r. J. x.a ZAxr}] BOEKBJNBER.  D E WEELDE IN NEDERLAND, x MET OPHELDERENDE AANTEEKENINGEN e n BIJVOEGZELS. ONDER. T }PREUK: .— — — — fievior armis Luxuria incubuit. " LUCAWÜS ' , V f j \ JCj XJ of ( 2Vm bis juventus orta parentibth XjjE» \ '• ' Infecit aquor fauguine BuiTONffMi.^^^^.^^ Sed rusticorum mascula militum Prolcs , Horat. carm. Lib. 3 O Je 6. Te DORDRECHT, Bij A. BLUSSÉ en ZOON, MDCCLXXSqV.  FantSme èbhuisfant qti'on rivere A la cour! Idole des Francais a qui tu iois le jour t Toi, que la vertu même , heureufe aux pieds du vice, Honore en rottgisfant du plus beau facrifice! Toi, dont Vart créateur file Por et Vargent, Pour travtstir des corps que Ia pousfiere attend: Toi, qui mets a fencan l'bonneur et Vinnocence l O Luxe deflruSeur! bortie enfin ta puisfance: Porte ailleurs le danger du charme qui te fuit • Ou tu pionges les coeurs que ton êclat fiduit. M. Simoü dam le Trefor du Parnasjè Toni. II.  VOORBERIGT. Een kleine brochure vordert fomwifleh zoo wel een voorberigt als een volumineus boek in 4'». — Elk fchrijver heeft zijn raifon fuffifante tot een preface, avant-propos of discours preliminaire, waarom zou hij dan, die door V opftellen van dit bagatelletje zig ook een fchrijver noemt, niet iets pour 1'eclaircisfement van dit flukje in een voorberigt zeggen. — Het oogmerk van dit boekske verfchilt van alle hedendaagfche uitkomende fchriften. — Staatkunde vindt men 'er niet in; — godgeleerdheid — wijsbegeerte — regtsgeleerdheid enz. zal men 'er vergeefs * % ' in i.  IV in zoeken, enfin V is niet letterlijk tot eenige wee, tenfchap; dus is het, zal men zeggen, ook van geen nut voor eenig verjlandig mensch. — Foor wie is het dan gefchreeven? — alleen voor die fublime en elegante weezens, wier [maak en manier van denken, boven het gemeen verheven, door hun klee- I ding, leevenswijs enz., thans ons Nederland tot esr flrekt, en deeze zijn onze elegante heertjes en dames du bon ton. — Zig met het godgeleerde of poUiike te bemoeijen valt hen te lastig, en leevert niets amufants; zij moeten andere le£Uires, die hun gout flatteeren en perfeélioneeren. Zij laaien het au petit peuple zig met den oorlog, vreede en andere bagatelles het hoofd ie breeken. — Un habic bien ordonné, une coëffuré charmante, un fouper de- ' licieux,  V' licieux, is bij hen van meer gewigt dan '< vrij9 er klaar en van Amerika, of de onderhandeling over den vreede, en zij zullen meer winnen als wij ons met Frankrijk alliëeren, wijl dat rijk de fource der modes en luxe is (*), als de keizerin van Rusland wint met de vermeestering van de Krim, wijl die geen nieuwe modes opleevert. Het digcftukje is een badinerie piquante der verbaste- (*) 'Er zullen misfchien eenigen zijn» die, volgens hunne ernftigé manier van denken , den fchrijver diensvolgens befchuldigen, dat hij deeze gewigüge zaaken en badinant aanhaalt. — Verre van daar, hij refpefteert, zoo veel als anderen, de beöuïten van Neêrlands vade- _ ren, ten beste des lands, in deezen tijd. — Men befchouwe alleen zijn oogmerk, en in welken zin hij die uitdrukkingen beezigt, en dit js genoeg om hem van alle ilirefttH, ten opzigte deezer nutte en heilzaame Hukken, vrij te pleiten. * 3  bast er ing van Neêrlands zeden, bij de zoogenaamde beau monde; men heeft het un ftile a la mode gegeeven, cm te verflaanbaarder en aangenaamer voor hen te zijn: zij zullen 'er zig naar V leeven in ontdekken even als in een fpiegel, hun geliefst meubel, wijl ze tog altoos gaarne zig zeiven zien. — Be aanteekeningen zijn egt, fchoon zomtijds wat fatiriek; een fchrijver mag immers zoo wel badinant als ferieus de waarheid zeggen, V eerfle is veelal van meer effecT: als het laat/Ie. De na- gelaaten papieren eens Franfchen Gouverneurs van een Neêrlands jongeling, zijn in denzelfden flljl en fmaak als het digtflukje en bevatten veele waarheden , befchaamend inderdaad ten opzigte onzer zeeden, maar van een onontbeerlijk nut voor onze char-  VII charmante heertjes en dames, door de decouvertes en lesfen die zij 'er in zullen vinden; terwijl hec leevensverhaal van den Eerw. Pouponville niet min fignificant aanduidt, dat 'er bij ons ook geestelijke petits maitres worden gevonden. — 'Er zullen zeekerlijk menfchen zijn, die deeze brochure laf en zot noemen, en naa hunne manier van denken hebben zij misfchien geen ongelijk. — Maar iemand, die onze tegenwoordige nederlandfche zedeverbastering door de uitheemfche weelde kent, zal het, aandagtig kezende, die haatetijke naamen niet geeven. — Dan welk oordeel men 'er over velt, de fchrijver zal zig des weinig bekreunen; 't is enkel in eenige uuren par maniere d'amufement opgeftelt, en veelal in een vrolijke luim, die geen emjlige overdenkingen vorderde. 't Wai  VIII D E / IVas niet ter drukpers gefchikt, maar V aanhoudend verzoek eeniger gens d'un bon gouc, die het handfchrift laazen, deed hem bejluiten het aan een derzelven over te geeven om het te doen drukken. • Zie hier genoeg ter opheldering. E BATAVUS. 1784.  D E WEELDE. Zong men eertijds 't beuslend leeven Van Cephifs en Julia (i) als flaavinnen van de mode; die, niet zonder wèdergaa. maar ten fchandviekke onzer eeuwe, zijn door heel ons land verfpreid; dat, door dartelheid en weelde, wijkt van de oude eenvoudigheid. Zong men toen 't verval der zeden, en hoe, in ons Nederland, wulpfcfte tooi, uitheemfche kleeding, heerscht dit vrij gewest ten fchand'. Zints CO Zie het Digtfhikje, getitelt: de mode. Onder de fpreuk: rt. dendo dicere verum juis vit't. Uitgegeeven te Amfterdam bij L. va» mist, in 1781. A  Zints die digter heeft gezongen is 't nog eeven eens gefteld, en ten fpijt der oude zeden houdt de mode als nog het veld. Ze is zoo fterk zelfs doorgedrongen, dat men alles gansch veragt, 't geen niet pronkt met vreemde naamen meest in Frankrijk uitgedagt. Eertijds noemden wij ons rustplaats flegcs een bedftede, anders niet; een benaaming zeer natuurlijk, wijl de rust op 't bed gefchiedc. nu zijn 't meest Tomheaux, alcoves en Hts d'anges. Hts d'amour, ii la turque, en perjisnns, met cousfins garnis autour. (a) De- (4j Ailc deeze vreemde benaamingen zijn enfants du caprice; de hoofdzaak , rust, blijft, dog de godaante varieert. Tombeaux en Hts d'angcs, egter, hebben weinig of geheel geen overeenkomst met hunne benaamingen.— Ccuijlin garnis beteekent, om mij verftaanbaar uit te drukken, dat  < 3 > Dekens zijn nu couvertures, en men rust jolt, charmant, fous des draps d'un toile fine van een Vlaamfchen tisferand. Vreemden egcér kiezen "c linnen 't geen m' in Holland fabriceert boven 't hunne, dat wij kiezen, handlen wij dus niet verkeerd? Stoelen zijn fauteuils en chaifes a Vantique, au gout nouveau, ên Bergères, Ottomannes, Sopha's fur petits rouleaux. Die clat de floopen der kusfens rondom met neteldoek of kant en fuïbala geboord zijn. — Un Ut d'amaur is un lit êlafiique. Sieur . . . tapisfeur retiommé te ... . heeft in den voorleeden jaare 'er het ecrfte model van Uit Parijs meêgebragt. Deeze inventie is hier zeer gegouteerd. Voor de \iefhebbcrs houdt hij dergelijk een Ut altoos in gereedheid dans un cabi«et feparé, ou fa femme en fait fepreuve avec un Jeigneur, enz. enz. et ces epreuves fouvent reïterées lui valent d'or, enz. Eerstdaags zal hij un Caiahgne raifonni avec fig. van andere Hts d'un gout recherché et charmant uitSeeven, waar van de models, in teekening, door hem verwagt borden. A 3  < 4 > Die een middagflaap wil neetrien doet zulks op zijn Neêrlands niet; en berceufe is eleganter (3) die men bij de Franfehen ziet. Andre meubels ten gebruike pronken met een vreemden naam; (4) om hen fierlijk, juist, te noemen is ons Neerduits niet bekwaam. Wie (3) De form der boelen is, zints eenigen tijd, zoo veel veranderd, dat de egte oude foort flegts hier en daar in oudcrwetze hollandfche huishoudingen te vinden is. Nieuwsgierigen kunnen zich voldoen bij den Heer ... te ... . die onder andere zeldzaamheden een kabinet van modellen der ftoelen in 't klein beeft, 't beftaat reeds uit 286 foorten zints 1780 tot heeden. Eene fuperbe collectie, en de verheeven kundigheeden diens mans waardig.— Bergères, Sopbaas, Ottomannes, Canapees, vorderen geen verklaaring als algemeen bekend. De gemelde tapisfeur heeft dezelve in foorten. — Hij is 't die onlangs de berceufe naar een fransch model gemaakt en verkogt heeft. Eene berceufe, een navolging van berceau of wieg, is van onder eveneens gemaakt, dan de bovenfte gedaante is zeer gelijk aan 't agtereinde van een cales. Een dame gaat 'er op zitten even als een kind op een zogenaamd hobbelpaard; zij beweegt zig dns zittende ecnige minutlten zeer langzaam, et alors la berceufe fe eonvcrtit doucement, par des petits resforts, qui fe detaelent par le mouvement, en un Ut de repos, et la dame dort dciicieufement. Dus was de verklaaring van dien tapisfeur, (oen hij snij eene berceufe toonde.