IV VOORREDEN. entvermen, over het zuchtend menschdom, door fpoedig den blijden morgen te doen aanlichten, waarop de Zon van Vreede, Voorfpoed, Liefde en Eendragt, daagt, op dat 'er eens een cinda loomc, aan al het vergieten van dierbaar, en dikwijls fcluildloos, menfehen bloed; en dat alle verbeteringen, mogen yoordnloeiën uit de harten der menfehen, door af/land te doen van alle ongerechtigheden, ter bevordering van de zoo hcilzaamt Eensgezindheid, die naast de Godlijke Voorzienigheid, de eerjle bron van NeCrlands opkomst en bloeijlaat is geweest; doch befchouwen wij den inwendigen toef and, der Nederlandfchc Natie , over het algemeen, die in deze dagen zco volgzuchtig is, dat zij genoegzaam alles aanneemt wat van verre komt, zonder acht te /laan, of het met haar belangen Jlrookt, dan zouden wij al ras twijfelen, of Nèërlands voorige bloei/laat , wel immer zal te rag gebragt worden; en meer bijzonder befchouwd, kunt.en wij toch niet ontveinzen, dat ieder klaagt over den f echten /laat van NeCrlands Volk, omtrent ver-  VOORREDEN. v vermindering en vermageringen in zijn bcflaan, cn evenwel fchijnt de oude bataajfehe ncdrigheid, van onze Jlraaien, verbannen le weezen, terwijl Rijkfchijnende Tooi/els zich in derzelyer plaacs vertooncn; en hoe ligt gecven zulke naarvoigiv gen, aanleiding tot daden van onrechtvaerdigheid, die twist en tweedragt in eene Maatfchappij vcröórzaaken, en Land en Volk kunnen vernielen. — TVenfcheltjk waar het, dat dit groot gebrek wierdt herfleld, en ieder zich mogt fchikken, zoo in huishouding , als in befluur, naar die regelen, waar door ons lieve Vaderland, ten tópgunt van geluk ge/iegen is. Dan zou de roem der Oude Vaderen, Met Liefde, Vreede en Blijdfchap nadren; Dan wierdt de fnoode twist geknot; Dan zouden onze Stemden bloeien, Door zoete Rust en Eendragt, groeien, Dan klom elks danklied fleeds naar God. En?  vi VOGRREDEN. En, dit zal genoegzaam weezen, om den belangrijken inhoud van dit Werkje te doen hennen, icn einde-het zelve onbevooroordeeld en zonder /chroom, den Kinderen in handen te geeven; en gtetu Ouders, die belang flellen in de welftand hunner Kinderen en hun Vaderland, kunnen hierin onvcrfchillig zijn en handelen , daar ik, uit alle de voornaamjle gebeurenisfen, ook de belangrijk/Ie les/en voor de tedere Jeugd, getrokken heb, om het waare van het valfche tè heren onderfcheiden; en mag dit Werkje daar toe dienstbaar weezen , dan heb ik voldoening genoeg, voor deze mijne Vaderlandlievende poogingen. T. Hazeu, Conu Zooiu ylmflcldam, 20 Oéïober 1796. DRUKFOUTEN. Bladz. 37 r, g. 15 fiaal aanhoudende tets aanhoudenden ■ — —16 jtaat veroorzaaken lees veiöorzaakt —— 47 rtg. 4 flaat Rievieï leef "Hiyier —- 126 re?. 2 plaat Soldaaden lees Soldaaten. — 233 rcg. 5 Jiaat gemaakt hebben lees zou gemaakt enz. KLEI-  KLEI NT Ë VADERL A N DSC H E GESPREKKEN voor IC X ar JD JÉ JU M EERSTE GESPREK. Mietje. IZeg mij eens, lieve Jantje! hebt gij Vader al .gezien, in zijne Montering, als Capitein van de Burgerij? — Jantje. Ik heb Vader wel gezien, Mietje! zoo even nog, maar toen zag ik Vader in zijn Japon, en dus ön.gekleed; maar wat wil dat zeggen, in de Montering? — Pietje. Nu moet ik lagchen! wel mijn lieve Jan! weet .ge dat nog niet? — A J a h t-  & i 3 Jantje. En ik moet weder om u lagchen, Pietje'. — gij zijt immers drie jaaren ouder dan ik, en dus kunt gij ook meer weeten , cn Zuster Mietje is weden twee jaaren ouder dan gij, dus kan die ook meel wceten; en Vader zegt immers, al wat wij begeeren te weeten, dat wij daar naar mogen en moeten vraagen! — Mietje. Gij hebt gelijk , lieve Jan! en Vader zou het Pietje kwalijk afneemen, wanneer hij het wist; wij: moogen vrij vraagen , naar 't geen wij niet wee-: ten, en daarom zal ik u dit onderfcheid zeggen'; de Montering geeft eene onderfcheidende kleding, te kennen; de Hoed, de Rok en het Vest, komen overéén, met de kleding van een' Militair ren Officier, en daarom wordt deze kleding, Uit-: monftering of Montering genaamt, en dus geheel: anders, dan Vader gewoon is, als Koopman, te draagen. —— Jantje. Nu ja , lieve Mietje.' dan kan ik het mij wel verbeelden , want ik zie immers daaglijks 051cierea van de Soldaaten ? —- Piet]  €. 3 $ Pietje. Ja, Jan! maar de Montering der Officieren van de Burgerij is geheel anders. Mietje. Ja, Pietje! dit is wel waar, maar het is genoeg dat Jantje begrijpt dat Montering eene andere kleding betekend. Jantje. Zeg mij eens, Mietje! is Vader dan nu als een Officier gekleed? Mietje. Ja, Jantje! maar dit is voor mij geen nieuws, Want zeven jaaren te vooren, heb ik Vader ook, als Capitein van de Burgerij, met eenige veranderingen, zoo gekleed gezien, doch dit kan U, noch Pietje heugen. Pietje. Het heugt mij evenwel nog, Mietje! hoe ontfteld Moeder was, toen ik haar hoorde zeggen : Och, lieve Kinderen! ik beklaag u en het Vat, derland; nu is het omgewenteld , wat ben ik ,, verfchrikt, wie weet wat ons zal overkomen l" en nog zoo veel, meer dan ik heb kunnen onthouden, A & UxtT-   € 44 Legermagt te kunnen beftaan; — daarom beflooten de Staaten van Holland, (die ik u als de afgezondenen uit de Steden van die Provincie heb «doen kennen) om ook de Ingezetenen te doen wapenen, en zulks bij loting van den derden Man, ten einde tegen den vijand op te trekken. D n deze loting vond overal veel tegenftand, en baarde onophoudelijke twisten en oproeren , wijl tféelen van begrip ivaren dat zulks ftrijdig was met het recht van een vrij Volk. Pietje. Maar, Vader! moet een vrij Volk dan niet (trilden, om zijn Vrijheid te bewaaren? Vader. , Ja, Pietje! maar het is een groot onderfcheid, of men zulks vrijwillig, of gedwongen, moet doen; en of de zaak waarom men ftrijd, ieder aanneemeJijk en beminnenswaardig voorkomt; en dit was hier het geval, de tweedragt onder de menfehen, had zoodanig de overhand genomen , dat veelen hun algemeen en waar belang, uit het oog verlooren. [Zie Algem. Leeringen Letter Qi) ] A L-  i grt 3 Letter (b)] waar mede de Prinsgezinden echter niet te vreden waaren, wijl hier uit eene Alliantie met dat Rijk voordvloeide, en de Prinsgezinden,' wilden liever aan Engeland, dan aan Vrankrijk, verbonden wezen. Pietje. En wat zou dan het voordeligfte van die beiden weezen? — Vader. Het voordeeligfte voor ons, Pietje! is om zonder eenige Alliantie met eenige Mogenheid, op ons zeiven te ftaan, even als onze Voorvaderen in vroeger tijd; en ons zoo geducht te maaken, te Water en te Land, dat wij in ftaat waaren, onzen Koophandel ter Zee, en ons klein plekje Republieks te Land, te kunnen befcbermen en bewaaren. Jantje. Alliantie, Vader! wat wil dat zeggen? V a d e b. Dit is zoo veel als Verbindenis, Vriendichap, eene deelneeming in elkanders welvaard en ongenoegens, en deze Alliantie met deFranfchen wierdt door de Patriotten begunftigd, zoo dat men hier over binnen Amfteldam eene pragtige Maaltijd aanrigtede, ter gedachtenis van dien dag dat dezelve geftooten is. D 2 MlEI-  Mietje. Ik merk wel, Vader', dat de Prinsgezinden zoo veel verftand niet hadden van het belang des Koophandels voor dit Land, als de Patriotten. Vader. Het is mij aangenaam, Kind! dat gij onder het verhaalen opmerkzaam zijt, maar over het verftand en belang ftellen, kan men in twistgedingen en partijfchappen weinig oordeelen , wijl daarin veeltijds opftookingen en bijoogmerken plaats hebben , waar door men veeltijds het verftand te rug fteld en het waar belang uit het oog verliest. [Zie Algem. Leeringen Letter (e) ] Pietje. En 'er kwam, ondertusfehen, nog geen vrede er» eensgezindheid onder de menfehen? V a d e s. Neen, Pietje! deze bronnen van welvaard bleeven geheel agter, terwijl het vuur van tweedragt, hoe langs zoo meer en heviger, begon te ontbranden; en 'er zijn geen Oorlogen, die, op den duur, haatlijker worden doorgezet, dan die tusfehen Burger en Burger, Vriend en Vriend, ja zelfs, tusfehen Ouder en Kind, worden aangerigt. De Patriotten nu aan dc Wapenen gewoon, er> ijve-  * £3 * ijverig in de beoefening, om dezelven te gebruiken , eischten met meerder aandrang , rekenfchap van den Prins, en daarbij, herftelling van alle de gefchondene Privelegien en Voorrechten, door goed en bloed der Voorvaderen gekogt. [Zie Algem. Leeringin Letter (d) ] Dit gefchiede door dringende Verzoeken en Requesten, aan de ftedelijke en provinciaale Regeeringen; doch hoe fterker foortgelijke Verzoeken wierden aangedrongen , zoo veel te meer was de Prinsgezinde partij werkzaam, om dezelve tegen te gaan; zoo dat de Prins, op order van fommige provinciaale Regenten, de Militaire magt gebruikte, tegen de Patriotten. -— Pietje. Zijn daar voorbeelden van? Vader. Dit is het eerst ondernomen, tegen de Steden, Hattem en Elbnrg. — Pietje. Waarom wierdt de Stad Hattem, door Militairen , aangevallen ? Vader. Om dat de Burgers eenen gewezenen Guarde du Corps, Dinkgreve genaamt, niet tot hunnen Raad en Schepen wilde ontvangen. P 3 Piet-  fc 54 i Pietje. En waarom wierdt Elburg mede zodanig aangevallen ? Vader. Om dat de Staaten van Gelderland begeerden, dat de Regeering van die Stad, het requeftreeren of inleveren van Verzoekfchriften, tot herftel der Privilegiën, aan hunne Burgers, zoude beletten. [ Zie Algem. Leeringen Letter (e) ] Mietje. En moesten die Steden voor de Militaire magt bukken? Vader. Ja , Kinderen ! de Burgers moesten zich overgeeven, wilden zij geen kostlijk Burgerbloed, op hunne ftraaten, zien ftroomen; — wijl die Steden te zwak waaren om een beleg te kunnen verduuren. Mietje. Heeft dit noodlottige gevolgen gehad? Vader. ó Ja, het Krijgsvolk en 't Gemeen heeft 'er veel plunderingen , verwoestingen en fchanddaaden gepleegt, te veel om hier te melden. — Pietje. Had de Prins de magt, om Militairen in Burger-gefchillen te gebruiken? Va'  * 55 * Vader. De Prins zeide: zulks op zijn gezach niet te doen, maar wel op gezach der Staaten van iedere Provincie, maar de Patriotten zeiden: dathijmagts genoeg over deze Staaten had, om die tot zulke orders ie beweegen, wijl hij ze zelve aanftelde; maar onpartijdig hefchouwd, is het onnatuurlijk, dat men bezoldigde Soldaaten, in Burgertwisten gebruikt, wijl zij door de Burgers onderhouden en betaald worden. Mietje. Hebben dan de Patriotten ook geen Militairen gebruikt, om tegen den Prins te vechten? — Vader. Ja, en dit wierdt door de Prinsgezinden yoor onrechtvaerdig befchouwd, om dat zij mede betaals - lieden van die Troupes waaren; ■ doch dit alles is niet vreemd, want in partijfchappen, ziet iedere partij, zijne eigene misdrijven over het hoofd! — Pietje. Hebben de Burgers der Steden Hattem en Ellurg het hier bij gelaaten? D 4 Va-  •i 56 *f Neen zij beklaagden zich over de mishandelingen, hun aangedaan, aan de Staaten van Holland, daar de meeste Leden der Steden , de zaak delPatriotten waaren toegedaan; 't welk van dat gevolg is geweest, dat de Prins van alle zijne posten wierdt ontzet en buiten kracht gefield, bij die Provincie; waar over veele dankadresfen inkwaamen. Pietje. Over ditbefluit, zal de Prins wel getroffen ziin eeweest? Vader. Dit kunt gij nagaan, Pietje! dewijl eenigen tijd te vooren, aan hem het Commando over de Mili■ tairen, in den Haag, was ontnomen, en dit hier bij komende zulks geene te vredenheid bij den Prins kon aanbrengen; maar hij verklaarde dit alles, voor onwettig aan te zien, en nam het befluit, den Haag, met zijne gebeele Familie en Hofttoet, te verlaaten en zich naar de Provmcie Gelderland te begeeven , waar over het Arme Volk , bedroeft en gebelgd was : om het genot, •t welk zij van 't Hof, daaglijks hadden, baarde dit veel misnoegen en ongeregeldheden in die plaats, zoo dat men fprak, om de Vergadering, naar Haarlem, over te brengen ; te meer, om dat 'er een op-  57 ■* oproer ontftond , aan 't hoofd hebbende , eenen Paruikenmaaker Morand, die Dordrechts Gedeputeerden , Gevaarts en Gijzelaar , geweldadig aanviel. Mietje. Waarom wierden Dordrechts Gedeputeerden aangevallen. V a 1» e R. Om dat zij met hunne Koets door de Hof-poort reden naar de Vergadering en door de Militaire Wagt, eerbewijzingen wierden aangedaan , gelijk andere Leden dier Vergadering. [ Zie Algem. Leeringen Letter (ƒ) ] Pietje. En wierdt die man over zulk eene daad niet geftraft. Vader. Neen! die menfehen waaren zoo goed van hem die misdaad in zoo verre te vergeeven , dat hij niet in het openbaar geftraft wierdt; wijl zijne Vrouw en Kinderen vergiffenis voor hem vraagden. D s AL-  4. 58 i> ALGEMEENE LEERINGEN. (a) Dit was zeker eene ontijdige vraag, in dien tijd, maar dit most u leeren, dat foortgelijke zaaken , de vruchten van tweedragt zijn ; zoo dra men niet eensgezint is, zijn de begeertens onderfcheiden, en dikwijls oorzaaken, dat het goede of belangrijke der zaak, agterwegen blijft; gelijk deze twist-Appel te vooren al mede eeneaanmerklijke vertraging, in de uitrusting van een genoegzaam getal Oorlogfcheepen, veroorzaakt heeft. — (6) De Koning van Vrankrijk, zag meer belang om met Nederland in een verbond te treden, dan dat het zelve in eenen verderflijken Oorlog gewikkeh wierdt; en om hier toe des te gemaklijker te komen, begreep hij deze opoffering te doen; 't welk toch meer te prijzen dan te verachten is; dus moet gij hier uit leeren, het oogmerk van uw Weldoener, niet met de weldaad te vergelijken, zoo lang het zelve, met geen nadeeligegevolgen verzei d gaat; maar eerst moet gij zijne weldaad met dankbaarheid erkennen , en daarna zijn oogmerk ter toetfe brengen. — (e) Hier uit moet gij leeren, -hoe dwaas het zij, cm eigenbelang te koesteren , eene partij te omhel-  4. 5^ * hslzen, die het wel of kwalijk vaaren van het Algemeen betreft; — want zoo dra de zaak ongunftig uitvalt, dan is het eigenbelang'er de oorzaak van, valt de zaak gunftig uit, dan verdient zulk een aankleever, nog geen dank, wijl hij zich zelf, en niet het algemeen, bedoelt heeft. (cl) Het is eene waarheid, dat de meeste Privilegiën, die men ook voorrechten noemt, ten tijden der Graaflijke Regeering, in dit Land, of met geld gekogt, of met het bloed onzef Voorvaderen, bevogten zijn; en dat zij, zodanig als het eigendom van het geheele Volk moeten aangemerkt worden; tot zoo lang het geheele Volk begrijpt, 'er geen gebruik meer van te willen maaken; doch hier uit moet gij leeren , hoe eene overwinnende partij, dikwijls weinig agt flaat, op het eigendom van anderen. (e) Leert hier uit lieve Kinderen! hoe ongelukkig het zij, wanneer hart tegen hart, de fterkfte middelen uitdenkt, om een vermeent of wezenlijk recht, ftaande te houden, zonder eenige toegevendheid te willen gebruiken; en hoe alle zulke fchokken, den bloei, luister en welftand, van een anders zoo gelukkig Land, als uw Vaderland is, verwaarloozen. Maar ook zorgt vooral, wanneer u eeni-  €. ós 3 der geheele Republiek , over alle deze Burgertwisten ? — Vader. Even zoo onderfcheiden, als de Ingezetenen; — fommige provinciaale Regenten waaren voor , en anderen tegen de Patriotten; doch het meerder deel der ir.emra.en, zou eindelijk aan de Patriotfche zijde gevallen hebben, maar 'er kwam iets tusfchen beiden, 't welk ik u vooraf moet melden. — De Patriotten, in Utrecht, daar de Regeering de Burgerij had opgeroepen, tot het opgeeven haarer bezwaaren , hadden het zoo ver gebragt, dat de Burgers, en niet de Prins, jaarlijks hunne Regenten zoude verkiezen en aanftellen ; doch eenigen dezer Regenten, geliefden het daar toe gemaakt Regeerings-Reglement, niet te bezweeien ; waar op zij de Stad Utrecht verlieten, en zich naar Amersfoort begaaven, om de zijde van den Prins te kiezen, en aldaar eene tweede provinciaale Vergadering opterigtten, [Zie Algem. Leeringen Letter (a)] maar die Regenten, welke getrouw aan hunne gedaane beloften bleeven, wierden plegtig, door de Burgerij , in den Eed genoomen , dus had deze Provincie twee provinciaale Stemmen, en daar door had-  & 6\ $ hadden de Patriotten, in het hoogde Beduur der Republiek, het minder deel. M i e ï J e. Mogt dit wel doorgaan, Vader! volgens het Recht? ■—• Vader. Lieve Kinderen ! ik -verhaal u alleen het geen' 'er gefchied is, zonder met u, over het Recht of Onrecht, te handelen; als gij wat meerder kennis zult gekregen hebben, kunt gij hier over, beter oordeelen. — Dan dit gebeurde gaf aanleiding voor de Utrechtfche Patriotten, om die van Holland en andere Frovinciën, gewapend, in te roepen , met eenige Patriotfche Militairen , waarover een Rhijngraaf van Zalm het opperde Commando voerde, wijl de Prins ter befcberming van die Amersfoortfche Vergadering, en ter bedreiging van Utrecht, een Leger oprigtede. Piet] e. En hebben toen de Patriotten met dat Leger van den Prins gevogten ? Vader. 'Er zijn wel eenige kleine gevegten voorgevallen, doch niet van veel belang; maareenigen tijd te  4. 6g 3 te vooren, eêr de Rhijngraaf van Zalm, en de genoemde gewapende Patriotten, in Utrecht waaren, is 'er een zwaar gevegt voorgevallen , tusfchen een Vaandel Utrechtfche Burgers , en een Regiment Militairen, die op order van den Prins waaren gekomen op Utrechts Grondgebied. Jantje. Vader! waar is dat gevegt voorgevallen? Vader.. Te Vreeswijk aan de Vaart, twee uuren van Utrecht. — Pietje. En wie hebben het daar gewonnen ? Vader. 1 De Utrechtfche Burgers , Pietje! die het geheelte Regiment deden vluchten, met agterlaating van veele dooden en een groot gedeelte wapenen, die in triumph binnen Utrecht wierden gebragt, met den daar bij gemaakten buit, 't welk een geruimen tijd, voor ieder ter bezichtiging wierdt gefield. Mietje. Maar zijn 'er geen Burgers in dat gevegt gedood? E Va-  1 66 3 Vader. Ja, Kind ! de Bevelhebber van dat Vaandel , Visser, en een Kanonier, van der Vlerk; well:e met veele eeretekenen begraven wierden, zoo dat men op het Wapenbord van Visser , boven het Graf geplaatst, het volgend Versje leesde.. Treurniet, 6 Stigtenaar! maar volg dien heldenmoed, De Vrijheid is het waard, al kost zij Burgerbloed. Maar na dien tijd, toen de Rhijngraaf van Zalm het Commando had, hebben de Patriotten weinig of niets, in die ftreeken, gewonnen, wijl men zeide dat deze Rhijngraaf , eenen Verrader was, gelijk zulks in een gevegt, bij Zoestdijk, blijkbaar wierdt, doch niet volkomen bewijsbaar. Mietje. Maar, Vader! begeerden de Patriotten niets meer van den Prins , dan alleen rekenfchap van den Engelfchen Oorlog? — Vader. Ja, Kind! zij begeerden ook, dat de aanftelling der Stedelijke Regenten, niet meer door den Prins zoude gefchieden, als ilrijdig tegen de Privilegiën , die zeggen: dat dit recht aan de Burgers toekomt;  k 67 J komt; — doch de Prinsgezinden zeiden: dat dit recht aan den Prins was afgedaan, en dus dat hij niet bevoegd was, dit weder te rug ie geeven [ Zie Algem. Leeringen Letter Q>) ] Dan nog begeerden de Patriotten, dat de Prins geene Ambten of Bedieningen, aan Vreemdelingen, inogt geeven, zeggende: dat hij dezen meer begunftigden , dan de Inboorlingen van dit Land; en omtrent dit misbruik, klaagden zij ook, overdeftedelijke Regenten, die de Officien en Bedieningen, aan hunne Huisknegts, Koetfiers, of andere Dienstboden , die meest Vreemdelingen waren, wegfchonken. — Pietje. En wat zeiden de Prinsgezinden hier van? Vader. Dit misbruik keurden zij af, zoo wel als de Patriotten; doch de onverftandigen, of misleiden onder hen, zagen dit mede over het hoofd: — en richten hoe langs zoo meer, oproeren en plunderingen aan, 't welk, door de Patriotten, dikwijls wierdt gefluit, en ook fomtijds wel eens onbezonnen, aan fomlnigen , wierdt geftraft; -— hier bij , de fteden en plaatfen op te noemen, zou onze gefprekken te wijdlopig maaken. —— t Zie Algem. Leeringen Letter (c) ] E a M 1 £ T'  don , deeze befteliing van Wisfelpaarden gewaar wordende, moesten zeker verwachten dat 'er een groot Perfonaadje volgen zou, of in aantogt moest Zijn, gelijk zulks kort daar op blijk waar wierdt; de Staats Commisfie op het Kasteel te Woerden , was hier van ook kennis gegeeven , om dus op hunne hoede te zijn; 't welk dan van dat gevolg was, dat men bij de Goejanverwelle Sluis het voordreizen van de Prinfes belettede, en daar van aan de Staats-Commisfie te Woerden kennis gaf; deze Commisfie zond eenige Gedeputeerden, om dePrinfes te vraagen naar de reden van deze zoo onverwachte Reis, dan hier op weinig andwoordende, begeerde zij over Gouda naar den Haag voord te Reizen; maar de Gedeputeerden raaden haar dit af, en konde daarin niet bewilligen; dus begeerde de Prinfes naar Schoonhoven te reizen , en aldaar het befiuit van de provinciaale Regeering af te wachten; t welk hierin beftond: dat Mevrouw de Prin. fes weder te rug moest reizen, naar de plaats van waar zij gekomen was. Mietje. Had dit noodlottige gevolgen, voor de Patriotten? V A-  k 71 $ Vader. Ja Kinderen! gevolgen van het grootfle gewicht en aanbelang , en waar van geheel Nederland de wrangfte vruchten moest fmaaken. — Doch dit den 28 Juni] 1787 voorvallende, wierden de Patriotten hoe langs zoo meer werkzaam, in de kunst van verdediging, voor hun Vaderland; want men verwachte wel , dat 'er iets gewichtigs gebeuren zou van de zijde der Pruisfen; dus wierden overal in alle Frontier- of bebolwerkte Steden, in Holland en Utrecht, Verfterkingen gemaakt, vooral toen de Koning van Pruisfen eene Memorie deedt inleveren, waar bij hij verklaarde, den hoon zijne Zuster aangedaan, niet ongewroken te kunnen laaten, maar daar voor voldoening of herftel begeerde: de Patriotfche Genootfchappen of Gewapende Burgers, trokken hoe langs zoo meer en fterker naar en van Utrecht, en gaaven den moed niet op; men fteunde op hulp van Vrankrijk, en men maakte hoe langs zoo meer voordgang, om de Prinsgezinde Regenten uit hunne posten te zetten; terwijl aan den anderen kant, de Prinsgezinde partij, zich ook moedig hield, en hoopende bleef, op de komst der Pruisfen, die zij zeiden dat de rust aoude komen herftellen. [Zie Algem. Leer. Letter (e)-] E 4 Piet-  4. ja 3* Pietje. 3 Hadden de Patriotten wel hoop dat zij het winnen zouden ? Vader. Ja, Pietje! althands op dat tijdftip toen de Burgers der Stad Haarlem, op eene plegtige wijze, volgends een gemaakt Regeerings-Reglement, onder eenen prachtigen Tempel , op de groote Markt, hunne Regenten in den Eed namen; — dit was het eerfte en belangrijkfte ftedelijk RegeeringsReglement, dat nog, in al dien twistiijd, te voorfchijn was gebragt; en, als op zulk eenen voet, alle de ftedelijke Regelingen hadden gewerkt, zou 'er veel hoop geweest zijn, om eens eenmaal uit alle de verwarringen verlost te worden , en ons dierbaar Vaderland, had met zoo veele rampen niet te worstelen gehad, wijl veel bedaarde en rustlievende Prinsgezinden , met dit Reglement wel wilden inftemmen. Mietje. •Wierdt daarïn de Prins dan weder herfleld in zijne waardigheden? Vader. Voor een gedeelte, ja, Kind! doch onder zekere bepaalingen, te veel om hier te melden. Dan hoe zeer  f 73 ^ zeer de Patriotten zich met dit Reglement verblijden, hunne vreugde wierdt wel ras. in droefheid veranderd. [Zie Algem. Leeringen Letter (ƒ)] Trouwens dit gebeurde menigvuldig , want in fommige-Steden in ons Vaderland, daar de Regeeringen ten voordeele van den Prins dachten tn handelden, hadden de Patriotten zoo veel vreugde niet, wijl men daar de Genootfchappen en famenkomften der Patriotten verbood, en altoos middelen wist te vinden, om hun in alle hunne begeertens tegen te gaan; hier heb ik veel terzijden geloopen, in mijn verhaal, wijl ik alleen maar voorgenoomen heb , hoofdzaaklijk te weezen, om uwe geheugens niet veel te vergen. Mietje. Maar, Vader! ftraks zeide gij, dat de vreugde der Patriotten in droefheid veranderd wierdt? V a d e r. Ja, Kind! dit was ook zoo: ik had u immers te vooren gezegd, dat de Koning van Pruisfen, herftelling van eer had gevraagd, voor zijne Zuster; en de Staaten van Holland konden geene andere herlTelling geeven, dan dat zij deze Reis der Prinfes, •naar den Haag, niet anders konden befchouwen, dan van nadeelige gevolgen, voor de rust van die E s plaats.  f. 74 3 plaats, en derhalven, dat zij geeri andere maatregelen konden neemen, om de rust van deze hunne Vergaderplaats te bewaaren, en meer andere verdedigingen van hun gedrag in dezen; doch de Koning van Pruisfen, hier niet mede voldaan zijnde, zond een Leger naar ons Vaderland, om den hoon zijne Zuster aangedaan, te herftellen. Jantje. Maar , Vader ! de Koning van Vrankrijk , had immers hulp aan de Patriotten beloofd? Pietje. Dit is een fchoone vraag, ook Vader! van onze kleine Jan? Vader. Ja, Pietje', dat is het ook, én hier uit blijkt het, dat Jantie zoo wel aandachtig luistert, als gij en uwe Zuster Mietje. Dan, de Patriotten fpraaken fterk van de komst der Franfchen, en niet ongegrond ; maar ondertusfchen wilden de driftigen onder hun niet gelooven, dat de Pruisfen in aan* Jogt waaren, voor dat zij het in de maand Oftober 1787 ondervonden. Dit ongeloof was zelve zoo fterk, dat al had men de fterkfte verzekering, en al wist men het getal, en de naamen der Regimenten, men durfde het'  *• 75 * het, onder driftige Patriotten, niet verhaalen , als bevreest zijnde, dat men als een verrader des Vaderlands, zou worden befchouwd; zelfs waaren 'er veelen, die zeiden: ,, 'er naderen wel Mili,, tairen, maar het zijn Gelderfche Soldaaten, als ,, Pruisfen gekleed!" — [Zie Algem. Leeringen Letter (g)] Pietje. Maar dit was immers het zelve, Vader', welke Manfchappen 'er naderden, en welk eene kleeding zij droegen, als zij toch kwaamen, om de Patriot, ten tegen te gaan, in hunne bedoeling? Vader. Dit is eene fraaie aanmerking, Pietje! gij wilt zeggen : dat men daarom niet zorgeloos, of ongeloovig moest geweest zijn ; dit is zoo: en , in verwachting van meer zulke gegronde aanmerkingen , ten teken uwer oplettenheid, van u te booren, zullen wij dit gefprek eindigen. A L-  k 76 3 AL GE MEEN E LEERINGEN. (a) Hier uit kunt gij leeren , hoe ras men in zijne oogmerken kan bedrogen worden , en hoe weinig ftaat men kan maaken op menfehen ; daar ik u te vooren heb aangeweezen, hoe de Utrecht, fche Regeering, zelve de Burgerij opriep, tot het inleveren haarer be/waaren, en zelve , overeenkomende den wil der Burgeren, een Reglement daar ftelde, 't welk zommigen der Leden, niet geliefden te bezweeren; kunt gij hier vooral uit leeren, hoe gevaarlijk het is, uw vriend, of partij, om eigenbelang werkzaam te maaken, zoo lang gij de gevolgen niet vooruit kunt zien, om u daar aan te onderwerpen; want dit was hier het geval: Utrechts Raaden wilden wel verlost zijn van dejaarlijkfche weder aanftelling op den 12 O&ober ,jdoor den Prins, als willende liefsc ongeftoord in dien post blijven ; maar toen zommigen zagen dat de Burgerij, in deitijd, een ftapje nader zou komen, aan hun beftuur, wilden zij zich liever weder aan één' Heer onderwerpen. (fc) Hier vind men twee waarheden , maar die echter tegen elkander ftrijdende zijn, door het misbruik dat 'er van gemaakt is; de Patriotten hadden gelijk, in het herroepen hunner Privelegien, wel- - ' . ke  * 77 9 ke dit recht aan de Burgerij volkomen toekennen.