J U D A S D E AARTSSCHELM, O F S L E U T E L OP DEN SLEUTEL, Van het, door zyn Auóteur fteeds zo hoog geroemd, Weekblad Janus. QBy wyze van Tooneelfpel,") door JANU S CONTRA* G e d e. u*k t \ N HOLLAND. m s c c i n x v n,  VER TOON ER JUDAS, een Broodjttiryvtr*- B AREND, «« Boekwurmen Uhgeever van ie Schriften van Judts. E E N.AlL S C H GEDR0CHT' Be/cberm. Engel val W AA R HEID.. (.Het Tooncel verbeeld een armmoedig vertrekien, zyndt di Wooning va.n Jüpas.) ,  JUDAS DE AARDSCHELM, QBy wyze van Tooneelffel.*) **********:* *******:* ******** EERSTE TOONEEL. Judas, in een peinzend: houding, zittende by een flaaitw nachtlicht, ( met de pen ia de band.) "\Vaar blyft gy met uwe onderftetiningen, ft Geesten der Helle! —— hebt gy dan voorgenomen om my door den hon-er te doen otruo- men»'- haast u, fchiet toe om my te helpen, óf ik zal het fcaryftuig Oier maakt by beweging ah of by de Pen wilde nedtrwerien, waarop ctnjebnkkeW ,Gedrocbt ten voor/cbyn komt, terwyl 'er een vreeslyke bltk/emjiaal gezten wordt. TWEEDE TOONEEL. HET HELSCH GEDROCHT, JUDAS. Hu Hblsch Gedrocht, Judas omhelzende. iHIoe! myn Judas, begost gy aireede kleenmoedig te worden? Judas, verlegen. Ik zal — ik moet — ik ... . Het HelschGedrocht. Ik weet heel wel, wat ge zeggen wilt, myn Vriend, maar ge fprakt, en was reeds in de wil, om de pen neder te werpan, denkt gy dan, dat ge de Conditie, die gy met myn Patroon gemaakt hebt, maar weêr verbreeken kunt, wanneer gy zulks zult goed vinden? — Neen, myn Vriend, dat zy verre, als ge u dit inbeeld,dan rekend ge verre buiten den waard, zyt nooit zo dwaas van dit te gelooven —— hy die myn Patroon eens tot zyn Heer en Meester verkikst, en zich met lyt en ziel aan hem heeit overgegeeven, zo als gy gedaan hebt, kan niet weder te rug, en zo hy zulks wilde probeeren dan zou hy zeer zeker van een ilegte reis komen. , j u d a s. • ' Ik zal, ik wil, "myn Befcherm-Engel, al doen, wat gy of onze Patroon •zal goed vinden ~ maar laat my dan ook niet in verlegenheid ? ——• Het H Etsen Gedrocht. Zyt te vreden, myn ludasl het zal nimmer weêr gebeuren, het was  . ( 4- ) flegts om u te beproeven, weest nimmer weêr zo kleenmoedis vaar- (#fWenrf«. . markes van u begeer at te wacnteu «i wil te kennen heb gegeeven B A , in'r«ripndelvke overfpreeken. NUf myn HeerUkwude'er met;.maar eens m tvnendely J u D,A s'. n,,vk He man niet naar om met Dat kan wel weezen, maar gy zyt>ereg ntlyke man^ ^ f z0 dienen, en dus is het my g A R E N D. Dan zyt gy ook maar een Leugen en Lasteraar. ^ is dat niet llimmer? ■ B A K. E N D. It een Huichdaar! ik een Booswicht? - Jaspangat Ja . tang van de Hoo^U« ^ " ? alet diridelyk met uw aaaden? fi A & £ N D> ïk,_* ^ •  C 6 ) JfftSSÏS^ van een jaar of 6 ^ . Boeksvurmery gingen malden K eef en iVrW * ™ Ik een abmtjc optineeren ? A * * N D' ^jïï^^tE'KK? 'k heb' -n diender,, 0f en **** «* gen, om datje dan op een ander t-1 n ? ^-pe-ns 8an de *apfc>k Sf fc: * di< «iet waar zebed£ Kind» 1' ^«fM^ bere' enkdd neêrgeie-en om in de cun« Jln ~Z 7 hebt de Wapens immers eene (tinkende Paideftoel, een vUVdu«v^ wn cen logen,, of waarheid zeg frbtó*SSfi Sr^S — Dat is onwaar i^^?™^^^^^ Waar „ - Neen, dat ik de Wapens heb nlderg^egt!' Wel jo. onnoozele hOnnekinL7 # £n jy Qng^ Nou laat het weezen, zo a's het wil Vk ft en laaten we daarom van a! £ M^*^^ j> niét W*»* Ik heb u immers reeds gez.J , °m de deugd, waar ik tan r>f m,» "&c6,-eve(3 en dar Jfc 'er my ba ro^léJ 9' Cen die f^^ttyfe^f^^. een Bedrie-  C 7 ) ■ Het ^ of ge Ver op OM »* ■ - *> dM * " Is bet fabelden als men de waiheic> |«jtB — ^.'^1^ te zcggen w^e„h« v VrSwsVader Stabek 4? opgehott. als gy getrouwt geweest zy , d°0'nU>',„trOly;danig gecarresfeert Hebt, dat den , en gy haar ^durende u^n ecot z.d g ^ ^ ^ het goede Mensch einde^ de ^"n|e|e,e |uis gehaalt en aldaar ook aan half jaar voor haar dood door neur vaaer ie nv«» & die kwaal geftorven is?- n A R E N D;, G* weet dat ik niet tegen u aan kan en daarom handelt gy me dus, VYFDE TOONEEL. J U D A S, BAREND, WAARHEID. W A A K. H E 1 O.' Gy doet beiden onbetaamelyke dingen en verwjt^toj WAto goi^ . Met uw permisfie Mevrouw, Sik, eer gy verder gaat, het geluk hebT>en.om,te weeten wie of gy zy*.;^ • ^ ^ Zeer wel, myn Heer, ik ben Waarheid. ^eer , / Judas, verwonderd. Waarheid, zegt ge ! ju„„t,. derrechten en dan te zien ot ik eemge nui» * men twisten , waarom . Oenoog, genoeg, Madame, ^V^'Snm^f XeetS zonder dat ge echter ergens te regt komt. .... Derhalven zoudt ge my een extra groote dienst doen, inzeil gy, C**« rjarf tvy«w.O of myn Heer, my wilde Logeeren. " •  C « ) n ». Judas. iOy ziet, Mevrouw, dat ik zeer kleen behu'st hPn »„ den, dat verzoek moet afliaan. S" e" u u,t «"«ra En myn Heer dan ™~ * H E 1 D' ' en U Zal kunnen ^^^ST^^^^^1 nieugeleerde 0^7/^„yd^e Wijsbegeerte, Starrékunde we ontdekkingen In de pio fondeiV J €n Genees.kunde, NatuurlijMeet-, W^,^^^^-f ^ in aUe bedenkelijke K Hiftorie, in de Bovennatukunde ^ uitvindingen ia takken van kennis en geleerdheid, - item J gedane uitvindin- bijzondere kunften, ^^^X^* S"*"» b0lle" ^ ëen, ^^ ^^"f^f^^fleï, om wantluizen te verdrijven tot de werking der ««^.^^„^ die hun van groot nut w. Ook zullen Kooplieden bij va„ dezelve in deze z«Uen kunnen zijn; prijzen van Koopwaien gew q£ i gene landen; vertrek en — £1 bcgunftlgen. ander hunner mijn Weekblad met zi n* aa verzckerd zijn Cchoon zij gr^is geplaatst zullen *?^+^£ï die cU en Jan al £a eene prompte bediening. Met nieuwstijdingen, WO ^ A -4  C 4 ) «e nieuwspapier, in eenen ade,n, cZ ^T^T^t T *"* —* «A^T^SSSffiS "a,,edis- rnl, ' " eene ftlPte "Verwerping en kinderlijke genoorzaamnP;H «-nee. L ♦ SK^'J^T^^^» eendneid, geene to,en „!(,, en di, is veel voor eenen 11' 8 0P''!,• «sis s* 6,™s e" we, door den tijd L J% ttK^^S*-*Laiupes van Buit pn mn„„ j ,, a<"<-'g uitgevonden Cul de toehLweeenSiSe— " fchen, dat de Hemel zijnen zegen verleenen Z Z \ "* Wen' meden Titel van onzen eerij Konstg^r ^^Z^T :iz^^- r nr££££ werk „it den Boekwinkel v ^n grooTeJuVA, ^ k°men* getreden , Hier Bij zal men net wJS^^^^ Tde I dT' r e£ndUbbel m0tt° V°™> het motto name Ok* dat de wonderfpreuk van mijnen naam uitmaakt, en, als miin vast n; ten allen tijde aan bet hoofd van ieder nommer pron en zal en een and"' oP het voornaamile gedeelte van den inhoud van het blad, zoo veemo 2£' toepasfelijk: een Motto is immers toch de ziel van een Periodieo gefch ft' en even zoo onaffcheidelijk van het zelve, als de tekst van eene SS xedenvoenng! e„ dit alles, Lezer, zult gij hebben voor den zelfden dxen namehjk, dten het den Boekverkoper zal goeddunken te ftellexlü Met  C 5 1 Met zoo vele ^ . f**»* STSSS^^* ïie edele vernuften, die mijne Sedinge. n dTloopbL zouden hebben kunnen wezen, zooverreu, r• geworden zijnen wagen en helmzeel ,n den loop * Lavier heeft de wapens moeteff nederleggen; - de geb 1de Beiccouw he hem o noodig hulpmiddel zijnen glazen oogen kwijt geworden;^H-rae Veftige Klaa/Momus, --evend ^zijn heeft den fchertfenden mond voor eeuwig gefloten ^ de N8Ue? Immers zal^« ° *» »^ £££ en - -gen, nimmer aan Schrijveren, - nog minder ^^T^ perfoo, - van mijne Thans geloof ik genoeg, gez te ; J_ ^ met één woord, voornemens - van den aait van ^n_^ wel Nederlanders!■ ffi0etik iets fijnen naam zegg . U*£ ^ ^ het Pr roemriike pogingen, heeft dien wijzèn grijsaart te ontijdig de fcherpZljner roemrijke poging , ^ ^ voorfchijn treden zou> ^tzSets oodwendige aandrijvers zijner handelingen endaden, ZZZÏ»7"™, met welken naam op het voorhoofd h,j zijnen LandsÏieden onder de oogen moest komen. Een hunner wilde, dat hij den naam v n IsMAëx. dragen zoude. Meermalen heeft de goede oude man m, deze bijzonderheid verhaald. Hij was mijn vriend. - Ik had zijnen naam kunnen e ven. - -aar Janus moet eenig zijn: - eenig is de Phen.x. Daar ik dan. is zijn wettige navolger, fchoon flechts, dit is ontwnffelbaar, met eenen oTgelijken tred, de voetftappen van den onüerfelijken Grijsaart zal trachten te drnkken, en hem, van verre, na te volgen, heb ik m,jverltouwt, mij. eenen naam toe te eigenen, die hem eenigermate in eigendom behoorde. — A 3 to  C 6 ) Gelukkig zoo de tegenwoordige IsM aSl uit het graf van den geweZ8„ TA- Gelukk.g, zoo ZIJ„ geest op mij moge rusten; * mij deB* ™ waerdig maken van zijn Vriend geweest, — van zijn navolger te IZ § Zyn Vriend! - Men vergunne mij hier ééne traan - 'er meerder t ftor^T zou met naar den gezuiverden fmaak onzer eeuw zijn, ééne traan 2eg k' van ongeveinsde vriendfchap, die mij, door het aandenken aan zijne verdien! Hen geroerd , ten gezwollen oogen uitwelt, oP de graszooden, die zijne kille beenderen bedekken, te plengen! - Men vergunne mij bloemen, eer Ón ROUWXLAGE EN BLOEMEN, DOOR ISMAËL GESTROOID OP HET GRAF VAN DEN ONVERGELIJKELIJK JANUS. Zoo zijtgij dan gevallen, o Janus! — Mijn Vriendi 7™ w& •• vallen , als de geringde der menfchenkinderen! HoeI treft tó? nw va ' ^-^ harpe rs tot eene Rouwk-Iaec erwnrdpn i •• > J aI ! Mljne wen , dat gij zijne gezegende herftelling nift hebt mogen vT ""k1^ Zoo wtlt ge dan ook, als de minfte der menfehenkinderen > Gil Ai ter waart, dan alle de Weekbladfchriiveren v^r '■ d,e ^ van ftof, ende in wijsheid. Gij die mew W.beM SS*"1 ? 'n 'ij,;doB1 bebt het geruchte dat men hSdetn^e^ S vTn I^ZZT? ï?nnTKfVei'ftanC'S;Want UWe heerIijkhcEd ra nieuwe bij u? GTcf pi i" ftina zocht uw aangezigte, het aan-wipte Ti kt ^ ->•• • Y r,anscf) en-  C 7 ) endeaen Waaier ende ^^^^onï^^ Aanzienlijken, ende den Raadsm«■, «de «JM ^ürden fpraken zij met weren, ende dien die kloek ter tal: is. ^ uw ^ u> hjk „aar der ende uwe redenen aruppede op ben. ƒ ij w _ Gl] den regen, ende leerreden ^Xlr ZL %^de billijkheid na. als verzocht naar waarheid ^s.naar zilver end Je«d offl te vefftaan redenen borgene febatten; om wnsheid ende tudte Je d' verftand, gerechtigheid, dea verftands; om aan te nemen onderwW™j£ie uitlegging, de woorden ende billijkheid; om te verftaan^ eene &™f™* k!oekzinnigheid te geven, der wiizen ende hunne raatfelen; om den lle^'u " m„P Landgenoten te redden ongellng wetenfehap ende , van de den van den kwaden weg, van den mar die'«ukc.r inP de wegen der genen, die de paden der °Pr«;*thf^ het zelfbelang Suifternlafe. Recht ende vaderla, dbefde wasop n ^ ^ woonde niet in uwe tenten, ^^^j^^rfoeifel der Kinderen Ammons. foeifel der Moabiten, noch den »J ver toe ^ roof jne ©ij verbraakt de baktanden des veterde., ji ftof der aerde; gij ftapPtanden. Gij vergruisdet den: hoog-noej gen, al het zich u teze ei] breideze uit, als flijk der ftraten. xwu hebben zi| u ge- S> onderworpen ^^"S^rw^** fcheef ' ^ £ hoorzaamd Gij hebt het licht^me an ezien ^ ^ h rDOr_ mane heerlijk voortgaande. Uw nerte « met ^ ^ ^ jR gen, dat uwe hand uwen mond^ff ^^neulefteens. Gij trachtedet altijd fteen; ja vast gelijk een deel jesondei terne verlaten, ende zich nc- de breuke te fluiten : maar »J hadden den recWen g ^ ^ ^ ■ dergebogen voor ^"^^^en 2*«V. Hoe meenigmaal nept gy ten, ende MUchom den God de Kinderen.* flechtigheid beminnen, ende hun niet toe: gij Hechten, hoe lang e zut gi ^ wetenfchap ha- de fpotters voor zich de fpottern« heg«e , £? ^ uwg ziel let ten? Weende gij nietrovet °h™eg dgoe gfj het goede veiwachtede beangst over de noodd'nftigen? 1^ donkerheid, zoo kwam het kwade ; doe S J hwp^aar het n , & die gij arb Helaas- wat voordee heb.g.| gehad t» «1 ^ yan d j det onder de zonne! Zij lacWen over u, honden-uwer kudde te ftel- ker vaderen gij verfmaad ^'^^S, °die ziltige kruiden plofclen. Zij en hebben in uwen raad niet hewiugn j, . en. Zoo zulten bij de ftruiken, en welker fpijze was de wortel der « m£t hun. en zi nu ook eten van de vrugt. hunnes «gs - »d fuSer* van geenen ne raadflagen. -Zij waren k roderen der dwazen en uitgedre„ame: zij werden geflagen uit d« l«de' "zïzijn, door gebrek en ven; men jouwde over hen, als over «nen die» j J ^ honger eenzaam geworden, vliedende naai dorre pi«uw , ^  ( 8 ) de netelen veraderen z"£?* ' fchfeeUWen tusfche" de ftruiken, onder Dan, wat beeft u hunne rechtvaerdiVe ftr^f k„„„,. u-,i--, geholpen? Het verdriet heeft ^eÏÏf^ billijkverdiende ellende droefheid heeft u afgemaaid gel jk ende de rZ" f^t n°°dl'g W3S- De velds. Voorwaar de onderdfukkinl de teleurftellS g ^ b'°eme de» dul maken. O! hadden zij n«r uwe fte^ redenen geluiflerd! zoo zouden de dochter^r pi i e" z1j naar uwe hebben, noch de dochters der onbS niet verblijd ' ' ~ zoo zouden . ^ '«ie^^fÜL^er^ï f ****** C" rDst ïn (lof der aerVolks hebben uwe wae^ w VJt.dareB! de 0udfte» des dood, ende uwe nagedachte'nt Liï^ * "elft "a UWÊn van verre, hebben getracht te vo^ °°gen (f). voigen, nebben genade gevonden in hunne W», *»^ft^ zelf Tte\uUen J S " Un m h^n^ ^eigdheid hem ingi ^Z^^dV^ tt&tSS Wr^ Kruijer, dn Speftator met den bril, enz Klaas E S' w Pollt,"Juen  I S M A Ë L. M°. 