— Ftvtut les francois peur  ♦C 5 > Wie zag ooit bidets gebruiken (5) dan door dames naar den ton? Die van fchaamte nimmer bloozen, als 't maar fransch is, dan is 't £0». Ie- p,ur Ut inventie», du luxe'. Wij Hollanders zijn 'er maar domöoren en lompe fchepzels bij. (4) Bij voorbeeld: Cabinets i Vantique, a tête de belier enz. Bureaus en cylindre, en oStogone, en commode enz. confoles , des pots pouris en forme des vafes, des vafes po«r chandelles et fleurs, qui offrent un agreable garniture Ac ebeminêe en biver enz. TM» a jeu en etoile, en demi eerde, a 1'italicnne, waar uit van onderen in't midden een kandelaar i trois tranches kan gefchooven worden. Tahle au jeu 4 tiroir, deeze is van een aardige inventie, beflaat weinig plaats en heeft vier laaden. Een gezelfchap, dat vierfpeelpartijën uitmaakt, kan hier van gebruik maaken; ieder laade bevat inwendig twee fraai gewerkte beweegbaare voeten, en de laaden zelve zijn met groen lak« bekleed, en leveren, de voeten uitzettende, vier fpceltafelties.- Dit beknopt meubel is thans zeer en vogue, vooral in Amfterdam enz. (5) rinvemion du bidet est ime des plus indecentes. Ik zag dus een ftoel 't eerst bij gemelden tapisfeur. Onze dames vonden 'er weinig fmaak in, of liever waren nog te zedig, om dat meubel te gebruiken. Madame de'la . . . kogt 'er een, dit was genoeg, de kraj.t van 't voorbeeld werkte, en zeden dien tijd zijn de bidets in gebruik dog niet algemeen. Ik zal, zoo decent mij mooglijk is, derzelver gedaante en gebruik befehrij- 'ven. Het verbeeldt een ftoel, de zitting ftrekt meer in de lengte naar voren dan in de breedte ter zijden, en is met fluweel bekleedt, in dezelve h eene langwerpige opening, waar onder «n pot de cbambre de pcrcelai- nej A 3  < 6 > Ieder Dame naar de mode heeft haar boudoir feparè (6), daar mijn heer nooit in durft treeden, wel ramt favorifé. Moet ne; 't agtcrfluk of de rug zoo als men ami de madame visnt, demande fi elle sst vifible —■ cn repend, madame ist  < 7 > Moet men ons dan niet beklagen dat het vreemde ons zinnen trekt, en is hier dan niets te vinden dat den fmaak en weelde wekt? „ Non" zegt een van Neêrlands basterds: „ en hollande est rien de bon, „ mats en anglettere et frame „ est le regie du bon ton: „ On ne fgait ici point vivre ,, par un manque du bon gout, „ fi d'Hollande! eest mausfade „ ce qu'on trouve ici part out." Dus was 't onbezonnen antwoord dat een jongling van fatzoen, in ons nederland gebooren, onlangs durfde aan iemand doen, die pi dans fon boudoir. - Dit is genoeg, 0 entre doueement - elle stilte par hazard au moment dans «ne pojlure galante — l'ami qui fe connoit «• Sibier, fait une exeufe enz. enz. Deeze boudoirs, Helaas! zijn zeer in de mode. A 4  •C 8 > die hem vriendelijk berispte, dat hij, lid van 's Lands bellier, vaderlandfche deugd veragte ora der franfchen fmaak en zwier. Veel bewijzen kan men toonen, hoe een Neêrlands jongeling, door den grooten tour te reizen» niets leert dan verbastering. Meestal heeft dit plaats bij zulken, welker rang hen aanzien geeft, en wiens gouverneur lafhartig nooit diens jonglings wil weêrftreeft. (7} On a fait un tour en france, dit's genoeg; wat leert men daar? Nuttig niets, maar flegts fottifes, deugdverlies en eergevaar. VOpe- VOpera, les bals de reine; promenade au petits cours; dans un briljant equipage faire au Boulevard des tours; une actrice pour maitresfe; des foupers delicieux il badine, et joue aux cartes, on lui vole de plus mieux. Ce quil perd, est politesfe pour la fexe, en daar meê uit ; wint hij iets nog van die belles, 't is vaak iets, dat fchandlijk luidt. Eindlijk keert hij t'huiswaards weder; de Ouders, van zijn tour voldaan, zien hunn' zoon, hoe zwak en kragtloos, tog met vriendlijke oógen aan. Eertijds was hij braaf en deftig, zedig, bloozend, welgemaakt, nu vermagerd, wild en vrolijk, en van 't fpoor der deugd geraakt A 5 door  Sin levée, a Vordinaire, kondigt un pendule ons aan; want Jasmin durft hem niet wekken, eer hij 't uur van tien hoort liaan. Ons Charmant, pas uitgeflaapen, vloekt, dat m'hem zoo fchielijk wekt, o quel [ongel roept hij geeuwend' wijl hij zig wellustig rekt. II fe léve en petit maiire, fans pudeur, nonchalemment , ( 8 3 on lui met des bas, pantoufles d'un maniere tres galant. Pas ter rustplaatze uitgetreeden; kondigt fon valet hem aan, dat un tres jolië fille vraagt om bij mmfieur te gaan wijl fS) Men weet dat veele jonge heertjes, naamelijk zulke qui «et Ctouffè les fentiments ffhonneur et de hotste, zig in een indecent poftuur leveeren feulement en culotte de nuit et en robe de chambre ouverte. — Un muls) affiii lui met en badinant fes bas, enz. Hij dejeuneert.— Un ceif  < 12 > Wijl ze iets nieuws wou prefenteeren; o jasmin! ga fchielijk heen, breng haar hier, maar wees voorzigtig, laat ons, tot ik bel, alleen, 't meisje komt; zit neêr ma chere, qiCavez vous la du nouveau? o monfieur! des bas, manchettes, a reclipfe ils font tres beaux. Alles koopt, betaalt, hij rijklijk; il badine, en zij te vreên amufeert hem, gaat, nog bloozend, eindlijk , comme il faut, weêr heen. Hoe Charmant nu de overige uuren llijt, verzwijge ik, 't ftrekt tot fchand' der verbastering van zeden in ons waardig Vaderland. 't Schouw- feur jeune, bienfait et galant'entre, vertelt ons heertje in zijn nonchalant deshabilli, zijlings op een ftoel zittende, en coëffaut, eenige galante nouvelles; et fi notre elegant est d'un humeur a badiner ils folatrent enfemble; *nz. enz. De waatheid deezer aanteekening ben ik aan mijn coefféur. verf ligt. Hij had het bij ondervinding.  < 13 > 't Schouwburg- zelf, de fchool der zeden wijkt van d'eerften oorfprong af; alles ftreelt 'er 't oog en zinnen, alles is 'er wulps en laf. Speelt m* een deftig, zedig, Treurfpel, met een vaderlandfche klugt, loges en balcons zijn leedig, 't handgeklap maakt geen gerugt. (9) Ah! quel detestable piece! zegt Cephife ons en bondam •, fi la triste tragedie! mol je veux ballets et chant. Speelt C9) Elk, die thans den Schouwburg frequenteert, weet dat ik in deezen de waarheid fpreek. 't Deftige heeft minder toeloop dan't vrolijke; veele oude, dog leerzaame ftukken liggen thans agter de bank; Gijsbregt van Amjlel alleen houdt nog ftand, in dé eigen taal zijns voortreflijken digters, en zal met den naam van VONDEL altoos leeven. Zonder mij over 't gebruik op den tegenwoordigen nieuwen Schouwburg uitte, laaten, ten opzigt van't invoeren der zangfpeelen, Cden naam vaft Opera durft men op een Ncderduitfchen Schouwburg nog niet gebruiken;) zie m;  < ï4 > Speelt m'een zangfpel en balletten, dit's de fmaak; elk loopt als dolj om de beste plaats te krijgen, loges, bak, balcons zijn vol. Welk een fchittrende vertooning levert dan de fchouwburg uit, als zij Amftels eêlfte fchoonen in haar grootsch gebouw befiuit» Zie ik 'er geen ander nut in, dan *t voordeel dat dezelve door den groóten toevloed aanfchouwers aanbrengen, fchoon 'er weinig leerzaam nut uit te haaien is; 't voordeel is des M raifon fuffifante, zoo wel a,s de be. kwaam- en kundigheid der acteurs en aclrices in dezelve behaaglijk uitte, voeren, en ter verdringing van een aantal verwerpelijke klugten, die den Schouwburg te lang ontluifterd hebben. Zie de berigten voor Si/vaan, en Teams en Teuntje. Ik eindige deeze aanteekening met de woorden eens vriends: De Schouwburg eertijds grootsch, een fcbool van deugd en pligt, door vrolijk boert verpoosd, op 't geestigfte iugerigt ent fpeelende elk te leeren ; Is nu, helaas! een fcbool van weelde en dartelheén, Hie, en door zang en dans, ten fcbouwtoneele trsên, zoo kan de tijd verieeren.  < 15 > Zie de vrolijke Eufrcfme, en chapeau au montgolfier (i°) mee Jutte en robe au turque (11) dans un loge de coté. Zie (10) Dat de franfche natie een zeker entbufiasme voor hun land bezatj bleek onlangs door hunne modes, in alles a l'benri quatre, ter gedagtenis van dien grooten vorst, te noemen. Thans trekt de Heer Montgolfier hunne en anderer volken aandagt en verwondering door zijne zeldzaame en écinige uitvinding der globe aërojiatique; eene uitvinding die hem en der Eeuw van Lodewijk den XVI. tot een eeuwigen roem zal ftrekken; terwijl zij die, door zijn voorbeeld aangefpoord, 't gewaagd hebben eene dergelijke machine te vervaardigen , en dezelve met een briljant ficces te gebruiken, niet min in's vonten en des volks agting deelen. Dit alles ziet men in de nieuwspapieren breedvoerig aangeduid, en de daaglijkfche gefprekken rouleert» overig over dit zeldzaam verfchijnzel. —i 't Kon des niet wel anders of de marchandes des modes te Parijs, die elke zeldzaame gebeurtenis te baat neemen om iets nieuws te inventeeren , bragten weldra rubans au boule volante, cbapcaux a la montgolfier en 4»»nets en cbar de robert in de mode. — Volgens een egt berigt, verfchetlien la Marquife ... cn la Comtesfe . . . 