— De Prinsgezinden hadden ook gelijk, om dat men aan den Prins in laater tijd, dit recht had opgedragen, en het dus als zijn eigendom geworden was|; maar hier is nu degroote vraag, of alle de eigenaars van dit recht, afftand hadden gedaan, of een heerfchend gedeelte? — dus kunt gij, ter uwer leering, hier zien, dat alle gefchenken niet aanneemlijk zijn, maar, om dezelve duurzaam te kunnen blijven bezitten, men verpligt is te zien, uit welke handen men dezelven verkrijgt eêr men deze aanneemt; dat is: of zij den geever of een ander toebehooren , en dit onderfcheid , fchijnt toen ter tijd, niet in aanmerking genoomen te zijn. (c) Mij eenmaal voorgenoomen hebbende, uwe harten met geen haat te vervullen, en de haatlijkheden welke al zoo menigmaalen in fommige werkjens afgemaald zijn, niet weder op te haaien, wilde ik geene perfoonen , Heden , of plaatfen , noemen; maar 't voorige moet u tot leering ftrekken, hoe zorgvuldig -alle partijen , op eigenbelang doelen. Want, hoe wijd de Patriotten en Prinsgezinden, in denkwijs verfchilden, ftemden zij in de begevingen der Ambten, en winstgeevende Bedieningen, yolkomen overeen, om die aan Vreemdelingen te onu  onthouden, fchoon de laatfte met deeerfle, in dit iluk, echter niet mede werkten; hier uit moet gij leeren, dat twistende partijen, het goede dikwijls verwaarloozen, om noch in het een, noch in het aider, toegeevenheid te gebruiken. 00 Hier uit kunt gij leeren, welk een aanmerklijk nadeel en onzekerheid, eene onverzetlijke ftijfhoofdigheid kan veroorzaaken ; en hoe vaak men het geheel verliest, wanneer men van een gedeelte niet wil afftappen, door de hardnekkigheid die men daar door bij zijne vijanden doet gebooren worden: houdt u dus, mijne lieve Kinderen! aan het rigtihoer der toegevenheid; wanneer gij in twistzaaken komen mogt, denkt dan liever , 't is beter eena kleine fchrede genaderd tot rust, dan duizend fchreden agterwaards te keeren , en niet dan onrust te vinden. (e) Hier uit kunt gij leeren, hoe het beloop der waereld is ; wanneer dikwijls onze vreugde het hoogfte klimt, is onze droefheid naarbij; en zoo ook was het met den toeftand van ons Vaderland gelegen; naauw had man hoop op rust, of de onrust rukte met hernieuwde krachten aan; de eene dag bleef den anderen niet gelijk , maar verwisfelde fteeds van het eene nadeel, tot het ander; dan eens hoor-  4 79 3 hoorde men vreugdgezangen, dan weder verachtingen, verwenfchingen, enz. maar de (tem van algemeen geluk, wierdt niet gehoord' — (ƒ) Hier uit kunt gij leeren hoe twistende partijen haaken kunnen , naar elkanders ondergang ; want de vooru;tzichten van eene vreemde Magt, binnen onze Grenzen, konden niet dan aaklig en nadeelig weezen, wijl deze natuurlijkwandaaden ten gevolge moest hebben; en fchoon men dit aan de zijde der Prinsgezinden als eene rustheritellingbefchouwde, was 'er voor de Patriotten dit niet in te zien, als wel weetende dat het geen onpartijdige magt kon zijn, want niemand kan zich als rustberfteller aanbieden, tusfchen twee twistende partijen , of hij moet geheel onzijdig zijn , en de voorfpoed van de eene moet hem zoo naauw aan het harte leggen , als die van de andere partij. ■—. En dus zou men hier van moeten zeggen: Hij die de rust en veiligheid, En 't heilig recht, waardeert; Die twistvuur, toomloos onbefcheid, ' Uit zijn bedoeling weert; Die  £ 8a 3 recht zonder verdediging deedt verhaten , zoo dat de Patriotten , overijld , in het ongunstigfte weer , en in den nacht, uit die Stad, naar Amfteldam trokken , zonder de Pruisfen gezien te hebben; dus was Amfteldam vervuld, met gewapende manfchappen ,die genoegzaam alle vreemd van elkander waaren , zich bedrogen ziende van alle zijden ; en veelen onder hun, als wanhopende , omtrent het lot dat zij , en het vaderland , te wachten hadden , met de droevigfte vooruitzichten , op hunne huisgezinnen. In deze gefteldheid, begaaven zij zich in dienst van die ftad, om derzelver voorposten te verdedigen ; 't welk toen nog eenige dagen geduurd heeft, zelfs zoo, dat de Pruisfen nergens meerder tegenftand gevonden hebben, dan te Ouwerkerk , Amftelveen en Duivendregt, zoo dat men eindelijk befloot tot een Verdrag, om niets meer, dan de Leidfche Poort aan de Pruisfen af te ftaan, gelijk gij in dit bijgevoegde Plaatje zien kunt, en meer andere fchikkingeh wierden 'er gemaakt; te veel om hier te melden. [Zie Algem. Leeringen Letter («)] M I E T-  83 Mietje. Kvaamen de Pruisfen niet verder fil de Stad, Vader. V a n e e. Wel om te wandelen, Kind! en in de Lootfen,' daar bij of omtrent gemaakt , om te logeeren; maaf niet om eenige Wachten te betrekken, dit wierdft door Hollandfche Soldaaten verricht, die toe» eok in groote getaalen binnen de Stad trokken.  t S4 i Pietje. Ik dacht dat 'er geen gewapende Soldaaten in Amileldam mogten weezen ! — Vader. Volgens de oude rechten , is dit zoo , Pietje! maar 'er gebeurd, in zulke omftandigheden, zoo veel dat niet mag gefchieden. — Mietje. Was 'er toen niet veel Volk op de been , Vader! Vader. Ja, Kind! dit kunt gij uit uw Plaatje wel zien. Jantje. Ja, zie eens Zus! wat zwaaijen ze met de hoeden.' — Vader. Ja, Kinderen! het geroep van Oranje boven fcheen geen einde te hebben, even als of hier mede het geheele Vaderland behouden was; — maar in de Patriotfche Huisgezinnen , befpeurde men niets dan fchrik en droefheid, — om dat men bevreesd was, voor plundering en oproer, en ook voor de bangfte vervolgingen, waar door uw Moeder op den oever des doods gelegen heeft. M 1 e t-  t 85 i Mietje. Ja, Vader! dat heugd mij nog! maar hoe is het toen verder afgeloopen? — Vader. Toen wierdt alles weder op den ouden voet gebragt, Kinderen! de Prins en de Prinfes wierdeo met veel gejuich in den Haag , en genoegzaam overal, ingehaald, zelfs nam men in den Haag de Paarden van de Rijtuigen, en het Volk ftelde zich in de plaats, om de Rijtuigen te trekken. ~z Pietje. Wel foei, dat was toch laag! — Vader. Ja Pietje! als het Gemeene Volk uitgelaaten is van vreugde , ziet het naar geen vernedering! —— Maar dit deedt hier niets tot de zaak, was hier door het Land maar gelukkig geworden. —Pietje.Wel nu, Vaderl hoe ging het toen verder? Vader. Toen liet de Prins, al de Patriotfche Regenten weder uit de Regeering zetten, en Prinsgezinden in hunne plaats aanftellen; en zoo ook deeden toen die Regenten, met de Officieren en Schutters; die Patriots waaren, wierden afgezet, gelijk uw Vader! $ 3 Kia-  is 1 Kinderen! toen uit zijn' post als Capitein dezer Wijk gezet wierdt. — Als mede veelen der Patriotfche Ambtenaaren, en in zommige Steden, en plaatfen (doch hier niet) wierden de Patriotfche Predikanten, onder de Gereformeerden, afgezet. — Mietje. Predikanten , Vader! — Hadden die zich ook bemoeid met Burger-twisten? — en waaren dat Gereformeerde Predikanten? Vader. Dit zijn twee vraagen, Mietje! maar ik zal ze u, beiden beandwoorden. ■ Ja, Kind! de Predikanten , of zommigen onder hun, hadden zich 'er mede bemoeid , om dat zij de zaak des Vaderlands waaren toegedaan , en daar van op de Predikftoelen gefprooken; zoo, dat zij hunne hoorers aangemaand en verpligt hebben , tot deelneming en medewerking, ter bevoordering van 's Volks belang : en dit deden niet alleen de Gereformeerde Patriotfche Predikanten , maar deze waaren genoegzaam in alle Gezintheden te vinden. Pietje. Maar, Vader! dit was immers zoo kwaad niet? V a-  t 8/ i V a d e r. Neen', Pietje 1 maar het wierdt bij de Omwenteling, deze menfehen hoogst kwaalijk genoomen, en 't waaren de Gereformeerde Patriotfche Predikanten alleen , in de meeste Steden , die in dit noodlot moesten deelen. — Mietje. Waaren dan de Leeraars van andere Gezindheden niet fchiüdig? Vader. Ja , Kind '. maar men zal mooglijk begreepen hebben, dat de Gereformeerde Predikanten, meer onder de magt der llegeering ftonden , betreklijk hun ambt, om dat toen nog de Gereformeerde Godsdienst, de heerfchende wierdt genaamd, waar over wij reeds gefproken hebben. [Zie Algem. Leeringen Letter (&)] • Pietje. Kwam 'er toen geen rust onder de menfehen? Vader. Verre van daar, lieve Jongen', de onophoude* lijke vervolgingen, der overwinnende partij, hielden de twisten aan den gang; [Zie Algem. Leeringen Letter (c) ] want 'er viel de Patriotten niets harder, dan de ontwapening, 't welk, gelijk gij F 4  de Ra Neen', Kind! maar zóo lang 'er partijfchap heerscht, zijn uwe bekende vijanden rondom u , die u verrar.den. [Zie Algem. Leeringen Letter (d) ] dan de tusfehenkomst der Stedelijke Regeering die, éèr het zoo ver kwam , een Verdrag bewerkte,, zij dit naast de Godlijke Voorzienigheid dank , anders zou deze groote en aanzienlijke waereld. Had , in eene verfchriklijke wanorde gekomen zijn. — Mietje. ó, Welk eene droefheid! Va- £*) Gelijk on Ier anderen blijkt uit bet prijs verklaaren, van twee Ooilogfcbcepen, die op Je Rivieren lot verdediging hadden gelegen, die de' Staaten weder uit hunne handen ir.ccstcn koopen.  € 9r V a d e r. Ja, mijne lieve Kinderen! menig Huisgezin "is, door deze Omwenteling, ook zoo ongelukkig geworden, en in armoede gedompeld, dat 'er geen bèrfteiïing voor te vinden was; en ook zoo menig Jongeling, hier door, verwoest, en op den dwaalweg des verderfs gebragt. [Zie Algem. Lceringen Letter (e).] Ik ben ook niet in ftaat u , alle de rampen en ellenden, op te noemen,die daar door, en door de geheele Volksberoering, uw Vaderland zijn overgekomen; zoo dat ik niet weet, hoe het mooglijk is , dat wij nog beftaan , gelijk dit nog nader blijken moet. Jantje. Maar, Vader', ik heb ook wel van eenen Vader Hooft gehoord, wat was dit voor een Man? Pietje. ó Jantje ' meent, Vader! die Man met die groote Paruik, die gij onder uwe Prenten hebt? V a d e s. Regt zoo : Pirt/e .' komt, Kinderen ! van dien waauligen Grijsaart zal ik u iets melden. — M [ E t j e. o Ja, Vader! van dien braaven Man hebben wij veel gehoerd. — Piet-  €. 92 Pietje. Maar, Vader! waarüm noemde men dien Man, Vader Hooft.? - Vader. Om dat hij vooreerst, Pietje! hoog bejaard was, en niet ais een dwingeland , maar als een Vader de Burgerij beftuurde, met eerlijke en deugdzaame behandelingen, aan ieder te bewijzen, die tot hem kwam, — en 't is daarom, dat hem ieder veel achting toedroeg; zelfs zijne vijanden, die nog eenige denkbeelden van eerlijkheid en goede trouw hadden , mogten niet hooren , dat die Man gelasterd of gefchonden wierdt; —• hoe zeer een toomloos Gemeen, dit niet ontzach; waarom hij ook mede , met meer andere zijner mede Regenten, gevlucht is , en voor een' tijd in Vrankrijk zijn verblijf hieldt. Ik zal u nog iets van dezen waardigen Burgen. Vriend zeggen , op dat hij u tot een voorbeeld zou kunnen ftrekken. — Deze braave Grijsaart is uit eene der voornaamfte Famüien van Amfteldam gefprooten , zijne Voorouders waaren ook, als hij, Burger-Vrienden, in hun beftuur, en tegen het Huis van Oranje; wijl zij het altoos voor nadeelig hielden , als de Prinfen groot in gezach wier-  1 93 * uierden , om dat daar door den Burgerftaat aan belastingen , en nadeelen , wierdt bloot gefield ; onze Burger-vriend, was van zijne Voorvaderen ook niet ontaart, maar ftond in het zelve gevoelen ; en hij wende alle pogingen aan , om zijne Medeburgers gelukkig te maaken. — Hij was werkzaam in zijn beftuur en Regeerings-posten ; leefde eenvouwig en nederig; —• was vriendelijk tegen ieder; en op zijne ongeveinsde vriendfchap, kon men volkomen ftaat maaken. Hij hield altoos zijn woord, en bleef zich volkomen gelijk, (dat is : hij was geen draaijer) en dit was dan ook de reden, waarom, hij na de omwenteling, dit Land voor eenigen tijd verliet, om ook zijne Patriotfche Medeburgers, in een ander Land, nog eens te zien , fchoon den ouderdom van ruim zeventig jaaren bereikt te hebben; daar na keerde hij weder in zijn Vaderland, en ging op zijn Buitengoed te Loenderfloot zijne dagen , in rust eindigen'; alwaar zijne oude Vrienden, om 't even wie, hem geduurig gingen bezoeken; en die ook door hem, met alle vriendelijkheid ontrangen wierden. — Deze braave Burger-vriend, had, door zün eerlijk gedrag , zoo veel liefde van de Patriotten ver-  4. 9r $ verworven, dat 'er naauwlijks één dag voorbij ging, dat men in 't openbaar, in gezelfcbappen , zijn welzijn niet dronk ; en zoo menigmaal hij verjaarde, wierden hem onderfcheidene Dichtftukken toegezonden, of gebragt, met hartlijke zegenwenfchen, en het verlangen , om hem weder in eere herfteld te zien. Deze groote en belangrijke Menfehen-vriend, ftierf in zijn Zevenënzeventigfte Jaar, op zijn Buitenplaats , in het Jaar 1794. —• Ziet daar, Kinderen! eene korte, doch oprechte fchets van dezen Man, die met Recht Vader-Hooft genaamd mogt worden ; volgt hem na , en gij zult de achting van het braafst gedeelte uwer medemenfehen verwerven. — Wenfchelijk waare het, dat alle Regenten zoo belangrijk voor het Algemeen, en belangloos, voor zich zelve leefden en handelden , als deze Burger-vriend, welke ik u getekend heb; 'er zouden 200 veele woelingen en twistingen , tot onzen ondergang, niet geboren worden, die toch meestal eigenbelang, eu zucht naar eigen grootheid , ten doel hebben , zoo dat ik hei volgende ftukje hier wel mag bij voegen. Och,  «■ 95 3 Och, kende eens ieder mensch zijn waarde; Wierdt zoo zijn hart verlicht, Dat hij zijn grootheid "zocht op aarde, In de oefning van zijn' pligt; Hij zou noch flaaf, noch hecrfcher weezen, Voor zijn Natuurgenoot; Maar al die vuile bronnen vreezen, Waar uit de dwangzucht fproot. De hoogmoed zou hem nooit vervoeren, Noch eigenbaat noch list, Hem hechten aan haar helfche (hoeren, Tot tweedragt, haat en twist. —■ Het Recht zou voor geen dolken knielen, Door toomeloos geweld; 's Lands welvaard zach zich niet vernielen, Of buiten kracht gefield. — De Vreê-Olijven zouden bloeien; En iedre Maatfchappij, Zou, door de liefde en eendragt, groeien In voorfpoed, vrij en blij. Mietje. Fader'. zijn 'er nog meer bijzonderheden, betreklijk deze Omwenteling? Va-  4 c/5 J> Vader. Ja, lieve Kinderen! 'er zijn 'er nogveelen, die ik niet nodig vinde, u te ver haaien, wijl ik met dit weinige, u alleen de nadeelen van Burgertwisten, wilde te kennen geeven ; dus zal ik u nog kortlijk eenige bijzonderheden melden, om daar mede tot eene Omwenteling buiten ons Land, over te gaan. Pietje. Als het u gelieft, Vadert Vader. Na dat dan overal de Omwenteling, door de magt der Pruisfen, was daargefteld, plaatfte men op al de Toorens en openbaare Gebouwen , Oranjeof driecouleurde Vlaggen; en ieder wierdt verzocht, een Oranje-teken te dragen, maar de buitenfpoorige Oranje-Vrienden of Prinsgezinden , maakten van dit verzoek , eene Wet, en dwongen de Patriotten, die 'er veel tegen hadden, dit teken op den Hoed te plaatfen, 't welk met verfchriklijke bedreigingen en flaagen, verzeld ging; zoo dat de Regering van Amfteldam, genoodzaakt wierdt, het Schavot te zetten , en eenige dagen tot een fchrik te Iaaten ftaan, gelijk 'er toen nog eenigen, om fooitgelijke euveldaden,zijn geftraft, 't geen  't geen toen eenige verligting voor de Patriotten aanbragt; [Zie Algem. L erïngen Letter (ƒ)] hier op volgde Eluminatien en Vreugdebedrijven, ter eere der Omwenteling, en van het Huis van Oranje. — Dan dit behoord tot die bijzonderheden, zoo als ik 'er duizenden zou kunnen melden, die evenredig zijn, aan den overgang der fterk te , van de eene tot de andere partij, en die al ras in de vergetelheid gedompeld zouden geworden zijn , had men daar bij ailes aangewend , om de .twistende partijen te veréénigen ; maar de eene Patriot wierd zijn Land, de andere zijne Stad ontzegd, of uitgebannen , een derde weder wierdt uit zijn Kostwinning gezet, en meer andere vervolgingen, die aanleiding gaven tot vermeerdering van haat; — [Zie Algem. Leeringen Letter (g)] en 'er was voor deze menfehen , geen andere uitkomst, dan zich naar Vrankrijk te begeeven, zoo als ik te vooren gezegd hebbe , zoo dat dit de belooning was der Patriotten , voor hunne Vaderlandsliefde ; want het is toch zeker, dat zij , naar hunne bedoeling » ook daar in het heil des Vaderlands verwachtende waaren. [Zie Algem. Leeringen Letter G M I E T-  k 98 i Mietje. En kon men dan evenwel die menfehen zoo vervolgen ? Vader. Het is maar al te veel te bejammeren, dat men, in de Nederlandfche Gefchiedenisfen zoo veele bitterheden moet leezen, en dat men heviger vervolgingen van binnenlandfche twisten vind aangetekend , dan van buitenlandfche Oorlogen ; 't welk dan nu ten gevolge heeft gehad, dat de misnoegde en vervolgde Patriotten , hun verlosfing en vrijheid zochten , in de Wapenen des Konings van Vrankrijk. En hadden deze vervolgingen flechts eenen kleinen tijd geduurt, men zou nog eenige verfchooning voor dezelven kunnen vinden, met dit denkbeeld: dat eene heete drift, waar mede alle partijen bij eene overwinning, of omkeering van zaaken, bezield zijn, hier van de reden mogt weezen; maar neen , gezegde ver» volgingen waaren in het eerfte jaar, op verre na, niet afgeloopen; en het duurde zeer lang, eêr 'er eene algemeene Amnestie, of vrijfpraak , wierd afgekondigd; zoo dat intusfehen, dan deze en die, het noodlot der vervolgingen moest ondervinden, 't welk  i 99 j 't welk de haat hoe langs zoo meer onverzoenlijk maakte; ik zou zelve een lijst van een g^oot aantal perfoonen kunnen geeven, die 'er de ondervinding van gehad hebben , en die dus , op den duur, naar eene weder-omwenteling bieeven verlangen, en daar toe mede werkten. P ietjt, En die is eindelijk gekomen? Vader. Ja , Pietje ! doch nog zoo fpoedig niet; 'er ii nog veel tusfchenbeide gebeurd, verzeld met ftroomen menfehen bloed; eer ik aan dit verhaal begin, zullen wij overgaan tot onze algemeens leeringen. C 2 A L.  €. ico 3 ALGEM EENE LEERINGEN. (n) Hier ziet gij , lieve Kinderen ! eene korte tekening van dat geen', 't welk men Omwenteling noemt, die altoos met de grootfts wanorde en verwairing verzeld gaat; want eene Omwenteling is geene geheele Overwinning, maar alleen eene overbrenging van kracht, en gelegenheid van de eene tot de andere partij, om over zijne bijzóndere, of eigendunklijke begrippen , triumf te behaalen; — wijl de gistingen in de gemoederen, niet alleen blijven voordduuren , maar hoe langs zoo heviger worden. — Ook meet gij hier uit leeren, hoe gevaarlijk het is, zijn geheel vertrouwen, in tijd van gevaar, weg te fchenken aan één mensch, zonder een waakend oog over hem te houden, gelijk zulks bleek in het gedrag van den Rhijngraaf van Zalm, die, fchoon een Vreemdeling zijnde , door de Patriotten , zoo vereerd en bemind wierdt, als waare hij een Man van beproefde trouw-geweest, waar op alles veilig rus. ten kon; en, och! wanneer zullen de Nederlanders eens leeren , hunne eigene Landgenooten , en niet den vreemden, het vertrouwen hunner verde-  4 IDI 3 ledigingen re fchenken , en tevens zelve waakzaam blijven, over hunne zoo duure belangens! Gevoelt hier, mijne Kinderen ! de kracht van het oude HoIIandfche fp reek woord : Weest Trouw, en Vertrouwt Niemand, dan zult gij voor veele noodlottige gevolgen, bewaard blijven. O) Hier uit kunt gij eenen verkeerden ijver zien en leeren , dat het niet voeglijk is, op Godsdienftige leer ■ ftoelen , van verfchillende twisten, over de ftaatkunde, te fpreeken, om daaraan zijne goed- of afkeuring te geeven ; te meer, daar deze plaatfen alleen gefchikt zijn, om vrede, liefde en eendragt, in de harten der menfehen te brengen, en hen voortebereiden, tot eene aannadeiende eeuwigheid,- dus moet het fchijngenot der Waereld, niet vermengt worden met het wezenlijk heil, der onfterflijke zielen; doch hoezeer dit bijde Prinsgezinden» aan de Patriotfche Predikanten, wierdt geftraft, na de Omwenteling , moet ik u echter zeggen , dat het door hunne Predikanten, niet nagelaaten wierdt, maar , dat die op hunne beurt, zich niet minder fchuidig maakten, fchoon toen ongeftraft; zoo ziet gij hier, hoe iedere partij zich fchuidig maakt, en de misdaaden maar alleen, in die van een ander ftraft; en dus ziet gij, G 3 hoe  & 102 3 hoe de gevolgen van binnenlandfche Burgertwisten, altoos drijden met de regels van Rechtvaerdigheid. — (c) Hier uit moet gij leeren , dat eene enkele overwinning, geen teken is van een duurzaam geluk ; en dat men nimmer na de Overwinning Vrede erlangt , voor dat de Overwinnaar zelve daar toe de band leent ; en vooral wanneer de partijen in een en het zelve Land, of Huisgezin, moeten woonen. — En 'er is niets fchooner in een' Overwinnaar aan te treffen, dan te zien, dat zijn hart afkeerigis, om zijn overwonne partij te mishandelen , neemt dus het volgende Dichtftukje in uw geheugen. Leert wel uw Vijand overwinnen, Maar overwonnen, deert hem niet; Uw ramp zou foms op nieuw beginnen, Want wraakzucht baart aan 't eind verdriet: Het heil van 't Vaderland is Vrede, Is Vrijheid, Liefde en Broederfchap, En, wint gij daar uw' Vijand mede, Dan ftijgt uw' roem ten hoogden trap. ((/) Dit had maar al te veel plaats, in fommige Ste-  k 103 3 Steden en Plaatfen, waar zich Pruisfen bevonden, in de huizen der Patriotten , die door hunne Buuren en eigene Bloedverwanten zelfs, verraaden wierden; dit moet u leeren, tot welk eene fnoodheid de menfehen komen kunnen , wanneer zij wederwraak in hunne boezems koesteren. (e) 6, Hoe veel mijne lieve Kinderen! is hier, voor uwe jeugdige harten , te leeren ; want in foortgelijke omflandigheden , is de Jeugd in het grootfte gevaar, om dat zij dan nog niet rijp genoeg is, om het waare van het valfche te onderfcheiden , en al ligt met den ftroom der verleiding , wordt omgevoert; gelijk dit zoo meenig Jongeling heeft moeten ondervinden , tot zijnen ondergang; onbeftendig voor zijne beroeps - bezigheden ; geftadig op vreemde plaatfen; — de beste jaaren , voor zijn onderwijs , verloopen , en blindelings opgeofferd, aan 't geen' hij niet kende; de lust ontzonken, bij het verlies van zijne geliefde onderneeming; — buiten het bereik van zijn' tijd, om iets weder te aanvaarden; en, door de vervolging, in de onmooglijkheid, om de middelen tot zijn beilaan, die hij verhaten had, weder op te vatten; ziet daar, dit waaren de wrange vruchten, die 'er de Jeugd uit plukken kon. — G 4 Laat  i TC4 J Laat dit, mijne waardfle Kinderen! u tot een' fp:ez.e! (trekken , om den b'.oei uwer jaaren niet wuft op te offeren aan twistingen die gij niet berekenen kunt — gij moogt daarom het Vaderland wel nuttig en dienstbaar zijn, want 'er is niets natuurlijker, dan dal iemand den grond zijner geboorte bemind, en den welftand van het algemeen tracht te bevoordelen , n aar dit moet niet gefchieden ten kosten van zim geheel belang of welvaard : boven dien moet de jeugd, in zulke omftandigheden, nimmer den voortoon geeven, maar veeleer, in dezelven, een Leerfchool vinden, en dus, mijne lieve Kinderen ! om alles faam te brengen, het geen ik hieromtrent bedoel moet gij de volgende dichtregelen in acht neemen : Leert altoos uit der menfehen woe'en, Als twistvuur zich alöm verfpreid. Zoo de een op heilig recht blijft doelen, Zoekt de ander toomloos onbefcheid. De twist, een bron vol ongenoegen, Schenkt niemand heil; — maakt niemand Vrij; Maar baard alleen een morrend wroegen, En d ondergang der Maatfchappij! — (ƒ) Zoo ver kan de drift den mensch vervoeren,  •f V*5 1> ren, waar door hij zijn verkeerd gedrag, en bovenmatige vreugde , met finarte , te laat, moet gevoelen , en zijne overwinning met fchande be. vlekt. Leert hier uit, mijne vaardfte Kinderen! afkeerig te zijn van alle buitenfpoorigheden; vooral , wanneer gij' iets goeds geniet, 't welk eenige vreugde waerdig is, op dat 'er geene rampfpoeden voor u uit gebooren worden. Streeft ook nimmer de wetten en vastgeflelde regelen, door dwangzucht, vooruit; maar onderwerpt u aan dezelven, voor zoo ver uw pligt dit van u vordert; het grootfte fieraad aan eenmensch, is: gehoorzaamheid, en, in rechtvordering, reden en billijkheid ; en zoo men hier door zijn recht niet kan erlangen, moet men alleen, zulke gepaste middelen bij de hand neemen , die, met de voorgenoemde deugden, overeen komen. — (g) Niets toch is den mensch meer eigen, dan eene Wet van wedervergelding in te voeren , als ten eenemaal ongenegen zijnde, den Naasten zijne misdaden te vergeeven ; en ondertusfehen 'er is geene Wet, waar aan de mensch zich minder wil onderwerpen ! — Om ter uwer leering, mijne waardfte Kinderen! in dit ftuk u voor te lichten, G 5 zal  t ic5 3 zal ik u een gefprek van twee Patriotten meJe. deelen, die ee.e wederömwenreling verwachtende waaren: 't welk door mij is aangehoord, beftaan de in het volgende: ti Hond maar goede moed Kaasje! zeide Kees:" het wenteld haast om, en dan is het onze beurt; maar wee dan al die gasten, die ons zoo mishandeld , geflagttt, en vervolgd hebben! dan zullen zij 'er van lusten , geen één laat ik in het leeven ! zij moeten dood of het Land uit — en al die groote Hesren, met die paruiken, ó! wat zullen ze ftuiven, a's het kaf voor den wind! Van de grootfte tot de kleiniie , niet een moet een Ambt of Bediening hebben! zelfs hunne Kinderen niet! — die zi n alle voor ons! — Zacht! zacht! zeide Klaas: ik denk 'er zoo niet over. Ik ben een Patriot , maar alleen tot heil van mijn Vaderland , en niet om wraak te oefenen; want als het nu omwenteld, zullen de vervolgingen de oorzaak 'er van zijn ; en zoo zou het ons dan ook kunnen gaan , en hoe ftrenger v'; V.