maar hoe zeldzaam zijn zulke waardige jonathans , en hoe groote deugd moeten zij dan niet bezitten ! Stelt u nooit voor , dat gij , die uw eigen gebrek V 3 SS-  3IO WAARE VRIENDSCHAP; gevoelt, eenen in alles volkomen Vriend vinden zult, of waar is volmaaktheid in de Waereld? Kiest hem, die verftandig, deugdzaam en godvrugtig is : die zich verheugt, als gij blijde zijt, en weent, als gij treurt : wiens geheel hart voor u open ftaat: die u de waarheid zegt zonder u te willen beleedigen : die arbeidt tot uwe verbetering , en niets , dan uw geluk, beoogt. Wie toch zich het minfte over u aanmaatigt, zal de meeste innerlijke waarde hebben. Vertrouwen moet vol ftaan , en agterhoudendheid vreemd zijn. Gaat egter zo met hem om, dat hij u nooit kan kwaad doen, al werdt hij, vroeg of laat , uw vijand. Behulpzaamheid in ongelegenheden moet nooit agterblijven ; maar geene Vriendfchap kan ons ooit verpligten tot ééne flegte daad. Men diene hem nooit ten koste van Waarheid en Deugd. Verbant vervolgens alle geveinsdheid en vleierij. Openbaart hem nogthans niet eenige , aan u alleen vertrouwde, geheimen. Verlaat hem niet, wanneer anderen hem verlaaten. Vergt niets meer van hem, dan gij zelf zoudt doen. Verdeedigt zijnen goeden naam ; maar niet zijne misftappen. Tragt eikanderen in deugden te overtreffen. Schaamt u niet, zo hij armer is. Benijdt hem niet, zo hij hooger geacht wordt. Blijft aan hem verkleefd zonder hem lastig te vallen. Berispt zijne gebreken niet zonder goeden grond , en dan nog zeld-  WAARE VRIENDSCHAP. 311 zeldzaam. Heeft hij gedwaald, beurt hem op, en brengt hem zijne misdagen onder het oog; maar verzagt het bittere der beftraffingen door eene minzaame taal. Geeft geen gehoor aan praaterij, aan oorblaazers; zet hen af, en bewaart voor uwen Vriend een onverdorven oor. Naar gelange zij het vuur van Menschlievendheid en goede eendragt in u zoeken uit te dooven, moet dat in u warmer worden. Hebt gij eenig vermoeden van verkeerdheid, fmoort het niet : want waarom zoudt gij het verborgen houden? Stelt egter nooit de Vriendfchap op eene fterke proef, en vermijdt alle fcheuring: want geene vijandfehap is meestal bitterer in de Waereld , dan van twee gefcheurde Vrienden. En, eindelijk, verlaat hem niet, om naar eenen nieuwen om te zien: want een nieuwe is zeldzaam beter, dan een oude Vriend. Ziet daar, zo veel moest ik u van de Vriendfchap zeggen : want zij is het overwaardig, en haare zoetigheid zal, zo wel als haare nuttigheid , één uwer zuiverde vermaaken kunnen zijn. Maar meer vermaaken zijn er , die men u gaarne wil toeftaan : men heeft toch uwe jaaren niet vergeeten. Veelen weeten de ongelukken altijd op hun gewigt te Hellen ; doch de vermaaken worden niet berekend; maar gij zult ze altijd wél moeten waardeeren. Hoe gereed ben ik , om u zulken in te willigen, waarbij uwe Deugd en uw Beroep niets V 4 te  312 vermaaken. te lijden hebben ; waarbij geene wwftheid of lpsheid; maar wijsheid en bedagtzaamheid uwe leidslieden zullen zijn ! Veele vermaaken zijn onverfchillig en onfchuldig , die geen ander voordeel aanbrengen, dan dat zij de vervallen ingefpannenheid der ziel en de kragten des lichaams herltelleu. Deezen bereiken hun oogmerk , zo. lang zij niet misbruikt worden. Dan er zijn ook anderen van edeler aart, dan tijdkortingen. Verlustigingen kunnen door eenen wijzen Jongeling tevens tot eene Deugd gemaakt worden. God fchiep zijne Waereld zo, dat alles u kan vervrolijken, en een waar. vermaak geeven. Ook heeft hij in zijn fchoon Evangelie ons nergens eenig wezenlijk vermaak verbooden ; 'maar alleen zulken , welke nooit zonder zonden kunnen genooten worden , of welke , onze nooddruftigheden vermeerderende , tevens onze ellende daarna vergrooten. En, indedaad, dit maakt onze-n Godsdienst zeer voortreflijk , ja bekoorlijk! — Gaat wandelen (dit is immers ook een vermaak) en flaat , onder het wandelen , uwe aandagt op de groote Schepping. Laat het oog zich dan verlustigen in derzelver fchoonheden , terwijl uw hart opgetoogen is. in verwondering, aanbidding en dankzegging. —— Doet eene korte reis door het Vaderland , en neemt waar de pefchiedenis, de gefteldheid, de zeden en gewoonten in de onderfcheiden' Landfchappen, en  UITSPANNINGEN- 313 en zij zullen u vermaaken en tevens nuttige dingen leeren. Zoekt gij eene uitfpanning in huis , dan zal het dammen, het fchaaken , het tekenen, het zien van gedenkpenningen, van voorwerpen uit de Natuurlijke Historie, van Prenten en Schilderijen; dan zal de Draaibank of eenige andere oefening u dezelve geeven. ■ Hier mag ik u ook aanraaden het vermaak van eene aangenaame en nuttige Briefwisléling met eenen afweezigen Vriend of Bekenden , het welk u tevens gelegenheid zal geeven, om u in de konst van eenen fraaien Briefftijl, van veelen geheel ongekend, te volsmaken. Dan, laat mij toe, u eene waarfchouwing hier te geeven. Het kan gebeuren, dat niet een waar Vriend (want die is daartoe onbekwaam); maar een Bekende of een Vreemde , met wien gij eenige dingen te fchikken hebt, u, uit misverftand, drift of om andere redenen , eenen onverdienden fpijtigen Brief fchrijft , welke u tot toorn vervoert. Wat dan te doen ? gewis , dien niet op llaanden voet , en wel in uw fterk gewekt ongenoegen te beantwoorden ; maar denzelven , ten minsten drie dagen lang, te laaten liggen, en dan eerst terug te fchrijven : want in een fpoedig antwoord zal uwe gramfchap onbehoorlijke; maar in een verwijld fchrijven uw Verftand wél afgepaste woorden terug geeven. — Wij zullen u niet raaden aan het Kaartfpel te den^ V 5 ken,  314 K A A R T S P VE L. ken, door 't welk zo veel nuttige tijd gedood wordt. Deszelfs Voorftanders zullen u daartoe willen overhaalen en zeggen: „ Wij fpeelen alleen om eene uitfpanning te hebben , niet om geld te winnen, en zo lang wij fpeelen , fpreeken wij geen kwaad." Maar zijn deeze al de voordeden van dat fpel, en kunnen zij tegen de nadeelen opweegen? Kan een Jongeling van verftand zich eenen geheelen avond verledigen tot het verfchieten en verdeden van Kaarten , tot het telkens opraapen en neêrwerpen , tot het doorfchieten en rond geeven , zonder ander gefprek , dan waartoe de konstwoorden van het fpel aanleiding geeven , en zonder ander denkbeeld , dan 'er uit de roode en zwarte vlakjes, of uit de ellendig gefchilderde prentjes gebooren wordt? Kan hij zich verlustigen , wanneer hij onder de fpeelers nijd , haat , vuilaartigheid en toorn ziet rijzen , als een ander eene goede kaart krijgt ? Kan hij de hebzugt, de fmert en de geveinsdheid, bij het verliezen, billijken? Kan hij prijzen het vertrouwen op de onzekerheid, dat men wat goeds zal krijgen, of kan hij het vloeken op eene kwaade kaart verdraagen? Kan hij zeggen, dat niemant door gierigheid of winzugt wordt aangezet ? Ziet hij nooit bedrog pleegen , of hoort hij nooit eenigen twist onder de fpders rijzen ? En , laat mij ten flotte vraagen, wie zag ooit eenen eigenlijk gezegden fpeler fter- ven  SCHOUWBURG. 515 ven als een rijk Man ? Hoe zouden wij den Vaderlandfchen Jongeling bejammeren , indien hij zijne Vrienden op geen beter en verftandiger vermaak wist te ontbaaien ! En duldt, dat ik er deeze gewigtige vraag nog bijdoe : „ Hebben redelijke Menfchen in deeze Waereld niets anders te doen ? " Toont gij uwen verftan- digen afkeer van dat fpel, zo zal men mooglijk u naar den Schouwburg willen leiden, en zeggen, dat die de verhevenfte fchool der burgerlijke Deugden bij de Ouden was ; maar is de Schouwburg noodig, om den Christen-Jongeling Deugden te leeren ? Wie wordt daar vermaakt ? De ledigganger en de rijke Man; maar zijn die beiden de verftandigfte en des. deugdzaamfte? Noemt mij eens tien, wat zeg ik tien; noemt mij eens drie, neen, nog geen drie ; noemt mij eens éénen loszinnigen , die waarlijk in den Schouwburg verbeterd is geworden? Eén der grootfte Koningen van deeze Eeuw heeft dezelfde vraag gedaan. Men heeft reeds voor lang waargenomen , dat de voorftellen, in den Schouwburg gedaan , van dien aart zijn , dat zij de Volksgebreken eer ftreelen , dan geneezen; dat de Deugd tot eene hoogte wordt verheven, die dikwerf boven de navolging is , en de ondeugd veredelt tot eenen trap, dat zij den affchrik ontwijkt. Zijn de Deugden der Tragedie en Comedie die waarlijk nuttige en werkende Deugden des Bur-  §lö SCHOUWBURG. Burgerlijken levens ? neen , maar veel meer fchitterende en fchoonfchijnende hoedanigheden , welke toejuiching trekken , of de ijdelzinnigheid der bedagteloozen verflerken. En is dat niet genoeg , dan vraagen wij , of gij Verlangen kunt, om zwervers en gelukzoekers, (want zodanigen verfchijnen foms in onze Steden) lieden zonder kundigheid , zeden en opvoeding, die het alleen op uwe beurs gemunt hebben, tot uwe Leermeesters te kiezen ? Zullen zij u eene betere Zedekunde voordraagen, dan gellert reeds gedaan heeft ; en zult gij daar gaan zitten lagchen en weenen over dingen , die nooit gebeurd zijn, en mooglijk niet •gebeuren zullen ? Nog eens, moet het Treurfpel uw oog gemeenzaam maaken met het gezigt van foms onmenschlijke daaden , en uw hart ftreelen met de ontwikkeling van valfche en fabelagtige gevallen ? Moet het Blijfpel u bekooren , wanneer het de ligtvaardigheid in een vermomd bedrieglijk gewaad, en eene verheven deugd alleen in eenen flikkerenden glans vertoont; wanneer het eene klugtige tekening van losbandigheid en dwaasheid voorftelt, en tragt u veel eer buitenfpoorigheid te doen beminnen , dan te haaten ; of, eindelijk, wanneer het, door eene romanesque liefde te fchilderen, de opvolging eener losfe min u aanprijst zonder u aan verftand en deugd te doen gedenken? Laat mij befluiten met deeze aanmerking ,  MUZIEK. GEZELSCHAP. §(f king , dat het belang der Vaderlandfche Zeden eischt, dat men de Tooneelen verwijderd houdt van de plaatzen, waar ze nooit bekend zijn geweest. — Liever de hand gellaagen aan de Muziek, van welke ik reeds iets tot uwe Ouders gezegd heb (bladz. 142, 143.) Zij Vermag indedaad meer op onzen geest , dan eenige andere fraaie konst; zij kan elke drift en beweeging onzer ziel verhoogen en verzagten : zij vermaakt door het oor te ftreelen; maar is gewigtiger door het roeren en regelen der hartstogten. —— Een ander vermaak zal men u niet ontzeggen, naamelijk dat van Gezelfchappen bij te woonen. Wanneer gij daarin , of elders verfchijnt, laat allen zotten zwier agter. Men zal niet afkeuren , dat gij u, op eene voordeelige en inneemende wijze , vertoont; maar dat gebeurt niet, wanneer gij de eerfte zijt in het volgen der hooge mode; maar de laatfte daarin te blijven tot een fpot van anderen , hoe min zij daartoe regt hebben , wil men ook niet van u vorderen. Kleedt u altoos zo deftig als net, en zo net als deftigi Zindelijkheid ftaat altijd bevallig. — Wat het Gezelfchap in het bijzonder aangaat, gelooft, dat men over uw karakter zal vonnisfen naar de Lieden, met welken gij verkeert. Hebben zij alleen eene oppervlakkige ruuwe kennis, of flegts uiterlijke bekwaamheden, dan zal uw omgang met dezelven uwen roem niet verhoogen ;  3l8 SLEGT GEZELSCHAP. gen ; maar de vrolijkfte en meest behaagende lieden zijn ook dikwerf de gevaarlijkfte en verleidendfte medgezellen. Wanneer gij u niet vasthoudt aan uwe godsdienstige en zedekun» dige beginfels, wordt gij eene prooi voor elken verleider. Maar waarom met zulken verkeerd ? Ongelukkig zijn zij ook, die zeer veel tijds doorbrengen in gezelfchappen , vermaaken en lusten. En wat gebeurt daarna ? Als de verwildering der ijdele vermaaken voorbij is, komt er eene tusfchenpoozing; men wordt aan zich zeiven overgelaaten ; de ziel neemt dan eene ernllige plooi aan, en , is men een weinig wijs , men gevoelt , hoe weinig zij voldoen. Gij moet zodanige vermaaken en gezellen niet kennen , veel min zulke plaatzen , waar godloosheid en ondeugd, vermomd , u zullen te gemoet komen ; of waar overdaad , weelde, dronkenfchap, ongebonden taal, aanrandingen van den Godsdienst en fchimpredenen op goede Zeden het hoogst gezag en woord voeren. Vlugt voor deezen: want uwe waare behoudenis beltaat alleen in de vlugt. Waar een ontvonkte vlam het hart in vollen brand kan zetten , worden duizend lesfen en lang bewaarde goede Zeden in één oogenblik door dat onreine vuur vernield, ó Dat dit u nooit gebeure ! Gaat vrolijk en lustig naar zulke Gezelfchappen, waar eerbied voor God, liefde voor het Evangelie, en hoogachting voor de  VERKEERING ME T. VROUWE N. 319 de Deugd gekend , gevoeld en aangebeden worden. De verkeering met zodanige Jongelingen of Lieden geeft fcherpe fpooren tot navolging, bewaart goede grondbeginfels , bemoedigt het hart tot ftandvastigheid, en geeft hetzelve een behendig genoegen. Bij Menfchen, meer in jaareh gevorderd, zult gij leeren, eene zekere losheid , niet oneigen aan uwen leeftijd, door hunne deftigheid, en uwe voortvaarendheid door hunne bedaardheid te maatigen: het ontzag voor hun zal u terug houden van jeugdige vergrijpen: uw verftand zal door hunne wijsheid rijpen , en uwe eerzugt door hunne goedkeuring geprikkeld worden. Maar niemant zal uwen omgang met verftandige , deugdzaame en godvrugtige Vrouwen of jonge Dochters afkeuren. Zij leenigen de ruuwheid, de hardheid onzer natuur , geeven veele zuivere geneugten , en trekken veele jonge Lieden , door haare bekoorlijkheden , af van kwaad gezelfchap. Menigmaal heb ik in mijn leven, wanneer zagte lesfen, en ernstige vermaaningen bij loszinnige Jongelingen te kort fchooten , verftandige Vrouwen en Dochters gebeeden, haare poogingen tot verbetering van zodanigen te werk te ftellen, en, het ftreelt nog mijn hart , dat ik zulks zo dikwijls heb zien gelukken. — Verkeert gij foms met Aanzienlijken , vertrouwt niet algemeen op een Vriendelijk voorkomen. Er is er, die u zullen  340 verreering met men sc hen. len ftreelen , als zij uwen dienst noodig hebben ; en , is die voorbij , u zo niet met verachting, ten minsten met onverfchilligheid behandelen. Laat u, ten minsten, nooit tot onbetaamelijke diensten of laagheden gebruiken , welke zij zelve niet willen uitvoeren. Zij befchouwen elk blijk uwer gedienstigheid, als eenen pligt; en, als gij die niet volbrengt, befchuldigen zij u van verzuim, en houden zich gehoond. Gaat gij om met Rijken, maakt nooit ftaat, zo gij hun dient, op dankbaarheid. Borgt hun geen geld; maar neemt het ook niet ter leen: want het goede hegt niet op hunne onverfchillige harten, en het kwaade blijft er vast in zittten, zonder ligt uitgeroeid te worden. Schoon zij zeldzaam elkander beminnen j zullen zij egter niet verdraagen , dat gij van huns gelijken zonder eerbied fpreekt. Klaagt hun nooit uwe ongemakken , en vertrouwt hun niet den kommer uwes harten. Ontwijkt, zo lang gij vermoogt, hunnen bijfland te begeeren , en gij kunt meestal dien misfen , wanneer gij geene overtollige verlangens koestert. Hebt eenen fchrik voor verpligtingen: want Menfchen , die u verpligten, verwagten vaak, dat het tienduizendmaal door u erkend of betaald zal worden. Wanneer egter iemant u diensten zal beweezen hebben , uwe erkentenis zij niet alleen blijkbaar in woorden; maar tragt ze ook in uwe daaden te vertoo- ne».  GOEDE GEZELSCHAPPEN. 321 nen. Wordt geene gelegenheid daartoe gebooren , geeft egter zekere bewijzen , dat gij er naar verlangt. Let ook altoos meer op het hart van uwen weldoener, dan op de weldaad zelve : want zij kan gering, maar zijne goede gezindheid jegens u zeer groot zijn. En al hadt gij hem nooit meer noodig, moet hij egter bij u op hoogen prijs ftaan. Zo gij in eene kleine Stad of ten platten lande woont, zult gij, vrees ik , ondervinden, hoe zeldzaam het daar zij , eene op den duur vreedzaame verkeering onder de Menfchen te vinden. Naar gelange van hun klein getal, fchijnen er meer befpieding , nijd , en tweedragt te regeeren ; maar in diervoege ftraffen die Menfchen zich zeiven, wanneer zij, wegens gebrek van ander gezelfchap, te meer verbonden moesten zijn. In groote Steden heeft men veele en grooter gezelfchappen; doch zij hebben meer den fchijn van grootheid , dan iet wezenlijks. Kleinen zijn altijd de aangenaamfte: want grooten breeken het algemeen onderhoud, of verwarren de gefprekken , en zijn dus verdrietig. Bezoeken van ledigloopers , die u de kostelijke morgehuuren ontfteelen, zijn, zeideik, eene algemeene pest , die in alle Steden heerscht, en den werkzaamen, dikwerf tegen wil en dank, overkomen. Dan hoe zult gij u , in kleine gezelfchappen komende, gedraagen ? Wanneer men iemant voor het eerst ziet , krijgt men X van  32? GEDRAG IN GEZELSCHAP. van hem een zeker denkbeeld , het welk ia het vervolg niet ligt overgaat ; des moet gij zorgen, dat gij, bij de eerfte ontmoeting., een gelaat vertoont, 't welk niet onaangenaam is, of afkeer verwekt. Overmaat van beleefdheid, zonder eenig blijk van bijzondere inzigten , is in uitfteekende gemoeden eene onbuiglijke wet, en zal altijd gevallen. Vrolijkheid , goed oordeel, en befcheidenheid laaten ook zelden na iemant aangenaam te maaken. En is het niet geoorloofd , ja zelfs redelijk , dat men zijne eigen goede hoedanigheden te hulp komt, orq der Menfchen harten tot ons te neigen , en, op het eerfte gezigt, hunne gunst te winnen, het geen niet zelden gebeurt ? Een zedig Jongeling feilt weinig in een gezelfchap de genegenheid te winnen ; dewijl niemant nijd of jaloezij tegen den zulken opvat , die niet met zich zeiven ingenomen is. Niets is onbetaamlijker , dan zijn hart altijd regt uit te fpreeken : want hoe menigmaal zegt men dan aanftootlijke dingen. Het is ook boven maate moeilijk veel van zich zeiven te fpreeken : want wat en hoe kunnen wij veel van ons zeiven praaten ? Onze gebreken te openbaaren is onvoorzigtig, onze ingebeelde of waare deugden te roemen is befpotlijk , en den middenweg te houden valt bezwaarlijk: hierom fpreekt weinig van u zeiven. Een voorzigtige zal altoos mijden van eene Konst of Weetenfchap • »«v te  GEDRAG IN GEZELSCHAP.' 323 te handelen, waarin elk weet dat hij uitmunt; dewijl hij nederig moet zijn , en , is hij het niet , eene zelfverheffing verraadt. Een ootmoedige moge zijne verdiensten bedekken ; maar in de bedekking zelve fielt hij ze nog meer ten toon : evenwel hij heeft altijd eenen eerlijken en edelaartigen hoogmoed, ik meen, een verheven gevoel der grootmoedigheid in zijne deugdzaame beginfelen. Uwe wezenlijke waarde wordt wel zo min vergroot door der Menfchen toejuiching, als door derzelver berisping verminderd : evenwel men fmaakt het inwendig genoegen der bewustheid zijner goede daaden. Zich nimmer te bekreunen aan eene onverdiende fchande , zij grootheid van geest; nogthans is het min raadzaam, der Menfchen goede geneigdheid te verfmaaden. Niets is befpotlijker dan kwaad op iemant te worden , om dat hij niet van hetzelfde gevoelen met ons is. Laat u nooit in eenen redentwist in, wanneer gij uwe zwakheid gevoelt in het verdedigen eener zaak : want de waarheid loopt daardoor gevaar van last te lijden. Als gij u voldaan houdt over iemants verftand, zal hij u voor eenen Jongeling van oordeel aanzien; dewijl men meestal ingenomen is met zich zeiven. Uwe gezelligheid gaa altoos gepaard met goedaartigheid. Trotschheid , oploopendheid , eigenzinnigheid , harrewarren en naargeestigheid moeten in geen gezelfchap verX a fchijnen:  324 GEDRAG IN GEZELSCHAP. fchijnen : want de verkeering moet zagt, behaaglijk en tevens nuttig zijn. Gij kunt er niet te veel Menfchenliefde, verfchooning, infchiklijkhcid en befcheidenheid in brengen. Het ftaat u wel vrij uwe verzamelde kundigheden zedig voorttebrengen; maar nooit moet gij het hoogfte woord willen voeren. Hebt altijd ftoffe bij de hand , zo wel om te leeren als om te vermaaken, op dat eene verdrietige kwijning of doodlijke ftilte onbekend zij in uw gezelfchap: kunt gij niet veel zeggen, gij kunt egter wel iets vraagen. Maakt u niet meester van het onderhoud : want niet door veel vertellen , maar wel door veel aan te hooren , wint men de gunst der Menfchen. Praatzugt moet u vreemd zijn ; dewijl het een teken is van een klein verftand, of van hoogmoed. Een droomig ftilzwijgen zal niemant houden voor een teken van wijsheid. Langwijlige vertellers , en vooral van beuzelingen , verveelen. Als orakels te fpreeken is de kortfte weg, om verachting te ontvangen. Het feilt altijd den roem van anderen te verkrijgen door het opnaaien van onze loflijke daaden. Valt nooit haastig eenen anderen in de rede, daar gij zelf dat van anderen niet zult beminnen. Laat elk .op zijne beurt fpreeken, en hoort het met geduld aan. Antwoordt met naauwkeurigheid. Spreekt dikwijls, doch niet lang alleen: want redevoeringen zijn in gezelfchappen onverdraag-  GEDRAG IN GEZELSCHAP. 325 draaglijk. Lacht nooit om uwe eigen aartigheden. Verandert altijd beuzelpraat in een gewigtig gefprek. Breekt het onderhoud over een ernstig en nuttig ftuk nooit af door eene ontijdige boert. Vermijdt het vertellen van Historiën , of ze moeten kort zijn , geestig, en niet dikwijls wederkeeren. Het is verdrietig dezelfde zaak meermaalen uit denzelfden mond te hooren. Spotternij moet niet lang duuren, en niet te verre gaan, zal zij aan het gezelfchap , en vooral aan hun , die er het voorwerp van zijn , behaagen. Zet ze nooit te fterk door: want het is eene oude opmerking, dat Menfchen in veele gevallen gevoeliger zijn over woorden , dan over de daaden zelve. En hoe ligt ontwaaken foms de flaapende hartstogten van ongenoegen en toorn, wegens een wat te fterk uitgedrukt woord ? Hebt gij het een of ander ziels- of lichaamsgebrek, zo zal het beste middel, om de fpotternij van anderen te voorkomen , dit zijn , dat gij zelf eerst daarmede begint te boerten: want, wan* neer men zich dus gedraagt , zal niemant zijnen fpotlust ligtlijk loslaaten ; maar boert niet met iemants gebrekkige gedaante of gelaat , wanneer het niet in zijne magt ftaat dat te verbeteren. Het is een blijk van eene flegte opvoeding te fluisteren in een gezelfchap met iemant, die naast ons zit ; men doet hetzelve daardoor onregt aan : want het onX 3, der-  jtÖ GEDRAG IN GEZELSCHAP. dcrhoud is een algemeen eigendom van alle de gezelfchapsleden. Hebt gij iemant iet in bet geheim te zeggen, doet dat op eene andere plaats. Treft gij eenen vreemden aan bij uwe Vrienden ; hoort hij alleen , en fpreekt hij niet, ook dan niet, wanneer hij over eene zaak kan mede praaten, wantrouwt hem dan. Spreekt nooit van iemants deugden in zijne tegenwoordigheid , en nooit van deszelfs gebreken in zijne afwezigheid. Bewaart het gehoorde, en tekent het zelfs aan, zo het voor u nuttig of van gewigt zij ; maar geene bijzondere dingen , met bijvoeging van dag en uur, om er naderhand gebruik van te maaken tot iemants bezwaar : want dan zoudt gij trouwloos handelen, en eene openlijke fmaadheid verdienen : alle gezegden in een gezelfchap moeten heilig zijn , en niemant moet ooit, deswege , agterhaald worden. Ziet daar hoe gij in gezelfchappen behoort te verkeeren. Langs deezen weg zult gij ook kundiger worden, en uw fmaak , die zo diep in onze natuur ligt, en van opvoeding en oefening zo veel afhangt , zal vatbaarer worden voor verdere befchaaving en oefening. En hoe aangenaam zal het zijn, dat dit g' voelvermogen u het fchoone, waar gij het aantreft, zo vaardig zal leeren gewaar worden , en het lelijke terftond zal doen onderfcheiden! Er zijn' nog meer andere vermaaken en uitfpanningen, < " die  v e r.maakten. 327 die wij thans niet zullen opnoemen : het zal genoeg voor u zijn, wanneer gij, ten aanziene derzelven, deeze regelen in acht neemt. Zij moeten u niet te veel tijds beneemen , noch u veel gelds'kosten. De kostbaarflen en fcbitterendften zijn meestal de flegtfte. Zet uwe vermaaken niet verre uit. Laat ze zelfs in deezen leeftijd , waarin uw Beroep eerst op vasten voet gezet moet worden , weinig zijn; Maakt er des uw hoofdwerk niet van : want daartoe zijt gij niet hier. Kiest geene , die uwe gezondheid zouden benadeelen, en onrust in het gemoed nalaaten, veel minder, in welken Godsdienst, pligt , zeden en beroep zouden te lijden hebben. Schuuwt allen , waarbij uw goede naam en achting eenige krenking zouden ondergaan. En indien gij waarlijk edel denkt, onttrekt u foms aan een vermaak , dat gij anders zeer gaarne zoudt willen genieten, op dat eene veelmaal herhaalde zelfverloochening u fterk maake van gemoed, en gij in 't toekomende , beter moogt verdraagen , met eene bedaarde ftandvastigheid, het bittere, het welk de wijze en goede God , ten uwen beste , in de Waereld over u mogt befchikken. —— Eindelijk moet ik nog hierbij voegen een nieuw Vermaak , het welk voorheen in ons Vaderland vreemd was , en nog maar in de eene en andere groote Stad van hetzelve gevonden wordt, ik meen, het bijwooncn van X 4 groote  3*3 groote gezelschappen. groote Gezelfchappen , opzettelijk vergaderd tot nut en vermaak, tot beoefening van Konsten en Weetenfchappen. Veelmaal gedenk ik aan de fchoone Redevoeringen, die ik, in het aanzienlijk Gezelfchap te Amfterdam , bekend onder den naam van Concordia êf Libertate, voorheen gehoord heb. Ook zal ik niet ligt vergeeten eene uitmuntende Redevoering over cicero , welke ik , in den aanvang van den laatst afgeloopen winter, in het grootsch Gefticht , Felix meritis, hoorde. Toen viel mij in, deeze vraag te doen : „ Waarom waren aldaar , onder de talrijke aanzienlijke Leden, niet meer Amfterdamfche Jongelingen tegenwoordig ? Mogt ik een geduurig Toehoorder van zulke wel opgeftelde en deftig uitgefprooken Meesterftukken zijn!" En thans laat ik op deeze eerfte eene tweede Vraag volgen : „ Waarom valt het niet onder de aandagt der Regeering van andere groote Vaderlandfche Steden , of onder die van de aanzienlijkfte Burgeren , meer dergelijke Gezelfchappen te ftichten, die den Jongelingen uitfpanning, vermaak en nut zouden geeven, en hen de plaatzen doen verhaten , waar thans Courant, Kaart , Flesch en Pijp het gewigtig vermaak van den langen winterfchen avond zijn?" Maar zo dit niet binnen korten tijd gebeurt , flaat gij, wat ouder geworden zijnde, en meer achtbaarheid hebbende , zelf daaraan de hand , en doet  verkeering biet vrouwen. 329 doet uw Vaderland deezen allergewigtiglleu dienst. Geen wijs Mensch zal u een an_ der Vermaak, het welk goede gevolgen voor u kan hebben, ontzeggen, ik meen , de verkeering met de fchoone Sexe. Schat dezelve niet laag: want hij, die zulks doet , onteert indedaad zijne Moeder en Zusters ; maar gelooft ook nooit, dat Dochters en Vrouwen alleen verordend zijn , om u in haar gezelfchap te verlustigen. Denkt, welke groote Vrouwen alle Eeuwen gezien, en zelfs zulken, die geene fchoonheid of gaaven , maar verftand en deugden bezaten, geëerbiedigd hebben: denkt, hoe veele fchoone Karakters van Vrouwen in de Heilige Schrift getekend ftaan , en hoe veel regts jesus aan twee maria's , openlijk en vrijmoedig , gedaan heeft : ja denkt , welke doorluchtige Vrouwen ons Vaderland heeft voortgcbragt , en welken hoogen rang veelcn in de Maatfchappij nog bekleeden. Men kan toch van hem , die laag van dezelven denkt, of ze met eene geringe achting behandelt, niet gelooven, dat hij een hoog verftand bezit. Wij weetcn , dat Vrouwen onze Sexe overtreffen in gevoeligheid van hart, in zoetheid en zagtheid van aart, fraaiheid van manieren, vrolijkheid van geest , grooter juistheid van fmaak, en beter beoordeeling van bevalligheid en fraaiheid. Dan, beklaagt zeer veele Vrouwen, bij welken de weelde van onzen tijd eene kwijX 5 ning  33° verkeering met vrouwen. uing in derzelver verftand, eene zwakheid van aandoeningen , eene geesteloosheid , of eene verveelende fmaakeloosheid in de verkeering met ons verfpreid heeft; maar geeft tevens acht , hoe veele Jongelingen door die zelfde kwaal befmet zijn. Men hoort toch klaagen over ontmoetingen zonder trek , over verkeering zonder vermaak, over fcheiden uit gezelfchappen met verdriet ; en wat is daarvan de waare oorzaak , of aan welke Sexe hapert het hier wel het meest , aan de uwe , of aan de haare ? Ei ! flopt de aangeweezen verderflijke bronnen, en hoe fpoedig zullen dan de wederzijdfche klagten ophouden ! Volgt dit vermaan , en eerbiedigt tevens het volgende : ,, Gods Voorzienigheid heeft de fchoone Sexe ons aanbevolen." Dat ziet gij in haar teder maakfel, in veele noodwendigheden des levens , welke zij , zonder onze hulp , niet wél bezorgen kunnen; en in haare onophoudelijke vlijt, die in duizend gevallen wordt aangewend, om onze opmerking , bijlland en achting te verkrijgen. Maar waar is de van fommigen zo hoog geroemde Grootmoedigheid in Mannen, zo deeze niet vaardig bijfpringen ter verminderinge van alle derzelver nooden? En waar zal uwe hoogachting voor de Sexe zijn , zo gij een koel aanfehouweir kunt weezen van eene lijdende Dochter, of zelfs eene geringe, onbefchoft, kunt behandelen, ja met uwe fpotternij overlaa- den ,  EERBIED VOOR VROUWEN. 33I den , het geen men zo vaak ziet gebeuren? Denkt , dat men, door alle Eeuwen heen, eene groote, zo niet eene grootere maat van gefchiktheid en toegenegenheid tot Deugd en Godsvrugt , bij Dochters en Vrouwen gevonden heeft; en verwondert u dan niet, dat dit nog zo gelegen is in ons Vaderland. Hoe zinkt onze hoogmoed bij deeze waarheid, door de ondervinding bevestigd! Brengt men u, daartegen , op het oog , de verregaande buitenfpoorigheden van fommigc Vrouwen, vraagt dan: wie eerst de verleiding ondernam, en of geen Vadcrlandsch Jongeling tot gelijke buitenfpoorigheden meer overflaat ? Misfchien zal men uwen eerbied voor de Sexe willen doen verminderen door eene breede uitmeeting van haar bijgeloof, zwakheid , vreesagtigheid , fchrik, troschheid, ftuurschheid, gefnap, harrewarren , nieuwsgierigheid, kwaadfpreekendheid , valfche verbeelding , ijdeltuiterij , en meer andere zulke fraaiheden; zwijgt hierop, zo gij bevindt, dat deeze dingen bij geene Jongelingen gevonden worden. Dan , hoe gering is het getal der Vrouwen, die voor altoo* haar karakter vergeeten hebben ! Welk een groot geweld hebben niet de mode en de praalzugt deezer Eeuw op veelen gedaan, meer dan op ons! ja heeft niet het Vaderland in deezen tijd veele Leermeesteresfen opgeleverd, om der Sexe tot voorbeelden te dienen, en dezelve ook  33« EERBIED VOOR VROUWEN. ook door haare Schriften te bewaaren tegen dat indringend geweld, of om derzelver fmaak te hervormen en te verbeteren? Indien dit niet genoeg zij , om medelijden met zodanige verlaagde Vrouwen te hebben , en de overigen niet te verfmaaden , moet ik nog édne vraag doen: ,, Waarom zijn Mannen van verftand en deugd, ten allen tijde, zo gefield geweest op het gezelfchap van Vrouwen ? " En men zal er dit antwoord op ontvangen: om dat zij onder dezelven niet vonden fterke ftrijdigheid van begrippen , bittere twistredenen , zwaare en vermoeiende bezigheden, knellende zorgen, mannelijke ruuwheden, verveelende fchoolvosferij, afgetrokken befpiegelingen , floute vloektaal , onvermoeide verlokkingen tot ongeloof, of wreede verfmaading van den Godsdienst ; maar, bij allé verftandige , deugdzaame en befchaafde Vrouwen en Dochters , bekoorlijke zagtheid , lieve bevalligheid, ongekrenkte eerbaarheid, inneemendc vrolijkheid, aanlokkende beleefdheid, goed vernuft, edelen fmaak, zonder de jammerlijke hulp van onopregtheid ; maar met een heimlijk werkend vermogen op de zielen der Mannen, zonder den fchijn, dat ze dezelven wilden onderwijzen, leiden of befchaaven! In een zodanig gezelfchap durft geen Ligtmis, geen Vrijdenker verfchijnen; of zo al, hij ftaat oogenbliklijk verlegen , vreest den anders zo Houten mond te openen , en gevoelt  ZINLIJKE LUST EN LIEFDE. 