ALGEMEENE OEFENSCHOOLE VAN KONSTEN EN WEETENSCHAPPEN. ZESDE AFDEELING. BEHELZENDE MENGELWERK VAN VERNUFT, KONST, GELEERDHEID, enz. ELFDE DEEL. TE AMSTELDAM, By PIETER MEIJER, op den Dam, MDCCLXXXII.   Aankondiging der Lente, en opwekking tot Vreugd; vertaald uit Hirschfelds Landleeven. Eindelyk is zy weder verscheenen, de bekoorlyke Lente, en alle haare vrolykheden met haar. Het beneveld gezicht dringt niet meer met moeite, door het bevrozen vensterglas, in berymde velden en hoven. Onze wooningen staan niet meer omdamt met weêrbarstig ys. Lasten van sneeuw drukken niet langer onze zinkende daken, Wemelende vlokken golven niet langer door de lucht. Hoe verrukkelyk is alles veranderd! Hoe vrolyk lagcht de zon aan den onbewolkten hemel, en hoe glinstert, zo verre de oogen reiken, het uitgestrekte veld in 't groene tooisel, dat met ieder morgenrood zich meer ontwikkeld, en schooner verf aanneemt! De rym is van de boomen, de witte last van de heuvelen gesmolten, en alles kleed zich in bladeren en gras. De wouden krygen hun loof en hunne schaduwen weder; reeds glinsteren de beuken met heldergroen , eèrlang sieren zich ook de eiken met donkere dekkleeden, die, nederhangende, zelfs de honderdjaarige stammen met hunne omkleedselen bedekken. Het wild verheugt zich over zyn frisch voedsel en over zyn veiligheid; en het hert stuift trotsch door het dichte bosch, of treed over de vlakten, op welken geen verraadersche sneeuw meer ligt. De beeken ruischen weder in haare oude vryheid voort. De stroomen golven met overvloediger water, tusschen groenende oevers . De weiden bebloemen zich. De laauwe winden vleijen. De hoven bloeijen. De frissche kruiden waassemen hunnen eersten wierook uit. De schaapen en runders dringen met * Prataque pubescunt variorum flore colorum, Indocilique loquax gutture vernat auis; Herbaque, quae latuit cerealibus obruta sulcis, Exerit e tepida molle cacumcn humo. OVID. Trist, L. III. eleg. XII. VI. Afd. XI. DEEL. A  2 Aankondiging der Lente. met een vrolyk gedruis uit de stallen, en ylen met verschillende toonen van vreugd naar de grasryke heuvels. De boschjes en de lucht weergalmen van honderd vrolyke stemmen. De ongeleerde koekkoek roept den gantschen dag met eene eentoonige stem de Lente van de hooge takken benedenwaart. Het riet der stroomen is door het gesnater der eenden, en het kwaaken der vorschen bezield. De landman dryft zyn' ploeg, onder vrolyke gezangen, en kraaijen en aaksters streeven over de verschgemaakte voorens. In het verwarmde water speelen gantsche heiren van visschen, in den glans van het nieuwe licht. En verre van onze grenzen, ziet de zee , over haare geopende vloeden, weder belaaden schepen heenvliegen. Overal is het Lente; overal leeft de natuur; overal klinkt de vreugd van het verjongde jaar, en wekt den wedergalm *. Welk eene verandering heeft zich in alle de deelen der natuur uitgebreid, en hoe algemeen is de weldaadige goedheid van het Wezen, dat de Jaargetyden met eene onvermoeide ordening laat afwisselen onze aarde, die van haare moeite heeft uitgerust, weder met vruchtbaarheid en vreugd omringt, en de geheel schepping, tot in haare geheimste diepten, weder met leven bezield heeft. Nog voor weinige maanden was de gantsche vlakte der aarde met eene koude onvruchtbaarheid en doodsche stilte overdekt. De dalen, die thans de wellust van het oog zyn, lagen in eene diepe treurigheid begraaven. De bergen, die thans hunne groenende hoofden in de wolken verheffen, en langs welker vruchtbaare afhellingen honderden schaapen klauteren, Honden in hooge sneeuw beslooten. De bewossene laanen, die thans den nachtegaalen eene aangenaame wykplaats geeven, waren naakte reizers en takken , die door den kouden last des winters gedrukt werden. De beeken, die thans door bloemen murmelen, en de herderin * Et nunc omnis ager, nunc omnis parturit arbor, Nune frondent silvae, nunc formosissimus annus. Virg. Ed. III.  Aankondiging der Lente. 3 derin tot sluimeren noodigen, waren met een yzeren keten in haaren loop geboeid. De noordewind huilde over steden en dorpen, en schudde van zyne verschriklyke vleugels rym en ys, en koude, en verwoesting. De schepping scheen aan een' eeuwigen dood overgegeeven te zyn. Maar naauwlyks blies de adem des Almagtigen, of het leven drong weder in alle de aderen der verstorvene schepselen. Hy wenkte de zon onzen aardbol te naderen, en de lucht gevoelde zich met eene bevruchtende warmte vervuld. Het gantsche ryk der planten ondervond den weldaadigen invloed, en zyne verleevendigde sappen drongen in alle deelen tot nieuwen wasdom door. De aarde bragt uit haaren moederlyken schoot gras, kruiden, en bloemen voort, liet haare kinderen vooruit gaan, en vertoonde ze als haar hoogmoedig sieraad. De dikke wolken verdeelden zich, en de hemel lagchte boven het voortspruitende groen der velden. Dikwerf verloor hy nog wel zyne vroege helderheid, en verschool zynen glans in sneeuw en hagel. De terug keerende koude stremde de werkingen der zonnestraalen, en de nog zwakke krachten van het jaar liepen gevaar van in hunne geboorte verstikt te worden. De heuvels, op welke de weide der jonge lammeren reeds groende, werden nog eens met een glimmend gewaad overkleed. De eerste opschik der uitbottende vruchtboomen werd nog eens met vlokken doorweeven , en het nog half kaale Iandschap schemerde onder het licht, dat nu en dan door de wolken brak, in eene mengeling van graauw, wit en groen. Ook zagen wy de leeuwrik, die, met haar trillend gezang, in da verwarmde lucht opsteeg, en de aankomende lente te gemoete juichte, menigmaal in eene treurige stilte weder neêrdaalen, haare tot vreugd uitgebreide vlerken droevig weder samenvouwen, en voor het huiverend weêr in het winterleger te rug vliegen. Maar nog eens verbreide zich het vermoogen van den Vader der natuur door alle de wezens. De sterker zon loste de koude overblvfsels des winters op. En de zegevierende LenA 2 te  4 Aankondiging der Lente. te heerscht thans op alle heuvelen, in alle dalen, in alle hoven. Alles is vol van haare behoorlykheden. Ontwaakt nu, ô Steden! tot de vreugd van het verfraaide jaar, en neemt deel aan dezelve op het land. Gy allen, die de ongemakken des naargeestigen winters gedraagen, u tegen onvriendclyke natheid en koude , en de gierende noordewinden in uwe wooningen beslooten, dezelven door sneeuwstof omkleed, en uw vensters door nachtvorst geslooten hebt gezien; vergeet nu het onheil der ruuwe maanden, verlaat de muuren der stad, en komt in de velden der Lente, waar de vreugd bloeit, en de gantsche hemel met eene nieuwe vrolykheid lagcht. Thans, in deeze dagen , die aan de reinste wellust geheiligd zyn, thans moet elk, wiens hart voor vrolyke aandoeningen vatbaar is, de steedsche wooningen ontvlieden, en de stille geneugten der natuur in de zuivere lucht van het land zoeken. Alles is vervuld van genoegen; alles noodigt de bewooners der steden uit, om deel te neemen aan de vrengd, die de Lente rondom de hutten der landlieden heeft uitgebreid. De bergen steeken van rondömme hunne trotsche kruinen, die met een groen tooisel bekranst zyn, omhoog, en verkondigen de Lente; de bebladerde wouden ruisschen van alle kanten, en verkondigen de Lente; de kudden, die wyd en zyd de weiden bedekken, doen hun sterk geloei tot binnen de bedompte muuren klinken, en verkondigen de Lente. '■ Men hoort de aanlokkingen der gantsche natuur, en het gevoelende deel der menschen volgt haar. Ik zie reeds den eenen liefhebber van het landleven na den anderen de stad ontwyken, en zich in den schoot van het zomerverblyf begeeven. De huizen en straaten der stad worden van tyd tot tyd eenzaamer. De openbaare wandelplaatsen, die in frissche laanen groenen, worden 's morgens en 's avonds weder bezocht, en geeven aan hen, welken gedwongen zyn de schoone maanden in de stad door te brengen, een deel van de geneuglykheden der Lente. Daar hoor ik, in de schaduw der wandeldreef, het eene vrolyke gezelschap na het andere voorby streeven, waar de vreugd over het verjongde  Aankondiging der Lente. 5 de jaar den ouderdom en de jeugd vereenigt, ieders hart doorstroomt, en tot de genoeglykste gesprekken aanspoort. Ginds zie ik den dichter met Horatius of Virgilius in de hand, in stille opgetoogenheid, aan den riekenden heuvel zitten * , en hier de afbeeldsels der Lente, de schoonen, aan de handen haarer minnaaren, door gras en veil huppelen, haare boezems met bedaauwde bloemen sieren, zich over de vernieuwde gestalte der natuur verwonderen , en van de zachtste aandoeningen derzelve doordrongen worden. Ja, geniet al de wellust van het jeugdige jaar, ô edele, tot fyne aandoeningen gevormde zielen! Drinkt met volle teugen het zoete vergenoegen, dat de Vader der Lente overal voor u uitstort. En terwyl uw geest u in de schoonheden der natuur onderwyst, on uw hart met goddelyke vreugde drenkt, zo vergunt my u te vergezellen, met u de vrolyke maanden van het jaar door te brengen, en, met u vereenigd, het geluk des Landlevens, voor hen die 'er mogelyk vreemd van zyn, ondervindelyk te beschryven. Met u dan ontvlied ik de stad, met u dan begeef ik my naar het zomerverblyf, dat de Lente voor ons opent. Geen loutere toevalligheid, geene enkele gewoonte; maar de overeenstemmende trek, om ons met de zachte vreugd des landlevens te verzadigen, vereenigt ons om op het land te gaan. * Nunc decet aut viridi nitidum caput impedire myrto, Aut flore, terrae quem ferunt solutae. Horat. lib. 1. od, IV. A 3 Het  Het regelen onzer gedachten , met betrekking tot het voorledene , tegenwoordige , en toekomende. Indien de Werkzaamste en vlytigste van het menschelyk geslacht in staat was, om, op het einde zyns levens, onderscheidenlyk zyne verloopen oogenblikken zich te binnen te brengen, en hen te schikken onder geregelde hoofdpunten, ingericht naar de wyze op welke dezelve werden doorgebragt, is het naauwlyks mogelyk zich te verbeelden hoe weinigen dat 'er zich aan zyn gemoed zouden vertoonen als uitmuntend, door eenige duurzaame of zichtbaare uitwerkselen hoe gering eene evenredigheid zyne weezenlyke verrichting zou hebben by zyn schynbaar mogelyk bedryf; hoe veele vakken hy zou vinden van volstrekte ledigheid, en hoe veele afstandige tusschenwydten ongevuld, zelfs in de drukste vlaagen van bezigheid, en in de greetigste hevigheid van najaaging. Het is door de hedendaagsche wysgeeren aangemerkt, dat de grootste stofbollen, niet alleen zeer dun door het heelal zyn verspreid, maar ook dat de hardde ligchaamen 20 poreus zyn, dat, indien al de stof tot eene volmaakte vastheid was saamgeperst, zy in een vierkant van weinige voeten zoude kunnen bevat worden. Indien, op gelyke wyze, alle de bezigheden des levens konden verzameld worden binnen den tyd die wezenlyk tot dezelven vereischt word, dan zouden mogelyk eenige weinige weeken, dagen of uuren genoegsaam tot derzelver volbrenging bevonden worden in zo verre het verstand 'er mede verbonden was. Want zodanig is de ongelykheid tusschen ons ligchaamlyk en verstandelyk vermoogen, dat wy in minuuten ontwerpen 't geen wy in jaarén ter uitvoer brengen, en de geeft is dikwerf een ledige aanschouwer van den arbeid der hand, en den voortgang der voeten. Om  Het regelen der Gedachten enz. 7 Om die reden vonden de krygsbevelhebbers der oudheid tusschentyd genoeg, om in hun leger de studiën der wysbegeerte voorttezetten; en Lucanus laat, met alle blyken van historische waarheid, Cesar van zichzelven verhaalen, dat zyn oorlogen hem nooit hinderden in het waarneemen der hemelsche ligchaamen, en dat hy de omwentelingen der sterren gade sloeg, in het midden der toebereidselen tot den stryd. »■ Media inter praecia semper Sideribus, caelique plagis, superisque vacavi. Dat de ziel altoos haare byzondere vermoogens oefent met meerder of minder sterkte, is waarschynlyk, alhoewel de gewoone gelegenheden van onze tegenwoordige gesteltenis maar een klein gedeelte van die onophoudelyke werksaamheid der gedachten vereischt; en door den natuurlyken bouw van onze ligchaamen, en de algemeene saamgevoegdheid van de waereld, zyn wy onvermydelyk verweezen tot zo menigvuldige werkeloosheid, dat, gelyk wy onzen geheelen tyd dóór denkende zyn, wy een groot gedeelte van onzen tyd niet meer dan slechts denken kunnen. Opdat zulk een rusteloos vermoogen niet onvoordeelig zy, of dat het niet schadelyk gebezigd worde, en de overvloedigheden des verstands niet in verkwisting uitloopen, zal het geene ydele bespiegeling zyn, in overweeging te neemen hoe wy onze gedachten best kunnen bestieren , haar van ongeregelde beweegingen weêrhouden, of door bepaaling haar hoeden voor eene grenzelooze uitweiding. Op wat wyze het verstand best tot de kennis der weetenschap geleid word , door wat stappen men het in zyne naspooringen kan doen vorderen, hoe het van zyne gebreken te geneezen , en tot nieuwe studiën te gewennen is, dit alles heeft het onderzoek van veele scherpzinnige en geA 4 leer-  8 Het regelen der Gedachten enz. leerde mannen bezig gehouden, wier aanmerkingen ik, by deeze gelegenheid, niet zal overneemen of berispen: myn oogmerk is alleen om de zedelyke leiding van den geest te overweegen, en meer den aanwas der deugd dan dien der geleerdheid te bevorderen. Dit onderzoek schynt men verzuimd te hebben, uit gebrek van zich te herinneren, dat alle daaden haar oorsprong in het gemoed hebben, en dat derhalven te dulden dat de gedachten bedorven worden, zo veel is als de fonteinen der zedelykheid te vergiftigen : ongeregelde begeerten zullen losbandige bedryven voortbrengen; het geen men zich veroorloft te wenschen zal men welhaast beminnen ; en eerlang zal men zich aangespoord gevoelen om datgeen ter uitvoer te brengen , in welks ontwerping men vermaak vond. Om deeze reden, denk ik, hebben de Casuisten van de Roomsche kerk, die, door middel van de biegt, ongemeene gelegenheid hebben , om de menschenlyke natuur te leeren kennen, in 't algemeen uitspraak gedaan, dat hetgeen een misdryf is te doen, ook een misdryf is te denken. Dewyl door met vermaak de gemaklykheid, veiligheid of voordeeligheid van een godlooze daad te overleggen, een mensch eerlang bevind dat zyn standvastigheid verzwakt, en zyn afkeer vermindert; het geluk van geslaagd te zyn blinkt hem in 't oog, trekt zyn oplettendheid af van de afgryslykheid der misdaad, en eindelyk worden met vrymoedigheid daaden gepleegd, van welken het eerste begrip ons gemoed bekroop, vermomd in eene aangenaame samenmenging van denkbeelden, en eerder geduld dan genoodigd. Geen mensch is immer tot het begaan van misdryven, door liefde, minyver, afgunst of haat, getrokken geweest, of hy kan ook zeggen, hoe ligtelyk hy in den beginne de verzoeking had kunnen tegengaan, hoe gereedelyk zyn gemoed zich tot eenig ander onderwerp zou hebben laaten overbrengen, en hoe zwak zyn drift is geweest na eene toe-  Het regelen der Gedachten enz. 9 toevallige wederspraak, tot dat hy dezelven weder in zyn hart te rug riep, en door eene te koesterende verzotheid den adder deed herleeven. Zodanig, derhalven, is het gewigt van altoos de reden over onze verbeelding de wacht te doen houden, dat wy anderszins de minste veiligheid voor onze eigen deugd niet hebben, maar onze harten kunnen bederven in de afgezonderste eenzaamheid, met schadelyker en tirannischer begeerten en wenschen, dan de omgang met de waereld in 't gemeen zal voortbrengen; want wy zyn ligtelyk afgeschrikt door misdryven, die ons eensklaps in haare volle grootheid verschynen, maar de allengs klimmende aanwas van onze eigen godloosheid, aangenaam gemaakt door belang , en verzacht door alle de kunstgreepen van zelf-bedrog, geeft ons tyd om onderscheidingen te onzer gunste te vormen , en de reden onderwerpt zich by trappen aan ongerymdheid , gelyk het oog tot de duisterheid gewend word. Het is van het uiterste belang in deeze ziekte der ziele, terstond, by den aanvang derzelve, geneesmiddelen te gebruiken; en derhalven zal ik trachten te toonen, welke gedachten verworpen of aangehouden moeten worden, als zy het voorledene, tegenwoordige of toekomende betreffen ; in hoop dat sommigen mogen opgewekt worden tot voorzichtigheid en waaksaamheid, die mogelyk zich in deeze gevaarlyke droomen toegeeven, welken des te gevaarlyker zyn, omdat men ze enkel voor droomen, en dus voor onschuldig houd. De herdenking van het voorledene is alleen nuttig by wyze van voorzieninge tegen het toekomende, en derhalven .is het behoorlyk dat men in het herschouwen der voorvallen, tot eene godsdienstige overweeging betreklyk, by de eerste gedachten stil staa, om optemerken hoe men 'er toe geleid is, en waarom men in deeze overweegingen volhard. Indien iemand met vermaak blyft denken over een konstgreep van welgeslaagd bedrog, een' nacht van losbanA 5 dige  10 Het regelen der Gedachten enz.' dige vreugd, of een' bedekten handel van misdaadig vermaak, laat hem zyn verbeelding 'er aftrekken als van eene onwettige najaaging, deeze voorvallen uit zyn geheugen weeren, welker vermaak, schoon hy ze niet in ernst kan goedkeuren, het misdaadige daarvan overmeesterd, en laat hy ze van zich verwyderen , tot een toekomend uur , wanneer ze met meer veiligheid overdacht kunnen worden. Zulk een uur zal zekerlyk komen; want de indrukken van voorby zynde vermaaken neemen gestadig af , maar het gevoel van 't misdryf blyft, ten aanzien van het toekomende, het zelfde. De ernstige en onpartydige herschouwing van ons gedrag is onwederspreekelyk noodzaaklyk tot beveiliging of herwinning van deugd, en is derhalven, onder de benaaming van zelf-onderzoek , door de godgeleerden aangepreezen, als de eerste daad die voor het berouw gaat. Zy is inderdaad van zulk een groot gebruik, dat wy, zonder dezelve, altyd eerst zouden beginnen te leeven; dat wy voor altoos bedroogen zouden worden door de zelfde verleidingen, en misleid door de zelfde valschheden. Maar ten einde wy het voordeel onzer ervaarnis niet verliezen, moeten wy ieder ding in zyne waare gedaante ' trachten te beschouwen, en die gevoelens in ons aankweeken, welke de groote Stichter der natuure, wegens de bedryvers of volgers van goede en kwaade daaden, geuit heeft. „ Laat geen slaap , zegt Pythagoras, op uw oogen vallen, voor dat gy driemaalen de bedryven van den verloopen dag in uwe gedachten herroepen hebt. Waarin ben ik van den rechten weg afgeweeken? Wat heb ik verricht? Wat heb ik ongedaan gelaaten, dat ik had behooren te doen? Begin dus van de eerste daad, en gaa voort; wees, ten besluite droevig over het kwaade dat gy bedreeft, en verheug u over het goede. " Onze gedachten wegens tegenwoordige dingen bepaald zynde door de voorwerpen die zich aan ons opdoen, vallen  Het regelen der Gedachten enz." 11 vallen niet onder deeze involgingen of afdwaalingen, welken ik thans bezig ben te overweegen. Maar ik kan niet nalaaten by deeze gelegenheid een waarschouwing te geeven aan godvruchtige en tedere gemoederen, die ontrust worden door tusschenvallen van zondige verbeeldingen, tegen al te groote verlegenheid, en beangste aandoeningen ; want gedachten zyn alleen misdaadig wanneer zy eerst verkoozen , en dan vrywillig voortgezet worden. „ Het kwaad kan in het hart van een' engel of mensch, zo min goedgekeurd, inkomen en weder uitgaan, dat het 'er vlek noch spar achter laat ", zegt Milton. In het toekomstige liggen voornaamelyk de strikken, in welke de verbeelding verward word. Het toekomstige is de eigenlyke verblyfplaats van hoop en vrees, met al derzelver gevolg en afkomst van ondergeschikte begrippen en begeerten. In het toekomstige dryven de voorvallen en lotgevallen nog in 't ruim, zonder schynbaare verknochtheid met derzelver oorzaaken, en wy vergunnen ons derhalven ligtelyk de vryheid van onszelven te voldoen met eene behaagelyke keus. Optevatten en aantegrypen onder voordeden die mogelyk zyn, is, gelyk da burgerlyke wet het noemt, in vacuum venire, naar zich te neemen wat niemand toebehoort; maar het heeft dit gevaar in zich, dat wy onwillig zullen zyn weder over te geeven hetgeen wy genomen hebben, alhoewel het gebeurt dat 'er een eigenaar toe gevonden word. Het valt gemaklyk te denken op hetgeen te verkrygen is, tot dat wy eindelyk besluiten ons hetzelve magtig te maaken, en zich het geluk van byzondere standen te verbeelden, tot dat wy in geene andere te vreden kunnen zyn. Wy behooren ten minsten onze begeerten zich niet te laaten vestigen op iets dat in de magt van een' ander is, om onzer rust wille, of op hetgeen een ander in bezit heeft, om onzer onschuld wille. Wanneer iemand zich geleid vind door een trein van eerlyke begrippen, tot een' wensch om iets waartoe hy geen recht heeft, dan behoort hy te rug  12 Het regelen Der Gedachten enz. rug te springen als van een' put, die met bloemen bedekt ' is. Hy die zich verbeeld het publiek meer nut te zullen toebrengen in een aanzienlyke standplaats dan de man, door wien dezelve vervuld word, zal door den tyd zich verbeelden een deugdzaame daad te verrichten, indien hy 'er hem van ontzetten kan; en, dewyl tegenkanting gereedelyk tot haat ontvlamt, zal zyn greetigheid om dat goed te verrichten, waartoe hy niet geroepen is, hem tot misdryven vervoeren, die in zyn oorsprongkelyk ontwerp nimmer voorgesteld waren. Hy, derhalven, die zyne daaden wenscht te bestieren door de wetten der deugd, moet zyne gedachten door die der reden regelen; hy moet het misdaadige buiten de schuilhoeken van zyn hart houden, en gedachtig zyn dat de vermaaken der verbeelding, en de aandoeningen der begeerte gevaarlyker zyn, naar maate zy meer verborgen liggen, dewyl zy het gezag der opmerking ontkomen, en hunne werking doen in alle omstandighcden, zonder de medehulp van uiterlyke gelegenheden. R. E. Zede-  ZEDELYKE HOEDANIGHEDEN , BYZONDERLYK VEREISCHT IN HET KARAKTER VAN EEN' GENEESMEESTER. Vertaald uit de Observations on the Duties and Offices of a Physician &c. Van de zedelyke hoedanigheden, die in een' Geneesmeester vereischt worden , is menschlievendheid de uitsteekendste die aandoenelykheid van hart naamelyk, welke ons vatbaar maakt voor de elenden van onze medeschepselen, en gevolgelyk ons op de krachtigste wyze aanspoort om hen verligting toe te brengen. Medegevoel brengt eene bezorgde oplettendheid voort op duizend geringe omstandigheden, die aanleiding kunnen geeven om dienst aan den lyder toe te brengen: uit dien hoofde is het een onuitspreekelyk voorrecht een' vriend tot geneesmeester te hebben. Medegevoel verbind natuurlyk de genegenheid en het vertrouwen van een' lyder aan zyn' geneesmeester, dat in veele gevallen van het uiterste belang voor zyne herstelling is. Indien een geneesmeester zachtaardigheid, een' vriendelyken omgang, en een medelydend hart, en datgeen , 't welk Shakespear zo nadrukkelyk ,, de melk ,, der menschelyke tederheid" noemt, indien hy deeze hoedanigheden bezit, zeg ik, dan gevoelt de lyder op zyn nadering het zelfde dat hy in zich gewaar zou worden, op het verschynen van een' beschermengel, die hem van zyn kwaal kwam bevryden, terwyl integendeel ieder bezoek van een' geneesmeester, die ongevoelig, stug en ongeschikt van manieren is, zyn hart in zyn' boezem doet zinken, als in de tegenwoordigheid van iemand, die gekomen is om het vonnis des doods over hem uittespreeken. Lieden van de medelydenste geaartheden verkrygen, door dagelyks op de tooneelen van elende te verkeeren, allengs die bedaardheid en standvastigheid van gemoed, welke zo noodzaaklyk is in het oefenen der geneeskunde. Zy kunnen gevoe-  14 Zedelyke hoedanigheden in het gevoelen al het beminnelyke dat in het medelyden is, zonder te dulden dat het hen weekhartig of verwyfd maakt. Zulke Geneesmeesters, die tegen alle gevoel van menscheJykheid verëeld zyn, bevlytigen zich om dit medegevoel met groote belagchelykheid te behandelen, en vertoonen het als veinzery, of als het bewys van een zwak gemoed. Dat het dikwyls word nageaapt behoeft geen bewys; maar deeze gemaaktheid is ligtelyk te ontdekken. Weezenlyk medegevoel is nooit roemzuchtig ; integendeel , beyvert hetzelve zich altoos om verborgen te blyven. Maar hetgeen deeze huichelaary op de krachtdaadigste wyze ontdekt, is het verschillend gedrag dat door een' Geneesmeester omtrent lieden van hoogen en laagen rang word gehouden: omtrent deezen die hem ryklyk betaalen, en deezen die hem byna niets kunnen geeven. Een edelaardig en verheven gemoed is zelfs schuuwer om zyn medegevoel omtrent lieden van aanzien uittedrukken, dan omtrent zulken die zich in armelyke omstandigheden bevinden ; zeer nayverig zynde ten aanzien van de haatelyke uitlegging die 'er doorgaans aan gegeeven word. ■ De imboezeming dat een medely dend en gevoelig hart de uitwerking is van een zwak gemoed , is even zo kwaadaardig als valsch. De algemeene ervaaring bewyst, dat eene vriendelyke en menschlievende geaartheid, zo ver is van onbestaanbaar met sterkte van geeft te zyn, dat het integendeel doorgaans daarmede verzeld gaat; en dat een ruuw, bulderend gedrag zeer dikwyls gepaard gaat met een zwak verstand en eene bloode ziel, en inderdaad menigmaal word nageäapt door lieden die van grootmoedigheid en persoonelyke heldenmoed zyn ontbloot, om 'er hunne natuurlyke zwakheden onder te verbergen. Daar is eene soort van goedaardigheid, onderscheiden van het medegevoel', over 't welk ik heb gesproken , die zeer beminnelyk in een' Geneesmeester is. Zy bestaat in zekere zacht-en buigsaamheid , die hem de menigvuldige tegenstrydigheden en te leurstellingen , aan welken hy in bet oefenen zyner konst onderhevig is, met geduld en zelfs met  Karakter van een' Geneesmeester. 15 met eene schynbaare blygeestigheid leert verdraagen. Indien hy ongemeen streng en byzonder is in het regelen van 't voedselgebruik voor den zieken, dan kan hy zich verzekerd houden, dat zyne voorschriften niet stiptelyk zullen naargekomen worden; en indien hy daarby van een stuursche houding is, zullen de overtredingen zyner regelen zekerlyk voor hem verborgen blyven. Het gevolg daarvan is, dat hy onkundig word gehouden van den waaren staat, in welken de lyder zich bevind; hy schryft aan de gevolgen der ziekte toe, hetgeen louter aan de ongeregeldheden in het voedselgebruik te wyten is, en verbind uitwerkingen aan de geneesmiddelen, die dagelyks buiten 't venster geworpen worden. De gevaarlyke dwaalingen, in welken hy langs dien weg kan geleid worden, zyn blykbaar genoeg, en zouden gemaklyk voor te komen zyn geweest, door eene verstandige gemaatigdheid in regels , die nooit naargekomen zullen worden. Het bestier eens Geneesmeesters over zyn' lyder behoort ongetwyfeld volstrekt te zyn, maar aan dit volstrekt bestier begeeren weinige zieken zich te onderwerpen. Een verstandig geneesmeester behoort derhalven zulke wetten voor te schryven, die, schoon ze de beste niet zyn, evenwel de beste zyn om gehoorzaamd te worden; van verschillende kwaaden moet hy het minste kiezen, en zorgen dat hy tot geen' 'prys het vertrouwen van zyn' zieken kwyt raakt, en dus ten aanzien van deszelfs waare gesteltenis bedroogen worde. Deeze inschiklykheid voor welke ik pleit, moet echter met groot oordeel en bescheidenheid geoefend worden; dewyl het zeer noodzaaklyk is, dat een geneesmeester zich in eene behoorlyke waardigheid en gezag by zyne lyders handhaaft, zo wel voor hun belang als het zyne. Daar is een talryke klasse van lyderen, die de goedaardigheid en het geduld eens Geneesmeesters op een sterke proef stellen; zulken, meen ik, die aan zenuw-ziekten kwynen. Alhoewel de vrees van zulke lyderen doorgaans ongegrond is, zyn nochtans hunne kwaalen wezenlyk; en de ziekte heeft zo veel plaats in het gestel, als een rheumatismus of een waterzucht. Dezelve  16 Zedelyke hoedanigheden in het belagchelyk of onachtsaam te behandelen, uit onderstelling dat zy de uitwerking is van eene ziekelyke verbeelding, is even wreed als ongerymd. Zy is doorgaans het voortbrengsel of gaat verzeld van ligchaamelyke ongesteldheden, die blykbaar genoeg zyn; en onderstellende dat zy zo blykbaar niet waren, dan is het nog de pligt van een' Geneesmeester zynen lyder zo veel verligting toe te brengen als in zyn vermoogen is. Ongesteldheden in de verbeelding kunnen zo eigenlyk voorwerpen van opmerking voor een' Geneesmeester zyn, als ongesteldheid van het ligchaam; en zekerlyk zyn ze van alle kwaalen de vreeslykste , en vorderen om die reden het allertederste medegevoel: maar eene goede behandeling van zulke lyderen vereischt veel bekwaamheid en een goed verstand in den Geneesmeester. Indien het schynt dat hy omtrent hen achteloos te werk gaat, of hen met ontydige jokkerny behandelt, is 'er de lyder krachtig door aangedaan; indien hy iedere geringe omstandigheid met te veel verlegenheid gade slaat, voed en verzwaart hy de ziekte. Om des lyders zo wel als om zyns zelfs wil derhalven, moet hy het midden trachten te treffen, tusschen onachtsaamheid en schimpige jokkerny aan den eenen kant, en van eene angstige bekommering omtrent elk beuzelachtig toeval aan de andere zyde. Hy mag somtyds, zonder te laaten blyken dat zulks met oogmerk geschied, de gedachten trachten aftewenden, yan het geen thans door het gemoed word geleeden, en van de naare gevolgen in het toekomende, door ongevoelig onderwerpen in zyn onderhoud te mengen die genoegelyk of door hun gewigt verbindende zyn ; en somtyds kan hy , met een goed gevolg, van eene zeer omzichtige en goedaartige jokkerny gebruik maaken. Het is niet ongewoon Geneesmeesters te vinden, die deeze kwaalen met de barbaarste onachtsaamheid of verdrietwekkende bespotting behandelen, wanneer de omstandigheden van den lyder naauwlyks toelaaten hunne raadgeevingen te bekostigen; terwyl zy ten zelfden tyde, omtrent zulke zieken van hooger' rang, met de grootste zorg en het blykblaarste medegevoel handelen: want, in het beloop  Karakter van een' Geneesmeester. 17 beloop van de gantsche praktyk die meer voordeel aanbrengen , dan de zenuwziekten. Wy ontdekken somtyds een zeer aanmerkelyk onderscheid tusschen het gedrag van een' Geneesmeester wanneer hy met het oefenen zyner konst een aanvang maakt, en dat van zyn' laater tyd, wanneer zyn achting en praktyk ten vollen gevestigd zyn. Zyne zaaken beginnende, is hy Vriendelyk, beleefd, menschelyk en yverig-oplettend omtrent zyne lyders; maar wanneer hy, in vervolg van tyd, de vruchten van zulk een gedrag heeft ingeoogst, en zich boven 't gemeene gros verheven en onafhangklyk ziet; neemt hy eene geheel verschillende houding aan; hy word trotsch, inhaalig, achteloos, en somtyds volstrekt beestachtig in zyn' omgang. Bewust van het belang, dat in hem gesteld 'word, speelt hy de rol van een' eigendunkelyken tyran, en pocht, op eene beledigende wyze ; dat geeft mensch, ter plaatse waar hy woonachtig is, durft sterven zonder zyn verlof. Hy misbruikt niet alleen tot zyn voordeel, op de onëdelmoedigste wyze, het vertrouwen dat men op zyne bekwaamheden heeft, maar hy leeft van de uitwerkselen zyner voorheen-verkreegen achting, wanneer al het vertrouwen op zyn bekwaamheden reeds zyn opgehouden; doordien een Geneesmeester, die eens in eene zeer uitgestrekte praktyk is gekomen, by aanhoudendheid blyft gebruikt worden door veele lieden , om hunner vrienden wil; die zelf even verachtelyk omtrent hem denken; zy gebruiken hem omdat het fatsoenelyk is zo te doen, en omdat zy bevreesd zyn, dat, in geval zy het nalieten, hun eigen karakter by dé waereld 'er door zou lyden. Een Geneesmeester heeft, door den aart van zyn beroep , veel gelegenheid om het innerlyke der karakteren en heimelyke familiezaaken te weeten. Behalven hetgeen door zyne eigen opmerking tot zyn kennis komt, word hy dikwyls toegelaaten in het gemeenzaam vertrouwen van zulken, die hun leven aan zyn zorg denken verschuldigd te zyn. Hy beschouwt de menschen in de onvoordeeligste omstandigheden, zeer onderscheiden van die in welken de VI. Afd. XI. Deel, . B wae-  18 Zedelyke hoedanigheden in het Karakter enz. waereld hen ziet, — gedrukt door pyn, ziekte, en mismoedigheid. In deeze vernederende gesteldheden, ontmoet hy, in plaatse van gewoone blygeestigheid, gelykmaatigheid van aart, en kracht van geest, niets byna dan gemelykheid, ongeduld, en een' volstrekt-verbryzelden en verzwakten geest. Hier uit blykt hoe aanmerkelyk de karakters van byzondere persoonen, en de rust en het geluk van familiën, somtyds afhangkelyk kunnen zyn van de bescheidenheid, geheimhouding en eerlykheid eens Geneesmeesters, die, zonder aan de waarheid te kort te doen , het karakter van sommige lieden, die inderdaad achtingwaardig zyn , belachelyk en verachtelyk kan maaken. De diepste geheimhouding is dan inzonderheid eene vereischte, wanneer vrouwen in de zaak zyn gemengd. Behalven de byzondere tederheid, met welke het karakter van een vrouw behoort behandeld te worden, zyn 'er zekere omstandigheden ten aanzien haarer gezondheid, die, schoon zy in geenerlei opzicht met haar achting verknocht zyn, ieder vrouw, uit hoofde van de natuurlyke kieschheid haarer sexe, met uitsteekende beangstheid tracht te verbergen; nochtans kan, in sommige gevallen , de verberging deezer omstandigheden van het grootste belang zyn voor haare gezondheid, haar belang en geluk. Een Geneesmeester, op minne koozery gesteld , heeft veele voorrechten in zyne aanslagen tot verleiding zyner lyderessen ; voorrechten die niet dan te blykbaar zyn , en welker optelling onbetaamelyk zou weezen. Een Geneesmeester, die zich van dezelven bedient, is een laag en verachtelyk verraader van den post, dien hy bekleed , of van die zwakheid, welke hy, als een man van eer, verpligt was te bedekken en voor te staan.  De Epicurist BEKEERD. Uit het Fransch overgezet. Op zekeren dag, dat de jonge Madetes naar de haven van Pireum wandelde , ontmoette hy Plato, dien hy te vooren nooit geaien had. Plato, in den jongeling een gelukkig uitzicht meenende te ontdekken, trad met hem in gesprek, en werd gewaar dat hy goede natuurlyke bekwaamheden had. Madetes was onderweezen geworden in de fraaije letteren, maar had geen de minste kennis van natuur- meet- of sterrekunde. Desniettegenstaande verklaarde hy aan Plato een Epicurist te zyn. Myn zoon, gaf Plato hem ten antwoord, Epicuris was een zeer braaf man, hy leefde en stierf als een wysgeer; zyn vermaak, waaromtrent zo veele verschillende gevoelens gekoesterd zyn, bestond in het vermyden van uitspoorigheden: hy prees zyn' navolgers de vriendschap aan, en nooit is eenig voorschrift beter nagekomen. Ik wenschte zo gunstig te kunnen spreeken van zyn philosophie als van zyn zeden. Zyt gy volmaakt bekend met de leer van Epicuris? Madetes antwoordde verstandig dat hy 'er in 't geheel niet in bedreeven was. Ik weet alleen, zeide hy, dat de goden zich nooit met eenig ding bemoeid hebben; dat het beginsel van alles gelegen is in stofdeeltjes , die zich uit eigen beweeging zodanig geschikt hebben, dat 'er de waereld, zo als dezelve nu bestaat, uit voortgekomen is. Plato. Zo gelooft gy dan niet, myn zoon, dat 'er een Opperwezen is, 't welk dit heeläl bestiert waarïn zo veele verstandige wezens zyn ? Wees zo vriendelyk van my te onderrichten , welke de redenen zyn, waarom gy deeze philosophie hebt aangenomen. B 2 Ma-  20 DE Epicurist bekeerd.' Madetes. De reden is, omdat ik dezelve altoos heb hooren pryzen door myne vrienden en hunne minnaaressen, met welken ik doorgaans myne avonden doorbreng: ik heb. grooten zin in hunne stofdeeltjes. Ik beken openhartig dat ik van de zaak niets verstaa: maar deeze leer komt my zo goed voor als eenige; en iemand moet van het eene of andere gevoelen zyn, wanneer hy goed gezelschap begint by te woonen; ik heb groote begeerte om kennis te verkrygen, maar tot hiertoe is het my gemaklyker voorgekomen, myn gevoelen te zeggen zonder iets te verstaan. Plato antwoordde toen: Indien gy begeerig zyt, om onderrichting te verkrygen, ik ben een toveraar, en ik zal u eenige ongemeene dingen vertoonen; bewys my slechts de gunst van my te verzellen naar myn landhuis, dat hier niet verre af is, en misschien zult gy reden krygen om van deeze inwilliging nooit berouw te hebben. Madetes volgde hem met verrukking. Zo haast zy ter bestemder plaatse gekomen waren, toonde Plato hem een geraamte. De jongeling sprong van schrik te rug, voor dit verschynfel, dat hem geheel nieuw was. Plato sprak tot hem op de volgende wyze : Slaa wel acht op deeze afschuwlyke gedaante , die een afschrik voor de natuur schynt te weezen, en oordeel van myn konst uit hetgeen ik werkstellig gaa maaken, met deeze ongevormde massa die u zo walgelyk voorkomt. Voor eerst, gy ziet daar die soort van kom of kop, die deeze slecht begunstigde verzameling van stof schynt te kroonen. Op een bevelend woord, zal ik maaken, dat eene zachte mergachtige zelfstandigheid, verdeeld in duizend takschietingen, de diepe holligheid van deezen kop vervult, welke ik op eene onmerkbaare wyze zal doen afdaalen door deeze lange knoopige Hok, dien gy aan deezen kop vastgemaakt ziet, en welke in een punt in eene holte uitloopt. Ik zal aan den top van deezen staak een pyp hechten, in welke ik de lucht zal doen binnen komen, door  De Epicurist bekeerd. 21 door middel van een' zuiger, die onophoudelyk zal werken; en kort hier na zult gy dit gestel van zelven zich zien beweegen. Belangende alle deeze andere gedaantelooze stukken, die u als overblyfsels van verrot hout voorkomen, en van geen gebruik, en tevens van alle sterkte en bevalligheid ontbloot schynen; ik behoef slechts te spreeken, en zy zullen in beweeging gebragt zyn, door een soort van koorden van een onbegryplyk samenweefsel. Ik zal in het midden van deeze koorden een oneindig getal van buizen plaatsen, vol van een vocht, 't welk, door middel van gekleinsd te worden, veranderen zal in verscheidenerleie vochten, en door het gantsche gestel twintigmaal in ieder uur vloeijen. Het geheel zal met een witte zachte fyne stoffe overkleed zyn. Ieder deel van dit konstwerktuig zal eene byzondere beweeging hebben , die nooit missen zal. Ik zal tusschen deeze halve cirkels, die nutteloos schynen, een grooten ontfanger brengen, omtrent de gedaante van een' pynappel hebbende; deeze ontfanger zal zich alle oogenblikken samentrekken en uitzetten, met eene verbaazende kracht. Hy zal de kleur veranderen van den vloed, die door het gantsche gestel rond loopt. Ik zal, op geen' grooten afstand van denzelven, een zak stellen, doorboord op twee plaatsen, die overeenkomst. zal hebben met de vaten van de Danaïden, hy zal zichzelven onophoudelyk vullen en weder ontledigen; maar hy zal zich alleen vullen met hetgeene noodzaaklyk is, en het overtollige uitwerpen. Dit konstgewrocht zal zulk een verbaazend laboratorium van scheikunde, zulk een diepzinnig werktuigelyk en waterleikundig gestel zyn, dat deezen, die 'er hunne studie van maaken, nooit in staat zullen zyn om het ten vollen te begrypen. Kleine beweegingen zullen een vervaarlyke kracht in hetzelve voortbrengen: het zal voor de menschelyke konst onmooglyk zyn de uitvinding na te volgen, die dit zelf-beweegend werktuig zal bestieren. Maar hetgeen u nog meer zal verbaazen, is, dat dit zelf-beweegend werktuig in verdrag komende met eene gedaante van genoegzaam de zelfde soort, een derde B 3 zal  22 De Epicurist bekeerd. zal vormen. Deeze konstgewrochten zullen denkbeelden hebben zy zullen redeneeren, zy zullen spreeken gelyk gy, zy zullen in staat zyn om hemel en aarde te meeten. Maar ik wil deeze zeldzaamheid u niet laaten zien, ten zy ge my belooft, dat wanneer gy ze gezien hebt, gy belyden zult dat ik van een grcot verstand en geen minder vermoogen voozien ben. Madetes. Indien gy verricht hetgeen gy gezegd hebt, zal ik geredelyk toestaan, dat uw kennis die van Epicuris en van alle de philosoophen van Griekenland te boven gaat. Plato. Zeer wel; all' wat ik beloofd heb is reeds volbragt. Gy zyt dit konstgewrocht, dus zyt gy gevormd, en ik heb geen, duizendstee gedeelte van de geheime springveeren gemeld, die uw bestaan uitmaaken; alle deeze springveeren beantwoorden op de naauwkeurigste wyze aan elkander; allen ondersteunen zy wederkeerig elkander: sommigen bewaaren het leven , sommigen deelen het mede, en de soort is vereeuwigd van eeuw tot eeuw, door eene uitvinding, welke te ontdekken, eene onmooglykheid is. De verachtste dieren zyn gevormd met een toebereiding, die niet minder verwonderlyk is, en de hemelsche bollen beweegen zich in de ruimte, volgens eene nog verhevener werktuigkunde: oordeel nu, of een geestelyk Wezen deeze waereld niet gevormd heeft, en of uwe stofdeeltjes deeze Goddelyke oorzaak niet noodig hadden? Madetes vroeg verbaasd aan den toveraar, wien hy was. Plato zeide hem zyn' naam: de jongeling wierp zich aan zyne voeten, aanbad God, en beminde Plato al het overige van zyn leven. M. U. M. Bericht  Bericht wegens den Engelschen predikant Winder; van eene beroerte hersteld , door middel van den bliksem ; nevens eenige aanmerkingen. Vertaald uit The Universal Magazine. De eerwaarde heer Winder, wiens geval het onderwerp van dit geschrift is, heeft zyn woonplaats te , in het graafschap Kent. Hy is van eene kloeke gestalte , sterk en eenigermaate gezet, zyn gemoedsgesteltenis is blygeestig, doorgaans ter goeder, luim, en somtyds naar jokkerny hellende. Voorts was hy zo gezond, dat hy in zyn vier-envyftigste jaar by ondervinding nog niet wist wat ziekte was; en, 't welk zeer ongemeen is in zulk een gevorderden ouderdom , byna geheel onbewust wegens het gevoel eener aanmerkelyke pyn. Doch het tegengestelde van zulk eene aanhoudende gezondheid was op handen. Op den 3den Juny van den jaare 1761, terwyl hy met het verrichten zyner bediening bezig was, werd door veelen van de vergadering opgemerkt, schoon hy zelf 'er geene gewaarwording van had, dat zyn stem veranderd was, en hy zyne woorden niet met de gewoone gemaklykheid vormde en uitsprak. De volgende week alhoewel het nog zyn opmerking ontslipte , werden zyn vrienden en bekenden nog grooter en ongemeener verandering en zelfs stottering in zyn spraak gewaar. Nochtans scheen hy 'er, toen men 'er hem bericht van gaf, geen acht op te slaan, als een zaak van zo veel gewigt, dat zy eene ernstige opmerking verdiende. Doch het gevolg bewees het tegendeel daarvan ; want, op den eersten Jury, terwyl hy met eenige nabuuren by hem zat, naar gewoonte wel te moede zynde, werd hy schielyk van zyn' stoel op den grond geworpen, door een' aanval van beroerte. De aanval over, en hy eenigermaate bekomen zynde , bevond men hem byna geheel beroofd van de bekwaamheid om te kunnen spreeken, en B 4 zyn  24 Een beroerte hersteld door den bliksem zyn verstandelyk vermoogen tot eene groote onvolkomenheid gebragt Hy werd derhalven, den volgenden dag, naar een' vermaard' geneesheer in London gevoerd, die hem, beval te gebruiken, een theelepel tevens, van het volgende mixtuur: R. Tinct. Cort. Peru. Canel. alp. sp. Lavend. ana twee drachmaas, een pleister te leggen aan het achtereinde van het hoofd, en te volharden in de maatige levenswyze, die hy gewoonlyk gevolgd had. Door een zorgvuldig gebruik deezer hulpmiddelen , werd hy zo veel beter, dat hy, na verloop van weinige weeken, zich in staat bevond, om met hulp van een' wandelstok, om zyne bevende treden te ondersteunen, zich zelven even zo veel kost beweegen, als noodig was om, op een' korten afstand, van de eene plaats tot de andere te gaan. Zyn tong bleef by aanhoudendheid zodanig belemmerd, dat zyne woorden naauwlyks te verstaan waren; zyn handen beefden zeer sterk, zyn hoofd was duizelig, en zyne redelyke vermoogens zo veel verzwakt , dat zyn verstand onderhevig raakte aan vlaagen van uitspoorigheid en revelaarye , als of het overeenkomstig de zwakheden van zyn ligchaam werksaam was. In deeze gesteldheid had hy nu, sedert de beroerte hem overviel, een elendig jaar in pyn en onmagt gesleetden, wanneer hem, op den 8sten Juny 1762, door een' uitmuntend' geneesheer geraaden werd, de staalwateren van Tunbridge, in Kent, te gaan gebruiken. Dit werd door hem strikt en met eene geregelde volharding , geduurende den tyd van zes weeken, verricht, na 't verloopen van welken, hy zich naar huis begaf, zo aanmerkelyk gebeterd, dat hy, met behulp van een' wandelstok, een kwartier uurs ver kon gaan; en zyn hand werd zo stevig, dat hy zyn' naam weder op eene leesbaare wyze kon schryven, waartoe hy sedert den aanval zyner ziekte buiten staat was geweeft ; en, schoon hem zulks vry wat moeite kostte, kon hy zyn' arm aan zyn hoofd brengen en zyn vingers beweegen. Nochtans bleef hy in alle de spierach tige  Een beroerte hersteld door den bliksem. 25 tige deelen van zyn gantsche gestel eene algemeene zwakheid behouden, en onmagtig en onbekwaam om in overeenkomst met zyne verstandelyke oogmerken te werken. Hy was somtyds onderhevig aan zwaare hartkloppingen, beevingen zyner leden, en zenuwtrekkingen. Maar deeze uitwerkingen zyner ziekte, die hem nu en dan troffen waren geringe ongemakken, in vergelyking van de groote elende die hy had uittestaan, door een aanhoudende, zeer drukkende en zwaare pyn, die diep in de borst was gevestigd, en in de uiterlyke spieren van dezelve zich deed gevoelen; zynde altoos verzeld met die neêrslagtigheid van geest welke zelden te weeren is, in een' staat van angst en verlegenheid, wanneer geen hoop van herstelling in den lyder meer overblyft. In deeze ongelukkige gesteldheid van kwyning, bleef hy drie geheele weeken, na dat hy van Tunbridge was te rug gekomen, wanhoopende ooit eene volkomener geneezing te erlangen; dewyl de staalwateren van geen gunstige uitwerkinge meer scheenen te zyn. Op den 24sten van Augustus 1762, 's avonds omtrent tien uuren, terwyl hy slaapende te bedde lag, begon het, met een zwaar betrokken en dik-bewolkte lucht, alhoewel 'er weinig of geen regen viel en naauwlyks een windje gevoeld werd, met groote hevigheid te donderen, 't welk met zwaare en veelvuldige bliksemstraalen by ieder' slag verzeld ging. De donderslagen waren zo geweldig, dat onze Lyder door dezelven schielyk uit zyn' slaap wakker schrikte; op het tydstip zyner ontwaaking werd hy verrast door de gewaarwording van een' schielyken en sterken schok, doende hem in 't algemeen aan als of hy van den donder getroffen was; maar dit ging zo snel toe, dat het genoegsaam voorby was eer hy 'er eenig denkbeeld van kon maaken, laatende in zyn geheugen, volgens zyn eigen zeggen, het zelfde denkbeeld dat wy ons te binnen brengen , wegens het ondergaan van een' elektrischen schok, 't welk men zich veel beter kan verbeelden, dan beschryven. Op het eigen oogenblik was de kamer, in welke B 5 hy  26 Een beroerte hersteld door den bliksem. hy zich bevond, met weerlicht vervuld , dat ylings weder verdween, laatende een aanmerkelyke phosphorische lucht achter. Van dat oogenblik af bevond hy dat zyne natuurlyke vermoogens vlugger waren; en in zyn gevoel was zulk eene verandering gekomen, dat hy zich verbeeldde zyn geneezing volkomen te zyn. Hy kreeg aanleiding om zich hiervan te overreeden, door eene schielyke gewaarwoording, door hem beschreeven, als of eenige verstopping in zyn borst, of eene groote benauwdheid in dezelve, schielyk was weggenomen; zyn borst had daarop ook haare voorige volkomen vryheid van ontspanning weder bekomen ; de drukking en geprangdheid die hy aldaar te vooren had uitgestaan scheen gantschelyk weg te zyn. Hy genoot dus thans , ten minsten in verbeelding , de aangenaame gedachten van in het bezit eener volmaakte gezondheid weder hersteld te zyn. Maar hoe veel grooter was zyn vreugd wanneer hy, in den morgenstond opstaande en zich beginnende te beweegen, bevond dat de verbeelding, in welke hy zich geduurende den nacht had toegegeeven , ten volle bewaarheid was, door de volstrekte pynloosheid en volmaakte gezondheid die hy weezenlyk voelde te genieten. Zyn hoofd was opgeklaard ; zyn boezem ontlast van deszelfs gewoone drukking , en bevryd van de geduurige pyn: Hy kon alle zyne leden met zo veel vastheid en vaardigheid beweegen, als hy voor zyne ziekte gewoon was te doen. Duizelingen, beevingen, en de lange ongelukkige sleep van elenden, die hem te vooren folterden, waren allen geweeken : De vreugd der gezondheid, gelyk de dauw van den morgenstond, was in hem vernieuwd; en alle toevallen, waaraan zyn beroerte hem onderhevig had gemaakt, waren, met de wanhoop tot zyn herstelling, verdweenen, als de nacht voor het licht; en hy verklaarde, dat, schoon hy den voorigen dag niet in staat was om verder dan een half kwartier uurs te gaan, en wel met groot ongemak en pyn, hy den volgenden morgen na den schok, dien  Een beroerte hersteld door den bliksem. 27 dien hem door 't weêrlicht werd toegebragt, met gemak byna drie uuren kon wandelen; zo voorspoedig was deeze herstelling. Op den 20sten van September 1762, was hy, gelyk ik geloof nog tegenwoordig, in een' volmaakten staat van gezondheid. Om deezen zegen, zo aanmerkelyk ontfangen, te bevestigen en te beveiligen, had hy zich toen op nieuw aan het gebruiken der staalwateren van Tunbridge begeeven; alwaar door hem zelven dit verhaal van zyn ziekte en derzelver geneezing gegeeven werd. Het zal niet kwalyk voegen hier aan te merken , dat dewyl de eerwaarde heer Winder wel bekend staat als een man van strikte eerlykheid, en een goed opgeklaard verstand, men geen reden heeft om hem te verdenken, van in staat te zyn om door zyn hoofd of hart eenig bedrog te pleegen in dit verhaal, dat door hem-zelv' gedaan is, en 't welk ik met alle zorgvuldigheid zo omstandig heb opgeteekend als moogelyk was , ten einde hetzelve voldoening mogt geeven, aan allen die het van gewigt genoeg zullen oordeelen om 'er hunne oplettendheid op te vestigen. Aanmerkingen. De uitwerkselen van het weerlicht zyn verwonderlyk: Hetzelve, uit eene fyne en gelouterde stoffe bestaande zal somtyds iemands klederen verbranden, terwyl zyn ligchaam onbeschadigd blyft. In tegendeel, zal het somtyds iemands beenderen verbryzelen , terwyl zyn klederen en vleesch geen nadeel lyden. Op gelyke wyze weet men dat het de kling van een' degen smelt of breekt, en de schede onaangeraakt blyft. Het heeft het water uit de vaten verteerd terwyl het bedeksel onaangeroerd bleef, en 'er geen ander teeken te verneemen was. Goud, zilver en koper zyn 'er door gesmolten zonder dat de zakken, waar in het zich bevond, gebrand, of het toelaksel beschadigd waren. Marcia, koningin der Romeinen, werd door den donder getroffen, terwyl zy hoog zwanger was. Het kind was gedood in de baarmoeder, zonder dat zy 'er nadeel by leed.  28 Een beroerte hersteld door den bliksem. leed. De visschen in vyvers zyn menigmaal door het weer geslagen geworden. Naar de reden van deeze vreemde en tegenstrydige uitwerksels is door de wysgeeren alleen te gissen schryvende zy dezelven toe aan de verschillende gestalte en hoedanigheid van de weêrlichtdeeltjes, of aan de fynte en dikte van het vuur , want het fyne dringt gemaklyker door, en het dikkere met meer moeite; om die reden doet het laatste meer nadeel dan het eerste, en schoon het verscheidenerleie en wonderbaare uitwerkselen voortbrengt, is het noch. tans van zulk een uitsteekend nut voor de inwooners der aarde, dat zy zonder hetzelve naauwlyks zouden kunnen bestaan; want het zuivert de lucht, verstrooit en verteert de overtollige en schadelyke dampen en stofdeelen die in dezelve zweeven , breekende de wolken, en doende den regen op 't aardryk nederkomen. De electriciteit , aan het dierlyk ligchaam toegepast, verhaalt, den omloop van het bloed; de pols schielyker doende gaan, word hetzelve 'er door verdund, en de massa vergroot. Dit is de oorzaak, gelyk de ondervinding ons leert, dat 'er verstoppingen door weggenomen worden ; dat het by tyd en wyl een hulpmiddel is, en somtyds wel eene volkomen geneezing uitwerkt in veele ziekten , die, gelyk de meesten doen, door verstoppingen voorgegaan worden; ook is het van een' byzonderen goeden uitslag in sommige ziekten der vrouwen , welken uit die gemeene oorzaak voortspruiten. In tegendeel word, door dit vuur uit een gezond ligchaam te trekken, of uit iemand die de koorts heeft, den omloop des bloeds vertraagd, en de pols gaat 'er langsaamer door. Verder heeft het, op dieren die 'er meê getroffen worden, eene uitwerking, die met de uitwerkseld des weerlichts veel overeenkomst heeft; want zulken, die door den elektrischen schok gedood zyn, verkrygen daar door zekere geneigdheid tot eene oogenbliklyke verrotting: even zo is het gelegen met de ligchaamen die door het weer zyn getroffen, in welken terstond eene gesteldheid tot rotting overgaat, zodat ze  Een beroerte hersteld door den bliksem. 29 ze ons byna oogenbliklyk hinderen. Door deeze eigenschap in de elektriciteit, bevinden wy ook , dat het vleesch van vogels en ander vee, door het weer, of den elektrischen schok gedood , indien ze terstond daarop worden gegeeten, zo kort is, als of zy reeds twee of drie dagen dood waren geweest. Sedert het openbaar maaken van het boven verhaalde geval , werd ik , geduurende myne verkeering met den verstandigen en geleerden schryver van veele nieuwe en fraaije ontdekkingen in de elektriciteit, Dr. Franklin naamelyk, onderrecht, dat eenigen tyd geleeden , in Amerika , het weer, een huis getroffen hebbende, twee menschen in hetzelve waren dood geslagen, en een lam geworden, die tot het einde zyns levens zo gebleeven was. My is door eene geloofwaardige dame verzekerd, dat een aanzienlyk kerkelyke, uit Ierland, onlangs overleeden, haar verhaald had, dat hy de vrouw eens edelmans, in dat koningryk, van naby kende, die van een doodelyken kanker, door een' onverhoedschen blixemstraal geneezen was, treffende dezelve de ongestelde borst (als derwaart getrokken door eenige verborgen eigenschap in dat deel) droogende op en verteerende de wortels van den kanker derwyze, dat 'er den verderen voortgang van het kwaad volstrektelyk door gestuit werd: en men, kon zeggen, dat, toen de konst aan haar wanhoopte, haare volmaakte geneezing, als op eene wonderdaadige wyze, by toeval werd uitgewerkt. Men heeft my, volgens geloofwaardige getuigenissen , verhaald, dat een Juffrouw, woonende in de groote Ruffelstraat te Londen, door den bliksem een beroerte had gekreegen, die eenigen tyd naderhand weder door zulk een' straal hersteld was. Eindelyk is my verhaald, dat de apotheeker in het hospitaal van St. Thomas, een' beroerden lyder herstelde, door den electrischen schok; doch dat dezelve naderhand herhaald zynde, die kwaal weder kwam, en onherstelbaar bleef. De  De NATUUR EN DE OORZAAK VAN DE VLEKKEN IN DE Oogen VERKLAARD. Uit het Engelsch vertaald. Het is bekend, dat de menscben, wanneer zy in jaaren toeneemen, dikwyls gekweld worden met duistere en ongestaadige vlekken, die geduurig als vliegen voor hunne oogen zweeven; byzonderlyk als zy heldere voorwerpen, gelyk wit papier, of het licht des hemels, aanschouwen. De soorten deezer vlekken zyn tweederlei, sommige , die altyd blyven, worden by het vestigen van het oog op zeker punt of voorwerp, altyd in die zelfde gesteldheid op' dat punt waargenoomen anderen schynen rondom te vliegen en van gesteldheid te veranderen , ofschoon het oog ergens op gevestigd blyft. De gedaanten van beide soorten zyn veranderlyk: de eerste gelyken doorgaans naar eene donkere vlek op eenen witten grond; de tweede gelyken naar de knoesten van vuuren-hout planken, zynde eenige gedeelten van dezelve zeer heider en met duistere draaden omringd: dezelve gaan ook gepaard met lange banden van eene ongelyke gedaante, en die in het midden helder zyn, en eindigen aan elke zyde door gelykwydige donkerachtige draaden. Somtyds schynen dezelve trapswyze af te neemen, naar eene schielyke Omwending van het hoofd, als de oogen op een voorwerp gevestigd waren. Zodanig vertoonen zich deeze ongestadige vlekken . Laat ons nu onderzoeken wat dezelve zyn, en uit wat oorzaaken zy voortkomen. Betreffende het eerste, de vlekken, die ten aanzien van die Axis van het oog vast schynen, worden ongetwyfeld veroirzaakt door eene ongesteldheid in de correspondeerende vaste deelen van de Retina, of in eenige gedeelten der kristalyne vogten, digt aan de Retina liggende. Want eene donkerachtigheid van de vogten, die van de Retina verder af liggen, kan maar alleen, door tusschenkomste van eene enkele trek van een penceel, eene gelyke duisterheid, of flaauw-  Natuur en oorzaak van de oogvlekken. 31 flaauwheid van licht, in ieder deel van de Retina, veroorzaaken, en geenszins eene geheele ontbeering daar van in eenig byzonder gedeelte. Een voorbeeld van dien aart vinden wy gemeld in de Philosophische Transactien , No. 384. ; dat zekere vrouw drie kleine gedrukte woorden met het linker oog alleen ziende, de twee buitenste van dezelve maar niet het middelste zien konde; en met het regter oog alleen ziende, konde zy, van vier kleine woorden, maar drie van dezelven zien; eene daarvan bleef altyd door eene donkere ronde vlek onzigtbaar; maar met beide haare oogen te gelyk ziende, konde zy ze allen beschouwen. Dit gebrek van haar gezigt moet dan ontstaan zyn uit eene ongesteldheid in de Retina: en moogelyk van eenige droppelen bloeds, het welk uit zyne vaten gedrongen en op de vliezen vast gezet was. Dan het valt moeijelyker om van de tweede soort, of de vliegende vlekken, reden te geeven : ze konnen haar oorsprong niet hebben van eenige ongesteldheid in de Retina, om dat ze ten opzigte van de Axis van het oog beweegelyk zyn. Misschien zal de volgende proeve eenigermaate derzelver natuur, en de oorzaak waar uit ze ontstaan, aanwyzen. Laat de zonne-straalen vallen door slecht glas op wit papier; en men zal gewaar worden, dat de schaduwen van kleine zand-deelen, aderen en ongelykvormigheden in het glas, zeer veel gelyks hebben, met deeze vliegende vlekken in het oog. Het is dan redelyk te denken, dat de waterachtige vochten van het oog somtyds vermengd worden met eenig verdikkend en taai vocht; waar van eenige deelen , welke door de figuuren van derzelver 'kleine oppervlakten , of omdat ze haare straalbreekende vermoogens, onderscheiden van die der vochten zelven, hebben, derzelver onderscheidene beelden op de Retina konnen werpen, Wy hebben de oorzaaken eerder ondersteld te zyn in de waterachtige vogten, dan in de kristalyne , om dat de vloeibaarheid van de eerste grooter is dan die der laatste, en by-  32 Natuur en oorzaak van de oogvlekken bygevolg zullen de vlekken, by eene schielyke beweeging van het hoofd, gezien worden nederdaalende: naardemaal dezelve, zo wy ze stelden in de laatste te zyn, ligter moeten zyn dan die vochten, en zy zouden bygevolg, na eene schielyke beweeging van het hoofd , eerst een weinig nederdaalen , en dan wederom by trappen opklimmen ; maar dit stryd met derzelver algemeene voorkoming. Eenige soort dan van deeltjes, in de waterachtige vochten van het oog, schynen de waare oorzaak van deeze vliegende vlekken te zyn, welke bevonden worden, somtyds in twee of drie uuren , en somtyds in geen twee , of drie dagen van gedaante te veranderen, en schynen de eene tyd grooter in getal te zyn, dan op andere tyden, naar maate het getal deezer deeltjes meerder of minder, en de trappen van derzelver zwaarte, verschillende zyn. Het gevoelen van lord Bolingbroke, ten opzigte van de konsten en weetenschappen voorgesteld en tegengesproken. Uit het En gelsch vertaald. Lord Bolingbroke beweert in zyne Proeven (*), dat de konsten en weetenschappen toeneemen, bloeijen, afneemen, sterven en weder opstaan , onder de zelfde, of andere gedaanten , na verloop van tyden, die ons lang toeschynen , hoe kort dezelve ook zyn moogen in vergelyking van de onmeetelyke duuring van het samenstel der geschapene weezens: dat deeze tydkringen voor alle menschelyke middelen , om de gedachtenis der dingen te bewaaren , zo ongelykvormig zyn, dat wy, wanneer de zelfde dingen wederkeeren , dikwyls de herleeving van eene konst , of wee (*) Essay, III. p. 206.  Standhouding der Konsten enz. 33 weetenschap, die voor deezen reeds bekend was, als eene nieuwe uitvinding aanneemen. Doch schoon zyn Lordschap dit stelle , is 'er echter geen genoegzaam bewys, om ons te doen gelooven , dat 'er een konst , of tak van weetenschap, waar in het menschdom belang heeft, sedert de schepping der waereld verlooren is geraakt. Men moet wel toestemmen, dat 'er verscheidene konsten verlooren geweest, en anderen een reeks van jaaren daar na wederom leevend geworden zyn: maar dan zyn dezelven meer fraai, dan nuttig geweest, of hebben meer tot sieraad , dan tot voordeel van de menschen gediend. Diergelyke konsten raaken dikwyls uit de mode, of worden afgeschaft, omdat 'er betere en gemaklykere uitgevonden zyn Dus heeft men het gebruik van pylen en boogen in een leger afgeschaft, omdat men de uitgevondene snaphaanen en bajonetten beter keurde. Maar zouden wy ons wel konnen verbeelden, dat de konsten van smeeden en timmeren ooit zouden hebben konnen vergeeten worden, na derzelver eerste uitvinding ? Kan men wel denken , dat immer uit de mode zullen raaken huizen, huissieraaden en allerlei soorten van geryflykheden; en dat alle de inwooners der aarde voorneemen zullen, om gelyk de wilde dieren des wouds te gaan leeven ? Ook ben ik wel verzekerd , dat zo min als de menschen het gebruik van spyze en drank kunnen vergeeten , zy even zo weinig de konsten van zaaijen , ploegen en wynpersen vergeeten zullen. Daar is ook geen reden om te denken, dat noch de overvloed op de aarde noch de invoering van konsten en weetenschappen, van zulk een' vroegen tyd zyn, als de hedendaagsche vrydenkers dezelve willen bepaalen. De meeste volken, ook wel byzondere familiën, zyn altyd met de opreekening hunner geslachten, om dezelven zo verre naa te gaan, als moogelyk is, op eene wonderlyke wyze ingenomen geweest ; en daar geene kenmerken van eenige VI. Afd. XI. Deel. C an-  34 Standhouding der Konsten, enz. aanhoudende staatsverwisselingen zyn overgebleeven, denken zy al ligtlyk, dat zy altyd de zelfde geweest zyn. Daar uit zyn de zo menigvuldige dwaaze gevoelens der ouden ontstaan , meenende , dat zy de aborigines waren van de landen , die zy van onheugelyke tyden af bewoond hadden: daar uit kreegen zy aanleiding om zo veelen van hunne goden de grondvesters van hunnen burgerstaat te maaken. Zy kenden maar zeer weinig van de waereld ; en de overlevering , die zy nog van dat weinige hadden, was zo vermengd met fabelen en verdichtzelen , dat dezelve tot niets anders hebben konnen dienen, dan om hen te verbysteren. Deeze donkere wolk, door de zeer nauwkeurige, naarstige en getrouwe onderzoekers van deezen tyd , weggeschooven zynde, beginnen de historiën zelfs in deezen verren afstand des tyds, veel klaarder te worden ; de waereld word nu in eene geheel andere gedaante beschouwd ; en alle derzelver deelen geeven blyken, dat ze met elkanderen, en met den voorheen-welbekenden loop der dingen overeen komen. Wy vinden liet verwonderlyke in alle hunne geslachtlysten, byzonderlyk ten aanzien van het groote stuk der oudheid, op eene zeer uitspoorige wyze voorgesteld ; en tevens onze eigene eenvoudige berichten meer en meer beveiligd: waar uit wy dan ook kunnen overtuigd worden, dat beide de bevolking en bebouwing der aarde van kleine en geringe beginselen begonnen, en langs zekere trappen, als uit een eenig middelpunt, verspreid geworden zyn : en dat dezelve altyd , in omtrent gelyke langsaam geregelde schreden, als tegenwoordig, voortgegaan zyn. Voor en alëer de menschen tot eenig onderzoek komen, zullen zy zich ligtelyk verbeelden, zeker getal vry grooter te zyn, dan het weezenlyk is. Dikwyls heb ik deezen en geenen verzocht om eens te gissen, hoe veele menschen 'er in eene regte linie, tusschen den thans regeerenden Koning van Engeland en Adam geweest zyn, meenende alleen maar één  Standhouding der Konsten, enz. 35 één mensch in één geslacht; by voorbeeld, des Konings vader, zynen grootvader, enz. Het antwoord daarop was gemeenlyk, naar eene schielyke gissing, eenige duizenden; en evenwel blykt het uit de rekening, dat 'er niet meer dan tweehonderd geweest zyn; Laat ons den tyd tusschen Adam tot op Christus nagaan, en de geslachtlyst van onzen Zaligmaaker, die ons door den Evangelist Lukas is nagelaaten, inzien, en wy zullen bevinden, dat de naamen tusschen Adam en Christus , als deeze beide daar uitgesloten worden, maar tot vierenzeventig worden opgenoemd. Van de geboorte van Christus tot op de geboorte Van onzen tegenwoordigen Koning zyn zeventienhonderd en agtendertig jaaren. Laat ons onderstellen, dat op de lyst van zyne Majesteits voorouders gevonden word, dat elke vader den ouderdom van vyfentwintig jaaren bereikt had , als hem eenen zoon geboren werd, liet welk zo vroeg is, als men den eenen door den anderen stellen kan. Volgens deeze onderstelling zyn 'er in iedere eeuw vier geslachten, dat is negenenzestig geslachten in deeze zeventienhonderd en agtendertig jaaren; welke negenenzestig geslachten, gevoegd zynde by de bovengenoemde vierenzeventig geslachten, samen niet meer dan honderddrieënveertig geslachten uitmaaken. Zo moeijelyk is het voor het menschelyk verstand een recht denkbeeld van een groot getal te vormen, zonder hetzelve aandachtig te overvroegen en op de toets van eene bekende berekening te brengen. Alles dan ingezien zynde, mogen wy dit vrymoedig besluit neemen, dat de ouden in hunne bevattingen omtrent de oudheid der volken zeer gedwaald hebben: en dat het 'er zo verre af is, dat de takken van nuttige konsten en weetenschappen in den eenen tydkring de vergetelheid ten prooi, en in den anderen wederom leevend zouden geworden zyn , in tegendeel dezelven geduurig voortgaande zyn geweest, nog gestadig toeneemen , en, indien ik my zo mag uitdrukken, naar de volmaaktheid streeven. C 2 EEN  EEN TAFEREEL UIT DEN ZONDVLOED*. SEMIN, SEMIRE. De woeste watervloed had alles reeds bedolven; Niets was 'er meer verschoond door 't woeden van de golven; Slechts stak de hoogste berg zyn' steeds bewolkten top, Ten trots van 't zeegeweld, noch uit de baren op. Hy krielde, alom bespoeld , van schier bezweken zielen. De dood spookte om haar heen, om ze allen te vernielen, 't Gekerm was algemeen; de wanhoop heerschte alöm, Terwyl elk, als om stryd, den top des bergs beklom. Hier scheurde een rots zich los door 't yslyk woedend weder, En stortte met geweld in 't brullend water neder ; En 't volk, noch naauw' daar op gered uit zyne elend', Viel met dien bergklomp neer in 't golvende element. Hier zien we een' zoon door 't woên der vloeden aangegrepen, Daar hy zyn' vader zoekt ter bergspitse op te sleepen, Door 't worstlen met de dood in 't water afgemat. Ginds smoort een moeder met haar kroost in 't woeste nat. Nu was de hoogste kruin alleen noch droog gebleven. De wreede dood had nu al 't menschdom reeds doen sneven; Alleen had hy Semire en Semin noch gespaard. De brave jongeling, een beter noodlot waard', Had zyne zielvriendin het woeden van de stroomen, Met zich tot nu door vlyt gelukkig doen ontkomen. Zy had, in vroeger tyd, gulhartig en oprecht, Haar liefde in eeuwigheid aan Semin toegezegd. Dit paar, nu gantsch alleen, verwachte, in zyne elenden , De dood, die in deez' staat alleen hunn' ramp kon enden. De * Deeze overbrenging van Gesners Gemahlde , bericht men ons dat wy aan een' jong' Dichter verschuldigd zyn, die waarlyk alle aanmoediging verdient.  Tafereel uit den Zondvloed. 37 De stormwind huilde, en woedde op 't yslyk buldrend meir; De regen storte op hen by gantsche stroomen neêr; Het weêrlicht schitterde , en de schorre donder kraakte, Daar de opgedreven vloed vast lyk by lyken braakte; Een aklig duister heerschte in 's aardbols wyden kring , 't Welk somwyl wierd verlicht door 's bliksems flikkering; Elk wolk scheen 't Paar een bóo der wreede dood te wezen ; Terwyl elk nieuwe golf, ten hemel opgerezen Door 't brullend windenheir, langs de onafmeetbre plas Als grimmig zag naar 't geen noch onverslonden was. Semire drukte, op 't hoogst bedroefd in deze smarte, Haar' waarden bruidegom aan haar benepen harte. Haar tedre tranenvloed, die tolk der droeve ziel, Vermengt zich op den wang met vocht dat reegnend viel; Terwyl zy zich in 't einde, al staamlend', dus laat hooren : Hier is geen uitkomst meer; wy gaan gewis verloren !... ô Semin ! ô myn waarde! ach ! 't is met ons gedaan !... De wreede dood grynst ons van alle kanten aan !... ô Wat verwoesting!... AI wat vreeslyk is te gader, Zal... Ach! de wreede dood komt ons hoe langs hoe nader!... Een golf zal eindlyk ons bedekken.... 't Water wast,... Sluit me in uw bevende arm, ... ach! Semin ! hou my vast... Eerlang... eerlang worde ik, ...word gy niet meer gevonden! Als de algemeene nood ons samen heeft verslonden, Zal, God!... daar komt de dood ...die golf... ô welk een' schrik! Daar komt... de bliksem licht... myn God, dit oogenblik... ô God! ô God!... Dus sprak ze , en zonk onmagtig neder. Ontroerde Semin hield, gantsch sprakeloos, haar teder Beklemd in zynen arm. Het onweêr acht hy niet: Zyn ziel voelt slechts alleen Semires zielverdriet. In 't midden van 't gevaar door zucht voor haar bevangen, Kuscht hy haar' bleeken mond en koudbestorven wangen Met grooter drift dan ooit; hy mist een wyl 't geluid, Doch berst, na zucht op zucht, in deze woorden uit: Ontwaak, Semire, ontwaak, ach! hoor uw' Semin smeeken! Verwaardig u noch ééns uw' minnaar toe te spreken; C 3 Aan-  38 Tafereel uit den Zondvloed. Aanschouw my voor het laatst; doe my noch ééns verstaan Dat gy my teer bemint; slechts ééns... eer wy vergaan ! Dus sprak hy. Zy ontwaakte, en zag met weenende oogen Haar' dierbren zielvrind aan, uit teder mededoogen. . Somwyl sloeg zy haar oog naar 't woedende element, En riep : Rechtvaardig God ! ach! is 'er dan geen end' Aan onzen jammerstaat? geen deernis in de plagen... % Wat yslyk zeegebruisch!... Wat felle donderslagen !... Wat akligheid , helaas ! verkondigt ons' Gods wraak! ó God ! ons leven vlood in schuldeloos vermaak Voorby ... Myn Semin, ach!... ô Roem der jongelingen!... Die tyden zyn niet meer!... Wat doodsche erinneringen!... Myn bloedverwanten, ô die bronnen myner vreugd, Die braven, daar ik my zo vaak meê heb verheugd! En gy myn dierbaar pand, waarde oorsprong van myn leven ! Ik zag u, door den vloed myn' arm onttogen, sneven! Wat akelig vertoog ! Gy reikte my vooraf Uw hand, wanneer me uw mond den laatsten zegen gaf .... Ach! zy zyn alle heen!... Nochtans waar' de eenzame aarde Voor my een paradys aan uwe zyde! ô Waarde, ô Tedre Semin... God! ach! onze lentetyd Is, daar uw gunst alleen ons hart steeds heeft verblyd, In schuldeloos vermaak gestadig heen geloopen... Maar is 'er dan in 't minst geen uitkomst meer te hopen ? Geen deernis meer voor ons? Maar ach ! wat vraag ik? neen! Verschoon my, groote God! Wy sterven wel te vreén !... Wat is de scbuldloosheid der menschen in uwe oogen ? De jongling hield zyn bruid, in spyt van 't groot vermogen Des dollen stormwinds, slaande, en sprak tot haar bedaard : ô Ja, myn teêrbeminde! al 't leven is van de aard'; Geen stervend mensch doet meer zyn jammerklagt ons hooren; En haast is 't oogenblik van onze dood geboren ! Alle onze hoop is uit: elk bly vooruitgezigt Van nadrend echtgeluk in onze jongkheid zwicht. De dood zal ons eerlang als allen vleesch verslinden. De vloed bestookt ons reeds gedreven door de winden. Wat  Tafereel uit den Zondvloed. 39 Wat vreugd dat onze ziel, in 't wee van 't aardsch geslacht, Daar dood het ligchaam dreigt, een heerlyk heil verwacht! 't Is waar, dat we in den bloei van onze jaren sneven; Maar, dierbre lotgenoot! zeg my, wat ware 't leven Schoon 't in gestage vreugde, en langsaam al verging? Een druppel dauw, die aan den kruin der rotsen hing En afviel eer de zon haar' glans in 't oost deed blinken. Verhef uw' moed , in plaats van dien te laten zinken: In 't ander leven is ons eeuwig vreugd bereid: Verwacht dan zonder schrik de nadrende eeuwigheid. Omhels me, en laat ons dan getroost de dood verwachten. Haast, myn vriendin, ja haast, ô streelende gedachten ! Zweeft ons onsterflyk deel, in alles wel te vreên, Verr' boven al dit aarsche en dees verwoesting heen. Hoe vrolyk zal het dan op englen vleugels zweven ! Zò streelend denkt myn ziel, alleen door hoop gedreven. Kom, strekken we onze hand tot de Oppergoedheid uit. Zou 't schepsel richter zyn van 's Makers wys besluit? Hy, die ons 't leven gaf, door wien 't ons word benomen Schikt naar zyn' wil het lot van boozen en van vromen. Welzalig hy, die 't spoor der deugd hier heeft betreên! ô God! wy smeeken niet om langer leven; neen: Ruk ons vry weg; maar laat de hoop in ons niet sterven Van 't onuitspreeklyk heil eens in den hemel te erven; Een heil, dat door geen' ramp, geen dood te stooren zy! Woed dan, ô donder ! woed; ô golven ! loei dan vry; Verzwelgt ons in uw woên ! niets zal ons meer doen yreezen. Gelooft , tot in de dood gelooft zy 't Opperwezen! Gods lof vervulle ons steeds, zo lang als ongekrenkt Ons onverderflyk deel in 't stervend ligchaam denkt! Die taal deed weerden moed in 't hart der maagd herleven,' En rusten vrolykheid op 't jeugdig aanschyn zweven. Zy hief in 't stormend weêr haar hand naar 't starrendak, Terwyl ze, in 't hart verrukt door de eêlste vreugd , dus sprak: ô Ja,! eene eedle hoop vervult reeds myn gedachten. Loof, loof den Heer, myn ziel! Prys hem met alle uw krachten! C 4 My-  40 Tafereel uit den Zondvloed, Myne oogen! schreit van vreugd zo lang 'er leven is! Een zalige eeuwigheid word straks onze erfenis! Gy zyt ons voorgegaan, ô teêrgeliefde vrinden! Maar dra, dra zullen wy u allen wedervinden. De vrome zweeft voor 't oog der Hemelmajesteit; God heeft hem by zyn' troon voor eeuwig plaats bereid. Loei, schorre donder, loei! Verwoesting, woed! Te gader Zingt gy het lofgezang van aller vromen Vader En zyn gerechtigheid. Kom, watervloed! ô kom, Bedek ons! ... Ach! omhels me, ô dierbre bruidegom! Daar komt de dood; daàr, op die woeste golf. Myn waarde! Omhels me, omhels me!... Ach! reeds heft my de vloed van de aarde. 'k Omhels u, lieve bruid, sprak de eedle jongeling., 'k Omhels u! Niets verwekke ons nu meer siddering! Wees welkom, bleeke dood! gy kunt ons niet doen vreezen. Hier zyn we! ... Altyd gelooft zy 't heilig Opperwezen ! Zo spraken ze, en de vloed, het vreeslyk brullend schuim Verzwolg 't omhelzend paar in 't onafmeetbaar ruim. 1770. Wraak-  Wraakbaar gedrag van ouders omtrent hunne kinderen. Kinderlyke eerbied is een deugd, die ik beken dat sedert eenige jaaren vry wat gronds verboren heeft. Onze jonge lieden ontslaan zich van de gehoorzaamheid hunner ouderen en andere die gezag over hen hebben vroeger dan hunne voorvaders. Dit kan echter niet anders aangemerkt worden als een gevolg van de heerschende vermindering in het volbrengen onzer Godsdienstige pligten. Vrees God en eer uw ouders, zyn twee onafscheidelyke geboden, en deezen die hunnen kinderen verzuimen een diep ontzach voor hunnen Schepper, en een' schuldigen eerbied voor hunne meerderen in te boezemen, moeten zich niet verwonderen van dikwyls met kleinachting van hen behandeld te worden. Myn oogmerk echter is een ander gebrek aan te wyzen, dat zo veel bestraffing nog niet heeft ondergaan, als het verzuimen van den kinderlyken pligt, en nochtans geene mindere verdient. Ik meen die eigenliefde in ouders, welke hen doet denken, dat hunne kinderen alleen om hunnent wille, tot hun gemak en geryf geboren zyn, en die geen acht geeven of willen geeven op den stand en de voorrechten in het leven, waartoe deeze kinderen gerechtigd zyn. Leonora is schoon, zachtaardig en godvruchtig. Zy heeft een eigen kapitaal, dat haar, voor eenige jaaren, door haar' grootvader is nagelaaten; maar uit liefde tot haar moeder, blyft zy, schoon reeds in haar vyfendertigste jaar, by haar moeder leeven, en dat zo ondergeschikt als toen zy maar twaalf was. De moeder is aan geduurige onpasselykheden onderhevig , ziet geen gezelschap, of liever is onhandelbaar. Elendig in zichzelve, wil zy geen oppaster by haare bedienden voegen; maar de C 5 pligt  42 Wraakbaar gedrag van ouders pligt der arme Leonora word gestadig op de toets gesteld tot het waarneemen deezer bediening. Haar gestel heeft reeds geleeden door haare gevangenis by, en oppassen van eene kribbige, knorrige moeder; en elk klaagt 'er over, dat men zulk een waardige juffer voor het gemeenebest ziet verlooren gaan: want dit moet zekerlyk het geval zyn, uit hoofde dat de aart en ziekelykheid van de moeder verderflyk zullen zyn voor de welvaart van de dochter , indien zy niet in tyds van elkander afgezonderd worden; maar men ziet hier geen middel toe, dewyl de eene te baatzuchtig en de andere te pligtmaatig is, om eenig voorstel van die soort te doen. Constantia is een dame van uitmuntende verdiensten, by alle haare bekenden het onderwerp van hunn' roem, maar tevens het voorwerp van haar meêlyden. Haar moeder is eene trotsche, heerschzuchtige vrouw, die haar' man verloor in een' ouderdom, welke haar deed denken nog jong genoeg te zyn om een' ander' te bekooren. Gelyk veele anderen in haare omstandigheden, zocht zy verkeering met mannen, en versmaadde haar eigen sexe, tot dat zy, haar oogmerk met de eersten missende, veracht werd door de laatsten. Door haare bekenden derhalven geschuwd wordende, die aan haare grillen zich niet wilden onderwerpen , of zich voegen naar de houding die zy zich aanmaatigde, wierp zy den last van zichzelve gantschelyk op haar kind. Toen Constantia trouwde, stelde de moeder voor by haar te woonen, 't welk de gehoorzaame dochter toestemde, en de man zich liet welgevallen. De beweegoorzaak hier toe bygebragt, was genegenheid voor de dochter, doch de wezenlyke reden van de moeder had tot oogmerk in de vrolykheid en tydverdryven te deelen van het jong gezelschap, dat zy verwachtte haar kinderen te zullen komen bezoeken. Maar wat is 'er het gevolg van geweest? De jonge kennissen van het getrouwde paar, schoon zy 'er groote achting voor hebben, begeeren hen niet te naderen. Indien  OMTRENT HUNNE KINDEREN. 43 Indien zy het doen, moeten zy de moeder het woord hooren voeren, en haare vriendinne Constantia by alle gelegenheden zien afsnaauwen. Zy kunnen de eene niet komen bezoeken zonder de andere, en om die reden laaten zy 'er geheel van af. De man heeft dit begreepen, maar zyn schoonmoeder, van welken hy vry wat te wachten heeft, geen schande verkiezende aan te' doen, durft hy van geene afzondering spreeken. Van alle samenleeving in huis beroofd, verkeert hy in herbergen en koffyhuizen; en is, van den besten medgezel voor een vrouw, 'en den tedersten vader, een zeer onverschillig echtgenoot geworden, en geheel achteloos omtrent alle huislyke geneugten. Avaro heeft groote goederen door middel van den handel verkreegen, en een landhuis tot zyn verblyf verkooren, waar zyn praalzuchtige vrouw, geen kosten ontziet in kleeding en onthaal, om te toonen dat zy een' verheven' smaak heeft, en waarin de man haar niet kan tegengaan; nochtans blyft hy steeds de geldlievende man. Zy hebben eenige bezoekers, maar niet van' de vriendelyke soort; en geen gezelschap voor elkander zynde, is hun toevlucht tot hunne kinderen. De zoon , die reeds boven de twintig jaaren oud is, heeft zyn' vaders medgezel geweest sedert hy de school verliet. Hy gaat met hem in praat-gezelschappen en koffyhuizen, en zy slenteren samen beiden in de stad en op het land. De jonge knaap, schoon hem de kinderlyke pligt wel is ingedrukt, heeft echter eene neiging, die, in de afweezigheid zyns vaders, boven komt, en hem tot vermaaken van ondeugd vervoert; maar deeze ontslippen de kennis van den ouden man, en de ongevoelige vader kan hem zyn glas zien drinken, waartoe hy hem aanleiding heeft gegeeven, zonder te bloozen , zodat de zoon, van een' levendigen schooljongen, in eenige weinige jaaren dat hy des vaders gezelscbap was, een loutere zot en domme kinkel geworden is. Hun dochter is niet beter gevaaren, zy ziet geen gezelschap dan van de zul-  44 Wraakbaar gedrag van ouders zulken welken haar moeder gevallen, en dat maar zelden. Het onophoudelyk by haar zitten is by uitstek onaangenaam. Geen blygeestigheid heeft 'er plaats, geen tederheid word 'er vernomen; maar alles is somber en kribbig. Haar verbeelding is levendig, en haar gevoelens zyn edelmoedig; maar, by haar moeder geuit wordende, zyn ze straks als misdaadig veroordeeld, dewyl ze niet strookende zyn met de gemeene geaartheid en bekrompenheid van ziel in de laatste. Zy is, als 't waare, opgeofferd door haar' vader en broeder, die haar by de moeder opsluiten, om 'er niet van geplaagd te worden; de een door een grillig wyf, en de andere door eene morrende onkundige moeder. Zo ingemuurd als de dochter evenwel is geweest, viert zy bot aan haare hartstogten, en een liefdehandel heeft plaats gegreepen, met iemand, die schoon van geen laage afkomst, echter ontbloot is van geld. Haar ouders weeten het, en zyn nochtans onverbiddelyk. De winzieke geaartheid van den vader, laat hem niet toe van een' schelling te scheiden; hy verheugt zich eerder in zyn binnenste, dat hy 'er zich van verschoonen kan door de ongehoorzaamheid zyner dochter voor te wenden, en dus moet de jonge juffer elendig weezen. Zulke karakters weet men dat voorhanden zyn; en ik wensch dat het in 't licht geeven van dit geschrift, eenige ouders mag doen ontwaaken, die mogelyk te streng met hunne kinderen handelen, uit gebrek van overweeging wat zy aan hen verschuldigd zyn, als jonge lieden aangemerkt, en die zy gereed zyn aan de kinderen van anderen aftestaan. Het kan ons insgelyks in staat stellen om een billyk oordeel optemaaken wegens diegeenen, welken eigenbaatiger en wreeder zyn. Hoe dikwyls pleegt een moeder, buitens huis zynde, bedriegery, door een inneemend verslag te geeven van de gehoorzaamheid haarer dochter, winnende door dit middel achting en lof voor zichzelve, terwyl zy binnens huis in 't klein den tyran speelt, en dat zelfde meisje van alle haare rechten, als een  OMTRENT HUNNE KINDEREN. 45 een vry vrouwspersoon, berooft. Wanneer een zachtaardig kind, van zyn jeugd af, gewend is gehoorzaamheid te pleegen, weet het zich zelve daarvan niet te ontslaan, terwyl de kundiger en listige ouders hun voordeel daarmede doen. In plaatse van het zulk een vryheid over te laaten, houden zy het daarvan te rug, en kind of meisje, maagd of vrouw zynde, blyven zy 'er meester over, en houden het dienstbaar aan hun belang. Zulke ouders zyn gelyk aan de tyrannen van de staatkundige waereld. Zy houden hunne kinderen in een' staat van onkunde , gelyk de anderen hunne onderdaanen ; doende hen gelooven dat zy niet geboren zyn ten nutte van zichzelven , en het denken en doen voor henzelven is derhalven volstrekt verraad; en gelyk de eersten, omdat zy slaaven geboren zyn , altoos slaaven moeten blyven , zo ook de laatsten , omdat zy kinderen geboren zyn, worden, ze door hunne ontaarde ouders nooit ondersteld mannen of vrouwen te zyn. E. M. E. Op-  Oprechte vriendschap beloond. Eene waarachtige gebeurtenis. Uit bet Engelsch vertaald. Is 'er wel ergens, van den opgang der zonne tot aan haaren ondergang , zelfs waar de natuur zich op het schoonste vertoont, iets fraaijer of voortreflyker te vinden, dan eene deugdsaame vriendschap. Akenside. Frewin en Justus waren omtrent van eenen Ouderdom, in de zelfde plaats geboren, en in eene school opgevoed. Van jongs af heerschte eene naauwe vriendschap tusschen hen beiden, en dezelve wiesch met de jaaren zodanig aan, dat zy zich nooit gelukkig achtten, dan wanneer zy by elkander waren. De tyd maakte de banden van vriendschap, welke zy in hunne jeugd gelegd hadden, nog sterker, wordende, toen zy tot jaaren van onderscheid gekomen waren, veel vaster toegehaald. Wanneer zy de schoolen waren doorgegaan , begaven beiden zich, als vrywilligen, in dienst onder een regiment dat, geduurende den laatsten oorlog, in America bezetting hield. De groote moeijelykheden, die zy hadden te ondergaan, en den zwaaren dienst, dien zy te verrichten hadden, in stede van hunne onderlinge achting te verminderen, deed zulks dezelve te meer aanwasschen en het voornaamste ongemak, dat zy beiden leden, en de grootste ongerustheid, die zy by gelegenheid van een gevecht hadden uittestaan, was in elk de bewaaring en veiligheid van zynen vriend. Op zekeren dag, dat de bende, tot welke zy behoorden, van eene onderneeming, die zy in deeze woeste en onbewoonbaare wildernissen gedaan had, naar het regiment te rug trok, weiden zy door een veel grooter getal van Indiaanen aangevallen, en, na eenen zeer hardnekkigen tegen-  Oprechte vriendschap beloond. 47 tegenstand verslagen. Frewin had met eenige weinige van deezen afgevaardigden hoop het geluk van te ontsnappen; maar Justus werd gevangen genomen, en naar een dorp der Indiaanen weggevoerd. Het noodlot van zulke ongelukkige gevangenen is onder de Indiaanen zeer hard. 't Is waar, het grootste gedeelte van dien dag, zo lang zy op den weg zyn, hebben zy niet veel te lyden; maar zo ras als zy het dorp van de overwinnende party naderen, komt hen eene groote menigte te gemoet, die deeze ongelukkige gevangenen op eene deerlyke wyze mishandelen, hunne genegenheid en achting voor hunne vrienden hier mede willende betoonen; zo dat zy, ten einde van hunnen togt gekomen zynde, op de allerwreedste wyze gefolterd, geslagen en met verscheidene wonden gekwetst worden. Ook word de zaak van deeze elendigen niet ten vollen afgedaan, voor dat de oudsten des volks uit het dorp daar by gekomen zyn, om over hunne verdeeling te raadpleegen, en hun verder noodlot te beslissen. 't Is de gewoonte onder de Indiaanen, by deeze gelegenheid aan elk huisgezin, dat eenen van zyne vrienden verlooren heeft, eenen gevangen slaaf in deszelfs plaats aan te bieden, geevende aan het huis, dat het grootste verlies geleeden heeft, den voorkeur, en zo vervolgens, naar maate der grootheid van het verlies. De persoon, die den gevangenen gekreegen heeft, verzelt hem tot de deur van de hut, en levert hem met eenen wapengordel over, om daar mede te toonen, dat hy aan het oogmerk van de onderneeming, om het verlies van eenen burger te vergoeden, voldaan heeft. De ontvanger bekykt het geschenk, dat hem voor eenen tyd gegeeven word; en naar maate hy den slaaf tot de bezigheden en het werk van het huisgezin bekwaam of onbekwaam oordeelt, of naar dat het gelaat van het slagtoffer zynen grilzieken aart wel of kwalyk bevalt, of naar maate zyne meerdere of mindere wreedheid, of gevoeligheid over zyn geleeden verlies, velt hy het-vonnis,  43 Oprechte vriendschap beloond. nis, om hem of in zyn huisgezin aan te neemen, of ter dood te brengen. Indien het laatste gebeurt, dan werpt hy den riem met verontwaardiging weg: het is dan met den slaaf gedaan; niemant ter waereld is in staat om zyn leven te redden. De gantsche natie word daar op by een geroepen, als op eenen grooten en plegtigen feestdag; het schavot word opgericht, de gevangene aan een paal gebonden , en onder de ysselykste en wreedste pynigingen ter dood gebragt. Aan de andere zyde worden de gevangenen , die het geluk hebben, van hen, wien zy aangebooden zyn, te behaagen, terstond in de familie aangenomen , en 'er gehouden als vader, als zoon, of als man, in plaatse van dien, welke men verlooren heeft, ontvangende geene andere blyken of tekenen van gevangenisse, dan dat hun nimmer word toegelaaten, om tot de hunnen weder te keeren. Justus weêrvoer dit geluk; men had in hem een welgevallen. Hy werd ontvangen en in de plaats van eenen veelgeliefden zoon, die in het gevecht gefneuveld was, aangenomen; en de vriendelykheid, met welke hy van een' yder' bejegend werd , maakte zyne gevangenis zeer draaglyk. Nochtans was dit, helaas! ten zynen opzigte, onmooglyk. Zyn vriend was weg; volgens zyne onderstelling, zekerlyk door eenige nabuurige Indiaanen onder de gruwelykste en moorddaadigste pynigingen van het leven beroofd. Justus treurde derhalven onophoudelyk over het afweezen van zyn' vriend, ja menigwerf zocht hy den koning der verschrikkinge te ontmoeten, opdat 'er een einde gemaakt zou worden aan dat leven, 't welk de Indiaanen gespaard hadden. Op dusdanige wyze bragt Justus het overige gedeelte des jaars geheel troosteloos onder de Wilden door; terwyl inmiddels Frewin op de zelfde wyze het verlies van zyn' vriend onder de zielroerendste weeklagten bejammerde. Het leven werd hem een last dien hy, even als een vermoeid reiziger, gaarne wenfehte af te leggen. De overwinning konde hem in 't minste niet bekooren, en de levendigheid en vro-  Oprechte vriendschap beloond. 