WAARACHTIG BERICHT VAN ZEKERE BESCHULDIGING, JUFFROUW te LEYDEN9 ^moGDurrscHEN koetsier. INGEBRACHT TEGEN EENE DOOR. HAREN IN HOLLAND. mdcclxxxiv. Ex Bibliotheca RUHNKENIANA.  EXODUS XXIII: vers i. i 7. Cy zult geen vahch gerucht opnemen , en field uwe hand niet by den Godlozen , om een getuige tot geweld te zyn. Gy zult de menigte tot boze zaken niet volgen, en gy zult niet [preken in eene iwiftige zaak , dat gy u neigd naar de menigte, om bet recht te buigen. Zyt verre van valfche zaken, en den onfchuldigen,engerecbwcn zult gy niet doden, want ik zal den godlozen niet rechtvaardigen.  C3 ) WAARACHTIG BERICHT VAN ZEKERE BESCHULDIGING, in gebracht tegen eene JUFFROUW te LEYDEN, door haren HOOGDUITSCHEN KOETSIER. WAARDE LANDSGENOTEN 1 Moe ongaarne ik my inlaat over een zaak, waar van niyn geest een afgryzen heeft, en welke ik telkens, zo veèi my mooglyk is, uit myne gedachten poog te Hellen , wil ik echter , alleen om aan de waarheid hulde te doen , U het genoegen niet weigeren, om volledig, en op de rechte wyze,overtuigd te worden, wat 'er zy van zeker veel gerucht-makend geval, het geen zig te Leyden onlangs heeft opgedaan. Dog vergunt my , dat ik vooraf ééns aanmerking make, welkers gegrondheid ik van dag tot dag meer en meer beveiligd zie, en welke hier in beftaat: dat onder de tweërlei foort van menfchen, welken zig beieveren „ A 3 011}  co oni het zy in gefprekken, het zy in gefchriften, zig met den Staatkundigen toeftand van het Vaderland te bemoeien, en zig daar over uit te laten, en welken zig helaas! in twee partyen fehynen verdeeld te hebben, waar van men de eene foort Staats- en de tweede Prins- of Staaboudersgezinden gewoon is te noemen, dat (zeg ik) onder dit tweërlei foort van menfchen een tweërlei foort van Syfïkema heeft ftand gegrepen, en dat dit tweeledig Syfthema ook tweërlei foort in het werk fteld om hunne voorgeftelde oogmerken te bereiken. Zonder nu aan te tonen, dat 'er, federt het Land van de vorige Beroeringen van het jaar 1747 en 1748 verlost geworden is , en vooral, federt de tegenwoordige Heer Erfftadhouder in het jaar 1766' zyne hoge waardigheden aanvaard heeft , byna geen fchyn meer was van zulk een tweërlei foort van menfchen, maar dat byna elk ingezeten zig verbeeldde, dat ons politiek Samen/lel, hoe gebrekkig, ondermynd , en verbafterd dan ook, ten minften nimmer zoude uitlopen op een zichtbaar bederf van onze dierbaarfte belangen, ja zelvs op eene handtaftelyke te leurftelling van de roof- , pionder- en moordzucht onzer Engelfcbe vyanden ; en zonder nu te bewy zen, dat de direétie . byden aanvang der onluften tusfchen de Engelfchen en Amerikanen, en inzonderheid tusfchen de Franfchen en Engelfchen , gehouden, de eerlte, en eenige aanleidende oorzaak geweest is, dat aan Overheden en Ingezetenen de  (5) de oogen geopend zyn, en men handen aan het werk geflagen heeft tot hoogstnodig herftel der allerwege ingeflopen misbruiken, en overheerfching ; zal ik my alleen bepalen , om U kortelyk voor te {tellen , van welken aard de middelen zyn, die 'er aan de eene en de andere zyde zyn, en nog worden aangewend, ter bereiking der wederzydfche bedoelingen. Men heeft , aan de eene zyds% getracht, het Volk van Nederland , het welk', door eenen langdurigen vrede,en voorfpoed, zorgloos,en als verwyfd geworden was, kennis te doen krygen aan de onontbeerlyke voorrechten van een vry volk, aan de wederkerige plichten van Overheden en Ingezetenen , aan den invloed, die het volk op de regering hebben moet , en aan de verantwoordlykheid der regering aan het volk over hare verrichtingen. Men heeft wyders aangetoond, dat de jiem des volks niet beftond in de belachlyke vergingen, en dwang van eene onkundige, bevooroordeelde, onbefuibde, en ontembare menigte uit de heffe des volks, die byna geen onderfcheid weet tusfchen hare rechte en flinkehand , en by eene Staatsomwenteling niets te verliezen heeft, maar in de beredeneerde , en betaamlyke verzoeken van een wel onderrecht , onbevooroordeeld, en aanzienlyk aantal der befte , en gegoedfte ingezetenen , welker byzondere belangen onmidlyk aan die van het algemeen verbonden zyn Hier van daan zo veele eerbiedige, en nadruklyke fmeekfchriften , en vertogen, A 3 welken  (6) welken in den omzwaai van flechts drie jaren,aan de Regeerers vandeonderfcheiden lieden over verfchillende gewichtige , en betaamlyke onderwerpen van tydtottydzyn ter tekening gelegd, waartoe elk ter lezing vryen toegang had , niemand tot tekenen door vrees, beloften, of andere verkeerde inzichten gedwongen werd, maar elk vrywillig al, of niet konde toetreden, en waar omtrent tot nog toe door niemand is aangetoond, dat 'er in derzelver inhoud , of by het tekenen daar van, enige onregelmatigheid, of laakbare middelen , of inzichten hebben plaats gehad. Hoe veele heilzame zaken zyn hier door binnen een zeer korten tyd niet uitgewerkt, en daar gefteld, en wat hebben wy daar van nog niet te verwachten? Toen men zag, dat de moed der burgeren hier door aanwakkerde,en elk begon te gevoelen de waardigheid van eenen inwoo j ner van her vrygevochten Nederland, heeft men met een nooit volprezen iever, zig toegelegd, om de ingezeteneu te doen bemerken , dat het niet genoeg was, zyne voorrechten te kennen, en te behartigen, maar dat men dezelveo ook moest kunnen beveiligen tegen de aanvallen van geweld, e.n overheerfching ; dat het niet genoeg was, dat men onder de. Overheden enkele mannen aantrof , die TaetQenQRomeinfi.be, wat zeg ik? met eene Bataaffciie ftindvaftigheid palftonden voorde belangloze betrachting van hunne duure verplichtingen, maar dat het grootfte aantal derzei ven , minder beltand tegen de gewone  gewone zwakheden, invloeden, en zelvs ondeugden van het menschdom , aangemoedigd behoorde te worden tot eene eenparige bevordering der algemeene belangen , en gerust gefield tegen de heimlyke lagen, of openbare aanvallen van de Vyanden des Vaderlands ; met een woord , dat zo wel de ware Helden van ons Vaderland , als zulken, welken hun meer van verre volgden, moeflen zeker gefield worden tegen alle hoe ook genaamde ondernemingen. Hier van daan de thar.s binnen een zeer kortbeflek van tyd zo algemeen geworden oefening van onze vaderlandfche Schutteryen in den edelen Wapenhandel: hier van daan de menigvuldige Genoodfchappen , welken , buiten de Schutteryen, of door Schutters zeiven, of door zulken, welken wacht- en tochtvry zyn, vry willig worden opgerecht,en allen niets anders, dan eene gemeenfchaplyke vereniging van krachten tot bereiking van een en het zelvde lofiyk 'oogmerk , ten doelwit hebben. Deze Wapening is ook overal éven betaamlyk toegegaan,in fommige plaatfen eendrachtig door alledeSchuttersdn andere wederom niet dan door zulken, die zig daar toe uit .eige beweging aanboden, dog overal even welmenend, even betaamlyk, met medeweeten, en goedkeuring der Overheden, zonder inmenging van enige onbehoorlykheden. Zie daar de pogingen van die genen, welken men Staats gezinden noemd! Wat heeft 'er daar en tegen, aan de andere zyde, plaats gehad? Men heeft van A 4 dien  C 8 ) dien kant, al federt langen tyd, een famenftel ingevoerd, volgens het welk in elke der zeven Souvereine Staatsvergaderingen alles ingericht werd naar de inzichten,en den wil van den Heer Erfftadhouder, volgens het welk derhalven het groot doelwit fcheen de uitbreiding van de Landmagt, cn van het Stadhouderlyk gezag daar over, en inen heeft tot dat einde zorg gedragen, om van deszeivs inzichten in elke Staatsvergadering flechts eenige weinigen kundig te maken, terwyl men het ftedelyk bellier overliet aan de willekeur van zulken, die derzelver medeleden in zaken van Staat naar het algemeen famenftel wiften te buigen, en de onwilligen door beloningen, of blyken van ongenoegen desnoods, te dwingen, en zig in het geheel niet bekreunde aan de noodzaaklyke vereffening van zo velezwareen moeilyke verfchillen tusfchen Provinciën en Provinciën, of Steden en Steden onderling, waar toe eigenlyk en eeniglyk de Stadhouderlyke Waardigheid in onzen vryen Staat dienen moet. daar dezelve het recht van vertegenwoordiging van de hoge Overheid, na de affchaffing der Graaflyke, of Hertoglyke regering, ten eenenmaal verloren heeft. Zo dra men zag, dat de Nederlanders over de gehouden directie even voor, en in den Oorlog vohlagen misnoegd, en verbitterd waren, en dat de daaglyks uitkomende vaderlandfche Gefchnften eene verligtingte weegbrachten.die voor het aangenomen famenftel hinderlyk,en door den tyd doodlykwezen zoude,heeftmen ge-  00 getracht, de Vryheid van de Drukpers, dat eenig en noodzaaklyk middel, om alle foorten van ingezetenen beftendig waakzaam te doen zyn op hunne ware belangen, onder fchyn van de licentie, of losbandigheid van fommigen te beteugelen, geheel en al den bodem in te ilaan; en,omdit,niettegenftaande de beftendige handhaving van die Vryheid door brave regenten, het kofte wat het wil, te weeg te brengen, heeft men zig verftout, om den toon van Vaderlandsgezindheid aan te nemen, en op zulk eenen razenden, en woedenden trant de gehouden directie te hekelen , als mede den perfoon van den Erfftadhouder, en vooral ook die van zyne Gemalinne, te fchelden, en aan te randen, dat fommige bezadigde Liefhebbers van hun Vaderland , den adder, die onder het gras fchool, niet bemerkende, daar uit nadelige gevolgen tegen de pogingen der befte ieveraars getrokken, en andere , welken zi"door dat fchelden en razen beledigd vonden, daar uit aanleiding genomen hebben , om de vryheid van fchryven door nieuwe Placcaten te doen belemmeren , en zware geldfommen vastftellen voor den ontdekker van de opftellers dezer heftige gefchriften. Dan, de vryheid en lust tot fchryven in de harten der ware Vaderlanders door alle die woelingen niet uitgedoofd zynde, heeft men het, van het te keer gaan der middelen ter opwekking van eene algemene zucht tot vryheid, gewend tot het belafteren van de inzichten der Vaderlandfche pogingen van A 5 O-  C sp ) Overheden, en Burgers. Men heeft de eendracht, en eensgezindheid', onbepaald, aangeprezen , maar zig wel gewacht, om te gelyk aan te wyzen , waar in deze deugd beftaan moet, te weten, in de bewaring van 's Lands en der Ingezetenen voorrechten, in het heilig betrachten van eed en plicht, in het weren van allerlei overheerfching, en in het voorlraan van het wettig recht der Souvereine Staatsregering. Van dat voorwendzei heefr men zig tot den Godsdienst gewend, en de Prinfen uit het Huis van Oranje als ware VoorPcanders van den hervormden Godsdiensten de Voorftanders van de Vryheid,en Hervormers van ons Staatsgeftel in tegendeel als ondermyners , en verachters van dienzelvden Godsdienst, zonder dat men aan den eenen kant 'er heeft bygevocgd, hoe dikwils de ievcr voor den Godsdienstwaan de Vorften in het algemeen, en ook by zonder aan die uit het Huis van Oranje tot een dekmantel verftrekt heeft, om daar onder het bejagen hunner Staatkundige inzichten te bedekken, en zonder dat men aan den anderen kant heeft aangewezen, dat alle Gezindheden zonder onderfcheid het zelvde belang ontrent onze Staatsgefteldheid met eikanderen gemeen hebben, en dat ons Land, na het begin der Spaanfcbe Beroerten, die met de afzwering van Koning Philips, als Graaf van Holland , geëindigd zyn , nooit in Kerklyke Gefchillen is ingewikkeld geweest, waar mede men eene Staatsomwenteling ten oogmerk had , dan j uist in zulke ty-  ( » 3 tyden , wanneer men de Conftitutie wilde omkeren, en een heerschzugtige Leicester met eene geveinsde Godsvrucht de Geeftelykheid trachtte op zyn zyde te trekken, om daar door meeiter te worden van de Opperheerfchappy, of een en ander Oranjevorst,door middel van de Geeftelykheid, zyne heerschzugt den teugel wilde vieren. Men" heeft onlangs uit het brein van twee, of drie Haagfchs Heren, welker ware beginfels omtrent den Godsdienst overbekend zyn, een propofitie zien voortkomen, waar door men hoopte de natie in den waan te brengen, dat de tegenwoordige Erfftadhouder al mede een groot Voorftander van den Hervormden Godsdienst was, dog welke juist het tegendeel heeft uitgewerkt van het geen men gewacht had, en den goeden Vorst aan de minachting van de geheele Natie heeft blootgefteld. Toen deze rriyri aldus wederom verkeerd fprong, heeft men zich van nog al Hechter, ja van de verfoeilykile middelen bediend, om dog op de eene, of andere wyze de eenmaal vastgeftelde bedoeling te bereiken. Men heeft door het verfpreidcn van voor het gemeen onverftaanbare Geejlen, welken men met honderden naar de voornaamfte fteden , en dorpen , om voor rikt , of zelvs met enig geld toe , uit te delen, heeft rond gezonden, en waar van de onkoften alleen op Honderd Buizend Guldens begroot worden, door het mildelyk uitdelen van Oranje Papieren Linten, als mede van Oranje Vlaggen, maar inzonderheid van Geld  ( » ) Geld tot het branden van Kaïrsfen aan de huizen der behoeftigen, en het onmatig gebruik van fterke dranken, zyne uiterfte pogingen aangewend, om de kleine gemeente, en inzonderheid het uitfchot van volk in onze fteden tot onruftige bewegingen,als de eerfte dryfveer van omroer, aan te zetten. Men heeft door alle lillen tegen de oprichting van Exercitie-Genoodfchappen in het werk te Hellen, en dezelven, als nadelig aan de Schutterlyke voorrechten, af te fchilderen, kwanswys het harnas voor de Schutteryen aangegespt; maar het onlangs voorgevallene te Rotterdam, alwaar het Graauw, tot twemalen toe, de gewapende, en ter wacht trekkende Schuttery op de oproerigfte wyze is aangevallen , heeft eiken oplcttenden genoeg doenzien,dat de eigenlyke oorzaak van het woelen tegen deoprechting van Exercitie Genoodfchappeu in de wapening der Schutteryen zeiven gelegen is , en dat het ware oogmerk is, om die Wapening zelve met geweld te keer te gaan, en als in hare geboorte te fmoren.Men heeft,om by zulken,by welken de vorige liefde, en hoogachting voor den Erfftadhouder niets meer kondc uitwerken, om zyne party door verkeerde middelen te ftyven , ten minften het medelyden te doen werken, binnen de StadL^yden onlangs een famenzwering van de allerverfoeilykfte, die immer hebben plaats gehad, gefmeed, om, was het mooglyk , een aantal van de Braaffte, en Vaderlandlievende ingezetenen van die Stad te bederven, of in verdenking te bren-  C 13) brengen , om het gehele Land met de fchroomlyke geruchten niet alleen van eenen aanflag tegen het leven van den Erfftadhouder , maar zelvs hier of daar met het gerucht van de moord van dien Vorst , te vervullen, en het gemeen hier door aan alle kanten op te hitfen ,en gaande te maken. En dit geval, waar door de vyanden van onze vryheid hunne laatfte peilen hebben zoeken te fcherpen, is het juist, waar van ik, na het voorafzenden der bovenftaande aanmerking, een oprecht verftag in deszelvs voornaamfte omftandigheden wilde doen , en waar ontrent ik my voorftelle alle die oprechtheid, waar mede een waar Vaderlander , en een rechtgeaard Chriften in alle zyne daden behoord te werk te gaan, en dus een geheel ander fpoorvolgen zal, dan de Schryver, of ;Schryvers van twee gefchriften, welken daar over onlangs zyn in het ligt gekomen , en ogenfchynlyk ten doelwit hebben , om niet alleen deperfoon,die daar in betrokken is, maar z&vs hare gehele gezinte, en verfcheide waardige Regenten der Stad Leyi^en, overal door geheel Nederland als Monfters van de eerfte grootte te doen voorkomen. En , op dat elk een ten vollen overtuigd zy , dat ik my ten dezen volgens de ftrictfte regels van waarheid, en eerlykheid gedrage, durve ik my beroepen op de wetenfchap , die het edel achtbaar Collegie van Heren Schepenen der Stad Leyden van alle de omftandigheden draagt, die ik zal opgeven. Zekere  ( 14 ) Zekere Jan Grypsoe, als Koetfier dienende by den Heer , en Juffrouw van der Meülen , welke lieden van de Mtnmniufcht Gezindheid, ftil, vreedzaam, en volftrekt onbefproken van wandel zyn, waarfchynlyk wel liefhebbers van hun Vaderland, maar zo bedaard, dat men in deze tyden derzei ver namen niet heeft horen noemen in enige zaak, waarin het belang des Vaderlands betrokken is; komt in de Maand February op een avond aan het huis van zekeren Bakker, genoemd Willem Devens, met welken by zeer gemeenzaam omging, en, nadat deze hem volgens gewoonte op zyne wyze onderhouden had over de zaken van het Land, en over de famenzweringen, die hy voorgaf, door de Remonftranten , en Menniflen Weleer tegen het leven van fommigen Prinfen uit het Huis van Oranje gemaakt te zyn , vind hy goed , om aan dezen Bakker kwanAvys te openbaren, dat hem ook eendiergelyk voorftel door zyne Juffrouw, al federt enige maanden , gedaan was, en 1'chikt dit verhaal op met zodanige omftandigheden, als welken hy meende, daar aan de meefte geloofwaardigheid te zullen kunnen byzetten. Deze Bakker, in plaats van daar omtrent met alle mooglyke omzichtigheid te werk te gaan , verhaald dit aan zekeren anderen Bakker van Duuren, eenKaerel,die zig federt enigen tyd by verfcheide gelegenheden door het laten waien van eene Oranjevlag , en het illumineren van zyn huis, van het gros zyner medeburgers heeft zoeken  ( 15 ) zoeken te onderfcheiden, en die, bevorens ook dienstbaar geweest zynde, zig door het ontvreemden van het goed van de lieden, by welken hy woonde, uit derzelver dienst had moeten begeven. Deze drie knapen maken daarop onderling een ontwerp* dat de Koetüer , zonder dat hy den dienst aan zynen Heer , en Juffrouw behoorlyk had opgezegd, zyn en dienst zoude gaan aanbieden by den Heer Üudfchepen Changuion, het geen dan ook door eenen van de Bakkers gefchied, en, toen deze Heer dit affloeg, be* raamd men onderling,dat de Koetfier zynen dienst zelve zoude aanbieden by den Heer Prefident Burgermeefter Hubrecht. Dit door den Koetfier verricht zynde, komt van Du uren, of De vens den Burgermeefter kwanswys aandienen, dat, vermids hy vernomen had , dat de gem.Gr yp soEzynen dienst by den Burgermeefter had aangeboden , hy zig verplicht oordeelde , dien Heer te waarfchouwen, dat]'er achter dien kaerel iets ftak, want dat hy overal vertelde , ,, dat de Juffrouw, by welke hy woon„ de, hem had willen omkopen , om den „ Heer Erfftadhouder van kantte helpen." Wenschlyk was het geweest, dat deze Burgermeefter zig in de plaats van deze Juffrouw gefteld, en bedaarlyk overwogen had,dat het hem tenhoogften onaangenaam,en beledigend zoude] zyn voorgekomen , wanneer iemand , aan , wien een diergelyk gerucht ten zynen nadele was ter ooren gekomen , in plaats van hem daar van in het vriend-  C 16) vriendlyke , onder de hand , en met d« uiterfte geheimhouding, te waarfchuwen,in tegendeel daar van aanftonds aan de Juftitie kennis gegeven, en hem aan een rechterlyld onderzoek niet alleen, maar ook aan alle do onuitdruklyke onaangenaamheden had blootgefteld, welken het verfpreiden van een diergelyk gerucht noodzaaklyk ten gevolge hebben moet. Vooral was het wenschlyk; geweest, dat deze Heer zig had te binnen gebracht, dat het de eerfte plicht van eenen Burgervader, van het eerfte Lid der Regering is, om voor den goeden naam, voorde: rust, voor de veiligheid van eiken Ingezeten, vooral van deftige, en onbefproken Burgers, op het nadruklykfte te waken,en dat misfchien een hartige aanfpraak, en vermaning van eenen aanzienlykenRegent, en eene voorftelling van de onwaarfchynlykheid van een diergelyk voorgeven, en van de gevolgen, welken eene valfche befchuldigingongetwyfeld verzeilen moeten, den Onverlaat tot betere zinnen zouden gebracht hebben. Dan, wat doet de Burgermeefter? Hy befcheid den aanbrenger v an Duuren, den Bakker Devens, en den Koetfier Grypsoe tegen Zaturdag avond den 6 Maart by zig aan Huis, en verzoekt tegen dien tyd den Hoofdofficier van der marck,en den Penfionaris van Staveren, om die lieden over het bewust voorgeven te helpen onderhouden. Welke bevoegdheid nu die Heren hadden, om zulk een onderzoek aan te leggen, zal ras bly ken, als men over- weegd, tegendeel daar van aanftonds aan de TuftitieJ  c 17) weegd, dat nog de Burgermeefter, nog de Penfionaris iets hoegenaamd met de Juftitiezaken te doen hebben, maar dat zulks eenvouwig, en met uitfl uiting van alle anderen, de zaak is van de Heren Schepenen , en Hoofdofficier, üudertusfchen had dit onderzoek tot gevolg, dat deze Heren, zonder, naar het fchynt; eenige acht te geven nog op den perfoon der befchuldigde , nog op dien van den befchuldiger , nog op dien des aanbrengers, nog op de onwaarfchynlykheid der befchuldiging zelve, nog op de toenmalige ftrydigheden der getuigenisfen, van dit verhaal een opftel maakten, en dat de Heer Hoofdofficier op den grond van dit verhaal, zo als het was, met de alleruiterfte geheimhouding, zo datzelvsin het eerfte maar één Gerechtsbode 'er van weten mocht, en met den grootften fpoed, tegen den volgenden dag, zynde Zondag,den 7 Maart, eene Vergadering verzocht van Heren Schepenen, aan welken hy het geval voorftelde, die den Koetfier hoorden, en daar op befloten, om, buiten de gewone manier van procederen, de Juffrouw nog dien zelvden avond, op het onverwachtst, door twee Heren Schepenen, en den Griffier te doen horen, en op verfcheide vragen antwoorden, zonder dat daar toe vooraf, gelyk anderfms altyd gebruiklyk , en rechtens is, eenig decreet was verleend, en zonder dat de Juffroiiw,door eene behoorlyke voorafgaande dagvaarding, van de befchuldiging verwittigd was, en op hare verdediging had kunnen bedacht zyn. Hoe zeer nu gemelde JufB frouw  C 18 ) frouw by dit haar verhoor, nfettegenftaande hare uiterfte verwondering, en aandoening , doorflaande blyken gaf van eene itandvaftige gelatenheid , en openhartigheid , die alleen aan de onfchuld kunnen eigen zyn; hoe zeer gem» Juffrouw by die gelegenheid aan die Heren kennis gaf, dat eenige dagen bevorens, des avonds tusfchen tien, en elfuuren, wanneer zy zig met een harer dienstboden in de gang van haar huis bevond, na dat zy haren toen reeds zieklyken Man had naar Bed geholpen, naar haar door de glazen boven de voordeur geworpen was met een fteen van zodanig een maakzel, als er verfcheide andere in hare ftallinge gevonden wierden,het geen dus van achter allen fchyn had, van door gem. Koetfier gefchied te zyn ; hoe zeer 'er gene fchaduw van bewys voor handen was , als of zy door haar vorig gedrag tot eene foortgelyke befchuldiging aanleiding gegeven had ; heeft dit alles echter niet kunnen uitwerken, dat zy daar door van verdere onaangenaamheden is bevryd gebleven. Wantzekere hare gewezen Keukenmeid , aan welke zy om haar Hecht gedrag den dienst had opgezegd , die uit dien hoofde met het begin der Maand Februari uit haren dienst gegaan was, en by haar vertrek bedreigd had, dat zy hare Jufrouw , aan welke zy toefchreef, dat zy genen anderen dienst had kunnen bekomen , een poets [pelen zoude, waar van zy zoude [aan kyken, en die , behalve dat, zig altyd gewoonlyk met den Koetfier Verftaan had ; deze Keukenmeid , van de fa-  C 19) famenfpanning verwittigd, Werd door den Koetfier, als bewustheid dragende, dat door de gem. Juffrouw verfcheide boekjes in de Keuken aan de Dienstboden gegeven waren, die tegen den Heer Erfftadhouder, en zyne directie waren ingericht, (even als of dit, zo het al waarheid geweest was, eenen genoegzamen grond opleverde , om die Juffrouw deswegens van het opzet van moord te verdenken , ) aan de Heren Schepenen voorgefteld , en door hunne üd. Achtb, al mede gehoord; dog van eenen aanflag tegen het leven van den Heer Erfftadhouder wist zy niets. Hoewel nu de geaardheid van deze Keukenmeid genoeg bekend was , als ten uiterften boosaartig, yalsch, wraak- en lafterzuchtig, en haar ge. heel getuigenis, al was het waarachtig, neerkwam op het doen lezen van ecnile boekjes tegen den Prins van Orante, bet welk hemelsbreed verfchild van eenen aanflag op deszelvs leven, hoewel de atteftatie van den Koetfier, en Keukenmeid in velerlei opzichten verfchilde j bleef echter de Heer Hoofdofficier al gedurig in den waan , dat het gezegde van den Koetfier waarheid was , en deed uit dien hoofde , van tyd tot tyd, eenig verzoek aan Heren Schepenen tegen de Juffrouw. Dan Sche. penen, met meerdere angstvalligheid, dan de Heer Hoofdofficier, (hoe zeer mede een Regent van Leyden,) of liever dan die van zynen raad, over de rechten, en veiligheid van hunne ingezetenen aangedaan, vonden wyslyk niet goed, die verzoeken, op zulk eenen B2 losfe»  ( «O losfen grond,aan den Heer Hoofdofficier toe te liaan, en daar mede bleef de zaak wederom eenige dagen zitten. Eindclyk doed Juffrouw van der. Meulen, die al vast by het algemeen meer en meer bekend word als befchuldigd van zulk eene ftrafwaardige misdaad , tcrwyl het klein aantal van kwalykgezinde ingezetenen van Leyden, het geen federt lang voor onruftig, en ondeugend bekend is, den Koetfier als eenen Liefhebber des Vaderlands daaglyks kwam bezoeken , eene zogenaamde memorie van fugges/k aan Heren Schepenen aanbieden, waar by zy hare onfchuld nader onder het oog der Rechteren brengd, en met overlegging van atteftatien van drie andere harer Dienstboden over hare onfchuld, verzocht, dat de zaak met allen mooglyken ern.st mocht onderzocht, hare befchuldigers in verzekering gefield, en zy zelve, wanneer Schepenen zulks mochten noodzaaklyk oordelen, in haar huis door een der Stadsboden bewaard worden. Deze getuigen worden derhalven op den 29 Maart op het Raadhuis ontboden , zo als ook wederom de Koetfier,en Keukenmeid , met dat gevolg, dat, de Keukenmeid zig onder anderen beroepende op zekere Schoonmaakfler , als die van haar wel zulke boekjes, als door dejuffrouwin de Keuken gegeven waren, ontvangen, en naar haar huis medegenomen had , die Schoonmaakfleraanitonds ontboden wierd,en aan den Koetlier , èn Keukenmeid in haar aangezicht niet alleen aanzeide , dat dit haar voorgeven geheel onwaarachtig was , en dat  C « ) dat het eenige boekje, het geen zy had medegenomen, was geweest het magazyn der armen , maar aan Heren Schepenen ook daar en boven de gemeenzaamheid tusfchen den Koetfier, en de Keukenmeid, als mede de Verfchillende dieveryen van den Koetfier, beftaande In de ontvreemding van turf, en olie^ ontdekte; het welk, gevoegd by het eenparig getuigenis der andere drie dienstboden, die het lezen van flechte boekjes in de keuken, en andere omftandigheden volftrekt ontkenden , en het leugenachtige daar van aan den Koetfier , en Keukenmeid insgelyks aanzeiden, dan ook oorzaak gaf, dat Heren Schepenen , die op dien dag tot des avonds ten half elf uuren vergaderd bleven, den Koetfier, en|Keukenmeid, elk afzonderlyk, door den Schout, en Gerechts' dienaars lieten brengen in verzekering onder het Stadhuis, alwaar zy zig tot nog toe bevinden. Men' behoefd zig derhalve ook niet te verwonderen , dat gem Heren Schepenen ter gelyker tyd een befluit namen , om de Juffrouw volgens baar eige verzoek door eenen der Stadsboden in haar huis te doen bewaren , vermids nu aan het voornaam , enzobillyk verzoek van die Juffrouw tot verzekering van hare befchuldigers voldaan was. Korte dagen daarna werden de drie andere dienstboden, welken op den 09 Maart voor het eerst gehoord, en tegen Grypsoe , en de Keukenmeid geconfronteerd waren, wederom afzonderlyk op hetStadhuis ontboden,en nader op verfcheide vragen gehoord, en wel, zoomenzegd, op B 3 zo-  fff) zodanige wyze , dat het geen wonder ware geweest , indien zy allen , of eenigen van hun door onkunde , of gebrek van doorzicht zig zeiven, of eikanderen over niets ter zaak doende omftandigheden hadden tegengefproken, maar gedroegen zig evenwel ook, ten zegepraal der waarheid, daar in zo ongemeen braaf, voorzichtig, rond, en openhartig, dat de lafterzucht , en dwingelandy alleen daar tegen iets zoude hebben kunnen inbrengen ; het geen dan ook tot gevolg had , dat die menfchen wederom weggezonden, en 'er verder niets tegen de Juffrouw ondernomen werd. Sedert dien tyd heeft men niet vernomen, dat Gryi soe weder gehoord is, maar wel dat onlangs de Bakkers van Duuren, en Devens zeer lang door Heren Schepenen over hun aanbrengen, en de vertellingen van den Koetfier zyn onderhouden. Vraagd gy my nu, wat ik van dit alles denk, laat ik U, ter beantwoording hier van , de volgende byzonderheden mogen mededelen, en oordeel dan zelve, wat men befluiten moet. De gehele befchuldiging beftaat in een louter voorgeven, dat Juffrouw van der Metlen, in algemeene termen , reeds tien maanden geleden, tegen haren Koetfier tusfchen vier ogen zoude gezegd hebben, dat zy geloofde, dat, ah iemand den Prins van Oranje van kant hielp , deze wel beloond worden, en misfehien wel ioooo guldens bekomen zoude, en dat, als h^t een getrouwd perfoon was, men voor zyne vrouw, en kinderen wel zorgen zoude. Waar op rust nu die gehele befchuldiging? Op het  C n) het gezegde van een enkel inensch, (want de Keukenmeid verklaard zelve niets van den voorgenomen manllag,) van eenen Dienstbode , van eenen Duitfchcr, van eenen Kaerel, die zyne lieden hun goed ontvreemd had, die vriendelyk voor het oog, maar valsch agter den rug van zyne lieden pleegde te wezen, van eenen Kaerel eindelyk, die zig zeiven in meer dan eene hoofdzaak zyner befchuldiging, en in ontelbare bygevoegde omftandigheden, regelrecht tegenfpreekt, en die, naar mate hy op den 29 Maart, nog op vrye voeten zynde, nader werd beproefd, en meer byzonder op alles gehoord, naar die mate ook meerdere beklemd- en vreesachtigheid toonde. Wie is de perfoon, en welke de geaardheid van de befchuldigde? Het is een Vrouw, een Vrouw van eenigfms gevorderde jaren, waarin het jeugdig bloed niet zo fterkmeergist,een Vrouw van den Mennonitifchen Godsdienst,een Vrouw, die, zo wel als haar Man, die helaas! tot overmaat van ongeluk haar onlangs door den dood ontvallen is , altydden naam gehad, en verdiend heeft,dat zy onder de vreedzaamfte , en ftilfte ingezetenen van Leyden behoorde, en welker daaglykfche omgang zig bepaalde tot een zeer gering aantal van vyf, of zes perfonen, welker levenswyze , en handelingen eeven vreedzaam, ftil, en, als ik my zo mag uit drukken, even onverfchillig ontrent den toeftand van het Land zyn, als die van de Juffrouw zelve. Deze zoude niet aan hare vertrouwde vrienden , zelfs niet aan haren eigen  ( H ) eigen man,, maar afzonderlyk, aan eenen vreemdeling , aan haren Koetfier, niet in een geheim vertrek , maar openlyk in de gang van het huis,alwaar ogenblikkelyk alle de huisgenoten haar beluifteren konden, op den klaren dag , zulk eene gevaarlyke onderneming hebben voorgefteld, en dezen Kaerel niet by voorraad een gedeelte der be-, loofde fomme gelds , zelvs niet eenen enkelen penning, het zy dan om het voorftel te volvoeren , het zy ten minften om het te verzwygen, op hand gegeven hebben. Deze knaap zoude deze zo gewichtige zaak den tyd van byna een geheel jaar by zig gehouden hebben, zonder dezelve, het zy uit praatzucht, het zy uit overtuiging van het gevaar der geheimhouding, aaniemand, hoe ook genaamd, zelvsnietaan zyne eige vrouw, te openbaren. Hy, die een vreemdeling, die behoeftig is, zoude zig zeiven vrywillig verdoken hebben van de gelegenheid , om door de ontdekking, of wel ten minften door zyne Juffrouw daar mede te bedreigen, aan de eene, of andere zyde eene beloning te verkrygen, die zyn fortuin konde vefligen. Hier komt by, dat hy deze ontdekking juist gedaan heeft aan twee Bakkers, waar van de eene, naamlyk De vens , berucht is wegens het zuurdeeg van het jaar 1748., en de andere, naamlyk van Duuren, een allerftechtfte, en verachtelykfte gast is , voor wien geen braaf man, zelfs niet zyne geburen, de mimle achting hebben, en dat, na de ontdekking, deBakkers H. Woltering, en Tra go, bekende roer-  C *5 ) roervinken, met anderen van dat foort, 'het huis van den Koetüer daaglyks aflopen, zo zelfs, dat, toen twee Dienaars der Jufütie op den 29. Maart des Avonds laat zyn nachtgoed kwamen halen, met melding aan zyne Huisvrouwe , dat haar Man op het Stadhuis blyven móest, zy het huis vervuld vonden met een aantal van dat foort van volk. Maar allerbyzonderst moet hier niet uit het oog worden verloren , dat de beruchte Advokaat ElieLuzac, en LettorJan le Francq van Berkhey, benevens dcrzelver elève, de jonge Advokaat Willem Bilderdyk, in dat complot, als voorname raadslieden,gebruikt, en van de deelgenoten zeer dikvviis bezocht worden, waar uit men van de boosheid dezer lamenzwering, en de verfoeilyke oogmerken, die men daar mede bedoeld , duidelyk genoeg kan oordelen. Het is ook zeer opmerklyk, dat de Koetfier Grypsoe, reeds eenen geruimen tyd geleden, een fomme van twee bonden Guldens van zynen Heer ter leen bekomen hebbende, om daar mede zyne nering te doen, en tot den tyd der zogenaamde ontdekking toe buiten ftaat geweest zynde, om die fomme,of een gedeelte derzelver te rug te geven, na die ontdekking in ftaat is geweest , om die gehele fomme gelds , aanzienlyk genoeg voor eenen dienstbode met vrouw , en kind belast,/« eensjn nieuwe gerande Dukaten^en op de allereer/ie aanmaning , terftond aan den Gerechtsboden , die hem de opzegging deed, ter hand te ftellen. Niet minder opzicht baard het ook,dat deBakker devens,aan wien  C*6 ) wieti de zogenaamde ontdekking het allereerst gefchied is, eenigen tyd te voren by den Koetfier Grypsoe, en eene der andere dienstboden van den Heer, en Juffrouw van oer Meulen aanzoek had gedaan, om voor hem by dien Heer, en Juffrouw voorfpraak te wezen tot het bekomen van enig Geld ter leen, dat die andere dienstbode den Bakker wyslyk had gewezen naar den Heer, en Juffrouw zeiven , en dat het daar op gevolgd aanzoek van Devens by dezelven ten eenemaal was afgeflagen, en gemist, Ook verdiend het opmerking, dat deze Koetfier, nog op vrye voeten zynde , op zekeren dag, kort na dat hy de ontdekking gedaan had , aan Heren Schepenen heeft komen aanbrengen, dat hy bevreesd was,dat eenige omgekochte Kaerels achter aan de poort van het huis van zynen Heer, en Juffrouw, alwaar hy gewoon was in, en uit te gaan,hem een flrik om den hals werpen, en alzo in het water fmyten zouden ; zonder dat hy, naar reden van deze zyne vrees gevraagd zynde enige byzonderheid daar omtrent wist op te geven. Eindelyk moet men ook niet vergeten op te merken, dat hy, na dat hy reeds in verzekering gebracht was , aan Heren Schepenen heeft verklaard , dat hy met eenen helm geboren , en hem geopenbaard was, dat de overige dienstboden , die voor de onfchuld van de Juffrouw getuigd hadden, valfche getuigen waren. Eindelyk mompeld men ook van zekere poging, welke hy onlangs zou hebben aangewend, om uit zyne verzekering te ontfnappen. De rechtvaar-  (*7) vaardige Hemel, die niet toelaat, dat de onfchuld op den duur, het voorwerp blyft der vervolgzucht van eene fnode Kabaal, verkocht om het Vaderland, was het mooglyk, ten verderve te brengen, zal ook eindelyk met mededogen nederzien op deze zo valschlyk aangeklaagde , en door eene opeenftapeling van rampen op eenmaal bezochte weduwe, en wel ras de hinderpalen uit den weg ruimen , die tot nog toe belet hebben , dat deze zaak in alle hare verfoeilykheid nog niet voor het oog der zonne is ten toon gefteld. Terwyl ik dit fchryve, verneem ik iets, het geen daartoe de eerfte, en zo lang gewenschte aanleiding fchynt te zullen geven, naamlyk, dat Juffrouw van der Meulen zig onlangs heeft geaddresfeerd aan de Heren Staten van Holland, en Westvriesland meteen verzoek om voorziening tegen de wyze, waar op deze gehele zaak van wege den Heer Hoofdofficier, wiens Advokaat is de bekende Karel Boers , toe is!behandeld , en dat Hun Ed. Gr. Mog. daar op hebben goedgevonden , en verftaan, dat de voorf. Requefte, en bylagen zullen -voorden gezonden aan den Hoofdofficier , en Schepenen der StadLeyden, om Hun Ed. Gr. Mog. daar op ten fpoedigfien te dienen van bericht, metSurcheance van Procedures tegen de Svvpi.iAHTE,hangende de Deliberatien van Hun Ed. Gr. Mog., mitsgaders met verbod, om in denzelven tyd, ook ten opzichte van den voorn. Jan Grypsoe , en Cornelia van de Sant iets te doen , of toe te laten , waar door gemelde zaak zeude worden gebracht buiten baar geheel.   VERZAMELING VAN betreffende de valfche BESCHULDIGING T E 6 E N S eATHAKINA TAAN,. Wed. V A N D E HMEULEN, NEVENS ESN KORT VERSLAG VAN DE UITKOMST DERZELVï ZAAK. Te L E 'V D E V, B v L. H E R D 1 N G H, M D G C L XXXV L Ex Bibliotheca RUIINKENIANA.   AAN DEN LEEZER, z^j' ie hier eindelyk aan uwen wensch voldaan door de uitgave der Stukken, betreklyk fot de zo veel gerugts gemaakt hebbende zaak der valfche Befchuldiging , aan Mejuffrouw catharina taan, Weduwe wylen den Heer gillis - chrIstiaan Van der, m e u l i n j doof haafen Koetzier , j o h a nnes gryfzoe, met byftartd in zeekeren op^ zigte van haare Keukenmeid , johanna cornèlia van der sand, te laste gelegd, even of zy hem had tragten om te koopen* óm den Heefe Stadhouder Willem den V. naaf 't leevert te ftaart. Het hartelyk deel, 't welk alle Liefhebbers Van recht en waarheid in t lot der Befchuldigde hebben genomen; de? nieuwsgierigheid, welke dit zo ongemeen en byna ongelooflyk geval alom in ons Vaderland heeft verwekt, zyn ons genoegzaame waar-» borgen, dat de uitgaave deezef Stukken niet zal geteld worden onder die voortbrengzels * de?  3 aak'denleezeé: der Drukpers , welke alleen dienen om de* reeds te groote meenigte van bemorst Papier, Waarmede 't Publycq, vooral in deeze dagen als om ftryd van alle kanten overladen wordt 9. nodeloos en nutteloos te vergrooten. Veel eer Souden wy ons te verantwoorden hebben, dat de jegenswoordige Verzameling eenige maanden laater te voorfchyn komt, dan men die Iiad mogen verwagteHc Doch- een verflag vaa beletfelen-, die den Uitgeever verhinderd hebfeen de laatfte hand aan dit werk te Haan, zoude van te weinig aanbelang zyn, om den Leezer daarmede op te houden. Van meerder aangelegenheid is het, een en ander hier by te Voegen tot opheldering der zaak zelve, en> om reden te geeven van 't beftek, binnen'c welk wy ons by deeze uitgave hebben moeten foepaalen. De ge - eerde Leezer , namenlyk ? zal hier die Stukken alleen vinden, welke de Verdediging van Mejuffrouw de Weduwe van der Meiden byzonderlyk betreffen, en tot welker gemeenmaaking ook alleen zy was gerechtigd. Van 't geen in 't Heiligdom der Justitie is voorgevallen, mitsdien van de refp. Interrogatorien, Confrontatien 3 Memorien of Berichten door den heer Hoofd - Officier Mra  AAN DËN LËEZEiL. $ Heter - jan marcus overgegeeven^ als mede van de Vdnnisfen, heeft zy geene mededeeling gehad: En j al had zy die gehad, zoudö zy zig onbevoegd gereekend hebben, om die zonder kennis, of wel mogelyk tegens den Wil haarer geëerbiedigde Rechters s onder al-> lerly foort van menfchen te verfpreidem Daar egter, na leezing der verfchillendd Stukken, welke hier by-eert verzameld aan 'ü Publycq worden aangeboden s een ieder zal begeeren te Weeten , welk het uiteinde der zaak, ook ten opzigte van Johannes Gryfzoe en Johanna Cornelia van der Sand, zy geWeest,zal men alhier een beknopt verflag byvoegen Van 't geen zedert de Refolutie der Heeren Staaten van Holland en West * Vriesland, van 21. 061* 1784» met betrekking tot de ontwikkeling der zaak is voorgevallen , en van de Confesfie 4 waarop de Hoofd - Aanlegger van deeze heilloofe Betichting en zyne Medeftanderes hunne Wel-verdiende ftraffe ontfangen hebben, Uit die Refolutie (alhier pag. 265. te vinden) zal de geëerde Leezer gezien hebben of kunnen zien, dat Hun Ed. Groot-Mog. den Heer Mr. p ie ter -jan marcus, welke met den 10. November toen aan (taande den post van Hoof - Officier der Stad Leyden ftond * s te  § AAN DEN LEEZERC t!e aanvaarden,. hadden gequalificeerd, om vart den datum der voorfz* Refolutie af het recht der Hooge - Overheid in deeze zaak waar te neemen , en (met te niet doening der voorige Procedures) dezelve op nieuw aan te leggen en te vervolgen. Nooit konde de Weduwe van dvr Meulen,. of liever nooit konden Gerechtigheid en Waarheid , eene gelukkiger keuze getroffen nebbe» dan die van deezen Heere;. een Man , in wien de zo zeldzaam vereenigde hoedanigheden van voorbeeldige zagtmoedigheid en onbezweeke-' ne ftandvastigheid zig tot een uitmuntenden trap zamen-voegen , en welke deeze beiden bekroont met eene ongeveinsde liefde voor 't Recht, eene ongekreukte onpartydigheid, en eene belangloosheid, waarvoor niet dan zeer weinigen vatbaar zyn; een Man, in een woord r die (gelyk hy deezen onaangenaamen enjegenswoordig zeer neteligen Post aanvaard heeft 3, enkel en alleen uit die zuivere grondbeginfelï van Vaderlands-liefde, welke hem bezielen) gezegd kan worden aan ons lby-den tot eenzeegen gegeeven te zyn in een tyds-gewrigt, wanneer der Stads inwendige rust van meer dan ééne zyde wordt belaagd, aangevallena, deerrjk gefchokt, en geflingerdo Die  AAN DEN L E EZ ER. 5 Die allezints eerbieds - waardige Hoofdofficier dan , zig bedienende van den yverigen , wel - mee-nenden , onvermoeyden , en kundigen byftand -van den Heere Mr. franje 01 s - cu a l t e r u s •£lok, Vroedfchap onzer Stad, welke zig der moeite en der verdrietiykheid niet ontzag, om in deezen het Confulentfchap van 't Officie op zig te neemen; — deeze beide Heeren, zeggen wy, den aanleg der zaak op nieuw begonnen en naar de regels eener geordende Crimineele Rechtspleeging •voortgezet hebbende , bragten die eerlang, door het hooren en confronteeren der beide Bakkers Deve-ns en van Duwen, mitsgaders van verfcheidene andere Getuigen, zo verre, dat JoJmnnes Gryfzoe en zyne Mede'ftanderes, hoe lïlstig en gefleepen zy ook waren, byzonder de eerste, om alle aanleiding tot overtuiging te ontduiken, de .fterkite vermoedens tegens zig opleverden , dat zy in verfcheidene pointen hunner beëedigde Verklaaringen of Ondervraagingen aan leugen, en dus aan meineed, zig hadden fchuldig gemaakt. De Getuigen, zelfs Devens en van Duwen, wederfpraken hen, ook ©p pointen, die anderzints van geen aanbelang waren, als dat Gryfzoe voornamenlyk, door 't verzinnen van omftandigheid op om* 3 ftan-  e AAN DEN LEEZER. {handigheid , dezelven almede in 't Proces had jngebragt, De Dienstboden daarentegen, wel-, ke ten verzoeke der Weduwe van der Meulen en tot haare verdediging der waarheid hadden hulde gedaan, en d,ie by haare eerfte Verhooren, ingevolge de leiding door den Confulent van den voorigen Heer Hoofd - Officier aan de Procedures gegeeven , niet min wederrechi telyk behandeld waren, dan zy by het Bericht van dien Heere fchandelyk worden ten toneele gevoerd, — deeze Dienstboden, welke al-toos als een voorbeeld van trouw en ftandvastigheid geroemd moeten worden , bleeven onveranderlyk by haar verklaarde, Hoe meer ?y op den toets wierden gefteld, zo veel fterier wierd haare oprechtheid gelouterd; en de Jaster, waarvan zy byna de flagtoffers waren geworden, moest bezwyken. 