R E, I 2 Ë VAN HET BRITSCH GEZANTSCHAP DOOR CHINA £ N È E N GEDEELTE VAN T A R T A R Y Ë, DOOR J. C. H U T T N E R. UIT HET HOOGDUITSCH. TE L E Y D E N Bij A* EN J. H O N K 0 O F, HDCCX CIX.   VOORREDEN VAN DEN UITGEEVER. ^n?*« de Schrijver naar China gong, verzogten hem enige zijner vrienden hun iets meer dan drooge, in haast gefchrevene brieyen over een zoo zelden bezogt land medetedeelen. Zij pelden hem voor dat hij daarvan indedaad minder moeite zoude hebben dan wanneer hij in veele bijzondere brieven hetzelfde herhaalde , daar een affchrift voor allen konde dienen. Hij beloofde dus een kort bericht; doch onder beding van tegens verdere mededeeling en den druk beveiligd te zijn. Dit verdrag bleef in den boezem zijner vrienden befloten / ijet griefde hem dan te meer, toen hij vernam dat een der Hamburger papieren zijne reisbejchrijving aangekondigd * 2 had.  iv VOORREDEN. had (*}. Hij was nog niet van meening geweest dezelve uittegeeven, offchoon verfcheidene hem daarom aangezogt hadden- Ondanks deeze onaangenaamheid hield hij zijn woord en zond zijnen vrienden het nevensgaand bericht uit Canton. Maar naauwlijks was het aan deszelfs beffemming gekoomen , toen hij zelf naar Europa terugkeerde. Slechts weinige hadden het nog gezien, wanneer hij reeds fchreef: dat men het niet verder zoude verbreiden; naardien het dagboek van den gezant in handen van den Koning was , die het tot den druk zoude befiemmen. Toen naderhand alle de dagboeken aan staunton over- (*) Hij zeide daarover in een' zijner brieven : „ Houdt mij toch niet voor onbezonnen genoeg, om zoo „ iets te kunnen uiten. Voor het overige weet ik zeerwel „ wie de man in London is, die ongevraagd zijne Uittrek„ zeis van nieuwstijdingen met dit bijvoegfel verrijkt heeft. Hij was niets minder dan mijn vijand; maar indien Hij „ dit geweest ware, had' hij mij naauwlijks meer nadeel „ kunnen toebrengen dan door deeze onbefcheidenheid."'  VOORREDEN. v overhandigd waren , die eene echte befchrijving van de reis leveren moest, herhaalde de heer hüttner zijn verzoek nog dringender, naardien hij bevreesd was dat de een of ander in verzoeking mogte geraakeu zijn verhaal vroeger dan het groote werk verfchijnen konde uittegeeven. Om dit te beletten zweegen diegeene daarvan, die het handfchrift van den heer hüttner gezien hadden en befloot en hem hetzelve , ingevolge zijn verlangen, weder terug te geeven. Hier bleef het bij en weldra dagt men aan beiden zijden niet aan de zaak, te meer daar anderson geduurende dien tijd het Publiek iets wegens de Chineefche reis bezorgde. ft Enigen tijd na de Paaschmisfe van dit jaar vernam de Uitgeever door een" brief van Leipzig: dat „ de reis van een1 Duitfcher naar China," eenen aanzienlijken boekverkooper aangeboden was geworden , dat de overdrevene eifchen hem flechts daarvan afgejchrikt hadden en de bezitter daatop een1 anderen * 2 koo-  vt VOORREDEN. kooper gezogt en gevonden had. Het kon niet twijfelachtig blijven wie de ongenoemde DuitJ'cher ware, daar de heer hüttner als de eenige Duitfcheronder het gevolg van het gezant]chap bekend geweest was, en niettemin was het uitgemaakt zeeker , dat het aangeboden handfchrift niet uit zijne handen konde hoornen; het moest derhalven of vervalscht of geftoolen zijn. Het kostte niet veel moeite te verneemen dat dit laatfle het geval was. Eene fchaamtelooze, tot nog toe onbekende hand had van het bijzonder bericht, dat iiaar Duitschland gezonden was , heimelijk een affchrift gemaakt en de heer hüttner zoude op deeze ■wijze tegens wil en dank voor het publiek gefleept zijn, zonder nog eens voordeel daarvan te genieten. Zijne vrienden vonden dat de bekendmaaking nu onvermijdlijk was en hielden het dus voor noodzaaklijk in het midden te koomen en het oorjpronglijk handfchrift zoo fpoedig mogelijk te laaten drukken. Bit omflandig verhaal zal menig een wel- ligt  V O O R R E D E N. vu ligt Zeer nutloos fchijnen ; het was egter noodzaaklijk om bekoorlijk te doen zien welke eene wettige aanfpraak deeze bladzijden op de toegeevendheid van billijke leezers hebben mogen. Zonder twijfel zoude de heer hüttner veel bijgevoegd, agtergelaaten, verbeterd en anders gezegd hebben, wanneer hij bij hei fchrijven vim dit bericht cictn eene uitpciye dagt had. Ondertusfchen zal men zien dat hij de plaat jen, daar iets onaangenaams voorviel, behoedzaam over geflapt heeft, terwijl ander son daaraan onbarmhartig zijnen moed gekoeld heeft. Be uitgeever hoopt voor het overige dat dit kort bericht van de reize van het Britsch ee- O zantfehap ook nevens de nog te verwagtene werken van staunton zal kunnen beft aan. Be heer hüttner, een onpartijdig man, vol talenten, zag yeele zaaken' uit derzelver behoorlijk oogpunt en heeft als Buitfcher de * 4 CU-  vi VOORREDEN. Chineefche naamen (*_) ongetwijfeld naauwkeuriger in fchrift gefield dan de EngelJ'chen dit doen konden. -tff) C. B. In Augustus 1797. (*y Ik heb de Chineefche naamen onveranderd gelaaten. Men behoeft alleenlijk daarop te letten, dat de u als de NeJerduitfche oe moet uitgefproken worden , behalven wanneer er twee flippen boven geplaats zijn; alsdan heeft zij den klank van de Ned. u. De sch wordt bijna uitgefproken als de Ned. fj. De S met twee flippen heeft den klank van de Ned. eu en de ii met twee (lippen dien van de Franfche ai. liet woord Tfchm-fan moet du? Tsjoes ■ fan uitgefproken worden. Vertaaler. REIZE  R E I Z E van het BRITSCH GEZANTSCHAP do o r CHINA enz. Canton in December 1793. Z^oodra de Keizer van China tijding ontvangen had dat 'er een Engelsch Gezantfchap aan hem op weg was, had hij in Canton en in alle zeehavenen van zijn Rijk een edict laaten afkondigen, waarbij den Mandarijnen bevoo. len wierd hetzelve alle mogelijke eer te bewijzen en deszelfs reize naar Peking zoo vcei doenlijk te bevorderen; het zou het Gezantfchap, zoo het zulks verlangde, vergund zijn de Geele - zes op te zeilen „ dewijl de Engel fchen , zoo als bekend was, in de fcheepvaart zeer bedreven waren." Ingevolge van A dit  £ R E I Z E dit bevel {tevenden de twee fchepen, die het Gezantfchap en de koninglijke gefchenken voor den Keizer van China aan boord hadden, (namelijk de Leeuw, een oorlogfchip van vier en zestig ftukken en de Hindostan, een OosIndisch Compagnie-fchip) het eiland Haynan en Macao om, en vervolgens regt aan op de Straat van Formofa. Wij kwamen den eerften Julij 1793 voor Tschus-fan, in de provintie Tschekian. Tot hier toe was onze reis zeeker genoeg geweest; want wij hadden Journaalen van Engelfche fchepen , die voormaals tot aan Tschu} -Sfan opzeilen konden, daar, voor de Europeefcbe handel alleen tot Canton bepaald was . ookeene Engelfche fa&oorij was ; doch verder dan hier was, zoo veel ik gehoord heb, nog geen Europeesch fchip gekoomen ; wij hadden derhal ven lootfen nodig, die wij met enige moeite in Tschu\-fan bekwamen. Maar de Chineefche fcheepvaart , die nog in haare kindsheid en gevolglijk fchroomachtig is, is van de Engelfche even zoo zeer, als de beide natiën van malkanderen, onderfcheiden. De Chineezen kruipen hier altoos langs de oevers en waagen zig nooit in het midden van de Geeïezee; dus hielpen ons de lootfen bijna tot niets, wan-  DOOR CHINA enz. 3 wanneer zij van het fchip het land, door 'e welk zij alleen de plaats konden bepaalen, niét meer zagen. Desniettegenftaande en zonder eene paskaart te hebben, die ons voor klippen en zandbanken konde waarfchuuwen, zeilden wij getroost voort, met de voorzorg van de twee brigantijnen, die ohs verzeld hadden , vooruit te doen zeilen en in den nagt, of onze zeilen geheel te bergen en een anker uittewerpen, of Hechts zeer weinig zeil bytezetten. Wij hadden geduurende enige dagen zeer Winderig en mistig weder, zoo dat de LeeUw, Waarop ik mij bevond, den Hindostan noch de brigantijnen zien konde en op deszelfs herhaalde kanonfchooten geen antwoord bekwam, eene omftandigheid, die onervaarenen zeer bevreesd moest maaken. Dan de mist klaarde op, de wind bleef goed en wij zagen eindelijk den zestienden Julij eilanden en voorgebergten aan de Chineefche kust, die door den Heer erasmus oower, kapitein van den Leeuw, met de volgende naamen genoemd wierden : kaap Macartney, op 36° 50'N. B. en ioa° 30, L. <— Kaap Gower, op 360 55' N. B. en 1020 36' L. -- Stauntoris Eilanden, op 360 46'N. B. en 122° 45' O. L. van GreenWek. a a Wij  4 R E I Z E Wij kwamen den twintigflen Julij omftreek? Miaotau , eene kleine plaats in de provintie Chantong", ten anker, Offchoon onze lootfen, die zeer in hunne berichten verfchilden, alleen overcenftemden in de verzeekering dar. onze groote fchepen, om het ondiep water, niet veilig tot voor Taku opzeilen konden, wierd het egter nodig geoordeeld dit te beproeven , dewijl het te Vreezen was dat de gefehenken voor den Keizer, wanneer dezelve zoo verre over land naar Peking gevoerd wierden, gelijk de Mandarijnen voorfloegen, befchadigd mogten worden. Derhalven zond de gezant eene der bn'gmtijnen af, om de diepte van het water naauwkeurig te peilen en andere noodige berichten in te winnen. Wij vernamen welhaast dat in den grooten zeeboezem, die tusfchen Corea, Leaotong en de Chineefche provintieën Petcheli en Chantong\igt, het water naar de lanaftreek, waarin Taku gelegen is, veel te ondiep was, om onze groote fchepen daarop te waagen ; want de brigantijn, die flechts enige voeten water noodig had, had verlcheidene maaien op den grond geftooteri. Nu wierd het derde kleine vaartuig van ons esquader, eene zoogenaamde fnaauw, naar Taku afgevaerdigd , om met de Mandarijnen , wegens de landing van het gezantfchap en de ge- fchen-  DOOR CHINA ËNZ. s fchenken in onderhandeling te treeden. Men had mij op beideR deeze togtjens mede gezonden en ik kan niet genoeg zeggen hoe mij alles trof 't geen ik 't eerst van dit zonderling land zag. De veele honderden jonken die wij ontmoeteden , het gewemel van het volk op dezelve, hunne kleeding, het gezang, waar* mede zij hun roeien vergezelden, het maakzel en de gemaklijkheid hunner vaartuigen, hunns zindelijkheid en op het land de huizen, foldaaten, plegtigheden en honderd andere dingen wekten mijne nieuwsgierigheid even zoo zeer als onze fchepen, kleeding, taal en zeden, de opmerkzaamheid der Chineezen bezig hielden. Zij verwonderden zig in 'c bijzonder, hoe wij onzen hals omwinden, onze lighaamen in zulke naauwe kleederen beiluicen , den waaren omtrek der ledenmaaten zonder fchroom vertoonen en onze hairen met wit ftof beftrooicn konden , waartegens wij indedaad dan niet veel hadden in te brengen. De ftof onzer kipederen , ons linnen, onze degens zak-uurwerken, kettingen en gespen bevielen hun, en in't bij- (*) In 't Hoogduitsch Iunke, in 't Engelsch lunk; «n in 't Fransch lonc , koomt waarfehijnlijk van h.SS Cbineesch woord Tschwang% dat Schip betekent, A 3  6 Z E I Z E bijzonder onze fchoenen en laerfen, dewijl zij van de groote konst der Engelfchen van het leder te bereiden geen begrip hebben. In Taku of Tang- ta-ku-paiho waren drie Mandarynen (*), die het gezantfchap ontvon» gen ; tsching-ta-dschin (**), een Tartaar van zeer hoogen rang, opzigter over de zout-tollen van het Rijk, bij deeze gelegenheid zoogenaamde gezant van den Keizer en opperopzigter over alle de zaaken , die het Engelsen gezantfchap betroffen; tscho-tadschin, een geleerde Mandaryn van den baf* ger- (*} Mandaryn is een Portugeesch woord, koomende van mandare en betekent ieder openbaar amptenaay van het Chineefche Rijk, zijne waerdigheid zij groot of klein, in het burgerlijke of in het krijgswezen. Het Chineefche woord daarvoor is, quang of quangfu. De rangen van het Mandarynfchap zijn zoo menigvuldig als 'er veele waerdigheden in zoo groot een rijk zijn moer ten. Men onderfcheidt den rang door de kleur der knoopen, die de Mandarynen op het midden hunner hoeden draagen : rood is de eerfte ; daarop volgen blaauw, wit en verguld. Rood en blaauw hebben onderdeden , die jn het donkere en doorfchijnende he^ (laan. (**) Ta-dschin betekend groot man en is de algetneene titel van voornaame lieden.  door CHINA enz. 7 gerftand en bevelhebber van het rechtsgebied der groote Had Tienfmg in Petjeheli; en wang- ï> ta-dschin een Krijgs - mandarijn van den rang van een' overfte in onze legers. Deeze drie heeren verzeekerden ons dat zij van den Keizer de ftiptfte bevelen hadden de koninglijke gefchenken, (want deeze wierden altoos eerst genoemd) en het gezantfchap met deszelfs pakkaadje veilig aan de plaats hunner be • ftemming te brengen. Zij maakten ten dien einde eene menigte jonken of groote lastfchepen in gereedheid , die in den tijd van twe» dagen naar onze fchepen voeren, die niet boven de vier uuren van Taku voor anker lagen. Wij vreesden dat de groote en zwaare (tukken, die onder de gefchenken waren, bij het ontfeheepen in de Chineefche jonken mogten befchaadigen ; maar wij bedroogen ons. Het geen den Chineezen aan gefchiktheid ontbrak, vergoedden zij door de menigte der handen, door oplettendheid en gedeeltelijk door lighaamlijke kragt , die , offchoon dezelve op verre na niet bij die der Europeaanen , inzonderheid der Engelfche matroozen , (welke in de daad verbaazende is),in vergelijking koomt, egter grooter was, dan men die van een volk, A 4. dat  s R E I Z E dat meestendeels van rijst en water Jeeft, verwagten zoude, terwijl onze matroozen daarentegen dagelijksch vleesch en fterke dranken gebruiken. In enige dagen was alles ingefcheept en den vijfden Augustus verlieten wij, na eene vaart van tien maanden uit Europa, onze fchepen, om in Chineefche vaartuigen, op de kust van de provintie Petjeheli, aan land te gaan. Het gezar.rfchap beftond uit honderd perfoonen. Toen de gezant van boord gong , wierd hij, volgens zijnen rang , met negentien kanonfchooten en drie hoezee's begroet. Wij kwamen, na verloop van enige uuren, met den vloed bij Taku , daar zig de rivier Pai-li-o in de zee ontlast. De geheele landftreek aldaar heeft de gedaante van land, dat eerst zederc kort door de zee verlaaten is. De haven wordt hoe langer hoe ondieper, terwijl de oever aangroeit. Uit Canton, Fukien, Tschekian , Tschiannan , Chantong , maar voornaamelijk uic Nanking, koomen hier geduurig hinderden van groote jonken , met voortbrengzelen der zuidlijke provintieën, langs de kusten aan en neemen die van de noordlijke , die meest in zout beftaan, weder mede. De  DOOR CHINA ENZ. I De nabijheid der hoofdftad van het Rijk en haare fteeds aangroeiende bevolking doen deezen handel van dag toe dag vermeerderen. De gefchenken en andere dingen wierden hier door de Chineezen op kleinere jonken gelaaden en wij zelve hadden zeer gemak'ijke vaartuigen , waarmede wij onze reis door de provintie Petfcheli voortzetteden; want, daar de gezant vernam dat men, fchoon men niet te water tot aan Peking konde koomen, die ftad egter aldus tot op een'kleinen afftand konde naderen, verkoos hij met recht de reis te water boven eenen moeielijker' togt te land, op welken wij door de ongemaklijkheid der wagens , de hitte , de ftof en het ongedierte zeer veel geleeden zouden hebben. De vaartuigen, waarop wij ons infeheepten, hadden, buiten de voorkamer voor de bedienden, een groot midden-vertrek, van tafels, ftoelen en gemeenlijk vier flaapplaatfen voorzien en agter aan eene keuken. De vensters waren beweegbaar en deels van oesterfchelpen , deels van papier uit Corea gemaakt. In het ruim, 't geen met flerke deelen bedekt was, die men met een' ring kon opligten, hadden wij genoeg- . zaame plaats voor onze koffers en andere zaaken, De wanden, ftoelen, tafels en hec A $ grootst  <ïo R E I Z E grootst gedeelte van het fchip waren met het voortreflijk geelachtig vernis beftreeken , 't geen de Chineezen uit een' boom, Tsi-c/tu(*y genaamd, bereiden en dat in glans en fijnheid de Europeefche vernisfen verre te boven gaat. De lengte deezer reis - fchepen is in de middellijn dertig en de breedte agt voeten. De kompanje gaat fchuins op, gelijk op onze fchepen ; het verdek is geheel vlak zonder hek. De fchippers fuepen op eene zeer naauwe plaats, van omtrent" derdehaiven voet hoogte, die onder het verdek was. Wij hadden in deeze fchepen alle gemakken , uitgezonderd een,hetwelk wij Europeaanen voor het noodwendigfte houden. De zeilen zijn meestendeels van groote matten. Daar wij tegens den flxoom opvoeren en de wind niet altijd goed was, wierden onze fchepen met een touw, dat aan de mast was vastgemaakt, op den oever voortgetrokken; egter niet door paerden, gelijk in Holland en Engeland , maar door zeer arme menfchen, die voor (*) De Rhus varnix linn. Deeze boom groeit voornaamelijk bij Ka;t-tschufu ia de provintie Kianfi,  DOOR CHINA ENZ. II voor dit zwaar werk flegt betaald wierden en aan alle de ongemakken van het heet weder blootgefteld waren. De touwen, die men tot dit trekken gebruikt , zijn van den bast van bamboes gevlogten en fchijnen tot dit oogmerk zeer dienstig te zijn, offchoon zij de plaats der hairen en hennippen touwen , (welke beiden foorten in China zeer goed zijn), tot andere gebruiken niet zouden vervullen. , Op elk deezer reis-fchepen bevindt zig in de keuken, of in de voorkamer, een klein afgodsbeeld, welks altaar naar het vermogen van den kapitein verfierd is. Men zet het dagelijks zijnen maaltijd van vleesch en vrugten voor en ontfteekt voor hetzelve zekere kleine ftokjens, die met reukwerk bekleed zijn. Bo» vendien heeft ook ieder heer van een fchip de gewoonte op zekere dagen, bij voorbeeld, bij het inloopen in eene andere rivier, bij gebrek van wind en bij ftormachtig weder, op de voor* fteven van het fchip, op de volgende wijze té offeren. Hij plaatst aldaar vleesch en anderé toebereiden fpijzen, Iteekt aan beiden zijden reukftokjens, buigt drie maaien met het hoofd tot aan den grond en ontfteekt eene menigte zwermers, om, door het groot geraas, dat zij maken, de welligt flaapende godheid opte- wek-  la R E I Z E wekken. Vervolgens verbrandt hij veelhoekige, verzilverde of vertinde papieren , die overal verkogt en bij alle offerhanden gebruikt worden en befluit het offer met enig zout en een weinig fop van de daar gebragte geregten in het water te werpen. Het overige neemt hij terug, om het met zijn gezin te nuttigen. Geduurende deeze p.'egtigheden ftaan de andere fchippers onbeweeglijk agter den heer van het fchip, zonder een woord te fpreeken. De Chinetzcn houden de voortleven van het fchip voor zeer heilig, waarfchijnlijk omdat zij aldr.ar offeren , of omdat dit gedeelte den riviergoden gewijd is : niemand mag zig aldaar nederze:t:n en nog minder enige onbetaamelijkheid pleegen. Het genoegen, dat wij op deeze vermaaklijke waterreize genooten , wierd enigermaateii afgebrooken door het geraas van een groot koperen bekken , (bij de Chineezen Lu genaamd), waarop met een' houten klepel geflaagen wierd, om de trekkers aan te duiden wanneer zij langzaamer of fchielijker gaan, of ftilhouden moesten. Dit verdoovend geweld deed ons menigen nagt geen oog toedoen en tot verwenlchingen overflaan, die intusfehen even  door CHINA enz. 13 tven zoo vrugtloos waren als gebeden. Bragten wij eens een' nagt door zonder door die bekken geftoord te worden, dan wierden wij door de hitte, die in Augustus in deeze provintie overdraaglijk is en door bloedgierige groote muggen , van onze nagtrust beroofd. De inwooners zijn aan beiden gewoon; zij vinden dezelve zoo lastig niet als wij en reizen op zulke vaartuigen, waar zij maar kunnen. Daar zijn ook weinige groote fteden, die niec door eene rivier of een kanaal met de overige deelen van het rijk gemeenfehap hebben, of> fchoon de hoofdftad dit gemak zelve niet bezit. Het moest den Chineezen zeer vleien een gezantfchap uit zulk een ver land, in zoo veele fchepen , te zien; want op alle onze vlaggen Hond met groote letteren in de landtaal gefchreeven: „ Dit zijn de lieden, die den grooten Keizer gefchenken brengen ( *,)." • Wij (*) Toen in de lijst der gefchenken, die naarDichecho mede genoomen wierden, het woord Kung, 't geen op de vlaggen ftond en door de Mandarijnen indeplaatf -van het woord Ly gefield was, den gezant niet beviel, verklaarden zij hem voldoende, dat Kting niets meer dan  14 R E I Z E Wij ontmoeteden alle oogenblikken lastfcheJ pen of reisfchuiten van verfchillend maakzel, waarvan de fchippers en reizigers met en zonder brillen zig verdrongen, om in het voorbijvaaren zooveel mogelijk van ons te kunnen zien. Meestendeels drukten hunne gebaerden de grootfte verwondering uit; veele egter begonnen, zoodra zij ons zagen, luidkeels telachgen en weezen met de vingeren op de eene of andere bijzonderheid in onze perfoonen of kleedingen. Het land was geheel vlak; maar de bebouwing van de velden, door welke de rivier in de menigvuldigite bogten kronkelde , gaf overal blijken van de grootfte vlijt, De dorpen en Heden, die fomwijlen aangenaame gezigten opleverden , de ontelbaare menigte nieuwsgierigen , aan de oevers verzameld om ons te zien, de fchroomachtige vrouwen, die door dan Gefchenken betekende en wilden zonder bedenken een ander woord daarvoor in de plaats ftellen , waardoor alle argwaan verdwijnen moest. Kung drukt meer achting uit en wordt gemeenlijk bij gefchenken, die men den Keizer doet, gebezigd. Even zoo zegt men in Europa beleefdelijk : diensten in plaats van gunsten anz. Derlalven is de gedagte wegens de onvoeglükheid van het vlaggefchrift, even als de vertolking van het woord Kung do«r Schatting, ongegrond.  