49 vrolykheid, welke de zege en de veroveringen gemeenlyk inboezemen, deeden by hem niets dan zyne smarten vermeerderen. „ Justus, riep hy dikwyls uit, Justus, die edelmoedige, die deugdzaame jongeling, is verlooren ! Hy is gesneuveld door de onmenschelyke wreedheid deezer beestachtige Wilden. Onder veele pynigingen, welken niet dan door de hel uitgedacht, nimmer dan door helsche monsters geoeffend konden worden, heeft hy zyne braave ziel uitgeblaazen! Veelligt is hy mynenthalve gesneuveld! Zyne grootmoedige ziel dreef hem mogelyk tot in 't heetste van den stryd, om zynen vriend te beschermen ! Hy viel aan op een leger van vyanden! Hy vocht voor zynen vriend! Hy streed voor zyn vaderland ! ô Justus! kon deeze arm wraak neemen, en om uwent wille de verwoesting brengen over de hoofden van uwe onmenschelyke moorders, hoe blymoedig zou ik myn leven in zulk eene roemruchtige zaak afleggen, en al grimlagchende door de donkere en vreeslelyke vallei, die den tyd van de eeuwigheid afscheid, heenen gaan ! " Al vroeg in de lente maakten de Indiaanen weder toebereidselen tot eene nieuwe onderneeming; want de roem en de eer van de Wilden bestaat geheel en al in den oorlog, en niemant heeft 'er achting, die zyn land niet met eenen gevangenen vermeerderd, of zyn hut met het bekkeneel van een' zyner vyanden versierd heeft. Voor dat de onderneeming word uitgevoerd, ontbieden de hoofden van 't volk alle de krygslieden op van het dorp, waartoe zy behooren. De krygs-ketel word op 't vuur gezet; men begint den oorlogs-dans met het krygs-gezang; de byl word aan alle de dorpen van de gantsche natie gezonden; het vuur word in vlam gezet; de krygs-liederen worden allerwegen gehoord, met het allerverschrikkelykste gehuil, dag en nacht aanhoudende, en zich zonder tusschenpoozen over de geheele landstreek verspreidende. De vrouwen voegen haar geschreeuw by dat van de mannen, weenende en huilende over alle haare vrienden, die zy, of in den oorlog . VI. Afd. XI. Deel. D of  50 Oprechte vriendschap beloond. of door een' natuurlyken dood, verlooren hebben, en eischende, dat hunne plaatsen door haare vyanden weder vervuld worden. Wanneer nu de woede van het volk door deeze en andere middelen ten hoogsten top is gesteegen, vergaderen de krygslieden; de hoofdman bereid het feest, uit hondenvleesch bestaande, en begint het krygs-lied op te heffen; het welk eenigen tyd geduurd hebbende, hy zyn stem zo luid doet klinken als hem mogelyk is, en, dezelve daarop plotseling veranderende, begeeft hy zich tot eene soort van gebed, waar in hy den god des oorlogs , wien zy Areskoni noemen, aanspreekt. „ Ik smeek u, (zegt hy) dat gy myne onderneeming begunstigt! Ik smeek u, dat gy voor my en myn huisgezin zorge draagt! Ik bid u insgelyks, alle gy geesten en daemons goede en kwaade! alle gylieden, die in de lucht, of op de aarde, of onder de aarde zyt. om de verwoesting uit te storten over onze vyanden, en dat gy my en myne medgezellen tot ons land veilig en behouden wilt doen wederkeeren ! " Alle de oorlogs-lieden verzellen hem in dit gebed, met een groot geschreeuw en gejuich; waarop de hoofdman zyn deun op nieuw opheft, zynen knods tegen de paalen zyner hut aanslaat, en den oorlogs-dans aanvangt, die met het geschreeuw van allen, welken by hem zyn, gepaard gaat, duurende dit gejuich zo lang als 'er gedanst word. De dag, tot hunnen optogt bestemd, gekomen zynde, neemen zy afscheid van hunne vrienden; verwisselen van kleederen, of van allen huisraad dat zy hebben, ten teken van onderlinge vriendschap; hunne vrouwen en alle hunne nabestaanden van het vrouwelyk geslacht trekken voor uit, en wachten hen in op zekeren afstand van het dorp. Daar op vangen alle de krygslieden den optogt aan, op het fraaiste uitgedost, met alle hunne versierselen, achter elkanderen, want zy gaan in ryen en gelederen. Hunne oppergebieder treed langzaam voor hen heenen, het doodlied zingende, terwyl intusschen alle de anderen een diep stil-  OPRECHTE VRIENDSCHAP BELOOND. 51 stilzwygen in acht neemen. Wanneer zy ter plaatse komen, daar hunne vrouwen hen opwachten, geeven zy haar al hun sieraad over, trekken hunne slechtste kleederen aan, en vervolgen hunnen togt, volgens de bevelen, die zy van hun opperhoofd ontfangen. Justus was mede van de party, tot deeze onderneeming geschikt. Niet, dat hy willens was tegen zyn vaderland te vechten, of de Indiaanen in hunnen aanslag te helpen; neen, hy hoopte hier eene bekwaame gelegenheid te zullen krygen, om zyne wilde meesters te ontsnappen, en by zyne vrienden en in zyn vaderland eens weder te komen. Na eenen langen en verdrietigen togt door de vreesselyke wildernissen, bereikten zy de landpaalen der Engelsche bezittingen, alwaar zy, volgens de bestendige gewoonten der Indiaanen, zich in het digtste van een nabygelegen bosch verborgen hadden, ten einde de inwooners, of eenen kleinen troep, in het voorby trekken, onverhoeds te overvallen. Zy waren niet lang in deezen schuilhoek geweest wanneer een vry sterke bende van de Engelschen langs dit bosch voorby trok. Frewin bevond zich onder dezelve; tot hun geluk had zich een hoop Indiaanen, waarmede zy in vrede en vriendschap waren, by hen gevoegd: deezen, in alle de krygslisten der inboorlingen van dat gewest bedreeven, • ontdekten wel haast den vyand, hoewel hy zich in het digtste van het bosch verscholen had. Onmiddelyk daar op werd alarm geslagen, en de vyand ras uit zyne schuilplaats verjaagd. Frewin viel als dol en met eene ongeloofelyke dapperheid, op den vyand aan: niet een, die onder zyn bereik kwam, ontsnapte zyne woede. Ieder wilde, dien hy aantrof, zag hy voor den moordenaar van zyn' vriend aan , en gevolgelyk moest hy het slagtoffer zyner wraak worden, ingevolge de wetten van 't oorlogsrecht. Maar het gevecht werd haast beslist: de vyand nam naar de ongenaakbaarste deden van het bosch de vlugt , en bediende zich D 2 van  52 Oprechte vriendschap beloond. van alle mdgelyke krygslisten, om de waakzaamheid en het beleid zyner vervolgers te leur te stellen. Frewin zette de vlugtende Indiaanen zo ver na, dat hy zyn eigen volk uit het gezicht verloor, zonder eens acht te geeven op het gevaar en de moeijelykheden, die 'er te wachten waren, om tot de zynen weder te keeren. In deeze verschrikkelyke wildernis zworf hy om, niet weetende werwaarts hy zyne voetstappen richten, en of het met hem wel of kwalyk afloopen zoude, toen hy eenen Indiaan bespeurde, kruipende door een kreupelbosch, dat in het middelde gedeelte van het woud was gelegen. Het was voor Frewin genoeg, dat het een Indiaan, en dus zyn vyand, was. De bermhartigheid, die by alle andere gelegenheden zyn hart zoude getroffen, en het doodvonnis van eenen elendigen, die buiten staat was om zich te verweeren, verhinderd hebben, had hier op hem geen den minsten invloed. Zyn vriend speelde hem voornaamlyk en gestadig in de gedachten, en doofde alle meêdoogen in hem uit. Hy mikte met zyn roer op den rampzaligen Indiaan, en was op het punt van den haan over te haalen, om zyne wilde ziel naar de andere waereld te verzenden, wanneer deeze vermeende Wilde hem toeriep: „ Houd op, Frewin, 't is uw vriend! zie hier uwen makker, Justus, in de kleeding van een' Indiaan ". 't Geweer viel Frewin uit de handen. Verbaasdheid nam zyn gantsche gestel in, hy stond, als een beeld, onbeweeglyk. In verrukking en als buiten zichzelven op het hooren van de hem zo wel bekende stem van zynen vriend, uit den mond van een' persoon, die zich vertoonde in de verschrikkelyke praal van een' Indiaan, zyn aangericht met houtskool zwart gemaakt, met streeken en streepen van vermillioen vermengd, en zyn hair met pluimen van allerhande verf op eene verwonderlyke wyze opgesierd, geleek Frewin naar iemand, die geheel buiten zyn zinnen is. Hy hield zyne oogen onbeweeglyk op het voorwerp, dat voor hem was; hy wilde spreeken, maar zyn tong had haare  Oprechte vriendschap beloond. > 53 haare kracht verlooren. Intusschen ylde Justus naar zynen vriend, drukte hem in zyne armen, en overtuigde hem wel haast, dat de vermeende Indiaan, wien hy een oogenblik te vooren tot sterven verweezen had, zyn getrouwe medgezel en vriend was. ,, Hoe onnaspeurlyk, riep Justus uit, zyn de wegen der Voorzienigheid! Door welke verborgene middelen worden de vriendelyke oogmerken van onzen goedertieren Schepper bereikt en ter uitvoer gebragt! Verwilderd en verbaasd in den doolhof van een naar en ysselyk bosch omzwervende, van myn vaderland en van alle geluk beroofd, streed ik om den dood, en vond mynen vriend. Doch laat ons deeze akelige en eenzaame plaats verlaaten, en, in het gezelschap onzer goede bekenden, onze moeijelykheden en droefheid gantschelyk vergeeten." Na eenige moeite en arbeid, vonden zy eene opening in het bosch , waar uit zy de naby liggende vlakte ontdekten , op welke hunne medgezellen hun leger hadden neêrgeslagen, en aan wien de wederkomst van deeze twee waardige en getrouwe vrienden de uiterste vreugd veroorzaakte. B. D 3 Een  Een treffende afschildering van tegenstry digheid. Uit het Engelsch vertaald. Ik zal thans een historie vertellen, die ik overschreef uit een gebreklyk stuk eener oude reisbeschryving. De naam van het eiland, op 't welk de schryver by een schipbreuk aan land was geworpen, is met de gescheurde bladen verlooren gegaan; ook is 'er uit het overgebleeven gedeelteby geene mogelykheid een waarschynlyke gissing te maaken , in wat gedeelte van den aardkloot het gelegen is. ——— Wy werden dan (zegt de schryver) naar de markt geleid, alwaar wy een' man vernamen , die tamelyk wel gekleed, en in eene soort van kooi was opgeslooten, om welke eene groote menigte volks in 't ronde danste , onder een onophoudelyk geroep van vryheid! vryheid! Ik onderzocht naar de betekenis van al dien omslag ,, Die man, in de kooi, (gaf onze geleider my ten antwoord) is de god der vryheid, de opperste onzer goden : tegenstrydigheid is onze springveer, en de oorzaak van alle onze daaden , en derhalven eeren wy altoos de vryheid in een kooi." Maar, mynheer, (vroeg ik verder) onderwerpt de god zich vrywillig aan die opsluiting? " „ Neen, (kreeg ik ten antwoord) wy beschuldigde hem dat hy zekere deun zong, welke wy beweezen dat hy niet zong, en derhalven, volgens ons beginsel van tegenstrydigheid, verweezen wy hem tot de kooi." Wy verlieten hierop de marktplaats, en gingen voort met de andere deelen van de stad te bezichtigen. Onder onze wandeling had ik het volgend onderhoud met onzen leidsman, 't welk ik, om herhaaling te vermyden, by wyze van samenspraak hier zal ter neder stellen. A. Ik denk dat gylieden deeze gevangen godheid metbrood en water voed. B.  Afschildering van Tegenstrydigheid. 55 B. Geenszins; ik zeide u, dat wy in alle onze handelingen 'door tegenstrydigheid geleid worden. Wy voeden hem beter dan onze Koning gevoed word, dien wy, uit de zelfde oorzaak , aanhoudend mishandelen, en zo elendig trachten te maaken als wy kunnen. A. Ik begryp dan dat gy door een' Koning geregeerd word. B. Niets minder: wy hebben een' Koning dien wy regeeren. Onze staatsgesteldheid is de schoonste van de geheele waereld. Zy is geen eenhoofdige-, geene veelhoofdigenoeh geene volksregeering; maar een onbegrypelyk mengsel van deeze drie. A. Onbegrypelyk! Verstaat gy dan uw' eigen regeerings vorm niet? B. Neen; maar daarom staat ze ons te beter aan. A. Wat is het hoofdvoorrecht van uwen Koning? B.' Zyn brood te bidden, en het voorrecht geweigerd te worden van zyn eigen dienaars te kiezen. A. En wat is het byzonder werk van het gedeelte der veelhoofdige regeering in uw staatsbestier? B. De balans gelyk te houden tusschen de twee andere takken, door zich altoos in een schaal te werpen. A. En het gedeelte van de volksregeering? B. ô Zy zyn de opperbeschermers van onze vryheid, die zy heilig in stand trachten te houden, door zich mede in de zelfde schaal met de anderen te begeeven. A. Op wat wyze verkiest gy deeze beschermers uwer vryheid? B. By vrye verkiezingen, mynheer, geheel vrye verkiezingen ; dat is, wy verkoopen hen onze stemmen zo duur als mogelyk is. A. En gy word geregeerd door deeze drie takken van bewint, zo als gy ze noemt. B. Neen: wy magtigen hen tot onze regeerders, en dan regeeren wy hen; zy zyn onze dienaars, A- Betaalt gy hen dan jaarwedden ? D 4 B.  56 Afschildering van Tegenstrydigheid. B. Neen; zy betaalen ons; en wy betaalen een' ander, om hen te betaalen. A. Een vreemd stelsel! Indien ik u wel verstaa, dan zyn deeze wetgeevende dienaars geheel zonder magt. B. Zy hebben zeer groote magt. Zy hebben de magt om ons al ons geld afteneemen, en tot tydverdryf onze hoofden 'er meê aan stukken te gooijen. Indien iemand van ons, hunne meesters, een hunner slaaven met den vinger aanroert, hebben zy de magt om hem te vatten, optesluiten, en hem te verwyzen, om op zyn kniën den afgod te aantebidden, dien zy opgerecht hebben. A. En wie zyn de rechters van zyn misdryf? B. Zy-zelf. A. Hoe! zelf de rechters van een vergryp dat tegen henzelven bedreeven is ? Wat gedrochtelykheid ? B. 't Is nochtans zo. Maar hetgeen gy nog voor een grooter bewys van de uitmuntendheid onzer regeeringsvorm zult houden, is, dat wanneer deeze onze dienaaren vergaderd, en met hunne verrichtingen bezig zyn, wy toelaaten dat zy voor hunne meesters de deur sluiten, op het ingeeven van een der minstbetekende en zwakste hunner leden; en dit dulden wy, om reden dat zulks het krachtigste middel is tot vernieling onzer staatsgesteltenis, die wy trachten te vernielen, omdat zy de gelukkigste staatsgesteltenis van de gantsche waereld is. A. Wel nu, hoe behandelt gy uw' Koning? B. Wanneer hetgeen hy zegt ons niet aanstaat, dan zeggen wy hem dat hy een snoode logenaar is. Wy noemen hem de vader van zyn volk, en de beste der koningen, omdat alle de bedryven van zyn leven ons tegenstaan. A. Hoe gedraagt gy ulieden onder elkander ? Zyt gy eenstemmig in uwe staatkundige gevoelens ? B. Verre van daar. Wy zyn verdeeld in twee partyen, die Pruiken en Nacht-mutsen genoemd worden. A. Ik bid u, zeg my toch wat soort van menschen zyn deeze ? b.  ' Afschildering van Tegenstrydigheid. 57 B. Door Pruiken verstaan wy de vrienden van den Koning, en het tegenwoordig koningklyk huis; door de andere worden bcgreepen, de vrienden van eene andere familie , die voorgeeft een ouder recht tot de kroon te hebben. A. Zo dat de Pruiken in 't bezit zyn van alle de aanzienelyke bedieningen, en in 's Konings byzondere gunst staan. B. Hierin denkt gy weder verkeerd: hy begunstigt de Nacht-mutsen boven hen. A. Gy doet my verbaasd staan! En zyn deeze Nachtmutsen omtrent zyn' persoon ? B. Ja, zeker. A. Waarom toch? B. Omdat zy altoos de onverzoenelykste vyanden van zyn huis zyn geweest. Dit is alles wat ik uit dit vreemd overblyfsel van bladen kon ontdekken, en moet het derhalven hierby laaten. D 5 De  De Abenaki; of vaderlyke liefde. Een voorval uit Noord-Amerika Geduurende den laatsten oorlog, werd door een troep Abenakische wilden een bende Engelsch krygsvolk verslagen; de overwonnelingen konden geene vyanden ontkomen , die vlugger in 't loopen en beter in 't vervolgen dan zy waren ; en zy werden behandeld met eene barbaarscheid van welke zelfs in deeze landen weinige voorbeelden zyn. Een jong Engelsch officier, door twee wilden hard vervolgd wordende, met opgeheven bylen, had geen hoop om den dood te ontkomen, en was dus alleen bedacht om zyn leven zo duur te verkoopen als hem zou mogelyk zyn. Op het eigen tydpunt naderde daar ter plaatse een oude wilde, met een' boog gewapend, en maakte zich gereed om hem met een pyl te doorschieten ; maar op zyn doel gemikt hebbende, liet hy schielyk zyn' boog vallen, en liep haastig om zich te stellen tusschen den jongen officier en de twee barbaaren, die zich spoedden om hem het leven te beneemen; waarop zy met eerbied te rug weeken. De oude wilde nam den Engelschman by de hand, boezemde hem vertrouwen in door zyn vriendelykheid, en geleide hem naar zyn hut, waar hy hem by aanhouding met alle mogelyke tederheid behandelde, maakende hem meer zyn' medgezel dan zyn' slaaf, leerende hem de taal der Abenakis, en de groove konsten by dat volk in gebruik. Zy leefden welvergenoegd en behaaglyk met elkander; het eenige , waardoor de Engelschman nog ontrust werd, was, dat de oude wilde somtyds zyne oogen sterk op hem vestigde, en, na hem aangezien te hebben, traanen stortte. Midlerwyl namen de wilden , by de terugkomst der lente, de wapenen weder op; en de oude man, die nog krach-  De Abenaki ; of vaderlyke liefde. 59 krachtig genoeg was om de moeijelykheden van den kryg te kunnen verduuren, trok met hen op, door zynen gevangenen vergezeld. De Abenakis deeden een' togt van meer dan twee honderd Engelsche mylen door bosschen, en kwamen eindelyk op eene vlakte , waar zy eene legering van Engelschen ontdekten. De oude wilde wees dezelve aan den jongman, terwyl hy zyn gelaat naauwkeurig gade sloeg. Daar zyn uwe broeders, zeide hy , en daar wachten zy om met ons te slaan. Luister naar hetgeen ik zeg: Ik behield u het leven ; ik leerde u een kano bouwen , met boog en pylen de beesten in het woud overvallen, den byl behandelen, en den vyand ontbekkeneelen. Wat waart gy, toen ik u in myn hut bragt ? Uwe handen waren die van een kind; zy dienden om u voedsel te geeven noch u te verdedigen; uw ziel was verduisterd doorden nacht, gy had geen kennis van eenig ding, en gy zyt voor alles, wat gy zyt, aan my verschuldigd. Zult gy nu ondankbaar genoeg kunnen weezen, om u met uwe broederen te vereenigen, en de byl tegen ons op te heffen? De Engelschman viel 'er tegen in, met betuigingen dat hy liever duizendmaal zyn leven zou willen verliezen dan het bloed van een' Abenaki te plengen. De wilde lag beide de handen op zyn aangezicht, buigende zyn hoofd voorover: eenigen tyd in deeze houding gebleeven zynde, zag hy den Engelschman sterk aan, en vroeg hem, op een' toon in welken droefheid en tederheid gemengd was: Hebt gy een' vader ? Hy leefde , antwoordde de jongman, toen ik myn vaderland verliet. Och ! hoe ongelukkig is hy! riep de wilde; en, na een oogenblik zwygens, voegde hy 'er by: Wist gy dat ik een vader was? ■ ik ben geen vader meer. Ik zag myn' zoon in den stryd vallen ; hy was vlak aan myne zyde ; ik zag hem sterven gelyk een man ; hy was bedekt met wonden toen hy viel. Maar ik wreekte zyn' dood; ■ ja, dat deed ik. Deeze woorden sprak hy uit met een' Sterken  60 De Abenaki ; of vaderlyke liefde. ken nadruk , terwyl alle zyne leden trilde. Hy verstikte byna in zuchten, die hy wilde verbergen. Zyne oogen staarden , en scheenen als verwilderd ; maar hy stortte geene traanen. Hy kwam allengs tot bedaaren ; en keerende zich naar het oosten , waar de zon begon op te gaan, zeide hy tot den jongen Engelschman: Ziet gy die lucht wel van licht glimmen ? Hebt gy eenig vermaak in 't beschouwen daarvan? Ja, zeide de Engelschman , het zien dier schoone lucht geeft my vermaak. Het is met my zo niet ; ik geniet door dit gezicht geen het minste vermaak , hernam de wilde, stortende te gelyk een' vloed van traanen. Een oogenblik daarna toonde hy den jongman een' boom, in al de pracht van zyn' bloessem. Ziet gy deezen boom ? vroeg hy. Verfrischt het aanschouwen van denzelven uwe oogen niet ? Ja, het is een behaaglyk voorwerp. Nochtans heeft het voor my geene bekoorlykheden, ging de oude wildeman voort, en voegde toen schielyk 'er by : Gaa, gaa naar uw geboorteland , op dat uw vader nog vermaak moog' hebben in het zien van de ryzende zon, en de bloessems der lente. E. V. M. De  De beschouwelyke Stoïcyn in de beoefening bezweeken. Seneca is altoos een' van myne begunstigde schryvers gweest Ik had pas zyn hoofdstuk van de vertroosting tegen de onmaatige droefheid wegens het verlies van vrienden uitgeleezen, wanneer een knecht my kwam verzoeken ten huize van myn' nabuur B te komen. Ik deed derhalven myn boek toe, en terwyl ik daarmede bezig was, leide ik myn rechterhand op myn borst, zeggende : ô Seneca! gy hebt my in allerleie opzichten gehard; niet alleen tegen het verlies van nabestaanden , maar tegen alle ongelukken, die my by mooglykheid kunnen overkomen. - Ik zou thans met de grootste onverschilligheid kunnen zien, dat waerelden tegen waerelden vergingenn ——— en ik-zelf eindelyk in den algemeenen ondergang gewikkeld wierde. Ik had juist deeze woorden geëindigd, wanneer ik aan myn' buurman's deur was gekomen, en my dacht, dat onder het uitspreeken van dezelven , myn hart te groot was geworden om binnen myn' boezem beslooten te blyven. In deeze gemoedsgesteltenis trad ik binnen, en bevond dat zyn vrouw , eenige weinige minuuten te vooren, in zyne armen den geest had gegeeven , terwyl drie lieve kinderen rondom de overleedene moeder weenden. De goede man zat leunende met zyn hoofd op zyn hand, terwyl langs zyne wangen nu en dan een traan van weedom sloop, die hy voor zyn teder kroost met zorg trachtte te verbergen. Ik heb een hulpmiddel voor uwe elende, zeide ik by myzelven, en zette my met al de houding van een' Stoicyn ter neder. Hebt gy, myn vriend, vroeg ik, Seneca ooit geleezen? Neen, gaf hy my ten antwoord. Myn hart sprong op  62 De beschouwelyke Stoïcyn zo dra ik dit hoorde, van vreugde in my op. Ik begon hem derhalven, uitdien schryver, te zeggen , dat het noodeloos was zich over den dood te bedroeven, dewyl dezelve onVermydelyk was; dat de wyze hoe, onzeker en onverschil lig ; ' dat de tyd wanneer, van geen gevolg was, dewyl de langstleevende den kortstleevenden slechts voor eenige weinige dagen overleefde; dat traanen wel een middel kunnen zyn om ons tot de dooden te voeren , maar hen nooit weder tot ons kunnen terug brengen. Dit zal zekerlyk wat uitrechten, dacht ik; ik zweeg derhalven, om naauwkeurig op de werking van myn gezegde te letten. * Een traan borst hem op nieuw uit de oogen. Ik heb nog sterker vertroostingen dan deezen, dacht ik , en zy zullen zekerlyk aan myn oogmerk beantwoorden. Dus ging ik voort met aantemerken , dat de dood de overleedenen alleen wegnam uit een waereld van smart, angst en moeite , tot eene andere van rust en vrede: en dat de geesten der afgestorvenen met verachting nederzagen op onze onkunde, waardoor wy dwaaslyk hun geluk betreurden. Hier begonden zyne traanen overvloediger te stroomen. — Ik was verbaasd! Daar is niets gemaklyker te geeven, maar ook niets moeijelyker te ontfangen dan troost en raad. Wanneer de ziel zich in stille bedaardheid bevind , denkt zy dat de overweegingen, die zy voortbrengt , haar eigen rust zoude herstellen indien dezelve verlooren was, en derhalven besluit zy natuurlyk , dat zy de rust van anderen ook behooren uit te werken. • Wanneer zy in de grondregels der deugd is gevestigd, verwondert zy zich dat iemand ondeugend kan zyn. My dacht, dat hetgeen ik gezegd had in staat zou geweest zyn my te herstellen wanneer ik my in de treffendste omstandigheden van elende bevond, en ik meende vastelyk dat het de zelfde uitwerking op myn nabuur zou hebben : zo verre was ik 'er van af, my te verbeelden , dat het schryven van Seneca onnatuurlyk kon zyn, veelëer was ik van gevoelen dat myn vriend ongevoelig was. IK  IN DE BEOEFENING BEZWEEKEN 63 Ik zal myn voordeel doen met deeze troostredenen , zeide ik, indien ze niemand buiten my van nut zyn, des begaf ik my naar huis, en las ze geheel weêr over; insgelyks las ik zyne verhandeling over den toorn. —— 't Is vreemd, zeide ik , hiermede geëindigd hebbende; welk. een mensch is myn buurman! —■— Droefheid, rouw, toorn, zy allen komen my thans zo belagchelyk voor, dat ik denk nooit zwak genoeg te zullen zyn om tot een van dezelven te vervallen. Dank zy Seneca! ■ Ik wenschte maar dat hy myn' nabuur in de zelfde gesteltenis kon brengen; en hy zou dit zekerlyk doen, indien de arme man maar in staat was om de kracht zyner redeneering te begrypen. Daar is niets zo bekwaam om ons-zelven te misleiden, als ons eigen hart. Myn knecht was bezig met de tafel te dekken tot het avondmaal; terwyl ik, in deeze opgeheven gesteltenis, door myn kamer wandelde: •■ Laat vry de waereld ten gronde gaan, zeide ik,' wat raakt dit my? Juist toen ik dit zeide, viel een geliefde porceleinen bierkan, die een gift van myn tante Margariet was, plotselyk op den vloer, en was in duizend stukken verbryzeld. Duivel! —— schreeuwde ik, en, myn' stok opligtende, bragt ik 'er den armen bloed een' slag meê toe op zyn hoofd. ■ Hy ontweek bevreesd het vertrek, en ik liep in hetzelve driftig rondöm. Ik stelde naauwlyks meerder waarde in eenig ding dan in myn bierkan, Senecaas boek alleen uitgezonderd, en dit laatste was ongelukkig van den hoek der tafel afgesleept door den slip van myn knechts rok , en lag onder de scherven van den bierkan, en onder het gestorte bier, dat 'er in geweest was. Dit gewaar wordende, werd ik raazend, raapte het boek op wierp het in 't vuur ■ greep het 'er weêr uit gooide het op de vloer ■ trapte het met myn voeten ■ smeet my daarop in myn' armstoel. ■■■ Toen ik geen voorwerp meer had om myn gramschap aan  64 De beschouwelyke Stoïcyn te koelen, begon dezelve te bedaaren; ik opende daarop het boek, om te zien of het beschadigd was. ■ Op het eerste gezicht deeden verscheiden plaatsen tegen de toornig heid zich aan my oop ik was verstomd! Ik wil my in het toekomende beter gedraagen, en niets , ô goddelyke Gryzaart! zal my ooit weder van uwe regels doen afdwaalen. Niets is gemakkelyker dan voornemens te maaken, en niets moeijelyker dan dezelven te volvoeren. Ik zette my weêr neder, leggende Epictetus en Seneca voor my op de tafel, en richtte myn leezing byzonderlyk op de verachting van ligchaamlyke pyn , die ik door hunne hulp klaarlyk ontdekte met het gemoed niets te doen te hebben, en had uit dien hoofde vastelyk beslooten op dezelve geen. acht te slaan, indien ik 'er ooit van mogt besprongen worden; dus rekende ik myne voorneemens als verkrygingen die reeds in myn magt waren, achtende my-zelven als boven de rest van het menschdom verheven. — 't ls eene gemaklyke zaak, zeide ik, alle ongeregelde hartstogten te dempen ; het verwondert my dat elk niet doet gelyk ik. In dit denkbeeld begaf ik my te bedde , volmaaktelyk boven alle besmetting verheven; maar menigmaal aan kiespyn onderhevig geweest zynde, werd ik 's nachts wakker in een hevige vlaag van dat ongemak. ■ Ik trok aan de schel maakte het gantsche huis wakker riep om alle myne gewoone hulpmiddelen, - geen van de zelven bragt my eenige' verligting toe. Te leur stelling verdubbelde het gewigt van myn ongeluk, en vervulde my met wrevel; dus sloeg ik myn hoofd tegen den post van myn legerstede, en bedreef duizend andere uitspoorigheden; eindelyk my op de vloer begeevende, zag ik Seneca en Epictetus op de tafel leggen. Gy zyt logenaars, riep ik, met een hen opgrypende , en op den grond sinytende. Gy zyt logenaars , ■ want ik ondervind dat pyn het ligchaam aandoet, en de ziel, en de — ik wil u niet meer vertrouwen; dus zond ik naar den heelmeester en liet myn kies trekken. De  IN DB BEOEFENING BEZWEEKEN. 65 De pyn was dra over, en ik begaf my weder naar bed. , Aangenaame rust zeide ik, toen ik my nederlag, hoe zacht maakt gy het kussen waarop wy onze hoofden neder leggen ! Ondertusschen raakte ik in slaap. * In den morgenstond opstaande, vond ik dat myn knecht de twee boeken weêr op de tafel gelegd had. Wanneer niets yoorhanden is om de ziel te stooren , verwondert zy zich dikwyls hoe eenig ding haar immer ontrusten kan. Ik nam Seneca weder op , en las my-zelven eerlang weder in eene volkomen verachting, beiden van myn voorig gedrag, en van alle de wederwaardigheden des levens; De twee laatste toevallen; zeide ik, kwamen my onverhoeds over, zonder my eenigen tyd te vergunnen om my zelven te versterken; - dus overvielen zy my met den slag. maar laat de tegenspoed my by graaden naderen,' laat dezelve my van zyn komst waarschouwen, ert dan beproeven of myn vesluits te verydelen is. Ik had in dien tyd een' eenigen broeder; in zyne tedere kindschheid was hy myner zorge toebetrouwd geworden, en ik had hem in myn' boezem gekoesterd, terwyl ik hem tot een' vader was: hy had 'er my met liefde en gehoorzaamheid voor betaald; zynde deezen alles wat hy te geeven had, -—— Hy klaagde thans van onpaslykheid, en zyn klagten ontdekten eerlang dat hy ziek was aan een doorgaanda koorts_ Zo lang de geneesheer eenige hoop op zyne herstelling had , stond ik onbeweeglyk in my-zelvcn. - ' Wat hem ook moge 'overkomen, zeide ik, ik zal my gedraagen als een philosooph. Zo dra my door den dokter gezegd was, dat zyn ziekte een kwaad einde stond te neemen , begon myn standvastigheid te verzwakken, en myn besluit te wapperen. Ik was twyfelachtig of ik tot Seneca zou neigen of tot natuur. Wanneer hy zyn' laatsten adem haalde, scheen hy zyne oogen op my te vestigen. Zyn aanzien drong door tot in myn hart; het zal my byblyven zo lang als ik leef. Seneca werd afgescheept, natuur nam myn gantsche ziel in haar VI. Afd. XI. Deel. E be-  66 De beschouwelyke Stoïcyn, enz. bezit, en de traanen van bloedverwantschap reezen in myne oogen. * Ik droogde ze af, en dit doende zeide ik Ik wil steeds een philosooph zyn; des nam ik Seneca nog eens weder op, om naar vertroosting te zoeken. De omstan digheden waren veranderd hy leverde my geene! Gy hebt my met woorden bedroogen, zeide ik ; . gy hebt my van de aandoeningen der natuur en der menschelykheid trachten te berooven, maar deeze (schuddende een traan van myne oogen) onderricht my, dat gy vruchteloos gearbeid hebt. Myn nabuur Beverley kwam tot mynent, en deelde my genoegsaam den zelfden troost mede, dien ik hem gegeeven had, en ook genoegsaam met de zelfde uitwerking. Na hem kwam de predikant onzer parochie , die my trachtte te troosten, met alle de redenen, welken uit de schriftuur, godsdienst en reden waren te haalen. De traanen braken sterker uit myne oogen, terwyl hy sprak. Myne bloedverwanten vergaderden ook rondöm my, en wendden alles aan wat in hun vermoogen was om myn droefheid te minderen; maar zy bestreeden het grondbeginsel , dat binnen in my was. Ik dacht zeer wel gehandeld te hebben jegens myn' broeder terwyl hy in 't leven was; maar thans dood zynde, was ik anders van gevoelen; en ieder onaangenaam woord tegen hem geüit drong thans in myn geheugen. Groote God! zeide ik, konden wy dit geduurende ons leven denken , hoe geheel verschillende zouden wy ons gedraagen jegens elkander. De tedere aandoeningen zyn de onwaardeerbaarste deelen der menschelykheid, en elk die haar van de ziel poogt aftetrekken, tracht haar van de dierbaarste gift des Hemels te berooven. indien wy geen aandoening voor elkan der hadden, zou de samenleeving op een eind zyn, en het bewyzen van allen goeden dienst zou ophouden; maar de myne, zeide ik, dewyl ik nu van haare nuttigheid overtuigd ben, zal nooit dan met myn bestaan eindigen. Ge-  Gesprek tusschen Tymon, den menschhaater , en DEN griekschen PyLADES. Uit het Hoogduitsch van Rabener. Pylades. Hoe, Tymon, hebt gy dan beslooten hier zo onverzettelyk een vyand van het menschdom te blyven, als gy op aarde waart? Ik denk dat gy van my moet gehoord hebben , en dat de Faam u kennis heeft moeten geeven van myn menschlievendheid Nochtans schuwt gy my zo zorgvuldig, als of ik de ondeugendste mensch was, en behandelt Pylades als een Gnatho , of een' van uwe voorige vleijende tafelschuimers. Tymon. Sta af, gy zyt misdaadig genoeg door een mensch te zyn! Gnatho of Pylades, nader my niet. Pylades. Maar, uit liefde tot het menschdom, moet ik dan onderstellen dat gy geen mensch geweest zyt ; dewyl een mensch te weezen zulk eene afschuwelyke misdaad in uwe oogen schynt. Tymon. Verbeeld u niet dat ik my aan Jupiter verpligt houde , omdat hy my tot zulk een haatelyk dier gemaakt heeft : hoe dikwyls, geduurende myn leven, heeft de ongelukkige noodzaaklykheid, van te zyn hetgeen ik was, my gepynigd! en deeze verachtelyke menschelyke gestalte, die ik draag, mishaagt my te meer, omdat ze my tot zulk een belagchelyk schepsel maakt als gy zyt, 't welk om uw tegenwoordig gesnap nog eens verdiende te sterven. Pylades. Op myn woord, ik kan de reden niet begrypen, waarom iets van 't geen ik gezegd heb, my ten tweeden maale den dood zou waardig maaken : gy kunt immers myn menschlievendheid niet meenen, denk ik? E 2  68 Gesprek tusschen Tymon, den TYMON. Het past uw karakter wonder wel, my weder te ondervraagen, en met zulk een' nadruk uw belagebelyk voorgeeven te herhaalen , dat u nog haatelyker in myne oogen maakt! Menschlievendheid! welk een onverdraaglyke uitdrukking ! Gy mogt al zo wel pronken met den tytel van den vriend der boosheid; hy, die ooit een mensch kan beminnen, moet een innerlyke liefde voor de ondeugd hebben; want gy zult niet dol genoeg willen zyn om onderscheid te maaken tusschen een' mensch en een' guit. Menschlievendheid ! .... Ik begryp dat gy hier gekomen zyt om een lofrede op ondeugd en boosheid te doen. Gy hebt een uitmuntend begin gemaakt, gaa voort, bid ik! Ik denk dat gy waardig zyt een mensch te weezen ! Menschlievendheid ! Gedrochtelyk woord ! Ik kan 't my naauwlyks vergeeven dat ik het over myn lippen heb laaten gaan. Pylades. Ik begin te gelooven, dat de waereld niet geheel mis heeft gehad, wanneer zy uw' menschenhaat aan de zwakheid van uw verstand, en aan uw droefgeestige geaartheid toeschreef. Tot nu toe heb ik altoos meer achting dan meêlyden voor u gehad. Ik hield u voor een' philosooph , die door eene te strenge deugdsbetrachting, een vyand van het menschdom waart geworden. Ik vleide my, door myn omgang u tot andere gedachten te zullen brengen , en u aandoenlyk te zullen maaken, voor de bekoorlykheden en vermaaken der vriendschap Tymon. Vriendschap! gy zyt 'er dan op uit om myn geduld tot het uiterste te brengen. Ik zie nu duidelyk dat gy in "t geheel niet verschilt van Gnatho , Philiades , Demeas, Thrasicles, en de rest van dien ondeugenden hoop, die myn bekwaamheid en deugd als goddelyk roemden , wanneer zy bemerkten dat ik een'nieuwen voorraad van wyn had gekreegen; uw beroep op aarde was , gelyk het hunne, een vriend of vleijer te zyn, dat het zelfde is. Py-  Menschenhaater, en den Griekschen Pylades. 69 Pylades. Gy hebt zekerlyk beslooten om uw mishandeling van goedheid en deugd tot het uiterste te dryven, dewyl gy geen onderscheid maakt tusschen eigenbaatige vriendschap, die vleijery is, en alleen het masker van vriendschap draagt, en tusschen wezenlyke en belangelooze vriendschap. Tymon. Pylades , ik begryp dat uw verstand niet beter is dan uw hart. Gy zyt ongetwyfeld een philosooph, dewyl gy zulke verschillende dingen weet overeen te brengen ; in 't eerste maakte gy my toornig tegen u, maar thans moet ik om u lagchen. Belangelooze vriendschap ! 't is zo veel of men van gouden yzer, of een' deugdsaam' man spreekt. Pylades. Tymon, gy lagcht te schielyk. Myn voorbeeld behoort u te overtuigen van de wezenlykheid van dit onderscheid. Geef my verlof u een enkele blyk van deeze vriendschap te verhaalen. Gy kunt myn vertelling den naam van ydelen roem niet geeven, dewyl de grootste glori, die 'er 'in gelegen is , myn' Orestes te beurt valt. Nochtans zal ik geen gebruik maaken van eene valsche zedigheid , door myn vriendschap voor hem te verzwygen ; of my dezelve schaamen , omdat zy het uitwerksel was van die van Orestes. Ik zoude opzettelyk tegen myne verpligting omtrent myn' vriend handelen , indien ik in de geringde omstandigheid de kracht myner tederheid verminderde. Het zou zo veel zyn als Orestes met vuigheid en laagheid van ziel te beschuldigen, indien ik reden gaf om te onderstellen dat hy een ondeugend, een ondankbaar voorwerp bemind had; en zou ik my den naam van den boosten der menschen niet waardig gemaakt hebben, indien ik ongevoelig geweest ware voor zulk eene verhevene, zulk eene edelmoedige vriendschap als Orestes my toedroeg? Tymon. Ik begryp uit uw' rhetorischen spreektrant, dat de taal der vleijery geen vreemdeling op uw lippen is. Maar verhaal my uw historie, ik denk, uit alle deeze groote E 3 voor-  70 Gespek tusschen Tymon, den voorbereidsels, dat zy op louter niets zal uitkomen. Doch op 't einde zal ik 'er het vermaak door genieten, van u nog eens uit te lagchen, en te zien dat zich niemand in myn oogen rechtvaardigen kan. Pylades. Gy hebt misschien gehoord dat Klytemnestra, koningin van Argos , haar' gemaal , den vader van Orestes , van kant hielp, tot dit misdryf aangezet, door eene schandelyke hartstogt, en dat Orestes aan haar het zelfde verrichtte. De droefheid over zulk een daad , waartoe hy door de rechtvaardigheid gedwongen werd, beroofde hem by vlaagen van zyn verstand. Hy raadpleegde het orakel, 't welk hem ten antwoord gaf , dat hy van deeze dolheid niet kon geneezen worden , dan door het standbeeld van Diana uit Tracie te rooven. Uit onderlinge zucht voor elkander, waagden wy het ons in dat land te begeeven , alwaar men 't zich een' onvermydelyken pligt achtte, alle de Grieken te vermoorden, die 'er kwamen. In een vlaag van dolheid bragt Orestes iemand een wonde toe, 't welk oorzaak was dat wy in hechtenis raakte, waardoor wy ontdekt werden Grieken te zyn , en beiden aan Diana zouden zyn geofferd geworden , indien niet de opperpriesteres Iphigenia begeerig was geweest my te spaaren. Doe niet meer dan haar te vraagen wat zwaarigheid zy ontmoette in my over te haalen om in 't leven te blyven, en met hoe grooten ernst ik begeerde te sterven. Tymon. Gy begost my bevreesd te maaken; ik schroomde tegen myn genegenheid genoodzaakt te zullen worden aan een' mensch achting te toonen; gy deed by uitstek wel met u te laaten overhaalen. Zo doende bestond uw belangeloosheid in eene neiging om voor eenige oogenblikken belangeloos te zyn. Pylades. Haaft u zo niet met triomf te roepen, Tymon; gy hebt de zege nog niet behaald. Ik stelde tegen de begeerte van  Menschenhaater, en den Griekschen Pylades. 71 van de preisteres om my te behouden, de vrees van beschuldigd te zullen worden (indien ik zonder myn' vriend in Griekenland terug kwam,) dat het gezelschap van een' dolleman my moede was geworden , en dat ik hem vermoord had: zy verweet my dat ik myn leven opofferen wilde meer uit zucht tot bewaaring myner achting dan uit liefde tot Orestes: maar ik liet my door deeze beweegreden niet overhaalen, en verkoos liever door de nakomelingschap deeze vrees te laste gelegd te worden, dan myn' vriend te overleeven. Op verzoek van Iphigenia voegde Orestes zyne drangredenen by de haare , en bemerkende dat hy geen' indruk op my kon maaken, deed hy my bittere verwyten. Gy bemint my, ô wreede! riep hy: gy bemint my, en wilt my nochtans den zwaarsten dood doen ondergaan, door het denkbeeld dat gy in 't zelfde lot met my deelt. Tymon. Ik verstaa u: Orestes bad u in 't leven te blyven, en gy liet u door hem overhaalen. Inderdaad tot zulk een bedryf was een verheven ziel noodzaaklyk. Te vorderen dat men gebeden word om zyn leven te behouden, is een overwinning op zichzelven, om welke te behaalen maar weinigen moeds genoeg hebben, en 't overtuigt my van de belangeloosheid uwer vriendschap. Maar ik had , om uwer glori wil , wel gewenscht, dat gy de historie van de priesteres had verzweegen, opdat het geloofd ware geworden , dat gy op een laage , op een snoode wyze te werk gingt: ook had ik wel gewenscht, dat gy liever deezen blaam op uw karakter by de nakomelingschap had verkoozen, dan uw leven op te offeren. Pylades. Maar wat zal van deeze beledigende spotterny worden; wanneer ik, uit het vervolg van dit verhaal, u overtuigd zal hebben, dat ik het leven van myn' vriend boven het myne stelde ? e 4 Ty-  72 Gesprek tusschen Tymon, den Tymon. Myn waarde Pylades , gy zyt te belangeloos om my zulk een' trek te speelen, en gy behoort eer, uit goedheid van hart, uw' best te doen, om het hoog gevoelen dat ik reeds van u begon op te vatten, te verminderen. Pylades. Hoor de geheele zaak, voor dat gy den spot met my dryft. Iphegenia ontdekte Orestes haar' broeder te zyn , en wy namen met ons drieën de vlucht , voerende het beeld van Diana met ons. Thoas vervolgde ons, beslooten hebbende het beeld te herwinnen of met het zwaard in de hand te vergaan : hy werd doodelyk gewond in het gevecht, maar door de menigte overmeesterd werden wy eindelyk gevangen genomen. Thoas besloot zich te wreeken voor zyn sterven en dewyl hy in den stryd dikwyls den naam van Orestes gehoord had, was hy begeerig te weeten wie van ons beiden de persoon was, ten einde hem ter dood te brengen ; om myn vriend te behouden, eigende ik my den naam van Orestes toe. Met wat edelmoedigheid handelde Orestes, wiens naam ik geleend had, omtrent my! Hy raadde den koning my geen geloof te geeven, en wendde alle poogingen aan om hem te overreeden, dat hy de waare Orestes was: in 't kort, hy betwiste my het verheven geluk van voor hem te sterven. Maak deeze daad nu ook belagchelyk indien gy durft. Gy kunt niet zeggen dat zy valsch is; anderen zo wel als ik kunnen de waarheid van dezelve u bewyzen, byzonderlyk de dichter Euripides, die dit geval het onderwerp van een zyner treurspelen gemaakt heeft. Tymon. Dit kan zyn. Poëeten hebben het voorrecht van zonder schaamte te liegen. Ik wil wedden, dat hy u nooit zo deugdsaam zou hebben gemaakt, indien hem deeze deugd tot zyn samenweefsel of vaerzen niet nodig ware geweest. Py-  Menschenhaater, en den Griekschen Pylades. 73 Pylades. Maar indien gy nog twyfelt, vraagt het dan aan Thoas, onzen vyand, zelven: hy zal zekerlyk geen' onnoodigen lof van ons spreeken, maar echter ons recht doen ; ten zy hy, met u, het afgryzelyk gevoelen omhelst, dat men de deugd voor een misdaad moet houden, of voor een herssenschim aanzien. Tymon. Ik blyf 'er by, dat gy my een valscheid verhaalt, of dat gy eenig personeel oogmerk in uw vriendschap had, al was het eeniglyk het inwendig genoegen dat gy gevoelde over een daad, die uw eigenliefde streelde. Pylades. Ach ! indien gy personeel belang in deezen zin verstaat , dan beken ik dat 'er geene belangelooze vriendschap in weezen is. Maar behoort gy u niet te schaamen , dat onschuldig vermaak , door zulk eene benaaming, te ontheiligen ; dat vermaak 't welk de deugd alleen ons doet smaaken ? Gy behoort ten minsten eenig onderscheid te plaatsen tusschen het vuil belang , van 't welk gy spreekt en het edele, het grootmoedige belang, dat iemand op 't oog heeft wanneer hy wel doet. In de vriendschap is dit edele belang ten zelfden tyde deszelfs belooning ; het bestaat in het vermaaklyk genoegen van onzen pligt volbragt te hebben; in de overtuiging van door eene edelmoedige daad , tot het geluk of genoegen van een' vriend te hebben medegewerkt ; eindelyk, het bestaat in dat zo streelend gevoelen , dat onze poogingen tot het verkrygen van deugd, niet geheel vruchteloos zyn geweest. Wilt gy nog verwaandelyk voortgaan met haar te vergelyken met de begeerte om stinkende vleijery voor vreemde wynen, te verruilen, of met de onderwerping tot het verrichten van schandelyke bezigheden voor eene somme gelds? Neen, Tymon, neen, vrienden, gelyk wy, zyn niet gelyk deezen , van welken gy melding doet ; zy zyn uwe vrienden niet, maar de vrienden van uw tafel; gy had E 5 een'  71 Gesprek tusschen Tymon en Pylades. een beter onderscheiding behooren te maaken , en dan zoud gy mogelyk een' vriend gevonden hebben. Tymon. Maar zeg my, wat recht hebt gy om my zo te scholieren; wat recht hebt gy om my zelfs hier te pynigen, door zulk een praalvertooning van uwe uitspoorige begrippen ? Pylades. Hoe meer ik u leer kennen , Tymon, hoe meer ik overtuigd word, dat vrees van de waarheid te hooren, u een' menschenhaater gemaakt heeft ; en dat de begeerte vin gemakkelyk rykdommen op rykdommen te hoopen, en ze naar uwe zinnelykheid te verkwisten, uw heeft doen besluiten om de samenleeving der menschen te vlieden. Tymon. Och! dat ik myn' stok hier maar hadd', waarmede ik die snoode, ontrouwe bedriegers begroette , welken my edele, goddelyke Tymon noemde, wanneer zy dachten dat ik ryk was; uw taal, en uwe lasteringen, verdienen eene gelyke belooning! Och, Jupiter, was het niet genoeg dat gy my een' mensch maakte, moest gy myn marteling nog verzwaaren, door my te noodzaaken, hier beneden in deeze schaduwen, zulk een verachtelyk schepsel te ontmoeten! Pylades. Gy klaagt, terwyl gy-zelf alleen uw pyniger zyt, door middel uwer wrantige naargeestige gesteldheid; gy beschuldigt het menschdom, de deugd, zelfs de goden, en gy behoorde u-zelven alleen te beschuldigen.  De noodlottige vriendschap ; een Spaansche geschiedenis. Henriques de Farillas, een Spanjaard, uit een aêloud geslacht gesprooten, aanzienelyke goederen in de West-Indiën overgewonnen hebbende, besloot de rest zyner dagen te Siguenca, een aangenaame stad in oud-Castilie, door te brengen. De ervaarnis van vyftig jaaren, in den dienst en in de bezige waereld doorgebragt, had hem geleerd dat geene stille bedaardheid te vinden was in de samenleeving met de vrouwelyke sexe, wier minyverige gesteltenissen en grillige geaartheden menigvuldige verstooringen verwekken; ook niet in die van het mannelyke geslacht, welks hoogmoed en gierigheid hen tot kwaadspreeken en benadeelen van elkanderen aanspooren. Een knecht, Sylverio genaamd, die hem het leven met gevaar van het zyne behouden had, en van wiens verkleefdheid aan zyn persoon hy eene meer dan twaalfjaarige ondervinding had, was zyn eenige medgezel. Verre van hem aantemerken als de slaaf zyner vermaaken, was Farillas, door de natuurlyke goedheid van zyn hart genoopt, overgegaan om hem den tytel van vriend te geeven, en hem werkelyk te behandelen met al het vertrouwen en de genegenheid, die den grondslag van weezenlyke vriendschap uitmaaken. Deeze twee persoonen vermydden zo zorgvuldig het gewoel der samenleeving, dat zy volle twee jaaren in Siguenca hadden doorgebragt, zonder dat de inwooners genoegsaam hunne naamen kenden, veel minder hunne bezitting , en wat gebruik zy 'er van maakten: in 't kort, het publiek was volstrekt onkundig van alle die beuzelachtige omstandigheden, naar welken de nieuwsgierigheid zo greetig is, en welken alleen dienen tot voedsel voor de verkeering, en tot stof voor de spotterny. Ondertusschen leefde Henriques, wiens goederen hem in staat  76 De noodlottige vriendschap; staat konden gesteld hebben om het aanzien en de achting ' die pracht en een weeldrige tafel veroorzaaken, tot zich te' trekken, op eene afgezonderde wyze met zyn' waarden Sylverio. De overvloed van een welbestierd huisgezin was toegewyd aan de verkwikking van behoeftigen. Henriques besteedde zyn' tyd in het opspooren van geschikte voorwerpen, en vond vermaak in het troosten van elendigen. Deeze bezigheid, die veelen als laag en belagchelyk zullen aanzien, maakte het geluk uit van zyn leven. Beide, meester en knecht, zag men dikwyls des avonds' door de straaten zwerven, of 's morgens by het aanbreken van den dag in hunne mantels bewonden, om niet bekend te zyn , ten einde de gevangenissen en hospitaalen te bezoeken, en 'er verkwikking en troost uittedeelen. Veele ongelukkige schuldenaars, door onbermhartige schuldëischers opgeslooten, verwierven hunne vryheid, en ontfingen kleine somme gelds, genoegsaam om zich op nieuw in de waereld neêrtezetten, zonder te weeten wat edelmoedige hand hen uit hunne banden en ongelegenheid gered had. Wanneer zy kundschap kreegen van eenige huwlyken, wier voltrekking door behoefte werd verhinderd; dan werd heimelyk aan de familiën, door handen van den parochie-priester, een deel geld aangeboden, en dus de gelieven in staat gesteld om het geluk van deezen staat, de vrucht hunner onderlinge liefde, te genieten. Wanneer door eenig onweerde hoop van den landman vernield was, rechtte zyn edel. moedige hand hem uit de wanhoop weder op. Dus schiep de verligtende weldaadigheid van een' onbekend' ampteloos man, handen voor zyn vaderland, en deelde met de Voorzienigheid het vermaak van goed te doen aan het menschdom. • Zo veele edelmoedige daaden konden niet onbekend bly. ven te Siguenca. Het gemeene volk, 't welk overal de deugd bemind zonder dat het dezelve oefent, was overboodig in de grootste lofspraaken omtrent Henriques en zyn' medgezel; maar die soort van menschen welke onder de  De NOODLOTTIGE VRIENDSCHAP 77 de benaaming van goed gezelschap bekend zyn, zeiden: Ja, hy is zekerlyk een goed slag van een' man hy is mededeelzaam —— 't is maar jammer dat hy een misanthrope is. " Onder de lieden van fatsoen te Siguenca, had don Felix Pedrarias, zoon des algemeenen schatbewaarders van de Manillas, den eersten rang. Zyn afkomst was vergeeten, maar de geheele stad vervuld met het gerucht van zynen grooten rykdom. Een uitmuntende kok had hem de vriendschap van alle de fatsoenelyke lieden der stad verworven, en dit goed gezelschap was van gevoelen, dat hy een zeeruitmuntend gebruik van zyne schatten maakte: het gemeene volk wreekte zich door morringen en beledigende vertellingen wegens de onwettigheid der middelen, door welken zyn' vader zulke onmeetelyke goederen had byeen gebragt Inderdaad, naar maate Pedrarias verpligtend en vriendelyk jegens lieden van aanzien was, zo beledigend en beestachtig gedroeg hy zich omtrent anderen. Hoogmoedig op zyn huwelyk met de dochter van den gouverneur, die het verwerven van een' grooten naam door een' ryken schoonzoon op 't oog had, betoonde hy sedert dien tyd de uiterste verachting, aan elk een', die niet edel of ryk was. Pedrarias had Henriques verscheiden maalen tot zyne vrolyke byeenkomsten genoodigd; maar Henriques had zulks altoos op eene beleefde wyze van de hand geweezen. Zyne weigeringen hadden den financier beledigd, hy merkte dezelven als blyken van versmaading aan, en het gerucht dat zich verspreidde wegens de edelmoedigheid van Henriques, maakte zyn afgunst gaande, en gaf nieuw voedsel aan zyn gramschap. Op zekeren dag, dat Pedrarias, met vier zyner medgezellen, een Wandeling deed langs de fingels van de stad, gebeurde het dat zy Henriques ontmoette. Pedrarias , met den vinger op hem wyzende, riep terstond, daar is de misanthrope. Zyn medgezellen, wier bloed, door den wynen het goed onthaal by hem genooten, verhit was, vatte een  78 De noodlottige vriendschap. een voorneemen op, om zich ten koste van Henriques te vermaaken. De financier vervoegde zich het eerst tot hem met te zeggen: „ Signior Farillas, het is goed de eenzaamheid te beminnen, maar men behoort echter beleefdheid te oefenen. Gy hebt de noodigingen, die ik u gedaan heb, slechts beantwoord. De begeerte die ik altoos getoond heb van uw vriend te willen zyn, vorderde meer dankbaarheid ". „ Inderdaad, antwoordde een van het gezelschap kan van een' misanthroope een ander gedrag verwacht worden ? " „ Maar, zei een derde, wanneer men weêrzin in de waereld heeft, dan behoorde men zich in bosschen te verbergen, beeren zyn een aangenaam gezelschap, men vind lieden die goed zyn om 'er meê te leeven." Geduurende deeze schimpschooten en andere onbetamelyke uitdrukkingen, bewaarde Henriques zyn bezadigdheid, geevende Pedrarias ten antwoord, dat hy ten vollen overtuigd was van de eer die hy hem door zyne noodigingen had aangedaan; maar, voegde hy 'er by, de zorg, die ik voor den zwakken staat myner gezondheid verpligt ben te draagen , berooft my van het vermaak, in het bywoonen van goed gezelschap gelegen. Iemand , tot onthouding verpligt, is somtyds lastig voor anderen; en gy hebt by aanhoudendheid vrolyke samenkomsten. Ik ben van geen' ouderdom of geaartheid om vreugd te maaken. „ Wat dan? hernam de financier; iemand is altoos in staat om vermaak te veroorzaaken, indien niet door zyn vernuft, ten minsten door zyn belagchlykheid. " „ Signior Pedrarias, sprak toen Henriques, waarmeê heb ik u reden gegeeven, tot een voorbedacht oogmerk om my te beledigen ? Ik heb de onbetaamelyke uitvallen van uwe vrienden gehoord. Ik ben geen persoon om ze langmoedig te verdraagen. Indien gy my tot rekenschap van myn gedrag wilde vergen, gy kost gekomen hebben voor dat gy uw Bacchus-feest gevierd had. ... De financier, door dit woord, dat hy niet verstond, beledigd, antwoordde met dreigementen en scheldwoorden, ligtende zyn' rotting op tegen Henriques, die, met  De noodlottige vriendschap. 79 met vuur in zyne oogen, eenige treden achter uit stapte, en de hand aan zyn' degen sloeg; doch oogenbliklyk zich bedenkende, maatigde hy zyn drift, en, zyn klederen open rukkende, toonde hy een borst, die bedekt was met wonden: „ Denkt gy, vervolgde hy toen, dat een man, die deeze wonden in den dienst van zyn vaderland heeft ontfangen, een bloodaart is, die men ongestraft mag hoonen? De dampen van den wyn bedwelmen thans uwe herssenen. Ik zal zorg draagen van u gewroken te zyn: " en ylings vertrok hy. Eigenlyk was de wraak die hy voornam, zich meer dan ooit van de waereld aftezonderen. Met dit ontwerp vervuld, keerde hy naar huis, zeggende tot zichzelven: „ Hoe is 't mogelyk, dat de mensch in staat is geweest om zyn natuur zo ver te verlaagen, van vermaak te kunnen vinden in het vernederen, verguizen, kwalyk handelen, en zelfs vermoorden van zyne medeschepselen? Indien ik door overweeging niet was weêrhouden, Pedrarias had mogelyk niet langer geademd. Deeze man, die de gantsche stad met het gerucht van zyn' rykdom vervuld, zou minder in het heeläl hebben kunnen zyn, dan de steenen die ik met myne voeten betreed; myn wraakzucht had hem lagchende in zyn bloed zien baaden. Noodlottige driften! hoe verkeert gy het menschelyk hart! Ik had een barbaarsche moordenaar geweest ! Och Hemel! Binnens huis gekomen zynde, zeide hy tot Sylverio, zo dra hy hem zag: Laat ons deeze noodlottige landstreek verlaaten. Men is 'er geduurig in gevaar van een misdaad te bedryven. Een enkel oogenblik had my byna beroofd van de vrucht eener vyftigjaarige onschuld; verhaalende hem daaröp wat 'er gebeurd was. Sylverio kon zyn verhaal zonder ontzetting niet aanhooren. Myn waarde meester, u met beschimpingen te belaaden! Voor wien zyn dan eerbied en achting bewaard? Elendige scbepsels! zy moeten van uw deugd onkundig zyn. Ik zal hen onderrechten hoe ze door u geoefend word. Ik zal hen zeggen, wat gy onophoudelyk doet voor  80 De noodlottige vriendschap; voor behoeftigen , wat gy voor hen-zelven doen zoud, indien zy in nood waren. Zy zuilen zich schaamen zulk een waardig' man beledigd te hebben. Hun berouw zal u wreeken over hun wangedrag. Waarde Sylverio, zeide Henriques toen, de verrukking der deugd bezielt u ; maar gy zyt bedroogen in uw verwachting van het menschdom te zullen verbeteren. Zy verachten de deugd , die hunn' hoogmoed benadeelt, en beminnen de ondeugd! die dezelve streelt. Laat ons een stil verblyf op het land zoeken, waar wy den nayver des rykdoms zo min kunnen gaande maaken, als de spotzucht der godloosheid. Ik heb geene bloedverwanten; gy hebt een moeder, zusters en neeven, die alle verlangen u te zien!.... Laat ons ons verblyf onder hen vestigen. Zy zullen myne bloedverwanten zyn. Gaa, en voorzie u van een gemaklyk huis; kunt gy 'er een naby den Donro vinden, zulks zou my aangenaam zyn: niets is vermaaklyker in de eenzaamheid, dan een rivier. Vertrek morgen, gy kunt niet te veel haast maaken. Sylverio begaf zich op reis. Henriques verzelde hemtot op eenigen afstand van de stad, en keerde te rug, meer dan ooit bepaald om Siguenca te verlaaten: hy verkocht, ten dien einde , een gedeelte van zyn huisraad, en pakte het overige byeen. Den volgenden morgen, by het aanbreeken van den dag', word Henriques gewekt, door een sterk kloppen op zyn deur: hy kleed zich, en, zo als hy de deur opent, dringe 'er een knaap , van slecht voorkomen, met zes gerechtsdienaars, in: zy grypen hem, en voeren hem naar de gevangenis; hy word met ketenen belaaden, en in een afschuwlyk gat opgeslooten, zonder te weeten van wat misdaad hy beschuldigd word. Twee dagen verloopen 'er, zonder dat hy iemand anders dan den cipier onder zyn gezicht krygt, die hem,twee maalen daags, brood en water brengt. Den derden morgen word hy voor de rechters gebragt, die hem eene lange  De noodlottige vriendschap. 81 lange ondervraaging doen, wegens zyn familie, bezittingen, en zyn twist met Pedrarias. Onschuld legt hem zyn antwoorden in den mond. In 't einde word hem bericht, dat Pedrarias vermoord en beroofd in het veld is gevonden, en men hem beschuldigt den moorder en roover te zyn. 't Is waar, ik was gehoond door Pedrarias, (antwoord Henriques;) maar ik had het hem vergeeven, en heb hem sedert niet weêr gezien. Ik heb vyftig jaaren eerlyk in Peru geleefd, de achting genietende van allen die my kenden; en heeft het schyn, dat ik naar Spanje zou komen, om my de eerloosheid van moord en roovery op den hals te haalen? De enkele beschuldiging van zulk een misdaad wond myn hart, en doet my sidderen; myn geweeten versmaad zo laag te zyn, dat ik my zou rechtvaardigen. Gy kent myn onschuld, ô God! gy die de rechter van alle rechters zyt; dit is genoeg voor my. Onrechtvaardigheid en dood hebben voor my niets verschrikkelyks. Breng my naar myn gevangenis." Men leide hem ook straks te rug naar zyn hol, en belaadde hem nog met nieuwe ketenen by de voorige Uit deeze behandeling van zyn toekomend lot oordeelende, bereide hy zich ter dood; hy begeerde alleen dat Sylverio van zyne ongelukkige omstandigheid mogt onderrecht worden , ten einde hy een laatste afscheid kwam neemen van zyn' vriend. Door zyne ernstige verzoeken en traanen, kreeg hy van den cipier eindelyk verlof, om hem den volgenden brief te schryven: „ Beef, waarde Sylverio , op dit verhaal van mynen on„ gelukkigen toestand; beef op het denkbeeld van eenslag, „ die 'er een eind aan moet maaken. Ik ben beschuldigd „ van Pedrarias vermoord, en (om de lastering ten hoog „ sten top te voeren,) hem beroofd te hebben Uw „ ongelukkige vriend heeft deeze geheele veertien dagen, in „ het hol eener naare gevangenis geademd. Het daglicht ,, van dit afschuwlyk verblyf door dikke yzeren traliën „ uitgeslooten zynde, dienen zyn oogen thans minder dan VI. Afd. XI. Deel. F „ zyn  82 De noodlottige vriendschap. " zyn hart om de hand te bestuuren die deeze regels schryft behalven dat deeze hand, weggetrokken door " het gewigt haarer ketenen met moeijelykheid aan des" zelfs wil voldoet. Kom dan, Sylverio, ontfang myn „ laatste zuchten. Uw tegenwoordigheid zal de angsten „ des doods verzachten, en my ondersteunen in het verdraagen der afgryslykheden van een eerloos uiteinde. " Ik Sylverio ik op een schandelyke wyze sterven! Ik den dood van een kwaaddoener sterven • Kunt gy het denkbeeld verdraagen? Het is myn grootste fol tering. Hoe! ik zal een eerloos karakter achterlaaten, „ na dat ik myn geheel leven heb doorgebragt in goed te doen aan het menschdom, en zullen alle de elendige „ lyders, in wier rampen ik gedeeld heb, reden krygen „ om te bloozen wegens de gunstbewyzen die ik met zo „ veel vermaak uitdeelde.... ô Myn vriend! verzuim „ geen oogenblik in tot my te komen. Myn hart smelt „ by het bedenken van de verpligtingen onder welken ik „ ten uwen opzichte ben. Kom, en ontfang het laatste „ bewys myner dankbaarheid, en schenk my het laatste be„ wys uwer aankleeving. Ik heb geen' anderen wensch te „ vormen; deeze is de eenigste en vuurigste begeerte van „ uwen ongelukkigen vriend. Henriques de Farillas Intusschen drongen de vrienden van Pedrarias, en die des gouverneurs van Siguenca, onder welken hy door zyn huwlyk had staan ontfangen te worden, de rechters aan, om den misdaadiger te vonnissen. De afweezigheid van Henriques op den dag dat de moord voorviel, zyn schielyke terugkomst, zyn toebereidsels om te vlugten ƒ zonder te zeggen werwaart hy zich dacht te begeeven , alle de omstandigheden van zyn gedrag, scheenen zo veele getuigenissen die zyn misdaad bevestigden Hy staat eene tweede ondervraaging ten doel,: de angst en wanhoop van Sylve rio  De noodlottige vriendschap. 83 rio niet te zien opdaagen, overreeden hem dat de dood te verkiezen is boven een leven zo vol van bitterheid; hy verklaart zich schuldig, en word verweezen om in 't openbaar onthalsd te worden. De noodlottige dag der uitvoering van dit vonnis verschynt, de gantsche stad vloeit samen om het treurig schouwspel gade te slaan. De ryken en boozen merken zyn dood aan, als een aangenaam gezicht voor hun afgunst en haat; de armen begeeven zich derwaart met traanen in hunne oogen, twyfelende dat zulk een goedwillig man, by mooglykheid misdaadig kan weezen;de ledigen gaat 'er enkel uit nieuwsgierigheid. Henriques was tot op twintig schreden na het schavot genaderd, wanneer onder de aanschouwers een groot rumoer ontstond. De woorden, hy is onscbuldig! hy is onschuldig! weêrgalmde in alle ooren. Alle oogen keerden zich naar den kant vanwaar het gerucht kwam. Men ziet een' jongeling door de saamgepakte menigte heen dringen, herhaalende deeze woorden, en spoedende zich met al zyn vermoogen naar het schavot. Hy word gevolgd door een oude vrouw, die schreijende uitroept: ô Myn dierbaar kind! hy loopt in den dood! De jongeling slaat zyn armen om den hals van Henriques; en roept: Vergeef het my; myn waarde meester! vergeef het my; ik ben het die u tot deezen elendigen staat heb gebragt, ik heb Pedrarias gedood. Gy , Sylverio! antwoord Henriques. Op 't zelfde oogenblik word Sylverio in ketens geslagen , en met Henriques naar het gerechtshof geleid, waar de rechters vergaderd waren. Zy ondervraagen hem. Ja, heeren, antwoord Sylverio stoutmoedig, gy waart bezig met een' onschuldig' man te offeren. Dewyl Pedrarias dood is, ben ik de man die hem het leven roofde. Ik ontmoette hem alleen naby zyn landhuis, omtrent veertien dagen geleeden; ik ondernam hem te over tuigen dat don Henriques, dien hy wreedelyk mishandeld had, een deugdsaam man was. Hy overlaadde my met. F 2 scheld-  84 De noodlottige vriendschap scheldwoorden , zyn beestachtigheid noodzaakte my met myn' kling my te verdedigen, en ik wonde hem. Wat zyne berooving belangt, deswegen ben ik onschuldig. Ik was op weg om myne bloedverwanten te bezoeken, die naby Osma woonen, en verder aldaar een wooning optespooren voor don Henriques, dien het verdroot langer in deeze stad te leeven. Ik vervolgde myn reis zonder eenige ongerustheid, dewyl myn geweeten vry was van knaaging. Op den dag van eergisteren vernam ik, dat Henriques, beschuldigd zynde van Pedrarias vermoord en beroofd te hebben, verweezen was om te sterven ; ylings haastte ik my om hem te rechtvaardigen; myn moeder, die my wilde volgen, heeft eenig verwyl veroorzaakt; hier is zy, en zal de waarheid van myn zeggen bekrachtigen Ja, ja, riep de doodlyk verlegen moeder, hy is een eerlyk borst, en niet in staat om eenig kwaad uittevoeren. Zy had geen vermoogen om meer te zeggen, maar viel in zwym, Myn heeren, antwoordde Henriques hierop met vaardigheid, Sylverio belyd de waarheid; maar hy verbergt voor u, dat by ten mynen behoeve Pedrarias doodde; zyn vriendschap voor my bestierde zyn' arm tegen een' man, die myn' gezwooren vyand was; maar zonder my had hy Pedrarias nimmer gekend; ik behoor derhalven te lyden voor de misdaad van zyn' dood Gy? myn dierbaare meester! Neen, mynheeren, ik alleen ben misdaadig, niets anders spoorde my aan tot het bedryven van deezen moord, dan myne verontwaardiging van my kwalyk gehandeld te zien. Ontlast deezen edelmoedigen man van zyn ketens. Ieder dag zyns levens munt uit door nieuwe daaden van goedwilligheid. Is het waarschynlyk , mynheeren, dat zulk een man naar wraak en moord zou trachten ? ■ Maar waarde Sylverio, ik staa u myn leven af; ik heb het lang genoeg genooten; gy hebt bloedverwanten, een moeder, wier ouderdom uw ondersteuning noodig heeft: indien het waar is dat gy verdiend hebt te sterven, laat my in uw plaats lyden.... ik heb 'er reeds de helft der pyn van ge voeld,  De noodlottige vriendschap.' 85 voeld.... Myn hart zal eindelyk gelegenheid hebben om zich van zyne verpligtingen ten uwen opzichte te ontlasten. De rechters en hunne byzitters, die zo sterk door verwondering als door meêlyden waren aangedaan , zochten vruchteloos haare traanen in te houden. Deeze edelmoedige twist smolt aller harten. De twee gevangenen bleeven in elkanders armen beslooten , en mengden hunne traanen , die elkanders wangen besproeiden; verwachtende elk een vonnis naar zyn' wensch. De dienaars van Themis smoorden met moeite de stem hunner harten , om die der wet gehoor te geeven. Zy verwyst alle moordenaars ter dood; maar velt geen vonnis over deugden. In gevolge hiervan word Sylverio de doodstraf opgelegd, en Henriques ontslagen. Men was genoodzaakt hem met geweld uit de armen van zyn' vriend te scheuren. Te vergeefs bied deeze zyn geheele bezitting aan, om het leven van Sylverio te koopen. Hy werd den volgenden dag ter dood gebragt, tot schande van de menschelyke natuur. Henriques overleefde hem maar weinige dagen, en stierf van hartzeer, over het verlies van de grootste aller menschelyke zegeningen, een oprecht vriend : hy maakte alle zyne goederen aan de moeder en bloedverwanten van Sylverio. Geduurende den loop van het zelfde jaar werden eenige roovers tot sterven veroordeeld : zy beleeden, dat zy pedrarias gevonden hadden in een' zwakken staat, door het verlies van bloed, dat uit de wonde in zyn' schouder vloeide ; dat zy hem eerst van kant gemaakt, en toen van alles beroofd hadden. F 3 Oos-  Oostersche FABELS. De Waare Man. Zeker koning had een' zyner slaaven ter dood verweezen: buiten hoop zynde, had deeze allen persoonelyken eerbted verlooren, en lasterde den vorst met bittere uitdrukkingen. Wat zegt hy ? vroeg de koning aan zyn' gunsteling Myn vorst, hy zegt dat de zegeningen van een ander leven op die prinsen wachten, welke vergiffenis verleenen; en hy smeekt u nederig om zyn leven. Ik schenk het hem, zeide de koning. Een hoveling, die den' gunsteling lang vyandig geweest was, had het zeggen van den slaaf gehoord. Gy word bedroogen, zeide deeze tot zyn' meester die guit heeft vervloekingen op uw hoofd gehoopt De koning gaf ten antwoord: De loogen, die my verteld is was menschlievend; en uw waarheid is wreed. Daarop zich tot zyn' gunsteling keerende, vervolgde hy • ô Myn vriend, gy zyt het, die my altoos waarheid zult verhaalen. MAHMOUD. ^ Een der koningen van Chorazan zag, in een droom, Mahmoud, die een eeuw voor hem geregeerd had. Hy zag het ligchaam van dien vorst verteerende en tot stof vervallende. Niets bleef van hem over dan de oogen die onophoudelyk staarden op het paleis en den troon. ' De koning vernam by de uitleggers, wat die droom mogt betekenen? Een van dezelven zeide tot hem : Mahmoud ziet tegenwoordig dat gy in het bezit van den troon en 't paleis zyt, die hy plag te vervullen; dat hem niets van zyne grootheid is overgebleeven; en dat de koningen niets met zich voeren dan alleenlyk het goede 't welk zy gedaan hebben. ô Koning ! doe goed , eer dat in uw paleis een treu rige  OOSTERSCHE FABELS. rige stem word gehoord die deeze woorden spreekt: „ Hy „ is niet meer!" Grondregels. De Tyger verbergt zichzelven onder het onbeweegde loof; schroom aan het hof de stilzwygendheid der afgunst. Gy vraagt of de mier, die onder uw' voet is, recht heeft om te klaagen? Ja , of gy hebt geen recht om te klaagen, wanneer gy vertreden en dood getrapt word door den elephant. Vuur werd in Persepolis aangebeden, en Persepolis werd door vuur verteerd: een zinnebeeld van opperheeren en hunne gunstelingen. De slaap der boozen. Ik wandelde rond met myn' vriend, geduurende de grootste hitte van den dag, onder de schaduw van hooge boomen, die een dak van bladen vormde, door 't welk de zonnestraalen niet konden heen dringen; een kronkelende stroom vloeide langs de boomen, en bewaarde de frisheid van een grasveld, dat den wandelaar tot een zachte rust noodigde. Ik zag den vizier Karouw gemaklyk op het kruid uitgestrekt liggen slaapen. Groote God! zeide ik, ontrust de gedachtenis der elendigen, die hy gemaakt heeft, den slaap van Karouw niet? Myn vriend antwoordde: God vergunt somtyds slaap aan de boozen, opdat de goeden eenige rust genieten. Ontwyking. De staatsdienaar van een' koning was in ongenade vervallen, en vertrok naar eene vruchtbaare vallei, die hy yverig deed bebouwen en beplanten. Dewyl zyn ongenade hem onverdiend was overgekomen, vond hy gemaklyk reden  88 OOSTERSCHE FABELS. reden om zich te troosten, en werd verliefd op de nieuwe leevenswyze die hy omhelsd had. De koning, die achting voor zyne bekwaamheden had, was aangedaan over zyn geleeden verlies, ging hem bezoeken, en begeerde dat hy naar het hof zou wederkeeren; maar de staatsdienaar sloeg den koning dit af, tot hem zeggende: Gy vehieft my tot de eerste waardigheden ; ik wederstond standvastig de aandoeningen der grootheid : Gy dwongt my te vertrekken; ik geniet rust; laat my dezelve genieten. Zich aan de waereld te onttrekken is zo veel als de tanden van verslindende dieren uit te rukken; zo veel als den boozen van zyn' ponjaard te berooven, den laster van zyn vergist, en de afgunst van haare slangen. De koning hield aan met te zeggen : Ik heb een verlicht verstand noodig en een oprecht en goed hart, dat gewillig is om met my den last van 't bewint te draagen; ik kan alleen in u den man vinden, die my ontbreekt. Gy zult hem vinden , gaf de staatsdienaar ten antwoord, indien gy hem zoekt onder de geenen die u niet zoeken, Dwaaling. Een blind man had een vrouw met welke hy driftig was ingenomen, schoon men hem zei dat ze zeer lelyk was. Een geneesmeester bood hem aan zyn gezicht te herstellen; maar hy wilde zyn toestemming 'er niet toe geeven Ik zou de liefde kwyt raaken, zeide hy, die ik voor myn vrouw heb; en die liefde maakt my gelukkig. De benden van Cosroes werden overwonnen toen 'er eene zonsverduistering voorviel. De Persiaanen, die het vuur aanbaden , dachten dat dit verschynsel hun ryk een groot onheil voorspelde; en dit begrip beroofde hen van hunne dapperheid. Dwaaling mag het geluk van een' enkel' mensch vestigen , doch brengt onvermydelyk het ongeluk van volken voort.  Het Bygeloof en de Vrygeestery met elkanderen VERGELEEKEN. Eene van de geheime konsten der Vrygeesten, om allen Godsdienst te ondermynen, is deeze, dat zy het nadeel, 't welk door 't Bygeloof ten allen tyde aan de samenleeving is toegebragt, zo dikwyls als zy maar konnen, op de allerverschriklykste wyze afbeelden, en het zelfs nog erger zoeken te maaken dan het inderdaad is. Zy geeven ons een verhaal van de groote mannen, die hun leven moesten laaten, omdat zy zich tegen de vooroordeelen des gemeenen volks verzetten, zy spreeken van stroomen bloeds, die de geest der vervolging in alle Godsdiensten vergooten heeft, en zy maaken eene vreeslyke vertooning van de landen, die 'er door verwoest zyn geworden. Hoe menig scepter heeft het Bygeloof niet verbroken; hoe veele troonen heeft het niet omgekeerd; hoe veele rechtmaatige , grootmoedige en goede oppervorsten heeft het, aan de woede van een door paapen opgeruid graauw, niet ten prooi gegeeven, omdat zy liefst zelf wilden regeeren , en hunne landen door de onverzaadelyke gierigheid der geestelyken niet wilden laaten uitzuigen ! Wanneer is eenige deugd veilig voor hen geweest? Was niet het verstand geduurende alle de eeuwen, in welke de duisternis des Bygeloofs heerschte, een misdaad die het, zwaard of de brandstapels verdiende ? Met welk eene ontzetting leeft men niet in de Romeinsche geschiedenis dat de Romeinen, by den inval der Galliërs, om den toorn der Goden te bevredigen, een Galliër en Gallische vrouw leevende lieten begraaven? De geheele oorzaak daarvan bestond in eene Sybillische god. spraak, dat de Galliërs Rome eens zouden inneemen. En dit geschiede onder een volk, dat anders, by veelvuldige gelegenheden, hun voorrecht van menschelykheid en goedertierenheid boven andere volken zocht te beweeren. Sokrates moest den gifbeker drinken, om geene andere reden, dan VI. Afd. III. Deel. G  po Het Bygeloof en de Veygeestery 'ogen tuiTchen de AAhnaffi71* f'f Sruwzaame -andere * ^S^^Jft^^ blinden yvL fchy eT V* ?" ^ B^e'0°f ™' ïen GodLienft verdLh T ' d0Ch met We,ken * aI' «Jcn misflag "n 18' maake"' ^ begaan keron rJl n ■Byge,00f en een' blinden yver voor ze- -u hebben l^/ Te^ol'd^t P ^ ^ *f *7 hebben ^ Jv ^r'^ fendigen te verleiden Z ?S ' om ds °™ren-der te dottnie n ^et ËÏZÏ^IÏZ Selyk den Godsdienft te doen hLe " n ^ ' * ca beicnate afbeeldingen van eene Rennhbvir • ft tss rr*- >,Lmr , bco°notcl is te gelooven wat hv wil • m ,„ i ziuuneid naar zich trekken ii„;j„ e,iu7 &1- drochten trekKen. Beiden zyn ze zulke wan-e- nc zekere waarheden van den Natuur-  MET ELKANDEREN VERGELEEKEN. 91 tuurlyken Godsdienst aannneemen; of, indien zy 'er eenigen van verwerpen , met oprechtheid dwaalen die weigeren het Christendom voor Godlyk te erkennen, omdat zy in ernst gelooven dat 'er onloochenbaare waarheden der reden door bestreeden worden; die van het tegendeel wenschen overtuigd te worden, of bereidwilligheid genoeg bezitten, om de bewyzen van dcszelfs Godlykheid recht te laaten weêrvaaren , zo dra zy maar de gegrondheid van dezelven bevatten. Hoe nader zulken aan de waarheid, en hoe zeldzaamer zy zyn, hoe billyker het ook is, hen van de Tindals, Collins , Bolingbrokes , en derzelver napraaters te onderscheiden, die, uit liefde tot de ondeugd, eerst vyanden van den Godsdienst worden , en dan naar redenen zoeken, om hunne vyandschap tegen denzelven te rechtvaardigen , die onder de beschutting der spotterny hun toevlucht zoeken, dewyl de reden hen haar hulp weigert; en die alle moeite aanwenden om hun verstand te verleiden , dewyl zy hun hart reeds verleid en bedorven hebben. Wanneer deeze Vrydenkers eenen Bygeloovigen vergelyken met zulkeen, in wien zy eene onbepaalde vryheid van denken en leeren onderstellen, dan voegen zy, om den laatsten boven den eersten den voorrang te geeven, alle eigenschappen byeen, die niet noodzaaklyk altyd met het karakter eens Bygeloovigen verknocht zyn, en ontwerpen daarentegen een afbeeldsel van een' Vrygeest in wien de losbandigheid des verstands het hart nog niet ten vollen bedorven heeft. Alsdan hebben zy gelyk; dan is het veiliger met een Spinoza onder een dak te woonen, dan met een' bygeloovigen Bramin die tevens wreed is, zich in eene zelfde stad te bevinden. Maar zulk eene vergelyking is onbillyk; men geeve een' Bygeloovigen een medelydend hart, eene natuurlyke goedaartigheid en grootmoedigheid; en dan zal de vraag te pas komen of de bygeloovige den Spinozist niet zal overtreffen. Indien men billyk wil handelen , dan moet men volk met volk vergelyken. Men neeme een Republiek van menschen, zo als ze van natuure G 2 zich  92 Het Bygeloof en de Vrygeestery zich bevinden, en laate dezelve Bygeloovig zyn; men neeme nog een Republiek van menschen, zo als ze zich van natuure bevinden, en laate dezelve aan de Vrygeestery overgegeeven zyn. Welke Republiek zal men dan meer reden hebben te haaten ? Ik geloof de laatste. De reden en ervaaring bevestigen hetgeene ik zeg. Wat is het Bygeloof ? Volgens het algemeene bestaan des Bygeloofs, is hetzelve in tweederlei te onderscheiden; in dwaalingen van het verstand omtrent de Godheid , en omtrent den dienst, die dezelve toekomt; en in een vinnigen yver om volgens zyn geweeten naar deeze dwaalingen zyn gedrag in te richten. Alle dwaalende Godsdiensten, wanneer zy over het hart hunner belyderen heerschen, zyn Bygeloof. Men kan Bygeloovig zyn, zelfs dan wanneer men de waarheid belyd , en dezelve tot een richtsnoer zyner handelingen maakt; wanneer men dezelve om geene of om valsche redenen aanneemt ; wanneer de dwaaling niet in de waarheid zelve , maar in haare bewyzen ligt. Wil men derhalven onderzoeken hoe schadelyk het Bygeloof zy, dan moet de aart der Godsdienstige dwaaling, die deszelfs wezen uitmaakt, overwoogen worden. Een Romein , die zyn' eed houd , omdat hy gelooft , dat de trouw eene godheid is , dewyl zy een beeld of een' altaar heeft; de Mahomedaan, omdat hy aan een paradys vol van zinnelyke wellust gelooft, en een Christen wanneer hy onder de engelen schoone gevleugelde knaapen stelt te zyn; of omdat hy geen heiden werd, dewyl hy zich niet weet te binnen te brengen, dat 'er sedert eene eeuw herwaart een heiden onder zyn geslacht geweest is, zyn Bygeloovig. Een Bygeloovige kan uit gemoedsdrang gevaarlyke dwaalingen omtrent de betrachting aanneemen en tot een' regel zyner daaden maaken; uit godsdienstigheid kan hy menschen offeren; kan by vervolgen kan hy kryg voeren," kan hy eene slaafsche en angstige vrees voor het Opperwezen hebben; maar dit alles behoort niet tot het wezen des Bygeloofs in 't algemeen , dewyl er Bygeloovigen konnen zyn , die het tegengestelde van alle deeze dwaalingen aanneemen. Het  MET ELKANDEREN VERGELEEKEn. 93 Het Bygeloof, dat, op zichzelven beschouwd, niets dan eene kwalykbegreepene godsvrucht is, die door geen juiSt en verstandig oordeel beStierd word, kan derhalven met de burgerlyke pligten, het kan met de voornaamste en grootste deugden der samenleeving bestaan ; ja gemeenlyk maakt het de menschen dikwyls nog yveriger in het beoefenen van dezelven, dan wanneer zy in 't algemeen zonder eenige godsvrucht waren. De bygeloovige Egyptenaar, die van het gesternte tot den krokodil, tot het verachtelykste ongedierte , zelfs tot het onkruid onder zyne voeten, alles goddelyke eer bewees , was grootmoedig, getrouw en vredelievende. De bygeloovige Romein, wiens handelingen door de vlugt der vogelen, door deeze of geene gesteldheid van het ingewand der offerdieren geregeerd werden hield deswegen niet op dapper , kuisch , maatig , Goedertieren, en rechtvaardig te zyn. Hy ontzette zich wanneer een Veldheer op den raad van Waarzeggers en tekenbeduiders geen acht sloeg; wanneer hy zeide, dat men de hoenders zou laaten drinken , indien zy niet wilden eeten; ondertusschen gehoorzaamde hy echter deezen zelf. den veldheer , toen hy bevel gaf om den vyand aan te grypen. De Vrygeest erkent dit zelf, wanneer hy allen godsdienst, van Bygeloof gezuiverd zynde of niet, een Uitvinding der staatkunde verklaard te zyn, ingesteld alleen Om het gemeene volk in toom te houden. Hoe schadelyk het Bygeloof kan zyn, is het evenwel beter dan Vrygeeftery, in zo verre een klein kwaad beter is dan een grooter. De Vrygeeftery is het tegengestelde van Bygeloovigheid; zy is een gebrek aan godsvrucht, en gevolgelyk vernietigt zy alle deugden, welke tot onderhouding van het menschelyk geslacht, en der ruste in de samenleeving onontbeerlyk zyn. Alle Vrygeeften zyn inderdaad geene Godloochenaars; maar de meesten zouden zekerlyk wenschen dat zy het zyn konden, en indien eenigen niet zo verre gaan, kan men echter met waarheid van hen zeggen , dat zy , of geene aandoening eener waare vreeze voor een Opperwezen hebben, of ten minsten deG 3 zelve  94 Het Bygeloof en de Vrygeestery zelve by hen onderdrukken. Want indien zy deeze aandoeninghadden, dan zouden zy of Bygeloovig, eerlang vrienden van den waaren godsdienst worden . dien zv zo hevig bestryden ; een van beiden zoude zekerlyk volgen. Zodra men aan ieder mensch de onbepaalde vryheid geeft van te gelooven wat hy wil, dan zullen zyne hartstogten reden zyn. Ieder Vrygeest in 't byzonder zal niet alle ondeugden en buitenspoorigheden te samen begaan ; want alle ondeugden stemmen met ieders byzonderen hartstogtniet overeen. Ieder zal naar zyne byzondere neiging een deugd in het voorschrift der pligten uitwisschen. Maar alle vrygeesten by elkander genomen, zullen ook alle ondeugden byeen genomen , begaan. De wellustige Vrygeest zal de geneugte willen hebben van eens anders huisvrouw te schenden; de eigenbaatige zal het voor geoorlofd houden een ander' te plonderen, en de eerzuchtige Vrygeest zal het voor een gloriryke daad aanzien , wanneer hy een' ander uit zyne waardigheid kan stooten, en zich in deszelfs plaatse indringen. Het kan niet ontkend worden, dat zeer dikwyls door het Bygeloof verschriklyke onheilen in de burgerlyke samenleeving zyn voortgebragt. De geeft der vervolging is door gaans een onafscheidelyke medgezel van het Bygeloof Het laat geene verscheidenheid van gevoelens toe, en een Bygeloovige wil gemeenlyk diegeen', welke het niet is Bygeloovig maaken. Daaruit ontspringen die wreede vervolgingen welken de rust en het uiterlyk geluk van gantsche landen doen waggelen en neder storten. Maar zyn de Vrygeesten zachtmoediger? Zyn ze van den geest der vervolging geheel vry? Men heeft nog geen staat van Vrygeesten gehad; hun getal is nog.zo sterk niet aangewassen, dat zy legers te veld konnen brengen, en die geenen, welken het zyn, worden te zeer door eigenbaat beheerscht, om gaarne te zien dat alle menschen zodanigen waren. De oorzaak waarom Zy zich van de godvrucht ontslaan, het mag dan eene verstandige of kwalykbegrepene godvrucht zyn , zoude wanneer alle menschen, Vrygeesten werden, juist daardoor' ver-  MET ELKANDEREN VERGELEEKEN. Q$ vernietigd worden. Ofschoon men derhalven de ondervinding niet heeft, dat zy, als openlyk verklaarde Vrydenkers, koningen van den troon hebben gestooten, of kerkers voor diegeenen gebouwd hebben, welken het niet zyn wilden, hebben zy het echter aan geene andere bewyzen laaten ontbreken , dat zy den geeft der vervolging, even; zo wel bezitten als de Bygeloovigen. Het is waar dat de beweegredenen der Bygeloovigen, waardoor zy anderen tot hun gevoelen willen overhaalen, den meesten tyd uit vuur, zwaard en gevangenis bestaan hebben. Deeze beweegredenen geeft de geeft der vervolging hen aan de hand. De Vrydenkers hebben andere redenen, spotternyen, schimpwoorden, lasteringen, die zy, zonder onderscheid, tegen allen uitstooten, die eenen godsdienst belyden, of die , gelyk zy zich in hunne zachtste bewoordingen uitdrukken Bygeloovig zyn. Maar verschaft de liefde, de zachtmoedigheid en de geeft des vredes hen deeze redenen? En zyn ze niet een bewys,. dat zy maar schimpen en spotten, omdat zy niet verbranden en radbraaken kunnen? ' De blinde yver en de geeft der vervolging blyven by de Bygeloovigen in rust , als anderen , die eene samenleeving met hen uitmaaken , ook Bygeloovig zyn, of het Bygeloof niet openlyk kwaad keuren en bespotten. Het woed echter des te verschriklyker, wanneer net eens aan den gang is gebragt. Zyn woede word geduurig heviger wanneer zich nog andere hartstogten dan de begeerte, om. dat geene 't welk het voor Goddelyk houd te verdedigen, in zyn' yver mengt, wanneer een beledigde hoogmoed of eigenbaat een gemeene zaak met hetzelve maakt, Hen geeft zich dan aan alle uitspoorigheden deezer hartstogten zonder schroom over, dewyl het zich overreed, niet voor zichzelven , maar voor zyn' godsdienst en voor zyn geweeten te stryden. De reklykheid-, maatiging en zachtmoedigheid schynen hetzelve in zulke omstandigheden mis, daaden te zyn. Zo dra het niet meer getergd, word er, ZO dra de vyand van zyn' godsdienst verdelgd is, (want zo verre gaat zyn woede) word het weder bedaard , dewyl het, G 4 naar  96 Het Bygeloof en de Vrygeestery naar zyn gevoeg, blootelyk tot verdediging van zyn godsdienst gewoed heeft, Maar in een Republiek van Vrygeesten zou nooit rust en Vrede zyn. Want ieder van hen stryd voor zichzelven, en Voor de voldoening zyner hartstogten, en de hartetogten worden nooit voldaan wanneer zy hunne volkomen vryheid hebben. Het Bygeloof is een wild dier, dat in een hol is opgeslooten; het verschoont zyne wachters, en verscheurt maar diegeenen, welken in zyn hol breeken, en het daarin tergen. De Vrygeest is dat wilde grimmige dier in zyn vryheid, dat alles aanvalt en verscheurt wat het ontmoet. Sokrates, zegt men, werd een offer van het Bygeloof Ik ben van gedachten dat hy een offer der Vrygeestery wasZyne aanklaagers waren ondeugende booswigten hy bestrafte hen. Zy beschuldigden hem dat hy de goden bespotte, omdat hy hen bespotte. Zy waren zo min Byge loovig als hy en lagchten in hun hare om den godsdienst der Atheniënseren meer dan by;: maar het was hun voordeel, zich aan te stellen als of zy godsdienst hadden de wyl zy gaarne van hem ontslagen wilden weezen , die hen niet ongestoord naar de gronden der Vrygeeftery liet leeven. In de Roomsche Republiek waren inderdaad die tyden de gelukkigste, in welken het Bygeloof nog over allen zo wel over de grooten als over het volk, heerschte. Eerlangkwamen 'er tyden , in welken de gemeene hoop Bygeloovig bleef, die geenen echter, welken overliet volk de heerschappy voerden, heimelyke Vrygeesten werden; hunnen valschen godsdienst belagchten, en met de goden den spot dreeven Zy verklaarden echter zich niet openlyk tegen den godsdienst zeiven, dewyl die hen dienen konde, om hunne hoogmoedige of eigenbaatige oogmerken, onder voorwendsel van den godsdienst , beter uit te voeren. Wanneer het Bygeloof des volks tot zekere hoogte gesteegen is en met dwaasheden by dwaasheden vermeerderd is geworden, dan beginnen de verstandigsten onder hetzelve de ongerymdheid daarvan te begrypen, en, terwyl de anderen  MET ELKANDEREN VERGELEKEEN 97 te veel gelooven , gelooven zy niets. Dus ontstaan de eerste Vrygeesten. Toen het in Rome op die wyze toeging, namen de ongelukkige tyden van het gemeene-best hunnen aanvang; en dit is het gewoonelyke noodlot geweest van alle Bygeloovige volken. De meeste priesters van het Bygeloof, die hetzelve op Het zorgvuldigste onder den grooten hoop zochten te' versterken, waren zelf ver van Bygeloovig te zyn; zy waren Vrygeesten; maar het was hun voordeel niet dat anderen even zo weinig geloofden als zy In welke tyden zyn de gevolgen Van het Bygeloof verschriklyker geweest, dan in de duistere eeuwen , geduurende welken, de gantsche aardbodem onder de tyranny. der Roomsche bisschoppen zuchtte? Men moest de geschiedenis deezer bisschoppen niet kennen, indien men gelooVen wilde, dat zy, uit hoogachting voor hun crucifix, hunne agnus-dei, hunne heilige beenderen en andere reliquiën zo veele landen van hunnen eed en trouw jegens hunne rechtmaatige beheerschers ontslagen , zo veele Monarchen van hunne troonen gestooten, zo veele kettergevangenissen gebouwd, zo veele brandstapels aangestooken hebben. Zy waren niet Bygeloovig. Diegeenen, welke het meeste onheil veroorzaakt hebben, hielden ontegenzeglyk den gantschen Chriftelyken Godsdienst Voor een fabel maar deeze fabel,waarvoor zy, ten minsten naar hun gedrag, denzelven hielden,, had hen Sedert onheugelyke tyden zo veel opgebRAGt, dat zy ten uitersten onvergenoegd zouden geweest zyn", indien ze door de gantsche waereld daarvoor was gehouden geworden. Het Bygeloof des volks had inderdaad de grootste schuld aan de onheilen die 'er veroorzaakt werden; want zy hadden 't zonder hetzelve niet konnen uitvoeren: nochtans was dit volk maar het misbruikte werktuig der Vrygeeftery. Hoe menig vette monnik gelooft van zyn vagevuur , en alle Bygeloovige leeringen en gebruiken zyner kerke niets, en spot dikwyls met andere monniken over den geheelen godsdienst ? Wanneer hy nu een rykepilaar-bytster belooft honderd missen voor haar ziel te zulG 5 len  98 Het Bygeloof en de Vrygeestery lem leezen, opdat zy zyn klooster in haar testament erfgenaam maake, doet hy dit dan als een Bygeloovige of als een Vrygeest? Uit alle deeze aanmerkingen volgt geheel natuurlyk, dat een land, waar een algemeen Bygeloof de gemoederen heeft bemagtigd , ongelukkig en betreurenswaardig is dewyl 'er geene gemoedsdwaaling kan zyn , die een schadelyker invloed op de algemeene welvaart moet hebben; dat echter, een land, waar alle de inwooners Vrygeesten waren, nog veel ongelukkiger en betreurenswaardiger zou zyn. Maar hoe gelukkig zou een staat niet weezen , wiens leden alle de voorschnsten van den. godsdienst volgden die ons leert, dat liefde en zachtmoedigheid de grootste sieraaden der menschen zyn; dat wy, de eene met de zwakheden van den anderen medelyden hebben, de valsche begrippen niet met vuur en zwaard, maar door verstandige redenen en de dwaalenden niet met dwang of gewapenderhand, maar door vriendelykheid en grootmoedigheid tot de waarheid te rug moeten brengen ! De Godsdienst is voorhanden; maar waar is de staat die naar dezelfs voorschriften is ingericht? Wanneer men zo wel de natuur van het Bygeloof als de natuur der Vrygeestery onderzoekt, dan is het zeker dat een Republiek van Vrygeesten veel ongelukkiger zyn zoude, dan een Republiek die uit enkel Bygeloovigen bestond Dit is in de eerste vergelyking overtuigelyk genoeg beweezen. geworden. Maar de Vrygeestery .maakt den Vrygeestzelven, Wanneer hy naar zyn slelsel leeft, nog schandelyker en elendiger, dan het Bygeloof den. Bygeloovigen. Men zal de waarheid deezer aanmerking in een helder licht ontdekken, waaneer men den toestand van ieder' Vrygeeft in 't byzonder vergelykt met den toestand waarin zich een Bygeloovige bevind; De Vrygeest is aan alle zyden ongelukkig en elendig, men mag dan den toestand beschouwen in welken hy zich werkelyk bevind, of den toestand in wel ken hy komen kan. De Bygeloovige is ook ongelukkig maar  MET ELKANDEREN VERGELEEKEN. 