I    GESCHENK VAN Mevr. de Wed. Mr. Dr. J. C. OVERVOORDE 1934    O F DE STAD UTRECHT VAN O U D S ALLEEN HEEFT UITGEMAAKT HET DERDE LID VAN STAAT, VAN DE PROVINTIE VAN UTRECHT? Stellig afgeleid, üit de voorhanden z?nde stukken, gediend hebbende in het geschil van de kleine steden derzelve FrOVINtie, tegen de stad utrecht , en de beweringe van dezelve stad. IN DE JAREN 1Ó20, IÓ2I, IÖ22 EN 1623. alsmede uit het geschil, en de bylegginge van het zelve, ontstaan en verdragen, in den jare I734. MDCCLXXXIV.   VOORBERICHT. N a dat ik in de bylagen van de Post van de Neder Rhyn, het IV.ftuk, pag. 44, had gelezen, hec toeligtend betoog, dat de Stad Utrecht alleen het derde Lid van Staat uitgemaakt heeft; en daar tegen de Brief aan de Schryvers van dezelve Post, door een Inwooner van een der Steden van Utrecht uitgegeven; dagt het my beter te zyn, dat men ieder van de Steden voor haare eigene Rechten en Voorrechten deed fpreken, uit die zelve papieren, waarmede zy in de jaren 1620, 1621, en 1622, haare belangen , betrekkelyk tot het voorfz. point aan Prins Mauritz hebben voorgedragen; dit deed my dan befluiten om de DeduStie van de Heeren Re. geerders der Stad Amersfoort overgeleverd, en waar by zig de Steden Rheenen, JVyck en Montfoort gevoegd hebben, in druk uit te geven, nevens het Antwoord van wegens de Heeren van de Vroedfckap der Stad Utre:ht, daar tegen overgege* 2 ven ;  VOORBERICHT. ven; als mede de InfiruBie by den Penfionaris Anselmus ingefleld ; zo als die (tukken, my ter hand zyn gekomen , uit de papieren van een voornaam overleden Regent, welke in den jare 1734, by gelegenheid van hec toen opgerezen gefchil met de kleine Steden , ter bylegginge van het zelve, mede in die commisfie is geweest. En welk voorgevallene betrekkelyk tot het gefchil van de vorige eeuw, ik oordeelde niet ondienftig te zyn, hier by te voegen. Gaarne had ik aan het publiek mede gedeelt , de befcheiden en bewyzen, waar toe de Deductie en het Antwoord worden betrekkelyk gemaakt; dan wat moeyten ook daar toe , tot heden is aangewend, heeft men dezelve niet konnen te voorfchyn doen komen; of dezelve by het aflopen van het gefchil, in January 1623, ter Secretarye van den Prins berustende zyn gebleven; dan waar dezelve ter bewaringe zyn overgebragt, kan men niet ontdekken; waarom ik, voor zo veel verfcheide voornaame ftukken, welke in dat gefchil gediend hebben betreffen , en die zedert met den druk zyn gemeen gemaakt, de aanhaling, waar dezelve voorkomen, voor zo veel my die bewust waren, by wyze van annotatie van onderen op de bladzyden hebbe geplaatst, nevens nog een Lyst, op het einde van dit ftuk, met aanwyzing waar men verfcheiden van de door my overgeflagen bewysftukken vinden kan, en welke ik vcrtrouwe dat in (laat kunnen zyn (als uitmaken-  VOORBERICHT. lende wel het voornaamfte gedeelte van dezelve) om den lezer het voorgemelte gemis, tot een genoeg doende beoordeling, te vergoeden: Daar ik in dezen geen ander oogmerk heb als om myne Stadsgenoten in dezen tyd zo veel in my is, in flaat te ftellen, om over hun recht tegen de kleine Steden te konnen oordeelen, op gronden zo als dit recht , al by onze voorouders zedert onheugbare tyden is beweert , en tevens hen te doen kennen , wie van ouds op onze rechten jaloers waren , en zedert den jare 1618, daar op, en nog gaarne zoude toeleggen; En daar ik geen oogmerk heb de Steden, en ook niemand wie hy zy in die rechten welke hun toekomen te verkorten of dezelve te willen benemen, maar deze ftukken alleen dienen om zo mogelyk voor te komen, de gevolgen van een hatelyke tweedragt, welke men tusfchen Stad en Steeden tragt te berokkenen, zal ik my deze moeiten beloond vinden, als de wederzydfche hier by opgegevene ftukken, een ieder bedaard over zyne oude rechten mogten doen oordeelen, en dat door deze uitgave de gelegenheid geboren wierd, dat de originele en hier nog ontbrekende ftukken, uit de duifteren kerker waarin dezelve, op de een of andere plaats gefloten leggen, mogten voor het ligt komen; en dat een ieder dan alzo in het geene hy plegtig aangenomen had, kwame te beruften. Komen dezelve ftukken my ter hand, ik zal niet nalaten dezelve by wyze van * 3 by-  VOORBERICHT. bylagen tot dit ftuk mede te delen. Ik ben hier mede, Gunftigen lezer ! Uw Dw. Dienaar Een INWOONER van de Stad Utrecht.  Dedufiie van^t regt, dat de Heeren Regeerders der Stad Amersfoort, als een lithmaet in den derden Staet van de Ed. Mog. Heeren Staten 's Lands van Utrecht com~ peteert , in de beftellinge van de regeringe van dezelve Provincie, ende hoe verre dezelve Heeren Regeerders in alle Staets deliberatien , confulten , refolutien ende conclupen, volgens het voorfz. haer regt verftaen moeten werden te participeren. 'T is kennelyk dat de Stad van Amersfoort van alle oude tyden en hercomen , heeft gehad en gehouden rang en fesfie onder de vyf Steden dezer Provincie, daer uyt den derden Staet, ende fulx een derde gedeelte van de provinciale regeeringe, wert gecompofeert» En dat dezelve Stad by haer Ed. Mo. op alle Staets vergaderingen fonder onderfcheit nevens alle andere mede leden der voorfz. provinciale regeringe, in behoorlyke forrae is befchreven geworden. Om in de algemeyne deliberatien van de Stad, Steden e.i Landen van Utrecht niet alleen een adviferende ofte deliberative, maer een refolutive, di[ponerende en concluderaide fiem in te brengen: ende voorts om te jouisfeeren va.1 alle alfulke digniteiten , prer'ogativen, preëminentien, difpofiA tien  C 4 ) tien en emolimenten , als den voorfz. derden Staet 'm it provinciale regeringe indifputabelyck competeert. En deftueert üy/t het voorfz. principium , dat ook aen die van Amersfoort niet en kan nog behoort te werden gedifputeert het recht, om nevens andere alle Staten ampten, cfficien en beneficiën, ter collatie van de voorfz. Provincie, en fonderlinge mede van den voorfz. derden Staet fiaende, te helpen vergeven. En generalyk, dat fy in alle deelen van de regeeringe fonder onderfcheyt van objecten , nevens die van Utrecht, en de Steden IFyk, Rhenen en Montfoort, in volkome gelykheit, ende ah mede leden vaneen lichaem, namentlyk van den derden Staet, behoorden aengefien en geconfidereert te werden. Sonder dat de Stad van Utrecht , quatenus mtmbruM tertii flatus, boven de andere vier Steden , en fnlx mede boven die van Amersfoort, enig meerder gelach behoorden te pretendeeren , ofte in de Staetsgevvyfe deliberatien verder en dieper te participeeren, als na advenant dat gedeelte, en die proportie die dezelve in '/ voorfz. derde Üth is competerende. Het fundament, daer op de voorfz. economique berust, is, dat gemelde Stad Amersfoort van den aenbeginne, dat dezelve met regten en privilegiën van een Stad is gedoteert geworde, in de Souverainiteyt van de- Provincie altyt geconfideert is geweest, en ten refpeéle van privilegiën en emiiicuticn qnoad jus regiminis in paritate geüam heeft met en nevens de Stad Utrecht, fonder dat defelve Stad over die  ( 3 ) dié Van Amersfoort enige fuperioriteyt heefr geliad, ofte die van Amersfoort aen defelve in enige pointen ofte refpeeten gefubaltemeert fyn geweest. Dat felfs Henficus Bisfchop en Heer van dén Lande vctl Utrecht , in den jare 1259. aen die van Amersfoort uyt oorfake van hare goede dienden en merken heeft geaccordeert een abfoiute confirmatie van alfulke goede regtcn, costumen en gewoonten , als defelve tot dien tyd toe gehad hadde, en (op dat in hypothcfi geen diiïïculteyc foude fyn om het geconfirmeerde te bewyfen) heeft gem. Heer Bisfchop van Utrecht, fig nader believen te expliceren , en boven de confirmatie van de voorfz. regten en privilegiën, aan dezelve Stad van Amersfoort te geven alfitke liberteyt en Stads regten, als de Stad Utrecht hadde. Dat dezelve regten , privilegiën, coflumen, gewoonte en liberteyt, totidem fcre verbis, by IVilhelmus Bisfchop eri Heer der voorfz. Landen anno 1298. verfterkt, ende op het alderkragtigfte aan die van Amersfoort gecontinueert zyri geworden. Dat op het fundament van deze eerfte inftitutie, concesfie en confirmatie, de voorfz. Stad van Amersfoort nevens die van Utrecht, gelyk geftaan , ende nevens de felve van alle de voorfz. regten, privilegiën, prerogativen en liberteyt, prafertim quoad jus regiminis, fonder onderfcheyt gejouisfeert heeft» Dit fal getuigen, éerftelyk het verbant tusfehen de Pre. laten, Ridderfchap en Steden van Utrecht en Amersfoort in den jare 1436. in faveur van den Bisfchop Rudolph van A a Diep'  (4) Diephold opgerigt, allo men ondervinden fal, dat int felve verbont, als wefende eene provinciale conventie, de drie leeden, ende onder het lith van de Steden, de Stad van Amersfoort niet minder als die van Utrecht voor contractanten bekent fyn. Ten anderen het accoort ofte verdrag in den jare 1463. op den 23; January tusfchen Burgermeesteren, en Regeerders der Stad Utrecht ter eenre, en die regeerders der Stad Amersfoort ter andere fyde, opgerigt, daer by fy den anderen reciproque beloven in hare regten, privilegiën, beroemen en gewoonten te fullen Herken, en daer in fy overfulx malkanderen hebben aengefien en gerefpefteertA™^/» xquales conditione, en als Steden die op ofte tegens malkanderen geen fuperioriteyt wilden bedingen. Waeromme ook Hortensius in fyne hiitorie de voorfz. Steden noemt met de benaminge van focia civitates. Hier uyt moet nu geoordeelt worden , of die van' Utrecht , flante Ulo feedere , niet fyn geobligeert om die van Amersfoort tegen yder een die hare privilegiën, voorregten en prerogativen foude willen quetfen, omni conatu te verdedigen, dienvolgende of die van Utrecht allquo colore kan pasfen, dat zy die van Amersfoort in de voorfz. hare privilegiën verkorten, en van die zelve voorregten en waardigheden (tot welkers maintenu fy haer contra quoscumque fouden moeten infpannen), by puere ufurpatien ontltellen fullen. Dat Keyfer Karei ten tyden als hy Heer van Utrecht was geworden, op den 4. November 1528. aan die van Amersfoort fpecialyk heeft belooft, dat hy haar foude laten hebben  . C5) ben en genieten alle hare lantregten, Stad regten en pri' vilegien &c. niet alleen, die haer by voorgaende Bisfchoppen, heren van den landen, waren verleent; maar ook die voorregten , privilegiën en prerogativen , die de Stad van Utrecht hadden. Ja is het diploma van Keyzer Karei in reguarde van die van Amersfoort fo favorabelyk geè'xtendeert geweest, dat fy gelibereert en vry gefproken fyn geweest, van alle fodanige lasten van oorlog, als buyten haer confent by die van Utrecht waren gemaekt. Gelyk ook naderhant desfelfs zoon Philippus, als hem by fyn Vader de Nederlanden zyn overgegeven op den 4. Oaober 1540. in 't choor van den Domkerke tot Utrecht aan de Stad, Steden en landen van dezelve Provincie, het maintien van hare regten en privilegiën folemneelyk befworen , en fulx ook het voorfz. favorabel deploma , in faveur van die van Amersfoort, op het alderkragtigfte geconfirmeert heeft. Tot een overtuigent argument, dat de voorfz. Steden in die tyt malkanderen fodanig collaterael zyn geweest, dat d'een fonder confent van de andere geen oorlog aanvangen, of enige ongelden uytfchryven mogten , en dat daerom den Keyfer dat oordeel heeft moeten vellen, dat Aïa focius, die contra formant focietatis in het nemen van de confilia was genegligeert geweest, noch tot het dragen van de oncosten en lasten niet konde werde geconltringeert. Dat in de opdragt van da hoge, middelbare en laege jurisdictie, mitsgaders van de Souverainiteyt van de Provincie van Utrecht in den jare 1528. Staetsgewyze aen hoogged. fyne Keyferlyke Majefteyt gedaen, die van Amersfoort A 3 fo  C 6 ) fo wel als cffe van de Stad van Utrecht, liaan bekent. Almede tot een onfeylbare preuve, dat die van Amersfoort is de alder eelafanfle actie met die van Utrecht hebben geconcurreert en hare fujfragia fo wel als die van Utrecht tot het yerkicfen van een Souverain gegolden hebben. En op dat men niet denke, dat in defe en in diergelyke Staete deliberatien de flem van Amersfoort foude geweest fyn fuperflu , fo moet men maer inficn het geen op den 22. Juny 1538. in de provinciale vergaderinge van Utrecht is voorgevallen, namentlyk, als in dezelve vergaderinge was geproponeert om aen fyne Keyferlyke Majefteiteenige beede in te Willigen, dat alsdoen de Stad van Utrecht daer tegen geëxcipieert en verklaert heeft, dewyl zy maer alleen conftitueerde een lidmaet van den derden Staet, fy daeromme buytcn de andere mede leden , te weten , Amersfoort, Rhencn, Wyk en Montfotrt, haer ongequalificeert vonde , om in de voorfz. beede ofte propine , die Staetsgewyze ge_ concludeert moeste worden, te confenteeren. Dat door deze dilïïculteyt de voorfz. zake buyren con-f clufie zynde gebleven , en naderhant uyt dit exempel te gemoet gezien wordende, dat nog andere faken, en is: fpecie de vereeri.ige, die men aan hooggem. zyne MajetTeyt voor eene blyde incomfle fouden goedvinden te doen , a'an de voorfz. Steden van Amersfoort, Riem», IVyckzn Montfoort foude blyven accrocheeren, op den 3. Juny 1540. in de Staats vergaderinge heeft gerefolveert, dat boven en behalven de Stad Utrecht, de voorg. vier Steden op het voorfz, fubjecl expresfelyk zouden worden geconvoceert, met intimatie, dat de non comparanten hare vota verbeuren , en de finale, conclufie inter prefentcs genomen foude worden. Dat  (?) Dat op de voorg. convocatie by die van Amersfoort, als een litmaat van den derden ftaet, op den -de daer aen volgende, voor bare refolutie is verklaart in de voorg. vereeringe te confenteeren. Edog alfo van de refpeftive Steden van Amersfoort, Rhinen, IVyck en Montfoort geene deputatie was gefchiet, dac die van de Stad van Utrecht overfulx ingenue & candide ter vergaderinge hebben verklaert, dat fy fonder de voorfz. andere Steden geen flaat konden maken. Dat ingevolge van defelve gronden en maximen op den lf. Jaly ÏS4Q, als wanneer de Stad Utrecht Staetsgewyze by haer Ed. Mo. was befchreve, by dezelve Stad al wederom is gedeclareert, dat [onder de andere vier Steden niet en vermogten te concluderen. Ja heeft gemelde Stad nevens die van Amersfoort en Montfoort , op den 20. July in de vergaderinge gefultineert, dat of Wel deze drie Steden de pluraliteit van den eenen Staet konden uitmaken , nogtans mits de abfentie alleen van IFyk en Rhencn, geene wettclyke conclufie geformeert konde worden. ' Dat op deze fundamenten Amersfoort, Rhenen en fTyck op den 7. December daer aen volgende de faculteyt gebruikt hebben , om met hare negative Item het agterwefen van den jare 1527, als haer niet beroerende, te declineeren. En om nevens de andere Leden van de provinciale regeringe , in de verwelkkominge en congratulatie van den A 4 Poor*  C 8 ) Doorluchtige en Hooggcbore fleere Prince van Orange haer fujfragia te geven. En als op den 22. September 1546. 0p het fubject van de revilie, en fulx op een hoog point van de Souverainiteyt van de voorfz. Provincie foude. worden gedelibereert, dar. alsdoen die van de Stad hebben ingebracht, dat die fake Stad, Steden en Edelen was betreffende, en alfo defelve Steden op het voorfz. point niet waren befchreven , dat daerom tot de voorfz. deliberatie dienaengaende niet konde worden toegetreden, tonende al wederom met dit dilatoir, dat fonder de befchryvinge van de voorfz. Steden geert Staets deliberatien konden beftaen, immers en in allen gevalle , dat tot fodanige importante fake , als was het voorfz. point van revifie die convocatie der voorfz. Steden ex »#« cejjhate wierde gerequireert. Dat niet alleen de befchryvinge van de voorfz. Steden is nodig geoordeelt, nemaer dat ook menigmael de Staet recesfen vrugteloos zyn afgelopen, zo wanneer de voorfz. Steden van Amersfoort, Rhenen, fVyck ofte Montfoort befchreven werende , niet en waren verfchenen, gelyk het felve zo uyt de precedente exempelen , albereyts, en uyt de navolgende nog nader zal worden gedemonlïreert. Op den 4. r\t0vember j547j de„ 23# juny i55q^ ^ 4. Oftob. 1557, den 2. Septemb. 1559, en op verfchyde andere tyden, zyn om de non comparitie van Amersfoort, Rhenen en JVyck, de Staets recesfen gecontinueert, ende' op de refpeftive vergaderingen verrtaan, dat men op de pointen van de voorfz. befchryvinge int afwefen der voorfz. Steden, fo aenllonts geen refolutie nemen, nemaer dezelve atv  (9) andermael op de verbeurte van hare (temmen convoceren foude. Niet dat deze continuatie incidentelyck geoccafioneerc ofte door toedoen van de andere tween Staten te wegen gebracht is; maer dat de Stad van Utrecht altoos de unica, faltem de antefignana is geweest, die mits de non compa->ritie der voorfz. hare mede Steden, de vergaderinge heeft gedaan disfolveren, gelyk dezelve Stadt het concurfus van de voorfz. Steden op den i. Decemb. 1552. met fodanige hevigheit heeft gepousfeert, dat fy op de limytfcheydinge van de Provincie van Utrecht en die van 't Goylant, fonder dezelve mede Steden in geene refolutie heeft willen confereren, maar de faken daer henen gedirigcert, dat de voorfz. vergaderinge andermael befchreven, en de leden op de verbeurte harer (remmen ten geprefigeerde dage te verfchynen geinjimgcert is. En is daar op gevolgt , dat de Steden van Utrecht en Amersfoort hebben aangenomen op Vrydag doen aenftaende hare vota ofte (temmen ter vergaderinge in te brengen. En omme deze materie te vervolgen, fo fal men bevinden, dat de vier Steden Amersfoort, Rhenen, IVyck en Montfoort op den 22. Juny 1553. ter befchryvinge van de Staten van de Provincie hebben doen notuleeren, dat alsfy gefien fonden hebben de antwoorde van de Stad van Utrecht, fy als dan mede zouden concluderen en doen na behoren. Dat fy op den 1. Septemb. 1553. op de petitie by zyne Majefteyt ter fomme 10000 gedaen, verklaert hebben , nog wet gercet te fyn, gelyk fy eerst hebben op den 4 daer aen volgende haer confent gedragen, en 't felve op den negenden dito geregiftreert is geworden. A 5 En  ( io ) En van welk een gewigt de negative ftemme der voorfz. Steden op het (tuk van belastinge is geweest, is wel hier bevorens met een exempel van den jare 1527 aangcwefen, maer kan zulx nader gefien worden in veele andere recesfen en refolutien, daar de voorfz. Steden groote en importante deliberatien met de voorfz. hare negative ftem hebben opgehouden, ofte gedifïïculteert, en in fpecie .in de refcriptie, die de Staten van Utrecht op den 29. April 1591. aen de Heeren Gecommitteerden van zyn Excellentie en van den Raat van Staten hebben laten afgaan, medebrengende dat fy op het onderhout van de vont ruyterS van zyn Genade van Valkefleyn , gerefolveert zouden hebben , ingevalle men enige Steden tot het inwilligen van nieuwe middelen hadde kannen induceer en, maer dat het zelve point aen die van Amersfoort geaccrocheert was gebleven. En hebben de Staten van de voorfz. Provincie na her afgaen der' voorg. refcriptie fodanig een clïbrt op die van Amersfoort gedaen , dat dezelve eyndelyk in een 40 penning geconfenteert, en de welgem. Staten het Placcaet dien aengaendc op den 18. May 1591. gepubliceert hebben. Dat in den jare 1554. de Heeren Staten van Utrecht by hare Majefleyt ontboden, of befchreven geweest zynde ten hove te komen , en by de Gce/lelycheyt en Ridderfchap, en zulx by de twee Staten der voorfz. Provincie een behoorlyke deputatie refpèftivelyk uyt den hare geformeert zynde, de voorfz. Stad van Utrecht gefultineert heeft: dat fy alleen, eu bujten de andere Steden noch yemant uyt den hare, tot de voorgem. commisfie by voegen foude, gelyk fy daer toe albereits een perfoon gcdefigncert haddc; edog dat de Steden van Amersfoort, Rhenen en IVyck contenderende, dat  dat defe deputatie niet by een Stad alleen, maer by de Steden gefamentlyk moefte gejehieden , of wel dat fy genocdfaékt zouden zyn insgelyx by feparate deputatie yemaut uyt den haren tot de voorfz. befendinge te committeren , de voorfz. difputen door tusfehenkomfte van den Hove van Utrecht yndelyk zodanig zyn bygelegt, dat voor die reyfe die Utrechtfe deputatie effect foude forteren, des dat het zelve uoyt in enige confequentie getrocken, en de voorfz, vier andere Steden by een acte van non prejudice gerust geftelt, mitsgaders dezelve op het te doene rapport behooriyk befchreven fouden worden. En gelyk men veeltyts een acte van non prejudice verleent , als men van intentie is, yemant voorbedagtelyk te prejudiceren, fo is 't ook gebeurt, dat op den 23. Febr. 1555. ter occafie van zekere te doene deputatie, die van Amersfoort, Rhenen en IFyck op de vergaderinge van de Provincie hebben gefuftineert, dat de klyne Steden nevens de Stad van Utrecht op dat point behoorden te (taan in paritate gradus, en alle fonder onderfcheyt tot het doen van eene deputatie behoorden te concurreeren, die van Utrecht de voorfz. eerde acte arripierende, hebben gefeyt, dat fy in poffejfie waren van de deputatie alleen te doen, fo wanneer uyt yder der drie Staten niet meer als een perfoon geé'mployeert (tonde te worden , en dat fy by den Hove van Utrecht in de voorfz. pofleffie provifionelyk waren gemaintineert; maar is ook gebeurt, dat de voorfz. Steden dien onaangefien en fonder prejudice van de litifpendentie voor den voorfz. Hove, een affonderlyke deputatie gedaen , en den perfoon van enen van der Maath uyt den haren gecommitteert hebben. En dat defelve Steden op den laetften Auguftus 1555, 20 Febr., 11 July 1556, 20 July, 23 Au- guit,  gort. en 27 Novemb. 1557. den 9 July 1559, en doorgaens in alle volgende receflen , de voorfz. regtmatige fuftenue hebben voorgedelt, en nooyt gedooght, dat men haer ia dat effentieele poincl van regeeringe zoude verongelyken, gelyk zy dienvolgende op den voorfz. 27 Novemb. 1556. op het duk van de Jacht tot confervatie van hare geregtigheid gecommitteert hebben den perfoon van Rutgert Peyl van Amersfoort. Dat ook in de luélueufe tyden van den Hertog van Alba, te weten in den jare 1570. niet alleen de Stad Utrecht by fententie verklaart is vervallen te zyn van hare privilegiën , Stads regten, en van haer gedeelte in den Staet der voorfz. Provincie, maer gelyk de vier andere mede Steden in *t regimen van der felve ftaet tot die tyt toe hadde geparticipeert, dat daeromme de voorfz. fatale fententie ook fpecifice tegen dezelve mede Steden is gepronuucieert. Het konde ook niet wel anders uytvallen, aengeflen ten procédé, daer op de voorfz. fententie is gevolgt, by de Staten van de Provincie van Utrecht met voorweten, kenniiTe, en fonder enige contradictie van de Stad van Utrecht, iterativelyk was gepofeert, dat defelve Stad in heiderde lith van den Staet niet meer als een vïfde flem, en fulx ten opzigte van het geheele corpus van de Provinciale regeeringe niet meer als met een vyi-tiende ftemme hadde te fpreken ; en moede daer uyt niet een zekere fequele volgen , dat yder van de andere vier Steden insgelyx met een vyftiende part in de voorfz. regeeringe tot die tyt toe hadden geparticipeert. Deze concurrentie verneemt men al wederom in een van de  C 13 ) de allereminenfte acte van Souverainiteyt die de Provincie van Utrecht heeft konnen celebreren, te weten in de fuccefïïve coramiiïïen, die dezelve op den 9. Octob. 1557. aan Prins Willem, op den laetften Maert 1590. aen Prins Mauriti len op den 27. Juny 1625. aen Prins Frederik Hendrik heeft verleent , alfo dezelve commifïïe niet alleen op de naem van Utrecht, nemaer van Stad en Steden geclaufuleert is geweest. En gelyk de voorfz. Steden hare geregtigheit op her ftuk van de provinciale regeeringe forgvuldelyk by alle occafien hadden geconferveert , dat dienvolgende by de folemneele Unie in den jare 1579. tusfchen de Provinciën opgeregt met klare en duydelyke woorden is geprecautioneert, dat defelve zoude gefchieden onvermindert en zonder prejudice van de particuliere privilegiën, vryheden, cxemptien, regten, flatuten, loffelyke en welhergebragte cofluymen, ufantien en alle andere geregtigheden, een ygelyke Provincie en de particuliere leden en ingefetenen van die competerende, ja dat fy den anderen daer inne door alle behoorlyke wegen en middelen met lyf en goet, Iiant kouden, flyven en ft erken zouden. En aeirgefien door defe Unie de regten en privilegiën van de Stad Amersfoort, en de drie andere Steden, niet minder als die van de Stad Utrecht, quoad jus regiminis, ongekreukt waren gebleven, dat overfulx defelve Steden na datum van de voorfz. Unie in de provinciale regeeringe hebben gecontinueert gelyk op den 27. Juny 1582. nevens enen Pieter Foeyt Burgermeefter der Stad Utrecht ter vergaderinge van de Staten Generael, alsdoen gehouden werdende tot Antwerpen , gecounnitceert is geweest Johan Buys Burgermeester  itteefter tot Amersfoort, en fueceffü temporis die van Amersfoort in 't Collegie van de Admiralityt, zynde een Generalityts Collegie , verfehyde Gedeputeerden hebben gehadt* als den voorfz. Jan B/iys, Piet er van Crootvelt, en die Van Rhenen, Arent van Eek. Waar door te kennen is gegeven dat die Regenten van de vyff Steden , en in allen gevalle immers die van Amersfoort niet min als die van Utrecht gequalificeert ende eligibel waren, om te bekleden die charges, tot de welke niemant als de Regenten van de' Provinciën wierden geadmitteert. Is noch op den xi May 1584. (als wanneer fcheen te fluctueren het .düpuyt, wie ter audiëntie van 's Lams rekeningen zoude worde gedeputeert) in kragte van zeekéré overkomfte tuflehen de Staten gemaekt, verttaen, dat de voorfz. commiflie verdeylt, en de Ecclefien vier, by deRidderfchap drie, en by de klyne Steden een Gedeputeert zoude worden, des dat defelve klyne Steden in de auditie van de rekeningen van het Outfchiltgeit, van den Lcckeudyk met twe perfonen fouden participeren. En indien haüemts niet overvloedig waer bewezen de concurrentie van de Stad van Amersfoort, en van de andere vier Steden in de provinciale regeeringe , fo zoude zeer convincant zyn het concordaet van de drie Staten van den 25. April 1588, medebrende, dat die Geëjigeerde, Edelen en Ridderfchappe mitsgaders de Magiftrate van de Stad Utrecht, van die Steden Amersfoort, Rhenen, IFyk en Montfoort, reprefenterende de Staten van den lande van Utrecht, by eer en cedt, en op pene van infamie, zig met den anderen verbonden hebben ten euwigen dage by den anderen te zullen blyren. Ge*  ( 15 ) Gelyk niet minder overtuigent zoude zyn het geert op den 4. April 1582,* en fuccefju temporis in volgende jaren omtrent het formeren van den eerfren Staet, te weten van de Heeren Geëligeerden is voorgevallen. Namentlyk dat by den Lantraedt is verftaen, dat uyt de Vyf Collegien by de Ridderfchap en de Steden (Nota) fes ofte acht fouden worden geëligeert, dewelke het derde lith van de Staten reprefenteren, en den eedt in handen van de Ridderfchap en Steden afleggen zouden. Edog is dezelve forme van verkiefinge naderhant in den jare 1618. op den 12. Augufti ** by uytfprake van PrinsMauritseen wynig gcaltereert, en by den zeiven verftaen dat by Borgermeeflers en Froedfchap der Stad Utrecht gedaen zoude worde nominatie van een dobbel getal van Edelen en Burgers, en dat daer uyt by de Edelen mitsgaders de klyne Steden der voorfz. Provincie een perfoon , V zy Edelman ofte Borger verkoren zoude worden. En gelyk de voorfz. Steden in de creatie van de Heeren Geëligeerden geconfidereert zyn geweest, zo zyn dezelve ook geenziuts genegligeert ,als men op den 22. January 160Ó. over de augmcntatie van de Ridderfchap ter vergaderinge hadde gehandelt. De notulen getuygen deze woorden: de Steden gefien de nominatie van de Ridderfchap hebben dezelve geapprobeert, gelyk zy die approbeeren mits dezen. En dat dezelve Steden in de beftellinge van den Hove Provinciael hebben geparucipeert, en de Heeren Staten op den * Placcb. I. D. pag. 184. ** Utfa. pag. 193.  C iö) den ii. May 1609. commiflïe hebben gedaen depefcheren op Hendrik van Helsdingen, dien dezelve Steden tot Raedt in den voorfz. Hove hadden verkoren. Dat ook op den 12. February 1611. verftaan is,dat men fonder dezelve Steden niet wel de kerkenordeninge konde arrefleren, en daeromme mits.de abfentie van dezelve Ste* den de deliberatien dicnaengaende zyn verfchoven. Gi-lyk zy ook al mede op dat felve fundament in den jare 1618. op het Dortfe Synode voor regenten van de voorfz. Provincie zyn aangefchreven en gerefpecteert geweest. Dat op den 24. Augufri 1618. de Heeren de Vroedfchap van Utrecht in zekere afte by haer tot maintien van den Staet en goederen der Heeren Geëligeerden uytgegeven, uytdrukkelyk hebben bekent , dat uyt kragte van de approbatie van dezelve Heeren Geëligeerden, mitsgaders die van de Ridderfchap, en (Nota) van de klyne Steden een Vroedfchap was opgeright. * Invoegen dat niet alleen dezelve Steden, nevens het lith van de Ridderfchap, in het eligeren van den derden Staet, nemaer ook nevens de Heeren Geëligeerden en die van dezelve Ridderfchap, in de ereclie van de voorfz. Vroetfchap der Stad Utrecht , hebben geconcurreert, en ten refpeéte van zo een cffentieel point van regeeringe voor leden van den Staet erkent en geagnqfceert zyn geworden. De voorfz. participatie der vier Steden in de provinciale regeeringe , wort nog al nader geconfirmeert, met het gene t'an. * Placcb. I. D. pa». 193.  C 17 ) t'anderen tyden over het vergeven van het Schoutampt van Wereldleven is voorgevallen. Want als de Heeren Geëligeerden en de Stad Utrecht daer toe een perfoon trachten te vorderen , en dat de Ridderfchap' en de vier Steden het zelve ampt op een ander poogden te confereeren, zo heeft men verftaen, dat de Ridderfchap verfterkt zynde met vier leden van den derden Staet, nootwcndig moeiten prevaleren, en die conclufie wegdragen tegen de Geëligeerden, die maer met een vyfde lith van den felven derden Staet waren geappuyeerr. Dit was ook het oordeel van de Heeren Geëligeerden en Ridderfchap in de pointen van hare befwaarnisfe by haar op den 10 May 1638. aen zyn Hoogh. den Heere Prince van Orange gereprefenteert, idque his verbis: dat de Stad van Utrecht niet alleen, maer met en nefrens de andere Steden dezer Provincie den derden Staet ofte lith réprefentrert, en overfttlx by de andere vier Steden kan en mag n overltemt. Producerende daar toe onder anderen voorbewys, dat de voorfz. vier Steden, zo wel als de Stad van Utrecht, op alle dagvaarden en de Staetvergadevinge wierden befchre* ven, en dat zelfs na het yge gefLiftineerde van die van de Stad Utrecht in de notulen van den 7. May 1540. en 22. Maart 1553 , beyde hier voren geciteert, dezelve Stad fe? paratim van de voorfz. andere Steden, den derden Staet niet konde conftitueren. Invoegen dat dezelve Steden difjun&im geconfidereert werdende , niet anders als voor een deforme en gemutileert ntembrum aengefien en gereputeert zyn geworden. B En  C 18 ) En gelyk dit was een perpetua verkas, zo hebben de voorfz. twee eerfte leden, namentlyk de Heeren Geëligeerden en die van de Ridderfchap op den 14. Maart 1696. in zekere mifïïve, by haer aen zyn Hoogh. den Heere Prince van Orange gefchreven, de voorfz. tale gecontinueert, en al wederom gerepeteert defe navolgende woorden: dat de Stad Utrecht niet meer in der daet conftituecrde, als een lithmaet in de derde Staet der voorfz. Provincie. Qtiid malta ? den eed die de Gedeputeerden der voorfz. iier Steden ter vergaderinge comparerende, voorgehouden en by dezelve geprefteert is, behoorde alleen fuffifant te zyn , om het gefuftineerde van defelve Steden te bevestigen. Zy fweren, dat fy de Stad, Steden en landen van Utrecht fyncerelyck en in goede rechtveerdigheyt fullen helpen regeeren , ende is defen eed by alle de comparanten in zeeker rcgilter fuccefïïvelyk met hare fignatien onderteykent. So dan de voorfz. vier Steden met die van Utrecht compoferen het derde lith van den Staet der voorfz. Provincie, en in die qualiteit a cunabulis reipublica alle Staets deliberatie bygewoont, en alle zaken van petitiën , beden & id genus plura , of met een negative ftemme wederhouden , of met eene affrmative geapprobeert hebben ; fo Kyfer Karei en Prins Philippus haer by goede en deuchdelyke diplomata in het jus regiminis , 't geen zy doenmaels hadden , hebben geconfirmeert; fo hare fujfragia van die importantie zyn geweest, dat men , of om dat de voorfz. Steden niet befchreven waren, of om dat defelve befchreven geweest zynde van de publique vergaderinge ex caufa abfenteerden; off om dat dezelve prefent we'ende de pointen van  C 19 ) van deliberatie defeélu mandati niet konden inwilligen, telkens de vergaderinge gecontinueert, en het confent van dé voorfz. Steden afgewacht heeft : fo deze zelve vota, zo wel als die van Utrecht, gerequireert zyn geworden doen de opdracht van de Souverainiteyt, de inhuldingen van Heeren , en de commiffie van de Stadhouderen der felver Provincie refpefHvelyck moeite gefcnieden en gedepefcheert worden : So hare ftemmen nevens die van Utrecht moeiten gelden, als de Unie der Nederlantfche Provinciën, en daar mede in effeéte de liberteyt van het vaderlant wierde geftabilieert. So men fonder haer de Vroedfchap der Stad Utrecht niet heeft konnen opregten, nogte het getal der Heeren Geëligeerden augmenteren. So zy met hare ftemmen in het beram-f van de Kerkeriordeninge, in het beftellen van het Hoff/an Juftitie, in het opnemen van des lants rekeningen , nevens de Stad van Utrecht doorgaans zyn geweest parelel, en in pari gradu van dezelve Steden, fo wel als die van Utrecht hare Gedeputeerden ter vergaderingen van haar Ho. Mo. en ook in andere commiflïen hebben gefonden. So men zonder haar de belle ,pace aut indicüs niet heeft konnen refolveren, gelyk gebleken is, dat in den jare i6o8< en 1648. tot het maken van de bewuste treves en vrede refpeftive de Regenten van Amersfoort ofF yemant uyt dezelve ter vergaderinge van haer Ed. Mo. mede Gedeputeerd zyn geweest. So men in alle provinciale accorden, verbanden, conB 2 Cór^  (20) cordaten en conventien, nevens de Stad van Utrecht, fonder onderfcheyt, de voorfz. Steden heeft gekent. So men op het ftufc van revifie (fynde in efFeéte een refervatum principis) zonder dezelve niet heeft willen, noch» konnen disponeeren. So die van Utrecht felfs te meermalen haar voor mede leden van den derden Staet hebben geagnofceert. En fyluyden pro talibus in de fententie van den Hertog Alba, en in alle andere calamiteufe en gevaerlyke decreta en diplomata zyi erkent geweest. So fy yndelyl: tot alle zaken, fo wel kerkelyke als de jufticie, politie en de finantie concernerende, befchreven , en in 's lants vergaderinge nevens die van Utrecht met een concluderende fteiame geadmitteert zyn geworden. So hebben zy reder.en om te murmureren, quo colere men haar alsnu van het waardigfte en luifterykfte deel van de provinciale regeeringe zoekt te verfteeken. Want behalven , dat de voorfz. Steden door hare privilegiën in voegen voorfz. met die van Utrecht ftaan geëgaleert, fo konnen fy luyden, als met Utrecht colleétive een derde lith van de provinciale regeeringe uytmakende, en mitsdien ex natura focietatis ten refpecte van enige politique difpofitie niet wezen onderfcheyden. Immers en in alle gevalle , fo die van Utrecht zouden willen feggen, in de voorfz. focietyt een ongelyke verdee- linge  Iinge te zyn, dat dan geprobeert zoude moeten worden, een van defe twe zaken , te weten , of dat die voorfz. focietyt inaquali proportione aangegaan , en fulx by die van Utrecht in den aanvang van de regeering op de voorfz. vier Steden eenig voordeel bedongen , off dat pendente focietate de authoriteyt van den enen legitimo titulo op den anderen overgegaan was. Cum in focietate fempcr aquales partes, cequalcs fttn&iones , par omnium imperium atque auéloritas prtefumatur. L. 29. D. pro focio. Maer in der eeuwigheid fal de Stad van Utrecht niet konnen verifiëren , dat zy of in den aanbeginne, dat de voorfz. vyf Steden gecoalefceert en tot een derde Staet der voorfz. provinciale regeeringe geworden zyn , of ex part faêto eenig voordeel in 't (tuk van de regeeringe op de andere vier mede Steden bedongen, en daar de voorfz. focieteyt quoad formant & effeüum ab ordinaria focietatis lege geeximesrt heeft. Maar in tegendeel, indien aan het voor geallegeerde exempel nog yets zoude mogen deficieren, zo wort het argument van de voorfz. vier Steden nog daar inne te meer verfterkt, dat in de verkiezinge van een extraordinair Raed in den Hove van de Provincie, de commilïïen noyt verleent zyn geweest , als ter denominatie van de vyf Steden gefamentlyk, en niet alleen van de Stad Utrecht. Hoe onregtmatig zig nu voor yder moet opdoen het geen by die van Utrecht enigen tyd herwaarts is ondernomen , te weten, dat zy int vergeven van alle beneficiën, Staten, ampten en officicn, de voorfz. vier Steden abfolute voor by gaen, en daer van neglcdtis fociis, alleen nevens B 3 de  de twee vooritemmende Leden by repartitie ofte lotinge difponeren. T felve kan by een ongepaflïoneert oordeel haast worden begrepen , infonderheyt daar yder een weet cüjus fit effeclns facie/as collegiata , en dat de natuur van fodanig eene focieteyt niet kan verdragen, dat d'een d'andere in zyn regt prejudicieeren , ofte de effentialia focialis foederis immuteren zoude. Mogelyk zoude hier tegen konnen worden ingebracht, dat de Stad van Utrecht meerder contribueert tot de gemeene zake als een van d'andere vier mede Steden. Maar voor eerft fo is't zelve onwaeragtig, als men de Stad van Utrecht zal confidereren , gelyk dezelve aengefien en geconfidereert moet worden , in abftratto en daer van affcheyden alle het geen by de Heeren Geëligeerden, die van de Ridderfchap , vyf collegien , Hove van Juflitie, mitsgaders d'Abdye , Ontfangers en andere Officiers, a!s minilters van de geheele Provincie, ende niet als burgers en ingezetenen van de Stad, en het aerarium Principis wert gebruikt. Want als dan fal de Stad van Utrecht fodanig in de voorfz, contributie komen af te flaen , dat zy d'andere Steden , hoe gering men ook haer belieft te agten, niet veel zal komen te furmonteren, gelyk in HóHant'i Graven'iage in de coUt tributie van de gemeene middelen de andere Steden verre fchynt te overtreffen. Maer als men daer van zal nemen alle de collegien, illuftre huizen en famtiien, en de grote affluentie van menfehen, die het fedes principis komen te oc-  C 23 ) occaOoneren, zo zal den Haag, te weten die burgerlyke Hage nauwlyx een van de alderminlte Hollandfche Steden konnen bereyken. Edog genomen de Stad van Utrecht hadde dit geluk uyt haer eygen zelfs, en niet qua fcdes principis; zoude daar uyt volgen, dat zy over de mindere Steden heerfchen, ofte dezelve van een confiderabel gedeelte van de regeeringe zoude mogen ontzetten. Zouden de Steden van Amfterdam, Haerlcm, Leyden, Rotterdam en andere, in haer magt hebben, omme Schoonhoven, Briell, Edam, Monnekendam, Meden blik en Purgerende, ofte een van dien in het vergeven van ampten en officien te fecluderen, ofte hare portie in de collatie van dezelve ampten na het refpeftive contingent van de contributie te begrooten? Ter contrarie moet, de Stad van Amfterdam (die byna vyftig maal zo veel geeft als Schoonhoven) getroost zyn met de zelve Stad in 't vergeven van alle ampten en beneficiën aquali proportione te concurreren. Gelyk mede de geheele ftruaure van de Unie (daer in de Provincie van Utrecht met een fevende part is ingelaten) op geen andere gronden is gebouwt, dan dat yder Provincie , fonder te refkaeren op de quota, van hare contributie , in de collatie van alle ampten aqua lance participeren. Behalven dat de onmagt van de voorfz. Steden haer niet is overkomen door kwade conduiten van de Regenten, maer door de injurie van de oorlogen, daer mede zy proB 4 fata  ( 24) fata tempcftate overftroomt zyn geworden , vertrouwende dat hare predecefleurs haer daer inne zodanig hebben gequeeten en geèvertueert, dat men hare nazaten in focietate regiminis niet zal deturberen. Maer dat men diegeene, diefuprematemporum calamitate & rei famiiiaris anguflia ten diende van den Staet wagen aen de paerden gehouden , haer Gedeputeerden met groote convoyen, en niet te min niet zonder perykel ad confeflum Principis gëfonden, en in het ftabilieren van de libertyt van de Provincie met goet en bloet tanta portione gefundeert hebben , zal continueren in tanta illa parte van de regeeringe, daer inne zy tot nog toe zyn geweelt. Hier tegen behoort in geen confideratie te komen, dat de Stad van Utrecht nu al ettelyke tyt de voorfz. hare mede Steden in een nominatie van een Ontfanger zouden hebben gepreterieert, quafi of dezelve Stad interdicto utipojftdetis, zoude konnen worden gepatrocineert. Want d eze pretenfe polTeflïe {falva pace") niet anders is, als een lautere ufurpatie , die zo dezelve al fchoon niet clandeftyn ofte precaria zoude mogen wezen, egter daer inne is vitieus, dat fy abfque titulo ondernomen is a tam potente adverfario, die men niet wel heeft konnen weeren, en die mogelyk het judicium van het provinciale Hof niet zoude hebben willen erkennen , quemadmodnm ex ferenda funt, qua corrigcre efl nefas, zo kan uyt deze pretenfe poffefïïe geen argument getrokken werden, dat die van de Stad. van Utrecht geregtigt zyn om de geheeie regeeringe van den Staet alleen te incorporen , ofte dat de voorfz. vier Steden fikntio aut necefjaria patientia haer regt tot de voorfz,  05) voorfis. regeeringe zouden hebben verloren, quo enim pact» focietates colligat a fu/it_, eodem ci? eas diffblvi oportet, nerripe mutuo confenfu. Men gebruikt het woord van necejfaria patientia niet te vergeefs, vermits doorgaans tegen de voorfz. gevergde ongelyken is geprotefteert, en dezelve proteften tot confervatie van het regt der voorfz. verongelykte Steden telkens met grote forgvuldigheyt in de regifters zyn aengetekent. Hoe kan het a natura leonina focietatis excufabel zyn, dat de vier Steden in de lants lasten en contributien haer confent nevens die van Utrecht dragen, alle refolutien op het fluk van financie formeren, en hare contingente portie toebrengen moeten, ja dat zonder haer adveu en toeftemminge geen middelen ingewilligt, nogte confenten gedragen konnen worden , en dat niet insgelyx de vota der voorfz. vier Steden, tot de regeringe en difpenfatie van de de penningen verylt zullen werden ?  