I  T O O N E E L DER. OUDE en NIEUWE STAATSGESCHIEDENISSEN. TWEEDE DEEL.   T O O N E E L jfi2j D E R OUDE en NIEUWE STAATSGESCHIEDENISSEN VADERLANDS, vooral die van d e VEREENIG DE NEDERLANDEN; Beginnende met het Jaar 1555 , tot op den tegenwoordigen tijd. TWEEDE DEEL, Inhoudende de Afzweering van Filips den II; dood van Willem den Eersten ; aanflelling van Prins Maurits tot Stadhouder, enz. Handelingen met Vrankrijk en Engeland; komst yan Leicester ; zijne Jlechte Regeering en vertrek ; yoorfpoed der Nederlanden zederd. Gro_-ttl, nincen gewonnen 1594. Schets der, Constitutie. f n ,yn met k.unstplaaten. V . : .-.i ) door X H. H E R I N G. I ^^^^^^^ Te AMSTELDJ M, Bij WOUTER BRAVE. M » c c l x x x x.   INHOUD DER AFDEELINGEN VAN HET TWEEDE DEEL. ELFDE AFDEELING. De Vereeni gde Nederlanden verklaren Filips den II, vervallen van alle zij11e Eisschen Rechten, op dezelve; de Wettigheid daar van onder zogt en beweezen. . . . Bladz. 1 TWAALFDE AFDEELING. Verdere verrichtingen bij de Bondgenooten; de Hertog van Anjou word, onder zekere Foorwaarden , waar hij Holland , Zeeland en Utrecht zig aan den Prins van Oranje houden, tot Landheer aangenomen; Hij aanvaard de Regeering; dart en Inborst van dien Jongen Vorst; zijn gedrag Nederlanden; zijn ventek en dood. . . , . DER-  INHOUD. DERTIENDE AFDEELING. Vervolg der Nederlandsche Zaken; dé Prins mum voor de vierde reis; Holland, Zeeland en Utrecht maken, bijvoorraad, fchikking op de Regeering; geboorte van Fredrik Henrik. . • 83 VEERTIENDE AFDEELING. Handeling w Holland, over ^ Opdragt ^Graaflijkheid, aan Prins WilLEM den Eersten. . . Bladz. 113 VIJFTIENDE AFDEELING. Willem & Eerste «Delft doorfchoten; bijzonderheden van dien moord; de Daader gerat en gevonnist; Lijkftaatfie van den Prins, en zijn Praal-Graft. Zijn Aart en Kar al. ter. Gemalinnen en Kinderen. De Staaten maken fchikking op de Rcgee. I5° ring. ZESTIENDE AFDEELING. Yoefiand der Vereenigde Gewesten het Overlijden van Prins van Oranjü. Handeling met Vr ankrijk over den Opdragt deezer Landen, aan die Kroon; zwarigheden deswegen iy Holland ontftaan ; loopt vruchtloos af, . • * Iï>  INHOUD. ZEVENTIENDE AFDEELING. 'Algemeene S c h e t s van den mfland der zaken -y handeling met Engeland ; Graaf Maurits word Stadhouder , Kapitein Generaal en Admiraal van Holland en Zeeland. • • 2~5 AGTTIENDE AFDEELING. Korte Schets otLeicesters verblijf in de Nederlanden en zijn gehouden gedrag aldaar. , • . 2,611 NEGENTIENDE AFDEELING. Vervolg der Korte Schets van Leicester s verblijf in de Nederlanden en eindelijk zijn vertrek uit dezelve. 306" TWINTIGSTE AFDEELING. Gefleldheid der Gewest en, na *tvertrek van Le 1 c ester. Prins Mauri ts wordStad. houder van Utrecht, Overijssel en Gelderland. . . • 337 EEN EN TWINTIGSTE AFDEELING. Voorfpoed der Nederlandsche Wapenen, onder Prins Mauri ts. Dood van  INHOUD. van Parma. Groningen rto»! ««« de Staatfche zijde overgebragt. Bladz. 384 TWEE EN TWINTIGSTE AFDEELING. Verhandeling over de Constitutie en Regeeringsvorm deezer Landen. 435  T O O N E E L DER OUDE jen NIEUWE STAATS-GESCHIEDENISSEN DES VADERLANDS. ELFDE AFDEELING. De Vereenigde Nederlanden verklaren Filips den 11, vervallen van alle zijne Eis sc hen en Rechten, op dezelve; de Wettigheid daar van onder zogt en beweezen. Be Unie van Utrecht zou, waar- xr. fchijnlijk, even zo weinig als de Gendfche Afdzz' Bevrediging,het,bij beiden, beoogde doel "ufii. getroffen hebben: om, door een ftandvas- ~X^er. tig gedrag en den onderlingen bijftand der kingT^ Provinciën aan elkander , de Nederlanden van 't juk der Spaanfche Overheerfching te ontheffen, en de Rust en VrijII. Deel. a heid  T00NEEL DER STAATS- XI. afdeeling. Verkee Irai; van Fi Vps. heid in dezelven te herftellen, indien de Deelgenoten van het laatstgefloten Verbond , niet in de noodzaaklijkheid gebragt geweest waren, terwijl zij tog geene gunst van hunnen Ouden Meefter verwachten konden , hem voor Vijand te verklaren, en, op deeze wijze, te beproeven, of dapperheid eens eindelijk , over infchiklijkheid , mogt zegenpralen Deeze ftap der nader Ver¬ eenigde Gewesten en Steden, was reeds lang tevooren, onderling, beredeneerd, maar telkens door tusfchenkomende hindcrnisfen vertraagt, en mooglijk ook door devleijendehoop,dat de Koning, ten laatfte, overtuigt van zijn eigen belang en :d voordeel, tot matigheid mogt neigen , zonder 't uitterfte aftewachten; doch alles, aan zijne zijde, fchetfte , meer en meer , het tegendeel. De groote voor- ; dee- (i ) De Groot fchijnt zig eenigzins te verwonderen , dat men hier toe niet reeds vroeger gekomen was ; ten minfte men zou het uit deeze uitdrukking kunnen afrieemen , wanneer hij zegt, en zulk een vonnis werd geveld, tegen hem , met wien men, zo wij de waarheid bekennen, nu nege-t Jaaren tang, geoorlogd had; Jaarboeken, bladz. 76.  GESCHIEDENISSEN. 3 deelen, welke Parma , in deezen tijd , overal, behaalde; de overgang van Rennenberg tot de Spaanfchc partij; de aanwinst van Groningen ; de beklemde toeftand van Vriesland en Overijsfél, gevoegt bij de onderwerping der Waaien , verblindde den hoogmoedigen Filips, en deed hem eenen misflag begaan, welke denBondgenooten dwong,om hunne befluiten te verhaaften en die, met de daad , uittevoeren. Ik zie op den Ban door hem, tegen Willem den I, zijne Vrienden en Aanhangers, uitgedonderd (a). — „ De verbijfterde Dwin„ geland , zegt zeker fchrijver, befefte „ niet, dat 'er geen gereder middel kon „ zijn, dan dit, om zijne eigen eer en „ achtbaarheid met voeten te treden, en' „ zijn verongelijkten Dienaar, voor de „ gantfcheWereld te rechtvaardigen (£)."Oranje thans te wel voorziende de gevaren, die hem bedreigden , en nevenshem, Land en Volk , zal zekerlijk niet nagelaten hebben, vooral bij Holland en Zie mijn I Deel, bladz. 434, 435. ( b ) S t ij l , opkomst en bloei der Vtrêen. Nederl. bladz. 1Z6. A fl XI. ung. Gevolgen daar au.  4 TÜONEEL DER STAATS- XI. Afdee- l1n&. (e) Zie I Deel, bladz. 426 & /ïff. Noot 9. (rf) , 1 bladz. 441. en Zeeland, om aantedringen,dat het nu geen tijd was, van langer uitteltellen, het geen zij reeds voorheen befloten hadden, naamlijk, den Koning aftezweeren; hem niet meer voor hunnen Heer te erkennen, maar voor Vijand deezer Landen te verklaren (c). Zekerlijk zal hij, met den fterkfien nadruk, alle de tegenwoordig zijnde Bondgenooten, zijne vorige vermaningen en waarfchouwingen , herhaald , en hun onder 't oog gebragt hebben : „ dat „ derzelver lot, zo met opzicht tot Vrij„ heid en Godsdienst, als met betrek„ king tot hun goed en leven en de eer „ hunner kinderen, geen gunftiger voor„ uitzicht opleverde, dan het zijne;maar „ vooral, wat 'er van de arme Gemeente „ worden zou, die al hun vertrouwen, „ op de Vaderlijke zorg der Overheden , „ zo menigmaal belooft, onwankelbaar „ bleef ftellen (d); of men het voor God „ en het Geweeten verandwoorden kon, van verder befluitloos te blijven, daar „ het kwaad , van oogenblik tot oogen„ blik, aangroeide;zonder eenige andere „ keu-  GESCHIEDENISSEN. * „ keuze: dan het Vaderland aan de Ver delgzucht van den Tijran ten prooi te ge „ ven, of de Wapens, met mannenmoed er, „ vereende krachten, op te vatten, hem te ,, bevechten en door dezelve te fneuve„ len, of te overwinnen!" — Wat hier ook van zijn mag, dit is zeker, dat in de Vergadering, welke in Mei deezes Jaars, eerst te Amfterdam, voortgezet (e), en vervolgens naar den /fotfg verlegd werd(/), de zaak der Afzweering van FiLips,onherroeplijk, beiloten,het Plakaat ontworpen , en den zes en twintigften Juli] vastgefteld is geworden , in tegenwoordigheid der Gemagtigden van Braband, Gelderland met Zutfen, Vlaanderen , Holland, Zeeland, Utrecht, Vriesland, Overijssel en Mechelen, en waar bij de Koning van Spanje verklaard word, vervallen te zijn van alle zijne Rechten op deeze Vereenigde Nederlanden. In dit merkwaardig ftuk, welk zeer uitgebreid is, neemen de Bondgenoo-'1 g ten ai d: ( lange , en altoos, zijn geregeerd ge- „ weest dan moest vragen, „ door welk recht, Filips de „ II , als Erfgenaam van Henrik , den B.istaart van Kaflilie, het Koningrijk van Kaftilie en „ Leon bezat ? Immers het was klaar en bewee•>, zen, zegt de Prins, dat Henrik, zijn voorzaat, een Bastaard was , welke tegen den Wettigen „ Erfgenaam , zijn eigen Broeder en Heer, rebel- leerde en hem met eigenerhand ombragt. Wat 3, recht dan , vraagt Oranje verder , had deeze Bastaard, Over Grootvader van Koning Filips, „ om, na de genoemde Kroon te flaan? doch hier „ op zal hij antwoorden, dat DonP£dro deBroe„ der van Henrik , een Tijran was , wien-men „ gewoonlijk den Wreede noemde. - Indien „ dan Koning Filips, op zulken grond , dat Don „ Pedro als Tijran zijnde, onttroond was,het Ko„ ningrijk van Kaflilie bezit, ziet hij dan niet, dat „ men hem met dezelfde maat kan meeten , daar „ hij anderen mede gemeeten heeft ? want nooit „ werd wreeder Tijran gevonden , en die meer en „ met grooter verwaandheid, 's Lands Voorrechten gefchonden en vertreden , ja , die met minder „ fchaamte, zijn gezwooren Eed en Trouw, ver„ broken heeft , dan even de genoemde Koning ,, Filips , en is 'hij, dit nagaande , dan niet veel „ onwaardiger de Kroon van Kaftilie te dragen, dan Don Pedrq was?" (Apologie diuk 1746,blad». Sj U). A 5 XI. AFDEELING.  io TOONEEL DER STAATS- XI. Afdee ling. „ weest en ook hebben moeten geregeerd „ worden, volgens den Eed, aan hunne „ Vorften gedaan , bij derzelver huldi„ ging, na uitwijzens de Privilegiën, Ge„ woonten en oude Herkomften; hebben„ de de voornoemde Landfchappen ook „ meest hunne Vorften ontvangen en aan„ genomen, op zekere Voorwaarden, en „ wederzijdfche Verbindnisfen,welke zij, „ die verbrekende, met recht van deheer„ fchappij vervielen (4). Nu is 't alzo, „ dat de Koning van Spanje, na „ 't overlijden van Keizer Kakel, den n vijfden, van wien hij alle deeze Neder„ landen ontvangen had, vergeetende de „ dienften, welke zijn Heer Vader en hij, „ van deeze Landen en derzelver Onder„ zaten, genoten hebben, en zonder acht „ te neemen op de vermaningen, tot het „ tegendeel, hem, door zijne Keizerlijke „ Majefteit gegeven (g), alleen te rade „ was (^) Zie I Deel, bladz. 19. (4) Hier moet ik ter loops en als in 't voorbijgaan, den Leezer wijzen, naar de III Afdeeling, van mijn Eerste Deel , vooral bladz. 70 en 71, welkers Inhoud in het tweede Lid van deeze Afdeeling, door mij, nader zal betoogd worden.  GESCHIEDENISSEN. n „ was gegaan met de Spanjaards, bij hem „ weezendej ja, dat eenigen der voorp naamfte van dien, hem,bij herhaaling, „ voorgefteld hadden, deeze Landen op „ nieuw te heroveren, ten einde volftrekt „ over dezelve te regeeren (A); dit gevoelen opvolgende, had de Koning, zederd, alle middelen gezocht, de voor„ noemde Landen van hunne Oude Vrijheid te beroven en onder de flavernij „ zijner Spanjaars te ftellen; hebbende ?, daar toe, eerst, onder het masker van „ Godsdienst, zig veroorloofd 's Lands » Gerechtigheden te vertrappen, door het „ invoeren der nieuwe Bisfchoppen, na 't „ voorfchrift van 't Concilie van Trente, „ en het in gang brengen der Inquifitie. ,j Dit ter ooren van de Gemeente geko„ men zijnde, had zulks, en met reden, ., oorzaak gegeven tot eene groote beroerte, onder dezelve, en hunne toegenegenheid tot den Koning, merklijk „ verminderd ; hier op werd de Hertog „ yav Alba naar herwaards gezonden , „ die, tegen het gemeene recht, dat on„ der de wreedfte Tijrannen, altoos, on- » ver- (/O Zie I Deel, bladz. 59. XI. LÏNG.  12 TOONEEL DER STAATS- XI. Afdee' lïng. „ verbreeklijk, onderhouden word, eene „ menigte aanzienlijke Perfoonen en an- deren, heeft doen vangen, verjagen, ,, dooden en hunne goederen in beflag „ neemen;over zulks en om meer andere „ geweldenarijen, hij zig een der voor„ naamfte Vijanden deezer Gewesten, be- toonde; daarna kwam Don Louis de Re„ quefens, niet om de zaken te verbete„ ren, maar om die, op den zelfden voet,' „ doch op eene bedekter wijze, voortte,, zetten. Hij werd opgevolgd van'sKc* „ nings Bastaard Broeder, Don Jan van „ Oojienrijk, wiens oogmerkwas, onder „ voorwendfel, de rust des Lands en de „ Oude Vrijheid te herftellen, de Staaten „ en Landfchappen, den eenen voor, en den anderen na, te onder te brengen; „ zoals, door Gods goedheid,ontdektwas, „ uit onderfchepte brieven, dat hij eenen „ inlandfchen Oorlog getracht had te ver„ wekken wreeder,dan ooit te voo,, ren geweest ware; dan dit niet geluk„ kende, had hij eenen nieuwen Oorlog „ gefticht, in plaats van Vrede,daar hij, „ bij zijne komst, zo breed van op- C«') Zie I Deel, bladz. 3°5.  GESCHIEDENISSEN. 13 m gaf, (£) en die nog voortduurde (5). „ Welk alles, meer dan genoeg, Wettige „ Oorzaken oplevert, om den Koning „ van Spanje te verlaten en een ander „ magtig en goedertieren Vorst te ver„ zoeken, de voornoemde Landen te hel„ pen, te befchermen en voor te ftaan ; „ te meer, daar dezelve nu langer dan „ twintig Jaaren van hunnen Koning ver„ laten zijn geweest en behandeld gewor. „ den, niet als Onderzaten, maar als Vij„ anden, die men door kracht van Wa„ penen zogt te onder te brengen. Dat de Staaten van den Lande, in weerwil „ van dit alles, nogthans niet nagelaten „ hadden , de voornaamste Vorften van „ het Kristenrijk, zonder ophouden, te „ verzoeken , hun voorfpraak , bij den „ Koning, tot verzoening, te willen wee„ zen; zo als nog laatst op den Vrede», handel te Keulen, zonder iets van den Koning te hebben kunnen verwerven, yy maar integendeel, dat hij, om hun nog „ wan- (^) Zie I Deel, bladz. 328. (5) De meerdere bijzonderheden van dit alles, zijn te vinden in ons Eerste Deel , en bij de Schrijvers, aldaa.r aangehaaldt. Xt. Afdée- ling.  TOONEEL DER STAATS- xr. Afdek- lino. ,, wanhopiger te maken, zekere Ban van „ Verdoemnis, op zijn naam, had doen „ uitgaan, bij welke de Staaten, der„ zeiver Officieren en de Ingezetenen dee„ zer Landen, hun partij volgende, ver„ klaard worden voor Rebellen, en over „ zulks verbeurd te hebben , Lijf en „ Goed; zettende, daarenboven, op het „ Lijf van den Heere Prinse van Oran- je , eene grootc fom van penningen : „ waarom zij nu , geheel wanhoopende „ aan eenig middel van verzoening, en „ van andere hulp verfteken weezende, te raden geworden zijn, volgens de wit „ der natuur, ter befcherming van Hunne s, en der Onderzaten Rechten, Privilegiën, „ oude Herkomften en Vrijheden van ons Va- derland; van het leven en de eer van onze „ Vrouwen, Kinderen en Nakomelingen , op „ dat deeze niet zouden vallen in de Slaver„ nij der Spanjaarden, den Koning, met „ recht, te verlaten, en zulke pogingen „ aan te wenden, die ftrekken tot de „ meefte verzekering en bewaaring van „ Onze voornoemde Rechten,Privilegiën „ en Vrijheden. Om alle welke „ redenen, en door den uitterften nood „ gedrongen, doen te weeten,dat n de  GESCHIEDENISSEN. 15 1) de Staaten, bij eenparige bewilli„ ging en befluit, verklaard hébben en „ verklaren bij deezen, den Koning ,>van Spanje, ipfo jure, vervallen „ van zijne Heerjchappije, Gerechtigheden „ en Erftiisfe van de voornoemde Landen: dat „ zij verflonden, van hem voortaan niet „ meer te erkennen, in eenige zaken , „ betreffende de Hoo ge O vrigheid, „ maar het gebruik van zijn naam, ge„ heel, na te laten. Verklarende wij„ ders, alle Beampten, Heeren, Leenman„ nen en verdere Ingezetenen der voornoem„ de Landen, van nu af, ontflagen te „ weezen van den Eed, dien zij den K 0„ n in g van Span je, als Vorst en Heer „ deezer Gewesten, gedaan, of gezwooren „ hadden. Aangezien nu, om voor gemelde reden, het meerendeel der „ Vereenigde Landschappen, „ met eenparige toeflemming van derzel„ ver Leden, zig begeven hadden, on„ der de Heerfchappij en het befluur van ,, den Hertog van Anjou, op ze9, kere Voorwaarden , met Zijne Hoog„ heïd aangegaan en gefloten (6),dat ook ti de («; Zié I D£i;j>, bladz. 433 , Noot (o), doch de XI. Afdk jng.  i6 TOONEEL DER STAATS- xr. afdeeling. „ de Aartshertog Matthias ,de Landvoog„ dij, in der Staaten handen, had terug „ gegeven, en zulks bij dezelve was aan„ genoomen; ordonneeren en bevelen „ derhal ven , alle Rechters, Ampttiedtn en „ Anderen, die het eenigzins aangaan en „ raken mag, dat zij, van nu af en voor,; taan, zullen nalaten te gebruiken , de „ IS aam, Tijtel, en Zegels des Konings van „ Spanje, maar in plaatfe van dien, be„ treffende de Landfchappen, welke met „ den Hertog van Anjotj gehandeld hebben, zalmen daar, gedurende „ zijn afweezen , bij voorraad, aanneö,, men en gebruiken den Tijtel en Naam „ van het Hoofd en den Landraad (7), „ en. cfe bladz, 735? bij-Hooft, aldaar, aangehaalt, moet zijn, 745 en vervolgens. (7) Deeze werd , eenige maanden voor de Afzweering van Filips, ingefteld; te weeten, op den 13 januarij deezes Jaars 1581 , in de Vergadering der Bondgenooten, toen te Delft gehouden. Desfells Berichtfchrift behelsde XVIII Artijkels ; in 't laatfte van welke, gezegd word. „ En dit alles „ bij provifie , voor den tijd van een half Jaar , ,, wanneer de Staaten Generaal zullen gehouden „ zijn, te vergaderen , omtrent de verlaiidg ofvoort„ duuting van den zeiven Raad enz. Bor, XVI Boek,  GESCHIEDENISSEN. ï? » en zo lang de gezegde Raad, nog in » geene bediening is, den naam der Staa» ten Generaal. Wel verftaande, dat » men in Holland en Zeeland » gelijk te vooren , gebruiken zal, den naam *"*,fi.8.Verfi. Voor het fcheiden der tegenwoordige Vergadering, werd de oprichting van den LandlAAJ> t0t ftand «eb^ en daartoe,volgens dezelfde *0R zekere treffelijke , ervaarene en bekwaam, ZIT"' UU aUe de lenigde Landen, bij d, Staaten ,„ de pR0VmciEN> #j> ^ Staaten Generaal *«nfe»«„r, * ^ww„toMr/ï •» voorfchrna, last te aanvaarden en hen, daar m , /tf reguleeren , navolgende de Initruftie henlieden, daar toe, gegeven. Men deedt te gelijk aanfchrijving aan de Krijgshoofden en verdere Officieren, om den voornoemden Landraad te erkennen en te gehoorzamen ; in alle zaken toevlucht tot dezelve te neemen , en zig naar hunne bevélen te fchikken. XVI. Boek, fi. 40. Den Eer- flen Februarij des volgenden Jaars , werd deeze Landraad, op voorftel van den Hertog,nog voor zes maanden, wederom bij voorraad, in dienst gehouden, als Raadslieden van Staat, nevens Zijn, Hoogheid. Hooft, XIX Boek, bladz. 807, doch hij voegt 'er bij, dat die van Holland, deeden aantekenen „ dat het Oppergebied in deezen, bin„ nen hunne Grenzen, en insgelijks in Zeeland „ en Utrecht, bij den Prins van Oranje blijven „ moest, uit kracht van den Gendfchen Vrede." II. Deel. b XI. Afdee-" t-ING.  X8 TOONEEL DER STAATS- XT. AFDEELING. „ naam van den Prins van Oranje en van de genoemde Staaten (/), „ tot tijd en wijle, dat de voorgemelde „Landraad, dadelijk, zal zijn inge„ fteld , wanneer men zig richten zal, " achtervolgens de bewilliging van de Staaten Generaal , in den Land" raad, en het verdrag aangegaan met „ den Heer Hertog- Ook zal men " zig, van nu af aan, in ftede van des " voornoemden 's Konings Zegel, bedie" nen van dat der Staaten Gene^ ra al in zaken, betreffende de Gemee* ne Regeering, waar toe de Landraad, "volgens zijne Inftru&ie, zal gemagtigd H weezen; maar in zaken, behoorende tot de Policij en Jujlitie,en andere parn tikuliere zaken, van elk bij zonder Land" fchap, zullen de Provinciale Hoven en * andere Raden , alleen gebruiken, den \ Naam, Tijtel en Zegel van hetzelve Gewest, op pene van nulliteit der Brie"} ven en Bcfcheiden, als anders, indien " daar tegen ftrijdig gehandeld wierde; „ en om dit een en ander te beter uitte„ voeren , ordonneeren en bevélen de „ Staa- fI) Zie I Deel, l\ai%. 42$.  GESCHIEDENISSEN. 19 *3 Staaten Generaal, dat men ali, le 'sKonings Zegels, die in de voors, zeide Landen gevonden worden, zal «, leveren in handen der Staaten van elfc *, Gewest, of aan de geenen , die daar i, toe zullen gelast zijn, op ftraffe van ar>, bitraire Corre&ie. Desgelijks had men ,i voortaan, op geenerleije Munt, de „ Naam, Tijtels, of Wapens des gemelh den Konings te flaan, maar in zulken 3> form, als tot eenen Goudenen Zilveh ren Penning en gedeeltens van dien ,• „ nader zou gelast worden. Voorts wa= ti ren alle Amptenaren, van Hoogen en ,', Lagen rang, als nu ontflagen zijnde j, van den Eed, die zij den Koning^ bij den aanvang hunner bediening, gedaan ,> hadden, verplicht en gehouden,in han„ den van de Staaten, onder Welken zij j, behoorden , te doen, eenen nieuwen ,-, Eed, belovende daar bij, dat zij de p Staaten Generaal getrouw zul„ len zijn, tegen den Koning van Spanje en „ zijne Aanhangers , volgens het voorj, fchrift, hier omtrent bepaald (8); ook „ zou (8) De Eed, welke bij dit Plakaat te gelijk vastgefteld werd , was van deezen Inhoud. „ Ik Ba „ zwce? XI. Afdeelink.  XI. Afdbe- liho. 2o TOONEEL DER STAATS- „ zou men den Amptcnaren, gezeten in , de Landfchappen , die met den Her"togvanAnjou overeen gekomen " waren, geven Aften van bevestiging, " in plaats van nieuwe Lastbrieven, en zulks bij proviüe en tot de komst van '„ zijne Hoogheid; maar daarentegen aan i . ■ ?5 de „ iw«r hier mede, dat ik voortaan den Koning , van Spanje niet meer refpefteeren , onderdanig ziin of erkennen zal , voor mijn Vorst of Op»" perheer, maar dat ik denzelven Koning van Span' ie zal verlaten , en mij houden voor onttogen " van alle plichten en verbintenisfen, daar mede .k !, hem voortijds , van wegen deeze Landen , ver, bonden mag geweest zijn , in eenigerlei manieren. Belovende en zweerende voorts, de Ver" ëenigde Nederlanden , naamlijk : de Provinciën " van Brabant! , Gelderland , Vlaanderen , Hol" land , Zeeland &c. en hunne Geasfocieerden ; " mitsgaders ook den Landraad en de Ovrigheid , " bij de Staaten van de voorfchreven Provinciën " ino-eftelt, getrouw, gehoorzaam eu onderdanig te " weezen, en dezelve alle hulp en asfiftentie, naar mijn vermogen, te bewijzen, tegen den genoemden Koning van Spanje, zijn Aanhangers en An" deren 's Lands Vijanden, en verder alles te verrich"t ten,dat gcede en getrouwe Ingezetenen enLandszaten vai) de voorzeide geünieerde Landen,fchul, dig zijn te doen : zo waai lijk kelpe mij God ' Almagiig? Bor, XVI Baak, fo. 38.  GESCHIEDENISSEN. 2J „ de Amptenaren van die Landfchappen. „ welken in geene overeenkomst met den„ zeiven getreden zijn, nieuwe Lastbrie„ ven, met den naam en zegels van de „ Staaten Generaal, waar van „ echter uitgezonderd zijn, de zulken , „ die fchuldig bevonden worden aanover„ treeding der Privilegiën enz."- Voorts word bevolen, dit Plakaat alömme, in de genoemde Landfchappen, af te kondigen, te onderhouden en te doen achtervolgen: wam wij, zeggen de Staaten Generaal, zulks tot welvaren van den Lande, alzo, heiben bevonden te behoorsn ( 9 ). De (9) Wie begeerïg is, dit merkwaardig Plakaat in zijn geheel te leezen, kunnen het zelve vinden, bij Bor , XVI Boek , fo. 35 verfo & fcqq. of bij van Meteren, X Boek , fo. 201 en vervolgens. — Ik kan niet voorbij , alhier aantemerken, ,,dat mij „ nergens gebleken is , dat de Staaten der Ver„ eenigde Landschappen , het zij met elkander, of elk in den hunnen, voor , of bij het neemen ,, van dit gewichtig besluit, en met welke de „ grond tot eene nieuwe Regeeringsvorm gelegd „ werd , de Volksftem in aanmerking genomen, of „ geraadpleegd- hebben : want fchoon de zaak der „ Gemeente, bij de Inleiding van dit Plakaat, „ manlijk en naar waarheid , voorgeftaan en ook , B 3 „ hier XI. Afdee ling.  XI. Afbee ÜNG. GrooK biiidfchap 01 der het Volk. Zwa hedet yan z aa TOONEEL DER STAATS? De vreugd en't vergenoegen,over deeze afzweering van den Koning van Spanje , vertoonde zig, onder de Gemeente^ algemeen, en geen wonder: want op dee'' ze was de zwaarfte last der verdrukking neergekomen; immers, zij beoogde niet andere, dan de vrije oeifening van dien Godsdienst, voor welken zij zo veel en zo lang geleden hadden,en om voortaan, zonder Geweetensdwang, een eerlijk fluk brood te erlangen ; voor 't minst, zij hoopte, dat het geen gefchied ware, aan deeze verwachting beantwoorden zou, en dit maakte derzelver blijdfchap ongeveinst Bij meer Aanzienlijken , wier oogmerken en bedoelingen , met kunst, omhuld waren , was het niet overal zo dg- gelegen. — Dit bleek fpoedig, uit de menigte van zwarigheden , welke , hier om- en hier en daar,uit naam van't Volk, gefprotei word, " toont echter het flot : want wj zulks , tot wel^ varen van den Lande, alzo hebben bevonden te behooren, overvloedig aan, dat de Staaten den Ingezeten alleen kennis geven , van t geen z,j l gedaan hebben, en waarom; met bevél van daar L» te gehoorzamen ; zonder fch,3n of fchaduw l van het Gezach, met den Burger, te deelen, of , de zogenaamde Majefteit des Volks te erkennen.1.'  GESCHIEDENISSEN. 23 en daar, door deczen en geenen, tegen het doen van den Eed,gemaakt wierden; "t zij uit eene heimlijke verkleeftheid aan de Spaanfche Partij, of op gronden van ichadelijk eigenbelang, dat zig ontijdig dekte, met den mantel van 't gemeen welzijn (10). De Staaten bleven ftand- vas- (10) Van Meteren zegt, dat de Eed van Afzweering veele zwarigheden ontmoette, vermits zommigen vreesden.dat de Koning de Perfoonen, Goe* deren en Schepen der Nederlanders, in Spanje en elders, zou doen aanhouden, X Boek, fo. 203. De Schrijver van het Leven van Willem den I , voegt 'er bij , de vrees voor het misnoegen desKeizers , om dat de zaak het Huis van Oofienrijk' betrof. XI Boek, bladz. 461. Bedenkingen, die men , zo ze eenigermate van waarde konder» gerekend worden, voor af en eer de flap gedaan werd, had moeten overweegen , en evenwel heb ik nergens gevonden , dat dergelijke bezwaaren , door eenige Provincie, of Stad, ingebragt, of i» overweeging genomen zijn: daarenboven , bleef de groote vraag, of deeze Voorwerpen, juist, in dit tijdftip, dien aandacht verdienden , of van dat wezenlijk belang voor de Natie waren , als eenige weinigen, daar het toch nu te laat was , om terug te keeren, dezelven wilden doen voorkomen. Behalven dat: hoe lang had men zig reeds openlijk Vijand van den Koning betoont? en hij , die niets fpaarde , om de Nederlanden te benaauwen , zou B 4 *a* XI. Afdes- .1no. nigen omtrent kn Eed.  24 TOONEEL DER STAATS- Afdee. ling. vastig voortgaan , in 't volbrengen van hun begonnen werk, en zig zeiven van nu zekerlijk»indien hij 'er mooglijkheid toe gezien had, zonder nadeel van zig en zijne Rijken , (zie van Meteren , ter boven aangehaalde plaatfe) ons, van dien tederften kant, niet vriendelijker behandeld hebben. ■ ■■ Is het voornaam oogmerk van den Koopman niet, om, daarna, eens de vruchten van zijnen ijver, zorg en arbeid, met vergenoegen, te plukken , en kon hij dit immer hoopen , of verwachten, zo lang elk oogenblik de veiligheid zijner bezittingen en leven in gevaar ftelde ? — Op wat grond kwam hier de vrees voor den Keizer en het Huis van Ooflenrijk te pas, daar men op den Keulfchen Vredehandel, zo weinig gehoor aan 't Rijks Opperhoofd gegeven , en zederd den AartsHertog Matthias zo onverfchillig, of Iaat ik liever zeggen,met zo veel kleinachting,behandeld had? — Alle deeze zogenaamde bezwaaren zijn derhalven niet anders te befchouwen, dan zand, om de oogen der ligtgelovigen te verblinden, en hun fchijn voor waarheid te doen aanneemen. De volgende tijden en gebeurtenisfen in ons Vaderland , zullen ons maar al te veel bewijzen geven , dat men zig van deeze kunjlig uitgedachte nietigheden, om , onder het Volk, bekommernisfen te wekken , zederd altoos , bedient heeft, zo dikwils zekere geheime bedoelingen moeiten bereikt worden. Het zeld- faamfte echter, in deezen toeftand van zaken, was, dat zig tegen deezen Eed, en tegen het afzweoren van den trouwloozen Vorst, een Luthers Predi' kant  GESCHIEDENISSEN. 35 nu af aan, als eene SouvereineMogenheid te befchouwen. Het kan niemand verwonderen, dat men deeze daad in Spanje, met de haatlijk- fte Itant te Woerden verzette : Hij beweerde op den Predikftoel „ dat het den Staaten niet geoorloofd „ was,den Koning van Spanje, hunnen natuurlijken 3, Erfheer, om Ontrouw en Tijrannij, af te zwee„ ren , en dat de Eed , die daar op gefundeerd was, met geen goed Geweeten kon gefchieden." Hier overGerechtlijk onderzogt wordende, hielt hij zijn 'gevoelen niet alleen bij monde , maar zelfs in gefchrifte flaande. De Staaten deden hem onder 't oog brengen , „ dat het hem ongeoorloofd was, „ zig met de zaken van de Regeering des Lands „ te bemoeijen , waar van hij geene kennis had; „ en dus met zijne Predikatiën het Volk anders ,, leerde, dan het eigenlijk gelegen was ; dat hij „ als Vreemdeling niets wist van de Rechten en „ Privilegiën , noch van 't vermogen der Heeren „ Staaten; dat de Koning van Spanje in deeze Lan,, den, geen hooger tijtel bezeten had, dan die van „ Hertog, Graaf en Heer, en op zekere Voorwaar- den moest regeeren , ingevolge de Privilegiën; ,, 't welk niet doende, verviel hij van het regt , „ welk hij daar op hadde." Doch in zijne meening volhardende, werd hem, eindelijk , gelast het Land te ruimen: want men verftont, dat zijne Predikatiën tot oproer der Gemeente ftrekten» Bor., XVI Boei', fo. 40 & feqq. B 5 XI. afdeeling. De wettigheidder af-  XI. afdeeling. zweering onderzogt en beweezen. (w) Strada, IV Boek, bladz. tTS*. («) Leven van Willem den V, XI Buk * i'adz, 461. 2,6 T00NEEL DER STAATS- fte kleuren affchilderde; een verraad en een fchelmftuk noemde (f»), maar dit bewees , daarom , de Onwettigheid van da zaak niet; even weinig, als dat men 'er zig elders in Europa, over verwonderde («). De reden, welke de Staaten Generaal, geven, van den Hap, die zij gedaan hebben , behelst geene vergezogte bezwaaren en zogenaamde verongelijkingen, alleen bedacht, om onredelijke eisfcheiï, door list, ftaande te houden; integendeel, zij rechtvaardigen hun gedrag, met beweezene daden, aan de zijde van Koning Filips gepleegd,die allen ftrijdigwaren , met de natuurlijke plichten van een Souverein, en met de bijzondere verdragen en overeenkomften, tusfchen hem en de Staaten in naam van het geheele Volk, wiens Vertegenwoordigers zij zijn, in der tijd, aangegaan; niet bij verhaar Hing, of door dwang, maar vrijwillig en met wederzijdfche toeftemming, onder nood?  GESCHIEDENISSEN. & noodfaaklijk verband van nakoming, over en weder. Het denkbeeld van Souverein, dat is, Hoogste Gezachvoerder, onderftelt, eene Maatfchappij van Menfchen,die met elkander verëenigt,zig aan een Opperhoofd onderwerpen, waar van het eind oogmerk niet anders zijn kan, dan om de Maatfchappij in haar geheel en elk der Leden in 't bijzonder, te befchermen en te beveiligen , tegen alle overlast en onrecht, en op deeze wijze het zedelijk geluk en de welvaart te bevorderen van hun, die al derzelver belangen in zijne handen gefield hebben,en pm 't welk te volbrengen, zij zig aan zij ne bevélen, met gewilligheid, onderwer pen. Hier door ontflaat die onderlinge betrekking,tusfehen het Opperhoofi en 't Volk, welke het Burgerlijk gelul uitmaakt, en wier duurzaamheid alleen af hangt van de volbrenging der flilzwijgen de voorwaarden, over en weder; naam lijk, dat de Souverein zijnewelmee nende poogingen, tot 's Volks heil, vergo] den ziet, doorliefde en gehoorzaamheL der Onderzaten , terwijl deeze , wedei ke' XI. Afde$« likc. i I  sZ TOONEEL DER. STAATS- xr. Afdee- UNG. i keerig, aan de zijde van hunnen Vorst ^ eene Vaderlijke toegenegenheid ondervinden. — Niemand, denk ik, zal mij dit gefielde betwisten ! immers , het is gegrond in 't algemeen erkende Staats- en Volks-Recht (n). —— Komt hier nu. bij (11) Zeer aanmerklijk zijn de woorden van de» Hoogleeraar Kluit , waar mede hij, in zijne Akademifche Redevoering, over 'c misbruik van het Algemeen Staatsrecht, bladz. 10, n, 12, den Toehoorder een denkbeeld geeft, van de Natuurlijke overeenkomst, tusfchen Overheden en Onderdanen , die met elkander eene Maatfchappij uitmaken : „ 't is genoeg , te zeggen, (dus drukt zig „ de Hoogleeraar uit) dat 'er bij den monsch geen „ recht van gebieden ,geene onderwerping van zijnen „ wil aan een ander , kan uitgedacht worden, dan „ door middel van eenige Overeenkomst, of door „ eene het zij uitdruklijke, 't zij ftilzwijgende toe„ flftnming , zo van de zijde der geenen, die aan „ een ander, of aan meer anderen, of aan allen te „ zamen, dat is aan 't ganfche Volk, het recht en , de bevoegdheid opdragen , om hunne bedrijven, „ van natuure vrij en onaf hanklijk , in overeen„ komst met het algemeene welzijn, te bepalen; als aan de zijde van bun , welken die bevoegdheid „ van anderen ontvangen; en dat, diensvolgens, en „ de Verplichtingen en de Rechten, zo van Over,, heden als van Onderdanen , op eene Overeen- ktmst fteunen. Daar nu een iegelijk aan zijne Ver-  GESCHIEDENISSEN. s*> bij een ander, uitgedrukt, Verdrag, waar door de Oppermagt van den Vorst in haa- ,, Verbintenis gehouden is, zo vindt men bij het „ denkbeeld van eene Verbintenis teffens veronder,, field alle die vereischtens, zonder welken het bo,, vengenoemde eindoogmerk niet bereikt kan wor- den! Dan vloeit hier uit voord, die naauwere be« „ perking en band, waardoor aller wil en geneigd- heden, welken in den Natuurflaat tegen elkande„ ren worftelden, en voor de burgerlijke zamenle„ ving gansch ongefchikt waren, in eenen algemee„ nen wil, als t' zamenloopen. Dan vloeit hieruit voord, de bevoegdheid en het recht, om wetcen „ te maken, nuttig voor den Burgerflaat. Dan vloeit hieruit voord, de volledige verplichting der bur„ geren , om die wetten te gehoorzamen, of zich ., anderzins te onderwerpen aan de daarbij vastge„ flelde ftraffe. Dan vloeit hieruit voord,niet alleen ,, het Recht van den Souverein, maar ook zijne ge„ gronde en wettige Verplichting, om de middelen in 't werk te (lellen, waardoor ondeugende Bur„ gers worden afgefchrikt, en van hunne poogin„ gen weerhouden, om welmeenenden te benadee„ leu en de openbare rust en 't algemeene welzijn „ te verfloren. Zonder dit vermogen kan men geen „ denkbeeld van de Oppermacht maken. Deze macht ,, weggenomen, of hare werking verwaarloosd wor„ dende , zoude het geen Burgerflaat meer zijn. „ Dit recht is het, 't welk uit den aard van 'tOp„ perbeflier voordvloeit. Dit vordert het natuurlijk „ verdrag, tusfchen Overheden en Onderdanen. Dit XI. Afdek-  3o TOONEEL DER STAATS- xi. Afdeelt. „ ïs de grondfteun , waarop alle zekerheid en veiligheid der Burgcrmaatfchappijen gebouwd ftaan. „ Dit is de bronwel , waaruit alle burgerlijke wetten , die naderhand opkwamen , zijn voordge„ vloeid. Uit kracht van dit Verdrag kunnen alle menfchen , zodra zij leden van den Burgerflaat worden , hunne aangeboren rechten , hun lijf en leven , hunnen goeden naam , hunne goederen , „ hunne vrouwen , en kinderen , voor welken zij te voren bezorgd waren , te geruster bezitten , „ als die nimmer deeze hunne aangeboren rechten hebben afgeftaan, maar, met het aangaan der Bur,, germaatfchappij, zich daarom aan een Oppermacht „ hebben onderworpen, om die goederen en voor„ rechten te meer te beveiligen , en de Vrijheid, „ wie niemand, die weldenkt, anders dan te gelijk ,, met zijn leven verliezen zoude, te^en geweld en „ verongelijkingen, door de Weiten , als door even, „ zo vele omtuiningen, te verfchansfeu." haare werkfaamheden,nader en naauwer^ bepaald word, gelijk zulks het geval was, tusfchen Filips en zijne Ne der landen,dan ontftaan hier uit Grondwetten, volgens welke de Regent moet regeeren en de Burger gehoorzamen, en dit noemt men de Constitutie, of het Verplichtend Voorfchrift van elks gedraging. In de Derde Afdeeling van dit Werk, vertrouw ik, dat door mij eenige merk-  GESCHIEDENISSEN. 31 merkwaardige gevallen aangeweezen zijn, waarin de Graven van Holland, dat overeengekomen en uitgedrukt Recht, tegen den Ingezeten, deden gelden; zo dat de thans Vereenigde Landschappen , uit krachte van het zelfde Verdrag, tot tweemaal toe, door den Koning bezwooren (o), en om dat hij ophielt , de plicht van Souverein, dat is, de handhaving van 's Volks Rechten en Voorrechten , te voldoen , aan hunne zijde evenzo en nog meer, bevoegd waren, Filips de tweede, als Vorst en Heer, Wel en Wettig te mogen afzweeren ; gelijk zij gedaan hebben (12). De (o) Zie I Deel, bladz. 22. (12) De Prefident van Bijnkershoek geeft , ia zijne Verhandelingen van Staatszaken, eenige bedenkingen , wat de Staaten Generaal , met het woord ipfo jut e, in het Plakaat van Afzweering voorkomende, eigenlijk, gemeend hebben. „ l\1en „ weet bijna niet, zegt hij , wat men door het „ woord, met de daad (ipfo jure) verftaan moet: „ naamlijk, of de Staaten geloofd hebben, 't geen „ de zin fchijnt mede te brengen , dat hij zijne „ magt ipfo faüo, dat is, door zijn toedoen, zelfs M verlooren heeft , zo dra hij de Privilegiën gefchonden had , zo als de Rechtsgeleerden oor- „ de* XI. Afdes»  32 TOONEEL DER STAATS- xr. Afdee- LING. De Staaten van Holland en Westvriesland deden aauftonds , door „ deelen over Rijken, onder die Voorwaarden op„ gedragen, en gelijk bijna in de woorden van den „ Eed ligt, den 25 October 1555, door Filips aan „ de Staaten gedaan; maar dan zou hier uit vol„ gen , dat alle Wetten, Formulieren, Conftitutien en Voorrechten , niet alleen , die hij na den 26 „ Julij 1581 , maar ook lang te vooren gegeven „ heeft, nul en van geender waarde waren : immers „ de Staaten klagen in dit Plakaat, dat hunne ,, Rechten reeds voor meer dan Tien Jaar en ge, fchonden zijn geweest, en echter wij gebruiken, zonder den minden fchroom, verfcheiden Wetten „ en Formulieren van Filips , gedurende die Tien „ Jaaren , afgekondigd en gegeveii , die evenwel, op deeze wijze, geen kracht zouden hebben. — „ Om evenwel iets zekers te [tellen, gaat hij voort, en dat in een zaak van zo veel belang, wel be„ hoort te gefchieden., zeggen Wij volltrekt, dat „ eerst , zederd het Jaar 1581 , en wel zederd „ den 26 Julij , de wettige haerfchappii van Fi„ lips in de Verëenigde Nedeilanden, is opgehou, den, niet alleen, om dat dit zelfde Plakaat van'c „ Jaar 1581 , voortaan,gelijk de Staaten zeggen, „ hem de Souvereiniteit opzegt , maar ook , ver„ mits hij, tot hier toe, voor IVettig Graaf gehou„ den werd, en alles op zijn naam , als Vorst, is „ uitgegeven en voor goed gekeurd , blijkens de „ gewijsden van het Hof van Holland , van den „ 5 November 1579 , den 21 Mei en 19 Oftober 11 1780,  GESCHIEDENISSEN. S3 door derzelver Afgevaardigden, op den Rijksdag te Augsburg, van deeze gebeur- te 1780 , en de munten nog kort te vooren , met i, de Wapens van Filips , geflagen" enz. — Hij befluit derhalven, dat zo de Staaten, 't geen hij echter niet gelooft, aan het woord, met de daad, eenige betekenis wilden heclitett,zij daar mede hebben willen te kennen geven , de kracht van eene volkomen afzetting. „ Tegen dit gezegde, „ vervolgt Hij, ftrijd niet , dat de Staaten reeds „ te vooren, tegen Spanje, geoorloogd hadden: „ want tot dien tijd toe, had men evenwel den „ Graaf verfchoont. '/ h iets anders den Vorst „ dè Regeering op te zeggen, en iéts anders, te„ gen zijne Gouverneurs, fchoon hij ze zelf heeft „ adngefleld, Oorlog te voeren ; 't geen verfchei„ den voorbeelden van Burgerlijke Oorlogen , on„ der de Koningen van Spanje, te kennen geven."— Hij bewijst dit met voorbeelden, en onder anderen, hoedanig in 't Jaar 47 van de 17 Eeuw, „de Napolitanen , hunne getrouwheid voor den Ko„ ning van Spanje behoudende , tegen hunne 0«„ derkoningen , van wien zii klaagden verdrukt te „ worden, even gelijk de Nederlanders deeden.de ,. Wapens hebben opgevat , zelfs de Franfchén , „ Vijanden des Konings van Spanje , te hulp roe„ pende." Zie II Deel, I Hoofdjl. bladz. 2-5. Het fchijnt mij niet vreemdt,dat onze Naam-Patriotten, hunne vervolging, tegen Willem den Vijfden en Zijn Vorstlijk Huis, in dat licht II. Deel C heb- XI. Afdee. ling.  VXT. afdeeling. TWAALF» 34 TOONEEL DER STAATS- tenis kennis geven, en hun gehouden gedrag rechtvaardigen en verdedigen (p > (p) Leven van Willem den l , Elfde Boek , bladz- 495' hebben willen doen voorkomen. De bena¬ ming van Staan Dienaar ,van iemand, die tut het Zweet en Bloed der Burgeren moest onderhouden worden, en wat al meer onvoeglijke uitdrukkingen die onze Moderne Courantiers en verdere W rchrijvers van die dagen, bezigden , om de Natie i„ verkeerde denkbeelden te brengen, omtrent de betrekkingen der Ileeren Prinssen van Oranje tot dit Land , nog onlangs in zulken helderen dag gefleld , bij de Refohüe der Wettige Staaten van Holland en Westvriesland, van den 15 Februari] 1788 , (zie Opdragt, bladz. XIII en XIV) tevoegt bij de Dank-Addresfen , van h.er en elders den Souverein aangeboden, overtuigen mij, dat deeze meening niet geheel zonder grond «».  GESCHIEDENISSEN. TWAALFDE AFDEELING. Verdere Verrichtingen bij de Bond ge nootenjAHertog vanAnjoi word, onder zekere Voorwaarden, waar h Holland, Zeeland ««Utrecht zig aan den Prins van Oranji houden, w Landheer aangenomen Hij aanvaart de Regeering; Aart en In borst van dien Jongen Vokst; zin gedrag in de Nederlanden; zijn vertrek en dood. De groote flap der Vereeniode Landschappen, in 't verlaten van den Koning van Spanje, door zig, voortaan, onafhanglijk van denzelven te verklaren , eindelijk tot Hand gebragt zijnde bleef 'er niets ovrig, om de zaak voor voldongen te houden, dan de zwarigheden, hier en daar, in zommige Steden der Provinciën, ontftaan, zo, wegens het afkondigen van 't Plakaat, als 't weigeren van den Eed der afzweeringe, door gevoeglijke fchikkingen uit den weg te ruimen. Bij Holland werd, dien aangaande,een beiluit genomen,en daar bij,. C 2 het j i > XII. AFDEELING. Nadere fchikkingen bij de Bondgenooten. In Hol'and.  xn. AFDEELING. 36 TOONEEL DER STAATS- het Hof Provinciaal gemachtigd, „ om alle onwillige Beampten , tot het at„ leggen van den eed, voor zig te ont " bieden en bij weigering van dien, hun te verklaaren vervallen te weezen van * hunne bedieningen, en gehouden voor "„ ontflagen \ dan met opzicht tot de Am■ bachts-Heeren, die mede weigerig wier' den bevonden, deeze te verbieden, de l aanftelüng van Schouten , Schepenen en verdere Bedienden, in gemelde Heer" lijkheden; ook, dat zij zig naar de plaatie „ hunner wooning niet mogten begeven, " zonder verlof van de Staaten («)." — De Stad Amfterdam, fchoon dezelve het afzwecren des Konings goedkeurde, zo wel als 't opdragen der hooge Regeering aan den Prins van Oranje en men zelfs aldaar, reeds in Februarij, befloten had, alle Ingezetenen te ontüaan van 's Konings Eed, kon zij echter niet goedvinden, het Plakaat op dit ftuk ontworpen, te doen afkondigen, dan onder verklaaring, dat men aan den inhoud niet begeerde gehouden te zijn. Doch de reden hier van was zeker gefchil, ontftaan tusfchen de Staaten van (a) Refol. van Ifoll. 13 September 1581-  GESCHIEDENISSEN. 37 van Holland en de Stad, over zommige punten, in het verdrag van voldoening waar aan de Stad zig wilde houden, en van welke de Staaten haar wilden doen afftaan. Dit gefchil echter werd nog voor het uiteinde des Jaars beflist, en in 't begin van 't volgende, door den Prins bekrachtigd (i). In C i ) Zie Wagenaar , Amflerdams GefehiedenisJen X Boek , fo. 387. Hij verhaalt bij die gelegenheid, fi. 300, dat den derden Januarij, van dat Jaar, en dus eenige maanden voor dat men befloot van des Konings „aam te verlaten , Amjlerdam een privilegie verkregen had, welk te Delft gegeven was, op naam des Koning, als Graaf van Holland, Bij rade van den Hove en met overleg van den Prins van Oranje , zijnen Stadhouder. Bij welk Privilegie beraamd werd : „ dat niet Jaarlijks negen Schepenen uit eene Nominatie van agttien „ gekoozen zouden worden, gelijk zederd eenige » jaaren gefchied was, maar zeven uit eene Nomi„ natie van veertien , bij welke zeven , twee uit „ de afgaanden, als Prefidenten zouden aanblijven, „ te kiezen, door de drie afgaande, de drie nieu" we Burgemeefters, den Oud Burgemeeiter en de .. ^even nieuwe Schepens." Schoon dit Oftrooi Hechts bij voorraad gegeven werd. is het wdorA m t verkiezpn um . . un-uc^ucu, opgevolgd. XII. AFDEELING.  XII. Afdee- lino ln Zet land. 38 TOONEEL DER STAATS- In Zeeland maakte de Stad Middelburg zwarigheid , om de afkondiging .te doen,voorwendende,dat de Stad eerst herfteld moest zijn, in de rechten, welke zij, ten tijde der overgave (£), bezeten had : doch daar men dit, naar t fchiint, niet heeft kunnen eens worden, werd 'er het Plakaat ook niet afgeleezen(c> De Staaten, ondertusfchen, deden, den agttienden September, bevélen „ dat alle Perfoonen van elders M vertrokken zijnde , en die zig binnen hunne Provincie neergezet hadden, ze" dert deGendfche Bevrediging, of zig " nader bij hun, ter inwooniag, wilden begeven, gehouden zouden weezen, " binnen den tijd van een maand , aan ' den Magiftraat derplaatfe, over te le" veren, eene Verklaring van de Regee" ring, alwaar zij, voor dato van de ge■ zegde Pacificatie, woonachtig geweest V zijn; doch indien zodanige plaatfen in " 's Vijands handen waren , dan moest " dit door goede geloofwaardige getui- » gen (£) Zie I Deel, bladz. 226. (e) Leven van Willem den \, Elfde Boek, bladz. 403.  GESCHIEDENISSEN. s;) „ gen gefchieden; daarenboven, zouden ,, de zulken verplicht zijn, den Eed van „ getrouwheid af te leggen, zodanig als dit bij de Staaten ontworpen en „ bij dit bevelfchrift gevoegd was ( xir. Afdes> lino. 1582. De Hertog van dnjou na lig eeni;en tijd n Enge^ and opehouden: heben, ver'ekt naar s Neerlan;n.  XII. Afdee ling. Zijne aan komst ei onthaal in Walcheren. Kom Antv) feu. bo TOONEEL DER STAATS- gezeld van eene menigte Grooten, behoorende tot den Hofftaat der Koninginne, die zelfs tot aan Kantelberg mede reisde, verliet hij, den agften Februarij, deBritfche ftranden, en kwam, twee dagen la■ ter, behouden te Vlhfimgen , alwaar hij 1 door den Prins van Oranje en andere voornaame Heeren,onder het gejuich des Volks en het gedonder van 't gefchut, welk zo zwaar was, dat het gemakhjk te Calais, in Frankrijk, kon gehoord worden, met alle pracht en praal ontvangen werd; den volgenden dag begaf hij zig, van dit aanzienlijk Gezelfchap gevolgt, naar Middelburg, alwaar men hem met min treflijk verwelkoomde. Hij fleet eenige daaen op het Eiland Walcheren, om het een en ander te bezichtigen en vertrok, den zeventienden , omringd van al den {loet, met vier- en- vijftig Schepen, de t te Schelde op, naar Antwerpen (m). Indien het tot den taak mij voorgefteld,behoorde, of dat hij, door zijn gedrag, onder ons,zig de genoote toejuiching der Natie waardig gemaakt had, ik zou hier één ruim veld hebben, om uittewijden in eene be- fchrij- (f«) Hooft, XIX Boek, bladz. 705,  GESCHIEDENISSEN. 51 fchrijving van alle de bijzondere eerbewijzen, hem, in Braband en Vlaan deren , aangedaan 5 dan dit alles , om beide redenen, ftilzwijgend voor bijgaande, zal ik alleen melden,dat hij tot Hertog van de eene en tot Graaf van de andere Provincie, gehuldigd zijnde, de Regeering der Nederlanden aanvaardde, en door de meeile der ver-' bonden Gewesten,als Landsheer erkent en aangenomen werd. De Staa-' ten van Holland en Zeeland, welke zig, altoos, ongenegen betoond, hadden, tot de handeling met Anjou,' en derhalven, reeds twee jaaren geleden ' beflooten, den Prins van Orante! de Hooge Ovrigheid optedragen e waar bij zig,toen, Utrecht voegde (n)'u en dat zederd, door Holland, even voor de afzweering des Konings, ook dadehjkgefchied was (0), maakten thans billijke zwarigheden, aan Anjou den eed van trouwe te doen, zeggende, hierop met gelast te zijn (j ): want fchoon Ho* land («) Zie I Deel, bladz. 42S en aldaar Noot 9 (O Bor, XV Boek.fi. ,98 verfi & W (/O Hooft, XIX Boek, bladz. 799 D a xrr. Afdee. l1wg. Aanvaart Ie RepeeringIer Neierlanlen. Holland Zeeland n Urechtweigeren em als leer te rkenen.  XII. afdeeling. Uitzonderingvan Hoi land en Zeelana bij 't flu ten van het verdrag ge maakt. 5a TOONEEL DER STAATS- land en Zeeland , in der tijd , tot voorkoming van icheuring onder deBondgenooten, wel wilden bewilligen in eene overeenkomst met den Hertog, hadden zij zig echter, in de onderhandeling, voorbehouden, en gelijk zulks in het Dertiende Jrtijkel, van 't Verdrag van Bourdeaux, met hem aangegaan, duidlijk Hond uitgedrukt, „ dat de beide Provinciën, in 't Huk van Godsdienst, als ander", zins, zouden blijven zo als die tegeni'„ woordig zijn ; wel verftaande, dat in „ zaken beroerende de Munt, Oorlog, „ Lasten en Privilegiën, tusfchen de Pro„ vincien en Steden refpeétivelijk , de„ zelve zig zullen onderwerpen, aan Zij„ ne Hoogheid en de Generaliteit, vol„ gens de accoorden en overeenkomften,. , bij advijs van de Staaten Generaal gemaakt, of nog te maken , achtervol, gens de oude gewoonten, gebruiken en „ Privilegiën (5)." — Daar nu in deeze (5) Bor, XVII Boek, fo. 11 verfo & feqq. De Schrijver van het Leven van Willem den I, teekent bij deeze gelegenheid aan „ dat de Staaten „ van Holland, geen vertrouwen in den Hertog fielden , en dat zelfs de reis van den Prins naar Zeeland, om hem te ontvangen, tegen hun zin m was,  GESCHIEDENISSEN. 5, ce uitzondering, en vooral in het woordje anderzins, eeue geheime bedoeling gele-. „was; dat aile de Leden der Vergadering een*. Pang verklaarden het groot nadenken, dat zij daaromtrent hadden, zeggende, dat xijhet vern trek vm den Prins , om den Hertog te gaan „ ontvangen , hielden voor een zaak van veruit„ Zicht zwarigheid en gevaar , waar aan den „ Lande van Holland, zonderling, was gelegen: „ dat de vorige gevallen in Frankrijk, bijzonder » het gte„ tegen den Admiraal de Colignij was te„ gaan , aan de Staaten groot nadenken gaven (*) »_ Dit meldende, maakt hij gewag van eene Refolutie van Holland , van den 12 September i5gi uit welke fchrijnt te blijken , dat de Prins toen reedt zijn voorncemen, aan de Staaten te kennen gegeven hadt, om den Hertog , die destijds al ver. wacht werd, te gemoet te gaan: immers in dezelve word gezegd „befloten te zijn, aan denPRINS voor „ te dragen, dat fchoon men een goed vertrouwen „ op den Hertog van Alenson had, dat hij nog- » thans (») Bor verklaart deeze bedenking der Staaten van Holland nader en fchrijft die toe, aan het gedrag van den overleden Komng van Frankrijk , Karei den IX, welke de ^reformeerden, zo wreedlijk in Zijn Rijk deed ombrea. li' 'ijd' düt ",Cn van hem goeds yertrouwde D„ de tegenwoordj Kon HE"0C van deezen verwacht» „en ni 1 D3 Ie- Reden waaróm. xir. Af d ££ l1ng. Reden v/aaröm.  XII. Afdee- tlNO. H TOONEEL DER STAATS- legen was, naamlijk, met opzicht tot der Staaten befluit, aangaande denPRINS van Oranje (6), konden zij niet wel den „ thans door de iaagen van den Vijand misleid kou worden en dat men, daar onder, wel iets kon " bergen en uitvoeren , 't geen tot nadeel van " den Prins en verderf der Landen van Holland : J,land mogt (trekken en daar benevens(tig teverzoeken,omvanzijnereistew.Uenafz.en, " zl dalr van zo goed mooglijk te verfchoonen en li terug te komen, met aanbi^m te willen voltrekken, het geen nopens de Opdragt " van de Hooge Ovrigheid met hem reeds was be' lonnen." iii Dm.,*//* ^k,bladz. 5o6,5o7. zeker oogmerken geweest,en het geen een w in verder, in den tekst, nader blijken zal,waarT/e Prins, ten minfte daarna, uit ftaatkunde , «n zodanig verzoek niet heeft kunnen voldoen f6ï Men bedoelde, zegt Hooft , met het woordje anderzins, het geiach, dat den Prins, " IZt het reeht,we,k aan deeze Landfchappen om zulks te vermeerderen, was toegeftaan,bij den " Gendfchen Vr-de ; hoe wel maar zeer we.mge " ten, die ter Vergadering van Holland L Zeeland verfcheenen, van'tge^im s zegt 't was hun, te weeten de Staaten, niet g r,o"g dat men des Hertog, bewind aan de ; naauwlte banden kluiiterde, noch , dat nren het  GESCHIEDENISSEN. 55 den Hertog van Anjou, m die waardigheden erkennen, tot welke hem de Staaten Generaal beroepen hadden , om te weezen , Prins en Heer van deeze Landen , onder de Tijfels, van Hertog, Graaf, Mark-Graaf en anders , met zodanige Hoogheden en Foorrechten, ah de voorgaande Heeren hadden bezeten , zo als bleek, bij 't Eerflo Artijkel van het genoemde Verdrag. „ De Prins van „ Oranje, zegt Bor, de zaken die„ per inziende, en niet begeerende, dat „ deeze huldiging, om zijnentwil, zou „ achter blijven, alzo hij nog vastlijk ge„ loofde, dat het Huwlijk, tusfchen den „ Heer „ recht behielt van hem te verfïooten , zo dra hij „ zig buiten de voorfchrevene palen begaf; noch ook, dat men de beste maatregels nam, om niet „ verder dan men wenschte, van Uitheemfche Vor„ den aftehangen, door het affnijden der opvolging „ aan de Vrouwelijke zijde en zelfs van het recht „ der eerstgeboorte , bijaldien de Hertog meer dan „ een Zoon kwam na te laten. Zij wilden, zo het „ Staatsgeftel een Opperhoofd vereischte, 't welk „ toen het algemeen gevoelen fcheen te zijn , nie„ mand dan den Prins van Oranje , hun Vader „ en Verhsfer, tot dat toppunt verheffen. Die „ vuurige liefde kon den edelmoedigen Vorst geen„ zins mishagen." Bladz. 189, 190. D 4 xn. afdeeling.  XII. Afdee- ukg. Ds z»i word g iehikt. Zws: hedeti de an re Bc geuo< KB. 5eS TOONEEL DER STAATS- „ Heer Hertog, en de Koningin van En,, geland, voortgang hebben zoude, en „ waar aan de welvaart deezer Landen „ ten hoogfte gelegen was, om de Span„ jaards te verjagen : hierom wilde hij „ ook in deezen geen hinder noch belet m toebrengen,en derhalven,merkende de ,, zwarigheden der Provinciën, onder zijn beftuur ftaande, heeft hij dezelve aan „ den Herto g te kennen gegeven, en „ deeze wel ziende van nimmer tot zijn „ oogmerk te zullen komen, zonder me» dehulp van den Prins van OranwjE) heeft niet alleen verklaard, zijne „ meening niet te weezen, zig de zaken van den Lande, tot nog toe onder zij„ ne Regeering geftaan hebbende, te onderwinden, maar dezelve aan zijne ad„ miniftratie overtelaten." Hier van werd 3 op den twee en twintigften Februarij deezesjaars,aan de zijde desHertogs,eene behoorlijke Acte gemaakt en door hem .ig. getekend en gezegeld (q). Bij andere Gebij westen van het Bondgenootfchap, wierjj den ook, omtrent de beëdiging, dezelfh de zwarigheden gemaakt. rakende den «I Gods- (q) XVII Beek,fo. 9 en vtfïü<  GESCHIEDENISSEN. 57 Godsdienst, als bij Holland en Zeeland; dan deeze beide Provinciën nu, door de bovengenoemde verklaring, gerust gefield, befloten tot den Eed; doch Utrecht alleen, bleef weigeren van dien te doen (r). De zaken op deeze wijze gefchikt zijnde, werd de Hertog op zijn verzoek , door den Raad van Staate, in gefchrifte, opening van den toeftand des Lands gegeven,en wat 'ervereischt wierde, om de gemeene belangen der verbonden Landfchappen, eenen goeden voortgang te doen hebben, met verzoek van zulks den Staaten Generaal te willen voorhouden; gelijk hij dan ook, eerlang, deed, daar bijvoegende een wijdluftig vertoon van zijn voorneemen en oogmerken (f) , waar aan echter zijne daden weinig beantwoordden, en dus zijn Aart en Inborst, als vrij ongeftadig, kenmerkten. „ Vleidde de Fortuin immer- \ 3i meer, dus lees ik ergens, e'én Jongen i Vorst1 (r) Hooft, XIX Boek, blad*. 800. {t) Eor, XVII Boek, fo. 13 verf» & fiaa. xii. Afdek» lino. Df Landt* Raad doet opening aan den Hertog, omtrent den Staat des Lands. Ken- bhets an zijn Lart en nborst.  XII. Afdek LING. 58 TOONEEL DER STAATS- „ Vorst met bedrieglijke hoop , op de , mildheid van haare gunden, zij deed „ het den Hertog van ANjou,Opperheer van zo veel rijke Gewesten; Broeder des Konings van Frankrijk en "„ vermoedelijke Erfgenaam dier Kroo- ? ne. Wat mogt hij zig niet laten " dunken, in den bloei des levens, daar „ elk zijnen moed en minnelijke hoeda„ nigheden roemde ? maar welk een on, derfcheid, toen de waarheid alle deeze betoveringen, de eene na de andere, verdreef ? Hij mogt met reden zijn " wisièlvallig lot befchuldigen; maar een , gedeelte van de fchuld , was bij hem » zeiven, indien de blindheid van een * opgeblaazen gemoed ftraffchuldig fchij" nen kan. Hij kende, noch zijn Broe- " noch de Landzaten, die hij ' zou beilieren, maar 't minst van allen, „ zijn eigen hart. Onftuimige voorbarig" heid, bij de Franfchen wel meermalen " voor Heldendeugd genomen, bragt hem „ ten val, toen hij alles meende te zul- len •vermeefteren (O" ' De §e" vol- (i^ Stijl. Bloei en Opkomst der Vereen.Neder/, bladz. 187, iB3.  GESCHIEDENISSEN. 5$ volgen zijner Regeering zullen ons dadelijk doen zien, dat zijne denkbeelden en bedrijven, niet deeze fchilderij volkomer overeenflemmen. Ondertusfchen en eer hij zig noch aar 't hoofd der zaken gefield zag, gebeurde 'er te Antwerpen een geval, 't geen2 gevoegd bij meer ander, reeds fmeulend misnoegen («) , de genegenheid vooi Anjou en zijne Franfchen, merklijls verminderde. Het was een uitgevoerde toeleg op het leven van Wille»! den Eersten, waaraan flechts weinig haperde, om volkomen gelukt te zijn. Bij deeze gelegenheid zag men eerst, hoe teder deeze Vader des Vaderlands van 't Volk, bemind werd. Hooft verhaalt, dat 'er eenen Vast- en. Bedendag in alle de Kerken gehouden werd , om van den Hemel zijne herllelling aftefmeeken, met zodanigen ongemeenen toeloop van menfchen , en onder zulke betooning van zichtbaare droefheid, niet alleen of des gemeenen Landsvader, maar de Vader van Ca) De Groot, Vierde Jaarboek, bladz. 80, XII. afdeeling. Toeleg op het leven vai den Prins.  XII. Vfdee- ■H9* 6o tooneel der staats van elk Huisgezin, op zijn verfcheijen lag (v): Hij werd binnen weinig weken herfteld, en de dag op welken hij zijn Kerkgang deed , ftrekte tot eenen Dankdag, die van de Gemeente met eene evenredige blijdfchap gevierd werd, als zijne ziekte hun bedroeft had. De Moorder, fchoon hij dadelijk , na 't gepleegd verraad, zijn fchelmftuk met het leven boette, zo ontging daarom zijn onwaardig lichaam,de Rechterlijke ftraf niet; het werd gevierendeeld en 't hoofd 'afgehouwen : welk Vonnis ook.nog aan anderen, die kennis van de daad hadden en dus medeplichtig waren, zederd, werd uitgevoerd. In de eerde verwarring hielt men Anjou en zijne Land-genooten, verdacht, zo dat hij, zo wel als zijn Hofgezin, van de woede der Gemeente groot gevaar liep, ja zelfs , zig in de wooning van den Prins van Oranje ging verbergen, om veilig te zijn (w). Eindelijk door de oplettenheid van Prins Maurits , toen naauwlijks vijftien Jaaren oud, werd de Daader er- (v) XIX Boek, bladz. 8oö. O) Leven van Willem den I, III D**Lj biadz. 518.  GESCHIEDENISSEN. €t «rkent een Spanjaard te zijn; 'tgeen het Volk, omtrent de Franfchen, wederom gerust delde. Eene tweede ramp overkwam, weinig tijd daar na, den goeden Vorst, en dit was het verlies zijner waarde Gemalinne, Charlotta van Bourbon (7). De zaken der algemeene Regeering,. door dit zorglijk toeval, merklijk vertraagt ! zijnde, begonnen langfamer hand weder-' om in vorige beweeging te komen, en tel Antwerpen, alwaar de Staaten Ge-é neraal thans vergaderd waren, wier-' den verfcheiden noodfaaklijke fchikkingen gemaakt, achtervolgens het gedaan voordel des Hertogs; ook werd 'er over het duk van Rechtsoeffening, welk gedurende de onrust, zo bijder in verloop geraakt was, en over 't weder oprichten van den Grooten en Geheimen Raad (7) Wie begeerig is , meerdere bijzonderheden, van dit gebeurde te willen weeten, zo wel als van «nen anderen aanflag, welke, kort daarna, tegen hem « ANjou.te Brugge, ondernomen werd,doch insiüks mulukte, kunnen wij nergens beter wijzen.dan mar Hooft, welke alles, dien aangaande, zeer «eurig bericht, i„ zljn xiX Boek, bladz, 8e8 en Had». S13 & ftq9. XXL Afdu. uk», ~)e Sta». 'en Ge- teraal laken :hikkin- en met injou.  XII. afdeeling. In Hollandword eenen Hoogen Raad op gericht.' Gehein aanüage vanSp* je. 6a TOONEEL DER STAATS- Raad te Meeneten, gehandeld; dan Holland fcheen niet zeer genegen, zig daar omtrent met de anderen te verëenigen en ftelde zelve, dit Jaar, eenen Hoogen Raad van negen perfoonen in, op naam des Prinssen van Oranje, als beroepen tot de Hooge Ovrigheid r». Zeeland vond, voor het tegenwoordige niet coed , zig hier mede te vereenigen, en -t liep aan tot het Jaar 1587, alvorens die Provincie 'er deel in nam (y ). De Vijand, ondertusfehen, liet niets fonbeproeft, om de Nieuwe Staaten, op allerhande wijze, te benauwen. Parma, bij het voortzetten zijner Krijgsbedrijven, die echter dit Jaar, aan zijne zijde, van geene merkelijke voordeden verzeld waren (z) , nam tevens list te baat, bediende zig van de algemeene verwarring, welke de aanval op Oran-, te veroorzaakt had, en zond rondgaanJ de O) Hooft, XIX Boek, bladz. 808. Cy) Leven van Willem den I, III Deel, fladz. 54'• (z) B^tivoglio, II Deel, bladz. 35o.  GESCHIEDENISSEN. 63 de brieven, zo aan de voornaamfte Bevelhebbers , als aan verfcheiden Steden der Gewesten, om dezelve in 'sKonings belangen, onder fchijnfchoone beloften en betuigingen van toegenegenheid, overtehalen, doch zijne pogingen hadden den uitflag niet, dien hij verwachtte (V).Een ander geval, welk ook omtrent deezen tijd gebeurde , dreigde erger gevolgen. Filips, die zig in 't voorgaande Jaar te Lisbon , tot Koning van Portugal, had doen Kroonen, kreeg bericht , dat verfcheiden Noord-Hollandfche Schepen, op de Taag, tot hun vertrek, naar de Nederlanden , gereed lagen; hij gaf hier op beve'1, dat men deeze Schippers op het beste zou onthalen en hun alle mooglijk gerijf toebrengen , met belofte van bij hunne wederkomst gelijke goedheden, en nog meerder, te zullen genieten. Een zijner Helbardiers , een gebooren Enkhuijzer, en die aldaar zijn Broeder had, was de uitvoerder van dien last, waar in hij zo wel Haagde , dat deeze Luiden thuis- («) E. van Meteren, XI Boek , fo. ao8 cn verfo. XII. afdeeling.  xir. Afdee- ung. 64. TOONEEL DER STAATS* thuiskomende,hier van met zeer veel ophef en aanmoediging fpraken, 't welk geene geringe zorg bij denMagiftraat ttEnkhuijzen veroorzaakte, en deeze deed goedvinden , hunne Stad van meerder Krijgsvolk te voorzien. Het zou denklijk hier bij gebleven zijn, maar zulks was het voorneemen van Filips niet. De Heibardier, die hem zo goed bediend had', werd dit Jaar, onder voorwendfelvan zijn Broeder te bezoeken, naar Enkhuijzen gezonden, voorzien met heïmlijke brieven des Konings, om eenen nieuwen afval te bewerken; dan de altoos waakzaame Voorzienigheid, wendde de uitbarfting van het kwaad, Vaderlijk, af. —— Zeker gezien Burger der Stad, Wouter Verhee, wiens Broeder destijds Schepen te Amflerdam was, mede tot deeze famenzweering verzogd zijnde, had den brief gezien, geleezen en nagefchreven; niet, dat hij het werk goedkeurde , maar uit hoofde van den kunftigen ftijl; gelijk hij dan ook veelen zijner Vrienden van de daad afmaan» de: doch niet over zig kunnende verkrijgen, om 'er den Magiftraat kennis van te geven , en daar door verfcheiden zijner Medeburgers ongelukkig te maken ; be- floot  GESCHIEDENISSEN. ^ floot, aangezien het ftuk hem zeer bekommerde, van 'er met zijnen gemeenzamen vriend, Dirk Volkaartszoon Koornhart, te Haarlem, over te zuilen fpreken, die, na hem uitgehoord, en over zijn verzuim berispt te hebben, de zaak van zo veel gewicht oordeelde, dat hij, in weerwil van een verzoek tot het tegendeel, zig den eigen avond naar den Haag begaf, en zulks den Staaten aandiende; welke van alles behoorlijk onderricht zijnde, den Spaanschgezinden Heibardier heimlijk in hegtenis deeden neemen, en eenige anderen in hunne Huizen verzekeren, terwijl zommigen, van de zaak lucht krijgende zig door de vlucht beveiligden; ondertusl fchen, dat de Stad van fterker bezetting voorzien werd; doch de vrees voor 't kwaad eerlang verdwijnende, ontfloeg men den gevangenen, Helde de anderen in vrijheid en de uitgewekenen keerden terug „ Maar, zegt Hooft, op deeze zachtheid fcheen gezondigd te worden j „ want, toen men het gewoel bezadigd' „ meende, werd ontdekt, dat de Koning „ nieuwe brieven aan de twee en zeven» tig hoofden der Burgerij had doen af* ff "n?** Van Selijken inh0l"ï als den XII. Afdkb- LlNCe  XII. afdeeling. De Frar fcliehult Trouper naderen de Grei zen. 66 TOONEEL DER STAATS- „ vorigen." Doch de ernftiger maatregelen , die zederd genomen werden, voorkwamen de bedoelde uitwerking (£). . De Hertog, om zijne Regeering ''luider bij te zetten, had in Frankrijk,onder oogluiking des Konings Volk doen "aanwerven, en omtrent het uiteinde van dit Jaar, verfchenen op onze Grenzen, vier Duizend Franfchen , drie Duizend Zwitzers en eenige benden paarde Volk, onder aanvoering van den Hertog van Montpenfier en den Maarfchalk van Biron, tot onderhoud van welke, de Staaten Generaal, op hoop van goeden dienst, den Hertog veertig Tonnen Gouds, 'sjaars, hadden toegezegd, en nog daarenboven zesmaal honderd duizend gulden, op eens , te betalen in vier gelyke deelen , te weeten, in de maanden April, Mei, Junij en Julij, des volgenden Jaars (e). Dee- (£) Bor-, XVII Boek, fo. 19 verfo & feqq. Hooft, XIX Boek, bladz. 821 en vervolgen*. (e) Hooft, XIX Boek, blad». 82$,  GESCHIEDENISSEN. 6f Deeze vermeerdering van Manfchap had, al aanftonds , eenig goed gevolg, door 't vermeefteren van Eijndhoyen en andere plaatfen in dien oord gelegen, 't geen de Stroperijen der Spaanfche Garhifoenen van Breda en V Hertogenbosch, niet alleen merklijk beteugelde, maar beide Steden tevens zeer benauwde ( 8 ). — Dit goed begin van Anjou, ter bevordering Van 'sLands belangen, wekte eerlang een genoegfaam algemeen vertrouwen , op zijn beleid en ijver, toen hij op eens het masker ailigte, en zijne Wapenen keerde, tegen de Natie, die hij moest verdedigen. Een ontijdige Hoogmoed , aangevuurd door Jongelingen zonder kennis en ervarenheid, had hem in den waan ge- bragt, (8) Dit inneemen van Eijndhoven , zegt van Reijd , bladz. 61 , verfchrikte Graaf Karei van Mamfeld en andere Spaanfche Bevelhebbers, derwijze, dat zij de Meijerij van den Bjsch en 't Land van Kempen, alwaar zij een geruimen tijd gelegen hadden , terftond verlieten en naar Luxenburg en Namen trokken, en insgelijks het platte Land van Braband ruimden; 't geen van zodanig gevolg was, dat de gemeente in den Bosch, alle hoop van toevoer verliezende, onrustig begon te worden en met den Hertog fcheen te willen handelen. E a xir. Afdei* lino. 1583. VermeefterenEijndhoven en andere plaatfen. Anjou maakt kwaad gebruik van dezelve. Reden waarom.  68 TOONEEL DER STAATS- XII. AFDEELING. Gevolgen daar van. Vierde Jaarboek, bladz. 