2. Maandag den 4-. Augustus, 1788. ZIJN HAND ZAL TEGEN ALLEN ZIJN, EN DE HAND VAN ALLEN TEGEN HEM. FABULEN VAN LOCKMAN OF PILPAY. T Tct ;s het verlichte Europa niet alleen, dat op uitmuntende Fabuldichte£n roemen mag; noch het zijn flechts de befchaafdc Natiën, die deze m haar Lidden hebben bezeten. - Stofte het oude Griekenland op den gebogcheldèn Phri sifchen Jefipus; boogde het geletterde Rome op FUdrus, den vrijSemaakten van den Keizer Augustus; is Frankrijk trotsch op zijnen onnavolgfaa"-natuurlijken de La Fontaine; komt, eindelijk, Duitschland, om niet achSri ik e zijn, met zijnen thans zoo zeer gelezenen Geilere voor den dag: Ma ka, ook zijne Fabul-dichters opnoemen, die misfehien , in vinding,en geeftig£l voo niemand der gemelden te zwichten hebben. Arabie telt onder zijne Voortreffelijke dichteren, die het, door eenen natuurlijken landsaart^ m  ( 10 ) mecmgte gehad heeft, den vernuftigen Fabul-dichter Lockmih; in de hni den aan den Ganges, wier geleerde werken alle in dichtmaat gefchreven zijn even als die onzer groote geléérden in het latijn, hebben, hoezeer zij anders! in het vak der letteren voor de verlichte Europefche oorden niet alleen, maaï zelfs voor de woede Arabieren moeten onderdoen, voor het minst evenwel eenen PitPAY voortgebragt, wiens leerzame zedekundige verdichtfelen bij z.jne landgenoten, - ja, bij eiken vreemdeling, die ze kent, in de hoogfte F?b„?PënZ1J"; ^ ,één£n d£Zer tW6e 1j'atften het' Lezer> dat ik u eenige Fabulen zal voor leggen: van eenen dezer laatften zeg ik; - misfehien ziin zij van betden Het Manufcript, waar uit ik ze zoo getrouwelijk ,ï Tmmer fn1nk1fghaK0nI1Cqfb0ek Veïtaald 1S' t6n UWe" mUte' in onze moede fprake vertolkt heb kent ze aan Looms toe. Het is echter zeker, dat Lockmaw zijne! verdichtfelen in het arabiesch gefchreven heeft, daar mijn Manufc ipt in de famfcroulamfche taal is. Ik voor mij geloof dus liever, dat zij van P il? at zijn, offchoon welligt door dezen hier voor is alle waarfchi nelijkheid, uit het oorfpronkehjk arabiesch van Lockman overgezet. De redenen die ik voor dit mijn gevoelen heb, en die niemand uwer twijfelen kan ofriin zeer gegrond en uitftekend geleerd, zal ik misfehien in een mijner volgende nommers wel eens opgeven, vooral zoo het mij, den eenen of anderen tifd — en waarom zou mij dit minder gebeuren dan aan andere geleerden wier ver nuft en goede gedachten van hunne bekwaamheid hen tot den verheven ranr van algemeene Leermeefteren des menfchelijken geilachts heeft doen opklim- inen> eens aan Hof ontbreken mag. r lua Iets, dat voor u van meerder belang is te weten, is, hoe ik aan dat Manufenpt gekomen ben, en hoedanig het met deszelfs uit- en inwendige gedaante gelegen zij: — en aan deze uwe zoo billijke nieuwsgierigheid te voldoen is iets, waaraan ik mij niet, met eenig goed recht, onttrekken mag. Wel' — luiiter dan! " Mijn Overoudoom was een bij uitnemendheid geleerd man 2ijn naam doet mets tot de zaak; alleen moet ik u zeggen, dat hij geen hmaSl heette- — als geleerde, hadt hij_zijne bijzondere, en bijzonder geliefkoosde concepten • en onder deze was niet van de minst geliefkoosde, dat de ware geleerdheid met in ons eigen land, en aan het hoekjen van onzen haart te vinden is- dat het Hechts middelmatige verftanden zijn, die nimmer uit hunne moeders keuken zijn geweest; dat het verval der kunften en wetenfehappen voornamelijk daar aan is toe te febrijven, dat hare beoeffenaars in hunne huizen te goede dagen hebben, te leui en gemakkelijk zijn, en zelden verder afreizen dan een gemakkelijk rijtuig of flaperige trekfehuit hen voeren kan; eindelijk — dat niets waarlijk fchoon, waarlijk verheven, waarlijk nuttig is, dat niet van verre en uit vreemde landen tot ons wordt overgebragt. Hierom fchattede hit de Laplandfche Dichteren oneindig hooger, dan de beste onder zijne landgenoten; — hierom waren de lapis Bejoar en Pedro del Porco, in geval van ziekte, zij-  II «M emra» geneesmiddelen; - hierom kwam y, b „<#OT, rt ^ató/w, - deze beroemde lichten d«.0^^ welke hij wel het meest van allen ophadt; zeide hij vertrouwde vrienden, zouden nimmer zulke groote mannen geworden zjn hadden.? « gewesten, welker naamlijst te lang en te vervelend eene paats te Sverdi,nen. Uit deze verkillende ^^^fyST^ behalven, eenen fchat van geleerdheid, me weiuen ni • ^ en zeld- zijne breinkas ftoffeerde, eenen nog aanzienlijker fchat van r«ueiten en zeld zaamheden van Natuur en Kunst te rug. - Viervoetige d.e en vogelen , vu fchen, Hangen, hagedisfehen, vlinders, torren, rp'nnekoppen ; ^ lerleije gefteeniens, ertfen, zouten , houten, ^omgewaafen en planten, vreem de kleederdragten, wapentuigen en fpeelinftrumenten; S^?™^™ denkpenningen; Chineefche en Japanfche porcelemen f™™" ken Uu neefche almanakken; fpekfteenen en andere afgodsbeelden,■ " ^ graman-fteenen; verfcheidene ^^^^Xn^^SÏ«e" andere; mum én , grafkruiken en hkbusicnen, opicnrirtei c« t van alle welke bijzonderheden de Catalogus nog onder mij berustemle J. — Verfcheiden dezer rariteiten, voornamelijk van de laatfte fooit, — onder de Ie bïntns een affchrift van den Vedam, JEWHn*muCg*, en het bovengenoemde Manufcript, en, het geen mij het dierbaarite van anen fsteen nafuwkeurigen pertinent Journaal van alle mijn. Oy«^a*£ tochten, uit het welk, ik beloof. Lezer, u, van t,]d tot tijd, een,gmerk waerdige zaken te zullen mede deelen, zijn, door erfrecht, - want alle ae (t) Welke kooge gedachten zou mijn Overoudoom, zoo hij nu nog leefde, met van zijnde tegenwoordige landgenoten moeun vormen, daar de gdmle Republui th*u aan het reizen is! B 2  ( 12 ) zo (lukken zijn in de familie gebleven, van ouder tot ouder, eindelijk in mijne handen gekomen. i Nu tot het Manufcript in quedie; deszelfs figuur, form, aart en hoedanigheden! — Het is niet op tabletten of op pergamcnten gcboekftaafd; niet met rijkelijkvergulde miniaturen of met fraai gefchilderde voorletters opgepronkt; niet in rood ofblaauw maroquin. ingebonden; niet verguld op plat of fneê: — maar enkel, in de famfcroutamfche taal, gelijk ik boven reeds gezegd heb, — * en gevolglijk ook met famfcroutamfche letteren, op Olies gefchreven; en eene geheele bosch van deze Olies, met eene koord aan eikanderen geregen, maakt dit zeldzame, en 'uit dien hoofde kostbare Manufcript uit. — Ongetwijfeld verwacht gij hier, mijn geëerde en veelgewenschte Lezer, dat ik, gelijk zulks eenen eerlijken en geleerden Uitgever van oude handfchriften, om geene de minde zwarigheid aangaande derzelver echtheid over te laten, betaamt, u eene keurig in plaat gefnedene afbeelding van een of meerder bladen van het mijne, met een, daar ter vergelijking bijgevoegd, Vaderons of Credo, in dezelfde taal, zal voor oogen liggen. — Op dat gij u echter hieromtrent niet bedriegen moogt, kan ik u zeggen, — dat dit in het geheel mijne intentie niet is. Welke befcheiden Lezer zou ook den Uitgever dezes kunnen vergen, reeds bij het tweede nommer, zijn werk met platen te bezwaren, en dat zonder eene behoorlijke guarantie, van een ruim aantal inteekenaren, voor een behoorlijk debiet? Immers is het veel honeiter, vertrouwen in mijne eerlijkheid te dellen, en, op mijne aangevoerde bewijzen, — zoo men zulks al niet op mijn enkel woord doen wil, te gelooven, dat de Fabulen, welke ik hem nu verzoek met allen aandacht te willen lezen, wezenlijk van Pilpax, en —- van eene ontwijft'elbare echtheid zijn.! „ DE HOND EN DE HALSBAND. ',, Het heerfchen moet wel zoet zijn, daar een Amptenaar, van zijnen post en vzr,, magen ontzet, en~dus het aangename en de voordeelen der regering dervende, zich het ,, denkbeeld v.m geheerscht te hebben niet wil laten ontglippen, maar, zelfs door zich nog ,, aan de lasten en ongemakken van zijn ampt verbonden te rekenen, die Jlreelende ge- heugenis blijven koefleren en aankweeken. „ Een fchaaprurder hadt met eenen hond eene verbindtenis aangegaan, dat ,, hij hem het opzigt en gezag zou geven over zijne kudde; de hond zou de„ zelve, onder het grazen, in de vlakten, en op de kruinen der heuvelen, „ bc-  ( 13 J> bewaken; de fchapen bij een houden ; de afgedwaalden, met basfen en bij. ten, tot de kudde te rug brengen, en hen tegen de aanvallen der wolven befchutten. Als een dekkend wapentuig tegen de tanden der bloeddorftige " vijanden ten teeken van den hem toebetrouwden post, en ten blijke van " vermogen, voorzag hij hem van eenen zwaarbeflagen halsband, met ijzeren " ninnen Lastig viel die ongewone opfchik den nieuwen gezaghebber; des" zelfs zwaarte hielde hem den hals neergedrukt; zijne hardheid prangde hem " de keel- en de oneffenheid der ingeklonken pinnen fchaafde hem de hal" ren af, en fchuurde de huid open. Het vleijende genoegen van zich, " naast zijnen meefter, zoo vele dieren ondergefchikt te zien, en het bevel " te voeren over eenige honderden van zijne natuurgenoten, die naar zijne " ftem luifterden, van zijne wenken afhingen, en wier veiligheid in zijne " macht ftondt, deedt hem den last hier van vergeten, ten minfte ligt achten: " de trotsheid en ftaatzucht leeden de zucht tot gemak, rust en genoegen het " ftilzwij"en op. Eenigen tijd fmaakte de Amptenaar al het genoegen, dat " de begeerte naar grootheid eenen heerschzuchtigen geven kan; maar, in on" genade vervallen bij zijnen meefter, ontzettede deze hem van zijnen post, " en joeg hem van zich. Tot zijne makkers wedergekeerd , leidde hij , als te " voren een amptcloos leven; doch, hoe zeer ook door deze aangemaand, " om zich van zijn onnut en hinderlijk fieraad te ontdoen, wilde hij 'er nim" mer toe befluiten. „ Toen ik Opzigter werd over de fchapen " fprak hij tot hen " deed ik eene ple"tige belofte van mij nimmer van mijnen halsband, dien ik ter hun" " ner verdediging droeg, te ontdoen; men heeft mij van mijnen post, maar nim" " mer van die belofte ontflagen; ik ben verplicht die heilig te onderhouden, en, " *\ vervolgde hij zuchtend „ voor het minst brengt hij mij nog mijne vorige groot',t M he'd te binnen. '\ DE ADELAAR MET TWEE HOOFDEN. '„ Oneenigheid tusfehen leden van het zelfde lighaam leidt altijd ten verderve van '„ het geheel, en vernielt beide de partijen. Een Adelaar was door Brouma met twee hoofden "gefchapen, waardoor , hij, daar hem beide deze -hoofden een dubbel voedfel aanbragten, groot, '„ fterk, en vermogend werdt. Dan, gelijk welvaart weelde, ongebonden. '„ heid, en hoogmoed voortbrengt, waar door nog erger driften geboren worden, werden deze beide hoofden eindelijk oneenig. 'Er ontftak tusfehen B 3 » hun  C i4 D „ hun beiden een nijd en naijver, die oorzaak was van-gedurige twisten „ Het hghaam Ieedt bier door van tijd tot tijd niet weinig fechterwas deze ,. oneen.gheidmet genoegfaam om bet geheel te verderven, zoo lang 'er " eersSt'dï SS? T ^ hebbe"' h£t des eenen medfdln. „ ge s dat des anderen bleef opwegen, en geen van beiden eenige meerder- " t fterkfte. h?t fnd.fe" .f ^regen hadt; Eindelijk werdt het linkerhoofd "fïn K hadt altijd het andere in woestheid van aart, wreedheid, „ rotsheid, en ontembaarhmd te boven gegaan. Eens meefter geworden was „ er geen perk aan zijnen haat, geene maat aan zijne verbittering Kwaad„ aart g beet en m.shandelde het geftadig zijnen tweeling, broeder; woedend „ kwetfte en verwondede het hem; gierig nam het naar zich het geen den an„ deren toeKwam; gulzig flokte het altijd de beste beten, de aangenaamfte „ vruchten voor den bek des anderen weg; en nijdig verdierf het alles, wat „ het ze f niet kon gemeten, en waar uit het dacht, dat de ander een lekker „ en fmakehjk (f) voedfel trekken kon. Het rechter hoofd mogt klagten h> „ brengen over zulk eene onbillijke handelwijs; vermaningen doen, dat een „ diergelijk gedrag eens het verval van het ganfche lighaam zou naar zich „ iepen en dat, met deszelfs ondergang, ook bet geheele verderf van het „ linker hoofd zeker was; eindelijk bedreigingen bezigen, dat het zich den „ eenen of anderen tijd nog eens wraak over zoo vele beledigingen zoü we„ ten te verfchaffen. Niets hielp: vergeefsch waren alle klagten; vruchte„ loos alle vermaningen; en ijdel alle dreigementen. Het trotfche hoofd was „ doof voor klagten, verachtte de vermaningen, en fpottede met de bedrei„ gingen, die het als kragtelooze uitwerkfelen van eenen onvermogende „ toorn befchouwde. Het dacht zich te groot, dan om op klagten te moeten „ acht geven; verbeeldde zich zelf genoeg in ftaat, om alleen het noodige „ beftaan aan het lighaam te verfchaffen; en waande zijnen vijand te zwak „ om iets van hem te vreezen te hebben. Ondertusfchen, ondanks de inha' „ ligheid van dezen boozen kop, en de onmatige veelheid van fpiize die „ hij zoo gulzig binnen iloeg, verviel het lighaam, deor den onderli'ngen „ twist gedurig ontrust, en, van eenen kant, niet genoegfaam kunnende ge„ voed worden van langfamerhand, vermagerde, en verzwakte zigtbaar „ Het linkerhoofd zag het, ten langen laatfte, wel, maar was te trotsch om „ tot inkeer te komen; te hoofdig, om van zijn eens aangenomen gedrag af„ teitaan, en van maatregulen te veranderen. Het ging voort met zijne bele„ digingen, die m het einde tot zulk eene hoogte liegen, dat het ander, alle ge- (t) De woorden, die hier in den grond-tekst Jlaan, zijn Jijnonijma, of lie'vsr verSchillende nuances van eene en dezelfde beteekenis: ik heb die niet beter, dan door middel van twee diergelijke Jijnonijma gemeend te kunnen vertolken.  C "5 ) . Annr Ae verregaande mishandelingen tot wanhoop „ geduld verliezende, en door de v"reBa* dat het eene giftige flang „ Aremd. D E HOND, DE T I] G E E, EN DE WOLVEN. •• „,i mü -mlerven kan men altijd redenen vinden, om hem „ kwetfuren, en al jankende af te drmpen en z j f ,; reeds onder de klaau«^ I|«» J ^ naar „ ven geweldig in den krop, die zijnen v«, offeren. Niet lang lijdt - genheid zochten,, omhen. aan hunne ott ^ ^ g^ " fen' ooitZkonden verlangen.^D^ hond vervalt ongelukkig, ten, ooit Konaen vcua & d zljne razende vijanden. „ op zijnen weg, onder eene ganfche om van ^ „ Te moedig om te ^^ZT^Lèl \ " r0oTer- van alle kanten dringen „ aan; al gaande wordt de hoop grooter en groo ^ fe zoo zij op hem toe; dreigen ^n fchelden ge en ge , b ^ , touwt van hem onde, dt:oogen ^ durven z n o ^ ^ j o " digf • A nreenn ft al veXiven ziF n alle 'zijden. Eenige jonge Wol" ^n evenwel niet nö dl fmaar doldriftiger en onbezonnener dan de " Set^rtoSovïrmeefterem'Sdwrgen zich. met meerderen ernst " t v'erweïer tok hij zich fchrap, en, daar het dreigen niet meer fchijnt " te kunnenhelpen, b jt hij hen af" Met bebloede koppen, en een gefcheurd ï vel! houden zfiwcl haastaf, en zetten het, onder een deerhjk gebml^op  C 16 ) " fen.,0,°P; [erwi;'1 de hond, ™ minder geftoord, zijnen weg vervolgt Hoe kwal,* ookm hunnen aanval geflaagd, fcheen dit geval den ouden wolven „ zeer dtenft.g tot hun helsch oogmerk. Nu konden.zij, zelfs met fchiTn van " ,r:-htVhUnnen V'Jand-de Pr°0i düen worden van -Mne woede en bitter" „ heid. GunOiger kon de gelegenheid niet zijn. De Tijger was rechter- en „ deze was, federt lange op het geflacht der honden gebeten geweest Het „ verzeWe de menfchen in hunne optogten, wanneer zij het wreede ras der " lgT'^;,othu"nee;Sene veiIigheid, befprongen. De hond werdt aange " Uaf\ M™^Pt hem voor den ontzaggelijken rechterftoel. „ Zie daar ■ „ „ den booswicht ' fchreeuwde men „■ die buiten alle recht, uit leuteren moedwil „ „ onze onnoozele kinderen, enkel weerlooze wichten, die geene tanden helle,i om „ „ iemand te begenadigen, moorddadig heeft aangevallen, en doodelijkgeyoJ 'hZ „ „ ttvd mpt wraak; de rechtvaardigheid met ons die verfchaf'en/i het r'echtdel „ „ moordenaar eene Uhjkejlraffe doen lijden. - De hond, vertrouwende op K „ ne onfchuld wi zich verdedigen. Maar wat baat onfchuld, wat baat re„ den, voor de vierfchaar van geweld en boosheid? Men legt h^m het ftT ,. zwijgen op. Alle. de getuigen, die men hoorde, waren wolven! en dei „ halven hunne getuigemsfen eenzijdig. Geene andere dieren durfden een . " J ldarinSen,geven, en die nog moeds genoeg hadden, om'er zich toe „ optedoen, werden niet aangenomen. De arme hond, hoe vrij v i ;; SSSiiT*verwezen'en wicrd een onnoozel ^htoffex ™h™ "» m.ruurg, £jiftcrdam Jfcyssren vot den Brink, Brusfel deLaCroix, Haarlem £0/«en vanrf,,^ Utrecht J. ^ en G. 7*. ya„ /W^ian,, 's Hage Pevemer 2?,ow,r, Zwol S. cn F. CW, e„ verdei in andere volrnaamé  I S M A K U N°. 