333 gevoelt de verlaaging zijner ziel. — Dan waarom zo veele drangredenen , denkt gij mooglijk , gebruikt, om mij tot den eerbied voor het fchoone Geflagt te geleiden ? Alleen , om dat dezelven tot een bewaarmiddel tegen verdooling kunnen dienen; en om dat men de Huwelijken zelden gelukkig ziet , wanneer Mannen de achting voor de Vrouwen vroeg hebben leeren verzaaken. Wanneer dan de verkeering met Vrouwen volltaat , moet gij nogthans onderfcheid maaken tusfchen zinnelijke lusten en tusfchen eene eerlijke liefde: want uit de eerften worden laagheid en ellende ; doch uit de andere het waare huislijk Geluk gebooren. De zoetheid en edelaartigheid eener wel geplaatfte liefde gaat oneindig hooger , dan de laagheid eener zondige drift kan zinken. Maar, eene kleine vlaagswijze ontftaande genegenheid tusfchen jonge lieden, eer het oordeel tijd heeft, om deel te neemen in de keur , en in de beftiering van het hart, moet mispreezen worden: want zulke vroege en vliegende aandoeningen zijn vaak zo vlot , als beuzelagtig, hoewel zij mooglijk in een bevalliger en treffender gedaante voorkomen , dan ooit daarna. En zich alleen te bepaalen tot het uiterlijk [gelaat , of zich te laaten vervoeren door losfe driften, of door de kragt der verbeelding, valt ook zeer bedenkelijk. De waare liefde is eene verknogtheid van eene veel verhevener  334 waare liefde. hevener foort, heeft meer vastheid in de ziel, en fteunt op meer wezenlijke hoedanigheden.. Genegenheid , op het eerfte gezigt ontftaan, draagt niet altoos de duidelijkfte merken van een behoedzaam hart , of de goedkeuring van een bedaard overleg. Veele Huwelijken zijn wel daardoor voortgekomen ; doch zulke indrukken moeten dan daarna, door den tijd en den omgang , veredeld worden. Evenwel de aandoeningen der tederfte genegenheid , fchielijk in de ziel verwekt, bij het eerfte aanzien , door de verborgen overeenkomst van beider . gelaat , gebeuren dikwerf, kunnen beftaan en zullen ook, gevolgd worden van een goed Huwelijk , zo de aanleg van den eenen of de andere niet bedorven is door de verleiding. Hoe gelukkig is het , als twee wél geftelde Zielen eikanderen ontmoeten door de befchikking der Hemelfche Voorzienigheid, en de genegenheid of bij het eerfte aanzien, of laater bij eene bedaarde onderlinge verkeering opkomt ! Dit gaat vast, dat de edelfte en ftandvastigfte genegenheid altoos plaats zal hebben in harten, waar zoete aandoenlijkheid en beminnelijke tederheid door wezenlijke achting onderfteund en geregeld worden, terwijl zij een nederig vertrouwen op Gods gunst en bellier hebben. Komen deeze fchuldelooze, nuttige en van onzen Schepper in onze Natuur ingeplante aandoeningen op in uw hart, fmoort ze niet; maar be- lliert  MISLEIDING VAN EENE DOCHTER. 3-5 ftiert dezelve. Zij zijn zeer onderfcheiden van de zo genoemde hedendaagfche galanterij, welke niet anders is dan laffe beuzelpraat, zo laag als ijdel voor een edel gemoed, zeker oneindig minder, dan de aangebooren , eenvoudige en niet vooraf bepeinsde welfpreekendheid eener deugdelijke Liefde. Gewis hij kent deeze edele en zuivere drift niet, die eene geen erg denkende jonge Dochter in den waan zoekt te brengen , dat hij haar bemint; en , wanneer hij haare genegenheid gewonnen heeft, even vaardig van haar wegblijft , en naar eene andere gaat , terwijl de arme verlaatene , wegens de misleide hoop, van hartzeer kwijnt , en de wufte Jongeling zich zeiven gerust Helt, dat hij haar nog niets van een Huwelijk gezegd heeft. Snooder en wreeder bedrog is er niet in de Maatfchappij ; en daar er tegen zulk eene wandaad geene Burgerlijke Wetten gemaakt kunnen worden, heb ik dat bedrijf zo meenigmaal, in den loop van mijn leven, vroeg of laat, door het beitel der Voorzienigheid gewrooken gezien. — Een Huwelijk aan te gaan zonder voorafgaande genegenheid, en te verwagten dat dezelve na de fluiting zal bovenkomen , is zo onvoorzigtig als dwaas. Nog erger is het, en wee hem! die zich toelegt, om het onfchuldig hart eener jonge Dochter te verleiden tot ondeugd, en, door het zweeren van trouw, haare ligtgeloovigheid te bedriegen, en het ver-  336 MISLEIDEN VAN EENE DOCHTER. vertrouwen tot haar verderf te winnen. Mogt de vreesfelijke magt der Eeuwigheid zijn hart beroeren , en , bij zulken aanllag , doen beeven , wanneer geen medelijden met eene ongelukkige , gelijk zij ftaat te worden , tot zijne zwarte ziel kan naderen ! Zulke verfoeilijke lieden zijn pesten in de Maatfchappij. Na de verleiding wordt hij ongevoelig , en koel omtrent haar : hij verlaat de misleide , en wil, laat het geweeten hem zulks toe , aan haar niet meer gedenken. Hoe bejammerenswaardig is zij , die door zulk eene jammerlijke liefde ge (lort is in eenen afgrond van ellende! O veriaaden met fchaamte, met fmert , met fchrik en wanhoop, bloot geftcld aan den fmaad der Waereld, aan de verfoeing haarerVrienden en bekenden , aan ontelbaare verzoekingen , ziet zij , vóór zich , eenen toekomenden jammerlijken ftaat , zonder mooglijkheid van eenige herftelling. Alles is voor haar donker, woest, ontzettend. De vreugd van het leven is verdweenen. De tijd, die anders de balzem van alle leed is , weigert haar vertroosting. Dit Tooneel is zo verfchrikkelijk , dat mijn hart (daar ik, helaas ! zo menigmaal, in mijne bediening , gedwongen was, tegen wil en dank dat aan te zien) thans nog, van de herinnering dier gevallen, waarin ik tot raad en vertroosting van zulke treurende Dochters geroepen werdt, zonder dezelven te kunnen geeven , met  VOORZIGTIGE AANLEG. 357 met beeving terug deinst , en de gedagt.enis daarvan gaarne zou uitwisfchen , zo het kon gefchieden. Maar kecren wij ons liever tot een aanvalliger ftuk. Wanneet gij, ó Vaderlandfche Jongelingen! gezind om den ftroom der hartstogten altoos binnen de oevers te houden , om de oude eerbaarheid flipt te volgen , en geene nieuwmodifche monflers te worden, het ontvlammend vuur eener deugdelijke Liefde voor eene even eerbaare Jonkvrouw in u bemerkt, fpreekt niet van dezelve, dan wanneer gij gevoelt, dat ze geene losfe ligt verdwijnende , maar eene waare genegenheid is , die diepe en onuitroeibaare wortelen in uw hart gefchooten heeft. Eenen te haastigen ftap te doen, en daarop terug te treeden wegens dé nog onvaste genegenheid , zou u weinig eer geeven. Onderneemt dan niets, ten zij gij wél verzekerd zijt van de onveranderlijkheid uwer Liefde. Eene zwaarigheid kan u foms lang ophouden , ik meen de vrees van afgeflaagen te zullen worden: want men begint niet gaarne op nieuw, en eene tweede Liefde is zelden zo aangenaam en vuurig, als de eerde. Maar laat mij toe u te zeggen , dat, wanneer wederzijdfche Vrienden en tijdelijke belangen het afflaan uwer genegenheid niet veroorzaaken , men zelf, bijna altoos, daarvan de oorzaak is. Ik erken, de drift predikt geen geduld; maar wat is best, de drift om het jawoord te beY teu-  333 VROEG HUWEN. tcugelcn , of dit woord nooit te ontvangen ? Wordt er niet menigmaal aangedrongen op eene toeflemming, die een nog ongezind of Weifelend hart niet kan geeven? Moet het opkomen der genegenheid in het vrouwlijk gemoed niet afgewagt worden ? Wilt gij hetzelve eenigen dwang aandoen, zo dwaalt gij; maar ik zal u het niet mislukkend tijdflip zeggen. Dringt u zo lang en zo. diep in de genegenheid eener Juffer in , zonder van een jawoord te reppen, zelfs zonder eenen fchrjfl ts geeven dat gij het ras zult vraagen , tot dat de tijd gekomen is (en dien 'te ontdekken valt niet bezwaarlijk) dat de gevrijde zelve verlangt, dat gij het haar verzoeke. In 't gemeen heb ik opgemerkt, dat alle Huwelijken, na eene 1-ange verkcering ge- flooten, doorgaans best uitvallen. Na zo veele redeneringen vat gij , dat ik u, gaarne, vroeg tot de beste Verbindtenis wil geleiden. En waarom ? De geaartheden van jonge Lieden zijn niet zo- ftijf en onbuigzaam, als die van meer gevorderden in jaaren : zij fchikken zich dus gemaklijker naar eikanderen , en dat neemt veel aanleiding, tot ongenoegen in het Huwelijk weg : zij worden ook eer gevormd tot een geregeld en nuttig leven. Of ziet men niet , dat een driftig Man door het genoegen van het huislijk Geluk zagter , vreedzaamer, verdraagzaamer wordt ; en dat de liefde voor zijne waardige Echtvriendin hem, zo hij traag is,  VROEG HUWEN. 33^ is , ijveriger en kloeker in den arbeid maakt ? ja, moet men daaraan niet töefcnrijvën , dat zelfs losfe Jongelingen , eigenzinnig in fmaak, ongeftaadig in aart, en door gemoedsbeweegingen bedorven , hebben zij maar eenig braaf gevoel, in het Huwelijk tot bedaaren komen? Leert niet het meer buigzaam en zagt gemoed in den vroegen leeftijd de zwakheden en gebreken der andere verdraagen, zich niet over beuzelingen te ftooren , en tot meer töegeevendheid te fchikken ? De Jongeling, tot den zwaarften arbeid beftcmd, loopt daardoor geen gevaar van eene hardheid des gemoeds aan te neemen : want dat wordt verhinderd door de lenigende tederheid zijner Echtgenootë. Eene jeugdige Dochter befchouwt zich , in den ongehuwden ftaat, als hulpeloos, en zonder befcherming ; maar getrouwd zijnde, verlaat zij zich op den moed, op de kragt en de trouw van haaren jeugdigen Vriend : zij legt dan haaren kommer af, wordt moedig , en de gerustheid van haar leven wordt grooter. Men wende niet voor , dat jonge Lieden nog te onbedreeven zijn in de kennis van het Huisbeftier ; maar hebben zij geene Ouders , die het ontbreekende gaarne zullen aanvullen , en is de Ondervinding niet de beste leermeesteresfe ? Verder, is niet een getrouwde een nuttiger lid voor de Maatfchappij, dan een ongetrouwde? De laatfte ftelt , in dien ftaat, alle zijne verY 3 mo-  34» VROEG HUWEN.' mogens niet te werk , en hoe dikwerf hoorf men hem, als hij tot grootere onderneemingen aangefpoord wordt , zeggen : waarom zou ik het doen , daar ik maar alleen in de Waereld ben ? Maar, hoe nuttig wordt hij, als hij gehuwd is ! Dan verneemt men bij hem eene verbaazende infpanning van kragten , en men ziet dikwijls, dat hij zich zeiven overtreft, alleen uit zorg voor de zijnen. Worden dan ook niet vërfcheiden' Familien , vroeger en naamver , aan eikanderen vcrknogt, en meer gedrongen tot onderlingen bijftand ? Is het daarenboven niet aangenaamer de lasten des levens vroeger met eene andere te draagen , cn rasfer deszelfs zoetigheden dubbel te genieten ? En daar men in het Huwelijk langer leefc, dan buiten hetzelve (een fehoon bewijs voor de Godlijke Voorzienigheid!) geeft een vroege Echt, daarenboven, dit vooruitzigt , dat men de Kinders niet alleen zelf zal kunnen opvoeden; maar ook gemaklijker in de Waereld voorthelpen. En zo dat alles nog niet genoeg zij, dan is deeze drangreden wel mijne laatlte; maar de gewigtigfte , naamelijk, dat men dan zich bij tijds bergt tegen alle ftormen der ongebondenheid. Hierom zie ik niet gaarne in iemant , die jong is , afkeerigheid van het Huwelijksleven , daar zulks , in deeze Eeuw van flegte voorbeelden, kvvaade neigingen doet vermoeden. En mogt hij, die  ZOEKEN EENER VROUW. 34.T >die op het punt ftaat , van over te flaan tot ongebondenheden , weeten , dat in alle loszinnige vermaaldijkheden zo veel genoegen niet te vinden is , als één wél getrouwd paar in éénen halven dag fmaakt! Maar , nu zal de groote vraag aankomen, waar en hoe eene, die u waardig is , te vinden ? Befchouwt de gefteldheid van deezen hoog geroemden befchaafden tijd, en oordeelt, of het eene waare verbetering zij, de rijkstbegaafde , de verftandigfte en de deugdzaamfte Dochter den nek toe te keeren , om dat zij geen geld bezit; veele vlakken in eene verdienstelooze , doch met groote goederen bedekt , niet te willen zien , en haar de vuurige hand , maar een koud hart aan te bieden : jonge lieden lang te laaten vrijen; maar, bij onvoordcelige Huwelijkfche voorwaarden , of zelve of door de Ouders den eenen de andere te leur te zien Hellen: in den koophandel der Huwelijken veel te overeifchen , fchandelijk te bieden , lang te dingen , eindelijk den koop toe te liaan , en den kooper te bedriegen : met onverfchilligheid te zamen te komen , (gelijk bij de lieden van den zo genoemden fmaak veelal gebeurt) en den Man , als het ware , zich te zien fchaamen aan eene Vrouw verbonden te zijn ; of deeze zich half van hem ontflagen te rekenen, terwijl hij en zij de blijken van beleefdheid, (en wat nog meer?) vrij en mild , aan andcY 3 ren  342 BELETSELS TOT HUWEN. ren opofferen. Wat dunkt u daarvan ? Zijs zulke voorbeelden te volgen ? ó Hoe onbillijk en onregtvaardig wordt vaak hierin gehandeld; maar hoe regtvaardig zult gij dikwerf zulken aanleg daarna zien geftraft worden! ■ Hoe zeer onze ruuwe Landftreeken , onze min vrugtbaare gronden, in vergelijking van anderen , zwaaren arbeid eifchen; hoe zeer de kostbaare Huishoudingen ; de duurte van alles ; de verminderde prijs van het geld; en de fobere winften bij eenen ingekrompen handel, de geneugten van den Echtenflaat verbitteren, de verbindtenisfen moeilijk maaken , of dezelve geheel verhinderen , is het mij egter voorgekomen , als eene zonderlinge proef der Godlijke Regeering , dat de meesten onder den Burgerftaat en het gemeene volk nog uit waare genegenheid huwen, en niet meer, dan vier fterke armen met twee zuiver minnende harten ten Huwelijk aanbrengende , in de Waereld voortkomen: ja, dat de beletfels, die het fluiten der Echtverbindtenis in den weg ftaan, het getal der Huwelijken vermeerderen: ik wil zeggen , dat men in de jonge jaaren, waarin men tot het Huwelijk befluit-, aan beide kanten min bekwaam is, om eene goede keus te doen, dan in eenen ver gevorderden leeftijd. Jongen van dagen zijn toch min naauwlettcnd, driftig, en zien niet zo haaawkeurig op alles; maar wanneer mei; in jaaren gevorderd is, en de  WELKE VROUW TE NEEMEN. 343 de driften bekoeld zijn , is men wonderbaar omzigtig, alles moet zijn , gelijk men het begeert , en, eindelijk, kan men dan nog niet befluiten. Men hoort vaak zulke lieden duizend zwaarigheden tegen het Huwelijk inbrengen , wanneer de regte tijd daartoe verltreeken is, en meestal komen zij er nooit toe ; doch beklaagen dat in den ouderdom. Maar welke moeten dan de hoedanigheden zijn der geene, die gij behoort te verkiezen ? .Hoort, neemt eene Dochter , die door minzaamheid en gedienstigheid jegens haare Ouders uitmunt; die eensgezind leeft met haare Broeders en Zusters ; die van deugdzaame Dienstbooden hoog gepreezen wordt (want dit getuigenis is van veel gewigt) ; die zagtmoedig en nederig van hart, ftreng in haare pligten , en onvermoeid is in haare bezigheden ; die onvcrbreeklijk is in trouw , en plaatzen van ellende liever bezoekt, dan de gezelfchappen der Waereld; of met één woord , die een goed verftand , een deugdzaam en godvrugtig hart heeft, maar tevens in uw oog bevallig is , van aanzien bijkans u gelijk : want de rangen zijn nu ingevoerd , en hoe grooten last zij vcelmaalen geeven , zij zijn hardnekkig , en weigeren te wijken. Ook behoort zij bekwaame middelen te hebben, indien de uwen niet groot zijn, om met u en haare Kinderen geen honger te Jijden; doch dat behoeft niet in aanmerking te Y 4 komen.  344 eene geschikte vrouw. komen , zo de verdiensten der Juffer zo edel zijn, als uwe goederen groot. Intusfchen blijft dit waaragtig, dat, daar alles naar het uiterlijke zelden volkomen gelijk ftaat, men iet aan Gods Voorzienigheid geheel moet overlaaten. Alle voorzorgen zijn toch vaak ijdel, ten blijke dat er eene hooge Regccring is ; en hoe dikwerf ziet men de geringe middelen van twee getrouwden, ftaande het Huwelijk, grootlijks vermeerderen ; doch de fchatten van een paar rijken aanmerkelijk daalen , door toevallen, die ons verbaazen. Gebeurde het, dat gij] zeer vermogend zijnde, uw oog liet vallen op eene braave Jonkvrouw, gelijk met u in aanzien ; maar in zekeren zin arm , doet haar nooit deeze wreede kwelling aan , dat gij een fchijn of vermoeden geeft, waaruit zij zou befluitcn, dat gij u vernedert, en haar de hooge gunst aandoet van haar boven anderen te neemen. Dan het is noodzaaklijk aan uwe en haare zijde te weeten, dat men vóór het Huwelijk niet te naauw elkanders kleine gebreken moet onderzoeken ; maar ook dat men daarna niet te veel toegeevendheid kan gebruiken. Het onderzoek naar eene Juffer ibehoort zeer voorzigtig te gefchicden, om haare eer niet te beledigen , dewijl dat zeer onaangenaame gevolgen voor u zou kunnen hebben , gelijk u blijken zal uit een geval, dat, vóór eenigen tijd , in de nabuurfchap der plaats , waar ik tOCH  AANZOEK TOT EEN HUWELIJK. 345 toen woonde , gebeurd is. Twee Vrienden waarvan de één ongehuwd was, en op het Land woonde, bij eikanderen zijnde, en over veelen dingen praatende, kwamen eindelijk in gefprek over het Huwelijk. De gehuwde vraagde (gelijk zulks meermaalen aan anderen gefchiedt) zijnen ongehuwden Vriend: „ Waarom trouwt gij niet?" Deeze antwoordde openhartig.: „ Om dat ik geene Juffer ken, die mij gelijkt." De eerfte, na zich een weinig bedagt te hebben , zeide daarop : „Dan weet ik 'er ééne, welke u wonder wel zou voegen , en voor welker goede hoedanigheden ik volkomen kan borg blijven. " Toen was het: „ Hoe krijg ik haar te zien ?" Dat zit er niet op, liet zich de ander hooren : want zij gaat niet uit, als naar de Kerk, wegens het "oppasten van eene oude zieklijke Bloedverwante , waarbij zij woont. „ Hoe dan het gemaakt?" drong daarop de ongehuwde. Hoor, zeide de ander: „ Om dat gij mijn waare Vriend zijt, en ik u gaarne wil helpen, biede ik mij aan, zo 't u ernst is, bij haar te gaan, en uw voorneemen haar te kennen te geeven." De ongehuwde omhelsde deezen voorflag met geene kleine vreugd. Dezelve werd ook door den anderen indeezervoege by de Juffer gedaan: „Vriendin! uwe Tante fterft binnen kort,' en dan leeft gij alleen : .wilt gij eenen allerwaardigfien Man hebben, mijnen ouden Vriend, hij zal bij u Y 5 ko-  .34°" VGORSLAG TOT EEN HUWELIJK. komen, zo gij het vergunt, om u dat voor te flaan, en, gevalt u zijn Perfoon, beiluit dan: op mijn woord kunt gij u ten vollen omtrent zyne braafheid verlaaten." Na eenig beraad antwoordde zij: ,, Hijkome!" De ongehuwde , hoorendc dat de baan klaar was , ging heen, (doch gewaarfchouwd van haare woorden wél in acht te neemen, en er op te vertrouwen) zag haar, kreeg voor haar hoogachting en genegenheid, deedt zijn voordel, en ontving ten antwoord: ,, Daar ik, op 't getuigenis van uwen en mynen Vriend, volkomen kan afgaan , en gij mij gevalt , ben ik gezind, om u tot mijnen Echtgenoot te kiezen." Bij deeze eerfte ontmoeting, en wel in deeze Eeuw van groote agterhoudendheid , zulk eene rondborftigheid uit den mond van eene onbekende Juffer te hooren , verbaasde hem geheel , en deedt ongelukkig eenen argwaan in hem opkomen, doch zeer ten onregte , dat het niet wél met de Juffer moest ftaan, daar zij zo fchielijk toefloeg. Zich daarop kort bedenkende, en tijd begeerende, om zelf onderzoek naar haar te doen, zeide hij: ,, Er was geene reden, om hem zo volkomen te antwoorden : zij kende hem niet, en hij dagt verpligt te zijn, haar, ten minften veertien dagen, tijd te geeven , om onderzoek naar zijnen Perfoon en omftandigheden te]doen." Maar zij, bij haare rondborftigheid volhardende, herhaalde  AFGESLAAGEN AANZOEK. 347 de haare eerfte woorden, met bijvoeging: „Dat zij het onderzoek onnoodig voijdt wegens het getuigenis van haaren wél vertrouwden ouden Vriend." Den argwaan toen bij hem toeneemende, drong hij er te fterker op aan, waarna zij , mogelijk dat kwaad vermoedende, ten laatflen zeide; ,, Het is dan wél!" En men fcheidde daarop, De uitflag werdt, aanJtonds daarop, aan zijnen Vriend verhaald ; doch dezelve geviel deezen niet zeer; egter liet hij het daarbij. De veertien dagen verftreeken zijnde , waarin de ongehuwde onderzoek gedaan, en alles goeds van haar vernomen hadt, keerde hij tot haar terug. Het eerfte woord was ; ,, Hij hoopte, dat zij naar hem zou gevraagd, en zo veel gehoord hebben, dat zij hem nu, gerust, kon neemen." Maar zij verklaarde: „ Niet naar hem gevraagd te hebben." En dus zeide hij ? Dus, viel zij in : ,, Neem ik u niet: want die zich op mijn woord, vóór het Huwelijk, niet verlaat, zal nog minder, na het zelve, op mijn woord vertrouwen." Geheel ontzet over deeze onverwagte verklaaring, tragtte hij haar van befluit te doen veranderen; maar het was vrugteloos. Ylings vloog hij, ongetroost vertrokken , naar zijnen Vriend, verhaalde het gebeurde , en badt hem de zaak bij de Juffer eenen beteren keer te doen neemen. De ander , ontzet over het gebeurde , liep heen, en beproefde alles; maar kreeg hetzelfde  '348 VOORZIGTJG AANTELEGGEN." de antwoord , en het Huwelijk , dat zo gelukkig voor beiden zou geweest zijn , bleef toen geheel agter. Wat dunkt u hiervan ? Geeft deeze onaangenaame uitflag u eenige fmert, gij veroordeelt den opgekomen argwaan en ©nvoorzigtigheid in den Minnaar, zeker minder , dan gij u verwondert over de edele rondborstigheid der Juffer , hoewel gij misfchien haare gevoeligheid omtrent haare < beleedigdè Eer te groot keurt ; maar is deeze niet een overblijffcl van de aloude denk- en handelwijze onzer Vaderlandfche rondborstige Jufferen in zulke gevallen ? Dus, alle voorzigtigheid bij den aanleg of onderzoek in acht neemende, hoop ik niet, dat er één onder u zal zijn , wiens waare en edele liefde door harde trotfche Ouders, die zich te veel laaten voorftaan op hun gezag, of door onverftandige Vrienden , die foms nog meer te vitten hebben, gedwarsboomd zal worden: want geen ramp in het leven treft dikwerf zwaarer, dan wanneer zulks twee wél vereenigde harten overkomt. Ik durf u niet raaden , ftijve Ouders in Regten te dwingen tot het geeven der toeftemming: want in alle Gewesten van ons Vaderland , kan men, (het geen vreemd is) tegen het ouderlijk gezag niet pleiten; en een grillig neen, zonder eenige reden te geeven, of ze te hebben , is daar genoeg, om jonge Lieden buiten het Huwelijk te houden. In zulke ongelukkige ge-  raad en wensch. 349 gevallen , die mijn hart wee deeden , ben ik menigmaal geraadpleegd; maar nooit heb ik aan zulken gezegd: ftaat openlijk tegen uwe vooringenomen, verblinde of onbillijke Ouders op; maar zijt lijdzaam: ftelt de voltrekking van uw Huwelijk uit, en wagt wat de Voorzienigheid van God tot uwe redding zal doen. Wat zodanige braave , doch deugdzaam verbonden harten intusfchen te lijden hebben , en foms lang , valt ligt op te maaken ; maar ter eere Van Gods goede Regeering, die altoos billijker is, dan de handelwijze van Menfchen, moet ik getuigen , dat mijn raad nooit liegt is uitgevallen. —- Voor het overige, wenscht u mijn hart, dat, na eene goede Opvoeding, gelukkig gekomen te zijn tot een goed Beroep, gij ook tot het derde voornaamfte Geluk des levens, ongedeerd èn zonder hinderpaalen , moogt overgaan , ik meen, met eene beminnelijke deugdzaame Gezellinne verbonden te worden. Het leven met iemant, die wij beminnen, en de bevinding, dat wij van dezelve bemind worden, is toch eene van de grootfte zoetigheden der Aarde. Er is iets voldoende in , ook voor de Deugd zelve, als men eene geduurige getuige van ons gedrag aan onze zijde heeft ; eene , die ons telkens aanmoedigt tot de Deugd en Godsvrugt , meer dan wanneer wij aan ons zeiven geheel zijn overgelaaten. ó Erkent en dankt God , wanneer zijne Goedheid dit voor u bezorgt! AAN  AAN DOCHTERS. Waarheid hooren. Waardij der Sexe. Huishouding. Zorg voor de gezondheid. Vaardigheid. Uithuizig Leven. Zedelijk en Sentimenteel Gevoel. Bevalligheid. Heuschheid. Beleefdheid. Aandoenlijkheid. Nieuwsgierigheid. Gemelijkheid. Schaamte. Luchtige aart. Tijdverkwisting. Weetenfchap. Geleerdheid. Godsdienst. Boeken. Kerkgaan. Romans. Schouwburg. Muziek. Naaldwerk. Brieven. Kleeding. Netheid. Mode. Gierigheid. Vtrhaafiing. Praalzugt. Vermaaken. Gezelfchap. Taal. Spijtigheid. Scherts. Kwaadfpreeken. Prijzen. Veinzerij. Lof. Bloozen. Kwaade Naam. Ongeregeldheid. Verleiding. Liefde. Vrijaadje. Huwelijk. Na zo veele gewigtige dingen gezegd te Lebben aan uwe Broeders, aan uwe tegenwoordige of toekomende Minnaars, komt de Vriend van het Menschdom met zijne minlijke lesfen ook tot u , jeugdige Vriendinnen , fieraaden van ons Vaderland, wellust uwer Ouderen! iiij  ■WAARHEID HOOREN. 35* Hij kan, hij mag uw genoegen, uw belang, uw geluk, zo min vergeeten, als dat van zijne Sexe. Zijne genegenheid voor u is zo zedig als zuiver, en, even gelijk de Waarheid, eenvoudig. Gaarne wil hij uveel inwilligen; maar even gaarne wil hij, na alles wat uwe Moeders bij de lichaamlijke en zedelijke Opvoeding gedaan hebben, ook iets toebrengen, om U tot waare Schoonen te helpen vormen. En kunt gij dan tegen hem vooringenomen zijn ? Zonder tegenfpraak zal hij u veroorlooven, voordeel te doeii met alle uwe aanloklijkheden , en u op eene deftige wijze beminlijk te maaken, waartoe zo veele dingen in de groote Schepping u de harid bieden ; ja ook alle vermaaklijkheden vergunnen, welke men u zonder uw nadeel kan toelaaten; maar zou een Leeraar der Waarheid, die honderden uwer Sexe , jaaren lang , met vermaak onderwees in de Natuurlijke Historie, in de Zedekunde en in den Godsdienst, u geen onregt aandoen, indien hij u, hoewel hem onbekend, maar die hetzelfde Land met hem bewoonen , voorbij ging , en naliet, nog fchooner fieraaden , dan uiterlijke aantreklijkheden zijn , u aan de hand te geeven ? Men heeft gezegd , dat Vorsten en jonge Juffers zelden de waarheid hooren. (Welk een treurig getuigenis!) en indien dit ook zo met u mogt geweest zijn; gij, gij allen, Vaderlandfche Dochters , zonder onderfcheid van rang! gij zuk voor-  35^ WAARDS VAN VROUWEN» voorzeker dat van hem niet verwagten; maar, daar gij van eene gelijke waarde bij hem zijt, de agtergebleeven Waarheid nu moeten hooren ; te meer , vermids de waare tedcrhartigheid, en de zuiverde zugt naar uw Geluk diep in des Schrijvers hart geprent ftaan , en hij gewis niet minder voor u mag gevoelen. De voortreffelijkheid uwer Broederen en Minnaaren is reeds getekend; (bladz. 276, 277.) maar mogen wij , in den aanvang deezes grooten Briefs, uwe waarde vergeeten , of voor u verbergen? Staat gij dan in eenen minderen rang? Neen, gij zijt van eene gelijke- hoogheid. Ik wilde u nooit onteerd hebben , en heb daarom , hier te vooreu, ftoutelijk gezegd, dat hij, die zulks ondernam , zijne eigen Moeder en Zusters verlaagde en verzaakte. Gij hebt volle vrijheid , om den verwaanden Jongeling, die, in het algemeen, fmaadelijk van u allen, tot het geringde Landmeisje toe, fpreekt, voor een' mensch van geen verftand, fmaak of deugd te houden. Ik beken, dat allen van uwe Sexe, die of geene , of alleen eene laage Opvoeding genooten hebben; allen , die haar leven met beuzelen, met de verfijnde weelde, en met de Hipte navolging der mode doorbragten; allen, die aan haare edele beftemming , de beftemming van den grooten Schepper! niet beantwoordden , aanleiding aan onze Sexe gegeeven hebben, om laag van dezelve te denken. Maar, welk  WAARDE DER*VR0UWEN. 353 Welk een geluk voor het "Vaderland! de mee* Hen onder u zijn gewis niet van dien aart; het verderf onder u is niet algemeen; en al ware dat zo, uwe inwendige waarde gaat daardoor nog niet verlooren : zelfs heb ik met één woord gezegd, (bladz. 