82. bragt, dat zijn gezach te veel door de Staaten, aan derzelver wil, afhanglijk gemaakt was, 't geen, volgens het gevoelen van de Groot, hun, die in ten Rijk zijn opgevoed, te lastigvalt (f onderhandeling te bevorderen , zonder In groote „ verdenking bij de Gemeente te geraken. ■ „ Ja dat zommigen van gevoelen waren, dat Zijne ,, Vorstelijke Genade, in weerwil van alle voor„ zichtigheid, door het handelen met die Natie, „ wel eens kon bedrogen worden, en om vrijmoedig de waarheid te zeggen, hebben de Staaten „ een al te grooten afkeer van deezen geheelen han„ del , om 'er iets goeds van te durven verwach» „ ten 5 ja veelen meenen, dat het ftrijd tegen Gods ,, woord , om vertrouwen te ftellen , op de gee,, nen , die met ons in Godsdienflige begrippen „ verfchiiien;om welke een en andere reden,Door« . „ luchte Vorst en Heer ! de voornoemde Hee„ ren Staaten ons gelast hebben, Uwe Vorstelij„ ke Genade ernftig te verzoeken, van verder geen „ vertrouwen, op dien handel te ftellen, maar in,, tegendeel, de zaken van den Lande, indien ftaat ,, te blijven aanmerken, dat dezelve alleen door de „ hulp van God Ahnagtig ; het bewaren van de „ goede orde en het in 't werk ftellen van de ver„ eischte middelen, kunnen bewaard en befchermd „ worden. ,* Wij  GESCHIEDENISSEN. ?? „ tot nadere onderhandeling, zenden wilde, „ en dat hij middelerwijl de overige Steden door „ Wij hebben een vast vertrouwen , dat, ingevalle Uwe Vorstlijke Genade , het een en ann der, met ernst, aan de Afgevaardigden der Pro,, vincien voorhoude en daarop aandringe , aange„ zien de zwarigheden en perijkelen , waar in zig „ de gemeene Landen bevinden, dezelve wel zullen „ inwilligen en toeftemmen, zo in 't verkenen van >, behoorlijk gezag aan Uwe Vorstelijke Genade, M als van zodanige middelen , die vereischt wor„ den , tot handhaving van den welftand der Lan„ den , en tot befcherming van de Provinciën en „ Steden; ten welken einde, van wegen de Staa„ ten van Holland,alles zal aangewend worden, „ waar door Uwe Vorstelijke Genade reden van „ genoegen hebben zullen ; zijnde airede befloten, „ om , behalven de tweemaal honderd vijftig dui„ zend guldens ijder maand , bij verdeeling over „ de Provinciën , nog intewilligen , de Gelei en „ Verlofgelden ; vijftig guldens op het honderd „ Zout; twaalf ftuivers op elke Ton Zeep ; twee „ fluivers op ij der e Ton Bier; de vast gefielde int„ post op Wijnen en vreemde Bieren, te betalen „ ter plaatfe van den Eer ften op/lag; zodanig als ',, zulks, door de Staaten van Holland , onlangs „ aan de Staaten Generaal was voorgedragen ; „ zijnde zij voorts , ter bevordering van dezelve „ middelen, gewillig, de voorwaarden en bepalin" gen te verblijven aan de uitfpraak van Uwe Vor„ stelijke Genade , zo wel over de Hohandicha „ Ste- XII. Afdeï- LINQ.  XII. AFDEELING. ;&* TOONEEL DER STAATS- door hem bezet zijnde, van FranfcheTrott„ pen zou ontledigen, enz. Aan den kant „ der „ Steden, als over die der andere Gewesten , dia „ zij hoopen , dat zulks insgelijks doen zullen , „ voor 't minst de Provincie Zeeland ; ten einde „ op de verdediging van den Lande, zo te Water „ als te Land, order mag worden gefield. Verder „ was bij hun goedgevonden , toe te fteinmen in „ zodanigen Staat van Oorlog,als Uwe Doorluch,, tigheid , nodig zal achten, en wel voor den tijd „ van zes maanden , en om de kosten van dien te „ vinden, uit de voorgemelde middelen en lasten, ,, gedogen de Staaten van Holland , daar op te „ ligten, tweemaal honderd duizend Gulden; waar ,, toe zij gewillig zijn zo veel te dragen, als Zij„ ne Vorstelijke Genade, na billijkheid, zal oor< „ deelen te behooren." Eindelijk word in 't flot van deezen open B'ief, die tevens het Geloof steken der Afgevaardigden was, nog bijgevoegd, „dat de Heeren Staaten voor„ noemt , niet ligtvaardig tot deezen flap bewogen „ zijn, maar dat zulks gefchied was , na rijpe de- liberatie,en met kennis en overleg van deVroed„ fchappen der Steden ; daar mede niet anders be„ doelende , dan de Confervatie van den Lande , „ het welzijn van Zijne Vorstelijke Genade en „ hunne Perfoonen; insgelijks om te betoogen, hoe „ zeer de Staaten , benevens het belang van 't „ Vaderland , de Eer en Luifter van Zijne Vor„ stelijke Doorluchtigheid , ter harte neemen.™ £ie Bor, XVIII 0t>ei,fo. 3° & Jeqq.  GESCHIEDENISSEN. 79 j; der Staaten fcheen men , tot het ,, zenden van Gemagtigden, niet zeer te 5, haatten , eensdeels , vermits bezighe- den van grooter belang zulks verhin„ derden, en anderdeels, uit hoofde der j, onwilligheid van de meeree Gewesten, „ om zig op nieuw met Anjou in te „ laten. Dit verdroot hem geweldig en „ genoeg bemerkende, hoedanig de har„ ten des Volk, meer en meer, van hem „ verwijderden , verliet hij den agt- en. „ twintigften Junij, Duinkerken, en flak „ met zijn Hofgezin, naar Calais over: „ voorwendende zulks ter bevordering zijner bijzondere zaken nodig te zijn. „ begeerende, dat hem de Gemagtigder „ der Staaten zouden nagezonden wor „ den, en om welk aantedringen, een wei „ nig later, de Heer van Pruneaux, ah zijn Gezant, ter Staats-Vergadering verfcheen , breed opgevende van d( „ aanhoudende genegenheid zijns Mees' ters , voor deeze Landen; dat hij nu „ algemeen Stadhouder des Konings zijnde. „ al de magt van Frankrijk in zijne hander „ had, en dus meer middelen dan ooit, on „ ons te helpen, met bijvoeging van fchoo „ ne belofte, maar tevens van eene ern „ fti xir. AFDEELING. De Gewestenvertragen eene nadere handeling. Hij vertrekt na Calaih 1 Zijn Gezant 1 aan de '■ Staaten.  XII. AFDEELING. Men zen gemagtif den aan hem. Hij tterf 80 TOONEEL DER STAATS" „ ftige waarfchouwing, indien men an^ „ ders mogt goedvinden, dat zijne Hoog„ heid geenzins dacht af te jiaan van haar recht, noch zig te laten ontglippen, 'tgeert „ zij, door giften, of door haare deugd vern worven had. Deeze meefterlijke toon had echter het fpoedig gevolg niet, dat „ mooglijk de Gezant en zijn Heer, 'er „ van verwachtten; want fchoon de zaak n tot dadelijk hervatten van den handel, i„ wel ten eerite overwoogen wierd, vond „ dezelve echter zo veel tegenftand, dat „ het aanliep tot in 't volgende Jaar, al„ vorens de Gemagtigden naar Frankrijk „ vertrokken, en denklijk zou'er nu eene „ volkomen herëeniging getroffen zijn, :.„ zo niet de dood, dien Prins, den Tien„ den Junij, van dat Jaar, had wegge„ rukt, en waar door de Nederlanden van eene Verbintenis ontflagen wierden, die hun,bij vervolg,nog veel onrust had kunnen veroorzaken (g)." De ondankbaare behandeling van Anjou, omtrent deeze Gewesten , werd zelfs fffN Zie hier over breeder, bij Hooft, Bor en van Meteren.  GESCHIEDENISSEN. 8, zelfs door zijne eigen Landsgenooten met verfoeijing befchouwd. De Heer de Plessis fpreekt 'er met de uitterfte verontwaardiging van. „Deeze trouwloosheid, zegt „ hij,was grooter, dan die te vooren be» gaan werd, bij den Parijsfchen moord: » want zulks gelchiedde uit eenen vooraf-1 » gaanden haat, ontftaan door den Oor» log, en waar aan derhal ven de glimp >, gegeven werd , als tusfchen Vijanden >, gebeurd zijnde ; immers zij werd be», gaan aan Menfchen, die den Hertog, „ eerst weinig tijd te vooren , tot hun „ Vorst aangenomen hadden ; die zijne „ Vrienden en Onderzaten waren, en de „ Wapens voor hem voerden, om hem „ in zijne nieuwe Heerfchappij te vesti„ gen (h)." — De Ridder de Aube* Rij vergelijkt hem bij Rehabeam, die verlooren ging, door het opvolgen van den raad der Jongelingen en befchuldigt hem van tegen zijnen Eed en alle regels van Billijkheid gehandeld te hebben (/). Schoon {h) Memoires, Tom. I pjg. x66. (O Gedenkfchriften, bladz. 134. II. Deel. f xir. Apdek- LINÖ. Gevoelen van eigen Landsgeïooten)ver zijn gedrag,  8a TOONEEL DER STAATS- XIL Afdee- .ing. XIII. Afdei L1NG. Toelb der V bonder Gewei ten. Schoon de Onbezonnen aanflag van Anjou zijn gevaarlijk oogmerk miste, gaf dezelve niet te min den werkfaamen Vijand gelegenheid , zig van de oogenbliklijke verwarring te bedienen en veroorzaakte, dat het nog zwak Staatsgeftel der Nederlanden, op nieuw, in zeer bedenklijke omftandigheden bleef voortdobberen. DERTIENDE AFDEELING. Verwig der Nederlandsche Zaken; de Prins trouwt voor de vierde reis; Holland, Zeeland en Utrecht, maken, bij voorraad, fchikking op de Regeering; Geboortevan Fredrik Henrik. "Oe Vereenigde Nederlanden, maar " vooral die Provinciën, welke een onbe, paald vertrouwen in de befcherming van ar- den Hertog van Anjou gefield hadden, zagen zig, door den keer der zaken, merklijk in 't naauw gebragt, middelerwijl dat het de openbaare en heimlijke Vijanden van den Staat gelegenheid gaf, met onze ver-  GESCHIEDENISSEN. % Verwarringen hun voordeel te doen.Pama, die op,alles afgericht was, flond de kans. nooit fchooner, om zijns Meeflers belangen te bevorderen, dan tegenwoordig; aande eene zijde had hij zijne werkzaame Benden gereed, om Steden en Sterktens, die thans zo ongefchikt tot weêrfland waren, ligtlijk te veroveren, waar van verfcheiden Steden in Braband en het grootfte gedeelte van Vlaanderen, eerlang, de droevige ondervinding hadden j aan den anderen kant, veroorzaakte het gebeurde, eene algemeene verflagenheid, onder de Ingezetenen, wier hoop en verwachting op eene gewenschte uitkomst, nu, zo deerlijk, te leur gefield was; ondertusfchen, dat's Lands-Grooten, door verfchillende inzichten gedreven, tot geene beiluiten kwamen, en veelen zig eerder gedroegen, als blooteAanfchouwers, dan als Belanghebbers in den Twist: met deeze beklaaglijke zwakheden van eene onvaste Natie , voordeel te doen, was het voornaam uitzicht van den Spaanfchen Krijgs-Overflen; tot bereiking van welk einde, geene listen noch kunstilreken gefpaard wierden; vooral niet, na de Franfche furie van Anjou, gelijk men zederd, F a zijn XIIL Afdee- -ing.  84 TOONEEL DER STAATS- xnr. AFDEELING. Oogmerken van Faruia. zijn gehouden gedrag pleeg te noemen. Reeds voor de aankomst van zijne ingeroepen hulpbenden , was Parma bedacht geweest, de Walfche Provinciën, door fchrik, tegen dezelve in te neemen, en hun vrijwillig te beweegen , tot het weder inroepen van de Spaanfche Soldaten , die zij bedongen hadden,toen zij zig met den Koning verzoenden, dat terug gezonden zouden worden O). — Deeze Krijgslist, hoe wel overlegt, verloor echter een voornaam deel haarer bedoelinge: want fchoon de Franfchen zig thans zelfs Vijanden van de Verëenigde Gewesten betoonden, duchtte Parma, en met reden, dat de Hertog dit begonnen fpel , met de medehulp zijns Broeders, ligtlijk kon vervolgen en daar door een dadelijk Tegendinger van zijnen Koning worden, wanneer hij genoeg berekende, hoe haghelijk de partij, alsdan, voor hem zijn zou. Om nu de gevreesde uitwerking hier van, zo het mooglijk ware, te verhoeden, moest eene tweede list (a) Bentivoglio, NedtrI: Hijier: II Deel, bladz. 342.  GESCHIEDENISSEN. 85 list uitgedacht worden, en deeze beftond in de Natie andermaal tot verzoening, met haaren ouden Heer te nodigen, waar toe de omftandigheden,tegenwoordig,zo gunftig medewerkten, of zo dit mislukte, om alsdan door heimlijke aanhangers de zaak ter uitvoer te brengen. De Walen, thans meer dan ooit in de belangen des Konings van Spanje, wierden tot het eerfte gebruikt. De Afgevaardigden der Staaten, te Antwerpen vergaderd, zo wel als eenige bijzondere Steden, ontvingen, tot dat einde, brieven van hunne Waalfche Nabuuren, dezelve vermanende, „ dat vermits nu de oogmerken der Fran„ fchen zig zo duidelijk ontwikkelden , „ en die fraaije befchermers der Vrijheid „ zig niet ontzagen, om hun, die ze in„ gehaald hadden , verraderlijk naar 't „ hart te fteken 5 als Slaven te ketenen „ en in eenen afgrond vanElende te ftor„ ten, het dc tijd was, om tot nadenken „ te komen,en hun, die Regeerden, van „ gevoelen te doen veranderen, ten ein•„ de de verfcheurde en vertrapte deelen „ des Vaderlands, zig eens wederom on„ der hun natuurlijk hoofd vereemgden, „ om op deeze wijze tot denvorigen LuiF 3 ° „ fter xii r. Afdee- ling. De Wa len verin aan en de Siaaten tot verzoening met den Koning.  86 TOONEEL DER STAATS- XIII. Afdee- .ing. Doch zonder vrucht „ fier verheven te worden, door eenen „ goeden Vrede, om welke te verkrijgen, „ geen arbeid te zwaar kon zijn. Zij die „ deezen Brief fchreven, kenden 's Ko„ nings goedertierenheid, zo wel als de „ deugd en oprechtheid des Prinsfen van „ Parma, in 't houden van zijne belofte; „ die gaarne hooren en zig voegen zou, „ naar eene zaak, zo nuttig voor de ge„ heele Kristenheid, en bijzonder voor „ alle de Nederlanden : zij hadden dus „ geen vrees voor eene gewenschte uit„ komst, indien maar de aangezogte Re„ genten het oude misverlland,haat,nijd „ en argwaan , ter zijde Helden; zon„ der eigenbelang de gemeene welvaart „ betrachten wilden, en zo dra mooglijk 3, Gemagtigden overzenden enz." Dit aanbod had evenwel de gehoopte uitwerking niet; men vond goed den Brief onbeantwoord te laten, zo wel als de geenen,die zederd, door den Markgraaf van Bergen, en door den Prins van Parma zeiven , aan die van Gend en andere Steden gezonden waren (£). Hoe ftandvastig de (i) Hooft, XX Boek, bladz. 849.  GESCHIEDENISSEN. 8/ de Staaten Generaal zig ook in deezen gedroegen en na geene onderhandelingen met hunnen geweezen Heer wilden Imiteren, konden zij echter niet verhinderen , de verderflijke aanflagen, die in 't verborgen gefmeed wierden. Men wist, dat 'er, vooral in Braband en Vlaanderen, veelen gevonden wierden, die berouw van hun gedanen afval hadden, en niets meer verlangden, dan om wederom met den Koning te verzoenen , terwijl het onder de Krijgshoofden , hier en daar, niet beter gefield was; de zulken, derhalven, waren gefchikte Voorwerpen, vooral toen het zig liet aanzien, dat men 't oor tot onderhandelingen met den Hertog begon te leenen, om nu de verborgen doeleindens van Parma ter uitvoer te brengen, en door binnenlandfche onlusten eenen Aanhang te verwekken: ondertusfchen, dat hij, door kracht van Wapenen, den toeleg van buiten zou onderfleunen. Te Gend fcheenen zijne pogingen goeden voortgang te beloven, vermits zig aldaar de meeflen der misnoegden ophielden. Onder de voornaamflen van die partij vind ik met naamen genoemd, zekere Seryaas von den Steenlande. F 4 Baii XIII. Afdee- lino. Verraderij ke aanflagen des Vijands.  88 TOONEEL DER STAATS- xni. AFDEELING. Bailluw van den Lande van Waas en eenen Kapitein Jork, die gezegd word,getrouwd hebbende, de Vrouw van Wolfferdonk en Jonker Johan van Imbife (c). Omtrent deezen laatften verhaalt vanReïjd, „dat hij „ weinig Jaaren te vooren, met den Hertog Hans Kazimir vertrokken zijn„ de, zederd naar Vlaanderen te„ rug keerde, en toen tot Burgemeefter „ van Gend verkooren werd; dat hij, in „ 't begin , zommigen had doen gevan„ gen neemen, die voor eene verzoening „ met Spanje ijverden ;'t geen hem,over„ al, voor den man deed aanzien, welke „ 's Vijands verstandhouding van binnen „ verbroken had ; doch dat men , kort „ daarna, ontdekte, dat zulks alleen ge„ fchied ware , om invloed te krijgen ,, „ vermits hij zelve zeer genegen was, de „ Spanjaards in te halen, en daarom heinr„ lijk alles aanwendde, om eene Verzoet, ning met den Hertog te weeren : „ de beste partij evenwel, voor 't behoud „ der Stad, kreeg de overhand en bragt „ te (c) Vervolg Kronijk van Holland , Zeeland Vriesland, te Dordrecht bij Pr ferAaghen, 15S5 fo. XCI.  GESCHIEDENISSEN. 89 te weeg, dat deeze valschheid geftraft „ en hij onthalst werd ( r )." Onder de Krijgshoofden, die het heimlijk met Spanje hielden en zig , daarna, als zodanig openbaarden, telde men den Prins van Chimai, Gouverneur van Vlaanderen en Graaf Willem van den Berg , Stadhouder van Gelderland; door de ontrouw des Eerflen, gingen Duinkerken en andere plaatfen, onder zijn beftuur ftaande, aan Parma over, middelerwijl, dat de Laatfte Zutfen moedwillig in 's Vijands handen leverde (^). Dit alles, hoe vleijend ook, voor den Spaanfchen Veldoverften, was echter nietgenoegfaam,om zijn groot ont- (d) Van ReiJd, III Boek, bladz. 74—76 & feil- (1) Dezelfde van Reijd voegt 'er bij, dat destijds te Gend, de Broeder van den KardinaalGranvelle gevangen gehouden werd, doch met vrijheid, om elk, dien hij wilde , bij zig te doen komen; van welke vergunning hij echter een fchandelijk misbruik maakte en van tijd tot tijd, veele gemoederen ten voordeele van Spanje wist te neigen, zo dat de Koning aan hem den beste Agent had, dien bij zou kunnen wenfchen. Nederl, Oorl. III Boek, bladz. 75. XIII. Afdee ling.  cjo TOONEEL DER STAATS- XIII. Afdee- tlNG. ontwerp, te weeten, eene volkomen, overheerfching van alle de Nederlanden , te bereiken, zonder den goeden wil des Volks. — Krijgswapenen waren, tot zodanig einde, nuttelooze Werktuigen; Bedriegerij en Leugen moeiten opgeroepen worden, om de Gemeente door Kunilenarijen te misleiden ; ondertusfchen, dat men de geenen, die zig tot Misleiders opwierpen, door 't Spaanfche Goud, tegen de vrees voor ftraf, verharde. De beruchte Petrus Dathenus, een verlopen Munnik , en daarna Predikant te Gend, doch wiens oproerige tong hem reeds te vooren,deeze ilandplaatshad doenverlie-, zen, met lmbize terug gekeerd zijnde, diende thans tot een voornaam Huurling, om des Burgemeefters fnoode voorneemens, ten gunfte van Spanje, te bevorderen (a). In (2) Reeds in *j Jaar 1578 , was hij , de Munnikskap afgeworpen hebbende , onder voorwendfel van een ijveraar van den Hervormden Godsdienst te zijn, hevig op den Predikfloel uitgevaren, tegen de Gendfche Bevrediging , noemende het artijkel, nopens de handhaving van den Roomfchen Godsdienst , Godloos en vermits de Prins beweerde f dat men bezwoore» Verbonden moest kouden, en daarin niet ligtvaardig verandering maken, aan- ge-  GESCHIEDENISSEN. 91 In Holland werd, omtrent deezen tijd, ook een toeleg, tot het zelfde einde ge- gezien alle meinedigheid een gr ouwel was, voor de oogen des Allerhoogften , ontzag zig die Voerman des Oproers niet, gelijk de Muijder Drost hem noemt,Oranje,openlijk, uitteinaken, voor iemand, welke noch om God, noch om Godsdienst gaf. Hooft, XIII Boek, bladz. 575. Het Jaar daar aan volgende , toen de Prins zig naar Gend wilde begeven , om de zaken in rust te brengen, ruidde hij de Gemeente, zelfs door blaauw boekjes van zijn maakfel , op , om zulks te verhinderen , zig daarin bedienende, van verdenkingen, even of 's Vorften komst eenen toeleg op hunne Vrijheid en "Welvaart bedoelde ; de Prins nogthans , begaf zig derwaards, en wel zonder van zijne gewoone Lijfwacht verzeld te Weezen ; verzette 'er de regeering en maakte het onzen Blaaskaak zo benaauwt. dat hij , vreezende voor de gevolgen van zijn gedrag , zig tijdig door de vlucht redde. Leven van Willem den I, III Deel, X Bock, bladz. 322 & feqq. Na het verhaal van van Reijd , bladz. 76, had hij, zederd, onder den naam van Petrus Monta mis, in 't Holftijnfche, de Geneeskunde geoeffend: tot hij op nieuw waagde , onder de befcherminj van Imbize , andermaal de Stad Gend en gehee Vlaanderen te beroeren, doch met Hechter uitflaj dan de eerfte reis: terwijl hij ditmaal,in de gevan genis raakte en daarna gebannen werd. — Hoi veel Dathenusfen , ja nog erger dan hij , hebbel zig, onder ons, gedurende de laatfte troubelen, als Of XIII, Afdee» LINO. I I  52 TOONEEL DER STAATS- xin, Afdee ling. gefchikt, ontdekt en fpoedig gefluit, door het te recht ftellen van zekeren Cornelis de Hooghe, een Haagenaar en Plaatfnijder van zijn Ambacht, welke voorgaf een Bastert te zijn van Keizer Karei den V,en van wiens zucht naar grootheid, de Spaanfche Koning gebruik maakte, om eenen geweldigen aanhang te krijgen. - Volgens zijne eigen bekentnis, was hij reeds twee Jaaren te vooren, van wegen Filips, tot zodanige onderneeming aangezogt, en zulks ten tijde,toen Oranje te Antwerpen gekwest lag; dat hij ook indedaad, een ontwerp , om het een en ander ter uitvoer te brengen , aan den Koning , door een vertrouwd Perfoon , gezonden had ; 't geen ook was goedgekeurd, en hem bij voorraad, tweemaal honderd duizend Daalders toegeftaan, die te Keulen of te Frankfurt zouden betaald worden, om daar mede Krijgsvolk aan te neemen, met belofte van het Hertogdom Celder voor zig te zullen genieten; dat voorts de Ko- Opperhoofden der Muitzucht doen kennen; die den Stoel van Vrede en Waarheid, moedwillig,misbruikten, tot verbreiding van Leugen en Laster?    GESCHIEDENISSEN. 93 Koning, tot meerder verzekering van deeze overeenkomst, hem het afdrukfel van zijn geheim zegel had toegezonden; waar op hij aanftonds den tijtel van Basterd yan Ooflenrijk heeft aangenomen, en met behulp van zeker Geneesheer, Jan Vos, en nog eenen Vries, Jan Kaftaller genoemd, zeker kwaadaartig Lasterfchrift ontworpen had, onder den tijtel van hoognodig bericht, waar bij gevoegd waren , verfcheiden Brieven, op zijn verdichten naam, gefchreven aan de Steden, Officieren en Gilden, in Holland; ten ein« ■ de het Volk-tot oproer te beweegen, en de Magiftraten te verjagen ; van welk Boekje hij te Leiden eenige duizenden had doen drukken, om onder het Gemeen te verfpreiden, en verder onder de Misnoegden, zo hier als elders, uittedeelen. enz. Hij werd den negen en twintigften Maart van dit Jaar, bij vonnis van den Hove, onthalst en gevierendeeld, zijne Medeplichtigen, zijn, of van zelve den Lande uitgeweken of daar uitgebannen (e). Ondertusfchen, dat dit in Holland (0_]3or, XVIII, Bock, fo. 6 & feq „ ren, uit welke men één diende te kie> „ zen, te weeten: van zig 't zij met Span je te verzoenen; of zig met den Hertog u „ verdragen ,of eindelijk zig, te redden dooi „ eigen magt, welke den Lande van Goc „ verleend ware. Het eerite dacht hem ge „ heel ondienftig en gevaarlijk , ondei „ anderen, vermits men 's Konings Naan „ verzaakt, zijne Wapens verbroken ei „ den Hertog in zijne plaatfe had aan » ge XIII. Af dei ling. f l I  95 TOONEEL DER STAATS- xm. Afuee- linc. „ genomen; welke, terwijl hij zig tot „ herëeniging genegen toonde , eene „ handeling met de Misnoegden , tot „ een dekmantel zou kunnen neemen , om zijn gedrag bij den Koning zijn „ Broeder, bij de Koningin van Engeland en andere Vorften, te rechtvaardigen en deeze , daar door, omtrent „ de zaken van den Lande, afkeerig te „ maken; maar vooral, zo men mogt goed„ vinden de aanzoeken van Spanje te be„ gunfügen, men ras zien zoude , dat al „ de Ballingen en zulken,die uitgeweken „ waren, als zijnde gezworen Vijanden „ van den zuiveren Godsdienst en der „ Vrijheid van hun eigen Vaderland , „ aanflonds zouden terug keeren, en dan zekerlijk, door list en kuiperijen, met „ behulp van den inwendigen Vijand , „ zulke vergifte aanflagen in 't werk flel„ len, om de Burgerij en de Steden, te„ gen eikander, te verbitteren en de verderflijkile fcheuringen in 't Land te brengen, die geen ander gevolg kon„ den hebben , dan eene geheele ver„ nietiging van onzen waren Godsdienst „ en onze wezenlijke Vrijheid." « Be-  geschiedenissen. 97 „ Betreffende het tweede punct,fl» zig » «wf den Hertog van Anjou te „ herêenigen, erkende hij, dat daarin ook s, veele zwarigheden gevonden wierden; » voortfpruitende uit het geen gebeurd » was , welk alle behoedfaamheid voor „ 't vervolg vereischte, en dus een gedu» rig wantrouwen zou verwekken; dan, » dat men, daarentegen, in 't oog moest „ houden, welke gevaaren, aan den an» deren kant, uit eene voljirekte weigej> ring, ontftaan konden; men had te „ duchten van in zodanig geval, zo wel „ den Hertog, als den Koning Frank» rijk, tot Vijanden te zullen krijgen, en „ daar door met nieuwe bekommeringen „ voor de gemeene veiligheid, bezwaard „ te worden; dat de Koninging van En» geland,fchoon zij zekerlijk de gepleeg« de daad des Hertogs afkeurde, nog„ thans het weigeren van eene verzoe„ mng met hem , niet zou goedvinden. „ Men wist hoe gering het getal onzer „ Vrienden elders was, zo dat hetgefchapen ftondt, dat wij ganschlijk van alle „ buite-hulp en middelen verlaten zul,, len weezen; dat het bovendien te ver>, moeden was, zo men de zaken met ildeei" g an. xiii. AFDEELING.  XIII. AFDEELING. 98 TOONEEL DER STAATS- „ Anjou liet drijven, Frankrijk alsdan „ den doortogt, voor den Vijand , ten " eerfte, van alle kanten, zou openftellen, tot het verkrijgen en volbrengen " Van alles , wat hij begeerde; 't geen "hem, voor het tegenwoordige , nog " belet zijnde, oorzaak was, dat in zeer " korten tijd, de prijzen der Graanen tot zulk eene aanmerklijke hoogte gerezen " waren, dat zijn verbazend Veld-Le9 ger daar door verfmolten en te niet ge" gaan was. Men diende insgelijks met " bedaartheid te overwegen, of men magt " genoeg had, den last desOorlogs alleen \\ te dragen, en de belegerde Steden en " Plaatfen te ontzetten, en die, welke " bij den Hertog bezeten wierden , met geweld te herwinnenwaar toe echter geene mooglijkheid was,ten zij, " door eene herëeniging met hem. Wat , de vraag betrof, of het geoorloofd ware, met een Prins van tegen/lelden Godsdienst, te handelen, hier op moest hij antwoor" den, van zo grooten Godgeleerden " niet'te zijn, om dit gefchil te kunnen " befhsfen, maar het kwam hem, uit het " geen anderen deeden, niet onvoeglijk " voor , en waar van hij een uitvoerig „ ver-  GESCHIEDENISSEN. 99 „ verflag geeft:" befluitende, dit tweede punct. met andermaal aan te raden , om de zaken wel en rijplijk te overwegen. „ Ten derde , zig door eigen magt te „ willen befchermen, had insgelijks zijne „ bedenklijkheden. Voor eerst; men „ had groot gebrek aan nationale Leger„ hoofden en Soldaten; het Land was ,, klein, veelen reeds gefneuveld en an„ deren aan des Vijands zijde overge„ gaan. Ten tweede, waren de Ingeze„ tenen meer geneigd tot het voortzetten „ van den Koophandel, dan tot het voe„ ren der wapenen; waar uit, als eene „ derde bedenking, volgde, dat men zig „ derhalven van vreemdelingen moest be„ dienen; maar hoe moeijelijk viel het, „ om deeze in 't Land te brengen, ver„ mits zij 'er voortijds, zo kwalijk ont„ haald en behandeld zijn geworden; „ daarenboven, zou het merklijke zwa„ righeid ontmoeten,plaatfen te vinden, „ waar men Volk zou mogen ligten; — ,, maar hier toe was ook geld nodig, en „ men wist, wat zorg het gekost had, om telkens maar zo veel gereede penG a 5J nin- XIII. Afdek- ling.  xni. Afdekking. ioo TOONEEL DER STAATS- „ ningen te vinden als vereischt wieï„ den, tot betaling van de Garnifoenen " der Steden; — zonder dit fteunzel des " Oorlogs is alles vergeefs en onnut, wat •„ men ook zou willen befluiten. bi- h dien men dit laatftc voorftel, 't geen " hij altoos voor het beste gekeurd had, „ van den beginne was opgevolgd, en „ waar toe, zederd vier Jaaren, door hem zo veel moeite aangewend was , ten ', einde de Provinciën in Eendragt te „ houden , 't welk gelukt zijnde , zou „ men , onder Gods zegen, in weerwil „ van de magt van Spanje, in ftaat ge„ weest zijn , Don Jan en anderen, uit „ den Lande te verjagen. ■ Dat hij, uit overweeging van alle de omftandig" heden, die 'er plaats hadden, te rade ï, was geworden, om elders hulp te zoe„ ken, en een Vreemd Prins in te roe„ pen, en zulks op aanzoek van zommi'„ gen, die misfchien nu het minfte dach- „ ten, om zulks te doen. Dat hij „ bij vernieuwing moest herhalen , dat „ men zig grootlijks bedroog, van te ], meenen, dat iemand het beleid van zaken zoude aanvaarden, zonder dat op \\ alles vouraf behoorlijke fchikkingen ge- „ maakt  GESCHIEDENISSEN. 101 „ maakt waren , aangezien de gewoone „ traagheid in 't neemen van Beiluiten, „ en in het opbrengen van penningen , „ doet duchten , zo men tot het laatst „ voorgeftelde middel, van eigen verde„ diging, overging, dat, eer men zig daar„ toe in ftaat bevond, een deel van de „ goede Steden en Kerken verlooren zou „ gaan, 't geen bij anderen oorzaak kon„ de geven , uit wanhoop van onderftand, „ zig bij de tegenpartij te voegen : ■ . „ Is het echter, dat men dit voorftel niet „ verkiest, of daaromtrent, in de vol„ brenging, te veel zwarigheden ontdek„ te, zo moet ik nogthans rond uit zeg„ gen , dat ik nimmer zal goedvinden , „ om met Spanje in onderhandeling te „ treden; doch zo men zig met denHER„ tog wilde herëenigen, van alsdan wel „ toetezien , om de Steden buiten ge„ vaar te houden en zig van 't Krijgsvolk „ te verzekeren , voornaamlijk van de ,, Hoofden deszelven, welken den Staa„ ten aangenaam moeften weezen, en „ hun den Eed doen; dat insgelijks „ door 's Vorften Raden zou behooren te „ gefchieden. Echter bleef hij oordee„ len van verre het beste te zijn, zig zeU G 3 „ ve xin. Afdee^ LLNü.  xin. AFDEELING. 102 TOONEEL DER STAATS- „ ve te befchermen, doch onder de evengezegde voorwaarden,van tijdige voor„ ziening in de fchiklung van zaken, en . het aanfchaffen van de nodige pennin" gen, buiten welk Wij gevaar lopen van in 'sVijands handen te vallen, of door ons zeiven vernietigd te worden." — Eindelijk befluit de Prins dit merkwaardig Betoog, met te zeggen : „Zie daar, Mijne Heeren! het geen ik ge" meend heb, U lieden , omtrent dit ge, wichtig ftuk te moeten voordragen ,ver„ zoekende, vooral aan de Heeren van Antwerpen, om bij de Unie te blijven, „ en hem zijn gedaan Voorftel ten goede ,', te houden, betuigende, dat welk be„ fluit men neemen mogt, mits de Gods" dienst onveranderd bleef, zijne vaste meening was, hem daarna te fchikken, , en het overige zijner dagen te volhar" den in den dienst van de Staaten Generaal en van de Stad van Ant'„ werpen, in't bijzonder (3)." Schoon (O Zie E. van Meteren, XI Beek, fo, 216", verA. & feqq. al» mede Hooft, XX Boek, bladz. Si ««TV**». Ik heb, ^ voordacht de„  GESCHIEDENISSEN. ic3 Schoon dit Betoog des Pr inss en van Oranje, over den beklemden toe- voornaamen Inhoud van dit Betoog hier ter neêrgefield , op dat mijn Leezer zelve zou oordeelen, of de Prins, in de omftandigheden destijds, anders had kunnen fpreken, dan hij gedaan heeft en evenwel zoekt de ongenoemde Levensbefchrijver van dien Vorst , aan dit Voorflel eenen valfchen draai te geven, door het te noemen, redenen zonder klem; zwakke pogingen tegen een Forst, die verkeerde wegen wil in/laan. Het eerfle meent hij door gisfingen en gevolgtrekkingen van zijn eigen maak. fel, te bewijzen; terwijl hij , om aan het tweede kracht te geven, toevlucht neemt, tot befchuldigin. gen den Prins , in een Blaauw Boekje , te laste gelegt en tot zulke vreemde Schrijvers, die zijn oogmerk begunfligden, om Oranje den klad aantevrijven van Eigenbaat en Staatzucht. III Deel, XI Boek , bladz. 560. 56i. Zonder dat hij , als Advokaat der Loevefteir.fche Faüie (*) ergens voldoende aantoont, waar in de Prins gefeild heeft, en welke betere middelen , 'er, in dat oogcnblik , voorhanden waren , om het Land uit zijnen kommer- C*) Deeze tijtel komt den Man met volkomen recht toe: immers in alle mooglijke gelegenheden , waar [hem dunkt, dat de Invloed van liet Huis van Oranje zou kunnen verzwakt vrorden, ftaat hij ter medewerking gereed ; men doorleeze hetgeheele XI Boek, van zijn 111 Deel, als mede mijne aantekeningen I Deel , bladz. 430 en van dit 11 Deel, bladz. 75, om overtuigd te zijn, van 't geen ik ze»?e. G4 XIII. Afdee. ling.  XIII. afdeeling. 104 TOONEEL DER STAATS- toeftand van 'sLands zaken,bij de Staaten Generaal in ernftige overweeging ge- werlijken toeftand te redden ; of, in welke gelegenheden de Prins , zulke in V oog lopende, blijken var. Eigenbelang en Staatzucht, beloont hebbe. De Brief der Staaten van Holland , door mij hier voren bladz. 73 & opzetlijk medegedeelt , behelst wel eene bekommering over den handel met Anjou, waar toe zij niet zeer neigde, maar geenzins eenig misnoegen deswegen ; integendeel , de Staaten zeggen „ van zig volkomen verzekerd te houden, dat zijne Vorstelijke Genade, in 't vervorderen der handeling met Anjou, niet anders beoogde, dan het best van 't algemeen en om het zelve daar door van den Oor" log te verlosfon" &c. en niet te min weet hij 'êr een kunftig fenijo uit te zuigen , met quafi , bladz. 571, 57<5 de Staaten van Holland, over hunne Kristelijke denkwijze eenen grooten lof toe te zwaaijen na vooraf, op eenen meefterlijken toon, het gedrag van Vader Willem betijteld te hebben, als eene onbezonne , onvoorzichtige en wanhopige daad {**). Dergelijke winderige woorden , zonder wetenfchap , laten echter zelden na , om opjt r*:n Indien de Staaten van Holi.and den Prins , opdar pas, aangek hadden voor iemand, die onbczonne ,onZrzWige en ***** verrichtte , zouden «, m- d n Brief zo veel blijken van vertrouwen , op znn Pcrfoon, £££nd en alles in zijne handen gefteld hebban , gebjk Ifij aldaar uoen.  GESCHIEDENISSEN. 105 genomen werd, gelijk het verdiende en medewerkte, om dezelve te doen beiluiten, Vooroordeel te werken en fchadelijke indrukken te maken; fchoon Luiden van kunde en ondervinding, de Hang ontdekken, die in het gras fchuilt; maar ondertusfchen worden veelen min doorzichtige , op deeze wijze, van het onderzoek naar Waarheid afgetrokken , en in een flroom van verkeerde denkbeelden weggefleept en dit is de eigenlijke bedoeling van zulke fchrijvers en fchreuwers. _ Nooit zou men in de laat/ie Onlusten, zo veel haat en wraak tegen Zijne Hoogheid en 's Lands brave Regen-' tem te weeg gebragt hebben, indien alles, wat ge. zegd wierd, had moeten beweezen ■worden. Despoten, Aristokraten en Dwingelanden, waren de fluitredenen van dien tijd ; hier gold geen tegenfpraak , al kende men de betekenis der woorden niet, of wat daden 'er mede beoogt wierder Ik breng dit hier met opzet bij, om mijne Land, genooten, die niet ontkennen kunnen, dat het wezenlijk dus, onder ons, gefield geweest is, te waarfchouwen , van voortaan op hunne hoede te zijn ; dat is: minder ligtgelovig , ma3r meer be, geerig tot onderzoek, voor al omtrent zaken, waar in wij geen klaar doorzicht hebben, en deeze zijn menigvuldig inde Staatkunde. De bevinding toch heeft geleerd , in weiken afgrond dit goede Land zou omgekomen zijn : wanneer Krniie s «n Postknechts langer onze Wetgevers gebleven waren. G5 xnr. Afdee- ling.  xin. AFDEELING. Misnoe gen te Antw erft i. ave dit Vooi ftel van den l'ru en rede waarom 106 TOONEEL DER STAATS- ten, tot eene Verzoening met den Hertog van Anjou Qi), verwekte zulks, . gelijk ik reeds ter loops gezegd hebbe , hier en daar, verdenking tegen hem (*')> r inzonderheid te Antwerpen, niet, om dat ' zij een beteren en zekerder weg tot uit»komst wisten, maar uit hoofde der ver1 bittering,welke het gedrag van dien franfchen Vorst in hun te weeg gebragt had en om zig daar over te wreken, den Prins gaarne , als het werktuig zouden hebben willen gebruiken, zonder te overwegen, dat het hem, als Staatsman, niet vrijflond, de bijzondere bedoelingen van deeze of geene te bevorderen , ten koste van 't Gemeen belang : trouwens het is de aart der wraakzucht, voor reden doof te zijn; die van Antwerpen, ten minde, gaven 'er, bij deeze gelegenheid,een fprekend bewijs van, door hun kenhjk misnoegen tegen den Prins, te betoonen, dat zelfs tot onbetaamlijke verdenkingen overiloeg: ■ • „ Zo wankelbaar is de gunst des Volks, wiens lief- „ de (h) E. van Meteren, XI Boek, fo. 218 vtrfo. (i) Hier vooren, bladz. 73-  GESCHIEDENISSEN. 107 » de of afkeer, gemeenlijk, door drift be„ ftuurd word, welke van onvoorziene „ toevalligheden afhangt en waar tegen „ geen eerlijk hart zig wapenen kan" — Het is niet te verwonderen, dat de trouwhartige Vader Willem, gevoelig aan dien onbillijken hoon, daar men nogthans zo veel in hem gehouden was,liefst verkoos zijn ongenoegen te verbergen , door de Stad zijner zesjarige wooning te verlaten. Na dan behoorlijke fchik- kingen in het ftuk der Regeeringe ge- j! maakt te hebben, vertrok hij eerst naar * Zeeland en vervolgens naar Holland, kiezende zederd de Stad Delft tot zijn beftendig verblijf. Hier trouwde 2 hij, voor de vierde reize, en ontving tot d Bruid en Gemalinne, Loüize de Co-b lignij, dochter van den vermaarden Admiraal van dien naam, en de weduwe van den Heer Feligni, beiden in den Parijfchen moord omgekomen (*). De aanhoudende fchroomlijke verwar- 1 ringen, die eene aanftaande Breuk onder de de (*) Auberij, Gedenkfchriften , bladz. 137. XIII. Afdee • ling. Hij beeeic zig aar hift. ijn vier; Huelijk. oelland r Hondnuoten  XIII. AFDEELING en voorzorg in HoJand, Zeeland en Utree kt, genomen. De Staa ten Generaalbevestigen andermaalde Unie en nu ook der Hervar rnde. Godsdienst. io8 TOONEEL DER STAATS- ie Bondgenooten bedreigden, deden de Staaten van Holland, Zeeland en Utrecht, ernftig bedacht zijn , om , voor 't minst, hunne Landfchappen, zo het eens niet anders zijn kon, in eenen ftaat van veiligheid te ftellen, door zodanige fchikkingen te beramen, welken konden ftrekken ter onderlinge befchérming en verdediging; doch alvorens tot zodanige bijzondere overeenkomst te treden , werd goedgevonden , het belang deezer zake, bij vernieuwing, .aan de Staaten Generaal voor te dragen,en die reeds met het begin van dit Jaar, om dezelve reden, de pun&en van de Unie , uit kracht van het XXI Artijkel, nader overwogen en zedert befloten hadden, daarbij te blijven volharden, met deeze uitzondering alleen, dat ver1 mits de Hervormde Leer, tegenwoordig, bij eenparige bewilliging, in de Geünieerde Provinciën, tot de HoofdReligie was aangenomen, het XIII Artijkcl van de Unie, Ugtlijk aanleiding tot verfchillen zou kunnen geven, terwijl aldaar, door Holland en Zeeland, voorbehouden was : zig in 't fluk vanGodsd^enst, volgens hun lieder goedvinden 9te zullen  GESCHIEDENISSEN. 109 kn gedragen (/) , om welk voor te komen, de gezaamlijke Bondgenooten nader gemeend hadden, het gezegde Artijkel te verfchikken, en op deeze wijze te verandereu: „dat de Hervorm„ de Godsdienst, waar van de oeffening, „ bij openbaar Gezach, was toegelaten , „ aangenomen, en tegenwoordig alge„ meen gepredikt en geleerd werd, al„omme, binnen de Vereenigde „ Provinciën, zoude worden gehand„ haaft en befchermt, zonder in dezelve „ de openbaare leering of oeffening, „ van eenigen anderen Godsdienst, te „ gedogen, of toe te laten &c. (m)." Hoe genegen ook de Staaten Generaal zig betoonden, om de Unie op de krachtigfte wijze in Hand te houden, en aan de voortellingen der Drie Gewesten ten dien einde gedaan, de vereischte oplettenheid te geven, fcheenen echter de Huislijke omftandigheden der meefle Provinciën, in de tegenwoordige oogenblikken, niet gefchikt,om met die CO Zie I Deel, blad». $77. (*) 13or3 XVIII, Boek, fo. ya. xirr. afdeeling.  iio TOONEEL DER STAATS- XIII. AFDEELING. Oprichting van eenen Raad van Staate, in de DriePro vinciën. die eenparigheid werkfaam te zijn, welke de nood der zake vorderde, Holland en Utrecht deeze onwillige traagheid hunnerMede-Bondgenooten bemerkende, meenden echter voor zig , alwaar zodanige hindernisfen geen plaats hadden, te moeten voortgaan, in 't volbrengen van 't geen voor derzelver veiligheid meest noodfaaklijk ware , en dit beftond voornaamlijk , om bij voorbaat eenige fchikkingen te maken, in het ftuk van Regeering en daar door de gevolgen te verhoeden, welke de overige Provinciën zo zichtbaar dreigden. Men kwam dan overeen, tot het oprichten van eenen Raad van Staate, uit twaalf perfoonen beftaande , als zeven uit Holland , drie uit Zeeland en twee uit Utrecht, om, benevens den Prins van Oranje, over alle voorkomende zaken te handelen. De Ififtruttie dien aangaande , behelsde een-en-dertig Artijkels, bij welke onder anderen, den Prins, als HoogsteOvrigheid, „in alle aanilagen en „ onderneemingen van Oorlog gegeven „ werd, om volkomen magt en gezach te „ oeifenen en ingevalle het hem gelief- „ de,  GESCHIEDENISSEN, in de eenige tot Krijgsraden, nevens hem, „ aan te ftellen, zulks ten koste van den „ Lande te mogen en te kunnen doen, „ doch liefst Ingezetenen, wanneer dee„ ze de vereischte bekwaamheid en ken„ nis hadden , daar toe te verkiezen." — Oranje, welke zig gewillig toonde, den opgedragen last te aanvaarden, bedong echter vooraf, en 't geen door de Staaten goedgekeurd en volbragt werd: dat men eerst met al het Krijgsvolk, toen in dienst zijnde, moest afrekenen , en hun de achterftallen betalen. Dit gewichtig ftuk, tot genoegen der drie BoNDGENooTÉN,gefchikt zijnde, bleef Holland, afzonderlijk, voort-, gaan, om eindelijk de Graaflijke Waar-' digheid in het Huis van Oranje te] vestigen, tot welk oogmerk den laatften j December van dit Jaar, de ftaatsgewijze ontworpen, en vastgeftelde pundten tot huldiging, aan de Vroedichappen der Steden werden rondgezonden, om bij dezelve goedgekeurd en bevestigd te worden. («). De Staaten van Vriesland benoemden ook dit Jaar,Graaf Lodewijk vau (»; Bor, XVIII Boek, fo. 35 verft. XIII. Afdekung. Voorwaardendoor Oranje geeischt. Holland jvert /oor den >pdragt Ier Iraafijkkeidtan Wilem den I.  XIII. afdeeling. Willen Loitwijk word Luitenant Stadhouder in Vriesland. Geboorte van Fredrtk Henrik. na TOONEEL DER STAATS- van Nassau , Zoon van Graaf Jan , weleer Hoofdbeleider der Unie van Utrecht, tot hunnen Luitenant Stadhouder, „ om, zo als zijn berichtfchrift luidde , „ met en benevens de Gedeputeerde Staa,, ten der drie kwartieren, uit naam en „ van wegen den Prins van Oranje, het beftuur te hebben, over de za„ ken van Oorlog, Regeering en Juftitie „ van die Provincie ( o ). Het volgende Jaar, vijftien honderd vier en tagtig, fcheen, in zijn beginzel, eenige verzachting der algemeene rampen te beloven, door de geboorte van eenen Prins van Oranje, zedert, onder den naam van Fredrik Henrik, zo beroemd in onze Gefchiedenisfen.Men befchouwde dit gefchenk als een bewijs der Goddelijke voorzorge, omtrent het zuchtend Vaderland. „De vreugd, zegt Hooft, was alge„ meen, bij Hovelingen, Burgers en alle „ rechtzinnige Hollanders, die't hart open „ ging, bij 't herdenken, dat zij nu een „ hoofd uit dit bloed en die een Inge„ booren was, te wachten hadden (ƒ>)." XIV AFD. {o) Bor, XVIII Boek, fo. 34 verfo. (p) XX Boek, bladz. 883.  GESCHIEDENISSEN, n VEERTIENDE AFDEELING. Handeling in Holland,» de Opdragt der Graaflijkheid, aan Prins Willem den Eersten. De Staaten van Holland bii aanhoudenheid ongenegen , om zig aan het Oppergezach van een uitlands Prins te onderwerpen, van welkers verkeerde oogmerken men reeds tot tweemaal toe eerst in Don Jan van Ooftenrijk, en nu wederom in den Hertog van Anjou, zulke ! fchadehjke uitwerkzels ondervonden had ' en zij, daarenboven, uit den geheelen toe- / dragt der zake, genoegfaam overtuigt , \ dat men 'er echter, eindlijk, willens of onwillens, in zou moeten Hemmen, oordeelden, voor het belang van hunne Provincie, geene betere keuze te kunnen doen, en om daardoor tevens, op eens, alle verdere aanzoek van elders, te ontwijken, dan Vader Willem, die ftandvasteLotgenoot, zederd zo veelejaaren, de Graaflijke Waardigheid op ILDkel. h te 3 XIV. AFDEELING. I584- Redenen roor het opdragen Ier ~iraaf- ijkheid, loorHoi. ™d,aan Willem en I.  XIV. Afdee- De bil lïjkheid daar vj betoogt m TOONEEL DER STAATS- te dragen en in handen te ftellen. Het Vaderland immers was hem dit vertrouwen fchuldig, voor 't welk hij, zo belangloos, goed en bloed had opgeofferd. Het Volk erkende hem als den besten Vriend en edelmoedigften Befchermer hunner Rechten en Voorrechten; middelerwijl, dat de Hervormde Godsdient , in hem, een hoofd en fteunzel vondt.— Alle deeze omftandigheden waren voor den dankbaren Hollander, fprekende bewijzen genoeg, om zijne zucht tot Oranje, voor God en de Wereld te wettigen. Dit tegenwoordig voorneemen der Staaten van Holland, was dan geene onbe" redeneerde drift, uit moedloosheid gebooren, noch eenig verhaast beüuit, door kunst en list bewerkt, maar het gevolg van ondervinding en overtuiging der wezenlijke dienften, welke Oranje aan alle de Gewesten in 't gemeen, doch bijzonder aan de Provinciën Holland en Zeeland beweezen had. Derhalven het geen zij nu ftonden te doen, was flechts te volbrengen, dat zij bijna twaalf iaarente vooren, reeds als noodzaaklijk fchee-  GESCHIEDENISSEN, irj fcheenen te erkennen f»; nader ontwikkeld in die vermaarde overeenkomst van 't Jaar 1575, tusfchen Ridder, schap en Steden van Holland een Jaar later bevestigd, bij de Unie van Holland en Zeeland (c) en, eindelijk door Holland, afzonderlijk, vastgeftelt, in 't Jaar 1580, na 't vrucht* loos afloopen der Keulfche Vredehandeling, doch waar van de uitvoering, destijds , om reden, voor eerst gefchorsc bleef (üT). De beklemde toefknd van het Bond-' genootschap in het afgelopen Jaar,' deed, gelijk ik een weinig hooger gezegd hebbe, de drie Gewesten, Holland, Zeeland en Utrecht, onderling befluiten, om in de meestdringende omftandigheden, tot eigen beveiliging, bij voorraad, te voorzien; gelijk gefchiedde, en dit oogenblik meende men ter Staatsvergadering van Holland, het gefchik- itc O) Zie I Deel, bladz. 20& ( b ) I Deel , bladz. 244. (c) I Deel, bladz. 256. l Deel, bladz. 426 & faq, H 3 Afde** LINQ,  XIV. AFDEELING. Aanme king. ïitf TOONEEL DER STAAT S- fte tydftip, om nu ook dat geen tot ftand te brengen , waar toe hunne begeerte , zo aanhoudend , overhelde , naamlnk , om Willem den Eerften voor Graaf uitteroepen , en als zodanig te huldigen (O- t Het zal veelen, maar vooral hun, die seen denkbeeld hebben, van de menigvuldige beletzelen, waar aan dikwils de beste Staatsbefluiten onderhevig zyn, zekerlijk vreemd fchijnen , dat de uitvoerino- van dit gewichtig ftuk, derwijze vertraagd werd. Doch de reden hier van was: I. dat hoe zeer ook de Staaten van Holland, zederd lang, de noodzaaklijkheid erkenden van een Opperhoofd, vermits men welden Graaf, maar geenzins de Graaflijke Regeermg, had afgezwooren, en tot die waardigheid niemand anders begeerden, dan den Prins van Oranje , waren 'er echter zommige Leden , die , ten gunfte van eigen grootheid, verheft op een Hoofdeloosbeftuur* alles aanwendden, om een befluit J tot (O Zie dit Deel, blad*, ni.  GESCHIEDENISSEN. u? tot het tegendeel, te verhinderen , in weerwil van den hoogen rtood des Lands. De omftandigheden gedoogden geene on-' tijdige drift, welke in al die kommerlijke oogenbhkken,nergens anders toe zou geftrekt hebben, dan om verwarringen te wekken, die alles konden bederven; bovendien was Oranje reeds met de uit■ oeffening van het Hooggezach, over Holland en Zeeland, Staatsgewijze, bekleed, en derhalven oordeelden dé Maaten, zederd, voorzigtigst, de zaak wel levend te houden, doch die niet te overhaaften. II. Bij de Zeeuwen, fchoon deezen zig ook aan het beftuur van Willem den Eerflen onderworpen hadden haperde het insgelijks; de Stad van Middelburg , door geweld van Wapenen, in t Jaar 1574, aan 'sPrinssen zijde gebragt zijnde, had hij niet kunnen goedvinden aan dezelve, dat uitgebreid gezach, ten nadeele van de overige gedeeltens van dat Landfchap, te blijven toeHaan, 't geen zij, voorde beroerten, gewoon was, te oeffen; hier over gevoelig, ging, zederd, het misnoegen zo verre; dat de Stad bleef weigeren , ten waare' men haar in alles vergenoegde, van in de H 3 Unie XIV. Afdee- •un'g.  XIV. afdeeling. ïi8 TOONEEL DER STAATS» Unie van Utrecht te treden en daarna , om het Plakaat van Afzweering- des Konings te doen uitkondigen (i > Dit ne- (O Mr. L. P. van de Spiegel , deelt ons , In zijnen Bundel van Onuitgegeven Stukken, I Deel, Yladz. 143 . eene Refoiutie der Stad Middelburg mede, behelzende derzelver weigering van met m de Unie te willen blijven , ten zij men haare LrUen genotene Voorreekten, herileUe- en voegt >er eene zeer gewichtige Noot bi] , welke ik vermits ze het geheel gefchil in alle zijne omft.nd.gh* den openlegr, van 't uitterfte belang achte, om onder he: oog van den Leezer gebragt te worden en £ vrij wat meer afdoet , dan alle de losfe g.sfinge„ en onuerftellingen , van den Ongenoemden LeVfusbejchrijver van dien Prins. De Stad Middelburg, de eerfte en aanzienlijkfte der Zeeuwfche Steden, zegt de Heer van de Spiegel oefende, voor de beroerten , een uitgcftrekt vermogen over het Eiland Walcheren ,inwelks middelpunt zij gelegen is. De Rentmeefter der Graaflijke Domeinen van Zeeland bewesten de Schelde, die zederd veele Jaaren in die Stad zijn ver. blijf hieldt , ontving aldaar alle de Heerlijke Reg.en.Iukomften en Beden: de Wethonderfchap was, in Stede van de Hooge Vierfchaar, gemagtigd om, ter aanklagte van den Rentmeefter , kennis te neemen en regt te doen over zwaare lijfftraffelijke zaaken in geheel Zeeland, bewesten de Schelde, waar onder  GESCHIEDENISSEN. u9 netelig gefchil verwekte derhalven geene geringe hindernis, omtrent het oogmerk der der ook het ganfche Eiland Walcheren begreepen was. Het regtsgebiedvan den Provifoor, of Deken, flrekte zig uit over Walcheren, Noordbeveland en Wolfaersdijk, en voor deeze Vierfchaar mogten de Burgers van Middelburg hunne fchuldenaaren in die Eilanden gezeeten, wegens penningfchulden, voor 't regt roepen, Middelburg was de eenige Graavelijke en Stemmende Stad op het Eiland : Amemuiden , een Dorp onder den rook haarer muuren liggende, was haar gezag en regtsgebied onderworpen. Deeze Stad nu hadt, na het omflaan van het ganfche Eiland, den voortgang der Naslaufche Wapenen gefluit , en zig niet, dan na het lijden der uiterfte elenden eener tweejaarige belegering, aan den Prins overgegeeven. Om deeze overmagt en fierheid te fnuiken , en tevens de goedwilligen te beloonen , hadt Oranje , na de Overgave der Stad, haare uitlteekende Voorregten niet weinig ingekort. Het Lijfitraffelijk Regtsgebied over Walcheren verdeelde hij onder de drie Steden, Middelburg , Vlisjingen en Veere , laatende aan Middelburg het kleinfte deel: even eens werdt het Voorregt van penningfchulden met Geeftelijken regte te mogen innen , onder drie Landregten in de drie Steden gemeen gemaakt:Vlisfingen en Veere gaf hij Hem en zitting in de Staaten van Zeeland: Amemuiden verhief hij tot een Burgftad , en ontfloeg haar geheel van het juk van H 4 Mii. XIV. Afdee. ling.  XIV. Afdeeum. ïao TOONEEL DER STAATS- der Hollanders, uit hoofde van de naauwe Verëeniging, welke tusfchen de beide Pro- Middelburg; haar bovendien toevoegende het Regts. gebied over Nieuwerkerke en Mortiere. Deeze behandeling Hak den Middelburgeren geweldig, die daar over menigvuldig , maar vergeeffche , klagten aan den Prins en de Staaten deeden: 't geen oorzaak gnf, dat de raadpleegingen der Staaten veeltijds , door de onwilligheid van Middelburg , vertraagd of verijdeld werden, en dat het misverltand , tusfchen den Prins en de Stad bleef duuren, tot den dood van zdjne Doorlugtigheid. Wie zoude gelooven, dat een gefchil, 't geen van zo weinig belang fchljnt voor het geheel lighaam van den Staat, zulken grooten invloed op de gebeurtenisfen van dien tijd, en de Staatsgefteldheid der volgende eeuwen gehadt heeft ! Het was egter om deeze rede alléén , dat de Stad weigerde in de Unie van Utrecht te treeden: hierom is ook het Placaat van afzweerlm* des Konings te Middelburg nooit afgekondigd , en deeze verwijdering is de eenige oorzaak geweest, waarom de Opdragt der Graavelijkheid van Holland en Zeeland aan den Prins van Oranje, in Zeeland gefluit is: ja men vindt, dat die van Middelburg, oordeelende , dat de Prins in zeker fluk te verre gegaan was, zig uitlieten, dat het wel een jlegte zaak was , dat men de luiden alle zwaa' igheden, onder voorwend/el van vrijheid leerde ondergaan , en dat men hun dezelve daadlijk benam, met een ijdele Claufule van non prejudicie. Of  GESCHIEDENISSEN, tkx Provinciën plaats had. Eindelijk ten UT, men was onzeker, hoedanig de verdere Bond- Of egter de Stad het herftellen haarer voorregten , gelijk dezelve voor de beroerten geweest waren, wel als een regt konde vorderen, is niet zoader bedenkinge. Middelburg was niet vrijwillig, maar door geweld yan wapenen aan 'sPrinfen zijde gekomen : haare omftandigheden waren toen ter tijd zodanig , dat zij zig bijna op genade en ongenade moesten overgeeven, en de wet van den Overwinnaar ontvangen : hierom vindt men in het Verdrag tusfchen den Prins en de Regeering der Stad, gefloten, den 19 Februarij 1574, Boxhorn op Rei. gersberg, 2 Deel, bladz. 555, „dat Zijn Doorlug,, tigheid , op het ootmoedig verzoek der Burge„ ren , door mededoogen van de uiterfte elende , „ honger en armoede , waar in zij vervallen wa„ ren , haare meening verklaard hadt," en bepaaldelijk op het ftuk der Privilegiën , is de uitdrukking van den Prins in die termen, dat 'er zekerlijk geen onbepaalde bevestiging van alle de oude Voorregten uit genomen kan worden ; dus luidt het artijkel: „ de goede Burgers jegenswoordig en toeko„ mende , zullen voorts mogen hunne koopman„ fchap drijven , mede van den Stede Regttn en „ Privilegiën genieten en gebruiken , binnen de li„ miten van hunne Jurisdinien , als te vooren. „ Referveerende aan ons, om die van Veere, Vlis>, fingen en Amemuiden mede te voorzien, als wij „ naar verdienjle, nut en meeften oorbaar derzel„ ve Steden en Plaatfen, mitsgaders van den Ge' t meinen Lande, zullen oordeelen te behoor en. H5 XIV. Afdee- LlNü.  XIV. Afdee- liho. 122 TOONEEL DER STAATS- Bondgenooten , over een ftuk van dat belang denken zouden. Deeze laatfte zwarigheid werd echter dra weggenomen : want zo ras de meefte Provinciën helden,om met den Hertog van Anjou in onderhandeling te komen, en zulks ook werklijk deeden , oordeelden deStaaten van Holland zig insgelijks bevoegt, hun ontwerp te mogen doorzetten; voor 't minst ik vinde, dat met het begin des Jaar 158a, zekeren RichardBarradot door dezelve,aan de Staaten van Zeeland afgezonden , onder anderen gelast was, hun voor te houden: „ deA&e van deHo 0 ge O vrigheid, „ zo als die bij Zijne Excellentie „ en de Staaten van Holland, „ in Julij des voorleden Jaars, over en „ weder, bij eede bevestigd was gewor„ den, overeenkomftig het geen in April „ desjaars 1576, zo wel door Zeel and „ als Holland, aan den Prins was opgedragen; verzoekende hierom, dat „ de Staaten van Zeeland ins„ gelijks, daarop, van Zijne Excel„ len t ie,den eed van Hoo geOvrig„ heid ontvangen, en dezelve preftet„ ren wilden; en die, op deeze Acie, „ door  GESCHIEDENISSEN. 123 #, door alle de Officieren in Zeeland, „ laten vernieuwen , achtervolgens den , „ inhoud van den Eed bij die van H 0 l„ land gedaan, ten einde, om reden „ te vooren gemeld, eenen eenparigen „ voet, daarin, mag worden gehouden, enZijne Excellentie te beter ge„ noegen gegeven; tot welk einde, den „ voornoemden Gekommitteerden een „ dubbel der Acle van de Hooge Ovrig„ heid en den Eed, ter hand gefteld word: 9, zullende hij Gekommitteerde van zijn „ wedervaren in deezen, rapport doen , „ aan de Staaten van Holland (ƒ)."— Wat antwoord dees Gemachtigde,zedert, te rug gebragt hebbe, is mij nergens voorgekomen; maar uit het gevolg blijkt, dat bij de Zeeuwen, destijds, zo min als twee 1 Jaaren later, eenige genegenheid betoond * werd, om aan het welmeenend oogmerk van Holla?id te voldoen (2) en deeze wei- (/) L. P. van de Spiegel, Onuitgegeven Stukken II Deel, bladz. 310. (2) Alles wat mij hier omtrent aan de zijde der Zeeuwen is voorgekomen , beftaat in eene Refolutie der Stad Middelburg , UI dato 10 September 1583, en waar bij zij verklaren: den Prins , voor eenig XIV. Afdeb. .ing. Zeeland leef weiieren.  iH TOONEEL DER STAATS-: XIV. AFDEELING. Insgelijl Amfttr. dam en Gouda. weigering, gevoegt bij de bijzondere belangen van zommigen, was oorzaak, dat toen de Staaten van Holland, in den zomer van dit Jaar, tot de dadelijke huldiging van den Prins, als Graaf van Holland, zouden overgaan, twee : Steden, met naame Amflerdam en Gouda, zwarigheid maakten, om daar in te bewilligen, voorgevende „dat de Koophan„ del op Spanje verlegd zou worden, naar „ Zeeland, indien men in Holland eenen anderen Heer aannam, vermits „ men in Zeeland, den Koning van „ Span- eetiig ander Perfonaadje, tot Graaf van Zeeland te verheffen, doch niet voor dat de Stad in haare Privilegiën herfield ware. J. Wagenaar Vaderl. Hift. VII Deel, bladz. 516 in de noot. Het fchijnt echter bij deeze verklaring gebleven te zijn ; ten minfte , de Heer van de Spiegel , die de beste gelegenheid had, om 'er het meefte van te weeten,meld alleen „ dat de Vrienden van den Prins , in Zee, land , zig veel moeite gaven , en voegt zijn „ Hoog Edele 'er bij, die in dit geval ook waarlijk „ het bate van V Land voor hadden, om de Ste„ den te bewegen, dat zij de Opdragt der Hoogste >y Ovrigheid , op den voet van de Unie , wilde „ vernieuwen; maar ik vinde niet, dat het 'er ooit ,, toegekomen is." Hijlorie van de Satisfactie &c., bladz. 244.  GESCHIEDENISSEN. 125 5 Spanje nog niet eens had afgezwoo- „ ren (g)." Het is mijn taak niet, om reden te geven, van 'sMenfchen daden en handelingen, maar het komt mij niet te min voor, dat deeze ingebragte bedenking, meer gezogt, dan wezenlijk was ( 3 ), en de Redevoering bij die ge- le- (g) ]• Wagenaar , Befchrijving van Amsterdam, X Boek, fo. 391. (3) De Zeeuwen immers waren zo wel verklaarde Vijanden van den Koning van Spanje, als de Hollanders ! hun lot was gemeen en zo het verfchil, tusfchen den Prins en de Stad Middelburg had kunnen gevonden worden, is 'er geen twijffel, of die Provincie zou daadlijk , zo wel in de Afzweering des Monarchs, als tot de huldiging van Oranje, geftemd hebben ; daarenboven , was 'er geene gegronde vrees, omtrent de voorkeur, welke nu gezegd werd, dat Zeeland boven Holland zou genieten , met opzicht tot den Spaanfchen handel, aangezien het niet ftremmen van den zeiven, geenzins ontftond uit infchiklijkheid, maar wel uit noodzaaklijkheid, vermits men destijds in dat Rijk, geen genoegfaam vertier voor zijne Landsproduften had , dan naar herwaards, en insgelijks veele benodigdheden van hier , daar heen, gezonden wierden. De Koophandel toch was de Bron, die ons groot kon maken; derhalven indien de Koning ons op die tedere zijde, had kunnen kwetzen, zou zulks niet nage- 18- XIV. Afdee ung.  ia6 TOONEEL DER STAATS- XIV. AFDEELING. De Of dragt word «ehter bi iegenheid,door den Oudfchepen en Jong* fte Vroedfchap, Komelis Pieterszoon Hooft 3 in den Raad te Amper dam gedaan, kentekend grooter drift en afkeer, tegen den Prins, dan onpartijdigheid, omtrent den waaren toeftand van 's Lands zaken (A) ; immers het gehouden gedrag dier beide Steden, in dit geval, word bij den Hiftorie.Schrijver Hooft, geenzins op de gunftigfte wijze voorgedragen. „ Maar, toen men met het werk zou „ voortvaren, zegt hij, maakten de Am* fier dammers, in navolging van die van „ Gouda , groote zwarigheid en fchoon „ men hun te gemoet voerde,^ zij zelfs „ mede den Prins aangezogd hadden en „ de opdragt doen bekrachtigen, zij bleven „ onverzetlijk (i)." In weerwil nogthans van alle tegenftre* vingen, lag deeze zaak de meefteLeden jVan Holland te zeer aan 't harte, om nu (ft) J. Wagenaar, X Boek,fo. 392-3P3* (») XX Boek, blad». 877. laten zijn, zo wel omtrent Zeeland, als Hollanei en dit was den Amfterdammeren zeer wel bekend» om voor bet tegendeel, met grond, bekommerd te zijaf  GESCHIEDENISSEN. i%7 nu langer te aarzelen, en zulks te minder, vermits reeds in de maand December te vooren, bij meerderheid van ftemmen, de punéten, volgens welke de huldiging zou gefchieden , Staatsgewijze , vastgefteld , wederzijds getekend en ter bekrachtiging, aan de Steden van Holland, rondgezonden waren, die 'er allen , behalven Amflerdam en Gouda, in bewilligd hadden; ten minfte zij zijn de eenigften , aan welke bezending gedaan werd , doch zonder vrucht, aangezien dezelven in hunne weigering, zo lang Zeeland, niet was bijgetreden, bleven volharden (k). Het ontwerp der Voorwaarden van dit aangelegen ftuk, was gefield, op naam der Staaten van Holland, Zeeland en Vriesland en behelsde: „ Dat de gemelde Staaten Zijne 5, Vorstelijke Doorluchtigheid zou„ den ontvangen en huldigen, als Graaf „ en Heer van dezelve landen;met „ zodanig Gezach, Wapens en Tijtels, „ als (*) J. Wagenaar , Befchrijv. van Amst. , ƒ#. 391- 393. 394* XIV. AFDEELING. Holland voortgezet. Inhoud der voor waarden.  in8 TOONEEL DER STAATS- XIV. AFDEELING. „ als de voorgaande Graven hebben ge* „ bruikt en zulks op de volgende voor ■ waarden. „ I.Zijne Doorluchtigheid zal, „ onder den gewoonen tijtel, Holland, ,, Zeeland en Vriesland, met den „ aankleven van dien , bezitten en be- fchermen, als'een Vrij Graafschap» „ zonder eenig ander Overheer te erken„ nen, of ijmand hulde, trouw, of man„ fchap verfchuldigd te zijn. II. Hij zal „ gehouden weezen , de voornoemde „ Landen en Ingezetenen , na zijn uit„ terfte vermogen, te befchermen, tegen „ elk en een ijgelijk. III. De geilooten „ Verbintenisfen goedkeuren en bevesti„ gen, metnaame de Utrechtsche „ Vereeniging, zonder dat hij de„ zelve zal mogen te niet doen, of ver„ anderen, dan met toellemming van de „ voorfchreven Gewesten, daartoe, Staats„ gewijze, bij een gekomen. IV. Hij zal „ onderhouden en doen onderhouden, „ de Privilegiën , Vrijheden, Handves„ ten en gebruiken bij dezelve Landen in „ 't gemeen , plaats hebbende, al ware „ het zeif,dat eenige Privilegiën,tot nog „ toe,  GESCHIEDENISSEN. 129 *j toe, buiten uitvoering, mogten gebleven zijn. V. Hij zal onderhouden en ,, doen onderhouden, de bijzondere Prii, vilegien en Voorrechten van elk der „ voornoemde Landfchappen, van der„ zeiver Ridderfchap, Edelen, Kwartie„ ren, Steden, Dorpen, Gehuchten en i, Ingezetenen van dien, voor zo veel zij „ daar van in deugdlijke bezitting en ge,, bruik zijn. VI. Vermits men, bij be„ vinding weet, dat ter oorzake van Pri„ vilegien, O&roijen, Vrijdommen, als „ anders, van de Graven van dezelve t, Landen verkregen, groote twisten en „ oneenigheden gereezen zijn, zal Zijne ,, Vorstelijke Genade geene Pri„ vilegien, Vrijdommen en dergelijken,' „ geven, noch vernieuwen, of eenige Pla„ katen en Ordonnantiën maken , ftrek„ kende tot verandering in den Staat, de „ Politie, of de Neeringen van de gezeg., de Landen, dan na voorgaande bewil„ liging der Staaten. VII. De Pri„ vilegien, handvesten en wat des meer, „ airede verkregen , of namaals te ver„ krijgen , ftrijdig met de voorfchreven Landen in 't gemeen, of met eenige „ Kwartier-en, Steden, Collegien, DorII. Deel. I pen XIV. AfueS' UNG.  XIV. AFDEELING. 130 TOONEEL DER STAATS- „ pen en Gehuchten, of eenig bijzonder „ Perfoon , tegen dezelven zullen de belanghebbers, zig bij weege van Juftitie „ mogen verzetten, zodanig zij te rade „ vinden. VIII. Hij zal de grenzen van „ Holland, Zeeland en Vries„ land, niet mogen verminderen, of „ eenige Steden, Dorpen en Gehuchten „ van de onderhorigheid aan dezelven „ onttrekken, of gedogen,dat zulks door „ anderen gefchiedt. IX. De onderhoo„ righeden aan de voornoemde Landen, „ met naame , het Markgraaffchap van „ Veere en Vlisfingen, de Stad Briel, de 5, Landen van Foorne, Putten en Strijen, „ mogen nimmer daar van vervreemd, of „ afgefcheiden worden,onder welk voor„ wendfel ook; en zullen zij verplicht zijn, „ insgelijks te dragen, in de lasten van „ den Oorlog, ten ware bij de Staa,, ten, om reden,anders werd verftaan. 5, X. En nademaal Zijne Doorluch„ tigheid, het Markgraaffchap van Veere en Vlisfingen reeds bij koop was „ bezittende , zou men hem deswegen „ trachten te vergenoegen. XI. De Plaat„ fen, welken ten koste van de gezegde „ Landen zullen veroverd worden, Haan ,y in-  GESCHIEDENISSEN. 131 „ in gelijken graad , ten ware , vooraf, „ anders bedongen wierde. XII. Hij zal „ in hoedanigheid als Graaf, de Heer„ lijkheden van Vianen en Ameiden, TsfeU ,, ftein, Leerdam, IVoudrichem, de Klun„ dert en andere zoortgelijken, houden, „ tot voldoening van de gemeene lasten, „ ten zij zoramigen zig , daar van met „ goed befcheid, konden bevrijden. XIII. „ Hij zal met geene Heerlijkheden, Ste,, den of Plaatfen, buiten de voornoem„ de Landen gelegen, en die zig onder „ zijne befcherming wilden begeven, ,, eenige onderhandeling aangaan, ten wa„ re, met goedvinden der Staaten.' „ XIV. Hij zal, insgelijks , niet afzon„ dcrlijk handelen met de Staaten van „ Holland, met de Staaten van Zee„ land, of met eenige Steden der voor„ noemde Landen, buiten kennis en be,, williging der andere Bondgenoo„ ten, ter voorkoming van alle verden„ kingen, twisten en oneenigheden, die „ daar uit zouden kunnen rijzen. XV. „ Hij zal den waaren Hervormden „ Godsdienst handhaven en zor„ gen, dat op deszelfs beoeffening, eer* „ lang eene algemeene orde, bij goedI 2 keu- XIV. Afdek* .ing.  XIV. AFDEELING. 13a TOONEEL DER STAATS- „ keuring van de Staaten, gemaakt' „ worde, (trekkende tot rust,vrede,eens„ gezindheid en welvaren van den Lan- , „ de. Welke niet zal mogen veranderd „ worden , dan mede met toeftemming „ der gemelde Staaten. XVI. Hij „ zal niemand eenig geloofsdwang aan„ doen, of gedogen, dat zulks gefchied„ de. XVÏI. Hij zal den Prefident en „ Raden van den Hoogen en Provincia„ len Raad, de Officieren en Magiftraten „ van de Steden en het Platte Land, in „ hunne posten en bedieningen, handha„ ven en voorftaan, zo als van oude tij„ den gebruiklijk is geweest en het recht „ onzijdig doen waarneemen, zonder desn zelfs loop ergens te ftremmen. XVIII. „ Hij zal nooit gedogen , dat 'er gevon„ nist werd, ftrijdig met de Wetten, noch „ niemand , gevanglijk , buiten Lands „ doen vervoeren. XIX. Insgelijks zal Zijne Doorluchtigheid de or. \\ donnantien op het ftuk van Juftitie en 5, Policij doen onderhouden,zonder daar\y in verandering te maken, dan bij advijs der beide Hooge Gerichtshoven en 9i„ met goedkeuring van de Staaten. „ XX. Hij zal de Hoogen en Provincia-  GESCHIEDENISSEN. i33 l, len Raad, mitsgaders de Rekenkamer „ der Domeinen van den Lande van Hol- . ,, land, Zeeland en Vri es land „ houden in den Hage, zonder een van „ dezelve Vergaderingen naar elders te „ verleggen, ten zij met der Staaten „ bewilliging. XXI. Hij zal, zo ras „ mooglijk, in de gezegde Landen een Leenhof doen oprichten, met zodanig „ gezach en voorrechten bekleed , als „ van oude tijden in deeze Gewesten , „ gebruiklijk geweest is. XXII. De Ge„ richts-Ampten, van Prefidenten, Ra„ den en Griffiers van den Hoogen en „ Provincialen Pvaad, den Stadhouder, „ Raden en Griffier van den Leenhove, „ Houtvester, Bailluwen, Drosten, Kas„ teleins , Dijkgraven en Schouten , be„ zittende hooge Jurisdictie, zullen alle „ bij Zijne Doorluchtigheid ver„ vuld worden, op een voorftel van drie „ Perfoonen,bij de Sta aten der Pro„ vincie, waar zulks voorvalt, te be„ noemen , en zal de gekozene perfoon „ zijn post, zelve, moeten waarneemen. ,, XXIII. De begeeving der mindere pos,, ten, als van ,Meefters , Auditeurs en Klerken van de Rekenkamer, als mede I 3 » de XIV. Afdeë' INC.  