't eerst en première loge au comcdie francolfe met deeze nieuwe mode op een faturdag, die met den maandag en woensdag les jours brillants et remarquables van dac tooneel al* daar zijn. Haar verfchijning verwekte un a/plaudisfement genera!, en cenige dagen daarna was die mode univerfeel.— Madame Clabaut, la plus celebre marchande des modes a Amjlerdam, ontving fcliielijk het model, en debiteert dezelve zeer elegant gewerkt aan alle dames d'un bon gout. — Zeifs zullen'er, eerstdaags, Tabliers, Qwmoacboirs de col komen, waarop alles, ' \ tot  < 16 > Zie haar Iagchen, praaten, darden ; met Dorant en Artamon, zoo luidrugtig dat het hindert; dog zij volgen flegts "den ton. Dat tot die unique en eclatante inventie betreklijk , geborduurd of gefchild«rd zal zijn, — dus un nouveau ornement du luxe te meer. Cu) Un robe a la turque is ook een nieuw verfchijnfel, onlangs door gemelde marcbande uit Parijs ontfangen. 't Is dus: la robe est d'un couleur, les mancbes et la jupe d'un autre couleur. Ook draagt en vindt men bij haar Tocques et rubans ei la malboroug; de linten zijn en bleu of en rofe avec une petite raye noire au milieu imitant le velours. — Insgelijks robes en Beloufe , caraco's en peruvienne, Tabliers a Vamericaine, cbapcaux eiux Zephirs avec des plumes auteur de la tête et des panaches en plumes j rubans en paille, et au couleur imposjlble, — men zegt dat in dit jaar nog uit Parijs zullen komen: Cbemifcs transpiranttt, Coiffures en microscope i tn triange, a Vuile de pigeon , en chauve • fouris, cbapeaux i la libertê paix et concorde, entouré d'une guirlande de lauriers meléê de petites fleurs de diverfes couleurs, avec une grande panache blancbe au devant avec un eocarde a Vamericaine, d'un ruban de treize couleurs. Men Wagt reeds met ongeduld na deeze nieuwe vertooningen, vooral na de cbapeaux a la libertê. — Eeren de franfehen den naam van groote mannen , zoo als in de voorige aanteekening gezegt is, in hunne modes, zij maaken somtijds ook in deezen fatirique inventies. 'tJSefende geval, in de nieuwspapieren gemeld, wegens de caisfe d'escompte flrekt ten voorbeeld. Thans ziet men in Parijs Bonnets a la caisfe d'escompte, en deeze bonnets zijn fans fonds.— Deeze inventie is aldaar niet ongeestig, dog dat men in Holland, zoo als mij berifct is, (fviiooii dergelijk een geval daar geen plaats  < 17 > Dat ik zwijge en niet verveele, 'k heb misfchien zulks reeds gedaan, door op zoo veel kleinigheden, als gewigtig, ftil te ftaan. (12) Wilde ik van de mode zingen, billijk moest ik ook haar tooi zoo in taal als Mijl gebruiken; 't klonk in 't nederduitsch niet mooi. 'k Sluit, bijna met de eigen woorden, (maar verfchillende in *t verband en in rijm,) die 'k heb gezongen in een vers aan Nederland. (13) \ Is plaats heeft,) zulke bonnets draagt, is niet zeer eigen, dog een nieuw bewijs der flaaffche volgzugt onzer natie in al wat vreemd is. Men zegge des met fieilbor in de listige vrijjler door nil volentibus arduum, Dus leert men de ondeugd niet der franfeit alleenlijk; maar, rêcbt uit gezcid , Ons Bolland overtreft der Franfen malligheid. (12) De digter van het dichtftukje de mode vcrfchoonc mij da^ deeze vier regels, woordelijk op pag. 15 van zijn vers te vinden, van hem overgenoomen zijn. Dog alles wel nagaande, zijn wij te goedo vrienden zoo in kunst als anders, dan dat hij mij zulks zou kwalijk neemen. (53) U B  < 18 > *c Is een kort tafreel der zeden van onz' natie, en is 't wat fterk s h is tog fpreekende en de waarheid ftaaft het met haar heilig merk. Waar zijn Neêrlands oude zeden, waar onze eerde eenvoudigheid? Toen de aloude Batavieren maatig leefden, fteeds bereid om met fpeer en fchild te vegten, wen m'in 't minst hunn' regten fchondt*, zij verdedigden 's Lands vrijheid, eendragt was hun fterkst verbond. WeelCis) in *t laatst des voorigen jaars zond ik aan een vriend een vers, getiteld Nederland, Lierzang, met vrijheid, om zoo 't der druk tvaardig was, het als dan iemand te geeven. — Eenigen tijd daarna ontving ik eenige gedrukte exemplaaren, zonder plaatstekening; zelfs heb Jk het tot heden in geene der couranten die ik lees geannonceerd gezien. Dit doet mij denken dat het fchaarsch en weinig bekend is. Die 't bevitten, zullen zien, dat het daar uit overgenoome veel veranderd, ver I^eerdeH en verbeeterc! |L  < io > Weelde was 'er niet te vinden; overdaad was niet bekend; kuischheid was 't fieraad der maagden; godsdienst was in 't hart geprent; huwlijkstrouw werd nooit gefchonden; pligtverzuim verflrekte een fmet; 'sLands verbonden bleeven heilig; heerschzugt wierd gefluit, belet, O! in die regt gouden dagen bloeide ons nederlands gewest; flaaffche dwang deed niemand vreezen; vrijheid was, en bleef, gevest. Geen' heerschzugtige opperheeren, ftreefden toen naar de oppermagt, niemand liet zig plaagen, drukken, de eendragt was 's lands grootfte magt. Maar, helaas! die gouden tijden, de oude opregte eenvoudigheid, zijn uit nederland verdweenen; y/elk een grievend onderfgheid! B s» Vreem-  < CO > Vreemden reeglen thans onz' zeden, en verbasteren den fmaak, want een fnooden godsdienst fpotter prijst en noemt m'een fchrand'ren fnaak, Deugd is veeier hart ontvlooden; zedenloosheid heerscht 'er in; 't eertijds heilig huwlijks leeven ruilt men nu voor hoeren min. Werkzaam was m'in de eerde tijden, ftelde een ftraf op ledigheid; nu, helaas! is werkeloosheid bijna overal verfpreid. Eertijds zag men agtbre grijzen daar wij nu, o fchande! zien dat verderf van deugd en zeden beerscht, zelfs bij bejaarde lién. Eertijds zuinig, maatig, fpaarzaam, pleegde elk met zijn inkomst raad; $m verkeert de ontembre weelde sulks door kwisczieke Qyerdaad. yalscli»  < SI > Valschheid, agterklap en laster, laage en laffe fpotternij, zelfsbelang en fnoode listen, zijn de ziel der maatfchappij. 'k Zwijge een kwaad, hier fterk gekankerdt, 't geen, welëer door 's Hemels vuur, heele fteden zag verdelgen als een gruwel voor natuur* 'c Geld is de afgod deezer eeuwe, dien 't ontbreekt keert elk den nek; maar men buigt, eerbiedig, vriendlijk, voor een rijkgekleeden gek. Vriendfchap, 't edelst zoet van 't leeven vondt men eertijds algemeen; nu een waaren vriend te vinden is 't uit duizend nauwlijks één. Zuivre, opregte en tedre liefde fterk-te eertijds den huwlijksband; nu is de Echt, door deugd gevestigd, als een ftaartfter in ons land. B 3 Eer-  *{£ 22 Eertijds kon men zig vermaaken met een klein, eenvoudig fpel £ nu zijn kaart en dobbelfteenen veeier rampen bittre wel. Schelden, vloeken, raazen, tieren $ dartle taal en vuil befcheid, fchaamte en eer en pligt verzaakent is nu flegts eene aartigheid. Oudermin en kinderliefde eertijds hoog geëerd, geroemd, zijn nu ouwerwetfche pligten en veelal onnut genoemd. De ouders zijn der kindren flaavén, willen zij iets, 't moet gefchión; vader zwijgt en durft niet fpreeken; fchoon hij dreigt, tog moet hij zieri dat zijn kinders hem befpotten ; dan 't is meest zijn eigen fchuld, door zijn zotte kinderliefde, die de maat zijns leeds vervult. Schoo-  < 23 > Schöone en frisfche jongelingen kwijnen in de vaag der jeugd j h dartel ongebonden leven, fmoort hun pligt, en eer, en deugd. Dit's tafreel van neêrlands zeden; mooglijk zegt men: 't is te fterk. Dan hoe 't zij, 'c is de ondervinding die zulks {haft met waarheids merk, Mogt men eens den tijd beleeven, dat men de oude eenvoudigheid onzer eerde Batavieren zag langs Batoos kust verfpreid! *i magtig TyrUS, 't trotsch Cathago, de eerde koopdeên van 't heelal, zagen, door een dartle weelde kwijnende, eindelijk hnn val. Dat men hier die pesten teugle! tot den wortel zelf befnoei, eer zij verder onheil teelen voor 's lands welvaart en 's volks bloei. B 4 Eind-  < 24 > Eindlijk zal men vrolijk juichen; als de mist der twist verdwijnt met den damp van tweedragts rampen 4 en de vreedezon verfchijnt. Deugd en magt verheft ons volken in den zegenrijkften ftand; en wij vinden, dank den Hemel! eens't Herstelde Nederland,  INTERESSANT AANHANGSEL.   INTERE SSANT AANHANGSEL. De volgende gedagten of aanmerkingen, want ik weet waarlijk niet welk een naam 'er aan te geeven, kwamen door een zonderling toeval in mijne Landen; wie 'er de fchrijver van is weet ik niet, zoo veel egter weet ik , dat het vermoedelijk is opgefteld door den Gouverneur eens aanzienlijken jongelings.