T O O N E E L DER OUDE en NIEUWE STAATSGESCHIEDENISSEN. EERSTE D E E Ls     O O N E E L ' DER OUDE en NIEUWE STAATSGESCHIEDENISSEN DES VADERLANDS' vooral die van de VEREENIGDE NEDERLANDEN; Beginnende met het Jaar 1555 , tot op den tegenwoordigen tijd. EERSTE DEEL, Inhoudende , de Overdragt deezer Landen aan ~~-v. Filips den II, tot de Afzweering van dien f ! \ ' .\ Vorst, in 't Jaar 1581. ;...u.j met Kunstplaaten. VïïlBïi^/ door J; H. BERING. ^^^^^^^^^ Te AMSTELDAM, Bij de Erve F. de KRUYFF en W*. BRAVE. mdcclxxxix.   AAN Z IJ N E DOORLUCHTIGSTE HOOGHEID, WILLEM DEN VIJFDE, PRINS VAN ORANJE EN NASSAU; ERFSTADHOUDER, ERFKAPITEIN EN ADMIRAAL GENERAAL, DER VÈREENIGDE NEDERLANDEN • ENZ. ENZ. ENZ. AAN HAARE KONINGLIJKE HOOGHEID, FREDERICA SOPHIA WILHELMINA, GEBOORE PRINSESSE FAN PRUISSEN, PRINSESSE FAN ORANJE EN NASSAU, ENZ. ENZ. ENZ.' * 3 DOOL-  vi O P D R A G T. D ©OIKXUCHTIGSTE VORST t KONI'MGJLIJKE PMJNSESSEi HJTiemand heeft eene meerdere betrekking tot de Staatkundige Lotgevallen der Algejmeene Nederlanden 3 dan uw DOORLUCHTIG HUIS. Reeds s zederd het midden der Elfde Eeuw 3 Groot en Aanzienlijk In deeze Gewesten.— Gelderland kan zig beroemen, uit het GESLACHT VAN NASSAU 5 toen, zijn Eersten Graaf en daarna^ zijn Eersten Hertog ontvangen te hebben.— De Jaarboeken van Holland fpreken 5 met Achting en Eerbied, van ENGELBERT, HENRIK en REIN1ER VAN NASSAU,  D P D R A G T. vit SAU b drie opvolgende Stadhouders s die de Cieraad van Hunne Vorften 5 en de Vuist van 5t Vaderland geweest zijn! Doch meer bijzonderst is de betrekking UWER DOORLUCHTIGE en KONINGLIJKE HOOGHEDEN tot het tegenwoordig GEMEENEBEST der VEREENIGDE NEDERLANDEN s opgericht door de Trouw en Dapperheid UWER UITMUNTENDE VOORVADEREN j die Goed en Bloed daaraan gewaagd hebben. WILLEM de Eerste en zijn Broeder, JOHAN VAN NASSAU, waren de Grondleggers en Opbouwers der vermaarde * 4 UNIE  vin O P D R A G T. UNIE van UTRECHT. - MAURITS , bekroond met Lauwers voor den Staat 3 bevestigde den HERVORMDEN GODSDIENST, onder Ons; middelerwijl , dat WILLEM LODEWJJK VAN NASSAU, de Spanjaards uit Vriesland verjaagde. FREDRIK HENRIK , niet min der Vredelievend, dan Dapper en wiens Overwinningen, twee Helden, uit UWEN Stam, ERNST en HENRIK CAS1M1ER, het leven kostte, lag den grondfteen tot. den VREDE te MUNSTER, waar door, onder WILLEM den tweeden, 's LANDS VRIJHEID en ONAFHAN GLIJ KHEID bezegeld werd. —  OPDRAG T. ix werd, — WILLEM de derde i die Feniks,uit 's Vaders asch verreezen, redde NEDERLAND, in de veegfte oogenblikken, en fnoerde, op nieuw, den LOSGERUKTEN BAND der ZEVEN PIJLEN. — Laat Malplaket getuigen, wat heerlijke Daden, UW GROOTVADER, aldaar, tot glorij van de RePUBLIJK, verrichtte ! UW VADER werd onzen GIDION , toen Twist en Tweedragt onzen ondergang bedreigde. — Maar allernauwst , DOORLUCHTIGE ! is UWE betrekking tot dit VADERLAND en uit hoofde, o VORST! dat GIJ, onder Ons, den EERSTEN GEBOOREN * 5 ERF-  x O P D R A G T, ERFSTADHOUDER zijt, eri van wegens de WREEDE LOTGEVALLEN, waarin Gij, KONINGLIJKE PRINSESSE ! zo grootmoedig deelde 5 welke U, zonder voorbeeldden minfte in onze Gefchiedenisfen, in 't midden der Kin de ren Uwe s Volks, wedervaren zijn : doch voornaam-^ lijk, met opzicht tot die AANMERKLIJKE OMWENDING, door welke de GOD DES HEMELS, UWE HOOGHEDEN niet alleen , wederom , op den ERFSTOEL UWER EERE plaatfte en over UWE Vijanden, heerlijk,deedt zegenpralen,maar tevens het VORSTLIJK HUIS VAN ORANJE , door de mede- wer-  O P D R A G T. xi werking van TWEE GROOTE KONINGEN, derwijze in NEERLAND .vestigde, dat, na den Mensch gefproken} geene Eigenbaat, noch Afgunst, voortaan, zo ligt meer wagen zullen, zijne fundamenten te ondermijnen. Deezedrievoudige betrekking, welke UWE DOORLUCHTIGE en KONINGLIJKE HOOGHEDEN , zo naauw -aan dit GEMEENEBEST en aan zijne wezenlijke belangen, verbindt 3 word U, weêrkeerig fl beantwoord, in die oprechte Zucht , ongeveinsde Liefde, en onveranderlijke Aankleving, van het Voornaamste en Beste Gedeel-  xii O P D R A G T, deelte van een DANKBAAR VOLK,dat het zigtot eene Eere rekende, in UWE Verdrukking, metU, Onderdrukt te worden.— Trouwens, welke Vorsten ook, bij 't begin der Nederlandsche Onlusten en kort daarna, zig aangeboden, of zelfs dadelijk in beweeging gefield hebben , om onze Nationale Vrijheid enREcHTEN te verdedigen , is nogthans geen Hunner, tot den einde toe, standvastig gebleven, dan alleen de PRINSSEN VAN ORANJE EN NASSAU. Het was derhalven geene plichtpleging, maar waarheid, toen de STAATEN VAN HOLLAND en WESTVRIESLAND, ter AL-  O P D R A G T. xnï ALGEMEËNE STAATSVERGADERING, in't voorleden Jaar, Staatsgewijze, deeden verklaaren, 4 dat zij de Hooge waardigheden van Erfstadhouder, Gou„ verneur , Kapitein en Ad„ miraal Generaal, in het „ DOORLUCHTIG HUIS VAN „ ORANJE, houden voor een „ wezenlijk deel der Con„ sTitutie en RegeeringsJ vorm van den GEHEELEN ?J STAAT, en zodanig verbon,, den met de UNIE zelve, dat „ het een, zonder het ander,, on55 mooglijk, in bloei en welvaart ,3 kan ftaande blijven , en daar. pi om, voor hunne Provincie9 > j? vastlijk gezind zijn , hetzel-  Xïv O P D R A G T. p ve, niet minder, dan de „ Overige Grondwetten ^ 5, waar op de Staat en Regee„ ring deezes Lands 5 gevestigd 5, is, te bewaaren en te handhou„ den." ( * ) Gelijk dan ook de BONDGENOOTEN zulks, weinig maanden later , aan Elkander $ bezwooren hebben. In deeze gevoelens van HOLLANDS VADEREN, omtrent den aart en de natuur van ons Staats weezen, ftond ik van mijne jeugd af en ik werd , bij rijper Jaaren en nader onderzoek 5 daarin, volkomen, gefterkt. Geene Tijden, noch Omftandig- he- (*) Refolutie van Holland, van den 15 Februarij 1788.  O P D R A G T. xv heden ^ geene Uitlokzeis van Voordeel, geen Smaad, noch Laster, zijn, onder Gods zegen, vermogende geweest, mij, aan mijne Beginzels, ontrouw te doen worden. Ik ben ftandvastig gebleven, in ongeveinsde aankleving, aan UW DOORLUCHTIG HUIS en mijne WETTIGE OVERHEDEN- Beiden, zo lafhartig, mishandeld! Zederd cn na de gezegende keer van zaken , meende ik niet ondienftig te zijn,de pen op te vatten, om, in eene Staatsgeschiedenis des Vaderlands, den Landgenoot, met Echte en On-  xvi O P D R A G T OnverdachteBewijzen,deGROND* wetten van ons Gemeenebest, onder 't oog te brengen, en hem daar uit te doen zien , hoe ftrijdig men , in de laatfte Jaaren, hieromtrent 5 gehandeld heeft;terwijl uit den Schakel onzer Lotgevallen , overtuigend , betoogd word , dat zo menigmaal , als de Republijr naar Nieuwigheden helde, en van de Oude Vastigheden afweek, zij altoos, even gelijk nu, aan den Oever van haar Verderf geweest is. Thans geniet ik het genoegen, 't Eerste Deel van dit belangrijk Werk;  O P D R A G T. xvii Werk, ten einde gebragt te hebben , en de Eer van het zelve aan UWE DOORLUCHTIGE en KONINGLIJKE HOOGHEDEN, met HOOGSTDERZELVER bewilliging, ootmoedig toe te wijen. • Mag ik gelukkig genoeg zijn, dat mijne pogingen het doel mij voorgefteld, treffen, en de Befcherming UWER HOOGHEDEN waardig geoordeeld worden, dan zal ik mij, over mijnen arbeid , verblijden! — Het Va d e rl a n d0 mijne Tijdgenooten en, daarna ? de Nako- me-  xvin O P D R A G T. MELINGSCHAP van nut te zijn, is alles wat ik wenfche! Ik noeme mij, met den diepflen eerbied, BO03LLUCHTIGSTE VORST ï KONINGLIJKE PMNSESSE? UWE HOOGHEDENS Ootmoedigfte Dienaar J. H. BERING.  VOORREDE. Jjij de uitgave van het Eer ft e Stuk van dit Eerste Deel, heb ik den Leezer eene Korte Schets medegedeeld, van de gelegenheid der Republijk; wat de aanleidende oorzaken geweest zijn, die Ons, gedurende eenige Jaaren , zo veele wederwaardigheden hebben doen beproeven, en eindelijk , waarom ik , de pen opvatte. Dit alles thans wederom te herhalen, of meerder uittebreiden, zou onnut werk zijn. - Ik heb reden van vergenoegt te wezen , over het heusch onthaal, dat mijne Lettervrucht, algemeen, geniet; ten klaarfte blijkbaar, uit de aanhoudende begeerte tot de Vervolgftukken en uit het nog daaglijks aangroeijend getal van Intekenaren: aan het eerfte wenschte ik gaarne fpoediger te kunnen voldoen, maar de menigvuldige Voorwerpen, die mijnen aandacht bepalen moeten, liggen hier en daar verfpreid; om deeze behoorlijk te ** 2 ver-  VOORREDE. verzamelen en 'er het meest belangrykfte uit te kiezen, daar toe word tijd en overdenking vereischt; ja, ik zou mij zeiven aan plichtverzuim fchuldig maken, en het vertrouwen fchendtn, welk men in mijnen arbeid fielt, indien ik minder naauwkeurig te werk ging, om Hechts rasfer in gereedheid te wezen; doch met betrekking tot het laatfte, heb ik best gemeent, de Intekening verder open te laten, en dan bij het Tweede Deel, eene nadere Lijst te voegen. Wat nu mijn Werk zelve betreft: de Inhoud van dit tegenwoordig Deel kan men aanmerken , als een voorbereidend gefchiedverhaal van 't geen de Vereenigde Nederlanden, daarna, geworden zyn. Immers ftaande de regeering van Filips den II, tot na den tijd der Afzweering van dien Vorst, heerschtte in de Nederlanden, een Chaos van verwarringe, uit welken nogthans, langfamerhand, de Republijk haar Wezen gekregen , en zig zederd, zo belangrijk voor Europa  VOORREDE. pa gemaakt heeft, en nu wederom, bij vernieuwing, door de verbintenis met twee magtige Mogenheden, Engeland en Pruissen, die Onzen luifter en aanzien ter harte neemen, als Medebemiddelaresse in de Noordfche twisten, te voorfchijn treedt. - ■ — Terwijl de Onderwerpen, die ik verder moet bei handelen , alles nader zullen ophelderen en derhalven van het uitterfte gewicht zijn, voor den braven Burger. Deeze zal er niet alleen de lotgevallen van zijn Vaderland, zo menigvuldig en aanmerklijk, zederd de oprichting van dit Gemeenebest , tot na de laatfte zo gelukkige Omwending, in verband en faamenhang uit leeren kennen, maar 'er ook te gelijk door onderricht worden , van de wezenlijke Rechten en Voorrechten van een vryVolk, en hoe gevaarlijk het is, om zig in Nieuwigheden te mengen, vooral in zulken, die, met de daad, afwijken van eene gezonde en beproefde Staatkunde, door welke alleen het heil der Natiën kan bevorderd worden !j ** 3 De  VOORREDE. De ingeflopen druk en letterfouten, verzoek ik vriendlijk, dat de Lezer gelieve teverfchoonen, terwijl ik aan mijne zijde niet zal nalaten, die, zo veel maar mooglijk is, te vergoeden. Bericht voor pen Binder. Alle de Tijtel* der bijzondere Stukken, als mede de Inhoud fer Af deelingen, voor het Eerfie Stuk, moeten weggefneden, de algemeene Tijtel, en Opdragt vooraan geplaatst en de Tijtelplaat» tegen over de Opdragt, gevoegd wor? den, # * I N-  INHOUD der AFDEELINGEN van het eerste deel. inleiding. Korte Schets van den Staat deezer Landen, voor en onder de Regeering van Keizer Kar el den v. . . Bladz. i eerste afdeeling. Overdragt der Nederlanden, door Keizer Kar el den v , aan zijn Zoon Filips den li. . ... 10 tweede afdeeling. Aart en Karakter van den Jonge Vorst; begint de Regeering ; oorzaaken van 't misnoegen der Nederlanders tegen hem; hij vertrekt naar Spanje . . 31 derde afdeeling. Staatkundige befchouwing van den aart der Nederlandsche Beroertens en onderzoek , omtrent de Wettigheid van dezelve. . 63 vierde afdeeling. ■Aanhoudend misnoegen tegenGranvelle, dathem noodzaakt te vertrekken. . . 97 *■* 4 VIJF.  INHOUD. VIJFDE AFDEELING. Voortgang der Nederlandsche Onlusten; Verbond der Edelen en gevolgen daarvan £ladz- 111 ZESDE AFDEELING. Inhoud van het Verzoekschrift en antwoord op het zelve; nadere voortellingen der Edelen; zij v/orden Geuzen genoemd; en verdere Bijzonderheden , tot het Jaar 1566 betreklijk *39 ZEVENDE AFDEELING. Voortgang der Nederlandsche Onlusten tot aan de Gendsche Bevrediging. . 166 AGTSTE AFDEELING, Inhoud der Pacificatie, of Gendsche, Bevrediging; gebeurtenissen zederd, tot aan de Unie van Utrecht. . . 267 NEGENDE AFDEELING. Begin, voortgang en volbrenging der Unie van Utrecht. . • • 335 TIENDE AFDEELING. Verdere Staatsgebeurtenissen in de Nederlanden, tot op de Afzweering van Filips , als Graaf van Holland , Zeeland enz, . i 397  NAAMLIJST van INTEEKENA AREN. ZijneDoorluchtigeHo o g heid, Willem de Vijfde, Prins van Oranje en Nassau; Erf - Stadhouder , Erf-Admiraal en Kapitein Generaal der vereenigde nederlanden, &c. &c. &c. 5 Exemplaren, Groot Papier. Haare Koninglijke Hoogheid , geb o o re prinssesse van pruissen; Prinsesse van Oranje en Nassau <&c. &e. &c. 2 Exemplaren, Groot Papier. A. Abbink, (J. H.) Rustend Predikant te Lochem. Abrahamsz , (Francois) te Amfterdam. Aersfen Beijeren, (Baron van) Heer van Voshol, Generaal Mojoor van de Infanten, Commandeur van Deventer, Hoogheemraad van Delfsland. Agé, (J. F. Jacobus de) Boek- verkooper in 's Hage, 14 Exempl. A. H, te Amfterdam. Aldenhoven, (Rcinier Dirk) Apothekar te Amfterdam. Aldewereld, (Mr. R. van) Leenman van den Lande van Voorne, Commis van s'Lands Magazijnen, Havemeefter &c. te HelvoetHuis. Almaras, (Mr. Aaron Exalto . d') Secretaris te Hasfelt. V S An.  N A A M L IJ S r. Andel, (Hugo van) Schout en Secretaris van Rochangien en de Annexe Polders; Notaris binnen de StadBriel. Appel, (M- Baron van den) Koninglijke Pruisfifche Geheimraad, &c. &c. te Groot Middelum. Appeldoorn, CAdr. van} Mr. Scheeps - Timmerman te Amfterdam, Arrenberg, (Ger. Ab)Boekverkooper te Rotterdam, 3 Exempl. B. Baak. (Jonathan) Bakhuijzen, (H.) Boekverkoper in's Hage, s Exempl. Bakker, (Mr. W. C.) Raad in deVroedfchapen Hoofdofficier der StadAmfterdam. Bakker, (Rocus ) te Rijswijk. Balen, (Herm. Adr,) te Rotterdam , gr. pap. Barbier. iTobias) Boekhouder aan de Stads Metzeltuin te Amfterdam, gr,pap. Barkemeijer, (Hendrik) te Amfterdam. Bartens. (Albert) Barre, teAmfL gr.pap. Beek , (lierman) Mr. Met felaar te Hoorn. Beeck, (Jan Frederik van) Heer van Dijkveld, Raad in de Vroedfchap der Stad Utrecht, Beela:rtsvanBlokland,(Mr.P) Burgemeefter te Dordregt. Bakker, (Jan; te Amfterdam. jekker, (L.) te Vlisfmgen, §r. pap. leest, (G. W. van) Canuanik van den Capittele St. Pieter, te Utrecht. lelinfimte, (A.) te Amfterd. gr. pap. ïelmonte, (J.) te Maarfen. 3emmel, (Franciscus van) Raad in de Vroedfchap der Stad Amersfoort. 3emmel , (Mr. Gerard van) Raad in de Vroedfchap der Stad Amersfoort. Bemmelen , (J. van) KostSchoolhouder te Leiden. Bewaadt, (J. W.) Houtfager bij de Edle Oost- Indifche Compagnie. . Bergen, (Dirk van) Anthomz. te Amfterdam. Berg , (P. van den) Koop* man te Utrecht. Bergsma, (Mr. E. H.) Ammunitie- meefter Generaal van Friesland en Penfionaris der Stad Leuwaarden. Berkhout, (Mr. Herman) Oud Scheepen der Stad Hoorn. Berthon, (Daniël) te Amft. Beijer , (Julius) te Amfterdam. Binkhorst, (Mr. Francois) Oud Prefident Scheepen , der Stad Hoorn. Blom , (J.) J. U. Stud. te Groningen. Boas, (Marais). Bodt, (Hendrik) te Amfterdam, Bom, (Gerrit) Boekverkoper te Amfterdam, 4 Exemplaren. Bomme, (Jan), te Middelburg. 0 Boo»  N A A M L IJ S 7, Boon, (Abr.)te Ooltgensplaat. Boot, (Mr. R.) Regerend Burgemeefter en Raad der Stad Edam. Borgerink , (Mr. Merins.) Oud Secretaris der Stad Deventer, gr. pap. Eorn, (J.) te Utrecht. Botteljon, (Frans) Juwelier te Amfterdam. Botterhoven , (Johannes) Schout van Veerlangbroek. Bousquet, (Jean) Makelaar te Amfterdam, gr. pap. Box, (W.) Kamerbewaarder en Bode van Hun Ed. Mog. te Hoorn. Braam, (Jacob Pieter van) Collonel en Ordinair Kapitein ter Zee, by het Edel Mogend Collegie ter Admiraliteit te Amfterdam. Braam, (Pr van) Boekverkoper te Dord. Bredehoff, ( Mr. Joan van ) Vrijheere van Oosthuizen, Prefideerend Burgemeefter der Stad Hoorn. Breebaart, (J.) Boekverkoper te Hoorn, 4 Exempl. Breukemeijer, (Hendrik) te Amfterdam. Brans, (Johannes Henr.) te Leiden. Brasker, (Jongvrouwe Anthonetta ) te Edam. Brasz., (H.) te Amfterdam. Breuker. (Cornelis) te Amfterdam. Brink , (J. Ten) Boekverkoper te Amfterdam. Brink, (G. van den) Boekverkoper te Utrecht, 11 Exempl. Brinkman, (Floris)te Aai- fterdam. Broek, Abrahamsz.CAris van) Burgemeefter te Westzaan- dam. Brul, (Otto Samuel) te Leiden. Bruin, (L. de) Schipper van Geertruidenberg op Rotterdam, 2 Exempl. Bruijn,(Daniël de) Kerkmeefter te Amfterdam. Bruijn, (Evert de) te Hoorn. Bruijn, (M. de) Boekverkoper te Amfterdam. Bruijn, (O.J. de) te Rotterdam, gr. pap. Burgerhout, (G.) S. S. TheoL Min. Candidat. te Hoorn. Bt. (G.) te Amfterdam. Voor ORANJE ! en 't VADERLAND! gr. pap. Burgh en Zoon, (J.van der) Boekverkopers te Amfterdam. Burlet, (Everard de) Directeur van den Oofterfchen Handel &c. te Amfterdam, gr. papier. Bufjn, (Nicolaas) te Amfterdam. Bijl, (Cornelis van der) te Amfterdam, C. Cablé, (Willem La) te Middelburg. Cahais , ( G. M.) Boekve*. koper te Leuvvaarden , 2 Exempl. Cannegieter, (A.B.) Weduwe W, T. Kever. Cou?  NAAM Cantor, (Bendix)te Amfterdam , a Exempl. Capadoce, (Jonas) te Amft. gr- PaPCarbafius , (Mr. Boudewijn Francois) Hoogfchout der Stad Hoorn. Cafpari, (Jacob) te Amft. Casfa, (Mr. J. S.) Commies van H. E. Gr. Mog. in 's Hage. Catteau Junior, (B.) Raad der Stad Vlisfingen. Cavvin , (Lodewijk Chris- tiaan) Cerrerent, (F. H.) Oud Stads Vroedmeefter te Vlisfingen en M: Dt. te Baarland. Clement, (S.)Boekverkoper te Zwol, 2 Exempl. Coenderts, (Asfien) Vader in 't Burger Weeshuis te Amfterdam. Coertfe, (W.) Boekverkoper te Amfterdam. Coeverden, (W. Lourens van "I Makelaar te Amft. Corbelijn , Boekverkoper te Vlisfingen, 2 Exempl. Cornel, (N.) Boekverkoper te Rotterdam, 2 Exempl. Costa, ( Daniël da j te Amfterdam. Conaij, < P-"1 te Amfterdam. Court, (Mejuffrouw L. de) te Rotterdam. Cramer, f H.W.) Raad in de Vroedfchap der Stad Amfterdam. Cramer,']. H.) te Amfterdam. Craijvaiiger , ( Mr. F. C.) Raad in de Vroedfchap der Stad Utrecht. Crommelin, J. H. Wickke- L Ij S T. voort) Sekretaris der Stad Haarlem. Cromhout, (A.) Burgemeefter en Raad der Stad Hoorn. Croon, (Jan) Notaris te Amft. Cruil, (H.) Predikant te Asfen. D- Dam, (H. van) Rentmeefter van de Abdije en Confenten; van Oostbroek, te Utrecht. Desmarez , (Daniël) te Amfterdam. Deventer , (Cornelis van) Raad en Schepen der Stad Amersfoort. Deijl, ( Ja« ) Koster van de ZuiderHerk, te Amft. Diederiks, (Hendrik) Boek¬ verkoper te Amlteroam. Dierking, (Jacobus) Chirurr gijn te Amfterdam. Dittmar,(Gottfried Wilhelm) te Amfterdam. Doekema, Boekverkoper te Groningen, 6 Exempl. Doll, (Wed.) Boekverkoop- fter te Amfterdam. Dopff, (W, van) Luitenant Generaal, gr. pap,. Dordt, (G. J. ]. A.) te Holchuifen. Dronsberg , (H. W. en C.) Boekverkopers te Amft. Dufaar, (Daniël) Boekverkoper te Leiden, 6 Exempl, Dijk, (Adrianus van) te Edam. Dijk, (Egbert van) te Am- fterdam. Dijk, (Hendrik van) te Am-, fterdam. D. W. te Amfterdam.. £4  NAAMLIJST. E. Ee, Cornelisz.fjohannes van) Eelde , (Jan Harman van) Drosfaart en Schout te Amerongen. Etfen, (A. van) te Amft. Egges, (P.) Scheepen der Stad Medenblik. Eiler, (Jan) gr. pap. Eldik, (A. van) Boekverkoper te Zutphen, 5 Exempl. Eliasfen , (A.) Mr. Broodbakker te Vlisfingen. Emants , (Mr. Guiliam Balthazar) Raad en Penfionaris der Stad Delft. Engelman , (M. G.) te Amfterdam. Erkenswijk, (Mr. W. H.) Raad en Landfchrijver der Landfchaps Drenthe, te Meppel. Ewenhuis, (M.) M. D.te Dordrecht. Ewijck , (J. C. van) Schepen der Stad Amfterdam, Gecommitteert in de Admiraliteit in Zeeland. Exrick, (Jacobus.) Eijs, (Paulus Andries van) Schepen der Stad Amfterd. F. Faas, (Mr. Nicolaas) Regeerend Burgemeefter der Stad Amfterdam, mitsgaders Bewindhebber der Oost-Indifche Compagnie. Febure, (Wed. J. L. Ie) te Leiden. Feen, (B. van der) Predikant t« Amfterdam. Feith,(Mr. Fredrik Gijsbert} Commisfaris en Ontfanger 's Lands van Utrecht. Flederus, (A.) Fruijtier, (Albertus) te Amfterdam. Fruijtier , (Pieter) te Amfterdam. Fuhrman, (Arnold Henrich) te Amfterdam. ' G. Gallis, (Mr. Dirk) Regeerend Schepen der Stad Hoorn. Gampert, (W. A.) Ganfal, (Petrus) Chirurgijn in de Groede , Eilande van Cadfant met een Gezelfchap Oranje Vrienden, gr. pap. Gant, ( Pieter van der ) te . Amfterdam. Geezing , (Bernhard) Mr. Zilverfmid, te Amfterdam. Geffèn, (J. van) te Amfterd. Gelder, (P. van) Kommandenr op de Werf der OostIndif. Cotnp. te Amfterd. Gelder, (Willem de) Burgemeefter en Raad der Stad Edam. Gennip , Cornelisz. (W. A. van) te Rotterdam. Gerlacius, (G. R.) Ontvanger der Vrijwillige Verkopingen , &c. in den 01« dampte te Groningen. Gevaerts, (Mr. Ocker) Heere Johansz. Burgemeefter der Stad Briel , Raad en Rentmeefter Generaal van Hun Ed. Gr. Mog. Domeinen-  N A A M L IJ S T. iien 's Lands van Voorne en van deBeijerlauden &C.&C Gillisfen en Zoon, (P.) te Middelburg. Graat, (C. de) Geadmitteerd Landmeeter te Delft. Grauenweert, (Mr. A. J) Praft. Advocaat en Auteur Militair te Venlo. Grinwis, (J. A.) Balluw en Sekretaris van Goederede. Goor , (A. van) Boekverk. te Nijmeegen, 6 Exempl. Gooyer, (Pieter de) Boekhouder te Amfterdam. Groeneveld, (Pieter)ScheepsTimmerman op de OostIndifche Werf te Amft. Groenendijk , (A.) te Rotterdam.Groenewolt, (A.) Boekverkoper te Groningen. Groenewout, (Helena) t< Amfterdam. Gronden , (Wouter Roelo van der) te Hoorn. Groot, Jacobsz. (Matthns te Hoorn. Groot, en Zoon (J. de Stadsdrukker te Delft, i< Exempl. Groothuis, (Evert Hendrik te Amfterdam. Gullik, (J. v.) Boekverkop< te Amfterdam. G. V. * * * * * ** H. Hageman, (H.) te Amft. Hager en Altenftaig ( Rijk vrijheer von) Koningiijl< Deenfche juftitie en Ho raad, te AUoua. Hake, (Cw R.) Boekverkoper te Rotterdam , 17 ordin. 1 gr. pap. Ham, (Gerrit van) gr. pap. Hand, (J.) Boekdrukker en Boekverkoper te Alkmaar. Hanfen, (Asmus) te Amfterd.Hart , (Haims. de) Raad en OudSchcpen derStadHoorn, Harsgering , (Harmanus) te Amfterdam, gr. pap. Hartog, Izaaksz. [(johannes) te Ooltgensplaat. Hartfinck , Cornelisz. (Mr. J. C.) Schepen en Raad der Stad Amfterdam. Hartfinck, (Piet. Corn.) Sche- pen der Stad Amfterdam. Hartfuiker,(Nanning)ScheepsTimmerman te Amfterdam. Hafebroek, (Daniël) te Middelburg.Hafebroek, (J.) en van Houten , Boekverkopers te Leiden, 2 Exempl. Hasfelaar, (Mr. P. C.) Heer van beide de Eetnnesfen, Regeerend Burgemeefter 1 der Stad Amfterdam , en 1 Bewindhebber der Oost- Indifche Compagnie. . Heezel, (Vrouwe C. H. van) Wed. A. van Heemert, te r Amfterdam. Heiden, (S. P. A. des H.R. Rijks, Grave van) Heer van Entingen . Reineftein en Laarwoud ; Drosfaart van Coeverden, en des Landfchaps Drenthe, gr. pap. Hein, (Christ. Henricus) Pre5 dikant te Meppel. :. Heller, (|an Herman) te Amft. Helmftroom, (L. A.) Notaris,  ff A A Bf L IJ S T. ris, mitsgaders Commisfaris van 't Klein Regt der Stad Vlisfingen, gr. pap. Helsdingen, (Ifaack Cornelis van) Solliciteur Militair te Amfterdam, Hendnkfen,(J.) te Rotterdam. Henghel, (Hs. van) te Amfterdam. Hengst, (P. den) Boekverkoper te Amfterdam , a Exempl. Henriques, (J. H. da Veiga) te Amfterdam. Heringa, (Petrus) mede Raad in de Vroedfchap en Oud Scheepen , der Stad Leuwaarden. Herlijn, (de Wed.) te Amft. Henriques, (Mofes Senior) gr. pap. Hefel, (Hendrik van) te Amfterdam. Ileijns, (Jacob Dirk) Commies ten Comptoire van de Gemeene Lands Middelen yoor Holland. Heukelum, (Willem van) te Amfterdam. Heuvelsland , ( Harman ) Scheepstimmerman te Amfterdam. Hingman, (Johs. Hendr.) Koopman te Amfterdam. Hoeff, (Jan van der) te Amft. Hoets, (J-) Onderkoopman in dienst der Eedele OostIndifche Compagnie, aan de Caap de Goede Hoop. Hofman , (Jan Hendrik) te Amfterdam. Hofftede , (W. H.) Raad en Sekretaris des Landfchaps Drwithe, te Asfen. Hofftede, (Mr. P.)Advokaac te Asfen. Hogerlindea, (Jacob van) te Amfterdam. Hollius, (W.) te Amfterdam. Hogen, (P. van) Apothecar te Hoom. Hondekoeter , (Johannes) Boekverkoper te Hasfelt, 4 Exempl. Hondius , (Hend. Puppius) Predikant te Broek in Waterland. Hoogeveen , (Cornelis) Secretaris te Loenen. Hoogftraten , (Jan) te Amfterdam. Horfelink, te Amfterdam. Houten, (J. v,) te Rotterd. Houttuijn , (Gerrit) Koopman te Hoorn. Huijdecoper, (Mr.JanEIias) van Maarsfeveen , Heer van Maarsfeveen , Neerdijk &c. Raad in de Vroedfchap en Burgemeefter der Stad Amfterdam. Huijdecoper, (Mr. Willem) Heer van Nichtevegt, Sekretaris der Stad Amfterd. Hugenholtz, (P. H.) Predikantte Delft. Huij zing, (L.) Boekverkoper te Groningen, 12Exempl. I. fager, (Jan) Burgemeefter e» Raad der Stad Hoorn. 'mhof, (J, W. Baron van) Collonel Commandant der KavaLlerij van den Generaal Majoor, Baron vaa Stoken, lm.  N A A M L IJ S T. Immens, (Hendrik) te Amft. Tongemaats, (Dirk) Raad en Oud Schepen der Stad Hoorn. Jonjsma, (Benediaus Fredericus)Predicant te Peins en Zweins. Juriaanze, (Jurriaan) te Amfterdam. T. M. D. J. J. R. J K. Kamphuis, (C.) Majoor in 't Regiment van den Ge neraal Lewe van Aduart. Kanter en Zoon , (Jacobus de) Boekverk. teZirikzee. Keel, (W. A.) Boekverkoper te Middelb. 2 Exempl. Kelvvup, (A. van) Keulen, (Gerard Hulst van) te Amfterdam. Keijfer , (Herm.) Boekverkoper te Amft. 2 Exempl. Kielhoom, (J.) Boekverk. te Amfterd. 2 Exempl. Kirchner, (J- M.) Muznfc- meeftcr te Utrecht. Klerck, (W. P. de) Apothe- kar te Vlisfingen. Kleinhoonte, (H.) te Amfc. gr. pap. Klis en Zoon , (J.) Boekverk. in 's Hage 3 Exempl. Kluit, (A.) Hoogleeraar aan 's Lands Univerfit. te Leid. Koene, (S. en W.)Boekver■ kopers te Amfterd. gr. pap Kok, (Jan), te Amft. Komen , (Jan) Schoolmee- fter te Hoorn. Koning, CAlbertus) Konsr, plaatdrukker, te Amft. [ooker, (Cornelis) Burgemeefter te Broek in Wa 1 land. Loops, (Thij) Mr. Timmerman te Amfterdam. .) te Amfterdam- Mofes , (Hartog Jacob) te Amfterdam. M. T. Muilman , (H.) Schepen en Raad der Stad Amfterdim. Munk , ( Hendrik) te Amfterdam. Munftpr , (Willem van) te Amfterdam. Mui den, (E. A. van) Schepen en Raad der Stad Anv üerdam , micsgaoers bswindhebber der Oost-Indifche Compagnie, luiiden, (Anthonie van ) te Zwol. Iuijderman, (Willem) Koopman te Amfterdam. N. fagel, (Jacob) Scheepstimmerman te Amfterdam. tfieder, (Johan Wilhelm) re Amfterdam. Welen (P. M ) M. Dr. te Utrecht. Weuboer, (Frederik^ te Amfterdam. Weulandt, (Derk) Convooiloper te Amfterdam. Nieuwhoff, (Jan) te Amfterdam. Nieuwftadt, ("Wijnand van) Oud Prefident Schepen te Hoorn. N. N. te Enkhuizen. Noo dink, (J.) te Amft. Nortier , (Jan) Boekverkoper te Vlisfingen, 3 ord. 2 gr. pap. Exempl. Nuckel , ( uriaan) te Amfterdam. Nuijs, (H. P. te) te Amfterdam, gr. pap.. O. Odé, fMr. Joachim Frederflt) Raad In de Vroedfchap der Stad Utrecht. Offerhans, (C. C. G.) te Amfterdam, gr. pap. Onder de Linde eu Zoon, (Dk.)  NAAM (Dk.) Boekverkopers te Amfterdam. OrviJle , (Joan Fredrik d') Schepen en Raad der Stad Amfterdam, mitsgaders Bewindhebber der Oost-Indifche Compagnie, 2 Exemplaaren. Osch, (Marinus van) Boek verkoper te Middelburg, 8 Exempl. Otter, Pieter) Kapitein van de Schutterij der Stad Amfteruam. Otterlo, 'H v.) Boekverko per te Utrecht, 2 Exempl. Otting, tjohs. Wenceflaus van) Preuikant te Breda. Oukoop, ( A. ) Boekverkoper te Breda, 8 Exemplaren. P. Paddenburg, CA. van) Academiedrukker te Utrecht, 16 Exempl. Pallier, (J. H. ) Boekverkoper in den Bosch , 2 Exempl. Parra, (Mofes1 te Amfterd. Pardicque , 1 M . Egbert) Ontvanger van Hun Hoog Mogenden over Sas van Gendt &c. &c.gr. pap. Pauw, (Francois) in 's Hage. i Peletier, (J. C; Binneyader van 't Burgerweeshuis, te Utrecht. ] Perk, J., Boekverkoper te Leiden. ] Perre , (Johan Adriaan van de) Heer van Nieuwer- L IJ S T. veen, VVelfinga en E versWaart, Extra Gedeputeerde ter Vergadering van H. H. Mog. wegens de Provintie Zeeland , &c. &c. te Middelburg. Perre, (Martinus Johan Veth. van de) Heer van WestCapelle en 't Nieuwland, Burgemeefter der Stad Middelburg &c. &c. P'a, geboore Twent (Vrouwe Arnoudina Hermina) te Rotteidam. Planter (Martinus; te Amfterdam.P!oeg, (Jacob) Commis op 's Lands Timmerwerf te Amfterdam. Ploos van Amftel, (Corns.) lbs. Czn. Mededirecteur van de Teken Akadcmie der Stad Amfterdam; van de Keurvorstlijke Schil erBeeldhouw en Bouwkunsc Akademie. te Dusfeldorp, &c. &c gr. pap. te Amfterdam.'loos van Amftel, (Gebroeders,, te Amfteidam. 'oelenburg (J.) Boekverk. te Hoorn, 'oll. (Mr. Jan van de) Burgemeefter der Stad Amfterdam , 2 Exempl. 'oll, (Harman van de) Harmanzoon Schepen en Raad der Stad Amfterdam. 'ourfoij , (Paulus) te Am. fte'dam. reiier , (Gotfried) te Amfterdam. **3  « A A M h IJ S T, Puijt, CJ. AÖ Mr: Tiinmcr- B man in de Gcoedc. - Q. i Quakkelftein, (PO Boekvcrkoper te Saardam. j Quesne, CGilÜs du) Schepen en Raad der Stad Amfter- ] jutmus, CMr. J. D.) Burge , meefter der Stad Groningen. R. Raadt, CMr. J. H.de)Advokaat Fiskaal van de lrovincie Stad en Lande. Raad , (T. de) "Commies ten Comptoire'Generaal van de RaÏÏèn, (Hendrik) te Amfterdam, gr. pap. Reers.GO Scheepen en Raad der Stld Vlisfingen, groot ïJÏÏerimani CMr. J. C.) Raad en Tefaurier Gene;aal van Zijne Doorlugtige Hoogheid den Heere Prins Erfïïadhouder > 2 bxem- Re^mn,CC.LOGrffier enTheiaurier, te Breda Rendorp, (Mr. Joachim)Heer ^vanfeueueiRegeerend Burgemeefter der Stad Amfterdam, gr. pap- Remmers ,(Johannes Deodo tus) te Amfterdam. Renfon, (Willem) te Middelburg. ethmeïjer , ('D. R.) Mr. Zilverfmit te Amfterdam. idder, (%» R- ÖeJ) "te Amfterdam. idder, (Dirk de) te Utrecht. .isr,a, CPieter) Zangmeefter te Amfterdam. „iederaaker , (Simón) te Hoorn. Usfeuw, (Johs.)ihdeGroe- de, gr. pap. loelofs, (PO Boekverkoper, te Vlisfingen. loos, (Coenraad) te Amfterdam. Rófeboom, (Jacöb) te Amfterdam. ... „ Rooien, (Abraham) Koopman te Amftêrd gr. "pap. Rofeiidaal. (JO » Rofenthal , CMr. W. van) Oud Scheepen der Stad Vlisfingen, mitsgaders Rentmeerfter van Zijne Doorlugtige Hoogheid den Heere Prince van Oranje, &c. 'rS; S'SS'ondér Major in Garnifóente Utrecht. Ruiter, Joh. Zoon, (L. de) te Oóltgensplaat. Ruijmveld,(Mr.N.>n sHage. R. V. K., te Rotterdam. S. Samfon, (Benjamin)'^ Amfterdam. ' Samfon, (Bernard) te Amfterdam , gr. pap- Saubcrd, CF.) te Leiden. Sande en Zoon, (J™^1^  N A A M L IJ S T. Boekverkopers te Middelburg, 6 Exempl. Sanderfon , (Cornelis Jacobus) te Amfterdam. Sandifort, (E.) Hoogleeraar aan 's Lands Univerfiteit te Leiden. 'Santman, (Gerrit) Mr. Smit te Amfterdam. Sapor'tas, (Samuel)"") gr. pap. . - Saportas, (David) f Amu* gr. pap. J Scheffer , ( Petrus) te Amfterdam. Scheinmer, (Hendrik) te Rotterdam. Scherius, (Reinier) te Amfterdam. Scholtes, ( Claas) Vlotrersbaas, te Amfterdam. Schoonhoven, '( Wed. J..) Boekverkoopfter te Utrecht i Exempl. Schorer , (P. F.) te Vlisfingen, gr. pap. •Schrijver, (Vrouwe C. H.) te Amfterdam. te Amfterdam, gr. pap. Sluis, (Mr. A.vandeO'Raad in de Vroedfchap en 'Pre • fident Burgemeefter der Stad Briel. Siuitemnan, ( Eggerich ) Kapitein Ingenieur in dienst van den Staat der Vereenigde Nederlanden en' Onder-Majoor van "Sas van Gend, gr. pap. Sluijter, (H. van Eijl)-'Ond Kapitein der Schutterige te Amfterdam. Smagge, (D.) te Amfterd. 'Smit, ( Gerrit') te Amfterdam. 'Smlth, (J.) Koopman teJ. IO TOONEEL DER STAATS- „ ten, welke men ons kan doen gevoe- " len> » Filips de Derde, of volgens de Spaanfche Troonsbeklimming, de ^Tweede , ontving in den Herfst des Jaars 1555, te Brusfel, uit handen van zijn' Vader, de overdragt deezer Gewesten. Hoedanig de Regeering van dien Prins geweest is, en welke gevolgen daar mede vergezeld gingen, zullen de onderwerpen van eenige volgende Afdeelingen uitmaaken. EERSTE AFDEELING. Overdragt der Nederlanden, door. Keizer Karel den V, aan zijn Zoon, Filips den II. De Keizer,welke zig,na het mislukken *" van 't beleg voor Metz, op het einde des ';' Jaars 1552, te Brusfel, bij zijne Zuster " Maria, Landvoogdes der Nederlanden, 'L bleef ophouden , was daarom niet minder werkfaam, in 't voortzetten van zijne Staatkundige belangen. De Oorlog tegen Vrankrijk werd , in den voorzomer des volgenden Jaars, met een beteren uitflag, her-  GESCHIEDENISSEN. u hervat; de zaken van het Duitfche Keizerrijk gaven hem, zederd, ook veel werk, van wegen de aanhoudende oneenigheden onder de Rijksvorsten, zonder dat hij dezelve naar zijne oogmerken wist te buigen. Het was gedurende zijn verblijf te Brusfel, dat hij toeftond het getal der Bisfchoppen in de Nederlanden te vermeerderen, ten einde met te Merker nadruk, gelijk men voorgaf, den Hervormden, of de zo genaamde Ketters, te keer te kunnen gaan; maar boven alles lag hem zeer aan 't hart, om de Echtverbintenis van zijnen Zoon Filips, met Maria, Koningin van Engeland, het koste wat 't wilde , doortedringen , en niet zonder veel tegenftreeving, aan de zijde van 't Engelsch Parlement, gelukte hij, eindelijk, van hem deelgenoot der Britfche Kroone te zien. Men zou bijna moeten onderftellen, dat Karel deV9 in de voltrekking van dit Huwlijk, het toppunt van zijne eige grootheid en veruitziende ontwerpen heeft willen bepalen; immers weinig maanden na dit gebeurde, zag men hem dien verbazenden flap 11 doen, waar van ik hier boven reeds mei- f ding gemaakt hebbe,en al Zijne Hoogheid d en i. Apdee- LIKG. Befluit, m afand van eRegeeng te oen.  L Afdee lino. Gkflnget daar om trent. Filips komt in de Mede landen. 1555- De Alg meene Staaten worden te Bi us) befch reven. (_b) F. van Mieris, Hifi. der JS!ederL Vorsten III Deel VI Boek, bl. 368. (2> Strada noemt deeze daad des Keizers, een nieuw ({'onderwerk ; zie zijne Nederl. Oorlogen I Deel, bladz. 14, 12 TOONEEL DER STAATS- en Luister intrekken, voor de ftraalen der rijzende morgenzon, van den jongen Koning (2). Misfchien was de verheffing van Paus P au lus den IV, op den Stoel van Rome , juist omtrent deezen tijd, eene aandrift ter verhaasting van zijn reeds lang te vooren vastgefteld befluit (£). Althans de tijding daar van , was maar even te Brusfel bekent, wanneer de Kei:"zer goedvond, Filips, die nog te Londen vertoefde, bij zig te ontbieden, en welke dan ook in 't eerst van September , naar herwaards overftak. Kort na e- zijne komst en voor het uiteinde van de zelfde maand, werd den Staaten der bijzondere Nederlandfche Provinciën aangeel fchreven, met kennisgeving van de reden waarom, Gemagtigden, en van volkomen last voorzien, tegen den 14 October, daar aan volgende, naar Brusfel te zenden. De Staaten van Holland on-  GESCHIEDENISSEN. 13 onder anderen, benoemden tot dat gewichtig einde, drie Leden uit de Ridderfchap, benevens een aanzienlijk getal Heeren, uit de zes groote Steden (3), verzeld van derzelver Loontrekkende Raads- (3) Door de zes Groote Steden van Holland verltond men op deezen tijd , alleen , de Steden Dordrecht, Haarlem, Leiden, Delft, Gouda en Amsterdam, die, benevens de Edelen, 'sLands Staaten vertoonden. {Tegenwoordige Staat van Holland, bij % Tirion, bladz. 107.) De Edelen vervingen toen de kleine Steden en het Platte Land, uitwijzen* eene Refolutie der Staaten van Holland, van den 7 OSober 1555; doch naderhand en eerst onder de Trouhles zijn de meeste kleine Steden, tot gewoone Leden van onze Provinciale Staatsvergadering aangenomen. (S. van SLr nge l and Staatk. Gefchrifl: I DeeJ, bladz, I r a t ling °P 'C ftllk van de Overdragt I583, verrcheenen de Gemagcigden van 23 Steden ter Vergadering, en een Jaar laater, bij gelegenheid van jen moord, aan dien Vorst gepleegt, waren 32 Steden befchreven. (Tegenwoordige Staat van Holland • 110. in.) Zedert ruim anderha,ve Eguw dat getal merklijk befnoeit en men heeft alleen^,,** van de voornaamite Steden ftem in Staat gelaten: te weeten, Elfsteden uit het Zuider en Zeven uit Noorder-kwartier, welke dan ook nog heden, ter gewoonlijker Vergadering befchreven worden I. Afdee. LING.  I. Afpee l1ng Lastbrief van Holland. Filips word Hooft < Vliesorde. 5? ver- (fl Refolutie van Holland 7 Oftober 1555(d) Repertorium der Phkaten, bladz. 79- r4 TOONEEL DER STAATS- Raadslieden; ingevolge den goeden ml en hei believen van zijne Keizerlijke Majefieit, den natuurlijken Heer (O- ZiJ waren gemag" tigd, om te bewilligen in den afïland en overdragt des Keizers , van het Graaf* fchap van Holland en Westvriesland, ten behoeve van zijn Zoon Filips, Koning van Engeland, en hem voor Erf heer en Vorst te ontvangen (, gezien zonder dergelijke eenparigheid, den » vijand in de handen gewerkt word- maar „ zo zij Eendrachtig bleven, had de onderin vinding doen zien, wat zij Vermogten, om }, dezulken te weêrjlaan, die hun wilden hI. Deel. B fcha- I. Afd?»< l1nö.  I. Afdee- UNO. De Ke zer ze neemt woord op. LINO. »». J 7 ^.„ol^nnryaam- l8 TOONEEL DER STAATS- fchadigen of overlast doen (4)- Einde, lijk werd, van 's Keizers wegen, an" dermaal, aangedrongen tot gehoorzaamheid en eerbied voor den Prins zijn " Zoon, gelijk zij zig, als getrouwe en „ goedwillige Onderfaten, altoos, om" trenthera, gedragen hadden, en daar „ door te ondervinden eene wederkeeri" rige toegenegenheid, gelijk hij hoop'„ te en verwachtte: voorts den Hemel ", fmeekende van hun, ten allen tijden, „ in zijne heilige hoede en befchermmg „ te willen neemen (g)- Aan het einde van deeze Aanfpraak veftond de Keizer van zijn ftoel op, nam iet zelfs het woord en houdende een papier in de hand, las hij daaruit, alle de reizen en oorlogen, zederd zijne meerderjarigheid, gedaan en uitgevoert. „ Hij „ ver- (s)Bok,I Boek, fo. 3 enverfo. (4) Het gewicht van dien voorzichtige* Staatsregel hebben de zederd verbonden Landfchappen, welke ons tegenwoordig Gemeenebest uitmaken, in meer dan eene onhandigheid, ondervonden, en insgelijks de fchadelijke gevolgen, wanneer men van dien regelvm afgeweeken* gelijk daarna blijken zal.  GESCHIEDENISSEN. xS „ verklaarde zig buiten ftaat, de Neder„ landen verder zodanig te beftuuren, » als hij tot hier toe gedaan had, en » was dus gedwongen van dezelve over " te drag'en > aa" zijn' geliefden Zoon „ Koning Filips; en door dit te doen,' „ ontlastte hij zijn gemoed; voor begaa„ ne misftappen eischte hij verfchoonino-, „ als uit onwetenheid en niet met op„ zet gefchied ; hij bedankte den Inge„ zetenen, welmeenend, voor de getrouwe » hulp aan hem beweezen ; dat zij geweest » waren de jleunzels van zijne Kroon, en dat » hij door hunnen bij/land zo veele zwarig„ heden was te boven gekomen (5), betui„ gende, zijne genegenheid tot deeze „ Landen altoos te zullen behouden • „ hunne Rechten en Vrijheden had hij » hm> ook fteets laten genieten en hun „ daar in naar zijn vermogen gehand- „ haaft." . Zig toen tot den Jon- gen (5) Indedaad eene uitmuntende loffpraak en dat door een zo groot Monarch, aan deezeNatie gegeven. Dezelve verdient te meer opmerking, wanneer men overweegt dat ze uit de overtuiging van de waa, mZ£™ eadültnekeatek«» ™«<- B a t Afdek» lino.  L Aft>ee- lino. Aanfpraak aat zijnZoon Aandoi ning da; door ve oorzaak Antwoordbelofte van Filips. ao TOONEEL DER STAATS- gen Vorst keerende , raadde hij her», „ van daar in te volharden, wel bewust, „ dat zij hem dan insgelijks de zelfde ' hardijkheid en gehoorzaamheid zou'„ den toedragen en hem in den nood „ niet verlaten; maar zo hij anders met „ hun mogt handelen, zouden zij, inte„ gendeel, het bederf en den ondergang \\ van zijne Rijken en Kroonen wee- ^ zen." Onder het uitfpreken van r deeze korte reden, was de Keizer ongemeen aangedaan en kon zig niet onthou" den van traanen te Horten, 't geen eene algemeene aandoening veroorzaakte; hij omhelsde hierop zijn Zoon, die middelerwijl den Troon genaderd was, en aan zijn Vader, met eene geboogen knie en in de nedrigfte houding betuigde : „ zo„ danige gift onwaardig te zijn ,^ doch e% niette min, terwijl het zijneMajefteits '', begeerte was, bedankte hij hem zeer hartelijk voor dit gefchenk, beloven, de van zorg te zullen dragen, om dit „ Volk en deeze Landen, zodanig te re„ geeren, dat men reden had om verge" noegt te zijn." Hier na keerde hij zig tot de Vergadering, gaf zijn leedweezen te kennen, van de Franfche taal niet genoeg  GESCHIEDENISSEN. 21 noeg te verftaan , om door zijn eigen mond te betuigen, de achting en genegenheid, die hij hun toedroeg, waarom hij den Bisfchop van Atrecht gelast had , van zulks uit zijn naam te doen, en waar aan deeze, met eene cierlijke Redevoering, voldeedt, welke door Mr. Jacob Maas, Raadsheer in den Raad van Braband , uit naam der Algemeene Staaten , met geen mindere deftigheid, eerst aan den Keizer en toen aan den Koning, beantwoord werdt. — De Landvoogdes lag , vervolgens , het beftuur ' deezer Gewesten, zederd vijf-en-twintig 1 jaaren gevoert, insgelijks , neder , na 1 vooraf een kort verflag van haare verrichtingen gegeven te hebben, 't geen door den Monarch volkomen goedgekeurd en zij daar over, van wegen de Staaten, hartlijk bedankt werd (h). Dit alles verricht zijnde, ontfloeg de Keizer zijne * Nederlanders van den eed der Getrouw- d heid, wel eer, aan hem gedaan; tekende 'va en zegelde,met zijn eigen hand, de opene E Brieven tot dat einde en die van den Overdragt; (#) Bor, lBoek, fo. 4. B 3 I. limc. Aanfpraak aan deStaaten en antwoord. 3e Landvoogdesegt het leftuur ieder. 'eKeizer itflaat :Neder- nden in den ed.  22 TOONEEL DER STAATS- L Aftjee- l1no. Filips e ' de Sta/, ten vernieuwendien. (6) Men vind dezelven in zijn geheel, bij Bor, fo. 4 en verfo. dragt (6); geleidde den jongen Koning Troonwaards, gaf hem den Vaderlijken zegen en verliet daar op de Vergadering (i). Na het afloopen van deeze aandoenlijke plechtigheid, werd de nieuwe Graaf, als Heer erkend en aangenomen; de Zegels van Karel den V, wierden, in ^ aller tegenwoordigheid , verbroken , en - die van Filips den II ingevoerd, doch de wederzijdfche beëediging bleef tot den volgenden dag uitgefteld; deeze vertraaging fchijnt veroorzaakt te zijn, doordien de Afgevaardigden van Holland weigerden te zweeren, voor dat de Koning hun eerst den eed gedaan had , gelijk dan ook gefchiedde Dezelve beflond, voor de meeste Provinciën, in eene vernieuwing van dien, welke in 't jaar 1549 door hem, als aan- ftaan- (*') P. C. Hooft, Nederl.Hiftorie,blz&z.z. E. van Meteren, I Boei, fo. 17. (k) P. C. Hooft, bladz. 