XIV. Afdeb- ,inc. 134 TOONEEL DER STAATS- „ de Rentmeefters van de Domeinen, Se„ kretarisfen van denHove, en dergelij„ ken, zullen onmiddelijk ftaan ter be„ geeving van Zijne Doorluchtig0, heid. XXIV. Hij zal in de Munt, „ noch geldswaarde, geene verandering „ mogen maken, dan met goedkeuring „ van de Staaten. XXV. Hij zal niet „ beletten, dat de Staaten der ge„ noemde Provinciën, of van ijderLand„ fchap in 't bijzonder, zo dikwils ver„ gaderen, als zij zullen goedvinden, om als dan te handelen en te befluiten, omtrent alles., wat zij ten beste van den Lande raadfaam bevinden zullen. XXVI. ., Hij zal eenmaal 'sjaars,te weeten, den „ Eerften Mei, de Staaten der drie Pro„ vincien, tot zekere bekwaame plaats, „ binnen de voornoemde Landen befchrij„ ven, om op de gcmeene zaken, de Pri„ vilegien en dit tegenwoordig verdrag, „ te raadplegen. XXVII. In het gebruik „ om fchattingen te mogen opleggen,zal „ hij de Staaten bevestigen, en hun „ in 't invorderen derzelven , met zijn „ gezach, onderlteunen. XXVIII. Hij „ zal insgelijks, onder zijne authoriteit, „ doen invorderen de generale middelen, imposten en andere Lasten, tot „ voort"  GESCHIEDENISSEN. 135 „ voortzetting van den Oorlog, bij ge„ meene bewilliging toegedaan, of verder „ toe te ftaan. XXIX. Hij zal geene om„ Hagen doen , zonder eenparige goedkeuring der S ta aten, al was't, dat „ zulks bij meerderheid van Stemmen , „ ware geconfenteerd, de nodige Krijgs„ kosten uitgezonderd, die geïnt zullen „ mogen worden, bij bewilliging van „ twee derde deelen der Stemmen, bij „ goeddunken en ten overftaan van Zij„ ne Vorstelijke Genade, als „ Graaf en Heer deezer Landen, „ en wanneer eenig verfchil mogte ont,, ftaan, over de wijze, omtrent het hef„ fen van zodanige gemeene middelen, „ zal zulks ter bellisfiing van Zijne Door„ luchtigheid ftaan, met eenige uit den „ hoogen Raad, bij hem te verkiezen, ,, welke de intebrengen bezwaren, hoo„ ren zullen. XXX. Hij zal geene Be,, den doen, dan in Perfoon, en aan de „ Staaten, Staatsgewijze vergaderd. „ XXXI. Hij zal de Staaten niet mo„ gen befchrijven, buiten derzelver Pro„ vincie, ook zullen alle zijne voorftel„ len in de Neder duitfche Taal moeten ge„ fchieden en zo mede alle ftukken, die I 4 „ den XIV. Afdee uno.  XIV. Afdee- .ijnc 136 TOONEEL DER STAATS- „ denLandc aangaan, in de zelfde fpraak „ uitgevaardigd worden. XXXII. Hij „ zal de verkopingen en verpandingen M der Graaflijke goederen , gedaan, ze„ dèrd den Jaare 1572, bevestigen. „ XXXIIL De Staaten in 't gemeen, ,, of elke Provincie in 't bijzonder, zul„ len op de bewaaring hunner Privilegiën „ en handvesten, naar welgevallen fchikkingen mogen maken, zo als zij oor„ baar vinden, zonder daarin eenig belet „ of hinder te ontmoeten. XXXIV. „ Aangezien de welvaart der voornoem„ de Landen , van Holland, Zee„ land enVRiESLAND,bijzonder ge„ legen is, in de Zeevaart, Koophandel en Visfcherij, zal Zijne Doorlucht „ tigheid dezelve, als de hoofdtakken van beftaan, handhaven , zo als w van alle tijden af gebruiklijk is geweest. „ XXXV. Hij zal, als Graaf, tevens „ het Zee-Admiraalfchap behouden en „ uitoeffenen, zo tot bevrijding en bev fcherming van de Zee en der lngezete5, nen van Holland en Zeeland, „ hunne Vrienden en Bondgenooten, de „ Zee bevarende, als tot confervatie van de Rechten en Voorrechten van het ?' „ Ad,  GESCHIEDENISSEN. 137 £ Admiraalfchap, zonder ijmand daarin „ te gedogen, dan die onder zijne bevé „ len ftaan; of toetelaten, dat het gezeg„ de Admiraalfchap in eenigerwijze van „ de Graaflijkheid afgefcheiden worde; „ behoudende nogthans de Steden het „ recht, om zig, in geval van nood, ter ,, Zee te wapenen, tegen Zeerovers en „ dergelijke kwaadwillige Vijanden van „ de gemeene welvaart, waar toe Zijne „ Doorluchtigheid, des verzogt „ zijnde, als Admiraal, Brieven"van be„ ftelling verleenen zak XXXVI. Hij „ zal voorts des Lands en der Ingezete-„ nen, Welvaart en Voorfpoed in aller,, lei manieren,zo binnen als buitenlands, „ bevorderlijk zijn. XXXVII. Hij zal „ buiten Oorlogstijden,deftroomen open„ houden voor in en uitheemfchen, mits betalende de gewoone tollen; zonder „ die te vermeerderen, dan bij bewilli„ ging van de Sta aten. XXXVIII. Vermits onder voorwendfelvan 't recht „ der wildernisfen, den goeden Ingezete„ nen groote hindernis word toegebragt, „ zal Zijne Doorluchtigheid, de „ keure dien aangaande , derwijze ver„ anderen en matigen, da.t de voornoemI5 „do XIV. Afdee ling.  138 TOONEEL DER STAATS- XIV. AFDEELING. „ de kwellingen ophouden, en niet te „ min het recht op de wildernisfen be„ waard blijve. XXXIX. De Staaten ,, zullen, nevens Zijne Doorluch„ tigheid, eenen Raad van twaalf Per„ foonen ftellen, bij welke de Graaf nog „ twee anderen , een Duitfcher en een „ Nederlander, zal mogen voegen, met „ welken Raad, hij op alles orde ftellen „ zal, de defenfie en welvaren, van den „ Lande betreffende, mitsgaders op het „ verleenen van octrooijen, gratiën en „ beneficiën,ter zijner befchikking ftaan„ de, volgens een berichtfchrift te ma„ ken, bij Zijne Do orlu c htigheid „en de Staaten , welke door den „ Graaf en de Raden zal bezwooren „ worden. XL. Hij zal de meefte en „ voornaamfteAmptenaarenvan zijn Huis „ en zijne Lijfwacht, uit Inboorlingen kie„ zen. XLI. Hij zal geen Oorlog aannee., men, of die aangenomen zijnde, geen „ Vrede of Beftand maken , buiten be„ williging der Staaten. XLII. Ins„ gelijk zal hij geene Verbonden met „ vreemde Mogenheden fluiten, dan met „ der Staaten goedkeuring. XLIII. ?> Hij zal de Krijgswetten gemaakt, of » nog  GESCHIEDENISSEN. 139 „ nog te maken , doen onderhouden. „ XLIV. Hij zal zijne vaste wooning „ houden in een der genoemde Provin„ cien, en niet buiten dezelven,dan met „ verlof der Staaten. XLV. Zijne „ Doorluchtigheid zal aan de Staa„ ten, ten allen tijde,op hun verzoek, „ inwilligen, zodanige puncten, als zij „ uit de blijde inkomst der Hertogen van „ Braband, of uit het verdrag van Bour„ deaux met den Hertog van Anjou geflo„ ten, ten dienfte van den Lande, zou„ den begeeren te bezigen. XLVI. Zij„ ne Doorluchtigheid zal, tot „ onderhoud van zijnftaat, als Graaf „ en Heer van Holland, Zeeland „ en Vriesland aanvaarden en genie„ ten de Graaflijke goederen, zo als ze „ tegenwoordig zijn, die doende, naar „ ouder gewoonte, beftuuren, mits de „ lasten, op dezelve ftaande, daaruit be„ taald worden, gelijk zulks door de vo„ rige Graven en Heeren, pleegt te ge„ felheden, zonder deeze goederen, in „ 't geheel, of ten deele, te mogen ver„ vreemden, of verkopen, uitgezonderd „ zodanige verkoping, als bij zijne Door„ luchtigheid en de Staaten, nog zal 3> wor: XIV. Afde linc.  i4o TOONEEL DER STAATS-' XIV. AFDEELING. „ worden gedaan , tot afdoening van de „ lasten,waar mede dezelve goederen te- genwoordig bezwaard zijn , doch de „ Staaten zullen zorg dragen,-door „ vermeedering deezer goederen, als an„ derzins, dat zij tot genoegfaam onder- houd van 's Vorften waardigheid ftrek„ ken kunnen, XLVI. Indien't gebeur„ de ('t welk God verhoeden wilde) dat „ Zijne Doorluchtigheid eenige deezer puncien niet mogt volbrengen, daar van voorafbericht, of daar toe verzogd zijnde,zullen de Staaten, „ Officiers en Ingezetenen van den Lan- de, ontflagen zijn, van alle verbinte„ nisfen aan Zijne Doorluchtig- heid gedaan, en de voornoemde Staa„ ten de Domeinen wederom aan zig „ neemen, en voorts zodanig op de Re,, geering van dezelve Landfchappen voor„ zien,als zij,ten algemeenenbeste,zui„ len bevinden te behooren. XLVII Na „ t overlijden Zijner Doorluchtig„ heid zullen de Staaten aannee„ men en ontvangen, als Graaf, een „ van zijne Zoonen , naar hun oordeel de „ bekwaamfte , mits doende , den ver„ eischtén Eed, bij zijne inhuldiging bij „ wel- "  GESCHIEDENISSEN. 14,1 7, welke hij belooft en zweert, alle de „ voorfchreven puntten, en anderen, die „ na gelegenheid des tijds en gefteldheid ,, van zaken, nodig zullen geoordeeld wor„ den, te onderhouden en te achtervolXLVIII Zijne D o orluchtig„ heid zal aan de Staaten in 't ge„ meen en aan elke Provincie , mitsga- ders, aan de Regenten en Ingezetenen „ der Steden, in 't bijzonder, plechtig be„ loven en bezweeren , alle de bovenge„ noemden puntten, getrouwlijk na te „ komen en te onderhouden, waartegen 3, de Staaten , en de Burgemeefters „ der Steden, daar toe gelast, bij het Li„ chaam der Steden, of bij zulken, die dit Lichaam verbeelden (4) , Zijne ,, Door- (4) In den zogenaamden Patriotfchen tijd, heb jk dit Artijkel eens hooren bijbrengen , als een bewijs, dat de Staaten toen zelfs, den invloed des Volks niet ontkenden, en daarom den Graaflijken Eed ook uitjirekten , tot de Ingezetenen , terwijl deezen, bij het afleggen van den weder Eed vervan. gen wier den, door Burgemeefteren der Steden, die, «/sReprefentanten van het Lichaam der Steden &c. (naamlijk der Burgerijen ) daartoe gelast waren. Eene vinding, welke oppervlakkig befchouwt, zeer aanneemlijk moet voorkomen, vooral aan hun, dia XIV. AFDEELING.  XIV. AFDEELING'. gewoon zijn , zig alleen bij woorden te bepalen , zonder derzelver betekenis na te gaan: gelijk toen de gewoonte was; doch, welke, bij de onderfcheiding, zo even gemaakt, geheel vervalt: Het woord Ingezetenen in dit Artijkel genoemt , ziet niet op de Perfoonen , maar op de bezittingen der Ingezetenen , waar door verftaan moeten worden de Rechten en Voorrechten der Burgerijen en Elks bijzondere Eigendommen, uitwijzens het V. VI. VII. enVIII. Artijkel van deeze Voorwaarden; welke te befchermen de Graaf verplicht was te bezweeren, tot gerustftelling en veiligheid van elk en een ijgelijk; dat dit de wezenlijke bedoeling der uitdrukking van Ingezetenen en geene andere is, bhjkc duidelijk, uit de vervolg Artijkels, meerder betreklijk tot het algemeen beduur van den Lande , bij welke de Graaf verbonden word , nergens eenige verandering in te maken , dan met overleg en goedkeuring van de Staaten, die in alle gevallen, het zij bij overlijden van den Graaf, of wanneer deeze niet overeenkomftig zijnen Eed mogten handelen, de magt aan zig behielden, zonder eenig beroep tot de Ingezetenen , van daarin te voorzien &c. Bovendien, en dit doet hier alles af, hadden de Staaten° van Holland reeds, twee jaaren te vooren, bedotea: dat voortaan geene Steden, over gemeeneLandszaken, raadplegen zouden, nut eenige best gegoedfle, met d- Schutterijen, Gilden of andere , gelijk door zsmmigen voorheen wel gefchied was 141 TOONEEL DER STAATS^ „Doorluchtigheid, wederkee„ rig, mede met, plechtigen Eede, bc-  GESCHIEDENISSEN. 14» loven en zweeren zullen, Hem, als ,, Graaf van dezelve Landen 1 L,UN^B „ genouw en getrouw te weezen en te „ gehoorzamen als na behooren (5)." Dee- was; ten ware met voorafgaande gemeene bewilliging, van de Staaten (*) (zie Refolutie van Holland, 30 Mei 1581). Even verkeerd word dan ook de uitdrukking van Lichaam der Steden, genomen voor de Burgerij, en dit blijkt klaar, uit het Ren. verfaal, tot onderhandeling van de puntten , ter huldiging , waar bij bepaald werd , dat het befluit dien aangaande , niet bij de Burgerijen , maar , lij de Vroedfchappen der Steden goedgekeurd en bevestigd zou worden , (Bor, XV Boek, fo. 203 verft.) (*) Wel is waar, in liet Befluit der Vroedfchap van Amffitrdam,over den opdragt der Graaflijkheid, word onder anderen gezegd, dat men niet komen zou, tot goedkeuring, ot tekening der Voorwaarden, tonder 'er de Schutterijen en'an. iere yoornaame Burgers op gehoord te hebben, docli Wagenaar, dit meldende (Befchrijv. van Amstero. X Boek, fo. 393) voegt 'er echter bij, „maar alzo dit befluit heimelijk „ genomen werd, is 't geen wonder, dat men 't niet te boek „ geftelt heeft, in de Registers der Vroedfchapen in zijne Vadert. Hifi.Vil Deel, bladz. 536, erkend hij, dat dit tanliep tegen een Befluit der Sta \ten , om de Schutterijen en Gilden, voortaan niet meer in zaken van liegeeringe te ken. nen, fchoon hij, op bladz. 527, dit gehouden gedrag, eenen joeden plooij zoekt te geven. (5") Bor, XV Boek, fo. 203 verfo & f„qq. De ongenoemde Levens - Be/chrijver van Willem den XIV. Afdee-  XIV. afdeeling. Aanmer king. 144 TOONEEL DER STAATS-; Deeze Voorwaarden wierden , onder nadere goedkeuring van de Vroedfchap der Steden, op den Een en dertigften December 1583, over en weder, getekend, aan 's Prinssen zijde, door zijnen geheim fchrijver Bruijnink , en van wegen de Staaten, door hunnen Advokaat Mr. Paulus Buijs (/)• Het is zeer waarfchijnlijk , dat, met tegenftaande de Steden Amfierdam en Gouda, de Huldiging bleven weigeren, dezelve nogthans voortgang zou gehad heb- (/) Hooft, XX Boek, bladz. 882. den t. zegt, dat het wezenlijke deezer Voorwaarde gefchikt was , naar den Inhoud van het groot Privilegie, van Maria van Bourgondie; en onderricht ons tevens, dat de Staaten van Zeeland, fchoon hun Naam wel in 't hoofd van dit ftuk geplaatst ware , echter niet gezmt fcheenen, zodanigen opdragt, in vereeniging met Holland, te doen, maar, in tegendeel, een af* onderlijk verdrag hadden laten ontwerpen , om den Prins, daarop, t« Graaf van hunne Pao* vikcie te huldigen. III Deel, XII Boek, bladz,  GESCHIEDENISSEN. 145 hebben (6), aangezien, gelijk de Groot zegt: de zaken bij fier verward en in eenen jammerlijken ftaat zijnde, door het beleid1 van den Prins alleen konden gered worden O). De laatfte raadpleging hier over, bij de Staaten vanHolland, was den zevenden Julij (n), toen drie dagen later, alle hunne goede voorneemens en oogmerken, door zijnen onverwachten dood, te leur gefteld wierden. On- O) IV Jaarboek, bladz. po. (») Refolutie van Holland, 7 Julij 1584. (6) Dit is optemaken, uit eene Refolutie van Holland, van den 4 Junij 1584, waar bij, de opdragt der Graaflijkheid betreffende, gerefolveerd werd , eene bezending naar Amfierdam en Gouda te doen , met last, indien de gemelde Steden daar toe niet zouden willen verlraan , alsdan te verklaren „ dat bij verdere weigering van henlieden, de ,, Staaten, des niet tegenftaande, zullen voort„ gaan ten eerlle,de bedoelde zaak te vervorderen, „ zodanig als, tot behoud van henlieder Ste„ den, de orde en aankleven van dien, eenparig „ voor 't welzijn en ter befcherming van den Lan' „ de, bevonden zal worden te behooren &c." II. Deel. k xiv. Afdes- UNG.  i46 TOONEEL DER STAATS- XIV. AFDEELING. Nadere overwegingen , omtrent deezen Opdragt. Ondertusfchen heeft deeze voorgenoomen Opdragt der Graaflijkheid aan Willem den Eerfien , in later tijden , meer dan eens, gedient, tot een ftruikelblok, om den invloed van het Huis van Oranje, op de belangens van den Staat, af te keeren, met hetzelve gedurig voor te dragen , als aazende naar eene onbepaalde Heerfchappij (7), niet tegenftaande uit de (7) Gedurende de Regeering van den Raadpenfionnaris de Wit, bijzonder in de Jaaren 1662, en 1663, toen men bij zommigen genegenheid befpeurde tot bevordering van den Prins van Oraivje , daarna beroemd, onder den naam van Willem den III zag men eene menigte Gefchriften van dien aart,te voorfchijn komen,ais daar was: Intrest van Holland , of gronden van Hollands welvaren 5 de Tolitijke IVeegjchaal &c. De Gulde Legenden van de Stadhouders , in Holland en West Vrieüani; het Pubüjk Gebed en anderen , alle ingericht, om de Gemeente van dien tijd, voor inteneemen, tegen •dien Jongen Vorst en de Stadhouderlijke Waardigheid , welke men vreesde , dat hem , gelijk zederd gefchiedde, eenmaal zou worden opgedragen. Ik zal daarna gelegenheid hebben , hier over meerder te zeggen ; ondertusfchen kan ik niet voorbij van aantemerken , dat onder alle dergelijke naamlooze fchrijvers, geen listiger gehandeld heeft, om het oogmerk te bereiken, dan de meermaal genoemde  GESCHIEDENISSEN. H? de vergelijking van deeze Voorwaarden, met de Rechten en Voorrechten der Heeren Stmhouderen, onder de Graven, genoegfam blijken kan, dat zijngezach door deeze nieuwe waardigheid, eerder ingekort, dan uitgebreider wierd (0), gemerkt de ganfche klem der Regeering in handen van de Staaten bleef, zo dat men, met recht, zeggen mogt, dat al de aanwinst van den Prins , alleen beftaan zou hebben, in den Graaflijken Tijtel (8). Doch het is den kwaden genoeg , Hechts Co) Zie mijn I Deel, bladz. 54. Noot 10. de Levetisbèjcnrïjver van Willem I: want het blijkt, door zijn geheel werk , dat hij hem al. leen tot den Held zijner Hiftorie gekoozen hebbe,om met te meer vrijheid, het Hüis van Oranje te gispen, en om door zijn Opfchrift te grooter geloofwaardigheid te vinden. Dit is genoeg ter waarfchouwing, en tot aanrading van dat werk niet, dan met omzichtigheid, te leezen, terwijl, bij hem, overal, de adder in 't gras fchuilt. (8) De rang van Hoofd en Hoogste Ovrigheid , hem , bij Acte van den 20 Julij 1575, op. gedragen , welke de Raadpenfionnaris van Slingeland zegt , een naam te zijn , ver overtreffende dien van Stadhouder (I DÉRt , bladz. 104) gaf aan den Prins een onbepaald gezach (zie mijn I K 2, Deel, XIV. Afdeb- LUNG.  XIV. AFDEELING. Teel,bladz. HO ™ hoe wel maar gedurende den Oorlog,die echter geen vooruitzicht opleverde, van fpoedig te zullen eindigen , had hij daar door de fchoonfte gelegenheid , indien hij wezenlijk uit heerszuchtige beginzels te werk gegaan was, om van eene Natie, welke hem eerbiedigde, als den eenigflen Befchermer des Vaderlands en die zo menigmaal moed en raadloos was, alles te verkrijgen, wat hij flechts begeerde , en wie had hem , in zulke «ogenblikken het minde durven weigeren? maar neen bi Wilde de verheffing van Z.jn Huis , aan geen dwang fchuldig zijn; 't geen de Staaten deden moest vXilhg gefchieden: V^*!^* Lande beweezen , derhalven , daar zi] hem thans „fc zig zeiven , de Graaflijke Waardigheid opdroegen , verkoos hij liever , in de naauwbcpaalde voorwaarden dier Opdragt te berusten dan doo Tmer eisfchen , de bevordering van het algemeen vertragen, welk, bij gebrek va,, eenüemmigheid , die noodzaaklijke veerkragt der Regïïing, in gedurig gevaar was, 't geen h.j , door deezen naderen invloed, hoopte te voorkomen. — Indien wij het gehouden gedrag van Vader Willem, eens in dit licht befchouwen, en met aflegging van vooroordeel en verdenking , waar van niets beweeZ Me waarheid der omdandigheden hulde doen, da„ zal men moeten erkennen, dat het Volk van zulk een beweezen Vriend, als hij was, dadelijk, alles goeds verwachten kon, daar in tegendeel, de ,R & voor- 148 TOONEEL DER STAATS- flechts een fteen te vinden, om dien te kunnen werpen. Veel edelmoediger denkt de  GfESCHIEDENISSEN. 149 de Heer van de Spiegel over dit ftuk, en hier mede fluit ik deeze Afdeelcng, wanneer hij zegt. „ Wij zagen hier voren reeds, dat de Prins, in „ het begin van den Oorlog zulke groot„ fche uitzichten niet had: 't kan zijn, „ dat ze naderhand bij hem opkwamen, „ maar het zal dan vrij later geweest „ zijn, en in een tijd toen men den Ko„ ning verlaten hebbende, nog geen oog„ merk had, om eene Volksregeering op „ te richten, maar met de Oppermagt te „ koop liep : en immers was het toen geen „ misdaad in den Prins, wien men al„ les verfchuldigd was, dat hij zig gene„ gen toonde, tot de openftaande Souve,, reiniteit. Was de Prins dan de eenig„ fte, wien het ongeoorloofd ware, om „ uit de omwenteling van zaken, eenig „ nut te trekken? Hij, die'er alles voor „ opgezet had, die zig met recht konde „ beroemen, dat de verkregen Vrijheid, „ naast voordeelen voor Hem en zijn Huis, met deeze Waardigheid bedoelt, nog geheel afhingen van de mooglijkheid, of wel immer de Republijk tot Hand zou gebragt worden; zo als zulks dan ook eerst, twee en zestig Jaaren later, 1648, gefchied is. K 3 XIV. Afdee ling.  XIV. AfdeeUüo. X'v. Afde ling. l6o TOONEEL DER STAATS- „ naast God, aan zijn beleid te danken " was. Of meent men, dat Holland \\ en Zeeland, gelukkiger zouden geH weest zijn, indien de Souvereiniteit in "handen van Anjou gevallen ware, „ waar heen de andere Provinciën zig ,, wendden (/>)?" (ƒ>) Hifiorie va» de SatisfaSie &c. bladz. 6$, VIJFTIENDE AFDEELING. Willem de Eerjle te Delft doorfchoten ^ Ujzonderheden van dien moord; de Daader gevat en gevonnist; Lijkflaatfie van den Prins en zijne Praal-Graf t. Zijn Aart en Karakter. Gemalinnen en Kinderen. De Staaten maken fchikking op de Regeering. Tffoe nietig 's menfchen fchikkingen - ÊT, wanneer de Voorzienigheid den loop der dingen anders bepaald heeft, bleek in de verheffing van den Prins van Oranje, tot Graaf van Holland. —  GESCHIEDENISSEN. igi land. ■ i Aan 't einde dervoorige Afdeeling zagen wij , dat het oogenblik zijner huldiging niet ver meer affcheen en naastdenklijk, eerlang, plaats zou gehad hebben , toen het moordtuig in de hand van eenen Uitlander, derwijze beftuurd werd, daar reeds zo veele aanflage.n van dien aart, mislukt waren, om eindelijk het doel te treffen, en de Vereenigde Landschappen, wanneer men 'er het minde op dacht, van hunnen getrouwen Vader en besten Vriend, te beroven. — Zekere Balthazar Gerards, in 't Graaffchap Bourgondie gebooren, was de uitvoerder van dit fchelmituk (i). — Men verhaalt, dat hij uit blinden ijver voor den Roomfchen Godsdienst en verbittert, tegen de zogenaamde Ketters, ruim zes Jaaren te vooren , te Dole , bij een zijner vrienden zijnCO Strada zegt,dat 'er, omtrent deezen tijd, nog vier anderen tot den zelfden aanilag bij der hand waren ; een Franschman , een Lotharinger, een Engel'chman en een Schot ; zonder dat de een iets van den anderen wist; altemaal Luiden,op welke de Prins geene verdenking had , die alleen Spanjaarden en Italianen mistrouwde. II Deel, V Boek, bladz. 357. K4 XV. Afdeb. ling. Laalte toeleg op 's Prinsren leven.  XV. Afdee- -ING. Bijzonderhededaar vai 152 TOONEEL DER STAATS- zijnde, den dolk getrokken , daar mede in eene deur gelloken en toen gezegd zou hebben: ik wenschte wel, dat die fteek door het hart van den Prins van Oranje ging Het is derhalven niet te ver¬ wonderen , dat een mensch van zulken wreedaartigen imborst, daarna, door groote belooningen bekoort, eene daad ondernam, die niet alleen zijn tijdelijk belang zo ftreelend aanlaghte , maar door welke uittevoeren, godlooze Priefters en Monnikken hem tevens den Hemel en de eeuwige Zaligheid dorften toezeggen. Met het begin van April deezes Jaars, 1 was hij, tot volbrenging van den moord, uit Luxemburg, naar Delft gekomen, onder den valfchen naam van Franpois Guion; voorgevende, een ijverig aanklever van de hervormde Leer te zijn, om welke zijn Vader, een Burger van Lion, zo hij zeide,was omgebragt.Om zig bij 'sPrinsfen Hofgezin bemind, en aangenaam te maken, ging hij vlijtig ter Kerke, en zijne Leven van Willem den I , III Deel , bladz. 683.  GESCHIEDENISSEN. 153 ne ftichtelijke levenswijze,deed hem zelfs bij den Vorst, toegang krijgen, die, begaan met zijne voorgewende wedervaardigheden, hem eenigermate in zijn dienst gebruikte, en in 't gevolg van den Heer van Schoonewal, welke met zekere bevélen aan den Hertog van Anjou belast ware, naar Frankrijk zond; van waar hij, eerlang, terug keerde, met brieven van den gemelden Gezant, en de tijding van het overlijden des Hertogs,van welke bijzonderheden hij den Prins in zijn flaap vertrek , verflag deed; volgens het geen hij daarna verklaarde, zou hij, op dat oogenblik reeds zijn voorneemen volbragt hebben, had hij flechts geweer bij zig gehad. Kort hier op aangezet zijnde, om te vertrekken, verzogt hij eenen reis penning, die hem gegeven werd, doch in plaats van dit geld tot kousfen en fchoenen te belleden, gelijk hij voorgaf, die nodig te hebben, kogt hij, daar mede_, 's anderen daags , twee Zinkroers, of Pilloten, van twee Soldaten van de wacht; raakte zelfs nog met een van deezen in gefchil, vermits hij hem gekapte kogels weigerde. Het is intusfchen verwonderlijk, dat niemand dien booswicht verdacht hield, zelfs niet K 5 de xv. Afde lino.  XV. afdeeling. I54 TOONEEL DER STAATS,- de Prins; want toen hij den volgenden middag, zijnde den tienden Julij, hem in 't gaan ter tafel opwachtte, en met eene kennelijke verbaastheid , om een vrijgeleide verzogt, fcheen Zijne Gemalin n e alleen eenig nadenken te hebben, vragende, wie deeze Man, van kwade uitzicht,was?doch zij ftelde zig, op het antwoord, dat hij flechts een paspoort hegeerde dat men hem gereed maakte, wederom gerust (2). Omtrent het einde der maaltijd, vervoegde hij zig aan de deur der eetzaale, met den mantel op den linker fchouder en de piflolen aan den riem. De Prins (2) Volgens Auberij , in zijne Oedenkfchriften &c. bladz. 140, moet hij , bij het plegen van den moord, nog in dienst vau den Prins geweest zijn, ten minlte hij zegt : dat het Paspoort , welk hij verzogt . gefchikt was , naar eene plaats , werwaards de Prins hem zelve heen zond. Dit zo zijnde, zou zulks eenigermate ophelderen, 't geen ik in den tekst, na de aantekeningen van Hooft en Bor, gemeld nebbe, dat hij aangezet werd te vertakten , welk anders te kennen zou geven , dat men hem begon verdacht te houden , en dan was het niet te denken , dat de Prins hem verder te woord geftaan, of zijne verkeering aan 't Hof, gedoogd zou hebben.  GESCHIEDENISSEN. 155 Prins uitkomende, naderde hij hem met de houding, van iemand, die iets hoopt té ontvangen en volbragt, in dat oogenblik, zijn ontmenscht opzet (£). Volgens het verhaal van Strada, was de fchoot zo wel aangelegd, dat ze hem dadelijk het harte trof (c), en den Prins geen tijd overliet van onder 't fuizelen meer te zeggen, dan mijn God , mijn God, erbarm u over mij en over uw arm volk (dj. De moorder met de verwarring, die zijn i gepleegde daad veroorzaakte , voordeel \ doende , vluchtte over de achterplaats , 1 door de ftalling, naar de Vest, middeler-, wijl zijn ander piftool wegwerpende, en poogde, door dezelve over te zwemmen, te ontkomen, doch twee van 's Prinsfen dienaars, vervolgden en onderhaalden hem. Zijne beestachtigheid ging zelfs zo verre , dat toen een van deeze hem een fno* den (è) Hooft, XX Boek, bladz. 892 & feqq. Bor, XVIII Boek,fo. 51 en vervolgens. (c) II Deel, V Boek, bladz. 357. (d) J. Wagenaar, Vaderl. Hifterie , XXVIH Boek, bladz. 532 en in de Non. XV. afdeeling. De Prins word ioorfchoten; zijne laatfte ivoorden. 3e moorier''lucht, naar vordacherhaalt.  XV. AFDEELING. Algemee re Droei heid. (e) Hooft, XX Beek, bladz. 894. 156 TOONEEL DER STAATS- den fchelm noemde, hij ftoutmoedig antwoordde, ik ben het niet: want ik heb gedaan naar 't bevél van mijnen Koning, en nader gevraagd zijnde, wie deeze was , noemde hij den Koning van Spanje. Men bragt hem in de bewaarplaats van het Hof, anders gezegt de Conchergerie. Derwaards door dezelfde deur gaande , uit welke hij de vlugt genomen had, ontglipten hem deeze woorden: 0 poort, gij hebt mij bedrogen. Ik zie wel, dat ik een man des doods ben (e). Eerst het gerucht en daarna de zekere •tijding, van dit helsch bedrijf, veroorzaakte door het gehecle Land, eene algemeene aandoening en hartelijke droefheid : men beweende 'sPrinssen dood met bittere traanen, en geen wonder, daar men hem gewoon was, als den algemeenen Vader des Volks te befchouwen. De Ingezetenen dier Nederlanden, welke onder de heerfchappij der Spanjaarden Honden, zelfs hetSpaansch Krijgsvolk, verfoeiden de daad, en niemand fcheen'er zig  GESCHIEDENISSEN. 157 zig over te verheugen, dan deRoomfche Geestlijkheid alleen. De Levensbefchrijver van den Prins verhaalt ons, dat zij op zommige plaatfen daarover vreugde willende bedrijven, door het Gemeen hier in verhinderd wierden, gelijk onder anderen in 's Hertogenbosch ( ƒ). Hoedanig , ondertusfchen, de Prinsesse Weduwe bij deezen harden flag, die haar, trof, te moede was, is boven het bereik mijner penne; het zal genoeg zijn te zeggen, dat de jammerklagten van Hovelingen en Dienaren , welke van alle kanten gehoord werden, 't geheele Hof vervulden. Zo fpoedig als maar immer de omftandigheden gedoogden , werd de moorder door het Gerecht der Stad Delft, waar bij zig zederd Gemagtigden uit den Hoogen Raad en 't Hof van Holland , voegden, over alles ondervraagt. Uit zij-; ne Sententie blijkt, dat hij beleden heeft:1 „ Balthazar Gerards genoemd en te Ville„ fants, in 't Graaffchap Bourgondie, ge„ booren te zijn, en al lang van wille ge„ weest was , den Prins om te bren- » gen; (e) III Deel, bladz, 6po. XV. Afdee. ling. Sjoe be* :entenis.  XV. AFDEELING. 158 TOONEEL DER STAATS- „ gen; dat hij, omtrent twee en een half „ Jaar geleden, zig uit Bourgondie naar „ Luxemburg begeven had, alwaar hij, „ in dienst zijnde , van den Sekretaris „ des Graven van Mansfeld, Gouverneur „ dier Provincie, afgedrukt heeft, zeker „ getal, van 'sGraven geheim zegel, en „ ook zijne ondertekening had leeren na„ maken,om door dit middel,toegang te „ krijgen in het Hof van den Prins, ffij „ had in Maart te vooren , fchriftlijk , „ zijn voorneemen den Prins van Parma, „ teDoorw/A,aangedient,welke hem naar „ den Raadsheer de Asfomille geweezen „ had, met wien hij affpraak nam, van zig, „ uittegeven voor eenen Frangois Guion, „ Zoon van Piet er Guion, Burger van Be„fancon, die voorheen, uit hoofde van „ deReligieomgebragtwas,en men zijne „ goederen verbeurd verklaard had, dat hij „ Gevangen van der jeugd af, den zelf3, den Godsdienst toegedaan geweest wa„ re, met verdere verdichtzcls, om zijn „ oogmerk te bereiken; dat hij den tien„ den Julij, toen de Prins aan tafel zat, „ gegaan was naar zijne herberg, om de „ piftolen te laden; de een met drie en de andere met twee kogels; dat hij ,, toen  GESCHIEDENISSEN. i$9 » toen te rug naar 't Hof gekeerd zijn., de, en de Prins uit de eetzaal ko„ mende, om de trap op, naar boven, „ te gaan, het zwaartfte geladen piflool „ gelost en op hem afgefchoten had (g)."—Meer andere zaken worden in zijne bekentenis gevonden, die echter, als niet tot de zaak regelrecht behoorende, in de Sententie voorbij gegaan zijn; als naamlijk, „ dat hij zijn voorneemen aan een „ Jefuit xstTrier ontdekt hebbende, deeze „ hem geraden had, om 'er met den Prins „ van Parma over te fpreken. - Dat zeker Minderbroeder Doornik, hem den „ zegen gegeven, en de genoemde Trier„ fche Jefuit hem verzekert had, dat hij, „ omkomende, onder de Martelaars zou „ gefield worden. • Dat de Raads- „ heer de Jsfonvil/e hem ernflig en bij „ herhaling vermaand had, wanneer hij „ mogt betrapt worden, den Prins van „ Parma niet te noemen, fchoon deeze „ den toeleg prees, en hem het loon bij „ den Ban belooft, verzorgen zou. . „ Voorts volharde hij, bij de betuiging, „ dat U) ^or, XVIII, Boek,fo. ss. XV. afdeeling.  i6o TOONEEL DER STAATS- xv. AFDEELING. Zijn Vonnis. „ dat hem de onderneeming niet rouw„ de, om dat hij daar door, als een wak„ ker voorvechter der Roomfehe Kerk, „ den Hemel verdiende, fchoon hem tus„ fchen beide wel eens ontviel, dat hij „ het ondernomen had, uit begeerte „ naar rijkdom, enz. Het Doodvonnis tegen deezen aarts- fchelm geveld , behelsde , „ om op een „ Schavot voor het Stadhuis te Delft,ge- „ bragt te worden, daar hem de rechter- „ hand, tusfchen een toefluitend heet „ ijzer gefchroeid, 't vlees op zes pïaat- „ fen, met gloeijendc tangen, uit zijn „ Lichaam geneepen zou worden, voorts „ hem daarna, van onderen op, levend „ vierendeelen; 't hart uit het lichaam „ halen, en hem in 't aangezicht werpen; „ 't hoofd van den romp gehouwen, zou „ achter 'sPrinssen wooning,op een " ftaak, gefteld, en de vier deelen van \, zijn lichaam aan de Bolwerken van ^ vier Poorten der Stad, gehangen wor- '* den, alles met verbeurt verklaring zij- „ ner Goederen (ft).". " Toen (h) Zie Noot (gj. .  GESCHIEDENISSEN, m Toen hem de dood werd aangezegd , 6n de wijze op welke, fcheen hij, over fcijn naderend lot, zeer getroffen en erkende, dat daar hij de dwaasheid begaan had, hij ook den last moest dragen; doch bij de uitvoering zijner flraffe, welke den veertienden Julij, en dus vierdagen na den gepleegden moord, aan hem volbragt werd, betoonde hij eene onbegrijp* lijke hartvochtigheid, even ais iemand, die geen gevoel heeft. Zijn hoofd, na lang op de verweezen plaats ten toon gellaan 'te hebben, viel eindiijk van den ftaak en het bekkeneel, zo men zeide, werd naar Braband overgebragt (/'). Het Vorstlijk Lijk gebalzemd zijnde ' werd, 's anderen daags, na den moord' fei openlijk ten toon gefield, en hoe wel de &> Prins dikwils in zijn leven begeerd had om, daarna, zonder groote pracht beo-raven te worden, begrepen echter de Staaten van Holland, Zeeland, Vriesland en Utrecht, aan zijne trouw en deugd verfchuldigd te zijn, om hem,- op (;) Hooft, XX Boei, btadz. 8p6*. II. Deel. L XV1. Afde&» ling. Word aan hem uitgeroerd. : PrinS' i belaffenisa  i6a TOONEEL DER STAATS- XV. Afdee- ,ïng. (#) Kapittel 14, vers 13. (/) Refolutie Hol/. 30 Julij. (ra) IV Jaarboek, bladz. 91. op 'sLands kosten, en met bijna Koninglijke ftaatfic, ter aarde te doen beftellen. Dit gefchicdde, den derden Augustus, in de Nieuwe Kerk te Delft. De Predikant ArentComelisz. deed,bij die gelegenheid, eene korte en troostelijke Lijkreede, over de woorden van Joannes, in zijne Openbaringe. En ik hoorde eene flemme uit den Hemel, die tot mij zeide, fchrijft, zalig zijn de dooden, die in den Heere fierven, van nu aan; ja, zegt de Geest, op dat zij rusten mogen van haar en arbeid: en ha ar 6 werken volgen met haar (&). Op den dag der begraaffenisfe, en een dag voor en na dezelve, werden, in alle de Steden van Holland, drie maal 'sdaags, telkens een halfuur lang, de zwaarfte Kerk-klokken geluid (/). Nooit, zegt de Groot, is 'er uitvaart met een zo grondig hartenwee en bijna vertwijfeling des Volks, gehouden (m). De Staaten deden, ter zijner Gedachtenis, eene Gedenkpenning flaan, vertoonende aan de eene zijde.  GESCHIEDENISSEN. 163 de,het Borstbeeld van dien Prins, met toepaslijkebijfchriften,en aan de ommezijde , een Ysvogel, makendé zijn nest op Zee ( 3 ). Het bleef, in vervolg van (3) Rondom het Borstbeeld ziet men een Latijnsch Opfchrift, 't geen in 't Neérduitsch zegt: Willem , door Gods genade , Prins van Oranje, Graaf van Nassau , gebooren te Dillenburg in '/ Jaar 1533. Hij heeft de Vereenigde Gewesten 15 Jaar en, zeer wij slijk bef uur d en is , op eene ongelukkige wijze, te Delft overleden 1584. En onder het Borstbeeld. Hoe wel de Beenderen verdorren, de Deugd 1 nogthans, bloeid en leeft altoos. Aan de ommezijde, deeze Zinfpreuk: Gerust in V midden der Baaren. Van Loon , Nederl. Hijlor: Penning: I Deel,' bladz. 345, Op den moord zelve , was insgelijks een Penning geflagen, verbeeldende een Jongman, die den Prins groet , en tevens een pijlooi op hem lost, en achter wien een Koning jlaat; daar onder: i Grouwlijk Schelmjluk ! Het zal niet ongewroken blijven. 1584. Op de tegenzijde, een Herder, die, door een Wolf in de keel gebeten word, met dit randfchrift; L a Hij XV. Afdek» .in9.  XV.' AFDEELING. 164 TOONEEL DER STAATS- van tijd, bij dit een bewijs van aanhoudende achting niet. De Ves.eenigde Staaten , welke, gedurende het twaalfjarig Beftand, eenigzins tot verademing gekomen waren , deeden , in het Koor der Nieuwe Kerk te Delft, tot zijn eer, een Heerlijk Pr aal-Graf t ftichten, in welks Opfchrift, daar boven geplaatst, 'sLands Hooge Magten hem den glorij naam, van Vader des Vaderlands, geven (4). Mi} Ui] heeft den Herder vermoord, des vertrouwt u niet op den Wolf. En op den voorgrond. Betrouwt. Befchrijving van Delft, folio, bij R. Boitei 1729, bladz. 506. 5°7' (4) Bor geeft ons, XVIII Boe*, fo. 59 & fll-, een uitvoerig verflag van deeze Vorstelijke Graftom be, en waar van de bijzonderheden nader aangeweezen worden , in de reeds aangehaalde Befehri/ving van Delft, bladz. 299 en 200 , waar heen ik den nieuwsgierigen Leezer wijze ; alleen moft ik aanmerken , dat onder de fieraden , ook •sPrinsfen hond afgebeeld is , liggende aan de voeten zijns Meefters : mee- j!sg, 166 TOöNEEL DER STAATS- vijf Broeders, die allen voor de gemeene zaak geijverd hebben, was hij de vierde, die in den dienst van 't Vaderland omkwam (5> Hij was van eene middelde bevestigen. Hij was een Held, van oprechte Godsvrucht, Voorzichtig en Onverwtnlijk ; wien Filips de tweede , Koning van Spanje, de fchrik van Europa, zelve heeft gevreest, en niet kunnen te onderbrengen, of vervaarden, maar door de hand van een geUurden moordenaar, met Jchendig verraad, leeft omgebragt. De Ve'REENIGD e Neperlan d$n hebben dit, ter EeuwigerGedachtenis vanzijneVerPiensten, hier doen plaatfen. (5) Adolf van Nassau, fneuvelde in 't Jaar 1568 , in Friesland; Lodewijk en Henrik, zijne Broeders, zes jaaren later, op de Mokerheide, Graaf Tohan van Nassau , die gewichtige bevorderaar Jer Unie van Utrecht, is de eenigfte der Broederen geweest, die zijnen natuurlijken dood geftorven is ; hij leefde in zijne Staaten, tot den Jaare 1606, en bereikte den ouderdom van ruim Zeventig Jaaren. Uit drie huwlijken , was hij Vader van vijf en- twintig Kinderen ; liet een nageilacht agtef , van dnetn- tachtig Kinderen en verdere Nakomelingen. Ver* tMg van Mr.fi L. van de Spiegel, W<*fc. XLW.  GESCHIEDENISSEN. ió> delbaare lengte , had eene mannelijke kleur , een levend en vriendelijk oog, daarbij minfaam in zijn fpreken en gêwoone verkeering; echter kon hij wel eens fcherp zijn, wanneer de omftandigheden het vereischtten (6). Over tafel, bijzonder, vertoonde hij eene ongedwonge vrolijkheid en betaamlijke fcherts. Hij had een ongemeen gelukkig geheugen , omtrent zaken en Pérfoonen , kennende aanftonds iemand, bij naam, fchoon hij hem in langen tijd niet zag. Als Mensch betoonde hij zig goedaartig van hart, verfoeide alle wreedheid, onderdrukking en geCo") Dit getuigt Hooft, XX Boei, bUdz. 897, en de gelegenheid bij welke hij zig dus gedroeg, zegt hij te zijn „ in 't beflraffen der gebreken van „ Regenten en in 't doordrijven zijner Vooritellinm gen '■> wanneer hij meer ftoute , dan fmeekende „ taal gebruikte, (leunende op de bekende zuiver„ heid zijner handelingen; begeerende, dat zij zou„ den weeten , dat hun immers zo veel aan 't op„ volgen, dan hem, aan 't raadgeven gelegen was; „ zulks oordeelde hij tevens dienftig, tot bewaring , van 't ontzach en ter weering van overtollige „ twistredenen ; aangezien de onbefchofte vermetel„ heid, daarin, haar roem zoekt en daar mede, al „ te vaak den tijd verlpilt." L 4 XV. afdeeling. Zijne gedaante. Zijn j, en Karakter.  i6B TOONEEL DER STAATS- XV. afdeeling. (7) Welk een uitmuntend navolger van zo, veele deugden, ontmoeten wij in Willem den V! geweld: was ongenegen tot wraak, maariijdfaam en geduldig, omtrent het kwaad, dat hem aangedaan werd; waarom hij van veelen, wegen zijne altegroote zachtzinnigheid , gelaakt werd. Als Staatsman had hij den roem, van voor- en omzichtig te zijn en die geheimen wist te bewaren, van waar hij dan ook den bijnaam, van Willem den Zwijger, gekregen heeft: hij bezat de gaaf van de Gemeente wonderbaar te kunnen leiden, en dezelve door gemeenzaamheid en vriendelijkheid, aan hem te verbinden; niet geldzuchtig, hielt hij eene prachtige Hof, houding, en gaf daardoor aan veelen het brood ( 7 ). Eindelijk, als Krijgsman , heeft hij proeven van onbezweken moed en dapperheid gegeven, en hoewel zijne beide togten, tegen Alba, een beter lot verdienden, heeft hij echter, door zijn beleid , zig tegen den vijand weeten ftaande te houden, en deeze daar door meer afbreuk gedaan , dan of hij nu , of dan, eens Overwinnaar geweest ware. In 't kort, hij  GESCHIEDENISSEN. i69 hij bezat alle de hoedanigheden, die vereischt wierden, om een voortreffelijk Volksbestuurder te zijn (8). Hij (8) De Landgraaf Willem van Hessen, die in zijn tijd de verftandiglte onder de Duitfche Vorften geacht werd, vergeleek den Prins, bij Judas Machabeus , en het is in waarheid zo ; zegt E. van Reijd (in zijne Nederl. Oorlogen, bladz. 81) want beiden hebben voor den zuiveren Godsdienst, beiden voor een elendig arm en onderdrukt Volk, beiden zonder Opperhoofd, tegen twee groote Mo» narchen,en beiden met kleine middelen,tegen grouzaam geweld, wonderbaar, geftreden; beiden zijn, uit geringe beginzels, door Gods zegen en tegen de verwachting van alle kundigen, tot eenen merklijken voorfpoed in hunne zaken gekomen. De Machabeir had vijf Broeders, welke elkander getrouwJijk onderfteunden en in alles eendrachtig leefden, zeldfaam voorbeeld in Vorftelijke Huizen j en die alle vijf, door den vijand , of in veldflagen , of met verraad, omgekomen zijn; met den Prins is het, bijna , zo gelegen geweest: zij waren mede vijf Gebroeders , die met geen minder ijver een belang folgden ; niemand hunner is tot nog toe op het bedde geftorven; drie zijn 'er in den oorlog gekeuveld , en de Prins is verradelijk vermoord: de vijfde, Graaf Johan, leeft heden nog, en regeert liet Graaffchap Dillenburg , zo lang het God behar ge. E 5 xv. Afdee,- ling.  XV. AFDEELING. Zijne Ge malinnet en Kinderen. 170 TOONEEL DER STAATS- " Hij is viermaal gehuwd geweest: eerst met Anna van Egmond, Gravin van Buur en, bij deeze teelde hij Filips Willem, die agt- en- twintig Jaaren in Spanje gevangen gehouden werd, en Maria, Gemalin van Filips van Hohenlo , beiden kinderloos geftorven; daarna, met Anna van Saxen, die hem Maurits en twee Dochters,Anna en Emilia, baarde, de eerfte trouwde met Willem Cazimir , Stadhouder van Friesland, doch ftorf zonder Kinderen: de laatfte met Don Ernanuel, Prins van Portugal; werd moeder van drie Zoons en drie Dochters; vervolgens met Charlotta van Bourbon, Prinfes van Koninglijken bloede, die hem zes Dochters ter wereld bragt, Louiza Juliana, getrouwt metare. derik de VI Keurvorst en Paltzgraaf aan den Rhijn. Eliz adeth, Gemalin van Henrij de la Tour, Hertog van Bouillon. Katarina Belgica, gehuwt met Filips Louis, Graaf van Hanau. Charlotta Brabantina, Egtgenoote van Claude , Hertog van Trimouille en Touars. Flandrina,welke denRoomfchen Godsdienst omhelsde , en zederd Abdisfe van S. Kruis, binnen Poitiers, werd.  GESCHIEDENISSEN. 171 werd. Eindelijk Emili a, getrouwt met Frederik Cazimir uit het huis van Tweebruggen ; 's Prinsfen laatfte Gemalinne Was, louiza de coligni (9), welke hem, weinig maanden voor zijn dood, een Zoon ter wereld bragt: FreDRiK Henrik; die, na het overlijden van Prins Maurits, hem in zijne hoo- ge waardigheden opvolgde. Behal- ven deeze wettige Kinderen had hij nog een natuurlijken Zoon, Justinus van Nas[au, een dapper Krijgsman: eerst Luitenant Admiraal van Zeeland, en daarna Gouverneur van Breda (o). Dus heb ik Willem den Eer ften, met U, gevolgd, van zijne vroegfte verfchij-k ning, op het Tooneel der Nederlanden af, tot aan zijn Dood en Graf. Zijne daden en verrichtingen, voor de belangen van een verdrukt en gefoltert Volk, als wij waren, doen hem, nog heden, twee Eeuwen later, («■) Leven van Willem den f, III Deel , bladz. 736 6? feqq. (o) Hooft merkt omtrent deeze Prinses aan, dat zij haat Vader en twee Gemaals, allen, door worddaat vertooran had. XX Boek, blad». 8pj. XV. Afdee ■ jng. Aanmerng.  XV. AFDEELING. De Staaten van Holland voorzien in het eerst nodige. 1?» TOONEEL DER STAATS-' ter, eerbiedigen, als den Grondlegger van onze Godsbienstige en Burgerlijke Vrijheid (io). Zo dradeSTAATEN vanHolland; welke thans hunne gewoone vergadering te Delft hielden, tijding van 't gebeurde ontvingen, kwamen dezelve dadelijk,bijeen, om op het een en ander, zo veel de oogenbliklijke verwarring gedoogde, fpoe- di- (10) Zeer treffend is het denkbeeld, welk ons de keurige Stijl, omtrent het gewicht van 'sPrinsfen verlies geeft,wanneer hij zegt :„'t Valt ligterden die. ,, pen rouw, de algemeene ontfleltenis, te befeffen, „ dan uit te drukken. Daar lag de hoofdzuil van den „ zwakken Staat,de hoop en toeverlaat van 'tKrijgs„ weezen, en het orakel van alle Raadsvergaderin'„ gen! Wie zou nu voortaan de Vrijheid verdedi" gen, 's Lands welvaart en haare bronnen vermenig, vuldigen, de belangen van den Godsdienst grootje moedig voorftaan, en tegen alle fchennis handha„ ven? Wie, inStaatsgefchillen, de ftrijdende gevoe' ,', lens vereenigeu? Wie, Parma het hoofd bieden? 't Was nu gedaan met alle hoop op het weeren der Spaanfche Tierannij. Het ganfche Land was Hechts '„ één troostloos Huisgezin , 't welk zijnen Vader „ beweende: de trotfche Vijand aanfchouwde 't van „ buiten, met een' dreigenden glimlach, en bereidde '„ zig,tot eene wisfe en onverbiddelijke wraak...!" (Opkomst en Bloei der Sereen. Nederl. bladz. io3>  GESCHIEDENISSEN. 173 dige order te ftellen, op dat het eerfte gerucht van dit fmertlijk toeval, dat doorgaans zo veel tongen als ooren heeft, geene verkeerde indrukken , vooral bij het volk van Oorlog, maken mogt. In aller haast werd dan een verhaal van zaken ontworpen, en, benevens een brief van rouwbeklag, aan den Graaf van H 0 h e nlo, behuwt Zoon van den Prins, en Veldoverften der Nederlanden, toegezonden , terwijl men tevens eene plechtige bezending benoemde, om hem in naam deeze Staaten te verzekeren , „ dat „ dezelve niet zouden nalaten, de goede 3, zaak, onder Gods bijftand, met kracht „ te vervorderen, ten koste van goed en „ bloed; gelijk de voornoemde Staa„ ten dan ook vastlijk vertrouwden, „ dat hij Heer Graaf, in de dienften, tot „ hier toe, zo loflijk, den Lande bewee„ zen, wel zal willen aanhouden, ter be„ fcherming van Holland en Zee3, land, en tot bevordering van hunne „ rechtvaardige zaak, welk de Staa„ ten gaarne, ten allen tijden,naar ver„ mogen, zullen erkennen; hem voorts „ verzoekende, het Krijgsvolk onder zijn » bevél ftaande, in behoorlijke onderge- „ fchikt- xv. Afdei ling.  XV. AFDEELING. i74 T00NEEL DER STAATS- fchiktheid te houden, zullende voof n„ de penningen , ter hunner betalinge, " zorg gedragen worden; indien deDuit' fcheRuiters echter weigeren mogten,in " den dienst .te blijven [zonder nadere ver, zekering voor het toekomende, konde " zijne Excellentie dezelve, daar „ omtrent, gerust ftellen." Ook werd van wegen de Staaten van Holland, aan alle de verdere Bond gen o o ten, van dit ontzettend geval, kennis gegeven , en zij daar bij aangemaand, tot ilandvastigheid en goede toezicht. In den rondgaanden brief ter deezer gelegenheid, drukken zig de gemelde Sta aten, na een voorafgaande verhaal van den toedragt der moord, op deeze wijze uit. „ En hoewel het„ zelve ongetwijfTeld een groot ongeluk en zwaar verlies voor den Lande, is, *' zo hebben wij,nogthans, den moedniet laten zinken, om de gemeene zaak te „ handhaven, maar ons, zo als het alle „ getrouwe en brave voegt, met de aan- , weezende Afgevaardigden uit ZeeH land en der andere Provinciën,goed„ gevonden, overlegd en befloten, zo- „ da-  GESCHIEDENISSEN. 175 danige rechtvaardige zaak, als wij, tot „ hier toe, door den bijftand van Zijne „Doorluchtigheid, zo loflijk „ begonnen hebben, tot befcherming en „ bevordering van onze gemeene Vrij„ heid, Rechten en Voorrechten , met „ Gods hulp, te blijven voortzetten,geen„ zins twijfelende, of God Almagtig zal „ ons, tot uitbreiding van zijne Eer, alle „ zulke middelen fchenken, die daar toe „ zullen kunnen dienen; ook is ons, van „ wegen buitenlandfche Hoven, goede „ hoop van bijftand gegeven; vertrou„ wende daarom te vaster, dat Ulieden „ zig, benevens ons, vroom en manne„ lijk zult gedragen, zonder, uit hoofde „ van het gebeurde ongeluk, eenigzins „ te verflauwen, of door anderen te la„ ten aftrekken, ten einde in de Unie „ geene fcheuring kome, maar dat Ulie„ den, in tegendeel, zult helpen bevor„ deren, alles wat tot verdediging ten be„ vrijding deezer Lande, tegen deSpaan„ fche Tieranij en Wreedheid,'zal kun„ nen ftrekken ; waar toe wij te famen „ gehouden en verbonden zijn, elkander, „ met goed en bloed, bij te ftaan, en te „ helpen, hiermede &c, PP XV. Afdee» lino.  XV. Afdee- ung. i76 TOONEEL DER STAATS- Op dat ondertusfchen, aan den gew'oonenloop der zaken,geene hindernis mogt worden toegebragt, werd 'er eene StaatsCommisfie,bij voorraad, aangefteld, die gelast was, tot het openen van alle brieven en verdere papieren, waarvan het opfchrift aan wijlen Zijne Doorluchtigheid luidde, en, om over derzelver inhoud te befchikken, ten ware in gewichtige zaken,wanneer zij 'er de Staaten Generaal, die van Holland en Zeeland, of een der andere Gewesten, naar het belang van alle te famen, of elk in 't bijzonder, kennis van zullen moeten geven. Voorts bleef alles op denzelfden voet gefchikt, tot dat, op het ftuk van Regeering en Amptenaren, nader zou zijn be-. floten. Thans eenigermate in de meest fpoed vereisfchende zaken, door de aanweezende Staatsleden van Holland, voorzien zijnde,zo verre hunne Provincie betrof, werd goedgevonden, tegen eenige dagen later, eene buitengewoone Vergadering van de Edelen, groote en kleine Ste-  GESCHIEDENISSEN. ïfc Steden j te befehrijven, om als dan nadei te befluiten, I, 0p het Stuk van de Regeering, voor 't toekomende; II, het ontwerpen van den Staat van Oorlog; III, de Unie, tusfchen Hol land en Zeeland, en de Unie vanUTiiECHT;IV4 de Gemeene middelen; V, 't ontzet van Gend; VI, het benoemen van eenen Raad; VII, 't zenden van eenen Gezant naar Frankrijk; VIII, de Hof houding der Prinfesfe Weduwe en van Graaf Maurits, op dat de eer van het Hof en van de Staaten zou blijven bewaard , tot genoegen der Gemeente;en eindelijk,ten LX, op 't onderhoud van tien vaandelen Waartgel- ders. Vermits nu de beraadOagin- gen van alle deeze puncten, eenen langen tijd vereischten , vonden de Afgevaardigden der meefl-e kleine Steden voor goed, uit hoofde van de zwaare kosten, naar huis te keeren, doch gaven, alvoorrens, eene plechtige verklaring, waar bij zij, uit naam van hunne Principalen, beloven , in de algemeene en bijzondere Unie te zullen blijven en zig te fchikken, naar 't geen,omtrent den vonh der Regeeringe en het heffen der nodige lasten, tot weering van geweld en kwade aanflagen der II. Deel. M yij- Afüeb-* uno.  ] XV. Afdekling. De Staaten Generaaldoen 't desgelijks. 78 TOONEEL DER STAATS- Vijanden, bij de meerderheid zou worden vastgefteld 0>). De Staaten Generaal vonden insgelijks goed, tot vermijding van alle verwarring onder deBoNDGENOOTEN, aan dezelven zekeren dag te ftellen, om alsdan te Delft bij een te komen, en wel terftond na de begraaffenis van den Prins van Oranje; in welke Vergadering, den agttienden Augustus, bij de Staaten van Braband, Vlaanderen, Holland, Zeeland, Utrecht, Mechelen en Vriesland bepaald en vastgefteld werd : „ I, dat niet te„ genftaande het overlijden van Zijne „Doorluchtigheid, de voornoemdeLanden en de overige ]] mede verbonden Gewesten , niet " tegenwoordig, met elkander zouden verëenigd blijven, ingevolge deUn i e ', van Utrecht. II, Het aanftellen van Graaf Maurits, daar toe ver„ zogd zijnde,tot hoofd van den Raad van " Staate, om bij voorraad en tot dat na' „ der C/0 Bor, XIX Boek, fo. 2 verft & fW*  geschiedenissen; i79 der zou voorzien zijn, alle de deelen ,j van 't beituur uit te oeffenen, ingevol}, ge van eenen lastbrief, ten zelfden » dage, vervaardigt (n), en III, het >, bepalen der Imposten , tot onderhoud » van den Oorlog, zo te Land, als te 5, Water (?)." ZES* (?) Bor, XIX Boei, fo. 5 verf, en fo. 6. OO Dees Lastbrief , welke vrij uitvoerig is. en XXXIV. Artijkels inhoud , word gevonden bij Bor, XIX Boek, f0i 6 verfo & fcqq. Ik zal omtrent dezelve alleen doen opmerken, dat ze met de grootfte omzichtigheid , ter bewaaring van onderlinge eendragt en om aan 't befïuur van zaken , alle mooglljke werkfaamheid te geven , ontworpen was. De Leden, welken, benevens Graaf Maurits , als Hoofd , deeze Souvereine Vergadering uitmaakten, beltonden in drie Afgevaardigden wegens Braband,' twee van Vlaanderen , vier van Holland , drie van Zeeland, twee van Utrecht, een van Meche* len en drie van Vriesland; dan hun last was echter voor niet langer, dan drie maanden, bij de Provinciën,onderling, bepaald, doch werd zederd, van drie tot drie maanden, verlengt. Volgens Refolutie van Holland, van den 1 September, was bij Holland , Zeeland en Utrecht , de wedde van den Jongen Prins op twee duizend gulden 'smaands, voor hunne Provinciën, bepaalt; wat de overige Gewesten hem toegelegd hebben, is mij niet gebleken. M a XV, Afdeè»  XVI. AFDEELING.I584. Gefield, heid onder de Botidgenooicn. [80 TOONEEL DER STAATS- ZESTIENDE AFDEELING. Toef and der Ver.ee nigde Gewesten, bij het overlijden van den Prins van Oranje. Handeling met Vrankrïjk over den opdragt deezer Landen, aan die Kroon; zwarigheden deswegen bij Holland ontjlaan; loopt vruchtloos af. De Staat der zaken waarin de Prins van Oranje, door zijn ontijdigen dood, de Vereenigde Landen had moeten laten , was ongemeen zorglijk. De Prins van Parma hielt, met een magtig heir, Braband genoegfaam in bedwang, en was zo wel daar, als in Vlaanderen, meefter van verfcheiden Steden; in de drie Provinciën, H 0 lland,Zeeland en Utrecht,tot welke Oranje de naatiïe betrekking had, fcheen het vrij bedaart, en een gerezen gefchil, tusfchen 't Zuiden en Noorder deel van Holland , omtrent elks op te brengen lasten, werd, kort na 'sPrins- fen  GESCHIEDENISSEN. 181 fen overlijden, in 't vriendlijke beflist;in Gelderland, alwaar onlangs Graaf Adolf van Nieuwenaar tot Stadhouder aangenomen was , heerschtte groote tweefpalt (i)- ook waren nog eenige Steden van (i) Wagenaar in zijne Vadert. Hij?. VIII Deel, bladz. 12, brengt deeze oneenigheden voor eene waarfchijnlijke reden bij, waarom Gelderland zig niet onder het opperbewind van Graaf Maurits en den Raad van Regeeringe begeven had, gelijk dan ook den naam van dit Gewest, zo min in 't hoofd der Refolutie van de Staaten Generaal, tot voorziening op het Huk van Regeering, als in den Lastbrief, tot dat einde, ontworpen, geleezen word {zie hier vooren, bladz. 178.179)011 men kan 'er ook, indedaad, geen nader denkbeeld aan hechten, dan dit; vermits van elders blijkt, dat de welgezinde van die Provincie, ten uicterfte genegen waren , in de Unie te blijven, en zulks door eene Staats -Cemmis/te aan die van Utrecht deden verzekeren', met verzoek van bericht „ omtrent dea „ form en voet van Regeering, die men zoude mo„ gen neemen , om de gemeene zaak en den aan- „ kleve van dien, (taande te houden." Daar nu de Staaten van Utrecht, hier op, reeds den negentienden Julij , na genoegen antwoord gegeven hebben. (Bor, IXIX Boek, fo. 4 en verfo) en het befluit , deeze groote zaak betreffende , eerst een maand later, bij de Generaliteit, genomen werd, moeten noodzaaklijk de beletzelen, aan de zijde van M 3 Gel- XVI. afdeeling.  XVI. Afuee- 182 TOONEEL DER STAATS, van dat Gewest, in 's Vijands handen; Overijssel zag zig,aan twee kanten, door den Spanjaard benaauwt, terwijl een gedeelte van Vriesland dooxFerfrgo, die, van 'sKonings wegen, het be, vél in Groningen en de Ommelanden voer, de,met brandichatting gedrukt,en inontzach gehouden werd («)• Omftandigheden ten uitterfte beklemmende, voor het pas opluikend Gemeenebest; hierbij kwam nog de bekommering omtrent Antwerpen, Welke Stad men wist, dat met eenen aanval der Vijanden bedreigd werd (2). Deeze („) Bor, XIX Boek, fo. 5 verfo. Gelderland ,uit de bovengenoemde qorzaak, ontftaan zijn. (O De Pr,ns van Oranje had, eenige weeken voor zijn overlijden. den Burgemeefter van AnU » »„. pn den Griffier Willem Mar- yierpen ,Aldegonde en oen ui , tinl van deezen toeleg des Vijands, ta zijn Kabtkennis gegeven, hun zeggende, dat pj zulks, ab zeker, konden houden , alzo hij er van verwittigd was, door een Perfoon van aanzien, d,e «g M het nemen van dit befluit tegenwoordig bevonden had; hun voorts waarfchouwende van zig mer L niet te ontzetten , maar de goede Gemeente, wanneer Parma de Stad mogt belegeren, of de R>t.t. (landvaitiRheio) te bemoedigen.  GESCHIEDENISSEN. 183 ze opftapeling van zwarigheden, vergrootte eerlang nog merklijk, toen Parma zijne overwinningen , gedurig voortzettende zig,in korten tijd,ook meeftervanbijna geheel Vlaanderen maakte en vervolgens Antwerpen daadlijk belegerde; middelerwijl dat Ferdugo, op Overijssel en Gelderland, zijne aanflagen fmeedde, zonder, dat aan de zijde der Bondgenooten krachtdadigen weêrftand kon geboden worden. De droom dus hooger en hooger rijzende, buiten hoop van de uitwerkzels langer te kunnen keeren, befloten de Staaten Generaal het oog naar elders,om hulp,te moeten wenden.Door den dood des Hertogs van Anjou waren wel de op nieuw met hem begonne onderhandelingen geftremd, doch daar alles wat dien aangaande, nu en te vooren, gedaan was, met kennis van den Koning zijnBroeder, gefchied ware, meenden de Staaten best te zijn, en zulks te meer, doorwe/ verzekering van de Stad , onder Gods hulp, binnen twee maanden, te zullen ontzetten. Dezelve verder radende, wat vereischt wierde,om tegen alle overrompeling veilig te zijn. B o r , XIX. Boek , fo. 12, virfo. M 4 XVI, Afdee- ling. De Staaten Generaaldoen den Koning van Vrankrijk, de Opperheerschappijlanbieien.  j84 TOONEEL DER STAATS- xvt. AFDEELING, doordien wijlen de Prins van Oranje, altoos , het meelte tot eene- verbintenis met Frankrijk fcheen over te hellen ( 3 ), ver- (3 ) „ Dit gewichtig ftuk , zegt de Heer Stijl , „ had altijd 's Prinsfen Staatkunde de meelte bezig„ heid verfchaft. Men meende, na zijn dood, zij„ ne grondbeginsels te kennen, en men achtte zig „ verplicht, uit eerbied voor zijne gedachtenis, op „ geene andere te bouwen. Maar 't fchijnt wel, „ dat men zig nopens het eerfte bedroog, en dat, „ daarenboven , het laatfte , bijaldien men ook „ 's Prinsfen waare mening getroffen had , boven „ de verwachting moeijelijk zou gevallen zijn. Tot „ het volgen van zijne maatregels wierden immers „ de bekwaamheden , welke hij algemeen bezat en „ geene mindere voorrechten van achtbaarheid en „ algemecnen invloed, dm de zijne, vereischt; al „ het welk met hem, zonder eenige kenbaare voet„ ftajipen natelaten, verdvveenen was. Wat de be„ fcherming van Vreemden betreft; uit veele han„ delingen van den Prins zou men beüuiten, dat hij geoordeeld had dezelve niet te kunnen ontbeeren , hoe wel zommige vertoogen, door hem ,', in de hacheüjkfte omftandigheden ter Vergaderinge der Staaten gedaan , (zie onder anderen, dit '„ Deel , bladz. 94 en vervolgein) te kennen ge'„ ven, dat hij alleenlijk wegens hunne traagheid in " het opbrengen der vereischte geldfommen, van dit gevoelen was. Maar fchoon hij uit dien ', hoofde , den weg tot handelingen altoos open » beef?  GESCHIEDENISSEN. 185 verdere hulp in dat Rijk te zoeken, door nu de Opperheerschappij dee- „ heeft gehouden , zijne wijze van zulks te doen toont duidelijk, dat hij de onderwerping aan eene vreemde Mogenheid aanmerkte , als eene Klip , „ welke men tot in den uitterften nood behoorde te „ fchuwen. Hij handelde onophoudelijk : maar „ hoe voorzichtig, hoe fchoprvoetende en met welk „ eene fijne kunst! Tot Vrankrijk fcheen hij ,, meest te neigen , maar bij deeze voorkeur had ,, hij geen ander inzicht, dan de verwijderingen, „ tusfchen bet Spaanfche en Franfche Hof, te ver„ grooten; welke betrachting aan de Engelsche „ zijde, overtollig zou geweest zijn, doordien tus„ fchen Engeland en Spanje, zo wegens het ver,, fchil van Godsdienst als anderzins, niet de minde ,, gemeenfchap van Staatsbelangen meer overig was. Ook belette hem dat onderfcheid niet, met Enge,, land en Frankrijk , tevens, te handelen, gelijk „ hij doorgaands deedt, om aan beide Hoven den „ naijver voedfel te geven. Het geen te vooren verhandeld is , aangaande 't innaaien van eenen uitheemfchen Landvoogd , of Opperheer , bewijst „ wel, dat Oranje zomtijds, geperst door eenen „ famenloop van omflandigheden, waar onder de af,, gunst der Grooten, voornaamlijk geteld wordt, iets aan den tijd heeft moeten toegeven , maar „ tevens, dat hij zijn groot oogmerit nooit verge,, ten heeft , om zig zeiven en de Gewesten, die „ zig op hem verlieten, tegen de willekeurige heer,, fchappij van eenen Vreemdeling te beveiligen. M 5 „ Wil, xvr, afdeeling.  XVI. Afdee iing. m TOONEEL DER STAATS- " deezer Landen, aan Henrik den III, op te dragen (4)- Hunne Gezanten, de Heeren la Mouilliere en Asfeliers; die'zig nog onderweg bevonden, kregen, dan last naar Frankrijk te vertrekken, en den Monarch de opdragt te doen, onder dezelfde voorwaarden, als waarin de Hertog te vooren bewilligd had (*), en om voorts aan te dringen, op eene fpoedige hulp; men ging zelfs zo ver, van den Gezanten vrijheid te geven, om den Koning voor te dragen, dat indien hij zwarigheid mogt maken, met Spanje in openbaren oorlog te komen en liever wilde, dat de opdragt aan zijne Moeder gefchiedde, men haar deswegen zoude onderhouden , mits de Koning, bijgefchrifte, beloofde , haar (j) Hooft, XXI Boek, bladz. 920. Wilde men zijn voetfpoor volgen , men moest dan ook, gelijk hij, op de gevaren, welke men te gemoet ging, gelet hebben. Doch dit was onmooglijk voor een mistrooftig aantal van Burgers en onervaarene Edellieden." Opkomst en b oe, der Vereenigde Nederlanden, blad,. »oi &/>«. (4) Deeze bezending gefchiedde, zo als nader blij- ken zal, zonder toeftemming van Homa»» ea Zeeland.  GESCHIEDENISSEN. 187 fn alles te onderfteunen (o). Welke goede verwachting zommigen zig van deeze bezending vleidden , de Franfche Staatkunde was te doorzichtig, om zo fpoedig, als de nood der zaken wel fcheen te vereisfchen , tot befluit te komen ; de groote hinderpaal, fchoon men 'er niet openlijk voor uitkwam, was, dat Holland en Zeeland, zo min nu, als te vooren, in den handel met Anjou, geItemd hadden, en zonder de toetreeding van deeze twee Provinciën, fcheen de Koning weinig lust tot het aanbod te hebben ; dan verwachtende,uit hoofde van't overlijden van den Prins van Oranje , dat men aldaar, in 't vervolg, minder zwarigheid zou maken, om tot het gemeen verdrag over te gaan, kregen eindelijk de beide Nederlandfche Heeren, na een geruimen tijd te Rotman opgehouden te zijn, gehoor bij de Koninginne.Moeder, die hun j wel heusch en vriendlijk bejegende, maari dezelve, met opzicht tot het groot oog-fc merk , alleen antwoordde: dat de uitge- ü drukte gevoelens van de Staaten Ge- ne- O) e. van Reijd, IV Boek, bladz, 83, XVI. Afbek? lijng. De Geantenrijgen ehoor ij de Ka» inginne loeder.  XVI. Afdee- 'ling. Keeren met den Franfche; Gezant her waards. Zijn boodfchap. (a") Hooft, XXI Boek, bladz. 921. C e ) Bon j XIX Boek, fo. 11 & feqfa .. ^ i38 TOONEEL DER STAATS- n era al den Koning zeer aangenaam géi weesl waren ; dat zijne Majefleit zijn Gezant, Pruneaux, bevolen had, van zig ten fpoedigften, met hun, naar de Nederlanden te begeven, om bij de Staaten Generaal en de bijzondere Gewesten, een fpoedig antwoord op zijne voorftellingen te helpen bevorderen , alzo 's Konings befluit, omtrent de befcherming der Nederlanden, afhing van dat der Staaten (d), Zij deden zederd nog wel veel moeite, om eenige nadere ophelderingen te krijgen, van deeze en geene zijner voornaamfte Raaden, hoedanig de Monarch wezenlijk gezint was, doch alles zonder vrucht. Zij keerden dan , in gezelfchap van Pruneaux , naar herwaards te rug, en deden vervolgens, fchriftlijk, verflag van hun wedervaren (e). Twee dagen later, te weeten, den twee- en- twintigften Augustus, verfcheen de Gezant zelve ter Staatsvergadering, om opening van zijnen last te geeven, hier in beftaande: „ dat de Koning ,, de Staaten bedankte , voor derzelver » S0^  GESCHIEDENISSEN. 189 £ goeden wil en genegenheid tot hem, 5, en zulks door tegen vriendfchap altoos „ zou trachten te erkennen. Dat „ de voortellingen aan hem gedaan, ver„ eischten, dat zijne Majefleit daar van „ nader onderricht wierde, inzonderheid „ aangaande de verandering, die zederd „ mogt zijn ontftaan, en wat de Staaten „ in 't algemeen en elke Provincie in 't „ bijzonder, gezint ware te doen voor „ zijne Majefleit, en op welke voorwaar„ den zij begeerden,van zig in de armen „ des Konings te werpen, om, volgens hun „ verzoek , geholpen te worden; zodra „ zulks bij authentijke brieven bleek, zou „ de Koning niet nalaten terftond te ant}i woorden en zijne meening te verkla„ ren; begeerende in alles rondborftig en „ met oprechtheid, volgens zijne gewoon„ te, te handelen. — Voorts betuigde de „ Koning groot leedweezen, wegens het „ overlijden van den Prins van Oranje, „ welke hunne belangen zo zeer toege„ daan was, enz. " — Ook was hij, daarenboven , met een afzonderlijken last aan Holland en Zeeland voorzien (ƒ). Den (ƒ; Bor, XIX Boek, fo, u en verft. XV!. Afdek lusg.  XVI. AFDEELING. Gevoelens deswegen , bij de Leden van 't Bondgenoot'fchap* i9o TOONEEL DER STAAtS- Dën volgenden dag werd dit gewichtig voorflel, bij de Staaten Gen era al, in overweging genoomen: die van Braband verklaarden den Koning aanteneemen, voor hun Vorst en Heer, en hem al het gezach der voorige Hertogen te willen opdragen, mits hij hun zou toeflaan de oeffening van den Hervormden Godsdienst, zonder daarin eenige verandering te gedogen; de Landen te laten bij hunne oude Voorrechten, ingevolge van dien te regeeren, en verder op alle zulke voorwaarden, als men, met gemeene bewilliging van de Provinciën, tot verzekering van den Lande, van zijne Majefleit zoude kunnen verwerven. Gelderland bragt bij, niet gelast te zijn, maar 'erhunne Principalen van te zullen verwittigen. Vlaanderen flemde met Braband. Holland en Zeeland zeiden , zig niet te kunnen uitten, voor dat zij den bijzonderen last van den Heer Pruneaux, aan hun, gehoord hadden. Utrecht beweerde van nooit gelast geweest te zijn, om met den Hertog van Anjou, of met den Koning, te handelen, en dus daarvan aan hunne Provincie eerst kennis moeften geven. Mechelen Hemde  GESCHIEDENISSEN. i9t de met Braband en Vlaanderen. Vriesland gaf voor, de verafgelegenfle te zijn, en dus niet te kunnen flemmen,zonder eerst het gevoelen der voorliggende Landfchappen te weeten, om 'er zig na te fchikken, en Overijssel fprak uit eenen mond met Utrecht (g). De Franfche Gezant, zederd, zijne bijzondere Geloofsbrieven aan de Afgevaardigden van Holland en Zeeland, ter hand gefield hebbende, en vervolgens in de Vergadering der beide Gewesten verzogt zijnde, deed aldaar bijna het zelfde voorflel, als door hem in de Staaten Generaal gedaan was, met bijvoeging, van te geloven, „dat de Koning „ van mening ware, met die van Hol„ land en Zeeland, even als met „ de andere Provinciën, te willen hande„ len en deeze Gewesten te aanvaarden, „ op denzelfden voet als de overigen, in „ hoedanigheid van Oppervorst,gelijk de „ Graven van Holland en Zeeland » geCs) Hooft, XXI Boek, blad». 