Antwoord zyne Vorflelyke Doorlugtigheid Prince van Orange geëxhibeert van wegen die E. Heeren van de Vroedfchap der Stad Utrecht, gerequireerde , tegen feekere deduclie fyne Furjl. Door/, overgelevert van wegen die Steden van Amersfoort, Rhenen,Wyk en Montfoort , requiranten , fuftinerende dat fy met en neffens de Stad Utrecht fyn het derde lith van de Staten van Utrecht. Voor eerst premitteeren die gerequireerden gefuftineert te hebben, dat de Regeerders der Stad Utrecht van alle ouden tyden, ook na de veranderinge van de religie, in poffejfie geweeft zyn , en nog zyn, van te gebruiken het recht en authoriteit ter vergaderinge van de Ed. Mog. Heeren Staten 'j Lants van Utrecht, met feclufie van de klyne Steden , daar toe dezelve Steden althans contendeerên , niet minder recht en authorityt te hebben als de Stad Utrecht. En dat daarom de voorfz. klyne Steden, willende daar tegen niewigheyt invoeren , hare pretenfien hadden behoren , en als nog mogen inflitueren voor de ordinaris juftitie in conformité van de Unie. Medebrengende , dat de queflien, die eenige van de Provinciën, Leden ofte Steden van de Unie met den anderen hebben, of namaals fouden mogen krygen, nopende haarlieder particulier en fpeciaal privilegiën, vryheden, exemptien, rechten, ftatuten, loflèlyke en wel hergebragte coftumen, ufan-  C 27 ) ufantien, en andere haarlieden geregtigheden, bedilt zouden worden by de ordinaris juftitie, arbiters, ofbyminnelyk accoort , fonder dat d'andere Landen of Provinciën, Steden of Leden van dien (fo lange lig by de partyen recht fubmirteren) hen des fullen hebben te bemoeijen, ten ware hem geliefden te intercederen tot accoort, vermogens het extract uyt de Unie, getekent No. i. (*) t Welk poinft de gerequireerdens als nog infteeren. Verklarende en protefterende daar omme defe antwoort met de ftukken daar toe dienende, aan fyne Forft. Doorl. alleenlyk over te leveren, voor fyne Forfr. Doorl. inftruc tie, om de queftie, (indien het doenlyk zy,) by minnelyke accoort beflift te worden, volgens de voorfz. Unie. Sonder hemluyden in faken, die fy klaar houden, en daar van fy hebben eene immemoriale pofiefïïe, tot eenige fubmiflie in te laten. Hoewel fy gerequireerdens fyne Furlt. Doorl. faken van meerder importantie vertrouwen, en houden voor de geene, die de Stad Utrechts privilegiën en geregtigheid niet foekt te krenken, maar voor te ftaan en te maintineeren. En dat alfulcx fyne Forlt. Dóorl. geilen hebbende het groot recht van de gerequireerdens tot enigheyt van wederfyts partyen, der requiranten pretenfien by minlyk accoort fulcx f.il beflichten, dat de requiranteu van haar ongefundeert voornemen defilteeren. La- (*) Place, b, I, D, pag. 59.  C 28 ) Latende de gesequireerden, by hare privilegiën, auétorityt en immemoriale pofleflie. Gelyk ook fyne Forlr. Doorl. de comparitie van partyen en overleveringe van wederfyts ftukken, vorder niet heeft gerequireert, als om de queftie in 't minnelyke te accordeeren, waart doenlyk. Als blykt by zyne Forft. Doorl. fchryven van den 15. May 1620. by de requiranten overgelyt onder de letter 13. Onvermindert welke premiften en vorige proteftatien, feggen de gerequireerden op 't I. II. III. en IV. artik. van de voorfz. deductie , den inhoude derfelven, in voegen gepofeert, te ontkennen. Want voor fo veel by ''t eerfte artikel gefeytwort, dat de vyf Steden van den Lande van Utrecht , alfe Utrecht, Amersfoort, Rhenen, JVyk en Montfoort, gelykelyk foud,en reprefenteren het derde lith der Heeren Staten/s Lants van Utrechts, komt tot diftrudie van die in confideratie 't geene hier na wort gepofeert. Eerft, dat de Stad van Utrecht over eenige hondert jaren een Vorftelyke Stad is geweeft, vereert met veele heerlyke privilegiën, vryheden en fundatiën, ai eer eenige van de klyne Steden tot Steden gemaakt, of Borgerrecht verkregen hebben gehad. Want de Requiranten felver doen vertonen met copie van een brief by haar onder de letter C. overgegeven, dat de Stede  C 29 ) Stede van Amersfoort haar borgerrecht eerft heeft verkregen van Biffchop Hendrik van Vianen Anno 1259. Hebbende de Stad van Utrecht van olde tyden alleen gereprefenteert het derde lith van de Staten'sLants van Utrecht. En in die qualityt diverfe treffelyke aften gecelebreert, en refolutien helpen nemen. En onder andere die gene, die hier na poinfhielyk worden gerecenfeert. Te weten in den jare 1483, is binnen de Stad Utrecht met Stads klokke gepubliceert, fekere refolutie by de drie Leeden van de voorfz. Staten genomen op een uytfettinge over de Landen tot furnillement van 70 m. gulden. By welke refolutie geen van de vier klyne Steden voor Leden van de Staten worden gekent. Maar brengt mede dat dezelve is genomen by de drie Staten des Geftichts van Utrecht, alfe Ecclefie, Ridderfchap en de Stad Utrecht. Daar van het extract- defer publicatie geteekend is No. 2. (*) Item daar te voren in den jare 1437. de 22. Augufti, is by een folemneele brief en ordonnantie, nopende het leggen van een Sluys in de Vecht beneden de Kerk van Nichtevegt Staatsgewyfe gepalTeert, niemant van de klyne Stéden bekent. Maar (*) Matth. de nobil. p. 794.  C 30 ) Maar is daar by voor het derde Lith alleen bekent de voorfz. Stad van Utrecht, volgens het extraft van den brief getekent No. 3. (*) Item in den jare 1511. fyn by diverfe brieven Staatsgewyfe gepaffeert, die van de Stad Utrecht alleen gehouden en gekeut voor het derde lith van de Staten. Als ook in den jare 1512. den 20. Martii tufTchen den BiiTchop van Utrecht, en de drie Staten voorn, is opgerecht een verbantbrief, wel folemnelyk befegelt , en by Heeren Philips van Bourgondien en Hendrik van Byeren navolgende Biifchoppen geconfirmeert. Beginnende : IVy Frederik door Gods genade Bifehop tot Utrecht, geboore Merkgrave van Baden, en de Prelaten, Beekenen en Capittelen der vyf Godshuyfen van Utrecht, wy gemeen Ridderfchap des ganfchen Nederfticht, en wy Borgermeeftercn, Schepenen en Raat out en niewe der Stad Utrecht, als drie Staten des Ge/lichts van Utrecht aan defe fyde van den Tffele, ten Capitule Generaal vergadert wefende, en de drie Staten ffamentlyk reprefenterende. Ten welken Capittule de Steden des Nederftichts ook geroepen en verfchenen waren. Maar niet als Staten van den Lande van Utrecht, dan in haar privé als partyen geïnterejfeerden, om haar advys te geven , gelyk de gemeene gilden der Stad Utrecht. Aangefien dat by defelve briefde Ridderfchap, Burger- meelt e- (*) Mattli. de nobil. p. 794.  jneefleren ende Raat der Stad Utrecht, tot onderhoudenifle van dien verbonden haar allen , en aller borgeren en inwoonderen der Stad en Lams van nederftichte van Utrecht, lyven en goederen. Daar by klaarlyk blykt, dat de Stad van Utrecht, als reprefenteerende het derde lith van de Staten, ook over het ganfche Nederfticht te gebieden heeft gehad. En worden van voorfz. de verbantbrief,en andere brieven des jaars 1511. extracten autentyke geëxhibeert fub nu. 4. (*) Insgelycx is in den jare 1527. by de voorfz. drie Staten opgeregt zeker verbant tegen de holtiliteyt by den BilTchop in 't Geftichte van Utrecht gepleegt. Beginnende de brief daar van gemaakt en befegelt: Wy Prelaten, Dekenen en Capittelen der vyf Godshuyfen , als ten Dom , fOudmunfter , St. Peters, St. Johans en St. Marrien tot Utrecht, gemeen Ridderfchap des Neder/lichts, Borgermeefereu, Schepenen , Raiden, en gemeen Oudermannen van den ouden en niewen Raiden der StadUtrecht, doen kond allen htyden Sc. Waar van copy e autentycq alhier vertoont wort fub nu. 5. (f) In 't zelve jaar 1527. hebben de voorfz. drie Staten obligatien gepafleert van 8000 gulden ten behoeven van den Hertog Carel van Gelder. Be- (*) Place. b. I. D. pag. 262. (t) Matth. de nobilit. p. 796.  <3* ) Beginnende, Wy Prelaten, Deekenen en Capittelen der vyf Godshuyfen, als ten Dom, Outnmnfter, St. Peters, St. fans en St. Marien tot Utrecht, gemeen Ridderfchap ■des Nederflichts, en Borgemeefteren, Schepenen, Raedt «ut ende niewe der Stad Utrecht, doen kont &c. Vermogens copye van dezelve alhier vertoont fub nu. 6. (*) Item in den jare 1528. den 5. January , is by de voorfz. drie Staten gepafTeert geweelt een fchadeloos obligatie, ten behoeven van eenigen , die haare goederen voor dezelve Heeren Staten hadden verobligeert. Wezende befegelt met acht fegelen, en beginnende, Wy Prelaten, Deckenen en Capittelen der vyf Godshuyfen binnen Utrecht , gemeen Ridderfchap , en Borgemeefteren, Schepenen, Raiden, en gemeen Oudermans van den ouden en tiiewen Raiden der Stadt Utrecht, als drie Staten des Neder ft iclit van Utrecht, doen kondt Sc Waarvan copye autentyeke vertoont wort fub nu. 7. Item anno 1530. op St. Lamberts dach, is by de voorfz. drie Staten opgerecht en befegelt feekere compromifle op verfchyde ramingen gedaan , tot vervallinge van de Staten agterwefen. Beginnende, Wy Prelaten, Dekenen en Capittelen der vyf Godshuyfen , als ten Dom , Outmunfter , St. Peters, St. Johans en St. Marie Kerken tot Utrecht, capitulavi- ter (*) Matth. de nobilit. p. 796.  (33) ter vergadert wefende, en fpeciaal daar toe geindieeert, gemeen Ridderfchap s' Lands van Utrecht, om deze fake befchreven, en binnen Utrecht vergadert wefende, en Borgemeefteren , Sehepenen en Raede der Stad Utrecht, doen cont &c. Naer breder inhout van de compromilTe hier by vertoont fub. nu. 8. Voorts fyn de voorfz. drie Sraten by den Kyfer verleent geweest brieven van atterminatie of refpyt, voor den tyd van drie jaren, nopende de betalinge der agterftallige renten by de voorfz. Staten verkogtin den jare 1511. Luydende de brieven van atterminatie aldus: Kaerle by der ' gratiën Gods, gekoore Roomsch Keyfer, altyt vermeerder 's Rycx, falayt en dihflie, van wegen de Prelaten en Capittelen van de vyf Godshuyfen binnen onze Stad van Utrecht. fo voor hun , als voor de Ridderfchap aldaar wefende, en onfe voorfz. Stadt van Utrecht, reprefenterende de drie Staten aldaar, is ons getoont geweest &c. Volgens copye van de brieven van atterminatie geexhibeert fub nu. 9. Item anno 1535 is goetgevonden, dat de drie Staten fouden procedeeren tot electie van een Secretaris. En is daar toe genomineert geworde Sander van Bommel. C Wiens  C 34 ) Wiens commifïïe gedepecheert is geworden ter nominatie en veriöeke der vyf' ccckfien, da Ridderfchap en de Stad van l 'trecht, reprefenterende de drie Staten van den Lande van Utrecht. Van welke commifïïe alhier copye vertoont wort fub nu. 10. Voorts ais van outs queftien ontrtonden tuflehen de voorfz. drie Staten, fo om te nomineereu eenige tot vaceerende Officieren , of diergelykeu, fyn de klyne Steden daar inne niet gekent geweest. Als onder anderen vertoont kan worden , doe in den jare 1531 en daar na queftie verrefen was aangaande de Verpagtinge van 't ftuyver of tonnegelt. Daar by voor drie Staten 's Lants van Utrecht bekent worden d'ccckfien en Ridderfchap met die van de Stad Utrecht. Vermogens hetbefcheyt daar van fynde fub nu. ir. Gelyk mede de voorfz. klyne Steden niet bekent fyn in 't ventileren van de queftie ontdaan Ao. 1553 tuffichen de Ueeflelykheyt, en de Ridderfchappe ter eenre, en de Stad van Utrecht, als te finnen reprefenterende de drie Staten ter andere fyde, nopende het ftellen van een Ontfanger over liet ftuyver geld. Suftinerende die twee eerfte Leden, dat by yder Lith een genomincert foude behoren te worden, die gelyk dienen en eene generale tekeninge doen foude, en die van Stad  C 3S ) Stad Utrecht, ah reprefenterende het derde lith van de Staten, dat by hem drie perfonen zouden worden genömineert, daer uyt by den Stadhouder een zoude worden genomineert. Volgens het befcheyt fub nu 12. Gelyk mede blykt by de Ordonnantie op de Lekkendyk gemaekt Annis 1395 en 1537. dat daer by de voorfz. klyne Steden als lidmaten van de Staten niet en worden bekent. (*) Aengezien dat volgens dezelve de Heemraden op den Lekkendyk worden geltelt by de drie Staten voorens gementioneert. Te weeten twee by de vyf Capittulen, reprefenteerende het eerfie, Twee by de Edelen en Ridderfchap, reprefenteerende hei tweede, En twee by de Stad Utrecht, reprefenteerende het der* de lith van de voorfz Staten. Het welk ook alfo tot op den dag van huyden wort geobferveert. Als nader blyken mach by de voorfz. Ord. fub nu. 13. Voort (*) Charta Johannis van Diest Ao. 1325. Matth. de nobil. p. 797 & 8S4. C z  ( 36) Voort anno 1545 den 22 January hebben de voorfz, drie Staten aen den Keyfer requefte geprefenteert om yder voor haer beurt te nomineren, een Cameraar op den Lekkendyk. Beginnende de voorfz. requefte aldus: Vertoonen met alle reverentie zeer dienjlelyk de Prelaten en Eeclefien, Edelen en gemeen Ridderfchap, mitsgaders de Schout, Borgemeefteren, Schepenen en Raedt deiStad Utrecht, als reprefenterende de drie Staten van defen landen, hoe dat (Nota) van alle oude tyden het toeficht en adminiftratie van V gemeene Land, en der Staten faken, by tour en beurte onder de drie Staten placht gedragen te worden, welke manier e van doen ook na de translatie van de temporalityt der felver Lande uwe Maj. heeft doen continueeren &c. Van welke requefte copye vertoont wort fub nu. 14. Hebben ook de voorfz. drie Staten in den fel ven jare 1545 den 18 February proteft gedaen tegen de Panthouders van eenige Stichtfe goederen in Gelderlant gelegen. Daer by de voorfz. klyne Steden mede niet zyn bekent. Volgens d'aéte van proteft vertoont fub nu. 15. Item anno 1546 hebben de voorfz. drie Staten aen den Kyfer wederom requefte geprefenteert tegen Mr. Geurt van Renoy Rekenmeefter in Hollant. Be-  C 37 > Beginnende aldus: vertoonen met alle reverentie en oitderdanigheit, [eer dienftelyk, die Prelaten en Ecclefien, Edelen ongemeen Ridderfchap, Schout, Borgemeefteren, Schepenen en Raed der Stad Utrecht, als reprefenterende de drie Staten van defen lande. Waer van extract, geexhibeert wort fub nu. 16. En dat ook de Stad Utrecht haer altyd voor het derde lith van de Staten heeft gehouden, en in die qualiteit gebefoigneert en gerefolveert, blykt nog nader by diverfe extracten, getogen van oude regifters, beruftende in de archiven der Stad Utrecht, alhier vertoont fub. nu. 17. Als ook dat fy daer voor erkent fyn in den jare 1550 by confent ofte ocTxoy des Kyfers , omme op renten te mogen ligten 36m gulden, alhier vertooot fub nu. 18. Mitsgaders by feekere Miffive aen de drie Staten gefchreven den ix October 156Ó byfyn Forftel. Doorl. de Prince van Orange Ho. Mo. Houdende de fuperfcriptie, Waardige, Ed. onzen lieven hefunderen Prelaten en Capittelen van de vyf Ecclefien, Edelen en Ridderfchap, mitsgaders Regierdem van de Stad Utrecht, reprefenterende de drie Staten. Alhier vertoont fub nu. 19. En alfo voorts vervolgende is de Stad van Utrecht ge- C 3  C 38 ) gekent geweest voor het derde lith van de voorf. Staten, Wefende de klyne Steden fomwylen verfocht en verfchenen, als geinterefleerden in faken van contributien, en van andere importantie, die henluyden merkelyk mede raekten, als klaerlyk vertoont wort met den verbant brief hier voren fub nu. 4. En gelyk onder anderen mede blykt by de refolutie van de voorfz. drie Staten gefehreven tegen den 25 February 1577. om te refolveren op de Verpachtinge van 's Lands middelen. Daer by gerefolveert wort, alfo de fake de klyne Steden mede betreffen, dat men hemluyden foude afvragen, wat fy daer toe wilden contribueereu , en of fy niet fo wel hun Overwerk en gout en behoren ob te brengen, ah de Stad Utrecht Sc. x Volgens extract vertoont fub nu. 20. Gelyk mede geen van de klyne Steden gecompareert fyn geweest op diverfe befchryvinge , gevallen in den jare 1577. 1578 en 1579. Als ten deefen blykt by de ex ':acien fub nu. 22. Edog hebben van doe voorts aen, de klyne Steden, en fonderling die van Amersfoort, beginnen wat vorder in te kruypen , met behulp van de andere tweeleeden,om de auetoriteit der Stadt en deffelfs geregtigheyt te verminderen, So  C 39 ) So dat fy omtrent den jare 1577 en daer na tot diverfe ryfen op de comparitien van de drie Staten, op faken van importantie mede befchreven fyn geworden, om hare opinie op de pointer van befchryvinge in te brengen. Gelyk fy tegenwoordig nog daer oP befchreven worden. Het welk de Stad Utrecht ter goeder trouwe heeft toegeftaen.om van hemluyden in't refolvceren op de refpeffive pbinften haer advis, behulp en opinie te verftaen, ten meesten dienst van 't Lant. Sonder dat fy oyt vermocht hebben, of ah mg vermo. gen by haer felvtn een ftem in te brengen, die fonder toe. ftemminge van de Stad Utrecht ejfecl heeft konnen forteeren. Als fonder de Stad Utrecht noyt lidtmaten van de Staten van Utrecht geweest fynde, gelyk fy als nog niet fyn. Veel min is in hare raagt geweest, of nog is, de Stad van Utrecht te overttemmen. En dat fulex de meninge noyt geweest is, brengt klaerlyk mede de inftructie de Gedeputeerden van de Staten 's Lands van Utrecht gegeven, en by de drie Staten gerefumeert, en op nieuw gearrefteert den xi July 1593. Vermeldende dat die van de Ridderfchap, neffens de Geëligeerden, y der drie, die van de Stad Utrecht twee , en de klyne Steden een uyt den haren tot de voorfz. dagelykfe comparitien fouden deputecren, vermogens d'Inftruaie gee diibeert fub nti. 23 (*,). SuIck (*) Place. b. 1. d. pag. 324- C 4  C4o) Sulcx dat de Stad van Utrecht twee Gedeputeerden den eene van de klyne Steden in cas van discorderende opinien de klyne Steden fouden hebben te overilemmen. Naer welk inftructie federt den jare 1593 by d'ordinaris Gedeputeerden op de dagelykfe comparitien gebefoigneert is geweest. Hebbende tot die fine de voorfz. inftruaie op een bordt gefchreven, gehangen in de kamer daer de voorfz. Gedeputeerden dagelyks vergaderen. Gelyk die aldaer nog hangen. Dan alfo met behulp van fommigen feer gearbeyt worden Om de Stad van Utrecht hare auflorityt te verklynen. En tot dien fine in 't verniewen van de Magiftraet te (tellen perfonen, ten deele van haer dependerende. Die fonder haer believen tot voorltant van de Stad Utrecht niet gerefolvcert fouden hebben. Veel min tot voordant van de Stad gedefendeert 't geene éenige onaengenaem foude zyn geweest. Het welk dagelyks meer en meer inkroop. En fonderling in en na den jare 1610, ais de Borgerye, (alhoewel onpryiïelyk) haer in de wapenen begeven hadde] en nomineerde andere Borgemeefteren en Magiftraten, Die  ( 41 ) Die naderhant by de Hoog Mog. Heeren Staten Gene* rael geapprobeert, en daer na wederom door aanhoudinge van de Heeren Staten van Utrecht gecaffeert, en het verftellen van de Borgemeefteren en Magiftraet op zyn vorige voet gebracht worden. So hadden ook de klyne Steden d'occafie en de gelegentheyt des tyds waarnemende, d'eerfte twee leden van de Staten in alles toeken te believen. Op dat fy capterende de benevolentie der/elven, te beeter tot hare meyninge fouden geraken. Gelyk gebleken is, dat men 't haerder contemplatie, en om de Stad van Utrecht te krenken, de vergaderinge van de Staten beftont te houden binnen Amersfoort. Niet alleen tot nadeel van de Stad Utrecht, en ingefetenen van dien, maar ook tot groot ongeryf van de Staten felver. Die hare chartres, refolutien, rekeningen en andere papieren van importantie hadden binnen de Stad Utrecht, in de Staten kamer, daer toe van outs geordonneert. Welke chartres en ftukken op de vergaderinge fomwijlen gerefumeert moesten worden. Gelyk mede fodanige Vergaderinge groot ongeryf gaf voor de geenen, die aen de Heeren Staten te doen hadden. Eu is nog nader gebleeken by de uitfprake op_de naam C 5 van  C 42 ) van de Gecommitteerden van de Heeren Raeden van Staten binnen Utrecht gedaen den 8 Juny 1610, (*) in wat voegen de requiranten in fodanige geftalt van tyden gerocht hebben in te kruypen, tot nadeel van des Stads Utrechts authoriteyt en goet regt. Door dien bevonden wort, daar by uytgerproken te wefen, dat van doen voorts aan vier uyt de Ridderfchap, en vier van de Steden op de dagelyke comparitien fouden compareeren. Alfe twee van de Stad Utrecht, een van Amersfoort, en een van de andere drie Steden by gebeurte. Om alfo de Stad Utrecht met de vier klyne Steden te egaleeren. Contrarie de Stadt van Utrecht oude geregtigheyt. Volgens welke fy alleen het derde lith van de Staten hebben gereprefenteert. En contrarie de inftrufiie flaetsgewyfe op een volle befchryvinge van de Heeren Staten 's Lants van Utrecht, met kenniiTe van faken ,gerefumeert, en op nieuw gearreiteert in den jare 1593. Volgens dewelke op de dagelykfe comparitien by de Stad Utrecht twee, en by de vier klyne Steden een worde gedeputeert. Daar (*) Place. b. I. D. pag. 190.  ( 43 ) Daar inne by de voorfz. uytfprake geen veranderinge ge maakt, of beftendig befloten konde worden. Overmits dat felve point voor date van de uytfpraeke ,of voor 't afzetten van Borgennecsteren en de Magiftraet, by de gemeente genomineert, noyt gecontroverteert. Veel min gefubmitteert is geweest. Waerom dies aengaende op de voorfz. uytfprake niet flaet te letten. Als gedaan ten tyde de Stad Utrecht gebloot van authoriteit, niemant hadde, die des Stads gcrcgtigheid wel dorfte voordragen , veel min defendeeren. Het welke een yder en de Requiranten felver genoeg be_ kent is. In der voegen , dat de Requiranten alfo by goede occafie met er langerhand gefocht hebben, en als nu wederom foeken aen haer te vërkrygen , daer toe de Stad van Utrecht altyt en van outs geregtigt is geweest. Dan en heeft de Stad van Utrecht nimmermeer willen toeflaen, gelyk ook nog niet denken te gedoogen eenige een* farige, veel min QVir/ientminge van de klyne Steden. Daer over fy van outs gebied gehad hebben, als voorens vertoont wort. Waer mede gedeftrueert wezende het eerste artikule van der  (44) der Requiranten overgeleverde deductie, van dat de vyf Steden gelykelyk het derde lith der Heeren Staten voorn, fouden reprefenteren; Komt nootwendig te corrueeren 't geene de Requiranten daer uyt willen infereeren by 't II. III en IHI. articulen van haer overgeleverde deductie: te weten, dat fy in 't nemen van alle refolutien ftaetsgewyze in 't vergeven van alle ampten, officien en beneficiën, die aen de Heeren Staten ftaen te vergeven, als ook op het hooren en fluyten indistincïelyk van alle rekeningen, die voor de Heeren Staten gedaen worden, mitsgaders tot opficht van alle comptoiren, die aen de Heeren Staten comptabel fyn , en tot allen anderen , daer van die commifïïen by de Heeren Staten worden verleent, by het meerendeel van ftemmen, ofte anderfints per vices, met de Stad Utrecht in gclyke grade en recht behooren te ftaen. En is vreemt, dat de Requiranten fulcx doen fuflineren. Nademaal fy daer toe notoirlyk geen regt hebben uyt redenen voorens gededuceert. En dat daer benevens hemluyden kennclyk is, dat fy noyt eenige nominatie hebben gehad, daer op commifïïe gevolgt is van eenige Staten ampten, officien of beneficiën, die by tour of gebeurte onder de drie Staten 's Lands van Utrecht vergeven fyn geweest, als het de tour geweest is van het derde lith. Maer is de Stad Utrecht dies aengaende gebleven by hare oude geregtigheit van te reprefenteren het derde lith van de Staten, als blykt uyt verfchyde extraden fub nu. 23. En  (45) En nog nader by de extracten hier na geexhibeert fub nu. 26*. Sonder eenige overftemminge van de klyne Steden toe te ftaen. Ten ware de Stad zelve geconfenteert en toegeflaen hadde , dat de geene, die de klyne Steden voordroegen tot de vacerende Staten ampten of officien , worden gecommitteert. Wiens confent en toeftemminge gefchiet in 't vergeven van eenige officien, uyt accommodatie en fonder prejudice van Stads geregtigheit de Requiranten als nu tot haer voordeel foeken te trekken in confequentie. Als vervolgens blykt by hare deductie. Dat alfo niet en behoort. Want de Stad Utrecht daer door te meer oorfake gegeven wort precies te ftaen op haer oude geregtigheit. Die fulcx is, dat fy ook in 't vergeven van eenige Staten ampten, ofte officien, die Staetsgewijze, en niet by verbeurte waren vergeven, of in 't nemen van eenige refolutien, by de klyne Steden niet overftemt konnen werden. Maer dat de Stad van Utrechts opinie ofte refolutie moet prevaleeren, als de klyne Steden van contrarie advis fyn. En voor fo veel aengaet de beneficiën binnen de Stad Utrecht, ende vryheyt van diengefundeert,diein de Paufe maant verfterven. Is  C 46 ) Is notoir dat dezelve by gebeurte onder de vyf Capittulen, onder de Ridderfchap en de Stad van Utrecht altyt vergeven fyn geweest, en nog vergeven werden, met feclufie van de klyne Steden, volgens het befchyt fub nu. 24. Welke klyne Steden niet en raekt de beneficiën binnen de Stad Utrecht en de vryheyt vandien gefundeert. Gelyk ook hemluyden ook niet aengaet de comptoiren en particuliere rekeningen van de geestelyke goederen, behorende aen de Conventen binnen Utrecht, en de vryheyt van dien. Maer fyn die van Utrecht, fo in qualité als regeerders der felve Stad, als mede reprefenterende het derde lith van Staten , diensaengaende gebleven by hare oude geregtigheit met feclufie van de klyne Steden. Die fyluyden wederom laten gewerden met de goederen van de Conventen binnen haerlieden Steden , en de vryheit van dien gefundeert. Daer mede de Requiranten hun biliyk behoorden te genoegen. Dan belangende de generale rekeningen van de Domeynen , van de generale middelen,enkele en dubbelt outfchildgelt, fchellinggelt, mogen die van de Stad Utrecht wel iyden, voor fo veel hun aengaet, dat tot het hooren van die en tot oplicht der felve comptoiren, enige van de klyne Steden nevens' de Gecommitteerden der Stad Utrecht worden gedeputeert, na advenant het getal dat de inftruftie van den jare 1593. mede brengt. Op  (47) Op dat fy fo wel als de Stad mogen weeten, waer toe de gcmeene Lams penningen worden geëmployeerr. Komende tot het 5de en navolgende articulen van de voorfz. deductie tot het XI. incluys. Seggen de Gerequireerden het voordel, daer by gedaen, impertinent te wefen. Overmits alhier niet gecontroverteert wort het borger of het Stad recht, en jurisdictie die de refpeclive klyne Steden hebben. Daer in de Gerequireerden hemluyden, des noots fynde, als goede naburen , en van outs gereprefenteert hebbende het derde lith van de Staten , niet min, als d'andere twee ledeiï willen helpen maintineeren. Maer wort alhier gecontroverteert, wie van outs hec derde lith van de Staten heeft gereprefenteert, en of de Gerequireerden gehouden fyn de requiranten wijders in te laten, dan fy in turbulente tyden ingekropen fyn tegen de Stad Utrechts oude geregtigheit. In der voegen dat het muniment, het welk de Requiranten tot verificatie van de voorfz. articulen onder de letter D, doen produceren voor haer ondienftlyk is. Als ook impertinent, en des niet te min ongclooflyk fyn de extracten, getogen -uyt feekere hilTorie van Lambertus Hortenfius. In-  C 48 ) Infonderheyt fo Hortenfius is een jong fcribent, die nog in korte jaren geleeft heeft. En welke nopende de gelegentheid der drie Staten 's Lands van Utrecht, niet anders fchryft, als 't geene hy t' onrecht van anderen heeft verklaert. Het welke (trekken foude tot prejudicie van de Stad van Utrecht. Waerom op fyn fchryven niet altoos ftaet te letten. Cum libri Hiftoriales, Chronica & (imitta, etiam in faclis antiquijjitnis, fidem non faciant, fi aliquid de auditu vel prcejudieialia contineant, vel etiam quando ab antiquis jufta fides adhibita non efl talibus libris. Te min in dezen, alwaer contrarie fyn fchryvens met loofwaerdige documenten bewefen wort. Overflaende om gelyke impertinentie het XII. XIII en XIIII. articulen, en de miflive tot dien ynde onder de letter E, by de Requiranten geproduceert. Want het begeeren en overfendcn van de gevangenen daer in gementioneert, alleenlyk raakte het poinct. van jurisdictie over crimineele faken. Die de drie klyne Steden in den haren fo wel mogen exerceeren als de gerequireerden , dan is buyten propoost. De Copye van de Rentebrief onder E. geëxhibeert, tot na-  C49 ) nader verificatie van de eerste articulen van de voorfz. deductie, en konnen de Gerequireerdens voor autentycke bewys niet aennemen. Overmits met veel en verfchyde loftelyke documenten vertoont wort, dat de Stad van Utrecht altyt en feer lange jaren voor dato van de voorg. rentebrief het derde lith van Staten alleen heeft gereprefenteert. Dan mag fyn dat de crediteur der renten daer by geflipuleert, de klyne Steden (als rakende het gemeene Land) tot bekwamer inmaninge mede verobligeert heeft willen hebben, en dat alfucx de klyne Steden (daer by mede bekent) onder eene abufive infcriptie, als gelykelyk reprefenterende het derde Lith van de Staten zyn geadjungeert. Op welk abuys niet ftaet te letten, overmits met fterker bewys ter contrarie wort vertoont. Gelyk mede geen reguard kan genomen worden op de acht extracten en copyen by de requiranten tot verificatie van de voorgaende articulen onder de letter F. geproduceert. Want voor fo veel aengaet de drie extracten , getogen uyt de Nederlanfche Hiftorien befchreven by Peter Bor Chriftiaenfe, defelve fyn niet alleen ongelooflyk^ten aenzien van de notoire abuyfen by den aucteur van dien gecommitteert. Maer ook door dien de onwaeragtigheit van dien in reguard van de drie Staten klaerlyk by de Gerequireerden bewefen D wor*  C 50 ) wort met lofweerdige[documenten en immemórisle contrarie posfeffie. Ook met de inflruélie voor de dagelykre Gedeputeerden op nieuw g«rei'uraeert en gearafteert Ao. 1593. Daer toe nog dient, dat Peter Bor apparent inftruólie gegeven is, om fulcx in fyne hiftorien te ftellen by de geene , die ter felver tyt de meefte autboriteit alarmeerden , en de Stad van Utrecht fochten te verklynen. En belangende de vyf andere Copyen, onder de voorfz. letter F. geproduceert, beroerende het proces by den Hertog van Alva de Stad Utrecht, en de twee leden van de Heeren Staten, mitsgaders de klyne Steden gemoveert (*). Seggen de gerequireerden uyt de copyen hemluyden gelevert, niet te konnen fien, dat dezelve fyn autentycque, wel min gehouden in forma probante. En dezelve voor autentycque of in forma probante gehouden wefende, en fouden niet konnen doen tot voordeel van de requiranten, maer wel tot haer nadeel. Niet alleen, vermits uyt de voorfz. Copyen tot genoeg doen blykt, dat de klyne Steden ter felver tyt 't voorfz. proces by Ducq d'A/ve, niet als leden van Staten, maer in haer privé gemoveert is geweeft. En (*) Sie de fententie by Bor, 5. boek fol. 230, en 't appel van de Staten van Utrecht fol. 235. col. 4.  C 51 ) En fonderlinge by de Copye gedateert den y. January 1570. Inhoudende dat de vier klyne Steden by den Procureur van de Ko. Maj. tot de voorfz. fake fpecialyk verfocht waren geweeft. En dat fy voorts procuratie fouden pasferen in haer privé. Maer ook by de Copye gedateert den 29. January 1570. dat die van de Stad Utrecht protefteeren tegen de klyne Steden van geen deputatie in Staten faken (by de klyne Steden te doen) te willen toeftaen, dan in conforrnité van van voorgaende fententie hier na geëxhibeert fub No. Waer mede de voorfz. extracten en copyen, als voor de requiranten ondienftelyk pasferende, Seggen voorts de gerequireerden het extraft onder G. overgelyt vorens wederlyt te hebben, als ter materie ondienflig. En op 't XV en XVI articulen der voorfz. deductie, mitsgaders op de copye van den verbantbrief onder II. geproduceert, dat dezelve al mede irrelevant is. Want daer by de minfte mentie niet wort gemaakt van de qualité der Statera, Ofte van de drie klyne Steden, anders als die van Amersfoort. D 2 Over-  (50 Overflaendè by gelykc impertinentie het 17. 18. 19, artieul van de voorfz. deductie, en het extract tot verificatie die onder I. overgelyt. Want, behaiven dat het zelve extract vermeit van een handelinge tusfchen de Stad van Utrecht en de Stede van Amersfoort in haer privé, En alfulcx defe queftie niet rakende. So dient evenwel gelet op het fuftenue, dat die vasi Amersfoort daer op fundeeren, te weten, dat de voorfz. twee Steden den anderen niet en behoren te verkorten in haer recht en privilegiën, die fy ter felver tyd hadden, als belooft hebbende den een den anderen daer in te fullen maintineren. Aengefien dat fulex dient tot haer yge confufie. Want terwyle de Stad van Utrecht ter felver tyd hadde en gebruykte meer privilegiën en recht ter vergaderinge van de Staten als tegenwoordig, So hadden die van Amersfoort daer tegen niet behoren te doen tot nadeel van de Stad Utrecht, Maer dezelve daer in veel eer te ftyven en helpen maintineeren, conform haer gefuftineerde. Want de fake te recht inziende, bevint men dat der requirante furtenue niet anders beveiligt wort, als op eenige befchryvingen, commisfien en comparatien, fomwylen door  (53) door de troubelen , en in troubele tyden, formvylen door de nootfakclykheid en wigtigheid van de faken , en fomwylen door behendigheid van de geenen, die de Stads authorityt fochten te verklynen, toegeftaen. Door dien de Stadsregten en privilegiën niet gekrenkt konnen worden. Want na de regten, by de requiranten felve geallegeert in het LXXIX en navolgende articulen van hare deductie, hujusmodi aclus nen tribuunt jus in futurum , nee obftare poffunt fubfequentibus magijlratibus, nut ejusdem civitatis civibus, jure aut privilegie) fua urbis uit volentibus. Overflaendè, als geen probatie meriterende om redenen vorens gededuceert, het extraét uyt de hiftorie van Hortenfius onder K. overgelevert, Seggen de gequireerden op het XX artieul van de voorfz. deductie, en het extract uyt de Brieven van Keyfer Karei onder L. tot verificatie geproduceert, defelve al mede impertinent te wefen in cas fubject. Als anders niet medebrengende, dan dat Syne Maj. de Steden van Amersfoort met hare Borgeren en Inwoonders belooft te laten blyven en onderhouden in allen haren Stadtregten, Leenregten, privilegiën, Coftuymen, Dykregten, van heden en olde gebruyken. f Waer in fy by de gerequireerden niet worden geturbeert. Maer wort by de gerequireerden tegengeftaen 't geene fy D 3 in  (54) in prejudicie van de Stad van Utrecht foeken te ufurpeeren tegen haer oude gebruyk en des Stads van Utrecht geregtigheit. Als ook de Stede van Wyk in delen niet kan patrocineeren de copye van den brief van Bisfchop Rudolph van Diepholt van den jare 1449. Dewelke de requiranten overleggen tot verificatie van 't XXI. articul van hare deductie. Aengezien dezelve niet anders vermeit, dan dat den Bisfchop by confent van de Capittulen, die van Wyk mede aenneemt voor een Lith des Geflichts van Utrecht, belovende den Bisfchop aldaer geen Schout te Hellen , in fynen naem en van Bisfchops wegen dienende, dan een ingezeete geboore poorter, of die ten minnen tien jaren lang binnen Wyck gewoont foude hebben, ingaende na dode van des Bisfchops neeve den Heer van Gaesbeek. Dewelke de Stede Wyck tot een Stede gemaekt heeft. Hebbende aldaer fyne Geregte, die na fyn overlyden aen 't Sticht van Utrecht foude komen. Waer door die van Wyk haer voorts geheel onder den Bisfchop hebben begeven. Die haer vryheid op fyn tollen verleende, als blykt by de voorfz. brief. Dan fullen niet vertoonen, dat fy in kragte derfelve als een  ( 55 ) een Lith van de Staten van Utrecht ter vergaderinge van dezelve fyn gecompareert geweeft. Veel min dat fy fonder die van Utrecht aldaer enige ftera hebben gehadt. Defcenderende hier mede tot het 22 en 23 artlcul van de voorfz. deductie, vermeldende van feekere fententie des jaers 1554. tusfchen de Stad van Utrecht en de drie klyne Steden voor den Hove van Utrecht gewezen. Seggen de gerequireerden dat met defelve geflerkt wort de intentie der Stad Utrecht. Te weten, dat dd klyne Steden wel mede verfocht en befchreven fyn geweeft in faken van grooter importantie ofte merkelyke deputatien, daer aen het Land en de Steden in 't generael was gelegen, om haer advis en opinie in te brengen. Maer dat de Stad van Utrecht opinie en deputatien altyt hebben geprevaleert. Aengefien de fententie van den 12. Febr. 1554. mede brengt, dat fonder prejuditie van 't Recht, fo van de Stad Utrecht, als van de klyne Steden , in de deputatie , die alsdoen te Hoof viel te doen, maer een van wegen de Steeden foude worden gefchikt, en dat daer toe genomen fouden worden de geenen, die by de Stadt Utrecht gedeputeert was, of nog gedeputeert foude worden. Van gelyke bevint men, dat by eene andere fententie by D 4 de  C 56 ) de voorfz Hove gewezen, den 2. April 1554. verklaert en uyrgefproken is, dat in alle deputatien Staatsgewyze gefchiedende, en fo wanneer de eerde twee Staten, alfe Ec. clefien en Ridderfchap, niet meer dan yder een perfoon uyt haerluyden daet deputceren, dat alsdan van wegen de Stad en Steden een gedeputeert foude worden uyt het Gerechte der Stad Utrecht. En als de eerde twee Leden van Staten yder uyt haer Lith twee perfoonen deputeerden, dat alsdan uyt de Stad Utrecht een, en uyt de vier klyne Steden een gedeputeert foude worden vermogens de fententie fub nu. 25. Dienende tor meerder vertoninge van 't recht van preferentie , dat de Stad Utrecht heeft boven de vier klyne Steden, fo in 't demmen als deputeercn, ook in fake van grooter importantie. Van welk regt de Stad Utrecht noyt heeft willen of konnen wyken. Maer hebben in conformité van dien , als by de eerde twee Leden yder een worde gedeputeert, fo ter vergaderinge van de Ho. Mo. Heeren Staten Generael, en andcrilnts, uyt hare Stad mede een gedeputeert gehadt, als blykt by verfchyde extracten hier voren geëxhibeert, en nog anderen alhier vertoont fub nu. 26. Daer inne heeft de Stad Utrecht gecontinueert tot dezen huydigen dag toe. En merkelyk mede by het extract uyt de refolutien van  ( 57) van de Staten 's Lands van Utrecht in dato den 21. Novemb. 