3 en 4.  GESCHIEDENISSEN. 23 ftaande Vorst en Heer, aan de bijzondere Staaten was afgelegd, wanneer men reeds in Holland de voorzichtigheid gebruikte, om den Prins zijne gedaane beloften bij eene fchriftelijke ondertekening , in het bijzijn van 's Lands Edelen enGrooten, te laten bevestigen (/). Of men destijds met Zeeland en Utrecht, alwaar dit ook gefchiedde («), daaromtrent, vooraf, was overeengekomen, dan wel dat men zulks uit andere Staatkundige oorzaken deed, is mij nergens voldoende gebleken; even min, als de reden der bovengenoemde weigering. De waare Staatkunde doet niets zonder wettige bedoelingen, en deeze zullen, in beide gevallen, ongetwijfleld plaats gehad hebben ( 7 )• De eed, (/) Gouthoeven , Kronyk van Holland, bladz. 618. (w) Reigersbergen, Kron. van Zeeland, II Deel, bladz. 409 en F. van Mieri s III Deel, IV Boek hl. 232. ( 7 ) De Ridder Hoof t, op de boven aangehaalde bladzijden, zegt in zijne gewoone ronde taal: Maar die van Holland hoedden zigh wel van hem zo raauwelijk te zweeren; toefden tot des anderen daaghs; en na dat toen de Koning eerst den eedt gedaan, B 4 dien 1. Yfdei li kg,  «4 TOONEEL DER STAATS- I. 1 ING. eed , het zij die op nieuw gedaan , of wel, dat de oude bevestigd werd, kwam, na dien lande in den jaare vyfiien honderd neghen en veertigh van hem als erfwaghter zyns Vaders, verniew/tt had, vernieuwden ook den hunnen, uit den naame der Staaten. Indien men dit vergelijkt met 't geen vooraf gaat, bl. i en 2, dat de aankoop, door de Hollandfche Graven van de meeste gedeelten» der Nederlanden, bijzonder door die uit het Huis van Eourgondie, gefchiedde met oogmerk, om de Nederlanden tot een Koningrijk te verheffen, doch welk aan Karei den Stoulen en Filips den II, mislukt zijnde , Keizer Karei de V , denzelfden aan/lag fmcedde; 't geen de beide Historie. Schrijvers Boa, en van Reyd, met opzicht tot den laat II en, insgelijks getuigen, dan zou men moeten onderftellen, dat het oogmerk der Staaten van Holland, waarom zij in die twee gelegenheden, zo behoedfaam te werk gingen, geweest is, de rechten en voorrechten des Lands, wanneer iets dergelijks, bij vervolg, andermaal mogt ondernomen worden , met meerder kracht te kunnen doen werken , als daardoor volkomen gewettigd, zig tegen alle inbreuk op dezelve, te durven verzetten. Hoe zeer ik voor deeze mijne bedenking, Hechts ontleent uit de omftandigheden van dien tijd, geen bewijs hebbe, komt zij mij echter waarfchijnlijJcer voor, dan te geloven, dat Hooft, door de 'uitdrukking van raauwe lijk zveeren hier zien zou, op eene gewoonte onzer Graven , om by hunne inhuldiging , den Landzaat en te zweeren, eer deeze gehouden waren, den eed van getrouwheid aan hun af  GESCHIEDENISSEN. 25 na de gelegenheid van elk Gewest, aan 'sVorften zijde, hier op neer: „ dat ik „ beloove en zweere te zullen weezen een goed en rechtvaardig Heer; dat ik „ alle der Edelen, Steden, Gemeenten „ en Onderzaaten Voorrechten en Vrij„ heden , hun bij mijne Voorgangeren „ verleent, en voorts hunne Gewoonten, 9> Herkomen , Gebruiken en Rechten, „ die zij nu in 't algemeen, en in 't bij- zonder, hebben en bezitten, wel en „ getrouwlijk zal houden en doen onder„ houden, en verder doen, al het geen „ een rechtmatig Prins en Heer van „ rechtswegen , te doen behoort. Zo M moet mij God helpen en alle zijne » Hei- afteleggen. Wagenaar Vaderl. Hifi. III. Deel XII Boek, bladz. 547 Behalven, dat ik nergens genoegfaam blijk vinde,van zodanige gewoonte, geeft de gezegde Schrijver, die ook niet hooger dan eene gisfing op. Het huldigen der meeste Graven word met zo weinig bijzonderheden in oude Kronijken vermeld, dat men in plaats van te onderftellen, dat de Graven gewoon waren , eerst te zweereti, eerder zou moeten denken, dat ze geen eed gedaan hebben, maar dien alleen van den Landzaat ontvingen. Melis Stoke, door Huydecopes, III Deel, bladz. 1. B5 1. afdeeling. Inhoud van beiden.  o6 tooneel der staats- Heiligen." Deeze eedzweering gefchiedde op het Euangelium en ten aanhooren van allen , welke 'er tegenwoordig waren. De Staaten, daarentegen , beloofden even plechtig: Zij„ ne Hoogheid en Vorftelijke Rechten, 9i getrouwlijk te zullen bewaaren en on„ derhouden, hem gehoorzamen en bij„ ftaan , ter befcherming van zijn Per„ foon en van den Staat, zo als zulks „ van rechtswegen behoort te gefchieden, „ en voorts alles te doen, wat goede en „ getrouwe Onderzaaten fchuldig zijn. „ Zo moet ons God helpen en alle zijne „ Heiligen (8)." Na deezen Overdragt der Neders landen, door Karel den V, aan zijn :-Zoon Filips den II, waar van ik zo r"even de bijzonderheden gemeld hebbe, volg- ( 8 ) Dit is de inhoud van den Eed, door Filips, in 't Jaar 1549, aan de Staaten van Holland, toen te Dord vergaderd, gedaan; en insgelijks, den tegen Eed, aan hem afgelegd, waar mede die der andere Landfchappen, hoofdzaaklijk, overeenltemmen. Groot Plakaatboek van Holland IV Deel,fo.35. Zie ook Re igersbergen Kron. van Zeeland, II Deel bl. 495. & feqq. h Afdee- LINO, De Keizer ftaai insgelijk zijne ve derehee fchappijè'n af  GESCHIEDENISSEN. 27 volgde eerlang, de Afftand der Heerfchappijen van Spanje, de Indien en wat verder den Vader behoorde, die voor zig niet meer dan een Jaargeld van honderd duizend Kroonen bedong (#), dat hem, daarna, nog flecht genoeg betaald werd (0). De Duitfche Rijkskroon en Scepter ftondt de Keizer aan zijn Broeder Fendinand af, zederd lang Roomsch Koning. De Prins van Oranje was gelast deeze Overgifte, in 's Keizers naam, op den Rijksdag te doen, en zou ten dien einde , verzeld zijn door den Onder-Kanzelier, Gregorius Sigismund Seller, benevens den Keizerlijken Sekretaris, Wolfgang Halier; doch door beletzelen en tegenkantingen, vooral aan de zijde van den Paus, bleef zulks uitgeiïeld, tot in den Voortijd des jaars 1558 (p). Karel de V, thans vrijwillig verlaagt, tot den rang van Hechts een voornaam («) P. C. Hooft, bladz. 4. (0) P. F. Strada, I.Deel bladz. 20. (ƒ>) E. van Meeteken, I. Boek fo. i7,verfo; F. van Mieris, lil. Deel, bl. 436. I. Afdek» 1,1 no. Verwijderd zig van'tHof.  s8 TOONEEL DER STAATS- i. Afdie LINO. MerkwaardigeRaadgevingenaan zijn Zoon. naam Burger, onttrok zig insgelijks het Hofgewoel, en woonde zederd in een afgezonderd Huis, alwaar hij het uitrusten der Vloot verbeidde , welke hem naar Spanje zoude overvoeren Men zegt, dat hij in dien tusfchentijd zig zeer beijverde , om den jongen Vorst nutte regels der Regeerkunst, over zo veele verfchillende Landen en Volken, inteboezemen ( 9 ) ; hem ernitig aanmanende , „ tot het onderhouden van „ vriendfchap met de verbonden Vors„ ten, die hem raden en helpen konden ; ,, tot het verkiezen van bekwaame „ Raadslieden , en te waken voor den ,, welvaart zijner Onderzaaten , aangezien zodanig Vorst voor wijs geacht word, (?) P. F- Strada, I. Deel, bl. 19. ( 9 ) Een der Historie- Schrijvers van onzen tijd, merkt aan: , dat de Keizer beter gedaan zou hebben, „ zijn Zoon door eigen voorbeelden van billijkheid „ en deugd, tot de Regeering bekwaam te maken, „ eer hij 't waagde hem tot dat gevaarlijk Toppunt „ van Opperheerfchappij te verheffen, 't welk nu, „ als ontijdig gefchied zijnde, zo wel voor Filips, „ als voor zijne Onderdaanen, een reeks van plagea „ 11a zig gelleept had. " S. S r ij l Opkomst en Bloei der Verten: Nederl. bladz, 106.  GESCHIEDENISSEN. 29 g word , die wijze Raadslieden heeft, „ en voor magtig, die rijke Onderdanen ,j bezit. In het oeffenen van recht, was „ het nutter aan den zachtften dan ftreng„ ften kant over te hellen, terwijl het >, beter was bemind dan, gevreest te „ zijn; ook moest men de verborgen ge- heimen van 's menfchen gedachten , „ niet naauw onderzoeken , maar het „ oordeel aan God overlaten : wijders „ beval hij hem de goede dienften te „ beloonen, inzonderheid van zijne ou„ de Amptenaren en Dienaars , op dat deeze in wel te doen, mogten volhar„ den (r)." Ook vinden wij aangetekend , dat hij Filips eene zagtmoedige Regeering over de Nederlanden had aangeraden en hem in tegenwoordigheid van den Prins van Oranje, den Grave van Bqssu en andere Grooten, voorzegt: „ dat zo hij den Spaanfchen „ hoogmoed niet in toom hielt, zulks „ het uiterfte bederf voor deeze Gewes„ ten zou veroorzaaken, en dat hij niet moest toelaaten, dat de Nederlanders „ door (r) F. van Mieris, lil Deel, bladz. 375. I. Afdi ling.  3o TOONEEL DER STAATS- i. AFDEELING. De Keizer vertrekt naar Spanje. „ door Uitheemfchen gedrukt wierden, „ ten waare hij zig in eenen jammerlij„ ken en gedurigen Binnenlandfchen Oor„ log wilde geprangt zien (j) In de maand Augustus des volgenden jaars , toen de Keizer zig tot zijn Vertrek van Brusfel gereed maakte, telde men aldaar, zeven gekroonde Hoven, behalven de Hertogen en Hertoginnen, die 'er tegenwoordig waren. Te Gend nam hij zijn affcheid van de Vreemde Gezanten, hun verzoekende, zijn Zoon in de vriendfchap van hunne Meesters te bevelen. De Koning geleidde zijn ouden Vader tot Vlisfingen, die, na een teder vaarwel, den 15 September, meteenen gunftigen wind, in gezelfchap van zijne beide Zusters, de Vaderlandfche A-randen voor altoos verliet, naar Spanje ftevende en 'er behouden aankwam (t). Hij genoot echter niet lang het vermaak der (i) Tweede Apologie w Wilum^I, druk 1746, bladz. 59, in 8°. (O E. van Meteren, I Boek fo. 18. verfo.  GESCHIEDENISSEN. 31 der voorgeftelde ruste; hij overleed den 2,1 September, des jaars 1558 (»). TWEEDE AFDEELING. Aart en Karakter van den jongen Vorst; begint de Regeering; oorzaaken van '(misnoegen der Nederlanders tegen hem; hij vertrekt naar Spanje. Schoon de Nederlandfche Gewesten geene wettige reden konden voorwenden , den Zoon en Erfgenaam van Karel den V, op zijne uitdruklijke begeerte, tot hunnen Vorst en Heer te ontvangen en als zodanig te huldigen , bemerkte men niet te min, dat zulks bij veelen, den ftaat der zaken kundig , meer door dwang , dan met gewilligheid gefchiedde en dit verdient geene verwon¬ dering, wanneer men nagaat, dat door zodanige Overdragt, deeze Landfchap- pen, (») Bor, lBoek,fo. 5. (a) Zie de noot, bladz. 23-25. ii. Afdbe- LÏNfi. Aanmar- kingen wegens deeze Overdragt.  3* TOONEEL DER STAAT5- n. AFDEE' 1HW. pen onder het eigendunkelijk bewind ge* field wierden , van een Uitlands Prins , gewoon, om overal naar willekeur te regeeren, onkundig van onze taal, zeden en gewoontens, en die , behalven zijn Erfrecht, aan deeze Natie, in allen opzichte, geheel vreemd was, waarom de Keizer, die deeze zwarigheid zeer wel doorgrondde, dezelve daar mede zogt weg te neemen , toen hij in zijne Affcheids reden, door Filibert van Brusfel, den Staaten deed verzekeren: dat de toegenegenheid, van zijn Zoon, voor deeze Landen, Hem, met het recht van opvolging, aangebooren was (b). Hoe het ook hier mede gelegen mag geweest zijn, dit bleef onbetwistbaar, Filips was Wettig Heer der Nederlanden. — Alle tegenreden moesten daar door ophouden (o), en niets bleef (b) Boe, I Boek fo. 3. (1) De bewaaring, en in ftandhouding van elk» Wettig recht en eigendom, is de eerfte en voornaamfte grondregel, van een wel ingericht Gemeenebest, die ook nimmer uit het oog moet verlooren worden; immers hier door blijft de algemeene welvaart, inwendig, gefchraagt, en't vertrouwen van, buiten , gevestigd.  GESCHIEDENISSEN. 33 bleef'er overig, dan aftewachten, hoedanig zijne Regeering zijn zou, fchoon de uitzichten niet zeer vleijende waren. Het vooroordeel, 't zij ten goede of ten kwaade, is geen bevoegd Rechter in zaken van Staat, alwaar het op beweezen daaden aankomt, om over Perfoonen te oordeelenden evenwel kunnen 'er omftandigheden zijn, die zodanig een vooroordeel eenigermaate wettigen, zo worden wij, bij voorbeeld, door een uiterlijk betoon van heusheid en vriendelijkheid, voor iemandA gunftig ingenomen, maar wij gevoelen , in tegendeel, een zoort van afkeer voor ftuursheid en hoogmoed. Dit laatfte was het ongeluk van Filips, welke niet opgevoedt fcheen, om de Spaaufche trotschheid te fchikken, naar de ronde en gulle zeden der Nedcrlanderen ; althans onze Historie - Schrijvers geven ons van zijn Aart en Karakter geen te vleijend denkbeeld (2). De Kar-, (2) „ Maar daar fchuilde , zegt Hooft, een „ heimlijk duchten, dat de liefde der Gemeente tot „ den Koning , niet op die wijze zou beantwoord „ worden, als zij wel gewend waren van zijne „ Voorzaten , die hun altoos met vriendelijkheid i. Deel. c be- 11. Afde«> Uncs. Aart en varakter ran Fiïps.  II. L1MG. „ behandelden: Hij integendeel fchikte alles op eene „ andere wijze 5 was noch meegaande , noch ge„ fpraakfaam, niet kennende, dan de Spaanfche taal „ en wat gebroken Waalsch. Van zijne Spaanfche „ manieren : pochende , opgeblazen , bedekt van „ harten, niet gemeenfaam en ligt geraakt, ftak ieder ", de walg. — De leer van Lutker en van anderen, " die zig tegen het Pausdom kantten, was door den „ Landzaat met ijver aangenomen , en verwijderde „ eene menigte harten van den Koning." I Boek, bladz. 4 en 5. 34 TOONEEL DER STAATS- Kardinaal Bentivogüo, zijn Landsgenoot, welke in dit opzicht minst verdacht kan gehouden worden, levert ons van hem, de volgende fchets : „ De Nederlanders „ zagen wel, zegt hij, geduurende het „ verblijf van Filips hier te Lande, „ ha onderfcheid, in natuur en neiging, „ van Vader en Zoon. De een was „ vriend/Uk en gemeenfaam , de andere, „ Jlemmig en emflig; de eerfte, om zo te „ ipreken, was ervaren in alle talen, en „ gewent aan de Zeden van alle Volken, „ in plaatfe, dat de laatfte, in zijn fpre„ ken en doen, betoonde, zig naar gee„ ne andere Zeden en Gewoonten, dan „ die der Spanjaarden, te kunnen fchikken. Dit gevoelen was algemeen bij de  GESCHIEDENISSEN. 35 » de Nederlanders aangenomen, dat Fi» lips, uit hoofde van zijne Opvoeding* *, zig in alles een Spanjaard betoonen' » zou: dit Land verlaten en het bewind h daar van, geheel in de handen zijner eigene Natie overgeven j welk ver» moeden nog meer verfterkt werd, ver» mits, gedurende zijn verblijf in de Ne* « derlanden, eenige Spaanfche Grooten » ten m bijzondere gunffe bij hem fton„ den, en hij voornaamlijk met hun en „ den Heer van Granvelle, een Bourk gonjer, Bisfchop van Attrecht,de ge» wiehtigfle zaken behandelde, ja zelfs h de zulken, die meest de Nederlanden » betroffen 5 dit wekte een vermoeden, dat men het Staatsbestuur misfchien » mogt veranderen , te meer daar men » wist,dat de Provinciën bij Karel, op >, het einde van zijn leven, cenigzins ver* dacht waren geworden, en zederd no geeven wérd , ook hier te Lande zogi door te drijven, om op deeze wijze Ge weetensdwang, dat affchuwlijk monltcr, ir te voeren (i), hadden die van Antwer pei (6) J. Ou daan, Roomfche Mogenhetd, bladz. enA. Bogaerts, Roomjche Monarchij, blad: 125 en 126. (1) Repert. der Plakaten , bladz. 62. C 4 n. AïDER' li kg. Poogt nieuwigheden in te voeren. I  II. lino. (4) Dit Plakaat was getekend binnen Brusfel den 18 April 1550 , doch werd eerst den 29 van die maand, bekend gemaakt; het zelve bevestigde niet alleen de vorige Plakaten, tegen die van de nieuwe Leer, of zogenaamde Ketters, maar overtrof ze allen in geftrengheid: want, zegt zeker Schrijver, daar bij werd geboden, dat de Inquijitic Zoude procedeer en, enaangezien eenige Foorrechten, tegen allen, die waar verdacht waren van Ketterij. J. Blomhert, Gefchieden. van het Vereen. Nederl. I Boek, bladz. 40. Gndertusfchen is het niet te verwonderen, dat men in Braband het meest daar tegen ijverde , aangezien Antwerpen, destijds , de magtigfte Koopftnd deezer Gewesten was, ja zelfs die van Ei> ropa kon genoemd worden. Men zie G u 1 c c 1 a r» dij n en anderen* 40 TOONEEL DER STAATS- pen, eerst alleen, moeds genoeg, om zig tegen de afkondiging te verzetten (4), doch waarbij zig vervolgens de Raad van Braband voegde, welke beweerde: „dat „ de Landzaaten, gewoon buiten den „ dwang van 't Geestlijk rechtsgebied te ,, leeven, daar in behoorden gehandhaaft ,, te worden." Dees ernst, zederd, van meer andere Steden onderfteunt, bragt eindelijk te weeg , dat 'er in de maand September , deszelven jaars , eenige verzachting in gemaakt en het haatlij- ke,  GESCHIEDENISSEN. 41 ke van Geloofsonderzoekinge , er uitgelaten werd. De afkondiging gefchiedde toen algemeen, zelfs ook in Braband, op de verzekering, dat de Ingezetenen bij nunne Oude Vrijheid zouden befchermd blijven (£). Schoon nu de Keizer, niet te min , zommige Godgeleerden geheimen last gegeven had, om het Geloofsonderzoek in ftilte voorttezetten, en waar door wel nu en dan, onaangenaame gevolgen befpeurd werden (/), ondernam men echter niet, van groote beroeringen aan te richten. Filips, wien ook de Lastbrieven van deeze zig fchuilhoudende Inquifiteurs, toegezonden waren, veranderde dezelve, door aandrijving des Bis- \ fchops vanAttrecht, daarna Kardinaal van Granvelle, in een openbaar bevélfchrift, 't geen de Inquifitie wettigde, en ook alöm verzonden werd, om afgekondigd te worden, dat ook hier en daar gefchiedde, doch in Braband veroorzaakte zulks wederom veel beweeging, en men bleef 'er volftrekt weigeren van te gehoorrat) J. van Wesembeek, Staat en Voortgang der Religie, bladz. 20 en 21. (/) Bob, I Beek, fo 10, verfo. C 5 11. Afdke- ling. Wettigt ie Inquiitie; waar egen de 3rabanlers zig verzeten.  II. AFDEELING. Uitwerking daa van. I556- Beftand met Vrankrijk. 42 TOONEEL DER STAATS- hoorzamen , zelfs het misnoegen aldaar ging zo ver, dat men ten Hove best meende , om de drie afichriften aan de Hoofdfteden gezonden , terug te ontbieden en vooreerst de zaaken te laaten , zo als zij waren ( m ). Deeze Staatkundige . infchiklijkheid maakte daarom juist geen gunftiger indrukken, zo min bij de Regeerders , als bij het Volk, men gaf aan dusdanige handelwijze de haatlijkfte naamen, middelerwijl, dat de vrees voor de nog hatelijker uitwerkfels , elk met fchrik vervulde In de maand Februarij van dit jaar, was te Kamerik een Beftand met Vrankrijk, voor den tijd van vijf jaaren , gefloten, doch fchoon het zelve weinig maanden laater, nader bekrachtigd wierd, fcheenen echter de oogmerken der onderhandelende partijen, gelijk eerlang genoegzaam bleek, niet gefchikt, om daar aan te voldoen (0), althansFilip s, waarfchijnlijk eenen nieuwen Oorlog duchtende (m) B o r , I Boek, fo. 11. («} Bentivoglio, I Deel, bladz. 7. (O F. van Mieris, III Deel, fo. 387 en388.  GESCHIEDENISSEN. 43 de, eischte van de algemeene Nederlanden een onderftand van zes-en-dertig honderd duizend Gulden \ een fom waar in de Staaten van Braband verklaarden, voor hun aandeel niet te kunnen bewilligen : doch dit werd zo euvel opgenomen, dat Emanüel Filibert, Hertog van Savoijen , die zederd de Landvoogdij was opgedragen, verzeld van den Graaf Lalein en den Heer van Barlemont, omringd van gewapende Lijffchutters, op het Stadhuis te Brusfel dorst gebieden, den gedanen eisch, als zijnde de eerfte Bede van den Landheer, toe te liaan. In Holland, alwaar men eene even gelijke onwilligheid ontmoette, was de behandeling niet veel vriendelijker, doch men bereikte, in beide Gewesten, het bedoelde oogmerk niet (p). ' Paus Paulus de IV, niet tegenftaande de jonge Monarch zo fterk ijverde voor zijne belangen, was echter geenzins de vriend van Spanje. De Kardinaal Karaffa, die, gelijk men openlijk ver- fpreid-^ (P) F. van Mieris , III. Deel, fo, 330. IL Afdee. UNO. Graaflijke Bede, door de Staaten van B rahand en Holland geweigerd. Listig ge. frag van PausPaa'us den [V.  44 TOONEEL DER STAATS- n. Afdee- LING. Het beftandword verbroken. fpreidde, naar Vrankrijk gezonden werd," om Hen rik den II met het gefloten beftand geluk te wenfchen, en hem ter bevordering van eenen vasten Vrede aan te manen, had nogthans heimlijken last, om 't een en ander te dwarsboomen (#), en hier toe moest dienen, het fluiten van zeker Traktaat, tusfchen den Heiligen Stoel en Vrankrijk, onlangs ontworpen; waar bij het eerfte, aan 't laatst genoemde Hof, bijftand belooft, om de Spanjaards uit Italië te helpen verdrijven (r). De onderhandelingen wierden aan 'sPausfen zijde,met list en kuiperijen, verhaast, en Koning Henrik, die in 't eerst bezwaard fcheen, zijn gedanen eed te verbreken, werd, door 'sPausfen Nuntius, van alle verplichting ontflagen. Hij tekende dan het Verbond met Rome, waar door het Oorlogsvuur eerlang in Italië en in de Nederlanden, op nieuw, ontvlamde (s). Ik (?) Leve» van den Hertog van Al ba, I Deel, bladz. 380 en 390. Robertson fli'^. en Regeering van Karel den V., VI Deel, bladz. 141. (r) Leven van Alba, 1 Deel, bladz. 385. (s) Roberts on, VI Deel, 145 en 146.  GESCHIEDENISSEN. 45 Ik heb geen voorneemen , om alhier een Gefchiedkundig Verhaal te geeven, '■ van de verfcheiden Krijgsverrichtingen, vooral in deeze Gewesten, na 't hervatten van den Oorlog met Vrankrijk, tot op het fluiten van den Vrede met ^ dat Rijk, in 't jaar 1559 , zulks zou mij te ver van mijn oogmerk afleiden, welk zig voornaamlijk bepaalt, tot het Staatkundig deel onzer Volks - Historie. Ik zal derhalven flechts in 't kort aanftippen, wat, bij deeze vernieuwde Vredebreuk eenige bijzondere opmerking verdient. L Het was voor de tweede reis, in den tijd van weinig meer dan dertig jaaren , dat de Hollandfche Graven, Karel en Filips, beiden, de ontrouw der Franfche Koningen ondervonden, door het verbreken hunner duurgeftaafde eeden (5), en (5) Francois de I., in den Slag by Pavia, in't jaar 1525, door de Keizerfchen, Krijgsgevangen gemaakt zijnde , werd naar Madrid gevoerdt; hier floot hij in het volgende jaar een Verdrag met Keizer Ka rel, onder Verband, „ dat wanneer hij binnen den „ bepaalden tijd, de Artijkels van het Verdrag niet vol„ deed, hij op zijn woord van eer en bij eede zig verbond, van als dan naar Spanje terug te zullen „ keeren, om zig wederom tot een gevangen des Kei- II. Vfdee- .ing. Eenige trekken uit dien vernieuwden Oorlog.  46" TOONEEL DER STAATS» li. Aft>ee- uwg. en waar van 't gewicht der rampen, meestal, door de Nederlanders gevoeld werd. II. Vrankrijk,zonder eenige voorafgaande waarfchouwing , overviel onze Grenzen, en poogde Douai met verraad te vermeesteren, dan dit mislukkende, gebruikte het zijne wapenen, in andere plaatfenvan dien óort, tot roof en plundering O)- HL Aan de zijde der Nederlanders, wierden dappere daden verricht, de Hertog van Savoije, bijgeftaan door den bloem onzer Edelen, en ver» fterkt met Britfche hulpbenden, behaalde eene heerlijke overwinning op de vijanden , bij S. Quitin, welke van zo veel gewicht geoordeeld werd, dat veelen van 's Lands Legerhoofden voorfloegen , de overwinning te vervolgen, tot aan Parijs en (O P. C. Hooft, IBoek, fo. 6. „ Keizers te ftellen." — Niet alleen, dat de Koling daar na geen woord hielt, maar men ontdekte zederd, dat hij zelfs voor het tekenen van 't Verdrag, in weêrwil van den gedaanen eed, reeds plech;ig voorgenomen had , dien niet te houden. R ©. berts on IVDeel, bladz. 22,37, 56Sifeqq. , Het gedrag van He wrik den II, omtrent Filips, was even haatlijk; waar van in den Tekst, een weilig hooger, reeds melding gedaan is.  GESCHIEDENISSEN. 47 en die Stad te overrompelen (u). IV. De Graaf van Eg mond bevogt, een weinig later, langs de vlakke ftranden bij Grtyelingen , insgelijks een volkomen zegen over de Franfchen (v). V. De Engelfchen, welke ditmaal , tegen den zin van 't Parlement, deel in deezen Oorlog namen (w), gedroegen zig nogthans als getrouwe Bondgenooten, fchoon zij Galais en de andere fterktens, hun,op het vaste Land , nog overgebleven,verlooren VI. Bij den Vrede, die in April te Chambery gefloten werd, verplichtte zig Vrankrijk, tot den afiland van weinig minder dan twee honderd Steden en Sterktens, zo in Italië, in de Nederlanden, als elders ; waar over de Franfche Natie een openlijk misnoegen deed blijken, en de Maarfchalk du Mouluck ontzag zig niet dien Vrede te noemen, den ongelukkigften en fchandelijkften, welken Vrankrijk ooit maaken konde (j). Schoon («) P. C. Hooft, lBoei,fo 9. (v) Dezelfde, fo. 14. Bor, I Boei, fo. 12. (w) Roberts on, VI Deel. bladz. 169. (*•) E. van Meeteken, I. Boek fo. 20, veifo. (31) Robe rtson, VI Deel, bladz. 241. E. van Meteren, I Boei, fo. 25. verfo. II. Afdee. ling. 1559. De Vrede word gefloten.  48 TOONEEL DER S TAATS- li. AFDEELING. -Bekommeringover de gevolgen van dien Vrede. Schoon nu door dit Verdrag de rust in Europa,voor het uiterlijke, herfteld werd, hield men niet te min de beide Koningen verdacht, va"n daar onder aanflagen te bedoelen, gevaarlijker dan de Oorlog zelve : te weeten, de vervolgingen in het fluk van den Godsdienst (2). Daar is geen blinder ijver dan die op de rechtvaardigheid meent gegrond te zijn , en Menfchen, die in hunnen aart tot wreedheid neigen, vereenigen zig ligt, om hunne wraak, op dit beginzel gegrond, tegen eenen derden uit te oeffenen. Geduurende den Oorlog, toen men op geheel andere zaken, dan het uitrooijen der zogenaamde Ketteren te denken had, groeide middelerwijl het getal der Hervormden, niet alleen in deeze Landen, maar vooral in Vrankrijk, merklijk aan(V); hier bij kwam nog, het onverwacht afllerven der Koninginne van Engeland, Gemalinne van Filips den II, en de Omitandigheden, die zich lieten aanzien, dat (z) Bor., I Boek, fo. 13. Bentivoglio, I Deel, bladz. 8. (*) Leven van Alba, II Deel, bladz. 161,  GESCHIEDENISSEN. 49 dat de komst van haare Zuster Elisabeth, tot den Britfchen Troon (5), en welks over de Leer van Rome niet zeer gunftig dacht, waarfchijnlijk verzeilen zouden, ga- (5) Maria overleed zonder Kinderen natelaten, den 17 November des jaars 1558. Elisabeth, die haar opvolgde, was den Koning van eene Proteftantfche Vrouw gebooren; in welken Godsdienst zij ook werd opgevoed en zederc getrouw daar aan gebleven is. Leti verhaalt van haar, dat, toen zij de Koningin Maria bij haare verheffing tot den Britfchen Troon, begroette, deeze de Jonge Prinfes toevoegde , van te wenfchen, dat haare Zuster eene goede Kat holt] ke was j waar op E l i s a b e t ii antwoordde : buiten de Con/cientie, ben ik geheel tot uwe Majefteits dienst; waar toe drie hoedanigheden mij verbinden ■■ die van Zuster, van Dienstmaagd en Onderdaan van Uwe Majejleit. Zie I Deel, bladz. 108. Dezelfde Schrijver zegt ,. een weinig verder, blad?,. 303, dat de Kardinaal Polus, ziek te bed liggende, toen hem de tijding van het overlijden van Koningin Maria gebragt werd, zijn Krufifix eischte, en hetzelve devotelijk omhelzende, uitriep: Heere bewaart ons, wij vergaan! Zaligmaker der Wereld, behoudt Uwe Kerkl en ftorf kort daarna. Bij de Krooning van Elisabeth, welke plechtigheid zij , om ftaatkundïge reden, begeerde, dat door een Rootnschgezind Bisfchcp zou gefchieden, wilden eenige Vrouwen van haar gevolg. na de gewoone Kerkzalving, naderen, ter betooging van eerbied , wanneer zij deeze te rug hielt, met te zeggen, naderd mij niet, uit vrees , dat deese ftinkende I. Deel. D Oiij Afdei lino»  5o TOONEEL DER STAATS- L 11NG, gaven geene geringe bekommering, dat hier door het vuur van Geestlijke woede , in den boezem van 's Lands Graaf, een Prins, die alleen door drift beftuurd werd, eerder zoude aanblazen, dan verdooven; en zulks te meer, toen hem het uitzigt tot een huwlijk met die Vorftin mislukte (£), welker belang 'het was , wilde zij zig in het verkregen Rijk vestigen, de verdrukte Geloofsgenooten, uit al haar magt, te be- (£) Robertson, VI Deel, bladz. 232 enijf. Leti, Leven van Elisabeth, 1 Deel, bladz. 323 Safeqq. Olij u Ziek magt maten: bladz. 331. Uit zulke en meer dergelijke Haaltjes , welke de Autheur aanvoert, blijkt genoegzaam, hoe weinig Rome zig op de goede dienften van die Vorstin verlaaten kon, geiyk de Paus dan ook weigerde, van haar voor wettig te erkennen; bladz. 314 en 315. (6) Uk het gedrag van den Paus, volgens het (lor der bovenflaande Noot , waarin meer hterschxitcht dan Staatkunde doordraaide, begreep deeze fchrandere Vorstin te recht, dat voor haar geen beter middel overbleef, om de Kroon te behouden, dan de zaak der Proteftanten openlijk voor te flaan ; waar van zig eene zo groote menigte , jammerlijk onder de vorige Regeering verdrukt, in haar Rijk bevond; zodanige Befchenning moest, daarenboven, noodzaaklijk ten gevolg hebben, dat veelen dier Geloofsgenooten,  GESCHIEDENISSEN. $t befchermen(6), en zijne daar op gevolgde nadere Verbintenis , om een Zoon van Vrankrijk te worden (c). Althans daar fchijnen voor de knndigen van dien tijd, gewichtige redenen geweest te zijn, gelijk ik een weinig hooger aangemerkt hebbe, om voor de uitwerkzels van dien Vrede te duchten, in plaatfe van'er zig over te verblijden (7). In ( me gelegenheid te doen omkomen. Schoon nu deez< waarfchouwing geen genoegzaam gezach had, mis trouwde men zederd alles , wat uit Spanje kwam I Boei, fo. 16. II. Afdee ■ lino. Neemt ïffcheid van de Staaten. Vertrekt maxSpanje.  6z TOONEEL DER STAATS- ir. Afdee. LING. Ongeluk de Vloot overgekomen. i i i ( ( Wreedheden door Filips ge- J -pleegt, I zwaar onweder beloopen te worden, zo dat het grootfte gedeelte van dit alles verboren ging. Zedert had men hiér en elders , tot een fpreekwoord: dat K^i e l en Filips het Aardrijk gcphnderdhadden, om den Oceaan rijk te maaken (kj. Men verhaalt, dat de Koning nog even in tijds het gevaar ontkwam : want naauwlijks in een Bark, om naar Land te roeijen,overge* [lapt zijnde,barstte het Schip en zonk(/). Zijne ontkoming, die anders bij den Onderdaan eene billijke reden van blijdfchap iiad behooren te zijn , gaf, in tegendeel, gelegenheid, tot de droevigfle rrenrtooneelen,welke geheel Spanje,belalven de Geestlijkheid, met fchrik en mgst vervulde. Filips te zeer gehecht lan bijgeloof, was in den ongelukkigen vaan, dat de Voorzienigheid hem daarim behouden had, om Gods glorij te verladigen , met het uitrooijen der Ketteen, 't geen hij dan ook terllond bij de ïand nam (m). In Sivilie zag men de eer- (k) Hooft, I Boei, bladz. 26 en 27. (O E. van Meteren, 1 Boei, fo, 27. O) Dezelfde, I Boek, fo. 37. Hooft, Boei, bladz. 27.  GESCHIEDENISSEN. 63 eerfte wreedheden van dien aart, en in Valladolit wierden, onder anderen flachtoffers, agt-en-twintig Edelen, zommigen van den eerllen rang, aan de vlam ten prooi gegeven (»). Deeze tijding veroorzaakte geene geringe ontzetting in de Nederlanden , werwaards die daaden van geweld fchielijk overlloegen. DERDE AFDEELJNG. Staatkundige befchouwing over den aart der Nederlandsche beroerten, en onderzoek, omtrent de wettigheid van dezelve. 33£et misnoegen, tusfchen Filips en] zijne Nederlanden werd, door zijn* vertrek naar Spanje, niet verminderd, 'm\ tegendeel, de verwarringen namen, ze-^ derd, zichtbaar en hand over hand toe; de Jefuit Strada befchouwt dit vertrek des Konings als zeer ontijdig en fchadelijk : hij meent, dat eenige jaaren langer vertoevens, hem in ftaat zouden gefield hebben, de zaaken in den grond te doorzoeken, en (») E. Van Metsren, I Boek, fo. 27. III. Afdee. LING. ilisnoe;en inNelerland2gen Fi;p$.  ling, III. Afdee ling» Aanme king. 64 TOONEEL DER STAATS- en daar door de beroertens te voorkomen, welke na het verhaten deezer Gewesten ontilaan zijn : „ Want alle veran„ deringen in Steden en Koningrijken, „ zegt hij, zijn niet ongelijk aan het ver„ planten van jonge boomen, die eene ,, geduurige tegenwoordigheid, opzicht „ en zorg van den Hovenier vereisfchen, „ tot tijd en wijle, dat dezelve gevat ,, hebben en geworteld zijn." Hij bewijst zijn gezegde, met eene gelijkzoortige gebeurtenis, onder de Regeering van Karel den V, voorgevallen, toen deeze zijn Rijk verliet, om in Duitschland de Keizerlijke Kroon te aanvaarden (0). Het is opmerklijk, dat zo wel de Vader " als de Zoon, beiden, dezelfde misilap deeden, door het in de Regeering ftellen en het gezach toe te vertrouwen aan zulken, die wederzijds de Natie vreemd waren, en geene andere betrekking tot dezelve hadden, dan de posten, waar in zij gefield waren, van hun vorderden. Karel gaf den Kardinaal Adriaan, die daarna Paus wierd, een Utrechtenaar, het bewind over (a) Ned. Oorlogen, II Botk, bladz. 74 en 75.  GESCHIEDENISSEN. 65 óver Castilie, en Filips gedoogde, dat de gewichtigfte zaaken, in de Nederlanden, onder het werkzaam oog des Bisfchops van Attrecht, uitgevoerd wierden. Deeze fchijnbaare onvoorzigtige handelwijs dier twee Vorsten, moet, in hun, aan geen gebrek van Staatkunde , maar veel eer aan derzelver onbepaalde heerschzucht toegefchreven worden, bij welke de middelen onverfchillig zijn, indien ze Hechts het oogmerk bereiken; en moog* lijk waren geen twee Mannen gefchikter, om daar aan te beantwoorden, dan deeze voor elke Natie Vreemdelingen. Hoewel nu de uitflag zo min in Spanje , als in deeze Gewesten, aan de verwachting voldeed, was het welgelukken, in het eerfte gemelde Rijk, alwaar alles van den wenk des Monarchs afhing, en daarenboven Hechts betreklijk gemaakt werd, tot een gedeelte des Lands, veel waarfchijnlijker, dan onder ons, bij welke de Kunst van te gebieden, zig nooit mag regelen, volgens den wil des Gebieders, maar naar 't belang des Volks, wiens heil de hoogftewet moet zijn. Althans het gehou¬ den gedrag van den genoemden Bisfchop van Attrecht, hier te Lande, bragt eene I. Deel. E al- iir. Afdek- l1ng. Haat tegcnGratt'veile.  ra. Afdeelikg. Befcho' wing ov den aar der Ne derlandfche be roerten; 66 TOONEEL DER STAATS- algemeene verbittering tegen hem teweeg; ja, men ontzag zig niet van zijn Perfoon voor den bewerker van alle onze rampen te houden; doch eer ik het gefchiedverhaal daar van opneeme, dunkt het mij niet ondienftig, tot beter verftand onzer Staatkundige Historie, bijzonder met opzicht tot de rechtmaatigheid der afzweei-ring, daarna, van Filips den II, als :r Heer dcezer Landen , om een oogenblik : ftil te ftaan, bij den aart der Nedcrlandfche . Beroertens van dkn tijd, en bij het onderzoek ' der Wettigheid van dezelve, ten einde hier uit met meer naauwkeurigheid , bij elk vozend geval, te leeren bepaalen, wat men eigenlijk, door een vaar, en wat door een fchijn Volks misnoegen, te veritaan hebbe. Beiden ontdaan meestal uit dezelfde beweegoorzaak; naamlijk, vantrouwen tegen het publiek Befiuur. In het eerfte geval, ontftaat zodanig vantrouwen uitbewcezene daaden, die tegen 't algemeen welzijn openbaar ftrijden, en dus tegen het belang van den Staat, met wel- ke° 't belang des Volks zo naauw verbonden is;'terwijl in het tweede geval, de onderwerpen van misnoegen , alleen op fchijnbaare mooglijkheden rusten,zonder  GESCHIEDENISSEN. 6> der teenig genoegfaam bewijs , van wezenlijke waarheid. Dit zijn de hoofdkarakters van een waar en fchijn Volks misnoegen, en aan deeze moeten wij de Beroertens, die in onderfcheiden tijden , het Vaderland zo jammerlijk ontzet hebben, altoos met bezadigdheid, toetfcn en daarna beöordeelen. Het voornaamfte, 't belangrijkfte en van de gewigtigfte gevolgen verzcld geweest zijnde Volks - misnoegen , was dat, het Welk onder de Regeering der twee laatfte Graven, Karel. en Filips, zo krachtdadig en zo algemeen ondervonden is. Wij hebben reeds elders , ter loops, aangetoond , dat de eerfte inftelling der ( Graaflijke beftuuring, hier te Lande, niets [! minder dan een Souverein, of Willekeurig v gezach te kennen gaf, en uit den famenhang onzer Gefchiedenisfen blijkt mede, ten overvloede, dat hoe onafhanglijk de Graven, in laater dagen, door bijkomende omftandigheden, ook geworden zijn, zij echter altoos de dienftcn , door den Landzaat aan hun beweezen, met tegen-* E 2. gun- III. Afdee. ling. Van die, jnder l'i'ips den II. Staat der ïraaflije Regeeng overwogen.  63 TOONEEL DER STAATS - lil. Afdee- UNG. gunften beantwoordden (#) ; hier ,van getuigen de menigte van Privilegiën en Vrijheden aan de bijzondere.Steden, van tijd tot tijd, gefchonken; volgens welke de Souverein zijne Erilijke rechten, die hij, 'tzij door aankoop, of met de Wapenen verkregen had, eerder met den Gemeenen Rijkdom , zo als in oude tijden de Vroedfchappcn plegen genoemd te worden (c), fcheen te willen deelen , dan zig door volftrekte bevélen, eigendunklijk, te doen gehoorzaamen. Het is buiten tegenfpraak, dat de oude Graven , tot zodanige, meestal vrijwillige, toegevenheid, waar bij zij, voor een gedeelte , van hun gezach afftonden , niet zullen gekomen zijn, dan uit overtuiging, van geen recht te hebben, om oppermagtig over de Perfoonen en Bezittingen der Ingezetenen te befchikken; of wel, dat zij het verleenen van dergelijke gunften, begreepen, de best gefchiktfte middelen te zijn, om den welvaart der Landen te be- (£) Zie de Inleidin g. (O Hilhrte van Enkhuizen,door E. van den Hoof, biadz. 44.  GESCHIEDENISSEN. 69 bevorderen , en daar door nunne eiger grootheid te onwankelbaarder te bevestigen. Immers, niets is waarachtiger, dan dat de Nationaale voorfpoed van een Volk', de Regeering de beste krachter geeft, om zig van binnen te verfterker en naar buiten geducht te maaken. Het zij, dat een van twee, of wel beiden te gelijk, de oogmerken deezer Landsheeren en van hunne handelingen geweest zijn, zo veel ligt 'er nogthans in opgefloten, dat het voor den aart deezer Natie niet fchikte , om onder een willekeurig beftuur gebragt te worden; aangezien zij, van de vroegfte Eeuwen af, altoos or. den voet van een vrij Volk behandelc waren; behalven, dat de Privilegiën, al: onherroepelijke giften van eigendom, ze derd de eerfte fchenking van dezelve. telkens door de opvolgende Landsheeret niet alleen bevestigd, maar zelfs dikwik vermeerderd zijn en dus altoos voot Grondwetten van Staat gehouden wierden. welke de band van onderlinge verëeniging, tusfehen den Vorst en het Volk. uitmaakten; waar door de Eerfte zig verplichtte, als zijnde de Voorwaarde, or. welke men hem huldigde , van elk bij E 3 zij nr. AFDEELING. t L Rust op eene overeenkomst,  70 T00NEEL DER STAATS- ÏIL Afdeelino tusfchen den Vors en Wolk Nndere bepualim daar om trent. zijne Rechten en Voorrechten te zullen handhaven, terwijl de Laatfte, op dien voet, zig dan ook bij Eede verbondt, tot : die betaamlijke gehoorzaamheid , aan welke een goed en getrouw Onderzaat, tot inftandhouding van de wederzijdfche welvaart, fchuldig is, zig te onderwerpen. Uit kracht nu van deeze , over en weder, plechtige verbintenis, was alle afwijking van dezelve, daarna, inconstxï utionneel, dat is, ftrijdig .met het eindoogmerk van het overeengekomen Verdrag, 't geen de algemeene wil uitdrukte en waar bij elks wettig Recht, voor het toekomende, bepaald en vastgefteld werd. — Zo dra nu, aan de eene zijde, daar op inbreuk gefchiedt, alsdan vervalt insgelijks de verplichting aan den anderen kant; vermits men niemand tot het volbrengen van zijn woord kan noodzaaken , wanneer men zelfs het eerst zijn gegeevcn woord verbreekt. Gebeurt 't nu, dat de Vorst de Perfoon is, die misbruik maakt van het hem afgeftaan gezach, en zijne op deeze wijze verkregen magt doet dienen, om den Burger na willekeur te regeeren, alsdan is het Volk, of liever,dan zijn Zij, aan wien de zorg voor de  GESCHIEDENISSEN. 71 de Burgerlijke belangen, bij uitzondering, is toevertrouwt, wettig bevoegd, van zig daar tegen te mogen verzetten: „ nie„ mand toch , zegt de groote Kluit, „ word geacht zig aan eene Oppermagt „ onderworpen te hebben, om zijn Per„ foon of Goederen ten prooije te Hellen „ van overheerfching, maar om die te „ beveiligen. De onderwerping, dus „ gaat hij voort, brengt alleen mede, de „ verplichting, om van den dienst van „ zijn Perfoon , of zijne Goederen, zo „ veel toetebrengen, als het gemeen wel„ zijn vordert, en zulks naar de meest „ mogelijke evenredigheid, met anderen; „ waar van het oordeel aan den Souve„ rein is overgelaaten. Van deeze «7*»„ gebooren Rechten is dan niet meer afge„ ftaan, of aan 't oordeel en den dienst „ van de Oppermagt onderworpen, dar „ het gemeene welzijn vordert (dj." — Is, daarentegen, de verbreking bij hei Volk en weigert dat, aan eed en plicht getrouw te blijven, door zig te verzet terT, tegen het openbaar gezach, om ' wel! (d) Academ. Redevoering, bladz. 13, noot4. E 4 III. LINO. I t  72 TOONEEL DER STAATS- m. Afdee- UNS. Voorbee den van Rechtsoeilenindoor de Graven. Aan de Kcnuemers. welk te gehoorzaamen, het zig verbonden heeft, alsdan vermag de Souverein, als Hoogfte - Richter, zig van zodanige middelen bedienen, welke hij best gefchikt oordeeldt, om zijne waardigheid van Opper-Regent te handhaven, door de Gemeene rust en veiligheid te herftellen, in 't ftrafTen der oprocrigen. Ik meen niet noodig te hebben, van dit nader uit het Staatsrecht te betoogen; het ligt vol- !