— Die Gouverneur werdt onlangs op 't oaverwagtfte onzigtbaar, zonder dat men 'er bepaaldelijk eenige redenen toe wist. — Men vondt eenige agtergelaaten papieren van hem, mooglijk door den haast vergeeten; zijn Eleve las, volgens de gewoonte der hedendaagfche heertjes, wijl ze hunnen tijd beter kunnen befteeden, weinig, en gaf mij, op mija verzoek, de papieren zijns Gouverneurs. — Ik las dezelve  < 28 > zelve met aandagt, en vond den inhoud dubbel waardig aan den Franfehen gouverneur eens nederlandfchen jongelings. — Alles nagezien hebbende, vond ik 'er egter, nog begin, nog einde aan, dat is, begin en einde zoo als men doorgaans in een verhandeling onderftelt; meest waren het afzonderlijke ftukken op losfe papieren gefchreeven. — Men oordeele 'er over uit 'c geen volgt, waar aan ik niets gedaan heb dan overfchrijven en den ftijl wat te verbeteren , die op veele plaatfen onverftaanbaar was* CONCEPTEN. — — — — nu alles te veranderen — — — — lompe menfehen zijn. 'c Is daarom zeer wel dat men de modes heeft uitgevonden; deze onderfcheiden ons van de dieren, die altoos eveneens keven, zig voeden en geluid geeven. Par exemple, zou het, dans ce ficcle aclairé, die zoo veele veranderingen oplevert, ook niet in de mode te brengen zijn, dat men eens dé boeken met eene andere couleur drukte \ zwart, altoos zwart, fi quel mau- vah  *C -9 > yais gout! geen kleur is immers akeliger en naardcs — ja monfelgneur le diable wordt zelfs altoos zwart afgebeeld. — In 't midden deezer eeuw heeft men het getenteerd. — Men zag le livre de quatre couleurs — les livres a la mode en rouge et yert, maar ils font parus et disparus au même temps. Hoe kwam zulks, alleen par un manque de gout. — Thans fchrikken onze dames, aan Couleurs en nuance gewoon , op 't gezigt dier treurige letters — ze zijn goed voor le petit peuple en voor boeren oogen, maar oogen du beau monde, en dit zijn, fijne, delicate, doordringende oogen moeten op aangenaame voorwerpen vallen. Wij klaagen over de onkunde, die meestal heerscht bij onze aanzienlijke heertjes en dames; dan die onkunde fpruit misfchien alleen uit onze droevige manier van drukken. — Boeken met groene, roode, blaauwe letters, zouden bij de beau, monde fterk gezogt en de zwaarfie werken, ja zelfs; de vaderlandfche hiftorie naar dit concept gedrukt, ^lleen om de kleur der letters geleezen worden. Waas-  < 3° > Waarom ? — dans ce fiecle tout est perfeclioné. Men tneubleert, men eet, kleedt zig, ja zelfs on fe mouthe et crache a la moderne, waarom zou men dan ook niet drukken a la moderne? — onze koks maaken ragouts delicats et masqués; onze kleermakers des hablts elegants; onze marchandes des modes hebben magazins des parures pour le beau fexe; onze archite&eurs bouwen a Pantique; onze militaire exercities zijn a la prusftenne; onze zeden a la frangoife enz. enz. — onze drukkers moeten dus nog alleen gemechanifeerd, even als zulken onzer voorouders die riets kenden dan 't gezond verfïand en de deugd.— Men klaagt thans dat 'er geen nieuws in de meeste boeken is, en dat de hedendaagfche auteurs de oude copiëeren of veelal flaafsch vertaaien ; die klagc zou ophouden bij de verfchijning van een boek, waar van ieder woord of regel door een bijzondere kleur genuanceerd was. Martin heeft door zijn vernis in Frankrijk een cnuerflijken roem verworven, door aan zijne Taba- tieres  < 3» > tleres een ongemeenen glans te geeven. De eerfte Drukker die het ondernam, die kleur aan zijne letters te geeven, die martin op de tabatieres lag, zou een roem erlangen, welke dien der Elzeviers en Blaauwen verdoofde. In 't begin zou men om. zulk een boek lagchen, want dit is de mode; allengs 'er aan gewoon zijnde, zou men geen zwarte letters meer kunnen dulden. — Toen in 't midden dezer eeuw een Heertje, geheel in 't groen gekleed» zig vertoonde, noemde men hem, fpotswijze, de papegaaij, maar die papegaaij maakte fchielijk meer papegaaijen, want elk, die niet fans gout wou zijn, kleedde zig in 't groen. — 't Hairzakje, de Haart, linten, ( O hoeden en fchoenen onzer heertjes zijn ook (I) De verandering, die den aüteur in de kleur der Hoeden en Schoenen wenscht, heeft reeds plaats. Ronde witte hoeden, met een gekleurd pnt en doublure de foye zijn thans algemeen. Bij de dames is het een nog algemcener gebruik, dog met dit onderfcheid, dat 'er pluimen op Zijn.— Als men nu een heertje op zijn fargon ziet van verre, met zulk een hoed, en een verwijfd gezigt, ziet men hem meer voor een vrouw dsn man aan. o Tempora! o mores! — in den zomer draagt men, wan. dele^-.  < 3* > ook nog zwart, een verandering hier in was dus ook te wenfchen; men zou 'er meê fpotten, en zulk een verandering zou het nieuws der ftad zijn; dan zoo dra eenige elegante Heertjes deeze mode important et du dernier gout vonden, was alles gedaan. Hoe veel courage werdt 'er in 't begin dezer eeuw niet vereischt, om met een hoepelrok van 8 voeten in den omtrek te verichijnen? evenwel een martelares der mode braveerde de opfpraak als of zij van eenige kinders zwanger was, en verfcheen met dit jiieuw fieraad. — Men volgde haar om dat het de mode was, zelfs de aclrices droegen op 't Tooneel zulke ftormklokken, want dus was hun naam. Zie nu onze dames eens; nu gelijken zij meestal na die vrou*wen beelden, die men lange lijfen noemt, en op ouderwetsch porcelein ziet afgebeeld. —- Maar 'c is de mode en dit'* genoeg.— De beroemde aftrice Clai- tlelende, reeds grijze fchoenen, en deeze noemt men ftoffchoene», c** ftulieri 4e campagne. Uitg.  < 33 > Clairen heeft deeze reform 'c eerst op 't Tooneel in Parijs ingevoerd. Geen onderneeming gelukt ooit zonder courage : i— zo men voor 50 jaar onze heertjes in zijde en linnen gekleed, als vrouwen gekapt, (2) en onze dames met lakenfche of wollen jasfen en chapeaux én panache, gezien had, men zou hun befpot hebben; "nu zegt men 'er niets van; want 't is de mode, et cela fuffit. Lompe en onkundige hollandfche oogen zien zomtijds een vrouw voor een man aan, om dat zij met een nok wandelt,- en een man voor een vrouw, om dat hij een grooten waaijer voor de zon gebruikt. (3) Men (i) Dat onze heertjes na de mode zig dus kappen is algemeen, dan, o verbastering! zommige jeugdige leeraars, die'er wel uitzien, ziet men met zulk een geëdmifierd hoofd ten predikftoel treeden, en deezen hebben altoos de meeste dames onder hun gehoor, die meer zijn coëfure en propreté dan zijn bekwaamheid admirecren. — Zulke leeraars zijn egter afflammelingen van den eerwaarden Pouponmlle, wiens leven, uit egte berigten, hier misfehien bijgevoegd zal worden. Uitg. (3) 't Gebruik der waaijers,eertijds alleen den vrotivven eigen, fchijnen zij nu door de parafoh aan de heeren afgeftaan te hebben, hoe on- eiten c  < 34 > Men kan geen mode van deugden maaken Zegt Fonteneik, om dac 'er zederd honderd jaar zoo weinig wijzen zijn opgertaan, dac hun getal niet fuffifont genoeg is om le ton de fages/è te geeven. Maar waar eigen zulks ook zij — In den zomer hoeren met waaijers te zien, is nu algemeen; dat is, bij zulke heertjes, die zig in alles boven le pttit feuple verheffen, en zij weeten den waaijer zoo bevallig te handelen, en 'er tneê te Ipeelen, als de bekwaamde dame. Eens kwam ik onverwagt in een gezel fchap van vijf elegante beertjes, waar onder twee van maar gemeen burgerlijke afkomst waren; bij gebrek van iets beters oefenden zij zig onderling in 't behandelen van den waaijer, vier derzel. ven ware egto Nederlanders, en hun leermeester was een fransch Comptoir heertje, enz. enz. — Hoe bcuzelagtig dit onderwerp ook zij, zal ik 'er egter nog iets ter opheldering bijvoegen, en waarom niet? Tertullianns heeft een breedvoerige verhandeling over de mantels, en Cicero over de veelkleurige kleederen gefchreeven. — Zie hier Ptrlgi», van den waaijer, zoo als men dezelve in lts ocuvres pbihfopbiqucs du gout par madame A . . . vindt. Hij wierdt in Cbitut .gebooren in 't jaar 27, 708 om dat de Chineefen volgens haar Helling veel ouder dan de waereld zijn. De fchoone Kam-cbi, dogter van een venerabel mandarijn, gewoon haar m:isque in de hand te dragen, om 'er in de warmte zig mee te verkoelen, door het te beweegen, gaf'er eindelijk de gedaame van een waaijer aan; die gedaante in Merité geleek egter meer na een handrcherm , zoo als men dezelve thans nog in CU», vindt. In 1Ö34 ptrfkMtnttrd* een florcntijn, flattarl, den waaijer, zoo als bij nu is, en gaf'er die bevallige en toucbantt beweeging aan, die onze dames ttdmineren. De ltsfeaniche abtra cn munaikksn, bedienden zig zeden zoo wel van dit jtlit  4 35 > waar tóe tog zijn ons. de deugden nodig ? zij Zijn immers reeds voor lang uit de beau monde gebannen: iemand, die als eertijds, deugdzaam is, durft in geen cercle cï la mode verfchijnen, want men zou hem falie califichet als de dames. — De Mdrq&is C. werkt aan een uitgertrékt gefchiedkundig bock in 4 deelén in 4to., getiteld: Traité Hiflarique, fbi. fique et morale de l'utiliti des inventians du luxe , avec fig. illum. Dit werk Zal om deszelfs kostbaarheid, in Parijs door Sottanville le jeune, bij intekening gedrukt worden, en hier in, zoo men mij berigt, bcflaat fiaire de fevantail bijna de helft Van 't 3de deel; nieuwsgierigen wag;en des naar de uitgave van dat cbef d'oeuvre d'efprit. — Nu nog iets wezenlijks aangaande de waaijers.