mi . mm 1016   m  OP S CH RIFTEN OP ALTAAR E N E N GEDENK-STEENEN,   VERTAALING EN KORTE UITLEGGING VAN DE O P S C H RIFTEN 0 P ALTAAREN E N GEDENK-STEENEN DER ROMEINEN, binnen en omtrent NIJMEGEN uitgegraven, en op het Raadhuis aldaar geplaatst. TE N IJ M E G E N, Bij A. van GOOR, Stads- en Quartiers-Drukker. P'I.3 I 0 C.C L X IX T l i en op het Raadhuis aldaar geplaatst.   VOORBERICHT. menigte der Romeinfche Oudheden, binnen en omtrent de Stad nijmkgen ate ö^r^ opgedolven, zijn eenige Grafen Gelofte -Steenen op het Raadhuis geplaatst, van welkers Opfchriften den Lezer, die vermaak fchept in de Gedenktekenen van een volk , V geen eertijds als Meefier des bekenden aardbodems, boven andere Volkeren, ook hier te lande, zoo zeer berucht is geweest, niet alleen te zien, maar ook te kennen, de vertaaling en beknopte uitlegging wordt meedegedeeld. Jammer is het, dat zoo veele om haare oudheid ügting waardige ftukken in vroegere eeuwen uit onkunde verwaarloost, en tot andere eindens gebruikt zijn. Non posfum, zegt Sme-  C »■ ) Smetius, quin hic ferio deplorem, noftrates tam fuisfe olim iftorum incuriofos, ut omnia ista neglectim habuerint. Caementarii ftatuas marmorumque infcriptiones parietinis iniecerunt; Fabri argentarii, aerarii, ferrarii, nummos, fupellectilemque vel conflarunt, vel alio devehendam cuivis amico e'mptorive tradiderunt Nemo istorum ordinum fenex hodie fuperest, qui non multa et !niranda referat de monumentis fcrutisque fe puero hic olim inventis. Viri docti etiï fuerint, nemo tarnen omnium fait, qui eo fe dimitteret, ut ifta patriae antiquitatis indagandae caula aut conquireret, aut adfervaret. Quod cuique ad manum erat mox in exteros collatum est. En met betrekking tot de Oudheden, welke naderhand alhier, ter gelegenheid van het aanleggen van eenige nieuwe Vestingwerken , wier den opgegraven, voegd ""er de Heer Cannegieter bij; Illud dolendum, ab imperito ea vulgo aut ab indocte curiofis nullo publico bono pasfim attineri, vel in alienas terras avehi, ex quibus magnum lumen et decus Batavorum rebus accedere posfint. Onder de eerfle nochtans, welke alle Overblijfzels van deezen aart, die in hunne tijden wier den ontdekt, vlijtiglijk hebben doen opzoeken en bewaaren, zijngeweest de Heeren Johan en Gerhard van Val-  Valkenburg, Rudolph en Theodoor van Steenwijk, Cornelis van Gent, Heer van Loenen en Meinerswijck, Burg-Graaf, Richter en Dijk-Graaf des Rijks van Nijmegen, en in het bijzonder de Heeren Smetius, Vader en Zoon, geduurende eenen tijdkring van meer dan tachtig jaar en; dan die verzamelingen zijn buiten 's Lands geraakt, en de voortreffelijke laatstgemelde van mijne Voor-Ouders is, na hunnen dood, vermits 'er bij de Regeering dezer Stad geen genegenheid was dezelve tegens eenen behoorlijken prijs over te neemen, aan fijne Keurvorftelijke Doorluchtigheid van de Palts Johan Willem voor twintig duizend guldens verkogt, en in het begin deezer eeuw naar Dusfeldorp, en vervolgens naar Manheim overgebragt. Alleenlijk zijn zommige der Steenen, welke tot voetjiukken en Opfchhften van Altaar en gediend hebben, mitsgaders de Mijhuil van Trajanus, en eenige fteene Afgodsbeelden, door de Batavieren en eerfte Bewooners dezer Landen gediend en aangebeden, aan de Stad, tot een bewijs van derzelver grijze oudheid, •ver eert, en op het Raadhuis geplaatst. Men ontdekt alnoch in de omgelegene jïreeken, wanneer de aarde eenigzins dieper wordt omgewroet, aschbusfen; koper-e, zilver e, * 2 en  en zomtijds goude munten, zoo van de oudjle Huizen en Ge/lachten der Romeinen, als van derzeher eerfte Keiferen; vloerfteenen en pannen van gebakken aarde met de naamen der Legioenen; en buiten twijfel zijn 'er andere Gedenktekenen der oudheid van meerder belang onder den grond verborgen, voor al ter plaatzen daar niet gegraven is, welke een gunftig nootlot mogelijk ontdek* ken, en bij deeze vertolkte voegen zal. I. Ge-  I. Gredenkteken van C. Julius Pudens, en van Julius Junius. DIS MANIBUS G. JVLIO CLAV PUDENTI LVIEONFIA VET. LEG. X. G. P. F AN. L. ET IVL IVNIO F. EIVS Aan de zalige fckimmen van caius julius pudens, bejchreven onder de Wijk of Tribus claudia^ Rome, geboortig van lvieonpia, Oud-knjgsOverfte der f ootmoedige en getrouwe ingelijfde tiende Keurbende, overleden in den ouderdom van vijftig jaar en: mitsgaders aan de edele fchimmen van julius junius, fijnen Zoon, heeft de Erfgenaam dit Gedenkteken geheiligt. Deeze beruchte Graffteen , twee voeten hoog , en twee voeten en anderhalven duim breed, heeft reeds in vorige eeuwen den aan' dagt der Geleerden, en van zulken , die vermaak fchepten in het nafpooren der Romeinfche Oudheden hier te lande, tot zich getrokken. A Wil-  2 uitlegging van de opschriften Willem van Berchem (Berchemius) Canonik van St. Stevens-kerk te Nijmegen, en Rector Parochialis van de Kerk te Niel in de Duffelt, heeft in den jaare 1465 eene uitlegging van dit Opfchrift gegceven in fijn Chronicon Gelriae, 't geen hij ten tijde der Hertogen Arnold en Adolph gefchreven heeft: doch zo belagchelijk, dat Menila en Scriverius hem geweldig daar over (/z) befchimpen: even of het een misdaad was, dat een man, levende in het midden van een onkundige eeuw, zich vergreep in het vertolken van een Opfchrift, 't geen naderhand aan veeIe Geleerden, ja zelvs aan den onvergelijkelijken Jofeplius Scaligcr, zo veel moeite gekost heeft. Vervolgens is dit Opfchrift in den jaare 1504 door Petrus Montanus (van den Berg) en in den jaare 1513 door Gerardus Geldenhaurius Noviomagus in het licht gegeeven, hoewel niet zonder aanmerkelijke feilen. Vergelijk Geldenhaurii Hifi. Batav. pag. 7. edit. Colon. Naauwkeuriger is zulks gefchied door M. Stnetius in fijne voortreffelijke verzameling der Romeinfche Opfchriften fol. clxvii. n. 15. ver- (>) Merulaw rtfa/. de Neomago pag. 53. Scriverius in Tabuï. Antiq. Batav, pag. 199. Even ongerijmd is de uillegging van 11. K. Ark-ftee in fijne Ëejchryving van Njimegen bl. 57. bewerende dat deze (leen de Grafnaald zoude zijn van Pudgm en Claudia, niet alleen Christenen , maar ook bijzondere vrienden van den Apostel Pauffus, als hij te Rome was, en van welken hij gewaagd in fijnen tweeden brief aan Ti mot heus iv. 21.  op altaaren en gedenk-steenen. 3 vervolgens door J. Gruterus pag. dxlvii. n. n P. Merula de Neomago pag. 55. P. Scriverius in TabuL Antiq. Batav. pag. 197. I. If. Pontanus in Discept. Chorogr. pag. 168. Lud. Ant. Muratorius in Thef. nov. infcr. pag. mmxxxii. n. 9. en onlangs door Jo. Gasp. Hagenbuchius in eenen brief aan den Heere O. Fr. Grave van Lijnden, geplaatst in Obf. miscell. criiic. nov. Tom. x. xi. xu. pag. ^6j. DIS MANIBVS] In een Opfchrift bij Th. Reinefius Cl. xiv. n. 124. leest men DIS MANIBVS SACRVM. De Grafplaatfen der Romeinen waren gemeenlijk toegewijd aan de zalige Schimmen, afche en gebeentens der Overledenen; ofte Dis Manibus fiVE OSSIBw CINERIBVSQk*, gelijk men vindt op eenen Gedenkfleen in de Villa Mand te Rome. Overzulks worden de Graflieden in L. 3. Cod. Theod. de Sepulcro violato genoemd Aedificia Manium, doorTribonianus verandert in Sepulcra. zie L. 4. Cod. eod. Om dat deze Steen in de muur van de Capel (waarfchijnlijk bij de herbouwing van het Valkhof in den jaare 774, of in den jaare 1155) (b~) gemetzeld is geweest, befluit Geldenhauerius daar uit, dat dezelve oudtijds DIS MANIBVS was geheiligt; Edoch buiten ceni- (£) Den 1. April 1670 is dezelve uit de muur van de Capel genomen, én naar het Raadhuis Overgebragt. A 2  4 uitlegging van de opschriften eenigen grond, als te zien bij Cl. Nicafius de Monum. antiq. repert. in Aquitania cap. v. en H. Cannegieter ad Monumentum Dodenwerdenfe cap. x. pag. 265. vergeleken met het geene aangaande de Grafplaatfen der Romeinfche Krijgslieden op heuvels en aan de openbaare wegen verhandelt wordt bij Nic. Bergierius de publ. et militarib. Imperii Romani viis lib. 11. feet. 34, 35 , 36. 'Sg&ftuonzufi .icc t» urn" isfc m'^sj^ttv Rk «uirfuuiJnM «t osnuloH .tbaA .o[ rro .c'J^ .^..ü too ' MATR.] Of men MAT*RNVS dan MATRz'NVS moet lezen, is met geen zekerheid jte bepaalen. De oudheid heeft een gedeelte der drie lette¬ re*-  op ALTAARÈN EN gedenk-STEENEN. 23 teren, die te zamen zijn gevlochten, doen vergaan. Merula en Pontanus hebben gelezen MATRiNVS , welken naam men aantreft in een Opfchrift bij Reinefius CL vin. n. 77. Jo. Bapt. Donius Cl. vi. n. 168, en bij Fa•brettus pag. 138. k. 136. Smetius geeft in fijnen bladwijzer van eigen naamen MATVRNVS op, welke lezing door Scaliger en Scriverius wordt verkozen. In een ander Gedenkteken bij Gruterus pag. dxx. n. 5. leest men L. VALERIVS MATERNVS. TOL. D.] Dat onder de lettergreep TOL. de geboorte-plaats van Valerius fchuilt, is ontwijfelbaar : maar welke plaats daar door moet verftaan worden, is eenigzins onzeker. Zommige verftaan door TOL. de Stad TOhetum (Toledo in Hispanien) vermits deeze tiende Legioen in Hispanien is gelegert geweest , eer dezelve ter verflerkihg van de troepen _ onder Petilius Cerialis naar Neder■ Germanien gezonden wierdt; Andere verkiefen TOLentino of TOLerium in Italië, of TOLofa (Toloufe in Vrankrijk). Zie Gruterus en Scriverius in Antiq. Batav. tabul.pag. 201. bij welken men leest TOL. G gelijk ook bij Smetius; 't geen de groote Scaliger uitlegt TOLetanus Genere. Jac. Tolliusf« Foriuitis pag. 318. en Muratoriuspag.MDCCLXvi. 8. hebben TOL. D. - Of men nu TOL. G. of TOL. D. moet le-  24 UITLEGGING VAN DE OPSCHRIFTEN lezen , kan ik wegens de door oudheid bi'na verfletene letters niet bepaalen. Hagenbuchius in epiji. epigraph. ad Corium pag heeft vermeent , dat het veiligste gelezen wierdt TOLofa Galliae: eensdeels, om dat door de enkele letter G in de Opfchriften niet zelden G. allia, wordt verftaan* en het ook niet aan voorbeelden ontbreekt, dat de naam van het Vaderland achter de naam van de Geboorte-plaats geilek wordt: anderdeels, om dat de inwoners van TOLoufe veeltijds onder de Tribus VOLTinia behoorden Maar in eene brief aan den Hter O; Fr. Grave van Lijnden vertolkt diezelve Hagenbuchius de woorden TOL. D. doorTOLo/jsz/j Domo, in obf. Miscel!, crit. nov. Tom x. x i. x 11.pa<\. 372. Daar het nu een zeer bijzonder en genoegzaam eenigste voorbeeld zoude zijn van de letter G zullende Gepas betekenen; en dnar, zoo men liever D wil leezen, de letter D gewoonlijk geftelt wordt voor de Geboorteplaats, geli:k op de naastvoorgaande Steen DOMO BRIXSA, heeft de Heer Jo A-dn Hultman in Miscel!, epigraph. 