DOOR CHINA EMÏ. i$ door reeten van deuren en over muuren keeken en de zeden der Chineezen die ons om» ringden , gaven onze opmerkzaamheid genoegzaame bezigheid. Van den oogenblik af aan dat het gezant, fchap in China trad, nam de Keizer alle deszelfs onkosten en uirgaaven, tot zelfs de geringde kleinigheden , op zig. Dagelijks brage men ons overvloed van de beste levensmiddelen in onze fchuiten. De gezant begeerde wel met zijn gevolg op eigene kosten te reizen; maar men antwoordde hem beleefdelijk dat de Keizer dit niet konde toelaaten, dewijl de gastvrijheid jegens gezanten eene der eerfte en oudfte wetten van het land was. Den elfden Augustus kwamen wij in Tien* t~fmg, de tweede ftad van de provintie Petfcheli en de verblijfplaats van den Songtu of onderkoning en bevelhebber der provintie. Deeze oude waerdige heer, dien wij naderhand in Tartarije wederzagen, behandelde den gezant en zijn gevolg met de opregtde vriendfchap. Hij onthaalde ons op een naar de Chineefche wijze pragtig openlijk ontbijt, liet zijn gezelfchap van toneelfpeelers den geheelen morgen tegens over onze ankerplaats fpeelen , zond ons ge- fchen-  ió R E I Z E fchenken van vrugten, leevensmiddelen,zijden Itoffen en waaiers en zoude ons langer bij zig in Tiensing gehouden hebben, indien de gezant niet gewenscht hadd', zoo fpoedig mogelijk de plaats zijner beftemming te bereiken. Voor wij de ftad naderden, zagen wij geduurende twee Engelfche mijlen verbaazende hoopen zout, 't geen met matten bedekt was en deels hier, deels in de zuidlijke provintieën, van zeewater gemaakt wordt. Daar de rivier Paiho, op welke wij voeren, door de ftad loopt , hadden wij hier voor het eerst gelegenheid ons een denkbeeld van de uitgeftrektheid der binnenlandfche Chineefche fcheepvaart te vormen. Behalven de reis-fchepen , die overal in groote menigte voor anker lagen, zagen wij wel bij de zeshonderd belaadene groote en kleine lastfchepen, waarop van agteren met groote letteren gefchreven ftond van waar zij kwamen en wat zij gelaaden hadden. Ik vergroot hier niets, maar geef flechts het middengetal uit de getallen, die ik hoorde noemen. Alle de vaartuigen , die voor anker lagen, waren vol gepropt met menfchen en op de ondiepe plaatfen der rivier ftonden zij in het water, om de vreemdelingen te zien die de Songtu zoo veele eer bewees.  door CHINA enz. 17 wees. Wanneer het volk niet geloofde dat deeze achting eenen gezant toekwam, dan waren onze geele wimpels reeds toereikende om hen te bevredigen , dewijl geel de keizerlijk kleur is. Wij hadden geduurende een paar dagen goeden wind en kwamen den zestienden Augustus, den elfden dag onzer reize, voor Tong' fchu. Daar de gefchenken voor den Keker en onze pakkaadjen over land naar Peking moesten gaan , hetwelk enige vertraaging veroorzaakte, vertoefden wij hier een paar dagen in de wooningen , die naast een' Bonze - tempel voor Tongfchu ftonden. Wij hadden volkoomen vrijheid in beiden de tempels te gaan, die tusfchen deeze wooningen beflooten waren. Men eert hier eene zekere jongvrouw, die de Lucina der Chineezen is. Ongetrouwde vrouwen wenden zig tot haar om een' echtgenoot en getrouwde kinderlooze vrouwen om de vrugtbaarheid aftefmeeken. In deeze gebouwen waren wij niet zozeer blootgefteld aan de lastige nieuwsgierigheid der menfchen als op fchepen en genooten enige dagen meer rust dan voorheen. Wij waren wel in het eerst verfchrikt, toen wij in onze flaapkamers en koffers fcorpioenen en duizendbeenen van eene B ta-  i8 R E I Z E tamelijke groore gewaar wierden; doch deeze infekten, waaraan fiuropeaanen van onze graaden van breedte niet gewoon zijn , maakten ons flechts behoedzaam, zonder ons te fchaaden. Voor de koninglijke gefchenken enonzepafekaadjen waren twee groote huiaen van mar. ten aan den oever opgerigt , in welke allest fpoedig en onbefchadigd uit de lastfchepen ge» bragt wierd; maar hoe zou het nu ongefchonden te Peking koomen ? Niets was gemaklijker ! Duizenden van arme lieden ftonden gereed om dargeene wat niet op wagens kon vervoerd worden, (en 't geen bijna alles was) op hunne fchouderen wegtedraagen. De heer barrow, wiens ampt vereischte bij het wegzenden der pakkaadjen tegenswoordig te zijn, zeide dat 'er bij de drie duizend draagers toe gebruikt geweest waren. De Mandarynen hielden ftrenge orde en onze zwaarfte kisten wierden door de verdeeling van den last gemaklijk gedraagen. In twee dagen was alles gereed en wij zelve namen den eenentwintig* ften Augustus de reis naar Peking aan. Deeze ftad ligt twee of derdehalve duitfche mijlera vanTongfcku en daar loopt een breede, met fterke vierkante fteenen geplaveide weg vaa  door CHINA enz. de eene ftad naar de andere. Buiten de eerftë perfoonen van het gezantfchap en den tolk, die in draagftoelen zaten, reeden de overige heeren van het gevolg, benevens de konstenaars, muziekanten, foldaaten en bedienden op wagens met twee wielen, die ons meer fchokten dan ons lief was en mij aan het zagt flooten der postwagens in mijn lieve Vaderland herinherden. Hierbij kwamen de hitte der zon en Verflikkende wolken van fiof, die door de tal. ïijke reizigers aan beiden de zijden van den weg veroorzaakt wierden , het welk deezen dag geenszints de aangenaamfte onzer rcize deed êijn. Het gewaagen van den tolk herinnert mij dat het hoog tijd is van deezen, in een afgelegen land zo noodzaakeiiiken perfoon iets te zeggen. De gezant had een gebooren Chinees uit Europa medegebragt. Te Napels is een zoogenaamd Chineesch klooster, in hetwelk geboorene Chineezen, op kosten der Propaganda , tot priesters en zendelingen van dert Roomfchen godsdienst opgeleid worden. Van daar liet de Engelfche regeering 'er twee koomen $ die met net gezantfchap naar hun vaderland terug keerden. Egrer waagde hetflec'iïs «en van beiden de vader jacob ly, den geB % Mni  Z E I Z E zant tot naar Peking te verzeilen. Deeze eer-' waerdige geestlijke, een door braafheid en kunde zeer verdienstelijk man , die het Napelsch genootfchap veel eer aandoet, was het gezantfchap zeer nuttig. Hoe veel nadeel hadd' hij niet kunnen doen, bijaldien hij geen eerlijk man geweest ware , waarvoor de gezant hem hield en dien hij altoos, gelijk ik zeeker weet, in hem gevonden heeft ? Daar hij de denkbeelden van den gezant, beter dan eenvreemdeling, in zijne moedertaal konde overbrengen, was hij als tolk verre verkiezelijk boven een' Europeiianfchen zendeling uit Peking. Voor de oo^enbliklijke behoeften leerden wij' alle enige Chineefche woorden. Maar de jonge staunton had toen reeds in het fpreeken , leezen en fchrijven der Chineefche taal' zulke groote vorderingen gemaakt, dat ieder daarover verbaasd ftond. Hij wierd verfcheidene maaien, met goed gevolg, door den gezant als tolk gebruikt. Men wist dat het gezantfchsp deezen dag naar Peking zoude koomen. De wegen waren daardoor reeds verre van de ftad vol menfchen en een ieder wenschte de vreemdelingen, benevens zoo veele buitenlandfche wonderen, waarvan onder het gemeen de zonderiingfte ge-  DOOR CHINA ENZ. 21 geruchten liepen # te zien. Wanneer wij door het gedrang of de langduurigheid van den togt flil hielden , waren onze wagens terftond van volk omringd. Dan bevoelden zij onze klederen en dan verwonderden zij zig over de zonderlinge kleur van onze handen, tot wij onze handfchoenen, die zij voor zeer belachgelijke dingen hielden, uittrokken. Enige hielden ons voor mannen zonder baarden; in kort, alles wat wij om en aan ons hadden was voor hun nieuw en onze wagens fcheenen, wanneer zij Uil hielden, kijkkasten, bij welke de eene hoop den anderen verdrong. De voorlieden, die aan den kant daar wij inkwamen over het uur lang zijn, en het aangroeiende geraas der paerden en rijdtuigen, kondigden de nabijheid van eene der grootfte - fteden der waereld aan, De ftad Peking is van een zeer hoogen en tamelijk dikken muur omringd. De hooge poorten, met kanonnen bezet, verheifen zig majestueus van verre. Welk eene verwagting van het inwendige doen zij ontftaan! — Zoodra wij binnen de ftad gekoomen waren, begon de onftuimigheid van het volk ons onverdraaglijk te worden en wij waren verpligt de tegenwoordigheid der foldaaten voor noodig te B 3 hou-  ss R E I Z E houden, offchoon wij hunne onmenscMijkheid geenszints billijkten. Voor ik iets anders konde bemerken , vestigde de menigte draagftoelen der vrouwen, die dikwijls door twintig lieden gedraagen en van even zoo veele vergezeld wierden , mijne aandagt. Ik kan niet zeggen hoe veele kleuren daaraan verfpild waren en hoe veele lappen , linten en verfierfelen daaraan hongen. Hetgeen deezen draagftoelen aan fmaak ontbrak, wierd door hunne grootte en kostbaarheid vergoed. Vervolgens wierd het oog door de menigvuldige verguldzeis aan de buitenzijden der huizen tot zig getrokken; doch fchielijk vermoeid door de fchittering der groote vergulde letteren , die op lange berden voor de winkels ftonden , door de zwaar vergulde deuren en hekken , door de fterk affteekende kleuren, en door eene menigte bonte papieren lantaerns , die voor alle de huizen hongen. De ftraaten zijn breed, doch ongeplaveid: zij worden in den zomer dagelijks met water begooten; doch desnicttegenftaande is de ftof verftiki kend. De huizen zijn Hechts van eene verdieping , ten minften doorgaans, waarvan men zelden eene uitzondering ziet; veele hebben egter gaanderijen en terrasfen. Het voorfte gedeelte der huizen, dat meest tot winkels en werk-  boor CHINA Enz. 23 •werkplaatfen gefchikt is, is zonder vensters, maar men gaat van binnen door eene deur in de eigenlijke wooningen, die van de ftraat niet gezien kunnen worden. De pannen der vierkante, aan de winkels naar boven gebogene en /pits toeloopende , daken zijn van gebakken fteenen , maar van een graauwe kleur. Ook ziet men 'er huizen, waarvan de daken met blmkend geel verglaasdzel bekleed zijn. Men kan niet ontkennen dat de winkels van allerhanden foort hunne waaren zeer voordeeüg ten toon fpreiden en 'er rijk uitzien. Hier en daar zijn triumf boogen , gedeeltelijk van gehouwen freenen en gedeeltelijk van hout, opgeregt. Zij zijn met beeldhouw-werk verfierd , verguld , zeer bont befchilderd en van boven met daken voorzien ; maar het moge dan hunne waare of aangewende fmaak zijn, zij hebben geenszints dat verhevene, 't g?en, volgens Europifche denkbeelden van bouwkunde, in deeze foort van gebouwen heerfchen moest. Ik maak geen gewag van de ontelbaare menige lastdraagers , kwakzalvers, winkels , bedelaars , lediggangers, wagens, paerden enz. waarvan de ftraaten wemelden; dit verftaat zig in zulk eene groote ftad van zelf. Ik heb ergens geleezen, dat men in de ftraaten van Peking geene enkele vrouw ziet. Dit voorgeeB 4 ven  «4 R E I Z E ven is ongegrond; want wij zagen niet alleerf veele gemeene, maar ook welgekleede en fchoone vrouwen op de ftraaten, in de huize» en op de gaanderijen. Plet duurde bijna twee uuren eer wij aan de muuren der Tartaarfche ftad kwamen; want Peking wordt in de Chineefche en Tartaarfche ftad verdeeld. Deeze trokken wij langs; maar dewijl wij onze wooning in Peking niet terftond konden betrekken, reisden wij ongeveer nog eene Duitfche mijl verder, tot aan een keizerlijk paleis, Tuen-min-ynen genoemd, daar intusfchen alle de gefchenken en pakkaadjen heenen gedraagen wierden. In een klein park, dat hier door den Keizer camhi wierd aangelegd , worden fomtijds nog enige tuinhuizen door den tegenswoordigen Keizer bewoond, die men het gezantfchap inruimde. De Chiweezen beminnen in hunne tuinen door konsc gemaakte roden, kleine heuvels, wilde groepen van boomen, water en befchaduwde huizen. Maar behalven de laatfte vonden wij alles veronachtzaamd cn vervallen. Enige kamers waren met fraaie fchiiderijen verfierd, die, wegens de naauwkeurige naarvolging der voorwerpen en hun levendig koloriet, door kenners bewonderd wierden. De gebouwen té» zij*.  door CHINA' enz. 25 zijden waren bijna onbewoonbaar. De buitengemeene hitte hadd' ons het leven tot een last gemaakt, wanneer men ons hier, even als naderhand in Peking en Tartarije, geen ijs genoeg gegeeven hadd', waarvan men zig in China, in het warme jaargetijde , menigvuldig bedient. Niet verre van dit park is een grooter paleis , 't geen de tegenswoordige Keizer gebouwd heeft en dikwijls bewoont. Hier wierden enige der koninglijke gefchenken geplaatst , te weeten: twee pragtige licht-kroonen, gemaakt door den beroemden parker, een hemel - en aardkloot , een planetarium , uurwerken enz. — De Chineefche paleizen zijn geheel verfchillende van de Europeefche. Dat, hetwelk hier ftaat, is van eene verdieping, die eene ruime kamer van negentig voeten lengte en veertig voeten breedte bevat. Van buiten is het zeer blinkende en met veel verguld fnijwerk, als gouden draaken, bloemen en diergelijke voorzien, waarvan een gedeelte nets wijze met ijzerdraad overtrokken is, om de zwaluwen aftekeeren. Van verre wordt het oog daardoor misleid; doch dit houdt op, wanneer men nader bij koomt en de grove bewerking en flegte vergulding van het fnijwerk beB 5 fpeurt..  ö6 r e i z e fpeurt. De kamer is met witte marmerfïeeneiï bevloerd en in het midden ftaat een troon met trappen. Rondom denzeiven loopt een hek, reet fraai b<-arbeid fnijwerk , van donkerrood hout en aan beiden de zijden ftaan twee groote waa:ërs, die in een' zt-er fraaiën fmaak van vederen gemaakt zijn. Boven aan leest men in grooie gouden letteren : Tschin ta quann min „ Met waarachtig groot en fchitterende licht." De troon is met geel en de vloer met rood laken bekleed ; de zijden zijn met fpeelende en flaande uurwerken, konstftukken en Chineefche fchilderijen verfierd. De venfters zijn enkel van wit papier, dat in Corea gemaakt wordt en kunnen door den regen niet befchadigd worden, dewijl het dak een weinig naar buiten uitftrekt. Het rust op dikke, rood gefchilderde houten pylaaren. Voor den ingang van het paleis ftaan twee reusachtige kopere draaken met vijf klaauwen, het keizerlijke wapen betekenende. Verder voorwaarts is een dergelijk gebouw, mede van eene verdieping, opgeregt, voor hetwelk twee koddig gevormde , metaalen leeuwen geplaatst zijn; het bevat egter geene kamer, maar is fiechts eene foort van portaal of opene zaal. De ruimte tusfehen dit gebouw en het paleis vormt een' grooten, aanzienlijken voorhof, die met groo«  door CHINA enz. Hf groote vierkanten fteenen van fijn graniet bevloerd is. De grootfte van dezelve zijn tien ' voeten lang en vier breed. Het paleis rust op een fteenen grondftuk , dat vier voeten hoog j en met trappen voorzien is en agter hetzelve is een klein vermaaklijk meirtjen, om hetwelk door konst gemaakte grotten en rotfen en hooge boomen geplaatst zijn, die een heerlijk gezigt vc r.nen. Wij zagen hier eene menigte gefnedene van hoogen rang, die door hunne trotschheid, onbefcheidenheid en onkunde boven de overige Chineefche hovelingen uitfteeken. Den eenentwintigden Augustus was 'er, geduurende ons verblijf te Tucn-min-yuen, eene rnaanverduistering. Zoodra dezelve begon, konden wij dufdlijk een groot geraas in de bijgelegene kleine ftad Kian-hai-tien hooren. Kleine klokken, bekkens , kleppers en een foort van trommels maakten zulk een ijslijk geweld , dat de draak , die de volle maan in zijne klaauwen hield, van fchrik fchielijk weder losliet. Na enige dagen verlieten wij Tuen ■ min yuen en reisden naar Peking terug, waar wij in een groot ruim paleis, dat uit verfcheidene ge-  ft R E I Z E gemaklijke gebouwen beftond , onzen intrek inamen. Het had eertijds een' voornaam' Mandaryn toebehoord, die eerst Hupu of'oppertollenaar in Canton en vervolgens keizerlijke opziener over den zouthandel in de provintie Petfcheli geweest was , doch wegens zijne knevelaarijen en ongerechtigheden aangeklaagd, van zijn vermogen beroofd en in de gevange? nis geworpen was geworden, in welke hij ook geftorven is. Om de menigvuldige behoeften van een zoo talrijk gezelfchap als het onze, den Mandarynen bekend te kunnen maaken, was het zeer noodzaaklijk met den eenen of anderen Europeaanfchen Kathoüjken geestlijken gemeenfchap te hebben. De gezant bekwam tot dit oogmerk eenen Franfchen zendeling den vader rox, die dagelijksch in ons paleis kwam en het gezantfchap van veel nut was. Het ware toereikende geweest den zendeling bij deeze gelegenheid enige bedienden te verfchnffen, door welke hij ons gemaklijk van al het noodige hadd' kunnen voorzien. Maar men had (ik weet niet of dit uit oplettendheid of uit wantrouwen gefchiedde^, ten minftori twaalf mandarijnen aangefteld, om op aanwij-  BOOR CHINA ENZ. rf£ zing van den zendeling onze behoeften te ver* vullen. Het was koddig om te zien, boe deeze den geheelen dag in het paleis heen en weder liepen, als of zij de gewigtigfte zaaken te verrigten hadden. De een was de Brood-mandaryn , een ander de Melk-mandaryn, een derde Mandaryn-portier ; enige moesten op ons gedrag acht geeven en weder andere waren belast om van al hetgeen wij deeden, behoefden en bekwamen, den Keizer allernaauwkeurigst te onderrigten. Niets was lastiger dan de vrijpostigheid der Mandarynen, die zig niet alleen met geheele hoopen bij onze maaltijden verzamelden, maar zelfs tot in onze {kapkamers doordrongen. Ieder Mandaryn had tenminften een' jongen bij zig, om zijne tabakspijp, een hunner grootfte behoeften , te draagen ; gevolglijk kwamen 'er even zoo veele bedienden als heeren. Deeze laatfte hadden wederom hunne vrienden, die aangediend wilden zijn: want van de afgelegenfte oorden van het rijk waren Mandarynen aangekoomen, om ons te zien; en deeze vreemdelingen, waarvoor men hen ten minlten uitgaf, wierden niet toegelaaten zonder aanzienlijke gefchenken aan de Mandarynen, die het opzigt over het paleis hadden , te geeven. Zelfs de twee heeren, die ons bij het aanlanden ontvangen en hier naar toe  go R E I Z E toe geleid hadden , konden niet dan met moeite bij ons koomen. Men begeerde geld van hun; dewijl het voor zeeker gehouden wierd dat zij reeds zeer kostbaare gefchenken van het gezantfchap bekoomen hadden. De Chineefche hovelingen, welker aantal zeer aanmerklijk is, hebben meestendeels kleine ampten, die weinig opbrengen, lijden gebrek, fteeken in fchulden en wagten op gelegenheden om geld aftepersfen. Dit viel hun nu gemaklijker dan ooit; want zij bragten den Keizer alles wat wij gebruikten tiendubbeld in rekening en gaven den foldaaten en bedienden niet altoos zoo veel als zij noodig hadden* Daarenboven fchaamden zij zig in het minst niet te eifchen dat hun aanftond; onze zak-uurwerken hadden in 't bijzonder het geluk vati hun te behaagen , waarom veele van het gezantfchap 'er geene meer droegen. Te Tuenmin-yuen, daar verfcheidene heeren bezig waren met het planetarium ineentezetten, haalde een Italiaansch zendeling, die hun tolk was, toevallig zijn zak-uurwerk uit. Een voornaam hoveling zag en bewonderde het. Hij zond des avonds zijnen bediende naar den geestlijke om hetzelve voor zig te verzoeken, 't geen deeze niet durfde weigeren. De hoveling fchonfc  door CHINA ekz. 31 fchonk hem daarvoor enige bosfen thee en andere kleinigheden, die niet het twaalfde gedeelte der waarde van het horologie bedroegen. Diergelijke trekken gebeurden ons neer. .JU 0 ^^a^«v^« . In dit paleis ontbrak ons eene gefchikto plaats voor onze keuken , waarover zig egtef veele van ons niet beklaagden, toen zij de Chineefche kookkunst leerden kennen. Enige kenners vergeleeken dezelve bij de Franfche Wijze van toebereiden. De Chineefche geregten zijn zeer t'zaamengefteld en geheel kleia gefneden , dewijl zij zig , gelijk bekend is, niet van mesfen en vorken, maar van ftokjens bedienen , om mede te eeten. Zelfs de vrugten , gelijk