—:S:ï- . zco veel re i'rerjer zou rr.er. dan weder met ons handelen; en het liep van kwaad tot erger : maar, ik zou liever toonen beter geleerd  leerd te zijn , orn mijne vijanden te doen zien, dat ik den Vrede, en den bloei van mijn Vaderland beminde, en dus zoude ik trachten, de rust voord te planten, en een wakend oog houden, op die geenen , welke misdaaden pleegden, en geene veranderingen maaken, dan in die beftuuren, die mijne gevoelens , tot heil van 't Vaderland , zouden kunnen tegen gaan ; — want gij zijt toch niet in ftaat, om allen , die met ons niet eens denken , het Land uit te jaagen, of te dooden , of gij zoudt uw Land ontvolken , zoo , dat wij zelve niet konden beftaan ; en bij een geduurige twist, kan niemand leeven I — Denk hier eens wat ernftig over, en dan zullen wij elkander wel nader fpreeken." —1 Zoo ziet gij, twee onderfcheidene gedachten ; mij dunkt ik behoef u niet te vraagen, welke gij verkiezen zoud , gewis de laatfte, wijl ik u altoos , de zachtfte weg heb voorgehouden, als de beste te zijn : — want niemand kan met een wraakzuchtig hart, den Godlijken zegen, op zijne bedoeling, erlangen; wijl God, die zelve zondaaren vergeeving fchenkt, wil, dat zondaaren eikanderen zullen vergeeven ; ziet nu verder de volgends Dichtregelen. Houdt  k 108 & Houdc Vrede, liefde en ijvrig poogen Ais gouden bronnen voor dim Staat; Kweekt dezen aan, naar uw vermogen, Met eerlijk dóet, in iedre daad. — Doet Godsdienst, Recht en Vrijheid, bloeien; Zoo ziet ge uw dierbaar Vaderland, In rust en welvaard, weeüg gioeiën, Door Gods alzegenende hand! (li) Hier moet gij, mijne waardfte Kinderen ! uwen aandacht vestigen , op dat foort van menfehen , die met hun ganfche hart, zonder bijzonder eigenbelang te bedoelen , het heil van 't Vaderland alleen zochten , en daartoe medewerkten ; die verheft waaren op hunne aloude voorrechten, met een afkeer van alle verwarring ; en dan was het zeker, voor deze menfehen, eene dubbele droefheid; — te leur gefield te worden , in zijne bedoeling, en boven dit alles, fmaadheden en fhaffen te moeten ondervinden; — dit moet u echter niet onverfchillig maaken, of affchrikken, omtrent de belargens van uw Vaderland ; — maar föortgelijke gebeurenisfen, moeten u omzichtigheid leeren, gelijk ik u meer maaien heb voorgehouden; — ook moet gij hier uit leeren, onder- fcheid  € 109 3 feheid te maaken , in het beitraffen , om toe te z;,n of iemand uit zuivere grondbeginfelen van zijn hart, tegen u gehandeld heeft, dan alleen om bij-oogmerken te bejaagen; want dit was me* het geval, waar uit ik deze teering trek, dat men in de vervolgingen , of het ftraffen van veele perfoonen, niet onderfcheide : - De naam van Patriot, was, voor zommigen, genoegzaam, om hen te vervolgen , hoe veel goeds zij anderzints gedaan hadden; terwijl weder anderen, naar gelang zij vrienden en bekenden hadden, onaangezieti hunne bedrijven, een vrijfpraak vonden. — Ziet daar, lieve Kinderen' u eene Omwenteling voorgefteld , waar uit gij genoegzaam kunt op-maaken , dat ik het duizendfte deel niet gezegd hebbe; maar ik oordeel dat gij 'er genoeg aan hebt, om te zien, van welke nadeelige gevolgen de Burgertwisten, in eene Maatfchappij zijn. — Ik heb deze Omwenteling doorgeloopen, om u voor te bereiden tot een veel gewichtiger Omwenteling, die onmeetbaare (hoornen, dierbaar menfehen bloed, gekost heeft, en tot op dit oogenblik nog niet zijn opgedroogd, — en niemand weet, wanneer de Zon van Viede dagen zal, die krachts genoeg zal hebben , om dezelven op te droogen, met  k no i met alle de traanen van het overgeblevene menschdom! — Maar nog eene Leering moet ik hier bij voegen, zij is deze: ziet toch alle de woelingen en worftelingen der menfehen, niet oppervlakkig aan, maar doorzoekt dezelven tot op den bodem van het hart, om daar in de zaaden des verderfs te vinden, ik bedoel de zonde; — de zonde toch is de oorzaak van alle de moeitens, en al 't verdriet, in het ondermaanfche leeven; en hoe meer die gekoesterd word in de harten der menfehen . zoo veel te meer plaagen brengt zij voort; > want de zonde flraft altoos den geenen, die haar geteeld en gekoesterd heeft; maar wordt de zonde, door deugd en Godsdienst, uit de harten der menfehen verdreeven , dan daalt God met zijnen zegen neder , en fchenkt liefde, rust en vrede, op aarde. En , wilt gij goede Burgers en Burgeresfen worden, ó mijne lieve Kinderen! vergeet dan nimmer, de Vaderlandfche Gefchiedenis te doorzoeken, en onpartijdig, het gedrag der menfehen te beöordeelen. Gedraagt u dan naar de deugdzaamfte, die gij daar in getekend vind, om *t even hoe zij, om hun deugd, beloond of geftraft zijn; maar  1 iti 9 maar ook dan zult gij ondervinden, dat het volgend Dichtftukje, waarheid zegt: Zoo immer Vaderlandfche deugd, Aan u, ó lieve en tedre Jeugd.' Tot waar geluk zal {bekken ; Doorzoekt dan 's Lands Historieblad, Zoo zult ge, uit ieders doel en daên, Uw nut, uw voordeel trekkenl Dan zult ge in d' euveldaaden zien, Hoe zij, die de onrust hulde biên, Het zelfbelang bedoelen; Hoe trotschaarts , waakend' voor hun pracht, En heerschzucht, fteunend' op haar magt, 's Lands rampfpoed nooit gevoelen! — Dan zult gij zien, hoe deugd en trouw, Als fteunfels van het Staatsgebouw, De zwaarfte fchokken lijden; Daar de een, verbetring zoekt en fticht, Blijft de ander, fteeds vervreemd van pligt, '« Lands waar belang beftrijden' — Dan  €. na 3 Dan zult gij zien, hce 't menfchenbloed, Zoo dierbaar, om een hand vol goed, Of ijdeJe eer moet ftroomen; Hoe muitzucht, woedend, zich verzet Als billijkheid, en recht, en wet, Haar fnoodheid wil betoomen. — Maar ook, zult ge uit dit alles, zien, Hoe gij fteeds de ondeugd moet ontvliên. En naar de deugd moet ftreeven; Om, onder al het aardsch gewoel, Te leeven, naar het Godlijk doel , Dat duurzaam rust kan geeven! — ACHT-  i 113 j AGTSTE GESPREK. Pietje, Bij ons laatfte Gefprek , Vader ! hebt gij ons een dichtftukje mede gedeeld, waar'mede gij ons aanfpoorde, tot het onderzoek van onze kleine Vaderlandfche Gefchiedenisfen , waarïn wij ook veel van de Erabandfche en Franfche Onlusten leesden; maar wij dachten ook aan uwe belofte, welke gij ons gedaan hebt, om ook over dete onlusten, met ons, te fpreeken. Mietje. En 't is daarom, Vader! dat wij weder tot rj> komen. j a n t J i. Om u te vraagen, of gij nu aan uwe belofte wilde voldoen? Vader. Gij hebt dan uw verzoek, lieve Kinderen! zoo. ingericht, dat ieder uwer, zijn deel daar in, aan mij te kennen geeft; en dus kan ik ook niemand uwer, een weigerend andwoord geeven. Wel nu, neemt dan uw plaats, gelijk te vooH re»,  maakt? U 2 V i*  V t D E R. $ Ja-, en wel bijzonder in Kloosters en Kerkefc, daar hij begreep dat te veel Goud en Zilver renteloos ftond, aan Beelden en andere Kerkfieradien, dat beter in Geldfpeciën aan zyn Hof kon dienstbaar gemaakt worden; vernietigende daar toe, zoo fommigen zeiden, eenigen der rijkfte Kloosters en de Ordens der Jefuïten; terwijl de Arme-Kloosters in ftand bleeven; hoe weinig dit nu deze Menfehen aanftond, kunt gij gemaklijk nagaan; en dus werkte dit geene liefde voor zijn beftuur, maar maakte ieder opmerkzaam, of'er foms nog nadeliger veranderingen mogten ontftaan; hier omtrent zijn ook al eens eenige onlusten, in dèOostenrijkfcheNederlanden, veröorzaakt.die echter weder gedempt zijn geworden, wijl de Keizer eene vergiffenis fchonk, aan alle die misdadig tegen hem gehandeld hadden; dan eindelijk kwam het groot verfchil: wijl de Keizer begreep, de Univerfiteit te Leuven , te vernietigen , en een Algemeen Seminarium opterichten ; waar tegen de hooge Geestlijkheid zich ten fferkfte verzettede , als begrijpende , dat hier door derzelver voorrechten gefchonden wierden, voorrechten, die zij zeide : dat in den Naam des Keizers , plechtig beiwooren waaren, naamlijk: dat hij de blijde inkom.-  mede bemoeiden, zoo dat deze drie Mogenheden eene onderhandeling van Vrede aan den opgevolgden Koning van Hongarijen Leopold, dieeenigen tijd daar na, ook Keizer wierd, voorfloegen; doch alles vruchteloos. Deze Vorst wilde weder op het voetfpoor zijns Broeders, voortgaan; en daar Luxemburg, door de Brabandfche Patriotten of Misnoegden , niet overwonnen was, maar de wijkplaats der Keizerlijke Militairen was gebleeven, had dit een' gemaklijken weg gebaand, om meerder Manfchappen derwaerds heen te zenden , ten einde de Oostenrijkfche Nederlanden, met kracht, aan te tasten , en 's Keizers wapenen , tegen die der Patriotten of Misnoegden , te beproeven , ja zelfs ontftonden 'er nog al eenige gefchillen, wijl Keizer Leopold begreep dat de Algemeene Staaten , te veel gunst en gelegenheid, aan de Brabandfche Patriotten, hadden verleend. Mietje. Maar, Vader! dit zou immers ftrijdig geweest zijn, met de grondbeginzelen, der toen regerende Nederlandfche Staaten , wijl zij immers de Hollandfche Patriotten tegenftonden en vervolgden , dus moesten zij dan anderen niet onderfteunen ? I 4 v A"  & 136 3 Vader. Dit is eene gegronde aanmerking , Kind ' maar men kan op de denkbeelden of oogmerken der grooten, weinig ftaat maaken. Maar het ongelukkigfte van alle was, de verdeeldheid, die zich onder de Brabandfche Patriotten deedt zien. P 1 e r j r:. Hoe , Vader ! wierden de Patriotten in -haar zelve onëenig? Vader. 6 Ja, Kinderen! toen wierdt het een Burger Oorlog, en een bloedtoneel, onder eigene Landgenooten ; ontdaan over verfchillende denkbeelden, tot het vormen van eene Confticütie, even. wel bleeven zij, in de beftrijding van den Keizer, ééns denkende : maar de partijen wierden anderzints in diie foorten verdeeld, men had VonMsten, Autocraten, en Keizers gezinden , de eerfte hadden eenen Generaal van der Meersch, en de tweede eenen Advocaat van der Noot en van Eupen, aan 't hoofd hunner Legers, welke beide partijen, de Keizer en Keizersgezinden, die men Vijgen noemde, vervolgden. J A n T-  1 i37 -* Jantje. Toen was zeker , het verlies der Patriotten naarbij. Vader. Ja, lieve Jan! ik kan befpeuren, dat gij uit de gefchiedenis van uw Vaderland, veel hebt opgemerkt. Dan de partijfchappen wierden zoo hevig, dat de Vonkisten zeiden , dat van der Noot naar de Opperheerfchappij ftond , [ Zie Algem. Leeringen Letter (e)] en meer andere euveldaden optelden; maar de Ariftocraaten of aanhangers van van der Noot zeiden , dat de Vonkisten Landverraaders waaren , en de Keizer zogten in de hand te werken; intu'sfchen kunt gij wel denken, dat de Keizersgezinden niet ftii zaaten, in heimelijke werkingen. Dit weinige zij dus genoeg, om u te doen zien, hoe ver de Burgertwisten kunnen komen, tot bederf van eene anders goede zaak, gelijk dit nog nader blijken moet. — Pietje. En vereenigde deze partijen niet, naamlijk de zogenaamde Vonkisten en de Ariftocraaten? V a d r r Integendeel, Pietje! want de aanhang van van der Noot, was te groot, voor de Vonkisten; zoo I S dat  1 138 J dat de wn der Noots gezinden, den Generaal van der Msersch in eene ftrenge gevangenis plaatften , 't welk aanleiding gaf, dat 'er veele der Vonkisten het Land verlieten , en daar door den geheelen nederlaag kreegen, zoo, dat van der Noot met de zijnen , overal overwinningen behaalden, en de Geestlijken die deze partij waaren toegedaan, bragten niet weinig het hunne daar aan toe; zelfs zoo, dat men van der Noot als een heilig befchouwde en zijn beefdenis als zodanig vereerde. [Zie Algem. Leeringen Letter (d)] Jantje. En bleef van der Noot geftadig overwinnen ? Vader. Neen, lieve Jan! het bleek wel ras dat van der Noot geen heilig was; want de Keizer verzuimde niet, om eene geduchte Legermagt af te zenden, ten einde de Patriotten, of van der Noots gezinden tegen te gaan, zoo dat zij van tijd tot tijd geflagen wierden; en andere het geweer neder laagen; fchoon evenwel het verdedigend gedeelte, hoop bleef voeden, op hulp van den Koning van Pruisfen, Engeland en de Staaten van Holland ; en niet voor dat zij zaagen, dat deze hoop vruchteloos was, vielen zfj toe, oin eene verëeniging te treffen,  k 139 3 fen , onder bemiddeling van de drie genoemde Mogen heden , welke hier op neder kwam: dar.de Keizer Leopold, zou her field worden in zijne Rechten, als Hertog van Braband; en hij alles, omtrent de voorrechten, zou brengen op den ouden voet, met ceoa Algemeene vergiffenis, waaronder echter eenigen, en vooral die geenen, die zich niet in tijds onderwierpen, waaren uitgeflooten; en dus wierd alles weder, als in Holland, bij deze Omwenteling, op den ouden voet gebragt, zonder vervolgingen. — [ Zie Algemeene Leeringen Letter (e) ] Dan niet lang daar na moest ook Keizer Leopold gevoelen , dat de dood de overwinnende Held van het menschdom is; wijl hij in weinige dagen en in den bloei zijns levens, als nog maar 45 Jaaren oud zijnde , flierf; en eenige weeken daar na, ook zijne Gemalin , nalaatende 14. Kinderen, waar van de oudfle, Fkanciscus, zijn' Vader in alle zijne waardigheden , opvolgde. Zoo dat Keizer Leopold, weinig genot van zijnen korten , doch moeilijken loopbaan gefmaakt heeft , als nog geen twee Jaaren geregeerd hebbende. Hoe kort deze loopbaan van Keizer Leopold was, in zijnen Keizerlijken luister, hij heeft  <&. 140 J* heeft echter veel ondervinding gehad van treurige Bloedtoneelen en Oorlogen ; gelijk gij nog zult ontmoeten , als wij over de Franfche Omwenteling fpreekeji. [Zie Algem. Leeringen Letter. (ƒ)]. Mietje. En hier mede , Vader ! zijn dan deze onlusten geëindigd. — Ik bedank u vriendelijk , ook in naam mijner Broêrtjens , voor uwe moeite aan ons betoond ; en wij hoopen ook , het volgende der omwentelingen van u te verneemen. Vader. Met veel genoegen, lieve Kinderen ! laaten •59$ nu nog tot onze leeringen Overgaan. A L-  Mutje, Toen deze bijéénroepinc kenbaar wierdt, hoedanig was toen het gedrag der FranTchen ? V a d b r Geduldig , Kind ! en gewillig tot het verkiezen der Afgevaardigden , doch de Hofpartij en Grooten woelden hier fterk tegen, en eer het zoo ver kwam , wist men den Koning over te haaien, om zijn' getrouwen Minister Necker, uit het beftuur te zetten, en hem te doen verwijderen van alles waar over hij eenig bewind had. Pietje. En hoe gedroeg de braave Necker zich? Vader Deze Man van niets kwaads, aan zijne zijde, bewust zijnde, betoonde de ftiptfte gehoorzaamheid, en befloot zelfs om 's Konings beveelen naar te komen ; deze hoon , wierdt hem door Adelijken en Geestlijken berokkend , om dat zijn plan , tot herftel, niet* naar hun' zin was, [ Zie Algemeene Leeringen Letter (c)] — Ondertusfchen, alle die Necker in zijn' post opvolgden, waaren niet in ftaat, om met het plan , dat Necker tot verbetering had voorgefteld, iets te doen evennaaren, veel min het te verbeteren. Het K 4 Volk  t 152 3 Volk de verwijdering van Necker ontwaar Wor« dendc, begon uit zijn' flaap te onf.vaaken, en ftèlde zich in beweging, om dien braavenMinister te rug te roepen, en in zijn' post te heritellcn. Jantje. Ontitond 'er toen oproer in Vrankrijk? Vader. Neen, lieve Kinderen ! geen oproer maar eene billijke begeerte , om beproefde , doch verdrukte trouw, in eere te herflellen; men moet altoos onderfcheid maaken tusfchen een Volks opftand, en oproer. [Zie Algem. Leeringen Letter (rf) ] Mietje. En hernam deze braave Man op zijne terugroeping zijnen post weder ? Vader. o Ja! doch met veel tegenzin, maar hij flapte veel over, om het belang van het Frarifche Volk, dat hem teder beminde, en ging toen weder in zijn' post. — Pietje. Maar hoe is 'er toch de Koning toe.gekomen, om een Man, dien hij voor braaf en deugdzaam kende, zoo te mishandelen? V a-  t 153 -4 V h d ~e r. Dit is een vraag, Piere! van vee! gewicht, maar ik zal dezelve kortlijk beaniwoorden. A's een Vorst geen verftand genoeg heeft, om, in alle voorkorr.en.ie zaaken, zi n waar belang te kennen , dan is hij, ieder oogenblik, aan misleiding bloot gefield, door de list en vleierij die hem omringen. P i e t j e. En begon men toen weder aan de bijéénroeping 3er Nationaale Vergadering ? Vader. ója, Pietje! ik zal nu hieromtrent kortlijk alles vernaaien. Het plan tot de bijéénroeping door Necker in orde gebragt, en door den Koning goed gekeurd, beftond kortlijk hierin ; de Vergadering moest beftaan , uit drie Standen, naamlijk: Adel, Geestlijken en Burgerftand,• de laatfte Stand uit zoo veel Leden, als de twee eerften; dan ook was de wijze van (temming, naar he: getal evenredig bepaald ; doch het duurde nog een langen die Ver^iieri-.g 'r.xir eerfte zi:::rg nam, wijl het in de buiten gedeeitens van het Rijk, als iets vreemds wierdt aangezien , en waar vee'e oprce.-en wierdea aarjgeftookt, door Adel en Gees:K 5 lij.  t 154 3 lijken , dis wel konden uitrekenen , dat hun pcrfoneel belang, 'er veel door lijden zou. [Zie Algem Leringen Letter (e) ] Deze oproeren, waarc:i zoo menigvuldig en bloedig zelfs , dat men nimmer gedacht had, de bijéénkomst der Vergadering te zien ; — dan het gelukte eindelijk , dat 'er gevolmagtigdcn uit de drie Manden , te Verjaiiles verfcheenen , genoegzaam om de Vergadering te openen ; 200 dat op den 4 Mai 1789 eene plegtige Omgang aldaar plaats had, die zeer veel aandacht, en ftiile bewondering der aanfehouwers, naar zich trok, en wel om het aanmsrklijk onderfcheid , die men in de kleding befpsurde, waar in de trotschheid des Adels, de kostbaarheid der Geestlijken, en de nedrige deftigheid van den Burgerftand, zich genoegzaam ten toon fpreiden; als zijnde de laatften meest in 't zwart, of in het Boeren gewaad, .— wijl 'er veele Boeren of Landbewooners , uit de verfte en eenvouwigfte oorden des Rijks , zich aldaar bevonden, deze wierden, in hunne eenvouwigs kleding, door het Volk beminlr'ker aanfchouwd , dan den Adel in zijne trotfche Vederbosfen , en purperen, met goud verfierde, gewaaden. [ Zie Algem. Lsenngen Later (ƒ) J M1 x 1-  * 155 * M i e t j r. Ik geloof, Vader! dat dit eene treffende gefchiedenis zal weezen, maar hoe ging het verder? V a d e r. Het is mij lief, Kind! dat gij een groots denkbeeld van deze gefchiedenis maakt, wijl ik mij dan ook verzekerd houde, van uwe oplettenheid; nu zal ik uwe vraag beandwoorden. hoe het verder ging. — Den volgenden dag, na deze plegtige ommegang, vergaderde voor de eerftemaal, de drie Standen des Franfchen Volks. Pietje. Maar, Vader! zoudt gij ons kunnen melden hoedanig die optocht geweest zij? — V a d e r. Voor een gedeelte ja, Kind! zoo ver ik die uit de Gefchiedenis heb opgefpoord, zij beftond in't navolgende: De Koning met zijne Gemalin, Broeder en Zusters, en Hofftoet, vertrokken des morgens uit het Paleis, met al dien pracht en luister, waarmede zij zich konden vertoonen ; zij vervoeg, den zich naar de Vergaderplaats, de Minnebroeders Kerk: de geordende Geestlijken van Verfailles, opende den trein; waar op de Geestlijken der Parochiën volgden,met de afgezondene van denderden ftand; twee  twee aan twee, agter elkander, waar op de Adel en Geestlijke ftand volgden ; toen het Hoogwaardige, 't welk, in de Roomfche Landen,bij Procesfien, altoos gedragen wierdt, onder een verwulf, genaamd den hemel van het heilig Sacrament; waar op de Koning, Koningin en 't verder gevolg van het Hof-, ieder met een Waschkaars in de hand, volgden. Jantje. Maar, lieve Vader! waar moesten al die menfehen heen? Vader. Naar de Kerk van St Louis, Jantje! alwaar een treffend muziek de Misfe opende, en vervolgens eene Redenvoering gedaan wierdt; na het afloopen van deze plegtigheid, wierdt de Vergadering geopend, met eene aanfpraak van den Koning, waar in zijn Majefteit, de oogmerken ter bijëénroeping der Vergadering te kennen gaf, en den Hechten ftaat des Rijks, betreklijk de fchulden die vóór en onder zijn Beftuur vermeerd waren ; als mede het verlangen der Natie, omtrent eene verandering in de Staatsgefteldheid , laatende voorts zijn groot Zegelbewaarder , zijne gevoelens aan den dag leggen, ea te kennen geeven zij-  % i57 i zijne bezuinigingen , welke hij reeds bezigde of gebezigd had, en 't goede dat hij in zijn beilaan had te weeg gebragt, enz, [Zie Algem. Leeringen Letter (g)] Waar na de Minister Necker aan de Afgevaardigden, den ilaat der inkomften en fchulden des Rijks open lag; zoo dat hij bewees dat 'er jaarlijks een genoegzaam onbetaalbaare fom, te kort fchoot; dus ziet gij hier, lieve Kinderen ! den grondflag gelegt tot eene geheele omkeering van zaaken, die de droevigfle gevolgen, voor den Koning en zijn Hof, voordbragt. Wij zullen ons gefprek eindigen , wijl ik u hierin, de eerfte oorzaaken der onlusten in Vrankrijk, heb doen kennen; in de overige gefprekken, zal ik u de voornaamile gevolgen mededeelen. L Li  €. 