99 maar hy heeft meer te hoopen dan de Vrygeest, en kan in zyn BYGELOOF meer waare gelukzaligheid genieten, dan deeze in zyne Vrygeesterye. Het is niet noodig wydloopig te bewyzen, dat de gelukzaligheid, die niet blootelyk de zinnen en hartstogten voor een' korten tyd vergenoegen, maar die het hart wezenlyk gerust zal stellen, zich op de deugd en het getuigenis van 't geweeten, dat men het goede, zo veel als ons naar onze bevatting mogelyk is geweest, naar gestreeft hebbe, moet gronden. De Vrygeestery doet alle deugd , en derhalven alle waare en duurzaame gelukzaligheid , ophouden. Wat zou den Vrygeest ter deugd aandryven? Het geweeten, 't welk hy, indien de Godheid al niet geheel en al uit zyn stelsel verweezen is, voor een vooroordeel der opvoeding houd, en moet houden, zo dra hy gelooft dat het over de daaden der menschen geen opzicht heeft ,, maar dezelven aan hun eigen bestier over laat? Het zedelyk gevoel, in dien 'er werkelyk een natuurlyk gevoel van recht en onrecht plaats heeft ? Men stelle dat onze natuur zodanig is ingericht, dat zy dit onderscheid gewaar word of kan gewaar worden. Nochtans is het uit de ondervinding zeker , dat het zwak is, en op verre na niet zo onverwinnelyk, als het instinkt, dat de dieren onwederstandelyk aandryft. tot de werkingen, die hun bedoeling vordert. De deugd moet eene vrye handeling zyn; het zedelyk gevoel moet derhalven maar aanlokken; het kan niet dwingen, en de hartstogten moeten het konnen overweldigen. Wat zal dan een zwak instinkt tegen de hartstogten van een' Vrygeest konnen uitrechten? Doch mogelyk zal het bekende onderscheid der dingen meer. geweld over hem hebben. De Vrygeest heeft verstand en kan begrypen, dat 'er een natuurlyk onderscheid tusschen gerechtigheid en ongerechtigheid, tusschen bermhartigheid en wreedheid, tusschen algemeene liefde en menschenhaat is. Maar waardoor worden de handelingen der menschen wezenlyk onderscheiden ? Ongetwyfeld door haare noodwendige gevolgen. Doch wie kan echter bewyzen, dat alle deugden in dit leven, voor hem die  100 Het BYGELOOF en de Vrygeestery die haar betracht, ontwyfelbaar goede gevolgen hebben? Veelen vertoonen zich eerst in een toekomend leven. Een Vrygeest kan geen toekomend leven geloovcn, of hy moet zyne Vrygeestery verloogchenen. Hy heeft derhalven niets te zoeken dan de voldoening zyner hartstogten. Hoe dikwyls word deeze door de deugd niet verboden! Gevolgelyk zal hy geene ondeugden voor wezenlyk-schadelyke handelingen houden, dan diegeenen welken zyn leven verkorten; elke andere daad word in zyn stielsel tot deugd. Doch de eerzucht, dewyl toch alle menschen geene Vrygeesten zyn, zal veel geweld over hem hebben. Dit kan zyn; kunnen echter handellingen van eerzucht dat vergenoegen uitleveren , dat handelingen des gemoeds geeven ? Laat den Vrygeest eenige daaden verrichten , die den schyn van deugd hebben, en zo nuttig voor anderen kunnen zyn, alsof zy werkelyk deugden waren. Want nooit kan een Vrygeest alle ondeugden te gelyk pleegen , dewyl altoos de eene met de andere strydig is. Doch dewyl hy ze niet als pligten oefent, die hem de reden en het geweeten voorschryven, maar dewyl het handelingen zyn , wier verrichting de eigenbaat zyner hartstogten hem raad, zo is hy ook onvatbaar voor het genoegen dat uit dezelven ontspringt,, dat men ze als pligten van reden en gewisse verricht heeft. Worden den Vrygeest zyne oogen geopend , dan moeten hem zelfs die daaden, welken in een' ander' verdiensten zyn zouden, als misdryven voorkomen. Hy is eene lelyke gestalte, die , hoewel zy in de schoonste kleeding word gestooken , evenwel altoos lelyk blyft. Ja de lelykheid word door de schoonheid der kleeding maar zichtbaarder, en een lelyk gelaat, wanneer het goede oogen heeft, moet zich zelven voor den spiegel in een fraai kleed nog wanschapener voorkomen , dan zonder hetzelve. Een Bygeloovige heeft hierin een groot voorrecht boven een' Vrygeest. Zyn zwakheid is een kwalyk begreepene godvrucht. Het is waar, alle deugden kunnen 'er niet by geoefend worden ; nochtans is zy met eenigen derzelven bestaanbaar. Hy geniet derhalven geen volmaakt ge-  MET ELKANDEREN VERGELEEKEN 101 geluk; evenwel is een onvolkomen geluk beter dan in 't geheel geen geluk. De Vrygeest is aan eene dagelyksche koorts krank; zyn toestand heeft nooit de gedaante der gezondheid. De koorts des Bygeloofs, is afwisselende; hy is in de tussenpoozen dat hy van dezelve beyryd is, zo welvaarende , als of hy gezond ware , en men kan hem op zulke tyden zeer bezwaarlyk van een' gezonden onderscheiden, Maar mogelyk kan een Vrygeest onder andere Vrygeesten meer genot hebben van de uitwendige geneugten , en de vermaaklykheden en wellusten der zinnen, dan een Bygeloovige onder Bygeloovigen, dewyl hy zich, naar zyne grondregels tot een onbepaald gebruik van dezelven gerechtigd houd ' Inderdaad niets minder dan dit. Een samenleeving van Vrygeesten zoude zichzelbe verwoesten, en zy zouden zich genoodzaakt zien , of onder de heerschappy van het Bygeloof of van den godsdienst te rug te keeren, , en wel zelfs om daardoor de genietingen der zinnen magtig te konnen worden. Laat een Vrygeest, die zyn wellust in wyn vind, een Vrygeest tot zyn bediende hebben, wiens wellust ook 'de wyn is. Deeze zal zekerlyk het glas, dat hy voor zynen heer moest inschenken , zelf uitdrinken , of, wanneer de heer zelf inschenkt, hem het glas uit de hand zoeken te rukken. Alsdan zullen mogelyk zy beiden het niet genieten, en terwyl zy met elkander twisten, zal het glas door den sterksten uitgestort of verbroken worden . of mogelyk zal het door een' derden worden weggenomen Want welk eene verpligting heeft de dienaar om den lust die zyn heer zoekt te genieten , niet zelf te genieten ! Dit. lot zullen andere geneugten wedervaaren. Is het derhalven niet eene belagchelyke dwaasheid van de Vrygeestery, dat zy hunne grondregels uitbreiden, en ondermynen zy daardoor niet de voordeelen, die zy door de Vrygeesten denken te erlangen? Een Vrygeest doet zich het grootste nadeel, wanneer hy zich daarvoor uitgeeft. Zy behoorden zelfs uit eigenbaat geheimer daar meê te zyn. Maar de eene dwaasheid is aan de andere waardig. Het is niet noodig de  102 Het Bygeloof en de Vrygeestery de vergelyking hieromtrent voort te zetten, en te toonen dat een Bygeloovige dit gevaar niet te vreezen heeft Een Vrygeest is ongelukkiger dan een Bygeloovige ' dewyl de Vrygeestery onherstelbaarer is dan het Bygeloof Omtrent deeze behoeft maar eene verandering te geschieden ; omtrent geenen moet een geheele omkeering plaats hebben. Het is ligter den godsdienst te verbeteren waar dezelve reeds is, dan hem derwaart te brengen waar in 't geheel geene gevonden word, gelyk het gemaklyker is een krank lid de gezondheid weder te geeven, dan een verstorven lid op nieuw te bezielen. Zo wel de toestand in welken het verstand van een' Vrygeest zich bevind als de toestand van zyn hart, is de herstelling hinderlyker, dan de gesteltenis van het verstand en het hart in een' Bygeloovigen. Ik spreek hier van de Vrygeestery, die zich over het verstand en het hart van een' mensch uitbreid, en de beide vermoogens der ziele bedorven beeft. Want zo groot en zo vreemd is somwyls de glorizucht der menschen , dat zy belagchelyker willen schynen dan zy inderdaad 'zyn Wanneer het in eenig gezelschap, onder welk Zy eenig aanzien trachten te krygen, voor een groote eer werd gehouden , ernstig en ingetoogen te zyn , dan zouden ze zich daar, waar ze de godzaligheid nabootsen , bevlytigen om even zo ernstig en ingetoogen te zyn. Een Vrygeest schryft zich toe zulk een groot verstand te bezitten, dat hem boven alle onderrichting verheven doet zyn. Hy is daardoor onvatbaar tot het aanneemen van eenige leer. Hy verzet zich tegen alles wat den hoogmoed van zynen geeft tracht te vernederen. Het is echter onmoogelyk hem zonder onderrichting te verbeteren. Zyn inbeelding maakt hem ligtvaardig. Hy weet duizend uitvlugten en spitsvindigheden uit te vinden, om de aangevoerde bewysredenen te ontwyken. Hy is gelyk aan die vyanden, welken nooit voor een geregeld krygsheir stand houden, maar die , zo dra zy bemerken overwonnen te zullen worden, hun heil in de vlugt zoeken. Het is der hal-  MET ELKANDEREN VERGELEEKEN. 103 halven onmooglyk om den oorlog met hen ten einde te brengen. : Met het verstand van den bygeloovigen is het geheel anders gelegen. De Vrygeest vertrouwt zyn verstand te veel, de Bygeloovige vertrouwt het gemeenelyk te weinig toe. Geene gelooft de waarheid niet omdat hy ze niet wil gelooven; hy ziet somtyds en gevoelt wel dat zy de waarheid is; maar hy verbergt zich en ontvlied haar. Deeze integendeel gelooft de waarheid niet, omdat hy oprechtelyk gelooft, dat zy de waarheid niet is; en zal ze gelooven, zo dra hy haar daarvoor houd. Zyn tegenstand is derhalven geen tegenstand tegen de waarheid, maar tegen de dwaaling. Hy dwaalt doordien hy de dwaaling als eene waarheid aangeërfd, of, door de opvoeding, een valsch onderWys heeft aangenomen. De Vrygeest dwaalt op den helderen dag; de Bygeloovige in den nacht. Hy is bevreesd voor het licht; de Vrygeest haat hetzelve. Het is echter gemaklyker de vrees te verdryven , dan de haat uit te roeijen. Het verstand des Bygeloovigen ligt aan al te veele banden ; het verstand van den Vrygeest heeft zich van alle banden ontslagen. Is het niet ligter eenige ketenen van een' gevangenen te verbreken, dan een ontloopen vlugteling, die alle kluisters verbroken heeft, weder op te vangen , en hem op nieuw aan dezelven vast te maaken? Hier is de moeite tweevoudig. Het is waar, de hardnekkigheid , die gemeenlyk onafscheidelyk aan het Bygeloof gehecht is, brengt in het geneezen deezer ziekte byna onoverwinnelyke hinderpaalen in den weg. Een Bygeloovige laat zich zeer bezwaarlyk van de eenmaal aangenomen gevoelens afbrengen. Doch men kan iemand die zwak van gezicht is, allengs aan het licht gewennen , wanneer hy maar niet eensklaps in het schynsel der zon word geplaatst. Het komt veel al op de gesteldheid van het hart aan, die in een' Bygeloovigen gelukkig kan zyn. Hy is een vyand, die zyn post, het kost wat het wil, tracht te verdedigen. Doch hy kan door de sterk te  104 HET BYGELOOF EN DE VRYGEESTERY te van een' magtiger vyand overwonnen worden, juist om die reden dat hy stand houd. Het is onloochenbaar, dat het hart van een' Vrygeefst, wanneer hy naar zyne grondregels te werk gaat, veel verdorvener moet zyn, dan het hart van een' Bygeloovigen. Een Vrygeest kan geen' mensch beminnen; een Bygeloovige kan ten minsten diegeenen lief hebben, welken zich in gevoelens niet van hem onderscheiden. Een Vrygeest kent geene pligten, dewyl hy geen vrees voor een hooger Weezen heeft. Hy spot met alle verbindelykheid, of hy moet daarmede spotten indien hy zyne grondregels wil volgen. Een Bygeloovige gelooft aan pligten', dewyl hy een hooger Weezen boven zich erkent. Hy dwaalt, doordien hy dikwyls dingen voor pligten houd, die het inderdaad niet zyn. Hy is aan onderwerpelykheid gewend, en zyn kwalyk - begreepen godsvrucht legt hem dikwyls lasten op, die byna zwaarder zyn , dan de verbindelykheid waartoe hem de waare godsvrees verpligten zoude. Wanneer hy derhalven misdryven begaat, zo komen ze niet voort uit de ondeugende vaardigheid tot dezelven, met welke de Vrygeest ze begaat. Het is waar, een Bygeloovige kan my van kant helpen , en zulks is voor my even zo kwaad als of het door een' Vrygeest verricht werd. Maar ten hunnen aanzien, is in dit bedryf tusschen beiden een groot onderscheid. Dc Bygeloovige brengt my om 't leven, uit een' valschen yver voor de eer van God. Hy gelooft dat hy tot een wreeker van dezelve is aangesteld. De Vrygeest moord my uit lust, omdat hy mogelyk door dat middel zyn eerzucht of eenige andere hartstogt voldoening wil geeven. Een Bygeloovige werpt my in eene duistere gevangenis, omdat ik zyn geloof niet aanneem , dikwyis uit een' onverstandigen yver voor de eer van God, dikwyis ook omdat hy aan myn ziel een wezenlyke weldaad gelooft te bewyzen, dewyl hy zich als myn opziener aansteld, die het recht heeft om zynen onmondigen te dwingen, tot hetgeene hem goed is. Dit Is my even zo lastig alsöf het door eenen Vrygeest geschiedde  MET ELKANDER VERGELEEKEN. 105 de. Want. eene opgedrongen weldaad is eene wreedheid. Doch hy doet het altoos met de geneigdheid van eenen arts, die my van eene krankheid tracht te bevryden. .Dat het aan zyn' kant eene ingebeelde krankheid is , weet hy niet De Vrygeest, die even het zelfde doet, behandelt my mogelyk zo wreed, omdat hy myn bezitting aan zich zoekt te Trekken, of myn vrouw wil ontëeren. .Is 'er nu niet een groot onderscheid tusschen de daad van een' arts gesteld dat hy zyn konst niet wel verstaat, en tusschen de daad van een' dief of echtschender ? Het is derhalven ligter een' Bygeloovigen recht deugdzaam te maaken, dan een' Vrygeest , en gevolgelyk is deeze veel ongelukkiger dan geene. De ervaaring bevestigt dit alles. Het was zekerlyk het Bygeloof niet, dat zich' het meeste tegen de uitbreiding van den waaren Godsdienst verzette. Zyn zegeryk vermoogen overwon wel eene ontelbaare menigte van bygeloovige menschen, doch zeer weinigen van de philosoophen, welken het aanweezen. eener Godheid of openlyk loogchenden, of zulke. leeringen wegens dezelve voordroegen, die in den grond de Godheid vernietigden. De waare Godsdienst heeft, de zwaarste stormen van het Bygeloof moeten uitstaan; dat is waar. Doch ik heb reeds aangetoond, dat de kryg met de wapenen der Vrygeestery gevoerd werd. De meesten van diegeenen, welken de Roomsche Keizers tot zulke hevige en wreede vervolgingen aanhitsten, geloofden zekerlyk niet aan de dertig duizend goden die. zy beschermden. En wie. waren diegeenen, welken het Bygeloof, toen het niet meer door gewelddaadigheden kon ondersteund worden , opsierden, en voor de ouden godenleer een nieuw begrip verdichtten? philosoophen , die even zo weinig van Jupiter als van Christus geloofden. Porphyrius, Jamblichius, Symmachius, en anderen hadden zeker te veel verstand, dan dat zy de verdichtselen der paapen zouden geloofd hebben. Maar zy zochten enkel hunnen roem in het ondersteunen der zinkende dwaaling; VI. Afd. III. Deel. H en  106 Bedenkingen over de Lente. en in het ophouden der waarheid in haaren loop. Zy waren byna allen Vrygeeften. Men kan deeze vergelyking geenszins voor eene verdediging van het Bygeloof houden, dewyl ik zo wel het Bygeloof als de Vrygeeftery voor zeer schadelyke wangedrochten houde. Ik heb alleenlyk willen aantoonen, dat het eene gedrocht grooter is dan het andere, en de waereld onder het juk der Vrygeefterye nog ongelukzaliger dan onder het juk van het Bygeloof zyn zoude. N. B. H. Bedenkingen over de Lente. Et nunc omnis ager, nunc omnis parturit arbos, Nunc frondent silvae , nunc formosissimus annus. VIRG. Elk mensch genoegsaam is eenigzins te onvrede over deeze of geene omstandigheid in zyn' tegenwoordigen staat, en laat zyn verbeelding derhalven meer of minder rond zwerven om toekomend genoegen op te spooren, en eenig tydpunt te bepaalen, in 't welk hy, door het verdryven van het ongemak dat hem nu neêrslachtig maakt, of door de verkryging van hetgeen hem tegenwoordig ontbreekt, de omstandigheden zyns levens aanmerkelyk verbeterd zal vinden. Wanneer deeze tyd, die maar al te dikwyls met groot ongeduld verwacht word, eindelyk verschynt, dan komt dezelve doorgaans zonder den zegen om welken hy begeerd werd; maar wy stellen ons dan te vrede met eenig nieuw vooruitzicht, en dringen weder met eene gelyke greetigheid voorwaart. Het.  Bedenkingen over de Lente. 107 Het is eenigermaate ten voordeele van iemand, in wien deeze geaartheid zeer sterk de overhand heeft, wanneer hy zyn hoop stelt op dingen die geheel buiten zijn vermoogen zyn dewyl hy dan weêrhouder, word van eene slordige ver die zijn geluk staat te volmaaken, en hem op het gewenschte uur doet wachten zonder die middelen te verzuimen van welke intusschen gebruik dient te worden gemaakt Ik heb lang iemand van zulk eene gesteltenis gekend, die zieh in deezen droom van gelukzaligheid met minder nadeel voor zichzelven toegaf, dan zulke ingebeelde wenschen gemeenelyk voortbrengen, regelende hy zyn ontwerp met zulk eene bedreevenheid , dat zyn hoop drie deelen van het jaar in vollen bloei was, en in het overige gedeelte nimmer geheel verwelkte. Veelen zullen misschien begeerig zyn te weeten door welke middelen hy zich zulk een goedkoope en duurzaame voldoening bezorgde. Hy verkreeg dezelve alleen door, by eene onveranderlyke aanhoudendheid, de ontheffing zyner ongemaklykheden tot de komst van de volgende lente uittestellen. Indien zyne zaaken ten achteren waren, hy kon ze in 't voorjaar in order brengen; indien hem tot herstelling of bewaaring zyner gezondheid regels werden voorgeschreeven de lente wa de eigenlyke tyd om ze in acht te neemen ; indien hetgeen hy noodig had in een' hoogen prys was, het zou in de aanstaande lente wel minder zyn. Het voorjaar verscheen echter dikwyis, zonder dat hetzelve eenig van deeze uitwerksels met zich bragt; nochtans was hy altyd verzekerd, dat het volgende daaromtrent gelukkiger zou zyn: en nooit was hy overtuigd dat de tegenwoordige lente zyne verwachting zou te leur stellen dan als het midden in den zomer was; want hy sprak altoos van de lente als toekomende tot dat dezelve voorby Was, en verloopen zynde, was elk het met hem eens dat zy toekomende was. ., Door eene lange verkeering met deezen man , ben ik mogelyk eenigermaate vatbaar gemaakt voor de aandoening H 2 van  108 Bedenkingen over de Lente. van eene onmaatige geneugte in de beschouwing van dit vermaaklyk jaargety; maar ik heb het genoegen van veelen te ontmoeten, aan wien het geen schande is te gelyken die door de zelfde geestdryvery besmet zyn; want ik geloof dat 'er naauwlyks een poëet van eenige uitsteekendheid is, die geene blyken gegeeven heeft van zyne zucht voor de bloemen, de windjes en de zangers van de lente. Ook is de weeligste verbeelding niet in staat geweest om de verruklykheid en het geluk der gouden eeuwe te beschryven dan door eene eeuwige lente, als de hoogste belooning, aan de onbedorven onschuld toe te leggen. Daar is, inderdaad, iet onuitdrukkelyk vermaakelyks in de jaarlyksche verwisseling van de waereld , en de nieuwe tentoonstelling van de schatten der natuur. De koude en duisternis van den winter, met de naakte mismaaktheid van elk voorwerp waar wy onze oogen op richten, doet ons noodzaaklyker wyze juigchen by de verschyning van het volgend jaargety, zo wel uit hoofde van hetgeen wy ontkomen zyn, als om hetgeen wy moogen genieten; en ieder uitbottende bloem, die een warme luchtsgesteldheid vroeg aan ons gezicht vertoont, word aangemerkt als eene bodinne om ons van de nadering van nog vrolyker dagen te verwittigen. De lente schenkt een gemoed, dat zo vry is van de stoornis der zorgen of driften , als open voor stille genoegelykheden, genoegsaam alles dat wy in onzen tegenwoordigen staat magtig zyn te genieten. De geschakeerde groenten van velden en bosschen, de opeenvolging van aangenaame geuren, de stem van 't vermaak, haare klanken aan alle zyden verspreidende, met het denkbeeld der blydschap die thans door alle dieren genooten word, door den aanwasch van hun voedsel en de zachtheid van het weer verbreid over de geheele aarde een vertooning van blydschap, die eigenaardiglyk word uitgedrukt door het lagchen der natuur. Men treft menschen aan wien deeze tooneelen niet in staat zyn vermaak te geeven, en die zich schielyk onttrek ken  Bedenkingen over de Lente. 109 ken aan alle de verscheidenheden van de schoonheid des lands, om hunne uuren te verliezen en zich bezig te houden met het kaartspel, of hunn' tyd te kwisten in gezelschappen, in herbergen, of met het gesnap van den dag. Men mag veilig, als een grondregel die zelden bedriegt, onderstellen , dat wanneer iemand zyn eigen gezelschap niet kan veelen, iets verkeerds by hem moet huisvesten. Hy moet zichzelven ontvluchten doordien hy een verdrietelykheid in het leven gewaar word , voortspruitende uit de gelykwigtigheid van een ledig gemoed , dat , geene geneigdheid tot de eene beweeging meer dan tot de andere hebbende dan wanneer het door eenig vermoogen van buiten word aangedaan , zyn toevlucht altoos tot vreemde voorwerpen moet neemen; of hy moet bevreesd zyn voorhet opkomen van eenige onaangenaame denkbeelden , en mogelyk worstelt hy geduurig om de herdenking van eenig; verlies, de vrees voor eene lastering , of eene gedachte van grooter verschrikking te ontkomen. Voor menschen, die door droefgeestigheid onmagtig zyn het vermaak der bespiegeling te genieten, is, als het gevoegelykst middel, raadsaam, zich aan uitspanningen over te geeven, die, rriids zy onschuldig zyn, groote oplettendheid vorderen; en zulken, die de vrees voor toekomend jammer aan elende vast ketenen, moeten het gevaar trachten voor te komen. Myne bedenkingen zullen by deeze gelegenheid zich bepaalen tot diegeenen, welken een' last voor zichzelven zyn, uit hoofde dat hen voorwerpen tot overdenking ontbreken, en voor wien het boek der natuur is open gelegd, zonder hen vermaak of onderwys uit te leveren, dewyl zy nimmer de letters leerden leezen. Een Fransch schryver heeft deeze schynbaare wonderspreuk bygebragt, dat zeer weinige menschen weeten hoe zy een wandeling moeten doen ; en , inderdaad, het is wel waar, dat weinige menschen een wandeling weeten te doen met oogmerk van eenig ander vermaak , dan het zelfde H 3 ge-  110 Bedenkingen over de Lente. gezelschap hen in eenige andere omstandigheden zou hebben uitgeleverd. Daar zyn dieren, die hun kleur van eenig nabyzynd ligchaam aanneemen, en die gevolgelyk van verw veranderen wanneer zy van plaats verwisselen. Op gelyke wyze behoorde elk mensch zich te bevlytigen om uit alle voorwerpen die hem omringen , zyne aanmerkingen te trekken • want het is zonder vrucht dat hy van geplaatstheid verandert, indien zyne opmerking aan de zelfde plek bepaald blyft. Het gemoed behoort voor het ontfangen van elk nieuw denkbeeld open gehouden, en in zo verre van de heerschappy der byzondere gedachten ontslagen te worden dat het in staat is om van opkomende gelegenheden gebruik te maaken, en ieder ding op te merken, dat zich op het tegenwoordig uur ter onderzoeking aanbied. Een mensch, die het zich tot eene hebbelykheid gemaakt heeft om uit elk nieuw voorwerp dat hem ontmoet vermaak te trekken, vind in de voortbrengselen der natuur eenen onuitputtelyken voorraad van stoffen, met welken hy zich kan bezig houden, zonder dat hy voor eenige verzoekingtot afgunst of kwaadwilligheid bloot slaat; gebreken mogelyk , die zelden gantschelyk te vermyden zyn door hen die hun oordeel aan de werken van konst oefenen. Hy heeft altoos een gegrond uitzicht van nieuwe redenen te zullen ontdekken, om den oppermagtigen Stichter van het heelal aan te bidden, en een waarschynlyke hoop van eenige ontdekking te zullen doen, die anderen of hem-zelven voordcelig is. Ongetwyfeld hebben veele gewassen en dieren hoedanigheden die van groot gebruik zouden zyn, om welken te leeren kennen niet veel wysheid of doordringendheid van verstand, of vermoeijing van studie gevorderd word; integendeel niets dan herhaalde proefneemingen, en eene naauwkeurige oplettendheid. Hetgeen door de scheikundigen, wegens hun getroeteld voorwerp, de kwik, word gezegd , is mogelyk waar van alle ligchaamen door de geheele schepping, dat, naamelyk, indien duizend leven aan  Bedenkingen over de 111 aan deszelfs onderzoek besteed werden, alle deszelfs eigenschappen echter nog niet zouden uitgevonden zyn. Het menschdom moet noodzaakelyk door verschillend-   heid van smaaken verdeeld zyn, dewyl het leven zulk   een     menigvuldigheid van bezigheden uitlevert en vereischt: een r^n^vannatS Ef Ï bÏeèïS"» het is zekerlyk niet ongepaft een ? 5 r vf aan te wyzen aan zulken , die zich m nr^ln ^ gezondheid bevinden verdne tt zvn 1 overvloed, uit gebrek van eenige bron van vermaakelykheid die zo gemakkelyk niet is uit te putten J gerr ^ meniette van beide fexen, die met eiken meuwen Tg as - e n' nLwenlaft bezwaard zyn, te berichten da? nog veele vertooningen zyn, die zy nog met gez.u Hy die zyne nieuwsgierigheid naar de werken der natuu uitble d , vermeerdert ontegenzeggelyk de toegangen voor r£' c„, derhalven, het jeugdig gedeelte myner lee2e et - wien ik deeze lentebedenkingen opdraag , moet bet my ten goede houden, dat ik hen aanmaane, om van de lente des jaars en van de lente des levens gelyktyd.g g b uk te maaken; ten einde zy , terwyl hunne harten nog voor nieuwe denkbeelden indrukbaar zyn, heUe vo r onschuldige vermaaken, en TO^^Sgsfi v^krv-en- en wel gedachtig te zyn, dat een schraaie lentt verkrygen, en b o de bloeffems van het ïSt t tot voorbereidfel, der vruchten van der. tersft- R. M. E. H * De  De Geneesmeesters verdedigd tegen de beschuldiging van ONGELOOVIGHEID. Vertaald uit de Observations on the Duties and Offices of a Physician, &c. Het is geenszins eene ongewoone zaak, dat den oefenaaren der Geneeskunde de beschuldiging van ongeloovigen te zyn ten laste gelegd word. Doch ik denk dat deeze betichting volstrektelyk valsch is, en onderneem te bevestigen, dat de uitmuntendste mannen in deeze Weetenschap, niet minder beroemd zyn geweest uit hoofde hunner hoogachting voor den Godsdienst. Ik zal alleenlyk tot voorbeelden daaromtrent, Harvey, Sydenham , Arbuthot, Boer haave, Stahl en Hoffman melden. Het is nochtans ligtelyk optemaaken, van waar deeze lastering zyn' oorsprong heeft genomen. Mannen, wier verstand door eene uitgestrekte kennis is uitgebreid geworden , die zich gewend hebben, om over alle onderwerpen met eene onbekrompen en grootmoedige vryheid te denken en te redeneeren, zyn niet in staat om ooit blinde yveraars voor eenige secte of samenstel te worden. Zy kunnen omtrent hunne eigen beginsels standvastig zyn , zonder kwaad te denken van hen die met hunne gevoelens niet overeenstemmen; maar het schynt hen byzonder eigen te zyn , het gezag en de heerschappy niet te kunnen dulden van zulken, die voorwenden het recht te hebben over hunne consciëntiën te gebieden, en hen voor te schryven wat zy omtrent elk artykel, dat tot den Godsdienst betrekking heeft getooven moeten. Deeze vryheid van geest, deeze gemaatigdheid en liefdraagendheid omtrent lieden van verschillende gevoelens, zyn , door bekrompen zielen , dikwyls toegeschreeven geworden, aan heimelyk ongeloof, aan twyfelaary, of ten minsten aan onverschilligheid in den Godsdienst; terwyl, ten zelfden tyde, sommige Geneeskundigen die oprechte en ernstige Christenen waren, door zulke ver wy-  De Geneesm. van Ongeloof verdedigd, 113 wytingen gaande gemaakt, zich fomwylen op eene onbehoedsaame wyze uitlieten, en hunnen vyanden dus eene schynbaare reden gaven om hun geroep tegen hen te verheffen. Dit verbeeld ik my dat de waare oorsprong geweest is van' de beschuldiging wegens Ongeloof, die zo dikwyls en zo onrechtvaardig tegen de Geneeskundigen is ingebragt. Onder een nabuurig volk, waar weinige lieden gewoon zyn geweest met vryheid over den Godsdienst te denken en te spreeken , en waar , tot nu onlangs, geen mensch zich met vryheid over dat onderwerp durfde uitlaaten, hebben eenige vernuftige en geestige schryvers zich voorgedaan, die, driftig om hunne nieuwverkreegen vryheid aan den dag te leggen , ondernamen de grondslagen van allen , zo wel van den natuurlyken als geopenbaarden, Godsdienst, aan 't waggelen te helpen. Pas van bygeloof ontslagen zynde geworden , hebben zy zich, door eenen niet ongewoonen overgang, eensklaps in Godverzaakery neder geploft. Het is gelukkig voor het menschdom, dat dit volk de zaaken tot zulk een uiterste heeft gedreeven ; dewyl het kwaad zeer schielyk zichzelven moet geneezen. De Godsdienstige gevoelens van het menschelyk geslacht mogen door verscheidenheid van bygeloovigheden verschillendè gemaakt worden; maar Godsdienst is natuurlyk aan het menschelyk gemoed , en alle poogingen om denzelven uit te roeijen zyn even zo godloos als onmagtig. Doch ondersteld zynde, dat de Godverzaakery overal de overhand verkreeg, en tevens het ongeloof omtrent eenen toekomenden staat van bestaan, de onsterflykheid der ziel, en all wat men doorgaans geoordeeld heeft daarmede rechtstreeks verbonden te zyn, gelyk ook wegens derzelver onstoflykheid; de duurzaamheid van zulke gevoelens, zeg ik, zou by noodzaaklyk gevolg zeer kort zyn; dewyl zy in eens alle banden van samenleeving zouden losmaaken, en een tooneel van algemeene tyranny, godloosheid en wanhoop zouden voortbrengen. Nochtans moet ik, tot myn leedweezen, zeggen, dat zy tegenwoordig een zeer beroerenden voortgang maaken. Ontkleed van dat ruuw, overnatuurkundig gewaad, onder 't welke zy H 5 ' _ lang  114 De Geneesmeester tegen de beschuldiging lang verborgen lagen, het akelig genoegen uitmaakende van eenige weinige afgezonderde lieden, ledig van aandoeningen en onttrokken aan de bezigheden van het menschelrke leven worden zy nu aan de waereld voorgesteld, opgetooid met al de konst van welspreekendheid, vernuft en geestigheid ■ en volmaakt aanneemelyk voor de vatbaarheden van petitmaitres en kamermeisjes. Voor zo verre zy eenige bewysredenen behelzen, is hunne ongegrondheid duizend en duizendmaal beweezen; maar slinksche verdachtmaakingen, inboezemmigen en boert, zyn niet te beantwoorden. De wyze, die de tegenwoordige voorstanders van het oneeloof yerkoozen hebben, om hunne gevoelens voort te planten, is by uitstek gevaarlyk. Met eene onvergelykelyke onbeschaamdheid verbreiden zy dat elk, die in een' natuurlyken of geopenbaarden Godsdienst belyd te eelooven, een huichelaar of zot is. Dit is de jeugd aan eene zeer zwakke zyde aangevallen. Een jongeling van een verheven en onbekrompen ziel, versmaad het denkbeeld van huichelaary; en, uit een kwalyk beoordeelden hoogmoed, is hy bevreesd voor alles wat hem aan zulk eene laage beschuldiging kan onderhevig maaken. Glorizucht, verder, is de meest-heerschende hartstogt onder het menschdom, voornaamelyk onder jonge lieden, die boven alles vreezen veracht te zullen worden, en zy zyn gramstooriger over eene aanmerking wegens de zwakheid en bekrompenheid van hun verstand, dan over eenige beschuldiging tegen hunne beginselen en zeden. Maar ik neem aan te bewyzen dat mannen van het uitgebreidste, klaarste en bondigste verstand, die in hun leven gehandeld hebben met de grootste blyken van geest waardigheid en welvoeglykheid, en die men voor de nuttigste en beminnelykste leden der samen. leeving geacht heeft, nooit diegeenen zyn geweest welken den Godsdienst openlyk beledigd, of heimelyk deszelfs beginselen belagchelyk hebben zoeken te maaken; maar integendeel deszelfs beste en yverigste vrienden geweest zyn. De Geneeskunde behoort, van alle beroepen onder de minste verdenking te vallen van aanleiding te gee ven  van Ongeloof verdedigd. 115 ven tot ongodsdienstigheid. Een gemeenzaame bekendheid met de werken der natuure verheft het gemoed tot de verhevenste begrippen van het Opperwezen , en verheugt op den zelfden tyd het hart met de alleraangenaamste uitzichten van Voorzienigheid. De moeijelykheden, waarmede alle diepe onderzoekingen noodzaakelyk moeten verzeld gaan in een onderwerp zo onevenredig met de menschelyke bekwaamheden, behooren niet vermoed te worden een' Geneeskundigen te verbaazen, die , in zyne dagelyksche beoefening, in duisterheden en verlegenheid gebragt word, zelfs omtrent onderwerpen die bloot staan voor het onderzoek zyner zinnen. Evenwel is de onbestaanbaarheid die somtyds in menfschelyke karakters gevonden word, zodanig, dat men voorbeelden van lieden aantreft die de waarheid der gewigtigste grondbeginsels van den Godsdienst bestryden, en die, in de bezigheid van het gemeene leven, de kinderachtigste ligtgeloovigheid laaten blyken ; en , met de grootste aankleeving van een' geestdryver , zulke beschouwelyke kundigheden omhelzen, die de loutere speelingen en omzwervingen van eene levendige verbeelding zyn. Maar in de oefening der Geneeskunde zyn eenige byzondere omstandigheden, die den Geneesmeester natuurlyker wyze moeten leiden , om boven het tegenwoordig tooneel der dingen heen te zien, en zyn hart aan de zyde van den Godsdienst te verbinden. Hy heeft veelvuldige gelegenheid om menschen te zien, die eenmaal de vrolyke en gelukkige waren, maar nu in diepe elende gezonken zyn; somtyds overgegeeven aan een' zekeren, doch pynelyken en langzaamen dood ; somtyds worstelende met ligchaamelyke benaauwdheid, of de nog erger folteringen van een wanhoopig gemoed. Zulke treurige tooneelen zou men billyk onderstellen dat alle harten moeten week maaken , die niet dood voor alle menschelyke aandoeningen zyn, en dezelven eerbied doen toonen voor den Godsdienst, die alleen de ziel in de allerakeligste elenden kan ondersteunen; voor dien Godsdienst, welke ons het leven met  116 De Geneesmeester tegen de Beschuldiging met blygeestigheid leert genieten, en het met waardigheid overgeeven. Een Geneeskundige, die het ongeluk heeft van de uitzichten op een' toekomenden staat afgesneden te zyn zal indien hy maar eene algemeene goedaardigheid bezit, zyn gevoelens verbergen voor degeenen die onder zyne oppassing staan, en dat wel met zo veel zorg als hy hen zou zoeken te hoeden voor de besmetting eener doodelyke ziekte Door zyne ongevoeligheid gehard , of yverig in het volvoeren van bezigheid of het najaagen van vermaak, moog hy niet bemerken in welk eene verlooren en naargeestige gesteltenis hy zich bevind, maar het zou barbaarschheid weezen, om de stervende natuur van haaren laatsten steun te berooven en den eenig-overblyvenden troost te vernietigen van diegeenen , welken hun laatste afscheid van alle ondermaansche geneugte en verbintenissen genomen hebben. Indien beweegredenen van menschlykheid en achting voor den vrede en het geluk der samenleeving, een' Geneeskundigen niet kan weêrhouden van gevoelen te uiten die voor Godsdienst en zeden verwoestende zyn dan is het vruchteloos om by hem te pleiten met verplichtingen ' van beschaafdheid, en de welvoeglykheid van zyn beroep. De allergunstigste plooi die aan zulk een gedrag is te geeven is te onderstellen dat het voortkomt uit eene toomelooze levendigheid van 't verstand, of eene breidelooze glorizucht, die alle banden van zedelykheid, betaamlykheid en welleevendheid vergeet. Ik zal my niet verontschuldigen uit hoofde myner schynbaare uitweiding in het verhandelen van zulk een ernstig onderwerp; dewyl ik denk dat zulks volstrekt noodeloos is. In een onderzoek wegens de bediening en pligten van een Geneesmeester oordeelde ik noodzaaklyk een aanmerking weg te neemen, die my zo verlaagende voor dat beroep voorkomt; en ten zelven tyde elk die tot deeze klasse van losheid, of belagchelyke glorizucht in den omgang, dit re-  van Ongeloof verdedigd. 117 reden kunnen geeven tot beschuldiging van ongebondenheid van beginselen, even zo gevaarlyk voor de samenleeving als voor het weezenlyk belang en de eer van derzelver verbreider. Aannmerkingen over den ongemeenen graad van hitte, die menschen en dieren verdraagen kunnen. Opgemaakt uit de verhandeling over dat onderwerp , in het laatstuitgegeeven Stuk der Histoire de l' Academie. Royale des Sciences &c., voorkomende. Boerhave geeft ons in zyne Chemie, een verhaal van eenige proeven, op dit onderwerp , met groote naauwkeurigheid, ten zynen verzoeke genomen door den vermaarden Fahrenheit , en anderen , in een fuikerrafinadery , alwaar de hitte, ten tyde van de proefneeming, gebragt was tot op 146 graaden van Fahrenheits thermometer, Een musch, aan deeze verhitte lucht bloot gesteld, stierf, na eene zeer moeijelyke ademhaaling, in minder dan zeven minuuten. Een kat wederstond deeze groote hitte iets meer dan een kwartier uurs, en een hond omtrent 28 minuuten, ontlastende, voor zyn' dood, eene aanmerkelyko hoeveelheid van roodachtig schuim, en zulk een aandoe- , nelyken stank van zich geevende, dat een van de helpers 'er door in zwym viel. Deeze ontbinding der vochten, of groote verandering van een' natuurlyken staat. word door den Professor toegeschreeven niet aan de hitte van den kagchel alleen, die zulk een uitwerksel op het vleesch van een dood dier niet zou hebben voortgebragt; maar tevens aan de levensbeweeging, door welke , volgens zyne onderstelling, nog een' hooger' graad van hitte was voortgebragt in de vochten, door de long omloopende, ingevolge  118 Aanmerkingen over de groote hitte volge van welke, de oliën, zouten en geesten van het dier tot zulk eene hoogte gedreeven werden. De heeren Du Hamel en Tillet, in de jaaren 1760 en 1761, naar de provintie van Augomois gezonden zynde, met oogmerk om zekere insekten te vernielen , die het graan van deeze provintie verteerden , bragten zulks ter uitvoer, volgens het verhaal daarvan in de Gedenkschriften der Akademie voor 1761 te vinden , door het aangestooken koorn, met de insekten die in hetzelve beslooten waren , in een' oven te plaatsen, binnen welken de hitte groot genoeg was om ze te dooden, zonder dat het graan 'er hinder door leed. Dit werk werd te Rochefoucault verricht, in een' grooten openbaaren oven, alwaar , uit oogmerken ten nutte van het huishoudelyke , hun eerste stap was zich zekerheid te verschaffen wegens de overblyvende hitte van den oven, op een' dag nadat 'er brood in gebakken was. Zy deeden dit door een' thermometer aan het einde van een schoffel in den oven te steeken, en bevonden by het uithaalen , dat dezelve een' graad van hitte aanwees, dien van kookend water verre te boven gaande: maar de heer Tillet, zich overtuigd houdende dat de thermometer in het uithaalen naar den mond van den oven, verscheiden graaden was gevallen, en deswegen eenige verlegenheid laatende blyken , bood een van de meiden , die het werk van den oven waarnamen , zich aan , om zich in denzelven te begeeven , en met een penceel de hoogte aanteteekenen , op welke de thermometer stond, wanneer dezelve binnen den oven was. De meid begon te lagchen toen zy den heer Tillet zwaarigheid hoorde maaken wegens haare vreemde aanbieding, en in den oven gegaan zynde, teekende zy , met een' penceel, haar tot dat oogmerk gegeeven, na verloop van twee of drie minuuten , den thermometer , staande ■ op 100 graaden volgens de schaal van Reaumur, of , volgens de meerbekende schaal van Fahrenheit, op omtrent 260 graaden. De heer Tillet, die by deeze gelegenheid niet van  VOOR MENSCHEN EN DIEREN Verdraaglyk 119 van eene onaandoenelyke gesteltenis omtrent zyne medemenschen scheen te zyn, begon eene verlegenheid te kennen te geeven, die zeer pryswaardig in een' proefneemend philosooph is voor zyne medehelpster, en op haare te rugkomst aan te dringen. Deeze Vrouwlyke Salamander verzekerde hem echter , dat zy in haare gesteltenis geen het minste ongemak gevoelde en bleef 'er nog 10 minuu ten vertoeven van het leven beroofd werd , onder een' veel minderen graad van hitte. Toen zy uit den oven kwam stond de thermometer op 288 graaden, of 76 graaden boven dien van kookend water; de kleur van de meid was wel krachtig opgezet, doch zy vertoonde niet de minste verhaasting of moeijelykheid in het ademhaalen. Na de wederkomst van den heer Tillet te Parys, werden deeze proefneemingen herhaald door den heer Marantin , commissaris van oorlog te Rochefoucault, een bedreven en nauwkeurig waarneemer, aan een tweede meid, die mede tot den oven behoorde: deeze bleef in denzelven, zonder veel ongemak, met den zelfden graad van hitte, zo lang als de voorige, en ademde geduurende den tyd van 5 minuuten , in een lugt die tot 325 graaden verhit was. De heer Tillet heeft de blykbaare tegenstrydigheid tusschen deeze proeven , en die welken onder bestier van Boerhave gedaan werden, door verscheiden dieren, in verscheidenerleie omstandigheden, aan hooge graaden van hitte bloot te stellen, trachten optehelderen. Hy maakt uit zyne proeven op, in sommigen van welken de dieren in bekleedselen gewikkeld waren , en daardoor in staat gesteld om veel langer tyd de uitwerkselen der ongemeene hitte te wederstaan, dat de hitte van de lucht, in de longen ontfangen. niet , gelyk Boerhave onderstelde, de eenige of voornaame oorzaak was van de benaauwdheid, moeiielyke ademhaaling en dood der dieren, aan welken de proeven genomen werden; maar dat de heete lucht, die een' vryen en rechtstreekschen toegang had tot elk gedeel-  120 Aanmerkingen over de groote hitte te van de oppervlakte hunner ligchaamen, de zelsftandigheid aan alle zyden doordrong, en eene koorts te wege bragt, uit welke alle de toevallen voortsprooten: integendeel waren de meiden te Rochefoucault, wier ligchaamen zich grootdeels tegen deeze werking, door middel haarer klederen, behoed vonden, in staat om in deeze hevig verhitte lucht voor een' langen tyd, zonder groot ongemak, te ademen. Wy denken ook, dat de grootte, haarer ligchaamen, schoon van niet veel belang desaangaande by den heer Tillet gerekend , inderdaad niet weinig tot haare veiligheid heeft medegewerkt. In de gewoone ademhaaling werd het bloed, in deszelfs omloop door de longen , gekoeld , door ontmoeting van of vereeniging met de ingehaalde lucht: In de tegenwoordige proeven integendeel, de blaadjes en vaten van de long, by iedere inademing, een lucht die tot 300 graaden verhit is, ontfangende, moet by aanhouding verkoeld en verfrischt zyn geworden , zo wel als de vaten onder den huid liggende, door de opelkander volgende aankomst der geheele massa van bloed, bevat zynde in de beneden deelen van het ligchaam, welks hitte men mag onderstellen dat by den aanvang der proeve niet boven 100 graaden zal geweest zyn. Om nu niet in aanmerking te neemen, dat de twee meiden van den heer Tillet, mogelyk aan zulk een' hoogen graad van hitte niet onderhevig zullen hebben geweest , als door den thermometer werd aangeweezen ; die , naar het ons voorkomt, altoos op den schoffel is gebleeven, welke op den grond of haard van den oven rustende, zekerlyk door grooter hitte is aangedaan , dan in het ligchaam van denzelven heerschte. Het is aanmerkelyk, dat geene der dieren , die onder de proefneemingen van den heer Tillet omkwamen , eenigen onaangenaamen stank uitlieten. De heer Tillet onderstelt om die reden, dat de hond , van wien zulk een ongemeenen stank voortkwam , in het beloop der proeven door Fahrenheid genomen, door eenige innerlyke on ge  VOOR MENSCHEN EN DIEREN VERDRAAGlyk 121 gesteldheid is aangedaan geweest , en binnen zich eenig verborgen beginsel van bederf had, dat, als het ware, door de buitengemeene hitte, nu aan den gang was gebragt Indien het niet te veel gewaagd is ons gevoelen, na dat van professor Boerhave en den heer Tillet, desaangaande op te geeven, dan merken wy aan, in de eerste plaats dat onder de dieren, in de proefneemingen van Boerhave gemeld, de hond het eenige schepsel is, aan 't welk het verschynsel, waarvan hier de reden is , werd waargenomen; en dat in die des heeren Tillet van dit dier geen gebruik was gemaakt. Wy zouden derhalven van gedachten zyn, dat de verschrikkelyke stank , van welken melding word gemaakt, niet uit eenige ongesteldheid of neiging tot bederf in de vochten is voortgekomen , veroorzaakt door de buitengemeene hitte , medewerkende met de levensbeweeging van de vaten, in de sappen van het dier, als .door Boerhave ondersteld is dat het ook niet veroorzaakt was , door eenig algemeen of toevallig gebrek van de vochten in dien enkelen hond, welke het onderwerp der proeve was, gelyk de heer Tillet ons tracht te doen gelooven ; maar dat men het natuurlyker mag onderstellen voortgekomen te zyn uit het stinkend vocht, 't welk bekend is afgescheiden te worden van de glandula odoriserae geplaatst naby den anus van dat dier ; deeze afscheiding kan men veronderstellen dat by deeze gelegenheid vermeerderd, en tevens dat de stank van dit vocht aanmerkelyk verzwaard is geworden, door de werking van de hitte op het leevende dier. Eer dat wy van het onderwerp deezer verhandeling afgaan , kunnen wy , uit gemoedelykheid , niet voor by , een goed woord te doen by onze natuurkundige proefneemers, ten behoeve van onze medeschepselen van het dierelyk geslacht, op wier kosten de philosoophische begeerte naar kennis , in zaaken van loutere nieuwsgierigheid, (want voor zodaanig eene moet de tegenwoordige gehouden worden,) meestäl op de ongevoeligste wyze vol. VI. afd iii deel 1 daan  122 Aanmerkingen over de groote hitte , enz. daan word. Belangende het tegenwoordige voorbeeld, alhoewel wygeene wezenlyke reden van tegenwerping hebben ten aanzien der eerste proefneemingen van den heer Tillet, dewyl wy 'er geen groot nadeel in kunnen zien, dat een proefneemende philosooph twee willige deerns , op zyn eigen byzondere wyze , eens braaf doet zweeten , met een oogmerk om natuurlyke kennis uittebreiden ; zo kunnen wy nochtans , zo wel niet over de volgenden denken , en onze verstandige akademist zo geheel onschuldig niet bezig zien, in het folteren, en ter dood brengen van de arme onnoozele konynen , kiekens, en vinken , die 'er de slachtoffers van waren ; en dat alleen om het vermaak te hebben van te weeten hoe hoog de thermometer van den heer Reaumur by die gelegenheid zou staan: want wy kunnen het gevoelen van den heer Tillet niet omhelzen , alsof deeze soort van proeven van eenig gebruik in de medicynen zyn konden; ook begrypen wy nog niet klaar in hoe verre zy , op deeze onderstelling, te verdedigen zouden zyn. Aan  Aanmerkingen over de formeering van eilanden , DOOR alexander dalrymple Getrokken, uit de engelsche transactiën Daar is mogelyk geen stuk van de Natuurlyke historie aanmerkelyker, of van meer nut voor een' zeeman dan het onderzoek wegens de formeering van eilanden. De oorsprong van eilanden in 't algemeen is hier geen punt van beslissing, maar van die laage en vlakke eilanden in den wyden oceaan, zodanige als tot heden de meeste van diegeenen zyn, welken tot nu toe in de groote Zuid - zee zyn ontdekt geworden. Deeze eilanden zyn doorgaans lang en smal ; zy zyn gevormd door een smalle strook lands, die zee binnen zich besluit; doorgaans, mogelyk altoos, met eenig kanaal van inlaating , ten minsten geduurende den vloed ; gemeenlyk ook met eene opening die in staat is om een kano te ontfangen, en dikwyls zelfs grooter vaartuigen door laat De oorsprong van deeze eilanden zal derzelver natuur Verklaaren. Het geen my de eerste aanleiding tot- dit besluit gaf was eene waarneeming van Abdul Roobin , een loots van Sools; dat naamelyk alle de eilanden, liggende omtrent de noord-oostkust van Borneo , banken ten oosten van zich hebben. • Deeze eilanden, van den westkant door Borneo gedekt zynde, worden door de winden, die van dien hoek waaijen, niet met geweld aangevallen; maar de noord-oostewinden, woelende in de golven van een wyde zee, hoopen de koraal opeen , met welke deeze zeeën vervuld zyn^ Deeze werking , die zo blykbaar na het voorvallen van een' storm is, geschied mogelyk op alle andere tyden, zonder dat zulks bemerkt word. i De koraal -banken , op deeze wyze gereezen zynde worden droog. Zy worden op allerleie diepten I 2 ge-  124 Aanmerkingen over de gevonden , op allerleie afstanden van den oever , gantschelyk afgezonderd van het land , en afgescheiden van elkander: alhoewel het dikwyls gebeurt dat zy door een naauwe sleuf, die onpeilbaar diep is , van een zyn gescheiden. De koraal-banken groeijen insgelyks door een' schielyken voortgang, ten aanzien hunner oppervlakte; maar de winden, het koraal van dieper water ophoopende , verhaasten voornaamelyk de vorming daarvan in banken en eilanden. Zy worden van langzaamer hand hooger , en, wanneer de zee eens wederstand ontmoet, word het koraal schielyk opgeworpen , door de kracht van de golven , breekende tegen de banken; en dit is de reden, dat 'er, in de open zee, naauwlyks een voorbeeld van een koraalbank is , die water genoeg heeft, om een groot schip over te laaten , maar integendeel zulk een ondiepte dat 'er een boot aan den grond zal vast raaken. Ik heb deeze koraal-banken in alle hunne gedaanten gezien; sommigen in diep water, anderen met weinige rotsen boven de oppervlakte uitsteekende ; sommigen pas gevormd tot eilanden, zonder de minste blyken van groeibaarheid; en anderen, wier hoogste deelen eenigzins bewassen waren, naby zulken die zwaar geboomte hadden, en door een grondelooze zee, op den afstand van een' pistoolschoot, van deezen gescheiden waren. De losse koraal, in groote stukken door de golven aangedreeven, haakt vast op den grond , en de ebbe niet magtig zynde dezelve weder weg te voeren , vereenigen deeze stukken zich tot één ligchaam met het zand, dat altoos onder de koraal vermengd word gevonden ; welk zand ondertusschen gemaklykst opryzende, zyn plaats op de oppervlakte neemt. Wanneer de zandbank door heftige stormen is opgereezen, boven het bereik van de gemeene golven , word dezelve een rustplaats voor omzwervende vogels, die het opspooren van aas derwaart trekt. De drek, veders enz., die zy achterlaaten, doen den grond aan-  TORMEERIÏfG VAM EILANDEN. 125 «ngroeijen , en bereiden denzelven tot den ontFangft an wotels, takken, en zaaden, die 'er toevallig door r golven opgeworpen, of door vogels derwaatt ge; bragt worden. Dus worden de eilanden gevormd , de i en verrotten takken , zich met bet zand vermen, gende , maaken door den tyd eene ligt zwarte of brume fardé Oit welke deeze eilanden doorgaans beton meer zandll dan houtachtig; en wanneer ze vol groote boomen zyn, hebben ze ook naar evenredigheid meer ^Okker-nooten, die zich lang in de zee kunnen onthouden zonder hunne vermoogens van groeibaarbe.d kwyt te raaken , worden doorgaans op zulke eilanden gevonden • voornaamelyk omdat ze in alle gronden tieren , het zy dezelven zandig, vet, of rotsachtig zyn. Het geweld van de golven, onder de Keerkringen moet doorgaan, naar twee punten gericht zyn, overeenkom^ met de paffaat-winden. , Om Leze reden moeten de einden, die van koraalbanken gevormd worden, lang en (mal zyn, en byna m e middelynige ftrekking liggen. Want de banken zei s pellende -d te ^ fc in grooter hoeveelheid ophoopen , dan omtrent de u te den: en, volgens den zelfde» regel, zullen de eind n doorgaans vlak of tên minfte» laagft zyn. Zy zuU lènTnsgelyks aldaar gemeenelyk gronden onder water hebben dewy! de overige deelen van de bank d,e met opgehoopt zyn, beneden het oppervlak van de zee bly- V-CTet Plaatfe daar de koraal - banken niet bloot zyn voor den gemeenen palTaat - wind, zullen zy haare richting veranderen; en of rond , of in een, regte lyn mtgeiïrekt of van onregelmaatige gedaanten zyn , in overeenkom» met de toevallige onhandigheden. ^  126 de FORMEERING VAN ElLANDEN. Dc laage deelen van deeze eilanden, zee zynde, vormen somtyds havens, die in slaat zyn om vaartuigen van eenige diepte te ontfangen, en, naar ik geloof, rykelyken voorraad van visch hebben; voornaamelyk zulken als ik gezien heb dat tortel-gras en andere zeeplanten hadden , inzonderheid een soort, by de Soloos gammye genoemd, dat in kleine, bolletjes wast, en eenigzins prikkelende zo wel als scherp van smaak is. Ik behoef niet te herhaalen, dat de einden deezer eilanden de eenige plaatsen zyn , waar men ondiepten te verwachten heeft; en gemeenelyk hebben zy een ondiep' rif dat van ieder punt uitloopt. De waarneeming van Abdul Roobin toont nog eene andere onhandigheid aan , die voor de zeevaarenden van nut kan zyn; naamelyk, om uit aanmerking van de winden , aan welken eenig eiland meest bloot staat een waarschynlyke gissing te maaken welke zyde het diepste water heeft; en om uit het zien aan welke zyde de ondiepten zyn, een denkbeeld te vormen, wat soort van winden 'er met de grootste hevigheid woeden. D E  De werking van den omloop des bloeds op het verstand, enz. ^ • „ p,iPle cn verhevene eenstemmigheid "'2"e huishoudlnge der dierlyke en overeenkomt! tuiicncn uc m;nn.a en het leven-onderhoudende beweegingen, dat het minde Ib ek n den omloop van 't bloed onmiddelyk eene even edi- vcrandering in de dierlyke werkingen te wege b e g elyk, aan de andere zyde, eene verdorvene ve ^ n-n'. niet alleen invloed heeft op de werkingen van tt 1 c^tS dezelven byna bederst Wanneer de beweeging van het hart eens op venoont het gemoed ook niet langer zyne ver Sene werkingen, ^^^ ^ tel en bet verstand blyft 'er in zyne natuurlyke heldeiW kracht doo? doch zo dra deeze omloop ontruft of vea lerd is, S z door traager of sneller sc-g,™» het gemoed terstond geneigd tot ongeregelde ha rt togten en om van de wetten der reden af te wyken : hier y n St dat de gefteldheid en de geneigdheden van t ge 'H ' aA 6 Aa „pstpUenis van 't gchaam , of de n.ocd *«.. v,n selle ten» »J » Mc„ zou ontallyke \ooruc u-ideren- maar het volgen %£t%, o«,S«.omc»tab, 2altotn,y,,.eSC»woo,d,5 i^au öiuv -rrpike van tyd tot tyd „eneewsrate, cindelyk op as vetheffin I 4  128 Ds WERKING VAN DEN OMLOOP naar geschreeuw, met huilen, schrikken, en eene gestadige slaapeloosheid verzeld. Op den derden dag van zyn ylhoofdigheid beving hem een van die geheime en natuurlyke driften welke men gemeenlyk zegt dat de dieren in haare ziekten aanport, om zulke kruiden te zoeken , die in hunn toestand van nut zyn; hy verlangde een klein concert in zyne kamer te hooren. Zyn Doctor bewilligde hier niet in , dan na vee, tegenspartelens. Niet te min werd het op 't laatst toegestaan, en de cantatas van den heer Bernier werden voor hem gezongen: de zachte en zoetluidenden trant van de muzyk had hem niet zo ras getroffen of zyn gelaat begon zich bevallig en helder te vertoonen zyne oogen stonden bedaard, zyne trekkingen hielden gantschelyk op, hy stortte traanen van blydschap en was van dit byzonder muzyk meer aangedaan en ingenomen, dan hy ooit door eenig ander voor zyne ongesteldheid geweest was en meer, dan door alle de concerten, die hy sedert zyne geneezing gehoord heeft. Zo lang het concert duurde was hy vry van de koorts, maar wanneer het geëindigd was verviel hy wederom tot zynen voorigen staat Het toedienen van een middel, dat zulke eene gewenschte en onverwachte uitwerking gehad had, werd hervat en aangehouden; de koorts en de ylhoofdigheid hielden altyd op geduurende het concert, en de muzyk wierd voor den patient zo noodzaakelyk, dat hy eenen zyner nabestaanden die hem dikmaals gezelschap hield en oppaste den nacht door voor hem liet zingen, en zelfs danssen deeze vriend zelfs zeer aangedaan, en met hem bewoogen bewees hem zulk dag van gediendigheid, niet dan zeer ongaarne. On zekeren nagt, wanneer hy niemant dan zyn meid by zich had, die niet anders dan wat ruuwe en kwalyk luidende straat-deuntjes kon uitgalmen, was hy genoodzaakt, zich met haar muzyk te vrede te houden en vond zelfs daar by eenige verligting een aanhoudend * „, , , muzyk van tien dagen genas hem volkomen, zonder behulp van eenig ander middel uitgenomen eens eene kleine aderlaating op zyn been welke de tweede operatie was, die  DES BLOEDS OP HET VERSTAND. 129 die aan hem geduurende zyne ongesteldheid verricht is geworden , en welke van eene zeer sterkte ontlasting gevolgd werd. De heer Dodart, die ons dit merkwaardig geval heeft bekend gemaakt, verklaart, dat het zich in waarheid zodanig heeft toegedraagen; doch tevens wil hy niet, dat men hetzelve als een middel of regel aanmerke, om zich in gevallen van gelyken aart naar te schikken. Dan het is ondertusschen opmerkelyk , hoe krachtdaadig de muzyk in deezen patiënt de geesten allengs tot hunnen natuurlyken loop hersteld hebbe ; in hem was de muzyk, door eene langduurige hebbelykheid , als de ziel zelve geworden. Echter is het niet waarschynlyk , dat een schilder, door het zien van eenen keurigen en meesterlyken trek van een' zyner medekunstenaars in een schilderstuk, zoude geneezen worden; naardien verrichtingen van dien aart nimmer op de geesten zulk eene uitwerking gehad hebben, als de muzyk inderdaad heeft moetende de gewrochten van alle andere konsten in deeze byzonderheid daar voor wyken. Verzekerd zynde , dat het bericht van 't bovengemelde merkwaardig geval uwen Leezeren niet onaangenaam zal zyn, werd ik te raade om het u toe te zenden; en indien 't het geluk heeft, van een plaats in uw werk te erlangen, zal ik de vryheid neemen van u meer andere niet minder opmerkelyke te doen toekomen. Ik ben, enz. R. 1 5 Be-  Bericht wegens de zeden en gewoonten der Inwooners van de Marianische of Latroneilanden, enz. Wy bieden den Leezer hier een zeer fraai uittreksel aan van Vader Gobiens historie van de Latrone of Marianische elanden. Zyn werk werd te Parys gedrukt in den 1700, in 12°., en behelst, voor het grootste gedeelte, berichten van weinig belang wegens de poogingen der zendelingen tot voortplanting van het Roomsche geloof in deeze eilanden; sommige verhaalen betreffende de Spanjaarden, die aldaar hun verblyf houden, behalven nog veele vertelselen van de mirakelen , die men zegt door de priesters onder deeze Indiaanen verricht te zyn, welken thans in Europa behandeld wordende met al de verachting «tiic deeze godsdienstige bedriegeryen verdienen, volstrekt overtollig zyn in een werk, alleen geschikt om nut onderwys opteleveren, en geenszins fabelachtige legenden te vereeuwigen. Dewyl dit werk van Gobien zeer weinig bekend is, en zeldsaam gevonden word, is het alle onze verzamelaars van reistogten aan deeze zyde van den aardkloot ontflipt; en dit bericht eens ooggetuigens van het geen hy verhaalt verschynt hier voor de eerste reize in onze Nederduitsche taale De Marianische of Latrone eilanden hebben Japan aan het noorden, en nieuw Guinea aan het zuiden. Zy zijn gelegen aan het einde van de Stille-zee, tusschen de linie en den keerkring van de kreeft , byna vierhonderd mylen van de Philippynsche eilanden. De afstand tusschen Guam of Guaham, het zuidelykste van deeze eilanden, en Vrack, het noordelykste van dezelven, is omtrent honderd en vyftig mylen. Schoon zy onder de verzengde Luchtstreek zyn gelegen, is 'er het uitspansel altoos helder, de lucht zuiver en gezond, en de hitte nooit onverdnngelyk. De boomen, die de bergen overdekken, zyn al-  Bericht wegens de Marianische Eil. 131 altoos groen, en de valleiën zyn allerwege met kristallen stroomen doorsneden , maakende deeze eilanden tot een Volmaakt paradys , Eer dat de Spanjaarden deeze eilanden ontdekten, leef den de inboorlingen in de volmaakte vryheid en ofhangk alle ander volk door vervaarlyke tusschenruimten van zee afgezonderd, en binnen hunne eigen grenzen bepaald, beslooten zy dat 'er geene andere landen waren, en beschouwden zich als de eenige bewooners van deezen aardkloot. Onvoorzien zynde van alle overleverend bericht wegens hunn' eigen oorsprong, volgden zy de manier van verscheiden aêlöude volken, en verzekerden dat de stichter van hun geslacht gevormd was uit een stuk van de rots van Funa, een klein eiland, liggende ten westen van Guam beschouwdende , om die reden, deeze rots met eene soort van heiligen schroom , als de geboorteplaats van het menschdom. , Een menigte van dingen, by ons voor volstrekt noodzaakelyk tot ons bestaan gehouden , waren geheel onbekend aan deeze Indiaanen. Zy hadden geene dieren van eenige soort, en zouden 'er zelfs het minste denkbeeld niet van gehad hebben, waren zy niet voorzien geweest van eenige vogels, die nochtans maar eene enkele soort uitmaakten en eenigzins naar tortelduiven geleeken die zy echter nimmer doodden om ze te eeten, maar alleenlyk temden en leerden spreeken. Zy stonden ten uitersten verbaasd op het zien van een paard, dat een Spaansche kapitein by hen achter liet, in den jaare 1673. Zy waren nooit moê van hetzelve te beschouwen, en er zich over te verwonderen; ja de sterkte, schoonheid en moed van dit ongemeene dier, troonden de bewooners van alle de verscheiden eilanden naar dat geen, waarop het zich bevond, om 'er het gezicht van te hebben. Zy konden niet begrypen, hoe het dier yzer kon eeten en verteeren;  132 Bericht wegens de want zy dachten in 't eerst dat het metaal van 't gebit deszelfs voedsel was. Zyn lange staart was het voorwerp van algemeene verwondering, en ten einde eenige hairen uit denzelven te verkrygen, op welken zy eene hooge waarde stelden liefkoosden en streelden zy hem; zy bragten hem geschenken van kokosnooten om zyn vriendschap te winnen, en hen toe te laaten hem eenige hairen uit te trekken, zonder hen te schoppen, dat somtyds gebeurde. De uritaos (een benaaming dier jongmans, welken minnaaressen houden, zonder zich in 't huwlyk te begeeven,) maakten van deeze hairen gebruik om 'er de holle stokken die zy draagen, meê op te schikken, in plaats van de stukken bast, waar mede zy ze anders doorgaans omwonden „ en hielden deezen voor hun grootste sieraad. Het geen verbaazendst in hunne historie en byna als ongelooflyk moet voorkoomen , is, dat vuur, een element van zulk een algemeen gebruik, uiterlyk volstrekt onbekend by hen was, tot dat Magellan, door hunne herhaalde diefstallen getergd, een van hunne vlekken afbrandde. Wanneer zy hunne houten huizen in vlam zagen staan ; dachten zy in 't eerst dat het vuur een beest was, 't welk op hout aasde ; en sommigen van hen, die te naby kwamen, zich brandende, hielden de anderen zich op een' afstand, om niet verslonden of vergiftigd te worden, door den geweldigen adem van dit verschrikkelyk dier. Wy weeten niet wanneer of van waar deeze eilanden het eerst zyn bevolkt geworden. Dewyl Japan maar zes of zeven dagen zeilens 'er van af is gelegen, heeft dit sommigen doen gelooven , dat de Marianische eilanden van daar hunne bewooners bekwamen. Om dit gevoelen te ondersteunen , merken zy aan dat de voornaame lieden hier trotsch en hoogmoedig zyn, even als de Japanneezen, Maar deeze gissing heeft zeer weinig gegrondheid, en het komt veel waarschynlyker voor, dat zy van de Philippynsche eilanden kwamen, gelyk hun kleur, taal, en zeden veel overeenkomst met die der Tagales hebben, welken de Phi-  Marianische Eilanden. 133 Philippynsche eilanden bewoonden, toen de Spanjaarden aldaar aankwamen; en zy zyn buiten tegenspraak de zekerste bewyzen van den oorsprong der natiën Het is derhalven waarschynlyk dat dit volk de afkomelingen zyn vaneenige Tagales, die, op eenig onzeker tydpunt, naar deeze eilanden gedreeven werden. Doch wat hier van zy, de Latrones zyn zeer volkryk. Guam schoon niet grooter dan veertig mylen van omtrek zynde bevat dertig duizend inwooners. Saypan, mede byna zo veel, en de anderen naar evenredigheid hunner grootte Zy zyn allen vol vlekken, beiden op de bergen en in de vlakten, en sommigen van dezelven bestaan uit honderd, en honderd en vyftig huizen. De inboorlingen zyn olyfverwig van kleur, maar niet zo bruin als die van de Philippynsche eilanden. Hunne gestalte is voordeelig, en hunne ledemaaten zyn wel geëvenredigd. Alhoewel hun voedsel geheel uit visch vruchten en wortels bestaat , zyn. ze echter zo vet, dat zy aan vreemdelingen, gezwollen voorkomen; nochtans maakt hen dit minder vaardig of werkelooze, Zy leeven dikwyls tot honderd jaaren en langer, behoudende de gezondheid en krachten van luiden van vyftig. De medewerkende oorzaaken van deeze langleevendheid zyn menigvuldig. Van hunne vroege kindschheid af worden zy aan de veranderingen van den dampkring gewend; hun voedsel is zeer eenvoudig en byna zonder verandering; ook weeten zy niets van die verachtelyke konsten, welken door ons gebezigd worden om eene kwynende graagte optewekken en ons aan te zetten om onze maagen te overlaaden. Hunne ligchaamsoefeningen, schoon gestadig, zyn altoos maatig, bestaande in visschen, den grond te bebouwen, en voor hunne kokosnooten-boomen te zorgen. Boven alles brengt hunne gemaklyke en onbekommerde leevenswyze , bevryd van zorgen en angstvalligheden voor het toekomende, ongemeen veel toe om hunne verstandelyke en ligchaamelyke vermoogens in volk kracht te houden, zelfs tot den hoogsten ou-  134 Bericht wegens de derdom. Van ziekten word zelden onder hen gehoord `; maar wanneer zy 'er door aangetast worden, ontslaan zy 'er zich doorgaans van, door het gebruiken van eenige weinige kruiden. , De manspersoonen gaan geheel naakt, maar de vrouwen zyn gedekt. Zy zyn niet onbevallig van gelaat, en draagen groote zorg voor hunne schoonheid, alhoewel haare denkbeelden omtrent dit onderwerp zeer verschillende zijn met de onzen. Zy beminnen zwarte tanden en wit hair. Uit dien hoofde is het eene van haare voornaamste bezigheden, haare tanden zwart te houden, door behulp van zekere kruiden, en haar hairen te bleeken, door een water over dezelven te sprengen, 't welk tot dat oogmerk vervaardigd is. De vrouwen draagen het hair zeer lang maar de mannen scheeren het doorgaans kort af, uitgezonderd een enkele lok op de kruin van het hoofd, naar de wyze der Japanners. Hunne taal heeft veel overeenkomst met die der Tagales op de Philippynsche eilanden. Zy is aangenaam voor het oor , en heeft eene zachte en gemaklyke uitspraak. Eene van derzelver hoofdbevalligheden bestaat in de ligtheid van de verzetting der woorden , en zelfs van alle de lettergreepen van een woord , waaruit eene verscheidenheid van dubbelzinnigheden voortkomt, met welke dit volk grootelyks vermaakt is. Alhoewel zy in de diepste onkunde gedompeld liggen, en ontbloot zyn van alle dingen, die by de rest van het menschdom in waarde zyn , vertoonde nooit eenig volk zich verwaander, of had grooter gedachten van zichzelven, houdende hunne eigen byzondere natie voor de eenige verstandige , beschaafde en wyze in de waereld en beschouwende alle andere volken met de grootste verachting. Ofschoon zy onkundig zyn van de Konsten en Weetenschappen hebben zy echter, gelyk alle andere natiën, hunne fabels, die hen voor historie dienen, en eenige dichtstukken, met welken zy zeer veel op hebben. Een dichter is,  Marianische Eilanden. ijs bv hen een karakter van den eerften rang, en ftaat in hooge achting*. Wy hebben een blyk van hunne wyze van Leken en redeneeren in de volgende aanfpraak, dte on£ hiftoriefchryver in den mond legt van een hunner op. perhoofden, die zyne landgenooten trachtte over te haaien om hetSpaanfche juk aftefchudden, omtrent den jaare 10,0. Deeze Europeaanen, (zeide de Indiaan,) zouden beter gedaan hebben met geruftelyk thuis gebleeven te zyn. Wy nadden hunne hulp niet noodig om gelukkig te leeven Vergenoegd met hetgeen onze eilanden ons verfchaffen, behoefden of wenfchten wy om niéts meer; en de kennis, die zy ons aangebragt hebben, dient eeniglyk om onze begeerten te ontfteeken, en het getal onzer behoeftigheden te doen aangroeijen. Zy keuren het kwaad dat wy naakt gaan. Had eene tegengeftelde gewoonte noodig geweeft , de na. tuur zou niet verzuimd hebben dezelve ons in te boezemen. Waarom belaadenwy ons met kleederen, dingen die m zichzelven volftrekt overtollig zyn, en de vrye beweeging onzer leden telemmeren, onder het voorwendfel van eene zedige bedekking? Zy noemen ons ongeletterd en barbaarfcn. Maar zyn wy verpügt om dit op hunne beveiliging aan te neemen? Zien wy niet dagelyks, dat, terwyl zy voorwenden ons te onderwyzen, zy onze zeden bederven, onze oude eenvoudigheid vernietigen, en ons van de vryheut berooven, de grootfte van alle de zegeningen deezer waereld! Zy bevlytigen zich ons te overreeden , dat zy herwaart kwamen, om ons gelukkig te maaken; en, helaas! veelen onder ons zyn zot genoeg om hen te gelooven. Maar hoe kunnen wy tot deeze dwaaling vervallen, wanneer wy overweegen, dat het alleen federt de aankomft * Wy behoeven voor leezers van eenige kundigheid n*"®*™ «meTen, dat zy hieromtrent ove^nkomen m« ™£J%M«è vuTdigheid tot de nakomelingichap overgebragt. Dj. oorzaak daarvan  136 Bericht wegens de deezer vreemdelingen is. dat wy ons bezocht vinden met eene verscheidenheid van ziekten, die ons te vooren onbekend waren; en dat wy onze rust en bedaardheid geheel kwyt zyn geraakt! In 't kort, zy schynen hier gekomen te zyn om ons te plaagen en te folteren. Hunne priesters moorden onze kinders met hun vergiftigd water, en onze zieken met hunne olyën, terwyl hun gevolg straffeloos ons volk om 't leven brengt, door het overtreffende van hunne verwoestende wapenen. Voor hunne aankomst wisten wy niets van die verscheiden soorten van insecten; door welken wy nu op eene wreede wyze geplaagd worden. Wy hadden ratten, muizen, vliegen noch muskieten, die in de waereld gezonden schynen , om geessels voor het menschdom te zyn. Zodaanige zyn de uitmuntende geschenken, die zy ons in hunne groote kanoos hebben overgebragt. Wanneer hoorden wy tot nu toe van verkouwdheden, buikloopen en koortsen. 't Is waar wy hadden eenige ligte ziekten onder ons, maar zy werden gemaklyk weggenomen; terwyl zy ontelbaare kwaalen herwaart voerden, met welken zy ons volk besmetten , en om welken te geneezen alle hunne geroemde kundigheid onmagtig is. En is dit de prys voor welken wy yzer en duizend andere beuzelingen, wier waarde slechts ingebeeld is, koopen? Deeze Christenen doen onze armoede ons tot verwyt strekken. Wat zoeken zy dan onder ons, en wat kan hen aanzetten tot het onderneemen van zulke lange en gevaarlyke reizen om tot onze eilanden te komen ? Geloof my, zy zouden zich zo ver niet waagen, indien zy ons niet noodig hadden. Tot wat oogmerk dienen de leeringen in welken zy voorgeeven ons te onderwyzen? Om ons tot onderwerping aan hunne wetten te brengen, om ons te verpligten tot het aanneemen hunner gewoonten , en ons dus te berooven van die vryheid , welke onze voorouders tot hunne nakomelingen overbragten: in een woord, om ons ongelukkig te maaken geduurende ons geheele leven , in verwachting van een ingebeeld geluk , 't welk plaats zal hebben, wanneer wy niet langer in wezen zyn Zy  Bericht wegens de Marianische Eil. 137 Zij noemen onze historie een samenhooping van fabels. Maar hebben wy niet de zelfde reden, om de hunne eene verzameling van ongerymdheden te noemen? Hun geheelé konst bestaat in voordeel te doen met onze oprechtheid en eenvoudigheid; en dus misbruiken zy onze goedaartigheid, en maaken ons ellendig. Wy zyn blind en onkundig, zeggen zy; en het is waar, wy zyn blind geweest dat wy niet vroeger hunne verderflyke oogmerken ontdekten, en hen niet beletten zich onder ons te vestigen. Maar laat ons van het hulpmiddel nog gebruik maaken, voor dat het te laat is. Zy zyn maar een hand vol menschen die wy gemakkelyk kunnen overmeesteren. Schoon wy geene van hunne verwoestende wapenen hebben, kunnen wy hen echter voor ons getal doen bukken, herwinnende, door éénen flag, onze vryheid, en verlossende ons van de beledigingen deezer gewelddaadige indringers," Karakter van den kardinaal Richeliéu , eerste staatsdienaar van LODEWYK XIII. Koking van Frankrijk Getrokken uit het leven van dien Vorst, door den heere de Bury bescbreeven. Richlieu heeft in het lot gedeeld van alle diegeenen, welken door hunne verdiensten en groote verrichtingen zich boven anderen verheven hebben. Afgunst, door eerzucht en belang aangenoopt, was onophoudelyk bezig in het vormen van partyen en samenspanningen tegen zyn gezag, enzelfs tegen zyn leven. De magtelooze kwaadaardigheid zyner vyanden verviel zelfs tot zulk eene laagheid, dat zy het koningkryk met hekeldichten en lasterschriften tegen zyn karakter en gedrag vervulden; terwyl de vreemdelingen hem met verwondering beschouwden. Beautru , de Fransche gezant aan het hof van Spanje, klaagde op zekeren , dag .aan den Hertog van Olivarez , over de faam.VI. Afd. XI, Deel, K 100  138 Karakter van den roovende libellen, die in Vlaanderen tegen den Koning en zyn' Raad gedrukt waren, en kreeg van den Hertog het volgende antwoord : Ik zal alles doen wat in myn vermoogen is om zulks voor te komen, dewyl ik 'er zelf, „ als staatsminister , belang by heb. Maar ten aanzien „ van den Kardinaal-hertog, ik heb den Koning van Spanje ,, dikwyls gezegd, het als zyn grootste ongeluk aan te merken , dat de Koning van Frankryk van den bekwaamsten ,, staatsdienaar voorzien was, die sedert duizend jaaren in ,, het Christendom verscheen. Wat my aangaat , ik zou zeer wel kunnen dulden , . dat 'er alle dagen geheele ,, boekeryen tegen my in 't licht kwamen, indien de zaaken van myn' meester zo wel behandeld werden als die „ van den allerchristelyksten koning." Nooit had eenig staatsminister met grooter verhinderingen te worstelen in het volvoeren zyner oogmerken, dan Richlieu. Naauwlyks verliep 'er een jaar , zonder dat 'er eene samenspanning gemaakt werd om hem te bederven, of een' aanslag om hem te vermoorden. Indien hy onder Henrik IV. geleefd had, hy zou zo veel bloeds niet gestort hebben. De grooten van het ryk, die hy eenigermaate verdelgde, zouden ongetwyfeld bewaard zyn gebleeven. Henrik zou geweeten hebben hoe hen in de paalen van pligt te houden , binnen welken hy hen door zyne zachtaardigheid, wysheid, en vaardigheid van geest beslooten had. De grooten zullen gewilliger een' Prins gehoorzaamen, die zyn gezag kan handhaaven, dan een' staatsdienaar, aan wien hy hetzelve toebetrouwt, dien zy gewoonlyk aanmerken als huns gelyken, en dikwyls als hunnen minder'. Hier uit ontstonden alle deeze partyschappen en factiën, die hem noodzaakten strenge maatregels te volgen, wanneer zachte en gemaklyke middelen vruchteloos waren. Hy gaf op geene onaardige wyze een juist denkbeeld van zyn eigen karakter , wanneer hy, op zekeren tyd met den Marquis de Vieuville spreekende , zeide : ,, Ik waag nimmer een zaak te onderneemen, voor dat ik dezelve door en door overdacht heb : maar wanneer ik eens myn besluit heb genomen, laat  KARDINAAL RICHELIEU, ENZ. 139 hy zou gaarne in gunst hebben willen blyven by de ko- ninginne-moeder, en zelfs by monsieur den hertog van Orleans, des konings broeder, indien zulks had kunnen geschieden, zonder dat hy gebrekkig was in datgeen 't welk hy dacht aan den dienst des konings of het welzyn van den staat verschuldigd te zyn. Hy was gewoon somtyds te zeggen • dat hy drie meesters had, den Koning, maria de medicis en den Hertog van orleans dat zyn eer en zyn pligt hem verbonden hen alle drie te dienen; maar in order, en ieder oP zyn beurt; en dat hy nimmer het verwyt zich op den hals wilde haalen , dat hy aan den derden had gegeeven hetgeen hy alleen aan den eersten verschuldigd was. Maar hy kon niet slaagen in deeze drie persoonen, die zelden de zelsde oogmerken of de zelfde belangen hadden, genoegen te geeven en de koning dien hy met zo veel yver en goed gevolg diende, veroorzaakte hem meer moeijelykheden dan de andere twee Hy was onvermoeid in het verrichten van bezigheden, alhoewel hy van een zeer zwakkelyk gestel, en byna geduurig aan toevallen van ziekte onderhevig was. Hy begaf zich doorgaans ten elf uuren naar bed, en wanneer hy drie of vier uuren geslaapen had, werd hem licht, pennen , inkt en papier gebragt, om zelf te schryven, of aan een secretaris die in zyn kamer sliep. op te geeven wat hy wilde geschreeven hebben. Vervolgens sliep hy weder tot vyf of zes uuren, tusschen zeven en agten op- staande ^ Men mogt op zyn woord gerustelyk staat maaken; en iemand, dien hy? eenige gunst had beloofd, kon verzekerd zyn van ze te zullen verkrygen. Hy was oprecht in het dienen van zyn vrienden, en allen die tot zyn aanhang behoorden., De amptenaars van zyn huishouding hielden hem voor den besten meester zy ontfingen van hem niets dan K 2  140 Karakter van den dan tekens van vriendelykheid, en zy achtten zich gelukkig in zynen dienst. Indien hem nu of dan eene toornige of ongeduldige uitdrukking ontslipte, dat zeer zelden gebeurde , deed hy hen overvloedige vergoeding, door de gunsten waarmede hy hen bedeelde. De kosten van zyn huishouding beliepen op vier millioenen livres, het onderhoud van zyn lyfwacht daaronder begreepen. Hy had honderd lyfwachten te paard , over welken een kapitein, een luitenant en vier brigadiers het gebied voerden. Deeze was de eerste lyfwacht, dien dekoning hem toestond, ten tyde dat de aanslag op zyn leven gesmeed was door de Chalois. Sedert den jaare 1632 voegde de koning by deeze bende, eene andere van tweehonderd muskettiers, en naderhand nog een tweede van honderd man paardevolk, en een derde van honderd en twintig ligte paarden. Het getal zyner bedienden was verbaazend groot. Hy had nooit minder dan vier-en-twintig of vyf-en-twintig pagies: somtyds waren zy meer dan zes-endertig in getal, die hy met groote zorg en kosten deed opvoeden. Hy had alle dagen vier onderscheiden tafels, die allen uitmuntend bediend werden. Dc eerste bestond uit veertien borden, aan welke doorgaans niemand dan de eerste edelen, zyne nabestaanden, of byzondere vrienden, werden toegelaaten. Daar was een tweede in een ander vertrek, aan welke zyn huisbestierder zat, en die uit dertien borden bestond: een derde was 'er voor zyn pagies, en de voornaamste bedienden van zyn huis; en een vierde voor de liverybedienden, die zeer talryk waren. Wanneer hy op reis was, maakte het groot getal ry- en voertuigen van allerlei slag een trein uit, die meer naar den optogt van een oppermagtig vorst, dan naar die van een' ryk' onderdaan geleek. Zyn bende muzikanten, van welke hy altoos verzeld was, bestond uit twaalf persoonen, allen uit de grootste konstenaars van Frankryk gekoozen: en zyn huishouden werd beter betaald en maakte een luisterryker vertooning, dan dat des konings. Zyn meester  KARDINAAL RlCHELIEU, ENZ. 14I ter was misnoegd over den staat en pracht die zyn dienaar zich aanmaatigden, en verborg zyn gevoelen niet voor den kardinaal zelf , voornaamelyk wanneer hy niet ter goeder luim was, door eenig kwaad nieuws: en wanneer hy 't hem niet durfde te kennen geeven, klaagde hy er over aan de gemeenzaamste bekenden van den prelaat. De kardinaal had eenigen tyd voor zyn' dood vry wat van 's konings gunst verlooren, en zou waarschynlyk, indien hy veel langer geleefd had, geheel zyn afgedankt geworden Wanneer de koning hem, geduurende zyne laatste ongesteldheid, bezocht, en naast zyn ledikant zat, sprak Richlieu, na hem bedankt te hebben voor de eer, die hy hem had aangedaan, op de volgende wyze: ,,Sire , dit is het laatste vaarwel. By het afscheid neemen van uwe Majefteit, heb ik het genoegen van uw ryk aan u over te laaten in den hoogsten graad van glorie en aanzien, waartoe het ooit is opgesteegen, zynde uwe vyanden overwonnen en vernederd. De eenige belooning voor myn arbeid en dienst , die ik my verstout te verzoeken van uw Majefteit, is, dat gy volhard myne neeven en andere nabestaanden met uwe bescherming en gunst te verëeren. Ik geef hen myn' zegen alleen op voorwaarden, dat zy nooit afwyken van die gehoorzaamheid en trouw, welken zy u schuldig zyn en die zy plegtig beloofd hebben altoos te zullen behouden." De koning gaf hem zyn woord, en zy hadden daarop nog een heimelyk gesprek met elkander, in 't welk de kardinaal hem de staatsdienaaren aanbeval, die werkelyk de verscheiden posten waarnamen, zeggende dat zy de zaaken van staat door en door kundig, en sterk aan zynen dienst verkleefd waren. Hy voegde 'er by, dat hy geen' persoon kende , die beter in staat was om zyn eigen plaats te vervullen dan de kardinaal Mazarin, wiens yver en getrouwheid hy by verscheiden gelegenheden ondervonden had. De koning antwoordde, dat hy altoos den raad zou volgen dien hy hem gegeeven had dewyl hy lang overtuigd was geweest van de wysheid zyner raadgeevingen; en dat hy K3 ge-  H2 Karakter van den gebruik zou maaken van Mazarin en de andere staatsdienaaren , dien hy hunne posten zou laaten behouden. Wanneer de koning vertrokken was, vroeg de kardinaal aan de geneesheeren , hoe lang hy , volgens hunne gedachten, nog leeven kon ? „ Weest niet bevreesd, zeide hy, uwe waare gevoelens my te kennen te geeven ; gy spreekt tot iemand, die volkomen aan den wil van God is overgeeven, het zy ten .leven , het zy ten dood." Zy zeiden hem dat zy voor tegenwoordig nog geen wezenlyk gevaar zagen, en dat zy den zevenden dag moesten afwachten, eer zy eene volstrekte uitspraak over de ziekte konden doen. „ 't Is wel dan, antwoordde de kardinaal. Maar omtrent den avond kwam zyn koorts met zo veel geweld weder op, dat men verpligt was hem twee maalen te doen aderlaaten. „ Mynheer Chicot,, (zeide hy toen, zich tot een' van des konings geneesheeren wendende,) spreek tot my, ik verzoek het u, niet als een geneesmeester, maar als een viiend, zonder eenige achterhouding. " (Mynheer, „ gaf Chicot ten antwoord, nadat hy eenige zwaarigheid had gemaakt om zyn gevoelen te zeggen,) ik geloof dat gy in vier-en-twintig uuren of dood , of hersteld zult zyn". „ Dat is gesproken, zo als 't u voegt; (hernam de kardinaal,) ik verstaa u." Gebiegt hebbende, vroeg hy om de laatste kerkgerechten, die hem toegediend werden, een uur na middernacht. „ Ziet myn Heer en myn God' sprak de kardinaal, dien ik thans vaardig ben te ontfangea: ik betuig voor hem, en roep hem aan tot getuige, dat ik in myn geheele gedrag, geduurende myn staatsdienaarschap , niets anders op 't oog heb gehad, dan het welzyn van den godsdienst en van den staat. " Eenige uuren laater ontfing hy het laatste olysel. „ Mynheer, (zeide de priester, die hem bediende,) vergeeft gy uwen vyanden?" En men zegt dat hy ten antwoord gaf: Ja, met myn hart, en zo als ik wensch zelf vergiffenis te ontfangen." Een dag of twee naderhand, scheen hy een weinig by te tornen , door het hulpmiddel van een' kwakzalver, die on der-  KARDINAAL RlCHELIEU, ENZ. 143 dernam hem te geneezen , toen de medicynmeesters hem hadden opgegeeven. Geduurende de uitwerkingen van dit middel, hield hy verscheiden gesprekken met den secretaris van staat over gewigtige onderwerpen, en was wel genoeg om de komplimenten te ontfangen, die hem door den hertog van Orleans en de koningin gezonden werden; beantwoordende dezelven met vry wat blyken van sterkte en tegenwoordigheid van geest. Maar kort hierop werd hy zo zwak, dat hy begreep naby zyn einde te zyn. Nicht, (zeide hy tot de hertoginne van equillon) ik ben zeer ziek! verlaat my , bid ik ; uw traanen ontroeren my : spaar u de smart van my te zien sterven." Vader Leon, zich tot den kardinaal begeevende, zeide hem, dat hy op het einde zyns levens was, van 't welke hy nu rekenschap aan God stond te geeven; hem ten zelven tyde een crucifix om te kussen aanbiedende , waarop hy de laatste aflaat over hem uitsprak. De aanbevelende gebeden waren naauwlyks begonnen , wanneer hy , in het agt-en-vyftigste jaar van zyn' ouderdom, en het agttiende van zyn staatsdienaarschap, den geest gaf. ■ De koning, eerlang bericht ontfangende dat zyn minister overleeden was, zeide zeer koel tot eenige zyner hovelingen: „Daar is een groot staatkundige weg." . De gemeenzaamste vriend en vertrouweling van den kardinaal was vader Joseph, een capucyn, die de bekwaamste man van Europa tot onderhandelingen was. Hy trad in alle de oogmerken van den kardinaal, en minder belemmerd zynde met de ontelbaare listen en streeken van het hof en het kabinet , daarenboven niet , gelyk zyn vriend tot staatvoeren genoodzaakt zynde, kon hy op zyn gemak de ontwerpen overweegen, die zy te samen gevormd hadden: zodat onze schryver het by uitstek waarschynlyk acht, dat Richlieu zeer veel tekort geschooten zou zvn in het volvoeren van zulke groote en gelukkige onderhandelingen, zonder zyn medehulp. Wanneer by sommige gelegenheden het geroep des volks tegen den kardiK 4 naal  144 Karakter van den kardin. Richelieu. riaal was gaande gemaakt, hield hy zich zorgvuldig in zyn paleis opgeslooten, durvende zich niet op de straat vertoonen. Maar door den raad van vader Joseph liet hy zich overhaalen om, zonder van zyn lyfwacht verzeld te zyn door de stad te gaan, en zich aan het volk te vertoonen; 't welk, behaagen vindende in dit bewys van vertrouwen, en in de vriendelykheid en gemeenzaamheid waarmede hy elk die hem ontmoette bejegende, in plaatse van hem eenige belediging aan te doen, hem met hunne zegeningen overlaadde. By zyne terugkomst , zeide zyn vriend tot hem : Heb ik het u niet gezegd dat gy enkel flaauwhartig waart: en dat gy, met een weinig moeds en standvastigheids, de geeften der burgeren eerlang zoud opwekken, en uwe zaaken herstellen?' Hans  Hans en zyn Heer, In *t oord door Lucifer bewoond , Daar 't wanbedryf zyn' meester loont , Vond Hans zyn' vrekken heer. Mag ik myn oog vertrouwen ? Riep hy verwonderd uit; moet ik u hier, aanschouwen' | Hoe komt gy toch in 't helsche ryk ? Zyn heer en knecht hier dan gelyk ? Och! och! men weet hier niet te leeven! Men ziet hier niemant voorrang geven; Hier helpt geen aanzien , en het geld Word in dees plaats als niets geteld! Och! Hans , sprak toen de heer, de reden, Waarom ik hellewaarts moest treden , Is dat ik driftig dag aan dag • Noch list noch schelmery ontzag Om aan myn yzren kist gewigt te doen bekomen. Wat heb ik menig wees en weêuw hun goed ontnomen Voor wien toch woekerde ik zo schoon? Slechts voor een kwistgoed van een' zoon , Een' opgeblazen zot. Men heeft nochtans den jongen, Om myn gestolen geld, in menig ampt gedrongen. Want geld verheft de narren , vriend ! Dus ziet ge , ik heb myn lot verdiend. Maar nimmer dacht ik hier myn' vromen Hans te vinden. Dien vyand van alle aardsgezinden! Op zondag deed gy nooit dan met verdriet uw werk ; Gy liept, wanneer 't kon zyn, wel driemaal naar de kerk; Gy spraakt steeds van geloof, en diergelyke dingen, En noemde elk mensch, die anders dacht dan gy, Een zondaar vol van kettery. 't Zyn Heid'nen, was uw taal, het zyn verdoemelingen ! Gy volgde ook in de week getrouw -Op de OefFening myn vrome vrouw; K 5 Ik  146 Hans en zyn Heer Ik heb u menig een, die zich door deugd deed roemen, Een blinkend zondaar hooren noemen. Hoe komt hier toch een mensch door vroomheid zo berucht ? Och! Och! zei Hans toen, met een' zucht, De vromen van myn' flag doen somtyds vreemde sprongen! Een enkel staaltje toont u ras, Van welk een' aart myn vroomheid was: Ik wierd op de Oeffening de vader van uw' jongen. N. N. Gie.  