_ doende in het denkbeeld van Souverein opgeflooten. In onze Vaderland- , fche HiJIorie vind men, bij meer dan eene gelegenheid, dat de TMlandfche Graven van deeze aan hun overgedragen magt, , gebruik gemaakt hebben. Ik zal uit veeIe voorbeelden, Hechts eenige opnoemen. „ In 'tjaar 1323, weigerden die vanKen„ nemerland, in eene buitengewoone Be„ de te bewilligen, ten zij aan hun ver„ meerdering van Voorrechten wierden „ tocgeftaan. Graaf Willem de III, „ die dit bij herhaaling van de hand „ wees, en zelfs hunne Gift, op deeze „ Voorwaarde, verfmaadde, fchoorf*ze „ aanboden van die driemaal te willen „ verdubbelen, deed hun zijne gevoelig„ heid daar over ondervinden; ontnam ze niet  GESCHIEDENISSEN. 73 „ niet alleen de Oude Vrijheden, maar ver„ klaarde dezehen allen verbeurt, en het „ duurde ruim twintig jaaren, eer zij in „ 't genot daar van , wederom herlleld „ wierden." Twee jaaren laater, „ werd de Stad Dordrecht met een gelijk lot gedreigdt, om dat zij zig op haare „ verkrcgene gunften te veel liet voor„ liaan, en door knevelarijen,bij het in„ voeren van 't Stapelrecht, de andere „ Steden drukte. De Graaf, hoe zeer 5, anders de Stad genegen, blijkens de „ aan haar nog kort te vooren verleende „ gunften , onder anderen, van tolvrijheid door alle zijne Landen, was echter genoodzaakt, omniet zyngezach, „ tusfchen beiden te komen, en eeneHcir„ vaart, gelijk men het toen noemde, te„ gen de Stad te befchrijven. Zij onder„ wierp zig; zond eene bezending aan den Graaf, en verkreeg, met veel moei„ te, vergiffenis over het gebeurde ;ookfe„ hieldt dezelve, ter naamver nood, de oude „ Voorrechten, alzo de Graaf oordeelde, dat „ die 'haar met regt benomen mogten wor„ den." Elders lees ik, dat een weinig laater, bij opene Brieven, de Stad het E 5 Sta- III. ftFDEE, LING. Aan die van Dordrecht en Alkmaar.  74 TOONEEL DER STAATS- lil. Afdee- UMOi Stapelrecht evenwel ontzegt werd (i ). — Aan de Stad Alkmaar zijn, tot twee kee- ren (i) Wagenaar laat, in zijne Vadert. Hift. III Deel, X Roek, bladz. 207-210, het verhaal van deeze twee gebeurtenisfen, op elkander, volgen, maar hij voegt die zaamen, door eene aanmerking, welk mij toefchijnt eerder Partijdig dan Staatkundig te zijn: „ Ondertusfchen, zegt hij, toont ons dit „ voorbeeld , (namenlijk met opzicht tot die van „ Kennemerland) hoe veel gezachs zig de Holland„ fche Graaven reeds bcgonden aan te matigen, en „ hoe volftrekt zij wilden gehoorzaamd zijn. Doch „ niet min klaar blijkt dit, uit het gedrag, welk de „ Graaf, niet lang hier na, hieldt, omtrent de Stad „ Dordrecht zelve, die hem, kort te vooren, zulke „ rijkelijke Giften gedaan had." Hoe zeer ik voor mij een vijand ben van alle eigendunklijk en volftrekt Gezach, kan ik echter, in beide gevallen, niet zien, dat Graaf Willem de III, iets verricht heeft, ftrijdig met 't recht van Hooge Ovrigheid, of tegen de bezwoore Overeenkom/ten van dien tijd. Behalven , dat Hem de Kronljken den bijnaam van den Goeden geven , ( Zie de Kronijk van Holland, Zeeland en Vriesland XXII Dev. Kap. 3 , en Reigersberg, Kronijk van Zeeland, II Deel, bladz. 132) fpreekt de Heer Wagenaak zelve, en weinig bladzijden vroeger , en door hem hier ter plaatfe nader aangehaaldt, van een Verdrag, tusfchen den Graaf, de Edelen en Steden, in het jaar 1305 gefloten en bij hem III Deel, blad. 183, 184, hoofdzaaklijk opgegeeven , met aanwijzing der Handvesten)  GESCHIEDENISSEN. 75 ren toe, haare Voorrechten, door de Hol- HL landfche Graven, insgelijks, ontnomen.Li^EE" De ten, waar zulks gevonden word. In deeze Overeenkomst nu, ftaat duidelijk uitgedrukt, „ dat de Ste,, den, buiten het leveren van Poorters , ten dicn„ fte van den Graaf , of den Lande, ook gehou„ den waren, driejaarige of jaarlijkfche Bottingen of „ Beden, te betaalen, en om in bijzondere gelegenhe„ den, bij voorbeeld , wanneer de Graaf ten Kei„ zerlijkenHove verfchijnen moest; als zijn Broeder, „ of Zoon, Ridder werd , en als hij zelf, of zijn „ Broeder, Zoon, of Dogter, in den Echt tradt, moestenze ook zekere fchattingen opbrengen, &c." Het geval, 't geen onze Schrijver zo zeer tegen de Graaflijke Regeering in 1 harnas jaagt, was juist uit hoofde van het zo even aangehaalde Verdras, billijk; het was eene Bede, bij gelegenheid van 't Huwelijk van 's Graven Derde Dochter, X Boek, bladz. 206; dit te eisfchen vermogt hij derbalven, maar de Kennemers niet, om zulks te weigeren, of hunne toeflemming aan nieuwe voorwaarden te bepaalen. Zodanig gedrag, was eene inbreuk op de gemaakte Overeenkomst, en dus deed de Vorst niet anders, dan de fchuldigen te ftraffen, en daar door verdere verwarringen, welke, uit eene verkeerde toegevenheid, ligtelijk ontdaan zouden , te verhoeden ; vooral , wanneer men op de wijze der weigering zelve ziet: die eer trots dan befcheiden was; X Boek, bladz. 207. — Of 's Graven eisch, bij die gelegenheid, ook hooger dan gewoonlijk geweest is , en waar op Wagenaar, naar 'tfchijnt, de Kennemers wil vrijfpree- ken,  7(5 TOONEEL DER STAATS- III. De eerfte reis, dat dit gefchiedde, was LOfG.EE" in 't jaar 1426 , wanneer de Kenne- mers ken, bewijst hij niet , maar geeft zulks Hechts al» waarfchijnlijkop, en dus twijfelachtig. Doch, voor een oogenblik, gefield zijnde, het was zoo, dan hadden zij daarom nog geen recht, zig van de Bede te ontdaan; '1 eenigfle wat zij doen konden, was, om zig deswegen te bezwaaren. ——> Even weinig berispelijk vind ik den zelfden Graaf, in 'thandhaven van zijn Gezach, tegen die van Dordrecht. Wagenaar maakt zelfs eene optelling van de Voorrechten, welke die Stad, voor en na, van de Graaven genoten had, en ook onder anderen van Graaf W1 l lem den III, hij erkent insgelijks X Boek, bladz. 209, hoewel onder de bepaaling, zo men wil, dat de Stad, van die verkregen gunften misbruik maakte; dat andere Steden, voornaamlijk die van Noordholland , tegen Dordrecht morden, welk aanleiding tot dadelijkheden gaf, en die reeds vrij ver gingen. Eene Vaderlandfche Kronijk, eerst in 't jaar 1784 uitgekomen , en waar van men weet, dat kundige Mannen de Samenflellers geweest zijn, legt aan Dordrecht ten laste, dat zij door te veel Stapelrecht te vorderen, en zig te ftout op haare Voorrechten te gedragen, zig den haat van vecle Steden op den hals haalde. III Hoofdft. bladz. 145. Deeze tweederlei - - opgaven met elkander vergelijkende, vraag ik,gerust, aan alle Staatkundigen, wat kon Graaf Willem anders doen, dan zulk eene onbevoegde handelwijze, door zijn Gezach, te keer te gaan, en de verdrukt wordende Steden, goed recht te laaten wedervaaren ? Dit  GESCHIEDENISSEN. 77 mers, benevens andere hunner gebuuren, met die van Alkmaar aan 't Hoofd, deLIN0> zaak Dit eischte zijn plicht als Eerste Regent, en de befcherming voor het algemeen Welzijn vorderde zulks insgelijks van hem; ook ftrekt het dien Vorst tot geen geringe eer, dat hij, fchoon Dordrecht hem rijkelijke Beden toeftond,hij daarom niet terug gehouden werd, aan anderen voldoening te bezorgen. — De zo ftraks gemelde Kronijk, verhaalt daar en boven, dat over dit gefchil , door den Bisfchop van Utrecht en eenige Ridders, na de bezwaaren van Dordrecht gehoord en de gevoelens van andere HoU landfche Steden ingenomen te hebben, gerechtelijk uitfpraak gedaan werd, enden Graaf geraaden , om 't Handvest van het Stapel - recht, aldaar in ■waarde te houden, III Hoofdft. , bladz. 146, met beroeping op het Charterboek van M1 e r i s , II Deel, pag, 364 , en welke uitfpraak de Stad , zekerlijk, vergiffenis heeft doen verwerven. Indien men nu den geheelen toedragt der zaake, zo als ik dezelve, in den famenhang met de omftandigheden, heb voorgeteld, in overweeging neemt, is dan de anders keurige Wagen aar, in zijne boven opgegeeven Aanmerking , vooral , wanneer hij de Hollandfche Graaven van dien tijd , befchuldigt, van volfirekt te v/illen gehoorzaamd zijn, wel vrij te pleiten van Partijdigheid in deezen? Ook laat ik het aan 't oordeel van meer kundigen over, of het voorgaande, van 't zo even aangehaalde, uit de Aanmerking, te weeten, dat het voorbeeld, omtrent de Kennemers, toont, hoe veil Gtzachs de Graven zig begonden aan'  LU. Afdee. ling. 78 TOONEEL DER STAATS- zaak der Hoekfchen (2), of die van Gravin Jacoba, tegen de Kabeljaamvfchcn, welke aantematigen, wel zeer Staatkundig is? Veel juister begrip, dunkt mij, geven ons de Schrijvers van de te meermaals aangehaalde Vadert. Kronijk, omtrent de wezenlijke blijken van het aanzien en 't vermogen van Graaf Willem den III , door dit te hechten, niet aan de uitoefening van het inwendig Beduur, maar aan zijne Verbintenisfen buiten Lands, door de Huwelijken zijner Dochters; de laatfte aan den Kroonprins van Engeland en den krachedaadigen bijftand, dien hij verleende, om deezen Prins op den Britfchen Troon te helpen brengen. III Hoofajl., bladz. 147. Ik ben, met opzet, in deeze Noot wat uitvoerig geweest, en zulks, om twee bijzondere reden; I, „ om tebetoogen, dat groote Mannen, wanneer „ zij zomtijds voor een zeker Syuhema wat fterk ingenomen zijn, doorgaans,meer hunne driften dan „ de reden volgen." II. ,, Ter waarfchouwing aan „ Jonge Regenten, tegen de fchadelijke indrukken, ,, welke zulke onr.aauwkeurige. denkbeelden, als in „ de aanmerking van Wagen aar, boven gemeld, „ omtrent het . echt der Hooge Overigheid voorko„ men , dikwils op hunnen geest maaken , wan„ neer zij zig te veel aan de begrippen van an„ deren, zonder eigen onderzoek, overgeven." — Immersin de dagen, die nu, Goddank! voorbij zijn, gebruikte men dezelfde voorwendfels, om de kracht der Regeering te verzwakken, en ik behoef niet te zeggen, hoe veel Regenten, daardoor, uit een verkeert  GESCHIEDENISSEN. 79 ke het met Hertog Filips, haaren Oom, hielden, zelfs onbezuist verdedigden, tot dat zij verwonnen en op de vlucht gejaagd zijnde, het gevoelig voorwerp van 's Vorsten misnoegen wierden , die dan ook binnen Amfterdam, op den 13 Augustus van dat jaar, een zwaar Vonnis tegen dezelve velde, en waar bij de Stad Alkmaar verweezen werd , „ dat haare „ Poorten, Muuren en Vestingen, moes„ ten neêrgeworpen , geflecht en met „ den grond gelijk gemaakt worden; dat „ de Stad voortaan een open Dorp blij„ ven zou, zonder eenig Steden recht te „ hebben enz." Welk Vonnis dan ook in zijn keert geplaatst vertrouwen, zonder het gevaar te berekenen, ongelukkig geworden zijn. (2) Het Gefchil van Eoefoch en Kabel;aauwsch, ontftond omtrent het midden der XIV Eeuw, tusfchen Vrouwe Margareet en haaren Zoon,Hertog Willem, over het beituur der Graaffchappen van Rolland, Zeeland &c., welke twist, anderhalve Eeuw geduurd heeft. Die het met de Moeder hielden , noemde men Hoekfchen , en de aanhangers van den Zoon, Kabeljaauwfchen. Beide Partijen onderfcheidden zig, door verfchillende kleuren van Hoofddekzels; dragende de Eerften, roode en de Anderen, graauwe Bonnetten,, III. Afdeklino.  8o TOONEEL DER STAATS- iii. Afdee* LING. (3) Dus vermeld Boomkamp in zijne befchrijving van Alkmaar, bladz. 14, 15. 16 & feqq. Wanneer men nu de omftandigheden van dien tijd in overweeging neemt, en daar bij aanmerkt , dat de twee partijen, hier te Lande, van Hoeksck en Kabeljaauwsch , elk, om 't zeerst, ijverde, den een den anderen ai breuk te doen, dan kan zodanig vonnis , of [oen, alleen befchouwd worden, als een gevolg van de magt des Overheerfchers, en niet als een bevoegdheid tot Jlrafoeffening , voortkomende uit het recht van Hooge - Ovrigheid , aangezien 's Lands wettige Gravin, Jacoba, toen nog geen afftand der Regeering, aan Hertog Filips, fchoon hij zig Ruwaard noemde , gedaan had , en welk eerst twee jaaren laater voorviel. ( Zie Groote Kronijk, Divifie XXVIII Kap. XL.) Doch het vonnis zelve leezende, zo als het gevonden word, bij L a ngendijk, in 't II Deel der Graven van Bolland, bladz. 185-105, dan krijgt de zaak eene geheel andere gedaante. — De Kennemers en hunne togtgenooten, waar onder die van Alkmaar, als de voornanmfte Beftookers, genoemd worden, hadden op den 8 Mei I426, een Verdrag, of Beftand geflooten, met eenige van '.. Vorsten Krijgsbevelhebbers en met de Stad Haarlem, elkander wederzijds beloovende, zo lang deeze Wapenftilftand, die op zes weken bepaald was, duu- zijn geheel is uitgvoerd en eerst in 't jaar 1455, werd Alkmaar, door den zelfden Filips, toen wettig Graaf, in haare vroegere Voorrechten herfteld ( 3 ). Het  GESCHIEDENISSEN. 81 Het tweede geval, waar door die zelfde Stad, en andere met haar, wederom in ongelegenheid kwam, was ruim eene halve Eeuw laater, naamlijk in het jaar 1491. Zij had zig in een binnenlands oproer gemengt, welk men het Kaas en Brood/pel noemde, en in Noordholland onder de Kennemcrs en andere Bewoo* ners in dien oord, ontftondt (4); alwaar men diuiren zou, geene Vijandelijkheden, de een tegen den anderen, te zullen plegen; zo hadden nogthans de Kennemers kunnen goedvinden , deeze gemaakte Oorlogswet, aanftonds te verbrecken en de moedwilligheden te verdubbelen; om welke reden, voor» }', naamlijk, de Hertog zig ontflagen rekende van alle „ verdere verplichting, ten hunnen opzichte, en be,, voegt tot zodanige fchaverhaiing als hem zoude „ gelieven; aangezien hij oordeelde , dat zijlieden ,, door het fchenden van een Verdrag, dat getekend „ en bezegeld Was, lijf en goed aan hern verbeurd „hadden; doch uit bijzondere Goedertierenheid, „ zouden zij alleen verbeuren, hunne Privilegiën, „ Handvesten enz. en daarenboven betaalen, elk naar „ evenredigheid, zekere fora van Penningen, In het „ gemelde Vonnis nader uitgedrukt, en alwaar ook ,, de flooping van Alkmaars Muuren en Poorten af„ zonderlijk word gemeld. " Dit Vonnis werd gegeven te Amfterdam, den 13 Augustus 1426. [.(4),Orlers, in zijne Befch: ijvirig van Leiden, II Deel bladz, 426 , geeft 'er deczen naam aan; I. Deel. F ver¬ in. Afdfê'^ LINO.  82 TOONEEL DER STAATS- ni. Afdee» men, zelfs op eene gewelddaadige wijze, de verfchuldigde fchatting, die van 's Graven wege, door zijnen Stadhouder ingevorderd wierd, weigerde te betaalen , én hoewel zommige afgevaardigden uit de'Regeering van Haarlem, te Alkmaar verfcheenen, om met de Landlieden in billijkheid te handelen, onder belofte van vermits dit oproer onder de Landlieden en finalle Gemeente ontftond. Ook voerden zij daad- lijk het teeken van Kaas en Brood in hunne Vaanen, ten bewijze, waarom 't hun te doen was; zo dat men ze zederd, het Kaafenhroods Volkje noemde. E. van den Hoof, Hiflorie van f:nkhuizen , bladz. 37 en 38. — Tot deeze Muiterij gaven drie voornaame zaken aanleiding. I. Het zederd eenige» tijd eerst verhoosen en daarna wederom verminderen der Munte; zommige oordeelden, dat het Land hier door grooter nadeel leed, dan de langduurige Oorlog gedaan had, II. De Overftroomingen, door zwaare regens en daar uit gevolgden flegten Oogst des voorgaanden jaars 1490. Hl. Het ontveittgen van de Zee, door de Hoeklche Ballingen, welke zig te Sluis m Vlaanderen genesteld hielden, veel moedwil te fVtjk op Zee, in 't Marsdiep en elders pleegden en verfcheiden uit de Oostzee herwaards komende Graanfchepen, als mede veele Haringbuizen, wegnamen, 't geen e'erkmg eene groote fchaarste van levensmiddelen veroorzaak». Velius, Kronijk van Hoorn, II Boek, bladz. 8- & A?*-  GESCHIEDENISSEN. 83 van bijftand, zo zij hunne armoede behoorlijk te kennen gaven, liep echter eerlang de moedwil zo hoog, dat de onbezuisde menigte der Steden en Dorpen van Noordholland en Westfriesland, de Stad Enkhuizen alleen uitgezonderd, zig veroorloofden, op eigen Gezach, eene algemeene Dagvaart te Hoorn te houden. alwaar befloten werd , lievtr -den laat ft enMan te verliezen, dan meer fchatting te betaalen, waar toe zij onvermogend waren, ook gaven zij, tot dat einde, elkander gezegelde Brieven van getrouwheid (5). Met (5) Het onvermogen, met welken mantel zij hier hunne verkeerde handelwijze zoeken te bedekken, nam het recht van den Souvesein, om betastingen te bjfn, geenzins weg; de Behoeften van den Staat wettigden zulks, en geen Ingezeten is bevoegd van dit, en vooral niet gewapender hand, te weigegeren, zonder misdaadig te worden, aangezien men niet kan onderftellen, veel minder van wettige Regenten verwachten, wier betrekking tot allen gelijk ftaat , dat dezelve, voor billijke bezwaaren, onverfchillig zijn zouden. —— Wanneer men dit bepaald denkbeeld , omtrent het waar beftaan eener wel ingerichte Regeering, Uit het oog verliest, dan worden alle banden van betrekking , waardoor het onderling vertrouwen gekweekt word, over en weF 2 der m. Afdee- ling.  III. Afder- likg 84 TOONEEL DER STAATS- Met zulke woeste voorneemens zwanger en na het uitrichten van veel moedwil, 't welk, door het Gezach der ftedelijke Regeeringen, onmooglijk te bedwingen was, onder , losgemaakt, en de rust en welvaart der Maatfchappij, bloot gelteld , aan de gevaarlijkfte gevolgen. — Ondertusfchen zo lang de klagten der Onderzaaten , zij mogen wezenlijk of ingebeeld zijn, niet behoorlijk ter kennisfe komen, van hun, die 'er over oordeelen moeten, of dat men dit gedaan hebbende, Het onderzoek vooruitloopt, ofte leur ftelt, door daaden van eene kwalijk geplaatste drift , dan moet men 't aan zig zei ven , maar geenzins aan de Overigheid,wijten, wanneer de uitkomst niet aan de oogmerken beantwoordt. — De Staatkunde kan zig nooit regelen naar de begeerte en den wil van deeze of geene misnoegden; het zijn de belangen van het Algemeen , welke zij moet betrachten en die haar wettigen, tot zodanige infchiklijkheid als de omltandigheden van tijd en zaaken en de noodzaaklijke handhaving van het Hoog Gezach vereisfchen. — De oproerige Kennemers hadden, zo als uit den famenhang der geheele gebeurtenisfe, ten klatrften, blijkt, zie Ori.ers Beftfirijving van Leyden, II Deel, bladz. 426 & feqq., den rechten weg niet ingeflagen, maar aanftónds geweld geöeffend en toen die van Haarlem hunne bezwaaren wilden doen gelden, gelijk in den Tekst gezegd is, weigerden zij het befluit der Staaten aftewachten en maakten , die ongeoorloofde famenzweering, waar op deeze Necï eigenlijk' ziet.  GESCHIEDENISSEN. 85. ondernamen deeze faamgezwoorcnen, op JlI« den 3 Mei des jaars 1492, na te Alkmaar UMG bij een gerot te zijn, om naar Haarlem te trekken , en den Stadhouder , die zig, zo zij waanden, aldaar met eenig volk be 1 vond, te bevechten. Door hulp van'tGemeen en met geweld, een der Stads Poorten geopend zijnde, kwamen zij binnen ; gaven aan hunne onzinde woede den teugel, en het kostte niet weinig ftandvastigheid en moeite, eer men deeze redelooze Monfters , de Stad kon doen ruimen; hun vliegend Leger, geduurig door nieuwe Benden verfterkt, richtte toen den togt naar Leyden; hier ondernamen zij, de Stad te belegeren, doch dit mislukte, maar zulks verhinderde daarom hunne roof en plunderzucht niet, gelijk verfcheiden Dorpen, Sloten en Gehuchten, in den terugtogt, moesten ondervinden; tot eindelijk Hertog Albrecht van Saxen, Algemeen Stadhouder der Nederlanden , en Heer Jan van Egmond, Stadhouder van Holland, ~dien oproerigen hoop beteugelden en tot onderwerping bragtcn (6); doch het was niet, dan (6) Zie Velius Kronijk van Hoorn, II Boek, F 3 bladz.  III. ArDEELINO. 86" TOONEEL DER STAATS- dan onder zeer harde voorwaarden, dat de Kennemers, hunne Gebuuren en Me- de- bladx. 85 en vervolgens ; Boomkamp, BeJchrijvir,g van Alkmaar, bladz 34 -36; Sckrevel, us. Stichting der Stad Haarlem, I Boek , iladz. 53 & [eqq.\ benevens J. Orlers, in zijne Befchrijving van Leti den, bier vooren reeds aangchaalt, en welke allen ons overtuigen zullen, dat, het geen wij, bijzonder in 't voorleden jaar, hebben zien gebeuren; geen nieuw verfchijnzel In ónze Vaderiandfche Hiftorie oplevert , fchoon zulks door de meesten, als zodanig, fchijnt begrepen te zijn. De jongfte Folksbei oeting onder ons , zo als het mij voorkomt, is, wat de daaden van geweld betreffen, grootendeels gevolgd, na de Gebeurtenisfen van dien tijd; toen men zig ook van een vliegend BurgerLege bediende; dat even fchielijk uit een ging en vluchtte, op de komst des Hertogs van Saxen, als nu gefchiedde, bij de aannadeiïng van den Hertog van Brunswijk; terwijl men, wat het Staatkundige aangaat, zijn gedrag fchijnt gevormd te hebben, na dat der zederd bekende Louvefleinfche Factie , voor, onder en na het Sijnode Nationaal in de jaaren 1618 en 1619, gehouden, wanneer Aaens van Vei bintenis en AEti ns van Qjtaüficatie , niet minder in gebruik waren, dan in de laatfte dagen, bij ons, gelijk daar na blijken zal; eindelijk, en als een derde voorbeeld van navolging, zou men, met opzicht tot het affte/len ian Regenten, kunnen bijbrengen, het gedrag der Qildcrfchen, in 't begin der tegenwoordige Eeuw , al aanftouds na het Overlij den  GESCHIEDENISSEN. 87 dcftanders, wederom jn genade wierden aangenomen (7); fchoon nu de hun opge- leg- den van Prins Willem den HL Kon mijn Raad behaagen, ik zou Jonge Regenten en vooral de Zoonen der Patricii, of Eersten des Volks , die de naafte aanfpraak op de Geftoeltens der Eere hunner Vaderen hebben, ernftig aanmaanen, zig toetcleggen, op de Kennis, zelfs var de minfte bijzonderheden , onzer Volks - Historie . waar van zij het gewicht en de nuttigheid, bij alle voorkomende nieuwigheden, of in ongewoone gevallen , 'c zij in het Burgerlijke, of in de medebeftuurinj van den Staat , met genoegen ondervinden zuUen Deeze Wetenfchap, zal hun behoedfaamheid lceren, en hun, daar zij de gevolgen in zien, afhouden van zc ligdijk in gevaarlijke ontwerpen te treeden, van wel ke de uitkomften, altoos, duister en onzeker blijven (7) De verzoening gefchiedde, op den 25 Mei des jaars 1492; de.Voorwaarden, van welke aan elk de; fchuldigen, op zig zelve, opene Brieven van Genad verleend wierden, kwamen hier op uit: I. Haarlem Alkmaar, beiden, moesten in han den van den Hertog van Saxen, hunne Privile ■gien en Banieren, als verbeurd zijnde, overleveren II. Haarlem moest de geëischte Bede toeftaan , ei telkens, wanneer in verdere .Bede, door twee va: .de groote Steden bewilligd was, de derde zijn. III. Haarlem en Hoorn moesten ieder eene Stads poort overleveren. F 4 IV-E III. Afdee. LING. 1 I e  88 TOGNEEL DER STAATS- III- leerden foèn, ditmaal, niet met die geftrengtw™ heicl gefchiedde, als zulks wel eer, fchijnt uit- IV. De andere Steden verbeurden insgelijks hunne Privilegiën en Handvesten. V. De Poorten, Muuren en Vestingen der Stad Alkmaar, moesten, even als bij de voorige gelegenheid , geflegt worden en de Gragten gedempt, ten haaren koste. VI. Elk Huis te Alkmair werd ten Eeuwigen dagen eene belasting van 3 duivers 's jaars, opgelegd; en van 2 duivers, die der Westvriezen. VIL Alle Geweeren, Gefchut en Buskruid, mitsgaders alle Papieren, betreklijk tot het nu gedempte oproer, moesten uitgeleverd worden. VIII. Dat het Klerk Ambacht van Haarlem voor altoos verviel aan de Graaflijkheid , als mede IX. Alle verleende of verpandde Domeinen, waar van de Brieven te rug gegeeven moesten worden. X. Bcgrout de Schatting van elke oproerige plaats, maakende faamen een hoofdfom van 51300 gouden Andries-guldens. XI. Een aldaar genoemd aantal Perfoonen, als ico uit Kennèmtrlatid, 25, uit . likwaar &c. worden verweezen, om voor net verblijf des Stadhouders zig te vervoegen, zonder geweer, blootshoofds, en barrevoets , elk met een wit ftokje in de hand en aldaaf op de knien liggende, alzo om genade voor nunne bedreeven misdaad te moeten bidden; ftellende hun leven en goederen in zijne handen. XII. Buiten alle genade worden uitgefloten , 35 Perfponen uif Alkmaar , 50 uit Kennemcrlaiul en 100  GESCHIEDENISSEN. 89 uitgevoerd te zijn CO; misfchien wel uit Hl. & . Afdes» hoofde der minderjarigheid van den Graal, L]MG< . zo bleef daarom echter de magt van den Souverein dezelfde , aan wien het vrij- ftaat, den misdadigen gunfte te bewijzen, of niet, zonder dat zulks hem in zijn wettig recht, elders, kan benadeelen (ƒ). Verdere voorbeelden van dien aart, hier bijtebrengen, vinde ik onnoodig, elk onpartijdig Leezer zal mij gereedlijk toellemmen, dat de Graaven in de aan- ge- (e) Befchrijvivg van Alkmaar, bladz. 39. (ƒ) Zie hier vooren, Noot 5. 100 uit ïFestvrieslana', die de Hertog van Saxen noemen en neemen mogt , om daar mede naar zijn believen te handelen. Behalven nog de zulken, die aan 't pleegen van openbaar geweld fchuldig Honden en de beroertens hadden helpen bevorderen; en XIII. Om welke in zijne handen te leveren, belofte gedaan was. XIV. Die van Texel moesten, geduurende, twee maanden, ten diende van den Schout, onderhouden 25 Gezellen van Oorlog, en die van M7estvriesland maaken en opwerken, de Merkten en vastigheden, die de Hertog ordonneeren zou, zo te Haarlem als te Hoorn. Zie Velius Kron. van Hoorn, II Bock, bladz. 89. D 5  9o TOONEEL DER STAATS- III. gehaalde gevallen, de hun toevertrouwde j™"" magt van Opperheeren , niet misbruikt, maar in tegendeel, door de betoonde daaden van Gezach, waarlijk het heil van den Burgerftaat bevorderd hebben. ■ Zo ooit de nog onlangs geliefdkoosde ftelregel, dat niet het Folk, om den Regent; maar de Regent, om 't Folk is, in den volftrektften zin bewaarheid is geworden, het was in de gelegenheden , die ik U vermeldde. Tot welke rampen zou de Maatfchappij niet vervallen, indien het Volk zig zelfs beftuuren moest! Drift en Geweld zijn de gewoone drijfveeren hunner handelingen, en de werkzaamheden van beiden, ftaan altoos tot gevaarlijke uiterftens gereed, waar van de gevolgen, alleen, door de tusfehenkomst van hooger Gezach, of voorgekomen, of gefluit moeten worden ; derhalven is de Regent de ziel der Burgerij; de waarborg voor de Vrijheid, veiligheid en gerustheid van den Ingezeten , en de befchermeren handhaver van ieders Rechten. Onder- Thans uit Gebeurtenisfen betoogd heb- zoek om-bende, hoedanig de Graaven, in verfchiltrent het ^ ^ ^ k ^ dg aan hun af-  GESCHIEDENISSEN. 91 afgeftaane Oppermagt , dit verkreegen recht, bij voorkomende gelegenheden, x ,NGi pleegden te doen gelden, zo fpreekt van recht des zelve, dat aan's Vorsten zijde, insge- t'olks' gelijks, de Voorwaarden moeten voldaan worden, volgens welke hem die Oppermagt is afgeftaan; naamlijk, de handhaving der Rechten en Voorrechten van 't Volk; of dat anders bij verwaarloozing daar van, het Volk insgelijks gewettigd is , zig te doen gelden, door wederom dat Gezach in te trekken, 'tgeen het, ter bevordering van de gemeene welvaart, in Zijne handen gefield had , om dat door riem, aan 't eindoogmerk dier afftand, niet voldaan word (g). Schoon ik hier het Volk, dat is, de Wat men .._ , .. .. door het geheele Natie, noeme, begrijpt ij- volk dader oordeelkundig Leezer van zelve, dat dehjk 0 verdaan ik daar door niet verfta , noch verflaah moet. kan , elk Ingezeten , hoofd voor hoofd, die met elkander de groote Masfa eener verbondene Maatfchappij uitmaaken (8), maar (<#) Bladz. 70. (8) Men zie de bovenftaande bladz. Onze Zogenaamde Vrijheids- sooncn, fchoon zij elk hunner on-  92 TOONEEL DER STAATS- III. maar alleen de zulken, die uit kracht der umo? aangenomen orde van 't beduur, als Overheden en Regenten erkend wor- onderhoorigen tot Majefteiten verhieven , en met dien Tijtel, in het honderd, voortfchermdcn, fcheenen zelfs, wanneer het op zaaken aankwam, van het onbeftaanbaare daar van, overtuigt te zijn, en dit is gebleeken, toen zij al de macht van die geheele fcheepsladingen van Majefteiten, flechts bepaalden, tot eenige weinige Qeconjlitueerden : zo waren bij voorb. de zestien duizend Majefteiten, die in Amfterdam , de Alle van Qj/aiificatie zouden getekend hebben, verplicht, alle hunne Hoogheid af te ftaan, aan het goedvinden van flechts viiftien andere Majefteiten, niet alleen zonder de minfte terughouding, maar zelfs met die blinde onderwerping, van alles, buiten onderzoek, te zullen goedkeuren, wat deeze Opper - Majefteiten immer verrichten mogten , en zulks nog onder verband van hunne Perfoonen en Goederen , zonder dat die Ceconflitueerde Majefteiten, konden goedvinden, aan hunne zijde, zig lot het allerminfte te verbinden. — Waren dit geene heerlijke vooruitzichten van die bekoorlijke Vrijheid, welke men aan het Voik beloofde, na dat men hun eerst tot flaaven maakte? Onze gevestigde Regeerings- vorm, eischt wel eene onderwerping van den minderen aan den meerderen , op dat de goede orde zou ftand houden, maar laat den minderen nogthans vrij, zijn goed recht, tegen den meerderen , des noods, te doen gelden en hier door onderfcheiden zig Republijlijken, van Monarcbaate Regeeringen,  GESCHIEDENISSEN. 93 worden en in die hoedanigheid, bij alle III. gelegenheden, het Volk vertegenwoordi- ^/^f" gen; of dat het zelfde is, die gewettigd en bij Eede verplicht zijn, de belangen der Burgerijen, daar en waar het behoort, te verdeedigen en voorteftaan. Wanneer nu de Vorst, of Opper-Regent, willekeurig, afwijkt, van 'tgeen, om het welk na te komen , hij zig verbonden heeft, en zulks uit beweezen daaden genoegzaam blijkt, dan zijn deeze Hoofden des Volk, de Perfoonen, bij welke de Gemeentens, ieder in 't bijzonder, zig vervoegen moeten , tot herftel van de bezwaaren, die't Algemeen drukken : doch niet als Eisfchers, want dit fluit altoos een zoort van verdenking in , en maakt de beste oogmerken twijffelachtig; maar als Klagers, welke zig op de billijkheid, eerlijkheid, goedwilligheid en trouwe van hunne Vertegenwoordigers gerust verlaaten; wier verëenigd vermogen zij inroepen, ter befcherming, verdediging en handhaving van de algemeene welvaart, en door dit te doen, dezelve nader magtigen, tot alles, wat vereischt word, om de Rechten en Voorrechten van het geheele Volk  94 TOONEEL DER STAATS- Volk, op eene wettige wijze, te doen gelden. Zodanig, als ik hier om- fchreeven hebbe, is het denkbeeld, welk ik mij van het beftaan eener waare Vtlksmagt voorftelle, niet alleen omtrent een Tijrannisch Opperhoofd., gelijk Filips de II, voor de Nederlanden was, maar ook omtrent alle Regenten, die door gevaarlijke en afwijkende Nieuwigheden, de vastgeftclde orde in den Staat zoeken om te keeren en te veranderen (9). Onze Historie is mooglijk menigvuldiger dan eenige andere, in geduurige Volks? ■ beweegingen, en fchoon niet te ontkennen is, dat'er zomtijds wel eens wettige re- de- (9) Het is bekend, dat de Staaten in voorkqmende gelegenheden , zig meer dan eens van hun wettig Gezach bediend hebben, tegen zodanige hunner Mede - Regenten , welke fchuldig ftonden, aan Volks-verleiding, die zig als hoofden eener gevaarlijke Partij hadden opgeworpen, endaar door veroorzaakt, dat een gedeelte der Ingezetenen , zig de vereischta gehoorzaamheid aan de Regeeringen dorst onttrekken 5 '1 zij door de zodanige te ontzetten van de hun opgedraagen Waardigheden, of faun zelfs door fterker middelen te vervolgen. — Ook deeze dagen leveren daar van de fprekende bewijzen. Oor- fprong der mee; teberoei lens. III. Afdee- ling. Oor-  GESCHIEDENISSEN. 95 denen van misnoegen voorhanden waren, maar die onwettig gemaakt wierden, door de middelen van Oproer, zo zijn mij echter de meeste deezer onlusten voorgekomen, ontflaan te zijn , door misleiding, opruijing en aanhitfing van zonrmige eigenbelangzoekende Grooten, die de ligtgeloovigheid des Volks, tot werktuigen misbruikten, om de zulken , die hunne heerschzucht in den weg Honden, den voet te ligten, en zig zeiven te verheffen ; een gebrek , dat in alle zoorten van Regeeringen gemeen is, aangezien alle Regenten menfchen zijn, en de mensch overal, door de zelfde neigingen van eigenbelang, geleid word, maar 'tgeen bijzonder altoos de fchadelijkfte uitwerkzels in Republijken , of Vrij - Gemeenebesten, voortbrengt; alwaar de Democratie, of Volks-Regeering, een gedeelte van 't Beftuur uitmaakt. —— Ik zal, daarna , gelegenheid genoeg hebben , dit meer uitvoerig te betoogen, wanneer ik in den loop van dit Werk verplicht zal zijn, daaden te vermelden, die de waarheid van mijn gezegden bevestigen zullen; ondertusfchen, hoedanige onlusten, voor III. ÜFD UNO  UIL AFDEELING. Die,tegc Füips d' II, was wettig. IV. AF- 96 TOONEEL DER STAATS- voor, of na, den regeertijd van Filips den II, in de Nederlanden ook mogen voorgevallen zijn , deezen, door welke de zederd verbonden Zeven Landschappen genoodzaakt wierden, zig nhet gezach en de gehoorzaamheid van : hunnen Vorst te onttrekken, kunnen met volkomen recht, wettig genoemd worden. Geen ingebeeld misnoegen , dat verandering bedoelt; geene erkende en onredelijke wrok, van 'sLands Grooten, tegen hem; geene dartle uitfpatting van een welvarend Volk, door overvloed en weelde , toomloos geworden , maar zijne eigen onwaarde , door Woord en Eedverbreeking, om een vrij Volk te regeeren, rechtvaardigde het gedrag van Overheden en Gemeenten, voor God, voor de Wereld en voor hun Geweeten.  GESCHIEDENISSEN. 97 VIERDE AFDEELING. Aanhoudend misnoegen tegen Granvel* le, dat hem noodzaakt te vertrekken. In de voorige Afdeeïing zeide ik, dat Granvelle gehouden werd,voor den hoofdbewerker onzer rampen, en dat zulks eene algemeene verbittering, tegen hem, te weeg bragt(ö), welke nog merklijk vergrootte, toen, kort na 's KoningVertrek uit deeze Landen f het oprichten , der nieuwe Bisdommen in dezelve, tot 1 ftand kwam; toen hij tevens tot het Purper verheven en aan Hem het Aartsbisdom van Meehelen werd opgedragen. De Geestelijkheid even weinig als de Regeering en het Volk, fchoon uit verfchillende oorzaaken , over deeze nieuwigheid voldaan, voegde zig bij de anderen, waar door, gelijk Hooft 't uitdrukt, dekreet van («) Zie hier voorèn , bladz. 66. Hooft» I Boei, bladz. a6t I. Deel. G IV. Afdes- lino. 156°. tlgemeen lisnoe- en.  IV. Afdeeliivg. 98 TOONEEL DER STAATS- van misnoegen, aan alle kanten opging (i > Het bleef echter lang bij morren, zonder, dat men moeds genoeg fcheen te hebben, van zig tegen zijn gehaat Beftuur te verzetten (2); wanneer eindelijk in het vol- gen- (1) Willem de Eerste, in zijne Eerfle Apologie zegt, „ dat'er geen Ingezeten gevon„ den wierd , van wat rang of ftaat hij was, die „ zig door alle deeze dingen niet benadeeld of ver„ kort achtte; want, gaat hij voort, de Koelen ver„ beeldden zig, dat het gezach van den Kardinaal en „ de invoering der nieuwe Bisfchoppen, die allen „ van hem afhingen, dienden, ter hunner onderdruk„ king en alleen, om het bellier van 't Land te ftel„ len, in handen van de Geestlijkheid, en zulks, in „ de daad , aan den Koning te ontneemen, vermits ,', de Geestlijkheid kou voorwenden , aan niemand eenige gehoorzaamheid fchuldig te zijn. De Abten, Prelaten, Conventen en Collegien, " meenden mede, dat de nieuwe Bisfchoppen zig „ met hunne pluimen zouden verderen en verrijken, en door het in bezit te neemen van de Abdijen, hun van de magt der verkiezing zouden beroo- " ver!. Het Volk zeide, dat dit de eenige weg "„ was', om alle Vrijheden en Voorrechten te verniel tigen, de Inquifitie in te voeren en de oude ftrafheid der Plakaten te vernieuwen en hun aan de „ flavernij der Geestelijkheid te onderwerpen. Ma%ujcript, bladz. 13. (2) Hooft meent, dat de Weelde en Overdaad, die  GESCHIEDENISSEN. 99 gende jaar, de eerfte aanleiding van openbaare verwijdering, door hem zeiven, gegeven werd, bij gelegenheid zijner Intrede die toen onder 's Lands Grootten, en zelfs onder veeIe Kerklijken, heerschte, hun veelal de handhaaving der Regeering deed verwaarloozen, terwijl aan den anderen kant, eenigen zich met voordacht van 't bewind onthielden, om alle verwijt voor te komen, en den kwaaden uitflag der zaaken, op den kop des Kardinaals te doen vallen, indien zijne geftrenge handelingen, het Gemeen, gelijk men tegemoet zag, tot daadelijkheden mogt brengen; I Boek , bladz. 35; Dit laatfte is ook het gevoelen van van Me te ren, II Bock,fo. 32.; maar van Rejjd, die wel met Hooft inflemt , omtrent de toen plaats hebbende zedeloosheid, befchouwt dezelve eerder, als de oorzaak van de zederd gevolgde onlusten , om door eene verandering in de Regeering, eene verbetering in hun Fortuin, door de Verkwisting merklijk aan 't ebben zijnde, te bewerken; Oorfprong der Nederl. Oerlogen, I Boek, bladz, 2. Willem de L, in de hier vooren aangehaalde Apologie, fchrijft deeze verdraagzaamheid toe, „ aan de zucht des Volks voor „ hun Vorst en Heer, en aan de hoop die men voed„ de, dat de Koning de voorige dienden zou erken„ nen en van gedachten veranderen, door 't affchaf„ fen van de nieuwigheden, ter beede zijner Onder„ zaaten, in plaats van gehoor te geeven aan de in« blaazing van eenen Vreemdeling, en andere onbe„ kende Lieden, die tegen 'sLands Voorrechten en „ 'sVorften gedaanen Eed, de invoerders van alle „ die nieuwigheden waren. Manufer. bladz. 13. G 3 (Vfdeb- 11 hg, \  ioo TOONEEL DER STAATS- IV. AFDEELING.15ÖI. Eerfte ge volgen daar vai Granv le misl Oranji en Egwond. de te Mechkn; hij had, weetende, hoe weinig hij op de gunst van 's Lands Eerften aankon, niemand van hun daar bij genoodigd, om, zo hij voorwende, gee"ne weigering te ondergaan; maar moog.lijk uit Staatslist, om te ontdekken, of men onverfchillig genoeg, omtrent heny, zijn zou, en terug blijven; gelijk dan ook wezenlijk gel'chiedde, zeggende zij, van niet genoodigd te weezen (£). Deeze kennelijke verachting een Man aangedaan , die zo diep in de gunst zijns Meesters deelde, kon niet anders voortbrengen, dan eene openlijke ultbarfting van het wederzijds ongenoegen, en eene verachting van elkander, fchoon de Kardinaal nog ftceds den geveinsden bleef fpeelen. Dit fineulend vuur bragt wel dra een grooter vlam voort, waar toe de twee volgende gebeurtenisfen ftrekten. — De Prins van Oranje, welke omtrent -l deezen tijd, den Koning verlof gevraagd ■idhad, zich met eene Dochter van Lotharingen re verbinden, werd hem zulks afgefla- (b) Hopperus, In Hoynck van . Papendreciit, Anal. Belg. onder de benaming van Memorial des Troublei &c. Livr. l.\ Cap. \\\.,pag. 24,ali roede, LI ooft, IBoek, bladz, 35.  GESCHIEDENISSEN. 101 flagen, en zo als daarna bleek, door toedoen van Granvelle, die bedenking vond een Perfonaadje, onder ft eunt van overgroote achtbaarheid, en gunst der Landzaaten , door 't behuwen van zo na Uoedverwantfchap zijner Majefteit, in top te trekken. De Graaf van Egmond werd, onder het masker van vriendfchap, en vertrouwen , insgelijks door hem listig misleid, in de medebenoeniing, aan den Koning, toteenen Stede-Voogd te Heidin in Artois, waar toe hij het recht ter voordragte had, van iemand, die de Kardinaal zeide flechts ten Hove bekend te willen maaken, doch die daarna de verkiezing, op zijnen gunfteling Avist te doen vallen (c). —- Dit dubbel vergrijp, en zulks omtrent hun, die hem het meeste i konden benadeelen, is mij voorgekomen, j de voornaamlte oorzaak van zijnen val ge-1 wcest te zijn; aangezien de beide Prins-1 fen zig zederd tegen hemvereenigdentV). De zaak der Bisdommen, en andere wederrechtelijke handelingen, waar aan hij fchuldig ftond, gaven de beste gelegenheid, O) Hooft, IBoek, bladz o. <\d~) Dezelfde, I Beek, bladz. 35 en 36, G 3 IV. LINO. Deeze 'ereeni;en zig egen den fardilaal.  IV. Afdee- ling. De Gra van Hooi fchrijft aan den Koning over de nieuwe Bisdom men. loa TOONEEL DER STAATS- heid, om hem, door zijne eigene daaden, te ftraffen. Oranje en Egmond gevoelig van zo lelijk van den Kardinaal doorgeftreeken te zijn, verborgen hun misnoegen niet; de eerste wist zig echter meer bedekt te gedraagen; maar Egmond, als een rondborstig Krijgsman, kwam overal even vrij, voor zijne meening uit, zo, dat de Hertogin ,fhet zelfs bemerkte (e). De Graaf van "Hoorn, die, daarna, met Egmond, zijne trouw voor 't Vaderland, zo duur ' moest boeten, vind ik de Eerfte, welke uit naam der Staaten van Braband, wegens het invoeren der nieuwe Bisdommen, aan den Koning fchreef, en hem de zwarigheden, dien aangaande, voor oogen ftelde (ƒ). Deeze ftap had ras tot gevolg, dat de voornaamfte Steden van dat Gewest, en ook die in andere Provinciën, naijverig, omtrent hunne Voorrechten, begonden te worden (g); de Gemeente, die onweèrfpreeklijk het ergfte te duchten had, door zulke voorbeelden bemoedigd, (e) P. F. Strada, I. Deel, bl. 171. (ƒ) Bor, I Boek fo. 19. (g) Hooft, I Boek, bladz. 37.  GESCHIEDENISSEN. 103 digd, liet zig eerlang door daadelijkheden gelden ondertusfchen, dat de ver¬ bitteringen, tegen den Kardinaal, de boezems der Grooten , dagelijks , meer en , meer deed zwellen, 't geen aan zijn kant, 1 door openlijke tekens van verachting en , onberaden fchimp , beantwoord werd, | doch waarin hem 's Lands Adel niets toe-, gaf (3). De Landvoogdes, met reden ; 0 be-i (h) P. F. Strada, I. Deel bladz. 