3. Maandag den ir. Augustus, 1788. ZIJN HAND ZAL TEGEN ALLEN ZIJN, EN DE HAND VAN ALLEN TEGEN HEM. ISMAËL aan den LEZER. Sommige jaren, mijn lieve Lezer, hebben dat bijzonders, dat zij vruchtbaar zïhi in groote gebeurtenisfen. — Wat 'er in dit jaar nog gebeuren zal, is niet wel te gisfen: — dit kan ik U echter van het zelve zeggen, dat het vruchtbaar fchijnt te zijn in groote geheimen. De krijgsoparatien te velde, bij voorbeeld, zijn thans zulk een groot geheim, als de handelingen der Hoven en Cabinetten. Het is een geheim, van welke kleur de tulband van ïtppê Saib zal zijn, bij het doen der eerstvolgende revue over zijne troepen; . het is een geheim of de Chargé des Affaires Etrangéres des Keizers van Marecto nog dit jaar het hoofd verliezen, dan of hij het behouden zal tot na den volgenden Ramadan; het is een geheim welke der Sultanes van den Turkfchen C «W-  C 18 ) Keizer, Achmtt den IVdm de eerfte zal zwanger worden.' - het ;$ ee- geheim of de vermoedelijke Erfprins van Benm zijnen Vader in de regenna on H°iSgen' ~ "iet; m? r °en d£1' ë, 0ütfte geheimen, en welks ontdekking, zoo al niet geheel Europa, ten minfte ganscb Italië, en voorzeker „ansch Rome, met een nieuwsgierig ongeduld, te gemoet ziet, is de inhoud van hetjacquet van den Cardinaal Bracciforti, hetgeen zijn Secretaris, oP zijnen mtdrukkelijken last, en om aan zijnen uiterften wil te voldoen, overhan, digd heeft aan den Caramaal Deken Albani, en dat door dezen tot den beftem denujd bij eenen Notaris ter bewaring gelegd is. Zonderling is het, dat, op eene bijnaar dergelijke wijze, daags voor Diie Koningen van dit loopend jaar 1788., door den Edelen, Voorzienigen, Discreten en Naauwkeurigen Heer P et rus Consuetudinarius, geadmitteerd'Notanus Publicus voor den Edelen Hove van Juftitie in Canadn, en gewoon Notaris van wijle den Hoog Wel-geborenen , Wel-Edele Geftrengen Wel-Eer-waerdigen en Zeer Geleerden Heer Janus, in zijn Hoog Wel• geborens, Wel-Edele Geftrengens, Wel-Eerwaerdigens en Zeer Gclcerdens leven Opper-zedemeefter zijner Landgenoten, Gids der dwalende Patriotten en Bedienaar der fchertfende waarheid in Palcefiina, &c. &c. &c. den zelfden die het Testament of uiterften wille van dien waerdigen Grijsaajt in dé laatfte oogenblikken zijn's dierbaren levens, vervaerdigd en uit zijnen'wijzen mond op gefchreven heeft, aan de Uitgeveren dezes is ter hand gefteld een bijnaar diergelijk Pacquet, waarin, na het openen van wel vijfentwintig 'verfchillende omflagen, gevonden is een ander Pacquet, niet met zeven zegelen maar enkel met twee zwarte ouwelen, ten onwraakbaren bewijze van een zeker voorgevoel des aannaderenden doods, toegemaakt, met een bijgevoegd billet, dat ten opfchrift heeft „ aan mijnen Vriend Ismaêl " — dat derhalven aan mij houdt, en waarin ik, op alle vriendfehap, verzocht word, het voornoemde Tacquet niet te willen openen voor Kersavond van dit jaar', en wel niet voor dat de klok zeven uuren zal geflagen hebben: welke begeerte van mijnen verftorvenen Vriend ik bij dezen heilig beloof, getrouw te zullen naar komen; fchoon ik intusfehen het aan niemands bewaring, dan aan mijne eigene, heb toevertrouwd. Ziedaar, Lezer, dan nog een ander geheim, dat U ongetwijfeld niet minder, — misfehien meerder, interesferen zal, dan een der vorig genoemde: want ik kan in geenen deele anders vermoeden! dan dat de inhoud voor U gefohikt zij. Ik geef dus ook mijn, woord van eer, dat ik U denzelven zal mede deelen; vooral zoo.hij voor Ü van belang genoeg is, — waaraan ik geen oogenblik twijïeL A N E C-  C 19 ) A N E C D O T E van mijnen BUURMAN. wsamm plast een voornaam Koopman te zijn- - Bij zijn affterveh de van deze ganid c W en_ ^ hem mede nQg al h Ün z'aten het geen juist niet toebragt, om de rust te vermeerderen. HÖeziiio"ter werden, boe meer ook de onlusten toenamen. Dan meende Sr dan weder deze verongelijkt te zijn; een ieder trachtte, zoo goed hij ton zime v^ongelijking te wreeken, waar door niet weinig verwarring verooraakwerdt! en nu en dan opfchuddingen ontftonden die het geheele ïïsgetin S"oer bragten. - Waren 'er ongenoegens tusfehen mar. en= de kinderen kozen ftraks partij, naar mate zij of aan Vader°* ^^Mder her meelle gehecht en de bijzondere lievelingen van dezen of gene Waren. — £ t£S te begrijpen, dat de Domeftiqnen en Compto.r-bedienSn J moffen en vreemdelingen, die 'er kan buiten waren ingekomen ^ deze twisten niet ftil zaten. Zij kozen ook partij, en, - hun voordeel doende met deze verwarringen, en meerder op hnn eigen welwen, dan op het waarnemen van het belang hunnes meefters .^htflaande naaiden zij, gelilk men zegt hun naatien, en ftookten zelfs, in het heimelijk, de oneenigh den aan — Tot vermeerdering van ongeluk waren de kinderen noch van de zêdigften, noch van de zuinigifen: - zoo zedenloos zij binnenshuis warenzoo ongeregeld waren zij buiten. Zij verfpilden met volle handen, terwiil'zii ?edSP? epen, en geenén flap deden, om den boel op de been te honden De pS dan n0S eens door dezen of genen ge¬ daan werden werden met ondank en den haat der overigen beantwoord. Dit SS hadt Jêt veva? van den handel en eene uiterfte verwarring in de compzaken in gevolge: en, — of dit nog niet genoeg ware, om &n geheelde* 5 van het huis te bewerken, men ftelde Sequesters in den boe-  ( 20 y del, die, — na 'er elk eenen brok voor zich uitgefleept te hebben, de zaken in eenen nog ergeren ftaat lieten, dan zij ze gevonden hadden. De twisten vermeerderden nog na dien tijd: — de kinders mishandelden eikanderen meer dan ooit; — de fterkften fleepten de zwakften bij de hairen, gooiden, floegen, trapten ze, en — fmeten fomtnigen de deur uit. — Zij vernielden elkanders goederen en eigendommen, en de eigendommen hunner ouderen op eene erbarmelijke wijze. Kortom — nergens was 'er, in de ftad, een wilder, — ongeregelder, — en ellendiger huishouden, dan "dit, het welk eertijds het welvarendfte en bloeijendfte geweest was. — De Ouders, die deze wanorders hadden moeten te keer gaan, fchenen zich met dit alles niet zeer te bekommeren, en — het zij dat zij, door vorige flapte van beftuur, en verwaarloozing van goede voorzorgen thans onvermogend, — of dat zij, door de verregaande verwarringen moedeloos geworden, — of, eindelijk, dat zij onwillig waren, zij deden maar volftrekt niets, om die ongeregeldheden eens te doen ophouden, — de fchuldigen te beftraffen, en de rust te nerftellen. Het flot van dit alles was, dat het huishouden eindelijk geheel in verval 'geraakte , — de fchulden onbetaalbaar werden, — de magazijnen, pakhuizen en kelders ledig, — en de cas blut. Het crediet, dat eenigen tijd nog met moeite was (taande gehouden, verviel, gelijk men gemakkelijk begrijpen kan ook geheel en al. De Crediteuren kwamen in meenigteop. en vielen in den boedel. Men zettede mijnen goeden Buurman, — met zijn wijf, — en losbandige kwaê jongens, ter deur uit, en het ganfche huisgezin, uit zijne bezitting gejaagd, werdt in de doodelijkfte armoede gedompeld, en tot den bedelzak. —— BERICHTEN uit Skalhold, de Hoofd-flai van IJ s t and, den ndm Julij. Men verneemt van de. eilanden V3n Shetland, dat aan zekere machtige Noordfche Opperheerfcheres, wier wil en begeerte van geen gering belang zijn in het regelen van het lot eit. de onderlinge belangen der meelte Europefche Haten, is overgegeven een nederig en alleronderdanigst Smeekfchrift, onderteekend door een aanmerkelijk aantal der deftigfte en voornaamfte Humden, bewoners der Zceftreken, af en aan de bovengenoemde Shettandfche Eilanden, waarin zij aan hoogstgemelds hare Noordfche Majcfteit, in fubftantie te kennen geven: —• dat  C ) dat zii, van onheugchelijke tijden af, zich nimmer onttrokken h.-bben van tot voedfel te verftrekken aan de meefte , ten minlle aan de beste en meestgereno. meerde Volken van Europa; — dat zij zich zelfs altijd met genoegen te binnen brengen , op de tafelen der grootde Vorften, —• ook bij hunne brillandftsdine's en foupe's, fomwijlcn een der lekkcrfte en aangenaamfte gerechten te hebben mogen uitmaken; — ja, dat zij zelfs wel verre geweest zijn van de minde klagten uit te boezemen over de inhaligheid der Inwoneren van dc Republicq der Vereenigde Nederlanden, die, niet te vrede met hen te doen dienen tot een gefchikt voedfel van hunne eigene Landgenoten, en mede inwoneren, zich, federt hun, door Wili.km Beu kei. szoon van Biervliet, wiens grafftede, om die reden, door den grootmagtigften Keizer Karei den Vden zeiven, met diepen eerbied is bezocht en vereerd geweest, de groote kunst van kaken en behoorlijk inzouten geleerd is, zich verdouwt hebben, jjen > _ arme zeebewoneren, te doen dienen toteenen tak van aanmerkelijken en wijd uitschreiden handel, en , ingevolge van dien, met hunne fchepen, te verzenden naar de verstafgelegene, en zelfs naar de barbaarde gewesten der wijde waereld, — zoo, dat zij, die door de natuur niet dan tot Goden-fpijs, en voor de tafelen van de Grooten der aarde gefchikt waren, meer dan eens het fmartelijk en hartgrievend ongenoegen gehad hebben van vermaald te worden door de ongewijde en fmeerige tanden van platgeneusde Kafferen, heidenfche Indianen, en befneden navolgeren van den grooten vijand des Christen naams, den ongeloovigen aerts-ketter en bedrieger Mahomet; — dat zij, zeggen zij, zich dit alles, zonder het minde morren, hebben getroost, en, met een geduld zonder voorbeeld, zoo men dat van Job alleen uitzondere, verdragen, zich met deze troostreden opbeurende, dat het flechts een kleen en gering Volk was, het geen de kunst van haring-kaken verdondt, en dus de fchade, door het drijven van dezen handel, aan bun Gemeenebest toegebragt, nog al zoogroot niet was, of zij kon , door eene gelukkige en vruchtbare voortteling, nog al, van tijd tot tijd, geboet worden..— Dan, dat dit zonderlinge geduld thans ten einde is, — en zij niet langer kunnen zwijgen, zonder zich fchuldig te maken aan verregaande nalatigheid omtrent hunne wezenlijke belangen, en het welwezen hunner gcheele Maatfchappij, en zonder zich deswegens verantwoordelijk te dellen, bij bet tegenwoordige niet alleen, maar ook bij de volgende gedachten, dewijl zij nu in de kommerl'ijkfte droefheid gedompeld zijn, en zich in de bitterde en akeligfte omftandigheden, ja — op het punt van hunnen ondergang bevinden, indien, — waaraan zij geene redenen hebben om te twijffelen, de onlangs bij hun ontfangene tijdingen niet onwaar, en van allen grond ontbloot bevonden worden; — welke ingekomene tijdingen en berichten zij Tervolgens zeggen, de navolgende te zijn: —- dat, namelijk, een zekere Diderik of Dirk, bijgenaamd de Klootdraijer, voormaals" geboren burger cn inwoner der groote Koopdad Vla:rd:ngen, doch nu met eene meenigtc andere rebellen, uit vrees C 3 voor  C M ) voor eene rechtvaerdige ftraf, en rechtmatige bekommering, dat zijne billijke medeburgers hem ook eens, ten loon zijner aangewende pogingen , als eenen baring mogtcn kaken en inzouten, uit zijn geboorteplaats en vaderland voortvlugtig, en rondzwervende in Fransch Vlunêem, uk eenen helfchen nijd, misfehien ook gedrongen door den .honger, en gedreven door de ellendige' hoop op eene fobere belooning, 'ondernomen heeft, zijn pover belang te vestigen op de totale ruïne nier alleen van de Groote Visfcherije zijner landgenoten, die vermogende, zenuw van den welvaart zijaes voormaligen Vaderlands, maar tevens op onzen geheelen ondergang; — dat hij, met die verderfelijke voornemens bezield, gebruik tracht te maken van de kundigheden inde harfngvanfest, door hem opgedaan, zoo in zijne qualiteit van Zwabber op eene der buizen, als van Boekhouder van het Visch • comptoir zijner Geboorte - ftad, en , ten dien einde zich aan het hoofd gefteld heeft van eene entreprife der Franfche Vlamingen, om, op de Hollandfche manier, — en met Hollandsen visch -tuig, onder de Shetlandfcke eilanden, haringen te gaan vangen; — zijnde, gelijk hun de echtfte berichten verzekeren, 'er eene geduchte Haring-vloot, — beftaande in eene floep, die men de gedaante eener haringbuis heeft pogen te geven, — twee haring-jagers, en eene buis - convoijer, uit de Franfche havens aan de Noord-zee uitgeloopen. Wüdcrs, — dat deze verraderlijke trek, door den voornoemden Didisik of Dirk, aan zijn Vaderland, — en inzonderheid aan hun gefpeeld, niet kan nalaten, de verderfelijkfte gevolgen voort te brengen; — als ï°, dat de kundigheid van het haring kaken , voormaals de eigendom van eenige weinige Inwoneren eéner fmalle Republicq, nu gemeen zal worden, en, door het equiperen der floep met Franfchen en Vlamingen, ter kennisfe komen van een groot Volk, burgeren en ingezetenen van een uitgeftrekt koningrijk; het welk — 2" noodwen. dig ten uitwerkfel moet hebben een oneindig grooter vertier van haringen, zoo in alle de bijzondere gedeelten van dat rijk, als in deszelfs uitgeftrektè Colonien; en — 30 misfehien, door dé openhartigheid van deze eene algemeene ruchtbaarheid en kunde van dit geheim, onder alle de andere Europe. fche Natiën; he't geen — 4U de geheele uitrocijing van het zoo nuttig en fmakelijk geflacht der haringen zal naar zich liepen. — Eindelijk, — dat zij , in deze zoo treurige gefteldheid van zaken, die hen billijk met den grootften fchrik en de angftiglie bekommering vervult, gemeend hebben, niets beters, noch met hunne belangen meer overeenkomftigs, te kunnen verrichten, dan| gelijk zij bij dezen zich verftouwten te doen, zich, op het onderdanigst en' nederigst te keeren tot de groote Opperheerfcheres van het Noorden, de magtigftc Vorstinne van Europa, en de Befchermftcr van alle onderdrukten, Hoogstgemelde hare Majeftcit, op het cerbiedigfte; — in gegrond vertrou! weü óp hare onuitputbare goedheid, in zoo meenigvuldige gevallen, de rust van Europa, — waarvan zij zich mogen beroemen mede een gedeelte uit te maken, ten voorwerp hebbende, en inzonderheid — in het zoo heilzame plan  C 23 ) bleken — en aller ootmoedigst fmeekende, dat het hare nooit jou Ma eïêit toch genadig behagen moge, ^ ^rTTfl OPSk'e ofC ftige intercesfie, - ter plaatfe, waar het behoo t, en - op zulke dere bestmogelijke wijzen als zij zich^ZlT^ TJ har Majclïeic aan het hoog verlicht oordeel, en de bekende w jsn [en n overlaten, — te willen bewerken, dat dez- verueiieijie , Hjk . te niet loopen, hunne totale ruïne worde afgeweerd en di v raderlij p , zoo fchadelijk voor de belangen van geheel Lurop,, m. het Be»ee^ e ^ de loffelijke Maatfchappi der Haringen , in ^ b "d"'op R welk doen. kop van zijnen Uitvinder en Bewerker moge t hmkomen Het we de enz. enz. — Men is zeer benieuwd, te vernemen, «P dPS7elfs uit- dit Request bij de gemelde Vorstinne is opgenomen, en welke deszelfs uit werkfels zullen zijn. *— . „ brieven uit China, al- S 'gt n S éenige Chin^Llarémkers gereed pen naar Jfeferi, zijnde naar dat Gemeenebest ^en ftok- iggende paftij, die langer geenen raad wetende, 01" Iu ^udelijk worflaeen die hun daaglijks door de aanhangeren van den Reu. mildei k wo den "öe'èdeekJ, te verduren, op het denkbeeld gekomen zijn, om1 het mid ï btctónUhe Woriïelaren in gebruik, d^tegfnjet» te tP™£ ven- - welk middel namelijk daar in beftaat, dat zij zich het deel, he: weuc a-as js»*» r=£ ^ Ookteeft^vaf« SSt^de C^~, die zij vinden kunnen ten oogOen .j opkoopen, en wel, gelijk men algemeen &oafdt'€m ™,norae"hadt, dat die noemde Republicq verzonden te worden; dewijl men vernomen, na , „,.