922. 923, Uoa als boven, fo, u verjo ia 12. XVL afdeeling. Pr»< neauxbïj-» zonderen last aan Holland en Zeeland.  XVI. AFDEELING. Handeling daar over. 192 TOONEEL DER STAATS-' ,, geweest waren, maar niet als blootBë-; „ fchermheer derzelve Landen (#). Dit voorlTel werd in de beide Provindien, op welkers befluit alle de Overigen een aandachtig oog gevestigd hielden, van zo veel gewicht geoordeeld, en door het Lid der Eedelen aangemerkt, als het belangrijkfte, zederd den aanvang des Oorlogs (z), dat men goed vond, fchoon buiten de gewoonte om zelfs de jongere Zoonen des Adels, over dit punct, tegen den tweden Oéfober, te befchrijven (&): Men verzogt, daarenboven , niet alleen , tegen dien tijd, de gevoelens der Vroedfchappen van alle de Steden, te weeten, maar ook die van den Hoogen Raad, het Hof van Holland en de Rekenkamer (/); Waarfchijnlijk, om zig daarna, wat befluit men ook neemen mogt, bij de nakomelingfchap, volkomen vrij te kunnen pleiten, van niet onvoorzichtig in eene zaak (A) Bor, XIX Boek, fo. 11 verfo. (O Hooft, XXI Boek, bladz. 923. (A) Refolutie Holland, 26 Sept. 1584. (/) Hooft, XXI Boek, bladz. 923-  GESCHIEDENISSEN. i9: mak van dat gewicht te werk gegaan te zijn (5> LING. j, De Franfche Gezant reisde , zegt „ Hooft, van Gewest, tot Gewest en » van Sta^ tot Stad, om de Regenten, „ over- (5) Indien de StaAteN van Holland, destijds, Vrankrijk voor den natuurlijken Bondgenoot dee! zer Landen hadden aangemerkt, zo ais de naam Patriotten, ons, in de laatfte onlusten, gaarne wilden opdringen , zij zouden zo veel omzichtigheid met gebruikt hebben , als zij thans deden; Stad Amfierdam kende toen zijne handeldrijvende belangen zo wei, als tegenwoordig en niet temin tekent Wagen aar, in zijne Gefchied: van Amflerd. X Boei- , bladz. 394 > aan : „ dat de Stad fchoorvoe„ tend befloot tot de handeling met Vrankrijk, die „ den meeften Kapiteinen en Luitenants der Schut„ terijen en Wijken, geweldiglijk, tegenftondt; waar„ om het befluit tot dezelve, zorgvuldiglijk bedekt " jonden werd , voor de Gemeente." Daarentegen, eenige regels verder , van de handeling met Engeland (prekende, zegt hij , dat men, ook mét „ bewilliging van Amfierdam , befloot, Koningin „ Elifabet de Opperheerfchappij aan te bieden." _ Op zijn tijd zal ik, door onverdachte bewijzen, bewogen , dat wij geen natuurlijker Bondgenoot' als Engeland, hebben en dat door ons,met die Natie, de eerfte Koophandel gedreven is. II. Deel. n > xvi. Afdek-  XVI. afdeeling. Bezending doe die van Brabant aan KoninginElüabet (m) XXI Boek, blad». 923. (») Bor, XIX Boek, fo. 15 verfo & feqq. 194 TOONEEL DER STAATS- „ overtehalen ; uitmeetende de bekom„ mering des Konings, over deNederlan„ den, met grooter glimp dan waarheid „ van woorden O)." De Brabanders , rwier toeftand, omtrent deezen tijd, hoe ( langs hoe zorglijker wierd , deden eene bezending naar Engeland, om van dat Hof onderfband van volk,en hulp in geld te verzoeken , middelerwijl, dat hunne Afgevaardigden bij de Staaten Generaal gelast waren, om op de vordering van den handel met Frankrijk aantedringen , en insgelijks de Staaten van Holland daartoe overtehalen (»). Van elders evenwel blijkt,dat de verwarde ftaat van zaken in Braband, door het beklemmen van Antwerpen, meer moest toegefchreven werden aan hun , die het beftuur der Stad was aanbevolen, dan wel aan gebrek van Krijgsvolk; voor 't minst de Groot verhaalt, „ dat 'er, behal„ ven het fcheeps volk, tagtig vendels „ Knechten en zestien vaanen Ruiters , L tot zekerheid van Braband, waren, „ doch  GESCHIEDENISSEN. i9i s, doch in de onzekerheid aan wien hei hoogde gezach behoorde, hebben die » van de Vroedfchap, de Magiftraat, de « Burger Hopluiden en de Krijgshoof« den, eene al te groote menigte van be„ windslieden, de Regeering in bijdere „ verwarring gebragt, en dit gebrek was te verderflijker, doordien het onder „ water zetten en meer andere dingen , » die ten diende van 't gemeen, zouden „ gedrekt hebben, uit inzicht van bijzon„ der belang en eigenbaat, gefluit wier„ den (6)." De bezending naar Enge. land (6) IV Jaarboek, bladz. p4. Den toeftand der Verbonden Landen, op dat oogenblik, overwegende, zegt hij, op dezelfde bladzijde, een weinig Jager: „ men vond nu langer geen Oranje meer „ die hen,magtloos,onder den last bezwijkende en „ door menigte van jammeren ter neêrgeflagen, door „ zijne wondere dapperheid, weder kon oprichten, „ en hoop van beter uitkomst inboefemen : want „ hij was, indedaad , wel altoos gemeenzaam en „ mfcniklijk geweest , doch echter zo , dat hii ,. nimmer, noch de Vrijheid, noch zijne Achtbaar„ heid , om wien het ware , zou te kort gedaan „ hebben. Dit Hoofd hun ontvallen zijnde „ is ook de gehoorzaamheid te gelijk ter neêr ge„ zegen; zodanig, dat 'er , zonder onderfieuning N 2 van i XVI. Afdeb- UNO.  XVI. AFDEELING. De Staa ten Gene raai zen 196 TOONEEL DER STAATS- ïand, waar bij zig , zederd, een Gevolmagtigden van de Staaten Generaal voegde,werd aldaar wel niet voor 't hoofd geitooten , doch het antwoord, hoe va„ eene uitheemfcheMogenheid, geene hoop van " herfteUen was : want de Gemeente had met al" leen begonnen het gezach der Grooten, dat zonder eenigen uitftckenden luifter en nu onlangs, " door zoveel ongevallen en rampen,verzwakt was, te verfmaden: maar daar bij was ook de Soldaat niet gereed, om te gehoorzamen: en integendeel vonden zij,die te gebieden hadden,zig ontbloodt van de oude ervarenheid." — Deeze Schilderij U tot tweemaal toe, in Stadhouderhoze tijaen, zo als' op zijn plaats nader blijken zal, onder ons verrdeuwt; in 't Jaar «f71 en i747 en wat zou er in dit Land gebeurd zijn, indien, om h.er de woorden van de Groot, in den tekst gebezigt, te herhalen, de oogmerken van Bijzor.der-helang en Eigenbaat, in 't verder vervolgen van den Grootmoedigen Willem den Vijfden, door de Prüissische Wapenen „iet gefluit en die deugdzame Vorst in zijne Erfujke Waardigheden , was herfteld geworden ? Ik behoef U Hechts de gebeurtenisfen van dit jaar 1789 , £ Vrankrijk voorgevallen, te herinneren, om volledig te kunnen begrijpen , aan welke umertas ^,0^^^^ Vrijheid, blood flonden wanneer de Goddelijke Voorzienigheid de gewelddadigheden der zo genade Patriotten, met tijdig beteugeld had.  GESCHIEDENISSEN. i97 hoe vriendelijk en toegenegen ook, vol deed echter geenzins aan den fpoed, welke de zaken, hier te Lande, vereisenten (7); "t geen de oorzaak was, waarom (7) De Staaten van Holland, gelijk reeds gezien is en dat verder blijken zal, minst genegen, om zig aan 't beftuur van Vrankrijk te onderwerpen , en echter genoeg begrijpende , dat zij ligt, door de omftandigheden , daarin zouden moeten bewilligen, gaven derhalven aan Joachim Ortel, door de Staaten Generaal tot de bezending naar Engeland benoemd, eenen geheimen last mede, en wel, zegt Hooft, (XXI Boek, bladz. 927) om te beproeven vat troost Hun, benevens Zeeland, Vriesland en Utrecht, uit Engeland te verwachten Jlondt. Het antwoord der Koninginne was ook niet onguuffig. In den brief, deswegen , door Ortel aan de Staaten van Holland gefchreven, (te vinden bij Bor, XIX Boek , fo. 26) zegt hij, met betrekking tot het gedaan voorflel, onder anderen. „ Ik vin„ de haare Majefleit als nog niet gezint, om, zon,. der goede zekerheid, den Lande bij te liaan, maar „ indien men haar hier in vergenoegde, wilden zij „ niet alleen aanftonds , daar van , de verdediging „ op zig neemen , maar tevens de Privilegiën en ,, de vrijheid van Geweeten handhaven en, onder „ Gods hulp, het Land van zijne vijanden verlos„ fen; met aanbod der terug gave van de verpande „ plaatfen, tegen voldoening aan haar, van alle zo„ danige uitgaven, als met gemeen overleg zouden N 3 „ ge- ■ XVI. afdeeling. den mede iemand derwaards.  XVI. afdeeling. Men dringt Holland tot het voortzet ten van den handel met Frankrijk. 198 TOONEEL DER STAATS- om de Bondgenoot en, bij de Staaten van Holland , op het fterkfte bleeven aandringen, tot het vervorderen van derzelver raadpleging, over de handeling xasxFrankrijk.Dt gevoelens van den Hoogen Raad, van het Hof van Holland en van de Rekenkamer , op dit gewichtig ftuk, gevraagt en gegeven zijnde, werden ft gedaan zijn; wel verflaande, dat haare Majefleit , niet bedoelde hier door de Landen aan zig te wii" len onderwerpen; maar in tegendeel, om met de" zelve als goede Vrienden en Nabuuren eene eeu" wige alliantie en verbond te onderhouden, en hun' " ne Vrijheid en Privilegiën, tegen elk en eenijgelijk, te befchermen. Haare Majefleit geloofde niet, dat " Vrankrijk zodanig aanbod doen zou , zonder in " alles zijn wil te hebben, of ten volle daar van ver" zekerd te zijn. Zij meende, dat deeze verklaring " eenig vertrouwen verdiende, vermits men in haare * handelingen, 't zij met Schotland, of met andere ProteflantfcheLanden, nooit eigenbaat,maar altoos " eene rondborftige oprechtheid bevonden had; voorts " wilde zij, met de daad, bewijzen, het belang van " Holland en van de drie andere Gewesten, bene" vens, ja boven alle de overige Nederlanden, ter " harte te neemen, en dezelve, met haaren wil,niet " verlooren zal laten gaan." — Men fchijnt zig bij Holland, hier mede, vooreerst, vergenoegd t» hebben, ten minde mij is niet voorgekomen, dat er destijds eenige nadere onderhandeling opgevolgd is.  GESCHIEDENISSEN. 199 den daar van affchriften gemaakt en aar de Steden rond gezonden, om tot een grond hunner beraadflagingen te dienen zij zeggen daarin, „hoe henlieden, aan „ merkende den uitterften nood der Lan „ den, best dunkt, de vereeniging mei „ Vrankrijk te vervorderen, en zig bij die „ kroon te voegen, onder zulke redelijJ5 ke voorwaarden, welke ftrekken tot be„ waring van den hervormden Godsdiensl „ en ter verzekering van 's Lands Vrijheid „ en Voorrechten." Zij grondder hun bericht op den voorzichtigen raad, noch maar onlangs, door wijlen den Prinj aan de Staaten gegeven, in de zaak des Hertogs van Anjou (0), en na het eer en ander nad.gr overwogen te hebben, zeggen zij ten befluit „ van te moeten beken„ nen,dat 'er,buiten eene handeling me „ Frankrijk, geen middel was Brabant. „ en Vlaanderen, uit derzelver tegen „ woordige benauwtheid, te redden en dai „ men het weigeren daar van, voor Goc „ noch voor de wereld konde verantwoor ,, den; dat verder, wanneer eens deezt „ gelegenheid verzuimd wiej:de,te duch „ ter O) Zie dit Deel, bladz. 95 & feqq. N 4 XVI. afdeeling. Bericht van den ' Hoogen. raad, het Hof en de Rekenkamervan Holland. { L  XVI. afdeeling. Gevoele van /,ee land. 200 TOONEEL DER STAATS- „ ten ftond, dat zijne Majefleit het kwa„ lijk zoude neemen (8), en ons daar,, om vijandlijk handelen, of voor 't minst, „ den Koning van Spanje het gebruik der „ branfche Havens en de middelen van ,, toevoer, door Vrankrijk, verleen en mog,, te, om ons te eerder te onderdrukken; ., oordeelende derhalven, dat die van „ Holland zig in deezen behoorden te vcreenigen met Braband , Vlaandej„ ren en Mechelen (p)." Weinig da■ ger. later , fchreven de Staaten van Zeeland aan welke het bericht der drie hooge Collegien mede was toegezonden, dat zij, óvereenkomftig den inhoud van hetzelve , befluit genomen hadden, en Gemagtigden tot dat einde zouden overzenden; dringende ook in deezen, op eene gerede toeftemming, aan de zijde van Holland. „De hoogc nood, zeggen zij, „ dwong thans tot handelen met Vrank„ rijk wilde men Braband en V l a a n„ deren behouden. De dankbaarheid fi ter (>) Bok, XIX Boek, fo. 22 en verfo. ( 8 ) Wat heeft men c nze Natie, in later dagen , ai niet dikwils bang gemaakt, met dat kwalijk neemen van Vrankrijk!  GESCHIEDENISSEN. aoi „ tegen den Prins, hoogloffelijker Ge„ dachtenis, zou elk zekerlijk bewegen, „ om Graaf Maur i ts tot Opperhoofd „ te verheffen , zo hij magtig ware, de „ Landen te befchermen; doch de Vader „ zelf, heeft ons naar Vrankrijk gewee„ zen, alwaar men overvloedige midde„ len had, de kinders met eenen Staat te „ vereeren; mogt hij opzien, hij zou „ Holland , Zeeland en Utrecht den„ zelfden raad geven: gemerkt de Koning „ de andere Nederlanden , zonder dee„ zen, weigerde te aanvaarden (#)". Zodanig Vertoog maakte echter geen algemeenen indruk op de Staatsleden van Holland, en daar in 't openbaar reeds, een geruimen tijd, allerhande gisfingengemaakt wierden, omtrent de partij, die deeze Provincie ftond te kiezen, en 's Lands Advokaat,Mr. PaulusBuis,zelfs gehouden werd, voor de man, die de handeling met Vrankrijk meest ontraade (r), vonden de Staaten nodig, de Leden tot (tf) Hooft, XXI Boei, bladz, 929 & feq4. (O lioR, XIX Boei, fo. 23 verfo. N 5 XVI. Afdee ling.  XVT. afdeeling. Vertoo van Gra; Maurit in de Vergadt ring vai Hollanc (O Vader l. Bijtor ie, VIII Deel, bladz, 39, 202 TOONEEL DER STAATS-; tot deeze raadpleging befchreven, onder? lingen bij eede te doen beloven, van alles geheim te zullen houden (f); eene voorzichtigheid, die, in dit geval, daar de gemoederen zo verdeeld waren , geenzins af te keuren was. Middelerwijl de nog voortdurende overweging der Steden, omtrent dit gewichtig ftuk, leverde Graaf 6 Maurits een betoog ter Staats-Verga!f dering, waarin hij, na opgemerkt te hebben de goedwilligheid der Staaten, \ omtrent hem en zijn Huis, dezelve herr- innert, „"hoe ver men met wijlen zijn „ Heer Vader gekomen was, over de op„ dragt der Graaflijkheid, en dat de in„ huldiging, zonder hoogstdeszelfs 011* „ tijdigen dood, waarfchijnlijk, airede „ plaats gehad zou hebben. Hij bragt „ dit niet bij, om te beletten, of te wil„ len tegen houden , zodanige beflui„ ten, als de thans dringende nood des , Lands vereischtte, veelmin, om eeni„ ge twijffeling te opperen, omtrent de „ goede geheugenis der trouwe, menig„ vuldig beweezen dienften, moeiten en „ be-  GESCHIEDENISSEN. 203 „ bezwaren van gemelden zijn Heer Vader, ten oorbaar van den Lande, maar „ alleenlijk, om de Staaten vriende„ lijk te verzoeken, dat zij, in 't hande„ len met Frankrijk, zulks in 't oog ge„ liefden te houden, op dat hij en zijn „ Huis, naar reden en billijkheid, met „ de daad, mogten ontheven worden van „ de zwaare lasten en fchulden, in welke „ wijlen zijn Heer Vader, ten dienfte van „ het gemeen belang, gevallen was." Zig voorts aanbiedende, „fchoon nog jongen onervaren,tot alles, waar toe men hem „ bekwaam mogt oordeelen; hoopende, onder Gods zegen, alle zijne pogingen aantewenden, tot genoegen van de „ Staaten en ten nutte van den Lan* de O)." Omtrent deezen tijd leverden die van Gouda, mede, een wijdluftig Vertoog ter [ Dagvaart in, behelzende redenen, waar-1 om zij befloten hadden, nimmer in de han-' deling met Frankrijk te zullen bewilligen: „ 't was waar , zeggen zij, dat indien „ men (O Bo*> XIX Botk, fo. 57 terfo. en 2*. XVI. Afdee* linc. Van Gouia tegen len hanlel mee 'frank' njk.  XVI. AFDEELING. .f2o4 TOONEEL DER STAATS-' ,, men uitheemfche hulp wilde inroepen; „ nergens magtiger dan in Frankrijk te „ vinden zijn zou, maar hoe dan, wan„ neer deeze magt, naderhand diende , „ om ons van onze vrijheid te bero„ ven ? De Koning betoonde zig ijverig „ Roomschgezint en zou derhalven on„ zen Godsdienst, niet kunnen handha„ ven, zo lang hij den zijnen ernftig aan-' „ kleefde, 't Was niet te verwachten , „ dat zijne looze Moeder, die deezen „ handel voornaamlijk dreef, het wel met „ ons meende, als zijnde eene dubbele „ bedrieglijke Vrouwe. De ondernee„ ming van Anjou, tegen Antwerpen, kon „ ons leeren, wat men van dat Rijk te „ wachten had. Het vleijen van Prune- aux, die overal rondtrok, om Steden „ en Perfoonen te winnen, behoorde arg„ waan te wekken; de Franfchen moest „ men minst vertrouwen,wanneer zij het „ beleefde waren. Men beriep zig wel, „ doch te vergeefs, op het gevoelen van „ wijlen den Prins, en dat die tot den „ handel met Frankrijk geraden had; „ inaar wanneer toch , had hij gewilt, dat men ook Holland en Zeeland „ aan Frankrijk zqu opdragen ? Deeze n bei-  GESCHIEDENISSEN. so£ £ beide Gewesten had hij altoos tot eene veilige wijk voor zig behouden, niet „ uit Staatzucht, waar van zij hem vrij„ kennen, maar, om dat hij den franfchen „ de geheele zaak nooit dorst toe ver„ trouwen. Oordeelende zij derhalven, dat men, om de mening van den Prins'„ op te volgen, Holland en Zee„ land nooit aan deeze Kroon moest „ onderwerpen. Uit het voorig gedrag 5, des Konings en zijn bellier tot hier toe, bleek niet, dat wij 'er groote hoop van „ voordeel, voor onze zaken, in konden „ vinden. Geen Land-aart ter wereld was „ 'er, die met pas veroverde Gewesten „ darteier omfprong, dan de Franfchen; waarvan niet alleen Sicilië, Napels en Milaan, maar onze eigen Steden in „ vlaanderen,onderdenHertogvan „ Anjou, ten getuige flrekken. Hij ver„ gist zig, die meent, dat de Koning van „ Vrankrijk den oorlog tegen Spanje ter „ harte ging : zij verflonden zig onder„ ling en trokken eenen lijn. De dag van „ S. Bartholomeus, de neerlaag van den „ Heer van Jenlis, de aanllag op Anïwer„ pen , het overleveren van Duinkerken „ en andere voorvallen, beweezen, hoe XVI. Afhee- ling.  % XVI. Afdee* ■ing. yo6 TOONEEL DER STAATS-; „ ernftig zij 't met ons meenden, en hoe „ fchoon zij elkander in de hand werk„ ten. Weinig was 'er ook te rekenen op „ een Vorst, die het, bij andere Mogen„ heden, minder fchande zou rekenen, „ ons,-dan Spanje, te bedriegen; want „ een van beiden moest zeker gefchie„ den;ten onzen opzicht kon hij zig ontfchuldigen, met de uitfpraak der Kerk„ vergadering van Conftans, dat men den „ Ketteren geen woord behoort te hou„ den; en zouden wij dus geen loon na „ verdienden krijgen, van verraden te 5, worden door hem, dien wij zelfs tot on,, trouw en verraad wilden verleiden?In» „ dien de Koning van Vrankrijk oprecht handelde,hij zou het bezit deezer Landen nietbegeeren,maar ons eerder aanmanen, tot de oude gehoorzaamheid, 't geen hem tot lof bij de geheele we„ reld zoude flrekken, uit hoofde zijner „ daar door betoonende trouw aan Spanje. Men dreef wel, dat men den misdag des Hertogs van Anjou moest over„ dappen, orri dat men niet begreep, dat „ zijn voorneemen gemist was, om den Prins en de Stad Antwerpen, in handen der Spanjaarden te brengen; men „ be  GESCHIEDENISSEN. acp? £ behoorde zig derhalven te wachten, dat „ men ons niet, ten tweede maale, 't net „ over het hoofd ftreek. Nog zeide men, „ dat wij veele gunftige voorwaarden, „ van Zijne Majefleit, zouden kunnen be„ dingen, om ons voor alle gevaar gerust „ te ftellen, met opzicht tot het krenken „ onzer Privilegiën: doch, waar bleek 't, „ dat de Koning nog iets meer dan alge„ meene beloften gedaan had? willende „ flechts , dat men zig, zonder beraad, „ onder zijne befcherming begave; im„ mers uit het verflag der Gezanten bleek „ het, dat iets dergelijks de meening der „ Koninginne Moeder was. Braband, door Pruneaux gewonnen, dreef, dat. „ men op geene al te naauwe bepaling „ dringen moest; welk deed vermoeden, „ dat de Koning zig de handen niet zou 3, laten binden. Maar genomen, hij ver«,, gunde ons de Voorwaarden, naar on„ zen zin, te bepalen, wat zouden wij „ 'er mede winnen ? Parkamenten en Ze„ gels vochten niet, dit was aan Anjou ge„ bleken, had een handvol Burgers van „ Antwerpen, zig niet beter geweerd, dan „ de blijde Inkomst van Braband? hier uit „ zag men klaar, wat kracht bedongen ?? Voor: XVI. Afdeï .inc.  XVI. Afdee- linc. so8 TOONEEL DER STAATS- „ Voorwaarden hebben. Hoe ligt zou de „ Koning de gelegenheid waarneemen, „ om den misflag van Anjou te verbete„ ren, en ons van de eene of andere fter„ ke Plaats beroven ? maar geilek, hij „ deedt dit al niet,indien hij flechts eene wijle tijds, wel regeerde , en de hou„ ding aannam, van onze zaak te beijve- ren , men zou hem van zelve aan de „ hand gaan en zijne bezetting, in eeni„ ge meest belangrijke Steden, gewillig „ ontvangen, ja, ons zo verre laten be„ praten, gelijk reeds de Brabanders fpraa„ ken, dat al te veel bedingen, de Vor„ ften tot kwaadheid wekt ( 9 ), en hier „ toe werd reeds de weg gebaant, toen „ men ons poogde te overreden , om, „ met het hart op de tong, te handelen. „ Een ( 9) Dit ligt vertrouwen aan Luiden, die men te weinig kent, om hunne beloften en uitterlijke vertooning van gewilligheid, zonder waarborg, of het minlte onderzoek, aan te neemen, is maar al te veel het ongelukkig Karakter onzer Natie ; wij hellen te zeer naar nieuwigheden : dit weeten onze Misleiders, de drijvers van faftiezucht, en bedienen 'er zig, bij alle gelegenheden, tot ons bederf, meefterlijk van; gelijk de laatfte onlusten ons daaromtrent nog de fpreekendfte bewijzen hebben opgeleverd.  GESCHIEDENISSEN. 209 33 Een kwaad Huwïijk op zig zelfs, was » door de beste Voorwaarden niet goed » te maken; of denkt men, dat tusfchen „ een Vorst en Volk de band van Vriend- 5, fchap en vertrouwen minder vast be- i, hoort te zijn dan tusfchen man en i, vrouw ? De wijsheid en voorzichtig- », heid van den Prins, die de Waereld » en de Hoven zo wel kende, was met ,> Anjou bedrogen uitgekomen j of waa- „ nen wij meer doorzicht te hebben ? Wij ,j zijn Hollanders en onbedreven in de „ hooffche ftreken der Franfchen; en al 5, eens toegegeven , wij waren zo voor- j, zichtigj dat de Koning geen voordeel s, op ons kreeg, zou hij na 't uitmelken i, onzer geldmiddelen , door fchoone ,i hoop, ons niet ten prooi laten van den j, Spanjaard, en wanneer men hem op ,j zijne beloften maande, nog zeggen, dat » men hem geene voikomeii onderdanig- „ heid beweezen hadt ? Men kwam met het Utrecht s-V erbond voorden i, dag, maar dat verplichtte de Gewesten j, niet, om zodanig Vorst aanteneemen, „ als een of twee zouden mogen goed- " vinden» en hoewel de nood Braband >, en Vlaanderen al dwingen mogt, II. Deel. o v >i om xvt ApDEfi^ LINO.  aio TOONEEL DER STAATS- XVI. AFDEELING. om uit vertwijffeling, al op een te wil„ len zetten , zouden wij daarom gehou„ den zijn, ons zelfs en zo veele duizen„ de Ingezetenen,met hen,ten verderve „ te laten voeren, en alle hoop op te ge„ ven, daar wij nog zo menigte fchoone „ kerkten hadden, om den Vijand afte„ keeren ? zij, die zo fchroomachtig wa„ ren, mogten een ander hart in Holland „ komen halen, daar de arme Stad Gou„ da twee of drie jaaren omringt en be„ naauwd geweest was , zonder te bui„ gen; daar het klein Alkmaar de gehee„ le magt van Spanje gefluit had; daar de „ Leidfche Burgerij , door honger en elende, tot op de helft verfmolten,ten 5, voorbeelde van onbezweeken vroom„ heid flrekte. Steunden wij toen op Ko„ ninglijken bijftand ? of weerllonden wij „ dit alles, om ten laatften aan de Fran„ fchen geleverd te worden ? zij erken„ den echter, dat de nood van Gend, „ Brusfel en Mechelen groot was. Maar „ geilek, men kwam zelfs, op dit oogen„ blik , met Vrankrijk, tot een verdrag, „ zijne hulp zou, zo als Pruneaux ook „ erkennen moest, te laat komen , om „ deeze Steden te beveiligen; waar toe „ dan  GESCHIEDENISSEN, au i, dan zodanige överhaafting ? Onze magt „ was zo gering niet, als men dezelve }, voorftelde, 'en even of het aan den Spanjaard ftond, Holland en Zee» land met zijn gezicht te vernielen; de }> voorgaande gebeurtenisfen betoogden „ het tegendeel:men had in den aanvang i, des oorlogs , toen alles even zorglijk „ gefteld was, vijf jaaren lang, te Land „ en ter Zee, den Vijand weerftaan, en „ zou nu, daar onze zaken, door de vlijt i, van wijlen Zijne Doorluchtig» heid,in veel bloeijender ftaat waren, „ het gerucht alleen, van Spanjens aan„ nadering, en om dat Pruneaux de fchou„ ders optrok, ons zulken angst aanjagen „ en zo moedloos maken, dat wij Span* » Je> in fransch gewaad vermomd,gingen „ inhalen?dit was God geklaagd,daar"de „ moedige Oranje en zo meenig kloek „ man, zijn leeven gelaten hadt, en zo „ veele eerlijke Burgers de uitterfte ellena de bezuurd hadden,voor eene zaak, die „ wij niet tot het laatfte toe, zouden dur„ ven volhouden.'tWit waaropmen mik„ te was, om, indien al de onderhande„ ling nietflaagde, de Koning van Span„ ^,voor het minst, voordeel zou doen Da „ met AFDEËt LINOi  ais TOONEEL DER STAATS- XVI. Afdekung. „ met onze flapheid, die door de fran„ fchen in Holland te weeg gebragt „ was. Zij ontkenden ondertusfchen den " hagchelijken ftaat der gemeene zaken niet, maar zulks was veroorzaakt, door " deeze looze hoop, waar bij het gezach van Zijne Doorluchtigheid, „ van 'twelk onze verdediging, grooten„ deels afhing, merklijk geknakt was geworden. En indien de Gewesten, de " veertig tonnen fchats, 's jaarlijks, aan " den Hertog van Anjou belooft, om hun " zeivete vernietigen, befteedt hadden , Z om zig te verdedigen, zo vertrouwden • zij, dat men tegenwoordig deeze zorg" lijke gefleldheid , niet zou behoeven voor te dragen, noch Holland, dat nooit ingebreke gebleven was, om te ' betalen, behoeven te maanen tot het " naarkomen onzer beloften. Men had " wel deeglijk reden te duchten, dat de Gemeente eens den oorlog en de fchat" ting moede, in haaren ijver verflauen " zou; doch dit zou door den handel met " de Franfchen niet verbeteren; de goed' willigheid der Landzaten fproot uit lief,', de tot de Vrijheid, of tot den Gods„ dienst. Wie zou dit doen kunnen, on- „ deï  GESCHIEDENISSEN. 213 „ der een Vorst, die beiden, in zijne eigen „ Staaten , zo wreedlijk verdrukt hadt? t „ Door zulken kwaden flap zou men de „ goedwilligheid en flandvastigheid der „ Gemeente verliezen,die meer toegebragt ,, had, tot het fleunen van ons bouwval„ lig werk, dan het kloek beleid der Re„ geeringe in 't gemeen, waarop weinig „ te roemen viel. Maar zo men de ronde „ waarheid wilde fpreken, fproot de ver„ drietigheid en onlust des Volks alleen „ uit deezen handel en uit de wanorde, „ die in 't bewind befpeurd werd. Het „ gepleegde door Anjou, te Antwerpen, had „ kwaad bloed gezet, en bleef het Volk „ dwars in den krop Heken. Kan zig wel ,, iemand inbeelden, dat de Koning van „ Vrankrijk de zaken,bij ons,op zijn flel „ zal komen brengen ? Misfchien zegt „ men, Zijne Majefleit zal het ten kwade „ duiden, zo wij nu terug treden, en te„ gen ons opkomen. Vreemd gevoelen! „ zijn wij zijne beminde en groote vrienden? ,, Zou hij, om ons, met Spanje breken, „ en zou dit zo ras kunnen gefchieden ? „ dan ware het ons dubbel ongeraden , „ goed en bloed, op zulk eene ongefta„ digheid te wagen. Vreesde men 's KoO 3 „ nings XVI. Afdee ing.  Afdee LINO. *i4 TOONEEL DER STAATS- „ nings gramfchap, dan diende men in „ 't oog te houden, dat zijne gelegenheid " niet leedt, ons te Land te bevechten; "n ook had Spanje hem daar toe niet no, dig. Ter Zee was het hem niet nut; " aangezien hij door het flremmen van „ onze vaart op Frankrijk, tevens zij„ ne Onderdanen van die, op hier, ver^ „ fteken zou: ook hadt het geen fchijn , „ dat ooit eenige franfche Haven , den „ Spanjaard, op zijne begeerte, zou geweigerd geweest zijn; maar zijne gelegen, heid vereischte zuiks als nog niet. Om *' alle welke redenen zij, voor het tegen„ woordige, van de drie yoorgeftélde mid, delen, den heilzaamften oordeelden, on-. „ zen toevlucht te neemen, tot eigene be~. „ Jchermiogi tot dat zig beeter uitheem„ fche bijttand opdeedt. Slechts moest „ 'er goede orde op 's Lands zaken gefield „ worden; want men mogt zig wel ver„ zekerd houden , dat onze wanorde, \ wierd 'er niet tijdig in voerzien , de " eenige oorzaak van ons bederf zijn zou, V Hoe" billijk het was, om met den toeflandvan Braband en Vlaande" ren deernis te hebben, echter zou de vijand zijn aanwinst aldaar wel willen  GESCHIEDENISSEN. 215 jj afftaan, om hier voor het Eiland van „ Walcheren te verkrijgen. Men behoor„ de zig, hoe zwaar ons verlies ook zijn „ mogt,niet aan wanhoop over te geven; ,, dit was even zo veel, als vergif in te „ neemen, om door eenen gewiafen dood, onze pijn te verkorten. Zouden wij wel „ iemand willen ophitfen, om ons huis, „ dat van vooren brandde, insgelijks van „ agteren aan te fteken ? Dit waren, hun „ bedunkens, de zaken waar op men be„ hoorde acht te flaan , die met eene „ naauwkeurige onpartijdigheid te over,, wegen, en de voorledene gebeurtenis„ fen, bijzonder van Vrankrijk en Span- jes natefpeuren, en dan twijffelden zij „ geenzins, of men zou bevinden, dat zij „ oprecht en getrouw de waarheid had„ den aangeweezen. Was het niet, dat zij zig hier van volkomen overtuigd „ hielden , zij zouden het aangeboden „ hulpmiddel, niet alleen, zo gaarne als „ iemand der andere Leden, omhelzen , „ maar zelfs Vrankrijk te gemoet gaan , „ indien zij zodanige weldaad van den „ Koning te wachten hadden; zij wisten „ te wel, dat zo Holland beoorloogd „ werd, Gouda den eerften aanval verO 4 „ wach- xvr. Afdee ling.  %i6 TOONEEL DER STAATS, XVI. Afdee „ wachten moest, en om welke te weêr„ ftaan, de Stad zo weinig gereed was. „ Doch geen vrees voor eigen gevaar be„ lette hun, van rond en vrij te melden, „ waar *t opftondt; opdat men nader op „ het ftuk zou letten, en zig door de ge„ voelens van den Hoogen Raad, van 't „ Hóf, van de Zeeuwsche Staaten, of andere Voorzittende Leden,r\ïet laten wegliepen, en dit fmeekten zij met allen ernst. Keurde men nogthans de op* „ gegeven redenen te zwak , men hadze aantemerken , als een bewijs van „ vriei dfchap, en de laatfte daad van „ hun aller vrijheid en rondborftige ge„ meenfchap; zij begeerden geen ander „ loon hunner trouwhartigheid, dan met „ een zuiver gewisfen , zig te voegen , naar 't geen de Allerhoogften hun zou toevoegen , terwijl zij zig onfchuldig 9, hielden , omtrent de nadeelige gevol„ gen, waar mede deeze handeling het Land, zichtbaar, fcheen te dreigen,om welke af te weeren, zij, de Hemelfche „ genade aanriepen (io).a Dee- C 10) Dit fchoon Staatstuk is te vinden bij Pooft, XXI Boek, bladz, 933 en vervolgens; als we*  GESCHIEDENISSEN, m? Deeze gewichtige bedenkingen, welke door de Stad Gouda aan haare medeleden ter Vergadering van Holland, in overweeging gegeven wierden, maakten wel op deeze en geene Steden indruk; doch het grootfte getal van dezelve, overwonnen door den dadelijken nood, en gedrongen door die van Braband, Vlaanderen en Mechelen, helden, benevens de Ridderfchap en Edelen, tot de keus van Frankrijk over: „mits bij 'tver- drag niets ingewilligd wierde, tot kwet„ zing of krenking der oude verbintenis„ fen en gebuurfchappen deezer Landen , „ met mede bij Bgr , XIX Boek , fo. 28 & feqq. Ik heb, met voordacht, een vrij breedvoerig uittrekfel daar van gemaakt, om den Leezer te doen bemerken , dat de Franfche Staatkunde , zelfs in een* tijd., wanneer men nog geene Loeve/lein/cke Factie, die bron van 's Lands oneindige verdrietlijkheden , kende , bij veelen, als zeer weinig ftrokende mét ons waar belang, werd aangezien en dat men, gelijk verder in den Tekst blijkt , tot het befluit, om ons in de handen van Vrankrijk te werpen, niet gekomen k , uit overtuiging, maar uit nood-, zaaklijkheid , vermits veelen, in het oogenbliklijk gevaar., geen fpoediger weg, tot uitkomst, zagen, N 5 XVI. afdeeling. De Rid- derfchap en meelte Steden Holland, befluiten tot de opdragt der Landen aan Vrankrijk.  ai 8 TOONEEL DER STAATS- raai. XVI. afdeeling. Insgelijks de Staaten Gene- Generaal ingebragt zijnde , vind men niet, dat eenige der Gewesten, behalven Overijssel alleen (n), zig daar («) Hooft, XXI Boek, bladz. 952. (v) Refolutie Holland,van den Eerjlen DeernIer 1584. (11) Onze Hiftorie-Schrijvers fchijnen de weigering van Overijssel, aan geene altebeste oogmermerken toe te kennen: zij verhalen, dat de Overijslelfche Jonkers, om het fpel in de war te helpen, een voorneemen laadden, op hunne kosten, zekere per» foonen aan den Koning van Vrankrijk aftezenden, ten einde vrije oeffening van den Roomfchen Gods-, dienst, in de Steden en ten platte Lande, te verzoeken „in meening, zegt Hooft, (XXI Boek, bladz. m 95$) „ met de Kroonen van Engeland en Dene„ marken, of met de Hanzee-fteden; op,, dat de Koophandel en Zeevaart geen nadeel kwamen te lijden («)•" Amfierdam, Gouda en Monnikkendam, voegden zig bij dit befluit niet; doch de eerfte en laatfte Stad, fchikten zig echter, eenige weken later, bij de meerderheid. Zeeland, gelijk reeds gezegd is, was van het zelfde gevoelen (v). Dit eenftemmig begrip der twee voornaamfte Pro¬ vinciën , vervolgens, bij de ötaaten  GESCHIEDENISSEN. 219 daar tegen verzet hebben; zo dat de zaak ook aldaar doorging en befloten werd, „ dat men, om uit deezen ellendigen, wre,, den en bloedigen Oorlog te geraken, „ men de Landen aan den Koning en de „ Kroon van Vrankrijk, volftrekt, zoude ,, opdragen , en zulks op de best voor„ deeligfte Voorwaarden; mits bedingen9, de de behoudenis van den Hervormden „ Godsdienst; de Privilegiën van den „ Lande en onverminderd de oude Ver„ bonden en goede nabuurichap, met de „ Koningen en Republijken, daar mede „ de Landen, met opzicht tot denKoop„ handel en Scheepvaart, van oude tijden, j5 in overeenkomst geilaan hebben Qwj." Uit kracht van dit befluit werd 'er, bij de Staaten Generaal,eene plech- \ tige bezending benoemd, om in naam van dezelve, de voorgemelde Opdragt te' doen; O) Boit, XIX Boek, fo. 32 verfo. i> 953) zo men vermoedde, het fluiten der onder„ handeling, daar door te vertragen en den Span„ jaard met tijd, tot vordering zijner zaken, te ge« „ rijven." Bor ftemt hier mede overeen, XIX Soek, fq. 33, XVI. Afdee- .ing, De Ge. :anten 'ertrekten naar 'rrank■ijk.  aao TOONEEL DER STAATS- xvi. Afdee- ung. doen; welke Heeren dan ook, in 't begin des volgenden Jaars, naar Frankrijk vertrokken (i*). Den (12) Zie Bor, XIX Boek, fo. 32 verfo. De Groot over deeze keuze van Vrankrijk fprekende , en over de geheime puntten van het berichtfchrift, den Gezanten mede gegeven, drukt zig, om* trent het een en ander , dus uit „ zo is 't, dat de „ hooge nood der tijden, de oude vijandfchappen , „ en die, welke door de daad van Anjou vernieuwd „ waren , overwonnen heeft; 't geen tevens een „ wichtig geheim aan den dag leidde, naamlijk, dat „ de Nederlanders wel onder eenen Heer leven kon~ „ den, maar niet onder Spanje; immers men eisch„ te ongelijk minder Voorwaarden van den Koning, „ dan men den Hertog van Anjou had voorgefchre- ven, en de Gezanten hebben de geheimfte punc„ ten van hun berichtfchrift , uit vrees voor aan„ (loot, dadelijk, opengelegt; ook werden onder „ dezelven, dezulken befchaaft, die eene altegroote „ liefde voor de Vrijheid, haatlijk mogten maken, „ te weeten : dat de Staaten zouden mogen ver„ gaderen, wanneer het hun geliefde, zonder 's Ko„ nings verlof; dat de Raad be/laan zou , uit „ Nederlanders; dat de Landvoogden en Magi„ jiraten, uit een genoemd getal gekooren zouden „ worden, en geene Ampten geven, dan aan Lui' „ den , die den heerfchenden Godsdienst beleden} „ hoewel eenige Gewesten, in 't overftappen dee„ zer puntten, weigerden te bewilligen." IV Jaarboek,  GESCHIEDENISSEN, saï Den dertienden Februari]' hadden zij hun eerfte gehoor bij den Koning: wanneer de Gelderfche Kanzelier, Leoninus , den last, hun toevertrouwt, opende;eene korte befchrijving deedt, van de gelegenheid der Landen, welke men Zijne Majefteit aanbood; beftaande in nog negentig vaste Steden, behalven veele andere fterkten; een groot aantal ichepen, veel bootsvolk; bekwaame reeden,havens en ftroomen; over dit alles fmeekte hij, dat de Koning de befcherming en de heerfchappij wilde aanvaarden ( x ). Het antwoord van den Monarch was overeenkomftig de vriendlijkheid van het aanbod; de Koning eischte, vooreerst, dat de Gezanten de punclen van hunnen last, fchriftlijk, zouden inleveren, om 'er zig vervolgens over te kunnen beraden (y). De O) Hooft, XXI Boek, bladz. 973. (?) BoR, XIX Boek, fo. 55. boek, bladz. 95. Bor zegt, dat de Franfche Heeren het inleveren van de bovengenoemde Voorwaarden afkeurden, ten waare zij de zaken wilden bederven : XIX Boek , fo. 55. Een nieuw bewijs, hoe oprecht men het in Vrankrijk, met de wezenlijke rechten en voorrechten van de Nederlanders, meende. 3* XVI. AFDEELING. 1585. Krijgen ;ehoor Dij den Coning*  222 TOONEEL DÉR STAATS- XVI. Afdeeling. Treden in onderhandeling. De Voorwaarden ^dan ontworpen èn na1 denfranfchen finaak, dat is, zo als Wagênaar het uitdrukt, niet bedingender-maar fmeekender wijze ( z ), befchaaft zijnde , werden dezelven onder het oog des Konings gebragt (13), welke, na die geleezen te hebben, zijn Kanzelier, benevens den heer Pruneaux , magtigde, tot verdere onderhandeling met de Gezanten ; men kwam wel tot verfcheiden reizen bij elkander, maar de groote zaak, waarop het aankwam, naamlijk eene fpoedige hulp , bijzonder tot ontzet van Brusfel, ont- (2) Vadert. Hiftorie, VIII Deel, bladz. 58. (13) Deeze voorwaarden zijn te vinden bijBoR-,XIX Boek , fo. 55 verfo & feqq. en bij Hooft, XXI Boek, bladz. 974 en' vervolgens. Ik kan niet voorbij , hier optcmerken , dat in liet Eerfte Attijkel, Holland en West-Vriesland , onderfcheiden benoemd worden, daar voorheen alleen de naam van Holland gebezigd werd. Wagenaar geeft hier van de reden op, wanneer hij zegt, dat |it gefchiedde , om daar door het noorder gedeelte van Holland te kenfchetzen , welk van ouds, gedeeltlijk, Westvriesland genoemd werd, en in de handeling met[Vrankrijk, niet wilden treden, ten zij men hun, als een Landfchap op zig zelf, aan HoLLANDg*3>oegt, aanmerkte. Vaderl. Hift. VIII Deel, blada» 59, in de noot.  GESCHIEDENISSEN. 223 ontmoette zo veele zwarigheden, dat men den fpijt had, van die Stad in de handen van Parma te zien overgaan , en kort daarna te verneemen, dat men ons door fchoone woorden en onder betuiging van de beste genegenheid, niet te min, eindelijk , aan ons eigen lot ten prooije gaf. De Kanzelier den Gemagtigden bij zig ontboden hebbende, verklaarde: „dat „ Zijne Majefleit bleef volharden in zij9 ne goede genegenheid, en niets meer wenschte, dan de behoudenis van de ,, Nederlanden; doch dat hij ten aanzien „ van den ftaat zijns Rijks,tegenwoordig „ de befcherming en heerfchappij van de „ gezegde Landen, niet konde aanvaar„ den,noch,om deeze,in den oorlogtre- den; echter,waar hij anders den Staa„ TENeenigen bijfland,of voordeel, kon- de toebrengen, zoude hij zulks niet ver- zuimen, uit hoofde van de groote eer „ hem, door den opdragt der Nederlan- den, aangedaan"5 enz Zodanig was het gevolg van die veelbelovende hulp van Frankrijk, waar op men met zo veel drift gebouwd en 'er zig zulke Kafleelen van in de lucht getimmerd had. De Gezanten keerden onverrichter za- O) Bor, XIX Botk, fo, 69. XVI. Afdeb- ling. De Kcn ling wei. jert de opdragt. Aanmerking.  **4 TOONEEL DER STAATS- XIV. AfdebLing. zake terug en al 't verflag, welk zij vari hunne onderhandelingen konden geven j was, dat zij, door franfche hoflijkheden, aartig om den tuin geleid waren. Men was *«f /oé«,zegt onze Vaderlandfche HiftorieSchrijver,/« 't algemeen, rouwig over ;fchoon men 'er, naderhand, den Hemel, vuriglijk t voor gedankt heeft (14); ZE- (14) Wagenaar, VIII Deel, lladz. 66. Stijl irt zijne opkomst en bloei der Vereen: Nederh bladz. 204 en 2©5 zegt, van den Opdragt aan Vrankrijk Iprekende: „ dat de voorwaarden fmeekende ingelteld en ,,raet bevende handen overgeleverd wierden. Ik geloof niet, gaat hij voort, dat in het ganfche beloop onzer Vaderlandfche Gefchiedenisfen iets te vinden is, dat meer tot onze vernedering (trekt — Wie ,,zou het geloofd hebben? dat manhaftig Volk, die „moedige Grondleggers van het Gemeenebest, vallen „den Franfchen Monarch, ootmoedig, te voet en „fmeeken hem, dat hij, uit ontferming, hunne Landden voor altoos aan zijne Kroon hechte. Zij vijze„ len, om niet afgeflagen te worden, hunne voordel^ „ ge gelteltenis ten top; en, daar eene enkele Stad C*) ,,nog onlangs bekwaam geweest was, om de Vrrj- heid, tegens 's Konings Broeder, te handhaven, biets den zij hem thans negentig goede Steden aan, als „ onderpanden der flavernij. Zij vergeeten de fnerpenda „roede der Franfche heerschzucht, zelfs den S. Bar„tels nacht, zo volkomen, dat zij zig ook uit Parijs, ,jde handhaving van den hervormden Godsdienst „kunnen beloven. Onbegrijpelijke blindheid 1" (*) Antwerpen,  GESCHIEDENISSEN» éns ZEVENTIENDE AFDEELING Algemene Schets van den toefand der zaken ; handeling met Engeland; Graaf Maurits word Stadhouder, Kapitein Generaal ««Admiraal wHouand en Zeeland. iddelerwijl dat men , van de zijde der Staaten Generaal, in Frankrijk alle moeite aanwendde, om dat Hof tot onze belangen over te halen , bleef de Vijand voortgaan , zijne overwinningen te vervolgen. Het voornaamfte gedeelte van Vlaanderen was, in 't afgelopen Jaar, reeds in handen van Pan ma, en welke nog dadelijk niet alleen Antwerpen belegerd hielt, maar ook verfcheiden andere Gewesten, deerlijk, benaauwde, zonder, dat door de Staatfchen eenige merkbaare voordeden bevochten wierden; en het is, indedaad, te verwon* deren, hoe dit klein Gemeenebest, in alle zulke tegenheden, 't hoofd nog heefe kunnen bovenhouden; dan van achteren II. Deel. p U(:ckj '4 xvit Afdee« ling. '535' Gefield* ïeid der Nederanden.  S£6 TOONEEL DER STAATS- XVII. Afdee» ling. bleek, hoedanig het wijs beftuur eener altooswakende Voorzienigheid, Vaderlijk, zorgde, dat wij,onder dien overmaat van rampen, niet bezweeken! — Op eens, en onverwacht, door Frankrijk afgeweezen te worden; onzeker te zijn, of men in Engèland gelukkiger zou (lagen, en met reden bekommert, omtrent den flaat eener eigen verdediging, daar de kans der wapenen zo zeer tegenliep, waren omftandigheden, welken het vooruitzicht, van eens dat gro«ts gebouw der Vrijheid tot ftand te zullen brengen, merklijk benevelde. Wij hebben in de vorige Afdeeling gezien ,dat,middelerwijl deBoNDGENOoten nog beraadflaagden, om deeze Landen aan de franfche Kroon optedragen, men tevens bij het Engelfche Hof aanzoek deedt, tot hulp en bijftand , 't geen zulks niet geheel afwees (0); doch daar de dadelijke nood van Braband en • Vlaanderen geen uitflel gedoogde en de onderfteuning van den kant van Vrankrijk, veel fpoediger werken kon, dan Qa) Zie hier y oor en, Bladz. 195, I96-  GESCHIEDENISSEN. ê*$ dari die, welke eerst uit Engeland moest gezonden worden, werd Holland ook eindelijk Overreed, in de Franfche handeling te Hemmen; temeer, vermits het bleek, dat Koningin Elizabeth deeze voorkeur niet fcheen te mishagen,, maar, in tegendeel, bleef voortgaan van deel in onze belangen te neemen; ja zelfs, met de beste betuigingen van vriendfehap, eenen Gezant herwaards zond ; gelijk zij verder ter bevestiging van haare goede genegenheid, den Staaten Generaal , bij misfive, en nader door monde van den Heer de Grijze , haare fmert betuigde^ over de in Vrankrijk ontvangen weigering, zeggende in den brief „ hoe zeer het haar gefpeten „ had, van de Staaten geftoort te zien in d, de hoop, die zij Helden, in de hande„ ling met Vrankrijk en zulks in eenen „ tijd, daar de nood zo dringende wasj „ doch dat door dit gebeurde, haare op,, lettenheid en zorg, voor het welzijn „ deezer Landen, niet verminderd, maar i, veel eer vermeerderd was," enz. (Z>). Dit (5) Bok., XIX Boek, fo, Cn verfo en fo. 6> P a XVII. Afdes* ling. Henscfi gedrag ran KoïinginElizabeth,  XVII. AFDEELING. Men wend zig tot haar. (e; Boa, XX Boek,fo. 63. ö8 TOONEEL DER STAATS- Dit vriendelijk gedrag der Britfche Vorrtinne wekte eene nieuwe hoop in de verflagen gemoederen, en men begreep, eenparig, om nu het oog naar dien kant te moeten wenden. Hier op werd beiloten de verbonden Gewesten, elk op zig zeiven, te doen vergaderen , ten einde te overwegen: of men aan haare Majefleit de Opperheerfchappij deezer Landen zoude aanbieden, dan fl'echts met haar, oVer eene altoosdurende befcherming fandelen; ofwel, van zig alleen te bepalen, bij net verzoeken eener dadelijke hulp, onder behoorlijke verzekering, van der Staaten wege, voor de voldoening (c). In Holland was men het, Gouda alleen uitgezonderd, fpoedig eens, om der Koninginne de Opdragt te doen; doch bij de andere Landfchappen duurden de raadplegingen langer, en het liep aan, tot in 't begin van Junij, eer Zeeland goedvond zig bij de overige Bondgenooten te voegen, en zulks nog op den aandrang van Holland, weike Provincie, ten einde het werk door te zetten, ernftig verklaarde, over geene zaken van belasting of regee-  GESCHIEDENISSEN. 225 ring, te zullen raadplegen', zo lang de bezending naar Engeland niet gefchied ware (dj. Den agttienden Junij, vertrokken de Gezanten, doch door tegenwinden en andere onvoorziene beletzelen, in hunne reis vertraagt, landden zij eerst den zesden Julij te 's Gravefende ;van waar zij zig , vervolgens, naar Londen begaven en op kosten van de Koningin deftig behuist en onthaald wierden. Den negenden Julij, hadden zij gehoor bij Haare Majefteit te Greènwich. De Penfionaris van Dord, Joost, van Menijn, voerde bij deeze gelegenheid het woord. Na alvorens Haare Majefteit, uit naam der Staaten Generaal, bedankt te hebben, voor de blijken van toegenegenheid tot deeze Landen, gaf hij der Vorftinne een kort verhaal van zaken, waarin hij zig onder anderen dus uitdrukte, „ dat „ de Staaten bevonden hebben, dat „ zederd het overlijden van den Prins „ van Oranje, verfcheiden plaatfen „ en voornaame fteden, verlooren zijn ge- „ gaan W) J. Wacenaar, Vaderl. Hifi. VIII Deel, hladz. po. P 3 1 XVII. Afdee- linc. De Nederlandfche Gezantenvertrekken naar Engeland. Krijgen gehoor bij de Koninginne. Aanfpraak ian deselve.  XVII. AFDEELING. ' aSo TOONEEL DER STAATS? „ gaan en derhalven, tot bewaaring van „ den Landen, nodig oordeelden, de be„ fchermingvan eenen Vorst enOverften, „ interoepen, tegen het geweld en de on„ billijke verdrukking der Spanjaarden , s, die zig daaglijks, meer en meer, toe„ leiden, het Land te vernielen, en de „ arme Gemeente onder eene eeuwige flavernij te brengen. Dat men bemerkt had, hoedanig de meefte Steden en In„ gezeten in deezer Landen, vertrouw" den, dat haare Majefteit niet zou willen gedogen , ten believe van hunne „ Vijanden,dat dezelve Landen te gron3, de gingen; en om welk voor te komen, ' de Staaten zig aan al den last des , Oorlogs hadden onderworpen ; maar te zwak zijnde, 'sLands Rechten Vrijhe? den, zo wel als de inftandhouding van „ den Hervormden Godsdienst, waar van „ haare Majefteit te recht den tijtel van „ Voeftervrouwe voerde, te handhaven , , tegen de listen en verraderijen der " Spanjaarden, die ook Haare Kroon , ?, om der Godsdienstwille, vijandig wa, re, goedgevonden en befloten hadden, 3, om in den tegenwoordigen nood, hun ,,, toevlucht tot haare Majefteit te nee- „ men  GESCHIEDENISSEN. 23* „ men en bij haar, na oud gebruik, tns„ fchenGebuur-mogenheden, hulp, bij„ ftand en goede gunst te verzoeken en „ Hoogstdezelve, ten dien einde , aan te bieden, de hooge Souvereiniteit, „ Heerfchappij en Wettige Regeering der „ Vereenigde Provinciën, onder billijke „ voorwaarden, met opzicht tot de vast„ ftelling van den Hervormden Gods„ dienst, de handhaving der oude Rech„ ten, Vrijheden en Privilegiën , belei„ ding van Oorlog, Politie en Juftitie, „ in de gezegden Landen ftand grijpeh- „ de," enz. Vervolgens deedt hij, even gelijk te vooren aan den Koning van Frankrijk gedaan was, eene opgave van de fterktens , die men nog had; van de gelegenheid des Lands , bijzonder aan den zeekant en van de voordeden, welke haare Majefteit, voor haar Pvijk, daar uit zoude kunnen trekken, indien de beide Natiën , onder haare Regeering, verëenigd wierden; „ gemerkt de Nederlan„ ders, zegt hij, zulke getrouwe aanklem „ vers aan hunne Prinsfen en Heeren wa„ ren , als , zonder beroeming , eenig „ Volk onder de Kristenheid zou gevonP 4 » deiï XVII. Afdee. leng.  XVII. Afdeeling. 232 TOONEEL DER STAATS- den worden (1)." — Hij befloot, ein* delijk, zijn voorflel, met deeze opmerkt lij- (O Dat dit loflijk Karakter aan onze Natie nog eigen is , heeft Prins Willem de Vijfde , in Zijn Perfooh en Huis, ondervonden : immers, in weerwil van leugen, laster, bedrog en misleiding, die allen te gelijk opgeroepen wierden, (men leeze flechts de zogenaamde Patriotj'che Couranten) om de Gemeente tegen den besten der Vorsten, voor in te neemen,was het nogthans de aanvoerders dier Gevaarlijke famenzweering , ik meen de Stedelijke Drfrnjïeweezens , niet mogelijk , zelfs niet door dwang en geweld der gewapende Vrijkorpfen, om het Algemeene Volk (*) in hunne aanflagen te doen (*) Ik doel hier op de Smalle Gemeente , die volftrekt geen eisen op rang noch aanzien heeft, en dcrhalven over de Gcbeurtenisfen alleen oordeelt, volgens de in (p raak van het hart en de aangebooren denkbeelden van rechtvaardigheid , waar van zij nooit afwijkt, zelfs niet door omkoping of dwang: want gefchiedt het eerfte, welk met opzicht tot eenige weinigen, in evenredigheid van de groote menigte, aeer mooglijk is, dan ondervinden hunne Verleiders, wat zij wagen, door zig te moeten vertrouwen , aan de afgedwongen befeneidenheid der zulken, wier aankleving alleen, door den h(.ogftcn prijs der geldbieders, fhndvastig blijf;. Wanneer het laat/Ie plaats heeft en het Volk door hoogerhand gedwongen word,zijne neigingen te fmooren ,dan befpeurt men eene zichtbaare onwilligheid en zodanige onderwerping is niet ongelijk aan eene opgeftopte Rivier, wier uitbarfting altoos te yreezen is. ——— Omkoping en dwang, zijn beide uitter- itens.  GESCHIEDENISSEN. 233 ïij'ke woorden; „dit doende, Mevrouw! „ zult gij veele fchoone Gemeenten en „ Ker- doen (temmen. Zij weeten beter dan iemand, welken tegenftand zij, bijna, overal, ontmoet hebben en hoe dikwils, daar door, hunne bepaalde voorneemens mislukt zijn. Verre van zig op den goeden wil der Menigte te durven verlaten, mistrouwden zij dezelve geftadig, uit vrees van verraden te worden; door dien angst gedreven, waagden zij den onberedeneerden flap , zonder op de gevolgen te letten, in het aanhouden der Koninglijke Prinsesse, en zederd moest het bekende Vliegend Legertje dienen, om de waare Volks-stem,waar deeze zig mogt verherren, aanftonds te fmooren. Bij den zogenoemden Vaderlandfchen ijver der Patriotten , in 't otuiieeraen der erflijke waardigheden, aan Zijne Doorluchtige Hoogheid , en het afzetten van wettige Regenten , zag men alleen vergenoegen , in hunne Bijeenkoinlten en Drinkgelagen, maar overal elders neerflagtigheid; daar, integendeel, de gulle en ongeveinsde blijdfchap , het ganfche Land vervulde, bij de Gezegende Omwending. Met welk eene onverzadelijke Vreugde werden de Vorstelijke flens en de voornaamfte oorzaken der meelte Volksrampen : aangezien liet afwijkingen zijn, der Grondwetten van alle Regcering. — Men doorbladere Hechts, om dit beweezen te hebben , onze Vaderlandfche Hiftorie, of liever , men herinnere zig,de voorvallen van de Jaaren 1786 en 1787,111 Holland, en men zal overtuigd zijn, dat ik de waarheid zegge. P5 XVII. Afdee-  234 TOONEEL DER STAATS- XVII. AFDEELING. „ Kerken befchermen, die het God behaagd heeft, onderons te vergaderen, „ maar thans op veele plaatfen neêrgefla„ gen, verdrukt en benaauwd worden en „ het Land, dat met zo veele natuurlijke „ Voorrechten begiftigt is, benevens zij„ ne Ingezetenen, verlosfen en bevrijden „ van eene altoosdurende flavernij en „ dienstbaarheid : 't welk, in de daad , een Koninglijk werk zijn zou ; Gode „ aangenaam en voor de geheele Kristen-; „ heid beftaanbaar" enz. De Koningin hoorde deeze vrij uitgebreide Redevoering met veel goedheid, en na de ontworpen voorwaarden , uit handen van den fpreker, ontvangen te hebben, gaf zij dit kort en heusch antwoord, . „ van ke Persoonen - bij hunne terugkomst in den Haag, ontvangen en ingehaald, en hoe onophoudelijk drong de Juichltem door lucht en wolken , toen deeze Stad, in 't Jaar 1788, met de tegenwoordigheid van dat Hoog Gezelschap verëerd werd? eindelijk met wat achting, liefde en eerbied zagen wij niet, de Standvastig gebleven Regenten , door het brave Vovk ontmoeten? — Sprekende bewijzen, dat de Natie den roem der oude dagen nog niet verloeren heeft.  GESCHIEDENISSEN. 235 van gevoelig te zijn, aan de eerlijke en groote aanbieding,die men haardeedt; „ overtuigt, dat dit alles voortkwam uit „ eenen waren ijver en een goed hart, ,, welk men haar altoos had toegedragen; „ dat men bij de verkiezing des Hertogs van Anjou, haar, vooraf, de Regeering 5, had aangeboden; dat zij het ondertus„ fchen als eene groote eere aanmerkte, „ dat men zulks thans bij vernieuwing deedt; 't geen haar zo zeer aan de ,, Staaten verbondt, dat zij beloofde de„ zelve nimmermeer te verlaten , maar „ zo lang zij leefde , bijftand te bewij„ zen. Zij wist zeer wel, dat men ons „ mishandelde en daarom wilde zij ons „ bijftaan. De overgereikte voorwaarden 5, zou zij door haaren Raad doen onder„ zoeken, zonder hun echter drie of vier „ maanden optehouden, wel weetende , „ dat hunne zaken fpoed vefeischten." enz. (e). In den Raad haarer Majefteit, alwaar het gedaan voorftel der Nederlandfche Heeren onderzogd werd, vond men de geCO Bor, XX Boek, fo. 63 & feqq. XVÏI. afdeeling. Antwoordvan haare Majefteit.  a56 TOONEEL DER STAATS- xvn. afdeeling. Zij wijst de oppjrbeerfchappijder Nederlanden van de hand; doch ftemt in het geven van hulp. gevoelens zeer verdeeldt (ƒ), waarvan 't gevolg was, dat de Koningin, na een beraad van Hechts weinig dagen,het gedaan voorflel beleefdlijk aflloeg, en insgelijks dat, van eene altoosdurende befcherming deezer Landen (g), niet te min bragt men liet, door onderhandeling, zo verre, dat de Koningin, tot ontzet van Antwerpen , in 't leenen van vierduizend knechten, gedurende den tijd van drie maanden, bewilligde, waar voor de Steden van Sluis en Ooftendelxaai zouden worden overgeleverd, en tevens toeflond,om,daarenboven, nog twee duizend man, ten koste van de Staaten, in haar Rijk, te mogen werven (A); doch bij nader aanzoek der Nederlandfche Gezanten , verkreeg men van haare Majefleit de toezegging van hulp, zo lang de Oorlog duuren zou, naamlijk, vierduizend Knechten en vierhonderd Ruiters , behalven nog zevenhonderd man, te leggen in de plaatfen, welke tot onderpand dienen zouden, en ivaar omtrent eene wederzijdfche overeen- (ƒ) Hooft, XXIII Boek, bladz. 1026 en 1027. (g) Hooft, XXIII Boek, bladz. 1028. (fc) Bok, XX Boek, fo. 64 verfo & feqq.  GESCHIEDENISSEN. g3; eenkomst gefloten werd, tusfchen de gevolmagtigden haarer Majefteit en die der Staaten Generaal ( z). Eenige der Gezanten (2) Dit verdrag, gedagtekend den tienden Augustus oudsflijl, van dat Jaar, behelst XXX Art ijk éls, van welke het volgenden de voornaaïne inhoud is: Artijkel I. De onderftand, door de Koningin bewilligt, zal zijn, vierduizend knechten en vierhonderd ruiters, behalven nog zevenhonderd man, zo lang de Oorlog duuren zal, onder eenEngelsch Overften van naam en van den Hervormden Godsdienst. Art, II. en III. Binnen het Jaar, na 't treffen van den vrede, zal men haare Majefteit voldoen voor haar verfchot, gedurende het eerfte Jaar gedaan, en het verdere, telkens in gelijke deelen, binnen de vier volgende Jaaren. Binnen een maand, na 't voltrekken van dit Verdrag, zullen de Staaten aan den Overften, door de Koningin te ftellen, overleveren de Stad Vlisfingen, benevens het Slot Rammekes in Walcheren en insgelijks de SvtdBriel, met de twee Sterkten, daarbij behoorende, in Holland, tot onderpand van haar gedaan verfchot en in welke de bovengenoemde zevenhonderd man, zullen gelegd worden. Art. IV. De Plaatfen van onderpand moeten van Gefchut en andere Krijgsbehoeftens behoorlijk, voorzien zijn; mits daar van aantekening te houden,om, daarna verantwoord te worden. Art. XVII. afdeeling.  238 TOONEEL DER STAATS- XVII. Afdek- ling. ten vertrokken hier mede naar herwaards^ om zulks door hunneMeefters te doen goed- keu- Art. V. De Staatfche bezetting alleen, maar niemand anders, zal verplicht zijn, de gemelde Plaat, fen te ontruimen; nogthans zullen de Bevelhebbers der Koninginne zig niet moeijen, met de Burgerlijke Regeering. Art. VI. De Overften aldaar, zo min als hun onderhebbend Volk, zullen geene gemeenfchap mogen houden met de Vijanden der Staaten, noch gedogen, dat zulks door anderen gefchiedt. Art. VIL De voornoemde Steden en Sterkten zullen in 't Lichaam der Staaten ingelijft blijven en bij haare Voorrechten,Wetten, als anders, bewaard worden , zonder eenig bezwaar, van Wegen haare Majefteit. Art. VIII. De bezettelingen zullen tollen en lasten moeten betalen , even als die der Staaten elders , doch met geene nieuwen mogen bezwaard worden , zonder toeftemming van den Opperveldheer haarer Majefteit. Art. IX. De Koningin zal zorg dragen , dat haare bezetting in de voornoemde Plaatfen, wel betaald , de goede Krijgstucht onderhouden , en aan de Burgers en Ingezetenen, geen overlast gedaan worde; mits zij zig in alles behoorlijk gedragen. Art. X. Na 't voldoen der verftrekte penningen zal men de gemelde Plaatfen aan de Staaten en aan niemand anders, behoorlijk te rug geven. Art  GESCHIEDENISSEN. 239 keuren. Staande, dat men deswegen raadpleegde, kwam de tijding van het overgaan Art. XI. De Overften, benevens de Hopluiden,. Bevelhebbers en Soldaten, zullen aan haare Majefleit en den Algemeenen Staaten eed doen , dat zij de Plaatfen bewaren , verdedigen en die handhaven zullen, bij den Hervormden Godsdienst, zodanig als die in Engeland, en in de Verëenigde Landen geoeffend word, en insgelijks zullen de Burgers en Ingezetenen den eed van trouwe, aan de Koningin afleggen. Art. XII. Het Engelsch Krijgsvolk te velde, zal men tot eenen matigen prijs, herbergen en fpijzigen en niet boven der Staaten Volk, daaromtrent, bezwaren. Art XIII. De Soldij der bezetting, in de verpande Plaatfen, zal maandlijks, eenige weinige dagen onbegrepen, aan de Bevelhebbers betaald worden. Art. XIV en XV. De Overften en het Volk zullen , in elke Stad , een Kerk aangeweezen worden, tot oeffening van den Godsdienst, thans in Engeland gevestigt; en men zal hun in huisvesting , enderhoud en verzorging van alles, behandelen, gelijk de Engelfche bezettelingen, hier te Lande, voorkeen plegen gehandeld te worden. Art. XVI. 't Zal haare Majefleit vrijftaan, boven haaren Algemeenen Stadhouder, of Veld-Over, , ften, XVII. Afdeü- ling.  ttp TÖONEEL DER STAATS- XVII. gaan van Antwerpen. De Heeren, dié te lino?ee Londen terug gebleven waren, bedienden zig ften, nog twee haarer Onderdanen, luiden van rang en van den Hervormden Godsdienst , te plaatfen iri den Raad van Staate , tot welken insgelijks toegang zullen hebben, de Overften der verpande Plaatfen , zo ver zij iets mogten hebben voortedragen, zonder daarom aangemerkt te worden, als leden van die Vergadering. Art. XVII en XVIII. Haar algeineene Overfte zal, benevens den Raad van Staate, bevoegd zijn, de misbruikeu te herftellen , in 't ftuk der Imposten , de overtollige Amptenaars verminderen, 's Lands penningen, ten meeften oorbaar voor de Gemeente, doen belleden, en het ingeflopene , omtrent de ongelijkheid der Munte , verbeteren, zonder die, buiten verlof der Koninginne, of haaren algemeenen Overften, in prijs te verhoogen. Art. XIX en XX. Haare Majefteit, of haar Stadhouder zal, met en benevens den Raad van Staate,bevorderen, dat de Regeering in haare vorige achtbaarheid herfteld, de Krijgstucht verbeterd en voortaan ernftig onderhouden worde, welke beiden zeer vervallen zijn; voorts, voorzien op alles, wat de gemeene welvaart betreft, mits niets onderneemende, ftrijdig met den gevestigden Godsdienst, de Wetten, Rechten en Voorrechten. Art. XXI. De Staaten, het zij in 't gemeen, of in 't bijzonder, zullen niet met den Vijand handelen,  GESCHIEDENISSEN. 241 zig van dit tijdftip, ofn op eene vervier* king van hulp aan te houden, 't geen van die len , zonder bewilliging van haare Majefteit, ook niet met eenige Mogenheid, buiten kennis van haar, of haaren Stadhouder. Art. XXII. De Koningin verklaart , aan haar kant* van insgelijks niet met .Spanje, of eenig Vijand der Staaten, te zuilen handelen , over zakeü deeze Landen betreffende , buiten raad en toeflemming van de Staaten Generaal, wettig daarop befchrevem Art. XXIII. De aanwerving van vreemd Krijgsvolk , ter befcherming van den Lande , zal door den gemelden Stadhouder en den Raad van Staate> bij bewilliging van de Staaten Generaal, gefchieden tn door hun betaald worden. Art. XXIV. Bij verfterf of verandering van «enig Overfle der Landen, of der Grensfleden, zullen de Staaten van 'tGewest, waar zulks voorvalt, twee of drie perfoonen benoemen, uit welken de gemelde Stadhouder en Raad van Staate , eenen kiezen zullen. Art. XXV en XXVI. Wanneer de Koningin, tod gemeene beveiliging, tegen 'sVijands Vloot, eenige Schepen, tusfchen Frankrijk en Engeland, of tusfchen Engeland en Nederland, plaatfle, zullen de Staaten 'er een gelijk getal bijvoegen; welke Vloot ftaan zal, onder den Engelfchen Admiraal; doch da II. Deel. q buit xvït Afde4» .ing.-  t*« TOONEEL DER STAATS- XVII. afdeeling. die gewenschte uitwerking was , dat de Koningin den beloofden onderftand, tot vijf buit gelijkelijk gedeeld worden: De wederzijdfche Oorlogfchepen zullen in elkanders havenen vrij mogen inlopen en zig aldaar van het nodige voorzien. Art. XXVII. De Gefchillen, tusfchen de Nederlanden , sf eenige Steden van dezelven , wanneer die door den gewoonen weg van rechten niet konden afgedaan worden , zullen aan haare Majefteit, of aan haaren Stadhouder en den Raad van Staate , ter beflisfiug, gefield blijven. Art. XXVIII. De Onderdanen der Koninginne zullen de Paarden, hier gekogt, onder betaling der gewoone regten, naar Engeland overfchepen, doch van daar niet naar elders, vervoeren. Art. XXIX. Zij derzelven, die tot het Lichaamvan de herwaards overgezonden mnnfchappen bchooren, zullen, des begeercnde, op enkel Paspoort van haaren Stadhouder , altoos vrijelijk naar Engeland mogen keeren ; mi's het getal der beloofde knechten , volledig gehouden worde, en de Staaten geene kosten der overvoering betalen. Art. XXX. De Algemeene Overfte , de Bevelhebbers en Soldaten der Konineinne, zullen den gewoonen eed doen aan de Staaten der Landen , onverminderd hun plicht en hulde aan haare Majefteit. (Bok, Xa Boei, fo. 68 & jfeffQ  GESCHIEDENISSEN. 243 Vijf duizend knechten en duizend ruiters, boven de bezetting, in de verpande Stee* den, vermeerderde, blijvende voorts het aangegaan Verding in zijn geheel, welk een en ander door de Staaten Generaal, den tweeden October van dit Jaar, bekrachtigd werd (*')• Ondertusfchen , dat de gezaamlijkc BoNDGENooTEN,ter voortzetting van de Algemcene Vrijheid deezer Gewesten, zig door buitenlandfche hulp poogden te Herken, was men in de onderfcheiden Provinciën, niet minder ijverig, den Vij. and, voet voor voet, den grond te betwisten (k). In Holland alwaar Parma, door de wapenen , het minst kon uitrichten, trachtte Spanje, met geld en list, gedurige verdeeldheden te kweeken, waarom de Staaten, in den voortijd van dit Jaar, tegen de meest kennelijke bron-i nen dier verwarringe, door een ernilig i Plakaat, werkfaam waren, en de Inwoo-J ning, in hunne Provincie, aan de zulken 1 ver- CO Bor, XX Boek, fo. 71 ver Pt. (k) Bor, XX Boek, fo. 72 en verft. XVII. Afdeb. LING. 3e Staa* 'en van Holland :orge 'oor de 'inneland* che rust.  244 TOONEEL DER STAATS- XVII. Afdee- verboden , welke elders, om wangedragi verdreven, zig in Holland neêrzetten, en aldaar de verderflijke zaden van tweedracht overal verfpreidden (3). — „ In (5) Dit zeer aanmerküjk Plakaat is van den 17 April 1535 , en word gevonden bij Bor, XX Boek,fo. 31 en behelst. „ De Ridderschap , Edelen en Steden van Holland, reprefenteerende de Staaten van den „ zeiven Lande: Alzo bevonden word, dat binnen „ de Steden en Landen van Holland, zig veele en „ verfcheiden Perfoonen ophouden, die bij Bur„ gemeelteren en Regeerders van zommige Steden „ van Holland , of bij de Staaten van de andere „ Geünieerde Provinciën, of bij de Regeerders van , de Steden derzelven, gedurende deezen oorlog, „ als kwade Patriotten , of fufpeBe Perfoonen , uit„ geleid of uitgezet zijn, welke door fchandelijke „ Redeneeringen en booze Voorbeelden , de Gemeente tot oproer en ongehoorzaamheid , tegen „ de HöOGE Ovrigheio en de Magiftraten , pogen te verwekken-, daar toe in 't werk Hellende verfcheiden looze Kumtjlreken, om den Lande en „ derzelver Ingezetenen , aan de moedwillige Sla„ vernij en barbaarfche Tirannij van de Spanjaar„ den en hunnen aanhang te onderwerpen; en waar„ tegen noodzaaklijk dient te worden voorzien: Zo is 't , dat Ridderschap , Edelen en Ste„ den van Holland , Staatsgewijze befchreven en „ vergaderd zijnde, om order te nellen , op de m  GESCHIEDENISSEN. 345 „ In eene Volks-Regeering, hoe wel ge„ vestigt anders, is geen fchadelijker on- 5, dier, s, defenfie en confervatie van den Lande van ti Holland, geordonneert, geftatueert en bevo>■ len hebben; ordonneeren , (latueeren en bevélen bij 9I deeze: dat alle Perfoonen, die uit eenige Steden van Holland, of uit andere geünieerde Provin„ cien , gedurende deezen Oorlog, uitgeleid of uit>• gezet zijn geworden , binnen den tijd van vier „ dagen, na de publicatie diezes, uit den Lande „ moeten vertrekken, zonder aldaar wederom temt„ gen inkomen, ten zij met expres Conjent van de „ Staaten voornoemt : op pcene van bij een ijge„ lijk aangehouden te mogen worden, als openbaa„ re Vijanden, en zulks ten profijte van hun, dit , dezelven zullen aanhouden , en bij den Officier „ geapprehendeerd, en hunne goederen gemuléleerd, „ ten eeuwigen dage uit den Lande van Hol„ land gebannen te worden. Ordonneerende en be„ vélende voorts , dat zij , die na de Publicatie „ deezes , uit eenige Steden van Holland , of van „ de andere Geünieerde Provinciën uitgezet en uit„ geleid zullen worden, zig niet langer binnen den „ voorfchreven Lande van Holland zullen mogen „ ophouden , zonder uitdruklijke Confent van da „ Staaten voornoemt en op ftraffe als vooren. En „ ep dat hier van niemand eenige ignorantie pre„ tendeere, lasten en bevélen de Staaten van „ Holland den eerften Deurwaarden, hier toe verzogt, den Inhoud van dit Plakaat, alomme aftekondigen, daar 't zelve nodig weezen zal; geQ 3 .» Wc XVII. Afdee ■ ling. Aanmerking.  