'Er waren dus naauwlyks twee maanden na de hervatting der Verhooren verlopen , of Mejuffrouw de Weduwe van der Meiden wierd provifioneel van de Bewaaring in haar Huis ontflagen by Refolutie van 23 December 1784. (alhier pag. 276. te vinden,) Te gelyker tyd wierd de Befchuldiger en zyne Mede - ftanderes , die tot nog toe in Civilc G) feling onder Raadhuis, war>n gehouden geweest, rjaar de  AAN DEN LÉE2ER. 7 ■gewoone Gevangenk op 's Graveftein overgebragt. — Naauwlyks waren zy hier., «of 't geweeten van jfohanna Cornelia van der Sand, tot dien tyd niet minder fchaamteloos en verftokc clan haar Bederver en Verleider, wierd wakker : En zy deed , uit eigene bev/eeging,. met vertooning van haar berouw en leedweezen •©ver de misdaad van Meineed en valfche Getuigenis door haar gepleegd, eene omftandige belydenis der valschheid van 't geen zy plechtiglyk had bezwooren, tevens zig beklaagende, dat Johannes Gryfzoe die geen was, welke haar tot deezen val en fchande had gebragt.. Haare erkentenis deed niet weinig toe, om de Rechters meer en meer van de fchendaad van dien boozen,Leugenaar te overtuigen, en mitsdien om de Procedures geflrenger tegens hem voort te zetten: Doch alles mogt niet baten: En, ©ffchoon zyne Medeftairderes hem zyn misdryf, by de Confrontatien, in't aangezigt aanzeide met omftandigheden, die hem moesten doen zidderen, en met verwyten, die hem buiten zig zelve gebragt moesten hebben, voor 't minst dat 'er eene enkelde vonk van eer of gevoeligheid in zynen boezem gehuisvest had, — niet tegenftaande dit alles, de moeite was vergeefsch. * 4 :Er  | AAN DEN LEEZER. 'Er is, n-amenlyk, in deeze waereld een fo r| van Menfchen, die enkel (zo 't fchynt) gefchapen om de order der zamenleeving te ftoor ren, en om 't zedelyk kwaad in eene zeekere evenredigheid met het goede van anderen te Hellen, in 't brouwen van onheil 't zelfde innerlyk genoegen fmaaken, 't geen eene ziel,, Van beter kern gekneed, gevoelt in'tbevorr deren van 't geluk zyner mede - ftervclingen; Menfchen, in wier oogen leugen, laster, bedrog , valschheid beuzelingen zyn , als zy maar flrekken, om hun geliefd oogmerk, het verwekken van haat, onrust en tweedragt,het bekladden van een's anders goeden naam, het floorep van vriendichap, of veel-tyds ook het voldoen hunner eigene wraak, te begunstigen en te bereiken ; Menfchen, eindelyk, die by deeze Waarlyk. helfche hoedanigheden de kunst van Veinzery en huigchclary, 't zy in 't godsdienftige, 't zy in 't burgerlyke, tot den hoogften trap bezuren : En, gelyk het moeylyk is voor een deugdzaamer of eenvoudiger gemoed zig een waar denkbeeld van zulk eene affchuwlyke deg kunstighyk. verborgene imborst te vormen, zo genieten ook dit foort van zedelyke wanfchepfel^, die er, helaas' in dit endermaanfëhe maar al te yeel gevonden wordenhet yoor^  AAN DEN LEEZER. 9 Voorrecht, dat zy de best-meenenden en op-rechtften lang kunnen misleiden ; ja zelfs dat, wanneer hunne verderflyke listen aan den dag komen, zy die met opgeheeven hoofde en een gelaat, 't welk van geen bloozen weet, durven verdedigen en op allerly wyze ftaande houden. Dit verraderlyk ziels-gejiel (zoals men zig in een der Memorien van de Weduwe van der Meulen heeft uitgedrukt) is aan Johannes Gryfzoe zodanig eigen, dat men zyn's gelykeu in zulk eene fterke maate niet dan zeer zelden zal vinden; en, was het nodig, men zoude daarvan Haaltjes kunnen oplèeveren, ook buiten deeze Procedures. — Dan ter zaake. Zo lang onder den vorigen Heere Hoofdofficier het onderzoek tegens Johannes Gryfzoe flaplyk was voortgezet, als wien het toenmaalig Officie meende te moeten aanzien niet als een Befchuldiger, veel min als een mmmtèly\ ferdagten zelve, maar als een onbefprooken Getuigen , had het dien eerloofen ook kunnen geJukken de Rechters, immers veelen derzelven, door zyne uiterlyke vertooning van godsvrucht en oprechtheid in twyffel en wantrouwen der onfchuld van de Weduwe van der Meulen te brengen: Doch deeze tyd van dwaaling was Voorby. Zyne leugens en verdichtfels, ook * 3 k)  f« AAN DEN LE EZ ER. jn andere opzigten als de hoofd-zaak, waren door de Depofitïen van verfcheidene eerlyke en braave Getuigen , die van tyd tot tyd gehoord waren, tot de grootfte zeekerheid van meineed gebragt: En geen der Rechters was ?er, by wien de minste bedenklykheid overbleef wegens de fchuld van deezen halfterrigen Gevangen. Wanneer derhalven de Heer Hoofdofficier Mr. Pieter-Jan Marcus op den 2. Mey i?85-by Memorie verzogt, „dat de Ge„ vangen op eenige fummiere Artikelen, be3, treklyk zo tot deszelfs hoofd - befchuldiging „ zelve, als tot de adminiculeerende omftan„ digheden, door hem van tyd tot tyd opge9, geeven, zoude worden gebragt ter fcher„ per Examen en Tortuur ", wierd dit Verzoek toegeftaan, na dat egter Heeren Schepenen, die in deeze gebeele zaak, zedert die hervat was, fteeds de voorzigtigfte naauwgezetheid hadden betragt, zig verzeekerd hadden, dat kundige en onpartydige Rechtsgeleerden het Verzoek van Tortuur insgelyks als gegrond befchouwden, Het toegeftaan fcherper Examen wierd dan ter uitvoer gebragt tot dien trap als genoeg was, om den Gevangen te doen zien, dat de Rechters hem voor volkomen overtuigd hieJ- den,  AAN DEN LEEZER. iï den , en dat zyne formeele Confesfie alleen ontbrak, om hem als meineedig te doen ftraf' fen. Op dat ogenblik nogtans, daar hy van de Natuur een lighaam ontfangen heeft gehard tegens .odanigepyn, als hy toen onderging, bleef hy by de ontkentenis, en hield, even verftokt als te vooren, zyn onfchuld flaande: Doch, uit het gebeurde meer en meer ziende bewaarheid,' t geen hy zig by eene vorige gelegenheid eens had laaten ontvallen, dat hy zig door zyne olykheid (dat is, door zyne gefleepene arglistigheid) niet zoude redden, deed hy eindelyk op 't onverwagtst een flap, die ten nieuwen bewyfe verflrekt, dat de rechtvaerdige Voorzienigheid de Boosdoenders, welk een vast voorneemen zy ook mogen hebben om door de onverwinnelykftc verftoktheid de geftrengheid der Juftitie te ontgaan, vroeg of jaat, ter wel - verdiende ftraf - oeff ening doet bezwyken. Eenige dagen na 't fcherper Examen verzogt Johannes Gryfzoe de Heeren Schepenen te fpreeken en deed toen eene belydenis, welke tot genoegzaamen grond heeft geftrekt, om. gen einde deezer extra-ordinaire Procedures rnet zyne ftraf te maaken, offchoon misfchien in §en ordinair Proces zyne gedrogtelyke onder. nee--  f2 AAN DEN LEEZER, peeming tegcns zyne Juffrouw in eene nog haat» ïykere en affchuwlykere gedaante zoude zyn voor den dag gekomen, dan zy nu by zyne Confesfie was begrecpen. Hy beklom dan op den 19. July 1785. met zyne Mede <■ Gevangen Johanna Comclia van der Sand het fchand-toneel, waarop hy eene oiv fchuldige en braave Vrouw, die weleer zyne Weldoenfler was geweest, door de boosaar. tigfte leugens had poogen te brengen. De jnisdaad, by de Eisch van den Heer Hoofd' Officier tot zyn laste gemeld, belfond daarin: „ Dat, hoewel het de pligt van hem Gers, vangen geweest was , om op eene eerlyke „ en onbefprokene wyze met zyner handen „ arbeid een beftaan voor zig zeiven en zyn „ huisgezin te winnen, zonder iemand zyner „ Medemenfchen te beleedigen, te verontrus„ ten, of in derzelver goeden naam te kwet„ fen, veel min aan onbefproken en deftige Inwooners deezer Stad, in welker dienst hy Gevangen zedert eenen geruimen tyd zyn „ brood won, en waar by hy zelfs voorgegee- ven heeft in vertrouwen geweest te zyn, „ een onherftelbaar onheil te berokkenen ; hy „ Gevangen echter in zo verre zynen pligt ;? vergeeten, en alle gevoelens van eer, braaf- „ heid  AAN DEN LEEZER, ïj rfT heïd, geweeten, en ontzag voor het heilig Opperweezen en de Juftitie verzaakt heeft, dat hy Gevangen, ter zaake van zeekere „ zyne voorgevens, waarop de Juftitie niet „ vermogt flil te zitten, op den 7. Maart ,, des voorleeden Jaars (1784) voor de wel„ gem. Ed. Achtb. Heeren Schepenen deezec ,, Stad gerequireerd zynde tot het geeven van ,r getuigenis der waarheid, van zig heeft „ kunnen verkrygen, om te verklaaren , „dat „ ,, hy Gevangen geduurende zynen dienst by „ „ zynen toenmalige Heer en Vrouwe, en „ „ wel na dat de laatfte Oorlog met Enge„ „ land begonnen is, van tyd tot tyd in de „ „ keuken, onder de Dienstboden , heeft „ „ hooren leezen differente Boekjes, wel3, „ ken over de zaaken van het Land en de „ „ Regeering van het zelve handelden, en „ „ door zyne Vrouwe aan de Dienstboden y, „ wierden ter hand gefteld ; dat dezelven „ „ door de Keuken-meid", (zynde Johan.„ na Cornelia van der Sand, thans zyne Mede„ Gevangen,) „ in de Keuken wierden voor„ „ geleezen; dat hy Gevangen die Boekjes „ „ door zyne Vrouwe aan gem. Keuken„ „ meid wel had zien ter hand Hellen;dat hy „ „ Gevangen dikwyls geroepen was om die.  14 AAN DEN LEEZER. „ te komen hooren leezen, en wel had ge„ „ hoord, dat Zyne Vrouwe over die Boek„ „ jes, en over het Land, den Prins", 3, verflaande hy Gevangen daar door den „ Heer Erfftadhouder der Vereenigde - Ne„ derlanden) „ en den Oorlog in tegenwoor* „ „ digheid van de Dienstboden, de Schoon,, „ maakfters , en hem Gevangen had ge„ ,, fproken, als mede dat zyne gem. Vrouwe in het toen laatst voorleden Voorjaar „ „ of Voorfomer, zonder dat hy Gevangen „ „ den tyd nader wist te bepaalen, op zee„ „ keren avond omtrent de ftreek van agt }, „ uuren , in zeeker Gangetje by of om„ „ trent de Keuken, met hem Gevangen nog „ „ had gefprooken over de zaaken van het „ „ Land, en van den Prins Stadhouder, en „ ,, als toen in fubflantie had gezegd, als 'er „ eens iemand was, die den Prins van kant „ „ holp, dien zoude wel een goed jluk gelds, „ zo een tien duizend Guldens, kunnen be„ „ zorgd worden; en, was hy in den dienst, „ ,, men zoude hem weder kunnen loskeopen, zo „ „ hy het volbracht had; en, zo het een Man „ met Vrouw en Kinderen was , daar voor „ konde gezorgd worden: Dat hy Gevangen daar op mede in fubflantie had geanu „ „ woord a  AAN DEN LEEZEË. ï$ x „ woord, ik geloove niet, dat 'er ligt iemand „ „ zoude gevonden worden , die zo een (luk „ zoude uitvoeren; en dat gem. zyne Vrouj, „ we daar op wederom in fubflantie had ,, „ gezegd, dat zy wel geloofde, dat het ie3, ,, mand zoude doen , indien dezelve maar „ wist, dat 'er geld voor zoude gegeevers ,, worden:" Dat hy Gevangen die zaaken „ op den 11 Maart nog omftandiger verhaald „ en opgegeeven heeft, en onder anderen op den 13 Maart daar aan volgenden weder5, om een ander voorftel, als door zyne Vfouwe tegen het leeven van den meergem. „ Heer Erfftadhouder aan hem Gevangen ge„ daan, en daar toe tendeerende, „ om hem „ „ Gevangen te permoveeren, om denzel„ „ ven, met behulp van eenen Kok, door „ „ fpyze te doen vergeeven" , voorgewend, en deeze Verklaringen, waarvan de 3, inhoud toen reeds in zommige opzigten „ tegen malkanderen inliep , fuccesfivelyk toe r, driemaalen toe met eenen plegtigen eed bevestigd heeft: Dat hy Gevangen op den ,, 5 Juny daaraanvolgende, na dat hy Gevangen reeds volgens Decreet van Hun Ed. Achtb. onder het Raadhuis deezer Stad was in cuflodie gefield, nog wederom een » an-  tó AAN DEN LEEZEft; ander voordel, dog van de vorigen in dë wyze verfchillende , en mede daar heen „ ftrekkende „ om hem Gevangen over te „ „ haaien, om door eenen anderen hetzelve „ „ ftuk te doen volvoeren", heeft opgegee3, ven, en naderhand verklaard, „ dat zyne „ „ gemelde Vrouwe hem Gevangen wel vier „ ,, of vyf maaien over die aanflagen onderj, ,, houden had:" Dat hy Gevangen, van tyd tot tyd, wel eenigen der door hem te „ vooren verklaarde omftandigheden inge„ trokken hebbende, als onder anderen, ,,dat „ ,, hy de voorgem. Boekjes door zyne gewe- „ zene Vrouwe in de keuken niet, of im„ „ mers ten uiterften maar eens, had zien „ „ geeven , en dat het tegen de waarheid „ ,, was, dat 'er van tyd tot tyd differente „ Boekjes van dien aart geleezen waren, „ „ alzo hy Gevangen maar wist van drie," doch echter eenen zeer geruimen tyd de „ waarheid zyner overige gezegalens ftaande „ gehouden hebbende, eindelyk, na alvorens ,„ verzogt te hebben, om zyne Rechters te „ mogen fpreeken , eerst vrywillig beleeden „ heeft, „ dat zyne geweezene Vrouwe hem „ ,, Gevangen nooit eenige belooning had „ „ genoemd, of voorgefteld, nog ook ge- 5, » 7.egd4  AAN DEN LËEZER. 17 ,, zegd, dat, als zo iemand in dienst was, „ men hem zoude kunnen loskoopen, nog „ dok, zo het uitkwam, dat men dan voor „ „ Vrouw en Kinderen zoude zorgen 5 maar „ „ dat hy het wat erger had gezegd; en dat i, „ hy Gevangen zulks 'er had by gedaan,„ „ om dat hy anders dagt* dat het geen hy „ „ naar waarheid had gezegd, te niet zoude 3, „ gaan :" Dat hy Gevangen naderhand ook vry willig beleden heeft," dat zyne geweezen „ Vrouwe hem Gevangen nöoit zeiven heeft j, „ aangezogt om den Heer Erfftadhouder der „ „ Vereenigde Nederlanden van kant te hel,} „ pen, nog ook direól gevraagd, om het ,-, „ door iemand anders te laaten doen maar j, dat hy Gevangen het zig verbeeld heeft „ „ uit de losfe praatjes , welken zyne gewee„ „ zen Vrouwe met hem Gevangen zoude „ „ gehouden hebben: " Dat hy Gevangen „ erkend hebbende," dat in zyne voorgaande „ opgaven zeer duidelyk lag opgefloten een „ „ regelregt aanzoek , door zyne Vrouwe ,, „ aan hem Gevangen gedaan, om zig daar j, toe te laten gebruiken, en hem Gevan,s „ gen,of iemand anders,door eene zwaare „ geld - fomme om te koopen, als mede dat „ hy Gevangen te voren gezegd hebbende, * * dat  18 AAN DEN LEE ZE R. „ „ dat zyne gemelte Vrouwe wel vier of vyf ,,- „ maaien met hem Gevangen over zulke s, „ aanflagen gefproken had, en dat hy Ge„ „ vangen by zyne gem. Vrouwe zwarigheid „ zoude hebben gemaakt, of er wel iemand „ „> zoude gevonden worden, die het zoude „ „ uitvoeren, met het geen zyne gem. Vrouy, „ we daar op zoude geantwoord hebben", y, vervolgens-dan ook beleden heeft," dat alle „ ,, dis voorgeevens onwaarachtig waren; dat „ zynegeheele Verklaring van den 7. Maart „ des voorleden jaars, wat de hoofd-be3, „ fchuldiging betrof, geheel verviel; dat jï ,, hy Gevangen zyne geweezen Vrouwe te- „ „ GEN be WAARHEID, LASTERLYK „ „ en VALSCHELtK f BESCHULDIGD 7, „ heeft:" Dat, voor zo ver hy Gevan3, gen de zo even gem. losfe praatjes nog ftaande hield, hy Gevangen nogtans bele„ den heeft,-"dat de zeiven in het geheel niet „ „ te kennen gaven eenig duidelyk oogmerk ?, „ om hem Gevangen tot de uitvoering of „. ^ medewerking van zulk eene& aanflag te w ,, brengen, en dat de by voeging der belofte }y „ van zulk eene zeer aanmerkelyke fomme „ geldsren andere toezeggingen, eene on>n n ftandigheid uitleverde p waardoor zyne  AAN DEN LËÈZÊRi ij $j eerdere voorgevens eehen geheeleri ande3, „ ren zin uitmaakten; en dat hem Gevari» „ gen altyd geknaagd heeft, dat hy Gevari» „ „ gen alle die gezegdcns met valschem „ „ eede bevestigd had; dathy Gevangeri „ „ zig zelve heeft tegehgefpro'oken altyd op5 „ „ hoop, dat hét nog fchikken zoude ; Voorts! ,-, „ dat hy Gevangen zeer misdaan had, door „ dat geenj het welk hy zegt zig verbeeld „ „ te hebben, fiellig op te geevert als zaaken, „ die aart hem ter uitvoering of medewer„ „ king waren voorgedragen j dat, tóen hy ,, „ Gevangen voor het eerst aan Willem De- „ vens, woonende binnen deeze'Stad, door j, deszelfs gefprekken uitgelokt, het ver- „ haal van die voorgeevens had gedaan, hy j, „ Gevangen niet gedagt had,- dat het zelve „• „ ooit door den Rechter zoude onderzogc ,•, „ worden; en dat hy dezelven naderhand 3, „• toen dé Jufiitie daar vafi kennis nam, „ ,-, heeft flaande gehouden, in het eerst oni ,', „ eene belooning te krygert, en by eenen y, der Leden van' deézer Stads Regeering 3, ,, in dienst te komen, en alzo eene bedie,-, „ ning te erlangen, waartoe hy ook door ,, denzelven Willem Dévens, als mede door jj „ Frans van Duuren ,-mede woonende binnèrf ê * % # ^ deef  2o AAN DEN LEEZER. 3, „ deeze Stad, was aangemoedigd; en met „ „ dat oogmerk dan ook by twee Leden der „ „ voorn. Regeering zynen dienst had aange„ „ boden, of door den eerstgem. doen aan„ „ bieden; en dat hy Gevangen die voor„ „ geevens naderhand had ftaande gehou„ „ den, deels uit moeyelykheid tegen zyne „ gem. Vrouwe over het weghaalen der „ „ Paarden uit de ffcal (waarover hy Gevan„ „ gen toen nog de oppasfing had) en het „ „ opzeggen van den dienst, deels uit vrees, „ „ dat anderzints zyne overigé gezegdens te „ „ niet zouden gaan, en deels om de ftraffe „ „ voor zyne misdaaden te ontwyken;" zig „ voorts by verfcheidene gelegenheden zeer „ beklaagende," dat door de bemoeyingen der ■ „ twee evengem. Perfoonen , welke hem 3i „ Gevangen op allerly wyzen hadden aan„ ,, gezet, behaald, en buiten zyn weeten ,„ „ aangebragt, de zaak zo verre gekomen was; „. Dat hy Gevangen , reeds by zyne tweede y) Verklaaring gezegd hebbenbe, dat hy hoe „ ,, langer hoe meer begreep 3 dat hy het eerder J} „ had mosten zeggen, voor al daar hy, als 5, „ Burger geworden zynde, beloof d had, StaS 7J „ en Land getrouw te zullen zyn, en by verx, }, volg gedeclareerd hebbende, dat hy de ?5 si ves-  AAN DEN LEEZER. 21 „ „ verdere en nadere voorgewende gefpreky, „ ken had gemeend ook te moeten openbaar en , ,, „ om zyn hart te zuiveren, zynen burger - eed „ „ -! _aar te 'omen,enniet verder ontrouw te zyn, „ ,, als meede uit eene zugt voor de waarheid, „ „ en om de Rechters niet te blinddoeken, maar „ dat het hem leed deed, dat lieden, waar 5, „ onder hy zyn brood won, door hem in onge„ „ legenheid komen zouden;" en voorts, by „ verfcheidene gelegenheden andere foortge- lyke geaffecteerde uitdrukkingen en voorwend„ fels van eerlykhtid, gepaard met de ysfelyk- fte verwenfchingen en vervloekingen van „ zig zeiven , gebruikt hebbende , om daar „ mede de waarheid zyner gezegdens (was „ het mogelyk) te verflerken , echter ook „ naderhand erkend heeft," dat hy daardoor „ zig had fchuldig gemaakt aan eene fchan„ delyke misleiding va 1 de Juftirie, en een „ ,, verfoeijelyk misbruik zo van den Burger„ „ eed, dien hy gedaan had, als van den „ „ Eed, dien hy op zyne Verklaaringen had ,, ,, afgelegd;" terwyl hy Gevangen, zig te „ voren niet ontzien hebbende om by zyne „ onderfcheidene Verhooren en Confrontatien „ tegen zyn Mede-Gevangene Johanna Cornelia f, van der Sand, tot herhaalde reizen, te zeg* * 3 „ gen,  %% AAN DEN LEEZER. ?, gen? dat zyne Rechters hem van de waarheid „ wilden beroven, tekens de waarheid doen bekennen, en de fchuld op hem Gevangen leggen , als mede dat Johanna CerneUa van der Sand „ zyne Mede-Gevangene bekonckeld was om de j, waarheid te loogchenen, echter naderhand ook „ erkend heeft, " dat hy de Rechters en zig ,, ,? zeiven had misleid, op hoop dat het nog „ fchikken zoude, en dat hy Gevangen door ■„ „ zyne Verklaaringen en opgaven zyne ges, wezene : 'eer en Vrouwe, en inzonder„ „ heid de laatstgem. in zeer groote pngele„ „ genheid en fmertelyke omftandigheden t, „ gebragt heeft j en dat de laatsgemelde ?, „ voor altyd had kunnen bedorven worden, ', „ indien 'er aan zyne fterke en herhaalde 3, betuigingen geloof gegeven was," alles ?, blykende by zyn Gevangens eigene Confes„ fie buiten pyn en banden van yfer gedaan." Hoe fterk de fchuld van Johannes Gryfzoe s als een meineedigen Falfaris, uit deeze Confes» fie reeds overvloedig 'doorlleeke, nog flerker flraalt zy uit die yan zyne Mede-Standeres, De befchryving van haar Misdaad, uit haare eigene vry willige Belydenis gehaald, en by de Eisch van den Heer Hoofd - Officier ter neder g.field, beftondhierin: a, Da?  AAN DEN LEEZER» 23 Dat zy Gevangene op den 13. Maart des B voorleeden jaars voor de welgemelde Edele „ Achtbaare Heeren Schepenen deezer Stad „ geroepen zynde, om onder eede getuigenis,, fe der waarheid te geeven over zeekere ge„ beurtenisfen , omftandigheden en daaden, ,, welken door Johannes Gryfzoe , haaren te„ genwoordigen Mede - Gevangen, waren op„ gegeeven, als door en ten huife van zeekere Inwooneresfe deezer Stad, by welke zy Ge„ vangene met haaren gemelden Mede-Ge„ vangen kort te voren eenigen tyd had ge„ diend, in tegenwoordigheid van haar Gevan„ gene, van twee andere haare Mede- Dienst- boden, van nog twee Schoonmaakfters en ,, van haaren Mede-Ge vangen, Johannes Gryf- zoe, voorgevallen en gepleegd te zyn, en „ in eenigen van welken zy Gevangene mede „ zoude hebben deel genomen, in plaats van de waarheid hulde te doen, overeenkomftig „ haare overtuiging te antwoorden op de aan „ haar voorgehouden vraagpoinóten , in tegen„ deel heeft verklaard," dat gemelde Vrouwe, s> » geduurende den tyd, welken zy Gevan„ „ gene daar gewoond had, verfcheidene „ „ Boekjes, handelende over de zaaken van „ „ den Oorlog, in de keuken aan de Dienst» * * a bn«  g4 AAN DEN LEEZER. „ boden ter leezing gaf; dat zy Gevangene „ „ die Boekjes hard op aldaar heeft voorge„ „ leezen in tegenwoordigheid van haar» twee s, „ Mede-Dienstboden en twee Schoonmaak* „ fters, als mede van haaren Mede - Gevan? „ „ gen, Johannes Gryfzoe, welke laatfte dik}} >> WY^S geroepen was om die te komen hoo„ „ ren ieezen, en dat onder anderen door haar a, „ Gevangene inzonderheid meer dan eens „ „ hard op alzo was voorgeleezen zeeker „ „ Boekje , handelende van een Vader met ,, zyne zeven Dogter s, gedrukt by Willem }, „ Nederlander, op Batavia, het geen door „ „ een haarer Mede-Dienstboden uit de eet„ zaal was in de keuken gebragt; dat ge„ „ melde haare Vrouwe met haar Gevangene „ en de andere Dienstboden wel gewoon „ „ was in de keuken te fpreeken over die „ „ Boekjes, en over de zaaken van den Oor„ „ log, en wel gezegd had, dat de Prins," „ (verflaande de Gevangene daardoor den , Heere Prins Erfftadhouder der Vereenigde „ Nederlanden,)" met het Land liegt han„ „ delde, maar dat de precife inhoud van „ „ die gefprekken haar Gevangene ontgaan „ was , en dat zy Gevangene voorts wel „ gezien had, dat haare Vrouwe uuren lang v „ met  AAN DEN LEEZER. 25 „ „ met den Koetfier Johannis Gryfzoe had „ „ ftaan praaten, zonder dat zy Gevangene „ „ echter vernomen had, waar over die ge„ „ fprekken liepen;" en dat zy Gevangene deeze Verklaaring voorts op den gemel-r „ den 113. Maart met eenen plechtigen eed „ bevestigd heeft: Dat zy Gevangene,'hoe „ zeer een geruimen tyd het bovengemelde „ verklaarde hebbende ftaande gehouden,ech^ ter naderhand vrywillig beleden heeft," dat , „ haar geweezeneVrouwe, geduurende derj , „ tyd, dat zy Gevangene daar gediend heeft, „ „ nooit eenige Boekjes over de zaaken van, „ „ den Oorlog in de keuken aan de Dienst„ „ boden ter leezing gegeeven heeft; dat zy „ Gevangene derhalven nooit zulke Boekjes „ , hard op in de keuken voor en in tegen-. „ „ woordigheid van haare Mede-Dienstbo-t „ ,, den voorgeleezen heeft ; als mede dat „ „ Johannes Giyfzoe nooit geroepen is om „ „ die te komen hooren leezen; dat zy Ge„ „ vangene alleenlyk het Boekje, handelen„ „ de over een Vader met zyne zeven Doch„ „ ters, in ftilte vopr haar zelvp in de keu-, • „ ken geleezen had , zonder dat haar Ge„ vangene meer voorftond, hoe zy Gevan )> gfen zwaarigheid was: Dat Johannes Gryf„ „ zoe, haare Mede-Gevangen, aan haar, „ na het geeven van haare bovengemelde ,, „ eerfte Verklaar ing op zeekeren tyd had >3 33 gegeeven drie enkelde Guldens, met toe- 33 33 zeg.  AAN DEN LEEZER. ■i9 ,, „ zegging, dat, zo lang hy wat had, zy geen >•> „ gebrek zoude lyden; alsmede dat, geduu,3 „ rende hunne detentie onder het Raad,, ,, huis, zy Gevangene aan haaren Mede,, „ Gevangen hebbende laaten vraagen om 3, „ twee zesthalven ter leen te hebben, van „ „ den gemelden haaren Mede - Gevan„ „ gen had bekomen vier zevende-half-ftui}, „ vers Hukken, en naderhand nog eens twee „ „ dertiende - halven Jen drie zevende - half3, ,, ftuivers Hukken; en dat de gemelde haare ,, ,, Mede - Gevangenj haar verder* had doen ,, zeggen, dat, indien zy geld nodig had, zy 3, „ het van hem konde krygem" Dat zy Ge,, vangene , na de volledige erkentenis der 3, waarheid, nog heeft opgegeeven," dat ge„ ,, melde haare Mede-Gevangen, kort na dat ,, ,, zy uit haaren dienst by haare geweezene „ ,, Vrouwe ontflagen was, haar Gevangene „ ,, aan zyn huis alleen eens gevraagd heeft, „ ,, of zy niet een briefje of zo wat konde op„ ,, maaken, dat hy Gevangen op\de deur van ,, „ het huis van zyn Heer en Vrouwe zoude „ „ plakken; dog dat zy Gevangene zulks 3, „ beantwoord had met te zeggen, dat zy geen „ „ Straatfchendery wilde doen:" Dat zy Gevan- gene eindelyk had erkend, alle de bovenge- ,, mei-  2o AAN DEN LEEZER. j, „ melde zaakefi ten laste van haare gewee„ zene Vrouwe verklaard te hebben , al„ leenlyk om het getuigenis van Johannes tt j> Gryfzoe , haaren Mede - Gevangen , te 5, ,, Herken; dat zy Gevangene daar toe door 3, „ hem gebragt was, voor reden geevertde, „ ,, dat, indien zy Gevangene van hem niet $, „ voor af vernomen had wat zy zeggen „ moest, zy Gevangene nooit anders zoude 3, „ verklaard hebben, dan haare Mede-Dienst„ boden en de Schoohmaakfters, waar te- è, ,, gen zy Gevangene een en andermaal is i> „ geconfronteerd ; erkennende de Gevan- 4, „ gene mitsdien, dat zy die geheele Verw ,, klaring tigens de Waarheid en va l- „ schelyk gegeeven heeft,- niet tegenj, „ Itaande zy voorzag, dat haare geweezene i} „ Vrotiwe daar door in ongelegenheid koj, „ men zoude, en niet tegenftaande. Zy Ge}i „ vangene wel wist, toen zy haare Verklaa,,, „ ring gaf, dat zy onwaarheden verklaarde;" j5, alles blykende by haar Gevangens eigene „ Confesfie,- buiten pyn en banden van yfer iy gedaan." In gevolge de twee bovenftaande Confesfien concludeerde de Heer Hoofd-Officier tegens toorn, johannes' gryfzoe,- oud 38 jaa~ ren f  AAN DEN LEEZER. 31 ren, geboren te Reikelhaafen in Saxen - Eifenach, „ „ dat de Gevangen ter zaake voorfz. „ „ by Definitif Vonnis van de Ed. Aehtbj ,, ,, Heeren Schepenen voorn, zoude wor-' „ „ den gecondemneerd om gebragt te wor,,- ,, den op het publiek Schavot voor 's Gra„ venftein alhier, en aldaar eerst, met ge}, ,, bogen kniën en gevouwen handen, God ,, „ en de Juftitie in het openbaar om ver„ ,, giffenisfe te bidden wegens het geen hy „ ,, tegen de waarheid lasterlyk en met val-„ „ fchen eede tegen zyne Vrouwe verklaard „ had ; voorts onder de Gaige met een 3, „ koord, waarvan het eene eind aan zynen „ „ hals en het ander einde aan de Galge zou „ „ werden vastgehegt, te worden geplaatst, „ om aantezien de uitvoering van het Von„ „ nis aan zyne Mede - Gevangéne Johanna „ ,, Cornelïa van der Sand; dat de Gevangen „ „ wyders gebonden zynde aan een paal, J} „ blyvende het zelve koord alzo om zynen „ „ hals en aan de Galge vast gehegt, en heb}, ,, bende boven zyn Gevangen's hoofd een „ „ bord y waar op gefchreeven is Valfche 5, Getuigen , door den Scherprechter wel w „ ftrengelyk met roeden gëgeesfeld, en n n daar na met het gloejend Swaard deezer r> » Stad  32 Aan DÉN LEEZER.' „ „ Stad gebrandtekend zoude worden ; dat }, „ voorts de Gevangen voor den tyd van „ ,, vyftig jaaren zoude worden geconfineerd „ in het Werkhuis deezer Stad , om aldaar „ „ dien tyd geduurende , en wel de tien „ „ eerfte jaaren zonder en de veertig laatfte „ „ jaaren met acces, met zyner handen ar}, „ beid zyn brood te winnen , mitsgaders „ „ voor het overige van zyn leven, te re„ „ kenen van het uiteinde van zyn confine„ „ ment af, zoude worden gebannen uit „ „ den Lande van Holland en JVest-Vriest, „ land, Zeeland en Utrecht, zo wyd en zyd ,, „ de paaien Van dien zyn ftrekkende, zon- „ der middelerwylen wederom daar bin„ nen te mogen komen op ftraffe des „ „ doods; en eindelyk dat de Gevangen zou- J} de worden gecondemneerd in de kosten s, „ en mifen van Juftitie/' " De Conelufie tegen voorn.- johanna cornelia van der sand, oud 20. jaaren, gebooren te Soelmond, was; „ ,, dat de Geit „ vangen ter zaake voorfz., by Definitif „ „ Vonnis van de F dele Achtb. Heeren „ ,, Schepenen voornoemd , zoude worden j} „ gecondemneerd om gebragt te worden „ „ op het Schavot voor 's Gravenftein al- „ „ hier,  AAN DEN LEEZER. 33 j, ,, hier, en aldaar gebonden zynde aan een „ paal , en hebbende boven haar Gevan„ gens hoofd een bord, waar op gefchree„ ven was ValfcheGetuigen^ door dert Scherp„ „ rechter wel ftrengelyk met roeden te ,, ,, worden gegeesfeld; Voorts dat zy Ge„ vangen voor den tyd Van vyf-en-twintig 5, „ jaaren zoude worden geeonfineerd in het ,, „ Werkhuis van deeze Stad, om aldaar dien a ■» tyd geduurende met haarer handen arbeid „ ,, haar brood te winnen j mitsgaders voor' „ nog vyf-en-twintig andere jaaren, te ree„ „ kenen van het uiteinde van het Confine„ „ ment af, zoude worden gebannen uit dert „ Lande van Holland en fVestvriesland, „ „ Zeeland en Utrecht; zo wyd en zyd de j} „ paaien van dien zyn {trekkende, zonder }, „ middelerwylen wederom daar binnen te „ „ mogen komen, op poene van zwaardere •, „ ftraffej en eindelyk dat de Gevangene' zoude worden, gecondemneerd in de ko„ ften en mifen van Juftitie." " By de Vonnisfen, waarvan de beideri Gevangen de uitvoering op voorfz i9-'July 1785.' ten aanzien van eene ontallyke meenigte Aanfchouwcrs ondergingen, wierd het refpeótivelyk geëischte van den Heer Hoofd - Officier in * * 4 .ZO  34 AAN DEN LEEZER. 20 verre verminderd , dat Johannes Gryfzvc wierd gecondemneerd " omme gebragt te wor~ 3, den ter plaatfe, waar men gewoon is alhier openbaare Juftitie te doen, en aldaar op 'ü 3, Schavot met een koord, waarvan het eene „ einde aan zyn hals en 't ander aan de Galg 3, was vastgemaakt, en met een bord boven ,, zyn hoofd, waarop ftond meineedige 3, fa l s a r i s, zeer ftrengelyk gegeesfeld en met n het gloeijend S waard gebrandmerkt teworden, „ vervolgens Voor den tyd van dertig jaaren 5, geconfineerd, en wyders zyn leven lang ge,-, duurende gebannen uit Holland, West-Vries,3 land, Zeelanden Utrecht." Johanna Cormlia; van der Sand wierd veroordeeld , " om ins3, gelyks openbaar gegeesfeld te worden, met 3, een bord boven haar hoofd , waarop ftond „ valsche getüigen, als mede voor den 3, tyd van negen jaaren geconfineerd, en voor „ den tyd van agtien jaaren gebannen uit Hot53 land, West-Vriesland', Zeelanden Utrecht." Dus zegenpraalde eindelyk , na 't uitftaars tan 't hartgrievendst leed en de kommerlykfte aandoening, de blanke onfchuld over den verfoeilykften laster en het fchaamtelooste bedrog: Dus kreeg de valschheid haaren loon: En dus •plukten zy, die de Weduwe van der mev- IBlf  AAN DEN LEEZER. 35 £.£n geduurende den gantfchen loop deezer zaak met hunnen raad gediend hadden ( namenlyk de Advocaat Mr. johan luzac en de Procureur isaac-elias luzac) van den yver, waar mede zy haare Verdediging behartigden, de edelfte vrugt, die een weldenkend Praófifyn van zyne moeite ooit verlangen kan, het innerlyk zielsgenoegen , van de Onnozelheid uit de ftrikken haarer Belagers gered, en de fnoode Ondeugd met het gelukkigst gevolg beftreeden te hebben. Dit geval ftrekke ondertusfchen ten bewyze eensdeels, dat, in een Land van Gerechtigheid, de Burger in eene rechtvaerdige hooge Overheid altoos fleun en toeverlaat zal vinden. En tevens leere men anderdeels ook hier uit, dat de alweetende Voorzienigheid wel eens voor een tyd den Boofen zynen loop ongehinderd Iaat voortzetten; doch dat ook altoos haare alwreekende hand hem vroeg of laat tot fchandc brengt en toelaat, dat hy zig, tot zyn enherftelbaar bederf, in zyne eigene gefpan» nen netten verwarre. Wat  ( 3S ) w at treffend Schouwtoneel pntfluit zich in deez' blaêreni Hier de onfchuld aangerand, beticht, verdacht, in nood,; Daar 't eerloost Vlockgefpan eenftemmig in bezwaeren, En 't Hoofd diens v.uigen Rots hardnekkig tot den dood. De Rechter zit verftomd en tast bevreesd in duister. Het fchuldloos hart alleen, door troostryk licht verkwikt', Verfpreidt }n deezen nacht de (taaien van zyn luister; Dan ach! wat baat heur glans, die ftraks in nev'len flikt) Verdrukte Onnozelheid, wie zal uvv' twist b.eflechten? Neem vry beproefde kunde en ed'te trouw te baat. Zy hoede U yoor geweld, zy iev're voor uw' rechten : Uw' rust, uw', naam , uw' eer blyvt worst'len met verraad. Nog eens : wie richt uw' zaak en redt die dierbïe panden? Gy wanhoopt—neen,fchep mocd.zclfs by het bangst verfchict. Uws vyands boosheid klimm'; zy tartc pyn en banden : Geen nood! Een Hoogei l«evt, en dien weerftaat ze niet, Hoe  ( 3? ) Hoe! 't fchynt dat reeds haar oog zyn woeste fierheid misfe., En in een valfche traan het merk van onrust draag': ;t Is of 't gelaat verbleek', en 't half ontwaakt gewisfe Verwarring, angst en fchrik; door 't grillend harte jaag'. Ontwaak verdoofd gevoel! gy,ftem vanl Alvermogen! Ontwaakt 't is hier de tyd, dat zich uw' macht vertoon': Waar ooit, hier moet ge uw kracht, uw Hemelkracht betoogen: Neen} wraak voor God en't Recht; gy deelt in beider hoon. Triumf! de nacht wordt dag; 't is al van licht omfchenenl De Booswicht ziet zich zelv' en fiddert op 't gezicht: Vcrfchrikkinggrypthemaan. StaakOnfchuld! ftaak uwweencB. Daar ligt uw' beul geknield voor 't lang getergd Gericht. Treedt nader, wie Ge zyt, geheime Vloekgenooten! Treedt nader, ziet uw' Vriend, het werktuig van uw Raadi Ziet voor zyn bange Ziel een open hel ontflooten; En voelt, by dit toneel, wat U te wachten ftaat! Gevloekte Burgertwist! geduchte Staatskrakeelen! Wat misdryf is uw' woede, uw' razerny te groot! Hier zien we U helfchen wrok,verraad en meineed, teelen: Daar zyn geweld en moord de vruchten uit uw' fchoo.t. Laat af, verpest geen oord van eendracht, rust en orden. Het kende zonder U die hooge misdaen niet; En 't is ook nog niet ryp voor uw' venyn geworden: Zo>lang 'er de arm des Rechts uw gruw'len wecrfhind biedt.  ( 38 ) Ja, dierbaar Vaderland, wat twisten U beroeren; Hoe fel gefchokt, gefcheurd, hoe kwyncnde aan dien wmk', Nog blyven recht en wet by U den fccpter voeren; Nog vindt verdrukte Deugd befcherming op uw' grond. {Ceert weder op dien grond, keert weer in onze dreven, Keert Eendracht, rusten vre£ — maar keert nictzonderHaar, Om wie men U verloor, voor wie wy alles geeven, En buiten wier bezit uw zoet ons bitter waar! Jan de Kruyff. LYST  L Y S T DER STUKKEN IN DEEZE VERZAMELING TE VINDEN* ï. Eerfte Request van Catharina Taan geadfifteerd met der.' zclver Man Gillis-Christiaan van der Meulen, in dato ir. Maart 1784. — — _ pag. r II. Tweede Request van dezelven, in dato 18. Maarr. 1784. _ _ _ _ pag, 3 ftl. Memorie van Suggeftie van dezelven , ingeleeverd 25. Maart 1784. — _ _ pag. g Met Bylagen. — _ _ pag. 3 3 IV. Memorie van Grieven van dezelven. — pag. 49 V. Request van Catharina Taan, Weduwe van der Meulen aan de Heeren Staaten van Holland en West - Vriesland- — — — pag. 84 VI. Refolutie van Hun Ed. Gr. Mog. houdende furféancé in dato 14 May 1784. r- _ pag. q6 VIL Na-  LYST der STUKKEN, VII. Nadere Refolutie van Hun Ed. Gr. Mog. in dzic i(S. July 1784. — — — — Pag- 99 ViII. Bericht van den Hr. Mr. J. H. van der Msrck, R. O. op de Requefte van C. Taan. — — pag. 10r IX. Bericht van HH. Schepenen op't zelve Request pag. 153 X. Memorie van Confideratién door de Heeren Schepenen Snoeck en Cunsut revens ingegeeven. —> pag. 182 XI. Memorie van Aanmerkingen op de Berichten, zo vari den Hr. Hoofd -Officier van der Marck, als van HH. Schepenen — — — — PaS- 200 XII. Refolutie van Hun Ed. Groot-Mog. houdende vernietiging der voorige Procedures. — pag. 266" XIII. Refolutie van HH. Schepenen tot Provifioneel Ontflag der Weduwe van der Meulen, in dato 23. December 1784. — — PaS- 27ö XIV. Refolutie van dezelven tot Definitif Ontfiag der' voorn. Weduwe. — — — P«g- 27* STUKJ  STUKKEN betreffende de valfche BESCHULDIGING t e g e n s i)ATHAiINA TAANj Wed. VANDER MEULËN. Aan de Edele Achtbaare LTeer.cn Schepenen der Stad L e y- d en. ■•^ingeleverd den ii Maart 1784. Cjfeeven .met fchuldig refpect te kennen, cii Til ar in a t a a n , HuisVrOUW Van gillis-. c 11 r1 s t1 a a n v a n d e r meulen, en. de-, ^elve gillis-c HRIjS tiaan van djsr meulen, dezelve zyne Huisvrouw (voor zo veel des uoods) asfiiteerende , beide woonende alhier. . Dat zy Suppliante als nog niet zonder ontroe-, ring en verbaasdheid herdenken kan het onverwagt en allefmts bevreemdend geval, 't welk haar Suppliante Sondag avond laatstleden, den7Maart, ieezes jaavs , is overgekomen, wanneer zy, niets, dergeiyks' vermoedende ten haaren huize eene Commisfie uit het midden van Uw Ed. AchrK 'iseefi ontfangen en door, dezelve op verfcheidene. A Vraag-  C * ] Vraag - Artikelen , ter requifitie vr.n den Heef Hoofd -Ofikier R. O. is gehoord geworden : Dat, gclykerwys aan de eene zyde de Suppliante dankbaarlyk erkent de vyze, waarop bet Uw Ed. Achtb. behaagd heeft 't zelve Verhoor, ten haaren eigene huize, te verrigten , zo ook aart den anderen kant zy Suppliante moet verklaaren, dat zy zeer ongaarne eene dergelyke gebeurtenis weder zoude ondergaan, en zo haar zelve als haaren Man , in deszelfs zwakke omftandigheden,, aan de ontroering , daar mede noodzaaklek gepaard gaande, zoude bloot (lellen: Dat deeze verklaaring der Suppliante, wat het recht betreft, (zo zy eerbiediglyk vertrouwt) gebouwd is op de algemeene grondregels van procedeeren, volgens welke een Actor en veel meer een Jcrufator pnblkus , met genoegzaame bewyzen voorzien, zyne Actie moet beginnen, zonder te poogen om dezelven uit den mond van den Verweerder of Befchuldigden te haaien , terwyl de Wetten nopens dcCrimineele Procedures, totnog toe in deezen Lande gevolgd, geene aanleiding geeven om eenen Befchuïdigden, anders dan uit kragte van een voorgaand Decreet van Apprehenfie of van Dagvaerding in Perfoon, op Vraag-Artikelen re hooren: Edog dat de Suppliante, behalven deeze gronden van Rechte, oageneegen is om zig verder, jnet gevaar voor haar en haar's Mans gezondheid s en  [ 3 ] en tot krenking van haar aanzien, in deeze zaak in te laaten, uit hoofde van de dwaasheid en ongerymdheid, om niet te zeggen van de doorfleekende boosaartigheid, waarvan de enkele voor= dragt derzeive ('t zy met eerbied gezegd) de tastbaare merkteekenen medebrengt: Dat de Suppliante , zonder zig voor als nog uit te laaten omtrent die praetenfe befchuldiging door een Domcfticq, in haar loon en dienst zynde, tegen haar ingebragt, en wel op een tydftip als het tegenwoordige, met die .gerustheid en teffens met die cordaatheid^ welke het aandeel der onfchuld is, onder het oog van Uw Ed. Achtb. durft brengen het verre uitzigt van dusdanige pogingen 'tzy der onbezonnenfte dwaasheid, 't zy der verregaandftc malicie; pogingen, die , wanneer zy eens, (zelfs maar ten deele) gelukten, vooral in een tydsgewrigt als heden, een ieder Burger en Ingezeten , die van den hoogften rang niet uitgefloten zouden blootftellen om alle dagen in zyne eer en goeden naam, als mede in zyn fortuin en bezittingen, op de fletrisfantfle wyze aangetast en gekrenkt te worden , en in de Zamenleeving, ja zelfs in liet heiligdom van een's ieders Huisgezin en doïnefticq leeven , alle gerustheid, alle vertrouwen, alle veiligheid zouden beneemen; pogingen, ia een woord, welke in de hand van hen, die op alle wyzen de publicque rust poogen te ffoorcn 0 feekken zouden om de Burgerlyke Vryheid den A a bo«  [ 4 ] bodem in te liaan en voorbeelden te doen herleeven van befchuldigingen, door dat zelve foort van Menfchen weleer in 't werk gefield, en waarvan de Gefchiedboeken van ons Vaderland de nagedagtenis , tot afgryzen der Posteriteit , bewaaren: Omme welke redenen de Suppliante , dcezc zaak zeer ter harte neemende , eerbiedig vertrouwt, dat Uw Ed. Achtb. daaromtrent zodanige maatregelen zullen neemen , waardoor de publycque veiligheid der Ingezeetenen gehandhaafd en het boos opzet der geenen , die dezelve zouden willen belaagen, naar merite onderzogt en gcftraft worden; en dat het Uw Ed. Achtb. inmiddels behaage, haar Suppliante van verdere zodanige ondervraagingen , als zy voorïeeden Sondag ondervonden heeft, te verfchooaen, en ten dien einde dit haar Request aan te neemen voor Antidotaal. '/ Welk doende, &c. ( geteekend ) GILLIS-CHRISTIAAN VAN DEI MEULEN. CATHARINA TAAN.' * * '4 Aan  C 5 ] Aan de Edele Achtbaare Heeren Schepenen der Stad leyden. Ingeleverd den 18. Maart 1784. CjTeeven met fchuldig refpect te kennen g i l- lis-cu rist i aan van der meulen en catharina taan, Echte - Lieden , zynde dezelve catharina taan met haaren voorn. Man ( voor zo veel des noods ) geadfifteerd, bel-, den woonende binnen deeze Stad: Dat zy Supplianten, nu ruim agt dagen gclecden , de vryheid genomen hebben Uw Ed. Achtb, te adiëeren met zeeker Verzoek Antidotaal, betrekkelyk tot eene zo calumnieufe als ongerymde befchuldiging door zeekeren Jan Qrypftoe, byhen als Koetfier gewoond hebbende, tegens de Suppliante ingebragtj Dat zy Supplianten vertrouwd hadden , dat de onwaarfchynlykheid van voorfz. befchuldiging, 2'o ten opzigte van de Perfoon der Suppliante, aan wie het bewuste fait wordt te last gelegd, en van hem die toihet zelve aangezogt zoude zyn geweest, als betreklyk tot den tyd, wanneer dat prretens aanzoek zoude zyn gefchied, dien wanneer alsmeA 3 de  L 6 ] de de wyze waar op het wordt aan den dag gebragt, en eindelyk tot de daad en omftandigheden zelve, aanleiding zoude gegeeven hebben om de opgeraaptheid en valschheid van die aantyging tastbaar te voelen en den Uitvinder of Uitvinders van 't zelve naar verdienden te ftraffen : Dat zulks egter tot beden niet is gebeurd; en dat de Supplianten in tegendeel by publyeque gerugten zyn ontwaar geworden, dat door Uw Ed. Achtb. tot (laving der voorfz. befchuldiging is gehoord geworden zeekere Corntlia van der Sant, die als Keukemeid ruim twee jaaren by de Supplianten heeft gewoond, en wegens haar (legt caracter en ondankbaar gedrag door hen met February laatstleden uit hun dienst is gecongediëerd: Dat het hooren van dc voorfz. beiden Getuigen of Befchuldigers ten laste van de Suppliante aan ben des te meer ter harte gaat, daar die zelfde weg om tot bezwaar te inquireeren , over eene zaak die in het heiligdom van der Supplianten huisgezin moeste hebben plaats gehad, niet minder open ftaat en niet minder gemakiyk is , om tot decharge en geheele ontfchuldiging van de Suppliante te informeeren, agtervolgens het 2411e Artikel van den Styl van Procedeeren in Oïmineele zaaken, ,, dat zo wel tot innocentie ende onno„ zeiheid van den Geaccufeerden , als om zyn „ fchuld en misdaad te doen blyken, Getuigen „ gehoord moeten worden;" daar de Suppliante vas-  t 7 3 yastelyk verzeekerd is., dat, indien zulks gedaan w;erde, Uw Ed. Achtb. aanleiding zouden krygen om de valschbeid van dit godloaslyk opgeraapt en verzonnen nuk te ontdekken, immers om zig meer en meer te overtuigen van de volftrekte onwaarfchynlykheid van 't zelve en van de ligtvaerdighud ('t zy met eerbied gezegd ) die 'er in geleegen zoude zyn, om op. het voorgeeyen van twee zodanige Perlbonen eene fatzoenlyke Vrouw, die ter goeder naam en faam ftaat, en haare onfchuld voor God en Menfchen op het plegtigst betuigd heeft en onverandcrlyk zal betuigen, met een Decreet , van wat aart en in wat form het dan ook zyn moge, te fletrisfeerett : Dat, gelyk de Supplianten van de biïlykheid en vigilantie van den Heer Hoofd - Officier R. O. vertrouwen mogen, dat hy bereid is zo wel tot decharge als tot bezwaar te inquireeren , zo ook. tevens zy zig te veel van de rechtvaerdige grondbeginzels van Uw Ed. Achtb. verzeekerd houden , om niet te geloven, dat in eene zaak van dien aart, waarin alle pra?cipitantie onherftelbaar zyn zoude, Uw Ed. Achtbaarheden haar gewisfe gaarne zullen kwyten, en zig niet bloot (lellen aan het verwyt, 't geen z.y zig zelve naderhand te laat zouden doen, eene eerlyke Vrouw, die zig geen kwaad bewust is, en haaren Man by gevolg, in deszelfs zwakke omftandigheden, tot het A 4 be-  [ 8 ] beklagenswaardig flagtöffer van den doemwaardigften laster gemaakt te hebben : Dat de Supplianten, in die denkbeelden, zig vleijen , dat Uw Ed. Achtb. alvoorens op eenig verzoek van den Heer Hoofd-Officier R. O. te disponeeren , haar Suppliante, die, gerust op haar blank geweeten , zig der Juliitie geenzintS onttrekt, tyd en gelegenheid zullen geeven om Uw" Ed. Achtb. by fuggeftie die informatien te fuppediteere'n , die anderfints ex ojjicio zeer gemaklyk ingewonnen konden worden ; tot welke fuggeflie zy Suppliante vertrouwt in den loop der aanftaande week in ftaat te zyn; verzoekende de Supplianten inmiddels, dat het Uw Ed. Achtb. goedgunftig behaage dit hun Request aan te neemen voor nader Antidoraal. V Welk doende , &c. ( geteckend ) ' gillis-christiaan van der meulen. catharina taan. . * Me.  [ 9 1 Memorie 'van suggestie aan de Edele Achtbaare Heeren Schepenen der Stad leyden ovevgegeeven door of van wegens gillis - chris- tiaan van der me'jlen en catharina taan, des- zelfs Huisvrouw , met haaren voorn. Man gead/i/Ieerd, woonÜgtig alhier , in gevolge van hunne beide Requesten- Antidotaal. Ingeleverd den 25- Maart 1784. edele-achtbaare heeren! o het fmertelyk is zig by de Juditie 'te mosten verdedigen jegens eene befchuldiging, waartoe men , 't zy door een opzettelyk of onverhoeds misdryf, 't zy door eene hoog-gaande onvoorzigtigheid, doffe heeft gegeeven , oneindig treffender, oneindig hartgrievender is het, wanneer men zig het onderwerp ziet eener grüuwzaarné aanteiging , waaraan men in zyn gewisfe' overtuigd is geene gelegenheid , ja geene de minde • . a 5 aaa-  C i° ] aanleiding gegeeven te hebben: En deeze bittere, ziel - fmerte wordt des te meer hart - breekende, naar mate men door zyne perfoneele omftandigheden in de Zamenleeving, door zyne levenswyze, door zyn gedrag, zig reekende boven de zedelyke mogelykheid om ooit in die vernederende om- ftandigheid te komen. En dit is egter eene gebeurtenis, dia de tweede Onuergeteekende moet ondergaan. Met haaren Man een ftil en gerust icevcn leidende van de middelen , waarmede de Hemel hen gczeegend heeft, van het gewoel der publycqr.c zaaken geheel afgezonderd en verwyderd , niemand belèedigende , zig zelve geenes kwaads bewust, ziet zy zig, op het onverwagfst, by de Crimineele Juftitie aangeklaagd over een fait, 't geen nimmer haar in 't hart is opgekomen , over een fait ondertusfchen , 't geen haar eer, haar leven mog.lyk in de waagfchaal zoude ftelien; 't geen haar van nu af aan tot het voorwerp der haat van een driest Gepeupel maakt; en 't geen oödertusfcben van dien aart is , dat zy (gtlyk in alle andere befchuldigingen doorgaans zeer gemakkelyk is) geene middelen voorhanden heeft , om van haare onfchuld dadelyk te doen blykeri: Zy ziet zig dien zwarten laster aangewreeven door een Dumcfticq, door een Vreemdeling , door iemand ten wiens opzigte zy en haar Man zig niets te verwyten hebben , als alleen dit dat zy hem met te veel weldaaden hebben overladen. Daar  Daar dan, edele achïbaare heeren, dit zonderling ongeluk, waaraan de tweede Ondergeteekende zig ziet bloot-gefield , onder die rampen des menscblyken levens behoort, die geen beleid nog vooruitzigt kan verhoeden of voorkomen, betrouwt zy op de rcchtvaerdigheid van een Alweetend Opperweezen en op de liefde, die Uw Ed. Achtbaarheden aan de Gerechtigheid helmen toegewyd: Zy onttrekt zig niet aan het oog der juflitie: En, hoezeer haar Sexe, haar levenswyze , haar beflaan haar misfchien ongefchikter maaken dan eenig ander om alle de onrust, de pvnelyke zorgen, de ontroering, aan Crimincele Procedures verknogt, onverlchrokken te ondergaan, heeft zy van den beginne af aan deezer zaak (hoe onverwagt zy zig ook zag overvallen) eene bedaarde flandvastighcid (en hier van roept zy de Heeren Commisfarisfen van Uw Ed. Achtb. tot getuigen,) eene welgemoedheid getoond , die niets dan haare blanke onfchuld in haar heeft kunnen verwekken : Zy voelt die zelfde gerustheid, als nog ; en , de Hemel haar in deeze zwaare proeve Herkende, hoopt zy die tot het einde te behouden. Het is derhalven geene angstvallige vrees, geen medeweeten van eenige fchuld , die haar prangt om den aandagt van Uw Ed. Achtb. door deeze Memorie eenige ogenblikken op te houden: Maar de aart der zaak is zodanig, dat zy aan zig zelve, aan  [ 94 ] aan Uw Ed. Achtbaarheden meent yerfcbuldtgdte zyn , alle bedenkingen en omftandigheden open te leggen, die dienen kunnen om ecnig licht te verfpreyden over den duisteren aanleg der boosaartige voornemens, waarvan njen haar het flagt- offer poogt te maaken. Immers, edele acht* eaaue hïeiFjN, offchoon een aanflag tegens de Perfoonvan eenen Staats - dienaar, hoeverh.eeven dan ook in aanzien en gezag , volgens de grondbeginz es van het Algemeen Hecht , door m o n te S q uieu ontvouwd (EfprH des Loix Uv. 12. Chap. 8.) voor geen Crimen Lacfae Majeftatis gehouden mag worden , als 't welk alleen tegens den Souverein zeiven of het Lighaam der Souvereiniteit van den Lande kan worden begaan, heeft egtcr de befchuldiging van den, Koetfier der Ondergeteekenden te fterken zweem naar een Delict van die zwaarte, dan dat de tweede Qnderge-* teekende op liaar zelve niet toepaslyk zoude kunnen maak.'ii het zeggen van dienzelven voortreflyken Sehryver (Liv. 8. Chap. 12.) quune Jccu. fathn de Lèze-Majefié efi toujours terrible h Pin* riocence mime. Het «enig oogmerk, 't geen de tweede Ondergetekende , in die gevoelens en in die verzeekerdheid van haar onfchuld zig bevindende, by deeze Memorie heeft , is het rechterlyk gewecten van Uw Ed. Achtbaarheden, zo veel in haar is, te verlichten en aan haaren aandagt voor te dragen al-  t «3 3 alles wat dienen kan om Uw Ed. Achtb. in de behandeling deezer duiftcre zaak tot leidraad te verftrekken. Ten dien einde , zal zy eenige aanmerkingen maaken zo op haar eigen Perfoon als Befchuldigde, als op die van haaren Befchuidigei öf Befchuldigers, vervolgens op de omftandigheden der Befchuldiging en op de natuur der Misdaad , terwyl zy die confideratien zal befluiten met zodanige bedenkingen, als natunrlyk uit efch en ander zullen' voortvlöeyen. Het eerlte en delicaatfte Poinct, 't geen haar zelve betreft, zal zy kortelyk behandelen : Zy zal niet fpreeken van haar eharactcr, van haar zeden, van haar beftaan in de Burgerlyke Maatfchappy. Genoeg is het allen uit te tarten, die eenige vlek in haar gjanfche leven zouden kunnen aantoonen of eenige de minfte röisgryping, veel min een ftraf- baar wanbedryf, ten haaren lafte bybrengen. En wat fterker pra ümtie is 'er voor de onfchuld, vooral in eene Befchuldiging 20 duifier, zo onbevvysbaar als deeze, dan een onb'erispelyke, viek- kelooze wandel? Maar, 't geen nog meer ter zaake doet, is, dat de beide Ondérgeteekenden, voor al de tweede als Vrouw, luiden zyn van een ftillen en burgerlyken (taart in de Zamenleeving, die geene betrekking hoe genaamd hebben tot de publycquc zaken; geen onmiddelyk belang in de politycque gefchillen; geen gemeenfehap met' iemand hoegenaamd, die bekeïïd Haat als zig daar lterk in*  [ n 1 inmengende; geen Bloedverwanten, die zig ooit teg< ns den Stadhouder of deszelfs Regeering kwalykgezihd getoond hebben; ineen woord, luiden van dien rang, van die conditie, van die levenswyze, dat de enkele voordragt, dat zy zig in öuderneemingen van zulk een aarr gemengd zouden hebben , het byna ontwyffclbaar merk der on- gcrymdheid, der ongeloof baarheid met zig brengt ' liet eenige, waarop in deeze droevige dagen de bnbètamelykë Partyzugt zig ten hunnen opzigte vestigen kan, is dar zy der Doopsgezinde Belydeiiis zyn toegedaan. Reeds over maanden lang heeft men by publycquè Liedjes, in deeze Stad verfpreid, gezegd, dat het Mer.nonietfche Vee aan iant moest. — Maar zeej* ongelukkig heeft men , naar het fchyrit, de tweede Ondergeteekendc uitgekoozen om haar tot het eerde flagt-offer dier muitzieke wraak te Hellen. De ftanklaagér, zo verre de Ondérgeteekenden Weeten, is hun eigen Koetfier, een Bediende die niets dan goed van hen heeft genooten. De godlooze onderneeming, waarvan hy jegenswoordig het werktuig is, treft hen te diep in 't harte, dan dat zy hier uitdrukken zullen wat zy gevoelen , of de redenen bybrengen, die hen dien Koetfier doen befchouwen als juist gefchikt tot de rol van valfchen Befchuldiger, die hy heden (peelt: Zy hoopen. dat de rechtvaerdige Hemel t^nmaal den dag üal doen gebooren worden, wanneer zyn verra-» der,  [ l'5 ] derlyk ziels -geitel iri een helder daglicht voor Uw Ed. Achtb. zal worden ten toon gefpreid. Voor als nog njeemen zy de vryheid zig te refereeren tot de beide Verklaaringen , ten deezen fub No. i & 2. geannexeerd. Uit de eerfte , zynde door drie Domeftiquen der Ondérgeteekenden gegeeven, zullen Uw Ed. Achtb. zien, hoe zyn omgang in huis en met de overige Dienstboden is geweest; uit de tweede, wat geweldadigheden hy zig veroorloofd heeft, toen de eerfte Ondergeteekendc de Paerden van onder zyn beduur liet wegneemen en naar een anderen ftal overbrengen. Reeds lang hadden de Ondérgeteekenden dergelyke behandeling van hem ondervonden; en zy zouden hem om die redenen over een geruimen tyd uit hun dienst verzonden hebben, indien zy hem als Huurder van het Huis naast hunne Stalling, waarmede 't zelve communicatie heeft, even gemakkelyk hadden kunnen kwyt raaken. Eene der grievende omfrandigheden, waarin de tweede Ondergeteekende zig gebragt ziet, is, dat de Aanklagte in het duistere gefchiedt, en zy niet dan by gisüng of by publycquè gerugten weetea kan, wie tot dit fchennis de hand leenen of mede-werkzaam zyn: Haare Befchuldigers zyn in 't vermogen, om naar hun goedvinden hun aanleg te beftuuren: Zy in tegendeel moet haare verdediging in 't onzeekere, en (om zo te fpreeken) in den blinde inrigten. Zy weet deriialven niet, wat deel  t lö 'J ftcel zeekere Corttelia van der Sant, die by haat" aks Keukenmeid gediend heeft, en op Vrouwendag laatstleden vertrokken is , in dit werk der duisternis heeft. 1 Alleen weet zy, dat die Dienstmeid meede door Uw Ed. Achtb. is gehoord. Wat 'er van zy, haar perfoon, charactër, en beffaan zullen Uw Ed. Achtb. uit de Verklaaring No. i. leeren kennen; en uit het geen zy voor Uw Ed. Achtb. met meergenoemden Koetfier gedeponeerd heeft, zullen Uw Ed. Achtb. kunnen afnecmen, of de poets, die zy gedreigd heeft aan de tweede Ondergeteekende te zullen fpeelen , tot deeze Befchuldiging ook eenige betrekking heeft of hebben kan. Omtrent de omftandigheden van het haar aangeteigde fait verleert de tweede Ondergeteekende in dezelfde onzeekerheid. als ten opzigte van haare Aanklagers. Al wat zy 'er van weet, is haar bekend door het Verhoor, 't welk Uw Ed. Achtb, behaagd heeft haar te doen ondergaan; en het is eene Vrouw, aan wie zulk eene gebeurtenis op het onverwagtst bcjeegent, niet kwalyk te neemen , dat zy al het geen haar in dat Verhoor is voorgekomen, niet naauwkeung heeft onthouden. Zy meent, dat het fait daarin zoude beftaan , ,, dat „ zy getragt zoude hebben haaren Koetfier, Jan „ Grypfioe of Grypfoe, door belofte van eene zwaare fomme Gelds van veele duizenden om L te koopen, om den Heer Erf-Stadhouder naar  t «7 1 „ 't feven te Haan;" een fait, 't geen" Voig'ens publycquè gerugten door dien Aanklaager met veelvuldige omftandigheden wordt bekleed. De Perfoon, tegens wien dan die prastenfe toe-' leg door de tweede Ondergeteekende gefmeed zoude zyn, is die geen, welke de hoogfte Waardigheid in dienst der Souverainiteit van deeze Landen bekleedt; derhalven niet de Souverein zelve ; en , indien men eenigzints in 't geval was zig tent deezen wegens fchuld te moeten verdedigen, zou* de de tweede Ondergeteekende, op de gronden door Montesquieu en anderen gelegd, ten fterkften moeten ontkennen, dat zy in de termen van het Crimen L  t li 3 Niemand wordt 'er genoemd* met Wien de Ondergeteekende het prtetenfe fait beraamd zoude hebben , niemand met wien zy deswegens raadpleegde , niemand die haar daar toe aanzette, niemand zelfs met wien zy verkeerde, en die eenigzints verdagt konde worden dergelyke'gevoelens te koesteren en die aan de tweede Ondergeteekende ingeboezemd te hebben. Geene andere Domeftiquen fchynen in het Complot betrokken te worden. De Koetfier Jan Grypftoe is de eenigfte Vertrouweling geweest: En deeze Jan Grypftoe heeft dit geheim byna twee jaaren voor zig gehouden, (want, zo' men zig dezerzydsch niet bedriegt, wordt hetpra> tens aanzoek voorgegeven in den Somer van 1782 reeds plaats gehad te hebben: ) Hy heeft dit geheim by zig gehouden, zonder het aan iemand , zelfs niet aan zyne Mede-Domeftiquen , met welke hy dagelyks omging, te openbaaren. Eindelyk heeft hy zynen geptangden boezem by een Vreemden ontlast, juist op een tyd toen deDienstnieyd, met welke hy in 't naauwfte vertrouwen leefde, door de Ondergeteekende was geConged'ieerd, en hy zelve een zigtbaaren wrok had opgevat , om dat de Ondérgeteekenden een anderen Knegt, behalven hem, in hunnen dienst hadden aangenomen. Om nu van de waarfchynlykheid , of liever van de doorfteekende ongerymdheid van 't fait te oordeelen, gelieven Uw Ed. Achtb. de omftan- dig-  [ 4 3 öighedeti van alles in een kort bedek te befchou» iven. De tweede Ondergeteekende zoude den Heere Erf-Stadhouder naar 't leeveri gedaan hebben , zy die een Vrouw is, zy die geen het minde belang heeft in de Lands-zaaken, zy die geene betrekking hoegenaamd heeft tot het Politique, zy die met nierriand omgaat iri de zweevende gefchillen gemengd ? Zy zoude een voordel van dat gewigt of, om beter te zeggen, van die affchuwlykheid gedaan hebben aan een Domedicq , aató een Vreemdeling, aan een Koetfier, die maar weinige jaaren by haar gewoond bad, en zulks nu' reeds omtrent twee jaaren geleeden, terwyl andere en oude Domediquen , die festien, die zeven jaaren by haar gediend hebben, 'er niets van zouden weeten ? Aan die oude Domediquen zoude niets bekend zyn, 't geeu in haar Juffrouw eenigen fchyn van dergelyke gevoelens voor-onderflelde ? Zy zoude zodanig aanzoek gedaan hebben aan dien Koetfier, zonder dat 'er eenig collateraal blyk, als zyn bloot zeggen , exteerde ? Zy zoude zulks gedaan hebben op haar zelve , uit haare éigene beweeging, zonder medeweeten of medewerking van iemand, zonder Raadslieden, zonder Mededanders , zonder Complices ? Zy zoude zulks gedaan hebben zonder aanleiding, zonder beweegende oorzaak ? Zy, die voorzeeker door niemand Voor een kwist-penning gehouden wordt, zoude duizenden of tien duizenden Guldens uitgeloofd B a heb-  C zo ] hebben? en waarvoor? voor iets, daar zy nog middelyk, nog onmiddelyk, eenig het minfte voordeel by konde behaalen? De Aanklager, een Koetfier, zoude dat aanbod geweigerd hebben, en egt er in dienst der Ondérgeteekenden zyn gebleeven? Hy zoude het verzweegen hebben en daar van niets aan de overige Domcftiquen of Huisgenooten geopenbaard, zelfs niet aan den Man der tweede Ondergeteekende, dien hy, volgens zyn pligt, van de affchuwlyke voomecmens van zyne Huisvrouw had moeten verwittigen , om haar voor fcandaal te bcwaaren en als eene onzinnige te doen opflniten? Hy zoude eindelyk, langen tyd daarna, die ontdekking eerst gedaan hebben aan Vreemden, die geene de minfte betrekking hebben nog op hem Koetfier, nog op het Huis der Ondérgeteekenden; en die ontdekking moest den Heere Hoofd-Officier aangebragt worden door tusfchenkomst van luiden, die in deeze ongelukkige tyds - omftandigheden , gcdrceven door eene Party-zieke en allefints onbadagte drift, niet in■zien, aan Welke gevolgen zy de onnozelheid blootftellen, maar die, als 't ware,daar aan fchynen te willen opofferen? In der daad, Edele Ach» sa are Heeren, als men alle die omftandigheden befchouwt, is het byna onmogcfyk de aanklagte van den meergem. Jan Grypftoe anders als voor een godlooze leugen en kwaadaartig verzinftl te houden; of men moet vooronderftellen, dat de  [ BI ] dc tweede Ondergeteekende volf! ekt'wan kaar zinnen is beroofd geweest. Dit is zedcer, dat de fchuld der tweede Ondergeteekende tegens alle waarfchynlykheid aanloopt, en die van Jan Grypft'öe daarentegen onlochenbaar is, hierin althans beftaande, dat hy de heilloofe voorneeraens van zyne Juffrouw (zo zyne befchuldiging waar was) heeft verborgen gehouden en dezelve aan haaren Man, aan wien hy niet alleen als zynen Heer, maar als zyn Weldoender, verpligt was, niet heeft geopenbaard. Maar, Edele Ac iitbaa- re Heeren, hoe zoude hy dat fait aan den Man der tweede Ondergeteekende ontdekt hebben? Zulks was hem onmogelyk, want hy wist, dat dan daadclyk zyn leugen zoude zyn geblcekcn. Na befchuidigt hy haar by Vreemden , by wie het hein gemakkclyk is zyne opgeraapte verzinfels, ten minften eenigen tyd , credit t te geeven, endaardoor haar ia een poel van moeylykhedqn en kommer neder te ftorten. Het onderwerp is te teder, Edele Achtoaare Heeren, om 'er verder over uit te wyden, en by deezen Uw Ed. Achtbaarheden^ aandagt te vestigen op den zamenhang, die deeze zaak kan hebben met de tegenwoordige omftandigheden onzer Stad, daar men de Gezindheid, welke de Ondérgeteekenden toegedaan zyn, op allcrley wyzen als Prittfe- Haaters en Prinfè-Moérders heeft pogen zwart te inaaken; op hen die de* B 3. Sc"  C M 3 geheime Aanvoerders van dit werk kunnen zyn; op de Vaersjes ter zeiver tyd, toen men dit werk begonnen heeft, onder het Volk geftrooid, en waarby men zig niet ontzien heeft te zeggen: Hoe zeer dat woedend Moorders-Rot Te waapen, waapen fnelt, En zwaarden fcherpt voor ,sVorften (kot: 't Wordt van God perk gefield , met byvoeging eener Noot, waarin de zogenaamde weerlooze Christenen worden aangevoerd. De Ondérgeteekenden zullen dit gedeelte hunner Memorie niet verder uitbreiden: Zy laaten de nadere overweeging deezer omftandigheden aan het meerder doorzigt van Uw Ed. Achtbaarheden, ierwyl zy verder op eene regtvaardige Voorzienigheid betrouwen, dat die de Aanftookcrs van het kwaade 't eeniger tyd zal doen kenbaar worden en doen vallen in de ftrikken, dje zy voor anderen gelegd hebben. Ondertusfchen, Edele Acht ba are Heeren, wat heeft de tweede Ondergeteekende verder in deeze zaak te wagten ? Wat uitkomst is 'er yocr haar overig? Moet zy, tegens wie geen bewys , geen indicie zelfs is, als het bloote zeggen yan den Koetfier, zig van nu af aan met hem geiyk Itellen ? Moet zy zig in bewaaring geeven, op (lat die Calumniateur tevens in hegtenis gehouden wor-  [ n ] worde, en , van den vryen toegang tot zyne RaïHs* lieden ontzet, te eerder tot erkentenis van zyn euveldaad kome? — De tweede Ondergeteekende is daar toe bereid: En meenen Uw Ed. Achtbaar? heden, dat zy, zonder 't geen zy (met eerbied gezegd) aan ieder fatzoenlyk Burger verfchuldigd zyn, te kwetfen , de tweede Ondergeteekende moeten en kunnen behandelen op den zelfden voet als hem, die zig door zyn ftijzwygen en opgevolgde handelwys (de waarheid der Aanklagte vooronderfteld) reeds heeft fchuldig erkend, de tweede Ondergeteekende, een gerust geweeten bezittende, zal zig die onaangenaamheden, die fletrisfure getroosten: Zy dringt allerernftigst aan op dc ontwikkeling deezer veel gcruchts maakende zaak; en, zo lang Uw Ed. Achtbaarheden zig van den Calumniateur niet verzeekeren, zal die ontwikkeling, zo niet onmogelyk, ten minften zeer moeilyk blyven. Is het een vereischte tot verder onderzoek, dat de tweede Ondergeteekende mede in cuftodie gefteld worde, zy is daar toe van nu af aan willig en volvaerdig: Dog tevens kan zy niet nalaaten hier eenige reflexien by te voegen op het gevoelen, 't welk zodanige handelwys noodzaaklyk vooronderftelt, dat namenlyk de tweede Ondergeteekende van nu af aan met feaaren Aanklager volkomen gelyk ftaat, als mede op de gevolgen, welke dit voorbeeld kan na zig fleepen. B 4 Ac-  C H 1 Accufationis ordinem, zeggen de Kelfers Homriifs en Thcodofius in L. 17. C. de Accufat. jam dudum legibus inftit'ütum fervari jubemus , ut quï~ cuntflte in discrimen capitis accerfitur, non fiatim reus, gul accufari potuit, exiftimetur, ne fubjectam Innocent lam feriamus. De tweede Ondergeteekende is verzeekerd, dat haar Aanklager nimmer ee^ nig het minde bewys voor zyne valfche befchuldiging zal kunnen bybrengen : Moet zyn bloot zeggen nu alleen genoeg zyn, om haar eensklaps met hem gelyk te (tellen ? Hy heeft zig door zyne Aanklagte by de Jufütie reeds verantwoordelyk gemaakt: Ten haaren lade is geen het minde judicium , geen fchaduw van bewys te vinden; en de Heeren Commisfarisfen van Uw Ed. Achtbaar* heden, hoe zeer hunne komst haar op bet onver-. wagtst overvallen heeft , zyn zekerlyk van haar niet vertrokken , zonder uit haar Antwoorden , haare ganfche houding en gedrag, van toen af haar. onfchuld befpeurd of vermoed te hebben. Als door dit voorbeeld eenmaal de weg gebaand is , dat misnoegde of boosaartige Dienstboden hunne Heeren of Vrouwen de fnoodde misdryvcn of aanzoeken kunnen aanteigen, en dat, zo dra de befchuldiging daar is, zónder corpus delict!, zonder eenige indicia, zonder bykomend adminiculum, die Heer of Vrouw met dien Dienstbode gelyk daat en de fletrisfure eener Crimineele BeWaaïÏPg W,oet ondergaan, dan zal voortaan niemand  C *5 j zeeker zyn, en de eerlykde, deonbefprookendé mensch zal voor zyn lot moeten bceven, zo dra het ongeluk hem treft een Deugniet onder zyn dak of in zyn Huisgezin te hebben aangenomen. By de Romeinen was het ongeoorloofd de Slaaven tegens hunne Heeren in Criminecle Aanklagten te hooren; en het is eerst onder den wreeden Tiberlus geweest, dat de Wet, tegens zulke Getuigenisfen geftatueerd , is gefchonden , volgens 't verhaal van Tacihts (Annal. Lik i. Cap. 3.) alwaar hy fpreekendc van het invoeren van zulke bcfchuldigingen, als waaraan de tweede Ondergeteekende zig heden ziet bloot gefield, zegt: Turn primum reptrta punt, qua per tot annos Rempublkam exedére: En in der daad het is een der fymptomata van den val der Vryheid in het Roomfche Gemeenebest geweest, dat de Debiteurs en Spionnen „ die tot in het heiligdom van een's ieders Huis indrongen , om der Burgeren ondergang te berokkenen , zig vermeenigvuldigden, en , in plaats van naar verdienden gedraft te worden, belooningen ontfingen. Zyn 'er in ons Vaderland voorbeelden geweest, zo men de Hiftorifche overlevering moet geloven, dat dergelyke fchandvlekken van het mcngchlyk Geflagt, aan wier godloofen lader de cerlyke Tydgenooten, zo min als de Nakomelingfchap, getwyffeld hebben, eene jaarïykfchebefolding voor hun eervergeeten bcdryf genooten, God bewaare ons allen, hen vooral die deel in 'sLands E i Re,  [ *6 ] Regeering hebben, dat wy die tyden weder zien herleeven! En 't is hier de plaats, Edele Achtbaare Heeren, een enkel woord te gewagen van het vermoeden van veelei), als of, namenlyk, de tweede Ondergeteekende wel geen dadelyken toeleg gehad zoude hebben, zo als haar egter door haaren Koetlier wordt toegefchreeven, maar dat zy nogtans zig eenige wqorden en gezegdens zoude hebben laaten ontflippen, die hoogst-berispelyk zouden geweest zyn en aanleiding gegeeven hebben tot de Befchuldiging van dien Koetfier. — De tweede Ondergeteekende betuigt op het pleg-. tigst zig niets dergelyks bewust te zyn: Zy betuigt , dat nooit iets van dien aart haar in 't hart is opgekomen, en mitsdien ook nooit haar over de lippen is gegaan: —— Maar, gefield eens, het was zoo: Zullen dan enkele woorden zonder daaden den grond tot eene Crimineele vervolging opleveren? Zal men in der Burgeren Huisgezinnen indringen , zal men het Heiligdom van een's ieder's wooning en dagelykfche verkeering fchenden? Zal men eene inquifitie oprigtcn, om te onderzoeken en te beöordeelen wat een Burger zegt of fpreekt? Zullen bloote discourfen, dikwyls onnozel, dikwyls onbedagt, dikwyls in drift en overyling uitgebragt , een Ingezeeten in de gevangenis doen werpen of ten minften als een Misdadiger in 't Gerichte doen verfchynen ? Dan voorwaar, Edele A c ht-  [ Sf ] Achtbaars Heeren, is niemand zcekers Dan neemt angst en fchrik de plaats der vaderland? fche rondborftigheid in: Dan moeten wy met onze Domediquen, als met onze Spionnen en Belagers, omgaan: Dan is het met de Burgerlyke Vryheid gedaan: Dan heleeyen WY in ons Oemeenebest erger tyden dan onder de willekeurigfte Alleenheerfchers: Dan daat onzejuditie gelyk met dewreedde Tyrannen : Dan is het tyd om uit dit vrye Nederland te verhuizen. En, op dat men niet denke, dat de Ondérgeteekenden zig op dit refpect te fterk uitdrukken, zy het hen nogmaals geöorlofd de woorden van den grooten M o n t e squiEute gebruiken: {EJprit desLoix, Livre 14, Chap. 12.) „ Rieu ne rend encore le Grime de Lèze-Ma„ jedé plus arbitraire, que quand des paroles in,, discrètes en deviennent la matière : Les dis„ cours font fi fujets a jnterprétation, il y a tant „ de diffdrence entre 1'indiscrétion & la malice, „ & il y en a fi peu dans les espresfions qu'elles „ employent, que la Loi ne peut guères foumet„ tre les paroles a une peine capitale, a'moins ,, qu'elle ne déclare expresfément celles qu'elle y ,, foumet," ,, Les paroles n$ forment polnt un corps de dèlit: Elles ne reflent que dans 1'idée. La plupart „ du tems elles ne fignifient point par elles -mè,, ises, maïs par le ton dont on les dit. Souvent » en  [ =8 ] en redifant les mêmes paroles, on ne retid pas „ le même lens-. Ce lens de'pend de la liaifon, „ qu'elles ont avec d'autres chofes. Quelquefois „ le filence exprime plus que tous les discours. „ II n'y a rien de fi équivoque que tout cela. „ Comment donc en faire un Crime de Lèze„ Majefté? Par-tout oü cette Loi eft établie non „ feulement la Liberté rfeft plus, mats fon ombre même. ■ " „ Les aections ne font pas de tous les jours: Bien des gens peuvent les remarquer : Une „ fausfe accufation fur des faits peut être aifèment „ éclaircie. Les paroles, qui font jointes a une „ action, prcnnent la nature de cette action. „ Ce ne font point les paroles qu'on punlt, mais u„ ne action commife, dans laquelle on employé „ les paroles. Elles ne deviennent des Crimes, „ què lorsqu'elles préparent, qu'elles accompag„ nent, ou qu'elles fuivent une action criminelle. „ On reuvcrfe ttfut, fi 1'on fait des paroles un ,, Crime capital, au lieu de les regarder comme „ le figne d*un Crime capital. " De Ondérgeteekenden neemen de vryheid deeze pasfaire, en 't geen die zelfde Auteur verder over foortgelyke Misdaaden en befchuldigingen fchryft, aan dc aandagtige ovcrvveeging van CwEd. Achtb. te beveelen: Meerder behoeft zy niet om de hardheid van 't geen zy heden ondergaat, en mogclyk HOg verder ondergaan zal, in het helderst daglicht te  C *9 J te (tellen. Op de bloote aangifte van iemand, die misfchien volgens dei. 10. D. de Accuf. voet ad d. 'Fit. Num. 6. in de termen zoude vallen, om tot zodanige Befchuldiging niet toegelaatcn te kunnen worden, is zy reeds crimineelyk ondervraagd , en wel over een misdaad , juist zodanig als door montesquieu wordt befehreeven ; een misdaad in enkele woorden zonder daaden beftaande,in woorden,^// ne forment point un corps de dèlit, & ou une fitusfe accufation ne peut pas être aifément éclaircie. Ja, edele acutbaare heeren, de eenige weg die 'er was, om zo veel mogelyk tot de waarheid der zaak te komen , is tot nu toe niet ingeflagen: Twee Domediquen , waarvan de een den dienst der Ondérgeteekenden met misnoegen had verlaaten, zyn tot laste van hunne Juffrouw gehoord. Vier anderen , wier getuigenis tot haare onfchuld kon dienen , zyn tot heden voor Uw Ed. Achtb. niet verfcheenen : En egter vertrouwt zy , dat Uw Ed. Achtb. niet minder, zo niet veel meer, geneigd zullen zyn tot haare decharge als tot haar bezwaar te doen inquireeren. Waarom dog zoude in een zaak, die binnen de muuren van 't Huis, in 't midden der Huisgenooten , gebeurd zoude zyn , het getuigenis der laatften ad innocentiam minder gelden , als dat der eerden ad accufandum ? Misfchien , zo zy waren gehoord gewor* ■den, hadden Uw Ed. Achtb. reeds ecuig fpoor ge-  C 30 3 gevonden tot de bron van deez?n aanflag tegenc de eer en 't leven der tweede Ondergeteekende, en te gelyker tyd eenig licht bekomen nopens een voorigen aanflag, die omtrent Veertien dagen voor deezen laatften Heeft plaats gehad, wanneer door het glas boven de deur van 't Huis der Ondérgeteekenden, 's avonds om elf uur, terwyl de tweede Ondergeteekende zig in den gang bevond, haar een Meen is naar 't hoofd geworpen van 't zelfde foort, als" waar van 'er een hoop in een der Stallen van de Ondergeteekende liggende is, en wel met dat geweld en die juistheid geworpen, dat hy op een zeer kleinen afftand nevens haar hoofd is voorbygegaan; een fait, waarvan zyin ftaat is als nog de bewyzen te fuppediteeren; gelyk ook by vervolg misfchien zal ontwikkeld worden , hoe de bewuste Koetfier in ftaat is geweest om een fomme van ƒ 200 : — .* — hem door de Ondérgeteekenden opgezegd, en eerst over drie maanden betaalbaar , dadelyk in gerande Ducaaten af te doen, zo als Uw Ed. Achtb. uit het Relaas van' den Bode Hendrik Pottum fubNo. 3. zal confteeren. Deeze bedenkingen waren het, edele achte a a r e heeren, die de Ondérgeteekenden zig verpligt oordeelden aan Uw Ed. Achtb. by wyze van fuggeftie voor te dragen; niet om het oog der Juftitie te ontgaan , maar om het, zo veel mogelyk , te verlichten. De ongerymdheid en ligtvaerdigheid der befchuldiging hebben zy naar waar-  t 31 3 Waarde gefchetst. Vinden egter Uw Ed. Achtbi in het verhaal van den Aanklager geloofbaarheid genoeg, om de tweede Ondergeteekende als van een Crimen verdagt te moeten behandelen , zy onttrekt zig niet: Zy biedt zig gereedelyk aan: Én, hoe zwak haare kragten van geest en lighaam ook zyn mogen, zy zal zig der toetfe blymoedig onderwerpen. Gefterkt door een rein geweeten , zal zy zig vrywillig in bewaaring begeeven ,• mits ook haar Befchuldiger, nevens die verder met hem in deeze zaak mogen deel hebben, in hegtenis gehouden worde en buiten het vermogen gefield om , gelyk hy heden doet, met zyne geheime Raadslieden en Aanftookers zynen toeleg dagelykseh te benamen. TefFens vertrouwt zy, dat Uw Ed. Achtbaarheden, zonder praejudicie van haare verzeekering, haar in haar Huis zullen doen behandelen en dien vryen toegang van Vrienden en Raaden doen genieten, dien zy meent, uit meer dan eenen hoofde, te kunnen vervVagten ; en vooral dat zy zig nimmermeer zal bloot gefteld zien aan een onderzoek, 't welk daaden van haar huishoudelyk ïeeven en bedryf zoüde betreffen, daaden, waar van men niet fchuldig is aan iemand, wie hy ook zy, reekening en verantwoording te doen. In een woord, de Ondérgeteekenden houden zig verzeekerd, dat Uw Ed. Achtb. met hen bezeffen, hoe naauw de behandeling deezer zaak met de veiligheid en gerustheid van een ieder Burger  [ ^ 1 ger verknagt is , en mitsdien hoe z:er niet alleen onze Stadgenooten, maar met hen alle waare Vaderlanders, het oog op Uw Ed. Achtbaarheden gevestigd hebben, om, in gevolge haare rechteflyhe handelwyze ten deezen, Uw Ed. Achtb. , als Handhavers van 't Recht en Verdedigers der Burgerlyke Vryheid, die gevoelens van liefde en eerbied toe te wyden, met welke van nu af aan de Ondérgeteekenden deeze hunne Memorie bcfluiten, Imploreerende op alles Uw Ed. Achtb. nobile ac benignum Judkis opjlcium. (getcekend) CILLIS-CHRIST1AAN VAN DER MEULEN. CATHARINA TAAN,  C 33 .1 Bylage No. ij van vorenflatifa* de Memorie van Suggejiiet TI uiden den 21 Maart 1784. compareerden voor my isaac-elias luzac, openbaar Notaris , by den Hove van Holland geadmitteerd, binnen de Stad IeyDen refideërende, én voor de nabefchr'eeven Getuygenf Jannetje dé nee?, ongehuwde Perfoofi^ oud 48 jaaren; judicq meyer, ongehuwde Perfoolï, orid 25 jaaren; fin SAntjébornb^ v 1 lle, oud 33 jaaren, Huisvrouw^ van isAao Van hovEn, woonende zy Comparanten allé binnen deeze Stad, my Notaris bekend i En vérklaarden zy Depofanten, uit liefde tot de waarheid en ten behoeve Van dien zulks moge aangaan; wel te kénnen den Keer gielis-christiaaN Vah de» müulEn èn Mejuffrouw cAtharina TaaN, deszelfs HuisVroüw* , woonagtig binnen deeze' Stad, vermits zy eerfte Depofante byna 16 jaaren als Diénstmaagd gediend heeft Mejuffrouw Henrica Tdan , Welke zeddrE verfcheideiïe jaaren by voornoemden Heer GillisChristiaan van der Meulen, haaren Sehocm - Brdeder5 is inwoonende; en vermits zy tweede De» jpofante, Zedert feven jaaren by voornoemde Bée? s t  ï 34 Ij en Juffrouw van der Meulen, als tweede Meid, heeft gediend; en vermits eindelyk zy derde Depofante vier jaaren alle dagen als Schoonmaakfler heeft gewerkt ren huize van voornoemden Heere en Juffrouw van der Meulen, zo in de Stad, ais buiten in derzelver Tuin. Verklaarden voorts de drie Depofanten nimmer gezien nog bygeWoond te hebben, dat voornoemde Juffrouw »i» der Meulen, nog iemand anders van haare Familie en Huisgenooten , eenige Boekjes of uitkomende Schriften over Staats-zraken in de Keuken of aan de Domediquen ter lcezing gaf; maar in tegendeel, dat de Domediquen gehouden waren 'alle avonden in den Bybel te kezen; en dat, wanneer zy den Bybel uitgeieezen hadden , zy van voornoemde Juffrouw van der Meulen, en van haare Suster, voornoemde Juffrouw ILur,:a Taan, eene belooning kreegen van twee Guldens Voor ieder Domedicq, welke belooning de tweede Depofante verklaart ontfangen te hebben, Verklaarden nog de drie Depofanten, dat zy nimmer (voor zo verre zy zig kunnen herinneren) voornoemde Juffrouw van der Meulen met haare Domediquen , of met iemand derzelven ; wie bet ook zyn moge, over zaaken , den daat en regeering van 't Land raakende, hebben hooren fpreeken : Dat zelfs voornoemde Juffrouw van der Meulen nooit gewoon is geweest met haare Domediquen 2 of' met wien vaj-i-.dezelven het ook zyn mo^ g«->  ï 35 1 |'ë, eenig rrieert^r gefprek te voeren of faniiliatrea omgang te hebben, dan voor zo ver de Zaaken van hét huishouden betrof; en in 't algemeen, dat zy Depofanten van of aan voornoemde Juffrouw van der Metilen nooit anders gezien nog gehoord hebben, en Van haar niets anders weeten , als 't geeri een Vrouw van eer, deugd, en godvfugt betaamt , gelyk voornoemde Julfrouw haar Depofanten ën de overige Domeftiquen van 't Huisgezin , voor zo ver zy Depofanten Weeten , nooit anders als de betragting van eer, deugd',èn godvrugt heeft voorgehouden en aanbevolen. Verklaarden de Depofanten wyders, dat zy Wei kennen Cornêlia van der Sant, welke omtrent twee jaaren als Keukenmeid heeft gewoond ten huize van voornoemde Heer en Juffrouw van der Meulen, en van daar op Vrouwen - dag laastleeden is vertrokken: Dat zy Depofanten 7 met dezelve Cornêlia van der Sant, gediiurende dien tyd in' een én den zelfden dienst omgegaan hebbende, haar houden voor een rrtensch van eefj allerflegtst character , valsch en leugenagtig in haar beftaan ; en kwaadaartig in haar omgang . Verklaarde inzonderheid de derde Dspofante afzonderlyk, dat zy van de boosaartigheid vïït voornoemde Cornêlia van der Sant zelve de ondervinding heeft gehad, onder anderen laatstleden flagt-tyd, Wanneer zy derde Depofante haar Coï« ftelia [van der Sant tot het maaken van hoofd - kaai c • m  I s6 3 behulpzaam was; dat toen voornoemde Cornêlia Van der Sant, hoe zeer bevoorens gewaarfchuwd , eu dus, als 't ware, met moedwil en in koelen bloede, haar derde Depofante den voorften knoekel van de linkerhand heeft aan ftukken gehakt, met dien gevolge,dat zy derde Depofante fes weeken tot geneefing van die wond in handen van den Chirurgyn Osnabrug is geweest, en daar van een ftyf lid aan haaren vinger heeft behouden ; dat voornoemde Cornêlia van der Sant, terftond na haar Depofante gemelde zwaare wond toegebragt te hebben , in plaats van daar over eenig leedweezen of bekommernis te tooncn , door de keuken is gaan dansten: Verklaarden insgelyks de twee eerfte Depofanten by het voorfz. geval te zyn tegenwoordig geweest, en het zelve naar waarheid dooide derde Depofante te zyn verhaald: Verklaarden mede de' drie, Depofanten gezamentlyk , dat zy nooit gezien hebben, dat voornoemde Juffrouw van der Meulen eenige afzonderlyke gefprekken met voornoemde Cornêlia van der Sant hield, nog gewoon was te houden, maar dat 'er in tegendeel wel maanden omgingen dat voornoemde Juffrouw van der Meulen haar niet zag nog fprak : Dat voorn. Camelia van der Sant nimmer dan alles goeds van voornoemde Juffrouw heeft genoten; maar dat zy zulks ftceds met een ondankbaar gedrag en boosaartige behandeling beantwoordde : Verklaarden •ten dien opzigte de tweede en derde Depofante, dat  C 37 1 dat voorn. Cornêlia van der Sant onder anderen eens zeide, dat zy in 't vervolg eens toonen zoude, wie zy was, en dat, als de Jufrouw in de keuken kwam, zy zo lang vloeken zoude, tot dat de Jufvrouw weg liep, gelyk zy daadelyk ter zeiver tyd , wanneer de Juffrouw in de keuken kwam , deed: Verklaarden verders de drie Depofanten gezamentlyk, dat zy nimmer van voorn. Cornêlia van dér Sant gehoord hebben, dat voornoemde Juffrouw1 van der Meulen haar of iemand anders over zaaken van Staat % of over de zweevende gefchillen van het Land , had onderhouden i Verklaarden ten dien opzigte de tweede en derde Depofante af-, zonderlyk, dat zy zig alleen kunnen herinneren, dat voorn. Cornêlia van der Sant, eens op een tyd' van een reysje naar Amflerdam, 't geen zy gedaan had, te rug gekomen , verhaalde, " dat zy aldaar „ den Prins en een Officier in de Plantagie had zien verbranden, en dat, als deeze laatfte in ,, Amflerdam kwam, hy zyn keven niet zoude ,, behouden , want dat hy zyn pligt niet had be-. „ tragt; " waar op zy tweede en derde Depofanten haar antwoorden, " dat zy Cornêlia van der ,, Sant haar mond moest houden en zulke dingen „ niet vernaaien, want dat zy zeer wet wist, dat „ Myn Heer en dc Juffrouw haar zodanige Dis„ couriën zouden kwalyk neemen : " Verklaarden eindelyk nog de tweede en derde Depofanten, dat; yoornoemde Cornêlia van der Sant, denzelve» C 3 avond^  i 3$ ] ayond, wanneer zy uit den dienst van voorn. Heer en Juffrouw van der Meulen vertrokken is , in haar beider tegenwoordigheid gezegd heeft, dat zy de Juffrouw een poets zoude hakken, dat 'er de Juffrouw van zoude ftaan kyken. Verklaarden vervolgens de drie Depofanten gepamentlykj dat zy wel kennen de Perfoon van jan orypstqe, die iets meer dan vier jaaren als Koetfier gewoond heeft by voornoemde Heer en Juffrouw van der Meulen: Dat zy Depofanten hem kennen en houden voor een Mensch van een valsch en vuilaartig beftaan , die, ofïchoon hy alle weldaaden van voornoemde Heer en Juffrouw van der Meulen genoot, fteeds een kwaad hart tegens hen heeft betoond: Verklaarden ten dien opzigte de tweede en derde Depofanten afzonderlyk, * dat hy Jan Grypfioe dikwyls in haar byzyn aan voornoemde Heer en Juffrouw van der, Meulen agter hun rug, met gelaat en gebaarden, teekenen van nyinagting en van een boos opzet gaf; dat hy dagelyks, zo veel zyn omgang in huis toeliet, familiair was en heimelyke gefprekken hield met yqornoemde Cornêlia van der Sant, die zy afbraken wanneer een der Depofanten of eenig ander der Domeftiquen aankwam: Verklaarden wyders 4e drie Depofanten , dat zy niramer voornoemden Koether hebben hooren zeggen, " dat Juffrouw .j, vqn der Meulen hem. over zaaken van Staat of ft ÖYff df ?weeyeiide gefclnlkn van het Land had  L* 39 1 M gefprooken." Dat voorn. Juffrouw tww der, . Meiden nooit gewoon was met hem te fpreeken nog in de keuken, waar in hy nooit kwam, ter» wyl 'er de Juffrouw was, nog elders in huis als aan de deur der dagelykfche kamer (op een afftand gelyk een Domefticq gewoon is de ordres van zyn Heer en Juffrouw te ontfangen:) Dat voornoemde Juffrouw van der Meiden hem dan toefprak ten aanhooren van een ieder en, voor zo verre zy Depofanten gehoord hebben, over niets anders als om hem eenige boodfchappen te geeven, hebbende zy Depofanten nooit gezien, dat voorn. Juffrouw van der Meiden met voornoemden Koetfier eenige gefprekken afzonderlyk of in 't geheim gewoon was te houden of immer heeft gehouden. Verklaarden eindelyk de drie Depofanten , dat zy het geen zy by publycquè gerugten gehoord hebben van zeekere befchuldiging, door voornoemden Jan Grypftoe tegen voornoemde Juffrouw van der Meulen ingebragt, even als Of zy hem tot een alleronvoorzigtigfte onderneeming had willen omkoopen of overhaalen, of gefprekken met hem ge-, voerd hadde, daar toe aanleiding geevende, houden voor een verzonnen laster en eene opgeraapte leugen, daar zy Depofanten, die zo lang in het huis van voornoemde Heer en Juffrouw, van der Meulen gewoond of gewerkt hebben, die nooit iets dergelyks gezien nog gehoord hebben, en aan wie zelfs nooit iets is voorgekomen x % geen naar G 4. z;oda^  f 40 j fcodanig voorneemen of naar zodanige Discourfen, eenigen den minften zweem zoude hebben, zodanig aanzoek als onmogelyk (lellen: Geevende da gezamentlyke Depofanten voor reden van weeten. fchap haare lange inwoning en verkeering in 't zei, ve Huis, en haaren omgang zo met voorn. Juf. frouw van der Meulen als met meergenoem Jen ffan Grypftae en Cornêlia v*n der Sant, en voorts als in den text, bereid zynde 't zelve ten allen tyde, des verzogt of gelast, met plegtigen Eeda te bevestigen. Aldus gedaan en gepasfeerd binnen Leyden ter pralende van Jaques Pqfaur wWiadaai van Stee,-, geveld, als Getuigen, (onder ftond) Quod Testor.. (geteekend) L E. Duzac, Nots. pulk 1784,  £ 4ïT] B y l a g e No. a. van voren* ftaande Memorie van Suggeftie. jBtuiden den 24 Maart 1784. compareerden voor my isaac elias luzac, openbaar Notaris, by den' Hove van Holland geadmitteerd, binnen de Stad Leyden refideerende, en voor de nabefcbreven Getuigen: cornelis meyer, woonende zeedert de maand November 1783. als Lyf knegt ten huize van den Heer Gillis Christiaan van der Meulen, Koopman, woonende binnen deeze Stad; p ie ter van noort, Mr. Metzeiaar, re y nier la mm erts, jan tenharkel, en laatstelyk jan ville, Mr. Timmerman, alle van competenten ouderdom, woo« nende binnen deeze Stad, my Notaris bekend, dewelke verklaarden uit liefde tot de waarheid, en ten behoeven van dien zulks moge aangaan, waar en waaragtig te weezen : Ende wel eerst de twee eerfte Depofanten, dat aan hun op den 13 deezer door den voornoemden Heer Gillis Christiaan van der Meulen is geordonneerd geworden de Paarden van den voornoemden Heer van der Meulen, ftaande in deszelfsStal in deRhynftraat, linnen deeze Stad, naast het Huis van den voorn. C | Heer;  C 42 ] ' Heer van der Meulen, 't welk in huur gebruikt wordt by Jan Grypftoe, Koetfier geweest zynde van den voorn. Heer van der Meulen, uit dezelve te haaien en overtebrengen in de Stal in de Langeftraat: Dat zy twee eerfte Depofanten op die ordre eerst zyn gegaan naar de Stal van meen gemelden Heer van der Meulen, ftaande binnen deeze Stad in de Langeftraat, om van daar met hun naar de voorfz. Stal in de Rhynftraat mcede te necmen, den derden en vierden Depofanten , Knegts van den tweeden Depofant, aldaar in de Stal in de Langeftraat werkende om de Mist-put, die aldaar was, fchoon te maaken: Dat, zy twee eerfte Depofanten aldaar in de Stal in de Langeftraat gekomen zynde, zy als mede de derde en vierde Depofanten allen, zo als zy nu te zamen verklaren , zyn gegaan naar de Stal in de Rhynftraat, en aldaar gekomen zynde dc Staldeur met de gewoone Sleutel, tot dezelve gefchikt, door den eerften Depofant is open gedaan : Dat, zy vier eerfte Getuigen in de voorfchreeven Stal gekomen zynde, door den eerften Depofant aan de drie volgende Depofanten gezegd is geworden, zo als de eerfte Depofant ook verklaart gezegd te hebben , kom aan Jongens, willen wy nu de Paarden maar les maaken: Dat, zulks gedaan zullende worden, daar op de voornoemde Grypftoe door. een deur van het voorfchreevc