1580. Daer by de Stad van Utrecht expresfelyk contradiceeren de commilïïe van Hermen van Dompfelaer Burgemeester van Amersfoort, niet willende gedogen, dat in prejudice van hare Stads geregtigheit de voorfz. Dompfelaer in de commiflie, als doen by de Heeren Staten te expedieeren foude worden gefteld als mede gecommitteert, maer als adjunct en tot afïïitentie, overmits de Stad van Utrecht van wegen het derde Lith uyt den haren alleen ftont te committeeren. Het welk de Heeren Staten alzo mede vertlaende, hadden om redenen daer by verhaelt de Stad van Utrecht geinduceert, dat men de voorfz. Dompfelaer voor die reize alleen mede in commiflie Hellen fouden, fonder dat 't felve getogen foude worden in confequentie Daer van de Stad van Utrecht verleent is geworden acte. Vermogens 't extract alhier vertoont fub. nu. 27. En nog laeftelyk by het extract uyt de befchryvinge van den 28 en 29 Augufti 1618. fub nu. 28. Daer by de eerfle twee Staten uyt yder Lith een committeerende ter vergaderinge van de Ho. Mo. Heeren Staten Generael, de Stad van Utrecht aengenomen hebben mede te committeeren. Gelyk daer na 't haerder nominatie gecommitneert is ge£> 5 weeft  ( 58 ) weeft Antonis de Rode, Schepen der Stad Utrecht, althans ter vergaderinge van de Heeren Staten Generael comparerende. Het 24. 25. 26. 27 en 28 Articulen van de voorfz. deductie fyn hier vorens aengaende het proces van Ducq d'Alve gefolveert. Daer toe de gerequireerden hemluyden kortheyt wille refereeren. Den inhoude van het 20 en 30 Articulen van de voorfz. deductie , en het extract uyt de Unie tot verificatie van die, onder de letter O. geproduceert, worden gepreterieert by impertinentie. Want dat daar by een yder van de Provinciën, en de particuliere Steden, Leden en ingefetenen derfelven gecouferveert worden hare privilegiën , vryheden , exemptien, rechten, ftatuten, loflyke en wel hergebragte coftuymen, ufantien, en alle hoorlyke gcregtigheden, meer dient tot voordeel van de gerequireerden als requiranten. Ten aanfien de gerequireerden van hare oude privilegiën, geregtigheden en ufantien met lofweerdige documenten 't haarder intentie doen blyken. Aengaende het 31. 32, 33 en 34 Articulen van de voorfz. deductie en uitfprake, tot verificatie van 't zelve, en eenige andere Articulen der voorfz. deductie onder P. overgeleyt, Seggen de gerequireerden, dat op de uitfprake van den Rade van Staten van den 8 Juny 1610. niet ftaet te letten, om redenen hier vorens gededuceert, en by fcekere particuliere remonftrantie ingeftelt by den Ad^t. Aufelmtis, Penfionaris der Stad Utrecht, * die van de gelegentheid derzelve fa- * Zie agter dit antwoord.  (59 ) faken de befte kennisfe hadde, wefende defelve remonftrantie aan fyn Princel. Doorl. overgelevert, en getekentnu. 29. En voor fo veel aengaet de uitfprake van zyn Vorftl. Doorl. van den 12 Augufti 1618. Dezelve doet almede niet tot voordeel van de Requiranten. Want al ift dat de klyne Steden daer by bekent worden, om neffens de Ridderfchap te kiefen een van de twee perfbnen, die by de Stad Utrecht fouden worden genomineert tot augmentatie van 't eerfte Lith, fo volgt daer uyt niet, dat de klyne Steden ietwes hebben te ftemmen of dilponeren buyten confent van de Stad Utrecht. Aengefien dat de Stad Utrecht fodanige mede verkiefinge de klyne Steden heeft toegeftaen op approbatie van fyne Vorftel. Doorl. om dat fy felve hadde de nominatie. En alfulcx derhalven meerder authoriteyt als d'andere twee leden, men laet ftaen de klyne Steden. En ook mede , om dat op de verkiefinge by de Ridderfchap des te beter foude gelet worden. Het 34, 35 en 36 Articulen, met het extract daar toe geproduceert onder de letter Q. fyn hier vorens op gelyk vertooch van maintenue van rechten, privilegiën en ufantien wederleyt. Daer by doende dat de voorfz. Articulen breder nopende de leden der Staten fyn geè'ntendeert, als het extract tot verificatie van die overgeleyt, mede brengt. Van  C6o) Van gelyken wort met het extract onder R. overgeleyt niet geverificeert 't geene gepofeert wort by 't 37 Articul der voorfz. deductie, nopende het vergeven van 't Schoutampt van Werkhoven. Want al ift dat met het extract van den 26 July 1583. vertoont wort, dat die van de Ridderfchap en klyne Steden tot bedieninge van het Schoutampt de facto hebben willen nomineren Gerrit Gysbertfe. So blykt nogtans niet 't geene by de requiranten geurgeert wort, en in confidentie foude komen, dat de Stad van Utrecht fodanige nominatie hebbe willen toeftaen , of dat d; Gecommitteerde van de Stad Utrecht van contrarie opinie zyn geweest. Veel min dat de klyne Steden de Stad van Utrecht dien* aengaende fouden hebben overftemt; Maer wel by het extract onder de voorfz. letter overgeleyt , gedateert den 19 Novemb. 1583. dat de voorfz. Gerrit Gysbertfe by de Staten met het merendeel van ftemmen tot het voorfz. Schoutampt geadmitteert is geweest. Sonder dat in 't minfte blykt, dat de Stad Utrecht van contrarie opinie is geweest, of dat fy overftemminge van de klyne Steden hebben toegeflaen. Wiens contrarie moet worden geprefumeert, overmits de Stad Utrecht altyt geweest is, en haer gehouden heeft in onder recht en ufantie. Ver-  (6i ) Verftaende als vorens, en met de verificatien by de gerequireerden geé'xhibeert genoeg wederlyt het 37 en navolgende Articulen tot den 49 Articul incluys. Seggen de gerequireerden niet te min op defelve mitsgaders op het 50 en 51 Articulen van de voorfz. deductie, dat de Stad van Utrecht by touren in 't vergeven van enige Staten of Officien het derde lith van de Heeren Staten heeft geprefenteert. Als bewefen wort met de munimenten hier by geé'xhibeert, En de dagelykfe ufantien. So notoir is, en by de requiranten niet ontkent kan worden, of de Stad Utrecht hebbe in de tour van het derde lith vergeven de Officien, die by beurten onder de drie Staten vergeven worden. En de Staten ampten en officien, die Staetsgewyze vergeven fyn geweest, daer in hebben de Gedeputeerden van de Stad van Utrecht haer item gehad, en eenige jaren herwaerts met de klyne Steden, fonder dat de klyne Steden hemluyden enigfints hebben mogen overltemmen. Maer heeft de Item van de itad geprevaleert. Als voren breder gededuceert is, ' Daer toe en nopende het vergeven van de beneficiën of prebenden binnen Utrecht gefundeert , de gerequireerde hun refereereu. Als  ( 6V) Als fy ook des nopende de deputatie of commiflïen.' Want diensaengaende is decifie by fententie, die de requiranten felfs overleggen , en immemoriale polleffie en nfantie, tot voordeel van de Stad Utrecht. En fouden voor een yder tot een fpot gehouden worden, dat de klyne Steden fouden overheerfqhen, of geëgalcert worden in ftemminge met de Stad Utrecht. Die van outs, als voren vertoont is, alleen gereprefenteert heeft het derde lith van de Staten. Die ook in tyden van noot haar crediet voor 't Sticht van Utrecht verftrekt heeft, en de klyne Steden niet willende de middelen van contributie tot defenfie des lants inwilligen , tot gehoor hebben moeten brengen , als ten deefen blykt uyt de ftukken fub nu. 30. En nader vertoont foude konnen worden, fo 't noota ware. Ontkennende daerom by expreiTe , dat de Stad Utrecht by clandeftine ufurpatie ofte gunninge verkregen foude hebben het regt, dat fy pretendeerde, Dan ter contrarie fyn de requiranten door clandefiiue handelingen, en middel van hare facteurs (die veel vermogen , en de Stad Utrecht fochten te onderdrukken) ingekropen tot nadeel der Stad Utrecht. Edog nimmermeer fo verre, dat fy de Stad Utrecht 't eeni-  (63) 't eeniger tyd hebben konnen overftemmen, of haer daer mede egaleeren. Hoewel men daer toe feer getracht heeft. En (onderling met d'uitfpraeke van den 8. Juny 1610. Daer by veranderinge gemaekt wort op de vergaderinge van de ordinaris Gedeputeerden tot voordeel van de klyne Steden fonder voorgaende fubmiffie. Het welk de gerequireerden van meninge zyn te doen drefleeren. Dalende hier mede tot het LII en navolgende ArticuJen tot het LVII van de voorfz. deductie incluis, Seggen de gerequireerden, dat door de repartitie en verdeylinge in 't vergeven van de officien, de requiranten geen regt is benomen nogte geacquireert. Als men confidereert, dat de klyne Steden enige jaren herwaerts, als haer toegelaten is geweest hare opinie in te brengen, 't zelve hebben moeten doen met de Stad van Utrecht gelykelyk, en dat hare opinie difcreperende met de opinie van de Gecommitteerden der Stad Utrecht, des Stads Utrecht opinie gevolgt heefc moeten worden. Dan is waer als de officien ftaatsgewyze, te weten de bedieninge in de Admiraliteiten vergeven worden, dat alsdoen de eerlte twee Leden der Stad van Utrecht met het merendeel van ftemmen fomwylen hebben geïnduceert, dat tot  (*0 tot de bedieninge in eenige Adrairaliteyt gecommitteert fyn geworden die woonagtig waren in de klyne Steden, waervan mentie geraaekt wort in het LVIII Articul van de voorfz. deductie. Dan 't zelve hadde geen plaats in 't ontfangen van de gemeene lants penningen, die nootzakelyk binnen Utrecht bedient moeten worden. Nog ook niet in beneficiën binnen Utrecht gefundeert. Behalven dat de gerequireerden de voorfz. repartitie of verdeylinge , nopens het vergeven van de bedieninge ter Admiraliteyt niet hebben geurgeert, Dan is fulcx Itaetsgewyze op eeye ^befchryvinge gerefolveert. Dienende tot corroboratie van de Stads Utrechts geregtigheid, van dat in 't opineren van dien, hares Gecommitteerdens opinie voor de klyne Steden, die daar over doleerden , heeft geprevaleert. Voor by gaande by impertinentie en denegatie 't geen by de voorfz. Articulen de focietate wort geallegeert. Aengefien de Stad van Utrecht heeft haer regt en privilegie apart, Gelyk ook de klyne Steden hebben haer felfs jurisdictie en Stads regt. De-  C ) Dewelke comparerende althans meJe ter vergaderinge van de Staten met de Stad Utrecht op de verfchrytfinge, 't zelve niet anders doen als na het regt, privilegiën en autheriteyt, dat een yder heeft volgens het gepofeerde hier van vorens gedaen. En geenfints om daar door, tanquapi focii unius colligit in authoriteyt en ftemmen geëgaleert te worden. Gelyk de voorfz. klyne Steden ook niet geé'galeert konnen worden met de Stad Utrecht ten refpeéte van 't geene fy contribueeren tot de gemeene fake. Want hare contributien in 't minfte niet zyn te vergelyken met het geene by de ingefetenen der Stad Utrecht en dö vryheyt van die, tot de gemeene faeke wort gefurneert. Sulcx dat diensaengaende in de voorfz. Articulen te vergeefs mende wort gemaekt. Als ook van de periculen ten tyde van oorloge, die hare Steden meer als de Stad Utrecht fubject fouden fyn geweeft. Want niet alleen de Stad van Utrecht alsdoen mede hare periculen en fvvarigheid hadden , gelyk andere Steden. Maer waren die geene die liberalyk contribueerden om de periculen af te weeren. Als de klyne Steden, en fonderling die van Amersfoort, de middelen van contributie contradiceerden. E Als  C 66) Als blykt by de verificatie fub nu. 30. vorens overgeleyt. Overflaendè hier mede, als voren genoeg wederleyt, de extracten onder S. T. en V. overgeleyt. En van gclyke de extracten en copyen onder X. geproduceert. Aengezien de gerequireerden niet ontkennen, dat de klyne Steden fomwyle fonderlinge op faken van importantie, en hare Steden in 't particulier mede betreffende, befchreven fouden fyn geweefr. Dan ontkennen , dat de klyne Steden fonder de Stad Utrecht een flem hebben konnen uitmaken, of dat fy eenigfints in 't derde lith de gecommitteerden der Stad Utrecht hebben konnen overlteminen , of dat haer Hem fo veel als des Stads Utrechts Item heeft konnen opereeren. Als wiens contrarie de gerequireerden vertoonen. En want de Regeerders der Stad Utrecht met er daet bevinden , dat de klyne Steden op eenige befchryvinge , comparitie en commiflien met er tyd gefocht hebben, haer voorgenome authoriteit, principalyk in turbulente tyden, te ftabilieeren, Daer toe fy als nu haer met defelve behelpen, So worden fy gerequireerden eedshalven genootfaekt te beter op des Stads geregtigheyt te letten: En  C67) Èn alfulcx met alle behoorlyke middelen de vordere voorgenome vermeerderinge van de authoritcyt der klyne Steden tegen te ftaen. Want defelve ten laetften fo hoog en verre foude lopen, dat de Stad Utrecht voor niet, en als een O in 't cyffer gehoude foude worde. Aengeflen dat fy over de Stad Utrecht fouden heerfchen , en tot allen tyden, als 't haer beliefden , fonderling met correfpondentie van eenige van de andere twee leden fouden overftemmen. Het welk grote disorde en veel inconvenienten foude caufeeren , tot nadeel van 't lant, en de Stad Utrecht in 't particulier. En nimmermeer by de Regeerders der Stad Utrecht toegeftaen foude konnen werden. Wat belangt de deputatien van eenige klyne Steden in de voorfz. extracten gemenrioneert. Dezelve geven aen de gerequireerden geene prejudice, Overmits de Stad van Utrecht tot allen tyden vry geftaen heeft, en nog ftaet, daerin te believen en dezelve toe te ftaen, Blyvende daer en tuiïchen in cas van diflenfie nopens de deputatie by haere geregtigheit. E a Die  C 68 ) Die onder andere gefterkt wort me't de fententie by dö requiranten felve overgeleyt, voren gementioneert. Aengaende de atteftatie van Heer Reynoldt van Afewyn Heer tot Brakel, gehegt aen de ftukken onder X. geé'xhibeert, daer op ftaet niet te letten. Want behalven dat defelve maer is een privé gefchrifte, ongerecolleert, dat by een perfoon alleen gepalfeert foude wefen, na notoire regten geen probatic opererende, So blykt evenwel by het extract uyt de befchryvinge in dato den 25. July 1583. by de requiranten hier vorens onder K. geprodudeert, dat Gerrit Gysbertfe van Amerongen tot het Schoutampt van Werkhoven, niet ter nominatie van de Ridderfchap en klyne Steden gecommitteert is ge weeft; Maer dat het point nopende het vergeven van 't voorfz. Schoutampt is uytgeftelt tot de naafte befchryvinge, vermits het eerfte Lith en de Stad Utrecht daer toe niet konden verftaen. Waer uyt wederom geconcludcert wort , dat de klyne Steden (gelyk fy althans pogen in te voeren) de Stad Utrecht niet hebben vermogen met een van de andere twee leden overftemmem. Want anders de voorfz. Gerrit Gysbertfe tot nominatie van de Ridderfchap en klyne Steden door 't merendeel der ftemmen commifïïe verleent foude hebben moeten worden. Dan 't voorfz. point voortgebracht fynde op de navolgende befchryvinge van den 19 Novemb. 1583. Waer  ( 69 ) Waer van de requiranten mede extract overleggen onder letter X. Is de voorn. Gerrit Gysbertfe tot liet voorfz. Schoutampt geadmitteert met het meerendeel van ftemmen. En alfulcx met overftemming van de Stad Utrecht, of het eerfte lith. Sonder 'dewelke fulcx niet konde gefchieden. Overmits de Stad Utrecht met een van de twee eerfte Leden ftemmende de meefte ftemmen voorbrengen. Preterierende als vorens wederleyt het LIX en LX Articulen van de voorfz. dedudie, mitsgaders by impertinentie de ftukken onder Y. geé'xhibeert. Door dien de contraden en overkomften, dewelke die van Amersfoort voor haer Stad en ingefetenen particulier maken, of de proteften die fy by haer felven doen, de gerequireerden niet raken , of eenige prejudice konnen geven. Alsmede met voorgaende gepofeerde overgeflagen worden het LXI, LXII, LXIII Articulen van de voorfz. deductie. Daer by doende, dat de requiranten geen diftinétie maken van rekeningen , daer over fy fuftineren te moeten ftaen. Want voor fo veel de particuliere rekeningen van de E 3 geefte-  ( 70) geeftelyke goederen aengaet, buyten haer Stad en binnen de Stad Utrecht gefundeert, dezelve toucheert hen niet. Hoewel uyt het overfchot derzelve goederen wel eenige penningen geëmployeert worden tot de gemeene faken. Dan derhalven hebben de requiranten haer te bedanken voor fo veel die (trekken tot hare verligtinge, Sonder dat fy over de voorfz. geeftelyke goederen hebben te dilponeeren. Gelyk fy felver vertoonen met de atteftatie van den Heer van Brakel by haer overgeleyt, vorens gementioneert. En ook ten deele blykt uyt de extraéten van de befchryvinge den 13 May en 18 Juny 1584. by de requiranten met andere ftukken onder Z. geproduceert. Daer by refhïctive gerefolveert wort, dat de klyne Steden op de reekeninge van 't enkelt en dubbelt oudfchildgelt, mitsgaders het Leckendyks geit, en Hinderdamsgeit, en voorts alle andere rekeningen, niewe impofleii betreffende, mede fouden compareeren. , Eu niet op de particuliere rekeninge van 't inkomen der geeftelyke goederen. Dewelke voor geen Staten penningen worden gehouden, Gelyk de Heeren Staten haer declaratie daer van hebbende gedacn, doen feker proces ongedecideert hangende was in cas  ( 71 ) cas van revifie, tufTchen den Rentmeefter van Ooftbroek en de Vrouw van Urik. In welk proces de Rentmeefter door defelve der Heeren Staten declaratoir fuccurabeerde, Dat hy anders met het agterweefen der abdye van Ooftbroek (indien 't zelve voor Staten penningen gereputeert ware geweeft).in kragte van legael hypotheecq voor de fchult van de Vrouw van Urik geprefereert foude hebben geworden. Als blyken kan by het receuil van de rechtere , daer van de fententie overgeleyt wort No. 3. En aengaende het extraét onder de letter Z. mede overgeleyt uyt de rekening van Johan Zael Rentmeefter van St. Catharine binnen Utrecht, daer mede de requiranten willen vertonen, dat Willem van Hardevelt, Burgemeefter derStad Amersfoort mede over dezelve heeft geftaen. Seggen de gerequireerden, dat daer op niet ftaet te letten als gefchiet by abuys, en buiten kenniffe van de Magiftraet der Stad Utrecht. En door toedoen van de geene die des Stads authoriteyt fochten te verklynen, en d'andere klyne Steden hoe langer hoe meer in fodanige maniere van doen te verheffen. Dan de Magiftraet der Stad Utrecht fulcx gewaer wordende (doe haer wat beeter geoorloft was de Stads faken t* defendeeren) hebben fodanige en diergelykc inkruypinge, E 4 to-  , C70 tot handhoudioge van hare geregtigheid feacx tegengeflaen. Waer mede tot genoeg doen worden wederleyt hetLXIV. LXV. LXVI, LXVII, en LXVIII. Articulen van de voorfz. deductie. En komende tot het LXIX. en navolgende articulen tot LXXV. mcluys, alwaer de requiranten folveeren, dat de Stad van Utrecht daerom boven de klyne Steden geen fuffr«g« of flem behoorden te hebben, door dien fy meer tot de gemeene faken contribueert, en dat in andere geünieerde Provinciën de klyne Steden wynig contribuéren, fo veel te feggen hebben al* de groote , en dat evenwel in facto niet waer foude fyn, dat de Stad Utrecht veel meer als de klyne Steden contribueert, uyt redenen die fy pofeeren by het LXX. Articul van hare deductie. (*) Seggen die van de Stad Utrecht, dat fy haer fundament pnnc.palyk niet nemen op de meerdere contributie , om daer door de meefte fuilïagïa te moeten genieten. Maer dat fy van outs het derde lith van de Staten 's Lands van Utrecht alleen hebben gereprefenteert. Uytgefondert, dat de klyne Steden fomwylen op eenige poinéten mede verfchreven fyn ge weeft, en fonderling federt dat de trouble heeft begonne. In welke troeble tyden op yders recht en geregtigheit fo nauw niet gelet worde , om der Steden mitflachticheyt mede tot contributie te brengen, Be, (*} Vid. Matth. de nobil. p. 846,  ( 73 ) Beheltelyk dat de Stad Utrecht gebleven is en vair gehouden heeft die geregtigheid, dat haer fuffragia boven de klyne Steden altyd hebben geprevaleert. Daer voor fy ook by de andere twee leden, fonder contradictie van de klyne Steden, gehouden fyn geweeft. Als ten deelen blykt by de inftruc"tie van de ordinaris Gedeputeerden Staetsgewyfe gearrefteert en gerenoveert, als de gemeene fake na den principale trouble in beter ordre gebragt was, te weten in den jare 1593. Indervoegen, dat de Stad Utrecht diens aengaende voor haer heeft hare oude geregtigheid, en ettelyke honden jaren gecontinueerde poilelïie. Dewelke haer in defen genoeg is tot. dettructie van de requiranten intentie. Cum pofefw hngifimi temporis immemoralis privilegii loco habeafur, Behalven dat fy ook hebben voorgaende bewysde van den jare 1559. Dat voorts de Stad Utrecht en d'ingeietene'n der felve fonder comparatie meer tot den oorloge contribueeren, als de klyne Steden, is fo notoir en kan promptelyk uyt de verpagtinge en regiiters blyken, dat onnodig is daer van andere deductie of vertoninge te doen. Dan werf alhier niet te min geé'xhibeert een fummier E 5 ftaet-  C 74) ftaetge van de nieuwe impofitien van defen jare 1621. op nieuws ingewilligt, daer uyt men kan zien, dat de Stad Utrecht tot de 48136, die 't geheele Sticht opbrengt, heeft te furneren 26127 gl. nu. 31. En 't geen de requiranten daer tegen voorbrengen by 't voorfz. LXX. Articul is impertinent. Want als voor Stads borgers en ingefetenen gehouden moeten worden die binnen de Stad Utrecht woonen, niet tegenftaende wat ftaet of officie fy fouden mogen bedienen; En confequentelyk alle't geene by defelve tot de generale middelen van wyn, bier gemael en diergelyke gecontribueert wort, procedeert van de Stad Utrecht en hare ingefetenen. Niet min als van andere Steden, daer in diverfe foorte van perfonen, ook in oflicio wefende, woonagtig fyn. Van gelyken is frivool d'allegatie van de ufantie in andere Provinciën. Want alle de Provinciën geen een gebruik, en de refp. Steden geen eene geregtigheid hebben. Want anders is het gebruik nopende de vergaderinge, en het inbrengen van de fuffragia in Ilollant, dan in Gelderlant, anders wederom in Gelderlant dan in Vrieslant en andere Provinciën. En anders in de Provintie van Utrecht. (*) Daer (*) Matth. p. 847.  C/5) Daer na de requiranten fonder te extravageeren haer conform moeten maken. Overflaendè het LXXVI. Articul. En preterierende by denegatie en impertinentie het LXXV1I en LXXVIII. Articulen. En fonderling mede 't geene de requiranten nopende het point van de eerfle Borgemeefter der Stad doen allegeren, als wefende alhier ondienftig, Waer mede komende tot het LXXXVIII, LXXXIX en XC. Articulen van de voorfz. dedudie, mentionerende van de fententie by den Hove van Utrecht gewefen den n April 1554. Seggen de gerequireerden, dat dezelve fententie, gelyk de requiranten by de voorfz. Articulen pofeeren, niet is gereftringeert tot eenige deputatien in 't particulier. Maer dat defelve met uitgedrukte woorden contineert, dat in alle deputatien Staetsgewyfe gefchiedende, de Stad van Utrecht, met feclufie van de klyne Steden, een uyt den hare fouden hebben , ais d'ander twee eerfte Leden ook yder maer een deputeerden. Principalyk mede ter vergaderinge van de Ho. Mo. Heeren Staten Generael. Alhoewel de Stad Utrecht, als het derde lith van de Staten altyd een gehad heeft, het fy Borgemcefter of een ander  ( 70 der uyt de Magiftraat , tegen een van de andere eerde Leden. De gloflen en interpretatien, die de requiranten bz 'tXCI en navolgende articulen van de voorfz. deductie tot het CXIi. incluys voorbrengen tegen de beteykende afte van refolutie van de Heeren Staten van Utrecht, in dato den XIX en 28 Augufli 1618. fyn impertinent, flrydende tegen den text van de voorfz. refolutie. De welke fo klaer fyn, dat daer op geen interpretatie wort vereyft. En fyn ook conform het recht dat de Stad Utrecht competeert tot fodanige deputatien als daer van de voorfz. refolutie vermelden. Ook conform voorgaende fententien van den jare 1554. en fo lange opgevolgde gebruyk tot defen huydigen dage toe. Want de requiranten noyt vertoont hebben nog ook nimmermeer fullen konnen doen blyken , dat oyt op de ordinaire comparitie rer vergaderinge van de Hoog. Mo. Ideeren Staten Generael, ymant by ofte uyt de klyne Steden gedeputeert is geweeft. Dan in andere, en ook extraordinaire commifTïen,hebben die van de Stad Utrecht fo by accommodatie, als uyt merkelyke confideratien fomwylen toegeftaen, dat eenige uyt de klyne Steden, ook meer alfl: behoorde, gecommitteert fyn geworden. Het  C?7) Het welk de requiranten als nu foeken te trekken in fodanige confequentie, als of het voorts aen fouden moeten gefehieden. Daer toe fy exhibeeren de acte en commifllen daer van verleent, Dan te vergeefs, overmits fulcx de tegenwoordige Regeerders en de Stad Utrecht, foekende Stads geregtigheyt in train te houden, geen prejudice kan geven , uyt redenen en regten by de requiranten felve in 't 84. Articul van haer deductie geallegeert. Op 't CXIII. Articul feggen de gerequireerden, dat niet niet groter onvoege, maer met goet fundament de fubmilïïe by de requiranten verfocht hebben gecontradiceert. Aengefien dat haer ongeraden was by forme van fubmilïïe in twyvel te (tellen de authoriteyt van haer ftadt, daer fo veel aen was gelegen, en daer van de Stad fo lange jaren geweeH: was in polïïe en nog is. (_*) Dan (*) Hier te willen feggen, dat er evenwel ymant moet regter fyn , is ongegront ; om dat het raekt een indifputabel recht van de Stad , welke wanneer men , als ymant 't felve flechts in gefchil wilde brengen , foude moeten ftellen ter judicature of fubmiffie van een ander, fo foude men een yder van alle fyne vryheden, regten &c. konnen beroven, die geene moeten nemen die in het redrefleeren van die regten en vryheden haer intereft fouden (lellen , en fo doende fouden regten , vryheden &c. langer geen regten en vryheden fyn, als het maer ymant Iufte het zelve in twyvel te trekken.  C 78 ) Dan willende de requiranten haer defelve benemen of verminderen, mochten lyden , dat de requiranten haer aftie diens aengaende voor de ordinark juftitie inftitueerden, in conformité van de Unie vorens gementioneert. Het is frivool 't geene de requiranten by 't CXIV. Articul pofeeren, van dat de queftie by de requiranten gemoveert, voor den Hove van Utrecht niet geinftitueert zoude konnen worden , overmits het Hof de judicature van fodanige fake fpeciael was geinterdiceert by 's Hoofs inftru£tie Articul 27. Rubr. van Prefident en Raden. Aengefien't felve Articul medebrengt, dat fy geenkennifle mogen nemen in faken concernerende contributien , of de regeeringe van 't Land aengaende, ten ware dat de kenniffe van eenige der felver faken hemluyden fpeciael gecommitteert waren. Gelyk fy aengaende defe queftie fpecialyk worden geauctorifeert by de Unie. Dewelke de Provincie van Utrecht in dat point niet geprcfumeert wort te hebben of vermogen te derogeeren, Behalven dat defe queftie rechtelyk niet raekt de regeeringe van het Lant, waer van de inftruftie van den Jove mentioneert, maer alleen der Steden gepretendeert recht in 't particulier. Daer van het eerfte Articul van de Unie mentioneert. Wefende buyten twyvel een fake van juftitie, Die  (79) Die in geen arbitrage gebragt kan worden tegen hare wille. Cum fit alïus mere voluntarius, Dan de requiranten fiende dat haer dikwils by accommodatie veel toegelaten is geweelt , milderen de arbitragie, om door middel van dien wederom wat te verkrygen, tot verminderinge van Stads geregtigheit. Houdende hier mede tot genoegdoen wederleyt het CXV. CXVI. CXVH en CXVIII. Articulen van de voorfz. deductie. Daer by voegende dat fyne Vorftel. Doorl. en de Regenten felver meer als bekent fyn , de redenen waerom de gerequireerden ongerade hebben gevonden der requiranten pretenfien d'eerde twee leeden te doen decideeren. Sulcx dat onnodig is particulierlyker te wederleggen 't geene by 't voorfz. CXV. en drie navolgende articulen wort geargumenteert. Nopende het CXIX. en navolgende Articulen tot het CXXIIII. incluys, feggen de gerequireerden haer te refereeren tot den klaren text van de Unie. Daer van den inhoude in 't begin van defen wort gerecenfeert. Sulcx dat niet te letten daet op de interpretatie, die de requiranten daer tegen na haer vernuft by de voorfz, Articulen voordellen. Cum  C 80) Cum non fit opus interpretatione, ubi verba clara funti En wort met de voorfz. Unie ook weg genomen 't geene de requiranten in 't navolgende CXXV. Articul pogen te infereeren, uyt de woorden Sermo Regina, geftelt in de fententie van den Hove van Utrecht des jaers 1554. Aengefien dat by de Unie lange daer na by de refpeftive Provincie gemaekt, orde wort gegeven by wie dusdanige queftien zullen worden gedecideert. Ontkennende den inlioude van het CXXVI. Articul. Ofte dat enigfmts te letten foude ftaen op de uytfprake van den Rade van Staten, fonder voorgaende fubmiffie gedaen den 8. Juny 1610. om redenen vorens en by een particuliere remonftrantie fub nu. 29. gededucee'rt. Behalven dat de voorfz. uytfprake niet medebrengt, dat dusdanige queftien gedecideert fouden worden by de Hoog Mog. Heeren Staten Generael. Als waer aen 't welvaren van 't Land niet dependeert. Maer alleen gefchillen van particuliere privilegiën en geregtigheud tuflchen Steden van eene Provincie. Daer op ordre geftelt is by de voorfz. Unie. Die de voorfz. gecommitteerden niet geprefumeert worden te hebben willen derogeeren. Dan  ( 8i ) Dan hebben alleen by dezelve gevoegt deze navolgende claufulen , wordende voorts gereferveert ter dij'pofitie van de Ho. Mo. Heeren Staten Generacl '/ geene tot vordere verfekerheyd der Stad en lande van Utrechts rust en vrede best fal mogen dienen. Het welke defe of diergelyke queftien niet raekt; Maer fodanige daer aen de ruft en vrede van de Stad en lande van Utrecht in 't gemeen aen hing, en niet anders als met hoger authoriteyt beflicht koude worden. Dog is te vergeefs 't zelve breder in difpuit te trekken» overmits op de voorfz. uitfprake tot prsejudice van de Stad Utrecht niet mag worden gelet. • Aengaende het 127. 128. 129. Articulen, alwaer de requiranten fpringende van 't een op 't ander, doen fuftineren , dat de queftien fouden behoren te ftaen ter decifie van fyn Forftel. Doorl. Prince van Orange in kragt van de aften van de Heeren Staten des Geftichts van Utrecht in dato den 30. Decemb. 1618. en d'andere des 1 Febr. 1578. Seggen de gerequireerden, dat fyluyden fyn Forftel. Doorl. als ook de Ho. Mo. Heeren Staten Generael ganfchelyk vertrouwen, en de minfte diffidentïe niet hebben, dat defelve de Stad van Utrecht in haer regt en geregtigheid fouden foeken te verkorten. Maer dat fy evenwel niet geraden vinden in eenige fubmilïïe te treden , dan te blyven by haer out recht en' pofleffie. F Ont-  C 82) Ontkennende dat de gerequireerden in kragte van de voorgementioneerde aften geconftringeert fouden konnen werden tot fubmilïïe. Want voor fo veel aengaet d'afte van de Heeren Staten 's Lants van Utrecht in dato den 30 Decemb. 1618. dezelve maakt daer van in 't minfte geen mentie. Dan wort fyn Forftel. Doorl. daer by bedankt voor zyne trouwe vaderlyke forge, die defelve voor de welftant zo van de geünieerde Provinciën in 't generael, als van defe Provincie in 't particulier gedragen hadde , met verfoek van daer inne te willen continueren, en de verdere ruft en welftant van de Provincie van Utrecht te houden in goede recommandatie, en daer toe te contribueeren alle 't geene van fyne Forftel. Doorl. authoriteyt en hoge ampten is dependerende, fonder prejudice van de privilegiën , vryheden én geregtigheden van de Provintie van Utrecht, Staten , of leden van dien. Gelyk ook ten felven tyde als de voorfz. aftc worde gerefolveert, geen mentie altoos van defe pretenften of diergelyke queftien gemaekt is geweeft. Veel min dat deze aen fyne Forftel. Doorl. foude wofde gefubmitteert. Het welke de requiranten mede wel bekent is. Als ook dat na regten gedecideert wort, quod aclus agentium nihil operari debeant ultra ittorum int ent ion cm. En  C 83 ) En voor fo veel aengaet de afte van den 1 Febr. 1578. Daer in wort van defe queftie geene mende gemaekt. Gelyk de gerequireerden ook niet geloven, dat defelve als doen by de klyne Steden voortgebracht zyn geweeft. Ofte dat de voorfz. afte oyt eenig effeft heeft geforteert. Hoewel defelve effect hadde konnen forteren by 't leven van zyn Princ. Excel, indien byde partyen daer in hadden bewilligt. Dan alfo daar op gevolgt is de Unie binnen de Stad Utrecht gearrefteert en gepubliceert den 29 January 1579. En alfulcx omtrent een jaer na dato van de voorfz. afte, Daer by ordre is geftelt, waer na partyen om decifis te hebben op fodanige queftien, haer hebben te reguleeren. So wort de voorfz. afte impertinentelyk by de requiranten onder de letteren FF. gcproduceert, als ook de afte van den 24 Oftob. 1580. dien annex. Infonderheyt fo by defelve blykt, dat de klyne Steden alsdoen haare queftie was op de comparitie van ds Geeftelykheyt. En dat die van Amersfoort ottgevoegelyke middelen en datelykheyden gefocht hebben, en nog foeken te gebruiken, als 't niet gaet na hare begeerte, blykt by de voorfz. F 2 acte,  C 84 ) acte, en nog by een afte van commifïïe van den 29. Martil 1620. by hare gecommitteerden ter vergaderinge van de Heeren Staten van Utrecht voortgebragt, alhier geé'xhibeert fub nu. 32. PafTeerende als vorens genoeg wederleyt het 130 en 131. Artikelen , Seggen de gerequireerden op't 132. wefende het Iaetfte Articul, der voorfz. deduftie , hier vorens en met de bygaende ftukken genoeg vertoont te hebben, dat de requiranten geen regt hebben daer toe fy contenderen, maer dat fy fonder eenige moeyten haer behoren te genoegen met het geene henluyden altans toegelaten wort, op dat de Stad Utrecht te min oorfake fchept van nog nader op hare geregtigheid te letten. En alfo de ftukken en aften onder de letteren AA. ten ynde, te weten onder de letteren HH. inciuys toe by de requiranten geproduceert, hier vorens fyn wederleyt, So vertrouwen de gerequireerden vaftelyk , dat fyne Forftel. Doorl. defe met de bygevoegde ftukken gefien, hem van 't goet recht der Stad Utrecht fal houden verfeekert, en alfulcx de requiranten induceeren , dat fy haer houden geruft , fonder de Regeerders der Stad Utrecht vorder moeite aen te doen, latende defelve by haere olde geregtigheyt en langdurige pofTeflie, fonder te krenken de naburige correfpondc.tie van te helpen advifeeren 't geene ftrekt tot meefte dienft van 't Land. Copie.  (85) Copie. Inftntftie ingeftelt by den Penfionarii Anselmus. Omme uyt den naem van de Regeerders der Stad Utrecht kortelyk te deduceren het goet regt, welk de voorfz. Stad is hebbende, omme gemainteneert te worden in hare oude, deugdelyke poifeffie , in 't confereeren of nomineeren tot alle Staten ampten, officien en beneficiën, die per turnos van de drie Leeden van Staten vergeven worden, en anderfints: en met een te vertonen, dat de andere vier klyne Steden t' onrecht in deze turbulente tyden daer tegen fyn dolerende. Zo ftaet voor eerlt te confidereeren, dat de Stad Utrecht van allen ouden tyden alleen geweelt is, en gereprefenteert heeft, het derde lith van de Staten, ja ook doen Amersfoort nog geen naem van de Steden was hebbende, en d'andere Steden nog onder de Provincie van Utrecht nog niet waren behorende, Gelyk zulxs met verfchyde oude brieven, aften en refolutien kan worden vertoont, dat zo wel voor als na date van de translatie van de temporaliteyt, de Regeerders der Stad Utrecht alleen hebben gereprefenteert het derde Lith van de Staten 's Lands van Utrecht. Dat de andere vier Stelen in ftuk van contributie en andere faken, daer haer mede aen gelegen was, alsdoen mede wel verfchreven worden om het aengeven te hooren van de drie Staten, om daer op haer goetdunken mede te F 3 feg-  (8(5) feggen, en ten beften te helpen adviferen, maer niet om die Stad van Utrecht te mogen overftemmen, 'T welk voor eerft fonderling blykt uyt zekere verbant brief in den jare 1512 (*) ingewilligt om renten te betalen , en af te lollen, en daer toe Huysgelt in te ftellen , luydende het proemium van dien als volgt: Wy Frederik van Gods genade Bijfchop te Utrecht, geboore Markgrave van Baden, en Wy Prelaten, Dekenen en Capittelen der vyf Godshuyfen van Utrecht, wy gemeen Ridderfchap des ganfchen Nederfticht , en wy Burgermee/leren , Schepenen en Rait out en nieuwe der Stad Utrecht, als drie Staten des Ge/lichts van Utrecht (f) aen defe fyde der Tfele, ten Capittcl Generael vergadert •Wefende , en V zelve Capittel des drie Staten ffamentlyke reprefenterende, tot welke Capittel de andere Steden des Neder/lichts ook geroepen en verfchenen waren, doen kont allen luyden , dat wy ook by wille en confent der gemeene gilden van Utrecht, wel en rypelyk beraden Sc, En in gelyke forme zyn ter zeiver ryd ook geëxpedieert en verfegelt, alle die conftkutie brieven van twee dtiyfent Phi- (*) Utrechts Placaetb. D. I. p. 161. (t) Alwaer de Steden onrierfcheiden worden van de Staten welke egter zig mede verbonden hebben aan den inhoud van gem. verbant brief, wordende in de confirmatie van gem. verbant brief door Philips van Bourgondie den 9 May 1517. gezegt, en door Hendrik van Byeren 5 Nov. 152Ö. den verbant brief door Bijfchop frederik van Baden, met fampt den Prelaten en Ecclefien van Utrecht, Uitteren en Knegten, Stad en Steden H zyn ingegaen, Placaetb. D, If. p. 264. en 65,  C 87 ) Philips gulden 's jaers buyten 's Lams, en vier duyfent vyf hondert twee en feftig en een halve Philips gulden binnen 's Lants opgenomen renten, te weten op den naem van den Bijfchop, mitsgaders de vyf'Godshuyfen , gemeene Ridderfchap, en de Regeerders der Stad Utrecht, als drie Staten des Neder/lichts van Utrecht. (*) Het zelve kan ook klaerlyk blyken uyt d'intitulatie in den jare 1458 doen ftellen voor de ordonnantie by de Staten 's Lands van Utrecht doenmaels gemaekt, op de koften van den Leckendyk, luydende als volgt: Ordonnantie gemaekt by de drie Staten 's Lands van Utrecht, alfe Ecclefien , Ridderfchap , en de Stad van . Utrecht, om te befchouwen den onkoft die op den Leckendyk te gefchieden placht, (f) Van gelyke na date van de translatie van de temporaliteyt aen Keyfer Iiaerle gedaen, kan fulex blyken by de ordonnantie in den jare 1534 gemaekt, op 't ftuk van revifie, by dewelke in principio genarreert wort , dat die Prelaten en Ecclefien , d'Edelen en de gemeen Ridderfchap van de Lande van Utrecht, en die Burgermeefters en Regeerders der Stad Utrecht, reprefenterende de drie Staten van den felven Lande, den Kyfer hadden doen vertonen die ondraeglyke koften en laften, die fyluyden en de gemeene onderlaten aldaer, in cas van revifle van enige vonnüTen moeiten lyden en dragen. Item by zekere fommiere informatie en onderrigtinge in den (*) Placcaetb. f. I. p. 264. (f) Burman Jaarboeken 3. D. pag. 374. F4  C 88 ) den jare 1545 doen iniTellen, om van wegen de Prelaten en Ecclefien, Edelen en gemeen Ridderfchap, en Regeerders der Stad Utrecht, als reprefenterende de drie Staten van den Landen van Utrecht, overgegeven te worden aen de Frouwe Regente en Gouvernante. En foude des noots zynde, diergelyke aften en refolutien verfcheyden en menigvuldig meer voort gebracht konnen worden, des men alhier om kortheyts wille agter wegen laet. Maer infonderheyt lïaet te letten, dat die Regeerders van Amersfoort by zeeker verdrag anno 1499 met die van Utrecht gemaekt, felfs toegeftaen hebben , dat de Stad van Utrecht, benejfens de andere twee leeden van Staten, als reprefenterende die gemeene Staten , een uytfettinge gedaen hadden op de gemeene mergentalen , om daer mede te betalen den Hecre van Yfelftyn de fomme van 18 m. currente Rynfe gulden. In der voegen, dat de Regeerders van de andere vier Steden hun zo vreemt niet behoeven te laten voorftaen , dat de Vroedfchap der Stad Utrecht foude mogen initrueren, dat die Stad van Utrecht van outs alleen het derde lith van de Staten heeft gereprefenteert. Waer by gevoegt, dat in de wapenen van de munte der Provincie van Utrecht, nog anno 79 en daer na geflagen , het wapen der Stad Utrecht als een derde lith mede geftelt is geweelt, fonder dat die wapenen van de klyne Steden daer oyt bekent zyn geweeit. En  ( 89 ) En {"onderlinge blykt 't zelve uyt den flngh van de Utrechtfe fchelling anno 1582. gemunt, alwaer bevonden wort het kruys van de Geeftelykheyt met den leeuw van de Ridderfchap gequartircert, zynde des Stads wapen met een fchildeken in het midden te komen , 't welk is het regte wapen van de Provincie van Utrecht. 