z PROEVE, van POËTISCHE BRIEVEN, DOOR ABRAHAM VEREUL Sumtaque prudenter dabitur licentia. HO RATS Te GOUDA, Bij . Wouter verblaauW, MDCCLXXXVI,   AAN GOUDA, BIJ MIJN VERTREK NAAR DE ACADEMIE. D e tijd, die 't all* gebiedt, en boeidt aan zijne wenken, Roept, vrolijke IJsfelftad! mij uit uw' dierb'ren kring; Vaarwel dan! — 't Letterveld, dat gij de jeugd wilt fchenken, Maakt plaats voor hoogere oefening. *k Mogt in uw' fchoot, de vrugt der onderwijzing fmaafcan, Mij oeff'nen, om met roem op üdlet weg te gaan, Vijf jaren, in 't genot der ftreelendlte vermaaken, Mijn' teedren — kindfchen Cither flaan. Waar bleef die lieve tijd?... zij vloog, gevoelloos, heenen, Als ftof, als nietig ftof, dat in den wind vergaat; Of als een droom, die voor 't ontflooten oog verdweenen, Geen fpoor zelfs in 't geheugen laat. — Maar 't is in het gevoel der teêrfte erkentenisfen, 't Is fchreiende, dat ik mijn' jongden groet u bied', Ja! Gouda! 't weiff'lend lot mooge in mijn' ftand beflisfen, 't Beflist in 't dankbaar harte niet. De gulle minzaamheid van zo veel' waarde Vrinden, Vereeuwigt in dit hart de opregtfte dankbaarheid. Slechts, in het ftof des doods, zal zij haar eindperk vinden, Slechts met mijn' Hap in de Eeuwigheid! * 3 Waar  vi aan gouda. Waar mij het noodlU voer', 'k zal van hüntf deugd gewagen, Huna deugd, die, altijd groot, voor lijdende onfchuid plijt» m het prangW leed, i„ woedende onvveêrsvlagen Aan 't Land, aan God blijft toegewijd! Mijn Gouda! door de zorg van zo veel' welfden, Hijst uw geluk, en gUni door alle rampen heen! G)j durft den b!eek*n nijd aan uwe voeten binden,' Gij durft uw' vijand tegentreëuj Bloei, dierb're-.... Dierb're Vest! ftei nijd, en heerschzugt paaien, Schoon de afgrond om u loei', blijf pal Vüor Vrijheid «aj Z°n uw's heils' * m om met rijker firaalen, Uit damp, en nevels op te gaar.! 'k W „, Waar is die wijde kring van mijne lievelingen? Zij juichen in Gods fchoot, daar flaapt de Dwin'landij, Zie ... Zie, hoe zij, om ITrijd, zijn' eeuw'gen throon omringent Mijn borst gloeidt! ... teed're ftoet! niet lang meer toeft gij mij! Vaak zag ik, uit den ftrijd, mij met een' kroon begroeten, Maar eens... Welhaast fchenkt mij Gods hand een eeuw'ge kroon, 1 Met dien op 't hoofd, zal ik mijn' Gade, en Kroost ontmoeten! Loeit, Donders!... Beulen! woelt !...'k vind luister in dien hoon! Neen. t— 'k mag de traanen van mijn' panden niet zien ftroomen; Ik mag niet zugten, Prins!... de zugten zijn hier fchand'; Geen tederheid zal ooit des Dwing'lands trotsch betoomen» Ik hoor alleen die ftém: ,, fterf voor het Vaderland". Ja, Prins! de wreedfte dood zal mij de waardfte weezen, Zo door mijn voorbeeld flegts 's Volks Vrijheidszugt ontbrand'; Het bloed, in drift geftort, vergramd het Opperweezen, Maar vloeit het ooit meer grootsch dan voor het Vaderland? Prins! waarom heeft de Mensch flegts ééns — flegts ééns — te leeven? Waarom gunt ons de dood flegts éénen