Gierigheid en Eerzucht; een allegorie. Uit bet Fransche van zyne Pruissische Majesteit. Gierigheid en Eerzucht begaven zich te samen op reis naar deeze waereld, om te beproeven hoe het menschdom gesteld was om haar te ontfangen. Helden , burgers , priesters en grooten begaven zich terstond onder haare banieren, en ontfingen haare gunstbewyzen met dankbaarheid en verrukking. Verder in een afgelegener gedeelte des lands trekkende, gebeurde het dat zy zich toevallig in de hut van een' eenvoudigen schaapherder begaven, al wiens bezit in zyn kudde, en al wiens begeerte in onderhoud voor den volgenden dag bestond. Schoon hy slechts van eene laage geboorte was, waren zyne natuurlyke gaven echter groot; hy had een fyn verstand, zyn hart was vatbaar voor liefde en meêlyden, en zo arm als hy was, bewaarde hy echter een' eerlyken yver voor vryheid en rust. Hy leefde hier met zyne beminde Sylvana, zyn kudde, zyn staf en zyn stulp, geheel onbekend, en onkundig van de wegen eener waereld, die hem alleen konden onderwyzen in bedrog en valschheid *. Zo dra onze twee reisgezellinnen hem beschouwden , stonden zy verzet over zyn geluk. „ Hoe onverdraaglyk is het, sprak Eerzucht, aanschouwers te zyn van vermaaken in welker voortbrenging wy geen deel hebben! Zullen wy die hier beneden worden aangebeden, bedaardelyk een' man blyven aanzien, die dus onze gunden veronachtzaamd , door dien hy derzelver vermaaklykheid nog niet ondervonden heeft: neen, laat ons hem liever trachten afteleiden in zyne verstandige najaaging van gerustheid , en leeren hem ons vermoogen eerbied te toonen ? Dus spree » men meent dat de vorst door den schaapherder zichzelven verstaat  148 Gierigheid en Eerzucht, enz.' spreekende, namen zy de gedaante van schaapherders aan, en vervoegden zich tot hem in deeze verlokkende bewoordingen: Lieve herder (sprak Eerzucht,) wat beklaag ik uwe arme eenvoudigheid; zulke talenten in afzondering begraaven te zien, zou zelfs het meêlyden der goden gaande maaken. Verlaat, bid ik u, verlaat de eenzaamheid, die alleen voor de onkunde en domheid geschikt is: zonder roem te sterven is dubbel te sterven, Gy bezit deugden , en zy behooren uitteblinken, en geenszins dus verborgen te liggen door ondankbaare hardnekkigheid. ' De Fortuin roept, en de Glorie noodigt u. Ik beloof u verzekerdheid van te zullen slaagen; gy hebt slechts te kiezen, of gy een schryver wilt worden , een staatsdienaar , of een legervoogd, en wees verzekerd, in ieder deezer levensstanden achting, rykdom en onsterflykheid te zullen vinden. Op zulk een ongewoone noodiging scheen de herder niet in staat om te kunnen besluiten. Hy twyfelde eenigen tyd tusschen eerzucht en vergenoegdheid; de eerste kreeg eindelyk de overhand, hy werd gedeeltelyk een bekeerling. Thans kwam Gierigheid binnen, om hem geheel over te haalen, en zette op deeze wyze het gesprek voort: Ja, eenvoudige herder, wees overtuigd van uw onkunde; leer van my, waar het wezenlyk geluk in bestaat Gy bevind u in behoefte; en gy misnoemt uwe armoede maatigheid. Hoe! zal een man, gelyk gy, gevormd tot de gewigtigste belangen, een dierbaar leven eeniglyk verkwisten met zyn minnaares te liefkoozen, op zyn fluit te speelen, of zyn schaapen te scheeren. Zult gy, terwyl de rest van het menschdom met overvloed gezegend is, all' zyn uuren toewyd aan verrukking, en zich door konst verbeterd, zult gy u in een hut blyven onthouden, die ligtelyk op het blaazen van een' winterstorm beeft ? Helaas! weinig weet gy van de vermaaken , die de grooten verzeilen; wat prachtige paleizen zy bewoonen; hoe ieder hunner uitgangen van dezelve een zegepraalende optogt schynt; hoe ieder woord, dat zy uiten, van toejuiching weergalmt; zonder fortuin te zyn, hoe ellendig is zulk een leven! Wat is deugd, dan  Gierigheid en Eerzucht, enz. 149 dan een kribbige voldoening? Geld is het groote beweegrad van het heelal; zonder hetzelve is het leven verdrietig, zyn gaaven verachtelyk." De ongelukkige herder was niet in staat zulke krachtige overredingen te weêrstaan; zyn minnaares, zyn kudde, naaken oogenbliklyk uit zyne gedachten verbannen. Zyn landleeven word hem smaakeloos, en eerzucht vult op ieder' adem zyn' boezem: vruchteloos zoekt de deelgenoote van zyne vermaaken en zorgen hem tot blyven aan ; vruchteloos stelt zy hem de ontelbaare gevaaren, die hy noodwendig te boven zal moeten komen, voor; niets had vermoogen op een jeugdig gemoed dat op glori verzot was, en in 't welk iedere drift op het hevigste blaakte. Onzeker nochtans wat weg inteslaan, bepaalt hy zich by toeval op de Zanggodinnen, en begint met aan de waereld eenige verbaazende blyken van een' verheven geeft te vertoonen. Hy vind oogenbliklyk toegang by lieden van bekwaamheid ; maar eerlang valt Hekeling hem met all' haar vinnigheid aan; hy vind in ieder' vernuftbroeder een' mededinger, en in ieder' mededinger, iemand gereed om al wat hij schryft van waarde te berooven. Eerlang be¬ fluit hy derhalven deezen bedriegelyken stoet te verlaaten, die bedden van roozen belooft, en een legerstede van doornen geeft. Hy trekt vervolgens, in de hoedanigheid van krygsman , te velde. Hy was aan de spits in het wreeken van de beledigingen zyns vaderlands, en bevestigde zyn' monarch op den troon; hy was de voorste in het trotsen van alle gevaaren, en in het beklimmen van ieder bres; met een weinig meer geluks, en eenige weinige leden minder zou onze Schaapherder Cefar zelfs geëvenaard hebben; maar welhaaft begon afgunst zyn welverdiende lauwren hem van 't hoofd te plukken. Zyn overwinningen werden niet aan zyn meerder bekwaamheid, maar aan de onkunde zyner tegenstreevers toegeschreeven; zyn zucht voor het vaderland werd geoordeeld uit gierigheid te ontstaan, en zyn standvastigheid uit ongevoeligheid. De  150 Gierigheid en Eerzucht, enz. De herder veranderde dus weder van staat, en week tot zyn eigen verdediging uit het veld naar het kabinet. Hier werd hy een doorsleepen dienaar van staat , hy schreef verdragen over, ontwierp traktaaten , hefte schattingen, wierf krygsvolk, beschikte , verkocht, en kocht, en verloor zyn' eigen vrede in het bezorgen van denzelven aan Europa: met al de bevlytiging van een' staatsdienaar, nam hy ook zyn ondeugden aan, werd traag, vreesachtig, argwaanend en stuursch. Dronken van gezag, en als omwonden in zyn samenstel, ziet hy, raadpleegd hy, en heeft in niemand welgevallen dan in zichzelven. Hy is niet meer de eenvoudige schaapherder, wiens gedachten alle eerlyk, en wiens woorden de wezenlyke uitgeevingen van zyn hart waren ; hy heeft nu alleen leeren spreeken, 't geen hy nimmer meent natekomen. Zyn gebreken vervelen sommigen, zyn overgebleven deugden nog meer; eindelyk mislukt zyn stelsel, alle zyn ontwerpen zyne overdwarst, 't geen door ongeluk is veroorzaakt, word aan onkunde en omkooping toegeschreeven ; hy vervalt in ongunst , en raakt naauwlyks vry van tot een' schandelyken dood verweezen te worden. Te Iaat ontdekt hy nu de zotheid van geluisterd te hebben naar de roeping van Eerzucht of naar de stem der Gierigheid; hy vliegt te rug naar zyn langversmaade hut, trekt het boersche kleed van onschuld en eenvoudigheid weder aan, en slyt in de armen van zyne getrouwe Sylvana, het overige van zyn leven in onschuld, gelukzaligheid en vrede. V. M. S. Ver .  Vertoog over de Verbeelding. Uit bet Engelsch. Reden en Verbeelding, schoon zeer ongelyk aan elkanaer dewyl de eene volgens zekerheid en regelmatigheid handelt en de andere toevalliglyk van onderwerp tot onderwerp zwerft, en zich vermaakt met herssenschimmen zyn echter zelden of nooit van elkander gescheiden ; de reden houd verbeelding van haare grootste uitspoorigheden te rug, en verbeelding zet aan reden leven by in haare pittige verrichtingen. Ik heb in sommige van onze gebedeboeken, naar my voorstaat, gebeden tegen omzwervende gedachten gezien; welke gebeden my zo omzwervend toescheenen, als de ged ichten tegen welken zy gericht waren. Ik kan niet begrypen dat zwervende verbeeldingen, welke niet gebezigd worden tot het opwekken of voortzetten eener zondige begeerte eenige gedaante van ondeugd in zich hebben ; ook kan ik niet zien dat 'er iets misdaadigs voortkomt uit het bouwen van kasteelen in de lucht. Het is zeker, dat menschen van de levendigste verbeelding, veel meer vermaak in het leven genieten, dan die kruipende stervelingen, welken zeer geregeld, maar ook zeer onaandoenlyk, aan den leiband van het gezond verstand wandelen. Ik verbreek geene der geboden, met my te verbeelden dat ik een koning ben; ook is het geen blyk van verlichting in my, dat ik leef en handel als een aardworm. Wat my belangt, ik moet bekennen een groot schuldenaar aan myne verbeelding te zyn ; zy voorziet my alle uuren met fraaijer vertooningen, en verhevener tooneelen van vermaak, dan ooit de zichtbaare schepping gedaan heeft. Om dit te bewyzen, zal ik den leezer een halfuurige reis myner verbeelding mededeelen; zy geschiedde gisteren, terwyl ik langs den kant van een rivier onder een kudde van koeijen wandelde. Den  152 Vertoog over de Verbeelding. Den ruimen teugel aan myn verbeeldingkracht vierende, voerde dezelve my in een oogenblik naar Rome; aldaar klom ik in een even zo kort bestek van 'tyd, door alle bevorderingen, totdat ik door den Paus tot kardinaal en zyn' gunsteling verheven werd: maar de allerheiligste vader my vergende tot iets dat slecht en onbetaamelyk was, verliet ik het Vaticaan, verstoord en blaakende van gramschap; en, als een goed protestant, myn paternoster en scharlaken hoed wegwerpende , nam ik een korte vlugt naar Kontantinopolen, alwaar ik, na uitmuntende bewyzen myner wysheid in den divan te hebben doen blyken, en onvergelykelyke heldendaaden in het veld, uit hoofde myner groote verdiensten , met algemeen genoegen voor grooten Heer verklaard werd. Ik regeerde hier onder veel toejuiching geduurende verscheiden jaaren ; maar overweegende dat een keizer der Turken de grootste slaaf van zyn eigen volk is; en tevens my te binnen brengende, dat de veelwyvery niet bestaan kan met de leer der vastgestelde kerk in Engeland, sloop ik uit het serail, op een nacht dat de maan helder scheen, en wandelde voor den morgenstond vyfhonderd mylen : wanneer ik aan het hof eens konings belandde, alwaar ik door myn uitsteekend danssen , en goeden smaak in my te kleeden , des konings dochter verdiende, en haar tot myn vrouw verkreeg; maar zy bleek zulk een kyfachtige pry te zyn, dat Wy dra gescheiden waren. Myn volgende reis was naar het hof van een' anderen koning, alwaar ik, een half uur na myn aankomst, eerste minister werd gemaakt, en het volstrekt gezag over den vorst en zyne heerschappyen in myne handen gesteld zag: ik bekleede deezen post met groote waardigheid , en speelde den baas over myn' meester en zyne inkomsten: alle oogenblikken werd ik, onder bereik van myn eigen ooren, als de bekwaamde staatsman van de gantsche waereld gepreezen: en waarlyk de grootsten van myn' meesters onderdaanen, toonden my demoedige aangezichten , en geboogen rug-  Vertoog over de Verbeelding. 153 ruggen. Ik was twee jaaren aan 't hoofd der zaaken, wanneer zyn Majesteit onverhoeds behaagen kreeg in zyn' barbier, en hem eensklaps in myn plaats tot zyn' voornaamsten raadsman verhief, volgende oogenbliklyk de gantsche waereld den barbier, pryzende zyne uitgestrekte bekwaamheid tot de bezigheden van 't bewint , en zyn groote ondervinding in het behandelen van staatszaaken. ^ Terwyl ik my gereed maakte om dit hof te verlaaten, niet zonder heimelyke vrees van gehangen te zullen worden eer ik ontkomen kon , besloot zyn Majesteit , dat, schoon ik voor niets anders bekwaam was , ik echter tot een' goed' en staatelyk' geestelyken zou kunnen dienen , en verhief my onverwacht tot aartsbisschop. Ik dacht nu in overvloed en veiligheid in den schoot der kerke te zullen leeven, en was wonderlyk in myn' schik met myne nieuwe figuur , equipagie en inkomsten. Maar helaas! myn genoegen verdween eerlang; want zulk een stoet van onrustige driften nam zyn verblyf in myn' boezem, dat ik de minste rust niet meer vond: ik wierd kribbig, eerzuchtig, ongeduldig en wraakgierig; ik was begeerig om al de landeryen van het gantsche volk in myn bezit te hebben, en wilde dat de geheele natie zou denken als ik dacht ; en dewyl ik beide ontwerpen even onmooglyk vond, werd ik byna dol. Ik toonde my geneigd om te doen folteren, hangen en branden, en gaf blyken van alle de andere toevallen eigen aan onmenschelykheid en raazerny; maar gelukkig my te binnen brengende, dat ik, kardinaal zynde, aan de zelfde kwaalen en revelaryen onderhevig was, besloot ik de oorzaak daarvan in myn gewaad gelegen te zyn: ik lei het terstond af ,. en oogenbliklyk kreeg ik myn verstand en voorige meêlydende geaartheid weder. Na deeze gebeurtenis deed ik een' langen togt, en eindelyk in eene aangenaame landstreek komende , ■ werd ik een boer; ik trouwde een rooswangige melkmeid, en wy leefde in groote gerustheid te samen in een hut; wy waren arbeidsaam en vergenoegd, totdat myn landheer, een man, VI. Afd. XI. Deel. L  154 Vertoog over de Verbeelding van fatsoen, myn wyf. verleidde , 't welk my schier van verdriet deed sterven Dit smartend ongeval, my in eene zwaare droefgeestigheid hebbende gedompeld, bevond ik my in een kwynende gesteltenis ; en zendende om een' dokter, werd ik erger, zodat ik hem afdankte, en beter werd. Een weinig krachten bekomen hebbende, begaf ik my naar Londen, wanneer ik, zonder te weeten hoe, tot directeur van een genootscbap van koophandel verkoozen werd. Ik was by alle de vergaderingen en byeenkomsten tegenwoordig , en denk in myn leven geen verdrietiger gezelschap bygewoond te hebben. In deezen rang gevoelde ik myn hart zo geweldig verscheuren door gierigheid jaloezy, en diergelyke schadelyke gemoedsdriften , als toen ik een prelaat was. Ik had reeds een millioen gewonnen en kon by dag rusten noch by nacht slaapen, voor dat ik een tweede was magtig geworden; ik brak myn hoofd met ontwerpen , met onderneemingen en konstgreepen ten einde het gemelde andere millioen te bekomen; wanneer de meid van myn hospita, door te roepen dat het eeten gereed was, de weeldrigheid myner verbeelding bepaalde al myn' rykdom deed vervliegen, en my vernederde tot den rang van een gebrekkelyk autheur. M. E. M. De  De Menschenhaater TE RECHT GEBRAGT Een Oostersche geschiedenis Waar Tauris zyn kruin boven de stormen verheft , en het oog van den verreafzynden reiziger niets anders aanbied, dan een gezicht van overhangende rotsen, vallende stroomen , en al de vsrscheidenheid van de verbaazingwekkende natuur; op den killen boezem van deezen vreeslyken berg, uitgeslooten van de samenleeving en haatende de wegen dér menschen woonde Afem , de menschenhaater. Afem had zyn jeugd onder de menschen doorgebragt; had in hunne vermaaklykheden gedeeld; en was geleerd geworden zyne medeschepselen met de vuurigste genegenheid te beminnen; maar door de tederheid zyner gemoedsgesteltenisse putte hy alle zyne goederen uit, in het verligten van den nood der elendigen. De verzoekende deed zyn bede nooit te vergeefsch; de moede reiziger raakten zyn deur nooit voorby; hy hield alleen op met goed doen, toen het vermoogen daartoe hem begeeven had. Zyne bezitting op deeze wyze aan het oefenen van goedwilligheid te koste gelegd hebbende, verwachtte hy op zyn beurt eene dankbaare vergelding van diegeenen , welken hy te vooren geholpen had; hy vervoegde zich derhalven tot hen, in vertrouwen van gered te zullen worden: maar by de ondankbaaren werd zyn aanzoek wel haast tot last; want meêlyden is een hartstogt van korten duur. Hy begon derhalven eerlang het menschdom in een licht te beschouwen, zeer veel verschillende van dat, in 't welk hy hetzelve te vooren gezien had; hy kreeg nu een denkbeeld van duizend ondeugden, die hy voorheen niet vermoed had dat in weezen waren : waar hy zich wendde, ondankbaarheid, geveinsdheid, verraadery, bragten het haare toe om zyne verachting voor hen te vermeerderen. Uit dien hoofde beslooten hebbende om niet langer in een waeL 2 reld  156 De Menschenhaater te recht gebragt. reld te blyven, die hy haatte, en welke zyn afkeer met' versmaading betaalde , begaf hy zich naar deezen ruuwen oord, ten einde in eenzaamheid zyn gramschap te voeden, en te verkeeren met het eenige eerlyk hart dat hy kende, naamelyk zyn eigen. Een hol was zyn eenig bedeksel tegen de onbermhartigheid van het weêr; vruchten, met moeite van de zyde des bergs vergaderd, zyn eenig voedsel; en zyn drank ving hy met gevaar en arbeid van den styl-neêrstortenden stroom. Op deeze wyze leefde hy , afgezonderd van de samenleeving, zyne uuren doorbrengende In overdenking, verheugende zich somtyds dat hy in staat was om onafhangkelyk van zyne medeschepselen te leeven. Aan den voet des bergs opende een uitgestrekt meir zyn' glazen boezem ; ontfangende op zyn spiegelend oppervlak , de overhangende yslykheden van den berg. Tot deezen breeden spiegel daalde hy somtyds af, en , over deszelfs stylen oever zich nederbuigeude, liet hy zyne verwonderde oogen weiden over de ruime vlakte, die hy voor zich had. „ Hoe schoon (sprak hy dikwyls) is de natuur! Hoe behaagelyk zelfs in haare woeste tooneelen Wat schoone tegenstelling heerscht 'er in deeze effen vlakte , die beneden my ligt, en de gindsche ontzagchelyke stylte, wier vreesselyke top zich in de wolken verbergt ! Maar de schoonheid deezer tooneelen is op geenerlei wyze te vergelyken met derzelver nuttigheid ! Van hier worden honderd rivieren voorzien, die gezondheid en groei uitdeelen aan de landen, door welken zy heenen vloeijen, In ieder deel van het heelal blinkt schoonheid, juistheid en wysheid uit, behalven in den mensch de ondeugende mensch is een wanvoegelykheid in de natuur; het eenige gedrocht in de schepping. Tempeesten en Wervelwinden hebben hun nut; maar de ondeugende ondankbaare mensch is een vlek op het fraaije blad van algemeene schoonheid. Waarom heeft myne geboorte my onder die verachtelyke soort gesteld , wier ondeugden byna een verwyt zyn tegen de wysheid van den goddelyken Schepper ? Indien de menschen geheel van on-  De Menschenhaater te recht gebracgt 157 ondeugd bevryd waren, zou alles gelykmaatigheid , ecnstemmigheid en orde zyn. 'Een waereld van zedelyke rechtheid zou het voortbrengsel zyn van een' volmaakt' zedelyk' Werker. Waarom, waarom dan, ô Alla! moet ik dus in duiserheid twyfeling en wanhoop gevangen blyven ? " Zo als hy het woord wanhoop uitsprak, stond hy gereed om zich in den vloed beneden zich te werpen, om te gelyk zyne twyfelingen opgeloscht, en een einde aan zyn beangstheid te vinden ; wanneer hy een wezen van dc grootste majesteit ontdekte, wandelende op de vlakte van het water, en naderende den oever op welken hy stond. , Zoon van Adam, (riep de geest,) staak uw geweldig voorneemen; de Vader der geloovigen heeft uw rechtvaardigheid, uw eerlykheid, uw ellenden gezien, en heeft my gezonden om u te verlichten, en troost te schenken. Geef my uw hand, en volg my, zonder te beeven, overal waar ik u zal leiden: in my beschouwt gy den geeft van overtuiging, geschikt door den grooten propheet, om hen van hunne dwaalingen terug te brengen , die een' verkeerden weg gaan, niet uit nieuwsgierigheid, maar met een welmeenend oogmerk. Volg my, en: wees 'wys. " Afem daalde terstond af op het meir en zyn gids geleide hem langs de oppervlakte van het water; totdat zy, op het midden van den vloed komende, beiden begonnen te zinken ; de wateren slooten zich boven hunne hoofden ; zy daalden verscheidene honderd vademen naar beneden , totdat Afem, juist zo als hy zyn leven voor onfeilbaar verlooren hield, zich met zyn' hemelschen leidsman in eene andere waereld bevond, op den bodem der wateren, waar geen menschelyke voet te vooren immer getreeden had. Zyn verbaazing was boven alle beschryving, wanneer hy een zon beschouwde gelyk aan die welke hy had verlaaten, een helderen hemel boven zyn hoofd , en een bloemryk veld onder zyne voeten. lk zie duidelyk uwe verwondering; (zeide de geest,) maar schort dezelve voor een poos op. Deeze waereld was L 3 ge-  158 De Menschenhaater te recht gebragt.' gevormd door Alla, op het verzoek, en onder het opzicht van onzen grooten propheet; die van de zelfde twyfelingen was bevangen, welken uw gemoed vervulden toen ik u aantrof, en van welker gevolg gy zo onlangs zyt verlost geworden. De redelyke inwooners van deeze waereld zyn gevormd overeenkomstig uw eigen denkeelden; zy zyn volstrekt zonder ondeugd; in andere opzichten is zy aan uwe aarde gelyk, verschillende met dezelve alleen daarin dat zy geheel door menschen bewoond word , die geen kwaad doen. Indien gy deeze waereld aangenaamer vind , dan die welke gy onlangs verliet, hebt gy volkomen vryheid om het overige van uwe dagen in dezelve doortebrengen; maar laat my toe u voor eenigen tyd te vergezellen, opdat ik uwe twyfelingen doe zwygen, en u beter bekend maake met uw gezelschap, en met uw nieuwe woonplaats." „ Een waereld zonder ondeugd! Redelyke wezens zonder onzedelykheid! (riep Asem in verrukking) Ik dank u , ô Alla, die in 't einde myne smeekingen verhoord hebt; deeze, deeze zal gelukzaligheid, vreugd en gemak voortbrengen. ô ! Die onsterflyk mogt weezen onder menschen , welken niet vatbaar zyn voor ondankbaarheid, onrechtvaardigheid, bedrog, geweld, en duizend andere misdryven, die de samenleeving ellendig maaken ! " „ Weêrhoud uwe uitroepingen ; (zeide de geest,) zie rondöm u op elk voorwerp en bedryf, die zich voor ons opdoen, en deel my het besluit, dat uit uwe aanmerkingen voortkomt, mede. Begeef u werwaart het u lust, ik zal uw' medgezel en onderwyzer zyn. Asem en zyn geleider gingen eenigen tyd stilzwygende voort, zynde de eerste geheel verloorcn in verwondering; maar eindelyk zyne voorige bedaardheid weder bekomende, konde hy niet voorby aantemerken, dat de gedaante des lands genoegsaam gelyk was aan die van 't geen hy verlaaten had , uitgezonderd dat deeze onderaardsche waereld steeds in haare eerste woestheid scheen te blyven. „ Ik ontmoet hier (riep Asem) roofdieren , en anderen die alleen tot onderhoud van dezelven geschikt schynen het is  De Menschenhaater te recht gebragt. 159 is volstrekt even zo in de waereld boven ons. Maar indien het my vry had gestaan onzen propheet te onderrichten, dan zoude Ik dit gebrek weggenomen, en geen verslindende of verwoestende dieren geformeerd hebben , die alleen van den roof op andere deelen der schepping leeven. Ik vind dat uw teêrhartigheid omtrent de mindere dieren (zeide de geest al lagchende) aanmerkelyk is Maar ten aanzien van de laagere soort van schepselen is deeze waereld ten vollen gelyk aan de andere; en , inderdaad, om duidelyke redenen want de aarde kan een vee aanmerkelyker getal van dieren onderhouden, door elkander tot voedsel te dienen, dan wanneer ze allen enkel van de groeijende voortbrengsels hadden moeten bestaan. Zodat dieren van verschillende natuuren, zodanig gevormd , in plaatse dat hun getal daardoor zou verminderen , in de grootste me nigte die mogelyk is, bestaan. Maar laat ons spoed maaken, naar de bewoonde landstreek die voor ons ligt en zien wat zy ons ter onderwyzinge aanbied. Zy raakten het bosch eerlang ten einde, en begaven, zich in het landschap, door menschen zonder ondeugd bewoond, terwyl Asem in zyn gedachten by voorraad reeds het redelyk vermaak genoot, dat hy in zulk eene onschuldige samenleeving hoopte te ondervinden. Maar naauwlyks hadden zy de grenzen van het woud verlaaten, wanneer zy eene der inwooneren vernamen, die met haastige schreden en een verschikt gelaat vlugtende was voor een heir van eekhoorns, die hem van naby vervolgden. „ Hemel ! riep Asem wat doet hem vlugten? Wat heeft hy van zulke verachtelyke dieren te vreezen?" Hy zweeg naauwlyks wanneer hy twee honden een ander' mensch zag vervolgen, die met even zo veel schriken haast dezelven trachtte te ontkomen Dit (zeide Asem tot zyn' leidsman,) is inderdaad verwonderlyk ook kan ik de reden van zulk een vreemd bedryf niet bevatten." „ Elke soort van dieren (gaf de geest hem ten antwoord,) is sederd eenigen tyd hier te lande zeer magtig geworden de want inwooners oordeelden in het eerst dat het onbillyk was van eenig bedrog of tot geweld hun L 4  160 De Menschenhaater te recht gebragt. hun bederf gebruik te maaken, waardoor ze ongemerkt magtig aangroeiden , en nu veelvuldige maalen op hunne schuldlooze grenzen woeden." „ Maar men had hen behooren te vernielen : (sprak Asem ,) gy ziet het gevolg van zulk een verzuim. " „ Waar is dan die teêrhartigheid , welke gy zo straks omtrent de ondergeschikte dieren liet blyken ? (hernam de geest al lagchende) Gy schynt dien tak van rechtvaardigheid vergeeten te hebben." „ Ik moet myn' misslag bekennen; (antwoordde Asem,) ik ben nu overtuigd dat wy misdaadig moeten zyn aan tiranny en onrechtvaardigheid jegens de dierlyke schepping , indien wy-zelf genot van de waereld willen hebben. Maar laat ons niet langer onze opmerking aan der menschen pligt omtrent deeze redenlooze dieren besteeden, maar op hunne verbintenissen met elkanderen acht geeven." Hoe verder zy in het landschap voortwandelden, hoe meer hy verwonderd was, de minste blyken niet te verneemen van geschikte huizen , van steden , noch eenig ander merkteeken van fraai ontwerp. Zyn geleider, zyne verwondering ontdekkende, merkte aan : Dat de inwooners van deeze nieuwe waereld volmaakt vergenoegd met hunne oude eenvoudigheid waren : elk had een huis, dat, schoon net noch geschikt, echter genoegsaam was om zyn klein gezin te bergen: zy waren te goed om huizen te bouwen die alleen hunn' hoogmoed konden doen aangroeijen , en de afgunst van den aanschouwer gaande maaken; hetgeen zy bouwden was tot geryf en geenszins tot vertooning „ Eindelyk dan (zeide Asem,) zy hebben noch bouwkundigen, noch schilders, noch beeldhouwers in hunne samenleeving; want deeze allen zyn ydele konsten, en kunnen derhalven gemist worden. Gy zult my echter ten hoogsten verpligten, indien ge my, zonder dat ik hier meer tyd verkwist, in het gezelschap van eenigen hunner wyste mannen inleid: ik ken naauwlyks eenig vermaak dat haalen kan by eene vernuftige verkeering: niets is 'er waarop ik zo sterk verliefd ben, als op wysheid. " „Wysheid! (antwoordde zyn onderwyzer) hoe belagchelyk! Wy hebben , hier  De Menschenhaater te recht gebragt 161 hier geen wysheid , derwyl wy geen gelegenheid hebben om 'er gebruik van te maaken; waare wysheid is eeniglyk de kennis van onzen eigen pligt, en van den pligt van anderen omtrent ons; maar van wat gebruik is zulk een wysheid hier? Elk verricht hier zonder redenkaveling hetgeen goed in zichzelf is, en verwacht het zelfde van anderen. Indien gy door wysheid ydele nieuwsgierigheid en ledige bespiegeling verstaat, dewyl zulke vermaaken hun oorsprong hebben in roemzucht weelde of gierigheid, zyn wy te goed om dezelven natejaagen. " „Dit alles kan goed zyn; (zeide Asem) maar my dunkt eene neiging tot eenzaamheid onder het volk te zien heerschen; elke familie, houd zich afgezonderd binnen haare eigen grenzen, zonder gezelligheid of verkeering. " „ Dit is inderdaad waarheid; (hernam de andere) hier is geene gevestigde samenleeving; ook Kan 'er geene zyn: alle samenleevingen zyn gemaakt uit vrees of uit vriendschap ; het volk , onder t welk wy ons bevinden, is te goed om elkander te vreezen; en daar zyn geene beweegredenen tot byzondere vriendschap, waar allen even verdienstelyk zyn." „ Ik zou echter (zeide de twyfelaar ,) myn tyd hier. moetende doorbrengen en de beschaavende konsten, de wysheid en. vriendschap in zulk een waereld missende, verheugd zyn een geschikt medgezel te hebben,, die my zyne gedachten meldde en aan wien ik de myne kon mededeelen." „ En tot wat oogmerk zou dit dienen ? (sprak de geest,) Vleijery en nieuwsgierigheid zyn ondeugende beweegredenen , en hier van geen gebruik ; en wysheid heeft geheel geen deel in de zaak." Desniettegenstaande (zeide Asem) moeten de inwoonere evenwel gelukkig zyn; elk is vergenoegd met zyn eigen bezittingen , en tracht niet, door gierigheid aangespoord meer op te hoopen dan voor zyn eigen bestaan noodig is : elk heeft derhalven gelegenheid om bermhartigheid te oefenen aan zulken die zyn meêlyden noodig hebben. " Hy had deeze woorden naauwlyks gesproken, als hunne ooren getroffen werden, door de klagten van een' ellendigen, L 5 die  162 De Menschenhaater te recht gebragt die aan de zyde van den weg zat, en in den beklaaglyksten jammerstaat zachtelyk over zyn eigen ellende scheen te kermen. Asem begaf zich terstond naar hem toe, om, ware het mogelyk, hem verligting toe te brengen, en bevond hem in de ergste omstandigheden eener teering. „ Vreemd is het, (sprak de zoon van Adam) dat menschen , die vry van ondeugd zyn, zoveel ellende moeten verduuren zonder hulp! Verwonder u daar niet over; (hernam de kranke, die op 't punt van sterven was,) zou het de uiterste onbillykheid niet zyn in wezens, die maar even genoeg hebben om zichzelven te onderhouden, en te vreden zyn met dat enkel onderhoud , hetzelve hunnen mond te onthouden en het den mynen te geeven? Zy hebben nooit een enkel maal meer dan noodzaaklyk is; en van hetgeen louter noodzaaklyk is kan niet uitgedeeld worden." „ Zy hadden van meer, dan noodzaaklyk , is behooren voorzien te zyn geweest (zeide Asem) en nochtans weêrspreek ik myn eigen gevoelen van een oogenblik te vooren : ik ben geheel in twyfeling, verlegenheid en verwarring. Zelfs is het ontbreeken van ondankbaarheid hier geen deugd, dewyl 'er niemand eenige gunst ontfangt, Een zaak, waarin deeze schepselen uitmunten, is 'er evenwel nog overig; de zucht voor hun vaderland, hoop ik, is eene van hunne geliefdste deugden." „ Zwyg stil Asem, (antwoordde de geleider) indien gy niet alle uwe voorgeevens, van wysheid te minnen, verydelen wilt; de zelfde baatzuchtige beweegredenen, door welken wy ons eigen belang boven dat van anderen stellen, zetten ons aan om ons land den voorrang boven dat van een' ander' te geeven. Niets minder dan algemeene goedwilligheid is vry van ondeugd, en deeze ziet gy dat hier geoefend word. „ In wat vreemde soort van waereld (riep de te leur gestelde reiziger, met groote beangstheid uit,) zie ik my thans gebragt? Naauwlyks word 'er een enkele deugd, buiten die van maatigheid, betracht; en hierin gaan de bewooners de dierlyke schepping in 't minste niet te boven. Naauwlyks word 'er eenig vermaak door hen genooten ; standvastigheid, milddaadigheid vriendschap,  De menschenhaater te recht gebragt. 163 Wysheid verkeering, liefde voor het vaderland, deeze alle dat onbekend te zyn met ondeugd, is niet te weeten wat deugd is ô Myn geleigeest voer my terug naar die zelf de waereld welke ik heb veracht een waereld die Alla voor heeft haaren stichter veel is wyzer gevormd dan die welke door Mahometh ontworpen werd. Ik kan nu ondankbaarheid, verachting en haat verdraagen; dewyl ik ze mogelyk verdiend heb. Toen ik de wysheid der Voorzienigheid wilde regelen, toonde ik slechts myne eigene onkunde laat my dan voortaan my-zelven van ondeugd onthouden, en ze in andere beklaagen." Naauwlyks had hy deeze redenen geëindigd, of de geest, eene ontzagchelyke houding, doch die tevens het grootste genoegen uitdrukte aanneemende, verdween in een wervelwind. Asem, verbaasd door de verschriklykheid van het tooneel sloeg zyne oogen in 't ronde, en werd gewaar in de zelfde gesteldheid, en op de zelfde plaats te zyn, waar hy eerst begon te morren en te wanhoopen; hy had zyn rechter voet pas vooruit gezet tot den doodelyken sprong en deeze was nog niet terug getrokken; zo oogenbliklyk deed de Voorzienigheid hem treffen, door den reeks van waarheden, die thans in zyn ziel waren gedrukt. Hy begaf zich nu bedaard van den waterkant, en zyn verschrikkelyk verblyf verlaatende, trok hy naar Seghestan zyn geboortestad; waar hy zich yverig aan en koophandel toepastte en van die wysheid gebruik maakte, welke hy in de eenzaamheid geleerd had. Het vlytig gedrag van enige jaaren bragt eerlang overvloed voort; en een jeugd van ellende werd gevolgd door een' ouderdom van aanzien, rykdom en gemak. De  DE B"*°*VINGEN. Een Arabi,he m^,% U" bet Franfcb vertaald. vanScWdd,'„,mct wlS^^^^Êlln5 cening te vertrouwen. Voor M LT 6 ' °gÜ be" zamelde hy de grys^rts 7 ^ ^ ve>- tegenwerpingen regen deeze kè'd % ^EfiÉ retrgd van Noünhivan voor fóMfó, ö ftddcn dc ':=vermaai:e-n. eenden z^in ^ ^ ^^igdheid. tot < :-god3die„ftigil r be SS Èti ? **¥«M fel* verdediging van zvnen vrtenA o • , LCt! hcm dc -Sz ne ondeL^e ' d ree hen ! ^ voor zynen Vorft verfchv b - # tfs hv te <1 ■ ,' 7 VCTt00nt éiéh nooit zo -^y», toaar 20aIs zyn üelang vordert dat ,. | Schemzeddin gaf bevel om een pracht- feeffi ,Ti ■, hy deed 'er Nourshfvan op noodigen I v H ; 7 alleen zyns gelyken ^Sd^J^^ de verbeelding van den jongeling ■ zvne te , m ' de hem met verzenoePiJ. * tederheid vervul- i, . , • VUbenoeS"1S; zyn vertrouwen boezemde hhetzclve in. Wanneer h* • . ->>'ezemac hem vv.nneci hy hem ,D die gcftcjdheid zag> jj wei-  De Beproevingen. 165 welke het hart zich ligtelyk uitstort en geene weêrhouding kent, zo vroeg hy hem welke zyne begeerten zyn zouden, wanneer hy verzekerd was dezelven vervuld te zullen zien? Nourshivan antwoordde dat hy wenschte onuitputtelyke rykdommen te bezitten, en, om hen beter te konnen genieten, dat zyn leven nooit eindigde. Schemzeddin had een' geheelen anderen wensch verwacht; door deezen de oogen geopend zynde , verliet hy op staande voet zynen vriend, en kon zich niet wederhouden van hem zyn ongenoegen te betoonen. Nourshivan kwam wel ras tot zichzelven; hy begreep dat hy zyn karakter geopenbaard had, en beklaagde zyne onvoorzichtigheid, waardoor hy den Sultan de oogen geopend had. Hy bragt het overige van den nacht en den volgenden dag in de uiterste ongerustheid door, zich minder over het verlies der vriendschap van Schemzeddin beklaagende, dan omdat hy van de weldaaden verstooken was, die hy in 't vervolg van hem had konnen hoopen. Het denkbeeld van zyn ongeluk deed den slaap verre van hem wyken; hy smaakte 'er eindelyk de aangenaamheden van, wanneer hy door een glansryk licht werd gewekt, 't geen zyn geheele slaapkamer vervulde, In dezelve vertoonde zich een wezen, met een glans als die der zon omringd, voor hem, 't welk tot hem zeide: ,, Ik ben uwen goeden geest Mahomet heeft my tot u gezonden; hy heeft my gelast om u de vriendschap van den Sultan weder aan te bieden; of onuitputbaare rykdommen en de onsterflykheid; kies, uwe wenschen zullen vervuld worden. De laatste aanbieding bepaalde' de aandacht en keus van Nourshivan ; de geest verzekerde hem dat zyne begeerten zouden vervuld worden, maar voegde 'er by, dat zo dikwyls hy zich aan eenig misdryf schuldig maakte, zyn leven door eenen diepen slaap, het zinnebeeld des doods, zou afgebroken worden, en dat de duuring van denzelven evenredig met zyne misdaaden zyn zou. Den volgenden morgen vond de jonge Persiaan zyn vertrek  166 De Beproevingen trek met rykdommen opgevuld; hy beschouwde met ver rukking de verbaazende menigte van goud, zilver, diaman ten en andere kostbaarheden , en riep in vervoering van zorgen waren om zyne rykdommen zorgvuldig by elkanderen te verzamelen, dezelven van plaats te doen veranderen en een veilig verblyf te geeven. Hy bragt vervolgens drie dagen door om overeen staat te peinzen, en de vermaa ken uit te kiezen aan welken hy zich het eerste overgeeven zoude het feest aan zyn hof niet gezien had, een bevel ontfing waar by hy hem verbood 'er ooit weder te verschijnen. De jongeling, door zyn tegenwoordig geluk opgetoogen, had weinig aandoening over dit verbod; hy had eenen getrouwen dienaar, Hasem genaamd, aan wien huis, goederen en vermaaken vertrouwde. Hy begon zyne nieuwe leevenswyze met een ongemeene pracht te vertoonen die een ieder verwonderde , en niet misen kon de nyd op te wekken: zyn praal, welke die van den Sultan overtrof, was alleen het onderwerp van de gesprekken. Schemzeddin werd 'er van onderricht, hy wilde weeten van waar hy deze groote schatten bekomen had. Nourshivan nam tot den leugen zyn toevlucht, en zeide dat hy dezelven van een' zyner bloedverwanten geërfd had; de Vorst, niet voldaan over dit antwoord, beval hem dat hy in zyn huis, even alas in een gevangenis, moest opgeslooten blyven. Dit bevel bedroefde Nourshivan; hy had minder gevoel maak van onsterflyk te zyn , zo ras hy zich van de vryheid beroofd zag. Om zich over dit verdriet te troosten besloot hy geen der huisselyke vermaaken te verliezen. Hy bezat een groot aantal slaaven; een uitgeleezen serrail; de beroemste muzikanten ; en de geleerdste lieden van . Ormus vergaderden in zyn paleis, om met hem te spreeken, wanneer het hem geluste om zich met ernstige zaaken bezig te houden. On-  De Beproevingen. 167 Onder de vrouwen, die hy zich verzameld had , had zyn hart zich voor Mandana verklaard ; zy was schoon, en bezat zo veel geest als schoonheid. Zy was de genegenheid waardig , waarmede hy haar boven alle vrouwen begunstigde. Hy wilde dat de dag, op welken hy zyne keuze geopenbaard had, door feesten gevierd werd; hy gaf bevelen tot het aanrechten van een' prachtigen maaltyd: een zielstreelende muzyk deed zich geduurende den geheelen dag hooren; zy hield niet op zo lang hy aan tafel zat; de kostbaarste gerechten werden hem voorgediend. Hy spaarde de uitgeleezenste dranken niet; hy dronk voor de eerstemaal wyn: dit is de grootste misdaad die een Muselman begaan kan ; hy spotte met de wet die 'er het gebruik van verbied, en hield niet op met wyn van Chiras te drinken , en te spotten, tot op het oogenblik dat hy het gezelschap verliet, om den nacht met Mandana door te brengen. Wanneer Nourshivan ontwaakte , vond hy zyn meesteres niet aan zyne zyde: hy riep; niemand vertoonde zich ; hy stond uit zyn bed op , doorliep zyn paleis, en ontmoette eindelyk eenigen van zyne slaaven, die op het gezicht van hem ontstelden; zy schaarden zich om hem heen, knielden neder en dankten den Hemel, dat hy hunnen meester het leven weder geschonken had. Nourshivan , op zyn beurt verwonderd zynde, vroeg naar de reden van deeze uitroepingen. Hasem antwoordde , dat hy vier jaaren en twintig dagen geslapen had , en dat Mandana in het kraambedde van een' zoon gestorven was, dien hy hem aanbood. De Persiaan twistte niet; hy herinnerde zich de voorwaarde op welke hy de ontsterflykheid ontfangen had ; hy omhelsde zyn kind beschreide de moeder, die hy aanbad, en slechts een oogenblik bezeten had ; alles vertoonde hem haar afbeeldsel in zyn huis, en vernieuwde zyne smarten; hy deed den Sultan smeeken dat hy hem de vryheid weder schenken wilde, of ten minsten toestaan dat hy zich naar een landhuis begeeven mogt, 't welk Hasem voor hem gekocht had; hy kon deeze laatste gunst alleen verwerven; en Schem-  168 De Beproevingen. Schemzeddin deed hem op nieuw uitdrukkelyk verbieden buiten de eindpaalen van zyn landgoed te komen. Nourshivan onderwierp zich aan deeze wreede voorwaarde; hy haastte zich om bezit van zyne nieuwe woonplaats te neemen; zy was groot; de tuinen, het park, de lustboschjes en vyvers besloegen een groote uitgestrektheid; hy vond zich hier minder bepaald; hy kon hier het vermaak van de jagt, vischschery en uitgestrekte wandelingen neemen. Zo ras hy op dit landgoed was gekomen, was hy alleen op zyne vermaaken bedacht; hy bragt hen tot een misdaadigen trap van buitenspoorigheid. Dewyl niets de pracht of schoonheid van zyne tuinen evennaarde, zo dacht hy dat zy gelykvormig aan diegeenen waren , welken Mahomet aan de waare geloovigen van zyne wet na hunnen dood belooft; om de gelykvormigheid volmaakter te doen zyn , zo wilde hy haar met Houris bevolken ; hy verkoos hier toe de schoonste vrouwen van zyn serrail; hy vermaakte zich in het doorwandelen van zyne wellustige tuinen, en in het beschouwen van deeze hemelsche maagden, die tot de vermaaken der goede Muzulmannen geschikt waren; hy-zelf wilde, in deeze nabootsing van den hemel, Mahomet verbeelden; die van zyne meestressen, welke hy het driftigste beminde, werd de rol van Cadige opgelegd, welke de begunstigde vrouw van den profeet geweest is. . Verscheiden dagen besteede men om toebereidselen tot dit blyspel te maaken; die, welken hy tot de uitvoering bepaald had, verscheen eindelyk; hy werd geheel in ongebondenheden doorgebragt. Nourshivan, door de hitte van den dag vermoeid zynde, wierp zich op een sopha neder om eenige rust te genieten ; door den slaap vermeesterd wordende , beval hy aan zyne vrouwen hem op zeker uur weder op te wekken, ten einde dit buitenspoorige feest te konnen vervolgen. Men kon aan dit bevel niet gehoorzaamen. Hy bevond zich alleen wanneer hy ontwaakte; hy riep ; een slaaf vertoonde zich; hy beval hem de vrouwen te roepen. In plaats der verrukkelyke schoonheden, die hy voor  De Beproevingen. 169 voor zynen slaap bezeten had, zag hy een troep oude vrouwen met waggelende schreden naderen; zyne verbaasdheid eer groot; hy riep Cadige; een oude vrouw schoot toe en wilde hem op eene verliefde wyze omärmen Nourshivan stiet haar met afkeer te rug, en keerde het hoofd om. Gykent Cadige niet meer, zeide zy , het voorwerp van uwe tederste hartstogten; gy befehouwt haar thans met afkeer en gy schroomt uwe oogen op haar te vestigen ! Nourshivan antwoordde haar niet, en gebood dat Hasem en Zyne vrouwen hem naderen moesten. Wy zyn alle hier, hernam Cadige. Hasem is dood. Gy hebt veertig jaaren en elf maanden geslaapen; geduuurende deezen tyd heeft uw zoon alles in 't werk gesteld dat in zyn vermogen was om u te doen begraaven, en in het bezit van uwe schatten te geraaken wy hebben 'er ons tegen verzet; hy heeft zich vervolgens van een gedeelte van uw goud meester gemaakt en reeds voor agttien jaaren de vlucht genomen , zonder dat wy sedert iets van hem vernomen hebben. _ Nourshivan hoorde dit verhaal stilzwygende aan ; allerlei aanmerkingen kwamen beurteling voor zyn verstand. Welke voordeden, zeide hy , verschaft my deeze onsterflyKheid die ik geniet, zo ik telkens een zo groot getal jaaren achter elkanderen slaap , en zo ik, op zulk eene schone vrouw verliefd, in slaap val, met de zelfde tederheid ontwaak, en haar oud geworden weder vind. Zyn landhuis mishaagde hem. Hy vernam of 'er geene veranderingen aan het hof voorgevallen waren ; hy verstond dat Schemzeddin nog leefde - dat hy het vonnis tegen hem niet herroepen had, maar hem toestond om in zyn huis binnen Ormus weder te keeren. Nourshivan begaf 'er zich aanstonds naar toe ; het onderhoud van Cadige behaagde hem; hy beklaagde zich dat zy niet meer beminnelyk was; vermits zy zeer veel geest bezat en zeer huishoudelyk was, belastte hy haar met het bestuur van zyn huis. De eerste zyner zorgen was om zyn serrail met nieuwe schoonheden te vervullen; maar hy smaakte het waare vermaak niet. Mandane was het eerste VI Afd. XI. Deel. M  170 De Beproevingen. voorwerp van zyne liefde geweest, en haar beeltenis heerschte noch in zyn hart; hy vertegenwoordigde zich haar zo als zy zich by zyne eerste ontwaaking aan hem vertoonde Cadige had het zelfde indruksel op hem niet gemaakt schoon hy haar mede bemind had, vermits hy haar, oud en lelyk geworden, beschouwde. Zyne vermaaken verlooren hunne levendigheid ; zyn leven begon hem verdrietig te schynen ; het tegenwoordige deed hem over het toekomende wanhoopen; de afkeerigheid vergiftigde de genieting in hem ; hy had zyne wellusten uitgeput ; hy werd gemelyk treurig en bedilzuchtig ; zyn karakter veranderde • alles wat hem omringde ondervond zynen ongemakkelyken aarthy was de tyran van zyne vrouwen en slaaven; hy vond geen vermaak dan in hen te kwellen; de voorzichtige Cadige deed hem nuttelooze vermaaningen over zyne nieuwe leevenswyze ; haar meester kende alleen boosaardige driften ;hy beantwoordde haare raadgeevingen door een ponjaardsteek, dien hy haar in den boezem toebragt; vergenoegd zynde dat hy haar voor dood aan zyne voeten had zien nederstorten , verliet hy haar , om zich aan allerleie ongebondenheden over te geeven ; hy dronk zich dronken ; en viel ten derdenmaale in slaap. Nourshivan vond by zyne ontwaaking een man , dien hy niet kende, schreijende aan het voeteinde van zyne rust koets. Wie zyt gy? vroeg hy hem. . ik ben den broeder van Cadige, die gy in uwe woede omgebragt hebt In haare laatste oogenblikken deed zy my by zich roepen vergaf u haaren dood, onderrichtte my van het geheim van uwe onsterflykheid, en deed my zweeren dat ik u getrouw in haare plaats dienen zou. Hy berichte Nourshivan vervolgens den dood van Schemzeddin, en dat zyn zoon in zyne plaats den troon eenige dagen geleden beklommen had. Zyn zoon? hernam de Persiaan hy had 'er voormaals geen. Deeze prins, antwoordde Cozro, (dus was de naam van den broeder van Cadige,) deeze prins is in den tyd dat uw laatste slaap aanving, die twintig  De Beproevingen. 171 tig jaaren geduurd heeft, geboren. Geduurende deezen tyd hebben alle uwe vrouwen en slaaven , door uwe tiranny vermoeid zynde , de vlucht genomen'. . _ Wanneer Nourshivan eenigen tyd over zyn lot gepeinsd had, riep hy uit: Ik betaal de onsterflykheid wel zeer duur! Sedert deeze noodlottige gaaf, heb ik niet dan flaauwe genietingen gehad; de bepaalingen die de Hemel by dit geschenk gevoegd heeft zyn zeer wreed, ; ik heb een groot getal jaaren geleefd, en de vermaaken alleen geduurende weinige maanden genooten. Het geluk kan niet eeuwig zyn. Het zou zodanig zyn, hernam Cozro, zo gy een recht gebruik van het leven wist te maaken. Ik heb verstaan dat deeze slaap de straf van uwe misdaaden is ; beproef eene andere soort van leevenswyze ; oeffen de deugd, ondersteun de ellendigen, tracht het geluk van anderen te bewerken , en gy zult zelf gelukkig zyn. Nourshivan hoorde hem aan ; zyn hart begon zich naar zyne wyze lessen te neigen; hy zuchtte over het voorledene, en was bedacht om het te verbeteren. Cozro, zeide hy, bestuur my in deeze nieuwe loopbaan ; doorkruis de stad Ormus, zoek ongelukkige huisgezinnen, stort myne weldaaden over allen uit; bezoek de verdrukte onschuld, en breng haar hulp toe; ondersteun haar in de behoeftigheid , en bescherm haar tegen de gevaaren der ondeugd en armoede. Deeze milddaadigheden , deeze zorgvuldigheden, antwoordde Cozro, kunnen binnen de eerstkomende twintig dagen niet ter uitvoer gebragt worden; de nieuwe Sultan heeft bevolen dat 'er, geduurende deezen tyd, niemand zich op de straaten vertoonen mag, uitgezonderd de geneesheeren om hunne, zieken te bezoeken, en de slaaven om levensmiddelen te koopen. Deeze tyd is geschikt om zynen vader te beweenen. en voor hem te bidden. Nourshivan bedacht dat 'er geduurende deeze twintig dagen verscheiden ongelukkigen door gebrek zouden kunnen vergaan; hy begeerde van Cozro dat hy in slaaven-kleederen zou uitgaan , en hen heimelyk ondersteunen. Zyne bevelen werden ter uitvoer gebragt; hy M 2 smaak-  172 De Beproevingen. smaakte voor de eerstemaal wezenlyke vermaaken, wanneer zyn aalmoessenier hem verlsag van zyne navorschingen deed; zyn hoogmoed verdween voor de liefddaadigheid en het weldoen ; hy leerde zyne dwaalingen kennen , vernederde zich voor het Opperwezen, en betuigde zyne dankbaarheid , omdat hy in staat was gesteld de ongelukkigen te kunnen beschermen. Hy beklaagde zich niet eerder begreepen te hebben, dat de rykdommen en onsterflykheid hem niet geschonken waren dan om 'er een goed gebruik van te maaken. Hy bragt agttien dagen in deeze gesteldheid door ; twee waren 'er noch maar overig om den tyd te vervullen, die door den Sultan bepaald was; hy vleide zich, dat hy' zich hiervan zou konnen bevoordeelen, door in de zorgen van Cozro te deelen. Hy wachtte de terugkomst van deezen man met ongeduld af; hy zag in zyne plaats een bedienden van den Cady verschynen; deeze zeide hem dat men zynen slaaf gevonden had, de bevelen van den Sultan overtredende , dat men hem in de gevangenis geworpen had, en dat hy 'er zich mede in begeeven moest; hy gehoorzaamde, en vond zynen beminden Cozro in ketenen gekluisterd. Nourshivan verstond van den cipier , dat hy gemakkelyk zyne vryheid en die van zynen slaaf zou konnen verwerven, door een geschcnk aan den Cady te doen ; hy zou alle zyne schatten gaarne gegecven hebben om Cozro te bevryden maar deeze deugdzaame slaaf wilde hier in niet stemmen. Laat ons het goud niet doen dienen om den prys der pligten te zyn , riep hy uit. De wet, die my veroordeelt, behouwde haar kracht; ik onderwerp my aan haare gestrengheid • ik zal het vonnis van den Sultan afwachten. Den volgenden dag werd hy ter dood verweezen; hy kwam afscheid van zynen meester nemen die over zyne verachting van het leven verwonderd was. ô Cozro! riep hy uit, hoe verheven is uw ziel , hoe laag vernedert gy my door uwe standvastigheid! Zwakker dan gy zynde, heb ik den dood als het grootste kwaad beschouwd ik heb om de onsterflykheid gewenscht; Zy maakt my niet gelukkig; mor-  De Beproevingen. 173 morgen zal men u naar de strafplaats geleiden; voegde hy 'er by , gy zult niet sterven , of gy zult niet alleen sterven Hy omhelsde hem , toen hy deeze woorden geëindigd had, keerde in zyn' kerker terug, en begon te bidden. Hy smeekten Mahomet dat hy de weldaad wilde terug nee-, men, die hy van hem ontfangen had; zyne begeerten waren vuurig; zy werden verhoord; zyn beschermgeest verscheen hem nogmaals, in 't midden van den nacht. Hy kwam onderzoek doen of zyne besluiten wel oprecht waren; en beval hem het overige van den nacht in gebeden door te brengen. Zo ras de dag begon aan te breeken, verzocht Nourshivan de gunst te mogen erlangen van zich voor de voeten van den Sultan neder te werpen. Heer ! riep hy uit, zo ras men hem in de tegenwoordigheid van den Vorst gebragt had, wees den onschuldigen Cozro genadig, en straf den schuldigen Nourshivan! De slaaf heeft alleen aan zynen meester gehoorzaamd, het is deeze die hem gedwongen heeft om uw bevel te overtreden; my alleen moet gy derhalven aan uwe wraak opöfferen. De Sultan , door deeze woorden bewogen zynde, schonk Nourshivan de gunst om welke hy smeekte ; deeze ontstelde niet op het aannaderen des doods , maar bereidde zich met standvastigheid tot denzelven ; de Sultan klapte in de handen: oogenbliklyk opende zich een deur. Nourshivan verwachtte den slaaf, om hem te verworgen; maar hy zag zynen beschermgeest binnen treden; hy stond onbeweeglyk en spraakloos op dit gezicht, en kwam niet weder tot zichzelven dan op het hooren eener uitschatering van lagchen van de geheele vergadering; hy sloeg de oogen op, en herkende in zynen beschermgeeft zyne waarde Mandana; Hasem in den grooten Vizier, en in den Sultan zynen getrouwen Cozro. Alles wat hem overgekomen was had Schemzeddin bedacht om zyn verstand te verlichten ', en hem tot de deugd te doen wederkeeren; alles was naar den wensch van den Sultan geslaagd; zy, die met de uitvoering van dit blyspel M 3 be-  174 De Bepkoevingen. belast waren geweest , hadden den Vorst naar zyne begeerten gediend en ondersteund ; de gewaande onsterflyke had met volkomen zekerheid geloofd dat hy telkens zo lang geflapen had, als men hem had diets gemaakt; hy had zyne gebreken leeren afleggen, en zyne deugden behouden. Het gebruik zeide de Sultan, dat gy eindelyk van de rykdommen trachtte te maaken, bewyst dat gy dezelven waardig zyt; de standvastigheid, met welke gy u tot den dood bereidde , toont aan dat gy waardig zyt te leeven. In de uitgestrektheid van zes maanden, want uwen ongelukkigen staat heeft niet langer geduurd, hebt gy de ondervinding van verscheiden jaaren bekomen. Dit zouden de lotgevallen van uw leven geweest zyn, zo gy wezenlyk dat geene bezeten had, 't welk gy waande te bezitten. Deeze droom van onsterflykheid zal u tot een les voor het toekomende verstrekken ; gy zult niet meer gelooven dat het geluk aan de bezitting' der rykdommen verknocht is, dat de vermaaken het menschelyk hart vergenoegen kunnen, en dat de onsterfllykheid ons op de aarde een geluk zonder vermenging van smarten kan doen genieten; neem Mandana tot uwe echtgenote aan, en ontfang het vertrouwen en de vriendschap van Schem'\zeddin. Nourshivan wierp zich voor de voeten van zynen meester neder; hy dankte hem voor zyne goedheden , zwoer dat hy dezelven zou trachten te verdienen, en hield zyn woord ; hy werd terstond tot eene der eerste waardigheden verheven; zyn wysheid , deugd en kundigheden bewerkten den roem en het geluk van Persiën, en zyn naam is thans nog beroemd in het Oosten. Dordrecht 1770. C P.  Ongemeen voorbeeld eener byzondere Voor zienigheid , door Thaunus verhaald in zyne historie, en uit dezelve overgezet. In de burgerlyke oorlogen van Frankryk, die uit verschil wegens den Godsdienst hunn' oorsprong hadden ,'belegerden de Roomschgezinden de stad Rouaan, in den jaare 1562. Francis Civile, een der dapperste edellieden aan de zyde der Hervormden, ontfing in dat beleg eene wonde, die hem gevoelloos van het bolwerk in de stad deed nedervallen. Eenige soldaaten , welken hem onderstelden dood te zyn, schudden hem uit, en begroeven hem, met de gewoone' onachtsaamheid, die by zulke gelegenheden in zwang gaat. Een getrouw en genegen persoon, dien hy in zyn' dienst had gehad, begeerig zynde om zyn' meester een beter begraafplaats te doen erlangen, begaf zich ter bovengemelde plaatse met oogmerk om zyn ligchaam op te spooren. In zyn zoeken onder verscheiden doode ligchaamen, die, even als dat van zyn' meester misvormd waren, bedekte hy dezelven weder met aarde, maar by toeval bleef de hand van een' der dooden onbegraaven. Zich te rug willende begeeven, en nog eens achter hem omziende , ontdekte hy die hand; en begrypende dat zulk een voorwerp de honden ligtelyk kon aanspooren om het lyk van zyn aarde te ontdoen en hetzelve te verslinden, deed die gedachten hem wederkeerenden einde de hand te overdekken. Op het oogenblik dat hy de verrichting van deeze godvruchtige daad begon werkstellig te maaken , deed het schynfel der maane, die pas van onder een wolk te voorschyn kwam, hem een' diamantring, welken Civile gewoon was aan zyn' vinger te draagen, in de oogen glinsteren. Zonder tyd te verliezen nam hy zyn' meester op, die nog niet van allen adem ontbloot was, en bragt hem naar het hospitaal der gewonden. Maar de wondheelers, door veelvuldigen arbeid afgemat, en den lyder aanmerkende als op het  176 Voorbeeld van byzondere Voorzienigheid; het punt des doods te zyn, begeerden geen moeite te doen tot het verbinden zyner wonde. De knecht vond zich derhalven verpligt, om hem naar zyn eigen verblyf te verroeren , alwaar hy vier dagen lang bleef liggen zieltoogen , zonder eenige hulp. Op den laatsten derzelven hadden twee geneesheeren de vriendeiykheid van hem te komen bezoeken. Zy reinigden zyn wonde, en herstelden hem door hunne zorg eerlang weder in 't leven. De stad naderhand by storm veroverd zynde, hadden de overwinnaars de barbaarschheid van hem uit het venster te smyten. Hy viel gelukkig op een mesthoop , alwaar hy , van elk verlaaten, drie dagen bleef liggen. De heer Ducroiset, een zyner naastbestaanden, deed hem des nachts heimelyk van daar vervoeren naar een landhuis, alwaar zyne wonde, onder genieting van het vereischte gemak, naar behooren behandeld werd. Na het ondergaan van zo veele dooden, herstelde hy aldaar tot zulk een' volmaakten staat van gezondheid, dat hy deeze toevallen volle veertig jaaren overleefde. De byzondere Voorzienigheid , welke deezen man van zo veele gevaaren gered had, had op geene mindere wyze over zyne geboorte gewaakt. Zyn moeder stierf, zwanger zynde, terwyl haar man afweezig was ; men begroef haar, zonder te beproeven of 'er mooglykheid ware het kind door de keizerlyke snede te behouden. Den dag na haare begraaving kwam haar man te rug, en vernam met verbaasdheid het overlyden van zyn vrouw, zo wel als de achteloosheid die men omtrent de vrucht van haar ligchaam gepleegd had. • Hy kreeg vryheid om haar weder op te delven , en het ligchaam geopend zynde , werd 'er onze Civile leevende uitgehaald.  De voortreflykheid en waardy der godsdienstige overdenking. Uit het Hoogduitsch van Gel Lert Veelen hebben zulke slechte gedachten van de godsdienstige overdenking, dat zy dezelve voor eene eigenschap van laage en eenvoudige zielen houden; en nochtans is niets zekerer dan dat het ontbreken van dezelve zodaanig een ziel te kennen geeft; gelyk door haar te oefenen een aandoenlyk en edel hart openbaar word. Om dit te bewyzen , behoeft men maar te toonen wat de godsdienstige overdenking is, en wat werking zy op de ziel en het gedrag eer menschen heeft. , Zonder eene rechte en opgeklaarde kennis van God en zyne oneindige volmaaktheden, kan 'er geene waare godsdienstige overdenking plaats hebben. Deeze gemoedsgesteltenis bestaat juist daarïn , dat wy op eene ons betaamelyke wyze van Gods grootheid en goedheid denken , en dezelven levendig ondervinden. Ja, zy is het die ons verstand met de eigenfehappen , werken, weldaaden en geboden van God, zo als de natuur en openbaaring ons dezelven leeren, dikwyis en met nadruk onderhoud, en die ze hetzelve diep indrukt. Zy is het die daardoor, in ons hart, de aandoeningen van eerbied en liefde, van vertrouwen en dankbaarheid, van ootmoed en volkomen onderwerping aan God verwekt, welken deeze overweegingen steeds vergezellen, wanneer zy niet alleen dikwyls, maar met opmerksaamheid en wakkerheid geschieden. Want niet iedere, schoon dikwyls met opzet ondernomen, overweeging van God is voor godsdienstige aandacht te houden , of word zodanig. Die geene is niet op eene godsdienstige wyze aandachtig, welke alleen uit weetgierigheid, of uit hoofde van zyn beroep of ampt, zich met het overweegen der Godheid bezig houd, en daarby zo koud blyft, als of hy aan de onverschilligste voorwerpen zyn gedachten belteen VI. Afd. XI. Deel. N had''  178 DE VOORTREFLYKHEID EN WAARDY had; even zo weinig als men den huichelaar voor zodanig kan houden, die de vertooning van godvrucht alleen tot bereiking zyner waereldsche oogmerken misbruikt, zonder het wezen daarvan te hebben. Maar de godsdienstige overdenking vereischt niet slechts eene levendige, maar ook eene waare en rechte kennis van God en Godlyke dingen. Zonder waarheid in ons verstand is 'er ook geene waarheid en juistheid in onze harten en in onze aandoeningen. Zichzelven met de droomen van zeker vroom gevoel te vleijen zonder van God met overtuiging, recht, duidelyk en waardig te denken, is godvruchtige overdenking in verbeelding en verborgen huichelaary van het hart, of vroome zelfsbedroogene eenvoudigheid; gelyk het insgelyks geenszins de geest van godsdienstige aandachtigheid is , maar dweepende verhitting, wanneer men God en zyne eigenschappen in een valsch licht beschouwt, en daardoor eenige aandoeningen in zich verwekt, die geenszins met God en zyne eigenschappen overeenkomst hebben. Wien behoort dan den lof van waarlyk op eene godsdienstige wyze aandachtig te zyn? Aan dien geest alleen , welke God in het waare licht beschouwt, waarin hy zichzelven ons door de reden cn openbaaring getoond heeft ; en die, te rug getrokken van de waereld en haare verstrooijingen met verzamelde krachten, in ernstige stilte , nu uit de Schriftuur, dan uit een ander geestryk boek, dan weder uit zyne eigen kundigheid het denken aan God, zyne eigenschappen, werken weldaaden en geboden dikwyls, en daadelyk met het vroome en groote oogmerk vernieuwt, om in zyn hart die aandoeningen te verwekken en gaande te houden, welken deeze overweegingen zo bekwaam zyn voort te brengen. Alleen die Christen is godsdienstig aandachtig, die, om dat oogmerk te bereiken, niet slechts in 't algemeen, maar ook in 't byzonder, en met betrekking tot zichzelven , dit alles overdenkt; die deeze aandoeningen, zo dra hy dezelven gewaar word, gaarne aankweekt, zyn hart, dat daarmede vervuld is, tot God-zelven verheft, zich in eene wyze van gesprek en naderen omgang met hem verplaatst, en als voor  DER GODSDIENSTIGE OVERDENKING. 179 nnr her aanéezïcht van den Alömtegenwoordigen.hem zyn ha nu in een' aanbiddenden lof, dan in een' geheelehart, m l eene kinderlyke bede , dan vrolyken dank, d n weder in * ^ in een zondrouwig fmeeken, aan iofte, opent, en zich niet flechts wegens God, maar met God-zeiven onderhoud verrichtingen ,W3t T 't SS Wat is 'er grooter dan God, d e dTe afles wat groot en goed, wat befchou£ïïi Menswaardig is, in den liften g££g dan h de Vader aUer —. HPPr Her natuur, de Aimaöuöc, . , , V " „ to wien, rfl e» iagt ons geluk of onze den» U. 3', II deesen God denken w, w.nnee, ons de waa.e weegen hoe wonderuaav uy Deeze was eene zeer moei jelyke en arbeidsaame verrichting. Het land was zo arm, dat al de spys, die hy kon vinden, door grooten honger alleen smaakelyk gemaakt kon werden. De onbermhartigheid van het weêr , en de slechtheid van den weg door een bergachtig land, in dat jaargety met sneeuw bedekt zynde, stelde hem insgelyks aan groote ongemakken bloot. Somtyds werd hy overvallen door den nacht, en het land op veele plaatsen geheele mylen lang onbewoond zynde , noodzaakte hem zulks, den zelven in de open lucht doortebrengen. In zulke gevallen verhaalt men dat hy de gewoonte had, zyn knecht met de paarden by hem te laaten ryden, terwyl hy zelf te voet ging, om zo veel ligchaamsbeweeging te hebben, als zyn ouderdom , en de vermoeijingen van den voorigen dag hem toelieten. Hy volvoerde dit alles met blygeestigheid; houdende zulke dienden wel vergolden, door de voordeelen die hy hoopte dat 'er uit zouden voortspruiten voor zyne niet onderweezen medemenschen. Onze Saxische voorouders hadden grooter weêrzin in den verdrietigen voortgang der rechtspleging. Zy verkoozen liever hunne verschillen op eene korter wyze te beslissen , pleitende doorgaans met hunne zwaarden. Deeze gewoonte had nog de overhand op de grenzen, waar de Saxische barbaarsheid haar laatste bezitting inhield. Ja, deeze woeste Northumberlanders gingen hunne voorouders in gewelddaadigheid te boven. Zy waren met een tweegevecht niet te vre-  EN GOEDWILLIGEN CHRISTEN, ENZ. 225 vreden: elke twistende party won zo veel aanhang als hy kon krygen, en dus voerden zy eene soort van kleinen oorlog zo dat een byzonder krakkeel dikwyls gelegenheid tot groote bloedstorting gaf. Het gebeurde dat een twist van dien aart aan den gang was, terwyl de heer Gilpin zich in deeze streeken, en wel te Rothbury bevond. Maar geduurende de twee of drie eerste dagen van zyne prediking, namen de twistende partyen eenige welvoeglykheid in acht, en verscheenen nooit gelykelyk ter kerke: eindelyk echter ontmoetten zy elkanderen. De eene party was vroeg in de kerk geweest en , juist zo als de heer Gilpin zyn preek begon , kwam de andere mede binnen. Zy bleeven niet lang stil staan ; maar, op het aanschouwen van elkanderen , in woede ontsteekende , begonnen zy hun geweer tegen een te slaan, (want zy waren allen met speeren en zwaarden gewapend ) en naderden elkanderen. Uit ontzag voor de heiligheid 'der plaatse kwam het rumoer echter weêr eenigzins tot bedaaren. De heer Gilpin ging voort: de stryders begonden weêr gerucht met hunne wapens te maaken, en naar elkanderen toe te komen. Op het punt van handgemeenschap zynde, trad de heer Gilpin van den predikstoel, stelde zich tusschen hen, en de hoofden aanspreekende , deed hy den twist voor dien tyd eindigen, maar kon geene volkomen bevrediging uitwerken. Zy beloofden hem echter, zo lang zyn preek duurde geene de minste stoornis meer te zullen aanrechten. Hy begaf zich toen weder op den predikstoel, wendende het overige van zyn' tyd aan om hen beschaamd te maaken over hetgeen zy gedaan hadden. Zyn gedrag en redeneering trof hen zodanig , dat zy hem , op zyne verdere vermaaning, beloofden , zich van alle vyandlykheden te zullen, onthouden zo lang hy zich in de landstreeke ophield. Ook was de eerbied, dien hy onder hen had , zo groot, dat wanneer iemand voor een' vyand bevreesd was, hy de gewoonte had zyn toevlugt te neemen; ter plaatse , waar de heer Gilpin zich bevond, houdende zyne tegenwoordigheid voor de beste bescherming. VI. Afd. XI. Deel. Q Op  226 De rechtschapen Euangelidienaar Op een' zondag-morgen hier te lande in een kerk komende, eer het volk vergaderd was, bemerkte hy dat 'er een handschoen was opgehangen, wordende tevens door den koster bericht, dat zulks geschied was met oogmerk om het voor eene uitdaaging te houden, zo iemand zich verstoutte denzelven afteneemen. De heer Gilpin beval den koster den handschoen hem toe te reiken; maar deeze volstrekt weigerende dien aan te raaken, trok hy zelf hem af, en stak hem in zyn borst. Nadat het volk vergaderd was, begaf hy zich op den predikstoel; en eer hy zyn leerrede besloot, verzuimde hy niet zyne toehoorders strengelyk te bestraffen over deeze onmenschelyke uitdaagingen. „ Ik hoor, (zeide hy,) dat een van ulieden, een' handschoen zelfs in deeze heilige plaats heeft opgehangen, dreigende dengeenen te bevechten die den zelven bestond afteneemen: weet dan dat ik hem afgenomen heb;" en met een den handschoen voor den dag haalende, toonde hy hem aan de vergadering; tevens met sterke redenen bewyzende, hoe strydig zulke barbaarsche handelingen met de belydenis van 'het Christendom waren; laatende daarop zulke vermaaningen tot onderlinge liefde volgen, als hy oordeelde dat de meeste uitwerking op hen hebben konden. De belangelooze moeite, die hy op deeze wyze onder dit barbaarsche volk aanwendde, en de goede diensten, die hy altoos gereed was hen te bewyzen, drongen hen de vuurigste en oprechtste dankbetuigingen uit den mond. Inderdaad hy was weinig minder dan aanbiddelyk onder hen, en zou de gantsche landstreek byna alles wat hy goedvond hebben kunnen doen verrichten. Een bekend voorbeeld toont hoe aanmerkelyk groot de eerbied was, dien hy onder hen verkreegen had. Door de achteloosheid van zyn' knecht, waren ,op zekeren dag, zyne paarden gestolen Het nieuws was schielyk verspreid, en elk een gaf zyne hoogste verontwaardiging over deeze daad te kennen. De dief verheugde zich over zyn buit, wanneer hy, uit de vertelling, die de gantsche landstreek doorliep, ontdekte wiens paarden  EN GOEDWILLIGEN CHRISTEN ENZ, 227 den door hem genomen waren. Verschrikt over hetgeen hy ged an had, keerde hy oogenbliklyk beevende te rug, bekende de misdaad, gaf de paarden weder, en verklaarde te gelooven dat de duivel hem ylings gegreepen zou hebben, indien hy dezelven had weggevoerd, nadat hy wist dat zy den heer Gilpin toebehoorden. Wy hebben reeds gewag gemaakt wegens de ongemeene edelmoedige en herbergsaame leevenswyze van den heere Gilpin De som, die zyn rectoraat hem jaarlyks opbragt, beliep op omtrent vierhonderd ponden : een inkomen , dat in dien tyd, inderdaad, zeer aanmerkelyk was, maar dat echter op verre na niet evenredig was, met de edelmoedige daaden , die door hem verricht werden: en waarlyk, hy had dezelven ook niet kunnen uitvoeren, indien zyn goed overleg niet gelyk was geweest aan zyne edelmoedigheid. Zyn vrienden moesten derhalven zich ten hoogsten verwonderen dat zy hem, in 't midden van de menigvuldige groote kosten die hy deed , vonden zwanger gaan met het voorneemen om eene taalschoole te bouwen en te verzorgen: een voorneemen nochtans, tot welks uitvoering zyn naauwkeurige huishouding hem eerlang in staat stelde , schoon er meer dan vyfhonderd ponden toe vereischt werden. Zyn school was zo dra niet geopend of het begon te bloeijen; en de toevloed der jeugd tot dezelve was zo groot, dat in korten tyd het vlek niet bekwaam was om ze naar behooren te huisvesten. Hy getrooste zich om die reden het ongemak, van een gedeelte zyner eigen wooning tot dat oogmerk aftezonderen, waar hy zelden minder dan twintig of dertig kinderen had. Sommigen van deezen waren de zoons van aanzienlyke personagiën, die hy voor een' maatigen prys huisvestte : maar het grootste gedeelte bestond uit arme kinderen, die hy niet alleen opvoedde, maar ook kleedde en de kost gaf: op gelyke wyze werden verscheiden andere arme kinderen in het vlek op zyne kosten onderhouden Hy was gewoon jaarlyks eenigen met zich te brengen uit de verscheiden oorden waar hy predikte, byzonderlyk Q 2 uit  228 De rechtschapen Euangelidienaar uit Reads-dale en Time-dale; om welke plaatsen te beschaaven hy groote moeite aanwendde, brengende daardoor veel toe tot uitrooijing der aldaar heerschende barbaarschheid, die van jaar tot jaar onder hen afnam. Voorts zonderde hy jaarlyks zestig ponden af, tot onderhoud van arme scholieren , die door hem naar de akademie gezonden werden. Deeze som raakte hy daartoe doorgaans kwyt, en somtyds nog meer. De som waarop ieder student jaarlyks by hem gesteld was, beliep op tien ponden, waarvoor een geschikt jongeling, in dien tyd, een zeer behoorlyk onderhoud kon genieten; zodat hy 'er nooit minder dan zes onderhield. Uit zyn testament blykt, dat 'er, by zyn overlyden, negen op zyn lyst stonden , voor wier onderhouding hy zorge droeg, geduurende hun verblyf op de akademie Belangende zyn school, hy voorzag dezelve niet alleen van bekwaame meesters, die hy zich van Oxford verzorgde, maar hy hield 'er zelf standvastig het oog over. En opdat der vlyt zyner scholieren geene aanmoediging zou ontbreken, gaf by altoos byzonder acht op de meestvorderenden: deezen noemde hy zyne eigen scholieren, en liet ze dik' wyls in zyn studeerkamer haalen, waar hy ze dan zelf onderwees. Hy maakte gebruik van eene wyze om zyne school te vervullen, die eenigzins vreemd is. Wanneer hy een' armen jongen op den weg ontmoette, beproefde hy zyne bekwaamheid, door het voorstellen van eenige vraagen ; en zo hy de beantwoording naar zyn genoegen vond, droeghy terstond zorg voor zyne opvoeding. Behalven diegeet nen, welken hy van zyn eigen school naar de akademiën zond, en daar geheel onderhield, verstrekte hy insgelyks nog aan anderen, die in omstandigheden waren van zelf wat te kunnen doen, de verdere ondersteuning die zy noodig hadden. Door dit middel moedigde hy verscheiden ouders aan om hunne kinderen eene beschaavende opvoedinte geeven , die zulks anders zouden hebben nagelaaten. Ook oordeelde de heer Gilpin het niet genoeg, aan deeze jonge lieden alleen de middelen tot eene akademische opvoeding te ver-  EN GOEDWILLIGEN CHRISTEN, ENZ. 229 verschaffen , maar trachtte dezelve zo voordeelig te maaken als hem mogelyk was. Hy bleef zich steeds als hunnen eigenlyken opziener aanmerken; en scheen zich aan de samenleeving verpligt te achten om hen tot zulke nuttige leden van dezelve te maaken , als zyn vermoogen toeliet. Met dit oogmerk hield hy eene geregelde briefwisseling met hunne onderwyzers ; en deed de jongelingen zelven menigmaal aan hem. schryven en verslag van hunne studiën doen. Hy was inderdaad zo zorgvuldig omtrent hen, dat hy, weetende aan hoe veele verzoekingen hun leeftyd en omstandigheden hen bloot stelde, geregeld alle jaaren een algemeene reis deed naar de verscheiden akademiën , om onderzoek naar hun gedrag te doen. Ook bleef deeze uitsteekende zorg niet onbeloond; want veelen deezer studenten werden sieraaden van de kerk, en luisterryke voorheelden van godvruchtigheid. By het bericht, dat wy reeds gegeeven hebben wegens de herbergsaamheid en goedwilligheid van den heer Gilpin, kan men nog de volgende byzonderheden voegen. Alle donderdagen door het geheele jaar, werd eene aanzienelyke hoeveelheid van vleesch geheel voor de armen ten zynen huize toebereid; en alle dagen kreegen zy het brood dat ze noodig hadden. Vier-en-twintig van de armsten waren zyne bestendige kostgangers Viermaal in een jaar werd een middagmaal voor hen gereed gemaakt, wanneer zy van zyn' opziener zekere hoeveelheid hoorns, en een som gelds ontfingen: en op Kerstyd werd altyd een os onder hen ver deeld. Waar hy hoorde dat eenigen nood was, het zy in zyn eigen of eene andere parochie, ruste hy niet voor dat den zelven verligt was. Van zyne buitenwandelingen komende bragt hy dikwyls arme lieden met zich thuis, en zond hen zo wel gekleed als gevoed weder heenen. Hy wendde groote moeite aan om van de omstandigheden zyner nabuuren wel onderricht te zyn, opdat de zedigheid van een noodlydenden zyn hulp niet mogt hinderlyk weezen. Volgen Q 3 zyn  239 De rechtschapen Euangelidienaar zyn gevoelen was dat geld het best besteed door 't welk de vlyt werd aangemoedigd. Het was een zyner grootste vermaaken de verliezen zyner nabuuren te vergoeden, en voor te komen dat zy door dezelven niet ten gronde gingen. Indien een arm man een beest had verlooren, zond hy hem een ander in deszelfs plaats: of indien eenig landbouwer een kwaad jaar had gehad, deed hy hem vergoeding in het verminderen zyner tienden. Dus nam hy, zo veel in zyn vermoogen was, de onheilen van zyn parochie op hemzelven; en beschermde, als een waar schaapherder , zyn kudde. Maar van alle soorten van vlytige armen, yverde hy meest om zulke te ondersteunen, die talryke huisgezin, nen hadden: zulken feilden nimmer bewyzen zyner milddaadigheid te erlangen, wanneer zy ze noodig hadden om hunne kinderen door de waereld te helpen. In de afgelegen parochiën, waar hy predikte, zo wel als in zyn eigen gemeente , vertoonden zyn edelmoedigheid en goedwilligheid zich by aanhouding: byzonderlyk in de slecht bebouwde deelen van Northumberland. Wanneer hy zyn reis aanving, (leeft men in zeker geschreven levensverhaal van hem,) gebeurde het somtyds dat hy tien ponden in zyn beurs had; en, by zyn thuiskomst, twintig nobles * schuldig was, die hy altyd , eer veertien dagen ver loopen waren, betaalde." In de gevangenhuizen, die hy bezocht, was hy niet alleen bezorgd om de gevangenen behoorlyk onderwys mede te deelen, maar hy had ook de gewoonte om voor hen zodaanige noodwendigheden te koopen als zy behoefden. Zelfs op de openbaare wegen liet by nooit een gelegenheid voorby gaan van goed te doen. Men weet dat hy dikwyls zich van zyn rok heeft ontdaan, ten behoeve van een' half naakten reiziger: en wanneer hy naauwlyks geld genoeg in zyn' zak had, om zich een' maaltyd te verschaffen, gaf hy somtyds een gedeelte van dat weinige, of wel het                   ge * Zekere munt van dien tyd, ter waarde van zes Enselsche schellingen en agt stuivers.    EN goedwilligen CHRISTEN, ENZ. 231 geheel wanneer hy iemand aantrof, die het bleek noodig te hebben Van deeze goedwillige geaartheid is het volgende 'voorbeeld bewaard. Op zekeren dag naar. huis keerende, zag hy in een veld verscheiden menschen in een hoop staan; en oordeelende dat 'er iets meer dan gemeen moest zyn voorgevallen, reed hy derwaart, en bevond dat een der paarden van een gespan schielyk was neergestort en dat men bezig was hetzelve weder te doen opstaan ; doch vruchteloos, dewyl het paard dood was. De eigenaar scheen door dit ongeluk zeer getroffen te zyn, en verklaarende dat dit verlies zeer drukkende voor hem zou zyn, bad de heer Gilpin hem, zich niet mismoedig te maaken : „ lk zal u, (zeide hy,) eerlyk man, dat paard van my geeven. met een op het paard van zyn' knecht wyzende , „Ach! myn heer, (antwoordde de landman,) myn beurs is. niet toereikende voor zulk een beest, als dat. " „ Kom , kom, (vervolgde de heer Gilpin,) neem het; en wanneer ik om geld vraag, dan zult ge my betaalen." De volgende beschikkingen in zyn' uitersten wil geeven ons eenig denkbeeld van zyne herbergsaamheid. „Ik maak aan myn' opvolger, en aan zyn' opvolger na hem, voor eerst den grooten nieuwen brouwketel in de brouwery, met de gylkuip en de koelkuip: insgelyks, in de kagchel een groote nieuwe moutbak, die meer dan een chaldron van koorn te gelyk houd: insgelyks in het slagthuis een groote kuip om in te zouten, die vier ossen of meer kan bevatten > Ik maak aan de armen van Houghton , twintig ponden,' en negen van myn ossen : de andere negen maak ik aan de drie uitvoerders van myn testament. * Een maat van 36 schepsels. Q 4 ge-  Gedachten over verscheiden onderwerpen. Een verheven bevatting en smaak van de deugd of van alles wat beminnelyk en heldhaftig in neigingen en gedrag is, wor met verkreegen door een onachtzaam overloopen van bearbeide lessen over de verscheiden deugden en ondeugden, en een luidruchtig geroep over haar uitwerksel ; maar door aan het zedelyk oog leevende voorbeelden te vertoonen, of, hetgeen het naaste aan deeze schilderyen komt echte afbeeldsels van zeden , opdat het gemaklyk onderscheiding leer" maaken tusschen het fraaije en vreedsaame, het afschuwlyke en onrustige. ' * * * Hy, die zichzelven de genieting van vermaaken veroorlofd, welken hy aan zyn vrouw ontzegt, handelt als een man die zyn vrouw aanspoort die vyanden tegenstand te bieden, aan welken hy zich alrede heeft overgegeeven. * * * * Gelyk de kwellingen, die ouders van hunne kinderen ondergaan de nadering des ouderdoms verhaasten en het gewigt der jaaren verdubbelen; zo zyn de vertroostingen, die zy van hen inzamelen, balsem voor alle hunne andere ongemakken , en stellen de beledigingen van den tyd te leur. Ouders herhaalen hun leven In hunne afkomelingen en hunne belangen gaan hen zodanig ter harte, dat zy al hun lyden gevoelen, en alle hunne geneugten smaaken, even als of dezelven hunne eigen byzondere persoonen aangingen. Stel het bewyzen van weldaaden niet uit tot uwen doodhy die het dit zynt doet is eer milddaadig van een anders goed dat Het  Gedacht, over verscheiden onderwerpen.'^ 233 , ■ •. . ,* * , •. ■ *> Het beste bewaarmiddel van vrouwelyke eer, is vrouwelyke kuischheid: Zedigheid is de handlangster der deugd, geschikt om haar te vergezellen, te kleeden en te dienen: zy is als een soort van wapentuig, 't welk de sexe altyd behoorde te draagen , beide om haar te versieren en te verdedigen: ja wanneer dit afgelegd is, zyn ze noch schoon noch veilig. * * * .* De strengste straf eener begaane belediging, is de bewustheid van ze begaan te hebben; en niemand lyd meer, dan hy die overgegeeven is aan de pyn van wroeging. * • * * Niemand kan voor zyn heldhaftigheid instaan, die nooit in gevaar is geweest. Volmaakte heldhaftigheid bestaat in te handelen< zonder getuigen, even zodanig als wy in staat zouden zyn voor de gantsche Waereld te doen. * * * * Indien de eerste spranken van ondeugd gebluscht werden , zy zouden geen vlam worden; want hoe kan hy dooden die op geen wraak bedacht durft zyn? Of hoe kan hy inderdaad een overspeeler zyn , die zich niet. te buiten gaat in begeeren ? Hoe kan hy een valsche getuigen weezen, die een' eed vreest? Of een bedriegelyk roover zyn, die zich niet durft toelaaten te wenschen. * * * * Nooit werd 'er eenigen voorgewenden geestelyken gemoeds-yver gevonden, of den zelven ging altoos ontwyselbaar gepaard met eene heftige drift van onverbiddelyke wreedheid. Laat u nooit door loon of beloften omkoopen, om u Q 5 te  234 Gedachten over te vereenigen met de vyanden van uwen vorst; want wie van beiden wint, gy zyt verlooren. Indien uw vorst voorspoedig is, word gy voor een' muiter verklaard, en moet het gevolg verwachten; indien de vyand de overhand verkrygt , word gy voor een' verdienstelyken verraader gehouden: schoon uw verraad hem van nut is, en hy hetzelve om die reden bemint, zal hy u evenwel haaten en verachten. * * * * Niets is grooter bewysreden van eene verheven ziel en standvastige deugd, dan dat iemand zo meester van zichzelven is, dat hy die getyslykheden des levens kan neemen of laaten, zonder welken de meesten onvergenoegd, en met welken de meesten onmaatig zyn. De man, die met lof van onmaatig drinken spreekt, bewyst door zyn eigen getuigenis een zot te zyn. Het is zeer gemeen dat 'er door dronkenschap voorvallen gebeuren die nootlottig, ten minsten zulke die niet aangenaam zyn. Met al de reden en het goed verstand, dat een mensch bezit, is zyn tong in staat, door overmaatige vervrolyking van het hart, dingen te uiten, die zyne beste vrienden mishaagen. Wie zou zich dan aan de kracht van den wyn willen waagen, indien 'er niets anders tegen in te brengen was, dan dit, dat zy de verbeelding doet ryzen, en het oordeel onderdrukt ? Eene verstandige en deugdsaame opvoeding van kinderen, is voor hen eene betere erfenis dan groote goederen. Waartoe dient het, zeide Crates, groote rykdommen op te hoopen, en 'er geen belang in te stellen aan welke soort van ersgenaamen gy ze zult nalaaten ? Billykheid is de band der menschelyke samenleeving, eene  ■ VERSHEIDEN ONDERWERPEN. 235" eene soort van zwygende bewysreden en indruksel van de natuur, zonder welke wy niets kunnen verrichten dat eenigen lof verdient. Billikheid handelt met leenigheid, de wetten handelen met strengheid. In alle zedelyke gevallen is de reden van de wet, de wet. * * * * Elk wys man, inzonderheid zulk een die met gezag bekleed is en bewint voert, behoort rechtvaardigheid, oprechtheid , en het gestand doen van zyn woord , aan te zien als de dierbaarste schatten die hy kan bezitten, en als een veilige toevlucht, en onfeilbaare ondersteuning in alle gebeurtenissen die kunnen voorvallen. « * * » Liefde is het leven en de ziel van allen betrekkelyken pligt; het vermoogend, verlevendigend beginsel, 't welk ons alleen met kracht en werksaamheid kan bezielen in de volbrenging van dezelven. Zonder deeze is de naarstigheid zelfs ondankbaar , en onderwerping zelfs heeft de houding van ongehoorzaamheid. * * * * Het hart heeft geen toegang zo open als die van vleijery , welke , als door eene soort van betovering , alle de wachters doet in slaap vallen. * * * * Goede raad word nutteloos verkwist aan den verwaanden, laatdunkenden of dommen; die of te trotsch zyn om denzelven aan te neemen, of te stomp om dien te begrypen Indien gy geraadpleegd word omtrent iemand, die aan zyne driften overgegeeven , wispeltuurig, of ondeugend is, geef nimmer uw' raad: het is vruchteloos, dewyl zodanigen zullen handelen naar dat het hen goeddunkt. Zoda-  236 Gedacht, over verscheiden onderwerpen; * • * * Zodanigen, in wiens gemoederen willekeurige magt verdwaazing gewrocht heeft, zullen aan de nakomelingschap leeren, dat, wanneer zy eens aan de bedriegeryen der fortuin zich overgeeven, zy uit hunne harten alle de zaaden van goedheid uitrooden , die de natuur in dezelven geplant heeft. * « « * Zonder vriendschap heeft het leven geene bekoorlykheden.. De eenige dingen die de vriendschap vast en duursaam kunnen maaken zyn deugd , zuiverheid van zeden , verhevenheid van ziel, en eene volmaakte eerlykheid van' hart. * * * * Speelzucht bederft de beste grondbeginselen van de waereld : gelyk een stuivende zand-golf, verzwelgt zy een' man in een oogenblik. Daar is eene elende, uit het spel voortkomende, die aanhoudende is, naamelyk wanneer iemand zyne bezittinge verliest. De tyd, die alle rampen verzacht, verzwaart deezen. Wy gevoelen denzelven ieder oogenblik geduurende ons geheele leven, by aanhoudendheid het goed missende , dat wy verloeren hebben. de  De gelukkige lupyn Naar 't Hoogduitsche Slaa hier uw oogen op Lupyn, Die elk gelukkig acht te zyn. Hoe glinsterd zyn gewaad! wat glans straalt van de dingen Die in zyn wooning hem omringen! Wat eer ! hy zelf leid my rondom , En maakt my van verwondring stom. Neen, kan ik myn gezicht vertrouwen, Dan is 'er op geen plaats meer schoons en fraaiste aanschouwen. Waar word, door grooter konst en smaak, De ziel verrukt met meer vermaak ? Gemak, door schranderheid aan grootsche pracht verbonden, Word door het gantsch gebouw 'gevonden.' all' wat den konstenaar door zyn vernuft gelukt; all' wat des schilders naam aan tyd en nyd ontrukt; all' wat de zinnen van den Huisheer weet te streelen, Doet my in zyn genoegen deelen. Ik dacht nu , niets ontbreekt den man Dat eenig mensch begeeren kan. „ lupyn , wat lot hebt gy verkreegen! „ (Dus riep ik,) uw geluk is boven peil gesteegen!' Hier kwam een blos op zyn gelaat. Wat kunt gy; (ging ik voort,) meer wenschen aan uw staat?" Nu werd zyn oog vervuld met traanen. „ Kunt, kunt ge my gelukkig waanen ? (Was eindelyk 't antwoord dat hy gaf,) Een booswicht van een' zoon, die door geen gunst of straf Zich in zyn dwaasheid laat betoomen, Doet my gestadig 't ergste schroomen. Myn vrouw, helaas! wat zielsverdriet, Myn eigen vrouw bemint my niet. Wat kan my myn paleis, wat kan myn schat my baaten ? Ach! was ik van dees rampen vry , 'k Zou willig, vergenoegd, en bly, Dit alles voor een hut, een schaamle hut, verlaaten!" M. G. M. De  De pelgrims ; een zedelyke vertelling, uit de Spaansche taale overgezet. Eenige pelgrims, van doorluchtiger geboorte dan zy uit hunne kleeding scheenen te zyn, hadden zich van Badajoz op weg begeeven, om boete te doen in de kerk van onze lieve vrouw van Guadeloupe. Zy gingen zo langsaam voort, dat zy, op het einde hunner derde dagreize, niet boven vyf mylen hadden afgelegd. De nacht overviel hen op weg, terwyl zy bezig waren over een' berg te trekken, die dicht met eiken en andere boomen van verscheidene soorte begroeid was. Het begin van den herfst was thans aanstaande. De hitte was gemaatigd , en de koude naauwlyks voelbaar. Zy konden, in geval van noodzaaklykheid, den nacht zo wel in de open lucht als in eenig vlek doorbrengen. Dewyl de plaats, in welke zy voorneemens geweest waren te rusten nog te ver afgelegen bleek te zyn, besloot het gantsche gezelschap niet verder te gaan, en naby hen een schaapherders hut ontdekkende, zonden zy een uit hun midden derwaarts, om verlof te vraagen van in dezelve toegelaaten te worden. Kort hier op viel 'er zulk een dikke mist dat onze pelgrims niet meer wisten waar zy hunne schreden zetten. Een flaauw licht, dat zy naby de herdersstulp vernamen, diende hen om derwaart te gaan. Maar de duisternis nog zwaarder wordende, en eenig gerucht hoorende, bleeven zy schielyk stil staan, om zich in staat van tegenweer te stellen, indien zy overvallen mogten worden. Hunne ongerustheid duurde niet lang; zy ontdekten een' manspersoon te paard, die vlak op hun toereed, hen vraagende of zy daar te lande thuis hoorden ? Neen ? was het antwoord; wy komen uit een afgelegen provintie, en gaan in pelgrimagie naar Rome, zynde voorneemens om onze weg over Guadeloupe te neemen. Dit maakt geen onderscheid , vervolgde de ruiter; edelmoedigheid is aan alle landen  De Pelgrims; een zedelyke Vertelling. 239 landen gemeen. Daar zullen zekerlyk eenige braave zielen onder ulieden zyn, genegen om een daad van menschlievendheid te verrichten. Zy allen hem verzekerd hebbende van hunne bereidwilligheid om hem te dienen, zeide hy • Neemt dan deeze gouden keten, zy is meer dan twee honderd kroonen waardig. Neemt, ging hy voort, hen tevens een' bondel overleverende, neemt dit pand, op 't welk ik geene waarde weet te stellen, en, wanneer gy te turxillo aankomt, geef het dan over in de handen van een' of twee ridders, die ik u noemen zal, die beiden even ryk, edelmoedig, mannen van eer, en wel bekend zyn de naam des eenen is Don Francis Pizaro, en die van den anderen Don Juan d'Oxellana. Zegt hen, dat zy verzocht worden zorg te draagen voor dit onnoozel schepsel, (want het was een eerstgeboren kind dat hy hen had overgeleverd,) en dat zy eerlang weeten zullen wien het is, die hetzelve het leven gaf. Vergeeft my dat ik u zo schielyk verlaat. Myn vyanden zitten my op de hielen. Indien zy u ontmoeten, en u ondervraagen, weest dan zo goed van hen ten antwoord te geeven, dat de duisternis u verhinderde iets te zien; dat gy slechts drie of Vier mannen te paard hebt gehoord, van welken de eene zeide Laat ons den weg naar Portugal neemen , myne vrienden, laat ons in Portugal ons behoud zoeken. Ik heb hier nog maar een zaak by te voegen. Het kind is nog niet gedoopt, van welke omstandigheid gy zult gelieven kennis te geeven aan de persoonen . in wier handen gy het overlevert." Met deeze woorden vertrok hy, en verdween als een bliksem uit hunne oogen. Men beschouwe thans deeze pelgrims, belast met een pand dat zy oordeelden van groote waarde te zyn, uit hoofde van de kostbaare gift , die 'er mede veizeld ging. Een vrouw van het gezelschap nam het kind, dat pas geboren scheen, in haare armen, en trachte, door haare liefkoozingen, deszelfs geschrei tot bedaaren te brengen. De troep volhardde intusschen door duisternis en mist voort te gaan, en bereikte eindelyk de wooning der herderen. ' Naauw-  340 De Pelgrims, een zedelyke Vertelling: Naauwlyks binnen gegaan zynde , zagen zy ook een vrouwspersoon inkomen. Zy veegde de traanen van haare oogen, smoorde haare zuchten, en bevlytigde zich om de droefheid haarer elende te verbergen. Schoon ze byna naakt was, merkte men op, dat de klederen , die zy aan had, van waardy waren. Te vergeefsch trachtte zy haar aangezicht voor zo veele menschen te verbergen; de vlam van het vuur, dat de schaapherders hadden aangestooken, verried haar, en ontdekte in haar een vrouw van gelyke schoonheid en jeugd. De herders bedachten zich geen oogenblik om haar al de hulp aantebieden; die in hun vermoogen was. Ach ! zeide zy, de eenige gunst die ik van u verzoek, bestaat voor eerst, in my in deezen of geen en hoek te verbergen, waar myne vervolgers my niet kunnen vinden; en ten anderen, in my te voorzien van eenig voedsel, om myne bezwyming te verhoeden. Elk was even vaardig om haar te dienen. Een goed oud man, het hoofd van de herders, nam eenige schaapsvellen, de wolligste en zachtste die hy kon vinden, en bragt dezelven in de holte van een vervaarlyk dikken eiken stam, waar hy 'er een soort van bed uit toestelde. Men bragt de ontroostelyke schoone derwaart , om voor de naspooringen haarer vyanden verborgen te zyn. Men gaf haar eenigen melk en wyn te drinken, en terwyl zy haare krachten eenigermaate herstelde , was de oude man bezig met eenige schaapsvellen uit te spreiden, en voor de holte van den boom te hangen, als of hy ze aldaar wilde droogen, ten einde door dit middel alle vermoeden weg te neemen. Ondertusschen maakte elk zyne aanmerkingen op dit voorval, en sommigen waagden te gissen dat de jonge vrouw moeder was van het pasgeboren kind. Althans de pelgrims baden den ouden man het goede werk dat by begonnen had niet te laaten steeken, maar zyne weldaadigheid tot het arme hulpelooze schepsel uittestrekken. Zy verhaalde hem op wat wyze het aan hunne zorge was overgeleverd geworden. Terstond een' van de andere herde ren  De Pelgrims; een zedelyke vertelling. 