t   ALGEMEENE OEFENSCHOOLE VAN K O N S T E N WEETENSCHAPPEN. ZESDE AFDEELING; BEHELZENDE MENGELWERK VAN VERNUFT, KONST, GELEERDHEID, enz. VYFTIENDE DEEL. TE AMSTELDAM, By PIETER MEIJER, op den Dam , MDCCLXXXII.   PROEVE, OVER BE WYZE OM EENE TEGENWERPING TE WEDERLEGGEN, ZONDER DEZELVE VOORAF TE MELDEN, IN EEN VERTOOG OVER DE BYZONDERE VRIENDSCHAP. Een ieder die eenigzins ervaaren is in de schriften welke voor en tegen den Christelyken Godsdienst in deze en de voorige eeuw zyn in 't licht gekomen , zal ongetwyfeld met my opgemerkt hebben, dat de meeste tegenwerpingen der Ongeloovigen van dien aart zyn, dat zy, door haare kortheid en beknoptheid van voorstelling sierlykheid van styl en leevendigheid van verbeelding, het verstand verbysteren, en het oordeel eenigermaate voorinneemen. Dat de oplossingen welke de Christenen inbrengen, daarentegen, redeneerkundig, uitgebreid en ernstig zynde, hier door min behaaglyk voorkomen. . , . Dit natuurlyk onderscheid in eene tegenwerping en oplossing te vinden , komt wel in geene aanmerking by een man van oordeel, maar het is somwylen by lieden van den hedendaagschen, smaak en van oppervlakkige kundigheden, een vergif geweest , voor 't welke de treflykste de allervoldoendste oplossingen geen genoegzaam tegengif uitmaakten. . , . , Dit schyn-gebrek want ik kan het geen weezenlyk gebrek noemen, kan zeer veel verholpen worden, indien den verdediger der Openbaaring zyne bewyzen op eenen leevendigen trant en beknoptelyk weet aan te voeren; en hoe meesteriyk hebben dit niet veele God. geleerden in Engeland, en nog onlangs den schranderen Abt Guenée weeten te doen. Doch deze zyn gaaven die alle geletterde niet gemeen hebben ; ook zyn verdedigingen van den Godsdienst, of van de H. Schrift, en voornaamelyk openbaare leerredenen , niet eigenaartig geschikt, om op. zulk eenen geestigen trant «ls de teXV. Deel VI. Afd. A gen-  , PROEVE OVER BE WYZE OM EENE genwerpingen van her ongeloof uitgevoerd te worden , vereischende meerderen ernst. 'T is hierom, dat ik aan hun wien het aan de meergemelde gaaven ontbreekt, en echter gezind zyn de wapenen voor het geloof optevatten, of wier post en iever het medebrengt, in leerredenen voor het gemeen geschikt, de vyanden van den Godsdienst te keer te gaan, zoude raaden eenen anderen weg inteslaan dan men gewoon is te doen in het bestryden van het ongeloof. Men stelt veeltyds de tegenwerping, die kort, geestig en schitterende is, éérst voor, en daarop laat men eene uitgeploozene, drooge en langwylige oplossing volgen. Hier uit word gebooren, dat den ongeoeffenden toehoorder, door de zwaarigheid, voor hem nieuw, word verrukt, en zyn geest zodaanig verwilderd , dat hy op de volgende redeneering geen of weinig acht slaat De fraaije styl en de geestigheid van den inval verrast zyne rede, en schoon hy niet onmidlyk de zyde van den Godsdienst verlaat, deszelfs achting word echter by hem minder : hy verwondert zig over het gehoorde, en drukt het in zyn geheugen, terwyl zyn verstand niet gezond noch geoeffend genoeg zynde om de valschheid zelve te bespeuren , en hy zich geen geduld of tyd verleenende om de wederlegging van den verdediger der Openbaaring aandachtig naategaan, zo heeft hy eene tegenwerping leeren kennen, die hy eerst met verwondering beschouwd doch naderhand, doordien hy verwaarloosd zyn oordeel door kennis in de gronden van den Godsdienst te vormen, als eene waarheid aanneemt , en die genoegzaam is om zyn geloof, 't geen slegts op een zandgrond gebouwd is, te doen wankelen. Om dit beklaaglyk gevolg te ontgaan , zoude het in veele gevallen beter zyn, de oplossing eerst en de tegenwerping laatst voortedraagen. Hierdoor, naamelyk, door de zaak op welker valsch inzien de zwaarigheid gebouwd is, bondig te beredeneeren, zoude men zyne toehoorders van zelve tot de waarheid opleiden, zonder  TEGENWERPING TE WEDERLEGGEN. 3 der hen in gevaar van dooling te brengen; en men zou hen voorbereiden om de kragt der tegenwerping te wederstaan , welker ongegrondheid zy uit de reeds vooraf, betoogde waarheden van zelven zouden ontdekken. Ik wil niet ontkennen, dat alle onderwerpen tot de aangepreezene behandeling niet even geschikt zyn. De bedenkingen van den schranderen Hume tegen de geloofwaardigheid der wonderwerken ingebragt en zyne vergelyking tusschen de zogenaamde mirakelen op het graf van den Abt van Parys voorgevallen, en de wonderwerken in het N. Testament verhaald, vereischen misschien dat men dezelve eerst volledig voorstelle , wil men genoegzaame gelegenheid hebben, om de valsche grondstelling waarop deze beroemden Historieschryver redeneerd aan den dag te leggen. Maar hoe weinig tegenwerpingen vorderen dit ? Men behoeft alleen een klaar en gegrond denkbeeld optegeeven , van de belooningen en straffen, welken in het N. Testament geleerd worden, dat aan de deugdzaame en godloozen in het toekomende leeven zullen uitgedeeld worden, en de tegenwerpingen van den Graaf van Schaftesbury verliezen al hun kragt. Lees slegts met aandagt de Euangeliën , en gy zult moeten lagchen over de brabbeltaal van Mr. Woolston. En indien men geleerd heeft den Natuurlyken Godsdienst op zynen regten prys te schatten, en de Openbaaring in haare oorspronglyke zuiverheid te beschouwen : zo zal men alle de tegenwerpingen van eenen Chub , Lord Bolingbroke, en den Dichter de Voltaire in louteren rook zien verdwynen. Alle beminnaaren der waarheid, die slegts eenigen ommegang met de schriften der Deïsten gehadt hebben , zullen denk ik met my gereedlyk erkennen, dat verre de meeste beschuldigingen tegen het gezag van Jesus en zyne Apostelen ingebragt, gemaklyk en met groot voordeel , in schriften of leerredenen voor het gemeen geschikt, zonder dezelven opzetlyk te noemen, konnen te keer gegaan en wederlegd worden. Myn oogmerk is geenzins, om door de bedenking in A. 2 deze  4 PROEVE OVER DE WYZE OM EENE deze voorafrede voorgesteld, de poogingen en hande!wyze van de zogenaamde Joodsche Briefschrijveren , van eenen Doctor Leland, Foster , Roustan en meer andere geleerde mannen in eenig opzigt aftekeuren, Deze voortreflyke voorstanders der Openbaaring verspreiden overal door hunne schriften, eene scherpzinnigheid van oordeel en fraaiheid van bewystrant , die veeleer in foortgelyke gevallen en omstandigheden onze navolging dan veroordeeling verdient: Myn oogmerk is eeniglyk om de nuttigheid dezer handelwyze in andere gelegenheden te doen opmerken; terwyl ik voorhebbe, in dit vertoog 'er zelve eene proeve van te neemen, verkiezende hiertoe geen minder onderwerp dan de edele vriendschap. De vriendschap" is eens opregte , innige , kragtige en daadelyke wederzydsche geneigdheid, van twee of meer persoonen om, uit een beginsel van tedere achting en toegenegenheid, malkanders belangen, zo verre de rede zulks toelaat, te behartigen. Kort, zeer kórt is de omschryving van eene zedelyke volmaaktheid, welke in haare oeffening zo uitgebreid is; en welke zo zelden onder de menschen wordt aangetroffen. Bestaat hier in alleen de vriendschap zal de voorbaarige ligt uitroepen ? ik zal niet in gebreke blyven dezelve te oeffenen: of strekt zig zyn hoogmoed nog verder uit, hy zal zig beroemen op een groot aantal van menschen welke hy zyne vrienden noemt, doch die naauwlyks den naam van bekenden verdienen. De daad van welke wy spreeken kan wel met zeer weinig woorden omschreeven worden , maar tot haare daadlyke in 't werkstelling word echter eene menigte van Natuurlyke en Zedelyke vereischten gevorderd, welke allen even noodzaaklyk tot de voltooijing van de daad behooren als de deelen tot het geheel. Tot het aangaan van eene waare vriendschap word . vereischt, overeenstemminge van gemoedsgestalte , neigingen , omstandigheden en oogmerken. Menschen welker zedelyke bedoelingen regtstreeks tegen elkander aanloo pen,  TEGENWERPING TE WEDERLEGGEN. 5 pen , zo dat de een de belangen der deugd met allen iever behartigt , de ander daarentegen zyne driften en hartstogten onbedwongen involgt, deze , zeg ik, zullen elkander zo veel eenigzins doenlyk is vermyden. Zy zullen wel in geene openbaare vyandschap omwandelen; want dit laaten de beginselen waar uit de eersten werkt niet toe, maar het is ook volstrekt onmooglyk dat zy waare hoogachting voor elkander zouden voeden. De godvrugtige ziet zynen tegenstreever met een oog van medelyden aan , waar in wel beklaging van zyn persoon maar teffens veroordeeling van zyne beginfelen en daaden te leezen is: en de godlooze word uit hoogmoed en eigenliefde genoopt, die achting, welke het zedelyk gevoel in zyn gemoed voor zynen deugdlievenden medemensch doet optyzen, te onderdrukken; en hem zo voor zigzelven als voor het oog van de waereld in een bespotlyk licht te plaatsen. Trekken wy de lynen evenwydiger, onderstellen wy twee persoonen welke beide de deugd verkiezen boven de ondeugd, en dus hier in gelyk staan.: doch welker neigingen in mindere zaaken verschillen ; de een is by voorbeeld een man die zig met weinige, met oppervlakkige en juist zo veele kundigheden vergenoegt als noodig zyn om naar de waereld te leeven: de ander bemint de fraaije weetenschappen boven alle aardsche dingen ; altoos tragt hy naar vermeerdering van kundigheden en zoekt gestadig het gezelschap van geleerde menschen: soortgelyke lieden zullen elkander met iets meer dan onverschilligheid aanzien , zy zullen elkander by gelegenheid uit een beginsel van goedwilligheid dienst doen, en elkanders byzyn voor eene enkele reize met genoegen verdraagen; om dat de een gaarne gelegenheid heeft zyn geest door onverschillige onderwerpen uittespannen, de ander gaarne iets nieuws en verwonderenswaardigs hoort. Zy zullen desniettegenstaande elkanders keuze niet billyken, noch elkanders gezelschap standvastig beminsen , en nog veel minder zal hun hart openstaan., A 3 voor  6 PROEVE OVER DE WYZE OM EENE voor die edele neiging, welke wy vriendschap genoemd hebben. Verbeelden wy ons verder menschen , welker zedelyke beginselen dezelve zyn en welker keuze op gelyke onderwerpen valt , doch welker begrippen verschillen, of welker geaartheid , of humeur niet overeenkomt , of welken al te veel in jaaren onderscheiden zyn : deeze zullen elkander achten, elkanders byzyn beminnen en als letterkennissen leeven: maar die tederheid die gulheid van hart, welke boezemvrienden voor elkander gevoelen, zal ook niet by hun te vinden zyn. Trekken wy de lynen nog meer naar elkander, derzelver volmaakte evenwydigheid zal nog konnen verhinderd worden door de schatten van Peru. Een man in geringe omstandigheden en buiten het oog van de waereld leevende, zal wel in een ryk en aanzienlyk persoonaadje eenen krachtigen beschermer, een welmeenend en gunstryk vriend konnen aantreffen; de ryke of aanzienlyke zal wel eenen behoeftige konnen hoogachten, diensten bewyzen en een gedeelte van zyne middelen mededeelen; hy zal hem zelfs tot zyn geheimen vertrouweling konnen maaken doch , die gemeenzaamheid welke boezemvrienden behooren te onderhouden zullen zy moeten vermyden, om zig niet bespotlyk in het oog van de waereld te maaken ; want wilden zy dit in 't werk stellen, zo zou de eerste van baatzugtigheid en vleijery beschuldigd worden, terwyl de laatste zyn aanzien zou kwytraaken , door verdagt gehouden te worden van laagheid of nog erger ondeugden. Uit alle deze aanmerkingen blykt genoegzaam, dat om de vriendschap in alle deelen volkomen te maaken , noodwendig eene volmaakte evengelykheid van beginsels, eene byna eenpaarigheid van smaak en van uiterlyke omstandigheden , en ook eenige overeenkomst van jaaren plaats hebben moeten. Hoe noodwendig deeze vereischten ook zyn mogen om twee harten tot één hart te maaken zouden zy echter nooit  TEGENWERPING TE WEDERLEGGEN. ? nooit in staat zyn om op zigzelven uit oogwit te be schieten, indien zy niet gevolgd worden van eene andere neiging, waar van zy zekerlyk wel de grondslagen mogen genaamd worden, doch welke echter nog veel onontbeerlyker is tot de vriendschap dan eenige der reeds gemelde; ja even noodzaaklyk als het licht voor de kleuren-, ik zinspeele op de liefde. Door de liefde wil ik geenzins verstaan hebben , die Platonische onverschilligheid, welke niet toelaat dat men het voorwerp van zyne liefde bemint, en alle gevoel en blyken van tederheid uitsluit ; ook geenzins die hartstochtelyke neiging, welke niets dan grilligheid en inbeelding tot haaren grondslag heeft, en even ras verdwynd als zy gebooren is, zonder eenig voetspoor van aanweezenheid overtelaaten. Ik bedoele door de liefde welke de grondslag der vriendschap is, eene tederheid van gemoed, welke op achting gegrond is, en welke zig op allerhande wyzen , ja als het waare met ziel en lichaam tot het voorwerp uitstrekt. Myne drift mag my voor een voorwerp , welker uiterlyk bevallig voorkomen my behaagt, eene zucht, eene neiging doen opvatten welke weinig van liefde verschilt maar hoe zal die liefde bestendig konnen zyn, als ik niet overtuigd ben van de wezenlyke verdiensten van het geliefde voorwerp ? want zo dra myne rede my onderrigt dat myne genegenheid op niets dan inbeelding rust, zo zal ik my zelven moeten schaamen zo voorbaarig in myne goedkeuring geweest te zyn. Aan den anderen kant konnen wy niemand vuurig beminnen en volmaakte liefde toedraagen, zonder eene tedere genegenheid voor zyn persoon optevatten. Wy konnen ten eenenmaale overtuigd zyn van iemands gaaven en goede hoedaanigheden, en echter hem geene volkomene vriendschap toedraagen, om dat wy geene liefde voor hem gevoelen. De achting is wel het fundament waar op de vriendschap rust, maar zy is zonder tederheid, zonder liefde, even min in staat om dezelve te veroorzaken, als een steen ontbloot van A 4 de  $ PROEVE OVER DE WYZE OM EENE de magneetische kragt het yzer kan aantrekken. Maar waar op moet deeze achting gegrond zyn ? waar op anders, dan op de deugd. De deugd is het derde vereischte in de vriendschap ; het is meer afhangkelyk van onzen wil dan de voorigen, doch het onontbeerlykste van allen. Indien de Godsdienst de bestierder der verrigtingen, of wezenlyke zedelyke goede hoedaanigheden de grondslag van liefde niet is , zo kan de overeenstemming en vereeniging van onderscheiden persoonen, geen vriendschap, maar slegts saamenrotting genoemd worden. De overgegeevenste booswigten zouden zig anderzins op deze edele daad konnen beroemd hebben , als zynde één geweest in oogmerken, en elkander tot het laatste oogenblik getrouw gebleeven. De vriendschap, geheel afgescheiden zynde van eigen, baat, bevordert de wederzydsche belangen ten koste zelfs van eenig eigen geluk ; maar dit kan niet vallen dan in deugdlievende gemoederen. Ze is te edel, ze is te verheven dan om by die laage zielen gevonden te worden, die alleen een ander aankleeven om eigen belang, Houd dit eigen belang op te werken, wat kan dan anders verwagt worden, dan dat het snoer welk hen tot heden te saamgebonden heeft zal, aan flarden gerukt worden ? Indien de rede, het standvastige rigtsnoer van de handelingen der geenen, wier gelykvormige neigingen elkander doen beminnen, niet is, zo zullen de meeste beweezene diensten ontroovingen zyn van de bezittingen der maatscbappy; en de byzondere liefde zal geoeffend worden, ten koste van die liefde, welke wy pligtshalven aan alle menschen verscbuldigd zyn. Hier verandert dienst, bewyzing en eenpaarigheid van oogmerken, in onbillykheid, in ondeugd. Maar dit kan nooit plaats grypen in de edele daad waar van wy spreeken; want zy is eene oeffenschool der deugd. Een vriend tragt het belang , het welzyn van zynen vriend wel op allerlei wyze te be ver-  TEGENWERPING TE WEDERLEGGEN. 0. vorderen , maar nooit ten koste van zyn eer en pligt. Staat de wensch, het schyngeluk van zyn vriend, over tegen de belangen van de maatschappy, of de inspraaken der rede, hy laat niet na dezelve tegen te gaan: doch giet te gelyk de reine olie van onderwys en troost, in de wonden van zyn tweede hart. Alhoewel de deugd in 't algemeen de leidsvrouw der vriendschap is, en zy die dezen schat gevonden hebben byna alle goede werken konnen uitoeffenen, zyn 'er echter eenige pligten welke byzonderlyk van vrienden wederzydsch betragt moeten worden.     ■ Het gelust my ook deze kortlyk te beschouwen. Getrouwheid is de eerste en de hoofddeugd van alle de pligten, welken vrienden wederzydsch te betragten hebben. Zy bestaat in elkanders belangen in alle omstandigheden te behartigen, en de onderlinge geheimen zorgvuldig te verzwygen. Het gezelschap te zoeken van iemand die in aanzien is, diensten te bewyzen aan hem die in staat is ons tot vergelding veel grooter gunsten toetebrengen, is zeer verre van het kenmerk van een' vriend. De toets, de regte toets der vriendschap is de verdrukking. Dan blinkt onze genegenheid voor onzen vriend het luisterrykste, wanneer wy hem byblyven als de geheele waereld hem verlaaten heeft; wanneer wy zyne belangen behartigen, als het eene schande geacht word aan hem te gedenken; ja wanneer wy zyn geluk en genoegen stellen boven onze eigene veiligheid. Hier schitteren de voorbeelden van de oudheid ons in de oogen; en wie kan nalaaten aan eenen tederen Jonathan en David te gedenken ? Rampen zyn de klippen waar op de vriendschap der meeste menschen te bersten stooten. Men volgt zyn vriend na zo. lang de fortuin hem toelagt, maar zo dra deze haar aangezigt naar eene andere zyde van hem afwend, draait men hem met haar, schandelyk den nek toe. Krachtig en treflyk zyn de woorden van Jesus Sirach. Zo gy een vriend wilt verkrijgen , zo verkrijgt hem in de verzoekingen, A 5 en  10 PROEVE OVER DE WTZE OM EENE en vertrouwt u zelven hem niet haast. Want daar is meenig een vriend in zynen gelegen tyd, maar blyft u niet by in den dag uwer verdrukkingen. Daar is ook meenig een vriend om tafelgenoot te zyn, doch blyft u niet by in den dag uwer verdrukkingen: en als het u welgaat zal hy zyn als gy, en over uw huisknegten zal hy vrymoedigheid gebruiken Indien gy vernederd word , zal hy tegen u zyn, en zal hem van u aangezigt verbergen. Geheimhouding word niet minder tot de getrouwheid vereischt. Men behoeft zyn vriend niet opteleggen om alles wat wy met hem gesproken hebben te verzwygen; dit zou een last zyn zwaarder dan hy konde of behoefde te draagen. Maar als myn vriend my de geheimen van zyn boezem heeft medegedeeld , wanneer ik hem met mynen trouwhartigen raad heb bygestaan, of wanneer hy my onder belofte van geheimhouding 't een of ander van belang heeft geopenbaard: zo ben ik onbetwistbaar verpligt, het gebeurde by my te bewaaren; en hier uit iets te verliezen, kan te regt als de eerste verbreeking van trouw en van de vriendschap zelve aangezien worden Wie heimelyke dingen openbaart, die verliest zyn geloove: en zal geenen vriend vinden na zyn hart, Hebt uwen vriend hartelyk lief, en zyt hem getrouw. Maar indien gy zyne heimelyke zaaken zoud geopenbaard hebben zo volgt hem niet na. Want een wonde kan men verbinden, en voor een scheldwoord is verzoeninge, maar die heimelyke zaaken openbaart heeft zyn geloove verlooren. Vrienden behooren ten 2. openhartig met elkanderen omtegaan. Deeze pligt zyn wy verschuldigd aan alle menschen welken wy met grond vertrouwen konnen ; wordende grooter naar rede het vertrouwen sterker is. Doch in wien konnen wy meer vertrouwen stellen, dan in hem, wien wy uit duizenden tor onzen raadgeever verkooren hebben ; die met ons één belang één hart heeft? en met wien behooren wy openhartiger omtegaan, dan met hem? Daar is in de daad geen gevaarlyker vyand voor de vriendschap , dan die geveinsde ach-  TEGENWERPING TE WEDERLEGGEN. XI achterhoudendheid, door welke men zyne waare oogmerken verbergt, en echter raad vraagt; of, door kwanswys slegts eene waarheid te verzwygen, opzetlyk valsche gevoelens in den boezem van hem met wien wy verkeeren tragt overtestorten Dus achterhoudend te handelen met zynen vyand, is staatkundig en wys; met: onbekenden , is voorzigtig , ten minsten verschoonlyk: maar dus te werk te gaan met onzen boezemvriend, is zo laaghartig en snood , dat het zich zelven genoeg schaame Gezelligheid mag mede te regt als een pligt tot de vriendschap behoorende aangemerkt worden. De verkeering is de stof welke het vuur van de liefde brandende houdt. Wat nuttigheid konnen wy van iemands uitgestrekte kundigheden trekken , zo 'er geene gelegenheid is, dat hy die door eenen gemeenzaamen ommegang aan ons mededeele ? Hoe zyn wy in staat om zyn voorbeeld na te volgen, wanneer wy zelden of nooit zyne tegenwoordigheid genieten ? Of hoe zal hy ons met zyn raad konnen bystaan, als hy onkundig is van onze omstandigheden ? Zonder verkeering konnen geen twee harten hunne gelykvormigheid ontdekken; veel minder konnen zy elkanderen naderen of aankleeven. Vrienden zyn gevolglyk verpligt zo veel in hun is de byzondere pligten in de gezelligheid begreepen onderling te betragten. Zy zyn, hoe gemeenzaam zy met elkander ook mogen omgaan , altoos gehouden , beleefd, beschaafd, bescheiden, vriendlyk en gespraakzaam te zyn; als wel bewust zynde , dat de inachtneeming van dit alles, best de orde bewaard , alle redenen tot misnoegen wegneemt, en de liefde en tederheid vermeerdert. Dan hoe verstandig, hoe deugdzaam onze vriend ook zyn mag, nooit moeten wy van hem verwagten, dat zyn oordeel zander doolingen, en zyn gedrag zonder struikelingen zyn zal. Dit van hem te vergen zoude onbillyk, onvoorzigtig en dwaas zyn. Onbillyk: om dat wy iets eischen , 't geene wy zelve, als zynde gelyk hy  12 PROEVE OVER DE WYZE OM EENE hy feilbaar en zwak, niet konnen volbrengen. Onvoorzigtig : om dat wy dus handelende ontydig en buiten nood een schat verachten, die weinige konnen vinden, en eens verlooren zynde, nog minder weder te krygen is. En dwaas: om dat wy ons eigen belang schandelyk verzaaken, en ons berooven van de heilzaame gevolgen, welken wy door een wys gedrag uit de feilen van ons beminde voorwerp konnen raapen. 'T is hierom , dat vrienden verpligt zyn elkanders zwakheden in oordeel en wil, door inschiklykheid en vergeeflykheid te draagen en te verbeteren. Niet, dat men het doen van zyn vriend blind zoude goedkeuren, en zyne vergrypingen altoos ongemerkt laaten voorbygaan , dan was het eer schadelyk dan voordeelig mee hem omtegaan ■ Neen ! de getrouwheid en de openhartigheid geeven ons regt, wat zeg ik? verpligten ons, hem, zyn gedrag onder het oog te brengen. Dit te doen is zekerlyk wel de gevaarlykste betragting , maar het is daarom geen rede voor ons tot ontslag, en geschied dit met de vereischte omzigtigheid, dan zal het eene gewenschte uitwerking hebben. Een meesterachtige toon, voegt hier even min, als eene bitse tong. Wy behooren veelëer onzen gevallen vriend door zyn eigen deugd als het waare te doen opstaan. Wy pryzen alvoorens zyne goede hoedaanigheden, en brengen hem dan, met een. gelaat waar in ons geheele gemoed, waar in medelyden, tederheid, vergeeflykheid en liefde te leezen is, zyne. misslagen onder het oog niet nalaatende de opene wonde , door den balsem van goeden raad, te verzagten en te heelen. Deeze vermaaning zal das in het werk gesteld. zynde, wel verre van schadelyk te zyn, integendeel onzen vriend verbeteren, den band die ons vereenigd houd enger toetrekken, en hem aanzetten om ook ons in onze zwakheden te dulden en te verbeteren. Uw vriend zal, als een mensch, niet vry zyn van gebreken, Doch gy verbetert, daar, zyn deugden voor hem spreeken, Die  TEGENWERPING TE WEDERLEGGEN. 13 Die feilen met een zachte hand. Hy loont u voor dien dienst met eedler vriendschapsblyken; Zyn geest sterkt uwen geest, wanneer die zou bezwyken En zyn verstand wordt uw verstand GELLERT. Uit al het geene wy gezegd hebben, kan men zeer natuurlyk afleiden, dat het niet eeniglyk van onzen wil afhangt om eenen vriend te bezitten, maar dat wy hier in voor een gedeelte lydelyk zyn; naamelyk, voor zo verre de overeenstemming van neigingen en omflandigheden, en de liefde hier toe werkzaam zyn. In zo verre wy lydelyk zyn in het aangaan van vriendschap , kan zy als geen deugd aangemerkt worden. Myn wil kan immers niet te weeg gebragt hebben , dat myne geaartheid, myn smaak, myn jaaren en omstandigheden , die ik van de natuur ontfangen heb, of door myne opvoeding gevormd zyn , overeenkomen met de geaartheid, met den smaak, de jaaren en omstandigheden van een ander lid der Maatschappy. Deze gelykvormigheid kan als een weldaad my bewezen, maar geenzins als een zedelyke goede daad, veel min als een deugd in my zelven aangemerkt worden. Wyders, dat ik hem bemin die met my in alles overeenstemt, is waarlyk veel meer eigenliefde dan deugd te noemen; want het spruit grootendeele daar uit voort, dat wy ons eigen verstand en gedrag goedkeuren en beminnen. Dat ik in hem behaagen scheppe, wiens gevoelens en poogingen my vleien, die my wederliefde betoont, die in my vertrouwen stelt zou zeer oneigenlyk verzaaking van begeerlykheden of oeffening van pligt genoemd worden: 't is veel eer' het involgen van eene neiging die de natuur ons ingeeft, en welke te wederstaan voor ons zedelyk onmooglyk is. . De vriendschap is alleen lofwaardig , om dat 'zy de deugd zelve gelyk wy zagen , tot haaren hoeksteen heeft,  14 PROEVE OVER DE WYZE OM EENE heeft. Zy is aJleen hoog te schatten , als zy ontspringt uit de bron van liefde jegens allen; want het is 'er zo verre af, dat deze algemeene pligt de vriendschap zoude dwarsboomen, dat zy integendeel haar te weeg kan brengen; ten minsten, daar de eerste niet gevonden wordt, kan de laatste onmooglyk plaats hebben. De daad welke wy roemen, verkrygt geenzins ut zig zelven den naam van eene deugd, maar zy ontleent dien alleen van andere deugden , welke door haar uitgeoeffend worden, 't Is door haar, dat wy, buiten veele mindere pligten, gelegenheid verkrygen, om de voortreflyke deugden van getrouwheid , openhartigheid , gezelligheid en inschiklykheid te betragten. Is de vriendschap in alle haare deelen nog uit zig zelve geen deugd, en dierhalven geen pligt? zo als zy wezenlyk niet is, zo kan zy ook als geen gebod, behoorende tot eene Heilige wet, aangemerkt worden. Een stellige wet kan niets bevelen dan dingen, die geheel binnen het bereik en onder het vermogen van onzen wil zyn; maar dit is de vriendschap slegts ten deele; en dus kan zy niet stellig geboden worden; alleen kan de Wetgeever die deugden welke tot haar behooren aanpryzen. 2. Daar een wet is daar is overtreding. Maar wat een onbillyk en liefdeloos Wetgeever zoude het dan niet zyn, die ons dingen opleidde welke van ons alleen niet afhangen? zodanig is de vriendschap: om deze te oeffenen wordt ten minsten nog één mensch buiten ons vereischt, en hoe veele duizenden worden 'er niet gevonden welke nooit een vriend naar hun hart konnen aantreffen, hoezeer zy daar ook naar verlangen ? Deze allen schuldig door eene wet te rnaaken, daar bet buiten hun vermogen was die te houden, zoude eene onbillykheid zyn die wy ten hoogsten moeten afkeuren; en dus mogen wy besluiten dat ook om deze rede de vriendschap niet regtstreeks kan geboden worden. 3. Ofschoon een vriend te bezitten een zeer wen schelyke  TEGENWERPING TE WEDERLEGGEN. 15 schelyke zaak zy, en zig in deze betrekking van de daar aan verwante pligten te kwyten een blyk is van een edel gemoed : is het 'er echter zeer verre af, dat de vriendschap tot volmaaking van 's menschen zedelyk karakter noodzaaklyk zou vereischt worden. Zy is wel schoon en voortreflyk in haaren samenhang beschouwd , maar ontmanteld van al haar geleenden luister, behoud zy niets, 't geen ter volmaakinge van elks geluk volllrekt onontbeerlyk geacht kan worden. Dus is zy min noodzaaklyk, ja kan gemist worden, van een man die een beminnaar is van het welweezen zyner evennaasten. Hoe veel deugdzaame mensschen vind men niet, welke nooit een vriend bezitten; ja dat meer is die daar nooit naar tragten, verdeelende de blyken hunner gunst liever onder de Maatschappy in 't algemeen en den kring hunner bekenden in 't byzonder? De byzondere vriendschap, die het voorwerp van onze beschouwing is , stelle ik daar in gelyk met het huwlyk: wy zyn vry om dezelve al of niet aan te gaan ; wy konnen dezelve zeer wel nalaaten, indien wy maar in staat zyn onzen eigen raadgeever te zyn: maar indien wy ons eens aan haar overgegeeven hebben , dan zyn wy ook verantwoordelyk voor alle haare ondergeschikte pligten; waaruit wy weder besluiten, dat geen wys Wetgeever haar regtstreeks kan gebieden, maar wel alles wat van de genen, by wien zy Hand grypt, moet volbragt worden. Maar ten 4. en eindelyk, waar toe zou het toch noodig zyn dat de vriendschap den mensch geboden wierdt? Daar de natuur haar aanpryst, is een bevel volstrekt onnoodig , en daar de natuur haar wederstaat, kan zy niet, zelfs door het strengste bevel, geformeerd worden: want hoe zou het my doenlyk zyn, byzondere liefde te toonen aan persoonen , voor wien myn hart alleen uit pligt en met moeite algemeene goedwilligheid kan aankweeken; of openhartig te zyn met hun, wien ik geen grond heb om vertrouwen in te stellen ? Verstandig is dierhalven dia Wet te achten , welke den mensch onderricht,  16 PROEVE OVER DE WYZE OM EENE derricht, hoe hy het pad der vriendschap, op het welk hy vrywillig zyne voeten gezet heeft, moet bewandelen. Wanneer ik deze gegeeven schetse der vriendschap, en de betooging in hoe verre zy kan geboden worden door eene algemeene zedelyke wet, overweege met het gedrag 't geen de Wetgeever der Christenen en zyne Apostelen door hem hieromtrent gehouden hebben, zo moet ik my op nieuw verwonderen, over de wysheid van onzen Heer, en de volmaaktheid der Zedekunde welke hy in 't licht gesteld heeft. . .. Nergens wordt ons in het Euangelie de vriendschap regtstreeks geboden, 't geen niet moet gerekend worden een gebrek in deszelfs samenstel van Zedekunde te zyn, maar veel eer als een bewys van deszelfs volmaaktheid. De groote Verkondiger dezer blyde boodscbap was te wys, te liefderyk dan om zyn juk 't geene ligt was en 't welk hy op zvne onderdaanen leidde te ver. zwaaren, met iets te gebieden 't geen strydig tegen de orde van eene goede wet, in veele gevallen ondoenlyk en in alle onnoodig is. Neen! —- 't Was zyner voortreflyke zending veel waardiger, den mensch te leeren, hoe hy zig , indien hy uit duizend één tot zyn' raadgeever verkooren heeft behoort te gedraagen ; en dit heeft hy en na hem zyne Apostelen op de voldoenste wyze gedaan, zo door alle de zedelykg gronden waar op de vriendschap rust te leggen, en eene betreklyke pligt, die te regt in de plaats van de edelste vriendschap kan gesteld worden, de Broederliefde te beveelen; als door hun eigen gedrag hierin tot een voorbeeld te stellen. De zuiverste bron waar uit de vriendschap kan voortkomen is de liefde tot den naasten. Maar wat samenstel van Zedekunde wordt ergens gevonden 't geen de liefde tot den naasten sterker aanpryst dan het Euangeli? Jezus noemt dezelve een gedeelte van het groote gebod der Wet, Paulus verheft dezelve boven de buitengewoone gaaven van den H. Geest, en zelfs boven het Geloof; en een ander Apostel belooft, dat zy eene menigte  TEGENWERPING TE WEDERLEGGEN. 17 nigte van zonden zal bedekken. Pryst het Euangeli de liefde omtrent alle menschen zonder onderscheid aan; ja strekt zy dezelve tot onze vyanden uit; wie kan dan dwaas genoeg zyn om te denken, dat zy de vriendschap, een tak der algemeene liefde, zoude uitfluiten? Niets minder is waar dan dit. Hy , die overeankomstig met da voorschriften van den ChristlykenGodsdienst, zynen naasten bemind, kan, en zal niet nalaaten, bezit hy een vriend, denzelven lief te hebben: maar hy, integendeel, die daar van afwykt, zal uit een verkeerde en bedorven bron in de andere betrekking werken. Wyslyk drong onze Heer en zyne jongeren dierhalven aan op de liefde jegens allen ; een pligt die niet dan te gemeen verwaarloosd wordt, en waar uit alle byzondere takken van genegenheid, indien 'er de natuur aanleiding toe geeft, als van zelve voortvloeijen. Alleropmerkelykst zyn de woorden van onzen Heer, Matth. XV. 12 , 13 , 14. In dezelve leert hy zynen Apostelen elkanderen alzo lief te hebben, gelykerwys hy hen lief gehad hadde , wekkende hen op om het edelmoedigste voorbeeld van de allergetrouwde vrienden, die voor elkanderen hun leven opofferen, in het betragten der broederlyke liefde natevolgen. Wie, die deze taal van den Heiland overweegt, kan in gebreke blyven van te erkennen, dat wy, die ook zyne discipelen zyn, door hem tot de uiterste grenspaalen van getrouwheid voor onze Broederen in den geloove, en dus ook voor onze opregte vrienden, worden opgewekt? Waar konnen wy beter de zedelyke eigenschappen der vriendschap leeren kennen, dan in den 1sten brief aan de Corintb. cap. XIII. 4. enz. ? Daar in schetst ons de Apostel de byzondere pligten in de liefde begreepen, naamelyk , goedwilligheid , nedrigheid , zagtmoedigheid , bescheidenheid , inschiklykheid en eene uitgedrekte genegenheid om eens anders welzyn te wenschen, te bevorderen en 'er ons in te verblyden , op de treffendste wyze af: maar hier mede tekent hy teffens alle de vereischten VI. Afd. XV. Dsei. B  18 PROEVE OVER DE WYZE OM EENE die in ons gemoed en wil om de vriendschap te onderhouden gevonden moeten worden, zo klaar en juist, als immer van een Leermeester der Zeden, wiens opzet was de vriendschap te gebieden , zou konnen geëischt worden. Leerde ons Jezus en zyne Apostelen , anderen te doen, gelykerwys wy wenschen dat ons geschiedde: Zy leerde ons onbetwistbaar hier door de edelste betragtinge van vriendschap. Zoude het niet zeer onnatuurlyk zyn, dat hy, die dezen regel in alle gevallen waarnam, dezelven verzaakte jegens hem, wiens belangen de zyne zyn? Neen. — Hy zal dezelve ook omtrent zynen vriend voor al volgen, en daar door zal hy het goede voorbeeld van zyn tweede hart niet alleen in alles wat pryslyk is navolgen , maar hy zal meer doen; want zo als hy hem wenscht te zien, dat is volmaakt, zal hy zig omtrent hem tragten te gedraagen. Het Euangeli leert ons niet slegts liefde te betoonen jegens allen, maar ook dat 'er in de liefde trappen zyn; gebiedende de Huisgenoten des geloofs boven alle anderen te beminnen; ja zelfs leert ons Joannes in zynen eersten brief cap. III. 16. het voorbeeld van Christus te volgen, als zynde schuldig het leeven voor de broederen te stellen Zie hier uit hoe het bezyden de waarheid is, dat de algemeene liefde in het N. Testament de byzondere liefde zoude uitsluiten. In dat zelfde boek wordt ons geboden de broederen boven allen lief te hebben. Maar wat is toch de broederlyke liefde anders, dan de edelste betooning van vriendschap? Broeders in den Christlyken Godsdienst , zyn menschen , die eenerlei geloof, eenerlei deugd, eenerlei hoop hebben: maar wat zyn vrienden in het natuurlyk leeven anders, dan perzoonen, die eenerlei goede neigingen en eenerlei braave oogmerken bezitten en voeden? Zie hier dan twee lynen byna evenwydig, doch waar van de eerste de regtste is; zo dat ik te regt besluite dat hy, die als een Christen volgens Godsdienstige grondbeginzelen zynen geloovigen broeder tot den dood  TEGENWERPING TE WEDERLEGGEN. 19 dood toe lief heeft, ook niet zal in gebreke blyven, zynen vriend, roept hem natuur en belang tot die betrekking, uit die zelfde beginselen trouwhartig aantekleeven. Indien, eindelyk , onze gezegende Zaligmaaker de vriendschap hadt afgekeurd, hy zou nooit met zyn volmaakt onzondig voorbeeld ons hier in voorgegaan hebben. Jezus verkoor niet alleen twaalf Apostelen tot zyne medgezellen, maar onder deze wordt by herhaaling één, naamelyk Joannes , zyn lieveling en beminde , dat is zyn vriend, genoemd. Zyn gedrag omtrent Lazarus, behoorde alleen genoeg te zyn , om zyne schynvrienden den mond te stoppen Vloeide niet van zyne lippen de lieflyke en trouwhartige taal, Lazarus onze vriend slaapt maar ik ga henen om hem uit den slaap optewekken ? en toen hy het graf naderde, was hy, ingevolge zyner tederhartige geaartheid , zo aangedaan , dat de omstanders toe elkanderen zeiden , ziet hoe lief by hem hadde. Apostel Paulus drukte de voetstappen van zynen Meester, wanneer hy Timotheus en Titus eene byzondere liefde toedroeg; en de heilige Joannes, de tedere vriendschap van zynen Heer genooten hebbende, begint den brief aan Gajus, met de liefderyke woorden, aan den geliefden Gajus, welke ik in waarheid lief hebbe. Uit alle deze aanmerkingen blykt myns achtens zonneklaar, dat het geenzins als een gebrek in het Euangeli kan aangezien worden, dat in het zelve van geene byzondere vriendschap, als een pligt, gesproken wordt; gelyk de Graaf van Shaftesbury in zyn Charactristics heeft beweerd. En nog veel meer de valscheid van het gezegde van Mr. Collins, in zyn Vertoog over het vrydenken: naamelyk , dat de Christenen eenen grooten eerbied voor Epicuris behooren te hebben, dewyl hy op de edelste van alle deugden, de vriendschap, aandringt, daar onze heilige Godsdienst deze deugd nergens voorschryft. Ik besluit 'er integendeel uit, dat in dit opzigt de leer van Jezus meer achting verdient dan die van Epicuris: dewyl de eerste getoond heeft veel beter te weeten wat tot B 2 eene  20 PROEVE OVER DE WYZE OM EENE eene stellige wet behoort, en wat zedelyke voorscbriften een mensch behoeft, om zyne zedelyke natuur te volmaaken, en een gelukzalig leeven zo voor zig zelven als onze naasten op aarde te leiden. Myn taak is afgedaan, en ik zou eindigen, indien ik niet goedvond om nog iets over de nuttigheid welke aan de oprechte vriendschap verknogt is te zeggen; eensdeels, om dien verkeerden iever van sommige Christenen te dwarsbcomen, welken om hunnen heiligen Godsdienst te verdedigen, beweeren , dat het met de algemeene liefde strydig is een vriend te hebben, terwyl zy door dit te doen de waarheid verkorten, tegen het oogmerk van hunnen Meester handelen , en het ongeloof de wapenen in de hand geeven: anderdeels, om hun, welke een trouwhartig vriend bezitten , te vermaanen, dezen kostelyken schat zorgvuldig te bewaaren. Ik zal my hier toe slegts van eenige overgenomen losse bedenkingen bedienen. „ Met een vriend ons geluk en ongeluk te mogen „ deelen , is eene der grootste genoeglykheden van dit „ wisselvallig leeven; en de broederliefde zal ons zulke „ vrienden van onze Broederen rnaaken. Aan de zyde „ van een regtschaapen vriend te gevoelen dat men ge„ lukkig is, en dit gevoel met hem te deelen, terwyl „ men verzekerd is dat onze voorspoed een gedeelte ,, van den zynen uitmaakt, is het beste middel om ons „ het waare genot der zegeningen te doen smaaken; de „ vreugd, die thans myn hart doorstroomt, giet zig straks „ over in dat van mynen vriend, en de geneugten, die „ ik in zyne aandoenlyke ziel verwek, keeren met „ eenen verdubbelden vloed tot de myne te rug. Aan „ de zyde van onzen vriend te gevoelen dat onze kom,, mer vermindert, dat hy met ons lyd, en dat hy een „ gedeelte van onzen last door liefde op zig neemt, is, ,, naast het vertrouwen op de Voorzienigheid, de beste „ troost in wederwaardigheden. " „ Aan de edele ziel van mynen raadgeever durf ik  TEGENWERPING TE WEDERLEGGEN. 21 „ myn geheimen, myne bezittingen en alles wat my dier„ baar is, toevertrouwen; en door hem dit alles opente „ leggen bewys ik hem den grootsten dienst, terwyl het „ een geschikt middel is om mynen wandel te bestuuren, „ en myn goeden naam voor allen achterklap te bevei„ ligen." „ De liefde van een verstandig vriend is de onbe,, drieglyke lofspraak van ons hart; en zyn hoogachting „ het zegel van onze oprechtheid. Hy versterkt my in „ myne goede oogmerken, verfraaid myne bedoelingen, „ breid myne kundigheden door gemeenzaamen omme„ gang uit, treed belangeloos in myne omstandigheden „ ondersteunt my in myne eerlyke poogingen, dryft de „ nevelen die myn verstand bedekken weg , roept my „ met vriendlykheid van myne dwaalingen te rug, on„ derdrukt de ongeregelde driften die in my opwellen, „ moedigt my aan door zyn edel voorbeeld, en smeekt „ voor my de Voorzienigheid om de dierbaarste zege „ ningen; - • en zodaanig is hy niet voor één oogen „ blik, één uur, één jaar, maar voor altoos; zelfs wan neer het lot ons van, elkander scheid, en door myne „ ongelukken my op dit ondermaansche by na niemand „ meer overgebleeven is. " Fraai zingt de groote Gellert, en met zynen zang zal ik eindigen: Gelukkig jongeling! bezit hy eenen vrind, Die met hem wysheid zoekt; die met hem deugd bemint; Die in den levensstorm zyn zyde blyft bekleeden , Hem aanspoort als by draalt, bem volgt wanneer hy spoed Hem opwekt als hy slaapt hem in gevaar behoed, En hem weêrhoud eer by zyn' pligt beeft overtreeden, P. V. S. B 3 PROE-  PROEVEN VAN RABBYNSCHE WYSHEID (*). Die de geregtigheid voorstaat brengt heil in 't land; doch die zig haar onttrekt, is oorzaak, van 's lands verderf. Rabbi Asfi was krank, lag te bed, omringd van zyne leerlingen . en bereidde zig tot den dood. Zyn neef trad binnen by hem, en vond, dat hy weende. Waarom weent „ gy, Rabbi ? " vraagde by. „ Moet iedere beschouwing „ van uwen volbragten leevenslcop u niet verblyden ? ,, Hebt gy de kennis der heilige wet niet genoeg beoe„ fend , of anderen niet genoeg daarin onderweezen? ,, Zie, uwe leerlingen, die hier tegenwoordig zyn, be„ wyzen het tegendeel. Hebt gy werken der godzalig„ heid verzuimd? Een ieder is van beter overtuigd. „ En nederigheid was de kroon van alle uwe deugden. ,, Nimmer wilde gy gedoogen, dat men u tot regter der „ gemeente verkoos, hoe zeer de gemeente zulks wensch „ te." „ Dit, myn zoon," antwoordde Rabbi Asfi, ,, dit is 't , dat my thans bedroeft. Ik kon „ regt en geregtigheid onder de menschenkinderen hand„ haaven , en wegens kwaalyk begreepene nederigheid „ heb ik dit verzuimd. Die zig de geregtigheid onttrekt, „ is oorzaak van 's lands verderf." • • « De menschen en het vee helpt de Heer. Alexander de Macedonier kwam , terwyl hy zynen togt deed om de wereld te bedwingen, by een volk, dat, in een' afgezonderden hoek van Afrika, vreedzaame hutten (*) Gerrokken uit den Talmud en den Midrasch. De verhaalen hebben betrekking tot de spreuken uit de Schrift, welke daarom 'er boven staan.  PROEVEN VAN RABBYNSCHE WYSHEID. 23 hutten bewoonde, en noch oorlog noch veroveraars kende• Men bragt hem in de hut des heerschers, om hem te herbergen. Deeze dischte voor hem gouden dadels, gouden vygen en goud brood op. 1 ,, Eet gy hier goud?'' Vraagde Alexander. — „ Ik verbeeld my, " antwoordde de heerscher, „ dat 'er voor u wel eetbaare spyzen in „ uw land zouden te vinden geweest zyn. Waarom „ kwaamt gy dan by ons?" — ,, Uw goud heeft my „ niet herwaards gelokt, " zeide Alexander; „ maar uwe „ zeden wenschte is te kennen." — ,, Goed;" was het „ antwoord: blyf dan by ons, zo lang het u behaagt." Terwyl zy in gesprek waren, verscheenen twee burgers voor 't geregt. De klaager zeide: „ Ik heb van ,, deezen man een stuk lands gekogt; en den grond om,, graavende, vond ik eenen schat. Deeze behoort my «, niet toe; want ik heb den grond alleen gekogt, niet ,, den schat, die daar in verborgen was; en egter wil ,, de verkooper dien niet te rug neemen."— De verklaagde antwoordde: „ Ik ben even gemoedelyk als myn „ medeburger. Ik heb hem het land, met alles, wat „ daarin verborgen was, verkogt, en dus ook den schat." De regter herhaalde hunne woorden, opdat zy zagen, of hy hen wel verdaan had; en na eenig beraad zeide hy: ,, Gy hebt eenen zoon, vriend; niet ?" — ,, Ja." ■— „ En gy eene dogter ? " —Ja. " — „ Nu dan : uw zoon zal „ uwe dogter trouwen; en het gehuwde paar zal den „ schat, als eene bruidsgaave , bezitten." — Alexander scheen dit met verwondering te hooren. — ,,Is myne uit„ spraak onbillyk ?" vraagde de heerscher.—„Geenzins," antwoordde Alexander; ,, maar zy verbaast my. "— „Hoe „ zou men de zaak dan in uw land uitgeweezen hebben? " werd hem wederom gevraagd. — ,, Om de waarheid te .„ belyden," antwoordde hy, „ wy zouden beide deeze „ mannen in hegtenis gehouden, en den schat voor den „ koning in bezit genomen hebben "• — „ Voor den ko,, ning?" vraagde de heerscher met groote verwondering." Beschynt de zon dat land ook? " ,, „ O ja." — „ ReB 4 ,, gent  24 PROEVEN VAN RAEBYNSCHE WYSHEID. „ gent het daar wel?— „Zekerlyk." — ,, Vreemd! Zyn 'er „ ook tamme dieren, die van veldgewassen leeven." — „ Van allerlei soort. "— ,, Zo!" zeide de heerscher; „ dan laat het algoede Weezen, om deeze schuldelooze „ dieren, in uw land de zon schynen en regen vallen. Gy verdient het niet.'' * * * Die eene deugdzaame "vrouw gevonden heeft, bezit een' grooter schat dan kostelyke paarlen. Zulk eenen schat had Rabbi Meir, die groote leeraar, gevonden. Hy zat op Sabbath in de leerschoole, en onderwees het volk. Ondertusschen stierven zyne twee zoonen , beiden schoon van gestalte en verlicht in de kennis der wet. Zvne huisvrouw nam hen op, bragt hen in 't bovenste van 't huis, plaatste hen op haar huwelyksbed, en spreidde een wit gewaad over hunne lyken. 's Avonds „ kwam Rabbi Meir t'huis. — ,, Waar zyn myne zoonen," vraagde hy, „ dat ik hun den zegen geeve? "— „ Zy „ zyn in de leerschoole gegaan," was het antwoord. — „ Ik heb naar hen omgezien" zeide hy; „ maar ik ben „ hen niet gewaar geworden. " Zy reikte hem eenen beker toe ; hy prees den Heer ten besluit van den Sabbath (*) , dronk, en vraagde andermaal: „ Waar „ zyn myne zoonen , dat zy ook drinken van den wyn „ des zegens?" — „ Zy zullen niet verre van hier „ zyn,", zeide zy,en dischte spys voor hem op. Hy was vergenoegd; en toen hy na den maaltyd gedankt had, zeide zy: ,, Rabbi, vergun my nog eene vraag! " „ Spreek, myn lief!" antwoordde hy. —— Weinige da„ gen geleeden, " zeide zy, „ gaf iemand my kostbaarhe„ den in bewaaring; en thans eischt hy ze te rug. Zal ik ze (*) Eene plegtigheid der Jooden by 't ingaan en eindigen van een feestdag, voornaamelyk van den Sabbath.  PROEVE VAM RABBYNSCHE VVYSHEID. 25 ,, ze hem wedergeeven ? " —— „ Dit behoorde myne „ vrouw niet te vraagen," zeide Rabbi Meir. ,, Zoudt „ gy aarzelen ieder het zyne weder te geeven ? " „ Geenzins," antwoordde zy; „ maar egter wilde ik „ zelfs de wedergaaf zonder uwe voorkennis niet doen." Kort daarna leidde zy hem naar het bovenvertrek, en nam het gewaad van de lyken op. 1 ,, Ach! myne zoonen!" jammerde de vader! „ myne zoonen.... en myne leermeesters! Ik heb u geteeld; maar gy hebt myne oogen „ verlicht in de beschouwing der wet." — Zy wendde haar aangezigt af, en schreide. Eindelyk, hem by de hand vattende; zeide zy: ,, Rabbi, hebt gy my niet ge„ leerd, dat men nimmer moet weigeren weder te gee„ ven, 't geen ons ter bewaaringe wordt aanbevolen ? „ Zie, de Heer heeft het gegeeven; de Heer heeft het „ genomen; de naam des Heeren zy. geloofd! " „ De naam des Heeren zy geloofd!" riep Rabbi Meir met haar uit. Te regt staat 'er geschreeven: ,, die eene „ deugdzaame vrouw heeft , bezit een' grooter' schat „ dan kostelyke paarlen. Zy opent haaren mond met ,, wysheid, en op haare tong is aangenaam onderwys." * * * Gesprek van een' Wysgeer met een' Rabbi. Een Wysgeer sprak met eenen Rabbi. ,, Uw God," zeide hy, ,, noemt zig in zyne schrift een' yveraar, die „ geenen anderen God nevens zig kan dulden, en geeft „ by alle gelegenheden zynen haat tegen den afgoden„ dienst te kennen. Maar hoe komt het, dat hy de aan„ bidders der afgoden meer schynt te haaten dan de af„ goden zelven ? - De Rabbi antwoordde:,, Ver„ beeld u een' Vorst, die een' ongehoorzaamen zoon ,, heeft. Behalven allerlei ander wangedrag, begaat dee,, ze ook de laagheid van 's vaders naam en eertitel „ aan zyne honden te geeven. Zal de Vorst hier over «< toornig zyn op den Prins, of op de honden ? " — B 5 „ Maar",  26 PROEVE VAN RABBYNSCHE WYSHEID ,, Maar", zeide de wysgeer, „ indien God de afgoden verdelgde, zou 'er minder gelegenheid tot verleiding », zyn." ,, Ja," antwoordde de Rabbi, „ indien „ de dwaazen alleen dingen van geene waarde aanbaden; „ maar zy bidden ook zon en maan, sterren, rivieren, >, vuur, lugt en diergelyke weezens aan. Zou ds Schep>, per, om deeze dwaazen, zyne wereld verdelgen? In, dien iemand koorn steelt en zaait, zou dan het gezaaide niet opwassen, omdat het gestolen is? Zou eene zon„ dige vermenging niet vrugtbaar zyn , omdat ze zon dig is? Verre van daar; de wyze Schepper laat de na tuur, door hem zelven zo voortreffelyk geregeld, in ,, haaren loop. De onredelyke, die ze misbruikt , zal 'er rekenschap van moeten geeven." Tegen de vergelding na den dood bragt de wysgeer het volgende in! „ Wanneer ligchaam en ziel van elkan„ deren gescheiden zyn, waaraan wordt dan de schuld „ der bedreevene zonden toegerekend ? Zekerlyk niet „ aan 't ligchaam; want dit ligt, nadat de ziel haar af„ scheid heeft genomen, gelyk een aarden klomp; ook „ zou het, zonder de ziel, nimmer hebben kunnen zon„ digen. En de ziel ? Zonder het vleesch zou deeze „ zig even min met de zonde bevlekt hebben. Zo dra „ zy door 't lighaam niet langer aan de aarde gehegt is, „ zweeft zy in de fyne lugt. Welk van deeze twee dee„ len zal derhalven het voorwerp der goddelyke gereg„ tigheid zyn?" ,, Gods wysheid," antwoordde de Rabbi, ,, kent al„ leen de wegen zyner geregtigheid; egter is het den „ stervelingen somtyds vergund eenig spoor daarvan te „ ontdekken. Een huisheer had in zynen boomgaard M twee slaaven, waarvan de een lam, en de ander blind „ was. Ik zie daar schoone vrugten aan de boomen, „ zeide de lamme aan den blinden. Neem my op uwe „ schouders, om 'er van te plukken. Dit geschiedde; t, en zy bestalen hunnen weldoener, die hen, als onnut„ te dienstknegten, alleen uit medelyden onderhield. Hy „ kwam,  PROEVE VAN RABBYNSCHSCHE WYSHEID: 27 „ kwam, en eischte den ondankbaaren verantwoording af. „ Beiden poogden zy zig te zuiveren; de een door zyn „ onvermogen om de vrugten te zien; de ander door 't voorgeeven van ze niet te kunnen bereiken. Maar wat deed de huisheer? Hy plaatsle den lammen slaaf op den blinden, en strafte hen in de zelfde houding, „ met welke zy gezondigd hadden. Op gelyke „ wyze handelt de regter der waereld met 's menschen „ lighaam en ziel." * * » De leeraar en de leerling. De leeraar. Wilt gy de bekeering uitstellen ? ——— Nu! doe het, zo lang 't u goeddunkt. Draag slegts zorg, dat gy u ten minsten éénen dag voor uw dood bekeert! De leerling. Weet ik den dag , op welken ik zal sterven? De leeraar. Indien gy deezen dag niet weet, is 'er geen andere raad dan heden reeds te beginnen. * * * Gy zult den Heer, uwen God, liefhebben met uw gantsche hart , met uwe gantsche ziel, en met al uw vermogen. Al wie zynen God dus bemint, zal begrypen , dat het onze pligt is, hem even hartelyk te danken voor het kwaade , 't geen hy ons laat ondergaan , als voor het goede. '" Onder de drukkende regeering der Grieken werd den Israëlieten, op verbeurte van hun leeven , verbooden, in hunne wet te leezen. Rabbi Akiba hield nogtans openbaare vergadering, en onderwees in de wetten. Pappus, zoon van Juda , vond hem , en zeide :„ Akiba! vreest gy de dreigementen deezer wreed„ aarts niet?"— „ Ik zal u eene fabel verhaalen, " antwoordde-  28 PROEVE VAM RABBYNSCHE WYSHEID. woordde Rabbi Akiba , „ welke op onze omstandig„ heden zeer toepasselyk is. De vos wandelde eens op „ den oever eener rivier, en zag de visschen nu hier dan „ daar , haastelyk samenkomen. Wat jaagt u zo „ benaauwd heen en weder ? vraagde de vos. • > De „ menschenkinderen werpen daar hunne netten uit, antM woordden de visschen; en wy tragten hen te ontvlug„ ten. " Dan kan ik u goeden raad geeven, her„ nam de vos. Komt by my op het drooge. Wy zul„ len naar eene veilige plaats gaan, daar geen visscher „ u zal vervolgen. Zyt gy de vos, (was hun ant „ woord,) dien men doorgaans voor het listigste der die„ ren houdt? Gy moet het onnozelste dier zyn, indien „ deeze raad weezenlyk uwe meening is. Zie! hier is„ voor ons het element des leevens. Omdat wy hier „ niet veilig zyn , raadt gy ons naar het element des „ doods te vlugten! • De toepassins is gemakkelyk, „ zoon'van Juda. De leer van God is voor ons het „ element des leevens; want 'er staat van geschreeven: „ zy is voor u het leeven en eene lengte van dagen„ Worden wy in dit element vervolgd, wy moeten het „ nogtans niet verlaaten, en niet naar het element des n doods vlugten." 't Leed niet lang, of Rabbi Akiba werd verraaden, gevangen en in hegtenis gezet. Pappus , de zoon van Juda, werd insgelyks gelasterd, opgeligt, en in den zelfden kerker geslooten. • „ Wat heeft u herwaards „ gebragt, Pappus?" vraagde Rabbi Akiba. „ Heil u, „ Rabbi Akiba! " antwoordde Pappus. „ Gy lydt, omdat „ gy de leer van God hebt voorgestaan; maar wee Pap„ pus, die lydt, omdat hy ze verwaarloosd heeft!" Rabbi Akiba werd ter dood geleid. Onder de ysselykste pynigingen, die hy onderging, kwam de tyd om te leezen: „ hoor Israël! de Heer onze God is een éénig „ God;" en: „ gy zult den Heer uwen God liefhebben met „ uw gantsche hart, met uwe gantsche ziel, en met al „ uw  PROEVE VAN RABBYNSCHE WYSHEID. 29 „ uw vermogen. " (*) In het voorgebed onderwierp Rabbi Akiba zig met blymoedigheid en kinderlyke gehoorzaambeid aan de goddelyke regeering. Zyne leerlingen waren verwonderd over deeze gemoedsgesteltenis in zulk een lyden. —— „ O myne geliefden! " zeide hun leeraar; zo lang ik leef, heb ik verlangd „ naar de gelegenheid om dit goddelyk gebod te kun„ nen onderhouden, den Heer, mynen God, met myn ,-, gantsche hart en met myne gantsche ziel te beminnen. „ Thans my gegeeven zynde, moet ik ze niet verzui„ men." Hy hield de woorden, „ een éénig God '*, zo lang uit, totdat zyn geest uit hem ging. Toen liet eene stem uit den hemel zig dus hooren: ,, Heil u, Aki„ ba, wiens geest onder zulke woorden opwaards vloog! „ Gaa in de eeuwige zaligheid, welke hier uw loon is ! (*) Dit hoofdtstuk der H. Schrift, herhaalt ieder Jood tweemaal 's daags, nadat hy zig door gebeden daartoe voorbereid heeft.  KARAKTER VAN GUSTAVUS ADOLPHUS , Koning van Zweden. Gustavus Adolphus, bygenaamd de Groote , geboren te Stokholm in 't jaar 1594, beklom den troon van Zweden in 't jaar 1611. Hy was een edelmoedig, regtvaardig, vriendelyk en weldaadig Vorst. De pligten , die zyn post hem oplei, waren hem ten vollen bekend; en hy droeg zorg om ze te volbrengen. Hy gaf zyn volk goede wetten, hield toezigt over de handhaaving derzelven , verbeterde veele misbruiken in den vorm der regeering, moedigde de vlyt zyner onderdaanen aan, en beloonde de verdiensten en nuttige begaafdheden overal, daar hy die vond. Hy eerde en beoefende de fraaie letteren , kunsten en weetenschappen, inzonderheid de historie en krygskunde. Hy bezat welspreekendheid , was een beminnaar van redevoeringen, en wist zig in verscheidene taaien op een' vloeienden trant uit te drukken. Ervaaren in de kunst van 't opperbevel te voeren, en zig te doen gehoorzaamen, maakte hy zig bemind by zyne Veldheeren, sprak zyn krygsvolk moed in , hield het oog over alle deszelfs verrigtingen, en was de ziel en 't leeven van alles. Hy spoorde het karakter, de gebreken en begaafdheden zyner vyanden na, en lei zig toe op de kennis der belangen en oogmerken zyner bondgenooten. Zyn vaardige geest deed hem in alles uitmunten. Geen Vorst kende ooit de menschen beter of wist volmaakter, tot welke verrigtingen zy te gebruiken waren. Glorie was zyn heerschende hartstogt; en uit dien hoofde was zyn moed in veldslagen meer roekeloos dan voorzigtig voor een' Veldheer en Koning , schoon zy, die zyne overwinningen bywoonden , hem in den rang der bekwaamde Krygsoversten stelden. Zyn ligchaam was vol lidtekens ; want hy stelde zig aan 't vyandelyk vuur even bloot als de gemeenste krygsman. Deeze  KARAKTER VAN GUSTAVUS ADOLPHUS 31 Deeze held had een kloekmoedig en agtbaar gelaat, stoute weezenstrekken, doch zonder stuurschheid, en eene bevallige, inneemende en gemeenzaame houding. Van geftalte middelmaatig groot, en, niettegenstaande zyne ongemeene lyvigheid, was hy zeer vlug en vaardig. Sommige schryvers hebben hem ongunstig afgeschilderd , als verslaafd aan de vrouwelyke kunne, ligtgeraakt, en aan den wyn overgegeeven, volgens de zeden des lands en der tyden, waarin hy leefde; schoon hy uit den aart tot geene van deeze driften overhelde. By 't openen van zyn lyk werd het hart veel grooter gevonden dan men het naar de gewoone wetten der natuur vindt (*). Op zekeren dag, wanneer zyn leger voor hem optrok,' werd hy in toorn ontdoken tegen den Kolonel Scato; zodanig, dat hy, toen deeze zig wegens de begaane dwaaling tragtte te ontschuldigen, hem een' geweldigen slag in 't aangezigt gaf. Deeze straf was des te wreeder en onteerender, omdat ze den Kolonel in 't openbaar werd aangedaan, en hem alle hoop op herstelling van eer ontnam. Scato, dus wreedelyk vernederd, verzogt terstond om ontslag, verkreeg zulks en vertrok. Gustavus straks na zyne wederkomst in zyn paleis, inet bedaarde zinnen het voorgevallene overdenkende, begreep eerlang, hoe onbehoorlyk het ware , eenen nuttigen onderdaan dus te hoonen, en beval, dat de Kolonel op 't oogenblik voor hem zou verschynen. Doch Scato was reeds vertrokken, zo men meende, om zig in Duitschen dienst te begeeven. Gustavus steeg op het verneemen van deeze tyding onmiddelyk te paard, en spoedde zig met een klein gevolg van bedienden naar de grenzen van Denemarken • alwaar hy den kolonel agterhaald hebbende, hem dus aansprak: „ Kolonel, gy zyt verongelykt; en ik ben 'er de " oorzaak van. 't Berouwt my, omdat ik u agting toe" droeg. Ik heb my uit myn gebied herwaards begee ,, ven C*) Hijl. ilc Chri[!ine, par M. Lacomüe.  32 KARAKTER VAN GUSTAVUS ADOLPHUS. „ ven om u genoegdoening te verschaffen. Hier zyn „ Scato en Gustavus gelyk; hier is een paar pistoolen, „ en een paar degens; wreek de beleediging, om hem te „ te hulp te komen indien gy kunt. "Scato, verbaasd over de edele wyze, op welke de Koning zig tot hem vernederde , wierp zig aan zyne voeten , bedankte op een' hartelyken toon voor de genoegdoening hem aangebooden, en zwoer met eeuwige trouw zyne Majesteit te willen dienen. Gustavus omhelsde hem; en zy keerden te samen weder naar Stolkholm, alwaar de koning zelf in tegenwoordigheid van alle zyne hovelingen het voorgevallene tusschen hem en Scato herhaalde. Deeze Vorst oefende zig gelyk Scipio midden onder de vermoeienissen van den oorlog, in kunsten en weetenschappen. Men hoorde hem somtyds boertende zeggen, „ ik wil de Groot het onderscheid toonen tusschen bespie„ geling en praktyk, en hoe gemakkelyk men regels kan „ voorschryven, maar hoe moeielyk het zy, zig daarnaar „ te gedraagen." In den oorlog met Polen belegerde hy Riga, en stelde zig, geduurende dit beleg, aan groot gevaar bloot. Men raadde hem meer zorg voor zig zelven te draagen. „ Ko„ ningen" antwoordde hy grimlagchende, „ sterven zel„ den in veldslagen of belegeringen." Binnen één jaar bemagtigde Gustavus het grootste gedeelte van Duitschland, en keerde alles om 't geen tegenweer bood aan zyne wapenen. Terwyl hy Ingolstad belegerde, werd zyn paard door een' kanonskogel hem onder 't lyf doodgeschooten; en ziende, dat een Officier zig spoedde, zeide hy zeer koel: ,, Ik ben 't gelukkig „ ontkomen ; maar 't blykt, dat de peer nog niet ryp is." By eene andere gelegenheid door zynen Kanselier vermaand wordende om zyn leeven aan zulke groote gevaaren niet bloot te stellen , antwoordde de Koning hem een weinig driftig: „ gy zyt jn alle zaaken te koud, en weêr „ houdt my in myn' loop ". —„ 't Is waar, Sire ", zeide ' de kanselier op zyn beurt;,, 't is waar, dat ik koud „ ben  KARAKTER VAN GUSTAVUS ADOLPHUS 33 ,, ben; maar indien ik uw vuur niet somwylen met myn „ ys temperde, zoudt gy overlang reeds verteerd zyn." Gustavus hield midden in alle zyne voorspoedige daaden eene naauwkeurige krygstugt. Overtuigd hoe verderfelyk de gevolgen van byzondere oneenigheid voor een leger waren, verbood hy de tweegevegten op verbeurte van 't leeven. Eenigen tyd na de bekendmaaking deezer wet vraagden twee hooge Officiers. met elkanderen gekrakkeeld hebbende, verlof om den twist met hunne degens te beslissen De Koning, schoon vergramd over dit verzoek, willigde het egter in, doch onder beding, dat hy zelf by het gevegt tegenwoordig moest zyn, waartoe hy tyd en plaats bepaalde. Hy zond een' troep voetvolk derwaards, liet een kring sluiten rondom de tweekampvegters, en riep voorts den scherpregter, aan wien hy zeide: „ Myn vriend, zo dra gy een' ziet vallen, moet gy den ander' het hoofd afslaan." Op het hooren van deeze woorden stonden de Officiers roereloos; doch van hunnen schrik bekomen zynde, wierpen zy zig aan 's Konings voeten, smeekten hem om vergiffenis, en zwoeren elkanderen bestendige vriendschap. Sedert dien tyd hoorde men van geene tweegevegten in 't Zweedsche leger ( ). Nadat deeze Vorst zig in gantsch Europa beroemd gemaakt had, sneuvelde hy in den veldslag van Lutzen , waarin hy de overwinning op de keizerlyken behaalde. Deeze veldslag viel voor op den 16den November des jaars 1632, zynde het agtendertigste van 's Konings leeven. Hy werd eerst getroffen door een' snaphaanskogel, welke zynen arm brak. Terstond verspreidde zig het geroep: „ de Koning is gekwetst." Doch Gustavus zig met groote moeite bedwingende, zeide: „ 't Is niets; volgt „ my, en valt op den vyand aan!". Een oogenblik na dit zeggen neigde hy zig naar den Prins van Saxen-Lauenburg, en zeide met eene zagte stem : „ myn waarde „ neef, ik heb 'er genoeg van; ik lyd zwaare pyn; help my (*) HARTE'S Life of Gustavus Adolphus VI Afd. XV DEEL C  34 KARAKTER VAN ELEONORA MARIA, „ my vanhier! " Naauwlyks had hy deeze woorden geuit, of een tweede kogel maakte een einde van zyn leeven. Hy viel van zyn paard, onder 't spreeken van deeze woorden: „ myn God! myn God!" en werd naderhand gevonden onder een' hoop dooden en stervenden. De bondgenooten van Gustavus betreurden zynen dood, en de vreugd zyner vyanden, inzonderheid der Spanjaarden, gaf een' nieuwen luister aan de asch van deezen held. Filips de vierde was zelf tegenwoordig by een treurspel of liever klugtspel, genoemd „ de dood des Konings van Zweeden." De vertooning van dit stuk duurde twaalf dagen. BYZONDERHEDEN WEGENS HET LEEVEN EN KARAKTER VAN ELEONORA MARIA, GEMAALIN VAN GUSTAVUS ADOLPHUS, Koning van Zweden. Eleonora Maria, geboren te Berlyn in 't jaar 1600, werd door haaren vader, Johan Sigismund, Keurvorst van Brandenburg, in 't protestantsche geloof opgevoed. Snelle vordering in de fraaie kunsten en zagtheid van inborst maakten haar niet alleen bemind by de Brandenburgers , maar verwierven ook de agting en verwondering der jonge Prinsen van het ryk. Gustavus was zo getroffen door 't geen hy van haare voortreffelyke eigenschappen geboord had, dat hy, schoon zyne regeering eerst een' aanvang had genomen, en magtige vyanden hem omringden , eene geheime reis van Stokholm naar Berlyn ondernam, om de Prinses aan 't hof van haaren vader te bezoeken. Hy reisde de hoofdsteden van Duitschland door onder den verbloemden naam van Graaf Gars, welke vier letters de eersten zyn vau Gustavus Adolphus Rex Sueciae Dus vinden wy,  GEMAALIN VAN GUSTAVUS ADOlPHUS.' 35 wy, dat de Zweedsche Koning, zo wel in de minnaary als in den oorlog, altoos verkoos in eigen' persoon op kundschap uit te gaan. Johan Sigismund overleed eenigen tyd voor de aankomst van Gustavus ; en zyn zoon George Wilhelm, hem in het keurvorstendom opvolgende, was ten uitersten begeerig naar eene verbintenis met den Zweedschen Koning. De Prinses, alleszins eenen Gustavus waardig, beleefde toen haar twintigste jaar , en bewilligde eerlang om haaren broeder en Gustavus naar Stokholm te vergezellen, alwaar zy met buitengewoone staatsie ingehaald, en haar huwelyk kort daarna plegtiglyk voltrokken werd. Haare krooning geschiedde eenige maanden laater , toen haar broeder naar Pruissen was wedergekeerd. De liefde der Koningin jegens haaren egtgenoot groeide dagelyks aan, en werd vergolden, doordien hy haar geene de minste reden gaf van hem wegens ontrouw te verdenken, schoon zyne gestalte, eene der grootsten en bevalligsten in zyn geheel leger, algemeene verwonde-, ring onder de schoone kunne verwekte. In 't jaar 1623 bragt Eleonora eene dogter ter wereld,' welke Christina genaamd werd, en in 't volgende jaar overleed. Van eene tweede dogter beviel de Koningin in 't jaar 1626. Deeze werd , een jaar na haare geboorte, door de Staaten voor erfgenaame van den troon verklaard by een Decreet, dat nog in weezen is. De naam deezer Prinses was insgelyks Christina; zy was de zelfde, die naderhand in geheel Europa vermaard werd door haare geleerdheid en filosofie. Gustavus, in 't jaar 1630 beslooten hebbende den protestanten in Duitschland te hulp te komen, maakte zig gereed om het hertogdom Meklenburg, door 't Keizerlyk leger overvallen , te heroveren, en deed vervolgens een' aanval op Wolgast, de hoofdstad van een hertogdom van den zelfden naam, welke stad bemagtigd hebbende, hy eindelyk het kasteel tot de overgaaf noodzaakte, nadat 'er 8000 kanonschooten tegen deszelfs wallen geschied waC 2 ren.  36 KARAKTER VAN ELEONORA MARIA, ren De Overste Schleucter ruimde de plaats, uittrekkende aan 't hoof van vyf kompagnien voetvolk, bedraagende 600 man, waarvan de helft zig terstond in 's Konings dienst liet opschryven. Hierop werd het kasteel hersteld en toegerust om de Koningin van Zweden te ontvangen, welke in 't kort stond over te komen, om haaren egtgenoot te bezoeken, en voor- of tegenspoed met hem te deelen. Torquato di Conti, een der Keizerlyke Legerhoofden , vernomen hebbende, dat Gustavus, in verwagting van zyne gemaal in te ontmoeten , dikmaals met een' kleinen troep ruitery zig uit Wolgast begaf, zogt, volgens de gewoone handelwyze zyner landgenooten , (hy was een Italiaan,) zynen vyand door list en hinderlaagen op te ligten of van kant te rnaaken. Een zyner Officieren, met naame Quinti Aliglieri, was hem hierin behulpzaam. Deeze liep, met zyne voorkennis, onder 't voorwendsel van ongenoegen, over, en werd als Lieutenant-Kolonel aangenomen in de ruiterbende van Falkenberg. Hier vond hy eenen landgenoot , naamelyk den Ritmeester Johan Baptista, welken hy, volgens krygsgebruik, tot zynen makker nam, en van 't geheele opzet verwittigde. Eenigen tyd daarna, wanneer Gustavus naar gewoonte was uitgereeden, om zyne geliefde Eleonora te ontmoeten, reed Quinti met allen mogelyken spoed naar den Keizerlyken Veldheer, en gaf hem hiervan kennis; waarop Torquato straks 500 uitgeleezene Napelsche kurassiers, met Quinti aan het hoofd, afvaardigde. De listige Italiaan, voor de wederkomst van Gustavus, met groote behendigheid eene hinderlaag bereid hebbende, (hierin bestond grootdeels zyne krygskunde,) besloot den Koning in eene engte, alwaar hy zig noch voorwaards beweegen noch te rug deinzen kon. Geen krygsman stelde zig ooit met meer dapperheid te weer, dan Gustavus hier betoonde. In weerwil der overmagt, die meer dan zes tegen één' was, bleeven de Zweeden hunnen aanvoerderen getrouw; en niemand was 'er onder hen ,die zig niet losselijk gedroeg. Hun  GEMAALIN VAN GUSTAVUS ADOLPHUS. Hun tegenweer was zo heldhaftig en hardnekkig , dat Quinti van zyn eerste voorneemen (om den Koning gevangen te neemen) afzag, en hem, ware 't mogelyk, van kant zogt te maaken. Twee- of driemaal wilde hy op hem losbranden; doch telkens ontbrak het hem aan tegenwoordigheid van geest; want hy vreesde het gelaat van een' Koning, dien hy schandelyk bedroogen had, en was grootelyks bedugt, dat het geschreeuw der strydenden en het vuur der wapenen eenige afgedwaalde manschap tot 's Konings verdeediging zou doen samenkomen. Gustavus, vogt nadat zyn paard door twee musketkogels neêrgeveld was, een' geruimen tyd te voet; zyn krygsvolk noch gelegenheid noch kragten hebbende om hem weder te paard te helpen. Hy werd voor eenige oogenblikken gevangen genomen, hoewel onbekend; (en 't is merkwaardig, dat hy zig nimmer zo snel bewoog, als toen hy in 's vyands handen was, en men hem wilde vervoeren;) doch zyne medgezellen liepen, als in wanhoop, rondom hem , en ontzetteden hem terstond want elk van hun had vastelyk beslooten te sterven of te overwinnen. Kapitein Stehelin, die over de naderende lyfwagt der ■Koningin het bevel voerde, het geluid, der schietgeweeren hoorende, rende vooruit, en vond zynen Koning met niet meer dan agt overgebleevene krygsmannen rondom hem, op het punt van overweldigd te worden. De Napelschen, verschrikt door de aankomst van deezen troep, naamen haastelyk de vJugt; en de Kapitein deed geene pooging om hen te vervolgen , zig vergenoegende met de eer van zynen Vorst gered te hebben. De Koningin kwam onmiddelyk daarna. Deblydschap, door haar en den Koning by deeze gelukkige ontmoeting gesmaakt, is ligter te gevoelen dan te beschryven. De gemelde schermutseling werd, uit hoofde der betoonde kloekmoedigheid, in het leger beschouwd als eene zeer buitengewoone gebeurtenis, dewyl een troep van zeventig man , op eene ongunstige plaats by verrassing overvallen , zig een half uur had weeten te C 3 ver-  38 KARAKTER VAN ELEONORA MARIA, verweeren tegen vyfhonderd man , uitgeleezen volk , aangespoord door de hoop van den Zweedschen Koning gevangen te neemen. Quinti keerde weder naar de Keizerlyken , en bleef aldaar in dienst. Doch Baptista werd, volgens de krygswetten , in 't Zweedsche leger onthalsd. Twee Keizerlyke banieren waren in dit gevegt veroverd, en werden den Koning overgeleverd, welke, schoon zeer voldaan over de getrouwheid en dapperheid der zynen, egter de gelukwensching met een droevig gelaat ontving; want zyne ziel was toen vervuld met andere gedagten , die hem geene vreugd vergunden. „ 't Is my hartelyk leed," zeide hy, „ een' troep van braave man„ nen, (want deezen naam verdienden zy, die my ver„ gezelden,) zo verre van huis geleid te hebben, en „ hen thans door overmagt verdelgd te zien. Wat „ zouden zy in hun leeven niet al hebben kunnen ver„ rigten, indien deeze ongelukkige hinderlaag hen niet „ ter slagting had overgeleverd !" Eleonora had de verlustigingen van 't hof van Stokholm verlaaten , om de vermoeienissen en zorgen van haaren egtgenoot te verligten, en bragt ter versterking 8000 man mede, waarvan de eene helft by 't groote heir gevoegd , en de andere in den dienst der Hertogen van Meklenburg gebruikt werd, om de verovering van Rostok en Wismar gemakkelyker te maaken. * De Koning , binnen agt maanden tagtig steden en sterkten in Pommeren en Meklenburg veroverd, en in de maand September des jaars 1631 den vermaarden Graaf Tilly by Leipzig verslagen hebbende, raadde zyne gemaalin, zig voor een' korten tyd naar Dresden in veiligheid te begeeven. Op haare reis naar deeze hoofd, stad kwam zy te Stettin, alwaar de Hertog van Pommeren haar terstond met groote heuschheid begroette, haar verzoekende éénen dag te vertoeven, en een tooneelspel en ballet, tot haare verlustigiug geschikt, by te woonen. Zy antwoordde, „ dat openbaare gebeden meer met  GEMAALIN VAN GUSTAVUS ADOLPhUS. 39 ,", met de gesteltenis der tyden overeenkwamen, dan ,', spel en dans; dat zy, in weêrwil der vreugdebedry„ ven , de gevaaren, waaraan haar egtgenoot geduurig „ blootgesteld was, overdenken, en dus midden in de „ opgepropte scbouwburgen eenzaam en afweezig zyn „ zou." Alle openbaare eerbewyzen en plegtigheden dus schielyk, doch op eene heusche wyze , afgesneeden zynde , beschonk de Hertog haare Majesteit met eene pragtige doos, en verscheidene schilderyen in miniatuur, van groote waarde ; waarop de Koningin aan hem een gouden lampet en bekken , en aan de Hertogin eene uitmuntend fraaie koets met zes paarden zond. Van Stettin vertrok zy naar Berlyn, haare geboortestad, en vandaar naar Dresden. In de maand January des jaars 1632 sloot de Koning een' stilstand van wapenen met zyne vyanden, en begaf zig naar Hanau tot de Koningin. De ontmoeting was wederzyds ten uitersten teder. Eleonora vloog haaren egtgenoot met onbeschryflyke blydschap te gemoet, en zeide, terwyl zy hem in haare armen drukte, „ nu is „ de groote Gustavus eindelyk gevangen!" De Koning ongemeen bekoord door dit geestig zeggen , gaf haar daarop een zeer aanzienlyk geschenk van juweelen. De Overste Mitzval, de vesting Rayn op eene schandelyke wyze overgegeeven hebbende, werd veroordeeld om in 't hoofdkwartier te Neuburg zyn leeven op 't schavot te verliezen. Deeze ongelukkige man had door uitmuntende verdiensten in den oorlog den post van Kommandant verkreegen, doch thans , (ten bewyze , dat de heldenmoed zelf somtyds tusschenpoozingen heeft,) de gemelde plaats laaten inneemen, zonder iets tot zyne ontschuldiging te kunnen inbrengen, dan dat een Vaandrig hem met de muitery der bezetting gedreigd had , en dat zyne Officiers in een' gehouden' krygsraad met hem van 't zelfde gevoelen geweest waren. Waarop Gustavus koel en regtmaatig antwoordde , „ dat een man , „ die den krygsdienst verstond, den Vaandrig had moeC 4 ten  40 KARAKTER VAN ELEONORA MARIA ., ten straffen 't welk door Mitzwal verzuimd was De Koningin, door de natuurlyke tederheid haarer kunne bewoogen , pleitte sterk voor deezen ongelukkigen man en drong onophoudelyk aan op eenige verandering van straf doch de Koning stelde haar voor, dat toegeevendheid, in dit geval, de krygstugt t'eenemaal zou doen te gronde gaan. Hy had voorgenomen eenige Officieren, die onder Mitzwal gediend hadden , insgelyks te laaten onthalzen; doch de sterke voorspraak van Eleonora verschafte hun vergiffenis. In October van 't zelsde jaar toog de Koning over de Lech en hernam Rayn. Met het afloopen dier maand voor den vermaarden veldslag van Lutzen bezag hy zyne troepen te Erfurt; in welke stad Eleonora haaren held voor t laatst aanschouwde. Den 29 October stond de Koning met het aanbreeken van den dag op , en gaf na een  kort ontbyt  met zyne  gemaalin gehoor aan de Regeering der stad , eindigende met eene ernstige en hartstogtogtelyke aanspraak van deezen inhoud „ Gy weet , Mynheeren , dat de menschelyke zaaken » onzeker zyn, en dat de oorlog, waarmede de Hemel „ de menschen om hunne verdorvenheid bezoekt bo,, venal wisselvallig is. Mogelyk treft my eerlang een ,, ongeval ; en indien dit de wil van 't Opperwezen „ is brengt dan op myne dierbaare egtgenoote de liefde „ en trouw over, welke gy aan my verschuldigd zyt. On„ der deeze voorwaarde bid ik de Voorzienigheid „ te „ begunstigen Voorts zig omwendende naar Eleono„ ra, kon hy niet meer zeggen dan , „ God zegene u ! en straks de geheele vergadering, die een' vloed van traanen stortte, verlaatende, steeg hy te paard, en vertrok haastelyk, om zig by zyn leger te voegen, dat toen den togt naar Saxen deed. Den 6 November des jaars 1632 voleindde de groote Gustavus den loop van zynen roem op de vlakte van Lutzen. De byzonderheden van zynen dood gaan wy De  GEMAALIN VAN GUSTAVUS ADOLPHUS. 40 De Koningin was langen tyd troosteloos; doch de zorg voor de opvoeding haarer dogter Christina (die niet ouder was dan zes jaaren , toen haar vader sneuvelde,) en de staatszaaken verschaften haar eindelyk eenige verligting , en ontnamen haar eenigermaate 't gevoel haarer snert , welke door ,niets dan door zulke groote en gewigtige bezigheden verzagt kon worden. De fraaie geest der Prinses, die reeds vroeg gekroond werd, nam een' buitengewoonen en waarlyk ongelukkigen loop. Zy noodigde Descartes , Salmafius en andere geleerde mannen aan haar hof, zonder nogtans zeer mild jegens hen te zyn. Deeze neiging van Christina en haare sterke begunstiging van den Roomschen godsdienst , verwekte groote ongerustheid in de Koninginne-moeder welke, alle haare vermaaningen vrugteloos vindende, zig naar een lusthuis by Berlyn begaf, alwaar zy , de gedagtenis van haaren egtgenoot eerende , schoon haar verscheidene gunstige aanbiedingen door eenige Prinsen van het Ryk gedaan werden , nooit te beweegen was om haaren weduwestaat te veranderen. Koningin Christina , beslooten hebbende nimmer in een huwelyk te treeden, droeg, nadat zy met een' zeer gelukkigen uitslag den oorlog tegen de vyanden van Zweden voortgezet had, in eene vergadering der Staaten, te Upfal gehouden in de maand Mei des jaars 1654., de kroon plegtiglyk over op haaren neef, Prins Karel behoudende voor zig alleen een pensioen , evenredig aan haare waardigheid. Vervolgens den Roomschgezinden godsdienst aangenomen hebbende, begaf zy zig naar Rome, alwaar zy zeer staatelyk leefde. . 't Gedrag van Christina werd langen tyd door Eleonora betreurd; en haar afstand van den troon heeft, zo men meent; derzelver dood verhaast, dewyl zy na die gebeurtenis slegts eenige' maanden leefde. Voor haar overlyden schreef zy aan haare dogter een' brief, in de Italiaansche taal, van deezen inhoud „ Myne waardste L Dewyl ik waarscbynlyk in de eeuC 5 „ wige  42 KARAKTER VAN ELEONORA MARIA, ENZ. „ wige rust zal zyn, eer gy deezen brief ontvangt, kan „ ik niet nalaaten u myne gedagten over de romaneske „ stappen die gy gedaan hebt, onverbloemd voor te „ stellen. Waarom bragt gy de Zanggodinnen niet in „ Zweden, in plaats van dat Koningryk te verlaaten, , om ze in Rome te zoeken? Dat een Vorst kunsten „ en weetenschappen aanmoedigt en beschermt, en in„ zonderheid een ongeletterd volk onderregt, en. hun „ kundigheden , beschaafdheid en goeden smaak inboe„ zemt, is inderdaad een bedryf van waare grootheid. „ Maar , ô altoos aangebedene Gustavus ! uitmuntende „ in sterkte, deugd en wysheid ! met welke verontwaar„ diging moet uwe ziel uit den hemel nedergezien heb„ ben op uwe ontaarde dogter , die het geloof haarer „ vaderen verzaakt heeft, en buitens lands zwerft, be„ roofd van haare koninglyke waardigheid, vernederd „ tot schoolvossery en gebrekkige oefening der graveer„ en schilderkunst! — Doch ik wil myne misleide dog„ ter niet bespotten. Mogt het overdenken van haare „ dwaalingen haar den weg tot waare wysheid aanwyzen, „ welke leert, dat niets aan het gemoed een bestendig ge„ noegen kan geeven, dan de bewustheid van aan onzen ,, pligt voldaan te hebben in den post, waarin het de „ Goddelyke Voorzienigheid behaagd heeft ons te plaat „ sen Vaarwel, vaarwel! De Almagtige verlee „ ne u die rust en vreugd , welke uwe ongelukkige „ moeder nooit heeft genooten sedert den dood van uwen „ onsterfelyken vader. Eleonora Maria." Deeze voortreffelyke Vorstin stierf kort daarna, hebbende haaren beroemden egtgenoot tweeëntwintig jaaren overleefd. Haare dogter Christina bleef te Rome tot haaren dood, welke voorviel in de maand April des jaars 1689. De gestalte van Koningin Eleonora was in haare jeugd groot, scboon en staatelyk ; doch in de kragt van haar leeven  verslag eener reize om de wereld. 43 leeven werd zy te lyvig om schoon genoemd te worden. Haar hair was ligtbruin; haar vel ongemeen fraai; en haare groote blaauwe oogen gaven leevendigheid aan haar gelaat, waarin goedhartigheid uitblonk. U. M. Verslag der reize om de wereld, in de jaaren 1772-1775 gedaan door den heer D. johan reinhold forster, Lid van de Maatschappy der Weetenschappen te Londen , Göttingen , Ma drid, Upsal enz. beschreeven door deszelfs zoon, den Heer George Forster , Lid van de Maatschappy der weetenschappen te Londen, Madrid , enz. „ Drie byzondere zeereizen waren onder de regeering van George den III. reeds geschied, met het edele oogmerk om ontdekkingen te doen, toen de vierde, op bevel van deezen verlichten Monarch, naar een volmaakter ontwerp ondernomen werd. De ervaarenste zeeman onzer tyden , (Kapitein Cook,) twee bekwaame sterrekundigen, (de Heeren Wales en Bayley,) een geleerde, die de natuur in haar heiligdom zou onderzoeken , (de Heer Forster,) en een schilder, die haare schoonste gedaanten zou afbeelden,,, de Heer Hodges,) werden op kosten der natie hiertoe verkooren." Zy hebben hunne reis in de jaaren 1772-1775 volbragt , en de daaraanvolgende jaaren besteed om hunne ontdekkingen aan de wereld mede te deelen. „ De Britsche regeering, (zegt de Heer Forster wyders in zyn verhaal,) zond en onderhield mynen vader op deeze reis, als onderzoeker der natuur, niet, om slegts onkruid te droogen en vlinders te vangen, maar, om alle zyne talenten in deezen tak van studie te werk te stellen,  44 VERSLAG EENER REIZE OM DE WERELD.' stellen, en geen gewigtig voorwerp onaangemerkt voorby te gaan. In één woord, men verwagtte van hem eene wysgeerige geschiedenis der reize, vry van vooroordeel en bedrieglyke redeneeringen ; waarin hy zyne ontdekkingen, betreffende de geschiedenis van den mensch en de natuurkunde in 't algemeen , zonder betrekking tot willekeurige leerstelsels, alleen naar algemeene menschlievende grondregels , zou voordraagen ; dat is, eene reisbeschryving , hoedanig eene tot hiertoe nog nimmer aan de geleerde wereld vertoond was geworden." 't Schynt niet, dat dit ontwerp en oogmerk, noch wat de reis zelve, noch wat derzelver beschryving betreft, in zyne gantsche uitgestrektheid, en in die volmaaktheid, welke men zig had voorgesteld, uitgevoerd is. Doch wat mensch, wat kunstenaar of andere onderneemer, van zulk eenen af, die slegts eenen droom zyner ziel in 't voorbygaan tragt te vatten, en, 't geen hy in ééns zag en gevoelde, stukswyze in woorden af te schilderen, tot hem toe, die op 't ontdekken van nieuwe werelden of op wysgeerige verbetering van oude ontdekkingen doelt, heeft ooit zyn voorneemen ten vollen uitgevoerd, zyn oogmerk in alle opzigten bereikt ? Inzonderheid is het voorneemen van den laatsten zo ingewikkeld, hangt geduurig van zo oneindig veele omstandigheden gedeeltelykbuiten de grenzen der menschelyke magt en wysheid gelegen, af, en ontmoet by ieder' stap zo onnoemelyk veele zwaarigheden, dat het voor hem volstrekt ondoenlyk is, het uitvoeren van een voorgeschreeven plan anders, dan onder voorwaarden te belooven. Doch niet alleen op de reize, maar ook, toen de bescbryving daarvan na de wederkomst stond vervaardigd te worden, onderging de Heer D. Forster, van de Engelsche Admiraliteit, byzonderlyk van den Graaf van Sandwich, en zo 't schynt, van Kapitein Cook zelven eene behandeling, die in 't vervolg ieder' uitlander zou kunnen afschrikken van zig ooit tot eene diergelyke onderneeming te laaten gebruiken. Dit ging zo verre, dat men  VERSLAG EENER REIZE OM DE WERELD. 45 men hem niet alleen zyn aandeel van de 2000 ponden st., welke de Admiraliteit aan hem en den Heer Cook , tot het bekostigen der plaaten, naar de tekeningen van den bovengenoemden schilder te graveeren, (waarmede hunne reisbeschryving versierd zou worden,) elk' voor de helft, gegeeven had, wederom ontnam, maar hem ten laatsten zelfs het regt om de reis te beschryven betwistte , en daardoor het hoofdzaakelyke doel zyner reize zogt te verydelen. Zonder in de byzondere omstandigheden deezer kabaal te treeden, verblydt het ons, dat de jonge Heer Forster, (die, geduurende de geheele reize, een bekwaam en moedig helper van zynen vader geweest was,) beslooten heeft, ten minsten, gelyk zyne nederigheid zig uitdrukt, eene proeve te waagen, om in deszelfs plaats , en met behulp zyner dagregisters, eene wysgeerige beschryving deezer merkwaardige zeereize op te stellen. Het publiek is daardoor genoegzaam schadeloos gesteld; en de leezer heeft weinig of geene reden om, tot zyn nut of vermaak , naar eene andere beschryving te wenschen. 'Er is wel, gelyk men weet, nog eene andere beschryving deezer zelfde reize om de wereld, uit de papieren van Kapitein Cook, onder deszelfs toezigt , opgemaakt. Doch men zou zig grootelyks bedriegen , indien men daarom het werk van den Heer Forster voor overtollig hield. „ Men moet in overweeging neemen , dat gewigtige voorvallen , door de byzondere verhaalen van twee ooggetuigen, in een sterker licht gesteld worden. Daarenboven, (zegt de Heer Forster,) waren onze bezigheden , in de havens , van zeer verschillenden aart. Kapitein Cook had genoeg te doen, om het schip van leevensmiddelen te voorzien en weder in staat te brengen, terwyl ik de menigvuldige voorwerpen naging, die de natuur op het land had ten toon gespreid." Ook merkt hy zeer juist aan, dat een zeeman, die byna zyn geheel leeven in dit element heeft doorgebragt, de voorwerpen  46 VERSLAG EENER REIZE OM DE WERELD. werpen uit een ganstch ander oogpunt beschouwt, dan een man , die gewoon is zyn verblyf op het vaste land te houden, en, (dit voegen wy 'er by,) dan een jong man van zo veele talenten en van zulk eene uitgebreide weetenschap, als de Heer Forster bezit. Behalven dit, is nog het grootste onderscbeid tusschen deeze twee beschryvingen hierin gelegen, dat Cook meer voor zeevaarenden, en Forster meer voor de overige klassen van menschen geschreeven , en alles, wat de eerstgemelden alleen gewigtig konden vinden, in zyn verhaal voorbygegaan heeft. Doch wy behoeven hier niet breedvoerig te handelen over 't geen de Heer Forster , in zyne Ieezenswaardige voorrede, geoordeeld heeft aan 't publiek te moeten berigten. Wy spoeden ons tot de hoofdzaak. Een uittreksel van het merkwaardigde en vermaakelykste dat ons in deeze reisbeschryving voorgekomen is , zal den leezer in staat stellen om te oordeelen of wy dit boek, als behelzende de reis van eenen filozoof, die tevens een man van gevoel is, met regt voor éénig in zyne soort houden, 't Is altoos de moeite waardig, een' man, die de wereld omgereisd heeft, te hooren spreeken. Al zyn zelfs de ontdekkingen , door hem gedaan , op zig zelven niet van 't grootste gewigt, schynen ze egter in ons oog eene nieuwe waardy te verkrygen , dewyl ze hem zo veel gekost hebben, dat hy dikwyls zyn geheel bestaan heeft moeten in de waagschaal stellen om ons iets nieuws te kunnen verhaalen. Indien nu de man, die zulk eene groote reis gedaan heeft, tevens begaafd is met ongemeene bekwaamheden, met een' verlichten geest, met kundigheden , die hem in staat stelden om beter te zien , naauwkeuriger te vergelyken en met meer juistheid te oordeelen dan gemeene zeevaarenden, worden zyne berigten met regt des te hooger van ons geschat; en als hy daarenboven nog een jeugdig man is, wiens gevoelig hart, vatbaar voor zuivere en diepe indrukken der natuur, de nieuwe voorwerpen, welke zy hem vertoont, nog met liefde ontmoet, en die , gedagtig aan het schoone en groote,  VERSLAG EENER REIZE OM DE WERELD. 