8' 15. verkozen te lezen C of G , welke beide lett rs ook de betekenis hebben van Centuno (Honderd man of Hoofdman over Honderd) vermeenende alzoo, dat TOL. C. of G MIL. ht X- G. te kennen geeft TOLofanus, Centuno MÏLitum Legionis x Geminae, dat is, geboortig van Touloufe, Hoofdman in de tiende keurbende. Want dat de letter G voor Centurio genomen wordt in eenige Opfchriften, is te zien bij Lazius Comment. Reip. Roman. lib. v.- cap.  op altaaren en gedenk-steenen. 25 cap. 17. Gruterus pag. dxxxi. i. Reinefius Cl. vin. 8. Cl. xiv. 163. en Muratorius pag. dcc cv. ï. dcccxv. 4. en zelfs de letter D in een Opfchrift bij P. Apianus infer. vet. pag. cdlxxviii. 3. AER. XII.] Niet alleen wordt het woord STIPendia , maar ook AERa in de Opfchriften gebezigt ter aanwijzing der jaaren, welke iemand als Krijgsman heeft gedient. Hoewel men nu STIVendia dikwils vindt in dezen zin, zo zal men nochtans het woord AERa zeer zeldzaam aantreffen, en mogelijk hondertmaalen STIPendia tegens eens AFR«. Men ontmoet het in een Opfchrift bij Gruterus pag. mcx. 6. en op een oude Steen bij de fVinsfeling beneden de Stad Nijmegen uitgegraven , met het Opfchrift, . . . . . '7 BLAND .... XXX. AE XII. H. E. T. F. C. Zie verder Hagenbuchius in Obf. Misc. crit. nov. Tom. x. xi. xi i. pag. 374. S. T. T. L] De plegtige en zegenrijke woorden, SU Tibi Terra Levis, en HIC SITI SVNT. Si* Vobis Terra Levis (gelijk in het volgend Opfchrift van de drie AureliusD fen)  3.6 uitlegging van de opschriften Jen) vindt. men op veele Romeinfche Graf- .zerken. Vergelijk Ennius in fragm. pag. 260. ■edit. Neap. 1599. Lucilius in fragm. Satyr, ex lib. xxii. Tibullus lib. ï,r, Eleg. 4. lib. in. Eleg. 2. Ovidius lib. 1.11, Amor. Eleg. 8. Metamorph. lib. 11. v. 327. Propertius ï. Eleg. ij. Martialis lib.v. Epigr. 34. ix. 30. bijzonderlijk op de Gedenktekenen, welke in Hispanien worden uitgegraven; zeldzaamer in de geene, welke ontdekt worden in Italië, en in Germanie. Zie hier van J. Vivianus in eene brief aan J. Lipfius, geplaatst inde verzameling van P. Burman Tom. 1. pag. 457. ïncerti Auctoris infcript. Hispanic. cap. ix. . infertas Thef. antiq. Roman, congefi ab Alb. Henr. de Sallengre torn. mi pag. 857. Jo. Ant. Aftorius de Antiq. Alcmanan. Monument. T. 11. pag. 790. en de Opfchriften bij Gruterus pag-. cccxxi. 6. cccclxiii. 5. dxlii. io. dlxxxii. 2. dclxxv. io. dcxciii. 8. dcxcv. 9. dccxlv. 7. dcccxliii. 1. dccccxxvi. 15. MuratO' rius pag. mxxxv. 4. mxcv. 8. mcccxliv. 2. en Gutherius de Jure Maniurn lib. 11. cap. 13, 1111. Ge-  OP ALTAAREN EN GEDENK-STEENEN. 2? . I I I I. Cj edenkteken van M. Aurelius Flavus; M. Aurelius Festus en T. Aurelius Flavinus. : AVRELIVS T. F. GAL. : : AVOS CAL. MIL. LEG. T GEM. ANN. XL STIP. XVIII. ET M. AVRELIVS T. F GAL. FESTVS CALAG ANN. XXXVIII STIP. XVII .ET AVRELIVS FLAVI F FLAVINVS LIXA ANN XVIII. MIC SITI SVNT S. V. T. L. II. F. C marcus aurelius flavus, ZoOfl Van titus , befchreven in de Volkswijk of Tribus galeria ie Rome, geboortig uit Gallieten, Krijgsman van de tiende Keurbende, overleden in den ouderdom van veertig jaaren, in het achttiende jaar van fijnen Krijgsdienst: En marcus aurelius festus , Zoon van titus, befchreven in de Tribus galeria , geboortig van calagurris, overleden in het acht en dertigjle jaar fijnes ouderdoms, in het feventiende van fijnen Krijgsdienst: mitsgaD 2 den D 2 ders  28 uitlegging van de opschriften ders aurelius flavinus , Zoon van flavus , Zoetelaar in het Romeinfche Leger, overleden m het achttiende jaar Jij nes ouder doms, zijn alhier ter ruste neder gelegt. De aarde zij niet zwaar aan uwlieder asfche en koud gebeente, noch breeke uwlieder ftille kalmte. De Erfgenaam heeft deeze Grafnaald doen plaatzen. In den jaare 1487 is even buiten de Stad dit Gedenkteken der drie Aureïiusfen, Romeinfche Krijgslieden van de tiende Legioen, opgedolven, zijnde hoog een voet tien en een halve duim, breed twee voeten en een duim. Het zelve heeft in eigendom behoort aan de Heeren Jan en Gerhard van Valkenburg. L. Guicciardini Dejcriz. di tutti Pacfi basji pag. 212. en is naderhand overgegaan in bezittinge van den Heere Hendrik Lei]dekker, welkers eerste huisvrouw Erfgenaam van de Heeren van Valkenburg was. Naderhand is deeze Steen verwaarloost, tot datze uit het huis van den Heere van der Houven overgebragt is op dezer Stads Raadhuis. Het Opfchrift is het eerst uitgegeeven door M. Smetius in iijn voortreffelijk werk der oude Opfchriften fol. clxvii. n. 14. Gruterus heeft het zelve uit Smetius overgenomen pag. oxxxm. n. 1. Men vindt het vervol" gens  Op altaaren en gedenk-steenen. 29 gens bij Scriverius in Tabular. Antiq. Batavic. pag. 201. Merula de Neomago pag. 54. en Pontanus Hifi. Gelr. lib. 1. pag. 9. GAL.] Door GAL. 't welk in het begin van den vijfden regel wederom voorkomt, word betekent GALm'a 'tribu. Zie de Opfchriften bij Gruterus pag. ccccvi. n. 9. ccccxviii. 7. ccccxxxi. 1. cccclviii. 5. cccclxxvii i. 9. dxvi. 4. dlviii. io. Do- nius Cl. v. tl. iai. Fabrettus pag. 340. n. 516. en Muratorius pag. cc n. 3. dccxii. i. De Romeinfche Gefchichtfchrijver Livius maakt van de Tribus GALeria gewag, als van eene der oudfïe Wijken van Rome, Hifi. lib.xxvii. cap. 6. insgelijks Plinius Hifi. nat. lib. vin. cap. 49. Bij Smetius fol. cxlvii. ».■ 14. op het einde van den eerfien regul is GAL geftelt als een begin van den tweeden regul , waar door men bij Gruterus pag. dxxxiii. n. 1. en bij Scriverius in Tabul. Antiq. Batav. pag 101, in navolging van Smetius, verkeerdelijk CALVOS, en bij Merula in Disf. de Neomago pag. 54 CAVLIVOS aantreft. : : AVOS] De letters FL zijn afgebroken. Want op den Steen fchijnt gemeden geweest te zijn FLAVOS, volgens eene verouderde uitfpraak in plaats van FLAVUS, D 3 ge-  uitlegging van de opschriften gelijk men te Rome in verfcheide Opfchriften vindt, aangehaald bij Gruterus pag. cl. n. i, i. 3. cccxx. K. 3. ccclxxxi i. 8. Panvinius in Defcript. urb. Romae pag. 237. et de Imperia Romano cap. xi. En deeze lezing wordt bevestigt door de fevende regul, op welke voorkomt FLAVI FUius. Vergelijk Hagenbuchius in fijnen brief aan den Heere O. Fr. Grave van Lijnden in Obf. miscell. crit. nov. Tom. x. xi. xii. pag. 375. GAL.] Of CAL. gelijk het zommigen toefchijnt. Onder dit GAL. oordeel ik, dat GALlaecia, als het Vaderland van Aurelius Flavus, fchuilt. Pontanus lib. 1. Hifi. Gelr. pag. 9 verkiest CAL. en meent, dat men CALpurnianus moet leefen ; andere CALaber of CALbienfis, als in een Opfchrift bij Gruterus pag. xxxvi. 1. En dewijl CAL. verfcheide uitleggingen duldt, zoude men ook kunnen leefen CALo, CALculator of CALator, voorkomende bij Gruterus pag. cccvu. n. 6. hoedanige bij Plautus in Mercat. Act. v.fcen. 2. genoemd worden die geene, welke den Krijgslieden dienstbaar waaren : of CAhigatus MILes, als in L. 2. D. de kis qui notantur infamia. L. 1 o. D. de excufat. tittor. L. 9. D. de Cuftod. et exhib. reor. L. 6. §. 5. D. de Re Milit. L. 21. Cod. de nupt. GAL.  op altaaren en gedenk-steenen. 31 GAL. FESTVS] De toenaam FESÏVS is tusfchen GALeria tribu, en tusfchen CALAGuritanus gefield , gelijk gemeenlijk de toenaamen tusfchen de naam der Wijk, en die der geboorte-plaats gefield worden. Men behoeft dus met L. Begerus fpecim. antiq. pag. 177 door GAL niet te verflaan GAL/mx, of in dit GAL. het Vaderland van Aurelius Festus te zoeken: gelijk te recht is aangemerkt bij Orfato Marmi eruditi P. i. Lett. vu. pag. 122. G. Cuper Lettr. xvm. au R. P. Montfaucon pag. 58. en Norifius in Cenotaph. Pifan. Disf. 1. cap. 1. CALAG] Dat is, CALAGurttanus ; zqo dat Aurelius Festus geboortig is geweest van Calagurris (Calahorra) welke Stad in Hispanien veele dappere Krijgslieden heeft voortgebragt. Andere leefen CALAZw of CALAtmus. Zie Merula de Neomago pag. 54. en Pontanus lib. 1. Hifi. Gelr. pag. 9. Doch ik zoude CALAGt/n"f7Z7«/.r verkiezen, om dat de tiende Legioen, eer dezelve in Neder-Germanie geplaatst wierdt, in Hispanien gelegert is geweest, en de Hispaniers, welke Romeinfche Burgers waren, meeflendeels waren opgefchreven in de GALeria Tribus. Vergelijk Valent. Chimentellius in marmor Pifanum de honore Bifellii cap. 11. enReinefius in marmor. Patavin. Interpr. Thef. Sallengr. Tom. i. FLA-  32 uitlegging van de opschriften FLAVI F. FLAVINVS] Dat de vaderlijke naam meestendeels op de Gedenktekenen der Krijgslieden gelefen wordt, hebben Gorius info: Tom. i. pag. 240. en Hagenbuchius in epifi. epigr. ad Gorium pag. 616. opgemerkt. De naamen van Titus en Flavius vindt men zeer dikwils in de Opfchriften, hier te lande uitgegraven , waarfchijnlijk, om dat Titus Flavius Domitianus in fijnen optocht naar Gallien en Neder-Germanie (zie Suetonius in Domit. cap. 2, 6 en 12) aan de Krijgslieden toegelaten heeft den naam van Titus Flavius ter fijner eere te mogen aanneemen en te voeren. Vergelijk H, Cannegieter de mutat. Romanor. nomin.fub Principib. rat. cap. m. pag. 8. de Monument. Dodenzv. cap. 1.pag. 215. de Dea Burorinapag.^. en de Ara ad Neomagurn reperta pag. 63! M. Smetius heeft FLAVI.F.FLAVIANVS, 't geen Gruterus uit Smetius heeft nagefchreven, en welke leefing Scriverius en Pontanus hebben behouden; Doch ik vindt duidelijk FLAVINVS op den Steen , gelijk Merula ook gelefen heeft, en dienzelfden toenaam ontmoet men bij Gruterus pag. ccclv. s. ccclvi Li. dxx. i. LIXA] Zie Livius lib. xxiii. cap. 16. De Zoetelaars en Legerjongens wierden, des noods, meede tot den krijg gebruikt, hoewel lij daar toe niet verbonden waren, en bewee- zen  OT> altaaren en gedenk-steenen. 33 zen veeltijds getrouwe dienden, waar van Voorbeelden zijn bij Caefar de Bello Gallico lib. U. cap. 27. Jofephus de Bello Judaico lib. in. cap. 4. 2. en Tacitus Annal. lib. n. cap. 78. HIC SITI SVNT.] Wanneer de gebrande Asfche en het overgeblevene Gebeente van Verfcheide perfonen in de Lijkbusfen verzameld en op dezelfde plaats waren terneder gefteltj ge li :k alhier der drie Aureliusfen, wierden de naamen van allen in een Gedenkteken vermeld; waar van men voorbeelden aantreft bij Gruterus pag. dlxxvii. n. 3. Jo. Jac. Chiffletius in explic. titul. fepulcral. Geminiae Tom. i.Thef. Sallengr. Cannegieter in not. ad Trebell. Pollion, cap. vu. en Hagenbuchius in epijl. epigraph. pag. 484. H. F. C] Hagenbuchius in Obf. Miscell. crit.nov. vol.x.xi.xn.pag. 375. heeft H. E.G door een misflag van den uitfehrijver, want het Hot der' Opfchriften op Graffteenen H. F. C. Her es faciendum curavit eindigt nimmermeer in Gv V.  34 UITLEGGING VAN DE OPSCHRIFTEN A V. Itaar van Licinius Seranus. I. O. M. LICINIVS SERA NVS V. S. L. M. Aan jupiter, den goeddoen den en trootmachrigften God , heeft li c in lus seranus fijne geloften vrijwaliglijk Deeze Airaar, hoog een voet en twee duinten, breed omtrent negen en eenlia'ven duim is met een fteene beeld van füpiter dep 2? van Slachtmaand des jaars 1630 even beneden de Stad aan de Whaal op de Wisfelinclche waerden bij de Lennepe-Camer uitgegraven, en door den Heere Smetius aan de Stad vereert. Zie het Opfchrift in Thef. antiq. Smet tan. pag. 16. in Antiq. Ncomag. pas 95. Ant. Matthaeus Epifi. Syll. pag. 120 To Ohva de Marmore I/taco Romae effo.fo cap n. en Jo. Gasp. Hagenbuchius in O//. Miscell cm. nov. Tom. x. xi. xu. pag. 369. * S E-  op altaaren en gedenk steenen. SERANVS1 Hagenbuchius heeft door een fchrijf- of drukfout SFRANVS pag. 3.7. doch op den Steen lees ik JERANVS. V. S. L. Ml Votum Sohit Lubenter Meritoque. Zie de betekenis deezer letteren verfcheideniijk uitgelegt bij Fortunius Licetus de Lucern. lib. vï.cap. 57. Gruterus pag. 111. 