241 ren roepende, beval hy denzelven het kind by de geiten te brengen, ten einde de herderin eene daarvan voor hetzelve melkte, totdat hy andere maatregels tot deszelfs behoud you genomen hebben. De herderin had naauwlyks begonnen het geschrei des zoogelings met een weinig melks op zyne lippen te laaten druipen tot bedaaren te brengen , wanneer verscheiden mannen te paard voor de veldwooning verscheenen Zy vraagden of men 'er geen' ridder had vernomen, die een jonggeboren kind met zich voerde, en eene jonge dame die pas van hetzelve verlost was? Ten antwoord bekomen hebbende dat men 'er niets van de zaak wist vervolgde zy, met ongemeenen spoed, hunnen weg. Allen verheugden zich dat zy vertrokken waren. De pelgrims bragten aldaar den naeht gemakkelyker door dan zy verwacht hadden, en hun huiswaard onthaalde hen op de best mogelyke wyze. Doch eer zy zich ter rust begaven, oordeelden zy het noodzaaklyk de beminnelyke vluchtelinge te bezoeken. Zy vonden haar vry wat bedaarder, geevende zy te kennen dat haar toestand veel minder ongelukkig voor haar zou zyn, wanneer zy verder van de vrees voor haaren vader bevryd was, die, nevens haaren broeder en eenige hunner vrienden, de persoonen waren, door welken zy gezocht werd. Men oordeelde noodig eene andere omzichtigheid omtrent het kind in 't werk te stellen eer dat de dag weder aanbrak; en deeze bestond, in hetzelve te brengen ten huize van eene der nabestaanden des ouden mans, die omtrent een uur van deeze plaats woonde. In gevolge van dit besluit werd het derwaart gezonden, met de gouden keten; en, in geval van navraag, moest de voedher te kennen geeven, dat het aan zekeren inwooner van eenig nabuurig vlek toebehoorde. Hier op werd beslooten dat ieder zich naar zyne rustplaats zou begeeven. De wederkomst van den dag was aan allen aangenaam, behalven aan de jonge dame, die den glans der zonne met durfde aanschouwen. Na dat echter de oude schaapherder eenige persoonen op de verscheiden toegangen naar de VI. AFd. XI. Deel.  242 de pelgrims EEN ZEDELYKE VERTELLING hut geplaatst had, om 'er wacht te houden, haalde hy haar uit het hol van de eikboom om haar wat meerder lucht te doen scheppen. Op het oogenblik haarer verschyning groeide de verwondering over haare schoonheid niet weinig aan, en met dezelve vermeerderde de bekommering door welke men reeds in haar ongeluk deel had genomen Elk deelden haar hoop en troost mede, en, haare lotgevallen verlangende te weeten, bad men haar de nieuwsgierigheid van het gezelschap desaangaande te voldoen, De dankbaarheid voor de diensten, haar beweezen , liet niet toe deeze gunst te weigeren waarom zy op de volgende wyze haar verhaal aanving .. Myn naam is Feliciana Vox. Ik werd op een landgoed niet verre van heir geboren myn ouders zyn meer adelyk dan rykelyk van de goederen des geluks bedeeld. myn schoonheid, de oorzaak van dit onheil, en die thans zodanig niet is als zy voor eenige maanden was, verwierf my minnaar de voornaamste familien. Naby myn vaders huis woont een edelman , zeer aanzienelyk door zyne verdiensten en hoogen adel, wiens zoon. ln geene mindere maate, erfgenaam van zyne uitmuntende deugden, dan van zynen aanzienlyken rykdom is In dezelfde nabuurschap onthoud zich een ander oud-adelyk edelman hy heeft ook een' zoon, met wien hy, welvoegelyk, van een maatig inkomen leeft. Deeze is het met wien myne ouders wilden dat ik my in 't huwlyk zou begeeven, zonder myne genegenheid, die my den eersten deed verkiezen of de voordelen van myne echtverbintenis met hem te raadpleegen. Maar de Hemel, die my bewaard had voor de rampen, welken tegenwoordig my overkomen, en mogelyk voor nog grootere , wederhield my niet van den minnaar, dien ik my verkoozen had myn bed te ontfangen. Ik zal u niet laftig vallen met een verhaal van de voorvallen, die my eindelyk tot dat uiterste deeden overgaan. Ongelukkig voor my, was myn moeder intusschen overleeden. die zekerlyk anders vaardig zou zyn geweest om aan redenen, die myn waar belangen de rust van myn hart betroffen, het oor te leenen. Myn min naar  De Pelgrims; een zedelyke vertelling. 243 naar kwam my dikwyls zien, zonder dat 'er eenige getuige by tegenwoordig was. Deeze heimelyke . byeenkomsten waren het die my op de steilte voerden,, waar myn eer haar bederf vond, indien men anders een vrouwspersoon voor ontëerd kan houden, die haaren minnaar niet gelukkig maakt dan na dat hy zich tot de. getrouwheid van een wettig echtgenoot verbonden had,. " Tot het punt gevorderd zynde. van de vrucht onzer onderlinge liefde ter waereld te brengen , nam myn vader het besluit , om - my den jongeling te doen trouwen aan wien hy den voorrang gaf. Tot dit oogmerk noodigde hy hem gister avond aan ons huis, met twee zyner nabestaanden ° Een voorgevoel van hetgeen te gebeuren stond ontroerde myn geheel gestel toen ik Don Diego zag verschynen deeze was de naam van den man, dien men voor my geschikt had. Niets kon myne verlegenheid evenaaren Myn vader, my gevolgd hebbende in een kamer, binnen welke ik my begeeven had , beval my wat beter my te kleeden dan gewoonlyk, om de trouw te ontfangen van hem aan wien hy voorgenomen had de myne te verbinden, laatende my maar eenige oogenblikken om my in staat te stellen van naar vereisch te kunnen verschynen." . - Overweegende dat ik thans op den tyd myner bevalling was' oordeele men van de uitwerking die, myn vaders bevel in my te wege moest brengen. De barensween overweldigden my zodanig, dat ik als dood bleef liggen. Myn vader had zich zo dra niet weder tot het gezelschap begeeven of, in plaatse dat ik my myne versierselen door myne kamenier liet brengen, wierp ik my in haare armen, en zeide, met oogen vol traanen, tot haar: „ Ach ! Leonora, het einde myner dagen is op handen; Don Diego wacht my, om my te trouwen. .Bedenk de grootheid myner droefheid, in myne tegenwoordige' omstandigheden ; uit meêlyden, myn lieve vriendin, doorsteek myn wanhoopig hart; open voor myn ziel een' weg, op dat zy verlost worde van de foltering die zy verduuren moet. Maar ik gevoel , vervolgde ik een oogenblik daarna, dat ik uw hulp  244 De Pelgrims; een zedelyke vertelling verder niet noodig zal hebben myn zwakheid zal my den dienst bewyzen , om welken ik u verzocht en ik verlaat met vreugd een leven dat my niet vergund word den geest gaf ' en Leonora meende dat ik wanneer in , ^ °6 8r00t Was haare V P t £ Van m7 te zien st™ of met den dood worstelen, zy gewaar werd, dat ik een kind voor stikken poogde te behoeden, dat luidkeels begon te schreijen dit toeval bragt haar in groote verlegenheid dewyl   zy zich nooit in diergelyke omstandigheden had bevonden ; niet   anders   dan den doodelyken myne zwakheid bekomende verwachtte         Feliciana was tot hiertoe in haar verhaal gevorderd herwaart aankwamen De oude schaapherder stuite   haare redenen, en maakte zich gereed om haar op nieuw in den hollen boom te verbergen' doch   een tweede leus gegeeven zynde, dat dit volk een' anderen   weg had ingeslagen, hield de vrees op, en Feliciana ging in haare vertelling op deeze wyze voort •     ,, terwyl Don Diego het voltrekken der huwlyksplegtigheid vol ongedulds verbeidde, had myn echtgenoot zich in onzen tuin verborgen. Hy was gekomen om my te spreeken volstrekt onkundig zynde van het vreeslyk uiter alle lydaanheid   verlooren hebbende, kwam zelf om my te waarschouwen, hen niet langer te laaten wachten. , Kom zo als gy zyt, sprak hy; uw schoonheid zal het gebrek van uwen opschik vergoeden "           / '\   Ik kan niet met zekerheid zeggen-, of hy eenig geschrei van het kind hoorde op het oogenblik dat Leonora hetzelve naar eene veilige   plaat bragt , of het aan Rosanio ter hand stelde. een kandelaar met een brandende kaars in zyn hand neemende, trad hy haar my toe, kykende my styf in het aangezicht terwyl lk bemerkte dat hy in een oogenblik verscheiden maa-  De Pelgrims; een zedelyke vertelling. 245 maalen van kleur veranderde. Hy zou my ongetwyffeld gezegd hebben wat hy van de omstandigheden dacht in welken hy my verraste, indien de flaauwe weêrgalm van een tweede geschrei zyne ooren niet bereikt had. Maar hy vloog ylings, woedende met den ontblooten degen in de hand naar de plaats van waar het geluid gehoord werd Op de gewaarwording van het gevaar in 't welk myn kind zich bevond, gevoelde ik my door de zelfde woede van langer indachtig dat ik gewenscht had te sterven. Ik volgde hem op de hielen, om hem het staal te ontwringen waarmede hy zich spoedde, om myn bloed aan zyne gramschap opteofferen. Zo haast ik bemerkte dat Leonora zyn vervolging gelukkig ontkomen was, begon myn drift te bedaaren; en terwyl myn vader zyn' voortgang schielyk stuitte, om te luisteren of hy eene herhaaling van het zelfde geschrei kon hooren, bediende ik my van die gelegenheid om ter deure uit te komen, zonder dat hy op 't oogenblik myn vlucht bemerkte. Kort hierop hoorde ik hem uitschreeuwen, dat hy het kostte wat het kostte ,my, leevende of dood, in handen wilde hebben. My verbeeldende dat myn kind in veiligheid was, of, zo niet, dat ik buiten staat was om het eenige hulp te kunnen toebrengen, vestigde ik myne gedachten gantschelyk op myzelve. Het denkbeeld van een leven te verliezen, dat ik, nog maar een uur geleeden, veracht had, gaf my vleugels aan de voeten, om naar het land te vlieden. Ik liep een' langen tyd zonder een' bepaalden koers te houden, en zou, niettegenstaande myne groote zwakte, den gantschen nacht by aanhouding voortgegaan hebben, indien het licht, dat ik in deeze wooning ontdekte, my niet genoopt had, om my derwaart te begeeven, en die ondersteumng te verzoeken , welke gy my zo edelmoediglyk hebt beweezen. Dit is alles wat ik u, myn lotgeval betreffende, kan verhaalen. Wat het overige belangt, ik moet my deswegen aan den wil des Hemels onderwerpen; en gy zult my onder eindeloos verpligtingen leggen, door my met uwen  246 De Pelgrims; een zedelyke vertelling' goeden raad by te staan , om van de gevaarlyke steilte te komen, tot welke myn ongelukkig lot my geleid heeft. Felicianaas historie verwekte zo veel verbaazing als zy meêlyden inboezemde. De pelgrims verhaalde haar, op hunne beurt al wat hen weêrvaaren was ; de ontmoeting van den ridder , zyn overgeeven van den gouden keten en het kind aan hen,- en hunne belofte, waardoor zy zich hadden verbonden, om het kind met zich naar zyne vrienden te truxillo te neemen. „Wat hoor ik! zeide Feliciana. Zou dit myn eigen kind niet zyn ? Zou deeze myn dierbaare rosanio niet geweest zyn , die het onderpand onzer liefde aan u vertrouwd heeft ? Ach ! laat my het kind zien. Schoon ik hetzelve nog niet aanschouwde, zal ik het mogelyk kennen uit eenige gelykheid met zyn' vader-, en uit de klederen in welke Leonora hetzelve gewonden heeft. Indien deeze toevalligheden my geene behoorlyke onderrichting geeven, zal het bloed voor hetzelve spreeken. en ik zal door de stem der natuur verneemen, wat ik zo begeerig ben te weeten." ; De oude schaapherder zeide haar daaron , dat haare nieuwsgierigheid niet zo, schielyk konde voldaan wordendat het kind naar eene zyner nabestaanden was gezonden, om er gezoogd te worden, en in meer veiligheid te zyn; maar dat hy bevel zou geeven om het terug te brengen terwyl zy een gerust verblyf kon genieten, het zy in zyne wooning of in de holte van den eikboom. feliciana keerde naar haare schuilplaats te rug, zeer ongeduldig om het kind te zien, van 't welk zy tot haar gesproken hadden; en de pelgrims lieten niet af van met den ouden herder over haare akelige omstandigheid te spreeken Hoe vreemd, zeiden zy, zyn de strengheden van het lot? Uit de aangenaame verwachting van altoos een' b minden echtgenoot te zullen bezitten, is zy vervallen in de verschrikkelyke vrees van voor eeuwig van hem gescheiden te zyn. Gisteren was zy gelukkig in het midden haarer familie deezen dag zien wy haar elendig in de holte van  De Pelgrims; een zedelyke vertelling. 247 van een eik, neêrslagtig, ongerust , en beevende op het       wind bewoogen word ritselen van een blad dat door den Zy waren nog bezig met over dit onderwerp te hande len, wanneer de voedster met het kind binnen kwam. Hetzelve werd aan Feliciana terstond aangeboden die het wicht verscheiden maalen met de grootste oplettendheid be schouwde. Zy vond 'er geene doordien deszelfs wedoch zulks met vreemd vindende, doordien zeszelfs wezenstrekken nog met gevestigd waren schortte zy haar orr deel op totdat zy het linnen bezichtigd had. Zy onderzocht waar, dat ik myn gemaal hoorde zeggen, te truxillo vrien- _ den te hebben , maar my geheugt niet dat ik immer hunne naamen hoorden de oude schaapherder en de pelgrims poogden haar hoop te doen herleeven , en de eerste bood haar aan om een zyner nabestaanden naar truxillo te zenden, om diegeenen wier   zorge het kind door den onbekenden ridder was bevolen   hetzelve aan te bieden. Deeze voorslag verwekte zulke bewegingen in het hart van feliciana dat zy, zich aan zyne voeten werpende en zyne knieën wel sterk om voorneemens was tot haare vertroosting te verrichten. De raad des schaapherders werd alemeen goedgekeurd, en zyn nabestaande nam met het kind de reis aan. de pelgrims beloofde haar te volgen, en bericht wegens den uitslag van haare boodschap aan Feliciana te zenden Maar ene byzondere genegenheid voor het gezelschap, voornaamelyk voor de vrouwen die 'er onder waren opevat hebbende waar zy en begeerig zynde een landstreek te verlaaten waar zy niets R 4  548 De Pelgrims; een zedelyke vertelling niets dan ongelukken te verwachten had, besloot zy hen „ te vergezelschappen, zich daartoe als een pelgrim vermom-   mende zy had echter geen voorneemen om by dit besluit te volharden, ten zy het bleek dat het nieuws 't welk zy te truxillo ontfing, ongunstif voor haar was Allen waren blyde haar oogmerk te weeten. weinig zwaarigheid was 'er , om een pelgrims - gewaad voor haar magtig te worden , zy trok het aan, en verbeeldde zich nieuwe sterkte van ligchaam onder hetzelve verkreegen te hebben. Na dat zy aan den ouden schaapherder al den dank had betuigd dien zy hem verschuldigd was, en hem genoodzaakt had om den gouden keten als eene vereering voor zyne goede diensten te aanvaarden , nam zy met de andere pelgrims afscheid van hem , begeevende zich gezamentlyk op den togt Om hunne nieuwe gezellinne niet te veel te vermoeiien maakten de pelgrims maar korte dagreizen, en veele tusschenpoozen tot het neemen van rust Somtyds geschiedde zulks   aan den oever van een beek, somtyds onder een verkwikkend lommer Het was by eene deezer gelegenheden dat zy uit   Feliciana vernamen, dat haar toenaam^ van vox niet tot haare familie behoorde, maar dat haar vader don Pedro Fenorio genoemd was. Zy openbaarde, dat deeze toenaam haar was gegeeven, onder voorwendsel       dat zy door de natuur met eene der fraaiste stemmen van de waereld beschonken was. Hoe groot de begeerte om haar te hooren hierdoor ook werd, durfde echter niemand haar   tot zingen verzoeken, in haaren tegenwoordige toestand van een onrustig hart en zwak ligchaam Op den derden dag zagen zy de nicht des ouden schaapherder     aankomen, terug keerende van truxillo Zy was de bodinne van aangenaam nieuws voor de bende don francis pizaro en don Juan d'Orellana hadden met alle vermaak dat men zich verbeelden kan , de zorg voor het kind op zich genomen, onderstellende uit alle de omstandigheden van deszelfs historie, die zy uit deeze vrouw vernomen hadden, dat het aan hunn' vriend don rosanio toebehoorde den  De Pelgrims; een zedelyke vertelling. 249 den eenigen jongen ridder in het geheele land, voor wien zy in zulk een geval in betrekking van voogden zouden willen handelen. Feliciana , door blydschap opgetoogen, zond duizend dankzeggingen naar den Hemel, voor zulk eene gelukkige uitkomst Zy bedankte niet minder de goede vrouw, die 'er haar kennis van kwam geeven, en zond haar naar huis, rykelyk beloond voor haare moeite. Zich weder op weg begeeven hebbende, en het gezelschap haar in zulk eene goede gesteltenis ziende, omhelsde hetzelve deeze gunstiga gelegenheid om haar te verzoeken eenige ariaas te zingen, waartoe zy zich thans geredelyk liet vinden. Zy verwonderde zich over de aangenaame melody van haar stem, en allen waren het eens , dat zy haar' toenaam volkomen waardig was. Zy kwamen eindelyk te Guadaloupe aan. De pelgrims spoedden zich om de vermaarde kerk te bezoeken , die het voornaamste sieraad dier stad uitmaakt. Zy stonden verbaasd op het zien der uitsteekende prachtigheid van dit gebouw , en den grooten toeloop van vreemdelingen. Maar meest ingenomen met de heilige beweegreden die hen derwaart bragt, wierpen zy zich op hunne knieën, en verrichtten haare gebeden met groote godsdienstigheid. Feliciana volgde hen hierin na, weinig voorziende dat zy aldaar de beslissing van haar lotgeval stond te ontmoeten. Zy wierp haarzelve insgelyks in stille aanbidding neder, en eenigen tyd zonder beweeging gebleven zynde, als in eene soort van verrukking, gaf zy zich aan al den yver haarer godsdienstigheid over. Maar schielyk opryzende, verhief zy haar hart tot God, en ving aan, overeenkomstig een gebruik dat op het land gemeen is, eenige liederen, tot eer van het klooster gemaakt, te zingen. De klanken van haare bekoorlyke stem weergalmden door de kerk. Vier vreemdelingen traden 'er op dat oogenblik binnen. Nedergeknield zynde om te bidden, werd haar godsdienst-oefening door deeze stem opgeschort. De oudste van de vier scheen zeer R 5 Op  250 De Pelgrims een zedelyke vertelling oplettende te zyn. „ Zoon, zeide hy naderhand tot een' van de anderen, of het is een engel dien ik hoor of het is myn dochter Feliciana." „ Ja , Zy is het, antwoordde de jongeling 't is myn zuster en geen engel; en indien myn hand myn gramschap ten dienste wil staan, zal ik haar wel haast een anderen toon doen zingen." Dit zeggende trok hy zyn' ponjaard, liep naar zyn zuster, en zou denzelven haar in 't hart hebben geslooten, indien niet de oude man d.ezyn oogmerk bevroedde, zyn' arm had wederhouden uitroepende: Laat af, deeze kerk is geen tooneei o.neen treurspel te vertoonen; stort geen bloed in zulk een heilige plaats. Gy zoud voor een misdaad gestraft worden , om het straffen van die welke zy bedreeven heeft. Heb geduld, het eerloos schepsel kan ons niet ontvlugten.: * Het bedryf van den jongeling , en de vertoogen van den ouden man, veroorzaakten in de kerk zulk een stoornis dat Feliciana met zingen ophield. De pelgrims en hunne helpers konden met verhinderen, dat zy uit de kerk op de straat werd gevoerd. Zy omringden de aanvallers , om hunne woede te wederstaan, en niettegenstaande de poogingen die zy aanwendden om haar te behouden, zou het offer geslagt zyn geworden, indien niet eenige officiers van het gerecht, die op het gerucht vergaderd waren, in tyds den noodlottigen slag geweerd , en het ongelukkig voorwerp uit de handen der moordenaaren verlost hadden Terwyl zy dus onder de bescherming der wetten was, tot dat men haar misdaad zou onderzocht hebben, groeide het oproer meer en meer aan, wanneer, in de verding van het schrenen der dochter, het raazen van den zoon , en het gemor des volks, zes welgewapende mannen op het Plein, dat voor de kerk is, verscheenen. Twee van dezelven werden terstond gekend Don Francis Pizaro. en Don Juan d'Orellano te zyn. De derde, die hen volgde, was vermomd, en allen naar de oorzaak van het oproer vraagende, kreegen zy ten antwoord, dat het gerecht de bescherming van eene vrouwelyke pelgrim op zich had geno men ,  De Pelgrims; een zedelyke vertelling. 251 men tegen twee persoonen, die haar vader en broeder zeiden te zyn. In een oogenblik sprong de gemaskerde ridder die Feliciana onder haare vermomming kende, van zyn paard en den degen in de hand genomen hebbende, plaatste hy zich aan haare zyde, daarop zyn masker afneemende, sprak hy, dat elk het kon hooren , deeze woorden : Indien gy eenige reden tot klagten hebt, zeide hy tot hen, het is niet tegen Feliciana dat uw toorn moet woeden; maar het is op my, die haar ter vrouwe heb genomen tegen uw' wil. Ik ben Rosanio. Myn edele geboorte is aan u niet onbekend, en gy zyt niet onkundig dat ik gegenoeg bezit om haar te onderhouden. Was het billyk dat ik . Feliciana aanbiddende, en door, haar bemind zynde, haar 'over zou geeven aan Don Diego, die gy den voorrang boven my gaaft, zonder eenige andere beweegreden dan dat gy 't zo goed vond? Behalven dat, indien ik u beledigd heb, vervolgde hy, door my aan u te verbinden tegen uwe genegenheid, vergeef my dan, bid ik , een fout die de liefde my heeft doen begaan. weest verzekerd dat ik door deezen stap, de achting, die men u verschuldigd is ' niet zou geschonden hebben, indien ik in u niet te veel partydigheid ten voordeele van myn' medeminnaar bemerkt had , en een' afkeer voor my, dien ik geenszins verdiende. " Feliciana, steeds van vrees trillende, terwyl Rosanio deeze woorden sprak, had haare handen aan zyn' degen-riem vast Beklemd. Eer dat haare vyanden hunn' mond openden , om haar' verdediger te antwoorden , omarmde Francis Pizaro den vader, en Juan d'Orellano den broeder, wier vrienden zy lang geweest waren. „ Waar is uw bescheidenheid, Don Pedro? zeide Pizaro tot hem. Is het mogelyk dat zulk een verstandig man, als gy, zich tot zulk een woedende drift laat vervoeren? Weet gy niet, dat de belediging, over welke gy klaagt , veel meer vergeeving verdient dan straf ? Waarom zou Don Rosanio Feliciana niet waardig zyn?. Is 'er een ridder van meer verdiensten in uw geheele landstreek of een voordeeliger huwlyk voor uwe dochter? Ryk-  252 De Pelgrims; een zedelyke vertelling Rykdom, afkomst deugd alles loopt in hem te samen en gy kunt, zonder onrechtvaardigheid of blindheid geen vereeniging weigeren, die zo volmaakt welvoegelyk voor uwe dochter is. » Juan d'Orellana ondersteunde deeze redenen naar zyn uiterst vermoogen: „ Indien het gezegde, voegde hy er by, niet genoegsaam zy om u over te haalen dan heb ik ten mynen huize een pand tot bevrediging uwe met feliciana; 't is een kind, dat gy niet kunt ontkennen uw kleinzoon te zyn, zonder uzelven te verzaaken want hy gelykt „ volmaakt, en ik ben verzekerd dat gy niet weigeren zult te komen, en hem te erkennen voor het geene hy is. " ' Don Pedro Tonorio zonk, als het waare, in eene diepe overdenking, hoorende hetgeen tot hem gezegd werd zonder een woord te uiten. Zich schielyk omwendende , liep hy naar zyn' zoon Don Sancho, wrong hen, den ponjaard uit de hand, en ylde vervolgens naar Rosanio" 'dien hy omhelsde. Deeze, op zyne knieën vallende, omarmde hem met al de dankbaarheid, voor welke zyn hart vatbaar was. Feliciana volgde zyn voorbeeld. Zy storte een beek van traanen. Haare zuchtingen deeden haar byna smooren , en zy raakte zo sterk van haar zelve, dat men groote moeite had haar weder by te brengen. De vreugd stortte toen alle: haare vermoogens uit in de getuigen van zulk een aandoenelyk gezicht. Iedereen Juichte om de gelukkige verandering, in Don Pedro en zyn' zoon Don Sancho uitgewrocht, en roemde zo wel de wysheid als bescheidenheid van Pizaro en d'Orellana. De rechters, die by deeze bevrediging tegenwoordig waren , verzochten hen allen in het klooster te gaan, waar de prioor hen op eene prachtige wyze onthaalde. De pelgrims waren aldaar door Feliciana genoodigd. Men stelde voor. haar trouw met Rosania te vernieuwen Don Pedro had er niets tegen in te brengen, maar begeerde eerst zyn' kleinzoon te zien, welken, hem gebragt zynde, hy met groote oplettendheid beschouwde en zich verheugende hem een le-  De Pelgrims; een zedelyke vertelling. 253 levendig afbeeldsel van hemzelven te vinden , omhelsde hy hem met duizend verrukkingen. „ Dat de moeder, zeide hy die u ter waereld bragt, en de vader, die u veroorzaakte, al het goede genieten, dat ik hen hartelyk toewensch " en hem op nieuw tederlyk aan zyn' boezem drukkende , besproeide hy zyn aangezicht met zyne traanen, die hy met zyne gryze hairen afdroogde Don Sancho, zvn oom, bewees hem geene mindere tederheid, en verklaarde hem op het oogenblik tot zynen erfgenaam, betuigende geen' anderen te willen hebben. Feliciana gevoelde toen voor het kind, dat geene t welk zy voor hetzelve niet gevoeld had , toen zy 't de eerste maal zag. Het schynt dat natuur de tegenwoordigheid van Rosanio had afgewacht, om haar stem te doen hooren. Beiden dus met de familie van Don Pedro bevredigd zynde, verwylde men niet lang met hen op nieuw door den huwlyksband te verbinden, door eene plegtige herhaaling van hunne vereeniging. Deeze verrichting geschiedde in de kerk van onze lieve vrouw te Guadaloupe. Niets ontbrak 'er nu meer aan de algemeene vreugd. Zy glinsterde in aller oogen, gelyk zy in den grond van aller harten heerschte. De pelgrims wenschten zichzelven geluk de werktuigen geweest te zyn van zulk een uitsteekend voorval en de dankbetuigingen en goede wenschen van dit beminnelyk paar ontfangen hebbende, namen zy afscheid om hunne pelgrimagie te vervolgen. ^ De  De onbestendigheid van het menschelyk ge luk, door een voorbeeld bevestigd. Misschien zal de volgende kleine historie aan sommige leezers minder aangenaam zyn, omdat in het verhaal daarvan de waarheid naauwkeurig is in acht genomen, dan zy zyn zoude wanneer de heldin in den middag van haar' luister was gelaaten, en haar daalende avond door de levendige verbeelding niet nagevolgd } maar daaden behoeven geen' opschik om haar op een aandoenlyk gemoed ingang te doen krygen, en waar dit ontbreekt, kunnen alle de fraaiheden van styl en taal, niet meer dan. rondom het hoofd zweeven, zonder een' enkelen indruk op de verstandelyke vermogens te maaken. In de provintie .... land woonde een edelman, van die wanvoegelyke goedaartigheid, welke, terwyl het tegen woordig oogenblik genooten word, achteloos kan zyn omtrent het toekomende, en die boven alles vermyd te diep in haare omstandigheden in te zien, opdat haar verarmende staat haar niet tot vlyt zal opwekken, en aanspooren om by tyds den onvermydelyken ondergang voor te komen. Hy had verscheiden kinderen; maar zyn jongste dochter trok een groot deel zyner genegenheid tot zich in dien anders die speelende oplettendheid den naam van genegenheid kan draagen, welke wy kunnen te koste leggen aan een aardig dier, dat in staat is om ons te vermaaken, zonder dat wy ons ooit te binnen brengen, dat het van onze bescherming en voorzorg afhangt. Zyn geheele af komst kreeg een onbekrompen opvoeding; maar het begunstigde troetelkind had naauwlyks het bloeijend tydperk van ydelheid bereikt, of de bankbreuk van haaren vader maakte haar met de laagste van haare nabuuren gelyk. De spot en beschimping van laaghartigen werd het sterkst ge-  De onbestemd, van bet menschel. geluk. 255 gevoeld door het arme meisje, welks leven een aaneenschakeling van involging en gezagoefening geweest was: de gedachten van niet on afhangkelyk te zyn deed haar treuren en kwynen: door haare oplettendheid geheel op de voordeden der ryken en de elende der armoede te vestigen begreep zy dat rykdom de begeerlykste van alle menschelyke verkrygingen was. Met dit denkbeeld vervuld, en alleen bezorgd om zich tegen de ongemakken van een' bekrompen staat te hoeden begon zy eerlang vastelyk te gelooven, dat zelfs in een' gehuuwden staat geen ongenoegen haar zou kunnen genaaken indien de geldmiddelen naar haaren wensch waren. Een man van een ongunstig voorkomen, maar een goed hart, veele jaaren ouder dan zy, en met haar rechtstreeks in gevoelens verschillende , verliefde op haar persoon en bewust van den invloed zyner bezittinge op zyne schoone, verzoekt hy haar ten huwlyk. De voornaamste van de plaats te zyn, ten minsten in 't uiterlyke was eene gedachte die niet wederstaan kon worden. Zy gaf haare toestemming om zyn vrouw te worden, schoon zy hem in haar ziel verachtte. Zyn familie, in haare dagen van voorspoed , eenig verdriet van haar geleden hebbende, kon niet dulden de gelegenheid van weêrwraak te laaten slippen , zonder gebruik daarvan te maaken: mer stelde zich tegen het huwlyk men verhief met luide stem de waardigheid van een gestalte die men voor een afbeeldsel der lelykheid zou genomen hebben wat ongehoorde edelmoedigheid! , - wat party had hy kunnen doen ! De vernederde minnaares gevoelde de strengheid deezer slagen, maar had geen moeds genoeg om haar moeijelykheid te laaten blyken mogelyk zou haar nooit zulk een voordeelige aanbieding weder gedaan worden, en zy zou de magt hebben haare tegenpartyen te straffen, wanneer zy buiten staat waren om haare belangen hinder toe te brengen. Nochtans werd de zaak door deeze tegenstribbelingen vertraagd, en, eenige  256 De Onbestend. van het menschel. geluk. nige haarer vrienden op het punt zynde van naar te vertrekken, maakte zy gebruik van eene koele noodiging om hen derwaart te verzellen , en dat wel met een dubbel oogmerk, naamelyk om zich te verlustigen en om haar' minnaar zyn besluit te doen verbaasten, uit vrees van haar te zullen verliezen. Zy begaf zich dan naar mengde zich met alle mogelyke levendigheid in alle gezelschappen en vrolyke byeenkomsten aldaar; zy was gemeenzaam met de jonge lieden van fatsoen, 't welk enkel diende om haar' afkeer grooter te maaken van den man, met wien zy wist verbonden te zyn, en die steeds het recht op haar voorkeur, zyn ryker bezitting naamelyk, behield, boven allen diehaar aanzochten. Haaren onbetaamelyken rol geëindigd hebbende , keerde zy naar de plaats van haare geboorte te rug, en, met een onvergelyklyk geduld, een uitstel van zes maanden doorgestaan hebbende, raakte zy in 't bezit van datgeen , naar 't welk zy zo lang gedorst had. De man was inderdaad goedaartig, en overvloedig met haar ingenomen ; hy wederstreefde haar ook niet in het geringste punt. De opliering van haar persoon was het eerste voorwerp haarer oplettendheid. Nadat haar kleêrkamer overvloedig voorzien, haare verbeelding, haare begeerten uitgeput waren, zuchte zy, bekennende in haaren lust bedroogen te zyn : fraaije klederen konden haar maar weinig genoegen geeven , zonder een behoorlyk aantal van schoone vertrekken , en al den tooi die met haar persoonelyk voorkomen overeen kwam. Men kocht een aanzienelyk huis, en geen geluk kon haalen by het schikken van 't porcelein, de schilderyen en allen anderen opschik; maar, na verloop van tyd, kreeg het werk zyn beslag, en zy vond het vermaak niet, dat zy zich beloofd had, in vertrekken die van alle levendigheid ontbloot waren. Zy hield zich daarop overtuigd dat gezelschap en vermaaklykheden haar voldoening konden geeven ; maar gezelschap noch vermaaklykheden waren op het land te vin-  Onbestend. van het menschel geluk. 257 vinden Wanneer haar man haar verliet, stortte zy traanen en als hy weder kwamm werd de onwelkome klagt geuit, dat zy in de eenzaamheid niet kon aarden. ■ Beslooten hebbende haar hart voldoening te geeven schoon 'er het zyne by leed, stelde hy haar voor een reisje naar te doen : een minnelyke vreugd vervulde haar' boezem op die woorden. Maar te vond zy maar twee soorten van menschen trotsche en welleevende met de eersten kon zy zich niet bemoeijen, en door de laatsten werd zy veracht. Zy schreef aan haar man en verzocht hem dat zy naar mogt vertrekken,, 't welk het laatde gunstbewys zou zyn dat zy hem vergde. Zy kreeg verlol om met allen spoed naar , te vertrekken; aldaar .en aldaar alleen, begreep zy gevonden te hebben waar zy zo lang naar gezocht had. Zy gaf zich over aan alle uitspoorigheden van spelen, enz. enz en vreesde als voor den dood, thuis ontboden te zullen worden. In alle deeze verkwisting van levensgeeden , deeze loshandigheden van gemoed, verminderde ongemerkt haare gezondheid , en het noodlottig opöntbod bragt niet weinig toe aan het verhaasten van haar einde Zy kwam tot haare woonplaats te rug in een' kwynenden toestand, die lang aan kribbigheid werd toegeschreeven; tot dat eindelyk het laatste tooneel eener uitteering , beiden haar vrienden en vyanden overtuigde , dat zy eerlang van den vermoeijenden last der oppassing zouden ontslagen zyn. Op zekeren dag, een nieuw ontwerp van tydverdryf uitgevonden hebbende , sloeg zy, een' spiegel voorbygaande haar oogen op haare vervallen gedaante, en, 111 traanen uitberstende , beklaagde zy zich op de hartroerendste wyze over de dwaalingen tot welken zy vervallen was Helaas! . sprak zy, met wat spoed heb ik myn leven verkort, uit een dolle zucht tot leeven! Ik gevoel, nu het te laat is. hoe ongenoegsaam alle uiterlyke dingen zyn om voldoening te geeven aan eene redelyke ziel. Vriendschap en VL Afd. XI. Deel. S  258 Onsestend. van het menschel. geluk deugd , met al haar aangenaam gevolg troffen nooit myn verbeelding, voor dat het graf zich opende om my in te zwelgen; en ik moet te vreden zyn met een spreekwoord * te worden van de kwaadspreekende en wuste waereld in plaatse van te beantwoorden aan het groote oogmerk my ner schepping. ô! Myn echtgenoot kunt gy de grove bedriegery my vergeeven, die ik gepleegd heb of zal mijn god genadiglyk de groote lyst myner stoute valschheden uitwisschen? Ik begaf my met u in den echt alleen om reeht te verkrygen tot uwe goederen en has ik u het volgende oogenblik voor myne voeten zien sterven , ik zou myn geluk voor volmaakt gehouden hebben ; maar myn straf is de dood. ouderdom van drie-en-twintig jaaren dTfth een offer van baar eigen i^72d- ^ZTt voorts de eerzuchtige en ydele jufFerschap om deTs" L- E. M. Da  DE MUIL VAN DEN SULTAN. Een Oostersch vertelsel. Een Sultan, op het terras van zyn paleis wandelende ; ontdekte van daar een jonge vrouw, die uitmuntend schoon was . Het gezicht van haare bekoorlykheden maakte een schielyken indruk op zyn hart Hy riep eene van zyne slaavinnen, die hy vroeg of zy haar kende ? Myn heer (zeide de slaavin tot hem,) is het mogelyk dat gy nooit hebt hooren spreeken van Chemsennissa * Cadoun de vrouw van den vizier Feirouz? Zy word met recht voor de schoonste der vrouwen van dit land gehouden, en haar verstand is aan haare schoonheid gelyk." Deeze woorden ontvlamden den Sultan nog meer, en hy besloot aan deeze schoonheid de gevoelens, die zy hem ingeboezemd had, mede te deelen. De zwaarigheid was maar, hoe haar' man op de beste wyze van de hand te krygen en hy, die in 't oosten van een' man spreekt, spreekt van iemand die minyverig en gevaarlyk is. De Sultan zond om Feirouz, en hem een papier overleverende, zeide hy tot hem: „ Gaa, Vizier,, volvoer de bevelen die in dit geschrift vervat zyn, en geef my, by uwe wederkomst bericht van den uitslag uwer reize." Ferouz begaf zich naar zyn huis, schoot zyn wapenrusting aan en vertrok met zo veel verhaasting, dat hy de orders, die de Sultan hem had overgegeeven, op zyn sopha liet liggen. . , De ongeduldige vorst was naauwlyks van het vertrek zyns Viziers verwittigd, of snelde naar deszelfs paleis. Een gesnedene gaf hem toegang, en geleide hem in het verblyf van zyne meesteres. Hoe groot was de ontsteltenis van de dame , ziende zich in de tegenwoordigheid van den Monarch. Beevende en spraakloos, durfde zy haare oogen naauwlyks opheffen. Van haare ontzetting eenigzins bedaard zynde, doorgrondde zy terstond het oogmerk van den Sultan; maar zo deugdsaam als schoon zynde, liet * Chemsennissa beteekent in 't Arabisch De zon van de vrouwen. S 2  260 De muil van den Sultan; zy hem geen' tyd om zich te verklaaren, en maakte voorde vuist twee Arabische vaerzen, van den volgenden inhoud : „ De leeuw * moet het zich tot schande rekenen, dat hy zou eeten van hetgeen de wolf heeft overgelaaten'; en die koning der dieren moet versmaaden zyn' dorst te lesschen uit de beek, die de hond - met zyne onzuivere tong beroerd heeft." Deeze woorden, die voor den Sultan niet moeijelyk te begrypen waren overtuigde hem dat hy niets had te hoopen. Hy vertrok, geheel verbysterd, en zyn haast was oorzaak dat hy een van zyn muilen vergat, en achter liet blyven. Ondertusschen was Feirouz, nadat hy vruchteloos gezocht had naar de bevelen, die hy van den vorst had ontfangen, ingevallen , dat hy dezelven op zyn sopha had laaten liggen. Verpligt om weder naar huis te keeren onderrichte hem de mul van den Sultan, die vóór hem nog door niemand ontdekt was, niet dan te veel van het eigenlyk oogmerk des monarchs , om hem van de hand te zenden. Op den zelfden tyd, door eerzucht en minyver gepynigd, ontwierp hy maatregels om zich van zyn vrouw te ontslaan, zonder zyn waardigheid kwyt te raaken. Hy maakte den aanvang daarvan, met verslag te doen aan den vorst wegens het volvoeren van den last, dien hy hem gegeeven had, en zich daarop naar huis begeevende, zeide hy tot zyn vrouw, dat de Sultan hem een zeer fraai paleis De Leeuw word de Oosterste volken zo wel als by ons voor den koning der dieren gehouden zinnebeeldig beteekent hy er den Koning of Sultan. De Hond word by de Mahomedaanen voor onrein gehouden en hy, die er een' heeft aangeraakt, is aan vergryp tegen de wet schuldig waarom hy zyne gebeden niet kan verrichten zonder dat hy zich eerst gewasschen heeft. Dit verhindert hen echter niet honden te houden zo wel tot hun gebruik op de jagt. als tot bewaaring hunner kudden. De hond van de zeven slaapers is by hen in grooten eerbied • zy geeven hen een plaats in 't Paradys met den Ezel waarop de Heiland reed en met de Al-Boruk, een verdicht schepsel, op 't welk, volgens den Koran Mohammed, by nacht, een reis naar den hemel deed!  EEN ARABIESCH VERTELSEL. 261 paleis geschonken had, en dat zy, om hem tyd te geeven tot stoffeering van hetzelve, eenige dagen ten huize van haaren vader kon gaan doorbrengen. Op den zelfden tyd gaf hy haar honderd stukken gouds. Chemsennissa, die zich niets te verwyten had, was ver van de waarheid te vermoeden Zy gehoorzaamde zonder de minste ongerustheid Verscheiden dagen verliepen , dat zy niets van Feirouz vernam. Zulk een lang afzyn moest haar verwondering verwekken , en zy kon haare ongerustheid niet langer voor haare broeders ontveinzen. Deezen begaven zich naar Feirouz, om met hem te spreeken: „ Geef ons bericht (zeiden zy) van de beweegredenen van uw gedrag omtrent uw vrouw. Indien zy schuldig is, zullen wy in plaats van haar te verdedigen, de schande die zy u aangedaan heeft in haar bloed uitwisschen." De Vizier, onwillig om tot eenige opheldering te komen, gaf hen ten antwoord, dat hy haar zuster de som had betaald, die zy hem ten huwelyk had aangebragt, en dat zy van. hem niets meer te vorderen had. Door dit antwoord zich gehoond achtende, beslooten zy hem in rechten aan te spreeken. De gewoonte van dit land brengt mede, dat de Sultan by alle rechtsgedingen moet tegenwoordig zyn, om door dat middel de Cadis in ontzag te houden, en voor het pleegen van onrecht te hoeden. De broeders van Chemsennissa verklaarden zich op deeze wyze voor den rechter: „ Wy hebben, mynheer, aan Ferouz een uitsteekenden hof overgelaaten: die bekoorlyke plaats was een aardsch paradys; wy stelden hem in 't bezit van denzelven, omringd met hooge wallen, beplant met de schoonste boomen, vervuld met de vrolykste bloemen , en draagende de alleraangenaamste vruchten. Hy heeft de wallen Verwoest de tedere bloemen afgeplukt, en de uitgeleezende vruchten vernield. Thans wil hy ons deezen hof weder in handen stellen, beroofd van al datgeene 't welk denzelven aangenaam maakte , toen wy hem in de bezitting stelden." De Cadi gaf daarop bevel dat Ferouz zyn rechtvaardiS 3 ging  262 De muil van den Sultan ; enz. ging zou voorstellen. Het is tot myn leetweezen, (zeide hy) dat ik het genot eener plaatse afstaa, die my zo dierbaar was. Op zekeren dag, dat ik door eene laan van deezen hof wandelde , ontdekte ik de voetstap van eenleeuw; verschrikking verspreidde zich door alle myne leden en ik wilde liever myn rechten op den hof aan dat verschriklyk dier overlaaten, dan my aan zyn gramschap bloot stellen. De Sultan, die hier tegenwoordig was, richtte daarop zyne redenen tot den Vizier, zeggende: „ Herstel u in het bezit van uwen hof, Feirouz; gy hebt niets te vreezen. 't Is waar de voetstap van den leeuw was 'er in te ontdekken; maar hy had het vermoogen niet om eenige vrucht aan te raaken , en verliet denzelven van schaamte en verbystering vervuld. Nooit was 'er een schooner hof, nooit een die beter tegen alle roofzuchtige aanvallen beveiligd was." Deeze woorden, die een raadsel waren voor allen die in de zaak geen belang hadden deeden de geesten van Feirouz tevens met zyn vertrouwen herleeven. Met vreugd ontfing hy zyn vrouw weder en beminde haar meer dan ooit, vindende dat haar deugd tegen zulk een' ongemeenen, magtigen en moeijelyken aanval bestand was. V. M. M, Aan-  AANMERKKELYK VOORBEELD VAN TURKSCHE RECHTVAARDIGHEID Zeker kruidenier te Smyrna had een' zoon, die, door toedoen van de weinige geleerdheid, welke daar te lande te verkrygen is, opklom tot den post van Naib, of gedeputeerde van den Cadi of Major dier stad, en in die hoedanigheid onderzoek deed op de markten, en in de winkels, naar de maaten en gewigten van allen die in het kleine verkochten. Op zekeren dag dat deeze Amptenaar zyn ronde deed, vermaanden de nabuuren van zynen vader, overvloedige bewustheid van deszelfs karakter hebbende, bedacht te zyn om zyn goed gewigt van het kwaade aftezonderen, ten einde hy in geene ongelegenheid kwame. Maar de oude bedrieger, zich verlaatende op zyn verwantschap met den onderzoeker, en gerust , naar zyne gedachten, dat zyn zoon hem nimmer aan eene openbaare schande zou bloot stellen, lagchte om hunnen raad , en bleef met groote bedaardheid in de :deur van zyn' winkel zyn komst verwachten. De Naib nochtans was wel onderricht wegens de de oneerlykheid en de bedriegery van zyn' vader, en had beslooten zyn schelmery te ontdekken, en een voorbeeld aan hem te stellen. Hy wendde zich derhalven naar zyn deur, zeggende op eene koele wyze tot hem: „ Goede vriend, breng uwe gewigten te voorschyn, om door ons onderzocht te worden." In plaatse van te gehoorzaamen dacht de kruidenier het met een lagchend praatje aftekeeren, maar werd welhaast overtuigd dat zyn zoon in goeden ernst was, door hem bevel te hooren geeven aan zyne bedienden om den winkel te doorzoeken, en door hen de werktuigen van zyn bedrog te voorschyn te zien brengen , die, na een onpartydig onderzoek, openlyk afgekeurd en verbroken werden. Zyn schaamte en verbystering hoopte hy  264 VOORB. VAN TURKSCHE RECHTVAARDIGHEID hy echter by een' zoon te zullen pleiten om hem van alle verdere straf voor zyn misdaad te ontslaan ; maar deeze zelfs, schoon geheel willekeurig, maakte de Naib zo streng als voor een' misdaadiger tot welken hy de geringste betrekking niet had; want hy verwees hem in eene boete van vyftig piasters, en tot eene kastyding van even zo veele stokslagen op de ballen zyner voeten. Dit alles werd op de plaats verricht; na welks volvoering de Naib van zyn paard klom, zich aan de voeten van den gestraften nederwierp, dezelven met zyne traane besproeide , en hem dus aanrprak: „ Vader, ik heb my van myn' pligt jegens God, myn opperheer, myn vaderland, en myn ampt gekweeten; veroorlof my, door myn' eerbied en onderwerping een' pligt te volbrengen dien ik aan een' vader verschuldigd ben. Gerechtigheid is blind; zy is de magt van God op aarde; zy heeft geen betrekking tot vader of zoon. De rechten van God en onze medemenschen zyn boven de banden der natuur. Gy had tegen de wetten der Gerechtigheid gezondigd; gy verdiende deeze straf; gy zoud ze eindelyk van een' ander' ontfangen hebben: uw lot dat zulks door myne handen moeft geschieden, bedroeft' my. Myn geweeten veroorlofde my niet anders te handelen. Gedraag u beter in het toekomende, en, in plaatse van my te beschuldigen, beklaag my veel liever omdat ik tot zulk eene wreede noodzaaklykheid gedrongen was." Dit gezegd hebbende steeg hy weder te paarde, en vervolgde zyn' togt, onder het gejuich en lofgeschal van de gantsche stad , over zulk een uitmuntende daad van rechtvaardigheid. Eerlang kwam het bericht daarvan aan de Hooge Porte, wanneer hy door den Sultan tot den post van Cadi bevorderd werd; klimmende vervolgens, by trappen, tot de waardigheid van Mufti, die het hoofd is, beide van den Godsdienst en het recht. U. M. M.  Bedenkingen over de onkuischheid , het over spel enz. als de heerschende ondeugden der tegenwoordige eeuwe toegeschikt , aan een jong' heer van fatsoen Uit het Engelsch overgezet. Mynheer, Ik staa toe dat het eenige, indien geene groote zwaarigheid inheeft, onze fatsoenlyke jongelingen te beschermen voor de hevige aanvallen, ondernomen door een' huisselyken vyand, tegen hunne deugd, ik meen hunne kuischheid. Werp my niet tegen dat het voor een' gezond' jongman onmoogelyk is kuisch te zyn. Men heeft 'er voorbeelden van, beide in de gewyde en ongewyde historie, en wel in zulk een overvloed, dat het onnoodig is enkelen daarvan by te brengen. De oorzaak is daarin gelegen , dat de jeugd zich onreine gedachten en daaden inwilligt, zelfs van haare kindsheid af; en dan, dewyl de driften altoos sterker worden wanneer zy geen' tegenstand ontmoeten, klaagt men dat het voor een' gezond' jongeling onmoogelyk is kuisch te leeven. Maar de Voorzienigheid heeft gezorgd het mogelyk te maaken, zélfs voorlieden van de sterkste gesteltenis ; en ik twyfel 'er geenszins aan , of daar zyn een groot aantal van goede Christenen, die hun gantsche leven in onthouding doorbrengen. Had of hebt gy geene moeijen< nichten, zusters, die gy gelooft dat zodanig leeven? Hebt gy nooit een' vruchteloozen aanslag gedaan op eene getrouwde of ongetrouwde vr«uw ? Hebt gy geene bekenden, die het zelfde hebben gedaan, en afgeweezen zyn , zelfs onder den laagsten rang des volks ? Maar gy zult my vraagen, waarom heeft de Voorzienigheid ons zulke sterke begeerten gegeeven, en de vervulling van dezelven, ten minsten buiten den gehuuwden staat, VI. Afd. XI, Deel. T ver-  266 BedENKINOEK OVER BE HEERSCiTENDS verboden? ,k antwoord, dat deeze zelfde «.j ge genegenheden , weiken de beide fexen tot ! ben , van den menfeh tot het ge in ie 'f*?**™ heb' ping, een v^-boo^^^" W de planting van de verfcheiden VerClfcnte zvn' tQt voort- to»^de4e^ïiïS?; 7" °nderfld dat ke sv klaagt en a 7 d ombroke» . over wel- o ee e' 'ovïrl notdzTakT"'52 en van kinderen, ^;fha eyk t0t het voortbrengen zou onze foort ^^££5^ ^ *» „ „p r_ . , s '-"•"-"'gviildigd zyn geworden, als Z ootfte t!MSen aa"fch«? Zo« niet de waereld ^z%^zvrreis ont,,eerd *~ wedergad:: ^^dfhf"* de grenzen van zyne geboden te bepaalen, die zo redelvl I*et; «0od^ voor het algemene w££ monden zyn dat wy ze , in meerder of minder gra d', ge üerkt z.en door de wetten van ieder land, en derzeivIrt houd ten mmften in gebruik vinden, waar d'eze • ebodon * mic.tfangen, of als zodanige bekend zyn * Indien gy de eerfte verleider van een meisje zyt dan Jebt g,- een fchakel gebroken in de keten der Vooïien" h d die nooit weder kan berfteld worden. Gy 5TZ ere "en r hir ^ "» «« ^^ mees¬ teres en welhgt van eene vrouw beroofd; gy hebt haar be roofd van haar eer, het luifterrykftejuweli h7kZ£r van eene vrouw; gy hebt haar beroofd va haa" r gn de waereld,- dewvl niemnn.i a\ a ^ s n met haar zal wi„e„^'L^r ^ "^"^ den vrede naa-ei'JSS' 1 ^ eunicientie , die nooit zal ophouden «r verwyungen te doen; gy hebt fchande gebrag op dezelve ftellen, als gy oP die van de uwe • en hoe waar»  ONDEUGDEN DER TEGENWOORDIGE EEUW. 267 Waarschynlyk is het dat zy tot het ondergaan van alle. deeze verscheidenheid van kwaad is overgehad, door de schoone belofte van onveranderde liefde die haar gedaan werden, terwyl men geen voorneemen had om ze te houden. Doch ik zal onderstellen dat alle verbindtenissen onderling zyn in acht genomen; dat is te zeggen, dat men het eens is in de volharding van een zondig leven Onderstel dan, zeg ik gy houd uw woord, en verlaat haar niet, en zy blyft u getrouw dan is het waarschynlyk dat kinderen het gevolg zullen zyn , welken uwe liefde tot dien graad zullen doen ryzen . dat het niet onmoogelyk is, of zy zal , bewust van haar oneerlyk zondig leven , u eindelyk trachten overhaalen haar te trouwen. Indien zy hierin slaagt, welk een sleep van kwaade gevolgen moet daar uit voortkomen? Schande voor uzelven, oneenigheid en misnoegen in uwe familie, onaangenaame schikkingen omtrent uw erfgoed, en wat niet al. Mist zy integendeel in haare onderneeming, dan ondergaat gy alle de ongemakken van het huwiyk zonder het hoofdvoordeel daarvan te genieten , naamelyk de ondersteuning van eene boezemvriendin , wier belang aan het uwe verbonden is; de omgang van eene getrouwe vrouw, en, door middel van haar, het waarnemen van uw huishouden , en de goede opvoeding uwer kinderen ; ja indien gy oud word, zult gy duizend maalen wenschen dat gy eene deugdsaame vrouw, uit eene braave familie, schoon zonder goederen, getrouwd had, welke gy vruchteloos ondernaamt tot uwe byzit te maaken. Maar gy zult my zeggen dat gy nooit eenige belofte deed dat gy nooit voorneemens waart om in deeze loevenswyze te Volharden, maar ten beboorlyken tyde u van uwe minnaares zult ontslaan en u in het huwlyk begeeven. en tevens voor haar zulke voorzieninge doen, dat zy ruimer in de waereld zal kunnen leeven, dan zy doen zoude indien gy haar nooit gekend had. Doch bedenk hieromtrent, in de eerste plaats, dat God T 2 u  268 Bedenkingen over de heerschende u kan roepen om rekenschap van dit gedrag te geeven in den vollen bloei en de uwer kracht jeugd en ten anderen kost gy nimmer weeten hoe voordeelig zy gehuuwd zou ander ? Gy kunt u op goede gronden verzekerd houden dat de man , dien gy haar bezorgt, haar nooit als eene deugdsaame vrouw zal achten: en zult gy niet voor de verzoeking bloot staan, van weder het gezelschap te zoeken van iemand die u eens zo dierbaar was; en zal zy door valsche begrippen van dankbaarheid bewoogen! u 'er niet in toelaaten? Zie rondöm u, op zulken uwer kennis op 't welk zy gemeenschap hielden met een vrouwpersoon op t welk zy verzot waren, en merk op, met wat moeielykheid hunne scheiding verzeld ging, voornaamelyk als er kinderen waren. Zien wy hen niet dikwyls van een laaggeboren, wrevele , hoogmoedige, uitspoorige meesteres, geduldig aanhooren, 't geen niemand van eene wettige vrouw zou verdraagen ? Het pleegen van hoerery is openlyk den oorlog te verklaaren tegen de deugd van de geheele ongehuuwde vrouwelyke sexe en het is niet omnogelyk dat gy hier somtyds den eersten verleider zyt en derhalven verantwoordelyk voor alle de kwaade gevolgen van zodanig te zyn. De Voorzienigheid heeft de dingen zodanig geregeld, dat, indien gy deeze wyze van uwe driften den toom te vieren opvolgt gy verzekerd kunt zyn van 'er, den eenen of anderen tyd,' uw ligchaamsgestel door te zullen benadeelen. Welk een aantal van oude, edele, ryke familiën, die besmettende koort sen, kinderpokken oorlogen en duizenderleie gevaaren overleefd hadden zyn hier door vernield geworden | En dit is de reden dat gy waarschynlyk naderhand deeze uitspoorigheid voor het verleiden der vrouwen van andere mannen zult willen verwisselen maar wat vreeslyk onderscheid is 'er tusschen de gemelde zonde van onmaatigheid en die van overspel! De  ONDEUGDEN DER TEGENWOORDIGE EEUW. 269 De grootste belediging, die een man kan aandoen aan een' ander' , is dat hy hem berooft van zyn leven, goeden naam of bezitting: ik zal niet zeggen dat elk man deezen liever zou willen verliezen, dan zyn bed geschonden zien; maar ik ben verzekerd, dat millioenen van mannen gevaar wegens alle drie willen loopen , in het wreeken eener belediging van deeze soort zo onverdraaglyk is het voor een' rechtschapen echtgenoot, dat 'er op dit zyn dierbaar eigendom inbreuk gedaan word : 't was om die reden dat de Joodsche wet alle andere beledigingen door boeten deed vergoeden, maar op deeze den dood stelde; en zelfs staat die nog niet gelyk met de misdaad. Onderstel eens dat kinderen van een' overspeeler met de waare kinderen van een' vader zyn goederen erven : wat is in staat om deeze laatsten vergoeding te doen erlangen? Maar men gaa zo ver niet, en stelle dat de kinderen van de vrouw allen des mans kinderen zyn. Word zulk een onwettige handel nochtans wel ooit gedreven, of de waereld krygt 'er vermoeden van; en indien de man 'er argwaan over opvat, met welk een' stroom van folterenden minyver word hy dan niet overstelpt? Wat geluk kan hy stellen in het bezit van een vrouw, wier genegenheden van hem zyn afgetrokken; een trouwelooze vrouw, een vuile overspeelster ? Wat hevige driften van wraak ontsteekt gy tegen uzelven en tegen haar ? Eeuwige vyandschappen , vergiftigingen, bloedige moorden, zyn dikwyls, van de vroegste tyden af, de afgryselyke gevolgen van deeze zonde geweest. Voeg hier by het laage bedrog dat gy moet pleegen, de bedriegelyke maatregels die gy moet volgen, om uwe snoode oogmerken te bereiken. Gy zult zekerlyk eene verraaderlyke kennis, indien geen vriendschap, met den man onderhouden, en, onder zyn herbergsaam dak schuilende, terwyl gy hem de yverigste betuigingen van vriendschap. doet, bezig zyn te overleggen hoe gy hem de grootste belediging zult toebrengen. Kan 'er by moogelykheid iets onrechtvaardigers bedacht worden? Kan iets u laager , on t 3 , dank-  270 Bedenkingen over de heerschende dankbaarer of verachtelyker in de oogen van denkende redelyke menschen doen voorkomen? En welk eene gedaante gy moet hebben in het gezicht van God, laat ik uzelven beoordeelen. Welk een afgryselyk voorbeeld geeft gy daarenboven aan de jongelingschap van de eeuw ! Hoe veele van onze oude geslachten zyn uitgestorven die zich niet in 't huwlyk durfden begeeven , uit vreeze van de vrouwelyke ongetrouwheid ? En ofschoon 'er veele deugdsaame vrouwen zyn, en, ongetwyfeld , zullen blyven zo lang de waereld duurt, wenschte ik echter dat 'er een wet was te maaken, die op het overspel den dood stelde in eene vrouw, op wie of op wier kinderen eenige bezitting moest overgaan: en voor den man een boete gelyk aan het erfdeel van alle de jonger kinderen van den beledigden persoon. Dit zou eene nadere voldoening weezen , dan die door de wetten, welken by ons in stand zyn, word toegeweezen; en , dewyl 'er geen uitzicht is, dat godsdienst en opvoeding, in den staat waarin dezelven tegenwoordig zyn die uitwerking zullen hebben, zie ik geen ander middel overgelaaten om de waereld te verbeteren. De jeugd van beide sexen is, van natuure schaamachtig en beschroomd ten aanzien van ontuchtigheid. Wat heeft hy te verantwoorden, die de eerste verleider is! Maar wanneer de lusten van het vleesch eens volkomen de overhand op ons verkreegen hebben, dan vervoeren zy ons tot boven de natuur; en met haare aandrift niet te vreden, scherpen wy onze begeerten en worden vernuftig in onze lusten. En belangende de voorschriften van den Godsdienst, die rechtstreeks tegen de ontucht gekant zyn, kende gy ooit iemand, dre zich gantschelyk aan de lusten van het vleesch overgaf', en geen Deïst was, of een' Deïst wilde schynen? Of kende gy ooit een' openbaaren Deïst, die zich niet gantschelyk overgaf aan zyn lusten? Kunt gy geen schoone vrouw aanzien , zonder haar met owe oogen te verslinden zonder dat uwe lusten tot haar uitgaan? Is het zodanig met u gesteld omtrent elk schoon land-  ONDEUGDEN DER TEGENWOORDIGE EEUW. 271 landgoed paard of huis dat onder uw gezicht komt? Begeert gy alles waarin gy behaagen vind , en besluit gy van dat oogenblik, om van alle bedriegelyke en onrechtvaardige middelen gebruik te maaken, ten einde den wettigen bezitter eigendom van zyn te berooven? Zoud gy geen afgrysen hebben van den man die zulks bestaan wilde ? Gy moet u behoeden voor zulke verzoekingen, en bunnen eersten aanval tegenstaan Indien gy haar den minsten voet geeft, zullen ze op u aandringen : het is een gemaklyken doorgang van het oog tot het hart: gy moogt uw reden te hulp roepen en de meeste andere verzoekingen onder de oogen zien maar vluchten is het zekerste middel om deeze te overwinnen • en om die reden doet de wyze aartsbisschop van Kamerryk, Mentor zyn' Telemachus van de style rots in zee storten, als het zekerste middel van redding, toen hy hem in gevaar vond van te bezwyken voor den aanslag die op zyne kuischheid gemaakt was. _ Gy onderhoud een vtouwspersoon, en zondags, in de kerk zynde, bid gy God u de genade te bewyzen en u te bewaaren voor de zonden van hoerery: dit is aan het verkeerde einde begonnen; dit is God te verzoeken, te bespotten; 't is het toppunt van vermetelheid. Gy behoorde te beginnen met zyne genade over u aftesmeeken tot het neemen van een oprecht besluit om haar te laaten vaaren, en haar nooit weder te zien: neem dit besluit met al de kracht van dien vryen wil, dien God u heeft gegeeven; vertrouw de uitvoering niet aan uzelven, maar belast 'er een oprecht' ervaaren vriend mede om u van haar te ontslaan; en werp u dus van de rots af met Telemachus. Indien het overwinnen van uwe driften u ernst is, dan moet gy met het oefenen van zelfsverzaaking in geringe zaaken beginnen. Hy, die van zyne nieuwsgierigheid niet maakt meester te blyven, door te weigeren ingeleid te worden by een schoon jong vrouwspersoon van slecht gerucht, zal naderhand zichzelven zo verre niet weeten te weêrhouden, dat hy haar niet heimelyk alleen gaat bezoeken , T 4 waar-  272 Bedenkingen over de heerschende waarvan het gevolg zeer gemaklyk is te voorzien. Maar daar is eene soort van manspersoonen, die met een geringen voorraad van gemeen vernuft en kwinkslagen hun best doen , om by alle gelegenheden het, huwelyk in de uiterste verachting te brengen, noemende hetzelve een leevenstand die geschikt is voor slaaven, en voor lieden van een bekrompen geest. Zyn het deezen die voorgeeven het welzyn van de waereld, de wetten van hun vaderland, en de voortplanting van hun geslacht op een' beteren voet te vestigen? Ik bid u, wie zyn ze toch? Zyn zy zodanigen, als gy, of eenig verstandig man, in andere zaaken van gewigt zoud raadpleegen ? Zyn zy zodanigen die een karakter in de waereld gevestigd hebben, als zynde lieden van doorzicht, gezond oordeel en bescheidenheid Ik geloof het tegengestelde. Waarom wilt gy dan uzelven berooven van het hoofdvoorrecht van een' mensch 't welk is voor hemzelven te oordeelen; en uw reden slaafachtig onderwerpen aan deeze bedriegelyke redeneerders die, den tyd hebbende laaten voorby gaan van te huuwen, en zich op eene behoorlyke wyze in de waereld te vestigen, door hun gesnap anderen in de zelfde verachtelyke gesteltenis trachten te brengen, van een oude onverbeterlyken alleenlooper te zyn, die in de waereld schynt geleefd te hebben totdat hy 'er niets meer te doen heeft,' en die men gevolglyk denkt zyn goed nutteloos te bezitten , naar 't welk een nicht of neef wacht, om 'er meer genot van te hebben, en beter gebruik van te maaken. Maar de vrouwen zyn het, tot welken wy ons voornaamelyk moeten vervoegen, om een geneesmiddel tegen dit kwaad te verkrygen. Ja, gy, ô schoone Juffers, zyt het die het werkelyk in uwe magt hebt, om de waereld, ten opzichte van deeze byzonderheid, te verbeteren - want zo gylieden onze oneerlyke onderneemingen niet aanmoedigden, zou er geen ontuchtig man kunnen weezen; cn gy zoud hierby grootelyks uw rekening vinden, dewyl het u een veel ruimer keur van echtgenooten zou geeven. Hoe veele oude vrys t rs  ONDEUGDEN DER TEGENWOORDIGE EEUW. 273 ters zyn in dien staat gekomen, door het gedrag van een bedorven lichtvaardige vrouw ? Eenige weinige wellustige vrouwen, door haar' opschik de jonge knaapen tot zich te zien trekken, en een halve stad aan haar snoer te binden, behoort de verontwaardiging van ieder deugdsaame vrouw gaande te maaken : maar omdat de zot van een man lydelyk is; omdat zulke vrouwen op de daad niet verrast zyn, blyven zy in aanzien; men bezoekt, men verkeert met haar, in 't openbaar en afzonderlyk. Het is zekerlyk eene uitmuntende schikking van de Voorzienigheid, dat uwe sexe van natuure behoedsaamer schuuwer, argwaanender en ingetoogener is; dan de onze; 't welk ongetwyfeld geschied is om beter tegen onze onderneemingen op uwe deugd behoed te zyn; en dit is zekerlyk, in evenredigheid, voor u des te noodzaakelyker, omdat, indien gy u vergrypt, het gevaar dat gy loopt grooter is. Een vrouw, derhalven, die alle aandoening van schaamte verlooren heeft , ieder jongeling van goed voorkomen tot zich te zien lokken ; gebruik maakende van, of genoegen toonende over alle vuile dubbelzinnigheden, of zich uitdrukkingen laatende ontvallen , die tot aanmoediging van onwettige begeerten dienen, is rechtstreeks strydende met die innerlyk zedigheid, welke byna eene onderscheiding der beide sexen is, en word eene onnatuurlyke daad. 't Is waar, dat, gelyk dezelfde natuur ons onderneemender van aart heeft gevormd. (want wy worden altyd ondersteld de aanvallers te zyn,) zo spoort zy u aan , om door voorkomen en tooi onze eerlyke aanzoeken te noodigen; en, schoon ik denk dat weinigen hiertoe aanmoediging behoeven, is het een pligt, die alle ongehuwde aan haarzelven verschuldigd zyn: maar wanneer dit verlokkend gedrag eenmaal deszelfs deugdsaam oogmerk bereikt heeft, en gy uw keuze door het huwlyk verklaard hebt, onder wat voorwendsel volhard gy in het gebruik maaken deezer verbindende middelen omtrent iemand buiten uwen wettigen man?. T 5 Ze-  Bedenkingen ovrr de heerschende Zeker, bedenkt niet gy dat de eer van eene vrouw in kuischheid bestaat, gelyk die van een' man in moed Zal ik my nu by eenige gelegenheid wel zodanig gedraagen. dat. ik er reden door geef om mijn moed in twyffel te trekken ? Zal ik verkiezen dat 'er in 't minsten aan getwyfeld worde? Zal ik myn leven niet waagen, indien 'er aan getwyfeld word, om het tegendeel te bewyzen? Hebben niet duizend en tien duizend zo gedaan? Evenwel, gy Juffers vind, nadat gy getrouwd zyt, en geene eerlyke voorgeevens kunt inbrengen om u by onze sexe te doen opmerken, gy, zeg ik, vind geene zwaarigheid om u zulke bevalligheden bytezetten, als waardoor gy zichtbaar' doet blyken, dat uw oogmerk is om de oogen en harten van allen die u beschouwen tot u te trekken. Gy tracht van alle jongelingen, die u ontmoeten, minnaars te maaken; veroorloft vryheden, die alleen voor uwe mannen behooren bewaard te worden; ontfangt bezoeken van onderneemende mannen op ongelegen uuren; verkeert met hen zonder getuigen van uwe daaden; en wend , eindelyk, oneindige moeite aan , om de waereld te doen gelooven ten minsten om haar te doen vermoeden , dat gy niet deugdsaam zyt. Ik heb dikwyis myzelven trachten te overreeden dat dit gedrag niet volstrekt misdaadig, maar alleen onbetaamelyk was, als zynde een uitwerksel van die begeerte om te behaagen,welke by u tot een heblykheid was geworden, en wettig en pryswaardig vóór uw huwlyk was; maar by strikter onderzoek heb ik doorgaans myzelven bedrogen gevonden; en dat de waarheid deeze was: Glorizucht naamelyk ten aanzien uwer meeste verwonderaars; maar die eindelyk , tot den hoogden graad van misdryf vervalt, met betrekking tot uwe eigenlyke gunstelingen. Is dit het gedrag van eene vrouw, wier belang het zelfde met dat van haaren man behoort te zyn? Die zyn tweede eigenzelven moet weezen; „ Been van zyne beenen en vleesch van zyn vleesch?" Of gelykt dit naar die  ondeugden DER TEGENWOORDIGE eeuw 275 die schoone beschryving, welke koning Salomon ons van eene deugdsaame huisvrouw? ten voorbeelde gegeeven heeft Of gelykt het zelfs wel naar de deugd der heiden sche vrouwen, van welken de dichter Horatius gewaagt? De minnaars vorderen daar, tot huwlyksgoed, de deugd van den vader, en den onbevlekten naam van de maagd , die nooit bestaan zal den huwlyksband te breeken. Een af gryselyf misdryf! welks straf de dood is. HET LEVEN WEL GEBRUIKT WORDENDE, IS GENOEGSAAM TOT ALLE OOGMERKEN. Incipe. Vivendi recte qui prorogat horam , Rusticus expectat dum destuat omnis : at ille Labitur & labetur in omne volubilis aevum. HORAT. Een van de poëeten der oudheid, op eene onredelyke wyze misnoegd over den tegenwoordiger, staat der dingen, dien zyn stelsel van begrippen hem noodzaakte in de ergste gedaante voor te stellen , heeft wegens de aarde opgemerkt , dat derzelver grootste gedeelte overdekt is door den onbewoonbaaren oceaan; dat van het overige een deel belaaden is met naakte bergen, en een ander verlooren onder dorre zanden; sommige streeken geschroeid door onverdraaglyke hitte, en sommigen versteend door eeuwige vorst zo dat 'er slechts eenige oorden overblyven tot het voortbrengen van vruchten , tot weiden voor het vee, en de behoeften van den mensch De zelfde aanmerking kan overgebragt worden op den tyd die ons tot onzen tegenwoordige staat vergund is. Wanneer wy 'er van afgetrokken hebben all' wat er de slaap van verzwelgt, all' wat onvermydelyk aan het vervul-  276 Het leven wel gebruikt ; versierselen van het leven of in beurtwisseling van gen kunnen wezenlyk meester te zyn dat wy volstrekt naar onze eigen verkiezing kunnen doorbrengen veele van onze uuren Zyn verlooren in een' omloop van geringe zorgen in eene geduurige wederkomst van de zelfde bezigheden; veele van onze voorzieningen tot gemak of geluk zyn altoos door den tegenwoordigen dag uitgeput en een groot deel van ons bestaan dient tot geen ander oogmerk dan om ons tot genieting van het overige in staat te stellen Redelyker wyze mag men verwachten dat wy omtrent de weinige oogenblikken, die aan onze eigen beschikking ons zyn overgelaaten, zo zuinig zullen te werk gaan dat wy er ons geene van laaten ontslippen zonder eenige ver goeding en misschien zou men dan kunnen ondervinden dat gelyk de aarde hoe zeer door rotsen en wateren verkleind nochtans in staat is om meer voortebrengen dan alle derzelver bewooners kunnen verteeren ons leven, schoon veel verëngd door toevallige beperkingen en onvermydelyke vorderingen, ons echter een groote ledige ruimte uitlevert tot het oefenen van onze reden en onze deugd; dat ons geen' tyd maar vlytigheid ontbreekt tot het uitvoeren van groote zaaken en dat wy veel van hetgeen ons vergund is verkwisten door te denken dat het zelve schaarsch en niet toereikende is. Deeze van natuure noodzaaklyke snippering van ons leven is het mogelyk die ons onaandoenlyk maakt voor de achterloosheid met welke wy dulden dat zy voorby flip- pen  GENOEGSAAM TOT ALLE OOGMERKEN. 277 pen wy merken ons nooit aan als op eenmaal in 't bezit Van genoegzaamen tyd tot volvoering van eenig groot ontwerp, en derhalven geeven wy ons aan toevallige tydkortingen over Wy oordeelen het niet noodzaaklyk rekening te houden van eenige overtollige oogenblikken die, hoe zy ook doorgebragt worden, weinig voordeel konden aangebragt hebben , en die bloot stonden voor duizend toevallen van stooring en hindernis. Het is aanmerklyk, dat, het zy van natuure of door gewoonte, onze verstanden geschikt zyn voor denkbeelden van zekere uitgestrektheid , aan welke wy groote dingen door verdeeling , en kleine door samenhooping , gelyk maaken. uitgestrekte oppervlakten kunnen wy alleen beschouwen, zo als de deelen op elkander volgen; en stofdeeltjes kunnen wy niet verneemen, voor dat zy in hoopen vereenigd zyn, Dus breeken wy de groote perken van den tyd in eeuwen en jaaren; en dus, toen wy het beloop van oogenblikken wilden weeten, moesten wy dezelven tot dagen en weeken samenvoegen. De spreekwoordelyke orakels van onze spaarzaame voorouders hebben ons onderricht, dat de noodlottige verwoesting eener bezitting door kleine uitgiften veroorzaakt word, door het verkwisten van sommen, die, op zichzelve, te gering zyn om onze behoedzaamheid wakker te maaken, en die wy ons nimmer verledigen by elkander opterekenen. Van de zelfde soort is de verkwisting des levens; hy, die naderhand met genoegen op verloopen jaaren hoopt te rug te zien, moet de tegenwoordige waarde van enkele minuuten leeren kennen , en trachten voor te komen dat 'er geen tyddeeltje nutteloos voorby gaa. Het is gewoonlyk, dat zy, die tot het beoefenen van eenige studie, of het verkrygen van eenige bekwaamheid geschikt worden, zich zodanig beschouwen, als of men van hen vorderde dat zy den gemeenen loop van hun gedrag zullen veranderen, alle bezigheden laaten vaaren, alle vermaak buiten sluiten , en hunne dagen en nachten aan oplettendheid toewyden. Maar. al-  278 Hee leven wel gebruikt; alle gemeene graaden van uitsteekendheid zyn voor geringer prys magtig te worden; hy, die met standvastigheid en ernst aan eenige weetenschap of taa!, die tusschenvakken van ledigen tyd, welken in de drukste verscheidenheid van vermaaklykheden of bezigheid gemengd zyn, besteed, zal alle dagen zich door nieuwe straalen van kennis verlicht vinden, en ontdekken hoe veel meer 'er te hoopen is van menigvuldigheid en volharding, dan van heftige poogingen en schielyke begeerten; poogingen ; die wel haast zullen verslappen. wanneer zy zwaarigheid ontmoeten, en begeerten, die, wanneer zy ingevolgd zyn, te dikwyis het gezag der reden zullen afschudden , en, op eene grillige wyze, van het eene voorwerp tot het andere zwerven. De geneigdheid om alle gewigtig ontwerp tot een' ledigen tyd te verschuivcn, en tot een' staat van rust en bedaardheid, komt doorgaans voort uit eene valsche waardeering van de menschelyke vermoogens. Indien wy deeze reusachtige en verbaazende verstanden uitzonderen , die men zegt dat een stelsel op de bloote beschouwing begrypen , en voortstreven van den eenen reeks van besluiten tot den anderen, zonder geregelde slappen van tusschen beiden liggende voorstellen , zo maaken de gelukkigst voortgaande studenten hunne vorderingen in kennis door korte vluchten, tusschen ieder van welken het verstand kan uitrusten. Tot iedere enkele daad van voortgang is eenkorte tyd genoegsaam; en het is alleen noodzaaklyk, dat wy, wanneer dien tyd ons verleend word, denzelven wel besteeden. Weinige gemoedsgefteltenissen zyn geschikt om lang aan sterke en arbeidsaame overdenking bepaald te blyven; en wanneer eene gelukkige verovering van kennis volbragt is, verfrischt de student zich met de beschouwing van 't geen hy in zyn magt heeft gekregen, en onthoud zich van eene andere onderneeming , tot dat de nieuwverkregen waarheid hem gemeenzaam is geworden, en zyn nieuwgierigheid hem voortprest tot versche voldoeningen. Het zy de  genoegsaam tot alle oogmerken. 279 de tyd van tusschenpoozing word doorgebragt in gezelschap of in eenzaamheid; in noodzaaklyke bezigheid of in vrywillige vermaaken, het verstand is op gelyke wyze van het voorwerp van onderzoek afgetrokken; maar mogelyk indien het e rug gehouden word door bezigheden die dat het met meer wakkerheid weminder aangenaam zyn, derkeert tot zyn studi, dan wanneer het zat gemaakt is door denkbeeldige vermaaken, en overlaaden door de onmaatigheid van toepassing. Hy die niet mismoedig begeert gemaakt te worden door ingebeelde onmooglykheid , kan somtyds zyne bekwaamheden versterkt vinden door de noodzaaklykheid van dezelven maar by korte poozen te werk te stellen, even als een stroom in zyn' loop sneller gemaakt word, door zyn kanaal te vernaauwen. Uit eene oorzaak als deeze is het mogelyk voortgekomen dat, onder diegeenen, welken niet weinig tot de bevordering der geleerdheid hebben toegebragt, veelen zich hebben doen uitmunten in weêrwil van beletselen, die uiterlyke omstandigheden hen in den weg konden brengen in 't midden van 't rumoer der bezigheden, de ongemakken der armoede , of de verstrooijingen van een' zwervenden en ongevestigden staat. Een groot deel des levens van Erasinus werd by. aanhoudendheid in reizen en trekken versleeten; kwalyk voorzien van de goederen des geluks. en gevoerd van stad tot stad , en van koningryk tot komhgryk door de hoop op begunstigers en bevordering, een hoop die hem altoos vleide en altoos bedroog, vond hy echter middelen, door een onbezweeken standvastigheid en eene vlytige aanwending van die uuren, welken, in het midden van de rustelooste werkzaamheid, onvervuld overblyven, om meer te schryven, dan een ander in de zelfde omstandigheid zou gehoopt hebben te leezen. Door behoeftigheid gedwongen tot het maaken van opwachtingen en het doen van verzoeken, en zo wel ervaaren in het gemeene leven, dat hy de volmaakste uitbeelding van de zeden zyner eeuw tot ons heeft overgebragt , vereenigde  280 Het leven wel gebruikt, enz. hy met zyn kennis van de waereld zulk een boekoefening, dat hy altoos in den eersten rang der letterhelden zal plaats houden. Hoe deeze vordering verkregen werd heeft hy genoegsaam te kennen gegeven, door ons te berichten, dat de Lof der zotheid , een zyner vermaardste werken ' door hem op den weg naar Italië werd saamgesteld; ne totum illud tempus quo equo fuit insidendum, illiteratis fabulis tereretur, opdat de uuren, die hy verpligt was met paardryden doortebrengen , niet weg gehotst zouden worden zonder eenig nut ten aanzen der letterkunde. Een Italiaansch wysgeer drukte in zyn zinspreuk uit ' dat tyd zyn landgoed was; een landgoed, inderdaad, dat niets zal voortbrengen zonder bebouwd te worden, 'maar dat altoos den arbeid der vlyt overvloediglyk zal betaalen, en doorgaans de uitgestrekste begeerten zal voldoen, indien men verhoed dat geen gedeelte door onachtsaamheid woest blyft liggen, niet door schadelyke planten overloopen, of meer tot vertooning dan nuttig gebruik aangelegd' wordi R. E. M:  PLATO. Uit het Fransch van een Genootschap Geleerden. Plato was de zoon van Aristo, en het opperhoofd van de sekte der Akademisten; hy werd te Athenen uit een doorluchtig geslacht geboren. Hy telde koningen onder zyne voorzaten en stamde aan de zyde zyner moeder, van Solon af. Hy stierf 348 jaaren voor Christus geboorte in den Ouderdom van 81 jaaren. Deeze Philofooph besteedde zyne eerste jaaren in de oeffeningen van de worstelkonst in die der schilderkonst , der muzyk, welspreekendheid en dichtkonst. Maar hy bediende zich alleen van het bevalligste dat de fraaije konsten bezitten, om er de philosophie mede te bekleeden , en haar nieuwe bekoorlykheden te geeven. Hy putte uit Homerus, als uit een overvloedige bron, die bloemryke uitdrukking ,welke hem den welspreekendsten van alle philosoophen maakte De Attische styl, die onder de Grieken , ten aanzien van den styl, het eêlste en uitgelezenste was , heerscht in alles wat hy geschreven heeft. Wanneer Aristo en zyne vrouw, zeggen de hiftorieschryvers in het leven van Plato aan de Muzen op den berg Hymetta offerden , lag Perictoné den jongen Plato tusschen de myrthen neder; men. vond hem na de offerhande weder, door een' zwerm byen omringd, waarvan eenigen om zyn hoofd vloogen, en anderen zyne lippen met honig besproeiden : dit is een vernuftig verdichtsel om de lieflykheid der welspreekendheid van Plato aan te duiden. Deeze zoon der Wysbegeerte, gelyk Lucianus hem noemt, was arbeidzaam , gemaatigd, ingetoogen, staatig in zyne redenen en handelwezen, geduldig, gemeenzaam, en met toegeevendheid voor de gebreken der menschen vervuld Plato was overreed dat een waar philosooph de deugd voornaamelyk door zyn gedrag leeren moet , en VI. afd. XI. Deel. ' V  282 Plato, de Philosooph. dat de menschen meer voorbeelden dan grondregels noodig hebben. Deeze Wysgeer nam Heraclides tot zynen leidsman in de Natuurkunde, Pythagoras in de Overnatuurkunde, en Socrates in de Zedekunde. Als leerling van Socrates erkende hy twee soorten van wezens, God en de mensch waarvan het eerste door zynen aart bestaat en het andere zyn beftaan aan een' schepper verschuldigd is. De waereld was, volgens zyn gevoelen, geschapen de voornaamste wezens die haar uitmaaken bepaalen zich aan twee klassen : de starren behooren tot de eerste, en de goede en kwaade geesten behooren tot de tweede. Het Opperwezen, 't geen het bestuur over deeze tusschenkomstige starren heeft , is onligchaamelyk, eenig in zyn soort goed, volmaakt, almagtig en rechtvaardig; hy bereid voor de goeden belooningen in een ander leven, en straffen voor de boozen. Diegeenen, voegt 'er Plato by, bezondigen zich tegen de' Godheid, welken haar bestaan ontkennen; of die hetzelve erkennen, maar te gelyk staande houden, dat zy zich over de zaaken van deeze waereld niet bekommert; of eindelyk welken denken dat men haar ligtelyk door offerhanden verzoent: 't geen drie gevoelens zyn die men als even schadelyk beschouwen moet. Uit een diergelyk stelsel moet noodzaakelyk eene zuivere zedekunde voortvloeijen. Inderdaad, zegt de Abt de Fleury, daar is geen zedekunde zuiverer dan die van Plato, wat de belangloosheid, verachting der rykdommen, liefde tot zynen evennaasten en het algemeene welzyn betreft; niets is edeler ten opzichte van de standvastigheid van gemoed, verachting der wellust smarten, menschelyke gevoelens, en de liefde tot het waare vermaak. Een diergelyke zedekunde was ongetwyffeld de beweegreden om welke de eerste kerkvaderen zich in de philosophie van Plato zorgvuldig oeffenden. Wanneer deeze philosooph, in zyne Republiek, zynen denkbeeldigen rechtvaardigen afmaalt, die, met alle de schande der misdaad overdekt , alle belooningen der deugd waardig is, zo  plato de philosooph 283 zo schynt hy jezus christus te willen afbeelden. Hierom zegt clemens van Alexandrien, in zyne stromaten dat deeze philosophie van Plato, schoon menschelyk, den Grieken gediend heeft om hen tot het Euangelium voor te bereiden, op de zefde wyze als de Wet den Hebreen. wy zyn nooit behaaglyker aan de Natuur , dan op het oogenblik dat -wy geboren worden; en, om over de kundigheden van Plato te oordeelen in de weetenschappen die Van de ondervinding van den mensch en van den voortgang van het menschelyk verstand afhangen , zou men den tyd moeten opklimmen in welke deeze philosoophgeleerd heeft, en zich op de plaats moeten overbrengen Maar het zal altoos waar zyn, dat een man, die niets meer van de overnatuurkunde of Natuurkunde weet, dan het geene men in de schriften van Plato vind, weinig kundigheden van deeze weetenschappen bezitten zal. Zyne Staatkunde is beter dan zyne Overnatuurkunde; maar hoe veel harsenschimmige en onuitvoerlyke denkbeelden vind men niet in zyne Republiek? Zyne lessen kunnen een philosophiesch vorst vormen, maar nooit een groot koning. Alle de werken van deezen doorluchtigen man, behalven de twaalf brieven die wy van hem hebben , zyn by wyze van samenspraaken opgesteld. Niemand heeft ooit de plaats van het tooneel met meer verscheidenheid gevestigd. Hy geeft aan ieder' van zyne persoonen een karakter, hetgeen hen byzonder eigen is; en door eene vernuftige aaneenscha- keling van vraagen die natuurlyk uit elkanderen voorvloe jen, brengt hy hen om alles toe te stemmen , of liever doet hen zelf zeggen, 't geen hy hen bewyzen wilde Zyn styl is een midden-soort tusschen proze en poëzy, en levert voorbeelden in allerleie soorten van welspreekendheid op. Hierom noemde hem Socrates, de leermeester van Plato, nooit anders dan de zwaan van de Akademie. De Akademie was een oeffenplaats, die met boomen omringd Was. en aan het uiteinde van eene der voorsteden van Athenen lag, en dus naar zekeren akademus of V 2 eca-  284 Plato, de Philosooph Ecademus, een Atheensch' burger, die 'er eigenaar van was genoemd werd. Het was op deeze plaats dat Plato en zyne leerlingen hunne vergaderingen hielden om over philosophische stoffen te handelen': dit is de oorsprong van den naam Akademisten dien men aan de Philosoophen gegeeven heeft, welken de leer van Socrated en Plato volgden Deeze leer en die van Aristoteles waren in zeker opzich twee godsdiensten , die door de menschen beleden werden tot dat zy door zuiverer licht bestraald werden, Plato had geen middelen Verzuimd om zyne kundigheden te vermeerderen Hy reisde door Egypte, om voor te trekken deek van de verlichtingen der priesteren van dat land van die der beroemde en mannen in allerleie weetenschappen welken het in dien tyd voortbragt. Hy doorreisde Groot-Griekenland, om met de drie beroemdste Pythagoristen van dien tyd te spreeken, en stak naar Siciliën over, om de wonderen van dat eiland, en vooral de ontbrandingen van den berg Etna te zien Plato mengde zich niet in de openbaare zaaken, maar hy brag echter de staatkundige genootschappen geen minder nut toe met verstandige en deugdzaame regenten voor dezelven aan te kweeken. Vermits Dion, Python en Heraclides in zyne school geleerd hadden de tyranny te vervloeken, zo was de eerste diegeen welke Siciliën daarvan bevrydde en de beide anderen verlosten 'er Thraciën van Dionys de tyran, noodigde hem aan zyn hof, en Plato het zich door zyne aanhoudingen overhaalen, in hoop dat hy tot het geluk der Syracusers zou konnen medewerken; maar de pluimstrykery stelde zich tegen den voortgang van de philosophie, en Plato keerde naar Griekenland met het verdriet weder, van geen tyran tot een' mensch te kunnen maaken, en met de vergenoeging dat hy onder de laffe vleijers niet leeven kon, die denzelven in een monster deeden ontaarden. By zyne terugkomst begaf hy zich naar Olympia, om aldaar de spelen te beschouwen. Hy was in een zelfde huis met eenige aanzienlyke vreemde lingen  Plato, de Philosooph 285 lingen geherbergd. Hy at met hen aan eene tafel, bragt met hen geheele dagen door, en leefde op een zeer eenvoudige en regelmaatige wyze , zonder ooit tot hen van Socrates of van de Akademisten te spreeken, en zonder hen iets anders van hem te doen kennen dan dat hy Plato genaamd was. Deeze vreemdelingen schatten zich gelukkig dat zy een' man ontmoet hadden, die zo zachtaardig , minzaam en van een' zo aangenaamen omgang was; maar, dewyl hy slechts van zeer gemeene zaaken sprak, zo dachten zy geenszins dat hy deeze philofooph was wiens roem zo veel geruchte maakte. Wanneer de spelen geëindigd waren, gingen zy met hem naar Athenen , alwaar hy hen in zyn huis ontfing; zy waren hier zo ras niet aangekomen, of zy persten hunnen gastheer om hen by den beroemden philofooph te geleiden, die den zelfden naam als hy droeg, en een leerling van Socrates was. Plato antwoordde hen , al glimlagchende : ziet bem hier. De verwonderde vreemdelingen , deeden zichzelven heimelyke verwytingen, dat zy allen de verdiensten van deezen grooten man niet onderscheiden hadden, door den sluijer van eenvoudigheid en zedigheid, waarmede hy zich bedekte , en verwonderden zich daardoor nog meer over hem. , Plato vond op zekeren dag een' van zyne leerlingen bezig met dobbelsteenen te speelen: hy berispte hem hierover De leerling verschoonde zich met te zeggen, dat hy slechts klein spel speelden. „ Maar, zeide Plato, schroomt „ gy de geneigdheid tot speelen niet, die gy door dit „ klein spel verkrygt?" Deeze Philofooph kon niet dulden dat men de Regeeringsampten voor geld verkocht. „ Dit is, zeide hy, even „ als of men op een schip iemand voor zyn geld stuurman of matroos maakte. Is het mogelyk dat deeze regel ]' kwaad is ten opzichte van alle andere bedieningen , " en alleen goed in de bestiering van een Republiek?" „De menschen, vervolgde Plato, zullen het geluk niet V 3 ken-  386 Plato, de Philosooph. kennen, zo lang de philosoophen niet heerschen, of dat die geenen, welken zonder eene soort van goddelyke ingeeving heerschen , geene philosoophen zyn " De deugd van een' staatkundigen bestaat, volgens Plato, hierin, dat hy zyne gedachten en daaden tot het welzyn der republiek richt. Hy onderscheidde twee soorten van driften; de woeste en verwoede driften, en de zachte driften. De wellust de droefheid en het medelyden behooren tot het getal van deeze laatsten; zy behooren tot de menschelyke natuur, en zy veranderen in geen gebreken, dan wanneer zy buitenspoorig worden. de woeste en verwoede driften behooren tot de menschelyke natuur niet; zy ontstaan uit de eene of andere byzondere ontaarding; een deezer is de haat tegen het menschelyk geslacht. Geef alles aan den mensch, uitgezonderd de deugd, en gy hebt niets tot zyn geluk medegewerkt. Hy bepaalde de vriendschap als een wederzydsche genegenheid , welke twee wezens even zorgvuldig doet zyn om elkanders geluk te bewerken; eene gelykheid, die op, de overeenkomst van zeden gegrond is , en 'er door bewaard word. Plato genoot eene bestendige gezondheid, en bereikte eenen hoogen ouderdom, 't geen de vergelding van zyne gemaatigde leevenswyze was. De Persische Mithridates richtte hem een standbeeld op, en een altaar voor Aristoteles. Men wydde door eene plegtigheid den dag van zyne geboorte, en sloeg muntspeciën met zyn beeldtenis. Men gaf zelfs eerbewyzen aan zyne geleerdheid, geduurende zyn leven. Wanneer de dichter Antimachus op zekeren dag een groot getal lieden byeen vergaderd had, om hen een dichtstuk voor te leezen, 't geen hy te samengesteld had, en ziende dat alle zyne toehoorders, uitgezonderd Plato, hem verlaaten hadden, zeide hy: „ Ik zal „ met leezen voortgaan, omdat Plato alleen een geheele „ gehoorzaal toehoorders opweegt," Men  PLATO, DE PHILOSOOPH. 387 Men heeft Plato den naam van Homerus der PhiloHy heeft de in verheven onderwer losophie gegeeven. de dichtkundige vervoeringen van pen die hy behandelt, betoonde hy deezen heldendichter. Op andere tyden een tweede Anacreon te zyn en speelde de liefde met Men kent de kleine dichtstukjes die hy voor Agathias te samenstelde. beste uitgave van de werken van Plato De is die van Serranus in 't Grieksch en Latyn, die in deelen drie in folio,en by Henri Etienne gedrukt is. Dordrecht 1770 C. P. V 4 Ge-  Gesprek tusschen Titus Vespasianus , en Publius Cornelius Scipio Africanus. Vertaald uit the Dialogues of the Dead, by Lord Lyttleton. TITUS. Neen ■ Scipio: ik kan u in dit geval myn plaats niet inruimen. In andere opzichten beken ik uw minder' te zyn, schoon ik keizer van Rome was, en gy Carthago gloriryker was dan de myne over Judea : maar boven u verheven achten, schoon uw onthouding en edelmoedigheid, ten aanzien van de Celtiberische schoone. uwe gevangene, zo hoog geroemd is geworden. SCIPIO. De Faam heeft dan geen recht aan uwe verdienste gedaan .- want myn bedryf heeft veel meer geruchts in de waereld gemaakt, en is het begunstigde onderwerp der welspreekendheid in alle eeuwen en alle landen geweest. TITUS. Zo heeft het .. , en in het byzonder heeft uw groote hisrorieschryver Livius alle de sieraaden zyner verwonderlyke rederykkonst besteed, om dit gedeelte uwer geschiedenis te verheffen en te verfraaijen Ik had ook een' groot historieschryver in Cornelius maar, Tacitus; het zy uit hoofde van de kortheid, die hy in zyne schryfwyze aart, waardoor hy, den hartstogt der liefde nooit gevoeld hebbende, het overmeesteren van denzelven eene te gemaklyke triomf oordeelde, om groote lofspraak te verdie nen,  Gesprek tusschen Titus en Scipio. 289 nen, hy heeft maar drie regels besteed om myne scheiding met Berenicé te boek te stellen; een scheiding echter , die my op meer pyn en grooter gemoedsbeweegingen te staan kwam, dan al de last en arbeid van den Joodschen oorlog. Scipio. Ik ben zeer verlangende om van uzelven de historie dier scheiding te hooren, en wat haar voor u zo hard en pynelyk maakte. Titus. Terwyl ik in Palestina, onder het opzicht van mynen vader Vespasianus, diende , raakte ik bekend met Bercnicé, de zuster van koning Agrippa , en die zelve een koningin in een deezer landen was. Zy was de schoonste vrouw van geheel Asie; maar zy had bevalligheden , die nog bekoorlyker waren dan haare schoonheid. Zy had al de inneemendheid en 't vernuft van Cleopatra, zonder van haare coquettery bennet te zyn. Ik beminde haar, en was bemind : zy beminde myn' persoon , niet myne grootheid. Haar tederheid , haar getrouwheid, ontstooken myn' hartstogt voor haar zodanig, en zy scheen myn achting zo waardig te zyn , dat ik overging haar eene trouwbelofte te geeven, Scipio. Wat hoor ik? Een Romeinsch raadsheer beloofde een koningin te trouwen ! Titus. Ik verwachte wel, Scipio, dat de klank van zulk eene verbindtenis uwe ooren hinderlyk zoude weezen. Maar bedenk dat Rome in myn' tyd zeer onderscheiden was van V 5 Ro-  290 Gesprek tusschen Titus Vespasianus Rome in uwen tyd. De republiek was werkelyk in eene monarchie veranderd. Onze keizers hadden wel inderdaad den tytel niet van koning, maar zy hadden de magt. De woeste trotschheid van onze aêloude republikeinsche raadsheeren had zich geboogen naar de gedienstige behaaglykheid van een hof. Waarom zoude ik onderstellen dat zy in dit punt volharden zouden onbuigsaam te zyn? Ik vleide my dat de bekoorlykheden van Berinicé, en nog meer haare deugden, een oud vooroordeel zouden overwinnen dat met langer op reden gegrond scheen te zyn; en dat ik myn vaderland zou overhaalen om de verkiezing, die ik gedaan had, goed te keuren, of ten minsten dezelve niet te doemen. Ik bleef in deeze hoop berusten, en zo deed ook Berinicé, tot den dood van myn' vader. By dit voorval was ik haar het Roomsche ryk , en (waar zy meer waarde in stelde,) myn hand schuldig, door myne verbindtenis. Scipio. Het Roomsche ryk schuldig aan eene Syrische koningin! Och Rome, hoe zyt gy gevallen! Vervloekt zy de naam van Octavius Caesar, die, door het verdrukken der vryheid de majesteit van de republiek zodanig verlaagde , dat zulkeen gedachte in het hart kon opkomen van een' dapperen en deugdsaamen Romein, ja, van een' der besten van die keizers, welken de Romeinen sedert hunne staatsverwisseling geregeerd hebben. Maar vond gy den raad en het volk zo slaafsch, hadden zy alle gevoel van hunne eer en waardigheid zo verre verlooren , dat zy zich naar uw' hartstogt voeden, en den grooten beschermgeest van Rome, en de oogen van hunne andere Beschermgoden, de ooren van Jupiter Capitolinus beledigden, met het gezicht van eene koningin eene Asiatische koningin, op den troon van de Caesars ? Titus. Geenszins; zy oordeelden van de zaak gelyk gy er  EN CORNELIUS SCIPIO AFRICANUS. 