47 groote, niet slegts door hem gezien , maar genooten , telkens met vuur en verrukking daarvan gewaagt, ('t welk juist het geval van onzen wysgeerigen reiziger is,) weet ik niet, welk gedigt , schoon 't zelfs een voortbrengsel der rykste en schitterendste verbeelding zy, ons zo veel vermaak kan verschaffen als zulk eene reisbeschryving, vooral, wanneer het nieuwe en verwonderlyke, het verbaazende en verschrikkelyke, het schoone, bevallige en liefelyke, in 't kort, alles, waardoor een helden en tooneeldigter de ziel inneemt, en haar noodzaakt om in alle soorten van hartstogten te treeden, geduurig verwisselende, zig vereenigt, om de zelfde indrukken op ons te verwekken , en het hart gestadig in eene sympathetische beweeging te houden. Men kan deeze nieuwste reis om de wereld uit twee voornaame oogpunten beschouwen; eerstelyk, ten aanzien van de bevelen, door het Engelsche kollegie der Admiraliteit aan Kapitein Cook voorgeschreeven, of het hoofdzaakelyke doel der gantsche reize; ten anderen, met betrekking tot zaaken , waarin zulke leezers meest belang stellen , die bovenal begeerig zyn naar uitbreiding en verbetering hunner kundigheden aangaande de natuur en den mensch, en over 't geheel naar beelden en schilderingen eener wereld, welke voor ons nog steeds nieuw blyft. Hoe gewigtig het eerste oogpunt voor de aardrykskunde en scheepvaart zy, wy kunnen egter van het weezenlyke nut, hieraan door de reis van Cook te wege gebragt, geen behoorlyk verslag doen , voordat wy het tweede deel van 't Werk, dat voor ons ligt, insgelyks in handen hebben. Tegenwoordig zullen wy ons derhalven tot het tweede oogpunt bepaalen, en, uit de menigte van merkwaardige zaaken, welke de schryver voor ons openlegt, voornaamelyk de rykste tafereelen der schoone en groote natuur uitkippen, novens de verhaalen, die meest kunnen dienen ter voldoening der begeerte om de bewooners der Zuidelyke gewesten nader te leeren kennen; behoudens nogtans de  48 VERSLAG EENER REIZE OM DE WERELD de vryheid om ook op andere merkwaardige zaaken , ons ontmoetende , wanneer wy zulks goedvinden , meer of min stil te staan Het eerde hoofdduk behelst de vaart van 't schip The Resolution waarop onze wysgeerige reiziger zig bevond, van Portsmouth naar Madera, en eene beschryving van dit bekoorelyk eiland , waartoe de schryver de stof grootdeels verzameld heeft uit den mond van verstandige Engelschen , die langen tyd aldaar hun verblyf gehouden hebben. Madera is omtrent 55 Engelsche mylen lang, en 10 breed. Het wordt verdeeld in twee kapitaneas waarvan het eene, naar de hoofdstad , Funcha genoemd,, 25, en het andere, Maschiko of Maxiko geheeten , 17 kerspels bevat. De inwooners maakten in 't jaar 1768 een getal van 63913 uit ; doch in 't zelfde jaar was het getal der gestorvenen grooter dan dat der geborenen, (bedraagende toen 2198 tegen 3045;) 't welk vermoedelyk, (zegt de Heer Forster,) veroorzaakt werd door eene ziekte, die te dier tyd onder 't volk heerschte, Dit vermoedelyk is onaangenaam. Waarom 'er niet naar gevraagd ? — Voor 't overige is de lugtstreek by uitstek goed , het weder meestal , zelfs in den winter , zeer zagt, de hitte des zomers in de hooge landstreeken zeer gemaatigd, en gevolgelyk de geheele natuurlyke gesteltenis ongemeen gunstig aan de bevolking. De stad Funchal, hoewel van binnen onaanzienelyk , geeft van den zeekant een zeer schilderagtig gezigt. „ Zy ligt op een' zagt hellenden grond der voorgebergten, in de gedaante van een amfitheater, rondom de reede. De gebouwen en woonhuizen zyn meest met wit overstreeken , veelal twee verdiepingen hoog , en met platte daken gedekt, 't welk eenig zweemsel van den Oosterschen bouwtrant en eenvoudigheid vertoont. De nabygelegene hoogten, op welke men overal wynbergen, omheinde gronden, plantagiën en boschjes , nevens landhuizen en verscheidene kerken , ziet, maaken de schoonheid van't landlchap volkomen. Alles, (zegt de Heer Forster,)  VERSLAG EENER REIZE OM DE WERELD. 49 Forster,) had het aanzien van een betoverd eiland , en gaf ons een denkbeeld van de tuinen Van Semiramis. Het gewigtigste voortbrengfel van dit toveragtig eiland is de beroemde wyn , waarvan de beste soort, Madera-Malvafier-wyn geheeten, van wynstokken komt, die men weleer uit Candia herwaards heeft overgebragt. Van deeze soort kost de pyp, 110 gallons houdende , op de plaats zelve, 40 tot 42 ponden st. 't Is een uitmuntende zoete, doch schaarsche wyn. De naaste soort, die veel naar Engeland wordt overgevoerd, is een rozynen.wyn, waarvan ieder pyp op 30 of 31 ponden st. komt. De geringere soorten , welke meest naar Oosten West-Indie en naar Noord-Amerika verzonden worden, zyn van 20 tot 28 ponden." Door elkanderen gerekend, brengt ieder jaar omtrent 30000 pypen op, waarvan 13000 naar elders vervoerd, en de overige gedeeltelyk op het eiland gedronken, gedeeltelyk tot het maaken van brandewyn en azyn gebruikt worden. De wyngaarden zyn derwyze aangelegd dat de grond altoos van onkruid zuiver en door waterleidingen vogtig gehouden wordt, en dat de druiven in de schaduw tot rypheid komen. Hierdoor verkrygen ze dien treffelyken smaak, en dat mollige, of, (gelyk de Heer Forster zig uitdrukt,) die eigenschap van terdegen den mond te vullen waarin de Madera-wyn byzonderlyk uitmunt. Koorn word hier ook gebouwd , doch het vierdedeel niet van 't geen de ingezetenen gebruiken; het overige bekomen zy uit Noord-Amerika. De wyngaarden worden jaarlyks verpagt. De pagter trekt vier tiendedeelen van 't gewas, de eigenaar des gronds insgelyks vier, de geeftelykheid één , en de Koning één. De zaaken dus gelegen zynde , genieten de arme wyngaar,. deniers weinig van den godendrank , welken zy bouwen. Over 't geheel, (zegt de schryver,) heeft het landvolk op Madera een slegt leeven. (Ziet men byna in geheel Europa het zelfde niet?) Tot voedsel gebruiken zy meestal brood en uiëns, of andere wortelgewas VI. Afd. XV. Deel. D sen  50 VERSLAG EENER REIZE OM DE WERELD. sen met wat vleesch; en hun gewoone drank is water of dunne spoeling van wyn. De Heer Forster meent, dat de verdrukking, waarin de arme luiden hier leeven, hen natuurlyker wyze van moed en hoop berooven moet; en inderdaad zou en moest het zoo zyn , volgens onze naauwkeurig betoogde physiokratische theoriën. Maar het schynt als of de natuur zig vermaakt met andere wegen in te slaan dan wy voor haar aftekenen. Men ziet juist het tegendeel van 't geen men zou en moest verwagten. „ De luiden zyn midden in de verdrukking vrolyk en vergenoegd, zingen onder 't werken, en komen 's avonds by elkanderen, om op 't geluid van eene slaaperige citer te dansen en te springen." 't Is vreemd, dat de schryver zig hierover kan verwonderen. Cantabit vacuus Etc. Ook ziet dit arme landvolk 'er gezonder en minder lelyk uit dan de edele burgers van Funchal en Maxiko. Vermoedelyk bekomt de zuuragtige wynspoeling hun beter, dan hunnen heeren de treffelyke Malvasier-wyn, wiens drinkbaar vuur men waarlyk op de breedte van 32 graaden niet zeer noodig heeft. Tweede hoofdstuk. Den 1sten Augustus des jaars 1772 verlieten zy Madera, zeilden den 5den het eiland Ferro voorby, en hadden toen, by gestaadig schoon weder en gunstige winden , die de vaart tusschen de keerkringen veilig en gerust, doch ten uitersten eenvormig maakten tyd genoeg om zig met de jagt der Bonniten en Doraden op de vliegende visschen , welke hier zeer menigvuldig zyn, te verlustigen. De vliegende visschen vliegen niet alleen tegen den wind , gelyk de Heer Kalm schynt te meenen, maar naar alle rigtingen, en somwylen ook in kromme lynen. Van dien tyd af, (zegt de schryver ) totdat wy de heete lugtstreek verlieten, zagen wy deeze visschen byna dagelyks rondom ons, by troepen, die het oog niet kon overzien. Door hunne eeuwige vyanden, de Bonniten en Doraden, vervolgd, verlaaten zy hun element, om in de lugt veiligheid te zoeken ; doch dikwerf treffen de arme vlugtelingen aldaar ook vyanden aan,  VERSLAG EENER REIZE OM DE WERELD. aan, en verstrekken den pelicanus piscator , als mede een tropischen vogel, ten prooi ; of, te naby het verdek van een schip komende , vallen zy in de handen van den mensch , den algemeenen vyand van al wat onder de zon leeft. ■ Den IIden Augustus werden zy Bonavista, een der eilanden van 't Groene voorgebergte , gewaar. Deeze eilanden zouden, meent de Heer Forster, gewigtige voordeden kunnen opleveren , indien ze een arbeidzaam , onderneemend en handeldryvend volk toebehoorden. De cochenielje plant, de indigo, eenige speceryen , en misschien ook de koffy , zouden, naar 't schynt, in deeze brandheete lugtstreek wél groeien, en zekerlyk den inwooneren alle geryslykheden des leevens ten vollen verschaffen, mits dat zy eene regeering genooten, zo weldaadig als — de Engelsche. Dan zouden, (zegt hy,) in plaats van de wortelen , waarmede zy zig thans kommerlyk geneeren , hunne tafels met overvloed gedekt, en hunne schaamele hutten in gemakkelyke huizen hervormd worden. Den 9den September passeerden zy de linie; en den 27sten, zig op 25 graaden zuider-breedte bevindende , naamen zy eene proef om den stroom en de warmte van 't water in groote diepte te bepaalen. De thermometer stond in de open lugt op 72 1/2  Even onder de oppervlakte van 't water daalde dezelve tot 70, en in eene diepte van 80 vademen, tot 68. Men hield hem 15 minuuten onder water , en had 7 minuuten noodig om hem weder op te haalen. De zelfde proef was den 3den September genomen, en daarby bevonden, dat de thermometer van 75 1/2 tot 74, en in een diepte van 85 vademen tot 66 zakte. Men had hem toen 30 minuuten onder water laaten blyven, en 27 1/2 minuut besteed om hem op te trekken. Den 12den Oktober werd die onder, zoek nogmaals herhaald. De thermometer bleef 20 minuuten in eene diepte van 100 vademen, en nadat men hem in 7 minuuten weder opgetrokken had, stond hy D 2 op  52 VERSLAG EENER REIZE OM DE WERELD.' op 58 Even onder de oppervlakte had hy 59, en in de lugt 60 graaden getekend. Den 29sten Oktober ontdekten zy het uiterste einde van Afrika. Naauwlyks was het nagt , (wy laaten den Heer Forster zelven spreeken,) of de zee vertoonde rondom ons een groot en verwonderlyk verschynsel. Zo ver als ons gezigt reikte, scheen de gantsche oceaan in brand te zyn. Ieder breekende golf was op den top verlicht met een' helderen glans, gelykende naar het licht van den phosphorus; en langs de zyden van 't schip maakte de slag der baaren eene vuurige lyn Hiernaast konden wy ook groote lichtende ligchaamen in 't water onderscheiden , die zig nu ras, dan langzaam, nu eens in de zelfde streek met het schip, dan weder van ons af, bewoogen. Somwylen zagen wy zeer duidelyk, dat deeze ligchaamen de gedaante van visschen hadden, en dat de kleinen de grooten ontweeken. Om dit verwonderlyk verschynsel naauwkeuriger te onderzoeken, lieten wy een' emmer vol zeewater op 't verdek haalen; en 't bleek, dat ontelbaare lichtende ligchaampjes byna rond van gedaante, en met groote snelheid daarin omzwemmende, dien glinsterenden schyn voortbragten. Nadat het water eene wyl gedaan had , scheen het getal der vonken te verminderen; doch zo dra wy het roerden lichtte het even als voorheen. Ook bespeurden wy, dat,' wanneer het water allengs stil werd , de heldere ligchaampjes tegen deszelfs droom zwommen, schoon ze by eene derke roering, de streek, die het water nam , niet konden weêrstaan." Dewyl het twyfelagtig scheen of misschien het slingeren van 't schip de beweeging deezer ligchaampjes, welke voor diertjes aangezien werden, veroorzaakte, hing men den emmer derwyze, dat hy zig onbelemmerd heen en weder kon beweegen. Deeze proef deed den twyfel omtrent de kragt van beweeging, aan deeze ligchaampjes eigen , t'eenemaal verdwynen , en bewees tevens, dat de beweeging van 't water het lichten wel niet veroorzaakte , doch egter bevorderde ; want wanneer  VERSLAG EENER REIZE OM DE WERELD." 53 wanneer het water geheel in rust was, nam het lichten allengs af, doch begon by de geringste beweeging weder sterker te worden, en vermeerderde met dezelve in ge. lyke maate. Ook bragt de Heer Forster een van deeze ligchaampjes, welk hem aan de hand was blyven hangen, onder 't gewoone glas van Ramdens verbeterd mikroskoop, waardoor het zig in eene bolronde gedaante, wat bruinagtig, en doorschynende, gelyk lil vertoonde; doch door het meestvergrootende glas ontdekte hy den mond eener kleine opening, en daarin, vier of vyf darmzakken, die onder elkanderen en met de gemelde opening samenhingen. Hy wilde nog meer en naauwkeuriger proeven met deeze diertjes neemen; doch ze werden door de minste aanraaking zeer beschadigd ; en zo dra ze dood waren, kon men 'er niets meer aan zien dan een' verwarden klomp vezelen. Kortom, alle pooging om een leevend onder 't glas te brengen was vrugteloos. Of deeze schepseltjes de broed eener soort van medusa, of een byzonder geslagt zyn, laat de schryver met reden onbeslist , en merkt nog aan dat hun maaksel  schynt overeen te komen met die der diertjes, welke in een treksel van meibloemen geboren worden. Het berigt, in het derde hoofdduk vervat, aangaande hun verblyf op de Kaap, en de kolonie aldaar, gaan wy voorby , om onze zeevaarders met een vlugtig oog te volgen op eene reize, voorheen door niemand ondernomen, naamelyk, op hunne vaart naar den zuidpool.cirkel. Het oogmerk, waartoe de Engelsche regeering deeze reis voornaamelyk geschikt had, was, om ten vollen verzekerd te worden, of het vyfde zuidelyke werelddeel, welks bestaan men reeds overlang als zeer waarscbynlyk ondersteld had, in weezen ware of niet. Ten dien einde was de Heer Cook last gegeeven om van de Kaap af zuidwaards te stuuren, en, ware 't mogelyk , de Cap de la Circoncision op te zoeken, welke de Heer De Loziers Bouvet, den Isten January des jaars 1730, op 54 graaden lengte beoosten Greenwich , meende gezien te D 3 hebben,  54 VERSLAG EENER REIZE OM DE WERELD. hebben. Indien hy dezelve vond, moest hy onderzoe ken, of ze slegts een gedeelte van een eiland ware of tot het vooronderstelde vaste land behoorde. In 't laatste geval was hem bevolen , alle mogelyke berigten , aangaande dit nieuwe werelddeel , in te neemen, en byzonderlyk ook met de inwooneren eene vriendelyke verkeering te houden. Byaldien de staat der schepen en leevensmiddelen het toeliet, zou hy de ontdekkingen vervolgen, en zynen koers, zo verre als doenlyk, naar den zuidpool voortzetten. Doch in geval het gemelde voorgebergte slegts een gedeelte van een eiland, of geheel niet te vinden was, moest hy, zo lang 'er nog hoop om een groot of vast land te ontdekken overbleef ,zuidwaards stuuren, en vervolgens oostwaards , om op hooge zuiderbreedten , zo naby den pool als doenlyk , rondom deaarde te zeilen. Voor 't overige was hem, gelyk natuurlyk is, vergund, telkens, wanneer het jaargetyde een langer verblyf op hooge breedten gevaarlyk maakte, zig onder milde lugtstreeken in 't eene of andere bekende gewest te begeeven, en over 't geheel , in alle gevallen van den uitersten nood, naar zyn goedvinden te handelen. Wy kunnen onzen schryver hier slegts van verre en, gelyk wy straks zeiden, met een vlugtig oog volgen; want om al het merkwaardige over te neemen, zouden wy zyn geheel verhaal moeten uitschryven. Zy, die beroepshalven de zee tot hun element maaken , zyn aan stormen en ongemakken te zeer gewoon , en doorgaans ook te weinig in 't schryven geoefend, om ons daarvan zulke leevendige en uitvoerige tafereelen onder 't oog te brengen, als wy verlangen. Hier beschryft een man uit het midden van ons, hoe wy allen, die het land bewoonen, in zyne plaats, te moede zouden geweest zyn; 't welk zekerlyk ieder' trek van zyn verhaal voor gevoelige leezers ten hoogsten merkwaardig maakt. Den tweeden dag na 't uitloopen uit de Tafelbaai (den 24sten November,) staken de stormen reeds op, die  VERSLAG EENER REIZE OM DE WERELD. 55 die hun in vier maanden naauwlyks nu en dan eenen dag of eenige uuren rust vergunden. Men verbeelde zig onzen wysgeer, wien , in de kalmte tusschen de keerkringen, de reis om de wereld zo gemakkelyk en aangenaam voorkwam, thans, als met éénen ruk, overgevoerd in het eeuwig verblyf van loeiende winden en woedende stormen , in 't midden van ysselyke baaren, waardoor het schip op eene zeer geweldige wyze geschokt, en telkens, wanneer ze, tegen hetzelve opstuivende, braken, met een' plasregen van zeewater overgooten werd. Al wie geen zeeman was, (zegt hy onbewimpeld,) bevond zig in deeze nieuwe omstandigheden kwaalyk te moede. Somtyds vielen 'er wel , by gelegenheid van het sterk slingeren , waardoor het porselein, de kelken, wynflesschen, schotels , tafels en andere huisgeraaden eene schroomelyke verwoesting ondergingen, eenige tooneelen voor , die stof gaven om te lagchen; doch wél ingezien, was dit slegts eene geringe vergoeding van een verlies, dat in hunnen tegenwoordigen staat zo gewigtig als onherstelbaar was. „ Het ergste was, (vervolgt onze schryver,) dat de dekken en vloeren in de kajuiten geheel niet opdroogden; en het huilen van den storm in het touwwerk , het bruisschen der baaren , nevens het geweldig sollen van 't schip , waardoor byna alle bezigheid belet werd, waren nieuwe schriktooneelen , die ten uitersten lastig vielen. Hier kwam nog by , dat, schoon wy ons eerst op 42 graaden zuider-breedte bevonden, de lugt egter reeds zeer koud en scherp begon te worden, terwyl de menigvuldige regen den dienst van 't scheepsvolk nog moeielyker maakte." Ondertusschen waren alle deeze ongemakken slegts gering, in vergelyking met het geen hun nog te wagten stond. Nadat zy tot den 5den December geduurig stormweder , doch op dien dag, voor 't eerst sedert het verlaaten van de Kaap, zo gemaatigden wind gehad hadden, dat de hoogste bramzeilen bygezet konden worden , begon het regeD 4 nen  56 VERSLAG eener reize OM DE WERELD. nen na den middag reeds op nieuw ; de nagt was zo koud, dat de thermometer van 44 tot 38 graaden zakte; en vroeg in den morgen viel 'er wat sneeuw; de wind nam toe, en woei den 7den zo fel, dat zy, schoon verzeld met steeds aangroeiende troepen van onweêrvogels, slegts één zeil konden gebruiken. Den 8sten zag men rondom het schip veel zeeriet, en verscheidene pinguins, die onder eene menigte van pintaden en albatrossen verscheenen. Dit gaf hoop van eerlang land te zullen ontmoeten, dewyl men zig voorheen altoos verbeeld had, diergelyk gewas, aan rotsen eigen, en inzonderheid de pinguins, nooit verre van de kusten aan te treffen. Doch de ondervinding bewees de onzekerheid deezer tekenen. Den 9den begon 's nagts het water in de vaten reeds aan den rand te bevriezen, hoewel zy nog niet verre boven 50 graaden zuider-breedte waren. Den volgenden morgen was een groot stuk ys, welk zy naauwlyks konden ontwyken , het eerste , daar hun oog op viel. Een ander van gelyke grootte lag digt voor hen; en een derde vertoonde zig, op een' afstand van omtrent twee zeemylen, gelyk een wit voorgebergte. Na den middag voeren zy voorby een' anderen ysberg, hebbende omtrent de lengte van 2000, de breedte van 400, en de hoogte van 200 voeten. Dewyl de klomp ys , die uit het water ryst, tot dien, welke onder water is, staat, gelyk 1 tot 9 , moet dit stuk, gesteld , dat het een regel, maatige vierhoek was , in 't geheel de hoogte van 2000 voeten gehad , en gevolglyk 1600 millioenen teerlingsche voeten ys bevat hebben. Den 11den liepen zy een eiland van ys voorby, dat ten minsten eene halve Engelsche myl lang was. De thermometer was te vooren wegens den schoonen zonneschyn, van 36 tot 41 graaden gereezen; toch toen zy tegenover het ys kwamen, daalde dezelve allengs tot 37½; en zo dra zy het voorby waren , klom hy wederom tot 41. De baaren braken tegen dit 'ys , als tegen eene onbeweegelyke rots, en schoon het niet veel laager was dan de straks.  verslag eener REIZE OM DE wereld 57 straksgemelde klomp, liepen zy 'er egter zo hoog tegen op, dat het schuim 'er dikwerf wyd over stoof; 't welk by 't schoone weder een keurlyk gezigt verschafte. Het zeewater, dus op het ys geworpen, vriest waarschynlyk aldaar vast; en dit kan, zo onze scbryver meent, veel licht geeven noopens de wyze van ophooping, waardoor de natuur zulke gevaarten vormt. Het vervolg by de naaste gelegenheid. DE WEETENSCHAPPEN. (*) Toen het ondermaansche nog door Beschermgeesten geregeerd werd , geloofde men, dat schaamte en geregtigheid gezanten van den hoogsten God, alleen bekwaam waren om de menschen gelukkig te maaken. Doch nadat Saturnus , laatst van allen, in den schoot van 't groot heelal was wedergekeerd, en de menschen zig overgegeeven zagen aan bevelhebbers , uit het midden van hun verkooren , begonden zy de prooi van listige en geweldige verdrukkers te worden. In den aanvang woonden schaamte en geregtigheid nog in deeze nieuwe staaten; doch allengs kwamen de menschenherders, onder wier staven de beklaagelyke zoonen der aarde thans leefden, in den ongelukkigen waan, dat zy deeze boden van den Schepper der wereld konden ontbeeren; en, dewyl dit hemelsche paar eerlang zig tegen hunne aanslagen begon te verzetten, waren zy zelfs bedagt op middelen om zig van zulke lastige raadgeefsters te ontslaan. Naauwlyks gaven zy dit voorneemen te kennen, of hunne tafeldienaars betuigden verwonderd te zyn , waarom men zig door zulke oude wysneuzen zo lang had laaten bedot Eene Allegorie, in navolging van Plato. D 5  58 DE WEETENSCHAPPEN dotten. Deeze inschikkelyke raaden waaren het oud gebruik sedert langen tyd moede; en na reeds taamelyk vroeg hunne eigene deuren voor de kinderen der Goden geslooten te hebben, hadden zy slegts gelegenheid afgewagt om ze by hunne meesters gehaat te maaken, en, zo dra doenlyk , van 't hof en uit het land te verdryven. Ook ontbrak het hun niet aan bezwaar tegen deeze twee kinderen des hemels. Men bragt in, dat zy met nabuurige volken in verdagte verstandhouding stonden, de onderdaanen tot muitery deeden neigen, de verlustigingen van 't hof stoorden, en ten minsten de raadslagen, die , wanneer zy afweezig waren , zo ras en zagt voortgleeden , door allerlei laffe en miltzugtige bedenkingen stremden. Zy hadden wel nog geheime vrienden; doch deezen waren te beschroomd, en zelven ook reeds te verdagt, om de goede .zaak rondborstig te durven voorstaan. Al wat zy konden beproeven om deeze kinderen des hemels nog eenigermaate te redden, bestond in eenige voorslagen , volgens welke dezelven, in 't land konden blyven, zonder dat de tegenparty 'er nadeel door leed. Men kon zig, meenden zy , voor alle gevaaren ten vollen beveiligen, indien men 'er slegts een waakend oog op hield; men moest ze slegts somtyds om raad vraagen; ook moest het volk slegts nu en dan, in byzondere gevallen, vryheid hebben om 'er mede te verkeeren. Doch deeze voorslagen werden , als niet voldoende, afgekeurd. De tegenparty bragt in, dat zy niet genoeg bewaakt konden worden; weshalven het altoos te vreezen stond, dat zy zig in verboodene onderhandelingen steeken, en het volk tot gevaarlyke eischen aanmoedigen zouden. Op deezen grond werd dan de verbanning vastgesteld. Zy namen de vlugt opwaards, en begaaven zig naar bet hemelsche gewest, vanwaar zy gekomen waren. Thans stond alles op een' beter voet: de magtigen gevoelden zig magtiger, en de vrolyken vrolyker; want geene zedemeesters scheenen hunne vryheid langer in bedwang te houden, Deeze vreugd was egter van geen langen  DE WEETENSCHAPPEN. 59 langen duur. De zwakke gevoelde zig eerlang door den magtiger gedrukt ; arglistigheid vergoedde welhaast het gebrek aan sterkte, en maakte zig door haare onzigtbaarepylen gedugt. . Door den ondergang van geringe, doch nuttige, leden der maatschappy, verdroogde in korten tyd de bron van overvloed voor de wellustige grooten. List tegen list, geweld tegen geweld, zwaarden tegen zwaarden gekeerd, zouden ten laatsten het geslagt der menschen hebben doen ten gronde gaan , indien Jupiter zig over hen niet ontfermd had, „ Gaa ," (dus sprak hy zyne wyze dogter Minerva aan,) „ gaa, en neem uit myn ontoegangkelyk voorraadhuis verstand en wysheid voor „ deeze ongelukkigen. Zy kunnen niet behouden wor„ den, ten zy ik deezen schat geheel voor hen opene. „ Prometheus heeft in de haast slegts zo veel daarvan ,, kunnen rooven, als genoeg was om de menschen lis„ tig te maaken. Schaamte en Geregtigheid, die ik hun te hulp zond, zyn thans ten hemel wedergekeerd; ,, en indien gy hun geene wysheid brengt, zyn zy ver„ looren." Minerva, gehoorzaam aan 't bevel van den vader der Goden en menschen, maakte zig straks gereed om met het licht der wysheid de aarde te bedoeken, en de goddelyke gaaven der weetenschappen onder de stervelingen uit, te deelen. Bewust van haare agtbaare hoogheid en van de zwakheid der stervelingen, zond zy haare jeugdige zusters, de Zanggodinnen, vooraf, om door de aangenaame en losse spelen deezer onschuldigen voor zig den toegang, te bereiden. Dit middel voldeed aan 'toogmerk; want schoon sommige Zanggodinnen in haare vriendelykheid de paalen te buiten gingen , en met de magtigen der aarde boeleerden, volhardden egter de overige in haare hemelsche onschuld, en bliezen, al speelende, vonken van wysheid in den boezem der menschen. Allengs herleefde in hun het etherisch deel, waardoor zy met de hemelingen vermaagschapt zyn; en zy begonden de handen naar de gaaven van Minerva dankbaarlyk uit te strekken. Toen leerden zy, dat het slempen dwaasheid, en  60 De WEETENSCHAPPEN. en het verwoesten dolheid was; dat de menschen één geslagt uitmaakten, en dat het algemeene welzyn afhing van het welzyn der byzondere leden. Sedert hoopt men, dat, hoe meer vonken zy van 't heilige licht ontvangen, zy tevens des te meer met Schaamte en Geregtigheid verzoend zullen worden , en dat dan de zaligheid der eeuw van Saturnus wederom op de aarde zal woonen. P. F. D. W. HET GEZELSCHAP VAN KRITIEKEN. 'k Bevond my onlangs in een' kring Van doorgeleerde en vry kritieke vrinden, Gereed om straks in ieder ding Iets 't geen 'er aan ontbreekt te vinden; Wanneer Aristus binnen trad, Die in zyn hand een appel had , Gelyk hy zei, in wasch gebootst naar 't leven, En hem ter proev' gegeeven Hoe verr' de kunst hierïn natuur op zy' kan streeven. ,, Wat denken (vroeg de braave man) „ Wat denken 'er de Heeren van? Een Kriticus, die lang den appel had bekeken, Begon, met zeer veel deftigheid , In 't einde dus te spreeken: „ 'k Beken, 'k was ook byna misleid „ En op het eerst gezicht bedrogen; „ Doch dit is 't voorrecht van in kunst geoefende oogen,' „ Dat, daar een ander zich vergist , „ De kenner iets ontdekt, door kundig vergelyken, ,, Waarïn kopy, hoe fraai, moet voor oirsprongklyk wyken; m Hier word het door de klenr beslist.'',  HET GEZELSCHAP VAN KRITIEKEN, 61 Al had men in de kleur ook beter mogen slaagen, (Was 't antwoord dat een tweede gaf) „ 't Zou evenwel my niet behaagen; „ 't Wykt, dunkt my, van natuur te veel in 't maaksel af. „ 't Is noodloos stuk voor stuk te ontleeden, „ Genoeg, dat ge all' de onëffenheden, „ Dat ruuwe en hobbelige ziet; „ Natuur schept zo de vruchten niet." „ Gy hebt gelyk, (liet zich een derde hooren," Die in een' hoek te praaten stond,) „ Die appel is te lang, natuur vormt ze altoos rond.' De braave Aristus kon 't geheim niet langer smooren • Hy merkte nu hoe hoog in top Zyn ongenoegen was gestegen: Hy stak den appel in zyn' mond, en at hem op.' De Heeren wierden rood, en — zwegen. l: m y c o n. Naar het Hoogduitsche van GESNER. Van Miletus kwamen wy, Milon en ik, om aan Apollo ons offer te brengen. Van verre zagen wy reeds den heuvel, van welken de tempel op glinsterende zuilen, uit het laurier woud, hoog in de blaauwe lucht op. ryst; en verder voor uit, wierd het oog in een eindeloos verschiet gestreeld , door het gezicht van de zee. Het was middag, en het zand brande onze voetzoolen , en de zon onzen hoofdschedel; zy stond zo recht boven ons, dat de lokken op ons voorhoofd haare schaduw beneden over ons gantsche aangezicht wierpen. De hagedis sloop versmachtende in het vaarenkruid aan den weg,  62 MYCON. weg, en de krekel en de springkhaan kwetterden onder de schaduwen der bladeren in het gezengde gras. By ieder voetstap vloog heet stof op, en brandde de oogen en hechtte zich op de drooge lippen. Dus gingen wy aêmechtig voort: echter vergrootten wy onze schreden • want voor ons, digt aan den weg, vertoonden zich boomen aan ons gezicht; de schaduw onder dezelven was zwart gelyk de nacht. Beevende van verrukking traden wy straks in de liefelykste verkoeling. Verruklyk oord , dat, zo plotsling, ons met iedere verkwikking overstort! De boomen omkranste een groote kom, waarin de zuiverste, de koelste bron zich uitgoot. De takken hingen rondom dezelve naar beneden, met rype appelen en beziën belaaden, en tusschen de stammen der boomen flodderden vruchtbaare heestergewassen , kruisbefiën en braamen , en doornstruiken. Maar de bron ruischte uit den voet van een grafteken voort, 't welk door geitenbladen, de ranke scamoni , en kruipend veil omwonden was. ô Goden! riep ik uit, hoe lieflyk is dit oord van verkwikking! Heilig en gezegend zy hy , die deeze schaduwen zo weldaadig geplant heeft; mooglyk rust hier zyne asch. Hier , sprak Milon , hier aan de voorzyde des graftekens zie ik , onder de ranken der geitenbladen , gegraaveerde trekken ; mooglyk zeggen die ons, wie hy was, die zo voor de verfrissching des reizigers zorgde. En thans ligtte hy met zyn' staf de ranken op, en las : Hier rust de assch van Milon. Weldaadigheid was zyn gantsche leven. Lang na zynen dood wilde hy nog goed doen, en leide deeze bron herwaart , en plantte deeze boomen. Gezegend zy uw asch, gy deugdzaame, zo sprak ik; gezegend de uwen, die gy achterliet! Thans kwam iemand onder de boomen te voorschyn; eene schoone vrouw was het, van eene reizige gestalte en een edel aanzien. Eene waterkruik droeg zy aan haaren arm, en dus kwam zy aan de bron. Zyt welkom in deeze schaduwen, zo sprak  MYCON. 63 sprak zy met bevallige vriendelykheid; gy zyt vreemdelingen; mooglyk heeft een verre weg by de zonnehitte u vermoeid. Zegt, kan tot uwe verfrissching u nog iets anders dienen, dan het geen gy hier vind? Weest gezegend , dus antwoordden wy , goedhartige vrouw. Wy hebben geene andere verfrissching noodig; aangenaam heeft ons deeze bron, aangenaam hebben deeze vruchten en deeze schaduwen ons verkwikt. Eerbied vervuld ons voor den deugdzaamen, wiens assch hier rust, die zo voor de behoeften des reizigers zorgde. Gy behoort tot deeze landstreek, gy kende den man; zeg ons, terwyl deeze heilige schaduw ons koelte schenkt, zeg ons wie hy was ? Thans plaatste de vrouw haar waterkruik op het voetstuk des graftekens, leunde op hetzelve, en sprak met een vriendelyk lagchend wezen: • Mycon , dus was zyn naam, die de Goden eerde , wiens zoetste wellust was anderen goed te doen. In deeze gantsche landstreek zal geen herder te vinden zyn, die niet met vriendschap en dankbaarheid zyn gedachtenis eert; geene die van zyne oprechtheid en goedheid geene voorvallen verhaalt. Ik zelf, ik dank hem , dat ik de gelukkigste vrouw ben, • hier glinsterden traanen in haare oogen ■ de vrouw van zyn' zoon. ' Myn vader was geftorven ; in kommerlyke armoede liet hy eene braave vrouw en my, zyne dochter , na. In huislyke stilte, door onzen arbeid en door vroome weldaadigheid gevoed , leefden wy , en deugd en vroomheid waren onze eenige rykdom. Twee geiten gaven ons haaren melk, en een klein boomgaartje zyne vruchten. Niet lang leefden wy in deeze rust; ook myn moeder stierf, en liet my een troosteloos kind by haar verscheien. Doch Mycon nam my in zyn huis, en stelde my in de bezigheden van het huishouden, en was meer myn vader dan myn heer: zyn zoon, de beste en schoonste herder van het gantsche gewest, zag dat myne braave verrichtingen, en myne opmerkzaame zorg my myn geluk waardig maakten ;  64 MYCON. ten; hy zag het en beminde my, en zeide het my, dat hy my beminde. Wat 'er in myn hart omging, wilde ik zelve niet weeten. ô Damon , Damon ! vergeet uwe liefde! Ik arm meisje ben gelukkig genoeg, de dienstmaagd van uw huis te zyn. Dus smeekte ik hem geduurig; hy echter vergat zyne liefde niet. Op zekeren morgen was ik pas in het voorvertrek bezig om de wol der kudde tot bearbeiding gereed te maaken als Mycon binnen trad, en zich in de morgenzon nevens my plaatste; lang zag hy my aan met een vriendelyk lagchend wezen. Kind , dus sprak hy eindelyk , uwe vroomheid, uwe werkzaamheid , uw geheel gedrag bevallen my by uitstek ; gy zyt het beste kind, en ik wil, indien de Goden myn voorneemen zegenen, ik wil u gelukkig zienl Zou ik, myn beste heer, zou ik gelukkiger kunnen zyn, dan wanneer ik uwe weldaadigheid waardig ben ! Dus antwoordde ik, en traanen van dankbaarheid borsten my uit de oogen. Kind , hervatte hy, ik zou de gedachtenis van uwen vader en moeder gaarne eeren; ik zou in mynen ouderdom myn' zoon en u gaarne gelukkig zien. Hy bemint u; kunt gy , zeg het my, kunt gy door zyne liefde gelukkig zyn ? Thans ontzonk het werk myne hand; sidderende, bloozende stond ik voor hem. Hy nam myne hand; kunt gy , dus sprak hy, kunt gy door zyne liefde gelukkig zyn? Ik viel voor hem neder, drukte in stomme verrukking zyne hand aan myn betraand gelaat; en van den zelfden dag af ben ik de gelukkigste vrouw. Thans droogde zy haare oogen af. Deeze was de man, die hier rust, dus ging zy voort: maar hoe hy deeze bron herwaart geleid, en deeze schaduwen geplant heeft, dit wenschten gy nog te weeten, en ik zal het u verhaalen. Tegen het einde zyns levens ging hy dikwyls herwaart , en zette zich hier aan den weg neder , groette den reiziger vriendelyk, en bood den armen en vermoeiden verkwikking aan. Indien ik hier eene koele schaduw van vruchtbaare boomen plantte, en eene koele bron in deeze  MYCON 65 deeze schaduw leidde ? Want hier omtrent is geene bron en geene schaduw. Dan verkwik ik, lang na dat ik niet meer ben, den vermoeide, en hem die door de hitte der zon versmacht. Zo sprak hy, en liet van de rots af de oele bron herwaart leiden, en plantte vruchtbaare boomen in 't ronde , wier vruchten vroeger en spader ryp worden. De arbeid was voleind; en thans begaf by zich naar den tempel van Apollo, offerde en bad; Laat tcch hetgeen ik geplant heb gedyen; dan kan de vroome, die verder naar uwen tempel gaat, in koele schaduw zich verkwikken. De Godheid had zyne bede genadig verhoord. Den volgenden morgen ontwaakte hy zeer vroeg, en zag uit zyn venster naar den weg. Hy ontdekte toen, ter plaatsen daar hy spruitelingen geplant had , hoog opgegroeide boomen. Goden, dus riep hy, wat zie ik! kinderen , zegt my , bedriegt my een droom ? Ik zie hetgeen ik gisteren geplant heb , tot boomen opgewassen. Vol van heilige verbaazing gingen wy thans onder de schaduwen; in den volgroeisten stand stonden de boomen voor onze oogen, en strekten de sterke takken wyd in het ronde uit; de last der rype vruchten boog hen neder naar het bloemryke gras. ô Wonder 1 riep de gryzaart uit , ik oude man zou zelf nog in dit lommer wandelen ? En wy dankte en offerde de Godheid , die zo genadig nog meer dan zyne wenschen vervulde. Maar ach! hy wandelde niet lang meer in deeze schaduwen; hy stierf, en wy begroeven hem hier, opdat diegeen welke in deezen lommer zyn rustplaats neemt, dankbaar zyne assche zegene. Dit verhaalde zy. Innerlyk geroerd, zegende wy de asch des weldaadigen. Aangenaam heeft ons de bron, aangenaam de schaduw verkwikt; maar meer nog hetgeen gy ons zo vriendelyk verhaalde; wees van ons gezegend ! zo spraken wy, en gingen vol vroome gevoelens naar den tempel van Apollo. VI. Afd. XV. Deel. E De  DE ARME JAKOB, DIE GENOEG HEEFT (*). Myne waarde vrienden ! De belastigingen zyn zekerlyk zwaar; en indien wy geene andere te betaalen hadden, dan die de overheid ons oplegt, zouden wy niet verlegen zyn ; maar wy hebben nog gantsch andere lasten die de meesten onder ons nog veel meer drukken. Onze luiheid verdubbelt onze afgiften; onze ydelheid maakt ze dneduboel, en onze dwaasheid vierdubbel. Geene landvoogden zyn 'er, die ons van deeze lasten kunnen ontheffen , of slegts eenige verligting verschaffen. Hoort ondertusschen naar goeden raad : 'er is nog iets voor u te doen. God helpt zulken, die zig zelven helpen, zegt de arme Jakob. Niemand zou eene regeering goedkeuren, die den burger verpligtte om het tiendedeel van zynen tyd aan openbaare heerendiensten te besteeden; de luiheid egter legt den meesten van ons nog meer op. De ledigheid verkort noodwendig ons leeven , dewyl ze ons zwakker maakt. De ledigheid is een roest, die meer slyt dan de arbeid zelf. Hoe meer men eene schotel gebruikt des te zuiverder wordt ze, zegt de arme Jakob, Indien het leeven u dierbaar is, verspil dan den tyd niet; want de tyd is de stof, daar 't leeven van gemaakt is. Wat verliezen wy niet al door meer te slaapen dan noodig is zonder te bedenken , dat de slaapende vos geen hoen vangt, en dat wy in t graf lang genoeg zullen slaapen. Is de tyd het kostelykste van alle dingen, dan is de verkwisting van den tyd de grootste van alle verkwistin gen Luiheid vindt alles te zwaar yver maakt alles ligt. Die laat opstaat, mag den gantschen dag loopen; 's avonds zal hy naauwlyks zo veel vinden als by noodig heeft. Want agteloosheid gaat zo langzaam, dat armoede (*) Uit een' Amerikaanschen Almanach.  DE ARME JAKOB, DIE GENOEG HEEFT. 67 armoede haar spoedig agterhaalt. Dryf uwen handel, opdat uw handel u niet dryve. Vroeg naar bed en vroeg op maakt de menschen verstandig, ryk en gezond, gelyk de arme Jakob wederom zegt. Wat baat het wenschen en het hoopen op betere tyden ? Werk; en de tyden zullen beter worden. Naarstigheid behoeft niet te wenschen; en die zig met hoop spyst, sterft van honger. Voordeel zonder moeite is nergens te vinden. Ik help my met myne handen door de wereld, dewyl ik geene landeryen heb, en als ik 'er heb, omdat ze met groote lasten bezwaard zyn. Die een handwerk geleerd heeft, bezit een vermogen naar zynen staat; en die herssens heeft , bekleedt een voordeelig eerampt. Men zette derhalven zyn handwerk voort, en gebruike zyne herssens; anders brengen de goederen en ampten niet genoeg op om de lasten te betaalen. Werkzaam zynde, hebben wy altoos brood ; want de honger loert slegts op de vensters der werkzaamen; in hunne huizen durft hy niet komen. Ook komen de geregtsdienaars 'er niet in; want noestheid betaalt de schulden ; maar moedeloosheid maakt ze grooter. Gy hebt geen' schat gevonden? Geen ryke bloedvriend heeft u tot erfgenaam benoemd ? Zeer goed. Arbeid is de moeder van geluk; arbeid wordt door God beloond. Bouw uwen akker, terwyl de luiaart slaapt; en gy zult koorn hebben waarvan gy leeven, en waarvan gy verkoopen kunt Werk heden; want gy weet niet, wat morgen u daarin kan verhinderen. - Zoudt gy , indien gy dienstbaar waart, u niet schaamen, als uw goede heer u werkeloos vond ? Zyt gy uw eigen heer niet? Schaam u derhalven u zelven werkeloos te vinden, daar gy voor u voor uw huis, voor uw vaderland en voor uwen Koning, zo veel te doen hebt. Ik hoor, dunkt my, vraagen . moet men zig dan nooit een uurtje ruft vergunnen? Ik antwoord, gelyk de arme Jakob : wilt gy ruft genieten , besteed dan den tyd wel , en verlies geen uur, zo lang gy over geen oogenbhk meeE 2  68 DE ARME JAKOB, DIE GENOEG HEEFT, ster zyt. Goede ruft noem ik den tyd, waarin men nuttige zaaken kan verrigten. De naarstige vindt deeze ruft; maar de agtelooze verkrygt ze nimmer. Een leeven vol ruft, en een werkeloos leeven zyn twee verschillende zaaken. Veelen zouden gaarne van hunne bekwaamheid willen leeven, zonder te arbeiden; maar zy bersten eer van gebrek dan van overvloed. Arbeid daarentegen, verschaft u vermaak, gemak en agting. Vlied de verlustigingen; en ze zullen u volgen. De noeste spin heeft eene groote web. Doch naarstigheid is niet genoeg; wy moeten ook bestendig , niet wispeltuurig en niet agteloos zyn ; wy moeten zelven het oog op onze zaaken houden, en niet te veel op anderen laaten berusten. Want, gelyk de arme Jakob zegt, een boom, die dikmaals verplant wordt, en eene familie, die geduurig heen en weder loopt, ge dyen zoo goed niet, als wanneer alles op zyne plaats blyft Driemaal te verhuizen is zo schadelyk als brand. — Verlaat uw werk niet; dan zal uw werk u ook niet verlaaten. — Begeert gy, dat uwe zaaken wél verrigt worden, blyf 'er dan zelf by; hegeert gy dit niet, zend 'er dan een' ander'. — Die door den ploeg ryk wil worden, moet 'er zelf agter, 0f hy moet het werkvolk aanporren. Het oog van den meester doet meer dienst dan beide zyne handen. Agteloosheid is nadeeliger dan onkunde. — Die op zyne arbeiders geen waakend oog houdt, zet zyne geldkas voor hen open. — In wereldsche zaaken komt het vertrouwen minder te pas dan het wantrouwen. Dit zy genoeg, aangaande den arbeiden bet opzigt over onze zaaken. Maar, behalven deeze twee dingen, wordt 'er nog iets vereischt. Die het spaaren zo wel niet verstaat als het winnen, zal, al houdt hy zyn' molen geduurig aan 't maalen, geen gepelde gerst agterlaaten. Is de keuken vet geweeft , de nalaatenschap zal mager zyn. Veel geld hebben wy, zo als 't gewonnen was , ook weder verteerd, sedert dat de vrouwen onder de thee haar naai- en breiwerk, en de mannen onder de punch het enten en snoeien vergeeten hebben. Ver-  DE ARME JAKOB, DIE GENOEG HEEFT. 69 Verminder derhalven uwe dwaaze uitgaaven ; en gy zult over slegte tyden, drukkende belastingen en zwaare huisgezinnen minder behoeven te klaagen. y Want vrouwen en wyn , het spel en kwaade rekening maaken het geld schaarsch 'en de behoeften menigvuldig. Twee kinders zou men kunnen onderhouden met het geld, dat aan ééne ondeugd wordt te koste gelegd. Gy denkt misschien: 't kost niet veel , of men wat thee en punch drinkt, wat lekkerder eet, wat fyner kleeding draagt, en van tyd tot tyd zig eens verlustigt; maar de arme Jacob zegt: één lekgat, kan een geheel schip doen zinken. Gy zyt hier op deeze openbaare verkooping van allerlei waaren en galanterien samengekomen: gy noemt diergelyke dingen goederen; maar zo gy niet op uwe hoede zyt, zullen sommigen onder u zig 'er kwaalyk by bevinden. • Gedenkt aan 't zeggen van den armen Jakob: Koop maar 't geen gy niet noodig hebt; en gy zult eerlang het onontbeerlyke moeten verkoopen. Veelen zyn door niets anders dan door hun goedkoop inkoopen te gronde gegaan. Scharlaken, fluweel en zyde blusschen het vuur in de keuken uit. De arme Jakob geeft een' zeer goeden raad, daar hy zegt: de belagchelyke zugt tot pronkery is eene gevaarlyke dwaasheid. Ydelheid is eene bedelaarster, die even dringend als de armoede, doch nog veel onbeschaamder is. Zo dra gy één sieraad gekogt hebt, moet gy nog tien andere koopen, om in alles evenredig uitgedoscht te zyn. Maar 't is, gelyk de arme Jakob zegt: die 's middags zyne tafel met ydelheid dekt, vindt 's avonds veragting opgedischt; of: de hoogmoed ontbyt met den overvloed, houdt zyn middagmaal met de armoede, en eet 's avonds met de schande. Welke eene dwaasheid, zig in schulden te steeken, om zulke overtollige dingen! Bedenkt, dat gy u met schulden bezwaarende , anderen regt geeft op uwe vryheid. Kunt gy op den tyd van betaaling uwen schuldeischer niet voldoen, dan zult gy bloozen, wanneer gy hem ziet, beeven , wanneer hy spreekt, en allengs de goede trouw, E 3 en  70 DE ARME JAKOB, DIE GENOEG HEEFT. en zelfs de schaamte verliezen, en u door botte en laage leugens onteeren. Want leugen is de tweede trap van onregt; en zig in schulden te steeken is de eerste trap. Schulden laaten de leugens agter zig zitten. Armoede slaat de grootmoedigheid ter neder. Een ledige zak kan niet goed overeind staan, zegt de arme Jakob nogmaals. Wat zout gy denken van een' Vorst of van eene Overheid, die u op straf van gevangkenis verbood zulke kleederen te draagen als andere luiden van verstand en aanzien? Gy doet moeite om onder zulk eene tiranny te geraaken, indien gy u, wegens zwierige kleeding, in schulden wikkelt. Uw schuldeïscher heeft regt om u, zo dra 't hem goeddunkt, van uwe vryheid te berooven. Wanneer gy buiten staat zyt om hem te betaalen, kan hy u in eene gevangkenis opsluiten, en u daar laaten zitten, zo lang gy leeft. By 't sluiten van den koop dagt gy misschien weinig aan de betaaling; maar de schuldeischers hebben een beter geheugen dan de schuldenaars, tellen de dagen, en letten naauwkeurig op termyn en vervaltyd. De dag van betaaling verschynt, eer gy nog wakker zyt; en de schuld wordt ingevorderd, eer gy schikkingen hebt gemaakt om ze af te doen. — Gy bevindt u misschien tegenwoordig in staat om eene kleine dwaasheid te begaan, zonder dat ze gevolgen heeft; maar zorg door eene goede manier van huishouden voor den ouden dag en voor de nooddruft. De dwaasheid van den morgen houdt geen' stand tot den avond. Uw gewin kan van korten duur en onzeker zyn; maar uwe uitgaaven zyn zeker, en duuren, zo lang gy Ieeft. 't Is ondertusschen ligter twee vuurhaarden te bouwen, dan op éénen gestadig vuur aan te houden. Ten besluite : Ondervinding houdt eene zeer duure school; doch deeze school is de eenigste, daar de dwaazen iets leeren. Want goeden raad kan men wel geeven; maar goed gedrag kan men niet geeven. Die zig derhalven niet laat raaden, is ook niet te helpen, P. F. D. W  GESPREK TUSSCHEN LORD FALKLAND EN MR. HAMPDEN. Vertaald uit The Dialogues of the Dead, by Lord Lytleton. lord Falkland. Verwondert gy u niet, Mr. Hampden, my in Elysium te zien? mr. Hampden. Ik meende u de zelfde vraag te doen; want ongetwyfeld hield uw Lordschap my voor een rebel. lord falkland. En zekerlyk zaagt gy my voor een' afvalligen van het gemeenebest, en een' ondersteuner der tyranny aan. Beschouwde gy my niet in dat nadeelig licht ? MR. HAMPDEN Ik beken dat ik zulks deed , en het streng oordeel dat gy over my velde, gaat niet buiten myne verwachting., De hitte der tyden beroofde ons beiden van onze natuurlyke oprechtheid. Nochtans ben ik gereed u hier openhartig te belyden, dat ik voor myn' dood, in de party die ik toegedaan was, genoegzaame redenen begon te ontdekken tot rechtvaardiging van uw gevoelen, dat de burgerkryg, in welken wy ons gestooken hadden door edelmoedige beweegredenen, eene begeerte naamelyk om onze vrye staatsgesteldheid te bewaaren, zeer ongelukkig zou eindigen, en mogelyk in den uitslag die gesteltenis verwoesten en dat zelfs door de wapenen der geenen, die voorgaven de yverigste voorstanders daarvan te zyn. lord falkland. En ik wil uw even openhartig belyden, dat ik in het hof E 4 zo  72 GESPREK TUSSCHEN LORD FALKLAND zo wel als in het leger des Konings, zo veel zag om my ongerust over de vryheid van myn Vaderland te maaken , indien onze wapenen voorspoedig waren, dat ik een overwinning weinig minder vreesde dan eene nederlaage waarom ik gestadig niets  in den mond had dan het woord vrede, 't welke ik met eene vriendelyke driftigheid herhaalde in iedere raadsvergadering die ik bywoonde. MR. HAMPDEN. Ik wenschte zo sterk om vrede als uw Lordschap. Maar ik zag 'er geen hoop toe. De onoprechtheid des Konings en de invloed der Koninginne maakten het onmogelyk om op zyne beloften te kunnen vertrouwen, en op zyne verklaaringen staat te maaken. Ja , met wat zekerheid kon den wy steunen op wettem ingesteld om de magt van de kroon in bedwang te houden ten zy dezelven zodaanig waren dat zy die magt in onze handen stelden na dat de Koning de Wet der Rechten geschonden had, die met zo veel moeijelykheid verkreegen was, en waarïn de voorrechten, welken in geschil stonden zo klaar uitgedrukt en vervat waren ? Indien zyn geweeten hem toeliet een inzetting van het Parlement te verbreeken, die gemaakt was om de paalen van het Koningklyk voorrecht vast te stellen en wel uit hoofde van zyn gevoelen, dat het Koninglyk voorrrecht aan geene bepaalingen onderhevig was , wat wettelyke banden konden dan het vermoogen hebben om zulk een geweeten verbonden te houden? of wat veiligheid was 'er voor zyn volk tegen de boosaardigheid van zulk een gevoelen te vinden , dan hem de magt van het zwaard te ontneemen, en zichzelven in staat te stellen tot het verdedigen van die wetten welken hy overtree LORD FALKLAND. Daar is waarheid, te veel waarheid in hetgeen gy gezegd hebt. - ik kan dit niet ontkennen Maar door den  MR. HAMPDEN. 73 den Koning de magt van het zwaard te ontneemen ontneemt gy gy hem inderdaad alle magt. Dit was de staatsgesteldheid in een volksregeering * te veranderen, en indien hy 'er zich aan onderworpen had, zou hy niet meer dan den enkelen naam van Koning behouden hebben. De scepter zou dan in de zelfde handen geweest zyn in welken het zwaard was; of wy moesten in een een staat van geduurige regeeringloosheid geleefd hebben, zonder eenig evenwigt of eenige sterkte in het bewint : eene gesteldheid die onmogelyk van langen duur kon zyn, maar in die van een Gemeenebest of in een eigendunkelyke Heerschappy moest eindigen. MR. HAMPDEN. Uw redeneering scbynt onwederleglyk. Maar wat konden wy doen? Laat Dokter Laud, en die andere Godgeleerden , welken het gemoed des Konings bestierden, en 'er zulke grondbeginselen in vestigden , die hem onbekwaam maakten tot het bestieren van zyn Ryk, schoon hy van veele goede en zelfs eenige groote hoedanigheden voorzien was; laat zy, zeg ik, verantwoording doen voor de onheilen, die zy hem en het volk op den hals haalden. LORD FALKLAND. Zy waren inderdaad grootelyks te beschuldigen : maar deeze beginselen hadden voor hunnen tyd reeds veld gewonnen , en scheenen de grondregels onzer kerke, in tegenstelling van die der Jesuiten , welken zich veel te ver naar het ander uiterste begeeven hadden. MR. HAMPDEN. Het dient onze kerk tot onëer zulke gevoelens aangenomen (*) Democracy, Anarchy.  74 GESPREK TUSSCHEN LORD FALKLAND nomen te hebben; en ik durf wel voorspellen dat zy in toekomende tyden door onze Geestelyken zullen verworpen worden , dewyl zy dezelven anders tegen zich zullen gekeerd zien, door zulken die hun verderf op 't oog hebben. Onderstel dat een Roomsche Koning den troon bekleed. Zal de geestlykheid dan den regel van lydende gehoorzaamheid en weêrloosheid blyven aan kleeven? Indien zy het doet, levert zy haaren Godsdienst over aan Rome; indien zy het niet doet, weêrlegt zy haare leer door haare daaden. LORD FALKLAND. Natuur, myn Heer , zal zich ten behoorlyken tyde weeten te handhaaven, tegen alle gevoelens die haare groote wetten bestryden, wie hy ook zy die dezelven als leermeester heeft ter baane gebragt. Maar, inderdaad, hoe meer ik de jammerlyke tyden , in welken wy leefden, in overweeging neem, hoe gunstiger my de schikkingen der Voorzienigheid ten onzen opzichte voorkoomen, waardoor wy zo tydig afgesneden en door den dood verlost wierden van die ellenden, welken ons by noodzaaklyk gevolg stonden over te komen. Het beklaaglykst ongeluk voor een' deugdzaam' man, is , zich in een staat te bevinden, waardoor hy belet word zodanig te handelen, dat hy zyn eigen gedrag kan goedkeuren. In zulk een' staat waren wy beiden. Wy konden naauwlyks een stap voorof achterwaart doen , zonder gevaar te loopen van misdryf te pleegen, of ten minsten schande op onzen hals te haalen. Wy waren in verbintenissen gewikkeld met lieden, wier voornemen zo oprecht niet was als het onze, of die zo billyk niet oordeelde. Indien wy ons vaardig toonden hen te sluiten, dachten zy ons te koud, of niet getrouw aan de zaak te zyn : sloegen wy met hen voort, wy stieten ons tegen rotsen, die wy duidelyk zapen dat niet vermyd konden worden. Wy waren ook van de gelegenheid beroofd om een geruste wykplaats op te zoe ken.  EN MR. HAMPDEN. 75 ken. De tyden en onze karakters wilden dit niet dulden. Werkloosheid zou in ons bloohartigheid en afval geweest zyn. Om de algemeene rampen ten hoogsten top te doen stygen, mengde zich aan beide zyden een Godsdienstige drift onder de woede van onze burgerlyke geschillen, die zinneloozer dan deeze, onverzoenelyker en afkeeriger van alle heelmiddelen was. De uitspoorigste raadslagen wierden voor de Godvruchtigste gehouden, en eerbied voor de wetten, wanneer dezelve met de inblaazingen van deeze vuurige yveraaren streed , wierd als ongodsdienstig uitgekreeten. Dit voegde nieuwe zwaarigheden by de zaak, die reeds zo veele zwaarigheden in zichzelve had, het bevestigen naamelyk van een volk dat niet langer eenig vertrouwen in hunnen Koning kon stellen, noch het Koningklyk gezag meer besnoeijen zonder het evenwigt van de staatsgesteldheid gantschelyk te verwoesten. In deeze omstandigbeid waren de kogels, die onze harten doorboorden, door de hand onzer beschermengelen zelfs derwaarts bestierd , om ons te bevryden van de afgryslykheden die wy niet zouden hebben kunnen uitstaan, en mooglyk van een misdaad van welke onzer beider natuur gruuwde. MR. HAMPDEN. Ik denk dat zy zodaanig bestierd waren; en indien ik weder moest leeven , zou de ondervinding, die ik gehad heb, my omtrent het aanblaazen van de vonken eens burgerkrygs, zeer omzichtig maaken; dewyl ik nu gezien heb, dat wanneer dit vuur eens in vlam is geraakt, geen mensch kan zeggen hoe ver het zich verspreiden zal. Geen hoofd van eenige party heeft in zyn magt om tot den brand te zeggen : zoo ver zult gy gaan, en bier zult gy ophouden. LORD FALKLAND. Het onderhoud dat wy thans gehad hebben, zo wel als de  76 GESPREK TUSSCHEN LORD FALKLAND, ENZ. de overweeging van myn eigen gemoed, zou, indien ik gevonnisd ware om myn ligchaam weder aan te neemen, een gantsch andere uitwerking in my te wege brengen. Zy zouden my zeer gemaatigl en oprecht leeren oordeelen over lieden, die met my verschilden omtrent moeijelyke voorvallen in zaaken van staat : zy zouden my volmaakt van allen geest van partyschap geneezen : en zy zouden my doen denken, dat in de Kerk zo wel als in den Staat, geen grooter kwaad, dan een vervoerende en haatdragende yver te vreezen is. WAARE GESCHIEDENIS VAN ROBINSON CRUSOE. Wanneer Kapitein Woodes Rogers, met het schip de Hertog en Hertogin, een kaper van Bristol, in den jaare 1708, zich op een' kruistogt tegen de Spanjaarden naar de Zuid-zee begaf, vond hy, op het eiland van Juan Fernandes, een man met geitenvellen gekleed, die 'er wilder uitzag, dan de oorsprongkelyke eigenaars van hetzelve. Hy was vier jaaren en vier maanden te vooren op dit eiland achter gelaaten door Kapitein Stradling voerende het schip de Cinque Ports, uit oorzaake van een hevig verschil tusschen hen; zyn naam was Alexander Selkirk en, volgens het verhaal van Kapitein Dampier, was hy. aan boord van Rogers zynde, de beste man van dat schip. Geduurende zyn verblyf op het eiland zag hy verscheide schepen voorby zeilen, maar niet meer dan twee kwamen 'er ten anker; deezen waren Spanjaarden, sommigen van welken aan land kwamen, en op hem schooten voor dat hy hen was gewaar geworden, zo dat hy veel werk had te ontkomen. Waren zy Franschen geweest, zou hy zich aan hen overgegeeven hebben, waar hy verkoos liever gevaar te loopen van in die woeste  WAARE GESCHIEDENIS VAN ROBINSON CRUSOE. 77 te plaats te sterven, dan zich te vertrouwen in handen van zulken, die hy begreep dat zekerlyk een' vreemdeling, die kundigheid van de Zuid-zee had, zouden vermoord of tot den arbeid in de mynen verweezen hebben. Toen hy op het strand was gezet, had hy zyn klederen en beddegoed by zich, met een musquet, een pond buskruid, eenige kogels, wat tabak, een' houwer, een mes, een' ketel, een' bybel, eenige andere boeken, en zyne mathematische instrumenten. Hy vermaakte en onderhield zich zo goed als hy kon, maar, geduurende de eerste agt maanden , had hy veel werk om zynen moed wakker te houden in zulk een verlooren gesteltenis en zo verre van alle menschelyke wezens afgescheiden. Hy bouwde zich twee hutten van zekere soort van peperboomen, dekte haar met lang gras, en bekleede haar met vellen van geiten, die hy met zyn schietgeweer velde, zo lang zyn voorraad van kruit duurde; toen deeze uitgeput was, verschafte hy zich vuur door twee stukken van peperhout op zyne knieën tegen elkander te wryven. In zyne kleinste hut, die op eenigen afstand van de andere geplaatst was .maakte hy zyn eeten gereed; in de andere hut sliep hy, en hield 'er zig bezig met leezen, psalmzingen en bidden ; zodat hy zeide dat hy in zyn eenzaamheid beter Christen was, dan ooit te vooren, of vreesde naderhand weder te zullen zyn. In het eerst gebruikte hy nooit eenig voedsel voor dat de honger hem daartoe dreef, gedeeltelyk door gebrek aan brood en zout, en gedeeltelyk door droefheid; ook ging hy nooit naar bed, voordat hy niet langer kon waaken; het peperboomhout, dat vry heldes brandde , diende hem voor vuur en kaarslicht beide, en verfrischte hem door zyn aangenaame reuk. Hy zou visch genoeg hebben kunnen krygen , maar kon 'er niet van eeten uit gebrek aan zout, dewyl hy 'er , zonder dit, aan loop door onderhevig raakte , steurkrabben alleen uitgezonderd, welke hy aangenaam bevond te zyn en zoo groot als kreeften; deeze, kookten of braade hy, gelyk  78 WAARE GESCHIEDENIS VAN ROBINSON CRUSOE. hy het geitenvleesch mede deed : van het laatste maakte hy uitmuntend goede sop, dewyl de geiten aldaar zo sterk van smaak niet zyn als die in Europa. Volgens zyn rekening had hy vyf honderd van die dieren geduurende zyn verblyf aldaar, gedood, en nog wel zo veel gevangen, die hy weder had losgelaaten, na haar aan het oor gemerkt te hebben. * Zyne levenswyze en aanhoudende oefening maakten hem zo rad ter been, dat, toen hem kruit ontbrak, by in staat was om de geiten op hunnen weg zeer wel te kunnen inhaalen. Kapitein Rogers zond eenigen van zyne vlugste manschap, en een' bulhond, dien zy aan boord hadden, aan land, om Selkirk op zyne geitenjagt te helpen; maar hy matte hen af, liet beiden mannen en hond achter zich, en keerde met de geit op zyn nek te rug. Hy verhaalde dat zyne gezwindheid in het vervolgen der geiten hem eens byna doodelyk was geweest; want hy joeg met zo veel drift een deezer dieren na, dat hy hetzelve greep op den kant van eene steilte, die door het kreupelhout voor zyn oog verborgen was. Hy viel van een groote hoogte naar beneden; was door den val verdoofd; bleef 'er vierentwintig uuren liggen; en toen hy weder by zyne zinnen kwam, vond hy de geit dood onder zich liggen: hy was naauwlyks in staat om naar zyne hut te kruipen, die byna eene halve Engelsche myl van daar was, of geduurende den tyd van tien dagen buiten dezelve te komen. Eindelyk had hy het zo ver gebragt, dat zyn vleesch hem zonder zout of brood smaaklyk was geworden; en in het gepaste jaargety vond hy overvloed van goede raapen , welken door het scheepsvolk van Kapitein Dampier (*) Wanneer Kommandeur Anson, dit zelfde eiland , twee en dertig jaaren naderhand, aandeed, vond hy 'er zeer weinig geiten overgebleeven ,hebbende de Spanjaarden een aanmerkelijk getal groote honden aan land gezet, om ze uitteroeijen : maar de eerste geit, die zyn volk doodde, is beschreeven als een dier van een zeer eerwaardig aanzien, met eene ongemeen' grooten baard; en zyne ooren ingesneeden vindende, beslooten zy dat het een deezer dieren was, welken door Selkirk gemerkteekend waren.  WAARE GESCHIEDENIS VAN ROBINSON CRUSOE. 79 pier aldaar gezaaid waren geworden en nu een aanmerkelyke streek lands besloegen. Hy had geen gebrek aan kool, en hy kruidde zyn vleesch met de pimento, welke de peper van Jamaica is. Zyne schoenen en klederen waren wel haast geheel versleeten, door zyn jaagen in de wouden; zodat hy zich eerlang genoodzaakt vond zonder dezelven zyne voeten te gebruiken, waardoor zy zo hard werden , dat het hem naderhand moeijelyk viel om ze weder aan schoenen te gewennen, zwellende in het eerst zyne voeten, wanneer hy ze had aangedaan. Hy was in den beginne zeer geplaagd door katten en rotten , welke aan land gekomen waren van de schepen, die aldaar hout en water hadden ingenomen ; maar door de katten wel te onthaalen , waren veelen van haar zo mak geworden, dat zy als by honderden hem omringden, en hy in 't kort gantscbelyk van de rotten bevryd werd. Hy temde insgelyks eenige jonge geitjes, voor zyn tydverdryf, zodat hy het verdriet der eenzaamheid begon te overwinnen, en veel gemaklyker in zyne omstandigheden werd. Hy vervulde het gebrek zyner versleten klederen , door eene muts en rok van geitenvellen , te saamen gehecht met smalle reepen van dezelven. Hy had geene andere naald dan een els, en toen zyn mes tot den rug was afgesleten, maakte hy, zo goed als hy kon, anderen van eenige yzeren hoepen , welke aan strand gelaaten waren, die hy dun sloeg, en op steenen scherpte. Nog van eenig linnen voorzien zynde, maakte hy zich eenige hembden, naaijende de naaden te saamen door middel van een nagel, of spyker, met de draaden van zyne oude koussen, die hy tot dat oogmerk uithaalde: Hy had zyn laatste hembd aan, toen hy door Kapitein Rogers gevonden werd, en, toen hy eerst aan boord kwam , had hy door gebrek aan oefening zyne taal zodanig vergeeten , dat hy zyne woorden maar half uitbragt, en naauwlyks kon verstaan worden. Na dat Selkirk in Engeland was te rug gekomen; schreef  80 WAARE GESCHIEDENIS VAN ROBINSON CRUSOE.' schreef hy een verhaal zyner lotgevallen, en stelde zyne papieren in handen van den vermaarden Daniel Defoe, om dezelven voor de drukpers te beschaaven, doch welke' man onedelmoedig genoeg was, om uit deeze stoffe en zyne eigen uitvinding zyne gevallen von Robinson Crusoe saamen te stellen, en Selkirk zyne papieren te rug te geeven, als te beuzelagtig om eenige opmerking te verdienen. Een wreed bedrog, voor het welk, uit het oogpunt van menschelykheid beschouwd, de uitmuntende verdienste van die roman, geene vergoeding kan doen.  Aan den Uitgever der Algemeene Oeffenschole. Myn Heer! Onlangs vond ik , in een Fransch werkje, eenige Sokratische Samenspraken. Dezelven behaagden my dermate dat ik het besluit nam om ze in onze Taale over te brengen : zy dragen zekerlyk blyken van uit eene zeer goede hand in het oorspronglyke gekomen te zyn. De Opsteller schynt wel, in de eerste plaatse , de onderwyzing van zekeren jongen Prins bedoeld te hebben; doch de algemeene nuttigheid is in dezelven niet uit het oog verloren. Het volgend staaltje zal dit volkomen bewyzen. Kan het gevoeglyk in uw Mengelwerk geplaatst worden, dan zal ik U meer van deezen aart, toezenden. — De Samensprekers, (om dit nog aan te merken) zyn Sokrates en Evagoras, Prins van Salamis en Cyprus, die men onderstelt dat jong naar Atheenen gegaan is, om zich daar in de Wetenschappen te oeffenen, en zekere Prothymus.—' Ik blyve enz. L..... 10 Maart 1779. VI. Afd. XV DEEL F SAMEN-  SAMENSPRAAK. Tusschen Prothymus, Sokrates en Evagoras, over de wyze, op welke men zyne minderen moet behandelen. Proth. Wy ontmoeten u regt van passe, Sokrates: gy moet Regter tusschen ons zyn. Sokr. Hoe! zyn twee Vrienden het onder elkanderen niet eens ? Evag. Niet altyd: men kan verschillende gevoelens hebben, zonder dat de vriendschap verkoelt. De verscheidenheid van begrippen brengt te weeg dat ons verstand worde opgehelderd, en dat wy tegenspraak leeren dulden. Sokr. Wel gezegd, Evagoras; en indien alle menschen zulke wyze grondregelen volgden, dan zouden de verscheidenheid van begrippen nimmer haat of wanorde veroorzaken. Maar waarover hebt gy tog met elkanderen geschil gehad ? Proth. Wy spraken over het gedrag, het welk men moet houden jegens zyne minderen, of over de handelwyzen, tot welken wy ons ten hunnen aanzien moeten verbonden agten. Evagoras beweerde dat men zich met hun niet gemeenzaam behoort te maken. Ik hield het tegendeel staande Wie van ons beiden had gelyk ? Sokr. Een weinigje geduld: een Regter doet zoo schielyk geene uitspraak. Vooraf moet hem de zaak opgehelderd worden, en hy moet de redenen, die van weêrzyde worden ingebragt, hooren. Zeg my dan, in de eerste plaatse, wie gy bedoelt door Minderen? Evag. Zy kunnen in soorten onderscheiden worden: in een Huisgezin zyn, by voorbeeld, de Kinderen onderworpen aan hunne Ouderen , en Leerlingen aan hunne Meesters. In eene Schoole moeten de Onderwyzelingen eerbied hebben voor zulken, die geschikt zyn om hen te onderwyzen. Aan een Hof zyn de Staatsdienaars en hooge Amp-  PROTHYMUS SOCRATES EN EVAGORAS. 83 Amptenaars afhanglyk van den Vorst, en verscheidene luiden van gering aanzien hangen van de Grooten af. In het Leger staat de Soldaat onder zynen Kapitein, gelyk deze onder den Generaal staat. Allen, om kort te gaan, die moeten gehoorzamen, zyn, in welken staat zy ook leven , Minderen, ten aanzien van hun, die bevelen geven. Sokr Kan het ook niet gebeuren dat het zelfde mensch, ten zelfden tyde, tot de Meerderen behoort ten aanzien der eenen, en tot de Minderen ten aanzien van anderen? Evag. Dit ziet men alle dagen Een Kapitein gehoorzaamt den Generaal, en geeft bevelen aan de Soldaten. Het is in andere levensstanden genoegzaam eveneens met de zaken gelegen. Ieder mensch heeft iemand boven, en ook den een of ander onder zich, en dus is elk nu eens een Meerdere, dan weder een Mindere. Sokr Het is waar dat de Meerderheid of Minderheid slegts betrekkelyke hoedanigheden zyn, die veranderen naar mate wy ons vergelyken met zulken, die hooger of geringer zyn dan wy. Men zoude 'er nog kunnen byvoegen dat de trappen van Meerderheid of Minderheid verschillen naar den rang der personen : daar zyn verscheidene soorten van ondergeschiktheid. Maar denkt gy, Evagoras, dat die onderscheidingen van rang, van welken wy thans spreken, haren grond in de Natuur hebben ? Indien by toeval een groot Heer en een Matroos zich eens te samen alleen op een onbewoond Eiland gezet vonden, zoude dan de eerste zich eenige Opperhoofdigheid kunnen aanmatigen? Evag. Ik vrees dat het voordeel aan de zyde van den Matroos zyn zoude: deze zou ongetwyfelt de sterkste, en de bekwaamste zyn in het jagen en visschen : de arme Heer zou zeer verlegen zyn met zichzelven : want de Grooten zyn meestal ongemeen zwak en onhandig. Sokr. Wat geeft dan tog, in den staat der Nature, den eenen mensch voordeel boven den anderen? Evag. Daar is een natuurlyk voorregt en gezag aan de zyde der Ouderen over de Kinderen : maar buiten dat geven alleenlyk de kragten des ligchaams, de bekwaamhe F 2 den  84 SAMENSPRAAK TUSSCHEN den van den geest, of uitmuntende deugden, een wezenlyk voordeel boven anderen, dewyl men zich, uit hoofde van dezelven, nuttig en noodzakelyk kan maken : deze dingen geven egter, eigenlyk gesproken, nog geen regt om over anderen eenig gebied te voeren. Prot. Ik bedank u, Sokrates, omdat gy hem, van stap tot stap, zoo ver gebragt hebt dat hy de natuurlyke gelykheid der menschen moet erkennen. Deze heb ik ten grondslag gelegd ter stavinge van myn gevoelen. Vergeet het niet, Evagoras. Evag. Wees 'er niet bang voor. Maar ik stel vast dat Sokrates ons nog wel het een en ander zal te zeggen hebben, het geen ik u verzoek ook niet te vergeten, Prothymus. Sokr. Meent gy dat, Evagoras? Laat ons zien of gy wel geraden hebt. Prothymus ligt thans aan de beurt om my te antwoorden: want elk moet zyne beurt hebben. Denkt gy, Prothymus, dat de menschen langen tyd zouden hebben kunnen leven in den staat van natuurlyke gelykheid, van welken wy zo even spraken? Prot. Dat zoude zeer bezwaarlyk gevallen zyn. Zooras als men in eene Maatschappy leeft, dan moet'er iemand zyn, die het gebied voert, en de anderen moeten gehoorzamen; de byzondere posten behooren verdeeld te zyn naar de verscheidenheid der bekwaamheden: en dit alles veroorzaakt noodwendiglyk ongelykheid. Sokr. Gy begrypt de oorzaken van de ondergeschiktheid, en van de verscheidenheid der rangen, welke in de waereld zyn ingevoerd, zeer wel; doch dit alles verdient wat meer ontwikkeld te worden. Zyt gy niet van gedagte dat eene geheele Natie uit eene samenvoeging van verscheidene huisgezinnen bestaat? Evag. Ja, ongetwyffeld. Sokr. Heeft in een huisgezin niet zekere ondergeschiktheid, zekere onderscheiding, plaats? Prot. Ja: de Kinderen staan onder het opzigt van den Vader; ook geven de jaren eenigen voorrang aan de oudsten boven de jongsten. Sokr.  PROTHYMUS SOKRATES EN EVAGORAS. 85 Sokr. Indien het Atheensche Volk gelykt naar een groot huisgezin, zyn 'er dan geene Vaders of Oversten noodig om die gemeenschap te bestieren? Prot. Zonder twyffel: wyze luiden moeten met gezag bekleed zyn ,• om voor het algemeene welzyn te kunnen zorgen. Want de meenigte kan zichzelve by geene mogelykheid bestieren. Sokr. Meent gy ook dat, in den oorlog, elk naar zyn welgevallen mag handelen? Prot. Neen: dat zoude verwarring baren. Nimmer zyn de kragten grooter dan wanneer zy vereenigd zyn. Om die reden heeft iedere bende haren eigen Bevelhebber ; en alle de Bevelhebbers staan onder eenen, die als Opperhoofd gebiedt; opdat 'er dus maar eene bestiering en een wil moge zyn, die allen te gelyk tot het zelfde einde in beweging brengt. Sokr. Zoude het wel tot nut der Maatschappye dienen, dat ieder de zelfde Konsten beoeffende, en het zelfde Beroep by de hand name? Evag. Ik kan niet nalaten om deze vraag te lagchen. Het zoude al raar zyn als ieder eens een Metselaar, Timmerman , en wat gy meer wilt, tevens was. Die al te veel op zich neemt, zal in geene zaak gelukkiglyk slagen. Elk moet zich by een Beroep houden, en dan zullen de dingen op den besten voet blyven. Sokr. Doet de noodzakelykheid alleen de menschen tot die verscheidenheid van Beroepen besluiten , of worden zy 'er door de Natuur toe genoodigd? Prot. Het is myn beurt om te antwoorden, Evagoras. Ik vind, Sokrates, dat de Natuur zelve ons tot die verscheidenheid van Beroepen opleidt, dewyl zy den mensschen verscheidenheid van geestneigingen , verkiezingen en bekwaamheden heeft toegeschikt. De een is geschikt tot het een, en de ander tot iets anders: de geest van den eenen leidt hem tot de beoeffening der Wetenschappen, en die van den anderen doet hem eenig handwerk verkiezen. Daar is niemand, die in alles even gelukkig kan F 3 slagen,  86 SAMENSPRAAK TUSSCHEN slagen, en daar is ook  niemand, die in het een of ander niet wel slagen, wanneer hy zyne bekwaamheden of slegts raadpleegt. Sokr. Maar indien de bekwaamheden en de Beroepen onderscheiden zyn, maakt zulks dan ook niet eenig onderscheid in het aanzien van den een en den ander? de gemaklykste en gemeenste posten , natuurlyker wyze minder in aanzien moeten zyn dan zulken, wier geeft hen tot groote en moeijelyke zaken opvoert. Sokrates , een uitmuntend Wysgeer en verstandig Raadgever, is, buiten tegenspraak, voortreflyker dan de Kleermaker , die hem dien slegten mantel heeft gemaakt. Sokr. Laat mynen mantel met rust: dezelve is goed genoeg voor een' Filosoof. Zoo hy my al niet beschut tegen uwe spotternyen dekt hy my ten minsten tegen de aanval len van het weêr , en dat is alles wat ik van hem vorder Maar nog eene vraag: want gy weet dat het myne ge  woonte is te vragen. Evag. Aan wien doet gy die, Sokrates? Zy behoort aan my gedaan te worden, om dien Spotter onbescheidenheid te straffen. Spotter over zyne Sokr. lk ben  niet wraakzuchtig en om dat te toonen rigt ik myne reden juist tot hem. Zeg my dan Prothy mus , of de  Ryken niet eenig voordeel boven de Armen hebben? Prot. Zy hebben ten minsten het voordeel van meer goeds te kunnen doen. Sokr.Maar moet men hun ook geen grooter agting en ontzag toedragen ? Prot. Die vraag maakt my wat verlegen. Aan den eegen eerbied vorderen aan den anderen kant zie ik egter sschen te werk en stellen aan zeer velen  van dienst zyn. Hy heeft bekwame gelegenheid om zyn verstand uit te brei-  PROTHYMUS SOCRATES EN EVAGORAS. 87 breiden, en zich op de bevordering der algemeene belangen toe te leggen: hy kan zyn Vaderland van nut zyn door zyne goederen, gelyk een ander het is door zyne bekwaamheden: hy kan eindelyk aan zyne Kinderen.eene opvoeding geven, die hen boven het gemeen zal verheffen. Uit dien hoofde heeft dan een Ryke vry wat voordeels: en ik bespeur dat het onderscheid van bezittingen ook eenig onderscheid in den staat veroorzaakt, ten minsten ten aanzien van familien. Evag. Waar wil Sokrates tog met alle zyne vragen heen? Sokr. Dat zult gy zien, Evagoras, zooras als Prothy mus my zal gezegd hebben of die verscheidenheid van staten en rangen, welke in de samenlevinge heeft stand gegrepen, en waarvan wy nu de voornaamste bronnen hebben aangewezen, in zichzelve kwaad zy, en of men die wel uit de waereld behoorde te verbannen. Prot. Ik geloof niet dat dit kan of moet geschieden. Zv is een gevolg van de Natuur der dingen en van de noodzakelykheid. Door in maatschappyen te leven winnen de menschen zoo veel, als zy aan den kant der natuurlyke gelykheid schynen te verliezen. Sokr. Is 'er dan eene wettige ondergeschiktheid, welke men behoort in stand te houden ? Evag. Nu zie ik, Sokrates, waar gy heen wilt. Gy wilt zekerlyk toonen dat de noodzakelykheid van zulk eene ondergeschiktheid alle daden moet regelen. Een Meerdere moet zynen rang in het oog houden, en niet dulden dat de Minderen vergeten wat zy hem schuldig zyn. Ik heb het u wel gezegd, Prothymus. Prot. Maar waarom vergeet gy, Evagoras, wat Sokrates eerst gezegd heeft wegens de natuurlyke gelykheid der menschen ? Evag. Die gelykheid heeft niet meer plaats: wy leven thans in burgerlyke Maatschappye. Sokr. Wees zoo voorbaarig niet, Evagoras: menschlyke instellingen kunnen de dingen, die van de Natuur komen, wel wat plooijen en verschikken, maar zy mogen die niet F 4 ver-  88 SAMENSPRAAK TUSSCHEN vernietigen. Zoolang 'er als * eene gelykheid van werktui gen en behoeften, van zwakheid en reden onder de men schen zal stand houden; zoolang als zy uit de zelfde klei zullen gevormd worden, en leven van de vrugten der aarde, zullen zy tot de zelfde soort van schepselen blyven behooren Een mensch zal steeds zyns gelyken vinden in een ander mensch, en de geringste slaaf zal, zelfs by den Koning van Persie, geregtigd zyn om zich te beroepen op die menschlykheid, welke zy met elkanderen gemeen hebben. Evag. Maar wy krygen dus twee strydige beginselen gy stelt ene soort van gelykheid tusschen de menschen en wilt egter dat 'er ondergeschiktheid onder hen zal plaats hebben. Hoe kan dit samengaan ? Sokr. Gy zult dit welhaast zien. Doch eer ik myne regels vaststel, moet ik nog een derde grondbeginsel voordragen. Laat Prothymus ons eens zeggen hoe hy met zyne Vrienden handelt. Prot. ik dat zeggen Moet ? Vraag het aan Evagoras. Ik behandel hen zonder komplimenten, ik spreek met hun zoo als ik denk, ik vraag hen om raad, ik verneem naar de dingen, die hen betreffen, ik vermaak my in hun gezelschap. ' Evag. Dat is waar: wy zyn gewoon zeer vry met elkanderen over alles te praten: wy deelen onze bekommeringen, onze geneugten, ja onze geheimen zelfs aan elkanderen mede. Sokr. Maar zoudt gy wel de zelfde openhartigheid by elk een willen doen blyken? Zoude gy u eveneens gedragen in het gezelschap van den eerstkomenden ? Prot. Waarlyk niet: ik maak ten dien opzigte vry wat Sokr. Welke zwarigheid vindt gy tog in even vry met allerleie menschen te verkeeren en verbintenissen van vriendschap met hun aan te gaan ? Prot. Omdat de verkeering met allerleie menschen my niet even aangenaam zyn zoude. Sokr.  PROTHYMUS, SOCRATES EN EVAGORAS. 89 Sokr. Beschouwt gy dan de zaak alleenlyk van den kant van het genoegen? Prot. Gy hebt reden, Sokrates, om my myne fout onder het oog te brengen. Ik had moeten zeggen dat 'er luiden zyn, van welken men niets goeds kan leeren, die ons kunnen bederven en benadeelen , door ons valsche denkbeelden of verkeerde neigingen in te boezemen, of door ons vertrouwen te misbruiken. Niets is gevaarlyker dan kwaad gezelschap: en dewyl onze vrienden doorgaans onze medgezellen zyn, moeten wy zorgen om geene luiden tot onze vrienden te kiezen , dan die geschikt zyn om ons verstand en ons hart te vormen. Sokr. Het geen gy daar zegt is van belang, en gy zult begrypen welk gebruik ik 'er van wil maken. Gy zult zoo goed zyn van de grondstellingen , welker regtmatigheid gy beiden erkend hebt, niet te vergeten. Daar heeft eene natuurlyke en onvernietigbare gelykheid onder de menschen plaats: ook heerscht 'er in de waereld eene regtmatige en noodzakelyke ondergeschiktheid. Men moet die twee byzonderheden met elkanderen overeen brengen, en 'er nog eene derde groondstelling tot welke ons gesprek aanleiding geeft, byvoegen: te weten dat men zeer omzigtig en kiesch moet zyn in het kiezen zyner vrienden. Laat ons nu zien of wy deze drie grondstellingen genoeg kunnen overeenbrengen, om uwen onderlingen twist te doen eindigen. Gy stemt beiden toe dat wy geene luiden, die eene slegte opvoeding gehad hebben, en wier gezelschap voor ons van geene nuttigheid altoos kan zyn, tot onze vrienden moeten kiezen. Prot. Dat erkennen wy. Sokr. Men doet dit egter, wanneer men zich gemeen maakt met Huisbedienden, of met luiden van lagen rang. Hunne verkeering heeft niet alleenlyk niets dat leerzaam is, maar zy bederft den geest, door denzelven met valsche of beuzelagtige denkbeelden te vervullen. Zy is regt geschikt om aan ligtgeloovigheid, nyd, lasterzugt, kwaadaartigheid, lage vleizugt en lompheden voedsel te geven. F 5 Door-  90 SAMENSPRAAK TUSSCHEN Doorgaans neemt men iets over van den smaak der geenen met welken men verkeert, en ik laat u beoordeelen of de omgang met luiden van zulk eenen verkeerden smaak wel geschikt kan zyn om de neigingen te veredelen. Maar het grootste nadeel is dat men by zulk gezelschap geene aansporingen altoos heeft om zich te verbeteren, dewyl men zich in het zelve vertoont met alle zyne zwakheden en gebreken, zonder de minste vreze voor eenige berisping. Hoogmoed, luiheid, eigenzinnigheid, en alle andere ondeugden , gaan onopgemerkt door by luiden, welken het nimmer in den zin komt ons tegen te spreken. Men verzuimt zelfs elders hulpmiddelen ter weering van die kwade indrukselen te zoeken: want slegt gezelschap verwekt weêrzin tegen de verkeering met goede menschen; men vermaakt zich zoo wel met zyne inschikkelyke Minderen, die de verkiezingen der Meerderen in alle opzigten toejuichen, dat men geen genoegen meer vindt by luiden van eere, die zulk eene groote toegevendheid niet oeffenen. Evag. Gy hebt gelyk, Sokrates: wanneer men zynen knegt tot zynen Vriend kiest, verdient men dan wel andere Vrienden te hebben? Ik heb ook wel hooren zeggen dat men, door zich al te gemeenzaam te maken met zyne Huisbedienden, eindelyk door hun geregeerd wordt. Sokr. Dat is waar: luiden als zy, die op onze zwakheden met naauwkeurigheid agt slaan, en dikwyls tot een schandelyk vertrouwen worden toegelaten, worden welhaast onze Meesters; men moet hen uit vreze ontzien en men houdt hen in dienst uit belang. Dit is het lot van vele Vorsten die hunne Raadsheeren en Staatsdienaars alleenlyk welstaanshalve hooren, terwyl zy zich gedragen naar de lage inboezemingen van baatzugtige Vertrouwelingen en Bevorderaars van hunne vermaaken. Prot. Hoe zal men dan  best met zyne Huisbedienden leven? Sokr. Men moet met hun leven als met schepselen, die van Nature aan ons gelyk, en egter, door de invoering der  PROTHYMUS, SOKRATES EN EVAGORAS. 91 der burgerlyke orde, in zeker opzigt aan ons ondergeschikt zyn; die verordend zyn om ons te dienen, en niet om ons raad te geven. Wy moeten ons dan ten hunnen aanzien onthouden van smadelyke woorden, van veragtende gebaren, van trotschheid in ons gelaat, van knorrigheid, van onbeschoftheid. Zy zyn menschen: dit moet gy nimmer vergeten: de menschlykheid vordert altyd eenige blyken van genegenheid. Spreekt hen dan met vriendelykheid toe; draagt zorg voor hun; doet hun wel; ondergaa hen met zagtzinnigheid, en zonder gramstorigheid, wanneer zy kwalyk doen. Men vernedert zichzelven door gramschap en hoonende bejegeningen. Hoor en antwoord hen met minzaamheid omtrent zaken, die hunnen post of dienst betreffen, maar wikkel u verder niet met hun in gesprekken in. Veroorloof u, met betrekking tot hen, geene spotternyen, klugten, of vrypostigheden. Wees, om kort te gaan, voor hun een goed Meester, maar word nimmer hun makker. Wanneer gy dezen middelweg houdt, dan zullen zy u beminnen en eerbiedigen; en vooral, wanneer gy nog eene zaak in het oog houdt. Evag. Welke is die, Sokrates? Sokr. Men moet zorgen dat men niet grillig zy in hun het een of ander te bevelen. Gezag brengt wel te weeg dat een Mindere gehoorzaamt: maar hy gehoorzaamt kwalyk en met tegenzin : hy wordt stug. Onze eerste meester aan wien de geheele waereld zich gewilliglyk onderwerpt is de Reden. Hoe moeijelyk eenig bevel ook zyn moge , zal elk het egter van harte opvolgen, wanneer hy het oregtmatig en noodzakelyk vindt. Maar wanneer iemaSok in zynen Meerderen ongestadigheid en grilligheid bespeurt, wanneer deze , nu dus dan zoo bevelende, meer zynen luim dan den raad der wysheid volgt, dan zal men hardheid in zynen dienst vinden, en daardoor zal zyn gezag afnemen. Om wel gediend te worden, moet men op den regten tyd regtmatige bevelen geven. Men zal u altyd eerbiedigen, wanneer gy de reden eerbiedigt. Evag.  92 SAMENSPRAAK TUSSCHEN Evag. Het zoude niet moeijelyk vallen die zelfde regels over te brengen, op de handelwyzen , welke wy ten aanzien van andere Minderen moeten houden. Ik begryp dat men hun. van de eene zyde vriendelyk moet bejegenen, en zich van de andere doen gehoorzamen: men brengt dit te weeg door uwe twee regels op te volgen: voor eerst door agt te geven op de menschlykheid, welke wy onder elkanderen gemeen hebben; en ten tweeden door eene behoorlyke ondergeschiktheid te handhaven. Sokr Zeer wel: maar gy zult niet vergeten , Evagoras, dat, gelyk er onderscheidene rangen van Minderen zyn 'er ook een meer of min plaats heeft in de beleefdheden welke men ten hunnen opzigte behoort in het oog te houden. Eene betooning van goedheid is niet genoegzaam ten aanzien van allen: daar zyn luiden, die de grootste blyken van agtinge verdienen. Evag. Zeg my, bidde ik, welke de maat zy, en welke, om zoo te spreken, de palen van afscheidinge zyn op welken men ten dezen aanzien moet letten? Een Vorst, by voorbeeld, heeft verscheidene soorten van Minderen. Hy heeft Staatsdienaars, Hovelingen en Amptenaars van onderscheiden rang. Hy heeft Onderdanen van allerleien staat. - Hoe moet hy tog ten hunnen aanzien han delen ? Sokr. Laat ons dit voor eerst overwegen, ten aanzien van het gemeene Volk. Een Vorst is aan den minsten zyner Onderdanen blyken van bescheidenheid en gemeene beleefdheid schuldig, zoodat niemand grond moet hebben om hem trotschheid of stuurschheid te last te leggen, hy moet zich integendeel toeleggen om dikwyls gelegenheden te doen geboren worden, by welken eenig wel te pas gebragt woord, eenige trek van mededogen of menschlievendheid, of eenige daad van goedwilligheid, het denkbeeld by het algemeen doe ontstaan dat hy een goed Vorst is, wien zyner Onderdanen welzyn ter harte gaat. Evag. Wy zien hier dan den regel voor het algemeen: nu  PROTHYMUS, SOKRATES EN EVAGORAS. 93 nu verwagt ik te hooren wat hy ten aanzien van luiden van eenen anderen rang heeft waar te nemen. Sokr. De Edelen, en vooral zulken, die aanzienlyke ampten bekleeden, vorderen meer onderscheidingen. De Vorst is hun blyken van beleefdheid schuldig , die geschikt zyn naar hunne waardigheid, naar hunne jaren, en naar hunne verdiensten: en ten dien aanzien is het altyd beter te ver te gaan, dan te kort te schieten, dewyl het voor den Vorst van zeer veel belang is te zorgen dat luiden van dien rang voldaan zyn over zyne Regering en Zeden, dat zy met genoegen aan het Hof blyven, dat zy zugt voeden om zyn huis en hem te dienen, en dat zy zynen roem en belangen ter harte nemen. Daarvan hangt het genoegen van zyn leven, zyne agting en de goede uitslag van zyne zaken af. Hy kan dan niet te edelmoedig noch te beleefd zyn, in het aanwenden van pogingen om luiden, die hem de grootste nuttigheid kunnen aanbrengen , aan zich te verbinden. Evag. Gy zult egter toestemmen dat men iets meer moet doen voor hun, die men vrienden noemt. Sokr. Heeft een Vorst vrienden noodig ? Hy moet zyne waardigheid maar handhaven, en zich vergenoegen met de eerbewyzingen , die hem aangedaan , en met de titels, die hem opgedragen worden. Daarmede kan hy zich voldaan houden. De vriendschap is maar van nut voor bur-. gerluiden. Evag. Hoe! Bant gy de vriendschap uit het hof? Wat hebben de Vorsten u tog misdaan, dat gy hen van het grootste genoegen des levens wilt berooven ? Sokr. Ik denk niet dat ik hun veel kwaads doe: want zy zyn doorgaans ongevoelig voor dat genoegen. Zy hebben liever dat men als slaven voor hun kruipt, dan dat men hun rondborstiglyk zyne meening zegt: zy houden veel van vleijers, en in het geheel niet van vrienden. Evag. Maar stel eens dat de een of andere Vorst belang in de vriendschap stelde, hoe zoude hy zich moeten gedragen om waarlyk vrienden te hebben? Sokr.  94 SAMENSPRAAK TUSSCHEN Sokr. Zulk een gedrag zoude al vry moeijelyk vallen: want om het te houden, zoude een Vorst allen hoogmoed moeten verzaken, dat is, hy zou moeten kunnen vergeten Vorst te zyn: en dit zou hy nog wel kunnen doen, zonder eenig gevaar voor zyne waardigheid: want schoon hy het al mogt vergeten , zullen anderen het egter wel onthouden : maar daarenboven moet hy de rondborstigheid dat is te zeggen, eene volkomene vryheid van denken en spreken als den grondslag der vriendschap aanmerken Tot dien prys zullen Vorsten vrienden hebben: zonder die voorwaarde hebben zy maar bedienden. Evag My dunkt dat het zoo bezwaarlyk niet moet vallen de rondborstIgheid en vryheid, van welken gy spreekt, te doen stand grypen. Het is voor een' Vorst zekerlyk aangenaam een gemaakt en gedwongen karakter af te leggen, om de vryheden van het gemeene leven te smaken: gemeenzame gesprekken verschaffen uitspanning en ver- kwikking. Sokr. Ik erken het: en die Vorsten zelfs, welke het meest gezet zyn op het geen men hun verschuldigd is worden het gewaar. Doch wat gebeurt 'er? Zy slaan van het eene uiterste tot het andere over, en gaan wanneer een statelyk gedrag hun verveelt, zich vermaken met huisbedienden, met tooneelspeleren met hofnarren, om van het bedwang, waaronder zy meenen dat hun rang hen by anderen legt uit te rusten. Dwazen doen alles zonder maat: zy gaan altyd van het hooge tot het lage over: zy kennen geenen middelweg tusschen ware grootheid lage gemeenzaamheid. 6 Evag. Wat is dan de middelweg, dien gy zoudt aan- wyzen? Sokr. Dezelve bestaat daarin dat een Vorst uit zyne Hovelingen of Landgenooten luiden , die deugdzaam , bescheiden en verstandig zyn, die goed in hun gedrag en omgang zyn, verkieze, om de uren, welke hy tot uitspanning en gezelschap kan schikken met dezelven door te brengen: dat in de samenkomsten genoegzaam de zelfde  PROTHYMUS, SOKRATES EN EVAGORAS. de handelwyzen gevolgd worden, die onder goed gezelschap in het burgerlyke leven gemeenlyk plaats hebben, onder luiden namelyk, die niet van elkanderen afhangen, maar die onderlinge agting en gelykheid van smaak by elkanderen brengt. De Vorst moet hier juist op gelyke wyze handelen, op welke een man van aanzien met zyne vrienden handelt. Hy moet niets voor zynen rang vorderen, tegenspraak kunnen dulden, en zoo veel agts staan op de verkiezingen van anderen als hy wil dat zy op de zynen doen: hy moet hun zoeken te behagen, door zulk een gedrag te houden als hy begeert dat zy zullen houden. Zie daar hoe een Vorst, die vernuft heeft, met alle menschen weet te leven ; hoe hy zich naar alle karakters , die hem voorkomen, ongedwongen, en met deftigheid, kan schikken. Evag, Ik begryp wel dat Prothymus en ik beiden te ver gegaan zyn. Het is een gemeen gebrek van jonge luiden tot uitersten over te slaan: maar het is Sokrates eigen alles tot het juiste midden te brengen.  