chinaasappelen , worden klein gefneeden opgezet. Hunne faufen zijn zeer lekker en het ontbreekt nooit aan verfcheidenheid van geregten, noch aan bevalligheid in het op» disfchen. De Chineezen gebruiken geen melk, waardoor het veele moeite kostte dezelve te bekoomen. Ik heb de Chineezen dikwijls hunne verwondering zien toonen, hoe wij melk konden drinken. Wij bevonden ons thans midden in Peking, maar hadden de vrijheid niet om te gaan waar wij  3S II E I Z E wij wilden; want wij waren bijna als iri eene gevangenis opgeflooten. Men moet daaruic niet befluiten dat het aan achting voor het gezantfchap ontbroken hebbe; ik geloof veeleer dat wij in het algemeen daarover niet te klaagen hadden. Men bragt de zonderlinge denkbeelden der Chineezen jegens de Europeaanen, onze kleeding de vrees voor een' oploop en andere dingen, als gronden van dit gedrag bij; intusfchen konden welligt verborgene oorzaaken de reden van deeze onaangenaamheid zijn. Even weinig was het den Chineezen geoorloofd bij ons te koomen. Wij hielden ons egter Hechts zoo lang in Peking op als volftreke noodig was om onze zaaken een weinig in orde te brengen; want wij haasteden ons om den Keizer voorgefteld te worden, die zig toen juist in zijn zomerverblijf te Dschecho ( op de kaarten Geho) in de Tartaarfche provintie Leaotong bevond. Wij namen enige gefchenken naar deeze plaats mede. Den tweeden September namen wij de reis van Peking naar Tartarye aan. De gezant en de geheimfchrijver van het gezantfchap zaten in een' Engelfchen wagen, dien zij tot hun eigen gebruik medegebragt hadden en die overal met de grootfte verwondering befchouwd wierd. Het  DOOR CHINA E K Z. 33 Het gevolg reed te paerd en de overige in wagens. Wanneer ik eene proeve van den zonderlingen klank der Chineefche woorden wilde geeven , zoude ik de naamen der Heden en plaatfen, die wij op onze reize naar Tartarye vonden, aanhaalen; maar daar de meeste derzelve gering en op geene landkaart te vinden zijn en wij alle nachten in keizerlijke paleizen fliepen, daar de Vorst zelf gewoon was te overnachten , is het onnoodig de naamen der kleine plaatfen optegeeven. Daar is egter eene kleine ftad , die te merkwaerdig is om geen gewag van dezelve te maaken. Zij ligt bij den berugten Chineefchen muur, die de grenzen van China en Tartarye uitmaakt, en wordt Chu-pa-ku, dat is: Tusfchen of aan 4en muur, genaamd. Omtrent een kwartier uurs van te vooren trokken wij door de poort Nan-tien-mtn^, dat is: poort van den zuidlijken hemel, die op eene kleine hoogte ligt. Wij hadden reeds enige dagen vroeger den grooten muur gezien, die in 'tChineesch Tsehan--tfchu4tg~ genaamd wordt; maar wij trokken hier zeer digt langs denzelven en beklommen hem. Offchoon een muur Hechts een muur is, verdient egter deeze zoo oude, die de krijgszugtige Tartaaren twee duizend jaaren lang en, zoo wij de Chineezea C ge.  34 R E I Z E gelooven mogen, nog langer uit China gehouden heeft, wel enige opmerking. Ik hoorde toen de fpieuk van den beroemden samueje* joiinson herhaalen : dat het een' man tot „ eer verlïrekken zoude, te kunnen zeggen, dat zijn grootvader den Chineesfchen muur „ gezien had." Deeze oudheid kan egter thans de verwoestingen van den tijd niet meer wederftaan: hij is op veele plaatfen ingeflore en is Hechts hier en daar in zijne volkoomenheid gebleven, waaruit men de deugdzaamheid der fteenen en kalk kan opmaaken. Hij is van binnen met aarde en puin opgevuld en ongeveer tien voeten breed. Bij elke tweehonderd fchreden Haan torens, die thans egter geene bezetting meer hebben. Het bewonderenswaerdiglte is dat hij over de fieilfte ber» gen onafgebroken voortgaat. Van de plaats daar wij denzelven beklommen, zagen wij twee andere muuren, die enigermaate van malkanderen verwijderd, doch in dezelfde rigting met den eerften waren. Misfchien is hij overal daar men het meest van de invallen der Tartaaren te vreezen had, dubbeld of driedubbeld. Onder de zeldzaamheden, die wij van deeze reize medebrengen wilden, bewaarde een ieder ook Hukken van de fteenen en de kalk van deezen overouden muur, niet zonder hoop van deZelve met groote winst aan den een' of anderen £ia-  door CHINA e»z. Europeefchen oudheidkundigen te verkoopen. De kapitein der lijfwagt van den gezant parish maakte op de plaats zelve eene naauwkeurige aftekening van den muur. In den Omtrek van Chu-pa-kti wierd de landftreek, die wij doorreisden, bergachtig en tevens van een fchilderachtig aanzien. Wij hadden aanhoudend dorpen in het gezigt. De velden waren bebouwd; maar de landftreek fcheen gebrek aan water te hebben. Onze maatige dagreizen bedroegen bijna nooit meer dan drie Duitfche mijlen en wierden door de verwijdering der paleizen , waarin de Keizer zelf gewoon is te overnachten, bepaald. Hief kwamen wij altoos op den middagmaaltijd aan en bragten dan het overig gedeelte van den dag in de tuinen door, die bij deeze paleizen aangelegd zijn. Geduurende de geheele reize gag men geen enkel wolkjen aan den hemel. De weg was middenmaatig en wanneer onze paerden hinkten, bezweeken, of in 'tgeheel niet voort wilden; wanneer onze zadel Hechts eenen of in 't geheel geeneftijgbeugels hadden, of wanneer de bedienden der Mandarynen meê de betere paerden vroeg heenen reeden en ons ïmnne half verhongerde Rosfinanten agterlieten., gaf ons dit Hechts te meer ftof tot fchertC a fen,  36 R E I Z E fen, die ons alle ongemakken deed vergeeten. Wij leerden bij dergelijke tegenfpoeden dat het in China een teken van oplettendheid is het paerd van een' ander', zonder daartoe verzogt te zijn, met de karawats aantefpooren, eene beleefdheid die wij in het begin juist voor het tegendeel aanzagen. Dat wij overal de oogen der menfchen tot ons trokken behoef ik niet te herinneren: dit was zeer natuurlijk; maar de oorzaaken van bewondering beftonden niet alleen in onze perfoonen en kledingen. Volgens zekere gerugten hadden wij de ongemeende dingen onder de gefchenken voor den Keizer. Op zekeren dag kwam een Mandaryn onzen tolk zeer befchroomd en geheimzinnigvraagen of het niet mogelijk ware hem en enigen vrienden, die met opzet daarom gekoomen waren, de wonderbaare zeldzaamheden te vertoonen, die wij den grooten Keizer medege» bragt hadden. De tolk ftond belemmerd en verzogt den vreemdeling, dat hij zig nader zoude verklaaren over de zeldzaamheden die hij bedoelde. Ja, antwoordde deeze, ik heb in Peking en andere plaatfen gehoord (*_), dat (*) Men verzeekerde ons dat het akiaar in d« »!8uw«papieren geftaan had.  booR CHINA enz. 37 dat gij onder andere eene hen medegebragt hebt, die dagelijks vijftig pond houtskoolen tot voeder noodig heeft en met niets anders gefpijzigd wordt; verder een' dwerg van anderhalve voet hoogte; een' oliphant van de grootte eener kat; een hoofdkusfchen, dat de toverkragt bezit om iemand, die het hoofd daarop legt, oogenbliklijk heenen te voeren waar hij begeert enz. De vreemdeling fcheen zoo zeer van de waarheid deezer- gerugten overtuigd te zijn, dat het enige moeite kostede hem van zijne dwaaling aftebrengen. Hij was klaarblijklijk nedergeflaagen, toen hij hoorde dat hij de wonderen onmoogelijk zien konde, daar wij dezelve niet bezaten. Daarenboven waren deeze gerugten voor de gemeene Chineezen nog te geloofwaerdiger, om dat de gezanten uit de nabuurige kleine rijken den Keizer altoos zonderlinge vogels, dieren andere natuurlijke zeldzaamheden ten gefchenke brengen. Het was vrij toevallig dat wij op den weg enige dagen agter den anderen dromedarisfen , met houtskoolen belaaden, ontmoeteden eene omllandigheid, waardoor veele, die van onze wonder-hen gehoord hadden , in hunnen waan verfterkt konden worden. C 3 Het  38 R E I Z E Het merkwaerdigfte op den weg van Peking naar Dfcheche was de keizerlijke ftraat, die zig bij de twee en twintig Duitfche mijlen (418 Lys of 125 Engelfche mijlen) verre uhftrekt en alle jaaren tweemaalen geheel op nieuw gemaakt wordt. Zij ligt midden op den grooten weg tusfchen beiden deeze plaatfen, is tien voeten breed en een hoog en beftaat uit zand en klei, die men door begieten en ftampen de vastheid van eene vloer doet verkrijgen. Het befchouwen van deeze ftraat doet op de zindelijkheid der vloer van een bezoek-vertrek denken. Niet alleen de bladeren der boomen, maar zelfs hetfiof wordt zorgvuldig weggeruimd en bij elke tweehonderd fchreden zijn waterkommen aangelegd, waarin het water dikwijls van zeer verre en met groote moeite gebragt wordt, om de ftraat te bavogtigen- Veelligt is dit de fchoonfte weg van de geheele waereld, eer de Keizer dien bereist. Wij vonden op onze heen ■ en wederreize de menfchen overal bezig met het maaken van deeze ftraat. Dag en ragt ftaan 'er op zekere afpanden wagtstj , om de vermetele aftehouden* Want het ftaat niemand zonder uitzondering vrij deezen weg te betreeden, voor de Keizer over dcnzelven gereisd heeft: dan egter wordt de ftraat prijs gegeeven en natuurlij*!  DOOR CHINA ENZ.' 2? lijk fpoedig bedorven, waarom dezelve twee« maaien 'sjaars, wanneer de Keizer naar Tartarye rei.st en van daar terugkeert, gemaakt moet worden. Hooge en fteile bergen, die in den weg liggen, worden geenzints voor hinderpaalen gehouden en over de rivieren, die den doortngt fluiten, worden nieuwe bruggen gelegd, die men met aarde bedekt. Daar de ruimte het Hechts enigzints toelaat, zijn aan beiden zijden ook flraaten, voor het talrijke gevolg der Keizers, met niet veel minder zorgvuldigheid aangelegd. Wanneer de lucht en de zonneflraalen zig even als de aarde door de Vervelingen lieten behandelen, twijfel ik geenszints of de Chineezen zouden hunnen grooten Keizer een uitfluitend recht op zuiverer lugt en overvloediger zonneflraalen toegaan. Het klein gedeelte van Tartarye, dat wij op deeze reize doortrokken, grenst te na aan China en is met dit rijk te zeer verbonden, dan dat men veel verfchil tusfehen beiden zoude kunnen bemerken. Vermengde huwelijken der Tartaaren en Chineezen, eenerleie regeering, eenerleie taal brengen natuurlijkerwijze dezelfde zeden voort. Daar egter een volk deszelf* eigenfchaplijke geaartheid nooic kan verloocheC 4 «en  40 R E I Z E nen, blonken ook hier enige trekken uit, die de Tartaaren van de Chineezen merklijk onderfcheiden. Reizigers befchrijven de eerfte als ruuw , hard en rondborltig en zoo vonden wij hen ook werklijk. Zoo hunne geflalte ineengedrongener, hunne zeden plom» per, hunne wooningen onreiner zijn dan bij de Chineezen, vindt men daarentegens bij hen noch de bedrieglijke dubbelhartigheid , noch de laffe wreedheid hunner nabuuren. Offchoon de Tartaaren armer zijn, zien zij egter met eene foort van trotschheid op de Chineezen, aan welken zij Vorften geeven , neder. Zelfs de gemeene Tartaar gehoorzaamt met wêerzin den Chineefchen Mandaryn en ik heb verfcheidene voorbeelden gezien, die den wel gegrondden haat der beiden volkeren tegens malkanderen bevestigden. De geleiders van het gezantfchap tscho-ta-dschin en wang-t a- dschin vonden , offchoon zij, door hunne eigene waerdigheid en buitengewoone magt bij deeze gelegenheid met het grootfle aanzien bekleed waren, nogthaus in Tartarye dikwijls groote zwaarigheden om ons van mondbehoeften te voorzien en bragten de halfhrrigheid en den hoogmoed der Tartaaren als oorzaaken daarvan bij; zelfs de flagen, die zij rijkelijk uitdeelden, hielpen niets. Wij  door CtTINA enz. 41 Wij vonden in de bergen van Tartarye de kropgezwellen weder, die men bij de bewoo» ners der Alpen en andere bergachtige ftreeken waarneemt. De zevende dag was de laatfte van onze reize. Wij ontbeeten in een' tempel, gelijk wij reeds verfcheidene maaien voorheen gedaan hadden. De Bonzen houden het voor geene ontheiliging van hunnen afgod, aan beiden zijden des altaars ontbijt- tafels te laaten plaatfen; ook is het wel bekend dat de Chineefche godheden veel meer welleevenheid bezitten, dan de ftijve afgoden van andere volken. Niets is hier gemeener dan voor de altaaren tabak te rooken, thee te drinken en andere verfrisfingen in goed gezelfchap t&gebruiken, terwijl de rookftokjens onder den neus der godheid branden. De gezant deed een pragtigen intrede in Dfchecho. De lijfwagten, de bedienden, het muziek en het gevolg gongen in hunne verfchillende monteeringen vooruiten wierden door hem zeiven benevens dengezantfchaps-fekretaris in den wagen gevolgd. Men had voor de ftad een paleis voor hem gereed gemaakt. De Justfloten der Europifche Vorsten kondigen C 5 zig  4* R E I Z E zig meestentijds met pragtige laanen, fraaie gebouwen en kunstwerken aan, terwijl 'er in de huizen der inwooneren gemeenlijk veel fmaak heerscht; men bedriegt zig egter, wanneer men deeze denkbeelden omtrent het zomerverblijf des grooten Chans van Tartarye koestert. Dfchecho gelijkt eer naar een dorp dan naar eene ftad. Behalven twee of drie huizen van Mandarynen , vindt men in de ftad niets dan ellendige hutten, kromme ftraaten en eene groote ïnorsfigheid. De keizerlijke paleizen, het pragtig park en de rijke Lama - tempels fteeken daarbij fterk af; maar de keuze der plaats is , voor het ftil zomerverblijf van een' der vlijtigfte Vorften der waereld, zeer gelukkig. Dfchecho ligt in een vrugtbaar dal op 400 58' Noorder Breedte. Dit dal is van alle zijden met ketenen van bergen omringd, die in de heerlijkfte wijngaarden herfchapen, of met olijf-en andere vrugtboomen en tuingewasfen op het voordeeligfte beplant konden worden, zoo de traage Tartaar den vlijtigen Chinees wilde navolgen. Wij bragten den eerften tijd van ons verblijf in Dechecho verdrietig door, waarvan de hofkuiperijen oorzaak waren. De goede oude heer,  coos. CHINA enz. .43 heer, die thans China beheerscht, wordt, in fpijt van alle zijne voorzorgen, even als alle andere Vorften bedrogen. In de Chineefche jaarboeken wierd nergens van zulk een gezantfchap in voorige tijden gewag gemaakt; want alle de vroegere zijn werklijk veel onbeduiden»der geweest. De Keizer hield het voor eene gebeurtenis, die zijne regeering eer aandeed, een gezantfchap van een' der magtigfte Vorsten , uit een ver verwijderd land en met kostbaare gefchenken voorzien, te ontvangen: dit maakte hem onverduldig om het te zien. Men wist dat hij dagelijks van hetzelve fprak en hij Wenschte den gezant meer eer te bewijzen dan een Europeaan zig ooit beroemen konde in China genoten te hebben Wat kon verpügtender zijn dan een bevel aan zijnen eerflen Minister, van den gezant te gemoct te gaan! Dan dit gefchiedde niet. De vijanden van Engeland hadden het gezantfchap verfcheidene flegte dienften beweczen , die te kragriger werkten, omdat zij door een' zeer magtig'man, de onderkoning van Canton, onder- fteund (*) Dit wierd ons door Mandarynen verhaald; maar •ie Chineezen verfraaien en overdrijven even zoo gaerne «Is een zeker volk in Europa.  44 R E I Z E fteund wierden. Deeze trotfche Songtu ( dus noemen de Chineefen de onderkoningen), die in Canton gewoon geweest was de Engelfchen op her. verachtlijkfte te behandelen, kon niet zonder nijd getuige zijn van de eer, waarmede het gezantfchap ontvangen wierd. Hij nam al den invloed, die zijn hooge rang en zijne verwantfchnp met den Keizer, wiens fchoonzoon hij is, hem verfchaften, te baat, om het gezantfchap te fchaaden. Dit gelukte hem enigzints; voornamelijk had hij den eerften minister geweeten overtehaalen. Men maakte zwaarigheden , die onze voorftelling bij het hof vertraagden. De vernederende gewoonte aan het Chineefche hof, van zig negenmaalen voor den Keizer ter aarde te moeten buigen, ftrookte niet met de waerdigheid van een' Britsch' gezant. Lord macartney weigerde dezelve en daar hij lïandvastig in zijne weigering volhardde, wierd het Engelsch hofgebruik van eene knie te buigen, in plaats van het Aiiatifche, bij het gehoor vastgefteld. Geduurende deeze onderhandelingen gebeurde 'er iets, 't geen ik als onbeduidend overltappen zoude, indien ook kleinigheden, die de zeden affchilderen, geene oplettendheid verdienden. De Mandarynen zagen met een heimelijk mis* noe-  ooorCHINAénz. 4f noegen, dat de gezant in de onderhandelingen zijne waerdigheid ftoutmoedig handhaafde en zijne meening met de vrijmoedigheid die hem paste in het midden bragt. Zij waagden zig niet aan hem zei ven, maar beproefden zijn gevolg eene vermaaning te geeven, waarvan zij zig eene goede werking om hem aftefchrikken voorftelden. Zij deelden geduurende twee dagen de levensmiddelen zoo fpaarzaam uit, dat veele over honger klaagden; daarbij waa alle gelegenheid tot inkoopen afgefneden. Daar deeze belachlijke handelwijze ondertusfchen juist het tegendeel uitwerkte van 'tgeen zij gewenscht hadden en daar zij uit enige gezegdens de gevaarlijkheid hunner onderneeming begreepen , waren zij verftandig genoeg om een' misflag voortewenden en het ontwerp van ons in onderdaanige gehoorzaamheid uittehongeren, te laaten vaaren. Den veertienden September, agt dagen na onze aankomst, wierd het gezantfchap den Keizer voorgelleld. Men gaat hier zeer vroeg ten hove; want het is een Chineesch gebruik enige uuren op de komst van den Keizer te wagten, 'tgeen de meeste hovelingen noodzaakt den nacht in tenten, voor het keizerlijk park, daar de audiëntie gegeeven wordt, doorte-  4Ó R E I Z E tebrengen. Wij ftonden des morgens zeer vroeg op, om tijdig genoeg aantekoomen en verwngteden het aanbreeken van den dag in het park. Dit laatfte heeft, behalven de vijvers, gebouwen en plantfoenen, weinig aan de konst, doch veel aan de natuur te danken. Het noordlijk gedeelte beftaat uit bergen, die zig in menigvuldige gedaanten, dan rotsachtig, dan door fpleeten van een gefcheiden, en dan weder in klompen, tot een' hoogen kruin verheffen, van welken men de geheele ftreek kan overzien en in het Westen wordt het park door beklimbaare heuvels begrensd. Aan de zuidzijde waren Tartaarfche tenten opgefiaagen, die zig van alle andere daardoor onderfcheiden dat zij volkoomen rond en koepelswijze zijn en niet door paaien onderfteund worden. Zij beftaan uit gefpleeten bamboesriet, 'tgeen wel in een gevlogten is en waarover eene foorc van dik grof vilt gefpannen wordt. Eene derzelve was veel hooger ea breeder dan de andere, met geel overdekt en met voettapijten, gefchilderde lantaerns en papieren behangfels verfierd. Vooraan dezelve was een bedekten ingang. Aan beide zijden lagen kusfens, waarbij laage tafels met veelerleie ververfchingen geplaatst waren. Agterin zag  boor CHINA knz. 47 zag men een' troon, voor den Keizer opgerigc. De Chineezen gaven deeze tent bij uitiluiting den Tartaarfchen naam Mungkubó, waarvan onze tolk mij de eigenlijke betekenis niet wist te zeggen. De gezant verwagcte met zijn gevolg de aankomst van den Keizer in eene der kleine tenten. OHdertusfchen kwamen de hovelingen, die meest uit Tartaaren beftonden, in menigte, zonder omftandigheden, daarheenen. Met de gewoone plompheid hunnernatie betasteden zij ons en weezen met de vingeren op elk eenen van ons, even als of wij wasfchen beelden waren , die men voor geld liet zien. De Chineezen zijn welleevender. Daar de geboortedag van den Keizer naderde, was thans het hof allerglansrijkst. Alle de Tartaarfche Vorsten, die den Keizer als hunnen leenheer fchatting betaalen, verfcheidene Chineefche Onderkoningen, bevelhebbers van rechtsgebieden, lieden enz. in kort, Mandarynen (*) van allerleiefoorten, tus- ■ J . . (") Behalven de knoopen en paauwenvederen aan de hoeden, waardoor men den rang der Mandarynen •kan onderkennen, ziet men aan het hof nog twee andere kenmerken der hoogere waerdighiden. De ftaat- Ce-  *8 R E I 2 E tusfchen vijf en zeshonderd in getal waren hier verzameld; terwijl hunne bedienden met de foldaaten, goochelaars en mufikanten een dergelijk aantal uitmaakten. Men wees ons andere gezanten van eene zwarte kleur, die denzelfden morgen mede voorgefteld wierden. Hunne lange klederen waren van rood fluweel met goud uitgedoscht; zij droegen tulbanden , kaauwden Areca en gongen barrevoets. Daar de Chineezen de beste aardrijkskundigen niet zijn, konden zij ons ook niets meer zeggen, dan het Chineefche woord waarmede zij het vaderland van deeze gezanten benoemden en 'tgeen naar alle waarfchijnlijkheid Pegu was. Omtrent een halfuur na het aanbreeken van den fiekleederen van alle Mandaryften zijn op de borst en op den rug van vierkant rijk borduurwerk voorzien % maar de Onderkoningen, Kalaos of Cabinetïtninisters en prinfen hebben die van eene ronde gedaante, niet alleen op de borst en den rug, maar ook op de fchouderen van hun gewaad. Daarenboven ziet men 'er veele in het geel gekleed, eene kleur, die alleen door de voornaamfte en door dezulke gedraagen wordt, die van den Keizer verlof daartoe hebben als bij voorbeeld Kolaoi, onder* koningen, gel'needenen.  