291 'er van oordeelt, Scipio; zy toonden hunne verontwaardiging en afgryzen over myn voorneemen. Te vergeefsch drong ik by sommigen van myne vrienden aan . die my het gevoelen van den raad en het volk voorstelden , dat eene Messalina, eene Poppaea, den troon van de Caesars veel meer ontëerde dan eene deugdsaame vreemde prinses. Hunne vooroordeelen waren onoverwinnelyk ; ik zag dat het voor my onmooglyk was dezelven te boven te komen. Nochtans zou ik myn gezag hebben kunnen gebruiken, om hunne morringen tot stilzwygen te brengen. Een milde gift aan de soldaaten, door welken ik met de grootste genegenheid bemind werd , zou my van hunne getrouwheid verzekerd hebben , en de raad en het volk zouden zich gedwongen hebben gezien, om zich naar myne neiging te schikken Bernicé wist dit, en smeekte my, met een' vloed van traanen , nog onweêrstaanelyker dan haare lonken, haare en myne gelukzaligheid niet op te offeren aan eene onbillyke vooringenomenheid. Zal Ik het u bekennen. Africanus? Myn hart beklaagde haar niet alleen , maar erkende het gewigt en de waarheid van haare redenen. Evenwel had ik zulk een afgryzen van het denkbeeld van tyranny; ik toonde zo veel hoogachting voor de gevoelens myner onderdaanen, dat ik besloot, my liever voor altoos van haar te scheiden, dan door dwang de wetten, ja zelfs de vooroordeelen van Rome, naar myn' wil te buigen. SCIPIO Geef my uw hand, edele Titus. Gy waart het keizerryk waardig; en Scipio Africanus eert uwe deugd. Titus. Myn deugd kan geen grooter belooning genieten. Maar, ô Scipio, denk wat myn hart moet gevoeld hebben , toen ik dat besluit nam, en toen ik hetzelve aan myne dierbaare, myne ongelukkige Berenicé mededeelde. Gy zaagt  292 Gesprek tusschen Titus Vespasianus de tegenstribbeling van Masinista wanneer gy hem noodzaakte zyne beminde Sophonisba over te geeven. Myn zelfsstryd was veel harder. Zy had hem verlaatan , om den koning van Numidie te trouwen. Hy wist dat haar heerschende hartstogt eerzucht, geen liefde was. Hy kon haar geen achting toedraagen , toen zy een' echtgenoot ver. liet, dien zy bedorven had, en die zyn kroon en vryheid voor het belang van haar 'vaderland en haarzelve had opgeofferd; toen zy, zeg ik, haarzelve aan hem overgaf den hoofdvyand van dien elendigen echtgenoot. Hy moest in spyt zyner liefdedrift, haar voor eene valsche, verachtelyke vrouw houden. Maar ik had achting voor Berenicé • zy was myne achting waardig. Ik wist dat zy het keizerryk van eene andere hand niet zou aanvaard hebben. Had ik een ampteloos man geweest zy zou my tot haar bed en haar' troon verheven hebben. Nochtans had ik de sterkte, ik zou byna kunnen zeggen , de hardheid van hart, om haar te zeggen, dat ik myn verbindtenis niet kon nakomen ; haar te bevelen zich van Rome te scheiden, van myn gezicht, voor eeuwig te scheiden! Wat was uw zelfsverwinning, in de Celtiberische gevangene aan haaren geliefden minnaar terug te geeven, by deeze vergeleeken? Inderdaad dat was geene overwinning. Ik wil de deugd van Scipio zo veel niet ontëeren, dat ik denken zoude, dat hy eenigen zelsftryd in zich gewaar werd, toen hy die daad verrichtte. Een vrouw, aan een' ander' verbonden, verbonden door genegenheid zo wel als door beloften, hoe schoon zy ook zyn mogte, kon in uw hart geene andere gevoelens verwekken, dan die van medelyden en vriendschap. Haar geweld aangedaan hebbende, zou een daad van beestachtigheid geweest zyn, die niemand dan een Tarquin had kunnen bedryven. Haar vast gehouden te hebben, zou wreed geweest zyn. Maar wanneer eene onderlinge liefde plaats heeft, wanneer het beminde voorwerp meer dan gyzelf lyd , dan er mede te scheiden , dit inderdaad is een zelfsstryd! Het is de hardste opoffering die een goed hart aan zyn' pligt doen kan. Sci-  EN CORNELIUS SCIPIO AFRICANUS. 293 Scipio. Ik beken dat het zo is, en staa u de palm af. Maar ik wil u wel belyden, Titus, dat ik nooit veel geweeten heb van de tederheid, die gy beschryft. Hannibal, Carthago, Rome het behoud van myn vaderland, de onderwerping van deszelfs mededinger, deezen vervulden myne gedachten, en lieten 'er geen plaats voor die zachtere aandoeningen. Ik hield de vrouwen voor tydverdryf: maar zy verbonden nooit myne ernstige oplettendheid. Ik doem uw aandoenlykheid niet; maar, wanneer ik gewoon was naar het kapitool te gaan om met Jupiter te spreeken, raadpleegde ik hem niet over zaaken van liefde. Titus. Indien eerzucht alleen myn ziel beheerscht had, gelyk ik geloof dat zy de uwe deed, zou ik mooglyk een grooter, maar ik zou nooit een deugdsaamer man geweest zyn, noch verdiend hebben bet vermaak van 't menschelyk geslacht genoemd te worden.  Omstandig bericht wegens het ongelukkig uiteinde van den beroemden oudheidkenner den abt Winkelman. ' Franciscus Arcangeli was uit geringe ouders geboren, naby de stad Pistoria, en werd tot een kok opgebragt, in welke hoedanigheid hy in een aanzienelyk huis te Weenen diende; zich aldaar aan een' grooten diefstal schuldig gemaakt hebbende, werd hy verweezen om vier jaaren in boeijens te arbeiden , en voorts buiten alie de Oostenryksche heerschappyen gebannen, nadat hy gezwooren had nooit weder in dezelven te zullen komen. Drie jaaren van zyne slaaverny verloopen zynde, wist hy vrienden te vinden, die ter zyner gunste te wege bragten dat hy van het vierde' jaar ontslagen werd, met uitdrukkelyken last echter om zyn banvonnis ter uitvoer te brengen; ingevolge daarvan verliet hy Weenen, en vertrok met zyne voorgewende vrouw, Eva Rachel, naar Venetie. In Augustus des jaars 1767, kwam hy niettegenstaande zyn' eed, binnen Trieste, met oogmerk om 'er zich neder te zetten ; maar naderhand van voorneemen veranderende , vertrok hy naar Venetie; doch in zyn verwachte aanmoediging aldaar zich te leur gesteld ziende, keerde hy in Mai 1768 naar Trieste te rug. Byna geheel van geld ontbloot, en maar slecht gekleed zynde , nam hy zyn intrek in een Voornaame herberg, waarschynlyk om den eenen of anderen reiziger te besteelen Na verloop van weinige dagen kwam de Abt Winkelman, van Weenen naar Rome trekkende, in de zelfde herberg aan , en werd in een kamer naast het vertrek van Arcangeli gehuisvest. Deeze omstandigheid, en dat zy te samen dagelyks aan de gemeene tafel aten, maakten hen het eerst met elkanderen bekend. De Abt gaf zyn verlangen te kennen, om met allen mogelyken spoed zyne reize voort te zetten , en Arcangeli tconde zich zeer yverig om hem daartoe eene gele gen-  Uiteinde van den abt Winkelman. 295 genheid te bezorgen, het welk de Abt zeer vriendlyk vond, en hem voor zyne diensten onbekrompen beloonde. Zyn vertrek echter vertraagd wordende, door toedoen van den schipper van het vaartuig, dat hem zou overvoeren, verzuimde Arcangeli geene de minste gelegenheid om zich by den Abt aangenaam te maaken; en hunne menigvuldige wandelingen , lange en gemeenzaame gesprekken , en de overboodige beleefdheid en oplettendheid van Arcangeli, by alle voorkomende gelegenheden, vermeerderde zodanig de achting, die de Abt voor hem had beginnen op te vatten , dat hy hem niet alleen, in den gemeenen loop van hun gesprek, deelgenoot maakte van de beweegredenen en den uitslag zyner reize naar Weenen, en de aanbiedingen die hem aldaar door de staatsdienaaren gedaan waren, maar hy gaf hem tevens bericht van de krediet-brieven die hy by zich had, de gouden en zilveren medailles, die hy van haare keizerlyke Majesteit had ontfangen, en, in 't kort, van alle de dingen van waarde, die in zyn bezit waren, Arcangeli toonde een groot verlangen om de medailles te zien, en de Abt was even gretig om zyne nieuwsgierigheid te voldoen ; maar. de schelm had zo dra de noodlottige munten niet beschouwd, of, zich aan de beweegingen van zyn ontaart gemoed overgeevende, besloot den bezitter te vermoorden en te besteelen. Verscheiden dagen verliepen echter eer hy zyn wreed voorneemên ter uitvoer bragt, geduurende welke tyd hy zich zo dienstvaardig en beleefd gedroeg, met betrekking tot den aart en gesteldheid van zynen nieuwen vriend, dat hy den Abt alle mistrouwen volstrektelyk benam , en werkelyk eene oprechte vriendschap voor hem had ingeboezemd. In den morgenstond van den 7den Juny, nadat hy beslooten had zyn bloedig voorneemen niet langer uittestellen, kocht hy een scherpgepunt mes, tot het werktuig van de uitvoering, en daarop naar het koffyhuis gaande, vond hy aldaar den Abt, die, als naar gewoonte, voor hem betaalde, en met hem in gesprek bleef, totdat zy zich beiden naar huis begaven om te middagmaalen. Na  296 Ongelukkig uiteinde van Na den maaltyd gingen zy te samen weder uit; maar 'de guit, een nieuw ontwerp beraamd hebbende, maakte ' zich op weg van den Abt af, en begaf zich elders om eenige ellen koord te koopen, met welken hy naar huis ging, en zich vervolgens naar zyn kamer begaf. Tot dat de Abt t' huis kwam, hield hy zich bezig met het strengelen van de koord tot een' strop, en deezen naar zyn genoegen voltooid hebbende, leide hy dezelve met het mes op een' stoel gereed. Kort daarna kwam de Abt in huis, en verzocht Arcangeli, gelyk zyn gewoonte was, by hem op 't avondeetcn. De blygeestigheid van den Abt, en de openhartige gulheid, met welke hy hem ontfing en behandelde , deeden in 't eerst den onverlaat wankelen, en de menschlykheid kwam zo ver by hem boven, dat zyn bloed koud werd, op de gedachten van zyn wreedaartig voorneemen, en hy had geen moeds genoeg om het ter uitvoer te brengen. Maar den volgenden morgen, op den 8sten van Juny, gingen zy te samen uit de herberg , en dronken koffy in liet gewoone huis ; nadat Arcangeli voorgewend had vruchteloos zyn best gedaan te hebben tot het huuren van een vaartuig, om den Abt naar Bagni te voeren, begaven zy zich weder naar huis, en ieder in zyn eigen kamer. Arcangeli trok toen oogenbliklyk zyn' rok uit (waarschynelyk om voor te komen dat dezelve met bloed besmet werd) en het ontbloote mes en de koord in zyn' kamizoolzak steekende, kwam hy dus in de kamer van Winkelman, die hem met zyne gewoone gulhartigheid ontfing, spreekende met hem over zyn reis en over zyne medailles; en thans op het punt van zyn vertrek zynde, noodigde hy den man, die oogenbliklyk zyn moorder stond te worden, op de hartelykste wyze te Rome, waar hy hem beloofde alle moogelyke hulp te zullen bewyzen. Vol van deeze vriendelyke gevoelens zette de Abt zich op zyn' stoel neder, waarop de moordenaar, die toen achter hem stond, ylings de strop hem over 't hoofd wierp, en denzelven vast trok. De Abt poogde met beide zyne handen de koord los te maaken, maar  den abt Winkelman. 297 maar de moorder wondde hem met zyn mes, dat reeds ontbloot was, op verscheiden plaatsen. Het worstelen werd daardoor heviger, en de laatste poogingen van het ongelukkig slagtoffer hielpen ze beiden op den grond; de moordenaar was echter de bovenste, en zyn mes van bloed rookende, nog in zyn hand hebbende, stootte hy hetzelve verscheiden maalen in de ingewanden van zyn' gewonden vriend. Het gerucht van den val, en het kermen van den Abt, bragten den kamerknecht van het huis in alärm, die schielyk de deur openende, getuige was van dit bloedig gevecht. De moorder, in de daad verrast zynde liet het bloedig mes vallen, en, slechts in zyn kamizool zynde, zonder hoed, met de borst open, en zyn hembd met bloed bedekt, ontvlugte hy uit de herberg. Met de koord om zyn hals, en zyne stroomende wonden, had de Abt nog krachten genoeg om op te staan, en zich , den trap af, eene verdieping laager, beneden in 't huis te begeeven, waar hy tegen de leuning staan bleef, en om hulp riep. Met medelyden aangedaan, schooten zy, die zyn gekerm gehoord hadden, tot zyne ondersteuning toe , en hem naar zyn kamer helpende, leidden zy hem te bedde, waar hy, geen hoop van herstelling hebbende, de sacramenten ontfing, en zyn testament maakten, nadat hy met eene heldhaftige standvastigheid en waare christelyke godvrucht veel had uitgestaan, zonder over zyn moorder te klaagen, maar hem oprechtelyk zyn misdryf vergeevende. blaazende hy zyn' laatsten adem uit, des namiddags omtrent vier uuren. Ondertusschen was de moordenaar, op het grondgebied van Venetië, ontkomen, vanwaar hy, zich aldaar niet veilig achtende , zyn' weg haar Pirano vervolgde, met oogmerk om zich in eenig schip te begeeven , dat zeilvaardig lag, evenveel naar wat plaats; maar dewyl men naar alle kanten postboden gezonden had, met eene beschryving van den moorder, vond hy zich aan alle zyden met gevaaren omringd. Nochtans middel gevonden hebbende om van VI. Afd. XI. Deel. X klee-  298 Uiteinde van den abt Winkelman kleeding te veranderen, begaf hy zich van den gemeenen weg en trok door bosschen en over bergen die hem onbekend waren totdat hy een' weg vond die naar Labiana loopt, en hy had Platina reeds bereikt, wanneer een trommelslager hem verkeerdelyk voor een neemende veroor- weglooper zaakte dat hy gevangen genomen werd. By zyn onderzoek niet in zynde staat om een voldoenend bericht van zich te geeven, en door de Overigheid van Aldesperg gedreigd zynde, bekende hy vrywillig den moord en werd dagen agt dat na denzelven hy had begaan, naar Trieste terug gevoerd, zwaar gekluisterd en met een sterke wacht voorzien. Hier werd hy verhoord en midaadig bevonden zynde zo wel volgens zyn eigen vely denis als de klaarste bewyzen werd hy door 's keizers recht ters veroordeeld om geradbraakt te worden, vlak tegen over de herberg waar hy den moord had  bedreven en dat zyn ligchaam ten zou gesteld toon worden op de gewoone ge aangekondigd en op den 20sten derzelve maand in alle van deszelfs eene punten ter uitvoer gebragt' in tegenwoerdigheid was byeen gevloeid. ontelbaare menigte, die daartoe van alle kanten Brieb  BRIEF VAN PHALARIS * AAN DE ATHEENERS , wegens den dood van Perillus uit het Grieksch overgezet. Wanneer Perillus, uw vermaarde beeldkonstenaar, zich hier bevond, deed hy aan verscheiden lieden geschenken van zynen arbeid; welken, naardien zy een' ongemeenen geeft vertoonden, zeer wel ontfangen werden. Wy deeden hem van onzen kant insgelyks veele giften , zo wel tot vergelding van de eere die ons door hem geschiedde, in het vertoonen van zyne uitmuntende konst als uit achting voor zyn vaderland. In 't einde vervaardigde hy een koperen stier, meer dan levensgrootte; en bood my denzelven aan. Ik was zeer in myn schik met deeze blyk zyner bekwaamheid in het vormen van een dier dat tot dienst van het menschdom geschapen, en zo nuttig tot den moeijelyksten arbeid is. Ik hield het voor een werkstuk dat, wel verdiende gepreezen te worden, en zelfs met beneden de achting van een' monarch was ; echter kende ik toen het geheim nog niet. Maar Perillus, de zyde van het beeld openende, ontdekte daarmede aan my een werktuig van de uitgeleezenste foltering, van de pynelykste aller dooden. Dewyl hy met dit werkstuk zyner konst ongemeen veel op had, dacht my dat zyne barbaarsche geneigdheid verdiende gestuit te worden ; en het scheen my toe allerredelykst te zyn, dat aan hemzelven de eerste proef werd genomen van een werktuig zyner eigen uitvinding, hebbende ik nooit eerste proef opgeofferd. - , X & 2  300 Phalaris aan de Atheeners. nooit in eenig ander, van welke soort ook, grooter blyk van wreedheid en kwaade neiging gezien. Ingevolge hiervan hem dan in den stier hebbende doen sluiten, stookten wy een vuur rondom denzelven, op de wyze zo als hy ons aangeweezen had, en namen dus daadelyk de proef van het afgryselyk werkstuk zyner vernuftige uitvinding. Het foltertuig hem voor onze oogen verbergende, zagen wy geene van zyne traanen , noch hoorde eenig ander geluid dan het gerucht van zyn gillend schreeuwen, 't welk in de koperen holte even als het wezenlyk bulken van een' stier klonk. Sedert heeft men my gezegd , tot myne groote verwondering, dat gy zeer misnoegd zyt over den dood van Perillus , en 'er by uitstek moeijelyk op my over zyt. Nochtans ben ik zeer wel overtuigd, dat 'er geen reden tot ongenoegen is. Indien gy denkt dat ik te beschuldigen ben van hem geen zwaarder straf op te leggen, dan zweer ik u by alle de Hemelmagten, dat ik geen zwaarder heb weeten uittevinden. Indien gy zegt dat 'er in 't geheel geen reden was om hem te straffen dit, ó Atheeners, doet al te duidelyk blyken, dat gy, die zo veel roem op uwe menschlievendheid draagt, by de tegenwoordige gelegenheid uwe goedkeuring aan de wreedheid geeft. Dit werktuig moet of den arbeid van eenig' byzonder' Atheensch' burger, of dat van het gantsche algemeen zyn geweest. En uwe goede geneigdheid of misnoegen omtrent hem zal beslissen van wien van beiden het was. Indien de doodelyke misdaad tot Perillus alleen behoort, en geen van u hem in zeden of geneigdheid gelykt, dan zult gy my ook niet beschuldigen. Indien gy klaagt dat. hy onbillyk geleeden heeft ■■ dit is eene belydenis dat gy zo kwaad zyt als hyzelf. Ik heb geen berouw van zyn doodstraf, en zal myzelven om die reden niet verwyzen, voor dat het my blykt, dat zulk een handeling onrechtvaardig was. Wat de beschuldiging van anderen belangt, als of de straf van Perillus onredelyk ware ■ ik kan zulks in geen' anderen zin uitleggen dat die voor myn  Phalaris aan de Atheners. 301 myn eer nadeelig is. Maar het kan niet zyn dat gy , of eenige andere Grieken , in ernst deeze straf voor onbillyk houd Was het niet naar behooren dat hy, die een werktuig met zulk een barbaarsch oogmerk voor anderen vormde, zelf de eerste proef 'er van nam? — Behalven dat kan ik my niet ontslaan van de gedachten, en anderen zyn van het zelfde gevoelen, dat zulk een geschenk aan my, een oogmerk van den geever te kennen gaf om aan de waereld te toonen dat ik zelf waardig was om 'er in verbrand te worden. Zulk eene uitvinding inderdaad , aangemerkt met betrekking tot zulken die tegen my samenzweeren, en als een schrik voor muitelingen , zou van voordeel voor my kunnen zyn. Maar wy zyn verpligt te oordeelen van de dingen volstrektelyk zo als zy in hunne eigen natuur zyn; en derhalven liet ik myn byzonder voordeel niet gelden boven hetgeen van natuure recht in zichzelve was. Dewyl Perillus zulk een staal van zyn werk een geschikt geschenk voor my oordeelde, beloonde ik hem naar behooren. 't Is het gevoelen van alle bekwaame zedekundigen, dat wie een foltering uitvind tot straf voor anderen , billyker wyze dezelve het eerst zelf ondergaan moet. Denkt gy dan, ô Atheeners, my waardig om aan de helsche Raazernyen overgeleverd te worden, om het aanneemen van deeze grondstelling? En dat zelfs zulk een strafoefening de schim van Perillus nog niet zou te vreden stellen? Laat my u raaden gelykmaatig in Uwe overweegingen te zyn , en gy zult vinden dat myne handelingen niet van myne eigen verkiezing af hangen. Het oppermagtig gezag stelt my wel in volle vryheid om zo wreedelyk te handelen als my behaagt; maar ik weet zeer wel aan welke verwyten zulke handelingen onderhevig zyn en het baart my veel leedwezen dat de dingen niet weder tot hunnen oorsprongkelyken staat kunnen gebragt worden _ ik zoude den Hemel danken, indien ik niet door de grootste noodzaaklykheid gedwongen was om te doen wat ik doe. Maar , ó Atheeners, wie van u., of wat man in de waereld is 'er, die, een samenzweering X 3 tegen  302 Phalaris aan de Atheeners. tegen zyn leeven ondergaande, niet met' al zyn vermoogen naar wraak zou trachten tegen de schelmsche aanleggers van dezelve? Perillus een van deeze soort vindende te zyn,' strafte ik hem als zodanig. Het is geen geringe troost voor my, dat wat kwaad ik iemand doe lyden, zulks uit noodzaaklykheid geschied ; en dat alle myne handelingen, van dien aart niet vrywillig geschieden , gelyk deeze door' welke myn gramschap word gaande gemaakt. Inderdaad in de zaak , die thans het onderwerp van myn schryven is, heb ik de standvastige gewoonte van de oudste en wyste Atheeners zelven gevolgd. Het geen ik aan Perillus gedaan heb, was ten hoogste betaamelyk aan iemand die met volstrekt gezag bekleed is. Ik heb hem gehandeld gelyk hy verdiende, op eene wyze waarlyk , niet overeenkomende met myne natuurlyke geneigdheid, maar met zyn begrip van dezelve. Gy kunt u verzekerd houden , dat zo ik een ampteloos man ware , ik geen Perillus zoude zyn, en zo hy een vorst ware , hy geen Phalaris weezen zoude. Maar uw leedweezen over zyn straf strekt u tot schande. Indien gy beweert dat booze lieden, zo als hy, niet moeten gestraft worden, haalt gy u een eeuwig verwyt op den hals. Door de uitvinding van zulk een allerbarbaarst foltertuig, pleegde hy een algemeen vergryp tegen het gantsche menschdom, in 't byzonder brandmerkte hy u met het karakter van wreedheid, een eigenschap die de gewoonte van Atheene zeker geen eer byzet. Over het geheel dan, houd ik my ten vollen overtuigd, dat de wyze van strafoefening aan Perillus een' algemeenen lof zal behaalen ; ik ben verzekerd dat zulks by alle goede burgers zal plaats hebben, die deeze soort van dood zo wel niet wil smaaken, laat hen bedenken dat dezel ve niet geschikt was om voor Perillus tot een aangenaam tydverdryf te dienen. G. M.  Onderscheidene merkteekenen van waare grootmoedigheid. Uit het Engelsch. De lofredenaar van Trajanus, spreekende over de goede behandeling van deezen vorst omtrent degeenen, die den toegang tot hem hadden, welke niet alleen met vriendelykheid maar zelfs met liefkoozingen gepaard ging, zegt: dat hy die de hoogste waardigheid bekleed en geen mensch boven zig heeft, zichzelven door maar eenen weg van anderen kan onderscheiden , te weeten, door zyne nederigheid : vermits de overheden der waereld met behoeven te vreezen, zich door eene verlaaging van dien aart, al te gemeen te zullen maaken. Zeker schryver van de karakters deezer eeuw is doorgaans in dat gevoelen , maar stelt het veel uitgebreider voor, en brengt het tot nog hooger trap. Eene aangemaatigde en valsche grootmoedigheid is onredelyk en ongenaakbaar; indien ze zich haarer zwakheid bewust is, zal ze zich verborgen houden; ten minsten zy zal zich nooit gel eel laaten zien, maar juist zo veel van haar, als zy noodig vind, om de aanschouwers te bedriegen , en haare wezenlyke gebreken, die inderdaad slecht en verfoeijelyk zyn, te verbergen. Maar de waare Grootmoedigheid is openhartig, zachtmoedig, vriendelyk en gemeenzaam; handelbaar en ligt te genaaken: zy verliest niets van haare waarde, wanneer zy ter toetse gebragt word: hoe meer ze gezien, hoe meer zy gepreezen word. En gelyk haare goedheid zig geneigd vind te bukken voor de geenen, die minder zyn dan zy; zo onbedwongen daarentegen , neemt zy haare aangeboren waardigheid weder aan ; zy verlaat, verzuimt en ontbloot zichzelve van de voorrechten, die haar uit oorzaak haarer geboorte toekomen Zy durft lagchen, schertsen en speelen, maar altyd met zekere deftigheid ; zodat men tot haar op een X 4 en  304 Merktekenen van Grootmoedigheid' en den zelsden tyd vrymoedig en omzigtig kan naderen.' Haar karakter is edel en handelbaar; boezemt achting en vertrouwen in ; en doet de regenten deezer waereld groot ' ja zeer heerlyk schynen, zonder ons over onze kleinheiden geringheid gevoelig te maaken. Als aanzienlyke lieden de waereld zoeken wys te maaken, dat zy eenige goede hoedanigheden bezitten, van welken zy inderdaad ontbloot zyn; dan is het niet alleen gevaarlyk, maar ook dwaas, hen die dwaaling te ontdekken, of zelfs de waarheid hunner voorwendingen te onderzoeken: want zo zy maar eens gelooven, dat zy de oogen, die hen waarneemen, niet kunnen bedriegen verlaaten zy ten eersten de begeerte om zulke goede daaden te verrichten, die zy met zo veel genoegen konden naabootsen. En gesteld zynde, dat ydele eerzugt het beginsel is van hun onvermoeid jaagen naar roem, zyn echter de uitwerksels de zelfde, als of zy van de allerdeugdsaamste voortkwamen. Volgens het oordeel van Plinius , den jongen , heeft zulk een persoon de grootste achting en zuiverste zedekunde die alle feilen in andere menschen zo gaarne voorby ziet' als of hy zelf hen dagelyks beledigde; en die zich ten zelfden tyde zo gestreng onthoud van allen schyn des kwaads, als of hy de geringde misdaad nooit wilde vergeeven Tot roem van zynen vorst, spreekende , zegt hy : Hy meent dat hy een van ons is ; en deeze overdenking maakt hem nog veel roemwaardiger : want door de geduurige herinnering , dat hy over menschen het gebied beeft , loopt hy minder gevaar van te vergeeten dat Hy 'er een van is. Hy zegt tot Germanicus : Gy waart Caesar, toen gy nog afweezig zynde, niet wift dat gy Caesar waart: maar toen gy in het bezit van alle de keizerlyke waardigheden gesteld werd, en de hulde uwer onderdaanen ontfingt, toen vertoonde gy uzelven als een gemeen persoon. • De schryver van de zeer fraai beschrevene omwenteling in Portugal, maakt gewag, dat, wanneer de herto-  Merktekenen van Grootmoedigheid 305 gin van Braganca, door den prins haar gemaal, te Lisbon, even na dat hy aldaar tot koning was uitgeroepen, werd ontfangen, zy, in deeze verandering van het geluk, haare nieuwe waardigheid met zo veel welvoeglykheid en luister handhaafde en vertoonde, als of zy op eenen troon geboren was. Lodewyk XIII, koning van Vrankryk, was een van die vorsten, welke niet oordeelde, dat eene vriendelyke nedrigheid hem de minste achting, die hem als koning toekwam , beneemen zoude. Hy was, integendeel, zeer gevoelig dat 'zynen broeder , door zyn trotsch gedrag, zich overal haatelyk maakte, en bestraftte hem 'er op zulke eene geestige wyze over, als men zich kan verbeelden. Op een' dag, dat het zeer warm Was, naar st. Germain gaande, en den hertog van Orleans met zich neemende , werd hy gewaar , dat het staan met ontblooten hoofde aan zyne koets, den edellieden, wegens de zwaare hitte, zeer moeijelyk viel; waarom hy, by die gelegenheid, tot hen zeide: Myne heeren, zet uwe hoeden op, ik vertrouw dat myn broeder ulieden dit wel zal vergunnen. Ik zal hierop laaten volgen een merkwaardig voorbeeld van nedrigheid , in eene voorige Koningin van Spanje , dochter van den koning van Sardinie, die zekerlyk gelyk was aan alle haare tydgenooten , indien zy dezelven niet overtrof, in grootheid van geest en schranderheid van doorzicht, in gezond oordeel en waare deugd; met een woord, een bevallig mensch met alle volmaaktheden versierd, die luister aan eene kroon kunnen byzetten. Ik begaf my van Burgos , de plaats van myn verblyf als krygsgevangen, naar Madrid, om op myn woord van eer verlof te verzoeken my te laaten geneezen van eene lamheid, die ik door de onkundige behandeling van eenige wondheelers dier plaatse gekregen had. My van een verzoekschrift voorzien hebbende , en hetzelve tot het bedoelde einde aan die vorstin overgeleverd zynde, zond zy onmiddelyk een' van haare geneesmeesters om naar my te zien, en niet alleen naar de waarheid der zaake te onderzoeken, maar tevens om X 5 my  305 MERKTEKENEN VAN Groot MOEDIGHEID.' my zo veel hulp te bewyzen als in zyn vermoogen was Hy deed zulks ook; en weigerde eenig geld daarvoor aan teneemen. Ik begaf my daarop, in gezelschap van twee heeren, die op de zelfde wyze hunne vryheid verkregen hadden, zonder eenige voorafgaande plegtigheid, naar de prinses de Ursini, de gunstelinge van de koningin, die ons de eer bewees van ons terstond gehoor te verleenen en verstaan hebbende, dat wy aldaar kwamen om haare Majesteit te bedanken voor de groote gunst waarmede zy ons had gelieven te verwaardigen, zeide zy, dat de Koningin het middigmaal hield; en intusschen vernederde zy zich een vriendelyk gesprek met ons te houden, ons de kamer van haare Majesteit en de verdere beste vertrekken te laaten zien. Na verloop van omtrent een half uur , leide zy ons in eene fraaije zaal, in welke de Koningin, zonder gevolg by zich te hebben, onmiddelyk verscheen, en ons naderde met een' ongemaakten lach. Heeren, zeide zy, gy hebt de vryheid om welke gy vraagt: kan ik u met iet anders dienen ? Ik ben niet in staat om te herhaalen wat ik op zulk een uitsteekende blyk van goedheid antwoordde; maar het geheugt my nog zeer wel , dat zy 'er by voegde ongemeen veel achting en genegenheid voor de Koningin van Engeland te hebben; dat zy hoopten de Spanjaarden met de Engelschen haast bevredigd te zien, om als dan de genegenheid, die zy had om onze natie dienst te doen, met meer vryheid te kunnen toonen. Zy onderzocht ook hoe de krygsgevangenen van de overheden behandeld werden. En schoon 'er genoegsaame redenen waren, om deswegen te klaagen , onderrichtte ik haare Majesteit alleen, dat 'er sommigen om zeer geringe zaaken, gevangen gehouden werden. De Marquis de Grimaldo op dat oogenblik binnen komende , belastte zy hem , dat dezelven ten eersten zouden ontslagen worden. Wy hadden de eere van de hand haarer Majesteit te kussen en werden den volgenden dag, zonder eenige verdere kosten , ontslagen De secretaris vergezelde ons tot aan de poorten van het paleis, om voor te komen dat wy iets aan de klerken gaven. Ik  Merktekenen van Grootmoedigheid-; 307 Ik meen, dat de gewoonte aan dat hof, in het spoedig afdoen van zaaken , ten minsten aanmerking verdient, indien zy niet voorbeeldig is. Alle verzoekschriften werden indien tyd door zekere hofbedienden ontfangen, en, by des Konings afweezen, op de tafel van de Koningin gelegd. Zy liet haar dezelven voorleezen; en, na verloop van eene week, op ieder daarvan een behoorlyk antwoord geeven. De papieren werden terug gezonden naar de secretary van het hof, die aan eene groote zaal verknocht is. In die zaal begaven zich, tweemaal ter weeke, alle diegeenen , welken verzoekschriften ingeleverd hadden; en een van de klerken van de secretary stond aan een venster , dat op die zaal uitziet , en riep elk' verzoeker by zynen naam, geevende antwoord op zyne eischen , het zy dat dezelven werden toegestaan, of dat hy zich deswegen by deezen of geenen staatsdienaar had te vervoegen, of 'er geheel van moest afzien, enz. Deeze voortreffelyke schikking had men aan de goedheid en schrandere uitvinding der Koningin te danken. Hoe heerlyk deeze doorluchtige Vorstin zich overal voordeed en hoe verre haar roem en lof zich ook verspreidden ,'werden echter haare verdiensten niet zo geroemd en vergroot, als die van anderen , welker hoedanigheden gelyk zyn , aan zulke door konst gemaakte vergezichten, die zich alleen van verre en op zekeren afstand, of in zeker oogpunt, schoon vertoonen. Zy was gelyk aan de zon , wier straalen zwakker worden naar maate van haaren verren afstand ; hoe nader wy haar kwamen, hoe lieflyker, hoe voortreflyker, en hoe heerlyker wy haar vonden. Daar zyn sommige vrouwen van aanzien, die op eene zo uitsteekende wyze de overige haarer sexe overtreffen, in verhevenheid van verstand en eene edelmoedige en grootmoedige gesteldheid van ziel, dat zy, zonder vleijery gesproken, schier aanbiddelyk zyn. Livia, de moeder van Tiberius, was een van die, van welken, volgens Val. Paterculus, gezegd word : „ Mater eminentissima, & per omnia, diis quam hominibus similior foemina , cujus po „ ten-  308 Merktekenen van Grootmoedigheid." „ tentiam nemo sensit nisi aut levatione periculi, aut accessione dignitatis; dat is: Eene voortreffelyke moeder, die, in zeker opzigt, meer by de Goden dan by menschen was te vergelyken , van welker grootheid en magt, niemand meer konde bewust zyn, dan by, die zich door haar vermoogen van eenig groot gevaar verlost vond, of zich op bet onverwachtste met eenige nieuwe bewyzen van eer of gunst verrast zag. Het geene zulke persoonen waarlyk roemwaardig maakt, is eene rechtgeaarde en edelmoedige gesteldheid van geest en eene juiste waardeering en beoordeeling van alle zaaken: want verdienste en magt, zonder deeze hoedanigheden , zullen eerder haat en vyandschap, dan liefde en wezenlyke verwondering veroorzaaken. Gelyk het te wenschen ware dat vrouwen van zulk een karakter nimmer stierven, zo ware het ook te wenschen dat 'er nooit geenen van een ander karakter geboren werden. Het was eene geestige pligtpleeging van Costar aan de Princes Guemene, toen zy zich tot een godsdienstig leven had afgezonderd. Uwe hoogheid, zeide hy , heeft zeer vroeg van de dingen deezer waereld beginnen af te zien om uw gemoed op die van eene andere te vestigen Hierdoor vereert gy aan God het allerschoonste voorwerp , dat hy immer geschapen heeft, en geeft hem de heerschappy over een hart, dat nooit te vooren in onderdanigheid was. Ik wenschte wel, dat gy hem, op dat zelfde oogenblik, ook had kunnen verëeren alle de harten uwer onderdaanen : want dit zoude een middel zyn geweest , waardoor uwe hoogheid een hof vol heiligen verkreegen, en spoedig het gantsche koningkryk bekeerd zoud hebben. Zeker voortreflyk redenaar heeft ons eene bevallige beeltenis gegeeven van Henriette-Anna , van Engeland, hertogin van Orleans. Wy zullen hier eenige trekken van zyn konst laaten volgen. Zy kon zo wel over de fraaiheid van vernuftige werken oordeelen, dat elk een, die het voorrecht had van haar te  Merktekenen van Grootmoedigheid. 309 te behaagen , tot de volmaaktheid meende gekomen te zyn. Veele menschen maaken zich, uit vreeze van al te toegeevende te zyn, onbuigzaam voor de reden, ja vatten de wapenen wel eens tegen dezelve op. Maar deeze Prinses behield altyd zulk een' grooten afkeer van vermetelheid als van zwakheid. Zy was ook roemwaardig om haar doordringend en onderscheiden oordeel in het neemen van de beste raadsbesluiten , en in bereidvaardigheid, om 'er zich aan te onderwerpen. Zy bevlytigde zich om haare eigene gebreken te leeren kennen , en schepte veel behaagen in eene oprechte bestraffing; een allerzekerst kenmerk van een welgemaatigd oordeel en eenen edelmoedigen geest, over welken haare zwakheden geene heerschappy voerden. By zichzelve van haare bekwaamheid verzekerd zynde, om alle de onvolmaaktheden van haare natuur, door den bystand van haare eigene reden, te overwinnen , schroomde zy geenszins zichzelve aan het allernaauwkeurigst onderzoek bloot te stellen. Onder een lagchend gelaat en jeugdigen zwier , welke alleen gevoelens van levendigheid scheenen te belooven , hield zy eene gegronde en wezenlyke kennis van zaaken verborgen, tot groote verwondering en vergenoeging van diegeenen , welken met haar over eene zaak in onderhandeling kwamen. Zy deed niet alleen zeer blymoedig geschenken, maar zy deed het met eene verhevenheid van gemoed, die op dat zelsde oogenblik kennelyk deed blyken dat zy de giften gering , en den ontfanger hoog achtte. Gerust op haare vrienden, door middel van haar billykheid en scherp doorzicht, beschermde zy dezelven voor alle kwaade verdenkingen, en liet hen alleenlyk maar over voor hunne eigen feilen te vreezen. Met iemand spreekende, scheen zy haar' eigen rang te vergeeten , ten einde zich door haare reden staande te houden. Men kon zich naauwlyks verbeelden met zulk ee-  310 Merktekenen van Grootmoedigheid. eene aanzienlyke Prinses in gesprek te zyn; alleenlyk gevoelde men eene verborgene neiging om haar oneindig meer eer te bewyzen, dan die van welke zy zichzelven op eene zo verpligtende wyze scheen te berooven. Nooit was 'er iemand haar gelyk in standvastigheid van ziel, noch in die kloekmoedigheid, welke, zonder de minste pooging van zelf-bedoeling, altyd door haare natuurlyke gesteldheid bevonden werd de schroomlykste aanvallen te overwinnen. Proeve over den oorsprong , de voortgangen en de duurzaamheid van de ridderschap. Door charles Jarvis. In het Engelsch beschreven.' De alleroudste gedenktekens, die ons van de geschiedenis en de zeden der Noordsche volkeren overgebleven zyn, bewyzen dat deeze volkeren alle hunne verschillen door 't lot der wapenen beslisten. Lucianus zegt, dat by hen een ieder, die in een tweegevecht overwonnen was , de rechterhand afgekapt werd. Cesar verhaalt ons, in het zesde boek zyner aantekeningen, dat de Germanen het als een blyk van dapperheid aanmerkten hunne nabuuren te bestelen; en Tacitus heeft opgemerkt dat hun twist zeer zelden met woorden, maar genoegzaam altoos door 't storten van bloed eindigde. Niets doet ons beter zien, hoe gemeenzaam het tweegevecht by deeze volkeren in gebruik was, dan de historie van Quintilius Varus , zo als ze ons door Velleius Paterculus verhaald word. Varus had aan den Rhyn het gezag over een heir, van drie legioenen Romeinen en met hen verbondene Germanen. Zyne vyanden, die niet onkundig waren dat deeze gezaghebber zich meer bemoeide, om de verschillen die in zyn heir ontstonden door gerechtshandeling te beslissen, , dan de goede orde en de krygstucht in hetzelve te onderhouden, smeedden het ontwerp om hem be zig  Oorsprong, voortg.enz. der Riddersch. 311 zig te houden en te verzwakken , door oneenigheid in zyn heirleger te verspreiden, en onder de soldaaten redenen van verschil te verwekken, welks onderzoek hem onophoudelyk bezig hield. De Germanen, zegt Paterculus , scheenen verwonderd te zyn , alle de verschillen, die zy gewoon waren met de punt van den degen aftemaaken, gerechtelyk te zien beslissen In 't gantsche Noorden waren de tweegevechten, om verscheidene deweegredenen, in gebruik. Zy beslisten de rechtsgedingen; en Saxon de Gramaticus verhaalt ons, dat zy niet alleen gebruikkelyk waren, onder persoonen van eenen gelyken rang, maar dat men zelfs koningen gezien had , die de uitdaaging van hunne wederspannige onderdaanen aangenomen hadden. Aldan, koning van Zweden, begaf zich in 't strydperk met Sivald; en Adding, koning van Denemarken, streed met Tosso, zyn' onderdaan, die vergeefsche poogingen gedaan had om de natie tegen haar' opperheer gaande te maaken. Schiold, de neef van deezen Deen, die, volgens de overlevering van 't land, zynen naam aan Denemarken gegeeven heeft , voor den tyd van Romulus, deed eene uitdaaging tot een tweegevecht aan Germanus Scato, zynen medeminnaar, ter oorzaake eener juffer. De beruchte zeerover Ebbon vroeg aan Engeuinius, koning der Gothen, zyne dochter ten huwelyk en de helft van zyn koningkryk tot een bruidschat; hy moest dit voorstel of 't gevecht aanneemen. Gelukkiglyk had een andere voorvechter Ebbon uitgedaagd, die hem doodde. Onder de regering van Fonto den III, koning van Denemarken , werd zekere Greppa door eenen Bendrick beschuldigd , dat hy een' aanslag gemaakt had op de eer van de koningin; alhoewel de zaak zeker en zelfs genoeg bekend was, werd hy door Greppa om zyn onschuld te bewyzen uitgedaagd, die hem in een besloten strykperk doodde, en, na hem, zynen vader en zyne broederen, die zich voorgesteld hadden zynen dood te wreeken. Weinig tyds daarna oordeelden verlichter wetgeevers, dat vrouwen, grysaarts en ziekelyke lieden voor 't gevecht niet  312 De oorsprong, Voortgangen niet geschikt waren; men vergunde hen een' kampvechter te neemen, die voor hen streed. Gestiblind, koning der Gothen, ontfing in zyne hooge jaaren eene uitdaaging van wege den koning van Zweden, aan wien hy zynen kampvechter zond. Elgon van Noorwegen, voor de dochter van Fridlerus genegenheid hebbende , zond den beruchten Stareuter, om tegen zyne medeminnaars te stryden. Deeze kampvechters waren menschen van de allerlaagste soort(*), die zich dikwyls lieten omkoopen, en betuigden dat zy overwonnen waren, zonder dat de zaak waar was ; als dan werd de ongelukkige, wiens verdediging zy op zich genomen , en dien zy verraaden hadden , ter bescheidenheid van den overwinnaar overgeleverd, die hem somtyds aan zyne wraakzucht opofferde. Maar wanneer 't bedrog al te klaarblyklyk was, werd de kampvechter en zynen omkooper met eene eeuwige eerloosheid bevlekt. Saxon de Gramaticus, die omtrent den jaare 1200 geschreven heeft, zegt, dat Fronto , van wien wy reeds gesproken hebben , bevel gaf, „ dat alle de verschillen „ door 't gevecht beslist zouden worden, omdat het veel „ loflyker was met wapenen, dan met woorden te stry„ den." Voor dit tydstip hadden de Lombarden , die van eene Germansche afkomst waren, maar die zich sedert eenige eeuwen in Italie verspreid hadden, de Italiaanen beginnen na te bootsen , alhoewel zy altoos eene kenbaare mengeling van hun eerste karakter behielden. De aartsbisschop Sigonius zegt, dat Rotharis te Pavia eene willekeur maakte , die door de goedkeuring van zynen adel en van zyn heir bevestigd werd, Welke behelsde dat een ieder, die sedert den tyd van 5 jaaren eenige roerende of vaste goederen in bezitting had gehad, en over de wettigheid van zyne bezitting aangetast werd, zyn recht van eigendom door het tweegevecht kon bevestigen. Diegeene der stry (*) Om alle verraadery voor te komen, oordeelde de wet dat de kampvechter, indien hy in den stryd overwonnen werd ,' zyn hand moest verliezen, '  EN DUURZAAMHEID DER RIDDERSCHAP. 313 strydende , die de plaats verliet, en een' enkelen voetstap buiten de bepaalde lyn deed , verloor zyn zaak als een die overwonnen was. In eenige plaatsen was de wet uitermaate gestreng; de bylen, de koorden, de galgen, en de schavotten waren buiten het strydperk reeds vaardig voor den ongelukkigen , die overwonnen werd. De woestheid van geest en zeden werden allengs van eene zachtere geaartheid; in den beginne vervielen de kasteelen en de goederen aan den overwinnaar ; maar dit gebruik werd na verloop van weinig tyds vernietigd , omdat hetzelve geen zekerheid aan de edellieden overliet, wier groote middelen, een' moedig' rover in verzoeking konden brengen. Het paard en de wapenen waren vervolgens de prys van de zegepraal; maar naderhand bleef 'er voor den behendigsten geene andere dan de verdedigende wapenen over, die de overwinnaar, in de eene of de andere kerk, onder zyne wapenen liet ophangen; hy nam zelfs het devies van zynen vyand over, indien hy 't naar zynen smaak vond. Zekere edelman versloeg eertyds eenen Sarrasyn in 't strydperk; dit verwantschap. voert nog heden in zyn wapen , een slang die een bebloed kind in zyn' bek houd; dit was 't devies van den overwonne Sarrasyn. In het wetboek der Lombarden, had de wet een geldboete bepaald, tot straf voor de beledigingen en voor de slagen. Ik zal maar een enkel voorbeeld aanhaalen. Indien een man een' ander' man geslagen had, en hem daardoor een kneuzing of een wond toegebragt had, was hy verpligt drie kroonen te betaalen; zes voor twee kneuzingen, enz. De wysheid der wet waakte met ruim zo veel gestrengheid over ieders eer en eigendom als over hunne persoonen; want de boete was zes kroonen voor dengeenen, die den baard tegen een' ander' opgetrokken had; even zo veel voor dengeenen, die een stok uit den wyngaard van zynen nabuur trok, of die de hairen uit den staart van zyn paard getrokken had ; men betaalde drie kroonen , wanneer men een dienstmeid geslagen of haar VI. Afd. XI. Deel. Y een  314 De oorsprong , voortgangen eene miskraam veroorzaakt had; en men betaalde niet minder wanneer men oorzaak was dat een merry of een koe voor den tyd haare jongen wierp ; maar wanneer men een' man op 't hoofd sloeg, en dat men hem eene zwaare wonde toebragt, betaalde men twaalf kroonen voor ieder' slag. Indien 'er verscheiden wonden waren, moest men aan den gekwetsten de voldoening geeven, die hy eischte. De wet was daaromtrent uitdrukkelyk, en zeide in goed latyn : Sit contentus. Men had een register der boeten voor alle de leden van 's menschen ligchaam : men betaalde zo veel voor een enkele tand, zo veel voor een kies, enz. De neus was een zeer teder deel, en al wat tot dezelve behoort beliep ten minste op eene boete van vier en twintig kroonen. Het verdrag voor den moord van eenen baron of van eenen schildknaap, was negenhonderd kroonen, en, uit eerbied voor de kerk , werd de moord aan eenen bisschop met den zeiven prys weder goed gemaakt. Men moet niet vergeeten dat men in dit register der beledigingen de zelfde boete van twaalf kroonen moest betaalen, wanneer men een' man voor een' hoorndrager uitmaakte, en dat het gevecht toegestaan was om de verwyting te rechtvaardigen. Men zag niet alleen byzondere lieden, maar gantsche steden, die elkander tot den stryd uitdaagden; de voornaamste verwantschappen namen deel in de twist, die hunne vrienden en vasallen ten stryde noopten; dit waren kleine heirlegers die zich in 't veld begaven,en tegen elkander streeden, tot dat het eene of het andere vernield was. Het vredeverdrag was gemeenlyk zeer hard voor de overwonnelingen; zy waren somtyds genoodzaakt hunne torens tot op zekere hoogte af te breeken , een poort toe te metselen, geduurende eenigen tyd geene andere dan met zwart gevoerde klederen te draagen , zich geduurende den tyd van tien jaaren den baard niet af te scheeren, enz. Zelfs wanneer men de barbaarsche gewoonte vernietigd had , van de gevangenen op te hangen of aan stukken te kappen, bleef deeze ongelukkige altoos ter bescheidenheid van den overwinnaar. By den ingang van het strydperk, werd  EN DUURZAAMHEID DER RIDDERSCHAP. 315 hy door den krygsheraut, voor schuldig valsch en meinëedig verklaard. Hy werd ontwapend , en genoodzaakt het strydperk achter uit te gaan; zyn wapentuig werd ter zelver plaatse verbroken, en van dien tyd af kon hy geen verkeering met eenig' edelman meer hebben; maar het gewoon gebruik der overwinnaaren was, de overwonne lingen naar hunne minnaaressen te zenden, die naar haar welgevallen met denzelven handelden. Een ridder, die door eene godvruchtige aandoening getroffen werd , maakte van zynen gevangenen een geschenk aan de kerk van st. Pieter ; ; de kanunniken van deeze hoofdkerk, gaven hem in de plaats eener spietse een' bezem in de hand , en hy veegde hunne kerk geduurende verscheiden jaar n met de allergrootste toejuiching. De tyd en de Italiaansche spitsvondigheid , deeden een veel zachter en edelmoediger handelwyze op die barbaarschheid volgen, welke den hoogmoed en de onbeschaamdheid al te zeer begunstigde. De overwinnaars werden voorbeelden van beleefdheid; eenigen eischten van hunne tegenparty, uit eene enkele aartigheid, niet dat hy verklaarde , overwonnen te zyn , alhoewel zyn nederlaag klaarblykelyk was, maar alleen, dat hy zyn' overwinnaar voor een even groot' edelman als zichzelven verklaarde. Thans veranderde men het gebruik van het tweegevecht in eene weetenscbap, en de wyze op welke hetzelve geschiedde werd door gantsch Europa aangenomen. Een ridder werd zo wel om woorden als om eenige beledigende bedryven tot het gevecht uitgedaagd: men twistte niet alleen over eene uitdrukking, maar ook over den toon op welken zy uitgesproken was. De krygswetten vergunden aan hem, die tot den stryd uitgedaagd werd, de keuze der Wapenen , der plaats en des rechters; een voordeel dat voor den uitdaager dikwyls doodelyk was: ook deed iemand die een verschil had , alle mogelyke poogingen om als verdediger te handelen, ten einde van dit voorrecht gebruikte kunnen maaken. Dewyl de zaakeri dikwyls twyfelachtig waren, had men y 2 ad-  316 De oorsprong, voortgangen advokaaten gelast de onderscheidingen van de wet te ontvouwen; maar daar over waren zo veele verschillende gevoelens, als 'er geleerden in de rechten waren. De uitzonderingen waren zodanig vermenigvuldigd, en de werken die over dit onderwerp geschreeven werden, verschilden zo veel van elkander, dat dikwyss het leven der twistende partyen veel eer dan hun verschil geëindigd was. Eene ontkenning was zulk eene gewigtige zaak geworden , dat een voorzichtig mensch zich niet meer van ontkennende uitdrukkingen dorst bedienen, uit vreeze dat de zedemeesters de zelven in eene slinksche wyze van ontkennen zouden veranderen. Men kon tegen iemand niet zeggen : gy zyt kwalyk onderrecht, zonder zich voor een tweegevecht bloot te stellen. Hier uit zyn deeze bewimpelde bewoordingen voortgekomen, als, vergeef het my, mynheer; ik verzoek u om vergiffenis, enz.; uitdrukkingen, die nog hedendaags ender de beschaafde lieden in Vrankryk , Italiën en elders in gebruik zyn. Alhoewel deeze wetten zich tot ieder' edelman uitstrekten echter waren de ridderlyk-gewapende aan veel naauwer verpligtingen verbonden. Zy zwoeren nooit eene uitdaaging hoe genaamd, te zullen weigeren; wanneer hen door een'' trompetter eene schriftelyke uitdaaging of een' yzeren handschoen gebragt werd, waren zy altoos gereed te paard te stygen. Indien een ridder eenige uitvluchten gezocht had of een gevecht had schynen te weigeren, werden zyne spooren verbroken, en hy als een lafhartige en meinëedige ontädeld. Indien de gedachtenisse van eenig' ridder na zynen dood benadeeld werd , moest zyn' naaste bloedverwant het verschil voor hem opvatten; en indien een edelman die tot het gevecht uitgedaagd was, voor den stryd stierf, was zyn naafte bloedverwant verpligt zich in het strydperk te vertoonen, en staande te houden dat de edelman niet uit angst gestorven was. In deeze zo geroemde tyden, waarin de fatzoenlyke lieden door dit godlyk recht van opvolging tot den  EN DUURZAAMHEID DER RIDDERSCHAP. 317 den stryd geroepen werden, kon een kloek en behendig voorvechter gantsche verwantschappen uitroeijen. Van alle de verpligtingen, die de eer aan de ridders opleide, was het wreken der verschillen van de juffers de allerheiligste. Men zag zwermen van helden in de strydperken, gelyk zwermen van wespen in den zomer, omzwerven, die bereid waren voor de schoonheid en kuischheid der juffers te stryden ; en in 't zelfde tydstip dat een ridder zich voor de speer vertoonde, die misschien oogenblikkelyk zyne ingewanden zou doorboren, deed hy godvruchtiglyk een gebed , waarin hy zich in Gods gunst, en die zyner minnaaresse aanbeval. Dewyl deeze oeffening niet volkomen' overeenkomstig was met de grondbeginselen van het Roomsche hof, omtrent den aflaat in articulo mortis, deed de algemeene kerkvergadering van Lateraan alle deeze voorvechters in den ban , tot groot nadeel van de Ridderschap. Eenige vorsten betoonden zich ook gantsch niet genegen voor deeze hardnekkige gevechten, of à tutto transito, zo als de Italiaanen zeiden, en wilden dezelven niet gedoogen, dan in eenige zonderlinge gevallen; doch het gebruik van het tweegevecht werd altoos in eere gehouden. Men vond in gantsch Europa geen' vorst, al bezat hy maar tien akkers lands, of hy had, het zy uit laatdunkendheid of tot een kenmerk van zyne oppermagt, zyn vry strydperk , zyne rechters en alle de amptenaaren die tot de formaliteiten vereischt werden, opdat het gevecht in zyne staaten door 't ontbreken van een deezer rechter - ampten niet zou vertraagd worden. Het bed van eer werd terstond bereid , en de dood vertraagde niet bet licht uit te dooven, en zyn zwart gordyn 'er voor te schuiven. Door den secretaris werden opene gezegelde brieven afgevaardigd, die de beschryving van het gevecht in zich bevatten , en waarin men niet nalaatig was eenigen voor den overwinnaar gelukkige omstandigheden te voegen; dit openbaar geschrift was getekend door de ridders en de edellieden , die by de plegtigheid tegenwoordig geweest waren. De geestelyken zelfs waren aan deeze formalitieten Y 3 on-  318 De oorsprong , voortgangen onderworpen; want Matheus Paris verhaalt ons, dat de stedehouder van den Paus, in 't jaar 1176, een voorrecht verkreeg, dat de geestelyken ontheften van het tweegevecht by te woonen. De koning van Vrankryk, Philippus de Schoone, gaf in zyne inzettingen van 't jaar 1306. zyne toestemming aan de uitwyzingen der rechtsgedingen door het gevecht; en dewyl de juffers niet gevoeglyk in het strydperk konden vechten , zo vergunde hy , ten opzigte der schoone kunne, van de proef door 't water en 't vuur gebruik te maaken. Gloeijende yzeren staven, en kleine tobbes met kookend water, werden op ongelyke afstanden op den grond geplaatst; men bond een doek voor de oogen van de beschuldigde, die zig verpligt vond zekere ruimte door te loopen ; indien zy gelukkig genoeg was in haaren doorgang deeze gezaaide strikken te vermyden , was haare onschuld klaarblykelyk; de Hemel beschermde openlyk de rechtvaardigheid van haare zaak: maar zy was ongelukkig , indien zy haar' voetop een der gloeijende yzeren staven zette, of een met kookend water gevuld tobbetje omver wierp; zy was niet vry met dit branden. Emma, de moeder van Eduard, den belyder van het christelyk geloof, onderging deeze proef, en ging dwars door negen gloeijende yzeren staven, zonder dat zy zich brandde. Indien het een zaak van tovery was, een misdaad, waarmede men voornaamelyk de oude vrouwen beschuldigde, wierp men de voorgewende toveres in eene rivier of in een' diepen vyver. Men weet dat, indien zy boven dreef, de misdaad voor bewezen gehouden, en , wanneer zy zonk , zy onschuldig verklaard werd ; gelukkig was het voor haar wanneer zy uit het water getrokken werd , bevoorens zy gantschelyk den geest had gegeven; indien men haar verdronken ophaalde, was zy ten minsten gerechtvaardigd , en zy had het geluk gehad niet ten vuure gedoemd te zyn geworden; dat altoos voor het verwantschap eenigzins troostelyk , en voor 't volk verwonderlyk voldoend was. De  EN DUURZAAMHEID DER RIDDERSCHAP. 319 De heerschappy deezer gewoonten was ook die van het bygeloof. Volgens 't geen Saxon de Gramaticus ons zegt *, was het een algemeen gevoelen, dat de toyery zekere lieden onkwetsbaar maakte ; dat 'er tegen alle menschelyke krachten ondoordringbare wapenen waren, ten minsten indien eenig toveraar van grooter vermoogen geen wapenen smeedde, welken door niets te wederstaan waren; dat er algemeene balsems waren, die oogenblikkelyk allerlei soort van wonden genazen; en dat, ingevolge van deeze gevoelens, de strydenden in het strydperk komende, verpligt waren te zweeren, dat zy niets diergelyks zouden gebruiken. Het Roomsche hof, dat de dwaasheden der menschen den glimp wist te geeven, als of dezelven tot eere van God verstrekten , bediende zich van de geestdryvery der ridderschap, om de christen vorsten op te wekken tot de herovering van het heilige Graf op de Saraseenen, gelyk mede om zekere krygswetten in te stellen De leden van deeze orde waren zekere soort van geestelyke kampvechters, die zo yverig waren, dat zy zich niet vergenoegden met thuis te blyven , hunn' koning en vaderland te dienen, maar altoos gewapend te paard reeden, en, met eenen schildknaap vergezeld, in de waereld omzwerven om eenige avantuuren te zoeken. De eed dien zy by hunne aanneeming zwoeren .verpligtte hen allen ongelyk te herstellen ; de weduwen en wezen behulpsaam te zyn ; de onderdrukkers te straffen, enz. en alle deeze verbintenissen werden naar den letterlyken zin opgevat. De ridders, die een meêlydend karakter hadden, wapenden zich voornaamelyk om de zwakken en de verdrukten te wreeken, en zy wendden hunnen loop naar de hoven en steden, die beroemd waren dat de grootste ridderlyke helden zich aldaar ophielden. Zy lieten afkondigen, dat eenige juffer gewroken moest worden, wegens den hoon dien haar een ontrouw minnaar had aangedaan; dat men 't ongelyk moest herstellen , 't welk aan deeze of geene weduwe of * L. I. & IV. y 4  320 De oorsprong, voortgangen wees geschied was, enz. Een ridder, die van eene verliefde gesteltenis was, bood zich aan, staande te houden dat zyne minnaares alle de juffers van deeze of die stad in schoonheid overtrof. Indien zyne voorstellen eenig' tegenspreker vonden , werd de uitdaaging aangenomen, en de vreemde ridder werd, tot op den dag van 't gevecht ,' met de allergrootste onderscheiding behandeld. Andere ridders die van een' vrolyker aart waren . reisden met een stoet juffers , die op pronkpaarden gezeten waren, en die tegen de juffers van zyne tegenparty kampten. De uitdaagingsbrieven waren gemeenlyk in eenen buitengewoonen styl ik zal 'er hier eenige zeer echte ter neêrstellen, welken ik zal ontleenen van den hahaan Fausto, die hiftorieschryver en advokaat van de ridderschap was. Uitdaaging. „ Het is waarschynlyk dat gy hebt hooren zeggen , dat ik „ eenig recht op alle schoone juffers heb, en ik ben zeer „ wel onderricht dat gy 'er eene bezit, Perrina genaamd , die „ men zegt dat verwonderlyk schoon is; nu, indien gy „ haar niet terstond aan my toezend , of my niet laat ,, weeten wanneer ik haar kan laaten haaien, bereid u dan ,, om tegen my te stryden. Antwoord. „ Een man van myne waardigheid is niet geboren om „ zich te bekommeren over de eischen die door een' man „ als gy gedaan worden. Perrina is schoon, zy behoort „ aan my; ik zal u komen beftryden , en ik zal haar in 't „ strydperk geleiden; gy zult twee uwer juffers tegen myne Perrina te pande stellen , omdat zy nog zo schoon „ zyn, noch zo veele verdiensten bezitten; en wanneer ik „ u overwonnen zal hebben, zullen zy haar zo lang bedienen, als zy zal goedvinden." An-  EN DUURZAAMHEID DER RIDDERSCHAP. Andere Uitdaaging. '„ Niet uit afgunst wegens uwen roem, maar uit verlan„ gen om in denzelven te deelen, doe my de eer aan van „ met my te stryden, en gy zult uwen zeer onderdaanigen „ dienaar verpligten." antwoord, „ Ik verzoek u my de eer aan te doen van met my het middagmaal te komen houden; en ten twee uuren zal ik „ u in het strydperk volgen. Andere Uitdaaging. „ Indien gy de bruinet niet in vryheid stelt, bepaal dan „ een' dag, ik zal u in het strydperk wachten, alhoewel „ deeze onderneeming minder aan my, dan aan eenigen „ anderen ridder behoort, die zich nader by u bevind, en „ die beter van de geweldpleeging onderricht kan zyn." Andere Uitdaaging, „ Gy zegt dat uw hoed rood is ; ik zeg dat hy blaauw ,, is; en ik zal u toonen dat den degen ,die gy op uwe zyde „ draagt, van lood, en uw pook van hout is." De strydenden namen altoos secondes met zich, die niet geschikt waren om te vechten, maar alleen om de wapenen te onderzoeken , de wederzydsche betuigingen op te schryven, en van 't gevecht ooggetuigen te zyn. Door eene laatere uitpluizing twistten en streeden zy voor de zaaken van hunne vrienden en van hunne meesters. • Wanneer het tweegevecht eene weetenschap geworden was, die haare wetten en haare gewoonten had, zag men veele zwaarigheden ontstaan over de beweegredenen, de omstanY 5 dig-  322 De oorsprong , voortgangen digheden , en de voorwaarden van 't gevecht, Om tyd te laaten tot inwinning van alle de punten van 't verschil vergunde men tien dagen om de uitdaaging aan te neemen, twintig anderen om op de schriftelyke verdediging van zynen tegenparty te antwoorden , en veertig dagen om de plaats, den rechter, enz. te bepaalen Zodat, welke voorzorg een man van eer gebruikte, daar waren ten minste zeventig dagen uitstels voor de voorafgaande formaliteiten. Tyd te winnen was een groote zaak, en men gebruikte hier toe allerleie soort van konstgreepen. Het zal niet ongevoeglyk zyn hier van een voorbeeld aan te haalen. Pedro, koning van Arragon, werd door Karel, koning van Siciliën, tot een tweegevecht uitgedaagd; het slagveld werd by Bourdeaux bepaald. Karel verscheen 'er met den heer van 't strydperk , en den rechter van 't gevecht ;hy wachtte eenige uuren, hy veegde het perk , volgensgewoonte; en nadat hy zyn tegenparty wegens achterblyving beschuldigd had, ging hy met den rechter weder heen. Nadat Karel vertrokken was, verscheen 'er Pedro; hy bleef 'er eenigen tyd, veegde op zyn beurt het slagveld , en beschuldigde. zyn tegenparty wegens achterblyving, omdat hy den bepaalden tyd niet ten vollen had uitgewacht. De zaak werd voorgesteld in eene raadsvergadering van lieden, die in de wetten der ridderschap kundig waren : Karel werd verklaard zich geenszins aan achterblyving schuldig gemaakt te hebben, omdat hy zich met den rechter uit het strydperk begeeven had. Men bepaalde eenen anderen dag tot het gevecht; Pedro weigerde op de bestemde plaats te verschynen , en , ingevolge van dien, beroofde paus Martinus hem van zyn koningkryk, dat het onderwerp van de twist was. De strydende partyen waren 't somtyds eens omtrent den dag en 't uur, maar niet omtrent de plaats waar 't gevecht gehouden zou worden. De eene bepaalde de Piazza grande te Milanen, en de andere noemde de Carbonaro te Napels. Elk van hen verscheen op de plaats die hy verkozen had, bedekt met een blinkend  EN DUURZAAMHEID DER RIDDERSCHAP. kend wapentuig; hy liet zyn paard in het strydperk omdraaven veegde het slagveld, en beschuldigde zynen vyand wegens achterblyving , die juist honderd mylen van deeze plaats, met geen minderen toestel en vermetelheid , de zelfde klucht speelde. Onder de zonderlinge voorbeelden der tweegevechten, zal ik 'er een aanhaalen, die door den geloofwaardigen historieschryver Froissard verhaald word , welke ooggetuige van 't geval was geweest De ridder Jan Caronge, vassal van den graave van Alencon, had een jong en beminnelyk meisje getrouwd; hy , wegens eenige belangen die zyn fortuin betroffen, genoodzaakt zynde eene reize over zee te doen, liet zyn vrouw in zyn kasteel alwaar zy zich zeer verstandig gedroeg. Aldaar gebeurde het, zegt Froissard , dat de duivel zyne zitplaats nam in Jaques le Gris, eenen anderen vassal van den graave van Alencon, en hem 't booze voorneemen inboezemde, om de vrouw van den ridder te beslaapen. De getuigen verklaarden in het rechtsgeding, dat hy, op dat uur van dien dien dag en van die maand, op een paard reed dat den graave toebehoorde, en dat hy deeze juffer te Argentuil, alwaar zy haar verblyf hield , kwam bezoeken; zy ontfing hem als de medgezel van haaren man, en in den dienst van den zelfden meester de juffer liet hem haar huis zien. Jaques toonde verlangst om ook den hoogsten toren van het kasteel te zien; de juffer vergezelde hem derwaart, zonder dat zy zich van eene dienstbode liet volgen. Zo dra zy 'er gekomen waren, sloot Jaques le Gris de deur, nam de juffer in zyne armen, en , een sterk man zynde, bereikte hy wel dra het doelwit zyner begeerte. Jaques, Jaques, zeide de jonge juffer weenende tegen hem : gy hebt kwalyk gedaan; de vlek zal niet op my blyven, maar hy zal op u terug komen , indien myn man ooit weder keert, Jaques gaf weinig acht op deeze bedreiging, hy steeg weder te paard, en keerde in allen spoed terug. Men had hem 's morgens ten vier uuren in het kasteel gezien, en den zelfden ochtend, ten negen uuren, was hy by den graaf, toen  324 De oorsprong , voortgangen toen deeze opstond: eene byzonderheid die zeer opmerkenswaardig is. Jean Caronge kwam eindelyk van zyne reize weder thuis, en zyn vrouw ontfing hem met de grootste tederheid. De dag verloopt, de nacht komt aan: Jean begeeft zig te bedde, maar zyn vrouw blyft in de kamer op en neêr wandelen, by wylen de tekens van 't kruis maakende, totdat allen in het huis zich te slaapen gelegd hadden Thans nadert zy de zyde van het bed, werpt zich op haare knieën, en verhaalt, met traanen in de oogen, haare rampzalige ontmoeting aan haaren man , die in 't begin geen geloof aan dezelve kan geeven maar eindelyk door de traanen en de betuigingen zyner vrouw overreed word, zynde terstond middelen bedacht om zich wegens deeze belediging te wreeken. Hy vergaderde zyne bloedverwanten en die zyner huisvrouwe, om raad te pleegen wat hem te doen stond. 't Algemeen gevoelen was dat hy den graave van Alencon de zaak zou openbaaren, en hem derzelver beslissing in handen stellen. De graaf liet de partyen byeenkomen, hoorde zelf hunne redenen, en, na een langen twist besloot hy dat de juffer, de historie, die zy verhaalde, gedroomd had, dewyl het, alle omstandigheden, die men bybragt, in overweging genomen, onmooglyk scheen, dat een man drie-en-twintig mylen afgelegd, en gedaan had waarmede men hem beschuldigde , in den tyd van vier en een half uuren , dat de tusschentyd was, geduurende welken men Jaques le Gris in 't kasteeel niet gezien had. De graaf van Alencon verbood derhalven van deeze zaak meer te spreeken; doch de ridder , die een man van veel moed, en teder omtrent zyn eer was , vergenoegde zich niet met deeze beslissing , maar bragt de zaak voor het parlement van Parys. Deeze rechtbank beval het tweegevecht. De koning, die zich op dien tyd te Sluis in Vlaanderen bevond, zond een renbode, met bevel dat men den dag van bet gevecht tot zyne terugkomst zou uitstellen , vermits hy 'er ooggetuige van wilde zyn. De hertogen van Berry, van Bourgogne en van Bourbon, begaven zich naar Parys, om by dit gewigtig schouwspel tegen-  EN DUURZAAMHEID DER RIDDERSCHAP. 325 genwoordig te zyn: men had de plaats van st. Katharina tot de vertooning verkozen , en 'er voor 't gemeen steigers laaten oprechten. De stryders verscheenen van 't hoofd tot de voeten gewapend; de juffer zat op eene koetswagen, in 't zwart gekleed; haar man vervoegde zich by haar en zeide : Mevrouw, volgens uw verbaal, en om uwen twist gaa ik myn leven in gevaar stellen, en Jaques le Gris bestryden; gy weet beter dan iemand anders of ik eene goede en rechtvaardige zaak voor heb. Mynheer , antwoordde zy, gy kunt 'er staat op maaken, en met eene volkomen verzekerdheid stryden. Daarop vatte de ridder haar by de hand, deed het teken van 't kruis, en begaf zich in het strydperk. De juffer bad gedurende den stryd : haar toestand was hagchelyk; want indien haar ridder overwonnen werd, was hy veroordeeld om gehangen, en zy , zonder genade , verbrand te worden. Het perk en de zon werden onder de twee strydenden, volgens de regels, verdeeld; zy liepen beiden hunnen ren ten einde, en vielen terstond met de speeren op elkanderen aan ; maar dewyl zy beiden zeer behendig waren, konden zy elkanderen geen nadeel toebrengen. Zy steegen vervolgens van hunne paarden, en vochten met den degen. Ridder Jean werd in zyn dye gekwetst: zyne vrienden beefden voor hem, en zyne arme vrouw stierf byna van angst; maar hy viel met zo veel hevigheid en behendigheid op zynen vyand aan, dat hy hem omver stiet, en hem den degen in de borst stak. Daarop wendde hy zich tot de aanschouwers , en vroeg of hy zich wel van zynen pligt gekweten had: men riep met eenpaarigheid van stemmen, ja. Het ligchaam van Jaques le Gris werd aan den beul overgelaaten, die het ophing, en op eenen berg, digt by Parys, ten toon liet blyven. De ridder wierp zich voor des konings voeten neder , die hem wegens zyne dapperheid geluk wenschte , hem terstond duizend livres liet geeven, hem een jaarlyksche rente van twee honderd livres schonk, en hem edelman van zyn hof maakte. Jean Caronge begaf zich vervolgens naar zyn vrouw, die hy omhelsde, en met wie hy zich  326 De oorsprong, voortgangen zich naar de hoofdkerk begaf, om 'er zyne dankzegging te doen, en zyne giften te offeren. Op deeze wyze werd zulk eene zwaare beschuldiging voor beweezen gehouden; en de historieschryver, die deeze zaak verhaalt, maakt in dit opzicht geene de minste aanmerking: want het was niet geoorlofd te gelooven , dat Jaques le Gris onschuldig kon zyn, omdat hy overwonnen was. Het gerechtelyk gevecht was althans in Engeland niet minder in gebruik; men vind 'er duizende voorbeelden van in onze historie. Onze helden verscheenen te Tothilfields, alwaar de rechters der gewoone rechtsgedingen hunne zitting hadden, en de vonissen uitweezen; maar wanneer de zaak voor den koning betwist werd, zaten de heeren grootbevelhebberen der krygszaaken en de grootmarschalken, als rechters. Uit deeze valsche en ongerymde denkbeelden van eer, zag men een oneindig getal van ongevallen voortspruiten. De eerste instelling, alhoewel zy in zichzelve barbaarsch was, werd nog daarenboven door het misbruik bedorven. Deeze ridders, die zich niet alleen vergenoegden met de weduwen en wezen te beschermen, handhaafden tevens hunne bedienden en hunn' aanhang tegen de vervolging en straf der wetten. Eindelyk zag men gantsch Europa aan deeze krankzinnigheid overgegeeven ; zy werd de eer en de wet der volkeren, en zy had niet alleen de godgeleerden , maar zelfs de wetgeevers in haar belang. Men zag alle denkbeelden van, heldendaaden uit dit samenstel afleiden. De koningen en bisschoppen bemoeiden zich met romans te schryven over de Paladins van Vrankryk, de Palmarins van Engeland, en over de ridders van de ronde tafel. Het onderwerp van Amadis van Gaulen alleen, werd tot op meer dan twintig deelen uitgebreid. Eindelyk overstroomde de geest der ridderschap de fraaije letteren , bedorf allen goeden smaak, en regelde de taal der Italiaansche , Fransche, Spaansche en Engelsche edellieden. Het  en duurzaamheid der ridderschap. 327 ' Het was in 't midden van de heerschappy dier vooroordeelen, dat Cervantes ondernam deeze helden eener valsche eere , en alle deeze door eenen valschen geest bezielde wanschepsels te keer te gaan; en toen zyn werk in 't licht kwam, werden ze door hetzelve tot in den grond uitgerooid. De verbystering deezer eeuwen hield op, en de gantsche betovering verdween als een rook. Deeze omwenteling was zo schielyk en zo algemeen, dat, indien men thans nog boeken over de ridderschap leest, zy alleen geschikt schynen te weezen om zo veel beter de scherpzinnigheid en alle de schoonheden van den onvergelykelyken Don Quichot te doen gevoelen. Mohammed. Gy eischt, sprak Mohammed, profeet der Arabieren, ó Volk! dat Allahs magt, het ongeloof ten val, . Door my, door wien hy u met luister doet bestieren, Den gindsen heuvel , voor uw oog, verzetten zal! Welaan ! Gy , heuvel hoor; hoor toe, gy kind der aarde! De Hemel zegt door my u zyn bevelen aan: Een wonder overtuig' dit volk van myne waarde! Kom tot my,:.., nu; ga voort!... Maar.hoe! gy blyft noch staan? Wel! sta dan eeuwig stil. Nu, let eens wèl, gy vromen! Ei! sla de ootmoedigheid van 's Hemels zendling gaê: Dewyl de heuvel niet tot Mohammed wil komen, Dat Mohammed, gedwee, dan tot den heuvel ga! H, N. H. De  De Vraat. Een wydberoemde held in 't vreeten, Die maag en buik gestadig kwelt, Had, enkel voor zyn middagëeten, Een gantsche kabeljauw besteld. Hy zond den visch wel dra naar binnen; De kop was ovrig; maar, ô ramp! Zo als hy daaraan zou beginnen, Kreeg de overladen maag de kramp. De ontstelde keukenhouder schreide. Men zond om een' vermaard' doctoor: Dees, die de zieken nimmer vleide Schreef straks den man dit vonnis voor: 't Waar' vruchteloos u hoop te geven ; Ik moet uw lot u doen verstaan: Het zal voorzeker met uw leven; In weinige uren zyn gedaan. Och! zal myn tong den smaak dan derven? Ik heb de spys naauw' aangeraakt! Was 't antwoord. Doctor, moet ik sterven ? Of word ik slechts bevreesd gemaakt? Zo 't waar is, 't geen ge my doet vreezen, Dat ik moet sneeven aan deez' disch, En gy myn kwaal niet kunt genezen , , Reik my de rest dan van den visch! H. N. H. De  De PHILOSOOPH ; een Oostersch vertelsel. Hoe aangenaam, hoe verbindende zyn de bekoorlykheden der waare vriendschap ! Wy beminden elkanderen , Abunecker en ik, met al de kracht en warmte waarmede jeugdige jaaren en armoede de vriendschap kunnen bezie len .. De engel, die over de goeden wacht houd , leide myn' vriend by de hand, Abunecker ontkwam heb oog van de boozen, en behaagde, door de vernederingen van zyn hart, den oppermagtigen Heer van alle heeren, die hem met zyne gunstbewyzen overregende; nochtans geloofde hy niet ryk te zyn voor dat ik ophield arm te weezen. Wanneer wy met eene bezitting gezegend waren die ons beveiligde tegen de dreigingen van het geval, zette myn vriend zich neder in de provincie van Cachemire, en ik in de vlakten van Schiras. Zo dra de gelegenheid my zulks toeliet, begaf ik my naar Abunecker, dewyl ik hem verlangde te zien; ik omhelsde hem, ik hoorde zyn woorden; hy hoorde de myne, en ik verbeeldde my de vrolyke dagen myner jeugd te zien wederkeeren. Het huis van Abunecker stond in het hangen van een' heuvel, die een uitgestrekt gezicht had over een der vruchtbaarste deelen van het ryke Cachemire, het paradys van Asia Deeze landstreek, door het gebergte Immaus tegen alle koude en schadelyke winden gedekt, opent haar' boezem voor de straalen der middagzon. Twee groote rivieren trekken 'er een' wyden kring, en vormen in denzelven ontelbaare eilanden. Zy is teven met duizend beekjes doorsneden , met boomen beplant van het alleraangenaamste groen. . . Abunecker was bezitter van groote stukken gronds, die hy zorgvuldig bebouwde , en' die hem groote schatten opbragten. Hy begaf zich, by aanhoudendheid, van de eene hoeve 'naar de andere , om zyne bevelen omtrent de verschei VI. afd. XI, Deel. Z  330 De Philosooph. den gewassen te geeven, om den zaai- en oogsttyd vast te stellen. Zyne vrouwen (hy had 'er twee) waaren zeer verzot op elkanderen, en droegen zorg voor zyn huis en voor de tuinen. By het eerste daagen van den purperen morgenstond , riep de Iman alle de bedienden van Abunecker tot het gebed. Na dat zy hunne handen naar den troon van het eeuwige Wezen hadden opgeheven, begaven zy zich tot hunnen arbeid, dien zy .geduurende de grootste hitte opschortte, en denzelven dan weder hervatten, om 'er in te volharden tot het einde van den dag. Ik verzelde dikwyls Abunecker; ik doorkruiste zyne velden met vreugd. Ik zag dezelven bebouwen door menschen gehecht aan hun werk, dankende God en mynen vriend. Ik bragt drie maanden in zyn huis door, en zag, geduurende dien tyd, in geenen zyner bedienden misnoegen , achteloosheid of luiheid; ik dankte den Hemel, en traanen van blydschap vloeiden uit myne oogen, wanneer ik de gelukkige omstandigheid van mynen hartvriend overdacht. Abunecker had in zyn huis een' man, van wien hy veel werks maakte; terwyl zyn vrouwen en bedienden hem grooten eerbied betoonden. Ik scheen in myzelven voor deezen man de minste genegenheid niet te gevoelen; ik kon niet merken dat hy in zulk een welgeregeld en vlytig gezin eenig beroep waarnam. Hy stond laater op dan de anderen, Ik zag hem in de tuinen bloemen vergaderen met de vrouwen van Abunecker, en somtyds in de velden met de arbeiders praaten, die hy in hun werk scheen te verhinderen. Wanneer hy alleen wandelde, sloeg hy zeer vergenoegde oogen op de natuur; hy scheen te gelooven dat de velden hunne versierselen tot vermaak zyner oogen ontvouwden, en dat de Zephyrs opreezen om hem met hunnen adem te verfrisschen, en de welriekende geuren der bloemen naar zynen boezem te dryven. Ik voelde myne bedaarheid door verontwaardigende aandoeningen gestoord, uit oorzaake dat ik hem ledig, zag in 't midden eener arbeidsaame en vlytige menigte. Ik  De Philosooph. 331 Ik deelde myne gedachten aan myn' vriend mede. Wat hebt gy zeide ik, te doen met Zuleiman? Hy is in de lente zyn van leven en legt dezelve tot geen gebruik aan. Waarom word de ledige man zo wel behandeld in het huis van arbeid waardoor verdient hy het hart van Abunecker met te my deelen? Myn vriend gaf my ten antwoord: grenzen van strengheid noch toegesstlykheid ik had vrede in myn huisgezin noch in myn hart; ik was te aandoenely, voor het vermaak van my te doen gehoorzaamen ; ik verliet Persie, van welks tieranny ik een' afschrik had, en werd een tieran in eigen huis. Zo dradra myn Zuleiman my had onderweezen in de weetenschap der wyzen begreep Ik ter stond hoe ik myn gezag moest maatigen. Ik had dienaars en op den dag ik toen werd, vond billyk ik my omringd van broederen ; zy werden my dierbaar wanneer zy reden hadden om my te roemen ,en ik gevoelde het vermaak van door te beminnen, myn hart uittebreiden. De hoofdbezigheid myner vrouwen scheen te bestaan in onophoudelyk over myne liefde te twisten , en in een onverzettelyk voorneemen om elkanderen te haaten. De bruine Niara is driftig en hoofdig, maar zy verkeert nooit met Zuleiman zonder zachtmoediger ondergeschikter, redelyker en van bedaarder gemoedsdestalte te worden. De blonde Felma is vreesachtig, kleinhartig zy heeft kwaade droomen, die haar verschrikken en Zuleiman beurt haare geesten op, en doet allengs haare schroomvalligheden verdwynen. Niettegenstaande de al vriendschap , die ik en myne vrouwen aan onze bedienden bewyzen, zyn 'er echter oogenblikken in welken zy de vernederende hoedanigheid van hunnen staat gevoelen , en Zuleiman leert hen op zichzelven waarde stellen door de deugden, die aan haaren stand verknocht zyn zich eigen te maaken. Indien eenig goed hen overkomt, is hy de eerste die in hunne vreugde deelt en hy brengt hen eenige omstandigheden te binnen, welken zy  33* D * P h i l o s o o r h weinig dachten tot hun geluk rp ir„„„ neer ?v nn^r ™nen medewerken. Wan¬ neer zy onder rampen zuchten, vertrooft h„ h- - kribbige geaartheid, di^ n geenerle on" " T -n overeenilemde: het was ^ ^ï^ verhezen dan een'vriend, en derhalven L?fT/ ? * zyn affc'ieid It h«K ■ ae™a'ven gaf ,k den Iman loven hem niet tot on, t„ r,,,» , W/ veroor- talesmans en «^ro£ÏÏ£.Tf * f"** W van den koran, ma r ^,,1 k afgetrokken hem behaagt ov er de Pl In d e Z° IiU*he£ onzen voor duizend dwaalingen Hy •S ^l" Ï"10"1 °nS den aart der dieren ; hy wee[ wat g wat boomen en heeite/voTr dTveSïeV" S"" ' fchikt zyn: hy heeft den landbouw^ deÏSf arbeiders by ons volmaakt,- hy heeft onTnn? § ' het ruilen van noodwendigheden 1? onf r^ezen in ons by aanhoudendheid t^n ^deT ï' en hy die arbeidende menfehenbertièt f ? ' "be,d* ben , die voor hen denk w * ^ n°°diê heb- deel van onzen ryUoTveZVvV^ ^ §r°°C Het karakter bekoorde mv en ft t„„ den myne verwondering over' l e" elve " 'T ^ Weêrh0U" ven, barilende eindelyk I „ ' te &ee" luide ilem in deeee Kleïhand*n • eene lanKzeggmg aan den genadigen Stichter der  De Philosooph. 333 der natuure uit: Lof zy den alvermoogenden God, den Vader van alle wezens , de bron van het weezen , den Schepper en Beweeger des hemels en der hemelbollen; doorde zorg zyner voorzienigheid, de Regeerder en Bewaarder van alle dingen, die te wege bragt dat de wanorde der elementen ophield , en die hunne vermengde warring regels voorschreef, doende de waereld uit hen te voorschyn komen. Groote God ! gy brengt de tempeesten, die uit de zee ontstaan, tot bedaaren, en tevens die, welken in de harten van verstandelyke wezens opryzen; gy doet gelukzaligheid voortkomen uit den schok van tegenovergestelde hartstogten. Ieder der hemelbollen werkt mede om licht aan de hemelbollen mede te deelen; de winden dryven de wolken voort en houden de zeeën in evenwigt. Koningryken zyn nuttig voor koningryken, de menschen voor de dieren, de "dieren voor de menchhen. Gy beveelt de Zephyrs hun esmarout tapyt te spreiden over de velden der Osmalins en de discipelen van Hali; gy hebt hunne planten en boomen met lagchend groen bekleed; gy bereid op de aarde een uitmuntend feest, tot het welk gy de aanbidders van het vuur, de afgodendienaars, en de getrouwe belyders noodigt. Wat mensch zou in zyn gedachten neemen het geluk van den mensch te weêrstreeven! Indien alle wezens nuttig voor elkanderen zyn, wat mensch zou dan boos genoeg weezen om nutteloos te willen blyven voor zyn vaderland, en voor de waereld! M. U. E. Z 3 De  De noodzaaklykheid per kwakzalvery in de geneeskonst , IN EEN brief van een' ENGEL schen Doctor aan zyn' vriend. Mynheer , Ik ben een gepromoveerd doctor, en, zonder myzelven te pryzen, ik verslaa myn zaak grondig; ik zeg, zonder myzelven te pryzen, want het is tegenwoordig geen tyd voor my om te roemen. Myn ongelukkig lot heeft my eindelyk het wanhoopig besluit doen neemen en tot de zotheid gebragt, van een kwakzalver te worden; nochtans ben ik twyfelachtig of ik niet beter doe dit besluit aan myn goed geluk toe te schryven. De Hemel weet dat, zo lang ik volhardde eerlyk te zyn, ik in de waereld niet kon voortkomen; en niettegenstaande de vleijendste uitzichten, lange ondervinding en aanhoudende vlyt, zag ik, doordien ik geen pogcher was, maar myne patiënten gemoedelyk behandelde, alle zotten boven my den voorrang geeven. Deeze knaapen beloofden by elkëen wonderen te zullen verrichten; en elkëen zond om hen, of liep naar hen toe:'t is waar, zy volbragten nimmer hunne beloften, maar' zy vervulden dat gebrek door nieuwe te doen, en door de oogen des volks te verblinden met het reukwerk dat zy tot hunnen eigen lof deeden rooken. ik verachtte deeze bedrigeryen uit den grond myner ziele, en toonde hen myne verontwaardiging ten allen tyde dat ik hen ontmoette Maar zy beloonden my hiervoor met nog sterker tekens van verachting, en hunne schaamtelooze stoutheid diende hen altoos voor een ondoordringbaar schild tegen de rechtmaatigste verwyten, die ik hen doen konde. Ik was jaaren lang eerlyk genoeg, om hun schimp en verachting met geduld te verdraagen , en zou steeds by myne geregelde praktyk volhard hebben, indien niet eene beweegreden , die zo sterk op myn gemoed als op myn ligchaam werkte,' en die  De noodzaaklykheid der kwakzalven enz. S3Ï tl ft onwcder.eglyk bevond . my eindelyk genoodzaakt zulke volflagen zotten waren > uV elf ,^ loos had ondernomen alléén den vloed^ ^^Z!^~Z^Z^ -wyl zwemmen, én zich vergenog £u Ty h o daar neder te zetten, en de gélukkiger rol van SSver te fpeelen, een hanteering d^ndejoo. ^ beta3,d word dan ^^^Zl^ tfeefter Ik vervaard.gde , orm ^ . dienft, harten-tanduoe.jer ; ik^m - H ^ ^ or^r^a^dÏanes, wilde myn confeien üe my niet met ruft laaten; ik deed derhalven myn kn ht ïc Z van doctor fpeelen, terwyl ik de zyne van harleouin voo myn deel nam, en dus liet ik de bednegery van re indwerkende medicynen aan te pryzen voor zyn Sning terwyl ik naaft hem ftond, cn de gaapende geme ne e eenvoudige waarheid vertelde; roepende het volk oe Geloof hem niet, hy is een bedrieger. Hy "niet mer dan myn knecht; myn kwaad fortuin heeft y 0 Te noodzaaklykheid gebragt, om u op deeze wyze e m s eiden, indien ik niet van honger wilde fterven; de luU s en broddelaar, en de medicynen, d.e by u v koopt zyn maar gemeene middelen, voor Jjjj^ J meer betaalt dan Z^Z knaagend geweeten te vrede n, en dewyi een klucht doorging om de gemeente te do en la.chen bragt het myn winft den minften hinder niet toe. Elk d ng naar het theater en kocht; terwyl ^t volk my alle dagen kwam verzekeren, dat myne genecsmtddelen wonZ 4  33* De noodzaakeykheid ber kv7Akzaevery deren by ben hadden uitgewerkt. I„ >t ,.or, * werd een 'F* man. Na langen tyd w ' » gezworven te hebben, kwamen wy" inZIvl ^ velfche plaats, waar uw ootmoe^ d^ ' W *ende in bewaaring genomen werden Tl T gevangenis raakte ik al,e myne goe m noodzaakt my, geduurende zes weelen 7 ' ï *" g9' -er te vergenoegen; zuIk eencngnei"- 'T„ T en het is om die reden dat ik u my ^ a 1 ,°' '[ ' Zeg my opreehtelyk, wie v ! t^'f ^ t0eko ftraf verdient, ik die T Ceen de )neefte te leeven, of het vó k da " " °m ^ £C" ™» te maaken, dan in ^ Se!""ik be>— ^ent de waereld eenïe Sin, ™' ***** Ver' d-Sen die, zo goed a sby k^f ' ÏT T^' te befchul' te komen ? Gy zult mv ««S i! de ***** trad* -heeren zyn', dt^^»^ ^ * n^ar het getal van redelyke en verft ml r * 7' van zulke dorren gebruik maake !" ' iC veelcn te kunnen onderhouden „ 5 S °m er toevlugt, die voor de ;re; va? on T " ~ Wyft. Het grootfte getal des volk " t 'T* ^ over aan zulken, die hen vleijen di i ff A ^''^ loften behaagen, die hen ^T^^^V^ bedriegen door ziehzelven te roemen LT ^ hm de wyze, andere geneesmeefters Zn L ' P ^ fn°°' •ooven, zieh in woorden en\2 Veidlea^ be- *■ eene prachtige SïfZÏJE* 'T' ë>oot gerucht verwekken en een' ""k"' vctoonen, in een woord *M» |g» -ier **, blyken de gereedfte'miZn ^ ^ gemeen ingang te krygen. Deeze gekheid T ^ -n hunne natuuren geworteld, to.^*^* ** -.vers deezen dag van den aardbodem ver '^ 3 "er3^adwl^ - — --^^^^^ lyk  IN DE GENEESKONST, ENZ. 337 lyk handelde, toen ik dacht voor dat ik een geneesmiddel voorschreef, toen ik over de ziekte redeneerde, en myne patiënten poogde te geneezen, toen woonden myne patroonen in kelders en op kamers, en de honden blaften myn' kaalgesleeten rok aan, wanneer ik voorby ging. Was ik in dien tyd gestorven, ik zou ongemerkt ten grave zyn gedaald. Maar thans ben ik de toevlugt, de hoop en de troost van duizenden myner landgenooten; ik gaa prachtig gekleed, leef weelderig, en men spreekt van my twaalf maanden lang, nadat ik vertrokken ben. Men ziet met ongeduld uit naar de volgende kermis, op hoop dat ik weder zal komen. Toen ik gevangen zat, was niet alleen de gantsche stad, maar ook het omliggende land in oproer en verlegenheid. Een graavin, die my in den staat myner eerlykheid niet zou hebben willen aanzien, bewerkte nu myn ontslag, alleenlyk doordien zy in eene myner bekendmaakingen had geleezen, dat ik een onfeilbaar middel had , om de huid voor kreuken en rimpels te behoeden, tot den ouderdom van vyfentagtig jaaren. Veelen van myne broederschap , die in groote steden hun verblyf houden, trekken de oplettendheid van aanzienlyke lieden doer de zelfde konststreeken tot zich, als ik het gemeene volk tot myn theater. Nog eens, mynheer , indien wy praktyk hebben en geld winnen, beteekent het weinig hoe wy de eene of het andere verkrygen ; wy moeten de menschen behandelen zo als wy dezelven vinden; zy zyn zotten, zy beminnen zotten, en derhalven is het best zotten met hen te zyn, om hunne gunst magtig te worden. Ondertusschen ziet gy , uit hetgeene ik u gezegd heb , dat ik een bekwaam kwakzalver afzonder, van die domme en onkundige lappers, welken ik niet durf onderneemen te verdedigen, dewyl zy in 't moorden al te onbermhartig te werk gaan. Maar een welopgevoed en geoeffend doctor moet gelyktydig den kwakzalver speelen; de smaak van de tegenwoordige, eeuw vordert dit; en hy , die zich wil vergenoegen met enkel een bekwaam en eerlyk geneesmeester te zyn, is een nuttelooze last op den aardbodem. U. M. E. Z 5 De  DE RECHTSCHAPEN ZOON ; EENE WAARE GESCHIEDENIS. Te Barcellona leefde een ryk koopman, die den naam van Feraldo voerde. Hy was van zeer laage afkomst, en bezat by zyn geluk den woesten hoogmoed, die niet zelden gewoon is diegeenen te verzellen , welken uit een' laagen staat opstygen. Dewyl hy zich een tydstip kon te binnen brengen, dat hy arm was geweest, en dat men hem om die reden bespot had, wilde hy zich thans over beide deeze omstandigheden wreeken. Dit was de oorzaak dat hy een' onverzoenlyken haat tegen alle armen liet blyken , en geene gelegenheid verzuimde om hen op eene harde wyze te bejegenen. Hy had nog achting voor zekeren deugden, doch zo, dat zy allen den voorrang aan den rykdom moesten overlaaten. Hy onttrok zich, zo veel hem zulks mogelyk was, aan het gezelschap van andere menschen, en dewyl zyn gelaat niets dan trotsehheid en verachting vertoonde, zo scheen hy alle menschen te haaten. Hy had eene zeer verheven bevatting van de grootmoedigheid; nochtans geloofde hy, dat men dezelve nooit moest oefenen , dewyl niemand , naar zyne gedachten , eene grootmoedige behandeling waardig was. Hy schreef aan geen' mensch eenige wezenlyke deugd toe. Zy bezitten niets dan ondeugd, riep hy, die door schyn en eene valsche tooi vermomd word, en alle hunne gewaande deugden dienen hen slechts tot middelen om ons des te ligter te bedriegen. Een man van dit karakter kan by geen mooglykheid vrienden hebben. Hy verlangde ook geene: ja beweerde dat 'er nooit een waar vriend geweest was. Alle menschen , zeide hy, haaten onderling elkanderen, en zoeken elkanderen te benadeelen. De vriendschap is niets anders dan een stilstand der kwaadwilligheid, die zy, by de eerste gelegenheid, en onder het geringde voorwendsel, weder breeken. Het is beter dat men hen allen voor vyan-  De rechtschapen zoon. 339 vyanden houd, dan dat men eene vermetele uitzondering maakt, en zich dagelyks aan hunne wankelmoedigheid en hun vernieuwden haat bloot stelt. Met zulke strydige begrippen leefde Feraldo in zyn huis opgeslooten, gelyk een beer in zyn hol. Niets ver, schafte hem bezigheid dan zyn koophandel, in welken hy de strengste wetten der eerykheid betrachtte. Zyne verkeerde bevattingen, zyn wreede hoogmoed, en de hardheid, met welke hy den kooplieden behandelde, die in zyne handen vervielen, maakte hem nadeelig voor alle andere menschen. Deeze verkeerde Feraldo had eene eenige dochter , Leonora genaamd, die van alle de gebreken haars ombermhartigen vaders zeer verre verwyderd was. Haar schoonheid, haar vriendelykheid, haare deugden , alles maakte haar even beminnelyk, en haar geheel gedrag was zodanig ingericht, dat zy mogelyk onder het gantsche vrouwelyk geflacht de eenige bleef, die Feraldo iets van de deugd toevertrouwde. Vlak tegen haar over woonde een ander koopman , Antouio, wiens zoon, Gonzales, deeze schoone heimelyk beminde. Zyn vader was in lang zo ryk niet als Feraldo , waarom hy zich van zyn tederheid geen zeer gelukkig gevolg kost belooven. Feraldo begeerde nog meer dan liefde, deugd en overeenstemming van gemoed, om zyn dochter uittetrouwen. Gonzales had ondertusfehen gelegenheid gevonden om aan zyne schoone Leonora zyn hartstogt te ontdekken. De liefde deed deeze deugdsaame persoonen wel dra overeenstemmen , en Gonzales droeg zyn oogmerk met de grootste bescheidenheid aan zynen vader voor. Antonio beminde zyn' zoon uit den grond van zyn harte. Hy beloofde hem zynen bystand en vermaande hem slechts in zyn voorneemen behoedsaam te zyn. Hy wilt zeer wel hoe weinig Feraldo zich door iets anders liet beweegen dan door rykdom, en gaf zich, van dien tyd af, alle moeite, om zich door eenige gewigtige onderneeming te  340 De rechtschapen zoon te doen uitmunten. Een geheel jaar gelukte hem alles wat hy ondernomen had. Zyne schepen kwamen met ryke voordeelen te rug, en Antonio werd onder alle de kooplieden met byzondere achting aangezien. Hy begaf zich in eenige genootschappen, die hunnen handel nog verder uitstrekten , en liet zich met Feraldo zelfs in eene byzondere onderneeming in. Feraldo zag Antionio reeds met andere oogen aan. Zyn geluk en verkregen rykdom maakten hem zyner verkeering waardig. Antonio, dien hy te vooren naauwlyks gekend had, was nu een verstandig, een groot man, omdat hy meer goederen bezat dan voorheen. Doch het was deeze overtuiging niet, die Feraldo tot zynen nabuur genegen maakte. Hy wilde aan het geluk van deezen man deel hebben , hy wilde door zyne onderneemingen zich mede verryken , en dit oogmerk deed Antonio eene geheel andere gestalte by hem verkrygen. Gonzales had door deeze omstandigheid dikwyls gelegenheid om met Feraldo te spreeken. Hy zag zyn beminde Leonora by haaren vader, en Feraldo was veel te doorzichtig dan dat hy beider geneigdheid voor elkanderen niet dra bemerkte. Het oogmerk geviel hem, doordien Gonzales naar alle waarschynlykheid, in vervolg van tyd nog ryker kon worden, en dewyl hy zelf daarvan overtuigd kon zyn Hy gaf zyn meening aan zyne dochter te kennen, die deeze verklaaring met een bescheiden gelaatenheid en heimelyk genoegen aannam. Tot hiertoe was Antonio alles naar wensch gelukt, Wanneer hy eensklaps alle zyne onderneemingen zag verydelen De zeeroovers waren de eersten die hem een' slag in zyn geluk toebragten. Zy namen drie rykgelaaden schepen van hem weg, en ten zelfden tyde gingen te Saragossa en te Madrid twee huizen ten gronde, die hem in hun bederf mede sleepten. In 't kort, Antonio was verlooren, en moest zich aan zyne schuldeischers overlaaten. Niemand kon hem beschuldigen, dat hy door verkwisting aanleiding tot zyn ongeluk had gegeeven. Zyn gedrag was altoos bescheiden gebleeven. Hy had nooit In  De rechtschapen zoon. 341 in zyne voorspoedige omstandigheden iemand beledigd, en gevolglyk geene vyanden gemaakt. Alle menschen beminden Antonio, en lieten zyn deugd het recht dat haar toekwam weêrvaaren. Deeze rampspoedige koopman behield zyn oprechtheid en eer, ook in 't midden van zyn ongeluk. Hy noodig- . de zyne schuldeischers by zich, opende hen zyne boeken; en leide hen den gantschen staat zyner zaaken bloot. Deezen gevoelden meêlyden met een' man, dien zy altoos bemind hadden. Zy slooten met hem een verdrag, en lieten hem eene aanzienelyke som in handen , ten einde hem gelegenheid te geeven tot herstelling zyner zaaken. Hy vond zelfs vrienden , die hem daertoe nog meerder geld aanbooden , en Antonio zou mogelyk wel dra zyn ongeluk weder te boven gekomen zyn, indien hy zich niet nog met Feraldo had moeten vergelyken. Het was geen geringe som, die deeze harde man van hem had te vorderen. De schade maakte hem blind voor het ongeluk van Antonio. Hy zag in hem niets anders dan zyn' schuldenaar , dien hy al zyne gestrengheid moest laaten ondervinden. Het was vruchteloos dat Antonio zich tot hem vervoegde, met al de ootmoedigheid die het ongeluk ons kan inboezemen. Hy stelde hem zynen ramp op de beweegelykste wyze voor. „ Het verlies, dat ik geleeden heb, zeide hy, komt uit onachtsaamheid noch uit verkwisting voort. Het is een toeval, dat door geen menschelyk vermoogen te weeren was, en dat de handel zeer dikwyls ontmoet. Heb meêlyden met my, Feraldo, en laat my toe uwe vorderingen in eenige termynen te voldoen , die ik getrouwelyk in acht zal neemen. Ik heb nog vrienden, die genegen zyn my te ondersteunen, en my in staat te stellen om mynen handel weder aantevangen. Al myn geluk berust in uwe handen, betoon dan dat gy niet minder grootmoedig dan myne andere schuldeischers zyt. Ontferm u over my en over myn' zoon, dewyl wy niets anders hebben dan uwe goedheid, om ons weder in staat te helpen. Wy zyn bereid  342 De rechtschapen Zoon. reid om ons aan alles te onderwerpen wat gy van ons begeert." Doch wat konden de nederigste, de vriendelykste voorstellingen te wege brengen by een' man, die zo weinig menschelykheid bezat als Feraldo? Hy antwoordde hem op deeze koele wyze: „ Ik wil wel gelooven dat gy aan uw bederf onschuldig zyt, maar wat gaat my dit aan? Gy hebt vrienden; gebruik deeze omstandigheid tot uw voordeel, en betaal my. Ik heb u verder niets te zeggen." Antonio kende het karakter van Feraldo zeer wel, nochtans had hy nooit voorzien dat zyn wreedheid zich zo verre zou uitstrekken. 