Huis, correfpondeerende ma de voorfz, Stal, in dezelve Stal is  L 43 ] gekomen, vraagende wat zy kwamen doen: Dat de eerfie Depofant aan den voorn. Grypftoe gezegd hebbende, Jan, ik kom uit order van myn Heer om de Paarden aftehaalen, zulks door denzelven is verhinderd geworden, zeggende in fubflantie» ,, dat hy de Paarden niet zoude laaten yolgen, zonder alvorens daar toe ordre van zyn Heer 5, te hebben, en dat hy die eerst wilde fpreeken, met byvoeging, onder het gebruik van eenige „ vloekwoorden, dat zy moesten maaken uit de „ Stal te komen, of dat hy 'er hun anders zou„ de uitflaan," telfens, en onder die bedreiging, de Mistvork, die aldaar hing, aangrypende, om hun daar mede de flaan: Dat de eerde Depofant zulks tegengaande met te zeggen , Jan , wees vaorzigtig, zie toe dat. gy my niet en ftaat, want gy ziet, dat ik de Levery zo wel aan heb als gy, en daarom waarfcliouw ik u, dat gy niet zult ftaan, de voorn. Grypftoe de voorfz. Vork daar op heeft Jaaten hangen, hebbende de eerde Depofant als toen daar by gevoegd: Jan, gy kunt wel begrypen, dat ik uit erdre van myn Pleer kom: Dat de voornoemde Jan Grypftoe egter de Paarden niet heeft willen laaten volgen, zeggende ,, zulks niet ?, te willen doen voor en aleer hy myn Heer zelfs ,, had gefproken; dat hy zelfs by myn Heer zou?? de komen;" ende zulks alles met zodanige ongefchiktheid vau woorden en daaden, als of hy h\in tut de Stal wilde jaagen, cn als met geweld ujt-  C 41 ] uttdryven, hebbende zelfs den laatfr.cn Man , zynde geweest Reiuier Lammert, gelyk door hem alleen wordt verklaard, duuwende en flootende uit de Stal doen gaan, zynde zy Depofanten alzo gezamentlyk heen gegaan, laatende de Paard.n op de Stal ftaari. Voorts verklaarden de twee eerfte Depofanten , dat zy, te rug gekomen zynde aan het huis van den voornoemden Heer van der Meulen, aan denzetveri hunne ontmoeting hebben verhaald en gezegd, dat zy de Paarden niet konden krygen ^aarop de voornoemde Heer van der Meulen zeide, „ dat hy wel maaken zoude, dat hy de Paarden kreeg:'! Dat een weinig tyds daar na de voornoemde Grypjloe aan het huis van meergemelde». Heer van der Meulen is gekomen, en hem door den eerften Depofant, zo als hy ook alleen verklaart , de ngter deur open gedaan zynde , hy aan hem eerften Depofant, die zulks ook alleen verklaart, heeft gevraagd om den Heer van der Meulen te fpreeken: Dat de eerlte Depofant, zo als de eerfte en laatfte verklaaren, in de kamer, alwaar de voornoemde Heer van der Meulen. en ook zyne Huisvrouw , als mede de laatfte Depofant, die aldaar intusfehen gekomen was, zig bevonden, de voorfchreeven Boodfchap aan. gemelden Heer van der Meulen gedaan hebbende, hem eerften Depofant, zo als zy eerfte en laatfte. Depofanten verklaaren, door den voornoemden Heer,  C 45 ] fleer van der Meulen is gezegd gevvor 'en , d É hy voor hem- niet te fpreeken was, welke hootlchap door den eerften Depofant niet is gedaan , zynde daar toe verzogt geworden de laatfte Depofant, gelyk dan ook de laatfte Depofant alleen verklaart, dat hy op verzoek van meergemehien Heer van der Meulen aan den meergernelden Grypftoe, trit naam van den voornoemden Heer van der Meulen, heeft gezegd, dat zyn Heer voor hem niet te fpreeken was: Dat de voornoemde Grypftoe hem hiaïften Depofant daar op gevraagd hebbende , wat de reden was, dat zyn Heer hem niet wilde fpreeken , hy laatfte Depofant hem daar op heeft geantwoord , en gezegd, ah hy zegt, kom, moet gy dan niet komen, als hy zegt gaa, moet gy dan niet gaan? Zoude hy, denoteerende daar mede den voorn. Heer van der Meulen, daar reden van moe* ten geeven waarom? Dat de voorn. Grypftoe egter heeft aangehouden , „dat hy laatfte Depofant naar ,, binnen zoude gaan om aan den voornoemden „ Heer van der Meulen te vraagerj, of hy, na,, mentlyk Grypfto" r zelve de Paarden mogt over„ brengen; dat, y laatfte Depofant zulks' ook ,, gedaan hebbende, hem laatften Depofant door den voornoemden Heer van der Meulen is ge„ zegd geworden, dat hem zulks niet beliefde; 5, dat hy de Paarden door die geenen, welken hy ,, zulks geordonneerd had , zoude haten afbaa„ Ien;" Dat, hy laatfte Depofant dis boodfehap na  c 4» i . aan den voornoemden Grypfioè gedaan hebbende 4 de voorn. Grypftoe daar op is heen gegaan, aan-» noemende de Paarden te laaten volgen. Geevcnde zy gezamentlyk Depofanten, ende zulks refpectivelyk ieder hun gedepofeerde betreffendc , voor redenen van weetenfehap al het zelve' gezien, gehoord, bygevvoond, zelve verrigt, en alles nog in goede geheugenis te hebben, voorts als in den text, zynde ieder van h'ün bereid het geen zy refpectivelyk hebben verklaard, des daar toe nader verzegt, met foiemneelen Eede te bevestigen. Aldus gedaan en gepasfeerd binnen Leyden ter praefentie van JacquetPasteur tnNicoIaas van Stesnevtld, als Getuigen, (ouder ftond) (Quod Testor') («getcekend ) \\ E. L UZ AC j Kot. puèl. tfSj,  i 47 1 Bylagè No. 3. van v oren ft aande Memorie van-Suggeftie. iGCeden den 16 Maart 1784. hebbe ik ondergeteekende Bode met de Roede der Stad Leyden, uit naam ende van wegens den Heer Gillis Ckristiaan van der Meulen, Koopman , Woonende binnen deeze Stad, my vervoegd aan den Perfoon van Johannes Grypftoe, Koetfier in dienst van den Voorn. Heer Gillis Christiaan van der Meulen binnen deeze Stad, en denzelven zyn voorfz. Dienst geregtelyk ontzegd, en hem tot dien dag toe zyn Loon enVerfchot betaald: Hebbe voorts aan hem Grypftoe mede opgezegd, om de Obligatie ten zynen laste en ten behoeve van den voorn. Heer van der Meulen, groot twee honderd Guldens, over drie maanden te betaalen :' Waar op de voorn. Grypftoe my antwoordde : De ïnteresfen heb ik betaald, en ik zal u de twee honderd Guldens ten eerften geeven, zo als ik Ondergeteekende dezelve' ook aan gerande Ducaten van. hem heb ontfangen t\\ aan den voorn. Heer van der Meulen ovcrgegeeven : Hebbe verder ik ondergeteekende Bode van hem ook afgevorderd reftitutie en overgave van de Levery, waar op door hem is vcrzogt geworden zig daar over drie dagen te bedenken, vermeenende dezelve verdiend té hebben, aanneéaruiue my duur van den volgenden Vrydag be- fcheid  t 4« ] fcheid te zullen geeven, gelyk hy vervolgens op Vrydag avond den ipden dezer heeft gedaan , waar op hy dezelve aan my Bode den Volgenden dag den 20. deezer heeft overgegecven; en heb ik dezelve aan den Heer van der Meulen ter hand gefield en overgegeeven. Al het welk relateere te zyn myn weedervarerf, Actum uyden den 21 Maart 1784. m dis Dubbeld geteekend den 1 April1784. (is getcckend) HENDK. POTTu Mr  L 49 ] MEMORIE van crièven aan de Edele Achtbaare. Heeren Schepenen der Stact leyden over ge geeven door of van wegens gillis-christiaan van der meulen en catharina taan, deszelfs Huisvrouw, met haaren voorn. Man geadfïfieerd, woon< 't?' agiig alhier. // Clp*U edele- achtbaare heeren! H3Cet was niet zonder de fterkfte aandoening > dat de Ondérgeteekenden nu eenige weeken geleeden by eene Memorie van Suggestie aan Uw. Ed. Achtb. zodanige confideratien voordroegen, welke zy meenden aanleiding te kunnen geeven om de valschheid der Befchuldiging, tegens de tweede Ondergeteekende godlooslyk opgeraapt en verzonnen, te ontdekken en naar verdienden te ftraffen. Niet minder levendig is het gevoel, waar ïnede de Ondérgeteekenden, na een lang en taay geduld gëoeffend te hebben, zig in de fmertelyke 3ioodz.aaklykh.cid gebragt zien, om hunne GrieD ven  C 50 ] ven over de handelwys van den Heere Hoofd-Officier ten deezen in den boezem van Uw Ed. Achtb. ■uit te Horten, en op het herllel derzelven by Uw Ed. Achtb. ten fterkften aan te dringen; eene handelwys, waar aan de Ondérgeteekenden en de geheele Natie (wanneer deeze zaak eens in alle haare omftandigheden aan haar zal open gelegd worden) met geene mindere verbaasdheid zullen gedenken, dan zy nu reeds dankbaarlyk erkennen de rechtlievendheid en billykheid, die daarin van den beginne af aan het gedrag van Uw Ed. Achtb. beftuurd hebben, en die (zo de Ondérgeteekenden hoopen ) 't zelvf» nog verder zullen beftuuren. In der daad,^ edele achtbaare heeren, het is geene laffe vley-zugt, geene begeerte om de goedgunftigheid van Uw Ed. Achtb. door opgefnuikte betuigingen te winnen, die de Ondérgeteekenden noopt, om by den aanvang deezer Memorie hunne erkentenis aan Uw Ed. Achtb. open te leggen: De rechtvaerdigheid hunner zaak, de blankheid van hun geweeten maakt dergelyke hulpmiddelen voor hen onnodig: Maar, hoe verzeekerd zy ook zyn, dat de Voorzienigheid nimmer zal toelaaten, dat de Onfchuld het aigeheele flagtoffer der boosheid worde, zo bezeffen zy niet te min, aan welke verregaande onaangenaamheden, en fletrisfures zy, hunne Getuigen, en hunne goede zaak zouden zyn bloot gefield geweest, indien Uw Ed. Achtb, het voetfpoor hadden gelieven in t3  C 5i ] te flaan , 't welk de Heer Hoofd-Officier by her* haaling haar ichynt te hebben willen aanwyzeu; een voetfpoor, 't welk tot nchtfnoer heeft eene alleronbcgryplykfte perfuafie , aan de zyde van den Heere Hoofd-Olficier, ten opaigte van de waarheid dier alleronwaarfchynlykfte befchuldiging; eene uit die perfuafie fpruitende ouverzetlykheid, om op alle mogelyke wyzen de .fchuld der tweede Ondergeteekende , immers eenigen zweem van ichuld, hier of daar uit te persfen ; eene volihekte ongcreedheid om zyn eigen pnetenfe Getuigen en hunnen aanhang naar behooren op de toets te zetten; en gevolglyk om den eenigen weg in te ilaan, die ten deezen tot ontdekking der waerheid kan geleiden; en eindelyk een met alle deeze gevoelens verknogt misnoegen, even of het aan Uw Ed. Achtb. te wyten ware, dat deeze Befchuldiging (die in alle andere oogen als eene gedrogtelyke hersfenfchim moet voorkomen ) niet reeds lang was tot ftand gebragt. Het fmert de Ondérgeteekenden en die van hun» oen Raade tot in de ziele, dat zy dus hunne klagten moeten uiten over de handelwys van een Heer, aan wien zy anderzints, zo uit hoofde van zynen rang als van zyne perfoonlyke hoedaanigheden, alle achting toedragen: Maar, terwyl alles op zyn naam verrigt wordt, aan wien zullen zy de verkeerdheid zyner maatregelen ('t zy met eerbied .gezegd) wyten? Zyn 'er anderen, aan wie de Da . Heer  C 5* ] lieer Hoofd - Officier zyn vertrouwen heeft ge» fchonken, en wier kunde in Recht en Practyk , vergeleken by de handelwyze die gehouden wordt, ftoife tot (terker klagten zoude geeven, de Ondérgeteekenden verheugen zig, dat zy niet in de gelegenheid zyn om de gevoeligheid van hun hart ten hunnen opzigte bot te vieren, als die misfchien dan te levendig zoude worden. Edog , EDELE ACHTBAARE HEEREN, de Ondérgeteekenden zullen deeze vooraffpraak liever afbreeken. De tyd, die alles ontwikkelt en de onfchuld ten laatften rechtvaerdigt, zal ook by vervolg een ieder, naar gelang van het deel, 't welk hij in deeze zaak gehad heeft, met eer of met fchande vergelden: En derhalven , zig vergenoegende met daadelyk ter zaake toe te treeden, zullen zy in het voordellen hunner Grieven deeze ordre houden, dat zy kortelyk zullen herinneren al wat 'er tot heden toe, met betrekking tot den modus procedendi , is voorgevallen ; vervolgens voordraagen 't geen daaromtrent in confideratie komt , zo ten aanzien der Befchuldiging zelve, van haare geboorte af tot nu toe, als ten opzigte van de Perfoonen der prretenfe Getuigen van den Heere Hoofd-Officier, van de Getuigen der Ondérgeteekenden , en eindelyk van de tweede Ondergeteekende zelve; terwijl ten laatften uit alle die confideratien natuurlijk zullen voortvloeycn de Grieven , waar van dc Ondérgeteekenden op het  C 53 ] het alleremftigst, dog tevens op het allereerbiedigst, herftel zullen verzoeken, alvorens hunne toevlugt te neemen tot andere demarches , welke de pligt van zelfs-verdediging hen zoude opleggen in eene zaak, die door ons gantfche Land het grootfte gerugt gemaakt heeft en den naam der Ondérgeteekenden , van 't een einde der Republycq tot het ander, op de fchandelijkite wijze heeft bezwalkt. De Ondérgeteekenden achten het onnodig alhier te herhaalen , hoe zy Sondag avond, den 7 Maart laatstleden , op het onverwagtst, en niets dicrgelyks vermoedende, eene Commisfie uit het midden van Uw Ed. Achtb. ten hunnen huize hebben ontfangen , die de tweede Ondergeteekende op verfcheidene Artikelen ter requifitie van den Heer Hoofd - Officier R. O. heeft ondervraagd: Zy zullen ook niet herinneren de bedaarde en cordaate dog tevens ftandvastige en fterke wyze, waarop zy dc valfchc aanteiging, tegens haar ingebragt, daadelyk (hoe ongepraspareerd ook) heeft ontkend , en hoe zy heeft betuigd, niet alleen voor de Commisfie van Uw Edele Achtb., maar vooreen alweetend Opperweezen , dat nooit iets dergelyks in haar hart, veel min over haare lippen , was gekomen, en dat het was eene kwaadaartiglijkverzonnen leugen. Voorzeeker, daar alle omftandigheden van dit Rechterlyk bezoek zodanig Waren, dat de onverfchrokkenfte en listigfte Mcnsch, D 3 voot;  I 54 ] voor het minst dat hij fchuldig ware, geaarfeld zoude hebben , en daar ondertusfehen de tweede Ondergeteekende rondborftigiyk en zonder de minfte twijiïeling haare onfchuld heeft beleden , hebben Heeren Commisfarisfen by hun vertrek het gunfbgst denkbeeid voor die onfchuld moeten met zig draagen en aan Uw Ed. Achtb. rapporteeren. Een eerlyktgemoed , Edele Achtbaare Hee hen, is niet doof voor de ftemme der goede trouw: Het oordeelt een ander by zig zelve; en het is althans niet in ftaat om in een fatzoenlyk ( Mensch, op wier eer de nyd zelve geene de minfte vlek weet aan te toonen , dien graad van boosheid tevens en van liftigheid te vooronderftellen , die de tweede Ondergeteekende zoude moeten bezitten, indien zy aan de haar aangeteigde ond.lad ware fchuldig geweest, en nograns by het onvoorzien bezoek der Heeren Commisfarisfen zodanige houding, als zy gedaan heeft, had aangenomen. Op deeze omlhndigheid alleen hadden de Ondérgeteekenden mogen verwagten, dat de Heer Hoofd-Officier eenig wantrouwen op zyn eigen Getuigen zoude hebben gekreegen , en dat zyne eerfte zorg zoude geweest zyn; voor eerst, om zrg van zyn Perfoon te verzeekeren en hem de gelegenheid af te fnyden van zyn verder gedrag met zyne Inblaazers (zoo 'er die waren) te beramen; in de tweede plaats , om door het hooren van meer Getuigen, zo ad innocentiam als tot bezwaar, de waar-  t 55 ] waarheid zo na mogelyk uit te vorsfchen, alvorens tot verdere flappen tegens eene fatzoenlyke Vrouw (die hij ten minften voor als nog niet fchuldig konde houden) te komen. Maar, neen ! nog 't een, nog 't ander is gefchied. —-* Zo dra de fameufe Tichelaar tegens den Ruard van Putten zyne befchuldiging ( zo gelyk aan die van Jan Grypftoe, dat ze daarop fchynt afgetrokken) te berde bragt, wist hij en die van zynen Raade , dat hy, om ze eenig crediet by te zetten, moest aanbieden om zig gevangen te geeven, gelyk hy ook daadelyk wierd in hegtenis gefield. Hier in tegendeel bleef Jan Grypftoe op vrye voeten: Een Kaerel, tegens wien alle prsefumtien militeerden , en die (hoe het dan ook met de Befchuldiging gefchapen was) van de flegtfle geaartheid zyn moelle, liet men in de gelegenheid, niet alleen om zig met de vlugt aan de gevolgen van zyn roekeloos beflaan te onttrekken, en te gelyk nogtans op de Ondérgeteekenden, ten minften by kwalyk-gezinden, een vermoeden van fchuld of van omkooping tot zyne retraite te laaten, maar ook om dagelyksch met luiden om te gaan, die hem in zyne booze voorneemens konden ftyvcn, gelyk dan ook voor 't oog der geheele Stad het Huis van dien Jan Grypftoe alle dagen en alle uitren is bezogt geworden door hen, wiar naamerr by onze Stadgenooten niet genoemd worden, zonder tevens het fchandelyk denkbeeld der haatlykD 4 tte  fte cu hakbaarfte Party-zugt in een's ieders gees; te verwekken. Het tweede middel ter nafpooring der waarheid wierd insgelyks agter wege' gelaaten; en, zo het ten laatften, op de fterke inftantien der Ondérgeteekenden , is in 't werk gefield (hoe zeer ook maar gedeeltelyk) zy hebben het alleen aan de rechtlievendheid van Uw Ed. Achtb. te danken daar het byna niemand onbekend is, wat weerzin men daar jegens aan de zyde van den Heer Hoofdofficier van den beginne af aan tot den einde toe hebbe getoond. De drie Getuigen , wier Verklaaring de Ondérgeteekenden aan Uw Ed. Achtb. by Suggestie in handen gefteld hadden, zyn na een verloop van meer dan drie weeken zedert de eerfte befchuldiging, op den 29 Maart laatstleeden, nevens nog eene vierde, die onvoorziens door Uw Ed. Achtb. wierd ontboden , elf uuren agter den anderen door Uw Ed. Achtb. gehoord en tegens den Befchuldiger Jan Grypftoe, mitsgaders zyne Mede - Standercs , Comelia van der Sant, geconfronteerd, met dien gevolge, dat Uw Ed. Achtb. geordonneerd hebben deeze beide laatften in ftricte Gyfeling te houden , terwyl de vier Getuigen , die dc onfchuld der Ondérgeteekenden geftaafd hadden , door Uw Ed. Achtb. zyn gedimitteerd, en des anderen daags de inlogeering van een Stads - Bode ten huize der Ondérgeteekenden is begonnen, waar toe zy zig bevorens vrywillig hadden aangeboden. De  L 57 3 Dc Ondérgeteekenden zullen bier de omftandigheden van dat Verboor en van die Confrontatie in het breede niet uitnaaien: Daar toe zal zig eene nadere gelegenheid opdoen, wanneer zy het geen de Perfoonen der wederzydfche Getuigen betreft in aanfehouw zullen necmen. Zy zullen derhalven hier alleen zeggen, dat, zo ooit de waarheid haar eigen kenmerk draagt, die in de eenpaarige, rondbordige , cordaatc depolitie van de deezerzydfche Getuigen, in haare geruste en onbedwongen houding, ten helderden doorgedraaid heeft; en dat, zo de lengen altoos meer of min zig zelve ontdekt, zy zig hier, door dc valschheden, waarop Jan Grypftoe en zyne Mede-Sunderes daadelyk door die Getuigen zyn gevat, door hunne vacillatien en retractatien, door hun gedwongen, en bedeesd gelaat, ten duidelykden heeft verraden. Na dit Verhoor en deeze Confrontatie der wederzydfche Getuigen, uit wier botfing tegens elkander reeds eenige vonken waren ontdaan, aan welke men, op'dien zelfden voet voortgaande ,, ('t zy met eerbied gezegd) het licht der waarheid zeer gemakkelyk had kunnen doen ontdeeken, hadden de Ondérgeteekenden te recht mogen verwagten , dat de bewuste Koetfier en Cornêlia van der Sant verder op de proeve zouden zyn gefleld geworden, of van wegens den Heere Hoofd-Ofïicier ondervraagd en gedrongen op zodanige Pointen , op welke zy reeds zig zelve waren ongelyk D 5 ge"  [ 53 ] geweest, of door de dcczerzydfche Getuigen in hun aangezigt zelve hartelyk en ftandvastig waren weerfproken. — Maar dit alweder is niet gebeurd: Den weg, die tot overtuiging leiden koude, heeft men aan de zyde van den fleer HoofdOfficier Weder verlaaten: En, zo de Ondérgeteekenden zig niet bedriegen, is twee dagen daarna Jan Grypftoe, en mogelyk ook zyne Mede-Standeres, voor Uw Ed. Achtb. gebragt, dog maar even zo veel tyds als nodig was om te zeggen , dat zy by hunne Depofitie, of liever by hun leugentaal, bleeven volharden. Men heeft nogtans aan de zyde van den Heere Hoofd-Olficier niet ff.il gezeeten: Dog, gelyk, van den oorfprong af aan deezer zaak, de poogingen van den Heer Hoofd-Olficier fchynen gerigt te zyn geweest , niet om de waarheid te vinden, waar die ook zyn mogte, maar alleen om de tweede Ondergeteekende te overtuigen van die fchuld, die hy by haar als zeeker moet vooronderftellen, zo fchynt de tusfchenloop van eene week alleen te hebben moeten dienen, om uit de bovengemelde Vcrklaaring en de Interrogatorien der deezerzydfche Getuigen eene lange reeks Vraag-Artikelen te formeeren, waar op die drie Vrouws-Perfoonen voor Uw Ed. Achtb. Maandag den5April, fes uuren lang, zyn gehoord geworden: En waar OVer, EDELE ACHTBAARE HEEREN? Over een aantal zaaken en omftandigheden, die geene recht-  C 59 ] rechtdreekfche betrekking tot de befchuldiging hebben; over het innerlykc der Huishouding niet alleen van de Ondérgeteekenden, maar ook van haar Suster, die, offchoon by haar inwoonende, geene de minde relatie tot deeze zaak heeft; over het leczen en koopen van Boekjes en Gcfchriften en over dergelyke faken, die, gefield al eens dat ze beweezen waren , aan de waarheid of onwaarheid der befchuldiging niets zouden geeven nog neemen; over faiten, in een woord, ('t zy met eene eerbiedige vrymoedigheid gezegd) waarop niemand in eene vrye Republicq kan inquireeren, zonder indragt op de Burgerlyke Vryheid, op de rust der Zamenleeving, op de veiligheid der Huisgezinnen te maaken. — En, terwyl men dus alles , tot de minde kleinigheden toe, wat maar zyiingsch tot het onderwerp gebragt konde worden, heeft opgedolven en naargefpeurd, heeft men (zo de Ondérgeteekenden wel onderrigt zyn) alles wat wezentlyk was in een diep dilzwygen begraaven gelaaten, en men is tot geene tweede Confrontatie gekomen. Van de onwaarheden , die Jan Grypftoe en Cornêlia van der Sant door de andere Domediquen in hun aangezigt zyn verweeten ; van de huislykc diefdallen van Oly en Turf, die hem door een derzelven in facie zyn aangezegd; van de poets, welke CovneUa van der Sant, volgens het eenpaarig verklaarde van twee Getuigen, aan haare Juffrouw zoude fpeelen, is, naar de  [ 6o ] de Ondérgeteekenden verneemen , in die wydluftige interrogatorien mét geen enkel woord gewaagd: En alle die faiten , die zo natuurlyk aanleiding tot eene tweede Confrontatie gaven ,fchyncn den Heer Hoofd-Officier even weinig tot onderzoek te noonen , als het fpargeeren van oproerige Liedjes of van een vuil-aartig Libel, waarin, na den fchandelykften laster tegens déRegeering der Stad, deeze zaak op eene godloofe wyze aan het Gepeupel hier en elders wordt voorgedragen; een Libel onderrusfchen, waar van de Auteurs misfchien niet moeilyk en de Disfeminateurs althans zeer gemaklyk naar te gaan waren, en waar door men wel ligt op het fpoor der Uitvinders en Dcelgenooten van deeze heilloofe onderneeming had kunnen komen. — Doch niets van dit alles ; en, in plaats van deezen weg in te flaan, hebben de Ondérgeteekenden uit verfcheidcne rapporten reden te vooronderftellen, dat, ware het herhaald verzoek van den Heer Hoofd-Ofiicier ingewilligd , drie onfehuldige Menfchen, die tot kwyting van een gerust geweeten der waarheid hebben hulde gedaan , en tegens wier veraciteit alle pogingen van die van zynen R_aade geen zweem nog fchaduw van vermoeden hebben kunnen doen ontdaan , in dricte bewaaring zouden zyn gehouden , en voor 't oog der gehecle waereld door zulk eene fletr-isfure gelyk gedeld met eenen, die van nu af het afgryzen van alle braave Lieden zig heeft  [ 6t ] heeft op den hals geladen. Dan van dit onderwerp zullen de Ondérgeteekenden nader fpreeken by het tweede gedeelte deezer Memorie, tot het welk zy nu toetreeden; namentlyk het geen, waar op zy hunne Grieven vestigen in confideratie, zo van de Befchuldiging zelve als van dePerfoonen der wederzydfche Getuigen en van de tweede Ondergeteekende zelve. Met betrekking tot de Befchuldiging zelve, zal het Uw Ed. Achtb. zeekerlyk niet bevreemden, dat de Ondérgeteekenden van een onderwerp, 't welk men zig niet ontzien heeft by een publycq Gefchrift op eene malicieüslyk verdraayde wyze ter kennis van 't Gemeen te brengen, eenigzints meerder geinformeerd zyn , dan zy waren , toen zy hunne Memorie van Suggefiie aan Uw Ed. Achtb. overgaven : En dan vertrouwen zy, dat een ieder nog meer verwonderd en als verbaasd moet ftaan, zo dra hy de omftandigheden der Befchuldiging met den daarop gevolgden modus procedendi van den Heer Hoofd-Officier vergelykt. De Ondérgeteekenden zullen niet beflisfen, of die Aanbrenging een vooraf overlegd werk is geweest van eenen Aanhang , die deszelfs Partyzugt ten koste der Ondérgeteekenden den teugel heeft willen vieren, of alleen de toevallige uitwerking van een opgevatten wrok van den Koetfier der Ondérgeteekenden , die zig eerst door eene lasterlyke praatzugt ontlast en naderhand die gevolgen gehad heeft, welke hy eerst  eerst in zyn leugen niet had bedoeld nog daar van verwagt. Althans is het zeeker, dat het prafenr teeren van zyn dienst by den Heer Prasfident-BurgemeeüetHul>reckttmwyï 'er geen dienst open was , en hy Jan Grypftoe zynen dienst by de Ondérgeteekenden niet had opgezegd , als eene uitgedagte vond moet voorkomen; en dat niet min gemaakt en voor de hand beraamd fchynen geweest te zyn de twee fucccsfive vilites , die dc Bakker van Duuren (een Man, welken de Ondérgeteekenden aan Uw Edele Achtb. niet behoeven te leeren kennen) by denzelven Heere Burgemeefter gedaan heeft, om (quafi) dien Heer wegens dien Koetfier te waarfchuuwen , welke laatfte ondertusfchen zig over niets had uitgelaaten, ten einde naderhand (als 't ware) obtorto collo het gewigtig geheim , 't geen zyn boezem prangde, te openbaaren. Als niet minder zeeker geloven de Ondérgeteekenden te kunnen Hellen, dat het aanbrengen van dien Bakker van Duuren even zeer verfchild heefr. van het rapport van den Bakker Devens of Dewits, uit wiens mond hy dat geheim verftaan hadde, als het rapport van dien laatften Bakker weder veifchild heeft van 't verhaal van den Koetfier, toen by den Heer Burgemeeffer ontboden, daar het de eerlte Ondergeteekende was, wien het praetenfe tentamen van Prinfen- Moord door de Delateurs wierd toegedigt, en daar het naderhand de tweede Ondergeteekende is geweest, aan  [ 63 ] aan wie die zelfde misdaad door Jan Grypftoe is aangeteigd. — En, edele achtbaare heeren, is by dat onderzoek ten huize van den Heere Burgemeester die Jan Grypftoe zig zelve gelyk geweest? De Ondérgeteekenden vermeenen alweder reden te hebben om het tegendeel vast te (lellen , en om te geloven, dat hy eerst zyne Juffrouw befchuldigd heeft van (lellige voorflagen om den Heere Erfftadhouder naar 't leven te (laan, maar dat hy naderhand zig heeft geretractecrd en gedrongen zynde gezegd heeft, dat zodanige voorflagen hem nooit rechtftreeks gedaan waaren,maar dat zyn geloof berustte op de voorondcrftelling , dat zyne Juffrouw hem Koetfier met dien voorflag had bedoeld. De Ondérgeteekenden kunnen (en dit is ligt te bezeffen) alle deeze omftandigheden , die hen uit meer dan een verhaal zyn voorgekomen, niet als volkomen zeeker opgeeven: Maar zy vertrouwen dog ten dien opzigte zig gerustelyk te kunnen beroepen op dc Aauteekeningen , die daar van zeer waarfchynlyk ten huize van den Deer Praüdent-Burgemeester zyn gehouden , en den eerden grondflag deezer Vervolging aan den Heere Hoofd-Officier hebben uitgeleeverd. — En deeze Aanklagte van Delateurs, die reeds ab ovo met elkander verfchillen; deeze Depofitie van een Getuigen, die by zyne eerde Verklaaring reeds vacilleert; deeze Befchuldiging, op de bloote vooronderdelling en uitlegging van den  c 64 ] den Befchuldiger berustende; deeze Befchuldiging, zeggen de Ondérgeteekenden, zo onwaarfchynlyk behalven dien op zig zelve, is de èenigfre grond, waarop eene fatfoehlyke Vrouw als fchuldig aan de Misdaad van getenteerde Moord en Verraad voor 't oog van geheel Nederland wordt ten toon gefield: Deeze Befchuldiging is het, die den Heer Hoofd-Officier met zo veel aandrang op het bewyzeri van 't pratenfe Crimen ten laste van dc tweede Ondergeteekende doet inftéerèn , als of 'er ten minften door eenig Corpus Delicti van het wezentiyk begaan van een Crimen confteerde. — In der daad, EDELE ACHTBAARE HEEREN, W311- heër alle deeze facta tot zuivering van de tweede Ondergeteekende, die op de fchandelykfre wyze alomme is belasterd, 't eeniger dage in het daglicht zullen komen, zal het verlicht gedeelte deiNatie ze naauwlyks geloven. Dit nu de toedragt en omftandigheden der Befchuldiging zynde, komen de Ondérgeteekenden tot de Perfoonen der wederzydfche Getuigen, 't Geen zy by hunne Memorie van Suggeftie van den Koetfier Jan Grypftoe gezegd hebben, zullen zy hier niet herhaalen: Maar zy kunnen met ftilzwygen niet voorbygaan de verfchillende trekken van zyn aart en beftaan, die Uw Edele Achtb. by de Confrontatie zyn gebleeken. Wat Mensch, die zig zelve zyner eerlykheid bewust is, zal het verwyt van diefftal, 't geen hem in zyn aangezigt  ï é 3 fifi te*u orerftaan van een gedugten Rechtbank ioói Santje Borneville is aangewreeven, op die wyze verdraageri en beantwoorden, als hy heeft gedaanf een verWyt óndertusfchen, des tê geloofwaardiger , om dat d£ verontwaardiging over zyne opèengeftapeïdè leugens het haar toen voor het eerst heeft uit dén kcele geperst, en zy, hem bevorens willende fpaaren, daar van nooit aan de Ondérgeteekenden had gefproken? Het zal insgelyks Uw Ed. Achtb. nlt h'et geheugen niet zyn gegaan, hoe zyn laster- en leugen-taal is1 gebleekeri, wan-' neer hy aan Ariaantje van der Hengst woorden in den mond Ieide, als of zy het fchenden' van deni Ërf-Stadhondêr én van de Regeering, waaraan dé tweede Ondergeteekende zig in haar byzyn fchul» dig maakte f in een gefprek met hem Koetfier ha* afgekeurd,' en wanneer ondertusfchèn die eenvoudige Vrouw, die door Uw Ed. Achtb.' op het ónverwagtst was gëreq'uiree'rd en nimmer oVei deeze zaak nog door de Ondérgeteekenden, nog door die van hunnen Raade, was onderhouden J hem op 't nadrtfklykfte wederfprak en rn zin en fubftantié antwoordde,- dat zulks alles doc'r hem Getuigen was verzonnen en getogen; gelyk dafl Ook de twééde Ondergeteekende op het heiligst kan betuigen, dat zy nimmer of ooit, veel mirt in tegenwoordigheid van Domeftiquen, (waar tot zy dwaas' of van haar zinnen beroofd zoöde moe» jeu zyn,) nog den Heer Erf-Stadhouder,. noj  C 65 ] Iemand dei- Regeering, hy zy wie hy zy, heef? berispt, veel min gelasterd. En alle deeze faiten zyn in de oogcn van den Heer Hoofd-Ofücier geen aanleidende redenen om dien leugenagtigen Getuigen tot eene nadere Confrontatie tevorderen , en om hem zodanig te dringen, dat de veelvuldige onwaarheden, door hein Maande ge-, houden en met elkander vergeleeken , hem eindelyk tot overtuiging brengen l Men herinnere zig zyne variatie reeds by den aanvang der Befchuldiging, eerst, ftellig, naderhand onderftel'knder wyze aan de tweede Ondergeteekende door hem ten laste gelegd; en men vraage dan zig zelve-, of ook op hem toepaslyk zyn de twee Axiomat» nopens wraakbaare Getuigen opgegeeveu doorjACOBus BOURiciusin zynEnchiridkn Dcfenfionnm Cap. 5. Quod fi testis fit falfus in uno puncto, in tot urn illius- depofitio corruit: Nee eliam varianti fides tribuitur? — Men herinnere zig de woorden, die by ten laste van zyne Juffrouw aan de SchoonmaakMer Ariaantje van der Hengst in den mond leide, en welke dit eenvoudig Mensch uitdruklyk ontkende ooit gedagt, laat ftaan gefproken te hebben: En men vraage dan alweder zig zelve, of ook op dien Jan Grypftoe te pas kome een ander Axioma van denzelfden » o u r 1 c 1 u s : Non cfeditur ei, qui allegat con* testem inttrfuisfe in actu, in quo contestis fe int erfuisfe negat3 vel nefeire dkiti Imo de falfa fuspec <■ tut  t 0 1 tus est? •r- Ëri deéze Getüigeri, deeze fraaie Getuigen nogtarls is het, op wiens geloofwaardigheid de Heer Hoofd - Olficier het gantfche gebouw zyner vervolging tegens de tweede Ondergeteekende, en tegens de Getuigen, die tot haar onfchuld gedeponeerd hebben , heeft aangelegd 1 't Geen de Ondérgeteekenden van Jan Grypftoe gezegd hebben, kunnen zy met dén Woord op Cornêlia van der Sant overbrengen. Alle de byzonderheden Van haaf Verhoor en Confrontatie zyn aan de Ondérgeteekenden niet bekend: Twee egter zyn 'er die zy moeten aanftippen, en die zeekerlyk aan het geheugen van Uw Edele Achtb* nog niet zullen zyn ontfchooteni De eerfte is,j hoe zy de gefprekken, door haar Juffrouw met den Koetfier in den gang gehouden, eerst op uuJ feil lang bepaalde , naderhand tot een quartier* ttur's inkortte. De tweede nog aanmerklyker is , dat zy zig op de oude Schoonmaakfter Ariaantjè beriep, als hebbende (praatenfelyk) het Boekje Van den Vader met zyne zeven Dogters uit het huis der Ondérgeteekenden naar 't haare medegenomen; dat daarop die oude Schoonmaakfter door Üw Ed. Achtb. daadelyk wierd ontboden en, wel is waar* beleed,dat zy een Boek hadde naar huis genomen, 't geen haar door de Meid Jannetje ds. Neef ter lecture was gegeeven; maar dat 3 Jan* netje de Neef vervolgens binnen gerequireerd zyn* 4@ > ras, tot confufie en befchaaming van dé leu^ E ê ge*.  t 68 5 genagtige Camelia van der Sant, bleek, z» uït ife opheldering door Jannetje de Neef gegeeven ala uit de bevestiging van de Schoonmaakfter Ariaantjè , dat het Boek, door deeze naar huis genomen, was het Magazyn der Armen, dat is, een Boek opzetlyk gefchreeven om Dienstboden en ander gering foort van Menfchen tot deugd en waare Godvrugt op te wekken i En dit Boek was het, 't geen, door de tweede Ondergeteekende en haar Sustcr aan haare Dienstboden in der daad ter lecture gegeeven en aangepreezen, door de ondeugende Camelia van der Sant in een Gefchrift tegens den Heere Erf-Stadhouder wierd herfcha- pen. Ja, edele achtbaare heeren, als de Heer Hoofd-Officier Uw Ed. Achtb. alles meldde, wat hem tot moreele convictie der onfchuld van de tweede Ondergeteekende voorkwam, ook dan wanneer hy juist het tegendeelzogt, zoude hy Uw Ed. Achtb. hebben kunnen berigten, dat hy, ten huize Van den Bbekverkooper Hèrdingh gekomen, om te onderzoeken, wat Boeken enGefchriften deeze aan de Ondérgeteekenden leverde, zyn aandagt by het doorlopen van 't Schuld-Register juist viel op meer dan een Exem« .plaar van het Magazyn der Armen, aan de tweede Ondergeteekende of haar Suster door Herdingk geleverd, als die daar van nu en dan aan min vermogenden een Gefchenk maaken: Een trek alweder (met meer andere»., dig de OudergeteekendVa aiet;  I 6? 3 aiet melden zullen,) (trekkende om iemand, die voor zulk eene moreele convictie vatbaar is, te overtuigen, dat, wel verre dat by de Ondérgeteekenden Mennoniten en anderen vergaderen, om de lecture van lasterlyke Boekjes te hooren , gelyk de valfche Delateurs ten huize van den Heer Prav fident - Burgemeelter fchynen te hebben voorgegeeven , en wel verre mede dat by hen dergelyke Gei'chriften aan Domettiquen worden in handen gelteld, 'er zeer weinige Huizen in deeze Stad zyn, alwaar, zo als byhun, Domeftiquen't zy door een geregeld leezen van den Bybel of van andere Boeken, over Godsdienst en Zedekunde handelende, tot deugd en eene goede levenswys worden aangefpoord. — En, daar het dog alhier zo verre is gekomen, dat tot in het innerlyke van h.un Huishouden en daagelyRSch beltaan moet worden doorgedrongen cn alles onderzogt, zelfs tot den naam der Vrienden en Bekenden, die by hen over den drempel komen; daar, zeggen zy, zulk eene Inquifitie in een vry Land hed#n gefchiedt, durven, op dit Point, de Ondérgeteekenden zig almede beroepen op dee,zer Stads-Bo.dens, die nu zedert meer dan veertien dagen by hen zyn geïnlogeerd, en die daar door in ftaat zyn om te oordeelen, wat 'er onder anderen zy van de praetcnfe familiariteit Van de tweede Ondergeteekende met haare Domeftiquen, en of 'erin haar geheele houding en gedrag, midden in d& £V 3  C 70 J kommerlyke omftandigheden , waarin zy door dee« ze God-vergeeten Befchuldiging, door de zwaare indispofitie van haaren Man, en door de aanhoudende zwakheid van haare Suster gedompeld is, ietwes is, 't geen de minfte ongerustheid, de minfte angstvalligheid, den minften zweem van fchuld verraad. —,—- Neen! edele achtbaard heeren: Het integer vitce, fcelerisque purus van Horatius op haar zelve in den ruimften zin kunnende toepasfen, verlaat zy zig gerustetelyk op haar blank geweeten: En, voor de oogen van een alweetend Richter zig aan de haar aangeteigde misdaad onfchuldig kennende, waarom zoude zy Menfchen vreezen? Het vooroordeel moge nu voor een tyd, ook by den Heer Hoofdofficier, de overhand hebben; De waarheid za-1 dog ten laatften zegepraalen. Dan, om van deezen uitflap te rug te keeren, en tot de Getuigen,aan deeze zyde geproduceerd, te komen, wat reden dog mag den Heere Hoofdofficier genoopt hebben, om (zo als aan de Ondérgeteekenden van meer dan eene zyde is voorgekomen ) iterativelyk by Uw Ed. Achtb. op de detentie van die Getuigen te infteeren?Is 'er in haare fchriftelyke en mondelinge Depofitie eenige variatie befpeurd? Hebben zy geaarfeld, toen zy ia pr^fenrie van haare Tegen-Getuigen zyn gehragt? Rebben zy hen niet onder de oogen gezien met ffc ftandyastigheid eii die fiducie % die de bewust- fee* dl'  I 7t 1 heid van waarheid te fpreeken alleen in ftaat was> haar in te boezemen ? En moeiten zy tot vergelding van een gedrag, 't geen God en Menfchen in haar zullen goedkeuren , als fufpecte Getuigen, volgens begeerte van den Heere Hoofd - Officier, worden vastgehouden? Of was het een misdaad geworden , dat zy uit een pryswaardigen yver, daar die op waarheid en zelfs-overtuiging gegrond was , tot verontfchuldiging van haare Juffrouw waren te voorfchyn getreeden ? Waarlyk, edele achtbaare heeren, eenieder zoude moeten yfen, die, gelyk Uw Ed. Achtb*. by alles tegenwoordig geweest zynde, dat verzoek by het geen in de Kamer van Uw Ed. Achtb. en in prafentie van den Heere Hoofd - Officier zelve gebeurd is, vergeleek. Drie onfchuldige, eerlyke, deugdzaame Meysjes gevangen te willen houden.; een geheel Huishouden met een ziek Man en zieke Juffrouw in fchrik en ontfteltenis te willen dompelen en eensklaps van alle hulp beroven! En waarom ? om de valfche aanteyging van eenen Schelm tot confidentie te brengen en op alle wyzcn een misdaad uit te persfen, daar ze niet is, en dus ook nimmer zal gevonden worden! Dergelyke verzoeken, (men vergeeve het aan de Ondérgeteekenden, zo de overmaate van hunne ontroering dit hen der pcnne doet ontvallen) dergelyke verzoeken, zo zy immer plaats gehad hebben, zyn den rechtvaerdigen Hemel geklaagd; E 4 en  P p 3 fB zy zouden een vermoeden opleveren, als of 'het hen, wier raad de Heer Hoofd-Officier ten deezen volgt, te doen geweest ware om aan de onfchuld het eenige prcefidium, 't geen zy by zulk eene rampzalige Befchuldiging hebben kon , te, ontwringen. Het daglicht, waarin men de tweede Onderge-. teekende in de tegenwoordige gefteldheid der zaak fchynt te willen befchouwen, kan zy mede met Itilzwygen niet yoorbygaan , zoo min als den modus procedendi, waaraan men haar misfchien zottv de willen onderwerpen. Men fchijnt haar te willen aanmerken als eene Gedetineerde: En dit is het geen, waar tegen zy ten fterkften kan en moet protefteeren. Om gedetineerd te zyn , zo lang nien haar. als Befchuidigde tevens aanmerkt, moesf zy of in flagranti 'delicto zyn gevat, of een De? creet, van Apprehenfie tegens haar zyn geflagen; Het eerfte is niet gefchied, nog heeft kunnen ge.fc.hieden, daar 'er geen voorneemen van een Delict, veel min een Delict zelve, heeft ge-ëxteerd: En het tweede kan zy nimmer verwagten, zo lang recht en juftitie,en niet een eigendunkelyk gezag., de handelwys van Uw Ed. Achtb. zullen befiau» ren. Het zy de Ondérgeteekenden vergund alhier op dit refpect eene Pasfagie in te lasfchen uit het Vertoog door de Huisvrouw en Bloedverwanten yan den Heere Cornclis de Witt aan den Hove van Sdknd pvergegeeven, ter gelegenheid der valfche te  C 75 3 befchuldiging door den eerloozen Tichelaar tegens dien voortreflyken Staats-Man ingebragt ; eene . Easfagie , waarvan de uitgeftrektheid door deszelfs toepaslykheid op 't geval der tweede Qndergetcfckende rykelyk wordt vergoed. Na alvoorens gefproken te hebben van de verkeerde of liever van de verfoeylyke leere van zominige Schryvers, ,, dat in het Crimen Majeftatis , reprochable Getuigen tot bezwaar van den Be„ fchuldigden zouden mogen worden toegelaa„ ten," merken zy aan , dat in dat geval ten minften poet confteeren, dat 'er waarlyk een Crimen is gepleegd: „ Als uit de voorfz. definj „ tien (zeggen zy) klaarlyk is af te neemen, maar ook in der daad confteerde de corpore de„ licti Jive de crimine, invoegen dat alleen na de , fchuldigen gezogt wierd, daar 't in cas fubject ' zeer verre van daan is, alwaar geen crimen „ nogte corpus delict} is ofte gezien werdt, maar air „ les alleen beftaat in het figmentum van den meer„ gem. Delateur , waarop, indien zodanig regard zoude worden genomen, dat de geen, die „ in zulker voegen fimpelyk aangebragt is, terftond inter Rees zoude worden gehouden, ofp te immers daar van ftifpect zoude weezen, zulks „ eene zaak zyn zoude van zeer dangereufen gevolge, ende in der daad niemand ooit gerust of„ te feeuur zoude kunnen weezen, alzo een iegelyks 'l gantfche refpect ende leven in zodahigen gevalle  C 7\ 1 „ zoude hangen aan de wille van eenigen valfchen 5, Delateur, die maar de ftoutigkid zoude hebben „ om te zeggen, dat hy over dusdanige projecten „ helmelyke Discour/en hadde gehouden, zonder „ daarinne ooit overtuigd te kunnen worden: En „ zoude door dat middel in deeze vrye Republicq ,, alzoo metter daad werden ingevoerd de gevaar„ lyke maximen en de tyden by de Romeinen be„ leefd, cjuibus Crimen Ltefdt Majeflatis vere erat ,, crimen eorum, qui omni crimine vacabant." Daar'er, edele achtbaare heeren, geen twee droppelen water's zyn meer gelyk aan den ander als de Befchuldiging van den valfchen Delateur Tichelaar aan die van den valfchen Delateur Jan Grypftoe, is het geen wonder, dat 'er in die woorden van de Vrouw en Bloedverwanten van den Heere Cornelis de Wttt geen een is, 't welk zyne juiste applicatie niet heeft op het tegenwoordig geval, neemende de Ondérgeteekenden de vryheid 't zelve Vertoog, te vinden in het Bel/urn Juridicum, Ca/u 36. pag, 225. feqq. KM de aandagtige lecture van Uw Ed. Achtb. aan te beveclcn: En , gelyk toen, zoo ook nu, zal het eene eeuwige waarheid zyn, dat, indien ooit dergelyke bloote gezegdens van deezen of geenen,, vooral van een Domefticq, zonder corpus delicti, zonder admiulculum, zonder bykomende omftandigheden , den grond tot een Decreet, 't zy van Apprehenfie, 't zy van Dagvaarding in perfoon, km  [ 75 ] kan opleeveren, — dat dan „ in djc-r daad nie„ mand ooit gerust ofte fêcuur zoude kunnen „ vveezen, alzo een iegelyks gantfche refpect en„ de leven in zodanigen gevalle zoude hangen „ aan den wille van een eenigen valfchen Dela„ teur, die maar de ftoutheid zoude hebben om „ te zeggen, dat hy (juist als Jan Grypftoe) „ heimelyke Discoursfen hadde gehouden, zon„ der daarinne ooit overtuigd te kunnen worden." Dit is eene waarheid zo handtastelyk, zo baarblykelyk op zig zelve, dat niemand, zonder zyn gemoed geweld aan te doen, ze kan ontkennen. En, heeft zy in die droevige tyden geen ander gevolg gehad dan de bekende Sententie, zo in het Bellum Juridicum als by den Historie - Schryver wagenaar. te vinden, de rechtvaardige Nakomelingfchap heeft ten minften met eene onuitwischbaare fchande de naamen gebrandmerkt der geenen, die toen behulpzaam zyn geweest om de Gerechtigheid te verkragten en het Hecht met yoeten te treeden. Van den Heere Hoofdofficier, hoezeer zyne handelwyze in meer dan een opzigt de Ondérgeteekenden op het ftcrkgt heeft gegriefd, kunnen zy 't zelfde niet verwagten: Zy kunnen niet gelooven , dat hy of die van zynen Raade voor de waarheden j uit het gemelde Vertoog hier boven aangehaald, in zo verre doof of ongevoelig zouden zyu geweest, dat hy tegens fie tweede Ondergeteekende Verzoek tot eenig De-  f 76 ] Pecreet gedaan zoude hebben: Eh derhalve», zig eenvoudiglyk tot die grondbeginfels en den gantfchen merkwaardigen inhoud van 't zelve Vertoog refereerende, zullen zy zig over zodanig byna onmogelyk Verzoek van Decreet, immers voor als nog, niet breeder uitlaaten. De Ondérgeteekenden wraaken dan op hetfterkst het wederrechtelyk denkbeeld, dat de tweede Ondergeteekende gedetineerd, en wel zonder voorafgaand Decreet gedetineerd zoude zyn: Of de inlogeering van een Stads-Bode ten haaren Huize door Uw Ed. Achtb. geordonneerd is motu proprio, dan wel op verzoek van de Ondergeteckcn? dezelve, dit is eene fpitsvinnige distinctie, die zeer weinig ter zaake doet. Genoeg is het, dat de inlogeering niet gefchied is dan na dat zy zig daar toe byRequcste en opgevolgde Memorie vry>willig had aangeboden. Wat nu den verderen voortgang der zaak betreft, in zo ver daar toe de Perfoon van de tweede Ondergeteekende vereischt wordt, verklaart zy als nog, dat, zig vestigende op het voorfchrift der Wet, en geenzints gezind zynde om in een zaak als deeze zig aan ingekroopen misbruiken in de adminiftratie der Juftitie te onderwerpen, zy zig niet weder tot eenig Verhoor als Gerequireerde ten verzoeke van den Heere Hoofd-Officier zal verlecnen, omme in den blinde te antwoorden y z_onder te weeteti, waarin de Befchuldiging heft^  t 77 1 ffaa, over welke zy als Gerequireerde gehoord frjude worden: Doch echter, daar zy zig aan da ontwikkeling van den gedrogtelyken aanleg, tegens haar gefmeed, ten uiterften laat geleegen* Zyn, en daar zy tevens bezeft, dat die ontwikkeling bevorderd kan worden door haar te hooren en (des noods) tegens haare valfche Befchuldigers te confronteeren, verklaart zy, voor eerst, dat zy zeer gereed is zig voor Uw Ed. Achtb. tot praecedente informatie te fisteeren , zo dra de Heer Hoofd-Officier zal verklaard hebben af te zien van zodanige Actie, als tot onderneeming van welk* zy als Gerequireerde is gehoord. —- Ja, edele achtbaare heeren, dat meer is, —om te toonen, hoe weinig zy het oog der Jultit-ie reformideert, hoe weinig haare weigeringe omandermaal zulk een Verhoor over een Misdaad in vago te ondergaan, fpruit uit een angstvallig ge»fuoed, verklaart zy al verder, dat zy van di< weigering zal afgaan en zig voor Uw Ed. Achtb. fifteeren, zo dra aan haar en die van haaren Raade de Befchuldiging, waarover zy gehoord zai worden, fpecifice en bepaaldelyk in gefchrifte en ©p eene legaale wyze zal zyn opgegeeven. In zo verre, edele achtbaare heeren, zal zy uit liefde tot de Jufütie en uit eerbied voot Uw Ed. Achtb. van haar goed recht afgaan : Maat nimmer zal zy ('t 'zy met eerbied gezegd) eene Arbitraire- en verbasterde Jurisprudentie te willer «5f%  C ? 