Door CHINA ekz. np den dag zagen wij een' ruiter aan koomen rennen , waarop de menigte zig in reien fehaarde. Dit was het teken van de aannadering des Keizers. Alles wierd nu flil. Men hoorde van verre het muziek en het geklank der bekkens en op alle de Chineefche gezigten was de indruk, dien de verwagting van iets buitengemeens maakt, te leezen. Wat een Europeaan ook van de pragt van eenen Afiatifchen Vorst moge denken, het is zeeker dat zij fterk op de zinnen werkt en daardoor op het hart van den met eene heete verbeelding begaafden Oosterling. Enigen tijd daarna naderden de eerfte Ministers, in het geel gekleed en op fneeuwwitte paerden gezeten ; op enigen afftand van de Keizerlijke tent fteegen zij af en fchaarden zig in reien. Onmiddelijk daarop volgde de trein. Vooruit gingen muziek en eene kleine wagt; vervolgens kwam de Keizer, op een' fterk vergulden zetel , die van zestien perfoonen gedraagen wierd, en agteraan voegden zig de Ministers met enige der voornaamfte Mandarynen. Zoo dra de trein in de reien trad, viel alles neder met het aangezigt ter aarde. Het Engelsen gezantfchap boog eene knie bij de nadering des Keizers; hij beval ons egter ferfc D ilond  5o R E I Z E ftond opreflaan, hield enigen tijd llil en lprak zeer gemeenzaam met den gezant. De ongedwongenfle vriendelijkheid verfpreidde zig op het gelaat van den Monarch; hij lprak langzaam en met eene inneemende hartlijkheid. Uit zijne oogen , welke een ouderdom van drie en tagtig jaaren van al hun vuur nog niet beroofd had, was de kalmte zijner ziel te leezen en zijne trekken toonden ook nu nog dat hij in zijne jeugd een* der fchoonfte menfchen geweest was. Hij is mager en wel opgefchoten; in zijne beweegingen heerfchen deftigheid en bevalligheid en zijne kleeding is geheel eenvoudig en zonder den minften opfchik. Die zijnen ouderdom niet weet houdt hem voor een' man van vijftig jaaren. De Keizer wendde zig van ons gezantfchap ■tot het zwarte en wierd, na een kort onderhoud met hetzelve, in de tent op den troon gedraagen. Lord macartney, de geheimfchrijver van het gezantfchap, zijn zoon en de tolk volgden hem tot aan de {linkerzijde van den troon, eene nabijheid, die zeer vereerende en , zoo men ons zeide, zonder voorbeeld was. Het gevolg bleef op enigen afftand onder de overige hovelingen. De zon gong zoo even op en verlichtte hetgeheele ruime park; de  DOOR CHINA ENZ. §t de roozenroode morgenftond brak |aari. _.Een plegtige lofzang, van eene zagte muziek vergezeld, op den toon eener heldere cimbaal geHemd, brak de diepe ftilte. Nu volgde dë plegtigheid der negen buigingen , die irt de tegenswoordigheid des Keizers gemaakt moeten worden. De hovelingen vielen mee hun aangezigt ter aarde, terwijl de gezant en zijn gevolg Hechts eene knie boogen. Daarop gong de gezant op den troon en overhahdigde) den brief des Konings in eene kostbaare, vierkante , gouden doos, op welke het koninglijk wapen in email met brillanten omzet ftond* Nu gong een ieder nederzitten , om enige verversfehingen te gebruiken; maar die niet gewoon is zig met de beenen kruislings te plaatfen * geraakt daarbij in groote verlegenheid. Daar worden alleen kusfens op den grond gelegd, waarop de Chineezen, even als alle Oosterlingen, zeer gemaklijk nederhurken; daar integendeel een Europeaan, door Zijne naauwe klederen gehinderd, niet weet waar hij zijne voeten zal laaten, zig vermoeit en eene zeef belachlijke vertooning maakt. Ondertusfchen zagen Wij verfchcidehe Mandarynen, die den Keizer thee bragten, langzaam agter malkanderen aankoomen. De een D % droeg  5i R E I Z E droeg de gouden trekpot, de ander het theekopjen, een derde een ander vat. Ieder hield hetgeen hij droeg met beiden handen voor het voorhoofd en alle gongen met zulk eene ftaatigheid naar den troon, als of zij eene Godheid naderden. De Keizer zond, ten teken van zijne bijzondere goedgunftigheid, eene foort van wijn en enige fpijzen aan de aanwezigen en gaf den gezant, die zig aan de {linkerzijde (die in het Oosten de vereerende is) bevond en degeenen, die bij hem waren, met eigen handen thee. Voor elke deezer oplettendheden , die in de oogen der Mandarynen onfchatbaar waren, wierden buigingen gemaakt, die door de menigvuldige herhaaling eindelijk indedaad lastig wierden. De Keizer fprak intusfchen met den gezant, vroeg hem naar de gezondheid van den Koning van Groot Britcannie en overhandigde hem voor deezen een' fcepter van wit agaat. Den gezant en den heer george gaf hij mede diergelijke van mindere waerde en buitendien fchonk hij hun geele zijden beurzen, die hij aan zijne zijde had, gelijk de Chineezen gewoon zijn die aan den gordel hunner klederen te draagen. Hij was zeer goedgunftig jegens den jongen staunton, over wiens kunde in de Chineefche taal hij veel genoegen toonde.  DOOR CH IN A ENZ. 53 de. Vervolgens kwamen 'er worftelaars, goochelaars en danfers voor de tent, waarvan enige zeer vermaaklijk waren. Wij zagen deeze verlustigingen op een' der volgende dagen beter, waarom ik dezelve nu zal overnappen. Na het eindigen der fpelen keerde de Keizer terug. Op enigen afftand van de tenten waren de keizerlijke gefchenken voor den Koning en het gezantfchap ten toon gefpreid, die door den eerflen Minister overgegeeven wierden. Zij beftonden uit zijden en katoenen ftoffen, thee, lantaerns, porcelein, fuiker, zijden beurzen en waaiers. Men kan zig van zekere opmerkingen niet onthouden, wanneer men lantaerns met kostbaare mathematifche werktuigen, zijden beurzen en waaiers met geweeren van het fijnfte werk en met zeer veele duure Engelfche fabriekwaaren vergelijkt; maar deels levert China niets beters op en deels moet men ook bedenken dat het vijfmaandig verblijf van het gezantfchap, 't geen uit honderd perfoonen beftond , der Chineefche regeering kosten verooorzaakte, die de waerde der Engelfche gefchenken volkoomen apwoogen. o-fr-o D 3 Na  54 R E I Z E Na deeze plegtigheid gong 'er in Dfchecho bijna geen dag voorbij, op welken wij niet ten hove gongen en, volgeró het landsgebruik, gefchenken bekwamen. De Keizer was altoos zeer goedgunflig en liet het gezantfchap door zijne llaatsdienaaren overal rondbrengen. Onder deez.n was hoa de eerfte. Men noemt hem, of den groeten Kok, dewijl hij een der zes eerfte llaatsdienaaren is, die den naam vaa Kolos draagen, of Hoa- tfchung-tchan, dat is, Hoa van het middenfte hof. Hij is een welgemaakt man van middelbaaren ouderdom, van eene edele houding en inneemende zeden. Lighaamlijke fmarten, die het vrij gebruik zij. ner voeten zeer belemmeren en misfehien verborgen verdriet, hebben op zijn gelaat dien indruk van fraert gegeeven, die tot medelijden beweegt. Een open voorhoofd, doordringende oogen en de veel betekenende fpeeling van zijn gelaat, die zijne woorden verzelt, verraadenden man vanverftand en kloekheid. Hij was een heimelijke vijand van het gezantfchap. -r— Daar zijne onpaslijkheid hem niet toeliet den gezant rond te geleiden, vervong hem s s ung-t a-dsc hi n, een andere ftaatsdienaar, die ons naderhand op onze terugreize naar Peking vergezelde. Daar  600R CHINA ENZ. SS Daar waren in het park verfcheidene paleizen hier en daar verftrooid , die verdienden bezichtigd te worden. Enige zijn flechts van eene verdieping , andere hebben 'er twee; maar bijna alle ftaan aan het water en worden door hooge boomen befchaduwd. In den ftijl der bouworde heerscht geene verfcheidenheid; zij zijn alle volgens hetzelfde ontwerp. De kamers zijn ruim, hoog en door papieren raamen verlicht; op den grond liggen tapijten. Eene menigte Engelfche fpeelende uurwerken, meestendeels door den bekenden cox gemaakt, waren het voornaamile fieraad deezer paleizen. De fchilderijen, die dikwijls geheelen wanden bedekken, vertoonen de overwinningen des Keizers, zijne jagtvermaakenenhofplegtigheden. -De kenners vinden dat zij met onbefchrijtiijke moeite en de levendiglte mengeling van kleuren bearbeid, maar zonder geest of vinding zijn. Het geduld der Chineefche konst ftraalt nog meer door in de moeielijke fnijwerken van hout, die overal aan den wand hangen en in de gefnedene fteenen, die men hier aantreft. Vooral verdient een wit en zwarte agaatlleen van drievoeten lang, negentien duimen breed en twee voeten hoog, in hout gevat en op eenlleenen voetftuk rustende, opgemerkt te worden. Eene bekwaame D 4 hand  5^ R E I Z E rAnd heefc denzelven de gedaante van eene ..rots gegeeven, op welkeboomengroeijen. Op beiden de zijden zijn Chineefche vaerzen van des Keizers maakfel gegraveerd. Het zoude onbillijk zijn hier van de meerdere voortref* lijkheid der Europifche konst te gewaagen. Tn elke kamer ftond een groote ftoel van bruinachtig hout, konftig gefneden en met rijke gouden floffen overtrokken. Op alle de ftoelen lagen fcepters van agaat van de gedaante eencrbloem, die, volgens het zeggen , tekenen van het geluk en den welvaart des rijks zijn. Men vond geene andere ftoelen in de kamers, deWijl het zelfs voor de Grooten van het rijk tegens de hoogachting ftrijdt in tegenswoordigheid des Keizers op een' ftoel te gaan zitten. , Dit wordt zelfs zoo verre getrokken dat niemand, zelfs wanneer de Keizer afwezig is, zig in de eene of andere kamer zijner paleizen mag nederzetten. Men zeide dit ten niiiifïen aan enige heeren van het gevolg, die van het gaan 'in het groote park vermoeid waren en een wei, nig wilden uitrusten. Op de tafels lagen boeken, potlooden, zwarte fteenen om dezelve aftefchraapen, penfeelen en papier. Groote m kleine fpiegels, benevens breede glasfchijven in de penanten, maar nooit in de venfters, maak-  DOOR CHINA ENZ. 57 maakten een gedeelte van het fieraad der kamers uit. Alles was evenredig aan de waerdigheid van den eigenaar; egter met ééne uitzondering. — Hoe bedorven de zeden in Europa ook zijn mogen, iehaamt zig egter bij ons de verachtelijkfte mensch over zekere bedrijven. Dit vindt geene plaats in China. In een deezer paleizen ftonden, onder andere konstftukken, twee zeer fraai gewerkte beelden van wit marmer, vertoonende twee jongens met gebonden handen en voeten, in eene houding, die duidlijk bewees dat de Griekfche ondeugd in China haare affchuuwlijkheid verlooren heeft. Een oude gefneedene deed ons dit met een fchaamteloos lachgen opmerken. Of de Keizer zelden in deeze kamer koomt, zoo als enige vermoedden, dan of hij dit niet afkeurt, valt moeielijk te beflisfen. Hoe het daarmede zij, hij is zeer godsdienftig; behalven verfcheiden tempels, heeft hij ia twee of drie paleizen van het park altaaren. Een huis, dat enigzints verborgen ftaat, maar voor het overige zeer aangenaam gelegen is, onderfcheidt zig van de andere. De kamers waren kleiner , zeer bont met fchilderijen, fnijwerken en zeldzaamheden ©pgefierd en met xustplaatfen voorzien ; daar waren traD 5 üeèn  S§ R E I Z E lieên voor de venffers en afzonderlijke toegangen en trappen. Uit het voorkoomen bleek en men maakte daar ook geen geheim van, dat deeze plaats een vrouwentimmer was. Of de vrouwen dezelve egter voor altoos, of Hechts ten gevalle der vreemdelingen verhaten had« den, zoude eene te nieuwsgierige vraag geweest 2ijn. Op zekeren morgen, als de gezant met zijn gevolg in het park ontbeet, wierd 'er een poppenfpel vertoond. Niets gelijkt meer naar de marionetten dan 'tgeen men hier zag. De gefnedenen bootften de Hemmen voortreflijk naar en het is onbetwistbaar dat de Chineefche hansworst even zoo goed is als de Duitfche en dat zij beiden alleen door den Engelfchen Punch overtroffen worden. Ondertusfchen is men een weinig verdoofd , wanneer men een Chineesch fchouwfpel van diergelijke foort heeft bijgewoond; want, geduurendede vertoor.ing, wordt 'er met een groot koperen bekken, met kleppers en andere werktuigen het onverdraaglijkst geraas gemaakt. De zeventiende September was de drie en tagtigffe verjaardag van de geboorte des Keizers. De gezant gong met zijn gevolg weder-  DOOR CHINA ENZ. 59 derom ten hove. Men verzamelde zig toen in een der keizerlijke paleizen, daar de boven beichreevene plegtigheden herhaald wierden, terwijl dezelve egter met eene wonderbaare ceremonie begonnen. In 't midden van de plaats, die de verzameling bevattede, lag een vrij groot vierkant ftuk laken uitgefpreid, op welks hoeken vier mannen met groote zweepen bij hunne voeten ftonden. Zoo dra de Keizer op den troon was, namen zij tegelijker tijd hunne lange zweepen van den grond, draaiden zig in gelijktijdige beweegingen om, flingerden dezelve en klapten met groote kragt op de aarde. Dit deeden zij negenmaalen, doch met tusfchenpoozen: na drie flagen wierden de zweepen ncdergelegd en enige minuuten laater wederom opgeraapt. Misfchien hebben andere de betekenis deezer zonderlinge plegtigheid vernoomen; mij althans wilde het niet gelukken , op herhaalde vraagen een voldoenend antwoord te verkrijgen. Het is te vermoeden dat dit gebruik uit de vroegfte oudheid der Chineefche en Tartaarfche gefchiedenis zijne oorfprong heeft en aan weinigen bekend is. Dat het op de godlijke vereering des Keizers betrekking hebbe, laat zig uit de bijkoömende om Handigheid van het getal negen gisfen, 'tgeen enkel bij de buigingen voor de»  R E I Z E den Keizer in.acht genoomen en niet alleen aan het Chineefche hof, maar ook in andere landen, daar de menschheid in haare rechten bedrogen wordt, den Despooten bij uitfluiting toebehoort (*). De Keizer had deezen daggeene openbaare vermaaken: hij bragt het grootfle gedeelte van denzelven in zijnen Lama - tempel door, daar de priefters voor en na het geboortefeest vaste- den (*) In den brief van den Afrikaanfchen Vorst van Dabomek aan george I, Koning van Groot Brittannie, dien Mr. henniker in het jaar 1789 in het Enjreisch Parlement voorlas, vindt men het volgende: „ Want gij zijr, naar ik hoor, de grootfte onder de „ blanke Koningen en ik houde mij voor den grootften „ onder de zwarte, of voor een Keizer, dewijl ik zoo „ veele Koningen onder mij heb, die het niet durven waagen, in mijne tegenwoordigheid te verfchijnen, „ zonder ter aarde te vallen en negcnmoalen met hun„ nen mond het (tof te raaken, eer zij denzelven openen „ om tegens mij te fpreeken en wanneer zij waerdighe„ den of gunstbewijzen van mij ontvangen, moeten zij „ de zooien mijner voeten met de hairen hunner ,, hoofden afwisfchen" enz. European Magazine June ?p — pallas Mongol. Fülker , pag. 198 merkt aan dat de Mogollen het getal negen voor heilig houden.  door CHINA enz. 6*1 den en gebeden zongen. Maar den volgenden dag wierd 'er in het park een vuurwerk gegeeven, waarbij het gezantfchap en alle vreemdelingen genodigd wierden. De Chineezen zijn in het vuurwerkmaaken zeer beroemd. Dit had verwagtiHgen veroorzaakt, die egter volkoomen te leur gefield wierden. Veel geraas, het eigenaartige der vermaaken van dit land, wordt daarbij niet vergeeten: de {lagen worden fterker en meermaalen gehoord dan bij ons. Voor het overige is deeze konst, die in Europa het oog betovert, hier nog in haare kindsheid. Het volgende is het eenige dat melding verdient. Eene groote kast, met verfcheidene afdeelingen en een' papieren bodem, dien men van onderen aanflak, wierd tusfchen twee paaien opgehaald; toen de bodem doorgebrand was, zakten 'er lange reien van lantaernen uit, die zig alle te gelijk in een' oogenblik van zelve aanftaken en boven aan vastgemaakt waren. De overige afdeelingen van de kast brandden mede de eene na de andere door en wierpen van verfchillende zijden eene gelijke menigte ontfloken lantaernen uit, tot hun aantal tusfchen de vijf en zeshonderd beliep. Diergelijke lantaern-kasten waren'er meer. Buitendien moet men in 'toog houden, dat het geheele vuurwerk bij dag afgeflooken wierd, 't geen  <6a ■ R E I Z E geen het alle fraaiheid volkoomen benam en denklijk niec gefchied zoude zijn, zoo de Keizer, die zig ten zes uuren des avonds ter rust begeeft , niet ontzag zig voor de avondlugc bloottefteiien. Terwijl het vuurwerk op enigen afftand afbrandde, danften 'er bij de tweehonderd perfoonen voor de groote tent, die in olijfkleur gekleed waren en lantaernen in de hand hielden. Hunne menigvuldige figuuren en hec gezang, waarmede zij hunne beweegingen vergezelden , waren voor oog en oor veel aangenaamer dan het vuurwerk. Hierop volgden andere vermaaken. Eerst kwamen 'er worftelaars , waarvan 'er altoos twee tegelijk verfcheenen. Zij waren van boven tot onder, doch ligt, gekleed, liepen van tegensovergeftelde zijden op malkanderen toe en worftelden dikwijls bij de vijf minuten, eer de een den anderen op den grond wierp, "t geen gemeenlijk door hevige ftooten in het buigen van de knie gefchiedde. De val van een* van beiden eindigde den ftrijd en de overwinnaar boog zig ter aarde voor den keizerlijken iroon. Nu kwamen 'er dansfers van verfchillende Afiatifche landaarten, deels met, deels zonder wa-  DOOR CHINA ENZ. 63 wapenen, te voorfchijn. Elke landaart had haare eigen muziek en zong bij haaren dans op de wijze der oudfte volken. De verfchillende wapenen en fpeel - tuigen zouden opmerking verdiend hebben, wanneer de omftandigheden eene nadere befchouwing van dezelve vergund hadden. De beweegingen der dansfers waren noch vluch, noch bevallig. Zij hadden bijna alle groote Jaerfen aan en waren buitendien ongemaklijk gekleed: des niettegenflaande zag men hen met vermaak. De nationaale dans bevat altoos iets van den aart des volks en is de natuurlijke afbeelding der vreugd en liefde, welker uiting , hetzij dan door haare onmiddelijke toverkragt op de zinnen, of door de opwekking van voorige indrukken , de ziel tot medegevoel ftemr. De nationaale dansfen der Rusfen * en Poolen gelijken veel naar die der Tartaaren. Een Tartaar onder de dansfers bezat de waerdigheid van den blaauwen knoop, een gunstbewijs, *t geen veeleer een teken van de partijdigheid des Keizers voor zijne landslieden dan van de voortreflijkheid des dansfers zijn zal. Uit hetgeen hierop volgde zag men dat de Chineezen in de buigzaamheid en het gefchikt gebruik hunner ledenmaaten voor geene natie onderdoen. Het volgend voorbeeld daarvan was vermaaklijk. Een man gong op den  64 R E I Z E den grond leggen en ftak zijne beenen naar de hoogte, zoo dat hij een L vormde. Toen plaatfte men een zeer zwaar, rond, fteenen watervat, van twee en een halven voeten hoogte en anderhalf voet middellijns, met den buik, op de zooien zijner laerfen en dit draaide hij verwonderlijk fchielijk in de rondte» Maar men verbaasde, toen 'er op het vat een jongen gefield wierd, die het tot het toneel zijner konst maakte. Hij dwong de buigzaame leden van zijn klein lighaam in de zonderlingfte houdingen, kroop op eene zeer gevaarlijke wijze met het hoofd vooruit in hetzelve en door eene fchroomelijke uitrekking zijner ledenmaaten wederom daaruit. De zwaarte van het vat zou, bij de geringde verkeerde beweeging, man en jongen verpletterd hebben. In het buitelen en in het doen der gevaarlijke fprong zijn de Chineezen zoo geoeffend als onze beste koorddanfers en in het balanceeren worden zij welligt door geenen Europeaan overtroffen. Enige vuurpotten, of donderdagen, die een half uur lang de lucht met een verdoovend geklapper vervulden, zonder door nieuwheid het oog tot zig te trekken, beflooten de vermaaken van deezen dag. De Keizer wierd  DOOR CHINA ENZ. CS wierd kort voor zonne-ondergang weggedragen en een iedér haastte zig om de koude des nachts te ontwijken, die hier in deeze maand de drukkende warmte van den dag fchieiijk opvolgt; eene verandering, die gevaarlijke ziekten te weeg bragt en enigen van ons het leven kostte. Den volgenden dag wierd 'er in tegenswoor. digheid van den Keizer een tooneelfpel vertoond , waarbij het gezantfchap mede tegenswoordig was. In het park is een bijzondere fchouwburg opgeregt, die enkel uit een opgehoogd terras en uit twee verdiepingen befraat. Hij is van eenen voorhof omgeeven, dat tusfchen verfcheidene gebouwen met zeer goede kamers, in een regelmaatig vierkant, beflootenis. De Keizer bevond zig in dat gedeelte deezer gebouwen, 'tgeen tegens over de tooneeIen("daar zijn 'er namelijk drie boven malkanderen) geplaatst is. Deeze tooneelen hebben geene fchermen aan de zijden; maar de agtergrond is een doorlugtige muur, met bloemen en verguldfelen verfierd en met twee deuren voorzien. De vertoonicg beftond in tournooifpelen en in den optogt van een' zeegod. In het eerfte ontbrak het niet aan verfcheidenheid; en aanfchouwers, die nooit iets beters gezien hadden, moesten 'er vermaak in vinden. De E. too-  66 R E I Z E tooneelfpeelers, die op het Chineefche tooneel oude helden, groote krijgslieden of koningen verbeelden, befchilderen hun aangezigt geheel en al met zv\art en wit, hebben lange baarden , aan eiken fchouder twee vleugelen , groote fpietfen en fchreeuwen in plaats van fpreeken. Daar verfcheenen toen veele diergelijke helden, in zeer verfchillende kleedingen, die, even als die der overige fpeelers, van de rijkfte zijden en andere ftoffen gemaakt waren. De optogt van den zeegod deed eene menigte zeernotilters te voorfchijn koomen. Zij konden egter in de lucht niet zwemmen, waarom men hun twee of vier menfehen -voeten geleend had, waarmede zij zeer deftig in ordeagter malkanderen over het toneel Hapten. Wanneer men zig nu nog daarenboven herinnert, hoe overvloedig de Chineezen hunne fchouwfpelen met kleppers, bekkens en zoogenaamde muziek vergezellen, zal men ligt begrijpen dat 'er niet weinig geduld vereischt wierd, om drie uuren lang aanfehouwer te wezen. Toen de Keizer deezen morgen met den gezant fprak, zeide hij hem: „ Gij moet niet ge„ looven dat ik mijn' tijd in fehouwfpelen „ verflijte. Een Keizer heeft genoeg bezig„ heden; maar op plegtige dagen , zoo als die  DOOR CHINA EH2. 