't Is waar, hy had hem kunnen voldoen met het geld dat zyne vrienden hem hadden ter hand gesteld. Maar dewyl hy hetzelve alleen had ontfangen om zynen handel weder te aanvaarden, meende hy verpligt te zyn om het tot niets anders dan daartoe aanteleggen, of dat hy het hen wedermoest geeven. Hy beproefde nog eens of hy zynen schuldeischer kost overhaalen , doch te vergeefsch. Hy moeft hem ongetroost verlaaten , en kort daarna werd hy, op aanhouden van Feraldo, in de gevangenis geworpen. De gantsche stad toonde een afgryzen van dit gedrag; maar Feraldo was zeer wel in zyn' schik met zynen schuldenaar in zyn geweld te hebben. Hy bragt zyn klagten tegen hem in, en maakte alle toebereidselen om hem geheellyk te onderdrukken. Gonzales was door het gevangen neemen van zyn' vader in de uiterste verlegenheid gebragt. Hy nam een kort besluit, en ylde naar Feraldo, om hem te spreeken. Hy wierp zich met het droevigste gelaat aan zyne voeten, en beproefde alles om hem te beweegen. Feraldo hoorde hem zonder ontroering aan. Hy beschouwde den kommer van deezen jongeling met onverschilligheid, en maakte zich reeds vaardig om hem te verlaaten, wanneer Gonzales zyne beide knieën omvatte. „ Dewyl gy dan , sprak hy met traanende oogen, noch door het ongeluk, noch door de smeekingen, noch door de be lof-  De rechtschapen Zoon. 343 loften van mynen vader zyt te winnen, laat my u dan nog een eenigen voorslag doen. Ik weet, Feraldo, hoe teder myn vader my bemint, en met wat yver hy zich zou bevlytigen om my uit de gevangenis te trekken, wanneer ik, in zyne plaats, daar in opgeslooten was. Wel aan, bewys my een eenige gunst, en laat my voor hem uw gevangene zyn. Ik zal hem een geessel voor zyn schuld weezen, en hy zal niets onbezocht laaten om my weder vry te krygen. Ik ben jong, en in den koophandel nog onbedreven. Al myn vlyt zal niet magtig zyn om onze zaaken weder in order te brengen, en hy is het alleen van wien myn geluk gantschelyk afhangt. Ik begeer niets van u dat uwe vordering onzeker kan maaken.. Ik wil uw gevangene zyn, en, indien gy niet voldaan word , geduurende myn geheel leven blyven. Beneem my de gelegenheid niet , mynheer, om de liefde te betoonen, die ik mynen vader verschuldigd ben. Hy is zwak, en indien zyn leven door zo veel verdriet verkort werd, zou zulks my tot een eeuwig verwyt strekken. Laaten myne traanen u verbidden. Staa my toe mynen vader te redden, die my zo teder bemint, en die mogelyk zo ongelukkig niet zyn zoude, indien hy zo sterk niet geyverd had om my gelukkig te maaken. Ik wacht met verlangen op uw verlof om my in de gevangenis te begeeven, en zal deeze inwilliging voor een gunst houden, waarvoor ik u eindeloos verpligt ben. Verwerp de bede van een' verlaaten zoon niet, die zynen ongelukkigen vader met niets anders dan zyne liefde te hulpe kan komen. Laat my toe de gantsche stad door myn voorbeeld te toonen hoe veel dat kinderen aan hunne ouders verpligt zyn. De roem daarvan, mynheer, zal tot u terug keeren , en alle onze medeburgers zullen 'er u voor danken." Feraldo had deezen voorslag nimmer vermoed. Zyn onbeweeglyk hart begon te kloppen, en bragt hem de menschlykheid te binnen. Hy gevoelde zekere aandoeningen, die hem tot nu toe onbekend waren geweest. De traanen van deezen edelmoedigen zcon, zyn nederige gestalte , de smart die •op zyn gelaat afgebeeld stond, en de geheel onverwachte voor-  344 De rechtschapen Zoon. voorslag, maakten hem verbaasd, en vervoerde hem eerlang tot verwondering. Zo veel deugd had hy zich van geen mensch verbeeld, en zy deed haare volkomen uitwerking. Feraldo,die tot nu toe zyn voordeel op de strengste wyze behartigd had, omhelsde Gonzales , en gebood hem op te staan. „ Rys op , sprak hy, uw deugd heeft my getroffen , eh ik zal dezelve terstond beloonen. Uw vader zal nog deezen dag ontslagen worden, zonder dat ik u in zyne plaatse begeer. Gy zult daardoor ondervinden dat ik de deugd hoog schat. Gy hebt my overwonnen. Gy verlangt wel niets dan uw' vader , maar dat is niet genoeg. Ik weet uwe liefde voor myn dochter, en ik ben bewust dat zy u genegenheid toedraagt. Ik zal u met haar verbinden , en my in u een' schoonzoon verkiezen, die het edelaartigste gemoed bezit. Leonora is de uwe, en ik maak u te gelyk deelgenoot van al myn vermoogen." Zo veel werking kan de waare deugd te wege brengen, en zo zeker is het dat ook het ruuwste hart haar vermoogen niet kan wederstaan. Gonzales geraakte in de aangenaamste verwarring. Hy verkreeg niet alleen de vryheid voor zynen vader, maar tevens ook zyne beminde Leonora. Hy kon niets anders doen dan zich weder aan de voeten van zynen weldoener neder te werpen. De uitberstende traanen beletten hem te spreeken , zyn houding en gebaaren ontdekten nochtans aan Feraldo alles wat 'er in zyn ziel omging. Hy gebood hem ten tweeden maale, op te staan, omhelsde hem op het tederste , en begaf zich terstond met hem naar de gevangenis. Antonio werd oogenbliklyk op vrye voeten gesteld, en zyn vreugd vermeerderde niet weinig, wanneer hy van Feraldo vernam aan wien hy zyne vryheid te danken had. De vriendschapsverzekeringen werden daarop weder vernieuwd, en Antonio liet geduurende een' geruimen tyd zyn' zoon niet uit zyne armen ontslaan , terwyl hy hem met de tederste uitdrukkingen voor zyne vryheid bedankte. Het huwlyk der jonge gelieven werd kort hierna voltrok-  De rechtschapen Zoon .345 trokken De gantsche stad nam in deeze vreugde deel.. Men vergat het harde gedrag van Feraldo , en hy werd overal met eerbied genoemd. Gonzales ontfing de beloóning zyner deugd , en zyn vader beschouwde hem . geduurende zyn overig leven, met de heugchelykste herdenking, als zynen behouder. Beiden, Feraldo en Gonzales, zyn zulke voorbeelden, wier navolging niets minder dan waare hoogachting kan uitwerken. O. B. H. De historie van een' avanturier in loteryen. . Neu fluitem dubiae spe pendulus horae. Hor. Mynheer Dewyl ik een groot gedeelte van myn leven in ongerustheid en te leurstelling heb doorgebragt; dewyl ik veele gelegenheden tot verkryging van voordeel ben kwyt geraakt door eene drift, die ik reden heb te gelooven dat, in verschillende trappen en graaden , over een groot gedeelte van het menschdom heerscht, kan ik niet anders denken dan by uitstek welbevoegd te zyn, om diegeenen te waarschouwen die van haar geweld nog bevryd zyn gebleven , tegen het gevaar dat zy loopen, door zich onder haar' invloed te plaatsen. Ik diende als leerling by een' linnenfactoor, met ongemeenen roem wegens myn vlyt en getrouwheid; en in den ouderdom van drie-en-twintintig jaaren zette ik zelf een' winkel op, die zeer wel voorzien was, waarby ik met zulk een krediet by alle de kooplieden , die met myn' patroon bekend waren, begunstigd was, dat my niets van al wat kostelyk en duur is geweigerd werd. Geduurend vyf jaaren VI. Afd. XI. Deel. A a slaag-  346 Historie van een' slaagde myne zaaken, in evenredigheid eener onvermoeide waarneeming en onbevlekte eerlykheid, zeer voorspoedig ; ik was een stout bieder op alle verkoopingen , en deed myn achting op onze beurs zodanig toeneemen, dat men my, als een voorbeeld voor alle jonge kooplieden, aanwees, en elk in de verwachting was van my binnen weinige jaaren een' eerst' man te zien. In deezen voorspoedigen loop van zaaken, werd ik op zekeren dag overgehaald tot het koopen van een lot in de lotery. De som was van weinig belang, en zo ik al ongelukkig was, kreeg ik, volgens het plan deezer lotery, het grootste gedeelte van myn geld weêr te rug , zodat myn gevestigde grondregels van zuinigheid niet te pas kwamen , om my in het neemen van zulk eene beuzelachtige proef te rug'te houden. Het lotbriefje bleef genoegsaam vergeeten by my liggen, tot den tyd op welken elks noodlot stond beslist te worden; zelfs scheen de zaak my toen nog van geen gewigt te zyn, 't welk zo lang aanhield tot ik uit de openlyke lysten gewaar werd, dat op de nommer, die achter de myne volgde, de hoogde prys was gevallen. Myn hart klopte op de gedachten van zo naby een' schielyken rykdom te zyn geweest, die ik, schoon tegen alle rekenkundige wetten, aanmerkte my alleen door een enkele kans te zyn misgeloopen; en ik kon my niet onthouden van my de gevolgen voor te stellen, die 'er uit voorgevloeid zouden hebben, indien zulk een gunstige trekking my was te beurt gevallen. Deeze droom van geluk vervulde allengs myne verbeelding. Het grootste vermaak van myne eenzaame uuren was het koopen van eene lustplaats, het planten van bosschen en het graaven van vyvers voor het geld dat eens het myne had kunnen geweed zyn , en ik bevond my nooit by goede vrienden, of bedorf al hun vreugd door het opheffen van klagten over myn kwaad fortuin. Eerlang werd 'er eene andere lotery uitgeschreven , en ik had myn verbeelding nu zodanig verhit door het uitzicht van een' prys, dat ik my in den drang der eerste koopers zou hebben bevonden, indien myn drift niet beteugeld was ge-  AVANTURIER IN LOTERYEN. 347 geworden door de overweeging van het geluk 't welk het eene lot boven het andere had. Ik was lang twyfelachtig tusschen even en onëven nommers; overwoog de volle en tusschen-getallen; deed onderzoek naar allen die te vooren gelukkig waren geweest; en bepaalde my eindelyk tot een, dat ik uit hoofde eener heimelyke overeenkomst met de lotgevallen van myn leven, die ik 'er in meende te vinden voorbeschikt achtte , om my gelukkig te maaken. Verwyl is in groote zaaken dikwyls schadelyk; het lot was verkocht, en deszelfs bezitter kon niet gevonden worden. Ik begaf my weder tot myn overleg, en, na veele soorten van voorspelling geraadpleegd te hebben, bepaalde ik my tot een andere nommer , alhoewel met minder vertrouwen dan op de voorige. Nooit gevoelde een gevangene, een verlangende erfgenaam of minnaar meer verdriet over het traag verloopen van den tyd, dan ik te verdraagen had, tusschen het koopen van myn lot en de trekking der lotery. Ik stilde myne ongemaklykheid zo goed als ik konde, door dikwyls myn naderend geluk te bespiegelen; wanneer de zon rees wist ik dat zy weer onder zou gaan, en 's avonds wenschte ik my geluk met zo veel nader by de vervulling myner wenschen te zyn. Eindelyk verscheen de dag myn lot werd getrokken , en beloonde al myn zorg en schranderheid met een gering prysje van vyfhonderd guldens. Myn vrienden, die zich met myn gelukzeer wel in hunn schik toonden, werden zeer koel door my ontfangen; en ik begaf my veertien dagen buiten de stad, opdat ik myn spyt onbemerkt zou kwyt raaken, en toen, tot myn' winkel te te rug keerende, begon ik naar een andere lotery om te hooren. Myn verlangd werd eerlang voldaan; de tyding van de uitschryving eener nieuwe lotery kwam my ter ooren , en dewyl ik de ydelhcid van 't gissen en de nutteloosheid van 't narekenen nu ondervonden had , besloot ik thans den prys met geweld te overmeesteren , en kocht tot dat oogmerk veertig loten, echter niet verzuimende dezelven tusAa 2 schen  348 Historie van een' schen de even en onëven getallen te verdeelen, om de gelukkige soort van die beiden niet te missen. Ik vormde verscheiden besluiten, en nam menigvuldige proeven, om te beslissen van welken deezer loten ik op de billykste wyze myn' gewenschten rykdom mogt verwachten. My niet in staat vindende om door eenige wyze van redeneeren my hieromtrent te voldoen, schreef ik de nommers myner loten op dobbelsteenen , en besteede alle dagen vyf uuren aan de tydkorting van dezelven op de vloer te werpen en den uitslag door een naauwkeurig register onderzoekende, bevond ik, des avonds voor het trekken der lotery, dat een van myn nommers vyf maalen meer dan eenige van de rest had boven gelegen, in drie honderd en dertig duizend gooien. Deeze proef kwam evenwel valsch uit; op den eersten dag werd de hoopvolle nommer getrokken , en waarmeê anders dan een verachtelyke niet. De overigen kwamen met verschillend geluk te voorschyn, en by slot van rekening verloor ik ruim drie honderd guldens met deeze groote onderneeming. Ik had nu myn gedrag en leevenswyze gantschelyk veranderd. De winkel was voor het grootste gedeelte aan myne bedienden overgelaaten, en als ik 'er in verscheen waren myne gedachten zodanig met myne loten vervuld, dat ik naauwlyks eenige vraag, die my gedaan werd, hoorde of beantwoordde, maar alle koopers aanmerkte als zo veele verhinderaars van myne overleggingen, die ik genoodzaakt was schielyk voort te zetten. Ik dwaalde in den prys myner goederen, beging misslagen in myne rekehingen, vergat betaalde posten uittedoen, en verzuimde myne boeken te regelen. Myne bekenden begonnen van langsaamerhand aftezakken; maar ik vernam het verval myner bezigheden met weinig aandoening, dewyl ik verwachtte, dat, welke vermindering in myne winst mogt voorvallen de lotery dit alles in 't kort weder zou vervullen. Mislukkingen brengen natuurlyker wyze wantrouwen voort; ik begon nu hulp tegen kwaad geluk te zoeken door my te verbinden met zulken die beter dan ik geslaagd wa-  AVANTURIER IN LOTERYEN. 349 waren. Ik onderzocht met vlyt by wat collecteurs een' prys was gevallen om by zulk een' gelukkigen uitventer myn geld te besteeden; ik verzocht zulken, die in voorige loteryen door het geluk bekroond waren, om deel in myne nieuwe loten te neemen; en wanneer ik iemand ontmoette die in eenig voorval van zyn leven by uitstek gelukkig was geweest, noodigde ik hem om een grooter deel te neemen. Ik had, door deeze wyze van handelen , myn intrest zodanig verspreid, dat ik een vierde part had in vyftien, een agtste part in veertig , en een zestiende part in negentig loten. Ik verwachtte de beslissing van myn lot met myne voorige ongeduldigheid , en nam de verrichtingen myner hanteering met de gewoone onachtsaamheid waar. Het wiel werd eindelyk gedraaid , en deszelfs omwenteling bragt een' langen reeks van droefheden en verydelingen. Ik werd inderdaad wei dikwyls deelgenoot in een klein prysje, en het verlies van den eenen dag werd doorgaans opgewogen door de wind van een' volgenden ; maar myne begeerten bleven nog onvoldaan, en wanneer een van myne kansen mislukt waren, vestigde myne verwachting zich op de overblyvende die nog onbeslist waren. In 't einde werd een prys van vyftig duizend guldens uitgeroepen, en by onderzoek bevond ik dat het een myner eigen loten was , 't welk ik verdeeld had onder diegeenen op wier geluk ik vertrouwde, en dat ik 'er maar een zestiende van voor myzelven had gehouden. Men kan gemaklyk oordeelen met wat verfoeijing van zichzelven, iemand, die zo sterk op winst gesteld is, bedenken moet dat hy een' prys verkocht heeft dien hy in zyne bezitting had. Het was vruchteloos dat ik myzelven de onmooglykheid voorstelde van het voorledene te herroepen, of de dwaasheid van eene daad te doemen, die enkel door den uitslag , een uitslag die door geen menschelyk verstand was te voorzien , bewezen werd kwaad te zyn. De prys, die, schoon zy in myne handen was geweest echter werd toegelaaten my te ontslippen, vervulde my met Aa 3 smart  350 Historie van een' avanturier , enz. smart; en bewust zynde dat openlyke klagten my aan belagching zouden bloot stellen, gaf ik my aan stille droefgeestigheid over , en verloor allengs myne eetlust en nachtrust. Myn ongesteldheid werd wel haast zichtbaar; ik werd door myne vrienden bezocht, en onder deezen door Eumathes, een' predikant, wiens godvrucht en geleerdheid hem zo veel vermoogen over my gaven, dat ik my niet kon weêrhouden van myn hart voor hem open te leggen. Daar zyn, zeide hy , weinig gemoederen , die genoegzaame sterkte bezitten om in de handen van het lot vertrouwd te worden. Hy, die zichzelven geneigd vind om den toekomenden tyd te vervroegen, en mooglykheid tot zekerheid verheft, behoort alle toevallige gebeurtenissen te vermyden, dewyl zyn droefheid over mislukking altoos aan zyn hoop op geluk evenredig moet zyn. Gy hebt lang dien tyd verkwist, welke , door een welaangelegd gebruik , zekerlyk, hoewel op eene maatige wyze, uwe bezitting zou vermeerderd hebben ; gy hebt dien verkwist in eene lastige en beangste najaaging eener soorte van winst, die door geen arbeid of bekommering , door geen konst of hulpmiddel zeker te maaken of te verhaasten is. Thans verkwist gy uw leven in berouw over een daad, tegen welke geen berouw u kan behoeden, maar alleen het vermyden van de gelegenheid om ze weder te begaan. Ontwaak dan uit deezen vadzigen droom van toevalligen rykdom , die verkregen ■ zynde u naauwlyks eenig genot zou hebben kunnen uitleveren, dewyl 'er de minste bewustheid, van denzelven verdiend te hebben , niet in gelegen is; begeef u dan weder tot eene verstandige en mannelyke vlyt , merkende altoos de loutere gift van het geluk aan, als veel te laag voor de zorg van een' verstandig wezen. R. E. M. De  De Beever. Een fabel. Een eerlyke verstandige Beever, in de noordelyke landstreek van Rusland , begaf zich, in dat gedeelte des jaars, 't welk hem eenigen ledigen tyd verschafte, op weg. om by eenen zyner jonge bloedverwanten , die op eenigen afstand van hem woonde, een bezoek afteleggen. Hy vond zyn neef niet in huis. Dewyl echter de Beevers niet veel van omzwerven houden, begaf hy zich , recht toe recht aan , naar binnen in de wooning, waar hy alles in een' zeer gebrekkelyken staat vond, en de duidelykste blyken eener slechte huishouding vernam. De beschutsels van den beneden vloer hadden groote verbetering noodig; het weinige koorn, dat op het hoogste gedeelte van den grond verstrooid lag, was geheel verrot; en de middelste verdieping was zelfs van geen strooleger voorzien, om 'er een poos op te kunnen uitrusten. Eenigen tyd verloopen zynde, in welken hy dit alles met eene oprechte droefheid over het verzuim van zyn' neef en den slechten staat zyner zaaken, had opgemerkt, kwam de huiswaard binnen. Nadat de eerste pligtpleegingen afgelegd waren, en zy zich tot een onderling gesprek by elkanderen hadden neêrgelegd, ving de slechte huishouder op deeze wyze aan: ,,Ik verwonder my Oom, en heb my lang verwonderd, dat de leeuw zo veel goedheid jegens den wilden hond betoont, en op den bonsing in 't geheel geen acht slaat. Ach! ik vrees dat hy aan de raadslagen van den luipert maar al te veel gehoor geeft, om het algemeene best zyner onderdaanen naar vereisch te kunnen bevorderen. Ik heb dikwyis eene gedachte in 't hoofd gehad, waardoor, indien ik my niet bedriege , alles weder goed was te maaken. Wanneer men de leeuw maar kon overeeden, dat hy den wilden hond en bosfing met elkander liet jaagen, dan zouden daardoor hunne beider voordeelen verknocht worden, en de twist, die den staat zo lang in  S52 De Beever. Een fabel. in gevaar heeft gebragt , zou 'er door beslischt zyn Ik zou u wel raaden , myn waardige Oom doch gy schynt in 't geheel niet te luisteren naar het geen ik zeg.Ik bid u wat is toch de reden van uwe onoplettendheid? Ik bid u om vergeeving Neef, antwoordde de andere; maar ik dacht in waarheid zo sterk op de scheuren en reeten , die ik hier zie, dat ik 'er alle uwe fraaije redenen door kwyt ben geraakt. Indien gy zo goed wilde zyn, en by een' onzer nabuuren wat specie gaan leenen dan zouden wy minder gehinderd worden van den sneeuw, die alle oogenblikken door de gindsche spleeten dringt. ■& Hy, die zyn eigen belangen verwaarloost, zal geen gehoor vinden, wanneer hy de verwaandheid heeft van anderen raad te geeven. N. B, H.  DE MENSCH DOET NOOIT MEER KWAAD , DAN WANNEER HY NIETS, OF NIET GENOEG TE DOEN HEEFT. Indien alle menschen als Scipio dachten, zo zouden zy nooit beziger zyn , dan wanneer zy tyd hebben om van hunne geregelde en gewoone bezigheden uitterusten Doch wat tyd word door de meesten nutteloozer en onverantwoordelyker doorgebragt dan die, welken zy tot hunne rust en uitspanning afzonderen ! Hoe weinigen zyn 'er voor eene leevenswyze geschikt, die hen van alle bezigheden bevryd, en die hen maar tot zulke werkzaamheden verpligt, welken, om zo te spreeken, slechts de helft hunner zielen bezig houden, en de meesten van derzelver vermoogens ronder merkelyke inspanning laaten! De mensch is van zynen Goddelyken Veroorzaaker niet tot een' ledigen aanschouwer op deeze waereld, die hy bewoont, geschapen. Zyn ligchaam is een werktuig, dat altoos in beweeging is, en zyn ziel is zulk een werkzaam en bezig wezen, dat zy niet ledig kan zyn. De dryfveeren, die haar in beweeging brengen, zyn van geene aardsche stoffe. Zy kunnen slap worden, zy kunnen gespannen worden; maar zy worden niet versleeten zy breken niet, gelyk de dryfveeren van een uurwerk, wanneer zy te sterk aangezet, of te lang gebruikt worden. De ziel van den mensch heeft niet slechts werkzaamheid genoeg voor dit leven: zy betreed na hetzelve een ander schouwtooneel, waar een nieuw bedryf haarer werkzaamheid begint. Zo weinig heeft een tyd van zeventig, tagtig, ja meer jaaren haare krachten uitgeput en onbruikbaar gemaakt! Wy dwaalen derhalven, indien wy gelooven ons best te bevorderen, als wy ons van alle bezigheden ontslaan die inspanning en nadenken vorderen. Arbeid en vlyt zyn dingen niet alleen die onze ziel in het geringste niet schaden, maar in tegendeel veel tot haare volmaaking en voordeel toebrengen. De VI. Afd. XI. DEEL ! B b groo-  354 De mensch doet nooit meer kwaad , groote geesten over welken de waereld niet zal ophouden zich te verwonderen, de Leibnitzen, de Newtons , de Scaligers, hebben de vermoogens hunner ziele zo sterk ingespannen, als de verbinding van dezelve, met een broos en de vergangklykheid met zich voerend ligchaam, kan toelaaten. Zy hebben daardoor ook de hoogte bestegen die hen genoegsaam boven alle navolging verheft, en voor de vergetelheid behoed. Zy leeven allen in hunne schriften , aan welken natuur en vlyt een gelyk aandeel schynen te hebben. Despreaux eigent Lodewyk den XlVden eene der zinrykste en gelukkigste lofspraaken toe, volgens het oordeel van den voortreffelyken Rollin , wanneer hy de Wellust , die gezworen vyandin van den arbeid , deeze woorden in den mond legt : Helaas! waar is de tyd, de schoone tyd gebleven, Toen Luiäart de eernaam was, aan Koningen gegeven? Die streelende eeuw is weg, sints 's Hemels strenge magt Een' onvermoeiden Prins heeft op den troon gebragt. De beste grond brengt niet dan doornen en onkruid voort, wanneer de hand des akkermans denzelven niet te hulpe komt, en het zaad tot de vruchten uitstrooit, die hy anders van denzelven te vergeefsch verwacht. Noem het derhalven geen geluk, ô Philotimus! dat gy eene leevenswyze hebt verkregen, die u van alle bezigheden ontslaat. ô Hoe bezorgd ben ik deswegen voor u! Uw ziel zoekt bezigheden, en, dewyl gy haar geen doel hebt voorgesteld ten minsten geen ander doel dan uw vermaak, zo laat gy haar eenen vryen loop. Welke gedachten, welke begeerten, welke wenschen welke ontwerpen ontstaan en verdwynen in uw hart; en hoe ligt vervoert een gedachte, die in deezen mwendigen kryg van voorstellingen de overhand behoud, u tot een onedel een verachtelyk besluit Ik weet gy bemint de Zanggodinnen. Gy zegt zelfs dat gy, uit liefde tot haar, u van alle andere bezigheden ontsla gen hebt. Gy wilt u aan haar alleen toewyden, u tyd al-  DAN WANNEER HY NIETS TE DOEN HEEFT. 355 alleen in haar' dienst doorbrengen ! Uw voorneemen is goed : maar zult gy het kunnen uitvoeren ; zult gy niet somtyds de boeken moeten weg leggen; zult gy niet een vermaak zoeken, dat van hetgeene gy geduurig ondervind onderscheiden is, en zHlt gy in de verkiezing van dat vermaak, altyd gelukkig zyn? De groote wysgeer der Stoiçynen die zeven honderd en vyf boeken heeft geschreven, Chrysippus, die in diepzinnigheid alle anderen van zyne sekte te boven ging , wat deed hy wanneer zyne redenkonst hem vermoeide? Hy lagchte of dronk, en lagchte en dronk zich dood! Cleanthes, zyn voorganger, welk een vermaak verkoos deeze zich by zyne wysbegeerte ? Het vermaak om, tot eer zyner sekte, van honger te sterven. Zo belagchelyk zyn de uitspoorigheden der menschen wanneer zy hunn' geeft de vryheid laaten om in 't geheel niet naar eenig voorgeschreven spoor zyn vlucht te richten ; en zo onvermoogend zyn de Zanggodinnen , om ons altoos tegen de aanvallen der dwaasheid te behoeden ! In eene leevenswyze, die onzen tyd naar bepaalde uuren afdeelt, valt ons, Philotimus , de verkiezing der geneugte, die onzen arbeid verzoeten zal, veel ligter. Wy hebben ons aangewend niets te doen, zonder betrekking tot de eer van het ampt, 't welk door ons bekleed word. De uuren, die hetzelve ons vry laat, zullen wy aanwenden, om ons met de geringer bezigheden, die van verre tot hetzelve betreklyk zyn, onledig te houden: en deezen zullen het vermaak uitmaaken , dat wy tot onze verkwikking gebruiken. Wy leggen de werktuigen in orde, van welken wy ons bediend hebben; wy onderhoeken of zy allen in dien staat zyn waarin zy moeten weezen, wanneer zy bruikbaar zyn zullen. Wy verbeteren dezelven indien zy beschadigd zyn, en leggen die, welken wy versleeten hebben, als gewyde gedenktekens onzer vlyt, ter zyde. Wy overrekenen de uuren, die wy ten dienste van anderen hebben doorgebragt, en vergelyken met hun getal de voordeelen , die wy in dezelven aan de waereld hebben toegebragt. Wat genoegen is het, wanneer wy ondervinden.dat 'er niet een nutB b 2 te-  356 De mensch doet nooit meer kwaad teloos is verloopen, dat elk van dezelven ons voor onze moeite beloont! Wy zien het ontwerp, naar 't welk wy gearbeid hebben, weder over, en waar wy gebreken ontdekken, zoeken wy met de grootste zorgvuldigheid verandering te wege te brengen. Dit vergenoegen is aandoen]yk , het is streelend , en niet zonder nuttigheid! Theages, de braave, de vlytige Theages , noemt dit vermaak zyne afrekening, die hy zich bevlytigt van iederen dag te kunnen geeven. ô Had gy hem gezien toen ik hem onlangs onverwacht overviel! Hoe opgehelderd stond zyn gelaat! de rust van het geweeten maalde zich op hetzelve met de levendigste verwen. Rondom hem lagen zyne werktuigen , die hy geduurende deezen dag gebruikt had. Met genoegen zag hy dezelven aan, en gevoelde den lof, dien zy stilzwygend hem gaven, in zyn ziel. Hy beschouwde ze naauwkeurig, en lag ze voor den volgenden morgen gereed. Hieröp nam hy een boek en ving aan te schryven. Welk een tooneel voor my! Hy schreef; maar de traanen die zyne oogen ontvloden, hinderden hem verder te schryven. Het boek, waarin hy schreef, was een dagboek, dat hy hield, en in 't welk , by 't sluiten van iederen dag, door hem zorgvuldig werd aangetekend, wat merkwaardigs hem in zyn ampt ontmoet was. Ik heb het geluk gehad, dat geene, 't welk hy van deeaen dag had aangetekend, te onthouden, en ik deel het u mede als een bewys van de sterkte der vergenoeging, die zyn ziel doordrongen had. „ Geen „ dag heb ik met grooter bevreesdheid aangevangen dan „ den tegenwoordigen, maar ook geenen met grooter vreug„ de beslooten dan denzelven! Hoe weinig dacht ik, toen „ ik hem aanving , dat ik vruchten van het zaad zien zou,, de 't welk ik gereed was uit te strooijen! Myn ziel was „ vol van treurige aandoeningen, en myn ligchaam leed „ onder deeze naargeestige gemoeds-bewegingen. Doch „ hoe zeer hebt gy my beschaamd, ô myn Schepper! door ,, my de krachten te schenken om u te verheerlyken ! Gy ,, deed uwen zegen nederdaalen, om myne poogingen te „ verzellen. Nooit heb ik mynen arbeid zo vaardig zien „ voort-  DAN WANNEER HY NIETS TE DOEN HEEFT. 357 „ voortgaan, ô Mogt ieder myner dagen zo ryk in vruchten van myne poogingen zyn, of liever, mogt, ô Voor„ zienigheid ! ieder myner handelingen u zo welhaaglyk „ zyn, dat gy dezelve met uwen zegen kost verwaardigen! Tot u eer schryf ik deezen dag, op welken gy my met ,, uwen zegen verheugd hebt, tot een onvergeetclyk aan„ denken voor de laate nakomelingschap aan! Kom nu, „ verkwikkende slaap druk myne oogen voor de treurige „ verschyning des donkeren middernachts toe, opdat myn „ ziel onverhinderd haare gedachten ten Hemel opzende, „ en ongestoord den lofzang tot eer van den Goddelyken Verlosser aanhoore!" Is 't nietwaar, Philotimus! dit vergenoegen, dat Theages ondervind, wanneer hy zyn dagwerk met dankbetuigingen aan de Voorzienigheid besluit wanneer hy zonder ontrusting van zyn geweeten aan de armen van den slaap , die hem ongeroepen en niet gedwongen bezoekt, zich overgeeft, dit vermaak is u onbekend? Gy hebt wel gearbeid; maar gy ziet 'er geene vruchten van. By u verschynt geen vader , die, met traanen van vreugd en dankbaarheid, u het geluk van zyn kind verkondigt, dat gy tot wysheid en deugd opgeleid hebt; geen onschuldig onderdrukte, die u voor het behouden van zyn eer en leven bedankt! Gy leeft alleen tot uw eigen vergenoeging. Onbezorgd omtrent het vergenoegen uwer medeburgeren, ontbeert gy ook den laurier , die om de hoofdslaapen van Theages groent. Van u word geen' lof gehoord. Uwe daaden spreken niet, en deeze zyn echter de beste redenaars, die zich tot onzen roem kunnen doen hooren ! Kom te voorschyn , Philotimus , uit uwen eigen werk-kring, van wien gy tot nu toe het middelpunt zyt geweest! Laat het welzyn uwer medeburgeren uw ziel in beweging brengen ! Welk een ruim tooneel gaat voor u open! Zie hoe werksaam de gantsche natuur is, om de eer van haaren Schepper, het welzyn der menschen te bezorgen! Van den serafyn tot den geringsten worm is alles in beweging. Alles arbeid tot dit groot oogmerk En gy, een lid van deezen eindeloozen reeks B b 3 van  358 De mensch doet nooit meer kwaad, van schepselen, zondert u van dezelven af, en besluit u in eene werkelooze eenzaamheid. Zonder erkentenis aanvaard gy den dienst dien uwe broeders voor u verrichten, ziet hun gelaat met zweet bedekt om uwen welstand te bezorgen , en beloont met ondank en onverschilligheid hunne poogingen. Kunt gy de hulp van anderen ontbeeren; dan zy het u geoorlofd voor u alleen maar te zorgen, voor uw genoegen alleen maar te arbeiden. Maar zo gy den bystand van anderen noodig hebt, indien anderen voor u moeten arbeiden, ei, wees dan ook erkentelyk, wees dan ook dankbaar, en vergeld de diensten, die zy u bewyzen, door gelyke poogingen voor hunne welvaart! Gy kunt u aan de menschelyke samenleeving niet onttrekken; gy kunt dezelve uwen dienst niet weigeren, zonder u aan de ondeugd van ondankbaarheid schuldig te maaken. Maar nog veel geduchter en verschriklyker Raazernyen volgen u na in deeze eenzaamheid, waar gy, zonder arbeid en bezigheid, u de eer, van een' burger der waereld te zyn, onwaardig maakt. Leer haar kennen , opdat gy haar ontvlied Hispon zwerft in 't ronde , en lastert diegeenen, wier deugd en verstand hem dreigen te vernederen. Waarom misbruikt hy zyn tong tot het verspreiden van verdichte historiën en boosaardige lasteringen? Het ontbreekt hem aan arbeid. Hy had niets te doen. Zyn ziel werd in ledige uuren tot den dienst des lasters gewyd; de wangunst en nyd bliezen hem de eerstemaal hun verderfelyk gif in het hart, toen Hispon op zyn rustbed zich neder wierp, zyne bezigheden verwaarloosde, en de uuren, die hy aan den arbeid verschuldigd was, aan de herssenlooze achterklap of den wellustigen slaap opofferde. Niet lang diende hy in ledigheid den laster of hy walgde van den arbeid, en dus werd hy tot alle verstandelyke bezigheden en grootmoedigheid ongeschikt! Thans verricht hy, tot het goede bedorven de werken der duisternis De tong, Philotimus, die Hispon thans bezigt om de zuiverste deugd verdacht te maaken, die hy aan den logen en laster opoffert , konde hy dezelve niet even zo goed tot eer van waarheid en deugd gebruiken?  DAN WANNEER HY NIETS TE DOEN HEEFT. 359 ken? Van waar komt het dat zyn mond thans alleen voor het 'ryk der dwaasheid en boosheid spreekt ? Van waar anders dan doordien hy ophoud tot eer van waarheid en deugd te spreeken. Zie daar hoe de ledigheid , hoe de luiheid den mensch ontëert. De Hemel is tegen hem, zyn leven is een dood; want de deugd kan geen daad aantoonen, door welke hy haar eer heeft gezocht. Door wat middel denkt gy dat hy geholpen zou kunnen worden? Waar door anders dan door zich aan bezigheden over te geven die den laster zo niet den toegang , ten minsten het uitbreken beletten zouden. Ik weet zeer wel dat men veel te doen kan hebben, dat men zyne bezigheden zeer wel kan waarnemen, zonder om die reden wezenlyk deugdsaam te zyn. Ik weet zeer wel dat 'er meer toe behoort dan vlytig te arbeiden, om den naam van een' waarachtig-deugdsaame te verdienen. Maar de verbetering van een' mensch geschied niet door eenen sprong. Hispon is niet eensklaps een booswicht geworden. Hy zal ook niet eensklaps een wezenlyk mensch , een vriend van de deugd worden ! Men recht by hem reeds veel uit, wanneer men hem de gelegenheid beneemt van kwaad te doen. En hoe zal dit beter kunnen geschieden, dan wanneer men hem aan 't arbeiden helpt, wanneer men hem bezigheden aanwyft, die hem geen' tyd, of ten minsten zo veel tyd niet laaten , dat hy kan rond loopen, om zyn' evenmensch te verkleinen , gelyk hy tot nu toe gedaan heeft. Mogelyk geeven hem de verrichtingen, die hy te bezorgen heeft, eens gelegenheid om aan zichzelven te denken: mogelyk ontdekt hy eens, in de uuren, in welken zyne hartstogten zwygen, en zyn geeft ten minsten een' korten tyd gewaarwording van zichzelven en zyne bedoeling heeft, den afgrond , aan wiens rand hy rond dwaalt; mogelyk leert hy de deugd en waarheid weder eeren, die hy tot hiertoe verloochend heeft! Syfax mengt zich in dingen die hy niet verstaat, en die hem niet aangaan. Hy vervalt tot het gebrek , het haatelyk en belagchelyk gebrek van albedilling. Hy werpt B b 4 zich  360 De mensch doet nooit meer kwaad, zich op tot een' rechter over de daaden van anderen, berispt hunnen arbeid, bedilt hunne uitvoeringen, en maakt zich daardoor by verstandigen bespottelyk. Hy zelf heeft verstand noch ondervinding genoeg, om over de werken te oordeelen die hy onderneemt te berispen. Wat doet hy ? Hy leent de oogen van anderen, om te zien. Hy zelf ziet niet, hy zelf hoort niet. De uitspraaken van nydige, van wangunstige lieden, het gesnap van niets te doen hebbende vrouwspersoonen , ja dikwyis van kleine kinderen , die hy uitvraagt, zyn de gronden van het oordeel, dat hy, als een blinde toekyker, over anderen wil vellen. Hoe belagchelyk word Syfax in de oogen der verstandigen? Hy ziet den splinter in 't oog van zyn' naasten, en loopt voor het aangezicht van de waereld rondöm met een balk in 't zyne , waarmede de dwaasheid hem tot haaren dienst heeft ingewyd. Zou Syfax die belagchelyke buitenspoorigheden wel begaan, en zyne waarneemingen tot op de klederen van anderen uitstrekken, wanneer hy in staat was om met ernstige en nuttige bezigheden om te gaan ? De ledige tyd , dien hy heeft, is de bron van alle de dwaasheden , die hy dagelyks begaat. Wat zal hy aanvangen ? Leezen, denken, schryven ? Het eerste valt hem moeijelyk, en de beide laatste zaaken laat hy over aan anderen, die daartoe van de natuur sterker roeping dan hy ontfangen hebben! Bestendig slaapen , drentelen , drinken en eeten kan hy ook niet. Zyn ziel verlangt zo wel naar bezigheden als zyn ligchaam, en dewyl hy haar geene verstandige en ernstige weet te verschaffen zo laat hy haar, als een kind, met poppen speelen, dat is, hy houd haar bezig met de kinderachtige buitenspoorigheden van hoogmoed en eerzucht. Hy geeft zich aan de streelende droomen zyner inbeelding over , en heft zich in zyne gedachten op een' troon,' van welken hy met verachting op andere menschen neder ziet. De rang, dien hy bekleed, is de hoogste de aanzienlykste in zyne gedachten, en het is loutere bescheidenheid en ootmoed in hem, dat hy voor  DAN WANNEER HY NIETS TE DOEN HEEFT. 361 iemand in de waereld onderdoet. Deeze inbeelding zet hem een groot gezag by , en dit is de reden dat Syfax met vreeslyke bedreigingen by uitstek vaardig is, wanneer iemand hem zyn zwakheid onder 't oog brengt. Hoe ver zoude hy van alle deeze dwaasheden afgezonderd blyven , indien hy zyn tyd verstandig wist aanteleggen, indien hy het genoegen kende, dat wy ondervinden , wanneer wy ons met de schriften van groote mannen bezig houden, wanneer wy ons in het stille leerzaame gezelschap der grootste geesten van alle eeuwen bevinden, en ons met hunne uitvindingen en gevoelens onderhouden ? Hoe demoedig, hoe bescheiden zou dit eerwaardig gezelschap hem maaken, en hoe dra zouden deeze groote voorbeelden van doorzicht, verstand en deugd, hem tot eene edele navolging aanspooren, waardoor hy van tyd tot tyd zich de kinderachtige bezigheden zou leeren schaamen , tot welke de onedele, de verachtelyke ledigheid zyn' geeft vernederd had. Trek een gordyn voor uwe boekverzameling, Syfax! Zy vertoont zich tot uwe schande. Kunt gy u alle oogenblikken met de grootste geesten onderhouden, en spreekt gy liever uuren lang met een' lasterenden oorblaazer, die uw' evenmensch by u verkleint, en uw ziel, vervult met menschhaatende neigingen? Kunt gy alle oogenblikken de ernsthaftigste wysheid uit de welspreekendste monden hooren, en luistert gy met meer genoegen naar de verdichtselen van wangunst en nyd, naar de geveinsde vleijeryen uwer valsche vrienden, naar het gesnap van onweetende slechthoofden? Hoe weinig weet gy van uwe wezenlyke bedoeling, hoe weinig van de waarde des tyds! Leer van den wyzen en vroomen Theages de uuren , door uw lot u vergund, op eene verstandige en ten uwen opzichte voordeelige wyze verdeden ! Volbreng met oprechtheid en vlyt de pligten uwer bediening; en wanneer u dan nog tyd overig blyft, leg denzelven aan tot vergenoegen van uzelven, en tot vergenoegen en geluk van uwe medebroederen. Zult gy uwen tyd in ledigheid kunnen doorbrengen, wanneer gy B b 5 ge-  362 DE MENSCH DOET NOOIT MEER KWAAD, gelooft dat de pligten , die de natuurlyke en geopenbaarde godsdienst voorschryft, ook voor u verbindende zyn? Hoe veel zyt gy aan uzelven , hoe veel zyt gy aan anderen verschuldigd ? Kunt gy te veel tyd aan de verbetering uwer ziele te koste leggen? Denk niet dat de jaaren, die gy maar blootelyk geleefd hebt, den ouderdom uwer ziele uitmaaken. Zulken behooren alleen daartoe, in welken gy gedacht, verstandelyk gedacht en verstandelyk gehandeld hebt. Zoek deezen ouderdom; tracht met yver naar denzelven! Leer, volgens het voorbeeld van Alexander, uw leven niet naar de jaaren , maar naar de handelingen, naar de edele en grootmoedige handelingen, die gy hebt ondernomen , naar de overwinningen, die gy door dezelven op de ondeugd en dwaasheid behaald hebt, rekenen. Deezen ouderdom heeft Theages verkregen ! Zie hoe zorgvuldig hy is om van ieder' dag, dien hy leeft, een deel aan zynen geestelyken leeftyd toetevoegen ! Hoe weinig acht hy geleefd te hebben, wanneer hy zich geen handeling kan voorstellen , by welke zyn ziel gevoelt werkzaam te zyn. Bemerk hoe regelmaatig hy zyne dagen verdeelt ! De Godsdienst , zyn evenmensch en hy-zelf zyn de voorwerpen die 'er aanspraak op hebben. Nooit vergeet hy een van dezelven ! Nooit besluit hy een' dag zonder tot eer van den Godsdienst gearbeid te hebben, zonder het welzyn van zyn' evenmensch en van zichzelven vermeerderd te hebben , zonder den tempel der waare eer een schrede nader gekomen te zyn. Amidor! de tyd valt u lang. Gy zyt genoodzaakt om op verwisselingen en veranderingen te denken , die uwe dagen u korter maaken. Maar hebt gy u ook aan eenigen arbeid overgegeven? Mogelyk weet gy niet wat arbeid is. Niet alle bezigheden zyn arbeid. Anders zouden de lieden, die den gantschen dag langs den weg slenteren, die op de buitenbrug staan, en de aankomende schepen tellen, die nieuwstydingen van het eene huis in het andere draagen, veel arbeids verrichten. Men zegt nochtans in 't algemeen , dat het u aan arbeid mangelt. De bezigheden, Ami dor!  DAN WANNEER HY NIETS TE DOEN HEEFT. 363 dor! die wy naar zeker vastgesteld doel, dat wy niet uit het oog moeten verliezen, verrichten, en die ons moeijelyker vallen dan anderen, maaken eigenlyk den arbeid uit. Hebt gy heden gearbeid ? wat doelwit had gy by uwe bezigheden? had gy hetzelve altyd voor oogen, of hebt gy veel zonder doel, zonder oogmerk gedaan? Ik staa u het ontslag dat gy verlangt, niet eerder toe , dan na dat gy den arbeid genoemd hebt, die u thans bezig hield; geen tydverdryf, 'dat gy begeert , eerder , dan na dat gy my kunt zeggen, hoe gy den tyd, dien gy verpligt waart te arbeiden, hebt doorgebragt. Ik weiger u geen rust. Gy vordert dezelve volgens eene onveranderlyke wet der natuur. Doch zy moet alleen de belooning der vlytigheid zyn, die wy in onzen arbeid betoond hebben; zy moet slechts aan zulken vergund worden , die inderdaad eene verademing noodig hebben. Gy rooft den tyd , dien gy tot eene verfrischsing wilt afzonderen ,. gy rooft dien van noodiger en nuttiger bezigheden, welken gy verzuimd hebt. Gy wilt uw gantsche leven tot een tydverdryf maaken, schoon gy daarop geen aanspraak moogt doen , voor dat gy van uwe gewoone bezigheden vermoeid zyt. Voor welk een gevaar stelt gy u niet bloot! Uw ziel is niet vermoeid , haare krachten zyn alle nog gespannen, hoe veel voordeel zult aan de ondeugd en dwaasheid door eene onedele en u-zelven ontëerende werkeloosheid toebrengen ! Gy zult de verleidende stemmen der Syreenen naauwlyks hooren, of een onverwinnelyken gloed zal uwe aderen verhitten; naar de stem der reden en godsdienst zult gy niet meer luisteren; gy zult u met vreugd in de ketens laaten slaan , voor welken gy beveiligd zoud zyn gebleven, indien gy u niet te vroeg uit de loopbaan had begeven, in welken uw lot u geplaatst heeft. Neen, Amidor, verlang geen rust, die gy niet verdient; weet dat door luiheid en wellust niemand tot de onsterflykheid geraakt. Denkt gy dezelve door spel en vermaakelykheden deezes levens magtig te worden? Neen, Amidor, de weg tot waare eer, tot onsterflykheid is  364 De mensch doet nooit meer Kwaad, is een steile weg, op welken gy veele hindernissen te overwinnen en met veele vyanden te kampen hebt! Ieder minuut uws levens moet u van waarde zyn , want met ieder minuut komt gy nader by het voorgestelde doel uwer loopbaane. Het geen u thans mogelyk is, zal u dan onmogelyk worden, wanneer uw ligchaam onder den last der jaaren zich kromt, uwe aandoeningen zwakker en de bewegingen van uw hart traager en langzaamer worden. Thans, nu een jeugdig bloed nog door uwe aderen vloeit, thans, nu het eerste vuur der jeugd u nog verhit , gebruik thans de vrolyke en lagchende uuren , en betreed, zonder te draalen, de loopbaan, die de Deugd voor u opent, en tot welke zy met moederlyke handen u wil geleiden. Spaar de geneugten en vermaaken deezes levens, tot dien tyd, in welken gy dezelven, als belooningen van uw vlyt met recht en met eer kunt genieten. Onttrek u aan dien onzaligen hoop van verwysde jongelingen , die den bloei hunner jaaren aan de dwaasheid en ondeugd opofferen, en dan eerst de baan der deugd beginnen te betreden, wanneer hun ziel te diep voor de edele en zalige gewaarwordingen der waarheid verlaagd is ! wanneer de wellustige ledigheid hunne krachten verzwakt, en de ondeugd hunne neigingen verontreinigd heeft ! Word ondertusschen uw voet op deezen weg naar den tempel der Wysheid vermoeid , zet u dan in de aangenaame velden, in de bloemryke beemden, die zy zelve, voor de rust en het genoegen haarer navolgers bezorgd, nevens dezelve aangelegd heeft, ter neder, en ontfang uit haare hand de verfrischingen , die zy u aanbied. Geniet hier, onder haare bescherming de rust die gy noodig hebt; maar hoor ook dankbaar en gewillig naar de stem , die u uit uwen slaap weder opwekt , en zet, door haaren zegen gesterkt, moedig en ondverdrooten den loop voort, dien gy , een mensch van eindige vermoogens eerlang zult moeten staaken. Hoe ver zyn deeze verfrischingen, die de wysheid ons geeft, van de verdoovende en raazende vermaaken onderscheiden, die  DAN WANNEER HY NIETS TE DOEN HEEFT. 365 die de dwaalende jeugd verkiest doch geenszins om van de edele vermoeijingen, in dienst van de Waarheid en de Deugd uitterusten; maar om zich voor eeuwig de eer haarer navolgers onwaardig te maaken? Op een enkel uur. aan ernstige bezigheden gewyd, volgen dikwyls dagen van losbandig vermaak, in welken de ziel geheel ledig van alle indrukselen der wysheid blyft, en onder schertsery en spel haar gevoel voor edeler en hooger aandoeningen kwyt raakt. Welk eene evenredigheid tusschen arbeid en rust ! Hoe afschuwelyk moeten u die menschen voorkomen, wier dwaasheid de dichter ons door den mond der fabel ontdekt ! Rondom een tafel aangezeten, Vertoeven zy byéén tot in den laaten nacht, Terwyl om drinken of om eeten In al dien tyd niet word gedacht. De donder moog' door 't luchtruim gieren, De blixem om de wooning zwieren, Ja , schoon het hooge hemeldak Zyn' val voorspell' , met krak op krak, Zy laaten zich in 't minst niet stooren: Zy schynen stom en doof geboren. Slaat nu en dan hun mond geluid, Het komt 'er half gebroken uit, 't Zyn klanken die niet samenkleeven, Ofschoon 'er hun gelaat en oogen zin aan geeven. 'k Heb dikwyis aan hun zy' gestaan, En nimmer zullen hun gebaaren, Die heden nog myn ziel vervaaren, Uit myn geheugen gaan. Nu zag ik op hun aangezichten De wanhoop, die eerlang moest zwichten, Met vloek op vloek, voor razerny; Verscheen een booze vreugd hier by, Dan werd zy ylings weggedreven Om  366 DE MENSCH DOET NOOIT MEER KWAAD, Om doodsangst haare plaats te geven. Zy schenen in hun woede, ik zweer het u gelyk Aan Furiën van 't onderaardsche ryk. Hun ingespannenheid gaf 't wezen Der helsche rechtren klaar te lezen, En de angst, op hun gelaat verspreid, Den vloekstaat der doemwaardigheid. „ Wat is het oogmerk deezer menschen? Dus vraagt gy billyk „ Strekt hun wenschen Zich uit tot heil van 't algemeen?" Geenszins. „ Dan zoeken zy gewis der wyzen steen; Of trachten zy 't vierkant des cirkels uittevinden ? " Zy zyn geen onderzoek-gezinden. „ Brengt dan de wroeging, om voorheen bedreven kwaad , Hen in dien jammerlyken staat?" Niets van dit alles, neen. „ Wat of hen dan moog' scheelen. Ligt zyn ze zinneloos. Zo niemand van hen hooren kan Niet spreekt, niet voelt, niet ziet, ei zeg, wat doen zy dan? " Zy SPEELEN. Het beste tydverdryf, Amidor ! dat gy u verkiest in de uuren in welken gy van uwe gewoone bezigheden uitrust blyft geen tydverdryf meer, maar word een strafbaare roof • uwer uuren, zo dra gy hetzelve buiten de behoorlyke grenzen uitstrekt; zo dra gy u door uwe vermaaklykheden, onbekwaam laat maaken om verder in de u voorgestelde loopbaane, rustig en lustig voorttestreeven En hoe veel nadenken moet ieder klokslag u verwekken, wanneer gy, als een Christen , uw' tyd in de naauwste verknochtheid met de eeuwigheid beschouwt! Alle de uuren, Amidor, die door de schikking der alwyze Voorzienigheid, uw leven moeten uitmaaken, alle deeze uuren vloeijen in deeze onmeetelyke zee te rug, elk van hen als een getuige van uwe gedachten, van uwe werken! Hoe vreeslyk moet ieder klokslag voor u zyn, die u het einde van een uur verkondigt, dat gy nutteloos misbruikt, dat gy aan de dwaasheid en  DAN WANNEER HY NIETS TE DOEN HEEFT. 367 en wellust hebt opgeofferd! Zy keeren nooit weder te rug! Wilt gy ze der Deugd en Waarheid schuldig blyven? Hoe verrukkend moet, integendeel, dat teeken zyn, wanneer het, midden in de pryswaardige bezigheden van uw beroep, in uwe ooren klinkt? Zulk een uur, in 't welk gy als een Christen en menschenvriend, bezig waart, vliegt, als een heraut van uwe liefde tot de waarheid, naar de poorten der eeuwigheid! Ieder uwer daaden, die hetzelve verkondigt, is uw lof, dien het in den schoot der Godheid uitstort! Hoe beklaag ik u, Caliste ! Uw lot heeft u vernederd tot verrichtingen, die meer uw ligchaam dan uwen geest bezig houden! Hoe zult gy de laagen ontgaan, die zich rondom u verzamelen ? Hoe zult gy voor de verbetering van uw edeler deel kunnen zorgen, daar de dingen , aan welken gy u moet overgeeven, zo weinig betrekking tot hetzelve hebben ? Het is waar, Caliste ! men handelt te onbillyk met uwe kunne. Men bepaalt u alleen aan geringe oogmerken; men beschouwt ulieden niet anders dan standbeelden, in welken alleenlyk de schoonheid , de juistheid, en de konst des meesters geprezen word : maar eerlang vertoont gy een' geest, wiens schoonheid gelyk is aan die, welke ons in zyne wooning zo zeer behaagt. En nochtans houd men wangunstig de geheimen der wysheid voor u gesloten! Niet anders, als of uwe zielen van andere stoffen gevormd waren, en minder aanspraak op de schatten der waarheid en wysheid hadden, dan die der mannen. Doch hoe dikwyls zou de vlyt, die in de schoolen aan het beschaaven van een' traagen en onaandoenlyken jongeling te koste word gelegd, gelukkiger aan u, Calliste, en anderen van uw geslacht besteed worden! Wat leeren zo veele vrouwelyke naamen, zo veel vereeuwigde vrouwelyke naamen , wat leeren zy ons anders, dan dat, zonder aanzien van kunne , de Hemel ook u tot eer van de wysheid en deugd gevormd heeft ? Seneka heeft dit reeds geloofd, en onder de zeven Grieksche wyzen , heeft  368 De mensch doet nooit meer kwaad, heeft men reeds Kleobulus gehad, die u zyn woord heeft gegeeven, die het voor billyk erkend heeft, dat ook u den weg ter wysheid geweezen wierde. Doch tot heden is deeze vaderlandlievende voorslag maar half vervuld! Uwe beste jaaren vervliegen in het gezelschap van zulke persoonen , die, buiten de naald, welke zy u in de hand geven , weinig meer weeten, dan ten hoogsten uwe tong tot zekere spreekmanieren en komplimenten afterechten. Hoe zelden geniet gy het geluk van eene verstandige opvoeding! Hoe zelden gebeurt het, dat gy een onderwyzer verkrygt, die u tot in het binnenste heiligdom der wysheid geleid! Hoe dikwyls word uw geest, in welken een mannelyk vuur blaakt, tegen zyn' wil, alleen tot de zorgen der huishouding verlaagd, die hy, tot hooger bezigheden op geleid , met minder verdriet en beter geluk zou kunnen waarneemen ? Gy vaders, wien in welgeaarde dochters, de Hemel lievelingen der Zanggodinnen heeft toevertrouwd, zyt gy wreed genoeg, wanneer haare tedere, haare leergierige zielen naar kennis, naar de schatten der wysheid haaken , om dezelven voor haar weg te sluiten, en den trek, den mannelyken trek naar eer en waarheid in haar te smooren? Kan het u van 't harte , het kind, uit welks oogen verstand en leerzucht spreeken, dat liever met boeken dan met poppen speelt, de boeken te ontnemen , en in derzelver plaats huishoudelyke werktuigen in de handen te geeven , die het ongaarne, als voorboden van zyn toekomend beroep, aangrypt? Wanhoopt gy dat het kind, het welk spreken leert , dat behaagen in de leeringen der ernsthafte waarheid vind, dat leert denken, geschikt genoeg zal zyn om de grootdeels werktuiglyke verrichtingen der huishouding zich eigen te maaken? Nog eens, Caliste! ik beklaag u; ook u had de Zanggodin in uwe wieg gezegend! ook gy behoort tot die zeldzaame schoonheden , die met de uitwendige bevalligheid den ongelyk beminnenswaardigen adel der ziele vereenigen. Maar ook gy hebt het gewoonelyk noodlot uwer zusteren ondergaan. Ook voor u heeft men in de jaaren uwer kindsch-  DAN WANNEER HY NIETS TE DOEN HEEFT. 369 kindschheid den tempel der waarheid toegesloten, en, even als of u de Schepper maar een ligchaam, dat gelukkig gemaakt moest worden, gegeven had, heeft men u maar tot bezigheden opgeleid , die deszelfs opschik en onderhouding betreffen. Doch de Hemel, medelydender dan uw vader, zorgde voor u! Gy verkreegt gelegenheid om de Zanggodinnen te leeren kennen , die thans uwe vertrouwelyke zusters zyn. Hervey heeft u met de ernstigste waarheden bekend gemaakt, en Gellert heeft u in haare lusthoven geleid. Met schriften van deeze soort, Caliste , gaat gy voort u bezig te houden. De geringste opschik, die gy aan de schoonheid van uwen geeft kunt toevoegen , moet u eerwaardiger en liever zyn, dan de prachtigste opsieringen , die gy aan de schoonheid van uw ligchaam kunt toebrengen. Vaar voort met het geld, dat uwe ouders, gewillig en gaarne, voor tooi en pracht u schenken , en dat zy u weigerden, toen gy van hen onderwys in de muzyk , in de dichtkonst, in de Fransche taal, en in andere nuttige dingen begeerde, vaar voort, zeg' ik, met dat geld aan boeken voor u te besteeden, en laat aan diegeenen van uwe zusteren, die alleen ligchaamen verlangen te zyn, het voorrecht over, van al haare schoonheid op haar gelaat te hebben! Wanneer uw ziel in de school deezer voortreflyke leeraaren zich tot edele gedachten en aandoeningen gewent, dan zal één woord uit uwen mond over alle de linten , kanten en stoffen uwer stomme en spraaklooze zusteren in het gezelschap der verstandigen zegepraalen. Nooit zullen uwe huishoudelyke verrichtingen u tot een' last worden. Gy naait, gy borduurt; doch ik zie het aan uwe oogen, dat uw ziel met een verheven gedachten bezig is. Nevens u ligt uw beste gezelschap, uwe boeken; gy hebt gelezen, en nu peinst uw ziel op de verheven waarheid, die uw leeraar u heeft voorgesteld. Welk een edel tydverdryf! En deeze geringe bezigheden, die uw beroep u voorschryft, verricht hebbende , dan begeeft gy u weder met eene verlangende beVI. Afd. XI. Deel. Cc geerte  370 De mensch doet nooit meer kwaad , enz. geerte naar uwe vrienden, die u de wysheid leerden kennen, en die uwe waare bedoeling u ontdekten, ô Caliste ! hoe veilig zyt gy nu voor de laagen, welken zich rondom diegeenen moeten verzamelen, die ophouden bezig te zyn , zo dra zy hun naaldwerk nederleggen , die door alle ander gesprek, dan van kanten, van stoffen, linten en diergelyke dingen , vermoeid worden , en die van het vermaak, dat in een geestig en verstandig boek te vinden is, niets weeten, Hoe gelukkig zyt gy , ô Erato! die , nevens dit vermaak , ook nog het vermaak kunt genieten , van uwe ledige uuren door de overeenstemmende klanken uwer stem en cimbaal te vervrolyken ! Ik hoor u ! Gy zingt den lof der Godheid, de waarde der deugd, der oprechte vriendschap. Welke klanken! Zo, Erato, volgt gy de hemelsche chooren na , en zo ontwyd geen kruipende wellust uw lied ! Zo zy uw vermaak uwe eer de lust der engelen , die naar uwe gezangen luisteren, en hun lofgeschal van derzelver inhoud doen galmen! Be-  Beknopt bericht wegens het Russische staats bestier, van den jaare 861 tot 1767. Getrokken uit de reis naar Siberie, door den Abt d' Auteroche in 't licht gegeven. Volgens de jaarboeken van Rusland , is dat ryk geregeerd door eene opvolging van Prinsen , Groot-Hertogen of Czaaren , allen uit het zelfde geslacht , van het jaar 861 tot het jaar 1596. De eerste van deeze vorsten was Rurich genaamd ; de laatste Fedor Iwanowitz. Geduurende dit tydperk van meer dan zeven honderd jaaren , werd de vader altoos door den oudsten zoon opgevolgd, zonder eenige twist met hunne broeders, of iemand van hunne onderdaanen. Zulk eene lange opvolging van vader tot zoon zou schynen te bewyzen , dat Rusland toen een vrye staat was. Maar de zelfde jaarboenen , en alle historieschryvers , bevestigen, dat de natie altoos door oppermagtige vorsten bestierd werd. Fedor Iwanowitz overleed in het jaar 1596, zonder kinderen natelaaten. Sommige historieschryvers zeggen dat hy vergeven was, en tevens zyne dochter , door Boris Godonow , zyn staatsdienaar en gunsteling. De Prinses stierf nog voor haaren vader. Boris Godonow, een groot gezag onder de regeering van Czaar Fedor verkregen hebbende, bragt te wege, dat de jonge Demetrius, de wettige erfgenaam van de kroon, te Uglicz, in 1567, vermoord werd: hy ontsloeg zich naderhand van den moorder , dien hy gebruikt had. Het kasteel van Uglicz werd op zyn bevelen geslegt, en eenigen van de inwooners der stad ter dood gebragt, met oogmerk om hem als onschuldig te doen voorkomen , en een uitmuntend bewys te geven van zyne getrouwheid voor het vorstelyk huis. Deeze eigendunkelyke dwingeland hield hier niet op; hy verdelgde, onder verschillende voorwendsels , alle de Prinsen die by mooglykheid eenig recht tot den troon konden voorwenden , zo wel als alle de persoonen die in bediening Cc2 wa-  372 Beknopt bericht wegens waren en hen aankleefden; en, misdaaden op misdaaden hoopende, zette Boris zich op den troon in den jaare 1598, en, met de verbystering van het volk zyn voordeel doende, bragt hy te wege dat zy hem kroonde. Door herhaalde misdaaden voerde Boris de verachtelykste slaaverny in , met oogmerk om zich in het bezit van den troon door dit middel te handhaaven , maar desniettegenstaande werd hy kort hierop van denzelven verdreven, door een' nieuwen geweldenaar, die zelf, in den jaare 1606, van kant werd geholpen. Van deezen tyd af werd Rusland een tooneel van regeeringloosheid en verwarring; staande onophoudelyk nieuwe vorderaars tot den troon op, die, de een na den anderen , het leven benomen of onttroond werden; de verdeeldheden namen dagelyks toe, en bleven aanhouden tot den jaare 1683. Alhoewel het Russische ryk nooit verkiesbaar geweest was, vond echter de natie in zulke omstandigheden zich genoodzaakt een opperhoofd te verkiezen. Michaël Komanof, grootvader van Czaar Peter, werd in dit jaar verkozen, in eene vergadering der edelen; en de Russen onderwierpen zich aan een' jongeling van vyftien jaaren, zonder eenige voorwaarden van hem te bedingen. Alexis Michaëlowitz, zyn zoon, kwam in 't jaar 1645 tot den troon, zonder eenigen anderen vorm van verkiezing. Zyn regeering was onrustig door oproeren en burgerkrygen , voornaamelyk, naar het schynt, veroorzaakt door de eigendunkelyke magt, die Morozou, gunsteling van den Czaar, over het ryk oefende. Na den dood van Czaar Alexis, die in 1677 voorviel, raakte de natie meer en meer in slaaverny. Deeze Vorst was twee maalen getrouwd geweest. In het eerste huwlyk had hy twee Prinsen verwekt, Fedor en Iwan, nevens zes Prinsessen. De vruchten uit den tweeden echt waren Peter de eerste , en eene Prinses. Fedor kwam tot den troon in den ouderdom van vyftien jaaren, en stierf in 1682, zonder dat hy kinderen naliet. Begrypende dat zyn broeder Iwan, te kwalyk door de natuur begunstigd, onbe-  het Russische Staatsbestier , enz. 373 bekwaam tot de regeering was, benoemde hy, op zyn doodbed , zyn' tweeden broeder, Peter, die niet meer dan tien jaaren oud was, tot zynen opvolger, op den troon, De Prinses Sophia, dochter van Fedor, uit het eerste bed , vormde het ontwerp om zich in de heerschappy van het ryk te stellen. Deeze Prinses, wier onderneemingen , uit hoofde van haar uitmuntend verstand , des te gevaarlyker waren, volharde in het stichten van de bloedigste oproeren, geduurende volle zeven jaaren. In dit elendig tydperk heerschte verraad en openbaare moordery zonder ophouden. De natie was in de uiterste verwarring en wanorde. De Strelitsen deeden aan alle kanten bloed stroomen , en bedreven de ongehoordste wreedheden; het leven van den Vorst was zo min veilig als dat van zyne onderdaanen. Sophia werd eindelyk in een klooster gesloten; maar het was zeer moeijelyk de natie, die aan oproer en moord gewoon was geworden, van het pleegen deezer gruwelen te weêrhouden. Peter de eerste, in den jaare 1689, , de toom der regeeringe zelf in handen neemende, vatte het besluit op van zyn natie te hervormen en te beschaaven: maar , nog oppermagtiger zynde dan iemand zyner voorzaaten, haalde hy de banden van slaaverny nog naauwer toe. De groote ontwerpen van deezen uitmuntenden man zyn ten volle bekend; hy stierf 1725, in het midden zyner verrichtingen; en de Keizerinne Catharina, zyne gemaalinne , in 1727. Peter Alexiowitz, kleinzoon van Peter den I. beklom vervolgens den troon, doch overleed in den jaare 1730. De Prins van Dolgorucki en de Graaf van Osterman, die den Hoogen Raad byeen riepen , hielden het testament van Keizerinne Catharina achter, en verklaarde dat Peter II. op zyn doodbed, de Prinses weduwe van Courland , tot zyne opvolgster benoemd had. Zy was de dochter van Iwan, ouder broeder van Peter I. *, maar by eene andere Cc3 vrouw. * In den achtergehouden wil van keizerinne Catharina was de opvolging van het Russische ryk zodanig geregeld, dat de Hertog van Holstein, en de Prinses Elizabeth, dochter van Peter I. en van de keizerinne Catharina, na Peter Alexiowitz tot den troon moesten komen Strahtenberg tom. I. pag. 225.  374 Beknopt bericht wegens vrouw. Deeze Prinses, van den troon geweerd zynde doorde kinderen van Peter I. was genoodzaakt voorwaarden aan te neemen, door welken haar magt bepaald werd. De Prins Dolgorucki en de Graaf van Otterman hadden zich voorgesteld den tengel van 't bestier in hunne handen te behouden; maar zy had naauwlyks den troon beklommen, of eigende zich het zelfde gezag toe , dat de vorsten haare voorzaaten, bezeten hadden. Deeze Prinses had een gunsteling met haar gebragt, die Biron genaamd , en een inboorling van Courland was. Hy regeerde, in den naam van keizerinne Anna, Rusland met een' yzeren scepter. Hy scheen reeds het voorneemen vast gesteld te hebben, van zich, den eenen of anderen dag, meester van den troon te maaken. Hy hield de natie in onderwerping door het opleggen van straffen , en het zenden van eene menigte in ballingschap, naar Siberie. Na het overlyden van den laatsten Prins, uit het huis van Kiteler , verhief de keizerinne Anna hem tot Hertog van Courland, en, by haar overlyden, in 1740, benoemde zy hem tot Regent van het ryk, geduurende de minderjaarigheid van den zoon haarer nichte, die slechts twee maanden oud was. Deeze jonge Prins werd voor Keizer uitgeroepen, onder den naam van Iwan, of Johan III.; en de Hertog Biron, hoe gehaat by het volk , voerde den tytel van Regent. De Prinses van Brunswyk, moeder des Keizers, kon echter het gezag van den Regent niet dulden; zy was derhalven op middelen bedacht, om zich 'er van te ontslaan, en drong den Graave van Munnich, een vreemdeling in Rusland , om haar in haare onderneeming behulpsaam te zyn. Munnich ekende Biron en de Russen zeer wel , en verzekerde de Prinses , uit dien hoofde, dat, dewyl zy dit ontwerp in den zin had, zy in het grootste gevaar was van met haar party gevangen genomen te worden , indien zulks binnen vierentwintig uuren niet aan Biron zelven werkstellig werd gemaakt. Munnich zelf nam dien last op zich, en vertrok terstond. Ten  het Russische Staatsbestier, enz. 375 Ten einde alle reden van vermoeden in den Regent weg te neemen, begaf hy zich op weg, om een bezoek by hem afteleggen; maar keerde te rug toen hy halfweg naar zyn wooning gevorderd was, vreezende dat hy door eenigen spion van de Prinses mogt gevolgd worden, uit verdenking van verraad tegen haar te smeeden. Hy begaf zich rechtstreeks naar huis , waar hy tot middernacht van den 18den Novemben 1740 vertoefde. Hy nam toen eenige weinige getrouwe soldaaten met zich, en overviel Biron in zyn bed; weinige dagen daarna werd deeze gebannen naar Siberie, waar hy, in een huis, in het midden van een moeras gebouwd , werd opgesloten, en men verklaarde de Prinses van Brunswyk tot Regentesse. De verscheiden omwentelingen, die Rusland alrede had ondergaan, baanden den weg voor anderen, en maakten het gelukken van dezelven gemaklyk. Het volk, altoos in slaaverny gehouden , was aan hunne Vorsten niet verkleefd, noch door de wetten, noch door genegenheid; zo dat de kroon bloot gesteld was , voor elkeen die moeds genoeg gehad om 'er op aantevallen, het zy door staatkunde of door meerderheid van vermogen. Lestoc , een buitenlandsch heelmeester , een aanhangeling van de Prinsesse Elizabeth , dochter van Peter den I. vereenigd met den afgezant eener Europeaansche Mogendheid , smeedde het ontwerp van haar op den troon te plaatsen. Juist toen men voorneemens was het ontwerp ter uitvoer te brengen , werd 'er de Regentesse van onderricht, door brieven, die zy van Brussel ontfing. Zy zond om de Prinsesse Elizabeth, en gaf haar, zonder eenig draalen , kennis van de omstandigheden, vastelyk overtuigd zynde, dat zy onmagtig zou zyn zich te verbergen in het eerste oogenblik der verrassing. Het gelaat van de Prinsesse Elisabeth, en haare vriendelykheid, overtuigden de Regentesse van haare onschuld. Elizabeth begaf zich naar huis, verhaalde Lestoc dat de samenzweering ontdekt was, en dat zy van het Keizeryk afstond. Lestoc hoorde haar, vertrok, en begaf zich tot het vervaarCc4 digen  376 Beknopt bericht wegens digen van alles, wat hy noodig oordeelde om haar, binnen het verloop van weinige uuren, op den troon te plaatsen. Lestoc , met de hoofden der samenzweeringe gesproken hebbende, begaf zich, des avonds omtrent agt uuren, naar de billardtafel; hy vond aldaar een' verdacht persoon , dien het noodzaaklyk was te verhinderen dat hy door de stad ginge; de zucht, die deeze spion tot speelen had, maakte het bereiken van dit oogmerk voor hem gemaklyk. Hy wikkelde hem in eenige spellen op de billiard , en hield hem bezig tot de aankomst van eenen zyner zendelingen. Hierop eindigde Lestoc schielyk zyn spel. Hy vertrok oogenbliklyk , en wandelde het paleis rond, om te zien of 'er alles in den gewoonen staat was. Van hier begaf hy zich naar de paradeplaats, waar hy tot elf uuren vertoefde , om een' anderen zendeling aftewachten, dien hy naar het huis van den generaal Munnich, en naar dat van den Graave van Osterman, de eerste staatsdienaaren, afvaardigde. Kundschap ontfangen hebbende dat 'er alles in rust was, keerde hy naar de Prinsesse Elizabeth te rug, en had twee sleden met zich op het voorplein van haare wooning gebragt. Met eene zeer vergenoegde houding verhaalde hy haar alle de schikkingen , die gemaakt waren, om haar op den troon te plaatsen. Zy verwierp alle zyne voorslagen, en weigerde volstrekt uit meer van de zaak te hooren. Daarop haalde hy twee tekeningen uit zyn' zak , die schielyk op kaartenbladen gemaakt waren. Eene derzelven vertoonde de Prinsesse Elisabeth in een klooster , waar men bezig was met haare hairen aftesnyden; en verder Lestoc op een schavot. In de andere was zy afgemaald, beklimmende den troon , onder de toejuigchingen des volks. Lestoc, haar deeze twee schtsen overgevende , begeerde tevens dat zy verklaaren zoude welke van deeze twee gesteltenissen zy verkoos; zy koos den troon. Lestoc sprak verder met haar niets anders dan over het gelukken hunner onderneeming: hy overreedde haar, het lint der order van Rusland om te hangen, en geleide haar  het Russische Staatsbestier , enz. 377 haar tot haare slede. Hy zelf plaatste zich achter haar, met den thans overleden heer Woronfof, die toen pagie van de Prinses was. Twee officieren bevonden zich in de andere slede; en Elizabeth , alleen door vier persoonen vergezeld, begaf zich naar het paleis, om het keizerryk te bemagtigen. Twintig soldaaten echter, die omgekocht waren , voegden zich 'er onder weg by. Zy reed rechtstreeks op de lyfwacht aan. Op het gezicht van deezen geringen hoop, maakte de tamboer zich gereed om alärm te slaan , maar Lestoc deed eensklaps de trom barsten, door een mes 'er in te steeken. De Prinses kwam terstond te voorschyn , met die edele houding welke alle harten overweldigt; zy kondigde in weinige woorden den soldaaten aan, dat het recht tot den troon, dat door de Regentes geroofd was, alleen in haar berustte , als de dochter, van Peter den eersten; zy beval hen daar op den eed van getrouwheid aan haar afteleggen, en haar te volgen. Zy sprak tot slaaven, die zich terstond voor haar nederwierpen, en zich by haare benden voegden. Lestoc verdeelde het vertrouwste volk en plaatste hetzelve op de verdachtste posten, houdende de overige by hem; hy was van hunne getrouwheid verzekerd, dewyl hy gestadig by de hand was om hen te gebieden. Alle de wachten van het paleis onderwierpen zich, op het enkele bevel van Elizabeth. Zy naderde eindelyk tot de deur der kamer van de Regentes, die vast in slaap was, en den Keizer, haar' zoon, den jongen Iwan, aan haare zyde had. Hier ontmoette Elizabeth den eersten tegenstand; de officier, die op de wacht stond, presenteerde zyn bajonet, en stelde zich niet alleen in een' staat van tegenweer, maar dreigde tevens elk te dooden, die bestaan zou te naderen. Lestoc riep hem terstond met eene luide stem toe: "Schurk! " wat begint gy ? Bid om genade aan de Keizerin. " De slaaf verraadde oogenbliklyk zyn' Opperheer; en Elizabeth trad met haar gevolg in het vertrek. De Regentes was wakker geworden ; door het gerucht, dat zy gehoord had. De Prinses Elizabeth sprak haar eerst aan, en de Cc5 Re-  378 Beknopt bericht wegens Regentes zeide : „ Hoe Mevrouw, zyt gy het? " Zy werd terstond gevangen genomen, en uit het paleis gevoerd, met den jongen Iwan , haar' zoon, in de zelfde slede , die haare mededingster herwaart had gebragt, en voorts naar het huis van de Prinses geleid, waar zy zorgvuldig bewaard | werd. Elizabeth, op den troon haarer voorvaders gezeten , beval als Keizerin in het paleis, en allen gehoorzaamden. Ondertusschen vaardigde Lestoc eenige vertrouw de krygslieden af, om zich van den Generaal Munnich en den Graave van Osterman meester te maaken. Weinige uuren waren 'er slechts verlopen sedert de Prinses Elizabeth haar huis had verlaaten of de Regentes was onttroond. Alle verdachte persoonen werden gevangen genomen, en vyf of zes duizend mannen leiden den eed van getrouwheid af aan de Prinsesse Elizabeth , gereed om, beiden de Regentes en hunnen Keizer te vermoorden, indien Elizabeth goed vond hen zulks te bevelen, of om haar van het leven te berooven , indien de Regentes by mooglykheid het bevel voor een oogenblik kon hernemen. Het gerucht van de verheffinge der Prinsesse Elizabeth op den troon, begon zich echter te verspreiden; maar de persoonen, die dit nieuws verhaalden, werden als zeer gevaarlyke lieden aangezien, zo dat men doorgaans van hen afliep, zonder een woord te spreken. Lestoc had zyn oog over alle omstandigheden laten gaan. Terwyl hy zyn Vorstin naar den troon geleidde , werd de aankondiging, die Elizabeth voor keizerinne verklaarde , gedrukt; en byna zo dra als de zon aan de kim verscheen , was zy door de hoofdstad erkend, en kort hier na door de geheele natie. De Regentes werd in 't eerst met haaren zoon naar haar eigen heerschappyen te rug gezonden, en had Riga reeds bereikt, toen zy door nieuwe bevelen weêrhouden werd verder te gaan. Weder naar Petersburg gebragt ■ zynde, werd zy aldaar, nevens haar' zoon, ter eeuwige gevangenisse opgesloten. Munnich en Osterman werden naar Siberië in ballinschap gezonden; en in deeze staats ver-  het Russische Staatsbestier , enz. 379 verandering, die op den 5den en 6den October 1741 voorviel, was niet een droppel bloeds vergoten. De keizerinne Elizabeth regeerde tot het jaar 1762, geduurig ontrust door de vrees van op haare beurt onttroond te zullen worden. Zy zond om haaren neef, den Hertog van Holstein , en trouwde hem uit aan eene Prinsesse van AnhaltZerbst. Lestoc werd tot Ryksgraaf verheven , en huuwde met eene der staatdames van de Keizerin. Haare Majesteit liet niet af van hem met gunstbewyzen optehoopen: maar op een' tyd dat hy in 't hoogste aanzien was, maakte Bestuchef, zyn bekende vyand, een listig en bedrieglyk mensch, eene verraaderlyke samenspanning tegen hem, op welke hy lang bedacht was geweest. Hy wist zo veel op het zwak gemoed van keizerin, Elizabeth te winnen, dat beiden, Lestoc en zyn vrouw, in bewaaring werden genomen. Zy werden vervolgens naar Siberie gebannen, en alle hunne goederen verbeurd verklaard, Bestuchef werd, op zyn beurt , mede naar Siberie gebannen. Voor een langen tyd scheen uitwendig het Russische hof meer in rust te weezen, maar van binnen heerschten nyd , jaloersheid en wantrouwen in dat uitgestrekt paleis. De Groothertog onderhield geen samenleeving met zyn vrouw. De Prinses van Anhalt-Zerbst, in een vry land geboren, en in 't midden der Zanggodinnen en konsten opgevoed , was niet mistroostig over dit voorval. Haar geest, en de kennis die zy verkregen had, leverden haar de aangenaamste verkwikking uit; zy gewende zich in een' staat van bedaardheid te leeven, omringd door de beroeringen van het hof. Zy had den Hertog van Holstein met geen ander oogmerk getrouwd, dan tot verkryging van het recht van opvolging tot den troon, 't welk haar was toegestaan. Terwyl zy op deeze afgezonderde wyze leefde, leide zy haar zelve 'er gantschelyk op toe om zich de menschkunde magtig te maaken, en alle de konsten van het staatsbestier te leeren. Dewyl haar begeerte tot kennis zonder paalen was, bragt zy haare ledige uuren door, in het beoefenen der  380 Beknopt bericht wegens der weetenschappen , en der nuttige en fraaije konsten. De talenten bemerkende, met welken de prinsesse Daschkof begaafd was, maakte zy haar deelgenoote van haare vermaaken. Maar de Groot-Hertog, zelfs jaloers omtrent haare tydkortingen , noodzaakte haar haare gemeenschap niet dan op eene heimelyke wyze te onderhouden met deejonge prinsesse, die de zuster was van Mevrouw Woronzof. Peter de III. besteeg een' waggelenden troon, van welken hy mogelyk voor altoos beroofd zou zyn geweest, indien de Keizerin zeven of agt dagen langer geleefd had. Op het oogenblik dat hy tot het keizerryk gekomen was, verwekten eenige bevelen, die niet wel begrepen waren , beweegingen , die elkeen van gedachten was dat door eene gantsche staatsverandering gevolgd zouden worden. Eenige amptelooze persoonen hadden zelfs reeds de voorzorg gebruikt van hunne bezittingen te stellen in de handen der Afgezanten van hunne byzondere natiën. Maar de heer Glebof, een geboren Rus, had vrymoedig genoeg geweest om aan Peter den III. eenigen raad meêtedeelen, geduurende de ziekte van de Keizerin. Op het oogenblik van den dood der Keizerinne, maatigde Peter de III. zich het gezag aan , en werd voor Keizer erkend. De Keizerin, zyn vrouw , kwam zich voor zyne voeten nederwerpen; en haar hoofd tegen den grond strykende , huldigde zy hem het eerst van alle zyne slaaven. Alle de onderdaanen leiden insgelyks den eed van getrouwheid aan hem af, en hy werd vreedsaam bezitter van het ryk. Hy herriep oogenbliklyk alle de bannelingen, dien, onder de regeering van Keizerinne Anna, dat lot was te beurt gevallen. Peter de III. verliet zyn oud paleis, en betrok een nieuw , laatende de Keizerinne in het voorige. Hy gaf zich op eene onbetaamelyke wyze aan vermaaklykheden over, by welken de Keizerin, die de Russen altoos in hooge achting hadden gehouden, nooit tegenwoordig was. Omtrent een maand na zyn komst tot den troon, begaf hy zich naar den raad, en verklaarde dat hy het voorrecht van vrydom aan den adel vergunde. Het ver ge-  Het Russische Staatsbestier, enz. 381 genoegen, waarmede dit nieuws de natie vervulde , was te groot om beschreven te worden. In de eerste vlaag van verrukking, stelde men voor om een standbeeld van louter goud voor hem opterechten; maar door iemand aangemerkt wordende, dat 'er tot dat oogmerk geen goud genoeg in 't gantsche keizerryk was, haalde de juistheid deezer aanmerking de Russen over, om dit standbeeld tot de hoogte van een' voet te bepaalen, en hetzelve in de raadzaal te plaatsen. Een gebronsd beeld was eerlang in deszelfs plaats gesteld , en eindelyk scheen de natie tot een van marmer besloten te hebben. Het was echter noodig dat de Keizer een edict openbaar maakte, tot beveiliging doezer gifte van vrydom aan zyn volk; doch by hetzelve werd, in gevolge van de voorstellingen eeniger staatsbedienden , den geschonken vrydom aan den adel door Peter den III. bepaald tot eene vergunning van niet in 't leger te dienen , en met zyn verlof te mogen reizen. Üit hoofde van dit edict vervoegde zich een Russisch officier, die begeerig was den dienst te verlaaten, by den Keizer, verzoekende hem om ontslag. De Keizer vraagde hem: Wat rang bekleed gy? Dien van kapitein , was het antwoord van den officier. Wel dan maak ik u luitenant, zeide de Keizer, en gy zult blyven dienen; hy diende derhalven voortaan als luitenant. ' Een gedeelte der natie was echter met 's Keizers gemeenzaamheid ingenomen; maar zyn openbaar en afzonderlyk gedrag mishaagde ten uitersten aan beter denkende lieden. Gantschelyk in zyne vermaaken gedompeld, bonsde een schielyke omkeer hem van den troon, en plaatste de Keizerin op denzelven. Van dat oogenblik hingen het leven en de goederen der onderdaanen alleenlyk af van den wil dier Prinsesse. Zy wierpen zich voor haar neder , zweerende haar de getrouwste aankleeving, gelyk zy aan de Vorsten, haare voorzaaten, gedaan hadden. Maar de schielyke dood van den Keizer, en dien van den jongen  382 Beknopt bericht wegens gen Iwan , werkten mede om haar de bezitting van het keizerryk te verzekeren. Zo dra de Vorst op den troon is, word hy ondersteld geene bloedverwanten meer te hebben, en niemand durft bestaan eenige verbintenis met de keizerlyke familie voor te wenden. Een vreemd hoveling, gewaar geworden zynde dat de Graavin van Woronzof aan de keizerinne Elizabeth vermaagschapt was , begaf zich oogenbliklyk , om met dat nieuws haar geluk te wenschen, 't welk hy dacht dat van staatkundig belang was: de Keizerin werd bleek, en zeide hem, dat hy mis had. Het was op doodstraf verboden eenige munt onder zich te houden , die de beeltenis van den jongen Iwan droeg. Het volk durft met geen roebels speelen, die met het beeld van den Vorst gestempeld zyn. Men mag het paleis, aan de zyde daar des Keizers vertrekken zyn, niet voorby gaan, zonder den hoed afteneemen , of het glas te laaten vallen, wanneer men zich in een rytuig bevind; indien men aan de beledigingen der soldaaten niet wil bloot gesteld zyn. Iemand, die den naam der Keizerinne in kleine letters op een' brief wilde bestaan te schryven , zou zich aan eene gestrenge straf onderhevig maaken. Men maakt van deeze beuzelachtige omstandigheden alleen gewag, om een denkbeeld te geven van de uitgestrektheid der eigendunkelyke magt, die by de Russische Alleenheerschers berust. De adel durft den troon niet naderen, zonder te vreezen en te beeven. Om het geringste vergryp in het staatkundige worden zy naar Siberie gebannen, en hunne goederen verbeurd verklaard, zodat een geheele familie dikwyls bedorven word , door de enkele inboezeming eens hovelings. Toen de schryver zich te Petersburg bevond, leide hy op zekeren dag een bezoek af, ten huize van een° vreemdeling, die in bediening was; eenige onderrichting begeerende wegens den Prins Iwan , vroeg hy hem, of dien Vorst nog leefde dan of hy dood was? Waarop hem ter-  het Russische Staatsbestier , enz. 383 terstond in 't oor werd geluisterd, dat niemand in Rusland van dien Prins sprak. Nochtans waren 'er niet meer dan drie Franschen in het vertrek, 't welk meer dan dertig voeten in 't vierkant was. Op het einde des levens van de Keizerinne Elizabeth, durfde niemand naar den staat van haare gezondheid vernemen; en , toen zy dood was, schoon zulks algemeen geweeten werd, was elk nochtans bevreesd om 'er van te spreken. Het onderling wantrouwen, waarin het Russische volk leeft, en de volstrekte stilzwygendheid van de natie omtrent alles wat de geringste betrekking of tot het staatsbestier of tot den Vorst kan hebben, ontstaat voornaamelyk uit het voorrecht dat ieder Rus, zonder uitzondering, heeft, van openlyk uitteroepen; Slowo Dieo; dat is te zeggen: Ik verklaar u schuldig aan hoog verraad, beide in woorden en daaden. Alle de bystaaners zyn dan verpligt om den beschuldigden gevangen te helpen nemen. Dus neemt een vader zyn' zoon, de zoon zyn' vader in hechtenis , en natuur lyd stilzwygende. De beschuldigde en beschuldiger worden terstond naar de gevangenis gebragt, en vervolgens naar Petersburg , waar zy door het geheime hof van de Kanselaary onderzocht worden. Dit rechtsgebied is ingevoerd, enkel om aan de tieranny het voorrecht te geven, van alle zodanige persoouen te kunnen opofferen, die voorwerpen van haare eigendunkelyke jaloersheid worden; en de adel, dus onder 't juk van de vreeslykste slaaverny gebogen, laat niet na zulks op het volk te verhaalen: het volk is slaaf van hen, van den Vorst, of van de Waywoden, die hem verbeelden. De heeren verkopen hunne slaaven, gelyk in andere waerelddeelen het vee verkocht word, Zy kiezen uit hen het getal der dienstboden, die zy noodig hebben, en behandelen dezelven met groote onmenschlykheid. Zy hebben geen wettige magt over het leven en den dood hunner bedienden , zo min als over hunne andere slaaven; maar dewyl zy het voorrecht hebben, van hen te mogen straffen  384 Beknopt bericht wegens straffen met de padogi, kaftyden zy hen zodanig, dat men zeggen kan, dat zy inderdaad het recht verkregen hebben van hen ter dood te brengen. In gewigtige misdaaden is een heer, volgens de wet, verpligt om zyn' slaaf door de gewoone gerechtshoven te recht te doen stellen. In den jaare 1761, kondigde de Raad eene bekendmaaking af, waarby aan alle heeren, die ongenoegen tegen hunne slaaven hadden, verlof werd gegeven, dezelven te mogen overleveren, om in de mynen te arbeiden; maar die heeren verkiezen liever, en zullen altoos zo doen, hen t' huis te straffen, en voor zichzelven te houden. Het volk, zo onderdrukt door slaaverny word thans geregeerd door de Keizerinne prinsesse van Anhalt-Zerbst; een vrouw van eenen uitgestrekten geeft, die de gebreklykheid van zulk eene soort van staatsbestier zeer wel begrypt, en zich gantschelyk bezig houd met eene hervorming in het zelve te wege te brengen. Zy zal zekerlyk het voorrecht van vrydom aan den adel niet bepaalen, maar dit voorrecht tot alle haare onderdaanen uitstrekken. Menschelykheid pleit 'er voor, en waare staatkunde vordert het. Zonder deeze omstandigheid zal het Russische ryk niet meer zyn dan een leenregeering; en die, uit dat oogpunt alleen beschouwd, kleine tierannen zal vermenigvuldigen, en alle oppergezag vernielen. Gelukkig de natie, indien zy begrypt wat zegen 'er voor haar in gelegen is, door zulk eene Vorstinne bestierd te worden ; alle wier poogingen zich uitstrekken om het geluk te bewerken van dat volk, 't welk onder Peter den III. op het punt was van weder tot zynen eersten staat van barbaarschheid te vervallen.. Zy is thans bezig met een gedenkteken voor Peter den eersten opterechten , met oogmerk om de gedachtenis van dien grooten man ontsterflyk te maaken, en tot de laatste nakomelingschap over te brengen. Zy moedigt de konsten en weetenschappen aan, en allen tak van staatkundig bestier, toonende aan dat zelfde volk, dat zy alleen waardig was om den troon van Peter den eersten te vullen. Ge-  Gesprek tusschen Willem den derden, koning van Engeland , en Joan de Wit , raadpensio naris van holland. Vertaald uit the Dialogues of the Dead , by Lord Lyttleton. WILLEM Alhoewel ik geen reden had om grootelyks uw' vriend te zyn, beklaag ik oprechtelyk uw ongelukkig noodlot. Wie zou hebben kunnen denken dat de Wit, de meest by het volk beminde staatsdienaar, die ooit een Gemeenebest bestierde, een offer van de woede des volks zou worden! Zulke talenten, zulke deugden, als waarmede gy begaafd waart; zulk een klaar, koel en schrander brein; een hart onbevlekt van alle ondeugd, dat geld verachtte, vermaak verachtte, ydele praal van grootheid verachtte; zulk een lust tot bezigheden, zulk eene bekwaamheid in het verrichten van dezelven, zulk een heldenmoed, zulk eene standvastigheid, en zulk eene volmaakte kennis van de natie, die gy diende, deeze allen scheenen u van een' gevestigden en onwrikbaaren steun in de algemeene genegenheid te verzekeren. Maar de driften des volks , en byzonderlyk die van het Hollandsche , zyn altoos te heftig. Zy beminnen en haaten tot uitspoorigheid; en hunne liefde en haat volgen met zulk eene schielyke verandering op elkander, dat somtyds de lieden, die zy het meest veracht hebben, hunne gunstelingen en hunne afgoden worden , zonder dat zy weeten waarom; en zodanigen, die zy aanbaden, worden eensklaps de voorwerpen hunner gramschap, zonder zulks door de minste verandering in hun gedrag veroorzaakt te hebben. de Wit. Het is zeer edelmoedig in uwe Majesteit, niet alleen VI. Afd. XI. Deel. D d het  386 Gesprek tusschen Koning Willem het noodlot vaan een' man te beklaagen, wiens staatkundige grondbeginsels hem tot een' vyand van uwe grootheid maakte; maar hetzelve toe te schryven aan de willigheid en onstandvastigheid van het volk; als of 'er in myn gedrag geen groote mislag had plaats gehad. Ik begryp al de grootheid deezer redeneering van uwe Majesteit, en zy bevestigt alles wat ik van uw bedryf na mynen dood gehoord heb. Maar hier, waar ons gewisse ons de woorden moet opgeven, wanneer wy van onszelven spreken , en waar ons oordeel niet meer beneveld is door de mist onzer driften, hier beken ik openhartig, dat, schoon de gramschap van het Hollandsche volk veel te verre vervoerd werd, toen het my en myn' broeder aan stukken scheurde, ik echter het verlies hunner genegenheid had verdiend , door my te veel op de onzekere en gevaarlyke vriendschap van Vrankryk te verlaten, en door de krygsmagt van den Staat te verzwakken, om geringe oogmerken van myn eigen gezag, en my te verzekeren van de baatzuchtige genegenheid der regenten, of anderen in myne factie, die krediet en gewigt by het volk hadden. Dit had byna myn vaderland aan Vrankryk onderworpen, indien gy, groote Prins, niet aan het hoofd van de vallende Republiek waart gesteld geworden, en zulke deugden en talenten, om haar opteheffen en staande te houden, had aan den dag gelegd, als zelfs de heldhaftigheid en wysheid van Willem, onzen eersten grootmoedigen Stadhouder, te boven gingen, en die u gelyk stelden aan de doorluchtigste patriotten, van Griekenland en Rome. Willem. Deeze lof, uit uwen mond, is inderdaad gloriryk voor my ! Wat kan het karakter van een' Prins zo veel verheffen , als dat zyn daaden goed gekeurd worden door een' yverig' republikein, en den vyand van zyn huis?  