329.) waarin gij de Mannen overtreft. Gij zult altijd op onze voorfpraak , indien zij voor u van eenig belang zij, kunnen vertrouwen, en wij zullen uwe Verdedigers zijn , zo lang gij uwe waardigheid (taande houdt. — Meer dan gij weet* zal ik op uw hart gewonnen hebben , indien gij, eiken dag van uw Leven, gedenkt wat gij zijt; indien gij de behoorlijke achting voor u zeiven behoudt , en alles vermijdt, wat ü zou kunnen vernederen. En, zegt mij, uwen goeden Raadsman! zegt mij openhartig, waarom zoudt gij zelve uw verheven aanzien verminderen? Waarom ook niet ftreeven naar elke fchoone gaaf ter uwer verhooginge ? Waarom u niet beminnelijker maaken, dan gij nü reeds zijt? Gij moet de zedelijke Opvoeding, door uwe Moeders zo kloek begonnen, voortzetten , dewijl zij dezelve niet konden voltooien. Aan u is de eer deezer edele bezigheid overgelaaten , en welk eene-glorie voor u , thans daar aan de hand te gaan flaan , en, in deeze verbasterde en beuzelagtige Eeuw, als lichten, in ons Vaderland uit te blinken, den lof, zelfs van Vreemdelingen, te behaaZ len,  354 HÜlS*E«ORGlNG. len, alle Jonkvrouwen der nabuurige Landen ten voorbeelde te leeven, de fteun van het Nageflagt, de hoop der Natie, de vreugd der Ouderen te weezen! — Waarom noemt men u, met het hoogde regt , zeer gewigtige Leden der Maatfchappij? om dat gij veel zagter en tederer gevormd zijt door den wijzen Formeerder aller dingen, dan de ruuwe en harde Mannen , vatbaarer voor allerleie indrukken , en begaafd met duizend naamlooze aanminnigheden , om onze vermaaken te vergrooten, onze fmerten te verzagten, en de lasten van onzen arbeid te verligten. Aan dat oogmerk moet gij treflijk beantwoorden , en hiertoe zijn veele bezigheden u befprooken, welke, op 't uiterlijk aanzien, niet zeer belangrijk fchijnen; maar voor u en anderen de edelfte en fchoonfte gevolgen kunnen hebben. De Huisbezorging kan, reeds nu, onder het moederlijk oog, eene verfcheidenheid van bezigheden en vermaaken opleveren ten betooge van uw gezond verftand en goeden fmaak. Verbeeldt u nooit, dat gij, hoewel van hoogen rang en van ruime middelen zijnde , u daarvan ontflaagen kunt rekenen, of dat werk voor u te laag moogt oordeelen. Of zal, na een geflooten Huwelijk, uwe eerfte vraag moeten zijn, gelijk nu vaak gebeurt: waar krijg ik eene goede Huishoudfter ? Zult gij alles aan zulk eene en aan uwe verdere Dienstbooden over-  HUISHOUDING. overlaaten; maar, hoe loopt het dan, en hoe veel gaat er niet ver'looren ? Of zijt gij fchaafsch bedeeld, te noodiger is dan de gewigtige kennis der Huishouding, zo alles niet in de waf zal loopen , en uw ondergang haast volgen. Hoe menige kloeke Vrouw, weinig bezittende, heeft , door haare wijsheid en kunde , met vlijt en oplettendheid gepaard, het verder gebragt , dan eene onbedreeven rijke Dame! Ik kan mij veele fchoone gevallen daarvan, niet zonder vermaak, herinneren. Indedaad LEMuëLS Moeder, van welke Salomo ons eene treffende fchilderij gegeeven heeft, moet groote bekwaamheden in de Huishoudinge bezeeten hebben. Stelt haar tot uw voorbeeld. In uwe jeugd moet gij reeds alle huislijke verrigtingen in alle derzelver takken kennen, ten minften de hoofdzaaken, en ze daarna door de ondervinding uitbreiden en volmaaken. Men moet vroeg beginnen het oog daarop te Haan, iets met overleg aanvangen, met orde, ernst en naarftigheid doorzetten, en met lust ten einde brengen. Gij moet uwen fmaak rigten naaf goede, eenvoudige en eenpaarige regels, welke door de Orde worden aangeweezen, en dezelve beftendig in acht neemen. Zet u dan tot een werkzaam leven, tot een zedig en wijs gedrag, tot eene eenpaarige edelmoedige handelwijze, tot weivoegzaamheid en lierlijkheid. In uwe fchoolen hebt gij dat niet geleerd; Z a maar  35^ KLOEK BESTIER, maar uwe Moeder zal in deezen uwe Leidsvrouw zijn; en indien gij ze vroeg mogt verlooren hebben, moet gij , uitgerust met dien aanleg, het werk maar aangrijpen, terwijl de raad van andere bedreeven Vrouwen, nevens de aangeleerde konst van wél fchrijven en rekenen , u , niet weinig , daarin zullen onderfteunen. Menigmaal heb ik met verwondering eene jonge Juffrouw een beltier zien houden, het welk verre boven haare jaaren en kragten fcheen te gaan. Dus gezind en dus uitgerust, moet gij naauw letten , dat gij uwe gezondheid niet verwaarloost, welke eene der grootfte zegeningen van het leven is, voor welke , naast onze zaligheid, de meeste zorg moet gedraagen worden. Ligter wordt dezelve door eigen fchuld verlooren, en foms niet , of ten minfte niet gemaklijk, terug verkreegen. Kwijning zou u tot alles onbekwaam maaken, en u in eene zwaarmoedige droefgeestigheid kunnen doen vervallen , waarin gij u en anderen tot eenen zwaaren last zoudt worden. Eenvoudigheid, fchuldeloosheid, nijverheid, maatigheid, voorzorg in kleeding, openlucht, beweeging, zeer veel wandelen in allerlei weder, een flaap van zeven uuren , doch van agt in den winter, nevens zindelijkheid , en het voorkomen van zwaare hartstogten , leiden zo wel tot eene vaste gezondheid als tot gerustheid van.'t hart. Wanneer men dit gefchenk van God heeft, wor-  GEZONDHEID.. ZIEKTE. 357 worden de bezigheden , door hoop en moed onderfteund, een balzem van het leven. Werkzaamheid is de fpil , waarop alles draait , en daar de ganfche Schepping vol van dezelve is, mag één enkel fchcpfel geene uitzondering maaken, of waanen van dezelve te mogen ontflaagen worden. Dan, ongeacht de beste voorzorgen, kan men ziek worden ; maar dat moet u niet droefgeestig of ongerust maaken, hoe gemeen dit moge zijn bij jonge Lieden : want dan zoudt gij de kwaal niet alleen zeer verflimmeren, maar ook eenen fchiju geeven van wantrouwen aan Gods Goedheid en Wijsheid, 't geen Hem zou beleedigen. Gelooft, dat zulken veeltijds de ongelukkigfle Menfchen zijn , die nooit eenig ongemak gekend hebben , en dat in de fchool des tegenfpoeds dikwerf meer geleerd wordt , dan in die van eenen onafgebrooken voorfpoed. En zult gij een gering voordeel uit een krankheid trekken , zo gij uwe afhanglijkheid en Gods bewaaring beter daaruit leert gevoelen ; zo gij de waarde der gezondheid op hooger prijs leert Hellen, en klaarer overtuigd wordt van eene volle onbekwaamheid ter uitwerking uwer zaligheid op een ziekbed, en de noodzaakelijkheid eener vroege Bekeering ; zo gij duidelijker gevoelt de fmerten van dit leven, en meer mededogen verkrijgt met zieke Menfchen ; zo de hoogheid van het hart verlaagd, en waare lijdzaamheid met ootZ 3 moed;  358 vaardigheid. niet uithuizig. moed daardoor verkreegen wordt? Wat dunkt u? Ziet dan toe , dat gij nooit hard van den wijzen en goeden God denkt ; maar dat uwe ziel door elke ongelteldheid in wijsheid en heiligheid aanwasfche ; en dat uwe gezonde dagen wél doorgebragt worden. Maar laat mij u nog iet zeggen , hetwelk van veelen niet genoeg gekend, of beoefend wordt , naamelijk, gij moet ligtheid en vaardigheid in allerlei werk u eigen maaken : want de uitoefening van duizend levensbedrijven worden daardoor ongemeen gemaklijk gemaakt. Maar veele deezer dingen zullen moeilijk vallen, en traag voortgaan , zo gij fmaak toonde in een uithuizig leven , in eenen trek naar zwier , naar vermaaken en naar gezelfchappen. Hadt Öie neiging eenige diepe wortelen in uw gemoed gefchooten , zij zou daarna niet als met de uiterfte moeite uitgeroeid kunnen worden. Gelooft mij, zij, die er toe komt, leert buiten haar huis niet veel wijsheid, bemint geen zelf bellier, kent geen geregeld onderzoek van het hart, en vliedt de lieve llilte van den Godsdienst. En hoe veelen ziet gij thans , (ontveinst het niet) in een verllrooid leven Verlooren gaan ! Mist gij gaaven en deugden, gaat ze toch niet elders leeren; of brengt men niet de meeste ondeugden van buiten in het huis ? De waare en edelfte vermaaken worden Zekerlijk in het huislijk leven onder het eigen dak  VERKEERING IN DE WAERELD. 359 dak gevonden en genooten. Kon ik u doen gelooven , dat alles, wat ons kan gelukkig maaken , in ons eigen gemoed , en niet daarbuiten gezogt moet worden , dewijl wij nergens anders eenig geluk kunnen vinden ! ja kon ik u doen gelooven, dat al het geluk der Waereld van geene beduidenis is , wanneer het u in Eenzaamheid niet gelukkiger maakt! Begeerte naar verftrooing , en het gebruik van een bedaard verftand zijn waarlijk tegenftrijdige dingen. Verkeert dan, ó Dochters van waaren fmaak! buiten het luidrugtig gewoel der Waereld, en gij zult haare ijdelheid klaar ontdekken ; gij zult ondervinden , hoe veel meer fchijns zelfs hooggeroemde dingen, dan waarheid bevatten. En welke kragten geeven zij aan eene eeuwig leevende Ziel ? Voor deeze moet gij ten weinigften onverwelklijke vermogens verzamelen, om voorde treurige befchouwing van eene inwendige onwaardigheid en ijdelheid beveiligd te zijn. Wat kunt gij meer hebben , dan vergenoegd in uw huis te leeven , dan wel te vrede te zijn met uwe eigen overdenkingen en daaden? de bron, waaruit waare vermaaken opwellen. Waar gij ook zijt, indien gij flegts het gewoone leven van de Waereld, zo als het in de Steden plaats heeft met duizend ijdelheden , vaarwel zegt, gij zult het geluk in u zeiven vinden. Elke kraave daad zal vrolijkheid in uw hart geeZ 4 veu»  36a ijdelheden der waereld. ven, en vrolijkheid in uw huis brengen. Stille vreugd zal gloeien op uwe wangen : uwe huisgenooten zullen dat zien , en niet flegts u te meer beminnen , maar ook zelve fterker aangemoedigd worden tot navolging. Wij gevoelen nimmer, zegt iemant, op eene meer verhevene , gelukzalige, verkwikkende en inwendige wijze , dat wij leeven , dat wij denken , dat wij verftandige , vrijwerkende wezens , dat wij vatbaar voor groote dingen en tot de onfterflijkheid gefchapen zijn , dan in die oogenblikken , wanneer wij voor de werkelooze, koele, traage, logge en onweetende bezoekgeevers onze deur fluiten. 6 Laat u door hen niet afleiden tot de ijdelheden der Waereld, om derzelver flaavinnen te worden! Verfland en Deugd maaken u alleen onafhanglijk. Bedaarde verhevenheid van Ziel , boven alle ongevallen deezes levens , boven' geluk en ongeluk , boven lof en verachting, ja boven leven en dood, zult gij in den dommel der Waereld niet vinden ; maar zij ontftaat allergemakkelijkst in de Eenzaamheid. Daar , daar wordt de kennis met üw eigen hart best bevorderd : daar zijt gij veel nader bij u zeiven : daar gaat gij veel vertrouwder met uwe Ziel om , en daar zult gij geene zo flerke poogingen aanwenden, om u zeiven te bedriegen. En wanneer het mogt gebeuren , dat God u tot veel lijden wilde roepen , en gij»  VOORDEEL DER EENZAAMHEID. 361 gij, in zwaare duisternisfen, tot vertwijfeling zoudt vervallen, of geenen raad meer weeten, dan zult gij ondervinden, dat gij u veel ligter aan Hem en aan zijn bellier zult onderwerpen , dan wanneer gij u, te midden der grootfte verftrooingen in de Waereld, zoudt bevinden. Deeze indedaad leveren geene waare balzemen voor Zielswonden. Op uwe eenzaame kamer kunt gij ook booze hartstogten best beftrijden , daar andere denkbeelden en aandoeningen verkrijgen , ja daar de fpoedigfte overwinning op fnoode lusten behaalen. Losheid van gedagten, hevigheid van begeerten, en de fchijn der dingen verdwijnen hier , en de waarde der egte Wijsheid , der zuivere Deugd, en der beste zegeningen van God worden er tevens best geleerd. Zegt niet, in eene onbedagte vervoering, ó welk eene ernstige prediking wordt mij hier gedaan! daar de vraag alleen is , of zij waarheid behelst ? Laat de Ondervinding het ftuk beflisfen. Begeeft a naar uw ftil vertrek , en geef acht, of men daar niet veele dingen bedenkt , welke de. ftroom der waereldfche ijdelheid uit het hart wegvoert, ja zelfs niet toelaat , dat de overweeging daarvan in hetzelve boven kome. Hoe veel bekender zult gij daar worden met uw eigen hart , met de waarheid der dingen, met bedrog, met zinnelijkheid en afleiding" der Waereld l Geeft acht , of niet alles zich daar Z5 in  3Ó2 RUST IN HET HART. in een ander licht zal vertoonen , Deugd en Ondeugd , Tijd en Eeuwigheid : of niet een edel gevoel daar toegang tot het hart zoekt te verkrijgen, om de begocheling der Waereld te verdrijven : of het gemoed daar niet leert zich zeiven kennen, vernederen, en fterk worden tot groote bedagtzaamheid , tot edele en magtige befluiten, tot fchoone daaden. Dit is voorwaar geene dwaasheid , en wat de Waereld daarvan tot u moge zeggen , zij kan zo min deeze Wijsheid tot dwaasheid maaken , als zij licht tot duisternis kan formeeren. Al haar geweld beftaat in ftout fpreeken, in fterke poogingen om u te bedwelmen ; maar belacht , met ons , dit bedrijf, en er behoeft maar weinig gezond verftand, om haar te befchaamén. Onderneemt dit, mijne Schoonenï en hoe veel fchooner zullen deeze onderneemingen zijn, dan alle fchoonheden der Waereld! Engelen zullen ze toejuichen. Na eenen onledigen dag , onder deeze bezinningen , en zonder flenteren , of omzwerven doorgebragt, zal de lieve Avond voor u aankomen, waarin gij zult zeggen : ,, 6 Stille Rust in de natuur ; maar geene minder ftilte in mijn hart! Een onverftandig gedrag heeft mij heden niet bevlekt, of verwarring in het Huisgezin gegeeven ! Hevige begeerten fchokten niet mijne ziel! Opvliegende toorn vorderde van mij geen ftillen ! Geduld en moed ftonden vol! Orde re-  zagte geaartheid. 363 regelde alle mijne gangen ! Ik heb gezorgd , gearbeid , Menfchen wél gedaan , Gode gehoorzaamd ! Nu zal dan geen ontrustend geweeten den zagten llaap van mijne oogen weeren!" — Daar men nooit uw zoet gelaat kan aanzien , zonder den wijzen Schepper te eerbiedigen , die u zulk eene zagtheid, zulk een zo bekoorend teder gevoel tot de grootfte en nuttigfte einden gefchonken heeft , zo verliest toch hetzelve niet. Het is waar , dat, indien uw hart gelijk ftondt aan het ftijve , ftoute en min ligt .getroffen gemoed der Mannen , gij niet zo onzagt gefchud zoudt worden door zwaare levensgevallen ; maar dan zoudt gij ook duizend lieve en zagte aandoeningen misfen. Wapent u egter tegen dingen in het Huisgezin , die u met een groot geweld zouden kunnen overrompelen; tegen kleinigheden , die u voor alle edele en verheven' gewaarwordingen onvatbaar zouden kunnen maaken; met één woord tegen alles , wat uw gevoel zou yerftompen. Men heeft gewild , dat men u meer gevoelig moest maaken voor het fchoone en het goede , ja liever eenigzins bloode eh vreesagtig, dan al het manlijke en het onverfchrokkene te doen aanneemen : evenwel dè tederheid, die u natuurlijk eigen is, moet niet in eene overdreeven aandoenlijkheid of verwijfdheid ontaarten , vermids zulks u in ijdele beuzelaaresfen zou hervormen. Mogt gij den goeden  teder gevoel. goeden middenweg tusfchen eene koude ongevoeligheid en eene te groote warme ligtgeraaktheid weeten te bewandelen f want het eerfte is verderflijk , en het ander nadeelig voor ziel en lichaam. Reden en Godsdienst, •de beste en veiligfte gidzen , moeten u hier geleiden ! Een behoorlijk geoefend gevoel van alles , wat wijs, goed, fchoon en verheven is, moet in uw denken, fpreeken en doen zigtbaar zijn. Dat zedelijk gevoel van het goede is u door den wijzen God tot een reisen hulp-genoot op den weg van pligt en deugd gefchonken ; maar de zedelijke fmaak vordert, gelijk alle andere zielsvermogens, befchaaving. Dezelve ontbreekt wel niet in u s maar dat gefchenk kan door zinlijkheid, zorgeloosheid en moedwillige onderdrukking be. dorven, terug gehouden, of verzwakt worden. Indedaad gij moet u toeleggen , om uw teder gevoel te veredelen, het geen zeer wél en gelukkig kan gefchieden , wanneer gij , t' huis zijnde, uw hart voor hetzelve open.zet, en u met edele en gewigtige zaaken bezig houdt. Dit zal gebeuren , wanneer gij de waarde der voorkomende dingen wél berekent , wanneer gij het edele van het onedele, het nietige van het voortreffelijke, en het beuzelagtige van het gewigtige wél ondcrfcheidt. En dus zal het teder gevoel u niet alleen tot grootheid, en het fijne tot befchaafdheid geleiden; maar het zal  OVERDREEVEN GEVOEL. 365 zal nog meer doen , ik meen , het zal u bellieren , om u het geluk of ongeluk van anderen beter te leeren kennen, ja u doen vliegen, om uw medelijden met de ellende van lijders te toonen, en hun hulp aan te brengen. Verder zal het u leiden tot Deugd en Godsvrugt, dewijl het op uw hart zal werken , om u beter , deugdzaamer en godvreezender te doen worden. Maar er is in fommigen een overdreeven onnatuurlijk gevoel, meer uit ijdelheid dan uit noodzaak ; min gefchikt om hooger oogmerken te bevorderen, dan om uit te munten; geene zagte deugd, maar duistere en onverklaarbaare beweegingen , welke men eene zwakheid der overmeesterde Ziel kan noemen. Aan zulken behaagen ongemeen de zo genoemde fentimenteele Schriften; maar wat nut doet eene magtelooze overdrijving der natuur aan uwe Sexe ? Door één voorbeeld heeft men u daarvan • willen geneezen. Vier fentimenteele Juffers, zegt men, gingen te zamen wandelen. Bij die gelegenheid zagen zij op den weg een zeer verlept ftervend Plantje. Het fentimenteele borrelde daarop in haare gemoeden op. Zij vielen, rondom hetzelve, op haare knieën , vouwden de handen te zamen , en boezemden daarop deeze treurklagt uit: ,, ó Werk, wonderbaar fchoon Werk in de Schepping ! gij moet dan ook fterven, ja gij flerft nu reeds! En daar de ganfche Schepping om uw lot zal treti-  J66 SENTIMENTEELS KLACf. treuren, dewijl gij tot de Schepping behoort, zo bejammeren wij ook uwen dood, naardien wij uwe medefchepfelen zijn! ó Mogt gij leeven , en ons vermaaken , wanneer wij , wandelende , u zullen voorbijgaan ; maar neen , uw lot is beflist , gij moet fterven , helaas l gij fterft! " Wat dunkt u , weent of lacht gij meer met dat viertal fentimenteele harten? — Liever zal ik in u zien eene aanlokkender houding. De Alwijze heeft, tot zeer edele einden, in uwe natuur gelegd eene neiging, om bevallig te weezen in de oogen van anderen. En wie kan dan eene pooging, om u en hun voordeel aan te brengen , in u afkeuren ? Maar hier zijn gevaarlijke afgronden te mijden , waarin zo menige Schoone ongelukkig is geftort en omgekomen : want wanneer gij aan alle Menfchen wilt behaagen, en , dat niet gelukkende, kunstgreepen gebruikt; wanneer gij u van buitenfpoorige lieraaden tot dat einde bedient; of kinderagtige ligtzinniglieden navolgt , dan voorzeker ftaat gij reeds op den rand , om eenen gevaarlijken val te doen. Maar , wij vraagen u , of gij ligtlijk zult kunnen befluiten , om uwe onfchuldige Eenvoudigheid te verlochenen; om de fchoone Oprechtheid uwer ziel te bevlekken ; om de nuttige Schaamte en Eer vaarwel te zeggen; en om het teder gevoel uwer Zedigheid te verdrukken ? Neen, nooit zulke verregaande flappen  HOOFDPLIGTEN VAN 'T LEVEN. 367 pen ingewilligd! Uwe bekoorlijke Zagtmoedigheid, uwe natuurlijke Lieftaligheid , uwe onbevlekte Eerbaarheid, uwe fierlijke Schaamte, uw waar deelneemen in het geluk der Menfchen, uwe Deugd en Godsdienst, moeten en kunnen u, op den duur , waarlijk én alleen, bevallig maaken : andere onnutte bijhangfels hebt gij niet noodig. Laat mij, om u in dat alles meer te verfterken', u bidden , dat gij u gewendt, om, ten allen tijde en bij alle gelegenheden, de Hoofdpligten van uw leven, zonder bezwaar, vóór uwen geest te brengen, en geene mindere kragt in het werk te Hellen tot de beoefening. Geene mindere kragt, zeg ik : want gij weet, dat er geen lof behaald wordt , als men , door eene natuurlijke neiging , tot eenigen pligt overhelt; maar dan 3 wanneer de volbrenging ons moeite en zelfverlochening kost. Hoe meer ftrijd , des te uitmuntender is de overwinning ! Denkt gij veel aan deezen noodzaakelijken Ifrijd, en gevoelt gij, welke hindernisfen u door eene verdorven' natuur in den weg gelegd worden, ja zijt gij niet zonder groote bekommernisfen omtrent dezelven; zo zult gij mogelijk eenige hulp op deezen moeilijken weg van mij verlangen; en wie fchiet niet toe, om zo verflandig verlegen' Dochters de hand te bieden? Mijn bekrompen bellek laat niet toe, om lang en veel met u hierover te fpreeken. Mogelijk zal het toereiken u flegts. deeze  368 HOOFDPLIGTEN. deeze korte fteffingen voor te draagen. ie Laat het uw hoofdwerk zijn, eene duidelijke, wel gegronde en volledige kennis van uwe pligten te verkrijgen. 2. Zet deezen nuttigen arbeid kloeklijk voort, en bewaart de verkreegen kennis voor dwaalingën. 3. Past deeze vermeerderde kennis van uwe pligten altijd toe op uw hart, en op uw leven: bereidt u daartoe eiken morgen, en beproeft u zeiven eiken avond; maar behoedt u tegen eene valfcl 1 eigenliefde en zotten hoogmoed, welke uv. e feilen zouden willen bedekken , of verfchoonen. 4. Wendt veele moeite aan , om altijd eene waare en levendige afbeelding van Gods Volmaaktheden vóór uwen geest te hebben , dezelve met waaren eerbied te befchouwen , en hoe langer te dieper in uw hart te prenten. 5. Zoekt, van uwe eerfte jaaren af, de Waereld, de Menfchen en u zei ven te kennen , en, van tijd tot tijd , meer en beter te kennen. 6. Verzet u tegen de indrukfelen der Zinnen en de bedriegerijen der Verbeelding ; maatigt zelfs de geoorloofde neigingen: fmoort de ongeoorloofden: en verbetert de verkeerde voorftellen, die het leven aan de hartstogten geeven. 7. Niets zal u meer verfterken in de overtuiging van de voortreffelijkheid der Deugd, en uw vermogen tot dezelve meer vergrooten, dan de inwendige Ondervinding, en de voortgezette beoefening uwer pligten. 8. Dewijl Voor-  WAARNEÈMINGEN DOEN. 3$) Voorbeelden eenen verbaazenden invloed op ons verftand en hart hebben, zo moet de geduurige voorftelling van dezelven , en de verkeering met braave lieden , een kragtig middel zijn v om u in wijsheid en deugd te bevestigen , en dezelven beftendig te doen aankleeven. —— Daar wij, door de gewaarwording onzer zinnen, lichaamlijke, doch, door de overdenking , geestelijke denkbeelden verkrijgen, moet men het volgende in acht neemen. 1. Dat men die beiden zo klaar moet maaken als ons moögelijk is , en dus zich gewennen, om alles met aandagt te befchouwen. 2. Alle zaaken in alle deelen gade te flaan. 3. Onderzoeken , of alle de daarvan verkreegen' denkbeelden vrij zijn van dwaalingen. 4. Den tijd niet nutloos verfpillen aan het onderzoek van dingen ; waarvoor wij zeker weeten, dat ons verftand ftil ftaat; en onderfcheid maaken tusfchen die dingen, welke men noodzaakelijk moet weeten , en anderen, die min noodig zijn. 6. Een goed bellier te verkrijgen over zijne denkbeelden en gedagten, om op te komen, als zij geroepen worden , en te vertrekken , als het hun gebooden wordt. 7. De aandagt geheel te vestigen op de zaak , waaraan men bezig is , en geduurende dien tijd zich door geene andere te laaten aftrekken. 8. Wanneer mem eenigen tijd met alle infpanning eene zaak overwoogen heeft, dan eenige uuren van uit-i A a fpan-  37° VEU.STANDSVOR.MTNG, fpanning neemen. —— Maar tot vorming van uw Verftand , waar van ik u , in 't vervolg, meer zal zeggen, moet gij, eenen rijken voorraad van denkbeelden verkreegen hebbende, de volgende regelen in acht neemen. u Draagt zorg, dat gij klaare en duidelijke denkbeelden vormt van zulke zaaken, welke gij wilt beoordeelen ; en bevat ze in alle haare uitgebreidheid, ten minden in zo verre , als ter beoordeelingc noodig is. 2. Wanneer gij zodanigen zult verkreegen hebben, vergelijkt dan dezelve, onder de uiterde aandagt, met eikanderen , om juist te ontdekken , waarin zij overeenkomen of verfchillen. 3. Oordeelt over alle zaaken volgens die middelen , die meest gefchikt zijn , om dezelve duidelijk aan uw verdand te maaken, en u tot de waarheid te geleiden; maar ziet toe, dat gij zodanige middelen wél gebruikt. 4. Zult gij overgaan ter beoordeelinge eener zaak , tragt dan, zonder vooringenomen te zijn , of zonder eigen belang te kennen , de waarheid dier zaak te ontdekken. 5. Denkt, oordeelt, en redeneert altijd met de grootde oplettendheid en aandagt, 6. Houdt uw oordeel en uwe redeneering in eene geduurige oefening , en verrijkt uw verdand met eenen grooten voorraad van algemeene kundigheden en gronden van waarheid. 7. Stelt de duidelijke verkreegen gronden van waarheid u altijd levendig voor, op dat  BRONNEN DER DWAAL IN GEK. 37Z dat ze niet door den tijd en omftandjgheden verduisterd mogen worden , en onderzoekt fomtijds , of uwe oude en voorige gevoelens wel op goede gronden deunen. S. Hebt gij klaar ontdekt, dat gij over eene zaak kwalijk geoordeeld , en u zeiven in uwe meening bedroogen hebt , fchaamt u niet, dat te erkennen, en van gevoelen te veranderen. 9. Hoedt u zorgvuldig tegen alle vooroordeelen en dwaa» lingen. Wilt gij de bronnen der dwaa¬ lingen weeten, ziet dan 1. dat veelen ontdaan uit de zwakheid onzer reden , uit de duisterheid van fommige waarheden, en uit de vooroordeelen der kindschheid. 2. Anderen komen Voort uit den valfchen fchijn , waaronder de dingen zich aan ons vertoonen , en uit de, verleidingen onzer zinnen. 3. Sommigen neemen haaren oorfprong uit onze verbeelding, weshalven men de verbeelding altijd door de reden moet bedieren ; het moogelijke van het onmooglijke wél onderfcheiden ; de opkomende denkbeelden in onze verbeelding met den wezenlijken aart der dingen vergelijken; daardoor de buitenfpoorigheden onzer verbeelding, zo veel wij kunnen, in teugel houden ; onze verbeelding zuiveren van alle voorige wanbegrippen en vooroordeelen onzer kindschheid 5 zich niet bezig houden met het vormen van kinderagtige hersfenfchimmen , die geen nut doen , en dus zich behoeden voor het leezen Aa t van  372 DWAALINGEN. GEHEUGEN. van alle zotte , ongerijmde en buitenfpoorige" verdigtfels; en, eindelijk, de verbeelding niet te veel raadpleegen of gelooven, wanneer wij over eene zaak willen oordeelen. 4. Eenige dwaalingen fpruiten uit onze hartstogten , waartegen men zich nooit genoeg kan wapenen. 5. Anderen uit onze overdreeven' eigenliefde , en uit de betrekking , die andere perfoonen en zaaken tot ons hebben. 6. En , ten laatften, fommigen uit de opvoeding, die men in de jeugd ontvangen heeft , uit de gewoonte of mode , en uit het gezag , dat wij geeven aan de gevoelens van anderen. Wat nu het Geheugen aangaat , zonder het welk alle verkreegen denkbeelden verlooren gaan, volgt dan deeze regels. 1. Verrijkt uw geheugen met veele kundigheden in nuttige en aangenaame Konsten en Weetenfchappen , om eene uitgebreide kennis te krijgen van den Godsdienst, van de Zedekunde, van de Werken der Natuur , en van de burgerlijke en huislijke Zamenleeving. 2. Bezwaart uw geheugen niet met onnutte, dwaaze en kinderagtige beuzelingen , of met (legte en zondige denkbeelden. 3. Gebruikt alle middelen, die ter beoefeninge en verbeteringe kunnen dienen, bij voorbeeld, dagelijks het geheugen bezigheid te geeven ; dat niet te zeer overlaaden; zo men iets wil onthouden, aandagtig en oplettend zijn ; orde en fchikking in acht neemen ,  gebruik van het verstand. 3/3 men , om iets diep in het geheugen te prenten' ; en dikwijls zich herinneren het geen men van buiten geleerd, gehoord of geleezen heeft. En zal men het beste en nuttigde gebruik van het Verftand maaken , volgt dan dit voorfchrift. i. Zijt daarvoor dankbaar aan God , en befteedt het tot bereiking van zijne wijze oogmerken, dat is, voornaamelijk tot zijne verheerlijking. 2. Gebruikt het tot verkrijging van die kundigheden , dit uw tijdelijk en eeuwig geluk kunnen bevorderen , gelijk gebeuren zal , als gij dezelve ftelt tot een rigtfnoer uwer daaden. 3. Befteedt het om uwe betrekking tot en uwe pligten omtrent andere Menfchen te leeren kennen. 4. Maakt de toepasling van uw verftand op uw hart, op uwen wil, en op alle uwe daaden. 5. Verhovaardigt u niet op uw verftand. 6. Legt het meest aan tot verkrijging van Godsdienstigheid en Deugd, Ziet daar negenënder- tig regels , zeer kort u voorgedraagen ter bevordering en verftandige aanlegging van uwe zielsvermogens. Gij moet ze bewonderen wegens derzelver voortreffelijkheid ; maar mogelijk is er ééne onder u, die zich nu herinnert dezelven meer geleezen te hebben, en bepeinst, vanwaar ik dezelve ontleend heb; doch anderen denken daar niet aan. Weet dan, dat ik ze heb overgenomen, en met opzet u zo kort gezegd, om dat ik verlang, dat gij allen dezelve,, uitAa 3 voeri-  è74 heüschheib. roeriger beredeneerd , nevens veele andere fiukken, zult gaan leezen in gellerts Zedekundige Les/en , en in een ander Werk , dat mij, eerst vóór weinige dagen , in handen viel, ten tijtel voerende : Aan mijne Jonge Vriendin ; of Zedelijke Brieven ter verbetering van het Hart, gefchikt voor de Vaderlandfche Jufferfchap , en gefchreeven door eenen mij onbekenden , doch waardigen en bekwaamen Man , welke beide Boeken altoos verdienen op uwe tafel te liggen. — Laat mij nu voortgaan. De minfte Heuschheid in eene jon°-e Juffer bekoort ook elk manlijk hart : zelfs is gemeene Beleefdheid aan elk gevallig. Een aandagtig oor, en een vriendelijk oog, ai luisterende, te verkenen aan hem, die fpreekt, is , mooglijk, het voornaamfte geheim in de geheele weetenfehap der waare Befchaafdheid, welke ongelooflijk ftreelt. Paart uwe natuurlijke Tederheid en Nederigheid met de Zagtmoedigheid van eenen Christen, en dat zal n in de beste wellevendheid volmaaken. Befchaafdheid zal dan uit uw hart vloeien , en niets hebben van voorbaarigheid , van onbescheiden tegenfpreeken, van alleen te luisteren naar u zeiven , of van eene fchoonfchijiiende , maar niets betekenende minzaamheid der valschartige nieuwmodifche Waereld. Deeze maakt zich zelve openbaar en gehaat, dewijl Hj tóch vermomt, het gelaat naar alle Men* fdie»  zagtheid. ph/jsiünomis. 375 kheu en tijdsgelegenheden plooit, en grooten eerbied betuigt zonder dien te gevoelen , ja dikwerf een koud hart onder de warme taal van vriendfchap verbergt. Zagte Aandoenlijkheid is eene andere der voornaamfte bekoorlijkheden eener jonge Dochter. De braafften bezitten gemeenlijk de meeste menschlievendheid , edelmoedigheid, toegeeflijkheid, en zoetaartigheid. Al het manhaftige in toon, in geftalte , in gelaat en houding fchrikt af. Alle Jongelingen en Mannen verlangen in u zagte wezenstrekken , eene lieflijke Item , een zagt gevoel, en een zoet gedrag. En vordert niet het Evangelie al wat vriendelijk , edelaartig en lofwaardig is? Ontdekt een kenner der Phijflonomie, in uw Gelaat , zedigheid, zagtheid , edelmoedigheid , opregtheid , vrolijkheid , grootheid van hart, onbefchroomdheid , mededogenheid , nederigheid, vriendelijkheid, fchranderheid, of andere aanminnige Deugden; zijn hart zal opfpringen van vreugd en zeggen: „ Zie daar in deeze Ziel de overblijffels van het oude fchoone Beeld van God !" Maar wanneer ik in 't Gelaat verneem nijd, norschheid, toorn, wraaklust, bitsheid,, wispeltuurigheid, gierigheid, valschheid, hoogmoed , oneerbaarheid , domheid , of ongevoeligheid ; dan zal mijn hart wel weenen over deeze zigtbaare tekenen van uwe fchuilende verdorvenheid; maar vreest niet: want ik zal Aa 4 «iet  3?6 p h ij s i o n o m i e. niet onregtvaardig handelen , of een haastig vonnis van veroordeeling over zodanigen uit-; fpreeken, daar zij, misfchien, bezig zijn met geenen geringen arbeid aantewenden ter beftrijdinge deezer ondeugden : ten minsten , wanneer een kundig, doch zagt en voorzigtig Phijfionomist, in de fchool van porta onderWeezen , en laater door den fchranderen lavater geholpen, wiens pragtig en uitmuntend Werk over de Gelaatkunde veel juister beoordeeld en veel gunftiger ontvangen is in Engeland, dan in andere Landen: ik zeg, wanneer een kundig, doch zagt en voorzigtig Phijfionomist, met een treurig oog , deezen min gunstigen aanleg uwer natuur befpeurt, zal hij zeer verlangen, dat gij deeze verdorvenheid in u niet toegeeft, Eoch gehoorzaamt; maar door de kragt van Gods Geest zoekt te verminderen en te overwinnen, om eene bevallige Ziel in een verderffpreekend lichaam te verkrijgen ; terwijl de eerlten haare zich gunstig vertoonende neigingen uit de regte beginfelen nog fchooner moeten maaken. Dan, laat mij voortgaan. Zagtmoedïgheid van hart verbetert ongefteldheden, verzagt ellende, draagt zwakheden, ja zij legt in u den grond tot nederigheid en omzigtigheid, tot geloof, gelaatenheid en leerzaamheid. Of zult gij, uwe eigen zwakheid gevoelende, niet zagtmoedig, niet verdraagzaam, niet ligt vergeevende zijn ? En maakt uw zagt  NIEUWSGIERIGHEID. 