VERSLAG DER REIZE OM DE WERELD , DOOR DEN HEER D. JOHAN REYNHOLD FORSTER GEDAAN IN DE JAAREN 1772-1775 Vervolg van bladzyde 57. De mensch gelooft ligtelyk 't geen hy hoopt, en ziet dra 't geen hy zien wil. Onze reizigers zouden en wilden een nieuw land ontdekken, al ware het slegts een Zuide lyk Groenland waartoe ten minsten eenige walvisschen , zig tusschen 't ys vertoonende, hun groote hoop gaven. Zy hadden thans die Poolshoogte bereikt, op welke Bouvet de Cap de la Circoncision meende gevonden te hebben. De menigte van ysklompen was tot hiertoe dagelyks aangegroeid en in gelyke maate nam de inbeelding van het scheepsvolk toe. De geringste omstandigheid, (zegt de Heer Forster,) zelfs eene zwarte vlek aan 't ys, wekte onze aandagt reeds sterk op; de wolken, die wy voor ons zagen , werden ieder oogenblik naauwkeurigst beschouwd, of 'er niet ergens de top van een' berg ten voorschyn kwam, dewyl elk gaarne de eerste wilde zyn om land te roepen. Onder anderen had een der Lieutenants van 't schip, door het denkbeeld der ontdekking van Bouvet, zo veel vuur gevat, dat hy dikmaals op den uitkyk klom, en eindelyk, den 14den December, 's morgens gens te 6 uuren zeer ernstig aan den Kapitein zeide, dat hy duidelyk land zag. Elk kwam op 't verdek; doch wél toeziende vond men, dat het niets anders was dan een groot vlak veld van ys, waar agter, zo ver als het gezigt reikte, menigvuldige eilanden, insgelyks van ys, in grootte en gedaante onder elkanderen verschillende, opreezen; in 't geen sommigen voor bergen hielden, was slegts een uitwerksel der straalbreeking. Veelen kon egter de verbeelding van hier land gezien te hebben niet eerder beno-  Verslag eener reize om de wereld: benomen worden, dan toen Kapitein Cook, in February des jaars 1775 , van Kaap Horn naar de Kaap de Goede Hoop zeilende, wederom op deeze zelfde hoogte kwam; wanneer 'er noch land noch ys te zien was. Dewyl onze Zeevaarders ten zuiden niets dan groote ysvelden ontmoetten, en dus, onaangezien verscheidene, telkens vrugtelooze, poogingen om tusschen 't ys door te dringen, geene hoop meer hadden van op deeze streek verder te komen, stuurden zy thans oostwaards, en voeren menigmaal midden door een groot rak gebroken ys. De lugt werd door zwaare hagel- en sneeuwbuien onophoudelyk verduisterd; en overal bevonden zy zig met opgehoopte ysvelden van groote uitgestrektheid omringd, zodanig , dat dit gezigt voor hen niet vreemder was dan de wolken en de zee. Zy verlooren egter hun doel niet uit het oog, en rigtten den koers, zo dra de zee ergens wat vryer en opener was, wederom zuidwaards; doch telkens met eenerlei gevolg. Den 17den January passeerden zy eindelyk den zuidpool-cirkel, en traden dus in den eigenlyken kouden aardgordel van 't zuidelyk halfrond, welke tot dien tyd toe nog voor alle zeevaarenden geslooten was gebleeven. Hier vonden zy eene nieuwe soort van onweêrvogels (petrels,) zynde bruin van kleur, met een witten buik en romp , en met eene witte vlek op de vleugels getekend, niet meer afzonderlyk, gelyk voor eenige dagen , maar by troepen van twintig en dertig; waarom zy hun den naam van antarktische onweêrvogels gaven. Te 5 uuren na den middag zagen zy meer dan 30 groote ysvelden voor zig, en, aan den gezigteinder , een sterk wit schynsel in de lugt, 't geen nog meer diergelyke te kennen gaf. Kort daarna voeren zy door eene menigte losse brokken sponsagtigtig en vuil ys, waardoor de golvende beweeging van't water, schoon 'er eene frissche koelte woei, dermaate gestremd werd, dat de zee geheel vlak scheen. In 't zuiden zag men agter dit gebroken ys, zo verre het uitzigt van den mast reikte, een eindeloos veld vast ys. Dewyl 't nu onmogelyk was, op deeze streek verder door te drinVI. Afd. XV Deel. G sa  98 VERSLAG EENER REIZE OM DE WERELD. dringen liet Kapitein Cook, op 67 graaden en 15 minuten zuider-breedte, de schepen wenden en noordoost ten noorden stuuren Dus hadden zy, op deeze geheel zuidelyke vaart nergens land, en, behalven albatrossen peintaden, pinguins, onweêrvogels en walvisschen geen spoor van leevende schepselen aangetroffen. § Tusschen den 19den en 29sten January vertoonden zig wederom eenige twyfelagtige voortekens van land,  met naame de groote noordelyke meeuw (larus catarractes,) en een kleine zwartbonte vogel, naar eene soort van ysvogel gelykende. Daarenboven was de zee , niettegenstaande de Frische koelte, taamelyk stil en vlak ; 't welk voor een min bedriegelyk teken gehouden werd. Naar guelen en St. Allouar, in de maand January des jaars 1772 op deeze hoogte meenden land ontdekt te hebben - gaf Kapitein Cook zig veel moeite om deeze ontdekking te  staaven. Doch alle schoon zyne poogingen vrugteloos waren , schynt 'er egter met zekerheid uit beslooten te kunnen worden, dat het land, door de gemelde Fransche zeevaarders ontdekt, slegts een eilandje was, en niet, gelyk men vermoed had de noordelyke hoek van een groot vast land, in deeze lugtstreek gelegen. °' Den 8sten January verlooren zy in een' zeer dikken nevel, het schip trouwen makker, uit het gezigt. Twee dagen werden vergeefs besteed om hetzelve wederom op te zoeken ; waarna zy tot hun groot leed zig genoodzaakt zagen om den moeielyken en gevaarlyken koers naar 't zuiden, die thans hervat was, alleen te vervolgen. , In den nagt van den 16den , en verscheidene nagten agter elkanderen, vertoonde de natuur hun , tot eenige verzagting van hun verdriet, een schoon vuurwerk. Het bestond in lange kolommen van een helder wit licht welke, aan 't oostelyk gedeelte van den gezigteinder byna tot het toppunt opryzende, zig allengs over 't geheele zuidelyke gedeelte van den hemel verspreidden. In  VERSLAG EENER REIZE OM DE WERELD. 99 't kort het was een aurora australis, voorheen , zo de Heer Forster meent, nog door geenen reiziger waargenomen, en van onze noorderlichten alleen verschillende ten aanzien van de kleur, welke by aanhoudendheid witagtig was. De sterren waren, niettegenstaande de klaarheid van 't uitspansel, onzigtbaar of scheenen zeer bleek ; en de lugt was daarby zo scherp , dat de thermometer doorgaans op het vriespunt stond. Den 24sten February besloot de Heer Cook eindelyk, dewyl men op 62 graaden zuider-breedte andermaal niets dan ysvelden aantrof, en het ongunstig jaargetyde geene ontdekkingen op deeze hoogte toeliet, zig voor tegenwoordig niet verder naar 't zuiden te begeeven. Egter stuurde hy, tot den 17den Maart, tusschen 61 en 58 graaden, nog steeds oostwaards; staande welken tyd , een oostewind, gemeenlyk nevel en regen medebrengende, het schip meer dan ééns gevaar deed loopen van tegen de eilanden van opgehoopt ys aan te stoote. Deeze hooge gevaarten maakten thans byna hun eenigst tydverdryf uit; een tydverdryf, dat ons wel gevaarlyk en verschrikkelyk, doch des te interessanter moet voorkomen. " Hunne gedaante, (zegt de Heer Forster,) was doorgaans zonderling , en menigmaal vry schilderagtig, wegens de overeenkomst met ruïnen. Onder anderen voeren wy een voorby, dat buitengewoon groot was, hebbende in 't midden eene doorgaande opening, die naar een grot geleek, en door welke men het daglicht aan de andere zyde kon zien. Sommige hadden de gedaante van kerktorens; andere gaven aan onze verbeelding vrye ruimte om 'er uit te maaken, wat zy wilde, én dienden ons om den tyd te dooden, dewyl het dagelyksche gezigt van zeevogels, zeevarkens, zeehonden en walvisschen overlang reeds het bekoorelyke der nieuwheid verlooren hadden." In weêrwil van alle goede behoedmiddelen, (in 't voorberigt deezes werks omstandiglyk opgegeeven.) waarmede zy tot de reis waren uitgerust, met naame zuurkool en mout, waarvan zy de beste diensten bevonden had-  100 VERSLAG EENER REIZE OM DE WERELD den, vertoonden zig thans, onder eenigen van hun volk, sterke toevallen van scheurbuik; en allen waren zy het ongemak, sedert hun vertrek van de Kaap in deeze barre en koude lugtstreeken geleeden, zeer moede. De landdieren, die zy aan boord hadden, konden het ook niet langer verduuren. Hunne schaapen , die ten geschenk voor de inwooners van de eilanden der Zuiderzee zouden verstrekken, waren schurft geworden, en hadden den eetlust verlooren; de geiten en zwynen hadden wel gejongd;maar de jongen kwamen dood ter wereld , of verstyfden kort daarna van koude. De zaaken dus gesteld zynde was het meer dan tyd om de booge zuider-breedten te verlaaten, en zich naar eene bekwaame plaats ter verversching te spoeden. Zy rigten derhalven hunnen koers noordoostwaards, om het zuidelyk einde van Nieuw-Zeeland te bereiken. Hier doet onze schryver in 't algemeen verslag van alle ongemakken, die zy op deeze eerste vaart naar den zuidpool hadden uitgestaan, en zulks indiervoege, dat daarin, voor schilders en digters, die in vervolg van tyd deeze reisbeschryving zig ten nutte zullen weeten te maaken om de natuur uit geheel nieuwe oogpunten te doen beschouwen, de schets van meer dan één tafereel vervat is. Wy zullen wederom hem zelven laaten spreeken. " De verschrikkelyke uitwerksels en gevolgen van woedende stormen, welke de treffelyke historieschryver van Ansons reizen met natuurlyke zwarte verwen heeft afgemaald, waren in zeker opzigt slegts de geringsten onzer plaagen. Wy moesten bovendien nog met de strengheid van een ongewoon guur klimaat worstelen. Matroozen en officieren waren gestadig aan regen, hagel of sneeuw blootgesteld;al het touw- en takelwerk was met ys overtoogen ; en ongelukkig de handen die daaraan moesten arbeiden ! Onzen voorraad van versch water kon niets dan dryfys herstellen; 't was ondoenlyk , hetzelve uit het yskoude zeewater te neemen, zonder dat de handen bevroren en openborsten. Onophoudelyk moesten wy vreezen tegen de  VERSLAG EENER REIZE OM DE WERELD. 101 de hooge ysklompen , waarmede de onmeetbaare zuidelyke oceaan byna vervuld is, aan te stooten ; welk gevaar zig zo menigmaal, en somtyds zo schielyk opdeed, dat het volk zelden op de gewoone tyden rust genoot, maar ieder oogenblik hun, die de wagt hadden, te hulp moest komen. - By deeze onaangenaamheden kwam nog de naare duisterheid, die in de zuidelyke lugtstreek heerscht, alwaar wy menigmaal weeken agtereen met ondoordringbaaren nevel bedekt , en het verkwikkende gezigt der zonne zelden deelagtig werden; 't welk alleen genoegzaam in staat is om de moedigsten en leevendigsten neêrslagtig te maaken." Men kan zig derhalven ligtelyk verbeelden, hoe bekoorelyk het gezigt van Nieuw-Zeeland voor hen, na eene zo moeielyke en kommerlyke vaart van 120 dagen, geweest zy. Den 26sten Maart des jaars 1773 bereikten zy deszelfs noordwestelyken hoek, den eenigsten, welken Kapitein Cook op zyne eerste reize nog niet onderzogt had. Dit tooneel, met de voorgaande beschryving vergeleeken, en dus met de aandoeningen onzer reizigers beschouwd, is zo aantrekkelyk, dat wy niet kunnen nalaaten hetzelve geheel over te neemen. " Het weder was schoon, en, in vergelyking met het geen wy tot hiertoe gevoeld hadden, verkwikkelyk warm. Zagte winden voerden ons allengs voorby veele rotsige eilanden, allen begroeid met boomen en kreupelbosschen , waarin de donkere kleuren der altoosgroenende gewassen met die van 't overige loof, door 't hersftsaisoen verscheidenlyk geschakeerd, eene schilderagtige en zeer aangenaame mengeling vertoonden. Gantsche troepen van watergevogelte verleevendigden de rotsige kusten ; en het pluimgedierte van 't woud deed zynen wildvang door 't land hooren. Langen tyd naar land en versche gewassen gewenscht hebbende, kwam ons dit gezigt des te liefelyker voor; en de aandoeningen van innerlyke blydschap, door 't gezigt van dit nieuw tooneel verwekt, waren in elks oogen duidelyk te leezen. Te drie uuren na den middag G3 kwa  102 VERSLAG EENER REIZE OM DE WERELD. kwamen wy eindelyk onder den hoek van een eiland ten anker, alwaar wy ons zo naby de kust bevonden, dat men ze met een klein touw kon bereiken. Naauwlyks was het schip in veiligheid, of onze matroozen wierpen hunne angels uit; en binnen weinige oogenblikken zag men aan alle kanten van 't schip eene menigte schoone visschen uit het water haalen, wier gezigt , veel goeds beloovende, de vreugd over onze gelukkige aankomst in DuskyBay (*) ongemeen vermeerderde. Na lange schaarschheid was 't geen wonder, dat deeze Nieuw-Zeelandsche maaltyd ons voorkwam de lekkerste te zyn, dien wy in al ons leeven bygewoond hadden. Tot een nageregt, vergastte het oog zig in het landschap, dat voor ons lag, gelykende naar eene wildernis, welke Salvator Rosa niet schooner zou hebben kunnen schilderen. Het gantsche land, was in den smaak van deezen kunstenaar, en bestond uit rotsen, gekroond met bosschen, die in oudheid de tyden voor den zondvloed scheenen te evenaaren, en tusschen welke alom waterbeeken met eene schuimende drift nederwaards rolden. Egter zou 'er op verre na zo veel schoons niet noodig geweest zyn om ons te bekooren; want na eene lange afweezigheid van 't land is het waarlyk zeer ligt, zelfs de dorste klip voor 't heerlykste land onder de zon te houden. Uit dit oogpunt moeten de vuurige beschryvingen der wilde klippen van Juan Fernandez en de ondoordringbaare bosschen van Tinian (j) insgelyks beschouwd worden." Vermids het land, aan Dusky-Bay grenzende, hun alle geryflykheden, die zy thans noodig hadden, aanbood, besloot Kapitein Cook hier eenigen tyd te vertoeven. Onze natuur (*) Kapitein Cook had reeds, toen hy, zyne eerste reis om NieuwZeeland doende, deeze baai slegts zag, aan dezelve den naam van Dusky-Bay, dat is, Donkere baai, gegeeven. Op de plaats, daar net schip thans voor anker lag, veroorzaakte het geboomte, dat van den oever overhing, door zyn lommer, zelfs by helder weder, eene donkerheid in de kajuiten; en wanneer 'er wolken in de lugt waren, moest men menigmaal 's middags licht opsteken. (j) In Ansons Reize om de Wereld.  VERSLAG EENER, REIZE OM DE WERELD. 103 natuurbeschouwers besteedden deezen tyd tot het naspeuren van de rykdommen der natuur, in zo verre het reeds taamelyk gevorderde herfstgetyde zulks toeliet. 't Geen de Heer Forster ons hiervan mededeelt, is genoeg, om aangemerkt te worden als eene bylage van geen gering belang, tot de uitvoeriger beschryving van Nieuw-Zeeland in 't Werk van Hawkesworth. De haven, waarin zy ten anker lagen, was een kleine bogt, zo naby den oever, dat dezelve met een brugje •van eenige planken bereikt kon worden. De natuur zelve scheen hun den toegang gemakkelyker te willen maaken door een' grooten boom, die, scheef gegroeid, zig van den oever schuin over 't water uitstrekte. Op den oever zelven vonden zy zeer gunstige gelegenheid om zig van 't noodigste te voorzien. De boomen stonden zo naby 't schip, dat de takken tot aan de masten reikten; en agter hetzelve vloeide een schoone stroom van zoet water op den afstand van een' pistoolschoot. Hun eerste werk was, een' nabuurigen heuvel van hout te ontblooten, ten einde aldaar de smeedery en 't observatorium te plaatsen; en tevens werden 'er aan 't water tenten opgeslagen, voor de Zeilmakers, Kuipers, Waterdraagers en Houthakkers. Deeze onderneemingen gaven hun gelegenheid om de al te gunstige gedagten, die zy van dit land in de eerste vreugd hadden opgevat, eerlang te veranderen. Want wegens de verbaazende menigte van slingerkruiden , doornen , struiken en varens, waarmede de bosschen overal begroeid waren, viel het ongemeen moeielyk, een stuk lands schoon te maaken. Inderdaad, (zegt onze schryver,) is het niet slegts historisch waarschynlyk, dat in dit zuidelyk deel van Nieuw-Zeeland de bosschen nog onaangeroerd in hunnen oorsprongkelyken wilden staat der natuurstaat gebleeven zyn, maar de beschouwing bewyst zulks byna ontegenspreekelyk. Wy vonden niet alleen, uit hoofde van 't onkruid, dat zodanig de overhand genomen had als wy even zeiden, byna geene mogelykheid om 'er in G 4 te  104 VERSLAG EENER REIZE OM DE WERELD. te vorderen (*), maar ontmoetten ook overal eene menigte van vermolsemde boomen, die door den wind omverre geworpen, of door ouderdom omgevallen, en door lengte van tyd in eene vette aarde veranderd waren , waaruit reeds wederom jonge boomen, op schuim loopende gewassen, varenkruiden en mossen in groote menigte uitsprooten. Hier en daar bedekte een bedriegelyke bast het verrotte hout van zulk een' omgevallen' stam ; en wanneer iemand onvoorzigtig daarop trad, zonk hy 'er gemeenlyk tot den middel in. Het ryk der dieren leverde ons ook een bewys, dat dit gedeelte des lands, tot nog toe , geene verandering door menschen ondergaan had; want menigvuldige kleine vogels scheenen nog nooit eene menschelyke gedaante gezien te hebben, dewyl ze zorgeloos op de naaste takken bleeven zitten, of zelfs op de uiterste einden onzer snaphaanen huppelden, en ons als vreemde voorwerpen beschouwden, met eene nieuwsgierigheid , die de onze eenigermaate evenaarde." 't Is ligt te vermoeden, dat onze waarneemers in zulk een land een overvloed van nieuwe voorwerpen, hun onderzoek waardig, aantroffen. Wel is waar, dat de woestheid, (want het geheele land om Dusky Bay bestaat uit steile rottige bergen, die door scheuringen van elkanderen gescheiden en met digt geboomte begroeid zyn,) het saizoen en het byna geduurig natte weder deeze taak zeer bezwaarlyk, maakten. Doch de aangewende moeite werd hun vergoed, zo door de ontdekking van veele voorheen onbekende gewassen en vogelen, als door 't gezigt van groote en schoone tooneelen der natuur. Onder andere merkwaardigheden, dit ons hier voorkomen, is een waterval, wiens schilderagtige beschryving wy niet kunnen nalaaten geheel over te neemen. Nadat zy langs een' weg van anderhalve Engelsche myl by (*) Het zelfde hadden de Heeren en eerste reize Nieuw-Zeeland,  VERSLAG EENER REIZE OM DE WERELD. 105 by denzelven gekomen waren, moesten zy den berg, waarvan het water zig afwerpt, ten minsten ter hoogte van 600 voeten beklimmen, eer zy 'er een volkomen gezigt van hadden. Deeze hoogte bereikt hebbende, vonder, zy het uitzigt groot en pragtig. Het eerste dat hun oog trok, was eene klaare waterkolom van 24 of 30 voeten in den omtrek, met sterke drift langs eene steile rots nedervallende van eene hoogte, die omtrent 300 voeten bedraagt. Op een vierdedeel der hoogte ontmoet deeze waterpilaar een uitpuilend stuk der rots, welke van daar af een weinig overhangt; vervolgens schiet het water, in de gedaante van een' doorschynenden wand, over derzelver vlakken rug voort, begint door den snellen stroom te schuimen, en ondergaat op ieder uitsteeksel eene breeking tot dat het opgenomen wordt in eene fraaie kom , omtrent 180 voeten in den omtrek beslaande , en aan drie zyden met een' vry steilen steenen' wand, doch van vooren met groote, ongeregeld op elkanderen gestapelde, brokken steen omvat. Hier dringt het tusschen door, en valt van den overhellenden berg schuimende in zee. Meer dan 300 voeten ver, (zegt de schryver,) vonden wy de lugt rondom vol waterdeelen en damp, door den sterken val veroorzaakt, en zo digt. dat onze kleederen binnen weinige minuuten door en door nat waren , even als of eene hevige regenbui zig over ons had uitgestort, Onaangezien dit geringe ongemak, lieten wy niet na, zulk een schoon tooneel nog van meer kanten te beschouwen en klommen ten dien einde op de hoogste steenen voor de kom. Vanhier in dezelve nederziende. ontdekten wy een' ongemeen fraaien regenboog, die, by de hooge middagzon, in de dampen van den waterval, zig t'eenemaal cirkelrond vertoonde. en zo wel voor als beneden ons zigtbaar was. Buiten en nevens deezen kring van gebrokene lichtstraalen was het stuivende water met prismatische kleuren, doch in eene omgekeerde orde, geverwd. Ter linkerzyde van dit luisterryk tooneel zagen wy ruwe bruine rotsen opryzen, wier toppen met overhangend loof en ge G 5 boomte  106 verslag eener reize om de wereld. boomte, gekroond waren. Ter regterhand lag een hoop groote steenen naar allen schyn opgestapeld door de kragt, met welke het water van den berg afstroomt. Over deezen hing een uitgehold stuk rots, omtrent 150 voeten hoog . waarboven een steile rotsige wand, met groente en bosschaadje begroeid, ter hoogte van 75 voeten oprees Verder ter regterhand zag men groepen van gebrokene rotsen met mos, varenkruid, gras en allerlei bloemen verscheidenlyk geschakeerd, en den stroom die vandaar kwam ter wederzyde omvat met boomen, die door hunne hoogte van omtrent 40 voeten het water bedekten Het gedruis van den val was zo hevig, en werd door de nabuurige rotsen zo sterk wedergekaatst, dat men geen ander geluid kon onderscheiden. 't gevogelte scheen zig uit dien hoofde op een afstand te houden ; doch verder af liet de schelle stem van den lyster , het doffer geluid van den baardvogel en 't betoverende gezang van verscheidene boomloopers zig aan alle kanten hooren en maakte de schoonheid van dit wilde verrukkelyke oord volkomen. Ons omwendende, zagen wy de wyde baai met boschryke eilandjes bezaaid, onder ons, en over de zelve aan de eene zyde het vaste land, welks hooge bergen met sneeuw bedekt, tot aan de wolken reikten; en aan de andere zyde verdwaalde het oog in de oneindige vlakten van den oceaan. Dit gezigt, (voegt de Heer Forster er by,) is zo verwonderlyk groot, dat het de taal aan uitdrukkingen ontbreekt, om deszelfs heerlykheid en schoonheid, overeenkomstig met de natuur, te beschryven, en dat het kunstig penseel van den Heer Hodges mede op deeze reize uitgezonden, alleen in staat was om diergelyke tooneelen meesteragtig te treffen." , Onze leezers zien, dat wy voornaamelyk tafereelen uitzoeken, waarvan elk, zonder buitengewoone kragt van verbeelding, zig gemakkelyk eene schets kan vormen ; en hierdoor meenen wy hun een' aangenaamer' dienst te doen dan door een dorre lyst van nieuwe kruiden , visschen en vogelen, waarvan men, zonder gekleurde afbeeldsels, ge-  VERSLAG EENER REIZE OM DE WERELD 107 getrouwelyk naar de natuur vervaardigd, zelfs door de naauwkeurigste beschrijving, geen leevendig denkbeeld verkrygt. De kennis, die de eerste reis van Kapitein Cook ons verschaft, noopens de inwooners van Nieuw-Zeeland, is door dit tweede bezoek niet veel vermeerderd. De DuskyBay, waarby zy zig meest ophielden, beslaat gedeeltelyk het zuidelyk einde van 't eiland Tovy-Poannemu, of de zuidelyke helft van Nieuw-Zeeland op welke men in 't jaar 1770 byna geene inwooners had aangetroffen. Dat deze woeste en bergagtige streek van Nieuw-Zeeland weinig bevolkt is, bleek ook by dit tweede bezoek. In 't eerst hadden onze reizigers betere hoop , dewyl zy, weinige dagen na hunne aankomst, een paar schuitjes met Indiaanen zagen; doch deezen, ( wier getal niet grooter was dan 14 ) waren zo schuw, dat zy noch door tekens van vriendschap aangelokt, noch door de geschenken die men in hunne hutten en schuitjes agterliet, tot het wederkomen bewoogen werden. Dan eenige dagen daarna, wanneer de Kapitein, met de twee Heeren Forster en den schilder Hodges, in een' boot was uitgevaaren, om de noordzyde der baai naauwkeuriger te bezigtigen, en tekeningen te maaken, passeerden zy een eilandje met eene wyduitsteekende rotsige punt, alwaar zy een mensch zeer luid hoorden roepen. Hierdoor bewoogen om zig derwaards te begeeven, zagen zy een' Indiaan, die, met eene axe gewapend, op den top der rots stond, en agter hem, vanverre, aan den ingang van een bosch, twee vrouwen, met speeren uitgerust. Zy riepen hem in de taal van O-Taiti, (waarvan de Nieuw Zeelandsche slegts eene dialekt is,) vriendelyk toe, om nader te komen; doch hy bleef onbeweegelyk op zyne axe leunen, en hield in deezen stand een lang gesprek, waarin hy nu en dan zyne stem met groote drift verhief, en tevens de axe over zyn hoofd zwaaide. De Heer Cook riep by herhaaling Tayo, harre mai, " (vriend kom hier,) en wierp hem by deeze woorden eenige neusdoeken toe; doch vergeefs. Ein-  108 VERSLAG EENER REIZE OM DE WERELD. Eindelyk klom hy ongewapend op de rots, met eenige vellem wit papier in de hand (*) welke hy den Indiaan toereikte. Deeze begon straks met alle zyne leden te beeven; en schoon hy het pepier aannam, bleef de vrees. Zeeland gebruikelyk is. Dit teken van vriendschap maakte den wilden man zo tam en gemeenzaam, dat hy terstond de vrouwen riep om nader te komen, gelyk zy deeden. Thans werd 'er tusschen deeze Indiaanen en den Heer Cook nevens zyne makkers, een gesprek gehouden, dat vry merkwaardig was, vermids de eene party de andere niet dan gebrekkig verstond. ondertusschen maakte de Heer Hodges eene tekening van hunne aangezigten. De man had een eerlyk en minzaam gelaat; en ééne der vrouwen, welke zy voor zyne dogter hielden, was geenzins zo onbevallig, als de Heer Forster verwagt had eene inwooneres van Nieuw Zeeland te zullen vinden de andere daarentegen was zo veel te lelyker, en had een groot afzigtig uitwas aan de bovenlip. Allen hadden zy eene olyfkleur, zwart krullend hair, en een welgevormd bovenlyf, ongemeen dunne, kromme en mismaakte beenen; (welk gebrek aan alle Nieuw-Zeelanders, die zy naderhand zagen, eigen was.) Men bood den Indiaanen eenige visschen en eenden aan; welke zy van zig wierpen, te kennen geevende , dat het hun daar aan niet ontbrak. Toen de avondstond onze reizigers noodzaakte om afscheid te neemen, zag de man hen na met eene ernstige en stille oplettendheid die men voor een teken van ingespannene gedagten hield. De jonge maagd, daarentegen, die in hun byweezen geduurig de tong geroerd had met eene vaardigheid, waarvan men zig geen voorbeeld kon herinren, begon thans te dansen en bleef nog even luidrugtig. Den volgenden dag bezogten zy deeze Indiaanen ander maal, (*) De witte kleur is ook in Nieuw-Zeeland een teken van vrede; waarvan de Heer Forster verscheidene voorbeelden geeft.  VERSLAG EENER REIZE OM DE WERELD. 109 maal, en bragten hun bylen, spykers en andere goederen ten geschenk. De man begreep niet alleen op 't eerste gezigt de waardy en 't gebruik der bylen en groote spykers, maar beschouwde ook alles, wat hem nutteloos toescheen, met onverschillige oogen. Dit houdt de Heer Forster voor een teken van schranderheid en oordeel; doch wy kunnen 'er niets anders in zien, dan dat het gebruik der bylen en spykers hem vermoedelyk reeds bekend was. Want volgens 't geheele verhaal van onzen schryver, schynt hy zig in dit woeste oord, slegts als een vlugteling, die nergens voor zyne vyanden veilig was, opgehouden te hebben. Zy zagen by dit bezoek zyne geheele familie, bestaande in twee vrouwen, (waarvan die met het uitwas aan de lip ééne was,) de reedsgemelde jonge maagd, eenen jongeling van 15 jaaren of daaromtrent, en drie kleine kinderen, waarvan het jongste nog aan de borst lag. 't Zou niet onnut geweest zyn, deeze kinders naauwkeuriger te bezigtigen, om nader te kunnen verklaaren, of de dyen, kniën en schenkels der Nieuw-Zeelanderen van natuure mismaakt zyn, of wegens toevallige omstandigheden. Zy gingen met deeze Indiaanen naar hunne wooning, welke op een' afstand van weinige schreden in 't bosch geplaatst was, en in twee hutten van 't eenvoudigste en oudste maaksel bestond. Ettelyke staaken in de gedaante van eene piramide tegen elkanderen gezet, en eerst met bladen hunner vlasplant, vervolgens nog met boomschors overdekt, maakten het gantsche samenstel uit. Ter vergoeding der geschenken van den Heer Cook besteedden zy eenige van hunne krygswapenen; maar van de speeren, die voor hen waarschynlyk noodigst waren, wilden zy geene missen. De vriendschap tusschen deeze Indiaanscbe familie en onze zeevaarders werd door verscheidene bezoeken en tegenbezoeken onderhouden; doch zy konden, alhoewel een hunner zeesoldaaten voorgaf vry wat van de landtaal te verstaan, nimmer zo verre komen, dat zy een mondelyk gesprek hielden , vermids deeze familie eene byzonder harde en onverstaanbaare uitspraak had. Veel lige  110 VERSLAG EENER REIZE OM DE WERELD. ligt was 't eene byzondere dialekt, die gesproken werd in een oord, door den Heer Cook, toen hy zyne eerste reis deed, niet bezogt, en alwaar het hoofd deezer familie, voor de omkeering, die mogelyk zyne horde vernietigd, en hem zelven genoodzaakt had om op dit kleine eiland naar den wildsten en minstbewoonden hoek des lands te vlugten, een man van aanzien of zelfs een bevelhebber geweest was. Misschien waren de vyanden van zyn hippah of horde hunne zege verschuldigd aan de bylen en nagels, welke zy by 't eerste verblyf van Cook in Nieuw Zeeland bekomen hadden. Volgens deeze onderstelling zou 'er zeer natuurlyke reden te geeven zyn, zo wel van zyn bovengemeld gepeins, als van den prys, welken hy op bylen en nagels scheen te stellen. Dat deeze Nieuw Zeelander geen gemeen man was, is te meer te vermoeden, aangezien het verhaal van onzen schryver, betreffende de natuurlyke onversaagdheid, welke hy, een bezoek aan boord afleggende, betoonde. Zodra hy naamelyk zag schieten, beving hem de begeerte om zulks ook te beproeven; en schoon het jonge meisje , dat denkelyk zyne dogter was, op haare kniën vallende, met de grootste tekenen van angst, hem daarvan poogde te weêrhouden, vuurde hy egter drie of viermaal agtereen het geweer af, zonder de geringste vrees te laaten blyken. Van dit meisje, welk hy toen geheel alleen met zig aan boord gebragt had, wordt ons ook een merkwaardige trek verhaald. Zy had, verscheidene dagen geleeden , wanneer onze reizigers by deeze persoonen op hunnen oever geweest waren , ongemeen sterke neiging betoond jegens een' jongen matroos, welken zy, zo 't scheen, zig verbeeldde van haare kunne te zyn; doch naderhand wilde zy hem niet weder vergunnen haar te naderen, zonder dat men eene andere reden hier van kon vermoeden, dan dat hy zig mogelyk eenige vryheden by haar had aangemaatigd. In menschen, met welke men niet kan spreeken , wordt alles raadselagtig. 't Geen onze bovenstaande gissing meest schynt te bekragtigen, is, dat deeze familie, met alle geschenken, van de Europeërs ont van-  VERSLAG EENER REIZE OM DE WERELD. 111 vangen, op een' morgen, by afweezigheid van Kapitein Cook, onverwagt verdween. Naar 't zeggen van 't scheepsvolk had de man by zynen aftogt door tekens te kennen gegeeven, dat hy op doodslaan uitging, en daartoe den byl wilde gebruiken. Vermoedelyk agtte hy zig thans wederom in staat om zyne verstrooide aanhangers by elkanderen te brengen, hen voordeeliger te wapenen, en daardoor de overhand op zyne vyanden te behaalen. Behalven deeze familie zagen onze reizigers slegts weinige andere inboorlingen op verschillende tyden en plaatsen; zo dat de gantsche bevolking der Dusky-Bay misschien niet boven drie of vier huisgezinnen bedroeg. Onaangezien dit kleine getal, konden deeze Indiaanen het denkbeeld van zig schuil te moeten houden, naar 't scheen, niet verdraagen; ten minsten verborgen zy zig niet, zonder alvoorens beproefd te hebben, of zy met de vreemdelingen in verbindtenis komen en verneemen konden, hoe dezelven gezind waren. Wegens de menigte van eilanden en bogten, en de digte bosschaadje, die hier gevonden wordt, zou 't ons, (zegt de Heer Forster,) onmogelyk geweest zyn, de familie op te speuren, die wy op het kleine eiland zagen, indien zy zig zelve niet ontdekt, en den eersten stap gedaan had om kennis te maaken. Ook zouden wy deeze bogt, (hy spreekt van die, daar zy nog met twee of drie familien in kennis geraakten,) verlaaten hebben, zonder te weeten , dat ze bewoond was, hadden de inwooners ons, by 't afschieten van ons geweer, niet toegeroepen. In beide gevallen gaven zy, zo 't my voorkomt, blyken van openhartige vrymoedigheid en eerlykheid, die hun karakter aanpryzen; want indien 'er slegts de geringste trek van een' verraaderlyken aart mede was vermengd geweest , zouden zy ons onvoorziens hebben tragten te overvallen, 't geen zeer ligtelyk kon geschieden." Men vergunne ons, eer wy Dusky-Bay verlaaten, nog een van die tafereelen, waarin onze schryver voornaamelyk uitmunt, over te neemen, Het behelst, in zeker opzigt  112 VERSLAG EENER REIZE OM DE WERELD. zigt, een kort begrip van de geheele geschiedenis onzer hooggeroemde kunsten, en van de eeuwige opkomst en ondergang aller werken, waarmede 's menschen vernuft en hand het aardryk versieren en ontsieren. ,, De voorregten eener geregelde maatschappy, boven den onbeschaafden staat van den mensch waren nergens kennelyker, dan in de veranderingen en verbeteringen, op deeze plaats, (die men thans stond te verlaaten) door ons ondernomen. Binnen weinige dagen had een klein gedeelte van ons volk het hout van meer dan een' morgen lands weggeruimd, 't welk vyftig Nieuw Zeelanders met hunne steenen werktuigen in drie maanden niet volbragt zouden hebben. De woeste plek, daar voorheen ontelbaare kruiden in 't wild groeiden en vergingen, hadden zig in een leevendig oord herschapen, waarin 120 mannen gestadig met verschillende verrigtingen bezig waren; Qualis apes aeslate nova.- Virgil. Wy velden timmerhout neder, dat zonder onsdoor tyd en ouderdom omgevallen en verrot zou zyn; en onze zaagers maakten 'er planken van; of het werd tot brandhout gekapt. Hier, by eene ruischende beek, aan welke wy eene bekwaame uitvloeijing in de zee verschaften, stonden geheele ryen van nieuwe en vermaakte vaten, door onze kuipers in gereedheid gebragt om met water gevuld te worden. Ginds dampte een groote ketel, waarin men van inlandsche gewassen, die voorheen in geene agting waren, een' gezonden en smaakelyken drank voor onze arbeiders brouwde. Niet verre vandaar kookte ons volk schoone visch voor de maats, die ten deele aan de buitenzyden en masten van 't schip werkten , om hetzelve te reinigen, te kalfaaten, en het touwwerk weder in stand te brengen. Zodanig verschillende bezigheden verlevendigden het tooneel, en lieten zig met veelerlei geraas hooren, terwyl de nabuurige berg luid weêrgalmde van den maathoudenden hamerslag onzer smeden. Zelfs zag men de fraaie kunsten in deeze nieuwe volkplanting ontluiken. Een nieuweling in  VERSLAG EENER REIZE OM DE WERELD. 113 in de kunst tekende hier ter zyner oefening de verscheidene dieren en gewassen deezer nooit bezogte bosschen ; daarentegen stonden de verrukkelyke gezigten der woeste wildernis met het gloeiende koloriet der schepping afgemaald; en de natuur verwonderde zig, als 't ware, door de hand des kunstenaars zo juist nagebootst te verschynen. Ook hadden de hoogere weetenschappen deeze woesteny met haare tegenwoordigheid begunstigd. Midden onder de handwerken rees een kyktoren op, voorzien van de beste gereedschappen, door welke de waakzaame vlyt der sterrekundigen den loop der sterren beschouwde. De gewassen, die de grond voortbragt, en de wonderen van 't ryk der dieren in de bosschen en zeën, hielden de wysgeeren bezig met het onderzoeken van hun verschil en nut. In 't kort, de ontluikende bloei der kunsten was allerwegen zigtbaar; en de weetenschappen daagden op in een land, dat met een' langen nagt van onkunde en barbaarschheid was overtoogen geweest. Doch dit schoone beeld der verhoogde menschelykheid en natuur hield geen' stand. 't Verdween, gelyk een lugtverschynsel, byna zo ras als het opgekomen was. Wy bragten onze gereedschappen en werktuigen weder aan boord, en lieten, behalven een stuk lands, dat van hout ontbloot was, geen spoor van ons bezoek agter. Wy hadden aldaar den grond met eene menigte van zaaden der beste Europische tuingewassen bestrooid; doch de ruigte zal eerlang ieder nuttig kruid verstikken; en binnen weinige jaaren zal het oord van ons verblyf niet meer kennelyk, maar in den ouden baiert wedergekeerd zyn. Sic transit gloria mundi. Oogenblikken of eeuwen van aankweeking maaken, ten aanzien van den eindeloozen tyd der vernietiging, geen merkelyk onderscheid." [ 't Vervolg by de eerste gelegenheid. ] VI. Afd. XV. Deel. H  verslag der historie van de laatste staats veranderingen in zweden in 't Engelsch beschreven door C F. Sheredan , Secretaris van den Britschen Afgezant in dien tyd. ■ Een schryver, wiens voornaame oogmerk het verhaalen van voorvallen is, en het naspooren der oorzaaken van eenige byzondere groote gebeurtenis, heeft in verscheiden opzichten voordeel boven den algemeenen historieschryver, die onderneemt de geschiedenis van eenig land of tydperk uitvoerig te behandelen. De laatste is onder de noodzaaklykheid van zich in verscheide verhaalen te begeeven, die in zichzelven van te gering gewigt zyn om 'er zyne leezers belang in te doen neemen, en vind zich verpligt, uit hoofde van de verscheidenheid en uitgestrektheid der zaaken, die verhaald moeten worden, zich te vergenoegen, met algemeene aanmerkingen en bedenkingen, by gevoeglyke gelegenheden, in zyn verhaal te mengen ; daar integendeel de eerste zich in vryheid bevind om alleenlyk zulke gewigtige voorvallen uit de algemeene historie te verzamelen, als die het meest belangverwekkende zyn, hebbende hy genoegzaame ruimte om de groote gebeurtenis te ontvouwen, van welke hy handelt, in alle derzelver omstandigheden, en om alle de oorzaaken in 't breede voor te stellen, die 'er aanleiding toe gaven, en de gevolgen te verhaalen die 'er uit voortkwamen. De oordeelkundige Schryver van dit werk , heeft de voordeelen, die zyn ontwerp vergezelde , begrepen, en 'er zich in hunne volle uirgestrektheid van bediend. Om den weg te bereiden tot eene volkomen ontwikkeling der oorzaaken , welken rechtstreeks werkten om de laatste Staatsverandering in Zweden voorttebrengen, beschouwt de heer Sheridan de voorige gesteldheid van dat Ryk, wel algemeen, maar geenszins oppervlakkig. Terwyl hy het verhaalen van geringe dingen vermyd , die met zyn oog' H , - • merk  HISTORIE DER ZWEEDSCHE STAATSVERANDERING. 115 merk niet voeglyk: geweest zouden zyn , legt hy met veel oordeel en doordringendheid de inwendige oorzaaken open van die wanorde en verwarring, welken geduurende verscheide eeuwen onder de Zweeden heerschten , en de veelvuldige en schielyke omwentelingen, door welke hunne vroege historie zich van andere onderscheid. Aan het einde zyner beschouwing van de Zweedsche historie voor de zestiende eeuw, geeft hy het volgend tafreel van het karakter en de gesteltenis des Lands op dien tyd. " Om in eens, zegt hy, een denkbeeld van den geheelen Zweedschen Staat te vormen, geduurende het voorgemelde tydperk; stellen men zich eene natie voor , van welke alle de ordes of rangen openlyk naar onafhangklykheid naaken; die door haare hevigheid en onhandelbaaren geest, genoegzaam ongeschikt geworden is om eenige staatkundige vryheid tot haar groot oogmerk te hebben en geene der voordeden trekt, die alleen zulk eene gesteltenis van waarde kunnen maaken. Het geheele oogmerk der staatkunde de veiligheid van burgerlyke vryheid zynde, behooren de wetten die persoonlyke zekerheid geeven aan een ieder op zichzelven, en het byzonder eigendom beschermen, de vruchten te zyn van een vry staatsbestier ; maar deezen waren in Zweden onbekend. De takken der staatsgesteldheid, zo wel de monarchaale, aristocratische als die van het volk , kwalyk by elkander gevoegd, de grenzen van ieder onbepaald, en de rechten van ieder onbevestigd zynde, kon de samenstemming van het geheel, zo noodzaaklyk om werking te geeven aan de besluiten van een deel, zelden of nooit verkregen worden ; en gevoeglyk konden 'er geen voorziening gedaan worden voor de laager orde en de gerustheid der samenleeving." " Wy vinden dus Koningen , die met geweld grypen naar een gezag, welks verkryging even standvastig , en met gelyke hevigheid , belet word door hunne onderdaanen. Een onrustige en muitzuchtige adel, onderling te jaloers om te dulden dat de tytel en waardigheid van Ko-  116 VERSLAG DER HISTORIE VAN DE LAATSTE Koning ter zyde gelegd worde; te afkeerig van bedwang om de koninglyke bediening, begeeven zynde, van eenig gebruik te doen zyn. Eene geestelykheid, ryk en magtig , die zonder ophouden of de ophitsers van tyranny, of de aanvoerders van oproer en muitery waren , naardat het met hun belang overeen kwam. - Een heftige en onafhangkelyke boerenstand; zonder de minste verbintenis onder elkander , en versmaadende alle ondergeschiktheid aan hunne meerderen; onverzetlyk geneigd om voorrechten en gewoonten te verdedigen, die onbestaanbaar waren met eenig geregeld staatsbestier; en de burgers, de eenige orde van menschen, geneigd om openbaare gerustheid te weeg te brengen, weinig in getal en in gering aanzien gehouden. Zodanig was, voor het grootste gedeelte, den staat van Zweden, voor en in het begin van de zestiende eeuwe. Met zo veele oorzaaken van wanorder en verwarring, kan het niet vreemd voorkomen, dat het Koningryk by aanhouding het tooneel van burgerlyke oorlogen en omwentelingen, van regeeringloosheid of onderdrukking geweest is." Onze schryver teekent , met een stoute meesterlyke hand , den voortgang en de verscheide vertooningen van willekeurige magt in de historie der Zweeden, van den tyd van Gustavus Wasa tot dien van Karel den twaalfden, en verklaart duidelyk de redenen van de zwakheid en den slechten uitslag hunner worstelingen voor de vryheid, geduurende dat groote tydperk. In de volgende afdeeling maakt de heer Sheridan gewag van een aantal inwendige oorzaaken in de geaartheden en karakters van de verscheide standen der Zweedsche natie, welken hen belet hebben in het herwinnen hunner oude vryheden, en in het vestigen eener staatsgesteldheid die dezelven op hunne nakomelingen kon ove-. brengen. Hy wyst de gebreken van hun nieuw Staatsgestel aan, en toont klaar, dat schoon het hen inderdaad tegen willekeurig gezag behoed, en het genot van staatkundige magt aan de verscheiden standen des lands verzekerd,  STAATSVERANDERING IN ZWEDEN. 117 kerd, het echter maar zwakke en krachtelooze voorzieninge gedaan heeft voor de burgerlyke rechten en de vryheden van het volk. Onze auteur gaat verder voort met het beschryven van het in zwang brengen en den voortgang van vreemden invloed in Zweden, en het uitwerksel daarvan in de staatkundige gesteldheid des lands. Op eene wyze, die op eenmaal ontdekt dat hy de oorsprongkelyste en naauwkeurigste onderrechtingen wegens de gebeurtenissen gehad, en dat hy dezelven beschouwd en vergeleken heeft, met een oplettend en oordeelkundig oog, gaat hy de werking na van de Fransche konstenaary op de verscheiden ordes van den Staat; het begin en den voortgang van de partyen, die de maatregels begunstigden of tegenstonden, welken door de Franschen waren ingeboezemd, de eerste onderscheiden door de benaaming van Hoeden, de andere door die van Mutsen; de beweegredenen door welken Engeland, Rusland, en andere vreemde Mogendheden bewoogen werden tot het aanwenden hunner poogingen om den invloed van Frankryk op het Hof en den Staat van Zweeden te sluiten; en, laatstelyk , den schandelyken aanwas van omkooping, en bederf welke deeze buitenlandsche beijveringen , en byzonderlyk den vryen omloop van Fransch goud, onder het volk van allerlei rang te wege bragten. In den loop van deeze naspooringen ontvouwt hy de vooruitzichten en oogmerken van den Koning en het Hof van Zweden, de konstenaryen der vreemde gezanten, de eigenlyke oogmerken der Mogenheden die hen gebruikten, en de verschillende geneigdheden der verscheide takken van den Staat, alles met het byzonder doelwit om zyne leezers in staat te stellen tot het bemerken van de waare oorzaaken van de volgende gewigtige gebeurtenis. Hebbende dus den weg volkomen bereid tot het verhaal der omwenteling , die op den 19den Augustus 1772 gebeurde, gaat hy over tot een verslag der omstandigheden en tusschenvallen, welke deeze gedenkwaardige zaak onmiddelyk voorgingen en ze aan den gang hielpen, en wel op H3  118 VERSLAG DER HISTORIE VAN DE LAATSTE op zulk eene klaare en omstandige manier, dat ze zyn verhaal ten hoogsten inneemend maakt. Schoon dit verhaal te lang is om in het breede over te neemen , en te naauw verknocht met het voorige gedeelte der historie om , zonder benadeeling daarvan , een stukwyzig uittreksel te leveren, kunnen wy ons echter het vermaak niet weigeren van onzen leezeren de voornaamste bedryven van den dag, op welken deeze groote omwenteling plaats greep, voor oogen te stellen, zo als zy door den Heer Sheridan beschreeven zyn. " In deeze omstandigheden besloot zyne Zweedsche Majesteit, in den morgen van den negentienden Augustus, het masker afteligten, en met geweld zich meester te maaken van dat vermoogen 't welk de Stenden zo lang misbruikt hadden, of in den aanslag om te komen." " Terwyl by zich gereed maakte om zyn vertrek te. verlaaten, vertoonde zich eenige ontroering in zyn gelaat: doch dezelve scheen niet voorttekomen uit eenige bevreesdheid voor zyn eigen lot. Hoe groot de staatzucht van deezen Vorst zy, is echter zyne menschlykheid niet minder dan deeze. Hy schroomde dat het bloed van eenige zyner onderdaanen gestort zou worden, uit hoofde eener onderneeming, die hy zich niet kon vleijen dat hem gelukken zou, zonder zyn toevlucht tot geweld te neemen. " " Zyn geheele gedrag geduurende dien dag, zo wel als dat 't welk met de staatsverandering plaats had , rechtvaardigt deeze gissing." " Een groot aantal van Officieren, zo wel als van andere persoonen, wegens hunne aankleeving aan 's Konings zaak bekend, waren byeen geroepen om zyne Majesteit dien morgen optewachten. Voor tien uuren zat hy reeds te paarde , en bezocht het regiment van de artillery.' Toen hy door de straaten reed , was hy meer dan gemeen vriendelyk jegens allen die hem ontmoetten, buigende zich gemeenzaam voor de laagsten van het volk. Op des Konings te rugkomst tot zyn paleis, vereenigde zich  STAATSVERANDERING IN ZWEDEN. 119 zich de bende guardes.die voor dien dag de wacht betrokken met die welke zy stond aftelosschen, begeevende zich zyn Majesteit met de Officieren in de wachtkamer. Hy vervoegde zich tot hen met al die welspreekendheid van welke hy zo volmaakt meester is; en na dat hy hen had verwittigd dat zyn leven in gevaar was, schilderde hy hen met de sterkste kleuren den ellendigen staat van het Koningkryk; de boeijen in welken het bekneld was door middel van uitlandsch goud; en de oneenigheden en beroeringen uit de zelfde oorzaak voorspruitende , welken den Ryksdag verdeeld hield, geduurende den tyd van veertien maanden. Hy verzekerde hen, dat zyn eenig oogmerk was deeze wanorders te doen eindigen, omkooping te verbannen , waare vryheid te herstellen, en den alouden luister van den Zweedschen naam te doen herleeven, welken zolang verduisterd was door eene geldtrekking even zo openbaar als schandelyk, daarop hen in de sterkste uitdrukkingen verzekerende, dat hy voor altoos afstand deed van volstrekte magt, of het geen de Zweeden souvereiniteit noemen, besloot by met deeze woorden : " Ik ben verpligt myn eigen vryheid, en die van het Koningkryk te verdedigen tegen de aristocratische regeering, die tegenwoordig heerscht. Wilt gy my getrouw zyn, gelyk uwe voorvaders aan Gustavus Vasa , en Gustavus Adolphus waren? Ik ben dan bereid myn leven te waagen voor uw welvaart, en die van myn Vaderland. " De Officiers, meest jonge lieden, en van wier aankleeving de Koning lang verzekerd was geweest, en die mooglyk ook den aart van 's Konings verzoek niet gantschelyk doorzagen, gelyk hen tevens geen tyd van overweeging vergund werd, stemden terstond in alles, en leiden den eed van getrouwheid aan hem af." " Drie slechts waren 'er die dit weigerden. Een van deezen, Frederik Cederstrom, Kapitein by een Kompagnie van de guardes, bragt in dat hy reeds, en zelfs eerst onlangs , een' eed van getrouwheid aan de Stenden had aflegd, en gevolglyk geen' nieuwen kon zweeren, zo als zyn Ma-  120 VERSLAG DER HISTORIE VAN DE LAATSTE Majesteit thans van hem vorderde. De Koning, hem styf in 't aangezicht ziende , antwoordde : ,, Bedenk wat gy doet." „ ik doe dit,'' hernam Cederstrom, „en hetgeen ik heden denk, zal ik morgen denken; en indien ik in staat ware van den eed te breeken, door welken ik aan de Stenden verbonden ben, zou ik insgelyks in staat zyn, om dien te breeken, welken uwe Majesteit my thans verzoekt afteleggen." ,, De Koning beval daarop aan Cederstrom zyn' degen overteleveren, en verklaarde hem gevangen." „ Zyn Majesteit echter begrypende welk een indruk het gepast en stoutmoedig gedrag van Cederstrom op het gemoed van de andere Officieren zou kunnen maaken, verzachte weldra den toon van zyn stem , en zich weder tot Cederstrom wendende, zeide hy hem . dat tot een bewys van het goed gevoelen 't welk hy van hem koesterde, en van het vertrouwen dat hy in hem stelde, hy hem zyn' degen wilde wedergeeven , zonder op het afleggen van den eed te blyven staan, en derhalven alleen van hem begeerde hem dien dag te vergezellen. Cederstrom bleef standvastig; hy antwoordde, dat zyn Majesteit dien dag geen vertrouwen in hem kon stellen, en dat hy verzocht van den dienst ontslagen te zyn." Terwyl de Koning met de Officieren was opgeslooten kwam de Raadsheer Rabling, aan wien het bevel over de troepen in de stad, twee dagen te vooren, gegeeven was, aan de deur van de wachtkamer , en kreeg tot antwoord , dat hy niet kon toegelaaten worden. De Raadsheer hield aan om tegenwoordig te zyn by het uitdeelen der bevelen, en liet den Koning zeggen , dat hy zulks begeerde ; doch men deed hem weder verstaan dat hy zich naar den Raad moest begeeven, alwaar zyn Majesteit met hem zou spreeken." „De Officieren ontfingen hierop hunne orders van den Koning; de eerste van welken was, dat de twee regimenten guardes en van de artillery terstond byeen verzameld zouden worden, en dat eene bende van zesendertig grenadiers ge plaatst.  STAATSVERANDERING IN ZWEDEN. 121 plaatst zou worden voor de deur van de raadkamer, om voor te komen dat een' der Raadsheeren buiten dezelve kwam." " Maar eer deeze bevelen ter uitvoer gebragt konden worden , was het noodzaaklyk dat de Koning nog een' anderen stap deed ; een' stap van welken de gantsche uitslag van zyne onderneeming afhing. Dit was zichzelv' te vervoegen tot de soldaaten; lieden aan welken niets van zyne oogmerken bekend was, en gewoon alleen gehoorzaamheid te bewyzen aan de bevelen van den Raad, wien men hen had geleerd in de hoogste achting te houden." Terwyl zyn Majesteit, gevolgd door de Officieren, tot dat oogmerk, van de wachtkamer naar de paradeplaats op weg was, kreegen sommigen van hen, meer voorzichtig of meer beschroomd dan de overigen , gewaarwording ten aanzien der gevolgen van den aanslag tot welken zy zich verbonden hadden: zy begonden aan den Koning hunne bevreesdheid te kennen te geeven , dat, indien niet eenige persoonen van grooter gewigt en meer invloed dan zy, deel in de zelfde zaak namen, hy naauwlyks hoopen konde in zyne onderneeming te zullen slaagen. De Koning stond een poos stil , en scheen eenigermaate te wankelen. - Het lot der Staatsverandering hing aan dit oogenblik. Een serjant van de guardes, hun gesprek gehoord hebbende, riep overluid: - Het zal gelukken lang leeve Gustavus!" Zyn Majesteit antwoordde terstond: Dan zal ik het waagen - - - en voorwaarts naar de benden treedende, sprak hy haar aan in byna de zelfde bewoordingen van welken hy tegen de Officieren gebruik had gemaakt, en met hetzelfde gevolg. Zy antwoordden hem met luide toejuichinge; slechts één stem zeide, neen; maar op dezelve werd geen acht geslagen." " Ondertusschen hadden eenigen van 's Konings zendelingen een gerucht door de stad verspreid , dat de Koning gevangen genomen was. Dit trok het volk in grooten getale naar het paleis , waar zy aankwamen zo H5 als  122 VERSLAG DER HISTORIE VAN DE LAATSTE als zyn Majesteit zyn redevoering tot de guardes geëindigd had. Zy betuigden, door herhaald gejuich, hunne vreugde wegens zyne veiligheid; eene vreugde, die het gelukkigst besluit van het werk deezes dags beloofde." " De Raadsheeren werden nu terstond in verzekerheid gebragt. Zy hadden door de vensters van de Raadkamer gezien alles wat op de paradeplaats voor het paleis gebeurde ; en niet kunnende begrypen wat de reden was van het herhaald gejuich dat zy hoorden, gingen zy naar beneden, om 'er de oorzaak van te onderzoeken; maar ruim dertig grenadiers, met opgestooken bajonetten , onderrechten hen , dat het zyn Majesteits welbehaagen was, dat zy bleeven waar zy waren. Zy begonden daarop in een' hoogen toon te spreeken , maar wierden slechts beantwoord met, door het toedoen der deur, opgesloten te worden." " Op het oogenblik dat het geheime Committee hoorde dat men zich van den Raad had meester gemaakt , scheidde hetzelve van een, elk in het byzonder op zyne eigen veiligheid bedacht zynde. Thans steeg de Koning op zyn paard, gevolgd door de Officieren met ontbloote degens, een groote hoop soldaaten , en eene menigte van Volk, zich begeevende naar de andere kwartieren der stad , alwaar het krygsvolk, dat hy bevolen had byeen te verzamelen, geposteerd was. Hy vond hen allen even gewillig om zyn zaak te ondersteunen, en zy leiden een' eed van getrouwheid aan hem af. Terwyl hy door de straaten trok, verklaarde by aan het Volk, dat hy alleenlyk voorhad hen te verdedigen , en zyn Vaderland te behouden; en dat hy, indien zy geen vertrouwen in hem begeerden te stellen, hy zyn scepter wilde nederleggen, en afstand doen van zyn Koningryk. Zo sterk was de Koning bemind, dat het Volk, (van 't welk sommigen op hunne knieën vielen) met traanen in hunne oogen zyn Majesteit smeekten hen toch niet te willen verlaaten." " De Koning vervolgde zyn' togt, en maakte in minder  STAATSVERANDERING IN ZWEDEN. 123 der dan één uur zich volkomen meester van alle de krygsmagt in Stokholm." Kruid en kogels werden aan de soldaaten uitgedeeld; verscheiden stukken kanon werden uit het tuighuis gevoerd, en in het paleis geplant, insgelyks op de bruggen en in andere oorden van de stad, maar byzonderlyk op alle de toegangen tot dezelve. By deeze stukken stonden soldaaten met aangestooken lonten gereed; alle gemeenschap met het land was afgesneeden , en niemand werd, zonder verlofschrift van den Koning, toegelaaten zich buiten de stad te begeeven." Een papier , tot tytel voerende : Verklaaring des Konings aan zyne getrouwe onderdaanen , werd daarop in alle straaten aangeplakt; het was van inhoud, „dat zyn Majesteit by hetzelve alle zyne getrouwe onderdaanen en de inwooners van deeze hoofdstad vermaande geruste en eerbiedige aanschouwers te blyven, van de stappen en maatregels die genomen moesten worden tot bewaaring van de openbaare veiligheid , de onafhangklykheid van het Koningkryk , en deszelfs waare vryheid ; dewyl zyn Majesteit verpligt was geweest, om gebruik te maaken van de magt die hem nog was overgelaaten, om zichzelven en het Koningkryk te bevryden van de aristocratische regeering, die nu meer dan ooit het oogmerk had om alle zyne getrouwe onderdaanen te onderdrukken.'* „ Zyn Majesteit beval insgelyks goedertieren en ernstig aan zyn getrouwe onderdaanen en de verdere inwooners der stad , in hunne huizen te blyven , en ter voorkoming van wanorders hunne deuren geslooten te houden; kunnende zy zich verzekerd houden, dat een ieder, het zy van hoogen of laagen staat, die zich tegen zynen wettiggekroonden Koning zou verzetten , of zyn' pligt als een onderdaan overtreeden, oogenbliklyk, of overeenkomstig met de omstandigheden, zou gestraft worden; dat derhalven niemand eenige bevelen, dan die welken door den Koning gegeeven waren , zou gehoor zaa-  124 VERSLAG DER HISTORIE VAN DE LAATSTE zaamen, op straffe van zulke gevolgen als zyn onwettig gedrag naar zich zou trekken, enz." "De party der Hoeden scheen in het genoegen, dat zy voelden wegens den val van de party der Mutsen, te vergeeten, dat hetgeen hunne tegenstanders overhoop had geworpen, ten zelfden tyde de Staatsgesteldheid verwoest had. Zy beschouwden met eene dwaaze verrukking , de magt uit de handen hunner mededingers gerukt te hebben, zonder te overweegen dat zy geen winners by dit Staatsspel zouden zyn, maar dat de Koning alleen het voordeel daarvan zou inzamelen." " De Mutsen-party , elkanderen ook wantrouwende, zynde het grootste gedeelte onkundig wegens de volle uitgestrektheid van 's Konings oogmerken, en of de geheele Hoeden-party in dezelve getreeden was, gehoorzaamde zonder morren de bevelen van zyn Majesteit, veelen van hen, inderdaad, bleeken begeerig te zyn om met de Hoeden-party te yveren om den voorrang, in hun hof by den Koning te maaken , en gaven openlyk hun genoegen te kennen over hetgeen gebeurd was ; en zy scheenen voor het grootste gedeelte minder belang te stellen in het verliezen van hunne vryheid, dan verlegen te zyn om, in plaats daarvan, een gedeelte van 's Vorsten gunst te verkrygen. Het laager slag van volk, dat van geen belang genoeg was om van eenige party te zyn, juichte over de vernietiging eener regeeringsvorm, in welke het geen deel had, en waarvan het geen voordeel trok. Het zag met het grootste genoegen het gezag van eene aristocratische regeering, van welke het niet dan belediging en onderdrukking geleeden had , overgaan in de handen van een Monarch, die reeds meester was van hunne genegenheden. " " Zonder het spillen van een druppel bloeds, zonder slag of stoot, zelfs zonder de minste vertooning van op. roer of wanorder, gaven de inwooners van Stokholm die Staatsgesteldheid op, welke hunne voorvaders, na den dood van Karel XII. op hen overgebragt hadden, als een bol-  STAATSVERANDERING IN ZWEDEN. 125 bolwerk tegen de toekomende oppermagtigheid van hunne volgende Koningen." Door het geheele beloop van dit verhaal, word door den historieschryver den Koning van Zweden voorgesteld als voorzien met al het beleid en al de bekwaamheid, die hem in staat konden stellen om zyn volk bezig te houden met denkbeelden van zyne vaderlievende en belangelooze oogmerken, in het aanvaarden van deeze buitengewoone maatregels; maar nochtans toont hy hem voor oprecht te houden in zyne voorgeevens, en op die onderstelling besluit hy zyn werk met een verdediging van 's Vorsten gedrag, 't welk alleen door een verder verloop van tyd kan beslischt worden. BYZONDERHEDEN WEGENS DE BALLINGSCHAP VAN DEN DICHTER OVIDIUS; getrokken uit de nieuwe historie van Moldavie en Wallachye , in het Fransch beschreven door den Heer Carra , Secretaris van den Kardinaal Guimene. De stad, welke men Julia Alba noemde, en by de Moldaviërs nu den naam draagt van Czetate Alba , in neder Moldavie , is aanmerkelyk uit hoofde der ballingschap van den vermaarden dichter Ovidius; en een meir is 'er nog bekend onder de benaaming van Laculi Ovidulvi , of het meir van Ovidius. " Deeze bevallige schryver, zegt de heer Carra, wiens gedachtenis altoos dierbaar zal zyn by minnaars en poëeten , gebannen zynde naar het woeste land der Geten , het tegenwoordig Moldavie, woonde eenigen tyd in Czetate Alba, en trok vervolgens naar een vlek , drie mylen vandaar gelegen, welks oude overblyfsels nog voorhanden zyn. Naby de hut, in welke hy zich ophield, is een kleine bron, die, zo wel als het bovengemelde meir, zyn'  126 BYZONDERHEDEN WEGENS DE zyn' naam draagt, aan welks boorden hy dikwyls ging wandelen. Een inwooner van dit land verzekerde my dat hy verscheide dichtstukken in de Moldavische taale te samen stelde. Ik deed al wat in myn vermoogen was, om ten minsten eenige brokken van dezelven magtig te worden; maar alle myne poogingen waren vruchteloos, De gedachtenis van deezen grooten man heeft zulk een' diepen indruk op het volk van dit land gemaakt, dat zy 'er nog roem op draagen. Zy zeggen , by overlevering , " dat 'er van de oevers van den Tyber herwaart kwam, een uitmuntend man, die de zachtaartigheid van een kind, en de goedheid van een' vader had ; dat deeze man onophoudelyk zuchtte, en somtyds tot zichzelven sprak, maardat, wanneer hy zyne redenen tot een' ander' richtte, honig uit zyn' mond scheen te vloeijen." Het heeft my verwonderd dat de Prinsen Demetrius Cantemir , en Nicolaas Maurocordatus, welken van alle de Vorsten deezes lands de verstandigsten waren , geen gedenkteken voor dien grooten Dichter hebben opgerecht , die hunne akelige landstreek eer aandeed, met zyne ongelukken en zuchten. Ongetwyfeld zal 'er eens een' tyd komen, dat eenig Prins, een beminnaar van kunst en vernuft, de zo rechtmaatige schuld van zyn vaderland zal voldoen. De plaats welke Ovidius bewoonde is zeer geschikt om iemand de diepste treurigheid inteboezemen: ik kon 'er geen gezicht van neemen zonder aandoening. My dacht ik zag zyn schim somtyds over het meir zweeven; somtyds op heuvelen, en door de nabuurige wouden; somtyds hoorde ik hem zuchten onder de schaduw van een' vygenboom, naby zyn beminde bron: een stoet van Kupidoos met traanen in de oogen scheen verborgen in alle hoeken van dit bewossen verblyf, en daar te wachten op het ontwaaken van hunnen goddelyken Zanger. Laat minnaars en poëeten zich verbeelden, in het midden der lente, eene vlakte met bloemen geschakeerd, derzelver gantsche uitgestrektheid verdeeld en doorsneden door een meir , van  ' BALLINGSCHAP VAN DEN DICHTER OVIDIUS. 127 van een halve myl in zyn' omtrek , en omringd door een keten van heuvelen, van ongelyke hoogten, overdekt met lindeboomen, wilde appel- en amandelboomen, en zwaare eiken , in verwarring door elkander staande , en zich buigenden, als het waare , om hun loof en vruchten het betooverd oog van den aanschouwer aantebieden; laat hun greetig gezicht, naar het punt waar de morgenster daagt, doordringen, en zien daar een vallei, afloopenda naar den oever van het meir, en aan elke zyde gedekt met twee heuvelen, beschaduwd door wyngaarden en heestergewassen: aldaar, naby een bron, al kronkelende zich in het meir ontlastende , staat een hoop lindeboomen, in wier schaduw de hut van den goddelyken Dichter geplaatst was ; aldaar ademde zyne betooverende lier de vaerzen, welke hem door liefde en zoete droefgeestigheid waren ingegeeven; daar vergat hy ongetwyfeld, met eene koele versmaading, de bedriegelyke vermaaken van een bedorven en ondankbaar hof, waar Virgilius en Horatius zich alleen konden staande houden , door het Colossusbeeld van een' tiran tot de wolken te verheffen, en door alle oogenblikken hunne knieën voor hem te buigen." De volgende plaats wegens de tegenwoordige gesteldheid is niet minder aanmerkelyk : Het gemeene Grieksch is de beschaafde taal van het hof van de Hospidars, en van de Bestierders der Provintien: Italiaansch en Fransch worden insgelyks gesproken : de Prins en verscheide Heeren van het land hebben zelfs eenige boeken in de laatstgemelde taal ; de werken van Voltaire zyn in de handen van sommige jonge Bojarden : en de smaak voor Fransche Schryvers zou thans een voorwerp van koophandel in deeze landen konnen zyn, in dien de Patriarch van Constantinopel elkeen niet met de wraak des Hemels gedreigd had, die Roomsch Catholyke boeken las, en inzonderheid die van Voltaire. VER-  VERTOOG WEGENS DEN OORSPRONG EN DE OUDHEID DER HAANENGEVECHTEN ; uit het Engelsch. De menschen hebben zichzelven lang bevoordeeld met den afkeer die de eene Haan voor den anderen toont , en dien natuurlyken haat aangemoedigd met kunsten die der menschelyke reden tot schande strekken. De oorsprong van dit barbaarsch spel zegt men van de Atheeners afkomstig te zyn, en wel by de volgende gelegenheid. Wanneer Themisthokles met zyn leger tegen tende Haanen ; deed 'er zyn krygsvolk de oogen op slaan, en hield daarop de volgende reden tot zyne soldaaten. " Geeft acht; deezen vechten niet voor hunne huisgoden, voor de gedenktekens hunner voorouderen , niet om glori, niet voor vryheid, niet voor de veiligheid hunner kinderen, maar alleen omdat de een niet uit den weg wil gaan voor den anderen." Dit moedigde de Grieken zodanig aan, dat zy op de hardnekkigste wyze streeden en eene volkomen overwinning op de Persiaanen behaalden, waarop het Haanengevecht, door eene byzondere wet, bevolen werd jaarlyks by de Atheeners te oefenen, Alhoewel de oude Grieken zich vry wat lieten voorstaan op hunne beschaafdheid, alle andere Volken barbaaren noemende, heeft echter de Heer Pegge klaarlyk beweezen, in een traktaat, 't welk in het derde deel van de Archaelogia geplaatst is, dat zy de stichters waren van deeze wreede en onmenschelyke wyze van zich te vermaaken. De inwooners van Delos waren groote liefhebbers van dit spel, en Tanagra, een stad in Boeotia, het eiland Rhodes, Chalcis in Euboea, en het land van Media waren vermaard wegens het edelmoedig en voortreflyk ras deezer vogelen. Het blykt dat zy byzondere manieren hadden om hen tot den stryd te bereiden. Het Haanengevecht was eene instelling, die gedeeltelyk godsdien stig  OORSPRONG DER HAANENGEVECHTEN. 129 stig en gedeeltelyk staatkundig was te Athenen, en werd 'er in stand gehouden met oogmerk om de zaaden van heldenmoed daardoor aantekweeken in de gemoederen hunner jeugd ; maar het werd naderhand misbruikt en averechts toegepast, daar zo wel, als in de andere deelen van Griekenland , tot een gemeen onthaal en tydverdryf , zonder eenig zedelyk , staatkundig of godsdienstig oogmerk, zo als het tegenwoordig nog gevolgd en geoefend word in Engeland. Het is eene beweezen zaak, dat de Romeinen, die dit, met veele andere dingen, van de Grieken ontleenden , zo wel van Kwakkels als van Haanen tot dit vechten gebruik maakten. De eerste oorzaak van den twist tusschen de twee broeders, Bassianus en Geta, zoons van den Keizer Septimus Severus , werd geboren, volgens Herodianus, by gelegenheid van het vechten hunner Haanen en Kwakkels. Haanen en Kwakkels, afgerecht met oogmerk van met elkanderen te vechten tot den laatsten adem , tot vermaak van het volk, zyn menigvuldige maalen door.de Romeinsche schryvers met groote gepastheid vergeleeken, met de zwaardvechters onder de benaaming van gladiators bekend. De vaders van de Christelyke Kerk vaaren met veel yver uit tegen de schouwspelen van de Arma het brooddronken storten van menschenbloed in spel. Men zou gedacht hebben dat met dit insgelyks het Haanengevecht zou afgeschaft zyn geworden, onder de zachtaardigheid van het Christendom; maar het was voor deeze verlichte eeuw bewaard om op nieuw en met verzwaarende omstandigheden van wreedheid dit spel te oefenen. De vastenavondmoord van dit moedig en nuttig schepsel, is wel aan 't verminderen; maar de gedrochtelyke vertooning van barbaarschheid, het Koningklyk gevecht en diergelyken, zyn en blyven by ons nog in volle kracht - , een afschuwlyke vlek op het mannelyk karakter van Britten ! Het is waarschynlyk dat het Haanengevecht eerst door de Romeinen in het eiland Britanje is ingevoerd; maar de vogel zelf was aldaar voor den inval van Caesar. VI. Afd. XV. Deel. I Wil-  130 OORSPRONG DER HAANENGEVECHTEN. William Fitzstephen, die het leven beschreef van den vermaarden Becker, Aartsbisschop van Canterbury in de regeering van Henrik den II. is de eerste van onze' schryvers die van 't Haanengevecht gewag maakt, beschryvende hetzelve als een spel van schooljongens op vastenavond. Het tooneel of de Haanenmat, schynt het, was de school, en de meester de opziener en bestierder van het spel. Van deezen tyd ten minsten, heeft deeze vermaaklykheid, hoe ongerymd, en zelfs godloos, onder ons aangehouden; het bleef duuren, hoewel afgekeurd en openlyk verboden , in de regeering van Eduard den III. en Henrik den VIII. Het is den naam gegeeven van Koningklyke uitspanning, en het is eene bekende zaak dat de Haanenmat te Whitehall opgerecht werd, door een gekroond hoofd om meer luister aan het vieren van dit spel bytezetten; maar het werd weder verboden door eene akte, onder het bestier van Cromwel in 1654. Zyne laatstoverleden Majesteit toonde 'er zich afkeerig van, en Haanengevechten waren onder het getal der verderflyke plaatsem van vermaak, die uitdruklyk verboden werden door de roemwaardige akte van het vyfëntwintigste jaar zyner regeering. Thans, tot verbaazing van alle goede menschen, geschieden weder bloedige gevechten en Koningklyke stryden, ieder winter, in eene heimelyke Haanenmat in het perk van st. James, niet verre van het paleis. Ge-  GESPREK TUSSCHEN CADMUS EN HERCULES. Vertaald uit the Dialogues of the Dead, by Lord Littleton. HERCULES. Geeft gy voor zo hoog op den Olympus te zitten als Hercules? Doodde gy den Nemeeschen leeuw, den Erymantischen beer, de Lernasche slang, en de Stymphaliscbe vogelen. Vernielde gy tirannen en roovers? Gy schryft u groot aanzien toe wegens het overmeesteren van een slang: ik deed ten minsten zo veel toen ik nog in de wieg lag. CADMUS Het is niet uit oorzaak der slang, dat ik my een grooter weldoener van Griekenland beroem te zyn dan gy. Daaden moeten gewaardeerd worden naar haare nuttigheid, veel meer dan naar haar gerucht. Ik leerde Griekenland de kunst van scbryven, aan welke de wetten hunne juistheid en duurzaamheid verschuldigd zyn. Gy overwont monsters; ik beschaafde menschen. Door ongetoomde driften, en niet door wilde beesten word het grootste kwaad in de menschelyke samenleeving veroorzaakt. Door wysheid , door kunst, door de vereenigde krachten van burgerlyke gemeenschap, zyn de menschen in staat gesteld, om het gantsche geslacht van leeuwen, beeren en slangen te overmeesteren, en, hetgeen meer is, om het woest geweld en de gevaarlyke verraadery van het menschelyk gemoed aan wetten en heilzaame regels te binden. Waren de leeuwen slechts in een' enkelen stryd te vernielen geweest, dan hadden de menschen 'er maar één' kwaaden tyd van gehad; maar wat anders dan wetten zou de menschen, die de leeuwen gedood hadden, in ontzag hebben kunnen houden? De waare glori, de eigenlyke onderscheiding van de redelyke wezens, heeft uit de volmaaktheid der verstandelyke vermoogens haar oorsprong. Moed kan woede wor-  132 GESPREK TUSSCHEN CADMUS EN HERCULES ! den, en sterkte is dikwyls aangewend tot daadcn van onderdrukking. Maar wysheid is de medegezellinne van gerechtigheid; zy ondersteunt haar in het vormen van gelykmaatige wetten, in het volgen van rechte maatregels, in het verbeteren van magt, beschermen van zwakheid, en in het vereenigen van byzondere persoonen tot een gemeen belang en algemeen welvaaren. Helden moogen tirannen dooden; maar wysheid en wetten zyn het, die tiranny en onderdrukking voorkomen. De werkingen der staatkunde overtreffen verre de arbeidzaamheden van Hercules, veel kwaad voorkomende, 't welk door moed en magt zelfs niet vergoed kan worden. Gy helden geeft op niets acht dan op glori, en naauwlyks neemt gylieden in overweeging of de veroveringen die uw' roem bevorderen wezenlyk nuttig en voordeelig voor uw Vaderland zyn, Ongelukkig zyn de volken die geregeerd worden door dapperheid, niet bestierd door beleid, en niet gezuiverd door de beschaavende konsten! hercules. Ik verwacht geenszins een' verwonderaar van myn heldhaftig leven in den man te vinden, die zyne landgenooten leert, stil te zitten en te leezen, en de uuren van zyne jeugd in werkloosheid te verkwisten, in ydele bespiegeling en het spel van woorden. cadmus. Een sterke zucht om plaats te hebben in de registers der faam is de Eurystheus die het menschdom met heldenarbeid belast. De Musen dryven het aan zo wel tot werkzaamheid als tot het genieten der uuren van rust; en ik denk dat gy haar eer behoorde te bewyzen voor het aanbieden van zulk eene edele verlustiging, als in staat is om voor te komen dat helden zich niet genoodzaakt vinden den spinrok op te vatten wanneer zy den knods nederleggen.  GESPREK TUSSCHEN CADMUS EN HERCULES. 133 HERCULES. Vernuftelingen zo wel als helden kunnen den spinrok opneemen. Wat dunkt u van hun fyngesponnen stelsels van filozofie, of dartele dichtstukken, of Milesiaansche fabels? Ja, dat nog erger is, zyn 'er geene lofredenen op tirannen, en boeken die de Goden lasteren, en het natuurlyk begrip van recht en onrecht verwarren? Ik geloof, dat, indien Eurystheus my op nieuw te werk wilde stellen , hy voor my een lastiger taak zou vinden, dan eenige andere die hy oplag; hy zou my eene groote boekery doen doorleezen; en ik zou 'er meê leeven als ik met de Hydra deed, vorderende zou ik al wat my voorkwam verbranden, op dat het eene monster uit het ander niet te voorschyn kwame, om het menschdom tot plaagen te zyn. Ik zou my meer lofwaardig achten, om het zuiveren der boekeryen, dan om het reinigen der Augeaansche stallen, CADMUS. Het is in deeze boekeryen alleen, dat het geheugen van uwe verrichtingen in weezen is. De helden van Marathon. de patriotten van Termopylae schryven hunne onsterflykheid my toe. Alle de verstandige instellingen van wetgeevers, en alle de lessen der wyzen waren in het oor vergaan, als een droom verdweenen, indien letters haar niet bewaard hadden. Och! Hercules! het past niet voor een' man, die deugd boven vermaak stelde een vyand der Muzen te zyn. Laat Sardanapalus en de zyden zoonen der weelde, die het leven in roemloos gemak verkwist hebben, de gedenkboeken der daaden verachten, die geen roemryk getuigenis van hun leven bevatten. Maar waare verdienste, heldendeugd, ieder echte afstammeling van den onsterflyken Jovis moet de gewyde bron van duurzaamen roem eeren. I 3 HER-  134 GESPREK TUSSCHEN CADMUS EN HERCULES,. HERCULES. Inderdaad, indien schryvers zich alleen bezig hielden met het boeken der daaden van groote mannen, zou veel in hun voordeel gezegd kunnen worden. Maar waarom plaagen zy het volk met hunne bedenkingen ? Kan het voor de waereld iets betekenen, wat een ledig mensch gedacht heeft ? CADAMUS. Ja, het kan. De gewigtigste en uitgestrekste voordeelen, die het menschdom geniet, is het grootdeels verschuldigd aan lieden, die genoegzaam nooit hun verblyf verlieten. Aan hen is het menschdom de gemaklykheid en veiligheid der zeevaart verpligt. De uitvinding van het kompas heeft nieuwe waerelden voor hen geopend. De kennis van de werktuiglyke krachten heeft hen in staat gesteld om zulke wonderbaare werktuigen te vervaardigen, als waardoor meerder kan verricht worden, dan de vereenigde arbeid van millioenen door de sterkste sloovery kan te wege brengen. Landbouw insgelyks , de nuttigste van alle konsten, heeft haar deel van verbetering uit de zelfde bron. Poëzy is mede van uitsteekend gebruik tot het in staat stellen van het geheugen, om de voorschriften der deugd en de deugdzaame verrichtingen met meer gemak te bewaaren, en met grooter kracht in het hart te prenten. Sedert wy de waereld verlaaten hebben, heeft de weetenschap, uit den wortel van maar weinige letters, haare takken over de gantsche natuur verspreid , en haar hoofd tot de hemelen opgeheven. Sommige wysgeeren zyn zo ver in de raadslagen der goddelyke wysheid doorgedrongen , dat zy veele van de groote uitwerkselen der natuur verklaarden. De grootheden , afstanden en oorzaaken van de omwentelingen der Planeeten, de paden der Comeeten, en de natuur van Eclipsen zyn begrepen en  GESPREK TUSSCHEN CADMUS EN HERCULES. 135 en uitgelegd. Kan eenig ding de glori van het menschelyk geslacht hooger verheffen, dan een klein schepfel, dat een geringe plek bewoont, in 't midden van ontelbaare waerelden, een beschouwing te zien neemen van het Heeläl, de schikking van hetzelve begrypende, en zich begeevende in het ontwerp van dat wonderbaar verband en de° gemeenschap van zulke afgelegen dingen, en welke door de uiterste pooging der Almagt schynt gesticht te zyn ? Welk een boek van wysheid, welk eene edele godgeleerdheid openen ons deeze ontdekkingen! Terwyl eenige verheven geesten tot deeze verheven voorwerpen zyn opgesteegen, hebben andere vlytige verstanden hun onderzoek tot de kleinste werken van den oneindigen Konstenaar uitgestrekt: de zelfde zorg, de zelfde voorziening vertoont zich door het geheel, en wy moeten 'er uit leeren, dat nuttigheid en bekwaamheid aan de waare wysheid voorkomen als volmaaktheid, en dat hetgeene voordeelig is ook edel is. HERCULES. Ik keur de weetenschap goed in zo verre zy behulpzaam is aan daadelykheid. Ik heb zin in de verbetering der zeevaart, en de ontdekking van het grooter deel van den aardkloot, dewyl het een wyder veld opent voor de eerste geesten van de waereld om 'er in rond te woelen. CADMUS. Daar sprak de ziel van Hercules. Maar indien geleerde mannen waardig zyn geacht te worden uit hoofde van den bystand, die zy aan werkzaame gemoederen in het uitvoeren hunner ontwerpen verleenen, zyn zy niet minder pryswaardig wegens hunne poogingen om aan dezelven eene goede richting te geeven, en hunne al te groote vuurigheid te maatigen. Het beoefenen der historie zal aan den krygvoerder en den wetgeever leeren, door wat midI 4. delen  136 GESPREK TUSSCHEN CADMUS EN HERCULES. delen legers overwinnend en staaten magtig geworden zyn. en ampteloozen burgers zal zyde liefde tot vryheid en erder inplanten. De schriften der wyzen toonen een by zonder pad tot deugd aan, en toonen dat het beste bewint zelfbestiering is, en het onderwerpen onzer driften de edelste der veroveringen. De waare geest van 't heldendom werkt door eene soort van ingeeving, en behoeft noch de ervaarnis der historie noch de lessen der Filozoofen om hem te bestieren. Maar doen de konsten en weetenschappen groote mannen niet verwysd, weeldrig, lustloos en traag worden; en kunt gy ontkennen, dat vernuft en geleerdheid dikwyls dienstbaar zyn gemaakt aan zeer kwaade oogmerken ? CADMUS. Ik wil wel bekennen dat 'er sommige natuuren zo gelukkig gevormd zyn, dat zy naauwlyks de hulp van een' meester noodig hebben, en de regels van konst om hen kracht en bevalligheid te geeven in alles wat zy uitvoeren. Maar deeze rechtstreeks van den Hemel begaafde geesten zyn weinige. Dewyl geleerdheid alleen bloeit waar gemak, overvloed en een zacht staatsbestier gevonden werd, in zulk een' ryken grond, en onder zulk een mild klimaat, zal het onkruid der weelde opschieten onder de bloemen van de konst; maar het willig onkruid zou nog krachtiger aanwassen, indien het in de ongestoorde bezitting van het gantsche veld gelaaten werd. De letteren weêrhouden een zuinig, maatig volk van roofzuchtig en woest te worden; een ryk volk behoeden zy voor het vervallen tot eene volkomen zinlykbeid en volstrekte bedorvenheid. Alle giften van de Goden zyn somtyds misbruikt; maar vernuft en schoone talenten hellen altyd door een natuurlyke wet, naar de zyde der deugd; toe-  GESPREK TUSSCHEN CADMUS EN HERCULES 137 toevallen moogen hen uit hunne eigenlyke richting dryven; maar zulke toevallen zyn een soort van kwaade verschynsels, en, gelyk andere verschynfels, een ontzettend voorteken, en van gewigtige betekenis voor de tyden. Want indien de deugd die mannen aan haar niet getrouw kan doen blyven, die in hun harten haar godlyk recht belyden , en de waarde van hunne wetten kennen, op wiens trouw en gehoorzaamheid kan zy dan staat maaken? ô Dat zulke verheven geesten zich nooit mogten verlaagen tot het vleijen der ondeugd, tot het aanmoedigen van dwaasheid, of het voortplanten van ongodsdienstigheid; maar alle hunne vermogens inspannen tot dienst der deugd, en de edele keuze verheffen van diegeenen, welken, gelyk gy, haar boven het vermaak den voorrang geeven ! DAFNE. Naar het Hoogduitsch van GESNER. Dafne was schoon en arm; vroom opgevoed door eene moeder die haar te vroeg afstierf. Thans was zy de dienstmaagd van Mycon: hy bouwde het landgoed eens ryken burgers uit Mitylene, en Dafne weide zyne kudde. Zy begaf zich eens, met traanen in haare oogen, naar het stille graf haarer moeder, goot een schaal vol water uit, en hing kransen aan de spruiten der takken , die zy 'er over heen geplant had. Toen zette zy zich by het graf neder, weende en sprak: ô Dierbaare gedachtenis uwer deugd, uwer vroomheid, ô geliefste moeder! Gy, gy hebt myne onschuld gered. Zoude ik ooit uwe vermaaningen vergeeten, die gy met een bedaard aanlagchen my deed, en toen op myn' boezem zonk en stierf; zoude ik ooit vergeeten, hoe deugdsaam gy waart, dan, ô dan I 5 moo  138 DAFNE. moogen de goede Goden my vergeeten; dan mooge ik in ellende sterven, en uwe heilige schim mooge my vlieden! Gy, Geliefde, gy hebt myne onschuld gered. Alles, ach! alles, wil ik uw schim verhaalen: daar ik toch, ik verlaatene, niemand anders heb , wien ik met een goed vertrouwen myn hart kan openen. Nicias, de heer van Mycon, wiens kudde ik weide, kwam op zyn landgoed, om de herfstvreugde by te woonen. Hy zag my, bejegende my vriendelyk; hy prees myne kudde, die zo wel door my opgepast werd; zeide dat ik een zoet meisje was, en gaf my geschenken. Goden! Ik eenvoudig meisje, wat weeten wy toch op het land! Goed, dacht ik, is onze Heer; de Goden moeten hem daarvoor zegenen ; aan hen wil ik voor hem bidden, dat is alles wat ik kan Gelukkig zyn de ryken en van de Goden bemind; doch zy verdienen het ook, als zy goed zyn, gelyk hy. Zo dacht ik, en dulde het als hy myne hand in de zyne sloot, en bloosde en durfde niet opzien , daar hy een' ring van goud aan mynen vinger stak Zie,, op dit steentje dit kind met vleugelen, dat zal u gelukkig maaken; zo sprak hy, en streelde myne bloozende wangen. Wat is hy niet goed op u als een vader! Hoe verdient gy zo veel gunst van zulk een' ryk' en magtig Heer: zo dacht ik, eenvoudig kind, maar ach , hoe was ik bedroogen! Heden vroeg vond hy my in den tuin; vatte my vriendelyk onder de kin: Breng, sprak hy, breng my frissche bloemen, opdat ik my door haaren geur verkwikke, gindsch in het myrthen-priëel. Vlytig en verheugd zocht ik de schoonsten uit, en liep met blyde drift naar het priëel. Ligt zyt gy als een zephir, en schooner dan de Godin der bloemen; zo sprak hy, en — Goden, Goden! nog beef ik door alle myne beenderen, hy rukte my neder op zynen schoot, drukte my aan zynen boezem, en alle beloften die verleidende zyn, en alles wat de liefde aanloklyks zeggen kan, vloeiden van zyne lippen. Ik weende, ik beefde, .en was voor de verleiding te zwak, ach! thans ongelukkig thans niet meer uw onschuldig kind. Had , zo  DAFNE. 139 zo dacht ik, uwe vroome moeder u deeze onkuische omhelzingen laaghartig zien toelaaten! Ik dacht dit, week beevende te rug, en ontvlugtte. Thans kom ik, Geliefde! ik kom op uw graf, om te weenen. Ach! dat ik, jong, arm kind, u zo vroeg verloor. Eene te tedere plant ben ik, die den steun kwyt raakte, aan welken zy zich vast hield. Deeze schaal vol water giet ik voor uwe vroome schim uit; neem deeze kranssen , neem myne traanen! Mogten, ô mogten zy tot uw gebeente doordringen! Ach! aan uwe asch, die hier onder de betraamde bloemtjes rust, aan uwe heilige schim herhaal ik deeze belofte : Deugd en onschuld, en de vrees voor de Goden zullen het geluk myns levens zyn. Ben ik slechts arm en blyde en weltevreden, en doe niets dan dat gy met een' vriendelyken lagch gebillykt zoud hebben; dan word ik, gelyk gy waart, van Goden en menschen bemind , omdat ik vroom, oprecht en dienstvaardig ben; en dan sterf ik eens lagchende en met vreugdetraanen, gelyk gy stierft. En thans vertrok zy. Eene vrolyke aandoening der deugd doorstroomde haar gantschelyk, en glinsterde in haare vochtige oogen, Schoon was zy , gelyk een lentedag, wanneer een zachte regen valt, en tevens de zon schynt. Vrolyk wilde zy tot haare bezigheden gaan ; maar Nicias kwam op den weg haar tegen. Meisje, dus sprak hy, en traanen stroomden over zyne wangen; ik heb op het graf uwer moeder u beluisterd; vrees niets, deugdsaam meisje! Dank zy den Goden , dank zy uwe deugd, gy hebt my van het misdryf gered, uwe onschuld verleid te hebben! Vergeef, kuisch meisje, vergeef het my, en zyt voor geen' nieuwen aanval van my beducht: ook myn deugd overwint. Wees vroom, wees deugdsaam; maar wees ook gelukkig. Gindsche boomryke streek , by het graf uwer moeder, en de helft der kudde, die gy gehoed hebt, zyn het uwe. Een waardige gade, deugdsaam gelyk gy, zy het geluk uws levens! Schrei niet, 'vroom meisje! Neem het geschenk, dat myn oprecht hart u aanbied, en laat my verder voor uw wel zyn  140 DAFNE. zyn zorg draagen; het vergryp dat ik uwe deugd beledigde , zal anders, geduurende myn gantsche leven, my tot kwelling zyn. Vergeet, vergeet myn misdryf! Gy hebt, geiyk eene goede Godheid , my van het verderf gered. AAN LYCIDAS. BY DEN DOOD VAN ZYN BEMINDEN. DE bloem, de pas ontloken bloem, Der velden pronk en roem, Die ieder kon bekooren, Die 't herdersvolk, 't geen kransjes vlocht En naar de fraaiste bloemen zocht, Als 't haar kwam naadren, straks in 't hart dees taal deed hooren: „ Ik ben te waardig voor uw' krans: '' Die bloem, die, door haar' ryken glans, Haar mengeling van frissche kleuren, Haar' schat van liefelyke geuren, Het zangryk pluimgediert deed staaren uit de lucht, En 't bytje als tegenhield in 't midden van zyn vlucht; Die bloem heeft uitgebloeid, doet u haar' val betreuren, Myn Lycidas! ik weet hoe ze u aan 't harte lag, Myn hartvriend! 'k billyk uw geklag; Maar maatig uwen druk: ei! Iaat uw rouw bedaaren, Draag zorg dat ge als een Christen schreit. Na weinig dagen, maanden, jaaren, (Ja, laaten 't eeuwen zyn, 't is niets by de eeuwigheid;) Dan zullen wy, omhoog, in liefelyker streeken Ons bloemtje weder zien, daar 't onophoudelyk bloeit En welig tiert en groeit, Door  AAN LYClDAS. 