6. vin. 2. xix, 3. xxx. 1. mxv.3. J. P.Tomafinus de Donariis cap. 11. pag. 18. Sert. Orfato Marmi eruditi Lett. vi. pag. 129 en bij H. Cannegieter in fijnen brief aan den Heere O. Fr. Grave van Lijnden de Ara ad Neomagum Gelriae reperta pag. 34. Eb VI.  36 UITLEGGING VAN DE OPSCHRIFTEN A, XUtaar van Brato. I. O. M DOMES TICO BRATO VETERA NVS L. M. Aan jupiter , den goeddoenden, den grootmachtigflen , den God fiines huizes, heeft brato, Oudkrijgsman , met een dankbaar harte dezen Altaar geheiligt. Deze Gelofte-Steen, aan welkers bovenfte gedeelte zich twee uitftefcende hoornen bevinden, is even buiten de Stad uitgegraven den 17 van Slachtmaand des jaars 1637, zijnde hoog een voet en omtrent drie duimen , en breed Jeven duimen. De Heer Smetius, die dezen Steen aan de Stad Nijmegen heeft MATRONIS* GABIABVS en MATRONIS GESATENIS op Altaaren omtrent Keulen opgedolven, bij J. G. Keijslerus in antiq. felect. Septentr. et Celtic, pag. 433. Jof. Hartzhemius de infcript. Herfellenfi, Gelenius de Colon. Agrïppin. magnit. lib. 11. Syaiagm.' 33, en Aug. Aldenbruchius in Disf. de Relig. antiq. Ubiorum pag: 74. MATRONIS VEDIANTIABVS bij Sponius in miscell. erud. antiq. pag. 104. n. 75. TALBINIVS IANVAPvIVS] Of meil TALBINIVS , dan wel Titus ALBINIVS } lefen moet, kan nien bij gebrek van een ftipteken achter de T niet bepaalen. Ik zoude verkiezen te lefen Titus Albinius, dewijl mert meermaalen op de oude Gedenktekenen den eerden letter van den voomaem aan den haam gehecht vindt. Dus leest men te Rome,in den toegang naar het Caphool, PALBINIVS IANVARÏVS ; en in het Paleis van Colonn aPAGRlLIVS IANVARIVS; op eenen Altaar te Bergendaal buiten Cleef TAITIVS IANVARIVS. Bij Pliniuslib. vil. cap. 44 ontmoet men Cattinius, welke bij Cicero pro Domo fua cap. 47 wordt genoemd C. Attinius. In oude handfchriften van Tacitus Annal. lib. xu. cap. 7. Talledius in plaats van T. Ailedius. Tumidili's voor T. Umidius, cap. 45. Tampitis voor 7". Ampius Hifi. lib. lil. cap: 4. Vergelijk Th. Reinefius Variar. lect. lib. iv. cap. 2 en P; Bürman in not. ad Suetonium in Caefi cap; 77; F 2 VUL- 1  44 UITLEGGING VAN DE OPSCHRIFTEN VIII. tfA-ltaar van BI. Liberius Vitlor. MATRIBVS MOPATIBVS SVIS M. LIBERIVS ViCTOR CIVES NERVIVS NEG. FRV V. S. L. M marcus liberius victor, een Nervier, en Burger aldaar, Handelaar in graanen, heeft aan de Moederen mopates, fjne Befcherrn-Godinnen, voor de bewefene weldaaden de geloften vrijwilliglijk betaalt. In herfstmaand des jaars 1669 is beneden de Stad aan den oever van de Whaal op de Winsfelingfche Waarden deze Gelofte-Steen opgehaald, zijnde een voet en fes en een halve duim hoog, en een voet breed, en door den Heer Smetius aan de Stad vereert. Deszelvs Opfchrift is reeds door hem uitgegeeven in antiq. Neomag. pag. 93. Cuperus in infcr. et marmorib. antiq. pag. 266. Sponius in miscell. erud. antiq. pag. 105. n. 77. Men vindt  OP ALTAAREN EN GEDENK-STEENEN. 45 vindt het zelve ook bij Tollius in Fortuit.pag. 318. doch met eenige fchrijf- of druk-feilen , en uit Tollius overgenomen bij Muratorius in Thef. nov. infcript. pag. xciv. n. 5. MATRIBVS MOPATIBVS] AandeM*tres Mopates wierdt , gelijk aan andere van het Vrouwelijk Gedacht, bij de Germanen en Belgen, iets Godlijks toegekent. Dat 'er verfcheidene van die voorzeggende Moederen MOPATES alhier geweest zijn, blijkt uit het meervoudig getal. Meestendeels vindt men een drietal, als te zien bij Gruterus pag. xci. 3. xcn. 1. en te Rome op eenen Altaar, bij Fabrettus de aquis et aquae ductib. Disf. 11. vergeleken met Cuperus in infcript. et marmorib. antiq. expof. et expl. pag. 2.66. Na de naamen van het Folk, van het welk fij gedient wierden, of na de naamen van de plaatfen, van welken fij Befchermfters waren, zijn de meeste van deze Matres genoemd. Van de eene of andere thans onbekende plaats in Neder Germanie is gevolgelijk de naam MOPATES ontleend;zie Sponius inmiscell. erud. antiq. pag. 105. Op twee Altaaren, in de voorige eeuw te Birten uitgegraven, leest men MATRIBVS BRITTIS , beide door Krijgslieden van de dertigJïe Legioen aldaar opgericht, waar van'er een onder veelerlei andere Romeinfche oudheden is te zien in de Gallerije van den Hortus Academicus te Leiden. Vergelijk Stangefollius lib. 1. Annal. F 3 Gr-  46" UITLEGGING VAN DE OPSCHRIFTEN Circul. Westphal.pag. 68. Cuperus in infcript. et marmortb. antiq. pag. 267. C«nnegieter de Brittenb. cap. 111. et xi en Fr. Oudendorpius tn dejcnpt. Legati Papenbroekiani fect. 1. n. 12. In het zelve Dorp is insgelijks opgedolven een Altaar van een Krijgs-bevelhebbef der derttgjle Legioen, toe;re..;id MATRIBVS TREVERIS, welke men aantreft te Bergendaal bij Cleef. In het Dorp Qualburg. een Altaar van een Oud-Krijgsman der tiende Legioen, geheiligd Matribus QVADRVfergenfibus. Op eenen Altaar te Duits , over Keulen gelegen, vindt men MATRIBVS Ca~) SVEBIS; en MARTIBVS SVLEVIABVS op eenen Steen door Aldenbruchius de Rehg. Ubiorum pag. 56 te voorfchijn gebragt, zijnde opgericht geweest door een Krijgsman van de twee en twintigste Legioen. MATRIBVS GALLAICIS op Akaaren in Gallicien, en MATRIBVS AVGVSTIS op Gedenktekenen omtrent Lions en Vienne opgedolven, welke twee Steden oudtijds ook de naam van Augusta gedragen hebben. MATRIBVS SILVEIS; MATRIBVS GERVDATIIS: MATRIBVS VAPTHIIS; MATRIBVS PANNONIORVM ETDALMATIARVM: DEABVS MATRIBVS ; DEABVS MAIRIS op 00 Op oen Gedenkteken, in den jaare 1541 te XJbbergen aan den voet van den Hunerberg uitgegraven, leest men LVTATIIS SVE13IS, welke Reinefius tn antiq. infcr. fyntagm. Cl. i. ». i75. oordeelt Matronae of Matzes te zijn geweest. Doch zie liet geene de Heer Cafinegicter daar omtrent heeft aangetekent in Disf. de Brittenb. cap. m. pag. 35.  op ALTAAREN EN GEDENK-STEENEN. 47 op Akaaren bij Gruterus pao-, xc. n. i. 2. 3. 5. 9. 1 o. 11. Sponius in viiscellan. erud. antiq. "fêct. in. n. 78. Reinefius Jyntagm. infcript. CL ir n. .173, 174. Cuperus in infcript. et marmorih. antiq. pag. 268. Keijslerus in antiq. feptentr. pag. 421. et de mulierib. fatidic. § 34. En onder den rang van zodanige voorzeggende brouwen en Moeders behooren meede geplaatst te worden de IVNONES bij Gruterus pag. xxiv. n. 5. mclix. n. 2. de DEAe MALVISflf pag. xci.6. de DEA BVRCRINA, vermeld op een Steen te Domburg in Zeeland bij H. Cannegieter de Dea Burorina pag. 39. ; en bijzonderlijk de DEA HLVDANA, voorzeggende Befcherm Godin van het Dorp Luddingen, even beneden Sancten aan den Rhijn gelegen , voorkomende op eenen Gelofte Steen, te Bitten in denabuurfchap van Luddingen uitgegraven, en welke thans gezien wordt te Bergendaal, met dit Opfchrift DEAE HLVDANAE SACRVM C. TREBIVS VERVS dat is; CAIVS TREBIVS VERVS heeft aan de Godin van LVDDINGEN dezen Al' taar geheiligt. SV-  48 uitlegging van de opschriften SVIS ] Sijne Befcherm-Godinnen , welke hij voor zich diende, in onderfcheiding van de matres paternae en matemae , welke door fijne Ouders geëert waren. Bij Aegid. Gelenius de Coloniae Agrippin. magnit. lib. 11. Syntag. 10. vindt men eenen Altaar met het Opfchrift MATRIBVS PATERNIS H. ANNANEF, door Flavius Victorinus, Hoofdman in de dertigfie Legioen, opgericht; en twee diergelijke bij Cuperus in numismat. antiq. explic. pag. 252 en 267. de eene MATRIBVS FRISAVIS, of TRISAVIS, PATERNIS; de ander MATRIBVS ARSACIS PATERNIS SIVE MATERNIS geheiligd. MATRIBVS SVIS en SVLFIS SVIS, welke Sulfae insgelijks zoortgelijke Toverkollen enplaatjelijf e Befcherm-Godinnen fchijnengeweest te zijn, zie op Akaaren bij B. Montfaucon in Antiq. expliq. fupplem. Tom. n.chap. 7. en Martin de la Religion des Gaulois lom. li. pag. 104. CIVES NERVIVS] Een Nemer, of Burger uit Henegouwen. Door onachtzaamheid of flegte ukfpraak van den letterhouwer is CIVES in plaats van Cl VIS geilek; hoedanige feilen men dikwils ontmoet op Gedenktekenen. Zie voorbeelden bij Gruterus pag. xl. 9. lxiv. 6. dlviii. 4. dlxvii. 4. cmlviii. 1. cmlxxvii. 4. hoewel bij de oudfle Romeinfche Schrijvers ook meermalen es voor is gevonden wordt, als Canes voor  OP ALTAAK.EN EN GEDENK-STEENEN. 49 voor Canis bij Ennius; en bij Lucilius lik i. Satyr. NEG. FRV] NEGOTIATOR FRVMENTARIVS leest men op een oud Gedenkteken te Rome, aangehaald door Joh. Rhodius in not. ad Scribonium Largum pag. 307. eenvoudiglijk Frumentarius bij Plautus in Ffeudolo Act. i. fe. a. Frumentator bij Livius lib. u. cap. 34. Dus betekenen deze afgebrokene woorden, dat Liberius Victor M geweest een Graanhandelaar , of Koom-bezorger voor het Romeinfche Leger in NederGermanie. V. 5. L. M] Een zeer groote Altaar, DEABVS MATRIBVS toegewijd door M. Ingenuus Afuticus, gefchikt tot brand-offeren, zelvs van Beeften, is in Britannien uitgegraven. Zie het opfchrift bij Jo. Seldenus de Dis Syris Syntagm. 11. cap. 2.  50 UITLEGGING VAN DE OPSCHRIFTEN I X. .Ajtaar van C. Candidinius SanBtiU I, O. M ET GENIO LOCI C. CANDIDINIVS SANCTVS SIGN LEG. XXX. V. V PRO SE ET SVIS L. M. MATERNO ET ATTICO CO Aan den goedertierendfien en grootmachtigjlen jupiter, en aan de godheid dezer plaats, heeft cajus candidinius sanctus, Vaandeldrager in de Jloufmoedige en onoverwinnelyke dertigfte Legioen , voor zich en voor fijn Huisgezin, fijne gedaane geloften met dankzegginge betaalt, en dezen vilt aar geheiligt, als Maternus en Atticus Burgermeefieren te Rome waren. Deze Altaar, twee voeten en ruim vier duimen hoog, en anderhalven voet breed, is in den jaare 1655 in het Neder-Rijkfche Walt uitgegraven. Deszei vs Opfchrift heeft G. Cuperus uit aantekeningen van Smetius gedeelte- te  OP ALTAAREN EN GEDENK-STEENEN. 5I telijk verklaart in Monument, antiq. pag. 241. P. Relandus heeft in Fafiis Confularib. pag. 65 het zelve insgelijks uitgegeeven ; ook Jac. Tollius in Fort uit. pag. 318. hoewel met minder naauwkeurigheid. Het affchrift van Tollius is gevolgt door Muratorius in Thef. nov. infcr.