— Derzelver maakfel, momoering, en al *.vat tot hun uiterlijk fieraad behoort, is door de Franfche academisten breedvoerig verklaard , mee ophelderende platen in la defoiption des arts et metiers, waar van reeds 80 cahiers in fol. het ligt zien. — Men maakt in Parijs waaijers van twee Huivers, tot 30 of 40 piftoolen het ftuk; de geringde, en de middenzoorten, worden a la grosfè de douzt gouzaines, en les beaux « la piece , verkogt. De waaijerhandel in Parijs, zoo door deszelfs vertier iri dié ftad, en buiten dezelve, als door de verzending naar andere rijken, is bijna ongeloof'baar; want 'er zijn waaijermaakers in 't groot, die buiten het geen zij uit de winkels,'in de ftad, en naar de omleggende plaatfen, debiteeren, nog jaarlijks verzenden voor meer dan 20, 000 livres. Naar Spanjen, Engeland en Hol. land worden de meeste gezonden, waar van 't kleinfte gedeelte egter aldaar gebruikt, en 't overige weder van daar naar andere landen gezonden wordt. Schoon 'er nu in Vrankrijk, vooral in Parijs, zoo veel waaijers in foonen gemakt èn verkogt worden, komt 'er egter ook een me- C 2  < 3<5 > hem voor een ouderwetsch fchepfel aanzien. — Over de elegance van een kleed te detideeren, zig over een briljanten ring, een waaijer, een Tabatiere, een w.ontre te admireercn, zie daar een deugd a la moderne. — \ Is, zoo als Pascal zegt: „ wijs gefchikt „ dar men niet over 'c verfland moet oordeclen naar ,, den rang, dien iemand in een gezelfchap bekleedc, „ want dan zou de een zekerlijk meer verftand dan „ de andere moeten bezitten, dog een kleed naar „ den fmaak beflist alles." — Dit ziet men daaglijks, een deftig gekleed en verftandig man moet zomtijds zwijgen voor een gegaloneerd zotje. 't Zijn des de galons, de juweelen, de klederen, die 't verHand en den rang in de gezelfchappen bepaalen, namen t- «ncnigte.. van buiten In; dan deeze zijn meest kunltige en kostbaars waaijers. De waaijers, die uit China komen, en die men in Engeland heeft weeten na te maaken, zijn 't meest en vegue; deeze twee foorten fint fun fi beau lacque et fi Hen mor.tés, dat ze preferabel boven die der fl-anfehen zijn. — Eertijds kwamen 'er ook geparfumeerde waaijers uit Spanjeu tn Romen: dan derzelver gebruik is zeer gering en bijna geheel vervallen, om dat hun peinture et leurs beis tnanqueient la de/ica. te ft, la beauté et la Ugêrelé reaulfi pour tm bel eventml. De Ui tg.  < 37 > mentlijk asfemblées du bon ton; derhalve is de mode van meer kragt dan de deugd, die zoo weinig bij ons béftaat, da: men 'er bij geval eens aan denkc, zoo als men wel meer aan oude dingen denkc. Plato meende een uitmuntend genootfchap te formetren , door het ftigten cener republiek van wijsgeeren; maar de goede man Plato was wis kindsch en aan 't fuffen, toen hij deeze harsfenfchirn koesterde. Een republiek van petits maitres zou van oneindig meer nut zijn: deeze immers zijn het die de bevalligheden in den opfchik verfpreiden, 'c verihnd verlichten, aardige equivoques uitvinden, terwijl zij zig door deeze verheven kundigheden ver boven 'c dom gemeen verheffen. Eertijds waren wij'lompe en ouderwetfche perfoonen, niet ongelijk aan de ruwe en plompe beelden, die men nog aan zommiga kerken ziet; — maar nu, nu zijn wij aardige, kleine marionetjes, die mines raaaken, met de oogen fpeelen, de handen en 'c lighaam naar de maat beq o ' wee*  < 38 > Weegen, die zich parfumeeren, adanifeeren enz. enz, is dit niet veel beter? geen vcrfhndig man, al was het Ariftoteles zelv', is 'er, of hij moet deeze verandering admireeren. 'c Is ook niet dan met vee! moeite, dat wij dus gedematenaüfeerd ea bcfchaafd zijn, en nu kunnen wij ons vertoonen als de aardigfte, de bevalligfte fchepfelcjes, ja zelfs onze nakomelingen tarten, een geflagt, dac ons egalfeert, voort te brengen. De modes zijn des van een onöntbeerbaar nut: zij ontheffen de krijgskunde van de ftudie der vestingbouw, van de termen van taclique en geometrie, enz. om in een oogenblik een generaal te worden; — zij ontheffen den regtsgeleerden van de lastige ftudie in 't corpus juris en der pandeclen; — den geneesheer van de aphorkmi van Hippocrates, Celfus en Boer have; — den Theologant van alle dogma* tifche Leerftellingen; om fchielijk, advokaat, geneesheer, en predikant te worden.— Men is nooit zoo |j|t van geloof geweest als tegenwoordig, want men, VOO?-  < 39 > vooronder-field thans de nodige talenten in iemand, dien men wil avanceeren. — Eertijds had men getekende en contra getekende, gezegelde en dubbel gezegelde bewijzen nodig, om te toonen dac men 10, 15 , of 20 jaaren als geleerde, dat is, en mifantrope had geleefd, onophoudelijk mechanifche en phifïfche proeven deed, zig dagelijks bezig hield in 't doorbladeren eener menigte folianten, daar zomtijds voor geen penning bon fens uit te haaien viel. — Nu vraagt men geen bewijs van verfland: een fraai gecoëfeerd hoofd, eene charmante houding, een elegant kleed, eene delicate converfatie, vooral bij de dames, dit alles is de besce recommandatie om geavanceerd ce worden. — Welk eene gelukkige verandering! verheugen wij ons des over 't affchaffen dier flaaffch gebruiken. Elk leest thans boeken naar zijn fmaak; — VEmile, Yevangile du jour, Vhomme machine , Systême de la nature, Therefe philofophe, zijn gelukkig in de plaats dier dégoutante ftudie gekomen, die de fchranderfle geesten verdoofde. C 4 Maar  < 4o > Maar wat is een fchrandere geest?- Hij is, naar mijne definitie, de rand der bevalligheden, 't Elixir der aardigheid, en 't vlug zout der converfatie. Dee, ze uitdrukkingen, onverftaanbaar voor 'tdom gemeen, zijn egter verilaanbaar pour les gens de ma trempe.-. Een fchrandere geest, maakt de reden befchaamd, doet het gezond vermand zwijgen en fpot 'er meê. Hij weet met fmaak een kleed te kiezen; een delicieux foupé te inventeeren; een dame asfurant aan te zien om haar te confufiöneeren; een fublime merite te (lellen in 't allongeeren van den kleinen vinger om een briljanten ring in de oogen te doen fchjfteren; in een trainante uitfpraak te bezigen, of bijna onverftaanbaar fchielijk te praaten; met de oogen te fpeelen ; de fchouders van pas op te trekken; bevallig te lagchen; op ftraat binnensmonds te zingen; enfin den godsdienst en deszelfs bewijzen in een oogenblik omver te ftpoten door zijne zoogenaamde railleriës. — Zie daar een fchranderen geest è la moderne. — De mode dus unherfeel werkende, moe:;-  ^ 41 moest ook invloed op de Religie hebben , en dat men van geloof veranderde als van pruiken; dage^ lijks ziet men immers, dat onze beaux efprits zig een fyflême van godsdienst maaken, nu dus, dan zoo; — nu (tellen zij, dat de wereld van eeuwigheid is, dan, dat het beter is een eeuwigheid te wagen (eenige groote inktvlekken beletten mij, om V geen op V voorige volgde te leezen, dus las ik verder.*) — — geloofs weerglazen. — Zommige menfchen raadpleegen hun lighaam veiliger als een j-lmanak ten opzigte van goed of kwaad weer. — De Heer A. gebruikt alleen dit middel om zijn geloof te bepaalen. — Ieder dag ziet men nieuwe verfchijnzels, — vreemde gezigten. — Ieder dag levert — — — — (alwéér eenige inktvlekken.') — — — wijs gelukt. — Maar wat doe ik? ■srr ik Jees het reeds gefchreeven eens na, en zie dat C 5 ils  < 42 > ik redeneer. — Dit is geheel niet na de mode. —• wat nu? — zonder te redeneeren wil ik die gefchrift egter van nut maaken. — Weg verftand, weg reden, weg oordeel, ik kan u zeer wel mfsfen, om, een jong heer van aanzien te leeren, hoe hij zig in de beau monde moet gedraagen. Hij moet zig terflond een wet maaken, naar niemand , dan naar zig zeiven te hooren; niemand raadpleegen dan zig zeiven, en zig zelf als 't enigst voorwerp van verwondering beschouwen, en als het middenpunt daar alles op af moet fluiten. — Zijn groeten moet hij fchikken na de perfoonen : een vreemdeling, fchoon elegant gekleed, ontmoetende, moet hij avec un air affeblé, maar zoo hij hem meep dan eens ontmoet, met een air de connaisfance, groeten; een burger, mits die hem 't eerst groet, met een air de mépris, en een verflandig man, fchoon nederig gekleed, met een air de proteclion; dit is gepermitteerd. —- Op een confert of