'T welk door verloop van tyden, als de Ridderfchap de regeeringe der Stad Utrecht geincorporeert hadde, en door de dominatie van Ledenberg verandert is geworden, hebbende des Stads wapen daer geheel uyt gelaten, en voor fchoorfleenen in der Staten kamer het voorfz. fchildeken met Stads wapen laten oververven, dog zulcx dat men 't zelve nog bekwamelyk zien kan, alles om de authoriteyt van de Stad Utrecht te fupplanteeren en onderdrukken. Waer door nogtans de Stad van Utrecht hare geregtigheyt en preé'mineutie niet ontnomen is, ofte heeft konnen worden. 'T welk dan alzo van wegen de Stad Utrecht geprefeponeert wefende, refleert, dat kortélyk mede wederlyt worden die middelen, motiven en argumenten, zo by de vier Steden in 't generael, als van wegen Amersfoort alleen by twee diftincte remonftrautien voortgebracht. En eerft wat belangt die generale remonirrantie van de vier Steden, wort voor eerft wel exprefTelyk ontkent, dat dezelve refpeftive Steden van de Bilfchoppen, Heeren van den Landen van Utrecht, verkregen en gehad zouden hebben het recht, van dat dezelve Steden mede reprefenteren zouden het derde lith van de Staten en gelyke recht zouden hebben als de Stad Utrecht. F 5 Aen-  ( 90 ) Aengezien hier vorens ter contrarie is vertoont, dat van allen ouden tyden , en ook lange na de translatie van de temporaliteyt aen den Keyfer Kaerle den Vyfden, Ho. Mo. de Stad van Utrecht alleen gereprefenteert heeft het derde lith van de Staten. Welke geregtigheid dezelve Stad jure proprio van outs gecompeteert hebbende, haar by geene BiiTchoppen benomen is, of ook heeft konnen worden. Het tweede argument is ten eenemael impertinent, te weten : dat die Stad van Utrecht, ofte ook d'andere voorfz. Steden d'eenc over d'andere niet zouden hebben te gebieden , maer dat zy met eikanderen verfchyde overkomften en contracten, ook belangende de confervatie van eikanderen regten en privilegiën zouden hebben gemaekt. Gemerkt de Regeerders der Stad Utrecht niet zoeken of tragten over eenige andere Steden te gebieden , of hare regten ofte privilegiën eenigfints te verminderen, of infringeren , maer ter contrarie toonen haer geneygt, om d'andere Steden in hare geregtigheden te helpen voorflaen en maintineren , dog principalyk en voor al lettende , om haer zelfs oude geregtigheid en immemoriale poffeffien te hanthavcn en te defenderen. Behalven dat in allen gevallen niet volgt, dat die geene, die met malkanderen eenige overkomflen en contracten maken, en over eikanderen niet te gebieden hebben, daerom in alles in eengael regt ftaen zouden. Aenlangende het derde artikel ofte argument van de voorfi.  C 91 ) voorfz. generale reraonttrantien , konnen die Regeerdeis der Stad Utrecht niet geloven , dat die Staten van den lande van Utrecht in judicio contradictorio gefuftineert en verklaert zouden hebben 't geene aldaer verhaelt wort; en fonderlinge, dat die Stad van Utrecht niet meer competeerde als een vyf de fufragie of te flemme van het derde lith, een vyftiende ftemme van Staten. Dog of fulex ergens van wegen, ofte op den naem van de Staten door inftruftie van Ledmberèh, den welken anders niet gefocht heeft, als de Stad Utrecht te onderdrukken , gefuftineert ofte verklaert mogte zyn, 't zetve kan of mogt niet anders gehouden worden, als voor notoir erreur en abuys. Aengemerkt nog tot den jare iö"io. in de ordinaris dagelykfe comparitie van de Gedeputeerde Staten twee van wegen de Stad Utrecht tegen een uyt ten name van de klyne Steden gecomparcert hebben. Ter welker tyd door fubreptief en obreptief te kennen geven van de klyne Steden, fonder dat de Stad Utrecht daer oyt op gchoort is geweeft, en het finiftre heleyt by den voornoemden Ledenbercii, by uytfprake van den Rade van Staten, verklaart is, dat het getal van de ordinaris Gedeputeerden in yder lith zouden beflaen in vieren, en dat tegens twee Gecommitteerden van de Stad Utrecht, fouden compareren een van Amersfoort, en een van de andere drie Steden by beurten, Zulcx dat, niet tegenflaende die andere Steden allengsJsens al hebben (beken te incorporeeren , die Stad van • Utrecht  Utrecht evenwel nog tegenwoordig meer items behouden heeft als andere Steden. Ontkennende wel expreiTelyk, dat die klyne Steden hare Gecommitteerden mede zouden hebben gehad in de principaelfte zaken den lande betreffende, alfe in de translatie van de temporaliteyt aen de Keyferl. Maj. het maken van de Unie; het Gouvernement van zyn Furftelyke Doorlugtigheyt , als Stadhouder van Utrecht , collatie van de Prebenden , die in de maent van de Paufe vervallen &c. Aengezien niet bevonden zal worden, dat die Gecommitteerden van de voorfz. ffeden in eenige van de voorfz. aften bekent geweeft zyn, of dat zy ook zullen konnen vertonen tot die collatie van de prebende in des Paus maent vervallen, enigzints geregtigheyt , of oyt in poffeflie van dien geweeft te zyn. Maer dat ter contrarie by folemneele contracten, Staetsgewyfe gecelebreert in den jare 1579 (*) klaerlyk blykt, dac die prebende in Paus maent te vervallen, per tumos zoude worde vergeven, alfe d'eerfte by de refpe&ive Capittelen , die twede by de Ridderfchap, en die derde by de Regeerders der Stad Utrecht, en zo voorts vervolgens, fonder dat die andere Steden daer inne ietwes bekent zyn. 'T welk ook groote reden was, vermits dezelve Prebenden en beneficiën in de Stad Utrecht zyn gefundeert, en dat daeromme d'andere Steden geen gefach en behoorden te hebben in eenige collatie van dezelven. Aen- (*) Place. b. I. D. pag. «14.  (93) Aengaende dat de Gecommitteerden van de klyne Steden mede bekent zyn geweest over het mak.n van den Treves, daer hebben zy wynig eer van te verwagten , injiende dat Ledenberch zulken volk van doen hadde, om d'opinle van de Heer Berk zal. ged. dewelke hy met goede redenen van den Treves was hebbende, te contramineeren, en alfulcx den [elven Heer Berck uyt die vordere handelinge van den Treves te fckoppen, en den Burgermeefter Renes van der Aa in zyn plaetfe te furrogeeren. En belangende dat zy 't anderen tyden mede Gecommitteerden hebben gehad in eenige Adrairaliteyt, 't zelve is gefchiet ten tyde, als dezelve nog Staetsgewyze worden vergeven , gelyk de Regeerders der Stad Utrecht voor het toekomende ook niet wygerig willen zyn, met d'andere leeden goede correfpondentie te houden, en by gelegentheid eenige inwoonders van dezelve, zulks verzoekende , en bequaein wezende, tot eenige Admiraliteyten te nomineeren. En ingevalle die Gecommitteerden van de klyne Steden ter vergaderinge van de Gedeputeerde Staten in den jare 1618. comparerende, die propolitie van de Admiralityten voortaan mede per tumos ofte by beurten, en niet collegialiter te vergeeven, in 't minften eenigfins hadden gecontradiceert, die van de Stad Utrecht fouden daer toe ook niet verflaen hebben. Maer dezelve Gecommitteerden van de klyne Steden prefent wefende , hebben daer tegen niet een woord gefproken. Dog ingevalle de queftie daer mede te richten ware, de Re-  ( 94 ) Regeerders der Stad Utrecht zouden wel te vreden Zyn t dat de refolutie dien aengaende genome geretrafteert werde, en dat de vacerende Admiralityten wederom Staetsgewyfe, als van te voren, geconfereert of vergeven mogten werden. Dat wyders geallegeert wort, dat de klyne Steden, yder na zyn faculteyt, tot die gemene faken niet minder zouden hebben gecontribueert en nog contribueeren , als de Stad Utrecht, 't zelve wort wel expreffélyk ontkent. Zo ter contrarie bewezen zoude konnen worden , dat de vyf Collegien binnen Utrecht, en die Stad Utrecht alleen hebben moeten fupporteeren de kollen van den proceffe by DuctTAlva gemoveert, daar over den Deeken Feuzel een geruime tyd in Spangien heeft moeten wezen, Dat van gelyken de Stad Utrecht dè Staten impofitien over dezelve Stad voor eenige jaren in 't geheel ten behoeven van de Heeren Staten, en alfulcx tot de gemeene fake hebben gerefpondeert gehad. Daer ter contrarie d'andere vier Steden dezelve Staten import over hare refpeciive Steden alleen voor haer fel ven, en tot profyt van hare refpeftive Steden geëmployeert hebben. En als de Regeerders der Stad Utrecht , bemerkende, dat d'andere Steden haarluyder Staten importen tot profyt van 't gemeene Lant niet en refpondeerden, en overfulex aenhoudende, ten ynde zyluyden den felven Staten import over hare Stad mede aen haer zouden mogen behouden , fo heb-  (95) ■hebben zyluyden dezelve niet anders konnen aenvangen, als by de Staten belaft, en gechargeert wezende met elf ■hondert vyf en vyftig gulden acht Huivers acht penningen jaerlykfe losrenten, en daer beneffens met vier duyfent vyf hondert negen en dertig gulden en tien ftuivers jaerlyxfe lyfreutcn , nog mét zes hondert gulden jaerlicx tot het trac•tement van zyne Furfiel. Doorl. den Prince van Orange. Item nog met drie hondert gulden jaerlycx, wezende de rechte helft van de pillegaef zyne Gen. Prins Hendrik Fre■derik by de Staten van Utrecht toegevoegt. Waer beneffens de Regeerders van Utrecht nog toegeftaen hebben, dat Ao. 1584, als zyluyden de voorfz. Staten importen aengevangen hebben, op den zeiven import over de Stad Utrecht gevefligt, en gefteltis, twee duyzend negen hondert negentien gulden aen jaerlycxe lyfrenten, waer van het capitael by de Staten geemployeert is tot vorderinge van de gemeene faken. Item in den jare 1587 iiog drie duyfent vyf hondert vier en veertig gulden jaerlyks lyfrenten , daer van het Capitael geemployeert is tot het ontzetten van Antwerpen, en yndelyk Ao. 1591 nog met agt hondert agt en tnegentig gulden vyf ftuivers acht penningen jaerlykfe lyfrenten, daer van die hooftfomme aengeftelt is Volken Both Ontfanger der Heeren Staten tot furniffement van 18900 gulden, tot vervallinge van zekere extraordinaris laften tot befcherminge van den Lande geconfenteert. Alle welke laften, voor zo veel dezelve niet afgeftorven zyn, de Stad van Utrecht buyten die voorzeyde hare Staten importen nog tegenwoordig dragende is. Daer  C90 Daer ter contrarie die andere Steden dezelve Staten irripofitien van begin aen vry en zonder eenige laften van Staten wegen daer op geftelt, tot haren profyte alleen behouden en geproliteert hebben. Waer uyt dan blykt , dat de Stad Utrecht in cas van noot en fwarigheyt al dikwils de fteen van de grave heeft moeten ligten, tot defenfie en behoudenifle van 't gemeene Vaderland, daer die andere Steden die hand wel thuys hebben weten te houden , klagende als dan , dat zy geen macht hebben, en dat men haer boven haer magt en vermogen niet behoort te befwaren, maer nu in cas van voorfpoet, als die zaken , God lof, wel gaen, zouden zy haer wel laten voorftaen, dat fy die meefte, en alzo veel als de Stad Utrecht zyn, ja dat zy die Stad Utrecht, wel zouden mogen overftemmeu. Belangende dat die andere Steden voor de reductie van Deventer willen feggen eenige laft van oorloge mede tot defenfie tot die Stad Utrecht zouden geleden hebben, is t'eenemael frivool en impertinent. Want infiende, dat de Veluwe wyt en fyc genoeg is j foude de vyant, indien de gelegentheyt haer tot hare voordeele geprefenteert hadde, wel tot en voor Utrecht konnen komen hebben, fonder dat fyluyden de klyne Steden eens ontfien ofte gemoeit zouden hebben , fulcx dat hare gepretendeerde last van oorloge principalyk heeft beftaen in excurfien van eenige waeghalfen. Maer als men daer tegen infiet den laft van oorloge en grote exceflive koften, welke de Stad Utrecht, hebbende den  C 9? ) den vyant binnen hare muuren , heeft moeten dragen en fupporteeren, om het cafteel van Vredenburch te veroveren , en de Spanjaerden daer uyt te verdryven , fo mogen d'andere Steden van hare laften van oorloge wel fwygen. Eyntelyk wat belangt by de voorfz. generale remonftrantien voor het laetfte nog bygebracht wort', dat de regeeringe van de naburige Provinciën zulcx foude zyn, dat die Steden , die gequalificeert zyn om op de befchryvinge te compareren, elcx haer ftemme hebben, en d'een fo veet te feggen heeft, als d'andere; 't zelve heeft al mede geen fundament, aengezien alle de Provinciën niet op eene voet hare regeeringe formeeren. Wel is waer , dat fodanige forme van regeeringe , als daer voorgeftelt wort, by de Provincie van Hollant wort geobferveert. Maer in dezelve Provincie wort ook geobferveert, dat die ganfche Ridderfchap maer eene ftemme , en alfulcx niet meerder te feggen heeft, als een van de minfte Steden , en dat die Geeftelykheid aldaer niet bekent is. 'T welke alfo in onze Provincie contrarie wort geobferveert, fo moeiten die voorfz. Steden eerst procureeren, dat 't zelve ook gerichtet ware , dat die Ridderfchap niet vieer ftems hadde als een van de Steden , en dat het Lith van de Geeftelykhcyt gecafleert ware, al eer fy haer met eenige conformityt van regeeringe van de voorfz. naburige Provincie Holland zouden mogen behelpen. G Dog  () Dog als die-voorfz. Steden aen d'andere fyde eens omme zien na de Provincie van Gelderlant, daer zy meest alle aen gegreuft zyn, zullen zy wat anders bevinden, te weten , dat alle d'andere Steden te zamen niet meer ftems 1l bbtn, ah de Stad Aernhem alleea'. In der voegen , dat alle die middelen , metiven en argumenten by de voorfz. generale remonllrantien gededuceert, bevonden worden te claudiceeren , en niet concludenter d'intentie en fuftenue van de voorfz. Steden te probecren, of valt te maken konnen. Waer mede dan de voorfz. generale remonftramie, tot genoeg doen wederleyt wezende, zoude refteren de particuliere remonltrantie van die van Amersfoort by de hand te nemen , en de pretenfie en privilegiën bullen, en andere munimenten daer inne gementioneert, mede in 't particulier te wederleggen^ Dan alzo defelve van point tot point wel gemafticeert, en ad trutinam van de redenen, middelen en motiven hier vorens geallegeert, overwegen fynde, bevonden wort al te famen tot genoegd oen wederleyt te zyn, fo wort dezelve geheele remonltrantie alhier met een woort gedebatteert by expreffe denegatie, impertinentie en irrelevantie Alleenlyk ïlaet daer op te remarqueren, dat te verwonderen , ja te belacheu is , dat die van Amersfoort by de voorfz. generale remonftrancie mede mordicus fuftineeren, dat d'eene Stad, hoe geringe dezelve fy, niet meer ftems of fuffragium behoort te hebben, als d'andere, daer zy ter contrarie hun felis contradicerende , by hare particuliere re-  C 99 ) remonltrantie dryven , dat fyluyden meer geregtigheyt en pra-'é'minentie behoren te genieten , boven d'andere drie Steden, na rate van de uytlbraek van de Rade van Staten van den jare 1610, dewelken fy twyvelen of hun in dezen foude mogen öbfteeren. Referverende dan die nadere en particuliere folutie, eti ' wederlegginge van de middelen en motiven by de voorfz. particuliere remonflrantie van Amersfoort aengetogen, tot dat die Steden hare pretenfe actie coram judice erdinario geinffitueert , en hare geallegeerde munimenten geproduceert fullen hebben, als wanneer de Regeerders der Stad Utrecht by reconventie nog menen te recupereeren, 't geene tot nog toe by de klyne Steden in prejudice van hare oude geregtigheid geincorporeert is, en by henluyden geufurpeert wort. Komt alhier alleenlyk in confideratie te nemen, dat dé voorfz. Steden hare pretenfien niet anders fyn, als rauwe opgeraepte actiën, welke fyluyden in den trouble Ao. 1610 binnen Utrecht ontftaen , eens voortgeftelt hebbende, fd veel gewonnen hebben, dat fy een perfoon meer in de dagelykfe comparitie bekomen hebben, daerom fyluyden dezelve in defe conjuncture weder opwerpen, menende alfulcx fo hetfchynt, dat in troubel water goet visfehen is. Dat ter contrarie die Stad van Utrecht van allen ouden tyden, en zo lange defe regeringe van Utrechts Staten geduurt heeft, geweeft is in continuele rullige en vreetfame pofleffie , fonder eenige interruptie van te gebruyken dat recht, daer inne de voorfz. Steden haer als nu met hare opgeraepte pretenfien foeken te turbeeren. G 3 Dat  ( 100 ) Dat in allen gevallen deze queftie ten eenemael beftaet in feyten contrarie, en requirerende altiorem indaginem, dewelke mitsdien anders nergens bequamelyk kan worden geventileert, als coram ordinario jadicio provincia wefende die van den Hove van Utrecht, dewelke t'anderen tyden ook eenige provifioneele appoinftementen, rakende eenige dependentiën van deze zake gegeven hebben. Mits 't welke de Regeerders der Stad Utrecht verhopen klaer genoeg vertoont te hebben haer goet recht, en dat d'andere Steden met ongelyk en onverftant, fonderlinge in deze conjunóhire van tyden, eenige queftien fyn ophalende , en dat daer om hemluyden, als vertrouwende op haer goet recht ongelegen, en ook ongeraden is, tot eenige fubmilïïe of verblyf te verftaen. 'T welk uwe Furftel. Doorl. infiende, die redenen, middelen en motiven vorens verhaelt, gelieven zal hemluyden ten beften af te nemen. Agtende de voornoemde Regeerders van Utrecht onredelyk en voor onbefchaemt, dat de d'andere Steden uwe Furftel. Doorl. genoeg met andere fwaarwigtige 's Lants zaken geoccupeert wefende, met defe hare beufelingen eensdeels in feyten, en anderdeels in regten beftaende, en alfulcx de juftitie concernerende, foeken te bemoeyen. Voigd  C ioi ) Volgd alhier Copia van de Sententie van den Hove, hier boven pag. 56, onder de bylagen fub no. 25. vermeit luidende. Gezien 't different tuiTchen de Regeerders der Steedeu van Amersfoort, Rheenen, Wyk ende Montfoort, Requiranten ter eenre ende de Regeerders der Stad Utrecht Gerequireerden ter andere zyde: Sermo Rcgince ende niettemin om middelretyd en tot ander ftond by haere Majefleit, parthyen breder gehoort anders geordonneert zy ordre te Hellen. 't Hof verklaerd, dat in alle deputatien fiaetsgewyze gefchiedende, ende zo wanneer d'andere twee Staten als Ecclefien en Ridderfchap niet meer als elks een perfoon uit hunlieder Lith deputeren zullen, dat als dan die van de Stad Utrecht ende andere vier Steden een van henluydcn Gerechte zullen deputeren, en als de voornoemde andere Twee Staten elk uit zyn Lith twee perfonen deputeren, zq zullen de voorn, vier Steden, ook een van henluyden vier Steden deputeren ende fchikken met de Gedeputeerden ofte gefchikte der Stad Utrecht, zo dat in allen gevallen, een van den Geregte der Stad Utrecht, altyd mede gedeputeert zullen worden. Acuim 't Utrecht den 2. April 1554. Het gefchil by de voorenltaende Deductie van de Stad Amersfoort en het Antwoord van de Stad Utrecht daertegen vermeit, het welk uit de begeving der Staets Commisfien ontltond, wierd na veelvuldige daer over in den loop van drie jaren gehoudene deliberatien en befoignes, in het begin van den jare 1623, by overeenkomlt van parthyen G 3 op-  ( 102 ) opgeruimt , blykens de Vroedfchap Notulen der Stad Utrecht van Donderdag den 23. January 1623, (luidende:) _ De Vroedfchap der Stad Utrecht heeft na voorgaende deliberatie gelaft , hare Gecommitteerdens ter vergadering van de Ed. Mog. Heeren Staten 's Lands vau Utrecht te nomineren, voor den tyd van drie jaren, tot Raed in de Admiraliteit tot Dockum , gelyk zy nomineert by dezen Volkèh Botk gewefen Oud Burgermeefter dezer Stad. Ende om meerder eenigheid tuflchen de Stad Utrecht, ende de kleine Steden des Geftichts van Utrecht te formeren, heeft door Interceffie van zyn Forfd. Gen. de Prince van Orangiètl als Stadhouder, belieft ende geconfenteert, zo wanneer twee plaetfen van Racden ter Admiraliteit, daer onder, begrepen de Ooft-lndifche Camer, gelyk vaceren, ende by het derde Lith andere te nomineren ftaen, voor den tyd van drie jaren , dat als dan een van dezelve genomineert zal Worden by de Stad Utrecht, ende een by de voorfchreve kleine Steden, mits dat de nominatie van de Stad Utrecht zal voorgaeu , tot alzodanige plaetfen als dezelve believen zal. En dit alles onder e.vpreffe proteftatie , dat het voorfchreve confent niet ch zal ftrekken, rot verminderinge of pnejudtóè' van de Stads Gerechtigheid in alle andere zaken, het zy van Deputatien ofte Nominatien van andere Staten digniteiten , en prebenden , ampten, officien ofte anderlints, maer dat de Stad Utrecht diensaengaende zal blyven in zyn geheel; ende dat in cas van non acceptatie der voorfchreve prefentatie defelve gehouden zal worden voor ongedaen. A&um den 23. January 1623. Waer-  C 103 ) Wacrop ter Staten vergadering van Vrydag den 31. January 1623, by de kleine Steden is uitgebracht het volgende declaratoir. Die Burgermcefteren der Steden Amersfoort, Rheenen, Wyck ende Montfoort, gezien die prefentatie van wegen die Vroedfchappe der Stad Utrecht op den 23. January 1623 , ter vergaderinge der Ed. Mog, Heeren Staten gedaen, verklaren defelve by provifie en onvermindert in 't voorder een ieders recht ten principale aen te nemen. Protelleren mits defen regens de nominatie by de Vroedfchap der Stad Utrecht op den 21. January voorleden gedaen op het vierde point van de befchryvinge, dat defelve nominatie niet zal (trekken tot prejuditie van de gerechtigheid der voorfchreve Steden, Dat by vervolg van tyd over het zelve point wel zo zeer geene different is ontftaen, als zedert de refolutie van den 4. July 1646, voornamentlyk weggenomen zynde, dan dat in den jare 1734, aen het derde Lid van Staet zynde gekomen de nominatie van twee Raden in de Admiraliteit, te weeten een op de Maes en in 't Nooderkwartiér, cn een Bewindhebber in de Wert-Indifche Compagnie, over welkers begeving en wel ten aenzien van de tweede Admiraliteits plaetfe, tuffchen de Regeerders der Stad Amersfoort en de Stad Utrecht, gefchil is ontftaen, dog het walk by vriendelyke fchikkkig en finale overeenkomd zo toen als voor het vervolg is bedilt , blykens het gebefoigneerde daer van by de navolgende C 4 Ex»  C i°4 ) Extracten uit de Notulen van de Vroedfchap der Stad Utrecht: alfe van Donderdag den 18. Maert 1734. De Vroedfchap op den Eed vergadert, hebben de Heeren Burgermeefteren ter vergaderinge voortgebragt, 't geene op gitteren ter vergaderinge van Staten was voorgekoomen, en met wat drift de Heeren der Stad Amersfoort, derzelver mifïïve van den 15. deefer aldaer hadden overgeleverd en doen leezen , behelzende derzelver oppofitie en contradictie, tegens de begevinge van de fes jaerige tourampten, door haer Ed. Achtb. wegens het derde Lid, en dat ongeacht alle aengeweude devoiren, door de Heeren Burgermeelleren en Haer Ed. Achtb. Gecommitteerdens ter befchryvinge , daer tegens gedaen , voorfz. Brief ter befchryvinge was geregiltreerd , en by de Heeren van de voorftemmende Leeden was overgenomen , en voorts de vergadering van Staten hier door was geitremd; luydende voorfchreeve brief der Stad Amersfoort als volgd : Edele Mogende Heeren ! Wy vinden ons genoodzaekt ter geleegendheid van de begeevinge van fes jaerige Commiffien van deeze Provintie, ingevolge van de geilabileerde ordres moeiten gefchieden, aen Uw Ed. Mog. voor te draegen by deefen, dat wy in dat (luk door de Heeren van de Vroedfchap der Stad Utrecht, jegenswoordig gantfeh onbehoorlyk gehandeld en verongelykt worden; nademael ingevolge van de Refolutie van gemelte Heeren der Stad Utrecht, van dato den 23. Ja-  ( io5 ) January 1623, vervattende een verdrag met de kleine Steeden aengegaen, of wel een prefcntatie, dewelke by de klyne Steeden in der tyd is geaccepteert, vastgefteld is; dat zoo wanneer twee plaetzen van Raeden ter Admiraliteyt, daer onder begreepen de Ooft-Indifche kamer, te gelyk vaceeren, en in 't derde Lid anderen te nomineeren ftaen, alsdan een van dezelve genomineerd zal worden by de Stad van Utrecht, en een by de voorfchreeve klyne Steeden, mits dat de nominatie van de Stad Utrecht zal voorgaen, tot zodaenige plaetze , als dezelve believen zal; 't welke ook zedert die gemaekte Conventie en Refolutie en dus meer dan over de honderd jaren, met ons onverbreeklyk is agtervolgd, gelyk wy dan ook van tyd tot tyd , wanneer de beurt aen onzen Stad gevallen was, een Raed ter Admiraliteyt, of Ooft-Indifche Compagnie, aen Uw Ed.Mog. hebben genomineerd en geprafenteerd, zonder dat wy tot nog toe eenige inbreuk dien aengaende hebben geleeden; dog 't geval nu exterende , dat aen het derde Lid van Staet, zynde gekoomen de nominatie van twee Raeden in de Admiraliteyt, te weeten; op de Maes in't Noorderquartier refpectivelyk, wien aengaende de Heeren der Stad Utrecht 't regt hebben van voorgaen , in een van de Raede te nomineeren, tot aizoodanige plaetzen als dezelve believen zullen, 't welk gedaen zynde, dan voorts aen de klyne Steeden ftonde de nominatie te doen van de andere Raed in de Admiraliteyt; en dat zulks in 't byzonder ter dezer tyd aen de Stad Amersfoort te beurt valt; zoo hebben wy tot ons groot nadeel vernoomen, dat de Heeren der Stad Utrecht direftelyk tegens haere voorfchreve eigene Refolutie , gemaekte Conventie, en goede orders, hebben kunnen goedvinden buyten toeftcmminge van onfe Stad ofte Regeeringe, en in prcejuditie van dezelve, de mcergemelte G 5 Re-  C 106 ) Refolutie en Conventie te «ïfcnverfeeren , en te nomineeren twee Raeden in de Adirtiraliteyten, welke als nu ftaen ter nominatie van het derde Lid van Staet, en alleen over te laeten, ter nominatie van onze Stad, een Bewindhebber in de W. I. Compagnie, door welke behandelingen , aenloopende tegens een fo folemneele Conventie als voorfchreeve, de Fundamenteele wetten en goede regulen van deezen Staet wierden vertreeden, in prajuditie van andere meede Leeden van den Staet; 't welk eene zaeke was van zeer verren uitzigte , en van de gevaerlykfte gevolgen , dewyl daer door niet het recht en privilegiën van yder Stad zoude gehandhaefd, maer de overmagt de Vryen toom gegeeven worden, 't welk zeekerlyk naer zig fleepen zouden, eene gcheele omkeeringe van alle goede Politie en vastgeftelde orders van Regeeringe tot nog toe geobferveerd; waerom wy volgens onze eer, eed en pligt niet konnen ftil ftaen , maer gehouden waren volgens onzen eed en om de goede orders te onderhouden, 't zelve aen Uw Ed. Mbg. over te draegen, met érnfh'g verzoek , dat de Heeren van de Vroedfchap der Stad Utrecht, door Uw Ed. Mog. mogen worden gebragt tot 't nakoomen van de voorfchreeve Refolutie van den 23. jan. 1623, en dus een Raed ter Admiraliteyt als nu ter onzer nominatie over te laeten. En in gevalle onverhoopt Uw Ed. Mog. door geene middelen de Heeren der Stad Utrecht konden daer toe brengen , zoo konnen wy niet afiveezen op 't krachtigfte tegens de voornoemde nominatie van de Stad Utrecht van twee Raeden ter Admiraliteyt, als nu ter nominatie van het derde Lid van Staet ftaende, te protefteeren, gelyk wy daer tegens wel uitdrukkelyk protefteeren by deezen, en ons recht onverkort willen behouden, met verder declaratoir dat wy de nominatie van een Bewindhebber in de O. I, Compagnie «Is  ais flrydende tegens de Conventie en eygen Refolutie van de Stad Utrecht niet kunnen aenneemen ; Waer mede Uw Ed. Mog, beveelende in de befcherming des Allerhoogfte Edele Mogende Heeren ! Uw Ed. Mog. goede vrienden , de Regeerders der Stad Amersfoort. (Onderftond) Ter ordonnantie van dezelve, abf. Secret., (en was geteekend) S. V. Brinckesteyn. Amersfoort den 15. Martii 1734. Waer op is goedgevonden te verzoeken en Committeeren de Heeren Burgermeeneren en Oud Burgermeefteren om de voorfchreeve Miffive te examineeren, de retroacta daer op na te zien, en de Vroedfchap daer op te dienen van Haer Ed. Confideratien en Advies , op de ordinairs vergadering van Maendag den 22. Maert 1734. Maendag den 22. Maert 1734- De Vroedfchap op den Eed vergadert, zyn gelezen de Notulen van Befchryvinge van den 15. dcfer, en fecreete Notulen van dezelven dagen, op de Miffive van de Heeren Burgermeelleren en Regeerders der Stad Amersfoort, den 18. dezer alhier geleezen, heeft de Vroedfchap na deliberatie goedgevonden by deezen de Heeren Burgermeefteren en Gecommitteerdens ter befchryvinge te authorifeeren , om ter vergaderinge van Staten, als nog te verklaren, dat als de Heeren der vier Steeden Amersfoort, Rhecnen, f/yl-cn Montfoort, aentoonen , dat des Vroedfchaps Afte van den 23. Jan. 1623. by Haer pure en ongelimiteerd is geacccpteert, de Vroedfchap als dan geneegen zal zyn met haer daer over in Conferentie te koomen. Dat  ( io8 ) Dat daer op vervolgens de voorgeflagen conferentie door een gedecerneerde commiflïe ten wederzyde gehouden zynde , blykens het genotuleerde van den 29. Maert en 12. April 1734. is verder van die Conferentie raport gedaen, waer van de Notule luid: . Zaturdag den 17. April 1734. De Vroedfchap op den Eed vergadert zynde, de-eden de Heeren Burgermeefteren opening van 't geene op de nadere Conferentie gehouden met de Heeren van Amersfoort was voorgekoomen, en deeden leezen Extract uit de Refolutie van de Heeren Regeerders der Stad Amersfoort, van dato den 7. April 1734. aengaende 't Uitleeveren van de Afte van acceptatie, pure en ongelimiteerd, door de Heeren van de vier Steeden Amersfoort , Rkee'ien, Wyk en Montfoort, op des Vroedfchaps prefentatie van den 23. Jan. 1623, zoo als by de refolutie van den 22. Maert 1734. Waer op gedelibereerd zynde, heeft de Vroedfchap als nog geftand gedaen, om de prefentatie door de Heeren Burgermeefteren en Oud Burgermeefteren op de Conferentien gedaen, aen de Heeren van Amersfoort, namentlyk om boven de CommiUie van Bewindhebberen van de O. I. Compagnie, voor fes jaeren, nog aen Haer Ed. over te geeven , de drie laetften jaeren , van eene der twee Admiraliteyts plaetzen, op de Maeze of in Noord Holland, ofte de eerfte Compagnie te voet, ter difpofitie van deeze Stad vervallende, dog mits uit te leeveren Afte tot genoegen, pure en ongelimiteerd, zoo als de Refolutie van den 22. Maert 1734. is geëyfeht. En  C 109 ) En zoo overhooptelyk de voorfchreeve pnefentatie niee mogte worden aengenoomen , en dus deeze Conferentie vrugteloos mogte afloopen , zoo zyn de Heeren Burgermeefteren en Oud Burgermeefteren verzogt, en geauthorifeerd, om in cas de Heeren van de twee voorftemmende Leeden, Haer deeze zaeke mochten koomen aen te trekken, aen welgemelte Heeren aen te toonen, en voor te houden, dat het zelve was ftreydig tegens haer Ed. Mog. Refolutie van den 2. February 1659, luydende de Claufule Concernens als volgt: En zullen de refpecTive Leeden over de Ampten in hare Leden vervallende, elks in den Haren difponeeren, gelyk zy tot meefte rufte en eenigheid van Haer Lid bevinden zullen te behooren , dog daer van niet vermoogen eenige verdeelingen te macken, waer uit weduVen Erfgenaemen ofte actie hebbende, iets zouden moogen pretendeeren. En zyn voorts de Heeren Burgermeefteren en Oud Burgermeefteren nog verzogt en gecommitteert, om te overleggen en de Vroedfchap te dienen van Haer Ed. Confideratien en advies, wat als dan vorder beft en nuttigft zal zyn te doen tot maintien en Confervatie van Stads rechten en privilegiën. En is wyders het voorfchreve gefchil in der minnen bellift, blykens Vroedfchaps Refolutie van Woensdag den 19, May 1734. De Vroedfchap der Stad Utrecht op den Eed vergaderd, ferieufe reflectie maekende op den tegenswoordige bekommerlyke toeftand van 't Land , hebben tot bevorderinge van de vriendfchap en harmonie, op rapport van de Heeren haere • • i Ge-  C Ho) Gecommitteerdens, in deeze wel willen refolveeren, vermits reeds was gedifponeetd van de Commiffie ter Admiralw teyt op de Maze, en in 't Noorder Quartier, over de drie eerden jaeren, ingegaen primo May 1734, terdifpofitie van de Heeren Regeerders van de kleine Steeden, beneffens de thans vacerende Bewindhebbers placts in de W. L Compagnie, ook over te laeten de drie laetde jaeren van een van de bovengemelte Admiraliteiten, of wel voor dit mael by verwifleling , en in plaets van dien, de eerde Compagnie te voet, op Stads tour vacant wordende, verzoekende en auctorifeerende de Heeren Burgermeederen hier van ter eerden bequaeme geleegentheid, declaratoir te doen aen welgemelte Heeren Regeerders van de klyne Steeden, vastelyk vertrouwende dat Hun Ed. daer mede zullen nemen genoegen en contentemcnt. Amersfoort verzoekt de difpenfatie van den eed van Corruptelen om de Commiffie van de W. I. Compagnie te verhandelen. Maendag 7. Juny 1734. Hebben nog de Heeren Burgermeederen ter vergadering voorgebragt, en laeten leezen de Refolutie van de Heeren Regeerders der Steden Amersfoort , Rhcenen , Wyk en Montfoort, genomen den 1. Juny 1734, waer by Haer Ed. accepteren de prefentatie wegens de Stad Utrecht by Refolutie van denzelven dage gedaen, en al zulks acceptcereii de fes jarige Commiffie in de W. I. Compagnie, en de eerde Compagnie te voet, dewelke op den tour van de Stad Utrecht zal komen open te vallen, en zulks voor dit mael: zyn om voorfz. extract refolutie te examineren, en daer van te rapporteren verzogt en gecommitteerd de Heeren Burgemeefteren en Oud Burgermeederen, benevens de Heeren van C/er f cn Burman. Macn-  C in ) j Maendag den 15. Juny 173.4. De Vroedfchap op den Red vergaderd zynde Rapporteeren de Heeren Burgermeefteren en Oud Burgermeefteren en van Kleeff'en Barman, dat haer Ed. volgens Commiffie van den 7. dezer hadden geëxamineerd de refolutie door de Regeerders der Steeden Amersfoort , R 'reenen, Wyk en Mjntfoort genomen den 1. Juny 1734. op de refolutie van de Ed. Achtb. van den 19. May daer te voren en waer by welgemelde Heeren van de vier klyne Steden eenparig verklaren te accepteeren de fes jarige Commiffie van de W. I. C. en de eerfte Compagnie te voet, dewelke op den tour van de Stad Utrecht zal komen open te vallen, dat zy Heeren Gecommitteerdens van Advies waren, dat voorfchreve Refolutie of Acte van Heeren van vier klyne Steden alhier in de notulen van de Vroedfchap diende te worden geïnfereerd en biyven bewaerd, waer op gedelibereerd zynde heeft de Vroedfchap gerefolvcerd en verftaen dat voorfchreeve overgeleeverde Acte of Refolutie alhier zal worden geïnfereerd en bewaerd in aétis, en luyd aldus: Be Regeerders der Steeden Amersfoort, Rhecnen , Wyk en Montfoort gezien hebbende de Refolutie van de Heeren van de Vroedfchap der Stad Utrecht gedateert den 19 May 1734. luydende: De Vroedfchap der Stad Utrecht op den Eed vergadert, enz. Fiat infertio Refolutie van den 19. May 1734, hier boven. Hebben na gehouden deliberatien en Confiderr.de, 10a . - wel  ( "» ) wel als de Heeren der Stad Utrecht op den tegenwoordige bekommerlyke toeiland van 't Land, en bevorderinge van de vriendfchap en harmonie, derhalven eenparig goedgevonden en gerefolveerd, te accepteeren de fes jaerige Commiffie van de W. I. C. en de eerfte Compagnie te voet, dewelke op den tour van de Stad van Utrecht zal komen open te vallen, en zulks voor ditmael, blyvende in 't toekoomende van volle krachten waerde, de Refolutie of Afte van de Vroedfchap der Stad Utrecht, in dato den 23. January 1623, door de Regeerders der vier kleyne Steden aengenomen en door dezelve den 31. January 1Ö23, in de vergadering van Staten gebracht; en op welke oude Refolutie , mitsgaders 't aenneemen van dien, welgemelde Vroedfchap der Stad Utrecht zelve by haere Refolutie van den 4. July 1646, ter vergaderinge van de Heeren Staeten overgebragt, ten fterkften heeft gebouwt, als dat zulks door de aennemingen van de kleyne Steeden was geworden een formeel accoord, transactie, mitsgaders daer uit verder beflooten, dat de kleyne Steden derhalven van dat Contract en van hun eige verbinteniffe, zig niet konden ontbinden, 't welk dan ook als nu voor het toekoomende moet blyven van volkoomen EfTeft. Aftum dezen 1. Juny 1734. (onderftond) Ter ordonnantie van de Regeerders der Stad Amersfoort , en in name en volgens authorifatie van de Regeerders der Steeden Rheenen , Wyck en Moutfoort (en was gcteekent) S. V. BrinckestéyUi ifte Clerk. Lyfte  C «3 ) Lyfte van eenige voorname (tukken , by de Deductie van de Heeren Regeerders der Stad Amersfoort aangehaald, waar dezelve te vinden zyn 5 boven die by de annotatien bereids opgegeven. Brief van Henricus Biffchop van Utrecht, ten behoeve van die van Amersfoort van den jare 1259, en de confirmatie van Wilhelmus Biffchop Anno 1298. Zie Mattheus de nobilitate. pag. 844. Verband brief tuffchen de Prelaten, Ridderfchap en Steden van Utrecht en Amersfoort Anno 1436. in faveur van BiiTchop Rudolph van Diepholt opgerecht. Mattheus rerum Amorfort. pag. 293. enz. Aceoord of Verdrag Aen 23. January 1463, tuffchen Burgermeefteren en Regeerders der Stad Utrecht, ter eenre , en die Regeerders der Stad Amersfoort opgericht. Mattheus rerum Amorfor. Dedicatie ** 2. Overdragt van de Temporaliteit van Kcyzer Karei Anno 1528, Utr. Placcaetboek I. Deel pag. 10. 