-pag. cccxliii. n. 3. et dcccii. n. 5. I. O. M. ET GENIO LOCI] Wanneer de Romeinen zich op afgelegene plaatzen , of bij vreemde Volkeren bevonden, was hunne eerfle en voornaamfte zorge de gunst en bijftand van de Godheden dier plaat* fen en Volkeren voor zich te verwerven. Om die reden vindt men de naamen der Godheden van zulke Volkeren zoo meenigmaal gevoegd bij de naamen der Goden van de Romeinen , en bijzonderlijk Altaaren geheiligd aan den GENIVS LOCI, dat is, den Gelei- of Befcherm-geest des Lands , of den onbekenden God , aïdaar wordende aangebeden. Zie de Opfchriften bij Gruterus pag. 1. n. 7. iv. 6. 7. vin. 6. 7. ix. 1. 2. 3. 12. cv. cvi. cix. cxr. Th. Reinefius Cl. i. n. 99. J. Sponius in miscell. erud. antiq. fect. vu. pag. 101. 113. Raph. Fabrettus injcript. cap. n. pag. 76. Phil. Turrius mon. vet. Antii pag. 398. en Muratorius pag. xn. n. 6. lxxix. n. 3. xcvii. n. 1. cccxlt. n. 5. 6. mmxxxii. %. mmxcix. ». 1. vergeleken met Virgiliu? Aeneid. lib. m v. 576. lib. vil. v. 136. Gratius in Cynegeiico v. 438. Ovidius Epifi. G 2 xxi.  5^ uitlegging van de opschriften xxi v 91. Macrobius Hè. til. Saturnal. cap. 4- 1 rudentius contra Symmachumlib. n.v. 44: C. CANDIDINIVS SANCTVS] De naamen van Candidinius Spectatus en van Candidinius Fcrax vindt men te Roffie op een Gedenkteken, vermeld bij Jac. Mazochius in JLpigr. antiq. urb. en bij Gruterus pag.. dxxxv; n. 6. Ook is de naam van Sanctus te Rome niet onbekend. L. tft.'Di de acquir. vel omittend. heredtt. Symmachus lib. v. Epift. ^9 Lampridius in Commodo cap. u verbleken met de Opfchriften bij Gruterus pau xxi ccclh;. 1 ö SIGN.] Het Vcldwapen of Vaandel van de dertigjle Legioen is geweest de Drietand van Neptunus, immers ten tijde van Keifer. Gallienus ; om welke reden deeze Legioen ook de bijnaam van NEPTVNIA heeft o-evoerd; want op eenige penningen van Gallienus vind ik.aan de voorzijde GALLIENVS AVG. en op de keerzijde LEG. XXX NEP. VI. F. Legio XXX. Neptunia fextum fidetis. J Een zeer voortreffelijke Geiofte-fteen van een \aandcldrager dezer Legioen, voorzien met kanftjghjk gehouwene beelden van Jupiter , juno en. JfiNERVA , hoog drie voeten en  op alt-a-aren en gedenk-steenen. 53 en tien duimen , breed twee voeten, en vier duimen, welke in de voorige eeuw te Birten bij Sancteri'is opgedolven, ontmoet men te Bergendaal, met-een Opfchrift van dezen inhoud I. O. M. IVNONI REGINE MINE RVA E T. QVARTINI VS SATVRNALIS SIGNI FER LEG, XXX. V. V. PRO SE Et SVIS V. S. L. M M. P. DN. GORDIANO ET AVIOLA COS. KAL. IVL Dat is; Aan den allergoedflen en vermogendjlen jupiter; aan de groote Godinne juno en aan m^m.\rA heeft titus quartinius Saturnalis ,' Vaandeldrager van de floutmoedige, en .overwinnende dertigfte Legioen, voor zich en voor fijn Huisgezin de geloften vrijwilliglijk volbragt, ah cmfe maclitigfte Forst en Heer Gordianus, en Aviola Burgermeejleren van Rome waren; den i. fiilii. In het zelve Dorp Birten is mccde in de voorige eeuw uitgegraven een Gelofte-Steen door drie Vaandeldragers dezer dertigfte Legioen opgericht, voorzien mee het volgend Opfchrift: M. Dat is, in den jaare 239 na de tijdrekening der Chrifrenen. Zie de uitlegging van dezen Altaar-Steen in mijne aanmerkingen ad Epiftolas H. Ewichii de Cafiris Veteribus pag. 6. G 3  54 uitlegging van de opschriften M. ANTIST. PLACIDIN M. VLP. ASPADIVS I • : : L. VICTOR MISSI HON. MISSIONE EX SIGNIFF. LEG. XXX. D. D FAVSTINO EN RVF1NO ' (b~) COS. LEG. XXX. V. V.] Vlpia Viarix of Valens Victnx is geweest de toenaam van de dertigfte Legioen. Keifer ulpius trajanus heeft dezelve opgericht, en na fijnen naam VLPIA doen noemen, gelijk Dio Casiius verhaalt lib. lv. pag. 564. Al aanilonds na de oprichting is fij naar Neder-Germanie gezonden ter bezetting van de hoogtens aan den Rhijn. Zie Ammianus Marcellinus lib. xvi 11. Haare legerplaats is voor het grootfte gedeelte geweest ad vetera, et Tricenfi. mam coloniam , volgens Ptolemaeus lib. 11. Geogr. cap. 9. dat is, op de hoogtens boven en beneden het tegenwoordig Sancten, thans genaamd Furftenbcrg of Varusberg, Birten , Moenderberg, van den tijd van trajanus af tot het einde van het Romeinfch gebiedin deze landen, dat is, tot omtrent den jaare 4-0 na de tijdrekening der Chriftenen; hoewel ook eenige Ruiterbenden QAlae') op de hoogtens O) Als Fauftinus en Rufittus Burgermeefleren te Rome waren; dat is, in den jaare 210/Zie de verdere uitlegging in mijne aantekeningen ad Epiltoias G. Caperi de Aris ct lapidibus vativispag. 28.  Op altaaren en GEDENK-steenen. 55* téns alhier, nu Wijlre, Beek , - Neder-Rijkfche Walt, Ubbergen, Hunerberg, en in de Sterktens aan den oever gelegerc zijn geweest. Op eene fteene Zuil in het Capitool, en Op feene diergelijke in het Paleis van Maffei, te Rome word ze VLVia genoemd. In de Villa Carpi te Rome vindt men LEG. XXX. VLP. Op penningen van Tetricus VhVia VTCTm-,- ook bij Muratorius pag. occxli » 6. mcxxi 1. 4. Ten tijde van Antoninus Pius is ze ANTONINIANA na de naam des Keilers genoemd, bij Gruterus pag. cccxcix. 6. en in andere Opfchriften LEG. XXX. Valens Victrix, pag. dxxxv. i. dxlv. 4. mxxvii. 2. van hoedanige Opfchriften op pannen en vloerlleenen in den omtrek van Nijmegen en Sancten eene ontelbaare meenigte uit de aaroïsis- opgedolven. Uit deze benaamingenkanhetgevoegzaamfte geoordeelt worden over het tijdperk, in het welk de Gedenktekenen van deze dertigjlehegloen zijn opgericht; namentlijk de zulke, op welke men leest LEGz'o xxx VLVia VTCTm;, fchijnen te behooren tot- de tijden vart Trajanus en Hadrianus, en op web ke men vindt ANTONINLmz, en Valens Victrix, tot de tijden der Antoninen, en volgende Keiferen. Zie Fr. Robortellus de Legionib-. Romanor. ex Dione lib. lv. en Th. Reinefius ad Rupertum Epifi. 31. pag. 165. Op eenen Altaar , ten tijde van Keifer Scverus Alexander opgericht, vindt ik deze Legioen genoemd SEVERIANA ALEXANDRIbö:  5o" UITLEGGING VAN DE OPSCHRIFTEN I. O. M MARTIVS VICTOR SIG. LEG. xxx. V. V SEVERIANAE ALEXANDRI P. F. V. S L. M. (O AGRIGOLA ET CLE MENTIANO COS. En op een zoortgelijken Gelofte Steen,. hoog drie voet en fes en een halven duim, breed een voet negen en een halven duim, pronkende met het beeld van Jupiter met den Blikfem en den Adelaar ; P. O. M. CONSER VATORI TERTI NIVS VITALIS MIL. LEG. xxx, V. V. S. A LIB. PRAEF. PRO SE ET SVIS V. S L. Al vi. KAL. MAIAS 00 LVPO ET MAXIMO COS. welke beide in de voorige eeuw te Birten zijn opgegraven, en thans (0 te Bergendal ;. ' i! bij . O) Agricola eji Cemoutanus zijn Burgcrmeefteren te Rome geweest in den jaare 230 na de tijdrekening der Chnlïenen. . , ° ■ .(d) Lupus en Maximns zijn Burgermeeftcren "e- •weest te Rome in den jaare 232. De uitlegging van beide deze Opfchriften zie in mijne aantekeningen ad Gisb. Cupen Epiftolas de Aiis pag. 21-23. (e) Men vindt daar terplaatze ook noch eenen Altaar door  op alta aren en gedenk-steenen. §7 bij Cleef kunnen en verdienen gezien te worden. MATËRNO ET ATTICO CO] Maternus en Bradua, welke vermeld worden in een Opfchrift bij Gruterus pag. cxcil. 13. zijn Burgermeeftcren te Rome geweest ten tijde van Keifer Antoninus Commodus. Casfiodorus in Chronko pag. 899. In de plaats van Bra* dua fghjjjjt 0jcus opgevolgd en aan Maternus bijgevoegd te zijn, volgens degisfingvan P. Relan|ifs ïn Faft. confularib. pag. 65. Cuperus In monument, antiq. pag. 241, en Muratorius in Thef. nov. infer. pag. cccxliii. 3. Dus zoude deze Altaar zijn opgericht geweest in den jaare 185 na de tijdrekening der Chri* Henen/' Vergelijk het Opfchrift bij Gruterus pag. mvi. 8. Th. J. ab Almeloveert in corrig. efanimadv. ad Grutcr. pag. ceexix. Sponius pag. 304. H.Norifiüs in Indic. Confulat. emendator. mitsgaders Jo. Gasp. Hagenbuchius in fijnen brief aan den Heere O. Fr. Grave van Lijnden in Obf. Miscell. crit. nov. Tom x. xi* •im.ptig. 367. X. door Septituins Mucatrd, Sepliinius Cattus > Sepi{mfut Dcosporus, Septimins Sammtts en andere gemeène Krijgslieden dezer dertig lie Legioen geheiligd aan Apollo en aan de gunftige Godheden der Zon en Maan l DEO APPOLLINl DITS VROpiiiis LVnae SOLIQw, voor de behoudenksfe der gezondheid van Keifer Severus Alexander, PRO SALVTE IMPeratoris SEVERI ALEXANDIRI AVG. MAXIMO II ET AELIANO COS, dat is, in den jaare 233, na de tijdrekening der Chriftenen. II  58 UITLEGGING VAN DE OPSCHRIFTEN X. : : : : VNT XIANVS NRVIODIE Den i April des Jaars 1670 is dit Gedenkteken uit de muur van de Capel op 's Furftendoms Burgt gebrooken, en naar het Raadhuis overgebragt; zijnde hoog elf duimen, en een voet en vier duimen breed De letters, daar op Haan de, hebben den Oudheidkenners veel te doen gegeeven. Merula in Disfert. de Neomagopag. 58. meent, dat vermits de naam van IANVS in de tweede regel gelezen wordt, en dit fïuk Steens in de muur van de Capel gemetzeld was, die Capel oudtijds aan Janus zoude zijn geheiligt geweest. Hagenbuchius heeft in Ohf. miscell. crit. nov. Tom. x. xi. xn. pag het Opfchrift moeten onverklaard haten, en ik beken meede het zelve niet te kunnen uitleggen. XI.  OP ALTAAREN EN GEDENK-STEENEN. 59 X I. (jedenkteken van Domitia Albina. D. M DOMITIA ALBINA VIVA SIBI FECIT Aan de zalige Schimmen derafgeftorvenen zij dit Gedenkteken geheiligt. domitia albina heeft bij haar leven het zelve voor zich doen vervaardigen. Deeze Graffteen, hoog anderhalven voet, breed een voet negen duimen, en ter dikte van een voet en twee duimen, is in den jaare 1698 aan de Noordzijde van het Valkhof opgedolven, en van dien tijd af geweest onder de nagelatene verzameling der Romeinfche Oudheden van wijlen den Heere Everhard Baron van Heeckeren, tot Nettelhorst, Enghuifen en Barlham, Landdrost des Graaffchaps Zutphen, totdat dezelve onlangs door den Heere Jacob Adolph Baron van Heeckeren, tot Enghuifen en Beurfe aan de Stad Nijmegen is vereert. Men vindt het Opfchrift reeds uitgegeeven door den Heer H. Cannegieter in Disfert. H 2 de  0*O UITLEGGING VAN DE OPSCHRIFTEN de Brittenburgo 'cap, m. pag. 23, vervolgens in mijne aanmerkingen op de Brieven van lomanus en Smetius de Columna Miliaria lrajampag. 12. de Monument is Sepulcralibu* pag. q>o. in Commene. ad Taciti Hifi. lib. v. cap. xix. pag. 21. in Chronico antiquae Batavormn Civitatis pag. 222, en in mijn Specimen iheoretm-practicum de Ordine procedendi coram Neomagevfium tribunalibus , et vetustisfimis qutbusdam Civitatis Neomagenfis confmudmihus cap, j, pag, 6. X1 ï.  OP ALTAAREN EN GEDENK-STEENEN. 