Zegepraal? Och!... dat men duizendmaal voor 't Vaderland kon fneeven , Ik tarte duizendmaal het opgeheven (taal!.... En, fchoon 'k een beter graf dan 't moordfehavot verwagtte, Dat graf verneêrt mij niet. — 't is 't loon van deugd en moed. Maar gij... gedoog niet Prins! dat Alva ftraf'loos flagte, En dat zijn aanzien rijze uit Neérlands dierbaar bloed! Dat  s6 DE GR AVE VAN EG MO ND, Niets, Niets dan Heldenmoed moet in uw' boezem fpreeken, Dat gij _ dit blijve vast — den zeege, of dood verwervt. Ik eisch uw' traanen niet, durf uwen Egmond wreeken En — zo gij fterven moet, dat gij gewrooken fterft. Lrat trotfche Davila den Nederlander deernen, Met t'zaamvereeude kragt op vleklooze onfchuld vvoên, Laat Barlaimont ons vrij een' bende Beed'laars noemen, ■ Ligt zullen Beedelaars noch Spanje beeven doen. — 'sLands heil moet uw geluk, zijn' rampen de uwe weezen; Uw hart blijve altijd groot — ook in het nijpendst lot; Gerechtigheid behoeft geen' overmagt te vreezen, Ken geen gehoorzaamheid, dan — aart uw' pligt, en Godï Mij wringt een vroege dood het fiagzwaard uit de handen; De fnoodheid vreeze thans uw' arm, en zijnen val, Verdeedig Nederland, en ftraf de dwingelanden, Verdeedig Nederland voor 't oog van 't gantsch Heel-al! En... zo uw'teed're ziel mijn' zwijgende asch blijft eeren, Zo gij een' enk'len zugt voor lijdende onfchuld loost, Eu bij uw Heldenmoed de Menschheid blijft waardeeren, Dan fmeeke ik u, mijn Prins! voor mijne gade en kroost! Ik zal op 't moordfehavot, 'k moest in hunne armen fterven! Bezeft gij de ijslijkheid van deezen douderflag ? Bezeft gij, wat het zij, ons dierbaarst pand te derven? Droog dan hunn' traanen, Prins!... fmoor,.troostend, .hun geklag! Zijt  AAN PRINS WILLEM DEN EERSTEN, a? Zijt gij, naast God, hun fleun, — dit zal uw' roem verhoogen; Dek, dek hen voor den nijd, — zo eert gij 't meest mijne asch: Nog eens: houd hun geween, en 's Volks belang voor oogen, En.... denk, dat ik uw Vriend, en die van Neerland was!" En gij, groot!... eeuwig God!... ontzaglijk Opperweezen! Die de aard' tot voetbank hebt, den Hemel tot uw' throon, Gij, wien de Slaaf — de Vorst — de Serafijnen vreezen! Geef, dat ik, in den dood, mij Neerland waardig toon'! Gij kond, na zo veel ftorms, mij kalmte en grootheid geeven;. Terwijl de Bloei mijn's huis 't voorleed'ne wijken deedt;—i Eén wenk flegts, Hemelheer!... het onweêr was verdreeven, En *k zag, in 't helderst licht, het eindperk van mijn leed! Maar neen... dit fineek ik niet... 'k zal Neerland leeren fterven; 'k Zal toonen, hoe men fterft, in all' den glans der deugd, Maar, laat mij, in dien nood, uw' onderftand niet derven; 'k Beveel u Nederland, en fneeve, o God! met vreugd!..,   LIJST DER BRIEVEN. KAREI, AAN FREDRIK - - - - BladZ. I.' GALLAS AAN ZIJNEN ZOON - « |—— Z. MARGARETA VAN HENEGOUWEN AAN HAAREN ZOON Hi MELANIE AAN MONVAL - - - - f IJ, DE GRAVE LAMORAAL VAN EGMOND AAN PRINS WILLEM DEN Ie.n - - ZL