8 ■} Zyn, om te antwoorden op eene onbekende Be. ichuldiging, ter zaake van een Grinten in de lugt, en om dus gelegenheid te geeven, dat men uit haare Refponüvcn als Gerequireerde een gantsch ander Crimen uitwringe, dan dat geen waarover men haar eerst had gehoord. De tweede Ondergeteekende komt des te gereeder tot deeze overbodige offerte, om dat zy alles wat in haar is wil toebrengen tot voorkoming van een Grief, waarover zy (indien zulks immer gebeurde) ten aanhooren der geheele Natie zoude doleeren; namentlyk dat, by verdere inactiviteit van den Heere Hoofd-Oflicier, de zaak in 't midden zoude worden gelaaten, en de twee Getuigen van dien Heer, welke zig reeds zo fufpect en aan meer dan eene leugen fchuldig gemaakt hebben , uit hunne detentie zouden worden gerelaxeerd. De Ondérgeteekenden herinneren zig uit de Gefehied-Boeken van ons Vaderland, wat het gevolg is geweest van dc ilaaking van den dikwyls genoemden Tichelaar, dien men los liet op den tyd zelve, wanneer men eene Sententie velde, nis welke, hoe informeel en onrechtvaerdig dan ook, de onfchuld van den Ruard van Putten aan het hem aangeteigde feit bleek; - dien men los liet, edele achtbaare heeren, om naderhand, by elk veragt, gehaat, verfoeid, zyn elen•iig brood van huis tot huis beedelende, de duü delyke merktekenen van de flaande hand eens Aiweg4  [ 79 3 weetenden Wreekers rampzaliglyk herom te draagen. Uw Ed. Achtbaarheden zouden zeekerlyk zig zelve niet te verwyten willen hebben, dat, by zodanige loslaating, het blind en dom Gemeen even daaruit de waarheid der Befchuldiging afneemende, en de ftraffeloosheid der Befchuldigde aan haar aanzien en den invloed van tydelyke middelen toefchryvende, (gelyk men zig niet ontziet dergelyke gerugten van nu af aan uit te ftrooijen,) de publycquè wraak, zyn's bedunken's door Uw Ed. Achtb. verwaarloosd, op zig nam, de Perfoonen der Ondérgeteekenden aanrandde , en hunne Bezittingen ten prooi van roof en plundering ftelde. Daarenboven, edele achtbaare heeren, het is niet genoeg een fatzoenlyk Burger, eene Vrouw van eenig aanzien in den Burgerflaat, op zulk eene éclatante wyze door eene Befchuldiging, die de gantfche Republicq doorklonken heeft en reeds in een publick Nieuwspapier buiten 's Land9 is aangekondigd, inbaar eer en goeden naam aan te tasten, en dan nader» hand, na zo veel geruchts, de zaak ftilletjes te laaten fteeken. Is die zaak van eene zeer moeilyke uitkomst, zy, die aan de aangifte der te zeer bekende Bakkers zulk een gewigt gehegt hebben , mogen alle die zwaarigheden voor hunne reekening neemeu. Aan de tweede Ondergeteekende is eene wonde toegebragt, de fmertelykfte won«le> die aan eene eerlyke Vrouw kan toegebragt wor-  worden : Die wonde moet worden geneezen. Zy verzoekt dit niet, edele achtbaare iiee« ren; zy eischt het van de hand der Juftitie; Uw Ed. Achtbaarheden, die 't zwaard der Gerechtigheid voeren tot beicherming der goede Ingezeetenen, niet tot vervolging der Onnozelheid ,< ('t zy met eerbied gezegd) zyn die herfteüing van' haar eer aan haar verfchuldigd: En zy verklaart van nu af aan plechtiglyk, dat zy nog kosten nog moeite zal fpaaren, om dezelve door alle middelen van Rechte of op alle andere mogelyke' wyzen , al ware het by ukftorting haarer Grieven! in den fchoöt der Sou'vereine Vergadering deezer Provincie, te bekomen, terwyl zy tevens niet zal nalaateu al 't geene in deeze zaak gebeurd en ter haarer kennisfe gekomen is, voor 't oog der ge» heele Natie, by welke men haar zo fchandelyk heeft ten toneele gevoerd, open te leggen en ts ontvouwen. 't ïs waar, edele achtbaare öe eren, de ontknooping" der zaak fchynt nog verre t Maar ook heeft men meer dan een middel, 't welk" daar toe dienen konde, tot nog toe agter-wegd gelaaten. 't Zy de Ondérgeteekenden' veroorlofd deeze Grieven, die uit het bevorens verhaalde en gededuceerde genoegzaam af te neerhen zyn, hier nog eens aan te roeren*, en daarmede deeze Memorie, die tegens- hunne intentie reeds te vvydlo1 fiïg is geworden, te belluiten. Waarom heeft men M  t «i 3 in den beginne der zaak den Bakker van - Duuren % den eerften Aanbrenger, en waarom ten m :iIten. den Bakker Dewits of Devens niet gehoord? Meer dan waarfchynlyk zullen Uw Ed. Achtb. by de Aanteekeningen, ten huize van den Heer Prsefident Burgemeefter gehouden, bevinden, dat die luiden zo onderling, als met den Koetfier zelve; van wien de laatfte zyn verhaal ontleende, hebben gevarieerd. Waarom dert grond van die variatie niet naargefpoord ? Waarom niet naargegaan de aanleiding , de omftandigheden van het Verhaal door Jan Grypftoe aan dien Bakker Devens gedaan ? Waarom die luiden niet tegen elkander geconfronteerd, öm düs de zaak in haare geboorte te ontdekken ? Jan Grypftoe althans zal het getuigenis van dien Devens niet wraaken , met wien hy in die ilaauwe vriendfchap ftond, dat hy gaarne, korten tyd voor de Aanklagte , de Geldkaste der Ondérgeteekenden voor gem. Bakker had Opengezet, dan waarvan de weigering hem niet Weinig, èn misfchien zynen Vriend niet minder, heeft gebelgd. Al 't geen de Ondérgeteekenden hier verder zouden kunnen byvoegen , nopens hèt onderzoek 't geen'er zoude kunnen geleideden,(voor 't minst dat de Heer Hoofd-Officier daar toe geneigd ware,) op de Omftandigheden , die reden geeven om te denken , dat 'er geheima Aanftookers van dit werk zyn , die zig niet onrZieh liet Gemeen zelfs door fcandaleufe Gefchrifteri F te=  £ I* ] tegens de Ondérgeteekenden op te zetten ; zullen ay voorbedagtelyk met ltilzwygen pasfeéren. In de tweede plaats moeten de Ondérgeteekenden allerfterkst infteeren, dat aan den Heere Hoofd. Officier door Uw Edele Achtb. geordonneerd worde , om by vervolg van 't Verhoor en van de Confrontatie , door Jan Grypftoe en Cornêlia van der San op den 30. Maart ondergaan, hen als nog voor Uw Edele Achtb. te hooren en (des noods) te confronteeren, inzonderheid op zodanige Poineten, waarop zy reeds gevarieerd en zig zelve wederfproken hebben ; en dat , in geval de Heer Hoofd - Officier des niet tegenftaande daarvan verder bleef in gebreke, of dat zulke Interrogatorien, waar toe eene zo ruime doffe voorhanden is , aan zyne zyde niet geformeerd wierden , ( gelyk die van zynen Raade ten uiterften af keerig fehynen , om den Koetfier nevens zyne Medeftanderes verder ter toetfe te brengen) Uw Edele Achtb. als dan daarin ex efficio voorzien. zo als zy in goede Junkie, en tot kvvyting van haar eigen gewisfe, zullen oordeelen te behooren. In een woord, edele achtbaare heeren, de Ondérgeteekenden itoploreeren de befcherming van deezen Rechtbank: Zy reclameeren die van Uw Fdele Adr baarheden, als Handhaavers van 't Recht en Steunpib-.aren der Onnozelheid: Zy reclameeren die des te kerker, om dat zy, tot hunne grievendfte zielen-fmerte, meer e»  i b3 3 'en meer befpeüreti, dat, hoe fterk o®k alle prsefumtien voor de onfchuld der tweede Ondergeteekende en tegens haare Befchüldigers militeeren, aan de zyde van den Heer Hoofd - Officier, of liever by hem , op wiens rechts • kunde hy zig geheellyk fchynt te verlaaten , een onbegryplyk opzet gevonden wordt, om, door wat harde en ongehoorde middelen zulks dan ook zyri moge, eene onfchuldige Vrouw, die nooit iemand beleedigd heeft, tot belydenis van een fait te brengen, waarvan zy nu en altoos haare innocemie vooi een Alweetend Oppefw_fezen , vo r den -Stoel van 't Gerichte, voor haare Stad - Genooten , en voor de geheele Natie, by al wat heilig is, zal betuigen; ïmploreerenie zy daar toe in en op alles Üw Ed. Ac'itb. nobile ac be•nign'um Jüdicis officium* (geteekend) GlLLïS-CHRIStlAAN VAN D È g. MEULEN. CATHARINA TAAN/ F i Jan  t 84 ] Aan de Edele Groot - Mogende Heeren staaten van holland en west-friesland,' Gr eeft met diepen eerbied te kennen catharina taan, jegenswoordig Weduwe van Glfc- lis -„eHRISTIAAN van der meulen, woonende te leyden: Dat het geweest is Sondag avond, den 7, Maart laatstleden , wanneer zy Suppliante ten haaren huize , op het onverwagtst en niets dergelyks vermoedende , ontfangen heeft eene Commisfie van twee Schepenen der voorn. Stad, geadüfteerd met den Griffier van 't zelve Collegie, welke de Suppliante gehoord hebben op verfcheidene VraagArtikelen, zo het fcheen, ter requilitie van Mr, johan-hieronvmus van der m a r c k „ Hoofd-Officier derzei ve Stad , R. O. aan haar' Suppliante voorgehouden, uit welke Vraag-Artikelen zy Suppliante heeft moeten opmaaken, dat door zeekeren Jan Gr'pftoe , (toen by haar en haar nog in leven zynde Man als Koetfier in dienst zynde,) tegen haar Suppliante eene prte" tenfe Befchuldiging was ingebragt , als of zy hem voorfiagen gedaan had om, voor eene zeer groote fomme Gelds, den Heere Prinfe Erf - Stad» houder naar 't leven te haan :- Dat  C 85 ] Dat zy Suppliante, by zig zelve geene daaden nog woorden bewust zynde, die haar als eene Befchuldigde voor 't oog der Juftitie konden vertoonen, toen wel geene zwaarigheid gemaakt heeft om dezelve Vraag-Artikelen daadelyk te beantwoorden , ende zulks op eene wyze , die aan voorn. Commisfie de fterkfte praefumtie voor der Supplrantes algeheele onfchuld heeft moeten inboezemen: Edog dat zy Suppliante, zo om andere redenen in rechte evicfemelyk gegrond, als ook toen uit hoofde van de zwakke omftandigheden van haaren Man , ongeraaden heeft gevonden zig verder aan zodanig extrajudicieel Verhoor, zonder voorgaand Decreet-, te o derwerpen, en van deeze haare Refolutie het Callegie van Schepenen der Stad Leyden heeft geinformeerd by een Request Antidotaal , waarvan zy Suppliante de vryheid neemt ten deezen Copie fub Litt. A te annexeeren: ¥' Dat, gelykerwys de Suppliante-, uit hoofde der onwaarfchynlykheid en ongerymdheid , waarvan de voorin, leugenagtige aanteyging by den eeriren opflag reeds de tastbaarfte merktekenen draagt, niet konde verwagten, dat men haar op het bloote zeggen van den Koetfier aan verdere vervolging zoude bloot ftellen, zonder zig vooraf op alle mogelyke wyzen van de waarfchynlykheid van 't fait en bykomende omftandigheden geinformeerd' te kebben, zo ook zy Suppliante zig inzonderheid F 3 ge-  E 86 3 gevleyd hadde, dat de Heer Hoofd - Officier R. O. agter volgens her aafte Artikel van den Styl van Procedeererp in Crimineele Zaaken , zo vveltot haare. onfchuld als tot ftaaving van de praetenfe B- fchulgiua, zig gehtf .rmeeid zoude hebben. Doch dat voorn. Heer Hoofd-Officier , in plaatfe van op die circumfpecte. en billyke wyze in eene zaak van zo veel gewigt te procedeeren , heeft voortgegaan alieen tot bezwaar van de Suppliante te inquireeren, inzonderheid doartoe doende hooren zeekere. Cornêlia van der Sant, die, als Keukenmeid ruim twee jaaren by de Suppliante gewoond hebbende, door haar wegens haar liegt gedrag met February laatstleden uit haar dienst was gecongedieerd , tcrwyl inmiddels de overige Domeftiquen van de Suppliante, welker Getuigenis tot confutatie der. caiomnieufe Depofitien van voorn. Jan Grypftoe en Cornêlia van der Sant ftrekken konde, door den. Heere Hoofd - Officier R. O. wierden t' huis gelaaten, even of zy als fufpecte Getuigen geremoveerd moesten worden: Dat , aangezien (voor zo veel de Suppliante heeft kunnen verneemen ) de praetenfe Befchuldiging alleen berusr op het fingulier Getuigenis van Voorn, Jan Grypftoe, en genoemde Cornêlia van der Sant alleenlyk van eenige collateraale omftandigheden , tot bevestiging van zyne leugenagtige delatie , heeft gedeponeerd, de Suppliante misfchien gerust badde kunnen ftilzitten en afwagten, of  C 87 ] of in een Land van Juftitie en Vryheid eene fatzoenlyke Vrouw , van onbefprooken handel en wandel, aan Crimineele Procedures zoude zyn onderheevig gemaakt op de valfche aangifte van eenen fingulieren Delateur, zonder corpus delicti hoegenaamd , zonder adminiculeerende preuves, fa zonder indicia, hoe gering die ook zyn mogten: Edog dat zy Suppliante, uit refpect voor het Achtbaar Collegie van Schepenen, zulk een onverfchillig gedrag niet heeft gehouden: Maar by een tweede Request Antidotaal alhier annex fub B. diverfis locis met opgevolgde Memorie van Suggeftie en bygcvoegde Verklaaringen, aan Hun Ed. Achtb. verfcheidene coufideratien en faiten heeft onder 't oog gebragt, dienenJe om de valschheid en kwaadaartigheid van meergem. Befchuldiging tastbaar te maaken, gelyk zy verder by gem. Memorie van Suggeltie allerfterkst heeft geïnfteerd, dat voorn, valfche Delateur, die tot nog toe tot een's ieders verwondering op vrye voeten was gebleeven, nevens zyne Medeftanderes voorn. Cornêlia van der Sant, in verzeekering genomen mogten worden, onder aanbod dat zy Suppliante zig mede vrywillig in Cuftodie zoude begeeven, mits hebbende vryen toegang tot haar van Vrienden en Raaden: Dat het gevolg van voorfz. Memorie van Suggeftie is geweest, dat twee Dienstmeiden en een Werkfter of Schoonmaakfter der Suppliante (waarF 4 van  E 88 ] yan eene Verklaring nevens evengem. Memorie •was overgegeeven) geduurende tien a elf uuren door Heeren Schepenen zyn gehoord geworden, en tegens voorn. Delateur. en zyne Medeftanderes geconfronteerd, met dien uitlkg, dat deeze twee laatften dienzelfden avond op ordre van Hun Ed. Achtb. zyn aangehouden en in de Caftelenye van 't Raadhuis gelogeerd, terwyl des anderen daags de inlogeering van een Stads-Bode ter cuftodie der Suppliante (gelyk zy zig daartoe vrywiüig had aangebooden) is begonnen: Dat, hoe onaangenaam dergelyke eene fletriffure ook zyn moge voor eene fatzoenlyke Vrouw, die haare algeheele onfchuld aan de Misdaad, haar go-'looslyk aangeteygd, voor een alweetend Opperweezen niet minder dan voor den Rechter deezer Waereid kan betuigen , zy Suppliante zig aan dié Cuftodie des te blymoediger heeft onderworpen , in de verwagting dat, vermits by gem. confrontatie reeds vehemente ftifpicien van leugenagtigheid op verfcheidene Pointen tegens Jan Grypftoe en Cornêlia van der Sant waren gereezen , dit geheele werk der duisternis en boosaartigheid ras zoude ontwikkeld worden , en dat de Heer Hoofdofficier R. O. geene reden hebbende om fchuld te willen vinden, d.:ar ze niet is, niets onbeproefd zoude gelaaten hebben om ze oveituigend te ontdekken daar, alwaar alle prafumtien en omftandigheden aanduiden , dat ze wezentlyk kan ge- ▼on-  C 89 1 vonden worden: Edog dat zy Suppliante, tot haac innigfte zielen • fmerte, in deeze hoop ten eenemaal is te leur gefteld, terwyl de voorn, drie Getuigen, die ad innocentiam gedep neerd hadden , nader n dee erh or hebbe. moeten ondergaan, waarvan de Suppliante het gantfehe beloop aan Uw Ed. Groot Mogenden, als opperfte BeIchermers der burgerlyke Vryheid, zeer gaarne zal zien opengelegd, om daarover, naar verdien Hen te pordeelen, terwyl daarentegen verfcheidene omftandigheden, die tot overtuiging van den valfchen Accufateur en van zyne Medeftanderes dienen konden, toen onaangeroerd zyn gebleeven en tot nog toe geheel buiten onderzoek gékaten, gelyk men mede tot geene nadere Confrontatie is gekomen: Dat de Suppliante, de voorfz. Grieven in den modus procedendi , aan de zyde van den Heere Hoofd-Officier R. O. gehouden, by eene nadere Memorie alhier annex fub C. aan Heeren Schepenen opengelegd hebbende , tevens aangetoond heeft de ongegrondheid van eenig Verzoek , 't geen door den Heer Hoofd - Officier R. O. gedaan zoude kunnen worden, om de Suppliante. nader op Vraag-Artikelen ter zyner requifitie te hooren, daar het waereldkundig is, dat, volgens da Wetten op de Crimineele Procedures in deeze Provincie geufeerd wordende , niemand daar.toe geconftiingeerd kan worden zonder voorgaand DeF ,5 creet,  [ 90 ] crcet, en ondertusfchen geen fundament hoe genaamd exteert, waarop de Heer Hoofd-Officier tegens eene onfchuldige Vrouw, als de Suppliante, eenig Decreet van Dagvaarding in Perfoon, veel min van Apprehenfie , zoude kunnen vraagen: Dat niet te min ne Suppliante tot haar uiterfte leedweezen befpeurt, dat, om zodanig wederrechtelyk verzoek tot het hooren der Suppliante te coloreeren , men aan de zyde van den Heer Hoofdofficier de zaak tragt te doen befchouwen, als of de Cultodic, waar toe zy zig vrywülig heeft aangeboden , was een daadelyk verleend Decreet van Apprehenfie, uit kragte van 't welk zy verpligt zoude zyn te antwoorden op zodanige Vraag-Ar« tikelen, als aan haar van zynen 't wege zouden worden voorgehouden: Dat de Suppliante zodanige interpretatie niet anders kan aanzien dan als wederrechtelyk, ongegrond, en ftrydende tegens. de goede trouwe, met welke zy zig tot de voorfz. Cuftodie heeft aangeboden en dezelve ten haaren huize ontfangen , offchoon zy wel verzeekerd was en nog heden zig verzeckert, dat de calumnieufe Befchuldiging van éénen fingulieren en in meer dan één opzigte reprochabelen Getuigen nimmer, naar de zuivere gronden van 't Recht, materie kan opleeveren om haar Suppliante in Perfoon te dagvaerden , veel min om eene Apprehenfie tegens haar te decerneeren: Dat de Suppliante zig ten hooglten beklaagen moet over het misbruik, 't welk  [ 9i ] welk dus gemaakt zoude worden van haare bereid* willigheid, die, op de bewustheid van haar onfchuld (leunende, egter nimmer van dien aart is geweest, dat zy zig als eene Gevangene zoude willen befchouwen, omme quauj haare de-t'enfie ex vincu/is te doen , en zig te (lellen in den ftaat van een Misdadigen, tegens welken zodanig Decreet van Apprehenfie niet üau op de vehementfte fuspicie en byna volleedige preuve geflagen kan worden, daar 'er ondertusfchen tot laste van haar Suppliante niet alleen geen preuve , maar in tegendeel de gegrondlle fufpicie van leugen en valschheiu tegens haaren Befchuldiger, exteert: Dat, offchoon deeze gronden van de blykbaarfte evidentie zyn, de Suppliante nogtans wederom , uit refpect voorde Jultitie, en om het onderzoek van den boosaartigen aanleg, tegens haar gefmeed, zo veel in haar is te faciliteeren, by voorfz. Memorie van Grieven zig heeft aangeboden om, zonder eenig voorafgaand Decreet, zig tot het ondergaan van een nieuw Verhoor voor H. H. Schepenen te fifteeren , mits de Befchuldiging, tegens haar ingebragt, aan haar en die van haaren Raade in gefchrifte en op een wettige wyze wierd opgegeeven , en zy dus ten minften (daar *er geen grond hoegenaamd tot eenig Decreet is) 'niet verftooken wierd van 't voordeel, 't geen de Wet en de Practyk in de Steden haar geeft, indien daadelyk een Decreet van Dagvaerding in Per-  [ 9* ] Perfoon tegens baar was gegaan; namentlyk oroniet te antwoorden ter zaake van eene Accufatie in vago . maar van een Miscryf by deDagvaerding bepaaldelyk uitgedrukt en gedefinieerd: Dat niet te min , met ter zyde Helling van dit aanbod, 't welk, zonder eenige gehoudenherd gedaan zynde, een nieuw blykvan de goede trouw en de gerustheid der Suppliante oplevert, Heeren Schepenen voornoemd gefub- en obripieerd zyn geworden door het valsch en wederrechtelyk daglicht, waarin men aan de zyde van den Heere Hoofd - Officier de bovengem. Cuftodie doet befchouwen, even als of die was eene wezentlyke Apprehenfie, gedaan uit hoofde van een voorafgegaan Decreet, welk Decreet ondertusfchen geilagen zoude moeten zyn by de uitkomst van een Verhoor van Getuigen, 't welk de Suppliante vastelyk vertrouwt geheel tot haar onfchuld te zyn afgeloopen: Dat, terwyl het voorfz. wederrechtelyk Verhoor der Suppliante (quali) dienen zoude moeten, om tot eene finale ontwikkeling deezer zaak te komen , aan de zyde van den Heer Hoofd - Officier R. O. daarentegen als nog geheel agterwege gelaten worden die middelen, welke gereed en voor handen zyn , om door het pousfeeren der meenigvuldige vacillatien en contradictien, waar aan voorn. Jan Grypftoe en zyne Medeftanderes zig jfeeds hebben fchuldig gemaakt, hem tot belyde- nis  t 93 ] nis van zyn hoofd-leugen te brengen : Dat de Suppliante daarom niets meerder verlangt, dan dal de verfehillende Interrogatorien, in deeze zaak gehouden, onder het verlicht oog van Uw E . Gr. Mog. komen, als waar uit Uw Ed. Gr. Mog; niet zonder bevreemding zien zullen , dat voorn; Jan Grypftoe geduurcn.'e nu bereids veele weekeri niet eens is verhoord geworden, zelfs niet op diefaiten, welke de Heer Hoofd - Officier R. O. vernomen heeft uit de Interrogatorien, nu onlangs ondergaan door hen, die de hand in de aangifte van 't prastenfe Crimen gehad hebben: Interrogatorien egter, uit welke de Suppliante op goede gronden vertrouwt, dat de leugenagtigheid van voorn. Jan Grypftoe meer en meer blykt, gelyk het dan ook niet als met de uiterfte reluctantie fchynt geweest te zyn, dat de Heer Hoofdofficier R. O. tot het hooren der voorfz. beide Aanbrengers is gekomen, na dat de Suppliante daar op by haare Memorie van Grieven allerfterkst had geinfteerd: Dat, daar die van den Raade van voorn. Heer Hoofd - Officier dus in de volftrektfte inactiviteit, ten opzigte van voorn. Jan Grypftoe, blyven, de Suppliante alle reden heeft te vooronderftellen, dat zy door hunne fub- en obreptie by 't Collegie van Heeren Schepenen in zo verre reusfeeren zullen, dat de Suppliante, tegens de blykbaarfte gron-  C 94 ] gronden van 't Recht > gedwongen zoude worden zig voor Schepenen tot het ondergaan van een nieuw Verhoor te fifteeren, daar zy tot nog toe volftrekt ignoreert den aart en uitgeftrektheid der Befchuldiging door den valfchen Delateur Jan Grypftoe tegens haar ingebragt; een Verhoor mitsdien, 't welk zy niet an„iers kan aaiizien dan als een wederrechtelyk grief aan haar en haare goede zaak toegebragt, waar van zy nogtans, naar 't Recht in deeze Provincie vigeerendc, by niemand herftel kan zoeken dan by deeze SouvereineVergadering, in welker boezem mitsdien zy de vryheid neemt haare gegronde klagten uit ta Horten, met ootmoedige bede, dat het Uw Ed. Gr. Mog. goedgunftig behaage in deeze zaak zodanige voorziening te doen of ordre te Hellen , als Uw Ed. Gr. Mog. tot handhaaving der goede ordre in de Adminiftratie der Crimineele Juftitie , tot veiligheid der goede Ingezeetenen, welke allen van den grootften tot den kleinften aan 't zelfde gevaar, als de Suppliante, zyn blootgefleld, en tot beicherming eener onfchuldige Vrouw zullen oordeelen te behooren; met furchéance van Procedures tegen de Suppliante, hangende de deliberatien van Uw Ed. Groot - Mogenden, mitsgaders met verbod om, in denzelven tyd, ook ten opzigte van voorn. Jan Grypftoe en Cor-  C 95 ] nelia van der Sant, iets te doen of toe te lrv ten, waar door gem. zaak zoude worden ge» bragt buiten haar geheel. *t Welk doende, enz, (geteekend) satharina taan, Wed. van der meulen. rudolff baalde. m. h. vaï* s o n , Hendkz. EX-  t 96 ] EXTRACT het register. ■der resoeutien van de Heeren staaten Van HOLLAND en west - FRIESLANfj , in Hun Ed. Groot-Mog. Vergadering genomen op Vrydag den 14 Mey 1784; Is geleczen de Requeste van catharina taan, jegenswuordig Weduwe van gil li s- christiaan van der meulen, woö- nende te lèyden, waarby voordraagt haar bei klag over den modus procedendi, tegen haar voot Schepenen der gemelde Stad gehouden, ter zaake der ingebragte Befchuldiging door zeekeren Jan' Grypftoe, by haar, en haar den 7den Maart laatstleden nog in leven zynde Man, als Koetfier hi dienst zynde , als of zy hem voorflagen gedaau had om voor een zeer groote fomme Gelds den Heere Prinfe Erf Stadhouder naar het leven te ftaan. waarop mede gehoord en getuigenis gegeeven was door Cornêlia van der Sant , die , als Keukenmeid ruim twee Jaaren by haar gewoond hebbende, door haar, wegens het (legt gedrag^ met February laatstleden uit haar dienst was ge- con-  t 97 J* ■congé 'ieerd , en waarby vervolgens, pp de gronden in de n volg de Requeste gedetailleerd, en door eenige Bylagcn gefterkt , Hun Ed. Groot Mog. verzoekt in die zaak zodanige voorzie„ ning te doen, of ordre te (tellen , als Hun ,^ Ed. Groot-Mog. ter handhaving der goede „ ordre in de adrhiniftratie der Crimineele Tus„ titie, tot veiligheid der goede Irgezetenen , „ welke allen van den grootllen tot den klein „ (len aan hetzelve gevaar, als de Suppliante, zyn bloot gefield , en tot befcherming eener onfchuldige Vrouw 'zouden oordeelen te be„ hooren , met furchéance van Procedures te.„ gens de Suppliante, hangende de deliberatiert „ van Hun Ed. Groot-Mog, mitsgaders met ,, verbod, om in denzelven tyd, ook ten op„ zigte van voorn. Jan Grypftoe en Cornêlia vah „ der Sant, iets te doen of toe te laaten, waar „ door gem. zaak zoude worden gebragt buiten „ haar geheel." JFiat infertió: Waarop gedelibereerd zynde, is goedgevonden! €n verdaan, „ dat de voorfz. Requeste en By* lagen zullen worden gezonden aan den Hoofd* »,, Officier en Schepenen der Stad Leyden , om 9, Hun Ed. Groot-Mog. daarop ten fpoedigflert 9> te dienen van Bericht , met furchéance van G „ Pro*  L *8 3 „ Procedures tegen de Suppliante, hangende de s, deliberatien van Hun Ed. Groot-Mog. mits3, gaders met verbod, om in denzelven tyd, ook „ ten opzigte van voorn. Jan Grypftoe en Cor- nelia van der Sant, iets te doen of toe te laa„ ten, waar door gemelde zaak zoude- worden gebragt buiten haar geheel." Accordeert met voorfz. Register. ( geteekend ) e. clotterbooksV  t 99 ] EXTRACT uit de Refolutien van de heeren staaten van holland EN westvriesland, in Haar Ed. Gr. Mog* Vergadering genomen op Vrydag den 16 July 1784. Cl^ntfangen een Misfive van j. H. van der Marck^ Hoofd-Officier der Stad Leydsn, gefchreeven'aldaar den 15 deezer, houdende zyn Berigt, uit laagte van Hun Edele Gr. Mog. Refolutie van den 14 Mey laatstleeden, op de Requeste van Catharina Taan, thans Weduwe van Gillis Chris* tiaan van der Meulen, woonende te Leiden, om voorziening omtrent deProcedures by diellequeste onder de Notulen van den voorfz 14 Mey gemeld j en welk Berigt hier na volgt g'cinfereerd» Fiat infertie. Als meede een Misfive van Schepenen der Stad Leyden, gefchreeven aldaar den 15 deezer, houdende derzelver Berigt, tot voldoening aan Hun Edele Gr. Mog. Refolutie van den 14 Mey, op de gemelde Requeste met een Bylage daar toe Betrekkelyk, breeder hier na geinfereerd. G % iW  Fiat infertio. Waar op gedelibereerd zynde, is goedgevonden en verftaan, dat de voorfz. Berigten en Bylagen, mksgaders de bovengemelde Requeste en Bylagen , zullen worden geëxamineerd door de Heeren Gedeputeerden der Stad Haarlem, en verdere Hun Edele Gr. Mog. Gecommitteerden tot de zaaken van de Jultkie, en de Vergadering daar op gediend van derzelver confideratien en advis; met verdere authorifatie op de voorfz. Heeren Gecommitteerden , om alle zodanige nadere openingen en informatien , de voorfz. zaak concerneerende , van den Hoofd-Officier en Schepenen der voorfz» Stad Leyden te requireeren, als dezelven zullen oordeelen te behooren. Accordeert met de voorfz. Refalutierr, BE,  BERICHT, aan Hunne Edele. Gr. Mogende de Heeren staa- TEN VANHOLLAND E N WE S T- vriesland overgegeeven uit naam ende van wege Mr. Johan Hieronymus van derMarck, Hoofd - Officier der Stad l e den, ter voldoening aan de Refolutie van Hunne Edele Groot Mog. van dato 14 Mey 1784, genomen op het Request van> Catharina Taan, Weduwe van Gillis Christiaan van der Meulen.. EDELE GROOT-MOGENDE HEE.REn! IGCet was op den 6 Maart van deezen jaare 1784 dat aan den Ondérgeteekenden door den Heer Prefident Burgemeefter, in pretentie van den Heere Penfionaris deezer Stad, kennis werdt gegeeven van het geen aan hem door eenen Broodbakker % met naamen Frans van Duuren, verhaald was nopens zeker discours, het welk door Catharina: Taan, toen nog de Huisvrouw en thans Weduwe, van GillisChristiaan van der Meulen, in het voorG 3 jaar,  jaar, of den voorzomer van den jaare 1783 met haaren Koetfier Jan Grypftoe zoude gehouden mn, en waar van het object zoude geweest zyn , om den Heer Prins Erfftadhouder van kant te helpen. Het was op dicnzelfden dag, dat de Ondergetekende, ten huize van gemelden Heer Prefident Burgemeefter, in pretentie van denzelven en van den Heer Penfionaris, eerst uit den mond van den Bakker van Duuren, daar na van eenen anderen Bakker, met naame Willem Devens, en eindelyk uit den mond van den Koetfier Jan Grypftoe zeiven, eenige nadere opening van dat prctens discours bekwam, waar van door den Heer Penfionaris terzelfder tyd korte aantekening werdt gehouden* Indien immer, Edele Groot Mog. Heeren! een Officier, aan welken de handhaaving yan het Rcgt der Hooge Overheid is aanbevoolen, zig in eene moeylyke omftandigheid bevondt, het was voorzeeker de Ondergeteekende met opzigt tot deeze zaake; en hy vreesde reeds van dat eerfte ogenblik af, dat dezelve hem vroeg of laat veele onaangenaamheden zoude kunnen veroorzaaken: Dan, daar hy zig van den beginne die flipte onzydigheid voorftelde, welke van zyn Ampt onaffcheidelyk behoort te zyn , en welke hy vertrouwt, ook byzonderlyk in deeze zaake, nimmer uit het oog yerloorp te hebben 3 konde hy niet vermoeden, men ?flfs lange voor daï de zaake tot ceni-?  £ i°3 J eenige rypheid zoude zyn gebragt geworden ,-eerst bedektelyk by het Collegie van Heeren Schepenen, en daar na opentlyk by Uw Edele Groot Mog. zoude, verklaagd hebben, even als of het hem, by het neemen zyner informatien, zoo zeer niet te doen zoude geweest zyn, om op de waarheid te jnquireren, als wel om quovis modo fchuld in de Weduwe van der Meulen te vinden: eene aanty» ging, Edele Groot Mog. Heeren! welke de Ondergeteekende ter harte neemt, en waar van hy het ongegronde, om geene fterker bewoordingen te gebruiken, by dit zyn Berigt in een helder dag-* ligt zal tragten te Hellen. Dan, dewyl de Ondergeteekende dit Berigt, afzonderlyk en buiten eenige communicatie met Heeren Schepenen , heeft geformeerd, en hy dus on-., kundig is, in hoe verre dezelven met den aart van extraordinaire Procedures, welke nog niet tot befeoorlyke rypheid zyn gebragt geworden, en waar over wel ligt een verder regterlyk onderzoek eenig meerder ligt zoude kunnen verfpreiden, overeen-» komfüg zullen oordeelen, om de byzondere om* Handigheden van dezelve Procedures te reveleren , zoo zullen Uw Edele Groot Mog. hem ten goede gelieven te houden, dat hy hierin met menagement te werk gaa en zig enkel bepaale tot dat geene, het welk hem afzonderlek en perfoneel betreft. Het is wel waar, Edele Groot Mog. Heerenl G 4 «tet^  t i°4 ] dat, zoo by de Memorie van Grieven, aan Hee» ren Schepenen overgeleverd, als by het Request om voorzieninge, aan Uw Edele Groot Mog. ge-, prefenteerd, verfcheidene omftandigheden der tot hier toe gehouden Procedures worden genarreerd, en als zoo veele waare gebeurtenisfen ter nedergefteld, waar uit men haast zoude moeten befluiten, dat de Weduwe van der Meulen. door eenen gemeenzaamen geest van tyd tot tyd is onderrigt geworden van het geen 'er in het Heiligdom der Juftitie omging; maar de tyd zal aan de Weduwe yan der Meulen en die van haaren Raade, en dit Berigt zal reeds ten deelc aan Uwe Edele Groot Mog. doen zien, hoe bedriegelyk en gebrekkig de berigten zyn, welke zy deswegens hebben ontfangen , en op welke verkeerde fuppofitien de meesten der raifonnementen , zoo by de Memorie van Grieven, als by het R.equest aan Uw Edele Groot Mog. voorkomende, zyn gebouwd geworden; dog ter zaake. Na dat dan de Ondergeteekende op de voorverhaalde wyze omtrent dit geval was geinformeerd geworden , oordeelde hy het van zynen indispenfabelen pligt te zyn, om het zelve aanftonds ter kennisfe van Heeren Schepenen te brengen, waar van hy zig dan ook reeds op den volgenden dag acquiteerde, met dat gevolg, dat Heeren Schepenen goedvonden dén Koetfier Jan Grypftoe voor zig te requireeren, om uit deszelfs mond meer by-  [ io5 ] byzonder en omftandig te hoorenhoedanig zig het pretenie discours tusfchen hem en de Weduwe van der Meulen eigentlyk zoude hebben toegedraagen. De Koetfier, voor het Collegie gecompareerd en met alle mogelyke omzigtigheid lange daar over onderhouden zynde,gaf eene gercgtelyke Verklaaring van het geval met byvoeging van eenige andere omftandigheden , en bevestigde dezelve onder folemneelen Eede. De Ondergeteekende daar op aan Heeren Schepenen in confideratie gegeeven hebbende, of het niet noodzaakelyk zoude zyn, ter ontdekking van de waarheid, om de Weduwe van der Meulen hoe eerder hoe liever over dat discours te ondervraageu, werdt by Heeren Schepenen goedgevonden , om haar nog dien zelfden avond door twee. Commisfarisfen, geadfifteerd met den Griffier, te doen hooren, welk Verhoor dan ook, in abfentie egter van den Ondergeteekendvn, is gedaan, en waar by de Weduwe van der Meulen het geheele discours met alle de verdere omftandigheden ten fterkften heeft ontkend. De Ondergeteekende vondt daar op geraaden den Koetfier nader op de waarheid van zyn gegeeven getuigenis te doen hooren, en zulks op zyn voordel door Heeren Schepenen goedgevonden en de Koetfier daar toe tegen den volgenden Donderdag, zynde geweest den 11. Maart, voor het CoU G 5 le-  [ io6 ] legie gerequireerd zynde, is dezelve als toen op, de door den Ondérgeteekenden overgeleverde In,terrogatorien lange ondervraagd, dog heeft, niet tegenlfaande dat geheele Verhoor geenfints was ingerigt tot bezwaar van de Weduwe van der Meulen, maar enkel, om hem, zoo zyn gegeeven getuigenis in eenig opzigt valsch, of hy daar toe door anderen opgezet mogte zyn , daar van te, overtuigen, niet alleen by zyne gegeeven Verklaaring geperfifteerd , maar ook op nieuws gedepoléerd omtrent een ander en nog veel fterker discours , het welk wat vroeger in dat zelfde jaar door de Weduwe van der Meulen met hem zoude gehouden zyn en tot het zelfde oogmerk geftrekt hebben, Hoe zeer nu Jan Grypfioe by dit Verhoor geene de minfte aanleiding had gegeeven om hem de falfo tefilmonio te fufpecleeren, maar in tegendeel de redenen van verdenking, welke tegen hem waren, opgekomen , gedeèltelyk weggenomen en eenige, zwaarigheden opgelost hadde, de Ondergeteekende nogtans, oordeelende, dat 'er de Juftitie aan gelegen lag om zig van dien Perzoon, op wiens getuigenis alleen alles berufte, in tyds te verzeekeren ,verzogt, aanflonds na dit Verhoor , aan Heeren '•'chepenen, dat de Depofant onder het Stadhuis in bewaaringe mogt worden gefield, dog welk verzoek na gehoudene deliberatien ter dier tyd aan den Ondérgeteekenden is afgefiagen geworden. Eenci  f iQ7 ] Eene omftandigheid, Edele Groot Mog. Heeren ! op welke de Ondergeteekende een oogenblik moet ftilftaan, dewijl men reeds by de Memorie van Grieven , aan Heeren Schepenen overgeleverd, op eenen meefteragtigen toon omtrent hem gezegd heeft, dat zyne eerfte zorg behoorde geweest te zyn, om zig van den Perjoon iw? Jan Grypftoe te verzeekeren; terwyl men hem verder op meer dan eene plaats infimuleert, als of hy dit verzuimd had en oorzaak zoude geweest zyn, dat de Koetfier zoo lang op vrye voeten was gebleeven en 'daar door gelegenheid gehad hadde, om of zig met de ringt aan de gevolgen van zyn roekeloos beflaan te onttrekken, of met zyne inblazen en die gcenen, welke hem in zyne booze voorncemens konden ftyven, dagelyks om te gaan: Ja men ontziet zig niet om aan den Ondérgeteekenden opentlyk te imputeeren, dat hy dit middel ter nafpooring van de waarheid heeft agterwege gelaat en, en men doorweeft dit alles met de hatelykfte en onbetamelyktte reflexien en gevolgtrekkingen, zoo ten opzigte van den Ondérgeteekenden, als die van zynen Raade. Uit dit eene ftaaltje zullen Uwe Edele Groot Mog. reeds kunnen oordeelen, hoe kwalyk men aan de zyde van de Weduwe van der Meulen is geïnformeerd geweest, en op welke abufive onder(tellingen, men zyne klagten zoo aan Heeren Schepenen, als vervolgens aan Uwe Edele Groot Mog. lie.eft gefundeerd, daar uit de Notuien van Heeren  [ io8 ] ren Schepenen ten allen tyde zal kunnen blykea, dat, wel verre dat het gedrag van den Ondérgeteekenden immer de minfte aanleiding tot dergelyke infimulatien en temeraire fuppofitien zoude gegeven hebben, juist de tegenoyergeftelde grondregels by hem in de behandeling dezer zaake hebben geprevaleerd. Welke redenen Heeren Schepenen bewogen hebben , om ter dier tyd het voorgemelde verzoek ttf te flaan, is den Ondérgeteekenden onbekend; alleenlyk weet hy in het generaal, dat dezelven geoordee d te .bui, dat het ged a van Jan Grypftoe geen aanleiding gaf, om zig van deszelfs Perfoon te verzeekeren; dog het zal niet ongepast zyn, by eze gelegenheid alhier in het voorbygaan aan te merken, dat Jan Grypftoe by de Juftitie nimmer heeft kunnen voorkomen in het aspect van een Delateur of Befchuldigcr, zoo als dezelve doorgaans aan de zyde van de Weduwe van der Rtculen wordt geconiidereerd; in tegendeel, Edele Groot Mog. Heeren! heeft dezelve by herhaaling geprotefteerd, het zy dan waar, of onwaar, (want over het hart kan de Ondergeteekende niet oordeelen) dat hy nimmer intentie had gehad, om de discourfen van de Weduwe van der Meulen aan den dag te brengen , maar dezelve alleenlyk by toeval en in vertrouwen aan den Bakker Devens hadde ontdekt , welke van dit zyn vertrouwen misbruik zoude gemaakt, en hem daar door  [ iop 1 door in ongelegenheid gebragt hebben. Hoe bet nu daar meede gelegen mooge zyn , zoo lange van het tegendeel niet confbert , heeft de Jmï'tie, welke denzelven>«Gn^/?