6l XII. _^Jtaar van M. Sabinitts Candidus, en M. Valerius Honoratus. . I. O. M. I. O. M. M. SABINIVS op de andere M. V. H. CANDIDVS zijde V.S.LLM, V. S. L. M. Aan jcpiter, den goed do en den en allerhoogften God, heeft marcus sabinius candidus fijne geloften vrijwilligHjk betaalt. marcus valerius honoratus heeft aan den gocdertierenflen en grootmacht}gften jupiter meede blijmoedig en gewillig fijne geloften voldaan. Deze dubbelde Altaar, tweevoeten en een duim hoog, een voet en vier duimen breed, is in den jaare 1Ó69, omtrent vijf hondert treden beneden de Stad uit de Whaal opgehaald. Men vindt deszelvs Opfchrift Bi) Cuperus in Monument, antiq. pag. 242. bij Tollius in Fortuitis pag. 318. en bij Muratorius, pag. vi. n. 5. M. V. H, 1 Vertolk deeze letteren Marcus H 3 Va-  6l UITLEGGING VAN DE OPSCHRIFTEN ValeriusHonoratus, in navolging van Valenus Probus de interpret. Romanor litteris en van een Opfchrift bij Gruterus pag. Txxxxu 6. Op een Gedenkfteen te Birtel uitS ven , thans geplaatst te Benrendaal JLa* men M. ANTONIUS HONOfSS/. T* L L] Dat is, Laetus Lubens, gelijk men leest op een Gelofte-fteen te Rome VOTVM SOLVIT LAETVS LVBENS. Zie Raph. Fabrettus in Dtsf. B. de Aauh et Anuae ductib. en Gruterus }ag. ml™ 4 Phmus E^. x. ,01. I02. Kwalijk isderhalyen door zpmmigen LI en LE a^gefchreven zie Obf. miscell. crit. nov. Tom. A pag 1T0 XIII.  OP ALTAAREN EN GEDENK-STEENEN. 63 XIII. „Adtaar van Blefio. MERCVRIO REGI SIVE FORTVNE BLESIO BVR GIONIS FIL V. S. L. M. Aanmercurius, den hoogften God, en aan het lotgeval, heeft bles 1 o, Zoon van burgio, fijne geloften met een dankbaar harte betaalt. Deze Altaar is in Oogstmaand des Jaars 1681 even beneden de Stad op de Winsfelingfche Waarden aan den oever van de Whaal gevonden, zijnde hoog een voet en feven duimen, en breed elf en een halven duim. Dezelve heeft behoort tot de verzameling der Romeinfche Oudheden van wijlen den Heere Everhard Baron van Heeckeren tot Nettelhorst, Enghuifen en Barlham, Landdrost des Graaffchaps Zutphen, en is onlangs door den Heere Jacob JdolphBzron van Heeckeren, tot Enghuifen en Beurfe, Scholtus binnen en buiten Zutphen, aan de Stad Nijmegen vereert. Het Opfchrift is het eerfl: door Gisb. Cu- pe-  ;Ó4 ' uitlegging van de opschriften perus uitgegceven in Monument, antiq. pag. 183. en vervolgens door den Heere II. Cannegietcr in infcript. antiq. pag. 61. in Disf. de IJide ad Tufnacum inventa pag. 34. et de Ara ad Neomagum reperta pag. 5. MERCVPvIO REGI] Gelijk jupiter de hoogfte en opperfte God. was bij de Romeinen , zo was mercurius de ecrite en voornaamilc der Goden bij de Galliërs, Germanen en Batavieren. Caefar de Bello Galiico lib. vi. cap. 17. Tacitus demorib. Germanor. cap. 9. en mars bij de Hermanduren, en andere Volken van Germanien. Tacitus Annal. lib. xiu. cap. 57, Om die reden voegd Blefio de naam van REGI bij MERCVRIO , even als men leest SVMMO EXSVPERANTISSIMO gevoegd bij I. O.M. op een Gelofte-lteen te Rome. Zie mijne aantekeningen ad Epiflolas de Caflris Veteribus. pag. 37. In den Jaare 1751 zijn op den Hunerberg uitgegraven twee kleine Gelofte fleenen, de eerfle met het Opfchrift, op de voorzijde MERCVRIO SACRVM op de keerzijde, MARTI SACRVM de  ÓP ALTAAREN EN GEDENK-STEENEN. 65 de tweede, op het voorfte gedeelte j IOVI SACRVM ter andere zijde, MARTl SACRVM uitgelegd bij H. Cannegieter in Disf. de Ara ad Neomagum reperta pag. 13. Hoedanige Altaaren, aan Mercurius en aan Mars toege^ wijd, in de nabuurfchap van Sancten en aan den Rhijn meermalen zijn opgedolven geworden. Een Altaar aan Mercurius geheiligd door C. 'Julius Martialis, en andere aan Mars door Secundinius Martius, en T, Domitius Vindex, Hoofdman van de twintigfie Legioen, zijn te zien bij Pighius in Hercule Prodicio pag. 34. Herim Stangefoll lib. 1; annal. Circul. WestphaL pag. 68. W. Tesfchenmacher lib. 1. annal. Cliv. P. i.pag. 24. en H. Cannegieter in infcript. antiq. pag. 61. zijnde de eerstgenoemde geplaatst onder de oudheden te Bergendaal bij Cleef. SIVE- FORTVNE ] SIVE in plaats van ET; gelijk op eenen Altaar bij Cuperus in Numismat. antiq. explic. pag. i6j. MATRIBVS ARSACIS PATERNIS, SIVE MATERNIS, dat is, ET MATERNIS. FORTVNE voor FORTVNAE, en REI GI-  66 uitlegging van de opschriften GINE voor REGINAE zijn misflagen der letterhouwers, hoedanige dikwils worden aangetroffen. 11 Tvfpn»A1mTA met- het °Pfch»ft FORTVNAE RegïNAe ,s in den jaare 1637. te Nijmegen^opgegraven, en een zoortgeiijke GeIofte-fteen meede in de voorige eeuw, te bancten welke thans gevonden word teBergendaal, met dit Opfchrift FORTVNAE SACRVM C. SEXTILIVS EEPIDVS VET LEG. XXX. V. V PRO SE ET SVIS V. S. L. M. dat is, cajus sextilius lepidus, Oud ILrijgs-UverJie van de ftoutmoedige onverminnehjke dertigfte Legioen, heeft voor zich en voorjijn Huisgezin de gedane gelofte blijmoedig en vrijwillig aan het Lotgeval betaalt. Zie Pighius in Hercule Prodicio pag. 34 , en Gruterus pag. lxxii. «.8. BLESIO BVRGIONIS FIL.j Deze naamen geeven genoegzaam te kennen, dat BleJio en Burgio geen Romeinen, maar Galliërs, delgen, Germanen of Batavieren geweest zijn welkers naamen door de Romeinen in 0 of us gebogen wierden. Zo vindt men Jucgumat- tiiif  op altaaren en gedenk-steenen. 6? tius, zoon van Gaifio, op het beruchte Gedenkteken, gemetzeld in de Kerk-toren te Dodenwaerd in Neder Betuwe M. TRAIAN. IVC GVMATTIVS GAI SIONIS F. VET. ALAE AFROR. T. P. I. dat is, marcus trajanus Jucgumat tius, Zoon van gaisio , oud KrijgsOverjïe der Jjfricaanfche Ruiterbende, heeft bij uiterjle wille Jijn erfgenaam gelast dit gedenkteken op te richten. Ulpius Lupip op een Gelofte fteen, in de Betuwe opgedolven, Ca) IIERCVLI MA CVSANO ET HAEVAE VLP LVPIO ET VL PIA AMMAVA PRO NATIS V. S. L. M dat is; aan hercules magusanus en haeva heeft ulpius lupio en ulpia ammava voor hunne kinderen de gedaans geloften volbragt. En Marcinus, zoon van Surco, op een Graf-teken te Bergendaal. XIV. O) De uitlegging van dit Opfchrift, mitsgaders van een diergelijk op een Altaar aan HERCVLm SAXANus geheiligd door C, Sulpicius Maturus, Hoofdman van de twee en tmn/igfle Legioen, thans te Bergendaal geplaatst, zie in mijne aantekeningen ad Epiftolas G. Cuperi de Mercurii Sigillis. pag. 30.  68 UITLEGGING VAN DE OPSCHRIFTEN XIV. .Ajtaar van C. Januarius, I. O. M C. TANV APvlVS VE LEG. T G. P. : V. S. M. Aan den goedertierenften en groqh wachtigflen jupiter heeft ca jus Januarius, oud Krijgsman der ge trouwe en gelukkige tiende Keurbende, fijne geloften vrijmllïgtijk volbragt. < Dezen Altaar-Heen, ten voet en omtrent vijf duimen hoog, breed fevjn duimen, hebbende ter zijde van de kruin twee hoornen , en in het midden eene holligheid om het reukwerk ter ofierhande te bevatten , heb ik den 16 Maart 1782111 tegenwoordigheid van mijn Vader Johaninde.BetQup. Raad en Schepen der Stad en Secretaris des Quaru'ers v'tui Nijmegen, toevalliglijk ontdekt bij het zien omgraven van een link larids aan den Hunerberg onder Ubbergen in eigendom behorende aan den Heere Leönard de Beijer Heer tot Huigen , Secretaris en Gerichtfchrijvcr, mitsgaders Ontfanger van 'sQuartiers belastingen op de Gebrande Wijnen en overgehaalde Wateren over bet Nijmeegsen Comproir,dien het gelieft heef;;  Op ALTAAREN EN GEDENK-STEENEN. 69 heeft denzelven, om bij de overige Romeinfche Oudheden geplaatst te worden, aan de Stad te vereeren. Het Opfchrift heb ik reeds uitrreo-eev.en in mijne aanmerkingen over de Brieven van G. Cuperus de Arts et Lapidibus votivis pag. 19. en in mijn Specimen theorctico practicum de ordine procedendi coram heomagenftum tribunalibus, et vetustisfimis qmbusdam Civitatis NeQinagenfis confuetudimbus cap. ï. pag. ia. C. IANVARIVS] Men vindt den naam C IANVARIVS te Rome op een oud Gedenkteken in de Vinea Peretti. Bij Muratorius pag. MccLxxvm. 9. C N. IANVARIVS : Op een Steen , in het Dorp Rummel in de Meijeriie van 'sHertogenbosch opgedolven,. C. IANVARInVS. Zie Gisb. Cuperus ui Confecr. Homeripag. 271, en in Monument. Antiq. pag. 218. VE. L. 4f G. P. : ] VEteranus hegionis " Geminae Viae Yidelis. Zijnde deeze Keurbende Via Yidelis genoemd geweest wegens den eed van getrouwheid, welke men het Krijgsvolk deed doen; en Gemina, om dat (gelijk hier boven uit Dio is aangetekend) dezelve van twee tot eene volle Legioen was gemaakt, eene andere verminderde Krijgsbende 'er ingelijft zijnde. Zodanige waren de Zevende, de Tiende, de Dertiende en de Veertiende Legioenen van de Romeinen. - v I 3 XV'  70 UITLEGGING VAN DE OPSCHRIFTEN X V. Opfchrift op een Gedenkteken van L. Punicius Cerialis* MINERVAE CVR. LADAE T. PVNICIVS CE RIALIS TT VIR CO LON. MORINO RVM SACERDO ROMAE ET AVG OB HONOREM FVAMOVI Titus punicius cerialis, 1wee-man in de Volkplanting der morinen, Priester van de Godin rome f» van den Vergoden Keifer augustus heeft ter eere van flamonius dit Gedenkteken opgericht, en toegewijdt aan jviinerva van curitjs lada. In den Jaare 1487 is omtrent een halfuur buiten de Stad deeze Steen, gehouwen in de gedaante van eenen Altaar, ontdekt, en geplaatst in de muur van de Kerk te Leur twee uuren van Nijmegen gelegen. Doch' zedert ruim anderhalve eeuw wordt die Steen van daar vermist, en ik heb niet kuunen gewaar  OP ALTAAPvEN EN GEDENK-STEENEN. 71 waar worden, waar dezelve in het vervolg van tijd gebleeven is. Gualthems Ruijs, Monnik in het Klooster van de orde der Dominicanen of Predikheeren te Nijmegen, heeft in den Jaare 1530 het eerst dit Opfchrift uitgegeeven; daar na M. Smetius in infcr. opere fol. cl. 4. Gruterus pag. lxxx. 6. Merula in Disf.de Neomago pa*. 56. Scriverius in Tabular. antiq. Batav. pag. 202. en Pontanus Hifi. Gelr. lib. K pag. 10. MINERVAE CVR. LADAE] Dit Opfchrift is zeer duifier, en niet dan bij gisfing, uit te leggen. Pontanus heeft zicb zeer veel moeite gegeeven om het zelve te verklaarcn , in een begonne werkje onder den titel van Noviomagum, Urbs Gelriae primaria. Zie Hifi. Gelr. lib. 1. pag. 10 et 56. ibipe L. Goris in not. Ant. Matthaeus in Syllog. Epifi. pag. 85. J. Scaliger in Jndice Gruteriano cap. 1. et v. Veel overeenkomst fchijnt nochtans dit Opfchrift te hebben met het geen gevonden wordt op een zoortgelijk oud Romeinsch Gedenkteken, gemetzeld in de muur van de Kerk te Millingen, aan de zuidzijde der Whaal gelegen, twee uuren boven Nijmegen , van dezen inhoud ;: DE-  ?2. UITLEGGING VAN DE OPSCHRIFTEN i : DEAE DOMINAE RVFIAE : ATERNAE ARAM ET : VCVM CONSECRAVI : MVCRONIA MARCIA ; : BI OMNIBVS ANN IS SACR: INSTITVIT xyl KAL AVG. welkers uitlegging men vinden kan bij Can/ negieter in Disf. de muxat. Romanor. nomin, fub Principib. rat. cap. vin. pag. 71. T. PVNICIVS CERIALIS.j Gualth. Ruijs heeft geleezen GENIAL1S, en zoo vindt men ook in het affchrift aan Hub. Goltzius gezonden. CENIALIS ontmoet men bij Scaliger in Jndic. Grut. cap. xxn. en bij Scriverius in Tabul. antiq. Batav. pag. 2:5. Smetius en Merula in Disf. de Neomag» pag. 56. hebben CERIALIS. ITVIRCOLON.MORINORVMJ Tweeman in de Vilkplantingder morinen. Aangaande deeze Colonia Morinorum of Volkplanting der Morinen, en wie naar dezelve gezonden zijn geweest, of wie dezelve heeft geleid, is mij bij oude Schrijveren niets voorgekomen. Zie e-chter Val. Cbimentellius ad Marmor Pifanum de honore Bifellii cap. iv. en M: Altingius in Notit. German. inferior. P. 1. pag. 97. SA-  of altaaren en gedenk-steenen. 