377 geftél, wordt het wél beftierd , u niet bevalliger, dan alle mogelijke uitwendige aanloklijkheden ? Gelooft ons hierin, die beter daarvan kunnen oordeelen, dan gij zelve: het verwekt de hoogfte achting voor u, en het doet anderen een waar genoegen in u fmaaken. Beiluit daaruit, hoe minzaam en verpligtende uw gedrag moet zijn! —— Men heeft u befchuldigd van zeer nieuwsgierig te zijn. Zaaken , die geene andere verdiensten hebben , dan dat ze nieuw > en ongewoon zijn , verwekken altoos in de ziel eene levendige en aangenaame beweeging , waaruit de drift der Nieuwsgierigheid gebooren wordt; of de oude denkbeelden verveelen, en men begeert anderen te hebben, om dat verandering vermaakt. Maar alle driften moeten geregeld worden. Veele dingen zijn onwaardig uwen weetlust te wekken , en het zou mij fmerten , indien gij aan denzelven eenige voldoening zoudt willen geeven. Nieuwsgierigheid, die zich bepaalt tot weetenswaardige dingen, welker getal grooter is, dan dat van onwaardigen , zal door niemant in u veroordeeld worden. Men zal niet hoo- pen, dat gij van eenen gemelijken aart zult weezen : want dan ftaat gij onfeilbaar bloot van zeer knorrige wijven te worden. En wie onder u allen wil dat zijn ? U zeiven zoudt gij zeer plaagen, altoos verdrietig zijn, en ongenoegen rondom u verfpreiden. Uwe VrienAa 5 den  378 knorrigheid. den zouden zich zeer beklaagen over de bitterheid van uw gemoedsgeftél , en anderen, in ftede van u te beminnen, zouden af keerig Van u worden, en.van u wegvlugten. Uwe ongemakkelijkheid zou ook den arbeid uwer Dienstbooden verzwaaren ; en, in plaats van u te eerbiedigen en met vreugde te gehoorzaamen , zou zulks niet dan door dwang gefchieden. Verzet u dan met geweld tegen zulk een kwaad, en befchouwt, hoe veele redenen U dringen tot weltevredenheid, tot zagtheid, en tot welleevendheid, ik meen, tot een ongedwongen , zeer beleefd, onbefchroomd, welvoegend , gemanierd , en befchaafd voorkomen, waarop men thans , gelijk gij weet , zo fterk gefield is. Gaat het wél, dan zult gij' bij de zagtheid , ook de Schaamte voegen , een fïeraad, voor u zo noodzaaklijk, als verttanrlig. 6 Dat gij nooit moogt bloozen, dan wanneer gij bloozen moet ! Een onfchuldige blos is uw hoogfte fchoon. De Schaamte heeft iets zo aanminnigs in elks- oog, dat zonder haar de ftemmigtte kleeding, als loutere /gemaaktheid, wordt aangezien. Dit edele heeft God , die altijd voor u was, diep in uw hart gelegd, en duizenden daardoor bewaard tegen zwaare ftruikelingen. Deeze fchoone ingetogenheid zal u van de plaatzen doen vlieden , waar der Dochteren Eerbaarheid beledigd, of laagen ten haaren verderve gelegd worden. Zij zal u niet toe-  toclaaten een gezelfchap bij te woonen , waar losfe uitdrukkingen, ergerlijke dubbelzinnigheden , of ontugtige zinfpeelingen het gevoelig deugdzaam hart kwetzen. Zelfs ftaat ze bij ons op zo hoogen prijs , dat men zeer twijfelt, of er een Man in de Waereld leeft , die eene onbefchaamde boven eene zedige Vrouw zou verkiezen. Wij bidden u des , dat gij deeze hoedanigheid , eene zo vaste fterkte voor uwe eer en goeden naam, met alle zorgvuldigheid bewaart. Denkt daarenboven , dat het veel gemaklijker, edeler en gelukkiger is, deugdzaam te zijn, dan te fchijnen. Wij willen, intusfchen, u geen het minste onregt doen, en gelooven , dat Zulken, die men onder u luchtigen noemt, dat is , die, in het uiterlijk voorkomen , levendig van geest zijn , eenen kwaaden zin hebben. Maar Bloóheid in eene jonge Dochter zal altijd meer behaagen, dan vrijpostige manieren, dan eene onbedagte losheid, of een lugtige zwier. Zij, die de beminnelijke zagtheid van haaren aart aflegt, om den onvertzaagden krijgsman te fpeelen, wordt van beide Sexen veracht. Draagt dan u zeiven niet te koop : zwiert niet heröm. De deugdzaame mijdt het gewoel , zoekt de ftilte , en fmaakt, van niemant gezien, binnen het huis , de zuiverfte genoegens. Daar moet gij voornaamelijk waaken tegen het geen men Tijdverkwisting noemt. Duizend pennen hebben  S8p t ij dverk wisting. ben van de waarde des Tijds gefchreeven, en duizend monden fpreeken nog daarvan: evenwel vergeeten duizenden , dat dezelve alle goederen der Waereld te boven gaat. Niemant onder u zal lochenen , dat de Tijd behoort onder de bijzondere gefchenken van God , en dat dezelve deswege zeer gewigtig is : niemant onder u zal zich verbeelden , dien voor niet te hebben, of denzelven te mogen wegwee pen, tot welks wederverkrijging alle Koningen der Aarde niets kunnen toebrengen ; maar wanneer fommigen eenmaal kunnen goedvinden u van uwe kostelijke uuren te berooven, duldt niet, dat zulks ten tweedemaale gefchiede , zo gij merkt , dat dit , in het vervolg, veelmaalen uw lot zou worden. Onlust in den geest, of eene lichaams ongefteldheid kan u fomtijds genoeg belemmeren in het wdl aanleggen van uwen tijd; en zouden dan duizend beuzelingen,. nuttelooze bezoeken, langduurige uitfpanningen , ijdele vermaaken , of groote maaltijden , tot welken lange voorbereidfels moeten voorafgaan , en nog meer vermoeingen volgen, u berooven van het geen gij, als een eigen goed, voor u wilt houden , en dat anderen u niet kunnen geeven ? Vraagt u zeiven geduurig in allen ernst : „ Waartoe ben ik in deeze Waereld ? Wat heb ik er afgedaan , en wat blijft er nog voor mij te doen ? Hoe lang zal ik er zijn ? Hoe bereide ik mijbest  GELEERDHEID IN VROUWEN. 381 best voor de fchoone onverganglijke Eeuwigheid ? " En hoort dan, of uw geweeten u zeggen zal : „ Gij , gij, fterflijk Schepfel ! gij öioogt uwen tijd verbeuzelen!'' Befteedt dan uwe uuren , tusfchen uwe huislijke bezigheden , onder anderen tot het verkrijgen van Kennis. Wij moeten toeftaan, dat gij, boven onze Sexe, uitmunt in zedigheid, in zagtzinnigheid, in zoete aanloklijkheid, en in deugdzaame liefde: dan, gij hebt ook , in het algemeen , geene mindere fterke zielsvermogens* Men verlangt wel niet, in deeze Eeuw, veele geleerde Vrouwen , om dat men vreest, dat zij haare zagtaartigheid, als dan, zouden verliezen; en dat de nederige pligten des huislijken levens zouden wijken voor geleerde zaaken. Vernuft en Geleerdheid in Vrouwen moeten , even als de Schoonheid , alleen aangemerkt worden, als fieraaden van het leven. Het weezenlijke is en blijft Goedheid van hart en deugd ; en wanneer deeze laatften geheel, of één van beiden ontbreeken , zullen geene talenten , hoe fchitterende , zo min aan haar of aan ons , regt tot achting geeven. En wie zal van onze Juffers begeeren , dat zij eene geleerde loopbaan zullen intreeden , welke haar , noch door haare natuur, noch door de Maatfchappij , noch door den Godsdienst is aangeweezen. De weinigen , welken het Vaderland heeft voortgebragt, of die er nog zijn, kun-  3S2 MENSC HENKENNis, kunnen, onder anderen , mogelijk aangemerkt worden, als gegeeven door de Godlijke Voorzienigheid, om trotfche Geleerden te befchaamen. Onweetend zouden wij egter u niet gaarne zien blijven: want de kennis van eenige noodzaakelijke dingen zal altijd voor uwe rekening blijven. Men is jong , en men weet te denken : men is fchoon, en men vergeet het denken. Menfchenkennis is u zeer noodig. Dit is reeds aan uwe Ouders , ook ten uwen opzigte , gezegd (bladz. 190-193.) maar ik herhaal het, dat gij ze in de Waereld niet moet opdoen : want de Waereld is ook voor u eene flegte fchool. Gij moet ze door Boeken en opmerking leeren , eer gij in de Waereld verfchijnt, voor zo verre naamclijk , als gij daarin moogt verfchijnen. Veele On- derfteuningen zult gij in uw leven noodij hebben; maar de Godsdienst zal u de waare, de beste alleen opleveren. Met- den tijd zullen zieh onvermijdelijke moeilijkheden opdoen, welke men noch in de woelige bezigheden , noch in de ongebonden vermaaken deezer Waereld kan ontwijken; doch het huislijk leven zal ze best verzagten. Het is, mag men zeggen, uw lot; maar mooglijk geen ongelukkig lot, alle jammeren in ftiltc te draagen, £n zelfs fomtijds een vrolijk gelaat te moeten aanneemen, terwijl het zagt hart door verdrieten geknaagd wordt. Maar , welk eene ver- tooos-  G0DVR.UGT, 583 troosting, en welk een geluk! de Godsdienst zal ze u moediger doen draagen , dan men dikwerf in Mannen verneemt. Wij hebben daarom uwe Moeders aangefpoord , om den Godsdienst niet zo zeer te maaken tot een werk van geheugen; maar liever dien tot het verftand en tot het hart te brengen. En nu moet gij qp de door haar gelegde gronden kloeklijk voortbouwen. Godvrugtige Boeken, die waarlijk tot het hart fpreeken en edele gevoelens inboezemen , moeten nooit van uwe tafel gemist worden; maar de Bijbel moet altoos den eerften rang hebben. De Leer der Verzoening is de fchoonfte, die men zich kan voorlieden. Gaat aandagtig na , wat er uit vloeit, dat gij moet gelooven , lieven en volgen. Overweegt menigmaal de fchoone Schepping, en vermaakt u in derzelver heerlijkheid. Als Juffers en Vrouwen , zegt iemand , meer fmaak vonden in de werken en fchoonheden der Natuur , zouden zij minder overgegeeven zijn aan de ijdelheid en modezugt: zij zouden zich fchaamen over de kinderlijke bezigheden en genoegens, die geheel beneden haare waarde zijn. Staat ook dikwijls ftil bij de zo gewigtige , als troostende en opbeurende Voorzienigheid van den Regeerder der Waereld , en gij zult, in uwe ftille uuren, veel daaruit leeren. Gij ziet nu , en zult nog meer zien eene fchijnbaare wanorde en verwarring in de Wae-  384 GODSDIENSTOEFENING. Waereld, wonderlijke neigingen en woelingen Onder de Menfchen, rijkdom en armoede ; fterkte en zwakheid, geluk en ongeluk; maar alles behoort tot Gods plan , en alles wordt beftierd tot bewaaring van het Geheel : dan , hoe veel IHlte en berusten in die groote Regeering zal dat u geeven ! De Heer de Waereld is nabij u, als Hij er niet fchijnt te zijn: Hij fpreekt , als alles rondom u zwijgt ; en Hij doet alles tot u roepen wat gij zijt , en behoort te weezen. En kunt gij , dit overweegende, ooit treurig of moedeloos worden? Laat niets u verftooren in de flipte volbrenging uwer huislijke Godsdienstoefeningen. Telkens de ziel tot uwen Verlosfer op te hef» fen zal eenen ongemeenen invloed hebben op uwen levensloop , en vastheid aan uw geloof en deugd geeven. Verzuimt niet den openbaaren Godsdienst , en hoort , zijn er meer Leeraars, allen zonder onderfcheid, indien gij de hooge Voorzienigheid niet wilt verfmaaden. Geene Avondgezelfchappen voegen u op den Dag des Heeren ; maar Eenzaamheid , die u vrijheid geeft tot overdenkingen van het gehoorde. Tekent alles aan in een bijzonder Boek, wat gij niet geweeten hebt, of u merkwaardig toefcheen. Een dergelijk Boek , vol Aantekeningen, is er nog in ons Vaderland, eigenhandig gefchreeven door ééne der verflrandigfte en godvrugtigfte Koninginnen van Europa-  boeken Leezen. 385 ropa, Leest geene Boeken , door het Ongeloof opgefteld, dewijl zij u fomtijds in verwarring zouden kunnen brengen; noch die het Bijgeloof voeden: want zij benevelen het verftand , en ontrusten het gemoed. Ziet geene Schriften in, om uwe nieuwsgierigheid te voldoen j Veel min alles , dat den nuttigen tijd doet verlooren gaan. De Romans bederven veelal de jeugdige harten, eer deezen tegen het bederf gewapend zijn. Veele, zelfs aanzienlijke Dochters beminnen ze heftig , meest om dat een kwijnende tijdverveeling haar verteert, en zij niet weeten, hoe haaren dag of avond ten einde te brengen; maar krijgen zij door zodanige tijdkorting eene wezenlijke kennis of verbetering van het hart ? Of worden zoete gevoeligheid , bekoorlijke tederheid, verheven edelmoedigheid, heldhaftige deugd, het nadeel der wilde driften , de zuiverheid der zeden, de heilige deugden, en de fnoodheid der wandaaden in allen met regte kleuren getekend ? Gij weet reeds, wat ik van de in ons Land overgewaaide fentimenteele Boeken denk, daar ze alleen eene overdreeven aandoenlijkheid verwekken , welke het hart verzwakt, de verbeelding verhit, en eene onbedreeven Dochter kan aanzetten om eene valfche Heldin te worden. Gelukkig , dat die Schriften bij verftandige Juffers hunnen avond bekeven! Tooneelfpelen, waarin ondeugden als zwakheden, en deugden Bb als  386 TONEELSTUKKEN; als nietigheden getekend ftaan; waarin de verbeelding door valfche denkbeelden van liefde verbijsterd wordt; waarin alles afloopt in eenen beuzelagtigen of ondeugenden minnenhandel ; waarin de ergfte misdaaden verminderd of beloond worden: met één woord, alle Boeken , waarin het heilig gezag der Deugd befpot, de betaamlijkheid fchaamteloos gefchonden , of de waare eer verlochend, en de ondeugd verheven worden, moeten op uwe tafel onbekend zijn. Wat zou ik moeten zeggen , indien ik u eene Toilet-Bibliotheek van fommige verdoolde Jonkvrouwen mogt vertoonen? Wie zal derzelver tafel zuiveren van dat onkruid en vuilnis! Gelukkig Landmeisje, gelukkig gij allen , die ze nooit gekend hebt! ■ Boeken van fmaak , dat is , die u tot de kennis van het verhevene en fchoone opleiden: fraaie Zedefchriften, die u leeren waare pligten; die u het ontwijken van de beuzelaarijen der groote Waereld best voorftellen; die de jeugdige gavaaren gemoedelijk tekenen ; en hoe gij de fteun , troost en wellust van eenen braaven Man kunt worden : Werken over de Natuurlijke Historie, die de verbaazende veelheid en verfcheidenheid der dingen in de groote Schepping u vertoonen , en u telkens tot derzelver Formeerder opleiden , om u te verlustigen ia zijne Almagt, Wijsheid en Goedheid: Boeken over de Vaderlandfche Historie, welke zo veele,  nuttige boeken. 38? le leerzaame zaaken bevat : anderen over de Gefchiedenisfen der Volken , die Gods verwonderlijke regeering, de onbeftendigheid der menschlijke zaaken, de deugden en ondeugden der Natiën , beloond of geftraft, in aandoenlijke tafereelen doen zien: Werken van Dichters en Dichteresfen, aan welker hoofd onze cats moet ftaan: Schriften over de konst van Huishouden , worden u fterk aangepreezen , onder voorwaarde , dat zij weinig in getal, en uit allen de beste zijn, maar ook veel zullen geleezen worden. Wilt gij nog andere huislijke vermaaken, néémt toevlugt tot de Muziek , niet om flegts verfchillertde toonen te hooren : want de maatklank is alleen een bijvoegfel ; maar om üw hart te verzagten , vatbaar te maaken voor menig edel gevoel, blijgeestigheid te doen voortduufen , eii , zijt gij neêrgeflagen , uw gemoed" op te heften; met één woord, om Uwe verbeeldingskragt te treffen, en uw hart tot verhevenheid en grootheid op te leiden, of daarin te verrukken. Tevens kunt Gij u zeiven en uwe Huisgenooten door' het zingen van een behaaglijk lied, vol deugdzaame of godvrugtige gevoelens, vervrolijken, God verheerlijken, in onrust uw hart tot kalmte brengen, of dat opwekken tot edele aandoeningen. Eene zaak moet ik hier nog bijvoegen , dat men dikwijls onder Muziekmeesters en Kappers gevaarlijke MenBb 2 fchen  388 HANDWERKEN. fchen vindt; en dit is u genoeg gezegd. - Mijne gedagten omtrent dansfen en kaarten zijn aan uweBroeders gezegd(bl. 145,146,313-315.) en federt nog niet veranderd. ■■ Allerlei Naaldwerk , maar niet dat te klein is, en, gelijk het Kantwerk , de oogen bederft , kan naar uwen zin verkoozen worden ; doch het nuttigfte moet u altijd meest behaagen : want fommigen houden zich onledig met zulke dingen, waarvan zij geen ander voordeel kunnen wagten, dan dat van bezig te zijn. En wat zeggen dan zulke Handwerken ? Boven alles behaagt mij het naaien of borduuren met allerleie koleuren en fchaduwen: want de fchikking,de mengeling,en de ineenfmelting van die beiden is eene van de fierlijkfte en aangenaamfte oefeningen voor eene Jufferlijke hand , voor welk edel werk ik in veelen eene verwonderlijke gefchiktheid heb gevonden, en van welke fommigen mij overheerlijke proeven hebben gefchonken , waarvan de aanfchouwing mij nooit verveelt. Deeze fchoone konst zal u verlustigen , en zelfs uwe denkbeelden met bevalligheid en lierlijkheid vervullen , 't welk geene beuzeling is; ja, zij zal uwen fmaak veredelen, en u aftrekken van ledigheid en menigerlei dwaasheid. Vergunt mij nog alhier aan te merken, dat eenvoudigheid, waarheid en zich wél tuit te drukken eigener zijn aan Vrouwen, dan aan Mannen; maar het is jammer ,  B R I E F S T IJ L. KLEEDING. 389 mer , dat fommigen onder u menigmaal Brieven fchrijven in eenen kreupelen ftijl, en in woorden, liegt gefpeld, alleen wegens het gebrekkig onderwijs , dat zij hebben ontvangen. Het zal u dan ongemeen wél ftaan , en ons uitneemend bevallen , wanneer gij, jong zijnde , u oefenen wilt , om onze Taal wél te fchrijven in eenen goeden ftijl. Daartoe kunt gij voorfchriften vinden; maar het best is Briefwisfeling te houden met eenen kundigen Vriend , die u telkens de begaaue feilen wil aanwijzen , en op den weg helpen. Nu ik zo verre gekomen ben met deeze vriendelijke voordellen , zult gij mij mogelijk befchuldigen , dat ik eene zaak, die de hoofdftudie van fommigen onder u uitmaakt, vergeeten heb , naamelijk het ftuk der Kleeding ; laat mij dan toe, dat aanftonds te vergoeden. De Kleeding is eene gewigtige zaak voor u, daar de zin tot opfchik u aangebooren is. Het oogmerk der kleedij is, ten deele de menschlijke natuur uit haare laagte op te beuren, en u op de voordeeliglle wijze te vertoonen. Geringe fieraaden, met oordeel aangelegd en door de eerbaarheid goedgekeurd, worden des niet gewraakt; en men laat aan uw gezond verftand en goeden fmaak volkomen over, zo gij de konst van ze te maaken geleerd hebt, om die beiden daarin te betoonen, en uwe bevalligheden in het voordeeligste licht te zetten. Eb 3 Eene  39° ^LEEDiNG. Eene jonge Juffer of eene Burgerdochter kunnen door geene zaak betere gedagten van zich zeiven ons inboezemen, dan door een eenvoudig en zindelijk gewaad: want daarin kan men derzelver karakter leezen. Ware het nu maar bij een gering fieraadje, bij de bevallige eenvoudigheid, bij een zindelijk welpasfend^Kleed , welke indedaad de fchoonheid meer verhoogen , dan het zwierigfte gewaad , gebleeven! Dan , de valfche fmaak , geholpen door den vrouwlijken hoogmoed , heeft fommigen vervoerd, om dit ftuk tot eenen tak van Weetenfchap te maaken , welke haare fchranderheid in allerleie uitvindingen moet openbaaren : bij voorbeeld , ik heb eens eene Dame gezien, met eenen manshoed op het hoofd en eenen degen op haare zijde, over haar kleed gehangen. Maar, laat mij van de hoeden zwijgen, nu de Aanzienlijkften beflooten hebben, de eer der hoeden ons niet alleen over te laaten, en zelfs geene zwaarigheid maaken , om meidenhoeden , het agterfte vóór , te draagen , ongetwijfeld om zich, door dat zo fierlijk dekfel, van de Dienstbaarcn te onderfcheiden, en haar verhevener verftand en beteren fmaak boven dezelven aan den dag te leggen. Of weet gij eene andere reden, welke meer geldt? Er zijn Menfchen in de Waereld, boos genoeg, om te beweeren , dat men thans in veeier gewaad en pronkerij leest ijdelzinnigheid , ligt- vaar- S  kleedinc. 391 vaardigheid , onverftand , en fmaakeloosheid: zij houden (taande , dat alle beuzelagtige verfierfels (en, naar hun zeggen, is dat getal thans ongemeen groot) een beuzelagtig hart verraaden: zij berekenen, dat er veel tijds doOr vernield, en meer gelds aan verfpild wordt, dan iemant kan gelooven: zij houden vast, dat fommig gewaad nadeelig voor de gezondheid is : zij gaan nog verder, en verklaaren, dat zodanige Juffers niet fchrander genoeg zijn om te begrijpen, dat zij haare natuurlijke fchoonheid daardoor verdonkeren , en eene verbaazende glorie in de opgeünuktheid ten toon Hellen; ja (en dit is het ergfte) dat zij zich befpotlijk maaken bij alle zo genoemde verftandige en zedige Menfchen , en zelfs zich verdagt maaken. Maar is dit de taal der kwaadaartigheid, der valschheid, of der waarheid ? Is dit eene proef der vuile nijdigheid , of van zuiver doorzigt ? Beoordeelt zelve, mijne Vriendinnen ! wat hiervan zij. Wat zal Hij, die in den zomer, buiten de Stad, op het land fchrijft , en zulken tooi niet ziet , daarvan beflisfen ? Dit gaat zeker, en dat kan hij u zeggen , dat er ook Menfchen zijn , aUerwege door het Vaderland verfpreid , die meenen, dat elke jonge Dochter , welke door haare eerbaare , lieftalige en ongemaakte aan-, loklijkheid, een weinig geholpen door een fieraadje, behaagen wil , haar oogmerk altoos Bb 4 zal  392 K h E E D I N G. zal bereiken , om dat, volgens een oud n« verfleeten gevoelen, de Eenvoudigheid de Zuster der egte Bevalligheid en der waare Zedigheid is , welke of ten eerften ons treft , of laater met dieperen indruk op ons werkt. Zij voegen er bij eene befchuldiging, die mij zeer onaangenaam is , naamelijk , dat duizend geringer Dochters zich boven haaren rang kleeden ten koste van haare beurs en goeden naam : ja zij willen, dat ik iets zal doen, om het geweldig hollen van den dwaazen kostbaaren opfchik te fluiten. Maar hoe teder is dit fluk! Zal ik, onverftandige! mij fteeken in dat moeilijk gefchil ? Zal ik u den oorlog aandoen , daar ik niet weet , of gij het eerfte of laatfte gevoelen zijt toegedaan ? En kan ik eene overwinning verwagten , indien gij het eerfte aankleeft ? Neen , dat niet! - Liever wil ik aan u zo wat vertellen van mijne Waarneemingen. Ik heb altoos bemerkt, dat Netheid in kleeding ongemeen behaagt aan allerleie Menfchen, en zo wel eene Boerendochter, ■als eene Dame van den hoogften rang, allermeest verfiert: dat eene flordige geen bekoorlijk fchepfel is, al ilingeren lint en ftrik haar om het hoofd: dat een zindelijk jak aanvaljiger ftaat, dan een weidfche fak ; dat eene jonge Dochter , in zulk een jakje of in een ander net morgengewaad uitgedoscht , bij een pnverwagt bezoek yan eenen Heer, niet ont- hirtsd,  keeeding. mode. 393 hutsd, vóór den dag durft komen; terwijl de flordige ongekleede pronklter wegfiuipt , en wegblijft : dat dezelfde Netheid eenen uitgebreiden invloed op veele andere huislijke dingen heeft , en groote voordeden aanbrengt, dewijl er door het verflonsfen alle goede zaaken verlooren gaan: dat men, toegeeflijk zijnde, nog al eenige onverfchillige en onfehaadelijke dingen , die geen nadeeligen invloed op uwe Deugd hebben, kan inwilligen, bij voorbeeld, zulke verfierfels, waarop niemant grooten prijs ffcelt; die door hunnen glans geen oog verblinden; die gij zonder groote moeite en kosten kunt bekomen ; die geenen hoogmoed koesteren, geene ijdelheid voeden, geene hartstogten wekken , of die niet boven de waarde gefchat worden. Verder dunkt mij , dat gij, die zulk een goed oordeel bezit , beflisfen moet , of de navolging der nieuwfte Moden eene vernedering en fchande, of eene verheffing en eere zij voor de Vaderlandfche Jonkvrouwen , om dat men ze alhier ontvangt uit een nabuurig Rijk , en overneemt uit de handen van . . . (naauwlijks durf ik het zeggen) van gemeene ligtekooijen, die ze verzinnen , en zorgen, dat ze tot ons overkomen: of zou het waar zijn , dat ze van daar ontbooden worden ? Mijne Waarneemingen brengen ook mede, dat de Mode zich zelve doodt; want zij beoogt de volmaaktheden der VrouBb 5 wen  394 ij delheid der mode. wen uit te werken; maar men moet gelooven, dat die aanleg mislukt , dewijl men ziet , dat zij telkens verwisfeit; en dat verwisfelen zou immers een einde neemen, indien zij het toppunt voor het gemak en voor de bekoorlijkheid hadt uitgevonden ? Maar dewijl zij telkens tot het oude wederkeert , en dat geen vaak opvat, het welk zij, vóór een paar Eeuwen , verworpen heeft, zo ziet men niet alleen haare onflandvastigheid en ongeregeldheid ; maar ook haare onbekwaamheid, om het waare fchoon en fierlijke te bepaalen en te vinden. Verder , dat de Mode geenen raad ontvangt dan van de grilligheid, en zich geene moeite geeft van te redeneren: dat zij zelve niet redeneert , en wil , dat men haar blindlings gehoorzaame zonder te redeneeren: dat de Zotheid geene magtiger bondgenoote heeft dan de Mode , daar ze eikanderen onderdennen : dat zij eiken dag u beveelt middelen uit te vinden , om als valfche lichten te fchitteren; om groote doch ijdele rollen in gezelfchappen te fpeelen ; om u den lust en de bekwaamheden, waartoe God u beflemde, te beneemen ; om uwe zinnen tot beuzelaar rijen te verleiden ; om u tot haare flaaviunen te maaken ; om u uwe hooge waardigheid te doen vergeeten ; om u tot belachlijke dingen te vernederen; om u alleen aan het lichaam te doen denken , en niet aan uwe ziel; om u lof-  Ij DELHEID DER MODE. 395 ïoffpraaken van zotten te doen ontvangen over eene muts , over eene pluim op eenen hoed, als een fuikerbrood, over een lint en dergelijken, terwijl zij het genoegen der braaven over uwe Zedigheid veracht. Moet ik al meer zeggen ? dat zij ook, volgens mijne Waarneemingen , verder gaat, en beveelt laster te noemen een waar vernuft, geveinsdheid eene lieve inlchiklijkheid, valschheid eenen goeden fmaak, ongeloof een verftand boven het gemeen, gebrek aan Godsdienst ' eene waare vrijheid , fchuld eene fchuldeloasheid , verkwisting eene braave edelmoedigheid : nog meer , dat zij andere verleidende naamen aan waare ondeugden geeft, ja fommigen volftrekt noodzaaklijk wil maaken, en zaaken doordringen, waartegen Reden en Geweeten zich telkens verzetten. Nog meer, dat zij heden u iet geeft, en dat fchoon noemt ; maar morgen verwerpt voor iet, dat nog lelijker is, en dus alle vastheid van geest in u veroordeelt: dat zij u wil afrukken van alle vrouwelijke en huislijke Deugden , en u verftooren in de Orde, Spaarzaamheid en Werkzaamheid: dat zij uwe ftille zinnen jammerlijk wil verftrooieii, en zoete pligten tot zwaare lasten maaken: dat zij bevallige dingen een droevig aanzien wil geeven , veele geneugten doodsch of treurig noemen , en uwe onfchuldige huisvermaaken als laf affchilderen : dat zij eenen goeden naam voor een  396 IJ DELHEID DER MODE. een nietig ding wil doen doorgaan, en u leeren met verfmaading op deugdzaamen neder te zien, of zulken te lasteren , die oordeelen beter te handelen : met één woord , dat zij, op eenen hoogen toon , u gebiedt , alleen aan het tegenwoordige te denken, en de Eeuwigheid te vergeeten ! Ziet daar mijne Waarneemingen. Gij hebt oordeel genoeg , om nu te bepaalen, of gij uw eigen verftand niet hooger moogt waardeeren, dan de tegenwoordige vooroordeelen; of gij dingen, die geene waarde hebben , hoog behoort te fchatten ; of gij befpotting waardig zijt , wanneer gij weigert de grillen van anderen te volgen, en eene oude zotheid door eene nieuwe te verdrijven; of gij uwe eigen vrijheid niet moogt handhaaven ; of gij niet genoeg doet, als gij niet te fterk aan het oude verkleefd , maar ook niet vuurig ingenomen zijt met het nieuwe ; of iemant u vergen moge , dat gij u aan eene vreemde tijrannij zult onderwerpen? En is dat nog niet genoeg , laat mij den laatften ftap doen , en u maanen, dat gij de eerfte moet zijn, om de Mode te volgen, wanneer zij beveelt, dat uwen opfchik voortaan zal moeten zijn zonder konst, en overeenftemmen met uwe zeden, dat is , nuttig voor uwe gezondheid , en voordeelig voor uwe bevalligheid zonder eenige ftijfheid of gemaaktheid ; ja dat gij met uw geheel hart haar zult moeten gehoor-  gierigheid. zuinigheid. 397 hoorzaamen , wanneer zij den waaren goeden fmaak zal bevorderen , uwe zeden verfijnen, de gezelligheid veraangenaamen, het kinderagtige verbannen , ftijve pligtpleegingen verbieden, ongedwongenheid invoeren, eerzugt ontvonken , en niemants geluk dwarsboomen. Slaat haar deeze voorwaarden voor, en wagt, of zij die zal toeftemmen. ■ Terwijl gij daarnaar uitziet, wil ik voortgaan u te leeren, twee zeer na aan elkander grenzende dingen wél te onderfcheiden , ik meen Gierigheid en Zuinigheid. De eerfte neemt niet zelden de gedaante der tweede aan , even als of zij zich fchaamde gekend te worden ; doch de tweede verzet zich daar tegen , en wil zodanigen naam niet voeren. Onderkent ze wél, en weet, dat Gierigheid eene vuile fmet in het karakter eener Juffer is , waardoor gij zeer gehaat zoudt worden. Bedenkt altoos, dat eene gierige de waarde der fchatten, die zij zoekt, niet kent; maar de zuinige zeer wél, welke niets verzamelt, dan om het ten goede te gebruiken: dat de eerfte nooit genoeg heeft; maar de tweede ligt te vrede is , en zelfs, voor het geringe, God eerbiedig dankt : dat de eerfte alleen zich zelve zoekt; maar de andere denkt ook om anderen : dat de eerfte altoos onrustig is; maar de tweede wel te vrede. En wie is nu de beste ? Veele omftandigheden vereenigen zich , om eene Vrouw zui-  S9§ VERKWISTING. PRAALZÜOT.' zuiniger te maaken, dan eenen Man. Zij moet, gelijk gij in het huishouden genoeg zult leeren , op veele kleinigheden letten, zal alles in orde gaan. Gelooft niet , dat zulks uwe eer zal krenken ; neen, het zal dezelve zeer verhoogen: hoe meer gij fpaart, te meer zult gij kunnen winnen en weldoen. —- Zo fterk als ik u eene loflijke Zuinigheid aanprijs, zo zeer moet ik mij tegen Verkwisting en Praalzugt verzetten. Uwe Vaders en Moeders hebben, in de gelukkige dagen der eenvoudige nederigheid , geene van die beiden gekend , en ware dat zo gebleeven! Maar in deezen verdartelden tijd, hebben die twee ondeugden, geholpen door den hoogmoed , van welken zij Zusters zijn, zich met geweld aUerwege ingedrongen, en zo dit nog niet mogt gefchïed zijn in uwe huizen, houdt ze met kragt daar buiten: want haar einde is waare fchande , bijtende armoede , verdiende verachting, en pijnigende verwijtingen. En zullen zulke uitflappen uwe hoofdbezigheden worden , daar gij met zo groote waardigheid gefchaapen zijt ? Kunt gij er eenigen roem door behaalen ? Zult gij, zo veel daartoe noodig hebbende , aan. zugtende armen kunnen gedenken ? Hoe dikwijls ziet men, dat zodanige verkwistende jonge Lieden, om iet uit te haaien , allerleie fchandelijke vonden zoeken, gelijk mij niet zelden op het oog komen, bij voorbeeld, den verkooper , den  BEKNIBBELEN. PRONKERIJ. 