„ federt eenieen tijd, aldaar zeer in trek is. r »rv- ,ÏGïï de» ao/i» ?««ƒ• Onze ftad is op het punt — van in fche Cabeljauw - zoute visch - er'Haringvangst, fedeit vemen dagen kier -evesti^d onder het beleid en beftuur van den Ld. Heei ui eeceur x » S\S « - Uen man, die onvermoeid werkfaam en wiens, mond ten uiinfte rusteloos in beweging is. — Onze Ld. Achtbare en Voorzie^  c n ) komften bedacht zijn ,s niet alleen ijverig bezig met het inwinnen van plans tot vergrooting en uitlegging der ftad, - aanbouw van huizen en pakhuizen tn aanleg van Scheepstimmerwerven, Zeilmakerijen, Lijnbanen, en Anker' lmeder-jen - maar ook en wel te recht, van oordeel, dat men, boven «nes, voor de goede orde behoort zorg te dragen, en zich naar zijnen nieuwverkregen voorfpoed, uoor wijze ordonnantiën, in tijds fchikken , — daarenboven verftaan hebbende, dat, volgens het bericht van alle reizigers, de ftad £fr;ïr e-de EatT' die 8ene is' welker vischmarkt bet beste voprz.en is zoo wel van goede reglementen en ordonnantiën, als van overvloed van allerleije visch, — als zijnde daar niet alleen gezorgd dat de markt ruim, net, zindelijk, en van water voorzien zij; maar ook bit openbare ftatotea bepaald, dat alle visch, die men 'er wil verkoopen, op eenen vastgcftelden tijd ter markt gebragt, en aldaar onderworpen worde aan het oordeel van eene Magiftraats-perfoon, die, dezelve goed bevindende de prijzen regelt, de klok doet trekken, en de markt opent, door welke wüze maatregukm aan den kooper en verkooper beiden genoeg gedaan, en het fcheloen, kijven en vechten der vischteven voorgekomen wordt; — h onze bo vengenoemde en met achting gemelde Edele, Achtbare, en Voorzienige Magi«raat dus te rade geworden, en heeft, — met eenparige fteiimen een befluit genomen, om eene Deputatie uit haar midden af te zenden aan de Wel Edele en Groot Achtbare Magiftraat der ftad Lisfabon, hunne veelgeëerde medebroederen, ten einde van voorfchrevene Magiftraat te verzoeken copij — v-n haar Groot-Visch-Placcaatboek, en, ten gelijken tijde, eene afteekening te üoen maken van de Lisfabonfche vischmarkt, fampt met hare fonteinen en pompen, die tot een model van de onze vertrekken moet, — eindelijk om oculaire mfpe&e te nemen , hoe alles op die markt toegaat. — Verfcheiden der hier zijnde Hollanderen follicitercn reeds om de post van Burgemeefter der vischmarkt. — Ook kan men van hier melden, dat gisteren de ftads vlag in gereedheid, en het gefchut op de wallen gebragt is: de eerfte, om op onzen toren geplaatst, en het laatfte, om al te gelijk geloscht te worden bijhet binnen loopen van onze eerfte Haringjager, die, ongetwijffeld, voor het emde der aanftaande maand, Augustus, wel zal komen opdagen. Deze Nommers worden wekelijks uitgegeven te Leyden bij B, Onnekink en Meerburg, Amfterdam H. Keijzer en Ten Brink, Brusfel de La Croix, Haarlem Bohnea van der Aa, Utrecht J. Visch en G. T. van Paddenburg, 's Hage Klis Deventer Bmwsr, Zwol S. en F. Clement, en verder in andere voornaamê  I S M A Ë L. N°. 4. Maandag den 18. Augustus, 1788. ZTJN HAND ZAL TEGEN ALLEN ZIJN, EN DE HAND VAN ALLEN TEGEN HEM. FABULEN VAN LOCKMAN, OF PILPAIJ. \i heb mijnen Indiaanfchen arbeid eens weder opgevat, — mijn Fabul-boek opgeflagen, of liever mijne bosch met Olies eens omgefchommeld, en 'erop nieuw eenige ftukken, die mij bevielen, uit vertaald, waar van ik u than» de volgende mede deel. — Ik twijffel niet, of deze Fabulen zullen den Lezer geen minder genoegen geven, dan de te voren geplaatften. — Mij ten D min»  C 26 ) minde komen zij niet minder natuurlijk, vernuftig, geeftig, en leerzaam voor, dan de drie eerfte. DE MENSCH EN HET PAERD. „ De Grooten vergeten welhaast de dienjlen, hun door hunne Minderen gedaan; „ vooral, wanneer zij in begrip zijn, dat het niet met hun belang Ji/ookt die te er„ kennen, en zij hunne hulp niet langer behoeven. „ De Mensen, met meerder vermogen door Bronma begaafd, dan de ande„ re dieren, was daar door hoogmoedig geworden, en niet te vreden met zij„ ne krachten, zijn beleid, en verftand, in zijnen eigenen kring, en alleen „ tot zijn geluk en nut te gebruiken, vatte het heerschzuchtig voornemen op, om zijne magt uit te breiden, zijne mede fchepfelen aan zijn gezag te onder' „ werpen, .en zich die dienstbaar te maken. Verfcheiden geflachten van die„ ren onderwierpen zich gemakkelijk. De minstvermogende en geringe ktoo. „ pen reeds voor zijne voeten. Andere, welke te fterk, woest, ontembaar „ of te listig en te vlug van voeten waren,' wederftonden, hingen tijd, zijne* „ pogingen, wisten de overheerfching te ontduiken, en vloden naar de bos„ ïchen, en op ongenaakbare bergen, waar zij zich tegen de vervolging vei„ lig rekenden. Maar de ftaatzucht kent noch perk , noch palen. De mensen „ liet zijne ontwerpen niet varén. Hij wilde, voor' het minst, beoorlogen, „ en, waar het mogelijk, verdelgen, die hij zich niet kon onderdanig maken! „ Hier toe behoefde hij hulp; en hetPaerd, een der moedigfte dieren, die .,, hij, door list, vleijerij, en overmacht, tot zijne belangen hadt weten over „ te halen, en van zich afhanglijk doen worden, fcheen hem ha gefchiktfte „ dier te wezen, om hem, in zijne pogingen, behulpfaam, en, in zijne „ krijgs ondernemingen, zijn bondgenoot te zijn. Vlug ter been, kon het, „ in zijne najagingen, het fpoor der vluchtelingen volgen; fterk en onver- sioeid, hem tot in hunne verstafgelegen fchuilhoeken voeren; en moedig „ en vol kracht hem helpen ter neder flaan al, wat ftouwt genoeg was, om wederftand te bieden. „ Men gaat daar toe dan een onderling verbond aan. Het Paerd beloofde ,, den Mensch'behulpzaam te zullen zijn, in zijne ondernemingen; hem op' „ zijnen rug te zullen dragen, in zijne oorlogstochten; eindelijk hem te zullen „ bijftaan in het te onderbrengen zijner vijanden. De Mensch, van zijnen „ kant, zou, voor deze dienften, het Paerd, nahem, het eerfte wezen doen „ zijn, in de heerfchappij der waereld, en niet verder aan den wil van den „ nieuwen Oppervorst onderworpen, dan in die zaken, welker volbrenging „ het gemaakt verbond van hetzelve vorderde: dus zou het geene andere dien„ ften doen, dan in de oorlogen, in de zegepralen, en plegtige optogten, „ waar bij het met alle pracht en heerlijkheid verfchijnen zou, en meerder, i, om zijne eigene grootheid te doen uitfehitteren, dan om die van den mensch „ lui-  ( 27 ) •* j -m» het Paerd werdt de overeenkomst „ luifter bij te zetten. Van de zijde van het l^aera w« bedongene niet alle nauwgezetheid en trouw «"«^omeri, en aan at J §en. , voldaan. Langen tijd bleef ook bet verbond bij deni mensen ï hfi. zoetjens aan echter Hopen 'er van dezen kant: eenige1Heene on den eenige ligte overtredingen van de overeenkomst i , *e ™ ' ^ ,fla. - hand tot e^ne vernietiging der ^^^^'Za^ Paerd on„ gene onderwerping den weg baanden. De toom en oe . d- den „ der verfcheiden valfche voorwendfelen aangegespt eopg d^ . ^ ,; hier reeds van verre toe: de zweep en de fporen, er , ^ tooiden het werk. Ten laatfte de Olnphant, met behulp va f hikter „ derworpen en getemd, fcheen den Meefte der aerde e en 8 ^ ,-, voorwerp, om, als zijn eerfte tft.a«sdl^« ?tt\ 1^" Hij in groot- „ zijne grootheid zijnen luifter veel beter doen «"blmken u J ^ ^ „ beid van lighaam, en ontzagchehjkheLd van ^ ccn „ boven ging, moest hij ongetw.jffeld bij plech ugettaa p s ^ „ oneindig grooter denkbeeld inboezemen^ van> de »J*^d(J maken. Hij „ Opperheerfchers, en gevolgehjk den eerbied 'neera ^ ftikte en kost. „ werdt, met dit oogmerk, prachtig opgefierd ™e* k08l^gdfn heerHjk op„ bare dekkleeden omhangen, met ;o.re"spr^ehr°°enneJ £ dienften, dan „ gepast, en prachtig gehuisvest. ™> Z^f^^ï *5ne grootheid wilde l gdieP van zijnen heer te voeren at* hu der w -eW zyne gj«, ^ „ doen zien. Het getrouwe Paerd, wiens rentten m nieten kon, terwijl men, door »dri en wom. *™«P « ePn niet alleen ! moed wel d^t te konnen temmen ^ „ vergeten, maar zelfs tot de ^f^Sƒie/f ligt'op zijnen meerderen be„ arbeid, verwezen, zich e: Iaat bek^ *n J/^Xe Jverdienften, door » Se faa»?^ * voordeelen genoot , die alleen aan getrouwheid en ijver toebehoorden. DE SLANG EN DE LANDMAN. Men moet geen ding ten halve dom: eenen vijand ten »^.^ * » »^55?^fS*, .üa vijandig grf-Tn teg.» «n«, L»db«„. " diiïSn JU tocijen .hgdijk», "tot voedfel v» hem e» W» Hg  C 22 ) '„ huisgezin gaven, maar was ook zelfs verfcheiden malen aangevallen on ,i!n " ^°SeIteVen uTl V6e' eene meeniSte van hetze^ kwetfende, en mi" „ haar verg.f om hals brengende. Eindelijk verftouwtte zij zich eenen aan val op zijne hut te doen, en trachtte, door eene gevondene openine in dei „ zelve binnen te flu.pen, om, gedurende den nacht,.den man en zHne huisgenoten, m den flaap te befpringen. en te dooden. Gelukkig was de ooe „ mng te naauw; eene fcherpe oneffenheid verhinderde den vonrtoet De flang raakte ,n de klem; kon zich, noch voorwaarts, noch achterwaarts be„ wegen; en hadt te Iaat berouw van hare roekelooze onderneming De T ,nd „ man, des avonds, uit het veld, en van achter zijnen ploeg, t'huiswaam „■keerende, vondt zijne vijanden, bevende voor zijne koms? én Éekneld „ tusfehen de bamboezen van zijne woning. Aanftonds bragt hij 2bich het „ kwaad, door de flang hem aangedaan te binnen: de meenigvuldige flachtiri „ gen en verwoeftingen, die zij onder zijn vee hadt aangerecht, kwamen hen' „ voor den geest. In woede, grijpt hij het eerfte dat hem in handen kom • valt op de beangfte flang aan; flaat, kneust, en mishandelt haar die noch „ zich in ftaat van tegenweer ftellen, noch ontvluchten kon, en'zich ver», geefsch in duizend bochten kronkelt, om de tocgebragte flagen te ontduiken „ De ter dood geteifterde flang klaagt; kermt bitter; fmeekt om lijfsgenade„ mets kan haar baten. Eindelijk door haren angst nog eene laatfte"poEine „ doende, geraakt zij losch , en wil vluchten ; maar, te zeer mishandeld kan „ zij het jammerlijk verwonde lighaam niet voortliepen, en blüft voor de'voe s> ten van haren vergramden doodvijand, half levenloos liggen. Nu was haar „ ondergang zeker; en de dood flechts eene fchrede van haar verwijderd De „ Landman ligt den voet op, om haar te vertreden, en -een einde te maken ■„ van hare vijandfehap en lijden. De voet was reeds opgeheven die haar „ vertrappen, de fteen aangegrepen, die haar verpletteren zou. In dit ge„ raar, in deze akelige oogenblikken, neemt zij de geveinsdheid te baat Zii „ weent, vleit, belooft, en zweert zelfs eindelijk bij den ontfagchel'ijken " •IVVjIJ' alle haat en viJandfchaP te zullen vergeten, dezer aangedane „ mishandelingen nooit gedachtig zijn, en den Landman of den zijnen nimmer eenige verdere belediging toebrengen. Men flaat geloof aan deze woorden „ De woedende gramfchap raakt aan het bedaren, en maakt plaats voor eeni „ onvoorzigtig medelijden. De opgeheven voet zinkt, onfchadelijk neder „ en het gegrepen wraak geweer glijdt uit de gevreesde handen. Zonder té „ bedenken, hoe weinig men op eenen door vrees of dwang afgedroncen=n „ eed vertrouwen kan , fchenkt de ligtbewogen Landbouwer haar "het weinige „ leven, dat haar nog overgebleven fcheen, en geeft haar aan haar noodlot over. „ Magteloos en half bezweken fleepte de flang zich naar de kloof eener na„ bijgelegen rots De Landman waande haar welhaast-geftorvcn: ten minfte* waf «ij.haar fchielijk geheel vergden. Zij ondertusfehen aan zich zelve en ,» aa».  ( 29 ) l,«lr„,„.„ „„„ 11 Fl r,Cn m 01-Vll M rl r?n«r fl» „ aan nare goede natuur overgeven, uw^wam x^b.»