6? die mijner geboorte, maak ik, naar het ge„ bruik mijner voorvaderen, eene uitzonde„ ring". Daar was in Dfchecho nu niets meer overig om te zien dan de Lama - en Bonzentempeis, die zes of zeven in getal waren, en waarin de Kolo sung-ta-dschin het gezantfchap geleide. Zij ftonden op kleine afftanden van malkanderen en waren van voorhoven en gebouwen omringd. Overal heerschte verkwisting, deels van masfief goud en zilver, deels van verguldfels; verder zag men reusachtige en zeer koddige afbeeldingen van goden , godinnen en dieren, als oliphanten en flangen. Voor dezelven ftonden fpijzen , vrugten en reukwerk. Van de bouworde van deeze tempels kan een onkundige in de bouwkonst niets anders zeggen dan dat zij al het andere, *tgeen men hier te lande van dien aart zag, overtrof; maar uit derzei ver befchouwing bleek dat 'er, noch in verhevenheid van ftijl, noch in fmaak van uitvoering, de minfte vergelijking met de Italiaanfche meesterftukken plaats konde hebben. Een der tempels was met houten, geheel vergulde ftandbeelden van Bonzen opgevuld, die zig door buitengemeene heiligheid onderE 2 fchei«  68 R E I Z E fcheiden hebben. Niets zoude opmerklijker geweest zijn, dan iets van de gefchiedenis dee> zer Bonzen te verneemen; maar onze tolk wilde bij ongeluk noch daarnaar vraagen, noch ©ns iets van 't geen hij gehoord had mededeelen. Als zendeling rekende hij het zijner onwaerdig of zelfs zonde, van dat geene wat den godsdienst des lands betrof, ophelderingen te geeven. In twee andere tempels vonden wij de Lama - priesters in groote menigte op den grond zitten, terwijl zij Tartaarfche gebeden voor het welzijn des Keizers zongen, de laage bas, die zij uit hunne keeien rochelden en de halve toonen, waarmede iedere zin befloten wierd , gaven aanleiding om hun gezang bij de item van een zeker dier te vergelijken. Enige hadden drooge rijst en water bij zig itaan , waaruit men hunne geftrenge leefregel te dien tijde konde opmaaken, De merkwaerdigrte van deeze tempels is de Putolah (*) of de tempel met het gouden dak, (*) Uit Tieftnthaler defcription de Pinde , chez Bernoulli i p. 427 ziet men dat: „ le Chateau oh le Lama gron, c'efl a dire le grand maitre £5?prince du Tibet refidt s'appelle Patala au Patara ou Poutala". Men vindt op dezelfde plaats van dit werk eene afbeelding vao denzelven.  DOOR CHINA ENZ. 651 dak, tot welken meer dan agthonderd Lamapriefters behooren zouden. De heuvel, waarop hij gebouwd is, beheerschc het dal van Dfchecho. Van buiten kan men den tempel niet zien, maar enkel het gebouw, 'tgeen denzelven in een vierkant omringt en vijf en zeventig roeden lang en vijf en zestig breed is. Twee lange trappen opgaande, koomt men op een' ruimen voorhof, in welkers midden de tempel ftaat. Hij vormt een regelmaatig vierkant en is bij de honderd voeten hoog. In de vier binnenzijden van het buitengebouw zijn de kamers der Lama • priefters. Overal waar men het oog wendt wordt het door verguldfels en fterke kleuren beledigd; alles is 'er snede overlaaden. Dezelfde fmaak heerscht binnen in den tempel. De afgoden hebben rijke klederen en de wanden fchitteren van goud. Op een altaar ftonden twee zeer fraai gewerkte , gouden afbeeldingen van Pagoden, die met juweelen bezet waren en denklijk onder de konstftukken, die cox voor China liet vervaerdigen, behoord hadden. De Lama-priefters zaten hier ook in groote menigte op den grond en zongen Tartaarfche lofzangen. Het dak van het buitengebouw is vlak en met dubbeld hekwerk voorzien. Van het binnenfte kan men in het midden op het gouE 3 den  To R E I Z E den dak des tempels nederzien. Het getal der dakpannen kan tusfchen de twee - en drieduizend beloopen; zij zijn alle van de grootte van gemeene pannen en, wanneer men de Mandarynen gelooven wil, geheel van masfief goud. Ik zelf hoorde den keizerlijken minister tot onzen tolk zeggen, dat zij van gedegen goud waren. Om de waarheid van dit gezegde te bevestigen, zoude men de onmeetlijke fchatten des Keizers en de Chineefche fmaak kunnen bijbrengen; ondertusfehen geloofde men onder het gezantfchap algemeen, en misfehien niet ten onrechte, dat de pannen Hechts met dikke gouden plaaten overtrokken waren. — Het uitzigt van het platte dak is, offchoon zoo verfcheiden en uitgebreid niet als dat in het park, egter des te zagter en bevalliger. Misfehien is het hier de regte plaats om van de groote overeenkomst te fpreeken, die *&r tusfchen de Lama-priefters en Bonzen, en de priefters van zekere Christlijke belijdenis plaats heeft. Hun hoofd is kaal gefchoren en met eene vierkante zwarte muts bedekt, even als die, welke de vaders in de kloosters draagen: hunne kleeding is w jd , lang en van maakzel als die der monnikken. De Lamas en Bonzen woonen in groot gezelfchap bij mal?  DOOR CHINA ENZ. ?i malkanderen en doen gelofte van kuischheid, flüzwijgendheid en gehoorzaamheid. In Putolah zag men veele afbeeldingen van eene vrouwe-gedaante, met een kind op den arm. De godin, die men in de Bonzen-tempels eert, heeft veel overeenkomst met de Maagd in den Christelijken godsdienst. Heilige Bonzen worden na hunnen dood afgebeeld en in tempelen ten toon gefield: wanneer men dit ook geene Canonifatie noemen kan, is het egter in den grond hetzelfde. Uit deeze en verfcheidene andere daadzaakcn beflooten enige van het gezantfchap dat 'er, zonder eenen werklijken voormaaligen omgang, zulk eene groote gelijkenis geenszints zoude kunnen beflaan. Men kan daartegens inbrengen dac de berichten over den oorfpröng en de vervalfching van den Christlijken godsdienst, die men in de gewijde en ongewijde gefchiedboeken vindt, niets van China vermelden, maar dat veeleer dit land, door een onverklaarbaar toeval, den Christenen eerst voor meer dan duizend jaaren bekend geworden is en eindelijk dat men uit gelijkvormigheden niets zeekers befluiten kan, dewijl verfchillende oorzaaken dezelfde uitwerking kunnen voortbrengen. Maar wat men ook ooit van dit gevoelen, welks voor en tegen hier onpartijdig geplaatst is, moge E 4 vast-  7a R E I Z E vastftellen , zal egter een ieder, die China gegezien heeft, het zeer waarfchijnlijk vinden dat 'er, tusfchen dit land en Europa, eene vroegere gemeenfchap plaats gehad hebbe, dan de gefchiedenis opgeeft. Ingevalle dit eens bewezen wierd, zoude men het buskruid op de lijst der Duitfche uitvindingen moeten doorfchrappen. Den een en. twintigften September verliet het gezantfchap DJchecho en keerde langs denzelfden weg terug. Van degeenen van ons, die aan de roode loop ziek waren, ftierf 'er een op den tweeden dag van onze terugreize. De twee Mandarynen, die ons altoos vergezelden, waren over dit rterfgeval ten hoogften bekommerd, dewijl zij vreesden dat het rugtbaar worden en hen in groote ongenade bij het hof brengen mogt. Men moet namelijk weeten dat het in China aan niemand vrijftaat in een keizerlijk paleis te fterven, opdat de Keizer niet aan zijne menschheid herinnert worde. Men moest daarom onzen dooden nog enige uuren den rol van levendigen laaten fpeelen. Hij wierd als een hoopelooze zieke in de buitengebouwen van her paleis gebragt > daar de arts hem regelmaatig bezogt en een oppasfer fpijzen en andere behoefcen voor hem eischte. De  door CHINA enz. 73 De doode wierd den volgenden morgen als een zieke in zijn' draagftoel gezet, om zijne reis voorttezetten en naderhand gaf men voor dat hij onderweg geftorven was. Een andere zieke , die de gevolgen zijner fchroomelijke kwaal geene hoop op betere uitkomst overlieten , twijffelde aan de bekwaamheid van onzen arts en deed een Chineefchen roepen. Deeze bevoelde ten minden tien minuuten langdepols van den zieken, dan aan de rechter -, dan aan de flinkerhand, nam een allerdiepdenkendst gelaat aan, deed enige vraagen aan den lijder en hield vervolgens eene lange redenvoering over de warmte en koude des lighaams, die voor alle de aanwezigen onverftaanbaar was en van enigen kwakzalvers- fnorkerij genoemd wierd. De wortel, zeide hij, dien ik zenden zal, zal de warmte terftond weder herftellen en den zieken oogenblikljk gezond maaken. Maar de kwaal wierd, naar deezen wonderdaadigen wortel, erger en de zieke genas alleen door de langzaamere, doch zeekerer middelen van de meer redenlijker Europeefche Geneeskunde. Dit enkel voorbeeld bewijst niet meer dan het kan. De zendelingen en vooral de, zedert ons verblijf in China, overledene amiot fpreeken van veele Chineefche artfen , als van bekwaame en redenlijke mannen. Het zoude E 5 ver-  74 R E I Z E vermetel zijn dit te loochenen; maar daar zijn in t-uropa veele menfchen, die, door de berichten van China misleid, zwak genoeg zijn om te gelooven dat onze artfen bij de Chineefche verre te kort fchieten. Deeze dwaasheid konde , wanneer zij al niet blijkbaar genoeg ware, ook daardoor wederlegd worden dat de Chineezen juist het tegendeel gelooven. Niet alleen de beiden verdienlïelijke artfen van het gezantfchap wierden door de Chineezen i nk> . g geraadpleegd en deeze genazen mei weinig moeite ziekten, tegens dewelken in China in 'tgeheel geene middelen bekend waren, maar zelfs een Europeefche kwakzalver , die aan het hoofd der zendelingen in Peking fiaat, heeft door zijne gewaande kundigheden in de geneeskunde, grooten invloed op den eerlten minister des Keizers verkregen. Den zes en twintigften September kwamen wij wederom in Peking aan. De Keizer volgde ons enige dagen daarna en gong naar Tuen~ min-yuen, daar de gezant met zijn gevolg op hem wagtede, om de overige gefchenken te overhandigen. Wat 'er bij deeze gelegenheid en geduurende de twee volgende weeken gebeurde is den fchrijver onbekend, naardien hij door de reeds gemelde ziekte iterk aangetast was.  DOOR CHINA ENZ. was. Naauwlijks begon hij te geneezen, toen het gezantfchap de terugrèize aanvaardde; Wantrouwen jegens vreemdelingen heeft de Chineezen altoos gekenfchetst. Zij vergunnen een gezantfchap nooit meer dan enige maanden te vertoeven , gelijk men in de uitgegeevene befchrijvingen van vorige gezantfchappen gemaklijk kan zien. Daar was nog eene andere reden om het vertrek van het Engelsch gezantfchap te verhaasten. De reizen te land zijn bijna overal ongemaklijker dan die te water, maar voornamelijk in China. De gezant wenschte daarom over de rivieren en kanaalen tot aan Tfchus - fan te gaan en zig daar in den Leeuw intefcheepen. Dit zoude de vorst, die hier reeds in November het water fluit, onmogelijk gemaakt hebben, wanneer 'er niet bij tijds toebereidfelen tot de terugrèize gemaakt geweest waren. Deeze wierd den zevenden Oftober aangenoomen. Een paar uuren voor dezelve wierd de brief van den Keizer aan den Koning van Engeland, in verfchillende taaien gefchreeven, den gezant met groote plegtigheid overhandigd en van Peking tot Tongfchu door een' rijdenden bode voor zijn' draagfloel heenen gedraagen. Alle de brieven van en aan den Keizer werden in eene bijzondere doos gelegd, die met geele zijden flof óm-  76 R E I Z E omwonden en op den rug van den overbrenger, die te paerd zit, gebonden wordt. De geele kleur doet ieder reiziger reeds van verre een' keizerlijken boodfchapper herkennen. Ook merkte men op dat, bij de aannadering van den briefdraager, die voor den gezant heenen reed, de rijdende van hunne paerden flapten en de rijdtuigen en voetgangers uit den weg gongen en ftil hielden. Deeze dagreis was kort en naardien in Tongfchu het behoorlijk aantal vaartuigen gereed lag, wierd het gezantfchap terftond den volgenden dag op de rivier Paiho ingefcheept. De Keizer liet uit bijzondere achting het gezantfchap door denKabinets-minister sungta-dschin, van welken reeds boven gewaagd is, vergezellen. Deeze won fchielijk aller harten; want zijne befcheidenheid, zijne ongeveinsde goedhartigheid en de beminnelijkfte bereidvaerdigheid om ons dienst te doen waar hij flechts konde, kenfchetflen deezen voortreflijken man. De beiden Mandarynen tscho-ta-dschin en wang-ta-dschin , die ons tot nu toe vergezeld hadden en wederom met den moeielijken post belast waren om het gezantfchap van al het noodige te voorzien, waren hem ondergefehikt. Zij moesten niet  door CHINA enz. 77 niet alleen geduurig rijdende boden vooruitzenden , om de vereischte levensmiddelen voor zoo veele menfchen te kunnen verfchaffen, maar ook, niettegenftaande hunnen hoogen rang, zeer dikwijls bij de uitdeeling van dezelve, op de verfcheidene vaartuigen, waarin wij verdeeld waren, in perfoon tegenswoor* dig zijn; want enige Ondermandarynen, die dit eigenlijk bezorgen moesten, handelden, in het begin van de reis, zoo onredenlijk, dat zij niet alleen dikwijls de helft der levensmiddelen terug hielden , maar ook fomtijds enige van onze fchepen geheel en al overfloegen. Die zoude hen beiden fchielijk verdriet in hun ampc hebben doen krijgen, wanneer zijgeene werklijke genegenheid voor het gezantfchap gehad hadden. De daaglijkfe omgang met ons had hun betere gedagten van de Europeaanen ingeboezemd : zij beminden en bewonderden de openhartigheid van het Engelsch karakter. Wederzijdsch vertrouwen en wederkeerige gedienftigheden legden den grond tot eene vriendfchap, die onafgebrooken voortduurde en aan beiden zijden het vooroordeel jegens geheele natiën, 'tgeen de menschheid zoo zeer onteert, maar nog zelfs bij de verlichtfte volkeren van Europa zoo menigvuldig plaats heeft, fterk • fcheen te ondermijnen, tscho-ta-dschin en  78 R E I Z E en wang - ta-dschin waren beiden uit de provintie Petfcheli en moesten ons alleen tot aan derzelver grenzen vergezellen. Maar zij hielden het voor zeer vleiende, toen Lord mac artney den Keizer verzogt hun te vergunnen het gezantfchap de geheele terugreis door te mogen begeleiden, waarin ook gaerne bewilligd wierd. Daar wij geen tijd verlooren en nooit ftil hielden dan daar zulks noodig was, zijn de volgende berichten natuurlijkerwijze zeer onvolkoomen. Het was ons onmogelijk iets meer te zien dan 'tgeen juist in de flteek lag, waar. door de rivieren en kanaalen liepen. Wij volgden de rivier Paiho tot aan Tiertfïng, daar wij eene andere rivier, die zig in de Paiho ontlast, ter regter zijde infloegen., "Naardien wij den Aroom tegens hadden, wierden de vaartuigen bij tegenwind aan den oever voortgetrokken ; maar offchoon de daartoe beflemde arme lieden betaald wierden, dwong men hen egter, of behandelde men hen zoo liegt, dat fomtijds alle de trekkers van een vaartuig in eens wegliepen en de vloot daardoor enige uuren vertraagden. Diergelijke ongevallen gebeurden zeldzaamer aan de fchepen, » waar-  door CHINA ïn2. 79 waarin het gezantfchap was, dan aan die, ■ waarin zig de Mandarijnen met hunne lieden bevonden. Op zekeren dag wierd zelf de Minister meer dan veertig Lys of Chineefche mijlen agter ons gelaaten. De arme menfchen wierden, wanneer men hen magtig konde worden, daarvoor wel met den bamboes geflraft; maar het wegloopen bevreemde niet zeer en fcheen iets gewoonlijks te zijn. Wij kwamen welhaast in de provintie Schantong, in welke bij Linfehing het beroemd keizerlijk kanaal begint, door middel van 'twelkmen, met zeer weinig uitzondering, van Canton tot aan Peking te water reizen kan. Het loopt tot aan Hank-tfchu-fu, in de provintie Tfchekian en heeft twee en zeventig Huizen, (zoo dezelve dus genoemd kunnen worden) die van groote Hukken graniet gebouwd zijn en aan welke keizerlijke tol betaald wordt. Zij hebben geene Huisdeuren, maar Hechts valdeuren, die nedergelaaten worden om het water tegens te houden en zij zijn zoo naauw, dat het niet zonder gevaar voor de fchepen is. Men zege dat zij werklijk veele ongelukken veroorzaaken, wanneer de vaartuigen niet juist het midden weeten te treffen. Om de flooten minder gevaarlijk te maaken, worden 'er aan beiden zij-  R E I Z E zijden kusfens en bosfen ftroo nedergelaaten. I'es nachts zijn zij met veeJe lantaernen verlicht. Hetgeen egter de zendeling le comte van den moeielijken bijftand der Huislieden bij het doorvaaren der fchepen vermeldt, heeft thans geene plaats meer. Het is klaarbiijklijk , dat de Europifche (luizen tegens de Chineefche op het voordeeligfte affteeken; maar men is in dit land zoo fterk van de voortrc flijkheid en onverbeterlijkheid van alles overtuigd, dat de voorflag tot eene verandering befpot, of zelfs als ftraf baar aangezien zoude worden. Wij waren in deeze provintie nog niet verre gekoomen, toen de gezant tijding bekwam dat ons oorlogfchip Tfchusfan verlaaten had. Hét agtergelaaten koopvaardijfchip zoude het gezantfchap wel aan boord hebben kunnen neemen, doch niet zonder de grootfte bezwaarlijkheid. Dit deed den gezant wenfehen de reis door China tot aan Canton voort te kunnen zetten , waartoe de Keizer , zoodra bet hem voorgefteld wierd, zijne toeftemming gaf. De provintie Schantong is meer vlak dan bergagtig en bezit verfcheidene aangenaame ftreeken , maar koomt op verre na niet bij de provintie Tfchi • an ■ nan, waarin wij in het laats!  