asfemblee, moet hij alle dames cajoleeren, fchoon hij ze nooit gezien  < 43 > zien heeft, haar cocffure prijzen, over de modes en maitre decideeren, dan bij deeze, dan bij die gaan, niet dan Sottifes debiteeren, want dit is Vefp'rit du fiecle et fame des converfations h la mode; zig met haar in verwarde gefprekken verliezen, gefprekken alleen uit woorden zonder zin beftaande, daar men in één oogenblik fpreekt van den keizer van China, en van een aartig fchoothondje, van de dampige lugt, van een lint, van de kerk en van een nieuwe opera, enz. enz. zig aan een fpeeltafeltje zetten, zonder attentie, zeer distracl en binnens monds een nieuw airtje neuriënde, fpeelen; midden in't fpel fchielijk vertrekken, om madame C. of B. een vifite te geeven , en zig houden als of men zeer met die dame gelieerd is. — Hij moet geheel een automate zijn; geen ziel kennen dan de oogen, tong, en handen; — diverfe Tabatieres bij zig draagen, zoo met enkele als dubbele dekzels, de laatfte vooral met galante figuren tusfehen de dekzels; dezelve de een na de andere prefenteeren 5 — nu een Engelsch dan een  < 44 > een Fransen zak-uurwerk voor den dag haaien, 't een met een lint, 't ander met een fraai gewerkte ketting vol Berloques en kleine colifchets; — altoos de eerfle Moffen van ieder nieuwe fabriek hebben; — een ceil de mépris op de kleéren van anderen Haan; — dikwerf de manchetten in order fchikken, om te toonen, dat ze, zoo wel als de jabot van pint d'aknfon of brusfelfche kant zijn; — zig bevallig en zomtijds geforceerd den neus fnuiten met een geparfumeerden zakdoek; een pragtige en elegante koets gebruiken met een zwaar gcknevelden koetfier, en een a twee jonge en mooije knegts in een galant livrei agter op, want dit is een groot bewijs van fmaak; eene Aklrke of een ander jolig file maintineeren, dit is vooral du premier ton; —, een catalogue van alle galante en godsdienst befportende boeken houden; dagelijks de boekwinkels doorfnuffelen, overal den prijs van vraagen, en eindelijk om de libraires niet te chagrineeren een bagatel koopen, veel complimenten maaken, en hen zijne  < 45 > ne recommandatie belooven. Hij moet den fpot drijven met iemand, die veel ter kerk gaat; daar niet dan in pasfant of op 'c einde zig vertoonen om de dames te lorgneeren; — de Religie een politike iri' yentie noemen, en (taande houden, dat het eevefi eens is een Turk of een Christen te zijn, als men maar un bonnette homme is. — Zomtijds moet hij den Philofoof fpeelen, ja zelfs moralifeeren, zeggende: „ dat het leven een last is, en dat hij waarlijk ge„ lukkig leeft, die en folitaire en ver van de we„ reldfche iedelheden woont";— zeer langzaam eeten, den fpijs attent bekijken; over een kwaade maag klaagen, niets dan water drinken, enfin zig zeer ongezond noemen, om 's nagts zig te beter aan de fnoodfte debatiches over te geeven : ingevolge hier van is het egte portrait van een heertje na de mode, een lang, mager, poftuur, dunne beenen, een bleek en ingevallen gezigt, fchoon hij zomtijds pas twintig jaaren heeft. — bloozende wangen en frisfe beenen vindt men zelden onder hun zoon, of het moest nog  < 4<5 > nog een nieuwling zijn; _ altoos, zeer geoccupeerd fchijnen fchoon men niets te doen heeft;— bij elk fchulden maaken, vooral bij eenige kleermakers; — dikwerf de naamen van eenige aanzienlijken gebruiken, als? ik foupeer bij k duc de V. - madame O, wagc mij op 't dinê; - ik ben Pand affidè van den graaf S. enz. enz. Hij die deeze voorfchriften volet is een homme du jour, Phomme comme il faut, dac is, zoo als men ze thans in de beau monde begeert. — 't Is zekerlijk du bel air een Bibliotheek ce hebben; hier in zal ik onze elegante heertjes, zoo veel mij mooglijk is , ook mee mijn raadgeeving adfi. fleeren. - Voor eerst Romans in zonnen, dog alle in 'c fransch; men heeft deeze flegts pour pasfer un mauvais quart d'heure, Ou pour faire e dor re un feu presque eteint par debauche; hier coe kunnen de volgende werkjes dienen, als: Pecuniaire; Themidore; k Pithagore moderne; ks lauriers ecclefiastiques; la foutromame; Parem ; k portier des cAaf. treux; la putaine errante; Pacademie des dames; ks  4. 47 > les pridpiades; Tradu&ion de meur[lus; en le chimiri le plus facile pour arriver a Venfer, traduit de Vanglois. — Voorts un Colleclion des ceuvres de Theatre; — eenige pieces fugitives en kleine brochures, moeten hier en daar op de ftoelen en tafel leggen; — van de philofophie moderne meest zulke die met de ziel en den godsdienst fpotten. — In de natuurlijke hiftorie Buffbn en Linnoeus, om de naamen en de menigte boekdeelen; — dan nog, contes moraux et a rire ; jaarlijks almanachs chamants in foorten; Diclionnaires kan men niet misfen, vooral niet, lé diclionnaire philofophique en Vesjprit de V Enciclopedië enz. enz. Eindelijk moet men alle verboden boeken ten düurflen prijze koopen en die fraaij laaten binden. — In 't verzamelen van plaaten moet men de galantlle kiezen, want dit is de nieuwüe fmaak; eenige airs d"opera en. muziekwerken eindigen zulk eene magnifique colleclie.^ Thans zal ik der fchoone fexe ook eenige weinige lesfen geeven om in de asfemblees aictemuncen, want  < 48 > want 't geen ik fchrijf moet algemeen zijn. Z;j moeten, zoo veel mooglijk, flavinnen der mode en van den opichik weezen; — zij moeten tevens ernftig zijn en lagchen; a propos het deftige met het vrolijke, en een air de haüteuf met een air de poïitesfe mengen; de onverfchillige fpeelen als zij zulks het minst zijn \ — dikwerf zeggen: „ hou op, wat „ betekent zulks tog, mijn heer"! zij moeten décïdeeren en perfonnes du fexe, als weetende dat, ilnts Adams tijden, de mannen altoos even gek zijn geweest om hen te cajoleeren, te vleijen, als godinnen aan te merken, en zig hunne onderdanige flaa. ven te noemen. Zij moeten zig a propos van haaren Waaijer bedienen, die van pas openen, toevouwen en 'er mee fpeelen; — zij moeten capricieus zijn, en geen half uur in 't zelfde humeur blijven; een lijst van ziekten houden, zoo als men een lijst van linten heeft; — zonder redenen zig gramftorig houden om te ontdekken of men haar bemint; de verüandige in de gezelfchappen fpeelen , en d'un 7na-  < 49 > maniere abfolu over alles oordeelen; de galanterie moet egter haar voornaamfte ftudie zijn, derzelver wetten volgen, en galante boeken leezen; daaglijks zig na de nieuwfte modes informeeren; op den min* ften donderdag, of het zien van een fpin, fchrikken, en roepen dat zij verlooren zijn, dat 'er geen middel is het gevaar te ontkomen, ja dat zij bijna van fchrik dood zijn, fchoon zij onophoudelijk babbelen ; een godsdienst na de mode kiezen, die haar permitteert, ten uicerfte trots en onbefchaamd te zijn; haar tijd pasfeeren met kleeden, danzen, zingen , fpeelen, van elk kwaad fpreeken en nooit eene opregce vriendin hebben. Zie daar een dame a la moderne. (Hier waren twee bladzijden doorgeflreept.) Dagelijks leert men ons malkander te dooden, en dit gebruik is zeer oud; maar is het niet veel beter dat wij toonen aardig te weeten te leeven. — Waarom maakt men geen wapenhuis van waaijers D zoo  < 5° > zoo als van fnaphaanen ? waarom onderwijst men ons niet om met de oogen te fchermen, zoo als men met degens doet? men zou bijna niet kunnen geloovcn welke ontdekkingen 'er in de oogen te doen zijn; deeze ontdekkingen fpreeken bij dames du bon ton, dog in eenvoudige burger-oogen zijn ze niet te vinden. Wat zijn wij ongelukkig dat men geene dan onnutte ontdekkingen doet, daar de groote waereld niets aan beeft, en dat men de interesfantfle ontdekkingen verzuimt, 't Is daarom du dernier abominable dat men in de zamenleeving zulke verroeste perfoonen vindt, welke, nog beweeging, nog — — — (of het hier eindigen zou weet ik niet; althans 'de overige papieren waren flegts klein, en hLr en daar Rondt maar weinfa op; ik zal eenigen der zeiven nafchrijven, wijl ze in dm zelfden fmaak zijn als 't voorgaande.) 