't Gepofeerde pag. 12. Dat de Stad Utrecht niet meer als het vyfde deel van V derde Lith zoude uitmaken. Matth. rerum Amorfort. als voren * * * 2. Commiffie van Willem den eerften van den 9. Octobet 1577. Utr. Placcb. I. Deel pag. 47. Unie van Utrecht, Anno 1579. Placcb. als voren pag. 18. Commiffie van Prins Mauritz van den lesten Maart 1590. Matth. als voren. Commiffie van Prins Frederik Hendrik van den 23. Juny 1625. Placcb. I. Deel pag. 166. liet voorgevallene vermeit by de Deductie op pag. 16, H al-  ( ir* ) aldaar opgegeven 22. Juny 1538. komt by Matth. als voren ** 3, voor, dat geweeft is den 18. July 1539. Het Declaratoir van de Stad Utrecht In dato 17. July 1540. Zie Matth. als voren. Aanwyzinge van ftukken vermeld by het Antwoord van de Heeren van de Vroedfchap der Stad Utrecht, boven die, welke by de annotatien bereids zyn opgegeven. Verband brief van Fredrik van Baden in dato 20. Maart 1512. Placcaetb. I. D. pag. 262. en Mattheus de nobilisale pag. 797. De volgende ftukken , worden alle gevonden by denzelve Mattheus de nobilitate, op de pagina agter ieder ftaande. Obligatie fub No. 6. pag. 796. fub No. 7. pag. 853. Raminge d'Anno 1530. St. Lambertsdag, No. 8. pag. 853. De Brief van Atterminatie fub No. 9. pag. 853. Requefte van den 22. January 1550 , fub No. 14, pag. 856. Anno 1546. No. 16. pag. 855. Confent om op renten te ligten 36 m. gulden fub No, 18. pag. 855. Superfcriptie vermeit onder No. 19. pag. 856. Brief van Biffchop Rudolph van Diepholt van den jare 1449, pag. 845, en Matth. de jure gladll pag. 409.   L  M A G A Z Y N VAN. STUKKEN BETREFFENDE DE RECHTEN DER STAD UTRECHT. Te UTRECHT by B. WILD. MDCCLXXXVI.   V O ORBERICHT, D aar in den jaare 17 84. by J. M. van Vlooien alhier, is uitgekoomen de Dedutlie door de Heeren Oosterdyk en Wantenaar in 1764. opgeftelt tot maintien van Stads Recht, beklaagde zig het publiek te regt over de meenigvuldige en zinftoorende fouten en omisfien die dat interes/ante Jiuk volftrekt onyerftaanbaar maakten: Ons wierd hierop een gecorrigeerd: Exemplaar van het zelve ter hand geftelt en aanzoek gedaan die DeduEtie te herdrukken waartoe wy ten dienfte van het publiek geredelyk bewilligden. Te gelyk ontvongen wy een ftuk van niet minder aanbelang, het advies namelyk van den Ed. Achtb. Gerechte dezer Stad van 15 Maart 1785. over de Jagt en Judicatuure van dien waarom wy met eenige kundige Liefhebbers van Stads Rechten omtrend de uitgaave raadpleegden, en eindelyk geraade wier den deze ftukken , onder eenen algemeenen tytel uittegeven, op dat wy telkens zoo veel by een verzamelt hebbende, om een der gelyk deel, als wy thans het publiek aanbieden, te kunnen geeven, wy niet bepaald zouden zyn , ieder ftukje op zig zeU ven uitlegeeven, en te gelyk om voortekoomen, * % dat  VOORBERICHT. dat zulke kleine ftukken door den tyd niet verkoren gingen : waaraan alleen naar ons inzien moet toegefchreeven worden de fchaarsheid van zoo veele in vroegere tyden uitgegevene Dedutlien , Memorien &c. welker fchaarsheid hen zo goed als tot de vergetelheid verweezen heeft. Indien deze onze onderneming aan 't publiek aangenaam is, zullen wy op denzelven voet voortgaan, in verwagting dat de Liefhebbers en bezitters van interesfante ftukken dezen aangaande ons wel zullen willen behulpzaam zyn.  Deduélie voor de Vroedfchap der Stad Utrecht, bevattende redenen van het gedrag, door dezelve gehouden , in de zaak en jegens den Perfoon van Gysbert Egeling, Borger, Wynkoper, aldaar hem hehbende Geconflilueerd eerst Revident aan • de E. M. Heeren Staten '5 Lands van Utrecht, van de Sententie, door den Geregte derzelve Stad op den I May 1764 jegens hem , wegens begaane Cov.travcntie tegens H. E. M. Ordonnantie op de PVynen, gewefen, en, naderhand Appellant van dezelve Sententie aan het Collegie van de Heeren Hoogstderzelver Ord. Gedep. (*). T) A-Jat alle Overigheid zodanige Eminente regten, als haar van wegen den Burgerftaat, over welke zy gefield is, moeten gehouden worden Geconfiëert te zyn, verpligt zy te maintineeren, en zonder dringende noodzakelykheid niet vermoge af te flaan, is eene inconteftabele waarheid', die voor al nooit, zoo vertrouwd word, by eenig lid van de hooge Regeering in twyfel zal getrokken worden. Uit deezen grond heeft de Raad der Stad Utrecht, zoo nu (*) Deeze behoort tot de Stads Notulen van den 19 Novemb. 1764, nader Geapurobeert, den 24 Dec. 1764; opgefteld tot maintien van Stads Regten, door de Heeren Oosterdyk, en Want*, naar Advocaaten. I  C 116 ) nu als meermalen voorheen, zodanige deelen van des Stads aloude eminente regten en abfoluit gezag over de Siad, haare Borgers en Ingezetenen, welke hy niet konde bevinden wettig verlooren of afgedaan te zyn , naar vermogen gehandhaafd; Edog tevens het ongenoegen gehad , van door Discreperende begrippen, dan eens van Collegien, aan den Souverain dezer Provincie gefubordineerd, dan zelfs van Leeden , de hooge Souverainiteit dezer Provintie compoferende, in onaangenaame Contentien ingewikkeld te worden. De handelwyze by den Perfoon van Gysbert Egeling, Borger en Wynkoper alhier, tegens dezer Stads regten on langs'gehouden, en de Procèduren, waar meede de Raad zig genoodzaakt gevonden heeft, hem van zyne onwettige onderneemingen te doen defifteren, ook door bygekoome omflaudigheeden, waar van de voorige jaaren geen voorbeeld uitleveren, des te meer gefchaapen zynde, om wederom eenige Contentie tusfehen eenige Heeren van de voordemmende Leeden, eu den Raad der Stad te konnen verwekken. Zoo is de Raad, in aanmerking neemende, dat de oorzaak dezer Contentien, voorheen ontdaan, en nu weeder kunnende gemoveert worden, voornamcntlyk ja eenig!yk te zoeken is daar in , dat zo door de oudheid der tyden en verandering der Regeringsform, ais vrywillige afftand van eenige derzelver, de nog overgebleeven Stads Regten zig niet even klaar voor ieders oog ontdekken , van Advis geworden , de redenen en motiveu van zyn gedrag in dezen gehouden, vervattende de incontedabele regten de-  C "7 ) dezer Stad, door den voorn. Egeling Manifest gevioleerd, teffens met haare bevoegdheid en abfolute gehoudenheid, om zodanige middelen, als dezelve geëmploieerd heeft, tot Confervatie van de regten der Stad, tegen hem Egeling in 't 'werk te ftellen, by eene breedere Deductie te doen vervatten. Niet egter, ten einde de kragt dezer bewyzen, en het regtmatige der gehouden Procèduren, aan de judicature hunner Medeleeden te onderwerpen. Hier toe kent de Raad, zonder Manifeste Violatie van die regten, welke hunne predecesfeurs en zy lieden tot huyden toe ongefehonden bewaard hebben, zich ten eenemaal onbevoegd. Maar eer/lelyk, ten einde de Raad, zoo verre hy zulks zonder prtejuditie, als gezegd, zoude vermynen te konnen doen , en tot onderhouding van goede correspondentie met de voordemmende Leeden van utiliteit te konnen weezen, welgemelde Leeden eenige nadere opening ter elucidatie van Stads oud en inconteftabel gezag moge geven. En voornamentlyk, ten -tweede op dat de posteriteit, niet alleen door 't voorbeeld, maar ook door de redenen, die den jegenswoordigen Raad gemoveert hebben, verligt, des te yveriger dezelve voetftappen volgende , de regten der Stad Utrecht, welke hun de Raad, gelyk hy die ontfangen heeft, hoopt natclaten, bewaare. Het is dan zulks, dat de voorn. Egeling, van wegens I s den  ( "8 ) den Heer Hoofd-Officier R. O. voor dezer Stads Gerechte zynde geconvenieert, ter Caufe van zekere Contraventie jegens het XL Art. der Ord. op den impost van de wyneu &c. op den 31 Dee. 1759 gearrefteert by Sententie definitief van welgem. Geregte in dato 1 May 1764, agtervolgens den eysch en conclufie van Welgem. Heer Hoofd-Officier is gecondemneert geworden. Waar op het denzelven Egeling heeft kunnen geiusten, zig op den 2de dito by Req. te addresferen aan de Ed. Mog. Heeren Staaten dezer Provincie, en daar by, na een geëxtendeerd narré, zoo van de gelegenheid der procedures en van verfcheide omftandigheden, die dezelve voorgegaan en gevolgd zyn, als van de grieven, welke hy pretendeerde in het voorn, condemnatoire vonnisfe geleegen te zyn, te kennen te geven, dat hem tegen dezelve bezwaren geen ander recours zoude open itaan, dan de Hooge Auctoriteit van Welgem. H. Ed. Mogende. Agnofcerende wel expresfelyk, dat het kennelyk is, dat by de Heeren van den Gerechte der Stad Utrecht, al van ouds is gefustineerd, in zaaken van gemeene middelen, li. Ed. Mog. concerneerende, te wyzen by Arrest en builen sippe!; met by voeging, dat hy Suppl. als d'eer hebbende Borger deezer Stad te zyn, dusdanig regt en Privilegie tegens hun Ed. Achtb. ook nimmer onderftaan zoude in twyfel te trekken. Dan Sustineerende, dat het voorfchreeve regt van Judicature van Welgem. Gerechte naar regte niet wegnam, dat de voorfchreeve vonnisfen Subject bleeven de revifie van hun Ed. Mog. als een regt zoo onaffchydelyk van den Sou- ve-  ( "9) verain, dat de Souverain, Souverain blyvende, zig daar niet van zoude kunnen berooven. Verzoekende vervolgens, deze aangemerkt, tegens de gemelde Sententie te mogen ontfangen worden in revific met Surcheance inmiddels van alle profecutie dien aangaande, ook in cas van deliberatie by provifie. Welk verzoek, of fchoon het, zoo als uit het vervolg dezer ten klaarden blyken zal, ten eenemaal onbegaanbaar was, en over zulks de Heeren Gecommitteerdens dezer Stad, met alle infiantien hadden kunnen urgeeren, dat het zelve daadlyk abfolut behoorde te worden afgeflagen, mitsgaders fchoon de gemelde Suppl. toen reeds gemeriteerd had zodanige correctie, als pasfende is op de ontkentenis van de hooge Auctoriteit dezer Stad in 't point van Jurisdictie , ten aanzien van die deelen en die gevallen , waar van deeze Stad nooit bevonden word afdand gedaan te hebben; Zoo hebben egter Welgem. Heeren Gecommitteerden, alleen uit Confideratie voor de goede correspondentie met de Heeren van de voordemmende Leeden, en in vertrouwen , dat het regt der Stad, Welgem. Heeren van de voorHemmende Leeden in 't vervolg, na eenig onderzoek, zoo notoir zoude voorkomen, dat de moderatie der procedures in deeze by hun te houden, nimmer tot nadeel van Stads Regten zoude geinterpreteert worden , blootlyk de voorfchreeve Request overgenomen, om in de Vroedfchap te communiceeren. En voorts aangezien, dat dien onvermindert goedgevonI 3 den  ( 120 ) den en verftaan is, dat dezelve Requeste met de bylaage (zynde de bovengemelde Condemnatoire Sententie van dezer Stads Geregte) gefield wierde in handen van haar Ed. Mog, Ords. Gedeputeerden, niet verzoek om haar'Ed. Mog. daar op te dienen van Confideratien; Mitsgaders dat den Suppl. midderwyl Stireheance van alle profecutie dier Sententie wierd geaccordeerd , en extract derzelve. Refolutie hem Suppl. ter hand gelleid. Gelyk voorts de Raad dezer Stad ook in dit gehandelde van de Heeren haare Gecommitteerden alleenlyk uit even dezelve confidentie, heeft berust, dcnzelven Egeling wegens zyn ondernomen handel niet corrigecrende , nog de magt en het effect van des Stads Abfoiute gezag in dit poinct van de Jurisdictie over alle haare Borgers en Onderzaten, tegen de gemelde Surcheance, doende ondervinden. Dan heeft de Raad der Stad in 't vervolg tot haare merkelykc bevreemding ondervonden, dat de Stads regten in deeze nog de Heeren Ordinaris Gedeputeerden nog alle de Heeren der voorftemraende Leeden, zoo dezelve vertrouwd hadde, notoir en klaar zyn voorgekomen. Gemerkt de Heeren* H. Ed. Mog. Ordinaris. Gedeputeerden op den 4 May 1764 hebben gerefolveert, niettegenftaande alle vertoogen der Heeren Borgemeefteren ter contrarie , ter naastvolgende Vergadering voor hunne verzogte confideratien in te brengen. Dat zy Heeren Gedeputeerden van gedagten zyn, daf 4en Suppl. niet kan werden verleend de verzogte revifte, els  ( 121 ) ah hchbe:ide zig aan Heeren & deputeerden moeten addresfeeren, met verzoek van in appel te mogen out jarigen worden, gelyk (zo dezelve Heeren zig gelieven te expliceren) in andere gevallen gefchied is, en dat derhalven 't verzoek, by Rcqueste invocge gedaan, diende te Worden afgejlagen. Het gunt van dat gevolg geweest is, dat de Heeren der voorftemmende Leeden, op de Ordinaris Vergadering van den 23 May 1764, gezien hebbende de confideratien van de Heeren Ordinaris Gedeputeerden, hebben gelieven te verftaan dien conform, dat in 't verzoek van den Suppl.., invoege gedaan, niet kan werden getreden, heffende voort op de provifionele Surchcance; Alhoewel van Stads wegen wierd ingebragt des Vroedfehaps Refolutie van dan 21 May 1764, waar by de Heeren Borgem. en Gecomm. ter befchryving verzogt, en Geauthorifeert wierden, om ter Vergadering van H. Ed. Mog. voor Stads fentiment te declareren, dat de Vroedfchap van advis was,. dat voorfz. verzoek behoorde te worden afgeflagen, en dat fimpelyk, zonder daar by te ftellen invoegen gedaan, als meede dat de provifionele Surcheance behoorde opgeheeven te worden. Waarop dan gevolgd is, dat welgemelte Heeren Borgerm. en Gecomm., om te vigileeren voor Stads gerechtigheid, zig genoodzaakt gevonden hebben, tegens deeze conclufie te doeu aantekenen, dat zy geenszins avoué'ren het geen in de Refolutie der Heeren Ordinaris Gedeputeerden ten zeiven dage ingebragt, geinfinueert word, als of het aan den gecondemneerden in deze open zoude ftaan, I 4 van  ( 122 ) van de fententie des Gerechts over zyne zaak van welgem. Heeren Gedeputeerden te appelleren; maar aan zig te referveren de facultyt om het recht de Stad Utrecht in dezen van ouds competerende te deduceren, en te maintineren. Waarop dezelve Egeling, (die reeds op den 8 May voor den Not. Ryk van Vliet en Getuigen zeker protest van appel , in cas by Hun Ed. Mog. het gefourneerde recht van den Gerechte dezer Stad fpeculatie vinden mogt, had gepasfeert, en den Heer Hoofd-Officier doen infinueren,) zig op den 25 May by Requeste aan de Heeren Gedeputeerden heeft geaidresfeert, met verzoek van tegens rneergemelte fententie in appel te mogen ontfangen worden, met de claufule van Surchcance. Dat de Heeren Borgermeefleren zig als toen tegen het zelfde verzoek op nieuw hebben geoppofeerd, zig op Stads regt, om in zaaken der gemeene middelen by arrest, en zonder provocatie te wyzen , beroepen, met allegatie van de merkelyke prajuditie , welke , door 't verieenen van eene citatie in ess van appel aan denzelven Egeling, het Stads regt zoude werden toegebragt, en al zulks op fundament van 't 3de Art. van de inftruftie van de Heeren Gedeputeerden dicterende , dat zy over geene zaaken, die van eenige confequentie zyn, en tenderen zouden mogen tot eenig interesfe van iemand, merkelyk van de Leeden van Staat, eindelyk zullen mogen disponeren, gefustineerd, dat, alvorens op eene zaak van die natuur te refblveren, in alle gevallen daar van ter Vergadering van de Heeren Staaten opening behoorde te worden gedaan. Dog  C 123 ) Dog dat de Heeren Gedeputeerden, niettegenfraande de voorfz. oppofitie, hebben kunnen goedvinden, Egeling in appel te ontfangen, zonder verleening van Surcheance. Dat de Heeren Borgermeelteren daar tegen hebben geprotegeerd; dit hun protest laaten aantekenen, en van deze handelwyze der Gedeputeerden aan de Vroedfchap rapport gedaan. Dat de Vroedfchap vervolgens, om de verdere infraftie van Stads regt van a'ofolute magt over haare Borgeren en Ingezetenen, door meergemelden Egeling gevioleert, voor te komen, en de zaak zo veel doenlyk in zyn geheel te houden, heeft gerefolveert, aan hem Egeling te ordonneren , om binnen 24 uuren in te trekken, en aftezien van het voorfz. appel, byhem geïnterneerd, en daarvan promptclyk uit te leveren behoorlyke afte, op pcene, dat de Vroedfchap in cas van disobedientie, zoo ten opzigte van deszelfs Borgerfchap, als anders, alzulke dijpofitie nemen zoude, als haar Ed. Achtb. zouden oordeelen te behooren. En is deeze Refolutie denzelve Egeling dadelyk geinfinueerd geworden. Waarop hy Egeling wel ten zeiven dage by afte voor den Not. D. van Lobregr en zekere Getuigen heeft verklaart, van het appel af te zien, dog in plaats van eenvoudig verzoek te doen tot reltitutie van zyn geprefenteerd Request aan Heeren Gedeputeerden, heeft hy tenens, om zyn wettige Overigheid weegens deezen handel, zoo het hem moogelyk waare, in meerdere contentie in te wikkelen, zig des anderen daags by Requeste aan Heeren Gedeputeerden geaddresfeerd, klagende niet alleen, dat het den Heer Hoofd-Officier, hangende de I 5 de-  ( 124 ) deliberatien van gemelde Heeren nopens het appel, behaagd had, de meergemelde Sententie by daadelyke executie te profequeren, en wel door ten dien einde iu 's Heeren handen te doen Hellen des Suppl. Imboedel en Meubilen ten zynen huyze berustende, ondanks de contrarie aanwyzinge van haallyke goederen, die hem Suppl. minst hinderlyk en ter Confeqüering van de fommatie meer als .fuffieient waaren, en tegen des Suppl. protest. Maar ook, dat hem was geihfimieerd de voorfz. poenale Refolutie van de Vroedfchap , waar door hy tot Obediëntie .genoodzaakt wierd, wilde hy niet in gevaar ftellen zyn perzoon, welzyn, en het cydelyk belang zyner No.nbreufe. Familie, en alzo verpligt, het regt, hem by den Souverain, zo hy geloofde, toegekend, te moeten laaten buiten vervolg. Verzoekende na dusdanige infoiente en Stnjillatoire premisfen dat haar Ed. Mog. zyn g.prefentecrd Req'uest van Appel geliefden te laten buiten Dispofitie, en 't zelve weder aan den Suppl. ter hand'te ftellen , als verflaande hy ■Suppl. anders aan die orders na hunne letter en inhoud niet te voldoen. Dat dit Request ook van dit effect geweest is, dat de aamvezende Heeren Haar Ed. Mo;. Ordinaris Gedeputeerden met een zeer kleine meerderheid by Refolutie van denzelve dage, (namentlyk 39 May,) de voorfz. Refolutie van de Vroedfchap hebben gelieven 'aautemerken, als onbeftaanbaar, van een verre uitzigt, en waar uit nadeelige gevolgen te vrezen waaren, en dienvolgens, ondanks ai wederom de Oppofme van de Heeren Bergerm., verftaan, zonder op het verzoek te letten, het toen geprefenteerde Request met de bylagen over te brengen ter befchryving. Waar  Waar op vervolgens de Heeren Edelen en Ridderfchap ter Ordinaris Vergaderinge van de Staaten op den 12 Juny •hebben ingebragt zeekere Refolutie, op tien S Juny te vooren-in de Vergadering van Welgemelde Heeren genoomen, behelzende voor af verfcheide motiven, om welke Welgemelde Heeren met veel bevreemding, zo zy zig gelieven uit te drukken, de handelwyze by de. Heeren van de Vroedfchap gehouden verdaan zouden hebben: waarna de Heeren Edelen verklaren, niet alleen te approbeeren , al 't gunt, by haar Ed. Mog. Ordinaris Gedeputeerden in deeze verrigt is, maar ook van Advis te zyn, dat van wegens de Ed. Mog. Heeren Staaten by de Heeren Borgermeederen en Raaden behoorde te worden aangedrongen, ten einde haar Ed. Achtb. de Refolutie van den' 28 May ten fpoedigde zonden gelieven in te trekken, en in cas daar in by dezelve Heeren wierd gedifficulteert, als dan de Heeren Staaten over deze zaak zouden behooren extraordinair befchreven te worden, omdien aangaande nader zoodanig te refolvcren, als bevinden zouden, noodig te weezen. Dan is ter zelve Vergadering van wegens de Stad gedaan aantekenen, dat de Heeren Borgermeederen aan de Vroedfchap gecommuniceert hebbende het gepasfeerde op Vrydag den 29 May ter Vergadering van de Heeren Gedeputeerden hier boven verhaald, en geconfidereert zynde, dat het Notoir is, dat de Stad Utrecht van alle oude tyden gehad heeft de Judicatuur over alle zaaken, zonder eenig onderfcheid, haare Burgeren- aangaande, Buiten Appel of eenig verdere provocatie, waar in by da Erectie van bet Hof-Provinciaal wel eenige verandering was gemaakt, ten opzigte van Civiele zaken, by d'Inftructie van den Hove cxprcsf.lyk ge- fpe-  c »o fpecinceert; Edog dat ten opzigte van alle overige zaaken, van wat natuur dezelve zyn mogen, de Stad gebleven was in haar geheel, en onverkort haare voorige Geregtigheden, om daar over te wyzen, en vonnisten buiten provocatie , zo verre niet bevonden wierde daar van fpeciaal te zyn gerenuntieert, zulks de Stad het zelve regt: ook hadde geufeert, in opzigte der zaaken der Stads of gemeene lands middelen over de Stad concerneerende, en fraudes of contraventien jegens d'Ordonnantien daar toe fpefterende, zonder ooit in die foort van zaken eenig Appel te hebben geadmitteerd of toegedaan dat daar over eenige Sententie by een hooger Regter is gewezen, of fchoon zulks meermalen mogte zyn getenteerd, de Vroedfchap zig indispenfabel vcrpiigt rekenende tot Maiutien van voorgem. Stads Regt en Geregtigheid by alle mogelyke middelen, de Heeren Borgermeefteren en Gecommitteerden ter befchryvirrg verzogt en geauctorifeert hadde , om van Stads wegen ter Vergadering der Heeren Staaten te infteeren, ten einde Haar Ed, Mog. niet mogten toelaten , dat eenige de minlte fndragt wierde toegebragt aan de Vroedfchap in haar oude herkomens, en Privilegiën, en dat dienvolgens aan Welgem. Heeren Gedeputeerden zoude worden aangefchreven, op het Request van Voorn. G. Egeling, aan Welgem. Heeren Gedeputeerden op den 29 May geprefenteert, te disponeeren, conform 't verzoek daar by gedaan, en wanneer eenige verzoeken van Appel jegens Sententien van de Geregte deezer Stad by vervolg aan Welgem. Heeren Gedeputeerden mogte voorkomen, hetzelve aanitonds van de hand te wyzen. Waar op gcvolgt is, dat de Refolutie van de Heeren Gedeputeerden van den 29 May, bovengemeld inhoudende  ( 127 ) de het overbrengen van de Requeste van Egeling, ten zelve dage aan Welgem. Heeren geprefenteerd, met de deszelfs Bylagen ter Vergadering van H. Ed. Mog. Mitsgaders de voorfz. Refolutien, zoo van de Heeren Edelen, als van de Stad, by de Heeren Geëligeerden zyn gehouden in Advis. Gelyk ook de Heeren Edelen de Refolutie van de Vroed. , fchap in advis gehouden hebben, zynde de Refolutien, zoo van de Heeren Gedeputeerden als van de Heeren Edelen by de Heeren Gecommitterden dezer Stad overgenomen om die in de Vroedfchap te communiceeren. AI dit tot hier toe verhaalde vordert evidentelyk, dat, ten betooge van het onregtmatige in de handelwyze by den perzoon van G. Egeling gehouden, werde vertoont, dat van de Sententien, in cas van de gemeene middelen, by de Heeren van de Geregte dezer Stad geweezen, nog Revifie aan de Ed. Mog. Heeren Staaten dezer Provinue, nog Appel aan de Heeren Hun Ed. Mog. Ordinaris Gedeputeerden kan vallen: Een poinft, dat niet anders, dan een notoir gevolg komt op te leveren van de Sustenue, welke de Raad dezer Stad niet van heden of gisteren, maar voor iange, tegens de discrepeerende gevoelens van de Heeren van de voorftemmende Leeden heeft geinhsreert. En zynde in zekere der Vroedfchaps Refolutie van den 4 Febr. 1645 (omtrent welken tyd verfcheide disputen de bekende poinéten concerneerende tusfchen Welgem. Leden en de Stad gcventileert zyn) mitsgaders in een andere van den 3 Decemb. 1721 en laastelyk van den 13 July 1730, be-  ( 128 ) begreepen in deeze woorden, ,, dat alhoewel de Souve„ rainiteyt of de Hooge Overigheid van de Proviiuie van Utrecht is by de drie Staaten van den Lande van Utrecht, dat dezelve evenwel zodanig is gelimiteerd, -en gecondi„ tionecrd, dat de Abfolute Regering van de Stad van „ Utrecht, en derzelver Borgeren en Ingezetenen is by de 5, Magidraat derzelve Stad." Dusdanige Abfolute niagt der Stad over haare Burgers en Ingezetenen, met E.xclufie van de voordemmende Leeden (uitgezondert eenige Poincten waar in de Raad de Abfolute inagt over als voorfz. aan de drie Leeden vrywillig heeft afgeftaan, dog waar toe de Potedas Judicaria in een Materie, ais deeze is, niet kan gebragt worden) ais nog by den Raad der Stad gedistilleerd wordende aan haar te behooren , zullen tot addructie van dat gedistilleerde deeze drie poincten te behandelen zyn. F.ertfchk, een Vertoog van de Eminente Regten, byzorider met relatie tot het Judiciecle, der Stad, in de tyden der Bisfchoppen, Ten twede, in hoe verre jegeuswoordig de voorfz. regten, byzonder met relatie tot de Jurisdictie, aan de Stad, verlaan kunnen worden ongekwest gebleven te zyn, niettegenfraatide de veranderingen, die de Stad en Provintie, zoo door de translatie van de temporaliteit, als door de erectie van de Républiek , mógt verdaan worden ondergaan te hebben, en eindelyk; Ten denk, een kort Betoog uit het voorgehandelde van de bevoegdheid der pccnale Procedures, by den Raad der Stad  C 129 ) Stad jegens voorn. G. Egeling gehouden; zullende dit Vertoog voorts gefloten worden met eenige redexien ter Solutie van de Confideratien by de bovengem. Refolutie dér Heeren Edelen gemoveert. Het eerfte Poinet betreffende, namentlyk, dat de Stad wat het waereldlyke aangaat, de abfolute magt over haare Borgers en Inwoonders gehad hebbe , kan, zo vertrouwt word, uit de oude Gefchiedenisfen genoegzame addructie vinden. Alle zodanige deelen althans, waaruit Grotius de J. Bel. & pac. 1. 1. c. 3 §. 6 en Puffendorf de Jure N. & G. lib. 7. c. 4 en De off. Hom. & civ. lib. 2. Cap. 7 leren, dat de abfolute magt bcdaat, en die gemeenelyk Jura Majedatïs genaamt, en in -Majora en Mmora onderfcheiden worden, zyn door de Stad Utrecht geëxerceerd geworden. Dat de Stad Utrecht de legislative magt gehad en haar Wetten met pcenale fanctien gedaaft hebbe, toonen nog de overgeblevene dagelykfche Boeken van den Raad van die tyden. Zoo als blyken kan uit de Jaarboeken van den Heer Burman, zo verre die loopen, welke voor 't grootde gedeelte uit die dagelykfche Boeken yan den Raad opgeflcld zyn, zulks alle de bewyzen, welke gemelte Heer uit dezelve Boeken heeft geallegeert (het gunt ten dezen eens voor al dient aangemerkt) als nog ten alle tyden in authentico konnen voor den dag gebragt worden. Byzonder inericeert in het oog gehouden te worden, dat de  C 130 ) de Stad door deeze brare Wetten, alle haare Borgere en Ingezetenen verbond, ook des Bisfchops-Amtenaren, over welken zy zelfs byzondere dispofitien, betrekkelyk tot de waarneming van hun Ampt maakte, als te zien is uit de dispofitie omtrent Bisfchops Tollenaar by denzeive, 1 deel pag. 94. Dat die poenale fanctien, waarmeede dezelve beveelen gemunieert waaren, niet alleen beftonden in arbitraire correftien, verbeurtens van zekere Geldfomme, uitfluitingen uit den Raad, uitzettingen uit de Stad, en ontborgering &c., maar ook doodftraffen, zie Burman I deel p. 134. & feqq. p. 155. p. 171. 317. 431. 436. liet regt van de Stad om Oorlog, Vroede, Verbonden, &c. en 't geen daar toe behoort, op eigen gezag zonder iemand te kennen, te voeren en te maken , evinceert het geen Heda, in het Ieeven van Frederik van Blankenheim p. 267 fehryft, rakende den Oorlog tegens den Heere van Arkel , door de Stad een tyd lang met en benevens Hertog Aalbert van Beiieren gevoert, en na dat deeze met den Heer van Arkel bevredigt was, voortgezet, zonder dat de Bisfchop daar in gemeleert wierd, tot dat deeze getergt door het in brandlïeeken van de Vaart, eene geruimen tyd daar na eest meede de Wapens tegens voórn. Heer van Arkel opnam, zie Burman Utr. Jaarb. 1 deel p. 4. & feqq. Niet minder zeeker is het, dat de Stad tot handhaving van het gemeene welzyn indi.;putabel het regt heeft gehad, van o'i en afftelling ya'i accynfen en Imposten op de Goederen, zonder iemmd te kennen, Burm. Utr. jaarb. 1 deel p. 203, 2 deel p. 50, 257. & feqq. Tea  C W ) Ten bewyze, dat de Stad zodanige magt over'haare Borgers en Ingezetenen geoeffënd hebbe, die alleen den Souverain competeerd, en door de gereputeerdfte Regtsgeleefden, uit het Imperium of Dominium Eminem , hetwelk de Souverain over de Perfonen en Goederen van zyn onderzaaten heeft, geckeriveert wordt, zie Bynkersh. quaest Jur. Pub. lib. 2. c. 15. Waartoe dan nog boven 't gezegde behoord *t gezag van den Raad, om haare Borgers te doen trekken ten Oorlog ih de Landen van haare vyaoden, Burman Utr. Jaarb. 1. d. p. 27. 504, item om allen van zekere Ouderdom aan Stads werken, die de noodzakelykheid vorderde, te doen werken, ibid p. 521. en wat derzelve goederen aangaat, de geinjungeerde Geldieeningen, zie denzelve p. 396 1. d. liet regt van de. Munt, niet fiegrs met opzigt tot gerin ge ftukken en zogenaamde fchydelpenningen, kan blyken uit Matth. de Nobil. lib. 1. Cap. 12. Terwyl het/«s fisci & muklas percipier.di, ten Stads behoeve genoegzaam by zoo veel blyken als er van des Stads legislative magt overig zyn, buiten contest gefteld worden. De Gildebrieven door den Heere van de Water, uitgegeven in 't Groot Utr. Pi. Boek 3 deel p. 75 & feqq. en het aangetekende by den Heer Matth. de Nobil. lib. 2. c, 13. toonen aan, hetgeen ook niemand onbekend kan zyn, dat de Stad, van alle oude tyden af, haare vrye Magidraatsbeftelling heeft gehad, fluitende de Stad daar uit, na believen, alle de zodanigen, die in dienst en Eed van den Bisfchop, of andere Heeren waren , zie Burman Utr. Jaarb. 1 K deej  ( i32 ) deel p. 506. £07. 519. 2. deel p. 28. 29. Matth. de Nobil. difto loco. En op dat de facultas coufliniendi doctores, die tot de Jura Majeftatis geacht word te behoren, ook ten dezen niet ontbreeke, zoo dient, dat de Raad der Stad in den Jf.are 1470 hier gedagt heeft eene Univerlitcit te brengen, Burman Utr. Jaarb. 3. d. p. 5. Men vertrouwt, dat alle deeze Poin&en , tot beter betoog van de. abfolute magt der Stad ten reguarde van het Poincr, van Jurisdictie voor af aangehaalt, geen fpeculaiie zullen kunnen onderheevig zyn, maar op de eerfte confidentie overtuigen , dat de Stad die regten independentcr hebbe geëxercecrt. En welke op zig zelve al eenige twyfeling mogten onderheevig zyn, weloverwogen zynde, zullen blyken door de Stad geëxerceert te zyn, niet als een Subalterne Magiftraat, maar als het regt van de heoge Overheid over haare Borgers en Ingezetenen hebbende; By voorbeeld, wat de legislative magt aangaat, moet de materie en fanftie , als gezegt, niet alleen de bedenklykheden van die natuur uitfluiten , maar ook de overweging, dat geen Bisfchop, immers buiten den Raad, eenige legislative magt over de Stad gehad hebbe. Hun lieder bevoelen , na de fpreckwyze dier ty&m Mandementen genaamt, wierden in de Stad, door den Raad, op des Raadsnaam aan de Borgers en Ingezeetenen bekent gemaakt, en geordonneert, (waartoe de Biffchoppen, als zig zelfs onbevoegt kennende, gevonden .worden den Raad ver-  C 133 ) verzogt te hebben ,) en bet geen de Bisfchop met de Giïdens was overeengekoomcn , wierd op naam der Gilden uitgegeven; voorbeelden hier van leveren de gemelde Utr. Jaarb. 2 deel p. 297. en 3 deel p, 116. 418 en 419. En fchoon 'er ook enkele voorbeelden etteren, dat diergelyke beveelen, op de naam en van den Bisfchop en van den Raad, gezaamentlyk uitgegeeven zyn, Utr. Jaarb. I deel p. 396, geene tyden, dan alleen die, gedurende welken zo wel de andere Leden van de Staaten, als de Raad der Stad, naderhand geklaagt hebben, dat Bisfchop David van Burgondieu de by hein bezworen regten verbrak, leeveren voorbeelden op van foörtgelyke bekendmakingen , eeniglyk op den naam van den Bisfchop voorgevallen, Utr. Jaarb. 3 d. p. 144 in fine & feqq. De aanmerking van den Heer H. Grotiüs de Jure bel!. & pacis, Lib. 1. c. 3. § 4. & 5. Bellum publiciim minus folemne potest habere Au&orem Magiflratum quemvis, £? fane, fi extra leges civiles respe&etur , videfur, Magiflratüs, feut ad tuendam plebem fibi creditam, ita ad cxereendam Jurisdiftionem, fi vis occurrat, jus habere lelli gerendi &c. gevoegt by fommige voorbeelden uit de Middel-Eeuw, opgemerkt by den Heer Barbeyrac, d. 1. mogt doen twyfelen, of liet gunt wegens Oorlog of Vrede enz. gezegt is, de abfolute magt der Stad cvinceerde. Dan van alle aanmerking dien aangaande word het Stads hoog gezag beveiligd door de confidentie, dat zy niet alleen op zig zelve oorloogde, den Biffchop buiten der Stads muuren niet behoefden te volgen; Burm. Utr. Jaarb. 1 d. p. 499, maar als eene neutrr.lc Oppermagt de Vrede tnsK 2 fehen  C 134 ) fchen den Bisfchop en de Mogendheden, met welke hy in oorlog was, bemiddelde. Een blyk daarvan geeft de oorlog tusfchen BisfchopFrederik van Baden en den Hertog van Gelderland aan de hand, waar van Heda in het leven van dien Bisfchop p. 316. getuigt, tandem interuentu Trajcelen/turn, qni folito more huic bello abftinucrnnt, quaflio omnis intercepta per inducias c> csncordia fubfecuta. •Men voege hier by, dat hunne byzondere gefchiilen en oorlogen met een derde, door de Bisfehoppen bevredigd en gezoend wierden, niet in diervoege, dat dezelve de voorwaarden, waar meede hy met hunne Vyanden overeengekomen zoude mogen zyn; aan de Stad, als aan hem onderhoorig, voorfchreef; maar zoo, dat de Stad en haare Partyen aan zyne mediatie, als die de oorlogen van de Stad niet aangingen, en daaromtrent over de Stad niet te zeggen had, verbleeven, als blykt uit de meergemelde Jaarboeken van den Heer Burman, 3 d. p. 28, 29. Het regt der Munte zal de Stad buiten alle contest al* Souverain moeten toegekend worden, wanneer men confidereert, dat het zelve niet bloot beftaan heeft in het doen munten van Penningen, boven gemeld, maar ook in de fchikking omtrent de penningen, door anderen , ja door den Liisichop zelfs gemunt, wier cours zy, na haar welgevallen, onder haare Burgers en Ingezetenen bepaalde, Utr. Jaarb. 2 d. p. 407. Dit genoeg zynde, ten betooge , dat het boven geavanceerde, tot bewys van het hoog gezag van de Stad, niets  C 135) cc vreezen heeft van de objectie, dat de Stad de voorfz. regten , of wel eenige derzelven, niet independent èf\ maar depehdenter van de Bisfchoppen zoude mogen geëxerceerd hebben. Zoo bepaalt men zig verder tot betoog van het independente van Stads Geregtigheid; met opzigt tot de Jurisdictie. Welk poinct ook door het voorgemelde by veelen reeds buiten fpeculatie zal moeten gefield zyn, die met Puffend, loc. fup. laud. en cenigen, die hem daar in nagevolgd zyn, yast zullen houden , dat alle partcs futmni Imperii by een en dezelve 't zy perfoon , 't zy Collegie, radicaliter behooren te zyn, zodanig, dat uit de verdeeling van dezelven onder meer dan één een geheel irregulier Gemecnebest, en dat niet zamenhangt, nog beilaan kan, ontllaan zoude. Deeze zullen zeer ligt uit het bevoorens geavanceerde ook befluiten, dat de Stad gelyke regten ten reguarde van de Jurisdictie moet gehouden worden gehad en geoeffend te hebben. Dan Dewyl voornaame Regtsgclecrden, als de Heer de Groot, de jure belli & pac. L. 1. c. 3. §. 17, en de Heer Prof. Barbeyrac, in zyn Comm. op de Franfche overzetting van beide de aangehaalde Werken van Puffendorf, de onbeftaanbaarheid van zoodanige divifie, ten reguarde van eenige deelen , met gegronde redenen uit den weg hebben geruimd, en al zulks getoond, dat by een andere Perfoon of Collegie het regt van Oorlog en Vrede, by een andere de Wetgeevende Magt, of de Poteftas Judiciaria, en by een derde wederom de Magiflraats bedelliiig en opleggingen der Impofitien (een aanmerking, die van merkelyke utiliteit K 3 in  C 136 ) in deeze geheele Deductie zyn moet) kan wezen , kan men zig niet dispcnferen om het (luk van de Jurisdiclie zelve in 't byzouder in te treeden. Hier toe, en tot bcwys van der Stads abfolute Magt in dit opzigt, komt voor,dat onder de Bisfehoppelyke regccring geen de min/ie blyk voor handen is van eenig hooger r es fort van Judicatuur over de Stad; en dat dus de Stad altoos zonder Appel gewezen heeft: zynde dat op zig zelve eene erkende waarheid, dat noch van Stad noch van Steden, onder de Bisfchops tyden, in wercldlyke zaaken, eenig Appel, het zy in het Civiele of Crimir.eele, (JIo;:/foort alleen 't Crimineeie uitgenomen) bekend is geweest, als onder anderen aangetekend word by wylen den Heer Griffier van de Water, Utr. Piscbj, 2 d. p. 947. Dog kan hier tegen geobmovcerd worden 't gunt gevonden word by den Heer H. de Groot, de jur. belli & pac. Lib. 2. C. 4. §. 13. Subditos effe videmus qui prafcriptiovc acquifierunt, ut ab iis appellari nou posfit: en kan men daar uit dus concludeeren, dat dit des Stads abfolute magt, ten reguarde van de Jpdicarid poteftas niet geheel buiten contest fielt; Ja men ka» hier tegen met veel Probabiliteit in brengen, dat, geene Preferiptie van de Onderdanen tegen den Souverain geldende, (tot welkers regten van Souverainiteit behoort , als vertoont zal worden , de Poteftas Ordinandi Judicia') hier uit zoude moeten volgen, dat de Ondcrdaanen niet langer van de Posfesfie , om buiten Appel te wyzen Jouisfcren, als tot dat het den Souverain behaage, uit zyne Souveraine Magt, ceu Collegie in Appel over dezelve te Ordonneeren. Aan-  C 137 ) Aangezien fehrandcre Regt«geleerden voor lange hebben gereflefteert, dat er geen Prafcripiie tegens den Souverain of van regten aan de Souverainiteit behooreirie , ten behoeve van Onderdaanen vallen kan. ViJ. Barbeyraci Sur le dit .Pasfage de Grolitts, en dat over zulks geen Pra-fcriptie van eenig Jurisdictie kan verdaan worden plaats te hebben, dan alleen Refpectu Civium AUorumqiie Magiftratuumqut fic fic quidem effectum, jfuris liabeat fèfpe&u Principis v: Hub: ad tic: ff. de Jurisdiction. p. 2. § 9. Dethalven vindt men zig verpligt eens nader te befchouwen , hoedanige invloed de Souverain in het gemeen op de Jurisdictie heeft, of wel hoedanig de Jurisdictie als een pars fummi tmpèrii moet befchouwd worden. Puffendorf brengt daar toe, in Trnct. de Jure N. & G. Lib. 7. c. 4. n. 4. Lites civium cognofcerc £? dccidere fingulorumque faéla, qua legibus contraria argmtntur exaluiuare, ac peenam legibus conveuienicm diêtitare. Dit nu gefchiedt door den Souverain, zoo die niet per fe oordeelt. Eerftelyk door het aandeden van Magiftraatsperfoonèn, of Regters tot het adminidreeren van de Juditie, en het maaken van fchiklringen en Wetten op het poinct van de Juditie , judicioruiii cnim conftituiio c? ordinatio fine dublo efl juris publici &? Majeftatis. Hub. de Ju:, civ. L. 1. fect. 3. cap. 6. n. 74. Adeo ut poteftas creandi Judices fnpremos femper maneat pciics fummam pot efl at cm, ib. cap. 8. n. 53. K 4 Ten  C 138 ) Ten twede, in de judicatuur in het hoogfre reslbrt, die van de Souverainiteit onaffcheidelyk aangemerkt word by alle Regts DD. Vide Grot. de jure b. & p. Lib. 2. c. 4. §. 13- Hub. de jur. civ. L. 1. feft. 3. c. 6. n. 75. Hertins & Barbeyrac: ad Puffend, de jur. N. & G. Lib.7. c.4.§ 4. Ten derde, in het Jus avocandi certas eau/as ad cognitionem Principis, waar van de Heer Hub. de jure civit. L. 1. feft. 3. c. 6. n. 77. & rap. 8. n. 53. getuigt, &> fi eo rarius utantur Principes boni, feparari tarnen penitus è fumr.mpoteftate non pof e: addatur de lieerde Groot, in de Hollandfche Confult.IIde lilde deel, Confultat. 