^v-r-., -> —- „ rust en het gebruik van haar bekende neuzame kruiaen. jungeujs, gcucci. „ herfteld kwam zij weder uit haren fchuilhoek te voorfchijn. Hare belof„ ten, aan den Landman, en haren eed, bij Cm ven gedaan, hadt zij mid„ delerwijl vergeten; maar niet de haar aangedane mishandelingen en toege,, bragte wonden. Ten uiterfte gevoelig over dezelve, nam de zucht tot „' wraak haar hart in, en groeide aan met hare krachten. Met heiliger voor„ nemen van dien te houden, zwoer zij eenen anderen eed, dat zij aan dia „ zucht genoeg doen, en haren haat den vollen teugel vieren zou. Van dat „ oogenblik af befpiedde zij de gelegenheid, om haren vijand eenen gevoeli„ gen fla<7 toc te brengen. Zij vondt die wel haast. De Landman was uit„ gegaan" om zijne rijstvelden te bearbeiden; zijne knechten en huisgenoten „ waren elders onledig; een kleen kind, zijn eenig zoontjen, dat hij, als „ den appel zijner oogen, beminde, was alleen in de woning gebleven. Ver-, ,, moeïd door de hette van den dag,-ligt dit kind zich buiten de deur op eenïge palmbladen, in de fchaduw van fommige geurige hceflcrs, neder, en valt ,. in diepen flaap. De flang ziet het, fchiet toe, valt op het kind aan, en „ wondt het. Zijn giftig zwadder verfpreidt zich door fle teedere leedjens „ van het wicht, en binnen weinige uuren geeft het, in razende pijnen, en „ fchrikbarende ftuiptrekkingerf, den geest. De ongelukkige vader, welhaast geen vader meer, keert des avonds van zijnen arbeid weder, en komt nog '„ even tijds genoeg, om zijnen lieveling met den dood te zien worftelen, en „ in zijne armen den laatften adem uitblazen." Niet moeilijk valt het hem te , vermoeden, van waar hem de flag aankomt: troofteloos over zijne onvoorzigtigheid vervloekt hij zijne vijandin, zich zeiven, en dat rampzalig mede*, lijden, dat zijn arm kind den dood en hem eene eindelooze droefheid ver„ oorzaakt heeft. * BERICHTEN. Van de Stranden dek Noordzee, op eenige weinige mijlen afjlstnds vande Hoofden, heeft men , in dato den iden Augustus, tijding van eenen aanflag, door eenen, in Europa, en inzonderheid in de Nederlanden, alom bekenden'en beruchten Beurzefnijder ondernomen, tegen eenen ouden en waerdigen Regent, niet minder alomme bekend door zijne uitftekende geestvermogens, en'uitmuntende begaafdheden, die hij, in de waarneming van zijne verfchillende posten en digniteiten zoo klaarblijkelijk getoond heeft, welke daar thans, als een vergeten burger, in ftille rust, het waerdig loon van zijnen voormaligen arbeid en rusteloos zwoegen geniet. — In weerwil van de voorzigtigheid en fpaarzaambeid, omniet te zeggen vasthoudendheid, van de- D 3 zen  C 30 ) zen waerdigen man , vreest men algemeen, dat de gaauwdief, van wien het bekendis, dat hij de doorflepenfte aüer guiten is, in zijn gemaakt ontwerp ten volle flagen zal. — Hoedanig hij zijne zaken aanlegt, is tot nog toe een geheim. Men meent echter te weten, dat het middel het welk hij gebezigd heeft, om zijnen man vertrouwen in te boezemen, een zeker uitgebreid plan is van verbetering en defriskering der Heigronden in het Sticht,- — en dit is zeker, dat hij eenen aanvang gemaakt heeft, met den Oud - Commandant de fterkfte' denkbeelden van zijne deugd en eerlijkheid in het hoofd te prenten, waar aan men wil, dat hij juist niet veel werk gehad heeft. Het zekerfte van allen is, dat de Regent en de Caauwdief, — op maaltijden en plaizierpartijtjens onaffcheidelijk van den anderen zijn. Ondertusfchen begint de Hiftorie van den Avanturier, in alle hare omftandigheden, bij dezen en genen bekend te worden. — Men weet, dat hij aan den Maaskant geboren is; dat zijn vader tot het gilde van Alexander den Koperfmit behoorde; dat hij, van fimpel comptoir-jongen bij eenen Franfchen Koopman, zich heeft weten te verheffen tot eerften Direfteur van verfchillende geldleeningen in eene voorname koopftad; dat hij in.die qualiteit voornamelijk zijn werk maakte van de adminiflratie der gelden van Weduwen en Weezen, die hij in zijne bijzondere protectie nam; dat hij als een Edelman leefde, eji het middel vondt, om zijne wettige Huisvrouw voor eene Bijzit te verwisfelen, die aan hem fchielijk de operatie deedt, die hij aan zoo vele anderen gedaan hadt; dat hij genoodzaakt, voor de naauwgezette nafpeuringen der blinde Gerechtigheid te wijken, bij zijn's gelijken zijnen toevlucht zocht, en in het Groot Magazijn van Adeldom en Waerdigheden zich van den titul van Financie- raad voorzag, die, hem meerder eers, dan broods, bezorgende, hem ongetwijffeld weder op het pad gejaagd heeft, om, op eene andere wijze, aan de kost te komen. — Ieder eerlijk man verlangt, dat de ruchtbaarheid dezer anecdotes elk, die het voor. werp der hebzucht van dezen Planmaker mag zijn, de oogen eens moge openen, en een ontwerp in duigen fmijten, dat niets anders ten oogmerk heeft dan ettelijke Louis d'ors uit de beurzen der eigenaren in die van eenen vreemden te doen overgaan. Brussel, den izden Augustus. In eenen tijd, in welken zoo vele en zoo voorname perfonen zich met reizen bezig houden, en wijd en zijd hunne Hiftorie- Oudheid- en Natuur• kundige nafpeuringen doen, is het niet te verwonderen, dat die reizen en de op dezelve gedane ontdekkingen het aigemeene onderwerp der gefprekken in de Coffijhuizen en elders zijn. — Inzonderheid fpreekt men hier federt eenige dagen zeer veel van de ongemeene vlugheid van eenen jongen reiziger, Maus genaamd, die, in den tijd van derdehalvendag, eene reis naar Frankfort, Parijs, en Lenden ondernomen heeft. Welke verbazende progresfen moet die jonge Heer niet in den Koophandel maken, indien het waar is, hetgeen men hier algemeen debiteert, dat zijne reizen het Commerciële, en wel voornamelijk de Wijn• negotie ten oogmerk hebben.  C 31 ) ben. - Men is zeer begerig de voiture te leeren kennen, van welke zich die reiziger, in zijne expedite tochten.bedient. hter een Greve.inokn, den Sden Augus»*Dj o^fr een luidruchtig gedag van algemeene verheuging en vrollJkheh1ed*losfcbe„ van al het gefchut, — juich van alle onze op en ingezetenen - J« losfchen van ai g flaan der trommen, - paraderen van het gu«nifoen, en gg ^ ^ rens en huizen, kwam hier, veel^ oege dan ,» met ^ ^||t>*n>. gen, met eene kostelijke laaing frhoot van eene zesendertig pon¬ komst van den Jager werdt door «wtan WJ^Jy aangekondigd, zoo der, "Pies daartoe naar bui^^^ ^ de»vreUgd. dra hij het fpaanfche vlak genaderd was en diegrde dhea eenen Courier, Onze brave en ijverige V.sch-D.reaeur e^\d ^/^"ujke gebeurtenis met twee der haringen tot een proefjen^om van dezedehneU|erJdenbharing is, kennis te geven, ter plaatfe, waar het behoort. Uj? « en ■ - des avonds van dien blijden ^» ««ö»0^** n of efteur', gulhartig ging, door den grooten toevloed van '"^26™^^ dttt2e «üle». ifes he^ Van wege de Bat.allTcheJ«f™';n|S,^-M.ranls Don A*. > Macaroni Heer van Z»»**»; Ed Manh. Hcer CAevaMfer. Aide Skflï"fieftëlteï ÏÏDame. van het Palais Roijal, en de Eerzame Curuus Lam- nr^e^Congregatie van het Eho.l.ch Co»v»t, de Heer Abt 4i Campo Nuovo, yan  ( 32 ) rJZl^fr *? Dif ^ wfit Va" ^ °MEB' Mr' y°M"" Conradus Krtmje. ZdM1'en T R ' fl p' 'CrWr HCer Vm PtuB Can0nnik Van BiL imaaai, en de Haagfcbe Bakker Episcopius. Van wege her Departement van Duinkerken, De Heer Oud-GouverKftf* d" ftad Safc.de fchranderêen vooÏÏLSge^S;, vïï ^ ' ?ÖCr CwmZ^fc«"' en ^ Eerzame Sjoerd van der Plank. de W?«T$f- • " • R E- E L1N G ' N §evestiSde Kooplieden en Buis - reeders , ■iïnZE 3 VT \ Sn, de Ko°Pman ^ Meekrappen 2W*jWb*. M' % It r" wef,d!;/17len^e die zich wilde Geuzen noemen, T^"q W'2 lM^te Commandant en Chef van de Knevel Compagnie. lot Secre ans van het Co/z^m is benoemd de Heer Jacobus Woordenboek. r>ZaLeig ,h£t °°Smfrk Van dit Congres *i> lekt tot nog toe niet uit. Dienaangaande loopen wel allerleije geruchten; het waarfchijnelijkfte echter Sri p f wfl ™, hande,el\zal °ver ^ beste middelen tot redres van den InfolvenV'l^n™ Ti™ a'j i 'Den.- fen dien einde de beruc^e Tontine-Directeur en onTTV^u f /^f' 'er Zijn P'an 2aI inIeveren. _ Over dit Plan wordt ook veifchillende gefproken. De algemeenfte en meestgegronde denkbeelden éng'rnn5nf T'l' i hst ^makkelijk ten uitvoer te brengen is, en flechts ten grondflag heeft het doen bijeenkomen van alle de Oude Kleerkoopers vm Europa. wier onderlinge belangen, oflchoon eenigermate diametraal tegen eikanderen inloopende tot bans van het ganfche werk zouden moeten (trekken. — Bijaldien men geloof mag (laan aan het geen men vertelt, dat namelijk dit Plan niet meerder noch minder uitgebreidheids heeft, dan het DiSieaarium OBolineue van Caupmus, zal de zoo dikwijls geoeffende kunst van delibereren den Heeren Hollandercn te pasfe komen. BEKEND M AKI*NG. Zoo iemand, — mits een min van ver/tand, en zich in de ongelukkige om'Handigheid bevindende, van zich niet in de Republicq te durven vertoonen of in de bezut.ugen.der Hollandfche O. I. Compagnie nederzetten, genegenheid heeft, zich voor eenen zeer matigen prijs, met een Keizerlijk Schip, van üstende naar de Oost te begeven, kan zich adresferen bij den Hoog Wel-Geb Heer Levenaee, Koopman in Brusjeljche kanten, te Duinkerken — NB. Het deswegens aangegaan Contract kan, voor iets minder, dan de bedongen fom, weder vernietigd worden, zoo men naderhand verkiezen mo-te thuis te blijven. Nadere informatien zijn mede te bekomen bij den Makelaar' is. e ij. Z^c hst voort. Deze Nommers worden wekelijks uitgegeven te Leyden bij B Onnekink en Meerburg, Amfterdam H. Keijzer, Ten Brink en Wijnar.ds, Erusfel de La Croix Haarlem Bohn en van der Aa, Utrecht J. Visch en G. T. van Paddenburg 'sHagc Klis, Deventer Brouwer, Zwol 6. en F. Clement, en verder in -Ta' dere voornaame Steden, a z Stuivers.  I S M A Ë L. Maandag den 25. Augustus, 1788. ZIJN HAND ZAL TEGEN ALLEN ZIJN, EN DE HAND VAN ALLEN TEGEN HEM. I S M A Ë L aan dm L E Z E R. !~ïet giat, zoo als ik gedacht had, LezerI*— dat Is te zeggen het gaat naar wensch. — Wij beginnen reeds alomme bekend te worden; onze naam is reeds beroemd; en — Ismaöl wordt reeds aangezocht, om de voortbrengfels van anderen, onder de vleugelen van zijnen veelvermogenden invloed, en genadige befcherming, aan het geacht Publicq voor te dragen. — Met andere woorden, hij is tot Requestmeefter bevorderd. — Het volgende fluk ftrekke hier van tot bewijs! Men wil het, doormiddel van mijn weekblad celebriteit bezorgen, en het brengen ter kennisfe van die geenen, aan wie het gericht is. — Voorfpraak, behoeft' het, mijn's bedunkens, niet. De Schrijver dringt zijne zaak zoo wel aan, dat ik niet noodig oordeel, 'er verder iets van het mijne te moeten bijvoegen: en wat den inhoud belangt, daar over iets te zeggen , is nog minder noodzakelijk; — elk, wie lust heeft, om voort te lezen, kan dien aangaande zich zclven onderrichten. E Het  C 34 > Het is aan u, teedergevoelige Navolgers van den onwaardeerbaren Young, — van den onvergelijkelijken Göthe, — van den onnavolgbaren Sterke; aan ny die de wetgevers zij't van den tegenwoordigen finaak; aan u, — wie gij ook zijn moogt, bekende en onbekende, fentimentele Schrijvers, van den in denkbeelden rijken d'Arnaud af, tot den engerbeperkten en rasfcr uitgeputten Auteur der Julia toe, dat ik mij verftouwte mijne reden te richten. Gij zijt mijne Mecenaten. — Van u is het, dat ik mijnen roem, mijne grootheid, mijn geluk, in het toekomende verwacht; — gij zijt het, wier gunftig of ongunftig befluit mijn overig leven duifter of glansrijk maken moet. — En dit dunkt mij geene geringe zaak te zijn, even zoo zeer om uwes zelfs, als om mijnent willen — Verbeeldt u eens, welk een ftreelend genoegen het voor U zijn zal, eenen mensch, •— eenen natuurgenoot, — eenen geletterden, — eenen Schrijver gelukkig gemaakt te hebben ! — Verbeeldt u daar bijy dat dit alles afhangt, enkel afhangt van eene ontdekking, die ik u doen zal; — eene ontdekking,, die eene rijke bron ftaat te openen, uit welke uwe iierlijke pennen, aan het zachte, aan het gevoelige toegewijd, eene reeks van teedere gewaarwordingen, van weekmakende aandoeningen zullen kunnen putten» -— Maar tot de zaak! — i— Mijn hart, zoo gevoelig als het uwe, — zoo week als het papier, dat, door uwe letteren geheiligd, nog weeker wordt door de ftille tranen, die uit de tintelende oogen, en langs de gloeijendc wangen, van eene nieuwe en pas ontluikende fchoonheid, onder het lezen, afrollen, wanneer zij, — zich, in het een of ander bekoorlijk boschjen, — op den bemoschten kant van een lieflijkftroomend beekjen, — of bij eenen met geweld nederbruisfchenden waterval , met uwen onfterfelijken arbeid verlustigende, zich eenen ongelukkigen Werther, of dubbel verliefden Ferdinakd aan hare voeten verbeeldt te aanfchouwen, —• dat teedergevoelig hart, herhaal ik, heeft mij, reeds in mijne vroege jeugd, hoe zeer dan ook tot mijn ongeluk, gedreven tot het be©effenen eener kunst, die zich beroemt, alleen tot heil van het broosfche ea noodlijdende menschdom, van den zegenenden hemel te zijn nedergedaald. — Het zou mij zeer ontfchieten, indien uw fnedig vernuft, in deze mijne befehrijving, niet met den eerften opflag.die kunst ontdekte, wier vinding de geeftige heidenfchc Dichters aan hunnen ApoHo hebben toegefchreven, —• de Goddelijke Geneeskunst namelijk, i Van de beoeffening dezer kunst, die gij ongetwijffeld nog zekerer van eenen Goddelijken oorfprong rekenen zult, wanneer zij het voorwerp is der werkzaamheid van een ligtelijk aangedaan enmedelijdend hart, was het, dat ik, behalven dat zij mij eene onuitputbare fpringgder van zedelijke genoegen beloofde, alles verwachtte, wat in ftaat was, om mij, in eene ruime mate, eer, achting, aanzien, en — tijdelijke goederen te fchenken. — Maar, helaas! hoe ben ik in deze mijne verwachting bedrogen gewerden. — Hoe heelt niet eene. bittere te leurftelling alle mij-  c 35 y mime fchoengevormde vooruitzigten in een fomber niet ^en wegznAen, en S bet geluk van mijne dagen, - mijne hoop zeifs, vergift gd! Begeng naar riikdom, begerig naar roem, moest ik iets uitdenken, dat n ftaat ware, om ÏÏÏT a^ndtemata. Duizende middelen deden zich daar tc of Ten minfte een paar dpufijn jaarlijks uitgefchrevene pry»'»gen. over niets beduidend. Geneeskundige onderwerpen fcheen mij ftofsgeneeg te vet fchaffen, en overvloedige middelen aan de hand te geven, ora' °£ loopbaan inftrevende. te beproeven, of ik, langs dien weg,_ ^n ro.ra mij ner verkregene kundigheden wijd en m^f^^^J^lSSVi dic ook? ±_ Geen jong Geneesheer, die, naauwhjks aan zijne buren te kend tegenwoordig niet, - ten minfte twee, of drie medailles van deze o. gen;' Slandfche Academie, of binnenlandfche Maatfchappu of Sociefeit, - het loon van zijt. papier bekladden aan zijne n "jf^1 ^ f" dersmetfmart verlangende, Lijderen toonen kan. - Bij nadere overweging beviel mij dus dat middel niet. - Thans is mij een ander in den zmgeko men en hier toe is het, dat ik uwe veelvermogende hulp behoef. — Het ui denken van nieuwigheden is alleen de ware weg, oP welken voor iemand van m in beroep eer te behalen is. De vinding der zaaddiertjens, -JeoverftortSg van het bloed, - de inenting der kinderpokjens, der mazeen, de doorfnede der fehaambeenderen, - de electnque proeven, - hetmagne rsmus - bet opkrabbelen van het een of ander nieuw geneesmiddel van cismus, "Cl J , geeftig gevonden manier van nieuwe ïouftTrf" cheppen- z~t dt/midlelen f L, zoo zij alle al niet even r0rdeelig -in, len 'minfte eene rijke fpringbron van eer en beroemdheid voor den Vinder openen. - Hier wilde ik gaerne heen. - Sints 'op den voorgrond gebragt ia het verfcblet uwer tafereelen opdoen zuiwn,P reeks yan geheel beurtelings de vorig ge.roemde £™n5" Ben *het eenvormige meer en nieuwe aandoenel.jke fchouwplaatfe>i fcheppgi, « yan het zigtbaar meer uit uwe *°™ftu)*c°^ de helden uwer gemak", van het "»rbli.