't Ge-  < $i > 'c Gezond verftand en de fpreukjes van 't rood kousje zijn van één foorc. Fi du bon fens! ik bemin al wac aardig is, en waarlijk 't gezond verftand heeft niets bevalligs nog aardigs ; mij dunkt ik zie het in 't zwart gekleed, met un parruque en folio, den mond langzaam openende , en elk in verwagcing brengende iets verftandigs te zullen hooren : eindelijk zegt zij, dat de oorlog een nadeelige zaak is, en dat 'er veel eerlijke lieden in omkomen: o la belle decouverte! — mijn elêve, gister avond alleen naar een asfemblée zijnde, kwam deezen morgen ten 7 uuren , niet zeer nugteren te rug; hij vertelde mij onbefchaamd, dat hij met eenige eerfte debauchees bij twee charmante dames den nagt had gepasfeerd, en vermaaken genooten , die hem tot nog geheel onbekend waren geweest. — Ik prees hem, en die was voor mij une decouverte des plus importantes. — Hij is in e goede handen gevallen, wij zullen, 'er den ftijven Da en  < 5* > en loggen hollandfchen aart wel uit krijgen; nog eenige zulke partijen dan is hij 'er door, en een èebauché hollandois du premier ordre ; komt 'er dan nog la maladie a ld mode bij, dan is hij en touts points perfe&ionné en ik heb dan mijn — men moet niets ten halven doen , men moet of lomp ouderwets blijven, of zig meer en meer door den opfchik enjoliveeren. — Is het niet belaglijk in deeze eeuw nog mannen van fatzoen te. zien, zoo aan den ouden tijd gehegt, dat zij pruiken .draagen, die drie vingers over hunne ooren hangen. Durve ik het zeggen, hun anders deftig gelaat, mismaakt door zulk een haairbos, gelijkt meer naar 't gat van een waterhond dan naar een menfchelijk gezigt. Maar deeze ftijve fchepzels hebben geen fmaak voor 't aardige , voor 't bevallige, zij blijven onverbeterlijk, en dit is bij hen een erfelijk gebrek van den ouden tijd. — In dien ou-  < 53 > ouden tijd, had men, zoo als., ik wel heb hooren vercellen, agting voor iemand die godsdienllig was, en dit heeft omtrent 17 eeuwen geduurd; nu agc men in de beau monde meest zulken die geen godsdienst belijden. — Toen was men overtuigd van de onflerflijkheid der ziel., nu denken wij fublimer, en noemen de fnippen en konijnen onze broeders en zusters en beweeren geen ander beftaan dan zij te hebben. — Welk eene gelukkige verandering ! en wij hebben die alleen te danken aan de charmante et feduifante Philofophie der Franfche wijsgeeren. Gij , groote geesten ! gij _____ — wat veranderen de tijden! ik las onlangs een geeftige brochure, of parallêle entre le bon vieux tempt et ■ le fiecle moderne , par . . . . onder andere aanmerkingen las ik 'er deeze in: „ on„ ze voorouders begaven zig nooit van of aan een D 3 „ maal-  < 54 > „ maaltijd, zonder een gebed te doen; tegenwoor„ dig is een enkel woord agter den hoed ge„ noeg, om in een fatzoenlijk gezelfchap zijn ag„ ting te verliezen." — Deeze aanmerking is niet ongegrond: — men zit aan een vrolijken disch, praat galant, zingt, fchrccuwt, badineert, enz. eindelijk zegt een deftig mengch: met permisfie dat wij 'bidden; men houdt den hoed voor de oogen, maar lagt intusfchcn om dien goeden man, in zoo verre zelfs, dat men hem (loort, en hij ophoudt. — Dit ergert hem, en met reden, beter is 'c des |n 't geheel niet te bidden. Deeze mode wint hier veld; in de aanzienlijkfle Logimenten, als men aan de ordinaire tafel eet, ziet men zulks: — niemand bidt, elk eet maar, en die 't eerst gedaan heeft, ftaat op, rookt een pijp, of vertrekt. Een aanzienlijk voorbeeld is — — -— — ïn mijne disfertation fur les Toilettes moet ik  < 55 > dit op pag. 89 nog invoegen : de origine der Toiletten is men aan de aapen verpligt. In 't jaar 1514 waren 'er twee aapen au ferail du grand feigneur, deeze vondt men eens ongegeneerd op hun gat voor een fpiegel zitten, zeer deftig hun kop krabbende. De ridder Maurifo carlati beweert in het iQf. deel van zijn practique du bel air, pag. 60, dat men die uitvinding aan de kat van de Baronnes Carbalotini heeft te danken. — Dit gewigtig (luk, namentlijk of een aap of een kat de toiletten heeft uitgevonden, zou een nutte prijsvraag pour les academies du fiecle kunnen opleveren. — Op pag. 94 moet ik niet vergeeten dit in de aantekening 37 te voegen. [ In het begin deezer eeuw waren de Toiletten nog zeer onvolmaakt; 't vreesagtig penfeel wandelde leevende fur le vifage d'un dame du monde. — Zedert madame ... zig het eerst en forme begon te fchilderen, toen gekeken de Toilets naar fchilders winkels. — Men zag 'er Carmijn, rouge D 4 du  < 5<* > du Cour et du Theatre (4), Uanc de pUtre, eponges enz., 't was niet genoeg bloozende ce zijn, men moest zelfs incarnat en nacarnat worden. — Dit Hrp toen fterk in 't oog. _ Een vroom misfk. naire (4) 't Bhnketzel, ww. over men, .1 zints langen tijd, de dames befpot heeft, is waarlijk niet meer te dulden, door de manier waar op het thans gebruikt wordt. De ingrMlnn., waar uit'zommige foorten gecoverd zijn, fchenden zomtijds het vel en bederven de kleur. Sieur maillet heeft iets uitgevonden, 't welk dat gebrek niet heeft, maar integendeel de eigenfchappen om de kleur te verfrisfehen en 't vel te bew,a_en;1is een foort van vinaigre nug,t di,, ;„ zekeren ^ ^ *W avec le peau, en de natuurlijke bloezende klebr fsrfaiumm im{. teer,; het vloeit niet, en men kan zig veilig met een doek wnsfehen, zonder dat het verdwijnt of een vlek aan den doek maakt. Het houdt verfchciden dagen «and, en men neemt het alleen weg met vinaigre de millepertui, of azijn van St. Jans kruid, welke even als de roode azijn aan het vel niet fchaadt; men vindt deeze beide vinaigre, bij den Heer mailUt a Pari,. Zie hier een nieuw foort, de andere overtreffende, door la i.m.if.11. aanmeten te Parijs uitgevonden: zij noemt het laaul de caname, en bereidt het, en tasfe, en {!*.,.,., „ ett poudrs. Hfit ^ li/eert niet alleen de fchitterende leevendigheid der italiaanfche roos waar 't heeft nog die uitmuntende eigenfehap, Qln de frisfche kleur zeer lang te bewaaren, doet iemand van 50 jaaren wel 20 jaarcn jonger fehijnen, en is derwijze bereid, dat het racer dan 30 jaaren kan duu. ren, en aetfs buitenlands verzonden worden zonder iets van deszelfs. kragt te verliezen.  < 57 > naire van dien tijd gaf een werkje uit, getiteld: feringue fpirituëlls pour les ames conjlipées de devotion. Dat is: „ geestelijke klifïeerfpuit voor god„ vrugtige verdopte zielen." au chap. 8 fur Vameur du monde pag. 380 zegt hij: „ Gij, o ftin,., kende rompen ! rioelcn en modderkuilen van onreinheid ! fchaamt gij u niet dat gij u daag„ lijks in den ketel der vleefchelijke wellust om,, wentelt, om daar in bloozende te worden even „ als de kookende kreeften, en dus behaaglijk aan „ de vnurige oogen der brandende mannen te zijn; » gij Nog iets, la dcmoifelle Confeillieux verkoopt la pommade de toute beau- > té, waar van de naam de eigenfchap aanwijst. Deeze pommade verjongt de wezens en herftelt dezelve , wanneer de jaaren, rimpels, de fterke zonnefchijn, waar voor de fchoone aangezigten meer dan de an. dcre bloot ftaan, dezelve ontfieren. — Ook bewaart die pommade het vel pour les mauvais effets du blanc, 't geen veele dames gebruiken om blank te fchijnen, mits men deeze pommade eerst overflrijkt eer men 'twit gebruikt. — La demoifelle Confeillieux demeure & Paris,— Tot gemak der Hollanders vindt men deeze en andere foorten, in hunne voornaamfte (leden, bij les parfumeurs les plus accreditées, die dezelve met veel fucces debiteeren.  < 53 > „ gij denkt, dat aangezigten, natuurlijk bleek, door „ kunst rood moeten worden. — Maar wee ! o „ wee u! gij die de kleur der kreeften navolgt, „ zult ook als zij agterwaards ten hemel gaan." I\TB. De aangehaalde pasfage heefc de oom van mijn Eléve, een Nederlander, voor mij vertaald, en op mijn zeggen, dat geestelijke Mifleerfpuit een vreemde titel voor een ftigtelijk werk was, zeide hij dat men in Holland in de voorige en deeze eeuw ook zulke naamen aan ftigtelijke boekjes gaf, bij voorbeeld deeze, die hij mij voorfchreef: donderflag der godloozen; V gefcheurd voorhangzel; gefneeden brood en melk voor Vinders en zuigelingen; de geeftelijke alarmklok; V zilver fchelletje voor geeft elijke ezels; de omgekeerde rok van V geloof door een hetterfchen kleêrmaker ; de duivel een menfchenyriend; de geeftelijke aderlaating van de ziel, en meer andere. (nog een papier viel uit een boek; V volgende,  < 59 > gende, naauwlijks leesbaar gefchreeven , fiond 'er op, ik geef het zoo als 't is.~) — — — — niet gelooven. 't Is nog ongedecideerd wie met meer Elegance aan 'jt Toilet zit, een petit maitre of een dame du bel air. De italiaan Palafuraccioli heeft over dit en dergelijke fuMime fujets een geleerd werk in 't latijn gefchreeven, in 5 deelen in 4». Hij zegt en bewijst het met voorbeelden, dat 'er het zelfde onderfcheid in is als tusfchen de aapen. „ Idem discrimen est in„ ter trosfulos et trosfulas ac inter Simias." - Die laat ik daar; maar ftel, zoo als Horatius zegt: dae de gewoonte de tweede natuur is, dat dan onze elegants even zeer door den opfchik moeten brilleren als onze elegantes. — De ziel volgt de indrukzels van 't lighaam zegt Plato, in zijn boek de immortalitate anima , en men moet avouïeren, 4a,6  < 6o > dat de Rusfen een fublimer verftand bezitten, zedeid Czókw hen a la frangoife liet kleeden en fcheeren. — Nog eene remarque. — Ik kan niet nalaaten mijne, verwondering bij herhaaling te betuigen, welke aardige*, charmante, lieve, bevallige fchepfeltjes wij thans zijn. — Zwijgt gij Grieken en Romeinen ! als ik rhifïoire de vos mozurs lees, bloos ik om uwent wil; bij u moest men eerlijk en braaf zijn en jaaren lang zijn pligt betragten , om den naam van een groot man; een held te erlangen. Quelle fotüfe! - uw Cicero noemde iemand in een veelkleurig kleed een veragtlijk mensch. 