142 Door schooner zon bestraald, door 't water uit de beeken Van 't zalig paradys besproeid. Wat zal die hemelspruit, dáár eedle vruchten draagen, Wier eerste bloessem, hier, reeds zo bekoorlyk was Denk aan haar tweeden bloei; en zeg dan, Lycidas, Geeft haar verplanting u nog langer reên tot klaagen? KARAKTERS VAN GLORIOSO EN THEODOSIUS ; Uit het Engelsch. Glorioso had , door erfenis van zyne ouders, en een voordeelige bediening, een zeer aanmerkelyke bezitting byeen gebragt, en . hetgeen hem veel achting deed winnen hy was van eene milddaadige geaartheid. Hy deelde 's jaarlyks groote sommen uit tot werken van bermhartigheid; hy was de steun van twee armhuizen, en drie schoolen voor de schamele jeugd; hy was voorzitter van vier godsdienstige maatschappyen, en bestierder van zeven gasthuizen. Hy hoorde nooit van eene openhaare inschryving ten voordeele van noodlydenden door brand of overstrooming, of hy was een van de voornaamste tekenaars. Wanneer eenige liefdaadige voorstellingen gedaan werden tot ondersteuning van uitlandsche protestanten, of van eenige klasse van lieden door ellende gedrukt, of hy was doorgaans de eerste in yver en werkzaamheid. Lieden van letteren vervoegden zich nooit vruchtloos tot Glorioso; zyn voortreflyke boekery was altoos tot hunnen dienst, en zyn naam was altyd op de lyst der inschryvers. Dit ge drag  142 KARAKTERS VAN GLORIOSO EN THEODOSIUS. drag deed hem een' overvloed van wierook toezwaaijen. Maar, helaas! een noodlottige ziekte beroofde eerlang de waereld van zyn dierbaar leven. Zyn laatste wil vertoonde de zelfde geneigdheid voor het welzyn van het algemeen. Ongehuwd stervende, had hy geene familie die, eigenlyk gesproken, de zyne te noemen was; hy had derhalven zeer aanmerkelyke legaaten besproken aan alle de stichtingen en maatschappyen tot welken hy betrekking had gehad, opdat zyn naam gesteld zou worden op de lyst van derzelver weldoeners. Hy maakte tien duizend ponden, tot het bouwen van eene openbaare bibliotheek aan eene der Akademien, om door het opschrift, hoc fundavit glorioso in gouden kapitaale letters boven den ingang, zyn' naam onsterfyk te maaken. Het overige zyner bezitting deed hy een' onwaardigen neef ten deel vallen , die reeds meer dan twee duizend ponden 's jaars inkomen had, enkel uit oorzaake, om den naam en waardigheid der familie in stand te houden, terwyl hy een aantal van de armsten en waardigsten in gevaar liet om van gebrek te vergaan! Lezer, behoed u voor de beguicheling, waarmede deeze man besmet was. Ydele glorie was zyn afgod, geduurende zyn gantsche leven. Hy gaf aan de wereld een duidelyk blyk van zyn heerschende hartstocht, in de beschikking over zyne goederen. Hy heeft, naar onze gedachten, zyn loon ontfangen in deeze waereld; want roemzucht kan geen vergelding verwachten in de toekomende gerechtshandel over het menschdom. II. Karakter van THEODOSIUS , in tegenstelling van dat van glorioso. Theodorus had, door ouderlyk goed en de inkomsten van een aanzienlyk beroep, grooten rykdom verkregen; maar,  KARAKTERS VAN GLORIOSO EN THEODOSIUS 143 maar het geen hem tot meerder eer verstrekte, hy was van eene milddaadige gemoedsgesteltenis. Hy had geen kinderen om zyne bezitting te erven , en derhalven besteedde hy een zevende deel van zyn inkomen, tot liefdaadige oogmerken. Maar zyne begrippen van mededeelzaamheid waren byzonder en wel overdacht zyn naam Werd nooit gezien op de lyst van zulken, wier milde giften by zekere gelegenheden in de openbaare papieren geplaatst worden. Hy was geen patroon van kollegien of schoolen; hy behoorde tot geene godsdienstige maatschappyen, en was nooit in het bewint van eenig gasthuis niet omdat hem de zucht tot weldaadigheid ontbrak , en hy geen ernstig welwenscher van deeze uitsteekende inrichtingen was; maar omdat hy vreesde, dat, indien zyn naam als stichter of in standhouder van dezelven bekend stond, >— indien Hoc fundavit Theodosius prachtig in vlammende letters op den gevel van een aanzienlyk gesticht prykte, of indien hy zich zelven onder het getal van de bestierders plaatste , zyn hart zich mogt laaten verheffen door heimelyken hoogmoed, en zyn deugd bezoedeld en bedorven mogt raaken , voor het oog der Alweetenheid. Hy merkte aan dat beweegredenen van hovaardy en roemzucht, altoos een genoegzaam getal van lieden zouden overhaalen om ondersteuners van deeze stichtingen te worden; en was overtuigd dat dit begrip van het menschdom noch ongegrond noch liefdeloos was, wanneer hy mannen van het uitmuntendst karakter zeer aanmerkelyke sommen zag te kost leggen , aan alle de hospitaalen van de stad , terwyl eenigen van hunne maagschap in de uiterste ellende leefden. Theodorus, derhalven , maakte zyn werk 'er van, om de weduw' te ontdekken, die in heimelyke verlegenheid kwynde; den man van geleerdheid en verdienste, die met zwaarigheden en een sober inkomen worstelde ; en het vlytig huisgezin, dat door ongelukken getroffen was ; en aan deeze verleende hy met een ruime hand ondersteuning. Maar hy was  144 KARAKTERS VAN GLORIOSO EN THEODOSIUS was zo geheim in deeze bedryven van menschlievendheid, als anderen doorgaans zyn, in die daaden, welken de proef van openlyk onderzoek niet kunnen doorstaan. Hy gedroeg zich getrouw naar deeze Goddelyke vermaaning:. „ Wanneer gy aalmoessen doet, laat dan voor u niet trompetten ; laat uwe slinkerhand niet weeten wat uwe rechter doet : opdat uwe aalmoessen in het verborgen moogen zyn; anderszins, indien gy uwe aalmoessen doet, om van de menschen gezien te worden, hebt gy geen loon by uwen Vader, die in de hemelen is Theodosius verachte de toejuiching en verwondering van de waereld, voor die belooning, welke bewaard is, voor hen, wier harten ontvonkt zyn door oprechte liefde en goedwilligheid, in de wooningen der rechtvaardigen. G. M. F.  DE ONGELUKZALIGHEID DES HUWELYKS VEROORZAAKT DOOR VERKEERDE BEWEEGREDENEN DER KEUZE. Illic matre carentibus Privignis mulier temperat innocens, Nec dotata regit virum Conjux, nec nitido fidit adultero; Dos est magna parentum Virtus, et metuens alterius tori Certo foedere castitas. HOR. Geen opmerking is 'er menigvuldiger maalen gedaan, door zulken die zich bezig houden met het gedrag van 't menschdom gade te slaan dan dat het huweyk, al. hoewel het voorschrift der natuur en de instelling der Voorzienigheid, echter zeer dikwyls de oorzaak van ellende is . en dat zy. die zich in deezen staat begeeven zich zelden kunnen weêrhouden van berouw over hunne dwaasheid te toonen, en hun afgunst te doen blyken wegens diegeenen, welken, of door toeval, of behoedzaamheid, niet in denzelven getreeden zyn. Deeze algemeene ongelukzaligheid heeft gelegenheid gegeeven tot veele grondregels hy de ernstigen, en steekelige aanmerkingen by de vrolyken; de zedeleeraar en puntdichtmaaker hebben 'er beide hunne bekwaamheden aan te kosten gelegd ; sommige hebbe ze beklaagd, en sommige 'er mede gelagchen, maar dewyl de begaafdheid van schryven voornaamlyk den mannen ten deel is gevallen, is het verwyt van de waereld ellendig te maaken, altoos byna op de vrouwen geworpen, en de deftige zo wel als de luchtige hebben op gelyken voet gedacht, vryheid te hebben hunn' letterärbeid te besluiten , het zy met luidruchtige klagten, of hekelende bestraffingen, over de vrouwelyke zot VI. Afd. XV. DEEL. K terny  146 OORZAAKEN VAN ONGELUKKIGE HUWLYKEN. terny of veranderlykheid heerschzucht of wreedheid uitspoorigheid of wellustigheid. Geleid door zulk een aantal van voorbeelden, en aangespoord door myn aandeel in het gemeen belang, waag ik somtyds dit algemeen bezwaar in overweeging te neemen, hebbende getracht myn hart van alle partydigheid te ontledigen , en my als eene soort van onzydig wezen tusschen de beide sexen te plaatsen, welker klagten, indien wy alleen in 't voorbygaan op de waereld acht geeven, even luidruchtig zynde, en aan beide kanten uitgebragt met al de hevigheid van ellende, zal het blykbaar vertrouwen rechtmaatigbeid, en de verontwaardiging van beledigde deugd, derhalven eene gelyke oplettendheid schynen te vorderen. De mannen hebben, inderdaad , door hun hooger voorrecht van te schryven , in staat geweest om de bevestigende blyken van veele eeuwen te verzamelen, en vooroordeelen te verwekken in hun voordeel door de eerwaardige getuigenissen van wysgeeren, historieschryvers en dichters Maar de dames beroepen zich in hun pleit op hartstogten van krachtdaadiger uitwerking dan eerbied voor de oudheid; indien zy zulke groote naamen niet op haare zyde hebben , zy hebben sterker bewysredenen ; het betekent niet veel, dat Socrates of Euripides bygebragt worden, tegen de zuchten van zachtaardigheid, en de traanen van schoonheid. De koudste en onverbiddelykste rechter, zou ten laatsten in twyffel staan tusschen evengelyke magten, gelyk Lucanus zich verlegen vond, in het beflisschen der zaake , wegens welke, de Godheden aan de eene zyde, en Cato aan de andere was. Maar ik, de strengste en afgetrokkenste wysbegeerte lang beoefend hebbende, ben thans, in de koele bedaardheid des levens, tot zulk een bedwang myner driften gekomen, dat ik het hevig geroep van de eene en de andere sexe kan aanhooren, zonder iets van het vuur te vatten der geenen die het voortbrengt. Want door lange ervaarnis heb ik bevonden, dat een man somtyds tegen zyne vrouw zal raazen, wanneer inderdaad zyn meesteres hem  OORZAKEN VAN ONGELUKKIGE HUWLYKEN, 147 hem beledigd heeft ; en dat eene dame klaagt over de wreedheid van haar' man, wanneer zygeen' anderen vyand heeft dan slechte kaarten. Ik laat niet toe, my langer te bedriegen, door eeden aan de eene zyde, of door flaauwten aan de andere; wanneer ook de man zich naar de berberg haast, en de dame zich in haar kamer opsluit, ben ik geenszins van gedachten dat zy altoos door hunne ellende derwaart worden gedreeven; dewyl ik somtyds reden heb te gelooven, dat zy niet zo zeer voorneemen hunne droefheid te verzachten, als wel hunne woede aantezetten. Maar hoe weinig geloof evenwel aan byzondere beschuldigingen te geeven is, het algemeen beklag toont, met te veel gegrondheid, dat getrouwde lieden niet zeer dikwyls in gelukzaligheid gevorderd zyn; en het derhalven geenszins ongevoeglyk is de toegangen optespooren langs welken zo veele rampen zich een' weg tot de waereld gebaand hebben. Met dit oogmerk, heb ik het leven myner vrienden nagegaan, die het minst voorspoedig in hunne echtverbintenis geweest zyn, en met oplettendheid overdacht, door welke beweegredenen zy tot trouwen waren aangespoord, en naar welke grondbeginsels zy hunne keuze regelden. Een van de eerste myner bekenden, die de ongevestigde, onachtzaame staatsgesteldheid van een bejaard' vryer besloot te verlaaten , was PRUDENTIUS een man van traage gewaarwording, maar niet zonder kennis of oordeel omtrent dingen , die hy tyd had trapswyze te overweegen eer hy over dezelven besloot. Wanneer wy in een herberg byeen kwamen, was het zyn post ons onderling onthaal te regelen , met den kok te handelen , en ons te onderrichten, wanneer wy om wyn geroepen hadden, wegens de vastgestelde somme onzer verteering. Deeze ernstige overweeger vond, door middel eener diepe overdenking, dat een' man niet verloor door vroeg te trouwen, zelfs schoon hy zich met een maatig huwlyksgoed vergenoegde; want de juiste waarde van annuiteiten berekenende, vond hy, dat de geduurige vermindering K 2 van  148 OORZAAKEN VAN ONGELUKKIGE HUWLYKEN. van de waarde des levens, met den waarschynlyken val der interest in aanmerking neemende, het niet erger was, tien duizend ponden sterlings te hebben op den ouderdom van twee en twintig jaaren, dan een veel grooter fortuin op dien van dertig; want, zeide hy, veele gelegenheden komen voor, om voordeeliger gebruik van geld te maaken, welke iemand eens missende, hy ligtlyk nooit weder ontmoet. Vol van deeze aanmerkingen, liet hy zyne oogen in 't rond gaan, niet om naar schoonbeid, welgemanierdheid of waardigheid te zoeken , maar naar eene vrouw met tien duizend ponden. Zulk een vrouw, was, in een gegoed gedeelte van het Koningryk, niet moeijelyk te vinden ; door eene kunstige onderhandeling met den vader, die bezwangerd was met de staatzucht van zyne dochter de vrouw eens edelmans te maaken, verkreeg myn vriend haar, gelyk hy zich twee dagen na het voltrekken van zyn huwlyk in vertrouwen by ons beroemde, voor een douarie van drieënzeventig ponden 's jaars minder dan zy uit hoofde haarer bezitting kon vorderen , en minder dan hy zelf zou hebben willen geeven, indien de zotten maar wys genoeg geweest waren, om het verdrag draalende te houden. Dus te gelyk vermaakt met de meerderheid zyner bekwaamheden, en den aanwas zyner goederen, geleide hy Furia binnen zyn eigen wooning, alwaar hy in 't vervolg nooit een gelukkig uur beleefde: want Furia was een vrouwspersoon van weinig verstand, hevige driften, een sterke stem, een laage opvoeding, zonder eenige gewaarwording van genoegen, dan hetgeen in eeten en berekenen van geld bestond. Furia was een laag verachtelyk schepsel. Zy kwamen overeen in de begeerte naar rykdom, maar met dit onderscheid, dat Prudentius ryk wilde worden door winst, Furia door gierigheid. Prudentius was genegen zyn geld op een voordeeligen kans te waagen; maar Furia merkte wyslyk aan, dat hetgeene zy had, terwyl zy het had, haar eigen was, dat allen handel aan gevaar bloot stond, en neigde derhalven tot het uit-  OORZAAKEN VAN ONGELUKKIGE HUWLYKEN. 149 uitzetten van geld voor laage intrest, maar op goede zekerheid. Prudentuis waagde, echter, een schip te verzekeren, tot eene zeer onredelyken prys; maar zyn geld daarby verliezende , werd hy door het schreeuwend verwyt van zyn vrouw zodanig gefolterd, dat hy nooit weder eene tweede proefneeming durfde bestaan. Hy heeft nu zevenenveertig jaar gekroopen onder het bestier van Furia, die, nooit sedert dit ongeluk, van hem gewag heeft gemaakt, dan alleen onder de benaaming van den assuradeur. De volgende van ons gezelschap, die zich in 't huwelyk begaf, was florentius. Hy ontmoette by geval Zephyretta in een rytuig op een' paardenwedloop danste met haar des avonds, was bevestigd in zyn eerste hitte, wachte haar den volgenden morgens op, en verklaarde zich haar minnaar. Florentius had geen kennis genoeg van de waereld om onderscheid te maaken tusschen het gevlei der coquettery en de levendigheid van vernuft , of tusschen den lach van aanlokking en dien van blygeestigheid. Hy was schielyk ontwaakt uit zyne verrukking, door de overtuiging dat zyn vermaak maar het vermaak was van een' enkelen dag. Zephyretta had in vierentwintig uuren haar voorraad van geestige antwoorden verspild, den kring van haare aartigheden rond gewandeld, en had niets voor hem meer overig dan kinderlyke lafheid , of voor haar zelve, dan het oefenen der eigen konstenaary omtrent andere manspersoonen waardoor zy ieder dag verachting op hen beide brengt. Melissus was een man van bekwaamheid, geschikt om genot en nut van het leven te hebben. Hy had de verscheide tooneelen van vermaak bewandeld met die onverschilligheid en bezitting van zichzelven , die natuurlyk zyn, aan lieden die iets verheveners en edelers tot hun oogmerk hebben. Zich van het gewoel afzonderende, om den zomer in zeker vlek, dat weinig bezocht word, doortebrengen, gebeurde het dat hy zyn' intrek nam, in het zelfde huis waar Janthe haar verblyf had genomen, waardoor onvermydelyk eenige onderlinge kennis voortsproot, K 3 en  150 OORZAAKEN VAN ONGELUKKIGE HUWLYKEN, en die haar vernuft en beschaafdheid hem noodigden verder aantekweeken. Geen gelegenheid tot ander gezelschap hebbende, waren zy gestadig byeen; en dewyl zy erkenden hun genoegen aan elkanderen verschuldigd te weezen , begonden zy te vergeeten ooit eenig vermaak voor hunne ontmoeting genooten te hebben. Melissus, door genoegen in haar gezelschap te vinden, begon wel ras ongemakkelyk in haar afzyn te worden, en genoegzaam wegens het vermoogen van haar verstand overtuigd, en vindende in zyn verbeelding zulk eene overeenkomst van aart, als uitdruklyk verklaarde dat zy voor elkanderen geschapen waren, vervoegde hy zich tot haar als minnaar, verkreeg haar, na geen lang aanzoek, tot zyn vrouw, en bragt haar, den volgenden winter, zegepraalende in de stad, Nu nam hun ongeluk een' aanvang. Melissus had haar slechts op een tooneel gezien, waar geene verscheidenheid van voorwerpen was, om de eigenlyke aanspooringen tot strydige begeerten voorttebrengen. Zy beiden hadden eenzaamheid en overdenking bemind; maar toen zy zich in het openbaare leven begaven , ontdekte Janthe die driften , die zy eerder by toeval dan uit geveinsdheid tot nu toe verborgen had. Zy was, inderdaad, niet ontbloot van het vermoogen van denken, want dit zou hem niet verborgen zyn gebleeven , maar geheel van dat vermoogen ontzet, wanneer zwier, of pracht voor haare verbeeldingskracht speelde. Zy was kostbaar in haare uitspanningen , heftig in haare begeerten, onverzaadelyk van vermaak, hoe gevaarlyk ook voor haar' goeden naam, en gretig naar toejuiching, van wien zy haar ook gegeeven werd. Deeze was de vrouw welke de filozoof Melissus in zyne afzondering vond, en aan wie hy eene gezellinne in zyne studien, en eene ondersteunster in zyne deugden dacht te vinden, Prosapius trouwde , na het overlyden van zyn' jonger broeder, opdat het geslacht niet zou uitsterven, hy trouwde, zeg ik, zyne huishoudster, en sedert heeft hy ge-  OORZAAKEN VAN ONGELUKKIGE HUWLEKEN. 151 geduurig aan zyne vrienden geklaagd, dat zynen kinderen laage begrippen zyn ingeprent, dat by beschaamd is aan zyne eigen tafel te zitten, en dat zyne wooning hem verveelt door gebrek aan geschikte huisgenooten. Avaro, meester van eene zeer groote bezitting, nam eene vrouw van slecht gerucht, hem opgedraagen door eenen ryken oom, welke tot de voorwaarde van dat huwlyk maakte dat Avaro zyn' erfgenaam zou zyn. Thans verwondert hy zich gewaar te worden, dat zyne eigen middelen, die van zyn vrouw, en van zyn' oom, ongenoegzaam zyn , om hem die gelukzaligheid te verschaffen, welke alleen met eene deugdzame vrouw te verkrygen is. Ik ben voorneemens om by eene volgende gelegenheid verder te handelen,over dit gewigtig punt des levens,en de redenen voor te stellen, die invloed hadden niet alleen op anderen van myne vrienden, maar ook op sommige dames , die ik gekend heb, in het kiezen van een' onafscheidelyken medgezel, en mynen leezeren kennis te geeven van meerder oorzaaken, die de hoop van minnaars en minnaaressen verydeld hebben. Ik zal derhalven op de verhaalde gebeurtenissen geene aanmerkingen rnaaken , uitgezonderd dat allen, van welken ik gewag gemaakt heb, misten in het verkrygen van gelukzaligheid , door gebrek van te bedenken, dat het huwlyk de sterkste band van altoosduurende vriendschap is; dat 'er geen vriendschap kan zyn zonder vertrouwen, en geen vertrouwen zonder eerlykheid; en dat hy verwachten moet ellendig te zyn, die aan schoonheid, rykdom of beschaafdheid , die achting bewyst, welke deugd en godvrucht alleen het recht hebben te vorderen. R. K4 De  DE HOF DER HOOP. Geen hartstogt is 'er die zo algemeen word ingevolgd als hoop : andere driften werken by vlaagen, by byzondere gelegenheden, of in zekere gedeelten des levens; maar de hoop begint met het eerste vermoogen van onzen wezenlyken met onzen mooglyken toestand te kunnen vergelyken, en verzelt ons in ieder tooneel en tydperk van ons leven , ons geduurig aanspoorende tot nieuwe verkrygingen, en ons eenig afgelegen geluk voor onze oogen houdende, beloovende ons verligting van smart, of aanwas van gelukzaligheid. Hoop is noodzaaklyk in allerleien staat. De ellende van armoede, ziekte, gevangenschap, zou, zonder deeze vertroosting, onverdraaglyk zyn ; ook blykt het dat het gelukkigst lot van aardsche bestaanlykheid ons niet verheffen kan boven de behoefte van deezen algemeenen zegen ; of dat het leven , schoon met de gaaven der natuur en der fortuin overstort, niet steeds ellendig zou zyn, indien het niet verlevendigd en vervrolykt werd, door de verwachting van eenig nieuw bezit, of eenig toekomend genot, waardoor de wensch eindelyk voldaan, en het hart gantschelyk vervuld zal zyn. Hoop is, inderdaad, zeer bedrieglyk, en belooft het. geen zy zelden geeft; maar haare beloften zyn van meer waarde dan de giften der fortuin, en zy stelt ons zelden te leur, zonder ons te verzekeren , het uitstel door grooter vereering te zullen vergoeden. Ik was in diepe peinzing geraakt over deeze vreemde geneigdheid, die elk gevoelt om zichzelven te misleiden, en overweegende de voordeden en gevaaren uit dit vrolyk vooruitzicht van het toekomende voortspruitende, wanneer ik, in slaap geraakt zynde, my eensklaps verplaatst vond in een' lusthof, aan welken myn gezicht geen eindpaal  DE HOF DER hoop 153 paal ontdekken kon. Ieder tooneel rondom my was lagchend en vrolyk, verlicht door zonneschyn en welriekend door reukwerk; de grond was beschilderd met al de verscheidenheid der lente , en het choor der natuur zingende in de boschjes. Wanneer ik bedaard was van de eerste verrukkingen, met welke de verbystering van het vermaak my voor een' tyd had ingenomen, begon ik dit vermaaklyk oord met meer naauwkeurigheid en overleg te beschouwen. Ik werd gewaar, dat ik verhevener genietingen te verwachten had, en dat, op een' kleinen afstand van my, gloeiender bloemen, helderer fonteinen, en loofryker bosschen waren, daar de vogels, die ik ook tot nu toe maar flaauwlyk gehoord had , al hun vermoogen van melody ter uitvoer bragten. De boomen omtrent my waren schoon van blad , en welriekend door hunne bloessems; maar ik vond my genoodigd om ze te verlaaten door het gezicht van rype vruchten, die enkel scheenen neder te hangen, om geplukt te worden. Ik spoedde my derhalven haastelyk voorwaards, maar bevond by myn' voortgang, dat de kleuren van het veld verbleekte op myn nadering , dat de vruchten afvielen eer ik ze bereikte, de vogels, nog zingende , voor my wegvloogen , en schoon ik my vlytig voortpreste, was ik steeds in het gezicht van vermaaken wier genot ik niet verkrygen kon, en die myn vlyt scheenen te bespotten , en weg te wyken wanneer ik nader kwam. Ofschoon ik in verwarring was door zo veele afwisselingen van vreugd en droefheid, volhardde ik nochtans met voortgaan, in hoop van deeze vluchtende vermaaken door den tyd te zullen inhaalen. Eindelyk zag ik eene ontelbaare menigte menschen van allerlei ouderdom en sexe, die allen in eenig algemeen geluk scheenen te deelen ; want ieder kaak was met een blos van vertrouwen overspreid, en ieder oog glinsterde van vuurig verlangen: nochtans bleek elk een byzonder en heimelyk vermaak te hebben , en zeer weinigen waren gewillig om hunne K 5 oog-  154 DE HOF DER HOOP. oogmerken mede te deelen , of hunne belangen buiten zichzelven uit te strekken De meesten van hen scheenen , door de vaardigheid hunner beweeging , te druk bezig om de nieuwsgierigheid van een' vreemdeling te voldoen, en derhalven hield ik my voldaan met hen een poos te beschouwen, zonder hen met lastige naspooringen hinderlyk te zyn. Eindelyk ontdekte ik een' man door tyd versleeten en niet magtig om het gewoel van den stoet uittehouden; en, derhalven hem onderstellende meer op zyn gemak te zyn, begon ik hem aantespreeken: maar hy keerde zich toornig van my af, my zeggende, niet gestoord te moeten worden , dewyl het groote uur van ontwerpvoltrekking ophanden was, wanneer Mercurius zyne vleugels verliezen zou , en de slaaverny niet langer om goud in de mynen zou graaven. Ik verliet hem. en vervoegde my tot een' ander, wiens zachtheid van voorkomen en gemaklyke beweeging my reden gaven om op eene vriendelyker ontmoeting te hoopen: maar hy gaf my met eene laage buiging te kennen, dat niets hem gelukkiger kon maaken dan eene gelegenheid om my te kunnen dienen, welke hem nu niet konde ontbreken , dewyl zeker ampt, naar 't welk hy twintig jaaren gedongen had, eerlang stond open te vallen. Van hem nam ik myn toevlugt tot den naast by my zynde, die bezig was afscheid te neemen om zich in 't bezit te stellen der nalaatenschap eens ooms , welke , volgen den loop der natuure, niet lang meer kon leeven. Hy. die volgde , maakte toebereidsels om naar schatten te graaven in een nieuwontdekte myn; en een ander was op het punt van de lengte op zee te ontdekken. Dus overal, waar ik my om onderrichting vervoegde, afgeweezen zynde , begon ik my te verbeelden best te zullen weezen myn onderzoek te laaten vaaren , en de proef te neemen wat ik door eigen opmerking zou kunnen ontdekken : doch een vrolyk en luchthartig jongeling ziende, besloot ik nogmaals eene proefneeming te doen, en  DE HOF DER HOOP. 155 en dus kreeg ik bericht, dat ik in den lusthof der hoop, de dochter van begeerte was, en dat alle de geenen, die ik met zo veel gedruis rondom my zag woelen , gaande gemaakt waren door de beloften van Hoop , en zich haastten om de giften aan te grypen, die zy in haar hand hield. . Ik sloeg myne oogen opwaart, en zag eene godin, in den bloei der jeugd, zittende op een' troon: rondom haar lagen alle de gaaven der Fortuin, en alle de zegeningen des levens waren voor het gezicht ten toon gespreid; zy had eene altoosduurende vrolykheid op haar gelaat, en iedereen verbeeldde zich dat haar aanlagchen ,'t welk onzydig en algemeen was, hem alleen betrof, en ze gepraalde in zyne eigen meerderheid boven anderen , die het zelfde vertrouwen voedden uit oorzaake van de zelfde mis vatting Ik begaf my op eene hoogte, van welke ik een uitgestrekter gezicht van de gantsche plaats had, om met minder belemmering het gedrag te overweegen van den hoop volks, waarmede het vervuld was. Van deeze standplaats bemerkte ik dat men in den hof der hoop door twee poorten inging, een van welken bewaard werd door reden en de andere door verbeelding. Reden was stroef en schroomvallig , en draaide zelden den sleutel om, dan na veele ondervraagingen en lange bedenkingen maar verbeelding was eene vriendelyke en beleefde deurwaarster, zy hield de poort wyd open en verwelkomde allen op gelyke wyze in het oord dat onder haar opzicht stond; zodat de doortogt als overdrongen werd door alle diegeenen, welken het onderzoek der reden vreesden, of door haar waren afgeweezen. Van de poort der reden liep een weg naar den troon der hoop door een steenachtig, glibberig en bogtig pad , de engte van moeijelykheid genoemd, 't welk zy , die met verlof der poortbewaarster binnen kwamen, poogden op te klimmen. Maar schoon zy den weg met vrolyk-  156 de hof DER HOOP. heid beschouwden voor dat zy begonden te reizen, en de verscheide tooneelen van hun wandelspoor merktekenden , vonden zy gemeenlyk onverwachte beletselen en waren dikwyls verpligt schielyk stil te staan , waar zy zich verbeeld hadden den weg gelyk en effen te zullen vinden. Duizend verhinderingen bragten hen in verlegenheid, duizend uitglippingen zetten hen te rug, en duizend kuilen en strikken beletten hunnen voortgang De gevaaren waren zo gewigtig en de mislukkingen zo memgvuldig , dat veelen afstand deeden van hunne onderneeming, en veelen in flaauwte vielen, midden op den weg, en niet meer dan een klein getal werd op den top van den heuvel der hoop geleid, door de hand der standvastigheid. Van deeze weinigen beklaagde zich het grootste gedeelte, wanneer zy de giften , die hen door de hoop beloofd waren, verkreegen hadden, over den arbeid die ze hen gekost hadden, en gevoelden in het slaagen hunner poogingen den spyt van te leurstelling • de overigen vertrokken met hunne pryzen , en werden door wysheid geleid naar de priëelen van vergenoeging Naar de poort der verbeelding, my wendende , kon ik geen weg vinden naar den zetel der hoop • maar schoon zy in 't volle gezicht zat , en haare giften met een noodigende houding voorhield, die ieders hart met verrukking vervulde, was de berg, op die zyde, ongenaakbaar styl, doch zo gegroefd en beschaduwd, dat niemand de onmooglykheid begreep van op denzelven te kunnen koomen, maar elk zich verbeeldde een weg gevonden te hebben, omtrent welken de rest vreemdelingen waren, Veele hulpmiddelen werden inderdaad beproefd door deeze vindingryke bende, van welke sommigen zich vleugeen maakten die saamgesteld werden om door de eeuwig. duurende beweeging te kunnen werken. Maar met al hunn' arbeid, en alle hunne konstenaary, reezen zy nooit boven den grond, of vielen schielyk weder omlaag, naderende nooit den troon der hoop, maar bleeven by aan hou-  de hof DER hoop 157 houding op een' afstand haar beschouwen, lagchende om de traage vordering van hen die zy in de engte van moeijelykheid zagen arbeiden. Een gedeelte van de gunstelingen der verbeelding wanneer zy den hof waren ingegaan, zonder, gelyk de anderen , eenige pooging te doen om den berg te be• klimmen, keerde terstond naar de valei van ledigheid, een kalm en ongestoord verblyf alwaar zy altyd de hoop in 't verschiet konden zien , terwyl zy zich vermaakten met te gelooven , dat deeze voorneemens was spoedig neder te komen. Zy werden inderdaad veracht door alle de overigen, maar zy scheenen zeer weinig aangedaan door verachting , raadgeeving of verwyt, maar hadden beslooten om op hun gemak de gunstbewyzen' der Godinne aftewachten. Ik wandelde onder deeze vrolyke schaare, berëid om alle myne vraagen te beantwoorden, en willig om my hunne vrolykheid mede te deelen : maar my omkeerende, zag ik twee vreeslyke monsters binnen de valei komen, het een van welken ik kende voor ouderdom en het andere voor gebrek. Spel en gejoel waren nu op een einde , en een algemeen gegil van angst en verlegenheid borst eensklaps uit, en deed my ontwaaken, de  DE NYDIGAART EN DE GOEDHARTIGE MAN VERGELEEKEN. (Uit het Engelsch) Geduurende de weinige jaaren myner ondervinding in de wereld, heb ik door aandagtige beschouwingen van menfehen en zaaken waargenomen, dat geen hartstogt zo sterk de overhand heeft, en zo veel veld wint, als de nyd. Ik heb my bevlytigt om den oorsprong eener zo verfoeijelyke gemoedsneiging te ontdekken; en na een zeer naauwkeurig onderzoek vind ik dat ze afstamt van hoogmoed en onkunde. Doch schoon men over 't algemeen duidelyk zien kan, dat zy in haare kennelykste trekken de onkunde zeer juist gelykt, draagt ieder nydigaart egter zorg om deeze onedele geboorte te lochenen. Hoe dit ondertusschen zy, nyd is buiten tegenspraak de pest der burgerlyke samenleeving. Zy alleen stigt dikwerf twist en oneenigheid, waar vrede en eensgezindheid plagten te heerschen. Dewyl de gevolgen, die de verkeering van dit helgedrogt onder 't menschdom naar zig sleept uit den aart zo verderfelyk zyn, is het noodig, dit onderwerp ernstig te behandelen. Het naspooren van deszelfs laagen oorsprong en ongelukkige uitwerkselen op menschen , die het koesteren en voeden, zal waarscbynelyk te wege' brengen, dat sommigen zig schaamen deezen adder ooit omhelsd te hebben, en dat zy bet besmettende venyn van hunnen boezem tragten af te wischen eer het hun binnenste bekruipt. Hoe veel moorden zyn 'er gepleegd, hoe veel verraad is 'er gestigt door menschen met deeze drift bezield! Helaas! De geschiedenissen van ons eiland leveren maar al te veel schreeuwende voorbeelden daarvan op. ,»» Doch laat ons deeze gruwelen voorbygaan, en alleen spree-  DE NYDIGAART EN DE GOEDHARTIGE MAN 159 spreeken van de onrust, die zy veroorzaakt in de harten waarin zy woont. Een nydigaart is, als t waare, geduurig op de pynbank; en waarom? Omdat hy 't verdriet heeft van byna dagelyks te hooren of te leezen, dat iemand veel goed geërfd heeft, of met eene beminnelykeen ryke juffrouw getrouwd, of in eenig ander opzigt gelukkig geworden is. — Ieder voorval, waarvan zy, die het betreft, iets goeds te verwagten hebben, wordt dus voor den nydigaart eene oorzaak van ongenoegen. Hy agt zig verongelykt, wanneer anderen begunstigd worden; en waarom? Omdat zyn hoogmoed hem doet denken, dat dit hem zelven moest ten deel gevallen zyn, als zynde, zo hy zig verbeeldt, meer bevoegd om de aangenaamheden van 't leeven te smaaken. Doch onder alle nydigaarts, die ik ooit gekend heb, is Lothario de ongelukkigste. Nimmer hoorde men hem van eenig' persoon of van eenig werk met de geringste goedkeuring spreeken. - Wordt een digtstuk of ander geschrift in zyn byzyn gepreezen , dan zegt hy gemeenlyk : Ik mag 'er niet van hooren. Daar zyn tegenwoordig " geene schryvers. Pope, Addison en Swift leeven niet meer; en met deeze hebben de fraaie weetenschappen " haar afscheid genomen. Al wat 'er thans uitgegeeven wordt, is maar luije letterdievery; ze maaken 'er een' ' man van smak dol mede." - Gaarne zou hy egter den haatelyken naam van nydigaart willen ontgaan door kwanswyze veel agting en zugt voor de beschaafde kunsten te laaten blyken. Hy pryst daarom altoos den geest der Ouden in de bouw- en schilder- en graveerkunst, doch bepaalt zig geheel tot de werken der oudheid. De oude wiskundigen en filozoofen zyn, naar zyne gedagten, de grootste vernuften, die ooit geleefd hebben. Maar voor de hedendaagschen, inzonderheid voor de Engelschen, is het de grootste dolheid van de wereld, naar eenigen roem in de fraaie kunsten te streeven. — Op deeze wyze vergalt hy alle redelyke verlustigingen van zyn leeven, om  160 de NYDIGAART EN GOEDHARTIGE MAN* om aan 't haatelykste oogmerk te voldoen; en is vrywillig het werktuig van zyne eigen kwelling en verdrielykheid, Dit zyn de uitwerksels van nyd. Wie zou derhalven een hartstogt, zo strydig met het genoegen des leevens, in zyn' boezem willen koesteren? Beschouw daarentegen den edelaartigen Soprhonius is hy niet geagt? Is hy niet geliefd? Is zyn gezelschap niet gezogt van allen, die 't geluk hebben van hem te kennen? Zyne tegenwoordigheid doet ieders gelaat opklaaren. Ongedwongene blygeestigheid straalt in zyne gantsche houding door, en getuigt de minzaamheid van zyn hart. De nyd schuwt zyn byweezen, kruipt in een' donkeren hoek, en knaagt aan haar eigen ingewand. De goedhartige man geniet nooit vermaak, dan wanneer hy hoort, dat waare verdiensten beloond worden; en de bezigheid van zyn leeven bestaat in 't bevorderen van 't geluk zyner medemenschen Hy oefent zig in de beschouwing der natuur, leert zyne eigene gebreken kennen , en ontschuldigt met groote toegeevendheid de geringe misslagen van anderen , byzonderlyk, wanneer hy ziet, dat hunne oogmerken loffelyk waren. Hy weet, dat het doel des leevens is, God te eeren en het menschdom dienst te doen ; hy tragt derhalven de gezellige deugden aan te kweeken, en zig als een nuttig lid der maatschappy te gedraagen. Hy leeft gelukkig in zig zelven , bemind van 't menschdom; en wanneer hy sterft wordt zyn naam telkens met agting en eerbied genoemd; daar, in tegendeel, de nydigaart in zig zelven rampzalig is , en een' naam nalaat, Waaraan altoos met het uiterste afgryzen gedagt wordt.  DE BESCHOUWING DER ELLENDEN VAN ANDEREN , EEN HULPMIDDEL VOOR DROEFHEID. . Quoties flenti Theseius beros Sisto modum, dixit, neque enim fortuna querenda Sola tua est, similis aliorum respice casus, Mitius ista feres. OVID. Onder de verscheide wyzen van vertroosting, tot welke de ellende, onafscheidelyk van onzen tegenwoordigen staat, gelegenheid gegeeven hebben, is door sommige schryvers aangepreezen, dat men den lyder moet doen denken op zwaarder druk en smartelyker rampen, dan die waarover hy zelf reden heeft te klaagen. Dit is in alle eeuwen aangeraaden en geoefend geworden en, in overeenkomst met deeze gewoonte, heeft Lipsius, de groote meester der Stoicynsche filozofie van de laatere tyden , in zyn vermaard traktaat over de standvastigheid des gemoeds, den boezem poogen te versterken tegen te veel aandoenelykheid wegens ongevallen, door de groote rampen optetellen, welke in voorige eeuwen de waereld getroffen hebben, de verwoesting van wyduitgestrekte heerschappyën, de vernieling van steden, en de uitroeijing van volken. En de algemeene stem der menigte, niet onderweezen door voorschriften en niet bevooroordeeld door gezag, welke, in vraagstukken die tot het menschelyk hart betrekking hebben, naar myn gevoelen meer beslisschende is dan de geleerdheid van Lipsius, schynt de kracht van deeze manier van handelen te rechtvaardigen; want een van de eerste vertroostingen, welke de eene nabuur aan den anderen toedient, is een verhaal van gelyken rampspoed, verzeld gaande met omstandigheden van nog grooter bitterheid. Maar dit geneesmiddel van het gemoed is, gelyk veele geneesmiddelen die aan VI. afd. XV. deel l het  l62 DE BESCHOUWING DER ELLENDEN VAN ANDEREN, het ligchaam worden toegepast, van welken , schoon wy de uitwerksels zien , de manier van werking aan de meesten onbekend zyn , en om die reden, sommigen, die onwillig zyn om iets te onderstellen dat buiten het bereik van hunne eigen wysheid is , hebben doen overhellen tot twyfelen of zy wezenlyk wel die krachten bezitten om welken zy vermaard zyn, en of de achting die men 'er aan toeschryft, niet meer de gift van inbeelding, vooroordeel en ligtgeloovigheid is. Vertroosting, verkwikking, zyn woorden, welken, in hunne eigenlyke meening, betekenen eenige verzachting van die smart, voor welke het niet in ons vermoogen is ons de waare en eigenlyke hulpmiddelen te verschaffen; zy brengen eer eenige vermeerdering van kracht tot draagen, dan eene vermindering van last te wege. Een gevangene word verlost door hem die hem in vryheid stelt, maar hy ontfangt troost van zulken die hem gedachten inboezemen die hem in staat stellen , om geduldiger te zyn onder de ongemakken der gevangenschap. Voor die droefheid, welke door een zwaar verlies word verwekt, schenkt hy alleen het waare geneesmiddel, die den staat van zyn vriend den zelfden maakt, die hy te vooren was; maar hy mag eigenlyk een vertrooster genoemd worden , dje door zyne raadgeevingen en overredinge de smart der armoede verkleint, en, in den styl van Hesiodus, toont dat de helft meer is dan het geheel. Het is misschien niet terstond blykbaar, hoe het hooren dat anderen ellendiger zyn dan wy, de geheugenis van het onheil in slaap kan wiegen, en het kloppen van den angst tot bedaaren brengen; en wel anderen, ons mooglyk onbekend of geheel onverschillig, wier voorspoed geen afgunst verwekt, en wier val onze gramschap geen voldoening kan geeven. Sommige troostredenen, afgenomen, gelyk die welken hoop en moed gaven aan de gevangenen van Sesostris, van de altoosaanhoudende wisselingen van het leven, en de veranderlykheid der menschelyke zaaken, .kunnen zo geschikt zyn om de verachten optebeuren als de trot-  een HULPMIDDEL VOOR DROEFHEID. 163 trotschen nedertestaan, en eene onmiddelyke en noodwendige hoedanigheid hebben van te vervrolyken en te verlevendigen ; maar hoe kunnen zy den man te stade koomen, die in de duisternis der droefheid kwynt, zonder uitzicht van opteryzen in den zonneschyn van blygeestigheid, te hooren dat anderen nog dieper zyn gezonken in den mestkuil van ellende, met zwaarder ketenen gekluisterd, en met donkerer wanhoop omringd zyn? De verzachting, uit deeze overweeging voortkomende, schynt inderdaad de zwakste van alle anderen, en is, mooglyk nooit naar behooren gebruik van gemaakt, dan in gevallen waar geen gelegenheid is voor aanmerkingen van spoediger en aangenaamer vermoogen. Maar zelfs van zulke rampen is het leven geenszins vry; duizend ongeneeslyke kwaalen, duizend onherstelbaare verliezen, duizend onoverkomelyke zwaarigheden weet men , of kan men te weeten krygen, onder alle de kinderen der menschen. Aangeboren wanstaltigheid kan niet te recht gebragt worden een verstorven vriend kan niet te rug keeren , en de uuren der jeugd, verbeuzeld in dwaasheid, of verlooren door ziekte, kunnen niet vergoed worden. Onder de verdrukking van zulk eene naargeestigheid, heeft men nuttig geoordeeld eene beschouwing van de waereld te nemen, de verscheide tooneelen van ellende te bespiegelen, op welken het menschdom rondom ons worstelt en ons bekend te maaken met de terribiles visu formae, de verscheide gedaanten van jammer, die de aardsche ge lukzaligheid verwoesten, alle oorden byna zonder weêrhouding doorloopen, onze hoop op het uur van den oogst vertreeden, en wanneer wy onze ontwerpen in top gehaald hebben, hunne grondslagen vernielen. Het eerste uitwerksel van deeze overdenking is, dat zy ons voorziet met eene nieuwe gemoedsbezigheid, en onze driften aan afgelegener voorwerpen verbind; gelyk Koningen somtyds zichzelven ontslagen hebben van de onrustigheid eens onderdaans, te trotsch om geregeerd, en te magtig om beteugeld te worden, door hem in eene andere L 2 pro-  164 DE BESCHOUWING DER ELLENDE VAN ANDEREN, provincie te verplaatsen, tot dat de volkzucht voor hem verflaauwd, of zyn trotschheid gedempt is. De oplettendheid word verstrooid door verscheidenheid, en werkt met minder kracht op eenig enkel deel, gelyk de waterval kan afgeleid worden in verscheide kanaalen die, neêrstortende in een verzameld ligchaam, onwederstaanbaar bevonden word. Deeze soort van troost is derhalven, nutteloos in sterke aanvallen van ligchaamlyke pyn, wanneer het gemoed alle oogenblikken te rug geroepen word tot ellende, en in den eersten schok van een' schielyken ramp; maar zal zekerlyk van gebruik zyn tegen inkruipende droefgeestigheid, en eene gevestigde hebbelykheid van naare gedachten. Zy is verder nuttig, dewyl zy ons voorziet met gelegenheden tot het maaken van vergelykingen in ons eigen voordeel. Wy weeten dat zeer weinig van de smart of het vermnak , die niet beginnen en eindigen in onze zinnen, geheel anders dan betrekkelyk is; wy zyn ryk of arm, groot of gering, in evenredigheid tot het getal dat ons te boven gaat, of beneden ons valt, in eenig van deeze opzichten; en, derhalven, een man, wiens ongemaklykheid veroorzaakt word door het overweegen van eenig ongeluk dat hem doet daalen beneden deezen, met welken hy gelyk was, vind troost door de gewaarwording dat hy echter de laagste nog niet is. Maar daar is eene andere soort van vergelyking, minder naar de ondeugd van benyding hellende , zeer wel opgehelderd door een oud dichter, wiens stelsel niet veele redelyke beweegmiddelen tot vergenoeging zal uitleveren. „ Hit is", zegt hy, „ aangenaam van het strand de beroeringen van een' storm te beschouwen en een schip te zien worstelen met de golven; bet is vermaaklyk, niet omdat de pyn van anderen ons geneugte kan geeven, maar omdat wy een sterker indruk krygen van het geluk van veilig te zyn." Dus, wanneer wy in 't ronde zien,en de menigte beschouwen , die zuchtende zyn onder rampen, die wy ondervonden hebben, krimpen wy tot onzen  EEN HULPMIDDEL VOOR DROEFHEID. 165 onzen eigen staat te rug. en in plaatse van te betreuren dat er zo ■veel moet gevoeld worden, leeren wy ons verheugen dat wy niet meer te voelen hebben. Door deeze overweegingingen der ellende van anderen, word de standvastigheid versterkt, en het gemoed tot eene uitgestrekter kennis van deszelfs vermoogens gebragt. Gelyk helden in een' stryd vuur van elkanderen vatten, zo kunnen zy , aan welke de Voorzienigheid een zwaarder taak van met bedaardheid en waardigheid te lyden heeft toegedeeld, zichzelven aanmoedigen door het herdenken van die rampen , welken anderen zyn opgelegd , misschien van natuure zo zwak als zy zelve, en gaan met moed en wakkerheid hunne eigen bezwaaren tegemoete, wanneer zy zien , dat grooter onheilen nog kunnen gedraagen worden. Daar is nog een andere reden, waarom aan veele gemoederen, het verhaal van een' anders ongeluk een duurzaame en aanhoudende verligting kan geven. Sommigen , niet wel onderweezen in de maatregels volgens welken de Voorzienigheid gelukzaligheid uitdeelt, zyn misschien door Godgeleerden misleid , welken, gelyk als Belarmyn, tydelyke voorspoed maakt tot een kenteeken van de waare kerk, rykdom en gemak voorgesteld hebben als de zekere medegezellen der deugd, en bet onfeilbaar gevolg van de Goddelyke goedkeuring. Zulke lyders zyn neêrslagtig gemaakt in hunne ongelukken, met zo zeer door het geen zy gevoelen, als door hetgeen zy schroomen; niet omdat zy de droefheid niet kunnen draagen of het gebrek verduuren van hunne tegenwoordige gesteltenis, maar door dien zy hen alleen aanmerken, als de beginsels van strenger en duurzaamer smarten. Ten aanzien van deeze treurigen, is het eene daad van de grootste barmhartigheid de ellende voortestellen, die de deugd niet alleen had te lyden , maar die de deugd heeft veroorzaakt ; hen te onderrechten, dat de zekerheid van een' toekomenden staat de onzekerheid is van eenige tegenwoordige belooning van goedheid ; en hen, met L 3 het  l66 aanmerkingen over het het hoogste gezag, in gedachten te brengen , de ellenden en armoede van menschen , die voor de waereld te waardig waren. r_ e AANMERKINGEN OVER HET RECHT VAN EIGENDOM IN T ALGEMEEN. Getrokken uit de Uitbreidingen der Wetten enz., in 't Engelsch beschreeven , door den Heer BLACKSTONE. Niets is 'er, het geen zo algemeen op de stervelingen indruk maaken, of hunne hartstogten aandoen kan , dan het recht van eigendom, of die willekeurige alleenheersching, welke zig een mensch aanmatigt en oefFent over de uiterlyke dingen deezer waereld, met eene algemeene uitsluiting van gelyk recht aan alle stervellngen op aarde, en nogthans zyn 'er maar zeer weinige, welke zig de moeite geven willen van met aandagt den grondslag en de instellinge van dit hun recht te overwegen. Gelyk wy> ons ten hoogsten vermaaken met onze bezitting, zoo schynen wy ook beschroomd om te rug te zien op de middelen , door welke wy dezelve verkreegen hebben , even als of wy bevreesd waaren eenig gebrek in ons recht te zullen vinden; of, ten beste genomen, houden wy ons vergenoegd met de uitspraak der wetten in ons voordeel, zonder de reden of het gezag, op welke dezelve gevestigd zyn, te beschouwen. Wy oordeelen het genoeg, dat wy ons recht mogen afleiden van de vergunning des voorigen bezitters, van de afstamminge van onze voorouders, of van den laatsten en uitersten wille des stervenden eigenaars , zonder dat wy ons bekreunen in aanmerking te nemen, dat (natuurlyk en naauwkeurig gesprooken) 'er geene instellinge in de natuur zelve noch derzelver recht plaats heeft, waarom een regel woorden, op pergament geplaatst, het recht en eigendom eens land goeds  RECHT VAN EIGENDOM. 167 goeds van den een op den anderen zoude kunnen overdraagen; waarom de zoon het recht hebben zoude alle zyne medeschepselen van het manlyk oir uit te sluiten van een bepaalde plek gronds , omdat zyn vader het voor hem gedaan hadde; of uit wat hoofde de tegenwoordige bezitter eens akkers, of edel gesteentens op zyn doodbed liggende, en niet langer in staat om zig in deszelfs bezittinge te hardhaaven, gemagtigd zoude weezen, den overigen stervelingen voor te schryven, wie van hen na zynen dood dat eigendom zoude erlangen. Dit onderzoek, moet men bekennen, zoude nutteloos, ja zelfs lastig zyn in het algemeen bedryf onzes levens, en echter, wanneer wy de wetten als eene redelyke weetenschap beschouwen, kan het noch oneigen, noch onnut weezen, de beginselen en gronden deezer standgrypende instellingen der samenleevinge, met aandacht te overweegen. Door het heilig Bybelwoord worden wy onderricht, dat de algenoegzame Schepper in den beginne der waereld, den mensch heerschappy gaf over de gantsche aarde over de visschen der zee, over de vogelen des hemels en over alle leevend schepsel, dat zig op aarde bewoog. Hier in is de eenige, waarachtige en gegronde instellinge van 's menschen heerschappye over dingen, die buiten hem zyn, gelegen, en ' terwyl de aarde nog met weinig inwoonders bevolkt was, is het niet meer dan redelyk te veronderstellen, dat alles onder hen in gemeenschap was, en ieder van het geschapene heelal tot deszelfs eigen en byzonder gebruik, zodanige dingen nam , als zyne onmiddelyke noodwendigheid vorderde. Deeze algemeene kentekenen van eigendom waren dan voldoende om te beantwoorden aan alle de oogmerken van 's menschen leven, en zouden veelligt, was het aan het menschdom mogelyk geweest in den staat der eerste ingeschapene eenvoudigheid te volharden , aan dezelve . steeds hebben beantwoord. Niet dat deeze gemeenschap van goederen, echter, ooit schynt toepasselyk geweest te zyn op, noch in de vroegste jaaren iets anders te hebben beL 4 troffen  168 AANMERKINGEN OVER HET troffen dan de zelfstandigheid der dingen, zonder ooit tot derzelver gebruik te kunnen worden overgebragt. Want by de wet der natuur en der reden verkreeg den geen welke het eerst iets begon te gebruiken, op hetzelve een soort van overgaand eigendom , hetgeen zoo lang duurde, als hy zodanig iets in gebruik hield, en niet langer; of, om met meerder bepaaldheid te spreken , het recht van bezitting duurde dien Juisten tyd dat de daadelyke bezitting stand greep. Dus was het aardryk gemeen, en niemand in 't byzonder had een bestendig eigendom op eenig gedeelte van hetzelve , nogthans verkreeg ieder , welke eenig bepaald gedeelte daar van in bezit nam, 't zy om te rusten, zig in de schaduwe neder te zetten, of dergelyke, voor dien tyd op hetzelve een soort van eigendom, uit welk het onbillyk en strydig met het recht der natuur zoude geweest zyn hem met geweld te verdryven; doch op het oogenblik dat hy zodanig gebruik of bezit verliet, stond het een iegelyk zonder het minste onrecht vry, zig van hetzelve meester te maaken. Dus mogt men zeggen, dat een wyngaard of andere boom gemeen was, dewyl ieder een even veel recht had tot deszelfs voortbrengsels, en nogthans kon ieder byzonder sterveling het eigendom van deszelfs vrugten, welke hy tot zyn voedzel hadde ingezameld, voor zig behouden: eene geleerdheid, zeer klaar opgehelderd door Cicero, welke de waereld vergelykt by een groot schouwtooneel, het welk voor ieder een gemeen is, daar nogthans de plaats welke een iegelyk voor zig genomen heeft, voor dien tyd zyn eigene is. Doch, wanneer het menschdom in getal, list en yverzugt toenam, wierd het volstrekt noodig zig denkbeelden van een bestendiger eigendom te vormen, en den stervelingen elk in 't byzonder niet alleen het onmiddelyk gebruik maar de wezenlyke zelfstandigheid der zaak zelve, welke men in gebruik had , toeteëigenen. Anderszins moesten 'er ontelbaare oproeren ontstaan en de goede order in de waereld by aanhoudenheid afgebroken en gestoord  RECHT VAN EIGENDOM. 169 gestoord geweest zyn, dewyl een aantal van onderscheidene persoonen te gelyk heen streefde , om het eerste in het bezit van een en dezelfde zaak te geraaken, of samen twistten , wie met 'er daad dezelve het eerst hadde bemagtigd. Wanneer verder 's menschen levenswyze meer en meer beschaafd wierd, wierden 'er ook ontallyk veele zaaken tot welvoeglykheid uitgedagt, om dezelve ligter , gemaklyker en aangenaamer te maaken; als by voorbeeld, wooningen ter schuilplaatse en veiligheid, en klederen tot dekking, en betaamlykheid. Niemand echter wilde zig de moeite geven , om voor dezelve te zorgen , zo lang hy 'er niet meer dan een vrugtgebruikend eigendom op had , het welk op het eigen oogenblik stond op te houden, dat hy derzelver bezittinge verliet. Of, zoo lang de eerstkomende vreemdeling, zoo draa hy uit zyne tent ging, of zyne klederen van zig lag, het recht had, om de eerste te bewoonen, of de laatste aan te trekken. In het stuk der wooningen in 't byzonder was het natuurlyk dat men opmerkte hoe zelfs de redenlooze schepselen, onder welken alle dingen buiten dien gemeen waren, een soort van altoosduurend eigendom op hunne schuilplaatsen, inzonderheid ter bescherming hunner jongen , handhaafden ; dat de vogelen des hemels nesten, en de dieren des wouds holen hadden, welker inneeminge zy als een allerhevigst onrecht beschouwden, en ter behoudinge van welke zy hun leven vaardig opofferden. Om deeze reden wierd reeds schielyk vastgesteld dat iegelyk een byzonder eigendom zou hebben op zyn huis en wooningen , welke in den beginne niet meer dan bloote hutten, voor eenen tyd gebouwd, of beweegbaare tenten schynen geweest te zyn, geschikt naar het inzigt der Voorzienigheid om de aarde spoediger te bevolken., en naar de omzwervende levenswyze van derzelver eigenaars, voor en al eer eenig uitgestrekt eigendom op het aardryk of deszelfs grond was vastgeteld. En L 5 geen  170 AANMERKINGEN OVER HET geen de minste twyffeling kan 'er overblyven of de beweegbaare dingen van allerhanden aart eigende een iegelyk zig veel schielyker toe dan het altoos blyvende zelfstandige aardryk , gedeeltelyk om dat men van derzelver bezitneming langduuriger gebruik zou hebben, welk maanden lang, zonder oogenschynlyke stoornis , konde Hand grypen , en ten laatsten in een vastgesteld recht door de gewoonte veranderde ; maar voornamelyk om dat weinig gronds tot gebruik bekwaam Was, voor en al eer hetzelve door den lichaamlyken arbeid des be itnemers bewerkt en verbeterd was; aan welken lichaamlyken arbeid , aan eenig onderwerp, 't geen te vooren voor een iegelyk gemeen lag, besteed , men in 't algemeen het beste en redelykste recht tot een uitsluitend eigendom op hetzelve moet toeschryven. Het artykel van 't voedzel was van eene meer onmiddelyke noodwendigheid, en derhalven eerder in acht genoomen. Zulke, welke zig met de vrywillige voortbrengsels der aarde niet vergenoegden , zogten na een vaster verzadiging in het vleesch der dieren , welke zy met jaagen in hunne magt kregen. Doch de menigvuldige te leurstellingen, aan die wyze van verzorging vastgehecht, bragten hen in den zin zodanige dieren, welke van eenen tammer en zagtzinniger aart waren, te vergaderen, en een altoosduurend eigendom omtrent hunne kudde en vee vast te stellen, om zig dus op een min onzekere wyze gedeeltelyk met den melk der zoogende geiten , en het vleesch hunner jongen te onderhouden. Geduurende dezen gantschen tyd bleef het aardryk en deszelfs voedzel in 't gemeen voor een iegelyk, gelyk het te vooren was , uitgezonderd mogelyk in de nabybeid der steden, alwaar de noodzakelykheid van een byzonder en uitsluitend eigendom op de landeryën (ter zaake van den akkerbouws) spoediger gevoeld, en ten dien einde gereder Wierd tot stand gebragt. Anderszins, wanneer menschen en vee op eenen plek gronds al het vrugtbaa re  RECHT VAN EIGENDOM. 171 re verteerd hadden, moest het als een natuurlyk recht, geoordeeld worden, dat zy in andere landen vielen, en die bemagtigde om des te gemaklyker aan haaren nooddruft te voldoen. Deze praktyk is nog in gebruik by de wilde en onbeschaafde natiën, welke nooit in burgerlyke staaten geschikt geeweest zyn, gelyk de Tartaaren en andere volkeren van 't oosten alwaar het klimaat zelfs en de oneindige uitgestrektheid hunnes lands hen geduurig inboezemen , om steeds in dien woesten staat hunner onzwervende vryheid te volharden, welke in de eerste eeuwen algemeen was; en welke Tacitus ons onderrigt, dat by de Duitschers tot den val van het Roomsche Keizerryk in gebruik gebleven is Insgelyks hebben wy een doorslaand voorbeeld van dien aart in de geschiedenis van Abraham en zyn broeders zoon Loth. Wanneer hunne t'zaamgevoegde huisgezinnen zoo sterk wierden, dat het voedsel der dieren, en andere noodwendigheden des levens schaars raakten, was het natuurlyk gevolg hier van, dat 'er eenen twist ontstond tusschen hunne knegten: zodanig dat het ondoenlyk was langer by elkanderen te woonen. Op het zelfde grondbeginzel is gevestigd het recht van verhuizing of volkplantingen te zenden om nieuwe wooningen te vinden, wanneer het vaderland met te veel inwoonders belast is, het geen zoo wel by de Phoeniciers en Grieken, als by de Germaanen , Scythen en andere volkeren van het noorden in gebruik geweest is En zoo lang het by het bezitnemen en bebouwen van woeste en onbewoonde landen bepaaldelyk blyft , houd men zig naauwkeurig binnen de paalen van het recht der natuur. Doch, hoe ver het vallen in landen welke reeds bevolkt zyn, en het uitdryven en vermoorden hunner onnoozele en weerlooze inwoonders, enkel en alleen om dat zy van hunne aanranders in taal, Godsdienst gewoonten , regeeringsvorm of koleur verschillen ; hoe ver zulk een gedrag met de natuur, de gezonde reden, of  172 AANMERKINGEN OVER HET of Christenheid overeenstemmende is. verdient met recht in aanmerking te koomen by die genen, welke hunne naamen , met op dusdanige wyze volkeren te beschaaven, onsterffelyk hebben gemaakt. Wanneer de waereld trapswyze volkryker wierd, viel het dagelyks moeijelyker nieuwe plekken gronds bewooninge uit te vinden, zonder op derzelver voorige bezitters in te dringen, en indien men steeds het zelfde ondeelbaare stuk gronds in bezit hield , wierden de vrugten der aarde verteerd , en derzelver vrywillige voortbrengsels vernield, zonder eenigen voorraad voor een toekomstig bestaan of opvolging over te laaten. Derhalven wierd het noodzakelyk eene regelmatige wyze uittevorschen om zig een bestendig bestaan te verschaffen, en deze noodwendigheid alleen was het, welke den akkerbouw voortbragt of ten minste bevorderde en aanmoedigde. En de kunst" des akkerbouws voerde in, en stelde door eenen regelmatigen t'zamenhang en gevolg het denkbeeld eenes bestendiger eigendoms op het aardryk vast, dan tot hiertoe in gebruik en aangenomen geweest was. Het was zeker, dat de aarde nooit een voldoenend aantal van vrugten zonder behulp der ploeg konde voortbrengen, en wie zoude zig de moeite gegeven hebben, van dezelve te beploegen , indien een ander een bekwaame gelegenheid om 'er zig meester van te maaken en de vrugten van zyn vlyt, konst en arbeid te bedienen, mogt waarnemen? was 'er derhalven geen afgezonderd eigendom op de landeryën zoo wel als de beweegbaare dingen vastgesteld geworden tusschen sommige stervelingen, zou de waereld eene woeste plaats en de menschen roofdieren gebleven zyn, het welk, volgens sommige Wysgeeren, den oorspronkelyken staat der natuur is, Daar nu (zoo genadig heeft de Voorzienigheid onzen pligt en gelukstaat t'saamverbonden) het gevolg dezer noodzaaklykheid zelve het menschelyk geslagt edeler gemaakt heeft, met aan het zelve een bekwaame gelegenheid te verschaffen om zoo wel zyne redelyke vermogens te beproeven,  RECHT VAN EIGENDOM. 173 proeven, als zyne natuurlyke te oeffenen; heeft de noodzaakelykheid het eigendom voortgebragt, en om van dit eigendom zig te verzekeren, heeft men zyn toevlugt genoomen tot de burgerlyke t'zamenleevinge, welke eenen langen sleep van onafscheidelyke medgezellen, de onderscheidene staaten, regeeringsvormen, wetten, straffen en de openbaare beoeffening der godsdienstige pligten, met zig bragt. Dus te saamen verknogt, bevond men dat een gedeelte des genoodschaps voldoende was om door derzelver handen arbeid in de noodwendigheid van allen te voorzien ; en aan andere het vermaak vergund konde worden , om het menschelyk verstand te beschaaven, nuttige konsten uit te vinden, en de gronden der wetenschappen te kunnen leggen. De eenige nog overgeblevene vraag is, hoe dit eigendom dadelyk gevestigd, kwam; of wat het zyn mag, het geen een mensch wettigde om een uitsluitend recht bestendig te houden op dat land bepaaldelyk, het welk te vooren in 't algemeen aan een iegelyk, doch in 't byzonder aan niemand toebehoorde? En, gelyk wy te vooren hebben aangemerkt, dat het in 't bezit neemen het recht gaf tot het tydelyk gebruik des aardryks, zoo is het ook overal aangenomen , dat die zelfde in bezitneeminge insgelyks het oorspronkelyk recht van een altoosduurend eigendom op de zelfstandigheid van het aardryk zelve verleende, welke ieder een, behalven den eigenaar, van deszelfs gebruik uitsluit. Het eigendom beide in landeryen en beweegbaare dingen, dus oorsprongkelyk verkreegen zynde by den eersten neemer, wiens daad tot eene verklaaringe opklimt dat hy voorneemens is die zaak zig tot zyn eigen gebruik toe te eigenen, blyft het zelve aan hem, uit de grondbeginselen van het algemeen recht, tot zodanigen tyd, dat hy iets anders verrigt, het welk een voorneemen, om het zelve te verlaaten , te kennen geeft. Zoo , indien hy bezitter is van een juweel, en het zelve in zee, of op de . gemeene wegen wegwerpt, is dit eene zoo uitdrukkelyke-  174 AANMERKINGEN OVER HET verlaating van het zelve , dat deszelfs eigendom gevestigd moet worden op den eersten gelukkigen vinder, welke zig daarvan tot zyn eigen gebruik wil meester maaken Maar wanneer hy het in stilte in de aarde of eenige andere geheime plaats verbergt, en het zelve word ontdekt zoo verkrygt 'er de vinder geen eigendom op , alzoo de eigenaar door deeze daad zyn voorneemen om het zelve te verlaaten niet, maar veel eer het tegendeel verklaard heeft: en indien hy het by toeval verliest of kwyt raakt, kan daar uit niet worden beslooten, dat hy voorneemens was deszelfs bezitting te laaten vaaren en deswegens blyft in dergelyk geval het eigendom aan den verliezer, welke hetzelve van den vinder mag te rug vorderen. En dit moeten wy in 't oog houden, is den inhoud der wetten in Engeland met opzigt tot gevondene schatten Doch deeze manier, dat iemand zyn eigendom verlaaten, en zig een ander van die openstaande bezittinge zoude meester maaken hoewel op grondregelen gevestigd, kon niet lang met der daad standgrypen. Ter onderrigtinge der beschaafde f zamenleeving wierd het blootelyk zoo gereekend , en moest noodzaakelyk onder het ingewikkeld eigen belang en konstig beleid eener beschaafde en gevestigde regeeringe ophouden Onder, deeze bevond men, dat hetgeen ongeschikt of onnut voor den eenen, ten hoogsten geschikt en nuttig voor den anderen wierd, welke bereidwillig was in ruiling voor het zelve iets van gelyke waarde terug te geeven het geen even zoo aangenaam aan den voorigen bezitter was. Deeze onderlinge geryflykheid voerde den koophandel in, en de wederzydsche overgaave van eigendom by verkoop, vergunning of overdragt: welke beschouwd mogen worden als een gevolg der oorspronkelyke bezit tinge, welke de eerde bezitneemer had; of als de verlaatinge van iets by den tegenwoordigen eigenaar en eene onmiddelyk daarop volgende in bezitneeminge van hetzelve by den nieuwen. De  RECHT VAN EIGENDOM. 175 De vrywillige verlaatinge des eigenaars en de overgifte zyner bezitiings aan een ander sterveling, levert een overdragt van eigendom uit, door welke de eigenaar zyn voorneemen verklaart, om die zaak niet langer te willen bezitten, maar dat zyn recht van bezitttinge in den nieuwen verkryger gevestigd weezen zal. De meest algemeene en kragtdadigste weg om het eigendom te verlaaten is met den dood des bezitneemers, wanneer, beide de dadelyke bezitting en het voorneemen om het zelve in eigendom te hebben, ophoudende, het eigendom, het welk op zodanig eene bezitting en voorneemen gegrond is , desgelyks zynen loop behoort te staaken. Want, natuurlyk gesprooken, houdt een man op eenige heerschappy te hebben op het oogenblik dat hy ophoud te zyn: anderzins, indien hy het recht had om omtrent zyne goederen een oogenblik na zyn leeven te beschikken, zoude hy het recht insgelyks hebben, om derzelver beschikking te bestieren millioenen eeuwen na hem , het geen ten hoogsten wanschiklyk en onbehoorlyk wezen zoude. Alle eigendom moet derhalven met den dood ophouden, wanneer men de menschen als volstrekte ondeelbaare schepselen en door geene burgerlyke gemeenschap aan elkander verknogt, beschouwt. Want dan zoude, volgens de gronden, welke wy te vooren bepaaldelyk gelegd hebben , den eerst aanstonds opvolgende bezitneemer een recht op alles wat de overleedene bezat, verkrygen. Doch, dewyl onder beschaafde regeeringen, welke tot de gerustheid van het menschelyk geslagt zyn uitgedagt, zulk eene instelling oneindig veele verwarringen zoude medebrengen , heeft het algemeene recht van byna alle volkeren, (het welk een soort van tweede of daaruit volgend recht der natuur is) of aan den stervenden persoon het recht gegeeven om zyn eigendom te vervolgen, met over zyne bezittingen by uitersten wille te beschikken, of in geval hy dit verzuimt, of dat het hem ongeoorloofd is eenige de minste schikkinge omtrent dezelve te maaken, zoo treed het gerecht, volgens des lands wet-  176 AANMERKINGEN OVER HET wetten, tusschen beide, en verklaart wie des overleedenens opvolger, plaatsbekleeder, of erfgenaam zyn zal; dat is, wie alleen het recht hebben zal om in deeze openstaande bezittinge te treeden, ten einde die verwarring te vermyden, welke de gemeenwording daarvan zoude veroorzaaken. Eu nog verder, in geval geen testament by de wet geoorlofd of niet gemaakt is, en 'er geen erfgenaam, zoo bevoegd als het recht vordert, kan gevonden worden , zoo is nogthans , om het woeste recht van bezitneeming, uit plaatsvulling spruitende , te voorkomen , in byna alle Landen, die schikking aangenomen dat zodanige goederen aan den Koning of Souverein des Lands vervallen; zynde hier de Souverein van den Staat, en die geenen , welke onder deszelfs gezag 'er aanspraak op maaken , de laatste erfgenaamen , die in deeze erffenissen opvolgen, omrent welke niets is beschikt noch eenig beter recht op kan worden gemaakt. Doch behalven alle deeze, zyn 'er nog" eenige weinige dingen, welke, niettegenstaande de algemeene invoering en voortduring van eigendom, steeds onvermydelyk in 't gemeen moeten blyven; zynde van dien aart, dat omtrent dezelve niets dan een vrugtgebruikend eigendom plaats hebben kan; en dierhalven behooren dezelve steeds aan den eersten bezitneemer, gedurende den tyd hy dezelve in bezit houdt, en niet langer. De zulke zyn (onder anderen) de hoofdstoffen, het licht, de lugt, en het water; welke iemand doormiddel zyner vensters, hoven, molens of andere geschikte plaatsen, beslaan kan. Zodanig is insgelyks het algemeen geslagt van die dieren, welke fere naturae, of van eenen wilden en ontembaaren aart, genoemd worden, van welke zig een iegelyk meester maaken en dezelve houden mag voor zyn eigen vermaak. Van alle deeze dingen mag iemand, zoo lang hy in 't bezit blyft, zonder verontrusting het genot hebben; maar wanneer dezelve aan zyne bewaaringe eens ontsnappen, of hy derzelver gebruik vrywillig vaaren laat, keeren zy tot het algemeen terug, en iedereen bene vens  RECHT VAN EIGENDOM. 177 vens hem, heeft daarna een egaal recht om 'er zig meester van te maaken, en derzelver genot voor zig te houden. Daarentegen, zyn 'er andere dingen, omtrent welke een altoosdurend eigendom plaats hebben kan, niet alleen met betrekking tot het tydelyk gebruik, maar ook ten opzigte van deszelfs waare zelfstandigheid; en welke nogthans dikmaals zonder eigenaar zouden gevonden worden, byaldien de wysheid van het recht niet hadde voorzien in de middelen, om zodanige ongeschiktheden te keer te gaan. Dusdanige zyn wildernissen en andere woeste gronden, welke men in de algemeene uitdeeling der landeryen overgeslagen had zig toe te eigenen, en welke de willekeurige bepaalingen der vastgestelde wetten van het overschot hebben uitgezonderd , onder de welbekende benaaminge van domeinen. Met opzigt tot deeze en sommige anderen heeft het recht, dewyl dikwyls verontrustingen en verschillen tusschen de inwoonders ontrent dezelve zouden ontstaan over de verkryging van dit soort van eigendom by derzelver eerste inneeminge, wyzelyk den weg tot verschil afgesneeden; met derzelver eigendom te vestigen in den Souverein van den Staat, of anderzins in de geene, door hem aangesteld en gemagtigd, welke zyn plaats bekleeden, en gemeenlyk Domeinraaden genoemd worden. En dus zyn door de wetten de groote einden der burgerlyke t'zamenleevinge , de vrede en zekerheid omtrent derzelver ingezeetenen, door het bestendig nakomen van dien wyzen en zekeren grondregel, van aan elke zaak, welke in eigendom genoomen kan worden, eenen wettigen en bepaalden eigenaar toe te voegen, ten allerhoogsten bevorderd. VI. Afd. XV. DEEL M *°"  S0KRATISCHE SAMENSPRAAK TUSSCHEN SOKRATES ' EVAGORAS EN MIKROPHILUS, over het belang ' HET WELK WY MOETEN STELLEN IN DE AGTING VAN ANDEREN. Sokr. Het is my ten uitersten aangenaam u weder by elkanderen te zien. Naar ik merk gaat het met de kleine twisten van vrienden, even als met de krakkeelen der verliefden: zy dienen slegts om der vriendschap nieuwe kragten by te zetten. Mikroph. Ja Sokrates: vooral, wanneer zulk een wyze als gy zyt hun vuur matigt, en hen van den eenen en anderen kant tot het juiste punt brengt, waar zy moeten komen. Maar het is al weer noodig dat gy scheidsman tusschen ons zyt. Sokr. Waarover tog ? Mikroph. Niet lang geleden prees ik het zeggen van eenen onzer Wysgeeren : houd uwe levenswyze geheim maar Evagoras keurt het zelve niet goed Hy wil dat men zyn best doe om bekend te worden; dat men zynen naam uitbreide en driftig naar glorie dinge. Hy werpt my den trek van Themistokles tegen , die zeide dat de eerlaurieren van Miltiades hem beletten te slapen. Evag. Is het de gloriezugt niet, die inderdaad Helden maakt, daar de grondregel, welken Mikrophilus voorstaat ; om de lafhartigheid te bedekken en veragtelyke geneigdheden te voeden ? Sokr. Daar is ten minsten een geval, waarin de zorg om zyne levenswyze geheim te houden, goed moet geoordeeld worden. Evag. En welk geval is dat tog, Sokrates? Sokr. wanneer men het ongeluk heeft om onder de regeering van eenen Dwingeland te leven: dan staat het slegt geschapen met allen, die zich onderscheiden : en zy, die zich onbekend houden, zyn alleen beveiligd tegen gevaren. Mi-  SOKRATISCHE SAMENSPRAAK, ENZ. 179 Mikroph. Ik geloof niet dat de Wysgeer, die dezen raad gaf, denzelven tot zulk een byzonder geval bepaald heeft. Hy beschouwde dien als eene zaak van algemee nen nuttigheid. Sokr. Zeg my eens, Mikrophilus kan de mensch wel alleen leven? , Mikroph. Neen; hy heeft de hulp van anderen noodig, en ik weet dat het een van uwe groote grondregelen is, dat wy voor de samenleving geboren zyn. Sokr. De Natuur zelve schryft dien grondregel voor. Wy hebben Ouderen, Vrienden en Landgenooten. Wy leven in het midden van hun, en zy bewyzen ons vele goede diensten. Kunnen wy ons dan aan hun gezigt onttrekken ? En waarom zouden wy ons tog voor hun verbergen, wanneer wy al konden? Hy, die niets doet dan het geen eerlyk is, behoeft het daglicht niet te schroomen Het komt my voor dat Evagoras gelyk heeft met te zeggen dat een onbekende levenstaat menigwerf dient om schandelyke daden bedekt te houden. Mikroph, Ik begryp dat de grondregel, van welken wy spreken, moet uitloopen om ons van de eerzugt af te trekken, en ons tot een ampteloos leven te leiden. In dien zin denk ik niet dat Sokrates denzelven zal ver werpen. , Sokr. Waarom niet? Is het niet noodig dat 'er Regters Oversten. Bevelhebbers zyn? dat 'er, om kort te gaan', iemand is, die het Volk bestiert? Mikroph. Ik erken het: maar men moet die zorg aan anderen overlaten. Sokr. Aan wie? aan dwazen of aan wyzen? aan kwaden , of aan goeden ? Mikroph. Het is te wenschen dat de Regeerders uit goeden en wyzen mogen bestaan. Het zoude zeer ongelukkig zyn , indien het gezag in kwade handen viel. Sokr. Gy ziet dan dat de raad om bedekt te leven geenszins geschikt is voor brave luiden. Mikroph. Dat is waar: doch gy zult my ook toestaan  180 SOKRATISCHE SAMENSPRAAK dat de zugt om van zich te doen spreken, eene dwaasheid is. Evag. Ik vrees niet dat Sokrates de gloriezugt zal veragten: die drift is te eigen aan groote zielen: zy is de prikkel tot deugd. Sokr. Ja: mits dat men ten dezen aanzien maar niet tot buitenspoorigheid vervalle. Mikroph. Ik merk dat onze wyze Stuurman ons voorzigtiglyk tusschen Scylla en Charybdis zal heen voeren. Evag. Welke buitenspoorigheld heeft men dan , ten opzigte van de glorie, te myden? Sokr. Zoudt gy wel in uwen schik zyn , Evagoras wanneer gy, op de markt verschynende, het volk hoorde uitroepen; o! wat is Evagoras schoon! wat is hy dapper! wat is hy welsprekend! Evag. Die toejuiching zoude my laf en belachlyk voorkomen, als vloeijende uit den mond van het onkundig gemeen, dat heden pryst, en morgen met eene gelyke ligtvaardigbeid zal laken. Wat belang kan men tog in zulke oordeelvellingen stellen? Sokr. Gebeurt het zelfs niet dikwyls dat de menigte dingen pryst, die weinig pryswaardig zyn? Evag. Ja: de meenigte zal veeleer daden pryzen, die gerugt maken, dan die regtmatig zyn. Zy verwondert zich over eenen Veroveraar , die dikwyls niets anders is dan een Geweldenaar. Zy pryst de milddadigheid dan zelfs , wanneer die geoeffend wordt ten koste van de billykheid of goede trouwe. Sokr. Gy zult ook niet veel belang stellen in de komplimenten en lofspraken, welke men goedvindt in uwe tegenwoordigheid voort te brengen. Evag. Het zyn vleijereryen, die doorgaans valsch, en altyd gevaarlyk zyn. Sokr. Meent gy dat men , zynen pligt doende , of zyn Vaderland dienende, eene beweegreden moet trekken uit de zugt om van zich te doen spreken ? Evag. In het geheel niet: men moet zynen pligt doen uit  OVER HET BELANG DER AGTING ENZ. 181 uit eerbied voor zynen pligt, en het Vaderland dienen uit liefde voor het Vaderland , onafhanglyk van de eere, welke daardoor behaald wordt. Sokr. Gy zult thans, wanneer gy slegts wilt, kunnen bepalen waarin de valsche glorie bestaat. Evag. Zy is die glorie, welke verkregen wordt door daden, die wel schitterend, maar juist niet altyd regtmatig zyn: zy bestaat in de toejuichingen van eene onbedagte meenigte; in de lofspraken van vleijers. Wy jagen haar na, wanneer de.zugt om geprezen te worden de voornaamste beweegreden wordt van onze daden. Gy kunt egter niet vorderen dat men allerleien roem yersmade. Sokr. Neen: daar is eene regtmatige en duurzame eer, welke men niet moet afwyzen; welke de Goddelyke wysheid zelve heeft vastgesteld als eenen band voor de samenlevinge, en als eene der natuurlyke belooningen van de deugd.' Mikroph. Waarin bestaat tog.die eer, in welke wy zoo veel belang behooren te stellen? Sokr. Zy bestaat in de goedkeuringe der wyzen, en in de agtinge der genen, met welken wy leven. Het komt 'er niet op aan dat men eenen grooten, maar wel dat men eenen goeden naam make. üe uitgebreidheid van onze agtinge hangt af van den kring, in welken wy ons bevinden, of van de meer of min voorname ,rol, welke wy op het toneel dezer waereld hebben uit te voeren. Het is niet noodig zeer bekend te zyn: maar men moet tragten ten goede bekend te worden. Mikroph. Het komt my egter voor dat het weinig verschilt of men den lof of de agting van anderen zoeke. . Sokr. Daar is wel degelyk onderscheid tusschen die twee byzonderheden , Mikrophilus. Themistokles hield veel van toejuichingen, en dat wel algemeen, uit wiens mond zy ook voortkwamen ; maar zyn gedrag was niet altyd onberispelyk. Aristides zogt agting te winnen ; en men heeft zyne deugd nooit in twyffel getrokken, M 3 Evag.  182 SOKRATISCHE SAMENSPRAAK. Evag. Laten wy ons dan aan den roem van Artistides houden: dezelve is de beste maar ik wenschte nog wel te weten waarom agting en toejuichingen niet altyd samengaan Sokr. Ik zal het u zeggen , Evagoras. Zyt gy gewoon hen , die gy hoog agt , in hunne tegenwoordigheid te pryzen ? Evag. Ik zou het niet durven doen, uit vreze van hunne zedigheid te zullen kwetsen. Sokr. Pryst gy hen zelfs wel, in hun afzyn , met brommende woorden? Evag. Neen: hy, die anderen hoog agt, verkiest zich met bedagtzaambeid ten hunnen opzigte uit te drukken. Men vergenoegd zich met by alle gelegenheden gunstig van hun te spreken , en hun, wanneer het' pas geeft, dienst te doen. De gematigde blyken van agtinge zyn dikwyls meer waardig, en opregter dan de sterkste lofredenen. Sokr. Zy zyn inderdaad dierbaar: men mag ze onder de grootste schatten van het leven tellen. Mikroph, Hoe dat ? Sokr. Heeft de Natuur, niet aan alles, wat eenige volmaaktheid in ons aanduidt, eene geschiktheid vastgehegt om genoeglyke aandoeningen in ons te verwekken? Evag. Ja: wy voelen zeer gaarne dat in ons eenige uitmuntende hoedanigheden plaats hebben; en dat moet ons natuurlyker wyze aanzetten tot pogingen om ze ons eigen te maken. Sokr, Wanneer gy door een wys man berispt wordt, wat uitwerking heeft zulks dan tog op uwen geest? Evag. Ach Sokrates wat zoude ik myne schande groot agten, wanneer ik my uwe berispingen op den hals haalde. Dit zoude my eene ondraaglyke verlegenheid verwekken. Sokr. Wanneer daarentegen een wys man u met zyne goedkeuringe verwaardigt, welke aandoening doet dit tog in uwen geest geboren worden? Evag.  OVER HET BELANG DER AGTING ENZ. 183 Evag. Een streelende blydschap. Uwe goedheid , Sokrates , heeft my dezelve meer dan eens doen ondervinden. Sokr. Zoudt gy het zelfde genoegen smaken, wanneer gy de 'goedkeuring hadt van een' man, in wien gy geen vertrouwen stelde? Evag. In het geheel niet , Sokrates; een getuigenis als het uwe verzekert my dat ik inderdaad goede hoedanigheden bezit: maar een getuigenis van een'ander, die minder verstands en minder opregtheids heeft, kan my dezelfde gerustheid niet verschaffen, en zou my ook zoo wel te vrede niet maken over myzelven. Sokr. Gy keurt dan het zeggen goed dat men geen belang moet stellen in geprezen te worden dan door luiden , die zelven pryswaardig zyn. Evag. ik vind het uitmuntend; en ik leer 'er uit dat . de ware eer bestaat in zich de agting van brave luiden waardig te maken. Sokr Wat kunnen wy uit de agting van anderen, behalven het inwendig genoegen dat zy ons aanbrengt, niet al voordeelen trekken, gedurende den gantschen loop van ons leven! Mikroph Welke voordeden tog? Sokr. Gy zult ze ligtlyk ontdekken. Is het niet nuttig voor een' koopman krediet te hebben? Mikroph. Ja: het krediet maakt de helft van zynen rykdom uit. Sokr. Zoude hy het wel hebben, indien men hem onbekwaam of ongetrouw agtte ? Mikroph. Neen: zyn krediet spruit uit het goede gevoelen , het welk men wegens zyne voorzigtighéid en eerlykheid heeft opgevat. Sokr. Het krediet of goed vertrouwen , waarin hy deelt, is derhalven niets anders dan de agting, welke men hem toedraagt. Mikroph. Dat is baarblyklyk. Sokr. Kan men wel slagen in het verkrygen van amp M 4 ten  184 SOKRATISCHE SAMENSPRAAK ten ; kan men zich wel in de waereld voortzetten, zonder door anderen geholpen te worden ? Mikroph. Neen: men hangt af van de hulp van zyne meerderen, of van de gunst des volks; Sokr. Is het , om dezen te verkrygen, wel om het even of men eenen goeden of kwaden naam nebbe? Mikroph. Ik heb altyd hooren zeggen dat een goede naam den weg tot alles baant: ondertusschen heeft men luiden gevonden, die weinig geagt waren, en egter door konstenaryen aanzien wonnen. Een bewys vindt men in' Alcibiades Sokr. Alcibiades toonde een mengsel van groote hoedanigheden en grote gebreken. Men kan zich wel eens door kwade maatregelen doen gelden ; doch wanneer men vraagt welke de regte en zekerste weg zy om aanzien te verwerven, dan moet men zekerlyk antwoorden dat die in verdiensten en eenen goeden naam gelegen is. Mikroph. Ik begryp dat men dit behulp noodig heeft cm tot eerampten te komen : maar het is zoo noodzakelyk niet voor hun , die gerust in eenen ampteloozen staat tragten te leven, en zich niet door eerzugt laten zwaaijen. Evag. Duld eens, Sokrates, dat ik mynen vriend in dit stuk poge te regt te brengen, door eene proef van uwe redeneerwyze te nemen. Zeg my tog , Mikrophilus, waarom gy niet lang geleden zoo boos werd uit oorzake van myne spotternyen ? Mikroph. Een schoone vraag | Men ziet niet gaarne dat men door iemand belachlyk gemaakt wordt, vooral niet door zulk een vriend als gy zyt. Evag, Wat zoudt gy wel zeggen, wanneer ik u vertelde hoe men , omtrent eene maand geleden , in een vry talryk gezelschap van u gesproken heeft? — Men beschouwde u als iemand, wien het aan moed ontbrak. Mikroph. My als iemand, wien het aan moed ontbrak? wanneer heb ik tog eenige lafhartigheid doen blyken = wie zyn ze, die.... Evag. Zagt wat, Vrindlief! Al die praatjes schaden u niets:  OVER HET BELANG DER AGTING ENZ. 185 niets gy moet ze maar veragten, als van geen belang altoos zynde. Mikroph. Dat mooge zoo zyn: die luiden hoonen my; en ik zal my weten te wreeken. ■ Sokr. Bedaar wat , Mikrophilus. Ik zie de bedoeling van uwen vriend volkomen: hy heeft u willen toonen dat het ons niet onverschillig kan zyn of wy door anderen gelaakt of geprezen worden. * Wy trekken ons de oordeelvellingen van onze medemenschen altyd aan. De Goddelyke Wysheid, die ons verordend heeft om in maatschappyën met anderen te leven, heeft ook gewild dat wy belang zouden stellen in de wyze, op welke de een den ander beoordeelt, op dat die onderlinge afhanglykheid mogt dienen om den band van vereeniginge sterker te maken. Mikroph. Heeft men 'er de proef wel van genomen in alle staten ? Sokr. Ja; wy merkten reeds aan dat elk in zynen kring noodwendiglyk verbonden is met zeker aantal van menschen, en dat dit aantal onbepaald is: want men kan dagelyks luiden, met welken men iets te doen krygt, en die men te voren in het geheel niet kende, aantreffen. ■ Mikroph. Dat is waar. Sokr. De wyze nu, op welke anderen ten onzen opzigte te werk gaan, hangt voor een groot gedeelte af van het belang, het welk zy in onzen persoon stellen. Gelooft gy , by voorbeeld , dat een man , die by zyne vrouw, by zyne kinderen , en by zyne huisbedienden niet in agting is, in zyn huis behoorlyk zal gediend, bemind en geëerd worden ? Zal men wel zoo veel agts slaan op zyne begeerten en bevelen, als op die van iemand, wien men agtenswaardig oordeelt? Zal men schroomen hem te mishagen; vermaak vinden in zyne tegenwoordigheid, of zich bedroeven over zyn ongeluk? Zal de vrees van hem te verliezen wel zo groot zyn, als zy zyn zoude, wanneer men hem inderdaad hoog agtte? Mikroph. Maar pligt en natuurlyke genegenheid zullen misschien het zelfde uitwerken als hoogagting. M 5 Sokr.  186 SOKRATISCHE SAMENSPRAAK Sokr Wy moeten tot de betragting van onzen pligt worden opgewekt door beweegredenen, die op het hart werken; dit hebt gy getoond te begrypen Mikrophilus, dewyl gy ook van de natuurlyke genegenheid hebt gesproken. Maar die genegenheid moet zelve op de agting gegrond zyn; waar kleinagting heerscht, kan zy by geene mogelykheid stand houden. Eene vrouw, die haren man veragtelyk vindt, zal hem ter naauwer nood de helft van haar hart geven. Kinderen, die de gebreken van hunnen vader duidelyk zien, zullen hem slegts ten halven eeren. Bedienden, die de zwakheden van hunnen Meester kennen, zullen 'er opuit zyn om hem te bedriegen: hy is hun speelbal terwyl hy zich als hunnen Heer beschouwt, zyne buuren en nabestaanden , al te wel onderrigt wegens zyne gebreken, merken hem aan als een voorwerp van veragting. En wat, bidde ik, kan iemand meer vernederen, dan overal een koel gelaat aan te treffen, en in de ziel van allen, welken hy ontmoet, te lezen dat zy geene waarde in hem erkennen. Dit is inderdaad zeer vernederend Evag. Het moet daarentegen zeer streelend zyn rondom ons luiden te vinden, die uitgestrekt zyn om ons te beminnen en te agten, en om ons uit dien hoofde goede diensten te bewyzen. Indien de goedkeuring van den minsten onzer slaven ons niet onverschillig is, wat genoegen moet het ons dan niet verschaffen te zien dat allen, met welken wy verkeeren, gunstig over ons denken? Mikroph. Ondertusschen ziet men wel vriendschappen, met welken de agting niets te maken heeft. Sokr. Dat zyn verbintenissen, die uit vermaak of belang geboren worden: maar dezelven zyn in 'het geheel Biet bestendig: wanneer het gemeen belang verandert, dan wordt ook die band gebroken. Het is niet anders gelegen met verbintenissen , die door het vermaak gevormd worden : somtyds vindt men genoegen in den omgang met ondeugende luiden, terwyl men hen in zyn hart veragt, en niet zelden, wanneer de luimen van onbadagtzaamheid voorby zyn, vervloekt: maar altyd wil men  OVER HET BELANG DER AGTING ENZ. 187 men zich ophouden met hun welken men agting toedraagt: hunnen raad wil men innemen; op hun maakt men staat in zaken van aangelegenheid. Gelyk 'er niets is dan eene onderlinge agting, waardoor het vertrouwen, in het gemeene leven ten hoogsten noodzakelyk gevestigd wordt, zoo is 'er ook niets dan agting , waardoor vriendschap wordt aangekweekt. Evag. En door wat middel kan men die agting, van welke gy spreekt, tog verkrygen? Socr. Ten dien einde zyn 'er geene andere middelen dan bekwaamheden en deugd. Door dezen verwerft men eenen eerbied, tegen welken ondeugenden niets ver- mogen Evag. Zoude de schyn in dit geval, niet het zelfde uitwerksel voortbrengen als het wezen? Socr. Neen, Evagoras, in het geheel niet: door den verstandigen of braven man te willen naaräpen , wanneer men noch verstand noch braafheid bezit, neemt men een al te zware rol, en nuttelooze moeite op zich: men kan het gemeen niet lang misleiden. De gereedste weg is dat men inderdaad zy het geen men tragt te schynen Ten dien einde is het zoo wel noodig, dat men zich kundigheden als eerlykheid eigen make: zuiverheid van zeden moet gepaard gaan met oeffening en goed verstand: daarenboven, moet men zagtheid van aart en vriendelykheid in zyn voorkomen bezitten. Vergeet nooit hoe wy eens gesproken hebben over de wyze, waarop men jegens zyne meerderen, zyns gelyken, en zyne minderen moet te werk gaan. Uit dat gesprek zult gy genoegzaam kunnen opmaken wat noodig zy om de goedkeuring van wyzen te winnen, en de agting van het gemeen te verdienen. Evag. Is de algemeene agting, van welke gy spreekt, niet noodzakelyker voor Vorsten dan voor alle andere menschen, dewyl zy openbare personen zyn? Socr. Uwe vraag is gantsch niet ongepast, Evagoras: Zy behooren die agting inderdaad te zoeken, in plaatse van de ydele glorie, aan welke velen zich dwaaslyk vergapen.  