158 i ALCEMEENE LEERINGEN. (a) Dat men geene nieuwe belasting doet, zonder voorkennis van het geheele Volk, is niet meer dan betaamlijk ; maar men ziet hier en in andere gewesten, veele misbruiken, en 'er is niets ongelukkiger voor een Volk , dan goe.le grondflagen gelegd te hebben, en 'er een geduurig misbruik van gemaakt te zien ; en het grootfte misbruik hieromtrent, is dit, dat men maar zelden hoord, waaraan 's Volks zoo duur opgebragte penningen, befteed zijn , om dat dezelven dikwijls roekeloos verkwist worden, aan niets beduidende beuzelingen, waar van het Hof van Vrankrijk niet was vrij te fpreeken, en dan is het niet te verwonderen, dat men verlegen wordt om het Volk bijéén te roepen. — (6) Men moet altoos aan het gedrag der menfehen zien, of zij belangrijk voor zirjhze'ven, of voor hun Vaderland zijn, en dan zal het veeltijds blijken, dat die geene welke in groote winstgeevende posten geplaatst zijn, deilerkfte tegenftreévers zijn , wanneer het op herftel of verbetering aankomt, uit vreeze van het hunne te verliezen; hier  t 159 3 hier uit moet gij leeren, mijne lieve Kinderen! wilt gij belangrijke Burgers en Burgeresfen worden, voor uw Vaderland, eerst het belang van het Algemeen te onderzoeken, en dan dat van u. (c) Den Man waar over wij in onze gefchiedenis fpreeken, moet ik u ivat nader doen kennen, in zijn carafteti Deze Necker, was een allerbraafst Mensch, van de Gereformeerde Religie, 't welk niet haatlijk was in de oogen der verlichte Franfchen, eene Roomfche Natie zijnde; denaam van Ketter, wierdt aan dien braaven Necker niet toegevoegd ; maar zijne bekwaamheden en deugden, waaren alleen genoeg, om de liefde en hoogachting van het geheele Volk, te verwerven; hij durfde, met gepaste vrijmoedigheid, den Koning alle de verkwistingen van 's Volks penningen, aan zijn Hof, onder het oog brengen, waarin het FranfcheVolk, in die dagen, veel genoegen vond. ó ! Hoe prijslijk is het, mijne waardfte Kinderen ! zich als een Man van eer te gedraagen, 't welk u de uitkomst leeren zal. (d) Oproeren zijn geweidadige middelen , ftrijdig tegen het recht, als wraakzuchtige oogmerken bedoelende; maar een Volks opftand, fteund op billijkheid en recht, aangevuurd door menigvuldige verdrukkingen ; en een. Volks oproeping is hier van we-  t 160 3 weder onderfcheiden; deze moet als alzints wettig befchouwd worden, onaangezien wat gevolgen 'er uit voordvloeien , deze komen altoos voor Rekening van hen, welke het Volk hebben opgeroepen. (e) Hier ziet gij nu, lieve Kinderen! de gevolgen van eene eigenbelangzoekcnde partij, die ik n al meermaalen, in onze Gefprekken, heb doen kennen, als niets ontziende, en geene gruwelen te zwaar achtende, om zich ftaande te houden; om ten kosten zelfs van onfchuldig menfehen bloed, haar gehaate oogmerken den ruimen teugel te vieien. — en op zulke menfehen, moet gij altoos een waakend oog hebben , om wel toe te zien, dat zij u, om hunne oogmerken te bereiken, niet verleiden. , (ƒ) Hier uit kunt gij leeren, dat de liefde van het Algemeene niet te verkrijgen is, door prachtige vertooningen , te meer als het Volk begind te zien, dat alle die trotfche verfierfelen, door de weeldeen verkwisting uitgedacht, de bronnen zijn, waar uit de armoede en rampen, voor eenen geheelen ftaat, voordvloeien , en dus was het natuurlijk, dat de eenvouwig gekleede Vertegenwoordigers, des Franfchen Volks, met meer toegenegenheid moesten befchouwd worden, dan de anderen;' want  want dit was hier het geval waarom 'er zulk eene Vergadering moest gehouden worden; de Geldverfpilling was al begonnen bij de twee voorige Koningen. Lodewijk XIV, die ruim agtien duizend Milioenen Livres, had verkwist, liet bij zijn affterven, bijna vijfduizend Milioenen Livres, fchuld na; dit was toen het erfenis van Lodewijk XV, die al dien luister en pracht moest onderhouden, en daar door het Rijk al dieper in fchulden dompelde; zoo, dat Lodlwijk XVI, die geen minder pracht en luister erfde, maar ook tevens de vermeerdering dier fchulden, zich genoodzaakt vond, tot de gemelde middelen over te gaan, om hetRijk van Bankbreuk te bevrijden! Leert dus hier uit, lieve Kinderen! hoe nadeelig de weelde, pracht en verkwisting is, en hoe de fchitterende grootheid der Hoven, in 't einde de nadeeligfte gevolgen voor een Volk opleveren; dit toch kunnen wij bewaarheid vinden, in ons Vaderland, toen het beftuurd wierdt, door onze nederige Voorvaderen, die op hunne voeten, met Reiszakken onder hunne armen, naar de Vergadering gingen , vervreemd van alle pracht en ftaatfiekoetzen , toen wierdt het Volk Rijk en Groot, alöm geacht; maar toen de pracht de plaats der nedrigheid innam , is de inwendige iïerkte van Nederland, verzwakt; want een L prach-  prachtig beftuur, is kostbaar voor een Volk. .. Neemt nu nog dit volgend Leerdichtje in uw geheugen. Zoo kunnen weelde en pracht, Een' ganfchen ftaat beroeren; En 't laate Nageflacht, Daar door ten afgrond voeren. Daar nedrigheid en trouw Met fpaarzaamheid verëenigt, Voor ieder Staatsgebouw: De zwaarfte rampen lenigt: Dus moet ge, ó tedre jeugd! Der Vadren roem en deugd, Steeds trachten naar te ftreevenj Zoo zal geen' valfchen fchijn, Voor u, ooit de oorzaak zijn Van een rampfpoedig leeven. (g) Hieruit kunt gij zien, dat de Koning We!Wiet dat 'er bezuinigingen aan zijn Hof konden gemaakt worden; en dus had hij verpligt geweest, hier ai eerder een begin mede te moeten maaken , dan had hij, mooglijk, veel droevigegevolgen voorgekomen; doch dit moet u leeren, in tijds, tegen onheilen te waaken, die zomtijds uit uw gedrag aoude kunnen gebooren worden. »*. EL r-  163 3 ELFDE GESPREK. Mietje. H« verveele u niet, lieve Vader! dat wij' weder tot u komen? Vader. Ik weet, lieve Kinderen! wat gij zeggen wilt,* liet is orn te vernemen, welke gevolgen deFranfche zaaken hebben gehad, die door verkwisting endaar op gevolgd geldgebrek zijn veroorzaakt. Pietje. ó Ja, lieve Vader ! daar zijn wij nieuwsgierig na. Jantje. Ik ook Vader! Vader. Ja, Jantje' ik weet wel dat gij ook nieuwsgierig zijt: wel nu, Kinderen! neemt dan weder plaats. Het eerfte gevolg was, eene verdeeldheid onder de vergaderde Leden , over de wijze van ftemming> en deze verdeeldheid, veroorzaakte misnoegen, zoo, dat verfcheidene Leden van den derden ftand, eene andere plaats, tot hunne bijeenkomst, zoch« ten, en aldaar eenen Eed zwoeren, niet vit elkander La tt  €. iÓ4 3 te zullen gaan, voor dat de Staatsgejleldheid, zoo we! als de Geldmiddelen, herfteid zouden weezen; t welk het genoegen van het Franfche Volk wegdroeg; evenwel wierden hieruit veele ongeneugtens gebooren, wijl fommigen uit den Adel- en Geestlijken ftand, alle pogingen aanwenden , om den Koning te be* weegen, de Vergadering te vernietigen; waartoe de Koning dan ook wel genegen was, tot groote verwondering der Afgevaardigden. [Zie Algemeent Leeringen Letter (a) ] Mietje. Dit gelukte echter niet? Vader. Neen, Kind ' fchoon de partij het zelfs zoo ver, bij denKoning, hadgebragt, dat'erTroupes in het Veld van Mars, bij een verzameld wierden, ten einde 's Konings begeertens, tot het uiteengaan der Vergadering, te doen eerbiedigen, waar tegen fterke adresfen, bij den Koning, wierden gebragt. Pietje. Waaren toen de partijen in de Vergadering al weder vcrëenigt? Vader. Ja, Pietje! voor het grootfle gedeelte, vielen verfcheidenc Geestlijken, en eenigen, van den Adel r toe,  t lós 3 toe, doch de Hofpartij en de Koning, zagen wel, dat "er groote zaaken uit die Vergadering zouden voordvloeien, dus wilden zij liefst eene fcheiding, dan eene verdere voordzetting dier Vergadering. Mietje. Het Veld van Mars, Vader! is dat een Oorlogsveld? Vader. Dus wierdt het hier vertoond, Kind! door de veele duizenden Manfchappen, welke in volle Wapenrusting daar gelegerd lagen; — maar anders is het een groot uitgeftrekt Veld, aan wederzijden met, door het geboomte belommerde, wandelwegen; ftrekkende genoegzaam van Parijs tot Verfailles. — Dar, het doel dezerverzamelingvanKrijgsknegten, had beter gevolgen, dan men konde verdachten, [ZieA.g. Leer. Le:t.(b)] door dien de Burgers, in plaats van tegenkanting tebetoonen , dezelve gingen verwelkomen, en zich met de Militairen als Broeders verëenigden, deze Broederfchap verwekte in aller harten, een onbefchrijfli.ke vreugde zo in de Burgers als in de Militairen, waarin ook Officieren deelden; zij gingen, als handaan hand, hier van blijken geeven, aan het KoninglijkPaleis; de Opperbevelhebbers de' zer Troepen hier over gebelgd zijnde,-naamen eenige L 3 Guar-  't 166 3 Gua#des gevangen, ten einde hen te ftraffen, om dus de broeder - ftem van het Volk, te pqooren. [ Zie Algem. Leeringen Letter (c) ] Pietje. Toen zullen mooglijk de rampen eenen aanvang genoomen hebben? .V A d F- n. ó Ja, Pietje' het Volk toonde toen, dat het, met de Militairen, eenBroederfchap was, en dat het de zaak van zijne medebroeders, zich aantrok,- men liep terftond naar de Gevangenis, de Abtdij van St. Garmain, en verloste op den 30 Junij i7So> deze Gevangenen, dan deze Verlosfing, maakte de vreugde en genoegens, tusfchen Burgers en Militairen , grooter; doch dit wierdt echter bij den Koning, als onwettig befchouwd, en daar bet Volk ook wel zag, dat dit gedrag eenige toomloosheid tekende, kwam men overeen, dat de Gevangenen weder naar hunne gevangenis zouden te rug keeren, onder belofte, dat zij, door den Koning, een vrij ontflag, op den volgenden dag zouden bekomen. Van tijd tot tijd, de verëeniging der drie Standen fterker wordende, veranderde de Vergadering haar Naam, in plaats van Algemeens Staaten, in die van Nationaale Vergadeting, en wierdt van dat oogen-  derlijk de lotgevallen der menfehen zijn, daar men eerst, nog kort te vooren, juichtoonen had aangeheven, leeve de Koning! wierden nu verachtende fcheldwoorden aangevoerd. (c) 'Er is niets ongelukkiger voor een mensch, P fCüttlr  & 2.2Ó 3 fchuidig of onfchuldig , dan de beflisfing zïjn's lot's, van eene onftuimige woede te moeten afwachten, wijl deze nimmer eene billijke uitfpraak kan doen, daar zij de ftem der reden niet hoort, waaröp het recht alleen gegrond is. —■ Is iemand fchuidig , dan vorderd het Recht dat hij geftraft wordt, overeenkomende zijne misdaaden, zonder eenige haatlijkheid of moordzuchtige wraaklust, tegen zijn perfoon. Is hij onfchuldig, dan vorderd het Recht, hem in eere te herftellen en zijne fchade te vergoeden ; en dit toch kan niet gefchieden, dan door een bedaard onderzoek , waaraan de woede zich nimmer wil onderwerpen. Laat dit u, mijn waardfte Kinderen! tot eene leering flrekken, wanneer gij de zaak uwer medemenfchen moet beöordeelen, of hunne misdaaden moet onderzoeken, dat gij dan eerst de driften van uw hart tegen gaat, en de befcheidenheid der reden, gehoor geeft, om daar door, u voor onrechtvaer. dige vonnisfen, of handelingen, te bewaaren. (d) Hier ontmoeten wij hetzelve, 't welk wij in de voorgaande leering getoond hebben. Den perfoon die dit fchrikbewind invoerde, zullen wij nader, in onze gefprekken, leeren kennen, als geen ander doel hebbende, dan zich ontzachlijk, of ge- vrees*!,  fc 227 3 vreesd, en geenzints gelieft te maaken ; fchoon het toch altoos beter is, zich gelieft dan gevreesd te maaken, wijl het eerfte niet dan voordeelige, en het laatfte niet dan een ontrust gemoed, en fchadelijke gevolgen kan hebben. (0 Mogt dit het doel van alle menfehen weezen, om bij het aandenken van hunnen dood, het zij vroeg of laat, zich toe te bereiden, om voor een alweetend God te kunnen verfchijnen; welk eene gelukkige Maatfchappij zou dit vormen! Eene Maatfchappij waarïn ieder zich zou toeleggen , om een vrij gewisfe te behouden, op dat hij, voor een alweetend God, niet fchuidig zou worden verklaart. Dan , hoe zeer dit zoo weinige menfehen ter harte neemen, is het echter eene mijner voornaamfte leeringen, voor u , mijne lieve Kinderen! dat gij in alle uwe handelingen, in uw geheele leven, fteeds gedachtig zijt, dat gij eenmaal voor een alweetend God , uwen Schepper , uw' Weldoener en Onderhouder, zult moeten verfchijnen , om van alle uwe daden , gedachten, woorden en werken, rekenfehap te geeven. Niets is voor Gods alweetenheid verborgen; en dus, wilt gij gerust, met een goed vooruitzicht, fterven , zorgt dan, dat alle uwe daden en verrichtingefi, P 2 «ver-  Vader. ó Ja, Kind! daar eerst de trouw en Krijgsbeleid van Dumourier onoverwinlijk fcheenen, gaf hij wel dra blijken, dat hij vatbaar was, voor laage daaden. Dan, daar wij de Omwenteling opzettelijk behandelen, zullen wij van de Krijgsverrichtingen zwijgen, en tot Vrankrijk weder keeren. Jantje. Als het u gelieft, Vader! Vader. Terwijl nu alle de Legers in volle werking waaren , ging men in Vrankrijk voord, om de Omwenteling te voltooien, en van het Rijk eene onverdeelbaare Republiek te vormen, zoo dat het geheele Rijk in 84 gedeeltens wierdt verdeeld, naar het getal der Inwoonersj om daar uit Regeeringsleden, voor de Republiek, te kiezen; ten einde ieder vastgefteld getal Inwooners, evenveel recht van ftemming, in de Algemeene belangens, der Republiek , te geeven ; doch dit gefchiede mede niet zonder veel tegenkantingen , zelfs zoo , dat men veel faamenzweeringen, tot eene weder Omwenteling , ontdekte. Wiet-  «- 535 * Mietje. Deze faamenzweeringen , zullen gewis wel weder droevige gevolgen gehad hebben? Vader. ó Ja , Kinderen ! doch Robespierre , een groot voorftander der Republiek zijnde, en die als een Lid der Conventie, genoegzaam alles aan zijn gezach onderwerplijk had gemaakt, maakte hier fpoedig een einde van, door de Guillottine ,• fchoon zijne wreedheden , bij deze gelegenheid , veel te ver gingen, wijl hij veele onfchuldige perfoonen hier door deedt fneeven, met een fchiikbewind in te voeren. Pietje. Schrikbewind, Vader! wat wil dat zeggen? Vader. Een bewind, Pietje! waar mede men zooheerschzuchtig te werk ging, dat men niet meer over de zaak des Vaderlands durfde fpreeken , zelfs niet ten goede, wilde men zich -niet aan levens gevaar bloot ftellen; want Robespierre had het al zoo flegt gemaakt, dat hij zijn gezach, alleen met de haatiijkfte vervolgingen moest ftaande houden; ik zon u hier van veel kunnen opnoemen, maar kwaade voorbeelden , zijn altoos gevaarlijk voor jeugdige har-  & 236 i> harten ; en daarom zal ik veel kwaads van hem, voor u, verzwijgen; maar zijne wreedheid was zoo hoog gedegen, in magt, dat het fcheen of hij het leven en den dood van ieder, in zijne handen had, en vooral van die geenen, welke met hem niet ééns dachten; zelfs wierden 'er fomtijds 24 perfoonen, op eenen dag, geguillotineerd! wat zegge ik: ge. heele platboomde fchuiten, belaaden met gevangenen, fchuidig of onfchuldig, heeft hij laaten door. booren, en doen zinken. Mietje. 6, Lieve Vader! ik beef 'er van! Vader. Daarom moet ik mij fpoeden , lieve Kinderen 1 naar het einde van zijn gedrag. Pietje. En heeft deze menfchenbaater, nog lang geregeerd? Vader. Ja, Kind! althans veel te lang, naar zijn affchuwejijk gedrag. — Nu komen wij aan den noodlottigen dag van 's Konings Weduwe. Jantje. Daar zou ik zoo even naar gevraagd hebbea! V A-  € "-37 * V a d e r. Een bewijs, Jantje! dat gij opmerkzaam zijt; 't was dan op den iö October 1793. dus agt maanden laater dan haar Gemaal, dat zij ook het flachtoffer zijn moest, om dus mede, onder de Guillottine, het hoofd te buigen; na dat men haar de befchuldigingen had voorgeleezen , en de uitfpraak van het vonnis daarop liet volgen, vraagde men haar, wat zij te zeggen had, en zij andwoorde: Niets ! Mietje. En welke waaien die befchuldigingen? V a d f- r. Dezen : dat zij verfcheideue Milioenen naar Duitschland had doen voeren, aan de uitgeweekenePrinfenen Emigranten, waarmede de Franfchen nog beoorloogd wierden ; — dat zij in 1789, had getracht, het Volk te doen uithongeren; (*) dat zij eene faamenzweering tegen de vrijheid van het Franfche Volk had gemaakt; — dat zij den 13 (*) 'Er omüond in Vrnnkrjk, eene groote duurte in levensmiddelen, zonder dat men 'er gencegza;m reden van wist te geeven, dan dat dezelven moesten opgekort, of terug gehouden geworden zijn.  t i38 * 10 Augustus de Zwitfers, die het Paleis bewaakten, had aangezet om op het Volk te vuuren; en meer andere Befchuldigingen; en op dit alies, andv. oorde zij, Niets te zeggen te hebben. Mietje. Hier uit zou men haast moeten opmaaken, da: zij fchuidig was aan dit alles. Vader. Dit is eene goede gedachte, maar gaat niet akooi door. [Zit JÊgm. Lmhlgm Letter (c)] Putje. En dus bleef haar vonnis in kracht? Vader. Ja, Pietje! en het wierdt ook op den volgenden dag ter uitvoer gebragt. —■ Men piaatfte Maria Antoxetta van Oostexrijs, op eene Kar, haar handen gebonden, en den Scherprechter naast haar zijde; rijdende haar tusfchen twee Rijen gewapende Manfchappen, en een groot aantal Volks, naar de Strafplaats van den ongelukkigen LodewijsXVI, alwaar zij zonder eenige bijzonderheden , onder het noodlottig werktuig het leven liet, in den jeugdigen ouderdom van omtrent agtendertig jaaren. [Zi« Algevr. Lterir.gen Lstter (d)}  t 239 J Pietje. Toen waaren de twee Kinderen, en de Zuster des Konings nog overig? Vader. Ja, Pietje ! dan dit Jaar liep , met nog veele Slachtoffers te maaken, teneinde, en de wreedheden van Robespierre waaren nog niet gefluit; maar zij bleven nog voordduuren, tot in het begin van 1794, wijl toen op eenen dag, negentien perfoonen het noodlot moesten fmaaken, waaronder veale braave en kundige lieden, als mede eene der uit. gewekene Hollanders , de Kok van Heusden genaamd. De wreedheden wierden zoo Algemeen, dat men des morgens niet wist, of des avonds, niet een of ander zijner bloedverwanten, onder het mes der Guillottine, zoude zijn omgekoomen; dan op den 10 Mai 1794, wierden 'er weder vijfentwintig ter flachtbank gebragt, zoo dat men niet dan droefheid befpeurde , bij alle menfehen, die niet onverfchillig over 's Naastens leven dachten; onder dezen ter dood veroordeelden , bevond zich ook, Anna Elizabetk Capet, des Konings Zuster, oud dertig jaaren, die om haar goede hoedanigheden zeer betreurd wierdt; gelijk ook de anderen, meest aanzienlijke en gegoede perfoonen. M i e t'  Mietje. Dus bleven nu de twee Kinderen van de Koning* lijke Familie nog over; ik betreur die Kinderen, «leze waaren immers onfcnuldig? — V a d e e. Ik verheug mij, lieve Mietje' dat gij zulk een teer gevoelig hart hebt; maar ik moet nog een oogenblik voordgaan met u te vernaaien, en dan hoop ik u te verblijden. Na den tienden Maij, zijn nog vericheidene aanzienlijke perfoonen de flachtoffers van den genoemden dwingeland geweest, tot dat hij eindelijk hetzelve lot moest ondergaan, met ftroomen fchuldeloos menfehen bloed voor zijne Rekening. Mikt j e. b, Lieve Vader! nu hebt ge mij, in alle uwe verhaalen , nog zoo niet verrast, dan met deze blijde tijding! — Pietje. ó! Dat is goed, bravo! bravo! Jantje. Nu bedenk ik een Versje. Dusfticrf een dwingeland van 't menfclielijk geflachc, Bij mdeugi flttkft gemmt, hij traaflieidjleeds vsriicla. V a-  t 241 3 Vader. Ik dacht wel,'lieve Kinderen! dat ik u hier mede verblijden zoude. Pietje. Maar, Vader! hoe kwam het 'er toe, dat men Robespierre zoo ver gebragt heeft? Vader. De Conventie-Leden, hernaamen hunnen ouden moed, om eens eindelijk aan dat fchrikbewind paal en perk te zetten , zij zagen ook de ongenoegens van het Volk hier over , en fchoon hij nog een* aanhang had, verbonden de meeste Leden zich , om hem als een' Tiran uit te maaken, en hem te befchuldigen, dat hij naar het opperfte gezach ftond; en, hoe hij zich hier tegen ftelde , niets kon baaten; en het was in de maand Julij, dat hij, zijn' broeder, en nog zestien zijner medeftanders, de doodftraf moesten ondergaan , met toejuiching1 van het Volk. [Zie Algem. Leeringen Letter (e)J Mietje. Hoe ging het toen verder? Vader. Toen begon men meer openlijk te fpreeken, zelfs ever de onfchuld der Kinderen van den gewezen Q Ko-  1 an-o 3 Koning, orn die eenige verligtïng in de gevangenis te geeven, fchoon echter het Zoontje des Konings aan eene ziekte ftierf; toen bleef het Dochtertje, oud 14 Jaaren, nog maar alleen over, die vervolgends is uitgewisfeld, tegen eenige Oorlog-Commisfarisfen, die, bij den Keizer, door het verraad van Dumourier, krijgsgevangen waaren genomen. Pietje. Maar, Vader! ik heb ook wel gehoord, dat 'er in Poolen; eene Omwenteling heeft plaats gehad , kunt gij ons ook hier van iets melden? Vader. . Ja, Kinderen! maar deze Omwenteling is van het grootfte belang , der omleggende Vorsten geweest; doch mede uit eene zucht naar verandering en verbetering ontftaan. Ik zal 'er iets van zeggen, om aan uw verzoek te voldoen: — Poolen, eene Republiek zijnde, onder guarantie of befcherming der Keizerin van Rusland , Zuster des Konings van Poolen, een vruchtbaar Land, en van veele gegoede Kooplieden en Adelijke Perfoonen, voorzien, onder welke veele ongenoegens opftonden, gelijk in vroeger jaaren, waar door dit Land zeer gefchokt is geworden, en zelfs veel verminderd  1 «43 ■* derd is, door verdeelingen onder de omleggende Mogen heden ; dan de zucht, om Poolen als eene onafhangelijkeRepubliek, met eenen Burger Koning aan 't Hoofd, te hebben, en den invloed des Adels meer te bekorten, wierdt weder levendig; doch zoo dra daar Landdagen over gehouden wierden, bemoeide zich de genoemde Keizerin hier mede, oin dit werk te fluiten; — de Poolen vervoegde zich tot den Koning van Pruisfen, om dat zij zich te zwak bevonden, zij begeerden dus eene befcherming, die haar, in hunne onderneeming, wilde begunftigen, doch dit mistte hen, fchoon zij zeiden, dat de Koning van Pruisfen haar de befcherming, op hunne toen te maakene Conftitutie, hadbeloofd, maardaar. in geen woord had gehouden; dus wierden zij, door de Wapenen der Keizerin, genoodzaakt, alles weder op den ouden voet te brengen. In dian tusfchentijd verkreeg de Koning van Pruisfen Dantzig en Thom, dat twee vrije Rijksen Kooplieden zijn. — Dan , zoo dra was dit alles niet afgedaan, en op den ouden voet gebragt, wijl de Poolen , wel zagen , dat zij op de hulp of befcherming van Pruisfen geen ftaat konden maaken , of alles geraakte in rust: doch, Q 2 op  ( c44 J op het onverwachtst, ftond 'er eene Cosciosco op, die zich als Generaal aan 't Hoofd van eenige Manfchappen fre'.de , en zich dapper en heldhaftig gedroeg; deze maakte groote vorderingen , tot eene weder Omwenteling, zelfs betoonde ce Koning van Poo'en, zich weder, als te vooien, bereid , om aan den nieuwen Regeeringsvorm, die de meesten der Poolfche Ingezetenen begeerden, te arbeiden ; maar ook dit liep vruchteloos af; Cosciosco wierdt gevangen, en veelen van zijn Volk ; 't welk ten gevolge heeft gehad , dat de Koning van Poelen , door zijne Zuster , is onttroond , en het Rijk ender haar, den Keizer van bet Duitfche Rijk , en den Koning van Pruisfen is verdeeld geworden. Zie: daar Kinderen ! zoo kort mij doenlijk , ook deze Omwenteling u bekend gemaakt. [Bi Algem. Leerir.gen Letter (ƒ)] En hier mede zullen wij dit gefprek eindigen, A L-  * 2:5 J ALGE MEE XE LEERINGEN. ( Vader. Ja, Kind! evenwel niet zoo lang dan men verwacht had, hier over zullen wij nader fpreeken. Pietje. Maar , Vader ! waarin beflonden de befchuldigingen der Conventie , tegen den Stadhouder , of Prins van Oranje? Vader. Hoofdzaaklijk, Pietje! hierin, dat de Stadhouder onderhandelingen had aangegaan, met de vijanden van Vrankrijk ; dat hij de Patriotten had verdrukt; de Maakers der valfche Adfignaten , die gevangen waaren, had doen in vrijheid {tellen ; en eene Wapening had bevoolen, om zich met Engeland te verëenigen; dat hij eene Geldleening, voor de uitgeweekene Prinfen, had geopend; en den uitvoer van eetbaare Waaren, naar Vrankrijk, had werboden. [Zie Algem. Leeringen Letter (&)] Mietje. En was dit waar? — Vader. Voor zoo Yer de Franfchen deta Prin befchul- d:g-  6. 2§6 3 digden , als Souverain , neen : en in zoo ver de Prins als een onderwerplijk Lid van den Staat moest befchouwd worden, kon dit ook op zijn gezag alleen, niet gefchieden; en dus begreepen de Staaten van dit Gewest, die Oorlogs verklaaring zelve ta beandwoorden , aan de Bbn'dgchooten dezer Landen , als dezelve befchouwende geheel ongerijmd; en fpoorden dus de Staaten der andere Provinciën aan, tot eene manmoedige verdediging, waar op dadelijk ook , bene Proclamatie volgde van den Generaal Dumourier, aan de Bataaven, [dit waaren de Nederlandfche Patriotten] dat hij gereed ftond, dit Vaderland met zijn Leger in te trekken, gelijk zulks ook agtervolgd wierdt met het inneemen der Stad Breda, in Fcbruarij 1793. 't welk ik u reeds in een voorig gefprek gemeld hebbe. Doch na dat alle die Overwinningen vruchteloos waaren, door de verwarringen, die Dumourier veroorzaakt had in de Legers, op een verraadelijke wijze, of andere omftandigheden, [loo hij zeide:] [Zie Algem. Lèerïngen Letter (c)] wierden wij in 1794. op nieuw door de Franfchen, met een ander Legerhoofd beftreden, de Generaal Picheomj, tot Oorlog Commisfarisfen bij zich hebben ,  t ?.57 J> bende, den Abt deSeies en de Minister NoSl, wiel Leger zoo geducht en talrijk was, dat het als onoverwinnelijk fcheen, fchoon het echter, door de genoemde verdediging, nog tot aan den Wintertijd gefluit wierd. Ook waaren alle middelen , tot bevrediging, vruchteloos, fchoon de Staaten, uit hun midden Brandsen en Repelaar, hadden afgezonden, naar men zeide, om den Vreede te koopen, voor Sa Milioenen. Pietje. Ja, Vader! toen kregen wij een' ftrengen Winter, maar was dit de reden der Franfche overwinning? Vader. ja, Pietje! want toen wierden al)e die Watervloeden, en onbruikbaar gemaakte Dijken, gebaande Vloeren ; zoo dat het groot getal der Franfchen onmooglijk te fluiten was. [Zie Alg. Leer. Letter {dj\ Dan de Stadhouder dit alles ziende, en het voor zich en zijne Familie gevaarlijk rekenende, langer in dit Land te blijven, vond goed, met zijn geheele Familie, en eenige Goederen, dit zijn Vaderland te verhaten, en naar Engeland te ftevenen; gelijk gij, uit een af beeldzei, in dit volgend Plaatje, zien kunt. [Zie Algem. Leeringen Letter R Muy  Mietje. J3it is een fraai Plaatje, Vader! wat Dorp wordt hier verbeeld? Vader. Dit is het Dorp Scheveningen, Kind! 't welk aan de Noordzee, bij den Haag, gelegen is, en alwaar de Prins, Prinsfes, en de geheele Familie, in Visfchers Pinken, zijn ter fcheep gegaan, in de maand Januarij 1795, toen in die zelve maand, den ipden de Omwenteling, in Nederland, voltooid wierdt; waar over wij nu nader fpreeken zullen, in een volgend gefprek. A L«  ) Naar den'aart van onzen Rcgeerings-vorm, in dien tijd, konden deze befcbuldigingen., niet beR a ftaan. .  ft. ?