(?evoor zig gerequireerd en eene geregtelyke Verklaaring afgevorderd had , hem niet anders kunnen confi iereeren , dan als een Getuyge, en daar door vervalt dan weder een aantal van raifonnementen en gevolgtrekkingen, welke aan de zyde van de Weduwe van der Meukn op die verkeerde onderflelling worden gemaakt, dat hy als een Delateur o\Befehuldiger zoude moeten aangemerkt worden. Na deeze kleine uitflap zal de Ondergeteekende tot zyn verhaal wederkecren. Jan Grypftoe by zyne Verklaaring hebbende gedepofeerd van zekere omftandigheid, welke, fchoon wel geen directe betrekking hebbende tot de hoofdzaak, egter eenige aanmerking fcheen te verdienen, en in welke omftandigheid mede geconcerneerd was de geweezene Keukenmeid van de Wedu A-e van der Meulen, met naame Cornêlia van der Zand, oordeelde het, ter nafpooring van de waarheid, noodzaakelyk, dat dezelve Cornêlia van der Zand ©p die omftandigheid gehoord werdt , het welk ook by Heeren Schepenen goedgevonden zynde, werdt dezelve daar toe tegen den volgenden Zaturdag , zynde geweest den 13. Maart , voor het Collegie gerequireerd, en op de door den Ondérgeteekenden overgeleverde Interrogatorien gehoord, met  I HO j Md dat gevolg, dat zy by haare Refponfiveri d€ depofitie san Grypftoe, met relatie tot die omftan, engheid, beveiligde, en op dit haar getuigenis in handen van Heeren Schepenen den Eed afleidde. De Ondergeteekende ondertusfchen liet het daar by niet berusten, maar willende beproeven, of 'er zomtyds in een particulier onderhoud iets uit Jan Grypftoe zoude te haaien zyn, her welk aanleiding mogte geven om met grond te vermoeden , dat hy de Weduwe van der Meulen tegen de waarheid belast hadde, en dat 'er tusfchen hem en anderen eenig ontwerp gefmeed was, om die Vrouw in het verdriet te brengen , ondervraagde hem eens en andermaal, in prefentie van die van zynen Raade , op' de fterkfte wyze omtrent alles, wat naar zyn begrip konde dienen om hem, indien hy valfchclyk getuigd hadde, daar van te convinceeren, hem te gelyk de fchrikkelyke gevolgen daar van ónder het oog brengende, ten zy hy nog by tyds die geenen noemde, welke hem daar toe verleid of omgekogt mogtcn hebben; dog alles te vergeefsch; hy perfilleerde onder de folemneelfte betuigingen by de waarheid zyner gegeven depofitie en ging vervolgens by den Prelident Schepen klaagen over de fcherpe óHdervraagtngen, welke hy had ondergaan, terwyl de Ondergeteekende van' dit voorgevallene fchriftelyk berigt gaf aan hei Collegie van Heeren Schepenen. De precedente informatien dan tot die. hoogte  gebragt zynde, waar toe zy naar het begrip va* den Ondérgeteekenden konden gebragt worden ui een zaak, welke tusfchen twee Perfoonen , remotis teftibus, zoude zyn voorgevallen , oordeelde de Ondergeteekende het tyd te zyn , om dezelve aan Heeren Schepenen over te geven, ten einde deezen als Regters zouden jugeeren , of die informatien naar Regten een genoegzaam fundament uitleverden, om tegen de Weduwe van der Meulen eene inquifitoire Procedure te beginnen; want, óm Devens, van Duuren en anderen, aan welken' het pretenfelyk gehouden discours ab uno ore in alterum was verteld, daar op te hooren, kwam den Ondérgeteekenden onnut voor, zoo lange Ja» Grypftoe de wezentlykheid van dat discours bleef affirmeren, gelyk dan ook de uitkomst naderhand heeft doen zien, dat de Ondergeteekende zig daar in niet bedroogen heeft en wat de huisfelyke Dienstboden van de WeduWe van der Meulen betrof, .behalven dat die' met betrekking tot de Hoofdzaak niet kondeh getuigen , zoo oordeelde de Ondergeteekende het hooren van dezelve toen nog ontydig; immers , Edele Groot Mog. Heeren 1 behoort 'er, naar den ónderfcheiden aart der zaaken en Perfoonen , onderfcheid gemaakt te worden tusfchen precedente informatien en de zoodaanigen, welke na het eutameeren eener zaake, tot oen meer volkomen onderzoek en inftructie van deS&lve, genoomen worden: De laatften zyn dikwyls van  [ tl* ] van dien aart, dat, indien dezelve voor af genomen werden, niet zelden daar door een inquifitoir Proces vruchteloos zoude gemaakt worden, en het zoude den Ondérgeteekenden niet moeyelyk vallen dit van applicatie te maaken op de meefte van die Enqueften en Informatien, welke men aan de zyde van de Weduwe van der Meulen luftineert dat door hem vooraf hadden ■ behooren genomen te worden. De Ondergeteekende wil echter niet ontveinzen, dat, indien Heeren Schepenen hadden goedgevonden aan hem communicatie te geeven van de twee fucccsfive Memorien, door de Weduwe van der Meulen aan hun ingeleverd, of anderzints aan hem hadden gefuppediteerd de faiten , welke by die Memorien worden opgegeeven, hy buiten twylfel op de waarheid derzelver vooraf zoude geinformeerd hebben , en hy maakt geene zwaarigheid te erkennen, dat fommige dier faiten hem van dien aart zyn voorgekomen , dat daar op behoort geinformeerd te worden; gelyk dan ook zyn voorneemen is, om zulks, onder het goedvinden van Heeren Schepenen , dadelyk werkftellig te maaken, wanneer deze zaake by U Ed. Gr„ Mog. afgedaan, en de Juftitie in haare voorige activiteit zal herfteld zyn geworden; dan men imputeere inmiddels aan den Ondérgeteekenden niet als een verzuim, dat hy zig op die faiten niet eerder geinformeerd heeft; men raifonneere niet, ge-  t m ü gelyk rrieri doorgaans doet, in dë fuppofitié afs Bf de Qridefgeteekende daar van kundigheid gehad hadde; Neen , Ed. Gr. Mog. Heeren ! de Ondergeteekende heeft nimmer een eenig van die Stukkefi gezien, welke dóór dé Weduwe van der Mftiléh aan Heeren Schepenen Vart tyd tot tyd zyn óvefgeleeverd geworden, behalven alleen de blooté Verklaaring der drie Domeftiquen', waar van hier na zal gefprooken worden; hy heeft nimmer eenige de minfte communicatie ontfangen van het geert door dé Weduwe' van der Meulen by die Stukken ivas g'eaïïégèerd geworden ,: en lry heeft dit alles voor hét eerst onder het oog gekreegen, v/anheer het Request, doof de Weduwe van 'der Meuleh aan UwEdJGr. Mog. geprefentëerd, met deszelfs Bylaagen, aan hem is 'ter hand gefteld^ én daar By dus van dié faiten, van Welke hy dliunde geen kennis had, of kóndë hébben, volftrekt onkundig was, is hy ook tót hiéf toe in de onmoogelykheid geweest van daar op" te ïnformeeren; eenö omftandigheid , op wélke dé Ondergeteekende heeft gemeend dé attentie v'aH Uw Ed. Gr. Mog. te moeten vestigen, dewyl daar door weder in eens vervallen véele hatelyké réftexieii', welke men' zig' or> h'et gedrag van den Ondérgeteekenden in dit o'p: zigt gepermitteerd heeft. Do" Ondergeteekende gaf dan óp den s<£ Maar! ZVne precedente Informatien aan Heeren Schepenen over, benevens een Memorie, by welke hy Ü V. •  C 114 ] verzogt, dat dezelven, na examinatie van die ïnformatien, vooraf geliefden te beoordeelen, of daar uit genoegzaame indiciën fprooten, om tegen de Weduwe van der Meulen eene inquilitoire Procedure te entameeren , als meenende dit een punt te zyn, het welk by het recht grootendeels onbepaald gelaaten, en aan het arbitrium van den Regter gedemandeerd was. Hier by voegde de Ondergeteekende eenige juridique confideratien, zoo' Over den aart der misdaad, welke het object van onderzoek uitleverde, als over de ingewonnen' ïnformatien, en leide daar by aan den Rechter kortelyk open, het geen naar zyn begrip zo voof als tegen in aanmerking verdiende te komen, terwyl hy laatstelyk,- in gevalle de ïnformatien genoegzaam mogten worden geoordeeld, om tegen de Weduwe van der Meulen eene inquilitoire Procedure te entameeren, alsdan zig bepaalde tot het verzoeken van een Deereet van corporeele apprehenfie , als meenende dat het recht in misdaadea van dezen aart geene andere Provifïe van Juftitie admitteerde; niet te min zig in alles fefereerende aan de regterlyke dispofftie van Heeren Schepe-' nen, en alleenlyk aan dezelven nog in connderatie gevende, of, wanneer zy mogten begrypen, dat de incarceratie in dit geval een noodzaakelyk requifit was tot een wettig onderzoek, en derhalven eene corporeele apprehenfie mogten decreteeren, zy dan egtcr niet* zouden kunnen goed- vin-  t Ui 1 pinden, om de Weduwe van dèr Mieuien, ui£ kragte van de belofte, door haar aan Heeren Commisfarisfen gedaan , nog vooraf voor het Collegie te requireeren, ten einde op zodanige nadere Artikelen te antwoorden, als aan haar alsdan zouden worden voorgehouden» Dan het Verzoek, het welk de Ondergeteekende hier ca/u que deed, bepaalde zig niet alleen tot de Weduwe van der Meulen, maar ter zelfder tyd verzogt hy op nieuws, dat ook de Perfoon van jan Grypftoe, by wege van civil arrest, in verzeekering mogte worden genomen, allegeerendè daar toe zodaanige redenen, als hy Vermeende ïri conlideratie te moeten komen, en infteerende, dat hier door aan denzelven Grypftoe, als aan den eenigen getuigen , op wiens conftantie of wankelbaarheid het in deeze aankwam, de gelegenheid mogte be= homerf worden, om zig, geduurende den loop van het ïnquifttoire Proces, te kunnen abfenteefen. Hangende de deliberatien van Heeren Schepenen' c'Ver deeze verzoeken, ontfing de Ondergeteekende fuccesfivefyk drieBrieven van den Procureur —■ Generaal deezer Provincie, waar by dezelve in fubflantie te kennen gaf, dat hem in den Raade van den Hove gevraagd was'j wat 'er ter zyner keniiisfe was geltomen nopens zeeker verfpreid gerugt, dat alhier te Leyden eene,confpiratie zoude ontdekt zyn tegen het leeven van Zyne Hoogheid H 2- iH'  L nnelid vdn der Zand, Niettegénffaande die g'eheele Periode yan de verklaaring, waar in deeze uitdrukking voorkomt, «Heen den Koetfier betrof. Judith Meyer Zegt Dat zy uit zyn lagchen en ginnegappen en' huppelende de poort uit te gaan begreep, dat hy voor zyn Volk geen achting had, en dat hy fomtyds, door het trekken van Iclyke bekken en een wrevelig gezigt, haar heeft doen befluiten , dat hy nydig op zyn Volk was; Dit zy genoeg met opzigt tot Jan Grypftoe; nuf hog een (taaltje omtrent Cornêlia van der Zand. Tot reproche van het getuigenis, door dezelve  £ ™7 3 Ve gegeeven, dat de Weduwe van der Meulen riïï en dan wel de gewoonte had om met haare Dienstboden in de Keuken gemeenzaam te praat en, en zulks Ook wel met haar over deeze en geene onderwerpen hadgedaan, verklaarden de voornoemde drie Dienstboden op de requifitie van de Weduwe van der Meulen, Dat zy nooit gezien hadden, dat Juffrouw van dtr Meulen eenige afzonderlyke gefprekken met Cornêlia van der Zand hield , of gewoon was te houden, maar dat 'er in tegendeel wel maanden omgingen, dat voornoemde Juffrouw haar niet zag nog /prak. Dit kwam al aanffonds' zeer onwaarfchynlyk Voor met opzigt tot een Keukenmeid; maar wat verklaaren nu die Getuigen op de Interrogatorien, van wege den Ondérgeteekenden aan haar voorgehouden ? « Judith Meyer en Jannetje dé Neef affirmeeren , Dat de Dienstboden' de gewoonte hadden, om doorgaans alle avonden, eer zy naar bed gingen , aan de Juffrouw goeden nagt te zeggen , en dat de Keukenmeid Cornêlia van der Zand by die gelegenheid doorgaans gewoon was, de ordres van de Juffrouw te vraagen omtrent het eeten voor den volgenden dag, welke deeze dan Ook fomtyds aan haar gaf en fomtyds weder Uiet. Santjt Borneville zegt dat zy, welke gewoon was  [ 123 ] was des avonds naar haar huis te gaan, het e?n en ander van de andere Dienstboden wel gehoord heeft. Ziet daar, Edele' Gr. Mog. Heeren ! eenig? Weinige Haaltjes ( want de Ondergeteekende vindt geen vryheid om 'er meerder by te brengen ) uit welke Uw Ed. Gr. Mog. genoegzaam in ftaat zullen gefterd zyn, om over de depofitien van die Getuigen en dé praetenfe vèfaciteit van die onfchuldige, eerlyke en deugdzaams Meisjes, welker gedrag ( wie fchrikt niet op het bloote denkbeeld ! ) men zig niet fchaamt te zeggen, dat door God en Menfchen zal worden goedgekeurd, naar verdienden te oordeelen* Zeeker, Ed. Gr. Mog. Heeren, indien' immer twee Verklaaringen van dezelfde Perfoonen kunnen gezegd Worden e diametro aan elkander geop».. pofeerd te zyn , het zyn deezen, welke' die drie Dienstboden óp requifitie van dê' Weduwe yan der Meulen, en welke zy naderhand voor dénReg^ ter gegeven hebben;' en dat juist in die voornaame punten , waar op het in dit geval wel meest aankwam; en,indien immer Getuigen zig aan manifefle contradiétien en vacillatien in de meefte omftandigheden van haare depofitie hebben fchuldig gemaakt, het zyn voorzeeker deeze drie Dienstboden; ja, indien een zoodanig Getuigenis, als door dezelven op requifitie van de Weduwe van der Mmlen gegeeven u, niet met recht den naam vari'  I «9 ï 'een valsch getuigenis draagt, dan hebben de grootde Rechtsgeleerden gedwaald , welke met zoo veel naauwkeurigheid de onderfcheidende eigenichapi pen en kenmerken van een waar en valsch getuigenis hebben opgegeeven; en had dan de Ondergeteekende geen reden, om aan den Regter te verzoeken en te indeeren, dat ook deeze Dienstboden in verzeekering werden genoomeu ? naar regten immers , qui falfo, vel varie , tcftimonia dixerunt, a Judicibus competenter puniuntur, volgens de l. 16. ff. de teftibus: St'riugeerde die reden niet te meer naar mate van het gewigt en de zonderlingheid van het geval, waar in het getuigenis van die drie Dienstboden werd geëmployeerd ? was het niet alfints waarfchynelyk, dat langs deezen Weg de waarheid ontdekt en een meerder licht over de zaake verfpreid zoude worden? en vorderde eindelyk de onpartydigheid, welke in een Officier der juditie word gerequireerd, van den Ondérgeteekenden niet, dat hy, ter zelfder ryd dat hy, om de vacillatie van Cornêlia van der Zand in een punt van veel minder weezentlykheid, verzogt, dat deeze in verzeekering mogt worden genoomen, een gelyk Verzoek deed tegen die drie Dienstboden, welke naar zyn begrip van geen meineed konden vrygefprooken worden ? Het is waar, Heeren Schepenen hebben voor nis toen dit Verzoek van de hand geweezen; orrt gvelke redenen, is den Ondérgeteekenden onheil kend  t -3° ] fcend, en hy heeft geen de minfte intentie om een Dispofitie van den Regter, aan welke hy geacquiesceerd heeft, te beoordeelen, of berispen: Het is hem genoeg, dat hy voor het oog van den Souverain zyn gedrag en de eer der Juffitie van alle calumnie in dit opzigt heeft gevindiceerd, en daar over met een gerust vertrouwen het oordeel aan Vw Ed. Gr. Mog. overlaatende , zal hy, zonder zig van eenige reoriminatien te bedienen, tot het verhaal der zaake wederkeeren- Op den 16. April verzogt de Ondergeteekende" fchriftelyk aan Heeren Schepenen, Dat , vermits na de provifioneele dispofuie van den 30. Maart, by welke was goedgevonden, dat de Weduwe van der Meulen by provifie door een Bode in haar Huis zoude worden gecuftodieerd, geene nadere dispofitie was gevolgd op zyn verzoek van den 21. te vooren , en hy derhalven omtrent de intentie van Heeren Schepenen onzeker was gebleven, de zeiven alsnu finalyk geliefden te beoordeelen en aan hem:' verk!aarcn,0/ zy de Indiciën, uit de precedente ïnformatien tegen de Weduwe van der Meulen fpruitende , ah genoegzaam hefchouwden , omtegen dezelve eene inquifitoire Proceduure te entameeren; en zoo ja, of hun goedvinden warer dat gemelde Weduwe, geduurende de Culrodie, in welke zy zig thans bevond, voor het Collegie werd gerequireerd, ten einde, omtrent de fai-  t '3i ] Faiten, door Jan Grypftoe tegen haar getuigd; op Artikelen te Worden gehoord. Op dit Verzoek volgde des anderendaags een Refolutie, by welke Heeren Schepeuen, zonder zig in te laaten op de verzogte verklaaring omtrent de genoegzaamheid der Indiciën , om tegen de We'duwe van der Meulen eene inquiptoire Procedure te entameeren en het geen daar verder was bygevoegd , Voor als nog inhercerden hunne dispofitie van den 30. Maart , hier voorgemeld , laaten dc aan den Ondérgeteekenden onverlet, om ten opzigte van de Weduwe van der Meulen zoodanig Verzoek te «doen, als hy zoude vermeenen te behooren. Uit deeze Refolutie werd de Ondergeteekende 'ontwaar, dat Heeren Schepenen difliculteerden in de beöordeeling van een punt, het welk hy altyd begreepen hadde en als nog , onder verbetering 5 begrypt , dat geheel aan het arhitrium van den Regter is gedemandcerd, en het welk dog altyd, welke Prövifie van Jultitie door hem ook mogte worden gevraagd , den grond moeste uitleveren van het al of niet accorderen van dezelve , en geVolgelyk naar zyn begrip ook prealabel diende beoordeeld te worden , het welk hy te meer verlangde in een zaak van eenen zo zonderlingen aart, als deeze, waar in , zo als die tegenwoordig ftond, het hem twyfelagtig voorkwam, of de precedente ïnformatien wel een genoegzaam fundament uitleverden tot eene inquilitoire Procedure.' I 2 Nog-  C j Nogtans ziende, dat Heeren Schepenen- daar heenen fchenen te willen, dat de Ondergeteekende een bepaald Verzoek deed, zonder het zelve te fubordineeren aan eene prealabele beoordeding omtrent de genoegzaamheid der precedeme ïnformatien , gelyk hy tot hier toe hadde gedaan, en hier over liefst in geene verdere discusfie willende komen, te minder, om dat dit laatfte dog altyd prealabel zoude moeten beoordeeld worden , veszogt de Ondergeteekende op den 19 April, dat de Weduwe van der Meulen tegen den naastvolgenden Donderdag tnogt worden gerequireerd en op Artikelen gehoord. .Hangende de deliberatie van Heeren Schepenen -over dit verzoek, kwam de Man van de Weduwe van der Meulen te overlyden, het welk aanleiding gaf, dat door haare Practifyns aan het Collegie verzogt werd, Dat, vooral in deeze omftandigheden , de Cuftodic van dezelve , waar in zy (.zoo men zeide) zig vrywMig begeven had, niet mogte begrepen worden haare natuurlyke vryheid in zoo verre te bepaalen , dat zy niet zoude mogen fpreeken met zoodanige Perfonen , met welke zy mogte nodig oordeclen de fchikkingen of arrangementen te maaken , in dit geval gerequireerd wordendej als mede dat, geduurende deze faneste omftandigheden, door Heeren Schepenen by provifie mogt worden gefuperfedeerd met het dis-  C 133 ] dïsponeercn omtrent dat geene, het welk eenige betrekking op haar Perfoon in de tegen haar geëntameerde befchuldiging zoude mogen hebben , maar dat de zaake geduurende dien tyd ten haaren opzigte blyven mogte in den zelfden ftaat, waar in zy zig toen bevond. De Ondergeteekende, Ed. Groot Mog. Heeren! had te veel medelyden met het ongeval, het welk die Vrouw juist in deeze fatale omftandigheid trof, dan dat hy, na dat door Heeren Schepenen zyn fentiment over dit verzoek was gevraagd geworden , zig daar op niet favorabel zoude geëxpliceerd hebben, het welk dan ook van dat gevolg was, dat van wege Heeren Schepenen aan gemelde Pracifyns werd aangezegd: Dat zy, zonder zig in te laaten in de gronden , of pofitiven, op welke het voorfz. verzoek was gefundeerd, uit hoofde van de omftandigheid, waar in dc Weduwe van der Meulen zig door het overlyden van haaren Man bevond, de by hen gedecerneerde cuftodie in zoo verre zouden altereeren, dat aan dezelve Weduwe by provifie en tot nadere dispofitie zoude worden geaccordeerd, om haare Familie of andere Luiden , welke zy , tot het maaken van eenige fchikkingen, of arrangementen, in haar Huis en Boedel zoude noodig hebben, te mogen fpreeken ; en , relatief tot het verder verzogte dilay , dat Schepenen daar op zodanige reflexie zouden I 3 nee  [ '34 1 neeme*, als zy in billykheid zouden meenen, te behooren. Van deeze alteratie in de gcdecerneerde Cuftodis werd vervolgens aan de Bodens de nodige kennis gegeven en zedert, voor zo veel de Ondergeteekende weet, daar omtrent by Heeren Schepenen niet nader zynde gedisponeerd, is de cuftodie tot hier toe op dien voet gevallen: Althans de Ondergeteekende heeft daar in , ook na het cesfeeren der redenen, geene verandering verzogt. Nat dat vervolgens op den 27. April by refumtie gedelibereerd was over het verzoek, door den Ondérgeteekenden op den 19. te vooren gedaan, werd door Heeren Schepenen , alvorens op dat Verzoek te disponeeren , aan hem verzogt: Om nopens het geen in de ïnformatien en Verhooren van Jan Grypftoe voorkwam met relatie tot dc Bakkers Frans van Duuren en Willem Devens, by provifie, ten fpoedigfle doenlyk, zoodanige Interrogatorien in gereedheid te brengen , als hy zoude oordeclen ten deeze relevant en gepast te zyn, ter navorfching en ontdekking van de waarheid, of valschhcid, der aan de Weduwe van der Meulen door Jan Grypftoe gedaane aantciging, gelyk ook om zig ten fpoedigfle doenlyk te informeeren nopens de wyze, op welke de voornoemde Jan Grypftoe in handen gekregen had de gerande Dukaaten, by zeker Relaas van den Bode Hendrik Pottum van den  I i3S ] den 11, Marrt gemcitoneerd , welk Relaas aan den Ondérgeteekenden werd t r hand gilelt; als mede om op dezelfde >vyz • Cor < l i van der Zand nader te hooren, en was hei nood, te confronteeren met de"Getuigen daar toe dienende , nopen3 haar dreigement, van haare Juffrouw een poets te zullen fpeelen , daar zy van zoude ftaan kyken, in de Atreltatie der Domefticquen van de Weduwe van der Meulen gedepol'eerd; om,al het zelve gezien zynde, als dan nader te kunnen disponeeren als naar behooren. De Ondergeteekende voldeed gereedelyk aan dit verzoek: Frans van Duuren en Willem Devens werden op den 4Je», Cornêlia van der Zand op den 8y?e«Mey op Interrogatorien gehoord , en noopens het punt der gerande Dukaaten, waar op de Ondergeteekende zig reeds lange te voren had geïnformeerd, werd door Heeren Schepenen aan hem nader te kennen gegeven, dat zy deswegens reeds informatie hebbende bekomen, onnoodig hielden, dat daar op verder werd geïnquireerd. De Ondergeteekende verzogt derhalven op den u Mey, Dat, alzoo hy aan de requifitie van Heeren Schepenen hadde voldaan , hem als nu een bepaalde dag mogt worden verleend, om de Weduwe van der Meulen voor het Collegie op zodanige Artikelen te hooren , als hy, nopens het I 4 geen  t *3ó ] geen door Jan Grypftoe tegen haar getuigd was zoude overgeeven. * Hier op gedelibereerd Zy„de, werd deOnder»egekende verzogt, ö ÜP den naastkomende Donderdag dn zin Verzoek ichriftelyk te doen, met byvoeging vL de 7ZC °P We,be> e" van de gronden waarop, hy dit Verhoor verzogt « hef zelve Verzoek fundeerde. Het welk door den Ondérgeteekenden werd aankomen geiyk by dan ook op den volgenden^ Mey fchnftelyk verzogt, Dat Heeren Sehepenen eenen naderen da- ». herden te bepaalen om de Weduwe van der jfcL ï» voor het Collegie te recreëren , onder conduite van de„ Bode, welke haar bewaarde, op zoodanige andere wyze, ah dezelven mogte» g-e^nden, ten einde te worden gehoord en overvraagd op zoodanige Artikelen , als door den Ondérgeteekenden zouden worden overgeleverd^ met betrekking tot dat geene, het welk door Jan Grypftie ten haaren laste voor her CoHég* onder eede was verklaarden doorC- V r**2** 'm eei^ omftandigheden wa* bevestigd geworden. Dit Verzoek werd ten zeiven dage aan den Onderéeteekenden geagendeerd, met referve alleenlyk Yan ,en tyd op we!ke„, en der ^ f ^ ^ noor zoude worden gedaan. Op  C 137 3 Op den 15 daar aan werd nader gerefolVeerd, Dat de Weduwe van der Meulen zoude worden gerequireerd tegen den toen naastkomenden Maandag, om onder conduite van den Bode, welke haar bewaarde, te komen naar het Stadhuis, om aldaar voor- Heeren Schepenen te compareeren, ten einde gehoord en ondervraagd te worden, als by de Refolutie van den 13 te vooren was bepaald. Dan ten zeiven dage werden by den Ondérgeteekenden en Heeren Schepenen ontfangen de gereflecteerde Misfive en Refolutie van Uw Ed. Gr. Mog., benevens Copie van het Request van de Weduwe van der Meulen, met de Bylagen daar toe behoorende, waar door het voorfz. Verhoor geen voortgang heeft gehad, en de Juftitie voor eenigen tyd buiten verdere activiteit omtrent deeze zaake is gefield geworden. Ziet daar, Ed. Gr. Mog. Heeren! het verhaal ten einde gebragt van den loop der Procedures, of liever der genomene ïnformatien en gedaan* perquifitien , in d< eze zo-iderlinge en verdrietige zaake; een verhaal, het welk uit de Stukken zelve genomen is, en aan welks egtheid de Notulen, by het Colle gie van Heeren Schepenen gehouden, ten allen tyde getuigenis zullen kunnen geven. De Ondergeteekende zal nu met een eerbiedig vertrouwen aan het regtmaatig en verlicht oordeel I 5 van  r 133 3 gadcr 0f dezelve eenige gegronde reden van kL ^nUevere; danüfin tegendeeJ de ^ jyze op welke men zig omtrent het gedrag van ^ Ondérgeteekenden heeft uitgc]aate:?üe;o : by de onwaare adfertien en vahehe fuppofitief OP we ke men zyne klagte hceft » ^ d.gnauevanUwEd.Gr.Mog.meriteere. Immers, Ed.. Gr. Mog., Heeren! is door hct voorenftaande verhaal ten volle bewezen, data eatepretenié faiten, omftandigheden ei gebetut entsfen welke men als zo veele waarheden h ft Pgedtscht.eu waar overman zo heevig^ *n Onderzoekenden en die van zynen aade '- t gedec.ameerd, ofineen verkeerd licht zy„' geplaatst of nimmer dan in een verhitte verbei dmg hebben geexfteerd^iadatinde voornaamfte omftand.gheden unst het tegenovergeftelde plaats 1-ft gehad van dat geene, waar in men een L -n reproche tegen het gedrag van den Ondérgeteekenden heeft tragten te vinden. E" even zo is het gelegen met al het overig ^ welk zo by de Memorie van Grieven, als he Request aan UwEd.G, Mog., tci] ,aSte van de» Ondérgeteekenden word ter neder gefteld, en het welk  r 139 ] welk, door eene oplettende vergelyking met het geen waarlyk gebeurd en hier voor genarreerd is, ten eenemaal vervalt. De Ondergeteekende zal, om niet te wydloo.pig te zyn, hier van nog maar een voorbeeld bybrengen. Men reprocheert aan hem by herhaaling, dat hy het Collegie van Heeren Schepenen zoude hebben getragt te fub- en obripieeren; dat hy by ftiben obreptie zyne oogmerken ten nadcele van de Weduwe van der Meulen zoude hebben getragt te. bereiken : Eene reproche ondertusfchen , waar voor men niet alleen geen fchyn of fchaduw van eenigen grond weet by te brengen , maar waar van het tegenovergeftelde uit den waaren toedragt der zaake al weder tastbaar is; immers, Ed. Gr. Mog. Heeren 1 blykt daar uit, dat de Ondergeteekende doorgaans alle Verzoeken , welke van eenig gewigt waren, fchriftelyk heeft gedaan, met byvoeging van de redenen en gronden, welke, daar voor naar zyn begrip militeerden, dog die hy niet te min altyd aan het onderzoek en oordeel van den Regter onderwierp ; dat ook Heeren Schepenen , wel verre van die Verzoeken zo maar gerelyk te accordeereu , in tegendeel zommigen daar van van de hand gewezen en anderen niet, dan na lange en herhaalde deliberatien, geaccordeerd hebben: Is het dan niet even injurieus voor den Regter, als voor den Ondérgeteekenden, wanneer men in een z.aa-  [ ho ] 'aake' in welke beftendiglyk met die euj» > Julntie mfimuleert, als of h„ j„ n hebben en deeze ^ , ^ Z°Ude w«omde„ndnSd00lhmZOUJehe1^ Dog, 0f het niet gen war£ d. n bCmt ™* «fctot ee„ onderwerp, Wmt'Ï. wel'her g" geCniC WÜded-n voorkomen, W£ Ct mecste 20"de hebben plaats gehad „a omtrent de cuJiodie% i„ welke d ^ W der Meulen zig bevind Na dat men hier omtrent, zo by de Memorie ^ Graven, 3ls by het Request aan Uwe Edele Groot Mog. verlcheide odieufe reflexien met op! -gt tot den Ondérgeteekenden hier en daar ver^«^.««rietn^^ }aasteH n.et ~ i-eE ele Groot Mog.^%tckei„lcn .ee;e7 n ^ geworden door het raUcH e» n  C 155 ] prafenteerd, zig by hem Prxfident-Burgemeefter had vervoegd, en hem aangemaand, of geraden , dien Jan Grypftoe niet in deszelfs dienst te neemen , en vervolgens aan zyn Wel-Ed. had geopenbaard, dat de gemelde Jan Grypftoe aan Willem \ Devens, meede een Bakker binnen deeze Stad, volgens het verhaal, door dtnzelven Devens aan hem van Duuren gedaan, had verteld, in fubftantie , dat aan hem was voorgeflaagen , om voor een groote fomme Geld Zyne Hoogheid den Heere Prince Erfftadhouder van kant te maaken; en dat wyders de voornoemde Frans van Duuren, Willem Devens , en Jan Grypftoe, fuccesfivelyk en apart ten huize van den voornoemden Prsefident-Burgemeefter op den 6 Maart laatstleden ontboden , en over het gemelde discours van Jan Grypftoe onderhouden zynde, door hen refpectivelyk, in prsefentie van denzelven Prafident-Burgemeefter, den Hoofd-Officier en den Penfionaris deezer Stad, nader was verhaald en opgegeten, het gunt Frans van Duuren van Willem Devens, en Devens van Jan Grypftoe had vernomen; als meede het geen aan hem Jan Grypftoe ten huize van voornoemden zynen Heer Gillis Christiaan van der Meulen, en wel van deszelfs voornoemde Huisvrouw Catharina Taan, volgens de opgave van voornoemden J. Grypftoe, wegens den gemelden voorllag tegen het leven van den Heere Prince Erfftadhouder, was voorgekomen en bejegend. Dat,  [ «5* ] Dat, gelyk wy de communicatie hier van niet zonder de uiterfie ontzetting en ontroering pernamen, wy ook alzo geoordeeld hebben, het zelve geenzints als eene onverfchillige zaak te mogen aanzien, maar in tegendeel in de volftrekte verpligting te wezen, om, gelyk de Hoofd - Officier zig die zaak reeds had beginnen aan te trekken , en ter onzer kennis te brengen , ook ons Regterlyk Officie te doen werkzaam zyn, ten einde daar omtrent alle mogelyk onderzoek met allen ernst te doen; waarom wy dan ook befloten , ten allereerlten den voornoemden Jan Grypftoe, op denzei ven 7 Maart 1784, voor ons Collegie te requireeren , het welk terftond gefchied is, met dat gevolg, dat hy in Judicio eene Verklaaring heeft gepasfeerd, en met folemneelen Eede bekragtigd wegens het geen hem, volgens zyne gezegdens.' «opens het reeds gemelde was voorgekomen. Dat daar op ten zelfden dage door den Hoofdofficier zynde verzogt, dat voornoemde Catharina Taan , over het geene door den voornoemden Jan Grypftoe ten haaren laste was opgegeven en verklaard , mogte gehoord worden , het zelve verzoek by ons is geaccordeerd , ten zulken effecte, dat uit ons Collegie ten dien einde twee Schepenen nevens onzen Griffier zyn gecommitteerd, welke zig aan het huis van de voornoemde Caiharina Taan hebben vervoegd, en, na aan haar ©pening van hunne Commisfie gegeven te hebben, haar  C 157 ] haar hebben gevraagd, of zy zwarigheid zoude maaken , om op Artikelen te antwoorden, het weitc door haar, zonder eenige difficulteit, is geaccepteerd, en waar op zy dan ook op eenige Artikelen is gehoord; na het afloopen van welk Verhoor zy wyders, ten overftaan van welgemelde Schepenen Commisfarisfen , heeft aangenomen , des gerequireerd werdende, nader deswegens te antwoorden op zodanige nadere Artikelen als haar zouden worden voorgehouden. Dat vervolgens de gemelde Jan Grypftoe op den ii als mede op den 13 Maart voor ons Collegie door of van wegens den Hoofd - Officier op Interrogatorien is gehoord, zo als ook op den gemelden 13 Maart is gehoord Cornêlia van der Zornoemde Jan Grypftoe in bewaaring onder het Stadhuis mogte werden gefteld, wy gemeend hebben [in  C 158 3 in het voorfz. verzoek, waar voor ons geene ge, «oegzaame redenen ter dier tyd voorkwamen, te moeten difficnlteeren, en mitsdien het zelve uy ons is afgeflagen; terwyl voorts ook nog op dien zelfden „ Maart by ons was ingekomen een Request Antidotaal van voornoemde Catharina Taan «n haaren Man, waar by zy in fub(Iamie heeft gedeclareerd, niet genegen te zyn om nader op Artikel^ zig te laaten hooren, en ook te fuift, neeren daar toe ongehouden te wezen , 70nder voorafgaande Decreet van Apprehenfie, of van Dagvaarding in Perfoon; welk Request by ons voor Antidotaal is aangenomen; zoo als zulks even «ns M gcfchied omtrent een diergelyk Request, door dezelve Catharina Taan op den 18 Maart nader aan ons geprefereerd, ten einde niets ten haaren nadeele mogte werden gedisponeerd, maar afgewagt haare Memorie van Suggestie, welke zy voorneemens was, in de toenmaals volgende week aan ons in te leveren, en die ook op den 25Maart is ingeleverd, met drie Bylaagen, waar onder twee Atteltatien, de eene van twee Dienstboden in haar en haare Susters dienst zynde ten haaren huize en van eene Schoonmaakfter, aldaar dagelyks werkende, en alzoo inzonderheid dienende, om op de onfchuld van n^CatharinaTaan nader te kunnen informeeren; en de andere ingerigt tot eenio-e reproche tegen Jan Grypftoe: Hebbende voorts de gemelde Catharina Taan, by die Memorie van Sug-  C 159 ] Suggestie, zelve in fubflantie geoiferecrd, om, zulks by ons gerequireerd werdende, zig vrywillig in bewaaring te begeven, mits ook haar Befchuldiger, nevens die verder met hem in deeze zaak mogten deel hebben, in hegtenis gehouden wierd. Dat op die Memorie van Suggestie, als mede ©p eene den s.2 Maart door den Hoofd - Officier overgeleverde Memorie , en daar by tegen Catharina Taan gedaan Verzoek van apprehenfie, mitsgaders van civiel arrest van Jan Grypftoe, gedelibereerd zynde, wy die Verzoeken toen nog hebben gehouden in advis , en gcrcfolveerd, de voorzeide Atteflatie van de twee Dienstboden en eene Schoonmaakfter, van wegens gemelde Catharina Taan aan ons overgegeven, aan den Hoofd-Officier ter hand te Hellen, ten einde de Depofanten voor ons op Interrogatorien te hooren; het welk op den volgenden dag is gefchied, wanneer ook met de Depofanten de voornoemde Jan Grypftoe en Cornêlia van der Zand zyn geconfronteerd geworden; tot al het welke wy van des morgensten elf tot des avonds ten half elf uuren hebben gevaceerd; en waar na dien zeiven dag of avond door den Hoofd-Officier is gedaan nader Verzoek, om Cornêlia van der Zand, om haare vacillatie in haar gegeven getuigenis, mitsgaders m»g de drie voornoemde andere getuigen, te faifeeren; dan Waar op, zo wel als op de voorige verzoeken, de»  t iöo ] des daags te vooren door den Hoofd - Officier ge. daan , by ons gedelibereerd zynde , by ons is goedgevonden, dat de meergemelde Jan Grypftoe en Cornêlia van der Zand zouden worden gedetineerd ieder in een aparte gyzeling onder het Stadhuis alhier, zonder eenig acces; en dat Catharina Taan middelerwyl in haar huis door een der Stads Bodens by provifie zoude worden gecuftodieerd, ter tyd en wylen nader door ons deswegens gedisponeerd zoude worden; zynde des Hoofd - Officiers verzoek, om ook de gemelde twee andere Dienstboden en Schoonmaakfter in gyzeling te houden , afgeflagen. Dat de eerstvolgende Vergadering door den Hoofd-Officier mondeling zynde verzogt, dat de meergemelde Catharina Taan insgelyks mogte worden bewaard zonder acces, by ons, na daar over gehoudene deliberatie, en na dat Jan Grypftoe en Cornêlia van der Zand weder voor ons Collegie waren gebragt, en over hunne voorige depofitien breedvoerig onderhouden zynde, daarby ten fterkften hadden geperiifteerd, is goedgevonden , dat de gemelde Catharina Taan in haar huis zoude blyven gecuftodieerd door een der Stads Bodens, buiten acces van iemand anders, dan van haaren Man, haare Suster en verdere Huisgenooten; en dat aan haar niet zoude zyn gepermitteerd eenige Brieven te ontfangen of te fchryven. Dat verder op den 6 April de voornoemde twee Dienst-  Dienstboden en Schoonmaakfter nader door den' Hoofd-Officier op Interrogatorien gehoord, en alstoen, gelyk ©ok wederom op den 8 dito, een verzoek om aanhouding van derzelver Perfoonen gedaan, dog het zelve by oni geweigerd zynde, daar op door den Hoofd-Officier by eene aan ons op den 16 April overgeleverde Memorie is gedaan nader verzoek,nopens het geen in zyne Memorie, den 22 Maart bevorens aan ons overgegeven, was vervat; waar op den volgenden dag by ons befloten is (zonder ons te kunnen inlaaten in het voorftel van den Hoofd-Officier, by zyne Memorien van den 22. Maart en 16. April gedaan, ten einde wy zouden verklaaren, of wy de indiciën , uit de praïcedente informatien tegen Catharina Taan fpruitende, als genoegzaam befchouwden , om tegen dezelve een inquifitoire Procedure te ondernemen, en zoo ja, of ons goedvinden was gemelde Catharina Taan geduurende deCuftodie in welke zy zig thans bevond, voor ons wierde gerequireerd, ten einde omtrent de feiten , door Jan Grypftoe tegen haar getuigd, op Artikelen te worden gehoord) voor als nog te inhaleren onze dispofuie van den 30. Maart te voren; laatende aan den Hoofd - Officier ®nverlet,omten opzigtzvsnCatharinaTaan zoodanig verzoek te doen,als hy zoude vermeenen te behooren. Dat die Refolutie aan den Hoofd-Officier gecommuniceerd zynde , dezelve ep den 19. April *an ons heeft verzogt, dat 5e voornoemde Ca* L tha-  tharina Taan op den toen naastkomenden Donderdag voor ons Collegie mogte worden gehoord op zodanige Artikelen, als hy Hoofd-Officier nopens de tegen haar exfteerende befchuldigia, gen, aan ons zoude overgeven, op welk verzoek de deliberatie tot den volgenden dag uitgelid zynde, als toen is gerefolveerd , alvoorens daar op te disponeeren, den Hoofd - Officier teverzoeken, alle de in deeze zaak gehoudene Verhooren, mitsgaders alle de Stukken en Verzoeken daar toe betrekkelyk, ter tafel van ons Collegie te brengen; het welk ook by denzelven aano-enomen en gedaan zynde, de nadere deliberatie op het voorfz. verzoek van den Hoofd-Officier eerst op den flr. April heeft kunnen voortgang hebben , terwyl ondertusfchen op den 16. April van wegens dc voornoemde Gillh Christiaan van der Meulen tn Catharina Taan aan ons is overgegeven een ample Memorie van Grieven, over de handelwyze era manier van procedeeren by den Hoofd-Officier in deezen gehouden , en wyders op den H. April door den Advocaat en Procureur van de gemelde Catharina Taan aan ons is verzogt, dat, vooral in de inmiddels voorgevallene omftandigheid van het overlyden van Gillis-Christiaan van der Meu~ Un, den Man van de Voornoemde Catharina Taa*è de Cuftodievan dezelve Catharina Taan, waar in zy zig vrywillig had begeven, niet mogte worden begrepen haare natuurlyke vryheid in zoo verre te  [ 1*3 1 te bepaalen, dat zy niet zoude mogen fpreeken met zoodanige Perfoonen, met welken zy mogte noodig oordeelen te maaken de fchikkingen of arrangementen, in dit geval gerequireerd wordende; als mede dat, geduurende deeze funefte omftandigheden , door ons by provifie mogte worden gefuperfedeerd met het disponeeren omtrent dat geen, het welk eenige betrekking op haar Perfoon, en de tegen haar geëntameerde befchuldiging , zoude mogen hebben; maar dat de zaaken geduurende dien tyd ten haaren opzigte blyven mogten in den zeiven ftaat, waar in die zig thans bevonden ; op welk verzoek wy, na Verhoor van den Hoofd-Officier, hebben gerefolveerd, aan gemelde Praktifyns aan te zeggen, dat wy (zonder ons in te laaten in de gronden of pofitiven , waar op het voorfz. verzoek was gefundeerd ) uit hoofde van de omftandigheden, waar in Catharina Taan door het overlyden van haaren Man zig bevond , de by ons gedecerneerde Custodie in zo verre zouden altereeren , dat aan haar by provifieentot nadere dispofuie zoude worden geaccordeerd , om haare Familie, of andere Luiden, welken zy tot het maaken van eenige fchikkingen of arrangementen in haar Huis en Boedel zoude nodig hebben, te mogen fpreeken; en dat wy, nopens het verdere verzogte dilay, daar op zoodanige reflexie zouden neemen, als wy in billykheid zouden oordeelen te behooren, welke aanzegging dan ook aan gemelde L % Prao  C 164 3 Practifynsis gefchied, zo als insgelyks de nodige kennisgeving van de proviiioneele alteratie in de Cuflodie van de voornoemde Catharina Taan, aan de Bodens is gedaan. Dat vervolgens op den 27. April wederom in deliberatie gebragt zynde het voorgemelde verzoek van den Hoofd - Officier , op den 19. derzelver maand gedaan , ten einde de Perfoon van Catharina Taan voor ons op Artikelen mogte worden gehoord, twee Leden van ons Collegie , de Heeren Snoeck en Cunaus, wel zyn van advis geweest, dat het zelve verzoek, als geheel en al informeel \ behoorde te worden van de hand gewezen , met vrylaating egter aan den Hoofd - Officier, om , by aldien dezelve R. O. zoude mogen oordeelen, dat door voornoemde Catharina Taan iets gecommitteerd ware, waar over door zyn Wel-Ed. R. O. inquiiitorie tegen haar zoude behooren geprocedeerd te worden, zig in dien gevalle by gefchrifte aan ons te addresfeeren, en daar by, na eene voorafgaande expresfe defignatie van het fait of de faiten, aan dezelve Catharina Taan ten lafte belegd , en met overlegging van de deswegens ingewonne prreparatoire informatien, zoodanig Decreet, het zy van Apprehenfie, het zy van Dagvaarding in Perfoon te verzoeken, als hy Hoofdofficier zoude mogen oordeelen ten deezen gepast te zyn; dog dat de verdere Leden van ons Collegie zig met dat fentiment niet hebbende kunnen  [ i65 ] vereenigen, by pluraliteit van Hemmen is goedgevonden en gerefolveerd: Alvorens op des Hoofd - Officiers voorfz. verzoek te refolveeren , den zeiven te verzoeken , ■om, nopens het geen in de informatien en verhooren van Jan Grypftoe was voorgekomen , met ralatie tot de Bakkers Frans van Duuren en Devens , by provifie ten fpoedigften doenlyk zodanige Interrogatorien in gereedheid te brengen, als hy zoude oordeelen ten deezen relevant en gepast te zyn, ter navorfching en ontdekking van de waarheid of valschheid der aan Catharina Taan door gem. Jan Grypftoe gedaane aanteyging, gelyk ook om zig ten fpoedigften doenlyk te informeeren nopens de wyze , op welke de voornoemde Jan Grypftoe in handen had gekreegen de gerande Ducaaten, by zeker Relaas van den Bode Hendrik Pottum,'m dato 21. Maart jongstleeden, gementioneerd; als mede om op dezelfde wyze de meergemelde Cornêlia van der Zand nader te hooren, en, is het nood, te confronteeren met de Getuigen, daar toe dienende , nopens zeker door haar aan haar Juffrouw gedaane dreigement , in de Atteftatie der Domefticquen van Catharina Taan gedepofeerd; om, al het zelve gezien zynde, alsdan nader te kannen refolveeren als na behooren. Tot het neemen van welke nadere informatien £except omtrent het laatstgemelde point) het fenL 3 timent  [ ï66 ] timent van de gemelde Heeren Smeek en Cu»** mede tendeerde ; dan welke Heeren tegens de Voorfz. Ref0iutie , by de meerderheid van ons Collegie genomen, hebben geprotegeerd, met referve van hunne Aantekening deswegens, het welk, onder referve van Contra - Aantekening, door de verdere Leden is geconfenteerd. Dat dan ook door den gemelden Hoofd-Officier de voornoemde Bakkers van Duuren en Devens voor ons Collegie, als meede nader de meergemelde Cornêlia van der Zand, op Interrogatorien gehoord zynde, mitsgaders ook informatien zynde genomen , nopens de gemelde Ducaaten van Jan Grypftoe, waaromtrent was bevonden, dat hy die Ducaaten, op die wyze als hy had op-egeeven, ontfangen hadde, gemelde Hoofd-Offirier op den „. Mey laatstleden nogmaals heeft verzogt, dat aan hem zoude worden toegedaan een bepaalde dag, om Catharina Taan voor ons op zodanige Artikelen te hooren, als hy, wegens het geen door Jan Grypftoe tegen haar was getuigd aan ons zoude overgecven , waar op wy toen hebben gerefolveerd den Hoofd - Officier te ver zoeken, op naastkomende Donderdag zyn verzoek fchnftelyk te d^n> *>o als dan ook de HoofdOfficcr op den 13. Mey 2y„ Ver20ek fchriftelyk aan ons heeft overgegeeven, met dat gevolg, dat wy, na daar over gehoudene deliberatie, by pluraliteit van Hemmen, (als hebbende voornoemde twee  t 1 twee Leden, de Heeren Snoeck en Canaus, daar van gedisfentieerd, da» tegen geprofefteerd, en eene Aantekening overgeleevérd ) hebben gerefolveerd: ,, Dat Catharina Taan voor ons zoude worden geboord en ondervraagd op zodanige , Artikelen, als door den Hoofd-Officier zouden „ worden overgegeeven, met betrekking tot dat „ geene, het welk door Jan Grypftoe ten haaren „ laften voor ons Collegie onder Eede was ver„ klaard, en door Cornêlia vander Zand in eenige „ omftandigheden beveiligd; " zynde wyders op den 15 Mey by ons de tyd tot het zelve Verhoor bepaald op Maandag daar aanvolgende en gerefoiveerd, dat voornoemde Catharina Taan tegen dien dag ten negen uuren zoude worden gerequireerd, om onder conduite van den Bode, welke haar cuftodieerde , naar het Stadhuis te koomen, en voor ons te compareeren; dog het welk tot hier toe niet is gefchied, vermits ons ten zeiven dage , even na het nemen van gemelde Refolutie , is ter hand gekomen Uw Edele Groot Mog. Refolutie, met het Request op den 14. Mey door de voor. noemde Catharina Taan aan Uw Edele Groot Mogenden geprtefenteerd. Zie daar, Edele Groot Mog. Heeren! een eenvoudig verhaal van het voorgevallene en van onze verrigtingen in de voorfz. zaak, over welke de omftandigheeden, en de ftaat derzelve, ons niet toelaten, ons verder uit te laaten, en het welk wy L 4 ver-  [ 163 ] Termeenen , zonder aan ons Regterlyk Oflfc* atteinte toe te brengen, niet te kunnen gefchieden. Wy vertrouwen alleenlyk uit het gedaane voorftel te mogen afleiden de billvkheid onzer verwondering , met welke wy zyn aangedaan over het gemaakte Addres aan Uw Edele Groot Mog., en het daar by in vago gedaane verzoek van dé* meergemelde Catharina Taan om Voorzieningdaar het eene ontwyfFelbaare waarheid is, dat zoo' naar de algeaeeöe Handveften en Regten deezer Provincie , als volgens de byzondere Privilegiën deezer Stad, wy byzonder ook in Crimineele zaaken, zyn de ordinaire, dagelykfche, competente, en we] de eenige ter eerfte inftantie competente Regters van de voornoemde Suppliante, als zynde eene Ingezeetene der Stad Leyden ; het welk «dien het nodig was, uit veele Charters, Handvesten en Wetten, zoude kunnen worden aangetoond, en wel onder anderen „/, het bekende Plaeaat van Uw Edele Groot Mogende van den ,< September 1677, by het welke Uw Edele Groot Mogenden, niet tegenftaande de daar tegen ingebragte confideratien van de Hoven, en de verzogte hmitatie, onder anderen nopens de Crimina Ati-oca, of zoo genaamde Cas Royaux, op den 16 December l6?8, hebben verklaard te perfifteeren • als mede uit de twee Privilegiën van Hertog Wil jem van Henegouwen, als Grave van Holland, aan de  C «Sp ] de Stad Leyden en haare Poorters verleend , het eene van dato 1 Mey 1306 en het ander van dato 5 January 1315. (te vinden in het Charterboek van Mieris ide Deel Blidz. 