156 & feqq. (3) Het geval, waar op ik hier ter plaatfe dode, en dat door alle de Nederlandfche Historie- Schrijvers van dien tijd, wordt opgegeeven, behelst, „ dat „ Granvelle, hoe doortrapt hij fcheen, echter dik- wils vergat, wat oorbaar was en den tijd voegde; Z dat hij, niet alleen op de Ridders, waar onder 'er „ zekerlijk eenigen zig in verkwisting te buiten gin" gen openlijk als achteloozen, dwaazen en fpil'„ penningen fmaalde, maar ook op zeker huis van , hem , een Vrouwe beeld deed Hellen , houdende in de eene hand een Wijn/chaal en in de andere „ een Waterlampet , en daar onder zijne gewoone '„ Zinfpreuk: Durate, zo veel, als volhardt, te „ kennen geevende en waar mede hij den Adel wil\, de verwijten, dat z'jne matigheid hunne verkms- ting verduuren zou — Dit ftak te fterk in de \, oogen, om zulks met onverfchilllgheid voorbij te " zien; op zekere Maaltijd, alwaar de voornaamfte van „ 's Lands Adel tegenwoordig was, werd onder de G 4 »vro- IV. Afdeï* l1nu. 1562. let Volk ;omt tot laadlijk- ïeden, erwijl de ;rooten :lkander )penlijk lefchira >en.  io4 T00NEEL DER STAATS» IV. Afdf.e« uno. ft'ontigr.i . naar Spanje gezonden,keertvruchtloos te rug. bekommert, voor de verdere uitwerkzels dier gapende oneenigheden , oordeelde, naderen last aan den Koning te moeten vraagen en hem de zaaken , gelijk die waren , te laaten vooritellen. De Heer de Montigni vertrok hier op naar Span- „ vrolijkheid des Wijns, het karakter van den Kar„ dinaal rondborstig behandeld , met betuiging ,, dat zijne hovaardij en vermetelheid niet langer kon. „ gedraagen, maar het Ridderlijk misnoegen, door „ eenen wederhoon , kenlijk behoorde gemaakt te n worden , waar van Egmond, zo men zeide, ,, door het lot, het voorftel werd opgedraagen, welke dan meende, dat men de Knechts in zwart laken moest klceden, met een Zotskap op den mouw gebot duurt; dees inval werd daadlijk goedgekeurd en ter uitvoer gebragt. De vond beviel „ het Volk, doch de Hertogin meenende, dat men „ hier mede den Roomfchen Godsdienst wilde be,, lpotten , en voor verdere gevolgen duchtende, „ toonde 'er zig gevoelig over , maar geen kans „ ziende, den getergden ijver, te Muiten, bragt her, „ door verzoek, zo verre, dat men den Zotskap in „ een Bundel Vijlen veranderde. Met dit nieuw Zin„ beeld zeiden de Edelen, hunneEendragt tot 'sKonitigs Dienst, gemeend te zijn; maar de Vrinden van „ Granvelle, namen het voor een Genootfchap, vérbonden, om zig tegen hem te kanten , gelijk „ zij te vooren, ook den Zotskap, op den Kardi„ naalshoed duidden. Hooft, I Boek, bladz. 39.  GESCHIEDENISSEN. 105 Spanje, doch keerde te rug, zonder iets van belang uitterichten (i). Deeze te leur Helling, waar van aan Granvelle de fchuld gegeeven werd, vermenigvuldigde wel de Raadsvergaderingen te Brusfel, maar zonder vrucht. Oranje wilde, dat men de Algemeene Staaten zou doen bijeenkomen , als het krachtigfte hulpmiddel voor het tegenwoordig kwaad; doch de Kardinaal, welke hier uit weinig goeds voor zig verwachtte, wist dit den Koning en de Landvoogdes te ontraaden ; fpaarende zelfs, bij die gelegenheid, den Prins noch zijne vrienden niet (kj. Oranje, Eg¬ mond en Hoorn ziende, dat hunne poogingen, tot 's Lands heil, geduurig gedwarsboomd wierden , beflooten, oirl zig de algemeene Volkszaak , met ernst, aan te trekken, door het gedrag des Kardinaals, in eenen Brief, voor den Monarch open te leggen, gelijk dan ook in Maart, van dit jaar, gefchiedde (/); doch (O E. van Meet er en, ÏÏ.Boek fo.n. (*) Bentivoglio, lBoek, bladz. 20. (O Hooft, I Boek , bladz. 41,, II Woek, bladz. 44-46. G 5 IV. afdeeling. Voorftel vanOranje afgeweezen. Oranje, Egmond en Hoorn ijveren voor 't algemeenbelang. 1563.  LIL Afdee- lino. Dit ver groot de verbittering. Aanme king. (m) Bentivoglio, I Boek, bladz. 26. 106 TOONEEL DER STAATS- doch dezelve, zo min als een betoog, dien aangaande, aan de Hertogin gedaan, en een nader klaagfehrift aan den Koning gezonden, hadden geene de minite uitwerking; dit verbitterde van dag tot dag, den Adel, hoe langs hoe meerder tegen 'Granvelle, vermits zij zig als de meestbevoegde Perfoonen aanmerkten, om over's Lands toeftand te kunnen oordcelen ; men was dan bedacht, om den gemijterden Vreemdeling op allerlei wijze den voet dwars te zetten, en hem met openlijke verachting te behandelen, 't zij in de Vergadering, of in bijzondere bijeenkomftcn; zelf gaf men hun , die het met den Kardinaal hielden, den fpotnaam van Kardinalisten («;). Het is een gemeen zeggen, dat Hoogmoed voor den val komt; maar zo ooit ecnig fpreekwoord, in den volften zin, bewaarheid is geworden, •-'twas in den Perfoon van Granvelle. Stout op de gunst des Konings, en trots op zijne eigen bekwaamheden, verbeeldde hij zig boven alles verheven tc weezen en niets ontziende, om zijne ftaat-  GESCHIEDENISSEN. 107 ftaatzucht te voldoen, werd hij door de- IV. zelve verraaden (4). De aanhoudende ^imf' (4) Het zal ongetwijfeld den Leezer niet onaangenaam zijn, eenig nader kennis te krijgen aan den Man, die eene zo geweldige Rol in de Nederlanden gefpeeld heeft. Emanuel van Meteren zegt: „ dat hij de Zoon is van zekeren Nicolaas „ Perenot, wiens Vader een Ambachtsman ge„ weest was, te Nozeroi in Bourgondie, die N i„ col aas had doen ftudeeren ; welke van Klerk, „ Procureur in 't Parlement van Dole werd, en daar , na door aanbeveling, in dienst der Landvoogdesfe „ Margaretha, als Sekretaris, kwam; vervol„ gens in dezelfde hoedanigheid bij den Keizer over» ging, die hem tevens Raadsheer maakte, wanneer „ hij de Heerlijkheid van Granvelle kogt, en „ door zijn uitgeftrekt bewind in Duitschland , en „ elders, veel fchatten vergaderde. Dat deeze N i,, col aas drie Zoons naliet, waar van Antonij „ Perenot, de bedoelde Perfoon, één was. Hij „ werd meest onder 't oog des Vaders opgevoedt en „ verkreeg daar door eene uitgebreide kennis van „ Staatszaken;" II Bock, fo. 13. verfo. Als Bisfchop van Attrecht is hi] eerst bij den Nederlander bekend geworden, zo als uit den loop van ons verhaal genoegfaam blijkt. Bentivoglio van zijn karakter fpreekende, befchrijft hem: ,, Verwaant „ van Natuur, oploopend en door een geest gedree„ ven, die dikwils meer naar 't ongewijde, dan ge„ wijde geleek; vermaak fcheppende in twist en nijd, en eer genegen, om op eene trotfe, dan bezadig- » de  io8 TOONEEL DER STAATS- iii. Afdeelino. Cranvel le vertrekt. ftandvastigheid, des Adels, tegen welke hij eindelijk begon te bemerken, van het niet lang te zullen uithouden, knakte zijnen hoogmoed, en overtuigde hem de Man niet meer te zijn, die hij zig waande ; het duurde echter tot het begin des volgenden jaars, eer hij met de daad befloot, den Koning, heimlijk zijn ontfiag 'te verzoeken, die 'er, na eenig draalen, in bewilligde; gelijk hij zig dan ook weinig maanden laater, naar Bourgondie begaf, onder voorwendzel van 'er zijn oude Moeder te bezoeken (»)• — Het was den Nederlander onverfchillig, wat reden hij voor zijn vertrek wilde inbrengen, indien zij hem maar kwijt raakten ; de Prefident Viglius, die, met den Heer van Barlaimont, in alles de zijde van Granvelle, in den Raad, hielt, mogtvrij 's Lands Ridders fchamper toeduwen, dat zij even als Schoolkinders, zig ver (») Zie onze meeste Hiftorie-Schrijvers,op dit Jaar. „ de wijze, boven andere uittemunten; doch bij dit „ alles een groot Staatsdienaar , ervaaren in ver„ fcheiden Taaien en Weetenfchappen." i Boek, bladz. 13.  GESCHIEDENISSEN. 109 verheugden , over het afweezen huns Meesters (0); zij hadden veel te hooge bedoeling, te weeten, het heil des Volks, dan zig de laagc uitwerkzels eener knarsfende nijd te bekreunen. Het verwijderen van den Prelaat had echter niet aanftonds 't gewenscht gevolg, aangezien den invloed zijner gunftclingen,die alleen diende,om de zaaken meer en meer te verwarren, en daar door het verwijt te ontgaan, dat ze nu verbeterd waren (p). — De Staatslisten zijn nooit menigvuldiger, dan wanneer die ftrekken moeten, om goede oogmerken te dwarsboomen; maar een eerlijk Gemoed, door Deugd en Trouw beftuurt, kan daar dooi niet verfchalkt worden: zo ging het thans ook aan Oranje en zijne Vrienden. Zij, op aandrang der Hertoginne, in den Staats - Raad , welken zij, zederd eenigen tijd niet meer bijwoonden, te rug gekeurd zijnde, floegen aanftonds de handen aan 't werk , zonder zig over de kunftenaarijen der Kardinaalsgezinden te be- (ö) Viglius, grondig Bericht , of Vervolg op de Graaflijke Hiftorie, door V. H. bladz. 224. ■ (p) Leven van Willem den Eersten ; I Deel, bladz. 364. Afdee- LING. Gevolgen daar van. Oranje en zijne vrienden komen weder in den Raad.  iio TOONEEL DER STAATS- IV. Afdee- ling, Karakte van Wi, lem den ] (?) Hooft, 11 Boek, bladz. 45. (5 1 Dit is het geen men eene gezonde Staatkunde noemt, die zig ftandvastig bij het groot oogmerk van 't algemeen nut, bepaalt, zonder zig met zogenaamde zwarigheden, die daar van afleiden, op te houden, bekommeren (5); waar door eerlang, zegt Hooft, het Hof een geheel ander aanzien kreeg; de middelen, door hun, hier toe aangewend, waren, volgens hem, ook zeer eenvoudig; onverflapten ijver in 't voortzetten van het werk; goede verflandhouding met die van den Heimlijken Raad en van de Geldmiddelen; gepaart met eene heufche handbiedinge aan de Leden van Staat en der goede Steden. Maar in 't bijzonder getuigt de zelfde Schrijver van Prins Wil:lem den L, dat hij geen weerga had, in ' grootdaadig-, mild- en behulpzaamheid; dat 'hij de gemeene gebreken des Adels, vermetel en hovaardig te zijn, had afgelegd; elk even heusch en minzaam bejegende, en zonder zijne achtbaarheid te kwetzen, door eene fchrandere aanminnigheid, de harten van groot en klein wist te winnen (^). VYF-  GESCHIEDENISSEN, m VYFDE AFDEELING. Voortgang der Nederlandfche Onlusten ; Verbond der Edelen en gevolgen daar van. ^JL^oen Filips de II., in't jaar 1559, naar Spanje vertrok, had hij tot beter beleid der zaaken , aan de Landvoogdes, drie bijzondere Raden toegevoegt, de Raad van Staate , welke , het bewind . had, over Vrede en Oorlog, en wat inj 't gemeen ter befcherming deezer Landen 1 diende, waar van onder anderen, Oran-] je, Egmond en Hoorn, Leden waren. De Heimlijke Raad, belast met de zorg voor 't handhaven der Wetten en van het Recht, en de Raad der Geldmiddelen, die bewind voerde, over de Graaflijke Goederen en Inkomlten («). Vermits nu in den eerstgenoemden Raad, Granvelle de altoosduurende voorzitter was , wist deeze door zijn onbepaald gezach en den aanhang, welke hij al- (*) E, van Met eren, I Boek, fo. 3<5. «# V. Afdee» ling. Oranje, Egmond n Hoorn, eden van len Raad 'anStaa. e.  na TOONEEL DER STAATS- v. Afdee- i ing. Onttrekken zig der vergadering:doch keeren in denzelver te rug. Hunne werkfaamheidzederd. aldaar en in den Heimhjken Raad had, alles naar zijn zin te doen overhellen; waarom de bovengemelde Ridders weigerden, Van langer in eene Vergadering te verfchijnen , die nergens toe diende, dan om hun te dwarsboomen en clerzelver beste oogmerken nutteloos te maakcn. Hoe wel zij nu bij het vertrek des Kardinaals genoeg voorzagen, van daar door alle zwarigheden niet te boven te zijn, hadden zij ten minften zo veel gewonnen, van thans hunne talenten, ten voordeele van de goede zaak, te kunnen aanwenden : en dit bleek eerlang, wanneer Oranje en de zijnen, vasthielden, dat de Raad van Staate, welke het voornaam' fte opzicht was toevertrouwd, ook recht had om te weeten, wat 'er 'mdtnHeimelijken Raad en in die der Geldmiddelen omging; dit werd met zo veel kloekmoedigheid doorgedreeven, dat Viglius, anders een Man van doorkneede kundigheden en Preiident van den Geheimen Raad, benevens de verdere aanhangers van Granvelle, eindelijk het geding moesten opgeeven. Hier bij kwam nog , dat de handelwijze in den Raad van Staate best gefchikt was, overeenkomftig den fmaak des  GESCHIEDENISSEN, iti des Volks, als minst naar de Spaanfche ftrafheid hellende. De vrugtgevolgen deezer Overwinning wierden dra kenlijk: de Geloofsdwang verklapte, en de uitoeffening van 't Recht gefchiedde met meerder zagtzinnigheid (£). Niemand ver^ wondere zig echter, dat het toen reeds ging, als nu, met de beste bedoelingen aan verkeerde oogmerken toe te fchrijven, om die verdacht te maaken; immers de drijfveeren der menfchelijke handelingen worden, meestal, door de wending van eigenbelang beftuurd; waar tegen geene behoedmiddelen zijn uittedenken: onze daaden moeten derhalven bewijzen , wat waarlijk de geheimen van ons hart zijn. Althans de Landvoogdes betoonde in de tegenwoordige verrichtingen van den Raad van Staaté, veel genoegen te neemen, en een groot ver-' trouwen in Denzelven te ftellen (i) ; dit (£) Hooft, llDeel, bladz. 47, (r) Viglius in het reeds gemelde grondig Bericht, bladz. C25, klaagt, dat wanneer hij, volgends de Ordonnantiën en Oude Gewoonten , eenige ge- 1 deei<- h wich, v. afdee» ling. Gevolgen daarvmij Zij wïrjtien het irertrouIven van le Landroogdesi  H4 TOONEEL DER STAATS- v. Afdee ■ ino. 156$. dit bleek ook, onder anderen, toen zij^ nog voor bet uiteinde van dit jaar, de Leden openlijk bedankte, voor den ijver, met welken zij haar den elendigen ftaat des Lands, als met den vinger, hadden aangcweezen: zet mij derhalven, zegt zij, indien ooit, te deezer tijd, uwe goede genegenheid , wijsheid en zorgvuldigheid bij, in 't op/peuren van middelen , die men bij der hand te neemen hebbe, tot verwinning der algemeene nood enz. Het voorflel, aan haare zijde was: om den Koning, of door Brieven, of door een Gezantfchap, van alles te onderrichten (c), en welk laatfle men voor het beste oordeelde. De Graaf (c) Hooft, II Boei, bladz. 49. wichtige zaaken van Juftitic en die in den Geheimen Raad moesten behandeld worden, aan de Hertogin bekend maa.ite, Zij hem verzondt, naar den Raad van Staate, en zulks op verzoek des Prinsfen van Oranje, die met de zijnen Itaande Weidt, dat men in den Geheim ?n Raad en in den Raad van Firtantie niets mogte handelen, zonder Denzelven daar van kennis te geeven, en van dien tijd af, zegt hij, wierden alle zaalten van Religie, Inquifitie, Plakaten, raakende de uitvoering van 't Concilie van Trente, de zwaarigheden tegen de nieuwe Bisfchoppen, en dergelijke zaaken, bij den Raad van Staate behandeld.  GESCHIEDENISSEN. ii$ Graaf van Egmond, een Held, die zig aan zijn Vaderland en Vorst verdienstlijk gemaakt had (d), en met Oranje de algemeene achting des Volks deelde (e), werd dien last opgedraagen, waarvan hij zig wel naar zijn vermogen kweet, maar daarom niet gelukkiger Haagde; het antwoord, 't geen hij uit Spanje bragt, had den fchijn van veel goedwilligheid, maar tot het fchorten der vervolgingen, tegen de zogenaamde Ketters, was de Koning luttel genegen; niet te min gedoogde hij, dat men in den Raad van Staate eenige Bisfchoppen, Godgeleerden en Raadslieden van beproefden ijver zou roepen, om met dezelve een voet van leering te beraamen , ter beftiering en ftiehting van de Gemeente. Schoon nu dit voorftel daadlijk werd opgevolgd (ƒ), betoonde Filips echter fchielijk, hoe weinig men zig, op zijn Vorstlijk woord, vertrouwen kon : want zonder het beiluit der pas begonnen onderhandelingen aftewachten , kwamen, eerlang, nadere Brieven,waarin (rf) Zie hier vooren, bladz. 47. («) Benivoclio, I Boek, bladz. 7. {/') Hooft, II Boek, bladz. 51. H 2, afdeeling, Egmond word arfn den Koning gezonden. Keert mes beloften terug. Filips veranderd van gevoelen*  ii 6 TOONEEL DER STAATS- v. \fbee ikg. Annmei in de Koning gelastte, dat men zonder verder veinzen, de gevangen Ketters en Herdoopers te recht ftelde (g). Ik behoef niet te melden , dat deeze onverwachte tijding, vooral, daar men zig met eenige meerdere gemaatigdheid begon te vleijcn, eene gevoelige aandoening bij de beste Leden van den Raad, veroorzaakte. Men verhaalt , dat Egmond, bij die gelegenheid, zig niet ontzag te zeggen, dat de Kotiing geen woord hield (h*). Zeker waren het de Vrienden van den Staat niet, die Zijne vervolgzucht gaande hielden, noch de zijnen, aan welke het waar belang van Filips , dierbaarder had behooren te zijn (2). Het bleef bij dee- Grondig Bericht, bladz. egfc. (h) Hooft, II Bock, bladz. 52. (2) Van Meteren zegt, dat de geftfengheid des Konings veroorzaakt werd, zo door de afgunfliirheid van den Spaanfchen Raad, als door de Spanjaarden , welke men uit de Nederlanden had doen Vertrekken; insgelijks door den ijver der Inquifiteurs en de aanhangers van Granvelle in deeze Landen, waar onder hij den Heer van Barlaimont met naame noemt. Deeze zouden Filips denII., tos dit gedrag aangespoord hebben, voorwendende, dat bij  GESCHIEDENISSEN. 117 dcezen eenen last niet, om welke te volbrengen , de Inquïfitie zig fchielijk gereed toonde; maar de Koning gaf, een weinig laater,ook bevél, het Concilie vanTrenten, alom, in te voeren, en dePlakaaten, te* gen de Ketters, te handhaven (z); waai door niet alleen de voorige goede oogmerken verijdeld wierden, maar, de zaak zelfs van kwaad tot erger liep. Ik zou te ver uitweiden, indien ik van alle de verwarringen melding maakte, welke de geduurig vernieuwde ftrengheid des Konings, (/) Blomhert, VII. Hoofddeel, bladz. 60. hij hier door de zaligheid zijner ziele zou bevorderen, en tevens zijne overige Staaten, daar mede in bedwang houden. Gebeurde het echter, dat zij wederfpannig bleeven, was zulks een gefchikt middel, zig door den Paus van zijn gedaanen Eed aan die Landfchappen , te doen ontdaan en 'er Spanjaarden en Vreemde Soldaaten in te brengen, om dezelve te bedwingen; die vervolgens voor aangewonnen en overheerde Landen te houden , en niet voor Vaderlijke Erfgoederen: daar van een Koningrijk te maaken, en hun zulke Wetten te geeven, als hij noodig zoude Gordeelen ; dat men eenigen der voomaamfte het hoofd voor de voeten moest doen leggen, om ontzag te verwekken, en dit noemden zij eene volkomen gehoorzaamneid. II Boek, fo. 34. H 3 v. Afdeeling. Verklaart zig openlijk voor geweld.  118 TOONEEL DER STAATS, v. AFDEELING. Gefteldheid hier re Lande, bij die gelegenheid. nings , zo in den Raad , als onder het Volk, veroorzaakte. Viglius, hoe Spaanschgezind anders , duchtte insger lijks voor de uitvoering het zal genoeg zijn, om 'er den Leezer een denkbeeld van te geven, dat ik hier overfchrijve, 'tgeen de Muider-Drost 'er van getuigt: „ Burgers, Edelen, Steden, en „ Staaten, zegt hij, kwamen met klag* „ ten op klagten, ten Hove, over de ver„ volging, den overlast en de kwelling, 9, hun aangedaan, door delnquifiteurs en „ derzelver Gcmagtigden, die hun, met „ aanklagten, betigtingen en in pleittrek„ ken, Eer, Goed, Bloed, Vrienden en „ Maagen,veeg of onveilig maakten. Op „ Wandelplaatzen , Straaten en Bijeen„ komften, hoorden men over niets anders ?, fpreken ; men vroeg elkander, of 'er „ fnooder Slavernij te verzinnen was, „ dan in 't midden van Verklikkers een , tzitterend leven te leiden , die woorr „ den, werken, ja, gelaat en gedachten, „ optekenden en ten ergften overbragten, 5, aan luiden voor de welke zig Keizer Ka, (*) Grondig Bericht, bladz. 235.  GESCHIEDENISSEN. 119 „ Karel niet had kunnen hoeden, noch „ den laster ontgaan, van de Lutherfche „ in Duitschland te zacht gehandeld te „ hebben (3)? Tobbende onder alle deeze zwaarigheden en daar de Koning op geenerlei wijze, tot bezadigdheid te brengen was , begon eerlang alles tot een zoort van Regeeringlöösheid te vervallen; Oranje, Hoorn en daarna ook Egmond,onttrokken zig, andermaal, eene Vergadering, alwaar hunne tegenwoordigheid, op nieuw, geheel vruchtloos gemaakt werd; zij waren echter de éenigfte niet onder de Ridders, welke de loop der zaaken gevoelig tegen de borst ftuitte. Veelen begrepen, dat daar men. door de handen iri een te flaan, der heerschzuchtigen Granvelle, nog kon (3) Hooft, II Boek, bladz. 65. In de laatftf dagen van het zogenaamd Patriottismus, voorledei jaar, fcheen men dien weg ook wel op te willen; voor 'tmiHst, de handelingen der Polityke Inquifiteurs onder den naam van Defenfie-weezen , kwamen zee nabij, aan die der Gettofs-onderzoekers van dien tijd de Declaratoren der zig noemende Vrijheids - zoo nen zijn daar van getuigen 5 en hoe werkzaam zij ii de uitvoering hunner dreigtaal waren, heeft een ge deelte der Regeering van Delft ondervonden, H 4 v. Afdee. LIMO. 1S66. Misnoegen der Edelen. 1 r 1  isp TOONEEL DÉR STAATS- Afdee- U£JP. Zij verbnv-'enzig ondei kort geleden, genoodzaakt had, dee? ze Landen te ontruimen , het tegenwoordig misfchien niet geheel buiten hoop was, zo men maar ftandvastig bleef, om de wederom dreigende rampen te boven te komen. . Deeze bedenkingen, gepaard met de bewustheid, dat de nood pene fpoedige hulp vereischte; dat zij, als 'sLands-Eerften, ook de naastten waren, om zijnen ondergang te verhoeden; zodanig, dat, zonder hunne kragtdaadige tus? fchenkomst, alles verlooren was; waarom het algemeene Volk, daar ook de oogen op hun gefiagen hield, voor wier belang zij trouw gezwooren hadden, waren de prikkels, die hun aanzetten, tot eene nadere en naauwere Vereeniging (4). Meer dan vierhonderd Ridders namen, voor en na, deel aan deeze Verbintenis, '-zij (4) Te Water in zijne Hiflor.van 'tVerbond der Edelen, zegt, dat zij op dien tijd geen toeleg hadden, om den Koning van zijn wettig gezag, over de Nederlanden, te beropven; dat hunne voorzichtigheid en Staatkunde niet gedoogde, dat men dezelve zulke grootfche 'ontwerpen toefchreeve, maar dat hun oogmerk alleen was, de verwerving van Vrijheid , *'n den Burgerjlaat en den Godsdienst, I Stuk, fcladz. 4.8 en £Qf  GESCHIEDENISSEN, im 't zij door eene daadelijke ondertekening van het Verbond zelve, of wel door eene fchriftelijke goedkeuring. Aan 't hoofd der eerften vind men, onder anderen , Henrik van Brederode en Lodewijk van Nassau (5). Het zal der moeite wel waardig zijn, den geheelen Inhoud van djt Verbond hier me- (5) Hendrik van Brederode , welke in de vertaalde Redevoering van wijlen den Hoogleeraar. Burman, over hem gedaan, genoemd wordt: Geleider en Spreeker der Bataaffche Edelen, bl. 9, was een afftammeling van onze Hollandfche Graaven, hij beweerde zelfs zedert, dat hem de Graaffchappen van Holland en Zeeland, van rechtswege, toekwamen; Tewater, l,fluk, bladz. 21 en sa. Hij werd in 't jaar 1531 te Brusfel gebooren, en was de tweede Zoon van Heer Re in oud van Brederode, Burggraaf van Utrecht, Opperhoutvester van Holland, Ridder en Deken van V Gulde Vlies, en van Filippina, Dochter des Graaven van der Mark, eene Nichte van Keizer Karel den V. P. Voet, &c. Oorfprong der Heeren van Brederode. Eerst omtrent deezen tijd, ontmoet men hem als een Perfoon van aanbelang, in onze Vaderlandfche Hiftorie, gelijk, daarna, ook nader blijken zal. Lodewijk van Nassau, was de Broeder van Willem den I.; een Held van waarde, voor dit Gemeenebest en in welkers fjienst hij op de Mokerheide fneuvelde. H p v. \fdei LING.  V. AFDEELING. InhoUc van hun verbond 122 TOONEEL DER STAATS- mede te deelen, vermits zulks den Grondfteen gelegd heeft, tot de Unie van Utrecht en de zederd gevolgde Afzweering van Filips den II., als Heer deezer Landen. Hetzelve was Briefsgewijze ingericht, en luidde: „ Een ijgelijk zij kenlijk, die deezen „ tegenwoordigen Brief zullen zien of ' hooren leezen, dat wij Ondergeteken„ den , ten vollen onderricht geweest zijn, hoedanig een hoop Vreemdelin„ gen , geenzins de Welvaart van den „ Lande toegedaan, en weinig bezorgt, omtrent de Eer van God en den Bloei„ ftand der Gemeente, alleen bedoelende, „ om hunne eigen Hoogmoed en Gierig- heid, te verzadigen, al was 't ook ten „ koste van den Koning en van alle zij„ ne Onderzaaten , en zulks onder den fchijn van 't onderhouden van den Ka„ tholijkera Godsdienst, en de Eendracht „ des Volks ; door middel van valfche. voorwendzels, zijne Majefteit hebben „ weeten te overreden, tegen zijnen Eed „ en de hoop, in welke hij ons geduurig gehouden heeft, van eene verzagting w der voorige Plakaten, in zaake van Re„ ligie, dezelve ftrenger te maaken, en met  GESCHIEDENISSEN. 123 '„ met alle geweld de Inquifitie in te voe„ ren , welk niet alleen eene daad van „ onrecht is, maar ftrijdig met alle Gees„ telijke en Wereldlijke Rechten en ver„ re te boven gaande, de Wreedheden, „ die ooit onder Tijrannen zijn uitgeoef» e, fend geweest; het geen niet anders „ ftrekken kan, dan tot onëer van Gods „ naam , en tot eenen geheelen onder? „ gang van deeze Nederlanden: zodanig, w dat zommigen, onder het dekfel van „ fchijnheiligheid, zoeken te niet te „ doen , alle Ordonnantiën van Policij, alle gezag en vermogen der oude Wet„ ten en Gewoontens, zederd onheuglijk „ ke tijden plaats hebbende : zoekende „ den weg af te fnijden, om vrijelijk in de Staatsvergaderingen te mogen fpre„ ken; hoe ftrijdig anders tegen de oude p Privilegiën en Voorrechten , en waai „ door de Burgers en Inwooners deezei „ Landen, zouden gemaakt worden, tot „ elendige Slaaven van de Inquifitcurs: „ Volk, geene achting waardig, dat al„ leen in 't oog heeft, Overheden, Amp- tenaaren, den Adel en verdere getrou„ we Onderdaanen, te Hellen onder hei „ bedwang van hunne nafpeuringe en „ dus v. Afds ling»  i24 TOONEEL DER STAATST- v. Afdee. üho. „ dus in geduurige perijkel van Lijf en „ Goed ; waar door niet alleen de Eer „ van God en van den Katholijken Gods„ dienst, maar zelfs de Majefteit van „ den Koning, word verminderd, en in „ gevaar gebragt, om te verliezen alle „ zijne Staaten ; ter oorzaake van het „ verval der gewoone Hanteeringen en „ Koophandel - het ftilftaan en ophouden „ der Ambachten; het verloopen derGar„ nifoenen; de Hechte ftaat der Frontier„ fteden, en het aanhoudend misnoegen „ onder het Volk, zo genegen tot op„ ftand, welk alles de afgrijsfelijkfte ver„ warringen en wanorde bedreigt. Dee„ ze zaaken bij ons rijplijk overwoogen „ zijnde, en in aanmerking neemende, „ de Post tot welken wij geroepen, en „ wat wij, als getrouwe ïafallenvzn zijne „ Majefteit, verfchuldigd zijn, om door „ gereede en willige dienften zijne voor„ zeide Majefteit bij te ftaan, in het „ handhaven van zijne authoriteit en „ grootheid, benevens den welvaart des „ Lands , hebben gemeent en nog bij „ deezen meenen, dat het niet genoeg zoude weezen, alleenlijk wederftand 5, te bieden aan de voorfchreven onge- „ mak-  GESCHIEDENISSEN. ia$ 3 makken, maar dat wij ook moeten trag„ ten van daar tegen te voorzien, ter be- veiliging van ons lijf en goed: ten ein„ de niet blootgefteld te worden, tot een „ roof der zulken, die onder het dek„ kleed van Religie, zig zeiven met ons „ goed en bloed zoeken te verrijken; om „ welke reden wij, met eenpaarigheid „ van Hemmen, beflooten en vastgefteld „ hebben, te maaken eene heilig te houde„ ne Confoederatie en Allian„ tie; elkander beloovende en onder- ling verbindende, bij plechtigen Eede, 5, om met alle onze magt de Inquisi„ tie te wederftaan, en te verhoeden, ,, dat dezelve, op eenigerlei wijze, het „ zij heimlijk, of openbaar, onder wat „ Masker, kleur of naam, worde inge„ voerdt, maar ons daar tegen te ver„ zetten, en die uitterooijen, als zijnde „ het begin en de oorzaak van alle on„ rechtvaardigheid en ongeregeldheden, „ en hier in volgende het voorbeeld „ van 't Koningrijk Napels, proteftee- ren Wij, met een goed geweeten, „ voor God en Menfchen, dat wij niet „ van meening zijn , eenige dingen te „ onderneemen, welke zouden mogen 5, ttrek.- V. Afdeelinu.  i2Ö TOONEEL DER STAATS- v. AfdeE' „ ftrekken, tegen de eer van God, of „ tot vermindering van de Grootheid en „ Majefteit des Konings, of zijne Staa„ ten; maar in tegendeel, dat onze im „ tentie niet anders is, dan om den Ko„ ning en zijne Staaten te beveiligen, en 3, tevens de goede order en Policij te „ handhaven, door, zo veel in ons is,„ alle [editie en oproer der Gemeente, w te keer te gaan; zo wel als alle over„ heerfching en partijdigheden. Welke „ Confoederatie wij hebben be„ looft en bezwooren, en als nog beloo- ven en zweeren, te zullen onderhou„ den, vast, onverbreeklijk en ten eeu„ wigen dage , dat is , zo lang als ons „ leeven duurt; neemende God Almag„ tig tot getuigen, dat wij noch direéte., lijk , weetens of willens , iets zullen doen of ondernecmen, hier tegen ftrij„ dende, en om dezelve onze Confoe„ deratie en Alliantie te ratifi„ ceeren , hebben wij elkander belooft, „ gelijk wij belooven bij deezen, de een „ den anderen, allen bijftand te bieden, „ met Lijf en Goed, als Broeders en ge„ trouwe Gezellen, fchuldig zijn, en „ niet te gedoogen, dat iemand van onsa 0 of  GESCHIEDENISSEN, ja? j, of van onze Geeonfcedereerden eenig geweid, of oneer, worde aangedaan, of „ vervolgd aan Lijf en Goed,'tzij, voort„ komende uit de werkzaamheden dei „ Inquisitie, dan wel gefundeert op „ de Plakaten, daartoe betreklijk, of ein 9> delijk ter oorzaake deezer Confoed era tie. En zo verre eenig bijzon„ der aanval mogt gefchieden, op een „ onzer Broeders en Geallieerden, op „ welke wijze ook, zo hebben wij be„ looft, en gezwooren , gelijk wij be„ looven en zweeren bij deezen , Hem „ te zullen bijftaan , zo wel met onze „ Goederen, als wat verder in onze magi „ zal zijn , zonder iets te fpaaren , oi „ eenige uitzondering te maaken , allej 5, zodaanig als of het voor onze eigen „ Perfoon was; verftaande en verklaaren„ de wel uitdruklijk , dat wij ons aar 3, deeze Confoederatie niet zul„ len kunnen onttrekken , wanneer die „ zelfde Vervolgers, of Aanranders mog„ ten goedvinden, hunne oogmerken. „ onder eene andere gedaante te verber„ gen, even of zij alleen bedoelden, dc „ oproerigheden te ftraffen; immers, zc „ ons kwaame te blijken, dat dergelijke „ voor V. Afdee» luk?.  V. AFDEELING. isO TOONEEL DER STAATS* „ voorwendzels, indedaad, uit de boven„ gemelde zaaken voortvloeijden, moet „ aan ons niet geweeten worden eenige „ misdaad van Rebellie, aangezien onzen „ weêrftand als dan, een gevolg zijn zou, „ van onzen ijver en loffelijke begeerte, „ om de eer van God, de Majefteit des Ko„ nings, de rust der Gemeente en de vei„ ligheid van ons Lijf en Goed te verde- digen, wel verftaande nogthans, en be„ loovende zulks den een den anderen, dat een ijder van ons in zodanige gevallen,■ „ zig gedragen zal, naar 't gemeen, advijs „ van alle de Broeders en Bondgenooten, „ of de geenen, die daar toe zullen wor,, den benoemdt, ten einde eene onver„ breeklijke eenigheid, onder ons blijve „ gehandhaaft, en onderhouden, en alles „ verricht worde, met gemeene ftem,, men , ter meerdere vastigheid en be- ftendigheid. Tot getuigen van deeze. „ onze Confoederatie en Al„ liantie, hebben wij Gods Heilige . „ Naam aangeroepen, als de Schepper „ van Hemel en Aarde ; als de Richter ,1 en Onderzoeker der Confcientien enliar„ ten, die ziet, kent en weet, dit alzo „ ons voorneemen en befluit te weezen. „ Hem  GESCHIEDENISSEN. 120 Hem ootmoedig fmeekende , dat Hij V. „ ons door zijne kracht van boven, wil l^c?" „ onderhouden in eene geduurige ftand„ vastigheid en ons wil geeven een Geest „ van Wijsheid en bedaardheid, om dus „ voorzien zijnde, van goeden en rijpen ,, raade, ons voorneemen mag dienen tot ,, een gelukkig en gewenscht einde, ftrek„ kende tot glorie van Zijnen naam, tot dienst des Koning, tot vrede en rust „ van 't algemeen Welvaaren, en tot za- ligheid van onze zielen; Amen (6). Hoe (6) Zie Dor, II Boek, fo. 38., waar nit ik die gewichtig Huk heb overgenomen, doch, tot duidelijker begrip van den Leezer, naar onze tegenwoordig verbeterde taal, veranderd. —— Onder de menig* vuldige verleidingen van het zogenaamd Patriottismus, is ook deeze, dat men de Gemeente heeft willen doen gelooven , dat de beruchte Acte van Verbintenis , tusfehen eenige Vaderlandfche Regenten, in UJaar 1786, te Amfterdam geflooten, gelijk ftond aan dit Verbond der Edelen, en zulks op dien valfchen grond, of laat ik liever zeggen, onderden bedrieglijken dekmantel, dat beiden het belang des Volks bedoelden. —— Blaar welk een hemelbreed onderfcheid is hier, in Perfoonen, Zaaken en Omftandigheden ? • De Edele?» maakten toen, zo wel als nu , een Lichaam op zig I. Deel. .1 zei-  V. Afdee- l1k0. Bekommeringover dit Verbond ten Hove 130 TOONEEL DER STAATS- Hoe ftil dit werk ook belegd was, om alle ontijdige verhinderingen voor te komen, zeiven uit. Zij waren het, die met en b?ncvens den Graaf, oudtijds, alleen regeerden. Mr. S. van ^Slingelandt fchijnt zelfs te onderftellen, dat zo 'er, onder de oudfte Graavcn, Staaten geweest zijn, die het Volk reprefenteerden, de Edelen, of de voornaamfte uit hun , daar voor moeten gehouden worden. Staaft GefehUft. , I Deel, bladz. y~ Elders lees ik, dat verfcheiden Steden en de meeste Dorpen, hun oorfprong aan de Edelen verfchuldigd zijn, wijl deeze bevoegd waren, Sloten te bouwen, en Recht te oeffenen, over de Vrije Lieden, welke rondöm die fterktens zig ter neer zetten, en insgelijks, om de aldaar gebouwd wordende Huizen, door Gragten en Muuren te mogen influiten. Mr. J. Meerm an, Gefchied. van Graaf Willem van Hol/. , I Deel, bladz. 9 en 10. Dit lichaam der Edelen heeft zig zederd altoos blijven Maande houden , en nog heden ten dage , verbeeld het zelve, in elk der verfchillende Provinciën van ons Gemeenebest, V Eerfte LH van Staat. Uit den vereenigden boezem van dien tijd, of wel uit de wettige Meerderheid der Edelen, is net bovengenoemde Verbond voortgekomen, zonder, dat mij ergens - gebleeken is, dat de Steden, uitmaakende het andei gedeelte van Staat, 'er zig tegen verzet, of zulks, als wederrechtlijk , verklaard hebben. ls het zo geleden geweest, met de Atte van Verbintenis 5 immers neen! de Ontwerpers en Tekenaars konden geene de minfte Wettigheid voorwenden. Wel is waar,  GESCHIEDENISSEN. 131 men, kon echter niet verhoed worden, dat 'er uit de menigvuldige Vergaderingen, waar, onder deeze faamgezwoornen bevonden zig, Edelen en Regenten , doch in welke hoedanigheid verfcheenen zij ter plaatfe hunner bijeenkomst? Kwamen zij 'er als Afgevaardigden der Edelen, of der Steden, dan wel, als cnkelde Perfoonen en alleen voor zig zelve? Dit laatïte kan niet ontkend worden; want nergens is gebleken, dat zij met eenigen last, 't zij van de Orde, of van de bijzondere Steden, waar van zij zeiden Regenten te zijn, voorzien waren; derhalven konden zij niet hooger dan aanzienlijke Particulieren befchouwd worden, en dus geheel onbevoegt, om, onder welk voorwendfel ook, eenige Staatsgewijze Vergadering te houden , als ftrij- dcnde tegen de Plakaaten van den Lande. De Zaaken, waarop het Verbond der Edelen rustte, waren Gebeurtenisfen, zo wel ftrijdig met de zederd Eeuwen gevestigde Vrijheid des Lands, als met da gemaakte en bezwooren overëenkomften , tusfchen Filips en de Staaten, om welke te handhaven, het Lichaam der Edelen insgelijks eed gedaan had. Hunne onderlinge Verbintenis was derhalven een natuurlijk gevolg van derzelver plicht, daar de Koning bleef weigeren, om, aan de billijke Vertoogen, ten beste van Land en Volk, gehoor te geeven. ( Zie hier vooren bladz. 70 en 71. ) Zij hadden , daarenboven, gelijk uit het Verbond zelve blijkt, geene bedoeling den Monarch in zijne wezenlijke Voorrechten te benadeelen, of te verkorten, maar om die te bevestigen, ia den Welvaart van het Algemeen, I 2 door V. Afdekling>  V. AFDEELING. 132. TOONEEL DER STAATS- gen, welke de Edelen, thans meer dan anders, hielden , verdenking ten Hove rees, door de herftelling van de zo noodige rust. Het is om deeze reden, dat Willem de I. in zijne Apotigii,K recht zegt, dat tf/ Verbond geene Rebellie, of Confpiratie inhielt, vermitt de Verbondenen vastlijk daar bi] bleven, dat hunne meening niet was, iets te doen, ofte beginnen, ft rijdende met de Hoogheid des Kot ings, of ten nadeele zijner Landen. Manufcr. bladz. 22. — Indien men de verhitte drift naar Hoogheid , van zommige heerschzuchtige Edelen, en den Louvefteinfchen wrok van eenige Stedelijke Regenten, tegen het Huis van Oranje, aftakeld, van de beweegredenen, welke de Amfterdamfche Staatsvergadering bijbrengt, om haare wederrechtelijke Acle van Verbintenis aanneemlijk te maaken, dan zal men bevinden, vergeleken met de gevolgen , zederd dat de zaak , waar voor zij zo geweldig ijverden, te weeten Vrijheid en Voorrechten, flechts voorkomt, op ijdele hersfenfchimmen en bedrieglijke voorwendfels, om de ligtgeloovigen , onder het Masker van Patriottismus, tot hun eigen fchade en verderf, te misleiden endoor dien weg zig tot Despoten, of Willekeurige Heer- fchers op te werpen. De aanleidende Omftan- - digheden tot het Verbond der Edelen en tot die der Acle van Verbintenis, gaapen ook zeer wijd van elkander. — Toen de Edelen zig verëenigden , was 'er daadelijk gevaar, voor Goed, Bloei en Le. ven, zo als onze Bi Serie - Schrijvers eenpaarig getuigen, maar toen deeze Aaemaakers voor den dag kwa.  GESCHIEDENISSEN. 133 rees, welke aldaar te grooter zorg baarde, aangezien men niet ontdekken kon, wat 'er eigenlijk fchuilde, vermits zig alles Hechts tot losfe geruchten bepaalde. De Edelen, wier daaden het licht niet behoefden te fchuwen,en nu hunne zaak tot ftand gebragt hebbende, deeden zij daar van aan de Landvoogdes kennis geeven : Egmond vertoonde zelfs een affchrift van dit Verbond, in den Raad van Staats, kwamen, ieefde elk wel te vreede en niemand had eenige bezwaaren van gewicht, ten zij zommige misnoegden, die door den Heer Erfstadhouder, inooglijk niet fchieKjk genoeg , bevorderd wierden. Zie daar het onderfchcid uisfchen de Waarde en het Gewicht dier twee verfchillende Vertonden, boven genoemd , eri die zommigen gaarne van gelijk belang gefield zagen. Ik wil niet, dat men mij hier omtrent geloove; elk onderzoeke de Waarheid van het geen ik zegge. Ik heb mij daarom ook vanbefchuldigingen tegen de laatften onthouden, en die hun openbaar ten laste gelegd worden. (Zie Acte van Verbintenis, in '/ voorgaande jaar uitgekomen; waar in de Acte van Confoederatie, bejlaaude in 12 /irtykels, en eene Ade van SeclvSie, gevonden word, als mede zekere Vaderlandfche Brief, over beidet) en welke, zo ze wezenlijk zijn, hun eiks verfoeijing waardig maaken. V. L1HO.  V. AFDEELING. Genoegen der Gemeente deswe gen. 134 TOONEEL DER STAATS- te (/), 't geen zederd, door andere affchriften , ook onder het Algemeen bekend werd, alwaar het van Roomsch en Onroomsch, van groot en klein, geprezen en met blijdfchap aangenomen werd (m). De Hertogin, meer door vrees dan hoop geflingerd , geene mooglijkheid ziende, de uitbarfting van het dreigend onweêr, dat zij zig voorftelde, te keeren , zogt nu raad en toevlucht, zelfs bij hun, op wier aankleving zij anders zo weinig {laat maakte. Dit fchrijvende, fchiet mij eene aanmerking te binnen, die mij gewichtig genoeg voorkomt, om door jonge Regenten , ernftig , overwogen te worden: naamlijk, dat Deugd en Eerlijkheid, Karakters zijn, die niet alleen de ziel inwendig gerust ftellen, maar zelfs bij onze tegenpartij eerbied en vertrouwen wekken. Schoon nu de Landvoogdes te wel verzekerd was, dat zij zo min bij het voornaamfte gedeelte der Vlies-Ridders, als bij de Stadhouders, den gewenschten troost te wachten had , fcheen zij niet te min overtuigt, dat dcezen haar den besten raad (/) Hooft, II Boek, bhdz. 72. (»;) Bentivogho, II Boek, bladz. 27'  GESCHIEDENISSEN. 135 raad zouden geeven, en dit bleek te meer, om dat zij Oranje en H0.0r.n, bij herhaaling, liet verzoeken, om in eene groote Raadsvergadering, door Haare Hoogheid te Brusfel beichrecven, te willen verfchijnen, gelijk zij deeden. Het Voorftcl der Hertoginne , in die aanzienlijke famenkomst, behelsde, „ eene „ aanmaaning, om rond en vrijmoedig te „ zeggen, wat hun dacht, het heilzaam„ fte te zijn, zo met opzicht, tothetdem„ pen der gereezen zwarigheden, alsaan„ gaande het ftuk der Inquifitie en Pla„ kaaten , tot eer van God, den dienst „ Konings en 's Lands welvaaren." Men helde algemeen over, zo al niet tot het geheel intrekken, ten minfte tot het opfchorten der Plakaaten, en om iets toe te geeven. Oranje, in 't bijzon¬ der, klaagde, „ dat men hem in 't begin „ niet gehoord had. Hij deed opmerken, „ dat de geftrenghcid der Inquifitie en „ Plakaten , het getal der Onroomfchcn „ vermeerderde, maar niet verminderde; „ dat de oude Kristenen plegen te zeg„ gen, dat het bloed der Martélaaren, „ het zaad der Kerke was; hij liet de e-e„ volgen van alles, ter verantwoording I 4 „ van v. Afdee. lino. Raadsvergadering hier over. Sevoeien 'e.  136 TOONEEL DER STAATS- ' V. Afdek» ling. Men komt tot geen befluit. „ van de Bisfchoppen; doch hij oordeel„ de, dat men de Bondgenoot en eenigermate „ moest te vrede, of 't Lands Vrede in ge„ vaar feilen, en deeze raad dacht hem „ de heilzaamfte («)." Verfcheiden dagen duurden de onderhandelingen over dit aangelegen ft.uk, zonder nogthans tot eenig befluit voorttegaan ; de onberadenheid ging zelfs zo verre, dat de Hertogin, op de tijding, dat de verbonden Edelen naar Brusfel in aantogt waren , den voorflag deed, om hun 't inkomen te weigeren, doch hier tegen verzette men zig in den Raad, alwaar het algemeen gevoelen was, „ dat vermits zij als Onderdaanen van „ den Koning, een verzoekfchrift wilden „ inleveren, men hun zulks niet konde „ weigeren; dat het bovendien alle Man„ nen van Adel waren , en , voor 't „ grootfte gedeelte, aan haare Hoogheid, „ door bloedverwandfchap , of dienst, ., verbonden (o). Het bleek ook eerang, dat de bekommering der Princesfe >ngegrond was: want noch de komst van Bre- (n) Hooft, II Boek, bladz. 73 en 74. O) Hopperus, Livr.lll., Chap.ïï., pag.jz.  GESCHIEDENISSEN. 