399 den ambagtsman , den daglooner beknibbelen f én naauwlijks fpijs gunnen aan de dienstbooden , of flegte hun toedienen! Gij kent er mogelijk, die eene nieuwe mode , op den eerften eisch, vaardig en ruim betaalen zonder eenige bedenking ; maar bij anderen , vroeg en laat, dat droevig dingen zo fterk doen hooren, dat men er zijne ooren voor moet lluiten. Foei! nooit kome dit in u op. Ik heb niet gaarne te doen met lieden, van welke men altijd hooge eifchen bij het verkoopen verneemt, en nog minder met bedriegers ; maar van zulken is een eerlijke verkooper, en vooral iemant, die voor u werkt, ligt te onderfcheiden. Anderen heb ik geraaden , en u wil ik ook vermaanen , zulken liever iet meer te geeven , dewijl zij meestal te weinig krijgen. Nog eens, wat gij moogt worden, wordt nooit eene fcherp dingende Juffer ! En welk een braaf, en zelfs vrij vermogend Man zal u hart en hand, wegens de kosten eener onmaatige pronkerij, durven bieden ? want eene pronkzieke Vrouw is thans, zegt men , niet wel te onderhouden met het geen, waarvan voorheen een Huisgezin leefde. Het zou u dan vergaan, gelijk het thans met veelen gaat, zij ftraffen zich zeiven, moetende uit dien hoofde , ongehuwd blijven. — Mogelijk zijt gij eenigermaate ten aanziene der Vermaaken verlegen. De zugt naar dezelven, ik erkenne het, ligt in uwe natuur; maar het zal  jj.OO VERMAAKEN. zal er alleen op aankomen, hoe gij ze zult bellieren. Gij moet niet ondervinden, dat laage zinnelijke vermaaken de ziel verltrooien en verwilderen , die alleen door een ander voedfel , vrolijk en gelukkig , moet leeven. Hoe verre zou uwe verdooling gaan , wanneer gij naar allerlei foort van vermaaken zoudt hunkeren , geenen kunnen ontbeeren, elk met open armen gretig ontvangen , gewigter pligten daarvoor doen agterllaan, of tijden van Godsdienst aan dezelven opofferen ! Wat dan % Kiest zulke ftillen , die door geene onrust vooraf gegaan, en door geen berouw agtervolgd worden ; die Deugd en Godsdienst niet doen weenen; die niemant ergeren; die u niet aanzetten tot verwaarloozing van uw huislijk Beroep; die gij, als eene noodige uitfpanning, niet kunt ontbeeren, en die gij daarom telkens met arbeid afwisfelt. Denkt niet aan de ingebeelde vermaaken der Speeltafel: want dezelfde redenen, die ik uwe Broeders op het oog bragt (bladz. 313, 314.) zullen daartegen pleiten. Maar vermaakt u met de Huishouding, met uw Muziek, met uwe Boeken, met Tekenen, met Borduuren, met Wandelingen, en met de Befchouwing der fchoone Schepping. De laatlle geeft een zagt, vervrolijkend en leerzaam vermaak; en waarom zou oog en hart niet gevoelig zijn voor derzelver pragtige en overfchoone tooneelen, die nooit geflooten worden,  Vermaak in de schepping. 401 worden, en vóór u, van den morgen tot den avond, open ftaan? Hoe veel wijsheid, vreugd, verrukking, en dankbaarheid geeven niet Gods heerlijke Werken! Gewis, indien gij u daarheenen wendt, gij zult menige beuzelagtige en gevaarlijke tijdverdrijven kunnen misfen. Nooit zal toch de pragtige Schepping, wordt zij regt befchouwd, u vermoeid, verdrietig, onvoldaan of bedorven laaten heenen gaan. Welk eene majefteit zullen Zon en Maan, bij den op- en ondergang, aan u vertoonen! De ganfche lieve Lente , de geheele warme Zomer , de ganfche min heete Herfst , ja zelfs de geheele koude "Winter, zijn altoos een beeld der Vreugd. Alles voorbereidt, werkt, ftooft, rijpt en volmaakt. Gij zult geen Dier, geenen Vogel, geenen Visch , geen Infekt, geene Plant, geenen Steen, geen Zand kunnen aanzien zonder leering en vermaak. —- Maar , zult gij zeggen , voor ons zijn nog andere Vermaaken , en, onder die, het Vermaak der Verkeering, der Gezelfchappen, met Jongelingen en met onze Sexe. Het zou indedaad zeer onvriendelijk zijn, dezelven u te ontzeggen. Deugd en Godsdienst zelf ftaan u hier niet in den weg : zij beiden zijn toch geene vijanden van de jeugd en van de vriendelijkheid ; veel eer maaken zij dezelve aangenaam door een tijdig inmengfel van nuttige lesfen onder de gefprekken. Gelijk wij Jongelingen vermaanden >. om van u te leeCc ren  402 C E 2 E I, S C HAPPEN. ren gevoeligheid , tederheid , beleefdheid, befchaafdheid , vrolijkheid en fmaak , waarin gij toch uitmunt , zo moet gij, op uwe beurt, van hun in de verkeering overneemen wijsheid, bedaardheid en kloekheid. En daar ook elke van uwe Sexe haare bijzondere goede gaaven en bekwaamheden heeft , behoort gij naauw te letten, waarin uwe Gezellinnen uitmunten , en tragten haar daarin nabij te komen , of voorbij te ftreeven. Dan, behoor ik, U te zeggen, dat gij zulke Gezelfchappen moet mijden , waar men fnappende en rammelejide lieden vindt , die altoos zeggen wat zij denken , maar niet altoos denken wat zij zeggen: waar men eene overmaat van komplimenten hoort , ik meen , veele woorden , die geene betekenis meer hebben, ijdele klanken , uitgevonden om eenen fchijn van befchaafdheid te geeven; doch onder welken fommigen haare valschheid bedekken , waarmede zij met ons omgaan, des zij nu eenen rang onder de ijdelheden verkreegen hebben : verder , waar eene menigte van gebruiken, ómzigtigheden, onderfcheidingen, fratzen, grillen, gedienstige veinzerijen , mommerijen, Itaatig kijken, op woorden acht geeven , om er naderhand gebruik van te maaken, en kwaadfpreeken, plaats vinden; waar men zijnen roem Helt in de zo genoemde ctiquetten van taal, zeden en manieren: of' waar gij de fpotziekte zoudt leeren; want derzelver  GEESTIGHEID. AARTIGHEID. 403 selvei- voorftanders hebben wel toejuichers , maar weinig vrienden , naardien men de verkeering met zulken wel zoekt, maar derzelver gaaveu en karakter haat ? — Geestigheid baart dikwerf argwaan , en is daarom een gevaarlijk talent : zij geeft wel eens bijval , maar doet geene achting verkrijgen. Aartigheid is van dezelve zeer onderfcheiden , en behaagt daarom den meesten. — Maar, met welken dan, na zo veelen te hebben afgekeurd , veilig te verkeeren ? Met zedigen en eerbaaren , met opregten en goeden , met verltandigen en godvrugtigen , met befcheiden en zagtmoedigen, en met gemaatigd vrolijken, om ook verheugd te worden. En is er, onder die allen, eene Juffer, die uwe Vriendfchap zoekt , en met u leeven wil op denzelfden voet , gelijk ik uwen Broederen voorfchreef (bladz. 305-3"0 neemt ze daarin aan, en geniet het zoete en nuttige van zulk eene verbindtenis. Maar waar gij mogt komen , laat eene lieve ongedwongen taal, doormengd met minnelijke weivoegzaamheid , met zoete verfcheidenheid , met eene natuurlijke aartigheid en van zelfs vloeiende netheid, hooren ; deeze dingen behooren toch onder'alle lieflijke aantrekkelijkheden, die gij boven ons vooruit hebt. Eene ongedwongen fierlijkheid van fpreeken , welke wij , als een gevolg van uwe klaare en levendige denkbeelden , aanmerken, ftaat zeer fchoon; vooral als zij Cc 2 tevens  4®4 MANIER VAN PRAATEN. tevens blijken eener natuurlijke eenvoudigheid draagt, en geholpen is door het leezen van goede Boeken. En hiervan is het , dat wij zulke Juffers zo gaarne hooren praaten. Maar er is een tijd geweest, en moogelijk is dezelve er nog , dat fommigen uwer Sexe zo zagt fpraaken , of zo geweldig rad , dat zij zich onverflaanbaar maakten. Ook zult gij dat wel opgemerkt hebben; maar daar ik veele dingen niet ken , wil ik wel van u hooren , of clat foms eene modewet zij geworden. Ik heb-altoos eenen onbedenkelijken zin gehad in eenen zekeren aanvalligen , weiluidenden , natuurlijken , ongemaakten en zagten toon , welken fommige Juffers op eene uitneemende wijze in 't praaten bezitten, verre weg meer, dan wij; en die, zo men eenig gevoel heeft, altoos ongemeen moet bekooren. Of nu deeze voor den eerften toon moet onderdoen, durf ik volkomen aan uwe beflisfing overlaaten. Dit weet ik zeker, wij haaten algemeen alle Spijtigheid; en gij moet gedenken, dat de Deugd van een Meisje niet beflaat in bitsheid ; maar in onfchtdd ; en haare bekoorlijkheid niet in haare Schoonheid , maar in haare befcheidenheid. Hiervan dat wij het oog afwenden van eene fcherpe fchoone ; maar dat keeren naar eene zagte befcheiden Juffer , hoewel met een min fraai gelaat befchonken. Wij verdraagen ook niet ligtlijk eene vrijpostige, om datze zo mer-  GAAVEN IN GEZELSCHAPPEN. 405 merkelijk verfchilt van eene zedige, welke ons altijd bij uitneemendheid gevalt. Dofheid en geesteloosheid voegen niet in een gezelfchap; maar levendigheid moet ook altijd binnen de paaien blijven , anders flaat zij over tot uitzinnigheid. Bezadigheid kan zeer wel gepaard gaan met eene onltijve en fchuldelooze vrolijkheid. Een Gezelfchap, waarin men ze vindt , moet ongetwijfeld het beste zijn : want de reinfte vermaaken worden van bedaarde vrolijke, doch tevens ernstige zielen genooten. Dan , al heeft men gaaven in het fpreeken , men moet egter niet tragten daarmede te fchitteren , hoewel het waar zij , dat men in geen onderhoud de volmaaktheid van fpreeken in zo hoogen trap vindt, als in eene verftandige Juffer. Maar de natuurlijke geaartheid tot fpraakzaamheid en vrolijken omgang moet altijd door waarheid en menfchenliefde veredeld, en door deugd zo wel als door gezellige pligten dienstbaar gemaakt worden. En weet gij niet, dat zoetheid van taal en onderhoud , dat infchikkelijkheid en minzaamheid het hart van de wijste Menfchen ftreelen? Een vriendelijke en gemeenzaame geaartheid, gepaard met fraaie manieren, en eenen levendigen geest, is het heerlijkfte, waarvan gij u kunt meester maaken. Befcheidenheid en nederigheid moeten u terug houden van alle pronkerij met uwe bekwaamheden, —— Men maaCc 3 tige  4-06 BESTIER VAN GESPREKKEN, tige zich in fcherts , om dat ze zo ligt teverre kan gaan: woorden ontvallen vaardiger, dan ze ingetrokken kunnen worden ; en één te veel baart fomtijds veel nawee. Het is niet vreemd , dat ibmmige Juffers eerst tot beuze-laarij, en daarna tot het laage vervallen; maar hoe moeilijk is het te beuzelen zonder tot het zotte over te liaan , of uitgelaaten in vreugd te zijn zonder zondeJ Allen, die de weivoegzaamheid beminnen , kunnen niet te zeer op haare hoede zijn, om haare gefprekken in huis met aandagt te bellieren, en daar buiten , in uuren van vrolijkheid , de wijsheid niet uit het oog te verliezen. Dan, waar gij verfchijnt, nergens moet gij beuzelen : want het rampfpocdig leven van anderen heeft dikwerf eenige opbeuring noodig, die hun meest door wijze aanmerkingen moet worden toegediend. De Vriendfchap, zegt men, is voor ongelukkigen ingefleld, en afleiding heeft niet zelden eene goede uitwerking, zo men noodclooze zorgen uit het hart van anderen wil verbannen. Dit gaat vast, dat eene troostende Juffer bij eene ellendige eene verrukkende vertooning geeft. Zijt dan gelijk een reiziger, die eenen langen verveelenden weg door vrolijke vertellingen, of eenen medelijdenden ernst tragt te verkorten. Maakt elkanders leven , vooral dat uwer Huisgenooten, fomtijds genoeg bezwaard, niet moeilijker ; maar aangenaam en gemaklijk, of ; men  GEDRAG BIJ ANDEREN. 4.07 men zal u van wreedheid , ten minsten van hardheid, befchuldigen. • Vervalt nooit, en bijzonder niet in groote Gezelfchappen , tot kwaadfpreeken, en vooral niet van uwe Sexe; want het tegendeel is ééne der grootfte bewijzen van braafheid. Uw zwijgen, ten aan- ziene van eenen bedreeven misflag door anderen , zal nooit door wijze lieden , als onverftand, opgevat worden. Veelal is zwijgen ééne der gewigtigfte deugden des gezelligen levens, het welk , zegt men, van dag tot dag , zeld- zaamer wordt. Prijst de Schoonheid in allen van uwe Sexe , hoewel dat weinig gehoord wordt ; ook alle gaaven , die gij mist, of minder hebt, en gij zult nog fchooner zijn, dan de gepreezene. Maakt geene zwaa- righeid bij alle goede lieden openhartig ; maaibij fommigen agterhoudend te zijn. Veelen willen in uw hart zien , zonder het minfte regt daartoe te hebben , om misbruik daarvan te maaken; maar ftaat hun die vrijheid nooit toe. Veinzerij moet altijd van u gehaat worden. Vertoont geene valfche deugden, noch geeft nooit voor het geen gij niet bezit. Betuigt zulken geene vriendfchap , aan welken gij uw hart niet kunt , of moogt geeven. Voert heerfehappij over uwen geest, en laat u geen woord ontglippen , dat iemant, regtsftreeks of van ter zijde, verdriet zou aandoen. — Daar gij de Waarheid altijd zult aanmefCc 4 kan  408 GEDRAG BIJ ANDEREN. ken als iet heiligs , moet gij het liegen van anderen nooit dulden. Drift vervoere u nooit tot vinnig tegenfpreeken: vertoont zelfs geene zugt tot vitterij. Zijt niet haastig om karakters te fchetzen ; maar zo gij het doet, vergeet niet derzelver lofwaardige : in elk zal toch wel iet loflijks zijn. . Werpt op het berispelijke het zagte wél dekkende kleed der liefde , en men zal u lieven. Veroordeelt geene afweezenden of geftorvenen; en wanneer anderen dat doen , verdeedigt dezelven , zo het u mooglijk is. Zijt niet haastig in het beoordeelen van anderen: want, zo eene geringe bijzonderheid van hun u bel kend ware, zoudt gij anders van hun denken: onmerkbaare grenspaalen fcheiden foms deugd en misdaaden van eikanderen , en deeze duisternis zou u kunnen doen dooien. Maar zijt gij tot een oordeel over eenige daaden verpligt , laat het altijd tot de gunstigfte zijda overflaan: weest altijd meer menschlievend, dan ftraf. Wij willen niet, dat gij on- yerfchillig zult weezen omtrent den waaren Jof; maar verheft ook niet op toejuichingen. Gij kunt de waare achting en den regtmaatigften lof verwerven door uwe deugd , eenvoudigheid, zedigheid, befcheidenheid , verdraagzaamheid, zindelijkheid, nijverheid, bekwaamheid , en door orde in het huishouden. Daar is *etfs geene foort van Gezelfchap zo aange- naam,  GEDRAG E IJ ANDEREN. 409 naam, als dat van eene verftandige en deugd' zaame Dochter zonder gemaaktheid , die met een' Jongeling verkeert zonder toeleg, om hem in de ftrikken haarer bekoorlijkheid te vangen. Deeze loffpraak kome u toe ! —— Jaagt men 11 een blos aan, ook dan, wanneer de volkomenfte onfchuld bij u woont: wat nood! De wijze Schepper heeft dat in u gelegd , en wij zullen u beminnen, om dat wij het in u zien. Indien gij door uwe Schoonheid niet behaagen kunt in de verkeering , gedenkt dat goedaartigheid , heuschheid, zedigheid , en minnelijke manieren het gebrek van Schoonheid voor altoos vergoeden. Schoonheid verliest ook alle haare kragt, wanneer zij met geene zedigheid gepaard gaat. Eene nederige draagt altijd elks goedkeuring weg, om dat zij die niet verwagt. Op lichaams Schoonheid , zegt men , is uwe Sexe zeer gefield; maar kan dat vreemd zijn, daar uw aanleg is anderen te behaagen , en wij ze niet ongaarne in u zien ? Ook is dit gefchenk nog nergens in verfmaadheid gevallen. Maar zijt voorzigtig, en verhovaardigt u daar niet op , het geen men fommigen zo ligt te laste legt. Gedenkt ook , dat de uiterlijke Fraaiheid zonder een fchoon hart weinig betekent , en vooral hoe verganglijk de aanvalügfte gedaante zij. Vóór één paar jaaren te Gorinchem zijnde, waar., volgens eenen Va. derlandfchen Schrijver , de mooifte Juffers geCc 5 vonden  410 GEDRAG BIJ ANDEREN. vonden worden, vraagde ik aan eene Jonkvrouw, die Schoonheid bezat, of dat zo ware ? Zonder ja of neen te zeggen , wilde zij, dat ik het oog zou flaan naar de fchoone landmeisjes , die, 's morgens, in de Stad kwamen. Dit zedig antwoord bekoorde mij geheclenal, en ik oordeelde toen , dat ik mij meer over haaren fchoonen geest , dan over haar edel gelaat moest verwonderen. Wat dunkt er u van ? Maakt geene vertooning van ge¬ leerdheid of weetenfchappen, die buiten uwen kring gaan , al ware het dat gij er meer van wist, dan een ander. — Gefprekken over leerzaame onderwerpen moeten u niet vermoeien. Den bemoeiallen verdriet het niet eene heele Stad over de baan te haaien , en altoos van aanftaande huwelijken, opfchik en dagelijkfche gevallen te handelen; maar gij moet die laagheden veroordeelen, en verre van u wegdoen. Vermeerdert kundigheden, en vervrolijkt anderen. Verhaalt geene dingen, die den nijd of haat verwekken , en verbreidt niet wat anderen bedroeft. Het toppunt van welgemanierdheid is een zeer juist inzien te toonen in onze eigen waardigheid , en tevens den eerbied voor onze meerderen uit te drukken, altijd Menfchen te believen, te helpen, te vervrolijken , te leeren , en te troosten.' ——— Ziet daar eene menigte van Lesfen, welken ik iehoon noeröe , om dat ze Voorfchriften van de  GOED GEDRAG. 4/1 de fchoone Waarheid zijn.' Dezelve volgende, zult gij in de verkeering uitblinken; en, wanneer gij niet bedoelt te behaagen , zal egter élk , en wij vooral , een zonderling welgevallen in u vinden : men zal erkennen , dat gij verftand en weivoegzaamheid met vrolijkheid en deugd wonder wél weet te vereenigen. — En nu, na uwe waarde zo wél berekend, na zo veele zorg voor uw geluk in de Waereld gedraagen, en, als het ware, eene nieuwe nadere betrekking daardoor op u verkreegen te hebben, zal mijn tot u overhellend hart u nog ééne bede doen , naamelijk , dat gij in eenen gevaarlijken tijd , waarin gij zo veelen ziet ftruikelen, u zeiven Gode ter bewaaringe dagelijks aanbeveelt ; maar ook voor u zclven toeziet : want deeze twee dingen moeten te zamen gepaard gaan. Bedenkt toch hoe noodi zaaldijk een goed, een onberispelijk, een heilig gedrag voor u in de Waereld zij: bedenkt toch , dat niemant onteerd kan worden , dan door zijne eigen' misflagen : bedenkt, dat een kwaade Naam ligt verkreegen wordt; maaihard valt om te draagen , en dat het veeltijds nog moeilijker valt er zich van te zuiveren: ja bedenkt , hoe teder üwe Eer zij ; en hoe ligt de boosheid der Waereld zelfs den fchiju 'voor de daad neemt, ja hoe leugen en kwaadfpreeken zich veeltijds verheffen , en in de ichennis uwes naams zich moogelijk zullen willen  I' 41* goede naam. willen vermaaken! De onfchuldiglte, de ffilsr leevende Jonkvrouw kan niet langer gerust zijn, dan het der vuile fnoodheid behaagt. Dit is voor u en voor ons treurig; maar het is waarheid. Het gaat wel zeker, dat het gunstig gevoelen der Menfchen u geen meer waarde bijzet, zelfs dat het dikwijls niet meer dan een bloote klank is; dat het ongunffig denken der Waereld , daarentegen , geen zeker kenmerk is van uw gebrek ; maar, in tegendeel, meermaalen een bewijs van de grootheid uwer verdiensten: evenwel, daar het laatfte u veel fchaade kan doen, en het eerfte u zeer groot gewin aanbrengen; zo waakt toch, met al den ernst uwer ziel, voor uwen goeden Naam. Gij leeft in eene onregtvaardige Waereld: zij verdraagt in ons dat zij in u niet wil dulden : zij laat qns vrij, maar randt u aan : zij Jacht over ons; maar gispt u geftreng. En wie kan dat geweldig groot onregt keeren ? God verhoede het egter , dat zij dit ooit met regt zou doen! Och, mijne Vriendinnen! overweegt, dat, wanneer eene jonge Dochter, van welken rang zij ook zoude mogen weezen , tot ongeregeldheden overllaat , zij haare opvoeding verzaakt,- haare Sexe tot fchande ftrekt, de Maatfchappij beleedigt , den Godsdienst hoont, haare Ouders, (zo die nog leeven) tot den dood toe bedroeft , en zich ongefchikt tot een gelukkig Huwelijk , maar tot alle  NUTTIGE OVERDENKING. ^3 alle bederf bekwaam maakt. Zo veele treurigheden kunnen uit ééne , uit de eerfte ongeregeldheid voortkomen. En wie uw Vriend is heeft traanen genoeg, om zodanig ongeluk te beweenen ? Overdenkt dikwijls : „ Waartoe zijn zo veele aanloklijkheden door den goeden God mij gegeeven! gewis, niet om mij zeiven te bederven. Welk eenen fchat heb ik , ten dage mijner jeugd , in mijne aanvalligheid, in mijne goedaartigheid , in mijne deugd en in mijnen Godsdienst! gewis , niet om dien ondankbaar te gaan wegwerpen. Welk een bewaarmiddel levert mij de fchaamte , zo diep door God in mijne ziel gelegd ! gewis , niet om dezelve te laaten vaaren. Hoe verre kan ik het in de Waereld met deeze hoedanigheden wel brengen! gewis, zo ik ze verzaak, tot aan het verderf; maar dat is de grenspaal, die mij van het aardsch geluk en de eeuwige zaligheid zal afhouden. Waartoe heeft mijn Schepper eene neiging tot liefde in mijn hart gelegd ? gewis , niet om tot uitfpatting over te Haan. Welk een minnelijk getuigenis gaf menig opregt Jongeling van mij ! maar gewis zal hij zijn leven niet willen flijten met eene ijdele , waereldgezinde, ontugtige Dochter, ó Mijn Godlijke Leidsman! behoedt mij door uwe magt bij deugdzaame zeden, bij een godvrugtig leven!" Hij, die de verleidbaarheid uwer Sexe zo gemaklijk fielt, en uwë\ zwak-  4H VERLIES V A.N E £ R. zwakheid meer befpot dan betreurt; meer beleedigt dan te gcmoet komt , wordt van ons voor een' laag' mensch, voor een' deugniet gehouden ; en mooglijk heeft hij reeds meer dan ééne verleid en bedorven. Wij gevoelen °een gering medelijden met eene gevallene Dochter, daar zij het zwaar verlies haarer Eer geleeden heeft ; daar eene onuitwischbaare fchande en eene ruime waereldfmaad haar bedekken; daar het geluk des levens heen getoogen is; daalde zagte zielsrust haar verhaten heeft; en de overtreeding der Godlijke Wet haaren geest , wie weet hoe ! foltert. Een gebrek van nadenken , het hooren van valfche of zagte naamen aan die ondeugd gegeeven , verleidende taal, beloften of eeden hebben haar, helaas ! overrompeld , en doen vallen! En nu, moet zij gehoond , verfoeid, en gevloekt worden, om dat zij, ligtgcloovig zijnde, misleid is; maar zal de verleider, de beloover, de eedzweerer niets van zijn fatfoen verliezen , om dat hij de fnoode bedrieger is? Hij verfchijnt in alle gezelfchappen , en niemant ziet hem zuur of toornig aan; niemant ftoot hem ter deure uit! ó Mijne Waarden! Denkt aan alle die waardige Dochters , welke, de vrees des Heeren in haare harten , en met rustigen moed haare eer tegen den listigen verleider bewaard hebbende , thans de eerekroon voor de Maatfchappij , en een roem „ voor den Godsdienst zijn: denkt, dat'een" vleier  MIDDELEN TEGEN VERLEIDING. 4.13 yleier geen woord fpreekt ^ waarop gij vertrouwen kunt: denkt, dat hij uw waare vijand is , en dat hem een onbepaald' gehoor te geeven reeds een begin van uwen val in zich fluit : denkt, dat hy, die u misleiden wil, waarlijk geen waardig Menfchenvriend is ; maar een booze engel','die u zorgeloos zoekt te maaken, en voor de hel te bereiden : denkt , dat , zo dra hij zijnen onreinen mond bij u begint te openen , en maar éénmaal onderneemt uwe ooren te kwetzen , hij, voor altoos, uit uw gezelfchap moet gebannen worden : denkt eindelijk , dat het geheugen van een eerbaar leven een veel keuriger gemoedsvermaak geeft, dan de allerdartelfle vreugd van de weelderige jongheid. Dit leezende, laat gij, mooge- lijk, uwe gedagten rond weiden; gij ftaat ftil bij deeze of geene gevallen , verleide , ongelukkige Dochter : gij laat eenen traan rollen van uwe fchoone wangen om haaren jammerlijken ftaat % en gij beeft bij de bedenking : ,, Worde ik niet bewaard, hoe ras kan ik, ik, die ook een mensch ben, haar gelijk worden!" Ernstige gedagten op dit ftuk , waare vrees , beftendige voorzigtigheid , kloeke waakzaamheid , prijswaardig wantrouwen, en de fchoone fchaamte , die het fterkfte bolwerk uwer natuur is, zullen, door mij, in u niet veroordeeld of verzwakt; maar onderfteund, aangemoedigd , en hooglijk bevoolen worden. Grijpt dan  4l6 H U W e L IJ K. dan moed, aanbidt God, en gij blijft behou- den! Laat mij u thans van dit droevig, maar voor u noodzaaklijk tooneel afleiden , om u tot een ander, dat gevalliger, maar zeer teder is , en waarvan zeer veel afhangt , te brengen. Het zal het laatfte zijn, en dat afgehandeld hebbende , wil ik u aan u zeiven overhaten. Ik moet u thans ook over het Huwelijk onderhouden. Onnoodig is het u te zeggen , Welk groot vermogen gij allen, zelfs met eene kleine bevalligheid, door het wijs beitel der Voorzienigheid, op onze gemoeden hebt. De zagtheid van hart, de zoetheid van taal, het minnelijke van het onderhoud en uwe toegeevendheid, vermeesterden altijd ongevoelig den geest der wijste Mannen. Maar uw wondervermogen zal geheel kragteloos worden , zo dra gij uwe aangebooren deftigheid en onvervalschte zedigheid aflegt, en aan.allen zonder onderfcheid, aan goeden en kwaaden, wilt behaagen. Het is deswege uw hoogfte belang, de lieve eenvoudigheid van uw hart , en de deftigheid uwer reine zeden niet met veinzen en trotschheid , de gemeenzaamheid niet met laagheid , of de bevalligheid met gemaaktheid te vervvisfelen : want dan zoudt gij oneindig meer verliezen , dan gewinnen. Valt het oog der Mannen op u, denkt niet, dat hij, die u met aandagt aanziet, of met eenige oplettendheid behandelt, reeds uw Minnaar is : want in  VOORZIGTIGE VERKEERING. 417 in dat geval zoudt gij u menigmaal bedriegen, en u aan de befpottingen van anderen blootftellen , welke niet ligt vallen te verdraagen. Gij zult maar al te veel ondervinden , dat er Jongelingen zijn, die , bij alle gelegenheden, op u pasfen, en door veelvuldige kleine diensten u willen verpligten ; meer om zich zeiven te vermaaken, dan om u eenig genoegen te geeven. Merkt des derzelver betuigingen , in deezen tijd, aan, als klanken , die zij, bij elke Juffer van hunne kennis, eiken dag herhaalen. Mogelijk willen zij eene gemeenzaamheid bij u aanneemen; doch, daar dezelve niets betekent, kan eene voeglijke deftigheid in uw gedrag dien aanleg ligt verijdelen. Eene verkeering met Jongelingen van verdiensten , van fmaak, van vernuft en deugd, is u door ons aangepreezen , als aangenaam en nuttig : want lieden , die in fmaak en denkbeelden overeenftemmen, gaan gaarne om met eikanderen, en men verbetert ofbefchaaft, onderling, het verftand en het hart. Maar deeze gemeenzaamheid zou aanleiding kunnen geeven, dat een gevoel van liefde in uwe harten opkwaame , ja gij zoudt kunnen ingenomen worden , eer gij het bijkans vermoedde , voor iemant , die geen ander doel heeft, dan om met u te verkeeren. Weest derhalveu zeer op uwe hoede , dat dit niet gebeure. Aan u is eene minder onbepaalde keur omtrent Mannen, dan aan ons, D d ten  4I<5 Vf IJ Z li SCHIKKING. ten aanziene van u, gelaaten ; 'maar de goede Voorzienigheid 1'chonk u wijslijk eene grooter buigzaamheid, waardoor uw hart te eer jegens ons geneigd wordt. Zo dra toch eenige bevalligheden eenen Man bij u aanprijzen, en hij, in de verkeering u,eene meerderheid boven: anderen geeft, zal dit, van u bemerkt zijnde, eene dankbaare achting voor hem in uw hart doen ontftaan , en gij zult hem boven anderen, die u niet aanzien, Hellen. Deeze voorkeur czal, waarfchijnlijk, eenige verknogtheid, en deeze verknogtheid , komen er geene hindernislën in den weg, kan liefde doen volgen. Ik zeg u dit, om u te leeren eene wijze Godlijke fchikking hierin te erkennen:. want, ware dit zo niet, men zou niet kunnen begrijpen , hoe ééne Juffer uit duizenden , ligtlijk , tot het Huwelijk kunne overgaan. Verklaart iemant zijne genegenheid aan u, laat uwe neiging tot hem (gefteld , dat er eene in u is opgekomen) niet blijken in de vollte uitgeltrektheid. Het is, voor eerst, genoeg te laaten merken, dat gij hem boven anderen fielt; maar is uw hart geheel koud ; gelooft gij, dat het niet zal veranderen, en befluit gij daarom hem niet te neemen , behandelt hem heusch en edelmoedig: houdt hem niet op in eene langduurige twijfeling, in eene zwaare verwarring; dewijl dat onregtvaardigheid en waare hardheid is. Zijne achting voor u verdient eenige er-  1NSGII1KLIJKHEID. DUBBELZINNIGHEID. 