Ó0 9 éaanbaar geoordeeld worden; wijl de Stadhouder geen SouveVainiteit bezat, hoe zeer de ganfche Régeering, op zijne zijde was; doch dit behoefden de Franfchen niet te onderzoeken, hst moest hhn om 't even zijn; in eene publieke verklaaring van Oorlog, behoort de Souverainiteit van een Land, aitoos gekent te'worden. (c) De Generaal Dumourier, niet gaerne als een' verraader willende aangezien zijn, zocht met eens Memorie, zijne onfchuid aan den dag te leggen, en de fchuld te werpen, op de onëenigheden-der Nationaale Conventie, die toen ter tijd plaats haddon, ook zeide hij, dut zijn Volk, naakt en bloot gelaaten wierdt, zonder eenige verzorging van kleeding en mondbehoeftens , en meer andere gebreken ; doch daarom behoefde hij , naar 't denkbeeld der Conventie , geene orders te gesven, die den vijand in de hand konden werken; en de fpoedige hertelling van dit Leger , logenffrafte zijne befchuldiging, dus ziet gij hier uit, mijne' Kinderen ! dat men altoos uitvluchten kan bezigen, om het kwaad een' goeden fchijn te geeven, fchoon een doorzichtig oog, zich nooit door fchijn laat bedriegen. {&) Hier uit kunt gij leeren , dat 's menfehen voor-  4 i6i 0 •vooruitzichten, 5edel kunnen gemaakt worden; en dat de laatfte fterkte alleen berust, in de Almagt van God; zoo dat men met recht kan zeggen; Wat toch baaten Watervloeden, Als God, door Zijn Almagt, Ipreckt, Toont hij, hoe uit tegenfpoeden, Dikwijls, voorfpoed wordt gekweekt; Hij die 't groote plan der dingen, •Eeuwig in zijn magt bewaard, Zet zich aan den (pits der Klingen, Of verbreekt het Oorlogzwaard! (e) Hier ziet gij weder een proef van de Lotgevallen der waereld; hoe bar en onftuimig de Winter zich liet aanzien , hec kon echter de Vorstelijke Familie niet affchrikken, om eene gevaarlijke reis te onderneemen, en een Vaderland te verlaaten, dat het fchoonfte genoegen kon opleeveren, voor het geheele geflacht, indien 'er geen onëenigheden ontfjaan waaren; dan wij zullen hier over geene aanmerkingen maaken; maar ik ftel dit tafreel u voor, mijne Kinderen! om u al weder te doen zien, hoe onbeftendig het ondermaanfche leven is, P- 3 OBl  I6tn u daar door opïeleidon, tot God uwen Schepper, die de regeerer der waereld is, en de lotgevallen der menfehen regelt; op dat gij Hem, boven alles, leert eerbiedigen, om altoos te kunnen zeggen; Ons kortziend oog kan niet befeffen, ó God! uw onnaarvolgbaar doel; Gij doet den eenen rampfpoed treffen, Den andren fchenkt ge een zoet gevoel; Gij richt en ftuurt toch al de Volken, • De nevels vluchten voor u heen; Gij fluit en opend de afgronds Kolken, Op uwen wil en wenk alleen! A G T-  ■k 263 3 AGTTIENDE GESPREK. Mietje. Nu komen wij weder tot u, lieve Vader! om te verneemen hoedanig de Omwenteling, onzer Staatsgesteldheid, is toegegaan; het komt mij voor, dat dit eene groote blijdfchap, voor de Patriotten van 1787, die toen de zaak, welke zij bedoelden, verlooren hebben, moet geweest zijn. Pietje. Maar, ik geloof ook tot groote droefheid voor de Prinsgezinden. Vader. Ja , Kinderen ! beide denkt gij 'er goed over, naar het geen gij te Vooren van mij gehoord hebt; doch het zal u nader blijken , ' dat alles aan uwe gedachte niet voldaan heeft, wijl de zaaken des Vaderlands, op eene geheel andere wijze wierden aangetast, dan de Patriotten van 1787, verwacht hadden; — en met betrekking tot de Prinsgezinden, liep dit veel gemaklijker af, dan zij, mooglijk, zelve verwacht hadden, met opzicht tot de vervolgingen, gelijk zulks nader blijken zal. R 4 M 1 e t-  1 nÖ4 3 Mietje. Dan wierden de Prinsgezinden in hunne Perfoonen niet vervolgd? Vader.. Ik kan u dit voorloopig niet zeggen , maar in onze gefprekken zal alles geregeld volgen. Jantje. Maar de Franfchen kwamen evenwel in onze Stad, ook Vader? Vader. Ja, Jantje! de Franfchen wierden, in de maand Januarij 1795, overwinnaars van de geheele Republiek; en het was den ipden van die maand, dat een gedeelte van het Leger door de Utrechtfche Poort, binnen Amftels muuren trok, gelijk gij in dit Plaatje zien kunt. P, 1 t. r»  Pietje, 6 Ja! zie eens, Jan! daar rijd 'er een, met zijn Paard, over het Ys! dat moet een ftrenge Winter' geweest zijn! Vjideü, Ja ,- Kinderen ! de Vorst was zoo aanhoudend , dat het Ijs aanmerklijk dik en fterk was geworden, zoo dat Canonnen, Wagens, en het zwaarfte Ooïlogtuig, daar qver gerust konden gevoerd worden. P- 5 Mie ^  4 266 3 Mietje. En op welk eene wijs wierden de zaaken in ons Vaderland toen behandeld? — Vader. Ik zal van onze Stad maar alleen fpreeken, en op die wijze ging het genoegzaam in alle de Steden. Eenige tijd te vooren , had men zoo hier als overal, onder de Patriotten gezorgd , voor Committé's Revolutionair, of Collegiën van vernietiging; die, zoo dra de Franfchen naderden, het allereerst de zaak aantasteden, de oude Regenten uit hunne posten van beduur zetteden , en, om geene Regeeringloosheid te verwekken, met goedkeuring van bet faamvergaderde Volk , Provifiöneele Municipaliteiten aanftelden , die de zaaken van beftuur, voor zoo veel zij konden, waamaamen; terwijl het verblijde Volk, overal, voor de Raadhuizen, Vrijhcids-Boomen plantede, en drie Couleurde V laggen op de publieke Gebouwen , plaatfte; voords moest ieder zich voorzien van drie Couleurde Coucardes en Linten, om die ter eére der Omwenteling, te draagpo. [Zie Algem. Leeringen Letter (a)] j> I e T J e. En hoe ging het met ds hooge Regeering in den  t 16" J Vader. Deze bleef een' korten tijd, tot dat dezelve door andere Perfoonen , uit de bijzondere Municipaliteiten, vervangen wierdt; 't welk wel dra gefchiede; zelfs kwamen 'er Gedeputeerdens uit de Dorpen en Steden, die te vooren geen ftem in het Provinciaal Beduur hadden; en dit Beftuur wierdt genoemt de Provifiöneele Reprefentanten van bet Volk van Holland,-waar van Pieter Pauxus, de eerfte Prefident, of Voorzitter was. Mietje. Dit was eene groote verandering, en hoe ging het verder? V a d* e r. De Committé's Revolutionair gingen intusfeben* voort, met aan het Volk van Nederland te toonen, dat 'er eene geheel andere Conftitutie te wachten ftond, dan de Patriotten van 1787 bedoeld hadden; en de eerfte tekens daar van waaren, het af breeken der Zitplaatfen in de publieke Kerken , voor de Regeering; het afneemen en floopen der Wapenborden , van zommige Familien, welke boven de Graflieden, ia de Kerken, gehangen waaren; het vernietigen van bijzondere Tekens, Wapens op de Koetfen, of Leverijen der Huisknegts, en dus. alles  *. 268 3 4es wat eenige uitzondering kon maaken, omtrent de hoogheid van den eenen mensch boven den ander, volgens de regels van Gelijkheid. [Zie Algem. Leeringen Letter (bf\ MlïTJ e. Wel waar toe moesten de Zitplaatfen weggcbrooken worden, de volgende Regeering had immers die kunnen gebruiken? Vader. Neen, Kind! dewijl men voorneemens was, uit alle Gezintheden Regeerings - Leden te verkiezen, en ieder even veel gerechtigd was, tot het aanhooren der Godsdienftige Redevoeringen, begreep men zulks volgens de Gelijkheid, overbodig. [Zie Alg. Leeringen Letter (c)] Puil En wierdt dit alles bij de Regeering goed gekeurd? Va der. Dit was natuurlijk, Pietje! wijl men overal het ftelfel van Vrijheid, Gelijkheid en Broederfchap, naar ft voorbeeld der Franfchen , had aangenoomen , paar over wij afzonderlijk zullen handelen. Jantje. En wat volgde toen? Vader! V a-  Vader. De Naams-verandering derRegeerlngs Collegien,bij voorbeeld : Scheepenen, wierden genaamd Committé van Juftitie; Burgemoestcren, Committé van Algemeen Welzijn; Gecommitteerde Raden, Committé van 't Bondgenootschap te Lande; Provinciaale Rekenkaamer, v ommitté van Finantie; enz. met nog zoo veele Committé's als 'er bijkwamen. Mietje. Ik moet al weder vraagen, hoe ging het verder? V a d f: r. Eene der Eerfte Werkzaamheden , der Provifioneele Beftuurers, was, het Afkondigen der Rechten van den Mensch en Burger, 'j welk met Trompetten gefchal, overal verricht wierdt, als waaren het de heiligfte initellingen. Pietje. En was dit zoo niet? V A d Ë r. Ik zal, om u te voldoen , dezelve hier woord*, lijk laaten volgen, en over het onvolmaakte, naa* mijn. oordeel, daar in voorkomende, met u handelen. De-  ft. 2~0 J> Deze Rechten van den Mensch en Burger, wierden dus tot een' grondflag, voor eene Nieuwe Conftitutie gelegd; ze zijn deze: Art. I. Dat alle Menfehen met gelijke rechten geboren worden , en dat deze natuurlijke rechten hun niet kunnen ontnomen worden. II. Dat deze rechten beftaan in gelijkheid, vrijheid, veiligheid, eigendom en tegenftand aan onderdrukking. III. Dat de Vrijheid de magt is, welke ieder Mensch toekomt om te mogen doen al het geen anderen in hunne rechten niet ftoort: dat dus hare natuurlijke bepaling beftaat in deze ftelling: Doe niet aan eenen anderen, het geen gij niet wil dat U gefchiede. IV. Dat het ieder dus geoorloofd is zijne gedachten en gevoelens aan anderen te openbaaren, het zij door de Drukpers of op eenige andere wijze. V. Dat ieder Mensch het recht heeft, om God zoodanig te dienen, als hij wil, en niet wil, zonder daarin op eenigerlei wijze gedwongen te kunnen worden. VI. Dat de veiligheid beftaat in de zekerheid, van door anderen niet geftcord te zullen worden in het  ft 271 & het uitöeffenen van zijne rechten, noch in het vreedzaam bezit van wettig verkregene eigendommen. VII. Dat ieder ftem hebben moet in de wetgevende Vergadering der geheele Maatfchappij,-het zij perfoonlijk, het zij door eene bij hem mede gekozene vertegenwoordiging. VIII. Dat het oogmerk van alle burgerlijke Maatfchappijen zijn moet, aan de Menfehen te verzekeren het vreedzaam genot van hunne natuurlijke rechten. IX. Dat dus de natuurlijke vrijheid van alles te mogen doen wat anderen in hunne rechten niet ftoort, nimmer verhinderd kan worden, dan wanneer het oogmerk der burgerlijke Maatfchappijcn zulks volftrektelijk vordert. X. Dat diergelijke bepalingen der natuurlijke vrijheid niet mogen gemaakt worden dan door het Volk of deszelfs Vertegenwoordigers. XI. Dat der hal ven niemand kan verpligt worden , iets van zijne bijzondere eigendommen aan het algemeen te moeten afftaan, of opofferen, zonder dat zulks door den wil des Volks, of van zijne Reprasfentanten, uitdrukkelijk bepaald zij, en na eene voorafgegane fchadevergoeding.  XII. Dat de wet de vrije en plegtige uitdrukking is van den argerneènen wil, dat zij voor allen gelijk is, het zij om te ftraffen, het zij om te beloonen. XIII. Dat niemand geregteüjk befchuldigd, gearresteerd en gevangen gezet mag worden, dan in zodanige gevallen en volgende zodanige formaliteiten als welke door de wet zelve te vooren bepaald zijn. . XIV. Dat ingevalle het noodzaaklijk geoordeeld •wordt, iemand gevangen te nemen, een ieder niet ftreng'er mag behandeld worden, dan volftrekt nodig is, om zig van zijn perfoon te verzekeren. XV. Dat, daar alle Menfehen gelijk zijn, allen verkiesbaar zijn tot alle Ambten en Bedieningen zonder eenige andere redenen van voorkeur dan die van deugden en bekwaamheden. XVI. Dat een iegelijk het recht heeft, om van ieder Amptenaar van bet publick beftuur rekening en verantwoording van zijn bewind te helpen afvorderen. XVII. Dat nooit de geringde bepaaling kan gemaakt worden aan het recht van ieder Burger, om zijne belangen in te brengen bij hun, welken de bublicque macht toevertrouwd is. XVIII.  € 273 3 XVIII. Dat de Souverainiteit bij het geheele Volk berust, en dus geen gedeelte van het Volk zich dezelve kan aanmatigen. XIX. Dat het Volk ten allen tijde het recht heeft, zijnen Rcgeeringsvorm te veranderen , te • verbeteren of eenen geheel anderen te verkiezen. Nu zal ik u de Rechten van den Mensch en Burger eenigzims verklaaren. Art. (0 Dit is eene oncegenzeglijke waarheid ; jammer is het maar, dat veele menfehen hunne natuurlijke Rechten verwaarloozen, door hun gedrag. (II) Dit is ook waar: doch in zommige zaaken, ónder eene behoorlijke bepaaling, bij voorbeeld de naijver, kan met de luiheid, niet gelijk gefield worden, in belooning, maar wel in recht; de Vrijheid kan niet gelijk gefield worden, met de losbandigheid, maar wel naar billijke Wetten; de veiligheid van Onwettig verkregene Goederen, kan niet beftaan, met het wettig eigendom, enz. (III) Deflelling, in dit Artikel, fchijnt ontleend te weezen -uit de Leer des Heilands; doch deze ver'fchilt te veel, in de kracht der woorden, dan dat ik dezelve met flilzwijgen zou kunnen voorbij gaan;daar ftaat in dit Artikel: doet niet aan eenen anderen, S hei  €. 274 ■* het geen gij niet mlt, dat u gefchiede. En in de Leer des Heilands, ftaat: Al wat gij wilt dat u de menfehen zouden doen, doet gij hen ook alzoo: dit is een aanmerklijk onderfcheid , volgens het eerfte , behoeve ik niemand, uit eenige droevige of doodelijke omftandigheden te redden, zoo hij door mijn toedoen daarin niet gekomen is; en volgens het tweede, zijn wij zulks dadelijk verpligt, bij voorbeeld: ik zie iemand in 't Water, met den dood, worstelen, dan mag ik, naar de Les des Heilands, niet onverfchillig zijn, omtrent zijn geval, maar ik moet hem redden, even zoo als ik gaerne in zulk een' nood, zou willen , gered zijn ; waar toe de Rechten van den Mensch, in dat Articul, mij zoo fterk niet verpligten, zoo dra ik geen oorzaak ben van zijn geval. (IV) Dit is ook eene waarheid, die fchoon is; maar de Schrijvers der Courant van Waarheid en gezond Verftand, (*) klaagen bitter over dit Artikel, orr"rent deze Vrijheid,. (V) (*) Een blad dat eenmaal 's weeks pleeg uitgegeeven te worden, maar op lioog gezach verboden is, zonder form van Recht, (zoo de Schrijvers voorgaven) zie het laatfte blad, No. 27. 9 Julij 1796. uitgegeeven |n 's rjage, bij j ' de Groot.  * 275 J (V) Dat iemand een vrije wil heeft, om God al of niet te dienen, in zoo ver hij voor zich zeiven leeft, is waar; maar of men een die God niet wil dienen , onder een Christelijke Maatfchappy kan inlijven, komt mij zeer bezwaarlijk voor; maar dit is zeker, (naar mijn gevoelen) dat geen een Christen Geestlijk Perfoon, dit Artikel kan bezweeren, wijl hij, met eenen Eed, aan zijn Gemeente verbonden is; om wel toe te zien, naar de grondregels dier Leer en Gemeente, dat zijne Leden zoo, eri niet anders, God dienen, en dus verpligt is, hen ernftig te vermaanen, zoo zij daar van afgaan. (VI) -(VII) (VIII) Deze hangen zeer natuurlijk aan elkander, en zijn hoogst noodzaaklijk; fchoon • de volbrenging daar van, onmooglijk is, zoo lang eene Maatfchappij in twistgedingen , over haare Staatsgefteldheid verkeert. (IX) Dus kan hier de geheele Maatfchappij, de onderneemingen van een enkel Lid, fluiten of hinderen ; dit komt mij voor, eene ftrijdigheid te zijn, met het voorgaande, om alles te mogen doen, wat anderen in hunne rechten niet ftoort. (X) tot (XIV) Wenfchelijk waare het, dat deze Artikelen overal, in volle kracht onderhouden wierden. S 2 (XV)  1 %j6 3 (XV) Dat deugd en bekwaamheid, de voorname vereischtens zijn, tor het waarneemen van een ambt of bediening, is eene ontegenzegl'jke waarheid ; maar de ondervinding doet maar alteveel, het gebrekkig uitvoer van dit Artikel zien. (XVI) Wanneer, aan dit Artikel, woordelijk in kracht moest beandwoord worden, zoude het een publiek Ambtenaar , moeilijk genoeg kunnen gemaakt worden; om dat dit recht aan ieder Perfoon wordt toegekent, en niet aan het geheele Volk. (XVII) en (XVIII) Zijn vrij goede Artikelen , fchoon dezelve niet altoos in haar juiste waarde zullen begreepen worden. — en eindelijk : (XIX) In hoe ver dit Artikel , in kracht zou kunnen blijven, in een Land van verdeeldheid, indien de anders denkende, zich eens op wierpen, om een'anderen Regeeringsvorm te willen daar Hellen, en daar toe, de meerderheid' van Hemmen, in de. Grondvergaderingen eens zochten, zou de tijd moeten leeren! — Ziet daar, mijne Kinderen! u de Rechten van den Mensch en Burger, eenigzints verklaard; die, oppervlakkig befchouwd , veel goeds, maar ook veel onvolmaaktst, in zich bevatten : en ik zou 'er deze verklaaring niet aan gehecht hebben, maar ik moet  1 277 3 moet u in het een', zoo wel als in het ander, onderwijzen ,• om wel en geregeld over alles te kunnen oordeelen. Mietje. Wij bedanken u v/eder, Vader! voor deze uwe Verklaaring; maar moesten dan deze Rechten van den Mensch , met zoo veel bijzonderheden afgekondigd worden? — Ik heb ook wel gehoord, dat dezelve heilige, hemelfche, en eeuwigduurende, Rechten van den Mensch genaamd wierden. Vader. 6 , Mijne lieve Kinderen ! uit het vernuft der Menfehen koomt geene heiligheid, of eeuwigduurenhcid vooit; en daarom moet gij alles naauwkeurig bezien, om 'er de rechte waarde of onwaarde, aan te geeven. — Heb ik u nu, de Rechten van den Mensch, doen kennen, leert dan nu ook, de Rechten van God kennen, die wil, dat alle zijne fchepfelen, Hem, onderworpen zullen zijn, om naar zijne wetten ea regelen , te leven en te wandelen ; dan zult gij, voorzeker, waerdige Leden, voor de Maatfchappij en uwe zielen, bevonden worden. En moesten deze Rechten van den Mensch en Burger, tot een' grondflag, voor eenen nieuwen S .3 lig-  Pietje. ó Ja ! zie eens Jan ! hoe dansfen die menfche» daar J Jantje. Ja, Pietje! ik zie het wel, dat is fraai! Mietje. Maar , Vader ! Revolutie-plein en 't Huis det Gemeente, wat wil dat zeggen? Va-  fc 2.84 è V A i) b li» Revolutie-plein , dus wierdt de Dam, en 't Huis der Gemeente, dus wierdt het Raadhuis ge-, paamd , en foortgelijke veranderde naamén , zult gij wel meer ontmoeten, in onze Gefprekken, gelijk de titel van Heer en Juffrouw, wierdt veranderd in dien van Burger en Burgeres, Mietje. Betekende dit dan iets meer of minder? Vader. Geen van beide, Kind! het was alleen eene verandering, maar geene verbetering; men bedoelde'er eigenlijk mede, inzonderheid met het laatfte, eene gelijkheid, uitwendig, maar inwendig, bleef de zaak in zijn geheel; want een Knegt durfde zich, uit vreeze voor zijn beilaan, niet verftouten, om zijn'Keer Burger, of een Meid, om haar Juffrouw, Burgeres te noemen; en foortgelijke veranderingen, wierden 'er meer ingevoerd , die geen naauwkeuyige proef konden doorflaan , en nu worden de •woorden , Burger en Burgeres, als mede de ingevoerde heilwensen van heil en Broederfchap, in plaats van goeden dag, of goeden avond, meer grappiger , dan ernfliger wijze, gebezigd. [Zie Algem. JL.eerlr.gen Leiter (0)] Mm-  ft 2,85 i M i e t j e. Maar, Vader! op den eerften dag der Omwente'-* ling is 'er immers ook een Vrijheids-Boom geplant? Vader. Ja, Kind! en kort daar na nog een door eeniga Burgers uit de Leesgezelfchappen, en op zoo veele plaatfen waar men het goed dacht, dan die echter geen betrekking hadden tot dit Feest, waar van ik u eene nadere omfchrijving zal geeven. [Zie Algem. Leeringen Letter (J)] De vierde dag der maand Maart 1795 beftemd zijnde, om ditRevolutie-Feest, waar op het weêr niet zeer gunftig was, te vieren, befloot de Municipaliteit (dus wierdt toen de Regeering genoemd) en het Committé Revolutionair, een dankbaare maaltijd of onthaal, aan de Franfchen te geeven, in het bijzonder, aan hunnen Commandant en verdere Stafofficieren. Des morgens om tien uuren, wierdt dit Feest geopend, met het luiden en fpeelen der Klokken, inmiddels vergaderde de gewapende Schutterij, op haare Loopplaatfen, en vertrokken van daar naar de aangewezene Standplaatfen. Het Plein waarop het Feest moest geviert worden, was overal afgezet, en van daar door de ge. heele Kalverftraat, tot aan de Botermarkt, Honden twee  1 «36 J twee Rijen gewapende Burgers, tusfchen welke de Trein moest optrekken, die tegen 's middags om 12 uuren gereed was, en in deze orde volgde: voorgegaan, door twee Adjudanten van den Commandant Kraijenhoff, zijnde de Burgers Moll en Noltenius; agter dezen een Pauker en vier Trompetters te Paard, gevolgd door een gedeelte BurgerRuiters en Grenadiers ; hier agter Negen Muziekanten, toen volgde een Ovaal Schild, 't welk door twee Mannen in de hoogte gedraagen wierdt, waarop Amfteldams Stede Maagd in eene dankbaare houding gefchilderd was, met het Zinnebeeld der Vrijheid, zijnde een Muts, in de hand; onder welk Schild te leezen ftond, door Fransciie hulp XIX Januarij 1795. Toen volgden de Leden der onderfcheidene Leesgezelfchappen, verbeeldende het Volk van Amfteldam, en zij bekleedden ook dien rang, als voornaame medewerkers der Revolutie; en hier opvolg, den eenige Burgers, die om het prefenteeren van een Requcst, die ik u nader zal doen kennen, in het Werkhuis hadden geplaatst geweest, ieder met een driecouleurd Lint om den Arm, en eenige Vrijwilligers met den Sabel in de hand, volgden hun; hierop zag men het Committé Revolutionair, waar achter weder een Ovaal Schild , 't welk op gelijke  ft 287 i ke wijze, als het voorgaande, gedragen wierdt, en befchilderd was, met de Beelden van Vrijheid en Gelijkheid, welke woorden hier ook onder ge. plaatst waaren; hierop volgden honderden vijftig jonge Maagden, alle in 't wit gekleed, met Palmtakjens in haare handen. Toen volgde de provifionecle Municipaliteit, in 't zwart gekleed, en hier op de vier Collonellen der gewapende Burgerij, weder gevolgd door eenige Vrijwilligers, met den Sabel in de hand ; hier agter volgden de Maire Vissciier, en den Procureur der Gemeente, van Hall, als mede uit ieder der onderfcheidene Committé's , vier Afgevaardigden , waar bij uit ieder Godshuis gevoegd waaren, een Jongen en eenMeisjen, als mede. een oud Mans- en Vrouwsperfoon, uit de Gereformeerde en Luterfche Besjes Huizen, en agter dezen twaalf Jongelingen uit het Kweekfchool, voor 's Lands Zeedienst; door Negen Muziekanten wierdt dezen Trein gefcheiden; waarop het derde Ovaale Schild, even als de voorige gedragen wierdt, befchilderd met twee elkander omhelzende Batavieren, de Broederfchap verbeeldende, welk woord hier ook onder ftond, en even als het eerfte Schild , door zes Leden van ieder Lecsgezelfchap, gevolgd wierdt; doch voorgegaan door  «L 288 3 door eenige verloste Gevangenen , die om de zaak eer Vrijheid van 1787, en vervol, ens, waaien ge1 erkert geweest. — Vervolgens wierdt de gefceelen Trein opgeftooten, door een gedeelte Burger Ruiters en Grenadiers, en opgewagt door den gemelden Commandant, en nog vier zijner Adju. danten, van Lslvjsning Jr., Nag:-.l, Jr., Hoevekaar en Tirion, benevens de-overige gewapende Schuttei ij. — He Trein op het Plein gekomen zijnde , lieten zich veertig Muziekanten hooren , die bij den Vrijheids-Boom een fraai Muziek aanheften; en eenentwintig Schooten, uit het Canon, kondigden de aankomst, op het Plein, aan; voords wierdt 'er, om den Boom, gezongen en gedanst,terwijl men de drie Schilden aan clanzelven plaatfte, en alles liep rustig en vrolijk ten einde. Ziet daar , Kinderen! zoo kort mij doenlijk was' u deze optocht verhaald. Mietje. Wij bedanken u, Vader! en fchoon het ons nog wel heugt, zouden wij ons alles zoo omftandig niet kunnen herinneren; maar is 'cr nog niet een foortgelijk Feest gevierd? Pietje. Maar dit was in den Zomer, ook Vader ? V *  ft 0.89 3 V a d e r. Ja, Kinderen! dit wierdt het Alliantie-Feest genaamd, en gevierd op den 17 Julij 1795, en dus in het zelve Jaar, terwijl toen ook de nieuwe Regeering wierdt ingehuldigd. M t e t j e. Alliantie-Feest, Vader' wat wil dit zeggen? Vader. Alliantie, heb ik u te vooren immers geleerd, dat dit betekende , verbond of verè'eniging. Nu , de Franfche flooten, met de provifioneele Vertegenwoordigers van 't Volk van Holland, zulk een verbond, waar bij zij ons niet als een overwonnen, maar als een vrij Volk verklaarden, mits wij daar voor moesten geeven, honderd Milioenen Guldens, en afftand doen van Maflrigt, Staats Vlaanderen, enz. tot goed. maaking der Oorlogskosten, en tot meerdere zeker» heid, om ons te befchermen. Mietje. En ik dacht, dat aan den Prins de Oorlogsverklaaring gedaan was, dan moest die immers de kosten betaalen? V a d e Jt. Gij hebt niet onverftandig gedacht, Kind! maar ik heb u immers te vooren gezegd, dat de T Staa-  ÏL 29° 9 Staaten de Oorlogs-verklaaring der Franfchen, aanzagen als aan hun gedaan, boven dien, hebbe ik u ook gezegd, dat men reeds tagtig Milioenen, zóu gebooden hebben , om den Vreede te verkrijgen, dus hadden wij die dan ook moeten betaalen; maar boven dit alles, heb ik u immers geleerd, dat de Oorlogen meestal de onfchuldigen treffen, in de fchadelijke gevolgen, die dezelven met zich voeten; dus zullen wij hier van afftappen, en overgaan tot het verbaal van dit prachtig Feest. Jantje. Als het ti gelieft, Vader l dit zal mijne nieuwsgierigheid voldoen. V A B e n. Ka dat men dan te vooren onder directie of bsJtuur van het Committé Revolutionair, een' Vrijheids-Boom had vervaerdigd en geplant, en een Revolutie - Feest had gevierd , deedt men voor dit Alliantie-Feest, weder voor Stads Rekening, verfcheidene Illuminatie-ftukken vervaeidigen, die 'op dte voomaamlte Pleinen der Stad wierden geplaatst; als: N°. i en 2. De Alliantie, tusfchen de Franfche en Bataaffche Republieken geflooten. De aangaande Eenheid en Onverdeelbaarheid van het Ba. taafsch  ft 291 3 taafsch Gemeenebest, deze twee ftukken waaren geplaatst, tegen de Voorgevel van het Ruis der Ge, meente, de Gevel verder verfïerd, met Boogen en Festons gewijze Illuminatien. 3. Het Volksbewind cevesticd , dit Schilderftuk was geplaatst, op 't Jmftelveld; in eene daar toe gemaakte Pedeftal, waar op een Zuil meteen daarop geplaatfle Vrijheidsfpeer, rondom bezet met Boogen, die mede met Illuminatie Lichten voorzien waaren. 4. Koophandel en Zeevaaed , deze wierdea vertoond, door een Koopvaardijschip, op de.A/j«wffmarkt, 't welk een fraaie vertooning zou gemaakt hebben, indien de Lichten, door de fterke winden, niet te veel gehinderd waaren geworden. 5 en 6. De Vlucht des Stadhoudees , en de. vernietiging van het Stadhouderschap , in twee Schilderftukken , geplaatst in een trapsgewijs opgaand voetfluk eener Gedenk-naald. Dit wierdt vertoond op den Kruisweg, in de Plantagie. 7. Kunsten en Wetenschappen , wierden in een groot Schilderff.uk vertoond, op de Noorder* markt, in een befchilderd Scbotwerk. 8. De vernietiging der Oude Constitutie , wierdt mede in een groot Schilderftuk vertoond, T z 't welk  & 292 J> 't welk geplaatst Was, op de Botermarkt, in een Schotwerk , 't welk zoo treffend en ftout gefchilderd was, dat het van verre als een oud Gottisch Gebouw voor kwam, met Torens, Deuren, enz. zoo dat het de bewondering van veele Menfehen naar zich trok. 9. De Revolutie , deze wierdt mede in een Schilderftuk vertoond, en geplaatst in een daar toe gefchikte Pedeftal, waar op een Gedenkzuil, met Vaandels, enz. geplaatst op het Burger- of Konings Plein. 10. De vernietiging der Aristocratie, wierdt mede in een Schilderftuk vertoond, en geplaatst in een befchilderd Schotwerk, op de Westermarkt. 11. Algemeene Wapening , in een Schilderftuk, geplaatst op 't Kadijks Plein, en eindelijk < 12. Eene Illuminatie, waar mede men vertoonde, Vrijheid, Gelijkheid en Broederschap, welke Illuminatie mede weinig vertooning maakte, door de fterke winden, waar tegen de Lichten niet beftaan konden. Boven alle deze Illuminatien, was ook de Vrijheidsboom, even als op den 4den Maart, geïllumi neert, die toen echter beter vertooning maakte, dan nu; deze vertoonde zich, door de plaatziug der Lichten, als een fpringende Fontijn. Ziet  C 293 3 Ziet daar! u een kort verhaal van deze kostbaare Stukken gegeeven, die, fchoon men de Muminatien niet weder hervatte, echter nog tot aan de maand September zijn ftaande gebleeven, en toen op bevel der Regeering wierden afgebrooken: eene verdere befchrijving achte ik overbodig , wijl de vreugdebedrijven op die van de voorige nederkwamen, en alles in de beste orde en rust eindigden. Mietje. Wij bedanken u, Vader! maar zou dit alles wel naar genoegen der Prinsgezinden zijn geweest? Vader. Vooral niet, Kinderen! fchoon 'er ook wel Patriotten waaren, die verder dachten, en begreepen dat zoo veel onkosten overbodig befteedt wierden in een' tijd, dat deKasfen zoo ledig waaren, en dus hier over ook ontevredenheid betoonden, in hunne bijzondere gefprekken. [Zie Algem. Leeringen Letter (c)] Vergenoegt u nu hier mede tot een volgend gefprek. T 3 AL-  «5. 