137 Brederode, welke met zeer veel pracht en luister verzeld ging, noch die der andere Heeren, veroorzaakte de allerminfte verwarring, ook vernam men niet, dat iemand, onderweg, eenigen overlast dooi hun geleden had: de Burgerbrand en die van de fmalle Gemeente, gaven wel blijken van nieuwsgierigheid, iets bij ongewoone gelegenheden, zeer gemeen, maar hielden zig nogthans gerust en ffcil (ƒ>). Twee dagen na hun aankomt,den5April, decden zij, bij de Landvoogdes, gehoor verzoeken, en dit toegeftaan zijnde, gelchiedde de optogt uit het Huis des Graaven van Kuilenburg , ten getale van ruim driehonderd Edelen, gaande vijf aan vijf; terwijl de lieer van Brederode en Graaf Lodewijk, als hoofden, zig in 't laatfte gelidt voegden. De Hertogin ontving hun in den vergaderden Raad van Staate, en na de Leden van den zeiven gegroet te hebben, trad de Heer van Brederode voorwaards , boog zig eerbiedig, voor haare Hoogheid, en dicht genoeg genaderd zijnde, overreikte hij het Verzoekfchrift, gepaard met de vol- . (/>) Bok, II Boek, ft. 40. verf». I 5 v. Afbee. LINO. De Edelen komen te Brusfel, Krijgen gehoor. Aan- fpraakvau Breder 0 • de.  133 TOONEEL DER STAATS- v. AFDEELING. volgende mondelinge Aanfpraak: „ Mevrouw! De Edelen hier tegenwoor„ dig, en anderen van gelijken rang en „ in tamelijken getale, maar om reden te „ rug gebleven, hebben, uit ijver voor „ 'sKoning diensteen voor den Welftand „ Zijner Erflanden, raadfaam gevonden, „ dit nevensgaande Verzoekfchrift, met ,, allen ootmoet, Uwe Hoogheid aan te „ bieden, om daar op te befluiten, zo „ als zij meenen zal te behooren. „ Wij zijn onderricht, Mevrouw ! dat „ men ons bij Uwe Hoogheid en den „ Raad, betigd heeft, als of wij ten oog„ merk hadden, om door onze Verbinte„ nis, den weg tot ergernis, oproer en „ ontrouw te openen; dat wij met vreem„ de Vorsten, met Duitfche en Franfche „ Krijgshoofden,onderling verbrand hou,, den, en reeds door toedoen van eeni„ gen onder ons, met hun in Verbond „ getreeden waren ; iets, waar aan wij „ nooit gedacht hebben , en waar van „ het leugenachtige uit dit papier blijken „ zal. Niet te min fmeeken wij ernftig, „ en het zal bij ons, voor eene groote ,, weldaad aangemerkt worden, de naaM men te mogen weeten, zo van de be- „ fchul-  GESCHIEDENISSEN. 139 „ fchuldigders, als van de befchuldigden, „ op dat Uwe Hoogheid, door het ftraf„ fen van hun , welken men fchuldig „ vind, verder onheil verhoed worde. „ Vertrouwende, dat Hoogstdezelve niet „ gedoogen zal, dat men ons zodanige „ fchandelijke laster, die ons leed doet, „ zonder bewijs, zoude aantijgen De Landvoogdes , die mooglijk veel fterker taal verwachtte, ontving hun gefchrift met uitterlijke tekens van heuschheid, beloovende, met de Heer en, daar tegenwoordig, het een en ander, in overweeging te zullen neemen en hun een fpoedig antwoord te doen toekomen (r). ZESDE AFDEELING. Inhoud van het Verzoekschrift en Antwoord op hetzelve; nadere Voortellingen der Edelen; zij worden Geuzen genoemd; en verdere bijzonderheden, tOt het Jaar 1566, betreklijk. H et ingeleverd Verzoek, door eene zc aanzienlijke bezending als deze, moest on- ge- (?) Hooft, II Boek, bladz. 75. (O Bon, II Boek, fo. 41. verfo. V. Afdee» ling. AntwoordderLandvoogdesfe. VI. Afdeelino.  140 TOONEEL DER STAATS- VI. Afdee- limg. Inhoud van het verzoekschrift. getwijlFeld zaken van 'tuiterfte gewicht behelzen.— 'tWas eenpleit, voor het belang der geheele Natie, welk, gelijk daar na bleek, niet kon afgeweezen worden, zonder de geduchtfte gevolgen,en de tegenwoordige Nakomelingfchap behoort'er nog met eerbied aan te gedenken. Zij fielden daarin, met mannelijke bedaardheid, de Landvoogdes voor oogcn: „ Dat de Neder„ landfchc trouw tot hunne Landsheeren, „ van de vroegfte tijden af, altoos had „ uitgeblonken, dat zij thans, zo zeer „ als ooit, geneigd waren, de voetftap„ pén hunner Voorouderen te volgen, en „ daarom ook nu in overweeging geno„ men hadden, de gevaaren en perijke„ len, waarin zig deeze Landen bevon„ den, en dat derzelver ondergang nader „ bij was, dan men mooglijk wel dacht; „ dat de oorzaak nergens anders te zoe„ ken ware, dan bij de Inquifitie, en in ,, de ftrengheid der Plakaten , die mis„ fchien in voorige tijden, van eenig nut „ geweest konden zijn , maar thans „ niet meer : vermits de zaaken eenen „ anderen keer genomen hadden , waar „ van zij meenden haare Hoogheid te „ moeten kennis geeven, en nedrig ver- „ zoe-  GESCHIEDENISSEN. 141 zoeken, dat het haar behaagde, om, „ zonder uitftel, iemand aan den Koning ,, te zenden , met ernftige bede , van „ fpoedigin de genoemde zwarigheden te „ voorzien, door zodanige middelen,die „ meer gefchikt en min gevaarlijk waren, „ dan de tegenwoordige Plakaten , en „ zulks bij raade en met bewilliging van „ de Algemeene Staaten ; dat middeler„ wijl tot zo lange als de Koning hunne „ begeerte in overweeging zouneemen, „ den verderen voortgang der Inquifitie „ en de Werkfaamheid der Plakaten, op„ gefchort wierde ; betuigende zij , an„ derzins, onfchuldig te weezen , voor „ God, voor den Koning, voor hun Ge, weeten, en voor die van den Rade, „ van wegen de kwaade gevolgen, die „ door het niet wegruimen der bezwaa„ ren ,ontftaanzouden, en waar omtrent „ zij zig verplicht vonden, als getrouwe „ Onderdaanen, haare Hoogheid te moe„ ten waarfchouwen ( 1). Na (1) Bor, II Boek, fo. 41. verfo en fo. 42, al waar dit Stuk in zijn geheel gevonden word. VI. AFDS! LINO.  i42 TOONEEL DER STAATS- VI. AFDEELING. Aanteek ning der Hertoginne o het zelv< Na dat de Edelen vertrokken waren, werd over hun Verzoek lang en ernftig gehandeld, het zelve van de hand te wijzen, was noch voorzichtig, noch raadzaam , hun door beloften te vleijen, welke niet in de magt der Hertoginne Honden, om te volbrengen, veel te gevaarlijk ; 'er werd dan een antwoord ontworpen, dat fchoon niet voldoende aan het oogmerk, nogthans eene ftaatkundige infchiklijkheid behelsde. De Edelen vervolgens des anderen daags ten Hove geroepen zijnde, ontvingen hun verzoekfchrift te rug, met dit bijvoegzel ter zijnde aangeftelt: „ Dat haare Hoogheid „ voorneemens was, eene bezending aan den Koning te doen, wegens de be• „ zwaaren in dit Vertoog gemeld. Zij „ hoopte, dat het zijne Majefteit behaa„ gen zou, de vereischte order te ftellen, „ bijzonder tot het verzachten der Pla„ kaaten, waar omtrent reeds, voor hun„ ne komst, in den Raad, een ontwerp „ gemaakt was (2); doch het opfchor- „ ten (2) Dit ontwerp van Moderatie, zo als men het noemde, was een vrucht van den Geheimen Raad, 't welke de Landvoosdes had overgenomen en in den R,.ad  GESCHIEDENISSEN. 143 „ ten van de Inquifitie, zulks ftond geen„ zins in de magt van haare Hoogheid, „ niet te min wilde zij, den Inquifiteuren „ en Bevelvoerders doen aanfchrijven „ van hun Gezag, met befcheidenheid, „ te oelïenen en niemand reden van kla„ gen te 'geeven, vertrouwende, daaren„ tegen, dat de verbonden Edelen, geen ,, voorneemen hadden, iets tegen het Ka„ tholijk Geloof te doen, en zig voorts, „ overeenkomftig hunnen rang, ftil en „ vreedfaam zouden gedraagen (0). Hoe beleeft en toegeneegen dit antwoord ook was, fcheen het echter den Edelen geheel onvoldoende, die, na rijp beraad, andermaal, eene bezending ten Hove deeden, welke zederd, voor de derde reize, herhaald werd, het een en ander (a) Bor, II Boek, fo. 42. en verfo. Raad van Staate, doen onderzoeken en veranderen. IIorPERUs Livr. III., Cap. II, pag. 75. - Zederc gaf men 'er den naam van Moorderatie, aan, vermits hetzelve, even weinig als de Inquifitie, de minfle Vrijheid van Geweeten toeftond en flechts in eenige Verzachting van ftrafFen beflondt. Hooft, III Boek, bladz. 81. VI. \fdee- ling. Nadere ïandrang Ier Edelen.  i44 TOONEEL DER STAATS- vi. • Afdee- ling. Men gee! hun den naam va Geuzen. (3) Hooft, II Rock, bladz. 77.; Hij voegt'er bij, „ dat de Bondgenooten , alvorens te fcheiden, vier uit den hunnen behoorlijk magtigden, tot het voornaamfte beleid van zaaken en waar aan de ove„ rige zig zouden onderwerpen; insgelijks wierden in elk Gewest, drie of vier Perfoonen benoemd, om met deeze, onderling, verftand te houden en „ toe te zien, dat nergens eenige onrust gebeurde, „ noch de gedaane beloften der Hertoginne vertraagd „ wierden; ook verbonden zij zich van niets nieuws „ in den Godsdienst, of in de Regeering te bewerken, „ maar het befluit des Koning, en van de Algemeene „ Staaten, af te wachten. Zit w* Boe, I Doek, fo- 43- der was van dat gevolg, dat men eindelijk befloot, de Brieven van ?natiging, aan de Inquifiteurs af te zenden, na vooraf den Inhoud aan de Bondgenootfchap bericht t te hebben, die 'er in berustte ( 3 ). Men verhaalt, dat de Hertogin , iit een der Raadsvergaderingen , haare bezorgdheid te kennen gevende, over eene Verëeniging van zo veel uitzicht, als die der Bondgenooten , de Heer van Barlaimont, om de beklemde Vorftin moed in 't lijf te fpreeken , zou gezegd hebben: „ Mevrouw! vreest deeze Gcufen of Bedelaars niet; welke benaming zederd, onder dc  GESCHIEDENISSEN. 145 de Hovelingen, fchimpcnder wijze gebezigd werd. In 'teerst vervulde die hoon de harten der Edelen met billijke verachting, maar zich nader bedenkende, werd dezelve als eene voeglijke Leus voor het Bondgenootfehap aangenomen , draagende zij vervolgens Gouden , Zilveren of Vergulden Penningen, aan een roöd lind, of fluiër, om den hals; verbeeldende aan de eene zijde 'sKonings Borstbeeld, met dit rand- fchlïft , ent out fidelles AuRoY; dat is : in alles den Koning getrouw, en aan den anderen kant, een Bedelzak , door twee in een geilooten handen vastgehouden, met de woorden : jusques aïorterla Bes ace, Tot het draagen van den Bedelzak; ten bewijs, dat zij, in den hun toegeworpen fcheldnaam, meer Eer dan Schande fielden Anderen we¬ derom droegen op de borst een houten napje, aan een Zilvren band, met de woorden Vive le Geux, dat is, de Geuzen heven (4). Ook zag men kort daarna, een KOQ- (b~) Te Water, l Stuk, bladz, 320 sxifeqq, benevens de Schrijvers aldaar aangehaald. (4) Blomhert merkt niet ten onrecht aan, dat de naam van Geuzen, met welke men, fpotten- I. Deel. K der- VI. Afpee= LING. Welke naam zij tot een Leus van hunBond:enootïchap aanrieenien»  i46 TOONEEL DER S TAATS- VI. AFDEELING. Annme: king. Kooperen penning, te vonrfchijn komen, op welkers eene zijde gelcezen werd , E scu de Viane, Schild ran Viane , terwijl op den anderen kant, het Wapen van Bourgonje geftcmpeld was , met deeze woorden : p a r f l a m m e s & p a r f e u 9 door vlammen en door vuur (c). - liet kart niemand vreemd dunken, dat het der Gemeente, die thans in bloed en traanen leefde, tot eene wezenlijke troost verftrekte, zulke moedige Voorftandcrs te vinden en dat in Mannen, die zo wel, door hunne geboorte, en aanzien, als wegens hun vermogen, met recht, de voortreffelijkfte in den Lande, en de waare bloem des Volks, mogten genoemd worden : maar gelijk eene opgeftopte Rivier flechts de geringlïe opening nodig heeft, om fchielijk door te breken, zo ging het thans- (c) Hooft, II Hoek, bladz. ?8» der wijze, den Edeten, en zederd ook de belijJersvan den Hervormden Godsdienst, benoemde , indedaad, op Ft LIK den II, is neergekomen, die met opzicl.it tot dit Land geZT*gd kan worden , tot den Bedelzak te zijn gebragt, bladz. 63.  GESCHIEDENISSEN. 147 thans ook met de Natie. Deeze flaauwe ftraal van hoop fcheen genoeg, om den moed van een verdrukt wordend Volk, tot uitterftens, te wekken: men begon, met de Inquifitie en de ftraffe Bloedplakaten, zonder terug houding, in gefchriften en gedrukte Boekjes, met bitterheid aan te vallen (dj. Het prediken, 't geen tot hier toe , in 't geheim gefchiedde , werd nü openlijk gedaan, en men kwam tot het aanhooren daar van, op onderfcheidcn plaatfen, en in menigte, zelfs gewapend, bij een. Te Antwerpen, onder anderen, begrootte men het getal der Onroomfchen, die buiten de Stad ter preke gingen, op ruim vijftien duizend Menfchen (e). Te Overveen, niet verre van Haarlem, telde men eene vergadering van meer dan vijfduizend Perfoonen, en onder deeze vcele aanzienlijke Amfterdammers (ƒ). In 't kort, het geheele Land door, heerschtte de zelfde ijver geest.— Hoé (d) Hooft, lt Beek, bladzijgs (eginj  i48 TOONEEL DER STAATS» VI. Hoe wenfchelijk ware het geweest, hili'ng E" dicn de Landvoogdes , door voorzichtige De .Land- maatregels van betaamlijkc toegevenheid, voogdes tje driften des Volks, in tijds,had zoeken zoekt liet teverhin- te bedaaren (5) ! 't Gaf immers nu geen deren. pas, (5) De Prins van Oranje betoonde in deezen tijd, te Antwerpen , tot tweemaal tóe, dat hij de kunst verftond, om verhitte gemoederen ter neêr te zetten. De Wethoudcrfchap, aldaar , verlegen en langer geen kans ziende, de dringende bevélen van de Hertoginne , in 't ftuk van den Godsdienst, ter uitvoer te brengen, drong ernftig, dat de Landvoogdes zelve geliefde overtekomen , of voor 't minst eenige Heeren , haarentwegen, derwaards te zenden, en onder deeze laatften noemden zij , den Prins van Oranje, die 'er zig, na eenige weigering, eindelijk toe liet overhalen, (Hopperus Liv. IV, Chap. 1, pag. 91) en het zederd,door zijne gewoone gematigdheid , zo verre bragt, dat de gemoederen allengs bcgonden te bedaren. Be Prins, zegt Hooft, (laafde nacht en dag, mengde dreigen wet [preken, en deed dus het onweer overdrijven. (III Boel, bladz. 89.) — Ter gelegenheid van den 'Beeldenjlorm, kwam de Prins , andermaal, te Antwerpen , handhaafde aldaar het recht , door 't doen ftraffen der meest oproerigen en het beramen van zodanige fchikkingen, welke best bekwaam waren, om de rust der Gemeente, zo veel de omftandigheden toelieten, te herflellen, en den Koophandel in zijnen loop niet te ftremmen. De zo even aangehaalde Mut- derz  GESCHIEDENISSEN. 149 pas, om dreigende Plakaten af te kondigen, gelijk gefchiede (g)? Vooral, daalde uitvoering in haare magt niet ftond, en mooglijk was dit wel de reden , van den ftouten ftap der Gemeente , weinig weken later, in de befaamde Becldftormerij, waar van de tijding de Hertogin zo zeer beangftigdc , dat zij in beraad nam, van zig met de vlucht te willen redden weken later, in de befaamde Becldilor- Beeid- (g) Repert. der Plakaten, bladz. 126. Bor, II Boek fol. 51. der-Drost geeft 'er dit getuigenis van, dat elk ver. klaarde, het rechte middel getroffen te zijn, om hen van zorge te ontflaan. (III Boek, bladz. lil.) Mooglijk zullen veele Leezers, den Prins van Oranje, wegens zijne geflrengheid , omtrent de Beeldftormcrs, berispen, vermits hij zelve overtuigd was, dat het Volk door Onderdrukking getergd, tot deeze woede was overgellagen , en daarom eenige verfehoning verdiende. Dan hier moet ik ter onderrichting van dezulken, aanmerken, dat openbaar e Daden van geweld en die firekken tot ftoornis van de Algemeene rust, geene voorwerpen kunnen zijn van toegevenheid, zonder het kwaad te verergeren, en den Richter zelfs fchitldig te maken , aan partijdigheid; behalven, dat men altoos in 't oog moet houden, dat de Ovrigiieid nooit Perfoonen, als Perfoonen, maar hunne misdrijven ftrafc, K 3 VI. Afdee- ling. Beeld[tormery.  VI. AfpEE- LINC. De E& jen komen te ft, T, m f 8?e (A) Grondig Bericht, 236 & Hopperus, Livr. IV ^ G4<7/>, I ƒ>. gi, 150 TOONEEL DER STAATS- den, doch hierin, door Viglius, te? rug gehouden werd (#). Te midden van al die woelingen , en daar men in Spanje de zaken der Nederlanden gedurig uitftelde, zonder tot eenig befliüt te komen, oordeelden de Edelen, dat het hunne zaak was, het werk fpoed bij te zetten, en door haaiïige middelen te voorzien, tegen een gewis dreigend kwaad. liet is een regel l 1 gezonde Staatkunde van altoos op zijne hoede te moeten zijn, even geüjk ervaren Zeelieden, bij ongewoone flilte, zig in ftaat Hellen, tegen eenen onvenvach- <- ten ftorm. St. Tritijen, in 't Bisdom van Luik,was nu de plaats hunner bijeen- komst, alwaar zij, ten getale van tuslchen de zestien honderd en twee duizend, vergaderden (*'). De Landvoogdes hier van verkondfehapt en gedurig het ergfte vre? zende, pverreede Oranje en Egmond, de Verbondenen tot een mondgefprek te nodigen, dat van weerszijde aangenomen en,  VI. Afdeelino. Ontmoei zwarigheid. Verlegen heid der Landvoogdes- cm) Horrerus, Hvr. IV,Chap. III, p6. j>ft ï5a TOONEEL DER STAATS- geven doch dc verdere onderhart* delingen hier over, bleven van zelfs fteken, aangezien het reeds zo menigmaal te leur gefielde Volk,dengetcrgdenmoed niet langer wist in te toornen, en zig nu, gelijk ik een weinig hooger gemeld hcbbe, als onzinnigen aan Kerk en Klooftcrcieraden wreekte. Dc fchrikbarehde Tooneelen ter deezer gelegenheid aangericht, en in onze Hiftoric-Boeken breedvoerig befchreven, lieten de Landvoogdesfe geene andere keuze over; ten minfte in die oogenblikken, dan den weg van meer toegevenheid in te flaan, door zig infehik» lijker, omtrent de eisfehen der Edelen, te betoonen. Oranje en zijne Vrienden, verklaarden openlijk in den Raad, alwaar over dit ftuk gehandeld werd , „ dat het volk thans op de been geko„ men, en een getal van tweemaal bon„ derd duizend uitmakende, niet te ont„ wapenen was, zonder verzekering van K veilig ter preke te mogen gaan, op de „ plaatfen, waar zulks tegenwoordig ge» - \, ichiedde; mits dat zij zig van ergernis „ en  i54 TOONEEL DER STAATS- IV. Afdee- ling. Verdrag met de Edelen gefloten. een weinig lager blijken zal, den Edelen en in hun de geiieele Natie, zo weinig trouw hielt, hoe zeer men ook, uitterlijk, tekens van genoegen, omtrent het gemaakt Verdrag, betoonde. Geen ongelukkiger omftandigheid kan 'er voor eenig Volk uitgedacht worden , dan wanneer Vorsten en Overheden hun gegeven woord fchenden, dat altoos heilig behoort te zijn, gemerkt daar door het geluk en de welvaart van allen, in 't grootfte gevaar gebragt word. der Hertogïnne ging dan daar heen, „ de „ preke te gedoogen , ter plaatfe waar ,, zulks thans gefchiedde, tot tijd en wij„ le, dat de Koning, bij goeddunken van „ de Algemeene Staaten , anders zoude „ bevélen; mits men, daar en tegen, den „ Roomfchen in hunnen Godsdienst en ,, Kerken, gelijk oudtijds, ongehinderd „ liet blijven." Over welk befluit, zederd , met de Edelen, rugfpraak gehouden zijnde , werd den 25 Augustus, in naam des Konings, eene overeenkomst getroffen , waar van aan weerszijde de Brieven ter nakoming en onderlinge verzekering, uitgewisfeld wierden. De Koning aan zijn kant verbond zig daar bij: „ I. Het doen ophouden van de Inquifi- „ tie.  VI. afdeeling. Word al gekon- digd. De Ede lelt bevestigenhet verdrag. VI. Afdee ling. 156 TOONEEL DER STAATS- „ de. VIII. Dat zij volgens den eed van „ trouwe aan zijne Majefteit gedaan, „ zouden helpen wecren, alle uitlandige „ Vijanden en weêrfpannelingen. Ein„ delijk ten IX, dat zij hun invloed zou„ den gebruiken, om de ontzette gcmoe„ deren te onderwerpen , aan het geen „ bij zijne Majefteit, met advijs van de „ Algemeene Staaten , tot bevordering „ van rust en eenigheid in den Gods„ dienst, zoude bevolen worden." - Bij de afkondiging van dit Verdrag, door de Landvoogdesfe, werd ook, van wegen den Koning, verklaart en aan de Gouverneurs, en verder allen, die het aanging, gelast , „ dit Verdrag onvcrbrecklijk , „ ten allen tijden, te onderhouden, zon„ der, daar tegen, direcl of indireB, eeni,, gen hinder, of belet te doen, als wee* „ zende het believen van zijne Majefteit „ en van Haar." Ten zélven dage hebben de gemagtigden der verbondene Edelen, zo voor zig zelve , als uit naam der Overige Leden van het Bondgenootfchap", de plechtigfte tegen-verzekering gedaan, van de poin- ten  fóft TOONEEL DER STAATS- VI. Afdee- ilMG. * Nicolaus Burgui;dus. Ontrouv der Land voogdesfe. van een Hof wiens grondfiagen list en geweld zijn, is weinig beftendig heil voor den Burger te wachten. Daden van toegevenheid , die bij alle andere gelegenheden, den roem eens Monarchs uitmaken, worden aldaar aangemerkt , als dwangmiddelen i zonder verplichting voor 't vervolg. Dit bleek ook eerlang: ten minfte naar 't getuigenis van een Roomsen Schrijver *, was de Landvoogdes, de eerfte , die het Verdrag dorst verbreken ( 8 ) en die door Strada befchuldigd word, den Koning tot wraak, tegen , zijne Nederlanden , aangeraden te heb■ben (pj. Wat hier ook van zijn mag, zo veel openbaarde zig fchielijk, dat de vast aanwakkerende rust des Volks, door de onvermoeide werkfaamheid der Ver- bon* (ƒ>) I Deel, V Boek, bladz. 333j (8) Dit gefchiedde, door te gedogen, dat de Hervormden te Brusfel, van hunne Medeburgers gehinderd wierden, naar Vilvoorde ter preke te gaan, terwij! zij zelve heimlijk den Wethouderen beftookten,om de Gilden te vergaderen en hij keure te doen verbieden , buiten de ftad Onroomfche Godsdienst te houden , en dat, men hun, die het zig van binnen ver < oorloofden, met de Galg zou ftraflèn. Hooft* IIt Boek, bladz. UOr  iöo TOONEEL DER STAATS- VI. AlDEEilNG. „ kende , vermits de Landen noch van „ vreemden overvallen , noch door in* heemfchen uitgeplunderd waren : on„ dertusfeheu, dat zijne Majefteit hun, „ die hij, met recht, voor de beltokers „ der weërfpalt hicldt, als onwaardig van „ eenige genade te ontvangen, in tijden „ wijle, loon na werken zou doen geven. „ Voorts, dat de Koning gezwooren had, „ de Nederlanders , over het verkorten „ van zijn gezag, niet alleen, maar zelfs „• wegens het fchenden van den dienst j, Gods, zodanig te ftraffen, dat het ge„ heel Kristcndom 'ervan gewagen zou; „ al ware zulks met gevaar, om de ove„ rige zijner Rijken te zullen verliezen. „ Dat men met dezelfde geveinsdheid f „ dc He eren van Bergen en Montigni (9) „ om den Tuin moest leiden , en zorgen , dat zij niets bezwoeren, dan 't geen „ overeenftemde met de gehoorzaam„ heid hunnen Meefter fchuldig : on* }, dertusfehen had men zommigen van hun ( 9) Deeze beide Heeren waren in 't begin der tegenwoordige onlusten, aan den Koning gezonden,om hem van alles te verwittigen; doch zederd, aldaar, opgehouden.  . vr. Afdee- ling. Oran komt i Ho lat Belclir de f/< tei te Schoot, hoven 16& TOÜNEEJL JJrirK MMlö- derd duizend gouden Kroonen, uit Spanje overgemaakt waren, benevens de Brie- * ven van aanitelling, voor de benoemde Bevelhebbers (q), en de dadelijke bevélen tot de werving, zelfs in de Nederlanden (r), dan is het niet te verwonderen, dat zulks bij Oranje, gewoon de zaken diep intezien, bekommering wekte; waarom hij met eenige zijner vertrouwde Vrienden, te Dendermonde rugfpraak hielt, en hun de onderfchepte Brieven openlag, doch in welke bijeenkomst verder niets befloten werd, dan dat men dezelve aan de Hertogin vertoonen zou en haare Hoogheid, zonder omweg, afvragen, wat 'er van de zaak was ( sj. Of men dit zederd gedaan heeft, is mij nergens gebleken. ie Oranje te Antwerpen, de zaken naar ™ zijn vermogen gefchikt hebbende , keerde ijft'in Oétober, naar Holland te rug. De ^Staatkn van dit Gewest, door hem in November,te Schoonhoven befchreven (?) Strada, I Deel, V Boek, bladz. 333' 334(r) Bentivogi io, III Boek, bladz. 55. Cs) Apologie, Manufc. bladz. 20.  VI Afdee. lino. Oranje, Egmond en Hoorn, meest verdacht tentlove. .64 TOONEEL DER STAATS- verdienften, te begrimmen., fcheen het thans meest op Oranje en Egmond, hoewel de Graaf van Hoorn, mede in dien afkeer deelde , gemunt te hebben, door hunne , ten beste des Lands, beweezene dienften, aan den Koning, als verdacht, voor te dragen: immers zij zeiven ontvingen, omtrent deezen tijd,brieven uit Spanje, waarin niet onduifter te kennen gegeven werd, dat men hun ten hove voor de eenigfte oorzaak hielt, van 't geen in de Nederlanden gebeurde (w). Maar aan laster en verguizing, van dien kant, gewoon, en best van hunne eigen oogmerken bewust, bleven zij ftandvastïg voortgaand 't geen zij meenden voor God en voor hun Geweeten, te kunnen verantwoorden; voorts de eindelijke uitkomften overlatende aan Hem, die in alle deeze duifterheden best voorzien kon, en waarin Oranje ook ftandvastig volhardt heeft. Onder het Bondgenootfchap, 't geen zederd de gemaakte overeenkomst met de Landvoogdes, uit een gegaan was,bevonden zig O) E. van Meteren, II Boek, fo. 47>  %66 TOONEEL DER STAATS- VI. vervoert Kan worden, ZEVENDE AFDEELING, Voortgang der Nederlandsche, Onlusten, tot aan de Gendsche bevrediging. U3e Landvoogdes, welke het eindelijk gelukt was, eerst verdeeldheid en daarna vrees,onder de verhonden Edelen te verwek* vil. Afdee limo. ï.567, om zig, bij de minfte gelegenheid, naar den kant der nieuwigheden te wenden, waren nu de eerfte, om aan de vleijende aanbiedingen van een listig Hof, dat al-1 les beloofde, om niets na te komen, gehoor te geven. Egmond zelfs, een Man van beproefde oprechtheid, en die door zijne Verkeering met Oranje , meer tot nagedachten moest gebragt zijn, liet zig ook, door dit lokaas, 't geen hem daarna het hoofd kostte, misleiden. Het Krijgsrumoer werd nu in de Nederlanden algemeen gehoord. De vervolgingen namen fchielijk een nieuw begin, en 't bleek eerlang, waartoe de ■woede van een gewetenloos Monarch ,  VII. Afdee- lino. Oogmer' van dier Eed. Word ook doi Egmani afgclegc1 Oranj en Hoo, firaten weigert dezeive als ook Breden de. 168 TOONEEL DER STAATS - „ den en de Staaten, nader, zou worden ■rrelast." Wie dien Eed niet kon of mogt doen , moest wijken of lijden (a). c Het oogmerk van deeze verging was niet zo zeer, om Vrienden van Vijanden te onderkennen, maar om hun, die den Eed weigerden, met minder zwarigheid, uit hunne posten te ontzetten, of de overtreeders te doen ftraffen (b). De meeree Leden van den Raad, en !rdaaronder ook Egmond, toonden zig . 'dra genegen , tot het afleggen van den voorgefteïden Eed, en 'er is veele waare fchijulijkheid , om te geloven , dat de !" Graaf van Hoorn , dien zederd ook n gedaan heeft; maar Oranje en met ' hein de Graaf van II o o g s t r a>- ten ( i ), bleven zulks weigeren, voorwen- Qa) Brand, Bijl. der Reform. VIII Boek , 'bladz. 438. 439- (b) Strada, I Deel, VI Boek, bladz, 383. (1) Deeze, was Gouverneur van Mechelen en het Jaar te vooren, Stadhouder van Antwerpen , onder Oranje, geworden, wiens plicht hem toen, als Landvoogd van Hollanden Utrecht, tot (tilling (ter onrusten, derwaards riep. Hoogstraten» An  'i-o TOONEEL DER STAATS*. VII. afdeeling. (2) Te vergeefs bad hij bij de Hertogin , door Jonkheer Willem van Blois, gehoor doen verzoeken , vermits zij weigerde van hem te willen zien; maar zig nader verftouttende , een derde fmeekfchrift, op naam der Edelen, te doen inleveren, ontving hij een zeer fier en bits antwoord, dat aan hem gericht was, en eindelijk, toen hij door den Graaf van Egmond deed verzoeken, om in genade aangenomen te worden, was de voorwaarde, mits hij zig geheel, aan 7 goeddunken des Konings onderwierp. (Hooft, IV Boek, bladz. ia6,127. 128.) niet genoeg verzekerde overwinning, ligtlijk eene gevaarlijke wonde zou kunnen toebrengen. Hij toch was de Man des Volks, gelijk, zederd, altoos de Pr in ssen van Oranje voor dit Land geweest zijn. — Het geen mij in dit gevoelen der Hertoginne, Hem aangaande, bevestigd, is haar tegenfteld gedrag, omtrent Brederode, wien zij, op het weigeren van den Eed , zijne Bende van Ordonnantie ontnam, en daarna met veel onheuschheid behandelde (2). — Welke achting, Mevrouw van Parma ook aan Oranje mogt toedragen, hetzij uit vrees , of uit overtuiging van zijne wezenlijke verdienften , de zaken in de Ne-  VII. AFDEELING* Word van wegen de Landvoogdesaangemaand,daar int volharden. Zijn an woord. delgen, en eene andere Regeeringsvorm in te flellen , waar uit hij opmaakte , dat het 's Lands Vrijheid , hem en andere vooruaame Perfoonen, zou gelden. (Zie zijne Nederi. Oorlogen, bladz. 4.) 172 TOONEEL DER STAATS- destijds, gelijk nu, voorgegeven, zijne eigen huislijke zaken te moeten fchikken; maar zo dra de Hertogin hem andermaal deed aanmanen, van in 'j Konings dienst te volharden, zonder langer den Eed te weigeren, gaf hij haaren Geheim-Schrijver, welke met deeze boodfchap belast was, e dit nadruklijk antwoord. „ Dat zulks den „ Landvoogden nooit voorheen gevergt ,, was; dat bij het doen van eenen ande„ ren Eed, fchijnen zou, bij den eerften „ zijn plicht kwalijk betragt te hebben; „ dat hij bij denzelven bezwooren had, „ de voorrechten der Landfchappen, die onder hem ftonden, te handhaven; dat „ hij behoudens dien Eed, zo hem iets „ daar tegen bevolen wierd, niet zou „ kunnen gehoorzamen, noch zig weder„ hoorig ftellen, aangaande den nieuwen, „ zo hij daarbij beloofde te doen, 't geen „ men hem, uit 'sKonings naam, tegen „ wien het ook ware , zoude belasten ; „ en hoe, wanneer men hem vergde, de » Wa-  174 TOONEEL DER STAATS- VII. AFDEELING. hem te duchten ftondt (4), Groö* te en getrouwe Staatsmannen wijken niet, dan (4) De Graaf van Egmond, die, tot zijn ongeluk , te veel vertrouwen in 's Koning goedheid ftelde, of zig mooglijk verbeeldde, dat zijn aanzien, onder het Krijgsvolk, hem ten waarborg, tegen alle gevaar, verftrekte; verfchilde , in dit opzicht, merklijk met Oranje, die op zijn beurt, wederom alles verdacht hielt, wat uit Spanje kwam ; dit had aan de zijde van den eerften, reeds eenige verkoeling aan hunne wederzijdfche Vriendfchap, toegebragt. De Prins, welke de zwakheid van zijnen Vriend zeef wel kende, liet daarom niet na, om hem, wanneer1 daartoe gelegenheid was , gedurig het gevaar voof oogen te frelleu, waar mede hij, vroeg of laat, bedreigd werd. Dit nu gefchiedde voor de iaatfïe reize, in die bijeenkomst, waar van in den Tekst melding gemaakt word. Hooft, die deeze ontmoeting, uitvoeriger dan anderen onzer Hiflorie - Schrijvers , te boek gefield heeft, bericht ons, „dat Oranje, „ na dat de onderhandeling over zijn gaan, of blij-" „ ven, afgehandeld was, Egmond van het ander ,) gezelfchap aftroonde , en nogmaals eene pooging ,, deed, om hem aan de eene zijde, de G/orij en Veiligheid, en aan den anderen kant, V verlies van zijnen Roem , en de zwaare fmak van eenen y, onvermijdelijken val, te doen bezeffen, maar dat „ Egmond zig alleen bleef beroepen, op de gele „ genheid zijner Goederen, en dus niets had, om ,, buiten *s Lands, naar den eisch zijner afkonijle , „ met luijier te leven} daar bij te meenen, di.t » de  VII. Afdee- lino. De Prins verlaat het Land. Alba komt in de Nederlanden, ( e) IV Boek, bladz. 133. (ƒ) Hooft, IV Boek, bladz. 133. ( éO Strada, I Deel, VI 2?ö" De Hertogin, door alle deeze nieuwigheden, wel befpeurende, dat haar gezag ten einde liep, en zij mooglijk ligt zelf aan onaangenaame gevolgen kon bloot gefield worden, verkoos nog, voor het uiteinde van dit Jaar, haar ontflag, als Landvoogdesfe , bij den Koning te verzoeken , en waarin gereedlijk bewilligd werd. Zij verliet Brusfel, na van de algemeene Staaten , bij Misfive , vermits deeze niet mogten vergaderen , affcheid genomen te hebben, den 30 December; begaf zig naar Namen, en van daar verder naar Italië. Alba, dat geen verwondering verdient, was haaren opvolger enwerd ,  ï82 TOONEEL DER STAATS- VII. Afdee- ren. (Hooft, IV Roei, bladz. 159.) Hij fchreef dan in 't begin van Maart des Jaars 1568, twee brieven naar herwaards over; de een aan den Hertog van Alba zelve, en de andere aan den Procureur Generaal, daar bij vei klarende, de tegen hem gedaans indaging te weezen, vol van valfche en onverdraaglijke Calumr.ien , en dezelve dei halven te houden , voor vul en van geender waarde ; daar tegen wel expresfeli,k te protejlceren, als mede tegen al het geen, dat uit kracht en gevolg van dien, gedaan en ver* klaa: d zal worden ; te meer, gemerkt de notoire inCompetentie van hem' Hertog van Alba, aan wien de uitvoering deezer za.ik , in hoedanigheid van Gouverneur en Kapitein Ger.eraal van de Nederlanden, geaddres/eerd is, willende, dat in zijn refpcïï, en voor zoveel het van noodezij, deeze tegenwoordige ons diene van onfehuld, en bij order, ooi van weigering; want wij, om reden hier vrren opgegeven , ( Men leeze dit geheel protest bij B o r , IV Boek, fo. 157. verfo, en 158) niet zouden kunnen verhoopen ,om van hem te verkrygen , het recht, dat onze zaak, mogt meritfecren. Daar bij verder aanbiedende, voor \len Keizer, de Keurvorften en Forften des Rijks , of voor andere bckwaame en niet ftifpeüe Rechters, te recht te (laan , die zonder partijdigheid zouden kennis neen.cn, nagelen genheid der zaken; andermaal protcjleerende van nulliteit, van al het geen bij den voornoemden Hertog van Alba, of bij hun , die voor of in plaatje van werden , benevens een groot aantal van minder belang, gebannen en hunne goede-  i84 TOÖNEEL DER STAATS- VII. Afdee- LIKC. vergeefs , om ten voordeele van eenige zijner gevangene Burgers te fpreken; zelfs de Staaten van Holland zagen hun aanzien en grootheid, door den Tijran verguizen (o). Ik zou hier gelegenheid hebben, in een wijd Veld van verhalen, omtrent de gebeurtenisfen van dien tijd, te kunnen uitweijen, maar mijn oogmerk alleen zijnde, mij bij het Staatkundig gedeelte onzer Hiftorie op te houden, ben ik genoodzaakt, alle de kleine bijzonderheden voor bij te Happen, en flechts de voornaame zaken het gefchiedkundige betreffende, aan te wijzen, om den Lezer een kort denkbeeld van 't geheel te geven, ten einde zelve te oordeelen, omtrent het wettig gehouden gedrag, onzer Voorvaderen, eii van de zichtbaare medewerking des Hemels, in ons te bevrijden van het knellend juk van Spanje; ondertusfchen, dat mijn hoofdtaak voortgaat, om het wijsbeftunr van de Grondleggers deezerRepubliek,zo naauwkeurig moog- O) Hooft, IV Boek, bladz. i\9. gefiagen in zijnen Bloedraad, van de Jaaren 156/ tot 157a &c, door Jacob Marcus.  i8«5 TOONEEL DER STAATS- VII. afdeeling. Egmont en H/ion onthalst. Pogingen van Oranje. (j) Hooft , V Boek, bladz. 171, en andera onzer Hiftorie-Schrijvers, (r) Blomhert, Gefchieden.bladz.71, (7) De Prins, alvorens zig de zaak der verdruk- en onder deeze, de beide Graven, Egmond en Hoorn men verhaalt, 1 dat de Franfche Gezant op dit gebeurde, aan zijn Koning, met opzicht tot E cmond, gefchreven had, het hoofd te hebben zien vallen , van hem, die Frankrijk, tweemaal had doen beven ( r ). Oranje, fchoon nu zelve in veiligheid, en onder de befcherming des Duitfchen Rijks, vergat daarom zijne getrouwe Nederlanders niet;doch onvermogend hun al den dienst alleen te bewijzen, die vereischt werd, om de menigvuldige onrechtvaardigheden te wreeken, met welke een eervergeeten Koning, en een gewetenloos Staats-Dienaar , het goed en bloed . der Natie uitzuigdcn P vervoegde zig, om hulp, bij de Vorften, zyne Vrienden en Geburen , met zodanig gevolg , dat men hem Krijgswerving en Geldleening bewilligde (7); 'sPrinsfen Broeder, Graaf  i88 TOONEEL DER STAATS- VIL pand voor de benodigde Sommen, termmgT wijl Oranje, zijne Kleinoodjen , Zilver- „ zen, dat men den ftaat en toetend der Landen, zo als die was, voor het begin der Onlusten en na de „ Oorlogen, door den Keizer en den Koning van ,, Spanje , als Heeren deezer Gewesten, gedurende , Tien Jaaren gevoert , tegen den Koning van Frankrijk." Hier nu geeft hij een kort ver- flag, van de gefteldheid des Lands in dien tijd, de gewilligheid der Onderzaten, in het opbrengen van de Lasten; de getrouwheid van den Adel, ter bemoediging des Volks; de bloeijende Haat van den Koophandel, fchoon door den Oorlog bezwaart, wet Beden, Imposten en Schattingen; alles te weeg gebragt, deor de liefde en toegenegenheid van Elk, tot hunnen Wettige Vorst en Heere. — Moet de Majefteit zelfs, vraagt hij, dit overwegende, niet bekennen, dat zij,welken dien band van Eendragt gefcheurd hebben , grootlijks ten nadeele van Vorst en Ondeizaat gearbeid, en zo zeer misdaan hebben dat zij dienden ten Exempel van anderen geftraft te worden , V welk wij hoopen te zullen gefchieden, wanneer men eens ontwaaren zal, dat door deeze de jlavernij in den Lande gebragt is , in plaatfe van den gcwenschten voorfpoed? ■ Vervolgens tot zijne eigen verdediging voortgaande, zegt hij , „ van bij de opene Brieven van Indaging „ door den Procureur Generaal, gehouden te worden , voor de oorzaak van 't geen gebeurd is; be„ tuigende niet onwillig te weezen, van de ftraf te „ lijden, indien de befchuldigingen hem ten laste ge- „ legt»  190 T00NEEL DER STAATS- vir. Afdee- LINü. lijk einde verkogt; een ander Broeder van hemaGraaf Lodewijk van Nassau, be- „ nen voorgeven, dat wij gezogd hebben, om tot de „ Regeering te komen, en echter zal men moeten „ toeftaan, dat goedwilligheid en zagtheid, de eenig„ fte middelen zijn , waar door een Vorst, zijne „ Landen en de Liefde des Volks behouden kan; ver„ fchillen wij hier in met anderen, die zulks best ,, door ftrafheid meenen te verkrijgen, zo is daar „ uit niet anders af te leiden , dan dat wij met hun in „ gevoelen onderfcheiden zijn, aangaande de midde„ len, die ter bewaring van 's Vorften Hoogheid, ver» eischt wierden.1' Verder neemt de Prins, in de gezegde Apolo. gie, de zaken op, die gebeurd zijn, en waar in hij betrokken geweest is, zo ten tijde van Granvelle, als zederd, en laat'er dan opvolgen, ,,zo dat „ wij niet twijffclen , maar voor vast weeten, dat „ allen, die kennis en ondervinding van zaken heb,. hebben, te minder zwarigheid zullen maken, van „ ons onfchuldig te verklaren, cn vrij te fpreken van ,, de onheilen de Nederlanden overgekomen , en waar door de groote Voprfpoed van dezelve, verj, anderd is, in de uitterfte Slavernij, Armoede en „ Etende «waarvan niemand voorde oorzaak te hou„-den is, dan de Kardinaal van Granvelle." — Ten befluite beklaagt hij zig , dat men alle zijne voo gaande dienpJen vergeten heeft; hem nu , op vercierde gronden , beroofd van %ijn Goed , zijn Eer en van zijn Zoon; houdende den Koning van dit  iG2 T00NEEL DER STAAT3- naame Vluchtelingen, belastten zig met de werving , die op naam en last van Oranje, als Rijksvorst, gefchiedde (8), en eerlang tot een aanzienlijk Le- heid kenden ? Of was het de Heerzuciit van zommige misnoegde Grooten , welke Land en Volk , ja het magtig Amsterdam en zijne Schatten ,zo roekloos, waagden , om het toppunt van hunne wanhebbelijke Grootheid te bereiken ? Wanneer, en bij wat gelegenheid, heb Ik getoont, naar de Souvereiniteit te dingen, gelijk een flechten hoop van eerlooze Broodfchrijvers , Mij zo dikwilS en zo onbefchaamt , verweeten heeft? Heb lk , bi] de Omwending , anders getoond, dan dat Ik te vrede was , van flechts in de Mij, zo vinnig, ontnomen waardigheden, herjleld te zijn? Heb lk , daarna , bij de weder aanvaarding der Regeerirg , tekens van wraakzucht doen blijken, of met geftrengheid gehandeld? — Mijne waare Glorij is de liefde, des Volks te genieten, en Mij hun vertrouwen, door zagtzinnigheid, waardig te maken, ] (8; De Lastbrieven tot deeze werving , aan de Heeren in den Tekst gemeld, gegeven, waren ten naatften bij allen van gelijken inhoud : het hoofd was, Willem, bij der Gratie Gods, Prinfe van Oranje, Grave van Nasfau &c. Een bewijs van zijnen Rij ks-Vorfle lijken Stand; de gron. den tot deeze werving , waren: i , Om te verhoeden de verderffenisfe en defolatie der Nederlanden , hun boven V hoofd hangende , door de wreed- VII. Afdee- ling.  VII. Afdee- lik o. Oranje verzameld eei Leger. fs) V Soek , bladz. 176. IV Boek, fo. 175. (t) E. van Meteren, III Boek,fo.6ï. r94 TOONEEL DER STAATS- dat hij geen kans ziende, zijn Volk te doen ftand houden,echter, om hun te bemoedigen, met eigen handen, voor de laatfte keer, het gefchut op den Vyand lostte (j). Na deezen ramfpocd, verzamelde de dapp're Veldheer het overfchot zijner Legerbende , en trok daar mede Duitschland in, ter verfterking van zijn' Broeder, den Prins van Oranje, die, in het Land van Trier, een aanzienlijk Leger bij een bragt , wier getal op achttien duizend voetknechten en zeven' duizend paarden begroot werd, benevens vier groote ftukken gefchut en vier veldftukken; ook las men in zommige Vaandels: Pro Lege , Gtege et Rege , dat is , voor de Wetten, het Volk en den Koning (t). Alles was nu wel tot den togt gereed, en deeze zou ook niet vertraagd zijn geworden , wanneer dc Nedeiiandfche Vrienden, in 't opfchieten van de beloofde onderftanden , woord gehouden hadden, maar deeze bleven te rug, 't geen onder zijn Volk, beliaande uitDuitfchers, Fran-  vu. afdeeling. Ontftelienis deswegen. De Priti word door At ba te rug gedreven. (k) Hooft, V' Boek, bladz. 185. 