XVII. Afdek- ling. s46 TOONEEL DER STAATS- „ dier, en dat de ftevigfte fundamenten „ van Staat Ugter ondermijnt, dan de^ér„ denking. Het menschlijk hart laat zig „ rasch door waarfchijnlijkheden innee„ men, vooral, wanneer deeze tot den J? rij der mooglijkheden behooren. Dit is eene opmerking, waar van ons Va„ derland zo menigmaal, en bijzon, der in de laatstvoorbijzijnde Jaaren, „ maar al te zeer de beklaaglijke onder„ vinding gehad heeft." Holland en Zeeland meer dan de andere Provinciën, onderling, met elkaar verbonden (/), en welke uit dien hoofde , als eene kleine Republijk , op Zig zeiven, konden befchouwd worden , waren, bij gelegenheid der aangegaane verbintenis door de Staaten Generaal , met Engeland, fchoon zij daar in ge- wil- (/) Zie mijn I Deel, bladz. 253 & fiqq. „ biedende en bevélende, op het fcherpfte, elk en „ een ijgelijk, van zig hier na te reguleeren, zon„ der daaromtrent te gedogen , of te laten gedogen eenige gunst, faveur of disfimulatie : want zulks * nodig bevonden word, tot dienst van den Lgn„ de" &c.  GESCHIEDENISSEN. 247 willig geftemd hadden,nogthans bezorgt, dat zomtijds, bij vervolg, eenige vreemde invloed, op hun Staatsgeftel werken mogt, en dus die ongelegenheden, voor de welvaart hunner Provinciën , veroorzaken, welke dezelve altoos afkeerig gemaakt hadden, om Buitenlanders deel te geven, aan 't huislijk beltuur des Lands. Zo dra, derhalven , de Staaten van Holland en Zeeland kennis kregen , van de aanftelling van Robert Dudlei, Graave van Leicester, tot algemeen Ovcrfte der Engelfche hulptroepen, en hij in die hoedanigheid, eerlang, ftond overtekomen ; daar bij overwegende, welke magt en gezach denzelven, bij de gemaakte Overeenkomst, was toegeftaan, duchtte, niet zonder reden, dat een man, van wiens heerschzuchtig Karakter zij reeds van ter zijde, onderricht waren , en welke zo diepdeelde in de gunst zijner Meefteresfe (4), zig lig- te- (4) Het Stamhuis van Dudlei had , onder de vorige Regeeringen, van Hendrik den VIII. en Maria zijne Dochter, gewichtige Staatswisfelingen moeten ondervinden : De Grootvader van Leicester, zo wel als zijn Vader,.Broeder en behuwt Zuster, Q + had- XVII. Afdee- -ing. Leicester tot algemeenOverfle benoemt.  s48 TOONEEL DER STAATS- XVII. Afdeeum. telijk zou kunnen indringen, in het bijr zonder beduur hunner Gewesten , vonr den goed , om nog voor de overkomst van dien Generaal, een eigen Gouverneur aan te {lellen, en zulks in den per- Bidden allen voor den Bijl moeten bukken, en waren, openlijk, onthalst geworden, hij zelfs, indien men Stkada, II Deel, V{I Boek, bladz. 5<3> geloven mag , was mede betigt van deel in eene zajnenzweering gehad te hebben, doch genoot het geluk . bij de komst van Elizabeth , tot den Engelfchen Troon, van niet alleen zijne Vrijheid te herkrijgen , maar onder haare bijzondere gunflelingen aangenomen te worden; wieu zij, met ampt op ampt, begiftigde. Eerst maakte zij hem Ridder van S. Joriy, toen Opperkeukenmeefter, daarna Opperhoutvester , en Heer van Denbigh; eindelijk verhief zij hem tot Graaf van Leicester , en in deeze hoedanigheid wierd hij benoemd, tot algemeenen Overften haarer hulpbenden in de Nederlanden (StraVfA, als boven, bladz. 513. 514)- Elders lees ik, dat hij zig wonder deugd faam veinsde , en zijn Itoogmted, onder eene bevallige beleefdheid wist te vermommen; dat hij lijne tegenwoordige opkomst verfchuldigd was, aan gedienftigheden , waar mede hij Euzabeth , gedurende haare en zijne gevangenis , wist voor in te neemen , zo dat men zelfs meende, dat zij, Koningin zijnde, het voornemen had,om de Kroon met hem te deelen. (De Groot, Neaerl: Jaar bi blad*. 101 %  GESCHIEDENISSEN. 249 perfoonvan Graaf Maurits O). De uitvoering van dit voorneemen der Staaten van Holland en Zeeland werd te noodfaaklijker, aangezien reeds, bij de Staaten Generaal, de voorflag gedaan was, om Leicester met dezelfde waardigheden te bekleden, zo wel ih Krijgs- als Staatszaken, waar mede, in vorige tijden, voornaamlijk onder Karel de Vijfde, de Landvoogden, in de Nederlanden, plegen bekleed te wor-, den («). Johan van Oldenbarneveld', toen nog Penfionaris van Rotterdam, vind ik de eenigfte genoemd, die in de Vergadering van Holland voordroeg, om Graaf Maurits tot Stadhouder vanHoLLAND en Westvriesland, te verheffen; doch of hij zulks op last van zijne Stad gedaan hebbe, dan wel voor zig zeiven, als Lid der Vergadering, word daar bij niet gemeld (0). Zijn voorflel werd in overweeging genomen, en daartoe, (w) van Slingelandt, Staatk: Gefchnl Peel, bladz. 119. (») Bor, XX Boek,fo. 84 verfi. CO Bor, XX Boek,fo. 85. Q5 XVII. Afdee* ling. Graaf Maurits word Stadhouder enz. /an Hol'and en Zeeland.  XVII. Afdee lïNOt I UNC 250 TOONEEL DER STAATS- toe, bij meerderheid van Hemmen, befloten(5). Caspar Vosbergen t als Gemag- tig- (5) Volgens Hooft, XXIII Boek, bladz. 1039, was , over deeze aanftelling van Maurits , veel zeggens en we-ierzeggens, in de Vergadering, in weerwil, dat die -an Zeeland daar op aandrongen , uit vrees, dat men hun anders eenen Engelfchen Stadhouder mogt toeknikken. (Refol. Holland van 16 September 1585). Ik heb reeds, in het I Deel van dit werk , bladz. 425 , na aanleiding van den Heer van de Spiegel , te kennen gegeven , dat verfcheiden Regenten , door eene gemeenzamer behandeling van zaken , in 't Jaar 1580, al neigden tot eene Regeeringsvorm, zonder Uitstekend Hoofd , en ik bewees, daar ter plaatTe, uit een Staatsfluk, in zijn geheel te vinden,bij den Hiflorie Schrijver Bor, dat zulks geene bloote verdenking was. Bij het zederd naleezen der Gefchriften van den Raadpenfionnaris van SlingeLand is mij gebleken.dat op deezen tijd,nog veelen in dit gevoelen (tonden en 'er zelfs ernftig op fcheenen gefteld te zijn: want over de verandering fprekende , die in de Con/litutie der Vergadering van Holland, na den dood van Willem den I, was voorgevallen, zegt hij, van het te laten aan elks oordeel, of dezelve overeenkomt, met V plan van eene vrije Staats R geering, zonder Em.nent Hoofd, en een weinig lager, ziende op de verkiezing van Maurits , drukt hij zig, onder anderen, dus uit: de Staaten konden niet lang blijven, bij haar eerste voorneemen , om zig te passeeren van  GESCHIEDENISSEN. 251 tigde van Zeeland, verklaarde nu,dat jn zijne Provincie het zelfde befluit genoomen was; waar op van wegen Holland, twee uit de Edelen; een uit elk der Oudfte Steden, en een uit Westyriesland, benoemd wierden , om , benevens den gemelden Vosbergen , Staatsgewijze , zijne Doorluchtigheid van deeze benoeming kennis te geven ; hem den Lastbrief te overreiken (6),en volgens van een Eminent Hoofd. (i Deel, bladz. n8\ Het is derhalven niet te verwonderen, dat op een voorflel, 't geen zo weinig met de genegenheid van zommigen ftrookte , veel zeggen en tegen zeggen moest vallen, of om het met de zagtluidender woorden van Wagenaar uit te drukken, dat 'er eentg gefchil over viel, (Vad: Hift: VIII Deel, bladz, 106). (r5) Deeze Lastbrief, de eerfte van dien aart, 'welke door de Staaten van Holland en Zeeland, als Souvereinen van den Lande , werd uitgevaardigd, (zie Bor,XX Bock, fo. 8s) luidde aldus: „ De Staaten van Holland en Zeeland , doen „ te weeten : dat, aangemerkt de goede , getrou„ we , notabele en aangenaame dienften, door den „ Doorluchten Vorst Wiclem, Prins van Oranje, „ Graaf van Naifau enz. als Stadhouder, Gouver- „ r.eur XVII. Afdee[.ing.  s5a TOONEEL DER STAATS- XVII. AFDEELING. gens oud gebruik, in te leiden, ter audiëntie van de rolle ; veertien dagen la- „ neur en Kapitein Generaal, in veele en menig, vuldige Lasten en Zwarigheden , tot Gods eer, „ bevrijding en welvaren van den Lande , aan de „ zelve Landen beweezen, waarom de Staaten voornoemt, vastelijk vertrouwende, dat de Hoog l, en Welgeboore Heer, Graaf Maurits van Nas» sau , Oraaf van Catzenellelwgen, Diest, Manden, Marqnis van Veer en Vlisfingen, enz. na„ volgende de voorbeelden en voetltappen van zijn „ Heer Vader, de voorfchreve Landen, gelijke af„ frette , tot bevordering van de waare Kristelijke „ Religie, zal bewijzen, hebben met goede kennis „ van zaken en deliberatie van Rade , den voor„ noemden Graaf Maurits van Nassau , in plaats „ van zijn Vader den Prins van Oranje , onchou,, den, gekummitteerd, gefield en geordonneert; onthouden , kummitteeren , ftellen en ordonnee„ ren Hem , bij deezen tegenwoordigen Last„ brief, als Gouverneur Kapitein Generaal „ en Admiraal van de voorzeide Graafschappen „ van Holland en Zeeland ; gevende den genoemden Graaf Maurits van Nassau, volko„ men magt, authoriteit en fpeciaal bevél , den „ voorfchreven staat , als Gouveurneur, Kapitein „ Generaal en Admiraal, voortaan te houden, te ex „ cerceeren en bedienen, daarin voor te ftaan, te vor„ deren en te bewaaren de Hoogheid ,Gerechtighe' „ den , l'ooi rechten en Welvaren van de voarjehre, ven L inden en Ingezetenen van dien, mitsgaders \, de oeffening van de Kristelijke Religie; dezelve » t*  GESCHIEDENISSEN. 253 later, deed hij den eed aan de beide Gewesten,^ de Vergadering van Holland, en „ te handhaven, en te lefchermen, tegen alle over„ last, onëenigheid, afbreuk en fchade; voorts hl „ de voornoemde Landen te doen admimftreeren „ Recht en Gerechtigheid, en de provi/ien van 'Jut, ftitie behoorlijk te doen verleenen, aan de gee„ nen die Zulks verzoeken zullen, en die te doen „ executeeren ; betreffende de Juflitie, met ad vijs „ van den Prejident en Raden van Holland , Zee,, land en Westvriesland, en aangaande de zaken „ van Oorlog en Policij , met advijs en ten over, ftaan van de Edelen en Raden, uit de gezegde „ Landen van Holland , Zeeland en Westvriesland, „ bij zijne Excellentie te voegen. Verder Bur„ gemeefleren , Schepenen en de Wethoudei>fckap- pen te veranderen na behooren; waar het nodig „ weezen zal, te doen houden , goede opzicht en „ wacht in de Steden en Sterktens; ook te IVater „ en te Lande ; voorts in 't generaal en partiku„ lier, alles te doen, wat een goed en getrouw Gouverneur, Kapitein Generaal en Admiraal, ver■„ mag en behoort te doen , na luid het Bericht- schrift, dat Hem zal gegeven worden, om daar„ op, door gemelden Graaf Maurits van Nassau, „ den behoorlijken Eed te doen, in handen van Ge„ kommitteerden van de Staaten van Holland en Zee„ land voornoemt. Lasten en bevélen daarom, den ,( Prefident en die van den Rade, van de Kamer vaa „ Rekening en alle andere Jufticieren en Officieren „ der gezegde Landen van Holland,Zeeland en West- „ vriea- XVII. Afdmlinq.  254 TOONEEL DER STAATS* XVII. Ifdee- en nam zitting in den Hove. Vermits nu Graaf Maurits geen recht had tot het Prinsdom van Oranje, welk op zijn oudflen Broeder, wien de Spanjaarden nog gevangen hielden , verdorven was, verklaarden de Staaten, ten zelfden dage, dat aan Maurits, voortaan, den tijtel van gebooren Prins van Oranje zou gegeven worden (p): Utrecht, welke Provincie, ten tijde van Keizer Karel, mede , onder het Stadhouderfchap van Holland en Zeeland behoorde, doch zederd, voor zig, een eigen Stadhouder gekoozen had, zou men door vriendelijke middelen en des noods door der- Q>) Bor, XX Boei, fo. 85 verfo. „ vriesland; Briel en Voorne, dat zij den voornoem„ den Heer, Graaf Maurits van Nassau , houden en „ achten zullen, als Gouverneur , Kapitein Gene- raal en Admiraal; denzelven betoonen alle eer en „ onderdanigheid, in alles, betreffende het beleidt „ der zaken voornoemt; Hem te bewijzen alle ge- hoorzaamheid , hulp en bijfland. —— Gedaan ,, in den Hage , onder de zegels van de Staaten „ van Holland en Zeeland, hier op gedrukt ea „ hunnentwegen getekend en bevestigt, den Eerften „ November 1785." Onderftond. C. de Rechtere.  GESCHIEDENISSEN. 255 fterker, trachten te bewegen, om zig wederom onder hem Graaf, of nu voortaan,. Prins Maurits, te voegen; ten welken einde dan ook, in zijn Berichtschrift. daar van melding gemaakt werd ( q ). Ingevolge van dit Berichtschrift was, „de Stadhouder,Kapitein „ Generaal en Admiraal gehouj, den , de Hoogheid, Voorrechten en „ Welvaren van de Landen, Leden, Ste„ den en Ingezetenen van dien, voor te ftaan; mitsgaders de oeffening van den 5, Waaren Kristelijken Godsdienst ,-dezel„ ve te handhaven en te befchermen te„ gen alle overlast,oneenigheid, afbreuk „ en fchade; voorts, zo veel in hem is, „ te" bevorderen , dat de Provincie van „ Utrecht zig, onder zijn Stadhouder„ fchap, vereenige, met Holland en Zeeland, gelijk zulks te vooren ge„ weest was, en waar door dezelve Land„ fchappen te beter in Vrede en Eendragt „ kunnen bewaard blijven. Hij zal aan „ elk, die het hem verzoekt, goed recht „ doen wedervaren; Provifien van rechte „ verleenen, Ordonnantiën en Vonnisfen „ doen (?) Hooft, XXIII Boek, bladz. 1039 en 1040. XVÏI. Afdee- ling. Zijn Berichtfchrift.  «$6 TOONEEL DER STAATS-1 XVII. AFDEELING. „ doen uitvoeren, bij goeddunken Vart „ Prefident en Raden van Holland* „ Zeeland en Vriesland. Hij j, zal, met Gekommitteerde Raden, hem „ toe te voegen, de Burgemeefters, Sche„ pen en Wet veranderen, naar behooi} ren , waar zulks noodig zijn zal; de „ Amptcn van ouds geftaan hebbende ; „ ter begeeving of Collatie van de Stadij houders , zal hij begeeven aan goede j, en getrouwe Patriotten , daar toe ge„ fchikt en bekwaam ; doch overgiften „ van Ampten van den een aan den ande„ ren, zal hij niet mogen toelaten, dan „ bij goeddunken van de Sta at en. Hij „ zal met Gekommitteerde Raden , bij s, voorraad en tot daarin anders zal zijn „ voorzien, verkenen Brieven van gena- de , vergiffenis, wettiging, uitftel van „ betalinge, vernietiging van vonnisfen, toeftemming tot het maken van uitter?' ften wille en dergelijken, zo als zulks " te vooren, bij den geheimen Raad te 2 Brusfelplegen verleend te worden,mits l met goeddunke van den Officier enMa„ giftraat der plaatfe en aldaar geinteri" neerd of wettig verklaard worden. Van " moedwillige doodfiagen en andere fnoo-" . * de  GESCHIEDENISSEN. de misdaden, zal geene kwijtfchèldirig w mogen gefchieden. Voorts zal hij, be„ nevens Gekommitteerde Raden, voor9i zien in de zekerheid en befcherming j, der Landen, en zig, zo te Land als te u Water, gedragen, gelijk een goed Stad„ hoüder, Kapitein Generaal „ en AüMiRAAL,behoort en fchuldig is s, te doen; welverftaande nogthans, dat „ hij verplicht zal zijn, te refpe&eeren , ii den algemeenen Landvoogd, door haa„ re Majefteit van Engeland, herwaarde „ te zenden; zijne bevélen en die van den si Raad van Staate, overeenkomftig der„ zeiver Lastbrief en Berichtfdirift, in „ de Plaatfen van zijn Stadhouderfchap j „ doen uitvoeren. — Eindelijk behou„ den de Staaten van Holland en „ Zeeland aan zig de magt, om dit .,, Berichtschrift te veranderen, te „ vermeerderen, of te verminderen, naar „ nood of dienst, van den Lande ( 7 )." De (7) Bor , XX Boei, fo. S5 verfo. Hooft, XXIII Boek, bladz. 1040. Hoe wel zij nu beiden dit berichtschrift, als een echt/lui, opgeven, word dit echter bij later Schrijvers zeer in twijftel getrok- II. Deel. r keu XVtt Afdee- .ing,  f XVII. AFDEELING. Leicester betoont ,58 TOONEEL DER STAATS- De benoeming van Maurits tot Stadhouder der twee Provinciën, en de hem toeken Wagenaar zegt, dat hetzelve eerst opgemaakt werd, na dat de Prins den Eed gedaan had, doch voegt 'er bij : ** *M niet , dat het immet vastgefteld is (VIII Deel, bladz. 106). De Raad Penfionnaris van Slingelandt , noemt het m zijne Staatkundige Gefchriften, III Veel, bladz. 293, Hechts een Concept van Inft udie: want, zegt hij, bladz. 294 en 295 . hoewel Bor , de Groot en de Staaten zelve, /preken van de Inftruftie van Prtns Maurits als van eene gearre/leerde InftruQte, zo Word niet temin in de Refolutie van de Staaten, van den 24 April I«»5,^ " den V0,Senden ia*, na het Overlijden van Prins Maurits, van J In/lrume geroken: als van een Concept van Uuaie.zonder date. - En gaat ^00" Refolutie van den 1 Mei, wanneer Prins Fredri, Henrik aangefteld wierd tot Stadhouder, W ^ „tproken van de Commisfie van Prtns Maurits , S liet van zime Inftnifti*. " Op de e.ge X^ZJ' tekandeldi, het Jaar ,647, £ rUbato v*. Pr/« Willem ,* StaohouS ; gelijk te zie, is uit de Rcfolutien van de Staaten, var den 18 - «9 December van dat Ja ar Sr A. G Waelwuk, ««kt in «,ne A*rta£ S btodz. irf. $. 36, niet te onrecht T„ datde Heer v*n Sungelandt van deeze Con 1 MN» voornaamHjk gebruikt maakt, tot £  GESCHIEDENISSEN, zg9 toegevoegde tijtel van Prïüs, was geenzins naar 't genoegen van Leicester, die Maurits (*). ,, Maar; vraagt die zelfde geleer,, de Schrijven wat (laat is 'er toch te maken, op „ een Document,van welks echtheid en weezenlijkft heid, inderdaad, niets Conjleert , en het welk i, de Staaten zelfs maar gehouden hebben « voor u een Concept of Projecï ? en waar van men ook ,, moet befluiten, dat het, althans , niet te vinden „ is in eenige 'sLands Registers, of Archiven, als waar toe de Heer van Slingelandt een zo bij* zonder acces gehad , en die hij ook met de uit„ terfte attentie, doorzogt en nagelpeurd heeft, en ,, waar op hij zig , zo als hij doorgaans gewoon ,, is, hier niet beroept, maar alleen , dat de Com,, misfie en InflruStie van Prins Maurits, te vin- „ den zijn, bij Bor, XX Boek" De Heeï Waelwijk betoogt derhalven bladz 117 en 120, het onechte van deeze InflruStie, of dit Berichtfchrift , I, uit den vorm waar mede het bij Bor word voorgedragen , alwaar men, zegt hij, alleen maar vind, eene bloote fimple Copie , zonder dag of datum , zonder ondertekening en zonder eenig blijk van legaliteit, of autenticiteit, of dat hetzelve ooit of ooit ter Staatsvergadering zoude in deliberatie gebragt, veel min gearrefteerd, of goedgevonden zijn; II, uiE den datum, welke de Heer van Slingelandt, III Dut, (*) Zie het I Deel, hlatlz. 125 en vervolgens als mede III Deel, hlaiz. 293 & Jiqq. R 2 XV», Afdee- ling. zig ovef deeze  XVII Afdee ling. aanftelling te onvrede. 260 TOONEEL DER STAATS* die zig verbeeldde, dat zulks tot vermindering van zijn gezach zou ftrekken , en hetfcheelde maar weinig, zegt Hooft, of hij had afftand van het hem opgedragen bewind gedaan; doch men vond middel, Deel, bladz. 293 , van dit Berichtfchrift opgeeft, naamlijk, den Eer ften November 1585. „Wat appa„ rentie, vraagt hij, is 'er toch , dat men op een , en den zelfden dag, over een en heteelfde onder„ werp, op eene verfchillende wijze, zal disponee„ ren, en dat men bij eene Inftruclie , die te ge„ lijk met de Commhfie word gearrelleerd en daar „ gefield, verandering zal maken, in 't geen bij de „ Commis/ie gereguleerd en reeds bepaald is , en „ daar door veroorzaken, dat 'er altoos, of tegen „ de CoT.misfie, of tegen de tnfiruaie, moet ge- „ handeld worden?" Uit het een en ander befluit hij dan , dat die zogenaamde Inftruftie in geene aanmerking komen kan, tot bewijs van eene Ttaauwere bepaling , van het Stadhouderlijk gezach van Prins Maurits , meer dan dat van de vorige Stadhouders. Eindelijk geeft hij, bladz. ibi. §. 37 nog in overweging „dat Prins Maurits niet is „ aangefteld als een nieuw Amptenaar, of Officier „ van de Staaten , hoedanig de Heer van Slin„ geland hem, I Deel, bladz. 120, doet voorko„ men, maar bij Succes(te, in de plaats van en op „ denzelfden voet als zijn overleden Vader , wien „ hij in alle de Stadhouderlijke Prokminentien en „ Rechten is gefuccedeerd en opgevolgt.  ■ GESCHIEDENISSEN. 26 del, om hem, door goedereden, te be vredigen (r). De Staaten van Hol. land voorzagen ook , omtrent deezer tijd, in de openftaande Post van 'sLandf Advokaat, en benoemden daar toe, Mr Joan van Oldenborneveld. Middelerwijl, dat in Holland en Zeeland de beste maatregels genomen wierden, fcheen men bij de Staaten Generaal over de zaken van het algemeen beduur, zig weinig te bekommeren. Verfcheiden der Provinciën, fchoon menigmaal aangemaand, hielden hunne Afgevaardigden te rug, en de Raad van Staate, wier last gedurig van drie tot drie maanden, verlengt was, hieldt zig, met de daad , voor ontflagen; welk een en ander groote verwarring in alles bedreigde, vermits men in niets tot eenig befluit komen kon (s). In deeze wankelende omftandigheden, voor 's Lands welvaart, verwachtte men de overkomst van den Graaf van Leicester daaglijks; die dan (r) Hooft, XXIII Boei, bladz, 1041. CO Bor, XX Boei, fo. 85. *3 • xvir, Afdee- ' ling. Toeftand Hand van de Gemeenezaken, en aankomst van Leicester.  XVII. Akuee* lino. Word plechtig ïnge JjaakL XVI Afd ling. JÊ "ai& meer Tioeg pver ne k s63 TOONEEL DER STAATS- dan ook den negentienden December , behouden te VHsfingen aanlandde en aldaar , Staatsgewijze , door Prins Mat» r its,den Graaf van Hohenlo,Willem Lodewijk van Nassau,eenige Hollandfche Edelen en Regenten der Steden , plechtig ingehaald werd ; van daar vertrok hij, weinig dagen later, naar Dordrecht en vervolgens naar den Hage COCO Hooft, XXIII Boek, bladz* 104l 1042- ; AGTTIENDE AFDEELING. Kort e Schets van Leicesters verblijf in de Nederlanden en zijn gehouden gedrag aldaar, [I. TQe Engelfche Veldoverfte en algemee, iE" rieSradhouder der Koninginne, Graaf van S, Leicester, ontmoette, zo dra hij voet r op den Nederlandfchen grond zette,niet alleen het uitzonderend blijk van achting, ïta waar mede hij, van wegen de Staaten, door drie Vorften, veele Edelen en ande- re  GESCHIEDENISSEN. 263 re Aanzienlijken des Lands, verwelkomt werd, maar tevens in ijdere Stad, of Plaats, welke hij doortrok, de algemeene toejuiching des Volks. In den Haag, voornaamlijk, was de toeftel tot zijn ont-' vangst ongemeen prachtig; ja, zodanig, dat geen Opperheer heerlijker had kunnen ingehaald worden. Bij'deeze uitterlijke blijken van vergenoeging, voegde zig de inwendige genegenheid der Gemeente, die verblijd was, dat zij nu, in ftede van daaglijks eenen Hertog van Anjou , ter Misfe te zien gaan , deeze Heer , openlijk , met haar , het Heilig Avondmaal, in de Hervormde Kerk, zon zien genieten,waar van men wist,dat hij een ijvrig voorftander was ; dit wekte een algemeen vertrouwen, dat, onder zulk een Overfte, 's hemels Zegen den Lande niet ontbreken zou ; en de Kerkelijken hadden , om dezelfde reden , ook zeer veel met Leicester op (1 ). De on- kun- (1) De Vaderlandsliefde onzer Voorouderen , beftondt in de famenbinding van 'l Lands waai e Belangen , mer den Hervormden Godsdienst en om beiden te handhaven, was het hoofdoogmerk , dat men zig verzette, tegen den Spaanfchen Monarch.— R 4 Welk XVIII. Afdee- .ing.  XVIII. Afdek- Welk een verfchil met het Patriottismus van onze dagen , waarin men zig aangordde , hier en daar , bemoedigd en voorgegaan , door Leeraars van de heerfchrnde Kerk , om de vastigheden van onze Voortreffelijke Regeeringsyorm, door Burgerlijke Wapenen, losterukken en de fundamenten van den Gereformeerden Godsdienst te doen fchudden , door het invoeren eener gevaarlijke Tollerautiel ' (2) Dergelijke aanmerkingen zijn zeer gemeen, omtrent Vorften, die, gelijk Vader Willem, en zo als met recht van Willem den Vijfden, zijn waar Evenbeeld, kan gezegd worden , liever verkiezen, Titiissen , dan Domitianen , voor hun Volk, te zijn. Gemaatigdheid was van alle tijden het echte kenmerk van een wettig beftuur, dat duurzaamheid beoogde. Pri nssen, zullen zij gelukkig regeeren, moeten in alles bedaart te werk gaan; ftraffen, ernftig ftraffen, wanneer de misdaden verkeerde gevolgen dreigen, die het algemeen welzijn belagen; maar, daar en tegen,goedertierenheid en genade bewijzen, •- wan.- 264 TOONEEL DER STAATS- kunde omtrent 's Mans wezenlijk karakter, deed veelen geloven, dat hij mee? zou uitrichten, dan wijlen de Prins van Oranje ooit gedaan had; zelfs ging de onberedeneerde drift zo verre, van dien Vorst te befchuldigen, dat hij, in veele zaken, te toegevend geweest ware, en te flap gehandeld had ( 2> Den  GESCHIEDENISSEN. Z6g Den Zevenden Januarij, werd Leicester, door den Kanzelier Leoninus, van we- wanneer zulks gefchieden hm,zonder krenking van de Wetten en zonder nadeel van de Burgerlijke famenleving. Zulk een toegevend gedrag, daar zij, des noods, magt en gezach kunnen doen gelden , verwint de harten en maakt Vijanden tot Vrinden. Zachte middelen werken wel langfaam , maar zij werken daarom zeker. Noch plukt de Republijk de vruchten , van het geen in den tekst volgens Hooft, (XXIII Boek , bladz. 1042) aan Willem den I, als een zoon van verwijt, nagegeven werd : had hij, even als Lei ces ter en gelijk te vooren Anjou, met meerder drift en minder oordeel , de zaken beleidt en behandeld, hij zou nooit den naam van Grondlegger der Nederlandfche Vrijheid verdient hebben , noch wij den hoek, tegen Spame, te boven gezeild zijn. Hij zogt het fchip van Staat voorzichtig en niet roekloos te belruuren. Ik zou dit alles met genoegfaame Voorbeelden kunnen ophelderen, maar ik zal mij liefst vergenoegen, mijne Leezers te doen opmerken: dat de reden , waarom wij dikwils zo verkeerd oordeelen , over deeze en geene Staatkundige bedrijven , daarin gelegen is, om dat wij onkundig zijn van de waare oorzaken, die dezelve zomtijds noodzaaklijk maken. Wij oordeelen, omtrent het publijk beftuur.zo als het ons, in de algemeene befchouwing, voorkomt, maar wij hebben geen kennis van de bijzonderheden, waarom H?t zo en niet anders gefchiedt.en in dit geheim is R 5 ju'*1 XVIIL Afdfe- lu*g. De Landvoogdij  XVIII. AFDEELING. word hen opgedragen. Zijn o dankbaa gedrag daarom trent. 266 TOONEEL DER STAATS- wegen de Staaten Generaal, verwelkomt; welke, drie dagen later, befloten, om hem de waardigheid van Landvoogd aan te bieden,op gelijken voet,als zulks, ten tijden van Keizer Kar el, pleeg te gefchieden (a); doch waarin Holland en Zeeland niet, dan onder zekere bepalingen, ftemden (i). Dit blijk van vertrouwen in deezen Vreemdeling werd, aan zijne zijde, met weinig befcheidenheid beantwoord: want in plaatfe van zig daar over vergenoegd en dankbaar te betoonen , gelijk men billijk verwachtte , i. fcheen zulks eerder te {trekken, tot voedfel c van zijne heerschzucht, en om nog meerder te begeeren. Zonder dan te bedenken , dat het eene onverplichte en vrijwilhge daad der Staaten was, befchouwde hij dezelve, als een recht, dat hem («) Bor, XXI Boek, fo. 5 verft. (i) Wagenaar, Vaderl: Hiftor: VIII Deel, bladz. H4- juist bet wezenlijk belang des Volks gelegen, dat anders dikwils,door overhaafting.de beste bedoelingen zou doen mislukken, en het geen zeker zou geweest zijn, indien Willem de I met minder toegevenheiden meer gefeengheid, was te werk gegaan.  GESCHIEDENISSEN. 267 hem toekwam ; maakte menigerlei zwartigheden, over den gedanen opdragt, en, weetende hoe bekommerlijk de zaken gefield waren, dwong hij de Staaten van zig grootendeels naar zijne meening te fchikken ; blijkens het Verding , deswegen, met hem aangegaan, en den Lastbrief aan hem gegeven (c). „ Mis„ fchien, zegt zeker Schrijver, maakten1 „ de Staaten zig hier door fchuldig aan „ eene toegevenheid, die zijne heersch„ zucht te veel moeds gaf; maar zo veel „ te beter leerden zij hem kennen ; zij „ befpiedden zijn gedrag, om tegen de „ gevolgen op hunne hoede te zijn, en „ dit blijkt, gaat hij voort, uit de omzichtigheid, waarmede de voorwaarden „ van zijne aanftelling uitgedrukt wier„ den , en nog meer uit de zorg, die „ men droeg, om van tijd tot tijd, aan „ te wijzen, hoe dezelve konden ver„ ftaan worden, wanneer men in zijn be„ fluur geen genoegen nam (d)." Lei- vO Bor, XXI Boek,fo. 6 en verfo. (d) Stijl, opkomst en bloei der Vereenigde Ne* derl. blad». 216. XVII!. Afdee' .inc. Aantnering.  xvii r. afdeeling. De Koninginvertoont den Staa ten haar ongenoegen , over deezen Opdragt. £68 TOONEEL DER STAATS- Leicester op deeze wijze, minder vrijwillig, dan door dwang , nu in de Landvoogdij bevestigt, keerde de Engelfche Gezant Davidfon, mild befchonken, naar Londen te rug, om aan de Koningin van alles verilag te doen. Haare Majefteit echter fcheen over den gedanen ftap der Staaten, in de verheffing van haaren Overften , geenzins voldaan te zijn, omdat zulks den fchijn had, als of zij de hooge Ovrigheid, te vooren afgeflagen , echter, door dit middel, zogt te verkrijgen^), en om haar hier door te noodfaken van zig dieper in de Nederlandfche zaken te wikkelen, dan zij wezenlijk het voorneemen had. Zij fchreef ten minfte, dien aangaande , een vrij fcherpen brief aan de Staaten (ƒ), welke echter bij veelen meerder voor een fchijn, dan wezenlijk misnoegen werd aangemerkt, om daar door zekere welvoeglijkheid, met opzicht tot Spanje, te bewaren: wat hier ook van zijn mag, het valt moeijelijk , om, zonder nader bewijs, dan alleen de gis- O) De Groot, Jaarboeken, bladz, iqi. (f) Bor, XXI Botk,fo. 14.  GESCHIEDENISSEN. 269 gisfingen'onzer Historie-Schrijvers, hier omtrent, iets volledigs te bepalen. De Staaten Generaal, fchoon eenigzins bevreemd, over de houding der Koninginne, welke zij eerder gemeend hadden, dat hunne oplettenheid voor Leicester, als een blijk van achting voor haarPerfoon,zou aangezien hebben,von-; den niet te min goed, zig in heufche en ; beleefde woorden, over hun gehouden 1 gedrag, te verdedigen. Zij verklaarden \ in den brief van antwoord, onder anderen 1 „ dat het de meening der Staaten niet „ was geweest, door deeze Opdragt haa„ re Majefteit verder te verbinden, of te „ belasten , dan men met dezelve was „ overeengekomen; maar dat zij ge„ meend hadden, tot ftandhouding van „ het publijk gezach , welk zederd den „ dood van den Prins van Oranje, „ zo zeer vervallen was, beter te zijn, ,, een, dan twee Landvoogden, te heb„ ben, en dat derhal ven was goedgevon„ den, hem Graaf van Leicester , als „ onderdaan van haare Majefteit, boven „ anderen, daar toe, te verkiezen. Dat „ de authoriteit aan hem verleent , de„ zelfde was, die men aan de voorgaande Land- xvnr, Afdee» ling. ->e Staa. 'en verledigeniuii geIrag bij le Kolingin.  XVIII. AFDEELING. Cf)AbJojut. Waar me de zij zig te vreden houdt. a;ó TOONEEL DER STAATS- „ Landvoogden pleeg te geven; dat het „ woord Voljlrekt (*), in zijnen Las t„ brief voorkomende, alleen ftrek„ te, om hem boven de bijzondere Stad-* „ houders te doen uitmunten, en om „ meerder ontzach te hebben , tot on„ derhouding van Krijgstucht, en het „ invorderen der belastingen, doch geen„ zins , om hem eenige Souyereiniteit af„ teftaan , vermits zijn last wederroep„ lijk was, en de hoogfte Ovrigheid bij „de Staaten van elk Gewest, ver„ bleef; van welker bevélen hij Hechts, „ als de uitvoerder,kon aangemerkt wor„ den , gelijk de vorige Landvoogden , „ het beftuur in naam der Graven uitoef„ fenden (g)." , Dit ophelderend antwoord der Sta a* ten, en waarbij Leicester eenen zeer onderdanigen brief voegde , ftelde de Koningin te vrede; doch gaf niet te min eene gevoelige krak aan de achtbaarheid, van den nieuwen Landvoogd (A). Staan- (g) Bor, XXI Boek, fo. 14. QA) Hooft, XXIII Boek, bladz. 1047.  GESCHIEDENISSEN, m Staande dit alles, befloten de Staaten van Holland, voor hunne Provincie , van geene brieven, voordragten, of andere fchriften aan Leïcester en den Raad van Staate af te zenden, dan in de Neder duit fche taal en aan dezelve te verzoeken, van dit ook, ten hunnen opzichten, in acht te willen neemen , als overeenkomftig de Voorrechten des Lands (*')• Leïcester gedurig te onvrede, over den weinigen invloed, welke hij in H olland en Zeeland had, zogt zijn meeften aanhang ter zijde af, en voor-' naamlijk in de Provincie Utrecht, wiens Stadhouder, Graaf van Nieuwenaar, bijzonder belang fcheen te ftellen, in de aankweeking van vriendfchap met den Landvoogd, welke zig in 't begin van April, dan ook derwaards begaf, en 'er op de ftatelijkfte wijze ontvangen werd (&). Reeds voor zijne overkomst, uit Engeland, was 'er, tusfchen Holland en Utrecht («') Refol: van Holland, 7 Maart 1585. (O Hooft, XXIII Boek, bladz. 1048. XVIII. Afdee- -ing. Heimlijk misnoegen van Leices■er; gevolgenJaar van.  2^2 TOONEEL DER STAATS XVIII. Afdee- iING. Utrecht eenig misverftand ontftaan * ter zake van zeker verbod tot uitvoer van mondbehoeften, waar in Amfierdam, uit vrees voor Verloop van handel, niet konde ftemmen. De Utrechtenaren, die echter zodanig verbod aanzagen, als een ge* fchikt middel, om het vij andlij k Leger tot hongersnood te brengen, drongen derhalven het ftuk met ongemeenen ernst aan, 't geen zelfs zo ver ging , dat de Burger-Hoplieden van die Stad, eene bezending aan de Staaten Generaal deden, en zig over het gedrag van Amfierdam, in zeer fterke woorden, bezwaarden , zeggende onder anderen „ dat hun „ ter ooren gekomen was, hoe zeker „ Koopman van Amfierdam, en Lid van ,, de Regeering, zig niet gefchaamd had, „ den Raad van Staate te verzoeken, dat „ aan die van Amfierdam , voor eenen „ korten tijd, mogt worden toegela„ ten, eenige fchepen uit te voeren, „ niet zonder merklijke verdenking, dat hij $ „ of de zijnen, daar in belang hadden De „ Raad van Staate het onvoeglijke van „ dit verzoek inziende, als ftrijdende te„ gen het befluit, dien aangaande geno„ men, en firekkende alleen ten bate van „ zom-  GESCHIEDENISSEN* 273 \ zommige bijzondere Perfoonen, buiten aU i, le anderen, wezen dien Koopman aan „ de S taaten Generaal, van wel„ ke hij toen zeer fmadelijk gefproken ,, had, vragende, wie zij waren? en wat „ zij te gebieden, of te verbieden, hadden ? hoe hij bij den Raad van Staate verder „ niets kunnende verkrijgen, en de Staa* „ ten Generaal hier in niet fcheen te „ willen kennen, ten laatfte in deeze „ woorden was uitgebarften: dat de Sche-> „ pen nogthans vaar en zouden, daar moge „ van komen wat het wilde; gelijk men ook „ verftondt, dat zij, indedaad, gezeild ,, waren. — De voornoemde Kapitei„ nen, deeze zaak overwogen hebbende , befchouwden dezelve als gefchikt, om i, het gezach van de Staaten Generaal ,, te onder te brengen, en die Vergade„ ring te vernietigen; dat op deeze wij„ ze ook voor niets te houden ware, het j, geen men met de Koningin gehandeld „ hadde, en waar uit, in zommige Pro„ vincien, groote wanorde koude ont„ ftaan; dat zij derhal ven, hun, die dus„ danig handelden^ fehuldig hielden aan „ de misdaad van Majefteitsfchennis." —. Voorts befchuldigen zij dien Koopman II. Deel. S Re- xvi 11 Afde&  XVTII. afdeeling. 274 T00NEEL DER STAATS» Regent, doch noemen het geval niet,van zig, bij 't Leven van den Prins van Oranje5, op dezelfde wijze, omtrent de Staaten Generaal, gedragen te hebben. Verder belasteren zij, ingewikkelt, de Staaten van Holland en Zeeland, van geheime verftandhouding met Parma. Verzoekende, dat op dit hun Vertoog den vereischten aandacht mogt gegeven worden , tot bewaaring van de onderlinge Unie, met aanbieding van hunne Perfoonen, en de middelen van alle vroome Ingezetenen, zo der Stad als des Lands van Utrecht, om het gezag der Staaten Generaal te helpen handhaven (/)• Deeze bezending der Utrechtfche Burger-hoplieden, zonder voorgaande kennisgeving van dit voorneemen , het zij aan de Wethouderfchap, of aan de Staaten hunner Provincie, kwam de Staatkn Generaal en Raad van Staate, wel zeer vreemd voor, echter oordeelde men het de tijd niet, om er veele aanmerkingen over te maken j men vond der- hal- ilj Bor, XX Boek, fo. 1$ en verfs.  GESCHIEDENISSEN. 275 halven best „ hun te bedanken voor der„ zeiver ijver tot het gemeen welzijn ; met herinnering nogthans , dat men „ liefst gezien had, dat zij de gewoone orde der zaken gevolgd waren, en dat j, men reeds zulke fchikkingen gemaakt „ had, of verder maken zou, tot billijk 5, genoegen van elk." De Regeering van Amfierdam beledigd, dat men haar, of ten minfte eenige van derzelver Leden, zo onbefuisd befchuldigde, fchreven deswegen ernltig aan de Wethouderfchap van Utrecht en aan de Staaten Generaal, in welke beiden Brieven zij opening van haar gehouden gedrag geven °°k leverden zij, zegt Wagenaar , een fcherp gefchrift, ter haarer verdediging over, in de vergadering van Holland («). De Magiftraat van Utrecht dacht niet goed , zig met dit gefchil in te laten , voor- (m) Bor , XX Boek, fo. 77 en vervolgens. ( «) Btfchrifr : van Amfleri:, X Boek , bladz, 395. Bor, XX Boek , fo, 80 verf & feqq.. al. waar die Deducïie, in zijn geheel, gevonden word. S a XVIII, Afdee»* .2ng.  s;6 TOONEEL DER STAATS- XVIII. AFDEELING. voorgevende, dat vermits de Burger-hoplieden zulks zonder haare kennis gedaan hadden, zij zig ook moeiten verantwoorden , gelijk zijook aangenomen hadden van te zullen doen; doch in plaatfevan zig aan de Wethouderfchap van Amfierdam, deswegen , te vervoegen, fchreven zij aan de Kapiteinen van de Burgerij dier Stad, echter onder goedkeuring der Utrechtfche Regeering , en betuigden in dien brief," „ dat het geen door hunne Vergadering „ verricht was,gefchied ware, I. uit ijver voor de gemeene welvaart, en uit ge- hoorzaamheidaan de bevélen der Staa„ ten Generaal daar toe (trekkende. 5> II. uit overweging van de nadeelige „ gevolgen voor alle de Provinciën, Ste„ den en Leden van dien, wanneer het tegendeel gebeurde. III. Dat de alge„ meene begeerte des Volks daarheen ftrekte , om den vijand allen toevoer 5, van eetwaren te verhinderen; houden„ de het geen daar tegen gedaan wierd j „ te dienen, tot verfterking van eenen „ Vijand, wien wij allen afbreuk fchul„ dig zijn te doen,zonder goed en bloed, „ en veel min ons eigen voordeel, te ver„ fchoonen. IV. Vermits Zeeland „ zei-  GESCHIEDENISSEN. a7? ~„ zelve, hierover, in haare brieven aan ,, de Staaten Generaal, zig ge,, voelig getoond had. — Verder , dat zij , Burger-hoplieden van die Stad „ zijnde, alwaar 't Verbond van Unie ge„ floten was, zig bevoegd rekenden de „ eerfte te moeten zijn, om tot handhous, ding van het zelve, den Staaten „ Generaal hunnen dienst aan tebiem den, zonder zig daarom, in het huis„ lijk beftuur der Stad Amfierdam , te „ mengen: maar alleen bij de Staaten „ Generaal verzogd hadden, van te „ voorzien in het doen uitvoeren hunner „ bevelen."- Eindelijk verdedigen zij hun gehouden gedrag, met de kragt der Unie, zeggende: „dat de eene Provincie „ tot het opbrengen haarer Lasten geene „ middelen gebruiken moet, tot nadeel „ der andere Gewesten, noch het geen „ bij de eene Provincie onderhouden „ word, bij eene tweede niet moet ver„ broken worden ; welk zij niet alleen „ aan de Amfterdamfche Hoplieden on„ der t oog wilden brengen, maar ook „ voorneemens waren, dit insgelijks aan „ die der naburige Steden te doen , bij 2, wijze van bezending , vertrouwende s 3 „ dat XVIII. Afdee^ ling.  XVIII. Afdee- 278 T00NEEL DER STAATS- ,, dat zulks aan alle beminnaars van het , gemeen welzijn, zeer aangenaam zijn Het antwoord der Amfterdamfche Kapiteinen,was in even vriendelijke uitdruk-; kingen vervat, maar zij ontkenden eenige bewustheid van de gebeurde zaak te hebben „ en niet te twijffelen, wanneer 5, derzelver Gedeputeerden overgekomen „ waren, van te zullen bevinden, dat men „ hun kwalijk onderricht hadde (pj." Meer Brieven werden over dit onderwerp gewisfeld, doch de Utrechtfe bezending bleef te rug, begrijpende men aldaar, dat dezelve weinig nut zou doen (q). Ook bragt hier toe mooglijk niet weinig bij, de aanmaning, zo van Prins Maurits als van den Raad van Staate, tot onderlinge vriendfchap en nabuurfaamheid, met ter zijde {telling van alles,wat eenigzins tot ftooring daarvan, aanleiding zou («) Bor, XX Boek, fo. 78 verfo. en fo. 79. (p) Dezelfde, XX Boek, fo. 79 verfo. Dezelfde, XX Boek, fo. 80.  GESCHIEDENISSEN. 279 zou kunnen geven (/•). — De zaak in gefchil bleef dan rusten, maar de wrok der Burgerij van Utrecht, niet te min, voortduren. Zodanig was de toeftand der zaken te Utrecht, bij de komst van Leïcester aldaar; 't fchijnt derhalven niet vreemd, dat de misnoegden, door hem, gepoogd zullen hebben , uit te voeren, het geen zij elders vergeefs gezogd hadden : ten minfte pas weinig dagen later, verfcheen een Plakaat op zijn naam, en waar bij de vorige Plakaten,van den twaalfden Junij, en zeven- en- twintigften Julij des Jaars 1584, door de Staaten Generaal uitgegeven , vernieuwd en bekrachtigd worden, en daar bij nader op het fcherpfte verboden,zo wel aan Ingezetenen,als Vreemdelingen, het vervoeren van eenigen voorraad van mond of krijgsbehoeftens, naar Landen onder de heerfchappij van Spanje ftaande (j). Schoon dit Plakaat zeer naar den zin der Utrechtfe Gemeen- (>•) Bor, XX Roek, fo. 79 verfo. ,,x) Dezelfde*,XXI Boek.fo. 17 verfo. & feqq. S 4 XVIII. Afdee- jng.  g8o TOONEEL DER STAATS- xviii. Afdee- kg. Leïcester krijgt aanhang ¥ reu eenen Gerard van Prounink, bijgenoemd Deventer, en zekere Daniël de Burggraaf; de eerfts Was te vooren, een welgezeten Burger van 'sHer. togenboicn, van waar hij, om den Godsdienst, gevlucht,  GESCHIEDENISSEN. 285 middel gevonden te hebben, zig, voor 't vervolg,tegen alle bekommeringen van beftaan, te beveiligen, en dit was het inftellen van eene nieuwe Rekenkamer, waar toe hij eerlang den Landvoogd overhaalde , onder voorwendfel, dat zulks twintig tonnen gouds zoude opbrengen, zonder bezwaar van de Gemeente. De! bezigheid van deeze kamer moest voor- J naamlijk beftaan, in het nafpeuren der1 mis- vlucht,zig te Utrechthad neergezet; hij was voorheen door de Provinciën in verfcheiden zaken gebruikt en had zelfs eenigen tijd, met roem, den post van Thefaurier Generaal waargenomen ; doch nu van alle bediening ontzet, hoopte hij, door zijne kunde, bij Leïcester goeden ingang te vinden, en tot eene bediening bevorderd te worden. De laatfte, een man van geringe afkomst uit Vlaanderen , maar die zig , door oeffening en kennis , tot het Ampt van Procureur Generaal zijner Provincie, had weeten te verheffen , was, bij het verlies van dat Gewest, ook herwaards overgekomen , en zou mooglijk in 's Lands dienst verder gebruikt zijn , had zijn flecht levensgedrag zulks niet verhinderd; hij derhalven misnoegd en te onvrede, drong zig door kwaad te fpreken , van het beftuur der Regeering en van de Staaten , derwijze in de gunst van den Graaf, dat deeze hem tot zijn Sekretarïs gebruikte. Van Reijd, V Boek, bladz. 118. np. XVIII. Afdes- jlNG. Leïcester ■ichteene ïieuwe lekenkaner op; >ogmerk /an deselvö.  a8'6 TOÖNEEL DER STAATS- XVIII. Afdee- ,ing. misbruiken , omtrent den uitvoer vari Koopmanfchappen , bij het Plakaat vari Zeevaart verboden, en verder ter voorkoming van zogenaamde Lorrendraaierij: ten dien einde zou men van alle Ontvangers der Geleigelden en tollen, ftrenge rekening vorderen; Kooplieden en Notarisfen dwingen, hunne boeken, rekeningen en registers openteleggen , om alles fiaauWkeurig te kunnen nagaan , en om welk uittevoeren, hij zig aanbood (y )•' Een dergelijke voorflag was,weleer,door hem aanRequefensgedaan,doch die zulkSj uit vrees voor de gevolgen, van de hand wees (z). Leïcester, niettemin, beet gretig aan dit lo-kaas, en zonder na eenige tegenredenen te hooren, omtrent de belemmeringen , die zodanige inftelling , van alle zijden, zou verwekken, ging hij, nogthans met het oprichten van deeze Kamer voort jplaatlte aan het hoofd derzelve, den Utrechtfchen Stadhouder, Graaf van Nieuwenaar, met twee Raadsheeren; maakte Reingoudt Thefaurier, ea be-- (y) Van Reijd, V Boei, Uadz. 120. Ca) Van Reijd, V Boei, bladz. 12U  GESCHIEDENISSEN. 287 benoemde eenige aanzienlijke Perfoonen tot Kommifen, onder welke zig ook Mr. Paulus Buis bevond (tf), die echter, zo dra hij 'er kennis van kreeg , dien post weigerde, eerst voorgevende, geen kennis te hebben in zaken van Geldmiddelen; doch, waarfchijnlijk, tot het aanneemen nader gedrongen, verklaarde hij, in tegenwoordigheid van Leïcester, „datingeval „ hij zig zelve al bekwaam kende, tot „ het waarneemen van het Thefaurier„ fchap, dat hij Reingoudt nogthans niet 5, be veegt zou achten, om zijn kommies „ te zijn; veel minder wilde hij, in die „ hoedanigheid, onder hem ftaan (£)." Woorden, zegt Wagen aar, die den Graaf en Reingoudt, in den krop bleven /leken en Buis, eerlang , zuur genoeg opbraken (6). Te (rt) Van Reijd, V Boei, bladz. 121. (/;) Bor, XXI Boei, fo. 31. (6) Vaderl:jHifl: VIII Deel, bladz. 159. Deeze Paulus Buis was een zeer beroemd Rechtsgeleerde , waar op Amersfoort, zijne geboorteplaats, mee recht,roem mogt dragen; hij werd, in 't Jaar 1568, Penfionnaris van Lei)den en vier Jaaren later, Advoiaat van Holland; na den dood van Prins Willed] XVIII; afdeeling.  288 TOONEEL DER STAATS* xvnr. Afdee,ingï Te Utrecht, het tegenwoordig verblijf/ van den Landvoogd, en 't hoofdtooneel der' lem den I , verzogt hij in die hoedanigheid zijn ontllag, doch om welke reden , zegt Bor, nooit recht te hebben kunnen verneemen, fchoon hij wel eenige gisfingen opgeeft, XIX Boek, fo. 32 verfo; hij begaf zig met ter woon naar Utrecht, en kreeg zederd aldaar zitting in den Raad van Staate, waar toe Leïcester hem benoemde; zijne ftaatkunde doorzag al rasch, dat de zaken niet naarbehooren behandeld wierden: maar vooral fchijnt hem misnoegt; gemaakt te hebben, de vernederende post van Kommies der Geldmiddelen, onder zodanig berucht perfoon, a\s Reingoudt was, en welk hem aanzette tot een dergelijk fier antwoord, als in den Tekst vermjld is; waar van Wagenaar, bovengenoemd, de gevolgen te kennen geeft; en deeze beftonden, in het eerlang door Burger-hoplieden gewelddadig opligten van den gemelden Mr. Paulus Buis ; niet op de llraat , niet in eenige openbaare plaats, maar in de wooning van zijnen vriendelijken Gastheer , in de kamer van zijn verblijf en nog te bedde liggende: met zijn Perfoon verzekerde men zig ook van zijne papieren, en beiden werden aan de onbefcheidenheid deezer geweldplegers ten roof. Buis bleef eenige maanden gevangen, wanneer hij, eindelijk, op aanfchrijvihg van de Staaten Generaal , bij welke zijne bloedverwanten voor vijfentwintig duizend guldens borg gefield hadden , om , daartoe vermaanc, in Rechte te verfchijnen, ter fluiks ontflagen werd, — Wie begeerig is de meerdere bijzon-  GESCHIEDENISSEN. a8. der gedurige nieuwigheden , hadden nt de Burger-hoplieden in den zin gekregen , de Souvereiniteit haarer Provincie aan de Koningin van Engeland, zonder eenige voorwaarden , op te dragen. Den dertigften Junij werd dan van wegen dezelven,en tot dat einde gericht, een fineekfchrift aan den Stadsraad ingeleverd, waar bij voorgefleldwerd, „dat de eenigfte begeerte der Burger-hoplie>, den, en der Gemeente van Utrecht was, „ dat de Regeering van het zuchtend Va>, derland geheel mogt gefield worden, in „ handen van de Koninginne van „Engeland; waarom de Raad der „ Stad ootmoedig verzogd werd, om, in „ gemeenfchap met de Burgerij, bij zij„ ne Excel/entte \e helpen uitwerken,dat „ van wegen de Stad, Steden en Landen „ van Utrecht, de ganfche Regee„ ring en volkomen magt over dit Ge„ west, zonder eenige voorwaarde of be„ paling, aan haare Majefleit wierde op- j> ge- zonderheden van dit ongehoord gedrag, dat heerschzucht en regeeringioosheid, zo duidelijk kenfchetst, wijze ik, voornaamlijk naar Bor,XXI Boei, fo. 33. II. Deel. t ) XVÏIL afdeeling. Nieuw© Mappen der Burger hoplieden te Utrecht.  ccjo TOONEEL DER STAATS- XVITI. Afüeb- „ gedragen,behoudens alleen den waaren „ Kristelijken Godsdienst en die Privile„ gien, waar bij het gezag der Koningin„ ne niet verkort werd." enz. (c~) — De SiadUtrecht voegde zig naar dit verzoek, zo ver het haar aanging (7) , en zuiks deeden insgelijks de overige Steden van die Provincie Qd). De woelzieke Bende hier mede nog niet vergenoegt, vervoegde zig tot een gelijk oogmerk,aan de Bargenjen van Vriesland en Overijssel, alwaar zij insgelijks grooten aanhang vonden; in Holland werd ook het zelfde fpcl bedoelt, doch mislukte; te Gouda, welke Stad daar toe eerst aangezogd was, antwoordde de Schutterij op een deswegen gedaan voorflel, dat zulks met hun, ■nr Cf) Bok, XXI Boek,fo. ff. (d) Dezelfde, XXI B>ek, fo. 31 rerft. (7) Qenrr. XXIV Boek, bladz. 1069, noemt het verzoek deezer Burger - hoplieden , eene zeldC2 H ■: -eid en mei opzicht tot ca roeftêromirg der Rcïeerin^, zegt hij: de Froedfchap. vat zou zij, n fmetten daar dwang achter was': zij voegde x!g naar 't gefchrift ; vcor zt red haatde zaak raakte.  GESCHIEDENISSEN, 491 fnaar den Magiftraat raakte, bij men zij zig melden moeften (e). Ondertusfchen, dat dit alles in Utrecht voorviel, bevond zig L e i c e s t e r in den Hage , tot het verkrijgen eener buitengewoone Bede, of onderftand, bij Holland en Zeeland, waar in men hem vrij wel te wille fcheen, mits hij behoorlijk acht name, op twee hunner Vertoogen aan hem gedaan; het eene , betreffende de gevraagde verzagting, rakende het Plakaat van Zeevaart, duor welkers geftrenge inhoud, de beide Provinciën 't zwaartst gedrukt wierden ( 8) ; en het an- (e) Bor, XXI Boek, fo. 31 verfo. C 8) In dit Vertoog van bezwaar, welk ons Bon. in zijn geheel opgeeft , (XXI Boek , fo 44. verfo & fqq.) doch dat te breedvoerig is , om h'er in gevoegd te worden, ontmoet men, onder anderen, de volgende merkwaardige zaken , waar mede de Staaten van Holland en Zeeland, de billijkheid van hun verzoek verdedigen. „ 't Is kenliik , zeggen zij , dat de Provinciën ,, van Holland en Zeeland, tegenwoordig, in de „ lasten van den Oorlog der Vereenigde Neder. „ landen , tegen de andere Gewesten, onder het Ta „ be» XVIÏT, Afdee» ling. Leïcester Verzoekt ouder* ftand irt geld, bij Holland en Zeeland.  29a TOONEEL DER STAATS- XVIII. Afde e- ■inc. andere, ter afdoening van eenige mindere bezwaren. Omtrent deeze laatften gaf hij, „ beftuur van Uwe Excellentie ftaande , meer als „ vier vijfde deelen betalen , daar zij , voor dee„ zen Oorlog, in de Confenten niet meer plegen te „ dragen, dan tegen een zesde, of zevende gedeel„ te, gerekend. „ 't Is insgelijks bekend, dat Holland en Zee„ land zeer klein van begrip zijn, bevattende Hechts „ omtrent vijfhonderd duizend Morgen Lands,daar „ onder begrepen , veelen Duinen, uitgedolveu Vee„ nen, Kleij, Zandige en fchraale honden en „ welke meest allen, zeer zwaare lasten op te bren„ gen hebben, zo tot onderhoud van Dijken, We„ gen , Kaden , Sluizen , Wateringen , Molens en ,, dergelijken , waar van zommigen, hier en daar, „ jaarlijks , merklijk meer kosten , dan de huuren ,, der Landerijen bedragen; dat, bovendien, ver„ fcheiden van dezelve gelegen zijn , op de Fron„ tieren, en derhalven gedurig bloot ftaan, aan den „ moedwil der Vijanden, en voor de losbandigheid onzer eigen Soldaten. —- Dit alles overwo,, gen zijnde , zullen de Landen van Holland en „ Zeeland , naauwlijks, het twintigfte gedeelte van ,, de Nederlanden uitmaken. „ Het voornaam welvaren van de Landen van ,, Holland en Zeeland , en uit welke de ContrU „ butien moeten voortkomen, met welke zijlieden van alle tijden , hunne Prinsfen en Heeren, zo „ lof-  geschiedenissen; z9$ hij, fchriftlijk, vrij goede voldoening; maar aangaande 't eerfte en voornaamfte ver- zoek, » Ioflijk, onderlteund hebben , beftaat in de Vrije „ Zeevaart en Koophandel; wtar toe God Almag»» tig, de voorzeide Landen zonderling, boven alle >, anderen, met bekwaame Zeegaten, Havens, Rivieren en Wateren, begiftigd heeft; in het ver» tier van Haring en Visch ; in 't uitventen van Boter, Kaas en dergelijke voortbrengfels van dit „ Land, waar van het vijftigfte gedeelte bij ons niet „ kan verorberd worden , en eindelijk in het rafi„ neeren van Zout; welke middelen van beftaan, „ van de oudfte tijden af, gehouden zijn, voor da „ Mijnen van Holland en Zeeland , ter bevor„ dering van derzelver welvaart en voorfpoed, en tot noodzaaklijk onderhoud van den Staat en'zij. „ ise Ingezetenen. Dat derhalven, wanneer „ deeze middelen van beftaan belet, of verhinderd „ worden, dan ook de middelen van Contributie „ zouden ophouden, of voor 't minst zeer vermin. „ deren, waar van de geheeje ruine, of ondergang „ van Holland en Zeeland , het notoor gevolj „ zijn zou" enz. Echter, op dat het niet fchijtien mogt, als of de Staaten dier twee Provinciën , hoe wettig en billijk hunne aangevoerde reden waren, om eenige verzagting, in het genoemde Plakaat van Zeevaart, te kunnen eisfchen, geenzins daar onder het drijven van eenen ongeoorloofden handel bedoelden bepalen zij zig, omtrent hun verzoek, nader, ia T 3 eenU XVIII. Afdee- .ing.  5q4 TOONEEL DER STAATS- XVIII. Afdee- L1j\G. Geheime bedoeling van den Landvoogd. (ƒ) Wagenaar , Vaderl: Hifi:, VIII Deel, lladz. 105. ewiige , bij dit Vertoog , afzonderlijk , gevoegde pi néten, alwaar zij ook dit zeggen : „ De Staaten van Holland en Zeeland ver'„ ftaan , dat het verbod om te vaaren , of handel „ te drijven, op zodanige der Nederlanden, „ welke in 't bezit van den Vijand zijn, recht en „ billijk is, en derhalven. daar tegen, geen bezwaar , hebben; en insgelijks niet, fclioon tot groot nadeel van de beide Landen, tegen het verbod, aan „ hum-e Ingezeten gedaan , van te vaaren op eenige Havenen van Portugal, Spanje , of anderen ', den Vijand toebehoorende , mits haare Majefteit „ gelijk verbod gelieft te doen , en vervolgens te 8> Jaten uitvoeren" enz. zoek, hier over verklaarde hij zig alleen bij monde , dat hij niets dan der Landen welvaart beoogde, en dat men hem dit moest toevertrouwen (ƒ). Uit alle omftandigheden bleek ten klaarften, dat Leïcester geen anderen toeleg had, dan om alleen en willekeurig te regeerenj iets dergelijks hadden de Staa* ten van Holland en Zeeland. altoos,gevreesd en hem daarom, zo veel het  GESCHIEDENISSEN. 295 het mooglijk ware,buiten 't bijzonder beftuur hunner Provinciën gehouden. De Staaten Generaal bemerkten nu wel, maar te laat, dat zij in hun goed vertrouwen op deezen Landvoogd, wederom, te ver gegaan waren. Het gedrag van Anjou had, 't zij met eerbied gezegt, hun moeten aanzetten, om behoedfamer, voor 't vervolg, te zijn: dan de Staatkunde heeft ook haare zwakheden en deeze tweede dwaling word min berisplijk, wanneer men den toefland des Lands, bij zij ne overkomst, in aanmerking neemt, hel oog Haat op de benaauwing van rondom me, door den Vijand en 't daadlijk ge vaar, in het welk de meelte Provinciën die 't fterkfte voor hem ijverden, zig be vonden, zonder middelen vangenoegfaa me eigen verdediging; voegt hier bij, d bekommering voor 't verlies van den fchoo nen Godsdienst, reeds in hetCiment va: zo veel Burgerbloed bevestigd, en die z zwaar op de harten onzer Voorvadere pleegt te weegen, en waar van men Le: cester, als den Befchermer, befchouw de; dan zal men rasch ontdekken, dat ti knellende vrees, welke bij de ovcrwei ging van dit alles, de denkbeelden ve T 4 me XVIII. AFDEELING. Aanmerking. 1 1 3 1 e r-  ao6 TOONEEL DER STAATS- XVIII. Afdee- tlNG. "Voorzorg der" Star, ten daar te. gen. meevierde, de zwarigheden, natuurlijker wijze, moest verkleinen, die uit eene al te groote toegevenheid ontftaan konden; ja,dat de hoop op redding,dezelve, bijna, onmerkbaar maakte: bovendien, de Staatkunde was toen zo verfijnt niet, als heden,noch de Hollandfche oprechtheid, zo zeer, door vreemde kunstftreken, bedorven. De duidelijke gewaarwording van het onvermoed oogmerk van den Graaf, dat zig meer en meer begon te ontwikkelen, deed de Staaten Generaal goedvinden, hunne bijeenkomllen te vermeenigvuldigen, om , buiten den Raad van Staate, over zaken te handelen, die men fchroomde den Engelfchen medetedeelen. De Staaten van Holland, hoewel minder onder bedwang van Leïcester, dan de meefte andere Gewesten, hadden daarom voer zig en met Prins Maurits, genoegfame reien van klagten , en befloten insgelijks, üe algemeene zaken meer aan zig te trekken (g); dit, ondertusfchen, was olij in (#) De Groot, V Jaarboek, bladz. ioö-.  GESCHIEDENISSEN. 297 in 't vuur,maar bereidde, niet te min,de Staaten tot het geen zij, daarna, metL zo veel wijsheid uitvoerden. Leïcester gebelgt over zodanig wantrouwen van zijn gezach, bedoelde, zederd, door behulp van zijnen aanhang, eene geheele omkeering in de Regeering te bewerken, en waar mede men te Utrecht een beging maakte , bij gelegenheid der verkiezing d van den nieuwen Magiftraat; wanneer ft Prounink, anders gezegd Deventer, tegen het recht der StadsPrivilegien aan,tot tweeden Burgemeefter verkoren werd, doch in welke hoedanigheid, echter, de StAaten Generaal , toen hij, als afgevaardigde van dat Gewest, zig in hunne Vergadering voegde , hem weigerden te erkennen , en noodzaakten van te rug te keeren (9). Het (9) Het is der moeite wel waardig van na te leezen, het geen de Arnheimfche Burgemeefter, E verhard van Reijd , ons, omtrent de bijzonderheden der Utrechtfche Magiftraats vernieuwing, bij die gelegenheid, opgeeft, V Boek, bladz. 134, 135. en vermits het toen gebeurde , tot eene aanwijzing ilrekt, naar welke Modellen de zogenaamde ljatriptten, vapral aan 't einde hunner Loopbaan , in 't T 5 |aw XVIII. Afdee:ng. herwar:n toemd te trecht.  XVIII. Afdee- ■INlï. 298 TOONEEL DER STAATS- Het bleef bij deeze eerfte krenking der Voorrechten, te Utrecht, niet. 't Spel zou on- Jaar 1737, onder anderen, gewerkt hebben, zal ik voor de zulken , die deezen Autheur niet bezitten , alhier een uittrekfel van zijn verhaal mededealen. „ Den eerden Odtober, zegt hij, was de gewoa,, re tijd der verkiezing van eenen nieuwen Magi„ ftraat te Utrecht , welke pleeg te gefchieden, op ,, voorgaande benoeming van een zeker getal be. ,, kwaame Burgers , bij den ouden Magiftraat , „ aan den Gouverneur over te leveren , die nog „ eenigen daar bij voegde , en vervolgens de be. „ kwaamfte daar uit verkoos. De gewoone Stadhouder Joost de Soete , Heer van Viller s, was het Jaar te vooren, bij den vijand, krijgsgevangen gemaakt, en de Graaf van Nieuwenaar, mid,, delerwijl, tot Stadhouder aangelteld, doch bevond zig thans in Duitschtand, waarom Leïcester .„ zekeren Lord North , nu met dit werk belastte, „ hoe wel men deeze verkiezing, zonder gevaar, ,, ligtlijk tot de terug komst van den Stadhouder, „ had kunnen opfchorten , gelijk in vorige tijden, . te me^rmaalen gefchied was, ten einde het recht „ van den Stadhouder niet te verkorten. Deeze „ North , onder voorwendfel van de handhaving „ van den Het vormden Godsdienst, maar meest, „ om de wettige Regenten , wier aanzien en vermogen hem in zijne oogmerken hinderden, naam„ lijk, om voor zig het Gouvernement vznUtrecht ■ / » ts  GESCHIEDENISSEN. 299 onvolmaakt geweest en het oogmerk niet bereikt zijn, had men zig alleen hier bij wil- „ te verkrijgen, buiten alle gezach te Hellen, voegde, in zijne thans uitoeffenende waardigheid, bij „ de overgeleverde Perfoonen, de zodanigen , die „ tot zijnen aanhang behoorden,en onder deeze was ,, Prounink, anders gezegt, Deventer , welke hij „ tot tweeden Burgemeefter, voor dat Jaar , verkoor, i, ftrijdende tegen de uitdrukkelijke Voorrechten der „ Stad, welke niemand tot Burgemeefter toelaten, „ die geene tien jaren lang, Burger geweest was. „ daar nogthans Prounink nooit tot de Burgerij be „ hoord had. Ook waren de overigen door hen „ tot de Reering verkooren, meest Luiden var „ weinig betekenis, en die nooit te vooren , to „ eenigen post gebruikt waren, — Het fchijnt „ zegt onze Schrijver verder, dat men na dit voor ,, beeld , de Regeeringen in de andere Provincie! „ ook wilde inrichten , doch deeze toonde zig „ weldra , over dit gehouden gedrag , gevoelig „ want toen men Prounink, van wegen Utrecht in de Staaten Generaal, afvaardigde, wild „ men hem aldaar niet erkennen, om reden, da 3, het voornaam einde, en waar na alle raadflagei „ ingericht moeiten worden, was, de Vrijheid e „ de Privilegiën des Vaderlands te handhaven , e „ zulks te doen , zij allen , bezwooren hadden „ hierom konde men zig, met hem, in geene raads „ plegingen inlaten, ten ware hij deed blijken, da „ zijne verkiezing tot Burgemeefter , niet ftrijdi ,f ware, met de Privilegiën van Utrecht; hier to ,, ba XVIII, Afdee» ling» t i r t i i k '■> t I  300 T00NEEL DER STAATS- XVIII. Afdee-' ling. willen bepalen. In de Vroedfchap diende eene geheel omkeering te gefchieden en zonder welke men het onmooglijk meefter worden kon. Daar nu de nieuwe Magiliraat thans met de Burger-hoplieden mede werkte, zo begon men de beste en meest vertrouwde Regenten, te befchouwen voor . ver- „ buiten ftaat zijnde, vertrok hij , doch niet zonder eene menigte dreigementen te doen , tegen „ de Staaten Generaal." Men herrinnere zig, dit leezende, welke willekeurigheden , omtrent de Magiftraats hertellingen, voornaamlijk in de Jaaren 1786 en 1787, tot na de gezegende Omwending, in zommige Provinciën en Steden , alwaar het voorgewend Patriottisme woelde , plaats gehad hebben; men betwistte den Heer Erfstadhouder , onder allerhande voorwendfels , het recht van verkiezing ; men beroofde de Steden van haare Wettige Regenten, om onbevoegde Perfoonen, maar die men wist , dat tot de verderflijkfte aanflagen zouden medewerken, in de Regeering te dringen; eindelijk, men verltoutte zig, de Medelanders van eene opgeworpen Staatsvergadering te Utrecht, voor Leden van de Generaliteit te doen erkennen. — Deeze algemeene fchets, van 't geen wij in onze dagen hebben zien gebeuren, [trekt ter overtuiging , dat men ons oude kost, in lier/u r ft 'M eten , wist optedisjchen , 20 als nog rerder in den Tekst blijken zal.  GESCHIEDENISSEN.- 301 verdachte Perfoonen, en als zodanig, Stad en Land te ontzeggen; terwijl men de nu opengevallen ampten en bedieningen, rasch vervulde met Creaturen, die blindlings in't belang van Leïcester. Honden en van zijne hand afvlogen Deeze aanzienlijke Uitgebannenen verzuimden niet, de befcherming der Staaten van Holland in te roepen, welke ook gewillig waren, zig hunne zaak aan te trekken , en hoewel Leïcester ontkende, eenigen last tot deeze gewelddadigheden gegeven te hebben; ja zelfs op de vertoogen hem, door de gezegde Staaten, deswegen gedaan, de Wethouderfchap en Burger-hoplieden, te Utrecht, reden van hun doen afeischtte, werd echter in de voornaamfte bijzonderheid, 't herilel der Vluchtelingen in derzelver eer en waardigheid , niets verricht; integendeel, men bleef aldaar, met het zogenaamd hefarmen, voortgaan en eerlang werden de U. trechtfche Staaten , de Magillraat, de Amptlieden en eindelijk de geheele Burgerij, onder eenen nieuwen eed gebragt, waar bij zij trouw moeflen zweeren, aan de (h) Van Reijd, V Boek, bladz, 136. XVIII Afdee lino.  302 T00NEEL DER STAATS* XViii. Afdeelino. de Staaten Generaal, den Graaf van Leïcester, als Landvoogd, en aan Nieuwenaar, als Stadhouder over het Land van Utrecht; ook werd men verplicht van daar bij te beloven, geen verfiand te zullen houden met de Uitgezetten, en alle gefprekken te vermijden, om Fr ede met de Spanjaards te maken, zonder eenparige bewilliging van de Vereenigde Neder* landen Deeze nieuwigheid, zo weinig overeenkomftig met de Staatsinrichting der Gewesten, en alleen op heerschzucht gevestigd, verijdelde de hoop geheel, van iets,ten gunite voor de mishandelde Burgers van Utrecht, te zullen uitwerken j want, toen zommigen van dezelve het nogthans waagden, recht te verzoeken, konden zij niets anders verkrijgen, dan dat men hun toeftondt, zig eenigen tijd in V r i e s l a n d te gaan onthouden, onder bedreiging van anders, hunne ontilbaare goederen voor verbeurt te verklaren, en 't geen tilbaar was, ten buit te zullen geven. De Staaten van Holland, (_{) BV-oft, XXIV Boek, bladz. 1078.  GESCHIEDENISSEN. 303 land, verontwaardigd over zodanig gedrag, boden aan deeze zo zeer mishandelde Landgenooten , een veilig verblijf in hunne Provincie , zelf met verlof aan eenigen , om de fchade, welke hun aangedaan mogt worden, wettig te verhalen , op de zulken, die 'er oorzaak van waren (£). Leïcester gebelgt, dat men zig in Holland, zo ftout tegen hem verzette , meende den man gevonden te hebben, die hierin het voornaam rad draaide: naamlijk, 's Lands Advokaat van Oldenbarneveld; waarom hij deezen ontboodt, om bij hem te Utrecht te komen; dan de Staaten vonden niet goed, van in zijn vertrek te bewilligen, en ontfchuldigden zig, des wegen , bij den Landvoogd, met heuschheid (/); zeer waarfchijnlijk gefchiede deeze weigering uit vrees voor erger, daar zig de listen van hem, dag aan dag, naakter openbaarden en die, zonder eene mannelijke flandvas- (£) Hooft, XXIV Boek, bladz. 1079. (/) Dezelfde, XXI Boek, bladz. 1080. XVIII. Afdeeling.  3o4 T00NEEL DER STAATS- XVIII. AFDEELING. 1 I 1 / 1 tigheid, het boofte dreigden; niet alleen', dat hij in de Provincie Utrecht den baas fpeelde ; insgelijks Overijssel onder zijn bedwang fcheen te hebben; toeleg op Vriesland maakte, en door zijne Engelfche Soldaten, Geertruidenberg, Bommel, en Hemden dacht te verrasfchen, maar hij poogde het zelfde ook omtrent Holland te doen. Gorkom en Muiden waren de twee plaatfen, op welke hij, vooreerst, het oog had, en, om in zijn voorneemen te ilagen, benoemde hij de Bevelvoerders over het Krijgsvolk , in beide Steden,tot Gouverneurs van dezelven en onttrokze, op deeze wijze, aan ie gehoorzaamheid van Prins Maurits, ie alleen wettige Gouverneur der Pro vin* :ie en fterkten in Holland gelegen, re Gorkom , alwaar hij, naar 't fchijnt, egenftand bij den Magiftraat duchtte , /ermaande hij de Predikanten , bij geschrifte , dat zij, met hunnen Krijgs)evélhebber, in goede verftandhouding jouden leven, en hem in alle aanflagen, egen de Papisten en heimlijke Misnoegden >ijftaan (xo). Doch deeze van beter alloi zijn- (io) IJver voor den Godsdienst en zorge voor do  GESCHIEDENISSEN. 305 zijnde, dan veelen van derzelver Ambtsbroederen, elders, en daarom alle achting waardig, gaven van dit verdacht voorflel j aanflonds kennis aan de Regeering hunner Stad. De Overile Sonoi, die, onder 1 Prins Maurits, in Noordholland, 1 het beiluur toevertrouwd was,had reeds, zederd eenigen tijd, heimlijken last van Leïcester aangenomen, maar nu begaf hij zig dadelijk in zijnen eed , hem belovende, geene bevélen, dan die van hem kwamen, te zullen gehoorzamen (m) ; ook rechtte de Landvoogd te Hoorn een nieuw Collegie van Admiraliteit op,welk echter, vermits men het niet geheel dorst afwijzen , bij voorraad en onder beklag (*), werd aangenoomen (n). Zul- (m) Van Reijd, V Boek, bladz. 