dóór CHINA ènz. 3i laatst van Öétöber kwamen; De Chineezen zelve houden deeze laatfte Voor dejijkfte en voortreflijkfte; Toen China nog Keizers vari haare eigen natie had, was Nanking de fchitterendfte Had van het rijk en de grootfte van de waereld. Haar naam is zelfs den onweetendHen Europeaan bekend, döór' de ftof, die algemeen gedragen wordt en hier in menigte ver-vaerdigd word. Al hetgeeh uit deeze provintie, voornamelijk uit Sotjchu en Nanking; koomt; wordt door de Chineezen voor uitmuntend gehouden; De grootfte rivier van China , Hoangho of Quang-ho, dat is, Geelt rivier genaamd ; ftort zig buiten Tfchi-annan in de zee. Wij ftaaken dezelve dwars over. Zij fcheen breeder te zijn dan dë zaamenvloe'jing van de Rhone en Saone bij Lyoh. De ftreek lands, die zij befpoelt, is misfehien üitgeftrekter dan het bed van enige rivier op de aarde. Zij ontfpringt in de gebergten , die de provintie Setfchuen begrenzen, ftroomt door teen gedeelte van Tartarye en midden door China , in een' loop van driehonderd Duitfchè mijlen en ftort zig eindelijk in de Oosterfche zee. De fchade, die deeze rivier veroorzaakt, is vreeslijk. Zij verwoest dikwijls geheele fteden, in fpijt van de menigtè dammen, die haar binnen haare oevers tragten te houder*,: F Zij  Ss R E I Z E Zij voert daardoor eene menigte klei en aarde met zig, voornamelijk wanneer het regent, 't geen haar eene troebele geele kleur geeft, die baar den naam van Geele rivier heeft doen verkrijgen. Onze kleine vloot floeg het Kanaal, dat door de h'oang-ho doorfneden wordt, bij het verlaaten dier rivier, terftond in. Wanneer aan de oevers noch Heden, noch fraaie flreeken, noch iets anders onze opmerkzaamheid bezig hielden, zagen wij ten minflen foldaaten. Het zij genoegzaam hier over het algemeen te herinneren dat het gezantfchap overal in China, op deszelfs land- en waterreizen, krijgs eerbewijzingen genoot. Buiten de bezettingen in Heden en dorpen vindt men bijna om het half uur op den weg en aan de rivieren foldaaten wagten. Zij waren, als wij voorbij kwamen , altoos in het geweer, heften hun muziek aan en groeteden met het gefchut. Dit gefchiedde zelfs in den nacht en bij groote Heden was het een heerlijk gezigt de foldaaten, met lantaernen, die in het water terug fcheenen, in lange reien langs den oever gefchaard te zien. Het keizerlijk Kanaal loopt in deeze provintie verfcheidene mijlen verre, ter zijde van groote meiren, door raoerasfen, de,  uooi CHINA enz. 8 J die, daar het flechts mogelijk is, met graften doorfneeden zijn; het land is opgehoogd en tot rijstvelden aangelegd. Hier en daar ziet men huizen en kleine groepen van boomen. De geheele flreek is een bevallige moestuin en gelijkt naar de vrugtbaare moerasfen van Holland, voornamelijk in den omtrek van Rotterdam. De meiren zijn vol fmaaklijken visch en daar dezelve in deeze ftreeken het hoofdzaaklijk voedZel der inwooneren uitmaakt, heeft men hief nieuwe en elders onbekende middelen verzonnen om het arme watervolkjen te verfchalken. Het aanmerklijklte is eene foort van eend, in de landtaal Hwui-jing genaamd, die tot de vischvangst afgerecht wordt en , volgens de natuurkundigen, onder het gedacht der pelikaanen {Pelecanus piscator) behoort. Men bedient zig van dezelve door geheel China en wij zelve zagen haar zeer dikwijls in de provintieën Schantong , Tfchiannan , Tfchekian , Kianft en Quantong. Zij zitten op den rand der visfchersfchuiten en aan haar* regterpoot is eene lange lijn vastgemaakt * die de eigenaar in de hand houdt. Geen visch, die zig bij de fchuit waagt, ontfnapt haare fcherpziende oogen : zij duiken met de fnelheid eener pijl in het water en brengen den F & buie  84 R E I Z E buit aan haaren meester. Is de visch voor, een enkelen pelikaan te zwaar, dan helpt een andere haar denzelven naar boven brengen. Deeze dieren zoudeö zig uit gulzigheid alle de visfchen zelve toeëigenen , indien zij niet door een' ring, die hun om den hals gedaan wordt, belet wierden de grootfte doortezweb» gen ; flechts kleinere gaan door hunne verriaauwde keel en verflrekken hun tot voedzel. Het kost ongelooflijk Veel moeite om hen op die vangst afterechten ; maar wanneer zij dit ééns zijn , heeft de bezitter aan dezelve een kapitaal, dat grooten interest opbrengt. Men betaalt daarom den Keizer van deeze vogelen een'aanmerklijken impost. Hun voedzel, dat meest uit visch beflaat, geeft hun een' zeer Walglijken reuk. Onze weg voerde ons, tót ons leedwezen, niet voorbij Nanking; maar de befchouwing van de vermaarde ftad Sot-fchu-fu ftelde ons voor dit verlies fchadeloos. Op de zagte Breedte van 310 N. gelegen, naauwlijks twee dagreizen van de zee verwijderd, van de vermaaklijkfle, vrugtbaarfte landftreek omringd, door rivieren en kanaalen met de overige provintieên gerneenfchap hebbende , het verblijf der rijkfte kooplieden , het kweekfchool der groos*  DOOR CHINA ENZ. 8*5 grootfte konftenaars , der beroemdfte geleerden , der bekwaamfte tooneelfpeelers, der klugtigfte goochelaars , wergeeffter van den Chineefche fmaak, bezitfter der fchoonfte leesten van vrouwen, der kleinfte voeten , der, nieuwfte modes en der befchaafdfle taal , het vereenigingspunt der verfchillendfte vermaaken en der verachtlijkfte wellust, en de verzaamelplaats van alle rijke lediggangers en wellustelingen van China: — onder zulke omftandigheden kan Sotfchu op een' voornaamen rang onder de Chineefche fteden aanfpraak maaken. De Chineezen drijven dit zoo verre, dat zij in een fpreekwoord zeggen: boven is het Paradijs , hier beneden is Sotfchu. Men zegt dat zij eene der grootfte fteden van Chiua is en offchoon wij flechts een gedeelte van dezelve zagen, duurde het egter over de vier uuren eer wij aan het einde kwamen. De veele duizenden menfchen, die overal verzameld waren om ons te zien, fcheenen de groote bevolking van deeze plaats te bevestigen. Daar men door kanaalen door de ftad vaarea of bezijden de huizen te voet gaan kan, hebben enige zendelingen dezelve bij Venetië vergeleken, met die uitzondering dat deeze laatlte ftad zeewater beeft, en 'er in Sotjchu zoet water \s. Maar het gaat met deeze vergelijking zoo als met de meeste: zij is.zeer gebrekkig. F 3  86 R E I Z E De welgebouwde huizen zijn hier menigvuldiger dan in andere Chineefche fteden en vertoonen meer welvaart en fmaak. Dat de meeste gebouwen, die geene winkels hebben, (want deeze zijn zeer zorgvuldig opgefierd) 'er morsfig en veronachtzaamd uitzien, kan, behalven andere oorzaaken, ook gedeeltelijk daardoor koomen , dat de inwooners en vreemdelingen veel tijd in de vermaaklijke kleine gondels doorbrengen, die men in groote menigte zoo in als buiten de ftad ziet. Zij zijn gehee! verlakt en uitneemend net en zindelijk. Men zegt dat veele lieden in korten tijd hun geheel vermogen op dezelve doorbrengen en dat kooplieden, na hier hunne waaren verkogt te hebben , zeer dikwijls door de gondelvermaaken van Sotfchu tot den bedelzak gebragt worden. Op de voorfteven en ook van agteren , daar men dikwijls keukens ziet, ftaan de roeiers. In het midden is eene bedekte kajuit met vensters , die eene tafel, enige kleine zetels en rustplaatfen met kusfens bevat. In enige waren jonge lieden, die tot vermaak rondvoeren, in andere at men en in verfcheiden hoorde men muziek en zang. Zeer veele wierden door vrouwen geroeid en hadden meisjens aan boord, wier ligte kleeding, luidrugtige fcherts en vrije zeden haar voor fchooh'eren van de academie verklaarden, die hier zedert langen tijd bloeit; want  door CHINA enz. 87 want in dit land is, even als door geheel Afia, de wellust eene weetenfchap en haare fchoolieren een' tak van koophandel geworden. Sotfchufu en Hanktfchufu zijn de fteden daar de Chineefche meisjens de konst leeren om te behaagen en van waar men dezelve even als koopgoederen van handelfteden ontbiedt. De vrouwen-timmers van den Keizer en van de rijke Mandarijnen worden voornamelijk uit deeze beiden plaatfen voorzien. Men onderwijst de meisjens in het zingen, in het ipeelen op de cither, in allen vrouwelijken arbeid en in de dichtkonst. De geliefde volksliederen, dit zeide mij onze tolk, zijn door deeze meisjens gedicht. Maar haare grootfte konsten zijn van zeer fchandelijken aart. Beiden fteden hebben ook den naam van de grootfte vrouwlijke fchoonheden voorttebrengen en dogters zijn in dezelve eene der beste waaren. Bij Sotfchu wordt het kanaal breed, maar kort daarna wederom naauwer. De bruggen, die in de nabijheid der fteden en dorpen over hetzelve gebouwd zijn, verdienen door de reizigers opgemerkt te worden. Ik bezit geene kunde genoeg om die behoorlijk te befchrijven; maar zooveel ziet een ieder dat het dezelve noch aan vastheid, noch aan aanzien ontF 4 breekt»  88 R E I Z E breekt. Zij zijn gebouwd van groote gehouwen fteenen , die door niets dan door hunne eigene zwaarte fchijnen tezaamentehangen. De boogen, die verfchiliende in getal zijn, zijn zeer breed en hoog. Daar de moerasfen aan de zijden van het kanaal ontoeganglijk worden, zijn zij menigvuldiger en iemand onder ons ,' aan wiens oprechtheid niette twijffelen was (tv' verzeekerde eene brug van negentig boogen gezien te hebben. Den agtften November kwamen wij aan de grenzen van het gezegende Tj'chiannan en vervolgens in de provintie Tfchekian, die haare. nabuur in koophandel en rijkdom weinig toegeeft. De zijdeteelt is hier in haare volkoomenheid en haare zijdefabrieken zijn de bloeiendfte van China. Wanneer men dit niet uit berichten wist, zoude het aanzien van het land zulks doen vermoeden, naardien het overal met biina geene andere dan moerbezieënboomen beplant is. Het zou mogelijk niet geheel onverfchillig geweest zijn te onderzoeken, hoe de zijdeteelt in een land behandeld word, 't geen daarvoor zoo lang beroemd geweest is. Dan dit wierd door verfcheidene oorzaaken verhinderden (*) De Heerjbarrow,  door CHINA enz. 89 en men was blijde flechts het volgende wei* nige te vernee men* Daar zijn in China witte en zwarte moerbezieënboomen; maar de bladeren van de eerfte worden voor de beste gehouden. Men plant dezelve in de tweede of derde maand, dat is Maart of April, zonder bijzondere verkiezing van den grond. Men ziet daarom, bij het koopen van een plantfoea van moerbezitënboomen, enkel op de uitgeftrektheid en niet op de eigenfchap van den grond; egter wordt voor nieuwe plantfoenen, wanneer men eene vrije keus heeft, de drooge aarde voor beter dan de vogtige gehouden, die meer tot de rijstteelt gebruikt wordt. De bladeren koomen in de eerfte, tweede, derde of vierde maand te voorfchijn, naar maate de lugtftreek warmer of kouder is. Ook brengt de boom twee of driemaalen in het jaar nieuwe bladeren voort, naar de warmte of koude van de ftreek; maar de bladeren van de eerfte inzameling van het jaar zijn de beste. Voor hee overige geeft men de tedere bladeren aan de jonge zijdewormen en de groote aan de oudere. De eigenaars der moerbezieënboomen bemoeien zig niet met de kweeking van deeze infskten; zij woonen meestentijds op het land en verkoopen hunne bladeren bij het gewigt in de fteden, daar zijdewormen gehouden worden. Men F 5 ge*  $o R E I Z E gebruikt in China geene anderen bladeren tot hun voedfel dan die van den moerbezieënboom. Offchoon de zijden ftoffen van Tfchekian in vastheid en duurzaamheid van kleur die, welke in Quang-tung gemaakt worden, overtreffen, worden de laatfte egter meer en bijna alleen naar Europa gevoerd, dewijl de eerfte naar den Chineefchen fmaak met bloemen en figuuren doorwerkt , of van eene foort zijn , die bij ons niet behaagt. Daarentegen vervaerdigt men in Canton meer effen zijden-ftoffen en verkiest patroonen en kleuren, die door de Europeefche kooplieden opgegeeven en gezogt worden. De plantfoenen van moerbezieënboomen wierden in deeze provintie door niets afgebroken, dan door enige rijstvelden en door moerasfen, die wij ook hier aan beiden de zijden van het kanaal gewaar wierden. De volgende omftandigheid fcheen te doen vermoeden dat deeze zig verder dan Tjehiannan uitbreidden. Op beiden de oevers van het kanaal, die vrij breed zijn, zag men hier en daar kisten ftaan , die noch begraaven, noch met aarde bedekt waren en de lugt verpesten moesten; flechts weinige, die welligt aan rijke lieden toebehoorden, waren met kleine muuren omringd, Misfehien moet  door CHINA enz. ,91 moet men dit aan eene oorzaak, die ons onbekend is, toefchrijven; misfehien hadden de bewooners deezer moerasfen , die al het land, 't geen aan het water ontrukt was, ter bebouwing bezigden, geene andere plaats overig om hunne dooden te begraaven dan de oevers van het kanaal. Het begraaven der kisten zoude de fterkte van den dam allengskens befchadigen en zal waarfchijnlijk daarom agterblijven. Diergelijke voorwerpen hadden nu bijna alleen het aantreklijke der nieuwheid, naardien wij dagelijks veele fteden en dorpen voorbij kwamen, die malkanderen over het geheel zeer gelijkende waren. Doch zoo van onzen kant de nieuwsgierigheid ten dien opzigte verminderd was, fcheen niettemin het verlangen der Chineezen om ons te zien overal even fterk te zijn; want daar onze foldaaten en bedienden, om het aangaapen te vermijden, niet meer op het dek gongen, wanneer wij fteden doorvoeren, waren niet alleen de inwooners, maar ook de vreemdelingen, die uit de omliggende ftreeken gekoomen waren om ons te zien, in hunne verwagting te leur gefteld en de Mandarijnen verzogten de officieren van de lijfwagt van den gezant, dat zij de foldaaten zouden beweegen Qïïi zig zoo zorgvuldig niet meer te verbergen. De  f% R E I Z E De hoofftad van de provintie Tfchekian is Hangtfchufu, mededingfter van Sotfchu en eene zeer aanzienlijke plaats in China. Daar zij bijna midden in het rijk ligt en aan de eene zijde het Keizerlijk kanaal, aan de andere de rivier Tfchiang heeft, dient zij tot de ftapelplaats van de noord- en zuidlijke waaren. De huizen zijn zeer middelmaatig gebouwd, de ftraaten zijn naauw, maar wel geplaveid en de winkels rijk en menigvuldig. Ik herinner mij niet ergens zoo veele openlijke huizen daar men eeten konde gezien te hebben, een bewijs dat hier veele vreemdelingen en ambagtsfieden zijn moeten. De reisbefchrijvers zijn geheel verrukt wanneer zij van de ommeftreeken van deeze ftad fpreeken ; en men kan hun daarin geen ongelijk geeven, wanneer men ook flechts van den oever der rivier Tfchiang op Hangtfchufu terug ziet. Eene fchilderachtige landsdouw, groene heuvels en bergen , waarvan 'er zig drie door hooge pagoden onderfcheiden, verheffen zig uit de valei der ftad. De fchoonheden van dit 'bergtafereel zijn, voor mijne pen ten minflen, onbefchrijflijk en welligt kan het penceel alleen haar recht doen wedervaaren. Men koomt niet onmiddenlijk uit het kanaal op de rivier Tfchiang \ de ftad en eene der voorbeden liggen daar tusfchen. Deeze wierden wij  door CHINA Eftz. 9'S Wij in iets meer dan twee uuren tijds in draag-» ftoelen doorgedraagen en fcheepcen ons vervolgens op de rivier Tfchiang in vaartuigen in, die kleiner waren dan die wij te vooren gehad hadden, maar welken het intusfchen niet aan gemak ontbrak* Aan den oever ftond eene grootere menigte foldaaten dan wij te vooren ergens gezien hadden in het geweer , die het gezantfchap met het gefchut en klin^ kende fpeekuigen begroeteden, De Minister, die ons tot nu vergezeld! bad, verliet ons hier en tschang ta«dschin* die tot dus verre Songtu van deeze provintie geweest was en als Onderkoning naar Cantm gong , zette zijne reis met het gezantfchap' voort. Wij waren niet meer dan zes dagen" op de Tfchiang. Maar behalven de ondiepte van de rivier in dit «jaargetijde , maakt ook haar bed, dat geheel rotsachtig is, de fcheepvaart hier onaangenaam en dikwijls gevaarlijk. Elke van onze fchuiten wierd met weinige tusfchenpoozen door twintig , of fomtijds meer, menfchen, zonder welke het onmogelijk geweest zoude zijn verder te koomen, in het water voortgetrokken en voort geduuwd, Het doordringend gekletter der riemen op de ftee-nen, de plotslinge ftooten , die de fchuit dreig*  94 R E I Z E dreigden te verbrijzelen , het uitgelaaten ge* fchreeuw der fchippers en het verdoovend geroep der trekkers, zoude dit gedeelte der reis vermoeiend gemaakt hebben, wanneer de betoverende landftreek, door welke te Tfchiang vloeit, ons toegelaaten had daaraan te denken. Aan beiden zijden der rivier zijn hooge bergen, die dezelve dan naauw beperken en zig dan wederom dieper in het land uitflrekken en aan hunnen voet vrugtbaare vlakten vormen, die allerzorgvuldigst bebouwd zijn. Rijstvelden , fuikerplantagieën, chinaasappelen, pompelmoezen , pifang , granaatappelen, kastanjen, voortreflijke moeskruiden, thee-kamfer* en talk-boomen en bamboesriet ziet men beftendig aan beiden de oevers. Geen deezer gewasfen trekt zoo zeer het oog van den Europeer als de talkboom (Croton febiferum. L.) alzoo het ons zonderling voorkoomt dat eene gerieflijkheid, die wij aan het dierenrijk te danken hebben, uiteen' boom getrokken konne worden. Het is egter werklijk daarmede zoo gefield en geen van de minfle voordeden van dit voortreflijk land. De boom onderfcheidt zig van verre door zijne roode bladeren en gelijkt naar den kersfenboom. De vrugt, die het infekt bevat, heeft veel overeenkomst met de Papenmuts, met dit onderfcheid dat hier de fehil  boor CHINA enz. 95 fchil en vrugt wit zijn. De laatfte beftaat uit vier korreis en bevat een zeepachtig meel. Men kookt deeze vrugt en fchept het bovendrijvende vet af. Men maakt daarvan egter geene kaerfen zonder het met olie te vermengen , omdat het van zig zeiven te broos is. De Chineefche kaerfen verfchillen merklijk van de onze. Behalven dat zij dikker en korter zijn, hebben zij houten pitten met biezen omwonden , die fomtijds rooken. Maar zij geeven een fterk licht; de vlam flikkert niet en zij zijn goedkoop. Gelijk de vrugt van den Talkboom eene der nuttigde van dit land is, zoo houden de inen uitlanders den chinaas-appel met recht voor eene der lekkerfte en gezondfte. Dezelve is bij ons genoegzaam bekend en behoort zelfs volgens den naam in China te huis. De Portugeezen bragten dezelve eerst naar Europa en men zegt dat nog heden de eerfte Chinaasappelenftam te Lisfabon bewaard wordt. Daar zijn in China drie foorten. De eerfte en voortreflijkfte is breed en heeft eene roodachtige fchil, die zig geheel van het vleesch laat affcheiden, zonder iets van de witte fchil, die tusfchen beiden is, agtertelaaten: men kan dezelve gemaklijk uit malkanderen neemen, zonder  p6 R E I Z E der hét fap, 't geen uitneemend zoet en vei*frisfend is, te verliezen. De tweede foorc heeft eene bleek geele j ruuwe fchil , en is langwerpig, maar niet zoo zoet en faprijk als de eerfte. De derde, die wij alleen in Europa kennen, is hoog geel, vol fap, wranger dan de twee andere foorten en heeft een vaster vleesch. De eerfte heet de Mandarynen - Chi± naas appel, om haare voortrcflijkheid ; de tweede Qapitan- Chinaas-appel , dewijl zij het naast bij de eerfte koomt; en die welke in Europa bekend is de Kult-Chinaas-appel, dat is die der daglooners (draagers), dewijl zij de goedkoopfte en gemeenfte is* Wanneer de Noordlijke Europeaan de voor* treflijke vrugten van het Zuiden, die bij hem enkel door konftige warmte voortgebragt worden, hier van zelve in menigte ziet groeien * houdt hij geene vergelijking van deeze , buitendien ^ zoo romaneske , landftreek voor overdreven. Men ziet buitengemeen dikwijls verandering van tooneelen. Nu zijn het aan beiden de zijden ruuwe rotfen, die geen grasjen voortbrengen: de rivier kromt zig en in eens krijgt men de bekoorlijkfte velden in het gezigt. De menigvuldige bogten van den Tfchiang houden de nieuwsgierigheid van den reiziger be-  DOOR CHINA EN 2. 9? £ig, en hebben het verveelende niet van eene nanhoudend bevallige of geheel en al woeste landftreek. De inwooners waren Overal bezig met de rijst intezamelen en het fuikerriet te kappen. Beiden wierden in ftampmolens gebragt, die op zandbanken van de rivier gebouwd zijn en door den ltroom gedreven worden. Maar zoodra de regen in den regen-tijd de rivier doet Zwellen, worden de molens geheel onderwater gezet en onbruikbaar, dewijl zij laag gebouwd z*jm Wij zagen 'er zelfs veele in dien toeftand. Hoe zonderling dit ook moge voorkoomen $ is de Chinees egter te zeer op zijn voordeel bedagt, dan dat men gelooven moet dat zijn verlies daarbij grooter dan zijne winst zal wezen. Onze kleine water-rèis óp de Tfchiang eindigde den een en twintigften November, op welken wij voor Tfchang-sfan-fchien aankwamen. Om van hier naar Canton te koomen, moet men een' dag over land gaan. Dit was eene aangenaame afwisfeling en vervulde den algemeenen werisch om. iets van den landbouw in het binnenfte van China te kunnen zien. Dezelve wordt zeer geroemd en met reeht j want wij G *a-  9 R E I Z E 2agen goduurende deeze gantfchen dag overal blijken van de grootfte bedrevenheid. Het is den Chineezen niet genoeg de velden op het zorgvuldigfte te bebouwen; zelfs de bergen waren, even als in Tyrol en Zwitferland, tot zoo hoog als mogelijk was in kleine beddingen of trappen verdeeld en met verfcheidene tuingewasfen bepoot: de meeste beftonden egter uit rijstvelden. Om deeze behoorlijk te bevochtigen, zag men op verfcheidene plaatfen holtens, waarin zig het regenwater verzamelde, of waarin zig kleine beeken van de nabijzijnde bergen Horteden. Hieruit waren kanaalen op de nabuurige velden afgeleid en daar de grond hooger was dan de oppervlakte van het water, bediende men zig van eene foort van ketting-pomp ; om het in de hoogte te Brengen. Deeze pomp wordt door geheel China gebruikt en is wegens den rijstteelt ten hoogften noodzaaklijk: in de provintie Schantong heeft men zeer groote, die door vier tot zes mannen getreeden worden. Offchoon de Engelfche veele foorten van ketting-pompen bezitten, verzeekeren zij egter zelve dat zij het eerfte denkbeeld daarvan dén Chineezen te danken hebben. Obk zijn veele van gedagten dat het kompas, 'tgeen, kort na de terugkomst ?an marco polo in Italië, aldaar zoo men zege  bóóR CHINA enz: 99 jfeegt uitgevonden wierd, eene naarvolging van het Chineefche zij. Het is, zegt men, waarfchijnlijker dat wij van hun dan zij van ons geleerd hebben. Hier zagen wij vöor het eerst in de nabijheid thee groeien, welker bloemen en bladeren naar die van de jasmijn gelijken. Wij ontmoeteden egter geene eigenlijke thee-plantfoenen, waarvan de tedere bladeren ingezameld worden om te drinken, maar enkel verftrooide bosfchen. Veele bergen waren met jonge pijnboomen bezet, die, naar hunne grootte te oordeelen, naauwlijks enige jaaren geleden geplant konden zijn. Daar is in China weinig hout en het is verftandig op de vermeerdering van deeze groote behoefte te denken, in een land, welks binnenlandfe fcheepvaart, om geene andere benodigdheden optenoemen , de uitgebreidfte van de waereld is. Aan beiden zijden van den weg Waren verfcheidene bosfchen van den Kanadafchen pijnboom , (Pinus Canadenfis linn.) maar nog meer van bamboesriet, 'e geen door deszelfs levendig groen en regten ftam eène fraaie vertooning oplevert. Wij zagen ook verfcheidene Kamferboomen, die alle groote takken hadden en vol waren. Bijna bij ieder huis ftonden talkboomen en G 9 denk-  j'oö R E I Z E denküjk maftkt ieder landman daarvan zijne e!