106 TOONEEL DER. STAATS- zindc Inwooners, dat men, om den roep daar van te verdoven, dc verfpreiders en verhalers van die d aad, openlijk , met geesfeling ftrafte , gelijk zeker braaf Burger uit Haarlem ,te Amfterdam, wedervaren is. Alba zelfs, zegt men, zou, toen hij 'er de tijding van kreeg , gevraagd hebben, of men 's Vijands Leger eene fchaar van Vogelen meende te weezen, om zo maar over de Maas te vliegen (u) ? Had de Prins na dit verrichtte, aanftonds kunnen voortrukken, en de Spanjaars,in die algemeene verflagenheid, flag leveren,hij zou zekerlijk groote voordeden behaald hebben ; doch dit was noch van hem , (noch van zijn afgemat Volk, te vergen, dat eenige verpoozing nodig had; welk ongc' lukkig aan den Hertog gelegenheid gaf, om de beste maatregels, tot afweering van het dreigend gevaar , te neemen; althans de uitkomst, aan 'sPrinsfen zijde, beantwoordde geenzins dc grootheid der onderneeming ; hij onderging het ongeluk, van voor de overmagt des Vijands te moeten wijken, om al vechtende den Fran-  iq3 TOONEEL DER STAATS- VII. Afdee- Stelregel m^tba'. \ («') Hooft , V Boek, bladz. ipo. de Goederen en Bezittingen van zo veele brave Burgers, die men, of uitgebannen, of ter dood vervvcezen had, en waar door de Nederlanden zig reeds in de uitterfte ongelegenheden bevonden. Zijn ftelregel was drieledig: den Meefler te Jlerkeni de Gemeente te verzwakken en deeze tevens door tets anders eenig genoegen te geven.Yiicx mede meende hij het oogmerk, tot eene Willekeurige Heerfchappij, te zullen bereiken ; de twee eerde middelen dacht hij, dat dra te vinden zouden zijn, door het invoeren van Schattingen ; middelerwijl , dat men het Volk te vrede ftelde , met eene algemeene Vergiffenis (w). Om dan zijn ontwerp ter uitvoer te brengen, befchreef hij de Staaten van de onderIcheiden Landfchappen, te Brusfel, aan tvelke hij zeer kunftig, uit 's Konings ïaam , het behoef van Penningen voorlelde, en hun wilde doen opmerken, de verplichting van elk goed Onderdaan tot zijnen Vorst, en hoe genegen de Koning :ot hun Allen ware. Men hoorde den ?isch , om 'er vervolgens de gevoelens  soo TOONEEL DER STAATS- VII. Afpelling. De Prins zoekt den Vij pnd, ter Zee, afbreuk te doen. Krijgen den naam van "Watergeuzen. tS7°- ' onderricht werd, wat in de Nederlanden gebeurde, om, waar hij kon of mogt, den Aartstijran , eene gevoelige neep toe te brengen. Verfcheiden uitgewekenen van rang , en anderen , welke geen beftaan wisten, toonden zig begeerig,om wraak te neemen, wegens het leed hun wedervaren; aan deezen deed dePrinsden voorflag, zig, voor eigen rekening, ter Zee,te wapenen; en benoemde de Bevelhebbers. Het Rijk van Engeland was hunne verzamelplaats, van waar zij eerlang, met eene kleine Vloot,in Zeejaakten, en aanzienlijken buit kregen , door het onderfcheppen van de Oofterfche Vloot, uit ruim zestig fchepen betraande, die voor geen gevaar duchtte,en hun in den mond zeilde. Deeze Prinfelijke Vlotelingen kregen toen, deswegen, den naam van Watergeuzen , en wisten zig in korten tijd van elk te doen ontzien. Dit alles wakkerde den noed niet weinig , zo dat, in het volgend (aar, door den Prins, verfcheiden aanflagen j-emaakt wierden, om eenige Steden, zo te •Vater als te Land, door middel van heimijke Vrienden, te vermeefteren; 't geen echter toen, uit hoofde van veele hindernjsfen, niet gelukte. Zekere Herman de Rui*  202 TOONEEL DER STAATS- vir. AFDEELING. Oranje zoekt vergeefs hulp iu't Noorden en in Frankrijk. Utrecht word door Alba van haare oude voorrechtenberoofd. Zijn wreed voorneemen te Brusfel , doch daar in verhuiderd,doorhetinneemen van ètviBriel. Duitschland gezeten, nam nogthans acht op alles, wat in Nederland gebeurde; zond eenige vertrouwde Vrienden naar Denemarken en Zweden, om onderftand in Schepen, Volk, enlijftogt, en eene vrije invaart te verwerven, maar men wees hen, met goede woorden, af. Graaf Lodewijk, die tot het zelfde einde in Frankrijk werkte, was niet voorfpoediger; ondertusfehen, dat de Tijran, in onze ongelukkige Gewesten, alles bleef verwoesten; maar zijne wraakzucht fcheen het, in deezen tijd, bijzonder op Utrecht gemunt te hebben, welke Stad hij waagde, haare handvesten en vrijdommen te doen wegncemen en die te verduifteren; ook deed hij thans eene nieuwe poging, tot liet heffen van den Tienden en TwintigHen penning, en zulks met zo veel geweld, dat reeds alles gereed was, om verfcheiden Ingezetenen van Brusfel, die, deswegen , hunne Winkels gefloten hadden, in de deuren hunner Huizen te doen ophangen , wanneer de Bestuurder der Wereld, zo veele wreedheden moede, den trots van Alba fnuikte, en een deur van redding opende , door het inneemen van den Briel, op den eerHen  ao4 TOONEEL DER STAATS- VII. AFDEELING. Eerde Staatsvergadering te Dordrecht er Aanfpraakvan Marnix. Twintigften Penning, verder, te ftaken^ en zig flechts, verweerender wijze, te bevlijtigen, om te houden, wat hij nog bezat; waar toe hem, vooral, in Holland, Hechte kans overbleef, in weerwil deiaanbiedingen van den Koning zeiven, om de drukkende lasten te vernietigen. Den vijftienden Julij, kwamen de Staaten van Holland te Dordrecht, voor 't eerst, wederom bij een, alwaar Filips van Marnix, Heer van St. Aldegoude, van 'sPrinfen wege , derwaards gezonden, eene treffende Redevoering deed, met verzekering van het vast befluit zijner Doorluchtigheid, van goed en bloed, ter bevrijding van V verdrukte Vaderland, te zullen opzetten, welks rampen hem zo zeer getroffen hadden; maar het onvermogen , waar in hij gebragt was, door het niet bezorgen van de beloofde onderftanden, waren de oorzaken, dat hij, zelfs uitgeput zijnde, geen meerder nut had kunnen doen; fchoon hij daarom, tot hun best, niet werkloos geweest ware, en nu op nieuw, bij Vrienden en Maagen, had aangedrongen , tot hulp; zodat hij eindelijk wederom een deel dappere Benden op de been gebragt had, onder toezegging  2o6 TOONEEL DER STAATS - Lasten moest bezwaard worden , dan van ouds ; maar de verpondingen , moest men , in dit Gewest, op eenen eenparigen voet brengen. Het ftuk der Geldmiddelen , om den oorlog met kracht, zo men hoopte , te kunnen doorzetten, op deeze wijze geregeld zijnde,was men in die Vergadering, op de verdere gedane voorflagen van den Prins, ernltig, bedacht, om eene geregelde order van Beituur te beramen, ten einde de zaken, betreffende het algemeen belang, met nadruk te kunnen voortzetten , waar van het hoofdzaaklijke hier op Verdere icfluiten. VII. AFDEELING. uitkwam : „I, dat elk Lid in t bijzon„ der, en allen eenparig, den Prins „ erkenden, als wettig aangefteld Stad„ houder des Konings, die nooit, volgens 's Lands Wetten, was afgezet. „ II, Dat men andere Gewesten zoude „ trachten over te halen, om Hem insge„ lijks te erkennen,voor een uitmuntend „ Lid der Algemeene Staaten, „ bij eer en eed verplicht, tot de befcher„ ming van Nederland. III, Dat zijne „ Doorluchtigheid een Admiraal »i zou  2o8 TOONEEL DER STAAT5- VII. Afdee ling. Mark, Heer van Lumei, als 'sPrinsfen Stedehouder, over Holland {9). Deeze (9) Zie Boe, IV *8i. 232 en 283. Hooft, IV Boek, bladz, 248. & feqq. ■ De Commisfie, tot dat einde , door den Prins, aan den Heer van der Mark gegeven, was bn forme van Plakaat, op naam van zijne Doorluchtigheid, ingericht,en behelsde een verhaal, „hoe„ danig de Hertog van Alba voorgenomen had, de " Nederlanden, te onderdrukken en tot de uitterfte flavernij en elende te brengen, zonder " acht te neemen, op de vertoogen der Staaten, of " derzelver Gedeputeerden ; noch op Privilegiën , \\ Rechten en Gebruiken; maar in tegendeel, der Iu" gezetenen Welvaren, naar Lijf en Ziel, verwaar" loosde, waarom zijne Majefteits getrouwe en ge", hoorzaame Onderzaten, tot uitbreiding van Gods " glorij, den dienst des Konings, en ter eigener be" fcherming, zig gedwongen vonden, noodweer te ■ te doen; Hem Prins van Oranje, als Gou« " verneur van Holland, Zeeland &c. derhalven , om „ bijftand en hulp , tegen de voorgemelde ongere„ geldheden, hadden verzogt ; waaraan hij willende '„ voldoen, den Grave van der Mark, Hecre „ van Lumei , bij deeze Commisfie , tot zijnen „ Oversten in Holland, aanftelde, om den ', zelveu, gedurende 's Prinfen afweezen, in hoeda\\ nighéid van Luitenant Generaal te erkennen en - „ te gehoorzamen." Verder word in deezen Lastbrief voorgefchreven, op welke wijze hij, Graaf van der Mark, zig in dien Post zal hebben te gedragen, zo omtrent het Krijgsweezen, als Burgerlijk befluur &c.  aio TOONEEL DER STAATS- VII. Akdee- libg. ftrijdig met de eenmaal bezwoorene Wetten; behalven,dat door zodanige handelwijze , de Natie nooit kon belchuldigd worden van opftand en afval, omtrent hun Vorst en Heer; de Eed, die door de Steden werd afgelegd, welke 'sPrinfen zijde gekoozen hadden, ftemde volkomen met dit gedrag in: zij beloven daarbij „ den „ Koning , onder den Prins , trouw en „ hulde te zullen bieden; zijne Excellcn„ tie te gehoorzamen,in al'tgeen hij hen „ luiden ordonneeren en bevelen zal, tot „ bevordering van het Woord Gods, ten „ dienfte zijner Majefteit, tot welvaart, „ verlosfmg en vrijheid van den Lande, „ van hunne Steden en van elk in 't bij,, zonder; dat zij de Vrijheden en Privi„ legiën van de Steden zullen voorftaan , „ en zig het welvaren van dien bevlijtitigen; dat zij in geender manieren zul„ len toelaten, of gedogen , dat in het „ prediken, van het waarachtig Woord „ Gods, navolgende 't Euangelium, ij„ mand hinder of ftoornis gedaan zal „ worden, of dat ijmand in zijn Gewee3, ten onderzogt,of door de Inquifitie,of „ doorPlakaten zal vervolgd worden,en dat „ ook aan de Roomschgezinden geene be„ letzelen mogen gefchieden. — Voorts,  £12 TOONEEL DER STAATS- VII, Afdee. lino. De Prii ftejt or der op Regeering in Hallam Duisberg genaderd was, zette aldaar den Rhijn over en trok verder naar Koer monde, tot het bekomen van leeftogt; doch het geen men hem aldaar weigerde, waar op de Stad aangetast en veroverd werd. Hier zijnde,ontving zijne Doorluchtigheid, uit handen der Gemachtigden van Staat, de hem beloofde onderftanden,in geld en in Brieven. Hij nu den loopbaan, hem voorgefteld, zullende intreden,begreep te recht, dat vooraf behoorlijk moest voorzien worden, op het ftuk der Regeeringe, en vooral, met opzicht tot het heffen der Provinciale Geldmiddelen , om door geen ontijdig gebrek aan dezelve, in eenig gevaar te komen, waardoor de beste oogmerken, zomtijds, zouden verijdeld worden; met dat inzicht gaf hij, in hoedanigheid van Stadhouder, een zeker ' voorfchrift op zijn naam, „om deRegee„ ring der Staaten te Herken; dc voor„ rechten der Steden te handhaven, en „ de benden, een magtig heir; IDeel,bladz. 142.Hooft begroot het op zeven duizend Duitfche Ruiters, en zeventien duizend Voetknechten, VII Boek bladz. 259. Bor ftemt hier mede overeen, maar voegt 'er nog drie duizend JValen bij, VI. Boek, fo, 209.  5i4 TOONEEL DER STAAT5- VII. AFDEELING. Oranje poogt Bergen t$ ontzetten. Zijne verrichtingen , bij die gelegen Jieid. • die gewoon is, zig, met beleid, naar de omftandigheden te fchikken , oordeelde hij thans best, den weg mar Bergen te neemen , verwachtende, zo 't hem gelukte, die Stad te ontzetten, grooter vorderingen te zullen kunnen maken,en de kans des oorlogs, daar door, beter aan zijne zijde te krijgen. In deezen togt werd Dendermonda en Oudenaarde , bij verrasfehing, door de zijnen ingenomen. Den 8 September ontdekte hij de Vijandelijke voorhoede, beftaande uit eenige honderd Ruiters, die door 'sPrinsfen anderen Broeder, Graaf Hendrik, tot binnen de Verfchansfing gejaagd werden: deeze ftoute ftap, ontzette den Vijand derwijze, dat deeze het getal der IMasfauwers merklijk grooter vvaanende, als het was, den Prins niet verhinderde, deszclfs leger, in 't gezicht der Spaanfchen, neêr te Haan. Had het aan Oranje mogen gelukken, elkander in 't vrije Veld flag te leveren , gelijk zijn oogmerk ware , het ontzet zijns Broeders zou 'er misfehien het gevolg van geweest zijn; maar dit wisten de Spaanjaarden te ontwijken, zo dat de Prins genood* faakt werd, den kans te wagen en hun in de Verfchansfing aan te tasten, gelijk ge- fchied-  ±i6 TOONEEL DER STAATS- VIL Afdee. ling. den Rijt <;n dank het af. (11) Men had toen zo wel als nu, Menfchen, in wier denkbeelden alles even gemaklijk uit te voeren ■yvas, zonder te overwegen, den faamenloop van hindernisfen , die dikwils de dingen vergezellen. Boa verhaak ,, dat het aan veelen vreemd dacht en ver 5> wonderde, dat de Prins van Oranje met „ een zo fchoonen hoop Volks in 't Land gekomen „ zijnde, zonder 'er iets van gewicht mede uit te s, richten, dezelve wederom afgedankt had;maar zij, „ gaat hij voort, die meer kennis van zaken hadden, v en wel wisten, dat de kosten van onderhoud, voor hij oorbaarst op te breken, na alvorens Graaf Lodewijk hier van, heimlijk, verwittigd en hem geraden te hebben, tot eene eerlijke overgave; die ook weinig dagen later, met alle krijgseer, volgde. De Prins begaf zig nu, met zijne onderhebbende Benden, naar Mechelen, trok de Maas wederom over, en vervolgens ook den Rijn, bij Qrfoi, alwaar hij zijn Volk afdankte, 't geen echter, uit hoofde van gebrek aan gereede penningen , hem in lijf en levensgevaar bragt, doch door de tusfchenkomst van de Overflen en Hoplieden , aan welke de Staaten van Holland zig, voor de betaling, verbonden hadden , werd deeze Krijgsgemeente eenigermate te vrede gefield (n). De Prins vet-  sï8 TOONEEL DER STAATS- vn. Afdee- lino. ciaal-Hof in Holland op, (12) zond vervolgens den Heer van Batenburg naar Zeeland , om aldaar mede op alles behoorlijk toezicht te neemen. Het mislukt ontzet van Bergen, de overgave der Stad aan de Spaanfchen, en de lloping van 'sPrinfen Leger, had ten gevolge, dat niet alleen, de reeds behaalde voordeden, door 't inneemen van zommige (12) Den 20 Oftober, meld Velius, kwam de Prins te Kampen, verzeld met een ftoet van omtrent zestig perfoonen, tot zijn Hofgezin behoorende; van hier werd hij afgehaalt naar Enkhuizen, alwaar hij een dag of twee toefde; toen naar Hoorn vertrok, en aldaar, onder het luiden der klokken, en het losbranden van 't gefchut, met groote blijdfchap ontvangen werd. Vervolgens begaf hij zig naar Haarlem , alwaar toen de Staaten van Holland vergaderd waren, welke hem terltond het Beduur van den Lande en 't beleid van den Oorlog, in handen fielden , waar door de zaken eerlang eene betere gedaante kregen: want hij bragt het Krijgsvolk, dat bijkans geheel verwilderd was, weder tot geregeldheid; herftelde de bijna verdorven Ju/litie, en bragt die, op nieuw, aan den gang. Door hem verkreeg het Staatswezen , te voren geheel los, en als uiteen gevallen Hukken beftaande, wederom eenige vastigheid. (Kro» nijk van Hoorn, bladz. 197.)  22o TOONEEL DER, STAATS- vu. Afdee- lino. en goed gevolg daar van, De Stad gaat over, hikmaat belegerd, maar niet gewonnen. Voordelige flag op de Zuiderzee, (d) J. Blomhert, IX. Hoofddeel, bladz. 91. waagde (dj ; dit deugdfaam voorbeeld werkte algemeen, en de moed waar mede het belegerd Haarlem zig verdedigde , bekommerde den trotfchen Alba derwijze, dat hij de eindelijke gevolgen duchtende , de andere Steden, door belofte van vergifnis,aan zijne zijde zogt te winnen, maar te vergeefs. De Zeeuwen ftreden niet minder dapper te Water, en vermeesterden verfcheiden vijandelijke Schepen. — Na 't inneemen van Haarlem, op den ia Julij, ondernam Don Fredrik, aanftonds, het beleg van Alkmaar, 't geen hij eenige reizen heftig beftormde , maar niet verwon; behalven de heldhafte wederftand der Inwooners, waar aan zelfs Vrouwen en Kinders deel hadden, werd hij, door het onder water zetten der Landerijen, gedwongen, het beleg te moeten opbreken , en met fchade aftewijken. Den 8 Oéfober was die gelukkige dag, en deeze werd, weinig dagen later, bekroont, met het vernielen van de Spaanfche Vloot,op de Zuiderzee, bij welke gelegenheid de Admiraal Graaf van Bosfu en veele voornaams  222 TOONEEL DER STAATS- VII. Afdee. Vriendelijk gedrag des Keizers. nen, aan den Koning, hem fmeekende^ zig eenmaal Vaderlijk te ontfermen over zij Ti elendige Erflanden, afgemat door den overlast en de geweldenarijen van Alba enz. (13)^ Dc wreedheden in de Nederlanden gepleegt , en die den eigen Landheer onverfchillig fcheenen, troffen het medelijdend hart des Keizers, en deeze verhoedde , voor een gedeelte, het aanvoeren van meerder moordfloffen, ter vernieling van den ongelukkigen Burger. — Eenige vaten Buskruid, door Alba, uit Duitschland ontboden , en die men op wagens naar herwaards voerde, wierden, op bevél des Keizers,door den Paltsgraaf H ans Cazimier, op eene heide aangehouden, ontladen, over den grond geftrooid,aangefloken en dus vernietigd (14). De (13 ) Deeze twee Brieven worden in hun geheel gevonden, bij Bor, VI Roek, fo. 338 en vervolgens. Dezelve zijn dubbel leezenswaardig, uit hoofden van den juiften voordrage der zaken, en van de eerbiedige gevoelens, waarin men toen nog, omtrens ien Koning, ftond. (14) De Lastbrief tot deeze aanhouding, was van ien 12 Oftober van dit Jaar, door den Keizer te Heidel-  VII. Afdee. ling. 1574- Requefenspoogt Middelburg te ontzetten. (15 ) Het karakter van dien Tijran der Nederlanden, word uitvoerig opgegeven, bij Hooft, VIII Boek, bladz. 3^2-334. 224 TOONEEL DER STAATS- dom van ruim zeventig Jaaren, te Lisbon (15). De eerfte zorg, welke de nieuwe Land-' voogd,ten voordeele zijns Meefters, aanwendde , was, om Middelburg, dat door 'sPrinsfen Volk belegerd gehouden werd, te ontzetten; hij deed, ten dien einde, twee Vloten uitrusten, als eene te Antwerpen, beftaande in dertig zwaare fchepen, onder den Burggraaf, Don Sancio d'Avila en de andere te Bergen op den Zoom, uitmakende zeventig fmakzeilen, waar over de heer van Glimes het bevél voerde; op deeze aanzienlijke Vloot, na dien tijd gerekend, waren drie zwaare Spaanfche Regimenten verdeeldt, met oogmerk, om den aanval van twee kanten te doen, en dus het ontzet gemaklijker te maken. — De Prins, aan zijne zijde, van deeze toerusting verwittigd, begaf zig in Perfoon naar Vlisfingen, alwaar hij,onder den Admiraal van Zeeland, Lodewijk van Boisot, in allerhaast, de Hollandfehe en  VII. Afdee. ling. Middelburg gaat aan den Prins over. 226 TOONEEL DER STAATS- ., die liet getij had laten verlopen, God „ dankte voor de beweezen genade, zon„ der, dat hij langer aan de Overwinning „ fchcen te twijffelen (ƒ)." — Deeze heerlijk behaalde Zegen had ten gevolge, dc overgave van Middelburg, op den agtienden Fcbruarij, waar van de voorwaarden , onder anderen, behelsden , dat de Burgers, op het voorbeeld van de "„ Steden, onder 's Prinsfên gebied ftaan„ dc, zijne Doorluchtigheid,?*» „ wegen den Koning, hulde zweeren zou„ den enz." (g). Het bezit van Walcheren en deszelfs Hoofdftad was van eene gewichtige aanwinst voor de goede zaak, vermits zulks den Prins, thans Meefter ter Zee maakte ( 17), en den Vijand vcr- hia- (f) IX. Boek. bladz. 338. (g) Bor, VII Boek , fo. 6. (17) Geheel Zeeland, maar vooral Walcheren , zegt Gargon in zijne tt'alchcrfche Arhadia l is ongenaakbaar voor alle Vijanden , zo lang zij 'geen Meefters op Zee zijn; waarom het ook, door de Graven, een Ftontier ter Zee genoemd werd. en Prins Willem de 1, pleeg te zeggen, als Walcheren gewonnen was, dat men uit dat Eiland alleen', Spanje', wel Vijf-en- twintig Jaaren, kon»  GESCHIEDENISSEN. 227 hinderde, om verder, te Water, iets van belang uit te richten. De Staaten van Holland,welke thans , benevens den Prins, alle de deelen van 'tbeftuur, uitoeffenden (18), oorkonde beoorlogen. Neemt de Bakens weg , en de Vijand moet vergaan. I Deel, bladz, 91, Noot 2, (18) De Staaten van Holland hadden te vooren en onder de Graven, geene Wetgevende Magt, en fchoon men dezelve op de meelte Plakaten van dien tijd genoemd vind , toont nogthans de wijs, op welke dit gefchiedde, genoegfaam,dat het recht van te b. iklen, bij den Koning was en uit des zelfs naam , bij den Stadhouder.. „ Want ,, de Plakaten,zegt Mr. S. van Slingelandt, „ (I Deel, bladz. 93.) luidden doorgaans, dat de „ Koning ordonneert , of ftatueert , met advijs „ van den Stadhouder: waar op dan volgt , en ,, van de Staaten van denzelven Lande , of van „ de Staaten en die van den Raade , ook wel, van die van den Raade en van de Staaten. Zo „ dat zij overal genoemd worden, agter den Stadj, houder en menigmaal agter het Hof (*). Ja „ zelfs, («) Dit is nog in acht genomen , bij liet Oftroi ,'tot hel oprichten eener Hooge School te Leiden , te vinden bij Bor, VIII. Boek, fo. gs. en verfo, alwaar , omtrent in hst midden , geleezen word, „ Bij advijs van P 2 on» vfr, Afdee- LIHO. Schikking op de Re geeringsvorm in Holland,  VII. afdeeling. 228 TOONEEL DER STAATS- oordeelden, om meer dan eene reden , noodzaaklijk, dat hunne Vergadering voor 't „ zelfs zegt hij, zijn 'er Plakaten van dien tijd, waar. „ in de Staaten , ver af, van Legiflatcurs, of Wétge„ vers, te zijn , voorkomen als Vei zoekers , blij„ kens het Plakaat van den 15 Februari) 1573 > in „ het Register van de Staaten, en van den 15 Junij „ 1576 , in het tweede ftuk der Plakaatboeken te. 2137." ■ Een weinig vroeger, op bladz. 85, toont de Raad- Penfionnarii , uit de Registers der Staaten, dat de Stadhouder en het Hof, in eeniger wijze, boven de Staaten waren „ ge„ lijk, zegt hij , daar uit af te neemen is, dat de „ Stadhouders de Staaten bij zig ontboden , het geen " een teken van Superioriteit is, en dat de Staaten niet bij wege van Refilutie, of bij aanfchrijving, ,', gelijk hedendaags, zig addresfeerden aan het Hof, „ over zaken, het Gemeene Land betreffende, maar \\ bij Requtstt.n • Hij beweert zelf, in het 1. Kapittel van dit Eerfte Deel, bladz. 12, tegen de „ onzen lieve Neve &c. Stadhouder over Holland &e. " met die van den Rade Provinciaal van Holland en van , de gemeen- Staaten van Holland en Zeeland." Verder , omtrent aan het eir.de. „ Ontbiedeu daarom, „ onzen Neve en Stadhouder, mitsgaders die van den „ Rade en de Staaien van Holland en Zeeland." enz. Em bewijs, dat de Staaten, fehoou ztj toen reeds de Wetgevende magt uitoef enden, nin zigzelven , maar den Koning , -ils Souveretn, erkenden; gelijk nader ,in de be* venjlaaude Noot, blijkt.  GESCHIEDENISSEN, aaj 't vervolg, op eenen vasten en geregel- Vil. den voet, behoorde te worden ingericht, ^hg**" Hier de zulken, die itaande houden, dat de Graven nooit Souvereinen of Landsheeren geweest zijn, „dat'er ,, nergens Wetten of Plakaten gevonden worden , „ die, ten tijde der Graven, door de Staaten geêma„ neerd, of vastgefleld zijn; ja , dat het 'er zo ver „ van daan was, dat de Staaten zouden gedeeld heb„ ben in de Wetgevende magt, dat zij zelfs geen or„ ders konden [tellen, op het ftuk der Neringen ten „ platten Lande, en dat de ordonnantiën zelve, waar „ op de Schattingen, tot betaling der Reden geheven „ wierden , afvloeiden van de Graven." enz. — Hoewel nu de Staaten, gelijk betoogd is, geene Wetgevende magt mogten oeffenen, waren zij nogthans, in dit tijdgewricht,te weeten, het inneeinen van den Briel, en de veranderingen, daar door te weeg gebragt, de eenigften, die eene Wettige Vergadering, konden uitmaaken , als beftaande uit de Edelen en de Regeeringen der Steden , en dus Wet» tig bevoegt , bij afwezigheid van hunnen Stadhou. der, die, benevens het Hof, de vervolgingen van Alba had moeten ontwijken, ook dat gedeelte van 't Befluur te aanvaarden , welk anders den Stadhouder , van 's Konings wege, alleen, behoorde; ten einde niets verzuimd wierde, om de algemeene welvaart - der Provincie te bevorderen: waarom dan ook W i llem de I, niet alleen, door monde van Marnix, het gehouden gedrag der Staaten, bevestigde, maar tevens deed verklaren .,dat zijne Vorstelijke „ Genade genoegfaam bericht was geweest, en met de P 3 „ daad  VII. Afdee. ï.1h0, ïlefolutie dien aangainde. 230 TOONEEL DER STAATS- Hiertoe waren reeds, in de maand Septem? ber des voorgaanden Jaars, de puncten, ontworpen, beraamd en vastgefteld, welke vervolgens, door de Vroedfchappen der Steden, goedgekeurd zijnde, in Februarij van dit Jaar, tot eene Staatswet gemaakt wierden, waar van het hoofd en opfchrift was : Accoord en Ordonnantie, om onderhouden te worden , in de Vergadering der Staaten van Holland, tot het heleiden der Gemeene Landszaken. Doch'echter en zo als in 't Eerfte Artijkel gezegd word, bij provifie en gedurende den Oorlog (19). Graaf „ daad gezien en bemerkt had, de goede getrouw„ heid en gewilligheid, die de Steden van Welland, „ hem toedroegen, daarin beftaande, dat zij ter dees, zer tijd, zig zo vrijmoedig en oprecht verklaard ,, hadden, tegen den Hertog van Alba, en zijnen „ aanhang en om het met zijne Vorstelijke „ Genade, als hunnen Wettigen en Rechten Gou^ „ verneur, onder den Koning van Spanje, te willen houden, en goed en bloed, met hem op te zetten , ,, ter verlosfing van hun Vaderland, uit de wreede „ en grouwelijke Tirannij der vreemde Spaanfche „ Knechten? enz, B 0 r, VI Boek, fo. 281 verfo, (19) Dit aangelegen ftuk en waarin de Staaten van Holland, voor't eerst, als mede Plaatsbekleders van den Graaf, of Souvereinen der Pro-  GESCHIEDENISSEN. 231 Graaf Lodewijk van Nassau, van wien men zederd het ontruimen van Ber- Frovincie, voorkomen, is van te veel gewicht, met betrekking tot het denkbeeldige van onze zederd vastgedelde Regeerings-Vorm, dan dat ik de moeite niet neemen zou, om zulks in zijn geheel over te fchrijven: hetzelve beftaat in XII Artijkels en deeze beheizen. Art. I. Dat van nu voortaan en bij provifie, ge durende den Oorlog, het Collegie der Sta at es van Holland, gereprefenteerd zal worden, bij de Edelen, naar ouder gewoonte, met de GedepU' teerden van de Steden, hun partij houdende, dal deeze alle zes weken zullen vergaderen, op zulker plaats en dag, als bij 't fcheiden van de laatst voor gaande Vergadering, telkens, zal worden bepaald er bovendien, ten allen tijden, wanneer zij bij, of vat wegens Zijne Excellentie , den Prins van Oranje zullen befchreven , of berocpsn worden. Art. II. Dat uit het Collegie van de Edelen tei Voorfchreven Vergadering, ten minde zullen moeten Compareeren vier van henluiden en uit ij der dei 'Steden, voor 't minst, twee Gedeputeerde PerfoO' tien. Art. III. Dat de Steden uit den haaren zullet verkiezen, drie van de principaaldeen best gequalr iïceerde Perfoonen, die als ordinaris Gedeputeerden of ten minde twee van dezelve, op de Vergadering zullen moeten Compareeren, en dat voor een Jaai lang; ook zal in dezelve Vergadering niemand an P 4 ders VII. Afdee* lino. Graaf Lodewijk,met een nieuw Leger, in de Neder* landen.  23* TOONEEL DER STAATS- VII. Bergen, niets vernomen had, verfcheen, tfrIp!E °P eens, vergezeld van zijnen Broeder, Graaf ders, dan de Gedeputeerden van de Edelen en Steden , mogen verfchijnen, ten waare , om reden. Akt. IV. De voorgenoemde Gedeputeerden en allen, welke in de Vergadering der Staaten verfchijnen, zullen beloven, en zweeren , dat zij 's Lands Privilegiën , Handvesten, Gerechtigheden en andere loffelijke Coftumen, zullen voorftaan ; des Gemeenen Landszaken , met raad en daad , helpen bevorderen , daar in advifeeren en befluiten, zodanig zij, volgens haare meening en met goede Confciëntie, ten gemeenen beste, en welvaren, zullen bevinden te (trekken , zonder affectie, gunst of ongunst, tot eenige Steden, of Perfoonen, in 't partikulier; alle Ordonnantiën en Refolutiën van de Staten; de Com. misfiën en bevélen, hun Staatsgewijze gegeven,naar hun vermogen en wetenfchap, getrouwlijk te volbrengen en te doen volbrengen , en voorts fekreet fe houden , alle zaken in de voorfchreve Vergadering gehandeld of befloten wordende, zonder die te openbaren , dan daar het nodig weezen zal, en de zaken vereisfehen zullen. — Dat dezelve Gedepr„ teerden, op alle befchreven Dagvaarten, zullen gehouden zijn te Compareeren , op poene van 't verlies hunner ftemme , en niet temin het gehandelde te moeten volgen en geftand doen, 't gunt bij de prefenten zal belloten zijn , en bovendien' te verbeuren, onder de vijftig guldens, zo veel bij de prefenten zal uitgefproken worden, na gelegenheid van zaken. Art,  GESCHIEDENISSEN. 233 Graaf Hendrik, met een Leger van zes duizend Voetknechten, en drie duizend Art. V. Dat de andere kleine Steden en derzelver Gedeputeerden in de voorfchrevene Vergadering vrijen toegang zullen hebben , om hunlieder partikuliere zaken aan te dienen; gelijk zij ook zouden gehouden weezen,hunne Gedeputeerden te zenden, als zij Heden over eenige zonderlinge zaak, zouden mogen befchreven worden. Art, VI. Dat de Edelen zullen hebben de eerfte Stem en daarna de Steden, beginnende met Dordrecht als de oudfte en zo vervolgens, als vau ouds; elk met redenen van hun advijs en gevoelen , zonder de een den anderen te interrumpeeren , en dat op alle zakeii befluit zal worden genomen, na de meefte Hemmen; welke Refolutie en befluit in alles zal moeten achtervolgd worden , uitgenomen, dat niemand, tegen zijn wil, zal overftemd worden, in materie van Confent te dragen , tot Bede of Subventiën, of in eenige partijen van Contributien, onder den anderen te maken , en zo zij zig niet kunnen vereenigen , of verdragen , zal het gefchil gefield worden , ter discifie van den Prins van Oranje, met de geenen , die hij , uit den Raad van Holland , daar toe, bij hem zal willen neemen. Art. VII. Dat de Edelen en Magiftraten van de Steden , groot en klein, gehouden zullen weezen , te volbrengen en te achtervolgen , elk voor £0 yer hun en hunne Ingezetenen aangaat, alle Ordonnantiën en Refolutien, aldus, Staatsgewijze, geP 5 no- VII. Afdek, lino.  234 TOONEEL DER STAATS- vil. Afdeh- ling. nomen, zonder wcdcrftand , of wederzeggen , op pcene van alle Onkosten en Interesfe , daar door eenigzins opkomende, zo wel aan hunne Perfoonen en goederen , als van alle Poorteren en Inwoouers van hunne Steden, refpeftive, verhaalt te zullen worden , bij zodanig willig recht en parate executie, als met kennisfe van den Heer Prins van Oranje, bij de Staaten, of bij die van den Rade Provinciaal , des noods zijnde , geadvil'eerd en verklaard zou worden. Art. VIII. Dat in de voorfchreeve Vergadering, vooral , onderhanden genomen en afgehandeld zullen worden, de zaken het Gemeene Land aangaande; daarna, de zaken van de Steden , Dorpen en Collegien, en ten laatfte van alle partikuliere PerIbonen, ten ware, om merklijke zaken, anders, in 't gemeen geadvifeerd wierde. Art. IX. Wanneer 't Collegie van de Edelen of eenige Gedeputeerden van de Steden, in de Vergadering van de Staaten iets mogten voor te dragen hebben, zal de Advokaat, of Griffier, het Gemeene Land dienende, zulks pn gefchrifte overleveren , 'c een, na 't ander. Art. X Dat bij den Advokaat van't Land, bij den Griffier, of Sekretaris, Memorie zal gehouden worden, van de overblijvende zaken ter Vergadering, om dezelve, bij de eerstkomende, wederom voor te dragen, na mate van den fpoed, die dezelve vereisfehen. Art. zend Ruiters, door hem in Duitschland verzameld, in dc nabijheid vanMajïricht, aan  2. a3ö TOONEEL DER STAATS- VII. gen van dien dapperen Nassauer; uno.EE" voor de redding van dit zuchtend Land, met meerder zegen hadden mogen bekroond worden; maar zijn Leger onderging het ongeluk, van den veertienden Gevecht April,op de Mokerheide,verflagen te wor°P ,de den, alwaar hij , benevens zijnen Broeheide der en eenen jongen Paltsgraaf, deerlijk hi^fiie om^wam > zonder nogthans, ergens op het velt. llachtveld, de lijken te hebben kunnen ontdekken , 't geen heeft doen vermoeden , dat zij, of in een niet verre van daar {taande huis geweken, met 't zelve verbrand zijn; of misfchien verfmoord in de poelen, dan wel, dat zij door de hoeven der paarden vertreden en vervolgens uitgeplunderd, geheel onkenbaar geworden zijn. Beleg Reeds voor het einde van October des van Lei- afgelopen Jaars , was Leiden, door Don gebroken Franclsco Baldes, geblokkeerd gehouden, vat*1"' doch de komst van Graaf Lodewijk, deed den Landvoogd goedvinden , het be¬ en de Natïonnale Constitutie; gelijk in den verderen loop van dit Werk, nog Hader aange; toont zal worden.  GESCHIEDENISSEN. a3y beleg te doen opbreken; dan deeze verademing was van korten duur. Den 2.6 Mei, werd de Stad andermaal door Balies ingefloten, en alle toegangen, tot dezelve, door wel twee en zestig opgeworpen Schansfen, verhinderd. Lang verduurden de Belegerden, pest, hongersnood, muiterij en de uitterfte elende; wanneer bij de Staaten, op den voorflag van Oranje, befloten werd, tot het openen der Sluizen, en het doorfteken der Dijken, om den Vijand door het water te verjagen ; doch dit middel had in 't eerst; de gewenschte uitwerking niet, doordien de Oofterlijke Winden veroorzaakten, dat 'er geen water genoeg,op 't hooge Land, rondom Leiden, komen kon, 't welk den Spanjaarden derwijze verhovaardigde , van zig te beroemen, dat het den Ketteren zo onmooglijk zou zijn, die Stad te ontzetten , als de fterren van den Hemel te rukken Dan eerlang deed de Voorzienigheid der kans keeren, en eenen feilen ftorm, uil het Noordwesten, bragt zo veel water orr. de Stad, dat de Vijand genoodfaakt was. zijne Schansfen, door de vlucht, te veria ten, en dat de Vloot, onder den Admi raai van Boisot, beftaande uit een< me VII. Afdeeling. Befluit der Staaten , om de Sluizen te openen en de Dijken door te fteken. Het eindelijk: goed gevolg daar van.  TOONEEL DER STAATS* vn. AFDEELING. De Stat word ontzet. menigte ondiepe Vaartuigen, tot ontzeil gefchikt, op den derden Otlober , behouden , binnen raakte. Zichtbaar bleek de Vinger Gods in dit alles nog nader, toen é des anderen daags, de wind Zuidoost liep , en daarna Oostlijk, waar door het Water met kracht wederom zeewaards keerde (20). De Prins kwam, twee dagen (20) Dit kenüjk teken der Goddelijke Uitred, ding, getuigen alle onze Historie S c o r ij v e r s eenparig. 15 e n t i v o g l i o zelfs, verhaalt, dat de aanflag om Leiden te water te ontzetten, in 't eerst, mislukt zijnde, men geheel Holland, in den gebeden bezig zag, om van den Hemel meerder toevloed van water af te fme eken; doch hij fchrijfc een weinig verder en dat in hem, als een Spaansgezinde , niet te verwonderen is, deeze onverwachte verlosfing, alleen toe, aan de gewoone jlormwin. den in dat Sai/'oen van V Jaar; niet te min erkent hij, dat het water, ah geheele Bergen kwam binnen Jluiven, en de Spanjaards overtuigde, dat zij langer niet tegen menfchen, maar tegen de Elementen te ftrijden zouden hebben, en daarom op hunne Vlucht bedacht waren. De befchrijving,die hij verder van deezeu aftogt geeft, moet voor de Span. jaarden allerbenauwst geweest zijn: hij zegt, V was een rampzalig fchouwfpel, aan veele zijden den een gedood, en den anderen verdronken te zien, en veele die ter hunner behoudenis de Wijk naar de hooge pla&lfen genomen hadden, wierden, van het Wa-  £4° TOONEEL DER STAATS- VII. Afdee- lino. Hoogt School aldaar opgericht. 1575- De Ko. ning begint tot zachtheid te neigen. aan Eetwaren en Geld, omtrent duizend gulden bij een bragt. Ter Staats-Vergadering was men insgelijks niet achterlijk, om den moed en de dapperheid der Lcidfche Burgeren, door weldaden, te beloonem Men boodt hun derhalven aan, of om eenige Jaaren fchatting vrij te zijn, dan wel het oprichten eener Hooge Schoole-i binnen haare muuren. Welk laatfte verkoozen zijnde, ontvingen zij in 't begin des volgenden Jaars, daartoe , het Octrooi, door den Prins, op 'sKonings naam, verleent. De gefteldheid der Nederlanden? in 't Algemeen, alwaar het Spaansch gezag weinig meer, met vrucht, kon uitrichten ; het geheel verlies voor die kroon, van Holland en Zeeland, en de gedurige Muiterijen der Krijgsbenden, maakten de hoop, om eenmaal deeze Gewesten wederom tot de oude gehoorzaamheid te rug te brengen, ten uitterfte zorglijk. De Koning bemerkte , maar te laat, hoe zeer men hem, door het aanfpooren tot geweldige middelen, misleid had, en begreep eindelijk, dat het voor zijn wezenlijk belang nutter was, iets  242 TOONEEL DER STAATS- VII. uno. Dezelv loopt vrucht loos af. X Boek, bladz 402 & feqq. Als mede bij Bor, VIII Boek, fo. 87 en vervolgens. (22) Men ontdekt in het geheel bcleidt deezer Vredes- Onderhandelingen , geen fchijn noch fchaduw, dat 'er met de Burgertje* der Steden, voor, of na, eenige rugfpraak over gehouden, derzelver gevoelens gevraagd of iemand hunnentwege bij de Confarentien genodigd is ; en even weinig , dat de Ingezetenen zig hier over bezwaard hebben, of eenig misnoegen doen blijken; 't geen zekerlijk gefcliied zou zijn , indien zij gemeend hadden , van hier toe bevoegd te weezen : immers de Gemeente van dien tijd wist, bij eene beklaaglijke ondervinding , daar goed, bloed en leven bij gemengd was, be- tigden der twee Bondgenoten, om aan hunne zijde, alle mooglijke bevordering tot eene gevvenschte verzoening toe te brengen , verzogten een maand uitftel , om 's Konings cisfehen nader in overweeging te neemen; 't geen bewilligd wierd, doch de Keizerlijke Gezant, wel vermoedende , dat men bezwaarlijk de zaak zoude eens worden , nam affcheid en vertrok. De aangebode voorwaarden des Konings werden, middelerwijl , aan de Vrocdfchappen der Steden, die 's Prinsfen zijde hielden , rondgezonden, om'er hunne meening op te verdaan (22); waarna  244 TOONEEL DER STAATS- vit. Afdee* LING. De Print word hei Hooggezaffh var Holland np^eura- „ mitsgaders tot alle Onderwindingen en „ beleidingvan de gemeene zaken dcrzel„ ven Landen, met onderwerping van „ alle dezelve aan den goeden wil en het „ gebied van zijne Excellentie, welken zij luiden geconfereerd hadden 55 en gen dat hij node te brengen zou zijn,omhemin eenen Oorlog met Spanje te wikkelen. Zig tot dc Koningin van Engeland te wenden , die nog onlangs den gezuiverden Godsdienst had aangenoomen, fcheen de beste hoop op een goed gevolg, te beloven;de Regeerings-Vorm aldaar, ftrookte meest met die der Nederlanden; haaremagt ter Zee,de ligging haarer havens en de voordeden , welke onze Koophandel en Scheepvaart, daar door, zou kunnen genieten,troffen den aandacht; doch men kwam, ter deezer tijd, tot geen bepaald befluit. Dan daar de nood des Lands,niet te min,eene fpoedige voorziening in 't beleid van zaken vercischte, oordeeldenRidderfchap, Edelen en Steden van Holland, voor dienftig , om , gedurende den Oorlog , Zijne Doorluchtigheid, tot Hoofd en Hoogste Ovrigheid te verkiezen en hem aan te Hellen, „tot de Regeering „ der Landen en Steden van Holland,  GESCHIEDENISSEN. 245 ,, en confereerden bij dezelve ActeM allevolkoome magt enauthoriteit.daar- „ toe eenigzins nodig zijnde, enz." Bij deeze Acte, gedagtekend, den twintiglten Julij van dit Jaar, was te gelijk een Landraad ingefteld , welke beftaan zou uit eenige der voortreffelijkfte Ingezetenen, „tot asfiftentie van den Prins, „ met raad en daad, in de zaken van „ het Gouvernement, mitsgaders tot be,, leiding en confervatie des gemeene „ Landszaken, en de Unie derzclve Lan., den ( 23 )." Doch welke Landraad , wei- (23) Zie Mr. S. van S l i ng e l a ndt , I Deel, bladz. 95 en 96. Bor, levert ons dit Stuk in zijn geheel. Het zelve was den Elfden Julij, te Dordrecht, Staatsgewijze, befloten,en behelsde ook onder anderen. Zijne Excellentie zal, van wegen den Koning, als Graaf van Holland en Zeeland, recht en Jujlitie doen adminijlreeren, bij den Rade van den Hove van Holland, over alle de Plaatfin en Ingezetenen van Holland, Zeeland en Friesland (dat is Westvriesland) onder denzelve Hove re/orteerende , in alle zaken lot kennisfe van denzelve ftaande; zonder nogthans te verkenen eenige Provi/ie, of te admitteeren eenige Proceduren, tegen de Ordonnantie, of ReJ'oluiie, van de Staaten. Q 3 Zijne vri.t AfdeÊUno.  246 TOONEEL DER STAATS- vit. weinig maanden later, wederom vernieAfeEi- tieclwerd, en op 't voorftel van den Prins , lino. ^ , be- Zijne Excellentie zal den zeiven Raad, alle Hoofd-Officiers en Officiers van de Juftitie, aan/lellen en ordonneeren , van wegen den Koning , als Graaf van Holland en Zeeland. Bij Zijne Excellentie zal, op naam des Koning, mogen verleend worden , alle gratiën; als remisjien, pardon, rcjpijten; legitimatien en dergegelijken , met advijs der Officiers en Wethouders der Plaatfe, of anderen , naar ouder gewoonte ; insgelijks alle Oclroijcn, Beneficiën, Pi erogativen', of Privilegiën, mits met advijs van de Staaten, om alle queftien te voorkomen. Ook zal Zijne Excellentie handhelden en bejehermen, alle Rechten, Privilegiën, Gerechtigheden , Vrijdommen en Ufelijke Coflume der Landen en Steden van Holland en Zeeland, oruh r zijne gehoorzaamheid zij' de, enz. Aangaande de Rt ligie, s«/ZijkeExcelle ntie admitteeren en hundhuden de oeffiening van de Gereformeerde Euangelische Heli gie, doende furchceren en ophouden, de excercitie van de Roomfche Religie, enz. Zonder,dat hij zal toelaten, dat men op iemands Geloof, of C,nfcientie, zal inqnireren, of dat iemand, ter oorzake van dien, eenige moeinisfen, injurie, ). Don Jan van Oos ten rijk, reeds, eenigen tijd te voo- ren«  £8o TOONEEL DER STAATS. vm. AFDEELING. 