326. n. 4.5, De Heer Barbeyrac, op de boven aangehaalde plaats van Puffendorf, brengt hier Ten vierde toe, Le droit de faire gr ace aux coupables lorfque quelque raifon futiliti publique le demande. Waar door men dan ook ten dezen in confideratie kan neemen alle zoodanige restitutie, die by de Uitleggers der befchreeven Regten geleerd word alleen aan den Souverain te behooren , en dewelke reftitutio grati.e , in tegenftelling van de reftitutio juftiti* , fubalterne Regters en Magiftraaten competeerende, benoemd word. Om nu uit het voren geavanceerde te zien, hoedanig het met de Jurisdictie der Stad Utrecht, onder de tyden der Bisfchoppen gelegen is geweest, zoo zal het befluit of dat deel van de Souverainiteit, het welk in de poteftas judiciaria beflaat, over de Stad, by de Bisfchoppen, of by de Stad geweest is, niet moeilyk optemaaken zyn uit de volgende confideratien: Foor  C 139 ) Voor eerst, dat niet de Bisfchop heeft aangedeld de Perfoonen, 86. Gr. Utr. Plac. 2. d. p. 523. De questien over de redemtie van vaste goederen voor ongelden gedecreteert, moeten volgens Ordonnantie vaa 17 Auguftus 1677. CJSA Utr. Plac. 2. d. p. 505.) ten reguarde van vaste goederen onder de Jurisdictie van Stad en Steden geleegen, by de Heeren Regenten derzelver finaal gedecideert worden. Eindelyk tot betoog, dat de Heeren Staaten de refpective Geregten vnn de Stad en Steden zoo verre in haar geheel, ten aanzien van de Judicatuur, in dit poinct hebben willen Jaaten, dat hoogstdezelve noch door zig, noch door eenig Collegie aan Hun Edel Mogende gefubordineert, eenige kennisfe, in wat cas het ook zy, hebben willen neemen van het geen by de refpective geregten, in materie van de gemeene middelen, geweezen wierd, dient de Refolutie van 4 July 1708. Gr. Utr. Pkc. 2. d. p. 648. waar by in cas van  (211 l) vari fmökkelary' Stad en Steden het regt gegeeven is, ofn de fiaokkelaars te bannèn uit de geheele Provincie. Maar boven al is ten deeze merkwaardig, dat 's Lands Wetten niet alleen de Cognitien over frauden en contraventien gepleegd binnen de Steden en Vryheden, aan de Geregten aldaar laaten, zonder ergens mentie te maaken van Appel, maar dat dezelve een diep ililzwygen van 't Appel, houden op die pasfagien, waar in de Wetgeever de manier van,procedeeren in cas van de gemeene middelen reguleert. Men behoeft, om van het een en ander overtuigd te zyn, flegts in te zien de generale Ordonnantie raakende de Pagters , haare Borgen en Medelanders , Collecteurs enz. van den 9 January 16+7 Art. 25. Gr. Utr. Plac. 2. d. p. 657. Item de Ordonnantie op de Bieren 13. July 1632. Art. io3. Gr. Utr. Plac. 2. d. p. 673. Item op den Impost van de Wynen van den 22. December 1630. Art. 43. Gr. Utr. Plac. 2. d. p. 69r. welke geen twyffel overlaten; dat 'er geen Appel imaginabel kan weezen, niet alleen uit het ftüzwygen nopens het Appel, maar ook daaruit, dat het gewysde van den Geregte dezer Stad niet onduidelyk word aangemerkt als de zaak uiterlyk te terminëren. Behelzende de Dispofitie, in het Art. van de meergemelde Generaale Ordonnantie voorkomende : dat by bevind van eenige fraudes de Pagters die zullen aanbrengen en indien de indiciën en circuinltantien by.huu van bet gepretendeerde te vernaaien by den Regter pregnant bevonden worden■ &c. den Pagter daar in provifioneel zal geloof gegeeven, en partyen daar op gecondemneert worden, by provifie de P boete  ( ) boere daar toe (taande, te namtifeeren onder Hun Edel Mogende of de Pandverkopers van den Geregte der Stad en Steden refpetlivelyk, behoudens dezelve partye na de confignatie zyn Regt van defenfie, het welk hy in agt dagen daar na gehouden zal zyn te inflitueeren , op poene, dat hy als dan van zyn Regt zal verlieeken zyn enz. en voorts, dat in cas van oppofitie binnen den voorfz. tyd, daar op fommarie zal geprocedeert worden, en de zaak de plano afgedaan worden, en indien beweezen en bevonden word, partyen ten onregte beklaagd en tot zyn onfchuld by provifie gccondemnecrt te zyn , alle geconfignecrde boetens zullen worden gerestitueert, en die Pagters gecondemneert den oppofant te refnndecren , en goed te doen , alle kosten daarom gedaan , boven en behalven een amende van 200 Galden enz., maar indien de redenen van oppofitie by den Regter niet fuffifant genoeg gevonden worden , zoo zal de oppofant zyne geconfigneerde boete kwyt zyn, en gecondemneert worden in dergelyke amende enz. Koomende hier niet alleen de minfte mentie van appel niet voor, maarblykendc ter contrarie, dat het gewysde in d'oppofitie by dien Regtcr voor wien het cas van oppofitie geventileerd worden moet, het uiterlyke zy. En wie is die Peegter, voor wien hot cas van oppofitie of de defenfie ten principaal moet geïnflitueerd worden? buiten alle twyfel, zoo volgens de eerfte regels van regten en praftyk, als volgens de uitdrukkelyke woorden van gemelde Articul, geen onderfcheide Regter in deeze te kennen gevende , die Regter , die de provioneele fententie tot namtisfement geweezen heeft; die wederom geen ande. re zyn kan, dan dezulke, onder wien de boete genamtifeert moet  C 213 ) moet worden, mmelyk' Hun Edel Mogende en der Geregten der Stad en Steden refpectivelyk. En in wat refpeet kunnen die onderfeheiden Colk-bn Van Judicatuur anders voorkomen, dan met relatie tót hél diflrict van ieder derzelveu ? Daar in het volgende 26. Art. ten aanzien van alle Contraventeurs tegens eenige Ordonnantie op de gemeene middelen , geftatueert word dat zy voor de eerfte reize zullen gemulfteert worden , conform de Ordonnantie en Ariïcu- ' len, waar tegen zy zullen hebben gepecceert; ten twedemaal in het dubbel van dien; en ten derdemaalen geftraft worden .arm den Lyve met bannisfement, of anders ter dfc cretie van de refpective llegters NB. elk in zyn diftricl. Of alles zal op Iosfe fchroeven moeten ftaan [ of dit vooren ftaande noet ten duidelykfte eviuceeren, dat riaar's La ius wetten in materie van fraudes alleen ecu Regter bekend is, Wiens gewysde ook het uiterlyke is, en dat om dien Regter te kennen, blootelyk dient gelet, wie ifhmediate Regter in dat diflricl , en de Judicatuur in cas Van gemeene middelen gedéferëërt zy of competeere, en zulks de Geregten in dê Stad en Steden, en Hun Edel Mogende met relatie tot her platte Land. Het aangehaalde Art. der Ordonnantie op de Bieren NB. vallende binnen de Stad Utrecht, even dezelve maniere van procedeeren voorfeh-yvende, adftrueert de gefundeerdheid van deeze obfervatie nog nader, verwisfelende de benaaming van Regter in de generale Ordonnantie voorkomende, met die van Geregte, en Geregte dezer Stad. p 2 Hoe.  Hoedanige benaamingen van Geregten , en Geregte dezer Stad ook gevonden worden Art. 40, van de Ordonnantie van de Impost op liet Gemaal gearrefteert den 10 Mai 1627, en meermalen gerenoveert. Zie Gr. Utr. PI. 2. deel p. 727, & feqq. alwaar dezelve manier van procedeeren, in gelyke bewoordingen word voorgefchreven. Men voege bier by, dat in de Ordonnantie van den Impost op het Dienstbooden Geld van den 16 February 1700. Art 8. Gr. Utr. PI. 2. d. p. 892. word vastgefteld , dat de calange daar van NB. ten reguarde van de Opgezetenen ten platten Lande zal moeten gedaan worden voor Hun Edel Mogende Ordinaris Gedeputeerden , en in de Stad en Steden voor den ordinaris Regter , zonder dat buiten dit gedisponeerde het welk de eerfte inftantie raakt, van eehfgc faculteit der Heeren Hun Edel Mogende Ordinaris Gedeputeerden, om in appel over Vonnisfen van de laatst gemélde ten deeze refpeéle te wyzen, iets word geinen tioneerd. De ordre, waarna de Officieren van Stad, Steden en Lande van Utrecht, zoo in het doen van haare rekeningen, als ia het exerceeren en bedienen van haare Ampten refpective, gehouden zyn, hun lieden te reguleeren van den 23. Juny 1653, te vinden Gr. Utr. Placaatboek 2. deel p. 1066, behelst Art. I. 2. 3. 4. een Reglement van procedeeren, ten aanzien van a'le civile boeten en breuken in 't gemeen; Onder welke buiten contest meede behooren de boeten ter caufe van contraveutien van 's Lands Placaaten op de gemeene middelen. By  (215) By dezelve Ordonnantie word wel gedisponeert nopens het procedeeren in de materie daar by vermeld, zoo by provifie, als ten principaal, maar van eenig appel is daar, zoo wel als elders, een diep fiilzwygen. Ten vertooge , dat geene provocatie in deze Provincie van eenige boeten, evenveel waar uit ipruitende, kan gehouden worden, door eenige dispofitie van 's Lands hooge Wetgever gepermitteert of geintroduceert te zyn, als ten eenemaale onbekend zynde. Eindelyk komt by dit alles nog dit, het in het algemeen bekend te zyn , dat het appel, gelegenheid gevende tot protraftie der proceduuren, dan voornamentlyk by de Conflitutien van verfeheide volkeren is gelimiteert, wanneer de protraftie der proceduuren ten hoogfte tegens het publique intrest ftrydende word aangemerkt, Geen appel nu in cas van gemeene middelen by 's Lands wetten, zelfs niet in het voorbygaan wordende gemeld, en in tegendeel alle vigilantie promtitude enz. den Regteren en Officieren, en dit nominatim zonder langduurig trainisfetrient van proceduuren, zoo foigneus telkens by 's Lands Souverain wordende aanbevoolen, wat fchiet 'er dan over, dan vast te ftellen , dat in dusdanigen Burgerfiaat geen appel ter zaake voorfchreeven bekend is. Van welke gemelde foigneufe aanbeveeling ook in de gezegde terme, derzelver Ordonnantie op de Wynen van den 31 December 1749 waar uit de Perfoon van G. Egeling is gecalangeert en gecondemneert geworden , Art. 65. een bewys uitlevert, om van de Ordonnantie op de Impost van P 3 de  C ) de Rook- en Snuiftabak van den n Auguftus 1751 Art. 33. en anderen te zwygen. En indien men tegen alle gezonde idees het voorgeftelde, hoe folide het ook zy, nog zoude willen onderneemen, met eenige twyfcl te bezwalken , zoo kan ook nog ten deezen geallegeert worden, dat de Stad voor weinig jaaren ecnigcrmaate moet gerekend worden afpand van haare particuliere Stads Accyvfen, ten behoeve van de Provincie in het gemeen (immers zoo lang de fchikkingen daaromtrent gemaakt conrinueeren) gedaan te hebben, voor zoo verre dezelve thans mede, en in eene masfa met de provintiaale middelen worden gecolhcïeerd of in admodiatic gegeven. Nu hebben de Heeren Gedeputeerden nooit geiuftineert eenige Judicatuur in appel ten aanzien van de particuliere accynfen der Steden. Integendeel blykt uit de notulen derzelver Heeren, in dato Mercurii 10 Juny 164Ö, dat by Hun Edel Mogende niet in één fiegts, maar in vier diverle zaaken, op zekere exceptie by eenen Jacob Cornelisz. Breugel, Pagter der Stads Accya'fen te Wyk, de zaaken tegen denzelven Pagter geëntameert , hebban gerenvoyeert aan den Geregte der Stad Wyk, en afgedaan de verleende furcheance, en dit dewyl uit de irdpectie der fententie te zien was, dat dezelve was provifie ook NB. rakende Stads Accyns. Gelyk by welgemelde Heeren Gedeputeerden op de remon'rantia der Regeerders van Wyk ten zelve dage overgeleverd ter zaake voorfz. , fustineerende, dat Hun Edel Mo-  ( "7 ) Mogende haar nooit hadden bemoeit met de voorfz. Stads Aecynfen , veel min haar eenige dispofitie of Judicatuur over dezelve hadden aangematigt, nog ook-de Judicatuur over dé fraudatie van dezer Stads Aecynfen , het zy by appel of anderzins, de Heeren Gedeputeerden van deze Hun Edel Mogende vergadering nooit was gedefereert, en verzoekende , om deeze en veel andere redenen by voorfz. remonftrantie zeer wydlopig verhaald: dat Hun Edel Mogende gelieven wilden , dezelve geinterponeerde appellen van de hand te wyzen , en partyen te renvoyeeren aan dezelve Heeren Regeerders, hunne wettige Magiftraat, is geappoïncteert geveorden , dat zy Heeren Gedeputeerden genegen zynde, de Remonfiranten in haare Regten en Jurisdictie te maintineeren, partyen refp. uit zaake en van wegens de appellen, en dit om redenen, by die remonltrantie wydioopig gededuceerd , hebben gerenvoyeert aan den Geregte der Stad Wyk, en afgedaan de refpective furcheances , dien aangaande verleent. Is het nu in confesfo, gelyk uit het gemelde appoinct der Heeren Gedeputeerden blykt, dat de Steden, althans ten aanzien van haare particuliere Aecynfen , het regt gthad hebben van zonder eenige provocatie te wyzen. Wat apparentie kan 'er dan zyn? dat de Stad Utrecht die Stads Aecynfen aan Hun Edel Mogende zouden hebben afgeftaan om met en benevens de Provintialen gecollecteert te worden, indien, dezelve daar door de Provintiale middelen ingelyft wordende , de zaak deswegens dit gevolg moest hebben , dat de Stad gerekend wierd zig van een merkelyk gedeelte van haare Jurisdictie by arrest en zonder eenige provocatie te wyzen , te hebben ontdaan en ontzet? P 4 Na-  ( w-8 > Nademaal nu de Stad niet !;an gezegd worden, dusdanig eminent regt ten aanzien van haare Stads Accynzen te hebben afgedaan , terwyl alle renuntiatie ftrictte interpretmionis is, £sf neiuo fuum ja&are temere prafumitur , en dit egter abfoluut zoude volgen , en ook niet anders volgen kan , wanneer de Stad voorheen ten opzigte van de Proviutiale middelen en impofitien van haar regt van abfoluute Judicatuur verdaan wierd volkomen te hebben afgedaan, zoo is veeleer uit de afdand en combinatie der Stads aecynfen dit beduit op te maaken, dat de Stad van haar regt van Judicatuur in de Staaten middelen ook nooit heeft afgezien. Dit behoeft ook niet nader geindageert te worden , nadien nog de Heeren Gedeputeerden , nog de Heeren Edelen ia hunne refpeftive Refolutien , rakende de zaak van G. Egeling boven gemeld , een Art. uit de voorfchreve Indruftje der Heeren Gedeputeerden of uit eenige andere wet dezer Lande hebben aangeweczen , en (zoo de Raad daaruit met alle fiducie afneemt) hebben konnen aanwyzen , waar by de judicatuur invoege gezegd, aan welgemelde Heeren zoude zyn gedefereert en alzulks de Stad haar aloude regt in dit opzigte zoude hebben afgedaan. Welgemelde Heeren beroepen zig eeniglyk daarop, dat van de anderen Steden der Provintie buiten tegenfpraak appel in zaaken, de gemeene middelen raakende, plaats heeft, dat niet en blykt, waarop het onderfcheid tusfehen het Geregt der Stad Utrecht en dat der andere Steden gefundeert is, en eindelyk dat meer dan eens in zulke zaaken te vooren appel van den Geregte gevallen is. Hei  ( 219 ) Het eerfte aangaande, raakende de Steden, kan geenzints (trekken tot een bewys, dat het appel ia cas quefticus aan de Heeren Gedeputeerden by derzelver inftructie of eenige uitdrukkelykejwet, zoude gedefereert zyn, immers daar 'er twee Collegien van Judicatuur, dezelve Souverainiteit onderhevig, de een van de anderen by praefcriptie eenige exercitie van Judicatuur kan verkrygen , [dog zoo, dat het aldus verkreegene, als boven vertoond, voor den Souverain verkregen wordende, tot deszelfs dispofitie ftaat] kan uit de bloote exercitie van Judicatuur, van 't ee^i Collegie boven het ander , niet worden afgenomen , dat de voorfz. Judicatuur by het fuperieure Collegie eeniglyk uit kragte van deszelfs inftructie geëxerceert word. En dat ten deeze de provocatie aan de Ede) Mogend? Heeren Gedeputeerden van de Steden niet valt uit kragte van derzelver inftructie of andere wet, maar dat het zelve regt, van welgemelde Heeren, een andere fource heeft, is buiten bedenkelykheid. Eensdeels om dat, als gezegd, by dezelve Heeren geen een ariikul uit de inftructie of andere wet word geproduceert, waartoe men de voorfz. Exempelen van de Steden relatief maakende, door middel van een interpretatie ufualis kan fuflineeren, tot het appel geregtigt te zyn. Anderdeels, omdat het zoo wereldkundig is, de fource, waar uit welgemelde Heeren zoodanig regt met betrekking tot de Steden exereeeren, een geheel andere te zyn, dan de inftructie dezelve voorgefchreven, of eenige uitdrukkelyke wet, dat de Heeren van Amersfoort, Rhenen en Wyk, in zekere nadere deductie Anno 1714 gezonden aan deHeeP 5 ren  C 220 ) ren Staaten, totidem Verbis pjfeeren, dat de opgemelde Regeerders NB. bewilligt hebben , dat de vonnisfen van Hun Edel Mogende verpagtingen over de Contraventien binnen hunne Steden gepieegd, by provocatie in appel voor Hun Edel Mogende Gedeputeerden zouden worden gebragt. Wr.ar uit dan ten klanrften volgt, dat, zoo men al eens de Stad, de regten van abfolute magt, ten deeze hier vooren onwederfpreekelyk geé'vinceert , wil contefleeren , en haar in dit opzigt, met dusdaanige Steden gelyk ileilen , dan nog niet uit die fource, waar uit welgemelde Hoeren , dit hun gezag over de Steden eeniglyk moeten afle'den, tot betoog van gelyk gezag over de Stad iets kan befloten worden. En dus nog minder, geconfidereert de zoo veele hier voor verhandelde poincten, waar in de Stad zig de abfolute magt na de erectie van de R.ep. ten duidelykflen betoond is behouden te hebben , en waar door dezelve althans nu zoo verre boven die Steden emineert, dat de Heeren Gedeputeerden zelve, wanneer Haar Ed. omtrent deeze regten zig nader zullen hebben gelieven te elucidecren, zoo vertrouwd word , zullen moeten avoueeren, dat zy zie; ccnije derzelvcn arrogeerende, zaaken zouden onderneemen, en befluiten het regt van een der Staaten Leden raakende , direct contrarieerende aan de Inftructie Haar Ed. voorgefchreeven. Wat voorts de Exemplen aangaat, waarop zig de Heeren Ordinaris Gedeputeerden tot flaaving van haare gefuflineerde Judicatuure in deeze zouden mogen beroepen, de Raad der Stad  (2"; Stad vertrouwt, dat op de voorige betoogde gronden behoorlyk reflexien genoomen zynde, haar aflland rebus & facits niet kan beweezen worden. Eerst door zoodanige voorbeelden , waar uit alleenlyk blykt, van de Heeren Gedeputeerden citatie in cas d'appel verzogt en verleend te zyn , zonder dat het verdere gevolg in die zaaken kan worden sangeweezen. De natuur der zaake zelve leert notoir, dat dusdanig een bloot appoinétement der Heeren Gedeputeerden niet genoeg is tot betoog , dat dezelve H. H. ilegts in de bloote posfesfie zoude zyn van by appel over de gewysdens van den Geregte deezer Stad te jugeeren, veel min tot bewys van een afftand, die de Stad van haare regten in deeze zoude gedaan hebben: De Regts DD. merken te regt aan , dat alle renuntiatio ex rebus & faSlis evident behoort gedeclareert te worden, door a&us privilegio directe & in vniverfum Contrarii Voet ad tit. ff. de Conftit. princ. §. 22. en het niet vervolgen van het appel doet billyk denken, daar toe oorzaaken geweest te zyn , die niet minder dan een toeftemming in het verleende appel van wegens de Stad infereeren. Nog ook ten tweeden door voorbeelden gehaald uit zuïke tyden, in welken de Leden van Staat ook andere magt en auftoriteit over de Stad exerceerden , en waaromtrent betoogt is, dat dezelve Leden naderhand hebben begreepen, dat de Stad daar door niet konde gehouden worden geprejudiceert te zyn ter zaake zy zelfs zonder contradictie aangezien hebben, dat de Stad die weder na zig nam: Want  ( 222 ) Want gelyk de voorftemmende Leden nier door taclte hebben.erkent, dat haare exercitie van eenige der Stags Hegten geduurende vorige tyden hun geen regt daar toe geven konde, nog de Stad prejudiceeren , zoo zal het zelve ook omtrent alle des Stads Regten moeten gelden. En het is notabel, het geen de Notulen van de Heeren Gedeputeerden op Mercurij 17 September 1634 opleveren. Op de Requestc van Claas Adriaans van Ros/uw, Burger der Stad Ui recht, verzoekende jegens die fententie van den Geregte der Stad Utrecht in dato 9 Augufius, nopens den Impost van een Pyp IVynmocr gewcezeu tot zyn agterdcel, in appel ontfangen te worden, met die claufule van inhibitie ten minfte furcheance, tot dat Partyen gehoord, anders gf disponeert zoude zyn, is gerefolveert, dat men door misfive verzoeken zal berigt van den voorfz. Geregte, elvoorens in die zaake ietwes te dispouceren. Die nadere onderrigtinge uit alle omflandigheeden by de voorfz. Rerfolü'.ie voorkomende, niet anders konnende begreepen worden, dan te verfeeren omtrent het regt der Stad het appel in deeze concernerende, zoo moet het verzoeken van berigt alvorens ietwes te disponeeren , ten klaarden overtuigen, dat althans toen het gezag der Heeren Gedeputeerden ten deeze noch uit de inftructie van welgemelde Heeren, noch uit in vroegere tyden voorgevallene zaaken buiten fpeculatie geweest is. Nog minder ten derden zullen de Heeren Gedeputeerden eenig voordeel ten betoog van des Stads afftaud in deezen kunnen eliciccren uit dusdaanige gevallen, waarin van Stadswegen, even als nu, des Stadsregt tegens haare Burgers, die in  ( 223 ) in gevallen als deeze ondernomen hadden te appelleeren, ij gemaintineert geworden. Als welke gevallen, in tegendeel alle renunciatie van Stads Regten ten kragtigfte uitfluiten en de gronden , waarop welgemelde Heeren zig eenigiyk kunnen fundeeren, geheel everteeren. Zoo blykt het, dat het Geregt.den 8 Mei 1706 appel geweïgert heeft te deffereeren van haar sppointement ten voordeele van Willem van Groeneveld, Requirant Contra den Pagter Bogaard C. S. gerequireerde, waw by deeza was gecondemneert kost en fchadeloos te reffitueeren zekere mande met ftoffen, te onregt op fuspicie van gefraudeerde Brandewyn aangehaald. Wanneer men deeze drie foorten van voorbeelden uitzondert, welke uitzondering op de billykfte redenen gegrond is, en daar en boven in agt neemt, dat boven betoond is uit de onderlinge verpligting der Leden, dat geen renimtiatie of afzieninge ex rebus & fa&is de Stad anders nadelig kan zyn, dan die afgenomen word uit het geen door alle tyden heen dagelyks met welweeten en gedoogen van de Stad gefchied is. En dat integendeel met opzigt tot die voorbeelden, waarop de Heeren Gedeputeerden of de Heeren Edelen het oog mogten gehad hebben, groote reden is, om vastteftelien , dat de Vroedfchap daar van geen wetenfehap gehad heeft * veel min zulks heeft geadvoueert. ; Pan vertrouwt de Raad, dat de gevallen, waar op de Hee-  ( 224 ) Heeren Edelen het oog mogten gehad hebben, tiullo mode zullen kunnen bevonden worden het regt der Stad in deeze te kwetzen; En wat er ten deeze van zy, dat het gefustineerde regt van de Heeren Gedeputeerden afgenoomen zoude konnen worden uit voorbeelden dagelyks en door alle tyden voorgevallai , is genoegzaam aftemeeten uit het voor geallegueerde aveu, zoo van den Hove als van de Heeren van de kleine Steden, de Jurisdictie van het Geregt deezer Stad by arrest even zeer in opzigt van de gemeene middelen als andere Crimineele zaaken voor notoir en inconteflabel houdende. Eindelyk zal ten aller evidentie al het by dit point gededuceerde , en byzonder ten reguarde van de abfolute Jurisdictie der Stad, raakende het poinct van de gemeene middelen , moeten vast fiaan uit het aveu der Heeren Staaten ineermaalen gedaan en laatftelyk in de generaale Ordonnantie van 1686. Art. 132. vervat vid. Matth. de Jure Cl. C, 35, A 56>. Dit Articul luidende aldus : Ende om de Executie der Staten Penningen te meer te vorderen, hebben die van de Stad Utrecht geconfenteert, dat de Exploicleurs van nu voortaan haare executie zullen mogen doen binnen de Stad en Vryheid van Utrecht en op de Burgers en Inwoonders van dien , onverminderd nogtans de voorfz. Stads Privilegiën en geregtig'teden, en dezelve blyvende anders in haar geheel, eviuceert ten duidelykfte. 1. Dat de H. II. Staaten, erkend hebben dat de hooge Sou-  C 225 ) Souverainiteir Hun Edel Mogende over de Provincie competeerende, door des Stads geregtigheden over de Stad gelimiteert waren, en dit wel zoodanig, dat Hun Edel Mogende op zig zelve, zonder overgaave van de Stad, geen gebruik konden maaken van het Imperium Eminens in een cas, waar in de Wettigheid van het gebruik van het voorfz. Imperium jegens particuliere by alle Regtsgeleerden buiten Controverfie ftaat: Ten gevolge wederom hebbende, dat de Stad ten deezen opzigte met relatie tot Hun Edel Mogende niet hebbende kunnen aangemerkt worden, als een privata perfona (gelyk notoir ieder ten aanzien van den Souverain is) dan ook in dat zelve opzigt van de Abfolute magt geregtigd is te jouisfeeren. 2. Dat gemelde Limitatie in 2ig vervat, dat de executie van zaaken, gemeene middelen concerneerendc, niet is by Hun Edel Mogende, maar by de Stad; Dewyl nu de poteftas executiva niet geheel en al kan afgefcheiden worden , noch van de poteftas legiflativa, noch van de Judiciaria, (als welke beide zonder eenige magt van executie van geen kragt zyn) zo zal evident blyken uit het voorgeftelde, hoedanig en de legiflative en de J.udiciaire magt den Heeren Staaten, in zaaken van gemeene middelen competeerende , over de Stad moet aangezien Worden; Edog ten einde uit het Confent der Stad ten deeze geene overgaaf van Jurisdictie mogte afgenoomen worden , zoo Zal te letten fiaau, dat de Stad door het voorfz. Confent niet  ( 226 ) riet alle poteftas executiva, veel min eenige Jurisdictie iö Caufis Contentiofis gemeene middelen rakende geabdiceert heeft, Aangezien i. het Confent by het 132 Art. bovengemeld, zo als uit deszelfs reden ligt te zien is, als meede uit de Concatenatie van het 122 en volgende Art. eeniglyk zyn relatie heeft, tot zodanige rellanten als de Exploifteurs by bovengemelde Ordonnantie bevoegt zyn by parate executie te innen, en welke binnen de Stad en over de Burgers en Inwooners te executeeren vielen , Zonder dat dierhalven het zelve Art. kan geëxtendeert worden tot execuiien van Sententien jegens Inwooners der Stad gegaan, en veel min nog tot overgaave van Jurisdictie deswegens; Hebbende Hun Edel Mogende zelve by Refolutie van 20 Jannuary 1704 op het verzoek van Jacobus de Groot, Pagter op het Dienstbodegeld , tot Interpretatie van dat 132 Art. gedaan, verftaan, dat de Pagter zig zoude hebben te reguleeren naar de Ordonnantie en in cas van questie afwagten de decifie van den Regter, Waar door in de Ordonnantie van Hun Edel Mogende altoos verftaan word den Ordinairen en Domiciliaren Regter,' blykens by de Ordonnantie op de Wynen, van den 22 December 1630. Artikel 43. van den 15 January 1639 Art. 18*. 19. van 20 January 1648 Art. 63. 64. 65. 68. 70. Zoo als ook Hun Edel Mogende wyders op de Requeste van Fr. W. V. Faikenhain, Heer van Vuilkop, fustinee- ren  C 227 ) rende bezwaard te zyn by een fommatie tot betanüng van het Dienstboode Geld, door den Exp'oicïeur Verkroost gedaan , en verzoekende wegens zyn uidandigheid eenige maanden Surcheance tot zyn retour, aan den Suppliant wel hebben geaceordeert, Surcheance voor den tyd van drie Maanden , edog zig geenzins de kennisje over dat gefustineerd bezwaar by de fommatie aangetrokken; maar in tegendeel getoond te verftaan, dat de Cognitie en Judicatuur daar van eeniglyk den Geregte der Stad competeerde, wanneer hoogstdezelve dadelyk ter zeiver Vergadering op de Requeste van de Erfgenaamen van C. de Haas, fuftineerende iusgelyks bezwaard byeene fommatie ter zaake voorfz., en dat zy wegens het Dienstboode-Geld aan den geweezen Pagter van Groeningen niets fchuldig waren , en verzoekende mits dien van de overlevering en fommatie bevryd te zyn, en in cas van Deliberatie inmiddels Surcheance, hebben gelieven te appoincteeren, de Staaten renvoyeeren den Suppliant aan den Ed. Geregte der Stad Utrecht, blykende van het een en ander by de Staaten Notulen van den 8 April 1730. Gelyk dan ook per fe evident is, dat de St.td door het voorfz. Confent de Jurisdi&io Contentiofa in deeze materie geenzints geabandonneert heeft, dewyl de Heeren Hun Edel Mogende Ordinaris Gedeputeerden op dat fundament nooit hebben gefustineert, dat zy ter eerfte inftantie binnen de Stad en over de Borgers en Ingezeetenen zouden mogen wyzen, Terwyl in tegendeel verfcheide bewyzen voorhanden zyn, dat de Heeren Gedeputeerden by voorkomende gelegenheden de zoodanige, die tot verkortingen van Stads regQ ten  ( 228 ) ten het officium van welgemelde Heeren kwamen te imploreeren , van de hand geweezen hebben. Gelyk dit uitwyzen de Notulen van den 27 Maart 1735, waar by blykt, dat op de Requeste van den Commies van Microp, fustineeVéndé door een fommatie van den Pagter van het Paardengeld bezwaard te zyn , vermits zoo veel Paarden, als de Pagter pretendeerde, niet had gehouden , en verzoekende mits dien Haar Edel Mogende appoinctement daar by Haar Edel Mogende beliefden te verftaan, dat den Suppliant met de betaaling van den Impost van twee Paarden van plaifier, over den jaare 1722. 1723. als ook overliet voor halfjaar 1724, en dan voor het tweede half jaar 1724 voor drie Paarden van plaifier zouden moogen voldaan , is geappoincT:eert, de Gedeputeerden renvoyeeren deeze aan den Edele Geregte der Stad Utrecht, zyr.dè even het zelve appointement ten zelfde dage gefteld op het Reqvrest van Adr. van Renswoude, fustineerende geen Dienst» bodegeld verfchuldigd te zyn , aan den Boedel van Jan van Groningen, geweezen Pagter, tot welkers betaaling hy egter was gefommeert &c., verzoekende mits dien, dat Hun Edel Mogende geliefden te verftaan , dat de Suppliant om redenen , geen Dienstboodegeld verfchuldigd was, en in cas van deliberatie furcheance van de gedaane fommatie. Nu autem indien het confent van de Stad voornoemd, de afftand van die Jurisdictie kon gehouden worden te involveeren , zoude dusdanige Jurisdictie geheel en al op dè Heeren Staaten zyn overgegaan, en het Geregt deezer Stad in dusdanige materie incompetent zyn geworden. Ten overtuigende blyke hoe zeer de extenfie van dit confent  C 229} fetït tot' eenig abandon van Jurisdictie tegens alle gezonde Idéés en tegens de interpretatie, die liét gebruik aan dat -confent gegeven heeft, (gezweegen van de tókte natuur van alle renuntiatien en de claufule, waarmede dat confent bevonden word geclaufuleert te zyn) zoude aanloopen. 2°. Kan evident blyken , in dat poinct, waar toe het confent ligt, de Stad zig niet zoo zeer van eenig poteftas executiva ontdaan, en die aan de Heeren Staaten getransfereert, als wel zig blootelyk geè'ngageert te hebben , om ten dienfte en oorbaar van den Lande haare poteftas executiva door der Staaten Exploicteurs-te zullen exerceeren, Alzoo dit 132 Art. van de Ordonnantie van 1686. geen nieuw regt contineert, maar ten tyden die Ordonnantie in de waereld quarh, de Exploicteurs reeds gewoon waaren de Staaten penningen binnen de Stad in te vorderen, zoo dat het 132 Art. niets anders bevat, dan een continuatie van het vorig verleend confent, of eene confirmatie van de wy ze, waarop dé Exploicteurs gewoon waaren Staaten refian* ten binnen de Stad te innen. Toonende de Ordonnantiën van den 20 Juny 1643. Art. 34 en 3 Juny 1682. Gr. Utr. PI. Boek 2. d. p. 481. en 511. aati, dat het gemeld confent voorheen was geclaufuleert met een mits; van het agtervolgen der Ordonnantie van de Staet op het executeeren gemaakt. Item dat de Exploicteurs niet alleen op het bloot coiifent van de Stad, in de Vergadering van Hun Edel Mogende ingebragt, maar op eene fpeciale auctorifatie van de Stad, binnen dezelve executeerden, O. 2 Waar  ( 23° ) Waar uit manifest is, dat in welke gevallen ook de Exploicteurs thans de executie van de Staaten penningen binnen de Stad en Vryheid, en over de Borgers en Ingezetenen van dien doen , zy zulks doen , niet alleen uit een confent van de Stad , maar ook uit eene fpeciale auctorifatie van dezelve, in de voorleden Eeuw op de Exploicteurs verleend. Uit kragte van welke auctorifatie zy dan aan te merken Zyn als haare executie, ten behoeve van den Lande, op last of uit het mandatum van de Stad doende, en dus in der daad als executores of viatores in deeze van de Stad, naar welkers fpeciale auctorifatie zy verpligt zyn zig te reguleeren , Zulks het bloot confent der Stad, ten einde de Staaten of Exploicteurs haare executie doen zouden binnen de Stad , &c. niets anders inderdaad involveert, dan een engagement van de Stad, om tot de Executie, haar uit kragte van haare abfolute magt competerende, den dienst der Exploicteurs te zullen gebruiken. Met al het welk dan buiten alle gegronde contefiatie gefteld is, dat de Stad, wat de Judicatuur in cas van gemeene middelen aangaat, moet verdaan worden, haare oude eminente regten bewaard, en over zulks deswegens geene provocatien hoe genaamd , gefubordineert te zyn , en meede het tweede Poinci volledig afgehandeld hebbende, treed men eindeiyk toe tot het Derde. Ten opzigte van het welke men meint, dat zeer weinig zal behoeven gereflecteert worden, Want  ( 231 ) Want in de twee voorige Poinften , zoo vertrouwt word, manifeftelyk aangeweezen zynde, dat de Stad ten aanzien van de Jurisdictie in het poinct der questie de abfolute magt competeert, en ai zulks in deeze de Hooge Souverainiteit van de Heeren Staaten dezer Provintie met relatie tot de Stad gelimiteerd is, Zoo moet ten kiaarite blyken, dat de handelwyze van G. Egeling, waar door hy des Stads abfolute magt in deze contrarie de regten derzelve, aan welke hy, als zyne wettige Overigheid eeniglyk by Eede verbonden is , niet alleen in controverfie getrokken, maar zelfs ook daadelyk gevioleert heeft, alzins corrigibel is. Niemand dog kan twyfelen of een onderzaat verpligt zy het hoog gezag van zyn wettige Overigheid te erkennen, en zig te weerhouden van alles, waardoor hetzelve eenigzins gequecst worde, mitsgaders of in dit geval de wettige Overigheid geregtigd zy tot maintien van haar gezag en weering van al dat daar tegen, het zy direft, het zy indirect , ondernomen word, kragtdadig ook door pcenale conftitutien en orders te voorzien. Een geoppofeerde gedagte moet zoo manifest de banden van alle magt en regeering (haken, dat men zeer gerust dit poinct verder onaangeroerd laat. Maar dit kan de Raad niet voorby met weinige woorden aanteroeren, hoe zeer haare voorouderen onder de Bisfchoppelyke tyden attent geweest zyn, om voortekomen , dat door niemand dergelyke indragt, als in deeze by Egeling gedaan is, gefèhieden zoude in de abfolute magt des Raads, Q 3 ook  ( 232 ) .ook met betrekking tot het poinci van Jurisdictie, over haare Stad, Burgers en Ingezetenen competeerende. De Heer Matth. de nob. 1. 2. c. 14. geeft verfcheide -oude overdragten op, waar uit komt te blyken, hoe den Raad van oudsden geenen,die eenig Burger buiten de Stad, of byzonder in wereldlyke zaaken voor eenen anderen Reg:ter, dan deu Raad der Stad, convenieerde, geiiraft hebbe, met temporede uitzettingen. Dog van directe applicatie is des Stads oude willekeur op 't cas fubject, te vinden in zekere brief van Joan van Arkel van den jaaren 1346, des Maandags na Pontiaansdag inhoudende. Waar eenig Borger, die brookig of misdadig ver de wé■der die Stad, en hem die Stad dat afnemen wonde , in wat manier e dat dat ware, en waert dat hy des eenige groene ofte klaage brogte voor NB. ons Heeren ofte voor jonk Heeren , ofte voor /'rouwen ofte voor Jonkvrouwen, hy ofte ymand van finetwcgen, daar die Stad bezwaarnisfe of commer mogte, die zal de Stad dat of doen buiten des Stads kosten , of hy zal uit de Stad een tnyle van •der Stad weezen, tot dier tyd toe, dat hy de Stad dat afgedaan heeft, ende daar en t' einde zal hy de Stad bet* tering doen , tot der Stad feggen. De Brief is uitgegeven by de Heer Buchel op Heda in het leven van den gezegde Bisfchqp p. 252. Niemand kan uit het te vooren gededuceerde twyfelen, pf deeze willekeur is in de daad van volle applicatie op het cas fubjeft. ' ' Pe  C 233 ) De Vis Obligandi van de Placaten over de Stad, Steeden en Landen, op de naame der Heeren Staaten gepubliceert in het gemeen, en allerbyzonderst van die, waar by eenige, Imposten werden opgeftelt met opzigt tot de Stad vertoont zynde, van denzelve Raad te proveuieren, zoo volgt dat G. Egeling die dezelve heeft gecoutravenieert, der Stad brokig of misdadig geweest is. Hy is door de Stad wegens die contraventie, na wettig voor de daartoe van wegens de Stad geflelde Regters (want offchoon de Regering thans by of van wegen zyn Doorl. Hoogheid den Heere Prince van Orange als Erfftadliouder dezer Provintie word aangeftelt, zoo blykt uit aL h-'t vorige, dat Hoogst gemelde Z. Doorl. Hoogheid of de drie Leden van Staat, welke ten aanzien van 't feit der Regeringe de tutele exerceeren , met deeze auctoriteit van wegens de Stad bekleed zyn,) wettiglyk gevonnist, en over zulks heeft de Stad hem dat afgenooraen: Konnen zyn klagten by twee fticcesfive Requesten deswegens zoo aan de,Edel Mogende Heeren Staaten, als aan de Heeren Haar Edel Mogende Ordinaris Gedeputeerdens, wel verftaan worden te zyn buiten de dispofitie van de willekeur? die de klagten aan de Bisfchoppen zelve, (en van waar kan d'auetoriteic van Hun Edel Mogende over de Stad buiten verderen afftand van de Stad afgeleid werden?) corrigibel Helt? Het zy men dan de natuur vau des Stads abfolute magt in deeze befchouwt, het zy men ook des Stads oude-he* koomens inzie, niemand kan twyfelcn aan het regt van den Raad, om den perfoon van G. Egeling te injungeeren haar Q 4 wet-  C 234 ) wettig gezag te erkennen , en over zulks de zwaarnisfe , moeite, en indragt in des Stads eminent regt, door het van de Heeren Hun Edel Mogende Ordinaris Gedeputeerden verzogt en verworven appoinétement van Citatie in cas d'appel aftedoen , en dat doende van 't voorfz. appel te nnuntkeren , en dat intetrekken, Die ordre aantebinden, door eene poenale Comminatie moest den Raad zoo zeer vryftaan , als het fubalterne Overigheeden in zoodanige gevallen, waarin haar eenige Jurisdictie of bevel competeert, vryltaat, dezelve met poenale fanétien te munieoren en te defendeeren , L. rniic.pr.jf.fi quis jus die. non cbiemp., aangezien de Jurisdictie geen ontzag en gevolglyk geen effect kan hebben buiten poenaliteiten , cui autem JurisdiQio data ejl, ea quoque Concefla videntur fine quibus Jurisdiclio expücari nequit L.z.f. de Jurisdict., Komende ook de Regtsg. DD. daarin overeen, dat een Regter Jurisdictie hebbende, niet alleen bevoegt is zorge te draagen, dat daarin geen turbel of indragt gefchiede, maar ook den Turbateur, die aan dezelve ondernomen had indragt te doen, te ffraftén , en dit zelve Crimineel , alwaar hy fchoon genomen een pubücq perfoon en van aanzienelyke waardigheid, en al hadde de Regter, wiens Jurisdictie getut beert word, anders geen Jurisdictie over dezelve, gelyk geleert en met een menigte van DD. geadftrueert word, by den gereputeerden Criminalist Prorp. Farinac, Confil. Lib. 2. Conf. 134. N, 4, 5. de Crimine tefa majefiatis qutfft. 114. in p. 2. ampl. 18. N. 67. 63. Het weikook binnen deze Provintie van bekende practyk is,  ( 235 ) is, want om van de Stad zelve nu niet te fpreken, die de abfolute magt ten deeze betoont zynde aan zig te hebben gereferveert haar regt in deeze niet wil defendeeren, met het geen onderhoorige Magifiraten naar de gemeene regten en practyk gerekent word vry te fiaan, zoo heeft de Stad van Wyk in den jaare 1686 zekere G. van Rinkenraad, die by den Geregte van die Stad ia een civile boete uithoofde van contraventie van zekere Ordonnantie van den Geregte der Stad Wyk, was gecondemneert, en van appel deswegens geprotefteert hadde, aanftonds op het fitnpel protest van appel, zonder dat aan den Hove nog Requesce by hem geprefenteert was, een poenaal buiten haare Jurisdictie by edicte (alzo hy gecondemneerde Burger en Inwoonder der Stad Utrecht was) geinlinueert, om hetzelve protest intetrekken, op poene van 25 Goude Nederlsndfche Ryders alle 24 uuren te verbeuren, En offchoon de Heeren van den Hove by derzelver misfive aan de Heeren Staaten, gehnereert in de Notulen van Staat van dato 28 January 168(5 betuigen, dat zulks-hun vreemd is voorgekomen, 't is nogthans verre daar van daan , dat die handelwyze by de Souveraine vergadering deezer Provintie zoude blyken gedisapprobeert te zyn. 