-* gene kaerfen. De weg, langs welken wij reisden, was deels, met gruis zand en deels met veldfleentjens bevloerd en zoo wel breed als gelijk. Zwaar belaadene last-wagens of Europifche reiskoetfen zouden dezelve weidia bederven. Maar. bijna alle lasten worden hier op de fchouderen gedraagen: ook reist men meer in draagftoelen en te paerd dan in wagens. De menigte fteden en dorpen , die malkanderen fchielijk opvolgen, getuigen van de bevolking deezer ftreek„ welker zagte lucht de groote kosten van ftevige huizen onnodig maakt. Men vindt in de Chineefche fteden eene bij* zonderheid , die men beter zien dan verhaalen kan — de openbaare tempels van Cloacina. Zij zijn niet, gelijk op andere plaatfen, tot gemak van het algemeen, maar tot nut en op kosten van diegeenen opgeregt, die de offers „ als de grootfte nuttigheid voor hunne akkers, gebruiken. Men vindt dezelve niet op eene bedekte plaats van de ftad> maar op de meest bezogte ftraaten. Ook betuigen de Chineezen zulk eene groote achting voor de bewaaring van diergelijke offers , dat — maar reeds te veel daarvan, Aas  DOOR CHINA ENZ. 101 Aan de zijden van de bergen waren verfcheidene grafplaatfen, die uit eene kleine bemuuring beitonden , waarin fomtijds venfters waren en die met boomen omringd was. De buitengemeene oplettendheid der Chineezen voor de graven hunner ouderen en voorvaderen is bekend, Zij kiezen de plaatfen zorgvuldig uit en verfieren dezelve met alle kosten, die hun fland toelaat. Wij kwamen deezen dag bij Zau-ping , in de provintie Kiangfi en wierden bij Jusfan■dfchien, op de rivier Tusfan-cho in zeer ge-, maklijke vaartuigen ingefcheept, die niet alleen van keuken , flaapkamers en eetkamers voorzien waren , maar ook genoegzaame ruimte voor onze pakkaadjen hadden en of befchilderd, of met papier behangen waren. De Tu -sfan ontlast zig, gelijk veele andereZuidlijke en Westlijke rivieren , in het meir Pojang of Hwoy-jang-chu , 't geen wij overvoeren. Het is vischrijk en verfchaft veelen duizenden armen lieden voedfel, die geene andere kostwinning dan de vischvangst hebben. De netten én visfchers-eenden zijn egter de eenige middelen niet, die zij daartoe gebruiken. Men ziet op deeze plaats aan den oever eene menigte wit geverwde planken liggen, die naar het G 3 wa-  io* REI Z E water afhellen en bij welke de booten met netten geplaatst zijn. De maan doet de plank in het water terugfchijnen , waardoor de visfchen bedrogen worden; zij fpringen in de. fchuit of in de netten en de visfchörs doen, geene andere moeite, dan hunnen ligt verkreegen buit wegtevoeren. Lang voor onze aankomst in deeze provintie had men ons de gevaaren van deeze vaart afgefchilderd. Men zeide dat wij over watervallen moesten. Le comte, benevens andere zendeiingen en voornamelijk het bericht van het Hollandsch gezantfchap naar China bevestigen deeze fchrikbaarende befchrijvingen. Iemand, die flechts van watervallen gehoord, maar veelmeer die dezelve gezien heeft, moeten de hairen te berge rijzen, wanneer hij aan het overvaaren van dezelve denkt. Maar de reizigers veroorlooven zig vrijheden als de. dichters en daaronder behooren de zoo gevreesde watervallen. De vernaaien daarvan zijn , om niets meer te zeggen , overdreven. De rivier Tatfchiang, op welke wij van het meir Hwoy jarig kwamen , is voor het grootfte gedeelte klippig en moeielijk te bevaaren. Dit was het al. Desniettegenftaande hoorde men onder onze talrijke vloot, die uit zestig vaar-  door CHINA enz. 103 •lyaartnigen beftond , van geen enkel ongeluk. Het gedeelte van de provintie Kianfi, 't geen wij doorreisden, was vlak en zandig, 't welk aan de overftroomingen van het raeir Hwoy-jang, die dikwijls vijf maanden duuren, is toetefchrijven; een ander gedeelte is rots- en bergachtig. Ondertusfchen zagen wij enige dagen lang aan beiden de oevers fuikerriet en rijstvelden. Om deeze te bevochtigen, had men , daar de oever hoog was , groote raderen geplaatst, die het water naar boven bragten en in eene greppel uitftorteden , van waar het zig verder verfpreidde. Veele ber- . gen waren met de Tfcha-chwa of Theebloemheester of Chineefche Roos(Camelia Japonica unn.) beplant. Derzelver nuttige bloeifem, welke die van de thee zeer gelijkende is, verfchaft eene olie, waarvan de Chineezen zig menigvuldig bedienen. Offchoon dezelve de olijven-olie niet evenaart, is zij egter zuiver, vet en zonder kwaaden reuk. Zij maakt een gedeelte van den handel in deeze provintie uit. De geringe lieden draagen in deeze landfixeek eene foort van voetzooien van ftroo, niet ongelijk aan die der oude Romeinen : door de teenen en over de hielen loopen banden, met welke men dezelve op den voet vastmaakt. G 4 Den*  x°4 R E I Z E Denklijk maakt de hitte van het zand deeze zooien noodzaaklijk : men ziet deeze drags mede overal in de provintie Quantung en in Macao. Ik heb tot nog toe niet aangemerkt dat de fireeken die wij geduurende onze geheele waterreis van Tongjchu tot Canton zagen met Pagoden praaien, die overal in menigte zijn, of wanneer men wil, dat deeze Pagoden fraaie en vrugtbaare vlakten aanduiden ; want de Bonnen hebben even als de.fligters der kloosters gezorgd, altoos de voordeeligfte plaatfen voor hunne tempels uittekiezen. De hoofdftad van de provintie Klanfi is Nantfchang-fu. Wij kwamen digt voorbij dezelve en waren verbaasd over de menigte grooteen kleine vaartuigen , die 'er voor lagen. Het getal van de groote wierd door iemand, die dezelve ondernam te tellen, over de vierhonderd opgegeeven. Om zig een denkbeeld van de groote te maaken, moet men begrijpen dat zij in de doorfnede honderd eh vijftig voeten iang, veertien breed en omtrent twaalf diep zijn en bij de tweehonderd en vijftig tonnen Jaaden kunnen. Het aantal van de middelmaarige en kleine was, wannew het  o o o & CHINA enz. 105 gezigt niet veel bedriegt , nog eenmaal zoo groot. Welk een handel! Hoe groot moeten * de benodigdheden van zulk eene ftad zijn! Wij hadden hier wederom trekkers voor onze fchuiten noodig. Zij waren beter gekleed dan die, welke wij te vooren gehad hadden. Voor het overige zongen zij dikwijls en fcheenen hunnen harden ftaat niet zoo fterk te gevoelen, dan men wel gelooven zoude. Wij zijn niet gewoon menfehen het werk van dieren te zien verrigten ; maar bij eene behoorlijke vergelijking zoude men welligt vinden dat veele van onze arme lieden niet veel ligter arbeid doen. De trekkers hadden de gewoonte van bij de fuikervelden rieten uittetrekken, om hunnen dorst te ftillen, eene vrijheid, die hun geoorloofd fcheen te zijn. Aan het einde van de provintie Kianfi wordt de rivier Ta-tfchiang tusfchen rotsachtige bergen als ingedrongen tot aan Nanganfu, daar dezelve wederom breeder wordt. Buiten deeze ftad begon onze laatfte reize te land. De weg, die zeer middelmaatig geplaveid was, liep ongemerkt op door wel bebouwde dalen , die aan beide zijden door bergen ingeiloten waren en dikwijls fraaie gezigten opleverden. Wij Zagen overal veele rijstvelden, die onder waG 5 ter  ïoó* R E I Z E ter gezet waren. Na omtrent twee uuren tijds voerde de weg ons over den hoogen berg Miling, die de provintieën Kianfi en Quantung van malkanderen fcheidt. Daar de weg over denzelven gaat is hij geplaveid en met enige huizen bezet, maar zeer fteil en in 't bijzonder vermoeiend voor de paerden: veele van deeze arme dieren waren , offchoon de meeste rijders affteegen, zoo uitgeput, dat zij na den middag dood op den weg nedervielen. De oorzaak daarvan beftond zeekerlijk voor het grootfte gedeelte in het verzuimen van hun voeder te geeven; want de Chineezen zijn zoo het mooglijk is jegens hunne paerden nog onbarmhartiger dan de Europeaanen. Men zegt dat de Miling drie duizend voeten boven de oppervlakte van de zee verheven is. Mij is van meer kleinere bergen omgeeven, die verfcheidene diepe holen vormen en met boomen en hoog gras begroeid zijn, 't geen deeze groep het aanzien eener romaneske wildheid bijzet. Wij ontmoeteden deezen geheelen dag door eene menigte menfchen, die de bovengemelde Tfcha- chwa-olie op hunne fchouderen naar JVanganfu droegen , van waar zij verder vervoerd wordt. De meeste bergen waren ook met Tfcha-chwa ftruiken begroeid. Zoo dra wij  boor CHINA enz. 107 wij in de provintie Quangtung, op welke Flora alle haare zegeningen heeft uitgeftort, gekoarnen waren, zagen wij op de velden veele vrouwen , die wij voorheenen nooit aldaar gezien hadden. Men zegt dat de inwooners van deeze provintie zeer arbeidzaam zijn en in de omliggende ftreeken bij voorkeur tot huisbedienden en akkerlieden gebruikt worden' In Quantung zijn de Europeaanen meer bekend dan in het overige gedeelte van China; men verachc hen en geeft hun den naam van Quitfe, dat is duivels, omdat de Chineezen in hunne fchouwfpelen de duivels met naauwe klederen, gelijk wij draagen, vertoonen. Het kwam ons dus niet onverwagts voor, met deezen eernaam door het gemeen begroet te worden. Daar wij egter met den Onderkoning reisden en onze Mandarynen van zeer hoogen rang waren, waagde het niemand het gezantfchap opentlijk te beledigen. Wij virierden bij Nan-tjchang-fu, 'tgeen de tweede ftad van deeze provintie is, voor de laatfte maal ingefcheept en waren flechts nog een paar dagreizen verwijderd van de plaats, die wij zoo zeer weDSchten te bereiken. Men kan ligt de reden daarvan begrijpen, wanneer flien bedenkt dat wij federt vijftien maanden gee-  ïo3 R E I Z E geene nieuwstijdingen uit Europa bekoomen hadden en dat wel in een' tijd, wanneer de gewigtigfte veranderingen aldaar voorvielen. De oevers van den Sicho, die van hier naar Canton ftroomt, zijn voor het grootfte gedeelte bergachtig en gedeeltelijk rotsachtig. Men zag verfcheidene kalk- en fteenkoolen-mijnen; de kooien van de laatfte waren egter van de kleine foort. Verder naar Canton zagen wij veele pannen-bakkerijen. Enige bergen waren met pijnboomen bezet en zeer weinige bebouwd. Vijf v:m dezelve onderfcheiden zig door hunne zonderlinge gedaante en naardien geen volk meer daar rp letten kan dan de Chineezen doen, hebben zij ook hier eene gelijkenis verzonnen en deeze bergen U-ma - tchu of de vijf 'faer denkoppen genoemd. In Tekian zoude zelfs de gedaante van een' hunner afgoden door verfcheidene bergen gevormd worden, en de opmerkingen der zendelingen wegens de naamen en gewaande gelijkvormigheden der bergen in veele andere provintieën zijn mede ten hoogflen zonderling. Omtrent eene dagreize van Canton kwamen wij aan ' de rots Otian - inn -fchann , die de Chineezen , om derzei ver ruuwe, puntige en overhangende fteenen en wegens den overou- üer,  öoöfR CHINA ênz. to£ den tempel aldaar, met eerbied befchouwen/ Dezelve is ongeveer zeshonderd voeten hoog aan alle kanten loodregt en gevolglijk van natuur ontoeganglijk; maar aan de zijde # die door de rivier befpoeld wordt, is een hol vanr middenmaatige grootte uitgehouwen v 't geen zedert onheuglijke tijden door Bonzen (*) bewoond wordt. Het hol heeft drie openingen, die boven malkanderen geplaatst zijn : de eerfte is omtrent twaalf voeten boven het water de tweede vijftig en derde honderd voeten. De eerfte verftrekt tot deur, de twee bovenfto tot venfters van twee verdiepingen, (wanneer men dezelve dus noemen kan) die door gemaklijke trappen vereenigd zijn en akaaren van den Puhs/d bevatten. De eerfte verdieping is met planken belegd en met ftoelen voorzien. Aan de ruuwe rotsachtige wanden van deeze kamer ziet men geene andere fieraaden dan enige zedenfpreuken en geheimzinnige zinfpeelingen op de wonderbaare gefchiedenis vatt den afgod, die aldaar in oude letters uitgehouwen zijn. De vriendelijke Bonzen ontvongen ons zeer hartlijk, fcheenen gaeme vreem- (*) Het woord Bonze is den inboorlingen onbekend en ontrtaat denkelijk uit het Chineefche Hwoafchang, 't pen priester betekend,  liö R E I 2 E vreemdelingen te zien eh verfmaadden êefii kleine aelmoes niet. De nieuwe Onderkoning van Canton , iri wiens gezelfchap wij, als boven gemeld is* bet laatfte gedeelte van deeze reis afgelegd hadden, was enige dagen vooruit naar Cantotï gegaan, om de voltrekking zijner gegeevene bevelen om het gezantfchap te ontvangen té befpoedigen, en onze reis wierd met opzet vertraagd om hem meer tijd te doen winnen. Offchoon onze reis-fchuiten goed waren, zond de Onderkoning egter hetgezantfchap zeer welgebouwde en verfierde ftaatfie- vaartuigen të gemoet, op welke wij den negentienden December , na eene onafgebroken reis van vier eri zeventig dagen van Peking , te Canton aankwamen. De Onderkoning bewees het Engelsch gezantfchap meer eer dan de overige hier handel drijvende Europeaanen en de trotfche Mandarynen misfehien zullen gewenscht hebben; Hij ruimde hun in de voorfiad een' geheelea tuin met zeer goede gebouwen in , die toert met opzet op de Engelfche wijze ingerigt en gemeubileerd waren. — Zonder van de krijgseerbewijzingen te fpreeken, wiet4 het gezant- fehap  DOOR CHINA ENZ, III fchap door den Onderkoning den Fujien den Hupu en de andere voornaame Mandarynen van zijn hof met veel pragt ontvangen. Men had daartoe eene zaal op de Chineefche wijze voorbereid. Het is in dit land gebruiklijk dat gezanten , wanneer zij voorneemens zijn het rijk te verlaaten , den Keizer voor de betoonde gunften en in 't bijzonder voor de veilige en gemaklijke reis door het rijk plegtig bedanken en dezelfde plegtigheden herhaalen moeten, die gewoonlijk in de tegenswoordigheid des Keizers verrigt worden. Naardien op de terug reis de beleefdheden jegens het gezantfchap op bevel des Keizers in de daad uitfteekende geweest waren en de Onderkoning, een voortreflijk man van een zeer rechtfchapen karakter, benevens onze beiden geleiders tschota-dschin en wang-ta-dschin , van welker gezintheid ik boven gefproken heb, zig met de opregtfle hartlijkheid beijverden om ons dienst te doen, viel deeze plegtigheid het gezantfchap niet moeielijk. Hetzelve bleef drie weeken te Canton en ontvong aldaar dagelijks blijken van de goedheid des Onderkoning. Hij liet verfcheidene geboden ten voordeele der Engelfchen uitgaan. Het ftrekte deeze natie tot eer dat zij de andere Europeaanen daarvan fflies uitfluisen wilde; dus zuilen alle de nieuwe in-  Ufc R E I Z E ïnrigtingen, die ten voordeele der Engelfchërf' gemaakt zijn, of in het vervolg nog gemaakt zullen worden , allen Europeaanen cot voordeel ftrekken. Misfehien zoude de gezant naar andere ge.» deelten van Afia gezeild zijn, of zijne terugreis naar Europa onmiddelijk aangenoomen hebben, zoo de oorlog het niet noodzaaklijk gemaakt had' de koopvaardijfchepen door den Leeuw te laaten vergezellen. Slechts enige der zwaarfte fchepen keerden terug; maar de meeste gongen onder befcherming van den Leeuw naar Engeland. Eer ik egter daarvan fpreek, wenscht men willigt iets van Canton te verneemen. Deeze is indedaad zulk eene aanmerklijke handelplaats, dat, hoe weinig ook de fchrijver daarvan weet te zeggen, het onver* geeflijk zoude zijn datgecne, 't welk ter zijner kennis gekomen is, niet medetedeelen. Canton zoude enkel als hoofdftad van het Chineefche rijk, als verblijfplaats van den Onderkoning, als Manufaéluur-ftad, als eene der grootfte handelplaarfen van het Chineefche rijk en als haven der inlandfche fchepen, die naar Japan , Gochintkifia,, Batavia, enz. gaan, zelfs zonder allwi Europetfchen handel, aanmerk»  door CHINA enz. 113 merklijk zijn. Maar nu de ver afgelegen bui* tenlander zijne rijkdommen daarhenen brengt, wordt zij van veele voor de eerfte Afiaiifche koopftad gehouden ; en zoo lang de thee in Europa en Amerika zulk eene groote behoefte blijft als tot heden , zoo lang de Chineezen in de Europifche manufaéluuren fmaak blijven vinden en vreemde voortbrengzelen noodig hebben, zal Canton denklijk altoos den voorrang boven alle de overige Afiatifche kooplieden behouden. De Sopgtu, die in Canton volgens den tongval Santok of Tfchontok genoemd wordt, en dien de Europecrs niet ten onrechte met eenen Onderkoning vergeleken hebben, is de voornaamfte van de ftad en de provintie, een Tartaar van geboorte, met den Keizer vermaagfchapt en dus een der eerfte van het rijk. Hij beheerscht twee groote pro* vintieën, Qjiantung en Kiap/i en zijne inkomilen zijn zeer aanzienlijk. Tot bewijs van zijne onbepaalde magt verhaalt men dat de voorige Onderkoningen gewoon waren onder de kostbaare konstftukken, als Engelfche fpeeluurwerken , (hier Smg-fong genaamd) die hier op Europifche fchepen ingevoerd wierden , voor zig de beste uittezoeken. De Cohongs, van welke naderhand gefproken zal worden , moesten dezelve terftond voor hun H geld  ii4 R E I Z E geld koopen en den Onderkoning ten gefchenk geeven. Daarvoor liet hij alle hunne ongerechtigheden ongeifrafc doorgaan. Men kan egter met grond vooronderflelien dat de tegenswoordige zeer braave Onderkoning de fchandeüjke gewoonten zijner onrechtvaerdige voorgangeren zal laaten vaaren. Canton ligt aan eene rivier, die naar de ftad genoemd word en zig op een' afftand van vijftig Engelfche mijlen van dezelve , bij Bocca Tigris, in de zee ontlast. Deeze Bocca of mond, die door eene kleine vesting ter weder zijden verdedigd wordt, heeft haaren flafirh van een klein nabij gelegen eiland, Tigereilandgenaamd. Alle fchepen, die mar Canton koomen , moeten de Bocca doorvaaren. Het behoort egter onder dé bezwaaren , welken de Europeërs bij den Chineefchen handel onderworpen zijn, dat men hen noodzaakt eerst naar het eiland Macao te zeilen, 't geen zestien Engelfche mijlen van dezelve afligt. Aldaar betaaien zij veel voor lootfen en voor een fchriftlijk verlof, dat zij volftrekt noodig hebben, om de Bocca ingelaaten te worden. Beha] ven dat deeze omweg fchepen, die lang in zee geweest zijn, zeer onaangenaam zijn moet, locpen zij daarbij ook dikwijls gevaar, doordien  DOOR CHINA ENZ. 115 dien de zee in dien omtrek buitengemeen ilormachtig, klippig en vol kleine eilanden is. De fchepen kunnen ,' .wanneer zij de Bocca door zijn, wegens de ondiepte van de rivier niet verder dan tot Wampu koomen, daar zij drie uuremhoog, voorde Had, volkoomen veilig liggen.' Tusfchen Wampu en Canton zijn niet .minder dan drie tolhuizen (*), bij ieder van dewelkeh de fchuiten aangehouden en naauwkeurig doorzogt worden, voor dezelve aan de Faktoorijen koomen kunnen. Dee- (*) Men noemt dezelve in Canton Tfchop-kuizen, tfchop (oslick fchrijft Tiapp en soknkrat la chappe') betekent eigenlijk een zegel en wordt voor alle fchriftlijke bevelen der RTandarijnen gebruikt, naardien zij 'er hunne ftempels op drukken. Men geeft ook den ipannfchen, daalers, .waarop de Mandarijnen de waerde in Chineefche letters gedrukt hebben den naam vznTfchopdaalders. "Bijna alle, die hier in omloop koomen, hebben deeze tekens en zijn nog daarenboven aan de kanten ingefneeden-» waaraan mea'zien kan óf zij' van goed zilver zijn. Men hoort hier in de winkels nog eene andere zonderlinge uitdrukking, die daarvan ontleend is. V/aareo en alles van de beste foort worden .daarnaar first Tfchop (eerfte Tfchop*) en de geringere fesond Tfchop (tweede Tfchop*) genoemd. II »  u6 R E I Z E Deeze zijn aan den Westlijken oever van de rivier door de Hollanders, Engelfchen, Franfchen, Spanjaarden en Zweeden gebouwd, en onderfcheiden zig van verre door hunne vlaggen, die van hooge masten waaien. De Hollafidfche en Engelfche Faktoorijen hebben van vooren overdekte galerijen, die hier, mee een Indisch woord, Veranden genoemd worden. Alle de Faktoorijen, doch in 't bijzonder de Engelfche, die verre de grootfte is, hebben flechts eene verdieping, maar zijn ruim en met fmaak gemeubileerd. De voorftad van Canton, waarin dezelve liggen, (want in de ftad zelve mogen geene Europeaanen koomen ) bevat eene menigte ftraaten, die alleen uic winkels beftaan. Verfcheidene van dezelve zijn zoo vol van Europeefche waaren, dat men, als men'er doorgaat, in eene onzer fteden meent te zijn. Over het geheel kunnen egter, onder behoorlijke bepaalingen , geene twee plaatfen eikanderen meer gelijken , dan de Merceria in Venetië en deeze voorftad, Men heeft hier bijna alle behoeften, die in Europeefche havens gevonden worden; voornamelijk zijn de levensmiddelen