0> anj, fchrijfc desweg* aan De zeiven. gewoon daden en geen woorden te vertrouwen, waarfchouwde, in eenen breed, voerigen brief, gedagtekent uit Middelburg den laatften November, de Alge- H m een e Staaten ernftig , tegen de listige aanklagen van het Spaanfche Hof en bragt daar door te weeg, dat zij, welke niet ongenegen fcheenen, Don Jan terftond, als algemeen Landvoogd, te ontvangen , zig in hun oogmerk te leur gefteld zagen, aangezien de zaak nader in overweeging genomen werd (4); ondertus- fcheu „ geenen, die U Lieden gezonden hebben , hnnne ,, beloften behoorlijk gehouden hadden, men zou U „ goed gehoor gegeven hebben, om een nieuw Ver „ bond te bevestigen , maar aangezien wij dikwils „ gewaar geworden zijn , dat als Gijlieden vrede ,, verzogt, Gij, U ten oorlog gereed maakte ; zo „ vereischt de reden , dat wij ons niet meer op „ woorden verlaten kunnen , maar daden ondervin- „ den moeten." Eene heerlijke Les , die in glle Raadzalen van Staat , met gouden Letteren gefchreven, behoorde voorgehangen te worden! (4O Bentivoglio zegt, dat dePmNs van O ra is' j f. , zederd de veré'eniging der Landfchappen, als een Godfpraak bij dezelve werd aangezien, zo, dat de gewichtigfte zaken, onder hun, na zijn bericht verhandeld en na de achtbaarheid van zijn  s83 TOONEEL DER STAATS- Vin. Afdeelino. „ aan Don Jan, vreesde hij, dat zij in gevaar fton„ den van geleid te worden , waar de Spanjaards 5, hun hebben wilden ; want vermits deeze altoos: „ getracht hadden , de Vergadering der Staaten te „ beletten , zouden zij ongetwijffeld thans alles in „ 't werk Hellen , om Hun met vleijerijen in te ,, neemen en in flaap te wiegen , door eenige In,, geboornen in den Raad te brengen,maar die we„ zenlijk niet dan voor fchaduw dienen zouden;dat de ganfche toeleg was, om het gezach der Staaten „ te onder te krijgen ; ondertusfchen dat Edelen, „ Burgers en Gemeente, goed en leven in handen „ der Staaten gefield hadden, verzekert, dat zij de „ Vrijheid des Vaderlands, getrouwlijk, zouden voor„ Haan, en befchermen; waarom hij Hun vermaan„ de, daar in te volharden, zo als zij voor God en „ menfchen konden verantwoorden, zonder zig bij „ de nakomelingfchap veracht te maken. —— Zijn „ raad was dan, alle onderhandelingen met Don Jan „ te flaken, zo lang de Spanjaards en ander vreemd „ Volk van Oorlog, in 't Land waren; dat zij niet moeften ophouden, zig meer en meer te verfler- ken, tot wederfland der vorige Regeeringe; dit „ Hemde overeen, met de oude Vrijdommen, blij„ kens het vijfde artijkel der blijde inkomfle;de hand,, vesten van Kortenberg, verleent in de Jaaren 1261 en „ 1320; en't Jaar daar aan volgende, door Hertog bevestigd, en andere Vrijdommen, zederd. Men » diende zig bij dezelve, ftandvastig, te houden. De nog bleven nestelen, voor zig te verzekeren; dit gelukte naar wensch, omtrent de  VIII. Afdee- ling. 284 TOONEEL DER STAATS- Vesting; ook werd Groningen , omtrent deezen tijd, aan de Staaten overge- bragt. „ tegenfpraak te kunnen veelen. — 't Zou derhal„ ven aan geene beloften, noch vleitaal, ontbreken, „ om de Staaten te beleezen en om te zetten, maar s, 't volbrengen zou langfaam gaan. — Kwam even„ wel Don Jan zo verre, dat hij het vertrek der „ Spanjaarden toeftond, men moest dit vasthouden;. „ en daar bij het herftellen en onderhouden der Vrijdommen, op goede voorwaarden,bedingen ,mooglijk, aai de Staaten, nevens hem, zo wel te zeg,, gen zouden hebben, in V fluk der Regeeringe, als „ dat der Geldmiddelen. Dat hun moest vrij/laan? „ twee of driemaal in 't Jaar, te vergaderen, of ,, Zo dikwils als hun goeddacht, em te onderzoeken „ of de dingen wel en wettig behandeld wierden, en ,, om '/ geen daaraan te kort Jchoot, te herftel,, len, zo als zij zouden vinden te behooren. Alle „ Burchten aftcbreken; geen Krijgsvolk te werven, „ dan bij bewilliging der Algemeene Staaten, noch ,, ergens bezetting te leggen, dan met hunne toe„ /lemming. Zo doende dacht hem, mits zij maar „ eendragtig bleven, zouden zij, onder Gods ze„ gen, kunnen bewaard blijven; maar zig ligtlijk be„ driegen, zo zij waanden, met Don Jan te vergenoe„ gen, het Land in vrede te zullen brengen; inte„ gendeel, zulks zou grooter twist, dan ooit te voo5, ren, verwekken: want hier op konden zij ftaat ma. ,, ken, dat eene menigte Ingezetenen, zig noch op „ het woord des Konings , noch op dat van Don 11 Jan , verlaten zouden; ziende het Gezach der » Staa-  z$6 TOONEEL DER STAATS- VIII. Afdee. lino. Hinde fing dm Bonjan, 3 5 j 3 3 handelingen met Don Jan, ten einde hem als Landvoogd van 'sKoningswegen tc ontvangen, waren in 't einde des voorgaanden Jaars, door Gemagtigden der A lGSMB b x b SIaaten,tcLuxemburg begonnen ; de voorwaarden , daar toe betreklijkjhadmenhem ingefchrifte overgegeven en deeze behelsden de navolgende |MMItClL< m b I Iet Laad van Spanjaards en' „ ander vreemd Krijgsvolk te ontledi„ gen. II. Alle Gevangenen, zonder los„ geld, in vrijheid te Hellen. III. Brand„ fchatting en verdere Verbintenisfen van „ dien aart, te verklaren voor nietig en j, van onwaarde; dat men den Kooplic„ den en anderen, zou terug geven hun„ ne koopmanfehappen, huisraad en ver» dere eigendommen, van wat natuur , ook, die nog in weezen zijn en daar „ onder begrepen , de reeds betaalde , brandfehattingen. IV. De Vrede, ge, maakt, tusfehen de Algemeene , Staaten,met den Prins vanOran, je en de Staaten van Holland en , Zeeland, en derzelver Bondgeno, ten, te doen onderhouden, als niet » ftrijdig zijnde, tegen het Katolijk ge, loof, V. Alles, wat door de genoemde „ Staa-  aG8 TOONEEL DER STAATS- vut Afdee- linc. „ derdanigheid aan den Koning, te hand,, haven. HL Te zullen afzien van alle „ uitheemfche verbintenisfen , zo daar „ eenige mogten zijn gemaakt. IV. Alle „ vreemde Soldaten te zullen afdanken, „ uit het Land te zenden,en die niet we„ derom te doen inkomen. V. Hier van „ zullen de Staaten, tot meerder zeker, heid, opene Brieven, getekend en ge„ zegeld, verleenen. VL Gedurende de ,, onderhandeling zal 'er aan de zijde der „ Staaten eene Wapenfchorsfmg van vijftien dagen zijn; te beginnen met den „ dag , dat de Spaanfche Knechten en „ hunnen aanhang,zulks insgelijks doen, „ en daar van behoorlijke Brieven, door „ zijne Hoogheid, zo wel aan de Staaten, „ als aan de Spanjaards worden afgevaar„ digd. VII. De ^Staaten zijn te vrede, ,, om gedurende den genoemden tijd, den verderen aantogt der Franfche troepen „ te Haken,mits de Hertog de Spanjaards en hunnen aanhang, dadelijk zal doen „ vertrekken. VIII. Indien zijne Hoog„ heid goedvind, om nader bij te zijn, ,, van te Brusfel, of te Bergen in Henegou„ ven, te komen en ten dien einde geleide „ en lijfwacht zoude begeeren, verzoekt n men,  VIII. Afdee- Bedenkingenvan de: Prins den Sc ten vat Hollan en Zet land. i i 9 » 1 1 t d d H I in dato den Eerften Maart, en getekend door den Griffier van Braband, waar bij de „ als het behoort i getekend, bij gemelde Heeren „ Staaten, de Gouverneurs der Provinciën, de , Legerhoofden en de KolonelJen , doen overgeven „ en ter hand jlellen, waar bij zij beloven en zig „ verbinden , dat wanneer de Spanjaards binnen „ den tijd met Don Jan overeengekomen , met de: , daad, niet zullen vertrokken zijn, dat in zoda, nig geval, en om alle fchadelijke uitvluchten te „ ontwijken, de voorgenoemde Heeren Staaten, , Zullen afbreken en doen eindigen, alle verdere „ verftandhouding met Don Jan, en het beraamd , vertrek, bij iaege van Wapenen, te zullen veri, vorderen, zonder, daarna, verder te ver ft aan, , tot eenige onderhandeling , hoedanig die zoude , mogen weezen. Vervolgens, dat Hun gelijke Acte , en Verbintenis zou gegeven worden, dat noch de , Staaten, noch de Gouverneurs, Legerhoofden , noch de Kolonellen, den meergemelden Don Jan, , of iemand anders, tot Landvoogd zullen ontvan, gen, toelaten, of Ér kennen, voor dat geheel vel. , daan zal zijn, aan alle punten, eenigzins ftrij* , dende, of weerfprekends, de Privilegiën, Rech, ten en Vrijheden des Lands, en nadeelig aan de Pacificatie van Gend, en zulks gecorfirmeerd,geratificeert en bevestigd zal weezen &c." De ori< ertekening was,GuiLLiAUME de Nass au, en lar onder, Bi; ordonnantie der Staaten van olland en Zeeland. C. Faymon. — Zie o r, X Boek, fo. 223. & feqq.  VIIT. AFDEELING. Bezending dooi Don Jar, aan Oranje en de Staaten, Uollan, en Zeeland ftcl len orde op hunn zaken. 304 TOONEEL DER STAATS- Staaten, eenige nadere pogingen ter vereeniging, gedaan zijn; maar Don Jan, zodra hij te Brusfel, in 't begin van Mei 1 deezes Jaars, als Landvoogd erkent en beëedigd was, deed eene plechtige bezending aan Oranje en aan de Staaten van Holland en Zeeland, hun kennis gevende van het aanvaarden zijner Regeeringe , met meer andere redenen, om dezelve te beweegen tot 't aanneemen van het gemaakt Verdrag, en daar door, zo hij voorwende, 't onderling vertrouwen te herftellen; doch de menigvuldige bezwaren, welke tot tegenredenen dienden, verijdelden, ook in deezen, het listig oogmerk van Don Jan (7). { De twee afgezonderde Provinciën wel vermoedende,dat hunne ffandvastigheid, "hoe billijk en rechtvaardig, al de wraak ; te duchten had , welke een eervergeten Hof en nog boozer Hovelingen, zouden wee- (7) Om niet, buiten uoodzaaklijkheid , te veel uitteweiden, wijzen wi] den Leezer naar Bon, X Boek , fo. 245 en verfo en 246, alwaar de voordragt van Don Jan, het Antwoord op dezelve, en wat 'eT verder betrekking toe heeft, breedvoerig geboekt is.  vin. LING. Koningin van Navarre re verzeilen, alle zijne eigendommen,zo /fBru-fei,a/r te Mechelen, deed inpakken en medevoeren; ja zelfs zijn voorraad wijnen , heimlijk deed verkopen , herinnerde ik mij de onlangsuitgekomen Memoive pour ie Rhingrave de Salm, een Werkje in Svo. , waarin die Gelukzoeker, na riet alleen zijne bezittingen , maar ook zijn Perfoon, door difertie en vlucht, buiten het bereik der Wetten gefield te hebben, nog onbefchaamt genoeg h van zijn gedrag te durvai verdedigen , met te zeggen : La Hollande etait pour lui une feconde patrie , que fon Cceur avait adoptèc ; la conftitution en etait ébranlée ; fe devouer pour elle £? braver tont es les fureurs de fes ennemis etait pour lui un devoir. Ce devoir le Rhingrave de Salm s' honnorera toute fa vie de favoir rempli avec le fcrupule, la paffton qui caraüerifenl Fhomme digne du beau titre de Citoijen. — Tuut ce quil avait de ztle, de courage, de Conjlance , de connaiffances, d'a&ivité, il Va prodigué pour la caufe qu'il defendait page 3. Dat is „ Holland was voor hem „ een tweede Vaderland, 1 geen zijn hart had aange„ nomen; de Conflitutie waggelde; zig aan haaren „ dienst overtegeven en al de woede haarer Vijanden y> te tarten, was voor hem een plicht. Het zal den „ Rhijngraaf van Salm , zo lang hij leeft tot eer „ verftrekken dien plicht volbragt te hebben, mei „ eene omzichtigheid en ijver, welken den braven ,, man kenfehetfen, die waardig is, den fehoonen „ eer- 306 TOONEEL DER STAATS- niet gelukte. Men bleef des vijf en veertig vaandels Knechten en dertig Schepen van  vnr. Afdee LINO. 308 TOONEEL DER STAAT3- nodig, ten einde op alles te beter orde te kunnen Hellen en de binnelandfche rust te be- „ dat oogmerk te bereiken , gewaagd had : zijne „ Vrienden, Broeders, Goederen, Bezittingen, ja „ zijn leeven zelfs : hun was niet onbekent , de trouw en ftandvastigheid, van de Staaten van ;, Holland en Zeeland, die de brug gelegd H hadden, waar door men, tot zulk een gewenscht „ einde gekomen was Dat nogthans de partijzuchB „ en flinkfche handelingen van zommigen , die het „ Vaderland weinig genegen waren, deeze goedheid „ des Hemels, gaarne wilden doen vergeten en het „ Land in nieuwe onlusten brengen : waarom hij, „Prins van Oranje, niet kon afzijn , hun „ te bidden en te vermanen , dat fchoon eenigen, „ 't zij door vergetelheid, of door vrees, of onder „ eenig ander voorwendfel, te rug gingen, zij niet „ temin geftadig voor oogen geliefden te houden, „ de voordeden, welke het algemeen Vaderland, uit „ de nakoming van de genoemde Gendfche Bevre„ digfngtto verwachten heeft;als de eenigfte hoop, „ om het Land wederom gefield te zien , in zijne ,, oude rust en voorfpoed , en derhalven aandringt „ tot de volkomen onderhouding en uitvoering van „ dezelve. Hij verzoekt hun dit met allen „ ernst, en volgens het gewicht der zake, te wil. „ len overwegen, ten einde die gewenschte Vrede, ' zo plechtig bezwooren, en zo menigmaal beves, tigt, mag gehandhaaft worden , welke zig thans nóg maar als eene bloote fchaduw, zonder weezen , vertoonde , om dat men zig van de voor- „ mr  Sio TOONEEL DER STAATS- vin. Afdee- J.ing, bezoek te geven, waarin hij , door de Prinsesse zijne Gemalinne, verzeld werd. „ Overal waar hij kwam, zegt „ BoRj heerschtte groote blijdfchap en n vreugde, men hielt hem, naast God, „ voor den eenigften Verlosfer, en die „ hun van de llavernij der Spanjaarden en „ andere Vreemdelingen bevrijd had; on„ der anderen, in Noord'-Holland, noem„ de hem de Gemeente niet anders dan Willem-Vader; zij fpraken en p riepen elkander toe : Willem-Va„der, is gekomen! en dat met zodanige „ welmeenenheid, dat men de blijdfchap „ des harten , op de aangezichten kon „ leezen; ook was elk over zijne vriend- lijkiieid en heufche houding ongemeen „ vob „ de uitterlle vriendfchap van dezelve verzoeken, isa i, zig te voegen in de gemeene belastingen, en zig „ te onthouden van vijandlijkheden, gelijk zij, vol„ gens de Pacificatie van Gend, gehouden zijn te „ doen: en nogthans betoonen zij zig daarin traag en „ onwillig, als Luiden, welke geene groote lust heb„ ben-, den vrede en de openbaare rust te helpen ?) handhaven." Dees Brief, gedagtekend den 2oJunij deezes Jaars, was gefchreven te Haarlem, en door den Prins ondertekend. ——— Bor, X Boek,fo. 253. ver fa.  VIII- Afdee- ling. De Prim raadt de Alge mee tie Staaten zig te wapenen; <)ocli Word niei guioprt. 312 TOONEEL DER STAATS- ben , van hun goedvertrouwen tot den Landvoogd, konden afgetrokken worden, op dit bericht te moede waren. Oranje van deeze eerfte verflagenheid gebruik makende, deed hun ernftig aanraden , „ van al derzelver magt heimlijk „ bij een te brengen en daarenboven drie „ duizend Hoogduitfche Ruiters te lig„ ten, 't geen genoegfaam was, om Don „ Jan de Stad en het Kafteel van Namen , „ niet alleen te doen ruimen, maar zelfs „ het geheele Land van Luxemburg en „ hem daar door de middelen te benee•„ men, om te rug te keeren (ƒ)." Maar ook ditmaal bleef deeze goede raad zonder vrucht; een lot,welk de Prinssen van Oranje, zederd, wel eens meer ondervonden hebben : doch de zucht der Staaten tot gemak ,'en Don Jan's %oog opg.ven van de zijne, tot 'sLands rust, zegt Hooft, verboden hun te vanhoopen aan 't beflechten der Gefchillen (g). Gedurende het binnenlandsch reisje , met welk de Prins, te deezer tijd, bezig (ƒ) Bor, als boven, fo. 254 verfo. {§) XII Boek, bladz. 531.  314 TOONEEL DER STAATS»' VIII. Afdee- lino. Pe Alge mecne Staaten De Algemeene Staaten, die in weerwil van hun onbepaalt vertrouwen, op » „ nende dat 'er verraad fchuilde, doch hij, met zijgewoone onverfchrokkenheid , ftelde haar te vre„ de; wanneer kort daarna en toen zij even binnen „ waren, een ander zeer beklaaglijk geval gebeurde. „ Een kind van negen Jaaren, viel uit een vengfter „ dood, voor 's Prinsfen Rijtuig , neder ; die aan„ ftonds beval de Paarden Uil te houden, en na het ,, Lijkje befchouwd te hebben , beklaagde hij de naastbeftaanden en gelaste hetzelve in huis te neemen , om dat het door de menigte menfchen, welke bij deeze gelegenheid, op de been waren, „ niet mogt vertreden worden ; zijnde het destijds „ de gewoonte te Utrecht, de zulken, zo lang te laaten leggen, tot dat het Gerecht die gefchouwd „ had, maar de Prins nam, het geen 'er van mogt „ komen, ter zijner verantwoording. Hooft „ drukt zig over de (loutmoedigheid van Oranje , van zig onbewaart, binnen Utrecht te vertoo» ,, nen , op eene treffende wijze uit, wanneer hij ,, zegt": Al te zorglijk vonden dit de Prinses en veele anderen: gemerkt die van Utrecht zig nog onvoldaan, en van zijne Regeering afgezonderd, hielden; maar zijne Doorluchtigheid fteutiende op de kracht eener Franke rustigheid, die gemeenlijk , door 't vertrouwen , de ontrouw tot fufheid of bekeering brengt, wilde , ongeacht de kwaadwilligheid van vee len daar binnen, het wagen, zonder eenige Lijfwacht, of ander toeverlaat, dan alleen de kennelijke zucht der Burgertje, t» hem*  3i<5 TOONEEL DER STAATS-! VIII. Afdeeling. Nodigei AmPrin naar Brusfel. tijding, ondertusfchen, dat Don Jan; overal, Volk aanwierf en zelfs de weg gezonden Spanjaards te rug ontbood, deed de bekommering nog hooger rijzen , en 'de Algemeen.e Staaten befluiten, 1 om denPRiNS van Oranje, plechtig, te doen verzoeken, van hun met raad en daad te willen bijftaan; en naar Brusfel overtekomen; 't geen hij, uit kracht van het Gendfche Verdrag, wel bewilligde, maar nogthans onder deeze nadruklijke voorwaarde, „dat zij geliefden in overwee„ ging te neemen, de last, welke hem in „ Holland en Zeeland was opgelegd; als mede de naauwe en weder„ zijdfche Verbintenis, in welke hij met „ de Staaten dier beide Landfchappen „ Hond, die gedurig aangegroeid en ver„ meerderd was, door de getrouwe hulp, „ die zij, den een den anderen, in elks „ noden, beweezen hadden, en daar hij „ niet gewoon ware, iets van belang te „ doen, zonder de Staaten daar van ken„ nis te geven, zo verzogt hij, dat zij „ het .ten goede wilden houden, dat hij „ hier op insgelijks hunne goede meening „ en bewilliging vernam, op dat hij des „ gevotglijker, en vrijer, zonder zwa-  VUL Afdee LING. ] i I { i 1 313 TOONEEL DER STAATS- De Staaten van Holland eri Zeeland, fchoon ongaarne, bewilligden nogthans, om des noods wille, in% Prins sen reize. Hij kwam, verzeld van Zijnen Broeder, Graaf Jan van Nas, sau, juk poogde te houden. Ik heb geen ander betoog voor de waarheid van mijn gezegde nodig, dan het geen de overige,onvaste,Provinciën ondervonden hebben, die, na op allerhande wijze geHin-erd en omgévoert te zijn, eindelijk, onder den wil hun- ner Opperheeren hebben moeten bukken. Za 'er ooit, zederd, in ons Land, een tijdltip geweestis, waarin de noodzaaklijkheid van eene ongeveinsde Verbintenis, tusfchen het tegenwoordig Huis van Oranje en de Wettige Staaten, zonneklaar bleek, 't was onder de jeugfte Reroertens in deeze Gewesten! — Beider ftandvastigheid voor dé handhaving der oude Constitutie, en den insrloed van Zijne Hoogheid, op twee voornaame Mogekheden, bragt, naatst God, die gez e gende Omwending van Zaken te weeg, waar door dee:e Republik haare wel en wettige Regee:ingsvorm herfteld en Burger en Ingeze.rim, zig gered mogt zien, van de Overheerfching nn binnelandfche Dwingelanden; en wie durft een ogenblik twijffelen, of het gewichtig heil van dee-;e laatfte Vereeniging, zal eene altoosdurende waarorg blijven, van de ijverigfte pogingen onzer geerb.edigde Regenten, om alles toetebrengen, « dezelve kan doen fiand houden, en beftendig. laken. 6  VIII. AFDEELING. (*) ReiJt, II Boek, bladz. 20. (/; Blomhert, XI Hoofdjiuk, bladz, lil. 320 TOONEEL DER STAAT5- en denklijk zou hij ook eerlang tot alge^ meen Landvoogd verkooren zijn geworden , indien niet wederom verdeeldheid van gevoelens, en oogmerken van eigen belang, de noodzaaklijke Eendracht ter Staats-Vergadering, ondermijndt hadj De toejuiching, welke de Prins, allenve* gen, genoot, fchijnt wel, was niet naar den zin van veele Grooten en Edelen , vooral der zulken, die zig opwierpen als Voorftanders van den Roomsch Katholijken Godsdienst. De Aartshertog Mathias, Broeder des Keizers, werd heitnlijk,' door de partij der Misnoegden, naar N ed er la nd ontboden,en den Staaten als Landvoogd voorgefteld. Oranje, die wel het meest tegen zodanig vreemd beftaan in te brengen had, was nogthans de geen , die zijne verkiezing, aanraadde,en zig vergenoegde van onder hem, als Stadhouder, te liaan (F), gelijk zij ook,zederd,in vriendfehap met elkander leefden (/). On-  vin. Afdee- LIKG. 32a TOONEEL DER STAATS- maand vanFebruarij des volgenden Jaars, alvoorens dezelve van den Prins Satisfatlie ontving. Nog wederrechtlijke daad, en als een aanval op de Burgerlijke Vrijheid, voor te Hellen en uittemeeten. Dit kwaadwillig oogmerk, welk zederd, door het eigen en veel fchreeuwender Gedrag van die Paraj zelve, in 't Jaar 1787, al zijne Overtuiging verlooren heeft, zal daarom echter nooit ophouden, het panacea, of gereedfte hulpmiddel te blijven, waarmede zij, bij 't minfle uitzicht naar nieuwigheid , andermaal de goede Gemeente zullen trachten te misleiden. Dit overweegende.heb ik gemeend,tot een tegengeftelde hier te moeten aanvoeren,het zorgvuldig gedrag van Willem den I, voor de Ingezetenen van Amtterdam , en dat zelfs in een tijd, toen de omftandigheden eene meerdere geftrengheid fcheenen te vereisfchen. De zaak was dus gelegen: Kort na dat de Provincie van Ut ft echt onder 'sPrinssen St adhouders chapterug * gekeerd was, gelijk ik in den Tekst gemeld hebbcverfcheenen ook bij hem, te Brusfel, eenige Afgevaardigden van Amfterdam, om insgelijks vol" doening van Zijne Doorlu chti gheid te ontvangen, waaromtrent men het zo ver eens wierd, " dat de volkomen fluiting alleen afhing van de ''goedkeuring der Staaten van Holland, Hier op verzogtendie waAmfte-dam,den?Rimf t van aan de gezegde Staaten re verzoeken, en den Gezaghebber in 1 Noorder - Kwartier, te  324 TOONEEL DER STAATS- vtir. Afdee ling. Don Jat word bi de AlgemeeneStaaten voor Vij and verklaard. ne Staaten, als Vijand verklaarden hij, benevens zijne Aanhangers, gehouden voor wccrfpannelingen, tegen 't Vaderland, flrafbaar aan lijf en goed; gelijk dan ook ten zelfden dage, zijnde den zevenden December, een Plakaat, op 'sKonings naam , uitkwam „ gebiedende alle ,, Stadhouders, Gouverneurs, Officieren, „ Drosfaards , Schouten, Rentmeefters, „ of Ontvangers der Domeinen en ande„ ren, welke het zoude mogen aangaan, „ dat zij alle Goederen, roerende en on„ roerende, Actiën en Credieten van ge„ melden Don Jan en zijne Aanhange„ ren, mocftcn aanhouden en optekenen. „ Gelastende voorts elk en een ijgelijk, „ die mogten bezitten, in bewaarnis heb„ ben, of kennis draagenvan eenige Goe„ deren, Schulden of Actiën, toebehoo,, rende aan hun, die de zijde van Don „ Jan, tegen ons en de Algemeene „ Staaten , hielden, van welken rang of „ aanzien zij mogten weezen,dat zij aan- „ ftonds ; gerust vragen , of de verplichting aan Willem den I, niet verre in waarde overtrefc , den ingebeelden hoon, door Willem den II, de Stad en haare Burgerij, zo zij zeggen, aangedaan?  3a6 TOONEEL DER STAATS- ,. deeze voorfchreven Landen, zig, ze-t „ derd het vertrek van den voornoemden „ Don Jan, insgelijks hebben verwij- derd, hunne posten verlaten en naar el„ ders geweken zijn, zo gebieden en be„ vélen wij, allen dezelven,van wederom tot hunnen plicht te keeren, en dat uit9> terlijk binnen vijftien dagen, na deeze „ tegenwoordige Publicatie , bij verlies „ van hunne Ampten en Waardigheden, „ en daar en boven gehouden te wor3f den, als mede plichtige der Rebellen „ en Vijanden der voorfchreven Landen. „ enz. («O, Bg AartsHertogtylathias \vord Land'. \QQgd. \7?*- vin- AFDEE- ANd UCCiC UJJCllliJlVV. vi~irv.iamxug n_gv.it Don Jan, werd bij de Algemeene Staaten bellooten, den Aarts-Hertog Mathias, tot Landvoogd, aan te neer men, waar toe de voorwaarden, Zijne Hoogheid voorgefteld zijnde , door hem , na eenig beraad, goedgekeurd wierden. Den agttienden Januarij des volgenden Jaars, hielt hij zijne ftatelijke intrede te Brusfel, werd, twee dagen later, als Landvoogd en de Prins van Oranje, («0 Bok., XI Boek,fo. 317, ver/b. en 318,  323 TOONEEL DER STAATS- VIII. AFDliEUNG. Hij vei klaart de Oorlog pan di Staaten, „ de uit de Nederlanden te rug gekomen „ Spanjaards, wederom, derwaards te zen-. den, en om meer Volk, zo te voet als „ te paard, aan te werven (o)''. Deeze bevélen waren van eene zo lchielijke daad gevolgd, dat reeds in het begin van dit Jaar, de Hertog van Parma, met de gezegde Spanjaards, zig aan onze Grenzen bevond, en met Don Jan vereenigde,die zijn eigen Volk , zederd verfterkt met Waaien en Duitfchers, in 't Land van Luxemburg , deed famentrekken ; hij door zulken onderftand bemoedigd, verklaarde nog voor het uiteinde van de gezegde maand, den Oorlog, bij een gedrukt gefchrift, aan de Algemeene Staa'ten, „ om te doen onderhouden, „ de Oude Roomsch Katholijke Religie ,, en behoorlijke onderdanigheid aan den , Koning" daarbij voegende, groote beloften en toezeggingen aandieLandfchappen, Steden, Dorpen en aan het Krijgsvolk, welke zijne partij zouden houden. De Staaten bleven niet in gebreken, op deeze Uitdaging, insgelijks, in druk, te (o) Bentivoglio, IDeel, X Boek, bladz.  VUL AFDEELING. Jntfier dan. kies *s Prins feu zijde Gevolge daar var 53o TOONEEL DER STAATS- den, minder belemmerd was geworden (f)l eene heimlijke verftandhouding met Don Jan , bleef aankweeken, en vermits daaruit niets anders dan gevaarlijke gevolgen te duchten waren, eischtte de voorzichtigheid van ernftiger maatregels,tegen dezelve,te moeten neemen ; zij werd dan te water naauwer ingefloten, en ook van de landzijde eenigermate belegerd, toen eindelijk den agtften Februarij, onder bemiddeling van de Afgevaardigden van Utrecht , een verdrag met de Stad aangegaan, en dezelve tot'tBondgenootfchap .overgebragt werd; doch, gelijk het gemeenlijk in onrustige tijden gaat, de uitgeweken Onroomfchen wederom ter Stad ingekomen en nu de overhand hebbende, jeukte naar wraak, wegens de geleden vervolgingen; dit veroorzaakte, weinig maanden laater, dat een aanzienlijk gedeelte der oude en dienstdoende Wethouderfchap uit hunne posten gezet en als Ballingen verzonden wierden (16). Ge- (r) Zie het tweede gedeelte van onze Noot N. 14. (16 'Bij gelegenheid van het tweede Eeuwfeest der Hervorming van Amfterdam, in 't Jaar 1778» " dit  332 TOONEEL DER STAATS- VIII. AFDEELING Schets van den Algemeenentoeftand der zaken in Nederland. Het is mijn oogmerk niet, om alhier een verflag te geven, van alle de bijzonderheden , die deeze onlusten verzelden ; mijn voornaam doeleinde is, den Landgenoot te bepalen, bij het geen de daarna Vereenigde Landschappen, dadelijk betreft, als de zaak waar bij wij het grootfte en meeite belang hebben. Ik fpoede mij dan tot de Unie van Utrecht dat Paladium van Staat, 't geen ons zo menigmaal en nog maar onlangs, voor onzen geheelen ondergang bevrijdde! Alvorens, evenwel, daar toe overtegaan,moet ik vooraf,om den draad derGefchiedenisfe te vervolgen,in 't kort aanftippen, het beloop der Algemeene zaken, tot den tijd dat dit gebeurde. De Algemeene Staaten, in weerwil hunner onderlinge verdeeldheid , gelijk ik een weinig hooger opgemerkt hebbe, moeiten echter den Oorlog aanbinden; een Verdrag met Engeland kwam dezelve, daar toe, zeer te ltade, en welk Rijk hun met Geld en Volk onderfleunde; nog kreeg men, van eenen anderen kant, eenigen bijfland, maar het fchijnt  534 TOONEEL DER STAATS- VIII. ling. «iet beter, dan tot hier toe ge/chied, zo is alles onherflelbaar verkoren, en de zaken èeeren, door onze fiapheld, tot het beste einde , dat de Duivel voor hun wenfchen kan. Wij zullen ons tot het uitterfle verweren; God beftuure de rest &c. Hooftj XIV Boek, bladz. 590. (18) Bentivoglio geeft ons eene zeer juifhs fchets, van den toeftand des Lands op dat oogenblik: „het geheele Lichaam der Landfchappen,zegE „ hij , was grootlijks onder zig zei ven verdeeld, „ ze in 't ftuk van den Godsdienst, als in dat van „ gehoorzaamheid aan den Koning: want de geenen, „ die met Ketterij befmet waren, toonden genegen„ heid, om zig geheel van de Spaanfche heerfchap„ pij te ontdaan, en zij, die Katolijk begeerden te blijven, wilden wel van de Spanjaarden, en de „ Uit^eemfchen bevrijd weezen, maar echter, ge„ lijk te vooren, in de gehoorzaamheid des Konings „ van Spanje volharden/' I Deel, bladz. 295. — Van Reijd zegt, „de verfchillen waren zonder „ einde. Het arme Land werd bij Vriend ent „ Vijanden beroofd , en had dus twee Vijanden iri „ plaatfe van eenen. De Staaten verlooren overal ,, hun gezach; zo bij de Soldaaten, vermits men dee,, zen niet betaalde , als bij de Burgers en Land,, lieden , die zij niet befchermden." II Boek, f- 43- genoegfaam, dat zonder alle die beklaaglijke oneenigheden, welke de Gewesten , op deezen tijd, verfcheurden (18), zeker merk-  336" TOONEEL DER STAATS- xr. Afdeh- linc. Aanmerking ove! tJeaGend jchen Vrede- om met eenparigheid van hart en zin, de dreigende gevaren af te weeren, veroorzaakte zulks geene geringe bekommering bij de twee Geweste v , die alle de gevolgen zeer wel voorzagen, welke hun eindlijk zelfs bedreigden, door de gedurige befluiteloosheid der Overigen, uit hoofde van de betrekking, die zij, wegens de Gendfche Bevrediging, tot het geheel Lichaam, der Landfchappen hadden. Het oogmerk van den Gendfche Vrede _was voornaanilijk, om, bij eenparigheid van alle de Gewesten, zig tegen den moedwil der Spanjaarden te verzetten, en daar door elks rechten en voorrechten te handhaven (a). Dan het bleek eerlang, dat deeze Unie, die kracht van famenbinding ontbrak, die 'er vereischt werd, om tegen alle wederwaardigheden ftandvastig te kunnen blijven, aangezien de grond van dezelve alleen gelegen was, in den oogenbliklijken nood, waar in de zaken des Lands, toen, waren, en welke een fpoedig befluit vorderden; maar gcenzins in de overeenftemming van zin en gevoelen, die O) Zie hier vooren, bladz. 265.  IX. AFDEELING. 338 TOONEEL DER STAATS- eerlang gefloten werd; doch waar in de Provinciën van Gelderland, Holland,Zeeland enUTRECHT,nooit bewilligd, of het zelve aangenomen hebben. De diepe Staatkunde van Willem den I laat geen twijffel over, of die Vorst hadt reeds , bij 't ontftaan der Onlusten met Spanje, en toen hij zig tegen de handelingen van Alba verzette, uitzichten en bedoelingen, die zig eerst, daarna, en bij meerder rijpheid van zaken, zouden ontwikkelen; 't is derhalven niet vreemd, dat een dergelijk ontwerp daar onder behoord hebbe, gelijk men, met veel waarfchijnlijkheid, van hem fchijnt te vermoeden. Bor ten minfte verhaalt ons, „ dat de Prins, kort na de Gend„ fche Vrede, en lang te vooren, eer hij „ naar Braband vertrok, heimlijke onder„ handelingen gehouden heeft, met eeni„ ge voornaame Perfoonen in Gelder„ land, en zo insgelijks in Vriesland en Overijssel, met oogmerk, „ om deeze Gewesten, met Holland „ en Zeeland, te verëenigen,en tus„ fchen dezelve eene Unie te fluiten: „ dat Mr. Jacob Muis, tot zodanig einde, „ meer dan eens, naar Gelderland was ge- „ zon-  340 TOONEEL DER STAATS- IX. AfDEEHBO. Graaf Johan van Na Ja i wo hoofdbi ftuurde der Um trekking tot elkander hadden , nader te verëenigen, 't zal genoeg zijn, dat wij, naar waarheid, onderricht worden, omtrent het voorzichtig beleid, waar mede men in deeze groote zaak, te werk gegaan is,en hoedanig die tot ftandgebragd werd; uit welk een en ander genoegfaam blijken zal, dat de Unie van Utrecht geen luchtig opgellagen Gebouw was , maar de vrucht van een lang en beredeneerd overleg, gegrond op de ondervinding van het wezenlijk nut, dat 'er voor de Bondgenooten, wederkeerig, in gelegen ware, en hier door van die verbindende kracht werd, dat de ondergang van den eenen Bondgenoot, onvermijdlijk, die des anderen moest nazig Hepen. 't Is beweezen, dat Graaf Johan van s. Nassau het voornaamfte beweegrad ge'dweestis, om die Vermaarde Unie . tot ftand te brengen, aangezien Wil«■ lem del, fchoon de hoofdbeleider des werks (i), zig nogthans, om verfcheiden (i)In de verzameling van onuitgegeven /lukken, van den Hoogleeraar, Mr. P. Bondam,vind ik, III Deel, No. 63, eene Prtpofuie, namens den Prins van  S4s TOONEEL DER STAATS- IX. AfdeeUKQ. 1 i misfchien, onmooglijk te maken; wie ervaren is inde Staatkunde, weet, zonder mij* „ land en Zeeland , te vrede zullen zijn, wanneer „ het de Staaten van Gelderland geliefde, met „ hun in Verbintenis te treden , onder zodanige redelijke voorwaarden, als men, wederzijds, zoude overeenkomen; waarom zij, Gecommitteerden, „ aanbieden, met dezelve Staaten, of hunne Gedepureerden, hier over breder in onderhandeling te „ treden , indien zijlieden zulks konden goedvin- „ den." Bladz. 260, 261. Uit dit voorftel, van wegen den Prins , aan Gelderland , gedaan, hoewel het destijds nog van de hand geweezen werd, bladz. 270 & Jeqq. kan nagegaan worden, dat deeze zaak, bij de twee Gewesten , reeds te vooren moet behandeld geweest en goedgekeurd zijn; ook ontkende Oranje niet, de Hoofdbeleider van deeze Unie geweest te zijn ; immers in zijne Tweede Verantwoording , waar van ik thans een druk van 't Jaar !74Cj, voor mij hebbe (*) , zegt de Prins, bladz, 150. IVij bekennen, dat wij de Unie eerst gedreven hebben, dat wij ze, daarnaer gcvoordert hebben , ja , dat wij ons beneerjlight hebben , datze 'iiochte onderhouden worden. (*) Jk noem hier, met voordacht , de druk des Jaars 1746 , te Leeuwaarden ;bij iV'd'cm Coultn en Abraham Feryerda , waar achter gevocgc is, dc Ban des Konings tegen ien Prins , cn eenige andere Stukjes, die met elkander een >ekvvaam Boekdeeltje in 8vo. uitmaken , om dat ik dit Werke, mijne Lcezers, als van veel belang zijnde, gaarne wilde .anprijzen , en hun daar door de moeite ontneemen, van iet bij Bur, Hooft cn Anderen, te moeten iiaflaan, welke ichnjvers ook niet in alle handen zijn.  344 TOONEEL DER STAATS- IX. afdeeling. Graaf Johan, met zeer veel recht, kon gehouden worden, voor het Hoofd en den Beftuurder deezer Unie C4\ In- (d) Mr. L. P. van de Spiegel, Vertoog, bladz. IV & feqq. zijl] oogmerk te bereiken, over dit aangelegen ftuk een mondgefprek met derzelver Afgevaardigden, die zig te Brusfel bevonden, zou gehouden hebben. —— Ik ben niet verwaand genoeg , ' van mij te verbeelden , dit verfchil , tusfchen zulke Twee groote Mannen , voldoende te kunnen beflisfen. Beider gevoelens zijn aanneemlijk, en van beiden kan genoegfaame reden gegeven worden. Dit heeft mij op de gedachten doen komen , deeze verfchillende meningen eens, tegen elkander, te vergelijken , en daarna te zien,bij de overweeging van Tijd en Omltandigheden,die mij dunken, dat zij, ijder onderfcheiden, bedoelen, of dezelve, zonder aan den een of anderen kant, de Hiftorifche Waarheid te kwetfen, niet zouden te verëenigen zijn- In die onderftelling fchreef ik de woorden in den Tekst, waar toe deeze Noot gefchikt is. Dr Heer van de Spiegel , fchijnt zig eigenlijk alleen te bepalen , bij de vast voortgaande handelingen der Ume, wanneer de zaak reeds een zoort van Weezen begon te krijgen, onder de beltuuring van Johan van Nassau, Stadhouder van Gelderland, en toen de Prins,onder den Aartshertog Mathias, de waardigheid van Algemeene Stadhouder bekleedde; op deezengrond dan is het,dat hij zegt, bladz.  IX. AfdjseLMG. aan- 54(5 TOONEEL DER STAATS- Verbond(«), nagaat, dan blijkt,dat het eerfte openbaar voorftel, tot eene nadere Ver- (e) Dezelfde. Bundel van onuitgegeven Stukken, II Deelen te Goes bij Jacobus Huisman, fo, 1780 & 1783. derfchen, het voorftel te laten doen , en evenwel blijkt,uit den gedanen voordragt, dat hij,daarmede, zeer behoedfaam is te werk gegaan, om geen verkeerden erg te wekken. Wat het tweede tijdperk betreft , 't geen de Heer Bondam , tot bewijs van zijn gevoelen ,bijbrengt, naamlijk, 's Prinsfen eigengetuig' nis in zijne uitgegeven Verantwoording, tegen den Ban des Konings, immers toen was het veinzen uit; de zaak was voldongen en niets weêrhielt den Prins langer, om onbewimpeld te zeggen, zo als het was. Indien men nu deeze door mij opgegeven onderfcheiding, van Tijd en Om Handigheden, in't oog houdt, dan dunkt mij, dat deeze ftrijdige meening zeer wel tot een Sif< thema kan gebragt en dus bepaald worden, „dat Oranje al aanftonds na de Gendfche Re,, vredigmg, ziende de onfhndvastigheid van eenige „ Gewesten, beducht werd, dat die Unie fchielijk „ zou gebroken worden, en daarom bij de Staaten „ van Holland en Ze eland aandrong, zig door een „ nader Verbond, met de meest naburige Provinci„ en, te verfterken, en zelfs met de daad ijverde, „ om zulks in Gelderland en elders. aanneemlijk te „ maken, maar dat hij, daarna , Algemeen Stadhou„ der geworden zijnde. oordeelde van behoedfamer „ te werk te moeten gaan, en toen die houding kan  348 TOONEEL DER STAATS- IX. AFDEELING Befluit deswegen, bij de Staaten van Holland en Zee land,, j onderlinge Staatkundige en Burgerlijke he« langen,dit deeze Landfchappen tot elkander hadden, en waar toe die van Overijssel en Vriesland, in gelijke betrekking Honden. Voorts kwam het aan , op den bijftand, dien men, in geval van nood, den Gelderfchen, en de zo even genoemde Provinciën, zoude willen bewijzen ; wordende daar bij de noodzaaklijkheid van eene dergelijke Unie aangedrongen , uit de gefteldheid des Lands zelve, en het gevaar in 't welk men reeds was, door het verlies van eenige Gewesten en verder zoude kunnen komen, door het misfen van meer Anderen, 't geen zeker te weeg moest brengen, dat men den Vijand minder konde weêrftaan, ten zij op deeze wijze, door zig vaster te verbinden. De Staaten van Holland en Zeeland namen, op dit voorftel, den vier en twintigften daar aan volgende, een zeer gunflig befluit, behelzende , ,, dat zij hem Graaf van Nassau, dank be„ tuigden voor den goeden ijver, om dezel„ ve Landen in vaste ëenigheid en onder„ ling verbond te brengen; dat zij niet „ zouden nalaten hunne Afgevaardigden, _ met  IX. Afdïe- li ag. De Prins zend zijn Thefaurier aan de Staaien, | t < 9 j 5 M tg C n c r v ry. 3'. 5j 33 53 350 TOONEEL DER STAATS* de zaak eindelijk ftond voldongen te wor-" den. Uit eenen Lastbrief van den Prins van Oranje , gedagtekend den agttienien October 1578, en waar mede hij zijn Thefaurier Taffin, aan de Staaten yan Holland en Zeeland, overzond, blijkt, dat de Prins, reeds eenijen tijd te vooren, den voornoemden Staaten had doen aanfchrijven, om egen den zesden van die zelfde maand, itaatsgewijze, te Gorkom te vergaderen, , aangezien hij tot welvaren des Lands , van Holland, hoognodig bevond, , de ontworpen Puncten en Artijkelen , den Staaten te doen voorhouden, , om daarop te befluiten," doch dat zulks, oor het vertrek van zijn Heer Broeder, aar Duhschland, was verhinderd geworen ; dan vermits gemelde Graaf van Jassatj, daaglijks , te rug verwacht rerd, verzogt hij, „dat zo dra de Heeren Staaten van zijne wederkomst kennis zouden hebben, zig dan te Gorkom te willen vervoegen, tot het einde in zij ne eerfte Brieven vervat, alwaar Graaf Johan mede zoude verfchijnen, om hun de meening van hem Prins van O r a n-  352 TOONEEL DER STAATS- IX. afdeeling. land, van den vierden der bovengemelde maand October,ziet men genoegfaam, dat Johan van Nassau, reeds kort na zijne aanftelling als Stadhouder van Gelderland, het ontwerp der Unie,moet gemaakt en naar Holland en Zeeland ter overweeging gezonden hebben ( 4 ). Dit „ Unie meest bevorderlijk ware voor die Laudfchappen, waaraan de Vijand bijzonder gelegen ware,om „ dezelve te onder te brengen; vooral de Provinciën „ van Holland en Zeeland, die hem meest in't „ oog liepen, benevens die Gebuuren , welke bij „ meerder ge ".veld, aan zijne zijde, 't zij te Water „ of te Land, gefchikt zijn. tot Frontieren, om de „ onderftand deezer Unie te kunnen genieten, zon„ der welke zij zig, in den nood, alleen zouden. „ bevinden, 't geen, onder Gods zegen, door zoda,, nig loflijk en vast Verbond, verhoed kon blijven." I Deel, bladz. 58 & feqq. (4) Mr. P. L. van de Spiegel, I Deel, bladz. 38. Profesfor Bondam, in zijne Redevoering over de Unie van Utrecht, meent, ,, dat zo al niet vroe„ ger , ten minde in de Vergadering der Staaten „ van Gelderland, in 't midden van de maand Ju„ nij des Jr.ars 1578, binnen Arnheim, gehouden, ,, eene eerfte en ruwe fchets van een nieuw Ver„ bond zo uontworpen en in gefchrift gebragt zijn;" blaax. J04 en 105 Terwijl hij in de Noot (») daar onder gevoegd, zeker MS. Refolutie der Staaten  354 TOONEEL DER STAATS- IX. Afd«b. lik g. gen ftuk, echter toen niets bepaald, maar zulks tot eene volgende Vergadering ver- fcho- Vr ij heid beroofd wierden j dat deeze en dergelijke uitftrooizels niet kwalijk naar den fmaak waren , van zommige Regenten , die den Prins gaarne den Foet zouden geligt hebben, om door eene verandcring in de Regeeringsform , hunne eigen Grootheid op te vijzelen , terwijl de Gemeente, door de lasten van den Oorlog gedrukt, fckielijk het oor, aan deeze kwaade verdenking, leende. — „ Dee„ ze verdeeldheden , dus gaat de Raadpenjionnaris „ voort, gaven oorzaak, tot eene geheele wanorde „ in 'sLands zaken; dé Prins, die zig in Braband „ moest blijven ophouden , beklaagde zig over dit „ alles, ernftig, aan de Staaten van Holland en „ Zeeland , willende , vermits de zaken op dien „ voet niet konden blijven, dat zij flechts hadden „ te verklaaren , waar aan zij zig begeerden te „ kouden. Dit werd op de beleefdfte wijze , door „ eene bezending, uit de twee Provinciën, beant„ woord , met zig te verontfchuldigen van allen „ argwaan , belovende zig gaarne naar den goe„ den raad en het Advijs van Zijne Doorluch„ tigheid te zullen gedragen v*)". (Vertoog, bladz, (*") Hoe juist ftemt deeze Schilderij overeen, met het Origineel van onze dagen! dan het eenigfte waarin de overeenkomst faalt, is, in het verfchillend gedrag der Staatsleden van toen]en nu\onlengs. Toen zogt men alle fchiir van ergwaan en fcbadehjVe verwijdering, door eene bezending aan den Prins, te voorkomen. Nu onlangs, poogden meu, door MM  356" TOONEEL DER STAATS- buuren, en waarvan in 'sPrinssen voordragt, mede, melding gemaakt was, werd be- konden uitgevoerd worden. Tot dat einde, had hij dan ook de Staaten , bij vernieuwing, te Gorkom befchreven,en zijnen Broeder, Graaf J o 11 a n van Nassau, beneven zijn Thefaurier en Sekretaris, derwaards gezonden, om , uit zijn naam , zodanig gewichtig voorftel te doen. Het ftuk zelve , zo als het bij den Heer van de Spiegel , in zijn Bundel van onuitgegeven Stukken , 1 Deel, bladz. 69 en vervolgens, voorkomt, is veel te uitvoerig, om hier geheel over te fchrijven, doch daar het tevens van te veel belang is , om het ftilzwijgend voor bij te gaan,zal ik mij vergenoegen, van 'er 't voornaamfte uit medetedeelen: ,, De Prins verzoekt, daarin, aan de Staaten, ,, van te willen overweegen: I, dat de Landen van ,, Holland en Zeeland , van ouds, plegen te heb,, ben, een Provincialen Raad , om Recht en Ju„ ftitie te berzorgen, tusfchen de Steden en deGi? ,, meenten, als ook van Bijzondere Perfoonen. 1, „ Dat de Steden de gefchillen, binnen dezelve, en „ de Jurisdiaie van dien , gewoon zijn te behan,, delen. 3, Dat 'er altoos geweest zijn, Rentmee„ fiers Generaal der Domeinen en kamer van Re, kening, betreffende de Inkomflen des Lands. 