138 & feqq, . (») Velius, Kronijk van Hoorn, IV Boei,bladz. 261. de handhaving van de openbaare Rust, waren toeo de momaangezichten, onder welke de Heerschzttcht zig fchuil hielt; in onze dagen was de oproerleus, om het Volk te misleiden, Vrijheid en Vaderlandsliefde. II. Djbel. V xvïu. Afdee- .ing. Dntroaw ran Sari. (*) Proest.  3o6 TOONEEL DER STAAT5- XVIII. afdeeLING. S'andvas tigheid der Staa ten van Holland. NEGENTIENDE AFDEELING. Vervolg der Korte Schets van Leicesters verblijf in «'«Nede r« landen en eindelijk zijn vertrek uit dezelve. XIX. Afdee• lino. 1586. Men ontdek: de heimlijke listen, Zulke en dergelijke praktijken, ftrekkende tot verachting van het hooggezach .der Staaten van Holland, alwaar Leïcester, buiten 't geen de algemeene verdediging der verëenigde Ge westen betrof, niets het allerminfte te zeggen had, wekte bij dezelven niet alleen groot misnoegen, maar tevens een fterk wantrouwen, omtrent den Regent; en deed deeze aanzienlijke Vergadering, zodanige maatregels neemen , welke de eer van eenen Souverein waardig zijn. \Jhidertusfchen, dat L e i c e s t e r , door allerlei middelen en wegen, onder den fchijn van 's Lands welzijn te beoogen , de gewaagde flappen deedt, ter verkrijging van de Opperheerschappij, over deeze Gewesten, gebeurde 'er iets, dat alle zij-  GESCHIEDENISSEN. 30; zijne kunftige voorneemens onthengzelde en den draad van zijn fchadelijk weeffel, in tijds, deedt breken: dit was het aanhouden van zekeren Steven Paret, een Antwerpenaar, doch toen , te Rotterdam woonachtig. Deeze man had zig onlangs, door eene al te vrije taal, in verdenking gebragt, en op vermoeden,dat hij de opfteller was, van zekere fchimpfchriften, tot oproerige beweegingen uitgeftrooid, werd hij, op last der Staaten, met alle zijne papieren, in hechtenis geno. men ; uit welke laatften, zijne verftandhouding met Reingoudt, duidelijk bleek, en wat voorneemen zij beiden hadden. Men ondervond ook dra de gevolgen deezer geheime veniandhouding; ten minfte Reingoudt bewerkte bij den Raad van Staate, dat deeze aan de Staaten van Holland fchreef, van ter ftond den gevangenen , benevens zijne papieren , naar Utrecht te zenden, otn aldaar onderzocht te worden; dan dit werd geweigerd, maar in tegendeel Gemagtigden benoemt,: om zo wei den Raad van Staate,< als Leïcester opening van alles te' doen; Reingoudt van den verkeerden uit- V a flag XIX. Afdee. ling. der Aanhangersvan Leicpster. Paret gevat. De Raad van Staata zoekt de gevolgen te verhoeden. Holland :end genagtig!en aan len Landvoogd.  XIX. Afdee ling. Hun !a bij hen 3o8 TOONEEL DER STAATS- flag der zake kenniskrijgende , fpoedde zig naar het Leger voor Doesburg, alwaar Leïcester zig thans bevondt, denklijk, om met hem nader overleg te neeit men ^et berichtfehrift, den Ge- • magtigden, die kort daarna vertrokken, medegegeven, behelsde een volkomen onderricht van de papieren en brieven , bij den gevangenen gevonden,en uit welken klaar bleek, wat rol Reingoudt in dit alles fpeelde; waarom zij gelast waren , zo wel bij den Landvoogd , als bij den Raad, ernftig aan te dringen, om den voornoemden Reingoudt, benevens zijne papieren, in verzekering te neemen en tegen hem, volgens 'sLandswetten, te handelen , „op dat, zeggen de Staaten, „ tot bewaaring van den roem haarer Ma„ jefteit , van zijne Excellentie en van „ den Staat, zodanige pesten afgeweerd „ en uit den weg geruimd worden." Verder wat Paret betrof, daar omtrent beweerde men, dat vermits hij een inwoo11 er van Rotterdam zijnde, en zig aldaar, tegen de Staaten van Holland, mis- C-O Bor, XXI Boek, fo. 55.  GESCHIEDENISSEN. 309 misgrepen hebbende, ook door dezelve te recht gefteld moest worden ( 1 ). Deeze Hatelijke bezending en die van zo veel gewicht was, voor het algemeen belang, werkte te Utrecht uit, dat de papieren van Reingoudt, die eerst verdonkerd waren, ontdekt en voor den dag gebragd wierden. Men [peurde 'er, zegt Hooft, fchendige dingen in (b). De Landvoogd , ondertusfchen , fchoon de Gemagtigden , uit de hem voorgelegde bewijzen, deeze drie voornaame punéten van befchuldiging, tegen Reingoudt en Var et, inbragten, dat zij getracht hadden zig zeiven, ten koste van den Lande, te ver~ rijken ; de gemeene middelen, tot eene hoogte te brengen, om die tot niet te maken, en eindelijk, dat hun toeleg was geweest, kwaad te jlooken, tusfchen zijne Excellentie en de Staaten , vond Hechts goed te ant: (b) XXIV Boek, bladz. 1080. (1) Dit Berichtfchrifi , welk Ror, XXI Boek, fo. 55 & feqq. , opgeeft , verdient van elk , dia deezen Schrijver bezit, met aandacht nagelezen te worden. V 3 XIX. afdeeling. Gevolg iaarvan.  XIX Afdee lino. Reingoudtraakt in hechtenii doeh om ioint, Sterft Roomse gezint 1 Brusfel. 310 TOONEEL DER STAATS» antwoorden, van 'er zig nader op te doen berichten en dan na behoren te zullen handelen (c). Hij bedacht zig evenwel eerlang nader; deed Reingoudt eerst een geheelen dag in zijn eigen tent bewaren, en ftelde hem vervolgens in handen van "den algemeenen Provoost (.XIV Boek, bladz. 1097.  GESCHIEDENISSEN. 313 M De bezadigdheid; ik mag wel zeggen, ., de kieschheid, dus drukt zig een fchrij„ ver van onzen tijd uit, welke men hier ,, bij in 't oog hielt, is merkwaardig. Beleefdheden , eerbewijzen, plichtple„ gingen, niets ontbrak 'er,wat men aan „ zijn rang verfchuldigd fchijnen mogt. „ Men ging nog verder. Men deedt hem „ een aanzienlijk gefchenk — ten bewij9, ze , dat men tegen zijn perfoon niets ,, hatelijks in den zin hadt (/)"• — De Ridder Hooft, een man, die, om dat hij kundig van zaken was, doorgaans ook zeer juist wist te gisfen, geeft 'er eene tweeledige oorzaak van op : „dus 9, heuschlijk , zegt hij , bejegende men „ een Heer, over wien zo veel te klagen ,, viel: 't zij, de Staaten oordeel„ den, dat hij uit ligtgelovigheid zig mis„ greep, en door anderen om den tuin „ liet leiden, welk zoort van Luiden, zo „ rasch herwonnen als verboren zijn; of ,, dat men hem dien honing om den mond ., fineerde, opdat hij de klagten,die men „ tegen hem dacht in te brengen, en na „ zijn C 0 Stjjl , opkomst en bloei der Nederl. bladz, 335. V 5 xix. Afdee uno.  314 TOONEEL DER STAATS- XIX. Afheb- LING. Holland Zeeland en Vrie. land leverenhunne b< zwaren bü den Landvoogd ii ,, zijn fmaak niet zouden weezen, te lig„ ter , en met minder tegenzin, mogt „ verzwelgen (*»)". Wat hier ook van zijn mag , de bewijzen van achting hem gegeven , legde eene tegenverplichting op hem, en om den indruk daarvan, door geen te lang uitltel, krachtloos te maken, werd hem, pas weinig dagen na zijn aankomst, van wegen Holland, Zee- 'land en Vriesland, een vrij uitvoerig Vertoog ter hand gefield; van wel- , kers gewicht men oordeelen kan, uit de voorzorgen, die ter Vergadering van Holland genomen wierden, bij het raadple- • gen over dit belangrijk Huk van bezwaar, aan Leïcester voor te dragen:,, men „ verbond elkander, onder eede, tot ge„ heimhouding; ook werd befloten , 't „ geen iemand buiten of binnen de Landen, overkomen mogt, wegens 't vrij,, moedig voorflellen zijner meninge ter „ Dagvaart, te zullen houden, als betrof „ zulks den Staat in 't algemeen («)". De drie Gewesten, klaagden in hartelijke taa* («) XXIV Boek, bladz. 1097. O) Wagenaar, Vaderl: Hift:, VIII Deel, bladz. 174.  GESCHIEDENISSEN. 315 taaie,over de menigvuldige inbreuken op hunne rechten gefchied, door denzelven,. voor te dragen, hoedanig de Graaf voor't toekomende behoorde te'handelen (2). Eene wijze van beklag, die zelden nalaat van een goed gevolg te zijn, om dat het, als geene regelrechte befchuldiging behelzende, geene billijke reden tot verbittering geven kan. De Landvoogd het Vertoog ingezien hebbende, zond 's anderendaags antwoord; begeerende, dat de Staaten hem Gemagtigden zouden zenden; die ook dadelijk benoemd wierden: men handelde lang en ernftig,over de in verfchil zijnde zaken , fchoon aan weerszijden met veel gematigdheid, het flot deezer onderhandeling was, aan de zijde der Gemagtigden, eenen naderen aandrang, tot een gunftig befluit van het hem overgeleverd Vertoog en aan zijn kant, de belofte van dit te zullen doen ( 0 ). Ondertusfchen, dat Holland, Zeeland, (O Hooft , XXIV Beek, bladz. 1100 & feqq. (2) Dit geheel vertoog , is te vinden bij Bor, XX.lBoek,fo. 58 verfo, en meer verkort,bij Hooft en Wagenaar , ter boven aangehaalde plaatfen. XIX. Afdee* .ing, Onderhandelingen met jenzelven. Nïetiwe onlusten  3i6 TOONEEL DER STAATS- XIX. AFDEELING.te Utrecht. (*)CeMgeerden. land, en Vriesland de belangen van den Staat, op eene mannelijke wijze, verdedigden, raakte te Utrecht alles op nieuw in roere: niet Hechts, dat men het aldaar waagde, Prounink andermaal, wegens die Provincie, ter Generaliteit aftevaardigen, hoe wel hij, in weerwil van den hoogmoed met welke hij zig wilde doen gelden, nogthans wederom afgeweezen en genoodfaakt werd, te vertrekken, maar de Burger-hoplieden dier Stad, gewoon te hollen, kregen nu den inval, het eerfte Lid van Staat (*), 't welk de plaats der Geestlijkheid verving, te vernietigen, de Vroedfchap toonde zig hier toe dra gereed, doch het Lid der Edelen weigerde, buiten dezelven, in iets te Hemmen. De ijveraars der wanorde , fteunende op den invloed der Burgerije, en verhit door het afwijzen van Prounink , die daar van aan de andere Utrechtfche Gemagtigden, de grootfte fchuld gaf, bewerkten eerlang, dat op naam van Schout en Burgemeefteren der Stad Utrecht, en insgelijks van wegen de Afgevaardigden der andere Steden, hunne Gemagtigden, uit den Ilaage te rug geroepen wierden, met_aanfchrijving aan de  GESCHIEDENISSEN. 317 de Staaten Generaal van geen genoegen te zullen neemen, in alles wat zij verder zouden helpen befluiten : de Geëligeerden en Edelen, daarentegen, gaven den Gemagtigden bevél van te blijven en zelfs herftelling te vorderen,onder anderen, van 'tgeen, zederd eenigen tijd, ftrijdig met deStichtfche Voorrechten, gedaan en gehandeld was (3). De Staaten Generaal, middelerwijl, beducht voor de gevolgen deezer onluste,bewogen nog voor het einde des Jaars, den Utrechtfen Stadhouder, Graaf yan Nieuwenaar , om het bij de Vroedfchap zo ver te brengen, dat de Geëligeerden, bij voorraad, in hunnen rang herfteld wierden, en de Dagvaart wederom bijwoonden (ƒ>). De tegenwerkingen, welke Leïcester, meer en meer, befpeurde, omtrent zij- (ƒ>) Bor, XXII Boek, fo. 3 ver fa. (3) Hooft, XXV Boek, bladz. 1112. Men herinnere zig , dit leezende , welke wanorders, in de laatfte onlusten, te Ltrecht , over zoort gelijk Meefterfchap in de Regeering, plaats gehad hebben en men zal bevinden , hoe kuuftig zij gebruik van oude voorfchriften wisten te maken. XIX. Afdeb- UNG.  XIX. afdeeling. Leïcester maakt zig gereed, om een keer naar Engeland te doen. (r) Hooft, XXV Boek, bladz. 1112. 518 TOONEEL DER STAATS* zijne geheime bedoelingen, en mooglijkde overtuiging, dat de kunftenarijen zijner vrienden en aanhangers, die alleen op eigenbelang gegrond waren, geene lange duurfaamheid beloofden , meende eenen fterker arm voor zijne belangen te moeten zoeken, en deeze hoopte hij dra te zullen vinden, in de blakende gunst der Ko* ninginne; tot dat einde dacht hem eene reize naar Engeland, het voeglijklte, te meer, daar zulks thans, zonder kwalijk duiding, kon gefchieden, bij gelegenheid eener Parlements Vergadering, waar toe hij de brieven van aanfchrijving ontvangen had,en fchoon hij zig deswegen, zo als zederd bleek, wel had kunnen ontfchuldigen (q) , bediende hij 'er zig echter van , tot een voorwendfel, om zijn vertrek te billijken ; doch toen de Staaten hem, tot het tegendeel, eene bezending deeden, voegde hij 'er bij, van ook aldaar de zaken der Nederlanden te zullen behartigen Qr); men beruste dan in zijn vertrek, vooral, daar hij plechtig Cf) Van Reijd, V Boek, bladz, 142.  GESCHIEDENISSEN. 319 tig verklaarde, geen misnoegen tegen de Staaten te hebben en dat alles, wat daaromtrent verfpreid werd, voor volkomen valsch moest gehouden worden,deeze mondelinge betuiging deed hij, op verzoek der Staaten , ook met brieven aan de overige Provinciën, hoewel de Afgevaardigden van Vriesland uit den Haage thuiskomende, vrij uit zeiden, van juist het tegendeel uit zijn mond gehoord te hebben en hoe hij elk wijs maakte, van met onwil te vertrekken (s). Wat hier ook van zij, Hooft tekend aan , dat veele Predikanten, zulke geruchten onder het volk zaaiden (t). Gaarne hadden de Staaten gezien, dat het beftuur der Regeering, gedurende zijn afzijn, aan iemand, op wien zij volkomen vertrouwen fielden, werd aanbevolen, doch men kon het,met Leïcester, omtrent de keuze van den Perfoon niet eens worden: de Staaten begeerden Prins Maurits, Hohen l 0, of Nieuwenaar ; hij, daarentegen, iemand zijner Engelfchen Vrienden; waarCO Van Reijd, V Boek, bladz. 142, 143. CO XXV Boek, bladz. 1113. XIX. Afdee-  XIX. Afdeeling. Schikking op de 'Regeeringgemaakt. Bedenking var Leiceste, wegens de Opperheerschappij. Antwoordder Staa ten. («) Van Reijd, V Boek, bladz. 143 & feqq. 320 TOONEEL DER STAATS- waarom men eindelijk,naar oud gebruik, overeenkwam, dat de Regeering, ftaande zijn afzijn, verblijven zou, aan den Raad van Staate, die zijn naam en gewoonlijk zegel moest gebruiken; waartoe hij de behoorlijke volmagt, den vier en twintigften November, tekende , terwijl zekere Norrits , over de Engelfche hulpbenden, het bevél bleef voeren («),< Dit alles op deeze wijze gefchikt zijn-,de, lag Leïcester nog eene gewichtige zwarigheid op 't hart, en deeze was, dat Gelderland, Overijssel, Utrecht en Vriesland, de Opperheerfchappij der Koninginne aangeboden hadden, doch de S > aaten Generaal niet, zo min als Holland en Zeeland. Men gaf hem hier op ten antwoord: „dat ,, indien zulks door de genoemde Pro„ vincien gtfchied ware, uit gehouden „ moest worden, meer voor het bedrijf „ eener muitzieke Gemeente, dan voor „ eene wettige daad, aangezien de Staa. „ ten Generaal toekwam, daar op „ te  GESCHIEDENISSEN. 321 jj te befluiten^ vermits, volgens de hadere Unie, geene bijzondere Leden recht j ,, hadden, zodanige aanbieding voor zich zeiven te doen. Dat Holland en Zeeland hunne genegenheid te meer* malen betoond hadden, om zig aan haa* „ re Majefteit te onderwerpen en nog Ae „ laatften niet zijn zouden , zo dra zij ■j, wisten, dat de Koninginne de heer,, fchappij deezer Landen , op redelij* ,-, ke voorwaarden, begeerde te aanvaar,j den (v)." Ook gaf men hem opening van eene naar Engeland te doene bezending en van het Berichtlèhrift, tot dat einde, ingeftelt, waarin hij genoegen fcheen te neemen, doch, tevens aandrong, om Prins Maurits aan 't hoofd van dezel* ve te ftellen; men vond hierin , bij Hol* land, bedenking en weigerde zulks heuschlijk (w). Den vijf en twintigften H November, nam hij affcheid van de^taaten Generaal , 't welk wederzijds zeer s, minzaam toeging. Hij begaf zig over^ Dord- 2k (v) Hooft, vXV Bock, bladz. 1114. (w) Dezelfde , XXV Boek, bladz. 1114 eiï Ui$. II. Djbel. X Afdeje- ,INGi i neemt cheid a de 'i'itcti verlet natf •eland*  322 TOONEEL DER STAATS- XIX- AFDEELING, Zijn flecht gedrag aldaar en in Engeland. Dordrecht naar Zeeland, en vertoefde twee wecken te Flisfingen, uit hoofde van den gedurigen tegenwind. Ook daar gaf hij blijken van zijn gevaarlijk Karakter en fchadelijke oogmerken: want, onder voorwendfel, dat overal het Krijgsvolk in den eed der Koninginne en van hem, als haaren Luitenant en Overften, flondt, ruidde hij de bezetting van Feere, tegen Prins Maurits, op Meer flink- fche middelen, om de binnelandfche Onlusten, gedurende zijn afweezen, gaande te houden, werden door hem, voor zijn vertrek, in 't werk gefteldt, welke alle op te noemen, mij te verre zouden afleiden (4). In Engeland en bij haare Majefleit, gedroeg hij zig even dubbelhartig, omtrent de Nederlandfche zaken, terwijl het fijn vergif, zo listig , door hem geItrooit, dagelijks zijne fchadelijke werking, bleef doen en de Staaten, zo wel binnen als buitenlands , aan de ontangenaamfte gevolgen bloot ftelde. Ik (x) Van Reijd, V Boek , bladz. 144. (4' lk vijze, in dit opzicht, den Leezer, naar Hooft, Bor en Wacenaar , die daar van eene zeer naauwkeurige opgave gedaan hebben.  GESCHIEDENISSEN. 323 •' Ik' heb reeds een weinig hooger gelégd, dat de Staaten Generaal, door den Graaf van Nieuwenaar, te Utrecht*, te weeg gebragt hadden, dat de Eerfte Staat dier Provincie, bij voorraad, in hunnen rangherfteld en wederom ter DagVaart was toegelaten (j); het kwaad echter , werd hier door niet weggenomen; want de Geëligeerden, naar gewoonte, de Edelen en Steden , tegen het begin des volgenden Jaars, befchrijvcnde, hadden zig, onder anderen,daar bij bepaald, „of >, men niet behoorde te beteren, 't geen,1 eenigen tijd herwaards, binnen de Stad j i, en Lande van Utr, cht, gedaan was, i, tegen de rechten en voorrechten van ,, den zei ven Lande; tegen de verdragen i, met de Koningin en den Landvoogd i, gemaakt, en tegen de nadere Unie;" welke punéten weinig fmaakten aan den tegenwoordigen Raad der Stad Utrecht, die zig dagelijk daar tegen verzette; de voorgeftelde zaken ontkende, en aan zig behielt, deswegen, met de Ridderfchap en andere Heeren, voor dit maal, afzonderlijk te handelen. Doch de twee voorftem- men- (j) Zie hier voren, bladz. 317. X 2 xi%. Afdëé« lino. 1587, v'oortdtf-* ende ongust te JtreckU 1  324 TOONEEL DER STAATS- xrx. AFDEELING. De Staatsver gadering der Provincieword mende Leden zig hier aan niet bekreunende, hielden, met de verdere Steden? hunne Vergadering en befloten, dat men den Staaten Generaal verzoeken zou, om door de voeglijkfte middelen, de ingeilopen abuizen, de Provincie betreffende, te verbeteren ; met verbod aan hun Gelieimfchrijver , om geen affchrift van dit befluit aan die van de Stad te geven. De Vroedfchap, welke zulks dan te vergeefs, eerst bij den Sekretaris en daarna bij zommige Leden, verzogt had, werd derwijze verbitterd, dat zij goedvondt, den Burgemeefter Prounink, vergezeld door eenigen van den Gerechte en zommige Hoplieden, naar der Staaten Kamer te zenden , de Sekretari] , door den Stads Slotemaker, te doen openbreken, het hun geweu.er.1 befluit, gewelddadig, te ligten en dat, daarna , verzegeld, in handen van den eerften Burgemeefter te ftellen. Zodanig onbeftaanbaar gedrag, ftrijdende niet de openbaare veiligheid , dtedt de voorftemmende Leden , gocd^ inden ,hunne Vergadering naar Wyk te Duurfiede te verleggen en zig over en weder,tot handhaving,van elks recht, te verbinden i het gevolg hier van was^ dat  GESCHIEDENISSEN. 3*5 dat de Wethouderfchap van Utrecht, bij welke het thans tot eene gewoonte geworden was , onregelmatige flappen te doen, kon goedvinden, allen de Leden, zo der Geëligeerden als Edelen, die binnen de Stad gezeten waren, te verbieden, om^ elders, de Staats Vergadering bij te wonen, en ingeval zij zulks echter deden, werd hun het weder inkomen ontzegt. De Sekretaris van Staat vermogt geene papieren, a&ens , noch zegels, uit de Vergaderplaats, naar buiten vervoeren , op verbeurte van twee honderd Realen, die men,des noods, op zijn perfoon, of goederen zoude verhalen {zj. L eices teü van dit alles, door twee Afgezondenen (5), uit naam van den Raad, verwittigd zijnde, benoemde eenige Gemagtigden, om dit netelig gefchil te ver- ef- O) Bor, XXII Boek , fo. 5 verfo en fo. 6". (5) De Griffier Filips Rat aller, en de Predikant Herman Modet. In onze Jongde Onlusten herinlier ik mij niet, dat eenig Geeftelijke , de rol van Volks Ambasfadeur, buitenflands, gefpeeld heeft, maar wel , dat de geweezen Ro terdamfche Predi'. kant, Le Sage ten Broek, aldaar, een mede Afteur geweest is, om zijne Wettige Regenten te helpen afzetten. x9 XIX. afdeeling. naar Wijk verlegdt.  XIX. Afdee- .jng. 3att TOONEEL DER STAATS* effenen; doch alvorens hunne Boden nog uit Engeland te rug gekeerd waren, was de zaak reeds eenigzins bijgelegd : aangezien de Raad van Staate, het gehouden gedrag der Utrechttenaren, af? keurde; 't geen hun merklijk gedwee maak-; te O). Den dertienden Januarij van dit Jaar, namen de Staaten van Holland het beiluit, dat voortaan, alle morgen, bij het aangaan der Vergadering, een tot dat einde vervaardigd Gebed, met luider ftemme, zou worden voorgeleezen, om den bijitand van God Almagtig aftefmee? ken,en 't geen zederd,tot heden,altoos, isopgevolgdt (t}> («) Hooft, XXV Boek, bladz. liai. (6) Dit Gebed , welk Bor , te recht, Gedenk^ waardig noemt , en hetzelve , om die reden , in mjri Werk invoegt , meen ik , dat ook mijne Leezers niet onaangenaam zijn zai, dat ik zijn voorbeeld volge: , Onze hul? is in den naam des Heeren , die „Hemel en A"de gefchapen heeft. O God, barm„ hartige Hemelfche Vader, Gij, die de Wijsheid, hei Licht, en de Volheid aller dingen zijt; Op, perfte Rechter en Regeerder der geheele Wae! reld 1 Daar het U behaagd heeft, ons te beroe-  GESCHIEDENISSEN. 327 Eene Staatsgewijze bezending aan haare Britfche Majefteit, en waar van men, den < „ pen , tot beduur en beleid der gemeene zaken van den Lande Holland en dat wij, daarom, al„ bier vergaderd zijn, om met elkander te beraad„ flagen en te befluiten , op de zaken , betreffende „ de eer van Uwe Goddelijke Majefteit, en het „ gemeen Welvaren des Lands; zo wilt ons heden „ en den geheelen tijd onzer bediening, door Uwe Goddelijke genade, zodanig verlichten , en bij„ flaan, dat wij ons van ons Ampt, vroom, vrij,, moedig en getrouw kwijten; dat wij mogen zien, ,, verdaan , befluiten en doen, 't geen Lest is, en „ meest drekken kan, tot Uwe eer, 's Lands Wel- vaart , rust en vrede ; zonder ter rechter of lin,, kerhand, af te wijken, of door eenigen uitterlij„ keu fchijn van gunst , haat, of andere aandrift, ,, ons te laten bewegen , of ons in iets te verge„ ten , maar in onze handelingen niet anders voor oogen te hebben, of te d.en , dan dat behoor„ lijk en recht is : opdat wij ten jongden dage , met een goed geweeten , voor Uwen Rechter„ doel, a!s Koning der Koningen, Heer der Hee,, ren en Richter der Richteren, mogen verfchij„ nen , en met alle uitverkorenen ontvangen , het einde onzes Geloofs , namenlijk, onzer Zielen „ Zaligheid. Dit bidden wij ootmoedig, door Uwen „eenigen Zoon, Jezus Kristus, in wiens ,, naam wij U aanroepen , in ons gewoon gebed , welk hij ons geleerd heeft, zeggende aldus: O». „ ze Vadiï enz." —— Zie XXtl Bock, fo. 14. x4 xix. Afdee- ,ing. Bezeuüng der  XIX. afdeeling. Si na'en naar Eugelan I. Voordel aldiar te (leien. Worden niet iïiin (Hg ontVangen. 't Slot te tPouv,óe Stad De yenter en 328 TOONEEL DER STAATS. den Landvoogd, bij zijn vertrek, verwittigd had,nam nu dereize derwaards aan, beftaande uit Mannen van naam en eer. De bnpdfehap, met welke zij , van wegen <^ Staaten. Generaal, belast waren, behelsde „ een vernieuwd ver„ zoek om fterker hyftand; het nogmaals „ aa.ibieden, van de Hoogfte Ovrigheid „ deezer Landen, en zo zij daarna luis„ terde, alsdan, omtrent de voorwaar„ den, met haaren Raad, in gefprek te ,, reden; doch van hun wedervaren aan „de Staaten bericht te doen , en „ derzelver nadere bevélen af te wach- „ ten." Zij hadden den vijfden Februarij gehoor bij de Koningin, doch bemerkten reeds, oqder de aanfpraak , een zichtbaar misnoegen, op het weezen haarer Majefteit, en uit het fcherp antwoord, 't geen zij gaf, bleek genoegfaam den Hechten dienst, welke Lei ce ster, bij haar, den Lande gedaan had (£). Omtrent deezen tijd , ontmoetten de Staaten nog meerder onaangenaamheden , veroorzaakt door de geheime, kun-i r\b) Hooft, XXV Boek, 1125 & feqq%  GESCHIEDENISSEN. 329 kunftenarijen van Leïcester. Het Slot te Wouw, in de nabijheid van Bergen op Zoom, werd door zeker Franschman, een verdacht perfoon, doch dien hij niettemin het bevél, aldaar, gelaten had, voor . Tienduizend guldens, aan Parma, verkogt. De Stad Deventer en de Schans over Zutfen, de eerfte ter bewaaring aan William Stanlei, en de laatfte aan Roeland Jorkt fchoon tegen den zin der Staaten, toevertrouwt, werden verraderlijk aan den Vijand ingeruimd (c). Ongetwijffeld was 'er een toeleg van dien aart, tegen meer andere plaatfen , doch zulks werd nog in tijds ontdekt (d). De Raad van Staate ftelde wel eene uitloving van drie duizend guldens, op de Lijven van Stanlei en jork, maar dit verbeterde de kwaal niet. De Staaten Gene-; ra al diep getroffen, over zodanige ^ voorbedachte fchelmftukken, bezwaarden 1 zig daarover in eenen ernftigen Brief | aan Leïcester, waar in de oude klagten, wegens zijn zeldfaam gedrag, vernieuwd (f) Hooft, XXV Boek, bladz. 1128 & feqq. («O Van Reijd, VI Boek, bladz, 152. X 5 XIX. afdeeling. Je Schans aver Zuu fen , ko. nen,door rerraad , ian den Vijand, 3e Staaen Ceteraalbh rij ven an Leiester.  330 T00NEEL DER STAATS - XIX. Afdeeumg. Verande ren den Raad va Staate. (ƒ) Wagenaar, VIII Deel, bladz. aoi, (g) Hooft, XXV Boek, blad*. 1135. nieuwd en met de tegenwoordige vermeerderd werden; men zond der Koninginne een affchrift van denzelven ( e ), dienende te gelijk tot een gepast antwoord, omtrent het fcherp verwijt, 'sLands Gezanten gedaan (ƒ). Den Engelfchen Raadsheer Wilkes behaagde de Inhoud derwijze, dat hij 'er een dubbel van, aan den Grootfchatmeefter, die zeer veel invloed ten Hove had, overzondtj't welk zederd eene groote verwijdering, tusfchen hem en Leïcester, teweeg bragt (g). De Staaten Generaal lieten het, bij dit bloot bezwaar, aan den Landvoogd , niet blijven, maar floegen zelfs handen aan het werk, om 't vast invree- tend kwaad , dadelijk, te keeren. De „Raad van Staate,wier last van drie tot driemaanden, telkens, eindigde, en thans meest uit aanhangers van Leïcester beflond, die gewoon waren zig alleen naar zijnen wil te rigten, werd nu door (O Hooft, XXV Boek, bladz. 1133 & feqq. en 1136.  GESCHIEDENISSEN. 331 door anderen, meer vertrouwde, Perfoonen, bij voorraad, vervangen Qh); mid delerwijl, dat de Staaten van Hol land en Zeeland, het manlijk be fluit namen, 'tgeen, zegt Hooft, det waggelenden Staat geweldig onderftutte(j) van Prins Maurits te magtigen „on „ 't gezach hem te vooren, als Stadhou „ der en Kapitein Generaal, opgedra „ gen, met de daad te gebruiken, onde „ Staatswijze vastftelling, hem en Ho „ henlo, zijnen Luitenant, in deez „ toevertrouwde posten, te zullen hand m haven " Men befloot verder tot hc ligten van tagtig vendels Knechten, die behalven aan de Unie en de twe Gewesten, ook aan Maurits e Hohenlo, eed zweeren moeiten, e vei (A) Bor, XXII Boek, fo, 28, verfo. (7) XXV Boek , bladz. [139. Het is aanmei lijk, dat de Republijk reeds van haar vroeg aanweezen af en zederd gedurig, wanneer 'er gee hulpmiddelen van redding meer overig fcheenen, toos haar laatste Plegtanker gezogt en , oni Gods zegen, gevonden heeft, in de Heeren Prii sen van Oranje. Dat ik waarheid fpret bewijzen de Befluiten der Staaten en 's Lais Gsjchiedenisfsn. XIX. Afdee- ' LiNG. ffnllani en Zeeland ge- ! ven Prins Maurtts ' meer ge- l zach. C 1 $ B n | kteiie allerjse,os  332 TOONEEL DER STAATS- XIX. afdeeling. Tegenitrevingen der Rustverfloorders. verfcheiden Hollandfche Steden, worven," op befluit der Staaten, eenig Volk in waardgeld. De bezettingen van Gorkom en elders, welke verdacht Waren, wierden verplaatst, verder ftelden de Staaten van Holland en Zeeland, orde op den Oorlog te water en op de gereede betaling van 't Scheepsvolk (ij. Meer andere , zoortgelijke nodige maatregels, wierden 'er genomen, en onder deeze , eene voortdurende Vergadering van de Staaten Generaal, om door dit middel,den Raad van Staate de hooge Regeering te ontrekken (*); terwijl in Holland, bij afweezenheid van de Staaten, werd goedgevonden, het beleid van zaken, in handen van Gekommitteerde Raden te ftellen (/). Hoe nuttig voor het Algemeen belang deeze fchikkingen ookzijn mogten,en die den al te grooten invloed van L ei cestb, r merklijk keerden, ging niet. te min de (O Hooft, XXV Boek, bladz. 1140. 1141. (£) Dezelfde, XXV Boek, bladz. 1142. CO Wagenaar, Vaderl; Hifi:, VIII Deel, bladz. 20(5.  GESCHIEDENISSEN. 333 de uitwerking zeer langfaam , en de tegenftrevingen, aan dit goed voorneemen, bleven, hier en daar, menigvuldig. Te Medenblik weigerde men Maurits en Hohenlo, in hunne kwaliteiten te ontvangen , en floot hun de Stadspoort vooi het hooft. De Burgemeefter Prounink te Utrecht, uit wraak , dat men hem zitting in de Staaten Generaal geweigerd had , bewerkte bij de Vroedfchap der Stad, en deeze wederom bij den Graaf van Nieuwenaar, om aldaar eene Bijeenkomst van Staatsleden te befchrijven, onder voorwendfel, van over zwarigheden te handelen, die Gelderland, Overijssel, en Utrecht, als dichtst aan den Vijand gezeten, het meesi betroffen, waarom de beide eerstgenoemde Provinciën , dan ook verzogd wierden , hunne Gemagtigden te zenden ; doch het wezenlijk oogmerk was, zo als bleek, uit eene gelijke nodiging aan Holland en Zeeland, en de kunftenarijen, die men in Vriesland, door behulp der Geestlijkheid, aanrichtte , om de wettige befluiten der Staaten Generaal, krachteloos te maken, en daar door eindelijk aan Lei- ces' XIX. Afdei- ung. Nieuwe aanflagen te Utrechtgefmeedt.  §34 TOONEEL DER STAATS-- Afdee ling. Standvastig gedrag van Hodand Zeeland en de Generaliteit. ces ter,die overrnagt te bezorgen,naar welke hij zo lang, te vergeefs, geftaan had^ om tot de Opperheerfchappij deezer Ge* westen te geraken, en waartoe de Koningin, onder voorwendfel van die aan haar te willen opdragen, zelve tot een fpeelbal diende. Het onverfchrokken gedrag der Staaten van Holland en Zeeland, deedt, in dit zigtbaar gevaar$ de StaaTen Generaal, insgelijks, pal ftaan, en verhoede, hier .door, "dat de hartader van dit Gemeënebest, niet dodelijk gekwest werd. De Staatfche Gezanten keerden, omtrent het einde van April, uit Engeland te rug;de boodfchap, die zij medebragten, behelsde eene naders 'weigering van de aan haare Majefteit aangeboden Heerfchappij, en insgelijks eene afwijzing van meerder hulp, alzo zij zelfs met Oorlog gedreigd werd; tiiet te min, zou zij den Baron van Bukhorst, afvaardigen, om de zaken in den grond te ver ftaan, en dan nader befluit neemen Qmj. Bij zijne overkomst genoten de Staaten Generaal het genoegen, dat hij rondlijk verklaarde : ,, zig verzekerd te houden, van „ de (m) Hooft, XXV Boek, bladz. 1149.  GESCHIEDENISSEN. 335 ^ de goede meening der S t a a t e n G e„ neraal en den Raad van Staa„ te, jegens het Land, haare Majefteit en den Graaf zelve, in alles wat na het ,, overgaan van Deventer, gedaan was («)." Dit getuigenis fchreef hij, zederd, aan de Koninging over en liet zig verder aan onze zaken, veel gelegen zijn,'t geen de heimlijke listen der predikers van onlust en wanorde, ten grootften deele,krachtloos maakte. In den zoomer van dit jaar, keerde Leïcester, uit Engeland,herwaards, te rug.Zijne verrichtingen nu, waren niet veel prijsbaarder dan de vorigen, en in alles bleef zijn valsch Karakter doorftralen; men befchuldigd hem, van zelfs getracht te hebben, Prins Maurits en OU denbarneveldte doen ligten, en hun, vervolgens , naar Engeland over te voeren ; echter werden zij nog tijdig van dien toeleg verwittigd ( 0 ). Te Amfierdam en elders, nam men de nodige voorzorgen,te« gen alle onverwachte verasfing, waar van men («O Hooft, XXV Boek, bladz. 1151. C.o) Wagenaar, Vadert; Hifi: VIII, bladz. 240, XIX. Afdekling. Leïcester keert uit Engeland te rug. Zijne booze aanflagea,  336* TOONEEL DER STAATS- Afdek- ling. 1 i I I Vertrekt andermaal en doet afftand van ' t bewind. 3 i 1 < i 2 ( i men daaglijks nieuwe voorneemens ontdekte. In deezen beklaaglijken toeftand bleven de zaken , eenige maanden lang, voortduuren, wanneer Leïcester getioegfaam ontdekte, dat eene wettige landvastigheid, de fpinnewebben van on:ijdige heerschzucht, eindelijk, verbreekt, ;n thans geen mooglijkheid meer ziende, mi, door list noch geweld, den hoek te Doven te komen, ontweek zijn dreigend gevaar, voor eerst, naar Vlisfmgen, van tvaar hij, in December, met verachting ih verfoeijing overladen, het gewoon lot /an Verraders, naar zijn Vaderland te rug ceerde. Ook daar bedreigt door recht /aardige aanklagte,vondt haare Majefteit joed, hem alle verder bewind over dee:e Landen, te ontneemen, en het gezach n handen der Staaten Generaal erug te geven (/>). Zodanig eindigde de Regeering van Gen trotichen Vreemdeling, welke geen nderen toeleg had, dan, met de daad, ijne grootheid, op de puinhopen van dit jEmeenejbest, te ftichten. TWIN- (/.) Wag'enaar, Vaderl: Hifi: VÏÏI Deel, lads. 265.  GESCHIEDENISSEN. 33^ TWINTIGSTE AFDEELING; Gefteldheid Gewesten, na 't yer* trek van Leïcester. Prins Maurits word Stadhouder van Utrecht, Overijssel en Gelderland^ Het vertrek van Leïcester uit dé verëenigde Provinciën en de Afftand, ze-] derd, door hem, van de Landvoogdij gedaan, herftelden, daarom,de rust nog zo fpoedig niet. Zijn verderflijke aanhang; vondt te veel voordeel, bij het aankwee-1 ken van tweedragt en verdeeldheid, om* zo ligt van dat geliefdkoost ontwerp af te* flappen: te meer, daar zij, van tijd tot tijd, door brieven van zijne eigen hand en anderen, welke hij de Koningin, listige Wist te doen tekenen (1), gedurig met ijde- (1) Van Reijd zegt, dat de Brieven door dë hand der Koninginne ondertekend, flechts in alge. gemeene bewoordingen vervat waren , die wel ingezien niets kwaads behelsden ^waarom haare Ma± jefteit ligt te overreden was , om er haar naani II. Deel. y mg xx.. AfbtJ-' .ing. I588. Gebeurenisfena 't ver•ek ïfU .ei cesen  XX. AFDEELING. Muiter onder h Krijgsvolk. onder te zetter. , maar dat het geheel anders met zijne brieven gelegen was. VU Boek, bladz. 216. 333 TOONEEL DER STAATS- ijdele hoopgekoefterd en bemoedigd wierden, en deeze Brieven, die men zorgde, da: onder 't Gemeen bekend raakten , voedden het gedurig morren, tegen de Staaten en derzelver befluur ; terwijl veele Krijgshoofden, door 't ongehoorzaam voorbeeld van Soroi, misleid, zig op den eed aan Leicester gedaan, bleven beroepen en geene andere bevélen, dan de zijnen, ij wilden erkennen. Zulke aanfporingen tot :c oproer, bragt, eerlang, den Soldaat tot muiten, waar van de droevige gevolgen zig in verfcheiden bezettingen , fpoedig openbaarden. liet voorwendfel tot deeze Muiterij was ondertusfchen de eisch van volle betaling der Sokiije, waar van, zederd eenige Jaaren , om de bekrompenheid der Geldmiddelen, flechts twee derde deelen voldaan waren , doch onder fchuiderkentenis van ook het laatfte gedeelte te zullen voldoen, telkens wanneer 's Lands penningen wat ruimer zouden omkomen; hier mede had het Krijgsvolk altoos genoegen genomen; maar thans fcheen men  GESCHIEDENISSEN. 339 men met deeze gemaakte fchikking niet langer te vrede (2). De Staaten van Holland kennis krijgende, van den gevaarlijken toeleg» (2) VaN Reijd, VII Boek, bladz. 2I7. Hij meld bij die gelegenheid , dat de opftand van het Krijgsvolk, het eerst, onder de Bende van Sonoi begonnen was; dat hij, om zig tegen de magt der Staaten van Holland, te beter, te verzekeren, zijne manfehap, welke in de Steden aan de Zuider Zee verdeeld lagen, had opontboden, om nader bij de hand te zijn, dan deeze nu tot een klein Leger aangegroeit, wierden Hout op hunne raagt, en deden den eisch , van welken in den Tekst gefproken word; met bijgevoegde bedreiging : van anders de /luizen te zullen openen en geheel Noord Holland onder water te /lellen. Hun overftc Sonoi bereikte, door dit onverwacht oproer, ook geenzins zijn oogmerk, om dat fflea hem niet alleen behoorlijke ondergefchiktheid weigerde , maar hij zelfs , met zijne mindere Bevelhebbers en getrouw gebleven Soldaten, verplicht werd, de Wijk op het Kafteel van MedenhUk te neemen , ten einde zig in veiligheid te ftellen: invoege , zegt de gemelde Heer van Reijd , dat hij van zijne Knechten dezehe ongehoorzaamheid ondervondt , die hij aap Prins Maurits en de Staaten bewees. Z'e ook Hor, XXIV Boek , ft). 29 & leqq. alwaar echter blijkt, dat hij zederd, wederom met de muitmakers een lijO getrokken heeft: XX; Afdee* ling. Voorzie, ning der Staateni  XX. AFDEELING» 340 TOONEEL DER STAATS- leg, dien men fmeedde, belloten, in het begin van dit Jaar, de muitende Benden , met geweld,tot reden te brengen. Prins Maurits, aan wien, als Kapitein-Generaal , die last was opgedragen , vertrok ten dien einde, vergezeld van den Graaf van Hohenlo, en de gemagtigden der Staaten, naar Hoorn, alwaarf door tusfchenkomst der Burger-Hoplieden , en andere voorzichtig genomene maatregels, eerlang, de rust dier Stad herfteld werd O). Te MedenUik (tonden de zaken vrij erger. Maurits begaf zig, met de hooge Afgevaardigden , eenige Vendels Noordhollandfche Poorters, en maar weinig Krijgsvolk , den zevenentwintigfr.en Februarij,derwaards (3); lang zogt men, door («) Velius, Kronijk van Hoorn, blad. 262, en vervolgens. (3) De Lastbrief, tot dit einde, bij de Staaten van Holland uitgevaardigt, was van den veertienden Februarij deezes Jaars : bij den zeiven word Prins Maurits , als Gouverneur en KapiteinGeneraal , over Holland en Westvriesland, verzogt, om met Heeren Gedeputeerden , aldaar met naa-  GESCHIEDENISSEN. 341 door den weg van bemiddeling, meefter van de Stad te worden, dan men bleef van caame genoemd , te advifecren, disponeeren en te executeeren , om de Stad Medenblik , den Overften , de Kapiteinen , Bevelhebbers en Soldaten, daarin wezende, te brengen , onder de gehoorzaamheid van Prins Maurits , even als de andere Steden van Holland en Westvriesland ; waar toe de genoemde Gedeputeerden , bij deezen , worden gekommitteerd en gemagtigd, om, tot dat einde, zo veele penningen bij het Noorderkwartier te mogen ligten , als de nood en gelegenheid der zake vereisfchen zal, 't welk in rekening van den Ontvanger aldaar , verantwoord zal worden ; belovende de Staaten voornoemd, voor goet. vast en van waarde te zullen houden, al het geen, bij zijne Doorluchtigheid , met advijs als vooren , zal bejloten en uitgevoerd worden. Bor, XXIV Boek, fo. 32. —— Ik heb, opzetlijk , dit befluit der Staaten van Holland , en bijzonder den last daarin vervat, hier medegedeeld, om bedaarde Meufchen , en die voor reden vatbaar zijn , te doen zien, dat het geen de Staaten van Gelderland , in 't Jaar 1786 , omtrent de Steden Hattem en Elburg gedaan hebben, geene nieuwigheid in 's Lands Hiftorie geweest is ( *), maar alleen eene navolging van 't (*) Als zodanig , echter werd dit gebeurde, ann de onkundige Gemeente', destijds,gedurig,voorgedragen:men noemde \}e.t,eene daad van ongehoord geweld,en eene inbreuk op de V 2 um1s XX. Afdri UNG.  XX. AFDEELING. M denblik belegert. 54a TOONEEL DER STAATS- van binnen halfilarrig, zo dat de P R 1 n s, eindelijk , tot de beleegering van de plaats, 't geen reeds, twee Ecuwen te vooren, door Holland noodzaaklijk geoordeeld werd, tot handhaving van 't hoog gezach der Provincie , zonder dat zig destijds iemand der Bondgenooten , zelfs niet het oproeiig Utrecht, daar tegen verzette. Het eenig v< rf<. I in de beide gevallen , beltaat alleen in de omftandigheden : te Medtxblik wierden tnuitende Krijgsknechten , door getrouwe Burgers , tot onderwerping gebragt; te Hit tem en FAburg gebruikte men brave Soldaten , om oproerige Burgers te beteugelen ; terwijl , in de zaak zelve, de misdaad gelijk Ronduwant beiden hadden de Wapens opgevat, Unie. Dat baatzuchtige Courantiers en Franfche broodrchrijvers, wier pennen tot oproer en misleiding gebuurd wa* ren , zulke trial voerden , was niet vreemd : en insgelijks niet, dat m :i -cieke Predikanten , den Predikftad misbruikten, om door dergelijke grollen, bet Volk tot ongehoorzaamheid aan te bkfen; Joch dat de Regenten, ten rainfte, die men 'er toen voor moest erkennen , van zekere aanzienlijke Stad , onvoorzichtig genoeg konden zijn , daar luiilne Re°isters, in 't ge al van Mcdcnblik, geheel anders getuigden, liet bezetten van /Ia/tem en Elburg, ter Staats - Vergadering van Holland, in dat verkeert licht voor te dragen en te willen , dat men, desweg.n, van de Staaten van Gelderland, en den Heer Erfstadhouder, genoegdoening cisfehen zou, verdient eene billijke verwondering, vooral , daar men, in alle andere gelegenheden , zig almatte, zelfs, de vroegfte Graaflijke Archiven, overhoop te halen, om eenig Provinciaal, of Stedelijk recht, hoe oud en bedoven ppk, zo 't Hechts dienst kon doen, op te fchommclcn ; ten wsa-  GESCHIEDENISSEN. 343 plaats , overging ; zig op de Ooftcr en Westerdijk verfchanstie; de Haven door Oorlogfchepen deed influiten , uit vrees voor verraad van buiten, en de Vliet, binnensdijks, door eenige kleine Vaartuigen Hoppen. Het beleg duurde zeven weken, een genoegfaara bewijs , dat men geene geweldige verovering bedoelde, toen So. noi, de Engelfche hulp, die hem heimlijk beloofd was (4), niet ziende opdagen, tot (4O Dat Sonoi, voornaamüjk, door middel, van den Engelfehen BevéUiebber te Wi>(ingen , heirniijke briefwisfeling hielt met Leieester , welke hein in zijn Hecht oogmerk ftijfde, hulp beloofde en deeze ook dadelijk, bij de Koningin voor hem wist uit te w.-rkjn, is buiten allen twijffel , ten minfte men zag van dit laatfte een fprekend bewijs , door de aankomst van eene Engelfche Vloot in Zeeland , en zulks juist ten tijde van 't beleg van Mettenhlik. Zie Bor , XXIV Bo h , fo. 44- De Arnheimfche Burgemeefter van Reijd zegt, met betrekking tot dee- waare men onderftelde, dat de drijvers van het zogenaamd fatrioilismus, hunne mastbreuken, wanneer de bewijzen, te, zijn ontzet dienden; doch zo dra de gedeputeer„ den van Zeeland , den Engelfehen Bevelhebber ,, onderrichtten , van den wezenlijken toedragt der ,, zaken , en dat men niets anders beoogdde , dan „ om het oproerig Krijgsvolk te bedwingen, en dat men zo verre afwas , van met Spanje in eenige „ onderhandeling te willen treden , dat men zelve „ verzogt, haare Majefteit geliefde dien aangaande, „ geene verdere voorflagen te laten doen, en dat, „ na dit bericht ontvangen te hebben, de Admiraal, dadelijk wederom naar Engeland onderzeil gegaan „ was. De Vlislingfche Gouverneur zijne bedoe. ■ ii Uns  GESCHIEDENISSEN. 345 redelijke voorwaarden , in handen van Maurits ftelde, wanneer des anderen daags, de uitgeweken Burgers, wederom veilig terug keerden. Sonoi begaf zig naar Engeland, doch aldaar geen troost vindende, verzoende, zederd, met de Staaten van Holland,die hem een eerlijk onderhoud gaven, waar mede hij naar Groningen vertrok, en aldaar op een Landgoed, negen Jaaren later, zijne dagen eindigde (#). De Raad van Staate, welke in 't begin des Jaars, nog niet uit den eed aan Leicester gedaan , ontflagen was, hadt Maurits den togt tegen Medenblik , (b) Velius, Krom van Hoorn, bladz. 268. „ ling hier door gemist ziende, ging echter voort, „ Sonoi, met Engelfche hulp, te blijven vleijen, tot dat hij eindelijk ten klaarfte van de misleiding overtuigt, zig genoodzaakt zag, tot verdrag te ko„ men." VII Boek, bladz. 218. 210. — Aan zulk zoort van bedrieglijke Agenten , heeft het in de vaatde onlusten niet ontbroken , en ontbreekt 't nog niet, welke de Eenvoudige Gemeente, gemoede. loos, wagen , om tot flagtofrers van baatzuchtige Grooten te ftrekken. Y5 xx. AFDEELING. Geeft zig over.  XX. Afdeb- ling. Beklaaglijke 10eItand in andere Bezettingen. 346 TOONEEL DER STAATS- blik, fchriftlijk, ontraden, doch hier op was door dien Jonge Held en Staatsman, geantwoord „dat hij, tot daartoe, nooit „ eenig voorneemen had, veelmin ge„ tracht zou hebben iets te doen, ftrij„ dig met den post, in welke hij door a, de Staaten van Holland en „ Ze el and, gefield was: naamlijk, om dezelve, door alle doenlijke middelen, ? bij te liaan, ten einde hunne Landen u te befchermen , zo wel tegen den gemeenen Vijand der Verëenigde Provin„ cien, als tegen alle andere zwarighe„ den, die hun zouden mogen overko,, men (c)." enz. Zo rasch de tijding van den ernliigen opftand te Medenblik, in de verdere bezettingen van den Staat, ruchtbaar werd, raakte ook aldaar alles in verwarring; men bedreef'er veele ongeregeldheden, tegen den Regent en Burger: maar 't geen dit ravot meer verergerde, was het verraad, dat de Vijand 'er in fpeelde;dit bleek,inzonderheid, binnen Geeriruidenberg, welke Stad Maurits, het volgende Jaar , ins- CO Bor, XXIV Boek , fo. 36.  GESCHIEDENISSEN. 347 insgelijks belegerde, doch waar men hem, door looze handeling , zo lang wist te misleiden, tot dat Parmaas Legerbende aanrukte, en hij gedwongen werd, zijn voorneeraen te ftaken, en dit eigendom van zijn Huis, in handen der Vijanden moest zien overleveren (V). De voornaame oorzaak van dit alles, ontftond daar uit, vermits het Krijgsvolk nog gedurig in de verbeelding bleef, dat Leïcester , eerlang, wederom te rug zou keeren, om de Landvoogdij te hervatten , aangezien zijn gedanen Afftanc nog niet openlijk was bekend gemaakt j dit verzuim echter haperde niet bij de Staaten, maar aan de zijde van den Graaf, en die van zijnen aanhang: wam de Acte was reeds den zeventienden December, des voorleden Jaars,binnen Lon den , door hem ondertekend; de Engel fche Gezant had dezelve , den tweeën twintigften Januarij daaraan volgende, ontvangen, doch hij op zijn vertrek naa En (d) Van Reijd , VIII Boek, bladz. 239. W7 cenaar, Faderf: Hiji: VIII Deel, bladz. a?9 * feqq. XX. AFDEELING. Geer- truider.herg aaa. Ba; ma verraden? t |  348 TOONEEL DER STAATS- xx. Afdee- LING. i De Staa-' te* ontheffen den Ingezetenen van . den Eed aan Lei-' cester ge- daan. Engeland ftaande, had, in plaatfe van ze aan de Staaten te zenden, bij zig gehouden en terug gebragt; maar de Koningin, zederd, onderricht, dat het niet overleveren der gezegde Acte, oorzaak was van al de moeijelijkheden onder het Krijgsvolk , gelastte haaren Sekretaris , dit Gefchrift aan den Engelfehen Raadsheer Killegrei overtezenden, welke zulks dan ook, den twee-en-twintigften Februarij, dadelijk, deed; doch het liep evenwel aan, tot den eerlïen April, alvorens hij deeze Aéte ter Staatsvergadering overleverde; waar op de Staaten LtEneraal, weinig dagen later, een zeer uitvoerig Plakaat deden afkondigen, behelzende „een kort verhaal, van 'tgeen „ men met de Kroon van Engeland was , overeengekomen; hoedanig de St aa, ten, daarna, met Leïcester gehandeld , hadden, en vermits deeze nu, om den , dienst van haare Maielteit, zig ver, plicht vond afftand te doen, van alle , zijne waardigheden , te vooren in de , VereenigdeNederlanden be, kleed , blijkens eene formeele Acte , , dien aangaande, reeds den zeventien, den December van het voorgaande Jaar, „ door  GESCHIEDENISSEN. 349 5, door hem behoorlijk getekend, en thans „ onder de Staaten berustende ; ah „ mede, dat het haare Majefteit, korl „ hierop , had goed gedacht, een andei „ Algemeen Bevelhebber over haare hulp„ troepen, in deeze Landen , aanteftel„ len;dat de Staaten elk en een ijge„ lijk hiervan kennis wilden geven, mits„ gaders,dat de Generale Regeering,tot „ befcherming van deÜN ie,zoude blij„ ven aan den Raad van Staate, „ benevens den nieuw benoemden Over„ ften der Engelfche hulptroupen ; de Stadhouders der Gewesten; de twee Raadsheeren van haare Majefteit, in„ gevolge het Traktaat, welke reeds zit„ ting hadden, of nader zouden benoemd „ worden (e), en verder zodanige Ra„ den uit de bijzondere Provinciën, bij „ de Staaten gekommitteerd, of na„ der te kommitteeren. Voorts dat door „ dit Plakaat alle Stadhouders, Kapitei„ nen der Provinciën, Steden en Leden „ van dien; alle Admiraals, Vice-Admi„ raalsj alle Overften, Kolonellen, Rit- „ mee- O) Zie, bier voren, bladz. 239, Art. XVI,ta de Noot. XX. Afdee^ lino.  350 T00NÈEL DER STAATS- XX. Afdei ling. . „ meefters, Kapiteinen , Soldaten en al " „ het Volk van Oorlog, zo te Water als ,, te Lande; alle Prefidcnten , Raden, „ Magiftraten, en die verder eenig Ampt ,, bekleeden; mitsgaders alle Burgers en „ Ingezetenen, van wat Haat of rang dezelve zijn mogten, zig ontllagen moes„ ten houden,van den eed,uit wat hoof„ de, of in welke betrekking, weleer aan „ Leicester gedaan, gelijk wij bij deezen, „ zeggen de Staaten, wet uitdruklijk ,, bevélen en gebieden, en hun daar van ont. „ [lagen houden : blijvende nogthans in volle kracht en verbintenis , den Eed van trouwe bij henlieden , te vooren „ afgelegt, zo aan de Staaten Ge„ neraal, als aan de Staaten der „ bijzondere Gewesten,Steden en Leden „ van dien , en insgelijks van gehoor,, zaamheid aan de Overheden, bij ons, „ over hun geftelt, of nog te ftellen: wel„ ke Eed Wij hun Lieden bevélen, getrouw, „ eerlij': en vroom te achtervolgen, zodanig „ als zij voor God Almagtig en den Lande „ zullen kunnen verantwoorden; o[ dat an„ derzins,tegen de overtreeders van dien,na „ rechten, zal worden gehandeld ([)." enz. Hoe- (ƒ) Bor, XXIV Boek , fo. 55 & feqq.  GESCHIEDENISSEN. 351 Hoewel, door de afkondiging van dit Plakaat, de oorzaak der muiterij, onder, het Krijgsvolk, geheel geheven werd, en ook eerlang in de meefte bezette plaatfen, eindigde, bleef echter de landverdervende aanhang van Leïcester, gedurig, voortwoelen, om ware het mooglijk, de zaken op nieuw in den war te brengen; tot welk oogmerk men wil, dat hij, tot kort voor zijn dood, die, den veertienden September van dit Jaar, voorviel (g), door brief op brief, den misnoegden gefterkthad (£). Zijn affterven ruimde zekerlijk een groot ftruikelblok uit den weg, en verzwakte zijn partij gevoelig: middelerwijl , dat de Regeering , allengskens, eene meer beftendiger gedaante begon te krijgen. Bij alle deeze huislijke onlusten bleei de gemeene Vijand niet flapen, en zo' Alziende Oog des Hemels, dit Land nie zonderling bewaakt had, wij zouden, ze kei (g) Van Reijd, VIII Boek, bladz 231. (4) Wasenau, Vaderl: Hifl:, VIII Deel bladz. 289. XX. Afdee,ing. Leïcester fterft.  35* TOONEEL DER STAATS- xx. Afdee- LlNG. Voorneemen des Koning van Spanje, tegen Engeland en de Nederlanden. i i 1 i kerlijk, onder deeze verdubbelde rarh>' pen, bezweken zijn , maar God dacht over ons, ten goede (5)! De bevinding heeft te meermalen geleerdt, dat groote Ontwerpen niet altoos gelukkig flagen, en indien zulks ooit bewaarheid werd, het was dit Jaar , aan de zijde van Spanje. De Koning fleets misnoegd over den afval der Engelfche Koninginne , van den Stoel van Rome , en met haat en wraak vervuld, tegen deVEReenigde Nederlanden, welke hij door' eenen kostbaaren Oorlog, van reeds meer' dan twintig Jaaren, tot geene onderwerping had kunnen brengen , was, zederd lang, bedacht, op de eene of andere geruchtmakende wijze, den ouden Godsdienst in Engeland te herftellen , en dit jogmerk bereikt hebbende, te ligter, deeit Gewesten onder zijne heerfchappij te rug te brengen (/), de toebereidfels tot eene (O E. van Meteren, XV Boek, fo. 2S6 verfo, (5) Men leeze , over den toeftand deezer Lanlen, in die zorglijke oogenblikken, de korte,maar trachtige fchets , die 'er ons de Hiftorie-Schrijver 'an Reijd van geeft, in 't begin van zijn Vllf hek.  GESCHIEDENISSEN. 35$ ëetie zo grootfche onderneeming moeiten aan de zaak, die men voor had, gelijk ftaan, en deeze waren het bij een brengen van eene ontzachelijke Vloot, aan welke, zederd, den naam van de onyerwinnelijke gegeven werd. Geheele Bosfchen wierden neêrgeveld, opdat het aan geen timmerhout ontbreken mogt. In Spanje , Portugal en Italië , hoorde men op alle fcheeps werven, het onafgebroken geluid van hamers, om de Vloot toe te ftellen, intusfchen, dat men elders zwaar gefehut, en ander oorlogs-tuig bij een bragt; terwijl de wervers naar alle Steden en Plaatfen van 's Konings uitgeftrekn gebied vertrokken , tot het verzamelen van Soldaten en Matroozen. In 'tkort, de toerusting was fchrikbarend (6); en of (fS) Deczé Vloot , die in alle de havéns v'arf Spanje , Po tugal en Italië uitgerust was, beftoncJ uit meer dan honderd veertig meest Zeer groote en zwaare Schepen , beiialven een goed getal kleïndef Vaartuigen ; bemant met ruim agtduizend Matroazen , en omtrent twintig duizend Krijgsknechten* Dit prachtig Water-Leger , onder het opperbevel van den Hertog van Medina Sedonia , Ridder van bet Gulde Vlies, kostte den Koning daaglijks, voof' II. Deel, Z 'm. xx. LUNO. In SpaiU je en Pari tugal word eene vef* bazende Vloot gë< reed gemaakt.  XX. afdeeling. Toerustingen it / laan de ren, dooi Parma. 354 TOONEEL DER STAATS- of 'er nog iets aan ontbreken mogt, had Parma niet alleen een Leger van dertigduizend man in Vlaanderen verzameld,en 'in dat Gewest verfcheiden Vaarten doen graven, om langs dezelven de oorlogs behoeftens , naar de Zeelieden , te vervoeren ; maar ook waren door hem, te Duinkerken, twee- en- dertig oorlogfchepen toegerust, en het Zeevolk te Hamburg , Bremen en Embden aangenomen , vierhonderd platboomde Vaartuigen, gedeeltlijk elders opgekogt, en gedeeltlijk nieuw gebouwt, moesten dienen , om , buiten gevaar, het ftrand te naderen, zo dra de Spaanfche Vloot in de Noordzee zou gekomen zijn ; ook had hij eenige bruggen laten gereedmaken, ten dienfte van het voet- en paarde Volk , en zig voorts van alle verdere benodigheden , tot eene gewichtige onderneeming, meer dan overvloedig , voorzien ; zelfs waren op veele fchepen, twee bakoven gemaakt, onderhoud, dertig duizend Dukaten. E. van Meteren , XV Boek, fo. 2*7- Strada, II Deel, bladz. 702. Van Reijd zegt, dat men in Spanje, tot het famenftellen van deeze Vloot, langer dan drie jaareu bezig geweest was. VIII Boek, bladz. 226.  GESCHIEDENISSEN. 3ö-5 maakt, om geen gebrek aan brood te hebben (k). Het gerucht van deeze merkwaardige zeewapening raakte dra, overal, bekend; doch in Engeland, alwaar nog over Vrede met Spanje gehandeld werd, fcheen men zonder eenig kwaad vermoeden, dienaangaande; niemand kon zig verbeelden,dat de Koning zodanige vermetelen Hap zou doen, om een Land, dat zo vast,magtig en volkrijk was , aan te tasten (/); of dat hij zou durven wagen, van met zulke zwaare fchepen in de Britfche Zeeëngtens te komen; het gevoelen was 'er algemeen, gelijk de Spanjaards ook listig deden verfpreiden,dat dezelve dienen zou, om de wederkeerende Schepen uit de /#dien, thuiswaards te geleiden; niet tegenftaande de Koning van Frankrijk, omtrent het waar oogmerk deezer Vloot, genoegfaame waarfchouwing gedaan had (7). In on- (k) E. van Meteren,XVBoek, ƒ3.287 en verft. De Groot, Nederl: Hi/lor: I Boek, bladz. 12$. (O Van Reijd , VIII Boek, bladz. 225. (7) De Groot, Nederl: Hifi: I Boek, bladz. 129. Men kreeg, omtrent deezen tijd, zeker Ita- XX. Afdek. ling. Gerustheid deswegen, in Enge'and.  XX Al'üEE LING. 356 TOONEEL DER STAATS- onze Nederlanden fcheen men 'er zig minder over te bekommeren , dan over liaan gevangen , een man van den huize Coloma , welke bij Prins Maurits gebragt zijnde , verhaalde onder anderen, dat hij eenige Jaaren uit Italië gebannen zijnde , gedurende dien tijd , zig lang in Spanje had opgehouden , en nu, om ook de Nederlanden ie bezichtigen , herwaards was overgekomen : dat hij aan 's Konings Hof, voor zeker, vernomen had, dat de toerusting ter zee,vm welke hij een uitvoerig verrtag gaf, alleen tegen Engeland was ingericht. Prins Maurits zond hem, derhalven , naar de Koninginne, om haar van alles in Perfoon , kennis te geven en van het dreigend gevaar te overtuigen; doch zij zondt hem te rug, met antwoord : dat zij in al zijn zegden geen grond kon vinden; dat zij hem vooi een bedrieger hielt, en als zodanig zou h.bben doen ftrafen ,doch zulks, uit achting voor Print Maurits, had nagelaten, Wien zij tevens liet bedanken , voor de gedaane WaarSchouWing. Van Reijd, VIII Boek, bladz. 22Ö> Men bemerkt uit dit geval , welk zederd maar al te zeer bevestigd werd, dat de Staatkunde ook, nu en dan, wel eens Quimert, en met altoos even fcherp toeziet. Dit ontftaat in eene welgeftelde Regeering, alwaar geen verraders het politijk rad bewegen , mees al, of uit eene te verregaande gerustheid, en vertrouwen op eigen magt, dan wel, dooi alteveel geloof te geven , aan hun, die men billijk verdacht moest houden. Twee omliandigheden, welke in dien tijd, beiden, bij Enge. land  GESCHIEDENISSEN. 357 ever de toerustingen,die Parma, rondom ons, maakte, en indedaad, deeze vereischten ook den voornaamlten aandacht. Voor Zeeland was de vrees het grootlte , waarom de Staaten, aan dien kant, op alle mooglijke verdediging bedacht zijnde , eene optelling lieten doen, van alle groote en kleine vaartuigen, die ten oorlog van dienst konden weezen, en men had eerlang eene binnenlandfche Vloot yan ruim negentig fchepen , bij elkander, tot het bezetten der Havens , Rivieren en Zeekusten, middelerwijl, dat de meest be- land plaats hadden ; de eerfte bleek uit de gezwinde toerusting , waar mede mjti , zo dra de zaak ernst werd , den naderenden Vijand het hooft boodt; terwijl de tweede gegrond was, op de onderftekle eerlijkheid van Spanje, met wien men nog daadlijk ■in onderhandeling, over Vrede, was; fchoon 'er reden genoeg waren, om de goede trouw van dat Hof te verdenken. Wat ook de oorzaak van dit zeldfaam gedrag der Koninginne, kan geweest zijn, de oude Staatsregel blijft nogthans de veiligfte: dat men altoos op zijne hoede zijn moet, om niet verrascht te worden, en waarlijk het verzuim van dezelve bad het Britfche Rijk, ligt, duur te ftaan kunnen komen, zo als in "t vervolg van den Tekst blijkt, 2 3 XX. Afdee- lino. Bekommeringvoor Zeeland.  XX. afdeeling. De Spaanfche Vloot vertrekt van Lisbon. Schikkingen in Enge ■ land. 358 TOONEEL DER STAATS- bedreigde plaatfen van behoorlijk Krijgsvolk voorzien wierden (»). Den negenentwintigften Mei, vertrok dan eindelijk, de Spaanfche Vloot van Lisbon, doch door ftorm belopen, raakte dezelve verltrooid en het duurde tot aan 't eind van Julij, eer zij uit de Haven van Corunna, alwaar op nieuw de verzamelplaats was, konde uitlopen ( n ). De Koningin van Engeland nu overreed van de echtheid der berichten, die men haar gegeven had,bragt, in allerhaast, eene Vloot van honderd Zeilen, zo oorlogs als andere gewapende Schepen , in gereedheid. Men ligtte eene groote menigte van Matroozen en Krijgsvolk, welke laatfte dienen moesten , om de Teems te dekken ; vooral ter plaatfe daar men duchtte, dat de vijand eerst landen mogt. De Admiraal Howart nam, met de grootfte fchepen, zijn verblijf in de haven van Pleimouth, om 'er deSpaanfchen aftewachten : dan («) Van Meteren, XV Boek, fo. 289. («) Van Meteren, XV Boek,fo. 289, Kolom II.  GESCHIEDENISSEN. 359 dan deeze goede voorzorg was bijna onnut geweest, door eene valfche tijding, bij haare Majefteit gelooft, dat de Vloot misfehien in 't geheel niet zou opdagen, of ten rainfte nog lang terug blijven; waar op zij den Admiraal deedt gelasten, zijne zwaarfte fchepen te onttakelen, die zulks naauwlijks verricht had, toen dezelve in 't gezicht van Engeland verfcheen ; echter , door de beradenheid van den Bevelhebber, werd de begaane misflag nog in tijds herfteld, waar aan eene andere misflag, welke de vijand beging, veel toebragt; want, indien deeze, in dat oogenblik van verwarring, dadelijk, op de Engelfche fchepen was aangevaiien, zou hij ongetwijffeld de overwinning behaald hebben, maar, zo als men zedert van voornaame gevangenen verftondt, begeerde Koning Filips, dat 'er niets ondernomen werd , voor dat de Hertog zig met de fchepen , door Parma uitgerust, vereenigd had, om te meer fchrik te verwekken; doch hij was onbewust, welke goede voorzorgen genomen waren, om den laatften in bedwang te houden: want de Engelfche Admiraal Seimours , verfterkt door de Hollandfche en Zcemvfche fcheZ 4 PC11> xx. Afdü: ling.  3Ö0. TOONEEL DER STAATS- xx. Afdee- lino. ' pij naderd Pie niouth raakt al daar (laags m ó : Enge fchen. pen , onder den Heer van Warmond en Justinus van Nas/au, hield de havens van Vlaanderen , van de Schelde af, tot aan Grevelingen toe , zodanig bezet, dat 'er voor den Spaanfchen Veldheer geene mogelijkheid was, om uittelopen, veelminder, om iets te onderneemen (o). Den dertigften Jnlij kwam de Vijande'' lijke Vloot in 't gezicht van Pleimouth; waar op de Admiraal Howart de haven uitzeilde, en in weerwil van de trotfche vertooning , welke de Spanjaards maakten, zo, dat de Kardinaal Bentivoglio zelfs getuigt , dat de Zee misfchien nooit verwaander Schouw/pel, als toen, ge. zien heeft {fj, tastte haar den volgenden £dag, met zodanig geweld aan, dat dra 1. een der beste Gallioenen , reddeloos gefchoten , duor de Vloot verlaten werd, en den Engelfehen in handen viel. Het fchip van den Onder.Admiraal, Michiel d'Oquendo, raakte, kort hierop, in brand en (o) De Groot, Neder l. Hifi. I Boek, bladz, ?3o. (./O II Boek , bladz. ^34r»  GESCHIEDENISSEN. 361 en verteerde, voor een groot gedeelte, door de vlam, 't geen aan verfcheiden menfchen het leven kostte, die niet tijdig genoeg, door de Engelfehen, welke dit fchip prijs maakten , konden gered worden. Den tweeden Augustus, naderden de Vloten elkander op de hoogte van Portland, wanneer het gevecht met de uitterfte woede hervat werd, doch fteets ten nadeele der Spaanfchen, die, ter deezer gelegenheid, eenige fchepen en veel volk verboren. In dit alles hadden de Engelfehen het voorrecht, dat hunne fchepen, fchoon kleinder, minder log waren, dan die des Vijands; hier bij kwam nog de meerdere geoeffendheid, welken zij, boven de Spanjaards, bezaten , zo in 't aanvallen, als afweeren (q). De Vijandelijke Vloot niet anders zoekende, dan om dieper het Kanaal in te dringen, en zig eindelijk mtt Parma 3zo als 'sKonings lastbrief luidde, te verëenigen, was den vierden, tot het Eiland Wicht genaderd, toen zij wederom een hevig vuur moest doorftaan; doch de Wind tot haar voordeel (l) BENTiyoGLio, II Deel, blad». 435. 2 5 xx. afdeeling. Voor Portland* Voor 'e Eiland Wicht,  362 TOONEEL DER STAATS- xx. AFDEELING. Ankert voor Ca. lais. Engelfche Branders in de Spaanfche Vloot. deel hebbende, gelukte het dezelve, twee dagen later,voor Calais het anker te werpen : van hier begaven zig verfcheiden aanzienlijke Heeren, uit de Vloot, naar Vlaanderen, om te Duinkerken, met Parma, nader overleg te neemen; dan, middelerwijl, dat de Hollanders en Zeeuwen» met vijf-en-dertig fchepen aan dien kant, de beweegingen der Vijanden in de Haven , gade floegen, veréenigden zig de Engelfche Admiraals Howart en Seimours, en hielden op deeze wijze de Spaanfche Vloot ingeiloten; 'er werd echter, wegens de groote ftilte, dien dag, niets tegen elkander uitgericht, doch na middernacht, zonden de Engelfehen agt Branders af, die eene zo gelukkige uitwerking deden, dat de vijandelijke Vloot geheel in wanorde raakte, en met verlies van verfcheiden fchepen, de wijk moest neemen. Onder de meest befchadigde was een groot fchip, dat ook zederd vermeeilerd werd; hier op vondt men vijftig luizend dukaten van'sKonings geld, en drie honderd roeijers, die men hunne vrijheid dadelijk fchonk. De vast vluchtende Vloot werd ondertusfchen door de Engelihen vervolgd, die haar voor Grevelingen op  GESCHIEDENISSEN. 363 op nieuw aantastten, en deerlijk havende ; eenige fchepen zonken , of werden in den grond geboord, en anderen genootfaakt te ftranden. Het Gallioen van Don Diego de Pimontel, geheel reddeloos gefchoten, werd, onder Duinkerken, genomen, door Jonker Pieter van der Does, welke ter gedachtenis van deezen zeegen, eene veroverde Wimpel in de Kerk te Leiden heeft doen ophangen. De Spaanfche Bevélhebber langer geen kans ziende, om zig met Parma te vereenigen, en ongeraden vindende, de Engelfehen verder aftewachten, vond goed, liever noordwaards aan en achter Irland om, naar huis te keeren, doch in die vaart, door eenen hevigen florm belopen, had hij het ongeluk van nog verfcheiden zijner Schepen te verliezen, die op de Ierfche kust ftrandden. Men rekent, dat van de geheele Vloot maar ruim vijftig fchepen zouden te rug gekomen, en meer dan de helft der manfehap gefneuveld zijn. Het is opmerklijk , dat fchoon de Engelfehen door 't gefchut der vijanden, niet minder deerlijk gehavend waren, dezelve nogthans geen fchip verlooren hebben. Zo- XX. Afdee- lino. Zee''ag /oor Grevelingen. De Vlooc keert naar huis; doch word door ltorm belopen.  XX. afdeeling. In Enge land en in de Ne derlan. den , word penen Dankdag gehouden. : ] 1 364 TOONEEL DER STAATS- Zodanig was het uiteinde van die grootfche onderneeming, van welke de Spaanfche hoogmoed alles verwachtte, en die ondertusfchen het werktuig haarer eigene vernedering wierd (8). De Bondgenooten gevoelig over den behaalden zeegen, welke niet uitneemender zijn kon , vermits de Hemel zelfs, door zijne flormwinden, voor hun geftreden had, hielden, in beide Landen , eenen plechtigen Feestdag, om den Befluurder der Weereld, in 't openbaar, voor zulk een groot gunstbewijs te danken (9). Men verhaalt, dat (8) Bentivoglio zegt, „dat 'er van de Zeekus„ ten van Engeland, Schotland en Ierland geen „ was , die niet vermaard en bekend werd , door , de Schipreuken, ter deezer gelegenheid voor,, gevallen , door de dooden en gevangenen , die „ van het doorluchtigfte bloed van Spanje waren." II Deel, bladz. 438. (9) Bijzonder ftatig werd die Zegedag te Lonten gevierd: de Koningin reed op een prachtig toe. jerusten Triumf-Wagen, verzeld van de beide Iluisen van het Parlement, alle haare Edelen en Groo:en , uit haar paleis te JVhitehall. door de voorïaamite Stiaaten van Londen , naar de Hoofdkerk; Iwaar zij door den Bisfchop , en al de Geestlijkïeid, ontvangen en naar binnen geleid werd. De De-  GESCHIEDENISSEN. 365 dat de Koning van Spanje, op de tijding van zijne verijdelde hoop, zou gezegd hebben, dat hij zijne Vloot niet tegen God en zijne winden, maar tegen menfchen had uitgezonden (r> Een fprekend bewijs, hoe hij overtuigd ware, dat eene verborgene hand hem bevocht. Parma mistrooftig, en niet zonder reden, dat al zijne heerlijke uitzichten, op eens, in rook verdweenen waren, wilde echter met zijn verzameld Krijgsvolk niet geheel werkloos blijven; hij ondernam derhalven een aanflag op Thoolen, die hem echter, tot tweemaal toe, mislukte, zc wel als de belegering, daarna, van Bergen op Zoom , voor welke Stad hij verplicht werd aftewijken (ƒ). Om (r) Blomhert, II Boei, bladz. 