't Is goed dat. die oude zot in deeze verlichte eeuw niet leeft, men zou hem anders ligt in 't dolhuis plaatzen. Ware 'er maar één elegant petit maitre onder u geweest, men zou zulke frivole en ongerijmde idéés van deugd en heldenmoed niet bij u gevonden hebben; uw Alcibiades bragt het reeds ver, maar de ftrenge So- crates  ♦C 6"i > crates deed dien beminnelijken atheenfchen jonge» ling zijn eigenliefde verzaaken, de zaaden van weelde «en wellust waren reeds van zijn jeugd in zijn hart geplant , en dit tuigen zommige zijner daaden, maar de kragt van een waardig voorbeeld ontbrak hem, en dus wierden die zoo uitmuntende talenten , helaas! gefmoord. Ik verheug mij, nu ik onze jonge heertjes zig Zie zuiveren en fubtilifeeren in het ftookhuis der aardigheden, om een lighaam, door debauches verouderd, te verjongen. — Ja ik zie met verrukking onze dames zig derwijze gedraagen en leeven , om door den zeef der bevalligheden den fijnen bloem van hun wezen te bewaaren , en de fubïile deeltjes van hun verftand te fcheiden van het grof zaad van dat plomp , onnut, gezond verftand, waar van de Hollandfche waereld, grace aax modes, welhaast gezuiverd zal zijn. Mijn Elêve bezit 'er reeds niet meer van , en , voor mij  < 62 > mij zeiven, heb ik 'er mij reeds voor Jang van ontdaan, om dat het mij — — — (Hier eindigen de nagelaaten papieren diens waardigen Gouverneurs eens Neder* landfehen jongeling*.)  VERKORT LE EVEN SVERH AAL VAN DEN EERW. POUPONVILLE. ENZ. ENZ. ENZ.  I  DES ÈERW. POUPONVILLE LEE VEN en DOOD. Pouponville was in alles volmaakt. — Hij was de gunfteling der bevalligheden; — de parel der petics maitres; — de fpeelpop der Dames; — de bloem der beaux efprits; — de room der asfemblees en 't elixer -quintesfentie'l der galanterie, enz. enz. Hij wierd gebooren 'c geen hij moest worden : nauwlijks twee maanden oud zijnde, kon men reeds in zijne kinderlijke mSnieren een zekeren goeden fmaak ontdekken. — Hij zoog, zoo lief, zoo aartig, dat zijne min betuigde nooit bevalliger zuigeling gehad te hebben, en elke dame, die hem zag E zui-  < 66 > «uigen, zou hem gaarne haar' boezem gegeeven heb* ben om dien te ftreelen mee zijne kleine, beminnelijke handjes. Huilde hij, ver van lastig, was zulks ongemeen bevallig ; zijn gefchreeuw zelf was met een onuitdrukbaare zagtheid gepaard. Van elk gefixeeld, gezoend, gelikt, kreeg hij van ieder zulk eene menigte galant fpeelgoed, dat zijn moeder'er een kabinet van bewaart, en dit den liefhebberen toont, ten bewijs hoe geliefd haar zoon in zijne tedere jeugd was. Hij wierd den jaaren, en toen ontdekten zijne fraaije hoedanigheden zig in de grootfre volmaaktheid. — Welk een levendigheid! — welk een verftand! — wat al bevalligheden ! — welk een mond om te. glimlagchen ! — welke pogen om te lonken! enz. enz. — Deeze verheven given bragten zijne moeder in twijfel of zij dien beminnelijken zoon voor de kerk of voor den fchouwburg zou opvoeden. Een bijzonder geval fieed haar de kerk kiezen. Het: weinige, haar door haar man nagelaaten, was egter  < 6> > egter genoeg tot beider onderhoud, en om haafen charmanten zoon te doen ftudeeren. — Hij volbragt zijne ftudie met een wonderlijke vaardigheid. — De angola, Vecumoire, les bijoux indiscrets ,• le matiriée d'amour en andere regtzinnige boeken, leerden hem zoo veel theologie als hij nodig had om de harten der dames te winnen; want een galant gebeft perfoon is zeer bij de fexe gezien. —■. Een fraai geco'e'ffeerd hoofd; — levendige en lonkende oogen, een bef van een goeden fmaak, een klein galant manteltje, en zijden rokje met zatijnen onderkleeien, enz. O geen dame , hoe ftreng van deugd ook, kon zulks nalaaten te admireeren; —■ kwam hij van een galant tête a tête, en beklom hij den ftoel der waarheid, dan fcheen hij een geadonifeerde cherubijn te zijn. Een text uit de wellustigfte plaatzen van 'c Hoogelied, verfchafte eene bevallige inleiding, gevolgd van eene korte redevoering in twee deelen, zoo verrukkend als wonderbaarlijk fraai verklaard. — De dames van de E a groo-  < 68 > groote waereld waren meestal onder zijn gehoor, wijl de zedeleer, die hij predikte, ten uiterite toegeevend en naar den fmaak was. Hij fchilderde alles, om-zoo te fpreeken, voor zijne toehoorders in een bevallig miniatuur, zelfs tot de hel, en de zonde, toe. Drie leerredenen van zijn Eerw, zijn nog in MSS. bewaard, als i, Het leeven en de beheering van magdalena met deezen text: hij kusfe mij met de kus zijnes monds. 2. De famaritaanfche vrouw, over deeze woorden : hij zal mij in zijne Jlaapkamer geleiden. 3. De overfpeelige vrouw: ik kwijne van liefde. Deeze zijn in hun foort meesterftukken, en bijna ieder periode ademt een ligten wind van wellust. Dus riepen de dames bij 't eindigen dier redenvoeringen: „ die Poupmville is tog 3- een charmant Leeraar, inneemend van Mem , ft-ap~ ,, peerende gesten, delicieufe omfchrijvingen, enfin „ 'c is de parel, de b\oem der redenaars; zoo hij ^ Veel weekbeurten had, zou men den fchouwburg mois.  < 69 > „ moeten fluiten, en wij hebben die nooit met* „ zoo veel vermaak bijgewoond, als de predika„ ties van den bevalligen en inneemenden Pou> „ ponville." Van hem hebben zommige onzer jonge Leeraars, die fraaije * manieren geleerd , die hen zoo geagt maaken; bij voorbeeld: dagelijks netjes en elegant gecoëffeert te zijn, zig te parfumeeren, concerten en asfemblees bij te woonen, op den predikftoel bij 't einde van ieder periode een ftukje zuiker of confituuren in den mond te fteeken, zig zomtijds geforceerd fnuiten, 't zweet afveegen met eenen grooten witten zakdoek, en die naast zig onagtzaam over den kanzei te hangen , onder het zingen met een glaasje naar de dames te tuuren enz., enfin hij was 't model voor hem die genie had, om zig in den geeftelijken bon ton te perfe&ioneeren. — Helaas! de predikdienst was hem nadcelig. Een kleine togt, door de reet van een onagtzaam gefloten kerkdeur, benam hem s gechauffeerd door zijne gescen, tout a E 3 coup  < 70 ^ coup de ïlem , een kreuk in zijn bef deed hem nieuwe flaauwcens krijgen, en zijn ongemak verergerde , door dac men hem eau de la reine in plaat3 van eau de chipre onder de neus hield. — Eindelijk tot Zijn ongeluk, kwam 'er een lompe, doktor, te voet, in zwart laken gekleed, mee een ronde pruik en zonder manchettes. Die konde hij niet verduwen; zijn hare keerde zig om, en onze galante eerwaarde blies zijnen laaciïen adem uic, nog vragende of zijn panloufles brodés reeds t'huis waren gebragt, en of zijn rijpaard al weer in de manége was. — Dus was het ftigtend affterven van onzen Pcüponville. — Hij werd geopend; men vond geen herfenenen, maar in derzelver plaats een ligt meeuwagtig vogt, vloeibaar op de minde beweeging. Zija hart, een weinig-kleiner dan naar gewoonte, had de twee takken der groote flagader zeer naauw. De Aïiatomisten zeiden dat die tezamentrekking fproot uic de verwonderlijke vaardigheid, die onze geestelijke Adonis had, om zomtijds in een asfemblce' door den  *C 71 > den damp der kaarfen te bezwijmen. — Zijne zenuwen en fpieren waren fijner dan de fijnfte draad van een fpinneweb; zijn bloed was rooskleurig, en zijn vleesch zoo zagt en mals als dat van een jong zuiglammetje. Men wilde om de zeldzaamheid een feeks van hem maaken, dan ziüks was door de fijnheid en buigbaare brosheid van zijn gebeente oqmooglijk. Alle elegante heertjes en dames beweenden zijn dood. — Een zijner kweekelingen rigte een gedenkteken voor hem op, 't geen de liefhebbers ten zijnen huize kunnen zien. — 't Befiaat uit een marmeren toilettafel, verfierd mee alles wat tot een toilet behoort. In 't midden ftaat, op een vierkant met rood fatijn bekleed voecfiuk, verbeeldende een graftombe, een gebefte cupido , houdende, in de regter hand, la pucelle d'orkans, en in de linker een geestig boek: — op het met rood fatijn bekleed voetftuk, is 't volgende als een epitaphe met gouden Letters geborduurd ; dog niet zeer fraaij van  digt en ftijï: ik geef het, zoo als iemand, die het gecopiëerd had, het mij gaf. TÉR ONSTERFLIJKE GEDAGTENI9 VAN DEN GELEERDEN, GALANTEN, EERWA ARDIGEft POUPONVILLE; Hier rast V bevallig lijf van hem , die heel zijn leven Hadt wellust en vermaak gegeeven: Be bloem der redenaars, verheven van verf and, Zag al wat aardig was in zijn perfoon geplant. Hij las romans j fchreef minnedigten, En kon ons door een preek , galant van /lof, ook/llgten*