55. en 149.) welke niet alleen in het algemeen order (teilen , dat Wanneer iemand van de Poorteren bereghet (dat is beregt of befchuldigd) word met Doodflage, van lloove, van Diefte, ofte van eenigen anderen fwaaren berofte , ofte Valsheeden , dezelve daar van verwonnen moet worden van de Schepenen van de Poorte; maar ook uitdrukkclyk mede brengen, dat, zoo wie eenen Poorter befchuldigde van eenigerhande zaaken, niemand anders daar af Vonnifte zal mogen hebben dan Schepenen. Edoch, de notorieteit van dit Recht buiten en boven alle tegenfpraak zynde , vermeenen wy ons te kunnen dispenfeeren, daar omtrent in het breede uit te weiden, ons egter verpligt vindende, om het zelve Recht, als van een allerweezentlykst belang voor de vryheid en voorregten onzer Stad en Burgers, ten deezen te reclameeren, en daar uit wyders af te leiden deeze reflectie, dat dit Addres van de gemelde Catharina Taan aan Uw Ed. Gr. Mog. ten eenemalen is ongepast, vreemd, en van verregaande confequentien; ten ware duidelyk bleek, dat by ons, in en met betrekking tot de zaak van de Supplianten, op eene zodanige informeele, onbehoorlyke en exorbitante wyze, L 5 zoude  C 170 3 zoude zyn gehandeld , dat 'er wettige redenen voor haar zouden exiteeren tot een recurfm ad Principem, dan waar van wy niet kunnen begrypen alhier termini habiles plaats te hebben , of genoegzaame gronden te worden gevonden , 'ora over ons by den Souverain klagtig te vallen. Immers, gelyk wy, en ieder van ons, by ons zeiven zyn overtuigd, en ten vollen bewust, niets anders dan eene onzydige en behoorlyke adminiftratie van de Juflitie in deeze zaak tot ons doelwit gehad, en naar onze belle kennis en wetenfehap, mitsgaders volgens onzen eed en pligt, betrage te hebben, zoo kunnen wy ook niet penetreeren , waar in wy tot zodanige klagten over onze handelwyze aanleiding en grond gegeeven zouden hebben. Het is waar, dat wy op den 7. Maart laatstleden hebben gemeend , op de aan ons door den Hoofd - Officier gegevene ouvertures, van de voorgemelde discoursfen en opgegevene omftandigheden van Jan Grypftoe , na dat hy daar van in judicia onder Eede Getuigenis gegeeven had , in deezen niet te mogen ftil zitten, nog te kunnen declineeren hetvoorftel en verzoek van den Hoofdofficier , ten einde de Suppliante daar over gehoord en onderhouden mogte worden. Maar wy vertrouwen/dat niet alleen hier in niets door ons is begreepen en gedaan, het welk niet in zodanig geval by alle Regters geoordeeld  C »7« 3 deeld en gedaan zoude worden; en dat ook in allen gevalle de Suppliante daar over zig niet kan beklagen, na dat zy zelve aan de uit ons Collegie Gedeputeerde Commisfarisfen (die zig, len blyke van de by ons gebruikte discretie en moderatie,' aan het Huis van de Suppliante hebben vervoegd) terftond gewillig heeft betoond, om op de aan haar voorgehoud' vraagen te antwoorden , en zelfs heeft aangenomen, des gerequireerd wordende, nader te antwoorden op zodanige Artikelen, als haar zouden worden voorgehouden ; zoo als zulks door onzen Griffier ten zeiven dage onder haar Verhoor is aangetee'kend. Het is mede waar, dat de Suppliante by haar Requeste Antidotaal, aan ons den n Maart deezes jaars overgegeeven, heeft verzogt , van verdere zodanige ondervraagingen te mogen verfchoond worden; en dat zy haare gefuftineerde ongehoudenheid daar toe, by haare in het vervolg overgegeevene nadere Memorien van Suggestie en van Grieven , heeft herhaald en aangedrongen. Edoch , behalven dat wy vermeenen onverpligt te zyn , om met de Suppliante in discusfie te treden, of het aan haar vryftond , na haare voorgemelde eens gedeclareerde bereidwilligheid en gedaane aanneeming, zig aan een nader Verhoor te onttrekken, en behalven dat ook die fuftenuen en verzoeken van de Suppliante ons notoir-  [ i7a ] toirlyk niet konden verhinderen, om, zoo wy de zaak daar toe gedisponeerd vonden, Decreet te verleenen, om de Suppliante in bewaarnis te (tellen, en nader te doen hooren, zoo is het mede in facto waar, dat de Suppliante by haare Memorie van Suggestie heeft geofereerd, om , zulks by ons wordende gerequireerd, tig in bewaaring te begeeven . mits haar Befchuldiger Jan Grypftoe, nevens die verder met hem in deeze zaak deel mogten hebben, in hegtenis gehouden wierden; en dat, na die offerte van de Suppliante, by ons is gerefolveerd, haar in haar huis door een Stads Bode te doen cuftodieeren, als mede den voornoemden Jan Grypftoe, en ook de gemelde Cornêlia van der Zand, onder het Stadhuis te detineeren, ieder in eene aparte gyzeling; eene dispofitie, waar over de Suppliante, in aanmerking van haare voorfz. aanbieding, met geen fchyn van reden zig kan beklagen; te minder, om dat voor eerst daar door wierd voldaan aan haare ernliige begeerte, dat de voornoemde Jan Grypftoe in verzeekering mogte worden gebragt, waar over anders twyffeling zoude hebben kunnen vallen, uit hoofde van dezelfde of gelyke bedenkingen omtrent de genoegzaamheid van bewyzen eenerAccufatie ten zynen laste, als door de Suppliante ten haare opzigte worden geallcgeerd; en om dat, ten tweeden, ook in dit opzigt alle discretie omtrent de Perfoon van de Suppliante is geobfer- veerd ,  I m 3 veerd , daar zy niet op het Stadhuis , zoo als Jan Grypftoe en Cornêlia van der Zand, maar in haar eigenhuis, is gecuftodieerd, en, fchoon volgens onze nadere dispofuie geen acces van Practifyns aan haar is vrygelaaten , egter veel meer vryheid aan haar is vergund, dan aan de gemelde Jan Grypftoe'en Cornêlia van der Zand, welke buiten alle acces zyn gehouden, hiervan alleen uitgezonderd des eerstgemelden Huisvrouw, en der tweede gemelde Vader en Suster, dewelke, ten einde over Huis en Familie - zaken te fpreeken, in prafentie van eenen der Stads Bodens by dezelven enkele reizen zyn geadmitteerd; hebbende wy gemeend, dat het geftatueerde in het a8. Artikel der ftyl van Procedeeren in crimineele zaaken van den jaare 1570 genoegzamen grond en aanleiding gaf, om in deeze omftandigheid van zaaken zodanige diftinctie tusfchen de gemelde refpective Perfoonen te maaken, ten aanzien van derzelver cuftodie of detentie. Wyders is alles , wat voor en in ons Collegie nopens deeze zaak is verrigt, door ons, zoo veel wy weeten, met alle onzydigheid, circumfpectie , en prudentie , behandeld; de verklaring van de twee Dienstboden, en eene Schoonmaakfter, door de Suppliante by haare Memorie van Suggeftie gevoegd, is door ons in handen van den Hoofdofficier gefteld, om die Getuigen te hooren, en >op alles, ook voor de onfchuld van de Suppliante,  C 174 ] te , onderzoek te doen , zoo als wy ook den Hoofd-Officier hebben verzogt, de Dakkers Frans van Duuren, en Willem Devens, te hooren; mitsgaders op zekere omftandigheid , wegens de by Jan Grypftoe ontfangene Ducaten, informatie te nemen, en insgelyks alle mogclyk regard by ons is genomen op de omftandigheid van de Suppliante, ter zaake van het inmiddels voorgevallen overlyden van haaren Man, invoegen dat wy niet weten , waar door wy aan de Suppliante redenen gegeeven zouden hebben om zig over onze handelwyze aan Uw Edele Groot Mog. te beklagen, en voorziening te verzoeken. De eenige klagte van de Suppliante ten onzen opzigte fchynt zig als nu alleen hier toe te bepaalen , dat wy des Hoofd-Officiers verzoek , om haar Suppliante nader op Artikelen te hooren, niet afgeflagen , maar in tegendeel geaccordeerd hebben, waar van egter de Suppliante (zo als wy vertrouwen) ten tyde van het prafenteeren van haar Request aan Uw Ed. Gr. Mog. nog geen kennis heeft gehad, en waar van ook by haar Request niet is gemeld. Dan, Ed. Gr. Mog. Heeren! wy vertrouwen, dat ook deeze onze dispofuie geen grond tot een Addres aan of tot Voorziening van Uw Ed. Gr. Mog. kan opleveren, het zy wy mogten begreel pen hebben, dat, in de gcfteldheid deezer zaak, de depofitien van den voornoemden Jan Grypftoe] in  C 175 1 in eenige omftandigheden door Cornêlia van der Zand gefterkt, een genoegzaamen grond opleverde tot het verkenen van een Decreet van Apprehenfie , op zodanige wyze gemitigeerd, als waar op wy de Cuflodie van de Supplianté, eenigzints naar aanleiding van het gemeld agt en twintigfle Articul der Styl van procederen in crimineele zaaken, hadden bepaald; of het zy anders by ons geoordeeld ware, dat de eens gedaane aanneeming van de Suppliante zelve, om zig nader te laaten hooren, mitsgaders de na haare eigene offerte gevolgde bewaaring van de Suppliante, een wettig fundament verfchaften, om haar nader te doen gehoord worden , en om haare verpligting daar toe aan te merken als een noodzaakelyk gevolg van haare aangebodene verzeekering van haar Perfoon, en van haare daar aan geaccrocheerde inftantien tot het in verzekering neemen en buiten acces houden van den voornoemden Jan Grypftoe; of dat althans, na haare gemelde offerte, en in de gefteldheid deezer zaake, de dienst der Juflitie, en de noodzaakelykheid der te doene nadere Recherches , haar nader Verhoor abfolut vorderden , vermits anders de reeds plaats hebbende bewaaring of detentie , zo van de een als de andere, met 'er daad geheel nutteloos en ydel, en de verdere navorfching en ontdekking der waarheid volflrekt onmogelyk zouden'zyn, zo men de Suppliante «iet zo wel, als Jan Grypftoe, nader zoude kunnen  nen hooren, en indien dezelve zig daar aan konden onttrekken, in gevalle wy oordeelden, dat 'er tegen geen van beide zodanige bewyzen actueel voor handen waren, om Decreet van apprehenfie of dagvaarding in Perfoon te verleen n. Immers, wat ook ons begrip, nopens dat een of ander, moge zyn geweest, of welke redenen en gronden ons mogen hebben gepermoveerd tot onze voorfz. Refolutien van den 30 Maart en den 1 April laatstleeden , het komt ons onbegrypelyk voor, dat daar in zoude worden gevonden eenige zodanige exorbitantie en important bezwaar voor de Suppliante, dat daar tegen de Souvereine autoriteit en eene voorziening van Uw Ed. Gr. Mog. zoude kunnen en mogen worden geïmploreerd in eene zaak, die notoirlyk tot de Juflitie behoort, en waar in wy onwederfprekelyk competente Regters zyn; ja waar van wy de cognitie , even daarom , om dat dezelve, naar 's Lands Wetten , en de Stads Privilegiën aan ons toekomt , volgens eed en pligt niet mogen afffaan , fchoon wy anders gaarne zouden wenfehen van deeze moeyelyke en onaangenaame zaak ons te mogen excufeeren. Wy moeten ook betuigen , ons geen regt denkbeeld te kunnen vormen van der Supplianr.es oogmerk, met haar aan Uw Edele Gr. Mog. in vago gedaane verzoek van YToorziening, nog waar op «igentlyk der Suppliantes verzoek of begeerte zou-  £ i77 1 zoude nëderkoffien;wy kunnen niet wél orfdef fiellêflj dat dé Suppliante de zaak van ons , haare ordinaire, dagelykfche en competente Rechters, zoude4 willen geavocèerd, en aaneen ander Rechter gedelegeerd hebben; een denkbeeld, het welk van dé principes aangaande de Vryheid, Rechten en Privilegiën der Burgeren en Ingezetenen te ver zoude afwyken, en waar toe onze handelwyze ook (zo wy vertrouwen) geene wettige reeden heeft gegeeven. Even weinig kunnen Wy geloven,- dat de Suppliante zoude hebben bedoeld, dat Uw Edele Gr; Mog. zelveH het onderzoek deèzer zaake aan zig zouden neemen, en tot hunne Vergadering trek-' ken, daar zulks mede tegen de rn deeze Provincie? vastgeuelde form der Regtspleeging, en de natuur deezer zaak, die tot de ordinaire Juflitie behoort, zo wef als tegen de gelleldheid van Uw Edele Gr. Mog. Vergadering (het zy met ëerbied ge» zegd ) geheel zoude aanloopeftö En eindelyk kan ook de Suppliante', na ons" begrip, Van Uw Edele Gr.Mog. niet verwagten, dat hoogst-dezelven aan ons zouden voorfchryven en bepaalen, hoe de gemelde zaak door ons zoude moeten worden begreepen, beoordeeld of behandeld ; als waar door wy in onze Rechterlyke functien , in welke wy in de voorkomende omllandig-' heden moeten doen en handelen, zo als wy' ver-' M mee*  C v* 1 ineenen onzen eed en pligt mede te brengen ^ zouden worden verhinderd; en het welk wy eerbiediglyk vertrouwen, van de gewoone en squW table maximes van Uw Edele Gr. Mog., omtrent de adminiltratic der Juflitie en den vryen loop derzeive, geheel alieen te zyn. By al het welke wy nog moeten voegen, dat het van zelfs in het oog loopt, dat een zodanig Addres aan Uw Ed. Groot Mog. ineen crimineele zaak , die notoirlyk tot de Juflitie behoort, van zeer groote en verregaande confequentien mag en moet aangemerkt worden; nadien, zulks wordende geadmitteerd, in alle crimineele zaaken Uw Ed. Gr. Mog. met diergelyke Addresfcn, en met klakten over eenig verleend Decreet, niettegenflaande de gcfuflineerde ongenoegzaamheid van bewys, of over eenig ander praten* bezwaar wegens 'des Rechters begrippen of handelwyze, zullen kunnen worden geïmportuneerd; het welk niet alieen tot ftremming van Uw Ed. Gr. Mog. gewigtige deliberatien zoude ftrekken, maar ook de oeffeningder Crimineele Juflitie, en de Rechten en Privilet gien, zo aan de Ingezetenen , als aan de Regters dien aangaande toekomende, allermerkelykst zou.de turbeeren en elufoir maaken, mitsgaders tegen de beflendige grondregels van dit Gemeenebest eene verwarring invoeren van de legislative en m de "gtlprekende magt, welke behooren gefe- pareerd  pareerd te blyven, ten einde de vryheid, wélke voor geen gering gedeelte ook daar in heiraat, dat Regtszaaken niet Politice, maar in , by en naar de Juflitie , behandeld en beoordeeld werden , geert nadeel nog inbreuk lyde, en ten dién einde de zaaken van Juflitie niet merkelyk worden vertraagd ; welk inconvenient ook tèn deezen het gevolg en effect is van der Suppliantes gemaakt Addres aan Uw Ed; Gr. Mog., gelyk mede van haare weigering, om zig nader voor ons te laaten hooren; daar in tegendeel zodanig Verhoor juist het gefchikte, ja het onvermydelyke en noódzaakelyke middel is, om de waarheid, en ook om der Suppliantes onfchuld, zo zy onfchuldig is; waar van zy zoo plegtig protefleert, en aan welke proteflatie wy geen het minfle prejudicie willen toebrengen, te doen ontdekt worden: dan aan welke ontdekking geene meerdere hindernis erf difficulteit kan toegebragt worden , dan door der Suppliantes gemelde weigering, die , na haar voorige gedeclareerde bereidwilligheid, na de geofl'erecrde Cu'flodie van haar Perfoon, mits Jan Grypftoe mede zoude verzeekerd worden, zoo als' gcfchied is, en na onz^e op den 30. Maart en' 1. April verleende Regteflyke dispofitien, zoo' Wy vermeenen, ih geenen deele kan worden gewettigd. Wy vertrouwen hier mede aan Uw Edele Groot' M 2 Mog-  C 180 3 Mog. requifitie naar den aart der zaak te hekvoldaan , vertrouwende wy en eerbiedig verwagtende, dat Uw Edele Groot Mog. , in acht nemende de aart en gefteltheid deezer zaak, en byzonder ook regardeerende op de Privilegiën onzer Stad, der Suppliantes verzoek zullen afwyzen, en de verdere behandeling deezer zaak aan ons overlaaten, waar in wy nooit anders zullen doen dan het geen wy, ter handhaving van de Jufiitie, ter ontdekking der waarheid, en ter voldoening aan onzen eed en pligt, in goeden gemoede zullen oordeelen te behooren. Hier mede zouden xry , Edele Groot Mog. Heeren, kunnen eindigen, zoo wy ons niet genoodzaakt vonden , ter requifitie van twee onzer Medeleden, Mr. Matthys Snoeck en Mr. Johan Andrcas Cunaeus, Uw Edele Groot Mog. te informeeren , dat dezelven hebben gedifficulteerd om tot het indienen van het bovenflannde Berigt te concurreeren, en daar in van de pluraliteit hebben gedisfentieerd; gelyk wy dan ook op hun verzoek de eer hebben, als Bylage, hier by te voegen Copie van een door hun in deeze zaake gevolgd Advis, vervattende de redenen van hunne non-concurrentie en diflenfie ten deezen. Wyders, na des Allerhoogsten zegen over Uw' Edele  C 181 3 Edele Groot Mog. en der zeiver Regeering te hebben afgeftneekt, verblyven wy EDELE GROOT-MOGENDE HEEREN! ( Onder ftond,) U Edele Groot Mog. Dienstwillige, SCHEPENEN DER STAD LEYDEN. ANTHONY CORNELIS DE MALNOf. (Laager ftond,) LEYDEN den 15. July 1785. Te Ordonnantie van dezelve. (Getcekend,) M,3 ME-  C 18a ) MEMORIE van Conftder aften nopens de zaak van den WelEd. Geffrengen Heer j. h. v d. m a r c k , Hoofd- Officier der Stad leyden, Contra Mejuffrouw catharina taan, Htt'tS- vrouw van den Heer gillis christ. van der meulen. I IHCet gedaane verzoek om CatharinaTaan omtrent de faicten tegens haar (zoo als den Heer Hoofd-Officier het pasfim voordraagt) door Jan Grypftoe getuigt op Articuleji te mogen hooren, is mynes bedunkens ten uit erft enon gefundeert in de tegenwoordige amflandighceden. Want 'er is tegens haar tot dato deezes nog geen extraordinair Crimineel Proces op auctoritcit yan den Regter begonnen. Immers is 'er geen fchyn van Decreet, het zy van Apprehenfie, het zy van Dagvaarding in Perfoon in de Waereld, en het is in Confcsfo, dat 'er ook geen termen zyn om tc kunnen denken op eene gedaane Apprehenfie in flagranti; quojure, quo colore, zal het Officie dus gelegenheid moeten hebben pm Catharina Taan te hooren op Articulen ? W.  Obj. Zy is reeds in detentie. En wel op de aanleiding die zy zelve daar toe gegeven heeft. Daar toe fpccteert het Decreet van H. H. Schepenen, dato 30. Maart. R. 1. Waar heeft zy aanleiding gegeeven om zig als Gedetineerde te kunnen doen aanmerken. Het tegendeel blykt duidelyk uit haare Requeflen. In fpecie ook uit de Memorie van fuggefiie circa finem. Zy was gewillig om zig in bewaaring te geeven, mits haar Befchuldiger gehouden wierd in heg te nis. Concedo, zy heeft op 7. Maart reeds gerespondeerd op Artikulen; maar quo jure is zulks op die wyze gedaan, en wel op het alleronyerwagtst, zonder dat zy 'er het minlte erg in konae hebben , dat zy anders zoude gehoord worden, dan fimpelyk ad informandum ? Tut op dat moment toe wist zy zelfs niet dat zy geëxamineert wierd als over een Crimen. Min nog, waar in het Crimen, waar over zy gehoord wierd, zou moeten beftaan. Dus kan althans dat hooren op Articulen, die in zoo verre nulle daad, haar ex post facto niet prejudiciëren. Trouwens H. H. Commisfarisfen hebbek midden onder dat zoo genaamd Verhoor zflM. 4 Ve  I »84 3 .ye begreepen , dat men ?er maar mee moest uitfcheiden. Daarom ex. gratia n. gevraagd naar de pretenfe eau fa movens. Of zy van agteren begreep, dat zy daar meede, (nempe met de daad, die haar op het onvervvagtst was voorgehouden) een zeer ftrafbaare euveldaad had begaan ? En wat zy tot haare verfchooning of verdediging wist in te brengen? Arg. Zy heeft evenwel aangenoomen, des gerequireerd , nader deswegens te antwoorden op zoodanige nadere Articulen als haar zouden worden voorgehouden. Sol. i. Ja in haar eenvoudigheid: fed quid inde? Heeft zy daar door geagnofceerd reeds pub o-eatu te zyn? 2. Stnct genomen heeft zy zig daar toe geengageert n. ter requifitie van den Heer Hoofdofficier; maar van H. H. Scheepenen. Dog hoe zullen H. Ed. Agtb. thans haar daar toe kunnen requireeren dan na het verkenen van een behoorlyk Decreet, en welke waarfchynlykheid is 'er tot hier toe, dat de Heer Hoofdpfficier zoo gemakiyk een Decreet tegens haar zou kunnen obtineeren? Daar toe zou de Hoofd-Officier by een belaooriyk Request eerst het Crimen moeten uitdruk-  t 185 3 jjrukfcen , het geen zyn Wel Ed. Geftr. zou mogen fuftineercn door haar begaan te zyn; en dan zou zyn Wel Ed. Geftrenge daar by mede moeten overleggen de prseparatore informatien , ten einde den Regter te kunnen doen oordeelen of daar in (zie Art. 4. van de Ord. op den ftyO genoegzaamlyk van de waarheid van het fait bleek, immers by halve preuven , vehtmente o/phobabile fufpicie; en of 'er alzoo termen waren om eenige provifie van perfoneele apprehenfie te kunnen decerneeren. Conf. Art. 30. van de Crimineele Ordonnantiën. H. H. Schepenen hebben ook de Perfoon van Catharina Taan tot dus verre niet anders, dan als een Civiliter gecustodieerde, en geenzin ts als eene CriminalJter gedetineerde, tegen welke reeds een Decreet van Apprehenfie zoude leggen, geconfidereerd. Zie Notulen van 30. Maart. Catharina Taan zoude by provifie door een Bode tot nadere dispofuie van H. E. A. in haar Huis gecdstod 1 e e r d werden, tot nadere dispofitie. Dat is, tot dat gebleeken zou zyn, wat 'er van de zaak was, of tot dat de H. O. zig nopens haare bevondene fchuld of onfchuld R. O. bepaaldelyk zou hebben geëxpliceerd , en in het eerfte geval , door een behoorlyk verzoek om decreet H. E. A. tot die nadere dispofitie zou hebben in ftaat gefteld. M 5 ** No-  r 180 ] ** Notulen van r. April fpreeken meede van custodie door een Boode, *** En dat Schepenen het n. anders hunnen ge. meent hebben, nog de overgifte van C. Taan anders hebben opgevat, blykt uit de Notulen van 17 April, voor zoo verre daar by aan den H, O. vry en onverlet word gelasten, om nopens C, Taan zoodanig verzoek te doen, als zyn W. E. G. zoude oordeelen te behooren. 3 Wat zou H.H. Schepenen ook gemoveerd kunnen hebben om haar in een ongunfliger dagligt te befchouwen als de Perfoonen van Grypftoe en Cornêlia van der Zand? Trouwens H. E. A. hebben zig ook wel zorgvuldig gevvagt, de by herhaaling ten haaren opzigte verzogte Apprehenfie te accordeeren. 4 Ja de H. O. zelve heeft de Cuftodie voor geene Detentie gehouden. Waar toe anders fuccesfivelyk Apprehenfie Verzogt ? Want moest C. Taan verdaan worden reeds te zyn gedetineerd, dan was genoeg te doen een verzoek van overbrenging op, of onder het Stadhuis, of anders naar de ordinaire Gevangenis. Cetera m verdient nopens C. Taan vooral op het Request van den H. O. een byzondere opmerking. Dat zyn W. Ed. G. zeifs'nog nooit Heilig heeft gepofeerd, dat zyn W. Ed, G. R. O. een ge- gron-.  gronde fuspietic zou hebbes ten haren laste: By zyn W. E. G. Memorie van aa Maart fteckt deszelfs verlegendheid, wat 'er van te maken, fterk door; zyn W. E. G. tragt het derhalven van zig af te fchuiven, en er heeren schepenen voor te laten opdraajen. En het conditioneele verzoek, daar by om apprehenfie gedaan (nempe als //. //. S. S. voor af zig zouden bepaald hebben, of''er materie was tot een inquifitoir proces tegens C. Taan, dan niet, waar omtrent zyn W. E. G. voor het regt van dc PI. O. zyn eigen gevoelen behoorde ter ken-, nisfe van Schepenen te brengen ) Is nergens anders op gefundeerd, dan (quaff) op de qualiteit en den aart van de misdaad, welke zynEd. fchynt te mecnen, dat cafu quo zou moeten geconfidercerd worden te vallen in dc termen van het crimen lafte majeflatis, dog van welke misdaad zyn W. E. G. zelfs de probab'üiteit N. heeft durven asfumeeren ten reguarde van C. Taan, min nog deszelfs daddyks exiflentie. En het zoude derhalven naar myn oordeel eene zeer onyerantwoordelyke daad van II. II. S. S. zyn, indien II. E. Achtb. in zulke omftandigheeden het hooren van C. Taan op artikelen aan den H. O. accordeerden. Te meer, daar zelfs de H. O. advoucert, dat 'er nog geen inquifitoire procedures tegen haar zyn begonnen. Het  C 188 ] Het geen middagklaar daar uit blykt, dat zyn W. E. G. anders N. aan het oordeel van ff. E. Ji. zoude hebben kunnen overlaaten, of om dezelve te beginnen genoegzaame indiciën voor handen waren dan niet: Terwyl ook (falva reverentia) aan C. Taan eene notoire injufiitie zou wedervaaren , indien zy genoodzaakt wierd om , zonder dat 'er eenig Decreet ten haaren lasten verleend is, en zonder dat zy ooit een pertinente befchryving heeft gezien van de misdaad, waar aan zy zig fchuldig gemaakt zoude hebben, ter requifitie van den Heer ff. O. R. O. als een geaccufeerde in Cas Crimineel te moeten antwoorden op Artikelen. En het komt my voor, dat de exorbitante daar van te meer in het oog loopt, als men confidereert. Dat 'er geen fchyn van fuspitie (buiten het zoogenaamd getuigenis van Grypftoe-) ten haaren laste voor handen is. Dat aan de zyde van den H. O. alle recherche fchynt nagelaaten te weezen, die den Regter over deprobabiliteit van de aancygingen van denzelven Grypftoe, en in het generaal over de waarheid zyner verdere allegatien, nader zou kunnen doen oordeelen. En dat zyn W. E. G. dus maar alleen fchynt te laboreeren , om , zonder aanleiding te geeven tot het verzwakken van dat pretens getuigenis, er  [ 189 ] en zonder in het minst mede te werken pró innocentia van C. Taan, By wege van eene allezints ongehoorde inquiiitie aan C. Taan, fi fieri posfet, uit den hals te wringen het geen zyn W. E. G. volmaakt despereert aliunde te kunnen brengen tot een zeekeren graad van probabiüteit, laat liaan van zekerheid. En daar toe (fi verum fateri liceat) zich agter het Schild van H. H. S. S. te verfchuilen; Terwyl dan a pofteriori de fchuld op H. E.A. alken gefchoven zoude kunnen worden. En de H.H. O.zig altoos zoude kunnen dekken , met llegts te zeggen : Ik heb hetll. O. n. direct gevraagt, maar alles? overgelaaten aan het arbitrium van den Regter, aan welken ik llegts in confideratie heb gegeeven, of tot het verkenen van eenig Decreet, of beginnen van eenige inquilitoire procedures', termen ware dan niet. Dus is alles buiten my. En Schepenen moeten het nu verantwoorden. . Voor het overige komt het my in het generaal voor, dat de wyze van handelen, welke tot hier toe aan de zyde van het officie is, de byzondere' attentie van H. H. S. S. hehooren naar zig te trekken , en dat H. E. A. ten fpoedigften hun Officie zouden behooren te interponeeren,.dat 'er niet op zoo eene fingulierey en als  als ik het zeggen mag, volftrcRt onbetamelyké wyze, in deeze werde voortgeprocedccrd. Eenige weinige Remarques zullen dit nader elucideereri, by voorbeeld. A. i. De Heer H. ö. weet dat Grypftoe reeds in den allereerfte beginne ten huize van den Heer Burgcmeefter Hubrechts op diverfe zeer notabele refpectën heeft gevarieerd, met bet geen toen aldaar gezcgt en opgefcïireven is uit den mond van de Bakkers Dtwits en van Duuren. 2. Zyn W. È. G. weet dat Grypftoe by dié gelegenheid zig ze/ven N. gelyk is geweest in hetvoorftel van het fait, waar op alles zou mens ten aankoomen. 3- Zyn W. E. G. weet dat hy Grypftoe, by Art. 29 van het tweede Verhoor, gezegt heeft,dat hy het zelfs aan zyn tige Vrouw niet verhaald had voor toeft laatstleden Zaturdag. Direct ftrydig aan het geen Dewits by den HeerHubrechfigtzt& heeft dien aangaande van hem zelfs vernomen te hebben , een week of zes geleeden. 4. Zyn W. E„- G. weet, dat zyne vertelling gen nopens de Boekjes hem in facie door 5 Menfchen in judicio onder eede zyn tegengefproken. 5. Zyn W. E. G. weet, dat hy by hét Ver--' Üoor van 11 Maart Art. 41 ftellig gezegt heeft, éa* de Juffrouw (waar op het eaienm zou aan- KO-  [ '9* 3 komen ) wel arm hem gezegt had, warfnè'è'r hy koomen moest, dat zy wat moois had om té hooren léezeïïi Dog dat hy by het Verhoor van 30 Maart Art. 6. dat geheel anders heeft verteld, e'h het toen heeft gefchoven op Jannetje de Neef. En om n. alles op te haaien. 6. Zyn W. E.G. weet, hoe flaauwelyJeGrypftoe zig verontfchuldigd heeft op het hem verweetene in judicio nopens de gehaalde Turf in plaats van Molm en nopens de Oly. En niet tegenftaande dit alles confidereert dé ïleer H. O. deezen Perfoon by continuatie als> een hahile getuige, die zyn W. E. G. niet op Articulen maar op Interrogatorien ten einde toe heeft laaten hooren en zyne refponliven, gelyk ook het Perfiftit regen alle de hem in judicia door zoo veele Menfciien gedaane aanzeggingen, fuccesfivelyk heeft laaten Bezweercn. B. Dit is alzoo gedaan, zonder zig op iets hoe genaamd te informeeren het geen nopens hei weezen van de zaak in aanmerking zou kunnen komen, en nadere recherches zou kunnen aan de hand geeven. 1. Waarom n. gehoord den Bakker van Duuren en den Bakker Dewits; en wel ieder afzonderlyk op de refpectën waar van dezelve ten' huize van den Heer Hubrechts hebben getuigd ? En wyders nopens het geen Grypftoe by de Ver-  C »92 ] Verhooren op het iujet van die Bakkers ge*eg(; heeft. 2. Waarom de jonge Aalsmeer n. gehoord over de waarheid of de onwaarheid van het zöo kort te voren betaalde in Ducaaten en van derzelve juiste quantiteit NB. daar over is Grypftoe Coram judice n, eens gehoord? 3. Waarop Grypftoe zelvea m gehoord over het inwerpen van den Steen in het huis van dert Heer van der Meulen, na alvoorens dien Steen bezigtigd te hebben, en denzelven vergeleken met andere van die natuur, die in de Stal leggen? 4- Waarom de Perfoon' van Cornêlia vart der Zand n. gehoord nopens het geen zy gezegt zou hebben, dat zy haar Juffrouw een Poets •zou fpeelen, en waarom daar van by de voorige Confrontatie een diep flilzwygen gehouden ? Of verdiende zulk eene ten deeze zeer esfentieele omftandigheid de attentie van het Officie niet ?' C. Hoe is 'er daar en' teegen gehandeld met die Perfoonen, welker getuigenis door C. Taan aan H. E. A. is gefuggereerd geworden en vervolgens gefield in handen van het Officie? Nopens minwees en diverfe geringe objecten' zyn die Luiden by de laatfte Verhooren in gevaar gefield van door allerhande vraagen aan het wankelen te raaken, en over het generaal  [ i93 Ü by die laatfte Verhooren in efFeete géhoord telgen zig zeiven en wel onder eede* Idque j fchoon de Heer H. O. reeds op den 30 Maart daar te voren geoordeeld had R. O. te moeten verzoeken , dat drie derzelver zouden mogen gefaifeerd worden^ Het geen naderhand zoo verre door zyn W. E. G. is geëxtendeerd, dat op den 6 April dit faifisfement nader is verzogt, op fundament dat derzelver getuigenis contrarieerende was aan dat van Grypftoe en de Keukenmeid, en dat zodanig faifisfement zou kunnen dienen tot ontdekking van de waarheid. En Dat dit verzoek al weder gerepeteerd is op den 8 April (fchoon H. E. A. reeds op den 6 gedeclareerd hadden, dat daar toe geen grond was by gebreeke van fuspicie van falfiteit. ) En wel, zoo als het Officie 'er toen opentlyk voor uit kwam, (zie de Notulen) uit hoofde van 'valsch getuigenis en perjurie. Ten einde over de voornoemde misdaaden té Worden ondervraagd, en daar van geconvinceerd werdende, naar verdienfte te worden geftrafu Gelyk mede, om quafi langs dien weg oo-k op de waarheid van het getuigenis ven Grypftoe en de Keukenmeid, ( die reeds zedert 30 Maart op geedvinden van S. S. tri bewaring waren gefield) nader te inquireeren-.  [ 194 3 En dit alles (het is inderdaad nauwlyks geloofbaar) is gebeurd. D. Onaangezien de tot hier toe nullo jure geprefumeerde perfona delinquens, volgens informatie , een Mensch is van een zeer onbefproken. gedrag: die de prafumtie, wel verre van tegen, ter contrarie in allen opzigte voor zig heeft. Welker onvervaarde en zeer natuurlyke contenance by de onverwagte vifite van H. H. Comm. een zeer favorabel idéé ten haaren reguarde aan dezelve H. H. geimbueerd heeft. Die den Heer H. O. en het Collegie van H. E. A. voor zoo verre zulks by Suggestie doenlyk is, ongetwyffeld ten haaren voordeele zal hebben ingenoomen. Aan welk een delict door een Koetfier aangetygd word, het geen ten haren opzigte tot hier toe geen zweem van waarfc'yn/ykheid heeft. En ten welken reguarde de Heer H. O. zelve zal moeten advoueeren, gelyk zyn W. E. G. daar genereus genoeg toe is , dat aan zyn W. E. G. niets is voorgekomen, dat zyn W. E. G. moreel zou kunnen doen gelooven, dat de Koetfier haar befchuldigd zou hebben naar waarheid. 3. Wie ziet derhalven niet, dat zulk een manier van handelen en procedeeren een noodzaaklyk redres moet ondergaan ?• Ja, wie zou nu kunnen desavoueeren, dat dc  [ 195 3 de Regter in confidentie verpligt is, om daar toe van officie, wegen te coöpereeren, en zelfs pro innocentia te helpen waken. By het 50. Art. Van de Crimin. Ord. word als een generale Regel opgegeeven. Dat gelykerwys van nooden is goede en ftralfe Juflitie te doen van de Kwaaddoeners en Misdadigers, men ook zoo behoort te beeter toezigt te neemen, dat de onnozele n. gecalumnieerd , nog met Vangenisfe ofte anderzints gevexeerd ende gekweld worden. By Au. 7. van de Ordonnantie op de p?yl is geflatueerd: Dat in Crimineele zaaken en materiën geprocedeerd zal worden van Officie weegen , onl de opregte waarheid van de faiten te onder* zoeken. Het ai. Art. van de laatstgemelde Ordonnantie dicteert woordelyk: De Juge of Regter zal van Officie weegen of ten begeerte van den Officier, of van Partye, indien het nood zy, breeder informatie neemen van de voornoemde beladingen, recolleeren de getuigen preparatoirlyk gehoord enz. enz. En vooral is notabel het gedatueerde in het 54. Art. van dezelve Ordonnantie. Dat die Getuigen, ter eenre en ter andere zyde geprodueerd, n. alleenlyk op de ArtiN a kelen j,  [ ip6 ] kelen en faiten, by de Partyen voortgebragt, geëxamineerd zullen worden, maar ook van Officie weegen gehoord, op de waarheid van de faiten, met de Circumftantien, die het zelve zouden mogen verligteri of verzwaaren, dependeerende van de voornoemde Interrog», tiën , op dat die voorzeide waarheid niet verzweegen en worde, en dat zoo veel tot innacentie en onnozelheid van den Geaccufeerden ïils om zyn fchuld te doen blyken. En dat tot arbitreschappe vaö den Regter. Trouwens al ftond daar van geen enkel woord in de Ordonnantie. De reeden en de billyhheid zoude het alleea nitwyzen. Byzonder in re tam gravi. En daar het den Befchuldigden niet mogelyk is om te weeten, waar in de ten zynen lallen ïngewonne Informatien beftaan , en hy mitsdien ook n. in ftaat is de Getuigen van den Accufator Publicus te hooren op Contra * vraagen, terwyl zyn eenig prsefidium beftaan moet in ëene geruste verzeekerdheid, dat zyn Regter, vooral in een Land als dit, wel fcherpelyk zal toezien , dat 'er zro min iets te zyner disculpatie verzuimd werde, als tot zyn bezwaar. En zoo 'er ooit termen zyn , om pro innoccntia te vigileeren, dan is het in geval voor lïaaden. Want  C 1.97 3 Want aan de eene zyde blykt ad oculum, dat de H, O. door het hooren van nog anderen, en fpeeiaal door Jan Grypftoe op een andere manier, dan tot hier toe gedaan is, te hooren, oneindig meer zou hebben kunnen weeten, dan 'er tot hier toe is uitgelekt. En aan de andere zyde is het even palpabel, dat de Heer H. O. zig imagineert, dat het Officie bereids alles zou gedaan hebben» dat 'er gedaan kon worden, om de waarheid te ontdekken en de leugen te agterhaalen. Gevolgelyk is het ten hooglten noodeaakelykv, dat het tegendeel daar van door H. H. S. S. van Officie weegen aan zijn Wel-Edele Geftr^ werde onder het oog gebragt. Ja het zy nogmaals met eerbied gezegt, de Regter kan of mag zig daar Eeds- en Amptshalven n. van excufeeren. 4. En men neemt derhalven de vryheid van in confidentie te geeven, of op de voornoemde gronden niet zoude kunnen genomen worden deeze of diergelyke Refolutie.. By refumtie gedelibereerd zynde op het verzoek door den Heere H. O. op den 19. April jongstleeden gedaan, ten einde de Perfoon van Catharina Taan,, Huisvrouw van G. C. van der Meulen, op naastkomende Donderdag alhier voor dit Collegie mogte worden gehoord op zoodanige Articulen, als zyn W. E.. G, nopens de tegens haar e.xfteeN 3 rende  over- [ i98 1 ïende befchuldigingen aan H. E. A. zoude overgeeven, is goedgevonden en gerefolveerd; het zelve verzoek als geheel en al informeel van de hand te wyzen, gelyk hetzelve word afgeweezen by deeze rlaatende niettemin alsnog aan welgemelde Heer H. O. vry en onverlet, om, by aldien zyn WeiEdele Geftrenge , R. O., zoude moogen oordeelen, dat door voornoemde Catharina Taan iets gecommitteerd ware , waar over door zyn WeiEdele Geftrenge R. O. inquifitoirie tegens haar behoort te worden geprocedeerd, zig in dien gevalle fchriftelyk aan H. H. S. S. te addresfeeren , en daar by, na eene voorafgaande eXjnesfe défignatie van het fait of van de faiten, aan dezelve Catharina Taan als misdaad te lafte gelegt, en met overleevering van de deswegens ingewonne préparatoire Informatien , zoodanig Decreet, het zy van Apprehenfie, het zy van Dagvaarding in Perfoon te verzoeken , als zyn Wei-Edele Geftrenge zoude mogen oordeelen R. O. ten deezen gepast te zyn. En voorts in agting zynde genomen, dat in de voornoemde Informatien, fpeciaal ook in de tot dus verre gedaane Verhooren van Jan Grypftoe en Cornêlia van der Zand, verfcheide circumftantien voorkomen, waar omtrent Hunne Edele Achtb. begrypen, dat het neemen van naauwkeuriger Informatien , ter navorfching en ontdekking van de Waarheid of valschheid der aan voornoemde Ca. tha- geeven, is goedgevonden en gerefolveerd; het zelve  £ 199 3 tharina Taan door gemelde Jan Grypftoe gedaane aanteyging, van volftrekte noodzaakelykheid is: Is wyders goedgevonden en gerefolveerd, den voornoemden H. O. te verzoeken, en des noods te injungeeren , om by provifie nopens het gunt in de voornoemde Informatien voorkomt , met relatie tot de Perfoon van Frans van Duuren en , . Dewits, beiden Bakkers alhier, ten fpoedigften doenlyk zoodanige Interrogatorien in gereedheid te brengen, als zyn Wel-Edele Geftrenge zal oordeelen ten deezen relevant en ter zaake gepast te zyn; ten einde de gemelde twee Perfoonen yder afzonderlyk daar op gehoord zynde, des noods met eikanderen , of met den voornoemden Jan Grypftoe t en de gemelde Cornêlia van der Zand, dien aangaande te kunnen confronteeren : gelyk meede om zig ten fpoedigften doenlyk R. O. te informeeren , nopens de wyze , waar op de voornoemde Jan Grypftoe gezegt heeft in handen te hebben gekreegen de gerande Ducaaten, by het Relaas van den Bode Hendr. Pottum de dato 21. Maart jongstleeden gementioneerd: om, al het zelve gezien zynde , dan nader te kunnen refolveeren, als naar behooren. En is deeze Refolutie Copielyk aan den Heeré Hoofd-Officier gecommuniceerd. N + ME»  C 20O ] MEMORIE Vatl aanmerkingen op de beide berichten, zo van Mr, johan hie- ronvmus van DiR marrck, Hoofd-Officier der Stad leyDEn R. O. ah van schepenen der gem. Stad, beiden in de Vergadering van de Heeren s t a a t e n van bolland en west - vriesland , den 16. July 1784. ingebragt op de Reque ft e van catharina taan, Weduwe van gillis christiaan van der meulen. Een wyd veld van allerhande aanmerkingen zoude zig openen, indien men die beide Berichten, maar wel inzonderheid het eerfte, van fi.uk tot ftuk in 't breede wilde nagaan en wederleggen : Maar in die omftagtige beantwoording zal men zig deezerzydsch niet begeeven ; voor eerst, om een? al te groote wydloopigheid te vermyden, die den aandagt van H. H. Gecommitteerden van Hun Ed. Groot-Mog. veel eer zoude vermoeijen dan behulpzaam zyn; in de tweede plaats, om dat het BJoeijelyk zoude zyn verfcheide pftsfages van 't eërft*  eerfte Bericht naar waardy te behandelen, zonder tevens den Steller van dat Stuk in zyne hamiclwyZe , valfche voorgeevens , en bedrieglyke railbnnementen naar verdienden ten toon te ftellen , 't geen men om des Heeren Hoofd-Officiers wille, op wiens naam dog alles gefchiedt , liefst wU fpaaren. Het is dan ook om deeze reden, dat men met ftilzwygen voorbygaat de betuigingen van vrees voor onaangenaamheden , de verzeekeringen van flipte onzydigheid, waarmede het Bericht van den Heer Hoofd - Officier wordt aangeheft. Daar de daaden voorhanden zyn , zullen woorden , met die daaden regelregt ftrydig, by eene verlichte Vergadering weinig vermogen: En, zo de Heer Hoofdofficier het beklag van de Weduwe van der Meulen , 't geen zyn Confulent eene aanteyging gelieft te noemen, ter harte neemt, hy moge dan nog meer ter harte neemen , wanneer niet door die geen , welke hy tot zyne Party ten deezen heeft gekoozen, maar door een onzydig Rechtsgeleerden , by de Memorie van Confideratien, door de Heeren Schepenen Snoek en Cunaus ingegeeven, gezegd wordt: „dat de Heer Hoofd-Officier maar „ alleen fchynt te laboreeren, om zonder aanlei, ding te geeven tot het verzwakken van hêt „ pretens Getuigenis van Jan Grypftoe, en zon„ der- in het minfte mede te werken pro innocentia ^Catharina Taan, by wege van eeneallezinti N J „ ongev  [ 202 ^ » ongehoorde inquifitie, aan Catharina Taan,fi „ fieri pofet, uit den hals te wringen, 't geen „ Zyn Wel-Edele Geltrenge volmaakt despereert „ ahunde te kunnen brengen tot een zeekeren „ graad van probabiliteit, laat liaan van zeeker„ heid , en daar toe zig agter het fchild van Hee- „ ren Schepenen te verfchuiien." . . Hy mo_ ge insgelyks nog meer ter harte neemen, wanneer by dezelfde Memorie zyn gedrag naauwlyh geloofbaar wordt genoemd. Hy moge eindelyk niet alleen het ter harte neemen, maar zig te laat beklaagen, wanneer hy by de uitkomst, welke men deezerzvdsch van een rechtvaerdig en onzydig onderzoek meent te kunnen verwagten, eindelyk zien zal , hoe hy , door een ongelukkiglyk geplaatst vertrouwen , deelgenoot geworden van een's anders laakbaar bedryf, (uit welke oorzaaken dan ook gefprooten.) tevens noodzaaklyk in de onaangenaamheden , daaruit voortvloeyende heeft moeten deelen. Deezerzyds, op onze beurt' fierker bewoordingen, die eene levendige verontwaardiging op de lecture van dat Bericht ons byna ter penne uitperst, vermydende, vertrouwt men niet alleen al het ongegronde, maar al het tegenfirydige, al het valfche, al het verdraayde.vm dat Stuk in een helder daglicht te zullen Hellen. Voor 't overige geen andere leydraad by deeze Aanmerkingen volgende als het Bericht zelve, en ter zyde laatende alles wat de zaak niet recht, ftreeks  «reeks raakt , zal men niet aanroeren de laffe fpotterny nopens den gemeenzaamen Geest , door welken de Weduwe van der Meulen van tyd tot tyd is onderricht geworden van V geen "er in het Heiligdom der Justitie omging; eene fpotterny, die , de Leden van 't Collegie van Heeren Schepenen, meer dan de Befchuldigde , beleedigende , een nieuw blyk uitlevert, op wat fchandelyke wyze, ook by dit Bericht zelve , van het vertrouwen van den Hr. Hoofd - Officier is misbruik gemaakt, daar die Heer te edelaartig denkt om eene aanzienlyke Vergadering, aan wier hoofd hy zelve de .eer heeft zig te bevinden, of ten minften eenige Leden derzelven, als Verbreekers van 't Geheim der Kamer, moedwilliglyk in 't aangezigt te fpuuwen; eene fpotterny daarenboven, die te zouieloozer is, om dat ze terftond door den Berichter zelve wordt weerfprooken, die als in eenen adem daarop laat volgen, dat de berichten, welke de Weduwe van der Meulen en die van haaren Raade hebben ontfangen , hedrieglyk en gebrekkig zyn geweest. Het moet dus een gemeenzaame Geest geweest zyn, die van elders geblaazen heeft dan uit den mond van hen, die alleen het Geheim der Kamer konden weeten : Of het moest het oogmerk van den Steller zyn, om aan Heeren Schepenen of aan eenigen derzelven , behalven het compliment van ontrouw, ook dat van bedriegery en onweetenheid te maaken» Tot  [ *>4 ] Tot het verhaal der Procedures, zo als het aan de zyde van den Heer Hoofd.Officier gedaan wordt, vervolgens toetreedende, moet men deezérzydsch ter goeder trouwe aanneemen al 't geen ten dien opzigte buiten de Befchuldigde is ge. fchied , en 't zelve , geen bewys ter contrarie hebbende, voor de eenvoudige waarheid aanneemen: Dog men kan niet ontveinzen, dat de verzwygingen en moedwillige verdraaiingen, by 't Vervolg van 't Bericht voorkomende nopens faiten , die aan haar bekend zyn , haar een billyk mistrouwen inboezemen omtrent dat geen , 't welk zy , by gebrek der nodige wetenfehap , buiten ftaat is te beoordeelen. Althans had het , by voorbeeld , niet onnut geweest aan te merken, dat het Verhoor der Weduwe van der Meulen, op' Sondag den 7. Maart, ten haaren huize gefchied, niet alleen gedaan is in abfentie van den Heer Hoofdofficier, ('t geen echter een noodzaaklyk veteischte was geweest, indien dat Verhoor als de aanvang van een Extraordinair Crimineel Proces befchouwd moest worden,) maar zelfs niet ter zyner requifitie: Immers meent men dezerzyds, dat zulks by dat Verhoor door den Heer Griffier aan 't hoofd der Interrogatorien niet is gefield, en dat (indien het naderhand niet is aangevuld) daar van als nog by infpectie der origineele Artikelen zoude kunnen blyken. Deeze remarque, alhier in 't voorbygaan ter neder gefield, zal by vervolg nader te pas kom*n.  