149. (s) E. van Meteren, XV Boek, fo. 292. Deken van S. Paulus verrichte de Dankpredikatie uit Psalm 127 vers i. en wel deeze woorden: Z de Heere de Stad niet bewaart, te vergeefs waak de Wachter. Vervolgens deedt haare Majefteit een annfpraak aan het Volk , toepasfelijk op den tijd e de oraftandigheden, en begaf zig toen, met dezel] de plechtigheid , wederom naar Whitehall. Leve der Koninginne, door Leti, II Deel, bladz, 281. XX. Afdee» lino. Farma's onderneemingenmislukken. | I t ■ s  366 TOONEEL DER S TAATS- xx. AFDEELING. Omwending te Utrecht. J Omtrent deezen tijd , gefchiedde te Utrecht , alwaar de misnoegden nog veel •gezachs voerden,eene groote omwending q | voornaamlijk te weeggebragt, door het overlijden van Leïcester, wiens dood dc ftoer der muitzucht aan Hukken brak. Dc Stadhouder, Graaf van Nieit' vrenaar, reeds lang te onvrede, overliet gehouden gedrag van den geweezen Landvoogd, nam dit Jaar, bij de aanftaande verandering der Regeering, zulke maatregelen, die de nog aanhoudende verwarringen eens eindelijk paal fielden. De Burgemeefter Prounink, benevens de Hoofdfchout, Karei van Trillo, en meerandere Voorftanders van den Leicesterfchen aanhang, wierden bij den kop gevat en in bewaring gefield, middelerwijl, dat de Staaten der Provincie , hem, Graaf van Nieuwenaar, magtigden , om , hoe Eer hoe beter, de Wethouderfchap te vernieuwen, 't geen dan ook vijf dagen voor len gewoonen tijd, gefchiedde. Onder inderen werd , ter deezer gelegenheid , fonkheer ISikolaas van Zuilen van Draakenburg, in het Schoutampt der Stad herteld (io_). Voorts ging men over, tot het (10) Hij was , benevens een groot aantal Aanzien-  GESCHIEDENISSEN. 36? het verkiezen van nieuwe Hoplieden, onder de Burgerij; en die der aanzienlijke Burgers, welke twee jaaren te voren ter Stad uitgezet waren , wierden , mits in handen van den Stadhouder eed doende, in hunne Eer en goeden naam, herfield 0> Met de gevangenen werd zederd, zeer heuschlijk gehandeld: Trillo, beweezen hebbende, dat hij, als Schouta niets verricht had, dan op fchriftelijken last van hun , onder welke hij ftondt. werd , na drie maanden in hegtenis ge weest te zijn, ontflagen. Prounink, te gen wien hevige befchuldigingen inge bragt wierden, raakte echter, het volgen de Jaar, op voorfpraak van de Koningir var (*) Bor, XXV Boek , fo. 25 & ftqq. zienlijke Ingezetenen te Utrecht, zo men voorwen de, op naam van Leïcester , fchoon deeze zulks daarna ontkende, den 31 Julij 1586, ter Stad ui; gezet. Bor, XXI Boek , fo. 38. Ik noem hei hier juist bijzonder, 'om dat zodanige herftelling va waardigheid, in 't Jaar 1787, ook hier ter Stede plaats gehad heeft , in den Perfoon van den Hee Hoofd-Officier, Mr. W. C. Backer , die insgelijks door wetteloos geweld, van zijn wettig gezach bi roofd, doch bij de gezegende Omwending, wede om, in zijn post herfteld werd. XX. Af de ling. 31 >i 9 r  XX. Afdee- uno. 36-3 TOONEEL DER STAATS* van Engeland, vrij, met eene uitbanning' en de overigen hadden geen zwaarder lot (n). De Staaten van Holland namen zo veel belang, in *t geen Utrecht betrof, dat zij, na de verandering aldaar gebeurt, goedvonden, dat Prins Maurits, en eenige hunner Gemagtigden zig te Schoonhoven vervoegen zouden, om, van nabij, te arbeiden aan de herftelling der eendragt, tusfchen de beiden Provinciën ; middelerwijl, dat de Pcnfïonaris van Gorkom tot een gelijk einde, en om den (11) Deeze infchikiijkheiu , omtrent Luiden welke men algemeen onderllelde , de z waarde draf verdient te hebben, gaf bij de welmeenenden klein genoegen; doch het was ondertusfchen zeker , dat de toedand der zaken, destijds, niet gedoogde, de openlijke aanzoeken der Koninginne van Engeland, ten gunde der gevangenen, rauwlijk aftewijzen, en uit de gehouden rechtsgedingen, dienaangaande, te vinden bij Poel, XXV Boek, ft. 28 & feqq. blijkt, dat men meer uit Staatkunde, dan uit fapheid, toegevend geweest is; bijzonder, daar nu de begeerde Omwending gefchied, en de Itreng van hunnen-aanhang gebroken was; fchoon de magtelooze woelin-' gen, daarom, juist niet aandonds gedild waren.  GESCHIEDENISSEN. 36 den Graaf van Niemvenaar, wegens de: keer van zaken, geluk tewenfchen, naa Utrecht gezonden werd. Het oogmerl deezer dubbele bezending gelukte volko men,en eerlang zag men 't onderling ver trouwen, wederom, herfteld («). Het voorgaande jaar was dan niet ongunftig aan de wezenlijke belangen van dit Geméenebest, en wakkerde de de hoop van eens, eindelijk, alle verdere zwarigheden te zullen overwinnen. De kleine Oorlogen , welke Parma nog op onzen bodem bleef voortzetten , waren niet van dien aart, dat de vijand 'er groote overwinst mede deedt. Karei vanilans. feld veroverde Rhijnberk, waar van het beleg reeds twee Jaaren te vooren begonnen was; doch hij ftootte het hoofd voor Beusden: de dappere Maurits, met een klein hoopje Volks, uit de naatfte beozettingen bijeen gebragt, waagde het, om door te dringen , daar de vijand 't zwakfte was , en verzorgde dus de Stad van het meest nodige (v). De Staatfchen had-- (») IBor, XXV Boei, fo. 20, ( v ) Dp. Groot, Neder/. Hij!. I Boek, bladz. 14j. 1 XX; Afüee- l" LING. Geftekk heid derf zaken,gedurendadit Jaaiv  37o T00NEEL DER STAATS- XX. hadden 't ongeluk, in eenen aanflag op Afi.ee- ]sjijmegen, kwalijk te flagen, maar voorUNG' kwamen, niet te min, in den Bommekrwaard, de verraderijen der Spanjaarden; terwijl de muitzucht, onder hunne Soldaten, de Krijgshoofden verhinderde, eenige verdere voordeelen te behalen. In Vriesland, onder Graaf Willem Lodewijk van Nassau (12), was de (12) Hij was de Oudfte Zoon van Graaf Joha» van Nassau, zo vermaard in de Unie van Utrecht. Al voeg had dees Jonge Prins zig bij de Vriezen verdienstlijk gemaakt, waarom deeze hem , pas vieren-twintig Jaaren oud zijnde, in 't jaar 1584 . tot hunnen Stadhouder verkooren. Hij was, zederd, naast Maurits, het werktuig, in de hand der Voorzienigheid, tot verlosCng van deezen Staat. HB ftorf in 't Jaar 1620, Kinderloos, en werd door zijnen Proeder,Casimier,in het Stadbouderfchap opgevolgd; welke twee Zoons naliet, Henrik Casimiee en WillemFkederik,die hunnen Vader, welke, in 't Jaar 1C32, voor Roermond fneuvelde, de een naden andere, als Stadhouders van Vriesland vervangen hebben. Henr.k , >>a het verrichten van verfcheidene uitmuntende daden, werd ten laatfte, bij «. Jans Steen, zwaar gewond en overleedt, eerlang, aan de gevolgen: hij had den roem van Godvruchtig cu «infaam te weezen. Zijn Broeder, Willem Frederik , voegdi bij dapperheid , ijver YOOS  GESCHIEDENISSEN. #t de kans def wapenen ons ruim zo veel voor, als tegen Partitas 't zij door mis- («0 Waöenaar, VIII neelibladzi 312. 313,«n de Schrijvers aldaar aangehaalt. voor den Gödsdiënst, in welken hij ongemeen er» vaaren was. Zijne laatfte krijgsverrichting beftoudti in het veroveren van de Deiier Schans, in 't faar 1664, toen kort daarna, zijn eigen Piftool,'t geert hij wilde bezichtigen , hem het leven benam. Naliet Overlijden van Prins Willem den II, werd hij Stadhouder van Groningen. De Erfgenaam zijuer' deugden, was een Zoon van zeven Jaaren, Henrik Casimier, die weinig meer dan vijftien Jaaren oud, reeds de Stadhouderlijke Regeering aanvaarde , eri in dien post zulke voortreffelijke daden verrichtte5; dat de Staaten van Vriesland, in 't Jaar 1675, hem, uit dankbaarheid,het Stadhouderfchap voor aF le zijne wettige nakomelingen, van 't manlijk Oir, Erflijk opdroegen. In het Jaar 1674, met den dégen in de Vuist,op den Vijand willende indringen* ftortte hij met zijn paart in eene diepte, waar vaiï hij , zederd , tot aan zijn dood , welke in 't Jaar 1695 voorviel, bij de minfte fterke beweeging,eené bloedfpuwing overgehouden had ; van twee Prinsftn , behalven zeven Prinfesfen, was bij zijn overlijden de Jongfie Prins , Johan Willem Friso, al=leen in 't leven, en toen nog maar ruim agt Jaarea oüd. Onder de voogdijfchap van Prins Willem* dm III, opgevoed, werd hij, bij het affterven van dien Vorst, ook zijn Erfgenaam, §n voerde zederd Aa S dm Afde#s LINGi  XX. Afdee- l1ng. 372 TOONEEL DER STAATS- mismoedigheid over den kwaden uitfïag der onverwinlijke Vloot, op Engeland, dan wel den Tijtel van Prins van O r a n j e ■ en Nassau. Twintig Jaaren bereikt hebbende, nam hij bezit van't Erfftadhouderfchnp en werd. het volgende Jaar, ook Stadhouder van Groningen. In den (lag bij Oudenaarden, en zeder,d op het Veld van Malplaquet, gaf hij bewijzen van in moed voor geene zijner Voorvaderen, te zullen wijken. Had een ongelukkig toeval, in 't Jaar 1711 , zijn dierbaar leven niet in de golven van het firien/ehe Sas doen eindigen , hij zon, ongetwijfeld, eenen tweeden Maurits voor dit Land geweest zijn. Met zijn dood, ten minde dus lieten zig de omdandigheden aanzien , was de hoop onzeker, tot eenen minnelijken Erfgenaam der Nasfaufche Deugden ; doch de Hemel fchikte het ten beste en Maria Louiza, »s Vorften hoogzwangere Weduwe, eene Prinfes, die de liefde der Natie zo zeer verdiende en welke ik, in mijne jeugd, meer dan eens , met eerbied aanfehouwd hebbe, beviel, korte weken na dien geduchten rampfpoed, van eenen Prins , Willem Karel Henrik Fri?o, welke de voorouderlijke waardigheden, zederd langer dan een Eeuw, in Vriesland , aan zijn dam verbonden, benevens het Stadhouderfchnp van Gelderland enGroNiNGEN,tot het Jaar 1747, bekleedde, toen de vier Overige Gewesten, hem, met tenparigheid, tot Algemeenen Stadhouder verhieven , en dien gewiebtigen Post , weinig maanden later', in het Huis van Oranje en Nassau, zo wel in de Mannelijke,als Vrouwlijke Nakomelingen,Erf- ljjk  GESCHIEDENISSEN. 37 wel over den verminderenden voorfpoe zijner onderneemingen, op onzen bodem of uit gevoel van den haat, dien hij, on der zijne eigen Landsgenoten, tegen hen befpeurde , werd eerlang door eene on paslijkheid overvallen, van welke hij hoop te, door 't gebruik der Wateren te Spa. te zullen herftellen en verliet dus, voor eerst, het Tooneel des Oorlogs (x). Zodanig was de Krijgstoeftand van dii Jaar, in onze Gewesten; ondertusfcher bleven 'er nog zaken genoeg te verrichten , die den aandacht der Staaten niet onledig hielden; de buitenlandfche belangen betreffende, wierden de onderhandelingen , met Engeland voortgezet, die (*) De Groot, Nederl: Hifi: I Boek, bladz. 144. lijk verklaarden. De Grootmoedige Willem da V, geteelt uit Anna, Kroonprir.fesfe van F.ngeland, thans nog, in 't midden van ons, de liefde en lust des Volks, is dus de eerfle gebooren Erfstadhouder der Vereenigde Nederlanden , wiens deugden en die zijner Hooge Gemalinnë, zig verè'enigen in twee Erf-Prinssen en eene Erf-Primsessf,, Aa 3 \ 1 xx. Afdee- ' ling. 1 Werk. &amheid der Staaten.  XX. Afdee- UNG. Verfeh pnder c Steden i Ntord"HMana 574 TOONEEL DER STAATS, die voornaamlijk uitliepen, om de Konin? gin aan te moedigen, tot het vermeerde-? ren van onderftand; ook raakten wij in penig verfchil met Denemarken, wegen de verhoogde tolgelden, op het Hout, ko-* mende uit Noorwegen, 't geen zig zederd fchikte. De hevige twisten in Frankrijk, de beklemming vsinGeneve, welke beiden den Staat,om onderftand van penningen, aanzogten, en die hun ook gegeven werden, vereischten, allen, de ingefpannenheid der Regeering, ten einde, in 't een en ander, geene misliappen te doen (j). De binnenlandfche voorvallen bepaalden zig tot onderwerpen, welke van eenen vrij ernftigen aart konden gerekend worden. ilDe Steden Hoorn, Enkkuizen en Meden? Hlik, gelegen binnen de aloude palen van de Heerlijkheid Westvriesland, ■ beweerden , dat de opperde magt daar van, bij het afzvveeren van Filips den II, aan haar vervallen was en zulks met even zo veel recht, als de Staaten van Holland, en die der andere Provinciën, zig de hoogfte magt over hunne bijzonde, (y) Wagenaar, VIII Deel, bladz. 315 es verveen*,.  GESCHIEDENISSEN. 375 dere Gewesten toekenden. Alkmaar, Edam, Monnikendam en Purmerende, daarentegen, oordeelden, dat de zaken blijven moeiten, zo als zij waren. Dit onaangenaam gefchil in 't Noorderkwartier, dreigde gevolgen, en zulks te meer,daar de eerstgenoemde drie Steden niet alleen weigerden, ter gewoone dagvaarten, in Holland, te verfchijnen , maar ook, om in de gemeene lasten te bewilligen. De Staaten van Holland overtuigt van het fchadelijke deezer nieuwigheden, van welke Dr. Francoh Maalzon, Advokaat van Westvriesland, de fterkfcc drijver was , befchreven , tegen den vijftienden Oftober, eene Dagvaart te Alkmaar, waar bij ook Prins Maurits verzogd werd tegenwoordig te willen zijn: hier kwam men, eindelijk, zo ver, met elkander overeen, dat het Kollegie van Westvriesland en 't Noorder-Kwart i er, bij voorraad, op den vorigen voet blijven zou,mits, in 't toekomende, de drie Stemmen van de WestvriefcheSteden, zo veel golden, als de anderen vier,en dat alle ordonnantiën, door eenen uit de drie , en door eenen uit de vier Steden, ondertekend zouden Aa 4 moe' xx. Amjeiïling. Schikkingendeswegen.  Afuee' Verandering i -t beftw der Zei 2akeu. 376 TOONEEL DER STAATS, moeten worden , om kracht te hebben; hoewel nu deeze overeenkomst, fchoon bij voorraad gemaakt, zederd in ftand gebleven is, en de drie Steden wederom als vooren, de vergadering van Holland bijwoonden, en in de lasten hielpen draagen (*), is mij echter van elders voorgekomen, dat hier mede het gefchil van de Steden, onderling , niet is afgedaan geweest, maar nog wel twee Jaaren geduurt heeft, alvorens 'er alles op eenen goeden voet gefchikt was («). -— Omtrent deezen tijd viel 'er ook eenige verandering voor, in 't beftuur der Zeezaïrken, die merklijk verachterd waren; een Kollegievan Super intendetnie ter Admiraal, werd, over de vereenigde Gewesten, opgericht, beftaande uit zijne Doorluchtigheid, als Admiraal-Generaal en zes Raden,te kiezen uit Holland met Westvriesland, uit Zeeland en Vriesland; doch Gelderland. en (2) Bor, XXVI Boei , f0. 56 verfo & feqq. Wagenaar, VIII Deel, bladz. 322 en vervolgens. («> Boomkamp, Befchrijv: van Alkmaar, l/ladz. 396 en 401 — 420,  GESCHIEDENISSEN. 377 en Utrecht behielden aan zig, om wanneer zij zulks goedvonden , hunne Raden, bij deeze zes,te voegen(£). Dit Kollegie, welk flechts voor agt maanden ingefteld was , bleef nogthans in bediening, tot December 1593 , wanneer het eerst vernietigd werd ( cj. Tusfchen Holland en Zeeland ontflond ook dit Jaar eenig gefchil, over het invorderen van Gelei- en Verlofgelden, van goederen, die uit Holland en Zeeland vervoerd wierden;doch de zaak,terbeflisfing,voor de Staaten Generaal gebragt zijnde, begrepen deezen, dat, bij voorraad, alles op den ouden voet behoorde te blijven (d). Door het overlijden van den Graaf wz« Nieuwenaar, welke in den nazomer des voorleden Jaars, ongelukkig, aan zijn ein- C4) Bor, XXVI Boek, fo. 33. (c) Generaal Rapport van de Perfooneele Comwiifie van het Defenfie - Weezen, in dato 28 Oclol>er 1789. Bladz. 6 en j. {d) Wa«enaar, VIII Deel, bladz. 327. Aa 5 xx. Afdee» ling. Verfchü tusfchen Holl.nd en Zeeland.  378 TOONEEL DER STAATS- XX. Afdee- 3INC. einde kwam (c), vielen de Stadhouderfchappen van Gelderland, Utrecht en Overijssel, open (ƒ). Toen in het Jaar 1585, de Staaten van Holland en Zeeland, Prins Maurits tot hunnen Stadhouder verklaarden, zouden zij gaarne gezien hebben, dat hem gelijke waardigheid in Utrecht was opgedragen, welke Provincie, Keizer Karel, te vooren, onder een en hetzelfde Stadhouderfchap vereenigd had (13) ; doch fchoon O) Bor, XXVI Boek , fo. 55 verfo. (f) Bor, XXVII Boek, fo. 14 verfo. C13) Zie hier vooren bladz. 254. Zederd het Jaar 1534, tot na het overlijden van Willem den I, waren de Provinciën , Holland , Zeeland en Utrecht, altoos onder een en den zelfden Stadhouder geweest, en de oorzaak , welke Keizer Kar el, tot deeze Vereenigi ng, bewogen had, was noch niet opgehouden; naamlijk ,,ook uit overwee„ ging, dus luiden, onder anderen, de woorden van „ '/ Verdrag, dat onze Onderzaten van Utrecht, M Geeftülijk en Wereldlijk , in onzen Lande van t, Holland , merklijk geerft en gegoed zijn , en „ insgelijks, die van Holland, in den Lande van B, Utrecht, en willende voorkomen, alle onaange„ naamheden, die dikwils uit verfchil, tusfchen de „ Gouverneurs en Bevelhebbers, zouden kunnen „ voort-  GESCHIEDENISSEN. 379 fchoon dit toen niet wilde gelukken, en daarna, gedurende de overheerfching van Lei- „ voortfpruiten , gelijk zulks reeds gebleken was, „ hebben wij met goedvinden van de Gouvernan„ te, onze Zuster , de Vlies Ridders, en die van 5, den geheimen Raad, ten beste van beide Land„ fchappen, geoordeeld, het Graaffchap van Hol„ land , met de Stad , Steden en Lande van U„ trecht , voor het toekomende, te vereenigen, om „ door eenen Gouverneur en Stadhouder gere„ geerd te worden : ordonneerende hiermede , dat ,, de Staaten en Steden van onze Landen van Hol„ lapjd en Utrecht , van nu voortaan, gelijklijk be,, fchreven zullen worden en verplicht weezen te „ komen, tot alle Dagvaarten , Vergaderingen en „ Pfaatfen, als Luiden onder eene Regeering ftaan„ de , om met den anderen, ten beste, te hande» „ len en te overleggen: dat ook de Stadhouder. „ in der tijd, of zijn Gemagtigden, voortaan, jaar}ijks, bezorgen zal, het veranderen der Wethou„ derfchap en Raaden van onze Steden, in beide „ Provinciën, tot zulken tijd, als gewoonlijk is en ,, van noode zijn zal: ordonneerende wijders, dat de Vonnisfen van Ban , welke van nu af, bij onze Raaden, zo in Holland , als Utrecht, geweezen worden , aan weerszijden zullen ftand ,, grijpen, en onderhouden worden, zonder dat de „ verbanneuen uit de eene Provincie, veiligheid in „ de Andere zullen genieten &c. Verbiedende, t, tot meerder verzekerdheid van deeze door ons „ gemaakte Unie en VsRè'ENiGiNG , aan alle onze „ O* XX. AFDEfc. LING*  XX. AFDEEUSÜQ. „ Onderzaten, van wat ftaat of rang zij zouden mo„ gen zijn, het zij direél of indireü, iets tegen de,, zelve te onderneemen, op ftraffe van onze hoog,, fte verontwaardiging en eene boete van honderd ,, mark Zilver," telkens, te verbeuren &c. Onderwerpende en verbindende ons zelve , uit vrijen wille , voor Ons en onzen Erven , als Graven en Gravinnen van Hollanp , en Heeren en Vrouwen van Utrecht , dat wij de voornoemde Landen van Holland en Utrecht , nimmer van den anderen zullen fcheiden; 't zij bij uitterften wille, gifte, afltand, ruiling, verkoop, of anders; maar deeze Unie te zullen onderhouden en doen onderhouden, ten eeuwigen dagen; wordende onze Erven en Nakomelingen , hier mede , verplicht en verbonden , om bij derzelver aankomst tot, en bezitneeming van de gemelde Landen van Holland en Utrecht , de bewaring deezer Unie , aan de Staaten van beide Provinciën , te bezweeren ; houdende van onwaarde en voor vernietigt, alles wat hier tegen , naderhand , mogt ondernoomen worden. Ontbieden en bevelen, daarom, dat deeze tegenwoordige Verklaaring, alonime, zal afgekondigd, en in de Regis. ters ingelijft worden. Blijvende nogthaus, onze Landen en Steden van Holland en Utrecht, aangaande het belluur der Rechtszaken , Privilegiën , en Gewoonten, elk bij het oud gebruik, zonder dat door deeze Unie, daarin, eenige verandering gemaakt word. Gegeven te Toledo , in de maand April, na Paas- 3So TOONEEL DER STAATS- Leïcester, geheel onmooglijk werd, verboren echter de beide Gewesten, dit ge- wich-  GESCHIEDENISSEN. 381 Wichtig ftuk niet uit het oog: de ftaat der zaken thans in het Sticht veranderd, en 't fterfgeval, van den Grave van Nieuwsnaar , daar op gevolgd zijnde , wierden de onderhandelingen, deswegen,met het beste gevolg vernieuwd, en Prins Maurits, in 't begin van Februarij deezes Jaars, door de Staaten van Utrecht , insgelijks , tot hunnen Stadhouder verkooren. Bij zijn Berichtfchrift, welk hij weinig weken later tekende enbeëedigde, verbond hij zig, onder anderen :„ de Stad, Steden en Leden van den Lande van „ Utrecht, te zullen befturen, als „ een bijzonder Gewest, gelijk tot hier „ toe gefchiedt was; derzelver rechten „ en voorrechten zou hij handhaven, in „ de algemeene Unie, even als die der „ andere Provinciën: hij zou geene be„ zetting in de Stad of Steden liggen , „ dan met goedvinden van de Staaten „ en op lastbrieven (*) van hem; ook geene Plakaten maken, ten zij met der„ zeiver advijs en goedvinden, die dan ,* op Paasfchen, in 't Jaar duizend vijfhonderd , vier en dertig. (Bor, XXVII Beek, fo. 14 verfo en fo. 15). XX. Afdee- l1ng. Prins Maurits word Stadhouder van Utrecht. Zijn Be. richtfchrift. C) Pa* tenten.  £8* TOONEEL DER STAATS- XX. Afdee- op naam van zijne Doorluchtïo heid, en de Staaten, zouden uit„ gevaardigd worden; over de Provinci„ ale Ampten en zulken, welke eertijds „ ter begeving van den Koning van Span„je Honden, doch zederd door de Stadij houders begeven waren , zou hij niet j, befchikken, dan met voorkennis van s, de Staaten. De Wethouderfchap 3, der Stad Utrecht, zou hij ftellen, bij raa5, de en believen van de Staaten, of „ die van dezelve, welke binnen de Stad j, tegenwoordig zijn, en insgelijks inde j, andere Steden f achtervolgens haare „ oude rechten en gewoonten. Hij zou? even als wijlen zijn heer Vader, kwijt?> fchelding van misdaden en andere grds, tien mogen verlenen, mits daaromtrent, „ alvoorens, in te neemen het advijs van s, den Hove Provinciaal; van de Magi„ ftraaten der Steden en Maarfchalken ten platten Lande , waar de misdaad j, mogt behooren. Eindelijk, zou „ zijneDoorluchti gheid, bij de „ Staaten vanHolland en Zee„ land, helpen bevorderen, dat dezel„ ve beloven, tegen de Puncten en Arj, tijkelen in dit Berichtfchrift vervat, „ nies  GESCHIEDENISSEN. 383 niets ftrijdigst te zullen doen, of te ge. „ dogen, dat daar tegen iets ftrijdigs ge„ daan wierde,maar veelmeer, deStaa„ ten van Utrecht, bij alle gelegenn heden, daarin, de behulpzaame hand „ bieden (g)." De Staaten van Overijssel droegen, omtrent deezen tijd, insgelijks, het Stadhouderfchap hunner Provincie , aan Prins Maurits op; 't geen het volgendejaar, na de overovering vanZutfen. mede door de Staaten van Gelder land gefchiedde (A). Door deeze huis. lijke fchikkingen kreeg de Regeering deezer Landen, allengs, eene meer be ftendigegedaante,en haareConstitu tie, vooral toen Groningen, in' Jaar t.594, wederom tot de Un i e te ruj gebragtwerd, die vastigheid, in welker handhaving, zederd, de voortdurend welvaart deezer Republijk, gelegei geweest is; waarom de Staaten da ook, bij de gezegende Omwending, m dri tg-) Bor, XXVII Boek, fa. 16 & feqq. Ih-) Waoinaar, VW Deel, blad». 333' XX. Afdeb» LINO. Insgelijks van Over* ijsfel en Gelder' land* t t t I l X l e  XX. Afdee- tING. XXI. Afdee» ling. J59Q- I i i 3H TOONEEL DER STAATS* drie Jaaren geleden, van het hoogfte belang gerekend hebben, de destijds aangenomen politijke orde van Beftuur, op nieuw te bezweeren, en wel onder den naam van de Oude Constitutie; dat is, eene Vrije Staats.Regeering, met een Stadhouder aan 't hoofd. EENENTWINTIGSTE AFDEELINGj Voorfpoedder Nederlandsche Wapenen, onder Prins Maurits. Dood van Parma. Groningen wederom aan de Staatfche zijde overgebragt. D e mislukte uitflagvan de ohverwinnelij\e Spaanfche Vloot, en de daar door te leur gefielde verwachting van Parma's toerus:ingen, in de voorige Afdeeling breler omfchrcven, hadden 's Vijands ukgeDreide vlerken , merklijk, ingekort; hier jij kwam nog, de franfche krijg, die thans, lat anders bloeijend Rijk , zo merklijk jntrustte, en waar in zig Filips de II, dn-  GESCHIEDENISSEN. 385 onvoorzichtig wikkelde. Het een en ander ftelde hem, derhalven, buiten ftaat, den oorlog op onzen grond, met dien ernst voorttezetten, welke men van zijne onverzaadlijke begeerte moest verwachten, óm deeze Landen, andermaal, onder zijze gehoorzaamheid te brengen. Dg Staatkunde ilondt, over dit onftaat.kundig gedrag, verzet; de Godsdienst" befchouwde deeze wending van zaken t als eene wonderdadige beftuuring dei Voorzienigheid j ten beste van ons, efl dankte 'er den Hemel, vuurig, voor; ter-* wijl de Ingezetenen, verheugt over deeze ademhaling, op nieuw bemoedigd wierden, om verder,goed en bloed,voor 't Vaderland, te wagen; ondertusfchen, dat de dappere Maurits, wien nu her, oppeibevél over het beleidt des oorlogS was toebetrouwd, de gunflige gelegenheid te baat nam , om zig de verflaptê werkfaamheden van den Vijand, tot mit te maken. „ Voortvaarend en wakker, in 't voortzetten zijner zaken, zegtfc „ Wagénaar, wist hij den Vijand, ^ i, dikwils, eenen kans aftezien, en des,, zelfs aanflagen te verijdelen. De gei9 ringfte dingen zeiven, ontflipten zijher II. Deel. Bb „op* XXL Afde&< ling. fCerrhetóin Prins lauriti*  XXI. Afdee likg. (r) VIII Deel, bladz. 341. Zodanige loffpraak is boven aile verdenking, om dat 2e uit de pen van 386 TOONEEL DER STAATS- „ opmerkinge niet. Hij hielt de vestïn„ gen in behoorlijken ftaatvan tegenweer „ en bezorgde, dat alomme goede wagt „ gehouden werdt. Zonderling bedree„ ven toonde hij zig, in het uitkippen „ der bekwaarnfte Legerplaatfen. Het „ flormtuig hieldt hij , in belegeringen , „ altoos bij der hand. Het Krijgsvolk , ,', tot hier toe, zeer onbedreeven in veld„ {lagen en aantasten van fterkten, leer„ de hij, uit eigen oefening , op eene „ nieuwe wijze te paarde rijden, de gele„ deren bewaaren, fpijs met zig voeren ? „ en aan loopgraaven en börstweeringen „ arbeiden. Zijn Leger werdt, eerlang, „ eene oeffenfchool, daar, inzonderheid „ na dat hem \ geluk des oorlogs begon „ mede te loopen, de uitheemfche Adel „ de Krijgskunst kwam leeren. Kortom, „ hij heeft de zaken der Verëenigde Ge„ westen tot eenen ftand van vastheid en „•veiligheid gebragt, waar van zijn Va„ der weinig meer, dan de grondflagen „ had beginnen te leggen ( 1)." In  GESCHIEDENISSEN. 38; ln den nazomer deS voorleden Jaafs , was door eenen Adriaan Van den Bergen, die van een Man voort vloeid, welke voor geen ij veraar Van het Huis van Oranje , bekent flaat ; waarom ik gemeend hebbe, dezelve hier te moeten invoegen; Stijl in zijne reeds dikwils aangehaalde Opkomst en bloei der Vereenigde Nederlanden .meldende , dat die van Gelderland en Overijssel , hunnen Stadhouder mislende, beiden, Prins Maurits, tot die waardigheid verkooren, voegt 'er bij: wiens aanzien , daar door zo veel te meer toenam, om dat zijne bekwaamheden, telkens, evenredig met den last , die zijne fchouderen drukt* fcheenen aan te wasfen. De Hollanders, dus gaat hij voort, die deezen Jongen Vorst zo vurig, lijk beminden , hem nu Stadhouder van Viif Provinciën ziende , verzuimden niets, 't welk den invloed van zijn gezach, zo binnen, als buiten hun rechtsgebied, bevorderen kon; en fchoon het geenZins hun oogmerk was , de Regeering, langs dien weg, eenhoofdig, te maken, echter zagen zij niet Ongaarne, dat dezelve , om minder aan afgunst onderhevig te zijn, zig als zodanig , bij vreemde Mogenheden , vertoonde. Bladz. 256. Dus dachten onze Regenten , met opzicht tot den wezenlijken luister des Lands , alvoorens eene gehaatte Louvefteinfche Faclie , het verderflijk Sijsthema invoerde: van een tegenwicht, onder de Staatsleden, tegen den Stadhouderlijken invloed. Een wanfchepzel, dat zederd den dood van Willem den H, als de voornaame oorzaak moet worden aangezien, van Bb 2 «fc xxi. Afde» ling.  XXI. AFDEELING-. Bijzonderhedenvan liet Inneemen van Breda, door nrdde) van een Turf fchip. 5S3 TOONEEL DER STAATS' die zederd lang gewoon was, het Kaftceï van Breda met turf en brandhout te voorzien, aan den Prins het voorflel gedaan, om eenige manfchap, onder de turf, in zijn Schip, te verbergen, om, op deeze wijze, het Kalleel te verrasfchen. Maurits, hoewel de aanflag ook overlegd fcheen, vond echter, in 't eerst, groote zwarigheid in de uitvoering, en het liep aan , tot de maand Februarij , deczes Jaars, alvoorens hij 'er in bewilligde en zulks nog op de verzekering van den Schipper, dat hij, door het dikwils al en aanvaren, onder de bezetting, zo gemeenzaam geworden was, dat men hem, zonder onderzoek, gerust liet binnen komen. De zaak vervolgens met Hohenlo, en eenige Staatsleden, overlegd en befloten zijnde, werd de aanflag zekeren Heravgiere, een man van moed en beleid, toevertrouwt, welke zig met Lambert Charles, een kundig Krijgsman, en omtrent zede menigvuldige rampen , verdeeldheden en panijfehappen , welke onze welvaart zo dikmaal» in den weg geftaan hebben , en waar van de gevoehge nadeden , altoos ,. op den Ingezeten zijn neergeton men.  GESCHIEDENISSEN. 389 zeventig Soldaten, 's nachts, te Zcrer.berge«,heimlijk,aan boord begaf. De Schipper zelve , fchoon hij de onderneeming had aangeraden, vond evenwel niet goed, mede te gaan, maar ftelde het beftuur van 't fchip in handen van drie zijner neven , welke zijne Knechts en rechte waaghalzen waren: men vertrok met de beste hoop op eenen goeden uitflag, middelerwijl, dat Prins Maurits order Helde, dat te Dordrecht eene genoegfaame voorraad van krijgsbehoeften en levensmiddelen,^ gereedheid gehouden werd,om de Stad, aanlïonds, van het nodige te kunnen voorzien, blij zelfs begaf zig, vergezeld van den Graaf van Hohenlo, onder voorwendfel van naar Gorkom te zullen gaan, in aller ltilte, naar de Willemftad, alwaar het nodig Krijgsvolk bij een gebragtwas, om Heraugïere, te kunnen onderlteunen. De fcheepstogt, intusfchen, ging zo voorfpoedig niet, als men wel verwacht had, en de vaart kort was; want naauwlijks half weg, tusfchen Zevenbergen en Breda, gekomen, liep de wind oost, en dus vlak tegen; de Zeevloed, hun zo nodig, van wegen de veele ondieptens , fpoede traaglijk , en zij Bb 3 moes- XXI. Afdee ling.  xxi. AFDEELING. 390 TOONEEL DER STAATS- moesten eenige dagen blijven , daar zij waren: bij deeze tegenheid kwamen meerdere rampen : het begon, fchoon reeds aan 't einde van Februarij, onverwacht, redelijk fterk te vriezen; de medegenomen mondbehoeftens , vermits men dit toeval niet voorzien kon, raakten op, en alles fcheen zig te bereiden, om dien gewichtigen aanflag te doen mislukken, te meer, daar onder dit fukkelen, zegt de G r 0 0 t, de zaak, uit Engeland,als reeds uitgevoerd, herwaards werd overgefchreven (a). Na zo veel tegenheden, kwam men eindelijk de hindernisfen te boven en hetSchip raakte gelukkig binnen den boom, waar toe veel hielp, dat men op 'tKafteel gebrek aan brandlïof begon te krijgen , waarom de bezetting, zo dra zij dit paard van Trooijen, den 3 Maart, zagen naderen , het eerst handen aan 't werk floegen, om het ijs te breeken: vervolgens, met de hun toegeworpen touwen, trokken, wat zij trekken konden,om hetfchip over de ondiepte te liepen: dan nu ontilond eene nieuwe zwarigheid, en deeze was, dat men wilde > de Schipper zou daders) Nederl: Hifi: II Beek, bladz. 153.  delijk met ontladen beginnen, doch hij wist dit kwalijkluidend verzoek, listig, te voorkomen, door hun, tot behulp, met eenige manden van de bovenlading te gerijven , en door het geven van eenen fteekpenning, voorwendende, dat zij dien dag reeds genoeg gearbeidt hadden , met hem binnen te {Iepen, en nu eens op zijne gezondheid zouden drinken , belovende , den volgenden morgen, vroegtijdig, met ontladen te zullen beginnen, waar mede zij zig te vrede hielden, 't Was een geluk, dat bij al dit af en aan gaan van 'f Schip, niemand van de in het hol zijnde manfchap, doorhoeften of anders, ontdekt werd; men verhaalt zelfs , dat een der Soldaten, wien het onmooglijk was, zig, door verkoudheid, daarin te weérhouden, zijn leven aan zijne fpitsbroeders aanboodt, op dat zij het hunne niet verliezen mogten; alles ging, nogthans, naar wensch, en zo dra het duiller was, vertrok een van de fcheeps gezellen, om den Prins van den toeftand der zaken, te verwittigen, die dan ook dadelijk de nodige fchikking maakte, ten einde de onderneeming te kunnen begunftigen. Ter middernagt, zijnde het juist maanefchijn, Bb 4 be- XXI. Afdee* LUNG.  S9ï TOONEEL DER STAATS? XXI. Afdee- befloot Heraugiere zijn volk aan land te brengen , doch hun alvorens ernflig te waarfchouwen: „dat hij, die in het min„ fte zijn plicht mogt verzaken, en niet ,, ftandvastig blijven, zijne ontrouw met „ eenen fchandelijken dood zou boeten." De ontfcheping gefchiedde met alle fpoed en op dat de uitflaande fchildwachten geen onraad, dan eer het te laat ware, vermoeden zouden, hielt men fterk aan met pompen. Heraugiere verdeelde toen zijn volk in twee hopen, onder hem en Kaptein Charles, welke laatfte het wachthuis, omtrent de haven, moest vermeefteren , terwijl hij, met zijn fmaldeel, zig na een ander wachthuis , ftaande aan de Stadspoort, begaf. De fpoed waar mede alles werd uitgevoerd ; de verflagenheid des vijands, welke geen kwaad vermoede en de onverfchrokkenheid van de onzen, zo in den aanval, als in 't doordringen, wordende alles afgemaakt, wat tegenftand bood, verhaastte de overwinning, inzon-? derheid, toen twee uuren later, de Graaf van Hohenlo, met verfterking, uit 's Prinsfen Eeger, aankwam, en het Kafteel vermeefterde , alwaar toen het bekende [ied, Wilhelmus van Nasfauwen , lustig ge-  GESCHIEDENISSEN. 393 geblazen werd. M a u r i t s , die middelerwijl met het grootfte gedeelte van zijn , Leger, beftaande in voet en paardevolk, mede aanrukte, dreigde de Stad te zullen overvallen, 't geen een zo algemeene fchrik baarde, dat de Italianen, fterk zes Vaandels voetknechten en een Vaandelruiters , aan welke de verdediging der Stad was toevertrouwt, naar een goedheenkomen zogten en lafhartig de vlucht namen. Thans voor de Stedelingen geene middelen van verdediging meer ovrig zijnde , vonden Burgemeefteren goed , om gehoor bij zijne Doorluchtigheid te verzoeken, om langs dien weg de Stad voor plundering te bevrijden. De overeenkomst werd in minder dan een uur getroffen , en beftond hoofdzaaklijk hierin, „ dat de Inwooners zig zouden begeven , „ onder de gehoorzaamheid van deSTAA„ ten Generaal, en van zijne Door„ luchtigheid, met behoudt van „ lijf en goed, benevens hunne Rechten „ en Voorrechten: de plundering, den „ Soldaten toegezegd , werd afgekogt, „ voor elk Soldaat, hoofd voor hoofd, „ met twee maanden Soldij. De Burs, gers, die de Stad wilden verlaten, zal Bb 5 . „ zulks xxr. Afdee«ing.  394 TOONEEL DER STAATS- XXI. Afdee- UWG. „ zulks vrijftaan en aangaande het gedaan „ verzoek, tot het blijven oeffenen van „ den Roomfchen Godsdienst, hier om„ trent zal men zig gedragen, naar het geen zijne Doorluchtigheid, met overleg van de Staaten Ge„ n er aal, zal bevinden te behooren, „ Voorts zal de Stad moeten inneemen, „ zodanige bezetting als zijne Door„ luchtigheid nodig zal oordee„ len." Hier na deedt Mauri ts eene Statelijke intrede in deeze zijne Vaderlijke Erfenis; nam den Jnwooneren den eed van getrouwheid af, en fchonk Heraugiere , voor zijne betoonde dienften, het bevél over de Stad , in welke eene bekwaame bezetting van ruiterij en voetvolk gelaten werd: Lambert Charles kreeg, voor eerst, den post van Wachtmeefter aldaar, doch naderhand voorzagen hem de Staaten Generaal, met de Stad voogdij van Nijmegen, welke hij tot aan zijn dood behielt. De Roomschgezinden te Breda, ftondt men eene open-? baare Kerk toe, maar de overigen moesten aan de Hervormden ingeruimd worden. De Prins droeg ook aanfionds zorg., dat de Stad van de voor haar te Dordrecht  GESCHIEDENISSEN. 395 recht in gereedheid gebragte krijgs en mondbehoeftcns, voorzien werd, alzo men niet zonder zorg was, dat Parma fchieÜjk trachten zou, de Vesting te herwinnen. De drie Schippers Knechts, welke zig zo getrouw gekweeten hadden, wierden, door de Staaten, met een gefchenk in geld en met eene jaarwedde voor hun leven begiftigd. Ook kreeg elk Soldaai die in het Turffchip geweest was, bover de twee maanden bezolding, eenen gou den penning, ter waarde van vijf en twin tig gulden, waar op deeze heerlijke daad ftond uitgedrukt. De Advokaat Oldenbar ncveld, die in 't geheim geweest was werd met een gouden Kop, ter waard van zeshonderd guldens, befchonken. To het welgelukken van deezen aanflag hai zeer veel toegebragt, de krijgslist va welke zig Maurits bediende, om de Spaanfchen Bevelhebber naar Gecrtruider berg, alwaar, hij insgelijks Stede voogd was te lokken, door looslijk te doen verfpre den, als of het volk, 't geen in de Wi lemftad bijeen gebragtwerd, dienen zou om die plaats te bemagtigen. „ Het wï „ geen geringe misflag van Parma, zei „ de Groot, om aan een perfoon twt „ St XXI. Afdee linc;, I t 1 l 1 > u 9 .s ;t e  Z96 TOONEEL DER STAATS - XXI. Afdee- Z.ING. Parma poogt door Ka rel van Mansfeld de plaats wederom te heroveren , doel vergeefs. Steden te vertrouwen, daar ijder Ste„ devoogd het kwaad genoeg, aan een „ alleen, had (&)." In alle de vereenigde Provinciën en Steden wierden, wegen dien behaalden zegen, openlijke dankzeggingen in de Kerken gedaan, de klokken geluid en overal vreugde vuuren, naar 't gebruik van dien tijd, gebrand (e). De Hertog van Parma, welke zig toen in Henegouwen bevond , kreeg zo ras de tijding niet van 't verlies van Breda, of hij vaardigde Karei van Mansfeld, dadelijk, met een leger af, om zig wederom meefter van de Stad te maken, 't geen hem echter mislukte ; aangezien Maurits, ten einde zijn voorneemen te verhinderen , met vierduizend knechten en eenig paardevolk, den fchijn maakte, als of hij het op Nijmegen gemunt had , en den vijand, daar door noodzaakte de be- (£) Nederl: Hijlor: II Boek, bladz. 155. (e) Boa, XXVII Boek, fo. zi verfo & Jeqq. van Reijd, VIII Boek, bladz. 252. 253 en 254. De Groot, Nederl: llift: II Boek , bladz. 153. Wagen aar, Vaderl: Hift: VIII Deel, bladz. 341 en vervolgens.  GESCHIEDENISSEN. 397 belegeringoptebreeken: niette min moest Zevenbergen de woede des Soldaats mis-, gelden, dat, weinig weerbaar, ingenomen en deerlijk uitgeplonderd werd;doch op de Schans van Noorddam, niet verre van Zevenbergen, ftootte hij het hoofd, door den dapperen weerftand, dien hij daar ontmoette: zekere Matthijs Held,een der veroveraars van 'tKafteel van Breda, voerde hier het bevél, en deed hem afwijken (<*). Prins Maurits fteets onvermoeid, ter bevordering van de gemeene belangen, aan welke hij trouw gezwooren had, zat den Vijand, overal, op de hielen, terwijl hei geluk zijne wapenen bleef begunftigen : en fchoon hij dit Jaar wel geene verden overwinningen van belang behaalde, ver zwakte hij echter den Vijand , dag aai dag, en dit bemoedigde hem,het volgen de Jaar, tot meer gewichtige ondernee mingen. De Heer van S.Aldegonde, fchoon reed lan (rf) De Groot, Nederl: Hifi: II Boek, blad 15Ö. I57> XXL Aföeb- .ing. Zeven- bergen loor heus ingenomen en geplunderd. Ijver va» Prins Maurits. l 9 y i.  3p8 TOONEEL DER STAATS- XXI. Afdee- ling. Vrankrijk ver zoekt, oin oorlogfcheï>en. lang buiten openbaare bediening geweest zijnde, bekleedde ten deezen tijde, de Waardigheid, van Gezant der Staaten Generaal, aan 't Franfche Hof, alwaar hij, door Koning Hen r i k den IV, zeer heusch ontvangen was, en met wien hij verfcheiden onderhandelingen gehouden had, in een van welke , hij , door hem, de Staaten deed onderrichten, van nieuwe toerustingen ter Zee, die in Spanje gemaakt wierden, met verzoek* ' om eenige fchepen van oorlog, tot afweering van gevaar, te willen zenden. Hoe bezwaarlijk het op dit pas , zekerlijk , moet geweest zijn, om aan dit voorflel te voldoen,werd echter, eerlang, den Staaten de nood, daartoe,opgelegd. Gekommitteerde Raaden van het Noorderkwartier , gaven aan die van Holland te kennen, hoedanig Burgemeeflers van-Monnikkendam, van zommige Schippers, alle Poorters der voornoemde Stad,bericht ontvangen hadden , „ dat hunne fchepen door Duinker„ ker Kapers genomen,opgebragt en ver„ beurd verklaard waren ; zijnde groots, tendeels met Wijnen geladen geweest, „ en dat de Vijand zig fterk toerustte * „ zonder, evenwel, te hebben kunnen i> ont-  GESCHIEDENISSEN. 399 „ ontdekken , tegen wien het eigenlijk „ gemunt zou zijn." Deeze tijding van, >s Vijands toerusting,werd nog nader met geloofwaardige brieven uit Middelburg, bevestigd. Vijf oorlogfchepen wierden dan, fpoedig, in Zee gebragt, tot befcherming van de Kusten van Normandije en Bretagne. In hunnen togt derwaards , ontmoetten zij een vijandlijkSchip, van vierentwintig Hukken, 't geen zij aanvielen, en vechtendethand veroverden, doch bi; ongeluk, door hun gefchut, brand in 't fchip ontftaan zijnde, hadden zij weinig voordeel van den gemaakten prijs , er naauwlijks zo veel tijd, van zig uit hei vuur te redden: het fchip verbrandde to op den grond, en dit kostte 't leven aai ruim honderd tagtig zielen, hebbend men niet meer dan flechts twaalf, kunne behouden («). De nog, hier en daar, voortdurend woelingen van den Leicesterfchen aar hang, bleef de herftelling der binnelanc fche rust, geweldig,in denwegftaan,me mi (O Bor , XXVHI Boek, fo, n virfo en j XXI. Afdekking. De Staa* ten befchermeride Franfche Kust. t 1 1 e Verkfa. ring der KoningirF l- ne van n £"£-  4co TOONEEL DER STAATS-" xxi. Afdee- lino, misleide , bij aanhoudenheid , het Volk door allerhande beloften, op naam der Koninginne, zonder dat het een, of ander^ bewaarheid werd (n); dit bewoog, eindeCs) Gaat het onze misleide Landgenóoten , in deeze dagen, niet even zo?Ik zou geen gedaan werk krijgen, indien ik de Lijst van moedwillige Leugens moest opgeven, van welke zig de hoofden der Patriot fche Faftie, zederd de omwending, in 't Jaar 1787, bediend hebben, om hunne bedrogen Afhangelingen, te bemoedigen. Voor de Franfche Revolutie moest de gewaande redding alleen uit dat Rijk komen, niet tegenltaande zij klaar overtuigd waren, dat de Koning van Vrankrijk ; toen nog Alleenheerfcher, geen dadelijk belang in hunne zaak genomen, nog de minlte poging gedaan had, om het inrukken der Pruisfifche Troupen te verhinderen, en dat alles, wat zij van de Ministers, die ik geloof, dat zij op hunne zijde gewonnen hadden, door middelen* welke hun best bekend zullen zijn, hebben kunnen verkrijgen, was, dat men hunne vluchtelingen fchuilplaats verleende, en voor zommigen, uit 's Konings fchatklst, eenigen onderliand verzorgde. Daarna, en nog heden, richten zij het oog naar den kant van Oostenrijk (wat is het grootsch met de namen der Koningen te pronken?) hier beloven zij zig gouden bergen , of ten minde zij doenze aan hunne partij zodanig voorkomen: de vrede met den Turk , weeten zij zeer gemaklijk te (luiten en deeze zelfs tot eenen Vijand van Pruis sen te maken. (Zie Haarlemfe Courant van den 26 Junij, deezes Jaars).  GESCHIEDENISSEN. 4oï delijk haare Majefteit, op voorftel van de Staaten, eene verklaring te doen uitgaan Jaars (*). De Belgen m overwinnen, is Hecht! eene beuzeling , ten minfte , om ons dit te doet g* (*) Aldaar vind men , het uittrekzel eens hriefs var, KerliNj van den ig gfumj, waarin de volgende IVmierfpreuken voorkomen: „ Imusfchen heeft de Koning Leopold reeds verklaard; „ dat hij alle de gemaakte veroveringen op de Turken, zoni, der eenige uitzondering, aan de Porte wel wildé terug gee i, ven; maar daar tegen van zijne tegenwoordige Erflanden, „ ook niet een Dorp zich zou laaten cntneemen. Hij had i, 'er verder niets tegen, wanneer de Reptiblijk Poolen goec j, kon vinden, van de Steden Dantzig , Thorn, Pofen enz. „ en derzelver Diftriden, aan Pruisfen eene opoffering t( ,, doen; alleenlijk moest zulks in geenen deele op zijn*;, „ Leópolds, kosten gefchieden. „ Dat deeze verklaaring aitn ons Hof zeer onverwacht voori, komt, kan men ligtlijk begrijpen. Hetzelve meende, dooi ;, bewerking van de terug gave der Landen, bij den Vredï „ van Pasfarowttz, aan het Huis van Ooftenriik gekomen, Èr „ waardoor bet. gemelde Aartshuis voor eene wederafftand „ van Gallicie aan rooien, zeer wel fcbadeloos kon gcfteM „ worden, zijn ontwerp met de Republijlt Pooien reeds zc i, goed als tor ftand gebragt te hebben. Hier komt nu no« i, bij, dat de Porte, welke door de bovengemelde verklaaring fa van Leopoi.d , volkomen te vrede gefield is, ons Hof vooi ,, zijne Bemiddeling, waardoor zij Belgrado zou verliezen, bedanken, en zich liever aan haat-en vijand, die niets var haar begeert, dan haaren vriend in de Armen werpen wil i, Maar dringen wij met gewe'd op deeze Lamlverruiling aan t, dan hebben wij niet alleen Ooflenrijk en de Potte, m*a II. De el. Cc »°°i XXL AFDEfrUNffis  XXI. afdeeling. 402 TOONEEL DER STAATS- gaan „waar bij zij de beweegingen, die „ op haaren naam, of, zo men voorgaf, „ ten geloven , wringt en kromt zig de Nederduitfche Leielfe Courant , in allerhande zeldfaame bochten. (Men leeze dit papier, gedurende de geheele maand Junij en nog laatstlijk, de Courant van den 2 Julij, tijdltip, daar ik deeze r.oot fchrijve). Volgens zulke hersfenfchimmen, en die nog daaglijks, door nieuwe bijvoegzels, vermeerderd worden, is er, hoe 't ook gaan mag,voor de Legerbenden van Koning Fredriic Willem niets te vreezen en ziet daar, want hiertoe moeten alle die misleidingen dienen , eerlang, de zogenaamdeVrijheid, in het Land , herftelt! — Ondertusfchen (Iaat een bedaart Opmerker in twijfel, waar over hij zig meest verwonderen moet: '1 zij, over de kundig uitgedachte Verdichtfelen, met welke men, zederd drie Jaaren, een gedeelte der Natie , zo gewetenloos , om den tuin geleid heeft; dan wel , over de onbegrijpüjke iigtgelovigheid vau dezelve , daar zi} nogthans bij her- „ ook Rusland op den lials; welk insgelijks zou aangebonden hebben ,om behalve de Kriin, den Turken alles teretti», tuecren. Bij znlke ingewikkelde politieke aangelegenheden , is het gemakiijk te voorzien, dat het Congres, liet welk „ den 21 deezer zijn aanvang zal neemen , 200 ras niet ge„ eindigd zal zijn." Ik laat de Fieeren BmftMt en Zootien, de tekth'id van deezen ongelooflijken Brief verantwoorden: immers,niemand der Couramiers, buiten hun, heeft 'er dat vertrouwen 'm gefield, om ze in hunne Dagbiuden over te neemen.  GESCHIEDENISSEN. 403 ten haarefi dienfte, eenigen tijd herji, waards , verwekt waren , veroordeel3, de, en de Ingezetenen vermaande tot ,, gehoorzaamheid aan 's Lands Overhe,> den (ƒ)." Dit Jaar voeren, voor het eerst, uit Hoorn, vier of vijf Koopvaardij. Schepen * naar Italië; welk getal, het volgend Jaar, tot op zestien,vermeerderd werd (g). De Zon van voorfpoed, welke, zederd eenige maanden , het Vaderland gunfti* ger toelaghte* vernieuwde, met het begin van dit Jaar, de hoop op meerder zeege en dank zij de Hemel, die ook deeze verwachting, boven verwachting, be- gunftigde! De dappere Maurits, wiens wel uitgedachte krijgslisten deri Vijand, omtrent zijne waare oogmerken, in geduurige verwarring bragt, deed, ditmaal, (ƒ) Wagenaar, VIII Deel, bladz. 352. (g) Velius, Krom van Hoorn, IV Boek, bladz 270* herhaling gezien en ondervonden hebben, hoedanig alle die fchitterende verwachtingen en groote belof' ten van uitkomst, in rook verdweenen zijn» Cc a XXL Afdeb LING.  4o4 TOONEEL DER STAAJS- XXI. Afdee» ling. Zutfen, Deventer,Hulsten Nijmegen , aan de Staatfche zijde overgebragt. maal, manneflappen , in overwinningen : behalven veele Sterktens en Sloten, werd hij meefter van de Steden Zutfen, Deventer, Hulst en Nijmegen,- in welke laatfte plaats de Prins, dadelijk, de Regeering veranderde, en vervolgens dit recht,gedurende den oorlog, aan zig behielt, uit hoofde , dat het gehouden gedrag der Gildens, anders bevoegt tot de Magiftraats verkiezing, in de laatfte tijden, veel ftof tot oneenigheden en wanorden, gegeven hadt (A). Groningen werd, op aanhouden der Vriezen, ditmaal, ook met een beleg gedreigd, doch Maurits, naailes wel gewikt en gewogen te hebben , oordeelde echter , zulks , tegenwoordig niet te moeten doen: maar ftelde zig te vreden , de Stad, zo veel hij kon, te benaauwen, door het inneemen der omleggende Sterkten, waar van de Schans Delfzijl, geen der geringfte was (/)• Het bemagtigen van zulke treffelijke Ste- (A) De Groot, Nederl. Ilift. II Boek, bladz. 172. (/) Bor , XXVIII Boek , fo. 3° vtrfo en fo. 3a.  GESCHIEDENISSEN. 4°5 Steden, als gedurende den nu- geeindigden veldtogt, in handen van den Prins gevallen waren, maakte de Staaten niet alleen meefter vangenoegfaam geheel Gelderland, maar Helde dezelve tevens in 't bezit der binnenlandfche ftroomen, tot geene geringe beveiliging van den handel en fcheepvaart der Ingezetenen. — 't Is niet vreemd, dat de Held, die in zo korten tijd,zulke wichtige dienflen aan het Vaderland beweezen, en deszelfs grenspalen zo merklijk verfterkt had , thans, bij zijne terugkomst in Holland, met uitftekenden luiiter en het dankbaar gejuich der Gemeente, ontvangen en verwelkomt werd. Dees Veldheer, zegt de Groot, begeerde voor zig niet- anders, dan den arbeid et de glorij, latende het Vaderland de vruchten zijner overwinningen genieten (k ). De Staaten Generaal overtuigt, dat de gemeene belangen aan niemand beter, dan aan Maurits konden toevertrouwt worden , namen , in hunne vergadering van de maand November deezes Jaars, het befluit,om den oorlog, onder zijn beleid, ik) Nederl: Hifi: II Beek, bladz. 173. Cc 3 XXI. AFDEELING. Terugkomstvan Maurits , uit het Leger. De Staaten Generaalbefluiten den oor-, log voort te zetten  XXI. afdeeling.is02. De Ptiti! bezoekt zommige Provinciën. Belegrvai Steen- (/) Bor, XXVIII Bock, fo. 42 verfo. {m) Bqr, XXIX Boek, fo. iq 406 TOONEEL DER STAATS- leid, met kracht, voort te zetten (/). Hij zelve,ten einde,dat in het opbrengen der Krijgslasten, bij zommige Gewesten,geene vertraging gefchieden zoude, deedt al vroeg in 't voorjaar , tot zodanig oogmerk, en om verdere nodige fchikkingen te maken,een reisje naar Overijssel, Gelderland en Zeeland en zo als bleek, niet geheel zonder vrucht (m). In den Haage terug gekeerd, fchikte hij zig, dadelijk, tot het voortzetten der beraamde Krijgsbedrijven, en het was, omtrent het einde van Mei, toen de Prins, met een Leger van tusfchen de agt en ne-> genduizend man, met omtrent vijftig ftuk1 ken zwaar gefchut, zig voor Steenwijk vertoonde: lang en hevig werd de plaats, die aan de Landzijde zeer veifterkt was, befchoten; ook verweerde haar de bezetting dapper en manlijk; ja, weigerde zelfs naar verdrag te luifteren, toen reeds de buitenfte wal, door de Staatfchen, vermeeiterd en de graft gedemtwas; doch Maurits, ongewoon eene zaak zo ligt opr  GESCHIEDENISSEN. 407 optegeven, vooral, daar hij reeds zo ver gevorderd zijnde, begreep, niet te moeten loslaten, deedt de Stad, op nieuw, met alle hevigheid befchieten , middelerwijl, dat zijn heir gereed ftond, om ftorm te loopen;verfcheiden Bevelhebbers,binnen de Vesting, (Keuvelden, en hij zelve werd, door het vuur der belegerden, die hem niets fchuldig bleven,met een kogel in de linkerwang gewond, van welke wonde hij echter fpoedig genas; zijne pogingen waren zo gelukkig, dat men op twee plaatfen post vatte en de overgave , eindelijk , den vijfden Julij, volgde. De bezetting werd, uit hoofde van de betoonde dapperheid , vergund , om met haai zijdgeweer te mogen uittrekken, mits vooraf eed doende, van in geene zes maanden, beooften den Rijn, te zullen dienen; ook ftondt men aan dezelve andere eerlijke voorwaarden toe ; zelfs fchonk de Prins, uit beleefdheid , aan den Stedevoogd en de ruiterij, hunne paarden («)• J3e verovering van Steenwijk fcheen evenwel, bij alle de Leden van het Bondgenootfchap , die toejuiching niet te vin- den, C«) Bor, XXIX Boek, fo. 91 verfo. Cc 4 XXI. afdeeling. Maurits word ge> kwest. De Stad geeft zig over.  4o8 TOONEEL DER STAATS XXI. afdeeling. Brief der Staaten Generaal aan den Prins, 3 I i I j j \ 1 I den, welke men billijk had mogen onderftellen (3). In eenen brief van de Staaten Gen er aal, aan Maurits , den dag na de overwinning , gefchreven , betuigen zij wel hun genoegen over deezen aanwinst en bedanken zijne Doorluchtigheid, met vleijende woorden, voor den arbeid en moeite, die hij, gedurende de belegering, in gevaar van zijn eigen leven, daar toe befteedt heeft; hem verzoekende, uit hoofde van 't belang, ivelke het Land bij de bewaaring van zijn perfoon had, om eenige rust te neemen, vooral tegen de naderende hondsdagen, waarin de meelte wonden gevaarlijk zijn: maar zij opperen te gelijk bedenkingen, die, hoewelze geene dadelijke berispingen behelsden, nogthans ingewikkelt genoeg (3) Van wat belang deeze Vesting bij de Span. aards geoordeeld werd, geeft de Groot, in weilig woorden, te kennen, wanneer hij zegt: dat zij Ue hielden, voor de grendel, om Vriesland te be. iaat/wen en om de vaart over de Zuiderzee onvei. ig te maken, Nederl: Hifi: II Boek, bladz. 176. ïe'Jjtivoglio ontkent zelfs niet, dat de verovering 'an Steenwijk , een groot voordeel voor de Verenigde Nederlanden , aan dien kant, geweest l, II Deel, bladz. 499  GESCHIEDENISSEN. 409 ïioeg te kennen gaven, dat men zo zeer niet voldaan was, als men uitterlijk vertoonde. „ Wij begeeren en verzoeken, dat uwe Doorluchtigheid,dus „ drukken zij zig uit, voorzichtiglijk op „ alle omftandigheden en gelegenheden „ gelieven te letten, op dat in 't vervolg „ niets worde ondernoomen, waar mede niet alleen de verkregen roem van '1 „ Land en van uwe Doorluchtig „ heid , maar ook de Staat zelve „ in gevaar gefteld zou kunnen worden daar bij bedenkende, hoe bezwaarlijl n en kostbaar de langduurige belegering vanSTEENWijK,denLande,gewees „ is, en dat waarfchijnlijk andere plaat „ fen van gelijke fterkte, zig mede to het uitterfte verweeren zullen; of he derhalven, voor het tegenwoordige, nie „ beter zoude zijn, door andere midde „ len, dan die van openbaar geweld, di „ zaak voorttezetten, aangezien reed „ een taamlijk aantal volks in de gezegdi „ belegering vprfpild was geworden (0).' De inhoud van deezen brief, die on ge O) Bor, XXIX Beek, fo. ai verfo. ' Cc 5 XXI. afdeeling. r 1 c > • Aamnar. kitig-.  4io T00NEEL DER STAATS- XXI. Afdeë- UN(J. getwijffeld den Prins zeer bevreèmd zal hebben, vermits men nog maar kort geleden, zig zo moedig toonde, om den oorlog met kracht te willen doorzetten (p ) , fchijnt,aan de zijde der Staaten Gene r a a l , het uitwerkzel geweest te zijn, van eene ontftaane vrees, op berichten gegrond, dat de vijand, met eene fterke magt, naderde; doch uit alle de omftandigheden blijkt echter niet onduifter , dat de Staaten van Holland gaarne gezien hadden, en daar toe ook alle hunne pogingen aanwendden, om den verderen Veldtogt voor dit Jaar,te doen eindigen (4); waar toe evenwel het meerder. (/>) Zie hier vooren, bladz, 405. (4 ) Van Reijt en insgelijks de Groot , geven, beiden, niet onduifter te kennen, dat, na de verovering van Steenwijk , tusfchen Holland en Vriesland , eenig wantrouwen plaats gekregen heeft. De Eerfte geeft ons een verhaal van den gehe len toedragt der zake, h'er op uitkomende , ,, dat vermits „ door het inneemen van Steenwljk, de Zuiderzee „ nu open was, tot groot voordeel van het Noor,, dtrtwartitr en de Stad Amjlerdam, de Staaten „ van Holland aandrongen, om reden, zo zij zei, den, van kondfchap te hebben, dat Parma fterke 1, toeruötingeu maakte , om, vooreerst,in de behaalde „ over-  GESCHIEDENISSEN. 411 derdeel der Bondgenoot en min genegen was. De verfchillen over dit nete-, lig „ overwinningen te berusten; dat Vriesland hier „ over verdenking voedde; meenende , dat de Hol„ landen zig weinig bekommerden , al behielt de t) Vijand, op den Vriefchen bodem , eenige vaste „ bezittingen; uit vrees , dat zij anders te boog „ /preken en te langfamer in hunne onder/landen „ zig bewijzen gouden." ' Hij voegt 'er een weinig verder bij, „ dat deeze twist zeer hoog liep, „ vermits die van Holland , bleven volhouden en „ geene middelen onbeproeft lieten, om Maurits „ van verdere belegeringen , in Overijssel of bij „ Vriesland, afkeerig te maken &c." IX Boek, bladz. 284, De Groot trekt alles korter famen en zegt: Meer dan twintig dagen heeft men, zo met het jlechten en weder opmaken der werken van Steenwijk,als met kibbelen over V befluit der verdere aan/lagen, doorgebragf. dewijl die van Hok land en anderen , welke ver van den Oorlog aj waren, oordeelden, dat 's Lands achtbaarheid vol daan was , en derhalven niet raadfaam, met eei afgemat Leger , zig aan verdere gevaaren bloodi te geven; heimlijk duchtende, dat de Friezen, me, de vrees, te gelijk de oorlogslasten zouden afwerpen Nederl: Hife II Boek, bladz. 179- Bor, daaren tegen, houdt alles, wat van dien aart verhaald word voor Verzonnen; bijzonder, dat men den Vriezen hun ne welvaart en bevrijding, zoude hebben misgum „ Dat het waar was, zegt hij, dat niet alleen, di „ v|n Holland , maar ook de Staaten Generaal >i o XXI, Afdee .iNq, > ?  4i2 TOONEEL DER STAATS-' XXI. afdeeling. De Staaten Generaal befluiten , i 1 I lig onderwerp duurden vrij lang, toen; ten laatfte, bij de Staaten Generaal goedgevonden werd, om Koeverden te belegeren (q). Dit plaatfie was, van veel aangelegenheid voor de belangen van (f) Bor, XXIX Boei, fo. 23 verfo. „ op de bekomen tijding, van alle kanten, wegens de ,, Wapening des Vijands, aan zijne Doorluchtig(, heid en den Raad van Staate , in bedenking , hadden gegeven, om in alles voorzichtigheid te ge, bruiken, en zulks met te meer recht, daar die van. , Holland de meefte penningen, zo wel voor de , gewoone als buitengewoone behoeften, verzorg, den; zonder daarom, eenigzins, iemand der Bond, genooten , zijne Welvaart en Vrijheid te benij, den." XXIX Boei, fo. 21 verfo. Dit de verdee handelingen, bij de Provinciën, over dit aangele;en ftuk en uit de bezending, welke de Prins, na lat tot de Belegering van Koeverden, bij de Staaen Generaal , befloten was, aan die van Holand deedt, om dezelve te verzekeren „ dat hij, , onverminderd den last hem door de Staaten , Generaal gegeven,zig zou gereed houden,om, , des verzogt, of befchreven zijnde , met eenig 1 Krijgsvolk te verfchijnen, tot wederftand van den , Vijand, en ten meeften dienfte van den Lande &c." lijkt genoegfaara , dat Holland , traaglijk, gekr> ïen is, om in het befluit der meerderheid te ftemjen. (Zie dezelfde Bor , XXIX Boek , fo. 22 en ervolgem).  GESCHIEDENISSEN. 413 van den Staat, vermits men van daar Groningen benaauwen, en Vriesland,l voor de ftroperijen des Vijands, beveili-c gen kon (r). t Den twee en twintigften Julij, brak Maurits met zijn Krijgsmagt van Steen- \ wijk op, om het bepaalt beleg van Koe-^ verden te onderneemen. Daar zijnde be-, merkte hij, dat de toevoer naar het Le^ ger , ten uitterfte bezwaarlijk zijn zou, en zig nogthans hier van willende verzekeren, befluit, met een gedeelte van zijn volk , het Steedje Ootmaarfum, gelegen op de Twentfche grenzen, te overrompelen en de Spanjaards te verjagen; 't geen hem ook fchielijk gelukte. Voor Koeverden , alwaar Graaf Fredrik van den Berg het Kafteel verdedigde, was de moed dei belegerden, gelijk aan die der Belegeraren, en men betwistte Maurits, voet voor voet, den grond. Indien een minder kundig Bevelhebber, dan onze Held. alhier het beftuur was toevertrouwd ge worden, de overwinning zou niet flechu twijf (r) De Groot, Nederl: Hifi: 11 Boek, bladi 180. XXI. Afdee» !NG. m Koeerden6 beleeren. Mau- •its trekt net het .eger Ier- vaards. Ootmaarfum ingenomen. Beleg van Koeverden, 1  xxï. Afdee- LING» Gaat bi] Verdrag «ver. (s) Bor, XXIX Boek, fo. 25 & feqq. 414 TOONEEL DER STAATS- twijffelachtiggeweest,maar,naast denklijkV mislukt zijn: want Parma, omtrent deezen tijd , met zijn Leger uit Frankrijk terug gekeerd zijnde, had Verdugo gezonden tot ontzet der Plaatfe, en deeze floeg zig eerlang neder, in 't gezicht der Staatfchen, welke hij, op eenen vroegen morgen, meende te overvallen, doch met verlies werd afgeflagen. Zederd deedt hij, dag aan dag, vernieuwde pogingen, om den Prins, door eene dreigende geftalte, tot het gevecht uit te lokken,- die echter te behoedfaam was, om zijn voordeel te verzuimen, in 't voortzetten van het beleg , welk met zodanig goed gevolg gefchiedde, dat de belegerden, eindelijk, de hoop op ontzet, verlooren gevende, den twaalfden September,tot verdrag kwamen, waar bij de bezetting toegeftaan werd, met alle Krijgseer te mogen uittrekken Na het overgaan van Koeverden bleven de wederzijdfche Legers nog eenigen tijd ongefcheiden , zonder iets anders uitterichten , dan elkander flechts in vreeze te  GESCHIEDENISSEN. 415 te houden, maar het meer en meer toeneemende guur Jaarfaizoen, verplichtte, echter beiden, van eerlang te moeten opbreken. Parma vertrok met zijn Leger wederom naar Frankrijk , om, zo men meende, door zijne tegenwoordigheid,de Vergadering van de Staaten des Rijks , welke de Bondgenooten der Spanjaarden, tegen het volgende Jaar, befchreven hadden, in ontzach te houden: doch op deeze reis overviel hem , te Atrecht, eene gevaarlijke flaauwte, waar aan hij, den volgenden dag, zijnde den derden December, overleedt, niet zonder vermoeden van vergif (?). De Graaf Piet er Ernst yan Mansfeld, een man van tagtig Jaaren. werd, vooreerst, de Landvoogdij opgedragen, fchoon de klem van het bewind, in handen van twee Spaanfche Heerer bleef (»). Geene aanmerklijke Staatsbijzonderhe den waren 'er, gedurende dit Jaar, voor gevallen: Onze Regeeringsvorm werd da, (O De Groot, Nederl: Hifi: II Boek, blad: 183. (») Bor, XXIX Boek, fo. 45 verfo. XXI. Afde& -ino. Dood van Panna; de Graaf van Mansfeld volgt hem op. . Staat der zaken, 'geduren- ( de dit laar. r j 3  4i6 TOONEEL DER STAATS» XXI. AFDEELING. Ï593- Mans/eMchaftde vrijwaringenaf. Plakaat der Staaten hier tegen. dag aan dag, beftendiger en vaster, mid^ delerwijl, dat de gelukkig uitgevoerde Krijgsbedrijven van Prins Maurits, de Bondgenooten, elders, in eer en aanzien bragt. De Staaten fcheidden, in December, voor eenige dagen, ten einde, elk aan zijn Gewest, verflag van het voorgevallene te doen, en ver* der befluit te helpen neemen, in de nodige belastingen, voor het volgende Jaar (y). Het is een bekend zeggen: nieuwe Heer en 1 nieuwe Wetten. De Graaf van Mansveld, fchoon oud en grijs, bevestigde, ten min* fle deeze fpreuk, al aanftonds bij de aanr vaarding van de Landvoogdij. In de eerfte , dagen van Januarij, gaf hij fchriftelijk bevél, waar bij de vrijwaringen, ten Platten Lande, opgeheven,en de gevangenen niet meer op losgeld, of uitwisfeling s gefield wierden, maar dat dezelve, even ais'in 't begin van den oorlog, zonder genade, ter dood moesten ge bragt worden. Tegen dit ftreng bevél verfcheen, weinig weken later, een ander Plakaat, op naam van de Staaten Generaal, waarin O) Bon, XXIX Boek , fo. 47 &Jeqq.  GESCHIEDENISSEN. 41? in wederwraak bedreigd werd , ten zij Mansfeldhtt zijne, binnen een maand,herriep ; ondertusfchen had deeze wreede nieuwigheid, dadelijk, onaangenaame gevolgen , tot dat eerlang het gevoel dier barbaarsheid,de beide partijen tot de vorige meer befehaafde gewoonte, te rug bragi (w). Door het onverwacht ftérfgeval vafl Parma, was het Leger, onder hem, verhinderd geworden, den togt naar Frankrijk te kunnen voortzetten: nu kreegMansfeld last, om , daar mede, derwaards optebreken; doch de Staaten Generaal vonden goed, ten gunfie van Koning Henrik, hem in zijnen weg, zo veelmooglijk,op te houden, en den voortgang te vertragen. Graaf Filips van Nassau werd dan, ten dien einde,met drie duizend man, waar onder eenig paarde volk, naar Luxemburg gezonden j jn welke Provincie, en in die van Limburg, verfcheiden Dorpen uitgeplunderd en verbrand wierden; waar na hij, op de tij- O) Bor, XXX Boek, fo. 6 verfo en fo. 7, II. Deel. Dd XXI. afdekking. Mansfeld treTcémet zijri Leger naar Frankrijk, Inval ier Staat"chen in Luxemburg*  XXI. Afdek- ling. (x) Bor, XXX Boei, fo. 7 verfo. 418 TOONEEL DER STAATS- tijding, dat de Graaf van Mansfeld, tegen hem, uit de naastgelegene bezettingen , manfchappen bij een trok, te rug keerde, overladen zijnde met buit. Hij had gaarne gezien, dat de Staaten, in dien oord, den oorlog wilden voortzetten, en waartoe hij zig aanboodt, doch deeze begrepen, zulks thans te verre van de hand en beter, om het oog te wenden, naar zodanige Steden en Plaatfen, die meer dienftig konden zijn, ter verzekering van de onaf hanglijkheid der Gewesten (x). De Staaten van Holland, welke , met het begin van dit Jaar, wederom vergaderd waren, om over den Staat van oorlog te raadplegen , oordeelden, voor het belang hunner Provincie, en van het geheele Bondgenoodfchap , en waar toe zijne Doorluchti gheid ook zeer neigde, dat de veldtogt met de belegeringvan Geertruidenberg, diende geopend te worden, welke Plaats, nu bijna vijf Jaaren geleden, tot merklijken hinder voor Holland,, uit hoofde van haare nabijheid ,  GESCHIEDENISSEN. 419 heid, aan verfcheiden Steden, door verraad in de handen van Parma geraakt was. Deeze meening, befloot men, met ernst, ter G ene r al i teit voortedragen, en het toeftaan der Krijgslasten, daar aan te hechten. Bor zegt, dat de Staaten Generaal, na eenige tegenfpraak, tot deeze ondernecming befloten (y~). Maurits altoos vaardig,waar 'sLands dienst zijne hulpe vorderde, deedt nog voor het einde van Maart, door de Ruiterij , die te Breda en te Hemden, in bezetting lag, de Stad berennen, middelerwijl dat het voetvolk, zeven en zestig Vaandels fterk, vast naderde. Hij zelve verzuimde niet van 'er tegenwoordig te zijn, en allen ijver aan te wenden, om de Stad tot eene fpoedige overgaaf te dwingen , voor dat de Graaf van Mantfeld, die met zijne benden uit Vrankrijk te rug verwacht werd, het ontzet kon onderneemen; doch verfcheiden onvoorziene beletfelen, van wéér en wind, vertraagden zijne %oede voorneemens merklijk, en fchoon de Prins met den aanvang van Junij, nog maar weinig gevorderd was, in den nodigen toe- ftel, Qy) Bor, XXX Boek, fo. 8 verfo. Dd 2 XXÏ. Afdek» lino. Mattrfti belegerd Gcerfrtii' denbei is.  XXI. Afoee- lung. 42o TOONEEL DER STAATS- ftel, ter belegering, door dien een vernieuwde aanwas van water, bij eene (lijve koelte, uit den Noordwesten, nu wederom zijn arbeid hinderde, had hij nogthans zodanige voorzorgen genomen, dat alle de toegangen naar Geertruidenberg, te wel bezet waren , dan dat de Vijand , wiens Ruiterij , na men vernam , reeds bij Turnhout gekomen was, ergens kon doorbreken; ook hielt hij, aan den waterkant, de Stad door eenige fchepen naauw ingelkoten, terwijl zijn Leger zo wel verfchanst lag, dat 't zelve niet gemaklijk kon aangetast worden. Mansfeld, door dit alles, het oogmerk van ontzet misfende, iloeg, niette min, zijn Leger neder,in 't gezicht der Belegeraren,waar mede hij echter weinig uitrichtte, en vermits de onzen, op alle zijne beweegingen , een waakfaam oog hielden , werd hij, gedurig, in kleine gevechten ingewikkeld, die Maurits tijd gaven, zijne werken, tegen de Stad, voomezetten. Iïet was den vier en twintigflen Junij, dat het hem gelukte, een der Ravelijnen te vermeefteren, 't geen den Belegerden derwijze verfchriktc, dat zij de Stad, nog dien eigen dag, opgaven. De bezetting  GESCHIEDENISSEN. 