^ noodwendig moet voort- gefchiedenisfen, -7 voor de heldinnen inz ^ . cn x. vloeijen. In het bidvertrek en dc| flaai™n' ^ cn aban de kaptafel zelve , kelijke fopha, aan het warme boekjen van den^n overblijffSlen hunnertcederZich[kunnende bezighouden ma de gWgZf* °„V droefbeweende vrienden heminde echtgenoten vur gbegeeide gelieve r ^ ^ m& ,kel?g^ zullen zij niet genoodzaakt zijn zien, loeijende ftormwmden, eenes donkeren mtddi*nach^aan-J^#™^'^te^l langs akelige fnerpende hagelbuijen, en g^^f'S;,^ en vermoltemde doodsbèenpaden. te midden door bcfchimmelde ^bekl«ntlJn rond te zWerven; om Seren, over vervallen, en me.gr» ^| °e^%£;Vde *afgezonderde rustplaat* zich, in heilige en eerbiedvolle b^^.^ Hoe vele fehrikken, hoe van het geliefde voorwerp heen te begeven- n hoe »eelvuU meenige koude rillingen, welk een klappert»"den• * éoogenblik blootftaan, Sge verkouwdheden en ziekten lij tel minfte menfehen én welke zij ongetwijfleld, yan M tot ti] 1, 200 l ^ ^ *ïln gelijk andere, — moeten opdoen, zal htm u 1 1 ijn dan S?LÜ Zal, hier door, hunne goede naam, ^J*™™™? naas de on2iV, - da't dierbaar kleinood waar § . n»« ^^fte recht, fchuld, naast de onnoozelheid, in ^^fn^% 'en ongefchonden bewaard 200 veel werks maakt, W&ffimeer dan eens , ben ik be- blijven? Want, ik Kan n n of andere, — minder fen- ducht, - hevig bekommerd geweest da de ee« , timentele, — meerder dieilijke. mwscn, u e of nacht_ verengelde fchuldelooze -^^7^ maan, - van het wandelingen, Inj de flaauwemkker ngen fchemeringen eenen pikzwar- verliofde distel-geftarnte, - of bi de du.ltere cn * kene na-chuwer- tenen ijzeren hemels, - voor lostendige lichtmisu. , bordeelsletteo, — vers, op avanturen beluste l.gtekoo, en. enf misfcbien uw tee. men h.üde mij deze weinig ; S goede,- der en harmonisch gehoor kwetfcn en «»^ e" 2™*ej4tCTis%ntheiUgen.-  ( 40 ) SlS'SSraS^Ï? d3" m'et veTachteV ~ &™ ""te, zindelijke, en Wen ml V m«tren"g «jpresfen loof, of vale klimop bladeren, omd?e het^T^pT 66lTe Ieli]tjens Va" dalen of P«'-Perfluweelen viool je™ opgefSlg: VC"rei IT aa"Se"aam"ekenden waasfem vervu len tt? MÏÏL'dT- bet eenUnf bH°ekVeTk • ~, °5 6602 g,anziSe ^bonijhou.' of on Z, ™ of ander êeeft,g ingelegd liefhebberij -cabinetjen, — ot op eene geurige toilet - tafel, pronkende; — of wel, bij eenen aanéén,. ïeU^nlTr6""611 T'?fChiin» °P eenen f-sfchen ienLoTn - b/ SiftJ nef °m dezelve heenfloddèren. - Kr deze S J g 'lVer-n,kt' a,S-aa" mijzelven 0nttogcn' reke" * mijn ontwerp n!; ^ SA } ',gtJ moet 1111J" verzoek toeftemmen; en dan — o' dan I! boo° n bel zwa ?adUT toPtedjmge eiken, de dichtbebladerde lindedeZekiens °verhanfnd breede Castanjes, - de kronkelen- 7 DeeKJens, — de ftervende westewind ens U n mmer ontbreken mn«.ni rw haiSr^ e" rfChUld:0Ufle me,'SjenS' met blaauwe oog^ef bruine fchuSS- hl* ~ engeIe" mÊt het fl0ers der fterflijkheid bekleed, wier zacht ón zSL °2en ' — Wier onno02ele lachjens, en ftille traneTal ijd ?ere"d r urigrwï^ör6 medSe2elIi.nne" »°6« —, daar gij, H ^ n-Tdi m« S' * 200 g,J zu!ks liem verkiest, het hobbelur leven/ fcheid^hpm2knl,beftr00id' bewandeIdl Met andere woorden/— deve? icbeidenheid behaagt toch altijd " e ver U ijlen, in dees zandwocjlijn, Vit Edens lustprieel, Jleeds Englen zigtbaar tegen, In maagdenfehijn'. en, — want het wordt tijd, dat ik eindisr . aïc a<, 'jL*j ■ * deelte, uw niets waerdig fterflijk ftof, an het graf « der SvoeZTï ge" Pro01> zal geworpen hebben, als uw kwijnende e„Ja^ ronileS6-!'^ Jachtende - fijmpathetifche ziel, door de harmonifche en vetllt ^ naaarUUhretVeëeederd %°»ge™de"> '»P tallooze'veïwik,e, de bTek"„? Stken, „l'h ^ § 'T"1 Va" 8e"0t' dG S£Westen der eeuwiïheid zacntkens zal henen gevoerd zijn, moet, nu en dan , eene enkele iTi: i dhïrtfa teederheid, — uwe menfehen-min bekroonen, en de veVeiding z.jn van den dienst, dio gij mij bewezen hebt! " . Deze Nommers worden wekelijks uitgegeven te T pvdnn n;; » n 7~ï Deventer tui^tt^^f V^T^' dere voornaame Steden, 4 a Stuivers. ' VCrdsr Jn an*  I S M A Ë L. N°. 6. Maandag den i. September, 1788. ZIJN HAND ZAL TEGEN ALLEN ZIJN, EN DE HAND VAN ALLEN TEGEN HEM. ]VIet mijnen Overoudoom, en de kostelijke Collectie van Manufcripten , die hii mij heeft nagelaten, heb ik mijne Lezers reeds bekendgemaakt. Het is dus nietnoodig, daaromtrent verder iets te zeggen. — Ik heb mede beloofd Eehad hun, van tijd tot tijd, het een of ander merkwaerdigs uit dezelve te zullen mede deelen, en gedeeltelijk ook reeds aan die beloften voldaan. Om dezelve verder naar te komen, heb ik de verzameling eens op een nieuw omgefchommeld, en wederom iets gevonden , dat ik van oordeel ben de gading der Begunftigers van mijn Weekblad te zijn. — Het zijn nu geene vertalingen, — geene werken van anderen, — geene Fabuknvan Lockman of Pilpaij, maar, — zoo als men zegt, eenkoekjen van eigen dee?; en een pertinent en exact verbaal eener ware gebeurdtems, die mij bijzonder bevallen heeft, en die ik niet twijffel, of zal, daar ze niet misfchen kan aan het grootfte gros der dagelijkfche Lezeren genoegen te geven, ook voor die genen, — die verder zien, dan hunne neus lang is, van dien aart jf we.  ( 42 J) wezen , dat zij 'er leerzame gevolgen uit trekken kunnen, — in welke bezigheid ik aan ieder de vrijheid verleen van zijne bijzondere neigingen en hem eigene begrippen te mogen volgen. Maar — ziet hier de gefehiedenis zelve in EEN ECHT EN NAAÜWKEURIG UITTREKSEL UIT HET JOURNAAL DER WONDERLIJKE EN AVANTUURLIJKE DRIE EN DERTIG JARIGE ZEE- LAND- EN LUCHT-REIZEN VAN MIJNEN OVEROUDOOM. — ,, Alle deze volken " — hij fpreekt van de bewone- ren der beiden oevers van de Gambra, bij de Portugezen Rio-grande genaamd, — ,, hebben de barbaarfche gewoonte van eikanderen tot flaven te „ maken, en aan de Patroonen der Europeaanfche fchepen, die om den flaven ,, handel herwaards komen, te verkoopen. Niet alleen verkoopen zij de ge,, vangenen, die zij, in hunne kleene oorlogen, op eikanderen bekomen: „ maar de Vorften, om aan hunne hebzucht te voldoen, rooven zelfs hunne ,, eigene onderdanen, om die té vermangelen. De flavernij is de gewone „ flraf, zelfs van de geringde misdaden. De minderen, gelijk natuurlijk is, ,, het voorbeeld hunner Opperhoofden volgende, verkoopen hunne vrouwen, ,, zoo ras zij de minfte reden van'misnoegen tegen haar hebben opgevat. Op ,,. dezelfde wijze maken zij hunne kinderen, Ouders, naastbeftaanden, vrien„ den, en buren tot flaven, zoo ras zij flechts hunne kans fchoon zien, en „ 'er, in ftilte, een voordeeltjen uit denken te kunnen trekken. Terwijl ik, ,, in mijne reis langs de Gambra, mij in het kleene koningrijk Jamarrow op„ hieldt, was ik ooggetuigen van eene vrij zeldzame gebeurdtenis van dezen ,, aart, die, door hare ontknooping, duidelijk ons oud Hollandsch fpreek» „ woord : • ,, ,, J'.s twee honden vechten om een been, ,, ,, Loopt 'er de derde meestal med' heen. „ bevestigde, en hoedanige voorvallen, die 'er maar geheel niet zeldzaam „ zijn, dezen volken de oogen moeften openen, omtrent de fchadelijkheid ,, dezer verfoeielijke gewoonte, van welke, terwijl zij die plegen, zij, ieder „ oogenblik, zelve gevaar loopen van, op hunne beurt, de flachtofiers te ,, worden. „ Een oude grommige Neger hadt een vrij talrijk huishouden met kinderen, „ welke, zoo wel als zijn wijf, hij op eene vrij onbefchofte wijze beftuurda „ en handelde. Altijd hoogmoedig op den naam en hoedanigheid van huisva„ der, veelal gemelijk en knorrig, vorderde hij, met eene onverdragclijke ,, trotsheid, van hun, tot zelfs de gcringfte en verachtelijkfte dicnften, en trachtte zich dus, binnenshuis, door zich, op zijne beurt te doen gelden, „ vergoeding te bezorgen voor de vernederingen, die hij, daar buiten, van „ zijne meerderen' ondergaan moest. Dit verdroot zijne huisgenoten gewel- » «'St  C 43 ) jn. die tot volw.asfenheid en man- „ dIgi en inzonderheid zijnen oudjen ^ ^ ^ bare jaren gekomen, zich met dan met teg-nx , ^ g iUiabeden van den yader onJerw^Pt « ' krachten doot de Ijne onredelijke bevelen verzette De oud-, ^ ng yan dag " jaren voelde vermindoren, en daar en tegen^ ongenoegen ot dag zag aangroeijen, befpeurde ™^J« zijnen jonge„, en rekendeze weêrbarftigheid , gelijk .hij het noemüe, i ^ langfamer- l de dat het hoogstw.erfchijnel.jk w». ^fc^^ daar hij toch ' band al zijn .gezag ftondt kwijd te raken. Di bo " voorzag den ftuggen jongen ^^ap met lan gme. het voorne. en hem onder het bereik van, Z.jn bedi«angxe ku Mtta, waartoe men in, om zich, op eene behendige wijzev*n , ; dat hi . nameS te meerder werdt aangezet fZ^S^^^ ^g geruimd zijn. " lijk, bijaldien dit kwaad voorbeeld «nmate zo > ^ ' de óverigen oneindig gemakkelijker m ontza« Jou eenen of anderen tijd, " tanneer daar toe de vrees medewerkte van den ee kcn wil op. " io zij het mede eens te bont maakten en **p beha„Jeld. Met ftonden , ook eens als hun oudft e:«oeder zul en ^ de naafte £ dit inz gt neemt hi| zijnen zoon met ^W*«>™ vP00rnemen vermoeden" zoon, die ver was van dom te wezen zijn s aders v ^ ^ ^ de was van zijnen kant «P.^f^^^S gegraven kuil te doen vallen, baatte zijn, en hem zeiven tn den voor-v c J bt hij zich , om ^Suwlijks aan bet Europeaarifche^»P™J™ fchielijk terzijde trekzijn oogmerk te bereiken en eenen du ^ aMgegrepen , e? kende, verkoopt hij hem zijnen vader, au- koopinan den wezenlij- " met stenen beladen ziet. Hij ull^lted ™ zoo veel mogelijk zelfs " ken toedragt van zaken trachten voor te Ite^ «J , _ Dg zqou " zich verweren, en tegenfpartelen: bet kar^hem » fchapp,n, l ontvangt den bedongen-pnjs, zoo. voor de «edege g «J de der als voor den verkoften naaf, hqgeett.zica wordt fa de an. blijft, morrende en ***^**£j£*^:«l£ wel Hagen van de hem "ige^ .over ibet tornen vaneen  C 44 ) „ gevaar, dat hem zoo nabij geweest was, fielt hij zich nu voortaan geruste „ en vreedzame dagen voor, en kittelt zich, niet zoo zeer met hetzoo we?. " ilZZfT ïnftrT h"°"tfa°Sen geld, dan wel voornamelijk me het " ï der bhjdfchap dre deze zoo wel beleide daad aan zijné Moeder » en Bieders, die hij wi», even weinig als hij, den ouden, o n z jne on" Jeerroorf U 6 "v^6^ T 0»ha"deli^roeid te hebben mogen l'den zou " v! Viïl , VolTdXZS fturee!ende gedachten, ontmoet hij, niet verr? " ,V " Z'jne won'Dg; het Opperhoofd der landftreek, van zijne wachten de » affe en verachtelijke Uitvoerders zijner tijrannige beve en, ve gezeld " deZ£ VorsC>.200 zeer ™ aa" züne hebzucht te voldoen a ï, f 'anS.s dien weg, eenigen voorraad van brandewijn, dien hij, bi uitftek " !f\le h,Slrmea ' met de 0PPerhoofden van het Comptoir een verdrag » Zn k°°Phandel aangegaan waarbij, door deze, de leverancie van een „ zeker aantal flaven voor de gereed liggende fchepen bedongen was. tifj „ ziet den jongman, die hem vlug, en fterk, en voor zijne inzigten d ienftig " eSSS* T 16 z k" bfVd CÊ g6Ven om hem aan te S^en was een! „ en dezelfde zaak, en het werk van eenen oogenblik. Men ontneemt hein " £f, rrnêen8eIdVeene rcdfn temeer' om de handen aan hem te flaan" " Sn ' ^ hlm- Mar de Faft0rij' en verk0°P' he Wf weinige port, dat ik voor denzelven betaald ae0, „enoemde eilanden zou gekomen z.ju. ZL nemende, kan ik niet opmaken, dat yan «°^ey Qverondoom, wien ik lueromI mand mijne, vrienden, een man — ^ff^SA*^ de «** *%°T' o»k vag daar zijn? mr "- —  C 43 J> herjleld en gezuiverd Vaderland zoo fl, ,rh ? j droo,nen van ni«s dan van een gezigt van een ftuk kanon, zelfs, ianneef w PU?,doet het ge welgefpoorde hanen bij denanderen zien raak do of' Ê zonderlings is, eeni- Een hunner voorn",™»? lifi,fc _ïï?!fï**1,,,oe°en • «?."»« "el">en. waarfchijnelijkst. Meer, dan eens, hebben S?7,Vh ^1!? Toch.,s.h« laatfte s-es:» hier ook , als Lieden, die eerder Ldelj7en,Z ha r2t3L^$$^ ** over het algemeen van oordeel, dat hunne Lsfeve,rfnnr %i Cn' en is ^rekenin^^ om hunne dvvnhngen ,n andere landen te verfpreiden, waar z vïSSOM ' LB«ia«* zouden fcunnen maken, en - misfehien rW*^ van het zeggen van den gek kek jacob, die te vseden is, — dat 'er namelijk altijd een geluk bij een ongeluk plaatsheeft, volmondig toeftemmen. — Van deze waarheid ben ik zelfs meer dan eens, door fprekende blijken overtuigd geworden, ja, word het, ten overvloede, op dit eigen oogenblik. Liet liet zich aanzien, mijn lieve Lezer! dat gij, deze week, van IsMAët, noch gehoord, noch gezien zoudt hebben. —1 De vervloekte Podagra, — want gii moet weten, dat ik , van tijd tot tijd, voor al in het voor en najaar eene vifke van die hoogadelijke plaag ohtfang, was mij op het lijf gekomen * en maakte mij niet alleen het fchrijven moeilijk, maar benam mij, het geert nog het flimfte van allen was, ook het vermogen van geregeld te kunnen denken. ——• Radeloos, wat te doen, zondt ik mijnen getrouwen huisknecht om eene goede portie klittenwortelen , mijn gewoon geneesmiddel ia deze ziekte. — Immers moet men, gelijk het fpreekwoord zegt, wanneer men tot zekere jaren gekomen is, in ftaat zijn van zijn eigen zielzorger, advocaat, en lijfarts te wezen. — In een oogenblik van'ontlating der pijn, terwijl ik'zat te peinzen op mijn ongeluk, en — angftig uitzag naar de middelen, op welke ik best aan mijne verbindtenis, van aan den Boekverkooper en het geëerd Publicq mijn weekblad te leveren, zou kunnen voldoen, liet ik, bij toeval, de oogen vallen op mijne klittenwortelen, die, in een papier gewikkeld, voor mij, op mijne tafel lagen. Het was een gedrukt papier:— mijne nieuwsgierigheid raakte gaande, ik ontwikkelde het, en — bevond, dat het En' gelsch, en een ftuk van een vertoog was. Aanftonds- viel mij in, dat het mij mogelijk van nut zou kunnen wezen. Ik las het door.; — het behaagde mij genoeg, om het te vertalen, — ter drukpersfe te bezorgen, en te beproeven , of het mijnen Lezeren even zoo veel genoegen zou kunnen geven, alshet mij gedaan hadt. Het kan zijn, dst ik mij hier in vergisch: "het is- juist geen gevolg, dat mijn fmaak de maatftok zijn moet van dien mijner overige Landslieden. Evenwel — nood breekt wetten, — ik moet 'er een e deugd van maken, en —- het beproeven is het al, Dit ftuk, en — zoo het alleen niet genoegzaam is, eenige weinige nieuwstijdingen, die ik nog heb leggen, 'er bij gevoegd, moeten nu het blad vullen. Die mijner Lezeren, die mij genegen zijn, zullen, — terwijl zij mij, bij zich zeiven, van harte beterfchap toewenfehen, 'er ongetwijfeld genoegen mede nemen. — Eenen titul zal ik het niet geven. — Het hadt 'er geen. — Elk moge, naar zijn eigen goedvinden voor den titul zorgen. — Het wassen blad fGheurpapiers; als zoodanig heb ik het vertaald; en als zoodanig geef ik het." ik, voor mij, heb als een eerlijk uitgever gehandeld, — en aan mijnen plicht voldaan, wanneer ik, — gelijk ik doe, mijnen Lezeren aanwijzing gedaan heb, waar het ftuk gehaald is,. II  C 51 ) , , ij. kü ppnen nieuwmodifchen Romanfchrijver, —• Ik heb eens «gens, b.j een en nei die ; •f hetbi onzen Sterkedan jel o^orten die ons het vindingrijk Duitschhedendaagfche Romanfchr.jveren in. foortend.e o ^ n al ^ land zoomildelijk f^^E*^^£^ va'n anderen, in * önaartige tirade gelezen over ^'^"^«ïwa. - Die trek, mij begenoverftelling van het volgen van ^wtocg»^ » fpeelpop, haagd hebbende , werdc, gelijk het meermalen g. at. :M¥ g ^ r éf, - om met S tekne te fprcken mijn bPc00rdeelde door het hoofd, was mij fteeds m den ^ dezc en ik veelal de handelingen en daden tmjner beke^n ^° doorgaans gene-van hun, die den neus van eenen w,jzei e° ^ft*1^^! z00 0_oorwel bij bevondt, befpeurde ik echter dat ver vol deelkundig te werk ging in de keuze yan den neus , «i.en zij b ^ voornamen, - de meefte menfchen zijn toer^ ^^^f^roUendcn. — volgen, dat zij 'er zich niet dan wdtó en f*** ^d*|^ ^ Om niet enkel bij voorbeelden van deaen g'*-?