zoogoed, in zulk eene menigte eh zoo goedkoop, dat men niets meer te verlangen heeft. Behalven het fmaaklijkst vleesch, heeft men ongemeen goede groen-  door CHINA enz. 117 groenten en vrugten. In het namaaken van Europisch en inzonderheid Engelsch huisraad hebben de Cantonners het reeds zoo ver gebragt, dat verfcheidene dingen hier even zoo goed en veel beter koop dan in Engeland vervaerdigd worden. Dit is het geval met gemeen zilverwerk , koffers enz. De talrijke Chineefche kleedermaakers van Canton wer. ken bijna zoo goed als de Engelfche en flechts half zoo duur. Doordien nu de zijden en wollen ftoffen hier in groote menigte gemaakt worden, kan men bijna nergens de klederen voor laagere prijzen koopen. Ook wascht men hier voortreflijk en veel beter koop dan in onze hoofdlieden. Men kan dus ligt begrijpen dat Canton in dit opzigt voor de fchepen zeer gefchikt is. Men moet egter in den handel zeer voorzigtig zijn, wanneer' men zig door de Cantonners niet wil laaten bedriegen. De natie wordt over 't algemeen befchuldigd van onredelijk te zijn, ja zelfs het bedrog voor prijzenswaerdig en fnedig te houden. In dit opzigt zijn de inwooners van Canton ten hoogden flim en zelden verlaat iemand deeze plaats zonder dit ondervonden te hebben. Tegens de list der Cantonfche kooplieden kan men ten minden oplettendheid geH 3 brui-  tri R E i z E, bruikeri; maar de openbaare bedriegerijen van den Hupu of Opperontvanger der Keizerlijke tollen cn van de andere Mandarijnen moet men geduldig aanzien. Dc fcheepskapiteincn zijn genoodzaakt deezen rooveren tien ten honderd meer te betaukn dan dc fom bedraagt, die de Keizer van hun vordert. Zij neemen onder dien naam van elk groot fchip twee- en- twintighonderd Taks of oneen zilver, maar eisfehen nog daarenboven van elk fchip duizend negenhonderd en vijftig Taks. Deeze laarlle fom was in het begin enkel een gefchenk, wierd egter allengskcns eene verpligting en is thans eene bepaalde belasting. De Europëaanen mogen buitendien geen handel drijven met degeene.,. welke zij verkiezen; maar men wijst hun tien kooplieden aan, die Cohofig of gemeenlijk Hong genaamd worden. Deezen perst de Hupu zo veel af als hem belieft en laat hun daarvoor de vrijheid zoo veel voor hunne waaren te eifchen als zij willen. In de twee maanden, die voor onze aankomst in Canton verltreken waren, had de Hupu deezen Cohong-kooplieden tweehonderd-duizend rijksdaalders afgeperst. Daar. nu het verblijf der Europeefche kooplieden in Canton nog vier maanden duurde , kan men gemaklijk na-  DOOR CHINA ENZ. lip nagaan welke fommen deeze knevelaarijen beloopen moeten. Maar het vernederehdfte in den handel der Europëaanen met Canton is dat men hun flechts een gedeelte van het jaar vergunt aldaar te blijven en hen noodzaakt den overigen tijd in Macao doortebrengen. De Faktoorijen , offchoon op hunne kosten gebouwd, behooren niet aan hun, maar aan de bezitters van den grond, waarop dezelve ftaan. Men vergunt hun niet den grond te koopen en dus bezitten zij hunne eigene huizen in huur. Offchoon de Europëaanen altoos met geld of waaren gereed betaalen, zijn zij niettemin verpligt voor 't geen zij zelve verkoopen krediet te geeven en zonder gerechtlijke zcekerheid te vertrekken. Op deeze jaarlijkfe togten van Canton naar Macao en terug, moeten zij van het huisraad en andere behoeften, die zij medeneemen, elke reis op nieuw tol betaalen; zoo dat zij geen fl.uk huisraad bezitten, van 't welk zij niet twaalf of meermaalen impost gegeeven hebben. Tot de aankomst van bet Engelsch gezantfchap te Canton had men geen middel om zig fchriftlijk of mondeling tot den Onderkoning te wenden. Het was ftreng verboden eenen vreemdeling de Chineefche taal te leeren en men H 4 hield,  i2o R E I Z E hield, naar de gewoonte des lands, den afdand tusfchen den Onderkoning en een' koopman voor te groot, dan dat deeze het zoude hebben durven waagen zijne klagten, met behulp van een' tolk, in perfoon voortedraagen. De koopmans ftandis, namelijk, in China ten ui. terften veracht. De vreemde kooplieden gevoelen deeze vernedering des te meer, doordien hun itand in alle verlichte Europifche landen in achting is. De Engelfchen lijden dubbel daarbij, naardien men hen voor de wildfte van alle Barbaaren (dus noemen de Chineezen de Europëaanen) houdt. Deeze eer hebben zij hunnen matroozen te danken, die in de daad de zagtmoedigfle menfchen niet zijn; en en wanneer in het vervolg de Europeüanen , die handel drijven, zig niet wagten den Chineezen door hunne zeden aandoot te geeven, zullen de verachting en zelfs de openlijke befchimpingen, waaraan zij hier blootgefleld zijn, fteeds aangroeien. Men kan zig daarvan een denkbeeld maaken, wanneer men weet dat het gemeen fomwijlen zoo verre gegaan is van de Europëaanen met fteenen te werpen. Ieder Mandarijn, zelfs de geringde, houdt zig voor beter dan een koopman. Het volgend voorbeeld toont dat het gezant'  DOOR china ENZ. 121 zantfchap even zoo verachtlijk behandeld zoude geworden zijn, wanneer het gedrag van den Onderkoning jegens het zelve dit niet belet had'. Verfcheiden Cantonners' waren den Onderkoning tot in de provintie Kjsurfi te gemoet / gekoomen. Wij merkten weldra aan enige fpotachtige uitdrukkingen dat zij dagten dat de geheele Engelfche natie enkel uit fchippers en kooplieden, dat is, volgens hun denkbeeld, uit zeer verachtlijke menfchen, beftond. Met verwondering zagen zij de ongedwongen hartlijkheid der voornaame Mandarijnen jegens de heeren van het gezantfchap en met misnoegen het vrij gedrag van deeze jegens de eerfte. Zij hielden dit voor onbefchaamdheid en maakten daarover in hun gebroken Cantonsch Engelsen tamelijk onbefchofte aanmerkingen. In hec begin gaf niemand 'er acht op, tot een ernftigvoorval het gezantfchap meer op hun gedrag jegens hetzelve deed letten. Twee onzer geleerden waren op zekeren dag aan den oever gegaan om planten te zoeken. Een Mandarijn van hoogen rang uit Canton zag dit. Of hij wist niet wie zij waren , of hij wilde dit niet weeten en beval eenen Mandarijn hen wegtejaagen. Zij verzettn 'er zig regens. De foldaat fiocg hen. Verbaasd en vergramd ijlden zij naar den Mandarijn, die hec bevel h 5 ee-  iaa R E I Z E gegeeven had en noodzaakten hem op het vaartuig der beiden Keizerlijke Mandarijnen , onze geleiders, te koomen. Hij wierd bleek en begon te fmeeken; maar zoo iets konde niet ongeftraft voorbijgaan. De Onderkoning ontnam hem niet alleen zijne waerdigheid, maar liet hem daarenboven veertig flagen met den bamboes geeven. De foldaat wierd, ondanks alle voorfpraak, gruuwelijk geftraft. Men door • ftak hem de beiden oorlellen met een gloeiend ijzer, floeg hem erbarmlijk en zette hem ten laatften nog in een zeer pijnlijk werktuig. Hoe zeer de Europëaanen in Canton voor Barbaaren gehouden worden, die men niet vertrouwen kan, bewijst ook hunne naauwe beperktheid aldaar. De Faktorijen en enige enge ftraaten zijn de eenige plaatfen daar men hen duldt. Zij durven zich noch op het veld, noch in de ftad, noch op de rivier waagen. Eertijd, zegt men, hadden zij deeze vrijheden; maar het onrustig gedrag der matroozen maakte het noodzaaklijk hun die te ontneemen. — Wat daarvan zij , het is niet onwaarfchijnlijk dat zij deeze en veele andere wederom bekoomen zullen , wanneer het Engelsch hof het goedvond de aangevangen verbindtenis met het Chineefche naauwer toetehaalen. Zelfs bij  door CHINA enz, 133 bij' het verblijf van het gezantfchap in Canton gaf de Onderkoning ten voordeele der Engelfchen en andere Europëaanen verfcheidene bevelen, waarvan de aanmerklijkfte waren , dat men voortaan van de fchepen enkel Keizerlijke tol zoude eisfchen en de eerfte afgezant van den Engellchen handel vrije toegang tot hem hebben zoude. Of dit in het toekoomende plaats zal hebben , valt zeeker. moeielijk te bepaalen. Wanneer dit intusfchen niet gefchiedde, wanneer de bepaalingen drukkender wierden en men den handel van eene of van beiden zijden Haakte, zouden dan Engeland en China daarbij veel verliezen, of zoude het verlies flechts aan eenen kant zijn? Lieden, die kunde van de zaak willen hebben, beweeren dat de Chineefche handel voor Engeland de nadeeligfte van allen zij. In het jaar 1792 bedroeg het verfchil ten voordeele der Chineezen twee en eene halve millioenen ponden flerling , waarvan verre het grootfte gedeelte in zilver betaald wierd. In 1793 wierden 'er drie en twintig millioenen ponden thee naar Engeland gevoerd en het verfchil ten voordeele der Cantonners was nist veel minder dan in het voo* rige jaar. Het is waar dat de Maatfchappij, voor-  124 R E I Z E voornamelijk de medeleden van dezelve, die zig in China ophouden, en de Kapiteinen van de fchepen , die daarvoor gebruikt worden , daarbij winnen; maar wanneer men de behoeften en uitgaaven van een volk vergroot door hetzelve rijklijk van iets te voorzien, 'tgeen het buitendien in korten tijd ligt zoude willen en kunnen ontbeeren , ver/trekt dit het land dan toe nut? Maar zoude China, wanneer de Europifche handel in Canton ophield , daardoor lijden ? — Hoe kan men daaraan twijffelen? zal men zeggen. Zoo veele millioenen gereed geld, die jaarlijks uit Europa voor thee en andere voortbrengfelen aangebragt worden, moeten eene menigte plantaadjen en manufactuuren in China onderhouden en wanneer deeze bron ophield, zouden duizenden daardoor tot behoeftigheid gebragc worden. Niemand kan ontkennen dat een gedeelte der Europifche fchatten aan den armen Chineefchen planter en fabriekant gaat; maar twee derde gedeelten van het ingebragte geld dienen om roofzieke Mandarijnen te verrijken, die het den Hang-kooplieden afpersfen. Niettemin hebben deeze hunne rijklijke winst, die zij aan tuinen, huizen enz. te kosten leggen. Dit moest natuurlijker wijze verval-  door CHINA enz. 125 vallen en Canton zoude ook, zoo verre hun invloed zig uitflrekt , daardoor lijden. Maar welk een denkbeeld moet men van het grootfte en rijkfle land der waereld hebben , waarbij nog zoo veele andere niet minder aanmerküjke behooren; hoe weinig moet men de onuitpuclijke en gedeeltelijk ongebezigde hulpmiddelen van China kensen, wanneer men gelooven kan dat de invloed van zulk eene gebeurtenis zig over het geheele rijk zoude uitftrekken! (*_) Maar welke taal kunnen de Europëaanen in Canton fpreeken, wanneer zijde landtaal niet leeren willen of moogen? Toen albuquerqub de magt van Portugal in Afia gevreesd had gerrcikt, leerde men overal op de eilanden en is f*) Dit doet s o nni rat in zijne reizen. Deeze man kwam nooit verder dan tot Canton en evenwel onderneemt hij het om le comte en andere zendelingen, die het grootst gedeelte van hun leven in China doorgebragt hebben, flerk te berispen. Gefield hij had'evenzo» 2eer gelijk, als hij nu ongelijk heeft, zonde dit evenwel nog niets tegens de berigten der zendelingen bewijzen. Die naar China gaat zal dezelve over het geheel getrouw en waar vinden. Hoe klein is de mensch die erkende verdieB^en berispt, omdat zij vaa enige gebreken verleid Sita>  126 R E I Z E kusten van dit waerelddeelPortugeesch en thans is nog een zonderling mengelmoes, dat het naast aan deeze taal grenst, het middel om zig bijna overal- in Afla verftaanbaar te maaken. In Canton gebruiken de in- en buitenlanders, offchoon ook hunne taaien nog zoo verfchillende zijn , ' nog verfcheidene Portugeefche woorden, bij voorbeeld Comprador, Fiador, Mandarin enz. maar federt Engelands magt cn koophandel de overhand verkregen hebben, begint eene Engelfche bastaard-taal in Afia in gebruik te koomen. Bijna ieder Cantonner, die op de eene of andere wijze met Europëaanen te doen heeft, fpreekt het, offchoon verfcheidene nog Portugeesch verdaan. Men kan zig van lachen niet onthouden, wanneer men voor het eerst het zoogenaamde Cantons-Engelsen hoort. (*), Zij beelden zig in het Engelsen zoo goed te verdaan, dat zij fomtijds aan een' vreemdeling r die hunne brabbeltaal niet fpreekenkan, zeggen: Tou noj'gavee that Englisk talkee; „ gij kunt geen Engelsen fpreeïsen." Ik heb reeds boven gemeld, dat het geen* ChiT .(*) Slechts enige voorbeelden daarvan: to muchgood\ zeer goed; he hap gone walkee wa/kee, hij is uitgegaan \ ehop chep, fchïelijk.  door CHINA enz. 127 Chinees geoorloofd is de landtaal te onderwijzen. Dit belet egter de geldzugtige inboorlingen niet fomtijds weetgierige Europëaanen te onderregten , waaraan wij gedeeltelijk de vertaalingen van Chineefche boeken te danken hebben. Maar affchoon eene menigte Europifche kooplieden zedert verfcheidene jaaren in Canton eri Macao woonen, is egter gedeeltelijk dit verbod en gedeeltelijk de ongemeen groote moeielijkheid om de Chineefche letters- te leeren kennen, nog altoos de redén dat wij, over het algemeen, tot heden toe nog vreemdelingen in de Chineefche letterkunde zijn. Wanneer men weet dat 'er in Napels, zedert bijna honderd jaaren, ter minden twaalf geboren Chineezen door de Propaganda tot zendelingen opgeleid worden, die na het voleindigen hunner ftudieën in hun vaderland terug keeren en alsdan wederom door andere Chineezen vervangen worden , waarvan de meeste eene genoegzaame 'kennis van de letters hunner taal hebben: die dit weet , zeg ik , zal zig verwonderen dat deeze ons niet door vertaalingen enige der Chineefche fchriften bekend maaken. Maar de aangeboren zugt tot vaderlandfche letteroeffening, de zoo natuurlijke neiging van den  i8a R E I Z E geleerden toe het opfpeuren en mededeelen van onbekende fchriften, of eindelijk het verhevener oogmerk om de menschlijke kundigheden te vermeerderen of ce befchaaven, worden bij deeze fchoolieren der Propaganda uitgedoofd door een kragtig op hen werkend denkbeeld, dat het eenen Katholijken priester tot zonde ilrekt Heidenfche boeken bekend te maaken en dat zulk een werk geenszints ftrookt met de bekeering hunner verblinde landgenooten, die in verdoemlijke afgoderij leeven en van natuur kinderen des duivels zijn. Ib heb zelf gezien dat een zendeling, van China geboortig , hec verzoek van den titel van een boek te verklaaren, dat over een' Chineefchen afgod handelde, met heiligen affchrik affloeg. Hadden de Franfche zendelingen even zoo gedagt, dan zouden wij nog in 't geheel niets van China weeten. Behalven de Chineezen, die in Europa tot den Christlijken godsdienst opgeleid worden, gaan 'er ook fomtijds inwooners van Canton mede naar Engeland. Maar dit zijn geringe onkundige lieden, waarvan men in die geval niecs ce verwagten heeft. Ook doen zij het met zoo veel vrees en zoo geheim , dat zij ten fpoedigften weder cerugkeeren en het nooit waa-  DOOS CHINA ENZ. 119 waagen in Canton iets van hunne reis bekend te iaaten worden. Onder de Aiiatifche volkeren, die op Canton handel drijven, zijn de Armeniërs de voornaamfte en rijkfte; Hoe verre zig hun handel uitftrékte en van welk een' aart dezelve zij, Is mij volftrekc onbekend gebleven. De kleur hunner aangezigten en hunne kleeding verfchillen zeer weinig van die qer Europëaanen. De laatfte onderfcheid zig enkel daardoor, da: zij, in plaats van hoeden, hooge mutfen van zwart fluweel en oyer den broek eene foort van korte vrouwenrok , die tot aan de knieën koomt, draagen. Zij fpreeken Ponugeesch én gaan veel met de Eurcpeaanen om. Ik heb nog enige korte aanmerkingen te rraaken over den oorfprong, de bevolking en de muziek der Chineezen , die ik hier het gefchikfle meen te kunnen plaatfen. De ocrfprongderChineëzen is lang in moeielijke nafpeuringen der geleerden betwist geworden. Het zoude eg:er belachgelijk zijn, wanneer de fchrijver ondèrneemen wilde, uit de weinige ondervinding, die men op eene reis van vijf maanden verkrijgen kan, te beI paa-  IS© R E I Z E paaien welke van de verfchillende gevoelens hec waare zij. De naamen van des guignes, de paw en den Heer willi am jon es zijn te beroemd, om zig ligt gewapend tegens hen in de bres te durven freljen. Ondertusfchen mag men vrijelijk toeftemmen dat de meening van jones in de nafpeuringen wegens Afia de meest bewezene fchijnt te zijn. Deeze groote, rech'fchapen man bewijst, onder andere gronden, voornamelijk uit.de openbaaringen van Menu, die in Sanfcrit gefchreven zijn, dat de TJcheinas of Chineezen van Indie afkwamen. Zij worden thans door tschien-lung, den vierden Keizer uit den Tartaarfchen Ham, geregeerd. Egter denkt men dat 'er meer Chineesch dan Tartaarsch bloed door zijne aderen vliet, welke meening op de volgende omHandigheid gegrond is. Zijn vader was een der ijverigfle vereerers van den Lama en den Puhfja en naardien zijne vrouwen uic genegenheid of dwang niet minder godsdienftigheid lieten blijken , fïond hij den prieileren vrijen toegang tot Zijnen Harem toe. Onder andere was de moeder van den tegenswoordigen Keizer bijzonder godsdienflig en had menigvuldige gefprekken met een' fchoonen Chineefchen priester, in wel-  door CHINA enz. 131 weiké hij haar meer dan geestlijken troost gaf. Bij de zwaare aardbeeving in Peking wierden 'er ook enige vrouwen van den Keizer ortder de puinhoopen bedolven en men vond naderhand den ijverigen priester naast de vroome moeder van den Keizer: dit bevestigde den lang gevoedden agcerdogt al te veel. Doch het zij daarmede zo het wil (want een zendeling, die mij dit geval verhaalde , is niet veel te vertrouwen , wanneer hij van priesters van een* anderen godsdienst fpreekt) de genegenht-id van den Keizer voör de Tartaaren loopt in het Oog. Het köst eenert ftudent van deeze natie flechts weinige moeite om hét Mandarijnfchap te verkrijgen, terwijl daar tegcns een Chinees bekwaam moet zijn , om onder de Mandarijnen aangenoomen te worden. Maar de Keizer oeffent ook een onbepaalder geweld over de Tartaarfche Mandarijnen: hij laat hen dikwijls, niettegenflaande hunnen rang, met den bamboes flaan ; eene vernedering , die een Chi> neesch Mandarijn zeldzaamer te vreezen heeft. . Tschien-lung wörd ifl China geacht en bemind; egter moet men daarom niet gelooven dat de jaloezij van de Chineefche Grooten en het volk tegens de Tartaarfche regeering flaapt. Beiden natiën haaten malkanderen zeer I 2 fterk  iga R E I Z E flerk en het woord Tartaar heeft iri China! dezelfde betekenis als wreed en geveinsd, ge* lijk wij dikwijls gelegenheid hadden optemer-4 ken. Op zekeren dag klaagde iefnand van ons óver, tandpijn. Waarom, vroeg hem een onzer Mandarijnen , verzoekt gij den arts niet U een pijn/lillend middel te geeven ? Dat heb ik gedaan" antwoordde hij, „ maar hij wil den tand uittrekken'": O de Tartaar! riep de Mandarijn uit. Op een' anderen tijd was , in een der Keizerlijken paleizen, daar wij op de Tartaarfche reis onzen intrek namen, ai het porcelein geftolen. Men vroeg den Tarïaarfchen Mandarijn, die het opzigt over het paleis had, rekenfchap daarvan. Hij antwoordde zeer halftarrig dat hij 'er niets van wist en zig daarmede niet bemoeide. Hierop liet tscHO-T a-dschin hem, zonder omfrandigheden, flaan. Dit trof den Tartaar egter zoo weinig, dat het nog tweemaalen herhaald etf het getal der flagen verdubbeld moest worden, eer hij beleedt iets van het porcelein të weeten. Vergramd over deeze hardnekkigheid , brak onze Chineefche Mandarijn in deeze woorden uit: „ Ja, een Tartaar blijft altijd een Tartaar?' De haat tegens deeze natie moet daardoor nog vermeerderd worden, dat tot dé hoogfte waerdrgheden van het rijk, als Ondef- ko-  door CHINA enz. 133 koningen, Kolaos enz. meestentijds Tartaaren verkoren worden.: eerse maatregel, die denklijk zeer noodzaaklijk is; want, volgens een Chineesch volksgerugt, is zelfs de tegenswoordige Keizer zoo bevreesd den Chineefchen troon te verliezen, dat hij al het geld, 't geen enigzints gémist kan worden, in groote klompen laat gieten en onder het bed eener rivier in ruime gewelven laat ophoopen. Ook is het zeeker, dat de voornaame Tartaaren reeds lang begravene lijken hunner voorouderen in menigte uit China naar Tartarije voeren, naardien zij vreezen dit fchoon Jand vroeg of laat te zullen moeten verlaaten en evenwel het denkbeeld niet verdraagen kunnen de geëerbiedigde asch hunner voorvaderen de befchimping hunner vijanden prijs te moeten geeven. De tegersswoordige Keizer zoude ook in dea rang van een' bijzonder perfoon geacht zijn; maar bij een'Monarch is perfoonlijke verdienfte wegens den grooten invloed dubbel gewig* tig en roemwaerdig. Zijne vijanden zelve ont» kennen niet dat de regeeringpligten hem hei-. }ig zijn, Hij Haat des morgens ten twee uuren op, bidt in een' Lama-tempel en wijdt bijna; al het overige van den dag aan ftaarszaaken^ Zijne naauwkeurige kennis van het rijk, van, l 3