4ai ting bedong den vrijen uittogt, met zijdgeweer en pakkaadje; doch drie Soldaten , welke aan het voorig verraad deel hadden , wierden bij den kop gevat en opgehangen. De bezetting bedond in ruim zes honderd gezonde manfchappen ; de zieken en gekwesten, benevens de Vrouwen en Kinderen, liet Maurits, te fcheepe, naar Antwerpen vervoeren. Pans F red rik Henrik, zijn Jongde Broeder , aan welken de Staaten van Holland, reeds in 't begin des Jaars, edelmoedig gedacht hadden, met het verëeren van een Regiment, van twintig Vendels Knechten (z ) , delde hij tot Gouverneur van Geertruidenberg, en benoemde Jonkheer, Arend van Duivenvoorden tot zijnen Luitenant ( 5 ). De (2) Bor , XXX Boek , fo. 8. (5) Bor, XXX Boek , fo. 16 verfo & feqq. De Staaten Generaal deden, ter deezer gelegenheid, een Penning munten , vertoonende de Stad Geertruidenberg, aan de Waterzijde, met eene afbeelding der Schepen, door welke zij, van dien kant, ingefloten gehouden werd: doch zonder eenig omfchrift. Dd 3 Aan XXI. afdeeling. De Stad geeft zig over. Prins Fredrik Henrik word Gouverneur.  422 TOONEEL DER STAATS- XXI. Avnr.e- ling. Verdere Krijgs) iclicingen gedurendedit Jaar. De Graaf van Mansfeld was bij het verlies van Geertruidenberg, merklijk bekommert voor 's Hertogenbosch, des dacht hij zig meeiler te maken, van de fchans Crevecoeur, alwaar Staatfche bezetting lag; maar Maurits van den toeleg, intijds, ver- Aan de tegen zijde, las men: Gertrudis Bergam ab Hisp. Vindicant Ord. Contoed. Duce. Princ. Nassav. in Consp. exero. hosv. ci3 13. xciii. De Staaten der Ver'ècnigde Nederlanden wringen Spanje , onder het beleidt van den Vorst van Nasjou , Geertruidenberg, in 't gezicht van het Vijandlijk Leger, uit zijne handen. 1593. (Zie van Loon. Nederl: Hifi: Penningen, V Boek , bladz. 437). Blomhert zegt, dat Geertruidenberg de Stapel v»n Elft, Zalm en Steur pleegt te zijn. Hij ver. haalt , dat men eens , op eenen dag , agttienduizend Elfter., in de netten, telde en dat, aan 't einde van de vorige Eeuw , een Janr geweest is , in het welk aldaar veertigduizend Zalmen en agtduizend negenhonderd negen en negentig Steuren, ter markt gebragt waren ; dat de Gouverneur, op den laatften dag des Jaars, eene groote belooning gefield had, voor hem, die nog een Steur zoude vangen, om het getal van Negenduizend vol te hebben, doch , wat moeite ook aangewend was, had zulks niet willen gelukken. II Boei, bla.lz. 157.  GESCHIEDENISSEN. 423 verwittigt, voorkwam hem,en was reeds gelegerd, eer de vijand naderde, dien hij weldra noodfaakte van te moeten wijken. De Graaf van Solms, door den Prins naar Vlaanderen gezonden, deedt een inval in het Land van Waas; bemagtigde aldaar eenige Sterkten, doch welke hij gedwongen was wederom te moeten verlaten (0). In Vriesland bleven de Krijgsbedrijven voortgaan, alleen met oogmerk, om Groningen te doen buigen,doch dit gelukte, voor als nog, niet, fchoon Graaf Lodewijk van Nassau , haar langs den eenigfter weg, over dtBourtange,die de Stad ovrh; bleef,om toevoer te krijgen, genoegfaarr benauwde, door 'er eene fterkte te flich ten; doch de vijand, welke in dien oord de fterkfte was, ontnam den Bondgenoo ten, Ootmaarfum en verfcheiden anderei fchansfen: waar door de Groningers eeni gen ademtogt kregen; ook ondernam/^r dugo , om Koeverden aantetasten , doel de Plaats was een weinig te vooren, doo: den dapperen Nasfauwer, van al het nodi ge te wel voorzien, van zo fchielijk to de overgaaf gedwongen te worden; daa h («) Bor, XXX Baek, fo. 21 verfo. Dd 4 XXI. afdeeling. . L t t r j  424 TOONEEL DER STAATS- XXI. Afdee- uno. Staat der zaken in Vrank- 1 bij kon zij op eenen verdediger roemen, wiens trouw, tegen vrees en omkoping , pal ftondt (*). De Franfche gefchillen, welke zo meenige onaangenaamheden aan dat Rijk ver* oorzaakt hadden, werden eindelijk, dit Jaar, grootendeels beflist. Koning Henrik de IV, kon goedvinden, zijn geloof, aan zijne Staatzucht, op te offeren 2n den Roomfchen Godsdienst, ter verkrijging van den franfchen Troon, te omhelzen. Eene gebeurtenis , die zo min in Engeland, als bij de Vereenigde Staaten, met onverfchilligheid, befchouwd werd: Koningin Elizabeth toonde 'er, vrij openlijk, haar misnoe« yen over, en de Staaten van Hol* [.and namen zelfs in overweeging, of men geen Gezant van rang,benevens een Hoogleeraar der Godgeleerdheid, naar Vrankrijk behoorde te zenden,om te helpen bevorderen , dat de gemelde Koning /an voorneemen veranderde : doch de zaak reeds te vergevorderd zijnde, moest men {è) Bor, XXX Boek, fo. 32 verfo. fo. 33 |R 35-  GESCHIEDENISSEN. 425 men er in berusten; en derhalven werd ook zorg gedragen, dat van dit geval, met befcheidenheid, op de predikfloelen, zou gefproken worden (c). Kort na deeze gedaane flap des Franfchen Monarchs, zond hij den Heer van Morlans naar Engeland en herwaar-ds, om, in zijn naam, nadere opening van zaken te doen, gelijk gefchiedde, en vermits de Koning, daarbij , deed verklaaren , den oorlog tegen Spanje te zullen voortzetten, en de Hervormden verder te begunftigen, werd de onderlinge vriendfchap en wederzijdfche verdediging, tusfchem Hem, Elizabeth en de Staaten, op nieuw bevestigd. Het voorzichtig gedrag der Staaten Generaal,in dit twijffelachtig tijdgewricht, trof de Koningin dermaate, dat zij openlijk moest erkennen, dat de Staaten, in alle hunne daden, betoonden, de wijste Regeering te zijn, die zij ergens, in eenig Gemeen-ebEst, had aangetroffen (<*). De Wapens der Bondgenooten. wel- (t) Bon , XXX Boek, fo. 25 verfo en fo. 26* Qd) Bok, XXIX Boek,fo. 36—41. Dd 5 XXI. AFDEELING,  XXL AFDEELING. ,Zwaare florin ot Kersavond. LING. „ , „ , 426 TOONEEL DER STAATS- welke in dit, en in het voorgaande Jaar,1 den Land^ eene merkiijke verlosfing hadden toegebragt, gaf den Burger gelegenheid , om met te meerder ijver , zijne middelen van beftaan uittebreiden; waar toe defcheepvaart naar afgelegen oorden, hem de bekoorlijkfte uitzichten opleverden; terwijl de voordeelen hier door reeds verkregen, bij veelen ondervonden wierden, toen, in de maand December, deezen zegen eene deerlijke ramp moest ondervinden. In 't Marsdiep, Tesfel en het Vlie, lagen thans , omtrent honderd veertig Koopvaardijfchepen , met Graanen en andere Goederen geladen, wachtende flechts op eenengunftigenwind,om hunne Vaart, meest naar Italië gefchikt, te vervorderen; welke kostelijke Vloot, op Kersavond, door eenen geweldigen ftorm en'zwaar onweder, derwijze werd aangevallen, dat meer dan veertig fchepen van hunne ankers los raakten, tegen elkander floegen en verbrijzelden, 't geen aan ruim vijfhonderd Zeelieden het leven kostte. Verbazende llag voor 't Vaderland! veele voornaame Kooplieden wierden buitenftaat gefteld , hunne fchulden te voldoen, en dit bragt wederom een jam-  GESCHIEDENISSEN. 427 jammerlijk verloop teweeg, in verfcheiden necringen (<;); doch met Gods hulp kwam men ook dit ongeval, eerlang, te boven. Het gerucht, welk reeds eenige maanden geleden, verfpreid was , dat de Koning van Spanje, aan 'sKeizers Broeder, den Aartshertog Ernst van Oostenrijk, de Landvoogdij der Nederlanden had opgedragen, werd, bij den aanvang van dit Jaar, volkomen bewaarheid; want hij deedt, den dertigften Januari), in die hoedanigheid , zijne intrede te Brusfel. hij was verzeld van eenen talrijken Hof ftoet, maar zonder een groot Leger, ge lijk algemeen gezegd en verwacht werd (ƒ) Zijn lastbrief behelsde , het uitoeffenei van een volkomen gezach over alle Onder zaten, welke hem gelijke gehoorzaamheh moesten bewijzen , dan aan Filips zei ven (g). Hij was een Vorst van ruin veertig Jaaren; minfaam en vriendlijk ii om (O Bor, XXX Boek, fo. 78. (ƒ) Bor, XXX Boek, fo. 4*» (g) Bor, XXXI Boek, fo. 4 verfo. XXI. afdeeling. IS94- Ernst van Oo' (ienrijk word Landvoogdder Spaanfche Ne* derlanden; zijne Re1 geering .en dood. I L 1 l  423 TOONEEL DER STAATS- xxr. AFDEELING. omgang, die zig gaarne door raad, of bevél , leiden liet; welke infchiklijkheid den Koning van Spanje, derwijze, innam, dat hij hem, met de Landvoogdij, zijne Dochter, ter Vrouwe, had toegefchikt ; dan wel rasch bleek het, dat hij de man niet was, van wien men veel verwachten moest; zwak van lichaams geitel, en in den fchoot der ongebondenheid levende , verloor hij dra, alle achting en vertrouwen bij de Spaanfche Nederlanders; zo ver, dat men hem in fmaal en fchimpfchriften hevig doorftreek ; maar vooral werd de afkeer grooter, toen hij aan de Steden BJjsfel en A/öwe»,fpaanfche bezetting wilde opdringen; 't geen deeze echter, halflarrig, weigerden. In den voorzomer deedt hij, door twee Gemagtigden, den Staaten, vrede aanbieden; doch zij weetende, hoe weinig men, zelfs op de heiligfte beloften des Konings , aan kon, wilden in geene onderhandelingen, deswegen, treeden, en weezen de zaak van de hand: waar toe de ontdekking van eenen aanflag , op het leven van Prins Maurits, en andere aanzienlijke Perfoonen, veel had bijgebragt en het Gemeen, fchoon lang den oorlog wars, hier van  GESCHIEDENISSEN. 429 van verwittigt, eerbiedigde het wijs gedrag der Overheden. De Aartshertog, na. een kort, doch flecht,befiuur, overleedt, eindelijk, in 't begin des volgenden Jaars (h). Verdugo , om wederom den draad van ons gefchied-verhaal te vervolgen , had Koeverden, gedurende den geheelen Winter, ingefloten gehouden, van waar hij, omtrent het midden van Februarij, een aanval op de Schans te Delfzijl deedt, die hij, bij verrasfching,dacht in te neemen; doch , na een vinnig gevecht, genoodfaakt werd aftewijken. Deeze goede uitkomst ftrekte tot meerder roem voor dc bezetting, daar zij niet verwachtte, z< onverhoeds, aangevallen te zullen wor den (O- Aan de zijde der Staatfchen had Prim Maurits, omtrent deezen tijd, twe< aanflagen, tegen twee voornaame Steden *i Hertogenbosch en Mafiricht , welke bei de (A) De Groot, Nederl. Hifi. III Boek, blad: 198. 200. 208 en IV Boek, bladz. 226. (/) Bolt, XXXI. Boek ,fo. 5. XXI. Afdee- JNG. Aanflag op Delfzijl mislukt. 1 » Verdere , misluk- • kingen , aan de een en * andere 1 zijde.  XXI. afdeeling. Koeverden doo: de Spaan fchen verlaten. 430 TOONEEL DER STAATS- den mislukten. De Spaanfchen, aan hun kant, zochten zig van Tholen en Bergen op Zoom, meefter te maken, dat insgelijks verkeerd uitviel (£). Het voorneemen van den Prins, om 's Hertogenbosch en Maaftricht, voor den Staat, te verzekeren, gemist zijnde, ondernam hij, een weinig later, het ontzet van Koever den, doch Vendugo oordeelde, om meer dan eene reden, niet raadfaam, Maurits aldaar aftewachten, en verliet, bij zijne aannadering, met ftillen trom , de vesting (/). Thans werd de belegering van Groningen, zederd zo lang het oogpunt der Vriezen , het voornaam voorwerp der Staats en Krijgsbefluiten. De Afgevaardigde van Vriesland, inden Raad van Staate, waren derwijze verhit op deeze onderneeming , dat zij Maurits wilden doen geloven, dat hij de Stad,zonder gefchut, verwinnen zou ; vreezende , waarfchijnlijk, dat het verzenden van het zelve, 't geen (*) Bor, XXXI Boek, fo. 5 verfo en fo. 6. (/) Bor, XXXI Boek, fo. 18.  GESCHIEDENISSEN. 431 geen over de Zuiderzee en de Wadden, door het Rietdiep, bepaald was, teveel vertraaging mogt toebrengen : doch de Prins niet gewoon, de kans des oorlogs van bloote mooglijkheden te doen afhangen, volgde zijn beraamd ontwerp en nu alles tot den togt gereed, begaf hij zig, benevens Graaf Willem-, en het geheel Leger, den negentienden Mei, op weg; drie dagen later, vertoonde hij zig te Haren, flechts een uur van Groningen gelegen; de Vijand verliet, hier op, zijne al daar hebbende fchanfen, waar door de on zen veel buit van Vee kreegen. De Wet houderfchap, onder voorwendfel,het zei ve wederom te willen inkopen, maar it de daad, om kundfchap van den toeftant der zaken te krijgen, zond een der Bur geren naar den Prins, welke hem deedt ant woorden, van in redelijkheid met de Sta, en haare Privilegiën te willen handelen,maa zo niet, wist hij middel, zonder verdrag, d Stad te vermeejleren. Den negen en twir tigftenMei, eischte Graaf Willem zt kere fchans op, die de Vriefche Schepe den aanvoer naar het Leger, kon verhindf ren;doch men verdedigde zig,gedurend twee dagen, vrij dapper, wanneer echter c ove xxi. Afdeed ling. Maurits begeeft zig voor Groningen, en belegerd de Stad. I l l r * 1 e e r-  7 XXI. afdeeling. Gaat bij verdrag over. 43 a TOONEEL DER STAATS-* overgaaf volgde. Maurits inmiddels den toeftel gemaakt hebbende , om de Stad te befchieten, begon daar mede den vijfden Junij, doch de belegerden bleven niet fchuldig in te antwoorden; dit duur-* de tot den drie en twintigfte van dezelfde maand,toen de Regeering,eindelijk, van verdrag begon re fpreken; welk echter, door de verdeeldheid der Burgeren, en daar uit ontftaan geweldig oproer, te niet liep De belegering werd dan voort¬ gezet , en erst den twee en twintigften Julij,daar aan volgende,de overgave van de Stad geregeld: hier bij werd bepaald: „ Al het voorgaande zou vergeeten en ?, vergeven worden. De Stad zou het „ Verbond van Verëeniging wederom aan,, neemen; den Staaten Generaal getrouw zijn, en zig als een Medelid van „ dezelven, vriendlijk gedragen; voorts „ onverkort blijven , bij haare Rechten „ en Vrijheden, mits de Stad en Omme„ landen, zig in het Hemmen ter Gene„ raliteit, gedragen, volgens het geen bij 5, de Bondgenooten zou befloten wor?, den. Graaf Willem Lodewijk „ zoit (_m ) Bor, XXXI Boek, fo- 24 verf» & feqq.  GESCHIEDENISSEN. 433 zóu men voor Stadhouder erkennen $ en aanneemen. De Hervormde Gods,, dienst zou in de Stad en in de Omme„ landen, de heerfchende zijn, zonder ;i dat daarom iemand in zijn Geweetèn „ zou bezwaard worden. Tot meerder i, zekerheid voorde Staaten, en tot bewaaring vancde rust in de Stad, zou „ men er vijf of zes Vaandels Voetvolk ,, ontvangen. De Wethouderfchap zou^ „ alleen voor dit maal, door Prins Mau„ rits en Graaf Willem, onder goedvin- den van den Raad van Staate, aan- gefield,doch daarna gekooren worden, ,, naar ouder gewoonte, Hechts met deë- ze verandering, dat Graaf Willem, ,i als Stadhouder, vijf uit de vierentwin- tig Gemeenten zou mogen benoemen,' ,, tot verkiezers van den Magiltraat." Verder flondt het, uit krachte van dit beding, aan alle Ingezetenen, Geestlijk en Wereldlijke, vrij, om binnen de Stad te blijven, of dezelve, met hunne goederen ,v te verlaten, mits zij zig niet op 's vijands bodem neerzetten. Ook was, bij eene nadere overeenkomst, aan den Spaanfchen Krijgsoverflen en zijne bende, den vijjen uittogt toegellaan, als mede het vervoe- II. Deel. Ee ren XXI. Afdee- linö.  XXI. afdeeling. Maurit en Graaf Willem komen ii de Stad. De Tri keert n; den Ha te rug. 434 TOONEEL DER STAATS- ren van hunne Vrouwen, Kindcrs, Zieken en Gekwesten,met alles wat hun toebehoorde («). Twee dagen later, werd de Stad aan Maurits ingeruimd, die 'er, verzeld i van Graaf Willem, zijne intrede deed; de Wethouderfchap veranderde , en de Burgerij, voor het Raadhuis vergaderd, in den nieuwen eed nam. Ruim een week later, werd in de Ommelanden een Landdag gehouden, en aldaar befloten, van niemand ter inwooning toe te laten, zonder te vooren den Koning van Spanje afgezwooren, en den Staaten eed gedaan te hebben , het geen nogthans veelen 11 weigerden.-Uit hetLegerbegaf de Prins u zig naar Vriesland, alwaar hij eenige dagen vertoefde, en vervolgens naar den Haag te rug keerde (o). Dus werd het Zevende en laatfte Landschap,met deZES anderen, faamgevoegd , en de band . toegehaald , door welke de Staat der Ver een ig- d e («)Bor, XXXI Boek, fo. 43 verfo en fo. 44(ö) Van Reijd, XI Boek, bladz. 368.  GESCHIEDENISSEN. 435 de Nederlanden zijn volkomen weezen , luifter en aanzien gekregen heeft. TWEE EN TWINTIGSTE AFDEELING, Verhandeling over de Constitutie en Regeeringsvorm deezer Landen. menigvuldige moeijelijkheden met welke de VéreenigdeGewesten,zo aanhoudend, te ftrijden hadden, eensdeels, doordien de vijand nog lang in het bezit was , van verfcheiden Steden en Sterktens,bij en in de afgefcheurde Provinciën gelegen en anderdeels , wegens de verwarringen , welke uit het flecht beftuur van Leïcester ontftaan waren, thans, door het goed beleidt, en den dapperen arm van Prins Maurits, meeftendeels uit den weg geruimd en nu , daarenboven, verfterkt zijnde, door het wederom bijtreden van Groningen, tot de Unie, Verkreeg de Staat die vastheid en noodfaaklijke eendragt, om het groot Gebouw zijner Onafhanglijkheid eene beEe 2 liaan* xxr. Afdee* lirg, XXIf, Afdee--' ling. I5SH- Staat deï' Gevvesen in ieeZeü ;ijd.  XXII. Afdee. LING. Zijn aai de Coti' ftitulie getrouw gebleven (,*) Zie I Deel, bladz. 203. 436 TOONEEL DER STAATS- fhanbaare gedaante te kunnen geven f naamlijk, in het opvolgen en bevestigen van die Grondwetten der Rege e r 1 n g, gericht tegen geweld en overheerfching, waar door , zederd zo veel eeuwen, de bloei en welvaart deezer Naïtie was flaande gebleven, en om welke verder te handhaven, zij de Wapens, bijzonder tegen Filips den II, hadden opge• vat. — Zodanige zuivere bedoelingen ontwikkelden zig ook al aanftonds, bij het inneemen van den Briel, welke Stad,niet uit naam der Staaten van Holland en Zeeland, maar voorden Prins van Oranje,als 'sKonings Stadhouder, werd opgeeischt (a), en nog nader , toen kort na deeze gebeurtenis; de Staaten van Holland in hunne eerfte Vergadering,den vijftienden Julij des zeiven Jaars, te Dordrecht gehouden, onder anderen befloten, den Prins te erkennen als wettig aangefteld Stadhouder des Konings, die nooit, volgens 's Lands wetten, was afgefield, en dat men van de Hoog- en Gerechtigheden van Holland, welke, tol hier toe, ver duifter d waren, af- fchrif-  GESCHIEDENISSEN. 437 fchriften zou doen maken, en aan de Steden rondzenden (£). In 't begin des Jaars 1574, oordeelden de Staaten van Holland nodig, om, tot beter beleid van zaken, hunne Vergadering eene meer geregelde gedaante te moeten geven, aangezien de omliandigheden dezelve in de noodfaaklijkheid gebragt hadden , zig als Plaatsbekleders van den Vorst, bij afweezenheid van den Stadhouder, te doen gelden (c); dan de fchikkingen hieromtrent beraamd en vastgefteld, behelsden geene nieuwigheden , maar ftemden volkomen overeen met de bepalingen, te vooren, op het ftuk der Regeering deezer Provincie gemaakt Bij de Opdragt der Hoogste Ovrigheid, een Jaar later, aan Willem den Eer ften, word niets van de oude gebruiklijkheden afgeweken : alles wat den Prins in deeze waardigheid werd toegedaan , rustte op zijnen Lastbrief, als V Konings Stadhouder, en in wiens Naam hij ook moest han- de- (£) I Deel, bladz. 204. 206. 207. (e) I Deel, bladz. 229, in de Noot. ( d ) I Deel , bladz. 230 en vervolgens, in de Noot. Ee 3 XXII. Afdee- ling.  XXII. Afdee- LING. 438 TOONEEL DER STAATS- delen («). De Unie, tusfchen Holland en Zeeland, van den Jaare 1576, ftrijdt nergens, tegen de aangenomen Grondwetten der Regeering (ƒ), De (■endsche Bevrediging, die kort hier na plaats had, ilrekte alleen tot bevordering van onderlinge rust en eendragt, zonder het minfte te behelzen, waar over de Koning zig wettig kon bezwaaren (g). Bij den Eed, welke , ter dier gelegenheid, door de Staaten van Holland, goedgevonden werd, dat de uitgewekenen doch die nu wederom te rug wilden komen , doen zouden, moeiten zij beloven, den Koning, als Graaf van Holland, onder het bejluur van den Prins van Oranje, als wettig Stadhouder en aan de Staaten, gehou en getrouw te zijn, en dezelve Staaten te zullen helpen in 't herkrijgen der oude Vrijdommen, Privilegiën en Handvesten, tot voordeel en welvaart van den Lande (hj. Toen, een weinig later, (e ) I Deel , bladz. 245, in de Noot. (ƒ) I Deel, bladz. 253. (g) I Deel, btadz. 267 en vervolgens, (A) I Deel, bladz. 272.  GESCHIEDENISSEN. 439 ter/sPniNSSEN gevoelen gevraagd werd, of men Don Jan , als Landvoogd , zou ontvangen, betuigde hij voor God, dat zijn oogmerk nooit anders geweest ware, dan om de Landen, gelijk van ouds, beftiert te zien,bij ^AlgemeeneStaaten; onder de wettige gehoorzaamheid van hunnen natuurlijken Prins (ij. De vermaarde Unie van Utrecht, dat altoosdnrend Gedenkfr.uk der wijsheid onzer Voorvaderen , werd niet opgericht, dan onder de uitdrukkelijke Voorwaarden, dat elke Provincie, Steden, Leden en Ingezetenen van dien, onverminderd zou blijven, bij haare bijzondere Voorrechten, Vrijheden en andere loflijke en wel hergebragte Cojlumen en Ufantien; terwijl het Verbond zelve niets inhielt, ftrijdig aan den eerbied, welke men den Koning van Spanje, als Vorst en Heer, verfchuldigd was, maar alleen diende ter onderlinge verdediging, tegen het geweld, welk men hun, op naam des Konings, of zijnenl wegen , dan wel door andere uitheemfche, of binnenlandfche Heeren, zou mogen aandoen (&_). Toen ein- (») I Deel, bladz. 281 in de Noot. (*) I Deel, bladz. 367 en vervolgens. Ee 4 xxir. afdeeling.  XXII. Afd.iü. LINO. 440 TOONEEL DER STAATS- eindelijk de B o n d g e n o o t e n tot dien gewichtiger! flap overgingen, en aan hunnen ouden Meeller de gehoorzaamheid opzeiden,maakten zij daarom,geene verandering in het Weezen der Regeering , maar alles bleef op den ouden voet, uitgezonderd alleen, dat het Hoogfle Gezach, wel eer door den Koning bezeten , bij deeze Afzweering , hein ontnomen en in handen der StaatenGeneraal gefield werd (/). De voorgenomen Opdragt der Graaflijkheid, aan Prins Willem den Eer ften , door Holland en Zeeland, bedoelde niets vreemds: immers men had wel den Graaf, maar geenzins de Graaflijke Regeer ing afgezwooren en wat de Inhoud der Voorwaarden betrof, dezelve flemde in alles volkomen over-, een, met den mden vorm van V beftuur derbeide Provinciën , doch onder naauwere bepalingen , dan de voorgaande Graven geweest waren (n). Wanneer men, na den (/) Zie hier voor, bladz. I en verder de geheeh XI AFDEELING. (01) Zie hier voor, bladz. 116". (») — Bladz. 128 en vervolgens.  GESCHIEDENISSEN. 441 den ongelukkigen dood van dien Vader des Vaderlands, hetHoogGezach van den Staat aan Vrankrijk wilde opdragen , bleven, Godsdienst, VrijJieid en Voorrechten , de fcheering en inflag der onderhandelingen, waar toe men echter, in dat Rijk, niet zeer geredelijk verftaan kon, en dus het aanbod beleefdlijk van de hand geweezen werd (0 ). Ir de Redevoering, welke de Peniionnarü van Dord, Joost van Menijn, aan Konin< gin Elizabeth,tot het zelfde einde, een weinig later, deedt, bleven de voor waarden onveranderlijk : de vastftellin^ van den Hervormden Godsdienst, de handha ving der oude Rechten, Vrijheden en Privi legien , in de yereenigde Landen ftandgrijpende (p). De verbintenis, zederd, mei Engeland, aangegaan, ftreedt in niets, met de Staatkundige gefteldheid der Ge westen (q) , en nimmer was de bedoe. ling van de Staaten Generaal geweest, toen zij aan Leicester de Land- voog (0) Zie de geheele XVI Afdeeling. Qp) Zie hier voor, bladz. 231. fa) — Bladz, S37 en vervolgens. Ee 5 XXII, Afdek. ling.  442 TOONEEL DER STAATS*! XXII. afdeeling. voogdij opdroegen, om hem tot het invoeren van nieuwigheden te wettigen, integendeel 't Gezach aan hem verleend, breidde zig niet verder uit, dan het geen de voorgaande Landvoogden, onder de Graven, plegen te bezitten (r). De Lastbrief bij welken de Staaten van Holland en Zeeland, Prins Maurits benoemen en aanftellen, tot hunnen Stadhouder, Kapi tei n Generaal en Admiraal, was, in zijn voornaamfte deelen, overeenkomftig met den Inhoud der vroegere Lastbrieven, door de Graven aan hunne Stadhouders gegeven (s) , en uit kracht van welkenMaur i Ts,bij het veroveren van zo veel Steden voor den Staat, overal, den Ingezetenen vergunde van te moogen blijven, bij hunne oude Rechten en Voorrechten, waar van de Steden Nijmegen en Groningen, bijzonder getuigen kunnen (*). AICO Zie hier voor, bladz. 269. Bor , XXIII Boek, fo. 54. (O ■ Bladz. 251 Noot 6 vergeleken niet Mr. s. van Slingelandt, I Deel, bladz. 75 en vervolgens. (O Bladz. 404 en 433.  GESCHIEDENISSEN. 443 Alle deeze onverdachte proeven, omtrent het gehouden gedrag, zo der Bondgenooten in 't gemeen, als van de Gewesten op zig zeiven, geven de klaarfie blijken, dat bij de gebeurde Omwending, hier te Lande, geene de minlïe bedoeling geweest is, tot eene zogenaamde hervorming , in de bijzondere Deelen van 's Lands beftuur, maar flechts, om zulke Nieuwigheden te weeren, door welke de zedelijke Vrij heid van den Burger, zijn leven en bezittingen , in gevaar gefield wier den en die dadelijk inliepen tegen de plechtig bezwooren Rechte?, ■en Voorrechten, van Land en Volk Begeert men dit nader en breedvoeriger betoogt te zien, fla dan met mij hei oog op de vermaarde Deductie var de Staaten van Holland, in Jaar 1587 , ftaatsgewijze , uitgegeven waarin de oude Regeerings - Vorm hunne Provincie, met die van Zeeland,-nie op den onvasten voet der Batavieren maar zedert, de Graaflijke tijden, aan getoont, en als de eenige wettige, gehand haafd en verdedigd word ( 1). 55 D («) Zie I Deel III Afdeeling. (1) De aanleidende gelegenheid tot dit Meejlei XXII, Afdee- LING. Waar oogmerk der Omwendig. Staat der Regee' ring in Holland- I f E 5 3  444 TOONEEL DER STAATS-: XXII. Afdee- mrg, i „ De Regeering van Holland met West„ vriesland en Zeeland hadt, zeggen de „ Staa-, ftuk van Staatkunde was, voornaamlijk, veroorzaakt, door het gedrag van den Engelfehen Gezant Wilkes ; want deeze den Raad van Staate aangezogd hebbende, tot den uitvoer van tienduizend Lasten Rog' gen, naar Engeland, hadden echter de Staaten goedgevonden, aangezien den geringen voorraad, en hec daarbij daaglijks rijzen der marktprijzen, zulks te weigeren;en zelfsagthanderdLasten, die reeds ingefcheept, of opgekogt waren, te doen aanhouden;die voor hunne rekening over te neemen, en de onkosten te betaalen. Dit voorzichtig en ten nutte der Gemeente , hoogst prijsbaar gedrag, mishaagde den trotfehen Engelsman dermate, dat hij zig niet ontzag, zo min aan de Staaten Generaal, als aan die van Holland en voorts, overal, te verklaaren:dat den Staaten noch Heerfchappij, noch Hoogheid kon toebehoor at , waar dat die, zo er eenige in de Gewesten ware, bij het Volk moest gezogd worden &c. (Hooft, Nederl: Hifi: XXVBoek, bladz. 1141.) Eene Leer, welke toen, in deeze Landen, even zo vreemd luidde, als twee Eeuwen later, 1787, wanneer men dit gedrochtlij'k fteltzel niet alleen beweerde, maar met de daad, in het afzetten van Wettige Regenten, door geweld, ter uitvoer bragt. De Staaten, ondertusfchen, zonder acht te geven, op ille dergelijke nieuwigheden, als bronnen van einde, ooze verwarring, en welke te weerleggen, beneden le waardigheid van eenen Souverein zijn, vergenoeglen zig alleen,om aan geheel Eiropa hunne Regeemgsvorm,en de Wettigheid van dezelve,te doen kennen.  GESCHIE DE NISSEN. 44S 3, Staaten , zedert agthonderd Jaaren, ges, ftaan aan Graaven en Graavinnen, wel„ ken, door de Ridderfchap, Eedelen en „ Steden, uitbeeldende de Staaten der „ gemeldeLanden,de Hooge Heerfchappij », wettelijk was opgedraagen.Deezen door„ gaans verzeld van eenen Raad vanEde„ len en Inboorlingen, hadden nooit oor,, log aangevangen, vrede gemaakt, fchat>, tingen geheeven , of iets anders ver„ rigt, de Gemeente betreffende, zonder „ bewilliging der Staaten, hiertoe „ wettelijk befchreeven, welken zij, daar„ eiiboven,overLandszaaken,altijd gun„ ftiglijk hoorden, goed geloof en goed „ befcheid gaven. Op zulk eenen grond „ van Regeeringe, was de grootheid der „ Graaven ten hoogften top opgeklom„ men. Holland en Zeel and wa« „ ren, in agthonderd Jaaren , nimmer „ overwonnen geweest. De Staaten „ verfchaften den Vorst middel, om de „ Amptenaars te betaalen. Zij bragten „ hem tot reden, als hij, door kwaaden „ raad, misleid was, zelfs met ftraffen „ zijner raadsluiden. Zij gaven de min, derjaarigen en krankzinnigen Mombers '9 of Voogden, kooren eenen Ruwaard , » bij XXIL AFDEELING.  446 TOONEEL DER STAATS* xxrr. AFDEELING. bij verfcheidene gelegenheden, en aan* „ vaardden,bij aflijvigheid van den Vorst* „ 'sLands hooge Regeering. Filips, de „ Staaten , door uitheemsch Krijgs„ volk, willende dwingen, tot het gene i, men, ftaatswijze, fchadelijk gevonden „ hadt, was,wat men 'er ook van zeide, „ de eenige oorzaak van den oorlog ge- weest. Doch dit gezag der Staaten if beruste niet in dertig of veertig Perfoo„ nen , die ter Dagvaart verfcheenen. „ Maar , gelijk niemand ooit wettelijk Regeering voerde, dan bij opdragt en ,, bewilliging der Landzaaten, die zig al- toos voorzien hielden van middelen, om zig te verzetten, tegen de looze aan„ Hagen der grooten, zo waren hier de „ Landzaaten verdeeld in twee Staaten, „ de Edelen en de Steden. De Edelen, „ gehouden voor een Lid van den Staat, ten aanzien hunner afkomst en Heer„ lijkheden , meest allen voorzien van' „ hoog,middelbaar en laag Regtsgebied, „ raadflaagden, onderling, op Landszaa„ ken, en bragten hun gevoelen, nevens de Gemagtigden der Steden, ter Dag„ vaarte in. De Steden hadden omtrent „ eenerlei wijze van Regeering, te wea- » ten*  GESCHIEDENISSEN. 44? w ten, eene Vroedfchap van veertig, zes„ endertig, agtentwintig, vierentwjp tig „ of twintig Perfoonen, uit de aanzien„ lijkflen der Burgertje gekooren,en die„ nende, zo lang als hun leeven of Poor„ terfchap duurde. En deeze Kollegien „ waren zo oud als de Steden, ten mins, ften men vondt geen geheugen van hun „ begin. Aan hun ftondt het Hemmen „ en befluiten op zaaken, die 't Land oi „ de Stad in 't gemeen aangingen. De „ opengevallene Plaatfen werden , dooi „ de overigen, vervuld. De Vroedfchap„ pen kooren de jaarlijklche Magiftraat. „ te weeten, vier, drie of twee Burge„ meefters, en zeven of meer Schepens, „ Sommige Steden hadden volkomen ken „ ze; doch anderen alleenlijk de benoe „ ming van een dubbel getal, waaruit d< Stadhouder der hooge Overhei d, de ver. „ kiezing deedt. De burgerlijke Regee >, ring, de bewaaring van en 't bewinc „ over de goederen der Stad,was Burge n gemeefteren, de Regtsfpraak Schepe „ nen aanbevolen. Voorts ftelde d „ Graaf, van ouds, eenen Hoofdofficie „ in elke Stad, om 't Regt, uit zijnei „ naam, te vorderen. Deeze Vroedfchat XXlï. Afdel- likg. t r i a  448 TOONEELT DER STAATS* xxii. Afdee- ung. „ pen nu, gevoegd bij de Vergadering derf ,, üdelen, verbeeldden het gantfche lig,?i haam der Landzaaten. Doch alzo zij de Regeering der Steden niet konden „ laaten drijven, werden hun de hoofdi, punten , die ter gemeene Dagvaart te „ verhandelen Honden , fchriftelijk bekend gemaakt, met verzoek, dat zij, „ daarop , Gemagtigden, behoorlijk gelast, ter Dagvaart wilden zenden. De , Edelen verfcheenen dan , in behoorlijken getale, en uit elke Stad een BurJ? gemeefler en eenigen uit de Vroedfchap. t, Deeze Gemagtigden verbeeldden, uit . kragt van den last, hun medegegeven, ,, 'sLands Staaten: en 't was niet te „ vermoeden , dat iemand , in deezen „ kommerlijken tijd, uit fhatzugt, dee• ' zen last zou willen aanvaarden. Ook 5, waren de Gemagtigden gehouden, op „ hunne wederkomst, hunne Magtigers 3, getrouw verflag te doen. Dit was de „ grondflag van 's Lands Regeering: van „ welke men zelfs aan veele kleine Steden „ deel gegeven hadt, en derzelver Leden „ toegelaaten* ter Dagvaart te verfchijnen, met zo veele Perfoonen, als zij „ goedvonden, mids dezelven, bij geen  GESCHIEDENISSEN. 449 Privilegie , werden uitgeflooten. Zo „ iemand der Gemagtigden zijnen la§t te buitenging,zij,die'tontdekten,deeden „ den Staat dienst;doch grooten ondienst „ zij , die de Gemagtigden valfchelijk „ verdagt maakten, en Vorst en Staaten ,, tegen elkanderen zogten op te hitfen. „ Zij , die beweerden, dat de Hooge „ Overheid der Landen bij de Staaten ,, was, verftonden, door Staaten, niet s, de Gemagtigden ter Dagvaart, maar ,, derzelver Magtigers, de Edelen en Ste- den zelven. En zo deezen thans de „ Hooge Overheid niet waren, dan had„ den zij niet wettiglijk met de Konin„ ginne, over de opdragt dier Overheid, „ konnen handelen,ja zelfs geen verding met haar maken. Uit al het welk bleek , „ hoe noodzaaklijk het gezach der Staa» „ ten gehandhaaft moest worden , en beweerd, dat bij hun niet minder, dan bij 'sLands Vorften, eertijds,het recht „ was, om de Opperheerfchappij te voer „ ren (v)." Het waren de Staaten van Holland (r) Bor, XXIII Boei, fo. 56 & /«ff. II. Deel. Ff XXII. Afdeb- lino.  45o TOONEEL DER STAATS- XXII. Afdek- LING. Gevoe lens val de Sta ten Ge ticaal over d Conjlit tie. land niet alleen,welke zo manlijk voör de oude gevestigde CoNSTITU- t i e uitkwamen, maar ook de Staaten Generaal toonden, gelijktijdig, dat zij vasthielden, aan de bezwooren Wetten en bepaalde Or du van Regeering; dit blijkt, onder anderen, uit zekeren Brief van klagten, door de• zelve aan Leïcester gefchreven , en waarin \. zij hem ,met ronde woerden , zeggen, dat ■ 'sLands ongevallen, gedurende zijn kort e beltuur, ontdaan zijn door alle de Niew wigheden, die hij en zijnen aanhang, zig, zo flout, veroorloofd hadden. ,, Zom„ mige inlandfche huichelaars, fchijnhei„ ligen, en fpaansgezinden, waren, on„ wettig, door geheim beleid, in de aan„ zienlijkfte Ampten , Waardigheden en „ Gezach gefteld ; men was de wettige Overheden voorbij gegaan en de Inge„ zetenen wierden, zederd , overal ver„ drukt,zonder achtte neemen, op eenige „ Rechten, of Handvesten. Zij, aan wel„ ke het buftuur van '«Landszaken wet„ tig toekwam , waren uit het Gezach ge„ fchopt en andere onbekwaamen en vol„ gens de wetten onbevoegde Perfoonen „ daar in gedrongen, die met vangen en » ban-  GESCHIEDENISSEN. 451 5, bannen , zonder wijze van recht, en ji zonder te verklaren,de reden waarom, 5, zig partij gefield hebben, tegen de ijve,, rigfle Voorilanders onzer Vrijdommen ,, en de getrouwfle Beminnaars des Va- derlands;ja zig nietgefchaamt, de wet- j, tige Regeering des Lands in twijffel te trekken, en door allerlei wegen^ twee3, dragt in de Gewesten en Steden te be3, werken 5 bijzondere luiden op te ruij- en, om,zonder kennis van zaken,over „ den Staat té mogen heerfchen. Door hun is te weeg gebragt, dat de Wetti,, ge Landvoogden, bij het invoeren van f, anderen , derzelver behoorlijke magt „ en aanzien ontnoomen was: zodat lui- den, die, of geene kennis van de Re- geering hadden , of openbaare Vijan* 3, den van den Staat waren, alles „ naar eigen willekeur richtten. Men ,, had moeten gedogen , dat de voor,, naamfle Steden en Sterktens des „ Lands , gefteld wierden , in han- den van zulke Overflens, niet alleen, 3, om gewichtige reden, verdacht bij de ,, Staaten, maar die dadelijk van hun„ ne verraderij tegen 't Land , bewijzen gegeven hadden , fchoon hij , LeicesFf a tert Afdeè" LIKOo  XXII. afdeeling. 452 TOONEEL DER STAATS- „ ter, zijn eigen PeiToon , voor hunne „ getrouwheid te pande ftelde. De on„ geregeldheid was zelfs zo ver gegaan , „ dat zommige openbaare verraders be„ gunftigd en het recht onttrokken wa„ ren. De eënigfte grond , zeggen de „ Staaten, waar on eene zo verderf„ lijk dartelheid fteunde , was de arg.„ waan, die men hem, tegen Hun en de „ Regenten der Steden , had ingebla- 5> zen." Zij beiluiten eindelijk dien merkwaardigen Brief, met deeze woorden. „ Aangemerkt, dat de Staat des „ Lands, zonder behoorlijk gezach , „ niet kon behouden blijven, en de Ge„ mcente, overal, zeer in verwarring ge„ bragt was, door de menigvuldige par„ tijfchappen , niet weetende , hoe zij wilden, zo waren de Staaten Ge„ neraal, en de Staaten der bijj, zonder k Landschappen, ge„ noodfaakt geworden, om op het ftuk „ der Regecringe, zodanige fchikkingen te maaken, als zij geoordeeld hadden tebehooren, enz. (2). 7 De (2) Hooft, XXV Boek, bladz. 1134 e" i'35Juister Schilderij is er, omtrent onze ootUndighe. den, gedurende de laatile onlusten, niet te vinden.  GESCHIEDENISSEN. 453 De Staaten wier aanzien, thans, eene meer uitftekende gedaante begon te krijgen , maakten dan nu verder geene zwarigheden, om bij de eenmaal vastgeftelde, en door Keizer Karei den Vijfden goedgekeurde en gevestigde Constitutie, te blijven volharden, volgens de verfchillende Wetten en gebruiken, die in elk der verbonden Landfehappen plaats hadden, aangezien in de handhaving van dezelve , laatstiijk door Filips den II, plechtig, bezwooren, maar zederd fchandelijk verbroken, de voornaame grond der Revolutie gelegen was. Wel is waar, dat, ten deezen tijde, omtrent de Opperflc Magt eenige onzekerheid plaats greep : of die bij de Staaten Generaal moest gezucht worden , dan we!, of die in den boezem der bijzondere Provinciën berustte. Het is zeer mooglijk , dat ook hier omtrent alles bij 't oud gebruik zou gebleven zijn,naamlijk, door de Staaten Generaal aan te merken , als de daadlijkè Plaatsbekleeders van den ajgezworen Heer, en hun, uit dien hoofde, de magt toe te kennen, welke hij te vooren uitoefende: maar de gefchilkn over het recht der Gewesten, Ff 3 reeds xxir. AFDEELING. Men volïardt algemeenbij dezelve. Verfchil )ver de Opperde Magt.  454 TOONEEL DER STAATS- XXII. Afdee- f4NG. Elke Provincieblijft vooi zig souyerein. Die de uitoeffening daar yan, voor reeds ten tijde van Anjou ontftaan enmerk^ lijk toegenomen, onder de hcerschzuchtige Landvoogdij van Leïcester, hadden, vooral, Holland, op dit ftuk nader en bepaalder doen denken, en men begreep aldaar, ten minfte de Advokaat 01denbarneveldijverde zeer, dat deOpperfte Magt der Gf westen , bij de Staaten van elke Provincie berustte, welk gevoelen , zederd, ook algemeen aangenomen en opgevolgd is. Deeze ilaatselijk souvereinen, bc- ftaande uit Ridderfchap, Edelen en Mgtvaardigden der Steden, verbeelden dus, het geheele Volk, in elk Lai;dfchap, en wat bij hun befloten werd, heeft aldaar de kracht van Wet, waar aan de Ingezetenen, groot of klein verplicht zijn, te gehoorzamen. In Holland, ZeeLand en Utrecht, noemt men zodanige bijeenkomften , Staatsvergaderingen ,''.doch bij de Overige Gewesten, dragen zij den naam van Landdagen. De OppersteMa gt, op deeze wiize, in elke Provincie vastgefteld, en wederzijds erkend zijnde, werden , uit ijder  GESCHIEDENISSEN. 455 ijder van dezelve, G emagtigden benoemd , om de belangen van het Algemeen Bondgenootschap te bevorderen , en tot een middelpunt te ftrek-J ken, waar in zig het Gezach van; Allen verëenigde (3), om echter in niets (3) Janicon, in zijne Repubiijk der Verëenigde Nederl. vergelijkt, niet te onrecht , deeze Ge- JÏAGTIGDEN VAM het BONDGENOOTSCHAP", bij de Rijksvcrgade.ing van Regensburg , welke het geheel Lighaam der Dukfche Vorften uitbeeldt: want zegt hij, „ fchoonze fchijnen. met eene Souvereine „ magt te zijn bekleedt, zijnze echter maar Gede, puteerden , of Gevolmagtigden van elke Provin. cie, gebonden aan de bevélen van de Staaten, " hunne Principalen, kunnende geen beüuit in eeni" ge zaak van gewicht neemen , zonder derzelver " kennis en goedkeuring ; dus kan men de Unib der Zeven Provinciën aanmerken , als de ver" ëeniging van verfcheiden Vorften , die tot huunt ", gemeene Vrijheid, een Verbond aangaan, zondei " daar door hunne bijzondere Souvereiniteit, of Voor " rechten te verliezen. Deeze Provinciën formeeret met elkander, ee n Ugchaam .terwijl ijder Provin cie buiten dit Ligchaam , Souverein en Onaf *' hanglijk van de andere is , en bevoegt, om zo " danige Wetten te maken , als zij voor zig nodij achten, zonder die. daarom, aan de anderen o] te dringen (*). Dit is, vervolgt hij , het denk „ beeld r») Hoe weinig zommige Steden van Holland, in d Ff 4 ™m XXIT. Afueeung. iet Bond\enoot- ie Staaten Generaalopgedragen. 1 > e 1  456 TOONEEL DER STAATS- XXII. afdeeling. : I \ t I niets van de oude gewoonte aftegaan,gaf men aan die Vergadering, den Tijtel van de Staaten Generaal,flechts met bijvoeging derVereenigde Nederlanden. De Leden hiertoe afgezonden, doen geen bijzonderen Eed, maar vergaderen, op bloote geloofsbrieven van de Provinciën , die hun afzenden, welker last zij moeten volgen, gelijk die wederom moeten gefland doen, al wat hunne Gemagtigden, hunnent wegen, goedvinden en helpen befluiten. De Unie VAN „ beeld, dat men van de Vereenigde Neder„ landen moet hebben , welke in de Unie van, „ Utrecht getreden zijn." I Deel, bladz. 131. 132. maand Junij des Jaars 1787, op deeze gewettigde Voorrechten der andere Provinciën, acht namen , kan blijken uit teker voorflel , den 12 dier maand , ter Staausvergaderinj li >> •i 91 51 Deeze verandering in den uitterlijken vorm van het algemeen beftuur, door de om- „ Generaliteit , en van de Landfchappen, welke ,i de Oost en West - Indifche Compagnien , bezit„ ten , binnen de palen van haare refpective Oc- „ trooijen. -— Niet dat de Souvereiniteit daar „ over, eigenlijk zou refideeren in de Vergadering „ van H. Hoog. Mog: of toekomen aan iemand an, ders, dan aan de Staaten van de Zeven Vereenig. , de Provinciën,— en zulks pro indivifo , als , over gemeere Goederen en Effellen : zo is 'er , geene Vergadering, buiten die van H. Hoog Mog; , welke immediatelijk reprefenteert, of kan repre, fenteeren , de onverdeelde Souvereiniteit van de , gezamenlijke Provinciën , over de voornoemde , Kwartieren, Steden en Landfchappen." Dit :uk word, bladz. 246, nog nader door hem opehelderd , en ik oordeel dit ook hier te moeten verfchrijven , om aan mijne Leezers een recht enkbeeld te geven, van de betrekkingen, in welke, igcnwoordig, de Staaten Generaal ftaan, zo tot ï Peövincien , als tot het geneele Bondgenoot:hap , en deeze bepaalt hij , tot vijf verfcheiden telen. „ I to- de Staaten vin de refpective Provinciën ; II , tot buitenlandfche Vorften en derzelver Ministers; III, tot de Generaliteits Collegien; IV tot de Militie van den Staat, te Water en te Lande , benevens de hoogere en laagere Officieren ; V tot de Kwartieren en Steden, dadelijk behoorende, onder de Generaliteit, mitsgaders tot de Landfchappen, welke de Oost en „ West-  GESCHIEDENISSEN. 459 omftandigheden noodfaaklijk geworden , itreedt in niets, met de oude en erkende CON- „ Westindifche Maatfchappijen bezitten , binnen de „ Palen van haare refpective Odtroijen." „ In de eerfte betrekking is de Vergadering van H. Hoog Mog: alzo weinig Souverein , als een ,1 Ambasfadeur van den Staat, buiten 'sLands, en , nog minder, door dien een Gezant zijn Creden ]] tiaal en Karakter ontvangt van de Zeven Provin cien , in plaats, d#t de Gedeputeerden, waarui " de Vergadering beftaat, geene andere Credentialei ., hebben, als die van hunne Committenten." „ In de tweede betrekking, reprefenteert de Ver „ gadering van H. Hoog Mog: de Staaten van d " Zeven Souvereine , hoe wel naauw verëenigd ' Provinciën , en is als zodanig bevoegt, te vorde " ren , niet alleen alle de eerbewijzingen , ma; " ook', dat buitenlandfche Vorften en derzelver M: " nisters zig tot haar vervoegen, en aan niemau " anders , over alle zaken , welken den Staat d< Vereenigde Nederlanden betreffen." „ In de drie overige betrekkingen , reprefentee de Vergadering insgelijks de Staaten van de Ve '] cenigde Provinciën, onder die bepaling nogthan; dat de reprefentatie , met opzicht van de Gin „ raliteits Collegien, bepaald word, door Inftru „ tien, en omtrent de Militie, door den eed , i •Jjet ftuk van de Patenten en door het recht c »» T XXII. AFDEELING. de Conftitutie. : I ) r i •t r1 t' c>Per :r-  46q tooneel der staats- XXII. afdeeling. Constitutie, hier te Lande plaats hebbende, maar bevestigde dezelve, aangezien de Opperste Magt, welke te vooren , bij Hertogen , Graven, of bijzondere Heeren, pleeg te berusten, thans werd overgedragen, aan eene Vergadering reeds lang te vooren erkend, en vastgefteld (5). Aan- „ Territoriale Overheden;" doch aangaande de Kwari, tieren, Steden en Maatfchappij'en, heeft de re, prefentatie geene andere palen, als die van de Sou„ vereiniteit, uitgezonderd voor zo veel eenige der, zelve, bij overeenkomst en verdrag gekomen zijn, „ onder de gehoorzaamheid van den Staat." C 5 ) „ Zederd, dat de meefle en voornaamfte Pro, vincien, zegt de Heer van Slingelandt, door , huwlijken en andere middelen , gekomen zijn , , onder één Hoofd, hebben de Landsheeren toege, legd, om die te maken,tot één Lighaam fchoon , hebbende van Ouds haare aparte Wetten , Vrij- , heden en Staatsvergaderingen." Het is, , gaat hij voort, ongetwijffeld met dat inzicht,dat de Landsheeren , wanneer zij iets hadden voorteftellen, waarin de Provinciën een gemeen belang fcheenen te hebben , dezelve gelijktijdig en op eene plaats beriepen (*) en als dan een al- » ge- Q*} In den loop van dit Werk , vind men van zodanige fa.  GESCHIEDENISSEN. 461 Dus aangetoont en beweezen zijnde, dat de gebeurde verandering der Regeerings- vorm „ gemeen Voorftel deden, welk daarom de genera,, le Propofilie genoemd werd; hoe welze daar bij „ voegde , eene partikuliere Propofitie , aan die van ijdere Provincie, om dat de Staaten gewoon " waren, elk in den hunnen , te delebereeren, op Propofitien van den Landheer." II Deel, bladz. l5i, Een weinig verder , bladz. 157 , nadei fprekende, van de oude Vorm en Conflitutie van dt Vergadering der Staaten Generaal, doet hij oni opmerken, „ I, dat dezelve geen vaste plaats van bij „ eenkomst gehad heeft, voor den vijftienden Ja „ nuarij 1585, wanneer goedgevonden werd, voo „ eerst, in den Haage te vergaderen en dat, ze „ derd dien tijd, aldaar de Zitplaatst, van de Gem „ rale Regeering geweest is. II, dat de Afgevaai „ digden der Provinciën , te vooren , bijzonder „ Lastbrieven hadden , tot elke Vergadering. III „ dat ten tijde , wanneer de Staaten Generaa „ befchreven wierden, door de Landsheeren, of de „ algemeenen Landvoogd, over niets, dan de gen '„ rale en partikuliere Propofitien gehandeld wien „ doch, dat na de Pacificatie van Gend, en h l aanneemen van den Oorlog, tegen Don Jan, 1 ., deliberatien gehouden zijn, op puntten , bij b „ fcheiden van elke vergaaermg, »W1 ^ ,, vast- famenrocping een bewijs aangevoert , bij gelegenheid, dat Keizer Karet de V voorneemens was , aftand van de Regeering te doen. ZU I Debl , bladz. ia. XXII. AfdeEi' ling. r e > - l n !« I, ;t le et  4.62 TOONEEL DER STAATS* XXII. AfdeeLing* vorm in ons Vaderland 9 geene afwijking, noch ondermijning geweest is,van die Grondwetten, in welke de vastheid van den Staat gelegen was (6), eischt „ vastgefteld en beraamd ,'t welk men noemde,poiiu ,, ten van Recés. IV, dat deeze wijze van op Re* ,, cés bijeentekomen , geduurt heeft, tot het Jaar „ 1593- V, dat na het fcheiden der Vergaderingen, „ altoos eenige Gedeputeerden te rug bleven, om „ te handelen, over de lopende zaken, en dat zulks „ de reden is, waarom de Registers van H. Hoog „ Mog: zo volledig zijn. VI, dat eerst in het ge'. „ noemde Jaar 1593, de altoosdurende Vergadering „ der Staaten Generaal begonnen is." (6) Het is 'er zo verre van daan, dat men zig', in dien tijd, met nieuwigheden bezig hielt, dat zelfs de Staaten van Holland niet eens gedacht hebben, de minde bepaling te maken,welke Voorrechten,door de onderfcheiden Graven en Gravinnen , over dezelfde zaak, en aan dezelfde Steden gegeven , voor het vervolg behoorden te moeten opgevolgd worden, en waar uit naderhand, zulke verbazende bronnen van twisten en verwijlingen van 's Lands ware belangen, ontftaan zijn. Ik zal mij hier omtrent alleen beroepen , om dat dit nog best in het geheugen ligt, op hetgeen , betreklijk het getal der Vroedfchappen . in 'c Jaar, 1787 te Rotterdam gebeurd is. Ik was altoos van meening en ben het nog , dat geene graaflijke Privilegiën , na de Afzweering van den laatfterr Graaf,  GESCHIEDENISSEN. 463 eischt de orde van mijn Betoog, dat ik opgeeve: I, wat die Grondwetten zijn. II, dat ik onderzoeke, of de nieuwigheden, die men, zederd, heeft willen invoeren, metdedaad , het belang des Volks beoogden, en III, wie al, of niet, volgens den aart deezer Grondwetten, bevoegt kan gerekend worden, om daarin, desnoods, verandering te maken. — Drie Hukken, welke, mijns oordeels, van het uitterfte belang zijn , om door de Natie recht begrepen en verflaan te worden; waarom ik dan ook alle popingen zal aanwenden, om in den voordrag daar van , kort, klaar en eenvoudig t< zijn. De Grondwetten van alle Rij KENenSTAATEN noemt men,die/^z^ fiellingen en Foorwaarden, waar op zeke aantal menfchen zig, in vroeger dagen onderling, tot het aangaan van Maat schap i> ij en verbonden hebben, en we! k Graaf, gelden kunnen, dan die destijds in gebruik waren en alleen als gewettigt, in de aangenomen Constitutii , moesten befchouwd worden. XXII* AFDEELING. . Grondwettender Rij- . ken en Staaten, , in 't ge • _ meen. e  464 TOONEEL DER STAATS- XXII. Afdee- j.ing. ke Foorwaarden, toen , vrijwillig, goed» gekeurd en aangenomen wierden, als regels ter opvolging voor zig zeiven en voor anderen, die, daarna, Leden van zodanige Gemeenebesten worden zouden; aangezien algemeen begrepen werd , dat deeze Foorwaarden overeenilemden , met de wezenlijke belangen van elke Maatschappij en ingericht waren , om het oogmerk der verbintenis te bereiken : te weeten, de een des anderen eigendommen en bezittingen, op de best mooglijkfte wijze, te befchermen en te verdedigen. Doch zo lang deeze Voorwaarden van de grilligheid der onderfeheide begrippen bleven afhangen, was haare duurzaamheid onzeker, en derhalven kwam men overeen, dezelve tot W e tten te maken en de handhaving, daarvan , te vertrouwen aan de meest aanzienlijkfle en kundigfte onder hun , bij eer en eed verbonden , om voor het inftand houden van die Wetten te waken; de overtreders , door bekwaame middelen, tot hun plicht terug te brengen, of, was 't nood, zelfs de Maatschappij te ontzeggen. Uit deeze fchikkingen zijn, daarna, de denkbeelden van Overheden  GESCHIEDENISSEN. 463 i)en en Regeerders, ontftaan en welke benamingen ook zederd toegekend zijn , aan de zulken , die , naderhand , met openbaar Gezach, over anderen, bekleed wierden; Hoe wel hu alle Burgerlijke Maatschappijen, of Staaten der Wereld, uit eene gelijke oorzaak, te weeten , de bevordering van elkanders wezenlijk nut, voortgefproten zijn, heeft nogthans de tijd en de bloei der Volken , groote veranderingen te weeg gebragt, in de aart en wijze van elks huislijke belïuuring. Zommige deezer Maatschappen zijn, door de omflandigheden, verplicht geworden, zig aan den wil van één Perfoonte. moeten onderwerpen, aan wien ^ bij vervolg, de naam van Monarch, of Alleenheerfcher, werd toegekent. In anderen was het befiuur gedeeld, onder de Aanzienlijk/Ie en deeze Regeerwijze noemde men de Aristocratische (7), of Adel Regeering. In Eenigen (7) Men heeft, gedurende de laatfte onlusten, de grillede denkbeelden aan het woord AristokraTie gehecht, en die zelfs tot het belagchenswaar- II. Deel. 0g dk xxü. AfdeÉ- UNG. VerfchiU (ende wif?e van beftuufing def Landen; Eén aoofdijja Meer loofdigv  46f5 TOONEEL DER STAATS- XXII- ( AFDEELING. Veel hoofdig. Getempert. >en was het geheele bewind in handen /an de Gemeente, of eigenlijk van de zullen , die zij daar toe, bij meerderheid van ftemmen, verkooren, doch van welkers uitfpraken men zig wederom op het gezaamlijk Folk beroepen kon. Dit zoort van beftuur draagt den naam van Demoeratie, of veelhoofdige Regeering; dan vermits dezelve uit haaren aart, aan menigvuldige verwarringen bloot ftaat, word ze, algemeen, voor de flechtfte gekeurdt. Uit deeze driederlei Regeer in gsvormen is, in laater tijden, eene vierde te voorfchijn gekomen,welke men Mixtum, of Getemperde heette, vermits in dezelve alle de drie genoemde Regeerwijzen zig vereenigden, zonder, dat een van deezen, kon gezegt worden, boven de andere uitteftcken. Lijcurgus, welke voor den uitvinder daar van gehouden word, om dat men wil, dat hijze in Griekenland invoerde, had hier mede 't edel oog- dige gebragt; niet uit Onkunde van desfelfs betekenis , maar door List, ten einde alles wat gefchikt fcheen , om de dolle Vrijheid te beteugelen, onder Uien naam, aan '/ Gemeen , haatlijk te maken, en dus het Volt , vrijwillig te doen medewerken» tot hun eigen verderf.  GESCHIEDENISSEN; 467 öogmerk, van het fchadelijke, waarvoor elk, op zig zei ven, vatbaar was, op deeze wijze te temperen en de verkeerde uitwerkzels, dus te beter te verhoeden; of liever, de een , door den anderen, te beteügelen. De Alleen 11 eersc hing toch ftont bloot aan Tirannij, wanneer de Vorst niet deugdfaam was. De Aristokratie wierd ligt verbasterd in een willekeurig gebied van weinige Perfoonen (*) terwijl de Demo krat ie, als meest onderhevig j aan gedurige Volksbeweegingen, het naatst was, om in Regeeringloosheid (*) te ontaartten. De Romeinen hebben dit voetfpoor, in hunnen besten tijd, opgevolgdt en zij en de Grieken vonden "er zig toen wel bij. Indien men met de oude Gefchiedenisfen van ons Vaderland raadpleegt, dan blijkt genoegfaam, dat K<\rel de Groote, toen hij, in de agite Eeuw , deeze Gewesten bij zijne menigvuldige Overwinningen voegde, geene bedoeling, gehad heeft,öm de toen aldaar woonende' Volken(8 ), met geweld,te ondertebren- gen5 (8) De Batavieren zijn de eerst bekende VoiGg 2 ken, tutiti Afdeè- LINGj (*) on. garchia. ;*) Anaf:hia. Aart ést \ed' 'atidjche Regee-ingsterm , loor Ka-el de Jroote ngevoert.  XXII. Afdee- lunc. 46S TOONEEL DER STAATS- gen, maar veeleer, dezelve op hunne eigen Voorwaarden, naamlijk, behoudt van Vrijheid en Eigendommen, Vrede en Vriendfchap aantebieden, zonder hun onder het o-ezach van uitheemfche Landvoogden te 8 fielten welke zie .ruim honderd Jaaren, voor de tijdrekening der Kristenen, op onzen Bodem neergezet en aldaar , Eeuwen lang, gewoond hebben ; doch zij waren even min , als hunne Vrienden en Bondgenooten , betont tegen het verval der tijden , en na mate, dat de veerkracht van het Roomfche Rijk verllapte, verminderde ook de bloeidand der Bat», vers. Zij , door geftadige invallen en verwoestingen der Nabuuren , ontrust, afgemat en overwonnen , verfmolten, omtrent het midden der vutte Eeuw in de Romeinfche.Legers, of zogten elders, buitenlands, een guedheenkomen, en zo men op de Landbeschrijvers aan kan, zouden zij de Stad Pa,. faa, aan den Donau, gedicht en aldaar het Gral van hunnen roem gevonden hebben; althans, m deeze Nederlanden, is, zederd , geene gedachtenis van hun overgebleven, dan de naam en die tot heden toe, in den naam der Betuwe, vereeuwigd blijft. De Franken, Saxers en Vriezen bleven nu de voorraamde bezitters deezer Gewesten, maar die elknnder nog, brjna drie Eeuwen lang, den grond betwisten ; tot eindelijk Karei, de Groote , uit de eerde afdammende , de beide laatften, bij verdrag overwon. ( Wagenaar, Vadert: Hiftótie, l Deel, tiauz. 442)-  GESCHIEDENISSEN. 469 ftellen, of aan knellende Wetten te onderwerpen: hij eerde hun moed, en daar zij geen ander recht kenden, dan goed en leven , met de Wapens, te verdedigen , zouden zij ook geene overheerfching dulden: derhalven, wilde hij deeze vermengde Vreemdelingen , in zijne belangen houden, en nuttig voor zijne uitgebreide Staaten maken; hij moest dezelve door zulke maatregels beftuuren , die fchijn noch fchaduw van dienstbaarheid, of den minften dwang, hadden, en deeze waren, om ze, door zig zeiven, te doen re~ geeren. Zijne. Opvolgers en Nakomelingen, de Keizers en Koningen, na mate deeze Landen, dan den een, dan den anderen, bij de Rijksverdeelingcn,te beurtvielen , hebben dit ontwerp met veel naauwkeurigheid opgevolgd en eerlang wierden,in de onderfcheiden Provinciën, de meest aanzienlijke Landszaten, tot Graven en Leenmannen benoemd en deeze met Heerlijkheden begiftigd ; die wederom anderen onder zig aanftelden, ten einde voor de welvaart van ijder Gewest te beter te kunnen zorgen. Zodanige fchikkingen gaven, langfamerhand,eene voeg- Gg 3 üj- XXII. Af des ling.  4;o TOONEEL DER. STAATS- XXII. AFDEELING. lijker gedaante aan de zaken en de voordeden, welke de ingezetenen, bij vervolg, daar van ondervonden, dienden, om den invloed eener Opperfte Magt te vestigen en het gezach te wettigen van dezulken, welke, uit hoofde van de hun ppgedrageh waardigheden, het meest verplicht waren, en 'er het grootfle belang bij hadden, de onderlinge Eigendommen en bezittingen , tegen geweld en over-r heerfching, te befcuermen en te verdedigen: terwijl 't Volk overtuigt van de nuttigheid deezer bedoelinge,daarom,te gewilliger gehoorzaamde. Deeze nieuwe Regeeringsvorm was nogthans, gelijk ligt te begrijpen is, in haar beginzd , vrij onvolmaakt, en be. teugelde niet aanftonds de gebreken en ongeregeldheden , welke uit de woeste zeden, dier verfchdlende Volken, voortvloeiden : dit bleef het werk van den tijd, van geduld en wijsheid , maar lag niet te min den Grond tot een Beltuur, waar aan de Staaten van Holland, in hun hier vooren aangehaald Betoog, toefchrijven, dat Hol l and en Zeeland, in  GESCHIEDENISSEN. 471 in geene agthonderd Jaaren, overwonnen geweest zijn ( x ). Zodanig is de fchets van den eerften aanleg eener geregelde beftuuring in deeze Landen , zederd de dadelijke floping van het Gemeenebest der Batavieren (9) en uit dezelve blijkt. I. Dat de Inwooners van dien tijd erkent zijn, voor Vrije Luiden, dat is, niet onderworpen gemaakt, aan eenig willekeurig gezach ,-maar hunne Eigendommen en Bezittingen, gerust en ongehinderd, hebben mogen genieten. II. (x) Bladz. 445". (9) Ik kan niet afzijn , mijne Leezers te herinneren, dat het geen ik in de voorgaande Noot,aangaande de Batavieren , met opzicht tot den tijd hunner verhuizing naar Duitschland , gezegd hebbe , overtuigend bewijst , dat onze nog flandhoudende Regeeringsvorm van veel later afkomst is, dan dat dezelve uit den boefem der genoemde Batavieren zou zijn voortgevloeidt, zo als de Patri, otten van 't Jaar 1787 , hebben willen doen gelo. ven, om hun gedrochtlijk flelzel van de Majejieit des Volks, kracht te geven. Gg 4 XXII. Afdee- ung. Grondwettenvan Dezelve.  XXII. Afdee- ling. Worder \vel uitgebreid , inaar uie veranderd. (?) j. van Oudenhoven, Kort Vertoog.^ fyladz. 21. 472 TOONEEL DER STAATS? II. Dat zij door geene Uitheemfchen, of Vreemdelingen, maar door hunne eigen Landsgenooten , of zulke , die uit hoofde van rechts verkrijging, als Ingezetenen aangemerkt wierden,geregeerd zijn geworden. III. Dat de Regeering niet geweest is bij Tiet Volk, maar bij de zodanigen, der meest gegoedften en aanzienlijkften, welke de Vorst, of Landheer , daar toe, benoemdde , en met uitftekende waardigheden bekleedde, welke dus ook aan niemand , dan aan hem, verantwoording fchuldig waren (v). 1 Deeze Grondwetten zijn, in vervolg van tijd , merklijk uitgebreidt, na tdat de omftandigheden zulks, ten gemeenen nutte, fcheenen te vereisfchen, doch daarom nooit in derzelver wezenlijk beftaan verandert; in tegendeel, de fchikkingen en verbeteringen ia 's Lands beftuur voorgevallen, vloeiden allen uit dezelve voort : want niet tegenftaande de Graaf-  GESCHIEDENISSEN. 473 Graaflijke Regeering van Holland en Zeeland kan gezegd worden, eene drie derlei wijze van beftuur gehad te hebben , is zij echter altoos bij haare oorfpronglijke inrichting gebleven. Onder Dirk den Eer ften ,en eenige volgende Graven, wanneer de Edelen het voornaamfte gezach in handen hadden, was deRegeerings-Vorm, zuiver Ariftokratisch (10); maar (10) De Geleerde Mr. Johan Meerman, in zijtieGefckiedenis van Graaf Willem van Holland, geeft ons van 't Gezach en de Magt der Edelen hier te Lande, een zeer duidelijk denkbeeld, I Boek, bladz. 10 & feqq. alwaar hij onder anderen zegt. „De „ goederen der Hollandfche Edelen beftonden, en in „ eigen, en in Leengoederen; van zomraigen was het „ Leen onmiddelijk van den Keizer , doch de mee„ flen waren Graaflijke Leenen; 't zij, dat de Gra„ ven daar bij bedoelden , om de Edelen naauwer „ aanzig te verbinden, of wel hunne dienden ie beloo„ nen. 't Was hier, dat zij hunne dienstluiden lie„ ten arbeiden (*), en zelfs de vergunning kregen, „ Slo (*) Plemp er in zijne Befchrijving van Alphen ?cgi ons, dat de Edelen gewoon waren, hunne Dienstluiden eer zeiter gedeelte Lands te vergunnen ,om van te leeven,mits Uit hunne inkomften , zekere fchatting betalende, bladz. 3 4. pen weinig verder van Dirk den i fprekende, bladz. 9 verhaalt hij, dat toen deeze, door Koning K. a r e l , al: Qg g Graai XXII. AFDEELING. Driederei wijze ran beftuurheeft in Ho/land slaats gehad.  4/4 TOONEEL DER STAATS- XXII. Afdee- maar toen de Graven, daarna, door de Wapens, door Huwlijken, of door aankoop van Landgoederen, meerder aanzien begonden te krijgen, Steden bouwden, en aan deeze merklijke gunstbewijzen toeflonden, veranderde het bewind, in eene Arijlo • democratie , of Adel- en Volks-Regeering (n), gemerkt de Graven „ Sloten te bouwen; het rïchterlijk gezach over da „ Vrije Luiden te oeffenen, welke rondom die fterk„ tens, hunne wooniugen neêrfloegen en menig- maal de plaats, alwaar zulke huizen ftonden met „ muuren en grachten te omringen; verfcheiden „ Steden,meest alle Dorpen en Heerlijkheden,zijn „ hier aan hunne geboorte verfchuldigd. In zom„ mige Heerlijkheden werd het hooge , of flrafoef„ fenend Rechtsgebied, den Heeren toegedaan, en ,, heetten daarom Hooge, of Vrije Heerlijkheden. In ,, anderen bleef het den Bailliuw des Graven over„ gelaten: terwijl het Burgerlijk beftuur alleen den „ Heeren toevertrouwd werd, en zuiken noemde men Ambachts-Heerlijkheden; ook wierden zorn„ mige deezer Edelen , naar hunne Sloten, Burg- graven, genoemd. (n) De Edelen,zo als uit de vorige noot blijkt, wa- Graaf werd ingevoerd, de Heer van Valkenburg, benevens de Burggraaf van Leiden, zig, daar tegen, gewapender hand, zouden verzet hebben.  GESCHIEDENISSEN. 475 ven destijds nog niethooger,dan als deEerften en Voornaamften van den Adel konden befchouwd worden (12); zederd en na dat zij zig, door de zwakheid en toegevenheid hunner hooge Leenheeren, var alle af hanglijkheid ontflagen hadden, er zelfs Souvereinen geworden waren, werd de Regeering een Mixtum, dat is, een< Getemperde: het liep echter aan tot in d< vijftiende Eenw, eer zig deeze Regee rings waren eigen Grondheeren , die alleen voor zig zei ven fpraken: maar de Steden, na mate die,de een voor en de andere na, in welvaart en neering to< namen , en niet meer van hunne Vafaiheeren afhit gen, wierden, door zeker bepaalt getal Perfooner beftierd, welke uit de vroedjle en rijkfte gekoorer die de geheele Burgerij uitbeeldden, en het belang è Volks , na hun bestdunken , voorftonden, daar £ waare het nodig was, en welke nog heden ten d ge, Burgemeefleren en Froedfchappen genoemd wo den (Wagenaar., III Deel, bladz. 361. 362. 363 (12) Zo veel, zegt van Slingelandt, kan im befluiten uit de Hiftorien, dat 'er van de tijden d Eerfte Graven af, een merklijk getal van Adelij! Gedachten geweest is, die groote Goederen , < uit dien hoofde veel aanhang hadden , en daarc door de Graven, moeften gemenageerd worde welke maar matige Domeinen bezaten en ongev pand waren, (I Deel, bladz. 32). XXII. Afdee urn. ; 1(•> » !s n 1r)• m er te :n m; 1, a-  tf6 TOONEEL DER STAATS- xxir. Afdeeunk. i i i ringsvorm in al zijn luider ontwikkelde." De Graven, uit de Huizen van Bourgondie en Oostenrijk, die nooit lang achter een in Holland vertoefden, hadden 'er altoos Stadhouders, die hunne plaats bekleedden en in hun naam, 't recht van Opperste Magt oeffenden (13); terwijl de Edelen en Steden, welke het bewind over 's Lands pen: (13) Men zou zig vergisfen van te willen onderzeilen, dat eerst op dien tijd, de Stadhouderlijke Waardigheid, hier te Lande, een begin zou genomen hebben. Graaf Dirk de eerfte en zijne Opvolgers, zo lang zij nog de Opperheerfchappij der Frankische Vorften erkenden , waren niet anders, dan hunne Stadhouders, en uit dien hoofde verplicht van eene Jaarlijk/che reize door het ge~ hee.'e Graaffchap te doen, om de gerechtigheid in Per/bntt te handhaven ; de voor ftellen, verzoeken , i-a.idgeevingen en bezwaaren der Ingtzctcnen aan te hooren en toe te zien , dat ''er zelf in geen hekje var, het Land, aan iemand, ongelijk weder'oer. . Zie Meerman, I Boek, bladz. 16. 17). Daarna , en toen de Graven meer gezach begonlen te krijgen , bedienden zij zig , bij hunne afyezeiiheid, van Bewindsluiden hunnent wegen, en :ulks onder verfchillende benamingen: men zie hier ran breder, Wagenaars Verhandeling over het stadhouderfchap, § I. en § III.  GESCHIEDENISSEN. 477 penningen voerden, de Vorftelijke Overheerfching in een juist evenwicht hielden ;'t geen infloot, dat zo lang de Graaf de belangen des Volks bevorderde , de Staaten, aan hunne zijde, verplicht wierden , hem de benodigde onderftanden toeteflaan. Volgens deeze voorzichtige inrichting , bleef de gemeene welvaart op de best mooglijkfte wijze verzekert, en de overtuiging daarvan, deedt de Bondgenooten, na het afzweeren van Filips den II, en het overlijden van Willem denl, de laatfte Vorftelijke Stadhouder, befluiten, om bij dezelfde Regeer in gs vorm te blijven volharden , welke nog , tot op heden onder Gods hulpe, ftand houdt, en bi, de Gezegende Omwending, dooi de Bondgenooten,nader bestigd ei bekrachtigd is. Ziet daar het Kort Begrip onze: Constitutie en Regeeringsvorm Ik heb mij , met voordacht, in de vei handeling over dezelven, van alle zoge naamde geleerde uitwijdingen onthouden om dat ik mijne Landgbnooten > i een ftuk van dat belang, voor hunne wi zo XXIÏ. Afoèb- ling. De Bond g»nooien blijven bij de laatfte. * i t ' Aanmer. k'mg- n i-  4?S TOONEEL DER STAATS- XXII. Afdee / \ i 1 fa I P d zenlijke rust,zo veel in mij was,heb willen voorlichten en niet verwarren. Mogt mij ondertusfchen de een of ander vragen : ii deeze Regeeringsvorm zonder gebréken? ik zou hem volmondig antwoorden, neen /maar zo lang men geene Regeeringsvorm weet uit te denken, die onaf hanglijk kan gemaakt worden, van de veranderingen, welke de tijden en omftandigheden, onver mij dlijk , in alle wereldfche zaken te