* «tt m»ju meenigte te blijven - de oude ^^^ïSSjS^O^. op. Om dit te betogen wil en wij dit. eens '"cnt W _ tot de meer bijzondere anecdotes mijner Sf_^5SïïBtïio de flang, Onze algemeene Moeder volgde fc^E^eTÖ W« van eer, of liever, gelijk onze rechtzinnige ^d.geleeSeS. verzekeren, dien van en wat goed Christen zou daar aan duiyentwi t». v Wwwi en rok Van den Aertsvijand des menfchel.jken, geflach s di ^ Jen veeW £ dit kruipend gedierte hadt aangetrokken, « taai Ju., « *m zij at van de noodlottige vrucht, ^^ ^^S f rtelde deze nog 0m'-°P TfftSn' SSrS^eïn, evenwel'hij deedt het; en cenigen tijd tegen, ee■ bij « ™ , de pachthoeve gezet, en ziet daar hen, ten ftraf van dit neusvol.en v v ^n verwezen. - hunne ganfche nakomelingschap tot den arneid den beginne, zijnen De Joodfche Genera,fchrik derNijanden van eigen neus, en — alles ging a , > naauwlijks het den Joodfchen naam, en de geesfel er PIukft { en inndoos befluic hij zich door Delila in het net lokken, **- f%*«g g* hair, _ zijne vrijvan den neus zijner maitres »^^^ï!j_ïi Seto^n, hoe zeer heid, - en zijne oogen. - Zijne I rae^ ™c*- vijste der Vorften van zijhij dan ook de renommé hadt ' zelfs de wijste van alle nen tijd, ~ dit™ml^^^ Jm der Prie. Xct£' -toUen hadt. gevolgd te hebben.  C 5* > kreeg in het hoofd, voor de verandering eens de neuzen der Dames van zijn ferrail te volgen, hetgeen ten gevolge hadt, dat de Erfprins Rekabeam, zijn zoon, hem Hechts in een twaalfde gedeelte van zijne ftaten. als Koninc. opvolgde. —— " Bij de Grieken en Romeinen vinden wij niet minder voorbeelden hier van, dan bij de Joden. — Jgamemnon volgde den neus van Ulijsfes, en hoe flim deze ook ware, hadt dit bijnaar het mislukken van de ganfche Trojaanfche Campagne ten gevolge, toen men, door de verbanning van Philotletes, het zoo noodig wapentuig van Hercules was kwijd geraakt. — De Trojanen volgden, in weerwil van den raad van Casfandra en Laücoon, den neus van den bedrieger Sinon, — waar door zij zich niets minder op den hals haalden, dan dat zij hunne ftad ingenomen, en verbrand, en zichzelven vermoord, of tot Haven gemaakt zagen. — Mevrouw Clytemnestra volgde, gedurende haar's mans afzijn, in den ftrikften zin den neus van haren Sigisbé JEgisthus, waar door zij„ tot eenen welkomstgroet, haren Ega, den kop infloeg, en, op hare beurt, benevens den overfpeler , door haren zoon Orestes, doorregen werdt. Da Romeinfche Alleenheerfcher Tarquinius Superbus, een heerschzuchtig vorst, de heerschzucht heeft ook plaats in kleene en niet noemenswaerdige Staten „ Romen was toen niets- meer; volgde den neus van zijn nog heerschzuchtiger' wijf, de trotfche Tullia: de moord van zijner vrouwe vader was hier het eer. fte gevolg van, en gelukkig! — hadt het voor hem zeiven geene ergere gevolgen gehad; maar, — gelijk gevolgen altijd gevolgen naar zich flepen, de Romeinen zijner dwinglandije moede, ftieten hem van den throon, — verjoegen hem uit zijne ftaten, — en maakten een einde van de Alleenheerfching, der Koningen. — Coriolanus, door zijne medeburgeren verbannen, was, aan het hoofd der Volscen, de fchrik van zijn ondankbaar Vaderland: hij kwam zelfs tot voor de poorten van Rome, en bragt die ftad op dsn rand van haar verderf. — Tot daar toe hadt hij zijnen eigen neus gevolgd : dan , toen hij zich liet ompraten, den neus van zijne Vrouwe en Moeder volgde, en het beleg opbrak, mischte hij daar door de gelegenheid van zich te wree^ ken, — zijnen krijgsroem, en zijn leven. — Marius Antonlvs, in latere tijden, liet zich den toom der regering uit de handen flippen, en, in Egupten, den neus der fchoone Cleopatra volgende, verloor hij den beruchten flag bil Aétium, tegen Üclavius, die oneindig flechter foldaat, dan hij was, maar die, zijnen eigen neus volgde: — hij werdt geflagen, doorftiet zich, uit wan- hoop, en liet zijnen mededinger meefter van den throon der waereld. Dit zijn flecbts weinige ftaaltjens. — Onze Engelfche Gefchiedenis levert 'er eene meenigte anderen op. — Hadde onze Eduard de tweede den Keus zijner gunftelingen niet gevolgd gehad, ■ nimmer ware hij ontthroond geworden door zijne echtgenote, — nimmer in eene gevangenis geworpen door zijnen zoon, — en nimmer vermoord door zijne lijfwachten. — Ware zijne Weduw door baar's mans voorbeeld wijzer • i \ ge-  ( 53 .) Eeworden, en hadde zij den nens van Mortimer niet gevolgd, - nooli ware SR» voor hare oogen gevangen genomen, - nooit gehangen, ontmand, cn gevierendeeld, - noch zij in den kerker opgefloten geworden. - Edmri de derde was niet gelukkiger in zijne keuze van den neus. dien hij volgen Wilde: — hit verkoos dien van de bevallige Altx Pierce, en wel, ten koste van zijnen roem, en - van de lauren, die hij, toen hij nog zijnen eigen neus volgde, op de Franfchen bevochten hadt. - Befchouwen wij Hennkdenzesden, die den neus van Margaretka van A,jou volgde, - fchoon deze anderszins een neus ware, dien hij, zonder zich veel te verwijten te hebben, volgea kon, — hij hadt mede niet veel reden, om over zijn neusvolgen te vielen te zijn: - beurtelings ten throon verheven en - tor weder afgeichopt, 1 meer, dan eens, in den towr opgefloten, - eindelijk in de kluisters geftorven, en Engelland, door de Factiën der roode en mtte roozen verfcheurd; - ziet daar, wat 'er de urtwerkfels van waren -- Om van Eduard den vierden, en Eduard den zesden, die zich beiden ook te beklagen hadden, de neuzen van anderen, - de eerfte, namelijk, die van zijne Hovelingen — de laatfte dien van den Aerts - bisfehop Kranmer, gevolgd te hebben, té zwijgen, - wie hebben meer reden gehad, om berouw te hebben, dat zij zich.niet bij hunnen eigen neus gehouden hadden, - ten Karei de eerde, en zijn ongelukkige zoon, Jacobus de twede? Hadde de Vader de neuzen ziiner vleiieren — de Zoon die zijner Gemalin, en der monniken niet gevolfrd eehad- - de eerfte zou zijn hoofd niet op een fchavot, hebben doe»; vallen — de laatfte niet van fcepter en kroon verftoken geraakt zijn, — noen beiden het ongenoegen en den fpijt gehad hebben van te moeten zwichten, voor tegenftrevers, die, hunnen eigen neus volgende, hunne ftouwte meer dan eerlijke, ondernemingen, met eenen beteren uit lag bekroond zaïen dan zij — zoo de billijkheid de uitkomften geregeld hadt, van de Selve hadden kunnen verwachten. - Dat Koningin Anna meerder den neus van Walple en de Whigs volgde, dan haren eigen, voltooide den val. van haar huis — het ongelukkig huis van Stuart, en floot het voor-altijd van de ♦hroons ónvolsing van Groot-Brittanje uit: — hier door hadt zij, op haar fterfbed het ongenoegen, van zich te verwijten te hebben, dat, door hare fchuld. de rechten van haar huis, — van hare bloedverwanten overgingen in eene vreemde Familie, die, - in eenen hoek van Duitschland verfeboven — buiten zulk eene omftandigheid, nimmer hadt durven denken, nog eens' eene fchitterende rol op het tooneel van Europa te zullen fpelen. •—- Maar'nu eens tot meer bijzondere Anecdotes. — De boeren en hoefpachters der Landgoederen van den Right Honourable Lord Schotland hadden het dan maar gansch niet op den Rentmeefter van hunnen genad.gen Heer: — , en zoo het waarheid ware, het geen zij dezen ten laste leiden, hadden zij 'er ook waarlijk weinig reden toe. — Niet minder, dan, tegen de befchrevene contraeïen aan, afgepertte heerendienftenj — geldafkneyelmgen, boven G 3. bet  C 54 X het geen. naar rechte, aan hem betaald moest worden; — beguuftiging van, laffe pluimftrijkeTS, en begeving van opzigtersplaatfen aan onwaerdigen cn vreemdelingen; — verkrachting van aangegane verdragen, cn verdraijing vuil; dezelve, naar dat het best in zijne kraam te pasfe kwam; — verkeerde in-, richtingen, wel tot zijn eigen Voordeel, maar ten merkelijken nadeele, der. hem aanbetrouwde adminiftratie; — eindelijk een fchandelijk verzuim, en. geheeie verwaarloozing van der boeren en pachteren, — ja zelfs van zijn'SHeere belangen; — waren de poiRclen van befcbuldiging, die zij tegen hem inbragten. — 'Er is niet aan te twijiTelen, of hier in volgden zij nog hunne eigene neuzen. —■ Zij klaagden, •— zij fchreeuwden allen uit eenen mond, — cn kregen het eindelijk bij den Heer zoo ver, dat zij eenige ingeflopen misbruiken verbeterd, — eenige onbillijke en fchadelijke inrichtingen afgefchaft kregen. De Rentmcefter zelfs, vöor erger beducht, maakte zich t'zoêk. — Hadden zij hunne eigene neuzen blijven volgen, gewisfelijk zouden zij geheel en al in hunne oogmerken gedaagd zijn. Maar, — hunne zaken voortzettende, meenden zij, tot meerder vordering, eenigen der Huisbedienden en Onderopzigteren, — die zij voor eerlijke en belangelooze lieden aanzagen, te moeten in den arm nemen. — De looze Rentmeefter hadt. dit, naar het fchijnt, voorzien. Hij hadt 'er zijne vrienden onder; en, die het niet waren, wist hij, in het geheim, te debaucheren, om het te wor. den. — Van dien tijd af volgden zij de neuzen van deze hunne zaakbezorgers; — werden van dezelve afhangelijk; en — ziet daar het voorgenomen herftellingswerk geheel in duigen! — De Rentmeefter keert te rug; wordt in zijnen vorigen post herfteld; wikkelt zich zelfs nog dieper in de gunst van den Heer; en vestigt zich nu — vaster, dan ooit. — De arme hoefpachters geraken glad en gaar in het onderfpit; — eenigen kiezen, — op hunne beurt het hazenpad, welwetende, dat hun niet veel goeds te wachten ftaat; — anderen worden weggejaagd, en van hunne hoeven gezet; — en die blijven, nog meerder onderdrukt, — nog meerder mishandeld, dan te voren. ■— Nu; dit alles was'ook wel te voorzien! — — — Thans is de vraag: — zoo zij het eens weder zoo ver bragten, als zij het gehad hebben, zouden zij dj.n nog de neuzen van anderen willen volgen? — Ettelijke ponden zijn 'er op verwed, dat zij minder ■— wijs zouden zijn, dan de ezel, en zich wel, voor de tweede maal, aan den fteen ftooten. Mijn overbuurman, Sir Ridder, — of hij wel in ftaat was, van zijnen eigen neus te kunnen volgen, is nog een raadfel, maar dit doet niets ter zaak, voigde langen tijd de neuzen van verfcheiden zijner tafelfchuimers, meestal kale jakhalzen, die op zijne beurs liepen; — maar boven al den neus van Sir Ley/is Faljlaff, een knaap, aan wien — God beter 't! zijne opvoeding was toevertrouwd geweest. — Hij hieldt hier door zoo ongeregeld huis, en ftuurde zijne zaken zoodanig in de war, dat geen man van fatfoen zich langer met hem wilde bemoeijen, «■» hoe weinig naauwgezet dan ook mijne Landsliedeiï, de Brit-  C '55 ) u t,~ m(lwn ziin — De zeheele ftad door reedt hij op Britten, op ^fte^g W~ " 8 fraaije ftukjens de tong, — en geen Kofhjhms, feten cnw, verkeer.ng met kolendra- zljn zuipen, zijn zwelgen . zijn hoeren gen zijne j r e g ^ gers en ander. Hecht «^"^S uitmaakten. - Dit le- zaken, niet het onderwerp dei alf°'i;ecne1^,ptot zijne huisgenoten, en ven begon ten laatfte ieder een l%verv.elen '„7datJ hij zij„ huis moest ruiMyhdy incluis. - Het gevolg van dit alles ™s aa[ "j ' n over. men, lm voor eenigen ^^^£S^n£ 1 *« »»* denken. - Dit was nog het ergfte n et, a ym verzeker. zich laten aanzien, dat hij zijn hó el ten 1-aUte vo ! odzaakt ge- de bewaring zon hebben ^«f1,^^. _ De zaken raakten eindeweest zijn, naar het ™^22Sgt£fat en de bemoeijenis van Mr Wi - d00r ^S«»«B« zii»e Landgoederen, forfy, weder wat in den haak. — onzejxi e begrijpen, dat de en keerde weder naar London te rug. - ^et .s l.gt ^ beB ^ben._ weldaad, hem door Mylady bewezen met kon JJla^n-ev^y _ vooral moet dit klaar zijni voor dl de eettebb .JJa^^ bragt> volgt Door dit middel onder de plak zijner m»ga i s hij thans, willens of onwillens, - dit doet er ni * ™? » 1 _ d huighou. Billijk zou men mogen venvachten• ^«.^ "«^f,^ M(tor _ Myia. ding toegaat - Het is «y« «n J ^ ^an toen hij dien van den Rid?' n;ir/ S^rvoTgde - Zelfs zou men zeggen, dat de boel hoe langer der Falfiaf, e. J , v0lS<7 _^,p .. fomtijds levens, als oordeelen, — hoe meerder in de war hep. - Er liegen lom j _ ' dan over dat 'er de geheele buurt v n verjmde ü at. ^ ^ hoop: - flaan en feuten is e■&en gefcireK ^ dienden raken buitens huis, -enhunne p aats ™ _ A1* buren eB eene betere plooi te fchikken. —• /-„«„jc De Neef van mijnen Schoonbroeder, de Alderroan Guftaf moede van langer zijnen eigen neus te volgen, en rust ■ h eindelijk zoo ver gekomen, dat hij den neus • • • zijne wezenlijke belangen vergeet • • * ' ^ zijne geringe middelen .