188 SOKRATISCHE SAMENSPRAAK Mikroph. Het schynt egter dat een Vorst boven de oordeelvellingen van het gemeen verheven is. Sokr. Hy is zulks minder dan iemand: hy hangt nog meer van anderen af dan anderen van hem. Mikroph. Hoe komt dat, Socrates? Uw zogen verbaast my. Sokr. Gy zult de gegrondheid van het zelve door een voorbeeld begrypen. Welke steen van een gewelf kan het minst in stand blyven, zonder de overigen. Mikroph. De bovenste: want zonder de overigen zoude dezelve vallen; daar de onderste stenen, die den grond raken, in hunnen stand zouden blyven. Sokr. Maar zouden de onderste stenen, zonder den bovensten, wel een gewelf kunnen maken? Mikroph. Neen: door dezen worden zy allen aan elkanderen verbonden. Sokr. Wel nu : de burgerlyke maatschappy is aan te merken als een door konst gemaakt gewelf, waarin alle huisgezinnen kunnen beschouwd worden als onderscheidene steenen, die in eene min of meer verhevene plaats gesteld zyn. De Koning is de bovenste; door hem worden alle de overigen met elkanderen verbonden: maar hy zelf wordt door al zyn volk gedragen en opgehouden: hy heeft de samenvoeging van deszelfs verregen en genegenheid noodig. Mikroph. Dat is zoo; maar dat vermogen, en die genegenheid vereenigen zich ter bevorderinge van zyne oogmerken uit gehoorzaamheid en onderwerping. Men gehoorzaamt Vorsten als Vorsten , uit eerbied voor hun gezag. Sokr. Daar is een uitwendig gezag, het welk uit de wetten voortkomt: maar 'er is ook een ander, het welk met dit eerste moet gepaard gaan, dewyl hetzelve zonder dit geenen vasten grond heeft. Mikropb. Van welken aart is dat laatste gezag? Sokr. Laten wy het eens inwendig gezag noemen. Het bestaat in die natuurlyke meerderheid, welke bekwanmhe den  OVER HET BELANG DER AGTING ENZ. l89 den en verdienden ons boven anderen byzetten. Van waar komt het tog dat Orpheus, zonder van eenig uitwendig vermogen voorzien te zyn, Thracie heeft kunnen beschaven ? Men beschouwde hem zekerlyk als den wysten der menschen. Men was geneigd om zynen raad als eene wet, en zyn gedrag als een voorbeeld aan te merken. Aan den andere kant lette men op den geringen invloed van Vorsten, die weinig geagt worden. Evag. Ik denk dat de historie ons daar omtrent vele voorbeelden verschaft. Sokr. Genoegzaam op ieder bladzyde; zy ontdekt ons de bron, waaruit de onheilen der Vorsten, zoo wel als die van het volk , het welk aan hun onderworpen is , voortvloeijen. In hoedanigheid van mensch mist een Vorst, die niet geagt wordt, die vriendschap en dat vertrouwen, waaruit genoegen en veiligheid in eenen ampteloozen staat geboren worden. Als Vorst ziet hy zyn gezag wankelen en afnemen. Andere Vorsten zoeken met hem geene verbintenissen , maar verliezen hem uit het oog; zyne staatsdienaars dragen hem geene genegenheid toe ; zyne hovelingen bespotten hem; zyne onderdanen baten of veragten hem. Indien men eenige beschimping tegen hem uitschiet, dan vindt dezelve gereeden ingang, omdat men hem tot alle kwaad bekwaam agt. Wanneer men zyne onbekwaamheid of verkeerde neigingen heeft leeren kennen , dan yveren duizend listige menschen om van dezelve misbruik te maken. Men gehoorzaamt hem met weêrzin: men doet hem kwade diensten; hy is omringd van agterdogtige luiden, wier begeerte uitgestrekt is om hem te verraden. Alles ontbreekt aan een' ongeagt Vorst; alles is rondom hem in wanorde. Het gemeen, het welk eenige verkeerdheden bespeurt, let alleenlyk op de naaste en schynbare oorzaken: maar wanneer men de zaken in den grond naaspoort , dan vindt men dat het kwaad reeds van verre komt: het is een boom, wiens wortels langzamerhand uitgedroogd en verrot zyn. Kan men  190 SOKRATISCHE SAMENSPRAAK men zich dan wel verwonderen, dat hy door den minsten wind geschud en ter neêr geslagen wordt ? Euag. Men zoude eene afbeelding, die het omgekeerde van deze vertoonde, kunnen voordragen. Sokr. Ik laat dat voor u over, Euagoras: beproef het eens; het is u zeer wel toebetrouwd. Euag. Ik wil 'er wel eene proef van nemen , dewyl gy het begeert. Wanneer een Vorst de waardigheid van zynen rang weet te paren met die wysheid, met die braaf heid en goedheid van hart , welke natuurlykerwyze geschikt zyn om harten te winnen , dan zal hy zich van zyn volk geëerd en bemind zien, even als een goed vader in zyn huisgezin: men zal hem gewilliglyk gehoorzamen , overtuigd dat hy niets beveelt dan het geen regtmatig is, en de voorzigtigheid in het oog houdt, in het verkiezen van zyne staatsdienaren Men zal de schattingen zonder tegenspreken opbrengen, als vaststellende, dat zy wel geheven zyn, en niet kwalyk zullen aangelegd worden. Men zal den Hemel smeeken dat zyne dagen mogen verlangd worden: andere Vorsten zullen schroomen hem eenige oneer of hoon aan te doen, en indien iemand hem aanvalt, dan zullen anderen ter zyner verdediginge samenspannen. Een Vorst, die in agtinge is, bezit altyd meer magts dan een ander, omdat hy meer vrienden en minder vyanden heeft. Sokr. Ik zoude kwalyk gedaan hebben, wanneer ik u deze afbeelding niet had laten maken: gy zyt 'er zeer wel in geslaagd. Mikroph. Misschien zal men bevinden dat de voordeelen, welke men uit de agting van het algemeen ter handhavinge van eenige magt kan trekken, alleenlyk opzigt hebben op Vorstendommen, in welke de verkiezing van een Opperhoofd plaats heeft; in welken een Vorst de stemmen van het volk moet hebben om tot de regering te komen. Sokr. Zoo een Erfvorst de stemmen van het volk al niet  OVER HET BELANG DER AGTING ENZ. 191 niet noodig heeft om tot de regering te komen, heeft hy die ten minsten noodig om 'er eer, genoegen en veiligheid in te vinden. Uit de samenstemminge der begeerten van anderen met de zynen, worden alle die voordeelen geboren: voor het overige moet men de oorspronglyke instelling der Koninglyke Regering nimmer uit het oog verliezen. Euag. Wat wilt gy hiermede tog zeggen, Sokrates ? Sokr. In de oudste Koningryken had eene verkiezing plaats , en dezelve geeft zekerlyk grond om de beste regering te verwagten, zo lang als 'er bescheidenheid onder de menschen heerscht, dewyl de keus dan niet kan vallen dan op iemand, die ondervinding heeft, en kundig is. Maar sederd dat de heerschzugt kuiperyën en burgerlyke oorlogen deed geboren worden, agtten de meeste volkeren het beter eenen Koning door het erfregt te hebben, dan gevaar te loopen van 'er eenen tot eenen duren prys te moeten verkiezen. Ondertusscben poogden egter de wyzen het nadeel, dat hier in gelegen is, uit den weg te ruimen. Mikroph. Hoe tog? Sokr. Door te zorgen om de kinderen der Vorsten benoorlyk op te voeden, en hen terug te houden van alles, waardoor zy in eenig verderf zouden kunnen gedompeld worden. Daardoor verzekerde men zich, zoo veel als mogelyk was, om Vorsten te hebben , zoo geschikt om wel te regeren , alsof zy, na ryp beraad, verkozen waren. Wanneer dit middel wel slaagt, dan worden de nadeelen, welke aan de beide Regeringsvormen verknogt zyn, voor een groot gedeelte voorgekomen. Men heeft dan eenen goeden Koning, zonder tweedragt en oproer ondervonden te hebben. Euag. Op dezen grond begryp ik dat het voor een' Vorst onbetamelyk zyn zoude, zich veel op zyne geboorte te laten voorstaan, alsof deze hem vryheid gave om zich minder op de aankweeking van verdiensten toe te leggen dan hy behoorde te doen, wanneer hy moest verko-  192 SOKRATISCHE SAMENSPRAAK. verkozen worden. Die zyner voorouderen, op wien de keus eens viel, had zich dezelve zekerlyk waardig gemaakt; en men vertrouwde dat zyne nalaten zich in alle opzigten aan hem zouden gelyk maken. Die den zelfden rang met hem bekleedt, moet ook de zelfde deugden bezjtten; en de minste vergelding, welke een Vorst kan doen aan eene natie, die den scepter in zyn geslagt erflyk heeft gemaakt, is dat hy zyn best doe om te weeg te brengen dat het haar nimmer berouwe. Het is schoon, dat men een geheel volk beweegt om te zeggen: wanneer wy een' Vorst hadden mogen kiezen , zouden wy geenen anderen gekozen hebben dan hem, dien het regt van opvolginge aan ons geschonken heeft. Sokr. Een Vorst, die dit te weeg brengt, is inderdaad een Vorst. Ik kan u niet verlaten, waarde Euagoras, zonder u te omhelzen: zoo aangenaam is het my dergelyke gevoelens in u te mogen ontdekken. BYZONDERHEDEN VAN MICHEL DE L'HOSPITAL , KANCELIER VAN VRANKRYK, GEMEENLYK DE PATRIOTSCHE STAATSDIENAAR GENAAMD. De Kancelier de I'Hospital is een van deeze voorbeelden welken by gelegenheid schynen in de waereld gebrage te zvn, met oogmerk om de trotschheid van hooge geboorte te vernederen, en de eerzucht van burgerlyke verdiensten optewekken. In een meer dan vergeeten staat geboren , was hy de bewerker van zyn fortuin en de schepper van zyn' naam. Zyn vader was een geneesmeester, en zyn grootvader een Jood. Geduurende zyn leven diende ongetwyfeld deeze afkomst aan zyne vyanden tot een wapen tegen hem; tegenwoordig strekt zy tot vermeerdering zyner glorie. Auvergne roemt op zyne geboorte; Frankryk wenscht vuurig om een' minister als  DE L'HOSPITAL 193 hy ; en hy alleen maakt grooter vertooning in de historie van dat Ryk, dan het getal der trotsche geslachten, met welker naamen dezelve is opgevuld. Indien de menschen hun eigen lot konden verkiezen, de eerste wensch van hun leeven behoorde te zyn van een' wyzen en deugdzaamen vader voort te komen, want hieruit spruit doorgaans een ander gewigtig voordeel , een deugdzaame opvoeding, naamelyk, en het geluk van zyne voorschriften opgevolgd te zien. Deezen zegen genoot l'Hospital. Zyn vader, een man van verstand en braafheid, zond hem, nadat hy hem tot zyn twaalfde jaar binnens huis had opgevoed, naar Toulouse, om zich tot de studiën te begeeven , doende dus verstandiglyk zynen zoon op den behoorlyken tyd de tweeërleie wyzen van opvoeding genieten. Tot het vroegste gedeelte des leevens, wanneer het voornaamste onderwerp is voor de gezondheid te zorgen, de gesteldheid te vormen, en het hart de eerste lessen der zedelykheid in te planten, oordeelde hy billyk een' vader beter geschikt te zyn dan een collegie, welks zorgen te veel verdeeld zyn , en derhalven bragt hy zyn' zoon onder zyne eigen oogen op ; maar in de jeugd gaf hy den voorrang aan eene openlyke schoole,d ewyl die nayver koestert, het karakter leenigt, en de jongelingen voorbereid tot den stryd der hartstogten, die hen in de samenleeving staat te ontmoeten, en hen gewoon maakt aan de teleurstellingen des leevens. De jonge l'Hospital werd naderhand volkomen gevormd onder den besten van alle meesters , die vroeg het voorrecht van ondervinding verschaft en het oordeel ryp doet worden, welke het opzicht behoorde te hebben over de opvoeding van alle Prinsen. Deeze meester was tegenspoed. Zyn vader had zich eerst overgegeeven aan de Geneeskunde en was naderhand Avokaat en Raad by den vermaarden Konstapel de Bourbon, wiens glorie niet gantschelyk kan uitgebluscht worden door zyn misdaad, dewyl hy getergd was tot het bedryven van dezelve door de  194 BYZONDERHEEDEN VAN MICHEL onrechtvaardige handelingen. Op de vlucht van dien Prins, vond hy zich in de alleverdrietigste omstandigheden gebragt; zou hy zyn' meester , zyn' weldoener, zyn' vriend verlaaten ? Want de Konstapel droeg hem de grootste vriendschap toe , en had hem verrykt door zyne mildaadigheid: zou hy hem verlaaten nu hy op het punt was van een vlugteling, een gebannene te zyn, en met den eenen voet op het schavot staande? Nu al de toevlucht die hem overbleef in zyn kloekmoedigheid en hoop bestond? Maar aan de andere zyde, door hem te volgen, moest hy voor altoos zyn vaderland vaar wel zeggen zyn' zoon te Toulouse laaten in handen van een' vertoornd Vorst, en welken zoon men mooglyk met zyn leeven ten minsten met zyne' vryheid , de overtreding zyns vaders zou doen boeten. Welke sterke banden ! welk een gyzelaar achter te laaten! en welk eene edele vertooning van het hoogste toppunt tot welke de zedelyke vermoogens van de menschelyke natuur, kunnen opstygen, word voor het oog gesteld, door een aandoenlyk en deugdsaam hart, worstelende met zulke moeijelykheden ! l'Hospital verduurde dien stryd, gevoelde de smart van een' vader, en volgde den Hertog. Zyn fortuin? Hy was dit aan zyn' patroon verschuldigd, en hetzelve aan hem opteofferen was enkel wedergeeving. Zyn vaderland? Hy er kende zekerlyk aan hetzelve alle zyne diensten verschuldigd te zyn; maar heeft dien naam, zo heilig in een Republiek, het zelfde recht in een Monarchy? kan het daar de ziel genoegsaam verheffen, om 'er de meer rechtstreeksche en zekere pligten van vriendschap en dankbaarheid op te weegen? Zyn zoon? Hy hoopte dat zyn onschuld en jeugd hem bevryden zouden van in het noodlot zyns vaders ingewikkeld te worden, denkende zyn ziel reeds genoegsaam gevormd te zyn, om stilzwygende het gedrag zyns vaders goed te keuren , en het verlies niet te betreuren dat 'er door veroorzaakt werd , de gedachten maatigende van de ongelukken die hem door deezen stap zouden overkomen, door te overveegen dat zy dienen zou-  DE L'HOSPITAL 195 zouden , om zyn karakter te verheffen en te vestigen. Inderdaad de jonge l'Hospital werd in 't kort op eene harde proef gesteld. Hy werd op bevel van het hof gevangen genomen, in den nacht vervoerd, en in de gemeene gevangenis opgeslooten. Byzondere gemagtigden werden benoemd om hem te ondervraagen , terwyl een lyfstraflyk geding te Parys werd opgemaakt tegen den Hertog en die welken hem vergezeld hadden. Het was een zeer haastig vermoeden , zich te verbeelden dat de jonge l'Hospital een medestander van zyn' vader was, terwyl hy nog op de school was, verscheide jaaren van huis was geweest, en zich te Toulouse bevond, toen zyn vader van Moulins vertrok. Indien de meening van l'Hospital was geweest zyn' zoon deelgenoot van zyne geheimen te maaken, zou dan zyn eerste werk niet geweest zyn, hem in eene plaats van veiligheid te brengen? Maar die tiranny, welke reden van staat genoemd word, houd zulk eene strikte rekening niet met de vryheid van het menschdom; en verkiest liever twintig onschuldige lieden gevangen te zetten , dan te dulden dat een van haare offers ontslippe. De jonge l'Hospital verscheen voor de gemagtigden met het vertrouwen van een' man, en de eenvoudigheid van een kind. Het is eene bekende waarheid, dat in zulke gevallen het Opperbewint altoos de verachtelykste gewoonte heeft van zulke Rechters te kiezen die van hetzelve geheel afhankelijk zyn , en die derhalven, om deszelfs oogmerk te onder, steunen, allerleie kunstenaryen gebruiken om elk die voor hen verschynt misdaadig te kunnen verklaaren. De antwoorden van l'Hospital stelden alle hunne vraagen te leur. Hy was reeds meester van die gezonde redeneerkunst, welke eenige begunstigde verstanden van de natuur ontfangen, en welke aangezien mag worden als het algemeen werktuig van weetenschap en bezigheid. Eindelyk geene de minste blyk van schuld tegen hem noch te Parys noch te Toulouse gevonden zynde, werd hy ontslagen, maar behield in zyn hart gegraveerd de nuttige les van verdrukte onschuld , en wy hebben ons niet te verwonderen , dat hy , ongelukkig en vervolgd in zyne vroege N 2 jeugd,  196 BYZONDERHEDEN VAN MICHEL jeugd , geduurende zyn' verderen leeftyd de vriend der' ongelukkigen en een vyand van vervolging was. Het eerste gebruik dat l'Hospital van zyne vryheid maakte, was de verlegenheden van zynen vader te doen bedaaren , en hem in zyn ballingschap te troosten. Hy wist tot dat einde uit Toulouse te ontkomen, en, naar Italie vluchtende, voegde hy zich by zyn' vader te Milaan , die aldaar beslooten was met eenige medgezellen van den Konstapel. Naauwlyks hadden zy het vermaak genooten van elkander weder te zien, wanneer de stad belegerd werd door François den eersten. De Konstapel naderde om haar te ontzetten aan het hoofd van de Spaansche krygsmagt ; Lombardye werd bet tooneel des oorlog, en François vond eerlang in de vlakte van Pavia reden tot berouw van een' groot' man tot wanhoop gedreven te hebben. Middelerwyl beschouwde l'Hopitals vader, die zyn zoon tot het beoeffenen der rechten geschikt had, hem met eenige verlegenheid in 't midden van het rumoer van den kryg. Hy vreesde dat het ontslag van eene geduurige werkzaamheid hem zou benadeelen ; gelyk mede de verzoekingen eener soort van glori, welke zich den jongen lieden aanbied , onder zulk eene prachtige vertooning die zo overeenkomstig is met den driftigen loop van hun bloed , dat 'er mooglyk niet een eenig persoon is , die 'er niet om gestreeden heeft Hy vond noodig zyn' zoon te sterken in het vervolgen van het oogmerk dat hy voor zich verkooren had; hiertoe was het noodig dat hy weder van hem scheidde, gelyk geschiedde, wordende de zoon naar de Hoogeschoole van Padua gezonden, door het Fransche leger trekkende in de vermomming van een' muilezeldryver. Laat ons in den naam der nakomelingscbap (want de «vloed van een' groot' wetgeever strekt zich over verscheide nageslachten uit) den vader van l'Hospital danken, voor dat by hem deed volharden in een beroep waaitoe hy door zyne deugden gevorderd werd. Indien hy toe dat der wapenen was overgegaan, zou hy waarschynlyk door zyne grootheid van geest uitgemunt hebben : maar van  DE L'HOSPITAL. 197 van wat voordeel konden zyne talenten geweest zyn in die tyden van verdeeldheid en verwarring , welken eerlang verwoesting over Frankryk verspreidden , wat anders dan alleen het werktuig geweest te zyn der woede van partyzucht, om de ingewanden van zyn Vaderland te verscheuren? In een woord, indien wy de glori van het behouden van ons vaderland, gelyk Camllus deed , en waartoe zo weinig gelegenheid voorkomt, indien wy, zeg ik, die glori uitzonderen , wat overwinning kan ons dan de eer doen verwerven, die verkregen word door het stichten van een enkele wet, die voor de gelukzaligheid van het menschdom vorderlyk is? De jonge l'Hospital onderscheidde zich welhaast , na zyne aankomst , onder de menigte van vreemde studenten, die zich aldaar ophielden. Hy lag zich in het eerst toe op het beoefenen der rechten; dat onmeetlyk en dor veld, in het welk de ziel nooit verkwikt word door de naspooringen van waarheid, gelyk in de betoogende weetenschappen, noch gestreeld door de aanlokselen der roemzucht, gelyk in de beschaafde letterkunde, zynde daarenboven toen veel moeijelyker dan tegenwoordig, dewyl de studenten verpligt waren tot de oorsprongkelyke schryvers hun toevlugt te neemen, die nog niet opgehelderd waren door den arbeid van Donnatus, Cujas, en andere uitleggeren. Zyne vorderingen werden gemaklyker door zyne bekwaamheid in de Grieksche en Latynsche taalen, met welken hy zo gemeenzaam was als met zyne moederspraake; en geen gedeelte deezer uitgestrekte weetenschap ontsnapte zyne naspooringen. Hy beoefende met de zelfde vlyt de oude, de hedendaagsche, de burgerlyke en canonieke rechten; maar zyn voornaamste onderwerp was het recht der natuur; de rechten van den mensch , en de studie der historie , waardoor hy opklom tot de beginselen van byzondere instellingen, ontwikkeld uit haar chaos, en in zyn verstand in order geplaatst, niet op eene scholastieke wyze, maar als een magistraatspersoon en filosoof: indien hy somtyds zich van den zwaaren N 3 arbeid  198 BYZONDERHEDEN VAN MICHEL arbeid deezer studie door eenige uitspanning verpoosde, dan waren deeze uitspanningen van de ernstige en nuttige soort, zoekende hy dezelven in het oefenen der fraaije konsten. Zy waren op haare hoogte in Italië; het was de eeuw van Raphaël, Titian en de Caracci. Hy onderzocht hunne meesterstukken , bestudeerde hunne schoonheid , was verlevendigd door hunne beschouwing , en , gelyk wy uit zyne brieven leeren , lag zich eenigen tyd zelf toe op tekenen en schilderen. Zulke proefnemingen, welken het billyk is te laaten vaaren , wanneer gewigtiger bezigheden alle de oogenblikken onzes leevens van ons vorderen , zyn van zeer veel nut om de Grooten kennis te doen krygen van de schoonheden en moeijelykheden der konsten, en om hen te leeren, grooter en billyker eer te bewyzen aan uitmuntende konstenaars. Hy verzuimde ook niet zich in de poëzy bekwaam te maaken, voor welke hy smaak behield terwyl by zyne openlyke bedieningen bekleedde , en zy was het begunstigd tydverdryf zyner eenzaame uuren. Dus zyne bezigheden tusschen de weetenschappen en konsten verdeelende, was de jonge l'Hospital gelyk aan die krachtige planten, welke een werksaam en overvloedig sap bekroonen met bloemen en vruchten. Ondertusschen, schoon van zyn' vader afgezonderd, aan zyne eigen onervaarnis overgelaaten, aan de driften zyner eeuwe, en de strikken eener warme luchtstreeke en bedorven stad, week hy nooit een oogenblik af van de bevordering zyner oogmerken; maar volhardde in zyn' loop met de aanhoudenste standvastigheid van een' reiziger, greetig naar het voltrekken van zynen togt. Een Hoogleeraarschap in de rechten viel open, en de Regeering van Padua bood hem hetzelve aan , indien hy genegenheid had zich aldaar neder te zetten. Hoe vermoogende moet de invloed van zyn deugd en kundigheid geweest zyn om haar stem te verkrygen! Hy was een Franschman , en , het ay met of zonder reden, die naam was haatelyk in Italië. De Kardinaal de Grammont noodigde den vader van l'Hospital (die na zyn' zoon zich naar Rome had begee ven,)  DE L'HOSPITAL. 199 ven,) en tevens den jongeling om hem naar Frankryk te vergezellen. Het had niet veel moeijelykheid in om beide de l'Hospitals overtehaalen tot hun Vaderland terug te keeren, een zaak naar welke zy even sterk verlangden, de vader opdat hy 'er mogt sterven, de zoon opdat hy in hetzelve mogt leeven. De Kardinaal, ondernomen hebbende om vergiffenis voor den eersten en bevordering voor den anderen te verkrygen, verbond den laatsten om hem naar Frankryk te vergezellen, terwyl de eerste op de grenzen den uitslag zyner poogingen zou afwachten. Maar hunne tegenspoeden waren nog niet geëindigd; de Kardinaal stierf onverwacht te Toulouse, de jonge l'Hospital begaf zich naar Parys, waar alle zyne verzoeken, aandrangen en smeekingen vruchteloos afliepen. Vindende het dus onmooglyk om verlof tot de terugkomst zyns vaders te verkrygen, maakte hy scbikkingen om zich weder tot hem te begeeven, ten einde hem tot een stut en vertroosting in zyn' ouderdom te weezen; maar zyn vader, niet minder edelmoedig dan by, weerhield hem van dit besluit, en begaf zich naar de Hertoginne van Lotharingen, die hem tot haar geneesheer verklaarde , en aan welker hof hy kort daar na overleed. L'Hospital bevond zich nu te Parys, zonder vrienden, zonder goederen , genoegzaam een vreemdeling, en met een' naam die by de regeering in kwaad vermoeden stond; maar hy vond middelen van redding in zyne talenten en in zyn hart. Hy wydde zich geheel aan de rechtbank toe, van welke hy eerlang het orakel werd. Movin, de krimineele Luitenant, een eenige dochter hebbende, oordeelde zyn gantsche fortuin niet te groot eene prys voor de eer van zulk een' schoonzoon te hebben. De bediening van Raadsheer in het Parlement maakte een gedeelte uit van haar huwlyksgoed. Dertig jaaren vroeger zou l'Hospital dit ampt geheel aan zyne verdiensten verschuldigd zyn geweest; de waardigheden van den tabbert waren toen nog niet te koop geveild , maar werN 4 den  200 BYZONDERHEDEN VAN MICHEL den aan uitmuntende pleiters geschonken; wanneer eene plaats moest vervuld worden stelde het Parlement drie kandidaaten voor, van welken de Koning één benoemde. L'Hospital nam zyne bediening geduurende negen jaaren, in deeze vreeslyke tyden van partywoede, met de grootste achting waar. François de eerste overleed kort hier na, en werd opgevolgd door Henrik den tweeden. De letterkunde , welke menigmaal hinderlyk is aan het geluk van hen die dezelve beoefenen, herstelde het verlies dat l'Hospital had geleeden, door de ongenade van Olivier; zy maakte hem bekend by Margareta van Valois, zuster van Henrik den tweeden. Een Prinses, welke, in het midden van een onweetend en bedorven hof, een genootschap vormde van geleerde en deugdzaame mannen, die haar als hunne patrones eerden. Zy werd naderhand uitgetrouwd in Savoye, en door haar gedrag in dat land, verdiende zy de geheiligste en bevalligste van alle naamen, " de moeder van het volk." De Kardinaal du Bellay; Montluc, Bisschop van Valence; Cbatel, Bisschop van Tulle; Ronsart, Turnebus, Despense en Amyot waren leden van dit genootschap. Het levert eene aangenaame gedachte uit, dat in dien tyd, welke het punt was dat geleerdheid en weetenschap In Frankryk ontsproot, haare aankweekers niet twistten, elkanderen met mishandelden en haatten , gelyk tegenwoordig geschied; het zy uit oorzaak dat het veld nieuw en van groote uitgestrektheid zynde, de bekwaamheden en eisschen minder gevaar liepen van met elkander te stryden of ter oorzaake van de geringheid van hun getal, en dat zy omringd waren dooreen volk dat nog maar half van barbaarschheid ontbolsterd was, althans zy achtten het noodzaaklyk zich te vereenigen, om ondersteuning aan elkander te hebben; of, in een woord, de verstandelooze begeerte van in geestigheid uitteblinken, de ydele drift naar toejuiching van een' enkelen dag, of de kabaalen der akademie, hadden hen nog niet tegen elkanderen opgerok kend.  DE L'HOSPITAL 201 kend. Zy allen gaven eensgezind den tytel van Prins der poëeten aan Ronsart. Het was zonder afgunst dat zy Amyot van schoolmeester op 't land , leermeester van de koninglyke kinderen zagen maaken. Zy allen vereenigden zich om de verdiensten van l'Hospital in het gunstigste licht te plaatsen voor de oogen van Margareta. Zy was begeerig hem te zien, en wel haast geleerd hebbende hem te achten en te beminnen, bood zy hem haaren broeder aan, welke hem aanstelde tot Meester der requesten, en in een' korten tyd, stichtte ten zynen behoeve de bediening van Superintendent, en eerste President van de kamer der rekeningen , door een bevelschrift dat in January 1554, gedagteekend is. De vereischten van dat ampt waren ongetwyfeld van grooter gewigt in dien tyd dan zy tegenwoordig zyn, of misschien schynt een' groot man, door het vervullen van alle de pligten die zyne bediening vorderen, den kring daarvan te verwyden. Een ding is zeker, de aanteekeningen van deeze tyden zeggen, alhoewel zonder byzondere verklaaring, dat l'Hospital de goede order in de openbaare rekeningen herstelde , en zich tegen de rooveryen verzette. Zy waren zekerlyk in die eeuw grooter dan in de onze , dewyl zy begunstigd werden , door openlyke verstooringen, en doordien de Grooten , eene klasse van menschen die altyd hunne bezittingen door weelde verkwisten , en dezelven nooit weder door naarstigheid herstellen, byna altoos leeven op kosten van de natie, en toen in bezit waren van een magt die geene paalen kende. Behalven dat was Henrik de tweede de verkwistende van alle Prinsen , hebbende in twee jaaren tyds niet alleen alle de schatten verspild welken zyn vader had nagelaaten, maar tevens een schuld gemaakt van zeventien millioenen. L'Hospital kon niet herstellen 't geen reeds verlooren was, maar verhoede echter dat de natie niet geheel bedorven werd. Sire , zeide by op zekeren dag tegen den Koning, terwyl hy een gunstbewys weigerde te betaalen, dat tegen alle recht en reden geN 5 schon-  &02 BYZONDERHEDEN VAN MICHEL schonken was, het geld, het welk uwe Majesteit begeert uitgekeerd te worden, is het geld van het volk. Het is het bestaan en voortbrengsel van twintig dorpen, opgeofferd om de inhaaligheid te voldoen van een' enkel' mensch." Op een' anderen tyd zeide by tegen Maria de Medicis, die toen jong en schoon was, en voor zich noodig oordeelde het denkbeeld van Henriks ontrouw jegens haar in pracht en weelde te begraaven: " Mevrouw, het Koningryk word verwoest door feesten en vermaaklykheden, en, indien dit het geval is, wat zal 'er van uwe kinderen worden als 'er de natie niet meer is? " By de opvolging van den jongen François den tweeden werd l'Hospital tot Kanselier aangesteld. Hier vinden wy hem in een ruim veld zich begeevende, waardig om 'er alle zyne bekwaamheden in te werk te stellen; want de Kanselier, die in onze dagen verlaagd is tot den ledigen tytel van Hoofd van het recht, was op dien tyd de bestierder van het Staatsbewint. De geldmiddelen alleen uitgezonderd, waren 'er geene byzondere afdeelingen. De Staatssecreatissen , welken thans zo vermoogende zyn, ja zelfs byna oppermagtig in hun byzonder bewint, waren in dien tyd van weinig belang. Zy werden Secretarissen van de geldmiddelen genoemd, en, vroeger nog, werden de geheime Klerken door een Kanselier in den eed genomen, en stonden onder zyn opzicht. L'Aubépine en Bochétel waren de eersten die deeze waardigheid aan hun ampt hechtten door zich den tytel van Staatssecretaris aantemaatigen, op het einde der regeering van Henrik den tveeden, en door den eed afteneemen in tegenwoordigheid van den Koning. De Koning hield alleenlyk eene soort van Raad , welke de geheime Raad genoemd werd , en in welken de Kanselier voorzitter was. Hiervan werden alle staatszaaken, in welken hy nu een vreemdeling is, in zyne tegenwoordigheid behandeld, en het verslag werd door hem opgemaakt. Of het tot den pligt zyner bediening behoorde, dan of het uit oorzaak was dat een man van uitsteekende bekwaamheden als by  DE L'HOSPITAL. 203 by noodzaaklykheid de schikkingen van alle zaaken op zich neemt tot welke hy betrekking heeft, althans, toen op bevel des Konings een lyst gemaakt werd van l'Hospitals papieren, werden de opstellen en oorspronglyken van alle de traktaaten gevonden, die geslooten waren geduurende den tyd van twee eeuwen. Allen die betrekking tot de handeling met Engeland hadden, waren met zyn eigen hand geschreven; maar het was de groote uitgestrektheid der pligten van zyn ampt niet, welke hetzelve zo moeijelyk maakte toen l'Hospital daermede bekleed was; maar de ellendige toestand der tyden, de wanorder in de openbaare zaaken, en byzonderlyker nog het afschuwlyk hof waaraan hy verbonden was. By de opvolging van Karel den negenden, overreedde de Kanselier den Koning om zyne reis te neemen door Champagne, Bourgonje, Dauphiné , Provence, Languedoc en Guienne, en te rug te keeren door het hart van het Koningkryk tot Moulins, alwaar de Staaten, volgens zynen raad, byeen geroepen waren om het volgende jaar te vergaderen; hy haalde hem over om met kleine togten te reizen, en zich eenige dagen in de voornaamste steden der provintien optehouden, alle smeekschriften te ontfangen, naar alle klagten te luisteren, en in ieder provincie zyne groote dagen, gelyk st. Lodewyk die plag te noemen, te houden, Het begin der reize scheen aan zyn hoop te beantwoorden. Hy deed den Koning zyn aandacht vestigen op de vreeslyke gedenkteekens van de laatste beroerten; toonende hem het land onbebouwd; de dorpen in asch liggende, en wees hem den kwynenden staat en de schaarschheid der bevolking. De vertooning van deeze akelige tooneelen geschiede met oogmerk om hem liefde tot verdraagzaamheid en vrede inteboezemen. Somtyds deed de Kanselier hem de naare stilte van eindelooze ellendigen, met angst en vrees vervuld, achter zich omziende, opmerken: op andere tyden poogde hy zyne tedere genegenheden gaande te maaken, door bet gezicht van een volk , met goedaartigheid en een aandoenlyk hart voor-  204 BYZONDERHEDEN VAN MICHEL voorzien, dat zyn hoop toegaf wanneer het zynen Koning beschouwde, en dacht een' anderen lag voor zich te zien aanbreeken. Nu en dan had hy het vermaak de oogen van Karel met traanen bevochtigd te zien , en dankte den Hemel daarvoor, als de aangenaamste belooning van al zynen arbeid. L'Hospital was niet magtig om den stroom van bederf, wreedheid , en dweepzucht, die vervolgens uitborst, tegen te houden, en na het aanwenden van duizend edele poogingen ter begunstiging der menschelykheid, ontsloeg hy zich van de zegels, en week naar zyn landgoed, in het midden der jammerklagten van het volk. De afgryzelyke nacht van st. Barthelomeus, in welken den Paryschen moord werd bedreeven, kleedde het laatste leevensjaar van l'Hospital in den rouw. Zyn dochter was te Parys, en had de Hertoginne van Nemours haar geen toevlucht verleend, zou men zekerlyk met haar het getal der offers vermeerderd hebben. Hy had meer reden dan eenig mensch om te denken dat hy op de lyst der verweezenen stond. Toen hem bericht werd gebragt dat eene bende gewapend volk Vignay naderde, en zyne onderhoorigen en huisbedienden , zich tot het bieden van tegenstand toebereidden, gaf hy zyne afkeuring daarvan te kennen, zeggende: " Geenszins; laat Gods wil geschieden; indien de kleine poort te naauw is om hen door te laaten, zet de groote dan open. " Deeze gewapende lieden waren eene bende paardevolk, tot zyne bescherming afgezonden , met bevel om hem te zeggen dat de Koning hem in zyne hoede nam, en den tegenstand vergaf, die hy steeds tegen het uitvoeren zyner oogmerken gedaan had. " In ben my niet bewust van ooit iets bedreven te hebben, dat den dood of vergiffenis vordient." Was het antwoord van l'Hospital. Veele menschen hebben byzondere oogenblikken waarin zy hunnen heldenmoed vertoonen : om hen hiertoe op te wekken, behoeft maar een toevallig oogenblik; maar die onversaagde standvastigheid, die tegen alles bestand is, wel-  DE L'HOSPITAL. 205 welke in alle punten de ziel onkwetsbaar maakt, welke in gewigtige omstandigheden als in de geringste gevallen te werk gaat, welke met een bedaard oog den dood in allerleie gedaante kan aanzien, het zy het zwaard dreigt, de afgrond der zee zich opent, of een tiran hem gebied! het schavot te beklimmen; hierin vertoont zich de ongemeene deugd die maar weinige helden zelfs, in haare volle maate, bezeten hebben, dewyl zy niet voortkomt nit het hoofd , het bloed, noch uit de hartstogten , maar uit een onveranderlyk karakter, en een gewisse vry van verwyt. Met deeze verheven deugd was l'Hospital beschonken, en uit de bewustheid zyner sterkte van ziel, nam hy voor zyn zinnebeeld, Atlas den aardkloot ondersteunende, met dit onderschrift, ontleend uit Horatius: Beneath the crush of worlds undaunted be appears. FRANCIS. L'Hospital overleefde niet lang den noodlottigen dagvan st. Bartholomeus; op het bericht daarvan wenschte hy om den dood, en dien wensch werd in 't kort vervuld; want weinige maanden daarna overleed hy in de armen zyner familie, in den ouderdom van agt en zestig jaaren, en werd begraaven in het kerspel van Champmoteux, tot het welk Vignay behoort. Hy had geduurende zyn leeven een gedenkteken aldaar voor hem doen oprechten, bestaande slechts uit een' eenvoudigen marmersteen, met dit nog eenvoudiger opschrift: MICHAËL L'HOSPITAL EXCESSIT REBUS HUMANIS DIE 25 MARTII , 1573. Mi chaël l'Hospital, werd van de beroeringen deezer waereld bevryd op den 25sten van Maart 1573." Hy liet genoeg doorluchtige gedenktekens na , zyn gedachtenis en zyne wetten.  DE HERFSTMORGEN; naar het Hoogduitsch van GESNER. De vroege morgenzon flikkerde reeds van achter den berg naar beneden , en verkondigde den schoonsten herststdag, als Micon zich aan het tralievenster zyner hut begaf. Schoon glinsterde de zon door het purperstreepige, groen en geel gemengelde wyngaartloof, dat , door zachte morgenwinden bewogen , zich als een gewelf boven het venster vertoonde. Helder was de hemel, nevel lag als een zee in het dal, en de hoogste heuvelen daagden, als eilanden, daaruit op, met hunne rookende hutten, en hun bont herfstsieraad, in zonneglans; geel en purper, weinigen nog groen, deeden de boomen zich voor, hangende vol rype vruchten, in de schoonste mengeling. In blyde verrukking zag hy de wyduitgebreide landstreek over, hoorde het vrolyk geblaet der kudden, en de fluiten der herders, naby en van verre, en het gezang der wakkere vogels, die zich nu hoog in de heldere lucht verhieven en dan in den nevel van het dal weder verlooren raakten. Een geruimen tyd bleef hy onbewogen staan; doch in vroome opgetoogenheid nam hy thans de lier van den wand, en zong : Mogt ik, ô Goden! mogt ik myn verrukking, mynen dank uwer waardig zingen. Alles, alles blinkt in rype schoonbeid, alles stroomt in vollen zegen over. Bevalligheid heerscht alom met vreugd , en van boom en van wynstok lagcht de zegen des jaars. Schoon, schoon is de gantsche streek , in den plegtigen tooi van den herfst. Gelukkig is hy, wiens onbevlekt gemoed door geene bedreven boosheid geknaagd word; die zynen zegen met vergenoeging geniet, en, als hy kan, goed doet. De heldere morgen wekt hem tot vreugd ; de gantsche dag ver-  DE HERFSTMORGEN. 207 vervrolykt hem, en de nacht omvangt hem met aangenaame sluimeringen. Zyn bly gemoed geniet ieder vreugd, ieder schoonheid; ieder bevalligheid van bet wisselend jaar, ieder zegen der natuur verrukt hem. Maar dubbel gelukkig is hy die zyn geluk niet eene egaê deelt, die door schoonheit en alle deugden versierd is; eene egaê geiyk gy zyt,: beminde Daphne! Sedert Hymen ons verbond is alle geluk my zoeter. Ja sints Hymen ons verbond was ons leeven als twee welgestelde stuiten, die op zachte toonen het zelfde lied speelen ; geen wanklank stoort de zoete harmonie , en die het hoort word met vreugde vervuld. Was 'er een wensch die door myne oogen verraaden werd, dien gy niet vervulde? Was 'er een vreugd die ik genoot, welke gy door uwe vreugd niet nog aangenaamer maakte? Heeft eene mismoedigheid my ooit tot in uwe armen vervolgt, die niet, als een lentenevel voor de zon, verdween ? Ja , toen ik u als bruid in myne hut geleidde, volgden u alle de aanminnigheden des leevens. Zy plaatsten zich by onze vriendelyke Huisgoden , om nimmer van ons te wyken : huishoudelyke order en zindelykheid, en moed en vreugd by iedere onderneeming, en alles wat gy volvoerde, is van de Goden gezegend. Sedert gy, ô sedert gy de zegen myner hutte zyt, sedert is voor my alles met verdubbelde bevalligheid versierd; gezegend is myn hut; gezegend myne kudde, en alles wat ik plantte en alles wat ik inzamelde. Vrolyk isde arbeid van elken dag; en kom ik moede te rug onder myn vreedzaam dak, ô hoe verrukt my dan uwe gulle dienstvaardigheid om my te verkwikken! Schooner is my de lente, schooner de zomer en de herfst; en wanneer de winter om onze hut stormt, dan gevoel ik, by den haart, aan uwe zyde, onder bezigheden en zachte gesprekken , al het aangenaame der huislyke veiligheid. By u opgeslooten, moogen winden woeden, en sneeuwvlokken ons van alle uitzicht berooven : dan eerst gevoel ik, hoe gy alles voor my zyt. De  208 DE HERFSTMORGEN. De volheid van myn geluk zyt gy, gy bevallige kinders met alle de bekoorlykheden uwer moeder versierd; welk een zegen groeit voor ons in u niet op! De eerste silbe, die zy u leerde stamelen was, my te zeggen, dat gy my lief had. Gezondheid en vreugd bloeijen in u, en zachte behaaglykheid heerscht reeds in ieder uwer spelen. Gy zyt de vreugd onzer jongkheid, en uw geluk zal eens de vreugd onzes ouderdoms zyn. Wanneer gy, als ik van het veld of van de kudde te rug keer, aan den dorpel, met vrolyk gewoel my roept; aan myne knieën hangende, met kinderlyke vreugd de kleine geschenken ontfangt, zoete vruchten , of klein veld- en tuingereedschap, dat ik, onder het waarneemen der kudde voor u vervaardigde, om uwe vroege bezigheden te oefenen; ô hoe verkwikt my dan uwe schuldelooze blydschap! Met verrukking yle ik dan, ô Daphne, in uwe open armen , en met verlevendigde aanminnigheid kust gy de traanen myner vreugde van myne wangen. Doch nu kwam Daphne, met een volmaakt bevallig kind op ieder arm; schoon was zy, als de met dauw besproeide morgen, met vreugdetraanen op de wangen. ô Myn Geliefde, borst zy al nokkende uit, ô hoe gelukkig ben ik! Wy komen, ô wy komen om u te danken dat gy ons zo bemint. Thans sloot hy hen alle drie in zyne armen. Zy spraken niet, zy gevoelden slechts al hun geluk: en wie hen toen gezien had, zou, door de gantsche ziel geroerd, ondervonden hebben, dat deugdsaamen gelukkig zyn.  VERSLAG EENER REIZE OM DE WERELD , IN DE JAAREN I772- 1775 , GEDAAN DOOR, DEN HEER D. JOHAN REYNHOLD FORSTER. Vervolg van bladz, 113. Den 5den Mei 1773 zeilden onze reizigers uit Duskybay in Nieuw-Zeeland naar de Charlotte-Sond, bekend urt de eerste reize van Kapitein Cook ; alwaar zy den 18den aankwamen, en buiten verwagting het schip the Adventure wedervonden , waarvan zy den 8sten January by buitengewoonen nevel waren afgedwaald. Zy vertoefden hier niet langer, dan noodig was om beide schepen wederom zeilvaardig te maaken. Het meeste, dat de Heer Forster, staande zyn kort verblyf, in de bewooneren van dit merkwaardig land heeft waargenomen, bevestigt het goede, dat van hun in het werk van Hawkesworth (III. Deel, IX. Hoofdst.) gezegd wordt. Dat meerder beschaafdheid en kennis van onze kunsten en min natuurlyke behoeften den gelukkigen lievelingen der natuur, in O-Taiti en de overige eilanden der maatschappy, nadeelig zou zyn, is zeer waarschynlyk. Daarentegen zouden de Nieuw-Zeelanders hierby veel gewinnen, dewyl de natuur hen zo karig bedeeld heeft, dat zy, zonder de hulp van onze kunsten en inrigtingen, nimmer hunne behoeftigheid kunnen te boven komen. Want deeze al te behoeftige toeftand schynt de éénige, doch, zonder vreemde hulp, onoverwinnelyke oorzaak te zyn, waarom dit volk , waarin zo veele heerlyke vermogens en bekwaamheden schynen te sluimeren, derzelver ontwikkeling niet zal bereiken , zo lang het aan zig zelf overgelaaten blyft. Men moet zig inderdaad bedroeven, wanneer men een volk, dat, by gunstiger omstandigheden , en met de vereischte hulpmiddelen, in weinige eeuwen, VI. Afd. XV. DEEL. O zig  210 VERSLAG EENER REIZE OM DE WERELD. zig misschien tot iets beters dan Sparten en Romeinen zou kunnen vormen , wegens de moeielykheid van het leeven te onderhouden , genoodzaakt ziet , om , door binnenlandsche oorlogen , ontvolking van hun land, en verdeeling der inwooneren in zeer kleine, steeds met elkanderen oneenige, maatschappyen , de mogelykbeid van een' gelukkigen staat by den wortel af te snyden. 't Geen de bevinding overlang als eene groote waarheid bevestigd heeft, naamelyk, dat nood en behoeftigheid zelfs de edelste natuur ten laatsten onderdrukt , moedeloos, wantrouwig en tot de laagste daaden geneigd maakt, blykt misschien nergens klaarder dan onder de Indiaanen van Nieuw-Zeeland. Uit den aart onversaagd , grootmoedig en vol vertrouwen, maakt het gevoel hunner zwakte hen lafhartig, wantrouwig en schuw. Zy schynen de waardy. van het vreedzaame huislyke geluk zo sterk te gevoelen, als eenig volk in de wereld ; en zy leeven altoos ongerust, in een' Hobbesiaanschen staat van oorlog. Hun hart is getrouw, dankbaar, gevoelig voor eer en schande, met één woord, edel en menschelyk; en zy zyn menscheneeters. Alhoewel hun zedelyk gevoel niet tot onderscheidene begrippen en samenhangende grondregels ontwikkeld kan worden, meent men nogtans, zelfs agter den sluier der onvolmaakte berigten, die onze Europische reizigersons van hun kunnen mededeelen, de bewustheid eeneredeler natuur te ontdekken, welke treurt, naardien zy zig door nood vernedert ziet om te doen en te lyden, 't geen den mensch onwaardig is. Het oneindige nut, welk de Europische bylen, mesfen, groote spykers en diergelyke yzeren werktuigen hun kunnen verschaffen , stelt hunne opgewekte begeerte wel bloot aan de verleiding van onze zeevaarders; zy geeven om deeze winst (*) hunne zusters en dogters ten prys; doch men be- ? (*) Men vergeete egter niet, dat eenige groote spykers voor eene NKuw-Zeelandsche vrouw ten minsten eene even groote verzoeking zyn  VERSLAG EENER REIZE OM DE WERELD. 211 bespeurt, dat zy zulks ongaarne doen ; en niets kan hen bevroegen om hunne getrouwde vrouwen te laaten onteeren. Ook zegt de Heer Forster, (schoon hy anders geenzins geneigd schynt om te gunstig over de Nieuw-Zeelanders     te oordeelen,) dat veele ongetrouwde vrouwen niet dan met den uitersten tegenzin, en door haare bloedvrienden gedwongen, zig aan de begeerten van zulke menschen overgaven , die zonder aandoening haare traanen zien, en haare jammerklagten hooren konden.     De sentimenteele aanmerking, welke de Heer Forster by deeze gelegenheid maakt over het zedelyke nadeel, waarmede de Nieuw-Zeelanders     de weinige voordeelen hun door 't bezoek der Engelsche zeevaarders verschaft, moesten betaalen, is zeer gegrond. Zo wy ons niet grootelyks bedriegen, kan het onregt, hun daardoor toegebragt, niet vergoed worden, ten zy men zig met ernst bevlytige om hen nu verder te beschaaven, en, daar zy toch reeds iets van onze gevaarelyke gaaven geproefd hebben, hun liever alles geeve, de gantsche doos van Pandora voor hen opene, met al het goed en kwaad, dat 'er in is. In hunne tegenwoordige omstandigheden hebben zy niets daar by te verliezen, maar zeer veel te gewinnen. Doch wat bekreunt de Europeër zig over den toestand van een arm en onbeschaafd volk, aan 't einde der wereld, waarvan niets te haalen is, dan ten hoogsten masthoomen, en wat zeldzaamheden voor kunst- en natuurkabinetten, van welke' goederen men voor eene handvol spykers veel by hen kan koopen ?   Wy spoeden ons met onze zeevaarders naar het beroemde O-Tahiti (*), dat sedert het eerste berigt, door den Heer de Bougainville daarvan gegeeven, eene soort van zyn , als een stroom van juweelen voor eene schoone winkelierster te Parys of Londen.     (*) N teoïKÏÏ sèfpcïd «^uitgTpretan «pet vorder. Ö i van  212 VERSLAG EENER REIZE OM DE WERELD. van Luilekkerland of Païs de Cocagne voor onze Europeërs geworden is; naar dat gelukkige eiland, alwaar wy met regt verwonderd zyn, onze aangenaame droomen van Arkadische onschuld, eenvoudigheid, rust en ongestoorde welvaart van een volk, dat in eeuwige, zorgelooze, liefelyke kindschheid aan de borsten der natuur hangt, vervuld te zien; naar het eiland, waarin zelfs de min digterlyke onderzoeker van den mensch, hoe onvoldoende alle berigten wegens deszelfs inwooners tot hiertoe mogen zyn, egter genoeg vindt, om naar eene naauwkeurige , volledige en allezins waare kennis te verlangen. 't Geen onze Schryver hiervan, na een verblyf van niet meer dan veertien dagen, meldt en melden kan, is slegts een aanhangsel van het uitvoeriger berigt, welk wy den Heer de Bougainville en den beschryver der eerste reize van Kapitein Cook verschuldigd zyn. De Heer Forster wilde niets herhaalen, 't geen men elders reeds geleezen heeft. Niettemin is dit byvoegsel zeer leezenswaardig , wegens veele kleine anekdoten en byzondere trekken, die ons deeze vergenoegde weezens, waarin men de natuur verjongd , en de kindschheid des menschdoms hersteld ziet, nader onder 't oog brengen , en den wysgeer ongelyk aangenaamer zyn dan afgetrokkene besluiten, gezogte onderstellingen , en tafereelen , of liever bespiegelingen , door de verbeelding ontworpen, die wy veelal voor egte geschiedverhaalen en afbeeldingen naar 't leeven moeten aanneemen. " Geen digter, (dus zingt de Heer Forster, zynen toon verheffende,) heeft waarschynlyk ooit een' schooner morgenstond beschreeven, dan waarin wy het eiland O-Tahiti, op een' afstand van twee mylen, voor ons zagen. De oostewind , met welken wy tot dus verre gezeild hadden, was gaan liggen. Een zagte landwind voerde ons zeer frissche en heerlyke geuren te gemoet, en kamde de oppervlakte der zee. Bergen, gekroond met bosschaadje, staken hunne grootsche kruinen met verschillenden luister op, en glommen in de vroegste ogtendstraalen der zonne,  VERSLAG EENER REIZE OM DE WERELD. 213 zonne. Beneden dezelven vertoonden zig ryen van laagere heuvelen, die, zagtelyk afhellende, geiyk de bergen , met geboomte bedekt, en met verscheiden groen en herfstbruin geschakeerd waren. Voor deezen lag de vlakte , beschaduwd door broodvrugt-boomen en ontelbaare palmen, wier koninglyke kruinen verre boven het andere geboomte uitstaken. Alles verscheen nog in diepen slaap. De dageraad was nog naauwlyks ontlooken ; en stille schaduwen zweefden nog over het landschap. Allengs ontdekten wy egter onder de boomen eene menigte huizen, en kanoos, die men op het zandige strand getrokken had. Eene halve myl van den oever liep eene ry laage klippen, evenwydig met het land; op welke de zee met schuimende branding gebroken werd; doch agter dezelven was het water spiegelglad, en beloofde ons eene zeer veilige plaats om te ankeren. Eindelyk kwam de zon de vlakte verlichten. De inwooners ontwaakten; en het uitzigt begon te leeven." Het schip werd zo dra niet gezien, of alles liep naar 't strand, en eenige kanoos staken van land , om de vreemdelingen door 't aanbieden van een' groenen pisangtak, en door 't geduurig toeroepen van 't woord Tayo (vriend,) te begroeten, en zig van hunne vriendschap te verzekeren. De groene pisangtak werd volgens hunne begeerte aan het touwwerk van den grooten mast vastgehegt, alwaar hy van elk' gezien kon worden , en het vertrouwen der eilanderen op de vreemdelingen ten sterksten beveiligde. Die zig eerst naar 't schip begeeven hadden, keerden weder naar 't land; en kort daarna was de gantsche oever met menschen bedekt. Eerlang bevond het schip zig in 't midden van eenige honderd kanoos, voerende ieder twee , drie of vier man , allen ongewapend, ten bewyze van een vertrouwen, dat met geene de minste argwaan gepaard ging. Het aangenaame Tayo klonk allerwegen, en werd door de reizigers zo goed beantwoord als in hun vermogen was. De Heer Forster begon terstond door de vensters der O 3 kajuit  214 VERSLAG EENER REIZE OM DE WERELD. kajuit met zyne nieuwe vrienden handel te dryven. Binnen een half uur had hy reeds eenige vogels, en eene menigte visschen, wier kleuren, zo lang zy leefden, ongemeen schoon waren; weshalven hy niet verzuimde deezen morgen reeds tekeningen daarvan te vervaardigen, en dezelven met heldere kleuren af te zetten, eer ze stierven, Deeze bezigheid deed hem egter niet gantschelyk het oog afwenden van de menschen, die hem omringden. Het leed niet lang, zegt hy, of 'er kwamen van deeze goede lieden verscheidenen aan boord. Buitengewoone zagtheid van aart, de voornaamste trek van 's volks karakter, straalde terstond door in alle hunne gebaarden en bedryven. De uiterlyke tekens, waardoor, zy hunne genegenheid jegens ons poogden uit te drukken, waren ongelyk. Sommigen greepen onze handen; anderen leunden op onze schouders; eenigen omhelsden ons. Met verwondering zagen zy de blankheid onzer huid, en schooven ons somwylen de kleederen van de borst, naar 't scheen, om te onderzoeken, of wy even zo geschapen waren als zy" (*) Men herinnere zig uit de berigten van den Heer de Bougainville en Doctor Hawkesworth, dat deeze zo ongemeen zagte menschen tevens ten uitersten gevoelig zyn; dat het hun geenzins aan moed ontbreekt om beleedigingen te wreeken; dat zy hunne wapens zeer wél weeten te gebruiken , en dat zy met eenige volken van nabuurige eilanden in geduurige vyandscbap leeven. Hunne zagtheid en goedheid is derhalven geene koudvogtige zwakheid. Naauwlyks was de Heer Forster in O-Tahiti aangekomen, of hy ondervond reeds de uitwerksels van de gulle en vriendelyke gemoedsgesteltenis der ingezetenen. Bespeurende, (zegt hy,) dat wy genegenheid hadden om hunne taal te leeren, dewyl wy naar de benaamingen der gewoone voorwerpen vraagden, of dezelven volgens de aan (*) Het zelfde gebeurde den Heer de Bougainville, die, eenige maanden na Kapitein Wallis, O-Tahiti ontdekte.  VERSLAG DER REIZE OM DE WERELD. 215 aantekening van voorige reizigers noemden, gaven zy zig veel moeite om ons te onderwyzen, en waren verheugd, wanneer wy de regte uitspraak van een woord konden treffen." Onze schryver meldt hier veel , dat egter reeds uit de schriften zyner voorgangeren bekend was, tot lof deezer taal. Zy bestaat uit zuivere lettergreepen , en heeft nog minder, medeklinkers dan de Grieksche. Tot het zingen is zy zelfs bekwaamer dan de Italiaansche; of liever, zy is op zig zelve reeds gezang. Bougainville, in wiens uitdrukkingen, aangaande dit toveragtig eiland en deszelfs bewooners, men buitenspoorigheid eener versierende verbeelding meende te vinden, heeft niet te veel gezegd, daar hy het oord als een paradys, en het volk als gelukkige weezens beschryft. De Heer Forster gevoelde het zelfde; en de tafereelen, die hy daarvan schildert, zyn zeer bekwaam om ons ook iets van zyn genot mede te deelen. Alhoewel het meeste loof en gras, wegens bet laate saizoen, reeds eene bruine herfstkleur vertoonde, bespeurden wy egter welhaast, dat deeze oorden , van naby gezien., niets van hunne schoonheid verlooren hadden. Wy bevonden ons in een bosch van broodvrugt boomen , die egter in dit jaargetyde geene vrugten meer droegen: en, daar het hout eindigde, zagen wy een smal voetpad, van gras ontbloot, voor ons, door middel van welk wy eerlang verscheidene wooningen bereikten, die onder veelerlei geboomte, half verborgen lagen. Hooge cocospalmen staken verre boven de andere boomen uit, en neigden hunne hangende kruinen aan alle kanten. naar elkanderen. De pisang pronkte met zyne schoone breede bladen , en ten deele ook nog met eene druivenvormige vrugt. Eene lommerryke soort van boomen, met donkergroen loof, droeg goudgeele appelen, die in geurigen smaak en sap naar de ananas geleeken. De tusschenruimte was ten deele bezet met Chineesche moerbeziën-boomen (*), wier bast door de (*) Morus Papyrifora O 4  216 VERSLAG EENER REIZE OM DE WERELD. de inwooners tot het vervaardigen der inlandsche stoffen gebruikt wordt , ten deele met verscheidene soorten van arum , yams, suikerriet en andere nuttige gewassen. De wooningen der Indiaanen stonden over de vlakte verspreid , egter vry digt by elkanderen , in de schaduw der broodvrugt-boomen , en waren omringd met veelerlei welriekende struiken. De eenvoudige aanleg en de reinheid, in deeze hutten heerschende, stemde zeer wél overeen met de onopgetooide schoonheid der omliggende bosschaadje. Zy bestonden meestal slegts in een dak, dat op ettelyke posten rustte, en waren doorgaans aan alle zyden open en zonder wanden ; (waaruit blykt, dat de inwooners noch tegen de ongunst van het weder en klimaat, noch tegen elkanderen, de minste beschutting noodig hebben.) Voor iedere hut zag men eene kleine groep lieden, die zig in 't zagte gras nedergelegd hadden, of met de beenen kruisselings over elkanderen zaten, en hunne gelukkige uuren al koutende sleeten, of zig door rust verkwikten. Sommigen reezen, terwyl wy hen naderden, op, en volgden de menigte , die met ons ging; doch veelen, inzonderheid bejaarden, bleeven pal zitten , en riepen ons slegts in 't voorbygaan een vriendelyk Tayo toe. Die ons verzelden, betoonden zig, toen zy bespeurden, dat wy kruiden verzamelden, zeer yverig in 't plukken en aanbrengen van de zelfde soorten, welke zy ons hadden zien afbreeken. Inderdaad was 'er in deeze plantaadjen eene menigte van allerlei wilde soorten, onder elkanderen vermengd in eene schoone wanorde, die oneindig verheven is boven den styven pronk van kunstig aangelegde tuinen. Voornaamelyk zagen wy verscheidene soorten van gras, welke, onaangezien ze tederder en fyner waren dan onze noordelyke, egter, dewyl ze in de schaduw groeiden, een zeer frisch aanzien hadden, en een bed van zagt groen uitmaakten, dienende tevens om den grond vogtig te houden , en voedsel te, verschaffen aan 't geboomte, dat zig ook in een' voortreffelyken staat bevond. Veelerlei klein gevogelte woonde  VERSLAG EENER REIZE OM DE WERELD. 217 woonde op de takken der boomen, en zong zeer liefelyk; schoon men zig in Europa verbeeldt, dat het den vogelen in de heete landen aan harmonische stemmen ontbreekt. In de toppen der hoogste cocosboomen hield zig doorgaans eene fraaie soort van kleine saffierblaauwe pappegaaien op; en eene groene soort met roode vlekken zag men menigvuldig onder de pisangboomen. Een donkergroene ysvogel, hebbende een' witten hals, met een' groenen kring getekend, een groote koekoek, en verscheidene soorten van duiven huppelden vrolyk op de takken, terwyl een blaauwe reiger, met een' staatelyken tred op het zeestrand wandelende , om schelpdieren, slakken en op wormen aasde. Eene schoone beek, over een bed van keisteenen rollende, daalde met een' kronkeligen loop neder in de smalle vallei, en vulde, by de uitloozing in de zee, onze vaten met zilverklaar water". Wy vreezen niet, dat wy met dit over te neemen den leezer verveeld zullen hebben. Zulke byzondere tafereelen geeven ons een leevendiger denkbeeld dan algemeene beschryvingen; en wie wordt niet bekoord, wanneer hy ziet, met welke liefde de natuur aan de wieg haarer troetelkinderen gewerkt heeft? Doch des te verdrietiger is 't, een weinig verder te leezen, hoe de Heer Cook, vermoedelyk in eene kwaade luim, van zig heeft kunnen verkrygen, wegens zogenaamde dievery, waaraan een der twee zoonen van O-Pue , die onze reizigers alom verzelde, door kinderagtige begeerte verleid, zig bad schuldig gemaakt, en dus wegens eene beleediging, die in O-Tahiti als geene beleedigjng behoorde aangemerkt te worden, de rust deezer gelukkige wooningen door snaphaankogels en eenen vierponder te stooren , en het zorgeloos vertrouwen van dit kindsche volk in bangen schrik te veranderen. Maar , zegt men, men had dien kerel reeds veel om niet gegeeven ; en evenwel heeft hy nog de onbeschaamdheid van op zulk eene haatelyke wyze de wetten der gastvryheid te overtreeden, en een mes en een' tinnen lepel te steelen. Was O 5 't  218 VERSLAG DER REIZE OM DE WERELD, 't in zodanig een geval te wraaken, dat de Kapitein, gramstoorig wegens dit schandelyk gedrag, hem een' snaphaankogel over 't hoofd joeg, en, dewyl zelfs de derde schoot geen ander uitwerksel had, dan dat de Indiaanen, die, zonder van al dit spooken iets te begrypen. eenigen der hunnen door de vreemde Heeren met snaphaankogels vervolgd zagen, van 't strand met steenen naar hen begonden te werpen , eindelyk een' vierponder gebruikte om ontzag te verwekken, en hun, tot welverdiende straf, als mede tot afschrik van anderen , voor kosten , schaden en satisfactie , twee dubbele kanoos liet ontneemen ? Voortreffelyk regt der natuur en volken! Hoe kon men van den jongman vergen, dat by Puffendorf en Barbeyrac zou geleezen hebben ? Hoe kan men zig verbeelden, dat eenige andere beweegreden dan kinderagtigheid, of ten hoogsten genomen, onbezonnene moedwil, zonder kwaadaartigheid, hem het mes en den tinnen lepel heeft doen neemen ? Wat zou men nu zeggen , indien een Vrederegter in Engeland een twee of driejaarig kind, omdat het een' lepel of iets anders gestolen had, aan de kaak wilde laaten zetten? De Heeren bereikten ondertusschen hun groot oogmerk. Want de vierponder bragt onder de O-Tahiters zodanig een' schrik te wege, dat zy, zonder 'er iets tegen in te brengen, zig twee dubbele kanoos lieten ontneemen. Dit deed nu wel het vertrouwen der goede ingezetenen ophouden; en egter hadden de Europische Heeren hetzelve nog noodig, dewyl zy op de hoenders en zwynen der Indiaanen niet minder belust waren, dan deezen op hunne messen en lepels. Doch 't was gemakkelyk te herstellen. De eilanders waren , ,, zeer vriendelyk en goedhartige ,, menschen." Evenwel waren zy, zegt onze schryver, wegens het voorgevallene wat schuwer en agterhoudender dan voorheen. (Geen wonder , waarlyk!) Het duurde eenige dagen, eer men zig wederom van hun vertrouwen kon verzekeren. Zelfs zag de Heer Cook zig ten laatsten genoodzaakt om hun de genomene kanoos weder te geeven. Wy  VERSLAG DER REIZE OM DE WERELD. 219 Wy spoeden ons ter beschouwing van aangenaamer voorwerpen , die, zo 't scbynt, vry getrouw naar 't leeven geschilderd zyn. De Heeren Forster waren met eenig gezelschap 's morgens vroeg uitgegaan , om kruiden te verzamelen. By geval vonden zy in 't bosch gelegenheid om eenige vrouwen van den laagsten rang bezig te zien met stoffen, hoedanige men gewoonlyk in deeze eilanden draagt, uit den vezelagtigen bast van jonge moerbezien- boomen te bereiden. Vandaar kwamen zy in eene smalle vallei. Een man van eene behaagelyke gedaante, wiens wooning zy voorby gingen, lag hier in de schaduw, en noodigde hen om nevens hem te rusten. Zo dra hy hen hiertoe niet ongeneigd zag, strooide hy pisangbladen op eene bevloerde plek voor het huis, en plaatste aldaar een stoeltje, waarop hy den persoon, die hem scheen de voomaamste onder hen te zyn, verzogt te gaan zitten. Nadat de overigen zig in 't gras nedergezet hadden, spoedde hy zig om eene menigte gebakkene broodvrugt uit zyn huis te haaien, welke hy hun op pisangbladen aanbood. Daarna bragt hy een' mattenkorf.vol O-Tahitische appelen, eene vrugt, naar de, ananas smaakende. De Heeren be dienden zig hiervan, en vonden de vrugten zeer aangenaam. De inlandsche manier, op welke de broodvrugt door middel van heete steenen in den grond gebakken werd, behaagde hun ongelyk beter dan het kooken, waardoor zy gewoon waren dezelve te bereiden; dewyl dus al het sap 'er in blyft, en door de hitte nog meer verdikt wordt, daar in tegendeel by 't kooken veel waterin de vrugt trekt, waardoor een groot gedeelte van den smaak en van het sap verlooren gaat. Tot een nageregt bragt de vriendelyke gastheer hun vyf cocosnooten, wier koel en helder sap hy in eene zuivere schil van deeze vrugt goot, en aan zyne gasten één' voor één' toereikte. Onze reizigers waren met 's mans yver en gulhartigheid zeer ingenomen. Zy gaven hem de beste koraalen en spykers, die zy by zig hadden; waarna zy hunne bezig-  220 VERSLAG EENER REIZE OM DE WERELD. heid vervolgden. 't Geen zy verzamelden , was niet veel, gedeeltelyk wegens het verloopen saizoen , gedeeltelyk wegens den arbeid, welken de inwooners aan het bouwen van den grond hadden te koste gelegd. Een land, zo vrugtbaar van grond, en onder zulk eene gunstige lugtstreek gelegen, zou, indien men 'er de hand niet aan gehouden had, alom met honderderlei soorten van kruiden in 't wild begroeid zyn, waarvan nu slegts hier en daar een enkel spruitje te vinden was. Met het aanbreeken van den dag traden zy wederom aan land , en begaven zig oostwaards naar de oorden omtrent de haven Aitepicha, alwaar zy de vlakte langs hoe breeder, de plantaadjen aanzienlyker, en de wooningen talryker, netter en nieuwer vonden dan naby de ankerplaats. Zy wandelden omtrent twee mylen in de aangenaamste bosschen en plantaadjen van cocos-en broodvrugt- boomen. Overal zagen zy volk in 't werk; inzonderheid hoorden zy de stoffenwerkers yverig kloppen. Egter omringde hen eerlang eene groote menigte, die den gantschen dag zo onvermoeid met hun gingen, dat veelen hun middagmaal verzuimden. ,, Doch, (zegt de Heer Forster,) zy volgden ons niet zonder oogmerk. Hun gedrag was over 't geheel goedhartig, vriendelyk en gedienstig; maar zy namen ook iedere gelegenheid waar, om de eene of de andere kleinigheid te moffelen; dit verstonden zy meesterlyk. Wanneer wy hen met een vriendelyk of lachend gelaat aanzagen, begreepen veelen, dat het tyd was om van onze genegenheid gebruik te maaken, en op een' smeekenden toon een Tayo, poe! (vriend, een koraaltje!) te laaten hooren." Wy vinden in deezen kinderagtigen trek niets dan de onopgesmukte menschelyke natuur, welke zig dagelyks in onze tweeof driejaarige kinderen vertoont, en zelfs in vyf- en zesjaarigen nog zigtbaar zou zyn, indien wy niet genood, zaakt waren om hen, zo dra mogelyk, te doen beseffen, dat, de bedelaary met de goede zeden strydig is. Voor 't overige kunnen wy niet zien, waarom de O-Tahiters  VERSLAG EENER REIZE OM DE WERELD. 221 zodanig van al de wereld verschillen zouden , dat zy goedhartigheid, vriendelykheid en gedienstigheid betoonden, zonder voor zig zelven iets daarmede te bedoelen. Hierdoor wordt de waardy hunner goedhartigheid in onze oogen niet verminderd; vooral, dewyl de Heer Forster zelf 'er by voegt: " 't zy wy hunne bede inwilligden of niet, zulks bragt nooit verandering in hun gedrag te wege; maar zy bleeven even vrolyk en vriendelyk." Dit is inderdaad meer, dan men van de meesten onder de welleevendste en beschaafdste Europeërs kan zeggen. 't Vervolg by gelegenheid. BERICHT WEGENS ZEKER MUZIKAAL VERSCHYNSEL, Uit het Engelsch overgezet. Dit zeer ongemeen kind, 't welk thans de aandacht en oplettendheid tot zich trekt, niet alleen van lieden van den hoogsten rang, maar tevens van alle beminnaars van natuurlyke bekwaamheden, is de zoon van Michael en Isabella Crotch: hy werd geboren te Norwich op den 5den van July, 1775. Zyn vader, een vernuftig timmerman zynde, stelde een orgel tot zyne eigen uitspanning, te samen; en aan dit geval was toe te schryven dat de muzikaale talenten van zynen jongen zoon zo vroeg ontdekt werden; zy zouden waarschynlyk jaaren lang slaapende gebleeven zyn'; indien Juffrouw Lullman, die te Norwich met grooten roem in de muziek onderwyst, en zeer gemeenzaam bekend was met zyne ouders, niet op dit orgel had gespeeld en zulks met haar stem vergezeld had doen gaan tot vermaak van het kind. Op zekeren avond in het byzonder, omtrent het begin van Augustus, 1777 . zat hy op zyn moeders schoot, terwyl Juffrouw Lullman een aanmerkelvken tyd achtereen zong en speelde. Nadat zy vertrokken was, schrei de  222 BERICHT WEGEN ZEKER MUZIKAAL VERSCHYNSEL. de het kind en was zeer ongemaklyk; de moeder schreef dit toe aan het steeken eener spelde, of eenige inwendige pyn; zy ontkleedde hem, en trachtte de oorzaak te vinden; doch alles te vergeefscb: nochtans, toen zy hem naar bed wilde brengen, en voorby het orgel ging, strekte hy zyne handjes naar hetzelve uit; Juffrouw Crotch zette hem daarop voor de sleutels neder, en hy drukte ze op het oogenblik neder, schynende in groote verrukking; hy speelde eenige weinige minuuten, maar zich verbeeldende dat het slechts eene grilligheid van het kind was, gaf zy geen acht op de manier, op welke hy het speelwerk roerde, en hy werd straks te bedde gelegd, zich in alle opzichten zeer vergenoegd toonende. Den volgenden morgen, na het ontbyt, terwyl Juffrouw Crotch zich naar de markt had begeeven, plaatste zyn vader, tot voldoening zyner nieuwsgierigheid, het kind voor het orgel, en stond verbaasd hem een groot deel der wyzen van de liedjes: God hewaare de Koning! en: Laat eerzucht uw hart ontvonken, te hooren speelen. Het eerste had Mr. Crotch , ten aanhooren van het kind, verscheiden maaien herhaald; hoewel hy gebreklyk was in dé uitvoering. Het laatste had Juffrouw Lullman in zyne tegenwoordigheid uitgevoerd. By de te rugkomst der moeder, haar deeze vreemde gebeurtenis verhaald wordende, kon zy 'er naauwlyks geloof aan slaan, maar William liet haar niet lang in twyfel, en Juffrouw Crotch haare vrienden hiervan kundschap gegeeven hebbende, werd haar geraaden, hem naar zyne eigen verkiezing te laaten speelen, wanneer hy liet blyken trek daartoe te hebben. Hy was nu twee jaaren en drie weeken oud, en van deezen tyd af, vloeide alle persoonen, die eenigen smaak voor muziek hadden, en alle die in Norwich gewoon waren dezelve te onderwyzen, naar het huis zyner ouderen: hy speelde byna alle dagen, werd meerder wyzen magtig; en in 't midden van de uitvoering daarvan , voegde hy 'er kleine airtjes van zyne eigen vinding in harmonie 'er tusschen; want het is aanmerkelyk dat hy nimmer valsch  BERICHT WEGENS ZEKER MUZIKAAL VERSCHYNSEL. 223 valsch speelt, en zulks ook nooit in anderen wil dulden, zonder zyn ongenoegen te toonen. Hy verrichtte zyn konst voor gantsche gezelschappen, op onderscheiden plaatsen en verschillende tyden te Norwich, tot het begin van November, wanneer hy door zyne moeder naar Cambridge gebragt werd, waar hy op alle collegie- en kerk orgels speelde, tot verbaazing der Heeren van de Universiteit. Omtrent het midden van December des voorleden jaars kwam hy te Londen, maar gaf daar geene openbaare blyken van zyne bekwaamheid, voor dat hy zich had laaten hooren voor hunne Majesteiten, by welken hy was ingeleid door Lady Herfort, in het paleis van de Koningin, op den 7den February, wanneer hy op het orgel speelde in tegenwoordigheid van hunne Majesteiten en de Koninglyke familie, welke het gunstiglyk behaagden hunne goedkeuring deswegen te betuigen. Op den 13den van de zelfde maand hadden zy toegang by hunne Koningklyke Hoogheden den Hertog en de Hertoginne van Gloucester, die hy door zyn speelen ten hoogsten voldeed. Op den 26sten speelde hy op het orgel van de Koningklyke kapel te st. James, na den ochtenddienst, by welken hunne Majesteiten tegenwoordig waren. Van deezen tyd af heeft hy aangehouden in 't openbaar alle dagen te speelen, tusschen één en drie uuren, ten huize van Juffrouw Hart, de Fransche winkelierster, in Piccadilly, over Doverstraat. De Correspondent, die ons met het bovenstaande waarachtig bericht begunstigde, was een Van het talryk aanzienlyk gezelschap, dat hem zyn kunst hoorde verrichten , op Maandag den 28sten van de tegenwoordige maand, en hy heeft ons verzocht zyne korte aanmerkingen, die hy op de plaats zelve gemaakt heeft, daarby te voegen. William Crotch is nu drie jaaren en agt maanden oud; hy is een levendig, woelig kind, heefteen bevallig gelaat , dat men schoon kan noemen, fraaije blaauwe oogen en vlasachtig hair. Men heeft een groot orgel geplaatst, by-  254 BERICHT WEGENS ZEKER MUZIKAAL VERSCHYNSEL. byna in 't midden van de kamer, tegen den wand: het staat op eene soort van tooneel twee voeten boven den grond, en aan hetzelve is eene yzeren roede, in de gedaante van een half rond vastgemaakt, om hem op zyn Op dit tooneel staat een armstoel, en in denzelven een kleine gemeene mattenstoel, die door zyn moeder van achteren met een neusdoek aan den anderen word vastgemaakt, om voor te toornen , dat hy 'er niet uitvalle; want hy is dartel en vol aardige kuuren in de korte tusschen poozen van het speelen. Hy heeft een boek voor zich , alsof bet een muziekboek ware, en lieden op eenigen afstand in het vertrek, zien het voor zodanig aan; maar het is niets meer dan een magazyn of blaauwboekje met een tytelplaat; hierop houd hy zyne oogen en vermaakt zich met de figuuren in de prent, terwyl hy eenige wyzen, of iets van zyn eigen vinding uit zyn hoofd speelt. In 't kort , hy lacht praat en ziet het gezelschap rond, terwyl hy ter zelver tyd zyn handen op de klavieren bezighoud, en met zo veel onachtzaamheid daar by te werk gaat, dat men zou denken dat hy niet wist wat hy deed Hy scbynt de meeste geneigdheid te hebben voor pleg Psalm. Zo dra hy een' geregelde wyze of een gedeel te daarvan, geëindigd heeft, speelt hy eene kleine fantasie van zichzelven, houd op, en heeft de kuuren van een' dartelen jongen; eenigen van het gezelschap bieden hem dan een koekje, een' gemeenen appel of oranjeappel aan, om hem weêr tot speelen over te haalen, maar het is negen tegen een, indien by de wyze speelt, welke men begeert, ten zy men den hoogmoed van zyn klein hart gaande maakt, door hem te zeggen dat hy zulk eene wyze heeft vergeeten, of dat hy dezelve niet kan speelen, dit mist zelden het beoogde uitwerksel voorttebrengen, en hem dezelve met meer wakkerheid te doen uit Ruim een uur lang gespeeld hebbende, begeerde hy los-  BERICHT WEGENS ZEKER MUZIKAAL VERSCHYNSEL. 225 losgemaakt te worden, en vroeg hy om een stuk kryt, waarop hy zichzelven en het gezelschap vermaakte, met op de vloer de omtrekken te maaken van een zeer groot hoofd, met het welk zyn moeder zeide dat hy een ouden granadier wilde verbeelden, die hy 's morgens in st. James-perk gezien had. Hy schynt groote vermoogens tot navolging te hebben, en dewyl ieder gering voorval van zulk een kind behoort opgemerkt te worden, verdient het volgende voorbeeld van vaardige bevatting , ongemeen voor zyn' ouderdom, gemeld te worden, dewyl de schryver daardoor getroffen werd. Zekere Dame gaf hem een by uitstek grooten oranjeappel; na denzelven een oogenblik met verwondering beschouwd te hebben, zeide hy: " ô deeze is een dubbele oranjeappel." Men heeft verteld dat hy zeer grillig is: doch schoon het waar is, dat hy niet altoos met een' geregelde wyze met speelen wil aanhouden geduurende den gantschen tyd, voor gezelschap geschikt, moet men in aanmerking neemen dat zulks niet wel verwacht kan worden, dewyl hy niet oud genoeg is om voor reden vatbaar te zyn, en het gebruiken van dwang wreedheid zou weezen ! het is waarlyk eer te verwonderen dat men hem alle dagen kan doen speelen, zonder dat hy verdrietig word, en het gezelschap te leur stelt. De Aartsbisschop van Canterbury, en een groot getal persoonen van den hoogsten rang, die zyne opwachting aan hunne huizen zouden kunnen vorderen, hebben vriendelykheid genoeg gehad om hem in zyn eigen verblyf te komen hooren, en geen dag verloopt 'er zonder dat aldaar een gezelschap van dertig tot vyftig en somtyds meer menschhen te samen komt. De geschikte wyze op welke deeze verwonderlyke verlustiging behandeld word is zeer lofwaardig; geld word 'er niet gevraagd ; een dienstmaagd staat aan de buitenzyde van de kamerdeur, en ontfangt hetgeen men verkiest te geeven; een halve kroon is de minste gift; het vertrek is vry breed en lang. Lieden van rang en fortuin hebben hunne mildheid laaten blyVI. Afd. XV. DEEL. P ken  226 BERICHT WEGENS ZEKER MUSIKAAL VERSCHYNSEL. ken door geschenken van kostbaare teekenboeken en andere dingen van waarde, geschikt naar de geaartheid des kinds; en het beleefd gedrag van Juffrouw Hart jegens de bezoekers, wanneer zy zich naar het vertrek van Juffrouw Crotch begeeven, maakt de aankomst nog behaaglyker. Wy vergeeten aantemerken, dat wanneer iemand met de rechtehand eene wys speelt op het orgel van den jongen muziekant, die hy nooit gehoord heeft, hy 'er een bas by voegt met zyn linkehand; dat hy ieder noot noemt, die men aanslaat op een orgel, of eenig ander speeltuig, en dat hy terstond weet of iemand buiten den toon speelt. M. Dingsdag, 27 April, 1779. BESCHRYVING DER STAD MACAO, GELEGEN IN HET KEIZERRYK CHINA, EN STAANDE ONDER 'T GEBIED VAN 'T KONINGRYK PORTUGAL. Medegedeeld door den wel edelen Heere as. es. van braam HOUCKGEEST. Inleiding. Eenige jaaren en wel sedert 1766. had ik, ten dienste der Nederlandsche Oost-Indische Maatschappy, myn verblyf in de Provintie en Stad Quantong, in het Keizerryk China, alwaar tegenwoordig de eenige vrye handelplaats is voor de Europeaanen, dewyl sederd den jaare 1759 alle vaarten handel op eenige andere haven van 't Ryk, door den Keizer op aanzoek der Manderynen, volstrekt verboden is; voor welken tyd ook de steden Aimoey, Qaemoey en Limpho bezogt wierden, zynde in dat jaar ter laatstgemelde plaatse het jongst Engelsch schip geweest, doch 't welk van daar, zonder iets te mogen ver-  BESCHRYVING DER STAD MACAO. 227 verrichten, moest vertrekken, en naar Canton stevenen.Vyf Europesche Natiën hebben te deezer plaats haare Factoryen of comptoiren om haaren handel ter uitvoer te brengen, te weeten: Engelschen , Franschen, Deenen, Zweeden en Nederlanders, wegens welker Compagniën jaarlyks na het vertrek der schepen naar Europa, eenige Super Cargaa's en anderen negotie-bedienden overblyven , om naar tydsomstandigheden geduurende den stillen tyd (hoedanig men de tusschen maanden noemt, dat 'er geene vreemde schepen meer ter reede liggen , zynde gemeenlyk van Maart tot Jul) werkzaam te zyn. , , ' Doch alle die overblyvende Natiën zyn verpligt om met hunne geheele huishouding , voor eenige maanden hun verblyf (de stad Quantong) te verlaten, en zich te begeeven naar Macao, een stad omtrent twintig Duitsche mylen zuidwaards, niet verre van zee gelegen, behoorende onder 't gebied van Portugal. . Dus verscheide maalen mede myn verblyf gehad hebbende in een piaats welken oudtyds niet onberoemd is geweest, maar tot heden toe grootsche voetstappen van zyn eersten luister behouden heeft, schoon thans als in een' hoek der Aarde verschoven, en dvor den hoogmoed en luiheid der inwoonders tot een deerlyke armoede vervallen , en daardoor al meer en meer ten ondergang vellende; beving my de lust om den tegenwoordigen staat dier stad kortelyk te beschryven, ten einde myne landgenooten daar mede te bedeelen. In de voorige eeuw was dezelve een der bloeijendste steden der Indiën, en zoude zulks nog heden zyn , indien eene der handeldryvende en werkzaame Natiën (Engeland, Vrankryk, of Holland) daar van bezitter was, wyl deszelfs geplaatstheid de beste gelegenheid verschaft om den uitgebreidsten handel met het geheele Ryk van Cuina en de aangrenzende kusten, te dryven. Doch laat ons overgaan tot de beschryving. P 2 De  228 BESCHRYVING DER STAD MACAO. De stad Macao (*) is gelegen op 22 gr. 20 min. noorder breette, op de zuidelykste tong of uithoek van het eiland Congsjontoe, onder 't rechtsgebied van Hungsang, een der vyf in welken de Provintie van Quantong verdeeld is; zynde dit eiland ùet grootste der geenen welken den Archipel formeeren , waarmede den mond der rivier Taiho — (welke voorby de stad Quantong loopt, en wier armen zich wyd en zyd door het land verdeelen) ter wederzyden bezet is. Sommigen hebben, hoewel ten onregte, dit eiland, om deszelfs uitgestrektheid, voor den vasten wal genomen, en dus de stad Macao geplaatst op een schier-eiland , dewyl de tong of zuidhoek , waarop dezelve gesticht is, slegts met een smalle streek lands gehecùt is aan het ander gedeelte; zynde de gemeenschap met hetzelve, zo wel als de scheiding van het Portugeesch Chineesch rechtsgebied, ook te dier plaatse bepaald door een sterken breeden muur van afzondering, welks einden ter wederzyden van 't land in 't water uitloopen, en in welks midden een poort geplaatst is, gemeenlyk Porto de Cercle genaamd, wier opperste gedeelte een vertrek met een' uitzicht naar den zuidkant bevat. Deeze poort word aan den noordkant bewaard door een Chineschen wacht, onder 't gebied van een Officier of Manderyn, welke stiptelyk zorg draagt dat 'er geen Europeaan door dezelve gaat; een voorzorg om inzonderheid geen Priesters of Missionarissen op hun grondgebied te krygen : ook kan men zeggen dat deeze afsluiting voor den Chineezen een wezenlyke sleutel is om de stad Macao naar hunne begeerten te dwingen; want de toestand derzelve zodanig weezende, dat alle levensmiddelen door Chineezen van buiten derwaard gevoerd worden , bedienen zich de Manderynen by de minste oneenigheid, van de bedreiging van de Porte de Cercle te zullen sluiten, om honger in de stad te ver (*) In 't Chineesch word dezelve genoemd Oumoen , 't geen goede haven betekent.  BESCHRYVING DER STAD MACAO. 229 veroorzaaken; zynde 'er voorbeelden dat zulks ook uitgevoerd is; waar door dezelven hunne eischen zien volbrengen tot zelf in het onregtvaardige toe; wordende door de Chineesche regeering aan de Portugeesche zeer weinig toegeevenheid of gunst betoond. De ontdekking der Indiën door de Portugeeschen tot in China voortgezet weezende , hadden zy geduurende verscheidene jaaren hun verblyf te Quemoey en Limpho, alwaar zy hunnen handel dreeven; doch omtrent de helFt der zestienden eeuw om hun wangedrag van die plaatsen verdreven, en hunne Comptoiren vernietigd wordende, zakten zy langs de kust af, en landden op het eiland Sjonsjun, door hen st. Juan genaamd , alwaar zy eenigen tyd doorbragten. (*) Vervolgens de eilanden opnemende, om een bekwame handelplaats te ontdekken, vonden zy de gelegenheid der streek, waar op Macao thans gevestigd is, boven alle verkiesbaar. Zy vonden hier gelegenheid om de Chineschen een byzonderen dienst te doen, door het verslaan en verdryven eener party gedugte zeerovers, die zich omtrent den mond der rivier op de eilanden ophielden, en de vaart en handel der jonken zeer onveilig maakten. In vergelding van welke nuttige zaak, (die de Chineschen reeds lange te vergeefs hadden getracht te bewerken,) hun dan ook door den Keizer Kanghi, omtrent den jaare 1557 de vryheid vergund wierd, om op deezen afgescheiden landhoek een Comptoir te mogen oprechten; gelyk zy zich dienvolgens ook aldaar nederzetten om handel te dryven wordende vervolgens by een Traktaat van commercle met eenige voorrechten begunstigd, en in't bezit der plaats bevestigd, mids jaarlyks aan den Keizer voor grondpagt zoude betaald worden een contributie van vyf honderd thailen, (f) die dan ook tot heden toe door (*) Behalven deezen, kwamen ook de verdrevenen uit Japan derwaard vlugten, onder welken zig Fr. Xaverius en verscheidene andere Jezuiten bevonden. st) Te weeten Thailen zilver.  BESGHRYVING DER STAD MACAO, door de stad voldaan word. De Portugescùen hebben dezelve sederd altoos in bezit gehouden, zynde van tyd tot tyd tot een groote en welversterkte plaats aangegroeid, die teffens luister, rykdom en aanzien bezat, en door haare gelegenheid tot den handel, door al de Indiën beroemd was. Gelyk egter al het ondermaansche „ Steeds wisselvallig is, gelyk het ligt der maan," En moet, als vloed en eb, dan op, dan neder gaan Heeft ook deeze stad in het algemeene lot moeten deelen , daar thans van alle haare oude grootheid niet meer dan slegts een flaauwe schaduw zigtbaar is, terwyl haar vermogens en privilegiën door eene onkundige en domme regering laaghartig verwaarloosd wordende, en in tegendeel door de Chineezen jaarlyks al meer en meer gecorrumpeerd en ingetrokken, niets anders doen voorzien , dan dat, (by aldien Portugal niet in tyds zorg draagt, om dien geweldigen slag door eene hoogstnoodzaaklyke reformatie te verhoeden,) welhaast den Portugeschen standaard op de kasteelen, voor de Keizerlyke Chinasche vlag zal moeten plaats maaken. De gelegenheid deezer plaats is ondertusschen eene der voordeeligste en schoonste voor een bloeijenden koophandel: want, geplaatst als in een' kring van eilanden die het gevaar eener woedende zee afschutten • aan den mond eener rivier welker ontelbaare takken' zich in het oneindige verdeelende , een groot gedeelte van het uitgebreidste Keizerryk , ten oosten , westen en noorden , doorvloeijen; voorzien van een gemaklyke reede, alwaar een goed getal schepen en jonken voor alle stormen en winden gedekt, en tegen alle gevaaren beveiligd, konnen ten anker liggen, zynde rondsom door 't land beschermd ; terwyl tevens de nabyheid der zee alle nodig gemak aan de scheepvaart uitlevert : In zulk eene gesteldheid, zeg ik, in een stand daar de natuur al  Beschryving der stad macao. 231 al het nodige tot veiligheid zo gunstig heeft samenge voegd, ontbreekt 'er niets om het vervoeren der koopril*"t endete goederen, zo wel scrtm* k, als naar anderen zee-provintien gemaklyk te maaken fSSSSSS ïettige ■M"^****^ deezefplaats behaagd maakt, maa, men vtnd de ete «n,TndÏn sthoonheid «, — do g.oothetd J^J^SSfiiK « hoog, gebergten, e. ^«^^^ belag overleven i schaduwen en 't licht zyn •t penceel der natuur, xj geplaatst nauwkeurig waargenomen; hier ieenbeu door aitoos groene boomen ge erd^ginds hgt een^, f^SSS en welk een IeTd«^ feh ldery word men niet gewaar, wanneer het , vendige Ichiiaery w verspreiden over de aankomend goudgeel zich begint te ver p "t^ttsntt^mLen vegend toneel ,0 J, 5» "al een Lete ayde ons het vloeiiend £•» doen ontdekken, somtyds hevig »^^*"^^ P 4  232 BESCHRYVING DER STAD MACAO. kalmte bevredigd, geheel vlak en effen, alleen door speelende baartjes of een statige dyning bewogen word en dus een lieflyker aanzien aan den gretigen beschouwer uitlevert; het verfrisschend wester koeltje lokt dan den visscher naar buiten • men ziet honderd kleine zeiltjes zich naar de diepte spoeden, om van daar den garropa, pamphel, mordefin, sardyn en andere soorten van visch optespeuren en te verschalken, ten einde daar mede niet alleen de tafels der lekkerny en overvloed te voorzien, maar ook den rommelenden buik der hongerige armoede te spyzigen: welke eenvoudige vertoning somtyds door een grootscher voorwerp vervangen word, wanneer de vlottende zee-kasteelen na meer dan den halven aardbol   omgezworven te hebben, uit de afgelegene gewesten van het Noorden komende, hier het begin hunner behouden haven bereikende, met uitgebreide zeilen voorby stevenen, terwyl hunne donderende kanonnen, de ontrolde banier van Portugal begroeten, welker metaalen beschermers op hun beurt eene balderende verwelkoming ultboezemen. Dus werd het gezicht hier aan kanten alle door genoeglyke veranderingen verlustigd, die nog ongelyk verrukkelyker konden gemaakt worden, byaldien de inwoonders door een weinig geest en genie bezield waren en door dezelven de konst wierd te werk gesteld, om de ging en regeringe te onderhouden , word zulks niette min in allen deele veronachtzaamd, en het schynt dat Por tugal deeze plaats in geene nadere betrekking beschouwd dan iuzonderheid om te dienen tot een bekwaam en nood zaaklyk middel om de zendelingen ter voortplanting van het  BESCHRYVING DER STAD MACAO. 233 het Christendom, in het Keizerryk van China, en de naastgelegene landen, welke door de Europeschen niet regtstreeks bevaren worden, te konnen doen indringen waar toe zonder deeze plaats bezwaarlyk kans zoude weezen , daar het door middel der schepen die te Quantong handelen, volstrekt onmogelyk is, dewyl de Europeschen aldaar ten allernaauwste bewaakt worden, en de politie der Chineeschen veel te streng is, en te zeer door de onderdaanen geducht, dan dat iemand derzelven zich zoude vermeten om eenig vreemdeling, hoe genaamd, huisvesting te verleenen , of te verbergen, en wel inzonderheid een Missionaris: tegen welke zelfs te Macao met alle naauwkeurigheid door de Mandaryns gewaakt word, waarom derzelver onderneeming, die altoos ter sluik moet geschieden, gemeenlyk met gevaar en niet weinig moeite verzeld gaat. De Kroon van Portugal heeft deeze stad met zeer grote privilegiën beschonken, ter aanmoediging harer onderdanen om aldaar te gaan woonen : doch heeft geene voordeelen of inkomsten van dezelve, dragende in tegen overstelling ook geene lasten hoe genaamd; de plaats moet zich van zyne inkomsten zelf onderhouden, wordende alle bczoldingen der politique militaire en geestelyke bedieningen , uit de algemeene schatkist voldaan, welke daar toe ruim in staat is , zynde tegenwoordig zo ryk, dat de intressen van 't kapitaal genoegzaam zyn om alles te onderhouden, terwyl jaarlyks de inkomende regten, die al vry veel importeren, konnen opgelegd worden : doch deeze zelfbestiering een zeker soort van onafhanglykheid in zich besluitende, is tevens de voornaamste medeoorzaak van het blykbaar verval der aanzienlyke magt en privilegiën der plaats, welke thans, noch defensie, noch regering, dan slegts eene zogenaamde, heeft. De stad, welke meest zuidwest- en noordoost gestrekt ligt , is gestigt op een verheven en bergagtigen grond, niet ongelyk aan de gedaante van een ouderwets zadel, want de zuid- en noordkanten zyn zo hoog, P 5 dat  234 BESCHRYVING DER STAD MACAO. dat de gebouwen van daar een vry gezigt hebben over 't midden gedeelte, dat op een rug ligt; ten noord-westen is de binnen reede, daar de schepen en andere vaartuigen altoos veilig ten anker liggen , lossen en laaden, en ten zuid-oosten is de zogenaamde Praya Grande of groote reede, dan welke geheel onbruikbaar is voor alle grootere dan visschers vaartuigen, zo dat aldaar nooit schepen konnen ankeren , eensdeels wegens de ondiepte en vuilen grond, en anderdeels wyl dezelven daar bloot zouden liggen voor alle oostelyke winden , die een hooge zee maken , alzo aan die zyde slegts weinige en kleine eilanden liggen, welker verafgelegenheid boven dien geene beschutting tegen de zwaare rolling konnen uitleveren. Dit gebrek der buiten reede , word egter weder dubbel vergoed door een naastgelegen baai, ten zuiden en in het gezigt der stad, genaamd de baai van Taypa, rondsom omringd door eilanden, en dus besloten tegen alle zeenoden ; dezelve is zeer groot, konnende in haaren uitgebreiden kom, gemaklyk een geheele vloot der grootste schepen geankerd liggen , byna zo veilig als op de binnen reede : alle de binnenkomende drie mastschepen moeten door deeze baai lopen, wyl zy, wegens de vlakte der Praya Grande, dezelve niet konnen passeeren. De verhevenheid der stad en droogte van den grond, als zynde geheel rotsagtig en zandig, en mede de gematigde lugtstreek, onder welke dezelve ligt, strekken niet weinig ter begunstiging eener duurzaame en streelende gezondheid, waar mede derzelver inwoonders gezegend zyn ; des zomers kan het zeer heet zyn, doch gemeenlyk word dat vervelend gebrek gematigd door een verkoelende zuidwesten wind; de maanden December, January en February leveren de zwaarste koude uit, welke, schoon niet met die van Europa te vergelyken , echter menigmaal voor de bewoners van dit land onverdraaglyk kan  BESCHRYVING DER STAD MACAO. 