419 erkentenis , welke gij hem in een fpoedig , doch beleefd en openhartig antwoord moogt haten blijken. Merkt gij befchroomdheid in iemant, die u wél meent; doch het ftuk niet regt weet aan te leggen , befchimpt hem daarom niet in uw hart : want dat zou laagheid van ziel in u verraaden. De opregte Minnaar is eenvoudig in taal en houding. Ber fchroomdheid is onaffcheidelijk van waare gener genheid; en het is hierom , dat hij , die niet verliefd is, veel beter, zo hij verftand heeft, kan vrijen , ten minften in den aanvang , dan een verliefde. Maar wegens die befchroomdheid , altijd aan braave harten eigen, moet gij hem een weinig te gemoet komen , en des te gunstiger bejegenen. Men heeft fommige Dochters, in zulke gevallen, van moedwil en van vermaak te vinden in het verlegen maaken of kwellen van eenen Minnaar , ja zelfs van over hem te willen heerfchen geduurende de vrijaadje , befchuldigd : dan ik hoop , dat die aanklagt valsch is geweest , ten minsten in u niet zal bewaarheid worden. —— Dubbelzinnigheid van gedrag is eigen aan beide Sexen; maar wij geeven u vrijheid , om ze in ons wreeder te noemen ; dewijl u de gelegenheid is afgefneeden , om daarover te klaagen , of eene duidelijker verklaaring van ons te eifchen ; doch wij hebben , aan onzen kant , ook geen regt j qm u tot eene rondborstige belijdenis Dd 2 van  4-20 BEHOEDZAAMHEID. van uwe genegenheid te dwingen. Zodanigé dubbelzinnigheid is egter zeer onaangenaam. Men moet derhalven, aan beide kanten, edelmoedig handelen , en in eene zaak van zo groot gewigt niet willen bedriegen; maar ook een fcherp oog en oordeel gebruiken, om niet ■bedroogen te worden. Weest dan op uwe hoede , zo lang iemant zich niet duidelijk en openlijk aan u verklaart. Uw hart kan gefloo- ten blijven voor de Liefde , hoe groot ook 's Mans verdiensten mogen zijn ; ja, het kan zelfs, in eenen zekeren zin, uw ongeluk zijn, dat gij hem niet kunt minnen ; maar wie zal u dat ooit, als eene misdaad, aanwrijven ? Men zal u mooglijk beklaagen, maar niet veroordeelen , dewijl Vrijheid ook uw eigendom is. Hebt gij eene keuze gedaan , blijf daarbij volflandig, en houdt , daaglijks , eene eenpaarigheid des gemoeds en des gelaats jegens hem, op dat uw beminde Vriend geene wispelturigheid , welke altoos haatlijk is , in u ontdekke. En misfchien moet ik u waarfchouwen , dat gij hem geen onregt moogt aandoen door u te laaten opftooken door oorblaazers, of anderen, die fomtijds gaarne zouden zien , dat gij hem liet vaaren , om zelve hem te neemen. Ik heb konstenaarijen in zodanige gevallen zien gebruiken, die indedaad verfoeilijk waren Geeft nooit uwe hand aan eenen Man , wien gij uw hart niet kunt geeven,  KEUR VAN EEN MAN. 421 geeven, hoe zeer ook Ouders en Vrienden u daartoe aanfpooren, ja dwingen willen, gelijk gebeurt, vooral zo hij rijk, of in aanzien is , en veele tijdelijke voorregten bezit. In zulk een geval hoorde ik eens eene jonge Juffer zeggen: ,, Liever zal ik met eenen verftandigen Man te voet gaan , dan met den rijken zot, in eene koets van vier paarden, rijden." Een llegthoofd, over wien gij zoudt moeten bloozen , zo dra hij zijnen mond maar open doet in een gezelfchap, zou u niet voegen, te minder , om dat een zodanig Man doorgaans onhandelbaar is , door grilligheden gedreeven wordt, en naar de Item der reden niet luistert. Maar een ander met een erflijk ziels- of lichaams-gebrek ; een, die zijne volkomen gezondheid mist ; een agterdogtige ; een verdediger der ondeugd ; een knorpot; een onbefchofte; een, die voorheen ongebonden leefde , en van wien men met grond vreest, dat hij daartoe zal wederkeeren ; een ongeloovige , moet ook, al ware hij nog zo bekoorlijk, aanzienlijk of rijk, uw Man niet zijn. Doorgaans zijt gij fchrander genoeg, om dat te ontdekken; en zo niet , gij moet het navorfchen : want hier moet niets gewaagd worden. Maar is uw Minnaar verftandig, goedaartig, edelmoedig, minlijk, befcheiden , zagtmoedig , mildaadig , vol van edele deugden, en een vriend van den Godsdienst, Haat dan toe, en verheugt hem door uw D d 3 ja-  4^4 GEEN MtNNAAR VERACHTEN. jawoord. Wil er dat zo vroeg niet uit, verzeker hem ten minften , dat zijne zaaken wél ftaan. Voor het overige , dankt God , den goeden Leidsman van uw leven, dat hij zulken edelen Man tot u gebragt heeft. Het Huwelijk is dan gelukkig, wanneer twee braave jonge lieden eikanderen uit eigen beweeging kiezen, zonder Voornaamlijk op fchoonheid of op geld te zien, en zonder die beiden ook, geheelenal, te verfmaaden. Zegt nimmer, dat gij niet trouwen wilt: want dat is eene onverftandige voorbaarigheid; maar laat ook nooit eene onverduldigheid tot het Huwelijk in u zigtbaar blijken: want dat is de beste weg , om ongetrouwd te moeten blijven. Veracht nooit eenen minnaar : want er zijn Menfchen , die gelooven, dat gij, zulks doende , zeer naar hem verlangt. Velt ten minsten geen ongunstig oordeel over hem : hij blijve het geen hij is, en worde in geen ding door u beleedigd. . Neemt nooit kwalijk , dat iemants oog op u valt, en u vraagt, indien hij maar opregt zij. Het is immers geene fchande , dat iemant u zo hoog waardeert. Voorzeker, het is buiten uwe fchuld, indien zelfs één uit de geringfte klasfe op u verliefde. Laat dan dat gewoone woord: „ Wat denkt hij wel! " niet uit uwen mond vallen : want fommigen zouden zeggen, dat hoogmoed u hetzelve hadt ingegeeven. — Ik hoop niet , dat het ooit zal gebeuren aanzoek  KEUR OMTRENT EEN' MINNAAR* 423 soek van twee, drie of meer, ten gelijken tijde , te verkrijgen: want de verlegenheid, welke daaruit kan ontdaan , vooral wanneer elk een waardig Man is , zou u niet weinig ontrusten , en de keur zeer bezwaarlijk maaken. Het fchijnt zeer vreemd, te zeggen dat zulks nog erger is, wanneer zij van eikanderen veel verfchillen: want daar is eene zwaare befchuldiging , ik weet niet door wien het eerst, tegen uwe Sexe ingebragt, naamelijk, dat, in zulk een geval , de flegtfte uit den hoop verkooren wordt , en dat een ligtmis meestal den voorrang boven den Rillen deugdzaamen Man verkrijgt. Zegt mij, of dit waarheid zij, en waaruit dat zijnen oorfprong neeme. Vóór langen tijd liet mij eens eene zeer fchoone en zeer rijke jonge Juffrouw raad vraagen, welken Minnaar zij uit zestien 'behoorde te kiezen. Ik liet haar, naar waarheid, antwoorden, dat ik daartoe onbekwaam was; maar dat ik haar ernstig badt , den flegtften niet te neemen. Evenwel dit gebeurde tot mijne bittere fmert, gelijk zij, hoewel dat niet verdienende, naderhand te zeer ondervondt. Menigmaal heb ik aan dat geval gedagt , en het dringt mij, om u te waarfchouwen tegen zulk een ongeluk. - Ook heeft men gezegd, dat zij, die eene eer ftelt in haare onverfchilligheid voor Mannen, gemeenlijk haaren zin zet op den on■ Waardigften, en hem , na menige voordeeligê D d 4 Eens-  424 OORDEEL OVER EEN' MINNAAR.' Echtverbindtenis afgeflaagen te hebben, eindelijk neemt. Dit grenst vrij na aan het voorig geval, en wij zullen aan u , of aan hem, die zich op de Menfchenkennis lang heeft toe' gelegd, de oplosfing van dit vreemde overlaaten. Ziet toe, om ook zulken niet gelijk te worden! Hoort nog eene derde bezwaar. Men voert aan, dat Jonkvrouwen zelden over haare Minnaars oordeelen voor dat zij haar oordeel reeds kwijt zijn; en raad vraagen, wanneer zij reeds heimlijk haar befluit genomen hebben; doch dat zij daarin geen ander oogmerk hebben , dan dat men haare keus -zal toeflemmen, om geruster voort te gaan. Dan hieruit is niets anders, ten uwen nadeele, op te maaken, dan dat ik dit, even dikwijls, in Minnaars heb waargenomen. Het leert u de voorzigtigheid , en hoe moeilijk het veeltijds zij, u raad te geeven, ten minsten dien nooit te laat in te neemen Befluit nimmer tot dien ftaat over te gaan , dan om te voldoen aan uwe beftemming , en tevens om u zeiven gelukkig te maaken. Maar nooit moet gij uwen genisten onafhanglijken ftaat verhaten om flaavinnen te worden van eenen dwaazen en gnlhgen dwingeland Ten vollen begrijpt gij, dat waarlijk wijze Ouders, fomtijds een Huwelijk moeten afflaan , wanneer eene' Dochter, door blinde driften ten eenemaal vervoerd , zich zorgeloos wil ftorten in eene toe-  GEDWARSBOOMDE LIEFDE. 425 toekomende zigtbaare ellende; en zij vooruitzien , dat ongeluk door hunne toeftemming te zullen verhaasten. Maar foms wordt eene Liefde gedwarsboomd , wegens ongeoorlofde tijdelijke inzigten; en dan zijt gij gewis zeer te beklaagen , vooral wanneer uw Minnaar deugdzaam, zagt, minlijk eh godvrugtig is, bijna van gelijken rang met u , en hij den kost voor een Huisgezin kan winnen. De raad , aan uwe Broeders gegeeven , om in zulke fmertelijke gevallen te wagten, tot dat de goede Voorzienigheid tijden en zaaken verandert (bladz. 348, 349.) moet ook aan u medegedeeld worden. Dezelve zal zeker van hun gemaklijker kunnen gevolgd worden, dan van u, deels om dat zij min teder van gevoel zijn , en zo al niet , om dat zij meer afgetrokken worden , door hun woelig beroep , van het peinzen aan het ongeval; deels, om dat gij meer tijds en huislijke ftilte hebt, om uwe pijnlijke te leurftelling te beklaagen. Evenwel grijpt en houdt moed. Ik raade u vooral zeer ernstig toe te zien , dat gij u in geene kwijning ftort, welke uwe gezondheid zou krenken , gelijk ik zulke treurige gevallen meermaalen gezien heb , die zelfs zo verre gingen , dat naderhand, toen men tot zijnen wensch kwam, de bloei des levens weg was, en de gezondheid dermaate geknakt en verboren , dat het Huwelijk kinderloos bleef. Dd 5 Mogten  426 EEN5 MINNAAR AFSLAAN.' Mogten dwaaze en baatzugtige Ouders , ook foms door Vrienden fterk opgezet, dit bedenKen, en in zodanige gevallen hun het leven niet beneemen , aan welken zij dat gegeeven hebben t Men zegt met grond , dat de uiterfte trap der verdorvenheid eener Eeuw dan gekomen Is , wanneer de Vrouwen haar Vermogen op Mannen verlooren hebben, en haar oordeel niets geldt: maar ik voeg er Voor u bij, dat , wanneer een Minnaar zich onbedenkelijk veel laat voorftaan op de eer van zijn aanzoek, en dat u duur toerekent , gij hem fier moet afflaan : want bij zo trotfchen Man zoudt gij geene goede dagen hebben. —- Wanneer de genegenheid van eenen Minnaar, geduurende de vrijaadje, verflaauwt, wendt geene moeite aan , om eene zieltoogende genegenheid te doen herleeven: want zodanige pooging dooft , in het gemeen, alle derzelver vonken uit. Bedankt hem, en laat hem gaan gelijk hij kwam : een zodanige verdient niet u te bezitten. Is hij, die u vraagt, zeer rijk, en zijt gij, bij hem vergeleeken, arm; maar wil hij u, uit louter hoogachting voor nwe begaafdheden , uit zuivere liefde voor mve deitgd, neemen , leest daarin de opregtheid zijner genegenheid ; bewondert 's Mans, nu zeldzaam geworden , edelmoedigheid; en, is hij braaf, ftoot hem niet vóór het hoofd* Maar is hij arm en gij rijk, dan kunt gij, zo hij  VOORZIGTÏGHÈÏD IN DE KEUR. 427 fiij waare deugden bezit , zijnen voorflag int overweeging neemen ; doch ziet gij klaar , dat hij meer liefde voor uw geld , dan voor uwe perfoon heeft, toont dan dat gij herrt veracht. —— Zekerlijk zult gij niemant op eenen losfen voet aanflaan: vooraf wilt en moet gij den aanzoekenden Minnaar kennen. En hoe zult gij daartoe komen ? Openbaare plaatzen, waar gij hem ziet en fpreekt, zijn er niet toe gefchikt. Daar befchouwt men alleen eene uiterlijke houding , en niet het hart. In bijzondere gemeene gezelfchappen , waar eene vrije verkeering plaats heeft , zal zulks beter gefchieden. En wanneer gij eenen Minnaar , of hij u, niet regt leert kennen, zult gij nooit kunnen zeggen , dat gij eikanderen neemt uit ■wederzijdfche genegenheid. Het is waar, dat liefde foms ontftaat bij de allereerfte ontmoeting en op het eerde gezigt ; maar ik zeide aan uwe Broeders (bladz. 333, 334.) dat deeze grondflag vrij onvast is, ten minften dat er meer moet bijkomen; dat waare liefde op achting behoort gegrond te zijn , en daarom $ wegens de overeenkomst in fmaak en gevoelens , meest ongemerkt, in het hart fluipt: tert weinigften zal er dat moeten bijkomen, zo zij, op het onverwagst , in het hart is opgeweld. ■ ■ Dan, eer gij uwe genegenheid op eenen Minnaar ten vollen vestigt , zal het raadzaam Stijn u zeiven Vooraf te onderzoeken , of gij wel  4-8 bedagtzaam overleg. wel de waare vereischten tot eenen gelukkigen Echt bezit ; dewijl het bijna onmooglijk is , dat alles in denzelven altijd naar uwen wensch zal gaan. Bedenkt wat gij daarin zult willen opofferen : want dat wordt maar al te veel vergeeten. Het zou kunnen gebeuren, dat gij niet weinig zult moeten verlochenen en veel infchikken. De Minnaar is foms naauwlijks Man geworden, of hij vertoont zich als een ander Mensch , dan hij te vooren was. Hebt derhalven eene gefleldheid van geest , die volkomen op zich zeiven durft afgaan, en zich gaarne bekwaam wil maaken , om te beproeven waarin het wezenlijk Geluk gelegen is , en daarna dat zoeken met eenen onbezweeken moed. Maar gij behoort ook tevens het karakter , de geaartheid, de zeden , de levenswijze , het geflagt , en de goederen van uwen Minnaar te kennen, en weeten welke behandeling gij van hem te wagten hebt. Voor het overige herhaal ik , dat, na het geflooten Huwelijk, alle betoveringen, door het uitwendig fchoon verwekt , langzaamerhand flijten , en eindelijk ophouden; maar dat bevalligheden en deugd, die het hart eerst tot de min ontvonkten , moeten blijven , dewijl het huislijk Geluk daarop gegrond is, en alleen kan liaan. Houden de vervoeringen der geroerde driften op , dan zal niettemin uwe minzaamheid behooren vol te liaan , het welk het hart een een-  w e n s Ó h. eenpaariger, gevoeliger en tederder aandoening zal geeven. —— Ontvangt nu , Vaderlandfche Dochters! alle deeze gewigtige aanmerkingen , ter uwer beftiering gegeeven door een zeer welmeenend hart , het welk niets anders, dan uw Geluk bedoelt; ontvangt, zeg ik, alle deeze gewigtige aanmerkingen ; overweegt dezelve in IHlle uuren ; en laat ze , is er nergens in misgetast , u ter geleide dienen! —— En zal hij uw vijand niet zijn, die u zal wenfchen , dat gij gehuwd zijnde , alles in het Huisgezin aangenaam en ligt moogt maaken ; dat uw gelaat altijd zagt zij , uw oog lieflijk , uwe fpraak lieftalig , uw hart vrij van vreemde lïreeken ; befcheiden omtrent uwe Dienstbooden , dankbaar aan uwe weldoeners , vrolijk over elk geluk , vaardig om in het verborgen wél te doen, lijdzaam in tegenheden, verkleefd aan uwen Man , bekoorlijk aan hem in den hoogften trap, ja zijne eer , roem en wellust; voorts behaaglijk aan God , en zelfs aan zulken , die geen behaagen In uwe deugd hebben : zal hij, zeg ik , die u dit alles wenscht, uw vijand niet zijn, dan weet gij nu , onder welken gij mij behoort te tellen. AAN  AAN DE HOOFDEN DER HUISGEZINNEN, TEN AANZIENE DER DIENSTBOODEN. Onmagt der Burgerlijke Wetten. Noodzaaklijk. heid der rangen. Dienstbaarheid. Rangen vergeeten. Voorbeeld geeven. Geen tooi. Dienstbooden aan zich verbinden. Achting bij hen be. waaren. Naarftigheid doen beminnen. Werk doen. Uitgaan. Arbeid verligten. Zorg voor gezondheid. In ziekte hoe te behandelen. Trouw bevorderen. Snoepen. Van hen praaten. Geen aanbrengen dulden. Getuigenis geeven. Niet altijd beftraffen. Geen jaloerschheid verwekken. Vrede onder hen houden. In den Godsdienst niet verhinderen. Na zo veel. gezegd te hebben ter beftieringe der Vaderlandfche Zoonen en Dochteren, moet ik mij tot U, Hoofden der Huisgezinnen ! op nieuw wenden , en de wederkeerige pligten van U en uwe Dienstbooden, waarbij uw huislijk  VERSCHILLENDE RANGEN. 431 lijk Geluk zo veel belang heeft , thans ook aanroeren. Gij weet, dat de fchoone zedelijke Orde in de Waereld door de geweldige zonde jammerlijk verbrooken, en eene treurige fcheuring onder het Menschdom daardoor is voortgekomen. De genadige Regeerder der Waereld, dat met ongenoegen aanfehouwende , en in de algemeene behoeften der Menfchen , welke daaruit moesten volgen, willende voorzien , heeft eene nieuwe verbindtenis onder hen gemaakt door de onderfcheiden' rangen , welke thans bij dezelven plaats hebben. Deeze hooge Wijsheid zal ook van u erkend , en geëerbiedigd worden. Dan, hier was de groote zaak , hoe eene zodanige verknogtheid tusfchen verfchillende Menfchen vast, gelukkig en gezegend te doen blijven ? Kon zij in trein komen en vast ftaan door het Burgerlijk Beftier ? Neen, dewijl dat wel iet , maar niet alles kan te weeg brengen. Veele misdaaden ontwijken toch het oog en de magt der aardfche Rigters , en de bedrijvers zijn niet te agterhaalen. De Wet der Natuur ftondt donker bij den verdorven Mensch , en hem ontbraken tevens de kragten tot gehoorzaamheid. Het fchoone Evangelie kwam van den ■Hemel, als alleen bekwaam , om hem te verlichten , de wanorde te vernietigen , de Orde te herltellen , en ook de pligten tusfchen meerderen en minderen, tusfchen rijken en armen , naauw-  432 VOORDEEL VAN DIENSTBOODEN naauwkeurig aan te wijzen en te bepaalen. Hieruit ziet gij ook de edele waarde, de nuttigheid en de noodzaakelijkheid van den Godsdienst. Dus is men het huislijk Geluk aan het Evangelie verfchuldigd , en het zou in alle wooningen gevonden worden, indien de Godlijke Voorfchriften , gewillig en getrouw, gevolgd werden. Gij zult, wegens uwen grooten eerbied voor dezelven, niet euvel neemen, wat zeg ik ! gij zult gaarne van mij hooren, te meer daar gij jong zijt , zulke lesfcn , die u in uwe Huishouding zeer te ftaade zullen komen. Ik wil z-e u voordraagen met dezelfde rondborftigheid , waarmede ik, te vooren , u zo veele anderen heb opgegeeven. — Wegens uwen rang in de Waereld, wegens uwe andere gewigtige bezigheden, en wegens uw onvermogen , om zelve den zwaaren huislijken arbeid te verrigten, kunt gij geene mindere lieden , geene Dienstbooden onder uw dak misfen; maar hier is de vraag, op welk eene wijze gij het meeste voordeel, genoegen en rust van hun zult kunnen ontvangen? Dit is een ftuk van zeer groot gewigt. Uw huislijk Geluk kan door het zelve ongelooflijk bevorderd, of belemmerd, en zelfs ten deele vernietigd worden. Gij zijt niet dwaas genoeg , om te denken , dat uwe Dienstbooden alleen hunne pligten moeten hooren : neen, gij weet, dat gij 3 ten hunnen aanziene, ook de uwen moet kennen.  STAAT DER DIENSTBAAREN. 433 kennen. Dus ftemmen wij hierin volkomen overeen , en deeze eenftemmigheid dringt mij, em u de volgenden te zeggen. Allereerst moet gij u eenigermaate voorbereiden, om uw en hun geluk uit te werken. Deeze voorbereiding kost, mooglijk, een weinig meer aandagt, dan wel moeite ; maar indien zij ook veel van de laatfte mogt vereifchen , wie wil ze zich niet getroosten, die weet , waartoe hij door het Evangelie is geroepen ? Er zij dan hier een weinig Zelfverlochening, dat is „ Vergeet , nu en dan , alle uwe hoogheid, uwen geheelen rang in de Waereld." Ziet, in het algemeen , het getal en den ftaat der Dienstbaaren in de wijde Waereld eens over, en hoe zult gij ze vinden ! Beklaaglijk is het , (ditzult gij immers erkennen?) dat het grootfte gedeelte des Menschdoms genoodzaakt is, om de armoede, de zwakheid , en ook de overmagt van anderen ten dicnfte te ftaan; dat de braafHen dikwerf genoodzaakt zijn eenen boozen , eenen harden, eenen onregtvaardigen Heer en Vrouw naar de oogen te zien , en voor hun te bukken , zelfs in de. allergeringfte zaaken; dat zij , niettemin , met u dezelfde afkomst hebben, en gij te zamen Kinders zijt van denzelfden Stamvader ; dat zij met u Burgers der Waereld zijn, die, even gelijk gij, door denzelfden Almagtigen en Algoeden onderhouden, bewaard en beftierd worden; dat hunne Zielen E e van  424 STAAT DER DTE N S TBA AR E X. van gelijke waarde en onfterflijkheid zijn, als de uwe; dat de groote Beflierder der Waereld naar zijne Wijsheid goedvondt (want, ongeacht al het genoemde fmertclijke, is zijne fchikking de beste) u in eenen hoogen, en hen ineenen laagen (land te plaatzen ; dat zij , uitdien hoofde , niet geringer , en gij niet aanzienlijker zijt in de oogen van den heiligen God; dat zij vrijwillig afftand doen van hunne Onafhanglijkheid en Vrijheid (en hoe veel zegt dat niet!) om ze aan u over te geeven; dat zij zich getroosten de fchikking der hooge Voorzienigheid, die hen in het oog der Waereld vernedert, gewillig te volgen; dat zij onder uw dak komen met een vast vertrouwen van in u hunne onderhouders , befchermers, leidslieden en waare vrienden te zuilen vinden ; dat zij hunne kragten en hun zweet, hunne rust en genoegen, ja , in eenen zekeren zin , ook hun leven voor u veil hebben ; en dat zij, ten minften de braaven , hunne achting, liefde, dienstvaardigheid en gehoorzaamheid u aanbieden ; met één woord , dat zij allesvoor u willen zijn. En , wanneer gij dit (en hoe veel is het niet!) aandagtig zult overwoogen hebben, zegt mij dan, of zij niet, indedaad , groote opofferingen doen ? Of wij dat niet behooren te erkennen ? Of wij hun daarvoor geene achting fchuldig zijn? Gij zijt te verftandig , om te beweeren , dat gij gelijke;,  staat der diesstba arex. 433 ke , of, gelijk anderen willen , zelfs grootere opofferingen aan hun bewijst. Wij ftaan toe , dat er eenigen door u gefchieden; maar welke ? Men geeft hun , zegt men, kost en loon ; maar zijn die beiden zo aanmerkelijk, en kunnen zij tegen de hunnen wel opweegen? Laat ons inbrengen, dat de kost goed, en de loon redelijk , ja zelfs in ons oog hoog is ; maar \vat betekenen die beiden bij de verfpilling der kragten van redelijke Schepfelen, die bij God volkomen met ons gelijk ftaan ? Van welke waarde zijn dezelven, bij het bange zweet van uwe Naasten, voor hunne dienften, bij dagen en bij nagten, zelfs in de allermoeilijkfte gevallen? Komen zij in aanmerking bij de armoede en bij het gebrek , dat zij lijden kunnen , wanneer zij hunne kragten in uwen dienst zullen verfleeten hebben ; wanneer zij in eenig werk hunne gezondheid zullen verliezen ; of wanneer zij , ftijf en ftram geworden , den ouden dag zien aankomen, zonder te weeten, hoe dan armoede en gebrek te ontgaan ? Zal men aanvoeren, dat zij den onbezorgden kost eeten; maar zullen zij er dien niet bij hebben; of moeten zij , gelijk de flaaven, tevens voor u en voor zich zeiven zorgen ? Alle deeze dingen roere ik alleen aan , op dat uwe harten , daardoor altoos verzagt en vertederd gemaakt , te medelijdender mogen zijn omtrent de Dienstbaaren, het welk eenen magtigen inEe 3 vloed  436 DIENSTBOODEN WEL VOORGAAN. vloed zal hebben op veele volgende pligten* En mogt er geen Huis in de Waereld zijn, waar dio zagtheid , die tederheid en dat medelijden vergeeten worden ! Wanneer gij deeze dingen wél zult overwoogen hebben, (en ik durf niet zeggen, dat dikwijls tot deeze overweeging weder te keeren nutteloos zal weezen; gaat dan tot eene andere over , ik meen, gedenkt nu aan uwen rang in de Waereld ; gedenkt dat gij Hoofden des Huisgezins zijt , en hoe veel betekent dat niet ! Ik (lel vast, dat deeze hooge naam u zal herinneren , dat gij beiden ten duurlten verpligt zijt, hen wél te bellieren. Maar , hoe zult gij dat beginnen ? Ik denk, dat gij hun, allereerst, een goed Voorbeeld zult behooren te geeven, het welk eenen onbedenkelijken invloed kan hebben op derzelver zedelijken Haat, die, wederkeerig , voor u zeer aangenaam en nuttig zal zijn. Maar wat zullen zij dan in u moeten zien? niets anders, dan deftigheid, braafheid, opregtheid, eerlijkheid , openhartigheid , regtvaardigheid, Menfchenliefde , Godsvrugt , en eene onveranderlijke gelijkmaatigheid in alle uwe handelingen. Maar, daar gij beiden Menfchen, onvolmaakte en gebrekkige Menfchen, zijt , die dus ook hunne zwakheden hebben , zult gij wél doen. dezelven zeer zorgvuldig voor hun te bedekken. Hoe hooger denkbeelden zij van u vormen , des te beter zal het zijn,  ACHTING BEWAAREN. 437 zijn. Vertoont des dagelijks , onderling, liefde, trouw, eendragt en andere deugden. Indien zij toch ooit een gefchil, hoe gering, tusfchen u beiden zien ontftaan, dan zal hunne achting grootlijks voor u wijken : ja zij zullen verder gaan , en meestal de zijde der Mannen kiezen , om dat zij min van deeze, maar meer van hunne Vrouwen nagegaan en berispt worden. Indien zij merken (en wat merkt men niet bij eene dagelijkfche verkeering!) dat iemants zedelijk beflaan flegter is dan het hunne ; indien zij met eenigen grond oordeelen, wijzer en bekwaamer te zijn , dan hunne Heeren en Vrouwen; dat hunne getrouwe diensten, uit gierigheid, liegt beloond worden; dat men hen, die opregt en getrouw zijn, met verachting aanziet; doch onwaardige tafelfchuimers , vleiers en andere foortgelijke lieden hoog vereert; dat men geringe diensten van vreemden ruimer beloont, dan hunnen zwaaren en onverdrooten arbeid ; indien men zodanig leeft , dat zij zich bij anderen fchaamen moeten u te dienen: dan, ja dan voorzeker, zal uwe hoogheid in hun oog laagheid worden , uwe waardigheid zal daalen , en de reeds u beweezen hoogachting zal geheel vallen. Hieruit ziet gij volkomen de noodzaaklijkheid , dat gij uwen rang boven hen door een goed voorbeeld ftaande houdt. Er is iet bij fommige Aanzienlijken en Grooten in Ee 3 "ei;i  438 P R AGT BIJ DIENSTBOODEN. trein gekomen, het geen ik met derzelver wijsheid niet weet overeen te brengen, naamelijk, dat zij zich zeer onderfcheiden van veele hedendaagfche lieden, die verre beneden hen zijn , door een zo eenvoudig als deftig gewaad het welk indedaad zeer loflijk is, en een voortreflijk voorbeeld aan anderen geeft; maar men verneemt tevens, dat zij niet alleen opfchik en pragt gaarne bij hunne Dienstbooden zien, maar zelfs gebieden. Hiervan is het, dat men, onbekend in zulke huizen komende , den knegt voor den Heer, en den Heer voor den knegt, de kamenier voor Mevrouw, en Mevrouw voor de kamenier, aanziet. Hoe ftrookt dat nu met de nederigheid van een eenvoudig en deftig gewaad , het geen men zelf draagt ? Of wil men een hoogmoedig hart onder een gering kleed bedekken ; maar dat openbaar maaken in den pragtigen tooi der Dienstbooden? Of om zagter hiervan te oordcelen , wil men beduiden , dat de hooge ftaat niet door kleederen kan uitgedrukt worden ; maar dat de verheven rang, ten minden in de Dienstbooden , moet gezien en erkend worden ? Ik laat u oordeelen, of zodanige handelwijze gefchikt is, om den Dienst- baaren waare nederigheid te leeren. Nog iet , omtrent van gelijken aart , ten minften in de uitwerking, komt mij niet wél gefchikt voor, naamelijk, dat fommige Grooten , vooral Vrouwen , de kleederen , welke zij afleggen , (gelijk  jOOI DER DIENSTBOODEN. 43$ (gelijk men het noemt) aan hunne Dienstbooden tot een gefchenk geeven. Dit mogt doorgaan; maar zij -moesten niet dulden , dat knegts en meiden dezelve aantrokken. Of wat deukt de knegt, als hij den rok van mijn -He ; wat de kamenier, als zij de fak van Mevrouw op het lijf hebben ? Of geeven die kleinigheden geene aanleiding tot zelfverheffingen , die men anderszins veroordeelt, en ook in Dienstbooden niet wil dulden ? Wie Mcnfchenkemiis bezit, zal hier over best kunnen oordeelen , indien zulks noodig zij , daar men thans zo vaak over de trotschheid der Dienstbooden hoort klaagen ; maar verzwijgt hoe men ben daar toe gcbragf ■heeft. Bij deeze gelegenheid wil ik u aaumaanen, dat gij u verzet tegen .allen wilden tooi, waaraan zij zich foms zouden willen overgeven, éf klaagt men niet reeds genoeg , ja klaagen zij zelven niet , over de kosten aan den ook onder hun zo zeer toegenomen opfchik, zo dat zij deswege weinig van hunnen loon overhouden? Ik ken eene kloeke Vrouw , welke altijd bij haare Dienstbooden praat van zedig en net gekleed te gaan , en welke zich zodanig heeft weeten meester te maaken van de harten haarer meiden, dat zij geen rok of jak zullen koopen, ten zij haare Juffrouw vooraf de Holle gezien ea goedgekeurd hebbe. Dus keert zij de trotschheid van het hart af ten aanzienc der kleeding m weet tevens de netheid in al derzelver doen Ee 4 ia  44° DIENSTBOODEN AAN ZICH VERBINDEN, in te voeren. En zijn deeze geene twee voom naame zaaken ? Zeker ontbreekt het vea- ien aan kennis , hoe men Dienstbooden moet bellieren ; maar , mijns oordeels , beftaat het geheele geheim daarin , dat men hen fterk aan ons verbinde, het geen gemakkelijker valt omtrent meiden wegens het gevoeliger en buig, zaamer vrouwlijk gemoed , dan omtrent knegten , die van eenen tegengeftelden aart zijnOnderneemt dat, en zet het voort door duidelijke proeven te geeven , dat gij een waar vertrouwen in hun ftelt. Men noeme dit zo men wil , eene huislijke ftaatkunde of edelmoedigheid ; het is zeker , zij zijn het beide , en vleien altoos het hart. Wanneer men, in tegendeel , blijken geeft van geene opregtheid vriendelijkheid, billijkheid, en regtvaardigheid van hun te verwagten, of zich op hen niet te willen verlaaten, dan zal dat zo veel zijn, als hen uit te tarten , om onopregt en onvriendelijk , onbillijk en onregtvaarcüg omtrent ons te worden. — Wilt gij, dat zij u met een opgeruimd, vrolijk en gewillig hart dienen, en vastelijk u aankleeven , doet hen niet gevoelen, dat zij hunne edele Vrijheid kwijt zijn, vooral niet den zodanigen, die nog Ouders hebben, die eerst in uwen dienst treeden , of meer jaaren hebben : want anderszins worden zij droef, geestig , en van u afkecrig , het geen met aUe zorgvuldigheid moet ontgaan worden, Spant  HEN TE GE MO ET KOMEN. 44* Spant dan alles in , om , van den beginne af, hunne harten te winnen door eene naauwkeurige vermijding van alles , wat naar verachting en wantrouwen zweemt. Doet hun niet merken, dat gij boven hen verheven zijt. De minne Mensch kan eene laage verfmaadende behandeling niet verdraagen. Het verdriete u dan niet , dewijl alles , bij hunne intreede in uw huis, aan hun vreemd is , hen geftaadig te gemoet te komen met een vriendelijk gelaat, hun alles met veel goedheid aan te wijzen , de redenen open te leggen, waarom gij dit, op deeze en niet op eene andere wijze, gedaan wilt hebben , en voorts hen aan te moedigen door er bij te voegen, dat zij wel dra uwe aanwijzingen niet meer noodig zullen hebben. ■ Onder dat alles moet gij zorg draagen, dat derzelver achting voor u altijd vol ftaat , en dat uwe vriendelijke behandeling- hun geene aanleidinggeeft , om laag van u te denken. Een welmeenend , ernstig , bedaard , doch altijd een gelijkmaatig gedrag, dat van het ftijve verfchilt, ja foms een boertig woord daaronder ; maar daarna wederom deftig , kan niet anders dan eene goede uitwerking hebben. Bedient u des altijd van zeer zagte en minlijke woorden; maar laatze tevens hcimlijk gevoelen , dat ze, op eenen zekeren afftand, van u ftaan , en u niet, als huns gelijken , moeten houden. Eene al te groote openhartigheid , en eene verre gaando Ee 5 ge-  J542 NIET TE GEMEENZAAM. gemeenzaamheid hebben altijd nadeelige gevolgen , ten minften moet gij nooit gelooven , dat gij u door dezelve bij hen bemind zult maaken. Hierom moet gij hen nooit tot uwe vertrouwelingen , of tot uwe raadgeevers aanneemen , dewijl gij hun dan magt en gezag over u geeft , waarover gij u te laat zoudt beklaagen. ——. Geeft altijd blijken , dat gij de naarstigheid en het wél hefteden des tijds ongemeen bemint. Om het eerste te bevorderen , en hen daarbij te doen blijven , moet gij dezelven doen bemerken , dat gij zeer gezet zijt op het kort en knap afdoen van hun werk ; maar dat gij ook gezind zijt dat weer goed te maaken door hun behoorlijken tijd van rusten te willen geeven. Eén uur meer vrijheid te fchenken tot het herftellen van hunne kleederen , of tot iet anders , dat zij beminnen, en gij ligtlijk kunt toeftaan, werkt zeer veel uit; en het geen gij fchijnt in het ééne te verliezen zult gij daarna in het andere wederom gewinnen. Merkt gij , dat zij gaarne een aangenaam nuttig Boek leezen, zorgt, dat er altoos één in de keuken ligge , vooral dat de Bijbel , en eenig ander godsdienstig Boek beftendig daar blijven, waar toe mogelijk best kan dienen de Oorfprong en voortgang van waare Godsdienstigheid in 's Menfchen ziek, door P. Doddiudge. Zo dra zij er één geleezen hebben , geeft hun een ander vm eenen verfchillenden inhoud, om den leeslust  BOODSCHAPPEN. UITGAAN. 443 lust op te wekken , en levendig te houden : met één woord , laat hen nooit ledig zitten , en , valt er niets voor hun te doen , zoekt werk voor hun op. Doet hun merken , dat gij zeer gezet zijt op het fchielijk doen van boodfchappen , en dat hunne eer er bij lijdt , wanneer ze zo lang op de ftraat met anderen Haan praaten, dat het den daar woonenden Menschen ergert. Om dat een paar meiden af te leeren , bragt eens iemant twee ftoelen bij dezelven op de ftraat, om er zo lang te gaan zitten ; maar daar gij u van dat middel niet kunt of moogt bedienen , is het goed , om het kort uitblijven te vergoeden , dat gij ze wat langer tijd geeft , wanneer zij hunne vrienden of bekenden gaan bezoeken ; maar doet hen dan tevens verftaan, dat dit de vergelding is voor hun vaardig terug keeren, Het is zeer in trein gekomen, (en.wie zal het nu algemeen keeren ?) den namiddag en avond van den Zondag den Dienstbooden tot uitgaan te vergunnen ; maar (het behaagt mij niet, en ik zou u ook niet raaden dat te volgen. De eerbied voor dien Dag is, zeer algemeen in het Vaderland , diep vervallen , en dezelve is veelal omgekeerd in eenen dag van uitfpanning , vermaak en vrolijkheid. Allerlei flag van Menfchen zijn dan op de been, en onfchuldige Dienstbooden vallen , bij die gelegenheid , dikwijls in handen. van gevaarlijke lie-  444 VERLEIDING. GOEDE NAAM. lieden. Veelen hebben zelfs hunne verleiding en verderf aan die vergunde vrijheid alleen te wijten. En zullen wij, wij, die waaken moeten voor de behoudenis van hunne zielen, hen in den ftrik der verzoeking laaten loopen ? Bedenkt toch, mijne Vrienden ! wat dit betekent, en vergunt hun daarom liever eenen namiddag of avond in de week tot uitgaan ; doch, zo het u mooglijk is , tragt te ontdekken de huizen, waarin zij meest komen. Verklaart hun menigmaal , van welk gewigt een goede naam voor eene jonge Dochter is , en dat eerbaarheid altijd haar grootfte fieraad zal blijven. Noemen zij zeiven u de huizen, waarin zij verkeeren , prijst hunne openhartigheid en verftandig gedrag. Maar ik ken plaatzen in ons Vaderland , waar het gevaar deiverleiding zo groot is, dat gemoedelijke Menfchen niet van zich kunnen verkrijgen , hunne meiden in de donkere winterfche avonden boodfchappen te laaten doen. Hoe treurig is het , dat men aldaar zo groote omzigtigheid moet gebruiken! Verder, bezwaart geene lieden,- die u dienen, vooral niet in den eerften tijd , met eenen langduurigen ,' vermoeienden, en nooit, in het vervolg, met eenen nutteloozen arbeid. Dit zou toch derzelver moed geheel ter ne^r liaan, en op het eerfte genoegen, dat zij in uw huis vinden, zou geen tweede volgen. Is er iet te doen, dat hun zwaar valt, mee?  