73 SACERDO] Voor SACERDOS, volgens eene verouderde uicfpraak en fchrijfwijxe der Romeinen, na welke op het einde deiwoorden de S wierdt ingehouden , mogelijk om de taal bevalliger te maken. Dus leest men op twee onderfcheidene Gedenktekenen, te Birten uitgegraven, en welke thans teBergendaal bij Cleef gezien worden, BREVCV in plaats van BREVCVS, en CRANIV voor CRANIVS. Vergelijk Hier. Columnam Continent, ad Ennti fragm. ex Annal. lib. i. pag. 47. edit. Neapol. 1599. ROMAE ET AVG.] Dat Rome voor eene Godin gehouden, en te gelijk met Augustus , als onder de Goden geplaatst zijnde, door aangeftelde Priellers wierd gedient, zie bij Lucanus lib. 1, v. 199. Martialis lib. xir. epigr. 8. Rutilius lib. 1. v. 47. Sidonius Apollinaris Carm. vu. v. 502. Ter eere van beiden was te Rome een Heiligdom gefticht; Suetonius in Aug. cap. li. Tacitus Annal. lib. iv. cap. 37. Dio Casfius lib. li. en van het Priefterfchap derzelver wordt melding gemaakt in Opfchriften bij Gruterus pag. xi 11. 15. lviii. 5. lxxx. 6. cv. 7. cccxx. ccccxiii. 9. ccccxxx. i. cccclxxviii. 2. cccclxxix. 6. Zeer veele kopere penningen van Augustus en Tiberius zijn alhier gevonden, met het Omfchriftop de voorzijde CAESAR. PONT. MAX. en CAESAR AVGVSTVS DIVI F, P. P. op de keerzijde een tempel met het OnK der-  74 uitlegging van de opschriften derfchrifc ROM. ET AVG. en nog onlangs onder het graven in de fchuintevan het Kelfkens-bosch een kopere penning van Caius Caligula van de eerste grootte, op de keerzijde met de afbeelding van het Heiligdom van Augustus tusfchen DIVO AVG. en op de voorzijde C. CAESAR AVG. GERMANICVS P. M. TR. P. FVAMOVI] OB HONOREM FLAMONII leest men op een Steen bij Gruterus cxcv. 5. en op een zoortgelijken bij Sponius Itinerar. Graec. P. m. pag. 55. waarom Scriverius meent, dat hier ook aldus behoort gelefen te worden in Tabular. antiq. Batavic. pag. 205. en in fijne eigenhandige aantekeningen op de kant van de Opfchriften van Gruterus pag. lxxx. 6. Vergelijk Marq. Gudius in not. en Ed. Holtheni corrigend. et animadvert. pag. cccix. Want volgens de aantekening van Gualth. Ruijs was deeze Steen van onderen befchadigt, waar door hij buiten ftaat was de letteren naauwkeurig te kunnen affchrijven. Pontanus neemt ieder Ietter F. V. A.M. O. V. I voor een bijzonder woord, en heeft deze begin-letters (literae hitiales') met zeer veel moeite getracht op te losfen en teverklaaren, bij L. Goriszw not. ad Merulam de Neomago pag. 56. XVI.  OP ALTAAREN EN GEDENK-STEENEN. 75 XVI. Gedenkteken van 'Sextui Secundus Felix SEX. SECVNDO PAPIRIA FELICI • : ïïïï AVGVSTAL1 C. V T. T. P. IVSSIT. HE Ter gedachtenis fe van sextus secundus felix, hefchreven onder de fVyk of Tribus papiria te Rome, Keirerlijk Gezagvoerder m de Volkplanting 'van ulpius trajanus- Bij fijne laatfte wille heeft hij bevolen , dat dit Eerteken voor hem zoude worden opgericht. Stjn Erfgenaam heeft het zelve doen. jlellen. In oogstmaand des jaars 1698 is aan de noordelijke zijde van het Valkhof deze Graffteen uit den grond opgedolven, zijnde aan het bovenfte en benedenile gedeelte afgebroken , doch alnoch hoog drie vostenen Jcven duimen, en breed twee voeten en vijf duimen. Dezelve heeft, van dien tijd af, behoort tot de uitmuntende verzameling van Romeinfche Oudheden, door wijlen den Heere■ Everhard Baron van Heeckeren, tot Nettelhorst , Enghuifen en Barlham , Landdrost des Graaf& Ka fchaps  7<5 UITLEGGING VAN DE OPSCHRIFTEN fchaps Zutphen, nap-elaten Pn ;„ 1 doo, den HePere j*j£Si&£j3S* ,ml ™ Zutphen, aan de Stad Niim*. gen vereert, om bi de andere Gedenktekenen geplaatst te worden. ««lenHM^. ji'u0/*6 Vindt mm ré», nteeneeven otrdeire LtVonn"re?riCni4 SEX. SECVNDO FELICT1 cpytvo Sx,n/BTr 20 FE¬ LIX y%(-;//«/,e bij Smetius fol. exix « „ L us L SK°rdt »ieldi»S Slaakt houd; Rh,jn uitgegeven, van dezen in- COEC-  op altaaren en gedenk-steenen. 7? COECCIVS L. F PAPIRIA TICINI M1LES LEG. W PEQVARIVS ANNO XXXV. STIPENDIO RVM xvT H. P. EST : : Tiïf AVGVSTALI] TT VIR AVGVSTALIS treft men aan bij Smetius fol. lxxx. 6. clx. i. clxi. HONOR AVGv STALITATIS fol. lxxxxii. 7. en waar in dit Overheids Ampt hebbe beilaan, wordt onderzogt bij Ez. Spanhemius in Disf. de u/u et praejt. numismat.pag. 666. Raph. Fabrettus Injcript. Jppend. n. xxi. pag. 1023'. C. V T] Sevir AVGVSTALL Coloniae Vlpiae Traianae , of Keiferlijk Gezaghebber in de Volkplanting van Ulpius Traianus. In de oude Reiskaart of Tabula Pcutingeriana vindt men melding van Colonia Traj tna of de (V) Vilkplanting van Keifer Ulpius Trajanus aan den Rhijn; bij Ammianus D'arcellinus genoemd Civitas Tricefnnae , en Obtrigenfunae Opidum lib. xvü. cap. 2. Pto- («) Deze Volkplanting fchijnt omtrent den jare 115 na der Christenen tijdrekening, door Trajanus te zijn gedicht, en na fijnen naam genoemd, gelijk gemeenlijk de Volkplantingen den naam droegen van die haai opgericht , of van die haar verfterkt of heifteld hadden. K 3  78 UITLEGGING VAN DE OPSCHRIFTEN Ptolemaeus lib. ft. Geogr. cap. 9. gewaagt van O usrgp» b ïteylw Q'uKiri*tofKtyiïn A.OW1'» gelijk Henr. Glareanus leest; en Steph. Vinand. Pighius in Hercule Prodicio pag. 24 is van meening, dat Colonia Trajana, de Volkplantingvan Trajanus, en Caftra Ulpia Legionis tncefimae of de Jlandplaats van de Legioen van Trajanus, eene en dezelfde plaats is geweest Maar Phil. Cluverius German. antiq. lib u cap. 18. § 7. oordeelt, dat Caftra Vetera na de dertigfte Legioen, welke Keifer Ulpius Traianus aldaar geplaatst hadde, zoude zijn genoemd geweest Caftra Ulpia en Traiana, en dat Colonia Traiana zoude gelegen hebben ter plaatfe , alwaar men thans het Dorp Keilen niet verre van Cleef, aantreft; met weik gevoelen inftemmen M. Altingius German inferior. P. 1. pag. 33. 45. Chr. Cellarius Geogr. antiq. hb. 11. cap. 3. en P. Wesfeling in not. ad Antonini Itinerar. pag. 256, 370, 371. _ De geleerde Hadr. Valeïïus in Notit. Galliar.voc. Colon. Traian.pag. 150. fchijnt niet te twijfelen, of Colonia Traiana, Caftra Ulpia, Caftra Traiana, Civitas Tricefimae, Qbtringenfimae Opidum zijn naamen van een en dezelfde plaats. En zekerlijk is de algemeene naam van Ulpia Caftra en Caftra Traiana toepasfelijk op Colonia Traiana, of Civitas Tricefimae en op Vetera. Zie Steph, Zomoscius in Analect lapid. vetust. cap. ni. et iv. Hier. Surita ad Antonini Itinerarium pag. 55.' et 83. Wernh. Tesfchenmacher Annal. Clivenf lib. i.pag. 24, 25, lib. n. pag. 72 ibique Duhmarus in not. 5. Ik  op altaaren en gedenk-steenen. 79 Ik zoude echter, met onderwerping aan beter gevoelen, van gedachten zijn, dat Colonia Traiana met Caftra Traiana of Caftra Ulpia niet moet verwisfeit worden: Dat Colonia Traiana gelegen is geweest ter plaatze, daar het tegenwoordig Sancten en de Alte Burgt legt: Dat het Dorp Birten, met Furftenberg en den omtrek beflaan de plaats van O) Caftra Vetera, bij Ptolemaeus OW4?«, b ij Atylcov a. o'vKTria, ook genoemd Caftra Legionis xxx. En dat de eigenlijk genoemde Caftra Traiana of Ulpia hebben bevat den geheelen fireek en vlakte, in welke alnu het Stedeke Alpen gelegen is. Tot geen onduifter bewijs, dat het tegenwoordig Sancten op den grond van Colonia Traiana (Civitas Tricefimae en Obtrigenjimae Opidum bij Ammianus) geplaatst is, kan onder meer andere Gedenktekenen verftrekken een Graffteen in de vorige eeuw buiten de Rhijnpoort aldaar opgedolven, thans geplaatst te Bergendaal, met dit Opfchrift DIS MANIBVS M. VETTII SATVR NINI VET. LEG xxïï P. P. F. CIVI TRAIANENSI M. ANTONIVS HONO RAT Dat (l>~) De geheele gedaante van dien ftreek komt alnoch volmaakt overeen met de befchrijving van Tacitus Hift. lib. iv. cap. 11. uitgezonderd het gedeelte van Birten, "; welk door den Rhijn verzwolgen is.  8o uitlegging van de opschriften Dat is; e» Aan de zalige Schimmen van Marcus vettius saturwinüs , Oud-krij Befcherm-Godinnen het voorwerp van fijnen SS eerdienst waren, hoewel hij ze bij mam liet kende. Zoortgelijke Altaar aan E en aan plaatfelijke onbekende Godheden toegewijd, is in Wintermaand des jaars 1703 Sent Sancten opgedolven met dit Opfchrift: MAR. ET. SVI C. METIVS MARTIALIS B. F. L. LEG vï. VICT V. S. L. M. C MITI VARIA] C.MITIttfofC.MATlus Want de letteren waren door de oudheid'op den Steen gefleten : zijnde beide nochtans Romeinfche naamen. VARIA fchijnt de geboorte-plaats van Mitius te zijn geweest, breedvoerig nagefpoort bij Cannegieter de Ara ad Neomagum Gelnae repertapag. 4-29? 3°> 31- ' MIL, LEG. "vT. VICT] Volgens Dio Casfius lib. lv. pag. 564. zij" er twee {esd.e Legioenen geweest; van welke eene mSijrte ter bezettinge heeft gelegen. Tacitus Annal L 2 iio*  «4 UITLEGGING VAN DE OESCHR,FI!!N de letters L. ™VTC P F " V;" panuen raet .» van Dio cSg] ^ >™ S«'">- XVIII. C^) Zie het Ttmerarïum ■ ■ «en ^« RVRCNACIv^r LEG Vl^LA^n^r1 ^,■.«4,, i' 7 p,*«Wn inHacul. Pro-  OP ALTAARIN IN GEDENK-STEENEN. §5 XVIIL jytijlzuil van Keifer Traianus. IMP. CAE. NER VA TRAIAN AVG. GER. PON MAX. TRIB. P : P. P. COS i : caesar nerva traianus augustus germanicus, Opper-Vorst en Opper-Gezagvoerder over het Romeinfche gebied, Opper-Priefter, eer ft e Voorftander der Borgerlijke voorrechten en Volks-vrij'heden, Vader des Vaderlands, heeft dezen Mijlzuil doen oprichten, als hij voor de maal Burgemee- fler van Rome was. Deeze Mijl-paal, welke gevonden is in Grasmaand des Jaars 1628 in het Dorp Beeck aan den landweg naar Sancten, dat is naar Colonia Traiana en Caftra Vetera, is aan het benedenfte einde afgebroken, en alnoch hoog een voet en elf duimen, breed een voet en twee duimen. Zij behoorde eertijds tot de verzameling der Oudheden van mijne Voor-Ouders de Heeren Smetius, uit welke dezelve aan de Stad vereerd is geworden. L 3 Het  86 UITLEGGING VAN DE OPSCHRIFTEN He* Opfchrift vindt men bij Am. Matthaeus vet.aeviAnalect. Tom. m.pag.75o. Smetius tn Oppid. Batav. cap. i. pag. 8. Thef. antiq. pag. 16. Antiq. Neomag. pag. 77. H. Cannegieter tn Disf. de Monument. Dodenwerd. cap ix. pag 257. en bij Jo. Gasp. Hagenbuchius *« Obf. miscell. crit. nov. Tom. x. xi. xa. pag. Niet verre van dien zelfden wef is voor eenige jaaren uitgegraven een zoortgelijke brok van een zuil, bezeeten geweest bijwijlen den Heere C. W. Vonck, Richter en Burgemeefter der Stad Nijmegen, doch waar van de letters geheellijk waren vergaan. Zie mijne aantekeningen over de Brieven van Pontanus en Smetius de Columna Miliaria Traiani pag. 7. Reets ten tijde van Augustus en Tiberius waren de Landwegen van hetgrootfte gedeelte des Romeinfchen Gebieds met mijlfteenen voorzien. Voornamentlijk is zulks verricht door Traianus, als blijkbaar uit de Opfchriften door Smetius, Gruterus, Sponius, Reinefius, Fabrettus, Gudius en andere Oudheid-kundigen verzameld. Eenen Mijlfteen door Keifer Antoninus Plus opgericht, op dezen zelfden Landweg niet verre van Sancten uitgegraven, heeft Pighius gezien, op het Slot Loh, onder de verzameling van Oudheden der Vrij-Heeren von Reek. Want deeze geheele Landweg fchijnt bijzonderlijk met zulke mijlpaalen te zijn afgetekend geweest. IMP.  