't Is waar de poenaliteit denzelven Egeling by Vroedfchaps Refolutie , by faute van 't intrekken van het appel gecommineerd , geconfidereerd deszelfs onbepaalde en generale termen, mitsgaders de nadere dispofitie omtrent zyn Burgerfchrip, fchynt niet bepaalt te kunnen worden tot de poenaliteit in de aangehaalde willekeur vermeit; Maar gelyk van de eene zyde ten deeze niet kan gelooQ 5 chent  ( 236) cfcent worden, dat de Raad, daar Egeling reeds tegen de voorfz. willekeur rüisdreeven had, a!s nog in de termen van bloote bedreigingen blyvende, zonderlinge blyken van moderatie heeft gegeven, zoo is aan de andere zyde uier min klaar uit de abfolute magt, die de Raad betoont is te com-. peteeren, dat dezelve om dringende redenen, wanneer naroentlyk het behoud of mamtien van haar regt dit fchcen te vereisfchen, tegens dezelve Egeling , in cas van verdere disobedientie, ook zwaarder poenaliteiten, dan de willekeur fchynt te begrypen, konnen ftatueeren. Ook blykt uit het aangetekende by den lieer Burman Utr. Jaarb. i. d. p. 135. 136. dat de Raad der Stad wel meet het klaagen aan vreemde Heeren (en in opzigte van de poinften, waar in de Stad d'abfolute magt niet bevonden word afgeftaan te hebben, zal het ter zaake weinig geeven of neemen , aan v.'ien buiten den Raad der Stad de klagten gedaan worden) zeer hoog opgenomen, en naar gelegentheid der zaaken met het afnemen van Burgerfchap gecorrigeert hebbe: Het ontbreekt ook niet aan voorbeelden in later tyden, aanwyzende, dat de Raad der Stad de violatie van haare regten en klagten aan onbevoegde Collegien op verfcheide wyzen geftrafc heeft of gedreigd te ftraffen buiten de gevallen by Matth. in pra?f. 1. 3. de nob. en de Jure Gl. c. 35. a.mgetekent, heeft de Vroedfchap in den jaare 1620. verfcheide perfoonen, die by 't Geregt over contraventien van P:a:aten van de Staaten Generaal, en Refolutien van de Edel Mogende Heeren Staaten 's Lands van Utrecht in eene pecunieele boeten waren gecondemneert, en daar van hadden geappelleert, op het verzoek en Rcqueste van den Heer  C 237 ) Heer Hoofd-Officier , Jonkheer Johan van Zuylen van dè Haar, Heer van Zevender , geordonneert van haar aangefchreven appel te refilieren, op poene van 25 dubbelde Göude Ryders by yder te verbeuren, en voorts op arbitraale correctie. Van gelyke heeft de Vroedfchap by Refolutie van 11. Oétober 1654. den Advocaat Matihifius geordonneert om binnen 24 uuren af te zien van zyne aetie tegens den Heer van Rynefiein als Hoofd-Officier der Stad Utrecht, teil Hove geinilitueert ter confequering van falaris , op een boete van 100 Goude Nederlandfche Ryders en arbitraire correctie. Mitsgaders by Refolutie van den 22 September 1710, aati van Groeningen van een appel van een Gilde zaak ten Hove geinllitueert , op verbeurte van 25 Gulden ieder dag, En eindelyk op den 27 February 1738 aan Daniël Guill. Bernards, van een appel van een provifioncel Vonnis, aan den Hove op poene van 6 Gulden ieder 24 uuren te verbeureu. En trouwens (wat in 't byzonder de Gecommineerde dispofitie , omtrent het Burgerregt van G. Egeling aangaat) indien de Vroedfchap naderhand al eens dadelyk het zelve aan hem ontnomen had, zoude men met het hoogfle regt mogen zeggen, dat, word iemand tot de voorregten van een Burgerilaat niet anders toegelaaten , dan onder beding van onderwerping aan deszelfs Overigheid, beflaande in de erkentenisfe en handhaving van deszelfs gezag, mitsgaders ge-  C 238 ) gehoorzaamheid aan deszelfs wetten ; ook de berooving van die voorregten, in hem, die, zig, op het ferieust gewaarfchouwd , zig aan zyne Overigheid weigert te onderwerpen, noch hard noch ongefchikt zyn kan. En waarom de Vroedfchap by menigvuldige gelegenheden geen zwarigheid gemaakt heeft , hunne wederhorige Borgers op die wyze te corrigeeren, als om geen exempelen van vroeger tyd aantehaalen, (waar van 'er verfcheide kunnen gevonden worden, by Matth. de nob. lib. 2. c. 27.) blyken kan, uit de Refolutien van de Vroedfchap van den 8 Mey 1657, 5 Auguflus 1661, 26 July 16Ö8, 20 September i663, ii Juny 1714 en 2 en 9 Mey 1746, Pit nu de Rcad dezer Stad , tot betoog van haare abfolute magt in deeze , en van haare bevoegtheid om dcnzelve den perfoon van G. Egeling te doen erkennen, en over zulks van zyn handel tegen des Stads gezag ondernomen aftefhan , zoo verre de kortheid destyds toeliet, vertrouwende over voldoende te zyn; Worden tot befiuit van deeze nog eenige nadere refkxien hier by gevoegd, toucheerende de Refolutie van de Heeren Edelen en Ridderfchappe den 8 Juny laatstleden in derzelver Lid genomen en ter naastvolgende Vergadering van de Heeren Staaten op den 13 derzelver Maand ingediend. De refleétien van welgemelde Heeren zyn betrekkelyk, eerst tot het regt by de Stad in deeze gefustineert , en voorts tot de Refolutie van den Raad van den 28 Mey bovengemeld. In  C 239 ) In de reflectien omtrent de beide Poinften gelieven die Heeren de Stad te confidereeren, als in alles zoo onderhoorig aan de drie Leden van Staat, dat by de Stad geene deelen van abfoluute magt over de Stad, haare Borgers, en Ingezetenen zoude refideeren, en over zulks de Souverainiteit van de Heeren Staaten met betrekking tot de Stad zoo weinig gelimiteert zoude zyn, als dezelve waarlyk ten opzigte van de Provintie is. Een poinft, hetwelk in de laatfte 120 Jaaren by meer dan een voorval gelegentheid heeft gegeven tot verfchillende opinien onder de Leden, Terwyl de Heeren van de voorftemmende Leden de Stad als zodanig aan de Heeren Staaten onderhoorig hebbende gelieven aantemerken , de Raad ter contrarie gefustineert heeft, dat in alle opzigten , waarin zy niet bevonden word van eenig deel der abfolute magt afgeftaan te hebben, de Souverainiteit van de Heeren Staaten zodanig was gelimiteert, dat de abfolute magt over de Stad by den Raad eeniglyk refideerde. De opereufe gefchillen in den jaare 1645 onder 't Stadhouderfchap van Z. D. H. den Heere Frince Frederik Hendrik en 't geen in den jaaren 1721 en 1739. tusfchen de voorftemmende Leden en de Stad is voorgevallen en gecontroverteerd, by gelegentheid van de toen in Controverfie getrokken magt der Stad, om reëele goederen, in de Stad of Vryheid geleegen, uit fideicommisfaire verband te ontdaan (een magt by de Regtsgeleerden te regt erkend aan de Souverainiteit of abfolute magt te behooren tid. Fat ad tit. f. ad fc. Trebell. %. 70.) leveren evidente  ( 240 ) dente blyken op , van de oudheid der questien over dit fubjeift. De Raad der Stad dit in aanmerking nemende verklaart niet te begrypen, hoe de Heeren Edelen in haare voorfz. Refolutie op de bloote veronderftelling van dat poinct, dat ten allen tyden van de Stad geobloqueert is, zonder iets ter adftructie van 't zelve 't zy in het gemeen , 't zy in 't byzonder met relatie tot het cas fubjeét te 'avanceeren , hebben konnen goedvinden hunne refkctien te gronden, Te min daar welgemelde Heeren zelve Hellende, dat conform het advies van de Vroedfchap, de Burgers de weg van Revifie afgefneeden, en dus alle provocatie, (namen tlyk tot de Edel Mogende Heeren Staaten dezer Provintie) benoomen ware, even daar door hadden kunnen overtuigd worden, dat de Raad der Stad tot voorltaud van Stads Regten in deeze zig verpligt gevonden hebbende, de Edel Mogende Heeren Staaten in deeze het jus fumma provocationis niet toe te kennen, de Regten des alhier questie gefundeert hebben op die grond , dat de Souverainiteit der Heeren Staaten over deeze Provintie ook ten deeze opzigte met betrekking tot de Stad gelimitteert is. : Ook verwondert zig de Raad ten hoogfle, wanneer zy haar handelwyze by de Heeren Edelen ziet aangemerkt, als weinig over een te brengen met de vcrfchuldigde dcference voor de befluiten der Souveraine 'vergadering van deeze Provintie, welker hoog gezag (zoo de Heeren Edelen zig gelieven uit te drukken,) Hun Ed. Achtb. als Medeleden van die Vergadering en als Vroedfchap der Stad Utrecht wel zul-  C 241 ) üutlen erkennen, gehouden te zyn naar vermogen voorts- Haan en te helpen maintineeren. Want zo de Heeren Edelen met fundament verwagten kunnen , dat de Vroedfchap erkennen zal, gehouden te zyn, de betluiten der hooge vergaderingen, of fchoon tot prejudicie van het regt der Stad (trekkende, voorteuaan en te helpen maintineeren in zoodanige poinften, waarin by de Vroedfchap altoos gefustineert is , dat de Souverainiceit van de Heeren Staaten was gelimiteert met opzigt tot de Stad, en dat ten aanzien van die puhften de abfolute magt over de Stad haar competeerde , zoo moeten de Heeren Edelen teffens vast (lellen, of dat de Stad na dato van die questien haar gefustineerde Regten over de Stad aan de hooge Vergadering van den Souverain der Provintie heeft overgegeven, of dat die Controverllen tot nadeel van de Stad gedecideert zynde, de Stad in de zelve decifie geao quiesceert hebbe. Maar van al dat geen, hetwelk de Heeren Edelen alzoo ten deeze moeten vast Hellen , verklaart zig de Stad ten éenemaale ignorant te zyn. Dit vooraf wel overwoogen zynde, vertrouwt de Vroedfchap dat de Heeren Edelen zelve zullen begrypen, van hoe weinig applicatie deze reflexie kan zyn. Dat vat er ook zyn mag ten aanzien van het regt van den Geregte der Stad Utrecht, om in zaaken de gemeene Lands middelen betreffende te wyzen by Arrest, niet tegenftaande ineer dan eens te vooren in zulke zaaken Appel gevallen 'is van dat Geregt en het zelve buiten iegenfpraak plaats heeft van de Geregten der overige Steden van deeze Pro- ~~ vin- I  ( 242 3 vintie , dit ten minften klaar zoude zyn , dat zoo van agteren eens kwame te blyken, dat hoe bezwaart een Borger van Utrecht ook weezen mogt by eene Sententie in zaaken van de gemeene middelen op den eisch van den Heer Hoofd Officier na voorgaande Procedures, Ordinario modo befchreeven, door het Geregt aldaar gevelt, de weg ■van Appel, hoe zeer die in zulke gevallen voor de Burgers van andere Steden deezer Provintie in den hunnen mag op/laan , voor hen egter geflooten waare , zulks als dan, al fchoon een regt zynde van de Scheepensbatik van Utrecht, evenwel niet zoude kunnen aangezien worden voor een Regt van die Stad, maar in tegendeel te houden zoude zyn voor een notabel en wezentlyk bezwaar van derzelver goede Borgery en bigezetenen, het welk wel verre van gemaintineert, veel eer zoude bekooren geredresfeert te worden , vooral indien conform het advies der Froedfchap van Utrecht ter laastleden Staatsvergadering ingebragt, aan de Burgers van de Stad in het gemelde geval daar en boven nog de weg van Revifie afgefnecden, en dus alle provocatie benomen ware : Wanc het is wel verre van daar , dat het regt van de Scheepenbank in cas fubject (het geen in het tweede deel deezer Deductie reeds betoont is niet te konnen iyden,) door de avances , dat voorheen door de Heeren Gedeputeerden meermaalen appel in diergelyke materie ook van vonnisfen der Stad zouden verleend zyn, mitsgaders dage lyks van devvonnisfen der andere Steden verleent worden, geen regt der Stad zoude blyken te zyn, dat integendeel het regt van de Scheepenbank in deezen vertoont is eeniglyk gegrond te zyn op het regt van de Stad of des Raads als het lichaam der Stad reprefenteerende, by welke de Ju.  ( 243 ) Judicatuur als by de fïipremus Judex a!s nog originair refideert, en door den Geregte van Stadswege word geëxer.ceert, Zulks de Scheepenbank by arrest wyst, alleen om dat de Judicatuur in deeze zaak nooit door den Raad aan de Heeren Staaten is afgeftaan , en wegens zodanige zaajten door de Stad nooit eenig hoger resfort is erkent, waar aan van den geregte kan geprovoceerd worden. En blykt dus ten klaarfte, dat de gronden, waarop de Stad dit regt aan haare Scheepenbank adfcribeert, geenzins van nooden hebben , ja zelfs dat tot adftructie van die gronden niet kan gevordert wórden , eenig blyk van Privilegie of byzondere Pvefolutie van Hun Edel Mogende zoo als de Heeren Gedeputeerdens by derzelver Refolutie van den 29 May 1764 begrypeu, dat ten deeze, ten einde de Stad zodanig regt kan toegekent worden, vereischt zoude worden. Toonende al verder het gereflecteerde, narrientlyk dat de Judicatuur in deeze zaaken by de Stad als een nooit afgeftaan deel van deszelfs abfolute magt rendeert, evident aan, dat fchoon deswegens geene provocatie valt' noch aan de Heeren Gedeputeerden, noch zelve aan de Heeren Staaten, egter daar uit geenzins volgt , dat. het gewysde by de Scheepenen noodzakelyk in alle gezallen zoude moeten gehouden worden buiten redres te zyn. Ook kan de Raad der Stad niet zien, dat haare Burgers en Ingezetenen van erger Conditie zouden weezen te honden , dan de verdere Ingezetenen dezer Provintie ter zaake R eeni-  C 244 ) eenige doelen van de AVblute maet oveï dezelve by de Vroed'chip zouden refideeren , en tót bewys van liet tegendeel provoceert c!e Raad met volie fiducie op de bloei van haare Stad , welke door dusdanige fustenu van den Raad (of fchoon ten allen rvden , na dat de Stad ontwortelt is de troebles , waar mede zy een geruimen tyd na 't affchudden van 't Spaanfche juk is gequeld geweest, vast gehouden) niets gcleeden heeft. Ook zullen de gevolgen van dit by de Stad gefustineerde met Relatie tot het poir.ft fubifét (name'.yk de inarpellabiliteit der vonnisfen by den &eirëgije derzelver Stad geweezen) de zaak wel ingezien zynde , de Borgers dezer Stad niet van erger Conditie konnen doen voorkomen, dan die der andere Steden. En fchoon de Heeren Edelen wel't cas ftellen, waar i» een Borger wezendlyk by vonnisfe van den Gerechte bezwaart is, zo ftaat egter te letten, (behalven dat, als gezegd, uit hetfustenue van de Stad geenzins volgt, dat het zelve buiten alle redres zoude zyn) dat in het onderzoek, wat ten deeze meer of min nuttig voor den Burgerftaat zy, niet een byzonder geval te ftellen is, maar dat het geen in het gemeen het nuttigfte is in 't oog moet gehouden worden, en dan houd zig de Raad vei zekert, dat niemand zal ontkennen , dat het voor een Burger in het algemeen fteï wenfchehkfte is, dat het gewysde van die , weike de naaste betrekking tot dezelve , en het meeste belang in deszelfs bloei en welzyn hebben, in zaaken van die natuur tusfchen den fiscus en een particulier als deeze , het uiterlyke zy. Da  C 245 ) De Vroedfchap protesteert op het allerernstigst tegens de odieufe confeqtientie, die tegens haar intentie uit deze reflectie, of ten nadeele van den Geregte, of ten nadeele van de Heeren Hun Edel Mogende Ordinaris Gedeputeerden zouden mogen gedetorqueert worden , even als of de Vroedfchap in de eerfle, uit het interest der Stad by het welvaaren der Burgery , te weinig, en in de laatstgemelde ter caufe van minder relatie tot de Stad en andere reedenen , te veel reguard voor de Heeren Officieren , 't een en ander tot nadeel der Juftitie , zoude willen fulpecteeren. Dit verklaart de Raad verre van haare intentie te zyn; zynde met de gehecle waereld overtuigt van de integritek en doorzigt van de beide Collegien. Maar, wanneer men over het meer of minder nut van zekere conllitutie voor den Burger redeneert, behoort men, ook zonder byzondere tyden en omltandigheden in het oog te hebben, den (laat der menfchelyke zamenleving te befchouwen, zoo als 't daar meede waarlyk in de natuur gelegen is. En befchouwt men dan byzonder de regtbanken in zulk ligt, waarin de Wetgevers zelfs in 'r ordonneeren hunner wetten over dezelven die moeten befchouwen, en geenzins zoo als die door den onderdaan om civiele redenen moeten geregardeert worden , zoo zal het niet vreemd zyn, dat, gemerkt die niet uit Engelen maar uit Menfchen beftaan, ook hier zonder iemand te kort te doen, te regt mag in het ooge gehouden worden , dat zoo al op deeze of geene tyd, egter niet altoos, deeze of geene fouten R 2 die  C 246 ) die de menfchelyke natuur aankleeven , daar uit gebannen zyn. Agnofceerd men dat niet, uit welke gronden zal men dan de noodzakelykheid en het nut der wetten in den Burgerftaat goedmaaken , waarby de Regters als menfchen worden aangemerkt, en ook ten opzigte van dezelve gezorgt word, r,e vaga profiliat frenisnaiura remotis. Dit dan zoo zynde, zoo vertrouwt de Raad, dat in't algemeen voor de Burgers nuttiger te houden is, dat in zaaken van gemelde natuur , het gewysde in dat Collegie, welkers zwakheden ten hunnen nadeele door 't interest by des Stads welvaaren meer gecohibeert worden, het uiterlyke zy. Bovendien tegens het eenige cas, 't welk Heeren Edelen Hellen, dienen , om van het nuttige voor de particuliere Burgers we! te konnen oordeelen , ook gerelle&eert te worden andere gevallen , waar in buiten twyfel het appel voor de Burgers niet van not zal kunnen gehouden worden. / De Vroedfchap vertrouwt, dat de Heeren Edelen niet zullen ontkennen, dat de ondervinding overal leert, dat de abuizen in de fententien van inferieure Regters niet altoos door fuperieure in provocatie worden ontdekt en vervolgens gecorrigeert; ja dat het appel non mmqnam bene lor tas fententias in pejus rcformarit ,iieque etiam melius pronuiuiat, qui novisfimus fententias laturus efl, L. I. pr. f. de appellat. Dat  C 247 ) Dat ook het appel der refpective Officieren , op 's Lands kosten ageerende , insgelyks in materie van de gemeene middelen vryflaande , gelegenheid zoude kunnen geven, dat de Burgers met lange en kostbaare proceduuren geïncommodeert wierden, die zelve ia cas van triumph voor hunlieden ruïneus konden zyn. En deeze confideratien zullen rykelyk opweegen , om in eene materie als deeze tegen het eene cas, waar in het zelve van nut is, fnamentlyk wanneer eene abufive fententie tegen een Burger geweezen, in appel gecorrigeert wierd) vast te houden , dat men weinig heil voor den Burgerflaat , de zaak in 't gemeen befchouwt , uit de openftaande provocatie in zaaken van die natuur zal kunnen elicieeren. Dit ter oplosfing van het nadeel, het geen de Heeren Edelen byzonder voor de Burgers deezer Stad in de non appellabiliteit der Sententiën van het Geregt hebben verHieint te vinden. Waar bovendien kan men niet af te remarqueeren, dat hoe favorabel de appellen ook by iemand in het gemeen, mogen worden befchouwt, de zaak egter met een politicq oog ingezien zynde, twyfel doet ontdaan, of het appel in materie van gemeene middelen zelfs voor 't publicq raadzaam zy. Het is zeker, dat , in agt genoomen wordende, I.Dat het appel niet altyd de verhoopte uitwerking heeft; II. Dat het dikwils gelegenheid geeft tot refcisfie van goede Vonnisfen , en voornamentlyk III. Dat het een regt geil 3 fchikt  C 248 ) fchikt middel is, om de proceduuren te protraheeren en te seternifeeren , het nut van het zelve appel zig merkelyk minder laat zien. En even deeze redenen of eenige derzelven hebben verfeheide Wetgevers gemoveert tot coangudatie en reftriftie van het zelve. Conf. Schraff. Couf. en Adv. 5. d. Conf. 25. N. 21 cj? feqq. Welke reftriftie zig voornarnentlyk laat zien in zaaken, of van kleine importantie , of van zodanige, waar in de protraftie der proceduuren boven anderen het publicq fchadelyk is. Even dezelve redenen derhalven, die 's Lands Staaten he'iben gemoveert, om aile prompte expeditie en vigilantie in het executeeien en maimineeren van de Piacaten deezen aangaande aan alle Officieren en Regteren te recommandeeren , vertoonende, dat het gemeen by de protraftie der proceduuren in deezen boven andere zaaken benadeelt is, moeten ten duidelykfte overtuigen, dat het toelaten van het appel in deeze in 't gemeen voor 't publicq van het uiterfte nadeel zoude te huiden zyn. , Dog dit alles in het vsorbygaan , en onvermindert de gronden, waar op de Raad in deeze haar regt fufiineert; want deeze in het oog gehouden wordende , zullen de Heeren Edelen ligtelyk begrypen, dat de Raad nimmermeer kan toeflaan , dat hoe groot het nadeel inderdaad mogte zyn, dat de Burgers mogten lyden, ter zaake het Geregt in deeze by Arrest wyst, en hoe zeer zulks buiten alle redres van Stads wege zoude mogen gefteld worden, hier uit eg-  ( 249 ) egter niet'kan geëlicieerd worden , of dat de Stad het regt van abfolute magt aan de Heeren Staaten zoude afgeftaan hebben, ot dat ecu Burger des wegens zoude bevoegt zyn, tot vermindering van het gezag van zyne wettige Magiftiaat, zig te addresfeeren san een Coilegie aan hetwelk die authoritek in dat opzigte over de Stad niet kan verftaan worden gedefereerd te zyn; of eindelyk, dat de overige Leden van Staat tot redres van ciit bezwaar iets tot prejudicie van des Stads abfolute magt in dezen zig buiten deszelfs afftand zoude kunnen arrogeeren. De verdere-reflexien van de Heeren Edelen , raaken de handelwyze, by den Raad gehouden, met opzigte tot de poenale Refolutien denmeergeraelden Egeling van Stadswegen doen infinueeren, Tot zodanige demarche vermeinen die Heeren, dat niet dan de uiterfte noodzaaklykheid den Raad had moeten doen overgaan , en dat deeze uiterfte noodzakelykheid ten deeze niet gevonden word, alzo het Geregt de non appellabiliteit van haar geivysde op de citatie in cas d'appel voor de Heeren Gedeputeerden behoorlyk zoude hebben kunnen doen blvken; en, in gevalle die Heeren daar aan niet behoorlyk hadden gedefereerd, als dan recouis neemen tot de Hooge Vergadering der Heeren Staaten. Eene reflexie , die al wederom ten duidelykfte toont, dat de Heeren Edelen niet hebben gerellecteert op den aart en de natuur van het regt der Stad, waar uit de non appellabiliteit van het Vonnis der quteilie werd gededuceerd. Zynde Haar Edel Mogende te zeer verligt, dan dat zy R 4 van  ( 250 ) van den Raad der Stad vorderen zouden, dat dezelve de quaeflie, of haar in zeker geval of poinft de abfolute maft over haare Stad competeert, zoodanig dat de Souverainiteit der Heeren Staaten over de Provintie , ten aanzien van hetzelve, zig over de Stad niet ftrekke , met een van haare Burgers zoude gaan demelleeren voor een Collegie , het welk zy ten deezen niet kunnen erkennen als haar Superieur, cn zig dus de Judicatuur onderwerpen van de twee voorftemmende Leden, tegens welkers aanhoudende contestatien de Stad genoodzaakt is geworden , het groote poinft, waar van dit cas flegts een gevolg oplevert, voor meer dan honderd jaaren , en vervolgens by alle gelegenheden te maintineeren en te defendeeren. De Raad zoude, dus handelende, heel verre afwyken van het fpoor haarer Voorzaaten , die begreepen, dat zy in die poinften, waar in de abfolute magt der Stad aan dezelve verbleeven is, geen Superieur hebbende , ook geen Regter erkennen kunnen , en dat de onvermydelyke verpligting van den Raad, om dezelve ongefchonden aan het Lichaam van de Stad te bewaarcn, niet gedoogde, dat dezelve van iemands uitipraake wierde afhankelyk gemaakt, Op welke grond men zig in den jaare 1645 bezwaard vond , zeekere proviiioneele fchikking van wylen Zyne Doorl. Hoogheid Prins Fredrik Hendrik tot bevrediging dier gefchillen aanteneemen , en die poinften toen qutestieus eenige decifie te onderwerpen, ter zaake, de Vroedfchap zig Eed- en Amptshalve zcide verpligt te zyn, Stads Regt en Geregtigheden voorteftaan, en dus onbevoegd om dezelve ten gevalle der voorftemmende Leden in controverfie te brengen, veel min eenige decifie te onderwerpen, ais te sier}  C 251 ) zien is by den Heer Aitzma zaken van Staat en Ooriog3. d. 25 b. p. 67. en voornameiitlyk in zeekere refcriptie van de Vroedfchap aan gemelde Zyne Doorl. Hoogheid den 26 February. 1646. onder de Stads Papieren als nog berustende. Het geen de Heeren Edelen dan voorts zal overtuigen, dat het weinig verandering in den handel van de Raad jegens G. Egeling kan maaken, dat de Heeren Gedeputeerden by de Heeren Staaten duidelyk (zoo welgemelde Heer ren Edelen zig gelieven iiittedrukken) mogten zyn geauthorifeert, om hem Egeling citatie in cas d'appel te verleenen , en dat by het appoinctement op zyn request gefteld, ftilzvvygende aan hem waare toegekend, het regt om die citatie te verzoeken. Omtrent welk gepofeerdo der Heeren Edelen de Vroedfchap ook niet kan nalaaten te refledteeren, dat zodanige Hitdrukkelyke authorifatie tot het verkenen van een citatie in cas d'appel in de Refolutie daar toe geallegeert niet {e vinden is, zo als ook uit het appointement by de Heeren Staaten op de requeste van Egeling gegeeven , die pretenfe ftilzwygende toefiemming van het regt om een citatie in cr.s d'appel by de Heeren Gedeputeerden te moogen verzoeken, niet kan worden geëiicieert, En daarom zyn deeze beide begrippen der Heeren Gedeputeerden door de Heeren Burgemeefiers ten fterkfte ingefprooken , met byvoeging, dat in gevalle men deeze Refolutie op die wvze zoude willen opieemen, en interpreteeren , zulks zoude ftrekken tot groot nadeel en bezwaar van de Stad, en dat de Heeren Gedeputeerden conform het R 5 3 Art,  ( 25* ) 3 Art. vin hunne Inftructie niet bevoegt waaren , in diergeIvke zaaken tot bezwaar van een van de Leden (trekkende feihtelyk te disponeeren , maar dat zulks dan alvorens op r>tëu# moefte worden gebragt ter deliberatie van de Heeren Staaten, ten einde de Stad daar op haar belang zoude kunnen inbrengen. , Dat de Heeren Gedeputeerden by een kleine meerderheid, niettegenltaande die gealiegeerde en opgevolgde aantekening en protest, met het verleenen van de voorfz. citatie voortgaande, de Vroedfchap in de noodzakelykheid hebben gefteld, en ais het waare gedwongen, om van de moderatie, waar meede zy de handeling van Egeling tot nu toe hadden aangezien, in zoo verre aftegaan, dat de Vroedfchap gebruik maakende van haar gezag en magt aan hem, die by zyne eerde requeste , aan de Heeren Staaten geprefenteerd, Stads Regt opentlyk had erkent, en nu direct daar tegen aanging , hebben toegezonden het meergemelde or. dinatoir, om binnen 24 uuren van zyn geintenteert appel af te zien. Hoe zeer anderzins de Vroedfchap gaarne zodanige politique dispofitie hadde geè'viteert, alzoo van de magt daar toe competeerendc , in de jegenswoordige tyden zoo weinig mogelyk gewoon is gebruik te masken, En het dus verre gezogt is, de gevolgen daar van voor het toekoomende te willen apprehendeeren. Wfrar boven dit alles vind de Vroedfchap om gededuceerde redenen , zig ten hoogde bezwaart , de bevoegtheid van de Heeren der voorftemmende Leden tot het verIe»-  C 253 ) leenên van zoodanige auctorifatie en het toekennen van zodanig regt aan h?ar Burgers, zoo hetzelve by de daar toe aangehaalde Refolutie al klaar en duidelyk was gefchied, te agnofceren. Alzoo de Vroedfclnp dusdanige Refolutie niet anders zoude kunnen aanmerken, dan als eene Refolutie van twee Leden , bevattende een dispofitie en befehikking óver byzondere voorregten van het Derde Lid , buiten deszelfs concurrentie en uiïdrukkelyke toefremming, ja tegens deszelfs aantekeninge aan. Hoedanige Refolutien de Heeren Edelen zelve by voorgedagte Deductie van den jaare 1758 hebben aangemerkt , als ftrydende met de Régeringsfonn dezer Provintie en over zulks nul en onbeftaanbaar. Dit zal te meer buiten contest moeten gehouden worden, als men let op de leere zoo der Regtsgeleerden als der Politicquen , neque enim , qiiod majori parit placuit, aliis nocere poteff, quorum interefi ut fingulorum. ut arg. L. I r. ff. de S. P. R. tradit Faber in cod. L. 3. Tit. 26. D. 5. No. 7. en Barbofa limiteert den regel, quod major pars facit, id deteri quoque fetijfe videntur , wel uitdrukkelyk in Col.'egialibus quaflionibus de jure fingulorum loc. Com. L. 11. 5. n. 2. Ook leert Bodinus de Rep. Lib. 3. C. 7. fi de jure fingulorum agatur fingulos adfentiri eportere, 't geen hy met dit applicabel exempel illuftreert, fi Reipublica Conventus ex omnibus civibus Cogantur, £? in tres ordines diflribuuntur nihil a duobus ordinibus decerni poteft, quo uni ex tribus incommodum inferatur, fi res ad fingulos ordines feorfim pertinet. Ver-  C 254 ) Verhalende wyders dat daarom in zeker geval geen befluit in eene Franfche Provintie gevallen was, offchoon NU. de crdo facer en nobilitas daarinne met de anderen het eens waren, nadien het Derde Lid van hun disfendeerde. En hoe veel te meer zai dan dusdanige Refolutie der twee voorlrernmende Leden ten deezen onbeltaanbaar moeten gehouden worden, daar de dispofitie in deeze niet gaat over eenig regt dat de Stad zoo wel als de andere Leden byzonder competeert, (van hoedanig cas die authoriruten eigentlyk fpreeken) maar daar het regt des qtiestie de Stad eeniglyk competeert, zoo dat by die Refolutie geen fchikkingen worden gemaakt over eenig regt , dat de -voorfz. Leden ook zouden hebben, maar over zodanig regt, dat de Stad alleen byzonder competeert, en dit Lid daar door van de andere Leden onderfeheid. En hier meeie venneint de Vroedfchap het regt der Stad ten deeze en de billykbeid der redenen, die haar tot die proceduures jegens den perfoon van G. Egeling Burger en Wynkoper alhier gemoveert hebben , genoegzaam geadftrueert, en zoo zy zig flatteert buiten alle wettige contestatie gclleld te hebben. 19. November 1764. Een Reqüest van G. Egeling, aan de Gedeputeerden, gefield in handen van den Gerechte der Stad Utrecht door de Vroedfchap. 1764- Ter Vergadering zynde voorgebragt eene Deductie door de Vroedfchap dezer Stad gedaan formeeren, en door de Heeren van den Ed. Achtb. Geregte ge-  C 255 ) geëxamineert en geapprobeert, bevattende de redenen vaii het gedrag door dezelve gehouden in de zaak en jegens den perfoon van Gysbert Egeling, volgens Vroeüfchaps Refolutie van den 19 November dezes jaars onder de Secretarisfen en Clerquen van de Politie berustende geweest, om door de Heeren Leden geëxamineert te worden 5 En daar op gedelibereert en in omvraage gedaan zynde, heeft de Vroedfchap na alvorens de Heeren van den Ed. Achtb. Geregte voor derzelver moeite in deezen genoomen bedankt te hebben , voorfz. Deductie zig laaten welgevallen en geapprobeert, wyders goedgevonden de Heeren Burgermeesteren met voorkennisfe van de Vroedfchap daar van zodanig gebruik te maaken als in tyd en wylen zal geoordeelt worden te behoren. En is noopens deeze zaak Secretesfe gerecommandeert NB. geene Copie enz. er van te neemen, voor dat de Deductie gedient heeft, mitsgaders goedgevonden deeze aangaande te refolveeren als volgt,- De Vroedfchap by verfc'heide gelegenheeden en laatflelyfc ter occafie van de proceduures gehouden tegen G. Egeling Burger en Wynkooper alhier, by den Geregte deezer Stad zynde gecondemneert in zeekere boete en verbeurte wegens contraventte van Hun Edel Mogende Ordinaris Gedeputeerdens Ordonnantie op den Inpost van de Wynenj en van die condemnatie hebbende"gepoogd , eerst te revideeren en daar na te appellecren aan Hun Edel Mogende Ordinaris Gedeputeerden, in ervaring gekomen zynde, dat zommtge aloude regten en herkoomen deezer Stad, en fpeciealyk ook het recht derzeh'e, om in zaaken de gemeene middelen  C 256 ) len concerneerende, te vonnisfen buiten appel ofte eenige provocatie met den aankleeve van die met zodanig by de Heeren van de voorftemmende Leden wierden gefteld te zyn buiten fp.cu'atie, dat daar over geen discrepance tusfchen de refpeétieve Leden van Staat zouden kunnen onrftaan, gelyk de Vroedfchap egrer vermeent, dat het zelve in geen twyfel behoorde getrokken te worden , en vervolgens goedgevonden hebbende te doen fonneeren een Deductie , waar by voorgemelde en andere deezer Stad aloude regten en herkoomens nader waren gedetailleerc en betoogt, en voornoemde Deductie by de Vroedfchap zynde geëxamineert en geapprobeert, is na deliberatie verftaan, dezelve Deductie te ftellen in handen van Corgermeesters en Gecommitteerden ter befchryviug, om daar van zodanig gebruik re maaken, als in tyd en wylen moge bevonden worden van dienst te konnen zyn, egter alles onder expres declaratoir en protest, dat zulks geenfins gefchied, om Stads regten ter decifie van de Heeren van de voorftemmende Leeden of anderen te ftellen of over te laaten, maar alleenlyk tot eclaircisfement van de gronden, waar op het gedrag van de Vroedfchcp , ook in het laatst gemelde geval, is gefundeert, en tot confervatie van de goede harmonie tusfehen de refpective Leden van Sraat , blyvende de Vroedfchap verder in het mainric-n van Stads aloude regten en herkomens in haar geheel en onverkort , zullende extract van laatstgemelde Refolutie by meergemelde Deductie worden gevoegt, wanneer zal worden goedgevonden , daarvan gebruik te maaken.  (257) Extract uit de Refolutien van den Edel Achtbaren Gerechte der Stad Utrecht, raakende de [agt en Judicatuur van dien enz. enz. Martis den 15 Maart 1785. 't Geregt verzoekt den Heer Oud-Burgermeefter Berger, als voorzettend Scheepen ter Vergadering van de Edele Achtbaare Heeren Burgermeefteren en Vroedfchappen te rapporteeren. Dat ter voldoening aan de Vroedfchaps Refolutie van 54 January deezes j.iars door Hun Edel Achtbaare met de vereischte attentie waren geëxnmineert en overwoogen de Refolutie der Heeren Edelen en Ridderfchap van den ïfl * January 1785. houdende op het rapport van de Heeren Gecommitteerden tot het onderzoek der bezwaaren omtrent de Jagt en Judicatuur van dien enz. mitsgaders de Refolutie der Heeren Geëligeerde Raaden in dato 10 February 1785. houdende insgelyks derzelver confideratien 00 't voorfz. rapport, dan dat in geene dier beide Refolutien aan de Heeren van den Gerechte eenige overtuigende Redenen waren voorgekomen ter deftructie van 't ten deezen opzigten by Hun Ed. Achtb. aan de 1 teerén van de Vroedfchap geadvifeerde in dato 18 September Ï784. en dat dauom 't Geregt als nog het Zelve moelie b'yven inhaereeren : Dat echter in de bovengemelde Refolutie van de Heeren Edelen verfcheide poinclen met relatie tot de Judicatuure over de Burgeren en Ingezeetenen deezer Stad waren geavanceerd waaromtrend de Heeren van den Geregte , behoudens de verdiende achting voor de nagedagtenisfe van den kundigen op-  ( 25§ } opfteiler dier Refolutie, in gansch andere Denkbeelden verfeerende, dienftig oorJeelen de attentie van de Heeren van de Vroedfchap eenigzins nader te bepaalen: De Heeren van den Geregte namentlyk hadden by het voorfz. geadvtfeerde begreepen, dat de Heeren van de Vroedfchap zig zouden kunnen confonneeren met het eerfte point van het rapport van welgemelde Edel Mogende Heeren Gecommitteerden tot het onderzoek der reedenen van misnoegen en bezwaaren omtrent het ftuk van de Jagt, zoo verre, dat zelve point is ftrekkende tot affchaffing en vernietiging van het tot hiertoe fubfiftecrend Jagtgerigt deezer Provintie, met allen den aankleeveu van dien; dan dat Hun Edel Achtbaren oordeelden , dat het verder daarby geproponeerde, om fiamelyk de Judicatuur op het ftuk van de Jagt wederom overtebrengen aan 't Collegie van de Heeren Hun Edel Mogende Ordinaris Gedeputeerden, of wel dat de Heeren Staaten het Hof Provinciaal daartoe zouden gelieven te qualificeeren by de Vroedfchap met opzigt tot de Burgeren en Ingezeetenen deezer Stad als firydig met derzelver Privilegie de non evocando behoorde te worden gedeclineerd, en dc zaak daar heen gedirigeerd, dat die Judicatuur eeniglyk aan derzelver Ordinaris Regter, dat is de Schepeusbank alhier , mogte worden gedemandeerd en toevertrouwd. Dog'theeft de Heeren Edelen by derzelver bovengemelde Refolutie behaagd, dit begrip van de Heeren van den Geregte niet alleen te eomradiceeren, maar ook bovendien te verklaaren, niet te konnen zien, dat het by den Geregte geallegueerde Privilegie door den Roomsch Koning Wil lem , in den jaare 1252. der Stad Utrecht gefehonken, by 't welk de Heeren Edelen anderzints gatane hebben gelieven  C 259 ) ven te erkennen, dat de Burgers en Inwoonders deezer Stad ten allen tyden bchooren te worden gemaintineerd en bewaard , ftrydig zoude zyn met de Judicatuur van het Collegie van 't Jagtgerigt alhier, V zy nieA agt geeve op deh letterlyken teneur van het Privilegie, V zy r,ien-lette\op V geene daarmede bedoeld is geweest, of dat men . nagaa hoe het voorzeide Privilegie ten allen tyde er. or.dër alle zoorten van regeeringsformen, die in de Stad on in de -Provintie'zoo voor als na de translatie der temporaliteit hebbenplaats gehad is befchouwd geworden, fpecialyk mecde ten aanzien van de Judicaiuure over- gepleegde contraventien en mefufes in V ftuk van de Jagt, welk alles vervolgens de Heeren Edelen by Hukken hebben getragt.amtetoonen: dan hoe zeer het Geregt van gedagten is-, dat nimmer de explicatie der Privilegiën van de Stad zo min als de dispofitie over dezelven door de Heeren van de Vroedfchap kan of behoort te worden overgelaten aan de Judicature. der Heeren van de voorftemmende Leeden (tot hoedanige ontydige deference de Vroedfchap "zig ook meermalen, zonder vertreeding der tot hiertoe by dezelve ongtfchonde bewaarde regten onbevoegd verklaard heeft) konnen de'Heeren van den Geregte, daar het Hun Ed. Groot Achtb. behaagd heeft derzelver confideratie en advies omtrent de gemelde Refolutie der Heeren Edelen te vraagen, niet af zyn, dit ftuk wat dieper in te treeden, en het bovengemelde Privilegie eenigziuts nader toe te lichten: Waartoe het niet onvoeglyk zal zyn vooraf korrelyk aan- > temerken, dat Willem de IL Graaf van Holland in den jaare 1247 tot de Rooms-Koninglyke waardigheid verkooren zynde , zig al ras in Duitschland in eenen moeijelyken kryg ingewikkeld gevonden hebbende, en vervolgens ten S ge-  C 260 ) gevalle van Graaf Jan van Avennes den oorlog met Vlaanderen voerende, tot het een en ander veel Volks en Gelds noodighad, en ook veel moeite in het werk ftelde om zulks te bekoomen ; vergelyk Vaderl. Hist. II; deel bi. 384. 