235 kan weezen, hebbende ik in den jaare 1759. te Canton ys gezien van een agtste duims dikte. Onweer van donder en blixem heb ik hier alleryslykste bygewoond, onder anderen een in den jaare 1769 in de maand May, t welk op de hevigste wyze agt-entwintig uuren achter den anderen duurden, zonder tusschenpozing: gemeenlyk gaan die zwaare onweders verzeld van stortregens en stormvlagen. Aardbevingen gevoelde men hier in vorige tyden zeer zeldzaam, doch dezelven zyn hier sederd het jaar 1768 zeer gemeen , zodanig zelfs dat men 'er tot den jaare 1770. niet minder dan tusschen de zestig en zeventig heeft waargenomen , onder welken zig tien à twaalf zwaare inzonderheid hebben doen onderscheiden, waar van men ook eenigen duidelyk en sterk op de eigenste tydstippen te Quantong gevoelde. Een deezer was onder anderen zeer zwaar, en viel voor den 14 Augustus 1769, des namiddags even na half twee uuren, wordende alle de Factoryen en gebouwen hevig geschud en bewogen doch zonder eenig onderaardsch gerommel, 't geen men in tegendeel te Macao altoos zeer lang kan hooren; de allerverschriklyksts Aardschok echter, welke ik immer onder veelen ben gewaar geworden , en die ter zelver tyd ook te Quantong wierd gevoeld, was op den 28 Juny 1770, 's morgens 20 min. na vier uuren; dezelve wierd vooraf gegaan van een ontzaglyk onweder van donder en blixem, stormbuijen en stortregen het wierd kort voor 't gemelde tydstip eensklaps dood stil, als of de geheele natuur deszelfs aandacht vestigde op 't geen stond te gebeuren; daar op deed het Aardryk drie geweldige schokken, met een afgebroken kort doch zwaar geluid, even als losbarstingen door kruid veroorzaakt, waar na een vervaarlyke schudding met een onderaardsch gedruis volgde , dat wel een halve minuut duurde ; waarlyk ik dacht op dien stond, dat de stad, wier meeste gebouwen oud en bouwvallig zyn, half in een puinhoop zou gelegd zyn geworden , doch gelukkig was 'er geen de min-  236 BESCHRYVING DER STAD MACAO. minste schade geleden. In deeze twee laatere jaaren zyn de schuddingen ongelyk zagter en ook veel minder in getal geweest. De stad, in zich zelve is redelyk groot, wordende gerekend te bestaan in twaalf honderd huizen, behalven de publieke zo waereldlyke als geestelyke gebouwen, (welken ik ieder in 't byzonder nader zal beschryven:) zy is versterkt, en word verdeedigd door twee kasteelen , een fort, vier bolwerken, en drie à vier kleine batteryen langs den muur, welke de stad aan de noordzyde afsluit, lopende over twee bergen heen , welke muur eerst na den jaare 1607, tot meerder beveiliging tegen onverwachte invallen van dien kant, om de stad getrokken is. Het eerste en voornaamste kasteel is dat van del Monti, dus genoemd naar zyn standplaats, oudtyds ook st. Paul geheten , zynde deszelfs oorsprong verschuldigd aan de Jesuiten , die hun konvent aan den lageren kant des bergs hebbende liggen, voorgaven, deeze soort van fterkte tot een eenzaame en veilige retraite voor hun genoodschap te willen stichten, waar toe de Raad, over welke die Vaders eene volstrekte superioriteit bezaten , geredelyk deszelfs bewilliging en toestemming verleende; (want diestyds was 'er nog geen Gouverneur van 's Konings wege) toen vervolgens dit kasteel voltooid was, en ter verdediging in staat gebragt met geschut en ammunitie, wierd niemand toegelaten om binnen deszelfs poort te mogen komen , houdende de Jesuiten dezelve wel bewaakt, terwyl zy een geheime communicatie-deur en onderaardschen gang naar 't klooster hadden, dat aan den voet der deur grensden: toen naderhand de stad en derzelver sterkten, ter verdediging en bescherming, onder het bevel van een Gouverneur des Konings gesteld wierd, 't geen omtrent den jaare 1608 voorviel, waren deeze militaire geestelyken ongeneigd om hun gewapende cel aan deszelfs gebied af te staan, waarom deezen, ziende dat het vergeefs was om door geweld of verto gen,  BESCHRYVING der stad macao. 237 gen, iets ten dien opzigte by de Vaders te onderneemen of uittewerken, besloot zyn tyd af te wachten, en hun een vleijende gedienstigheid en vertrouwelyke vriendschap te betoonen; hier door susten hy langzamerhand die anderzints doorzichtige en waakzaame Argussen in slaap, en verblindden hen zodanig, dat het hem eindelyk gelukte , die doortrapte en looze vossen te verschalken, en door een welbelegde list hun het kasteel afhandig te maken, en in 's Konings naam in bezit te neemen, weinig acht slaande op de losbarsting der woede waar toe de bedrogene geestelyken vervielen, toen zy zich zo onverwacht uit hunne mymering zagen opwekken, en binnen de muuren van hun klooster beperken : de geheime communicatie-deur en gang wierden vervolgens met steenen opgevuld en digt gemetzeld : en t' sedert dien tyd is dit kasteel altyd als de residentie van den Gouverneur aangemerkt gebleven. Hetzelve is by uitnemendheid wel gesitueerd, op den top des bergs aan het noordeind der stad, en heeft vier reguliere punten , twee van welken naar het zuiden en twee naar 't noorden liggen, loopende de stads muur ter wederzyde den berg af ; tegenwoordig is dit kasteel gemonteerd met twee- en - dertig stukken metaal geschut van verscheide caliber, doch in verre na zo zwaar niet als in vorige tyden , wanneer men 'er eenige kartouwen had liggen, om voornamelyk de landzyden te bestryken , met welken men voorgeeft zelfs de Chineesche stad Tchinzang (anders Caza Branka) ten naasten by twee uuren gaans ten noorden gelegen, te hebben konnen beschieten, doch dit zwaar kanon is naar Goa getransporteerd. In het kasteel is de eigenlyke woning van den Gouverneur der stad , doch dezelve betrekt die zelden om het ongemak der klimming , wordende hem gemeenlyk een huis in de stad, naar zyne verkiezing, ingeruimd, 't welk dan door den Senaat bekostigd word : dus gewoonlyk de Kapitein deezer sterkte, alleen met de bezetting daar binnen gelogeerd is. Het  238 BESCHRYVING DER STAD MACAO. Het tweede kasteel is genaamd de Ghia, en mede gelegen op den top eens bergs buiten de stads muur, ten oosten van het zo even beschrevene del Monti doch ongelyk kleiner: het zelve is gestchit na den aanslag, welke de Nederlandsche Oost Indische Maatschappy in den jaare 1622, op deeze plaats ondernam , doch welke vruchteloos, en met veel verlies van krygsbehoeften en volk, afliep, van welk laatste, de overlevering te dezer plaatse getuigt, dat drie honderd krygsgevangen wierden gemaakt, welken alhier een wezenlyke slaverny ondergingen, en ook allen hunne dagen daarin hebben geëindigd; en zyn het ook eigentlyk deeze rampzaaligen zelven, wien men als de stichters van dit kasteel kan aanmerken; zy wierden tot het bouwen van 't zelve gecondemneerd, wyl men voor hen als verdoemde ketters geen zwaarder straf, behalven de dood kon uitdenken , en waarlyk, wanneer men den stand deezer sterkte in aanmerking neemt , welke niet dan met de grootste moeite te beklimmen is, zelf langs een steenen trap zoude men deezen arbeid mogen gelyk stellen met de drukkende lasten, waar mede de Egiptische dryvers de Israëliten bezwaarden, want de vreeslyke hoogte en steilten der plaats toonen genoegzaam aan , dat men niet dan doodschuldigen slaaven tot zulk een moeilyk werk had dienen te bezigen; de gedachtenis deezer ongelukkigen zal ondertusschen leven zo lange de met hun zweet bevogtigde steenen , op den kruin des bergs zullen rusten, wordende dit voortbrengsel hunner vermoeijing en smert, naar hun landaart, door sommigen nog ten huidigen dage het Hollands kasteel genoemd. Het zelve is gemonteerd met zestien metaalen stukken op zyne vier reguliere punten ; het doet signaal wanneer 'er schepen in 't gezicht zyn , door het ophyssen der vlag, en bedankt de saluten, waar mede de vreemde schepen in 't passeren de stad begroeten met een gelyk getal schoten, als door dezelve gedaan worden ook brand hier des nachts een vuur, tot een baak voor al-  BESCHRVVING DER STAD MACAO 239 alle vaartuigen: binnen 't kasteel staat in 't midden benevens de woning van den Kommandant, en 't verblyf der bezetting, een kapel of kerkje, gewyd aan de heilige Maagd, onder den tytel van Nostra Signora des Nives in dezelve word eenmaal ter week de mis gedaan, en s' jaarlyks celebreert men 'er een Novêne of negendagig feest , van den 27 July tot den 5 Augustus , ter eere van de Moedermaagd , en ter gedagtenis van de overwinning op de Hollanders bevochten, waarvan de laatstgemelde dag de verjaring is, wordende te deezer gelegenheid, die bekomene zege en daar door gelukkige verlossing der stad, door een buitensporige predikatie vereeuwigd. De derde voornaame sterkte is het fort st. Philippi en st. Jago, (ook wel de la Bara genoemd,) gelegen op den uitersten of zuidwesthoek der Landtong: het zelve is geheel op levendige rots gebouwd , en ligt uitstekend voordeelig ter verdediging van het inkomen der binnen reede, want dewyl het kanaal ter passagie over de baar, welke hier dwars over 't vaarwater ligt, zeer digt langs den hoek loopt, zyn de schepen volkomen blootgesteld aan 't vuur deezer sterkte , welke op deszelfs benedendste battery twaalf metaalen stukken voert, hebbende een redout boven zig leggen van zes stukken, en nog hoger een batterytje van vier stukken, alle metaal geschut van redelyk zwaar caliber. Binnen het Fort is een kapel ter eere der H. Moedermaagd gesticht, in • welke s' jaarlyks den feestdag van st. Philippi en st. Jago plegtig gevierd word; ook is 'er behalven dit gesticht, nog de woning voor den Kommandant, en de baracquen voor de militairen , die hier bescheiden zyn. Drie der bolwerken zyn geschikt ter beveiliging der stad langs de Praya Grande , en mede op grondslagen van rotssteen gevestigd; dit van Bomparte ligt aan den zuidhoek, voerende zes stukken; dat van st. Pedro in 't midden, met drie metaalen stukken; en dat van st. Franciscus aan den oosthoek der reede, gemonteerd met agt  240 BESCHRYVING DER STAD MACAO. agt stuks metaal kanon, waar van een zeer groot is 't geen ook afzonderlyk ligt beneden aan den voet des muurs; het vierde bolwerk was voorheen aan den noordwesthoek der stad, naar den kant van 't groene eiland, doch het zelve is thans niet meer in staat van verdediging Van de batteryen is die van st. Juan, de voornaamste, dienende ter verweering van de Porto del Campo of st. Lazaro , en belegd met drie metaalen stukken • de overige niet van naby beschouwd hebbende, zal ik onaangeroerd laten. (Het vervolg hier na.)  OBIDAH EN DE KLUIZENAAR ; een oostersche geschiedenis. Garrit aniles Ex ne fabellas. • HOR. Obidah, de zoon van Abenfina , verliet de karavansery vroeg in den morgenstond, en vervolgde zyn reis door de vlakten van Indostan. Hy was verfrischt en versterkt door de rust; hy was verlevendigd door hoop; hy was aangespoord door begeerte ; hy wandelde met een vlugge tred voort door de valleien, en zag de bergen by graaden in het verschiet voor hem uit opryzen. Onder het voortgaan, werden zyne ooren vermaakt door den morgenzang der paradysvogelen , bewaaid door de laatste flodderingen van het stillende windje, en besprengd met dauwdroppen door specerywouden; somtyds beschouwde hy de steigerende hoogte van den eik, de monarch der heuvelen ; en somtyds snoof hy de zachte geur van de sleutelbloem, de oudste dochter der lente: alle zyne zinnen genooten voldoening, en alle zorg was verbannen van zyn hart. Dus ging hy voort tot dat de zon den middag naderde , en de aangroeijende hitte zyne krachten afmatte; hy zag toen rondom zich naar een gemaklyker pad* Hy ontdekte aan zyn rechte hand een bosch dat met zyne schaduwen scheen te wuiven, als een teken van noodiging; hy begaf 'er zich in, en bevond de koelheid en het groen onwederstandelyk vermaaklyk. Hy vergat echter niet werwaards hy bezig was te reizen , maar zag een smallen weg met bloemen bezoomd , die de zelfde richting scheen te hebben met den gemeenen weg, en was verheugd dat hy door deeze gelukkige proef, middel gevonden had om vermaak met bezigheid te veree VI, Afd. xv. Deel. Q nigen.  242 OBIDAH EN DE KLUIZENAAR. nigen , en de belooning der naarstigheid te verkrygen, zonder derzelver moeijelykheden te gevoelen, Hy volharde derhalven geduurende eenigen tyd voort te wandelen ,. zonder de geringste verslapping van zyn' yver, uitgezonderd dat hy somtyds in verzoeking geraakte tot stil staan door het muzyk der vogelen , die de hitte in het lommer had doen verzamelen ; en somtyds zich bezig hield met plukken van bloemen , die de kanten aan beide zyden bedekten , of van de vruchten , die aan de takken hingen. Eindelyk begon het groene pad van deszelfs voorige strekking aftewyken, en zich te slingeren langs heuvelen en kreupelbosch , verkoeld door bronnen, en ruischende door watervallen. Hier rustte Obidah voor eene poos , en begon te overweegen of het langer veilig ware het bekende en gemeene spoor te laaten vaaren ; maar zich te binnen brengende dat de hitte thans in haare grootste hevigheid was , en dat het open land hobbelig en zandig was, besloot hy het nieuwe pad te vervolgen, 't welk hy onderstelde slechts eenige bogten te maaken, geschikt naar de verscheidenheden van den grond , en ten laatste in den gemeenen weg te eindigen. Zyne bekommering dus tot bedaaren gebragt hebbende, hervatte hy zyn tred , schoon hy vermoede geen grond te winnen. Deeze ongerustheid van gemoed , maakte hem geneigd om zich by ieder nieuw voorwerp optehouden, en bót te vieren aan iedere gewaarwording , die hem verzachting of afleiding veroorzaaken kon. Hy luisterde naar ieder echo , hy beklom ieder heuvel om een versch uitzicht, hy keerde zich zylings af naar iedere waterstorting , en vermaakte zich met den loop eener zachte rivier natespooren, die langs het geboomte stroomde en een groote streek bewaterde , met ontelbaare slingeringen. Met deeze tydkortingen verliepen ongemerkt de uuren , zyne afdwaalingen verwarden zyn geheugen , en hy wist niet naar wat punt hy zyne reizen moest voortzetten. Hy stond pynzen de  OBIDAH EN DE KLUIZENAAR. 243 de en in verbystering vreezende indien hy voortging verkeerd te zullen gaan , en nochtans bewust dat de tyd van draalen verloopen was. Terwyl hy dus door onzekerheid gepynigd werd , betrok de lucht met wolken , de dag verdween van voor zyne oogen , en een schielyk onweêr vergaderde zich van rondom boven zyn hoofd. Hy werd nu door zyn gevaar gewekt tot een rasse en smartelyke herdenking van zyne dwaasheid, hy zag nu hoe de gelukzaligheid verlooren raakt, wanneer de raadgeeving van het gemak word opgevolgd ; hy beklaagde zich over het onmanlyk ongeduld , dat hem aandreef om bedekking in het loof te zoeken , en verachte de kinderlyke nieuwsgierigheid , die hem van beuzelaary tot beuzelaary gebragt had. Geduurende deeze overweeging werd de lucht allengs zwarter , en een donderslag brak zyn overdenking af. Hy besloot nu te doen hetgeen nog in zyn magt stond , naamelyk den weg te rug te gaan , die hy betreden had, en een open optespooren , die hem op de vlakte zou kunnen brengen. Hy wierp zich op den grond neder, en beval zyn leven aan den Heer der natuur. Hy stond met vertrouwen en bedaardheid weder op , en ging voort met den fabel in zyn hand, want de dieren der woesteny waren in beweeging , en aan ieder zyde werd gehoord het gemengd gehuil van woede en vrees , en verwoesting en doods angst; alle de verschrikkingen van duisternis en eenzaamheid omringden hem ; de winden gierden in de bosschen , en geheele beeken stroomden van de bergen. Dus verlooren en ellendig, zworf hy in het wilde, zonder te weeten werwaart hy ging, of hy ieder oogenblik de veiligheid of het verderf naderde In het einde begon hem geen vrees maar zwakheid te overmeesteren; zyn adem ging kort, en zyne knieën beefden, en hy was op het punt van met overgeeving aan zyn noodlot zich neder te leggen, wanneer hy door de braamstruiken het schynsel van een toortslicht gewaar werd. Q 2 Hy  244 OBIDAH EN DE KLUIZENAAR. Hy wende zyn gang naar het licht , en vindende dat het uit de hut van een' kluizenaar voortkwam , riep hy zachtelyk aan de deur, en verkreeg eerlang toegang. De oude man zette hem zulke spyze voor als hy voor zichzelven vergaderd had , welke Obidah met graagte en dankbaarheid nuttigde. Wanneer het maal geëindigd was, zeide de kluizenaar , verhaal my toch door welk toeval gy herwaart gebragt zyt; ik ben nu sedert twintig jaaren een inwooner geweest van deeze woesteny, in welke ik te vooren nooit een mensch gezien heb." Obidah verhaalde hem toen de voorvallen zyner reize, zonder eenige achterhoudendheid of verglimping. ,, Zoon, sprak de kluizenaar daarop, laat de dwaalingen en dwaasheden, de gevaaren en ontkomingen van deezen dag, diep in uw hart zinken. Wees indachtig, myn zoon , dat het menschelyk leven de reis van een dag is. Wy staan op in den morgenstond der jeugd, vol wakkerheid en vol verwachting; wy gaan voort met moed en hoop, met vrolykheid en met vlyt; en trekken een tyd lang langs den rechten weg van godsdienstigheid naar de wooningen van rust. Na een korte poos verdooft onze yver, en wy poogen eenige maatiging van onzen pligt te vinden, en eenige gemaklyker middelen tot verkryging van het zelfde einde. Wy laaten onze kracht verslappen, en besluiten ons niet langer te laaten verschrikken door misdryven die op een' afstand van ons zyn, maar op onze eigen standvastigheid te vertrouwen, en tot datgeene te naderen 't welk wy beslooten hebben nimmer aanteraaken. Dus treeden wy binnen de priëelen van gemak, en rusten in de schaduwen van zekerheid. Hier verweekt het hart , en waakzaamheid zinkt neder; dan zyn wy geneigd om te onderzoeken of 'er geene andere voortgang kan gemaakt worden , en wy niet ten minsten onze oogen eens op de tuinen van vermaak slaan moogen. Wy naderen dan met schroom en twyfeling; wy gaan nu in dezelven, maar gaan 'er in  OBIDAH EN DE KLUIZENAAR. 245 in vreesachtig en beevende, en hoopen steeds door dezelven te zullen gaan zonder den weg der deugd kwyt te raaken, dien wy, voor een wyl in ons gezicht houden, en tot welken wy voorneemen te zullen wederkeeren. Maar verzoeking volgt op verzoeking, en de eene bewilliging bereid ons tot de andere; wy verliezen middelerwyl de gelukzaligheid der onschuld , en verzachten onze ongerustheid, door zinnelyke geneugten. By graaden laaten wy de geheugenis van ons eerste oogmerk verzinken, en verzaaken het eenige wezenlyk voorwerp van redelyke begeerte. Wy wikkelen ons zelven in bezigheden, storten ons in weelde, en rennen door de doolhoven van onstandvastigheid , tot dat de donkerheid des ouderdoms ons begint te omringen , en ziekte en beangstheid ons den weg stoppen. Wy zien dan op ons leven te rug met schrik, met droefheid en met berouw; en wenschen , doch wenschen dikwyls te vergeefs , dat wy nooit den weg der deugd verlaaten hadden Gelukkig zyn zy, myn zoon, die uit uw voorbeeld zullen leeren niet te wanhoopen , maar bedenken zullen, dat, schoon de dag verloopen is, en hun vermoogen hen begeeven heeft, nog eene pooging te doen voor hen overblyft; dat hervorming nooit hoopeloos is , en ernstige poogingen geen onderstand onthouden word, dat de zwerver na al zyn dwaalen eindelyk te rug mag keeren, en dat hy, die om sterkte en moed van omhoog smeekt, gevaar en moeijelykheid voor hem zal zien wyken. Gaa nu, myn zoon, tot uw rust, beveel u aan de zorg des Almagtigen, en wanneer u de morgenstond tot arbeid roept, begin dan op nieuw uw reis en uw leeven.'' Q 3 So-  SOKRATISCHE SAMENSPRAAK, TUSSCHEN MIKROPHILUS , SOKRATES EN EVAGORAS , OVER DE GENEIGDHEID TOT BEUZELARYEN. Mikroph. Verdedig my tog, Sokrates: ik bid het u Sokr. Tegen wien, jonge vreemdeling? Is 'er iemand te Atheenen, die nalatig blyft in den heiligen pligt van herbergzaamheid jegens u te oeffenen? Mikroph. Neen : maar Evagoras bespot my, zonder eenige maat te houden: gy alleen kunt hem doen zwygen. Sokr. In alle onze openbare spelen hebben wy regters of scheidsmannen. Wilt gy 'er een in my vinden ? Ik stel vast dat uw twist enkel spel is : zeg 'er my het onderwerp van, en laat ik mogen weten waar over Evagoras u bespot. Mikroph. Laat hy het zelf zeggen, dewyl hy aanvaller is: gy zult zien dat het op niets uitkomt. Evag. Ik zal u in staat stellen om 'er over te oordeelen, Sokrates. Onderdaags ontmoette hy my, en al zyne opmerking viel op een haak, dien ik aan mynen rok iaad, en welken hy te voren niet gezien had: daarenboven zag hy dat myn rok van die soort was, welke men tweekleurig noemde, en van het maaksel van Plutogenes den Milesier ; hy wist net hoe veel die kostte, en liet zich daarover zeer breed uit. Mokroph. Wel nu! wat is natuurlyker, wat is gemeener onder jonge luiden ? Evag. Spreek met wat meer bepalinge, en zeg onder jonge juffers. Men vertoont ons de dogters van Koning Lycomedes in dat licht; maar nimmer pastte het Achilles zulk een rol te spelen. Mikroph. Het is egter geene onverschillige zaak in eenen goeden smaak gekleed te zyn, te weeten wat tot een net gewaad behoort, en wie de beste kleermakers zyn Evag.  SOKRATISCHE SAMENSPRAAK. 247 Evag. Wy behooren naar den tyd van het jaar, naar onzen rang en onze jaren gekleed te gaan; maar iedere nieuwe mode op te sporen, steeds te peinzen op de wyze om ons bevalligst op re schikken, en daar van ons werk te maken, verdient inderdaad geenen anderen naam dan dien van beuzelen. Sokr. De raad van wyze luiden is dat men in dit geval den juisten middelweg' houde; men moet noch door te groote slordigheid, noch door te groote netheid, de oogen trekken. Geeft aan de mode genoegzaam zoo veel toe als zy vordert : maar spreekt 'er nimmer van , en laat zy de eenigste zaak niet zyn, die u bezig houdt. Mikroph. Dat is alles wel ; maar Evagoras zal u zeggen dat juist niet alle onze gesprekken over dergelyke zaken loopen: wy spreken ook wel over de Wetenschappen of redeneren over de Historie. Evag. Dat is waar, en Mikrophilus brengt dien geeft van beuzelen, welken ik in hem berisp, zelfs in de wetenschappen over. Wy spraken, by voorbeeld, op zekeren tyd, over den togt der Argonauten. Waarop meent gy dat hy voornamelyk agt gaf ? Welke byzonderbeid denkt gy dat hem meest getroffen heeft? Luider toe: de een of ander verhaalde dat de afbeelding , welke men op de agtersteven van het schip zag, een triton was, die den mond zeer wyd opende. Mikroph. Het is waar dat ik lachte, op de gedagten aan de afbeelding van dien triton: ik verbeeld my nog hem te zien gapen, Evag. Gy hoort het, Sokrates: deze byzonderheid moet by de zaak, welke wy thans verhandelen, zekerlyk in aanmerking komen. Sokr. Welke byzonderheden waren het tog, Evagoras, die uwe opmerking in dit geval getrokken hebben? " .Evag. Ik wensch,te weten wie de Helden waren! die met Jason te scheep gingen: of het waar zy dat de wyze Orpheus tot dit getal behoord hebbe, gelyk eenigen niet schroomen te verzekeren; door welke daden van voorzigQ 4 tig-  248 SOKRATISCHE SAMENSPRAAK. tigheid of dapperheid ieder hunner hebbe uitgemunt ; welke de ware bedoeling dier onderneminge geweest zy (want het gulde vlies moet zekerlyk als een zinnebeeld worden opgevat) welken weg zy hielden, en welke zwarigheden en gevaren zy in den aanvang van hunnen togt het hoofd moesten bieden. Ik ben ook nieuwsgierig om te weten waarom verscheidene namen der Gestarnten van dien berugten togt wier den afgenomen. Eindelyk moest men my zeggen, of Griekenland uit deze onderneming eenig voordeel getrokken hebbe , dan of 'er niet meer kwaads dan goeds uit geboren zy. Zie daar, myns bedunkens, het geen men in de Historie moet zoeken. Mikroph. Ik voor my, zoek in de Historie niets anders dan het geen my vermaak en uitspanning verschaft. Sokr. Hebt gy nu alles gezegd , Evagoras, en is uwe beschuldiging thans volledig. Evag. Neen, Sokrates: ik heb nog een bezwaar, dat ik voor het laatste bewaard heb. Verbeeld u iemand , die geene aardigheid, geen sprookje, geene woordspeling kan zeggen, zonder 'er drie maanden daarna nog om te denken; iemand, die nooit lacht wanneer het pas. geeft, maar wel in het midden der ernstigste gesprekken. Ik bid U, Sokrates, genees hem tog van die zwakheid: dit zal ook van nut zyn voor my; want ik vrees dat ik 'er mede besmet zal worden. Sokr. Gy zyt al vry sterk, Evagoras, in het geen gy beweert: ik merk wel dat ik hier de verdediging van dezen vreemdeling op my moet nemen, Evag. Hoe kunt gy.... Sokr. Een weinigje gedulds; maar laat ons een oogenblik gaan zitten, om wat meer op ons gemak te kunnen praten. Mikroph. Zeer wel, ik zal hier een' Advokaat vinden, Evag. Zeg liever een' bescheiden en verstandig Regter. Mikroph. Sokrates, gy zyt, in hoedanigheid van Regter, niet naar behooren geplaatst. Ga een weinigje hooger zitten, Sokr.  SOKRATISCHE SAMENSPRAAK. 249 Sokr. Welaan ! lk ben 'er niet tegen. Evag. Zit ik wel? Mikroph. Neen: zit wat lager: dan zullen wy eenen regelmatigen driehoek maaken: schik u aan de regter zyde; ik zal my wat naar de slinker zyde draaijen; dat zal regt aartig zyn. Sokr. Is nu alles wel ? Mikroph. Wagt nog wat : dewyl Evagoras kleiner is dan ik, moet hy zich een weinigje hooger plaatsen, opdat onze hoofden gelyke hoogte mogen hebben. Sokr. by zicb zelven. Evagoras kleiner? Dit zal zekerlyk wegens het ligchaam' moeten begrepen worden. Evag. Zyn alle uwe plegtigheden nu geëindigd? Sokrates, gy ziet weder een nieuw bewys van zyne zugt tot kleinigheden. Heb ik reden gehad om hem dezelve te verwyten. Sokr. Keurt gy dan de regelmatigheid af, Evagoras? Evag. In het geheel niet: ik keur die zelfs goed, wanneer zy noodzaaklyk is; maar wanneer men de keurigste juistheid wil doen heerschen in zaken, die dezelve niet vorderen, en die zonder deze even goed zouden volvoerd worden , dan meen ik dat men zyne zorgen kwalyk plaatst, en zich niet op eene behoorlyke wyze van zyn verstand bedient. Sakr. Is het evenwel niet fraai op alles te letten, en zyne zorgen zelfs tot kleinigheden uit te strekken? Evag. Ik erken dat de opperste wysheid eene oneindige meenigte van zaken kan bevatten , en op alles te gelyk agt geven: maar de menschlyke geest is zoo uitgebreid niet: hy is zeer bepaald, en. slegts vatbaar voor eene zekere maat van kennisse en oplettendheid, zoodat hy zich aan het nuttige moet houden. Het geeft my gerustheid in dit geval onzen grooten Geneesheer Hippokrates voor my te hebben, die gezegd heeft : de konst is lang, en het leven kort. Sokr. Maar de oplettendheid op kleinigheden is misschien wel een bewys van eenen uitgebreiden geest, die Q 5 dui-  250 SOKRATISCHE SAMENSPRAAK. duizend voorwerpen te gelyk kan bevatten. Evag. Ik zoude veeleer vrezen dat zy het tegendeel aanduidde, en dat de opmerking op kleinigheden ons van groote voorwerpen aftrekt : ik vrees dat men, op het lage vallende, het noodige uit het oog verliest. Sokr. Maar, Evagoras, wat verstaat gy tog door het lage? Misschien geeft gy dezen naam wel aan dingen, , die eenige nuttigheid hebben ? Misschien houdt gy wel voor gewigtig het geen zoo niet is ? Want de waardy der zaaken hangt af van de onderscheidene betrekkingen, in welken zy beschouwd worden. By voorbeeld, gy berispt Mikrophilus, omdat hy zich een kenner van nieuwe stoffen toont; ondertusschen pryst men den koopman, die hier onlangs van Tyrus is aangekomen, om de groote kennis, welke hy vat. dezelven heeft; en ik heb nog niemand ontmoet , die hem berispt , omdat hy 'er telkens van spreekt. Mikroph tegens Evagoras. Wist ik niet dat Sokrates veel toegevender zyn zoude dan gy geweest zyt? Evag. Wagt maar tot dat hy gedaan heeft: gy kent zyne manier van redentwisten nog niet, en zult welhaast zien waartoe hy u zal brengen. Het komt my voor dat die Tyrische koopman lof verdient, omdat hy zyn beroep behartigt. De kennis, van welke gy spreekt, behoort tot zyne konst, en die konst is voor hem nuttig. Maar wy zien niet dat een man als Sokrates op zulke dingen let: hoe komt dat? Het is niet by gebrek van weetgierigheid of bekwaamheid; dit zal geen mensch vermoeden. Het is omdat het voor Sokrates gevoeglyk is zich met verhevener onderwerpen bezig te houden. Sokr. Gy meent dan dat het geen men groot of klein noemt verschilt naar de staten en de menschen? Evag. Ja: en ten dien opzigte herinner ik my eene aanmerking, welke ik u eens heb hooren maaken over het onderscheid tusschen de verdiensten van de menschen in het algemeen, en de verdiensten van elk in het byzonder , met betrekking tot zyn beroep. Sokr.  SOKRATISCHE SAMENSPRAAK. 251 Sokr. Zeer wel: en hoe zal die onderscheiding u dienen om te bepalen welke dingen van belang zyn? Evag. Ik begryp dat men dit van tweederleie soorten van dingen kan zeggen: sommige zyn zoodanig voor de geheele waereld, dewyl zy dienen om den mensch wys, gezellig en gelukkig te maaken in alle levensstanden : van dien aart zyn de Godsdienst , het gezond verstand, de deugd , de blygeestigheid , en meer andere goede hoedanigheden. Andere dingen zyn niet van belang dan voor eenen zekeren ouderdom, voor een zeker beroep, of voor eenig byzonder oogmerk. Zoodanig is de kundigheid van een' fabrikeur , van een' ambagtsman , van een' matroos. Zoo wel als het zulke luiden staat zich bezig te houden met alle de byzonderheden , die tot hunne konst behooren , zoo kwalyk zoude het een' raadsheer of een' kapitein staan zich op dergelyke dingen toe te leggen. Een stuurman zoude kinderagtig handelen, wanneer hy zich in de spitsvondigheden der taalkunde wilde oeffenen en een redenaar zoude zich belachlyk maken, indien hy zich bevlytigde om zelfs de minste byzonderheden, die tot de scheepvaart behooren, te weten. Mikroph. Ik besluit daaruit dat men zich eerst moet houden aan dingen, die eene algemeene nuttigheid in zich hebben, en vervolgens op alles, wat in het byzonder tot onzen staat behoort, letten. Evag. Zeg my eens, Mikrophilus, of het u wel zoude behagen bekwaam te zyn om alle de kleinigheden, die tot den post van minnemoeder behooren, waar te nemen? Mikroph. In het geheel niet. Wat haalt gy u in het hoofd? Zoude het my passen my met de lage verrigtingen van eene minnemoeder bezig te houden? Evag. Het geen zy weten is egter nuttiger, en noodzaaklyker dan al die beuzelingen en kleinigheden zyn, met welken eene meenigte van menschen zeer veel op heeft. Sokr. Wees tog zoo voorbaarig niet, Evagoras: gy erkent dat het gewigt der dingen verschilt naar de onderscheidene omstandigheden der menschen en dat de bena min-  252 SOKRATISCHE SAMENSPRAAK mingen van groot en klein betreklyk zyn tot het oogmerk , het welk men zich voorstelt. Is dat zoo niet? Evag. Ja. Sokr. Wel nu! die erkentenis alleen kan u uwe zaak doen verliezen. Evag. Hoe zoo? Sokr. Wie heeft u gezegd welke de oogmerken van Mikrophilus zyn? Misschien wil hy zich niet met gewigtige zaken bemoeijen , of eenig ampt in den Burgerstaat bekleeden. Gy zult my wel toestaan dat het geen gy beuzelingen en laagheden verkiest te noemen, niet geheel onnut is om zichzelven te verlustigen en de vrouwen te vermaken. Mikroph. Zagt Sokrates! ik begryp uwe spotterny. Myn oogmerk is inderdaad niet zulk eene lage rol in de waereld te spelen als gy zegt: myne geboorte voorspelt my iets grooter, en het zoude my spyten zoo ik in myn vaderland geen' aanzienlyken post bekleedde. Sokr. Zoo lang als ik van uwen rang en uwe oogmerken onkundig was , zogt ik eenige ontschuldiging voor uwe zugt tot beuzelingen; maar nu gy zoo spreekt, verander ik van toon. Mikroph. Maar die smaak zal wel overgaan; hy spruit alleenlyk uit zekere losheid, die de jeugd eigen is: ik zal my wel eens op gewigtiger zaken toeleggen, Ziet men niet dat de Natuur zelve de bloemen eer dan de vrugten te voorschyn brengt? Sokr. Dat is waar: maar de bloemen bevatten de tedere vrugten reeds in zich : zy kondigen dezelven, om zoo te spreken, aan, en belooven ze: zy vereenigen dus het nuttige met het aangename. Ik vorder niet dat een jong mensch altyd even ernstig zy: maar hy moet reeds het groote en nuttige in alle zaken begrypen, en beuzelingen als beuzelingen aanmerken, dat is hy moet zich met dezen vlugtig en in het voorbygaan bemoeijen , zonder dat dingen van belang 'er eenig nadeel by lyden. Wanneer men deze onderscheiding niet reeds tydig maakt, vrees ik waarlyk dat men dezelve nimmer zal maken. Mi-  SOKRATISCHE SAMENSPRAAK. 253 Mikroph. Gy bouwt uwen regel zekerlyk op eenig algemeen grondbeginsel. Sokr. Ja: en wel voor eerst op het grondbeginsel, het welk Evagoras zoo even gelegd heeft, bestaande in de aanmerking wegens de ongenoegzaamheid van het menschlyk verstand om alles te bevatten , uit welken hoofde het te vrezen staat dat de zugt tot kleinigheden groote dingen zal doen verwaarloozen. Maar daar is nog een ander gewigtig grondbeginsel, het welk men nimmer uit het oog moet verliezen. Mikroph. Waarin bestaat het? Sokr. Daarin dat men alles op zynen regten prys moet schatten, en den graad van agting, die men aan iets toedraagt , overeenkomstig maken met deszelfs wezenlyke waarde. Mikroph. Niets is billyker, en ik denk niet dat iemand dit zal betwisten. Sokr. Men betwist het niet, maar men vergeet het, en die vergetelheid is de bron van byna alle dwaasheden, aan welken de menschen zich schuldig maken. Hierdoor vernietigt men alle orde; men yvert sterk voor geringe zaken, verwaarloost de groote, let meer op het toevallige dan op het wezenlyke. Die verkeerdheid is zeer gemeen onder het menschdom, en misschien in onze eeuwe, hoe verlicht en beschaafd die zyn moge, gemeener dan in eenige andere. Evag. Hoe dat, Sokrates"? Men verwagt dat gy uwe stellingen door voorbeelden zult staven : want dat is de manier, waarop gy gewoon zyt te onderwyzen. Sokr. Aan voorbeelden zal het ons niet ontbreken. Let eens op de luiden van de groote waereld: wanneer het op geestelyke zaken, op de pligten des gezelligen levens, op ware wetenschappen aankomt, dan behandelt men alles los, vrolyk en lugtig: zy bekommeren zich weinig of men daarover naar behooren denke. Maar niet net naar de mode gekleed te zyn, de vreemdste spyzen niet te kunnen noemen, niet afgerigt te zyn op beuzelingen, den heer-  254 SOKRATISCHE SAMENSPRAAK. heerschenden smaak in kleinigheden niet te volgen, ziet daar genoeg om te beslissen dat iemand een zot is: men neemt daaromtrent eenen ernstigen toon aan; men heeft in die gevallen strikte regels, van welken men niet moet afwyken : men lacht met goede zeden en Godsdienst, maar men duldt geene spotternyen met de mode. Harssenschimmen worden hier beschouwd als wezenlyke zaken, en wezenlyke zaken als harssenschimmen. Evag. Dat is, myns oordeels, strydig met verstand en zelfs met smaak : want, indien ik niet mistast, steunt de goede smaak ook op het zelfde grondbeginsel, te weten dat men alles op zyne regte waarde moet schatten. Sokr. Ongetwyffeld , en gy doet zeer wel door de zaak van dien kant te beschouwen, dewyl men meer werks maakt van den smaak dan van de reden. Maar zullen wy over dit onderwerp niets wegens onze Sophisten zeggen ? Evag. Somtyds behandelt gy hen gantsch niet vriendelyk. Sokr. Zy verdienen het, omdat zy het verstand bederven. De bekwaamheid van spreken is den menschen geschonken als een middel om in kennisse te vorderen. Maar wat doen zy ? Het middel voor het einde nemende, spreken zy om te spreken, en bedienen zich van de taal als van iets, waarmede men kan pronken, als van eene konst om te redentwisten, zonder eenige bedoeling om de waarheid te vinden, maar alleenlyk met oogmerk, om welsprekend en scherpzinnig te schynen, het geen inderdaad kinderagtig is. Evag. Uit dit zeggen besluit ik dat men in alles eerst het Ware, en vervolgens het Nuttige moet zoeken. Sokr. Zeer wel: merk die twee dingen aan als de twee poolen van de redelyke waereld. Zoek bovenal het ware; maar dewyl alle waarheden niet van even veel belang zyn, zoo jaag ook het nuttige na, en verwerp al het overige. Dat is een kenmerk van een goed vernuft. Mikroph. Ik beklaag my niet meer over de zwarigheid, welke Evagoras tegen my geopperd heeft, dewyl zy aanleiding tot zulk een gesprek heeft gegeven, en my wyze les-  SOKRATISCHE SAMENSPRAAK. 255 lessen doen hooren. Ik weet reeds by ondervinding dat uit beuzelingen geen waar genoegen geboren wordt', en het verwondert my niet dat Evagoras beter denkt dan ik, dewyl hy het geluk heeft van gemeenzaam met Sokrates te verkeeren; Maar kan ik hem op myne beurt niet beschuldigen, omdat hy niet bedagt geweest is my deelgenoot van dit voordeel te maken? Sokr. In dit geval wil ik u volkomen regt doen : het zal voortaan aan u alleen staan deel te hebben aan onze gesprekken. Maar dewyl ik aan uwe uitspraak hoor dat gy in eene der Griekscbe Steden van Italie zyt opgevoed, zoo zeg my of het waar is dat de Romeinen, die in Latium het gebied voeren, eenen geest bezitten, die naar het manlyke en grootsche overhelt. Mikroph Ja Sokrates: en men zegt dat zy op den regten weg zyn om de Grieken niet slegts in dapperheid, maar ook in vernuft te overtreffen. Sokr Ik kan dit zeer wel gelooven : want het is blykbaar, uit de aangroeijende zugt voor beuzelingen en kleinigheden , dat het vernuft onder ons aan het vervallen is. Men heeft my van die zelfde Romeinen gezegd dat zy een Spreekwoord in hunne taal hebben, het welke my ongemeen behaagt, een Arend (zeggen zy) vangt geen Vliegen. Weest gy, Evagoras en Mikrophilus, Arenden: dus zult gy aan uwen staat beantwooorden. Gy zyt geen van beiden geboren om Laagvliegers te zyn.  VEKTOOG OVER DE KRACHT DER GEWOONTE. De gevaarlykste vyand van de aangeboren vryheid onzer reden, de volstrekste en onbepaalde tyran over alle onze daaden, is dat schepsel van onze eigen ongevoeligheid, dat kind van involging, Gewoonte. Deeze, eenmaal gevestigd zynde, werd niet alleen een magtige, eene eeuwige dwingelandes over ons, en staat by het algemeen van de waereld in de plaats van wet, magt, gezag en godsdienst; in 't kort, van ieder ding dat recht heeft om geeerbiedigd en gehoorzaamd te worden. De beginsels van deeze onbepaalde magt zyn, nochtans, gering en onopgemerkt; zy dingt listig en verraaderlyk naar gezag, en hecht zichzelve by kleine vorderingen onmerkbaar, en als het waare onvoelbaar, met eene nederig, dikwyls vleijend, of zelfs vermaaklyk begin; maar wanneer zy zich vast gevestigd heeft, en door hulp van den tyd haar vermoogen by het algemeen grond heeft doen verkrygen, dan werpt zy eensklaps haar eerst zacht en aangenaam voorkomen af, en neemt, in de plaats daarvan, het verschriklyk gelaat van een' tyrannisch' Heerscher aan, en ontzet ons door haare trotsche wenken van al het vermoogen der vryheid, en belet ons zelfs tegen haare bevelen te durven denken. Dus vergadert zy door verloop van ieder uur nieuwe sterkte, en groeit door onophoudelyken aanwas in geduchte grootheid; even gelyk een rivier, waarover aan haar oorsprong een mensch heen kan stappen, maar als zy door een uitgestrektheid van land stroomt, en by aanhouding toevoer en aanwas door duizend bronnen ontfangt, eerlang groot en verschriklyk word, en met een omweêrstaanbaar geweld, alles overmeestert wat haar voorkomt. Niets kan vreemder noch verbaazender zyn, dan de wyze op welke deeze dwingelandes van het menschelyk gemoed haar vermoogen heeft uitgestrekt over alle de ver schei-  VERTOOG OVER DE KRACHT DER GEWOONTE. 257 scheide volken der waereld ; in verscheide deelen van welke niets zo vreemd is, niets zo schynbaar strydig met de reden, of het heeft er door haar gezag gekreegen, en word voor heilig gehouden. Niet een van alle misdaaden, voor welke te begaan wy vatbaar zyn, is in zichzelve zo afgryslyk in haare natuur dan moord, en geen moord zo afgryslyk als oudermoord : evenwel deeze, ja zelfs deeze met bygevoegde omstandigheden van afgryzen , en wel zulke , die verachtelyker en afzichtiger voor onze natuur zyn dan de eigenlyke misdaad zelve, heeft deeze breidelooze, deeze woeste dwingelandes, gewoonte, ingevoerd en in gebruik gebragt by geheele natien ja zelfs tot een daad van eerbied en kinderlyken pligt verheven. Dit echter, en duizend andere geringer voorbeelden Van het onbandig gezag der gewoonte , veroorzaakt het algemeen van de waereld geen moeite om 'er de oorzaak van te vinden, en 'er reden van te geeven: het gemeen houd zich met die bezigheid des verstands in 't geheel niet op, en maakt kort werk met alle deeze vreemde gewoonten , verklaarende alle. dingen voor barbaarsch en - zot, die met den loop hunner gedachten stryden; of in andere woorden, met de manieren en gewoonten der plaats waar zy woonen : is het aldaar de gewoonte lang en los hair te draagen, dan is 'er één pronker met een beurspruik een monster, en trekt de oogen van duizend gaapende onkundigen ; integendeel, zo het 'er gewoonte is een beurs te draagen, lacht men om een hoofd met hair, dat in krullende lokken, langs den rug tot den middel nederhangt. Maar de Zedekundigde wysgeer oordeelt niet zo, hy durft verschillen met de gevoelens van het gemeen, niet alleen in dingen van deeze soort, welken in zichzelven beuzelachtig en ydel zyn , maar kan met een onpartydig en oordeelkundig oog, zulke van de uitwerksels van dit algemeen vermoogen beschouwen, als in zichzelven verachtelykst ongodsdienstig , en afkeerigst van onze eigenlyke natuur zyn; en in ernstige redekaveling. VI. Afd. XV. DEEL. R over  258 VERTOOG OVER DE KRACHT DER GEWOONTE. over dezelven bevind hy, dat het vonnissen met onze natuurlyke vooroordeelen in ons, altyd partydig vonnissen is, maar dat wy, van dezelven ontslagen, ondervinden zullen , dat zelfs hetgeene ons voorkomt als de ergste der gewoonten van de onbeschaafdste natien, zulke die ons als de meeste woeste , schrikkelyke , en tegen alle reden strydende; indien niet volstrekt goed en beter dan de onzen, evenwel niet geheel ontbloot van reden zyn, maar dat de verstandigen onder het volk by 't welk zy in zwang gaan, veel tot derzelver verdediging kunnen bybrengen. Laat ons uit dit oogpunt onze beschouwing vestigen op die afgryzelykste van alle gewoonten, die van een groot volk in de waereld, dat het zich tot godsdienstigheid en pligt rekende op zekeren ouderdom, hunne ouderen te dooden en derzelver ligchaamen te eeten : en indien wy bevinden dat 'er tot verdediging hiervan iets kan gezegd worden; laat ons dan daaruit leeren, dat wy zekerlyk geen recht hebben om anderen te doemen , zonder een oprecht en onpartydig onderzoek. Ik behoef by deeze gelegenheid, geene duizend redenen optehaalen die men kan bybrengen tot het verfoeijen van zulk een bedryf; ieder een die zich te binnen brergt dat hy ooit ouders had, zal genoegzaame aandoeningen in zyn eigen hart gevoelen, om het algemeen afgryzen daarvan te getuigen: maar integendeel, laat ons ten voordeele van deezen, die gewoon zyn dit te pleegen , bedenken dat de magtige gewoonte hen geleerd heeft zulks aan te zien als een daad van godsdienst en genegenheid. Wy moogen ons verzekerd houden dat zy het aanmerken als een daad van pligt en tederheid hunne ouderen te verlossen van de pynen en ongemakken eens lastigen ouderdoms, en hen over te brengen in een staat van altoosduurende rust en geluk ; en wanneer zy dit gedaan hebben, hunne eigen ligchaamen houden voor de waardigste en edelsten lyktombes om 'er deeze heilige overblyfsels te bergen; alwaar, in plaatse van tot stof te vergaan, of tot onwaardige asch verbrand te worden, zy  VERTOOG OVER DE KRACHT DER GEWOONTE 259 zy op zekere wyze hen herleeven doen, en weder in wezen brengen, en door dit bedryf hunner genegenheid, een tweede leven in hun eigen vleesch doen genieten. De zedekundige Wysgeer is vry genoeg, om, op zyn onpartydigen trant, deeze redenen als bewyzen te laaten gelden, die alleen hun gewigt kunnen verliezen by hen die sterk vooringenomen zyn met een ander gevoelen; en wanneer hy een Europeaan zich hoort uitlaaten tegen de barbaarschheid en verschriklykheid van dezelven , kan hy, met de oogen van zyn' gemoed een' eerlyk' en onbeschaafd Indiaan beschouwen, die in geen minder sterke uitdrukkingen , zyn afschrik en versmaading van onze woeste gewoonten, zo als hy ze noemen zoude, te kennen geeft. Hoe kan myn eerlyk en toegenegen hart , roept hy, verdragen den veroorzaaker van myn bestaan den leidsman , den bewaarder en onderwyzer van myn jeugd den man aan wien alleen ik verschuldigd ben, dat ik ben en hetgeen ik ben, te zien kwynen voor myn gezicht in pyn, zwakheden en ellende, van welken ik weet dat hy niet verlost kan worden, maar wachten moet naar het draalende tydpunt, der wreede en zammelende natuur, terwyl ik jaaren lang hem zyn jammer tegen my moet hooren beklaagen? Kan ik dit zien , en door het uitwerksel eener wreede onmenschelyke gewoonte, myne vriendelyke, dankbaare hand van zyne verlossing laaten te rug houden? Of wanneer een reeks van folteringen hem eindelyk onstlagen heeft kan ik dan dat vleesch, van 't welk ik zelf een gedeelte ben, in de aarde laaten delven, om aan stank en verrotting overgelaaten te worden, om tot voedsel van wormen en allerleie haatelyke insekten te verstrekken? Neen, laat my de pligt van een' zoon aan hem volbrengen, die als een vader omtrent my gehandeld heeft, hem eensslags verlossen uit zyne ellenden , en hem weder doen leeven als een gedeelte van myn eigen ligchaam; opdat, gelyk myn zoon naderhand aan my, ik door het voltrekken van deeze godvruchtige daad, hem eenige vergoeding moge doen voor alles wat ik van hem ontfan-  260 VERTOOG OVER DE KRACHT DER GEWOONTE. gen heb, en gelyk hy my het leeven gaf, ik hem de onsterflykheid geeve. Zulke als deezen , mogen wy ons verbeelden, waren de gevoelens van den dapperen Indiaan, die door alle de beloften en dreigingen van Darius even min was over te haalen om de ligchaamen zyner ouderen te zien verbranden, en in smook en asch te veranderen, als zyn eigen soldaaten tot de gewoonte der Indiaanen, en de hunne te eeten. Zodanig is de gewoonte, zodaanig haar onbepaald gezag onder de verscheide natiën der aarde: en, onder ons zelve, spreeken zy, die haar eene tweede natuur noemen, te gering van haar; haar gezag raakt de gedaante van wederhouding kwyt , door gebruik; maar indien wy tot een streng onderzoek der dingen overgaan, zullen wy bevinden, dat zy in duizend voorbeelden de natuur overmeestert, en alle onze hartstochten. Van waar komt het, by voorbeeld, dat de bekoorlykheden der schoonste vrouwen van geen vermoogen zyn op haare vaders of haare broeders? Deeze kuischheid heeft haaren oorsprong geenszins uit de natuur, maar louter uit de gewoonte; wet en Godsdienst maaken bloedschande een daad van afschrik; en gewoonte, op de sterkte van deezen gegrond, heeft ons geleerd wanneer wy onze nabestaanden aanzien te vergeeten dat wy mannen , of dat zy vrouwen zyn. De gewoonte is dus in staat niet alleen de natuur te vertreden , en de sterkste van haare driften , maar zy heeft eene menigte van goede en kwaade uitwerkingen daarby: zy komt alle zwaarigheden te boven, maakt duizend dingen gemaklyk , die onmogelykheden scheenen , verzoet en verzacht de bitterste rampspoeden, en geeft door dit middel, ons gemak in alle onze zwaarigheden. Maar wy moeten tevens aanmerken dat dezelfde gewoonte, den meester speelt en dwingelandy oefent over onze ziel zelf, over ons geloof en oordeel met een alleronbillykst en ongelykmaatigst gezag; zy doet en ondoet , wettigt of doemt al wat zy wil, zonder ja dikwyls strydig met de reden, en te menigvuldig vestigt zy gevoelens en  VERTOOG OVER DE KRACHT DER GEWOONTE, 261 en daaden , die ten hoogsten onedel en onwaardig aan onze reden zyn, en verwerpt en vernielt zulken die inderdaad groot en pryswaardig zyn. Ons groot behoedmiddel tegen het kwaad dat deeze dwingelandes onzer gemoederen vergezeld, is ons in tyds tegen haar te sterken. Plato, een jongeling bestraffende wegens eene onmaatige zucht voor kinderspelen , werd hem door denzelven tegengeworpen dat hy te streng was, en hem bestrafte over dingen van klein belang. 't Welk door den goddelyken Filozoof beantwoord werd met deeze dierbaare en gedenkwaardige uitspraak : Kind ! Gewoonte is geen ding van klein belang. Laat ons dit door herdenking ons altoos trachten in te prenten, en op den zelfden tyd voor de wetten en gewoonten van ons vaderland eerbied toonen, al was het enkel omdat zy zodanig zyn : laat ons dezelven openlyk pryzen ; en indien 'er iets in gelegen is dat een wys man niet kan goedkeuren, alleen in 't heimelyk met dezelven verschillen, en onze tegenwerpingen in onzen boezem verbergen; altoos bedenkende dat een wys en goed man zich steeds gedraagen zal als onder wetten en gewoonten leevende, schoon 'er niets zulks als wetten en gewoonten in de waereld waren. L. M. R 3  beschryving der stad macao , gelegen in het keizerryk china , en staande onder 't gebied van 't koningryk portugal. Medegedeeld door den wel edelen Heere as. es. van braam houckgeest. Vervolg van bladz. 240, Alle desze sterkten werden in een goeden staat onderhouden, 't geen te gemaklyker is , dewyl ze van zeer groote en harde steenen zyn samengesteld , van welken het omgelegene land een overvloed uitleverd , en was slegts de ammunitie en bezetting daar aan voldoende en behoorlyk geëvenredigd, zo kon men deeze plaats, die, behalven dat, nog grootelyks door de natuur beschermd word, volkomen onwinbaar noemen ; doch die twee voornaame artikelen worden schandelyk veronagtsaamd, inzonderheid het guarnisoen; dit moest bestaan uit honderd en twintig koppen buiten de officieren, een getal , pas voldoenden ter bezetting van het kasteel del Monti, indien hetzelve al kompleet gehouden wierd, ik zwyge van de onmogelykheid, om daar mede alle de overige posten te verdedigen; maar wel verre van voltallige manschap te vinden, is my door egte berigten verzekerd, dat 'er tans niet meer dan slegts twee en negentig gemeene bezoldigden waren, alle inboorlingen meest van Chineesche afkomst en voor een groot gedeelte jongens, zynde over het algemeen zodanige helden, dat ze niet in gebreke blyven, om by afvuuring van het geweer hunne hoofden zo verre te rug te trekken als mogelyk is. Het voornoemde getal is daarenboven nog niet geheel in functie, maar wel dertig gaan 'er van af, die niet dan by de grootste noodzaaklykheid te wapen trekken. Uit deeze vermindering vloeit gevolgelyk' de noodzaak dat de overigen nimmer een vryen dag hebben, maar by aanhouding  BESCHRYVING DER STAD MACAO. 263 ding te wacht moeten blyven, enkel voor eenige gezette stonden naar huis mogende gaan; doch daarentegen nemen zy hunnen post van schildwagt op de gemaklykste wyze waar, zettende het geweer in een hoek, en gaande meesttyds daar nevens op een bank leggen, dit heb ik zelfs menigmaal in de hoofdwacht aan het huis van den Gouverneur gezien, en wanneer ze by byzondere gelegenheden hun post in order waarnemen , staan zy slegts met het geweer by den voet, om niet onder deszelfs zwaarte te bezwyken : want waarlyk ver de meesten zien 'er zo schraal en vermagerd uit, dat het geraamten schynen te zyn, met oude lompen behangen; geen droeviger figuur kan men zich derhalven voorstellen , dan wanneer dit magtig guarnizoen onder de wapenen paradeerd, gelyk by de groote processie van goede vrydag en van st. Anthony moet geschieden, want naauwlyks hebben de soldaten een uitgebleekten linnen monteeringrok op het lyf, daar hun kamisools en broeken van allerhande kleur en stoffagie zyn , 't welk een zeer slordig aanzien geeft, en hun veel eer een troep rovers dan soldaaten doet gelyken, * waar en boven het getal van vier of zesendertig, welken op het allerhoogst, by zulk een ongemeene gelegenheid in de wapenen verschynen, den ellendigen toestand der bezetting noch sterker aan den dag legt; ieder man geniet twee thail 's maands voor bezoldinge, 't geen twee en twee derde spaansche reaalen van agtten uitmaakt: De verdeeling der manschappen ter bewakinge der posten is op deeze wyze ingericht: op 't kasteel del Monti bevinden zich een Kapitein , met een Lieutenant,' een Sergeant, een Tamboer, en twaalf soldaten; op 't kasteel de * Sedert ik dit schreef heeft de Koning van Portugal de driejarige regering een's Gouverneurs veranderd, en dezelven bestendig gemaakt, sedert welk ook den tegenwoordigen Gouverneur D. Fr. Salernes de Saldainha het guarnizoen in geschikter order heelt gebragt door het veranderen der monteering, die te voren groen met rood wezende thans blaauw met wit is, waardoor de militaire zich met minder moeite en kosten konnen in de kleren houden. R 4  264 BESCHRYVING DER STAD MACAO. de Ghia een Kapitein, een Sergeant en zes gemeenen ; cp 't fort st. Philippi en st. Jago (of de la bara) een Kapitein, een Sergeant en agt gemenen ; op de bolwerken van Bomparten en st. Franciscus op ieder een Sergeant en zes gemeenen, terwyl st. Pedro slegts dcor een Sergeant met twee man bewoond word; en de overige manschap met twee Tamboers de hoofdwacht houden, onder twee Adjudanten en den Vaandrig ten huize van den Gouverneur; wordende de twee groote stads poorten bewaard door poortiers welken met hun huisgezin by dezelven woonen. Zie daar den staat van verzekering en bescherming voor een plaats, welke te recht beschouwd weezende een goudmyn konde uitleveren. De stad heeft aan de landzyde twee groote poorten , te weten die van st. Anthony en die van st. Lazaro of del Campo; benevens nog een kleindere; (welke echter de beste en fraaiste der drie js,) deeze behoort aan een partikulier huis, gemeenlyk Caza grande genaamd, 't welk tegenwoordig door de Hollandsche natie bewoond word, die 'er ook alleen het gebruik van heeft, en de sleutels in bewaring houd : voor deezen was 'er nog een kleine deur in de stads muur, welke aan het Jesuiten klooster st. Paul behoorde, doch sederd dat die vaders verbanren zyn, is dezelve weder digt gemetzeld: men ziet nog ter zelfder plaats een uitgehouwen, steen met het wapen der Societeit 1HS en 't Jaartal 1731. W De openbaare gebouwen der stad, zyn alle , behalven het stadhuis , het zogenaamde pallacio , en den fronco of 't gevangenhuis) geestelyke, en bestaan in vyf monnikenkloosters met hun kerken, (van welken twee aan de Jesuiten behoord hebbende thans byna onbewoond zyn;) een nonnen-klooster; het bisschops-hof het bisschops-gevangenhuis drie parochie-kerken , het huis en kerk der misericordia de kapel van N. S. del penha de Fran-  BESCHRYVING DER STAD MACAO. 265 Francia, het hospitaal, en het lazarus-huis met deszelfs kerk even buiten de stad. Ik zal ieder der gemelde gestigten, kortelyk in derzelver byzonderheden ter beschouwinge bloot leggen. Het stadhuis heeft niets aanmerkelyks, zynde het zelve klein; den ingang is het aanzienlykst, weezende een ruime poort, boven welke een vierkante kamer is , die door een koepel gedekt word, in welken een klok hangt, die het houden eener vergadering door gelui aankondigt; voor 't overige is 'er niet meer dan een ruime vergaderzaal: de dagelyksche Justitie aan slaven enz. word op het plein voor de poort ter uitvper gebragt. Het pallacio of Gouverneurs huis, dat door den Senaat in den jaare 1768 op de praije granden , tot een vaste woning voor den Gouverneur gebouwd wierd, heeft mede niets byzonders, dan dat het een groot gestigt is, met verscheidene ruime zaaien en kamers voorzien, die meest alle hun uitzigt tegen het zuid-oosten over de vlakte der zee hebben; de tegenwoordige Gouverneur heeft echter niet verkozen om 'er zyn verblyf in te nemen, dus het onbewoond gebleven is : het is zo slegt gebouwd, dat 'er dit jaar (1770) by een zwaaren storm bereids een der zymuuren van is nedergestort. * De tronco of 't gevangenhuis, is een gebouw zonder aanzien, de zwaar getraliede vensters , en het gebedel der geketende gevangenen (meest slaven) aan den voorbyganger, om een aalmoes, doen het zelve van de andere huizen onderkennen , dus hier omtrent niets der opmerking waardig aanteteekenen vallende , zal ik tot de geestelyke gebouwen overgaan, en beginnen met Het Bisschops-hof, 't welk omtrent in 't midden der stad ligt, tegen de kathedrale of hoofdkerk aan; 't zelve * Sedert zyn 'er nog verscheiden andere stukken van ingestort, en zelfs door een onvergeeflyke negligence de vensterraamen uitgevallen, zo dat dit kofïciyk gebouw, thans geheel en al oubewoon, baar is, en alleen door eenige arme en behoeftige lieden geoceupeerd werd. R 5  266 BESCHRYVING DER STAD MACAO. ve is een zeer oud en ruim gestigt , zonder aanzien o£ luister echter; het diende na 't vertrek des Bisschops naar Europa in 1765. tot een woning voor den laatst voorgaanden Gouverneur de Placis, doch sedert zyn vertrek staat het ledig, en is thans overgegeven aan de verwoesting van tyd en weder, een algemeen gebrek te deezer plaatse, alwaar men de zoo zeer noodige onderhouding en jaarlyksche reparatie der gebouwen geheel en al veronagtzaamt. Het bisschoplyk gevangenhuis, dat bezyden het stadhuis is gelegen , is een zeer ruim gebouw , 't zelve is tegen de schuinte des heuvels van st. Augustin geplaatst , dus het zeer verheven ligt en over een groot gedeelte der stad heen ziet; waarlyk een geschikte situatie om de heromgaande menigte van losbandige schepsels deszelfs oogmerk te herinneren, dewyl 't voornamelyk ingericht is om de buitenspoorigheden der vrouwelyke fexe te beteugelen, en 'er de al te gretige zwersfters eenigen tyd ter correctie in te doen logeren ; eene discipline welke in vroeger jaaren met vry meer rigueur geoeffend wierd dan tegenwoordig, dewyl de Vicaris-generaal zich weinig bemoeid, om op de gangen der ongebondene en schaamtelooze ligtekooijen , welke in meenigte den geheelen dag door, alle de huizen der vreemdelingen rondkruizen, agt te slaan ; dus word het tegenwoordig zelden door soortgelyke subjecten bewoond. De drie parochie-kerken als 1. st. Pedro of de Cathedrale, 2. st. Anthony, * en 3. st. Laurentius, hebben geen aanmerkenswaardigen byzonderheden, het zyn alle groote gebouwen , door Chineesche werklieden vervaardigd, en dus zonder den minsten regel der bouwkonst, of eenige uiterlyke pracht of sieraad. Het huis en kerk der Misericordia is een tamelyk groot en ruim gesticht, dat wel onderhouden word ; het legt byna * De kerk van st. Anthony komt my voor als de oudste der stad, zynde gebouwd Ao. 1585.  BESCHRYVING DER STAD MACAO. 267 byna in 't midden der stad, niet ver van 't stadhuis; de fondatien der misericordia is ingericht voor weezen en vondelingen, en om teffens behoeftigen armen te ondersteunen; de kinderen welken onder de directie van dit huis komen, 't zy als weezen , 't zy als vondelingen, worden by burgerlieden in de kost besteed : bezyden de poort van 't huis heeft men een draaikreb, om eerstgeboorne kinderen onbekend te konnen inbrengen ter opvoedinge , gelyk zulks in veele plaatsen in Europa gebruiklyk is : men heeft alhier een vergaderzaal voor de Regenten van het collegie (waar van hier na breder onder het artikel der regeering zal gewag gemaakt worden) doch verder geene byzonderheden , de poort der kerk is het opmerkenswaardigste, niet zo zeer om zyne kaalte in architecture, als wel om deszelfs grootte, ten aanzien der gehouwene steenen die 'er toe gebezigd, zyn, dewyl de kolommen, zystukken, posten en dekstukken, welken ongemeen groot en zwaar zyn , alle uit volkomene enkele stukken bsstaan, welken dan ook niet weinig moeite en arbeid gekost moeten hebben, om op hunne plaatsen te brengen. Vry meerder luister en grootsche oudheid ontdekt zich inzonderheid in het klooster van st. Paul , voor heen behoord hebbende aan het collegie der Jesuiten, doch thans geheel onbewoond, en dat het jammerst van allen, ja waarlyk betreurenswaardig is, ten prooi gesteld aan het verval, en de verwoestingen van weer en wind, welken, vervangen door een tusschhenkomende schroeijenda hitte , binnen korte jaaren de schoonste gebouwen verteeren, en in puinhoopen doen veranderen; gelyk zulks het onvermydelyk lot van dit fraai gestigt, waar aan geen hand ter onderhoudinge geslagen word , mede zal weezen: het zelve ligt aan het noord-west einde der stad, op den kant des bergs, even beneden den voet van het kasteel del Monti, en bestaat met zyne tuinen een zeer groot terrein ; men gaat naar bet zelve, (zo wel als naar de kerk) op langs een zeer breede en gemaklyke trap, van een  268 BESCHRYVING DER STAD MACAO. een groot en deftig aanzien , beslaande dezelve een breedte van vyfenveertig en een halve rynlandsche voeten , en bestaat uit zeven-en-zeventig treeden , die zeer vlak liggen en zeventien duimen breed zyn, elf derzelven geeven den eersten opgang tot een bevloerd vierkant voetplein , terwyl de overigen om de elfde trap voor 't gemak van 't klimmen een breede treede van vyf voeten hebben, dus in zes verdeelingen naar boven gaande, daar men dan wederom op een ruim vierkant plein komt, dat, even als het onderste, geheel met gehouwen steenen bevloerd is, 't welk alles geen klein sieraad aan het overige werk byzet : de kerk die in 1612 gebouwd is) is het prachtigste en aanzienlykste gebouw der geheele stad, en zoude zelfs voor zodanig in alle plaatsen van Europa aangemerkt worden, deszelfs strekking is regt zuid en noord , muntende inzonderheid uit met een sierlyken gevel, die ten zuiden is, welken geheel van gehouwen steenen is opgetrokken, en naar de regels der bouwkunde ingericht, (het eenige gebouw dat hier ter plaatse zich des beroemen kan.) - de verdeeling bestaat uit vier afscheidingen boven den anderen, welken versierd zyn als volgt, in de onderste verdeeling heeft men drie groote poorten , welken den ingang tot de kerk verleenen , de middelste is de grootste , en heeft de woorden: MATER DEI, in groote vergulde letters ten opschrift, terwyl 10 kolommen van de Jonische order ter zyde en tusschen de poorten geplaatst zyn, boven welken in de tweede verdeeling tien gelyke kolommen van de korintische order staan , tusschen dewelke in de holte der nissen vier groote beelden uit steen gehouwen hun plaats hebben , in den volgenden rang: 1 st. Ignatius 2 st. Franciscus Xavier 3 st. Franciscus de Borgia, en 4 st. Louis de Gonsalvo. In de derde verdeeling ziet men zes kolommen van de Dorische order. en in die der vierde verdeeling zyn een gelyk getal van die zelfde order , hebbende men in deeze beide verdeelingen tusschen de openingen der kolommen  BESCHRYVING DER STAD MACAO. 269 eenige uitgehouwene steenen met verscheidene figuuren gevoegd , die echter niet zeer wel geëxecuteerd zyn; in het midden van den gevel, boven het groot raam der middelpoort, ziet men de heiligen Maagd op de maan treedende, fraai uitgehouwen en geheel en al verguld; terwyl noch hooger zich de beeltenis vertoond 'van den heiligen Apostel Paulus , boven welks hoofd in het spits des gevels den Heiligen Geest als een nederdalende duive te zien is. De gevel zelve loopt met een schuin spits opwaards , op welke met zekere afstanden, acht groote pyramidaale steenen geplaatst zyn ieder met een kloot gedekt, zynde op 't midden een groot yzeren kruis : het geheel aanzien is ten uitersten prachtig en deftig, en levert dus een sierlyk perspectif uit. Het hoog altaar in 't choor der kerk is mede beschouwenswaardig, vertoonende zich zeer ryk : men bewaard alhier in een der kapellen een groot aantal reliquien en overblyfzels van heiligen en martelaaren , waar onder eenige lyken van zendelingen , die in Japan de martelkroon verworven hebben , en van daar herwaards zyn overgebragt, en omtrent welken men voorgeeft dat geen verderf plaats heeft. Ik heb menigmaal getracht deeze wondere oudheden te beschouwen, doch heb 'er niet toe konnen komen , telkens door eenige redenen daar van weêrhouden geworden zynde : inzonderheid bewaard men hier ook met de meeste zorgvuldigheid een vinger van st. Franciscus Xavier den eersten Apostel en zendeling der Jesuiten in de Indiën, Japan en China, welke zyn roem door eenen voorbeeldigen en stand aftigen yver in het werk van bekeering , by de kerk van Romen ten eeuwigen dage gevestigd heeft , zynde hem door den heiligen vader niet alleen den tytel van Apostel der Indiën toegevoegd , in navolging van den H. Paulus, die gemeenlyk de Apostel der Heidenen genaamd word, maar hy is daarenboven door dat hoofd der kerk gecanonizeerd en tot een heiligen verklaard , en geniet dienvolgens godlyke aanbidding; deeze groote  270 BESCHRIJVING DER STAD MACAO. te yveraar voor het Roomsch-catholyk geloof, overleed in 't midden van zyn predikenden arbeid, by zyne moeilyke omzwervingen langs deeze kusten, omtrent de helft der zestiende eeuw, op het eiland Sjonsjun, by de Portugeezen Sao Juao geheeten , liggende omtrent vyftien duitsche mylen ten zuid weden van Macao , en wierd aldaar begraven; doch toen de Portugezen eenige jaaren daarna zich op evengenoemde plaats hadden neergezet , kon de bygelovigheid zyn asch niet laten rusten, maar men besloot het overblyfsel van dien heiligen man optedelven, en men voerde deszelfs gebeente naar Goa , terwyl men een vinger hier behield , weike een miraculeufe magt word toegeschreven : Ik heb, in den jaare 1762, by geval dat ik met myn schip ter beveiliging tegen stormen en zeenooden , achter het voorengemelde eiland st. Juan ten anker lag, en aldaar dagelyks het vermaak der wandeling aan land neemende, om tevens de dorpen en inwoonders te bezichtigen en te bezoeken , noch een gedenkteken van een grooten steen gezien , ter plaatse alwaar het graf geweest was , dat my door een Chinees van Macao wierd aangewezen. Het klooster van st. Paul is ruim en aanzienlyk , en toont in zyn verval zelfs noch luister, inzonderheid het jongstgebouwde gedeelte , 't geen het verhevendst tegen den berg del Monti legt, en dus een fraai uitzicht heeft , zynde dit stuk van gebrande steen gebouwd en van buiten met kalk gepleisterd , tusschen de vensters met kolommen van de korintische order versierd zynde : dus doet deszelfs uitwendig aanzien gemaklyk bemerken dat het werk door een ervaren hand is aangelegd en bestierd geweest ; gelyk zekerlyk onder de Sociëteit eenige lieden waren, die de konsten en wetenschappen in den grond verstonden, en dezelven hier ter plaatse oeffenden, daar sederd hun vertrek geen voetstap zelfs van is nagebleven: het voornaamste observatorium der vaders was in dit klooster, zynde hetzelve met alle benodigde instrumenten ter waarneminge en beoeffeninge der konsten,  BESCHRYVING DER STAD MACAO. 271 sten, rykelyk voorzien geweeft , en is thans niets meer van in weezen dan het gebouw; terwyl het enkele overblyfzel van hunnen arbeid, dat noch eenigzins in staat is, uit een groot-uur en slagwerk bestaat, dat nevens het observatorium geplaatst was, zynde bebalven dat van 't Franciskaner klooster het eenige dat op Macao gevonden word. Het tweede klooster dat aan de societeit van Jesus behoord heeft, is dat van st. Joseph, zynde mede op een hoogte gebouwd, naar den zuidkant der stad, op 't midden van den rug welken door derzelver lengte loopt; het is een ruim en welgeregeld gestigt , ziende meerendeels uit naar het zuiden , over de vlakte der zee en naar de eilanden, zynde dus zeer luchtig en aangenaam van ligging : het word tegenwoordig alleen bewoond door den Procureur der zending wegens de propagande fide uit Italien, en deszelfs missionarissen: men gaat naar het zelve, zo wel als tevens naar de kerk op, langs een groote steenen trap, welken eerst uit twee sierlyke ronde vleugels geformeerd was, doch die men (door een aardbeving in den jaare 1768, ingestort zynde,) om de minste moeite en onkosten, slegts in een recht opgaande veranderd heeft; aan deszelfs voet is een fraaije groote poort met kolommen van gehouwene steenen versierd , doch voor 't overige alleen van gebakken steen opgemetseld, en in een moderne smaak bepleisterd, in evenredigheid beantwoordende aan het sierlyk gebouw waar toe dezelve den opgang verleend. De kerk, welke aan dit konvent gehecht is, heeft een deftig en grootsch voorkomen , dezelve is naar een modernen smaak by uitmuntendheid net gewrogt; de grondslag van dit werk wierd gelegd in den jaare 1743. en men bragt vyftien jaaren door tot volmaakinge van den arbeid, dus de inwydinge tot den Godsdienst niet voor den jaare 1758 heeft plaats gehad, zo dat de stigters slegts een zeer kort genot hunner vervaardigden luister hebben bezeten : het geheel gebouw is van gebakken steen opgehaald, over welke vervol-  272 beschryving DER STAD macao volgens een sterk pleister gelegd is, dus men van verre het werk voor gehouwen steen zoude aanzien, alles is in een modernen smaak samengesteld, hebbende een tref. lyk voorkomen; inzonderheid is de groote of middel-poort, welken voorwaards uit den gevel wykt , met zeer veel attentie bewerkt, en is dus by uitnemendheid aanzienlyk; beelden of eenigen bytelkonst beeft men in 't geheel niet tot den uitwendigen praal gebezigd, schoon het gebouw daarom geen minder treffend voordoen bezit: het voorgedeelte der kerk is gedekt door twee vierhoekige koepels, en het choor door een agtkantig vlak spits, op welker midden een kleine koepel lantaarnswyze, tot een observatorium, geplaatst is, zynde rondom met glasvensters bezet; deeze drie verhevenheden, (welkende kerk in deszelfs uitwendige gedaante boven alle andere gebouwen der stad doen uitmunten,) staan in een driehoek, en zyn gedekt met groene verglaasde pannen , welken door den glans der zon nu en dan eenige schittering van zich geven: het ontwerp der bouwheeren was eerst, om dezelve van een geele kouleur te neemen, en dus als 't ware gouden daken te vertoonen, doch dewyl die kouleur door het geheele' Ryk van china , van niemand hoe genaamd, tot wat gebruik ook, mag gebezigd worden, dewyl dezelve den geheiligden persoon des Keizers en deszelfs hof alleen eigen is, gelyk zyne majesteit (de zon des aardryks verbeeldende,) steeds in dezelve uitgedoscht is ; terwyl ook zyne paleizen en andere verblyfplaatsen alleen door die goud couleur gedekt zyn , wierd zulks verhinderd en op order der Chinesche regering verbooden, waarom men dan tot de groene kouleur overging, om ten minden kopere daken te vertoonen, waar na het ook veel gelykenis heeft: men gaat naar het observatorium op, langs een trap, die aan de achterzyde der kerk geplaatst is, zynde het agtkant spits rondom met een gaandery omgeven, die met een muur van doorluchtige steenen omzet is; van deezen omgang kan het doorsnuffelend oog vry in 't rond weiden naar allen kanten, en zich ver-  beschryving DER STAD MACAO. 273 Verlustigen met de beschouwing der schoonste gezichten en perspectiven, welke de stad en den geheelen omtrek, zo aan de land als waterzyde, konnen opleveren en blootleggen. Toen de societeit nog bloeide ,. en dus derzelver bezittingen gerustelyk bestierde , behoorde ook een schoonen en ruimen tuin, beplant met allerlei vruchtboomen , aan dit klooster, doch dezelve is, te gelyk met de confiscatie aller eigendommen der Jesuiten, daar van afgenomen, en openlyk aan den meellbiedenden verkocht, zo wel als Isle verde of 't groene eiland, ten noorden der stad gelegen, dat mede aan die vaders behoorde , en een vierde van een myl gaans in den omtrek groot is; het zelve was door hunne vlyt en toezicht, uit een ontoeganklyke woeste bosschagie, in een aangenaam en vermaaklyk verblyf herschapen , en diende ter hunner uitspanning en retraite de campagne ; de geheele berg; (want het eiland is een enkele opeenstapeling van geweldige groote rotsen, door aarde en zand aangevuld,) is door de natuur zelve met altoos groene boomen beplant, waar onder zeer oude en zwaare voorkomen, zo wel als een groote menigte vruchtboomen die zich van zelven aankweken. Onder anderen litchia's, wompi's, jambou rofa's , gojaves en anderen dergelyken, welken tot op de bovenste kruin des bergs groeijen, tusschen het wild hout en de heestergewassen in, 't geen een aangename schakeringe voor 't oog uitlevert , wanneer die boomen in hun vrucht staan , en men langs de vlakte rondom den voet des bergs heen wandelt. om de steilte rondom te konnen beklimmen, vind men verscheidene kronkelpaden tusschen het geboomte heen , ryzendd en daalende, en dus den nyvren wandelaar over de hoogte heenvoerende : hier kan zich ondertuschen den geeft , de eenzaamheid minnende, verkwikken in 't doorkruissen dier ongebaande dicht begroeide dolende wegen , daar eene statige somberheid der eenvoudige natuur , en het kwynend geruisch der verhevene pynkruinen, beurtelings verwisseld worden tegen het streelend muziek van hon VI. afd. XV deel S derd  274 BESCHRVVING DER STAD MACAO. derd verrukkelyke toonen , geformeerd door de dartelende gorgeltjes der altoos vergenoegde gepluimde zang sters, welke hier by duizenden , vrolyk en ongestoord , in de algemeene verwarring der takken omzwerven, terwyl de kirrende tortelduif nu en dan haaren zwaarmoedige klaagzang tusschen het vrolyk concert laat invloeijen, als wilde zy den voorbyganger herinneren, dat in de natuur geen vreugde gevonden word , welke niet eenige droefheid als aan de hand met zich leid. De menigvuldige soort der gevederde luchtbewoners juichen hier om hunne veiligheid, vindende in deeze vrye ruimte een overvloed van verborgene holligheden , welken hunne nesjes voor het zoekend oog bedekken , en dus den gretigen schaker te loor stellen , terwyl de eitjes en jongen door de natuur zelve beschermd worden, tegen den doodlyken beet der listige slang , welke zich in het groene gras verbergd, of ih de spleten der steenrotsen schuil houd. Ondertusschen ontmoet men hier en ginds een beekje of kommetje, welks kristal helder vocht, met een zacht gemurmel over afgebrokene klipsteentjes komt nedergleijen, of van onder de natuurlyke grotten opborrelende, den voorbyganger nodigen, om zich nnast deszelfs verkoelenden boord neder te vleijen , en na zyne ruischklanken te luisteren. Heeft men lust om den arbeid van den tuinier te beschouwen , men daale af naar de laagte, daar ontdekt men een geschikter order , rondom langs de vlakte van den voet des bergs ; hier kweekt men moeskruiden om den disch te veraangenaamen , ginds draagt men zorg voor heilzaame artzeny-planten om de natuur tegen krankheden te ondersteunen , daar weder een andere plaats geschikt om sappige en verkwikkende vruchten aan den graagen smaak te bezorgen ; en dus door een zorgende hand onderhouden , is deeze grond eenigzins een hof van wellust, alwaar het streelend vermaak, 't welk het eenzaam buitenleeven aan een stil gemoed kan mede deelen, ongestoord genoten mag worden, terwyl een hogeren  BESCHRYVING DER STAD MACAO. 275 geren pligt, het waarnemen van den godsdienst te deezer plaatse mede niet ter zyde wierd gesteld; want ten dien einde was door de vaders een klein doch zindelyk kerkje gesticht, in 't welk den openbaaren dienst dagelyks wierd verricht, en 't geen ook nog in vollen stand gebleven is, gelyk mede de woning welke in zes of agt kleine vertrekken bestaat. Tegenwoordig echter zoude men te vergeefs de voorige gesteldheid op dit eiland zoeken, daar alles weder tot zyne eerste woestheid te rug keert; zynde de aangename en verkwikkende groenten en vruchten, die men ten tyde der Jesuiten, op dit eiland en in de kloostertuinen in overvloed vond , byna niet meer te ontdekken, daar derzelver eigenaars zich niet bekreunen , met iets tot aankweeking toetebrengen , maar integendeel dezelve geheel en al verwaarlozen : met recht kan men zeggen dat de societeit de beste bezittingen van Macao in eigendom had, doch men moet teffens bekennen, dat hunne zorg en vleit, alles in dien goeden staat gebragt had , daar ook de stad zelve zyn grootste luister en in standhouding, welke meerendeels door de zorgvuldigheid en doorzicht dier vaders wierd in acht genomen , te gelyk met hunne verbanning, verloren heeft. De tegenwoordige bezitter van 't groene eiland laat noch alle zondagen de mis in het kerkje celebreren, door een priester van de clergie, welke daar voor een jaargeld van honderd piasters geniet. * Naast aan de vorengemelde kloosters der Jesuiten heeft dat van st. Franciscus, behorende aan de Franciscanen , het meeste aanzien , door deszelfs situatie, liggende aan het oost-einde der Praja Grande, en zynde mee ren * Gelyk het gemeenlyk is dat goede gebruiken door den tyd te niet gaan, is het ook ten deezen opzichte gebleken , immers tegenwoordig word in 't geheel geen dienst meer in dit kerkje gedaan: de eigenaar van een wispeltuurig humeur zynde, verlaat het eiland geheel en al, waardoor de gebouwen zo wel als de kerk in weinig jaaren geheel bouwvallig zullen worden. S2  276 BESCHRYVING DER STAD MACAO. rendeels gesticht op een rots , wiens voet door de zee bespeeld word, 't geen in den wintertyd wel bar is, doch in den zomer een aangenaam gezicht uitlevert over de ruime vlakte naar het oosten en zuiden , en de eilanden aan dien kant gelegen. De opgang naar 't klooster zo wel als de kerk, die op een kleinen heuvel gesticht zyn , geschied door middel van een zeer schoone en breede trap (veel al gelykende naar die van st. Paul reeds bevorens beschreven,) beslaande twee en vyftig Rhynlandsche voeten in de breette, en bestaande uit zes verdelingen , ieder van zeven treeden: men heeft by dit convent een redelyk grooten tuin, in welken de geestelyken groenten en vruchten aankweeken : de kerk is vry groot doch heeft niet veel uiterlyk aanzien , integendeel is bet hoog altaar in 't choor zeer fraai, zodanig dat het zelve uitmunt boven alle die der andere kerken: men heeft in dit klooster ook een groot uur en slagwerk ten nutte van 't algemeen. Tusschen dit klooster en dat van st. Clara, bier aan grenzende, vind men de via sacra , of heiligen weg , zynde ten groot plein op 't welk men veertien altaaren vind opgericht, welken door boetvaardigen veel bezocht worden, inzonderheid is de toevloed zeer groot op stillen vrydag , wyl zich dan byna alle inwooners van Macao derwaards begeven om hun devotie voor ieder altaar in 't byzonder te verrichten: terwyl op andere tyden deeze bidplaats gevoeglyk mede den naam van via inferno mag dragen dewyl dezelve niet zelden gebezigd word tot onkuische bedryven , en geheime samenkomsten , waartoe de afgelegenheid , en verscheidene door muurtjes omgevene altaaren, waar door men voor 't oog der voorbygangeren gedekt is, eene gereede occasie aan de hand geven. Het klooster van st. Domingo of dat der dominicanen, ligt in 't midden der stad, in de laagte, dus het slechtste van allen gelinieerd; het zelve heeft geene de minste byzonderbeden, zynde de kerk een luchtig vierkant ge touw,  BESCHRYVING DER STAD MACAO, 277 bouw , van een, tamelyke grootte. Het is hier dat op goeden vrydag het treurspel van de kruiciging en begraaving van Christus vertoond word , het welk een der byzonderste uitvoeringen is , die de bygelovigheid kon te voorschyn brengen; van dit feest, is een beschryving zo als het te Lisbon uitgevoerd word , in het eerste Deel des Mengelwerks van de Algemeene Offenschool te vinden , doch wyl ik het hier met zeer veel verscheidenheid van dat, heb zien uitvoeren , zal ik van dit, zo wel als van het feest van st. Anthony, dat hier ter plaatse het voornaamste van allen is, eene beschryving in 't vervolg mede deelen, zodanig als ik hetzelve heb zien vieren. Na het klooster der Dominicanen volgt dat van st. Augustino , aan welks order het gewyd is; het zelve ligt achter of benoorden st. Joseph op gelyke hoogte, de kerk noch het klooster zyn van eenig aanzien , en hebben dus niets aanmerklyks , de stichting is van den jaare 1636. By gebrek van noodig onderhoud, word alles oud en bouwvallig , hebbende dit klooster weinig inkomsten, ook is het byna onbewoond , wyl sedert verscheiden jaaron niet meer dan twee of drie geestelyken van deeze order zich hier bevonden hebben. Het Nonnenklooster, gewyd aan st. Clara , ligt aan de oosterzyde der stad aan den voet eens bergs, naast dat van st. Franciscus , van welke order het een. Guardiaan heeft , het is een groot gebouw met een ruim terrein en tuin van achteren ,» omgeven door een zeer hoogen muur; het heeft een zindelyke kerk, waar toe een deftige en breede steenen trap (zo fraai als die van st. Paul) den opgang verleent; aan den voet deezer trap is een grooten steenen poort, die zeer aanzienlyk is, en welke des avonds gesloten word; buiten dezelve heeft dit klooster een communicatie-deur met dat van st. Franciscus, aan den kant der via sacra , welke des nachts by dringende gelegenheden geopend word. Dit klooster word redelyk wel onderhouden; waar toe desS 3 zelfs  278 BESCHRYVING DER STAD MACAO. zelfs inkomsten ook ruim toereikende zyn: want behalven, dat ieder non, by haare intreede, vyftien honderd thailer of twee duizend piasters betalen moet , en een goede voorraad van kloosterklederen mede brengen, trekt dit convent ook een per cent van de inkomende rechten van alle de aangebragte koopwaren, 't geen gemeenlyk drie duizend thailer 't eene jaar door 't andere opbrengt, terwyl de stad in vergelding van dit voordelig privilegie het recht heeft om alle vyf jaaren een non in 't klooster te brengen, zonder eenige inkomsten te voldoen , 't geen een goede toevlucht is voor leeden van den Senaat, die, niet vermogend zynde , door deezen weg zich van hun dochters konnen ontslaan. Schoon ik van gevoelen ben dat een verschillende instelling van vry meer nuttigheid voor het algemeen had geweest , namenlyk dat dit per cent op de inkomende goederen , wierd aangelegd om alle twee jaar een jong paar gelukkig te maaken , door hen die som tot een huwlyksgift aftestaan , hierdoor bleef zodanig kapitaal in den gemeenen handel rouleren , daar in tegendeel de schatten der kloosters tot niets nut zyn , maar veel al schadelyk voor den burgerstaat. De levenswyze der nonnen in dit klooster, is zeer afgezonderd van den waereldsen omgang, en in dezen opzichte geheel verschillende van andere kloosters in Europa , wyl nabestaanden en vrienden aldaar vryheid hebben om voor de traliën in 't spreekvertrek eenige samenspraak te houden , terwyl men elkander kan zien, en zelfs de hand geven; men vind alhier mede wel een spreekkamer , in welke de nonnen alleen aan hunne naaste bloedvrindinnen gehoor mogen verlenen , doch daar konnenze elkander niet meer dan hooren spreeken, zonder immer elkanders aangezicht te zien, zynde de openingen, die ter conversatie geschikt zyn , zodanig ingericht dat de zagtste stem gemaklyk kan passeeren , zonder dar het oog eenig voorwerp van de andere zyde kan beschouwen. De kapel gewyd aan Nostra signora del Penha de Fran cia,  beschryving DER STAD MACAO. 279 cia , is gelegen op den hoogsten top eens bergs , ten zuiden der stad , welke aan deszelfs voet grenst ; dit kerkje is redelyk groot, doch heeft geene byzonderheden, dan eenige schilderyen van miraculeuse reddingen, door de heilige maagd aan zeevarenden beweezen , welker byzondere beschermster zy ter dezer plaats is : de dienst, die hier alleen zaturdags 'smorgens gedaan word, moet door een priester van de order van st. Augustino verricht worden , pronkende ook het groot altaar met de beelden van den H. Augustinus en zyn moeder Monica; jaarlyks word hier ook een novene of negendagig feest gevierd, ter eere van de Moedermaagd , geduurende welken tyd den dienst alle dagen verricht word, geschiedende dit van den 10 tot den 19 Mei, op welken laatsten dag het feest gehouden word, 't welk 's avonds door een illuminatie en vuurwerk gemeenlyk besloten word: het inkomen dezer kapel moet inzonderheid van de zeevaart opgebragt worden, welke gemeenlyk hunne geloften aan N. s. del Penha doen, geiyk nu en dan in stormen of zeenooden, het een of ander zeil van 't schip door den Kapitein tot een beloning voor gunstige bescherming aan deeze lieve Vrouw word toegezegd; hoedanige beloofde stukken dan ook na behouden aankomst, door de geheele scheeps equipagie gemeenlyk barvoets , den berg worden opgevoerd, en voor den voet des altaars in de kerk nedergelegd ; waarna die stukken , als van geen gebruik voor de H.. Maagd zynde, ten profyte der kerk by publique verkoping aan de meestbiedenden, worden verkocht. De opgang naar boven is ondertusschen zeer lastig en ongemaklyk, dewyl de steenen trap, welke slechts noch maar een gering gedeelte van den weg uitmaakt, zeer slecht is ; doch boven zynde , worden de lastigheden van dezen optogt rykelyk vergoed door een alleraangenaamst gezicht over alle de rondomgelegene voorwerpen; niets keurlyker waarlyk kan het oog beschouwen, dan het uitmuntend fraai vergezicht, 't geen de stad te deezer plaatse oplevert, wyl men S 4 hier  280 BESCHRYVING DER STAD MACAO. hier, boven alle derzelver gebouwen verheven zynde, in een opslag deszelfs uitgestrektheid voor zich heeft, en zelfs byna alle straaten kan doorzien, in welken de beweging der menigvuldige voetgangers , een zeer vermaaklyke en schilderachtige vertoonirg verschaft , terwyl het verder gelegen gebergte eene deftige grootsheid aan de gelegenheid der plaats mededeelt; ik kan dus geredelyk verzekeren, dat ik weinig gezichten of perspectiven beschouwd heb , welken zich zo keurlyk en treffend voordoen, als die welken ik te dezer plaatse heb waargenomen. Het Hospitaal, gebouwd aan den voet des bergs del Mond , in het noord oostlyke gedeelte der stad, is eerst nieuw opgehaald, hetzelve is klein, en heeft een kapel om dienst in te konnen doen , maar voorts niets der opmerkinge waardig. Het Lazarus-huis, ligt even buiten de stad , by de poort del Campo; hetzelve is een redelyk goed gesticht en heeft een ruime kerk , doch geenen verdere merkwaardigheden : men ziet hier eenige hutten ter huisvestinge van melaatsen , welke droevige plaag hier niet ongemeen is. Wat nu aanbelangt de particuliere gebouwen der stad, onder dezelve vind men geenen die de opmerking van een Europeaan verdienen : men beschouwt in sommigen wel eenige trekken van oude grootsheid, by uitstek breede en gemaklyke steene trappen , ruime zaaien en vertrekken , doch alle zonder schikking of order, en nog veel minder volgens eenigen regel der bouwkunde ingericht, zynde de huizen in een smaak verdeeld , die dezelve eer naar een doolhof dan naar een woning doed zwemen , alle vertrekken hebben gemeenschap met elkanderen , dus in alles geheel buiten de Europische manier, de kamers ter woning verordend zyn alle op de tweede verdieping , en daar gemeenlyk gelyksvloers , terwyl de onderste verdieping meest al uit kelders bestaat, in welke men allerhande goederen, koopmanschap pen,  BESCHRYVING DER STAD MACAO. 