OP ALTAAREN EN GEDENK-STEENEN. 8.7 IMP.] Zie Plinius in Panegyr. cap. xi.xxi. Met den titul van Imperator vergenoegde zich Julius Caefar. Vervolgens nam hij den titul van Dictator perpetuo en van Pater Patride aan. Octaviarms wierdt, in het hegin, 'alleen Caefar Divi films, (de Zoon van den vergoden Julius) daar na Imperator (Bevelhebber) en Ju Vir Reipublicae confiituendae, (Drieman om den Staat vast te jïellen) en wijders Augustus (heilig , geheiligd, hoog-agtbaar) genoemd. Eindelijk trok hij en fijne Opvolgers de macht van alle Overheids-ampten aan zich , naamlijk van Pontifex Maximus, Tribunus Plebis,Conful, Proconful, Augur (Opper-Priester, Gemeensman, Burgermeester, Stadhouder en Wichelaar) Claudius voegde 'er Cenfor (Tuchtmeester) bij. Want het eertijds vrije Romeinfche Volk, na de omkeering van het Gemeene-best, zich langzaamerhand aan de flavernije gewennende , liet den Oppervorst zodanige tituls aanneemen, als hem behaagde, zelvs denaa.men van de Goden. CAE] Plinius in Panegyr. cap. ix. xxi. Caefar was een Geflacht-naam, en' niet eene waardigheid. Alle, die waarlijk Caefares geweest zijn, hebben dien titul bezeten door o-eboorte, of door aanneeminge tot Zoonen. De andere hebben zich dezen naam als een waardigheid aangematigd om hunne grootsheid te vleijen, als of fij Erfgenaamen van de hoedanigheden van Julius Caefar, zo wel als van fijnen naam, waren. NE-  88 UITLEGGING VAN DE OPSCHRIFTEN NERVA] Traianusnamaanftondsden naam van NERVA aan, zo dra die Keifer hem voor zoon had aangenomen , Plinius in Panegyr. cap. vi. vu. lxxxviii. Doch die erkentenis was van korten duur, en hij verliet dien naam al fpoedig. Op eenen Mijlzuil van Traianus te Ascoli leest men DIVI NERVAE F. NERVA TRAÏANVS. AVG.] Na Octavianus Augustus deed de trotfe ijdelheid de volgende Keifers de naam van AUGUSTUS behouden onder de Keiferlijke tituls, offchoon de meeste hunner door verdiensten daar toe geen he: minste recht hadden. Vergelijk Tacitus Hifi. lib . iï. cap. öo. GER.] De reden, waarom Traianus den eernaam van GERmanicus heeft aangenomen, is te vinden bij Plinius in Panegyrico cap. ix. xiv. Eutropius lib. vm. cap. 2. Sidonius Apollinaris Carm. vm. v. 115. PON. MAX.] Plinius tn Panegyr. cap. lxxxiii. Door het Ampt van Opper-Priefier maakten zich de Romeinfche Keifers, uit listige inzichten, meester van alle heilige zaaken, welke waardigheid lij voor zich zorgvuldig hebben behouden van Augustus af tot Con- fian-  OP ALTAAREN EN GEDENK-STEENEN. 8p Jlantinus, of wel wel tot Gratianus toe, dat is, tot den tijd, dat de Heidenfche Godsdienst was afgefchaft; gelijk uit de Omfchriften der oude Romeinfche penningen gezien kan worden. TR. P.] Augustus voëgde bij de Keiferlij- ke tkuls de Tribunitia pot est as , (de Gemeensmannelijke macht) die hem onafhanglijk maakte. Deze Gemeensmannelijke of fVijkmeejlerlijke macht van Traianus ftaat alhier zonder getal, even of fij voor altijd aan de Keiferlijke waardigheid was verknocht; hoewel die eigentlijk niet dan door gunst van den Raad van Rome van jaar rot jaar aan'de Keif ren toekwam. Om die redenen, en om een verbeelding- van Vrijheid aan het Romeinfche Volk over te laten* lieten fij op de Gedenkfteenen en Munten uitdrukken TR. POT. I. V. X. XX. dat is voer de eerjle, vijfde, tiende, tiaintigjle maal bekledende de macht van Gemeensman. Zie H. Norifii Cenotaph. Pi fan. Disf. n. cap. 8. en Ez. Spanhemius depraeji. et uju numismat. Disfivi. etvuu P.P.] Plinius in Panegyr. cap. xxi. De naam van Pater Patriae, Vader des Vaderlands, heeft Julius Caefar zich aangematigd, hoewel hij in de daad de eersteen grootfte verdrukker van de vrijheid des Vaderlands was. Om een fchijn te geeven aan de wettigheid van dien M haam i  QO UITLEGGING VAN DE OPSCHRIFTEN naam, liet Augustus op de munten tusfchen een Krans van eiken-loof flaan OB CIVES SERVATOS; met hoedanig Opfchrift noch onderdaags op den Hunerberg een zilvere penning is uitgegraven. COS] Om flaatkundige redenen, en om eene fchaduwe van vryheid aan het Romeinfche Volk overig te laten, hebben de Keifers den naam van Conful, (Burgermeester) behouden tot den tijd van fufiinianus toe,die deeze waardigheid eindelijk met de Keizerlijke vereenigde. ......] Smetius oordeelt, dat op het afgebroken ftuk zoude gedaan hebben FECIT. Want op de mijlpaalen vindt men gemeenlijk zoortgelijke bewoordingen FACIVND. CVRAVIT; CONFICI IVSSIT; RÉPARA VIT; REFECIT ; RESTITV IT Als te zien in de Opfchriften bij Gruterus -pag. cli. n. 2. clv. 7, 8, 9. clxiii. n. 1. N. Bergierius depubl. et milit. Imperii Romani viis lib. 1. fect. 16, 17'18. lib. iv.fect. 41. Gonzal. de Avila de Antiq. Salamantic. lib. 1. cap. 5. Ook wordt FECIT fomtijds 'er onderverstaan, volgens Gruterus in not. Suetoniuni in Caefar. cap. xxvi. Doch zo 'er FECIT op gefield is geweest, vermeent Hagenbubuchius in fijnen brief aan den Heere Burggraaf O. Fr. Grave van Lijnden in Obf. Miscell.  OP ALTAAREN EN GEDENK-STEENEN. 91 cell. crit. nov. Tom. x. xi. xn. pag. 357. te moo-en befluiten, dat ook als dan afgebroken is herteken van TT ïïïï of UIL achter het woord COS. dewijl zonder bijvoeging van zulk teken verftaan zoude moeten worden de eer (te bekleeding van de Burgermeefterlijke waardigheid van Traianus, welk COS. alhier geen plaats kan vinden, om dat Traianus met M. Acilius Glabrio, ten tijde van Domitianus, en dus wel feven jaaren voor fijne verheffing tot de Keiferlijke waardigheid , voor de eerfte maal de Burgermeefterlijke heeft bekleed gehad. Zie Jo. Masfon in vita Piinii Junions pag- 39> l4<5. M 2 XIX,  92 UITLEGGING VAN DE OPSCHRIFTEN X I X. Gredenkteken zonder Opfchrift, Deeze Graflteen, op welke uitgehouwen is een naakt Fr ouwen-Beeld met opgehevene gekluifterde armen, ftaande tusfchen een kronkelende Steg ter rechter, en è&üjrievoets tafel of Altaar met een Wyn- of Water-kruik ter linker zijde, is in den jaere 1630 even beneden de Stad tusfchen oud ik en werk uit de aarde opgedolven, zijnde omtrent rfn'e voeten hoog, en een voet en anderhalven duim breed. Men vindt deezen Graflteen, welke benevens de Beelden der Huys-Goden door den 1 leeie Smetius aan de Stad gefchonken is, aangehaald in fi jne Antiquit. Neomag. pag. 97. en in Thef. antiq. pag. 11 en 17. p Zo gemeen als de drievoets-taflen op de Grafiteenen der oude Romeinen gevonden worden , zo zeldzaam bevinden zich daar op Slangen. Men ziet die tot tekenen en zinnebeelden van leven , van vrijheid, van geluk, van behoudenisfe, van overwinning, van vreede, van overvloed, van wijsheid, en van vermaak, bij de Standbeelden van Mercurius, Ballas, Ceres, Acsculapius en op andere overblijfzels der oudheid, en fchijnen op Graflleenen om vrees in te boezemen tegens het ontheiligen der Grafplaatfen afgemaald te zijn geweest, gelijk uit Perfius is op te maaken Satyr. 1. verf. 112. Pinge duos angucs. Pueri, facer est locus; extra Mejite. X X.  op altaaren en gedenk-steenen. 93 XX. XXI. XXII. XXIII. Beelden der Afgoden. De fteene Huis- of Haard-Gaden , waar van 'er drie op de Gallerij van het Raadhuis zijn geplaatst, zijn uitgegraven in de voorige eeuw op de (a) Winsfeling even beneden de Stad aan de Whaal. De Beelden der Huis-Goden zijn naakt, met een lijnwaet om de beenen, in eene zittende gedaante, even als Jup'iter op penningen van Nero wordt verbeeld, waar van de reden te zien is bij Smetius in Antiq. Neom. pag. 208. Dezelve zijn onthoofd, en zeer verminkt aan de armen, en voeten , welke onthoofding door eene ontijdige en verkeerde Godsdienst ijver fchijnt gepleegt te zijn geweest door de eerde Christenen hier te lande, wanneer dezelve van den dienst dezer Afgoden gebragt waren tot den Christelijken Godsdienst. Want ten tijde van de Keiferen Conftantinus eri Theó'dofius, wanneer het getal der Christenen dagelijks vermeerderde, was niets gemeener dan het afflaan der hoofden aan de Afgodsbeelden, en het bedelven van dezelve onder de aarde, als gruwelen, welke de Heidenen tot hunne Godsdienst-oeffening gebruikt ' . had- («) Omtrent die zelve Waerden, en op den Hnnerberg, zo wel als binnen de Stad, zijn, nu en dan, HuisGoden '7/11 gebakken aarde opgedolven, van welke een vorm nog onlangs is ontdekt. Propertius lib. ïv. ELi\. Fictilibus crevere Dik haec aurea templa. M.3  94 UITLEGGING VAN DE OPSCHRIFTEN hadden. Aan die woede moeten wij het toefchrijven, dat veele zulke (b) Afgods-beelden onder de aarde, als in eene veilige fchuilplaats, zijn bewaard gebleven , dewijl men zich toen niet voorftelde, dat fij immer daar uit te voorfchijn zouden gehaald worden. Het eerfte is, zonder het hoofd, alnog hoog een voet en twee duimen, breed omtrent negen duimen. Het tweede een voet en vier en een halven duim, en negen duimen breed. Het derde een voet, en drie en een halven duim, en ter breedte van ruim zeven duimen. Het Borst-Beeld van Minerva, voorzien met de gewoone bijvoegzels van helm, fchild, fpies, hoofd van Medufa, is hoogeen voet en vyf duimen, breed elf duimen, zijnde binnen de Stad Nijmegen gevonden. (F) WilUbrord deed de Beelden van Mercurius ten aanfchouw der bijgelovige Inwooneren dezer landen die toen nog Heidenen waren, vergruizen; Zie Melis Stoke in fijn Rijm-Chronijk bl. 4. XXIV.  OP ALTAAREN EN GEDENK-STËENEN. 