385. Veelligt waren die van Utrecht hem in deeze of diergelyke geleegenheden van merkelyken dienst geweest, immers was hy hier ter Stede met uitbundige eerbewyzïngen in den jaare 1249. ontfangen , by welke plegtige gebeurtenis om zoo veel te dieper in de toegeneegenheid der Utrechtenaaren in te dringen, hy zig onder het getal der Burgeren dezer Stad had doen aanteckenen; zie J. Meerman gefchied. van den Roomsch-Koning Willem 1. deel bl. 323. Hoe het zy, de Roomsch-Koning zig in Juny deezes jaars 1252. by zeckere merkwaardige gelee genheid breeder vermeld by Meerman enz. 2. deel bl. 69—78. weder te Utrecht bevindende, befchonk ter vergelding der Di suften zyner Medeburgeren, en om al meer hun hart te winnen, de Stad op den 17 en 18. dier Maand met drie onderfcheiden Voorregtsbrieven , alle uitgegeven door Am. Bucchelius ad W. Hedam de Episcop. trajctl. pag. 209 en 210. by welker laatlten insgelyks te vinden in het Utrechtsch Placaatboek 3. deel bl. 276. hy de byzondere trouw en opregte geneegenheid zyner geliefde meedeburgeren van Utrecht erkennende; aan dezelve vergunde, dat geen Prins, Markgraaf, Hertog, Graaf, Edelman, Kerkelyke of Weereidlyke perzoon, (fier op zyne Waerdigheid, gelyk hy by eene andere geleegenheid geteekend word door den Heer Wagenaar Vaderl. Hist. 2. deel bl. 392. zonderde de Roomsen Koning alleenlyk uit een Keizer of Koning ten opzigte van zaaken die fiegts tot het Weereldlyk Gerigt behooren,) eencn Burger of Ingezeetea deezer Stad buiten derzelver muureu zoude mogen voor  ( a«i ) voor het Geregt roepen, dagvaarden of voor iemand aanfpreeken , cum parati exijlant coram Epifcopo Trajeclenfi eorum Domino vel judice , qui pro tempore fait deputatus ab ipfo in Civitate Trajectenfï pradicla, exhibere, cuique juftitits compiementum, dat is volgens het inzien van de Heeren van den Geregte, zoo lange zy bereid zyn voor den Utrechtfen Bisfchop hunnen Heer, of voor den Schout, welke door hem in der Tyd in de voorfz. Stad Utrecht zal zyn aangedeld (voor den eerden namelyk in 't Geestelyke voor den laatden in het Waereldlyke) een ieder zyn regt te doen geworden. De Heeren van den Geregte meenen , dat dit de eenVouwdige beteekenis dier woorden is , en dat Hun Edel Achtb. dus met de Heeren Edelen over den teneur van het Privilegie niet verfchillen dan alleen in de verklaaring der woorden , vel judice, qui pro tempore fuit deputatus ab ipfo in civitate trajeltenfi, by welke de Heeren Edelen begrypen, dat aan den Bisfchop in 't gemeen de magt zoude toegekend worden, om Regters meede in de Stad Utrecht aan te dellen en dat dien volgende in het gemeen by voorfz. Privilegie, aan de Burgers en Ingezeetenen van Utrecht, op verbeurte, om van 't zelve Privilegie gebruik te konnen maken, verbooden zoude zyn, zig aan de Judicatuur van den Regter, door derzelver Overheer den Bisfchop aldaar aangedeld te onttrekken ! Het zal derhalve noodig zyn te betoogeu dat het woord Judex naar den dyl der middeleeuwe in het Privilegie moet vertaald worden door Schout, en dat het aldaar in dien zin ook allen kan genomen worden. Waartoe de Heeren van den Geregte vermeinen, in de S 2 eer-  ( 262 ) eerfte plaats te moeten aanvoeren , en vergelyken drie Chartres van denzelven Willem , die dit Privilegie aan de Stad Utracbj gefchonken heeft : dus vind men in de Privilegiën waarmede hy die van Haarlem in den jaare 1245. begiftigde by Mieris Chartert. I. D. bl. 219., c? citatus, quia nou comparuerat debet Judici de banno tres folidos hollaiidenfes. 't Welk de oude Nederduitfche overzetting aldaar bl. 224. vertaald, en die ghedagede, want hi niet voirt en quant, foude den feout drie fchellingen betaalen tot zynre banne, daar in de onmiddelyk daar op in 't latyn volgende periode het woord fcultetus met dat van judcx verwisfeld , als diezelfde Charter zegd: Pnetera, fi cenfuales alkujus domini altcrius a me out meo scui,teto ad judicium citati fuerint, Dominus eorum fpecialis poterit eos de judice eripere dus leest men in de Privilegiën van Koning Willem voor die van Dordrecht, van den jaare 1252. by Mieris I. D. bl. 264. judex vem neminem pandabit, nifi cum fcabinis (over welke plaats de Heer van de IVall handvesten van Dordrecht I. D. bl. 29. verdiend te worden nagezien) en dus komt dit woord meermalen voor in dat zelve ftuk: Dus ontmoet men ook weder in de Privilegiën van Koning Willem in den jaare 1252. aan die van Alkmaar gefchonken by Mieris I. D. bl. 283. eene verwisfeling der woorden Judcx en Scultetus wanneer hy aldaar § 6. zegt, cum autem aliquis opidanus fiierit in eau jam trahendus, debet citari per judiccm vel prceconem cjus, waar voor men § 9. vind prat er ea fi cenfualis alicujus domini alterius a nobis vel noftro Sculteto ad judicium citati fuertmt &c. op dezelve wyze als hier boven , uit de Privilegiën van Haarlem is aangemerkt. En  C 263 ) En was Koning Willem of wel zyn Cancelier het alleen niet, die het woord Judex in den opgegeven zin beezigde; De Stad Utrecht zelve bezit meer andere Chartres, daar het niet anders moet verftaan worden, dus leest men in zekeren brief van Koning Wenceslaus van den 15. Maart 1381. by welke hy aan de Stad Utrecht vergunt, dat den Bisfchoplyken Stoel door ovi-rlyden of anders vacant Haande, de Scheepen Burgemeetter of de oudfte Scheepen in der tyd Schout dezer Stad zoude weezen , by den Heer V. d. JVater Gr. Utr. Placcb. 3. deel bl. 202. quod quandocunquè evcnerit ftve contigerit, fedém Epifcopalem trajetïenfem vacare. quod tutte Magiller Civium , fcabinorum civitatis trajeSenfis pradicta , vel fenior fcabimis difke civitatis, qui tune ftterit Judex ejje poterit prtediüie civitatis ad facienda & exercenda omnia judicialiter, qua ad verum JuDiCEM civitatis trajeStenfis pertinent. Dus vind men ook in eenen anderen Brief van den jaare 1364. van den Dom Decan Ilendricus de Weyde, als toen ter tyd by de Prelaaten en Capitelen tot Vicaris Generaal in-het Geeftelyke en Waereldlyke, vermits de Bisfchops ftoe! door de verkiezing van Johan van Arkel tot Bisfchop van Luik was opengevallen , aangefteld, by denzelven Heer ^an de Valer bl. 203. den toenmaligeu Schout Wernerus de Drakenburch genaamd judex temporalis in civitate trajiilen- fi; men vergelyke hiermede de aanteekeningen van Arn. Bucchelius ad IV. He dam pag. 234. lib. land. en wie weet niet, dat nog heden ten dage onder anderen in Gelderland het Nederduitsch woord Richter in denzelven zin als het woord Schout by ons, gebeezigd word? gelyk het reeds verfcheideue eeuwen alzoo in gebruik geweest is, vergelyk C. G. Haltaus Glosfar. Germ. medii avi pag. 1546. in S 3 vo-  ( 2c54 ) voce Richter zelfs ook in onze Provincie, waarvan men twee voorbeelden van de jaaren 1387. en 1445. aantreft by Matthceus de nobil. lib. 2. cap. 34. pag. 547. 548. om thans andere voorby te gaan: en vind men de reede waarom Schouten van ouds ook Rechters genaamt wierden by J. Mathyfe Politieke Regeering van Br iele, in Alkemade befchryving van den Bricl I. D. bl. 232. namelyk, om dat zy waaren, die van alle zaaken recht eysfchen, ende die ygelichen, dies gheert fchuldig zyn te helpen tot zynen recht: na dus aangetoont te hebben dat het woord Judex in de Latynfche fchriften der middeleeuwe bepaaldelyk ook in de Chartres van Koning Willem in den opgegeven zin gebruikt is, vermeinen de Heeren van den Geregte teffens klaarlyk te konnen bewyzen, dat het in ons Privilegie van 1252. geen andere verklaaringe lyden kan: waartoe het alleen nodig zyn zal, zig te herinneren dat de Bisfchoppen , fchoon Heeren van 't Sticht zynde, egter van zig zelf geene Judicatuur in het Waerc-ldlyke of het geen daartoe eenigzints fpecteerde , over de Utrechtfche Burgers en Ingezeetenen bezaaten , maar, dat dezelve eeniglyk beruste by de Magiflraat dezer Stad, gelyk zulks onder, anderen uitdrukkelyk getuigd word by den Heer Mattheus de nobil. Lib. 2. cap. 14. pag. 305. als hy zegt, civis extra urbem evocari non potuit, in urbe conveniendus: Nee coram quoquam allo, quam fi eau fa fecularis coram urbis Magifiratu; eodem lib. cap. 21. pag. 379. Notum civium priviixgium ; Ad fcabinos vocandi, ad Magifiratum urbanuni, alium judicem non agnofecbant, fi caufa effet fecularis. Schoon de Heeren van den Geregte niet willen teegenfpreeken, dat's Bisfchops offlcialen, inzonderheid in lateren tyden, ook over veelerlei zaaken in 't Weereldlyke by fubmisfie en toegeevendheid der Burgery regt  C 2^5 ) regt gefprooken hebben : waarop vooral toepasfelyk is, 't geen L. Hurtenfius, die kundige SchryverderUtrechtfche Gefchiedenisfen en die de Bisfchoppelyke Regeering voor de Overdragt der Temporaliteit aan Keizer Karei de V. beleeft heeft Lib. I. rer. Ultra}, pag. 14. van onze Kerkvoogd m getuigd, non plus juris e'os intra Civitatum muros habuife quant NB. populi beneficio concederetur ; dat dus ook niet de Bisfchoppen de Perzoonen , welke de Waereldlyke Regterampten binnen Utrecht bekleedden, hebben aangefteld , nog ook fchikkingen gemaakt op het ftuk der Juftitie, maar wel de Stad alleen en privatief, gelyk zulks breeder betoogd word door de Heeren Oosterdyk en Wantenaar in zeekere Deduftie voor de Heeren van de Vroedfchap deezer Stad omtrent derzelver regten , Jurisdictie &c. in der Zaake van Gysbert Egeling in den jaare 1-64. vervaardigd bl. 22. 23. en elders, welk uitmuntend wel uitgevoerd ftuk in der Daad een beeter Lot verdiend had dan zo (lordig het dagligt te zien , als onlangs gefchied is. s Daar dan de Heeren van den Geregte gerust vertrouwen , dat nog de Heeren Edelen, nog iemant anders oit van elders zal konnen bewyzen, dat de Utrechtfche Bisfchoppen in de 13. Eeuw eenigen anderen Judex binnen de Stad Utrecht dan alleen den Schout, en zulks nog wel onder zeekere bepaalingen , waaromtrent men kan nazien 't aangeteekende door A. Mattheus de 110b. lib. 2. pag. 294, in het Waereldlyke hebben kunnen aanftellen, zoo meend men tot zoo lange het contrarie van dien zal zyn aangetoond, te mogen vastftellen, dat het woord Judcx in het Privilegie geene andere beteekenis lyden kan , dan die , welke Hun Ed. Achtb. hier boven daar aan gaven: S 4 De  ( 266 > Dj Ffjeren yan den Gc^gte dus den inhoud van het Privilegie zoo zy vertrouwen in deszelfs waare licht geilek hebbende, gaan met de Heeren Edelen over ter nafpeuringe .van het daar by bedoelde oogmerk, om vervolgens te konnen opmaken , in hoe verre by dien gunstbrief al of niet aan de Bisfchoppen de magt ende het regt om andere Collegien van [ufiitie in het Waereldlyke buiten het Collegie. van Scheepenen .te crigceren , waaraan de Burgers zo wel als andere zouden warden fubjeft- gemaakt, zy toegekend. En gelyk men. aan den eenen kant den Heeren Edelen gaarne wil toeilaan , dat de Roomsch Koning daarby voornamelyk bedoeld heeft de Burgers en Jugezeetenen deezer Stad te bevryden voor alle moeijelyke en kostbaare evocatien buiten hunne woonlteden, zonder echter met die zelfde Heeren als een volkoome zeekerheid te durven bepaalen, dat zulks inzonderheid zoude gefchied. zyn tegen de evocatien, die hun bevooreqs van wegen de FJspfen eti andere Vorften des Duitfchen Ryks wedervaaren waren , alzoo daarvan door de Heeren Edelen geene byzondere voorbeelden waren opgegeven , en de Heeren van den Geregte zig die ook niet rapelleeren, zoo begrypen Hun Edel Achtb. aan den anderen kant, dat, daar Koning Willem by zynen gunstbrief volgens de hier boven opgegeeve eenvoudige verklaaringe, geene regtbanken voor de Burgeren, dan alleen in 't geesteiyke die van den Bisfchop, en in 't waereldlyke die van 's Bisfchoppen geffelden Schout binnen de Stad Utrecht erkend , zulks iusgelyks als een tweede oogmerk van dit Privilegie niet moet worden uit bet oog veriaoren; want waartoe tog zoude de Roomsch Koning enkel deze twee Regtbanken noemen ? is er eene ree-  C **7 ) reeds uit te denken, waarom Koning Willem, indien men, i-ivita veritate, eens voor een oogenblik wilde toegeeven dat van ouds de Bisfchoppen liet regt hadden om zoo veele, Regtbanken , ais 't hun.goed Jagt, binnen deeze Stad over vcrfchillende zaaken in 't weereldiyke te erigeereo , ten effecle, dat de Burgers daarvoor zouden convcnibel zyn , zig niet van algemeener bewoordingen bediend , en niet liever gezegd zoude hebben , cum cives paraii exiflant in. civitate pradicla trajecten/? exhibcre cuique jufiifï* complementum , dan bepaaldeiyk cum cives parati exi/iam NB. coram Episcopo trajectensi eorum dqmino vel judice QUI pro tempore FUlT deputat.us ab 1pso IN ClViTATE pr/edicta, TRAJECTENSI exiubere cuique*justitie CO.-UPLUIENTUM : de Heeren van den Geregte oordeelen derhalven dat uit deeze meer bepaalde uitdrukking manifesteert!, dat niet door den Roomsch Koning aan de Bisfchoppen in der tyd de magt en het regt is benoomen, (want zulks zoude onderdeden dat zy tot dien .tyd toe, dat dit Privilegie aan de Stad gefchonken wierd zulks eftóctivelyk hadden bezeeten, waarvan men deezer zyds ten allenlerkilen meent de negative .te moogen. fouteneeren) van binnen Utrecht ook andere Collegien van juditie buiten het Coiiegie van Scheepenen te erigeeren, waaraan de Burgers zo wel als alle andere fubject zouden worden gemaakt, maar wel , dat zy die magt en dat regt niet bezaten , gelyk het hun ook nimmer zedert op een wettige wyze is gedefereerd geworden. . En het gebeurde, in den jaare i479, dat naamlyk de toenmalige Regeerders deezer Stad zelf gelyk de Heer Burman Utr. Jaarb. 3. deel bi. 323. fchryit, verklaart hebben •;-.-/ * re£' te WSk ft,*», eerden Opciaal of i\'B. eei^gen $ 5 au-  ( 268 ) anderen Rechter door den Bisfchop binnen de Stad Utrecht te ftellen; kan hier tegen nimmer als eene objectie van eenig verfchii worden aangevoerd, om dat het geval aldaar in het breede gemeld ter cognitie van den geestelyken Rechter geoordeeld wierd te behooren, zynde een verfchii tusfchen den Bisfchop en den Raad, door het ontzeggen der Stad aan den Prielter Dirk van Heusden en cenen Jan van Meeteren, die daar op hunne klagten aan den Bisfchop gedaan en van denzelven zekere monitieni mandaten en declaratien gelyk men die noemde ontfangen hadden, hebbende vervolgens de Priefter de ftoutheid gehad , de Regtsvorderingen teegens de Regeerders te beginnen voor den Bisfchop , die als toen zyn verblyf en Regtdag binnen Wyk te Duurflede hield, en den Bisfchop de -onbefchaamdheid (trouwens ! wat durfde een eerlooze David van Bourgondien niet al beflaan) om in de plaats van de zaak te renvoyeeren aan zynen Ofnciaal binnen Utrecht, daar ter Steede vonnis te vellen, welke vermeetelheid zeederd gewigtige gevolgen had, omftandig door den Heer Burman loco citato ontvouwd , en 't was alvoorens de Regeerders deeze zaak by appel aan den Aarts-Bisfchop van Keulen bragten, dat zy de hier bovengemelde verklaariugen gedaan hebben, uamelyk het geen wel te noteeren is, in caufis ecclefiaJHcam jurisdiclionem conccrnentibus coram ojfciali feu alio judice non fufpecio in civitate trajeüenft per Dominum Epifcopum deputato aut deputando fe ftare veile, gelyk dit des Raads eige bewoordingen zyn in 't oorfpronkelyke inftrument van 't voorfz. appel by den Heer Burman bl. 336. 3- ^el: 't geval wierd derhalve door den Raad enkel als eene Caufa ecclefiafticam jurisdi&ioriem concernens befchouwd, en kan dus tot geene conferentie getrokken worden, ten eiïecte, dat men daarmede een  C 269 ) den Bisfchop dezelfde authoriteit in 't waereldlyke zoude hebben toegekend; om nu niet te zeggen, dat al had 'er eens eene ongepaste toegeevendheid omtrent dit Privilegie by de Regeerders van die tyd plaats gehad, zulks aan het bedoelde oogmerk van 't Privilegie zelfs geene atteinte konde toebrengen : Van 't zelfde begrip als de Heeren van den Geregte omtrent de hier boven opgegeeve tweede bedoelinge, was ook de Heer A. Mattheus de nobil. lib. 2. cap. 32. PaS' 531- daar hy van de Utrechtfe Burgers fchryft, in prima injlantia nemo eorum judex quatn Magifiratus Urbanus, in caufa fcilicet feculari, etiam in criminali, atque, NB. eo pertinet diploma IFilhelmi Romanorum Regis apud Boxhom ad Chronicon Feldenarii pag. 164. f Wilhelmus Dei Gratia &c. waarop hy het Privilegie zelfs volgen laat: De Heeren Edelen vermeenen ondertusfehen, dat derzelver geavanceerde klaarer worden zou , als men nagaat , hoedanig men van alle oude tyden , zoo voor als na de translatie van de temporaliteit het ejfeB van dit Privilegie van de zyde der Magiftraat befchouwd en van de Burgery zelve erkend heeft, namentlyk als niets conti, voerende in prejudicie van het fouverain gezag van derzelver tyd lyken Overheer, fpeciaalyk ook omtrent deszelfs regten tot het aanfiellen van alle zodanige Regters, zo binnen de Stad Utrecht als elders ter judicatuur van alle zoo geestelyke als waereldlyke zaaken in het algemeen als bepaaldelyk tot zeekere zaaken in V byzonder. En hiertoe word door de Heeren Edelen in de eerfte plaats ten bewyze aangevoerd , de aanhoudenheid der Rechtbank van 's Bjs-  C 270 ) 's Bisfchops oifkiaal binnen de muuren dezer Stad ; gaarne ftemt men toe, dat , na dat de Bisfchuppen, die in de vroegite tyden in perzoon gewoon waaien ter regt te zitten , vervojgens ondernoomen hebben, 't zy uit trotzen waan, 't zy uit vadzige gemakkeivkheid, 't zy door de wezendiyke meenigte van voorkoomende regtszaaken, veel al door hunne Officialen de Rcgtbank te doen fpannen, ook hier ter Steede, gelyk booven reeds is aangemerkt, veele waereldlyke zaaken door deeze hunne geestelyke Regters zyn beliegt , dog gelyk teffens uit L. Hortcnfius is getoont, is zulks zonder dat het ooit zoo veel men weet op eene legaale wyze aan die Officialen is gedemandeerd geworden , enkel pepuli beneficia, en door loutere coniventie zoo verre in gebruik geraakt, dat het in veele zaaken ter keuze van de Eisfchers heeft beginnen te ftaan , om hunne zaaken 't zy by Schout en Scheepenen, 't zy voor 's Bisfchops Officia»! te profequeeren, waarvan een merkwaardig voorbeeld uit des Raads dagelyks Boek van 1448. voorhanden is , by den meermalen aangehaalden Heer A. Mattheus de nobil. Lib. 2. cap. 21. pag. 375. Eu mag men dus vastflcllen, dat zulks niet juris maar enkel moris binnen deeze Stad geweest is, vergelyk denzelven Heer A. Mattheus de jure Gladii Cap. 31. ƒ>. 508. en manuduêL ad jus Canon, lib, 3. Tit. 2. pag. 274. en dus eene enkele inkvuiping zy geweest, hoedanige tot vermeerdering van cige gezag en voordeel altyd zeer na den finaak der geestelykheid geweest zyn, en wel eene inkruiping van lanter tyd, dan Koning Willen» Privilegie, welke dus op zig zelve genoomeu al meede geene de minde atteiute aan de begrippen , welke men uit den teneur van 't Privilegie zelf vormen moet, kan toebrengen. Ge*  C 271 ) Gelyk het ook aan de Heeren van den Geregte vervolgens voorkomt, eeven weinig ter zaake te doen, dat in den Gilde Brief van den jaare 1304; in 't Utr. Placcb. 3. D. bi. 67. te vinden, gezegd word, dat geen Utrechts' Burger eenen anderen Burger buiten de Stad in eeniger handen dingen mogt beklaagen, of dat hy die zig zulks befiond een jaar de Stad verbeuren zoude, om daar uit te willen defereeren gelyk de Heeren Edelen doen , dat de Burgery en Gilden het Privilegie van den Roomsch Koning nooit anders zouden uitgelegd hebben , dan dat'' zy daar door flegts in 't algemeen niet buiten de Stad Utrecht konden te regt geftelt worden : want hoe tog gaat deeze gevolgtrekking door ? Een Utrechts Burger vennogt volgens de Gildebrief zynen medeburger niet buiten de Stad in regten aaufpreeken, ergo moest hy voor alle zodanige Regcbanken als de Bisfchop in der Tyd goedvond te erigeeren, te regte Ifaan : Wat verder betreft, dat ook aan dat zelfde verrtand van het Privilegie , 't welk de Heeren Edelen daaraan hebben gelieven- te hegten , zoude toe te fchryven zyn , dat nog by de erectie van eenen Raad van Appel door Bisfchop David van Bourgondien , nog by de oprigting van 't Hof Provinciaal door Keizer Karei de V., nog by het arrefteeren der nadere inftructie van den Hove van 1583, eenige blyken voorhanden zyn, dat, fchoon by de twee eerstgemelde geleegenheeden van weegen de Magiftraat der Stad Utrecht wel bezwaaren zyn gevallen, dat daar door aan de ïudicatuure van de Stad, in haare gewoonte van by arrest te wyzen te kort gedaan wierd , egter geenzints zoo veel men weet, gefustineerd zoude zyn, dat daarmede op het Privilegie de non evocando, van den Roomsch  ( 272 ) Roomsch Koning Willem aan de Borgers der Stad Utrecht verleend, wierd geimpieteerd, konnen de Heeren van den Geregte ook de confequentie, by de Heeren Edelen daaruit getrokken, niet als proef houdende admitteeren: Immers kan het zyn, dat by die geleegenheeden, fchoon men het nu na zoo veel tyds verloop niet meer weet, wel deegelyk op dat Privilegie is geurgeerd geworden ; maar het zy zoo , men hebbe er niet van gerept; men hebbe alleen aangedrongen op het tot die tyden toe zonder interruptie door de Stad gebruikte Voorregt van by arrest te vonnisfen ; zou daaruit volgen, dat de zig van het eerfte en voornaamfte argument, 't welk toen ter pasfe kwam, wel en te regt bedienende, zig van geene andere argumenten Zoude hebben kunnen bedienen? Waarlyk eeven weinig als het ten bewyze zoude geftrekt hebben dat de Stad nooit by arrest geweezen had, indien zy eens de lafhartigheid gehad had, om van haar deugdelyk regt niet te reppen , en kruipende voor de voeten van eenen loozen en alles onderneemenden David van Bourgondien, of voor die van eenen hecrschzugtigen Karei de V. zoodanige wetten van hun te ontfangen, als 't zulke dwingelanden flegts behaagen inogte haar willekeurig voor te fchryven , en ftoutelyk op te dringen : De Heeren Edelen dringen vervolgens aan, dat het zyne zonderlinge confideratien zoude verdienen , dat , en voor en na de translatie der temporaliteit, wel verfcheidene fchikkingen omtrent de Judicatuur op het ftuk van de Jagt zyn gemaakt, dog dat 'er geene blyken exteeren, dat by eenige derzelven aan de gewoonc Judicatuure van Scheepe- men  C 273 ) nen deezer Stad zouden zyn gedemandeerd geworden het beoordeelen van contraventien der Ordonnantiën op dat ftuk door Burgeren van Utrecht gepleegd, veel min dat ooit bevoorens gefustineerd geworden is, dat daar mede aan het Privilegie de non evocando zoude te kort gedaan zyn geweest; wat het eerfte betreft, konnen de Heeren van den Geregte niet zien, dat er de minfte noodzaakelykheid is geweest, dat aan de Scheepenen van Utrecht, de Judicatuur op het ftuk van de Jagt over de Burgeren en Ingezeetenen ipeciaaiyk zoude zyn gedemandeerd geworden, daar dezelve van alle oude tyden af, zonder onderfcheid over allerlei zaaken in het waereldlyke hebben regt gefprooken, waarvan ftraks nog iets naders zal worden gezegd; maar zoude door de Stad, zoo hier waarlyk renunciatien plaats konnen hebben, exprejfn verbis daarvan moeten zyn gerenuncieerd, 't welk de Heeren van den Geregte vermeinen nimmermeer te zyn gefchied, dan alleen in zeekeren zin, ter geleegenheid van de oprigtinge van het Jagtgerigt deezer Provintie; en het is te over bekend , dan dat het nodig zy zulks hier te herhaalen of in 't breede te betoogen, hoe fchoorvoetende , en hoe door vreeze gedrongen men tot het dragen van Confent daartoe nog gekoomen zy. En wat het tweede aangaat, verwonderd het de Heeren van den Geregte, dat de Heeren Edelen als eene ongehoorde nieuwigheid befchouwen, het begrip waarin de Heeren van den Geregte by hun voorig geadvifeerde geverfeerd hebben , en als nog verfeeren, dat naamlyk het evoceeren der Burgeren en Ingezeetenen deezer Stad van de Scheepensbank ter zaake van wanbedryven op het ftuk van de Jagt ftrydig is met derzelver Privilegie de «9» evocando, daar bet reeds, om nu geene andere voorbeelden op te haaien, meer  ( 274 ) meer dan eene Eeuw geleeden is , dat de Vroedfchap ïn derzelver Conflderatien op de toenmaals geconcipieerde Inflmctie en Ordonnantie op de Jagt en Jagtgerigt, te vinden M ié Froedfchaps refolutien van u Auguftus 1679. het (luk even eens befchouwende uitdrukkelyk onder anderen hebben eezcgd, dat mede de Bergers en Ingezcetenen van Utrecht NB. volgens het oud Privilegie haar neevens veele Stecdev. van de geünieerde Provintien competeerende niet behoorden van hunne ordinaris Domiciliairen Regter te worden geë'/oceert , ende verbolgens van de Judicatuur van het Jagtgerigt behoorden te zyn geëximeert : gelyk de Heeren van de Vroedfchap die Confideratien ook met eene Misfive aan Prins Willem de III. den 26 van die Maand hebben gezonden, dog zonder dat dezelve, gelyk wel te vermoeden was, het gevvenscht effect gehad hebben : Eindelyk voegen Heeren Edelen by de hier boven gerefcontreerde argumenten , dat , wat denkbeeld men zig ook van de gevolgen, eener gcneraale privative Judicatuure, Scheepenen der Stad Utrecht competeerende, omtrent alle zaaken en perzoonen onder derzelver bedryve voorvallende en fortccrende, zoude willen maken, de Judicatuur over de Jagt ten allen tyden uitzondering zoude hebben moeten lyden, en geleeden heeft, om dat de Contraventien en Mefufes daar omtrent gepleegd niet anders aan te merken zouden zyn, dan als zoo veele infraftien op het Regaal van dc Jagt, den Overheer competeerende; dog de Heeren Edelen zullen het de Heeren van den Geregte ten besten gelieven te houden, dat Hun Ede! Achtb. ook met deeze Hellingen zoo onbepaald als dezelve hervoorgedrageti zyn , niet wel konuen inltemmen. Im-  C 27S ) Immers is het regt tot de Jagt, zoo'rai eensin weerwil vffi h regt der natuur, en van 't jus civi'.e in het drielle en barbaarfche tydperk van de middel eeuwe elders dus befchouwd geworden zy, van ouds nooit in deeze Provincie als een Re^ gaal, den Overheer privatieve competeerende,geconfidereerdi zynde zulks 'er zoo verre af, dat niet alleen volgens de afkondiging van den Raad deezer Stad in 1431. gedaan en te vinden by den Heer Burman Utr. Jaarb. I. d. bl. 425. een ygelyk goet man wel met finen JVynden jagen cr.de vangen mogt coninen of kazen die hy verkopen kon; maar dat ook boven dien volgens de bekende costuymen ten beveele van den Hartog van Alba door de Regeerders deezer Stad in 1570. vergaderd § 42. alle Edelluyden , Leenmannen van den Stichte van Utrecht en alle geboore Burgers van outs gcnaamt St. Mariens dienstmannen, mogten jaagen, vliegen en vangen hazen , veldhoenderen j konynen, vosfen, wachtelen en diergelyken , alleen het grof wild uitgezonderd: Ja , al ware 't regt tot de Jagt in 't Sticht al eens als een privatief regaal van den Souverain van ouds befchouwd , zoude daar uit nog niets ten nadeele van de Judicatuur van Scheepenen deezer Stad ten opzigte van derzelver Burgeren en Ingezeetenen in Contrayentien op datpoinét konnen worden geconcludeerd, daar zy dog over alle Misdryven hoe ook genaamd, het crimen kefte Majeftatis zelfs niet uitgezonderd , regtfpraaken , zie Mattheus de Nob. Lib. 2. cap. 27. pag. 478. & de jure gladii cap. 35. pag. 583. en is zulks ook te overvloedig bekend, dan dat het eenig nader bewys nodig hebbe; ja wie kan twyffelen, dat, daar de Stad van ouds zelve béfchikkingen over de Jagt gemaakt heeft, gelyk uit de Utr» Jaarb. 1. Deel bl. 267. blykt, de overtreders derzelve vok door de Magiftraat deezer Stad zyn bekeurd en geT ftraft ?  C 276) ftraft ? Zonder dat na 't inzien der Heeren van den Geregte , 't teegendeel met relatie tot de Judicatuur op 't ftuk van de Jagt onder de Bisfchoplyke Regeering blyken zoude uit de daartoe by de Heeren Edelen geallegueerde Keure van den Raad deezer Stad van den jaare 1431. zoo even vermeld, voor zoo verre daarby verklaart zoude worden, aan het oordeel des Bisfchops gelaten te zullen worden de pleegens van de contraventien teegens de Jagt aldaar breeder gevoerd; 't geen na het begrip der Heeren Edelen niet zoude gefchied zyn, zo het ter dier tyd als een gevolg van 't Privilegie de non evocando aangemerkt ware, dat de Burgers der Stad Utrecht ook ter zaake van begaane contraventien tegen 's Bisfchops Wildbaan nergens binnen de Stad Utrecht jufthiabel waren, dan voor der Scheepenen banke; want als men die afkondiging nauwkeurig nagaat, worden de aldaar vermelde wanbedryven op het ftuk van de Jagt, gelyk de Heeren Edelen te regt aanmerken , door den Raad befchouwd , als contraventien teegens 's Bisfchops privatieve Wildbaan , (welke Wildbaan men eenigzints nader leert kennen uit de ftraks aangetoogene plaats in de Utr. Jaarb. 1. D. bl. 267.) en dus als begaane fpolien aan de goederen der Utrechtfe Kerke , als gepleegde Sacrilegia; waarin men dan teevens ook vind de waare reede , waarom de Raad verklaarde de fchuldigen in dat geval niet te zullen verantwoorden, dat is zig hunner niet aan te zullen trekken , maar dezelve te zullen overlaten aan het goeddunken des Bisfchops, om daarmede te begaan als NB. met den geenen die hem V zyne falen : En de zaak in dat waare dagligt befchouwt zynde , ftrekt deeze Keure enkel tot eene uitzonderinge van 't geene anders omtrent 't ftraffen der Mefufes op 't ftuk van de Jagt beiiendig plaatze had , om dat de Raad de by de  ( 277 ) de voorfz. Keure vermelde contraventien als geestelyke vvanbedryven confidereerde , welke na de gewoonte dier tyden door den geestelyken Regter wierden gevindiceert. Zoo veel oordeelen de Heeren van den Geregte nodig ter refcontre van de voorgemelde objeftien der Heeren Edelenen ter nadere adftruétie van het geen door Hun Edel Achtb. by derzelver geadvifeerde van iS September 1784. ten betooge van de privatieve Judicatuure des Geregts over de Burgers en Ingezeetenen deezer Stad Utrecht in cas van zoogenaamde excesfen of contraventien op het ftuk van de Jagt ook uit hoofde van het veelgemelde Privilegie van Koning Willem was geavanceerd. En vermeinen Hun Edel Agtb. hier alleen nog te moeten byvoegen de fteeds voor ons Vaderland in 't gemeen, en voor deeze Stad in 't byzonder allergewigtigtëe remarque van den voortreifelyken en Staatkundigen Schryver van '* leven van Prins Willem de I. 2. Deel bl. 77. daar hy zegt , het voorregt van de Nederlanders om alleen voor haaren daaglykjchen en gewonen Regter aangefprooken , en door denzelven gevonnist te konnen worden, is eigentlyk het weezendlykfle deel der Vryheid, en het bolwei'k, dat de geruste bezitting van het leeven eer en goederen der Onderdaanen befchermd en verzeckert , daar ondertusfchen na de zaak van eenen anderen kant befchouwd te hebben, de Heeren Edelen vervolgens met de Heeren van den Geregte, of liever met eenen ygelyken zonder onderfcheid inftemmcnde in de nutteloosheid van een apart collegie tot de zaaken van de Jagt, immers verklaaretide van de noodzakelykheid van deszelfs aanweezen niet genoeg overtuigd te zyn , met de Heeren van de twee overige T 2 Le-  C 278 ) Leden Aan Staat tot de affchaffing van 't Jagrgerigf hchben gelieven te concurreeren, mits de Judicatuur over de zaaken van de Jagt weder worde gebragt aan het Collegie van de Heeren ordinaris Gedeputeerden, konnen de Heeren van den Geregte als nog niet anders doen, dan per(iliecren by hun voorig geadvilëerde, ais van gedagten zynde, dat die Judicatuur, behoudens het Privilegie van Koning Willem even weinig falva reverenHa aan de Heeren Gedeputeerden als aan het Jagtgerigt over de Burgeren en Ingezeetenen deezer Stad door de Heeren van de Vroedfchap gevoeglyk '"•kan worden gedemandeerd ; ja al ware 't zelfs , dat eens in vroeger tyden die Judicatnure door de pradecesfeuren van Hun Ed. Agtb. aan gemelde Heeren Gedeputeerden mogte zyn gedefereert, daar diergelyke tegens verkreegen Privilegiën aanloopende defereuces , zoo zy waarlyk plaats gehad hebben , nooit in de magt ftonden van hun die dezelve accordeerden , zynde de Regenten gehouden, ja by eede plegtig verbonden, de Privilegiën te maintineeren, en nimmer geregtigd om dezelve geheel of ten deele te laten glisfeeren, dan enkel en alleen ten nutte en voordeele hunner Burgeren zelve, gelyk men dit omtrent de appellen, mitsgadeïs het regt aan Weduwen en "Weezen en andere miferabele perzoonen , om ter eerder indantie hunne regtszaaken ten hoove te mogen brengen , en nioogelyk eenige andere weinige zaaken, voor zoo verre zulks anders tegen het Privilegie de non evocando zoude konnen drydig geoordeeld worden, zeggen kan : Dog de Heeren van den Geregte moeten by deezen ook ter goeder trouwe betuigen , van diergelyke defcrence van den Raad der Stad Utrecht ten opzigte van de Heeren Gedeputeerden geene kennisfe re dragen, niet tegeudaande de Heeren Edelen van begrip zyn , dat in den aan-  C 279 ) aanvang der Republicainfche Regeering deezer Landen de Judieatuure over zaaken concerneerende de Jagt van den Hoove afgenomen en ('t welk dan ook van Stads weegen zoude moeten zyn gefchied) aan 't Collegie van Heeren Ordinaris Gedeputeerden zouden zyn overgebragt en dat aan dezelve zederd die tyd volgens het eigen adveu van de Vroedfchap vervat by Refolutie 18 Fcbruary 1677. die Ju* dicatuur privative heeft gecompeteerd zonder contradictie van iemand : dan het fchynt den Heeren Edelen geëchapeerd te zyn, dat in die zelve Refolutie door de Heeren van de Vroedfchap even te vooren was gcremarqueerd, dat de toenmalige concept-ordonnantie op de Jagt, de inftruclien en verdere memorien raakende de tractementen &c. van den Lieutenant Houtvester by zyn Hoogheid aan Hun Edel Mog. toegezonden , in verfcheide poinüen ende artikelen ten eenemaal ftrydig en ten hoogften prajudiciabel waren aan de Privilegiën, oude vry en gcregtigheden dee* zer Stad mitsgaders Borgers en Ingezeetenen van dien. Waarop de Heeren van de Vroedfchap in die Refolutie volgen laten 't geene de Heeren Edelen omtrent de Judicatuur van de Heeren Gedeputeerden daaruit hebben opgegeeven , zoo dat de intentie van de Vroedfchap in dezen niet anders is geweest, dan te kennen te geven, dat de Judicatuure ter zaaken van contraventien omtrent de Jagt over Burgeren en Ingezeetenen deezer Stad aan een apart Jagtgerigt te cedeeren ftrydig zoude zyn met de Stads Privilegiën, en dat de overgeevinge der Judicatuure over de verdere Opgezeetenen der Provincie in 't zelfde cas aan diergelyke Collegie even zeer ftrydig zoude zyn met de Judicatuur welke de Heeren Gedeputeerden van alle oude tyler. (waardoor men egter ten vroegtïeu moet opklimmen T 3 tos  C 280 3 tot het jaar 1593.) zynde den tyd der erectie van dat Collegie, of liever tot na het jaar 1622; in 't welke de Judicatuur hieromtrent nog aan 't Hof Provinciaal is opgedragen geworden zie Utr. Gr. Placaatb. 2. D. bl. 393.) privativelyk heeft gecompcteerd zonder contradictie van iemand, zoo als de woorden dier Yroedfchaps Refolutie zeggen, en dat dit de eenige en waare intentie van de Vroedfchap in deezen tyd was en heeft konnen zyn, blykt duidelyk uit de Misfive van die zelfde Heeren in dato 12 Juny 1677. gefchreeven, by Mattheus de jure Cladii Cap. 34. pag. 533. alwaar, gelyk by voorig geadvifeerde reeds is aangemerkt, gezegd word, dat zynde de rechtspleeging in reguard van de Burgeren der Stad Utrecht over alle zaaken zonder onderfchcid er bygevo/ge ook over de voorfc'tr. Mejufes (te weten op V fuik van de Jagtj van alle onbedenté/yke tyden privativelyk volgens mcenigvuldige coufirmatoire Privilegiën geëxerceerd by de Regenten van de voorfchr. Stad, als zynde haaren wettigen en Domiciliairen Regter, niet alleen groot ende merkelyk nadeel re prejudicie aan de Jurisdictie van de gemelde Regenten der Stad Utrecht zoude worden toegehragt, zo wanneer zy ende haare Borger en voor het voor/chr. Jagtgerigt zouden convenibel zyn, alsmede'jegens haare Privilegiën van haaren wettigen ende natuurlykcn Regter buiten haar regt ende refidentic plaats worden g^ -oceerd, ende by die van't voorfz. Jagtgerigt gefententieerd, mitsgaders aan haare perfoonen en goederen geëxecuteerd, maar ook Qfc. by welke periode de Vroedfchap dan vervolgens fpreekt van de adminiftratie der Juftitie, op 't ftuk van de Jagt over alle Opgezeetenen der Provintie , welke aldaar insgelyks aan 't Collegie van Heeren Gedeputeerden word toegekend, en waarover fn deezen geen gefchil is. Ook zou-  C 281 ) zoude veeleer het tegendeel van der Heeren Edelen begrip in dezen kunnen worden geadftrueert uit de ampliatie der Ordonnantie op V ftuk van de Jagt , van den 7. Julf 1630. § 9- in 'c Placeaat Boek 1. Deel bl. 395. indien zulks niet reeds gefchied ware door den Heer Mattheus dicto cap. 35. pag. 530 : De Heeren van den Geregte het verdere van de Refolutie van welgemelte Heeren Edelen insgelyks rypelyk hebbende geëxamineert , hebben daarin niets gevonden waaromtrent zy vermeinen de Heeren van de Vroedfchap van eenige confideratien te konnen dienen, dan alleen, dat Hun Edel Agtbare allerbillykst is voorgekomen, het by dezelve Heeren Edelen geproponeerde en 't welk by de Heeren Geèiigeerde Raaden in derzelver Refolutie van den 10 February dezes jaars insgelyks was geadopteerd, omtrend het bepaalen van zeekeren tyd, binnen welke de geene die tot hiertoe by de refpective Ordonnantiën op 't ftuk van de Jagt, onder de daartoe gequalinceerde niet waaren genoemd, en echter zouden willen fustineeren tot dezelve geregtigd te zyn, zig, met hunne befcheiden en bcwyzen daartoe dienende , ter Vergadering' van Hun Edel Mog. de Heeren Staaten deezer Provincie zouden moeten adresfeeren, om vervolgens daar op door Hun Edel Mogende berigt en advies te doen rcquireeren van zoodanige Collegien als Hun Edel Mogende zullen oordeelen te behooren : gelyk het den Geregte insgelyks, conform de propofitie van dezelfde Heeren, ten hoogden noodzakelyk voorkomt, dat, hangende de deliberatien Van Hun Edel Mogende over \ arrefteerén cener nieuwe Ordonnantie op 't ftuk van de Jagt, by de Heeren van de Vroedfchap ,ten fpoedigften , om reedeuen by de Heeren T 4 , Ede-  ( 282 ) Edelen vermeld , worde geconfenteerd in liet emaneeren van een Publicatie teegens liet jaagen en (iroopen in den bellooten tyd , 't welk anderzints de totale ruine van de Jagt binnen deeze Provincie moet na zig (loepen; en vermits Hun Edel Agtb. in de voorfchreven Refolutie der Heeren Geé'ligeerde Raaden van den 10 February 1785. mede niets was voorgekoomen , waaromtrent Hun Ed. Achtb. de Vroedfchap van eenige weezendlyke confidentie oordeelen te konnen dienen, dan 't geen hier boven by geleegenheid van het overweegen der refolutie van de Heeren Edelen uitvoeriger was behandeld , uitgezonderd alleen, omtrent het poinft, dat de Heeren GeeiigeerdeRaden ook verkiezen by continuatie aan den Heer Erfitadhouder en tevens aan 't Collegie van de Heeren Gedeputeerden over te laten de faculteit tot het met menagement verieenen van aftens van permisfie tot de Jagt, aan daar toe anders ongequalificeerden op of Ingezeetenen deezer Provincie , of immers aan zodanige , welke des zomers hun vast verblyf binnen dezelve houden, waartoe de Heeren van 't Geregte in 't geavanceerde by welgemelde Heeren Geëligeerden, om namenttyk met deze infchikkelykheid de Provincie zoo veel te meer door het verblyf van gegoede Ingezetenen te doen floreeren, geen genoegzaam fundament vinden, maar in tegendeel door hier in te treeden veele klagten te gemoet zien, gelyk te meermalen gefchied is, over het willekeurig al of niet vergunnen van diergelyke aflens ; om thans geene andere zwaarigheden welke uit het en aan zyn Doorl. Hoogheid en aan 't Collegie der Heeren Gedeputeerden overlaaten dezer faculteit zoude kunnen proflueeren, te opperen, zo vermeenen de de Heeren van den Geregte ook ten dien opzigte by derzelver voorig geadvifeerde te moeten perfifteeren; alles in 'l ver  ( 283 ) *t vertrouwen dat de Heeren van de Vroedfchap de hier boven opgegeeve confideratien, welke eenigzints wydloopiger zyn uitgevallen, dan mogelyk de attentie der Heeren van de Vroedfchap, in de tegenwoordige tydsomfiandigheden tot veelerlei allergewigtigile beezigheeden gerequireerd wordende , fchynt te gedoogen , wel zullen gelieven ten besten te houden , en oordeelen met dezelve aan de Intentie van Hun Edel Groot Agtb. door de Heeren van den Geregte te zyn voldaan Accordeerd met voorf. refolutie Onderflond, in kennisfe van my (was getek.) C. A. v, WACHTEND ORFF.  Drukfeilen dus te verbeteren: Pag. 122. reg. i. van mtlgem. lees aan welgem. 133. 18. rcfpecleiur lees res fpecletur . 13T. 7. Magiftratuumque lees Magifiratuum, 142. 22. Sententie, lees Sententiën 149. onderfte regul quoque, lees quaque , _—I in d''eerfte lees /» d* eerfte plaatfe 151. . . 15. de rede, die lees de redeware , die dit 155. 22. reden by Matth. lees eeden by Matth. 165. ■ 2. fervoturütn lees fervdturum 19. Annal T 3 P. pag. 110. lees Aual. T 3 P. I. pag. 110. -— 168. 6. pos lees poft 7. vir lees vix , j-rS. 17. st;;, lees zynde, en in de volgende regul in plaats van zynde, lees zyn jScj. 2. en van lees