294 3 ALGEMEENE LEERINGEN. O) Deze en foortgelijke nieuwigheden, baarden bij veele Patriotten van 1787, misnoegen, als wel ziende dat dczelven niets, aan de wezenlijke belangens "van ons Vaderland, konden aanbrengen; en dus alleen als eene naa'rvolging, en niet als eene verbetering konden befchouwd worden; en wenfchelijk waare het, dat men bij de verandering der Staats;gefteidheid, eerst had onderzocht, de oorzaaken van 's Lands opkomst en grootheid, en dan de joorzaaken van 's Lands verminderingen , om de cerflen weder op te vatten, en dc'laatften te weeren of te verwerpen. (6) Veele Vrijheids-Boomen, wierden zoo hier als elders geplant, waariian veele onkosten befteedt zijn geworden, dan dit is toch iets, 't welk aan de geestdrift des Volks moet toegekend worden, zoo was het ook in de Omwenteling van 1787, toen bellede men het geld aan Eereboogen, die mede als tekenen van genoegens, voor de triumpheerende of overwinnende partij, te befchouwen waaren, zonder iets wezenlijks aan de zaak toe te brengen. (c) Uit alles, wat ik van alle deze VreugdeFeesten verhaald hebbe, ziet gij hoe iedere partij werk-  t 295 J> werkzaam is, zijne genoegens, door uitwendige tekenen , aan den dag te leggen; en dit is zeer natuurlijk, wijl ieder mensch zijne eigene gevoelens liefkoost, en gaerne voldaan ziet, aanzijnebegeertens; 't welk dus van geen ééne partij, om't even welke, kan gewraakt worden, mits de vreugde alleen de drijfveer hunner daaden zij, en zij geen lust vinden, in de oefening van wederwraak, over hunnen Naasten , die in deszeifs bedoeling te leur gefield is geworden ; zoo als wij , in deze, de Goddelijke Voorzienigheid, en de zorg der liefluurers in dien tijd, niet genoeg kunnen danken, dat naar gelang de zaaken Honden, geen hamerflag van onrust is befpeurd geworden;— en dus kunt gij hieruit, mijne Kinderen! leeren, dat gij nimmer uwe blijdfchapen genoeglijke bedrijven, tot nadeel van anderen moet doen ftrekken, maar zelve, de misnoegden uwer roedemenfchen, door uw voorbeeld, moet trachten over te haaien, om in uwe vreugde te deelen. Zoo wordt een Maatfchappij Herftelt, en duurzaam vrij Van twistend wederilreeven; Zoo wordt elks heil bereid, En fterkte en vastigheid, Aan 't Vaderland gegeeven. Ta TVVIN-  4. ar/! jb TWINTIGSTE GESPREK. Mietje. Lieve Vader! fchoon ik geloof, dat wij naar het einde onzer gefprekken fpoeden, verveelt het echter ons niet, weder tot u te komen, om den verderen uitflag der zaaken onzes Vaderlands, te verneemen. Vader. ' Het is mij aangenaam, Kinderen! dat onze Gefprekken u nog niet verveeld hebben, dus zullen wij dan weder onzen afgebrooken taak opvatten. Pietje. Maar, Vader! ik ben nieuwsgierig naar de Leesgezelfchappen, waar van gij ons beloofd hebt, iets te zullen melden. Vader. Gij koomt mij voor, met uwe vraag, Pietje! dan dit is niets. De Leesgezelfchappen beftonden (en beftaan in zommige Steden nog) in onderfcheidene Kamers, ieder onder een bijzondere Letter, genoegzaam door de geheele Republiek ; de Leden daar van , waaren zeer talrijk , en kwaamen zoo .dik-  in ieder zijn ftem konde uitbrengen, op een'Kiezer en twee Plaatsvervangers. P 1 b t j n. Maar, Vader ! wat wil dat zeggen , Plaatsvervanger ? V a d e ». Dit is niets anders, dan een invallend perfoon, -wanneer de Reprefentant of Kiezer, zijn' post door ziekte of andere omftandigheden, niet konde waarneemen; en dus kwamen dan de Kiezers, uit de onderfcheidene Grondvergaderingen van zulk een Diftrict, bij elkander , en koozen een' Reprefentant, en een' of twee Plaatsvervangers, naar zulks veseischt wierdt. Mietje. Was dit niet omflachtig? Vader. Ja, Kind ! maar zou men ieder het ftemrccht geeven, kon dit niet wel anders gefchieden ; en het was dus op den eerften Maart 1795, dat deze Nationaale Vergadering haar eerfte Zitting hieldt, en fpoedig werk maakte, om eene Commisfie te benoemen , tot het formeeren van een Plan , ter regeling eener Conftitutie, welk Plan nog verwacht wordt. . Piet-  Pietje. Dit was dan het eerfte Openbaare Gebouw,  *. 3°3 9 Jantje.' A ja, Vader! dan zal ik 'er iederen dag in leezen. Mietje. Krijg ik dan ook zulk een boekje? Vader. Ja, Kind! en Pietje ook. Pietje. Ik verheug mij, Vader! over uwe goedheid; ik hoop 'er ook een dankbaar gebruik van te maaken. Mietje. Ik ook, lieve Vader.' maar is 'er nu niets meer voorgevallen, omtrent de Religiën? — Vader. Ja, Kind! de onderfcheidene begeertens der R-oomschgezinden en andere Religiën, om, gelijke voorrechten in hunne Godsdienstoefeningen te deejen, deeden de Nationaale Vergadering befluiten „ in de maand Augustus 1796. de Kerk van den Staat, af- te fcheiden. Mietje. De Kerk van den Staat af te fcheiden, wat geeft dit te kennen? Vader! V *■  1 3°9 -* Vader; Alleen dit, Kind' dat dë Gereformeerde Predikanten, in het vervolg, geen 's Lands Inkomftert zonden genieten, maar even als alle andere Gezindheden, door hunne Leden zouden moeten onderhouden worden, of hunne Inkomflen daar van moeten genieten; doch dat dit niet eerder een' aanvang zou neemen, dan na dat door eene Comimsfie zou onderzocht zijn, in hoever de eigendommen der Gereformeerden flrekten. [Zie Algem. Leeringen Letter (ƒ)] Dat ook voordaan, geene Predi. kanten of Geestlijken, met Godsdienflige tekenen , of kleeding, in 't openbaar zouden verfchijnen, als mede geene Godsdienstoefeningen op 's Heeren 'wegen verrichten; dat is; geene Procesfien cf Godsdienflige Omgangen te doen , zoo als zulks in de Roomfche Landen, bij die Gemeentens ge. bruiklijk is ; maar dit alleen moetende gefchieden, in de daar toe gefielde Gebouwen; dat ook de Godsdienstöeffeningen , niet meer door Klokkengelui zouden worden bekend gemaakt, en dus wierdt hier mede het geheele woord, Heerfchende Godsdienst, vernietigd. V 3 AL-  ALGEM EENE LEERINGEN, O) Hoe zwaar en groot, deze onkosten ook weezen mogen , zijn echter dezelve van weinig aanbelang, zoo deze Vergaderingen volkomen beandwoorden, aan dat geen, waar toe dezelven zijn ingericht, naamlijk: om, in een Jaar tijds, aan het Volk eene dimrzaame en goede Conftitutie , of Regcerings-vorm , te geeven; daar echter veelen voor vreezen, wijl het niet te denken is, dat der zelve de Eensgezintheid, pnder de Ingezetenen , zal mede brengen; en zonder die, kan de yolmaaktfte Regeerings-vorm, niet beftaan. O) Hieruit kunt gij leeren, hoe nadeelig de Omwentelingen zijn; en vooral zulke groote veranderingen, als ik u reeds heb doen kennen; die met te meer droefheden vcrzeld gaan, zoo lang men van de veranderingen, zich geen goede vruchten kan belooven, zoo als ik u meermaalen gezegd hebbe, O) Hierüit moet gij leeren, dat het wel gemaklijk is, iemand te verdenken, of te befchuldigen; maar dat het moeilijk valt, iemand zijne fchuld te bewijzen, en vooral in zulke gevallen; want die de  4 311 3 de magt heeft, om 's Lands Penningen te hefteden, die befteedt dezelven, daar, waar hij het, ingevolge zijne denkwijze in het beftuur, nuttig en nodig oordeelt; en die vrijheid heeft ieder, in zulk eene betrekking waarin hij gefield is; het komt 'er maar op aan, dat hij 's Lands Penningen, niet tot eigen voordeel befteedt, zal hij den naam van eerlijk draagen. (d) Dat de Jooden, in hunne Kerkgebouwen gelijk gefield wierden , met de Gereformeerden en Lutherfchen, verdient zekerlijk aanmerking; mooglijk, zijn daar voor wel eenige Staatkundige redenen geweest, die wij liefst niet willen onderzoeken. (e) 'Er zijn veele menfehen van gedachten, en die meenen met veel grond te kunnen bewijzen , dat 'er in vroeger Jaaren, groote Sommen aan de Gereformeerde Gemeentens zijn gemaakt, die in het Comptoir der Geestlijkheid zijn gebragt, waaruit de Gereformeerde Predikanten betaald zijn geworden, en om deze redenen is hier over eene Commisfie van onderzoek aangefteld. (ƒ) Dat de fcheiding der Kerk van den Staat veel misnoegen gebaard heeft, is eene zekere waarheid, £n wel, om dat die geenen, welke dezelve begeerd hebben, even zoo min hier over voldaan waaren, V 4. als  1 31- 3 als die, welke liefst alles op den ouden voet had. den willen laaten; en het waare te wenfchen, dat in eene Christen Maatfchappij, zoo veele uiteenloopende verfchillen, omtrent den heiligen Godsdienst, niet gevonden wierden, die dikwijls met zoo veele haatlijkheden verzeld gaan , dat zij het waare doel uit het oog doen verliezen, en de grootfte fcheuringcn, in Maatfchappijen , veröorzaaken ; en uit dit alles, is veel voor u te leeren, mijne lieve Kinderen! zoo, dat wanneer gij tot rijper Jaa» ren koomt, gij zien zult, dat de Godsdienst veeltijds de fpeelbal der Staatkunde is ; en dit is in vroege en in laate tijden genoegzaam gebleekcn. Ja, mijne Kinderen! deze heilige Godsdienst, waar aan ieder Mensch zoo duur verbonden is , heeft geen grooter vijandin, dan de Staatkunde, om dat deze geen anderen eerbied voor denzelven heeft, dan in zoo ver zij haar oogmerken hier mede kan bereiken; vind de Staatkunde het goed en dienstbaar voor haar belang , den Godsdienst san te kleeven en te befchermen , zij doet zulks ; maar vind zij het goed voor haar bedoeling, den Godsdienst te vervolgen, zij doet ook zulks, ja zoin« tijds met de uiterfte wreedheden ; dus mogen wij bier wel zingen; 6 Gods-  1 3'3 3 ó Godsdienst! prooi van duizend rampen! Door fnoodheid, euvelmoed en list; Daar gij, met onrust, fteeds moet kampen, Wordt u de zoete rust betwist; Maar gij verduurt het wederftreeven , Waar gij uw achtbre fchrecdcn zet; De dwinglandij-mooge u omgeevcn, Doch zij wordt aan uw' voet verplet. Hoe ook gedrukt, door list der waereld, En voordgeftuuwd, door tegenfpoed, Gij wordt geliefkoo.st en bepaereld, Vol vreugd, in 't Godgezind gemoed; Och, kon de mensch uw heil, uw waarde' Hij zocht in u, zijn waar geluk, En Vrede en Welvaard, kwam op aarde, Ter weering van den flaaffchcn druk. ó Godsdienst! lust der hemellingen! Bij 't floopen van dit wendend rond, Zult g' allen, die Gods troon omringen, Den danktoon leggen in den mond; Dan zullen uw verheven gangen, De fpooren drukken tot den troon; En God, met blijde Lof-gezangen, Verheerlijkt worden in zijn' Zoon! — V 5 EEN-  1 9 EENENTWINTIGSTE GESPREK, Pietje, I~Lt is toch, Vader! of 'cr geen einde aan onze Gefprekken, over de Omwentelingen, zal komen; ,en dus ook niet aan onze Nieuwsgierigheid, om al weder te vraagen, hoe ging het verder? Vader. Onze Gefprekken, Pietje! hebben, wel is waar, een' geruimen tijd geduurd; maar, indien ik mij in alles niet bekort had, zouden wij nog zoo ver niet gekomen zijn; en dus zullen wij, met dit gefprek, het overige afhandelen; en dan zal ik u, tot ons befluit, verklaaren; de woorden Vrijheid, Gelijkheid, Broederfchap. Mietje. Maar, Vader' hebben ook de Prinsgezinde Burgers bij deze Omwenteling hun Vaderland verlaa, ten? Vader. Niet alle Prinsgezinde Burgers konden zulks doen, even zoo min als in 1787 alle Patriotfche jB.urgers, welk getal toen echter nog grooter was, daa  1 3'5 -* dan dat der Prinsgezinden; evenwel het is nu gefchied van zommigen, uit vreeze voor vervolgingen , ais begrijpende dat zij zich te veel hadden uitgelaaten, tegen de Franfchen en anderen, tegen hunne Medeburgers; want iedere partij is altoos vrees. achtig, als zijn wederpartij de fterkfte wordt; ook hebben 'er vee'.en, uit misnoegdheid, hun Vaderland veriaatcn, als zich niet onderwcrplijk willende ftellcn , onder een beftuur , 't welk tegen hunne gevoelens handelde, en onder dezen waaren nog al veel gegoede Perfoonen, en Huisgezinnen, die Noord-America verkozen, om daar hunne zaaken te verrichten, of van hunne Goederen te leeven. [ Zie Algem. Leeringen Letter (a) ] Mietje. Dus kwam deze Landverlaating niet voort uit eenige vervolging? V a d e k. Neen, Kind! vooral niet in het begin der Omwenteling ; want de provifioneete Regeering of Municipaliteit van Amfteldam , en ook van meer andere plaatfen , liet in 't openbaar bekend maaken, den 31 Januarij 1795., dat ieder kon verzekerd wezen, dat hij over zijne denkwijze niet zou, vervolgd worden, in Perfoon, Ambt, noch Bezit,-. tin.  k 31Ö 3 tingen, mits zich niet verzettende, tegen de Nieuwe St'aatsgefteldheid , zoo als die thans bcflond, of daargefield zoude worden, 't welk over het geheel veel rust veroorzaakte. Pietje. Dan wierden de Prinsgezinden niet uit hunne Ambten gezet? Vader. In het eerst der Omwenteling niet, dan alleen de Regeerings-Leden, voor zoover hunne posten het publiek beftuur betreffende waaren: maar eenigen tijd daar na, begon men hier om te denken, wijl 'er zoo veele uitgewekene Patriotten, van Goederen ontbloot, verarmd, in 't Vaderland waaren te rug gekomen , die begreepen eene wettige aanfpraak te hebben , op eenige Ambten en Bedieningen, waar toe de Bataaffche Clups (dus wierden de Leesgezelfchappen genaamd) en de Wijkvergaderingen , veel mede werkten , die daar toe hunne verzoeken , bij de vastgeftelde Regeeringen inbragten , en waarop eenige Turfdragers , Tonfters , Nachtwachts, enz die Prinsgezinden waaren, binnen Amfteldam, uit hunne Posten wierden gezet; als mede eenige Scheeps Timmerlieden van 's Lands Werf, welke Posten aan Patriotten wierden begee- ven:  ft £>7; 3 ven: terwijl de voornaamfle Ambten, nog aan de voorige bezitters bleeven. Mietje. Kon 'er dit door? V a d e r. Wij fpreeken niet, Mietje! over het al of niet door kennen, maar over het geen 'er gebeurd is; dan.om aan deze Ambts ontzetting, eene bepaaling te maaken , begreep het Provinciaal Beftuur van Holland, eene Verklaaring op te ftellen, die alle bevoorrechte Ambtenaaren moesten doen, en deze gedaan hebbende, konden zij in hunne posten blijven , fchoon dit echter in alle Provinciën geen plaats had. Jantje. En hoe luide die Verklaaring? Vader! Vader. Dus, Jantje! „ Ik beloove onderwerping aan zoodanige Regeeringsvorm, welke gegrond op de Oppermagt des Volks, thans provifioneel beftaat en in' 't vervolg finaal zal worden daargefteld; en nimmer, met woorden ofdaaden, te zullen mede werken , ter herftelling van het vernietigd Ariftocra- tisch  ft 313 j* tisch en Erffhdhouderlijk beduur." [Zie jftgéah. Leeringen Letter (ö)] Pietje. Wüden de Prinsgezinden die Verklaaring wel doen? Vader. Eenigen, ja Pietje! fchoon 'er ook veelen waaren die dezelve weigerden, en dus was dit afhangelijk van de onderfcheidene denkwijze, over deze1 Verklaaring. Mietje. En ieder die deze Verklaaring weigerde, wierdt Zijn Ambt of Bediening afgenomen? Vader. ó Ja, Kind! 't welk dan ook ten gevolge heeft gehad, dat'er niet alleen een groot aantal onderfcheidene Ambtenaaren , uit hunne posten wierden gezet, maar ook Geestelijke Perfoonen, meest van den Gereformeerden Godsdienst; gelijk toen ook is Gereformeerde Predikanten, binnen de Stad Amfteldam. Jantje. Ik moet al weder vraagen, hoe ging het verder? V a-  1 3*9 3 Vader. De'zaaken, lieve Kinderen ! gingen verder voort", met aan ieder Vrijheid en Gelijkheid voor te (tellen , niet alleen, aan de Christenen , maar ook aan de Jooden, die mede in de voorrechten wierden ingelijfd , mits zij ook aan de maatfchappijlijke pligten , moesten beandwoordcn. Mietje. De Jooden, Vader! moesten die dan ook Leden in de Schutterij worden? Vader. Uit deze vraag, Mietje! kan ik befluiten, dat gij een goed denkbeeld hebt,' over de Maatfchappijeüjke pligten, dan, ja Kind' dit zou 'er zeker' toe behooren ; doch de geheele Joodfche Natie, begeerde geen deel te neemen in de aangebodene voorrechten , en het waaren ook maar weinige Jooden. behoorende tot hun Clup Fclix Libcrtate, die hierom verzocht hadden : en dus bleef alles nog in eene geduurige onzekerheid, tot heden toe, en weinige Menfehen, om 't even van welke denkbeelden , konden zich volkomen verblijden , met alles wat 'er gebeurde; want de Prinsgezinden  1 3=° J den waaren onvoldaan, met de beste bcfkiiten en veranderingen ; en veele kundige en bedaarde Patriotten van 1787, waaren onvoldaan met deze groote veranderingen , wijl zij verwacht hadden , dat men de zaaken niet zoo ver uit elkander zoude gezet hebben ; als alleen eene verbetering bedoelende , omtrent de voorige plaats gehad hebbende gebreeken, waar mede zij in dien tijd, zoo ver gevoorderd waaien , gelijk ik u in onze voorige Gefprekken heb medegedeeld. Ziet daar , lieve Kinderen ! u , zoo kort mij doenlijk was, eenige gewichtige gebeurenisfen, ook over deze Omwenteling in uw Vaderland, voorgefteld; en hier mede zullen wij onze Gefprekken eindigen. A L-  set, alleen om hunne Patriotfche denkwijze; en dus dat men geene Verklaaring had behooren te vraagen, voor dat de Conftitutie volkomen was daargefteld; en dat dan deze Verklaaring, aan alle Burgers had moeten gevraagd worden, dus ziet gij hier, mijne lieve Kinderen ! dat de zaaken in ons Vaderland , wel omgekeerd, maar nog niet wéder toe rust gebragt zijn. Nu zal ik u ten flot van onze Gefprekkken, uit mijne Gefchriften, een kenfehets jeeveh, van een Patriot: Hij die zich zelf geheel verpand, . Aan God en 't lieve Vaderland; Die twistvuur tracht te fmooren; Die oproerkreeten, ftraft en knot; Der Burgren Rechten niet befpot, Maar zelfs tracht op te- fpooren. —— Die vrede, liefde en eendragt, zoekt; Zich tegen de euveldaan verkloekt, Met 't zwaerd in zijne handen; Dien ieders leed ter harte gaat; Die nimmer doelt op eigenbaat, Of 's Naastens dierbre panden. [ ■ X 2 Die  t 324 > Die tang, noch ftaat, bij menfehen eert, Maar deugd en trouw, alleen waardeert, In de oefning van elks pligten; Die Broederliefde en Vrijheid mind; Zich aan des Naastens heil verbind, Om ieder voor te lichten. —— Die fteeds, het algemeen geluk Betracht, ten fpijt van ramp en druk. Ten kosten van zijn leven; Die Burger, Held en Christen is, Deez' wordt, met roem, de erkentenis Als PATRIOT, gegeeven! — V E Kr  * 325 «* VERHANDELING, o v e 2 VRIJHEID, GELIJKHEID, BROEDERSCHAP. Lieve Kindeken! Om aan mijne belofte te voldoen , geeve ik u deze Verhandeling, met een fraai Plaatje, waarin u het zinnebeeldige dezer woorden, in een ThninX 3 ge-  gezicht, op eene Pedeftal vertoont wordt; doch Ik zal u den aart en de kracht dezer woorden, nader leeren kennen. Bij den aanvang der jongde Omwenteling, in ons Vaderland, wierdt tot eene algemeène Spreuk, in «aarvolging der Franfchen, boven alle publieke Hukken , geiteld : V8ijheid , Gelijkheid , Broederschap , en deze woorden, wierden, bij veeien, zoo gunftig aangenomen, dat men genoegzaam geen Papiertje in 't licht zag verfchijnen, waar op dezelven niet te vinden waaren; fchoon echter weinige menfehen, de rechte betekenis kenden. ... . : Deze woorden, dan, wierden, bij de eerfte verschijning van eene Publicatie, door de nieuwe Regecring, of onder, het Nieuw Beftuur, gewettigd! en ingevoerd, als een Motto of Spreuk, bgven alle publieke Stukken, Ordonnantiën, Wetten, Refolutien, Proclamatien, of Decrecten, enz. zoo als 'die thans gènoemt worden. Onze Voorvaderen hadden ook eene Motto of Spreuk, bij hunne Publicatien, Keurenen Ordonnantiën, naamlijk: Eendract maakt magt'; welke Motto mede zijne zinfpeeling had, zoo wel nis de woorden, Vrijheid, Gelijkheid, Broederschap. De.  1 .327 J De Spreuk: Eendragt maakt magt, was geene naargevolgde Spreuk van anderen, maar eene proefondervindelijke waarheid , afgeleid , uit de verrichtingen der aloude Batavieren , en hun genacht; die door hunne Eensgezinde werkingen en pogingen, de fterkfte vijanden hadden kunnen overwinnen ; en dus wierdt ook in laater tijd , deze Spreuk, o;n het Wapen der Republiek gefield, als eene gefladige herinnering aan het Volk, hoe men door eensgezind te handelen, het Vaderland, bij deszeifs Voorrechten en Vrijheden, kon bewaaren, den bloei en welftand kon vermeerderen, en een geduchten tegenftand kon bieden , tegen alle geweld, een Spreuk of Motto derhal ven, dienimmer uit de harten van Neérlands Ingezetenen behoorden verbannen te worden. Het zal dus nodig zijn , mijne lieve Kinderen! dat ik u ook den eigenlijken aart der nieuwe Spreuk eenïgzints doe kennen, en verkiezen daar toe eerst het woord V R IJ H E I D. De Vrijheid, is dat edel grondbeginzel, 't welk God onze Schepper, in alle zijne Schepzelen gejogd heeft. De Natuur van ieder Schepzel heeft X 4 oen  ft 3Ï8 3 een afkeer van allen dwang en ovcrhcerfching, maar is ook tc gelijk genegen, door onbezonnenc driften tot losbandige daaden , die alleen door ds Reden bchooren beteugeld tc worden. De mensch nu alleen het voor de Reden vatbaar fchepzel zijnde , verkreeg de magt van God, om alle losbandige daaden, zoo wel van de redenlooze als van de Reden verdoovcnde fchepzelen, naar zijn vermoogen tegen te gaan , langs billijke bepaalingen, ten einde de losbandigheid, de plaats der Vrijheid niet zoude inneemen; en zij, die de losbandigheid voor hunne Vrijheid verkiezen, bewerken zich geene Vrijheid maar de onverbreekbaarfte kluisters: — gevolglijk dan, wanneer gij het woord Vrijheid boven eene wet leest, behoord gij te onderzoeken, of dezelve op eene billijk beftaanbaare Vrijheid gegrond, of daar tegen ftrijdende is. Dus moeten de Wetten, Keuren en Ordonnantiën, niemand, hij zij wie hij zij, rijk of arm, hoog of laag, in zijn heilig recht tegen werken; zij moeten eene mooglijkheid van volbrenging in zich bevatten, zonder kwetzing van het gemoed; zij moeten den luister, eer en achting van een Volk niet verdooven , of tegcnöreeven; want zoo dra dit gebeurd, is de natuurlijke Vrijheid van elk redelijk we-  t 329 i1 wezen, gefchonden; dus moeten de Wetten, ftrijdig zijn met het kwaad, en overëenftemmende met het goed ; en dan zullen zij het naast evennaaren, met de wet van God, die alleen's menfehen tijdelijk en eeuwig geluk bedoelt; en zij die zulke Wetten tegenftreeven , uit eene zucht tot losbandigheid, kunnen zich geene natuurlijke Vrijheid bezorgen. De Vrijheid toch is 't edelst pand, Voor Maatfchappij en Vaderland, Naar billijkheid en wetten; Die ieder fpooren tot het goed, Om toomenloosheid, euvelmoed, Steeds paal en perk te zetten. God fchicp den mensch volkomen vrij, Gefchikt voor iedre Maatfchappij, Om tot zijn eer te leeven; Die zulk een Vrijheid dus begeert, Gods wil en wetten 't hoogst waardeert, Kan dwangzucht tegen flreeven. Dus hebbe ik u, eene alzints beftaanbaare Vrijheid , zoo kort moQglijk, afgemaald, en u doen zien, van hoe voel nadruk het zij, dit woord, boven eene Wet, Ordonnantie, enz. geplaatst te zien. X s Na  Nu zullen wij onderzoeken wat het zegt, boven dezelven te Hellen: G E L IJ K H Ê 'I D. De Gelijkheid, is naar den aart van het woord zelve, Volmaaktheid, immers zulk eene Volmaaktheid, als onder de menfehen, als redelijke wezens, op de best moogüjke wijze, zou kunnen ingevoerd worden; fchoon aan dit woord, door veele misverftanden, dikwijls, eene onbeftaanbaare uitlegging gegeeven wordt; — even als of daar door zoude be* doeld worden, eene gelijke deeling, in de bezitting van tijdelijke goederen ; — dan zoude dit, de wijsheid van onzen Schepper, tegen werken, in haare heilzaame ordening. — God heeft wel liefdadigheid, omtrent de armen, bcvoolen, en hij heeft ook den mildadigen geever lief; maar hij heeft nim. mer geboden, dat wij alle onze Schatten en Bezittingen, gelijk zoude deelen, dit zou ook ftrljden tegen de Natuur, want dan zou een luiaart zich vet mesten , met het zweet van zijnen ijverigeti rhedemensch , of zulk eene Gelijkheid, zou eene algemeene traagheid verwekken. — God heeft wel het gantfche aardrijk , in de bezitting zijner Schepzelen gefield,• maar hij heeft ook gewild, dat ' • "er  recht, met elkander zouden ftaan, dit zij verre! noch niet in een broederlijk verkeer, in gemeen fchap onder elkander ; dit zou eene onmooglijkheid zijn; wijl de zonde zulk eene tusfchenwijte, in de broederliefde , heeft te weeg gcbragt, dat zelfs 'vleeschlijke Broeders , elkander niet kunnen veidraagen ; en dus , zoo lang de mensch aan de zonde verbonden is, en zijn zondigen aart behoud, die niet dan met den dood werdt afgelegt, is hij niet in ftaat, eene zuivere Broederliefde te onderhouden ; gevolglijk , zal men dan eene Verklaaring aan dit woord geeven, die nog al eenigzints uitvoerlijk zoude weezen, dan zou men daar door dienen te verftaan , Vriendfchap , of Eensgezindheid, — Vriendfchap, als de eerfte brön van Eensgezindheid , die eene Maatfchappij zoo hoogst noodzaaklijk is, oin elkander voor te lichten , in alles waar in zommige onkundig mogten zijn ,* om dus elkanders fchade af te keeren , en zoo veel mooglijk, voor elkanders belang te waaken, en hulp te verfchaffen, in nooden en droevige omftandigheden; en om dus elkander alle getrouwheid te betoonen , door onbedrieglijk, in zijne handelwijzen en bedrijven te weezen. En  * 335 -* En hieruit de Eensgezindheid voordvloeiende, om even ééns, over den waaren toeftand van het Vaderland , te denken en te handelen ; om met vereende krachten, het geluk van zich zclven, en alle zijne nakomelingen te bevoorderen ; alle twist en tweedragt te vermijden , en den Vrede met alle zijne vermogens , te bewaaren; en naar zodanige bepaalingen zouden dan ook ,. die wetten en regelen , gericht moeten wezen , wanneer zij aan hunne Spreuk, of Motto, zouden beandwoorden , en wanneer dit alles in dezelven niet gevonden wordt, zoude het ten eenenmaal overbodig zijn, zulk eene Spreuk te gebruiken, trouwens : Waar Eendragt Broederliefde teelt, Bloeit Volk en Maatfchappij; Daar kent de mensch zijn waardig beeld, En leeft volkomen vrij! Als Broedermin, vol teêr gevoel, Zich plaatfle in 't menschlijk hart; Dan ftreefden wij naar 't waare doel, En hoeden ons voor fmart. Dan  ft 336 J> Dan wierdt ons waar geluk volmaakt, De Vreê Olijf geplukt; De band der dwinglandij gefiaakt, Die 't zuchtend menschdom drukt. BESLUIT. Zoo ziet gij, mijne waardfte Kinderen! u ook deze zoo Algemeeue Spreuk , kortlijk verklaard ; doch