95 XXIV. (jedenkteken van M. Anicius. Dit Gedenkteken, hoog tweevoeten en elf duimen, breed twee voeten en vijf duimen, en ter dikte zijnde geweest van den voet en feven duimen, is den 28 Maart 1609 aan de Westzijde van het Vaikhof opgedolven, en benevens de voorige , welke behoord hebben tot de verzameling van wijlen den Heere Everhard van Heeckeren tot Nettelhorst en Enghuifen, Landdrost des Graaffchaps Zutphen, door den Heere van Heeckeren tot Enghuifen en Beurfe, onlangs aan de Stad Nijmegen vereert. De overblijfzels der thans vergaane letteren, welke bij het uitgraven nog eenigzins leesbaar waren, zijn geweest M. L. AVBASNO .... M. ANICIO Men ziet op dezen Steen afgebeeld de Gedaante van een naakt Krijgsheld in de Elijfeefche Velden of Lustplaats der Overledenen , leggende op een tafel-beddeken onder een linnen fpreij-kleed, terwijl hij met den linker elleboog op een kusfen rust. Ter zijde ftaat een ronde drievoets-tafel of Altaar, 'voorzien met het nodige tot den disch. Aan de voeten vertoond zich de afbeelding van een Dienaar of Knecht in een flavenmantel, welke met over elkander gevouwen handen de be- vee- vee-  p 6 UTTLEOCÏNG VAN DE OPSCHRIFTEN . veeten van fi jnen Heer gedienstiglijk afwagt,al= les na de inrichting err-het gebruik, 't geen de Romeinen zich voórftelden plaats te hebben in de gezegende lust-oorden der zalig afgeftorvenen; volgens Virgiliüs Aeneid.lib. yi. «.'656. alwaar hi van Aeneas fpreekt, als ingeleid in de Elijfeefche Velden. Confpicit, ecce , alios dextra laevaque per herham Vescentes , laetumque choro Paeana canentes, In-er odoratum lauri nemus. Vergeleken met Horatius lïb. 1- ferm. vi. verf. 114. Seneca de benefic. lib. ni, cap. 27. Suetonius in Caefar. cap. 49. et in Calig. cap 16. 1 Bijzonderlijk worden de Krijgslieden, welke voor hun Vaderland. dapperli]k geftreeden hadden, op de Gedenktekenen in diervoegen, gelijk alhier, afgemaald. Virgiliüs ibid. verf. 660. ■ Hic manus, ob patriam pugnando vulnera pasfi. Behalven de uitmuntende Graffteen van een Oud-Krijgsman der Africaanfche Ruiterbende, in zodanige geftalte , te Dodenwaerd, ontmoet men te Bergendaal bij Cleef rondom de begraafplaats van Prins Johan Maurits van Nasfau, drie zoortgeli ke van Kri gslieden der Pannonifche Renden; en te Leiden in den hortus Academicus een van een Oud-Krijgsoverfte van de Ruiter-bende der. Thraciers; gelijk ook te Rome een diergelijke van een  op altaaren en gedenk-steenen. t)j Batavier onder de Keiferlijke Ruiter-bende, welke, even gelijk 'M. Anicius op dit Gedenkteken , eenen om fijn lijf kronkelenden fiang met de linker hand by het hoofd wringt, 't zij vermaakshalven, 't zij om-vrees in te boezemen tegens het fchenden van de Grafplaats , houdende fijn rechter hand op fijn verheven rechter knie, met dit Opfchrift. D. M. T. AVRELIO T. F. VLP O) NOVIOMAG. VINDICl EQ. SING. IMP. N. TVR AEL. VERECVNDI VIX. ANN. XXIIX MIL. AN. XI T. AVR. PLACIDVS HERES AMICO OPTIMO F. C. Dat is; Aan de geheiligde Schimmen zij deeze toegewijdt. Ter eere en gedachtenis fe' van fijnen besten vriend titus aurelius vindex zoon van titus, befchreven inde Volks wijko/ Tribus ulpia te Rome, geboortig van Nieuwme» gen, onder de Keiferlijke Ruiterbende van Aelius Verecundus, gefiorven in het negen en twintig/Ie jaar fijnes ouderdoms, in het twaalfde " van fijnen Krijgsdienst, heeft Titus Aurelius Placidus, als Erfgenaam, dit Gedenkteken doen oprichten. XXV. O) Gruterus^. dxxxii. ». 9. Pontanus Hifl. Gelr. Ttb. \. pag. 10. Merula de Neomago pag. 52. en Cannegieter de Monumento Dodenwcrdenfi cap. v. pag e i 1 verdaan door NOVlOMAGo de Stad NieU^megen aanden linker oever der Whaal. Niet verre van de St. Panen; . poort QPorta di S. Pancratio) te Rometzijn in de1 voorige! eeuw twèe Gedenktekenen van Batavieren op^ci graven, welke geweest zijn van de Keiferlijke Lfjfwachi van nero. Zie dezelve in eenen brief van Nic. Heinli us inter Epistolasde ColumnaMilliariaTraiauipap \Z- N  5>8 uitlegging van de opschriften X X V. Xjredenkfteen met Gothifche letteren, aangaande de herbouwing van het Hof te Nijmegen door Keifer fredrik Bar'barosla, in den jaare 1155. anno milleno, postqvam salvs est data seclo centeno 1vncto, qvinovageno qvoqve OVlNfO caesar in ORBE sitvs, fridericvs pagis amicvs, lapsvm.confractvm, vetvs, in nihil ante rbdactvm arte nitore pari répara vit oi'vs novimagi jvlivs in primo taaien exstitit eivs origo, impar pacifico reparatori 1rider1co. Bat is; In het Jaar r 155 heeft Keifer f r e d r ik het Hof te Nieu wrnegen, het welk vervallen, verbroken, oud en byna vernietigd was, in fijnen vorigen laifter en cieraad herfteld. Het is fijn beginz&l verfchuldigd aan julius caesar, die nochtans met den herbouwer Keifer fredrik niet kan gelijk gefield worden. Deeze fteen, voor eenige eeuwen gevonden in de Hoofd- of St. Stevens-Kerk, hoog een voet en elf duimen, breed een voet en vijf duimen, is gemetzeld geweest in de muur van het kerkhof naast den boog, en in den jaare 1670 van daar geplaatst op het Raadhuis. Zie Pontanus Hifi. Öelrk. lib. 1. pag. 29. Smetius in Oppid. Batav. pag. 152. IV-  op gedenk-steenen. 99 ÏVLÏVS IN PRIMO TAMEN EXSTITIT EIVS ORIGO] Volgens de begrippen van die onkundige eeuw wierdt' de ftichting van deeze Burgt aan julius caesar toegekent, welke meening Bercjiemius in den jaare 14.56 getracht heeft nader aan te dringen, in fijn Chronicon Gelriae cap. 1. Doch tot ftaving van dit gevoelen is noch blijk, noch bewijs voor handen. Zeker is het, dat julius caesar omtrent vier en vijftig jaaren voor de gemeene tijdrekening der Christenen zich in het Belgisch Gallie, na bij het Eiland des Rhijns of der Batavieren, bevonden heeft: Caefar de Bello Gallico lib. ïv.cap. 1. et 10. en dat Nero Claudius Drufus, ftiefzoon van Octavianus Auguflus, tot verzekering van den Rhijn verfcheide fterktens heeft gebouwt. Vellejus Paterculus lib. 11. ^.95,97. Florns lib. iv. cap. 12. Tacitus Annal. lib. 1. cap. 3. iv. cap. 5. Suetonius in Claud. cap. 1. Dio Casfitis lib. liv. lv. Maar dit gefticht fchijnt veel eet een oud werk-ftuk der Batavieren te zijn geweest, en reeds ten tijde van (V) claudius of nero, dat is, omtrent (V) Wanneer in den jaare 1632 zekere Willem Arnoldsz, Stads Boode, aan fijn huisje ter zijde van de muur van den Burgt, kort bij den ingang van de poort, een regenbak deed graven, wierdt een Ijanneken, gevuld met zilver Romeinsch geld, aan de zijde van de muur ontdekt. Het kanneken onder het opgraven gebroken zijnde, vielen de Metzelaars en Arbeiders, die 'er tegenwoordig waren, en voorts alle die 'erkwamen toelopen, een ieder voor zich zelvs, zo fpoedig mogelijk, op de penningen, waar door dezelve in verfcheiden handen verftrooitraakten: zijnde nochtans eeniN 2 ge  ÏOO UITLEGGING VAN DE OPSCHRIFTEN trent het vijftigfte jaar na de, [tijdrekening der Christenen, voltooit. In ge met de overblijfzels van het Kanneken gekomen in eigendom aan den fieere Nicolaes Vertolt, Burgermeeller mitsgaders wegens deeze Stad afgevaardigden ter Vergadering van Hun Hoog Mogende; en van welken de laatst gemunte, die in handen van den Heere Veibolt kwamen, waren van tiberius en clauiups. Als men BU deeze gebeurtenis in overweginge neemt, kan men aangaande de oudheid der eerile ftichting eenigzfos oordeelen. Want het is niet gelooflijk, dat dit kanneken in de aarde gedolven zoude zijn geweest voor de flich. ting der Burgt. ; Immers toen de grondflagen van zulk een zwaar gebouw gelegd wierden, moet de groef of opening tot het zetten van het muurwerk noodzakelijk grooter en dieper zijn geweest, dan dat de aarde, daar in dit kanneken was geplaatst, onaangeroerd zoude gelaten zijn. En het is niet waarfchijnli'jk, dat het zelve, bijaldien het als toen ontdekt was, daar ter plaatze wederom in de aarde zoude zijn gezet: alzoo de mentenen van die eeuwen niet minder begeerig na de .Geldmunten geweestzijn als die der tegenwoordige. Daarenboven heeft de ondervinding bij'het opgraven van potjes of kruikjes met Romeinfche of andere penningen geleert, dat de verberging meestendeels gefchied is in die tijd of eeuw, waar in die verborgene munten zijn geitempeld. Dus het niet vermoedelijk is, dat dit kanneken m de tweede of derde eeuw na de leeftijd van claudius of nero in de aarde zoude zijn begraven geweest, maar veel eerder, dat de een of ander Romein of Batavier ten tijde van een dier Keiferen, indringende nood, fijn fpaarpot aan de muur van den Burgt als een allerveiligfte plaats, in den grond zal hebben verborgen, en dat hij aan een ander daar van geen kennis heeft gegeeven, of, hoewel daar van a! kennis hebbende gegeeven, dezelve taeede is uit het leven geraakt waar door dit kanneken, niet tegengaande het gebouw zelvs na dien tijd van boven dikwils is verwoest, en verbrand, nochtans veilig in den grond ter zijde van 5e,.mu",r hee{t kunnen blijven bewaard, tot dat het eindelijk door dit toevallig graven van een regenbak heeft moe»  OP GEDENKi-STEENEN. IOI In den Jaare 433 fchijnt die oude gefticht door een overval van (b) Noordfche Volken ^eer veel geleden te hebben, tot dat carel de Groote omtrent den Jaare 774 het zelve heeft herbouwd. Sijn Geheimfchrijver Eginhartus zegt in vita Caroli cap. xvn. pag. 85. Inchoavit (0 palatium noviomagi fuper tVa- hamoeten worden ontdekt en te voorfchijn komen: zijnde het bovendien aanmerkelijk, dat die penningen van Tiberius en Claudius genoegzaam als nieuw en ongefleeten waren, en welke dus tot een nader bewijs (trekken, nie,t alleen, dat die in de eeuw van Claudius ter aarde moeten zijn beftelt geweest, maar ook dat de grondflagen van de Burgt reeds voor den tijd van Claudius zyn gelegd, gelijk ook, nu en dan, en zelvs noch onlangs, kopere penningen van Augustus, van Nero enanderedaar omtrentuit de aarde zijn opgedolven. Zie de Opfchriften derzelve in mijne aantekeningen op de Chronijk van Nijmegen bl. 35. en op de Handvesten van Nijmegen bi. 633. (£) Prosperen Casfiodorus in Chronic. ad an.CCCC XXXIX. Volgens de Cleeffche Jaarboeken zoude de Burgt in den jaare 713 wederom bewoonbaar zijn geweest. G. van der Schuiren in Chron. MS. ad an 713. (c) carel de Groote, ludovicus Pias en lotharius, hebben 't zelve als een gemeen Rijks-Hof dikwils bewoond , en Rijksdagen aldaar gehouden. Aimoinus de Geft. Francor. lib. iv. cap. 71, 97, 105, 109, 113, 115. lib. v. cap. 12. 24. Regino Prumienfis lib. n. ad an. 801. Adelmus et Annal. Francor. ad an. 806. zo wel als na hun zeer veele Duitfche Keiferen; zie dit breedvoerig in de Chronijk van Nijmegen bl. 53. en in de Handvesten van Nijmegen pag. 335. waar bij, als eene vermeerdering, noch gevoegd kan worden het verblijf van Keifer conrad den III. in den jaare 1147 op die Hof, blijkelijk uit een Giftbrief aan het Klooster te IVerden, gedagtekent den 11 Oct. 1147. bij Tolnerus Hifi. Palat. cap. xiv.^g.299. en Cod. Dipl. Palat Num. 53. *. 47. verbeterd zullende medegedeelt worden in de twee-  102 uitlegging van de opschriften halimflumum, qui Batavorum infulam a parte meridiana praet er fluit. In het Jaar 838 wierdt hetzelve door de Normannen in brand geftoken. Anna] Fuidens. et Bertinian. ad an. 840. Chronic. de Nortmnannor. geft. ad an. 864; en door c aRolus calvus wederom eenigzins herfteld zijnde, is het in den jaare 880 andermaal door dezelve Volkeren verbrandt. OttoFrifingenfis lib iv, Chronic. cap.il. Sigebertus Oemblacenfis in Chronic. ad an. 880. Reo-J. no lib. n. Chronic. ad an. 881. pao-