28t pen, en volumineuse zaken gewoon is te bergen : het grootste gedeelte der huizen is tegenwoordig oud en bouwvallig, doordien de onderhouding en reparatie geheel verwaarloosd word, zo dat 'er zelden zwaare winden of stortregens zullen voorbygaan , zonder niet hier of daar schade te veroorzaaken door instorting van daken of muuren; zynde deeze laatste gemeenlyk samengesteld uit zeven deelen aarde en zand en een deel kalk, 't welk gemengd word en vervolgens op elkanderen gestampt , tusschen twee zwaare planken , welken ten dien einde op de bepaalde wydte , onbeweeglyk en stevig worden vastgedraaid, door middel van touwen en bindrotting, en op deeze wyze bekomen de muuren gemeenlyk de dikte van twee, drie, vier en meer voeten, naar datze hoog opgetrokken moeten worden , versmallende naar maate men in de verheffing toeneemt , wordende vervolgens aan wederzyden bekleed en bestreken met leem, doormengd met gekapt stroo , over 't welk een dekking van kalk word gelegd. Indien deeze soort van muuren slegts wel behandeld en vast gestampt wierden, gelyk in vorige tyden , zouden ze sterk genoeg weezen , doch de karigheid , en de zucht om den arbeid slegts goed koop te hebben , doen de Chineesche werkbaazen in de noodzaaklykheid vervallen , om de Portugezen weetens en willens te bedriegen , door de materiaalen naar mate der betaling te beezigen; hierom zyn de nieuwe gebouwen in sterkte in 't geheel niet by de ouden te vergelyken , daar het mengsel , inzonderheid van die der vorige eeuw, bestond uit twee derde aarde, een derde kalk en een tusschen-voegsel van grove suiker met wit van eijeren, 't geen door den tyd zo vast in elkander groeide , of het een enkelen steen was: ik heb oude muuren van dit soort gezien , welken reeds veele jaaren aan de woede van weer en wind hadden blootgestaan, doch desniettegenstaande niet dan met groote moeite en arbeid konden omver gehaald en afgebroken worden. Men vind hier byna geen gebouwen van S5 ge-  282 BESCHRYVING DER STAD MACAO. gebakken steen , wyl die te kostbaar zouden zyn. Anderen stads byzonderheden der meldinge waardig zyn 'er niet, byaldien de steen van Camoëns, dien Virgilius van Portugal, niet der opmerking waardig was; deeze rots , welke van een zeer aanmerkelyke grootte is, ligt door de natuur zelve geplaatst op twee andere zeer groote steenen, en formeert dus een soort van poort of doorgang, onder welke men een aangenaame en koele zitplaats vind : terwyl het gezigt zich kan verkwikken met een fraai uitzicht, overeen naast gelegen boomgaard en verder over de rystvelden, naar het Chineesch dorp Moha, dat, als in een bosschaadje gedompeld liggende, een fraai verschiet uitlevert. De voetstukken der rots zelve zyn op een hogen heuvel gevestigd, en omringd door zwaare boomen, terwyl de laagte een ruime tuin uitlevert, beplant met moeskruiden en vrucbtboomen, alles toebehorende aan een huis dat voortyds lange jaaren door de Engelsche natie wierd bewoond, en gemeenlyk bekend is by den naam van Caza de borto, wegens de ruime plantsoengrond. De overlevering verzekert dat het hier ter plaatse was, dat de beroemde dichter Camoens, zyn heldendicht Las Luziados, te samen stelde; en waarlyk de gelegenheid deezer plaats, als door zyne afgezonderde eenzaamheid en stilte bekwaam om de denkbeelden eener levendige verbeeldingskracht op te wekken , maakt dit verhaal niet minder dan onwaarschynlyk of twyffelachtig waarom men hieromtrent gevoeglyk zoude konnen zeggen, dat het wonder eener eeuw, van ouder een wonder der natuur was hervoort gekomen. * Buiten de stad, tegen het gebergte van de Ghia, zyn oudtyds ook twee fraaije waterwellen of fonteinen geweest, met bakken en leidingen van gehouwene steenen; eene *In den jaare 1772 heeft de eigenaar van Caza de horto de ronde kruin des steens van Camoëns doen gelyk maken en vervolgens boven op dezelve een zeskanten opene koepel doen metselen tot een belvedere, waar aan het niet kwalyk beantwoord, wyl men van daar; geer ver in het ronde kan zien.  BESCHRYVING DER STAD MACAO. 283 eene derzelver. is nog merendeels in weezen, doch de voornaamste is geheel ingestort en gebroken , loopende het water, dat als kristal so klaar is, langs den berg af, onder de ruinen en steenen vond ik nog een gebroken stuk , waar op eenige letters eener Latynsche inscriptie stonden, nevens het jaartal van 1619. Het gehele terrein van Macao is by uitstek ryk in zoet water, alle huizen byna hebben hunnen putwellen, zelfs waren 'er in het bestek dat onze natie bewoonde, niet minder dan zes zodanige bronnen. De inwooners der stad , bestaan uit Portugescbe onderdaanen en Chinezen, behalven een groot getal slaven en slavinnen van verscheidene natiën der Indien: wat de eerstgemelden belangt, dezelven zyn zodanig verbasterd, dat men byna een naam diende uittevinden, om dit geslacht als een nieuw soort, mede te benoemen; want geboorne Portugezen zyn 'er byna niet; de geenen die zich onder dien naam voordoen, zyn alle voortgekomen uit een vermenging met Chinezen, Maleijers, Caffers enz. uit welken misticen , criolen, liplappen en andere geslachten zyn vcortgesproten , die, al wederom eene nieuwe vermenging formerende, zo veele onderscheidene natieweezens hier ter plaatse hebben voortgebragt, als men. ergens in de waereld zoude konnen ontmoeten of aantreffen, van blanken af al geelder en bruiner tot git zwarten toe; men vind onder de vrouwelyke sexe, (die wel twee derde der inwooners uitmaken.) zo weinige schoonheden , als men witte raven onder de gevederde omzwervers zal beschouwen. De zogenaamde Portugezen kan men gevoeglyk in drie klassen verdeden, te weten, in handeldryvende, zeevarende en militairen. De handeldryvende bestaan slegts in een klein getal, doch formeren den luister der stad, als hebbende al het vermogen en den rykdom in handen, terwyl onder dezelven tegenwoordig slegts vyf voorname kapitalisten geteld worden : het is uit deeze klasse dat de senatoren  284 BESCHRYVING DER STAD MACAO. ren en alle andere amptenaren verkozen worden. De zeevarenden maken het grootste getalt uit , hier van is het dat men , wanneer de schepen in zee zyn, byna geen manspersoon op straat ontmoet; deeze klasse, welker voornaamste gedeelte gehuwd is, en dus vrouw en kinderen te onderhouden hebben, konnen naauwlyks hun bestaan winnen, maar leven om zo te spreken uit de hand in de tand, en dus in een gestadige soberheid of armoede: want daar een matroos, geduurende de geheele reize niet meer dan agttien à twintig piasters voor bezoldinge geniet, benevens zyn rantsoen van visch en ryst, is gemaklyk op te maken hoe veel 'er overschiet, wanneer hy weder vier à zes maanden aan den wal buiten dienst is; wel is waar dat yder man een kleine gepermitteerde negotie over en weder mag voeren, doch hier toe moeten vooraf de middelen in handen weezen, en wat konnen twintig, dertig ja vyftig spaansche matten uitleveren, om daar mede eenige vorderingen te maken , behalven het hoognodig lighaams onderhoud. De Militairen, slegts een gering getal uitmakende, verdienen naauwlyks genoemd te worden; hun gagie is (gelyk ik reeds bevorens gemeld heb) zo bekrompen, dat zy mede onder eene gedurige drukking van gebrek en kommer zuchten. Wanneer men nu bedenkt, dat (gelyk ik reeds heb aangemerkt,) het getal der vrouwen , dat der mans verre overtreft, en dat die sexe nimmer zich verledigt; om iets ter kostwinninge te verrichten, steilende minder schande in beedelen dan in werken , zal men niet verwonderd zyn dat de diepste armoede door de geheele stad regeert; want nog het weinige dat de gemeene man wint , gaat alles over tot de Chinezen , die hier alles verrichten , en de eenige ambachtslieden en winkeliers zyn, ja zelfs het scheeps timmerwerk moeien verrichten. De armoede gaat dus zo verre, dat men niet alleen, by de uitdeeling der aalmoessen , die men wegens de Nederlandsche oost-Indise Comp. gewoon is ieder saturdag te doen  BESCHRYVING DER STAD MACAO. 285 doen * , van duizend tot twaalfhonderd zielen, alle vrouwen en kinderen, zag verschynen , maar ik kan by ondervinding zeggen dat my menigmaal een aalmoes is afgevraagd, door persoonen van een ordentlyk en geschikt voorkomen met den degen op zyde, door Officiers van de bezetting, ja dat meer is door een Ridder de Christo, met zyn ordenskruis omhangen ; alle welke lieden den onderstand en hulp der mildadigheid by de vreemdelingen komen afsmeken, daar zy te vergeefs de te rug getrokkene en geslotene hand hunner eigene natie door jammerklagten zouden vermoeijen om barmhartigheid te vinden; het is ook mede die alles verslindende armoede, welke den grondflag heeft gelegd tot een verleidend kwaad, waar aan de vrouwen zich zeer geredelyk , ja tot walgens toe, overgeven, te weten de hoerery, die hier zo sterk in zwang gaat, als byna in eenige plaats der waereld; ten welken einde dan ook de moeders hunne kinderen niet alleen van kindsbeen opkweeken en onderwyzen, voornamenlyk indien derzelver uitwendigheden eenige opmerking verdient, maar ook zelfs, eer zy den staat der kindsheid ontgroeid zyn, uitveilen en overleveren, zich niet ontziende om de vruchten hunner schoot in perzoon te komen aanbieden tot rampzalige slagtoffers eener onbeschaamde wellust; het zal dus geene verwondering baaren, wanneer ik aanmerk, dat uit deeze buitensporigheid ook derzelver droevige gevolgen gesproten zyn , welke de beminnaaren dier ligtekooijen niet zelden besmet, en in de uiterste elenden dompelt, , die niet dan te algemeen door een aller rampzaligst uiteinde besloten worden , waartoe het klimaat alhier op een subtile wyze schynt mede te werken. Zekerlyk heeft het hoofdzaaklyk gebrek en de vervallen (*) Deeze gewoonte te weinig beantwoordende aan het oogmerk van welbesteede aalmoessen, is die in een beter gebruik veranderd, wordende thans een zekere som verdeeld onder noodlydende huisgezinnen van een onbesproken wandel, welken hier door een grooten onderstand genieten.  286 BESCHRYVING DER STAD MACAO. lenden toestand der stad, deszelfs voornaamen oorsprong te wyten, aan die moeders van ondergang, den hoogmoed en vadzige luiheid der eerste Portugesche bevolkers, welke karakters de eenige zyn, die zy aan hunne verbasterde afstammelingen hebben nagelaten, en waaraan men die voorzaten in hun kan onderkennen: Want wierd het geen schande onder de natie zelve gerekend om winkeliers of ambagtslieden te worden, gelyk men in alle de koloniën der andere natiën in Oost of West Indiën onder den gemenen man dezelve aantreft, zo zouden zy een inkomen aan zich zelven konnen trekken, waar van tegenwoordig de Chinezen welvaren, en zich mede verryken: het is dan ook dit volk welk wezenlyk de noodzaaklykste inwooners der stad uitmaken: schoon dezelven eigenlyk geen eigendommen van huizen of vaste goederen binnen derzelver omtrek mogen bezitten; zoude echter de gantsche plaats, zonder hun behulp, van honger en gebrek vergaan , en uitsterven. En gelyk dus die natie inderdaad eenigzins als praedominerende is aantemerken, en veele der zogenaamde Portugezen van dezelve afstammen; zo houden deeze laatste ook verscheidene der Chinesche gewoonten aan , inzonderheid behoort daar onder de behandeling der mannen omtrend hunne vrouwen: deeze leven geheel afgezonderd; en als in een serrail, (naar 't welke de huizen ook veel gelykenis hebben, dewyl alle de vrouwen vertrekken , met digte tralien bezet zyn waar door men niet in derzelver vensters zien kan,) komende ook nooit te voorschyn in de tegenwoordigheid van andere mannen; zelfs zouden eenigen van die kwalyk neemen, indien men welstaanshalve zich naar de gezondheid hunner egtgenooten informeerde, in 't denkbeeld dat den staat hunner ega's volkomen onverschillig dient te zyn aan een ieder buiten hun zelven. Een vreemdeling ziet dus zelden of nooit het aanschyn van een vrouw, inzonderheid van de eerste klasse, want uitgaande laten die zich doorgaans dragen in een Japanschen draagstoel of Orimon, die geheel besloten is , en over straat  BESCHRYVING DER STAD MACAO. 287 straat gaande, is hun hoofd geheel bedekt door een chits, of effen zwart linnen kleed, dat nederwaards afhangt, en waarmede zy hun gezicht op de minste nadering van een man zo digt verbergen, dat men tot zelfs de kleur daar van niet kan onderkennen ! alle verkering of omgang met vrouwen van het minste fatzoen, is dus ten eenemaal den vreemdeling ontzegd, waar en tegen de toegang in alle huizen en appartementen, voor monnikken en Chinezen vry en onbelemmerd is, zonder dat men omtrent dezelve meer verdenking dan van gesnedenen formeert; schoon die vertrouwden van deeze vryheid zeer wel weten te profiteren, en de gelegenheden niet dan zelden laten ontglippen , om een kwaad gebruik te maken van hun voorrecht, en zich dus ten koste der ligtgelovige blindheid te vermaaken. (Het vervolg by de eerste gelegenheid) VER-  VERHAAL VAN EENE RAMPSPOEDIGE REIZE DOOR DE WOESTYNEN VAN EGYPTE. (Uit een' Franschen brief van den 8 February , 1780.) Gantsch Europa schreeuwt van het deerniswaardig ongeval, dat, voorleeden jaar, den 16den Juny, eenige Europers in de woestynen van Egypte getroffen heeft. Doch de byzondere omstandigheden zyn door geene egte berigten wereldkundig geworden, voor dat de Heer de St. Germain , die door een byna ongelooflyk geluk, den jammerlyksten nood, waarin ooit een reiziger geraakte, alleen ontsnapt is , te Parys aankwam. De Heer de St. Germain en zyn broeder, de Heer de Chilly, waren Kommandanten, de een te Daka, en de ander te Cassimbazar, twee zeer gewigtige Kantooren op Bengale, toen zy door de Engelschen krygsgevangen gemaakt werden. Op hun woord van eer bekwamen zy verlof om naar Frankryk weder te keeren. De kaap de Goede Hoop bereikt hebbende, en geen schip vindende, om hen naar Europa over te brengen , vertrokken zy met een Deensch schip naar Suez in de Roode Zee , hoopende, de landengte, tusschen deeze en de Middellandsche Zee, met gemak door te reizen, vervolgens te Allexandrië scheep te gaan , en dus te Marseille te komen. Na eene gevaarlyke zeereis , kwamen zy , den 24sten Mei 1779, te Suez , nevens verscheidene Franschen en Engelschen, die zig in 't zelfde schip hadden begeeven. Zy waren naauwlyks geland , of de Deensche Kapitein schreef aan de Fransche Koopluiden te Cairo, om eene karavane, dat is, de noodige kameelen, ter vervoering van de scheepsvragt, welke op eenige millioenen geschat werd. Egypte wordt door zestien Beys of Heeren geregeerd , of liever onderdrukt. De Porte bezit 'er niets dan eene schaduw van gezag, berustende in de handen van  verhaal van eene rampspoedige reize enz. 289 Van eenen Bassah, welken de Beys, als eene soort van gevangen', op 't kasteel van Cairo bewaaren. By afweezigheid van Murat Bey, den magtigsten deezer zestien tirannen, die vertrokken was, om tegen haslem Bey, een' zyner broederen . te vegten, vervoegde men zig tot Ibrahim Bey. Deeze beloofde de sterkste bescherming, en bood zelfs zyn eigen volk en kameelen aan, om de goederen te vervoeren; 't welk gereedelyk werd aangenomen. Doch ongelukkig gaf de rykdom der karavane , welken hy, door gretigheid vervoerd, nog hooger waardeerde, hem het voorneemen in, om 'er zig meester van te maaken. Ten dien einde hield hy afspraak met de Arabieren van Tort, (berugt wegens hunne woestheid en roofzugt, ) de snoodsten en laaghartigsten van alle verraaders. De kameelen gingen, den 15den Juny, van Suez. - De reizigers vertrokken 's avonds te zes uuren. In den nagt viel 'er niets voor. Doch, toen de dag aanbrak, ontmoeten de karavanen midden in eene engte, tusschen twee gebergten, eene bezetting van omtrent 1200 Arabieren, die eerst uit hunne handbussen driemaal vuur gaven, en voorts, met den sabel in de vuist, op de Europers aanvielen, ben verstrooiden, hieuwen, greepen, ontkleeden, en naakt, zelfs van hunne hemden beroofd, naar de woestyn joegen. Ondertusschen had het volk, dat de kameelen bestuurde , by den eersten schoot, welke vermoedelyk, volgens afspraak, ten teken diende , de lastdieren omgewend, en dreef ze thans, niet zonder tegenstribbeling, doch met yver, naar de stad Tort, den Arabieren toebehoorende, na vier dagen onder de muuren van Suez te hebben doorgebragt. De Europers, verminkt, ontbloot en nog door de stroopers vervolgd, verdeelden zig by geval in twee partyen. De eene nam den weg naar Suez, niet verder dan agt mylen van daar gelegen; en de andere, bestaande uit de persoonen, die op den togt de voorsten geweest waren, vlugten, alzo zy de bende der Arabieren niet door konden, ' om Suez te bereiken, naar Cairo, liggende op een' afstand van tweeëntwintig mylen. Doch, ten einde zy de woede VI. Afd. xv. deel T der  290 VERHAAL VAN EENE RAMPSPOEDIGE REIZE der Arabieren mogten ontkomen, zagen zy zig genoodzaakt om bywegen in te slaan; 't welk den togt ongelyk langer maakte. De Heeren de st. Germain en de Chilly hadden 't ongeluk van onder deezen troep te zyn, bestaande, buiten hen, uit eenen neger, die hun toebehoordde, (de anderen hadden den weg naar Suez ingeslagen,) de Engelsche Heeren Barrington en Jenkins , den Heer Vendelwelden, Kapitein van het Deensche schip, eenen Armenier, genaamd Paul, die tolk op het schip was, en twee Arabische bedelaars; in 't geheel uit negen persoonen. Onder deeze ongelukkige vlugtelingen was , behalven den Heer de st. Germain, niemand, die den dood ontkwam. De smerten en angsten, waardoor zy zig overmand zagen, zyn met geene pen te beschryven. Men vindt, op den gantschen aardbol, nergens een heeter gewest, dan de woestynen van Egypte. De wind , die 'er waait, is een verslindend vuur. Nooit valt 'er regen; geen druppel water is 'er te bekomen. Ook groeit er, binnen den omtrek van dertig mylen, geen kruid noch heester. Het zand, gloeiende van de brandende hitte der zon bestaat uit hoekige keisteentjes, die de huid kwetsen , en gelyk glas, zig daarin vasthegten. De koude der nagten maakt met de hitte der dagen een vreemd kontrast. De smoorende dampen van den dag ter naauwer nood doorgestaan hebbende, kan men, zonder digte kleeding, de kille nagtlugt zeer bezwaarlyk verdraagen. In deeze akelige woestyn worstelde de Heer de st. Germain, nevens zyne beklaagelyke reisgezellen, drie dagen en vier nagten, tegen den dood. Zonder spys, zonder drank, smagtende van dorst, verschroeid door de zon, moedernaakt, aan wolken van vliegen en ander ongedierte blootgesteld , twintigmaal in een uur nedervallende van vermoeidheid , en wederom opstaande uit overmaat van pyn, door het kwetsende Keizel veroorzaakt, dikwyls op handen en voeten voortkruipende, over 't gantsche ligchaam met ééne zweer bedekt, tot vel en been verteerd, al het water, dat hy loosde, wegens de onverdraagelyke droog-  door de woestynen VAN EGYPTE. 291 droogte van lippen en tong, opgedronken, verduistering van gezigt, verlies van gehoor en spraak, geweldige aanvallen van koorts en doodelyke ylhoofdigheid, en meer dan ééns een zweemsel van beroerte ondergaan hebbende, bereikte hy eindelyk, door eene soort van wonder, het lusthuis van den Bey, naby Cairo. Doch de grootste zyner rampen, de wreedste van alle zyne kwellingen, die hem dikwyls deed wenschen om den dood, tegen welken hy worstelde, was, dat hy alle zyne reisgenooten, den een' na den ander', moest zien sterven. De Heer Barrington was het eerste slagtoffer. Daarna bezweeken de Heeren Jenkins en Vandelwelden. De neger, de Armenische tolk, en een der Arabische bedelaaren, hoewel sterk van lighaam, en tegen de lugtgesteltenis gehard, stierven, gelyk de overigen. Het schrikkelykste, ondertusschen , waarvan een gevoelig hart naauwlyks het denkbeeld kan verdraagen, was, voor den Heer de st. Germain, het gezigt van zynen broeder, die, uitgeput door vermoeijing, hitte dorst en tweeëntwintig houwen , smeekte, dat zy hem verlaaten, en slegts voor zyn eigen behoud zorgen zou. Hy bevond zig in de droevige noodzaakelykheid van hem voor zyne oogen te zien sterven, of hem in de woestyn agter te laaten, en de geringe overblyfsels zyner kragten aan te wenden, om hem, ware 't doenlyk, eenige hulp te verschaffen. Hy verkoos het laatste. De grootheid der geleedene ongemakken gaf reden om te hoopen, dat het einde der elende naby was. De gevaarelyke omstandigheden van zynen broeder spoorden hem aan om al zyne kragt in te spannen; doch vrugteloos. Zy waren nog te verre van Cairo. De onderdaanen van den Bey, die, op zyn verzoek, zig naar de woestyn spoedden, om zynen ongelukkigen broeder, en deszelfs makker, den neger, op te zoeken, vonden geen' van beiden, maar alleenlyk de doode ligchaamen der overige Europers. De Heer de Chilly was of in zyn lyden bezweeken , of in slaaverny gesleept, indien hy 't geluk gehad had van een' Arabier te ontmoete die hem uit het doodsgevaar verloste. T2 De  292 VERHAAL VAN EENE RAMPSPOEDIGE REIZE ENZ. De hulp, die de Heer de st. Germain op het lusthuis van den Bey ontving, stuitte den voortgang zyner ziekte. Vervolgens werd hy naar Cairo overgevoerd, alwaar hy zyn leeven verschuldigd was aan de ervaarenheid van den Franschen Geneesheer Grasse, en aan de pryzenswaardige zorg der Heeten Magallon en Olive, Koopluiden van Marseille, die hem in hun huis opnamen. De Franschen waren de eenigsten niet, die hem blyken gaven van aangedaan te zyn over de rampen, door hem geleeden. Verscheidene Engelschen, die met hem van Bengale naar Suez waren onder zeil gegaan, inzonderheid de Heer Ross, die over de Engelsche factory op Dake het bewind gehad had, terwyl hy aan 't hoofd der Fransche was, betoonden hem het zelfde, op eene treffende wyze. Met byna onweêrstaanbaaren nadruk werden hem allerlei aanbiedingen gedaan; doch hy verkoos liever gebruik te maaken van den bystand der Fransche Koopluiden op Cairo. Na zyne geneezing beproefde hy alle mogelyke middelen, om vergoeding van zyne schade , bedraagende, in effecten en waaren, omtrent 300,000 livres, te verkrygen. Doch al zyn poogen was vrugteloos. Hy moest zig troosten door te bedenken, dat by, nevens 't geleedene verlies, het geluk gehad had van zo menigvuldige doodsgevaaren te ontkomen; honger en dorst, hitte en koude overmaatige vermoeijing, het geweldig steeken van 't ongedierte, het vuur en zwaard der Arabieren, en wat niet al! door te staan; het grievende gezigt zyner stervende medgezellen, en de droefheid over den deerlyken staat van zynen hulpeloozen broeder te overleeven; en eindelyk, uit eene lange en zwaare ziekte, 't gevolg van zo veel schrik en elende, gered te worden.  OVERDENKING BY DE BESCHOUWING DER NATUUR. Al zyt ge, ô Schepper aller dingen, Die Aarde en Hemel, door uw magt, Toen gy alleen bestond, uit niets hebt voortgebragt, Onzigtbaar voor het oog der zwakke stervelingen; Al kent van alle wezens geen Uw heerlykheid, dan Gy alleen, Nog zien wy blyken van uw Grootheid voor onze oogen , In Werken, die uw Magt betoogen. 't Heelal leert ons uw Wysheid kennen, Wyl 't elk een heilig boek verstrekt, En by geregelde orde een grootsche pragt ontdekt Aan allen, die het hart tot nuttige aandagt wennen. Het Starrenheir en de Oceaan Het Aardryk, mild in voedzaam graan , 't Roept alles, God is groot: men kan geen schepsel noemen, Of 't wekt den mensch om u te roemen. Het zy myn oog de Zon zie blinken, Het zy de Donder de ooren treff', 't Zy de opgezette Golf zich naar den Hemel heff', Of, schielyk neêrgestort , in d' afgrond schyn' te zinken; 't Zy stormen woeden over 't land, 'k Zie met verbaasdheid uwe Hand. Zy baart een diep ontzag, maar kan geene angsten baren, Als we ernstig op uw Goedheid staren. ô Schepsels! die we op aarde aanschouwen, Of zien in lugt, in bosch of veld, Wat toont ge ons in uw werk, uw listen en geweld, Al wondren, door uw zorg om 't leven vry te houên ! Is ware Wysheid u bekend, Of volgt ge een drift, u ingeprent? T 3 Men  294 OVERDENKING BY DE Men slaa de Dieren gaê. De lessen, die ze ons schenkeni Doen ons aan wyze Goedheid denken. Hun werkzaamheid kan veel verrigten. Hun arbeid, die verwondring baart, Doet werk van menschen zelfs, in hunne konst vermaard, Voor de onnavolgbre blyk van hun vermogen zwigten. Een Spin, die haar bedrieglyk net Uit fyne draden samenzet, Vertoont , schoon in de leer der Meetkunde onbedreven ; Een wondre juistheid in het weeven. De Zwaluw, die de vrugt van 't minnen Verwagt, en denkt op haar belang, Zorgt dat het kleine wiegje al tydig vaardig hang'. Men zie den Vogel 't werk met groote vlyt beginnen. Hy arbeidt wat hy kan of mag, En heeft het nestje zyn beslag, Dan moet de schikking elk behagen en verrukken. Een Vogelbek vormt meesterstukken. De Worm schenkt Vorsten pronkgewaden; Hy kruipt niet voor ons oog in 't zand: Zyn werk' beschaamt de kragt van 't menschelyk verstand ; En geeft een' kostbren schat van fyn gesponnen draden. De plaats zyns arbeids wordt zyn graf. Hy legt zyn wormenleven af. Men ziet hem van den dood in heerlykheid verrezen, Hy toont ons een veranderd wezen. Wat zal dat zwervend heir verrigten ? Zyn 't vliegen, wier gebrom ik hoor? Daar vallen ze op gebloemt : men volg haar in dat spoor. Zy zuigen bloemen uit; zy kennen hare pligten; Zy schenken ons een lieflyk sapIs dit geen werk van wetenschap ?  BESCHOUWING DER NATUUR. 295 O Neen! Gods wyze Magt, aan wien wy eerbied wyen, Is werkzaam in de Honigbyen, ô Mensch! die, moedig op uw reden," 't Gedierte met veragting ziet, Trekt de arbeidzame Mier uw oog, uwe aandagt niet? Zie welk een vragt zy torst: zie hare bezigheden. Zy zorgt in tyds voor overvloed, Eer 't winterweer haar kwynen doet. 't Schynt dat zy voorraad gaart om schuren vol te zettend Zy leeft naar vaste en wyze wetten. Natuur, wier wondren ons betoogen, Dat 's Hoogsten Magt, door niets beperkt, in 't uitgestrekt Heelal op ieder schepsel werkt, Dat wysheid nooit ontbreekt aan 't Godlyk Alvermogen, Wat wordt, in 't welgesteld gemoed, Door u een diep ontzag gevoed, Voor hem, die zyne Magt en Wysheid, die wy pryzen, Aan 't menschdom toont in gunstbewyzen! T 3 deugd  DEUGD EN ONDEUGD; een oostersch verhaal. Azem, een deugdsaame Turk , leefde als een kluizenaar cp den berg Taurus , van alle gezelschap afgescheiden, dewyl by de ondeugden der menschen haatte. Aan den voet des bergs bevond zich een groote Zee, in welken men den vervaarlyken berg als in een' spiegel zien konden. Azem begaf zich dikwyls aan deeze zee , en beschouwde de voor hem liggende vlakte. Hoe schoon riep hy uit, is niet de Natuur! Hoe bekoorlyk zelfs in haare verschrikkelykste voorstellingen! De mensen alleen is een uitzondering in de Natuur, en de eenige misgeboorte in de schepping. Storm en wervelwind hebben hun nut, maar de ondeugende, ondankbaare mensch is een schandvlek in den reeks aller schoonheden. Waren de menschen vry van ondeugd , dan zou alles schoon , overeenstemmend en in de beste orde zyn. Eene deugdsaame waereld zoude het meesterstuk eens volmaakten en heiligen scheppers zyn. By deeze woorden wilde Azem zich in de beneden zich liggende zee storten , om zyn verdriet over de tegenwoordige ondeugende waereld een einde te doen neemen, Maar plotseling verscheen hem eene voortreflyke gestalte , die hem aangreep. Houd stand, zoon van Adam! riep de schutsgeest. De Eeuwige heeft my gezonden om uwe twyfelingen optelossen. Volg my zonder vreeze, waar ik u ook zal leiden. Azem daalde met zyn' schutsgeest naar de zee af, en zyn geleider ging met hem langs het water, heen, tot dat zy in het midden der zee kwamen, waar zy aanvingen te zinken. Nadat zy veele duizenden vademen diep gezonken waren , bevonden zy zich op den bodem des wakers in eene andere waereld. Azem stond verbaasd als 'er eene andere zon boven zich ontdekte, die even zulk eene vertooning maakte, als de zon die hy verhaten had. Verwonder u niet, zeide zyn schuts-  DEUGD EN ONDEUGD. 297 schutsgeest tot hem. Mahomed had voordeezen even de zelsde twyfelingen als gy , en om hem daarvan te genezen heeft de Oneindige deeze waereld geschapen, die met zyne en uwe begrippen overeenkomstig is, Dat is eene waereld, die uwe volkomen gelyk is, alleen dat de menschen, die in dezelve woonen, geene ondeugden hebben en nooit iets kwaads doen. Gevalt u deeze waereld, zo staat het u vry uwe nog overige dagen in dezelve door te brengen. Azem geraakte over dit bericht in verrukking. Hoe dank ik u, Eeuwige , riep hy uit, dat gy eindelyk myn gebed verhoord hebt! Hoe zeer wensch ik my eene kleine onsterflykheid, om ze onder menschen door te brengen , die niet ondankbaar , onrechtvaardig, wreed, trotsch en hebzuchtig zyn. Zy bevonden zich thans in een bosch. Azem zeide tot zynen leidsman : Ik zie hier eene menigte dieren , even zulke dieren als in myne waereld. Het behaagt my maar niet, dat altoos eene soort van het andere leeft, Ten minsten wenschte ik de roofdieren uit eene volmaakte waereld weg te zyn. Gy zyt onrechtvaardig , antwoordde de Schutsgeest, eerst vertoornt gy u slechts over de ondeugden der menschen; en nu bestraft gy zelfs de wysheid des Scheppers. De aarde kan op die wyze veel meer en veel verrcheidener dieren onderhouden, dan wanneer zy allen van planten leefden. En, wie zegt u toch, dat de planten zo goed niet zyn als de dieren? By deeze woorden kwamen zy uit het woud, en Azem zag een' van de gelukkige inwooners deezer volmaakte waereld, die door een' troep Enkhoorns wierd voortgejaagd. Hemel! riep Azem , wat zie ik! Waarom vlied hy voor zulke verachtelyke dieren ? Nauwlyks had hy dit gezegd , of hy zag een' anderen, die van een' zwerm kraaijen vervolgd wierd, welke hem zyn' maaltyd zochten te ontrukken. Azem verschrikte nog meer, maar zyn geleider hielp hem schielyk uit den droom. De inwooners van dit gewest, zeide hy tot hem, zyn zo medelydend, menschelyk, dat zy zelfs geene dieren doo T 5 den.  298 DEUGD EN ONDEUGD. den. Daardoor hebben zy nu de dieren zodanig vermenigvuidigd, en zo stout gemaakt, dat zy tegenwoordig hier den meester speelen. Dit geviel den wyzen Azem inderdaad niet; ondertusschen hield hy zich hier niet langer op, maar toonde zich begeerig om alleen de inwooners zelf van naby te leeren kennen. Hoe verder zy gingen, hoe meer hy zich verwonderde geene prachtige Steden , geene welgebouwde huizen , geene bekoorlyke tuinen, geene vruchtbaare velden aan te treffen. Zyn geleider bragt hier tegen in, dat hy zichzelven wedersprak, wanneer hy diergelyke dingen in eene van ondeugd vrye waereld zochte. Weet gy dan niet, zeide hy, dat dit alles gevolgen zyn van de weelde, van den overdaad , van de trotschheid en de hovaardy ? Ik heb u echter gezegd, dat gy deeze misdryven hier niet zult aantreffen; gy moet derhalven hier ook geene paleizen en prachtige tuinen zoeken. De inwooners zyn in zichzelven vergenoegd, en verlangen niet meer, dan wat zy tot den uitersten nooddruft behoeven. Zy leeven in holen, om voor het weêr en de dieren veilig te zyn , en eeten wortelen, kruiden en boomvruchten, zo als de natuur dezelven voortbrengt, dewyl dit tot het noodzaaklyk onderhoud genoegzaam is. Al het andere is overdaad. - Maar, zeide Azem, dan hebben zy waarlyk zeer weinig te doen; waarmede brengen zy den tyd door? Wel nu, zeide de Schutsgeest, zy eeten wortelen en drinken water, en wanneer zy niet eeten en drinken, dan slaapen zy, en wanneer zy niet meer kunnen slaapen, dan zien zy in de maan en geeuwen. Azem schudde, op dit bericht het hoofd, en dewyl hy geloofde, dat zyn Schutsgeest slechts met hem boerde, zo bad hy hem tot een' der wyze mannen des lands te brengen ; want, voegde hy daarby , ik draag aan niets meer achting toe dan aan de wysheid. Wat noemt gy dan wysheid. Vraagde zyn Leidsman. - Wel , de onderzoeking der oorzaaken van alle dingen, de beschouwing van verheven voorwerpen, de vervulling zyner  DEUGD EN ONDEUGD 299 ner pligten , en honderd zulke verhevene bezigheden meer. Wat het eerste betreft,antwoorde de Schutsgeest, zo moet gy zulk eene wysheit hier niet zoeken. De onderzoeking van de verborgen oorzaaken der dingen, is eene nuttelooze nieuwsgierigheid, die uit trotschheid en hoogmoed ontspringt, die derhalven hier in 't geheel niet te pas komt. De vervulling zyner pligten echter, die is een' ieder hier reeds aangeboren, en om deeze te leeren, daartoe behoeft dus geen wysheid. Gy zult hier niemand vinden , die een' ander' een ekel uit de hand rukt, wanneer hy voornemens is, die in den mond te steeken , of die hem uit zyn' hol dryft, 't welk hy zich eens gegraven heeft. Dit is de eenige pligt , dien deeze gelukkige menschen hebben; en die leert hen reeds de natuur, daartoe gebruiken zy geen wysheid. Azem wist niet wat hy van zynen Schutsgeest denken zoude. Zyn dan , voer hy voort, deeze gelukkige inwooners niet gezellig? Worden zy niet door wyze Vorsten geregeerd? Hebben zy geene voortreflyke wetten? Waartoe dit alles? viel hem de Schutsgeest in het woord. Wetten en Vorsten onderstellen ondeugden; waar deeze niet zyn, daar zyn ook geene onnoodig. Zelfs tot byzondere gezelschappen zyn geene redenen voorhanden , dewyl hier allen geluk vry van ondeugden zyn, de ledige tyd hen echter zo weinig plaagt, als eene nuttelooze nieuwsgierigheid, gelyk ik u reeds gezegd hebbe. Terwyl zy verder voortgingen, zagen zy eenen stervende aan den weg liggen en jammeren. Azem liep terstond toe , en wilde hem bystaan. Dat is toch zeldzaam, riep by uit, dat menschen zonder ondeugd, eenen stervende zo kunnen verlaaten. En waarom , hervatte de Schutsgeest, zouden zy zich over hem bekommeren? Dat zoude hier veel meer ongerechtigheid zyn. Een ieder heeft maar juist zo veel, als hy tot zyn eigen uiterste nooddruft behoeft, en daarvan kan hy niets weggeeven, zonder onrechtvaardig jegens zichzelven te worden. En hoe zoude hy een' stervende op eenige andere wyze  300 DEUGD EN ONDEUGD. wyze hulp bieden waar kunsten en weetenschappen onbekend zyn ? Deeze kranke heeft genoeg geleefd. Het is billyk dat hy sterve , en plaats maake voor een' ander'. Hem zyn leeven te verlangen , zou ongehoorzaamheid aan de Voorzienigheid, en onrechtvaardigheid jegens zih zelven zyn. Nu gingen Azem de oogen op. Myn lieve Beschermgeest, zeide hy, dit is de waereld niet in welke ik myne dagen wensch door te brengen. Ekelen eeten, water drinken , den gantschen dag slaapen , en wanneer men niet slaapen kan, in de maan te kyken en te geeuwen, dat is geen zaak voor my. — Maar, hernam de Schutsgeest, gy verlangt immers in eene waereld te zyn, waarin geen ondeugd is ; hier ontbreekt zelfs de schyn van kwaad. •— Maar, by Mahomed , antwoorde Azem met drift, hier zyn ook geene deugden , ja zelfs de schyn van deugd niet. — Dwaas, voer de Beschermgeest voort, weet gy dan niet, dat deugden zonder ondeugden , even zo onmooglyk zyn als in een schildery licht zonder schaduw. — Ik weet reeds genoeg, antwoordde Azem, breng my gezwind weder uit deeze gelukkige waereld , opdat ik niet ook hier aan den weg van honger sterve, gelyk deeze elendige. Gaarne wil ik de ondeugden myner broederen verdraagen , dewyl ze my door hunne deugden weder daarvoor schadeloos houden. W. F. K. AAN-  AANMERKINGEN OVER GENEVE, EN OVER HET KARAKTER EN DE ZEDEN DER INWOONEREN. Door Doctor MOORE. Uit bet Engelsch. De bestendige onafhangkelykheid van dit klein gemeenebest is voornaamelyk gegrond op de jaloezy der nabuuren. Het staat niet bloot voor zulk een ongeluk, als Polen ondergaan heeft. Geneve is te klein , om gedeeld te worden. Nochtans dient het tot een' slagboom voor de Zwitsersche Landschappen , inzonderheid voor Bern, alwaar men zekerlyk niet gaarne zou zien , dat het in de Landen des Konings van Frankryk of van Sardinie geraakte. De verovering' is den eerstgemelden de moeite niet waardig; en voor den ander' is 't beter, dat de republiek vry en onafhangkelyk blyft, dan dat ze, hem toebehoorende, zig onderwerpen moet aan de zelfde regering , waaraan zyne overige staaten onderworpen zyn. Want, zo dïu Geneve een eigendom van Sardinie was geworden, zouden de rykste ingezetenen, met hunne familiën en schatten, naar Zwitserland, Holland of Engeland verhuizen. De koophandel en de handwerken zouden, met den geest van vryheid en onafhangkelykheid , kwynen; en de bloeiende, verlichte, gelukkige stad Geneve zou, gelyk andere plaatsen in Piemond en Savoye, 't verblyf van verdrukking, bygeloof en armoede worden. In deeze gesteltenis zou ze den Koning slegts weinig kunnen opbrengen; daar thans de boeren uit zyne staaten, ieder' marktdag , in groote menigte, zig naar Geneve begeeven , alwaar zy van alle vrugten hunner pagtgronden een goed vertier vinden. Het land is uit dien hoofde meer waardig; en de boeren zyn, onaangezien de zwaare belastingen, beter te vrede, dan in eenig ander gedeelte van Savoye. Gevolgelyk geniet de Koning van Sardinie thans meer voordeel van dit onafhangkelyk gemeenebest, dan  302 AANMERKINGEN OVER GENEVE. dan hy als eigenaar te verwagten zou hebben. Indien een vermogend koopman , een stuk lands van een' armen Lord gekogt, een groot huis daarop gebouwd, en 'er fraaije lusthoven aangelegd hebbende, eene meenigte werkvolk en dienstboden onderhield, een groot gedeelte zyner inkomsten aan eene onbekrompene en gastvrye leevenswyze besteedde , en zig door de onderdaanen van den Lord liet voorzien van 't geen hy, zo tot zyne tafel als anderzins, nodig had, zouden deezen zekerlyk ryk worden, en zig in staat bevinden, ten grootere renten aan hunnen Landsheer op te brengen. De Lord derhalven ongetwyfeld tegen zyn eigen belang handelen, als hy, door zogenaamde middelen van regten, door lift, of door geweld, den eigenaar het huis en de lusthooven trachtte te ontvreemden. Juist zo is 't gelegen met de betrekking tusschen het vry gemeenebest Geneve en den Koning van Sardinie. 't Is my aangenaam , te zien , dat de bestendigheid deezer kleine fabriek van vryheid, opgeregt door myne vrienden , de burgers van Geneve, niet van de gerechtigheid en ingetoogenheid der nabuurige mogendheden , noch van eenige twyfelaggtige ondersteuning afhangt maar op de vaste en duurzaame zuilen van derzelver onderling belang rust. De denktrant der Geneefsche burgery, is in veele opzichten, meer Engelsch dan Fransch. Echter zal men een' Genever te Londen gemeenlyk voor een' Franschman aanzien. Een Engelsch jongeling, vroeg naar Geneve gezonden, en aldaar zes of zeven jaar blyvende , zonder dat zyne ouders by hem zyn, zal naderhand waarschynlyk, zo lang hy leeft, in 't oog der Engelschen min of meer een Fransch voorkomen hebben. Dit is een gebrek , waartegen men zeer zorgvuldig behoort te waaken. Zeker Engelsch edelman en zyne echtgenoot, beslooten hebbende hunnen zoon te Geneve op te voeden , verzelden hem derwaards, en bleeven 'er zeven of agt jaaren;  AANMERKINGEN OVER GENEVE. 303 jaaren; waardoor de gemelde zwaarigheid verhoed werd. De gastvrye, edelmoedige en milde aart van dit huisgezin heeft de gemoederen des volks ten sterksten ingenomen. Ik zag het vertrekken. De koets kon naauwlyks voort, wegens de menigte, die op straat famenliep. Schaaren van behoeftigen, gewoon door geheime liefdegiften ondersteund te worden, en voortaan buiten staat om zich jegens hunne weldoeners gedienstig te betoonen , galmden hunne dankbaarheid luidkeels uit. De jonge Heer moest een- en andermaal uittreeden , dewyl zyne oude vrienden en makkers, bedroefd over zyn vertrek , de koets omsingelden, om afscheid te neemen , en hem geluk toe te wenschen. De oogen der ouderen vloeiden over van blyde traanen ; en het gantsche huisgezin vertrok met de liefde van de meeste ; en met de achting van alle ingezetenen, Zelfmoord valt te Geneve zeer dikwyls voor. Ik heb vernomen, dat dit plaats gehad heeft, zo lang den oudsten in de republiek heugt; en ik geloof met reden, dat het, naar evenredigheid van 't getal der inwooneren , meermaalen gebeurt, dan in Engeland, of in eenig ander gewest. De menigte der voorbeelden, die men 'er van gezien heeft, geduurende myn verblyf alhier, is ver baazend groot. Twee gevallen van onlangs zyn merkwaardig , wegens de byzondere omstandigbeden. Het eerste was het uitwerksel van schielyke wanhoop, welke, zonder dat men 'er de oorzaak van kon beseffen, den zoon van een' der rykste en aanzienelykste burgeren van de republiek overviel. Deeze jonge Heer had , zo 't scheen, alle reden om met zyn lot te vrede te zyn. Hy was welgemaakt; en in den bloei zyner jeugd, verbonden meet eene vrouw van een uitmuntend karakter , welke hem een groot vermogen had ten huwelyk gebragt, en waarby hy vader van een schoon kind was geworden. Te midden van al dit geluk, van allen zegen, die den mensch eene zugt voor 't leeven kan inboezemen , werd hetzelve voor hem onverdraagelyk ; en , zonder  304 AANMERKINGEN OVER GENEVE ' zonder de minste reden van verdriet, besloot hy zig valt kant te maaken. Eenige uuren in 't gezelschap van zyne moeder, eene agtenswaardige vrouw, en van zyne egtgenoot en kind , gesleeten hebbende , begaf hy zig , naar uiterlyken schyn blymoedig, in een ander vertrek, plaatste de tromp van een vuurroer tegen zyn voorhoofd, deed door middel, van zyn' teen den haan overspringen, en schoot zig door de herssens. De slag klonk het gezelschap , waarvan hy zig even te vooren afgezonderd had, t'eenemaal onverwagt in de ooren. Het tweede geval was van een' smid, die, het zelfde ongelukkige besluit genomen , en geen bekwaam werktuig by de hand hebbende, een'ouden snaphaansloop met een paar kogels laadde , het eene einde in 't vuur van zyn furnuis lei, en een koord aan den blaasbalg knoopte, om, op een' genoegzaamen afstand, wind te kunnen verwekken. Vervolgens knielde hy , hield het hoofd naby den mond van 't gelaaden geweer , en trok den blaasbalg, totdat het kruid ontvlamde, en hem de kogels door de herssens joeg. Deeze vreemdluidende gebeurtenis zou ik misschien niet aangeroerd hebben, indien ik van de waarheid niet ten vollen Verzekerd was. Zy is by de inwooners van Geneve, en by alle Engelschen , die thans daar ter plaatse zyn, bekend genoeg. Waarom de zelfmoord in Groot - Brittannie en Geneve menigvuldiger voorvalt, dan elders, zou wel verdienen nagespoord te worden. Want bet schynt zekerlyk zeer vreemd, dat de menschen, in landen, daar de zegeningen des leevens minst wankelbaar zyn ligst tot dit uiterste vervallen. Deeze verkeerdheid moet eene oorzaak hebben, die niet gering, en van een' byzonderen aart is. Voor dat ik hier kwam, meende ik, dat de menigvuldige zelfmoorden in Engeland grootdeels toeteschryven waren aan de buijige en ongestadige lugtgesteltenis, welke, terwyl de hemel met wolken bedekt wordt, tevens een akelig donker over de gemoederen der ingezetenen spreidt. Hierby voegen de vreemdelingen gemeenlyk noch  EENIGE LEEFREGELS VOOR GELEERDEN ENZ. 305 nog eene andere oorzaak, welke zy zoeken in 't gebruik van steenkoolen. Op deeze grondslagen, met elkanderen verbonden, bouwde ik eene theorie in 't wild, en stelde my daarmede ie vrede. Doch in Geneve hebben de gemelde onhandigheden geene plaats. Steenkoolen worden 'er niet gebruikt; en de lugtgesteltenis komt overeen met die van Zwitserland , Savoye en de nabuurige gedeelten van Frankryk , alwaar de voorbeelden van zelfmoord gewisfelyk veel zeldzaamer zyh. EENIGE LEEFREGELS. VOOR GELEERDEN TER BEWAARING HUNNER GEZONDHEID. (Meest uit het Engelsch.) Dewyl lieden van studie noodzaaklyk veel thuis moeten zyn, behoorden zy ruime en lugtige vertrekken tot studeerkamers te kiezen. Dit zou niet alleen de kwaade gevolgen van beslootene lugt voorkomen , maar tevens de geesten opwekken, en een zeer gelukkigen invloed hebben zo wel op de ziel als op het ligchaam. Men zegt, dat EURIPEDES gewoon was in een duisteren kelder te gaan om zyne treurspelen op te stellen; en van den Griekschen redenaar DEMOSTHENES wordt verhaald dat hy tot zyne letteroefeningen eene plaats verkoos, waar hy niets hooren of zien kon. Behoudens het ontzag, voor zulke agtbaare naamen, kan ik hierin hunnen smaak niet goedkeuren. Men kan zekerlyk in een fraai vertrek even bondig denken als in een akelig hol; en 'er zullen gelukkiger denkbeelden in den geest opkomen, waar de alverkwikkende straalen der zonne de lugt gezond maaken, dan op plaatsen, waar dezelve nimmer kunnen indringen. Die veel leezen of schryven , moeten vooral wél op hunne houding letten. Best is het, dat zy beurtlings staan VL. Afd. XV. DEEL. V m  306 EENIGE LEEFREGELS VOOR GELEERDEN en zitten, houdende hun ligchaam altoos, zo veel mooglyk, regt. Het dicteeren en memorizeeren kan gevoeglyk al wandelende geschieden. 't Is ongemeen nuttig dikwils iets overluid te leezen of op te zeggen: hierdoor wordt niet alleen de long, maar byna het geheele ligchaam geoefend. Die derhalven in 't openbaar redevoeringen houden, hebben een weezenlyk voorregt boven andere geleerden, 't Is wel waar , dat zy zig somtyds nadeel doen door hunne stem te veel aftevergen; maar dit is hun eigen schuld. Die als een martelaar alleen van 't hard schreeuwen sterft, verdient ons medelyden niet. De morgen wordt van alle geneeskundige Schryveren als de bekwaamste tyd tot de studie aangemerkt. Het is zo; maar de morgen is ook de bekwaamste tyd tot beweeging , om dat de maag ledig en het gansche gestel door den slaap verkwikt is. De geleerden mogten derhalven somtyds wel een morgen tot wandelen, ryden of manlyke uitspanningen buiten's huis besteeden. Dit zou hen met meer lust en leevendigheid tot hunnen gewoonen arbeid doen wederkeeren , en van meer nut zyn , dan tweemaal die tyd, nadat de geesten door vermoeidheid uitgeput zyn. 't Is niet genoeg eene uitspanning te neemen, wanneer men niet langer in staat is om te denken. Studeerende persoonen behoorden zulks als een gedeelte hunner bezigheid aan te merken , en zig in hunne uuren van vermaak zo min te laaten stooren als in hunne studie. De muziek is een zeer heilzaam middel om den geest, door 't letterblokken vermoeid, weder te verlevendigen, 't Ware niet ondienstig, dat ieder geleerde zo veel van deeze weetenschap verstond , als noodig is , om zig na ernstige overdenkingen te kunnen vermaaken , door het speelen van melodiën, geschikt tot opwekking, verkwikking en vervrolyking. 't Wordt de geleerdheid wel eens verweeten, dat veelen , die zig daarop uitleggen , hunne toevlugt neemen tot het gebruik van sterke dranken, om de gedagten , door  TER BEWAARING HUNNER GEZONDHEID. 307 Hoor 't studeeren vermoeid, te verstrooijen. Die kan inderdaad helpen ; maar 't is nogtans een wanhoopig middel, dat altoos groot nadeel doet. Wilden zulke persoonen , wanneer hun geest afgemat is , te paard gaan zitten , en eenige uuren omryden , zy zouden 'er een krachtiger geneesmiddel aan hebben , dan aan eenige hartsterkende artseny uit de Apotheek, of aan alle sterke dranken in de wereld. 't Is zeer te beklaagen , dat de geleerden, wanneer zy gezond zyn , doorgaands op deeze dingen zo weinig agt geeven. Niets is algemeener, dan deerniswaardige voorwerpen, met zenuwziekten behebd, te zien wandelen, ryden , baaden, in één woord alles doen , om de verloorene gezondheid weder te krygen: maar had iemand hun deeze dingen tot voorbehoedmiddelen aangepreezen, zyn raad zou , naar alle waarschynlykheid versmaad of althans verwaarloosd zyn. Zo groot is de zwakheid en dwaasheid des menschdoms , zo groot het gebrek aan vooruitzigt , zelfs by zulken , die wyzer behoorden te weezen dan anderen. Wat den eetregel der Studeerenden betreft : ik zie hiet, waarom zy zig zouden speenen van eenige soort van gezond voedsel , mits dat het met maate gebruikt wordt. Zy moeten egter spaarzaam zyn in 't gebruik van zuure, windige, garstige spyzen, en van alles wat zwaar te verteeren is. Hun avondmaal moet altyd gering weezen , en vroeg in den avond gehouden worden. Tot drank mogen zy gebruiken water, goed bier , dat niet te sterk is, wyn met water gemengd, of zo het zuur hen hindert, water met een weinig brandewyn. Ik heb, ten aanzien van de ligchaamsoefeningen, die voor Studeerenden best geschikt zyn, dit nog aan te merken, dat ze, zo veel doenlyk, in de open lucht moeten geschieden , en niet te sterk mogen weezen, naardien eene zwaare vermoeijing nooit raadzaam is. Om allen deelen des ligchaams werk te geeven , doet men best , nu eens de eene, dan eens de andere oefening te kiezen. V 2 Het  308 HISTORISCHE BYZONDERHEDEH. qhet ryden te paard of op wagens, het wandelen, het werken in een tuin en het speelen van een of ander werklyk spel zyn over 't geheel meest aan te pryzen. Het gebruik van koude baden is insgelyks nuttig voor lieden van studie. Dit kan eenigermaate de plaats van ligchaamsoefening vervullen, en behoord niet verzuimd te worden van persoonen, wier gestel verslapt is, inzonderheid in het heete jaargetyde. De Studeerenden moeten zig , onmiddelyk na een ryklyken maaltyd , aan geene ligchaamsoefening noch aan hunne studie begeeven. HISTORISCHE BYZONDERHEDEN. Vergeeving van beledigingen , en eene medelydende geneigdheid, jegens zulken, die ons misdaan hebben, is een ontwyfelbaar bewys van een groot en edel gemoed, en is onze onvermydelyke pligt, als redelyke schepselen, maar byzonderlyk zodanig als Christenen. Gaston, Marquis van Renny, een doorluchtig edelman, was een soldaat en tevens een Christen, en had het byzonder geluk van deeze schynstrydige karakters met elkander overeentebrengen. Hy voerde bevel in het Fransche leger, en had het ongeluk een' uitdaaging te ontfangen van een voornaam' persoon in den zelfden dienst. De Marquis gaf ten antwoord, dat hy gereed was den edelman te overtuigen dat hy ongelyk had; of indien hy hem niet kon overtuigen , even gereed was om hem verschooning te vraagen. De ander, niet voldaan met dit antwoord, bleef aandringen om hun verschil door den degen te beslisschen, waarop de Marquis hem schriftelyk liet weeten, „ dat hy beslooten had hem hierin niet te wille te zyn, dewyl God en de Koning dit verbooden hadden ; doch dat by hem verder liet weeten, dat alle de poogingen van welken  HISTORISCHE BYZONDERHEDEN. 309 ken hy gebruik gemaakt had om hem te vrede te stellen, niet uit eenige vrees voor hem haaren oirsprong hadden, maar alleen uit schroom voor de almagtigen God en deszelfs ongenoegen; dat hy voornemens was dagelyks zyne gewoone bezigheden te verrichten, en dat indien hy hem aanviel, hy zorgen zou dat hem zulks berouwden." De toornige man, niet in staat om hem tot een tweegevecht overtehaalen, en op zekeren dag hem by geval ontmoetende, trok zyn' degen, en viel op den Marquis aan, die welhaast beide hem en zyn' medestander ontwapende, met hulp van een' knecht, die hem vergezelde. - Maar toen toonde deeze waarlyk Christelyke Edelman het onderscheid tuschhen een' dierlyken en Christelyken moed ; want hy geleide hen naar zyn tent, verkwikte hen met wyn en hartssterkingen, deed hunne wonden verbinden, en hunne degens hen wedergeeven, liet hen vertrekken met eenen Christelyken vriendelyken raad, en nimmer hoorde men dat door hem naderhand eenig gewag van deeze zaak was gemaakt, zelfs niet tegen iemand zyner naaste vrienden. Het was een gewoon zeggen by hem, dat 'er meer waare moed en edelmoedigheid was, in om Gods wil eene belediging te verdraagen en te vergeeven , dan , in dezelve met een' ander te vereffenen, in te lyden dan in te wreken; dewyl de zaak inderdaad moeijelyker was. Dat stieren en beeren moeds genoeg hadden , maar dat het een beestelyken moed was ; daar in tegendeel, die van menschhen zodanig moet zyn, als van redelyke schepselen en Christenen betaamt. ABUH HANIFAH , een zeer vermaard Leeraar van de rechtzinnige Muselmans , ontfing zonder oorzaak eene kwaadaardige hevige slag op zyn aangezicht, en gaf ten antwoord aan hem die hem geslagen had: ,, Ik zou uwe belediging met een belediging tot u kunnen doen wederkeeren; maar ik wil niet. Ik zou over u kunnen klaagen by den Khalif, maar ik wil geen aanklaager zyn. Ik zou V 3 in  310 HISTORISCHE BYZONDERHEDEN. in myne gebeden en aanzoeken by God , bet leed dat my gedaan is kunnen voorstellen; maar ik zal my daarvan weêrhouden. Eindelyk zou ik in den oordeeldag van God wraak kunnen begeeren; maar verre zy dit van my. Ja indien deeze verschriklyke dag op dit oogenblik verscheen, en myn tusschenspraak van uitwerking kon zyn, ik zou begeeren niet zonder u het paradys integaan.'Welk een edel voorbeeld van een zachtaardig, bedaard, en vergeevend gemoed! Gelukkig ware het voor alle Christenen indien zy leefde, of konden zy besluiten te leeven, overeenkomstig met het gedrag van deezen wyzen en deugdzaamen Mahometaan! ANNE DE MONTMORENCY , Konstapel van Vrankryk, stierf toen hy zeer oud was, aan eene wonde die hem in een veldslag was toegebracht. Hy had veele jaaren gediend, in posten van bet hoogste vertrouwen, in bet leger, en doodelyk getroffen zynde, vermaanden hem de geenen die hem omringden als een goed Christen te sterven: en mét denzelfden heldenmoed, die hy geduurende zyn leven betoond had. Hy antwoordde op de volgende edele wvze : " Heeren en medestryders! Ik dank u allen vriendelyk voor uw verlegen zorg, en het belang, dat gy in my stelt : maar de man, dit gepoogd heeft wel te leeven , geduurende tagtig verloopen jaaren , kan nu niet verlegen zyn om een kwartier uurs, tot wel sterven." Zulk een schouwspel als dit , op het uiteinde des levens, kan naeuwlyks missen van zeer stichtelyk te zyn voor de overblyvenden, en te meer zo naar gelang het voorbeeld dat hy gaf in wel te sterven, van meerder waarde was dan dat van zyne kloekmoedigheit in het sttryden. Daar is geen dier in de schepping , van hoe weinig betekenis of verachtelyk het ons mag voorkomen, dat niet van veel belang kan worden voor den mensch, by gele gen.  HISTORISCHE BYZONDERHEDEN 311 genheden van goed of kwaad. Van de meenigte voorbeelden , die wy in de historische gedenkschriften vinden, waarin sommige van de dierlyke soort werktuiglyke beschikkers in de zaaken van magtige Staaten en Koningryken geweest zyn; de volgende aanmerkelyke gebeurtenis van een vos, door Pausanias verhaald, is van de vreemdste en aandoenlykste. Wanneer de groote Aristomenes, de Meceensche Generaal, krygsgevangen gemaakt was door de Lacedemoniërs , waren zy zo verbitterd tegen hem , dat zy op eene barbaarscbe wyze dien braaven man verweezen, om, met noch vyftig van zyne medegevangenen , te saamen in een diep hol geworpen te worden, 't welk te Sparta de gemeene straf was , voor het laagste soort van misdaadigers. Dit vonnis werd met de uiterste gestrengheid volvoerd, en de eenigste inschiklykheid, die aan Aristomenes beweezen werd, was, dat hy zyn wapenrusting mogt aandoen. Hy had nu twee dagen in dit afgryzelyk hol doorgebracht, liggende op en overdekt met doode ligchaamen; op den derden dag, byna door honger bezweeken, en genoegzaam door stank van de lyken vergiftigd zynde, als hy, vlak by hem een vos gewaar werd, knaauwende aan een dood ligchaam , met zyn eene hand greep hy het achter-been van den vos , en met de andere beschermde hy zyn amgezicht, door het kaakbeen van het dier te grypen, wanneer het ondernam hem te byten, volgende dus zo goed hy konde zyn worstelenden geleider; de vos stak eindelyk zyn hoofd in een klein hol, en Aristomenes toen zyn been los laatende, drong hy 'er door heen, en opende een doortocht voor de gewenschte lichtstraalen, van welken onze roemruchtige Held zo lang was verstooken geweest : zo zwak als hy was, verschafte Aridomenes zichzelven een uitgang, met zyn nagels en vingeren, en ontkwam uit dat verblyf van schrik en ellende , en raakte dus bevryd van den wreeden dood tot welken by verweezen was geworden, door zyne woeste vyanden. V 4 Ka-  KARAKTERTREKKEN VAN DEN ROOMSCHEN HISTORIESCHRYVER SALLUSTIUS EN ZYN VROUW TERENTIA. Sallustius is, wegens de ongeregeldheid van zyn leeven , en de fraaiheid van zyne schryfwyze niet ongelukkig genoemd geworden de Bolingbroke van Rome. Zyn vyandschap tegen Cicero is eene bekende zaak, en mooglyk had zy eenigen invloed op de byzonderheid van zyne uitdrukkingen. Personeele afkeerigheid heeft hem misschien doen trachten om een' styl te vormen zo verschillend als mooglyk was met de schitterende taal van den onsterflyken Redenaar , wiens twistzieke vrouw , Terentia, hy ten huwlyk nam, na haare echtscheiding. Deeze ongemeene vrouw meld men dat tot den ouderdom van honderd en drie jaaren geleefd, met Messala als haar' derden man , en met Vibius Rufus haar' vierden man getrouwd te zyn geweest. De laatste roemde, met de vreugd van een' oudheidkundige , dat hy twee van de grootste zeldzaamheden in de waereld bezat, naamelyk Terentia, die de vrouw van Cicero was geweest, en den stoel waarin Cezar vermoord was. Het karakter van Sallustius, op den eenen tyd de luidruchtige advocaat van openlyke vryheid , en in 't vervolg in de roveryen van Cezar deelende, is gelukkig uitgebeeld in de volgende plaats van Bisschop Warburton , die aanmerkelyk is wegens schoonheid en zwier van uitdrukking: " Zo dra de warme lucht van goed fortuin weder begon te schynen , of al die verheven denkbeelden van deugd en eer, opgereezen gelyk een fraai soort van ysvormsel, in het koude jaargety van tegenspoed , smolten en verdweenen." Sallustius had de zonderlinge eer van tweemaal vertaald te worden door eene koninglyke hand; eerst, door de Engelsche Koningin Elizabeth, volgens het getuigenis van Camden, en ten tweeden door  DE linnenpers 313 door den tegenwoordigen Infant van Spanje, wiens overzetting van deezen fraaijen historieschryver , onlang in folio gedrukt , een van de schoonste werken is , dat eenig land heeft voortgebracht sedert de uitvinding der drukkunst. DE LINNENPERS. Eene aandoenlyke gebeurtenis. In een' brief van eene Engelsche dame aan haare vrienden te Londen. brussel den 20 Febr. 1780. Waarde Sofia. Onlangs werd, niet verre van hier, een merkwaardig huwelyk voltrokken. De staatsie was evenredig aan de hooge waardigheid der familie , en aan de byzondere omstandigheden, die 'er waren voorafgegaan. De bruid had, zes jaaren, als kamenier, gediend by de Graavin weduw de B**, die , geene andere kinders hebbende dan éénen zoon , thans haare schoonmoeder geworden is. Schranderheid en voorzigtigheid maaken de Graavin by uitstek geagt in gantsch Flaanderen; ook is zy beroemd wegens het vermogen om zig boven ydele vooroordeelen te verheffen; waarvan dit huwlyk eene nieuwe proeve oplevert. De eer hebbende van zeer gemeenzaam te verkeeren in een vermaagschapt huis, dat van de omstandtgheden deezer gebeurtenis door de Graavin zelve schriftelyk is verwittigd geworden , kan ik u het hoofdzaakelyke van haaren brief mededeelen , dewyl men my vergund heeft 'er een uittreksel van te maaken. ,, 't Is zes jaaren geleeden, dat de waardige Leanora V 5 by  314 DE LINNENPERS. by my in dienst kwam. (Ik geef haar deezen naam, dewyl 't my niet vry staat haaren geslagtnaam te noemen.) Zy was van goeden huize, doch had haare ouders vroeg verlooren, en bezat geene middelen ; waarom ik, uit achting voor de overleedenen, die ik van naby gekend had, besloot, haare opvoeding ter harte te neemen, en, indien zy aan myne verwagting voldeed, haar zo veel te laaten erven , dat zy, onafhangkelyk kon leeven. Ik droeg zorg om zuivere denkbeelden van deugd en eer in haare tedere ziel te verwekken ; en met genoegen vond ik , dat haare neigingen aan myne lessen beantwoordden. Wuftheid en onbezonnenheid, gcwoone gebreken der jeugd, waren haar niet eigen ; ook kon ik in 't minste niet bespeuren , dat zy met zich zelve ingenomen was. Zy scheen onbewust van haare bekoorelykheden , die ik met verwondering beschouwde. Na herhaalde proeven van oprechtheid en voorzichtigheid, won zy ten laatsten myn vertrouwen dermaate , dat ik met haar raadpleegde , over zaaken van 't grootste belang. Ik was over de dankbaarheid, die zy my, ten blyk van haare goede inborst, betoonde, en over haar geheel gedrag, in allen opzichten zeer te vrede. Myn zoon , na 't volbrengen van zyne Studie noch minderjaarig zynde, woonde by my in huis, tot dat hy den noodigen ouderdom bereikt zou hebben , om in 't bezit van zyn erfgoed te treeden. 't Verwonderde my geenzins, dat hy myne kamenier beschouwde als veel te gering van staat, om by hem in eenige aanmerking te komen. Zelfs bespeurde ik, dat hy nooit zonder zigtbaar ongenoegen den lof van dit bekoorlyk meisje kon hooren vermelden , en menigmaal hun die haare verdiensten naar waarde preezen , tegensprak, draagende nochtans zorg, om den eerbied, welken hy my schuldig was, niet te krenken. Zonder de oorzaak hiervan dieper op te spooren, schreef ik het alleenlyk toe aan jaloezy, in hem verwekt door de groote genegenheid en liefde, die ik het meisje be wees.  DE LINNENPERS. 315 wees. Hy scheen telkens, wanneer ik haar myne agting liet blyken, argwaan op te vatten. Schoon ik hierover eenigzins ongerust was, vleide ik my egter, dat hy, ouder wordende, den nyd afleggen, en, dat het kleine erfdeel . welk ik haar dagt toe te voegen , all' zynen twyfel ophelderen zou. Ik besloot derhalven hem te vraagen, wat hy van myne erfbeschikking ten haaren opzigte oordeelde; doch in dit voorneemen werd ik onverwagt gestoord door de sombere droefgeestigheid, waaraan Leonora zig overgaf. Haare leevendigheid, oplettendheid en onvermoeide vlyt om my te behaagen maakten plaats vcor ongevoeligheid en neerslagtigheid. Deeze verandering bedroefde my uitermaate. Zy bleef, geduurende het gantsche laatste jaar, in deeze gesteltenis, waarvan ik eindelyk de oorzaak zogt te ontdekken, 't Was in myne oogen niet • vreemd, dat zy gezelschap vermydde; dit kon ik met haaren smaak overeen brengen ; maar met groot leedweezen bemerkte ik, dat zy my thans ook, zo veel doenlyk, ontweek, en zig telkens naar haare kamer begaf, zo dra zy haare noodige bezigheden verrigt had. Men' zeide my, dat zy den sleutel altoos zorgvuldig uit de deur trok, en zig opsloot. Hierover onderhield ik haar in vriendelyke en schertsende uitdrukkingen; waarop zy met haare gewoone zagtheid antwoordde / dat zy zulks alleenlyk deed , om niet gestoord te worden in 't leezen der boeken, die ik haar geleend had. Ik vermoedde nog niet, dat 'er eenig geheim agter schuilde egter dreef eene nieuwsgierigheid, waarvan ik geene reden kan geeven, my aan om telkens wagt te houden , wanneer zy naar haare kamer ging. Omtrent agt dagen nadat ik dit besluit genomen had, deed eene gunstige gelegenheid my in myn oogmerk slaagen, dewyl zy de deur, met den sleutel 'er in, een weinigje had laaten openstaan. Ik verborg my op eene plaats,' vanwaar ik ongemerkt kon bespieden, wat 'er voorviel, 't Was nog geen twee minuuten geleeden, dat zy my verlaaten had, of ik zag haar haastelyk naar eene linnenpers loopen, waaruit zy een kind, nam zo schoon; als ik 'er ooit  316 DE LINNENPERS. ooit een gezien heb Zy gaf het de borst, zonder dat het de minste beweeging maakte om te schreien. Het nette tooisel van den onschuldigen zuigeling, de byzonderheid van zulk een tooneel, en de denkbeelden, die myne ziel overkropten , ontroerden my dermaate, dat ik naauwlyks begryp, hoe ik sterk genoeg heb kunnen zyn om in de kamer te treeden. Niets dan de ongemeene liefde voor 't meisje kon myne verontwaardiging overwinnen. Zo dra zy my zag, bezweek zy aan myne voeten, en ontwapende myne gramschap. Ik spaarde geene moeite om haar te doen bekomen. Eindelyk opende zy haare schoone oogen, en loosde een' vloed van traanen, terwyl zy myne voeten omhelsde. Verlegenheid smoorde de woorden , die zy scheen te willen uiten. Haar toestand trof my; de droefheid gaf haar nieuwe bekoorelykheden; en ik betuig u, zonder my 'er over te schaamen, dat haare houding de bitterheid van 't verwyt, welk ik haar wilde doen, verzagtte. Dewyl ik my nogtans verbeeldde, dat zy haare kuischheid aan eene laage minnaary had opgeofferd, verschoonde ik haar niet , maar eindigde met te zeggen, dat ik alles, wat in myn vermogen was, zou toebrengen om haare ter te herstellen, indien zy beleed, met wien van myn volk zy zig had te buiten gegaan. Dit voorstel verdubbelde haare traanen. Met innerlyke aandoening, drukte ik, niet weetende, wat ik deed, het kind in myne armen, terwyl de moeder, opgewekt door dit bewys van nu tederheid, uitriep: Mevrouw, nu is alles over; na zal ik ongeveinsd de waarheid belyden. Het bloed, dat in de aderen van mynen lieven zuigeling vloeit, is te edel om niet erkend te worden. 't Is geene vrugt van een' laagen minnehandel; 't is uw eigen bloed, Mevrouw; de Graaf, uw zoon, is de vader. Maar, helaas! hoe heeft de zaak zig toegedraagen ? Langer dan zes maanden, had hy reeds, om my te verleiden, allerlei list vergeefs in 't werk gesteld. Geene eeden , noch geschenken, noch zelfs trouwbeloften, bragten my in de minde verzoeking;. Eindelyk verraste hy my in een' diepen slaap, en verkreeg door  DE LINNENPERS. 317 door geweldenaary, 't geen hy door vleiende Woorden niet had kunnen verkrygen. De wanhoop, die ik gevoelde, is onbeschryflyk; egter deed ik den Graaf by de eer van een' edelman zweeren, dat hy voortaan nimmer aanslagen tegen myne deugd zou onderneemen. Hy hield zyn woord ; in zo verre moet ik zyne opregtheid erkennen ; maar evenwel liet hy niet af, my door geduurig aanzoek lastig te vallen; waartegen ik geen ander middel kon uitdenken< dan dat ik hem dreigde, u van zyn gedrag te verwittigen. Hierdoor - gy zult het naauwlyks kunnen gelooven, Mevrouw, - veranderde de overmaatige liefde, die hy my gezworen had, in den felsten haat, waarvan de blyken zig niet eerder openbaarden , dan toen ik was gewaar geworden, dat 'er een leevend bewys van myne onteering te verwagten stond. Wat kon ik doen? Beslooten hebbende, wat 'er ook gebeuren mogt , mynen toestand te verbergen, maakte ik alles gereed tegen dat ik zou bevallen; en gy weet, hoe zorgvuldig ik u telkens ontweek, wanneer gy my met opmerkzaamheid scheent aan te zien. In 't kort, ik verkoos liever myn leeven in gevaar te stellen, dan mynen toestand bekend te maaken. Gelukkig ging alles naar mynen wensch. De verlossing viel midden in den nagt voor. Ik bakerde den jongeboren', en lei hem in deeze linnenpers. Hy heeft - den Hemel zy dank! tot nu toe nog nooit zo luid gekermd, dat men hem hooren kon. De Graaf is nog onbewust van de gevolgen zyner buitenspoorigheid. Ik bevond my niet sterk genoeg, (vervolgt de Graavin,) om haar langer aan te hooren; maar, nadat zy op myn aanzoek, eene neiging beleeden had, welke zy alleenlyk wegens de ongelykheid van staat smoorde, beval ik, dat zy haar geheim aan niemand ontdekken zou, en besloot tot den stap, die nu gedaan is. Op zekeren voormiddag overleggende, welke maatregels my te kiezen stonden, zag ik mynen zoon met een ongemeen vrolyk gelaat in de kamer treeden. Hy groette my met den gewoonen eerbied, en zeide , dat hy onlangs met eene zeer bemin ne-  318 DE LINNENPERS. nelyke Dame in kennis geraakt was, en geenzins twyfelde, of de familie zou hem gereedelyk vergunnen, met haar te trouwen , indien ik 'er niet tegen was. Ik hoorde zyn voordel aan met een' gedwongen' grimlach, stelde het antwoord uit tot eene andere gelegenheid , en vervoegde my tot Leonora, welke ik last gaf om zig, met haar kind, in 't kabinet van myne kleedkamer te verbergen. Zo dra wy gegeeten hadden, verzogt ik den Graaf, met my, in dat vertrek te treeden, en beval stiptelyk, dat niemand ons zou komen stooren. Deeze voorzorg klonk onzen nieuwen minnaar , als een donderslag, in de ooren. Hy gehoorzaamde my terstond. Ik begon het gesprek met eenige vraagen, aangaande de Dame, met welke hy voorgenomen had zig in 't huwelyk te begeeven; - van wat rang zy was; - of zy een groot vermogen bezat; - hoe lang hy haar reeds bemind had. - Op deeze punten antwoord bekomen hebbende, zeide ik hem, dat ik zeer voldaan was, maar weeten moest, of hy thans voor de eerstemaal van zyn leeven verliefd was. Deeze vraag scheen hem zeer verlegen te maaken. Na sterken aandrang van mynen kant beleed hy, omtrent een jaar te vooren op een jong meisje verzot geweest te zyn, waarvan ik tot zyn geluk niets bemerkt had, dewyl ik syne liefde jegens dit voorwerp grootelyks afgekeurd zou hebben. Hierop antwoordde ik door te vraagen, of dat meisje laag van geboorte, arm en zonder verdiensten was. Neen, Mevrouw, zeide myn zoon; haare verdienste is verre boven haare geboorte; haare deugd maakte my verlegen ; en niets dan deeze zou myne hevige liefde in den uitersten afkeer hebben kunnen veranderen. - Hoe, myn zoon ! hernam ik; beweegt de deugd van een jong meisje u om haar te haaten? Is dit de vrugt der opvoeding, die ik u gegeeven heb ? Waar zyn de gevoelens van opregtheid en eer, welke ik met zo veel moeite gepoogd heb u in te scherpen? Kan ik u, met deeze gevoelens bezield, als den representant van uwen geêerden vader aanmerken ? Doch laat ons wat verder gaan. Ik eisch een verslag van alle om-  DE LINNENPERS. 319 omstandigheden, betreffende uwe eerste liefde. — Bespeurende, dat ik ernstig sprak, bekragtigde hy, met veel tegensparteling het verhaal van Leonora. Hy voegde 'er nog eenige omstandigbeden by , welke zy uit eerbaarheid had verzweegen, en in 't byzonder, dat hy zig den toegang in haare kamer verschaft had door middel van een' valschen sleutel. Na deeze omstandige belydenis van zyne misdaad , zeide hy, dat deeze ongelukkige drift geene kwaade gevolgen ten opztgt van 't meisje gehad had, en by zig dus.ten vollen geregtigd agtte om zig aan het nieuwe voorwerp zyner liefde te hegten, verzoekende alleenlyk, dat ik, door myne toestemming, zyn geluk zou voltooien. Ik vervolgde het gesprek met te verzekeren, dat ik zyn geluk aanmerkte als onafscheidelyk van het myne; doch dat het noodzaakelyk op de grondslagen van deugd en eer gebouwd moest worden, om in stand te kunnen blyven. Verbeeld gy u, zeide ik, niets schuldig te zyn aan de verongelykte schoonheid, die gy geweld hebt aangedaan, waarvan de onbeschaamdste ligtmis yzen moet? Zyt gy wel verzekerd, dat uwe onbezonnenheid geene gevolgen gehad heeft? Hebt gy wel ooit onderzogt, hoe deeze zaak staat? Zoudt gy na 't sluiten van 't egtverbond, waarin gy begeert dat ik zal bewilligen, uwe dwaaling ontdekkende , geene prooi van de wreedste wroegingen worden? Naauwlyks had ik deeze woorden geuit, of ik gaf eene byzondere leus aan Leonora, die daarop met haar kind binnen kwam. Ziedaar, Mynheer! zeide ik, op den zuigeling wyzende; ziedaar het geschenk, waarmede ik uwe nieuwe minnaares zal verblyden. Deeze onverwagte schok kon myn zoon niet doorstaan; hy zeeg onmagtig neder, terwyl de goedhartige Leonora, wier tederheid niet langer te bedwingen was, hem te hulp vloog, en my smeekte, dat ik mynen zoon van alle verdere bestraffingen zou verschoonen. Tevens verzogt zy, myn huis te mogen verlaaten, om, in een afgelegen landschap door arbeid, het noodig onderhoud voor haar kind te zoeken. Toen zy op 't  320 DE LINNENPERS 't punt stond om uit de kamer te gaan, bekwam de Graaf, en was eensklaps bekeerd door den vereenigden invloed van liefde en deugd. Ik behoefde hem naauwlyks myne gevoelens te verklaaren; zo bereidwillig vond ik hem om in myne oogmerken te treeden. Hy gaf zyn woord tot bet huwelyk met Leonora, en sloeg dus den besten, of liever, den eenigsten weg in, ter herstelling van de geschondene eer eener maagd, die ik genegen was, en wier beleediging ik, geiyk ik hem verklaarde , door hem zou begeeren gewroken te zien, indien een ander zig 'er aan schuldig gemaakt had." Ik twyfel niet, of gy zult u verbeelden in deeze gebeurtenis veel te vinden, dat naar een' roman zweemt, doch zy is egt, en by veelen bekend. Uwe Kavaliers en eenigen van den hoogen Schotschen adel mogen 'er om lagchen, als om een laf vertelsel; maar ik wensch, dat de byzonderheden, die gy my in 't vervolg zult mededeelen, aangaande onze Britsche Dames, haar den algemeenen lof zullen waardig maaken , welke aan deeze beminnelyke Graavin in Flaanderen, zelfs door lieden van den eersten rang, gegeeven wordt.  beschryving der stad macao , gelegen in het keizerryk china , en staande onder 't gebied van 't koningryk portugal. Medegedeeld door den wel edelen Heere As. es. van braam HOUCKGEEST. Vervolg van bladz. 287» Het gouvernement der stad geschied door een gouverneur, die ook den tytel voert van Kapitein Generaal , en tot nu toe altoos slegts drie jaaren agter den anderen geregeerd heeft, * werdende om dien tyd telkens afgelost < door een nieuwen van Goa afgezonden, welken het bestier kort na zyn aankomst aanvaard, schoon die afgaanden gouverneur, dan nog wel 4 à 5 maanden in deze plaats moet blyven om 't vertrek der schepen te verbeiden: by de komst van eenen nieuwen bestierder word denzelven door dertien schoten van 't groot kasteel verwelkomt < gelyk mede nog twee dergelyke saluten gedaan worden by het aanvaarden der regering: des gouverneurs jaargeld dat door de stad moet betaald worden beloopt op duizend thailen zilver, hebbende, behalven dien een, regt of privilegie, om yder schip met eenige bepaalde lasten te mogen bevragten vry van onkosten Het gezag van den Gouverneur is zeer bepaald en strekt zich voor 't grootste gedeelte alleen uit over de militie, en de bescherming der stad in geval van vyande ly * Zedert Ao. 1771. heeft zyn Maj. den Kon. Van portugal deeze gewoonte veranderd en het gouvernement bestendig gemaakt, daar mede begiftigd hebbende den Vorigen gouvern. Don Diogo Fr. Salemes de Saldainha een man van geboorte en goede hoedanigheden,, welken het bestier ontfing van den Ridder rodigro de Castro, die 't zelven 't vorige jaar van den eerstgen: had overgenomen, en dus slegts een jaar had geregeerd. VI Afd xv. deel X  322 BESCHRYVING DER STAD MACAO. lyke aanvallen, hebbende met het burgerlyke bestier niets te doen, dan in justitie gevallen of hals straffen , als wanneer hy in den raad presideert; hierom is het dat de Gouverneur veelvuldige verschillen heeft met den Senaat, schoon hy daar en tegen in sommige gevallen zyne orders doet uitvoeren tegen alle protestatien en tegenkantingen van den geheelen raad, als wanneer hy verantwoordelyk is voor het Geregtshof van Goa, loopende de leden in geval van styf hoofdigheid of ongegronde dwarsdryvery menigmaal gevaar, om ter huisvestinge voor eenige dagen naar 't kasteel del Monte of de Ghia verzonden te worden : zelfs heeft men voorbeelden van eene veel harder bejegening aan deeze magistraats perzonen, door een der voormalige gouverneurs (wezende Sing : Anthony Jozé Telles de Meneres) welke desselvs resdidentie in het groote kasteel hield. Deeze ontbood somtyds een der Senatoren , welke zich tegen hem, naar zyn denkbeeld, onbehoorlyk mogt geopponeerd hebben, by zich in desselvs verblyf; de receptie geschiede zeer vriendelyk en statieus als aan een Lid des Raads met zyne eertekenen bekleed. Welstaanheidshalven en uit overmaat van beleefdheid , persuadeerde men hem tot het afleggen van gewaad en deegen , eene gemeenzame gewoonte onder de portugezen, en in alle de indische koloniën, om het ongemak der warmte van 't klimaat, doch zo dra was de Raadsheer niet ontdaan van zyne eertekenen, en weder gezeten, of hy wierd niet meer als zodanig beschouwd, maar een vry andere bejegening viel hem te beurt, de Gouverneur behandelde hem terstond met al de indignance van een eerloze scburk en las hem zyne euveldaaden en vergrypingen voor, waar tegen niets te repliceren viel; vervolgens als door woordelyke bestraffingen alleen niet voldaan , riep hy zonder verder ceremonije drie a vier sterke caffers binnen, welken daar toe opzetlyk voorbereid weezende gereed stonden, en ieder met een lange lotiing gewapend, verschenen ; door deeze ver-  BESCHRYVING DER STAD MACACO. 323 verschriklyke dienaaren der wraak; deed de bevelhebber zyne knellende reedenen op den rug van den ontkleedden Regent verzegelen; welke onbarmhartige, vernederende Executie verricht zynde, die, hoe smertelyk ook, als vaderlyk , en ter voorkomingen van verder wangedrag wierd aangeprezen , gaf men den Senator zyn gewaad weder , waar na den Gouverneur hem , in zynen rang herkennende, met alle tekenen van achting behandelde, een glaasje liqueur aanbood, en als of 'er niets gebeurd ware, op de vriendlykste wyze tot aan den voet zyner stoep uitgelyde deed. Door deeze strenge handelwyze, welke tweemalen is voorgevallen , wierden de Raaden afgeschrikt, om op het ontbod van den Gouverneur in 't kasteel te verschynen, maar wanneer zulk voorviel namen zy de vlugt in het een of ander klooster of zelfs naar Canton. De ruwe handelingen van deeze bestierder , wierden echter by 't Hof van Goa niet goedgekeurd, maar hy wierd, na slechts een jaar geregeerd te hebben weder opontboden, en door een anderen vervangen, inzonderheid wyl men beducht wat voor eenige gevolgen van moeijelykheden met de Chinezen, die hy niet het minste ontzag, maar zeer onvriendelyk handelde, waarom deezen hem den bynaam van loufou of tyger gaven, en na verloop van jaaren, toen hy in Ao. 1767 over Macao als Gouverneur na Timor ging, hem nog zeer wel herkenden: werdende hem door die natie nagegeven, dat hy op 't kasteel twee of drie Chineezen in stilte eigenhandig zoude hebben om 't leven gebragt , en hun lighamen t' zoek gemaakt. De burgerlyke Regeering is gedemandeerd aan den Senaat of grooten Raad, welke bestaat uit zeven leden. waar van de drie oudsten om de maand presideren 't deezen Raad word by eene geslotene missive van 't Hof van Goa aangesteld , welke op nieuwjaardag geopend word, als wanneer teffens de nieuwe leeden in hunne fonctie treden, zo wel als den Procurado en de twee juizen der stad , welken meede van Goa X 2  324 BESCHRYVING DER STAD MACAO. benoemd worden *, en als bedienden der kroon in alle vergaderingen moeten adsisteren ; de zeven Senatoren zitten in armstoelen aan de groote tafel; doch den Procurador en de juizen hebben slegts tabouretten, die aan de beide zyden van den President geplaatst zyn : wanneer 'er iets moet besloten worden, begint de stemming, van den Procurador af, en gaat dan tot de leeden over, men kan concluderen zonder dat de Raad behoefd voltallig te zyn , mids 'er alleen een der juizen tegenwoordig is, konnende in derselver afwezen niets afgehandeld worden: wanneer 's Konings brieven, (welken jaarlyk over Goa uit Europa arriveren) in den Raad geopend worden, is ook de Gouverneur daar by tegenwoordig , hebbende altoos een armstoel, die afzonderlyk staat, en wanneer die plegtigheid geschied, doet het kasteel del Monti een salut ter eere van zyn Majesteit van 21 schoten, behalven by deeze gelegenheid, staat het den Gouverneur vry om de handelingen van den Senaat altoos by te wonen , zonder zich echter met dezelven te moeijen: de Raad beslist over alle civile zaaken op approbatie van 't Hof van Goa, zo mede over alle criminele gevallen, in zo verre dezelve niet doodschuldig bevonden worden, maar procedures van dien aart moeten naar Goa overgaan , terwyl de schuldige patienten somtyds meer dan twee jaaren in den kerker moeten wachten naar hun vonnis, immers by de eerste scheepsgelegenheid werden alleen de stukken en bewyzen der beschuldiging naar Goa gezonden, en voorts eerst in het volgend jaar de stukken van defensie, waar na het proces word opgemaakt, is het dan dat den delinquant ter dood is veroordeeld, zo word dezelve naar Goa gettansporteerd om aldaar geëxecuteerd te worden, * Er worden altoos twee juizen benoemd , doch 'er is slegts een in bediening verwisselende alle maanden hun beurt, ten zy een hunnet op reis mogt weezen, dat dikwils voorkomt, wanneer de tweede alles alleen moet waarnemen, deeze post is eigentlyk zo veel als die van een Hoofd Officier, moetende alle criminele procedures opmaaken.  BESCHRYVING DER STAD MACAO. 325 den, (mogende te Macao geen hals regt geoeffend worden , over delicten die buiten het bewind der Chineezen gepleegd worden,) doch is het vonnis van minder aanbelang, word het te deezer plaats ter uitvoergebragt. De post van den Procurador is voornamelyk, zorg te dragen dat de besluiten van den Senaat worden ter uitvoer gebragt; gelyk dezelve ook alle voorkomende zaaken inzonderheid met de Chinesche regering moet afhandelen: ook wanneer 'er eenig Mandoryn in commissie in de stad komt, moet hy denzelven in persoon aan de stadspoort gaan ontfangen , wordende zulk een Mandaryn teffens met vyf schoten van 't kasteel begroet, terwyl hy verders zyne commissie alleen met den Procureur verhandeld ; (merkende de Chinesen den Gouverneur der stad alleen aan als Hoofd der militie met welken zy niets te doen willen hebben ) Konnende deezen echter niets zonder toestemming van den Raad, dien hy van alles met berigt moet dienen , besluiten. De Senaat heeft ook de bestiering der algemeene schatkist welke thans zeer ryk is , en op ten minsten tweehonderd en vyftig duizend thailen geschat word , dus de stad alle derselver onkosten tegenwoordig uit de intressen van dat kapitaal volkomen kan goed maken , leggende jaarlyks het bedragen der inkomende rechte over de aangebragten koopwaren, 't welk vyf ten honderd bedraagt, ten jollen by de voorgemelde hoofd som op, waar door dezelve t'elken maale met twaalf à vyftien duizend thailen vermeerderd word; hoedanig dit kapitaal aangelegd word, zal ik verhandelen, wanneer ik over het artikel der misericordia spreeke, gaande derhalven tot een verslag over van Het aanzien en vermogen van den Senaat: het zelve is in vergelykinge van voorgaande tyden en jaaren merkelyk afgenomen, waar toe de voornaamste inwooners der stad , ja zelfs de leeden van den Raad niet zelden de eerste aanleiding gegeven hebben: immers ik heb meer dan een voorbeeld gezien dat de portugezen, om hun X 3 zelf-  326 BESCHRYVING DER STAD MACAO zelfbelang te volden en hun eigen landsgenoten te benadeelen het belang van de stad en het algemeen moedwillens hebben opgeofferd , door onder de hand de Chinesche legering te noodigen en aan te zetten, tot het ondernemen van zaaken tegen den Senaat, welke gevolgen ten uitersten nadeelig moesten weezen , tegen hunne eigene privilegiën en voorrechten, gelyk de tegenwoordige situatie en kracht derselven daar van, niet dan de klaarste blyken uitleveren , moetende de regering thans in alle deelen de voorschriften der Chinesche Mandaryn's opvolgen en gehoorzamen: welken dan ook zelfs het hals recht binnen de stad komen executeren, by aldien eenig Chinees door een Portugeesch onderdaan omgebragt mogt wezen, het zy moedwillens of by ongeluk , want dit laatsten word wegens den onderlingen staat tusschen de twee natiën als onmogelyk gesteld, en dus altoos voor 't eerste genomen , derhalven moet het bloed van den Chinees, door het vergieten van dat des portugees gewroken worden : zelfs heb ik een soldaat der bezetting door de Chinesche justitien zien ter dood brengen, welken in zyn post by nacht ronde en gecommandeerd door zyn officier, ongelukkig een dief kwetste, die aan zynen wonden stierf het was een Chineesch en dienvolgens was de Senaat, hoe ongenegen daar toe anderzins, verpligt om den daader, schoon na regten niet doodschuldig, aan de Mandaryns overteleveren , wiide hy niet door geweldige middelen daartoe genoodzaakt worden: en waarlyk de Chinesche Regering heeft hier ter plaatse zo veel gezag en aanzien , dat een vreemdeling by zyn eerste aankomst zoude moeten besluiten dat de stad geheel aan denzelven onderworpen was, want zo dra land men hier niet aan, of den bediendens van den Hoppo, (welks hof of verblyf met de keizerlyke vlag voor de poort, binnen de stad is) komen terstond om alles te doorzoeken, ten einde den tol te heffen, welke alleen aan ds Chineesen komt: Ook draagt dezelve zorge om de Keizerlyke regten van de schepen en hun ladingen te vorderen en te doen betalen „ doen  BESCHRYVING DER STAD MACAO. 327 doende ook recht in uitspraak van verschillen tusschen de beide natiën, byaldien dezelven niet van groote aangelegenheid zyn. De Senaat ondertusschen menigmaal, en in veele voorvallen gelegenheid hebbende , om door hun gezag en billykheid der Rechten van den minderen tegen den magtigen ten voordeele dezer Laatsten te doen winden. Zo heeft 'er niet alleen appel aan den hoogen Raad van Goa plaats, maar ten einden zelfs de minstvermogende gelegenheid mogten vinden, om hun recht te doen handhaven, 't geen naar Goa niet zonder kosten geschieden kan, en 'er geen occasie mogt overblyven voor eenigen onbetaamlyke handelingen des Raads, om het recht der burgers en inwoonders tegen elkanderen te verkeren, of het gezag der wetten te krenken, zo zend boven dien dat Opper gerigts hof der Portugesche bezittingen in de Indiën, met tusschenkomst van ennigen jaaren, en na de omstandigheden zulks vereischen, eenen gemagtigden berwaards, onder den tytel van Sindicant , welken met een volkomen oppergezag bekleed is, en met eenen generaalen lastbrief gemunieerd, om alle de handelingen van den Senaat welken zedert de revice van zynen laatstvoorgaanden amptgenoot, zyn werkstellig gemaakt en ter uitvoer gebragt, te onderzoeken en dezelven naar bevinding van zaaken te bekrachtigen met approbatie, of te condemneren ter vernietiging. waar na die geene, nader revisie onderhevig zyn: dien afgevaardigde doet ook na zyne aankomst by publicque afkondiging zyne commissie aan de inwooners bekendmaken en assigeren, ten einde een ieder, welke eenige verschillen met den Raad of iemand anders mogt hebben, of gehad hebben, en in zyne pretensien vermeende verkort te weezen, of onrechtvaardig gehandeld te zyn, zich by hem zoude konnen vervoegen om recht te erlangen; doende vervolgens decisif alle voorkomende gevallen naar zyn goedvinden af. Ziedaar! zal men mogelyk geredelyk veronderstellen eene der nuttigde inzettingen welken de Roomsche Keizers onder hunne regeering hadden vastgesteld, X, 4 en  328 BESCHRYVING DER STAD MACAO. en die zulk een groote achting by Belizarius verdiende, dat hy hartelyk de herstelling daarvan wenschte, niet alleen, maar dat tevens aan dit ampt al den luister mogt worden bygezet, welke het zelve eenigzins aanzienlyk en ontzachlyk kon maken, om dus deszelfs uitvoerders onder den gewyden naam van beschermers des volks, onder de ingezetenen te konnen doen verschynen, en hunne verdrukkingen te wreeken ! Maar hier mag men mede gerustelyk tegen stellen het kwaad gebruik, dat men aangetekend vind , ook in die tyd uit dit goede oogmerk voortsproot ; en waar door zich deeze amptenaars gelykelyk gewillig laaten besmetten, die dus van opzienders medepligtigen wordende, het getal der misdryvers alleenlyk vergrooten, en een nieuw soort van overtreders uitmaaken; want de magt, door de bevelen der wetten om alle knevelaryen en verongelykingen daadelyk te straffen, in handen hebbende, zyn zy 't zelf welken op hunne beurt tot een dubbele oeffening dier doemwaardige bedryven vervallen, daar hun vermogen tot dit misdryf door niemand kan worden beteugeld. Zulk een gevolmagtigde Commissaris is niettemin een gedugtten bezoeker en onwelkome gast voor den Senaat, wier schatkist by die gelegenheid gemeenlyk een gevoelige aderlaatinge ondergaat, gelyk de een of ander vermogend inwooner menigmaal mede by hem ten offer moet komen, ten einde hunne vergrypingen, welken naar gewoonte al vry menigvuldig zyn, daar door eene gunstige absolutie mogen erlangen: terwyl deeze milde handoopening, (welken men voor af weet gemeenlyk het waare doelwit en oogmerk der commissie te zyn,) den afgevaardigden Regter, wel voldaan doet wederkeeren, na, aan de verrichtingen van den Senaat, de bestmogelyke goedkeuring in vergelding te hebben verleend. Behalven de groote Raad is' er nog een civiel Collegie te weeten dat van Misericordia 't geen tevens de weeskamer is; de Regenten van dit huis worden ook jaarlyks veranderd, en zulks wel op den dag van St. Izabel den 2den July de President voert den tytel van Proviador,  BESCHRYVING DER STAD MACAO. 