*.'.*.'.• ïn een zwaar proces < zijne buurvrouw . » . »►..'•» 1E*  C 5* ) BERICHTEN tut LiLiëNSKioLD den 3ijlen Augustus. De zaken zijn hier, federt her voorleden jaar, merkelijk van gedaante veranderd. — Toen bemerkte rnen groote voornemens, zonder eenigen toeftel: _ thans bcfpeu t men g 0o™en toeftel zonder een.ge voornemens. - De Geinteresfeerden in onze Sïe Zuid-zee. compagnie zijn met deze fchikkingen _ maar tamelijk te vreden. • r \ m °mas' d,en^m De blijde vooruitzigten onzer ViRona- «i/ê» hebben eene leelijke neep gekregen, en wederom - zijn hunne voorzeggingen door de uitkomst gelogenftraft. - Zij hadden namelijk de ankom van eenen ganfchen zwerm trekvogelen, en - met behulp derzei ve, door S del van luchtbollen, eenen aanftaanden tocht naar het zoo vurig begéérde laT» v an b e l o f t e n yoorfpelt. - Ondertusfchen blijven de trekvogels achter en is de arbeid aan de luchtbollen geftaakt. _ Zij kijken wel is waar , over het algemeen, nu verbazend bril; maar - bij verre de meeften is dit echter nS gen lë^uïleTrengen? " °< h™ ~ ™ *™ Deze Nommers worden wekelijks uitgegeven te Leyden bij S. Omekinken Meerburg, Amfterdam H. Keijzer, Ten Brink en Wijnands, BrusfeW* La Croix Haarlem Bohn en van der Aa, Utrecht J. Visch en G. T. van Paddenburg' sHage Khs, Deventer Brouwer, Zwol S. en F. Clement, en verder in an' dere voprnaatne Steden, a a Stuivers.  i s m a è l; n°. 8. Maandag den 15. September, 1788. ZIJN HAND ZAL TEGEN ALLEN ZIJN, EN DE HAND VAN ALLEN TEGEN HEM. Felix, qtiipotuit rerum cognoscere causfas! MAAR, WAAROM IS DE SCHUUR VERBRAND? een Uit* trekfel uit een oud Boek OVER DE OORZAKEN DER DINGEN, naar gedachten, van ALBERTUS MAGNUS, of - ten minste van. senigen anderen Schrijver van dien tijd. Peregrinuï. Maar, waarom is de fchuur verbrand? Ihcola. Maar , waarom verbrandt een turf, dien men aan den haert legt? De reden is na genoeg dezelfde, Peregrinus. Dat is klaar. Maar hoe toch is het bijgekomen, dat Sij in brand geraakt? — hoe toch, — dat zij tot den grond toe afgebrand is? ^  C 53 ) In co la. De reden is al weder zeer eenvouwig Men gebruikte geene. voorzorgen, om te verhinderen , dat zij in brand geraakte; en — men verzuimde, die middelen werkftellig te maken, die men bij de hand hadt, om te beletten , dat zij afbrandde Peregrinus. Het fcbijntmtj toe, dat gij, hier Burger zijt, en — mogelijk zijt gij ooggetuigen geweest van deze gebeurdtenis. In cola. Omtrent bet eerfte vergischt gij u niet; en het laatfte is niet flechts mogelijk, — maar waar. Peregrinus. Dit zoo zijnde, verzoek ik u, dat gij mij alles wat nader wilt ophelderen.cn eens verhalen, hoe zich dan toch de zaak heeft toegedragen Incola Hier in wil ik u gaerne voldoen. — Reeds verfcheiden weken' voor dat het ongeluk voorviel, werdt de eigenaarfter der fchuur, of om juister te fpreken, de voornaamfte geinteresfeerde in dezelve, die de Vrouw van het Dorp is, want eigenlijk behoorde de fchuur der Gemeente toe en wasde eigendom van alle de boeren met eikanderen, — werdt dan ze" ik'de eigenaarfter, ten minste hare bedienden en opzieners, door dezen en genen gewaarfchuwd, wat 'er gebeuren zou. Niet alleen hielden deze fnaken die ingekomen berichten voor de Genadige Vrouw, met alle zorgvuldigheid verborgen, maar zij weigerden volftrekt eenig geloof aan dezelve te "even- — befpottede deze als harsfenfchimmen;— feholden de boeren, die ze hun gebrast hadden, en niet konden nalaten- hunne billijke bekommernis te kennen te geven, voor zwaarhoofden, — voor droomers , — voor bedilallen die hier door, naar nieuwigheden en verandering.ftonden; en joegen ze zelfs met ftok» ken van zich. Peregrinus. Bragten dan deze berichtgevers geene blijken of bewijzen bij , om de waarheid van het geen zij zeiden te bekrachtigen? . Incola. Bewijzen in overvloed! — en, buiten dien, hadden de opzie-' ters bewijzen genoeg kunnen krijgen, zoo zij Hechts hadden willen rondhooren, en zelve de waarheid kunnen opmaken, indien zij hunne oogen hadden ivillen gebruiken. — Ook kregen zij naderhand berichten van eene geheel an. dere natuur, maar van zoodanige echter, dat hun geene de minste twijffe. Jing hadt behooren over te blijven. Peregrinus. En — welke waren die? iNcotA. Deze waren niets minder dan waarfchuwingen van den kant van hun, die den brand veroorzaakt hebben, zelve; *— niets minder, dan brand- ' brieven, die de-ze fchurken, hier en daar, — rondom het dorp, — jn den omtrek der fchuur, — voor de deur van de Genadige Vrouw, — aan de huizen der opzieneren, en — ik weet niet waar al, geftrooid hadden, en waar hij zij bedreigden de fchuur te zullen in den brand fteken, bij aldien niet — binnen zekeren bepaalden tijd, — aan zekere hunne eisfchen voldaan werde ' Peregrinus. En geloofden zij het doen nog niet? Incola. Ver. van daar! — zij beelden zich in, of trachtten ten minste, zich  C 59 ) •• .„««kMi dat het flechts bloote bedreigingen waic.i, zich en anderen wijs te maken , dat net uoc » uitv0ering te Irgjenj — dat men geen moeds genoeg hebben zou om « » ziyt%iu in het bijdat het belang der naburige Dorp • fchouten vordede, J £ en zonder, deze bhoswiebten r -in^tam»* Peregrinu s. Maar waarom vold.edtm^ ^ dic ^fc^ fchen, om het bedreigde kwaad voor te Komen, billijk waren? , ■■ a„. 7r,n als de eisfehen van fchel- ScoLi. Dit laatfte kunt.ge J^Pfe;7e ~uu 8Mdebrengt van vordemen en gaauwdieven gewoonlijk en brandftichting aangedrongen ringen, die noodig hebben, met beureifeing v . der de opzlg. e lorden. - 'Het is ^^Zr^^ l^ ^V^ allen waren zij ters die flechts een greintjen eerlijkheids; bad>e" onder eene de- SS 'eerlijk niet; - velen hunne' «ge; bewilligd hadt; - ken, en hadden gaerne ^^SSi^ïf , het zij uit vrees maar deze dorsten niet uitkomen , beit ziJ dan 1CD k datde eerlijke bedienvoor den haat der boeren : - het dua l1 ^, om in zaken te be- den van de Genadige Vrouw ^oejS;0^ de b,la„gen van het dorp, willigen, die en ^nd^jk^ en boven hoe fraai zou het San Êl§ te^oondnt%TSken hebben, naar de pijpen te dansfeu ■ vanps^jk*!SdSgeir- ^ ****dan iets anderste doen, om het kwaad voor te ^omen. H doen werkfaam Incol a. Ongetwijfeld! -■ zij hadden he g uitfchrijven voor hun, zijn tegen deze moedwillige fielten; pramuen m _ goede h_ die ze, - levend of dood in handen van de jusn ie ^ . de ten moeten uitzetten, op de toegangen van het dorp ^ boeren, op welke zij ftaat konden maken, - want deze fcheimen over Sen pluis, behoorlijk wapenen, en -auctortferen, ho  ( tfo ) 5p*JP ^flfS^lT; die Senen « °"d« de bedienden en opzfgters die met de brandftichters heulden, bij den kop vatten, en, - in tiids beletten Ir eiI hun niet in de hand konden werken; _ behoorlijke, e dringendVaa! fchnjvmgen doen aan de naburige gerechten ; — eindelijk bezo«In Vt Si fpeu.ten, brandemmers, en wat daar meerder bij behoor ,in Snoeden1 bru.kbaren ftaat waren gefteld geworden, bij aldien het - bo^ bSPftic*^ d' fChUlken êe,Ukt — SeweeIst, den gXgden Peregrinus. Deden zij dan van dit alles niets ? Incol a. Zij deden het of niet, — of ten halve het eepn m;„ .„.tracht het beengttlgde vogeltje^ " het arme diertjen fneuvelt met te min ome Zoude„ ook * dezen verderver den ™"\*"^™gJ"A der wreede vervolgzucht hier de grenzen der verwoefttng, de ein°i bloeddorst van den " z in? Ve? van daar. Het zelfde Meesjen ,dat voor den broederen, S trilt, voert niet alleen eenen wreeden ootiog. tegen maar valt, even verderfziek, op de Genadige Brouma! zou- n n aan,' en deze weder verme en^^«^/dïor l in alle fchepfe" den dit uwe natuurwetten zijn? dieheü ge we * b ie,d hebben, telen selepd? Zoudt Gi hen met deze w reed eiei b B t? of is het ï Jen welf e de weldadige gewrochten zulk * de verwoefter Chiven, die in %eppa"d/rsZoS1°|^ dit 0ok de gevolgen zijn J eenen onverzoenbaren haat "jg^^jfgj zo0 juist getrokken fpoo. j;0r zinneloosheid, die het gelcliapene vau ■5 uwer èerftê hellingen heeft doen afdwalen? BE GIER, DE KONIJNEN, EN DE BOSCH-KAT. • faUM en verraad blijven nimmer ojeflnft De wraak vervolgt net «ri» 'drijf, en mUcht niet, het vroeg of laat te «^«^ vlel]ge,en de lucht klieft, " „ iên hongerige Gier, -*»^^\]\^^f\n welke zich eene * 'wordt, beneden zich ^ne ^angname v^ J de h verwekt , meenigte Konijnen ««lustigte. Dit ge"| . machtig te WOrden. Hanin hem de begeerte, om een gen deze Kon.jn ^ g gende op eijne pennen ^^^'7"^ of anderen van deze welgelenheid oin op hun te vallen, en den eenen dan ^beproeft voedeen vetgemeste heiboeren te bg»»"^ hij niets meer: het hij te dalen; maar den grond^ naderence aan ziin gezigt onttrok- fchichtige konijn heeft zich, op net eenu- g gretige oogen de zoo zeer ' ken ; en de diepte der aerde verbergt voo z pe gre^ aan d begeerde prooi. Aan den eenen kant door den nbJ ^ gpfte]d  C 63 ) „ de konijnen meefter te maken, en zich niet alleen nu voedfel te verfcbaf ,, fen, maar eenen voorraad op te doen voor langen tijd. Verfcheiden kT „ men 'er hem in den zin: en zie hier een, die hem wel het meest „ en die hij ook terftond in het werk ftelt. Zachtjens ftrijkt hii neder ei „ kiest, bedaard, eene graszoode uit, op welke hij zich, in alle ftilte'ne „ derzet. Niet lang lijd het, of hier en daar komt een konijn te voorfchiin „ dat hem, in dezen ftaat, niet wantrouwt. Met een geveinsd gelaat Vn „ vriendelijke ftem fpreekt hij hun aan : „ mijnt vrienden, hoe belaag ik ui „ „ lot' in eene vallet opgefloten, die, ja, vrij aangenaam voor het oog is maar dl. „ „ niet dm fchraal gras oplevert, dat ongetwijfeld, in fmmige jaardden fl>clt< „ „ Jchaarstoereikende is, om aan uwe uitgelekte colenie een behoorlijk en genoeg ham, „ „ roedfel te verfchaffen, vjt gj daarenboven nog blootgefleld aan duizenderterie geva „ „ ren, wt r Ijejef. u onophoudelijk met Jchik vervult, en, op Int mivlie gerucht al „ „ tnlknde, dat vlieden, en uwe tocviucht nemen naar naauwe en duiflere holen „ „ waar het verkwikkend zonlicht nimmer met zijne aangename Stralen indrin«t en eii „ „ lieden, met uwe talrijke huisgezinnen, en ontelbare kinderen, u wet "d'a-i in dl „ ,, uiterfle bekrompenheid, verfchuilen kunt. Naauwlijks komt gij uit de*e'uwe be „ „ naauwde, en muffe verblijf plaat/en tsvmfchijn, en. verlaat gj uwe Schuilhoeken' „ „ waar gij meer, dan de helft vr.i uwen leeftijd, in het akelig duifter, doorbrengt „ „ tevoorfchijn, of uwe vijanden belagen u, vm alle kanten. De roofvogels beloeren „ „ u uit de lucht; het llceüdorjlig geflacht der hondenvervo'gt u in de vlakte- de listigs ,> >, jager jpreidt U alomme Jlrikken, en bezit de toegangen uwer Schuilhoeken met zii „ „ ne loeze_ netten, en of dit alles nog niet genoeg w..re , in uwe ellendige wonimen „ „ zelfs^ vjt. SJ nut veilig. De Fret Speurt 'er uwe gangen na, de pulden hoeten „ „ vermelen uwe gewelven; en de genngfte aerdbeving is in Jlaat van uwe münen te „ „ doen injlorten, wanneer de grond Jleehts ligtelijk dcor dezelve gehokt wordt en in „ „ eens uw geheel gejltcht uit te roeijen , en onder het gewigt der ingey Hen? 'aerde te „ „ begraven. Waarom, o mijne ongelukkige, mijne onnoozele vrienden wier ongeluk „ „ mijn hart beklaagt, geen geruster, geen gemakkelijker, geen veiliger vrbliif ge„ ,, zocht, en het oude, dat u zoo gevaat lijk is, voor een beter verlaten? " "üe een H vouwige en Secn al'g vermoedende Konijnen hoorden den bedrieger Het „ geen hij hun zeide, kwam hun voor de waarheid te zijn. Bij eikanderen „ geroepen, en vergaderd zijnde, vondt de vooiftelling algemeen ingang „ en beiloot men te verhuizen: maar nu was de vraag; waarheen? en hoe? „ Men vroeg den Gier, dien men voor zeer eerlijk, en zeer verftandig aan„ zag, om raad. „ Ik weet eene zeer gefehikte plaats " antwoorde deze „ die on. „ „ toeganglijk is voor alle vervolging. wmr de grond van eene vastere zelf Handigheid „ „ en vtodfel,m overvloed, beter, en lekkerer, dan deze uwe magere grasfcJieutiens' „ „ te vinden is: zoo m. £„ _ nLet had, haar, dien middag, aan de Generaals tate1 ïe , h en deze Heeren Meen was de verwondering der eug korenbran- eikanderen, - bij eenen ^^^^-^^ ^ tWijf" dewijn, en eene bete broods, te z.en °n^n. maaltijd velzocht geweest,, fel aan of de Deputatie .s, door den Veluhe« , ter m ' dfche zedigheid. en het is zekerlijk niet , dan tuthoo«e van onü fc - en eenvouwd, dat zij die uitnood.g.ng zal van de hana fc B r u s s e L , An I9d« &^£e^^^ verhaalt, - van Hollandfche Reizigers die h er dage liJ^s atgaan e onder meer andere verwonderenswaerdige zaken , zo0genaamde Gere- op zijne relze door Vrankrijk, voorgekomen «nien £ 6Predikant> dfe?. formeerde Kerk der Hollanderen te ^«^^^ een Voorlezer, uit van de Sociëteit van Utttenbogaart en ^.^"j'ndelijk een Voorzanger, °P 6611 nüfren ove Ï5 -— De voornoemde Reiziger hadt, den Voor- J eenen anderen overiuc. u= * . „;,>nde naar den preekftoel lezer, met een effen gez.gt £ £«f ; t edundJ n^bel fte ftappen, niet kunnen nalaten,te taJ ^"daT de Tooneellief hebberij nog Kommer van Janus, en jvas^nu ove t g ^ ^ w . :ri-^^ w *■ yuereld, doen zullen'. Seotember. In eene algemeene' ^a„ de Grenzen yan A r to r i d« J7^J ^^clingfche, en DuinJYavinrfa/e Vergadering der Sr. ^J™' btimar Unaniem, hefloten, ^ ^en oïrde'RSucn eet. £* om, — zoo men immer «u« . > . peweld . — met handen en' mers nujüe^meer «den ^^td^lu^stmgHd worde - Velenn'cï dar men! - op. ftaenden voet, zich. ten -en' st! asS.- ars ïfi^JiïM &  C 72 ) van zekeren — zkh noemenden IsmaSl. — als die voorgenomen icheên te hebben, geene zotheid, — geene losbandigheid, - geene fchelmerij, die nemter ooren mogten komen, ondoorgeftreken te laten pasferen. — Het serucht gaat echter, dat twee bekende wargarens, — Janus Kruijerius en PetTus Lampanulus, — fchoon in hun privé, en door geene Committenten gelast, Protest tegen deze genomen refolutie hadden doen aanteekenen • — zekerlijk uit eigen belang, en om brood te hebben, — wanneer zij hun Vaderland eens weder te zien krijgen. Deze Nommers worden wekelijks uitgegeven te Leyden bij B Onnekink en Meerburg, Amfterdam H. Keijzer, Ten Brink en fVijnands, BrusfeWc La Croix Haarlem Bohn en van der Aa, Utrecht J. Visch en G. T. van Paddenburg' sHage Klis, Deventer Brouwer, Zwol & en F. Clement, en verder in andere voornaame Steden, a 2 Stuivers.