genoegzaam , om u te doen zien , dat, indien de menfehen Hechts naar die kleene voorfehriften leefden, wij zoo veele gefprekken , over den twist en tweedragt, niet zouden gevoerd hebben ; die maar kleene fchetsjens, moogen genoemd worden , bij alles wat in die weinige Jaaren is voorgevallen. — Leest, herleest en overdenkt dezelven menigmaalen. Dan dit is het nog niet al; maar, heb ik u doen zien, in onze Gefprekken, dat Hoogmoed en Verkwisting, een gebrek aan Geld kunnen veroorzaa- ken,  4[ 337 J> ken, en dat uit dit gebrek, zoo veele onlusten gebooren worden; bemint dan altoos nederigheid eu fpaarzaamheid , dit waaren de voornaamfte maatfchappijlijke deugden uwer Voorvaderen; wilt gij dus goede Burgers en Burgeresfen worden, mijne lieve Kinderen1 vraagt dan niet naar den hedendaagfchen fmaak, waar bij uw Vaderland, ten afgrond van vermagering en vernedering zinkt; maar vraagt naar die maatfchappij! ijke pligten en deugden, uwer Voorouders, waar door dit uw Vaderland uit dei .flijkmoerasfen , tot het fchoonfte waereldoord is opgeklommen; 't is immers veel beter, in het nedrig kleed eenen duurzaamen roem te verwerven , dan in het prachtig gewaad, zich en zijn nageflacht, in eene laage verachting te ftorten. Alles toch, wat vreemde tooifels, pracht en mode fchijn, of den heerfchenden fmaak der waereld, kunnen opleveren, baart voor diegeenen, welken daar aan verbonden zijn, aan 't einde bang verdriet; al was het dat zij, met hunne vermogens, die koaden naarvolgen; want terwijl zij aan dezen dienstbaar zijn , kunnen zij aan hunne wezenlijke belangens niet arbeiden; en zedert dit in Nederland meer algemeen is geworden, is ook het diep verval in alles gekomen; zoo dat men thans wel veele prachtig geY klee-  ft 9$ -* kteede Kinderen, op onze ftraaten zier, maar die inderdaad arm zijn, in vergelijking bij de nedrig geklede Kinderen, onzer Voorouders. Zijn onze Nederlandfche twisten, voordgevloeid uit daden van onrechtvaerdigheid, en eigendunklijke, of eigenbelang zoekende bedoelingen; tracht u dan hier tegen te wapenen, door alles naauwkeurig te onderzoeken, en geen deel te neemen , aan zoortgelijke daaden, veelmin blindeling, uit eene overgegeevene liefde, voor dezen of dien perfoon, ' te helpen verdedigen ; maar bemind altoos de zuiverde bedoelingen , die met de infpraak van een nimmer liegend gewisfen , niet ftrijden ; dan zult gij vreede in uw gemoed hebben, al was het dat de geheele waereld tegen u opftond. Bedenkt toch lieve Kinderen ! dat gij over 30 Jaaren de Regeerende of Heerfchende Maatfchappij moet zijn, en dus dat gij nu ter fchoole zijt, om te leeren , ten einde alles op zulk eene wijze te beftuuren, dat gij niet de tegenwoordige maatfchappij naarvolgd, waar over zoo bitter in 't algemeen geklaagd wordt, dat zij haar gedrag niet voor een alweetend God zal kunnen verandwoorden, in vergelijking van voorige dagen, toen naarftigheid, goede trouw, ■aarijver en eerlijkheid, op onze ftraaten praalden, om  t 339 J om das vroeg te onderzoeken, alles wat daartoe nodig is, om wijzer en beter te handelen, naar die regels, waar door ons lieve Vaderland is groot geworden; en wilt gij nog iets, ziet dan mijne laatfte poging, die u op dien weg zal wijzen. Tracht vooral dit nut uit onze Gefprekken te haaien, waartoe ik u dezelven mededeel; naamlijk: dat zij u boven alles doen zien, hoedanig een Land, of eene Maatfchappij, geftraft wordt, die in eenen geftadigen Burger twist verkeert; en dat ook foortgelijke bezoekingen , door de zonden berokkend worden. Gij zoudt een verkeerd vonnis vellen, over dit alles, zoo gij alleen dacht, deze of die mijner medemenfchen , is 'er de oorzaak van; dit is wel zoo in eenige opzicl tc i , bet al¬ gemeen niet; want wanneer God, een Land of Volk, met zoortgelijke oordeel en c r p'a4:;ei, wil tzscc. ken. gebruikt hij de zulken, maar alleen als werktuigen in zijne hand, en laat dikwijli een kwaad toe, om een zondig en hoo., upgdi j VI fen.en te vernederen : — en dit lot fchijnt over Neêrlands Volk beflootcn te weezen; want kond* ik u den bloeiftaat, van uwe Voorvaderen nffeliilderen, gij zoudt fchrikken van den tegenwoordigen toeftand, zoo uwe tedere vermogens, het konY 2 dea  ft. 340 3 den bevatten; 't is daarom, dat ik u vermaan, om in de droevige twistende omftandigheden, waarï'n wij verkeeren, oplettende toe te zien, en'er ook Gods ongenoegen en twist met de Volken, in te zoeken; en hoe kleen gij ook zijn moogt, hem vroeg om fchuld vergeving uwer zonden te bidden; den Godsdienst op het voetfpoor uwer Voorvaderen, aan te kleeven; want de zulken zal God zijnen zegen nooit onthouden : altans, dat is zeker, dat in den dienst van God, hoe ook de waereld oorloogt en twist, de waare rust en vreede te vinden is. Verbind u nooit, ó tedre jeugd! Aan waereld-fchijn of ijdle vreugd', Zij gaan als rook voor bij; Maar zoek alleen dit heilrijk goed, Bat kalmte en rust fchenkt aan 't gemoei, En ook beftendtg zij. Zijt nedrig, ijvrig en getrouw, Zoo fchraagt gij 't waglend Staatsgebouw j Hoe 't alles draai of keer; En God wiens lust verbetring is, Schenkt ons, uit bange duisternis, De zon van voorfpoed weer. Ik;  Bij W. van Vliet, is ook gedrukt en te bekoomen: Zinneleelditre'KvssTTnv.yT,op de door deProvifioneele Reprefentanten van 't Volk van Holland, voorgeitelde Rechten yan den Mensch en Burger. — Deeze fraaije Prent omvat in een lang weip;g ovaal liggende Slang, de Rechten van den Mensch enBurger, houdende den Staart in den mond, ter aanduiding van derzei ver Eeuwigduurendheid. Boven aan ziet men de Waarheid, bezig om dezelven met een Lauwerkrans te bekroonen. Aan haar eene zijde is het Zinnebeeld der CerecMgheld met de Weegfchaal in de hand, en aan haar andere het Beeld der Vrijheid, rustende in een vrolijke gedaante, met haar eene hand op haar Schild, terwij! zij met haar andere den Speer, waar op de Hoed der Vrijheid praalt, omvat. Beneden ziet men de Gelijkheid, in eene ernftige houding aan de eene, en aan de andere zijde de Broederfchap, door twee elkander omhelzende Kindertjens, met eenige Bij. cieraadjen afgebeeld , terwijl onder aan in het midden twee Geniën, den tijd afbeeldende, bezig zijn, om de tekenen van Dwang en Heerschzucht, onder den (luier der vergetelheid voor eeuwig te verbergen. Zijnde gegraveert door ï. Koning, na de Tekening van J. van Meurs , hoog 19, en breed 16 duim, a . . . J3'--' Eenige weinige Proefdrukken, a . ƒ 4: -: - Jgt fraaije Nederlandfche Gezichten, geteekend en gegraveert , door K. F. Bendorp , verbeeldende L De Stad Veere bij den Hont te zien. II. De Stad Vlisfingen, van den Zeedijk te zien. III. Het Boschies-Eiland , buiten de Oostpoort, van de Stad Rotterdam. IV. Gezicht op den Hoogendiik, bij de laatfte Moolen. buiten de Oostpoort, der Stad Rotterdam. V. S. Geertruidenberg uit de Salmftcek te zien. VI. Gezicht van het KasY o teel  ■ teel Rammekes in Zeeland. VIL De Hoek van de Lek bij Krimpen. VIII. Gezicht in den Ysfel, a . . . . ƒ 3: —: - Eenige weinige beste drukken, opgroot Rooijaal Papier, a . . . . ƒ 4: 10: - En deze of geene plaat apart, i . ƒ—: 12:Een Stel van vier-en twintig fluks zeer fraaije Plaaten, om geplaatst te worden in de VolksLif.djens, uitgegeven door de Maatfchappij: Tot Nut van 't Algemeen, a . . ƒ 2: 4:- Dezelfde Plaaten , eerfte afdrukken , in gr. 8vo formaat , om in de Exempl. weike de Leden dier Maatfchappij bezitten, geplaatst te kunnen worden , a . 1 . . ƒ3: —: - Dito Plaaten, ongeletterde Proefd rukken, a ƒ 4: — :- Grondbeginfelen der Menschkunde, door wijlen den Hoogleeraar G. van der Voort, twee deelen, in gr. 8vo. . . ƒ2:4:- Wijsgeerige Verhandelingen. Vertaald door wijlen G. van der Voort, in gr. 8vo. ƒ—:i8:- Qrestes en Hermione, of de kracht der edele en zuivere liefde, door den beroemden J. J. Duscn. Met eene Voorreden , van Mr. Riiynvis Feith , in gr. 8vo. . . . ƒ 2:10:- Nagelaten Schriften van Margaretha Klopstock , in 8vo. . . . ƒ2:4:- Een-en-zestig Leerredenen, over den voortreflijken brief van Paulus aan de Kolosfenfen, door wijlen den Godvruchtigen Leeraar ï. A. Clarisse , 5 deelen, in gr. 8vo. (in plaats van ƒ n: 14:-) voor . . . ƒ 5 = —•'• Leerredenen over den Heidelbergfchen Katechismus, door wijlen den beroemden Hoogleeraar P. Cur tenius, 4 deelen, in gr. 8vo. (in plaats van ƒ 14) voor . • • f9-—:■ Ne-  Nederduitfche Sprankkonst, ten dienfte der Nederlandfche Taaibeminnaars. Uit de Werken der beste Schriiveren en der beroeindlté Dichteren faamcngefteld, door E. Zeydelaar, in gr. 8vo. ... . ƒ t'.i«:- Nuttigè Uitfpanningen voor de Nederlandfcbe Jeugd; door C. Muller, in 8vo. . f—:i8:- Uitgezogte Bijbel fche Verbaalen, tot een Leesboek voor de Jeugd , door den Hoogleeraar H. P. C. Henke. Met een Voorbericht van wijlen J. F. Martinet, in 8 vo. met fraaije Plaaten, a ƒ i: 8:- Het zelfde Werkjen, zonder Plaaten, a ƒ—:i2:- Nuttige en Aangenaame Tijdkortingen voor de Jeugd , beftaande in 74 Merkwaardige Gefchiedenisfen, &c. in 8vo. a . • ƒ—:i5'-- Tooneelftukjes of kleine Schouwfpelletjes voor de Opvoeding der Kinderen , door den Heer van Saint Marc , in 8vo. zijnde in 't Fransch en Hollandsch , tegen over eikanderen gedrukt, a /-:i4:- Zedekundige Lesfen voor Jongelingen , door J. J. Kaemmerer, in 8vo. a . . f i: 2:- Palmbladen, of uitgeleezene Oofterfche Vertellingen voor de Jeugd, door J. G. Herder, in 8vo. . 4 • • • /-:i8:- De Vermaarde Historie van den braaven Gillis Zoetekoek. Een kleine Jongen, die van het leeren leetde, in 8vo. met Plaatjes, i . ƒ—: 5:8 Tederhartige en Naarvolgcnswaardige Liefde, van een drietal Kinderen, omtrent hunnen waardigen Vader, in 8vo. . . ƒ—: 61- Iconologia , of uitbeeldinge des Verftands, door C. RrrA. Een Werk zeer dienftig voor Redenaars, Poëeten, Schilders, Beeldhouwers, Te- is-  termrs, en alle andere Konstbeminders en Lief- ■ h»übers der Geleerdheid en eerliike Wetenfchatfpen en inzonderheid voor de Leergierige Jeiud. Verb-eld in tweehonderd drie Reeldtemsfen , ieder met nutte enJtkhtelijke Vasrzen verrijkt. In 8 v o a/ - : 11 : Vaderlandfche Kindervreugd, vertoond inagt Kunstplaaten, met toepasfelijke Gedichtjes. In 8vo. a • • " * '1 Kort Begrip der Nederlandfche Gefchiedenisfen, zedert de aankomst der Batavieren tot den tegenwoord i gen tijd. Ingericht naar de vatbaarheid van Jonge Kinderen. In fen klein Formaat, zeer zinJdelk gedrukt, en met 60 fraaije Kunstplaats verfierd, a • • .'* .■" Het zelfde Werkjen in 'tFransch.met 60PI. a/ 2: —: - Vaderland=ch Loterij-Spel, voor de Nederlandfche Teue'd. Befraande uit 60 Loten, zonder Nieten, en verdeeld in 6 Clasfen, met twee daar bij behoorende Boekjes, ter uitlegging. ' ƒ 3 : —: - Zinfpeiende Gedichtjes.door J. le Franco, van Berkhey ter uitlegging van een aantal fraai-e Printverbeeldingen, naar de keurige Tekeningen van Mejufvrouw Ciialon, in het Kopergebragt, door P. de Mare. In gr. 8vo. • ƒ2:10.- Eenvoudig Onderwijs in den Godsdienst voor KinTen , door J. G. B.osenmuller. 1°, ^ gO. A-inleiding tot eene onverftandige Opvoeding der * Kinderen, door den beroemden C. G-Salzmann. In 8vo. a • • ' ƒ 1 • 5 ■ - Goddelijke aandachten, of vlammende begeerten eens boetvaardige, geheiligde en liefderijke Ziele, door P. Serarius, met 45 Plaatjes, a ƒ-. 8,De Voordeden van eene goede Opvoeding;gefchetst in het Leeven van Clitandek. In 8 vo. a ƒ—; 11: •     c8*-'-c£XUBRIS..È,W, '® WFH OLDEWELTP   H I S T O R Jr E DER omwentelingen, VOOR Sc x 3sr jd je jr. m  Hl S T O ï IE D ï E O IfE NTELI]NTG in Yaderlanèlfclie Cefpretken YO O V KIN D ER E cLo or JOIANNES HAZE1T, C. Zoon. Te AMSTy. R3) AM,In; VAN Vï. IÏ.T ENHAZET. MD CCXCVI.   VOORREDEN. WAARDIGE OUDERSt Heb ik van tijd int tijd, mijne fnippèruureft bejleed, om voor uwe Kinderen, de cenigjle panden uwer liefde, eenige Wcrkjens te jchrijven, ten einde hen in de kennis der zeden en deugden , als mede in het Godsdienflig leeven, te onderwijzen , en voor te lichten; en hebben deze Werkjens, blijkbaar uit het jlerk vertier, dat dezelve gehad- en nog hebben, uwe genoegens weg gedraag en, behoeve ik dan welveelwoorden le bezigen, om u dit Vaderlands en Leerzaam Werkje aan te •prijzen? „ Neen , zullen zommigen uwer zeg- gen, maar wij vreczen dat 'er te veel partij„ digheid in zal gevonden worden?' Legt eerst alle vrees en vooróórdeel af; en fehroomt nimmer, welk cene partij gij ook toegedaan zijt, blanke waarheden, zelve te verneemen , of door uwe Kinderen te laaten onderzoeken; te meer, daar ik in dit Werkje, de Jeugd, niet aanvuur, om deel te netmen in deze of die partij; gelijk dit in mijne algemeens Leerin* 3 %ett  a VOORREDEN. gen blijkbaar is, die ik agter ieder .gejprek, met geletterde aanhaalingen , heb laaten volgen; en die ook m deze orde moeten geleezen worden » tiaamlijk: leder gejprek, is eene gefchikte leesles voor een Kind, en ook genoegzaam voor een'' avond, of zulk een tijdsbepaaling, als aan het zelve vergunt wordt. Zoo dra dit Kind, e&ï aanvang neemt, met het leezen van zijn gejprek, moet hei eerst iets zichtbaars voor zijne algemecne Leeringen plaatfen, die agter ieder gefprck behooren; en zoo dikwijls het eene aanwijzende Letter, in zijn gejprek, aantreft, moet het zich naar die letter bcgeeven, om te zien wat daar van gezegd wordt, en dan weder naar het gefprek keer en, tot aan eene •volgende letter, enz. Dit achte ik nodig, hier tusfehen te voegen, ttn einde het Werkje met vrucht tc doen gebruiken*  VOORREDEN, m Wat toch kunt gij meer van een'Publiek Schrijver begeer en, dan uwe Kinderen, voor liet hvaade , '* welk zich in zoortgelijke Gefchicdenisfen openbaard, gewaarfchouwd te hebben , en het goede welk zich daarin ontdekt, aangeprezen te zien ; en over het geheel, dat 'zij opgeleid worden, tot nuttige Leden voor zich zelve, en de geheelc Maatfchappij ? En dit is mijn doel, in het geheelc Werk, waarin gij dit bewaarheid zult vinden ; en daarom heb ik alleen de oorsprongen der verfchïllcn, en de voornaamjle gebeurenisfen verkoozen; en mij zoo veel moogUjk y bij het gewicht der zaaken, naar de vatbaarheid der Kinderen gefchikt, 't welk zeker moeilijk is. En, daar nog de zaaken van ons lief en dierlaar, maar tevens gefolterd Vaderlanden geheet Europa, niet geëindigt zijn, is echter mijn vuurig verlangen, dat ik niet weder in de gelegenheid mag gefield worden , om dit Werkje met zoortgelijke droevige en voor zommigen blijde to- ncelen te moeten vervolgen; maar dat God, die het gansch heelal regcerd, eerlang zich mag f 3 int-  * 5 * TWEEDE GESPREK. Pietje. Vader weet gij wel, dat 'er zoo veel gewapende Burgers voor de deur (taan? V a d e e. Ja Pietje! dat weet ik wel, want ik heb, dezen .avond, met die Burgers, de wacht, A 3 Mist-  %. 6 3 Mietje. Ta, Vader! wij hadden zoo even een gefprek, over uwe Montering , als Capitein van de Burgerïj, — en over de omwenteling van 1787, en over de ontftcltenis en ziekte van Moeder , bij die omftandigheid ; en daar dit Pietje , noch Jantje, niet kan heugen , en ik 'er niet genoeg van wist, om 'er veel van te kunnen zeggen , zoo is ons vriendelijk verzoek , of gij zoo goed geliefde te zijn , om ons die gefchiedenis te verhaaien ? Vader. Ik kan dit verzoek aan u, mijne Kinderen! niet weigeren ; en het is voor u meer dan tijd , om te weeten, de rampen en tegenfpoeden , zoo wel als de voorfpoeden van uw Vaderland. — Maar ik heb nu maar een half uurtje tijd , om dat ik de wacht moet betrekken , gelijk gij ziet dat de Burgers reeds vergaderen , dus verzoek ik, dat gij aandachtig luistert en zoo gij iets niet begrijpt, kunt gij andermaal aan mij, pf aan uwe Moeder 'er naar vraagen, tot zoo lang  & 7 $ gij, een volkomen begrip van het verhaalde, zult bekomen hebben. P i e t j e. Als het u gelieft, Vader.' wij zullen aandachtig luisteren, naar alles wat gij ons zult vernaaien. — Vader. Komt, lieve Kinderen ! neemt dan uw plaats, en zet u bij mij en uwe Moeder , dan zal ik aan uwe eerfle nieuwsgierigheid voldoen; en deze is, over mijne Kleding of Montering, niet waar? — Pietje. Ja , Vader! gij zijt even als een- Franfche Offir eier gekleed. V a d e b. , Het is ten minften in dien fmaak, Pietje! maar dit zal wel veranderen, wanneer de Schutterij geregeld wordt. — (*) Miet- (*)' Bij de Orgamfatie der Schutterij is dc kleding der Officieren veranderd. A 4  t n i Vader. Keen, lieve Jan1 ik weet wel wat gij zeggen wilt, ik zal zorgen dat gij nog wat tijd overig hebt, om aan uwe fpeeluurtjens niet hinderlijk te zijn. Mietje. Nu, Vader', wij wenfchen u eenen rustigennacht, en veel genoegen. — Vader. Ik bedank u, lieve Kinderen 1 ik wensch dat gij gerust moogt flaapen, en dat gij, in het morgenuur, met het volgende Dichtftukjen, uwen Schepper zult moogen danken: Gij hebt ons weêr behoed, ó Heer! Wij zingen uwen naam ter eer, Voor al uw trouw en zorgen; Gij hoede ons in den duistren nacht; We ontwaakten, met hernieuwde kragt. Bij d' aanblik van den morgen. — Schenk  t 12 j) Schenk ons nu weêr hernieuwde vlijt, Op dat we, in onze jeugd, den tijd Naar uwen wil bededen; Zoo worden wij, door u geleid, Voor aarde en hemel toebereid , Tot nutte en waarde leden! —- DER-  1 13 ) DERDE GESPREK. M I E X J E. nier! gij hebt ons gisteren belooft, om de Gefchiedenis van ons Vaderland, involgende Gefprekken, te zullen verhaalen, en nu zijn wij wsder tot u gekomen , om u te vraagen , of gij gelegenheid hebt, aan die beloften te kunnen voldoen? —- V «  1 14 i Vader. ó Ja, lieve Kinderen 1 neemt uw plaats, en wij zullen terftond beginnen. Jantje. Moeder! mag Ik dan aan uw* fchoot blijven, cm te luisteren naar het geen Vader zal vernaaien; of mag ik 'er niet bij weezen? Moeder. ó Ja , lieve Jan'. gij moogt het zoo wel , als uw Zusje en Broertje , hooren , gij zijt immers ook nieuwsgierig? Jantje. 6 Ja, Moeder', als ik het maar begrijpen kan. Moeder. Nu , al wat gij niet kunt begrijpen, zal Vader u hier na wel leeren, als gij wat ouder zijt. — Pietje. Maar, Vader! gisteren hebt gij ons gezegt, altoos getrouw geweest te zijn, aan uwe Vaderlandfchö verpligting-, als Capitein in de Schutterij; hoe komt het dan , dat men u weder uit dien post heeft gezet, en nu weder in denzelven? — V a'  t 15 i V a n e e. Dit is gefchied, Pietje! door de onderfcheidene Omwentelingen in ons Vaderland ; dat men mij uit dien post heeft gezet, is gefchied door menfehen die geen prijs of verdienfte fielden in mijne Vaderlandsliefde, wijl 'er toen, alsnog, veifchillen heerschten, onder de menfehen, dat den eenen dit en den ander weder wat anders, Vaderlandsliefde noemde, fchoon de ontzetting van zulk een* post, mij geen nadeel, in mijn beilaan, toebragt, maar veel eêr voordeel; — doch deze post eenen eerpost zijnde, wierdt ik hier in gefchonden, en door tusfehenkomst der laatfte Omwenteling, weder herfteld! — Mietje. Maar wat is dan de rechte Vaderlandsliefde? V A d e e. De liefdevoor het Vaderland, Kinderen! beftaae 'hierin , dat wij het belang van alle menfehen , trachten vóór te fcaan, ofte bcvoorderen, dat is: wanneer wij zien, dat een Land, of Volk, door buiten- of binnenlandfchen Koophandel, moet beftaan, als mede door Fabrieken, Kunftea en Weten-  t 05 M tenfchappen, dan zijn wij verpligt te zorgen, dat deze niet verwaarloosd worden ; maar, in tegendeel, waakzaam te zijn , om dezelven meer en meer uit haar verval op te beuren, en tc verbeteren; en dit was het voornaamile doel der Patriotten, waar onder ik behoorde, en nog behoor. — Dan nog behoord onder de Vaderlandsliefde van ons Vaderland, fpaarzsamheid, nederigheid, goede trouw en oprechtheid, waar mede onze Voorvaderen, altoos beftempeld zijn geworden, bij andere Volken en Natiën. — Ook behoord 'er bij gevoegt te worden , een godsdienftig en zedelijk gedrag in alle onze handelingen. — Mietje. Waaven dan die menfehen, die u uit uw' Post gezet hebben , tegen zulk eene Vaderlandsliefde, als gij ons hebt voorgefield? — Vader. Die menfehen , welk mij, bij de Omwenteling van 1787, uit mijn' post gezet hebben, waaren wel van die gedachten, (nu fpreek ik van de besten onder hen) dat zulk eene liefde voor het Vaderland, nuttig en heilzaam is, maar zij hadden, boven dien, eene liefde voor den Prins, of Stad- hou-  r * Af i houder, waarover wij nader moeten fpreeken j doch zij hadden eene voornaame befcbuldjging tegen de Patriotten, en waar mede zij veele een* vouwigc menfehen, in haateüjke denkbeelden biagten, naamlijk: dat da zaak van verfchil tusfehen den Prins en de Patriotten , alleen beftond , in eene ondermeining of omverwerping van den Gereformeerden Godsdienst, en dat zij bedoelden de PvOomfcheReliegie, tot den Heerfchenden Godsdienst te maaken. [Zie Algemeens Leeringcn Letter (a) ] Mietje. En was dit zoo niet? Vader. Het was geheel valsch, want de Patriotten vaii dien tijd, hebben daar van geheel andere blijken gegeeven in 1786", toen men, in onderfcheidene Steden, Regenten buiten bewind zettcde, wierderi 'er geene Roomfcheu , maar Gereformeerden weder in hunne plaatfen aangefteld; ■— doch hier over zult gij eene aanmerklijke verandering ontmoeten, als wij over eene nadere Omwenteling moeten fpreeken : —— deze menfehen ( de Prinsgezinden naamlijk) begreepen echter, hoe ongegrond , dat zonder een' Stadhouder dit Land niet kort B b«*  k IS 3 beiïaan , en bleeven dus bij die gedachten, dat de Gereformeerde Godsdienst, zonder den Stadhouder , onherftelbaar verlooren was ; te meer, om dat hij of zijne Voorzaten de grondleggers van dien Godsdienst waaren geweest, en dus ntt nog door hem moest befchermt worden. Pietje. En was dit niet waar? — V a d e k. Ja, Kinderen.' dit was voor een gedeelte waar; omtrent de befcherming, maar niet omtrent de grondlegging of .daarftélling van die Religie, dit was de zaak van Calvijn ; doch het was meest een verkeerd voorwendfel, [Zie Algem. Leeringen Letter (&)] maar de zaak van verfchil niet; en daarom zal het nodig zijn, dat ik u de verfchillen op geef, op dat gij dan een recht begrip van de Gefchiedenis kunt krijgen; 1 • dus moet ik u eerst melden , hoe en op welk eene wijze, dit Land beftuurd of geregeerd wierdt. Dit Land moest geregeerd worden, door {redelijke en provinciaale Regenten. De ftedelijke Regenten moesten, volgends de Privelegien, aangefteld worden, door de Burgerijen in iedere Stad, en  C 19 i uit deze Stedelijke Re geerings Leden, wierderi dan weder provinciaale Regenten gekoozen, naamlijk : uit iedere Stad een perfoon, en dezen wier-' den genoeint, bij voorbeeld, de Staaten van Holland , Gelderland, Zeeland, Vriesland, enz. • uit ieder dezer provinciaale Regenten, wierdt we» der één perfoon gekoozen, en dus zeven in getal, of eigenlijk zeven ftemmende perfoonen , om dat iedere Provincie, zoo veele perfoonen kon zenden, als zij bcftaanbaar oordeelde, doch iedere Provincie had maar ééne item, in de uitoefening der opperde magt, en de befchikking van Oorlog of Vrede; ook hadden dezen het beftuur over da Generaliteits Landen. Mietje. Welke Landen moeten wij daar door ver-' ftaan? — Vader; De zoogenoemde Generaliteits Landen , zijn i *s Hertogenbosch, de Meijerij, de Baronie vanBre» da, Bergen op den Zoom, 't Land van Kuijk, StaatsVlaanderen, Maftricht en 't Land van Overmaaze. Maar bij deze Regeering, had men in 1747, een' Stadhouder gekoozen, en in 1748 dat Stadhou. B a der*  (. ao i derfchap, erflijk verklaard, welke Stadhouder deVader van dien Prins was, waar van wij zoo even gefprooken hebben. — Mietje. Zijn 'er te voorcn geen Stadhouders geweest? Vader. Ja, Kind! doch dezen hebben dat Ambt nimmer, met zulk een uitgebreid Erflijk recht, bezeten , wijl in 1748 hetzelve Erflijk wierd verklaard, in de Mannelijke en Vrouwelijke lienien, om de onaangenaamheden voor te koomen , welke veelal, bij groote verkiezingen, in een Land voorvallen; en als zodanig wierdt het aan Willem den Vierden opgedragen ; en dus is zijn' Zoon , in dat Erfrecht, hem opgevolgd. Pietje. In wat Jaar is die Prins .Stadhouder geworden? — Vader. In 1766, toen hij meerderjaarig wierdt gerekend, zijnde Agttien Jaaren. — Deze Stadhouder nu, had, zoo wel als deszelfs Vader, nog twee Ambten van veel gewicht. Mietje, En deze waaren? V  <. 21 i Va de r. Capitein Generaal, en Capitein Admiraal; deze Stadhouder is een eigen Neef van den Koning van Engeland , en is gehuwd aan de Zuster van den Koning van Pruisfen, heeft eeh Dochter en twee Zoonen. — Nu zal ik u zeggen waarom de Prins tot Stadhouder , Capitein Generaal en Admiraal verkoozen is. — Mietje. Als het u gelieft, Vader! wij zullen aandachtig luisteren. Vader. Ja, lieve Kinderen! dit verwacht ik ook van u , en daar bij, dat gijlieden deze kleene, doch weetenswaerdige Gefchiedenis, in uw geheugen houdt. Als Stadhouder, was hij verpligt, om alle verfchillen tusfchen Burgers en Regenten, op de minlijkfte wijzen te vereffenen, ten minfte daar toe de hand te leenen, en naar de Privelegien der Burgeren, zich te gedragen. Als Capitein Generaal, was hij verpligt de orders , welke hem van de provinciaale Regcering gegeeven wierden, in zaaken van Oorlog te Land, getrouw op te volgen, en te gehoorzaamen, en een B 3 goe-  & 22 $ goede krijgstucht te houden, in het Leger van dea Staat; als zijnde, hier in, de opperfte Bevelhebber, in de uitvoering der aan hem gegccven orders. Als Capitein Admiraal, ftond hij onder dezelve verpligting, in zaaken van Oorlog ter Zee; — als mede om Officieren aan te Hellen, enz, — (*) M t E T J E. Wel zoo Vader', dan was de Frins waarlijk een groot Man. — Vader. Ja, Kind! maar eene grootheid, waar van veela menfehen een misbruik gemaakt hebben, door 'er Tiog zoo veel bij te voegen, dat menfehen die onkundig waaren , begonden te begrijpen, datdePrins de opperfte van het geheeje Land was; - en evenwel dit zoo niet zijnde, kon het niet anders, zoo dra het begon te haperen aan den algemeenen welvaard, of men begon rond te zien, naar de eerfto eorzaaken. - {Zie Algem. Leeringen Letter (0 ] Pietje. (*) Men zou hiér wel eene nadere omfelirijving hebben kannen geeven, omtrent de Regeering van Steden, Prbvincien en Ridderfchap, en bijzondere Collegien, maar dit zou den Kinderen te omflagtig vallen , in hun begrip ; wij hebben dit alleen aangeftipt, om de oorzaak der ge» fchillen te zoeken, en die aan te wijzen.  