ARBEID. RUSTEN. ORDE. aeer dan gewoonlijk, gaat hen , nu en dan * eens zien werken, prijst het geen afgedaan is, bemoedigt hen verder, geeft hun, onder of na den arbeid, eene verkwikking, daarna een onfchuldig vermaak. Zelden berekent men, hoe zeer dit den moed onderfteunt, en het zvvaare van het werk minder doet gevoelen. Kleinigheden , met oordeel en ten regten tijde aangewend , geeven veeltijds groote voordeden: ten minsten zal uw werk daardoor beter verrigt worden, het geen anders, vooral wanneer het wat zuur valt, dikwijls min behartigd wordt. Neemt ook in acht , dat gij hen niet plaagen moet, door ze van het eene moeilijke werk naar het andere te jaagen : neen , verwisfeit liever telkens den arbeid; op een zwaaren moet een ligter, en op een ligt mag een zwaarer werk volgen. Twee kloekzinnige Lieden moeten altijd naauw gezet blijven op de hun zo hoog aangepreezen Orde in het Huisgezin; maar , terwijl zij alles met overleg regeeren, weeten zij ook meestal middelen te bedenken, om zwaare lasten gemaklijker te doen draagen. Er zijn plaatzen in ons Land , waar men de loflijke gewoonte heeft, dat de Meiden geene keurslijven draagen , en die voegen ook allerminst , wanneer zij zich in een werk veel moeten beweegen. Wil men egter iets hebben, dat de lendenen als dan fterk fteunt; dat zeer wél ftaat; dat de volle gedaante van een keurslijf  44<5 KOURSETTEN. GEZONDHEID. lijf heeft, en waarin zij egter zich volkomen losgevoelen, men laate haar kourfetten draagen , te meer daar ik u het nadeel der eerften reeds heb gezegd (bladz. 108, 109.) Laat ons ten minsten altijd gedenken , dat Dienstbooden gevoelige Menfchen zijn , en dat indedaad de geneugten der vermogenden niet verkreegen moeten worden door de traanen van anderen. Brengt hun geduurig op het oog , dat zij alle mooglijke zorg moeten draagen voor hunne gezondheid, en ziet zelve toe, zo zij dat vergeeten, het geen hun altijd zal gevallen. Duldt geene zwaare afmattingen , wanneer de ijver hen te fterk mogt vervoeren. Stelt ze niet bloot aan eene felle koude of groote hette , en verbiedt hun, fterk bezweet of verhit zijnde, in een ftreng, zelfs niet in een gemaatigd faaifoen, in de week naar eene koude Kerk te gaan. Laat ze ook in huis op geene fteenen vloeren lang ftaan , wanneer ze flegts kousfen en geene muilen aan de voeten hebben , veel min in togten gaan zitten om te bekoe-' len, of koude dranken, en vooral geen karnemelk , drinken. Smaaken hun als dan geene laauwe dranken, laat ze dan koud water neemen met brandewijn , het welk een aangenaame drank is , die hun niet zal fchaaden. Winterhanden te hebben is altoos zeer lastig, bijzonder voor keukemeiden ; doch laat hun wel een middel ter verzagtinge gebruiken , maar  BEHANDELING IN ZIEKTE. Azff maar niet om dat ongemak weg te neemen : want dan jaagt gij liun gewis, gelijk ik reedste vooren gezegd heb , eene andere , en mogelijk langduurige ziekte op het lijf, waarvan ik verfcheiden' voorbeelden gezien heb. —— Vergunt hun nooit laat op te blijven en laat op te (laan : zijn ze daaraan gewoon , brengt hen zagtkens daarvan af; maar ftaat hun egter eenen genoegzaamen flaap toe. Worden zij ongefleld, zegt hun, dat gij alle de kosten ter hunner geneezinge zult draagen : want de vrees , van zelve die te zullen moeten betaalen , dringt ben dikwijls, om de eerfte aanvallen eener ziekte , welke in den beginne ligtlijk hadt kunnen geftuit worden , te ontveinzen , en het kwaad te laaten inwortelen* Dringt hen, als dan, nog minder tot eenigen arbeid ; maar laat ze aanftonds 'rust neemen. Het is de manier in fommige oorden des Vaderlands , zulken, die reeds ziek zijn , in huizen van geringe lieden te laaten overbrengen : maar in een ander huis te komen, alles vreemds daar te zien , en, bijzonder , van u verhaten te zijn, doet hun ligtlijk , zijn ze wat gevoelig , den moed verliezen , en den dood vermoeden , het geen de kwaal altoos verergert. Houdt ze liever in uw huis; behandelt ze als uwe Kinderen ; laat uwe Geneesheer bij hen komen ; bezorgt hun eene goede oppasfing ; bezoekt hen dikwijls; zet u bij het bed neder; be-  448 ZIEKTE. GETROUWHEID.- bemoedigt ben, om dat ze dan doorgaans neêrflagtig zijn; leert hun, hoe zij de krankheden moeten befchouwen , en welken troost alleen de Godsdienst hun in die gevallen oplevert • met één woord , tragt het lijden , zo veel u mooglijk is , te verligten , draaglijk te maaken, en derzelver gemoedsrust te bevorderen. Zodanige dingen neemen het hart zeer in, en hebben vaak eene goede uitwerking ter fpoediger geneezinge. Neemt deeze toe, of is zij volkomen terug gekeerd, dan is het uw tijd, om hun de zorg voor hunne gezondheid fterker aan te bevelen , en hen tot een dankbaar vroom leven te dringen, daar zij ondervonden hebben de waarde der eerfte , en de onbekwaamheid der ziele, om aan de bekecring te denken , wanneer het lichaam zich in een zwaar lijden bevindt. Getrouwheid moet altoos onder de voornaamfte deugden der Dienstbooden geteld worden. Het is des uw pligt te zorgen , dat zij deeze fchoone hoedanigheid nooit verzaaken, waartoe de volgende dingen in acht genomen kunnen worden. Voor eerst, dat gij op vaste tijden eene naauwkeurige rekening der uitgiften met hen houdt; en daarna, dat zij nooit in u bemerken eenig vermoeden van ontrouw, zonder dat gij daartoe eenen genoegzaamen grond hebt ; eindelijk , dat ze nooit juist weeten , waar gij uw geld bewaart. Ook ftaat het u niet vrij , hen in eenige  , KAE1KETTEN. BRIEVEN» 44 ij) eenige verzoeking te brengen , door bier of daar geld te laaten llingeren , of uwe beurs, onachtzaam, ergens te laaten liggen: want het gezigt van geld heeft ongelijk meer vermogen op het hart, dan de denkbeelden van het zelve- 'Laat de flcutels nooit op uwe Kabinetten blijven, om geene aanleiding tot eenige nieuwsgierigheid te geeven, welke nog andere gevolgen zou kunnen hebben- Ja gij moet , zelfs bij nagt, altijd meester zijn van uw huis , en dus den fleutel der voordeur op uwe kamer hebben; op dat zij geene gelegenheid vinden tot uitgaan op zulken onbehoorlijken tijd , of, bij nagt en ontij, bezoeken ontvangen. Laat uwe Brieven nooit llingeren , en beneemt hun altijd de gelegenheid om ze te leezen, al waren zij zelfs van het minfte belang. Als het pas geeft moet gij hun zeggen, dat, al lagen hunne Brieven daar open , gij ze niet heimlijk zoudt willen inzien, om dat Brieven altijd heilig moeten zijn; maar dat het best is, dat zij de hunnen ook weg fluiten. Legt nooit uwe gefcheurde Brieven op het geheim gemak. Een geval in mijne Familie zal u leeren, wat daaruit kan voortkomen. Een Huisgezin ontving eenen Brief, waarin een weinig geboerd werdt omtrent zekeren Bloedverwant- Deeze gaf, daarop , een bezoek aan het zelve , en , op het geheim gemak komende , toen de natuur hem drong, vondt hij juist de Hukken van die» Ff Brief  4'50 SNOEPEN DHR. DIEXSTKOODEiVV Brief aldaar. Meer nieuwsgierig dan edelmoedige bezag hrj ze , las er zijnen naam in , ftak ze in zijnen zak, en, zonder iets re zeggen, nam hij ze mede naar huis, plakte ze bij eikanderen, ontdekte alles , en zondt daarop aan deszelfs Schrijver een groot deel fcherpe vcrwijtingen. Deeze, dit verneemende, verweet hem daarop zijne gepleegde dieverij omtrent de Hukken van den Brief, en 's Man3 Vrouw ging heenen, om hem te hekelen. Zij voerde dat uit; maar kreeg, wegens de hooggaande kijvaagie en zijne ftugheid, zo veel , dat zij haare gezondheid verloor, en daarop ftierf. De haat, tusfchen die twee Familien daarop volgende, ging zo verre, dat zij, hoewel beltaande uit aangehuwde Broeders en Zusters, nooit daarna met eikanderen verzoend zijn geworden-.. Hooge klagten gaan veelal in Huisgezinnen op wegens het fnoepen van fommige Dienstbooden ; hoewel niets ligter kan voorgekomen worden. Wilt gij- beletten, dat zij geene lekkernijen uit uwe kasten, of geen fruit uit uwen hof neemen, voert deeze vaste wet in , dat zij , wanneer gij er van eet , ook hun deel zullen hebben: zij. toeh zijn ook Menfchen, die, zo wel als gij1, eene verfnaapering lusten; en, verzekerd zijnde, dat zij die ook zullen krijgen , zal er hunne hand van af blijven: mij is ten minsten dit middel nooit mislukt. - Volgt niet de gewoonte van veel in Gezelfchappen.  PRAATEN; VERTELLING. 45C pen te praaten van de deugden en ondeugden uwer Dienstbooden : want welke nuttigheid geeven zulke gefprekken ? Zo*, er één van uwe gezegden tot hun nadeel uitlekt, (dat ligtlijk kan gebeuren) zullen zij eenen trillen haat tegen u opvatten , en het gemeend ongelijk , vroeg of laat, u , op de eene of andere wijze , betaald zetten. Gij moet gewislijk derzelver goeden naam , wordt die aangerand , ten allen tijde verdeedigen; maar wat Vermaak kunnen wij fcheppen in het openbaar maaken der gebreken onzer Dienstbooden , of in het lijdzaam aanhooren van dezelven door anderen ? Is het de liefde, aan de eene of andere zijde, die ons daartoe dringt? Leent niet ligt ge¬ hoor aan vertellingen, die men u, aangaande hen , aanbrengt. Zij kunnen waar zijn , en gij hebt vrijheid, om een geheim en voorzigtig onderzoek naar dezelven te doen , indien gij eenig kwaad vermoeden hebt ; maar hoe dikwijls worden zij ook valsch bevonden ! ■Sommige lieden meenen door zulke aantijgingen hun hof bij ons te maaken ; maar gij moet zulken altijd doen merken , hoe weinig gij met zodanige dingen gediend zijt. Dienstbooden lijden dikwerf niet minder door laster of agterklap, dan veele Grooten. — Maar verdraagt ook niet, dat Kinders veel van hun bij u komen overbrengen; dewijl het meestal beu-' zelingen zijn , en fommige Dienstbooden dat Ff a aan*  452 p R ij z e n en l a a k e it. | aanbrengen niet zagt bij zich neerzetten; maar in uwe afwezigheid , op de eene of andere wijze, ligtlijk wraak van uwe Kinderen zullen neemen. — Men hoort nog al veel , dat Menfchen hunne Dienstbooden prijzen, zo lang zij bij hen woonen ; maar laaken , zo dra zij willen vertrekken , en nog meer , Wanneer zij reeds weg zijn , welke tegenftrijdigheid den eerften weinige eer geeft. Vraagt men u naar hen , zo zij willen verhuizen , geeft dan een getuigenis naar waarheid: want waarom zoudt gij hem prijzen, die geenen lof waardig is, of waarom den roem agterhouden van den geenen , die denzelvenverdient? Den Naasten door val» fche getuigenisfen te misleiden zou uwen goeden naam veel doen lijden , en daar men het thans zo dikwerf ziet gefchieden, zo moet men de agterblijvende verbetering der Dienstbooden veelal daaraan toefchrijven. Treeden er ooit flegten in uwen dienst , van welken u een goed getuigenis gegeeven is, tragt dan te ontdekken den oorfprong hunner ondeugd. Zijn zij afgedwaalden , ziet ze dan met medelijden aan ; dankt God , dat hij u de gelegenheid geeft, om ze op het pad der deugd terug te brengen ; befteedt er alle uwe vlijt toe , en bedenkt , welk eene eer het u zal geeven , en nog meer welk een genoegen, de ziel van eenen ongelukkigen te behouden. Wil men u niet hooren , het zal genoeg zijn uwen pligt te hebben ge. daan,  BERISPEN ONDEUGDEN. 45J- daan, en gij moet ze dan laaten vertrekken. — Altoos beftraflen , berispen , grommen , knorren kan en zal geen gevoelig Mensch verdraagen. Het behoort onder de haatelijkfte dingen gefield te worden ; en twee nadeelen moeten er noodwendig uit voort vloeien ; of uwe , of hunne zagte inborst zal er door bedorven worden ; en js er dan meer gewonnen , dan verlooren ? Hoort toch deeze min bekende , of liever min beoefende Waarheid: een goed voorbeeld en eene zagte leiding , welke gij beiden op den duur moet doen blijken , vermoogen oneindig meer , dan de fcherplte hekelingen. Wanneer Man en Vrouw flegt voorgaan , en Dienstbooden niet wél volgen , is het tijd van zwijgen ; maar het is ook verkeerd , wanneer de eerde of laatde hen bedraft , dat de een of andere 'de bedraffing tegenfpreekt : in dat duk moet men eene volkomen gelijke lijn trekken. — Zo dra zij voet in uw huis zetten, moet gij u toeleggen , om zwakheden en gebreken wél te onderfcheiden van groove ondeugden. Weest toch, in het eerde geval, lankmoedig, en veeltijds moet men niet alles zien , of zo al, dan met een verfchoonend oog. Daarenboven moet gij acht geeven , uit welke bron de gebreken in hen opwellen , uit onkunde , of uit eene laage opvoeding ; uit eene llappe vorming van hun verdand , of uit de verkeering met onbefchaafden ; uit onvoorzigtigheid , uit F f 3 zwak-  454 GEBREKEN VERWINNEN, zwakheid, of uit hun Temperament, op welig laatfte men bijna nooit acht geeft , hoe nood, zaakclijk zulks zij: want, dat alles in aanmerking genomen zijnde , veranderen de begaane feilen zeer aanmerkelijk van gedaante , dan wanneer de booze voorneemens of kwaadaartigheid de bronnen der misdagen zijn. Als het u wél gelukt zal zijn , derzelver geheele liefde en vertrouwen te winnen , dan zult gij , met zagtmoedige overtuigingen , veele gebreken of aanftonds verbeteren, of langzaamer hand overwinnen, vooral als gij hun regt doet, en derzelver feilen niet befchouwt van den haatlijkften kant. Geduld en zagtmoedigheid , met ernst gepaard , doen oneindig meer af, dan telkens herhaalde harde woorden. Denkt al, tijd, dat gij zeiven, onvolmaakt zijnde, geene Dienstbaaren zonder gebreken zult vinden; en die het gezag in handen hebben moeten het vermaan niet langs den weg van dwang , maar van eene minnelijke redeneering geeven. Is ex eene fcherpe berisping noodig , zij gefchiede nooit op eenqn norsfen, maar altijd op eenen zagten, doch ernftigea toon, en men laate dan het daarbij blijven. Keert u daarop om , gaat heen, en wagt geene tegenfpraak af: want dan zou het tot eene zwaare woordenwisfeling kunnen komen , die vervolgens tot een onbetaamlyke kijvaagie zou overflaan. Ook moet meH m n, als befchaafde Lieden , noch van hun e?nig©  -wijze va n berispen 455 eenige fcheldwoorden verwagten ; dewijl dezelven u en hen gelijk zouden Hellen met het laage gemeen. Kan men met vermaanen en berispen geen nut doen , gij zijt egter deugdzaam , om dat gij ze gegeeven hebt. Maar vergeet niet, dat, zo dra, de beftrafiing gedaan is, er nooit meer van den misdag moet gerept worden , en dat men nimmer ouden voor den dag mag haaien, om hen over de nieuwen des te fcherper te hekelen. Ileudt u , na de berisping , zo vriendelijk, als te vooren, op dat er geen blijk zij van eenig voorgevallen ongenoegen. En indien er daarna wederom wat te zeggen mogt vallen , het geen egter zeldzaam moet zijn, doet het dan met eene half lachende vriendelijkheid zonder eenige bittere verwijting. Wordt er eene haatelijke ondeugd ontdekt, welke gij niet moogt verdraagen , of welke nadeelig zou kunnen worden voor uwe Kinderen , ja omtrent welke zij zelve onbekommerd leeven, fpreekt hen dan aan , onder vier oogen, met een bewoogcn hart; beklaagt hen ; beduidt hun , datze alleen door een deugdzaam gedrag best kunnen voortkomen in de Waereld; doch, anders handelende, zich Gods ongenoegen en hun verderf op den hals haaien. .—— Wanneer gij veele Dienstbooden moet houden , weest gij beiden dan omzigtig , en imaakt geen groot onderfcheid tusfchen hen , «p dat de jaloerschheid niet boven kome in het Ff 4 hart  45Ö' AGÏERKLAP. ONKUNDE. hart der min geëerden Duldt geen agter- klap van den eenen omtrent den anderen, en gaat alle onmin onder hen tegen. Gebeurt het dat zij onderling verfchil krijgen , béftraft allen zonder onderfcheid, of liever met algemeenc woorden, dat is , het gefchil zelf, en niet zo zeer de perfoonen ; maar onderzoekt niet verder, om niet in de noodzaakelijkheid te komen van den eenen gelijk, en den anderen ongelijk te moeten geeven : het is best er zich buiten te houden. Een ander teder ftuk moet ik hier niet vergeeten. Een hart, vervuld met waare Menfchenliefde, ziet met deernis aan de onkunde in den Godsdienst, die zo ftrenge heerfehappij voert over het gemeene volk in de Steden, en over een groot deel der arme Landlieden , welke de zoetigheden des levens niet alleen misfen , zonder zich eene vergoeding in het toekomende leven te kunnen belooven; maar ook langs den breeden en zelfs niet aangenaamen weg ten verderve gaan. Sint* lang heeft men waargenomen , dat de meeste ondeugden voorkomen bij lieden van de hoogfte rangen, en bij die van de laagfte klasfen. Gij begrijpt, dat men de eerften , die alle hulpmiddelen tot verbetering aan de hand hebben, doch zich niet willen laaten gezeggen , aan zich zeiven moet overlaaten ; maar dat men fflet de uiterftc ontferming moet aangedaan zijn Went de geringe, onbefchaafde en onweeten- de  ONKUNDE IN DEN GODSDIENST. 457 •de lieden , uit welke zulke Dienstbooden voortkomen , die gelijk liaan in onkunde aan hunne Ouders. Zo lang dan Schooien en Onderwijs niet beter geregeld worden , moet de Godsdienst deezer jonge lieden bijna louter bijgeloof zijn , en hunne deugden flegts uiterlijke hebbelijkheden ; maar hunne ondeugden zal men ook bevinden alleen onbedagte navolgingen te zijn van voorbeelden, die zij in anderen waargenomen hebben , terwijl hunne gedagten niet veel verder gaan dan het geen zij zien en gevoelen , waarbij flegts kleine verzoekingen behoeven te komen, om hen tot nieuwe dwaas, heden en zwaarer ondeugden te doen vervallen. Dochters, die, dus gefield zijnde, van het platte land in de Steden komen, om te dienen , verhuuren zich eerst bij gemeene Menfchen , waar zij het hun onbekend huiswerk leeren , en tevens eenige befchaaving ondergaan; maar Jongens , die als knegten zullen dienen , zien veele dingen , komen op veele plaatzen , en verkeeren met allerleie Menfchen , waardoor , zo zij eenige bekwaamheden hebben , hunne vermogens zich ontwikkelen. Van zulke gelegenheden zijn de Dochters , die meiden worden , verftooken. Altoos aangezet tot deit huislijken arbeid, fchiet er voor haar geen tijd over , om iets meer te leeren, dan dat werk j terwijl de overige uuren belteed vworden tot praaten, en tot het leeren kennen van huizen ei* f f 5 men-  458 GAARNE ONDER W IJ z" EN. menfchen. Dus blijft de befchaaving van verftand en hart geheel agter, ten zij dezelven bij braave godsdienstige lieden dienen , die medelijden met hen hebben, en hun eenig onderwijs in den Godsdienst geeven, of bezorgen. Veele van deeze ongelukkigen, eenige kennis van het dienen gekreegen hebbende , gaan daarna over in huizen van aanzienlijker Burgers , en dus komen zij ook in het uwe. Dan , gij zult, dunkt mij , zodanigen nog liever in uw huis toelaaten, dan laaghartige Vreemdelingen , die flegts in het Vaderland komen , (het geen meest ten aanziene van knegten plaats heeft) om , gelijk men het noemt , hun fortuin te zoeken, en aan flaavernij gewoon, meer met eenen laagen oogendienst, dan met een vaderlandsch hart, gehoorzaamen ; ja die zich alleen toeleggen , door het verduuwen van al het bittere der dienstbaarheid , en de volkotnenfte afhanglijkheid, om vooruit te komen, vooral bij Aanzienlijken , die ongemakkelijk te bedienen zijn , in hoop van daarna met ampten begiftigd te zullen worden , en dan het neêrgeboogen hoofd in hoogmoed op te heffen. Neen, dat zal bij u, vertrouw ik , niet gebeuren : liever zult gij , ?o gij Vaderlandsliefde kent , uwe ongelukkige onbefchaafde Landgenooten willen inneemen , en daarop vaardig de hand flaan rot befchaaying van derzelver verftand en hart. Zeer veel valt ff wel aan zulken te doen; maar hoe aangenaam is  ONDERWIJS AAN DIENSTBOODEN. 459 is het hen gelukkig te maaken, op welken men zo naauwe betrekking heeft. Uw eigen belang vordert dit daarenboven : want hoe veel ijveriger en getrouwer zullen zij u dienen , als heCi beginfel van Godsdienst hen daartoe dringt ! Denkt, dat hunne Zielen voor uwe rekenfchap ftaan, zo lang zij u dienen. Onttrekt hen daarom niet van den openbaaren Godsdienst, noch van een bijzonder Onderwijs , indien zij dit noodig hebben. Het is te beklaagen , dat de Dienstbooden in de Kerken der groote Stedenonzes Lands meestal zo verre verfchooven zitten, dat zij eene Leerreden, of niet, of zeer gebrekkig en telkens afgebrooken hooren , waardoor zij zo wijs uit de Kerk weggaan, als zij er in gekomen zijn. Eene godsdienstige Dienstmeid klaagde mij des onlangs , dat eene goede zitplaats haar jaarlijks tien gulden kostte. En hoe groote fomme is dat niet voor eene Dienstbaare J Voorlang heeft de Regeering van Zwol dat beter . begreepen , en een voorbeeld van navolging aan anderen gegeeven. Voor eene menigte van Landlieden , die onder de Gemeente der Stad gerekend worden, en dus daar te Kerk moeten gaan , wordt, op den voormiddag van eiken Zondag , ééne Kerk open gezet , waarin zij plaats neemen daar het hun gevalt , hebbende niemant der geenen, die anders daar vaste zitplaatzen hebben , eenig regt , om de Landlieden op te jaagen, —-» En telt gij , onder de uweai  4<5o II U I S L IJ K ONDERWIJS. uwen , lieden van eene verfchillende Gezind-: heid draagt zorg , dat zij ook den openbaaren Godsdienst niet verzuimen; en tevens dat zij, onderling, geene bittere gcfchillen over de Geloofsftukken voeren: want dat verwijdert de gemoeden, die vreedzaam en wel vereenigd moeten leeven. Ik heb daaruit nooit eenige goede vrugten zien voortkomen : ook in eene keuken mag men geenen dwang kennen, hoewel redelijke zagte overreeding, aUerwege, in elks vrijheid ftaat. Laat hen, 's morgens en's avonds, zijn zij van uwe Gezindheid, en zo niet, indien zij daartoe te overreeden zijn, de huislijke gebeden bijwooncn , en het leezen der Heilige Schrift, nevens uwe uitleggende aanmerking en leeringen, aanhooren. En , indien zij leezen noch fchrijven kunnen, zult gij geen zwaar verlies lijden , indien gij, op uwe kosten, hen door eenen Meester in die beide konsten laat onderwijzen. Zo veel goedheid en ontferming mag en moet men overig hebben voor onkundige , doch eerlijke en braave Dienstbooden , in eenen ongunstiger ftaat , dan wij , gebooren. Dan , indien gij het onaangenaame zoudt fma«ken , van boozen en halftarrigen, met welken men dagelijks het hoofd moet breeken, in uwe wooning , door een misleidend getuigenis van anderen , te krijgen ; indien gij er mogt aantreffen , die flegte voorbeelden geeven , ook aan uwe Kinderen ; die vloeken en zvvee-  ONGESCHIKTE LAATEN GAAN. 46"l zweeren , of flegte taal uitflaan; die , ondankbaar , God vergeeten en deszelfs dienst verfmaaden; of die niet willen verbeterd worden ; laat zulken zonder veele woordenwisfelingen, ten regten tijde , vertrekken. Dan , wie uw huis eenmaal verlaat, om welke oorzaak het ook zij, en •, na anderen eene poos gediend te hebben, tot het uwe zou willen wederkeeren, moet afgcweezen worden : want dan gaat het zelden beter. En die moedwillig vertrekken , moeten daarna niet onderneemen , ten minften gij moet niet dulden , dat zij vrije bezoeken geeven aan de gebleeven, of nieuwe Dienstbooden in uw huis, al zijn zij er bij bekend: want de oude vertrokkenen doen er zeiden veel nuts, maar ftooken, foms, zelfs de nieuwen op. Ziet daar , mijne Vrienden ! eenige voorfchriften , welken gij , ten aanziene uwer Dienstbooden , kunt volgen. Uw huislijk Geluk en hun welzijn, hoop ik, zullen daardoor bevorderd worden. Uwer aller' ftaat worde door de waarneeming daarvan vaster en genoeglijker ! Dit is , voorwaar , geen geringe zegen in de Waereld! AAN  aan DIENSTBOODEN. Oogmerk des Schrijvers. Met veel denken aan den Jtaat der vernedering. Met telkens verhui' zen. Niet enkel om loon dienen. Belang van het Huis. Godsdienst waarneemen. Onderwerping. Gehoorzaamheid. Getrouwheid. Opregtheid. Waakzaamheid. Zindelijkheid. Vergenoegdheid. Eigen* zinnigheid. Nieuwsgierigheid. Praaten buiten het huis. Gedrag met Buuren. Schraalheid. Vrienden. Heerfehappij voeren. Vijanden zijn van het Huis. Gedrag omtrent Kinders. Vrede met andere Dienstbooden. Verhuizen. Een Leeraar van het Evangelie mag aan geene rangen, onder de Menfchen in trein gekomen , denken, wanneer hij genoegen , vrede en zaligheid , of vermaaningen en pligten aan dezelven zal prediken. Het geluk van allen moet hem lief zijn, en dus kan hij omtrent u niet onverfchillig weezen. Mogelijk komt dit Boek, door de zorg van uwe welgezinde Heeren en Vrouwen in uwe keuken, en raakt dus in uwe handen. Dan zult gij kunnen zien , wat  ve s c billen d'e standv 46*3 wat hij aan dezelven voorgedraagen, en hoe hij gepoogd heeft hen te beweegen , om u, naar hun geweeten, teder en minlijk te behandelen, om uw lot op allerleie wijzen te verzagten 9 en om dus altijd uw waar geluk te bevorderen» Maar, hij moet nu_ook tot u fpreeken, en gij verwagt van hem niets anders , dan het geen een goed hart u altijd zal mogen zeggen. Aan den ftand , waarin God , om wijze redenen , u geplaatst heeft , zijn onderfcheiden" pligten vast gemaakt , van welker beoefening uwe ftiile gemoedsrust, uw geluk, uw vrolijk vergenoegen in dit leven, en uwe vertroostende uitzigten in de Eeuwigheid zullen afhangen. De Schrijver van dit Boek moet erkennen, dat hij, op eene aangenaame wijze, verpligt is geweest, honderden van uwe foort te onderwijzen in den Godsdienst , en dat hij veele voortreffelijke jonge Lieden onder u gevonden heeft, die thans, wijd en zijd in het Vaderland verftrooid , anderen dienen. Gaarne , dit weet hij , zullen zij iet nuttigs van hem leezen , en hij durft zelfs vertrouwen, dat gij , die hem niet kent, evenwel ook zult willen hooren, wat hij, in het algemeen, tot! u heeft te zeggen, daar hij zo lang en zo veel ten gelukke van Dienstbooden gedaan heeft, en nog doet. — Allereerst komt hij met een verzoek , dat gij niet al te fterk aan uwen vernederden ftaat in de Waereld wilt gedenken, en, des-  464 VERNEDERDE STAAT deswege onvergenoegd , toelaaten , dat eenig morren tegen Gods hoog bellier in uw hart opkome, daar Hij u in denzelven, om wijze ert goede redenen , liet gebooren worden : want dat zou uwen Schepper en Weldoener zeer hoonen , en bitterheid in uwe Ziel geeven. Overweegt bedaardlijk, zal men deeze onregtmaatige en bedroevende gedagten tegen gaan, dat grootheid en rijkdom in de Waereld eene geringe hoogheid uitmaaken ; dat die beiden oorzaaken zijn van duizend zorgen en moeilijkheden , welke gij nu niet kent noch gevoelt; om dat zij de verantwoording bezwaarlijk maaken ; ja dat zij veel kragts tot verleiding hebben. Of zegt ons , wat is de glans der waereldfche glorie ? Wat zijn marmeren huizen ? Wat is het zilver van de tafels deirijken ? Wat is het goud hunner kleederen ? En wat is de pragt hunner huisfieraadien ? Heeft een geringer wooniug, heeft een boerenhut u ook niet befchut tegen koude en bette? Smaakte de fpijs , met een houten lepel van een houten bord gefchept , u ook niet wél? Dekt een gemeen jak niet zo goed , als een met bloemen geboorduurde fak ? En, zo gij, nu dienende , het wat ruimer en aanzienlijker hebt dan voorheen, is het dan ook niet wél? Kan het aanzien van de pragt der vermoogenden iemant vermaaken, dan kunnen veelen onder u, dagelijks , dat vermaak genieten. Zegt gij»  lasten van den hoogen staat. 