329 't welk een zeer goede post is, waar na de thesaurier volgt, en voorts een Secretaris; het getal der overige leden is niet gefixeerd: ieder der Regenten draagt een teken van onderscheiding van den burgerstand, dat tevens zyne waardigheid aanduid, bestaande in een van rotting gevlochtene en rood geschilderde ring, die hun uit den rechter zak des roks hangt: de Senatoren of leden van den grooten Raad, worden gemeenlyk uit het corps van dit collegie gekoren, en sorteren 'er wederom onder wanneer hun regeeringsjaar verlopen is; zo dat het gezag der stad geduurig in handen derzelfde persoonen blyft berusten, terwyl het aan den anderen kant zeker een waarheid is. dat 'er zeer weinig stof tot keuze is te vinden. De Regenten der Misericordia hebben het opzicht en de directie over het kapitaal dier fondatie niet alleen, maar beschikken ook over de personen en goederen der weezen en minderjaarigen, zo wel als over die der vondelingen, welken allen onder de protectie van dit huis komen, en die behoorlyke onderhouding en opvoeding genieten, wyl de inkomsten der fundatie tot dat einde ruim voldoende zyn, daar het fonds zeer gewigtig is : de jongens worden al vroeg tot de zeevaart opgeleid en van de hand gezonden, terwyl de meisjes huwbaar geworden zynde , gemeenlyk worden uitgetrouwd, en als dan een huwlyks gift uit de gemeene kas genieten, gelyk ook alle dochters, welker vader een geboorne Portugeesch geweest is, die haar geen vermogen heeft nagelaaten, in huwlyk treedende, een som van een honderd en twintig thailen, ter uitzet, uit het gemeen fonds ontfangen; behalven dit word jaarlyks ook een groote uitdeeling gedaan uit de revenuën, aan behoeftige weduwen en bejaarde armen van een onbesproken wandel; terwyl by duure tyden of schaarschheid van ryst weeklyksche aalmoessen worden uitgegeven in 't openbaar aan al wat tot deeze genietinge derwaards vloeit; en door deeze weg is het dat de fondatie van dit huis als de grootste steun voor de stad en de inwooners van Macao is aantemerken. X5 De  330 beschryving DER STAD MACAO.' De Fondsen, zo wel der stad, Mizericordia als van St. Clara, bestaan meerendeels in contanten, welken allen op dezelfde wyze worden aangelegd en uitgezet, onder de voornaamste inwooners der stad, gedeeltelyk aan de reeders der schepen, tegen twintig pr. Cent op bodemery, doch meerendeels op obligatie tot vyf ten honderd in 't jaar, wordende dit geld door dezelven geëmplojeerd in hunnen handel, tot welken men als een voornamen tak het uitzetten van contanten à deposito mag brengen, daar de vreemde natiën welken op Canton negotieeren , zo veel neemen als 'er van Macao slegts gesourneerd kan worden, tegen 10, 12. Ja 14 p: Cent intrest 's jaars , welken op hun beurt, daar mede, nogmaals avancen bebaalen, waar door derhalven menigmaal meer dan twee maal honderd duizent piasters Macao's geld op quantong rouleert: en dus kan men rekenen dat veele der inwooners, meer inkomen hebben van de publicque fondsen, dan die fondsen zelven, waarlyk een gemaklyk en gereed middel om geld te winnen. Hier mede het artikel belangende de regeering afgehandeld hebbende, zal ik overgaan tot het Kerkelyke. De eenige getoloreerde Godsdienst alhier , is der Roomsch-Katholyken , welken te deezer plaatse in zyn grootste buitensporigheden, met een' blinden yver en bygeloovigheid geoefend word; willende van dien der Chineezen als eigen aan 't Ryk zynde niet spreken, enkel aanmerkende, dat die natie binnen de stad aan het zuidwesteinde mede een groote pagode of tempel heeft; en dat zy hunne processiën openlyk door de geheele stad verrichten, van welke omgangen zelfs eenigen van buiten uit de dorpen komen , welken alle onverhinderd moeten toegelaaten worden. De Roomschen, tot welken ik derhalven wederkeer, zyn te deezer plaatse zo verblind in hun religie , dat zelfs hun Europeesche geloofsgenoten zich dieswegen moeten verwonderen , ja menigmaal 'er den spot mede dryven Zeer weinigen der leeken zyn 'er die niet alk protestanten als Heidenen beschouwen, geene dan hun-  BESCHRYVING DER STAD MACAO. 331 hunne kerkgenoten voor Christenen erkennende, tot welken echter de Franschen maar ten halven gerekend worden, in welken waarde gemeente door hunne geestelyken, die meerendeels zelfs uitermaaten dom en onkundig zyn, gesterkt en verhard worden. Ja het is belachlyk te hooren dat men het gemeen als een heilige waarheid leert, die 'er zich dus ook volkomen van verzekerd houden, dat de gantsche Joodsche natie staarten hebben, als een vloek om het krusigen van den Heiland op hun uitgestort. Deeze groote onwetenheid van 't volk blyft te sterker ingeworteld doordien het leezen en schryven onder hun twee ongemeene verrichtingen zyn , inzonderheid word een vrouw die zulks verstaat voor een gevaarlyk schepsel gehouden, waarom zodaanigen hunne wetenschap, als iets schandelyks en met den Godsdienst strydende, zullen trachten te verbergen: de geestelykheid bedient zich ondertusschen met voordeel van deeze gewillige verblinding des volks; en doen onder den dekmantel hunner heilige geloften en den uiterlyken schyn eener huichelachtigen godsvrucht byna al wat zy goedvinden, verzekerd zynde dat niemand zich zal vermeten om hun karakter aan te tasten, maar dat men in tegendeel de oogen sluit, om zelfs hunne buitensporigheden niet als zondig te beschouwen; de Priesterschap is dus te deezer plaats in 't algemeen zo spoorloos van wandel, en overgegeven snood in hunne handelingen, dat het voor Christenen en heiden ten uitersten aanstootlyk is, om hunne bedryven in acht te neemen; het ergste kwaad dat de denkbeelden konnen opleveren , word by het grootste gedeelte slechts voor spel gerekend, en als zodaanig uitgevoerd, waarom ik menigmaal (die daarvan zo veele exempelen wist) by my zelve heb gedacht, wat verstaalde harten in die boezems moesten woonen, die zonder 't ziddering of zelfs de minste nagedachten, vrymoedig en stout genoeg waren, om voor 't altaar dien God onder de oogen te treeden, welke zy hunne heilige gelofte hadden toegewyd, en zyn lighaam aan-  332 SESCHRYVING DER STAD MACAO. aanteraaken, * met vingers bezoedeld van roekelooze en moedwillige schending hunner vrywillige keuze, en onrein door gepremediteerde ongerechtigheden! Ik houde my ook grootendeels verzekerd, dat weinig of geenen van den gewyden hoop, byaldien hun levenswyze in Romen bekend was, lange souden geadmitteerd worden tot het waarnemen van hunner dienst, maar ras daar van ontzet worden, en ter verantwoording van hun gedrag gedaagd, om ingevolgen daar van beloond te worden: de verre afgelegenheid dezer plaats doet hun thans voortgaan in hun wanbedryven , zich niet schamende dat dezelve openbaar worden immers 'er zyn weinig van die eerwaarde vaders welken geene byzitten onderhouden, waardoor men dan ook menigmaal afstammelingen des priesterdoms ziet te voorschyn komen, terwyl sommigen zich niet ontzien om zich aan overspel, ja zelfs aan bloedschande schuldig te maken, waar toe zy altoos gereeden gelegenheden vinden, in dien tusschentyd dat de schepen naar zee zyn , en dus de mannen van huis, dragende door tusschenkomst van ongeoorloofde middelen zorge, dat geene levende bewyzen ten hunnen lasten konne komen, schoon 't al mede gebeurd is, dat 'er vrugten van dusdanigen handel zyn voor den dag gekomen. Ik zoek den Roomschen geen aanstoot of ergernis te geven door deeze uitweiding, wyl ieder bezadigd gemoed, nevens my zodanige bedienaars des Heiligdoms met afgryzen moet verfoeyen. Men zoude ondertusschen denken dat hooge jaaren eene bescherminge der deugd zoude zyn, maar wel verre van daar hebbe ik het geval gezien, dat een grysen Geestelyke, die de krachten der natuur overleefd had, en dus voor zich zelve niet meer daar in kon zondigen, met allen yver en hartelykheid de commissie volbragt, om voorslagen van accoord te doen aan een vader over de negotiatie van zyn doghter tot * Ziende op het behandelen der hostie, welke volgens de Roomsche leere der transunstantiatie omniddelyk in het lichaam van Christus veranderd.  BESCHRYVING DER STAD MACAO, 333 tot een concubine , en waarin dien eerwaardigen ambassadeur, de belangen van zyn principaal volkomen genoegen bezorgde , in de uitvoering zo goed slagende , als de doortraptste Maquerelle in Europa. Laaten deeze staaltjes genoegzaam zyn om van het overige te oordeelen, en vervolgens optemaken hoedanig de kudde gesteld moet weezen, daar zodanige herders de wacht is aanbetrouwd. De Geestelykheid staat onder het bestier van een Bisschop , welks jaargeld door den Senaat betaald word, en duysend Thailen bedraagd; doch zedert het jaar 1765, is dit geestelyk hoofd van hier naar Europa ontboden, en tot nu toe niet uit portugal te rug gekeerd, dus deszelfs plaats tot zyne wederkomst ad Interim bekleed en waargenomen word door den groot Vicaris der stad, welk een zeer oud man zynde, zich niet veel bemoeijen kan om de buitensporigheden der Geestelyken te beteugelen, waar toe hy bovendien niet groot genoeg in gezag is; want schoon des Bisscbops plaats bekledende, vermag hy echter niet deszelfs gezag te oeffenen: 't welk meede veel con tribueerd tot de verwaarlozing der discipline onder de Kerkelyken. Voormaals had men hier ook een kamer der inquisitie doch geene rechtbank; men was verpligt de gedetineerden naar de vierschaar van Goa te zenden, om aldaar naar bevindinge geoordeeld te worden: doch dewyl de Christenen deezer plaats veel te sterk aan het geloof hunner moeder de kerk geattacheerd zyn, is 'er zelden een zodanig misdadiger van hier derwaars vervoerd. Terwyl ik met het artikel der geestlykheid bezig ben , zal ik hier slechts melding maken, aangaande de directien der zendingen, van welken 'er zich te dezer plaatze vier bevinden, te weeten. Twee wegens Spanje. Een van de Dominicaner en een van de Franciscaner order. Een wegens Italien, van de Propagande Fidé, En een wegens Vrankryk. Terwyl ook hier een afgezondenen resideert om aal moes  331 BESCHRYVING DER STAD MACAO. moessen by een te samelen voor Jeruzalem en 't heiligse graf, en om Christen slaaven van de Turken te lossen. Ieder deezer directien heeft deszelfs Procureur, welke gelast is met de commissie om de missionarissen landwaars in en naar de naastgelegene Ryken van Cochin China, Cambodia, Pegu en Siam te expedieeren; dat hun gemeenlyk geen kleine moeite kost , dewyl zy (gelyk ik reeds te voren gezegd heb,) de waakzaamheid der Chineesche mandaryns moeten verkloeken; want dit is een sluiker, waar toe dezelven, hoe ligt vatbaar ook anderzints, daar voor, niet toe om te kopen zyn; de list moet hier dus de magt te boven gaan , en doet ook gemeenlyk de oogmerken ten laatsten bereiken : terwyl indien by ongeluk een zendeling geattrappeerd word, zulks veel ongelegenheid aan zyn procureur veroorzaakt, en somtyds importante sommen kost om dezelve geen gevolgen te doen hebben, maar in tyds af te doen, door de Mandaryns de handen te vullen. Iemand des kundig, zal hier mogelyk in eenige bedenking vervallen, namentlyk, hoe het weezen kan, dat deeze depêche der zendelingen met zo veele moeilykbeden en gevaar verzeld gaat, daar het bekend is, dat 'er zo veele aan het Keizerlyke hof in peking zelve resideren , welken niet minder dan hymelyk aldaar konnen gekomen zyn! - Doch op deeze reflexie die niet ongegrond is, zonder de verklaring daarvan te weeten, kan ik de volgende opheldering door eigen bevinding mede deelen ; alle de Roomsche Geestelyken welken zich aan het Hof van Peking onthouden en die merendeels uit jezuiten bestaan, zyn aldaar, wel verre van als voortplanters van 't Christelyk geloof, of Predikers des Euangeliums, aangezien te worden, onder deeze of geene hoedanigheid bekend, als van wiskonstenaars, sterrekundigen, doctors in de medicynen , schilders , horologiemaakers, enz: vindende niet dan in 't geheim en onder de band gelegenheid om aan het eigentlyk doelwit hunner onderneming te arbeyden; wanneer 'er nu een zendeling te quantong (al-  BESCHRYVING DER STAD MACAO. 335 ( alwaar dezelve gemeenlyk met Fransche of Engelsche schepen in waereldlyke kleding aankomen;) voorhanden is - welken zich naar Peking, in de altoosduurende gevangen van 't hof, wil begeven, (want zeer zeldzaam is 't dat zy van daar hun ontslag krygen,) maakt hun Procureur die ter eerstgemelde plaats zyn wooning heeft, zulks aan den oppersten der Sociëteit te Peking bekend; hier op draagen de Vaders den nieuwaangekomenen in de , eene of andere qualiteit, waarvan hy een weinig kunde bezit aan den Keizer voor, welke gemeenlyk de vryheid verleend dat zulk een geleerde of konstenaar, direct naar deszelfs residentieplaats oversteken, om aldaar zyne wetenschap ten dienste van zyn Majesteit te oeffenen: wordende zulk eene alvorens de reis te onderneemen in Chineesch Mandaryns gewaad gekleed, en door een amptenaar op den togt tot aan de hoofdstad verzeld, geduurende welken zy op kosten des Keizers onthaald worden, en dewyl de Jesuiten uit alle de colonien van Portugal verbannen zyn, en dus de Procureur der directie over de missionarissen hunner Sociëteit niet te Macao kan resideeren, hebben zyne ordensgenoten een expresse permissie van zyne Keizerlyke Majesteit geobtineerd, dat dezelve zyn verblyf te Quantong mag blyven houden, zelfs wanneer alle andere Europeaanen die plaats verlaaten en zich naar Macao retireeren moeten; het getal der zendelingen van de order der Jesuiten welken zederd den aanbeginne der ontdekking van China zich in dat Ryk verspreid hebben, en aan welker hoofd den zo zeer beroemden St. Franciscus Xaverius bekend staat, heeft in dit jaar 1770, de som van drie honderd juist voltallig gemaakt. Eer ik van het Geestelyke afstap, dunkt my niet ongevoeglyk te weezen om de beschryvingen der feesten, welken ik reeds te voren meldde, te willen mede deelen, als tot het Kerkelyke behoorende af te handelen, dus daar toe overgaande zal ik beginnen met Het Feest van Goede Vrydag het welke by de Dominicaanen word gecelebreerd. Hunne kerk is dien dag met rouw-  336 BESCHRYVING DER STAD MACAO. rouwgewaad behangen , en des nademiddags (als wanneer de executie staat te geschieden,) zodaanig opgepropt met menschen, inzonderheid van de vrouwelyke sexe, dat de devoten tot zelfs buiten de deuren op straat geknield liggen: tegen vier uuren beklimt een Dominicaaner Monnik den kantsel, en begint zyne reden voering, welke als tot een inleiding strekt, der vertooning die na een half uur prekens zyn aanvang neemt; alsdan word van de zyde des kloosters, of wel door deszelfs communicatie deur met de kerk, een groote baar door tien der voornaamste inwooners ingedragen, op welken byna levensgrootte een beeltenis geplaatst is, verbeeldende Christus, torssende zyn kruis en onder 't zelve als bezwykende; deeze vertooning blyft dus eenigen tyd aan den ingang stil staan, terwyl den Prediker zyn uitlegging doet, die langzaamerhand beweeglyk begint te worden, waardoor men een gedruis onder de vrouwen bespeurt, 't welk een preparatie tot de weenende stemverheffing is, die te volgen staat; ondertusschen word aan den anderen kant der kerk, tegen over de voorgemelde deur, een gordyn weggeschoven, van achter 't welk de beeldtenis van de moeder des Heeren te voorschyn komt, gekleed in een blaauw linnen gewaad; deeze statuë (die slechts half levensgrootte is) heeft beweegbare armen, die met draadwerk van onder de draagbaar bestierd worden, het zelve word dan mede door vier voor naame persoonen uit zyn plaats genomen , en langzaam naar de andere zyde gedragen, terwyl van daar de eerstgemelde vertooning mede naar het midden voortgaat, de yverigen uitlegger word aandoenlyker naarmaate de beelden eikanderen naderen, en met gelyken trap verheffen zich ook de stemmen der schreijende gemeente, welken nu beginnen te brommen; de twee baaren tot tegen elkander gekomen zynde, spreid Maria haare armen uit, en staat dus eenigen tyd, als in droefgeestige bedruktheid haar zoon beschouwende, waar na haar lighaam word voorovergebogen met het aangezicht tegen dat van den Heiland, terwyl haare armen zich om deszelfs hals slaan, dit be-  BESCHRYVING DER STAD MACAO» betekent het teder afscheid 't welk zyvan hem neemt, herhalende tot drie reizen haare omhelzing , moetende de laatste keer als van den hals van Christus afgescheurd worden ; geduurende dit aandoenlyk tooneel, groeit het weenend gerucht der arme zondaressen zodaanig aan , dat by de laatste kus de Prediker genoodzaakt is stil te zwygen , ten einde een vryen loop aan de uitbarstende stemmen te geven die alsdan eenparig in een luid gekerm en geroep, uitvloeijen, even of men een algemeenen doodkreet aan. beste, en het uur der ontzielinge gekomen was. Het afscheid deszelfs beslag gekregen hebbende, zwenken de beide beelden, en worden, nevens den anderen, de trappen opgedragen naar het hoog altaar, en aldaar zynde Valt het scherm voor de eerste vertooning, waar mede te gelyk het gejammer der aanschouwers eindigt, welken alsdan weder beter gemoedigd zynde, hunne traanen indien 'er eenigen gestort mogten weezen , afdroogen. — De stilte, hersteld zynde begint de redenaar op nieuw zyne Oratie, en doet nu eene uitlegging over den miraculeulen zweetdoek , in welken Christus aanschyn geprent bleef staan, houdende een zodaanig geschilderde wit sautyne lap in handen, om aan alle de toehoorders te vertoonen. —. Na een half uur toevens word het gordyn weder opgehaald, met welke toneel opening ook het geween op nieuw begint, doch niet zo luid als te voren, de schouwplaats verbeeld nu den berg Calvariën, op welken Christus aan het kruid hangt, met Johannis en Maria Magdalena aan den voet van het zelve staande, en 's Heilands moeder ter rechter zyde op eenigen afstand. — Geduurende de uitlegging deezer vertooning, verschynen een geheele reeks kinderen, alle barvoets en met lange witte rokken bekleed, hebbende kranssen om hun hoofden,welken na zich voor 't kruisbeeld en dat der Moedermaagd geprosterneerd te hebben, zich op de trappen des altaars nederzetten ; daar na verschynen andere persoonen op de delfde wyze gekleed, met twee ladders, en plaatsen die achter het kruis tegen de twee armen; (alles gaat langzaam - VI. Afd. XV. deel Y voort  333 BESCHRYVING DER STAD MACAO. voort,) dan komen weder anderen in wit gewaad, dragende de doodkist om het lighaam daar in te leggen, welke zy in 't midden van den grond voor 't kruis plaatzen; vervolgens word uit die kist een lang stuk wit linnen genomen , 't geen daarop over de armen van 't kruis geslagen, en onder de okzelen van 't beeld, over de borst doorgestoken word; hier op word een begin gemaakt met de ontkruiciging, in de volgende order: eerst werd het opschrift afgenomen, en dan de doornekroon van 't hoofd geligt, waarna de rechterhand, vervolgens de linkerhand, en voorts de voeten ontnageld worden; terwyl by ieder hamerflag een luider gegil gehoord word , dan het gewoon gekryt, en de rechte devoten zich mede zo veele slagen op de borst geven ; ieder stuk dat men heeft los gemaakt word aan de vergadering opgeheven vertoond, en daar na op ronde houten borden gelegd, om in de processie te konnen werden gedragen; het lighaam los gemaakt zynde, waar langs de armen nederhangen , (die met scharnieren aan de scbouders gemaakt zyn,) word het zelve met het linnenkleed nedergelaten , en dus door vier persoonen op de armen gedragen, om het zelve aan het moederbeeld te vertoonen, waar na het in de kist word gelegd; eindigende hier mede het tweede bedryf, gelyk men dan ook het scherm laat vallen, en de Monnik kort daarop zyne predikatie besluit, wordende voorts de preparatie tot den omgang, welken het derde of laatste bedryf uitmaakt, te werk gesteld; terwyl daartoe ook de meeste der toehoorders ruimte maaken en zich ter kerk uit begeven. Wanneer nu alles tot den optogt gereed is, word het tooneel nogmaals geopend, als wanneer men den zielloozen zaligmaker in de kist ziet liggen, om begraven te worden ; waar toe de processie in de volgende order uittrekt. Als : 1. Een staffier bekleed met een wit linnen overrok. 2. Twee trompetters in lange zwarte gewaaden, het aan-  BESCHRYVING DER STAD MACAO. 339 aangezicht met floers bedekt, barvoets gaande, en met een schor geluid ongestadig blaazende. 3. De standaard des doods sleepende gedragen, door een met een wit linnen overrok bekleed. 4. Twee personen geheel in 't zwart, barvoets gaande, met ratelborden. * 5. Vier schilddragers, geheel in 't zwart en barvoets, dragende ieder een wapenschild met de vyf wonden. 6. Een staffier, als de vorige. 7 Twee tamboors, in 't selve gewaad als de trompetters bovengemeld, by tusschenpozen de trom roerende, welke met zwart lake behangen zyn. 8. De groote standaard der Dominicaanse orde, wordende slepende gedragen. 9. Twee ratelaars als de voorigen. 10. Vier schilddragers, als de vorigen. (vaantjes 11. Vier in 't zwart gekleedde barvoeters met slepende 12. Een staffier voren. I 13. Twee trompetters, als de vorigen. 14. De standaard des kruices, wordende slepende gedragen. 15. Twee ratelaars, als boven. 16. Een zilver Crucifix gedragen tusschen twee groote zilveren kandelaars met brandende waschkaarsen. 17. Vier schilddragers, als boven. 18. Vier met slepende vaantjes, als voren. 19. Een staffier. 20. Twee tamboers, als voren. 21. De beelden van de maagd Maria, Maria Magdalena, en den discipel Joannis. 22. Het kruis met den bebloedden linnen doek behangen, gedragen door een barvoeter, geheel in 't witgekleed. 23. Twee en twintig kinderen, alle in 't wit, barvoets, en * Deeze ratels zyn langwerpige planken, op welken ten wederzyde eenige yzere ringe zyn vastgehecht, welken heen en weder geschud wordende, een ratelend geluid veroorzaken , dienende dit in plaats van kleine klokjes, welken te dezer tyd niet mogen gebruikt worden. Y2  340 BESCHRYVING EER STAD macao en met kranssen om hunne hoofden, dragende ieder een hout bord waarop de volgende stukken gelegen zyn. te weten : 1 de beker van Gethfemané, 2, een linnen doek. 3. de doornekroon. 4. de nagels. 5. de hamers, 6 de nyptangen. 7 & 8. Twee opschriften. 9. de koorden waar mede Christus gebonden Wierd. 10. de Roeden waar mede hy wierd gegeesseld. 11. de rietstaf. 12. de speer des krygsknechts die Christus zyde doorstak. 13. de spongie op den rietstok. 14. de drie dobbelstenen. 15. de haan van Petrus. 16. de rechterhand van judas, (deeze is pikzwart als volgens de overlevering zodanig geworden, dadelyk na 't verraad aan zyn meester gepleegd.) 17. het waschbekken van Pilatus. 18. de ladder. 19. de zweetdoek van Christus. 20. de purperen mantel. 21. de rok zonder naad. 22. een mengsel van reukwerk en speceryen, om 't lighaam » te balzemen. 24. Een staffier, als de vorigen, 25 Eenige persoonen met brandende waschkaarsen. 26. Twee ratelaars, als voren. 27 Het lyk van Christus, leggende in de kist, welks door 8 priesters gedragen word, onder een Verhemelten , 't geen door 6 voornaame inwooners word opgehouden. 28. De standaard, met het schild der vyf wonden, ge dragen door den gouverneur der stad, geadsisteerd door deszelfs twee adjudanten. 29 Alle de Dominicaner, Franciscaner en Augustyner Monniken, ieder met een brandende waschkaars. 30 Een zilver crucifix, tusschen twee groote zilvere kandelaars met brandende waschkaarzen, gedragen* 31. Een staffier, als voren. 32 Het Sacrament, gedekt door een fluwelen kap, gedragen onder een verhemelten dat door vier voorname inwooners word opgehouden,   33- Een  BESCHRYVING DER STAD MACAO. 341 33. Een groot getal Priesters van de Clergie en andere inwooners der stad, met brandende waschkaarsen. 34, De geheele bezetting van militairen met omgekeerde wapenen, welken den trein besluiten. In deeze order word het lighaam door de voornaamste straaten der stad omgevoerd, en vervolgens in de kerk van de Misericordia ten toon gesteld, terwyl aldaar een plegtigen lykdienst verricht word, waar na de processie weder voorttrekt naar de kerk van St. Dominge, alwaar het lyk in een graf gelegd word, dat enkel ten dien einde in een kapel dier kerk vervaardigd is, na welke plegtigheid de omgang besloten word, terwyl twee schildwachten het graf blyven bewaaken , en de kapitein del Monti met een wacht van militairen den geheelen nacht by de kerk ter wacht moet blyven, gelyk alle de Dominicaner monniken mede den geheelen nacht waken moeten, blyvende de kerk open , ten einde het graf door een ieder der goede Catholyke mag bezocht worden, geiyk ook niemand t'huis blyft, maar zich in den nacht derwaards begeefd, om eenige gebeden te doen , en de voeten des Heilands, in 't graf liggende te kussen; gelyk de zelfde ceremonie ook door een ieder word verricht aan de voeten van 't beeld der moeder Maagd, 't welk voor 't hoogaltaar geplaats is: en hier mede neemt dit schouwspel van alleruiterste bygelovigheid een einde omtrent twee of drie uuren na middernacht, als wanneer de bezoeking van 't graf gemeenlyk ophoud. Het feest van sancto Anthonio, tot welkers beschryving ik nu overga, en 't welk in de kerk aan hem toegeweid, gecelebreed word, is het voornaamste van allen die men hier ter stede viert , het zelve begind den eersten Juny eindigd: met den feestdag op den 13 derzelve maand, geduurende welker tyd den H. Anthony bekleed is met het gouvernement der stad , waar voor hy ook staande dien tusschentyd zyn bezoldinge geniet Den eersten dag word het feest geopend op de volY 3 gen-  342 BESCHRYVING DER STAD MACAO. gende wyze, de Gouverneur begeefd zich in persoon naar de kerk: op het voorplein van welke de geheele bezetting in de wapenen is , om voor hunnen nieuwen commandant te paraderen ; de dienst verricht zynde , levert de Gouverneur zyn rotting over aan St. Anthony, en stelt hem dus 't gebied der stad in handen, wordende de rotting met het bandje aan den arm van het beeld gehangen ; dus toegerust met het teken van bewind | word de heiligen Anthony in processie uitgebragt, gedragen door de acht eerste officieren, en, gevolgd door de geheele bezetting, met slaande trom en vliegend vaandel , gevoerd naar het klooster der Franciscaanen, ten einde hy aldaar zyn compliment by zyn vader St. Franciscus aflegge , welke grysaart hem by zyn nadering te gemoet gevoerd word , ter recipieering op het plein buiten de kerk. De twee beelden begroeten elkander door een buiging, en marcheren vervolgens ter kerk in, alwaar eenigen dienst word gecelebreerd, welke verricht zynde , neemt Anthony plegtig afscheid van zyn vader, die hem tot aan de deur zyner woning uitgelyde doet, en keert te rug naar zyn hotêl, om weder een jaar van dien moeilyken tocht uitterusten, doende het kasteel del Montie by zyne behouden te rugkomst een salut van dertien schoten , gelyk de militie mede drie salvos uit het geweer lossen. Gedurende de dertien dagen van het feest, paradeert het garnisoen alle morgen voor St. Anthony's residentie, alwaar de Gouverneur en alle de Officieren, nevens een menigte feest gangers, zich dan gemeenlyk laaten vinden om de mis te hooren, na 't celebreren van welke, altoos vyf schoten, (uit metale, kamers, die op't plein geplaatst worden,) worden gedaan, gelyk nog drie schoten uit dezelve geschieden, geduurende de elevatie, prosternatie, en adoratie, van 't sacrament , terwyl gelyke eerbewyzen by St. Franciskus mede Worden in acht genomen. Na 't zingen der vesper 's avonds voor den feestdag worden nogmaals vyf eer-  BESCHRYVING DER STAD MACAO. 343 eerschoten op het plein gelost, en op den feestdag zelve, trekt de bezetting met vliegend vaandel en slaande trom tot voor de kerk, doende 't morgens voor en na het verrichten der mis, drie salvo's uit het geweer, wordende onder de opheffing van 't sacrament dien dag zeven schoten uit de kamers gedaan en na het eindigen van den dienst nogmaals zeven schoten uit dezelven. 's Namiddags verschynen dé militairen nogmaals in 't geweer op 't plein der kerk, terwyl dezelven als dan van toehoorders opgevuld is, om het feest te hooren besluiten , 't geen door een redenvoering en een kleine processie geschied: ten dien einde word den predikstoel tegen vier uuren door een geestelelyken beklommen, welke een historisch verhaal doen van het leven en de mirakulen van zynen Heilig, dat zo buitensporig is als men zich immer kan verbeelden, zo dat het waarlyk bespotting verdient; laat my slechts een staaltje aanhalen, om van de overigen die ik heb hooren optellen te zwygen; de yverige redenaar in zo verre gevorderd zynde, om de groote heiligheid van zynen Anthonio uit te bazuinen, schoon bykans geene genoegzaamheid van woorden te konnen vinden om die uit te drukken , of te verheffen , eindelyk verviel hy in een vergelyking van den zynen met andere heiliger. , doch die waren alle (in weegschaalen gewogen) maar te ligt bevonden , ja zo verre ging zyne domme yver , dat zelfs Mozes, die groote Mozes, verre in waardigheid by zynen Anthonio, te kort schoot! Ik keek op toen ik dit lasterend gezegde hoorde , en dacht dat de groote geleerdheid der prediker tot razerny vervoerde, maar stond nog vry meer verwonderd, wanneer ik den orateur hoorde voortgaan, om zyn woorden met bewyzen te staven , in deezer voegen. "Ja myn, waarde Christenen, onze heiligen Anthony is zo verre boven Moses verheven, als de glans der zon in luister de sterren overtreft, en zulks wel door zyne krachtige mirakulen, want, merkt op, Mozes schoon van God zelven geY 4 zon-  344 beschryving DER stad macao ,, zonden, was niet magtig om Pharao te bekeeren in tien, „ herhaalde vermaningen, die alle met zulke wonderbaa„ re en vreeslyke plaagen verzeld gingen, daar let wel, „ onze groote heilig Anthony, gezegend zy zyn gedachtenis (zich veelmaal kruisende) met vier woorden vier„ honderd struikrovers bekeerde, onder welken hy vervallen was." Waarlyk toen ik dit bewys hoorde, 't welk van woord tot woord nog eens herhaald wierd, dacht ik by my zelven dat de historicus zo krankzinnig' was, als zyne heilig by leven geweest is. Na het eindigen der predikatie geschiedde weder een processie om. het feest te besluiten, wordende St.Anthony de zydeur der kerke uitgedragen, over het plein, en komt de voorpoort weder in, geduurende welken omgang het kasteel del Monti, een salut doet van dertien schoten, terwyl voor en na drie salvo's door de paradeerende militairen worden gedaan, waar na de Gouverneur zyn rotting, en met den zelven zyn gezag herneemt , en hier mede eindigt dit voorname feest van den patroon en beschermer van Portugal, waar na, geduurende een jaar byna niet weder aan hem gedacht word. het vervolg en slot in ens laatste stukje, 't welk eendaags zal worden uitgegeven) HET  HET GELUK DEEZER WAERELD. KLINKDICHT. Gevolgd naar het Fransche. Een Huis te hebben, schoon, gemakkelyk en net, Een Hof met geurig Ooft en fraaije Bloemtaf'reelen, Geen talryk huisgezin, maar Wyn voor Vorstenkeelen, Alleen bezitter van een kuische Vrouw in 't bed. Met, schuld, noch Min, noch twist, noch Regtsgeding besmet , Alléén als erfgenaam het Vaders goed te deelen, Vernoegd met weinig, nooit der Grooten waan te streelen , Zyn doel staêg rigten naar Regtvaardigheid en Wet. Opregt in alles, en van staatzugt vry te leeven, Getrouw te volgen 't geen door pligt wordt voorgeschreven, Zyn Driften dwingen, ja haar doen gehoorzaam zyn. Zyn Geest en Oordeel steeds behouden onbezweeken, En met een vroome ziel zyn eigen Hof te kweeken, Dat heet het doodlyk uur afwagten zonder pyn;  DE VERMAAKLYKHEDEN VAN HET AFGEZONDERD LEEVEN. KLINK-DICHT Gevolgd naar het Fransche. Wie wil, verheffe zig door list, beleid of kragten, Om op den glibbertop van 't Staatsbewind te staan : Ik zonder uit myn wyk, myn stil verblyf te gaan, Zal buiten 's volks gewoel naar waare wysheid tragten. Daar zal ik vergenoegd den hoofschen Trots veragten, 't Zy my de Zon bestraale of 't schaduwligt der Maan, Ik zal, met dankbaarheid voor 't goede op 's levensbaan Geduldig en getroost den Ouderdom verwagten. Dus zal, wanneer de Dood myn leevensdraad verbreekt, En my van 't zoet genot dier zalighêen versteekt, Geen onvermydlyk einde of sterflot my bezwaaren. Een mensch is 't voorwerp van Elende, Ramp en Schrik, Zo hem, hoe ook bekend, het onheil moet weêrvaaren. Dat hy zig zelv' niet kent in 't uiterste Oogenblik.  DE MORGENSTOND. Terwyl der lichten zuivre bron, De alkoesterende morgenzon Uit s' hemels purpre zaalen, Haar' nimmer uitgescheenen gloed, Met onweêrstaanbren kracht en spoed Verspreid door bosch en daalen; Terwyl het kabblend beekje ruischt, En kronklend door de beemden kruist, En vogels tierelieren; Terwyl gebloemte en frissche blaên Met paer'lendaauw als overlaên Den tuin en 't veld versieren; Terwyl de zefyr onvermoeid Met meenig tak en telgje stoeit; Terwyl de haanen kraaijen; Terwyl de dartle melkmeid kalt, En met een' boeren kinkel malt; Terwyl de moffen maayen; Terwyl de zwaan zyn veders pluist; De vlugge kievit wormen muist; De Doffer, neêrgedooken Het kirrend duifje streelt en treedt; Maak ik my, na 't ontbyt, gereed, Om vroeg myn pyp te rooken. G. J. M.  DE VROOME PREDIKER. Goe morgen Keesjebuur mag ik jou hier begroeten? Wel man! wat ben ik bly zo net jou hier te ontmoeten;Hoor Kees, verstae je wel, myn heer de Dominé Gaf jou daer in de kerk van daeg een wakkre sneê, Wel foei! zyn bestèn vriend zo lelyk uitteschelden; Een puure zwakheid zo in 't openbaer te melden Om dat jy Zondag, onder kerktyd, ongeschoeid, Met Tryn, jou lieve bruid, wat dartel had gestoeid, Kedaer was dat een zaek om zo lang op te smaelen, En al de duivels uit de hel by een te haalen ? Maer Keesje, dat je 't vat, dat was noch niemendal; Maer toen ging 't eerst na raek, toen hy met groot geschal Als of de kerk en 't dak terstond aan stuk zou raeken. Van zwavelpoel en hel en duivel ging aan 't braeken En uitriep: " Vrienden 't is gewis " Dat heden aan de galg van zyn verdoemenis " De naem van Kees getekend is. Ja snoode Zondaer! Ja, gy moogt 'er wel voor beeven , " Want zulk een misdaed kan de hemel nooit vergeeven; " Jou kind des Satans! Ja, jou straf is vast bereid, " Ik zeg 't, jy bent verdoemd tot in der eeuwigheid." Gans bloed! hoe stond de doodsangst en het vreezen Niet op jou bakkes klaer te leezen ! Wat dacht jy tog wel op dien stond ? Wel Jaep, ik dacht: kyk mogt ik nouw myn mond Rys wakker opendoen en openhartig spreeken , Maer armen bloed! die kwast mag maer alleenig preêken, Want anders had ik vast ezeid: ô Dominé toen laetst jou meid, Die jy zo beister bent genegen Een aerdig kleintje had ekreegen, Toen stopte jy bylo elk een de mond heel kort,En sprak met trekken in jou weezen Waeruit de veinzaert waste leezen; En oordeelt niet opdat gy niet geoordeeld word. G. J. M.  beschryving der stad macao , gelegen in het keizerryk china , en staande onder 't gebied van 't koningryk portugal. Medegedeeld door den edelen Heere As. es. van braam HOUCKGEEST. Vervolg van bladz, 344 Het feest van st. Jan , patroon der stad, word mede met eenige byzondere ceremoniën gevierd. Na 't zingen van de vesper 's avonds voor den feestdag doet bet kasteel een salut van vyftien schoten; op den feestdag zelve word st. Juan in processie gevoerd naar het kasteel de ghia, alwaar een zingende mis gecelebreerd word. na 't eindigen van welke den omgang te rug keert, terwyl 't kasteel del monti, nogmaals negen eerschoten doet : des avonds worden by de kloosters van st. Franciskus en st, Klara, zo wel als op verscheidene plaatsen der Stad papieren statuën verbrand, welken Koning Herodes benevens zyn vrouw en dochter verbeelden , door welken Joannis is onthoofd geworden. Een groot aantal andere novenes of negendagige feesten worden 'er behalven deezen geëxecuteerd, zo dat het eene naauwlyks volbragt is of een ander verschynt; welke exercitie van dagelyks ter kerk te loopen, en die feesten waarteneemen; de vrouwelyke sexe in beweging houd, bestaande hier in het grootste gedeelte hunner bezigheid ; zy vertellen elkander onder het verrichten hunner devotie alle nieuws, en bekuipen niet zelden in de plaats des gebeds, hunne minnehandelingen en intrigues. Ik zal hier slechts kortelyk een lyst laaten volgen van alle de novênes , zonder hunne byzonderheden te melden, die behalven dat weinige zyn en byna niet van elkander verschillende. Men viert , , VI afd XV. deel Z in  350 BESCHRYVING DER STAD MACAO. In de kerk van st. Paul de novênes van den heiligen Geest Nostra Signora de Luz en St. Franciscus Xa verius. In de kerk van st. Joseph, die van st. Joseph en st. Louis. In de kerk van st. Franciscus, die van N. S. de Portoris. N. S. de boa Vo yagio. N. S. de Concemçao. N. S. de Carme en st. Franciscus. In de kerk van st. Domingo, die van N. S.de Rozaris en N. S. de Saude. In de kerk van st . Augustino, die van N. S. de Curia. N. S. de Consola çao. N.S. de Piédade en st. Rita. In de kerk van st. Klara, die van st. Klara. N. S, de Precincula. N. S. de Defensia. N. S. de Incarnaçao en N. S. de Augustia. In de kerk van st. Pedro , die van st. Juan Baptista. das Almas en st. Anna. In de kerk van st. Anthony, die van st. Anthony en N. S. Desemperado. In de kerk van st. Laurentius, die van st. Laurenzio en N. S. de Remedios. In de kapel op de Penha, die van N. S. del Penha de Francia. In  BESCHRYVING DER STAD MACAO. $5* in bet kasteel op de Ghia, die van N. S. dasNevesert in de kerk van ft. Lazarus die van N. S. de Esperan. eia. En hier mede van het Geestelyke afftappende zal ik tot den Handel der inwooners overgaan. ^ Het geheel beftaan der plaats heeft zyn eigenlykefour. ce uit de zeevaart, welke uit niet meer dan twaalf a vyf. tien fcheepjes beftaat, waar van de gtootfte met boven de x o mtrd: voeten lang is; dezelve vertrekken g3. meenlyk inde maanden December, January en February van h er na de Mallabaarfche en Cormandelfche kusten, Goa Timor, ook gemeenlyk jaarlyks een naar Batavt* *£^£g- -Timer brengen geen voordeel ffJSSS g^ om' te beflisfen welke fchepen de waa s Loeten vertrekken. In vorige tyden kwam hter iaaLs een fregat van Goa, om de papteren en andere aocïenS tot de ftad en regering betreklyk over en tedere brengen : doch dewy. de officieren en gemeenen Van dat fchip zich in geftadige brouilleren en oneen* Ïeden met de Chinezen bevonden J en de fenaat daar door in veelerleie ongelegenheid verviel verzochten de Principalen bewooners va, Macao, dat de zending eens frëïts van Goa mogt opgefcbort worden z.ch verbmdenl om alle jaaren een hunner fchepen derwaarts te zenden ten einde 'i konings en andere- brieven en nu pieren te transporteren, 't geen geaccepteerd werd, en zederd ook altoos is in ftand gebleven. , 4 2 De lading der vragtfchepen van hier, beftaat p*£ Cf) In ü iaar heeft de Koning $J^$^j*% is\ Uitnodiging aan de köOpluWen van Maca,> ,zo ^ J Hollandfche Compagnie^"^^J^Süaeal hier op beek & te «nd/n, 't welk *« veel voordeel belooft.  352 BESCHRYVING DER STAD MACAO. derheid in spiaulter, kandy, zuiker, barputs, porcelynen., eenige weinige ruwe zyde, zyden stoffen, en thee enz. neemende ook veel lading op vragt voor de Engelsche particuliere en Armenische kooplieden, welken zich hier te land ophouden en sterk door de Indiën negotieren. De te rugkomst der schepen is gemeenlyk in de maanden Juny, July en Augustus , wanneer hunne gewoone ladingen bestaan in peper, thin , katoen of boomwol , sandelhout, amphioen of opium, wasch, vogelnestjes, poetjoek, tripangs, bintrottingen , areek , haaivinnen, verscheiden soorten van oliën en gommen, eenige lywaten, chitzen. enz. Onder alle deeze goederen formeert de amphioen een byzondere tak van negotie welke sommige jaaren importante winsten kan afwerpen , inzonderheid wanneer de generaale aanbreng onder de zeshonderd kisten of picols is: het is genoeg bekend dat de Indische natiën zich sterk gewennen aan dit heulsap , 't geen een Bengaals product is, en van daar door al de Indien verspreid, en vervoerd word: 't nadelig gebruik van 't zelve heeft echter de Chinesche regeering doen besluiten om dit voortbrengsel als de sterkste contrabande te verklaaren , en deszelfs invoer in 't ryk met de zwaarste straffe te bedrygen; dus is het den verboden appel, naar welks genot de natuur van den aanbeginne geneigd is geweest, om 'er met des te grooter begeerte naar te reikhalzen : gelyk dan ook het dringenst gevaar niet in staat is om die sluikery te beletten, daar de chinezen op het gebruik dier stof ten uitersten verslingerd zyn, en 'er veel smaak in vinden , waarom zy menigerhande middelen hebben uitgevonden, om de waakzaamheid der Chinesche tolbediendens te verkloeken en deeze waar van hier op 't Chineesche territoir over te brengen , zynde de invoer door de Macaose schepen te dezer plaatse geadmitteerd en vry, en wyl dit een articul van groot aanbelang is, en waar aan veel kapitaal hangt , geschied de Verhandeling daarvan gemeenlyk voor contante betaling by de leverantie ,  beschryving DER STAD MACAO. 353 de, konnende , wanneer de quantiteit schaars begint te worden , een enkele kist van duizend tot veertien honderd piasters importeren , schoon die in bengalen kan ingekocht worden van vyf tot zevenhonderd ropia's. De Macaosse kooplieden betaalen aan de Stad geene andere rechten dan voor de aangebragte goederen , welken zes per cento bedragen, te weten vyf voor de stad en een voor 't klooster van st. Klara, (gelyk reeds te voren gezegd is , ) doch voor uitgaande goederen word niets betaald , mogende alles vry naar boord werden getransporteerd. De Chineesch keizerlyke rechten over de inkomende en uitgaande goederen, zyn ondertusscjen ongelyk minder, dan die der Europezen welke te Quantong bandelen waar in dan ook het grootste voorrecht der Macaowers boven dezelve bestaat : hunne schepen moeten ook ten einde van ieder reize meetloonen betaalen , ('t geen men eigenlyk als ankergeld kan aanmerken) doch met een merkelyk onderscheid tegen de Cantonsche gewoonte, dewyl te deezer plaatse ieder schip bydeszelfs eerste komst, (want zedert veele jaaren heeft men 'er hier geene gebouwd , maar worden dezelve op de kust of te Batavia gekocht, en voorts herwaards gevoerd,) alleen het volle meetloon betaald, zonder eenig verder present, gelyk men te Canton moet opbrengen, en 't welk veel meer dan het eigenlyke meetrecht importeerd, te weten negentien honderden vyftig thailen, 't zy 't schip klein of groot is , daar voor een schip van 150 voeten de meetloonen slegts omtrent vyftien honderd thailen beloopen : vervolgens betaald een Macao's schip jaarlyks by deszelfs aankomst niet meer dan een derde van het eerste meetloon komende alle jaar den hoppo aan boord om te examineren of het schip deszelfs kenmerk heeft, 't geen by de eerste meeting word gegeven, ten einde daar in geen bedrog gepleegd zoude konnen worden : Men vind dus om reden van menage alhier zeer oude zeebouwers onder de schepen, wordende Z 3 ze  354 BESCHRYVING DER STAD MACAO. zo lange vertimmerd en gerepareerd als mogelyk is, ja menigmaal half vernieuwd, dus niet eerder uit de waereld rakenden, dan wanneer de woede van stormen of onweders, hen door vergaan of stranden vernielt. Eene andere vryheid, welken de Macaowers (door de Chinesche regeering eenigzints als hun landgenoten of onderdaanen aangemerkt) al verder boven de Europeaansche natiën behouden hebben, moet ik hier niet vergeten te melden, namelyk het voorrecht om met hun schepen langs de kusten van het ryk te mogen navigueren en handeldryven; zy maken hier van echter nooit gebruik, schoon het zeker is dat 'er menigmaal goede slagen te doen zouden weezen met die togtjes; de voornaamste reeden welken hun hier van wederhoud, denk ik te bestaan in de vrees voor een kwaden uitslag in de eerste onderneming, want het is genoeg bekend dat deeze natie thans niet meer zoo onderneemend is, als zy by de opspooring der Indiën waaren, en de kooplieden zyn te deezer steede daarenboven te sterk aan hun oude gewoonten in de ordinaire routine van hunnen handel en depêche der schepen geënclaveerd; want zeker is 't dat andere europeesche negotianten of reders hunne schepen geen zes of vyf maanden zouden opleggen en onttakelen, wanneer 'er zich kans voordeed, om in dien tusschentyd nog een goede reize te konnen doen, zonder daar door aan een volgende expeditie eenige verhindering in den weg te brengen, gelyk het hier zoude konnen geschieden, wyl schepen in Juny en July arriverende, gemaklyk met het grootst gedeelte van hun lading, weder naar de noordelyke havens van 't Ryk de versten of naasten naar 't vroeg of laat in den tyd der mousson was, konden vertrekken; en van daar in de maand van October te rug komen , om in December of in 't begin van January naar de westelyke kusten der Indiën gedepecheerd te worden : doch dit zoude voor hun zeelieden voornamelyk , wat te ver buiten den gewoonen streek gaan , welken liever verkiezen zullen het gewonnene eerst wederom met hun vrou-  BESCHRYVING DER STAD MACAO. 355 vrouwen in vadsige ledigheid te verteeren , en vyf of zes maanden uitterusten , dan dat zy door zulk een tusschen ryze , mogelyk wat zouden konnen overgaven. In het geval van Costumes den aard hunner bastaardvaderen de Chinezen volkomen naarvolgende, als welken bekend zyn dat om niets ter waereld hunne oude gewoonten zouden verlaten, al zyn zy noch zo duidelyk overtuigd van derzelver gebreken: en dus houden zich de kooplieden ook alleen aan hunnen ouden slenter vast, te weten den vaart en handel op de Indische koloniën. Verscheidene jaaren geleeden stelden de Jesuïten eene grootere onderneming in 't werk, om namelyk te onderstaan of men de Portugeesche schepen in Japan weder zouden willen admitteren. Zy bedienden zich hiertoe van de gelegenheid, dat eenige Japanderen door storm van hunne kust naar die van China gedreven, en aldaar geland zynde, te Macao waren aangekomen ; zy namen deeze lieden in hunne protectie, en na dat dezelve eenigen tyd onder hun verbleven waren , en ten uitersten vriendelyk behandeld geworden , rusten zy voor hunne rekening een schip uit, en zonden die Japanderen met hetzelve naar hun vaderland te rug, in 't denkbeeld dat deeze daad van barmhartigheid door de Japaneezen ten minsten met de admissiën der Macaosche schepen zoude werden beantwoord , doch die listige vaders vonden zich in hun oogmerk bedrogen ; de Japansche regeering liet zich niet zeer veel gelegen leggen aan het behoud van eenige weinige hunner landsgenooten , doch namen echter de bewezene weldaad in aanmerking, meer rechtvaardigheidshalven , dan uit gebrek van doorzicht, om niet te konnen penetreeren dat 'er eenige heimelyke oogmerken met dit goede werk waren bedoeld geworden , wyl het grootlyks suspect was dat men expres een schip zoude equiperen enkel en alleen om eenige ongelukkigen weder in hun land te rug te brengen , die bun gewoon levensbestaan, (als visschers zynde,) even gemaklyk in een ander gewest konden vinden: immers ds JaZ 4 pan-  356 BESCHRYVING DER STAD MACAO. panderen bedankten de overvoerders voor de genomene moeiten en zorg omtrent hun arme landslieden, doch communiceerde teffens dat het alleen uit aanmerking dier weldaad was , dat men bun het leven schonk, 't welk zy anderzins verbeurd hadden, door derwaarde te komen, en hen nu noch toestond met hun schip in de haven te konnen blyven leggen tot de noord mousson doorkwam, doch dat geen levendigen ziel op verbeurte van zyn leven , uit het zelve zoude mogen gaan ; dat men hun van water en ryst genoegzaam zoude voorzien, en dat zy by de eerste gelegenheid ten spoedigsten hadden te vertrekken , zonder zich ooit te vermeten , onder wat voorwendzel ook , weder derwaarts te komen , wyl men in dien gevallen hun schip verbeurd zoude verklaaren , en de geheele equipagie ter dood brengen. Deze strenge behandeling was van die uitwerking, dat men naderhand geene zodanige onderneemingen meer ter uitvoer bragt. Het geheele jaar door is 'er ook veel handel te Macao , door groote en kleine pinken , welken langs de kust heen en weder varen, dezelve zyn allen van Chinesche eigenaars , en betaalen geene rechten aan de stad , alleen de keizerlyke tollen aan den hoppo Voldoende. De voordeden welken de reders der Macaosche schepen uit hunnen handel trekken , zyn sedert zommige jaaren important , doch wyl dat inkomen onder slechts weinigen der inwoonders bepaald blyft, bloeit 'er de stad byna niet te meer door, want zy die door hunne rykdommen meest deel hebben aan de voordeelen der maatschappy, zyn de geenen die het minden toebrengen tot de kosten van haar bestaan ; daar het gemeen als niets verrichtende onder de armoede blyft zuchten , en hun levensbestaan veelal enkel afwachten van de koude hand eener mildaadigheid , die voor den afstand van zyn overvloed, zich een recht aanmatigt en afvorderd, waardoor die ongelukkigen minder dan zyn slaven worden;  BESCHRYVING EER STAD macao 357 den doch de gewoonte een tweede natuur zynde, maakt dit lot 't welk een eergierig en deugdzaam gemoed zou van een ryten , en onder 't gewigt van deszelfs knellend en drukkend juk bezwyken , niet minder dan lastig of klemmend aan deszelfs onderworpenen , welken geredelyk al wat hun dierbaarst behoorde te zyn, opofferen om benevens een lui leven , ook hun hoogmoed eenigzins te konnen streelen en voldoening te bezorgen want voor levensonderhoud, dat gemeenlyk ip ryst met wat versche of gezoute visch bestaat , word het laatsten gezorgd ; de zucht om met veel statie en ryk gekleed ter kerk te mogen gaan, doet, zo dra er maar een weinig geld in handen is , het zelve besteden aan fraaije klederen en gouden versierselen, zonder te denken aan een volgenden tyd; doch welke stukken wanneer de nood perst, en de honger geene langere resistentie veelen kan, wederom het een na het anderen in den lombart word verpand, die al mede door de Chinezen bestierd word, het gering overschot der weelde in derzelver handen brengt , waarvoor geen dertig per cent waarde geschoten word, het geen de totalen vertering noch rasser doed voortspoeden De vaart en handel naar deeze plaats houden de Portugezen geheel aan zich , zynde geen andere natie gepermitteerd om hier te komen negotieeren, dan enkel noch de Spanjaarden van de manilha's , welken hier jaarlyks een of twee, ook wel drie kleine scheepjes zenden, ter inhandeling van ruwe zyde, zyde stoffen, Chinesche kaneel enz. porcelynen, voor de galjoenen der Spaansche West Indiën , of ook wel geiyk thans sederd twee jaaren gebeurd is , voor de spaansche oorlogschepen , die bezuiden de kaap de goede hoop om , en door sunda's engte rechtreeks uit europa aldaar aangekomen, waren, voor twee van welken in 1769. te Quantong een inkoop van over de tweemaal honderd duizend piasters gedaan wierd. door twee snaauwen , doch welken in hun te rug ryze door tegenwinden overvallen eerst in de MaZ 5 nilha's  358 BESCHRYVING DER STAD MACAO. nilha's arriveerden, na de oorlogschepen reeds naar Europa vertrokken waren , dus die importante ladingen daar moesten blyven tot eene volgende gelegenheid. De directe vaart uit Portugal herwaards is sedert den jaare 1769 weder geopend; zynde sedert 1759 geenen schepen van Lisbon hier geweest , thans schynt dezelve op een beter leest geschoeid te zyn dan te vooren , zo dat deszelfs continuatie wel mogelyk konde Zyn, dat dan weder een voordeel voor de stad zal geven, schoon het gemeen weinig nut daar van zal trekken, wyl alles ras in de handen der Chinezen overgaat. Fabriequen hoegenaamd worden hier ter stede niet gevonden, men zegt dat in de vorigen eeuw een groote geschutgietery en ook een kruidmolen alhier in fonctie waaren; doch tegenwoordig ziet men van 't een noch 't ander, zelfs geen schaduw van overblyfsel meer Landbouw of aankweking van groenten of vruchten word hier in 't geheel byna niet behartigd; ook niet de visschery; maar werd zulks alles door de Chinezen ter uitvoer gebragt, die alle morgen den leeftogt van buiten de stad ter markt brengen: slagtvee van ossen en schapen is hier in 't geheel niet te bekomen , de vreemdelingen moeten de benodigden tot hun tafelgebruik zelf van Quantong mede brengen. Men ziet alleen eenige weinige koeijen weiden, om goede melk te hebben , behorende aan twee of drie der voornaamste burgers : zynde hier nergens pracht of overvloed van tafel te vinden , daar zelfs de rykste portugezen niet zelden zich vergenoegen met een zout visje en ryst; dit heeft my menigmaal by my zelven doen denken , waartoe hier de ryken hun overvloed , en geduurig zwoegen na meerder , toch konde dienstig weezen, daar ik nimmer zag dat iemand hunner 'er bykans een redelyk genot voor zich zelven van nam, of 'er, om zo te spreken een fatzoenlyk kleed van droeg; ja dat nog verder gaat , zy veronachtzamen hunne woningen en gebouwen, latende dezelve over aan het verval en de schadelyke vertering van lucht en zon, tegen  BESCHRYVING EER STAD MACAO. 359 welken men zelfs het houtwerk door middel van eenige verw niet zoekt te behoeden, maar integendeel de onkosten van reparatiën zyn zo gevreesd, dat men eer alles laat inwateren en verrotten, dan tot verbetering besluit, niet dan wanneer het dreigt te buigen of barsten, tot eenige herstelling komende , die dan nog meenigmaal zich niet verder dan tot de helft van het noodzaaklyke uitstrekt. In hun meubilen of huisraad is mede niet den minsten zwier of fraaiheid, men vind in de huizen der eerste inwooners gemeenlyk stoelen van de vorige eeuw, gevende de schilderyen , kassen , tafels enz. alle eenparige getuigenis dat ze ten minsten door twee of drie vorige geslachten reeds gebezigd zyn geworden. In de vrouwe vertrekken worden geen stoelen gebruikt, maar dezelve zitten altoos op eene estrada (veelal gelykende naar een voetbank voor een boere bedstede) met matten overdekt, welke plaats ook gemeenlyk ter nagtrust dient, wyl er weinig Macaowers zyn, die immer van hun leven op, een bed geslapen hebben. Hunne onderlinge gezelschappen beantwoorden volkomen aan al het overige: want by dezelve word zelden een glas wyn gedronken. Men speelt een kaartje, gebruikt een kop theewater, rookt een cherout of bonkesje, of kaauwt een betel, en daarmeede gaat de tyd voorby: dus men deeze wroeters te recht mag aanmerken als arme slaven van den overvloed, welke zich gelyk een zy-worm begraven in hun rykdommen, en als afgezonderde van 't menschdom leven; want omgang, gezelschappen of vrolyke partyen, werden 'er byna in 't geheel niet met de vreemde natiën (die van Quantong hier drie à vier maanden jaarlyks komen passeeren) gehouden; eene statie- en contravisiten van verwelkoming en afscheid zyn gemeenlyk al de ontmoetingen tusschen den een en anderen, indien men zich al t'huis laat vinden, waarvan men zich gemakshalven gemeenlyk ontslaat; dus die residerende natiën zo wel hier als te Quantong zich zelven onderling vermaak moeten verschaffen. Alleen echter kan men hier van  360 BESCHRYVING DER STAD MACAO, van uitzonderen , de drie jongde jaaren wanneer de Gouverneur D. Fr. Salemes de Saldainha het bestier der stad in handen had, deze een man van samielje zynde, en een beschaafde opvoeding hebbende genoten, maakte 'er zyn werk van om de vreemdelingen alle politessen te bewyzen die mogelyk waren , doch hy haalde zich daardoor den haat der voornaamste stedelingen op den hals. (*) De vermogende ingezetenen deezer plaats kan men ook gevoeglyk aanmerken als zo veele staatsgevangenen , wyl dezelven inzonderheid geen meester zyn , om zich met hunne bezittingen van hier naar elders te begeven , en door het wegvoeren van hunne rykdom de stad niet totaal te ruineren; wil iemand vertrekken, die moet niet alleen een uitdruklyke permissie van het goevernement van Goa bekomen om derwaards te mogen gaan , maar tot het verkrygen van die vryheid moet men veele en groote vrienden aan dat hof hebben, wyl de senaat van hier, gewoonlyk die requesten contramineerd , om hun ryke burger te behouden: integendeel draagt men zorge om de sodanigen op alle mogelyke wyzen hier vast te maken , door verbintenissen van huwelyken , publieke bedieningen als anderzins; dus de vermogenden het hier uit hun gedachten moeten stellen , om immer de aangenaame vruchten van hunnen arbeid en zwoeging in Europa te konnen gaan smaaken of genieten ; 't geen integendeel het streelenst vooruitzicht is der geenen welken onder de andere natiën de goud-mynen der Indiën gaan bezoeken en bearbeiden. Jammer is het ondertusschen dat een plaats, zo wel gelegen om 'er importante schatten van te konnen inzame len, (♦) De terugkomst en aanstelling van dien Ridder tot residerend Gouverneur , heeft dus geen kleen genoegen aan al de vreemde natiën gegeven, welken gestadig door deszelfs minzaamen omgang begunstigt worden , en menige vrolyke party in deszelfs gezelschap formeren tot welken zyn ed. zich als dan mede geredelyk laat overhalen. Winnende hier door alle genegenheid , zonder eenigdeel van zyn respect of agting te verliezen."  BESCHRYVING DER STAD MACAO. 361 len, onder het bestier staat der minst bekwaame natie om 'er van te konnen profiteren; want hoedanig ook Portugal in zich zelven mag gereformeerd worden , het zal grootendeels een onmogelykheid blyven, om de nodige veranderingen tot de principaale oogmerken hier te doen stand grypen, ten zy 'er een algemeene omkeering in de regexingsvorm wierd vastgesteld: immers de inwooners in t gemeen zyn zo verbasterd van aart , en zo styfhoofdig gehecht aan hunne ingewortelde gewoonten , dat hunne domheid en onkunde hen verder niets overlaat dan een verwyfde lafhartigheid, de grondflag van hunner ondergang dewyl daardoor de magt en 't recht hunner privilegiën verwaarloosd werd, dezelven tegen de indringingen der Chinezen niet durvende handhaven, welker magt intusschen van jaar tot jaar toeneemt, van alle insluipingen drâ gebruik wetende te maken, om dezelve nimmer aftestaan, maar wel haast in wetten te doen veranderen: en geen wonder, wanneer men alleen weet door welke personen gemeenlyk dien edelen Raad gecomposeerd werd . welke de bescherming en onderhouding der wetten en privilegiën is aanbetrouwd , wyl men onder dezelven niet zelden zulke ongeletterde (nogthans verwaanden) leden vind die naauwlyks eene naamtekening konnen ter papieren brengen , hoedanigen dan boven dien gemeenlyk trachten uittemunten in 't voortbrengen van systema's door hunne harssenlooze denkbeelden tesamengesteld, en welken veeltyds nadeelige uitwerkzelen ten gevolge hebben , dus gestadig, medewerkende om bet heil van de stad en 't algemeen te ondermynen , al het welke geredelyk gesacrifieerd word, wanneer eenig byzonder eigenbelang, ten nadeele van den een of ander slechts ter uitvoer gebragt kan worden, en by dit alles komt dan nog dat de kroon van Portugal zich te weinig laat gelegen leggen aan haare Oost-Indische bezittingen , dewyl de Portugesche natie te gering een zucht voed , voor den handel naar zo ver afgelegene gewesten , daar het van zelve spreekt, dat zonder negotie die plaatsen, eer tot lasten moeten  562 beschryving der STAD MACAO. moeten strekken dan dat dezelve voordeden aan het ryk zouden toebrengen. Men zoude zeer gevoeglyk eene reeks van bedenkingen en aanmerkingen konnen te boek slaan, ter betoging eeniger voordeelige veranderingen en verbeteringen, welken in het bestier deezer plaats te maken waren, om dezelve van nuttigheid te doen zyn. Ik wil my vermeten om eenigen derzelven bloot te leggen , welken volgens myne gedachten de voornaamste en nuttigde einden zouden konnen te weege brengen. Voor eerst, sustineer Ik als een hoofd-punct, dat deeze plaats in 't minst of geringst niet afhangkelyk diende te weezen van het hof van Goa, maar dat dezelve direct moeste dependeren van het ministerie in Europa, dewyl de grootste ongeregeldheden in de regering alleen proflueren, uit derzelver onderworpenheid aan Goa, alwaar de magtige alles door zyn vermogen , in zyn voordeel kan bewerken, om zyn tegenparty, hoe onrechtvaardig ook te onderdrukken ; door den schitterenden goudglans de oogen der ontegenspreeklyke rechters verblindende , en dezelve dus zyn belangen doende omhelze. Ten tweede , is het ten hoogsten noodzaaklyk dat den form der regeering geheel veranderd word, dezelve brengende op den voet welken door alle andere natiën, in hunne Indische Coloniën is vastgesteld, by welken de gouverneur eener plaats altoos hoofd en president der vergaderingen is, terwyl de leden een's raads nimmer afgaan, maar altoos hunnen post als Raads-heeren blyven behouden, 't geen vry wat aanzienlyker is voor eene regeering, wyl 't van zelve spreekt, dat 'er altoos zeekere rang aan hun karakter word toegevoegd, 't welk die leden boven alle de inwooners doet respecteren en distingueren; in deezen gevalle echter requireerde, de consequentien dat 'er eenige capable en ervarene persoonen uit Europa herwaards wierden geschikt, welken het karacter van Raadsheer eenigen luister konden byzetten , door' hunne bekwaamheden, wyl het een onbetwistbaare waar heid  BESCHRYVING DER STAD MACAO. 363 heid is dat 'er te Macao geen genoegzaam getal sujetten te vinden zyn, welken waardig of bekwaam zouden weezen om een agtbaaren Raad onder de voorzitting van den gouverneur te konnen formeren : immers wanneer men tot eenige reforme mogt besluiten , dient dezelve van den aanbeginne af , door een goeden grondslag, te worden gevestigd, dewyl het anderzins bezwaarlyk valt, om de oogmerken het bepaalde doeleinden te doen bereiken of de onderneemingen naar wensch te zien slagen, t welk men in 't minst niet zoude mogen verwachten, byaldien men den Raad geheel uit Macaose inwoonders wilde ver' kiezen wyl de onkunde van de meesten derzelven, en hunne aangeboorne lafhartigheid, den Chinezen altoos een groot voordeel op hen zoude doen blyven behouden, welk stuk vooral diend geprevenieerd te worden ; inzonderheid wyl men zo menig voorbeeld heeft, dat kwalyk gezinden Portugezen, schoon hun eigen privilegiën verradende, den Chinezeren Hoppo aanmoedigen en instigueren om zaaken tegen den Raad te entameren , welken zelfs geheel buiten zyne departement zyn; doch in hoedanigen gevalle de Senaat geen moed bezit, om die indringingen door hunne rechten tegen te staan, maar laaghartig aan dezelve overlaaten.' Ten derde , requireerde de verandering in de twee voorgemelde hoofdstukken dat zyne Majesteit alle jaaren een fregat van oorlog herwaards zond, ter overvoering niet alleen van alle nodige papieren en documenten, maar ook om aan sommigen bekwaame lieden occasie te verschaffen om te konnen overgaan, terwyl het aanweezen van zodanig een oorlogschip ,en deszelfs jaarlyksche komst vry wat aanzien voor de stad zoude geven, en de Chinezen in eenig ontzag en verband houden, dewyl dezelven alsdan door de blyken zouden overtuigd worden van den ernstige meening des konings, om zyn plaats tegen hunne onredelykheden te beschermen, ten welken einde het ook Ten vierde, een nodig vereischte zoude weezen om het getal der militairen te augmenteren, en den staat der   bezet-  364 BESCHRYVING DER STAD MACAO. bezetting daar door aanzienlyker te maken , 't welk geredelyk geschieden konde , door jaarlyks eenige manschappen met het oorlogschip te laaten overgaan, om hier te verblyven voor zeker getal van jaren , ten einde van welken men hun konde permitteren om weder naar Europa te keren, indien zy zulks mogten verkiezen; ondertusschen zoude het teffens nodig wezen om de soldy der militairen te verhogen , wyl dezelven anders niet zouden konnen bestaan , schoon men het daarentegen ook mogt interdiceren , om in 't huwelyk te treden , zo als by andere natiën plaats heeft, ten einde door dat middel de armoede voor een groot gedeelte te prevenieeren. Ten vyfde , zoude men den handel deezer plaats grootelyks konnen favoriseren , en dezelve importante voordeelen doen behalen , door dezelve in een formeelen maatschappy te brengen; 't geen nergens gemaklyker te executeeren zoude weezen dan hier ter plaatse, dewyl de weinige reders de handen ten dien einde slechts in elkanderen behoefden te slaan, en door een koninglyk octroy mogten begunstigd worden. Men kon den grond dezer compagnie, even als alle andere compagniën doen bestaan in actiën zo groot of klein , als nodig zoude zyn om ieder particulier eenig kapitaal te konnen doen inleggen, terwyl de voornaamste kapitalisten of reders de post van directores of bewindhebberen konden bekleden, die jaarlyks den staat des handels konden opmaaken, om de uitdeelingen op de katitaalen naar maate de behaalde winsten te bepaalen. Het voordeel , 't geen zodanig een combinatie zoude procureren, de situatie van Macao, in aanmerking genomen zynde zoude important konnen Weezen tegen de tegenwoordige vrye negotie te vergelyken, immers in dezen gevalle zoude de maatschappy hunne schepen geregelder konnen destineren en slechts zo veel zenden als tot ieder plaats voegzaam was , terwyl die schepen elkander geen afbreuk in eenige negotie zouden doen , of den een voor den anderen behoeven achterdogtig te weezen , door welke tusschenkomsten meenige goede  BESCHRYVING DER STAD MACAO. 365 goede gelegenheid by een vrye negotie , zeer nadeelige uitwerkingen ondergaan moet: Men moest , en behoefde ook niet, by de compagnie, eenige goederen op vragt mede te neemen, wyl dit al mede een pernicieuse wyze van geldwinning is, ten nadeele zyner eigene cargazoenen, terwyl vreemden met de secuurste en beste winsten heen gaan. Inzonderheid zoude dit veel influentie hebben op dien voornamen tak , te weten den Amphioenhandel, van welk product de Macaose kooplieden tegenwoordig weinig of niets op de kust of Bengalen konnen magtig worden, wyl de Engelschen, wetende welke voordeelen die stof alhier kan opbrengen , zich van dezelve meester maaken om ze op vracht met de portugesche schepen herwaarts te zenden, aan hunne correspondenten te Canton , die dezelve vervolgens hier tot de hoogste pryzen afzetten en dus met de beste winst gaan stryken , want het is zeer natuurlyk dat een koopman na zyn meesten profyt uitziet, dus zal hy die goederen niet in Bengalen of te Madras afgeven, wanneer hy vyftig à honderd pr. cent alhier hoger kan verkopen, terwyl hy dat transport voor een gering vrachtloon bekomen kan, daar het eene schip voor 't andere dezelve gaarne accepteerd (mogende alle vragtgoederen schoon aan vreemden geconsigneerd, alhier vry aangebragt worden, 't geen echter volkomen tegen ;t belang der inwooners en kooplieden is strydende.) welk een considerabel avans mogt men zich mede aan den anderen kant; in den verkoop der aangebragte ladingen, beloven, de compagnie had immers al de goederen als in monopolie, en behoefde dus slechts een goede prys te bepalen om dezelve aan de chinesche kooplieden afteleveren, tegen kontante betaaling, of op credit, indien die koopers zecure lieden waren^, hebbende dus geen haast te maken om den een voor den andere de goedere van de hand te zetten, gelyk thans het geval is, en 't geen de pryzen gevolgelyk natuurlyk lager doet lopen, terwyl hier door teffens niet zelden zwaare banqueroeten exteren, wyl de hebsugt veeltyds, om een VI Afd. XV deel Aa Wei-  366 BESCHRYVING DER STAD MACAO. weinig hoger prys te behalen, niet genoegzaam op zyn hoeden is, om de soliditeit der kopers in agt te nemen, en dus het geheel kapitaal in de waagschaal stellen en menigmaal onherstelbaar verliezen, alle dergelyke evenementen zoude eene maatschappy niet onderhevig weezen, maar integendeel in alles grootere en zekerder winsten behaalen , dus het geene tegenspraak onderworpen kan weezen, dat dusdanig een verbintenis ten uitersten voordeelig voor deeze stad en haare algemeen belange zoude zyn. Ten zesde, behoorde men te trachten om eenige ambagtslieden uit Europa te engageren om zich herwaards te begeven; geene portugesen, maar duitschers, die gemeenlyk hun affaires vlytiger in acht nemen , welke lieden dan teffens ook winkels konden opzetten , om door dien weg de Chinezen langzamerhand uit de stad te doen retireren, wyl die toch volgens de privilegiën van den keizer binnen de stad , gedurende den nacht niet behoe ven geadmitteerd te worden , of vermogen te verblyven : de boutiques dusdanig geëxerceerd zouden veel winsten binnen de stad doen blyven, welken 'er thans door de Chinezen worden uitgevoerd. Eindelyk zoude ik , als een zeer nuttige inrichting, (om alle luiheid en werkelooze ledigheid te onder te brengen en te verbannen,) aanzien , het oprechte van een algemeen werk of tugthuis, ten einde de ontugtige omzwersfters en bedelende ligte kooijen in hetzelve te plaatsen, en eenige penitentie te doen ondergaan, dezelve doende arbeiden ter kostwinninge , terwyl dat verblyf meenig losbandig schepsel zou afschrikken , en andere zoude doen hesiteren om zich aan openbaare ombetaamlykheden overtegeven, en teffens ook veele bedelaryen verhoeden, die tegenwoordig zo algemeen zyn, dat men geen tien treden byna kan op straat doen zonder lastig gevallen te worden om aalmoessen. Nog veele andere nuttige zaaken zouden in aanmerking konnen werden gebragt, doch ik zal my daar niet verder inlaten,  beschryving DER STAD MACAO. 367 inlaten , vermeenende de voorenstaande genoegzaam toe een heilzaame verbetering, uit welke geringere verandering van zelven zouden voortvloeijen : ik zal derhalven hier mede een bepaling aan myn voorgenomen bestek maken, en dit Werk Besluiten. en nademaal myn oogmerk enkel geweest is om den tegenwoordigen staat van Macao, zo klaar en duidelyk als eenigzins mogelyk was, voortestellen , om te doen kennen, vermeen ik zulks met alle naauwkeurigheid in de afgelopene beschryving ter uitvoer te hebben gebragt , tot Welker samenstelling en verhandeling ik my zelve heb bediend, niet alleen van eigen nasporingen en waarnemingen, maar daat my dezelve niet konden elucideren, of ontbraken , van de authentiekste en geloofwaardigste berichten , en naauwkeurigste informatien » Welken maar eenigzins te bekomen waren: gelyk ik daarom alleenlyk hoop dat myn arbeid niet geheel onnut voor de geleerde waereld moge geoordeeld worden. Ik biede dezelve het algemeen aan, in 't vertrouwen dat weetgierige naspoorders hier en daar nog al eenigen wetenswaardige byzonderheden zullen aantreffen , en wyl ik niet geschreven hebbe om eenigen lof te bedoelen, zal ik myn werk ten Vollen beloond achten, indien hetzelve slechts de goedkeuring van eenige kundige beoordeelaars mag waardig geoordeeld worden. Aa * milon  MILON. ô Gy, die liefelyker zyt dan de dauwende morgen, gy, met uwe groote zwarte oogen! schoon golft uw donker hair onder den bloemkrans heen, en speelt met de winden. Lieflyk is het wanneer uwe roode lippen tot lagchen zich openen; lieflyker nog wanneer zy tot zingen zich openen. Ik heb u beluisterd, Chloë! u heb ik beluisterd, daar gy op eenen morgen by de bron zongt, die door twee eiken beschaduwd word; moeijelyk omdat de vogels niet zweegen; moeijelyk omdat de bron ruischte, heb ik u beluisterd. Thans heb ik negentien oogsten gezien , en ik ben schoon en bruin van aangezicht; dikwyls heb ik bemerkt dat de herders ophielden met zingen en luisterden, wanneer myn gezang door het dal galmde, en uw gezang zal door geen fluit beter geleid worden dan door de myne. ô Schoone Chloë ! bemin my! Aanschouw hoe lieflyk het is op deezen heuvel in myn rots te woonen ! aanschouw hoe het kruipende veil een groen net bekoorlyk rondom de rots breit, en hoe zyn top de doornstruik beschaduwt. Myn hol is gemaklyk, en zyne wanden zyn met zachte vellen behangen, en voor den ingang heb ik kalebassen geplant, zy kruipen hoog voort, en worden tot een lommerig dak; aanschouw hoe liefelyk de bron uit myn rots schuimt, en beider over waterkerssen heen door het hooge gras en bloemen vliet! onder aan den heuvel verzamelt hy zich tot een klein meir, met hoog riet en willigeboomen omkranst, waar de nimfen by stillen maanschyn dikwyls naar myn fluit danssen, wanneer de huppelende faunen met hunne crotaalen my naklapperen. Aanschouw hoe op den heuvel de hazelaar zich tot een groene grot welft, en hoe de braamstruik met zwarte vrucht rondom my voortkruipt, en hoe de egelantierstruik de roode besiën voortbrengt, en hoe de appelboomen vol vruchten staan, van den klimmenden wynrank om-  milon 369 omslingerd ô Chloë! dit alles is het myne! wie wenscht om meer ? Maar ach! indien gy my niet bemint, dan omringt een digte nevel de geheele landstreek, ô chloë bemin my! Hier zullen wy dan in het zachte gras ons nederzetten, terwyl de geiten langs de rots klauteren, en de schaapen en de runderen rondom ons in het lange gras waaden; dan zullen wy over het wyduitgebreide dal heen zien, tot in het glinsterende meir, waarde tritons dartelen, en waar Febus van zynen wagen daalt, en zingen dat het ver in het ronde door de rotsen wedergalmt, dat de Nimfen stil staan en luisteren, raet de geitenvoetige woudgoden. Dus zong Milon, de Herder op de rots. terwyl Chloë in het kreupelbosch hem beluisterde ; lagchende trad zy voorwaards, en vatte den Herder by de hand. Milon! gy Herder op de rots! zo sprak zy, ik bemin u meer dan de schaapen de klaver, meer dan de vogelen het gezang; voer my in uw hol; zoeter is my uw kus dan honig, de beek ruischt my zo lieflyk niet. Aa 3 idas  IDAS, MIJCON, IDAS. Zyt gegroet, Mycon, gy liefelyke Zanger! Wanneer ik u zie, dan springt myn hart van vreugde ; sedert gy op den steen, by de bron, bet lentelied voor my zongt, heb ik u niet gezien. MYCON. Zyt gegroet, Idas! gy liefelyke fluitspeeler! Laat ons een koelen oord zoeken, en in de schaduw ons nederleggen. IDAS. Wy zullen ons op deeze hoogte begeeven , waar de groote eik van Palemon staat; hy verspreid zyn schaduw ver in het ronde, en de koele winden flodderen daar altyd. Ondertusschen kunnen myne geiten langs de steile zyde des heuvels klauteren , en de struiken afrukken. Zie, hoe de groote eik de dunne takken in 't ronde strekt, en koele schaduwen uitstrooit ; laat ons hier by het wilde roozenboschje ons nederzetten, de zachte winden zullen met onze hairen speelen. Mycon! deeze is my eene heilige plaats! ô Palemon ! deeze eik blyft een heilig gedenkteeken van uwe vroomheid! Palemon had eene kleine kudde; hy offerde aan Pan veele schaapen; ô Pan! bad hy, laat myne kudde zich vermeerderen, dan kan ik ze met mynen armen nabuur deelen. En Pan deed zyne kudde in een jaar zich tot de helft vermenigvuldigen; en Palemon gaf den armen nabuur de helft der geheele kudde. Daarna offerde hy aan Pan op deezen heuvel, en plantte een eik, en sprak: ô Pan! altoos zal deeze dag my heilig zyn, op welken myn' wensch zich vervuld zag;  IDAS, mijcon 371 zegen den eik, dien ik hier plant; hy zy my een heilig gedenkteeken; alle jaaren zal ik dan in zyne schaduw u offeren. Mycon! zal Ik u het lied zingen, dat ik altoos onder deezen eik zing? mycon Indien gy my dat lied zingt, dan zal ik deeze negenstemmige fluit u schenken; ik zelf heb de rieten na lang uitzoekens aan den oever gesneden, en met welriekend wasch vereenigt. Idas zingt: Gy, dunne takken ! die u boven my welft, gy verspreit met uwe schaduwen eene heilige verrukking over my. Gy , winden! wanneer gy uwe koelte my toezend, dan is het als of 'er eene godheid my onzichtbaar in zachte zuizing voorby snelt. Gy geiten en gy schaapen! verschoont, ô verschoont toch, en rukt het jonge veil niet van den witten stam, dat het voortsluipen er groene kranssen vlechte , rondom den witten stam. Geen dondersteen , geen rukkende wind zal u schaaden , hooge boom ! De goden willen dat gy een gedenkteeken der vroomheid zult zyn. Hoog staat zyn top verheven; de Herder ziet hem van verre, en wyst hem vermaanende aan zynen zoon; de tedere moeder ziet hem, en vertelt Palemons geschiedenis aan het luisterende kind op haar' schoot. ô ! Plant ter gedachtenisse der vroomheid zo meenig gedenkteeken, gy Herders! dat wy eens vol heilige verrukkingen door duistere wouden gaan. Dus zong Idas, hy had reeds lang gezweegen, en Mycon zat nog als luisterende. Ach Idas! De daauwende morgen verrukt my, de aankomende lente verrukt my, nog meerder de daaden des vroomen. Zo sprak Mycon, en gaf hem de negenstemmige fluit. Aa4  Op eenen helderen winterschen morgen zat Daphnis in zyne hut; de opflakkerende vlammen van aangestoken dorre ryzers verspreidden eene aangenaame warmte in 't ronde door de hut, terwyl de strenge winter zyn stroo dak met diepen sneeuw bedekt hield; hy zag vergenoegd door het enge venster heen over de winterscbe landstreek. Gy strenge winter, dus sprak hy, gy zyt evenwel schoon ! Lieflyk lacht thans de zon door de dun benevelde lucht over den met sneeuw bedekten heuvel ; glinsterende sneeuwstofjes zweeven in 't ronde, gelyk in zomerdagen over den stroom kleine vliegjes in den zonneschyn danssen. Lieflyk is het, dat, als uit de witheid voorkomen, de, de zwarte stammen der boomen verstrooid staan, met hunne kromgeboogen bladenlooze takken, of een bruine hut, met haar van sneeuw bedekt dak , of wanneer de zwarte heggen van doornstruiken de witte vlakte doorkruissen. Schoon is het, dat het groene zaad ginds over het veld de tedere spitsen uit den sneeuw omhoog heft, en het wit met het zachte groen vermengt. Schoon glins. teren de nabystaande struiken, hunne dunne telgjes zyn met waassem gesierd, en met dunne rondom flodderende draaden. De landstreek is wel ledig, de kudden rusten opgeslooten in verwarmend stroo; niet dan zelden ziet men den voetstap van den willigen stier, die treurig het brandhout voor de hut voert, dat zyn herder in het naaste bosch geveld heeft; de vogels hebben de wouden verlaaten, het eenzaame meesje alleen zingt haar lied, de kleine winterkoning alleen huppelt in 't rond, en de bruine musch komt vriendelyk tot de hut, en pikt de gestrooide korentjes. Daar, waar de rook van tusschen de boomen opryst, daar woont myne Phillis. Mooglyk zit zy thans by het verwarmende vuur, met het schoone gelaat op de ondersteunende hand, en denkt aan my, en wenscht om  daphnis 373 om de lente. Ach Phillis! hoe schoon zyt gy ! Doch niet alleen uwe schoonheid heeft my in liefde tot u ontstooken. ô Hoe beminde ik u, sedert den dag op welken twee geiten van den jongen Alexis behoorende , van de . rotsteilte nederstortten! Hy weende, de jonge Herder \ ik ben arm sprak hy, en heb twee geiten verlooren, de eene was dragtig; ach! ik durf niet tot mynen vader in de hut te ruggekeeren. Zo sprak hy weenende; gy zaagt hem weenen, Phillis! en wischte de medelydende traanen van uw oog, en nam uit uwe kleine kudde twee der beste geiten. Daar, Alexis! spraakt gy, neem deeze geiten, de eene is dragtig; en toen hy van vreugde weende, toen weende gy ook van vreugde, omdat gy hem geholpen had. ô Winter! wees vry aanhoudend onvriendelyk, myn fluit zal echter niet bestooven in de hut hangen; ik wil evenwel van myn Phillis een vrolyk lied zingen; gy hebt alles wel bladerloos gemaakt, gy hebt wel alle de bloemen van de weiden ontnomen, doch gy zult het niet beletten , dat ik een krans vlechte; veil, en het buigzaame eeuwig-groen met de blaauwe bloemen zal ik door elkander Vlechten; en dit meesje, dat ik gisteren ving, zal in haare hut zingen ; ja ik zal het haar heden brengen en den krans; zing haar dan uw vrolyk lied; zy zal vriendelyk lagchende u aanspreeken , en in haare kleine hand de spyze u toereiken, o Hoe zal zy u oppassen omdat gy van my komt! As. 5, o?  OP HET LOT DER DWINGELANDY. Naar 't Engelsch van William Mason. Jesaia XIV. vg. 4-27. I. 1. Verdrukking sneeft: de dwingland valt: De goude stad, hoe trotsch omwald, Moet met haar vaste muuren bukken : God breekt des wreekers roede aan stukken. De zoon der wraak, wiens sterke band Verwoesting aanrichtte over 't land , Heeft zynen loop voleind, het bloedtoneel gesloten, 's Volks hoofdliên zien bedeesd, vervaard, Zy voeren schild , noch boog, noch zwaard ; Hun vorst ligt overmand, in 't stof ter neêr gestoten. I. 2. Hy valt, en de aarde is weder vry. Ei hoor, wat schoone melody! De vryheid, van bedwang ontslagen, Doet alles van haar' lof gewagen: De den heft, op der bergen top, Zyn fiere kruin ten Hemel op; Terwyl op Lybanon de cederboomen springen; Zy juigchen, moedig op hun pracht: ô Dwingland! waar is thans uw magt? (gen. Wy vreezen 's landsmans byl, noch 's krygsmans vuur of klin I. 3. De hel, die uit haar' afgrond ryst, En op uw naadring schrikt en yst, Dreunt overal, om u te ontfangen, Van 't schor geluid der jammerzangen. Let  OP HET LOT DER DWINGELANDY 375 Let op! daar klinkt het vreeslyk woord: Straks komen all' de schimmen voort Van Prinsen, Koningen, en vorstlyke erfgenaamen Zy ryzen staatlyk, tot uw' hoon, Elk van zyn' onderaardschen troon, Daar ze uw' verwaten trots met deezen schimp beschaamen: „ Dringt ge u in onzen geestenkring , „ Verdweenen lichtstraal, scheemering? Waar zyn uw praal, uw feestgedrangen , Uw dartle danssen, wuste zangen ? 't Verderf nood zyn gebroed, en vlamt, verwaande vorst Reeds op bet feestgeregt van uw gescheurde borst. 2 I ô Lucifer! gy flonkerstar ; Zoon van den dageraad; wiens kar Het glansrykst blonk! aan 's Hemelsch kringen, By de eerste morgenblikkeringen Vanwaar uw val uit zulk een' rang? Vanwaar die schichtige ondergang? zyt gy 't, die korts nog roemde „ Ik zal 't heelal regeeren : 'k Zie haast, nu de aard' reeds voor my zwicht, Myn' troon op 't stargewelf gesticht, En als Jehova zelf, door 't Hemelchoor my eeren?" Hy sprak; hy stierf: zyn aaklig lyk, Met bloed bemorst, ligt in het slyk, By 't gindsche hol, begroeid met ruigte en struiken. De gryze pelgrim staakt zyn' tred , Beschouwt het smaadlyk rif, en let Aandachtig op de magt die zulk een' trots kon snuiken. Hy schud het staatig hoofd, en roept verwonderd uit \ Gerechte Hemel! wierd de hoogmoed dus gestuit? Moest Babels groote vorst in 't stof der aarde duiken?  376 OP HET LOT DER DWINGELANDY. 2. 3. Is dit de man, die voor zyn' wenk AI 't aardryk beeven deed? 'k herdenk Hoe vaak zyn roê de steden sloopte , Ja 't eene puin op 't and're hoopte: De hongersnood volgde all' zyn schreên: Natuur zag treurig om haar heen, Al 't vruchtbaar land vervormd in barre en woeste streeken. Is dit de dwingland, wiens geweld 't Gevangen Isrël hield bekneld; Die als een Godheid zelf zyn noodlot uit dorst spreeken 7 Ligtvaerdig mensch! let op uw straf; Beschouw hier elk omliggend graf, Gy vind 'er geen nabuurig Koning Begraaven, zonder eerbetooning; Niet één, die met geen lykhus, naald Of ander gloryteeken praalt. De lauwer siert hun asch, voor hunne deugd betragting. Daar gy, uitvaegsel van deeze aard' , Den grond eens vyands nauwlyks waard', Moet rotten met den hoop van de algemeene slagting. 3. 1. Geen eerezuil zal, tot uw' lof, De rustplaats toonen van uw stof; Geen traan uw nietige asch besproeijen , Noch lauwren op uw grafsteê bloeijen. Waarom? ô trotsche Vorst! uw hand Bragt steeds verwoesting over 't land; Gy drukte d'onderdaan, in plaats van hem te schraagen. De scbande zal, na zo veel waan, Uw' naam behoeden voor vergaan; Uw zoonen zullen steeds, den smaad huns vaders draagen. 3. 2.  OP HET LOT DER DWINGELANDY. 377 3 2 Rys, purpre slagting! rys verwoed, Met oogen vol van bliksemgloed; Trek op met zwaard en oorlogsbylen; Schiet overäl uw scherpe pylen. Geen bygelegen land of oord, Worde ooit tot Babels hulp gespoord! Geen overwonnen volk moog' haar ooit koning heeten! Nooit stichtt' men deeze ryksstad weêr ! Want, dit 's de taal van d'Opperheer, Uw trots zal, met uw' naam en zoonen, zyn vergeeten, 3 3. Zo spreekt de hoogste Majesteit! Myn wraak zal, in haar grimmigheid, Het strafzwaard uit de schede trekken; Uw ryk, 't verderf ten prooi doen strekken. Ik zal, in mynen toorn, den grond Waar eer uw trotsche rykstad stond , In eenen modderpoel van stilstaand nat verkeeren. 't Gekryt des nagtuils, die in woud Spelonk en steenrots zich onthoud, zal eindloos de aakligheid dier barre streek vermeêren : Terwyl verwoesting 't werk voltooit, En op de vlakte "t al verstrooit Ja, 'k zal myn wraak geen paalen zetten; 'k Wil assur op myn' berg verpletten. Dus klonk de stem van Abrams God! „ 't Juk zal van Judaas schoudren wyken: „ Hy moet met d'ouden luister pryken. Dit zweer ik, en myn eed is 't onvermydlyk lot. B. T. K.  BLADWYZER DER STUKKEN , IN HET VYFTIENDE DEEL DER ZESDE AFDEELING , BESTAANDE UIT MENGELWERK VAN VERNUFT, KONST, GELEERDHEID, ENZ. Proeve, over de wyze om eene Tegenwerping te Wederleggen , zonder dezelve vooraf te melden ; in een Vertoog over de byzondere Vriendschap. Bladz. 1 Proeven van Rabbynsche Wysheid. - 22 Karakter van Gustavus Adolphus, Koning van Zweden. - - - 30 Byzonderheden wegens het Leeven en Karakter van Eleonora Maria, Gemaalin van Gustavus Adolphus. 34 Verflag der Reize om de Wereld , in de Jaaren 1772-1775. gedaan door den Heer Forster. 43 De Weetenschappen. - 57 Het Gezelschap van Kritieken. Dichtstukje. 60 Mycon. Naar het Hoogduitsche van Gesner. 61 De Arme Jakob, die genoeg heeft. - 66 Gesprek tusschen Lord Falkland en Mt. Hampden. 71 Waare Geschiedenis van Robinson Crusoe. - 76 Aan den uitgever der Algemeene Oefenschole. 81 Samenspraak, tusschen Prothymus, Sokrates en Evagoras, over de wyze op welke men zyne minderen moet behandelen. - - 82 Verslag der Reize om de Wereld, In de Jaaren 1772- 1775 gedaan door den Heer Forster. Vervolg van Bladz. 57. - - 96 Verslag der Historie van de laatste Staatsverandering in Zweden, door C. F. Sheredan. 114 Byzonderheden wegens de Ballingschap van den Dichter Ovidius; uit het Fransch van den Heer Carra. - - -125 Vertoog wegens den Oorsprong en de Oudheid der Haanengevechten; uit het Engelsch. 128 Gesprek tusschen Cadinus en Hercules. - 131 Dafne. Naar het Hoogduitsch van Gesner. 137 Aan Lycidas, by den dood van zyn beminden. Dichtstukje. - - - 140 Karak-  BLADWYZER der STUKKEN, enz. Karakters van Glorioso en Theodosis. Uit het Engelsch. - * Bladz' 141 De ongelukzaligheid des Huwelyks veroorzaakt door verkeerde beweegredenen der keuze. - 145 De Hof der Hoop. - . " „ }1? De Nydkaart en de Goedhartige Man Vergelee ken ° - " * !58 De Beschouwing der Ellenden van Anderen , een Hulpmiddel voor Droefheid. - .i<5t Aanmerkingen over het Recht van Eigendom in 't Algemeen. Door den Heer Blackstone. - 166 Sokratische Samenspraak tusschen Sokrates, Evagoras en Mikrophilus , over bet Belang , het welk wy moeten stellen in de Achting van Anderen. 178 Byzonderheden van Michel de l' Hôpital Kancelier van Vrankryk ■ ' ' ie2 De Herfstmorgen. Naar het Hoogduitsch van Ges ner - * 206 Verslag der Reize om de Wereld , in de Jaaren 1772-1775- gedaan door den Heer Forster. Vervolg van Bladz. 113. Bericht wegens zeker Muzikaal verschynsel, in En geland. - 2a* beschryving der Stad Macao. - 226 Obidah en de Kluizenaar, een Oostersche geschiedenis. - ■ 24£ Sokratische Samenspraak, tusschen Mikrophilus, Sokrates en Evagoras, over de geneigdheid tot Beuzelaryen. - - 24ö Vertoog over de kracht der Gewoonte. 256 Beschryving der Stad Macao Vervolg van Bladz. 240. y - - 262 Verhaal van eene Rampspoedige Reize door de Woestynen van Egvpte. - - 289 Overdenking by de Beschouwing der Natuur. Dicht stukje. - - ** _ Deugd en Ondeugd; een Oostersch Verhaal. 296 Moore, Aanmerkingen over Geneve, en over het karakter en de Zeden der Inwooneren. 301 Eenige Leefregels voor Geleerden ter Bewaaring hunner Gezondheid. - - 3°i Historische Byzonderheden. • 308 Karaktertrekken van den Roomschen Historieschryver Sallustius en zyn Vrouw Terentia. 312 > De  BLADWYZER der STUKKÊft, um. De Linnenpers. Eene aandoenlyke GcheurteDiSj ™ - Bladz. oicj Befchryving der Stad Macao. Vervolg van Bladz 287- - - q2I* Het Geluk deezer Waereld. Klinkdicht. 045 De Vermaaklykheden van het Afgezonderd Leeven Klinkdicht. . . „,5 De Morgenftond. Dichtflukje. - «I* De Vroome Prediker. Dichtflukje. . 040 Befchryving der Stad Makao. Vervolg van Bladz. Wh. . Hl Idas, Mycon. . ^ ^LQ Bapnis. - . . Op het Lot der Dwingelaridy. Naar 't Engelsch van W. Mqfon. - . ö EINDE.