4 „ Dat men gehad heeft, een Procureur Generaal „ en Landdrosten, ter beoeffening van Recht, bui,, ten de Steden. —— Dat dergelijke fchikkingen, „ met opzicht tot het Burgerlijk befluur , ia zo „ ver- IX. Afdee. ling.  358 TOONEEL DER STAATS- ÏX. Afdee- lino- Vergade FÏPg te i i : ] I 1 om, ten verzoeke van Graaf Johan,binnen Utrecht, de laatfte hand aan dit gedoor hem, in deezer voege, opgehelderd: „ dat zo „ wanneer de Staaten van eenige Gemeenebesten, „ voor zig, aanneemen de Regeering van dezelve „ Landen, zulks ontivijffelbaar gefchieden moet, in hoedanigheid van Souverein of hoogste magt, naast God; dan aangezien, datze meafchen zijn , „ wie zal ze ftraffen, indien ze vallen, ofte vaille„ ren? Afgevaardigd zijnde, om de Steden van den Lande, of de meefte van dien, te reprefenteeren , , zo gaat het zeker, dat zij, overdenkende van Sou- vtrtinn te zijn, uit eene natuurlijke trek, hunne „ Stad meer dan andere Steden zullen trachten te be„ gunfligen, met te rug (lelling van de verplichting , u in welke zij ftaan, tot het gemeen welvaren van 't I, geheele Land; zoekende op deeze wijze alleen het „ welzijn van enkelde Steden. fiier uit ont- () Haat, met den tijd, alle misverltand, wanordens, |f partijfehap en tweefpalt, tusfchen het eene gedeelte , des Lands en 't ander, willende een ijgelijk, na ,, genoeg, een Rijk in een Rijk oprichten; 't geen , geen ftand konde houden, maar eindelijk een ge, wis bederf veroorzaken moest, tot den geheeleu , ondergang en vernietiging van de gezegden Lan- , den." Om 't welk te voorkomen hij Graaf fAN Nassau, benevens zijne mede Gedeputeerden, fan Advijs zouden weezen , „ dat het de Heeren , Staaten geliefden, zo veel immer mooglijk wa. re, te onderhouden en te achter volgen, de pun, eten en artijkelen, begrepen in de Unie en Com- p niii-.  ÏX. e\roi& 560 TOONEEL DER STAATS- kort na de Staatsvergadering te Gorkom, Plaats gehad heeft, en zulks wel den drie en „ te worden, tot des Gemeenen Lands behoefte. Al >, het welk, gaat de Graaf van Nassau voort, ftrikt „ lijk onderhouden wordende , zou zulks , onge„ twijffeld , de beide Landfchappen , te eerder in „ goeden welftand (tellen, vermits alles gelegen is „ in de goede Unie en verftandhouding, om den een „ den anderen bij te liaan, als Leden van het zelve „ Lichaam, ten einde des te beter de zwarigheden, „ die hun mogten overkomen, te kunnen weerftaan."-Verder word door hem , van wegen den Prins , voor. gedragen, het inJleUen van eenen Raab , befiaande uit tien oï twaalf Per/bonen, aan welkers Hoofd hij Zijn zou, „ om in raam , en onder het gezach der „ Staaten, te handelen over de Zaken van Oorlog, „ Finantie , Jujlitie en Polic-j," met meerdere punéten, hem, Heer Graaf, in lastgegeven, als onder andereu , rakende, het onderhoud der Hooge Scheele te Leiden, en de betaling der Hoogleeraars en Befttturders, van dezelve; als mede omtrent de Bedienaars des Goddelijken IVoords ; oordelende de Prins , zulks best te kunnen gefchieden uit de Geestlijke Goederen, welke, volgens de eerfte inftelling, tot Geestlijks gebruiken géfchikt waren. Eindelijk moest hij de Staaten verzoeken, met ernst te wil{en letter., op het geene Zijne Excellentie, henlieden, te vooren hadde gefchreven, belangende zekere Confoederatie, of Verbintenis, met het Hertogdom van Gelderland, 't Graaffchap Zutphen, Vrie;iand et andere Landen, ingevolge het reeds door den Prins  35a TOONEEL DER STAATS- IX. Afdee UNO, „ elkander gefcheiden wierden, deeze „ nieuwe en nadere Verëeniging, alsdan, haare uitwerking zoude genieten , en „ dus dit Verbond het ander zoude fter„ ken. Dat verder dooi dit tegenwoor„ dig Verbond ook niet verminderd zou „ worden , het Recht van 't Duitfche „ Rijk, maar dat een ijder zou blijven „ behouden, de voorrechten, welke hij , van de Duitfche Keizeren verworven „ had;" welke verklaring dan ook aan het flot der Voorrede van de Unie is ingelijft (*')• — Althans de Afgevaardigden van vier Gewesten, Holland, Zeeland, Utrecht en Vriesland, Staatsgewijze, tegenwoordig, te Utrecht (ó) faam- (*)P. Bondam, Redevoering, bladz. 116,117.en Koot. (6) Het zal mooglijk veelen vreemd dunken, dat juist in de Stad Utrecht, en niet in een der Steden van Holland , dit Gewichtig Verbond gefloten werd ? lk kan 'er geen voldoende reden van geven, ten zij alleen, dat die Stad, zo voor Graaf Johan van Nassau, als voor de Afgevaardigde» der mecfle Gevetten, de best gelegenfte geweest is. Bor zegt, ter plaatfe, Volt (g aangehaalt, d.it zij derwaards, deo, den Graaf, befckreve* waren en in eene Refolutie, van den vijfden December 1578, door den Heer  364 TOONEEL DER STAATS- IX. AFDEELING. Geteken en afgekondigd „ deeze zelfde wanden, die ons nu bevat„ ten, en tusfchen welke,toen,de Bond„ genoten hunne beraadllagingen gehou„ den hebben, konden fpreken, zij zou„ den nog met roem gedenken, en ons „ thans vermelden met hoedanige ftand„ vastigheid, met wat beleid, met wcl„ ke verëeniging van gemoederen ; ein„ delijk met welke Vaderlandsliefde, „ zij getracht hebben eene Eeuwigdu„ rende Eendragt, tusfchen zo veele „ Volken, vast te ftellen en't inwendig „ kwaad van het Gemeenebest, de Twee-. „ dragt naamlijk, uittedrijven (7)." i Den drie en twintiglien Januarij deezes Jaars en eenige volgende dagen, gefchiedde de ondertekening dezer Unie, en den negen en twintigfte daaraan, werd dezelve, met groote plechtigheid,van de Puije van het Utrechts Raadhuis, den Volke bekend gemaakt (/). Dit (/) Bondam, Redevoering, bladz. 154. Bor, XIII Boek, fo. 85. (7) Zie Redevoering, bladz. 137. Hij voegt 'er in eene Noot bij: dat in het groot Kapittelhuis van den  366 TOONEEL DER STAATS* I3L Affee- „ rannij en llavernij, te doen wederkee„ ren, 't zij door list, of door de wape„ nen, en op deeze wijze de gemaakte „ Unie te vernietigen; zo is 't, dat die van het Hertogdom Geldre, het „ Graaffchap Zutfen, benevens de „ Graaffchappen van Holland en Zee„ land, 't Sticht van Utrecht en „de Vriesche Ommelanden, „ tusfchen de Rttns en Lauwert gelegen, „ voor goedgevonden hebben, zig nader „ en meer bijzonder, met den anderen, „ te verbinden en te veiëenigen; geen„ zins, om zig daar door van de Generak Unie af te fcheiden, maar om dezelve nog meer te fterken en zig in ftaat te Hellen, tegen alle ongelegenheden, waarin zij zouden mogen verval„ len, door list of geweld van hunne Vijanden; om welke reden dan de Afge„ vaardigden van de meergemelde Pro3, vinden, volkomen in den haaren,daar „ toe,gevolmagtigd, vastgefteld en geflo* „ ten hebben, de Panelen en Artijkeh hier na volgende , zonder in alle gevallen „ zig bij deezen te willen onttrekken van „ het Heilig Roomfche Rijk."  368 TOONEEL DER STAATS IX. Afdes- „ De Vereenigde Provinciën „ zijn, overeenkomflig dit Verbond,ge- hou- (8 ) De uitdrukking , Steden en Leden van deeze Unie wezende, fchijnt mij toe, in dit Verbond, voorzichtig, ingelast te zijn , vermits verfcheiden Steden en Leden der Vereenigde Gewesten , toen, nog geen deel daar aan genomen hadden. Men zie deswegen, de Bundel van onuitgegeven /luiken des Heeren van de Spiegel; alsmede de Redevoering van Profesfor Bondam, bijzonder bladz. 151 in de Noot (*). „ de gefchillen, die eenige van de Vooi„ fchreven Provinciën, Steden en Sedert „ van deeze Unie weezende (8),on„ der zig hebben, of namaals zouden mo,, gen krijgen, hunne Voorrechten en Vrijheden betreffende , dezelve door „ den gewoonen weg van Rechten, door „ Scheidsmiden , of minlijke ovcreen- komst, beilist zullen worden, zonder „ dat de andere Landfchappen, Steden „ of Leden van dien, zo lang zig beide „ Partijen aan het Recht onderwerpen, „ zig daar mede zullen hebben te bemoei„ jen, ten zij tot eenig vergelijk. II.  IX. LING. 370 TOONEEL DER STAATS- „ ften, of Prinsfen, Landen, Provind„ ën, Steden en Leden van dien, welke „ hun mogten verongelijken, of den Oor„ log aandoen, mits dat die bijftand, bij „ de Algemeene Bondgenooten, bepaald „ zal worden, met kennis en na de gele„ genheid der zake. IV. „ Tot zekerheid van de voornoemde „ Provinciën,Steden en Leden van dien, „ zullen de Frontier-Steden en ook an„ deren, waar men het nodig vinden zal, ,, onverfchillig in welke Provincie gele„ gen, bij goeddunken en op order der „ Verëenigde Gewesten , verfterkt wor„ den, ten kosten der Steden en Provin„ ciën , daar in die gelegen zijn, mits „ hebbende , daartoe, bijftand van de „ Generaliteit, voor de eene helft: doch „ ingeval de voorfchreven Provinciën „ raadfaam oordeelden , eenige nieuwe „ fterktens , in een van de Provinciën, aan te leggen, of die 'er nu zijn , te „ veranderen, of te Hechten, zullende kosten daar van, door de Bondgenoo„ ten, in't gemeen, gedragen worden. y.  TOONEEL DER STAATS- IX. An>E3usc, VII. „ De voorfchreven Frontierplaatlen , „ of anderen, zullen, wanneer de nood ,, zulks vereischt, ten allen tijden, ge„ houden wee-zen, zodanige bezetting te ,, ontvangen, als de vereenigde Provin„ cien goedvinden, en dezelve, met Ad-, vijs van den Gouverneur van het Gewest ahvaar het Garnifoen gelegd zal worden, zullen gelasten, zonder zulks te „ mogen weigeren: wel verfhande, dat r, zodanige Garnifoenen bij de gemeene ,, Lan- „ na aftrek van de lasten, daar op ftaan„ de. VI. ,, Welke Middelen men, bij gemeen „ goedvinden , verhoogen of verminde„ ren zal, naar vereisch van den nood en „ de gelegenheid, en alleen gebruikt wor„ den ter gemeene Verdediging, en tot „ het geen de Generaliteit gehouden zal „ weezen, te dragen,zonder dat dezelve „ Middelen,tot andere zaken,zullen mo„ gen worden gebruikt.  574 TOONEEL DER STAATS¬ IE. Acnaa- JJNS. IX. „ Geen verdrag van Beftand, of Vre-i ,, de, zal men maken; geen Oorlog be3, ginnen, noch lasten of Contributien in-. „ treilen, betreffende dit algemeen Ver„ bond , dan met gemeene bewilliging „ van de voornoemde Provinciën; maar in andere zaken , aangaande het be?, leid deezer Verbintenis , en wat daar 3, aan behoort, of daar uit volgen mogt, 3, zal men zig fchikken,volgens het geen gemeent en befloten zal worden , bij „ de meefte Stemmen van de Provinciën, „ in dit Verbond begrepen, volgens de ,, wijze, tot nog toe, gehouden bij de a. Algemeene Staaten, en zulks ?, Vooreerst, tot dat anders bij de Bond- » ge- „ van dit Verbond, opgefchreven en ge„ monfterd worden; te weeten, die, wel„ ke tusfchen de agttien en zestig jaaren „ zijn, om , na dat het getal daar van „ zal zijn opgegeven, ter eerfter bijeen„ komst van de Bondgenooten, ver„ der te ordonneeren , 't geen men tot „ befcherming en veiligheid der verbon?, den Landen, meest oorbaar achten zal.  376 TOONEEL DER STAATS- IX. Afpee- li2.g. De voornoemde Gewesten verplich„ ten zig , om te famen eenen voet te „ houden in het ftuk der Muntej te wee„ ten, in den loop des Gelds, volgens „ zodanige ordening als men daarop,met „ den eerfte, maken zal, en waar in de „ Een, zonder den Andere, geene ver„ andering zal mogen invoeren. XIII. (9) Hoedanig onze Grondwettige Her/tellers , vooral in Holland, dit Artijkel der Unie, bijzonder , gedurende het Jaar 1787, zijn nagekomen, is elk kenlijk en zal, hierna, verder blijken. „ dan bij bewilliging der Bondgenoo„ ten (9). XL „ Doch is men over een gekomen, dat „ in zo verre eenige Nabuurlijke Vor„ ften, Heeren, Landen of Steden zig, „ met de voorfchreven Provinciën , be„ geeren te verëenigen, en zig in dit „ Verbond willen begeven, zij daartoe, „ met gemeen goedvinden van de Bond„ genooten, zullen mogen ontvangen „ worden. XII.  3;8 TOONEEL DER STAATS- IX. afdee' ytv lino. Al V. „ Aan alle Kloofterlingen en die van de „ Geestlijkheid, zalmen, uit kracht van „ den arij, daaraan volgende , deeze uitbreiding gevoegd. „ Alzo eenige fchijnen zwarigheid te maken, op „ het XIII punct der VEiÊEMGUSG , gefloten den „ drie en twintigflen der voorgaande maaad , tus», fchen de Gemagtigden der Landen van Geldre, Zutfen, Holland, Zeeland, Utrecht, en de „ Ommelanden , tusfchen de Eems en Lauwers, „ als of de meening geweest ware, niemand in de„ zelve te ontvangen , dan die de Geloofsvrede, „ ontworpen bij den Aarts-Hertog Mathiasen den Raad van Staate , met goedvinden der Algemeene ,, Staaten, of ten minfte , de beide Godsdienften, „ te weeten, den Roomfchen en den Hervormden, „ zouden toe!a;en : Zo is *T , dat de voorfchreven Gemagtigden , die over de Unie gedaan en de- zelve gefloten hebben , om alie misverfland en ,, wantrouwen weg te neemen, bij deezen wel heb„ ben willen verklaren, hunlieder mening niet geweest „ te zijn, noch voor het tegenwoordige te weezen, „ eenige Steden ofProvincien,die zig aandenRoom„ fchen Godsdienst alleen willen houden, en alwaar het getal der Inwoonderen van den Hervormden „ Godsdienst, zo groot niet is, dat zij, uit hoofde „ van den genoemden Geloofs - Vrede, de oefening „ van den Hervormden Godsdienst zouden mogen ,, genieten , buiten de voorgemelde Verbintenis en „ Unie  S8o TOONEEL DER STAATS- IX. Afdee* lino. XV. „ De geenen, welke in eenige Kloo' „ fters , of Geestlijke Genoodfchappen „ van deeze Vereenigde Landen zijn, of „ geweest hebben, en dezelve uit hoof,, de van den Godsdienst, of om andere „ reden, begeeren te verlaten, of verla„ ten hebben , zullen uit de Inkomften van die Kloofters en Genoodfchappen, „ hun leven lang, onderhouden worden „ na gelegenheid van die Goederen, doch „ zij, welke zig na de tekening van dit ,, Verbond , in eenig Kloofter begeven, „ en dat wederom verlaten, zullen geen ?, onderhoud meer genieten, maar ten ,, hunnen behoeve mogen medeneemen, 't geen zij daarin gebragt hebben. Dat „ ook de geenen, die thans in de Kloo- fters , of Genootfchappen , zijn , of „ namaals komen mogen, Vrijheid van „ Geloof en Kleding zullen hebben, maar » in „ zal, de Geenen, die uit Holland en Zeeland in eenige der andere verbon„ dene Provinciën, getoogen zijn en zig „ aldaar onthouden.  IX. / JDEELING. 38a TOONEEL DER STAATS* XVI. „ Indien 't gebeurde, welk God ver**' „ hoede ! dat tusfchen de voorfchreven „ Provinciën eenig misverftand, twist of ,, tweedragt, ontftonde , zal zulks , zo ver het eenige van de Cewesten, in 't „ bijzonder, aangaat, ter neêrgelegd en „ beflist worden, bij de andere Provin„ cien, of de geenen, die zij daartoe be„"volmagtigen zullen, en wanneer zoda„ nig gefchil alle de Landfchappen, in „ 't gemeen betreft, alsdan, bij de Hee„ ren Stadhouders van de Provinciën , }) § IX vermeldt; welke gehouden zullen „ zijn partijen rechtte doen, binnen een „ maand, of vroeger, zo verre de nood „ der zake zulks vereischt; daar toe ver„ zoek, bij de een of ander der Partijen, „ gedaan zijnde en op deeze wijze, 't zij „ door de Gemagtigden der Provinciën, ,, of door de Heeren Stadhouderen, uit„ fpraak gedaan weezen, zal zulks ach„ tervolgd worden, zonder eenig hooger „ be- „ Verbond zullen begeven, nader en algemeen daar „ op, ook is 't nood, bij gezach der Hooge Ovrig. „ heid, zal zijn geordonneert en verklaring gedaan.  384 TOONEEL DER STAATS* IX. Afdee- ling XVIIL ,i Het zal aan eene der verbonden Pre„ vincien , Steden en Leden van dien , „ niet vrijftaan , tot bezwaar en nadeel „ der Overigen, en zonder gemeen ver„ lof, Imposten , Convooi-Gelden, of „ andere dergelijke Lasten in te ftellen, „ noch eenige der Bondgenooten hooger „ te mogen bezwaaren, dan hun eigen „ Ingezetenen. XIX. „ Om tegen alle opkomende zwarighe„ den te voorzien , zullen de Bondge„ nooten gehouden zijn, op de befchrij„ ving van de geenen, die daar toe ge„ magtigd worden, te verfchijnen binnen „ Utrecht, op zodanigen tijd, als zij „ goedvinden , om over de Puncten in „ die Brieven vervat, in zo verre het „ mooglijk is, en de zaken niet geheim „ dienen gehouden te worden, bij ge„ meenen raad en goedvinden, of bij de „ meelle ftemmen, in maniere voorfchre„ ven, gehandeld en befloten te worden; „ alware het ook, dat eenigen niet vcr„ fcheenen; in welk geval, de overigen, m te-  ■-Z6 TC '\~EL EER STAATS- n. wner, gehouden zijn, van aDe voorko- .. zit ~-~izz~z ~t- /.~ i .'i vzzzt.. „ zer Vereenigde Gewesten en hunne XXL „ Indien "ex eenige dniilerheid s of „ twijfelachtigheid, in deezen bevonden }} Triirds, -.tu: ui: verJcEu, :f zi~-.7r.i•» ting fpruiien mogte, zal de uitlegging „ van dien, fiaan, aan de msichenfpraak „ der Bondgenooten, die daarop, bij ge„ ~;:r. ~ytiizz's.t~, tz re„ lasten znllen , zo als zij zulks bevm» den te benooren,en is t,dat zij daann XXII.  IX. afdeeling. 388 TOONEEL DER STAATS- „ nakoming hier van, en het geen daar „ aan behoort, bekommert en aangehou„ den te mogen worden, in alle plaat„ fen, bij alle Heeren, Rechters en Ge„ rechten, daar men die zal kunnen be„ komen; met afftandt, ten dien einde, „ van alle Exccptien, Gratiën, Privilegiën „ en generalijk alle andere vergunningen, „ in Rechten, die hun eenigzins hier tew gen zouden mogen dienen, en in 't bij,, zonder, van die Rechten, welke zeg„ gen , dat een algemeene afftandt geen „ plaats heeft, ten zij daar eerst eenen ?> bijzonderen afftand, voorgegaan is (12). XXIV. (12) Wanneer men dit Artijkel , zo ftcrk verbindend opgejleli , als immer bij eenige Grondwet van Staat mooglijk is, met bedaardheid overweegt, en dan daar bij vergelijkt, het geen zommige Staatsleden, vooral in 't Sticht van Utrecht en in de Provincie van Vriesland , in 't Jaar 1787, openlijk gewaagd hebben ,- om deeze zo duur bezwoorene Unie,door list en geweld, te ontbinden, vraag ik onbefchroomd , aan elk oordeelkundigen, of men, redelijker wijze, onderftellen kan, dat zij, die dit durfden onderneemen , gefchikte Voorwerpen zijn, aan welke de Burgerijen , haare Rechten en Voorrechten, die Heiligdommen van een Vrij Volk , gerust kunnen toevertrouwen , zonder geda ■  ?5-3 TOONEEL DER. STAATS¬ IE I : 4 XXV. ,, Desgelijks zullen alle Schutterijen, n Broederfchappen en OAkgk-, die in „ eenige Steden, of Vlekken van deeze Unie zijn, bij Ede moeten beloven, „ dezelve te zullen nakomen. XXVI. .. Er. zvdier hier v?.r. gemaakt worden, „ Brieven in behoorlijke forrn, welke hfj „ de Heeren Stadhouders, en bij de voor, r.aamfze L.der. er. Steier. var de Pru, vincier. , d:a: ::e a:z :rde:li;l; reroe. per., er verzegt zijnde , bezegeld en „ Deeze voorfchreven Puncten en Ar„ tijkelen, zijn bij de Gemagtigden van „ het Hertogdom Gelder En het Graaf, fchap Zutfen, ondertekend: te wee. ten. bi; Mijner. Heere den G:aaf J > „ hak van Nassau, Stadhouder van „ dezelve Landen, met de andere Ge„ rrarrinden van de Gemeere Ridd.:- „ den  392 TOONEEL DER STAATS - IX. ftFDElLifiG. Afvï' VS Laiaïr£ tweeden Junij,eene nadere Acte, waarbij de meefte Steden van Vriesland , zig in de Unie begaven. Den elfden van die maand, nam insgelijks George van La la in g, Graaf van Rennenberg, Stadhouder van Vriesland , Overijssel , Groningen en Ommelanden, deel aan dezelve; gelijk ook den tienden Julij, de Stad Tperen in Vlaanderen ; den negen en twintigften daar aan, de Stad Antwerpen,en den dertienden September,de Baronnij van Breda. De Stad Brugge en het Land ran 't Vrije, toefden met daar aan deel te neemen, tot den eerften Februarij des volgenden Jaars («). Zr danig is het kort Gefchied verhaal, van de oprichting der Unie van Utrecht. Dezelve heeft echter nog, daarna, verfcheiden wisfelvalligheden,betreklijk haare Deelneemeren, moeten ondergaan. — „ De Graaf van Lalaing, die bij de • Provinciën, onder zijn gezach ftaande , te vooren, zo zeer geijverd had, om hun dit verbond aanneemlijk te maken , en ïelfs de twee Hoofdlieden van Over- iJs" (») Hooft, XIV Boek, bladz 615.  IX. Afdke- LING. 594 TOONEEL DER STAATS- derland waren list en kuiperijen niet minder werkfaam, en zonder den onvermoei- hunnen Stadhouder, als aan de Bondgenooten , bij herhaling, verklaard hadden : van zig aan deeze nadere Unie te zullen houden , bladz. 155, in do Noot. Het is derhalven niet te verwonde¬ ren, dat de Prins van Oranje, thans zo dicht bij Overijssel zijnde , en onderricht weezende , wegens het gedrag van den Graaf van Rennenberg, zig fpoorflags derwaards begaf. Hooft tekent, bij het verhaal van al dit voorgevallene, onder meerder, aan „dat de Prins derwijze iugenomen was „ met de eerlijke gevoelens van Rennenberg, dat „ hij de eerfte tijding daar van niet geloven kon, „ tot dat hij , door twee uit Groningen gevluchte „ Perfoonen , aan wier bericht geen twijffel was, „ daarvan overtuigd werd, en dat hij zig, zederd, ,, niet meer op eenig Roomichgezinden verliet , ,, hoe getrouw zij ook fchijnen mogten; gelijk hij, „ vervolgens, te Kampen komende, uit onderfchepte Brieven, de zaak nader vernam, en dat Ren,, nenberg, benevens de Groningers, de Steden van ,, Overijssel tot afval toonden." XVI Boek, bladz. ggo, „. .- De bovengenoemde Hoogleeraar , een weinig verder , bladz. 161 van dit gebeurde fprekende, maakt in de Noot ( 0) gewag van eene onuitgegeven Conventie, of Overeenkomst, met welke zig de Staaten van Overijssel , den 8 Maart 1580 , aan den Prins van Oranje en de Bondgenooten ,verbonden hebben;waar van hier ter plaatfe , het kort uittrekfel, door hem , medegedeeld word  3 {e) E. van Meteren, IX Bock, fo. 171. (2) Dit aangelegen Stuk word , in zijn geheel, gevonden , in den Bundel van onuitgegeven Stukken , door Mr. L. P. van Da Spiegel, II Deel, bUdz. 221 en vervolgens. Het zelve voert ten tijtel Ordonnantie ofte InftruSie , gemaekt op de Vergaderinge van de Bontgenooten , binnen Uijtrecht verfaemt , waar naar die Provintien en de Gedeputeerden der zeiven , zich zullen reguleeren in de beleijdinge en de expeditie van de Gemeene zaeke, die dezelve Bontgenooten en haren Provinciën , Steden ende Leden van dijen , eenigfins achtervolgende vcorfz. Unie , betreffende zijn. De voor-  406 TOONEEL DER STAATS- Apc^e UVf. van S. /ildegonde, aan de Bondgenoo' ten, te Utrecht, afgevaardigd, ten einde goedgevonden zijnde , alsdan, in handen van den Prefiuent, den volgenden Eed afleggen. Dat zweer ik, dat ik gedurende den tijd , dat jk in de Vergadering van de nader Geünieerde Provinciën zul wat-zen ,in alle voorvallende zaken , zal helpen r .den, advlf -.eren en befluiten , '/ geen ik ter. remeenen beste , tot bevordering van des Ge~ peen** ".k Secreet zal houden alle zaken , die in ae voornoemde Vergadering voorgefielt, gihandtld, of g. if5s & fiff. De Heer Raadpenfiannaris van de Spiegel, zegt van dit Stuk , dat '/ Ml verdient gelezen te ver. den, cm dat het een tiaar denkbeeld geeft , van de ." r...; ';':' •. van £ r. '•>: sien tijd ; doch hij vo;-: 'et bi), dat de Prins zijne mening mg r.a-  4aa TOONEEL DER STAATS- x. Afdee- likc. Aanhoudendezwarigheden, i i 1 ] ] 1 > 3 3 J j; s: »; Landfchappen,zo gelukkig, tot ftand gebragt, bleef niet te min, met veele en bijna onoverkomelijke zwarigheden worilelen;deeze allen hier te willen opnoemen, zowel als de middelen, die, gelijk wij vertrouwen, met de beste bedoelingen, voorgefield werden, om den geftadig, tusfchen hoop en vrees, dobberenden nieuwen Staat , boven water te houden , zulks zou mij te ver afleiden , zonder nogthans den Leezer van wezenlijk nut :e zijn. De groote zaak en waarop het ^ocrnaamlijk fcheen aan te komen, was, )p welke wijze, aan de Unie, dien klem m dat gezach te geven , welk vereischt werd, ot eene welgeftelde Regeeringsvorm. Aannerklijk zijn de woorden, van welke de ieere van de Spiegel zig, ter deeEer gelegenheid , bedient, wanneer hij '■Qgl > ss tnen befpeurt hier reeds de za, den, van die verdeeldheid, welke na, derhand zo dikwils de Grondvesten , van het Bondgenootfchap heeft doen i beven. — De verwarring van tijden , en zaken, de toegeeflijkheid, die men , voor tegenftrijdige belangen hadt moeten gebruiken, en de overhaafting , waar door men tot fluiten gedrongen „ was,  424 TOONEEL DER STAATS- x. AFD£S UNS. (8) De Schrijver var. het Leven van Willem den I , na met verwondering gevraagd te hebben: wat de Prins bewogen had , om tegen zijne ge„ woone Voorzichtigheid er. Staatkunde , met den „ Hertog vax Alexsox, of Anjol-, aan te fpsrv ,, nen en de Provïr.eien zljre aanneeming , oren„ lijk, aan te raden, gelijk hij deed?" helden hij echter cit gedrag, :t geen, gelijk hij, na waarheid, zegt, dat in onze gefchiedenisfen niet klaar voorkomt , merklijk op , uit het Leven van den Heer de Pk', fis , waar in onder anderen verhaald word: „ dat de Hertog van Alenso.n groote genegen„ heid betoonde , om tot Heer en Befchermer der ,, i\'eiïr:ir.iïr; asrger.omen te -.vereer:, er. zieze.ve, „hiertoe, aanbood: ca: de Prins vax Oraxte ,, hem daarin behulpzaam was, eensdeels, om dat deeze eer, weérzm had gekregen, in den gedu,, r.cer. :er.er.f:srè , d:e her: , in de beha-de!:-» r van zaken, ontmoette en in de lasteringen, wel,, ke men hem nagaf, en anderdeels , om dat hij „ hoopte, dat zulks Frankrijk in eenen Oorlog met „ Spanje , mogt wikkelen , waar door de Neder„ :-:::ir. Zi'.izir.-.ï:: zo er er. krrrer , ore adem :« feceppen." EO Deel, bladz. 333. 334. befluiten, als de nood des tijds, en het belang der nieuwe Unie vereischte; maar voornaamhjk, om hun tot het aanneemen van den Hertog van Asjou, als Heer deezer Landen, te bewegen ( 8 ), en zulks op zodanige gronden, door  X. Afdeï- ling. Merkwaardigbefluit der Staa ten van Holland en Zeeland. 426 TOONEEL DER STAATS- " „ zonder Hoofd en Gezachvoerder te regeeren (/)." Welke begeerte ook bij eenige der Regenten , tot eene Hoofdlooze Regeering mag geweest zijn, blijkt echter nergens, dat men 'er openlijk voor is uitgekomen : maar wel het tegendeel. Immers in die gewichtige Refolutie van de Staaten van Holland en Zeeland, van den negen en twintiglten Maart, deezes Jaars, waarbij zij vastftellen , „den Koning „ van Spanje voor Vijand te verkla„ ren; zijne zegels te verbreken en voor„ taan, in plaats van zijn naam, die des „ Prinssen van Oranje en van „de Staaten te Hellen," werd tevens befioten „ Zijne Vorstelijke Genade te verzoeken, tot het aan„ vaarden der Hooge Ovrigheid , „ van dezelve Landen (9)-" Hooft van (/) Zie dit Stuk volledig bij Bok., XIII Boekt fo. 132 & feqq. (9) In het Hoofd van deeze allezins merkwaarwaardige Refolutie , word^gezegd, „daar bij te biij- „ vea  42§ TOONEEL DER STAATS- x. Afdee- lino. O) XVI Boek, bladz. 6%ol „ ze Hooge Ovrigheid, aldaar worden bezwooren, » op eenen daar toe nader te bepalen Eed, bij alle Rechteren, Officieren en Schutterijen, die men „ van den voorgaanden Eed zoude ontheffen en ont„ liaan. Dat bij denzelveu Eed, de Koning van Span,, je zal worden gehouden , voor Vijand deezer „ Landen , en verklaart, dat niemand met den ge,, melden Koning,noch zijne Aanhangeren, zal han„ delen, noch zig verbinden, het zij heimlijk, of ,, openbaar; en even weinig met dezelveComnmni„ catie of Correspondentie houden, tot nadeel van „ den Lande , onder bedreiging , van als Vijanden ,, des Vaderlands aangezien, en als zodanig geltrafc ,, te zullen worden:dat niemand zig van den voor„ noemden Eed zal mogen verfchoonen, op poene, „ voor de Officiers en Magiftraten, dat zij van hun3, nen dienst ontzet, en de overige Onwilligen, van ,, uit den Lande te zullen gebannen worden. Dat de Zegels van den Koning , ten eerften, zullen „ worden vernietigd en anderen in derzelver plaat,, fen zullen worden gemaakt en gefneden. En alzo de voorfchreven Staaten, in den alleruitterften nood, hadden bevonden, de getrouwheid en „ affeétie van den Hee-e Prinsse van Oranje, en „ dat dez :lve, Lijf en Goed voor den Ingezetenen „deezer Lauden van Holland en Zeeland, „ gewillig en In alle vroomheid en getrouwheid had »> 0£fc Regeering, maar ongemeen gezint, tot deti Prins van Oranje (»?)• Dö uit- voe-  45o TOONEEL DER STAATS- x. Afdee- ling. ,, zelve Anpt vin Hoogs Ovrigheid, zijne Vor„ 57ÏUT-e Genade san te bieden , de Heer van „ mmtmmffffu , Mr. Airiaan Wen/en &c" — Bok, XV Boek, f». 107 & Mjqpi De hier even te vooren aangehaalde Lever-sbe» fch:rver v;r. d:ea Vorst , e::: n-:r. i-*er verdacht, dan vertrouwt, poogt aan deeze Refolune c«Staaten van Holland en Zeeland , eenen hatelijken draai te geven , door dezelve te doen voorkomen, als ware die door den Prins bewerkt, om daar door de Graaf.ijke Regeerir.g te erlangen. — Ni dat hij dan de or.beichaamcheid gehad heef: , van c? zr'n eigen gezach,of laat ik liever zeggen, in blinde navolging van eenen Spaar.sgezinden Bentivoglio (II Deel, bladz. 321) en zonder het minde bewijs, te verteller.: dat de reis van den Prins van Oranje naar Holla_\d en Utrzcht (welke Provincie reeds een dag te vooren , eene evengelijke Refolutie genomen hsd, zie Bor, XV B:ek,fo. 1^-ver. fc) niet zo zeer gefchiedde, cm de verdichte order ep eentgt zaken van den Lande te komen flellen, als vel, crr. op zi;ne eigen belangen te letten, en de gemoederen der Regeerders te ondertasten, te bereiden, en eindelijk daar toe te leiden, dat hem nog eens ie Hooge Ovrigheid opgedragen mogt worden, en dus gelegenheid te krijgen, om eene nadere flap te deen, tot bet bekomen van '/ Graaffchap van Hilar.d er. Zeeljr.d, benevens de Souvereini. teit Da Prins vertoefde , ditmaal, niet zeer lang in Holland, maar vertrok den  433 TOONEEL DER STAATS-' x. Afdee- De Prins dringt tot fpoedige befluiten. ] i deeze onderuardlche beweeging , wierd niet alleen van Keulen af, tot aan Parijs, gevoeld, maar ook tot Jork in Engeland toe, zo wel ter Zee, als te Land. Hooft, XVI Boek, bladz. 688. (11) Het Voorftel door den Prins , kort na zijn terugkomst uit Holland, ter bovengemelde Staatsvergadering gedaan , en waar op ik in den Tekst doele, is met zeer veel oordeel, trouw en voorzichtigheid , ten beste van den Lande , ontworpen, en in zijn geheel te vinden, bij Bor, XV B»ek,fa. 2Qó~ en verfo. 1 heid vereischt werd, tot het bijwoonen' eener Vergadering van de Algemeene Sta aten,doch waar op,even weinig , als in verfcheiden voorgaande bijeenkomften, uit hoofde van de menigvuldige verdeeldheden en verwarringen, iets, ten beste der gemeene zaak, befloten werd, bhoon de Prins bleef voortgaan , de roodfaaklijkheid van fpoedige en krachtige befluiten, gedurig, aan te raden,en bijsonder, om zig een Hoofd en Overfte te verkiezen ; waar toe hij den Hertog /an Anjou, ook nu wederom, en bij terhaaling, voorftelde, met meer andere chikkingen, tot beter beleid en beftuur ran zaken (n), zonder evenwel, hier me-  GESCHIEDENISSEN. 433 mede het miiïfte te kunnen winnen , wanneer eindelijk, het getij van voorfpoed, zodanig begon te ebben,en alles den Vijand, daaglijks , in de hand werkte, dat men, in dien hooploozen toeftand, verplicht werd, door dwang te verrichten, 'tgeen reden en overtuiging, te vooren, niet hadden mogen uitwerken; dit was, het doen van eene bezending, in 't begin van Augustus deezes Jaars, aan den voornoemden Hertog van Anjou, die hun zeer heusch en minlijk te Tours, ontving. De Lastbrief der Gezanten beftond in zeven en twintig Artijkels , met vrijheid, om in zommigen iets toe te geven. indien hem alle punéten niet even zeei mogten behagen, gelijk ook bij de uitkomst bleek, van zodanig te zijn; althans. na eene ernftige onderhandeling, var flechts drie dagen, werd den negentienden September , de overeenkomst geflo ten, en van weerszijden getekend (0) De Koning van Frankrijk nam in dit ver drag, volkomen, genoegen, en beloofde zij (0) Hooft, XVII Boek, bladz. ?35- cn vervolgens.I. Deel,1 E e x. afdeeling. Bezending aan den Hertog van Anjou. Verrichtingenmet den zeiven.  X. Afdee." ling. Misni gen v? den K< ning vi Spanje tegen i Prins, 43.f TOONEEL DER STAATS- zijnen Broeder, bij eenen eigenhandigen brief, alle mooglijke onderfteuning eri bijftand (p ). Hoedanig dees uit" \andfche Prins, zederd, aan de verwachting der Nederlanderen voldaan heeft, zal, daarna, blijken. De Aarts-Hertog Mathias, thans in deeze Gewesten niets meer te verrichten hebbende, vertrok het volgende Jaar, nalatende den roem van een gematigd en braaf Prins te zijn, waar. om de Staaten hem dan ook, na't vermogen van dien tijd , mild begiftigden () E. van Reijd, II Boek, bladz. tfi. Qq) L. Au be rij, Gedenkfchrifte-n, bladz. 8S,  X. Afdee- ling» Oranj, verdedigd zij 436 TOONEEL DER STAATS- af het gevoelen van vermaarde Mannen ^ over deeze moeijelijke zaak, gehoord te hebben, en welke hem eenparig aanraadden zig Zeiven , zijne Eer en Gedrag, door een openbaar Gefchrift te verdedi- > gen (12), bleef niet in gebreke, om hier aan te voldoen, en,weinig maanden later, ''eene Verdadiging, of Apologie in 't licht te ftellen, waar in hij zig niet alleen manlijk zuiverde, van den hem opgelegden blaam, maar tevens, met eenen bevestigenden toon , zaken openbaarde , „ die, zegt de Heer van Maarier, voor „ den Koning beter zouden geweest zijn, » dat (12) Bor, XVI Boek, fe. 10. De Staaten van Zeeland fchijnen door den Prins, over dien Ban , ook in 't bijzonder geraadpleegc te zijn, blij" kens eene Misfive van Gecommitteerde Raden van die Provincie, aan hem, en in welke zij den Prins gemoedelijk opwekken, tot een vertrouwen op God en op zijne onfchuld; welk laatjle aan hun en alle verliandigen, zeggen zij, genoeg bekend was ; neemer.de eenen fpiegcl aan David en andere Godvruchtige Mannen , die, door geduld en met een zuiver geweeten , allen tegenfpoed, en Kun/Ievarijen der Vijanden , te boven gekomen waren, BIr. L. P. van de Spiegel, II Deel, bladz. 278.  438 TOONEEL DER STAATS- x. A?DEE- Konmer l;j:oeftand in ac; lan- Het ontbrak den Algemeene Staaten , aan geene groote en veruitziende Ontwerpen, maar wel aan die onderlinge en noodfaaklijke Eendragt, tusfchen de Gewesten, en aan eene tijdige en behoorlijke voorziening, omtrent de middelen, welke vereischt wierden, zodanige Ontwerpen, bij de uitvoering, kracht en klem te geven, en waarop de Prins van Oranje, zo menigmaal en bij herhaling, mondelijk en fchriftlijk , ernftig , had aangedrongen; doch meestal te vergeefs. Thans, in den nazoomer van dit Jaar, fcheenen de zwarigheden, ontftaan door den afval van Rennenberg, en het daarop gevolgt verlies van Groningen , den fpoedigen voortgang van "s Vijands Wapenen, overal elders, gepaart met het algemeen gemor der Gemeente, eene hoogte bereikt te hebben, die 't aan de Staaten zorglijk maakten, om langer, veilig , in Braband te vergaderen. Men vond des goed,op aandrang van den Pr in s,eene bijeenkomst der Provinciën, in Holland, te befchrijven. Eerst was het voorneemen zulks in den Haag te doen, maar op goedvinden van de Staaten. van Holland, en tot meerder zeker?  X. Afdee lino. 440 TOONEEL DER STAATS- „ Aan Onzen kant verhopen wij vastlijk, ,, zo voor God Almagtig, als voor U „ Lieden, Mijne Heeren! voldaan „ en Ons met allen vlijt, ernst en trou„ we gekweeten te hebben, in alles, wat , Onzen last en bevél eenigzins heeft mo„ gen aangaan; hebbende U Lieden niet „ alleen vrij moediglijk ontdekt en te kennen gegeven, de hindernisfen en de zorgen, die ongetwijffeld voorhanden „ waren, maar ook tevens de middelen ij opgegeven, die Wij tot herftel van 's „ Lands zaken, nuttig, oorbaar en no„ dig bevonden, zonder nogthans daar„ mede iets gevorderd te zijn; en Wij, „ des niet te min, geenzins hebben wil„ len nalaten, wat Wij Hechts meenden, „ tot dienst te ftrekken, van de gemee„ ne zaak; waarom Wij dan, om aanOn„ zen plicht en post te voldoen, tot een ,,, laatfte hulpmiddel, geen beter of be5, kwaamer weg hebben kunnen vinden, „ dan alhier eene Algemeene en plechtijj ge Vergadering, van alle de Provinci„ en , in de Unie van de Generaliteit „ ftaande, te laten houden, om met elkander, zodanige goede, vaste en zekere befluiten in des gemeenen Lands- „ za-  GESCHIEDENISSEN. 441 % zake te neemen, als vereischt worden, „ tot verbetering, bevordering en welva-, „ ren van dezelve. U Lieden daarom „ zeer vriendlijk biddende , de zaken , ditmaal, der wijze te behartigen, dat, „ onder Gods hulp,een goed en gelukkig „ einde, van de zekere en vaste Beflui„ ten van deeze Vergadering, te ver„ wachten zij; overwegende aan de eene „ zijde, hoe grootlijks wij gehouden „ en verbonden zijn, aan zo veele dui„ zenden, die vastlijk op U Lieden fteu„ nende, al hun geluk,heil en welvaart, „ in U Lieder handen gefteld hebben ; „ nagaande, aan den anderen kant, wel„ ke groote fchande en kleinachting,Gij„ lieden, bij de geheele Kristenheid , „ zoudt behalen,wanneer,bij gebrek van „ behoorlijke order en goede beiluiten, „ de zaken in verwarring en verloop ge- raakten ; dan daar Wij ons volkomen „ verzekerd houden, dat Gij - lieden een„ dragtlijk gezint zijt, alle vlijt en naar„ ftigheid aan te wenden, tot herftel van „ zaken en ter bevordering van het ge„ meen welvaren , en Wij begeerende, „ na de mate der gaven, die Ons God Al„ magtig verleend heeft, U Lieden daar Ee 5 „ toe, x. Afdeï» .inc.  44a TOONEEL DEK STAATS* x. Afdee LING. (14) Mr. L. P. van de Spiegel , II Deel, bladz. 283 & feqq. De Puntten en Artijkels, in deeze Aanfpraak genoemt, zijn aldaar mede te vinden, bladz. 288 en vervolgens. Het opfchrift van dezelve, zo als het hier voortkomt , is: Poinclen aan de groote Vergadering der Generaale Staaten te Delft, door den Prins van Oranje, voorgehouden , in welke verhaald worden , de fouten in de Regeertng begaan, zederd het aanneemen der Wapenen , tegen Don Johan. Deeze korte Inhoud bewijst ten overvloede , dat dit Stuk belangrijk is ; maar te uitgebreid zijnde , om hier in zijn geheel geplaatst te worden , zal de Leezer zig willen vergenoegen , dat ik hem , ten einde 'er niet geheel onkundig van te blijven, flechts de voornaamfte zaken, daar van, aanftippe. „De „ toe , alle goede hulp en biïftand tt „ doen, zo hebben Wij zekere Puncten „ en Artijkelen, fchriftlijk, laten Hellen, „ die Wij U Lieden, hier nevens, over„ reiken, met andermaal ernftig verzoek, aan dezelven dien aandacht te verleenen, als het gewicht der zake is ver„ eisfchende, en dien volgens, gelijk ge„ zegd is , zodanige goede belluiten te „ neemen, als goedhartige en vroome In„ gezetenen deezer Landen, van U Liew den zijn verhoopende (14). Dee-  GESCHIEDENISSEN. 443 Deeze voordragt van den Prins, enaf,^*e andere gewichtige zaken, hielden de Al- uhg. ' GE- „ De Prins zegt, dat hun allen bekend was, », de oorzaak van het opvatten der Wapens, tegen ,, Don Jan; naamlijk, het fchendsn van 's Lands „ Privilegiën en Gerechtigheden. — Dat het niet genoeg ware, zig met woorden, of in gefchrifte, „ genegen te toonen, tot voortzetting van dien „ Oorlog, maar door te befluiten , tot bekwaame „ middelen, om zulks te kunnen doen; zodanig als „ bij de Vijanden gefchiedde. — Dat de waare re„ den van de tegenwoordige rampen , daar in be„ ftond, dat men , onder anderen , tot nog toe, „ geen bekwaam Leger te velde gebragt had, fchoon „ de Landen daarom niet minder in fchulden ge„ raakt waren, dan zodanig Leger zou gekost heb„ ben, van wegen het groot getal Krijgsvolk, dat „ men in verfcheiden Steden en Plaatfen, had moe„ ten onderhouden. - Dat daar zij tegenwoordig „ bijeengekomen waren, om alle voorgaande ge- breken te verbeteren, meende hij, dat men voor„ al rijplijk behoorde te overwegen , 't geen bin„ nen deeze Landen was voorgevallen , zederd de Pacificatie van Gend, wanneer men ras de Grond „ en Oorfprong dier gebreken ontdekken zou. — „ Dat zij zig..tot dat einde moeiten herinneren, de „ Refolutie , waar bij men Don Jan , openbaar, den Oorlog verklaarde , uit hoofde van de kun„ ftenarijen en looze aandagen, door hem , tegen „ hun , in 't werk geftelt, op bevel des Konings „ van Spanje,hoe Zij Lieden ter zeiver tijd eenen „ Raad  444 TOONEEL DER STAATS- x. AFDEELING. gemeene Staaten tot den dertig^ ften Januarij des volgenden Jaars, bezig, wan- i5 Raad van Staate hadden opgericht, niet beloF» „ te van zig na deszelfs raad en advijs , te zullen „ gedragen , en hoe weinig , door de Provinciën. „ elk in den haaren, daar aan voldaan was; waar„ om die Raad, daar ijder zijn eigen zin volgde, „ niet alleen ontblood bleef van het zo nodig ge„ zach, maar ook van de vereischte middelen, om „ den Vijand weêrftand te kunnen doen en het „ hoofd te bieden ; veel minder, om in andere „ Landszaken behoorlijk te kunnen voorzien , als „ vereischt wierd, tot welvaart en Confervatie van „ dezelve Landen. . Dat hier uit was voort- „ gefproten , dat in de gemeene zaken nimmer, ,, door genoegfame middelen , voorzien is gewor», den , cn fchoon men wel eens een Leger te „ Velde gebragt had , was zulks , door langfaam„ heid van betaling , geheel onnut geweest ;hebben,, de, zonder iets te kunnen uitrichten, moeten uit „ een gaan en opbreken. Dat in weerwil ,, van verfcheiden Dagvaarten en Bijeenkomften , „ men echter, tot hier toe, geen middel heeft wee„ ten uit te denken , om de nodige verbeteringen „ te bewerken. — Dat de Unie van Utrecht wel „ tot zodanig einde was opgericht en bezworen, „ maar ook in dit opzicht , door allerhande inge„ bragte zwarigheden , het gewenschte doel niet Tiad |kunnen bereiken. — Dat veele verftandigen „ voor zeker hielden , dat 'er nog eene menigte „ kwalijkgezinden in de Provinciën waren, die door ,1 list  X. Afdze- llxg. i i i EINDE VAN HET EERSTE DEEL, 446* TOONEEL DER STAATSG. De omftandigheden, welke deeze Statelijke plechtigheid vergezelden, en waar bij de Vereenigde Nederlanden zig, door Overheerfching en Geweld gedrongen, tot eene Republijk verklaarden, zal ik, bij 't begin van het Tweede Deel, uitvoerig berichten en de 'Vettigheid van dit gehouden gedrag onzer /oorouderen, gelijk ik elders reeds net een woord gezegd hebbe («•), op le beste gronden, trachten te betoogen. (y) Zie bier vooren, bladz.