465 gij, dat zij het gezag in handen hebben, om over u te gebieden : het is zo, maar leest gij niet daarin derzelver armoede, daar zij u nünder, dan gij hen , kunnen misfen ? Geen uur komt er toch , waarin zij uwe hulp niet 1100dig hebben. En woont de waare rust , de zagte vrede, en de lieve vergenoegdheid meer in weidfche zaaien , met tapijten belegd , en met kristalle kroonen verlicht , dan in het huisje, waaruit gij gekomen zijt, welks vloer van leem was toegefteld , en waar een duister brandend lampje aan den haard fmookte ? Gelooft ook niet, dat de Grooten der Aarde alles genieten, wat hun maar lust. Of vergeet gij , hoe veele ijdelheden en lasten aan den hoogen ftaat verknogt zijn , en hoe zeer de rijken daardoor gedrukt worden ? En wie kan , 's avonds, met de meeste bedaardheid en vrijmoedigheid , God danken en bidden, wie geruster naar bed gaan', wie zagter flaapen ; zij, die inde zinloosheden der Waereld geleefd hebben, en, des daags, onrust, zorg, verdriet, kwelling en vermoeing van geest ondergaan hebben; of gij, die gearbeid, en de pligten, door God u aanbevolen, volbragt hebt? ó Wendt dan toch uw oog af van ijdele glinsteringen, en berekent naauwkeurig de waarde van eiken ftaat. Indien gij eene al wijze en algoede Regeering van den Vader der Menfchen gelooft (en die gelooft gij immers ten vollen?) twijfelt dan Gg niet,  46Ó wel te vreden zijn. niet, of de ftaat, waarin gij u thans bevindty zij waarlijk de beste voor u. Ik ftaa toe, dezelve is laag; maar is de laage, indedaad, ongelukkig? Gij moet leeven van den arbeid uwer handen ; maar is het zo niet met de meeste Menfchen gelegen ? Intusfchen leeft gij. God wilde u ook niet onmidlijk voeden; hij geeft zijne gaaven u niet lijnregt van den hemel ; maar door eene aardfche hand, en is dit kwaad, daar hij het zo befleld heeft? Zouden de banden der Maatfchappij niet losfpringen , indien het anders ware ? Nu komt gij er in , en maakt , door uwen verfchillenden ftand, dezelve vaster; en is dat verkeerd ? Vraagt gij, waarom zijn wij Dienstbooden , waarom zijn wij geene Heeren en Vrouwen in de Waereld ? Men kon veel daarop antwoorden; maar niemant zal het u volkomener zeggen, dan de gelukkige Eeuwigheid. Berust nu flegts in het goed beftier van den Heer der AVaereld , of weet gij iemant, in wiens handen uw lot beter vertrouwd kon worden ? Hij , die Hem dient (en gelukkig kan dat u in geen huis belet worden!) is groot in deeze Waereld, grooter in de Eeuwigheid. Menfchen te dienen is, ook ten deele, Gode te gehoorzaamen, dewijl hij dat gewild , en u bevoolen heeft. Neemt dan de kleene moeite, welke de bedaarde overweeging deezer dingen u zal kosten , en gelooft mij, dan zal er eene lieve kalmte in uw hart  eer.usten in gods wil, 467 hart gebooren worden; en wanneer deeze daarin zal gekomen zijn , zullen de volgende ïesfen minder tegenftand bij u vinden. . Gaat heden niet in eenigen dienst, om djen, gevalt dezelve u niet, morgen wederom te verlaaten. Uwe eerfte huur, of waarin gij thans zijt , moet lang duuren ; en mogt zij , (heeft God geenen anderen ftaat voor u beftemd) uwe eerfte en laatfte zijn : ten minsten , naar gelange zij duurt, zal uw goede naam toeneemen. Denkt niet, dat gij het aUerwege altoos en volkomen naar uwen ziii zult hebben: wie vindt dat ergens in de Waereld ? Is het niet al vrij wél, als men het daar draaglijk heeft? Wie weet, hoe genoeglijk gij het met den tijd vinden zult, waar gij nu zijt gekomen, gelijk veele onderden in ons Vaderland in de tegenwoordige huuren het zeer wél hebben : ten minften er zijn huizen, waarin gij het nog erger zoudt kunnen aantreffen. Overweegt ook, wie de plaats uwer wooninge bepaald heeft, en dan, vertrouw ik , zult gij er in berusten. Dient niet alleen om den loon. Zoudt gij eenen laagen zin toonen in eene warme oyerdreeven zugt naar geld; en een koud, in Hede van een warm en grootmoedig, hart hebben voor de geenen , welken gij dient ? Een redelijke loon komt u gewis toe; en wie zal u éénen penning minder willen geeven ? Dan , ivij verzekeren u , „ dat gij gansch verdrietig . . G g 2 dieneiï  46$ LOON VER.DIENENT. dienen zult , wanneer gij alleen naar eenen hoogen loon jaagt. Met liefde te dienen geeft een wonderbaar vergenoegen, en verligt merkelijk allen arbeid. Zo men altoos peinst aan veel gelds, verliest men de behoorlijke rust der ziele, welke van hooger waarde is. Het hart is niet wél gefield, wanneer het aan den loon kleeft , dewijl het aan braave Lieden moet kleeven ; of verdienen zij niet meer voor hunnen loon , dan eene koude dankzegging? Gedenkt, dat de Huizen, waar men eene groote huur ontvangt, meestal de moeilijkfte zijn , om ze te bedienen. Een noch te geringe noch te hooge loon bij Menfchen van eenen goeden naam, en die voor u, als voor hun Kind, zorgen , is grooter winst , dan bij ongeregelden eenen zeer aanmerkelijken te ontvangen ; of waar men zich prachtig moet kleeden, en alles 20 dra verflijt, als men het aan het lijf getrokken heeft. Gedenkt, dat gij, bij uwe verdiensten , den onbezorgden kost eet, om welken de bezitter , Wie weet welken zuuren arbeid , heeft moeten aanwenden. Daarbij leeft gij veilig, niet zonder een goedhartig opzigt, onder een uw wél befchermend dak. Achting en liefde , die men u zal toedraagen , zullen den loon eens zo aangenaam maaken. Ligtlijk zalmen in u ontdekken, of gij dezelven hooger fchat, dan het geen bedongen is. Van zulken, die uwe waarde kennen en u lieven, hebt gif niet  BELANG VAN HET HUIS. 469 niet te wagten, dat zij u in fmerten, in verdrieten , in krankheden , of in den avond van uw leven zullen verftooten. En is dat eene beuzeling ? Zegt niet , onder dat alles ben ik door nood tot dienen gedwongen ! Of moet bet woord nood altijd in uwe zinnen fpeelen, -meer dan welmeenende liefde , of weltevredenheid ? Wat nadeel geeft het u zulken te beminnen , welken gij, wegens eene vrijwillige verbindtenis, moet lieven? Weest nooit onverfchillig omtrent de belangen van het Huisgezin- Neemt er deel in, zo wel in den donkeren nagt des tegenfpoeds, als in den helderen dag van genoegen en vreugd. Een gefronst gelaat in blijde tijden (laat zo wanfehapen, als fchertzende taal in treurige uisrcu onverdraaglijk is. Stelt dan in alles belang , in de rust, in bet genoegen , in de gezondheid , ,en in de blijdfehap van alle leden des Huisgezins , ja bevordert dezelven met al uw vermogen. Keert alles af, zo het in uw magt mogt Haan, wat het tegendeel zou kunnen veroorzaaken. Dat biijke aUerwege, cn gij zult gewisfelijk meer achting daardoor verwerven , en Merker liefde gewinnen. Stelt hoogen prijs op een Huis, waarin Godsvrugt en goede Zeden bemind worden. Sommigen van u raaken bij Lieden dcezer Eeuwe , bij welken loszinnigheid, weelde, verkwisting, iiefdc voor de Waereld, en andere zonden Gg 2 tógefi-  'ffo'-" HUIZEN VAN GODSVRUGT, regeeren; of waar de Zoonen , zo ook niet de Man , gaarne eene jonge Dochter zien, en de Dochters niet afkeerig zijn van eenen dienenden knegt. In het laatfte geval zon het, gewis, noch nuttig noch aangenaam zijn voor een eerbaar hart dat te merken , of dagelijks kwaade voorbeelden vóór oogen te hebben, en zich te ergeren; maar zo het eerfte plaats hadt, en uwe eer liep gevaar., zou uwe veiligheid in een fpoedig vertrekken gelegen zijn. — Huizen , al gaf men u daar zeer veel omzont , doch waarin Onverfchilligheid voor den Godsdienst gevonden wordt, kunnen niet behaagen aan een gemoed , het welk deszelfs belang eenigermaate kent, en ter harte neemt: ten minften zal men er niet vinden dat men allernoodigst heeft. Brengt de Godlijke Voorzienigheid u in eene wooning , waar Deugd en Godsdienst bij de Hoofden des Huisgezins op hoogen prijs ftaan , hoe wél zult gij het daar hebben! Hoe ligt en lief zal het u vallen zulken te dienen! Hoe veilig zult gij daar tegen verzoekingen bewaard zijn ! Daar zal het niet aan tijd mangelen tot den openbaarcn Godsdienst , en men zal geen uur verlooren rekenen, als men u een goed Boek in de hand ziet hebben: daar zal men het zelfs u geeven,en u aanmoedigen tot kennis , tot braave zeden en godvrugtigheid ; veel min zal men u daar den bitteren, doch onverdiende:; naam van eenen  WIJZE VAN DIENEN^ 471 eenen femelenden knegt of van eene dweepzieke meidtelkens agterna werpen. En zo gij dien al ergens hooren mogt, zal men egter «we deugd heimlijk zo hoog waarderen , als men uiterlijk u wil vernederen: gij kunt u ten minften daarmede troosten, dat de tijd komt, in welken de rangen zullen ophouden, en de geloovige knegt of dienstmaagd hooger en gelukkiger zal zijn , dan de laage fpotter , die over millioenen Menfchen bevel gevoerd heeft. Laat de Godsdienst , waar gij ook mogt komen , de hoofdzaak van uw leven zijn , en wie zal dan uw tegenwoordig geluk, te midden uwer dienstbaarheid, en uwe toekomende heerfehappij over Waereld , over zonde en verderf kunnen uitfpreeken! — Het is zeer genoeglijk anderen met achting en liefde te kunnen dienen; maar indien gij die beiden niet zoudt kunnen bewijzen aan Menfchen , die ze onwaardig zijn , gij kunt egter uwe onderwerping en gehoorzaamheid niet afleggen. Het blijke, dat gij gevoelt minder in rang te zijn,, en dat gij u vrijwillig overgegeeven hebt om te dienen. Men kan u tot achting en liefde niet dwingen; maar wel tot ontzag. Zo gij dat liet vaaren, zou er verwarring ontdaan, en gij geene gelegenheid hebben , om uwe befcheidenheid en braafheid , veel min uwe andere deugden , te doen uitblinken. Gij moet geene ijdelheden of dwaasheden met woorden, Gg 4 maar  472 BESTRAFFEN. EIGENZINNIGHEID. maar met uwe wandel tegenfpreeken: men riep u niet om te prediken ; maar men kan u niet verhinderen door uw voorbeeld te leeren. Evenwel zo gij uwe woorden wél weet te beleggen, kunt gij dezelfde verkeerdheden, die in uw huis plaats vinden , in anderen, bij welken zulken ook waarlijk plaats hebben, veroordeelen, welke bedekte aanleg foms meer nut zal doen, dan eene openbaare lijnregte beltraffing van zodanigen, die meer aanziens hebben. ~ Draagt zorg, dat men u niet kan befchuldigen van Eigenzinnigheid of Grilligheden. Beveelt men u een werk , dat u onaangenaam voorkomt , geen gelaatstrek van ongenoegen of afkeerigheid mag in u vernomen worden. Of moet het verveelende ook niet zo wel als het lieve gefchieden ? En duurt een arbeid wat lang, denkt, dat ongeduld geene moeilijkheid wegneemt, maar wel verzwaart. Is ze wat zwaar, gij weet, dat de rust zal volgen. En, wanneer gij rust, zit niet, ais een luie, vadzig en werkeloos. Rustende kan men altijd nog iet doen, en men behoort het te doen, om nooit ledig te zijn. Brengt ten minsten dien of eenigen anderen tijd niet door met zot geklap en ijdele vertellingen. Ontugtige redenen , of het zingen van zedelooze liederen moeten u altoos walgen , en nog minder van u gehoord worden. Duldt ze nooit in uwe tegenwoordigheid. - Stelt geen werk uit, zo men  gehoorzaamheid. getrouwheid. 473 men u gelast heeft dat aanftonds te doen, en verrigt het dan naauwkeurig volgens het gegeeven bevel. Gehoorzaamt ïn alles, al ware het ook naar uwe meening verkeerd. Zouden uwe Heeren of Vrouwen ecnigen tegenftand bij u vinden ? Tasten zij mis in eenige zaak, dan ftaat het u vrij, op eene befcheiden wijze, te vraagen, of men dat ook niet anders, volgens uw oordeel, zou kunnen uitvoeren? En wie is zo onheusch, dat hij zou weigeren uwe gedagten te hooren, of uwen raad, is dezelve goed , verfmaaden, om dat gij denzelven geeft ? Alleen in twee gevallen zou uwe gehoorzaamheid gefchort moeten worden , naamelijk, als men u iets ftrijdigs met Gods gebod , of der Overheden last wilde opdringen; maar hoe zeldzaam is dit laatfte! Getrouwheid is ééne der voornaamfte Deugden. Deeze bezittende , zult gij alle onheilen van het Huis, die gij voorziet , afweeren ; alle fchaade voorkomen ; geheimen , al of niet aan u vertrouwd, verzwijgen ; die ziek worden met alle tederheid en zorgvuldigheid oppasfen ; geenen tijd verkwisten, want geen tijd komt u dan toe; fpaarzaam op alles zijn ; geenen voorraad of fpijzen laaten bederven; geene overfchietende weggeeven zonder verlof, zelfs niet aan armen; niets bij het inkoopen duurer betaalen, om de gunst van ■ anderen te winnen ; geen winkel, waar men u bevolen heeft iet te haaGg 5 len>  474 GETROUWHEID. OPREGTlfEID. len , voorbijgaan , om anderen , meer bij u geacht, den penning te gunnen ; geene verkoopers beknibbelen , om het afgedongene in tiwen zak te ftèeken ; de gebreken uwer Heeren en Vrouwen niet rugtbaar maaken , maar bedekken; hen niet bepraaten, of beliegen, al verlaat gij hun huis , en zelfs niet, wanneer gij het zult verhaten hebben; over geen werk hoe genoemd , ilordig heen loopen* met één woord , alles behandelen als of het uw eigen goed ware, en nimmer u met eenen oneerlijken ftuiver verrijken. Opregtheid vloeit ten deele uit de getrouwheid , of is er de grondflag van. Deeze beminnelijke hoedanigheid vertoone zich in alle uwe woorden en daaden. Zijt dan eenvoudig, openhartig, haaters van alle agterhoudenheid, geveinsdheid, of gemaaktheid. Zijt geene oogendienaars; gaat niet om met pluimftrijkende woorden ; geeft u niet uit voor het geen gij niet zijt, noch tragt beter te zijn , dan gij waarlijk zijt. Spreekt altijd de waarheid , en bedient u nooit van eenigen leugen, (dat laag en fchandlijk bedekfel voor een redelijk Schepfel) want de eerlte, die men van u hoorde, zou u voor altijd ver' dagt maaken. Is er een misdag begaan, zegt het openhartig, het geen u meer eere zal geeven , dan iet met onwaarheden te verdonkeren. Waakzaamheid, pf de kloekheid van 'toog over alles, wat u aanbevoolen is, te laa- te» 5  TOEZIEN. ZINDELIJK ZIJN. 473 ten gaan , is eene uitmuntende deugd. Het vertrouwen van uwe Heeren of Vrouwen met regt te bezitten, zal u altijd zeer vereeren, en weinige dingen zullen hun aangenaamer zijn, dan zich volkomen op u in alle zaaken te kunnen verlaaten , vooral wanneer zij van huis gaan. Doet nooit iet, waarbij gij vreest van hun te zullen overvallen worden. — Maakt geene zwaarigheid, om eenige nagten flaaploos door te brengen aan het bed van eenen kranken : draagt met ftilzwijgen deszelfs knorrigheid , en denkt , dat het lichaam ook de ziel krank gemaakt heeft. Gaat naar bed, zo dra gij daartoe verlof hebt ; maar ftaat ook vroeg op : dan hebt gij nog een uur. voor u zeiven, en uw aandagt is dan nieuw. —— Zindelijkheid wordt u fterk aangepreezen , daar zij , zelfs van flordige lieden , niet veroordeeld wordt. Een gering gewaad , mids het maar helder en fchoon is, trekt het oog van de lappen , die er op mogten ftaan. De Zindelijkheid zal u veel voordeels geeven, dewijl gij uwe kleederen langer zult draagen. Een gefcheurd gewaad, of waarbij de bellen hangen , doet altijd een laag denkbeeld van iemant in ons opkomen. En indien gij dit verder uitbreidt tot al uw werk, zult gij veel arbeids uitwinnen. Een morsfige heeft altijd het meeste te doen , en zelfs eindigt zijn arbeid niet. i Een aanvallig, vrolijk en verge-  4?6 V R O L IJ K Z I E tf, genoegd Gelaat zal niet minder bekooms. Altoos is er reden voor, indien men flegts de* waarde van den minsten zegen, door God aan ons verleend , berekent. En hoe veelen kan men niet, meestal, te gelijk tellen! Een zuur gezigt, onvriendelijke oogen, lpi/tige woorden, of een grommen bij zich zeiven, zijn ondraaglijk voor anderen; zij helpen ook u zeIVen in de war , en beneemen u het waare vermaaldes levens. Beflraft of berifpt men u met regt, prat geene drie oogenblikken. Bedenkt dat het niet ftaat in de willekeur van uwen Heer of Vrouw , u te laaten doen wat , dat gij nog leeft: de gevaarlijke driften van uw hart zijn verzwakt, en de vonken der verdorvenheid haast uitgebluscht door de genade van den Voleinder uwes Geioofs. Nu dan, alle deeze aangenaamheden zijn vóór uw oog, en is uw lichaam vervallen, te meer is uwe ziel in ilerkte van Geloof Liefde en Hoop toegenomen , hoewel haare verfleeten wooning dezelve niet zelden hindert, om de kragt van dat Geloof, den gloed dier Liefde, en de vastheid van uwe Hoop op den Verlosfer zo te toonen , gelijk gij vaak verlangt. Dan de wortel van die drie beste Gaaven ligt diep en vast in de ziel; en hoewel de vrugten van dien fchoonen boom, foms, door de verdorrende bladeren bedekt worden, zij zijn er egter , en zullen er aan blijven. Neemt, ei neemt dikwerf de moeite, om veele zoetigheden van uw leven , van welke ik flegts eenigen aanflipte ; neemt , zeg ik , de moeite , om er meer te overzien , en , zo zij uwe vrolijkheid niet onderfteunen , dan kan geene andere zaak op de Aarde dat doen. , Intusfchen nadert gij, na lang in den florm der Waereld geleefd te hebben , al zagtkens tot de haven van uwe Gelukzaligheid, en een voordeelige wind zal er u gewis behouden invoeren. Dit geeft u zeer aangcnaame vooruit- zig-  NUTTIGE BEPEINZINGEN. 535 zigten , en gij zult , ter eere van het Evangelie3 moeten bekennen, dat de Waereld u dergelijken nimmer heeft gegeeven. Onderlfeunt dezelven door uwen Huislijken en Openbaaren Godsdienst ; en laat het doen van liefdepligten de ledige uuren van uw haast eindigend leven lieflijk aanvullen. Wanneer gij u dan aan zulke bepeinzingen wilt overgeeven, dan zullen gewis ook veele fmertelijke dingen, die u ter oneere zijn , nevens veele ftruikelingen , u te binnen fchieten , die uw hart zullen dringen tot ootmoed , fchuldbekentenis , en tot het aanzoeken om vergeeving bij den Vader der genade; maar zullen deeze neerbuigingen u ten fchande verftrekken ? Na dat een traan van boetvaardigheid langs uwe rimpelige wangen zal afgeloopen zijn , laat er dan eene wending in uwe overdenkingen opkomen, om u eene onbedenkelijke vreugd toe te dienen , bij voorbeeld. „ Geleefd te hebben , in de Waereld van God, tot den roem van Jesus , tot de uitwerking van uw eeuwig heil , tot geluk van uw Huisgezin, tot het welzijn der Maatfchappij, en tot nut van veele onderfcheiden' Leden van dezelve : onweetend, verdorven , en ellendig op Aarde gekomen te zijn; maar dezelve zo niet te verlaaten: juiste denkbeelden verkreegen te hebben van Waarheden, welke het redelijk Schepfel zekerlijk betaamen: tle werking van duizend middelen , door den LI 4 IlEI*  53 nuttige bepeinzingen. Heiligen Geest aangewend, om uw verftand te doen rijpen , en uw hart te heiligen , gekend te hebben : de herinnering van nimmer iet gevonden te hebben in het Evangelie , dat ledig, kragteloos, nietig, droevig of bedrieglijk was: gevaarlijke tijden, waarin uw Geloof beproefd werdt doorworfteld te hebben , en egter ftandvastig te zijn gebleeven: duizenden te hebben zien vallen in den ftrik en het verderf , en nogthans die beiden te zijn ontkomen : veel goeds in de Waereld ten allen tijde te hebben gedaan , en egter aan geenen roem te durven denken, maar de genade van uwen Heer altijd te verheffen...." Wat dunkt u, zullen deeze bepeinzingen geene nieuwe vro'lijkheid in uw hart verwekken ? En wanneer gij dus bezig zijt met deeze dingen te overdenken , zal misfchien één der Huisgenooten zeggen : „ Tot welke diepe befchouwingen is onze Huisvader, onze Huismoeder gevallen Maar het wél gefchikt uur is dan gekomen (en welk nog overfchietend uur zal er ongefchikt toe zijn?) om hun te zeggen wat er in uw hart zij omgegaan. Een plegtig getuigenis te geeven van eene Waereld, waarin gij zo lang verkeerd hebt; een getuigenis van \et Evmgelie , op welks kennis en beoeffening gij u geenen kleinen tijd hebt toegelegd ; de Historie van uw leven , van Gods goede leiding van z,jne magtige bewaaring , van uwen ont- van-  lessen geeven. 53? vangen troost , van uwe fterkte , van uwe dille vreugd , zullen eenen indruk maaken op het hart uwer Huisgenooten , die niet ligt zal vergaan , of liever gezegd , die , door Gods zegen, u en den tijd zal overleeven. En leidt daaruit af allerleie lesfen , vermaaningen en opwekkingen , en herhaalt ze menigmaal, niet op den toon van eenen gezaghebbenden Heer of Vrouw , maar met de lieve zagtheid van eenen Vriend, van eene Vriendin, met de tederheid van eenen regtfchapen Vader en Moeder. Draagt gij beiden dus in het afgaan van uw leven , 't welk gij misfchien dor noemt, zulke fchoone vrugten : ziet men zo uw edel gevoel van deeze dingen: bemerkt men dus uwe godsdienstigheid en ernst , uwe opregtheid en nederigheid , uw geduld en zagtmoedigheid , uwe gerustheid en vrolijkheid ; wat zullen dan zelfs Vreemden , die dit verneemen , van u zeggen ? niet minder, dan dit: „ Hoe gelukkig zijn deeze Ouden!" Ik vertrouw , dat gij reeds lang uwe tijdelijke zaaken in orde gebragt hebt , dewijl de Orde zo lang in acht genomen is; en zo niet, dan behoort dat nu te gefchieden, en gij moet uwen Kinderen een net berigt daarvan geeven. Gij weet toch, dat de onwilligheid , dat het verzuim of het uitftel van dit werk voor veele Kinderen , na den dood hunner Ouderen,, treurig, ja zelfs verderflijk is geweest. Hoe veele klagLl 5 ten  533 UITERS.TEN WIL maaken. ten zijn er opgegaan wegens het vinden der tijdelijke dingen in wanorde , wegens veele oude onbetaalde fchulden , of wegens een dubbelzinnig Testament, duizendmaal de bron van zo verdrietige en kostbaare Procesfen, dat één mijner Bloedverwanten liever befloot, voor een erfenis van tienduizend guldens te bedanken, dan dezelven door een onaangenaam, en langduurig pleidooi magtig te worden. Het Bijgeloof, het welk reeds zo veel kwaads gedaan heeft in de Waereld, fpeelt, ook nog, niet zelden hier zijne rol. Een vroeg gemaakte uiterue Wil, zegt het, verhaast den dood. Maar welk verband is er tusfchen een Testament en ons Levenseinde ? Regeert God of een befchreeven Papier ? Zal dit laatfte 'eene magt krijgen, welke de hooge Beftierder alleen heeft? Dan, laat mij geene meer dergelijke vraagen aan u doen, die het nadeel des Bijgeloofs zo wél kent. Och of het getal van waare Erfgenaamen in de Waereld , welke , bij den dood hunner Vrienden , door een duister of agtergelaatcn Testament, arm blijven, daar het goed naar Vreemden is gegaan , om dat het Bijgeloof magt hadt op derzelver harten , niet vermeerderd worde! zeker, veele traanen zullen dan agterbüjven. Hij, die de Waereld met vrede wil verlaatcn, zie toe, dat hij den vrede, na zijn overlijden, niet verftoore! AVanneer gij dan zult gezorgd hebben, dat er geene  GEBED. ERKENTENIS. 539 geene fcheuring kan ontdaan onder de geenen , welken gij altoos vermaand hebt tot eendragt, laat niet na veel en vuurig God te bidden , dat uw Naam altoos met eere in de Waereld moo-e genoemd. worden , en daar in blijven ; dat uw Nageflagt moge bloeien, als gij er niet meer zult weezen : dat uwe Kinders ijveraars mogen zijn voor het Evangelie, en eene Eer voor den Heere Jesus : dat zij, in de tederde liefde , in de volkomende eendragt , en in de naauwde verkleefdheid aan eikanderen, te zamen mogen verkeeren : dat zij in de Waereld voorfpoed mogen hebben : dat zij de Goederen , die gij hun zult nalaaten , niet verkwisten , maar dankbaar gebruiken: en dat gij hen , na een geloovig leven, moogt bij u zien aankomen in de gewesten des lichts. Intusfchen zal het nog eene aangenaame verlustiging voor u zijn , wanneer gij beiden dikwerf, met dankbaare harten, fpreekt van Gods overgroote goedertierenheid, welke u , zo veele jaaren , eendragtig, zonder huislijke twisten, deedt leeven ; welke u zo uitneemend gederkt heeft in uw Beroep, in de Opvoeding uwer Kinderen , in alle droefenisfen en in krankheden ; welke uwe Kinders zo genadig bewaard heeft, dat zij thans ook in eenen voordeeligen dand geplaatst, m gelukkig gehuwd zijn ; eindelijk welke u beiden zo veel rust, vrede , en vergenoegen, behaiven de zegeningen van het Evangelie, te , za-  54° elkanderen verlaaten. zamen heeft doen fmaaken. Maar deeze nuttige en aangenaame Zamenfpraaken zullen, ongetwijfeld , aanleiding geeven tot het opkomen eener treurige bedenking ; en zij zal momogehjk de droevigfle zijn , die u thans kan aanranden. De Vader des Huisgezins zal mooghjkfidderen wanneer hij denkt , dat hij misfctaen het nerven zijner lieve Echtgenoote zal beleeven ; en de beste Moeder zal beeven bij de bedenking , dat zij misfchien haaren Man vóór zich zal zien heenen gaan. Ik erken zo danige fchok zal zwaar zijn ; gij gev0elt het reeds; maar vergunt mij dén bedaard oogenblik om dit met u te overweegen. Hoe veel zoudt' gij geleeden hebben , indien dit eens vroeger gebeurd ware ■ kort na uw gefloten Huwelijk of toen uwe Kinders nog klein waren! Hoe dikwijls zag ik in mijn leven , dat een Man, werdt hem zijne waardige Vrouw in den bloei zijner jaaren ontrukt, dermaate gefchud werdt door de fmert, dat hij het verlies niet te boven kon komen; en zelf, na een lang treuren, bezweek' Met Vrouwen , hoe opregt en vuurig zij haare Echtgenooten bemind hebben , fchijnt het in zulk een geval anders gelegen. Het is mij voorgekomen , dat zij , hoe hoog haare droefheid ook mogte gaan, minder daardoor leeden. Het is hier de plaats niet, om te onderzoeken, van waar dit voortkome. Laat het genoeg zijn , dat g«j berden , daartegen, in vroegen tijd , door Gods  sterven. 541 Gods goede zorg, bewaard zijt gebleeven. Eén van beiden zal egter zeker gebeuren ; maar moet er nu gefidderd worden ? Welken troost levert uhier het Evangelie, en welke bemoediging zal het tot den langst overblij venden fpreeken"! Overweegt dat met eene regte aandagt : want de troost is groot , en de taal is fterk; ja overweegt dat geduurig, en grijpt dien troost moedig aan, hoort naar die fterke taal. Wie ook 't eerst de Waereld moge verlaaten, wel dra zal de ander hem volgen. Wat is de tijd ! Hij gaat héén, neen , hij vliegt voorbij. En welke is de vaste verwagting ? Eikanderen wederom te zien ter plaatze , waar geen gevaar , zelfs geene vrees voor eene tweede feheiding zal gevonden worden. Gewis, deeze overweeging , en de volle overreeding, dat uw Hemelfche Vader, nooit geene andere, dan de beste fchikkingen voor u beiden, geduurende uw geheel leven, gemaakt heeft, en zeker., in dit laatfte geval, geene andere zal maaken , moet eenige kalmte in uwe harten voortbrengen. Komt zij, dankt er uwen God voor, en bidt, dat zij blijve. — Wat nu nog ? „ Het leven gaat heenen ; de dagen worden voor het lichaam verdrietig, de nagten moeilijk; gezondheid en werkzaamheid wijken. Gaarne zoudt gij beiden nog veel willen doen ; maar het onvermogen neemt helaas! toe, en foms komen er zwaare verzugtigen uit de diepte van het bang hart bo~  5+2 TREURIGE DAGE N, boven. Dan, waar, waar is nu uw moed? mijne Vrienden! Zijn waarlijk uwe dagen wel zo droevig , en uwe nagten wel zo donker, als gij zegt ? Gij telt alle uuren; maar de lieve flaap luistert niet naar uw tellen; hij blijft veelal weg , en gij bidt vrugteioos , dat hij kome om uwe oogen te dekken, en hij verfchijnt niet. De dag komt traag en laat aan; maar de uuren zijt onzagt voorbij gegaan. Gij (laat, 's morgens , vermoeid op , en gij zijt niet verkwikt." Zo fpreeken fommige Ouden: maar moet dat van dien treurigen kant befchouwd worden ? Verklaart mij, of die onaangenaame Honden niet gefchikt zijn , om u tot eene ernstige overdenking te geleiden ? De ftilte van den nagt , zegt iemant , verkondigt de Onfterflijkheid der Ziel ; ja de Duisternisfen van den nagt doen ons eenen Eeuwigen Dag zien. In uwe jeugd hebt gij wel veel geleerd ; maar het laate leven geeft ook onderwijs , ja zelfs aanleiding tot beoefening van zulke Deugden , welke wel alleen op deeze Aarde blinken ; maar ook tot volmaaking der Ziel dienen. Of gaan de Lijdzaamheid, de Zagtmoedigheid, de Nederigheid en de Vergenoegdheid ten Hemel in ? Is het niet zeer veel, wanneer zij zich vaster in uw hart zetten, om uwe zo gewigtige Hoop op eenen beteren ftaat te bevestigen, en uw Verlangen naar den glorievoller! Hemel fterker te maaken? Of wilt gij, dat die bei-  .VERTROOST! N G. 543 •beiden in u zullen kwijnen ? Is, indedaad, de de Waereld, en zijn de tegenwoordige dingen wel volkomen overwonnen ? Heeft niets meer eenen onbehoorlijken invloed op uw hart ? Moeten de oogen altijd flaapen , wanneer gif den Onzienlijken moet zien, en met hem verkeeren ? Moet het aardsch genoegen niet wijken , om u aan iet beters met meer gezetheid te doen denken ? Vernedert Hij niet, door deeze laatfte onaangenaamheden , de overblijffels van een gemelijk en wederftreevend hart? Brengt Hij u daardoor niet tot meer ftilte, tot eene volle onderwerping aan Hem ? Of eischt gij, dat God u anders zal behandelen, dan andere geloovige Kinders ? Moet hij deeze gevolgen van een verfleeten lichaam opfchorten, of door een wonderwerk deszelfs geftelheid veranderen ? Dit zou gewis moeten gefchieden , zo gij geenen last daarvan zoudt gevoelen. En zult gij de hooge waarde van een geestlijk en hemelsch Lichaam kennen, of, bij het verkrijgen ten tijde der Opftanding, op hetzelve zien met eene waare verrukking , zo gij nu niet ondervindt , hoe ellendig het tegenwoordig zondig lichaam ten laatften wordt ? Dan zullen uwe oogen , die hier zo dikwerf met moeite beichouwden eene jammerlijk geftelde Waereld ; doch met vermaak de fchoonheid der groote Schepping , nevens de uitmuntende heerfehappij van Jesus in de tegenwoordige Eeuw, en zijne  514 toekomende staat. zijne goede leidingen met u , eene nog fchooner Schepping zien, nevens eene nieuwe Regeering , die dan plaats zullen hebben , en in dien zaligen ftand zult gij niet meer weeten wat weenen is. Uwe handen, die nu naar het eeuwig leven gegreepen hebben , zullen de kroon der heerlijkheid , maar niet beevende, uit Jesus handen aanneemen. Uwe ooren, die hier , wegens eene bezwijkende aandagt , veele dingen verlooren , zullen niet éénen klank van de hemelfche Gezangen, niet één woord van de nieuwe Godlijke Openbaaringen , vei-, liezen. Uwe voeten , die , in deezen laatften tijd , zo loom deeze Aarde betraden , zullen dan eene fnelheid en onvermoeidheid bezitten, welke hun thans volkomen vreemd is. De Eeuwige Dag , nooit nagevolgd van nagten , zal aanlichten ! Dit verrukt u, en wat wilt gij meer ? Hij is er nog niet; maar het zij u genoeg , hij zal komen ! Komen , ja gewislijk, hij zal komen! En nu, zegt tot den Al- magtigen , die denzelven zal voortbrengen : „ Algoede Hemelfche Vader! Twee uwer oud geworden Kinderen in uwe Waereld blijven tot U verzugten! Geef, dat hunne harten ftil mogen zijn, en op U hoopen. Zij lijden; maar zijt hun troost ! Zij zijn zwak ; maar weest hunne fterkte ! Zij fterven ; maar zijt hun leven! Ontvang hunne Zielen, bij het verlaaten deezer Aarde, in uw Rijk van licht, leven en heer-  Vf E W S C H. 545 heerlijkheid , om daar uwe eeuwige glorie te zingen." —— En nu , mijne waardfte Vrienden ! na u , na uwen Kinderen en Dienstbooden zo veel kortlijk gezegt te hebben van al wat dienen kan tot het Huislijk Geluk , door den zegen van den besten Vader , die in de Hemelen is ; en na u, in 't bijzonder , thans geleid te hebben tot de verbaazende grenzen der Eeuwigheid , waar aardfche Menfchen niets meer ten uwen voordeele kunnen doen, moet ik een aandoenlijk affcheid van u neemen. „ Verlaat vrolijk deeze zo fchoon van God gefchaapen, maar door dwaaze en zondige Menfchen zo befmette Waereld. Rust van uwen langduurigen en veelvuldigen arbeid, ten nutte uwer Huisgenooten afgedaan. Ontvangt den loon voor denzelven, u befprooken in de gewesten der vergelding, uit handen van den genadigen Jesus , die niets van denzelven vergeeten, en alle uwe ftruikelingen vergeeven heeft. Ziet daar millioencn verheugde Ouders, millioenen zalige Kinders , millioenen gelukkige Dienstbooden; en, wanneer gij met die volmaakten de Liederen der Eeuwigheid zult aanheffen, willen wij op Aarde bidden , dat de uwen , door u hier nagelaaten, u langs deezen fchoonen weg mogen volgen , om uwe Hemelfche vreugd meer te volmaaken!" Mm „ Aan  '54^ VERZUGTING. „ Aan U , ó Eeuwige Heerfchappijvoerder „der Waereld! aan U, den zo magtigen als genadigen God , wordt deeze meer gewigtige, dan volkomen arbeid, ter uitwerkinge en bevorderinge des Huislijken Geluks in de Vaderlandfche Huisgezinnen , demoedig vertrouwd! Dezelve ondergaa niet de verfmaading eener Natie, tot welker Geluk alleen hij ondernoomen en nu voltooid is ! Het ingebrooken verderf en de wanorde worden , daardoor , onder uwen zegen , hier gefluit, en daar verwonnen ; blijdfchap en heil hier gebooren, en daar vermeerderd ! Zaligheid zij er in deeze Waereld op het hoog gewaardeerde bloed van den gezegenden Heere Jesus Christus ; heerlijkheid in de toekomende; altoos U de hoogfte Eer! "