Pietje. En mosst men dan die oorzaaken en alle die gebreken, bij den Prins zoeken. Vader. Het is natuurlijk, Pietje! dat die in een Land veel te zeggen of te gebieden heeft, ook aan veel verandwoording blootgefteld is. 'Er beflond reeds onder veele Burgeren, eene ontevredenheid, dat men hen de aanftelHng hunner Regenten had ontnomen, door dit hun recht aan den Prins te fchenken. Dan nog waaren veele menfehen misnoegt, over de verwaarloozing der Gildens, en nog zoo veele andere Stedelijke Voorrechten; doch over dit alles moeten wij nader fpreeken. Met den Koophandel, die het gewichtigfte beftaan van dit Land is, namen alle onze onlusten en Burger verschillen, eenen aanvang. — Mietje. Is dan de Koophandel, voor dit Land, zoo noodzaaklijk, en Helde de Prins daar geen belang in?—> V a d e r. Of 'er de Prins veel of weinig belang in ftelde, zullen wij nu niet onderzoeken, wijl wij hier over nader moeten fpreeken; maar dat de Koophandel voor dit Land noodzaaklijk is, zal ik u nader beB 4 wij-  wijzen. Dit Land, wordt door meer dan twee mlUoenen menfehen bewoond, en is uit de «eenheid van hetzelve, niet in ftaat, om deze menfehen te yoeden , door middel van Landbouw , Kunften , Wetcnfchappen, enz. — Engeland heeft dit met ons gemeen, dus is het natuurlijk, dat de Engelfchen, en wij Hollanders, altoos jaloers, op elkanders Welvaart en Koophandel zijn; — al is het zelfs onder fchijn van vriendfehap, zoo blijven wij nochtans vijanden in den grond; te meer, daar de Engelfchen, eenen naijver bezitten, die de eerlijkheid dikwijls te boven gaat: - en hier uir zijn al-^ toos onze gefchifien en oorlogen, met die Natie, gefprooten;- gelijk ook in het jaar 1780, uit dien oorlog , alle onze Staats rampen gebooi-eh zijn , Waar over wij nu nader zullen fpreeken. P i e t J e. Lieve Vader', gij maakt mij hoe langs zoo meer nieuwsgieriger, Vader. Met zoo veel te meer bHjcVfchap zal ik voordgaan , u het belangrijkfte te vernaaien. Engeland had een' geruimen tijd, in Oorlog met de NoordA-rencaancn geweest, dis, door de hulp van Yrankrijk, zich (ot vrije Republiekeinen maakten; want  •t 25' * want de Engelfchen begeerden, dat de Americaanen inet niemand eenigen Koophandel zouden drijven, dan met hen alleen; doch deze baatzuchtige eifchen, kwamen hen duur teftaan. [Zie Algem. Leeringen Letter (d) ] ln dien Oorlog, zochten onze Kooplieden hun voordeel, door aan de Americaanen, zoodanige Waaren en Koopmanfchappen te zenden , als zij nodig hadden, beftaande in levensmiddelen enz. — De Engelfchen, konden of wilden dit niet gedoogen, en roofden niet alleen die Scheepen weg, die naar, of op de hoogte van America beftemd waaren , maar ook die , welke geene betrekking op dien handel hadden;— en dit deeden zij , zonder dat zij zich als Vijanden van deze Republiek verklaarden. [Zie Algem. Leeringen Letter (e) ] De Kooplieden hier over klagende bij de Staaten Generaal, en bij den Prins, kreegen naauwlijks voldoenend andwoord ; zij verzochten om Oorlogfcheepen , ten einde hunne Goederen , tegen de roofzucht der Engelfchen , te beveiligen; dit wierdt van tijd tot tijd vertraagd enuitgefteld, en 'erkwam geen hulp of befcherming. Dit liep zoo hoog, dat men begon te gelooven, dat hier van de Prins en zijn Opvoeder de oorzaaken moesten weezen, alleen uit Familie belang. [Zie Jlgem. Leer. Le'.t-(f}] i; 5 Mi£T-  1 34 * Oorlog heeft de Engelfche Natie veel fchande en fchade veroorzaakt, met verlies van het geheele Land , wijl de Americaanen zich toen geheel los rukten van het gebied der Engelfchen; want Noord-America was een ontdekt Land, door de Engelfchen, die daar eene volkplanting oprigteden, en daartoe alle uitnodigingen hadden gedaan, met belofte van vrijdom van alle Lasten, eenige volgende jaaren; dit gelukte: en veele menfehen uit het Keurvorstendom dePaltz, trokken derwaards, met Vrouwen en Kinderen, waardoor Noord-America , met befchaafde menfehen, bevolkt wierdt, en in eenen goeden ftaat gebragt , ingevolgen de beloften die aan hen waaren gedaan; dan de tijd der vrijheid van belasting verloopen zijnde, zouden wel is waar de Engelfchen recht gehad hebben, om Verpondingen of Lasten van de NoordAmericaanen te vraagen, maar zij hadden geen recht op de vruchten, die zij teelden, om hen te dwingen, die alleen naar Engeland en niet naar een ander gewest te moogen zenden , ter verkoopmg ; wijl de Koophandel, voor alle menfehen, altoos heilig en vrij moet zijn: 't was dus natuurlijk, dat de Kooplieden van dit Land, hier veel aan geregen lag, of zij de goederen en vruchten, van de Noord-  t 35 1 Noord-Americaanen, of uit de handen der Engelfchen moesten koopen, en dus gaf dit aanleiding, dat onze Kooplieden alles aanwenden wat tot on« derfteuning der Americaanen konde dienstbaar'zijn; —— maar ook gaf dit aanleiding, dat de Engelfchen op onze Kooplieden zeer te onvreden wierden, en daarom zeiden ook de Prinsgezinden, ,, het is de ,, fchuld der Kooplieden dat wij in Oorlog met Enge,, land komen, want zij mogten zich met de zaak det ,, Engelfche onderdaanen (zoo noemde zij de Noordêi Americaanen) niet bemoeien!" en dus kunt gij hier de waare oorzaak vinden, waarom de Prinsgezinden , zoo tegen den Oorlog met de Engelfchen, en de wapening ter Zee, waaren. — (e) Dit was de hoogde onrechtvaerdigheid; —— eene daad van verraad, en die de Kooplieden aanmerklijke verliezen toebragt: fchoon de Koning van Engeland , na dezen onverwagten aanval, (waar door de Kooplieden meer dan 200 Scheepen wierden ontrukt) aan deze Republiek, wel den Oorlogverklaarde, herftelde dit echter de verliezen onzer Kooplieden niet: — daarbij wierden onze Eilanden St. Eujlatius, St. Martin en Seba, voor dat de Oorlogs-verklaaring aldaar bekend was, met een groot aantal Scheepen, veroverd j 't welk met veel C 2 plun-  plundering verzeld ging. — Men behoeve das niet te vraagen , welk eenen haatlijken invloed , zulke daaden, in de harten der ongelukkige Kooplieden, veroorzaakten; en van daar komt het ook, dat de meeste Kooplieden, de zaak der Patriotten waaren toegedaan, met eenen ingekankerden haat, tegen de wanbedrijven der Engelfchen. — Leert dus hier uit, lieve Kinderen! dat niets verachtlijker is, dan zijn partij onverwachts aan te vallen, om hem dus van het zijnen te berooven; tracht dus altoos opregt met uwen Naasten te handelen, al was het dat hij u een' vijand waare; hebt gij iets tegen hem, of zijn gedrag, waarfchouwd en vermaand hem , eerst met vriendelijkheid en reden , en geeft hij hier aan geen gehoor, dan eerst is het uw beurt, uw billijk recht te vorderen, door gepaste middelen, overeenkomende met de misdaden, en. het recht der natuur. (ƒ) Dit moet u leeren, in de aan u toebetrouwde- zaaken of posten, noch Vader, noch Moeder, noch Familiën, te ontzien, in de uitoeffening uwer duure verpligting, wijl het heilig recht, geene- bijzondere belangens kent. (g) De Hertog wierdt befchuldigt, dat, toen aijn beiïuur over den Prins ten einde liep, hij dsn*  * 57 •* den zei ven eene acte van verbindenfs had doen tekenen, om zonder voorkennis en goedkeuring van hem, niets te verrichten. — Deze Hertog nu een Duitfcher zijnde, begunftigde alleen de Duitfchers, het zij met Militaire, of door zijn' invloed, met Burgerlijke ambten, waar door de Nederlanders, hoe braaf en bekwaam ook, altoos wierden te rug gefield; en dus gaf hij eene algemeene reden tot misnoegen jegens hem; 't welk de eerlijke Prinsgezinden, zoo wel als de Patriotten, begreepen. — Maar laat dit vooral, u tot lee. ring flrekken , om (leeds rechtvaerdig te handelen, — en fchoon alle menfehen uw Natuurgenooten zijn , dat gij echter de voorrechten, die aan u ftaan te fchenken, toedeelt aan die geenen, welken 'er het meesten recht of aanfpraak op hebben. —■ (/;) Hier uit kunt gij leeren dataanhoudendenood hernieuwde klagten veroorzaaken ; en dat hij die daar in blijft volharden, eindelijk, al was het voor een gedeelte, zijne wenfehen vervuld ziet; — en dat een rechtmatige aanklagt, wel voor een' tijd, maar niet altoos kan verdooft worden. En ook dat een lang getergd Volk, eindelijk, moed en krachten betoont, om zijnen vijand, zelfs meteen kleene magt, het hoofd te bieden. c 3 m  , (i) Hier uit moet gij leeren, hoe groot en mag.tig uw vijand weezen mooge, dat gij nimmer de Almagt, zegen en goedheid van God uwen Schepper, uit het oog moet verliezen, wijl alle onderneemingen daar van afhangen ; en dat de iecht.vaerdigheid der zaak, in den ftrijd, de zuiverde heldenmoed voortbrengt. . Maar vooral moet gij niet ongevoelig zijn, omtrent foortgelijke onlusten en gebeurenisfen , wijl dezelve veelal, eer tot vermindering, dan tot verbetering (trekken: — want het blijft een ontegenzeglijke waarheid, daar verdeeldheid heerscht, komt verwoesting , vooral wanneer de verdeeldheden , in onzen eigen boezem gekoesterd worden, dat is te zeggen: wanneer dezelve in ons eigen Vaderland geteeld worden, en dus den inwendigen welftand benadeelen. Ziet daar lieve Kin¬ deren! vergenoegt u nu hier mede, tot een volgend Gefprek. — VIER-  t 39 » VIERDE GESPREK. Vuil, Wel nu, Kinderen! zijt gij weder faamen gekomen , om met mij, over het voorgevallene in ons Vaderland, te fpreeken? — Mietje. Ja, Vader! wij zijn weder op nieuw begeerig, te wceten, hoe de zaak der Omwenteling is uitgevallen. Pietje. Vader! Omwenteling, wat betekend dat woord? Vader. Het woord zelve, Pietje! betekend omkeering, verandering, enz. — Maar het wordt hier betreklijk gemaakt, aan heerfchende partijfchappen, zoo dat dan deze en dan weder eene andere partij, de heerfchende, gebiedende, of overwinnende is. [Zie Algem. Leeringen Letter (s)] Neemt nu uw plaats, Kinderen! om naar mijn verhaal te luisteren. Hoe voordeelig de Slag, op Doggersbank, ook mogt uitgevallen zijn, gelijk gij uit het voorgaande gefprek hebt vernomen, wierdt echter deze Oorlog met de Engelfchen, door het besteen C 4 be-  €. 4° i belangrijkfte gedeelte der Ingezetenen van ons Vaderland, allernadeeligst befchouwd; en wel, om dat dezelve niet niet ijver wierdt doorgezet , daar men overal, op de Timmerwerven., een aantal gebreken vond, die bet werk vertraagden. [Zie Algem. Leeringen Letter (fc) ] J a n t j f. Welke menfehen zijn dat, Vader! die gij , het beste en belangrijkfte gedeelte der Ingezetenen , noemt ? Vader. Hier door, Jantje! moet men verftaan , de Kooplieden, Fabriekeurs, Handwerkslieden, en allen, die door Kunften en Wetenfchappen , beftaan ; wi;l het Volk, zoo als ik reeds te vooren gezegt hebbe, voor het grootfte gedeelte, 'hier door, in ons Land moet gevoed worden. Ook behoord hier bij geteld te worden , de Boerenftand, wijl de Landbouw, heel veel toebrengt, aan het beftaan der Ingezetenen; doch nu moet gij u niet verbeelden, dat Sjouwerlieden, Daglooners, enz. flegte menfehen zijn; dit zij verre van mij, u zulks te leeren. [Zie Algem. Leeringen Letter (e)] Jantje. Dan wil ik ook een' Koopman worden! Piet-  t 41 i Pietje. En ik een' Fabrikeur! Vader. Het is mij aangenaam, Kinderen! in a eenen lust tot werkzaamheid te ontdekken ; wij zullen eens zien, als g;j wat ouder zijt, of gij dan die bekwaamheid zult hebben, dat men aan uwe keuze zal kunnen voldoen. Mietje. Och, Pietje! laat Vader nu voordgaan met ons al het gebeurde te verh aaien. — Vader. Men befloot dan eindelijk , om met de Engelfchen, Vrede te maaken , zoo goed men kon, en dus niet voordelig voor ons Vaderland ; wijl 'er weder een nieuwe Oorlog ontftond , met den Keizer van het Duitfche Rijk, Jofephus den 2den. [ Zie Algem. Leeringen Letter (i) ] Mietje. Hoe Vader! al weder een nieuwe Oorlog ? — Vader. Ja , Kinderen ' als de rampen zich verheffen , blijft het zelden bij één ongeval; en zoo is het ook met de Oorlogen gelegen: — de eene is naauwlijks geftilt, door den Vrede, of de andere doet C s zich  t 4 a 3 zich op nieuw weer hooren, en de vredelievendfte menfehen , moeten 'er dikwijls het meest om lijden. ■— Mietje. En waarom deedt de Keizer ons den Oorlog aan? Vader. Om weinig beduidende beuzelingen. Kind! het begraaven van een'Soldaat op hst Kerkhof den Doel, en eene grensfeheiding die lange jaaren was agter gebleeven, ook begeerde hij eene vrije vaart op de Schelde. [Zie Algem. Leeringen Letter (e) ] Pietje. Waaren de Burgers toen al weder met eikanderen vereenigt? — Vader. Neen, Kinderen.' het vuur van tweedragt begon hoe langs zoo meer te ontbranden, en de Patriotten waren door den Engelfchen Vrede, met de Prinsgezinden nog niet bevredigt; de fchadens van dien Oorlog, hadden zulke diepe indrukzelen gemaakt, in de harten der Patriotten , vooral in die der Kooplieden, dat men hoe langs zoo meer, na eene verandering in het beftuur van dit Land haakten: [Z'.e Algem. Leeringen-Letter (ƒ)] en vooral wilden de Patriotten onderzocht hebben, aan wien het liegt  I 45 * ALGEM EENE LEE RINGEN. («) Hier uit, lieve Kinderen! moet gij leeren, dat zoo dra 'er partijfchappen en ftaatkundige gefchillen, in een Land ontdaan, iedere partij zijn best doet, om te overwinnen, en, naar zijne denkwijze , te gebieden , dikwijls zonder berekening voor het algemeen belang; maar meest ten voordeelen van zich zeiven , of eenige eigendunklijke bij-oogmerken, om die te bereiken. — Daarom raade ik u, ten fterkden, geene partij ooit of ooit in twistgedingen te omhelzen, alleen uit eigen belang, maar wel' tot algemeen nut en verbetering, en zoo lang gij 'er dit niet in vinden kunt, u gaheel en al 'er buiten te houden, om, ten minden met uw gemoed, bevredigt te blijven. — (è) Hier uit moet gij leeren, dat Eensgezindheid! de ziel en het leven van den drijd is, en daar deze gemist wordt, houden alle werkzaamheden op; en het vuur Van naarijver wordt verdooft en uitgeblust, waar door de anders behaalde Overwinningen, tot aanmerklijke verliezen, terug keeren. — (c) Hier uit moet gij leeren, wanneer gij van het beste of van het gemeende deel der Ingezetenen hoord fpreeken, dat gij dan nimmer den mensen of den per- fooo  *. 46 J foon moet bedoelen, maar wel zijne belangrijke omftandigheden, of zijn onvermogen, voor het algemeen belang ; want alle menfehen zijn, ieder in zijnen kring, wanneer hij daar in getrouw arbeid, even waardig; maar het fpreekt van zelve, dat een mensch die door zijne beflommeringen, Fabrieken, Affaire, of Koophandel, 50 a 60 Menfehen aan 't werk houd, en die hun beftaan geeft, een belangrijker Ingezeten , voor het Algemeen belang is , dan iemand , die naauwlijks voor zijn Huisgezin het voedzel kan winnen, en dit is het geen hier bedoelt wordt. (d) Men kan nimmer verftandiger handelen, dan van eene kwaade zaak fpoedig, al is het met fehaade af te zien, om daar door grooter nadeelen te ontkomen ; te meer , als men met vervolging op vervolging bedreigt wordt, en tweedragt en onrechtvaardigheid, een wis bederf trachten te veroorzaaken. («) Hier uit kunt gij leeren, hoe weinig moeite het den Vorsten kost, eenen Oorlog te berokkenen, wanneer zij daar door hunne oogmerken willen bereiken , en dat zulks hun ook het gemaldijkfte gelukt, onder een in zich zei ven verdeeld Volk; en wat de vrije vaart op de Schelde betreft, dit was  *■ 47 *» was eens vordering welk wij niet konden gedoógen, wijl men te vreezen had, dat dus den Koophandel uit dit Land, naar Antwerpen zou verlegt zijn geworden, om dat die Rievier den toegang uit Zee, naar die Stad gemaklijk maakt; en zoo ziet gij weder hoe de Vorsten en Volken, altoos jaloers op elkanders welvaard, op eigenbelang-zoekende middelen bedacht zijn. — (ƒ) Hier mede moet gij verftaan , verandering van perfoonen, die niet door den Prins, maar door de Burgerij wierden aangefteld, volgens de aloude Privelegiën. — (g) Men ziet hier uit, dat alle verbindenisfen van vermaagdfchapping der Vorsten, eenen nadeeligen invloed kan maaken, bij het Volk; en zulks nimmer eenigen fteun offterktekunnen geeven, wanneer dezelve tegen elkander ftrijden moeten , te meer, in zulke gevallen, zoo als wij thans behan. de-,en; _ fchoon min doorzichtige menfehen het tegendeel gelooven. — (//) Hier ziet gij, lieve Kinderen! welk eenen nadeligen invloed, de tweedragt kan veröorzaaken, zoo dat men veel liever, zijne waare en wezenlijke belangen , wil opofferen , dan eenigzints in zijne opgevatte twisten, iets toe te geeven; 't is wel waar, dat  dat ook onze Voorvaderen eenen tagtigjaarigen Oorlog hebben gevoerd; maar dezen was nog zoo nadelig niet voor den binnenlandfchen welftand, dan deze twistpartijen hebben veroorzaakt , en 't is daarom dat ik u ten fterkften vermaan , om niet alleen Eensgezind, maar ook tevens Vredelievend onder elkander te weezen : maar om deze les te kunnen naarkomen, zorgt dan vooral, dat gij elkander noch uwen Naasten nooit verongelijkt, en beproeft dus eerst alle uwe daaden, die gij aan anderen wilt uitoefenen, of gij zelve zulks zoudt willen gedaan, of alzo zoudt willen behandeld worden; houdt dus deze weinige regeltjens in uw geheugen. — Eensgezindheid! fteun der Helden! Sterkte en rots, in 't oorlog-vuur! Die in 't ftrijden, en in Vrede, 't Alenschdom waar genoegen fchenkt: Tvveedragt baart fteeds morrend twisten, Scheurt de broeder-band van een; Maar gij bindt door uw vermogen, Vrede, liefde en welvaard faam. Ziet daar, Kinderen! vergenoegt u nu weder met dit weinige, tot een volgend Gefprek. V IJ F-  t 49 ■* VIJFDE GESPREK. Vader. F ene welvoeglijke nieuwsgierigheid , is zelden voldaan ; en dit zal dus de reden zijn , mijne lieve Kinderen ! dat gij u weder rondom mij plaatst, om onze Vaderlandfche Gefprekken te hervatten. Mietje. Ja, lieve Vader 1 wij dachten, wijl het ons gewoon uurtje is, aan ons vorig gefprek, om met u weder een ander aan te vangen. — Vader. Het is mij lief, Kinderen! dat gij zoo wel uwe leer- als uwe fpeeluurtjens, in acht neemt; maar ik heb mijn laatfte gefprek met Pietje geëindigt, dus zal die wel weeten waar wij gebleeven zijn. Pietje. 6 Ja, Vader! bij de wapening der Burgeren, tegen den Oorlog met den Keizer. Vader. Dit is zoo: de Patriotten dan, greepen met bereidwilligheid de Wapenen aan, niet alleen om tegen den Keizer te ftrijden , maar ook om hunne gefchondene voorrechten te herftellen. D JiST-  li 50 i Jantje. En de Prinsgezinden ? V * d e k. Deze wilden dat aan het verzoek van den Prins zoude voldaan worden , die in den Engelfchen Oorlog reeds om vermeerdering van Land-Militie gevraagt had. [Zie Algem. Leeringen Letter (»")] Daar bij begreepen de Prinsgezinden dat het tegen het recht van den Burger ftrijdig was, om als Soldaat in 't Oorlogsveld te treden, gelijk ik te vooren gezegt heb; althans deze Volks-loting om den derden Man veroorzaakte hier en daar veel oproeren, en zou zeker van veel nadelige gevolgen geweest zijn , indien de Koning van Vrankrijk Lodewijk de XVIde, niet tusfchen beiden was gekomen; die de geheele Twist-zaak bij den Keizer afkogt voor twaalf milioenen, waar toe hij de helft betaalde, en wij dus bij onze vrije vaart op de Schelde enz. bleCven. — Mietje. Was die Koning zoo vredelievend, Vaderl dat hij de helft daaraan wilde betaalen? Vader. Ja, Kind! deze Koning was zeker vredelievend doch niet zonder oogmerk; [Zie Algem. Leeringen  k 60 J> eenige verzoeken gedaan worden, dat gij dezelve nimmer kwaadaartig van de hand wijst, of belet; want een verzoek ftaat ieder vrij, en het weigeren kom: niet eer te pas, dan wanneer het verzoek, ftrijdig of onuitvoerlijk is; en door zulk een gedrag , zult gij u altoos bemind maaken, en uwe verandwoording gemaklijk zijn. (/") Hier uit moet gij leeren, hoe ver het komen kon, onder twistende Ingezetenen, dat men . J zou kunnen aanrigten, om een weinig niets beduidende eerbewijzingen; maar tracht ook te gelijk edelmoedig te zijn, gelijk zulks blijkt in 't (lot van ons gefprek, om ook uw' vijand tekunnen vergeeven; en had dit meerder ingang, in de harten der menfehen, 'er zouden zoo veele bloedtoneelen niet worden aangerigt, maar, helaas! de wraakzucht wordt dikwijls zoo ver getrokken , dat zij het menschlijk hart , in dat van een' Tijger, herfchept; fchoon het wel waar is, dat dikwijls vergevene misdaden, den misdadiger ftoutmoediger voor een volgend kwaad maaken; maar dit neemt niet weg, dat het echter eene prijfelijke daad is , zijn' Naasten zijne misdaden te vergeeven; en zoo hij 'er een kwaad gebruik van maakt, dan blijft het ook waar, dat hij eene verdubbelde ftraf,  tl 6* J ftraf, zich op den hals haalt, en de Goddelijke •wraak niet Zal ontkomen;— maar Vroeg of laat, loon naar werk ontvangt. — Dan nog moet gij leeren, welk kwaad men al, en welk men niet kan vergeeven, een kwaad 't welk het goed, of dierbaar leven van een ander betreft, en daar men als rechter over gefteld is, moet geftraft worden, zonder aanzien des perfoons ; maar wanneer het ons zeiven betreft, in hoon of belediging , hier over kunnen wij, naar de gefteldheid van ons gemoed, handelen; en dan raade ik u, mijne Kinderen! altoos de zachtfte partij te kiezen. Dan zult ge uw' vijand gul vergeeven, Met een oprecht gevoelig hart, Om 't heil van hen die niets misdreeven, Noch oorzaak waaren van uw fmart. — Dan zult ge als mensch en christen toonen, Dat gij des Heilands daên vereert, Die zijnen vijand wil verfchoonen, Wanneer hij zich tot Hem bekeert! — Ziet daar, lieve Kinderen! zoo hebben wij weder een kort, doch belangrijk gefprek, geëin. digd. — ZES-  t 02 J> ZESDE GESPREK. V a d e r. II et uurtje is dan weder verfcheenen, lieve Kinderen! dat wij, als te vooren, een' aanvang moe ten maaken van onze Vaderiandfche Gefprekken , volgens mijne belofte aan u gedaan; maar wie uwer weet mij nu te zeggen, waar mede wij ons Iaatfte gefprek geëindigd hebben? M i e t j e. Ik wel, Vader! bij de edelmoedige fchuldvergeeving aan Morand , door de Gedeputeerden van Dordrecht, Gevaerts en Gijzelaar. Pietje. Ja, Vader! daar van heb ik het Vaersje, agter de Algemeene Leeringen, nog onthouden. Jantje. Ja, Vader! ik.heb al die kleine Vaersjes onthouden ! — Vader. Nu dat is braaf, mijn lieve Jongen! ik zal 'er u wel meer geeven. M i e t j.e. Maar, Vader! hoe dacht de opperfte Regeering der  €. 63 & Mietje. . Wat gebeurde "er verder in ons Vaderland? Vader. De Patriotten , die in den Wapenhandel zich meer en meer oefenden, trokken van tijd tot tijd, naar, en van Utrecht; — en richtte pok, zogenaamde vliegende of rondtrekkende Legers op , Waar mede zij die Patriotfche Burgerijen te hulp kwamen, die zich te zwak bevonden, om hunne Prinsgezinde Regenten , uit de Regeering te zetten . gelijk zulks mede gefchiede in onze Stad Amfteldam, als mede in de Schutterij, doch niet door behulp der Burger Legers, maar door de Burgerij zelve: de Patriotten maakten vervolgends een Cordon, — 't welk ftrekte van Gorcum tot Woerden, en zoo verder tot Utrecht. Jantje. Cordon wat wil dit zeggen, Vadert Vader. Dit is eene aanéénhegting, of hier komt het voor , als eene belegging van Militairen of gewapende Manfchappen , van plaats tot plaats , die fpoedig bij elkander kunnen getrokken worden.— Dit gereed zijnde, trok 'er eene Staats-Commisfie naar Woerden, alwaar de Rhijngraaf van Zalm , als  1 6g 3 als Commandant van Utrecht, zijne orders moest ontvangen. — De Koning van Vrankrijk, een Vriend der Patriotten zijnde, en de woelingen en onlusten van dit Land, met fmart hoorende, wilde fpoedig een einde hier van maaken. — De Koning van Pruisfen , zoo naauw vermaagdfchapt met den Prins , wilde ook gaern een einde van alle de twisten zien. —i De Patriotten waaren ook niet ongenegen, om tot eene vriendelijke fchikking te komen; maar dit alles was vruchteloos, door dien de Prins niets wilde toegeeven ; dus bleven de twisten onophoudelijk aan den gang ; — zoo dat men niet wist, welk eene partij het winnen zoude. [ Zie Algem. Leeringen Letter (d) ] Mietje. Welke eene voornaame gebeurenis volgde toen? V a d e r. De Princes, die reeds een' geruimen tijd binnen Nimwegen, met haare Kinderen en Hofftoer, haar verblijf had gehouden, vond goed, om met eenig gevolg, eene Reis naar den Haag te onder, neemen, en het gezegde Cordon te pasfeeren; als mede vooraf Wisfelpaarden te laaten heitellen, om in gereedheid te houden; de Patriotten in het CorE 3 don,  ZEVENDE GESPREK. Mietje. .Lieve Vader! wij zijn weder , op ons gewooa uurtje, tot u gekomen, om het vervolg der Omwenteling te hooren. Vader. Dat is braaf, Kinderen! het is mi#i aangenaam, dat uwe Vaderlandfche Nieuwsgierigheid, niet vermindert; en ik ben ook weder bereid, om aan uw verzoek te voldoen, mits gij mij eerst zegt, waar mede wij ons laatfte gefprek eindigden. Mietje. Met de aannadering der Pruisfe Militairen, Vader! Vader. Dit is ook zoo : maar om deze Historie ook eenigzints te bekorten, en geraaklijk voor uw geheugen te maaken, zal ik u eerst melden, dat de Pruisfen over Gelderlands grondgebied, eenen gemaklijken doortogt vonden; en, door het gedrag van den Rhijngraaf van Zalm, die het vertrouwen van zijn Commando misbruikte, wierden de Patriotfche wapenen krachteloos gemaakt,, wijl hij ütF recht