C ] Wanneer vervolgens by het Bericht gezegd wordt, „ dat Jan Grypftoe by het Verhoor van den 11. Maart geene de minfte aanleiding had gegeeven om hem de falfo teftimonio te fufpec„ teeren," zoude men deezerzydsch, in 't onvermogen om het tegendeel te bewyzen, zig moeten vergenoegen met in ftilte over dat onvermogen te zugten, daar men weet hoe valfchelyk dit zelfde, op naam van den HeerHoofd-Officier, met opzigte tot de volgende Verhooren en de Confrontatie van dien Grypftoe, wordt ftaande gehouden: Maar gelukkiglyk vindt de Weduwe van der Meuten een onzydiger en getrouwer getuigenis, nopens die twee eerfte Verhooren van den Delateur, in de Memorie der Heeren Snoeck en Cunaus pag. 45. tot welke men de vryheid neemt zig te refereeren. Op geen Poinct ftaat de Steller van het Bericht van den Heer Hoofd-Officier met meer confidentie ftil dan op het Verzoek door den Heer Hoofdofficier den 11. Maart 1784. gedaan, dat de Depofant (dit is de naam, die den Delateur doorgaans by het Bericht wordt gegeeven,) onder het Stadhuis in bewaaring mogt worden gefield; een Verzoek, 't geen hem toen door Heeren Schepenen is afgeftagen : En de aanmerkingen , die daaromtrent by de Memorie van Grieven eerbiediglyk, dog met die vrymoedigheid, welke de onfchuld inboezemt, worden voorgedragen, klinken in de ooren van den Bericht - fteller op een meefteragti- gen  gin toon, Men ga ondertusfchen onpartydig na 't geen by de voorfz. Memorie gezegd is; en men zal bevinden, dat het eene volftrekte onwaarheid is, dat ten dien opzigte eenige, veel mm de ha* telykfte ,n onbetaatnlykfte reflexien, zo ten opzigte van den Heer Hoofd - Officier, als van die van zynen Raade gemaakt worden. By het beklag over net loslaaten van den Delateur wordt in de Memorie van Grieven volftrekt niemand genoemd: Dem.sflag wordt geheel gelaten voor reekening des genen , die 'er de oorzaak van is : En , is die nnsflag aan Heeren Schepenen zelve te wyten, zy zyn het dan alleen, op wie die reflexien, in 't algemeen gemaakt, toegepast moeten worden. 'T is waar, dat by de Memorie gezegd wordt, dat * eerfte zorg van den Heer Hoofd-Officier bekoorde geweest ie zyn, om zig van den Perfoon van Jan Grypftoe te mZeekeren: Maar, dat zulk, te recht en op gegronde redenen gezegd is, blykt uit het Verzoek van den Heer Hoofd - Officier zelve- En Hl ^r daad het is eene byzonderheid in deeze zaak, dat, voor zo ver het beklag der Weduwe van der Meulen hier de handelwys van Heeren Schepenen betreft, dat beklag door den Heer Hoofd-Officier zelve gewettigd wordt: En, voor zo ver zy in den verderen loop der zaak zig over dien Heer moet beklaagen, inzonderheid omtrent de handelwys jegens haare Dienstboden gehouden die Grieven door Schepenen zelve by de uitkomst gebillykt zyn geworden. .Ver,  Vervolgens wordt by het Bericht een kleine uitflap gemaakt, (zo als men het noemt,) om quafi te bewyzen, „ dat Jan Grypftoe nimmer in het „ afpect van een Delateur of Befchuldiger by de Juflitie heeft kunnen komen, en nimmer anders " geconfidereerd heeft kunnen worden dan als " Getuigen." Den Steller van het Bericht ftaat het vry, om over dien Schurk zulk een gunftig oordeel te vellen, als hem tot verdediging van zyn eigen gedrag best te ftade kan komen: Maar aan elk onpartydigen, die den aanleg der openbaaring van het gewaande feyt , het gedrag door dien Koetfier zedert gehouden, zyn omgang met eenen Bakker van Duuren, en met al wat in deeze Stad voor het üegtfte van dat foort bekend is , de ontdekkingen naderhand door hem prsetenfelyk gedaan, de houding die hy by de Confrontatie heeft aangenomen, in één woord, alle omftandigheden zamen gadeilaat, laat men zeer gaarne de beflisfing, wat naam die Grypftoe verdient; terwyl het voor 't overige weinig ter zaake doet, en hy voorzeeker zo wel als meineedige Getuigen dan als valfche Delateur ftraf baar is: Want, dat met die onderfcheiding tusfchen Grypftoe als Befchuldiger en Grypftoe als Getuigen, „ een aan„ tal raifonnementen; en gevolg - trekkingen, die „ deezerzyds gemaakt zyn, vervallen", zulks wordt by het Bericht wel gezegd, maar ongejuklyglyk nergens beweezefl. Op  [ ao8 ] Op het verhaal der ondervraagingen ,aan 'Grypftoe in 't particulier door den Heer Hoofd-Officier of' die van zynen Raade gedaail, zal men alhier niets remarqueeren, als alleen dat het eéne flrtgularitëit té meer in dit gedrogielyke Proces zyn zoude, indien dat informeel Verhoor mede onder de Papieren van dien, tot Juftificatie der handelwys van den Berichter, was geftooken. Hier komt men nu in het Bericht aan een der voorilaamde omftandigheden, uit welke de oogmerken , die den gantfchen aanleg der zaak beItuurd hebben , ten klaarden doordraaien, namentlyk, de voorlopige beflisfing, die men van Sche-i penen begeerd heeft, „ of 'er fundament was om „ eene inquifitoire Procedure tegens de Weduwe ,, van der Meulen te beginnen : " Doch 'er is prealabel nog eene andere aanmerking te maaken op 't geen men by het Bericht vooraf laat gaan nopens de onnutheid om Devens, van Duuren, en anderen, aan wie de prrstenfe ontdekking gedaan was * als mede de Dienstboden van de Weduwe van der Meulen, te hooren: Al 't geen ten beide opzigten by het Bericht gezegd wordt berust op het oordeel Van den Berichter, of liever van zynen Confulent; een oordeel, 't geen eerst met betrekking tot de •Dienstboden, naderhand ten aanzien van Devens en van Duuren, door Schepenen zelve niet gevolgd is, maar 't geen byzonder gewraakt wordt en naar verdienden ten toon gedeld by de Memo-,  C s°9 ] rie der Heeren Snoeck en Cunmis pag. 44. en 45. op zulke eene fterke en overtuigende wyze, dat men deezerzydsch zig daar toe kan refereeren. Waar dog heeft de Berichter geleerd, dat het in prcecedente informatien genoeg is tot bezwaar, en niet tot ontlasting van den Befchuldigden , te hooren ? Althans by het 2ifte Artikel van de Ordonnantie op den ftyl van Procedeeren wordt juist het tegendeel van 't geen hier door den Berichter ge" Held wordt, nopens het neemen van préparatoire informatien, bevolen. En men vraagt alweder gerustelyk aan elk onpartydig Bëoordeelaar, of een Rechtsgeleerde, die by eenige kunde eert weinig eerlykheids of cordaatheids voegde, zig niet tot vermaak, ja zelfs te>t pligt gereekend zoude hebben , naar de veraciteit van den Befchuldiger of Hoofd-Getuigen onderzoek te doen, door het hooren van andere Domefhque Getuigen zig in ftaat te ftellen om over de waarfchynlykheid van 't feyt te oordeelen, in een woord alles aan te wenden om den aanvang van Crimineele Procedures regens eene fatzoenlyke Vrouw, doot ket inwinnen van alle mogelyk onderricht, voor te komen, liever dan naderhand , wanneer de wonde van een fchandelyk Decreet haar nodeloos toegebragt was, die fletrisfure by een meer volkomen onderzoek en inftructie der zaak te geneezen? Om dat Cornêlia van der Zand van zeekere omftandigheid tot bezwaar pnetenfelyk kon getuigen, oordeelde de O Heer  C 2IO ] Heer Hoofd-Officier het [NB.] ter nafpooringe der waarheid noodzaaklyk, dat zy op die omitandig- heid gehoord wierd? waarom ter nafpooring van die zelve waarheid de andere Domeftiquen mede niet gehoord? om dat (zegt men) ze met, betrekking tot de hoofdzaak niet konden getuigen.—Dog men vergeet, dat Cornêlia van der Zand met betrekking tot de hoofdzaak mede niet konde getuigen , vermits men zelve zegt, dat de zaak tusfchen twee Perfoonen , remotis testibus, was voorgevallen. Waarom dan de andere Domeftiquen zo wel niet gehoord als Cornêlia van der Zand? Men wist immers vooraf niet, of zy niet konden getuigen van omftandigheden, uit welke de leugenagtigheid van Grypftoe doordraaide, gelyk naderhand by de uitkomst gebkeken is, hoe zeer hy in de oogen van den Raadsman van den Heer Hoofd-Officier altoos een irreprochable Getuigen is gebleeven. Maar neen! Cornêlia van der Zand kon en moest wel tot bezwaar, maar niet de overige Domeftiquen tot ontlasting, ondervraagd worden. Dit kwam niet in de fchikkingen van den Berichter: En, toen die eerlyke Meisjes door eene vrywillige Verklaaring zig aanboden , zo dat men niet langer ontgaan kan haar te hooren, moesten zy geperst, gedrongen, en geftingerd worden op eene wyze, waarvan ftraks nader zal worden gefproken. Inmiddels laat men aan den Berichter de Itaaving van zyu gezegde, dat door de  [ ] pr o Sche-  [ «8 ] Schepenen , waarby zyn tweemaal herhaald verzoek telkens is van de hand geweezen, heeft even min hem in zig zelve doen te rug keeren als de vrymoedige, dog rechtmatige ,klagten der Befehuldigde, over welke men zig zo weinig deezerzydsclï berouwt , dat de woorden by de Memorie van Grieven gebruikt, vooral na lecture \ahn het Bericht, te flaauw fchynen, om de handelwys van den Beftuurder deezer Procedures, zo zwart als zy is, af te maaien. Diep getroffen door 't gevoel, 't geen die fchandelyke periode in een ieder eerlyk gemoed, 't welk der zaake kundig is , onvermydelyk moet nalaaten, flapt men deezerzydseh van deeze fchreeuwende ongeregtigheid af: Doch, alvorens tot het vervolg van 't Bericht voort te gaan, moet men te rug keeren tot eene omftandigheid, bevorens (pag. ii.) verhaald, ,, dat, namentlyk, „ Heeren Schepenen, den i. April, op verzoek „van den Haer Hoofd-Officier , goedvonden, ,, dat de Weduwe van der Meulen in haar huis ,, zoude bi'yven gecuftodieerd door eenen der StadsBodens, buiten acces van iemand anders dan van haaren Man, Suster, en verdere Huisge„ nooten, en aan haar niet zoude zyn geperrnit,, teerd eenige Brieven te ontfangen of te fchryven." Het doet die van den Raade der Weduwe van der Meulen leed, dat zy in dit gebeurde vrugteloos zoeken, 't geen zy van den Rechtbank vaa  C 229 ] van Heeren Schepenen meenden te kunnen verwagten; te weeten,' eene opene en ronde handelwyze, die, geen wonde in 't heimelyk toebrengende, de Befchuldigde altoos onverlet liet om zig te verdedigen tegens alle zodanige Belluiten, die haar onwettiglyk bezwaarden. Toen op den 30, Maart Heeren Schepenen beflooten, „ dat de „ Weduwe van der Meulen in haar Huis door „ eenen der Stads-Bodens gecuftodircrd zoude „ worden, " maakte de Heer Prxfident zulks mondeling aan haaren Procureur bekend : Doch de nadere bepaaling, om haar van alle acces te beroven , is voor die Practifyns zo zorgvuldig verborgen gebleeven, dat zy de zeekerheid derzelve eerst uit het Berigt hebben vernomen. Van waar dit onderfcheid ? Waarom de fimpele Cuftadie hen aangezegd? Waarom de ontzegging van acces aan hen verzweegen ? Waarom die door den mond van een Bode aan een anderen Bode, ter Cuftodie in 'huis zynde, alleen gedaan? Vreesde men, dat, ■ als die van den Raade der Befchuldigde behoorlyk kennis van dat verbod kreegen, gelyk men hen de Cuflodie zelve had bekend gemaakt , zy zig daar tegens verzet zouden hebben ? De vrees was in der daad gegrond ; maar ze toont , dat Heeren Schepenen weinig vertrouwen Helden op de wettigheid van dat verbod, ten verzoeke van den Heer Hoofd - Officier verleend. De vrees was gegrond j en die van den Raade der Weduwe P 3 vaa  [ n° ] van der Meulen verklaaren opcntlyk, dat zy nimmer geloofd Jiebben , dat het verbod uit den boezem van Heeren Schepenen kwam; en dat, zo zy zulks geloofd hadden, zy geen zwaarigheid gemaakt zouden hebben de onwettigheid en ongeöorlofdheid van zodanig verbod ('t zy met eerbied gezegd) aan den Rechtbank zelve aan te tooncn. Zy had by haar Memorie van Suggeftie zig tot de Cuftodie aangeboden, maar met uitdruklyk beding van den vryen toegang van Vrienden en Raaden. Toen haar op den 31. Maart de aanftaande Cuftodie wierd aangezegd, 'onderwierp zy zig daaraan blymoedig, bewust van 't geen zy zelve had geoffereerd: Maar voorzeeker zoude zy nimmer den Bode ten haaren huize ontfangen hebben, indien men haar tevens bekend gemaakt had, dat zy van den toegang van haare Vrienden en Raaden zoude zyn verftooken: Zy wist, dat dit verbod van vry acces ftreed tegens den aart der Cuftodie, tot welke, en tot welke alleen, zy zig had aangeboden: Die Cuftodie had enkel tot oogmerk, om haar buiten de mogelykheid te fteilen zig door de vlugt tc redden; en dat oogmerk wierd vervuld, zonder dai men haar belette haare Vrienden en Raaden te fpreeken: Ging men verder, ontzeide men haar dc toefpraak var haare Practifyns, dan ftelde men de Cuftodie gelyk met eene gedecreteerde Apprehenfie: En dit was ongeöorlofd, dit was onwettig; want, moest de Cuftodie die uitgeftrektheid hebben ,  t *3* 3 bep, moest zy volkomen gelyk (laan met een Beii en 13 Mey in dien waan gebragt hebben kunnen worden , zulks is en blyft deezerzyds een raadfel, even gelyk het een raadfel, een onoplosbaar raadfel is, hoe Heeren Schepenen op dien zelfden 13 Mey de Refolutie konden neemen, om de Weduwe van der Meulen tot het praetenfe Verhoor naar het Stadhuis te doen komen , terwyl op dien tyd, toen die Refolutie genomen is, de Misfive van Hun Ed. Groot-Mog. aan het Collegie reeds was ter hand gefield. Na deeze baarblykelyke bewyzen uit het eigen gedrag zo van den Heer Hoofd - Officier als van Heeren Schepenen gehaald, is het byna overtollig een enkel woord te fpreeken van het vittend argument gehaald uit een Notul van 't Collegie, waarby van eene gedecerneerde Cuftodie wordt gefproken , even of eene gedecerneerde Cuftodie juist zo veel was als een Decreet; een argument, des te ingratieufer, te onedelmoediger, te laager, om dat  É 454 j Q*« clie Notul is van den 24 April, dat is van deti öag, toen gedelibereerd is över het pratenfe verzoek of liever over de communicatie, door de Practify„s Van de Weduwe van der Meulen, betreklyk tot het fterfgeval van haar Man , gedaan • van een dag mits'dien, toen »cr over den aart der Procedures, over de forni van rcchtspleeging, over het inrichten van 't onderzoek door Schepenen niet is geraadpleegd: Eene enkele uitdrukking, hier door den Heer Griffier in de extenfie van eene toevallige Notul gebruikt, is genoeg om eene Vivile Cuftodie in eene gedecreteerde Apprehenfie te veranderen, hoe zeer de teneur van alle de voorgaande Notulen (zo als by de Memorie der Heeren Snoeck en Cunaus te recht wordt aangemerkt) genoeg aanduide, „ dat Heeren Sche„ penen C. Taan tot dus verre niet anders dan „ als eene Civiliter gecuftodieerde en geenz-ints als „ eene Criminaliter gedetineerde, tegens welke „ reeds een Decreet van Apprehenfie zoude lig„ gen, geconfidereerd hadden." Even fierk is het argument uit het gebruik van 'ï woord Cuftodie gehaald, als of de woorden de zaaken veranderden. Op dezelfde wyze had de Berichter kunnen probeeren , dat een per/bneel Gearrefteerde , een Cecondemneerde die in gedecreteerde Gafalwg is, op Artikelen moet antwoorden, om dat hy onder de bewaaring van een Bode ofwel van Dienaars der Jufiitie, ja zelfs in eene Ca's-  C 055 ] Casteleny of in de Gevangenis, wordt gebonden: Op dezelfde wyze had hy kunnen bewyzen j dat het huis der Weduwe van der Meulen een Gevangenis is, om dat het woord Cuftodia veel-al voor een Kerker wordt gebruikt. „ Men zal geen ,, tracés (zegt de Berichter) in het Recht vin,, den van eene zodanige vrywillige Cuftodie, ,, welke geen verbindende kracht, geene eigen,, fchappen of effect van eene detentie of vcrzee„ kering zoude hebben, hoedanig men de Cufto,, die van de Weduwe van der Meulen tragt te „ doen voorkomen." Het is onwaaragtig, dat men immer deezerzyds gefuftineerd hebbe, dat déCuftodie geene verbindende kracht hadde , namentlyk deeze, dat de Gecuftodieerde van haare natuurlyke vryheid geen gebruik koude maaken om' te gaan , derwaarts zy wilde: Maar men heeft ontkend, en men ontkent als nog ten fterkften , dat die verzeekering gelyk ftaat quoadejfectum met eene Apprehenfie; en, hoezeer het den Berichter behaagd hebbe zulks ex tripode te affirmeeren, hy bewyst het nergens en kan het niet bewyzen. De Weduwe van der Meulen protefteert althans, dat zy zig nimmer op dien voet aan de Cuftodie heeft geöffereerd: Schepenen zyn ten eeneraaal onbevoegd geweest, om de Cuftodie verder uit te flrekken, als zy zig daartoe had aangeboden, en zo wel de Rechter als de Heer Hoofd-Officier hebben op den 16 en 19 April begreepen, dat die Cu-  t 056 J Cuftodie euoad efectum niet gelyk ftond met eenè Apprehenfie, vermits het toen nog by hen tvvyffelagtig was, of men tot eene inquifitoire Procedure konde komen. Op het flot van dat fraaye Bericht zal mén maar eenige korte aanmerkingen maaken. Het verzoek door de Weduwe van der Meulen gedaan is in de oogen van den Berichter zonderling, ,, om dat „ voor haar allerley zoort van Geréchtelyke de- ,, fenfie nog ten minften open ftaat." Men zal in der daad dien kundigen en fchranderen Rechtsgeleerden groote verpligting hebben, indien hy aan de Weduwe van der Meulen alle die foorteti van geréchtelyke defenfie aanwyst, die voor een Befchuldigde, reeds in Apprehenfie zynde, tert ruimften zouden open Haan: Want men wil deezerzyds gaarne bekennen , dom en onervaaren genoeg te zyn , orn iii 't geval eener wezentlyke Apprehenfie geene enkel Je geréchtelyke defenfie, veel min allerley foorten van defenfie, die ten minften openftaan, te weeten, en om de redding van eenen onderdrukten Befchuldigden alleen in den recurfus ad Principem te ftellen. Neen, zegt de Bericht - Steller, de recurfus ad Principem komt alleen te pas, ,, wanneer in een extraordinair Proces een rechterlyk Vonnis ge- Hagen is, het welk de fchreeuwendfte blykert ,, van onregtvaerdigheid oplevert." Alweder eene Decifie ex tripode, op een meefteragtigen toon zonder  C 057 3 der bewys uitgefproken. Elk ander, behalven den Berichter, had zig tot nog toe verbeeld, dat de Souvereine Magt konde en mogte geadieerd worden over alle de abuifen en excesfen in de adminiftratie der Juflitie gepleegd, waarvan het herftel fecundum ordinarius juris tramites niet bekomen konde worden : Men had zig verbeeld, dat dit zelfs de eerfte pligt was van een Souverein; en dat de menigvuldige Refcripta Principum, in het Roomfche Wetboek over dergelyke klagten te vinden, toonden, dat de willekeurigfte Geweldenaers zig aan dien heiligen pligt der Souverainiteit niet hadden onttrokken: Men had zig verbeeld, dat, indien by den Souverein geen hulp tegens eene ongeregelde of onrechtvaerdige Juftitie te bekomen was, zo dra de ordinaire middelen van Rechten ontbraken, het beter was in de Woeftyn dan in de Zamenlecving, en wel in eene vrye Republicq , te woonen: Men had zig eindelyk verbeeld , dat het misbruik van zodanig een recurfus het gebruik niet konde beletten: Maar alle deeze denkbeelden, op de zuiverfte gronden van Regeering en billykheid gevestigd , moeten voor het ipfe dixit van den Berichter eensklaps verzwigten! Heeren Schepenen zyn by hun Bericht (waarvan men nu nog met weinige woorden zal fpreeken) van een begrip, 't welk merkelyk van dat yan den Heer Hoofd-Officier verfchilt. Hun Ed. R Achtb,  [ *58 1 Achtb. erkennen (pag. 34.) dat het Adres aan den Souverein plaats kan hebben, ,, indien duide„ lyk bleek, dat by haar op eene zodanige infor„ meele , onbehoorlyke , en exorbitante wyze zou* „ de zyn gehandeld, dat 'er wettige redenen voor de Suppliante zouden exiteeren tot een recur„ fus ad Principem, dan waarvan ( zeggen Hun „ Ed. Achtb.) wy niet kunnen begrypen alhier „ termini hahiles plaats te hebben, of genoeg„ zaame gronden te worden gevonden, om over „ ons by den Souverein te kiaagen." Men zal deezerzyds liefst in het midden laaten, of 'er in den loop deezer zaak niet wel een en ander is voorgevallen, 't geen men van een Rechter, die naauwkeurig op de handelwys van den Hoofd-Officier acht gaf, anders mogte verwagten? Of b. v. het verbod van alle acces in eene vrywillige Cuftodie billyk was? Of Schepenen hadden moeten toelaaten, dat de Getuigen der Befchuldigde op den 30 Maart, maar inzonderheid op den 6 April, op zulk eene laakbaare wyze, ja zelfs onder Eede, tegens zig zelve, over een prretens misdryf, gehoord wierden? Of Schepenen den Officier genoodzaakt hebben Grypftoe en Cornêlia van der Sand te ondervraagen, gelyk zy over het gooijen van den Heen, over het fpeelen van de poets, en over andere onderwerpen ondervraagd hadden behooren te worden ? enz. Edog in die alles behoeft men niet te treeden, daar Schepenen zei-  f 059 j zelve zeggen: ,, De eenige klagte van de Stip1* ,, pliante ten onzen opzigte fchynt zig als iiü al,, leen hier toé te bepaalen, dat wy des Hoofd „ Ofliciers verzoek, om haar Suppliante nader" -,, op Artikelen te hooren, niet afgeflagen, maar „ in tegendeel geaccordeerd hebben." In der daad, dit is het voornaamfte beklag der Weduwe van der Meulen tegens Heeren Schepenen, het eenigfte beklag 't geen haar, ten opzigte van dé Rechters zelve, tot den recurfus ad Principetri heeft genoopt. ,, Dan (vervolgen Heeren Sche,, penen) wy vertrouwen, dat ook. deeze onze dispofitie geen grond tot een Adres of totVoorziening van Uw Ed. Groot-Mög. kan opleeve* „ ren:" En van dit vertrouwen worden twee redenen by het Bericht van Hun Ed. Achtb. zo hier als e«n weinig bevarens bygebragt. De eerfte is, ,, dat het Schepenen vry ftond te begry,, pen, dat, in de gefteldheid deezer zaak, de depofitien van Jan Grypftoe, in eenige omftandigheden door Cornêlia van der Sand gevlerkt, een genoegzaamen grond opleverden tot het ,, verleenen van een Decreet Van Apprehenfie." En wezentlyk dat begrip ftond Hun Ed. Achtb* niet minder vry dan het verleertert Van het Decreet: Maar dan moest 'er ook dadelyk een Decreet zyn geflagen geworden: Dan moesten Schepenen effectivelyk geoordeeld hebben, dat de pr»cedente Informatien een genoegzaamen grond opR a Je-  [ i6o 3 ieverden niet alleen tot eene inquifitoire Procedure , maar zelfs tot eene Crimineele Apprehenfie: Dog, zonder de beoordeeling van de valeur der prsecedente Informatien, zonder Decreet (voor welks rechtvaerdigheid of onrechtvaerdigbeid de Rechter moest verantwoorden) ftond het Schepenen geenzints vry, om de Weduwe van der Meulen op Artikelen te hooren, even of tegens haar eene Provifie van Juflitie reeds verleend was, en of zy uit kragte van die Provifie gehouden was zig aan de inquilitoire Procedure te onderwerpen. De tweede reden, by het Bericht van Schepenen op meer dan aene plaats voor hunne handelwys bygebragt, is , dat de Weduwe van der Meulen by het Verhoor, waarmede zy op den 7 Maart onvoorziens wierd overvallen, ,, had aangeno„ men, des gerequireerd wordende, nader te „ antwoorden op zodanige Artikelen, als haar „ zouden worden voorgehouden." Dog dit geheele argument, 't welk, als men alle de omftandigheden van dat Verhoor befchouwt, voorzeeker niet van de beste gratie is, hebben de Heeren Snoeck en Curneus by hunne Memorie (pag. 42.) reeds om ver geworpen, waar toe men de vryheid neemt zig te refereeren, alleen herinnerende 't geen by den aanvang deezer Memorie reeds aangemerkt is, te weeten , dat voorfz. Verhoor van 7 Maart niet ter requifitie van den Heer Hoofd-Of- ficici  [ aöi ] pZcier is gefchied, en dat mitsdien die pfaeteniè belofte van de Weduwe van der Meulen geene verpligting inhield om zig andermaal, als Befchuldigde, als Gedetineerde, en wel ter requifitie [NB.] van den Hoofd-Officier, op eenige Interrogatorien in te laaten. Men verwondert zig deezerzyds ten hoogden, dat Heeren Schepenen de ongelykheid der beide gevallen hebben over 't hoofd gezien en zig zulk een argument, (onder reverentie) ih den mond van een Rechte.r weinig pasfende, hebben laaten ontüippen. Ondertusfchen verdient het zyne opmerking, dat men zo by het Bericht van den Heer HoofdOfficier als van Heeren Schepenen de zaak doet voorkomen, als of de Weduwe van der Meulen volftrekt geweigerd had zig aan eenig onderzoek te onderwerpen, of zig tot het ondergaan van Interrogatorien te fiftecren. Het tegendeel is waar; en uit haare Memorie van Grieven (pag. 77.) blykt, dat zy zig daar toe op tweederly wyze heeft aangeboden , in deeze woorden. „ Doch s, echter, daar zy zig aan de ontwikkeling van „ den gedrogtelyken aanleg , tegens haargefmeed, „, ten uiterften laat geleegen zyn, en daar zy te„ vens bezeft, dat die ontwikkeling bevorderd „ kan worden door haar te hooren en (des noods) „ tegens haare valfche Befchuldigers te confron„ teeren, verklaart zy, voor eerst, dat zy zeer „ gereed is zig voor Uw Ed. Achtb. tot praece* R 3 „ den-  [ aöa J „ dente informatie te fifteeren, zo dra de Heer „ Hoofd - Officier zal verklaard hebben af te zien „ van zodanige Actie, als tot onderneeming van „ welke zy als Gerequireerde is gehoord. — Ja, ,, EDELE ACHTBAARE HEEREN, dat meer S5 is-) om te toonen, hoe weinig zy het oog „ der Juftitie reformideere, hoe weinig haare wei„ gering, om andermaal zulk een Verhoor over „ een Misdaad in vago te ondergaan, fpruite uit „ een angstvallig gemoed, verklaart zy al verder, ,, dat zy van die weigering zal afgaan en zig voor „ Uw Ed. Achtb. fifteeren, zo dra aan-haar en die van haaren Raade de Befchuldiging, waar„ over zy gehoord zal worden, fpecifice en be„ paaldeiyk in gefchrifte en op eene legaale wyze „ zal zyn opgegeeven." Van de eerfte alter- native van dit aanbod wordt by de Memorie van den Heer Hoofd-Officier (pag, 24.) gefproken, en hetzelve aldaar op een meejferagtigen toon, doch zonder bewys, voor monftrueus uitgekreetcn : Van het tweede wordt een diep ftilzwygen gehouden , ten nieuwen blyke al wederom der gevanteerde Candeur, waarmede die Memorie is zamengeweeven. Daar nu inmiddels de Refolutie, om de Weduwe van der Meulen zonder voorgaand Decreet op Artikelen te hooren , zo baarblykelyk informeel, wederrechtelyk, en grievende is, kan men niet kezeffen, „ hoe het aan de meerderheid van Hee- 35 KH  C 263 3 ?, ren Schepenen onbegrypelyk kan voorkomen, „ dat daarin zoude gevonden worden eene zodanige exorbitantie en important bezwaar, dat 9, daar tegen de Souvereine Autoriteit zoude kun,, nen en mogen worden geimploreerd ?" Wat grooter exorbitantie dog, wat grievender bezwaar fean men uitdenken, dan dat, met omkeering van alle goede order in de adminiftjratie der Crimineele Juftitie, en tegens de bekendfte grondregels van den modus procedendi in Criminalibus, eene Befchuldigde gedwongen zoude worden Verhooren te ondergaan, en wel zodanige Verhooren, als van wegens den Hoofd-Officier, buiten eenig voorafgegaan onderzoek van den Rechter, haar zouden worden voorgehouden, zonder dat 'er een Decreet tegens haar was geflagen, ja op een tyd dat de Hoofd-Officier zelve niet wist, of de prace* dente Informatien een genoegzaamen grond tot inquifitoire Procedures uitleverden ? Als naar 't oordeel der meerderheid van Heeren Schepenen hierin geen bezwaar is geleegen, dan zoude men moeten wanhoopen, dat Hun Ed, Achtb. ooit een cafus dabilis erkennen, om over den aanleg van Crimineele Procedures ad Principem te recurreeren. Confteert het in tegendeel, dat de Refolutie der meerderheid van Heeren Schepenen is informeel, wederrechtelyk, grievend, exorbitant, dan Weet men niet, tot wat einde de allegatie van R 4 Hand-  t <*4 ] Handvesten en Privilegiën kan te pas komen. Zyn dan de Privilegiën gegeeven , om de Ingezetenen , met handen en voeten gebonden , over te leveren •aan de willekeur en het goedvinden van hunne dagelykfche en competente Rechters, zonder dat zy,hoe ook mishandeld en gegriefd, eenig herftel van hunne bezwaaren by de Souvereine Magt mogen vraagen of bekomen ? Het fpringt derhalven in 't oog, dat de citatie der voorfz. Handvesten en Privilegiën, zo ze niet geheel overtollig is, ten minften alleen dient om de plaats van beter redenen en middelen van juflificatie te vervullen. Men zal zig voor 't overige niet begeeven in de ontwikkeling en wederlegging der aanmerkingen , by de beide Berichten vervat ten opzigte van het verzoek van Voorziening in vago gedaan, van 't gevaar om dergelyke verzoeken te admitteeren enz. Men heeft aan de zyde van de Wed. van der Meulen gemeend, en (zo men zig verbeeldt) te recht gemeend, dat het genoeg was aan de Souvereine Magt de exorbitantie der Procedures voor Heeren Schepenen gehouden middagklaar te doen zien , en dat men Hun Ed. Gr. Mog. niet kon nog mogt bepaalen of voorlichten omtrent de wyze , waarop de deezerzydfe grieven gerepareerd konden of moesten worden. Dit liet men gerustelyk aan de wysheid , ervarenheid , rechtlievendheid van die Vergadering over: En, daar dezelve door het requireeren van nadere openingen en in- for-j  C 065 ] formatien reeds getoond heeft, dat de weg tot reparatie dier bezwaaren haar niet onbekend was, en zy althans de tegenwerpingen en zwaarigheden , daar tegens door den Hr. Hoofd-Officier en door Heeren Schepenen bygebragt, niet fmaakte, zal men deezerzyds voortgaan de omwinding en befiisfing deezer veel geruchts maakende en voor de Suppliante zeer verdrietige zaake aan het verlicht oordeel en aan de rechtmatige dispofitie van Hun Ed. Groot Mog. gerustelyk óver te laaten. R-5 EX-  C 266 ] EXTR ACT uit de resolutien van de Heeren sta aten van holland en west-friesland, in Hun Ed, Gr. Mog. Ver- gaderinge genoomen op donderdag den n October 1784. löc Heer Penilonaris van Zeebergh heeft ter Vergadering gerapporteerd, dat de Heeren Gedeputeerden der Stad Haerlem en verdere Hun EdeIe Groot Mog. Gecomitteerden tot de zaaken van de Juftitie, in gevolge en ter voldoening van Hun Edele Groot Mog. Refolutie - Commisforiaal van den iöjuly laatstleden, hadden geëxamineerd een Request met verfcheiden Bylaagen , aan hoogstdezelven geprrefenteerd door catharina taan, thans Weduwe van gillis-ciiristiaan van der meulen, WOOIiende te leyden, om Voorziening ter zaake van zeekere Procedures , by het zelve Request breeder omfchreeven, mitsgaders de Berigtcn ingevolge Hun Edele Groot Mog. requifitie op het voorfz. Request ingeleeverd, zoo door Mr. johan-hieronymus van der marck, Hoofd-Officier der Stad Leyden, als door Schepenen derzelve Stad, bfr.  C ^7 1 benevens eene Bylaag by het laatstgemelde Berigt gevoegd: En dat zy Heeren Gecommitteerden, in gevolge Hun Edele Groot Mog. expresfe qualificatie tot hunne meerdere onderrigting gerequireerd hebbende alle de Stukken en Informatien, tot dit werk betrekkelyk, by het onderzoek van dat een en ander volkomen waren overtuigd geworden, dat, zoo fingulier deeze zaak in haar oorfprong was, even zonderling met betrekking tot de Procedures , dien aangaande gehouden , was gehandeld , als zynde de aanleg en de verdere voortzetting derzelven in diervoegen ingerigt, dat eene vergelyking daar van met de gewoone behandeling van Crimineele zaaken zeer ras het onderfcheid, tusfchen dat een en ander plaats hebbende , op verfcheide respecten moest doen in het oog loopen: Dat zy Heeren Gecommitteerden , de ware fource hier van hebbende zoeken na te gaan, dezelve op plaufibele gronden nergens anders in hadden kunnen ontdekken, dan in een begrip, het welk van den eerften aanvang aan den Hoofd- Officier der Stad Leyden fcheen te zyn geimbueerd,dat naamlyk deeze zaak, ten aanzien van den aart der misdaad, welke daar in lag opgeflooten , zoude zyn van eene byzondere natuur , verfchillende niet alleen in weezen, maar particulier ook in de wyze van behandeling, van andere, fchoon zelfs atroce, delicten: Dat, gelyk hier van in de gehouden  [ 268 ] den Procedures meer dan dén bewys was voorgekomen , zy Heeren Gecommitteerden egter vermeend hadden, zonder in eene optelling of discusfie daar van te treeden, maar alleen te moeten nagaan, of de behandeling in deezen, het zy geheel, het zy ten deele, zoodanige prejudiciabele gevolgen in zig behelsde, dat de Suppliante daar door met recht gequalificeerd gereekend zoude kunnen worden, om, by wege van beklag als over een dadelyk exces, tot den Souverain haar toevlugt te mogen neemen : Dat , de zaak uit dit gezigt-punt befchouwd zynde, aantlonds dc attentie van Hun Heeren Gecommitteerden naar zig getrokken had het voorfz. Systema zelf, waar in de Hoofd-Officier der Stad Leyden met betrekking tot deeze 'zaak tot nog toe fcheen geverfeerd te hebben; als zynde het altoos een handtastelyk, en, uit hoofde der gevolgen , ten hoogden bezwaarend grief voor een befchuldigdcn , dat zyne zaak, fchoon volgens haar aart niet anders dan eene gewoone behandeling vereisfehende ( gelyk dit met volle zeekerheid ten aanzien van het voor handen zynde geval gezegd kon worden ) egter door een Accufator publicus zou worden geconfidereerd van die natuur, dat in dezelve over haar geheel beloop en dus van de praecedente Informatien en den verderen aanvang van het Proces af tot de afdoening van het zelve toe, iets anders zoude kunnen of moe-  C -**9 ] moeten plaats hebben, dan ordinaris in crimineele zaaken gebruikelyk was: Terwyl de applicatie hier van op het cas fubject en de vergelyking van het zelve met de buitengewoone behandeling, welke de Suppliante, waarfchynlyk als een gevolg van het voorfz. Systema, reeds had moeten ondervinden, geen twyffel by hen Heeren Gecommitteerden had overgelaaten nopens de regtmaatigheid der klagten, door de Suppliante ten deezen in den boezem van Hun Edele Groot Mog. uitgeftort: Dat op dit ftuk byzonder aan hen Heeren Ge» committeerden zeer notabel waren voorgekomen twee omftandigheden van eenen aanmerkelyken invloed op het geheele beleid deezer zaak, hier in naamlyk beftaande: Foor eerst: Dat de Suppliante , op een bloot Getuigenis van haaren Koetfier en Eefchuldigei- Johannes Grypfoe, reeds eenigzints als crimineel wierd befchouwd, en geoordeeld wierd het provifioneel gevolg hier van te moeten ondervinden, terwyl men intusfchen den Befchuldiger (wien men hierom deezen naam met opzet onthield, offchoon men zig niet had kunnen dispenfeeren, om hem benevens eene cornêlia van der sand in bewaaring te ftellen) fteeds als een irreprochabel Getuigen confidereerde, en hem op dien grond ook zyn getuigenis, alhoewel op diverfe respecten door meer dan een perfoon wederfprooken, telkens, en zelfs by de Confron- tatieu  C 070 3 ritien tegen andere Getuigen, met folemneelen eede deed bekragtigen • en ten anderen, dat de Hoofd-Officier der Stad Leyden zig in dit geval bevoegd oordeelde, om, zonder immer een Decreet van Dagvaarding in Perfoon, of van Ap-= prehenfie, tegen de Suppliante nog verkreegen te hebben, en dus zonder een behoorlyk initium //tit, egter tegen dezelve als tegen een Crimineel Geaccufeerden inquifitorie te procedeeren , en baar daadelyk, op grond quafi van zeekere Custodié (in welke de Suppliante na een vry willig aanbod, hier toe van haare zyde gedaan, zig uit kragte eener provifioneele dispofitie van Schepenen der gemelde Stad bevond) aan te merken als eene crimineele Gedetineerde, en zulks niet tegenftaande hy zelf door opgevolgde daaden reeds had getoond, dat, na het neemen der Refolutie tot het provisioneel custodiéeren van de Suppliante , liet nog vofkomen onbcflist was, zoo wel by hem HoofdOfficier, als by Schepenen, of de praecedente Informatien wel materie opleeveren konden , om zoodanige inquifitoire Procedures tegen de Suppliante te onderneemen: Dat, gelyk eene dusdanige handelwys, in haar oorfprong en gevolgen befchouwd, niet alleen ten hoogden pra;judiciabel te noemen was voor de Suppliante, in het geval voorhanden, maar ook, indien ze in het generaal geadmitteerd wierd, de notabelfte inbreuken maaken zoude op de zeeker- heidj  C 271 3 heid, rechten, en vryheden der Ingezetenen in liet algemeen, de noodzaakelykheid derhalven van het maaken eener Voorziening in deezen by hen Heeren Gecommitteerden niet had kunnen worden in twyffel getrokken, terwyl zy in de overweeging der middelen , die hier toe het gefchiktst zouden kunnen dienen , in het byzonder daar op gelet hebbende, „ dat de wyze van procedee„ ren, zoo ten aanzien van de Suppliante, als* „ van haaren Befchuldiger johannes gryp„ soe, tot hier toe gehouden, naar een abufif „ en erroneus Svstema was ingerigt," uit dien hoofde hadden gemeend, dat de beste en zeekerite wyze van behandeling in deezen, die zelfs als de_ eenige alzins voldoende kon worden opgegeeven , daar in beftaan zou, " dat, met ter zyde ftelling „ van het geen tot hier toe by wege van Rechts„ pleeging omtrent de Suppliante, zoo wel als „ ten aanzien van de beëediging der Verhooren „ van Johannes Grypfoe, (waar onder het Ver„ hoor van Cornêlia van der Sandwel meede ver„ diende begreepen te worden,) was gedaan, „ op nieuw omtrent dezelve zoodanige Procedu,, res wierden begonnen, als de omftandigheden „ der zaak, ingevolge de algemeene regelen van ,, behandeling der Crimineele zaaken hier te lan„ de, zouden mogen vereisfchen; zoo egter, dat, „ ten einde de zaak inmiddels niet onherftelbaar „ zoude worden gepraejudicieerd, de bewaaring, „ welke  [ *7* 3 „ welke ten aanzien van de Suppliante, als mee„ de van Johannes Grypfoe en Cornêlia van der „ Sand, thans gefchiedde, by provifie geener„ bande verandering, dan welke de Rechter zelf „ dien aangaande zoude gefchikt keuren, onder,, gaan zou:" Dat, offchoon 'er intusfchen geene byzondere redenen voorgekomen waren, waarom de zaak, zoo ze naar dit voorfchrift als nog aangelegd en behandeld wierd, abfolutelyk van de cognitie van Schepenen der Stad Leyden, zynde de ordinaire Rechters in deezen , zoude moeten worden afgetrokken , egter met betrekking tot den Perfoon van Mr. joiia n-iiieronymus van der m a r c k , die tot nog toe als Hoofd - Officier dezelve behandeld had, op dit respect meerder twyffeling was ontdaan , geconfidereerd dat de bezwaaren, waar over in deezen naar het oordeel van Heeren Gecommitteerden te regt geklaagd wierd, voornaamenlyk aan het geformeerde Systema, naar het welk deeze zaak van de zyde van den HoofdOfficier begonnen en voortgezet was, moesten worden toegefchreeven: Dan dat ook deeze zwarigheid, uit hoofde van het perfoneel character en de bekende candeur van den tegenwoordigen Hoofd-Officier der Stad Leyden (wien men, op zig zelf befchouwd, geen reden had te verdenken, dat hy de intentie van Hun Edele Groot Mog., na dat die met betrekking tot deeze zaak heg)  G fi73 3) hem gebleeken zou zyn , niet met alle integriteit zoude naarkomen) misfchien te gemakkelyker zoude kunnen worden voorby gezien, indien niet de eerstdaags op handen zynde expiratie van deszelfs dienst, en de reeds verleende Commisfie aan deszelfs Opvolger in dien Post, als van zelf een middel aan de hand gaf om de voorfz. zaak, tot betere bevordering van het recht der Hooge Overigheid, nu reeds van den eerften aanleg af te doen behandelen door een Hoofd • Officier, die toch anders dezelve, na dat ze even begonnen was, zoude moeten overneemen en verder ter uitvoer brengen. Waar op gedelibereerd zynde, hebben Hun Edele Groot Mog. conform het Advis van de gemelde Heeren Gecommitteerden, op de geallegeerde gronden, goed gevonden , ex plenitudine „ poteftatis by deezen buiten effect te ftellen de „ Crimineele Procedures, tot hier toe tegen de „ voornoemde catharina taan, thans „ Weduwe van gillis-christiaan van „der meulen, ter zaake voorfchreeven ge„ voerd, met de gevolgen en aankleeven van „ dien, en in hetbyzonder ook de eeds-prtefta„ tien, waar mede johannes grypsoe en „ OOk cor nelia van der sand, zoo by „ de Verhooren als Confrontatien, hunne tot „ hier toe in deezen gedaane Befchuldigingen of „ gegeeven Depofitien hebben bevestigd; ongeprae„ judicieerd nogtans by provifie de Custodie, S waar  t 374 3 9Ï waar iu de gemelde Weduwe van der Meulen „ zig actueel bevindt, als meede het perfoneel 3, Arrest, zoo als het zelve ten aanzien der voorat noemde Johannes Grypfoe en Cornêlia van der „ Sand thans plaats heeft, als moetende de dispoj, fitie hier omtrent volkomen blyven gereferveerd „ aan den Rechter, om dien aangaande, het zy by verandering of wel by confirmatie der ge„ melde respective bewaaringen, zoodanig tedis- poneeren, als de omftandigheden zouden mo?, gen vereisfphen; voorts de cognitie en judica? 3, ture over de voorfz. zaak over te laaten aan ,, Schepenen der Stad Leyden, als zynde de or„ dinaire en competente Rechters in deezen, ten 5, einde dezelve raauwlyks en ab ovo te onder,, zoeken; met bygevoegde fpeciale qualificatie 3, op Mr. pieter. jan marcus, als eerstr 3S daags het Hoofd- Officierfchap der gemelde Stad 9, zullende aanvaarden, om na het oyerneemen „ der ingewonnen Informatien ( doch zonder de- zelve daadelyk verder te employeeren, dan „ voor zoo veel hy die zou mogen bevinden in 9, behoorlyke order ingerigt en ten deezen relevant „ te zyn) op nieuw omtrent de voorfz. zaak , en 3, dat wel, tot meerdere acceleratie, van nu af aan, ingevolge de algemeene regelen van be„ handeling der Crimineele zaaken hier te Lande „ gerecipieerd, het recht van de hooge Overigheid s} waar te neemen; alles ten einde aldus in deezen,  t *ïs 3 zen, zoo ten aanzien der vooffz. Weduwe van ,, der Meulen en Johannes Grypfoe, als omtrent anderen, die hier in geconcerneerd mogten zyn , „ zoude kunnen worden gellatueerd, gedispo,, heerd of gevonnisd, zoo als in goede Juftitie bevonden zal worden te behooren." Ën zal Extract van deeze Refolutie niet alleen gegeeven worden aan de Suppliante, maar ook gezonden aan Hoofd-Officier en Schepenen der Stad Leyden, mitsgaders aan Mr. Pieter- Jan Marcus, aanftaanden Hoofd-Officier aldaar, om zig respectivelyk daar naar te reguleeren. Accordeert mei de voorfz. RefslutieHi S 8  t 276 ] EXTRACT ah het NOTULBOEK, gehouden ter Vergadering, zo van H. H. Schotst en Schepenen, als van deH.H. Schepenen der Stad leyden. Den 23. December 1784. JSy Refumtie gedelibereerd zynde op de verzoeken , zoo door &c. als door catharina taan, Weduwe van gilLis-christiaan van der meulen, om intrekking van de Custodie van haar Perfoon, op den 30. Maart deezes jaars 1784. gedecerireerd, aan Hun Edele Achtb. gedaan: En wyders gezien het fchriftelyk Berigt op dezelve respecïive verzoeken , door den tegenwoordigen Heere Hoofd-Officier, in wiens handen dezelve ten dien einde gefteld waren, aan Hun Edele Achtb. overgeleveerd &c> ïs goedgevonden en gerefolveerd &c. En nopens het verzoek van catharina taan, Weduwe van gillis-christiaan van der meulen, "dat dezelve by Pro- „ viiie  C *>77 ] „ vifie zal worden ontflagen uit de Custodie, ,, waarin zy zig thans bevindt, onverminderd „ nogtans Hun Edele Achtb. nadere Dispofitie." En &c. En zal Extract deezes ter hand worden gefield aan &c. en catharina taan, Weduwe van gilli s-c hr is t 1 a an van der meulen, om aan dezelve respectivelyk te doen dienen tot larigt en informatie. Acctrdctrt niet het voorfz. Register ( geteekend ) anthon y-cornelis db malnoe. S S ËX-  C 478 ] EXTRACT uit het NOTUL> BOEK gehouden ter Ver gade- ■ ring, zo van de H. H. Schout en Schepenen ah van de H. H* Schepenen der Stad leyden. 3Sy Refumtie gedelibereerd zynde op de Requeste door catharina taan Wed. van gillis-c hristiaan van der meulen aan Schepenen der Stad leyden geprasfenteerd , "ten einde zy Suppliante definitivelyk ,, ontfiagen mogte worde van de Custodie, welke by Refolutie van 30 Maart 1784. ten opzigte van haar Perfoon gedecerneerd is, en dat van zoodanige te neemen Refolutie van Defintiif ,, Ontflag aan haar Suppliante Copie mogte wor,, den ter hand gefield, om haar te flrekken als naar behooren:" En voorts gezien het Berigt daar op van den Heer Hoofd-Officier deezer Stad gerequireerd, mitsgaders „ fpecialyk in agting zynde genomen , „ dat der Suppliante geweezen Koetfier jan „ grypsoe, ter zaake van de valsch eLyié door hem beswoorene v o o r g e e- „ vens, dat de Suppliante getragt zoude heb- ben  „ ben hem te corrumpeeren en te verleyden tot a, het maaken of doen maaken van een Aanflag j, op het leeven van Zyne Hoogheid den Heere „ Prince Erfftadhouder , op eindelyk door hem „ zelve gedaane confessie, in het openbaar „ als een myneedig falsaris is geftraft:" Is goedgevonden en gerefolveerd ,,het Verzoek „ by de voorfz. Request gedaan te accordeeren, „ en dienvolgende de Suppliante van de voorgem. „ Custodie te ontheffen en definitivelyk teontflaan." En dat Copie deezer aan de Suppliante zal worden ter hand gefteld, om haar te ftrekken als naar behooren. A c t u m by alle de Heeren Schepenen den