EN den Raadpensionaris Joan de Wit. 387 de Wit. Indien ik dezelven niet goedkeurde, zou ik de vyand van de Republiek zyn. Gy zocht dezelve nimmer te overheerschen; gy beminde, gy eerde, gy beschermde derzelver vryheid, Thebe was zyn vryheid niet meerder verschuldigd aan Epaminondas , dan Holland de zyne aan u. Het is aan uwe deugd , niet aan uwe koningklyke waardigheid , waar gy myn achting aan moet toeschryven. Hoe wonderbaar was het een jongman , die naauwlyks het tweeëntwintigste jaar van zyn' ouderdom bereikt had , wiens geest onderdrukt en neder gehouden was door eene yverzuchtige en vyandelyke factie, eensklaps te zien verheffen tot het bestieren van een' moeijelyken en gevaarlyken oorlog, stuitende een' overwinnenden, zegepraalenden vyand, die tot in het hart van zyn Vaderland was doorgedrongen; dryvende hem te rug, en heroverende van hem alles wat hy vermeesterd had: hem dit te zien doen met een heir, 't welk weinig tyds te vooren van alle tucht, moed en beleid ontbloot was! De aêloude historie heeft geen krygsbedryf, 't welk dit te boven gaat; en het zal de hedendaagsche geschiedenis veredelen , wanneer een Livius of Plutarchus zal opstaan, om 'er recht aan te doen en den Held , die het uitvoerde, in een waar licht te stellen. WILLEM Zeg liever, wanneer de tyd die afgunst en dien partydigen wrok zal uitgesleten hebben , die het menschdom niet toelaaten de groote daaden van hunne vrienden en weldoeners in een waar licht te beschouwen, hoe duidelyk en klaar zy ook vertoond worden. DE WIT Hoe grootmoedig was uw antwoord, hoe recht in den smaak den aêloude heldendeugd, wanneer men u, in den D d 2 aller-  388 Gesprek tusschen Koning Willem allergevaarlyksten toestand, de vraag voorstelde, ,, hoe „ gy voornemens waart te leeven, na dat Holland verloo„ ren zou zyn? " „ Gy wilde, was uw zeggen, dan in de landen leeven die gy in Duitschland verlaaten had, en uw leven aldaar liever met jaagen doorbrengen, dan uw Vader, land of vryheid, voor eenigen prys, aan Vrankryk verkoopen ! * Hoe edelmoedig was insgelyks uw ander antwoord, toen alle uwe vaderlyke heerlykheden en landen , in het Graafschap Bourgundie of de volle waarde van dezelven, u, onder bemiddeling van Engeland , door Vrankryk in den vredenhandel werden aangeboden! ,, Gy zoud u vergenoegen , zeide gy, met die allen kwyt te raaken, indien gy 'er maar een goede stad meer in Vlaanderen voor de Span- • jaarden door winnen kost " Geen wonder dat gy, na dit gebeurd was, in staat waart, om geheel Europa tegen de heerschzucht en magt van Vrankryk zich te doen verbinden; dat gy de ziel van dat edelmoedig verbond waart; en dat gy het kost ondersteunen en byeen houden , in weêrwil van herhaalde en treffende onheilen; dat gy zelfs, nederlagen geleden hebbende, zo gevreesd waart voor Lodewyk , als andere legerhoofden , na het behaalen van overwinningen ; en dat gy in 't einde de verlosser werd van Europa, gelyk gy te vooren dien van Holland geweest waart. Willem. Ik had in waarheid, door myn geheele leven, geen ander voorwerp, of geene andere neiging in myn hart, dan het handhaaven van de onafhangklykheid en vryheid van Europa, tegen de inkruipende magt van Vrankryk. Myn verlangst, om dat oogmerk te bereiken, vormde het gantsche ontwerp myner staatkunde , het bezielde alle myne raadslagen , beiden als Prins van Oranje en Koning van Engeland. De * Men zie de Gedenkschriften des Ridders W. Temple, van 1672 tot 1679.  EN den Raadpensionaris Joan de Wit. 389 DE wit. Dit verlangen (ik zeg het met schaamte) was het edelste dat het hart kon ontvonken van een' Prins, wiens Voorouders de magt van Spanje hadden tegengestaan en dezelve grootdeels vernield, toen het naar de overheersching van Europa haakte. Vrankryk , Vorst, had in onze dagen een gelyke staatzucht, en meer kracht, om zyn haatelyk oogmerk ter uitvoer te brengen, dan Spanje onder de regeering van Philip den tweeden. Die staatzucht beteugelde, die sterkte wederstond gy. Ik, helaas! was bedrogen door de konstenaaryen van dat valsche en verraaderlyk hof, en, door de noodwendigheid der zaaken, in het stelsel van staatkunde, dat ik aangenomen had, gedwongen om deszelfs hulp te vraagen, op deszelfs gunst de vertrouwen , en het Gemeenebest, welks raadslagen ik bestierde , dienstbaar aan deszelfs grootsheid te maaken. - Laat my toe, Prins, de beweegredenen en grondbeginsels van myn gedrag voor u open te leggen. Indien alle de Prinsen van Oranje gehandeld hadden gelyk gy, zou ik nimmer de vyand van uw huis zyn geweest. Maar Prins Maurits van Nassau kreeg lust om de vryheid te onderdrukken van dien Staat , welken zyn edelmoedige Vader van onderdrukking bevryd had, en dien hy zelfs tegen de wapenen van het Oostenryksche Huis had verdedigd, met den hoogsten roem van oorlogskunde. Onder een verdicht voorwendsel van Godsdienst (het verfoeijelykste bedeksel van een ongeoorlofd voornemen) deed hy Barneveld, zyn' Vaders besten vriend, ter dood brengen, omdat hy weigerde tot verkryging zyner staatzuchtige begeerte mede te werken. Hy deed insgelyks andere braave mannen en beminnaars van hun Vaderland gevangen zetten , hunne goederen verbeurd verklaaren, en hunne familiën bederven. Nadat hy echter alle deeze onrechtmaatige handelingen verricht had , om de opperste magt van het Nederlandsch Gemeenebest in handen te krygen, D d 3 bevond.  390 Gesprek tusschen Koning Willem bevond hy zich zulk een' haat op den hals gehaald te hebben, en het verder uitvoeren van zyn oogmerk zo gevaarlyk, dat hy zyn onbillyk voornemen niet ten einde dorst brengen, maar eensklaps zyn dwinglandy staakte, aan welke hy zyn eer en deugd had opgeofferd: eene te leurstelling, die hem zo veel hartzeer en verdriet baarde, dat 'er zyn' dood door verhaast werd. Zyn broeder , Prins Fredrik Henrik, die opvolger werd van zyne waardigheden in de Republiek, ging oprechter en met meer gemaatigdheid te werk. Maar de zoon van dien Prins, de Vader van uw Majesteit (ik zeg met leetweezen het geen ik weet dat gy met smart hoort) nam, in den hoogmoed en het vuur zyner jengd , de heerschzuchtige oogmerken van Maurits, zynen oom, weder ter hand. Het mislukte hem waarlyk ook, en hy overleed kort daar na, maar liet in de harten der Gemenebestgezinden eene ongeneeslyke jaloersheid en vrees voor zyn geslacht, die oorzaak waren, dat uw Majesteit ontzet werd van het Stadhouderschap, en al het gezag dat uw huis had genoten , van de eerste oprechting van het Gemeenebest af. Vol van deeze vooroordeelen , en yverig voor de vryheid, oordeelde ik, als Pensionaris van Holland , dat het myn' pligt was, om , indien ik konde, voor altoos te beletten uwe herstelling tot eene grootheid, die ik oprechtelyk geloofde dat onbestaanbaar zou zyn met de veiligheid en vryheid van myn Vaderland. Willem. Vergun my u hier een oogenblik te doen ophouden wanneer myn Grootvader het ontwerp van het Nederlandsch Gemeenebest vormde, maakte hy de Stadhouderlyke magt tot een der voornaamste springveeren in dat stelsel van staatsbestier. Hoe kost gy denken dat het 'er ooit wel meê zou gaan, wanneer het beroofd was van een' veer zo noodzaaklyk, om deszelfs bewegingen regelmatig en gelyk te houden ? Een staatsgestelttenis , oorsprongkelyk gevormd zonder inmengsel van koningklyk gezag,  en den Raadpensionaris Joan de Wit. 391 zag, mag lang zonder zulk een gezag zyn staande te houden, maar indien een graad van koningklyk gezag in de gesteltenis en de grondbeginsels van hetzelve gemengd is , moet het uittrukken daarvan het geheel by uitstek in wanorde brengen en verzwakken. Dit was byzonderlyk het geval in onzen Staat. De afkeurende stem van ieder kleine stad in de vergadering van de Staaten der Provinciën , de langzaamheid van onze besluitneemingen en overleggingen, de gemaklykheid voor vreemde Mogendheden om tot hun voordeel te werken op de gevoelens van zo veele persoonen, als recht hebben om in onze besluiten te stemmen, dit alles maakt het onmooglyk dat het staatsbestier wel gevoerd kan worden, zonder de magt en invloed van een' Stadhouder, die het eenige geneesmiddel voor dit kwaad is. De Wit. Ik erken de waarheid van de aanmerking uwer Majesteit. Maar ik en myne party oordeelden geen kwaad zo groot, als dit hulpmiddel zou geweest zyn, en om die reden zochten wy naar andere toevluchten. Een van dezelven was de vriendschap of (om met duidelyke woorden te spreken) de bescherming van Vrankryk. Ik vleide my dat het belang van de Franschen my van hunne gunst zou verzekeren; gelyk uw betrekking tot de kroon van Engeland zeer ligt hunne jaloersheid wegens uw gezag kon gaande maaken. Ik hoopte dat zy den koophandel der Hollanderen zouden bevorderen, in weêrwil van de Engelschen, de oude vyanden hunner kroon, en ons een aanhoudenden vrede laaten genieten, ten zy wy Engeland, of Engeland ons beoorlogden, in welk geval ik my verbeeldde door hen geholpen te zullen worden. Ik maakte zo veel staat op deeze bevattingen, waarin ik aangemoedigd werd door den heer d'Estrades, de Fransche afgezant by onzen Staat, die zyn hof maar al te wel diende; en ik vond dat myn gezag, in het standvastig vervolgen van dit ontwerp, zo sterk aangroeide , dat ik de minste bekommering niet had voor de Dd 4 myn,  392 Gesprek tusschen Koning Willem myn, die zich onder myne voeten vormde.- Ik zorgde met vlyt voor het onderhouden van een groote zeemagt, die onder bekwaame bevelhebbers stond, en in welke een goeden tucht heerschte, als eene beveiliging tegen de Engelschen; maar dewyl ik van Vrankryk of Spanje niets meende te vreezen te hebben , gaf ik op de landmagt geen acht; of liever (om de waarheid te spreken) ik vernielde dezelve, door het verzwakken van al derzelver moed en sterkte, door het afdanken van oude troepen, en lang gediend hebbende officieren, aan het huis van Oranje gehecht, en In derzelver plaatse te stellen, een onbedreven ambachtoefenden hoop. geboden wordende door officiers zonder ondervinding of moed, en die hunne bevordering aan geene andere verdiensten verschuldigd waren, dan hunne betrekking, door bloed of belang , tot eenige hoofden in de verscheiden oligarchies *, van welken de regeering in alle de Hollandsche steden is samengesteld. Desniettegenstaande was ik, door den inval der Franschen in Vlaanderen, zeer tegen myn' wil, gedwongen, in zeker tydsgewricht; aftegaan van myne naauwe gemeenschap en verbintenis met Vrankryk, en my met Engeland en Zweden in het drievoudig verbond te begeven, dat door den Ridder Temple werd voorgesteld, om de staatzucht dier kroone te snuiken : maar dewyl ik my, uit noodzaaklykheid en niet uit verkiezing, in deeze maatregels begaf, liet ik na dezelven te vervolgen. Ik verzuimde onze vereeniging met Engeland op een' vasten voet te brengen, en die met Zweden zeker te maaken; ik trachte naar geene overeenkomst met de raadslagen van Spanje; ik richte geen verbond op met de Keizer van Duitschland; ik bedorf onze landmagt hoe langer hoe meer; tot dat een schielyke, onnatuurlyke verbintenis, tusschen Engeland en Vrankryk getroffen tot vermeestering van de zeven Provinciën, dezelven eensklaps op den oever van haar verderf bragt , en my en mynen elendigen broeder de slachtoffers maakte van de woede eens volks, welks ongenoegen te billyk was gaande geraakt. (*) Regeering van weinigen.  En Den Raadpensionaris Joan de Wit. 393 Willem. Ik moet zeggen, dat uw ontwerp eigenlyk niets anders was dan om voor de Hollanders te verkrygen een vryheid van handel , onder het welbehaagen en de gunstige bescherming van Vrankryk. Maar een Staat, die zo veel van een' anderen afhangt, is niet meer dan eene Provincie, en deszelfs vryheid is eene dienstbaarheid, opgesierd met eene schoone en bevallige benaaming. Gy had behooren te overweegen, dat voor een' monarch, zo trotsch en staatzuchtig als Lodewyk de groote, het denkbeeld van een wingewest, dat genoegsaam zeker scheen, en het vernederen van een hoogmoedige Republiek, verzoekingen waren, te krachtig om wederstaan te worden. En indien gy het karakter van Karel den II., of de grondregels zyner regeering had gekend, had gy zyne vereeniging met Vrankryk, tot bederf van Holland , niet voor een onmoogelyke of zelfs voor eene onwaarschynlyke zaak behooren te houden , maar moest 'er in tyds voorzieninge tegen gedaan hebben. Het is naauwlyks aan een' staatsdienaar te vergeven, grootelyks verwonderd te zyn, dat de geneigdheden van Vorsten hen somtyds doet handelen, zonder eenige betrekking tot de staatkundige grondregels en belangen van hunne koningkryken. De Wit. Ik ben beschaamd over myn dwaaling; maar derzelver oorzaak was, dat, schoon ik zeer kwaad dacht, ik echter zo volstrekt kwaad niet dacht van Karel den II., als hy verdiende. Ik verbeeldde my ook dat zyn Parlement, en zelfs zyn raad, hem van zulk een' oorlog zou te rug gehouden hebben. Ja, ik vertrouwde dat, indien de Franschen ons aanvielen, de Engelschen zouden denken , dat hunne veiligheid in onze verdediging, gelegen was. Deezen, ik beken het, zyn ontschuldigingen, geene rechtvaardigingen. Toen het Fransche leger in Holland trok, en alles in zulk eene Dd5 onge-  394 Gesprek tusschen Koning Willem ongeschikte gesteldheid tot wederstand vond , ging myn roem , als een staatsdienaar , onherstelbaar ten gronde. Want, om niet voor een verraader gehouden te worden was ik verpligt te bekennen dat ik my had laaten verschalken. * Maar wie kan lof genoeg geven aan de wysheid en deugd, die gy liet blyken, in zo standvastig de aanbieding te weigeren, die u gedaan werden, toen gy eerst aan het hoofd van uw Vaderland verscheen, door Engeland en Vrankryk, en die zo dikwyls geduurende den loop van den oorlog herhaald werden, dat men u naamelyk het oppergezag der zeven Provinciën wilde geven, door de hulp en onder de bescherming van de twee kroonen! Geloof my, groote Prins, dat, indien ik toen in het leven was geweest, en de edelmoedige antwoorden had geweeten, die gy op deeze aanbiedingen gaaft , antwoorden die gepast zouden hebben in den mond van Timoleon of Epaminondas, de yverigste voorstander van uw huis zou niet meer uw dienaar geweest zyn , dan ik. Maar wie kost op zulk eene gemaatigdheid hoopen , in een jong' mensch , afkomstig van koningen , wiens moeder de dochter was van Karel den eersten, en wiens vader hem het voorbeeld van een volstrekt verschillend gedrag had nagelaaten ? Gelukkig inderdaad waren de Engelschen, met zulk een' Prins te hebben, die zo na aan hunne kroon, beide door maagschap en huwlyk, verbonden was; dien zy roepen konden om hunn' verlosser te zyn , wanneer door bygeloovigheid en willekeurig gezag, die twee grootste vyanden der menschelyke samenleeving, hunne geheele gesteltenis in kerk en staat byna omgekeerd was! Willem. Zy konden gelukkig geweest zyn; maar zy waren het niet. - Zo haast als ik hunne verlossing voor hen voltooid had, vergaten veelen van hen het gevaar en den ondergang * Men zie de zelfde Gedenkschriften van de zelfde jaaren.  en den Raadpensionaris Joan de Wit. 395 dergang voor welken ik hen beveiligd had, en wenschten den onvergevenden Prins te herstellen, dien zy zo eenstemmig uit zyn koningkryk verdreven hadden. Zulk een wispeltuurigheid schynt ongelooflyk. Ik zou myzel ven niet hebben kunnen verbeelden dat zy mogelyk was, indien ik 'er geene ontegensprekelyke bewyzen van ontfangen had. Zy scheenen even zo veel te vergeten waarom ze my geroepen hadden tot hen over te komen, als dat ze my geroepen hadden om over te komen. De veiligheid van hunnen Godsdienst en wetten was niet langer het voorwerp hunner zorgen. Alles gaf zich over aan de onbegrypelyke leer van Goddelyk recht en lydelyke gehoorzaamheid. Dus werden de Tories Jacobieten, na dat zy beiden koning Jacobns en die leer verworpen hadden, door den tegenstand dien zy hem boden, door hunne noodiging van my, en door ieder akte van het Parlement , die my de kroon gaf. Maar de allerlastigste voor my , waren een soort van Republieksgezinden, die alle myne maatregels tegenstonden, alle myne zaaken belemmerden, en zich met de Jacobieten vereenigden in het stooren van myn staatsbestier omdat het geen Gemeenebest was. De Wit. Zy, die onder uwe regeering in het koningkryk van Engeland republikeinen waren, beminden de vryheid niet , maar dongen naar heerschappy; en wenschte de natie in rcgeeringloosheid en verwarring te storten, om daaruit gezag te trekken voor zichzelven. Willem. Uwe aanmerking is over het algemeen zeer juist. Een trotsch man verbeeld dikwyis zichzelven een beminnaar der vryheid te zyn, wanneer hy slechts ongeduldig is naar gezag in de regeering boven het zyne , en zou , indien hy een eerste staatsdienaar of koning ware, een tieran zyn. Desniet-  396 Gesprek tusschen Koning Willem niettegenstaandc wil ik u wel bekennen, dat 'er sommige Whigs waren, en zelfs sommigen van de gemaatigde Tories, die, met eerlyke oogmerken, en somtyds met goed oordeel, nieuwe veiligheden voor de vryheid van de natie voorstelden, tegen de voorrechten of invloed van de kroon, en het bederf der staatsdienaaren in toekomende tyden. Sommigen daarvan liet ik doorgaan, overtuigd zynde dat ze goed waren; maar ik verzette my tegen anderen, uit vreeze dat zy het koningklyk gezag te veel zouden verzwakken, en het evenwigt verbreken, in 't welk de volmaaktheid van eenen gemengden regeeringsvortn bestaat. Ik zou my moogelyk tegen zo veelen niet aangekant hebben, indien ik in het Huis der Gemeenten niet eene geneigdheid had gezien, om in deszelfs vorderingen op de kroon voortte-. gaan, naarmaate men dezelve toegevener had gevonden. De moeijelykheden myner regeeringe, over het geheel genomen, waren zo groot, dat ik eens besloten had om aan de natie de kroon, die zy geschonken had , weder te geven, en naar Holland te wyken, waar ik meer genegenheid en dankbaarheid in het volk vond. Maar ik werd daarin tegengehouden door de gebeden myner vrienden, en door eene onwilligheid om het groote werk, dat ik verricht had, te vernietigen; voornaamelyk dewyl ik wist, dat, indien Engeland in de handen van koning Jacobus verviel , het eene zeer moeijelyke zaak zyn zoude, het overige van Europa voor de overheersching van Vrankryk te hoeden. De Wit. De Hemel zy dank dat uw Majesteit niet in zulk een noodlottig besluit volhardde. Holland zou 'er zo wel door verlooren hebben gegaan als Engeland. Maar ik kan myne verwondering 'er niet genoeg over uitdrukken , dat gy zulke behandelingen hebt moeten ondergaan , die u aanleiding tot het vormen van zulk eene gedachte gaven ! De Engelschen moeten zekerlyk een volk zyn , even ongeschikt om in vryheid als in onderwerping te leeven. Wil-  EN DEN RAADPENSIONARIS JOAN DE WIT. 397 Willem. Ik beken dat 'er sommige gebreken in myne geaartheid waren, en sommige in myne regeering, die eenige onschuldiging zyn voor myne onderdaanen, met betrekking tot het ongemak en de onrust, die ze my veroorzaakten. Ik was te koel en achterhoudend voor hunne gemoedsgesteltenis. Zy zyn een gul, openhartig en goedaardig volk. Myn stilzwygendheid, die zeer wel met de geaartheid der Hollanderen overeenkwam, beledigde de hunne. Zy beminnen een' gespraakzaamen Prins: het was deeze gespraakzaamheid, die hen zo verzot maakte op koning Karel den II. Hierby kwam nog, dat de ongemeene gunst, dien ik eenigen Hollanderen, met my overgebragt, bewees, eene nationaale afgunst in hen verwekte, en hunnen hoogmoed beledigde. Myn regeering vertoonde zich dus als te onstandvastig, als te vlottend tusschen de Whigs en de Tories, 't welk my op 't laatst byna van het vertrouwen en de liefde der beide partyen beroofde. Ik vertrouwde te veel op de eerlykheid en zuiverheid myner oogmerken, zonder gebruik te maaken van die konsten, welken noodzaaklyk zyn om de gisting van partyen tot bedaaren te brengen, en lieden tot hunn' pligt over te haalen , door hunne driften te vleijen. Over het geheel genomen, ben ik overtuigd dat ik beter verstond de Hollanders te bestieren, dan de Engelschen of Schotten, en dat men my mooglyk voor een' grooter' man zou gehouden hebben, indien ik nooit Koning van GrootBritanje geweest was. De Wit. De gebreken in uwe geaartheid en wyze van staasbestier waren op verre na niet toereikende om den luister te besmetten van zo veele deugden en zo veele groote talenten , als waarmede gy begaafd waart. Het gedyd den Engelschen tot schande, dat erkentenis en genegenheid voor zulke  389 Gesprek tusschen Koning Willem zulke verdiensten als de uwen, en zulke verpligtingen als zy aan u hadden in zulke wezenlyke punten, niet eenigen geringen weerzin in hen overmeesterden en hunnen Verlosser in de harten van zyn volk ten troon verhieven. Maar uw Majesteit zal my wel willen veroorloven haar eene bezwaarreden voortestellen. Ik heb gehoord dat een gedeelte des volks uwe verbintenissen op het vaste land misprees, en van uwen oorlog met Vrankryk sprak, als van een' oorlog uit heerschzucht, en een Hollandschen maatregel, in welken gy Engeland aan de Republiek opofferde. Willem. Het geroep van de natie was in 't eerst sterk voor den oorlog: maar voor het einde van denzelven , begonden de Tories de taal te spreken, van welke gy gewag maakt. En geen wonder dat zy zo deden; — want dewyl zy toen in 't hoofd hadden om de grondregels van staatsbestier, die in de regeering van hunnen beminden Karel den II. de overhand hadden, weder in te voeren, konden zy niet anders doen dan den tegenstand, die aan Vrankryk geboden werd en de geweldige maatregels, genomen tot snuiking van deszelfs heerschzucht, als geheel onnoodig voor te stellen, doordien zy wel bewust waren, dat de raadslagen van dien Koning afkeerig van zulke maatregels geweest waren; dat zyne geheele staatkunde hem een' vriend van Vrankryk maakte; dat hy geregeerd werd door eene Fransche meesteres, en zelfs door Fransch geld omgekocht, om aan dat hof zyn bystand, of ten minsten zyn toestemming in alle deszelfs oogmerken te geven. De Wit. Indien het geslacht der Stuarts niets anders had gedaan , om zich de gramschap der Engelschen op den hals te haalen, dit alleen zou, naar myne gedachten, genoegzaam weezen om de Staatsverandering te rechtvaardigen. Een Koning van Engeland, wiens kabinet door Vrankryk word gere-  en den Raadpensionaris Joan de Wit. 390 geregeerd, en die een eerloos loontrekker van een' Franschen Koning word, verlaagt zichzelven beneden zyn' rang, berooft zich van zyne koningklyke waardigheid, en kan in geen gunstiger licht beschouwd worden, dan als een vyand der natie. Inderdaad, het gantsche gedrag van Karel den II., wanneer hy niet gedwongen was zyn natuurlyke neiging te laten vaaren, door de noodzaaklykheid, in welke by zich somtyds bevond, om zyn Parlement genoegen te geven, was een geduurige, overlegde en tot een samenstel gebragte wederstand tegen het belang van zyn volk. Zyn Broeder, schoon in zyn hart mogelyk meer aan de eer van Engeland gehecht, was, door zyn paapery en begeerten naar willekeurige magt, gedwongen om op Vrankryk te leunen, en niets te doen tot stuiting van deszelfs oogmerken op het vaste land, of tot vermindering van deszelfs grootheid. Het was derhalven noodzaaklyk de Britsche kroon u op het hoofd te plaatsen, niet alleen om den Godsdienst en de Wetten van de Engelschen en Schotten tegen inlandsche onderdrukking te hoeden, maar om voor te komen, dat het geheele eiland niet eerlang eene provincie van Vrankryk werd. En wat dwaasheid of onkunde was het, uwe maatregels buitenslands te brandmerken, als of 'er het belang uwer Britsche heerschappyen aan dat der Hollanderen door opgeofferd werd ? Had Groot-Britanje geen reden om te beletten dat de Franschen geen meesters werden van alle de Oostenryksche Nederlanden, en de zeven vereenigde Provinciën dwongen om zich , met de anderen , aan hun juk te onderwerpen. Zou zyn koophandel, zouden zyne kusten, zou zyn hoofdstad veilig zyn geweest na zulk een aanwas van zeemagt, van schepen en matroozen , als Vrankryk zekerlyk zou verkregen hebben, door deeze veroveringen ? En wat anders was in staat om zulks voortekomen, dan de oorlog, dien gy ondernaamt, en de verbintenissen, die gy vormden? Konden de Hollanders en Duitschers, zonder den bystand van Engeland, een Moogendheid hebben weêrstaan , die zy zelfs met dien bystand, hoe groot dezelve ook was, naauwlyks magtig waren tegen te houden? En vereisch-  400 Gesprek tusschen Koning Willem Vereischte , na den vrede van Ryswyk , door de poogingen van het eerste groote verbond te wege gebragt , vereischte toen niet een nieuw en grooter gevaar , dat 'er eene andere zulke verbintenis gevormd werd? Was niet de vereeniging van Vrankryk en Spanje onder een' Monarch het allervreeslykst uitzicht, waarmede de vryheid en onafhangklykheid van Europa immer gedreigd werd ? En was het geen wysheid in Engeland, dat het geene middelen onbeproefd liet om zulks voor te komen? Willem. Ik dacht zo; ik ben verzekerd dat ik niet kwalyk oordeelde. Maar factie is blind, of sluit haare oogen om de gegrondste waarheden niet te zien, die haare oogmerken dwarsboomen; gelyk zy geloof slaat aan alle ongerymdheid of loogens, die dezelven bevorderen. De Wit, Dat 'er eenig gebrek in het voeren van den oorlog, dien gy Vrankryk aandeed, heeft plaats gehad, byzonderlyk met opzicht tot de verrichtingen ter zee, wil ik niet ontkennen. Maar de enkele tegenwerping, die ik kan onderstellen van eenig gewigt te zyn , tegen uw samenstel van buitenlandsche zaaken, is de vervaarlyke koste, die 'er mede verzeld gaat; een koste, die ik vrees dat Engeland noch Holland in staat zal zyn, zonder groot ongemak, te kunnen draagen, wanneer zy 'er toekomen om hunne laatste rekening optemaaken. Willem. Ik zal deeze tegenwerping met het voorstellen van eene vraag beantwoorden. Indien 'er, toen gy Raadpensionaris van Holland waart, bericht was ingekomen dat alle de dykagiën aan 't wyken waren, en de zee aan 't inkomen was,  en den Raadpensionaris Joan de Wit. 401 was, om ons te overstelpen en te verdrenken, wat zoud gy tot iemand der afgevaardigden gezegd hebben, die, op uw voorstel van de behoorlyke middelen toe stuiting der overstrooming, had tegengeworpen, dat de koste daarvan te zwaar voor de Provincie was? In een' staatkundigen zin was dit het geval, beiden met Engeland en Holland. De borstweeringen die onze Voorouders hadden opgeworpen om Bygeloof en Tieranny buiten te houden, waren allen aan 't wyken: deeze vreeslyke plaagen dreigden op ons in te breken , en onze kerkelyke en burgerlyke gesteltenis te overstroomen. Ons bederf was onvermydelyk, indien wy niet onze uiterste poogingen in 't werk stelden, om 'er ons van te bevryden. In zulke omstandigheden zich tegen de noodzaaklyke koste te verzetten, is dwaasheid en dolheid. De Wit. Het is zeker, Vorst, dat de rykdom eener natie nooit zo wel gebruikt kan worden, als tot bewaaring van haar Godsdienst en Vryheid. Wanneer deezen verlooren zyn, blyft 'er niets overig dat de zorg van een' goed' en wyz' man waardig is. Ik beken ook, dat de middelen van toevlucht in een handeldryvend land , dat zyn' koophandel weet te ondersteunen door groote en magtige vlooten, en zyne lasten te heffen op eene wyze, die de handel in geenerleie opzichten benadeelt, zeer groot zyn, en de bevatting zelfs te boven gaan, tot dat 'er de proef van genomen is. Maar • evenwel zal eene onbepaalde en aanhoudende koste eindelyk een natie zodanig verzwakken , dat zy onder het gewigt daarvan moet bezwyken; en dan kan derzelver onafhangklykheid niet gehandhaafd worden, Wat verschilt het ook ©f een Staat doodelyk gewond is door de hand van een' vreemden vyand, of dat hy sterft door een teering in deszelfs levenskrachten ? Zulk een teering zal Holland nog eerder dan Engeland overkomen , ter oorzaake dat het laatstgenoemde een grooter oorsprongkelyk vermoogen heeft; maar hoe groot deeze sterkte mooge zyn, kan zy eindeVI. Afd. XI. Deel. E e lyk  402 Bericht wegens de levensbyzonderheden lyk zodanig afnemen, door onophoudelyke uitputtingen, dat zy eensklaps gantschelyk vervalt, en dat hetgeen men voor haare allerkrachtigste poogingen zou aanzien, inderdaad haare doodstuipen zouden zyn. Ik pas dit geenszins toe op de regeering uwer Majesteit; maar ik spreek met betrekking tot hetgeen ik voorzie dat naderhand zou kunnen gebeuren, uit hoofde der uitgestrekte begrippen van onderhandeling en oorlog, die gy gevestigd hebt. Zy zyn heilzaam voor uw koningkryk geweest; maar zy zullen schadelyk zyn in toekomende tyden, indien, in het volvoeren van groote ontwerpen, groote staatsdienaars niet met eene zuinigheid en eene behoedsaamheid te werk gaan, die zelden zich vereenigen met eene ongemeene kloekmoedigheid en stoutheid van raadslagen. Bericht wegens de levensbyzonderheden en het gedrag van den prediker George Whitefield het hoofd der Methodisten in Engeland, onlangs overleden.* De vervaarlyk groote vertooning, die de onlangs overleden prediker, George Whitefield, geduurende veele jaaren in hoedanigheid van kerkelyke gemaakt heeft, doet zyn dood op de lyst der gedenkwaardige gebeurtenissen een plaats verdienen , waarom het ook niet kan uitblyven, of een beknopt verslag van zyn leven, zal een algemeen genoegen opleveren : wy hebben derhalven, uit zyn eigen dagverhaal datgeene verzameld 't welk wy tot volvoering van dat oogmerk noodig oordeelden, en zullen ons gevoelen van zyn alge * Dewyl wy met reden vreezen, eerlang een minder onpartydig bericht wegens deezen beruchten Prediker hier te lande te zullen zien, verschynen hebben wy goedgevonden dit tegenwoordige, uit het Londonsche Magazyn voor November 1770 , onzen Leezeren mede te-  van George Whitefield. 403 Algemeen karakter regelen naar de berichten, die wy van zyne tydgenooten kunnen verkrygen. " lk was geboren in Gloucester, zegt de heer Whitefield in de maand van December 1714, in de herberg de klok , en kan met waarheid zeggen, dat ik verkeerd was van myn moeders ligchaam af. - Ik was zo onvernuftig dat ik alle onderwys haatte , en de gewoonte had van met opzet de gelegendheden te vermyden, waardoor hetzelve te verkrygen was. Ik kan eenige zeer vroege daaden van onreinheid aanteekenen. Ik was zeer overgegeven aan liegen, vuil gesnap, en zotte boertery. - Somtyds maakte ik my aan vloeken, zo niet aan zweeren, schuldig. Van myn moeder te steelen hield ik in 't geheel niet voor dievery, en schroomde in 't minst niet om geld uit haar beurs te neemen , voor dat zy was opgestaan. Ik heb dikwyls het vertrouwen, in my gesteld, misbruikt, en meer dan eens het geld dat ik het huis ontvreemd had, gespild, in het koopen van fruit, taartjes, enz. om myn' zinnelyken lust te voldoen. - een groot getal van sabbathen heb ik geschonden, en doorgaans my zeer oneerbiedig in Gods heiligdom gedragen. Veel geld heb ik doorgebragt in tooneelspelen, en - in de gewoone vermaaklykheden der tegenwoordige eeuw. Het kaartspel en het leezen van romans waren het vermaak van myn hart. Dikwyls ben ik ook vereenigd geweest met anderen in het pleegen van guitenstukken , maar werd doorgaans, indien niet altyd, gelukkig ontdekt. Hier voor heb ik sedert dikwyls God geloofd en gedankt, en doe het nog heden.'' " Het zou een eindeloos werk zyn, de zonden en misdry ven myner jonger dagen te verhaalen. Zy zyn meer in getal dan de hairen van myn hoofd. - - Myn hart zou bezwyken op het herdenken van dezelven, indien ik niet was verzekerd dat myn Verlosser leeft, om zelfs voor my een voorspraak te weezen. - Hoedanig de jongeling in het Euangeli mogt roemen, dat hy de geboden van zyn jeugd af had gehouden, ik belyde met schaamte en verbystering van aangezicht, dat ik ze allen van myn jeugd af verEe2  404 Bericht wegens de levenbyzonderheden verbroken heb. Van welk eene voorgeziene ge schiktheid tot zalig worden anderen mogen praaten, en hoe zy op dezelve hunn' roem mogen dragen, ik ontken alles van dien aart indien ik myzelven onderzoek van myn wieg af tot myn manbaarheid toe, kan ik nietsanders dan eene geschiktheid tot verdoemenis gewaar worden; en indien de Almagtige my niet was voorgekomen met zyne genade, en allerkrachtdaadigst op myn ziel had gewerkt, my leevend maakende door zynen vryen geeft, toen ik dood was in zonden en misdaaden, ik had thans geweest zittende in de duisternis en in de schaduw des doods, of gedoemd, als de verdiende belooning myner misdaaden, om voor eeuwig myne oogen opteheffen in de pynigingen." „ Maar zodanig was de vrye genade van God mywaart dat, alhoewel de verdorvenheid zo sterk in myn ziel werkte , en zulke vroege en bittere vruchten voortbragt , ik evenwel zeer vroege beweegingen van den gezegenden Geeft in myn hart my kan te binnen brengen, genoegsaam om my te overtuigen, dat God my met eene eeuwige liefde beminde , en , zelfs van myn moeders ligchaam af my afzonderde, tot het werk, waartoe het naderhand zyn welbehaagen was my te roepen." „ Ik had al vroeg eenige overtuiginge van zonde, en herinner my, dat ik eens, wanneer sommige persoonen (gelyk zy dikwyis deden) hun werk maakten van my te bestraffen, my oogenbliklyk naar myn vertrek begaf, en, nederknielende, onder het storten van veele traanen, dien psalm van David bad, in welken hy zo dikwyls deeze woorden herhaalt: Maar in den naam des Heeren zal ik ze uitroeijen.* Ik had altoos zin gehad in een Geestelyke te weezen, hebbende de gewoonte van dikwyis de Predikanten na te bootsen, in het leezen der gebeden enz. Een gedeelte van het geld, dat ik my gewend had myne ouders te ontsteelen, gaf ik den armen, en sommige boeken, die ik an deren, * Engelsche Overzetting,  van George Whitefield. 405 deren heimelyk ontvreemde (waarvoor ik sedert viervoudige vergoeding heb gedaan) breng ik my te binnen dat Godsdienstige boeken waren." „ Myn moeder was zeer zorgvuldig omtrent myne opvoeding, en onthield my, geduurende myne kindsche jaaren, omzichtig van alle de bezigheden van haar huis, dat, gelyk ik boven gezegd heb, een herberg was. " „ Omtrent het tiende jaar van myn' ouderdom behaagde het'Gode, toetelaaten, dat myn moeder zich ten tweeden maale in het huwelyk begaf. Dit viel zodanig uit, dat de waereld zulks eene ongelukkige verbintenis zou noemen; maar God deed het ten goede gedyen." — „ Toen ik omtrent twaalf jaaren oud was ,-werd ik op eene school besteld, in Gloucester, st. Mary de Grypt genoemd, de eenige taalschool op welke ik ooit gegaan heb. Een goede uitspraak en een uitsteekend geheugen hebbende, werd ik aanmerkelyk door het doen van aanspraaken, wanneer de opzichters hun jaarlyks onderzoek kwamen doen. Maar ik kan niet zeggen dat ik eenige trekkingen van God aan myn ziel gewaar werd, geduurende een jaar of twee, behalven dat ik eenig gedeelte van het geld , 't welk my by eene der gemelde gelegenheden was gegeven, aanleide tot het koopen van Ken's handleiding voor Winchestersche scholieren, een boek dat my zeer had aangedaan, wanneer myn broeder in hetzelve voor myn moeder in haare rampspoedige omstandigheden las, en dat my , voor eenigen tyd na dat ik het gekocht had, van groote nuttigheid voor myn ziel was." „.Geduurende myn verblyf op de school, was ik zeer verzot op het leezen van toneelspelen, en heb my veele dagen achtereen van de school onthouden, om my tot het vertoonen van dezelven bekwaam te maaken. Myn meester , ziende waar myne zinlykheid en die myner schoolmakkers heenen liep, stelde zelf iets van dien aart voor ons op, en liet toe dat ik my in meisjes gewaad kleedde , ('t welk ik dikwyis gedaan had) om een rol voor de o•nderzoekers der schoole te speelen. De herinnering E e 3 hier-  406 Bericht wegens de leven'byzonderheden hiervan heeft dikwyls myn aangezicht met schaamte overdekt, en zal, zo ik hoop, zulks blyven doen, zelfs tot het einde myns levens." „ Voor dat ik nog ten vollen vyftien jaaren bereikt had, dacht my genoeg in de taalen gevorderd te zyn , of eigenlyker, ik verlangde my van het verband der schoole ontslagen te zien, waarom ik op zekeren dag tegen myn moeder zeide, dat, dewyl haare omstandigheden haar niet zouden toelaaten my naar de hooge schoole te zenden , om myne studiën voorttezetten, ik van oordeel was dat meer geleerdheid my ongeschikt voor een ambachtsman zou maaken, en derhalven geloofde best te zyn, dat ik niet langer Latyn leerde. Zy wilde in het eerst hiertoe niet verstaan, maar myn verdorvenheid wist eerlang de overhand op haare goedaardigheid te verkrygen. Hierop ging ik een poos tyd enkel ter schoole om schryven te leeren. Doch de omstandigheden myner moeder merkelyk achteruitgaande , en zy daarom zeer handelbaar zynde , begon ik haar, van tyd tot tyd .wanneer de gelegenheid zich daartoe aanbood , behulpsaam te zyn in het waarnemen van de tapneering , tot dat ik eindelyk myn blaauw voorschoot aandeed, en de kaarssesnuiter op zyde hing, de dwylen spoelende, de kamers schoon maakende , en, in een woord, een openlyke en gemeene herbergiersknecht werd." „ Niettegenstaande ik deeze hanteering in eene groote herberg waarham , en somtyds de zorg van het gantsche huis op myne schouderen had , stelde ik echter twee of drie preeken te samen, en droeg een van dezelven in het byzonder aan myn' ouder' broeder op. My staat voor , dat ik my zeer gedrongen voelde tot zelfsonderzoek , en my zeer onwillig vond om in myn hart te zien. Menigmaalen las ik den Bybel, terwyl ik 's nachts opzat. De jongens naar school te zien gaan , griefde dikwerf my het hart; en een waardig jongeling (die nu by God is; kwam dikwyls by my, terwyl ik in de herberg diende, om my overtehaalen naar Oxford op de akademie te gaan; wanneer doorgaans myn antwoord was: ik wenschte dat ik kon.'' ,, Nadat  van George Whitefield. 407 „ Nadat ik omtrent een jaar in deeze slaafsche bezigheid had" volhard, was myn moeder genoodzaakt de herberg te verlaaten. Myn broeder, die tot deeze kostwinning was opgevoed', begaf zich in 't huwlyk, waarop alles aan hem werd overgedaan ; en, dewyl ik het huis gewend was, oordeelde men best te zyn, dat ik 'er bleeve, om de neering te helpen waarneemen. Maar myn schoonzuster en ik konden op geenerleie wyze met elkanderen overeenkomen, en derhalven besloot ik in 't einde, na dat ik langen tyd met een bezwaard gemoed had doorgebragt, om te vertrekken , van gedachten zynde dat myn afweezigheid alles zou goed maaken. In gevolge hiervan, begaf ik my, volgens den raad van myn' broeder, en myn moeders goedkeuring, naar Bristol, om myn' ouder' broeder, die zich aldaar had neêrgezet, te bezoeken." „Hier behaagde het Gode my een gevoelige godsdienstigheid te geeven, en my te vervullen met zulke onuitspreekelyke verrukkingen, inzonderheid eens in de kerk van den heiligen joannes, dat ik buiten myzelven vervoerd was. Ik werd grooten honger en dorst gewaar naar het gezegend Sacrament, en schreef veele brieven aan myn moeder , meldende haar , dat ik my noott weder tot den dienst van een herberg wilde begeeven. Thomas a Kempis was myn groot vermaak, en ik was vol ongeduld tot dat de klok luide , om my te roepen om de voorhoven van des Heeren huis te betreden. Maar in 't midden van deeze verlichting was het of my heimelyk werd ingefluisterd: Dit zal niet van duur zyn." , En inderdaad het gebeurde zo. Want (och! dat ik het in traanen van bloed konde schryven) wanneer ik Bristol verliet ('t welk na verloop van omtrent twee maanden geschiedde) en naar Gloucester terug keerde, verwisselde ik myn godsdienstigheid met myn plaats. Helaas! al myn yver begaf my , en ik had genegenheid om ter kerke te gaan noch om my tot God te wenden. Des niettegenstaande, was my zo veel godsdienst bygebleeven, dat ik by myn besluit volhardde, van niet in een herberg Ee 4 te  408 Bericht wegens de levensbtzonderheden te woonen; om welke reden myn moeder, schoon zy maar een klein inkomen had, my toestond een bed op den vloer te hebben, en zo lang in haar wooning myn verblyf te houden, tot dat de Voorzienigheid my een beroep zou aan de hand geeven.'' ,, Naar myne gedachten nu niets te doen hebbende, was het voor den Satan de rechte tyd, om my te verzoeken. Ik bragt een groot gedeelte van myn' tyd door in het lezen van tooneelspelen,. en in van de eene plaats naarde andere te slenteren. Ik was zorgvuldig in het opsieren van myn ligchaam; maar droeg weinig zorg voor het dekken en verfraaijen myner ziel. Kwaade verkee ring; met myne oude schoolmakkers, bedorven welhaast myne goede zeden.- Door het zien van hunne slechte handelingen, verdween alle gevoel van godsdienst allengs uit myn hart, en ik verviel eerlang tot eene heimelyke zonde, van welke ik de schrikkelyke uitwerkingen gevoeld, en sedert altyd onder myn gezicht heb." „ Op die wyze een' merkelyken tyd voortgeleefd hebbende, kwam een jong student, voor deezen een schoolmakker van my, en toen een dienend student van Pembroke Collegie, te Oxford, by myn moeder een bezoek afleggen. Onder andere dingen verhaalde hy haar, op welke wyze hy alle de collegie - kosten dat vierendeel jaars had voldaan, en nog eenig geld ontfangen had. Hierop riep myn moeder oogenbliklyk uit: ,, Dit zou goed voor myn' zoon zyn." Daarop zich tot my keerende, zeide zy: „ Wilt gy naar Oxford gaan? " En ik antwoordde: Met al myn hart. De zelfde vrienden hehbende, die deeze jonge student had, ging myn moeder, zonder uitstel, hen opwachten. Zy beloofden haar hun best te zullen doen, om my een dienende studentsplaats, in het zelfde Collegie te bezorgen." „ Vervolgens vervoegde zy zich by myn' ouden meester die zyn uiterste goedkeuring liet blyken over myn voornemen van weder ter schoole, te komen. " „•Binnen een week ging ik derwaart, spoorde myzelven aan, en spaarde geen moeite om in myne boeken te vorderen.  van George Whitefield. 409 deren. Ket behaagde Gode my zynen zegen te geven. en ik leerde veel vaster van buiten dan voorheen. Maar geduurende al dien tyd, volhardde ik in zonden; en eindelyk raakte ik bekend met zulk een troep van bedorven, overgegeven , atheistische jongelingen, dat, indien God, door zyne vrye, onverdiende, en byzondere genade, my niet uit hunne handen had verlost, ik al voorlang in het gestoelte der spotteren zou gezeten hebben. Door gezelschap met hen te houden , werden myne gedachten over den godsdienst meer en meer gelyk aan de hunne. Ik begaf my naar den openbaaren dienst alleen uit kortswyl, en om rond te wandelen. Ik vond vermaak in hunnen ligtvaardigen omgang. Ik begon te redeneeren gelyk zy deeden, en was op den rechten weg om zo eerloos te zyn als de ergste van hen." ,, Maar ô verbaazende liefde!) hier zelfs hield God my 'tegen, toen ik op een volle draf naar de hel rende. Want zo als ik tot op den rand van myn verderf was genaderd, deed hy my zulk een' wansmaak in hunne grondregels en gedrag krygen , dat ik hen aan myn' meester ontdekte', die wel haast paasen aan hunnen voortgang stelde.' „ Dus uit de strikken des Duivels verlost zynde, begon ik meer en meer ernstig te worden, en gevoelde op verschillende tyden Gods Geest met kracht en overtuiging op myn ziel werken. In 't byzonder op zekeren dag, 'dat ik, van de trappen komende, myn vrienden tot myn' lof hoorde spreeken , overtuigde God my zo krachtig van huichelaary, dat schoon ik voorheen menigmaal zulks vruch teloos had voorgenomen, ik evenwel nu vermogen ontfing over myne heimelyke en getroetelde zonde. Desniettegenstaande verkreeg de Satan, eenigen tyd hierna dat ik door sterken drank bevangen was (gelyk my twee- of driemaal in myn leven is overgekomen,) zyn gewoon voordeel over my weder. Een beproefd bewys voor myn arme ziel, dat deeze booze Geest van onmaatige menschen gebruik maakt als van werktuigen, om hen te doen ver richten hetgeen hy goed vind." E e 5 „ Tot  510 Bericht wegens de levenbyzonderheden. Tot hiertoe hebben wy in ons verhaal gebruik gemaakt van des heeren Whitefield's eigen woorden; maar dewyl ons bepaald bestek ons tot kortheid verpligt, zullen wy hier alleen byvoegen, dat de heer Whitefield, als een dienende student te Oxford zynde toegelaaten, zich eerlang deed uitmunten door de strengheden van zyn godsdienstigheid, en een uitsteekend aanzien verkreeg in sommige stichtelyke samenkomsten dier stad; liggende hy g#eele dagen en weeken uitgeftrekt op den grond , in stille of woordelyke gebeden; hy onthield zich van het eeten van vruchten, verkiezende de slechtste soort van voedsel, ofschoon de. plaats, waarin hy zich bevond, hem van verscheidenheid van spyzen voorzag ; hy dacht het onbetaamelyk dat een boeteling zyne hairen liet poederen; hy droeg wolle wanten , een gelapten rok', en vuile schoenen, om zich op die wyze aan nedrigheid te gewennen. Den ouderdom van een-en-twintig jaaren bereikt hebbende, bragt het gerucht der godsvrucht van onzen Whitefield hem in gunst by Dr. Benson, in dien tyd bisschop van Gloucester, die hem vrywillig aanbood tot den kerkdienst te ordenen, 't welk de heer Whitefield in 't einde betaamelyk vond te aanvaarden, en terstond, na deeze wettige toelaating tot het leeraarampt, leide hy zich toe om op de allerongemeenste, en alleronvermoeidste wyze de pligten van zyn karakter te vervullen, preekende hy dagelyks in gevangenhuizen , velden, en open straaten , waar hy maar dacht gelegenheid te vinden tot het maaken van bekeerlingen, tot dat hy eindelyk, zich door geheel Engeland algemeen bekend gemaakt hebbende , aan boord begaf, om naar America overtesteken, waar de stellingen der Methodisten zich sterk begonden te verspreiden, onder zynevrienden: hy maakte het eerste ontwerp tot het stichten van een Weeshuis te Georgie, 't welk hy naderhand tot stand bragt. Op wat tyd, of met wie de heer Whi tefield zich in 't huwlyk begaf, zyn wy niet in staat onze lezers te berichten , en zal mogelyk van weinig belang voor hen weezen. Laat het genoeg zyn, dat, na lange om-  van George Whitefield. 411 omzwerving, zyne bezitting vermeerderde naarmaate zyn roem zich onder zyne aanhangers uitstrekte, en dat hy twee zeer groote gebouwen oprichtte voor openbaare godsdienstoeffening, onder de benaaming van tabernakels, het eene in Tottenham Count Road, en het andere in Moorsfields; hier predikte hy verscheide jaaren, met bystand van eenige medehelpers, voor ontzagchelyk-talryke vergaderingen, en begaf zich maar, by de eene of andere gelegenheid, buiten het ryk. Amerika , dat zyn oplettendheid grootdeels tot zich trok, was echter geschikt om zyne oogen te sluiten, overlydende hy te Newbery, omtrent veertig mylen van Boston, in Nieuw Engeland, op den 30sten van September, des voorleden jaars, .1770. Een toeval van geweldige hoest en belemmerde ademhaaling maakte binnen weinige uuren een einde van zyn leven, in het zesenvyftigste jaar van zyn' ouderdom. Behalven de twee gemelde tabernakels , was de heer Whitefield, als Kapellaan der Graavinne-weduwe van Huntingdon zynde , nog verbonden aan twee andere godsdienstige vergaderplaatsen, een te Bath en eene andere te Tunbridge, voornaamelyk door begunstiging deezer Dame opgerecht, Zyn invloed onder zyne aanhangers was zeer groot, en hy werd zo algemeen voor de hoofdleeraar der Methodisten gehouden, dat 'er verscheiden karakters van hem in openbaaren druk zyn gemeen gemaakt, hier op uitkomende: „ Dewyl de waardy van deeze waarlyk godvruchtige en ongemeene personagie diep ingedrukt moet zyn op de harten van alle beminnaaren van het waare, echte en levendige Christendom, dat uit zynen onvermoeiden arbeid zo veel voordeels heeft getrokken , behoeft 'er weinig gezegd te worden om hen te overtuigen dat hun verlies onherstelbaar is. —— In zyne openbaare bediening, door verschillende deelen van Europa en op onderscheiden togten naar het Britsche America, heeft hy ,• meer dan dertig jaaren lang, de waereld verbaasd, als een wonder van welspreekendheid, waardoor hy in staat was om de harten te doen smelten van de verstokste en hardnekkigste zondaaren." In  412 BERICHT WEGENS DE LEVENSBYZONDERHEDEN In weêrwil eener zwakke en tedere ligchaamsgesteltenis, volhardde hy, tot den laatsten dag van zyn leven, met voor groote vergaderingen zo yverig te prediken, dat het de natuurlyke vermoogens van den sterksten scheen te boven te gaan. Tot de openbaare verrichtingen van zyne bediening geroepen zynde, in een' ouderdom dat de meeste jonge lieden zich tot dezelven eerst beginnen bekwaam te maaken, had hy geen tyd om aanmerkelyke voortgangen in de geleerde taalen te maaken; maar dit gebrek was ryklyk vergoed door een' levendigen, vruchtbaaren en doordringenden geest, door den alleronvermoeidsten yver, en door een krachtige en alleroverredenste wyze van voorstellen, die nooit misten de begeerde uitwerking op zyne altoos talryke en verwonderde toehoorders voorttebrengen. En schoon hy het dikwyls noodzaaklyk vond op den predikstoel, door den schrik des Heeren de menschen te overtuigen , had hy niets sombers in zyn natuur, zynde hy zonderling medelydend en teerhartig, en, in zynen byzonderen omgang, blygeestig, gespraaksaam, en gulhartig. De geringde lieden zelfs hadden een gemaklyken toegang tot hem, en hy was even vaardig om naar hunne ligchaamelyke als geestelyke nooden te luisteren en dezelven te verligten, toonende zich in alle opzichten een getrouw uitdeeler te zyn van de uitgestrekte liefdegiften, die hy van zyne talryke en mededeelzaame toehoorders verzamelde. Het behoort insgelyks opgemerkt te worden, dat hy by aanhoudendheid en op de aandoenelykste wyze in zyne leerredenen op alle zedelyke pligten aandrong; byzonderlyk tot naarstigheid in elks byzonder beroep, en gehoorzaamheid aan hunne meerderen; en op het allerbyzonderst tot ge trouwheid aan onzen beminnenswaardigen Vorst, trachtende nooit, in deeze tyden van verdeeldheid, eenig gebruik te maaken van zynen grooten invloed onder zyne talryke verwonderaars, tot versterking van deezen of geenen aanhang. Hy was de eerste van die geenen (sedert onder den naam van Methodisten bekend,) die, door de ongemeenste poogingen van in verschillende plaatsen, en zelfs in de open velden  van George Whitefield. 413 velden, te prediken, het laage soort van volk uit de grootste onoplettendheid en onkunde rachtten optewekken en tot godsdienstige begrippen te brengen, die niet schielyk kunnen uitgewischt worden. Om deeze en zyne andere ver richtingen, zal aan den naam van George Whitefield lang met achting en eerbied gedacht worden, niet alleen by hen , die door zyne persoonlyke kennis en door zynen dienst tot betere gedachten gebragt werden, maar by alle waare Christenen van allerleie gezindheden zo lang als levendige en werkdaadige godsdienst in de Britsche heerschappyen zal plaats hebben." Zodanig is het afbeeldsel dat van den heer Whitefield door de Methodisten gemaald word; nochtans zyn 'er de vyanden dier sekte, byzonderlyk de geleerde Schryver der Vergelyking van de Geestdryvery der Methodisten met die der Roomschgezinden, zo verre af om zyn voorgeeven, van eenen ongemeenen graad van heiligheid te bezitten, toetestemmen, dat zy hem, als daar van verzekerd zynde, voor den allerovergegevendsten huigchelaar verklaaren; zyn godsdienstigheid aan gierigheid, zyn' yver aan hoogmoed, en zelfs zyn nedrigheid aan opgeblaazenheid loeschryvende. Zy verhaalen ons, dat hy, geduurende zyn leven, altoos op zyne armoede roemde, terwyl zy, na zyn' dood, van hem spreeken als schatryk zynde. ■■ Dit is het nog niet all', zyn laatste reize naar America schryven zy aan een allerslechtste oorzaak toe, zyne verkleefdheid naamelyk aan een vrouwspersoon, by welke hy een kind had, terwyl zyn vrouw nog leefde; en men voegt 'er zelfs by, dat dit kind het eerste was van alle kinderen die in zyn opgerecht Weeshuis te Georgie gebragt werd. In hoe verre dit karakter aan een van beide zyden juist is, zullen wy geenszins ondernemen te beslissen ; de voornaamste byzonderheden zyner historie hebben wy uit zyne eigen schriften getrokken, en dewyl wy de vleijendste lofspraak, die door zyne vrienden openbaar is gemaakt, aan onze lezers hebben medegedeeld, kan het ons voor geene partydigheid worden toegerekend, dat wy ook het gevoelen van zyne vyanden gemeld hebben. Hoe  HOE AANGENAAM IS HET DEUGDSAAM TE ZYN! Een Veldzang van den ouden Palémon. De oude Palémon, op den top eens heuvels gezeten , warmde zich in de straalen der zon, terwyl hy tevens de wonderen der natuur bespiegelde. Natuur, schoon altoos de zelfde, is altoos vermaaklyk, en schynt altoos nieuwe bekoorlykheden uit te leveren. Palémon had dikwyls te vooren het gelaat der Natuur beschouwd en geroemd; Palémon zag het weder, en riep in verwondering uit: Hoe volschoon is Natuur! Zyn zoon Lycidas, die hem verzelde en zich verheugde hem zo vergenoegd te zien, brak eindelyk zyn stilzwygen, brengende hem te binnen, dat hy hem een gezang had beloofd. Met al myn hart, myn zoon, antwoordde Palémon; ik bevind my vrolyker dan gewoonlyk; luister toe, en hy begon dus te zingen: Hoe aangenaam is het deugdsaam te zyn! De rechtvaardige man is de gelukkigste man. Voor hem versiert zich de aarde met duizend kleuren, en doet de vrolykste en lieflykriekendste bloemen ontluiken: voor hem rypt het dierbaar graan in zyne geele halmen: voor hem gaat de hersft zwanger met de uitgelezenste vruchten: voor hem insgelyks verschynt de winter, om de aarde als werkeloos te maaken, en, door haar in een diepen slaap te sussen , haare krachten te herstellen, terwyl zyn strengheden heerschen; verzachtende haare smarten door haare vruchtbaarheid te doen ophouden, en maakende haar bekwaamer om eerlang alle haare schatten ten toon te spreiden. Hoe aangenaam is het deugdsaam te zyn ! De rechtvaardige man is de gelukkigste man. Voor hem verlicht de zon de velden: voor hem zien wy haar met zo veel pracht haar nieuwgeboren licht uitschieten; de aarde was, een oogenblik geleden, in een' diepen nacht gedompeld; de duisterheid, door welke zy omringd was, verborg voor onze oogen het gezicht van alle haare rykdommen;  Veldzang van den ouden Palémon. 415 men; maar zy ryst schielyk uit haar graf; Natuur herleeft met den dag; de dageraad, met roozen bekleed, verkondigt reeds haare wederkomst; de zon verschynt dan, en Verguld de toppen der bergen; alles is licht, alles heeft de gedaante van vuur. Eerlang zal zy deeze velden bezoeken : de kudde vlucht reeds voor haare hitte en zoekt de verfrisschende schaduw; de moede landman wykt reeds onder den eersten bladerryken boom, om, op een bed van groene zoden, zich in de armen der aangenaame rust te werpen , terwyl de zon haare doordringende straalen aan alle zyden uitschiet, onze koornairen doet rypen, vuur en kleur aan onze vruchten mededeelt, de schoonste bloemen doet geboren worden , en dezelven met dat vocht verrykt, dat dierbaar vocht, 't welk de vlytige by zorgvuldig vergadert tot bewerkten honig van den uitmuntendsten smaak. Voor den rechtvaardigen tevens, en om hem een' geruster slaap te doen genieten, maakt de zon een einde aan haaren glansryken loop; zy bestygt weder de bergen, van welken zy in den morgenstond was afgedaald; hunne schaduwen breiden zich reeds uit, en zoomen onze valleien met somberheid; een mist overspreid reeds met donkerheid de natuur; de zon heeft haar' luister ingetrokken, zy verdwynt, de nacht breekt aan; maar de rechtvaardige is dan niet verlaaten: om veilig tot zyn hut te keeren, en om hem op zynen weg, tegen verslindende dieren, te hoeden, zyn duizenden van vuuren in de hemelen ontstooken, en in 't midden derzelvem praalt, met glansryke majesteit, de zilveren maan : in 't eerst vertoont zy maar een gedeelte van haar wit licht, vervolgens ontdekt zy meer en meer van haaren bleeken bol ; eindelyk stelt zy haaren geheelen lamp voor onze oogen bloot, en schynt zichzelve daarop te verhovaardigen. Hoe aangenaam is het deugdsaam te zyn! Voor den rechtvaardigen bestaat de Natuur; de bekoorlyke, de schoone Natuur: de goddelyke Veroorzaaker van alle wezens formeerde haar voor hem: ieder ding is voor den rechtvaardigen; de rechtvaardige is de oorzaak en het einde  16 VELDZANG VAN DEN OUDEN PALÉMON. einde van alle deeze wonderwerken. Hoe aangenaam is het deugdsaam te zyn ! De godlooze, 't is waar, deelt met den rechtvaardigen in 't licht van den dag. De nacht spreit zyn' zwarten mantel over den eenen zo wel als over den anderen uit. Over den een' zo wel als over den anderen stort de Voorzienigheid haare gaaven. Maar tusschen deugd en ondeugd is een groot onderscheid. Genot is het bewys of een ding goed is , en maakt ons gelukkig. De zelfde geschenken des Hemels, welken het geluk van den rechtvaardigen uitmaaken, die weet hoe hy ze genieten moet, zyn een bron van kwaad voor de godloozen, die hen misbruikt. Dat vocht, zo aangenaam, zo noodzaaklyk voor den vlytigen man; die dierbaaare nectar, welke hem een' nieuwen aanwas van krachten geeft , en hem den zwaarsten arbeid ligt maakt, word een vergif, een doodelyk vocht, een schadelyke en bittere drank voor hen die 'er overdaadig van zwelgen. Het beschadigt in hen de krachten, wier bewaaring deszelfs oogmerk was; en, verre van hen te versterken , maakt het hunne leden zwak en beevende. De rechtvaardige man is de gelukkigste man. Hy word geen mislukking gewaar: onbekend met de Fortuin, weet hy ook niet van haare grilligheden. Hy is aanhoudend gelukkig; hy word door God zonder ophouden beschermd. Zyn veld is altyd vruchtbaar; zyne dankbaare gronden gaan altoos zyne wenschen te boven, en vermenigvuldigen hetgeen hy hen heeft toevertrouwd: zyn boomen zyn altoos met vruchten belaaden : zyn hut is altoos met groen loof opgepronkt; voor hem, tot zyn vermaak, vereenigen zich duizend vogelen van allerleie soort , om de samenstemming der lieflykste nooten voorttebrengen; zyn schaapen en runderen vermenigvuldigen; ieder avond en morgen komen zyne koeijen , met een' langzaamen tred, en uijers dik gezwollen van den melk, om hem deeze gewoone schatting van dankbaarheid te brengen : by het aanbreken van den dag zyn zyne handelbaare ossen vaardig om hem te dienen , en strekken hunne stoute nekken uit naar het juk, dat hen  Veldzang van den ouden Palémon. 417 hen word aangeboden. Zyn getrouwe hond is altoos aan zyn zyde; of, indien hy hem verlaat , is het om zyn verspreide kudde rondom hem te verzamelen, of den vyand zyn' prooi te ontweldigen, dien hy verrast had: dan, geheel vreugd, keert hy weder, om de liefkoozingen en weldaaden van zyn' meester te ontfangen : men ziet hem onophoudelyk rondom hem lopen , met zyn' staart kwispelen, en zich op het allersterkst beyveren om hem de duidelykste blyken van yver en getrouwheid te toonen. Hoe aangenaam is het deugdsaam te'zyn! De rechtvaardige man is de gelukkigste man. Zyn leven , het leven van den rechtvaardigen, glyd zo vreedzaam voort, als de ongestoorde wateren van eene heldere beek zachtelyk voortvloeijen, door een beemd met bloemen bezoomd. De rechtvaardige merkekent zyne voetstappen , gelyk zy doen, door weldaaden, laatende geluk, overvloed en vreugd achter zich; gelyk naar haar, word insgelyks naar hem gedorst, word hy begeert, geliefkooft en betreurd. Waar hy gaat, schynen de harten te vliegen, om zyne voetstappen te vergezellen: de vader toont hem aan zyn' zoon, en sterft vergenoegd, zich zo wel herplaatst ziende: gelyk aan de straalen van de zon, die, na een' akeligen storm, doorbreken om de kwynende en doodsche velden door hunne tegenwoordigheid te verfriscchen, en door hunne warmte te verlevendigen, brengt de rechtvaardige, overal waar hy verschynt, vrolykheid, geluk en troost mede. En inderdaad, de Voorzienigheid waakt over alle zyne wegen. Zy vergunt hem wyze en goede ouders, om hem optevoeden in zyne kindschheid , om zorg voor hem te draagen in zyn' zwakken staat, en hem tot deugd te vormen: meer in jaaren gevorderd, leiden zy hem tot het oefenen zyner krachten, en het volbrengen der pligten van een arbeidsaam leven , brengende hem in staat om zyne reeds verzwakte ouders behulpsaam te kunnen zyn, en all' wat hy van hen ontfangen heeft weder te betaalen: maar eerlang spreekt de natuur; zyn teder en zuiver hart tracht naar eene vereeniging, en voelt het ontbreken van eene VI. Afd. XI, Deel. 'Ff med-  413 VELDZANG VAN DEN OUDEN PALÉMON. medgezellinne : welhaast doet zich eene waardige bruid voor tot vergenoeging en voldoening zyner onschuldige begeerte: liefde, de kuische liefde verschynt, om hen in haare zachte banden te ketenen; eindelyk komen zy overeen , en verbinden zich voor eeuwig: eene beminnelyke en talryke afkomst is de vrucht van zulk een heilige trouw; alle hunne zorgen strekken zich uit om den welstand hunner kinderen te behartigen, om naderhand een' billyken wederkeer te verdienen: de jaaren vermenigvuldigen; dit deugdsaam paar buigt zich ongevoelig voor, en bezwykt eindelyk onder hun gewigt: door hunne eigenen betreurd, en voldaan over dezelven, sterven zy zo vreedsaam als zy geleefd hebben. Zodanig is het leven van den rechtvaardigen; zodanig zyn de belooningen, die de deugd vergezellen. God bemint den rechtvaardigen man. Hy vergunt hem eene voorspoedige kindschheid, een gezonde jongelingschap, en eenen beminnelyken ouderdom. Hy geeft hem wyze ouders, een kuische vrouw, gehoorzaame kinderen, volmaakte gezondheid, vruchtbaare gronden, een gelukkig leven, en een dood vol van vertroosting. Hoe aangenaam is het deugdsaam te zyn! De rechtvaardige man is de gelukkigste man. Ofschoon somtyds eenige weinige wolken den zonneschyn zyner dagen mogen verduisteren; somtyds zyn gelukzaligheid door eenige smart of rampspoed moge gestoord worden, zo is dit niet anders dan een verstandige voorzorg van den Hemel om 'er hem de volkomen waardy van te doen begrypen. Wat omkeer van staat hem bejegene, hy behoud standvastig - het dierbaare goed! - het uitmuntende geluk! - een bedaard gemoed, een oprecht hart, een deugdzaame ziel, die niet ophoud hem te troosten, door hem te zeggen: ,, Vrees niet, gy zyt rechtvaardig." Hoe aangenaam is het zodanig te zyn ! De rechtvaardige man is , inderdaad, de gelukkigste man. Traanen vloeijen uit uwe oogen, myn zoon, (dus ging de goede oude man voort, zynen zoon omhelzende, ach! hoe bemin ik u! Gy - zyt aangedaan van dit ge luk:  Veldzang van den ouden Palémon. 419 luk : — deeze afschildering treft u; wees derhalven altoos rechtvaardig ,■ en gy zult altoos gelukkig zyn: uwe hairen zullen , als de myne, grys worden op uw hoofd; het getal uwer jaaren zal aan dat van de myne gelyk worden : gy zult u krom buigen als ik doe, en, gelyk ik zal doen, zult gy gelukkig sterven , naderende langs een bloemryk pad tot het graf. Wees derhalven altoos rechtvaardig; doe altyd goed aan anderen; 't is het grootste goed dat gy kunt verrichten; strooi met de eene hand uit, en met de andere zult gy veel meer ontfangen. Wees rechtvaardig, ■ de rechtvaardige is altoos gelukkig. Na het eindigen van deezen zang, hielp Lycidas zyn' vader op: zyne treden ondersteunende , geleide hy hem zachtelyk naar zyn hut. Maar hy vergat nooit zynen zang; hy had 'er altoos een levendig gevoel van, herinnerde zich ieder woord van denzelven , en herhaalde dien dikwyls Voor zyne kinderen. U. M. U. De Onzichtbaare. Eerste vertoog. Geschiedenis van den Onzichtbaaren. In het noordelyk gedeelte van Vrankryk leefde voor eenige honderd jaaren een man, dien de Hemel, buiten de geluksgoederen, van welken hy ryklyk voorzien was, met een doordringend verstand begaafd had , en die, door zynen deugdsaamen wandel, de liefde en hoogachting van alle zyne medeburgeren tot zich trok. Zyn naam was Erastus. Zyne natuurlyke afkeer van de ondeugd en zyn onverwinnelyke weêrzin tegen de vermomming en huichelaary, waren oorzaak dat hy met weinige menschen omgang hield, en zyne dagen in eene stille eenzaamheid doorbragt, Ofschoon hy op het land was opgevoed, ontbrak hem F f 2 ech-  420 Geschiedenis van echter geene genoegzaame kennis van de waereld, dewyl hy overvloedige gelegenheid had gehad om in dezelve rond te zien, en zyne natuurlyke nieuwsgierigheid, tot verveelens toe, te verzadigen. Charmion , zyn vader, die in zyn' tyd een beroemd filozoof was geweeft, had, geduurende zyn jeugd, eene aanzienelyke plaats ten hove bekleed, waarby hem geen gelegenheid had ontbroken, om de ydelheden der menschen waartenemen. Als een scherpzinnig wysgeer, was hy zeer gemaklyk achter het geheim gekomen, dat de hoogste trap der ingebeelde gelukzaligheid van een' sterveling, ook te gelyk de hoogste graad van onvergenoegdheid en kwalyk te vredenheid is. Eer hy evenwel tot deeze nuttige kennis was gekomen, had hy zeer dikwyls het slachtoffer der boosheid en bedriegery van diegeenen moeten zyn, die zich van zyne oprechtheid bedienden, en zyn openhartig en ongeveinsd gedrag, tot hun eigen voordeel willen te misbruiken. Want schoon hy een zeer geleerd en verstandig man was, had hy echter de minde geschiktheid niet, om in de waereld met lieden te verkeeren, die, onder den schyn der oprechtste vriendschap, hunne verraaderlyke aanslagen weeten te verbergen. Hy liet zelfs in zyne ontwerpen , die hy ten nutte des Vaderlands zich verpligt hield te maaken, meer oprechtheid dan schranderheid blyken, en hy kon niet begrypen, dat men somtyds met de beste en voordeeligste ondernemingen , zeer behoedsaam moet te werk gaan, vooral wanneer het eigenlyk voordeel van deezen of geenen enkelen man daar onder mogt lyden. Een eenig voorbeeld zal genoeg zyn, zo wel om zyne onbaatzuchtigheid als zyne onvoorzichtigheid te bewyzen. Hy had reeds verscheiden bittere klagten over de slechte schikkingen van 's Lands geldmiddelen gedaan, en kon onmogelyk met onverschillige oogen aanzien, dat de meeste inkomsten van den Koning, voor dat zy de schatkist bereikten, reeds weder verlooren gingen. Hy was deswegen op middelen bedacht geweest, om de jaarlyksche in komsten  DEN ONZICHTBAAREN. 421 komsten van den Vorst te vermeerderen, en hy geloofde 'er een gevonden te hebben , waardoor hy denzelven tot een' der ryksten en gevolglyk ook der magtigste Koningen van de geheele waereld kon maaken. Het bestond kortelyk hierin, dat in het toekomende alle die geenen. welken openbaare ampten bezaten, en geene genoegzaame bewyzen van hunne bekwaamheid in het waarnemen van dezelven konden bybrengen, of ook niet zo zeer door hunne bekwaamheid , als wel door allerhande kromme en ongeoorlofde wegen tot ampten gekomen waren, de helft van hun jaarlyks inkomen missen , en daarby verbonden zouden zyn de andere helft aan hunne amptgenooten overtelaaten , die, buiten dat, zich genoodzaakt zagen, om den arbeid voor hen te verrichten. Zo voordeelig als dit project, zo wel voor den Koning als het gantsche ryk, zou geweest zyn, zo onsmaakelyk moest het ongetwyffeld aan diegeenen voorkomen, welken daarby verlies vreesden te lyden. Boven dat was hy zo onvoorzichtig geweest, van het aan eenen zyner vertrouwste vrienden te openbaaren, die, door de uitmuntende eigenschappen en verdienden van zyn vrouw , uit den laagsten staat, tot de waardigheid van raadsheer was verheven geworden. Deeze achtbaare man wist het misnoegen, dat hy, billyker wyze, over zulk een buitenspoorig ontwerp moest opvatten, in de tegenwoordigheid van zynen vriend zeer wel te verbergen; maar hy rustte niet, voor dat hy, door middel van het aanzien, dat zyn vrouw by de grootsten van het hof had , de zaaken zo verre bragt , dat onze filozoof goedgunstiglyk van zyn' dienst werd ontslagen, en hy buiten zorg gesteld was, van zyne jaarlyksche inkomsten te zullen kwyt raaken. Twee jaaren voor dit gebeurde, had Charmion zich met de dochter van een' voornaam' man in 't huwlyk begeven. Hy geloofde deeze verkiezing, volgens alle de gronden der wysbegeerte en gezonde reden, gedaan te hebben. Artaminde, (dus was de naam zyner echtgenoote) was schoon, en van eenen levendigen geest, en dewyl Charmion de deugd zyner gamalinne niet in de geldkist van zynen schoonF f 3 vader  422 Geschiedenis van vader gezocht had , zo geloofde hy zich van haare volkomen toegenegenheid zo veel meer verzekerd te mogen houden, als hebbende haar de duidelykste bewyzen zyner onbaatzuchtigheid gegeven. Charmion hield zich voor den gelukkigsten man van de waereld. Wanneer hy, van zynen arbeid vermoeid, zich in de open armen zyner medgezellinne wierp, dan vergat by alle zorgen , die zyne lastige bezigheden hem veroorzaakten. De tedere liefkoozingen en het kwynend oog zyner Artaminde deden hem somwylen al zyne filozofie vergeten , en in haare omhelzingen ondervond hy eerst dat hy mensch was. Eene ondervinding, die zo menig filozoof in zyn gantsche leven naauwlyks eens gehad heeft. Hoe gelukkig ben ik, riep de vergenoegde echtgenoot dikwyls in zyne verrukkingen uit, dat ik my in het bezit eener persoone bevind, die de Hemel maar bloot voor my schynt geschapen te hebben! Goddelyke Artaminde, gy alleen maar verzoet my de moeijelykheden van een onrustig leven! In uwe omhelzingen wensch ik onsterflyk te zyn. Hoe verwonder ik my tegenwoordig over de wysheid van den Schepper! Want wat is ons leven zonder liefde? Hoe treurig, hoe ledig zou onze waereld zyn, indien zy niet van deeze onvergelykelyke schepfelen bewoond werd, in wier omgang wy eerst leeren ondervinden, wat bet is een mensch, een verstandig schepsel te zyn. Wat is myne geheele verlopen leeftyd , tegen een eenig oogenblik gerekend, dat ik in het gezelschap myner beminde doorbreng. Geen wysgeer der oudheid , geen Xenophon, geen Plato , geen Socrates, in wier verkeering ik de schoonste helft van myn leven in eene knorrige eenzaamheid heb versleten, hebben my een eenig zo vergenoegd uur verschaft, als ik thans reeds veelen in eenige maanden genoten heb. Dikwyls, wanneer ik, in de ernstige stoffen der wysbegeerte als verzonken, myn ziel met de duifterste en schroomelykste denkbeelden vervuld had, of zelfs geheel bovennatuurkunde geloofde te zyn, dan bemerkte ik echter altoos in my nog eene ledige ruimte, die. met  DEN ONZICHTBAAREN. 423 met iets wezenlyker dan bloote denkbeelden wilde vervuld zyn. Ik schreef dit aan de eigenschap van den oneindigen geeft toe, die, zo lang hy in de stofFe gekerkerd is, niet verzadigd en te vreden gesteld kan worden. My bleef nog geduurig iets ontbreken; ik wist het echter niet te noemen. Thans heb ik dit iets gevonden; de gantsche ledige ruimte is tegenwoordig vervuld, ô Hoe vergenoegd ben ik thans! Myn hart trilt van aandoeningen! Louter tedere aandoeningen! Thans ben ik geheel mensch; myn doeleinde waardig; gelukkiger dan alle de overige schepselen ! Zo droomde Charmion in den schoot zyner Artaminde , die zyn vreugd het zelfde jaar nog door de geboorte van eenen jongen Erastus ten hoogsten top voerde. Zo verliefd ondertusschen als de gelukkige filozoof was , zo min liet hy zich daardoor in zyne gewoone bezigheden verhinderen. Zyn patriotsche yver voor de belangen des Konings, en voor het beste zyner medeburgeren , onttrok hem zeer veel van het genoegen, dat hy in den omgang van zyne Artaminde genoot. Hy liet zyn pligt boven zyne geneugte gelden, billykende hy nooit het gedrag dier geenen, welken de gewigtigste belangen des Staats verwaarloozen, en aan de speeltafel gelaaten den ondergang van hun land kunnen aanzien. Wanneer het de welvaart van den Staat en zyne medeburgers betrof, dan was noch de tedere Artaminde, noch de jonge Erastus, noch iets anders vermogend om hem zyn kabinet te doen verlaaten. Gantsche dagen en nachten bragt hy hier in een' onvermoeiden arbeid door, en dewyl hem daarenboven nog het uitvoeren eener gewigtige zaak was opgedragen , moest zyne gemaalin zeer dikwyls geheele weeken in eene treurige eenzaamheid doorbrengen, zonder zelfs een enkel teder woord uit den mond van haaren Charmion te hooren. Een zeer gevaarlyke toestand voor eene jonge vrouw, die naauwlyks een jaar getrouwd was geweest, en daarby nog sedert korten tyd uit zekere omstandigheden gekomen, waarin zy meer dan eens wenschte te raaken. Artaminde was jong en schoon; twee voorrechten die Ff 4 aan  424 GESCHIEDENIS VAN aan veele getrouwde mannen, welken, buiten hunne huwlykspligten, gewigtige bezigheden hebben, niet zelden nadeelig geweest zyn. Want hoe veel men ook aan de menschelyke deugd mag toeschryven, zyn 'er echter zekere oogenblikken, in welken ons alle de redenen des verstands zeer onsmaaklyk voorkomen, en dat wy wenschen liever geheel ligchaamlyk te zyn, om ons aan de zinnelyke aandoeningen gantschelyk te kunnen overgeven. Het verloop van den tyd heeft geleerd, dat ook Artaminde dikwyls in deeze netelige omstandigheid moet geraakt zyn, en men heeft den patriotschen Charmion verdacht gehouden, dat hy haar in deezen gemoedsstryd dikwyls ongetroost heeft gelaaten. Zy beminde den opschik, en was mooglyk ook niet vry van eenige glorizucht. Een gebrek dat men het vrouwelyk gedacht zo lang zal moeten ten goede houden, tot de mannen ophouden hetzelve daartoe gelegenheid te geven. De eenzaamheid was haar onverdraaglyk, en wie weet tot wat zwaarmoedige gedachten zy eindelyk had kunnen vervallen , indien niet de jonge Clelio haar, door zyne vrolyke invallen, nu en dan verlustigd, en haarden tyd op eene aangenaame wyze verdreven had. Clelio was een Jongeling van voornaamen huize , en de zoon eens vertrouwden vriends van Charmion. Zyn vader, die, tegen alle de grondregels des adels van dien tyd, begeerde dat zyn zoon iets wezenlyks zou leeren, en zich tot eene gewigtige bediening in het toekomende bekwaam maaken, had hem zelf aan zynen vriend overgegeven , om hem als zynen secretaris te gebruiken, en in de bezigheden van den Staat van tyd tot tyd kundig te maaken. Hy woonde, tot dat einde, in het huis van Charmion, en werd door denzelven als zyn kind behandeld. Artaminde, die in alle opzichten haaren man zocht te behaage , beyverde zich van haaren kant niet minder om den jongen Clelio haare vriendelyke toegenegenheid en liefde te bewyzen , en men zegt zelfs dat zy haaren man daar in nog overtrof. Edele en dankbaare gemoederen genieten nooit weldaaden  DEN ONZICHTBAAREN. 425 den, zonder daardoor aangedaan en tot erkentelykheid gedreven te worden, en dus was het geen wonder dat Clelio zich van zyne zyde insgelyks beyverde, om zyne weldoenster op allerleie wyze behaaglyk te worden. Hy betoonde haar by alle gelegenheden de grootste hoogachting, en zo het waar is, dat men toen beweerde, bevond hy zich veel liever en meermaalen in de kamer van Artaminde , dan in het kabinet van haaren gemaal. Boven dit was hy zeer ryk, en schoon hy nog onder de tucht van zynen vader stond, ontbrak het hem echter aan geene middelen en wegen om eene dame, die hy zo veel hoogachting geloofde schuldig te zyn, allerleie genoeglykheden te verschaffen. Hy verzelde haar naar de comedie, geleide haar in de gezelschappen, en verdreef daarenboven haar de ledige uuren in haar kamer. Een ander zou mogelyk deeze ongemeene hoflykheid van Clelio met zulke onverschillige oogen niet hebben aangezien; Charmion echter had veel te goede gedachten van de deugd des vrouwelyken geslachts, dan dat zelfs de minste argwaan desaangaande in hem zou opgekomen zyn. Hy betuigde zelfs aan Clelio zyne dankbaarheid , dat hy omtrent zyn vrouw zo veel oplettendheid betoonde, op een' tyd dat zyne bezigheden hem verhinderden dit zelf te doen, en hy lagchte 'er om, wanneer hem door goede vrienden geraaden werd, dat hy deezen jongman meer te doen zou geven, en niet in zyn kabinet de rust van zyn huis , en zyn eigen eer, verzitten zou. De liefkoozingen van Artaminde hadden te veel vermogen over hem, en wanneer hy zich moê gestudeerd en gearbeid had , genoot hy in de armen zyner beminde, al het genoegen waar voor een man vatbaar is, die veel te filozoofsch denkt, om door zekere kleinigheden in zyne rust gestoord te worden. In deeze gesteldheid bevonden zich de huiselyke omstandigheden van Charmion , toen hy , gelyk ik boven reeds gemeld heb , eensklaps en geheel onverwacht uit zynen dienst werd ontslagen. Zo zeker als hy zich van de trouw en den onbaatzuchtigen yver, waarmede hy zyn' F f 5 Koning  426 GESCHIEDENIS VAN Koning en het Vaderland had gediend , overtuigen kon, zo veel smartelyker viel hem de ondankbaarheid, met welke hy beloond werd. Tegenwoordig begon hy voor 't eerst eenigen argwaan tegen de deugd zyner vrienden optevatten. Veelen, die hun geluk aan hem te danken hadden , keerden hem thans den rug toe, en gedroegen zich als of zy hem niet kenden. Anderen dreven zelfs met hem den spot, en diegeenen, welken de besten nog waren , haalden de schouders op en beklaagde hem in hun hart. Zo groot als zyn aanzien voorheen, by het hof en onder zyne medeburgeren, was geweest, zo weinig achting liet men thans voor hem blyken, en hy scheen de zelfde man niet meer te zyn, die hy te vooren geweest was. Het was zeer natuurlyk dat het goede gevoelen , 't welk Charmion tot nu toe van zyne medeburgers had gehad , zeer by hem verminderde. Hy begreep nu , dat men gemeenlyk in een mensch meer den rang dan de verdiende eert. Hy was nog even zo eerlyk, nog even zo geleerd, nog even zo wel gezind voor het land, als te vooren, en echter werd hem de zelfde achting niet meer betoond. Hy had niets anders dan het voordeel van zynen Vorst behartigd , en tot belooning werd hem zyn ampt ontnomen. Deeze tegenstrydigheid vervoerde hem ylings van de eene dwaaling tot de andere. Hy begon nu van het geheele menschelyk geslacht kwaad te denken , en nam het besluit om zich gantschelyk aan de verkeering met hetzelve te onttrekken, en het overige zyner dagen op zyn landgoed en in eenzaamheid door te brengen. Hy gaf van dit besluit opening aan zyne Artaminde, en was 'er zo veel vergenoegder over, omdat zy 'er het geringste bezwaar niet tegen inbragt. De plaats, die hy tot zyn toekomend verblyf bepaald had, was wel in eene der afgelegenste provinciën van het koningryk gelegen, en had niet veel aanminnigs in zich; maar Charmion had reeds honderd ontwerpen uitgedacht, om haar gemaklyk en aangenaam te maaken. Nu, zeide hy, zal ik datgeene eerst in rust kunnen genieten, het welk  den Onzichtbaaren 427 welk de Hemel tot vertroosting in myn ongeluk voor my geschikt heeft. Van het gedruis eener bedriegelyke waereld afgescheiden , zal ik nu enkel en alleen voor myne familie leeven. Hoe gelukkig en vergenoegd zal ik zyn, wanneer ik onder de bestendige liefkoozingen van myne Artaminde , al mynen tyd aan de opvoeding van haaren zoon zal kunnen te koste leggen. Gantsche dagen zal ik in dat aangenaam gezelschap doorbrengen. Myn onderwys en voorbeeld zal den jongen Erastus eens gelukkiger maaken dan zyn vader geweest is. En welk een vreugd en vertroosting zullen zyn moeder en ik van dit kind niet beleeven ! Hoe verheugd ben ik thans, dat my dit ongeluk is overgekomen! Ik zoude de dagen van myn leven in geduurigen arbeid en bezigheden voor ondankbaaren doorgebragt, en daardoor vergeten hebben, dat ik een echtgenoot, en, 't geen nog meer is, dat ik een vader ben.' Mogelyk zou myn vrouw eindelyk een man verveeld hebben , die de bezigheden van den Staat boven de pligten van het huwlyk stelde, en meer voor zyn vaderland dan voor zyn huisgezin leefde. Terwyl Charmion zich met deeze aangenaame gedachten bezig hield, maakte men in zyn huis alles tot de afreize gereed. De dag vóór dezelve was bepaald om van maagen en vrienden afscheid te nemen. Charmion en Artaminde bragten beide den geheelen dag daarmede door, en dewyl elk van hen zyne byzondere bekenden had, zo konden zy niet verwachten elkander voor den avond weder te zien. Het was reeds laat toen Charmion, geheel vermoeid,, van zyne lastige bezoeken te rug kwam. Hy geloofde Artaminde over zyn lang uitblyven onrustig te zullen vinden : het was alles stil in het huis, en hy begon zich eindelyk te verbeelden, dat zy zich reeds te slaapen had gelegd, om des te vroeger weder te kunnen opstaan. Hy opende zachtelyk de deur van de slaapkamer, waar hy den jongen Erastus gerust in zyn wieg zag liggen, zonder iemand anders gewaar te worden. Hy trad stil naar het bed van Artaminde, deed behendig het gordyn open, en was niet weinig verwonderd het ledikant  428 GESCHIEDENIS VAN ledikant ledig te vinden. Hy vernam by zyne bedienden naar Artaminde; maar niemand had haar gezien. Eindelyk werd hy, op de wieg van het kind, een papier gewaar, op 't welk het volgende geschreven stond : ,, Ik ben in de waereld voor niets minder geschikt, dan om de vrouw van een' Filozoof te weezen , en toen ik trouwde, was myn oogmerk geenszins, om my met de drooge liefkoozingen van een grillig wezen te laaaten paaijen , een man, die zich by leevende lyve onder zyne papieren en zotte boeken begraaft, en ondertusschen naar zyn vrouw niet omziet. Mynheer Charmion , gy hebt dwaaslyk geoordeeld , zo gy rekening gemaakt hebt, dat ik u in uwe woesteny zou vergezellen. Wat zoude ik toch in een oud kasteel, van al de waereld afgescheiden en van alle myne vrienden verwyderd, met een' knorrigen' schoolvos beginnen , die veel liever een kapittel uit Socrates en andere diergelyke oude zotten leeft, dan zyne vrouw gezelschap houd? Dit was even zo veel als in myne jeugdige jaaren in de armen van een' patriotschen filozoof te bevriezen. In waarheid, myn lieve Charmion, ik ben u veel te jong; gy moet een vrouw hebben die zo koud is als gy zyt: een hupsche , oude verrtandige matroone moet gy hebben , die ingetoogen en zedig is, en die den smaak van het vermaak der jeugd reeds heeft verloren. Ik laat u den jongen Erastus ; voed hem maar recht filozofisch op , en wanneer hy eens verstand genoeg heeft gekreegen, zeg hem dan, dat hy eene moeder heeft gehad, die genoemd was Artaminde. Men kan zich ligtelyk verbeelden welk eene uitwerking deeze troostelyke brief op het reeds ontroerd gemoed van Charmion moet gehad hebben. Naauwlyks had hy denzelven gelezen, of hy nam, zonder verder een woord te spreken, den jongen Erastus in zyne armen, en begaf zich, dien zelsden nacht, naar zyn landgoed op reis. Hier bragt hy thans zyn' overigen leeftyd in stilte en eenzaamheid door. Zyn hoofdbezigheid was de opvoeding van zyn' zoon, en, buiten eenige vrienden, die hem nu en  den ONZICHTBAAREN. 429 en dan bezochten, had hy met geen' mensch gemeenschap. Twintig jaaren waren 'er op deeze wyze verloopen, zonder dat den jongen Erastus ooit de lust had bekropen, om zyne vaderlyke woestyn te verlaaten. Hy was met de gantsche waereld bekend , zonder dezelve gezien te hebben, en de afschildering, die zyn vader hem van de menschelyke samenleeving gemaakt had, was zodanig, dat hy de lust daartoe gantschelyk verloren had. Eindelyk werd de oude Charmion krank , en bemerkte dat hy sterven zoude. Hy riep derhalven zyn zoon tot zich , om hem zyne laatste onderrichtingen te geven. Erastus knielde voor de legerstede neder, en bevochtigde de zegenende hand zyns vaders, met de bitterste traanen , tot dat eindelyk de oude man , na dat hy hem eenige vermaaningen had gegeven, zachtelyk ontsliep. Erastus veranderde, na den dood van Charmion, niets in zyne tot nu toe geleide leevenswyze. Niettegenstaande hem de eenzaamheid tegenwoordig eenigzins moeijelyk viel, dewyl , buiten eene zestigjaarige huishoudster , en een' ouden knecht, zich niemand in huis bevond, met wien hy een verstandig woord konde spreeken , had hy evenwel vastelyk beslooten deeze wooning nooit te verlaaten. De oude vrienden zyns vaders kwamen hem nu en dan bezoeken, en wanneer hy op andere tyden moê van studeeren was, verlustigde hy zich met in 't veld te wandelen, en, over alles wat hem voorkwam, nuttige bedenkingen te maaken. Hy had zich voornaamelyk op de kruidkunde toegelegd, dewyl hy, volgens de denkwyze van dien tyd, geloofde, dat in de kruiden, welken in ieder land groeijen, de beste geneesmiddelen tot bewaaring der gezondheid te vinden zyn. Men zegt zelfs dat hy eene verhandeling daarover geschreven heeft , die, volgens het verhaal van myn' grootvader, zeer nuttige gevoelens behelst. Zyn hoofdoogmerk daarin was, de apotheeken de helft kleiner te maaken, en de artzen over te haaien, om meer van in- dan van uitlandsche en in onze luchtstreek niet gewassene genees-  430 GESCHIEDENIS VAN neesmiddelen gebruik te maaken. Hy zou hiermede deEzen heeren zekerlyk veel moeite geSpaard hebben, en een jonge medicus had ten minSTen een half jaar vroeger kunnen promoveeren , dewyl hy eenige honderd barbaarsche woorden minder zou te leeren gehad hebben. Het is inderdaad een groot nadeel dat dit traktaat verloren is geraakt; het zou in onze tyden veel goedkeuring gevonden hebben, dewyl de meesten onzer artzenykundigen van het zelfde gevoelen zyn. De weetenschappen , over het algemeen , hebben in onzen tyd een geheel ander aanzien gekregen. Voorheen was geen predikaatsie stichtelyk, indien zy niet met Latynsche, Grieksche , Hebreeuwsche en Chaldeeuwsche woorden zo bont geschakeerd was , dat 'er een eerlyk mensch niets van verstaan kon; en in vroeger tyd kon geen mensch gezond worden, indien de dokter hem niet een lang recept voorschreef. Hedendaags is het gantsch anders gesteld; men preekt Duitsch, en nochtans geleerd, en in de geneeskunst is het zo ver gekomen, dat men niet meer geloven wil dat 'er eene byzondere geleerdheid toe behoort om een mixtuur uit twintig tegenstrydige ingrediënten samen te stellen. Ik had echter door deeze uitweiding byna vergeeten het slot der geschiedenis van den Onzichtbaaren te leveren. Het was evenwel geen groote zonde, zo ik myn belofte niet nakwam : want dewyl ik vertoogen schryf, zal myn leezer ligtelyk hegrypen dat ik my onder de geleerden wil gerekend hebben. Ik heb derhalven ook het recht, om my van de vryheid der geleerden te bedienen. Geen mensch in de waereld is zo eenvoudig, dat hy in een boek al datgeene zal zoeken , 't geen hem op den tytel beloofd is. Wie zou van een' schryver vorderen zyn stoffe altyd zo te verhandelen, als zy volgens een natuurlyk beloop verhandeld behoorde te worden? Dat zou een zeer gedwongen werk zyn ; men moet zyne gedachten den vryen loop laaten, en het was, myns oordeels, best, het voorbeeld van zeker schryver te volgen , die geheel geen  den ONZICHTTBAAREN. 431 geen' tytel voor zyn boek gezet had; de leezer zou dan ten minsten in zyne verwachting niet zo dikwyls bedrogen worden. In 't algemeen is een geleerde niet verbonden zyne belofte te houden. Van de waarheid deezer stelling kan men zich in alle boekwinkels overtuigen. Men begint wezenlyk fraai over eene stoffe te schryven; in het midden des boeks houd men op, spreekt van wat anders, en verkrygt dus de behoorlyke dikte; en dit heet eene geleerde vryheid. Thans kom ik weder tot Erastus. Men had in dien tyd in Vrankryk nog hier en daar op de velden graftekens van de ouden Druïden, die voor zeer heilig gehouden werden, Niemant mogt, op lyfstraffe, ondernemen, deeze gedenktekens der oudheid te stooren, of 'er zelfs het geringde nadeel aan toe te brengen. Erastus bezocht deeze heilige graven zeer dikwyls , en ontcyfferde met groote moeite de letters en jaargetallen, die op de steenen waren uitgehouwen. Op zekeren dag beving hem de lust, om een zeer boschachtige streek lands te doorsnuffelen ; in welke hy zich nog nooit begeven had. Hier ontdekte by van verre een prachtige steenen zuil, die zich in de gedaante eener pyramide uit een digt begroeid kreupelbosch voordeed. De nieuwsgierigheid dreef hem aan , om deezen oord nader te onderzoeken, schoon het hem niet weinig moeite kostte, zich een' weg door de struiken te baanen. Toen hy naby kwam, bemerkte hy dat dit ook een graf eens Druïden was, die waarschynlyk een' uitmuntenden rang in de waereld moeft gehad hebben, omdat men hem zulk een prachtig gedenkteken had opgerecht. De piramidaale zuil was van wit marmer, waarin verscheiden letters en figuuren waren uitgehouwen , die echter door de langkheid van tyd duister waren. Onder aan den voet des gedenktekens werd Erastus eene opening gewaar, welke vermoedelyk door den regen was Veroorzaakt, die de aarde had weg gespoeld , waardoor een gedeelte van het gewelf deezes grafkelders doorweekt, en  432 Geschiedenis van en eindelyk geheel ingestort was. De opening was zo groot, dat 'er gevoegelyk een mensch naar beneden door kost afdaalen. Erastus voelde zich genoopt om deeze heilige plaats wat naauwkeuriger te onderzoeken. Hy verstoutte zich, en, na dat hy met een' stok de diepte gepeild had, liet hy zich in 't einde door de gemelde opening zachtelyk tot in het graf nederzakken. De plotselyke verandering des lichts, toen hy uit den helderen dag eensklaps in een volstrekt donkere plaats kwam, was oorzaak dat hy in het eerste minuut volstrektelyk niets kon zien. Hy bleef onbeweeglyk op de zelfde plaats staan, tot dat eindelyk zyne oogen zich van langzaamerhand gewenden aan het weinige licht, dat door de opening naar beneden drong. Naauwlyks begon hy echter de plaats, in welke hy zich bevond, eenigermaate te onderscheiden, of hy werd door vrees en schrik overvallen. Op den grond, tegen den binnenmuur des grafs , lag een eerwaardige gryzaart, wiens hoofd onachtsaam door zyne eene hand ondersteund werd, en die zachtelyk scheen te sluimeren. In de andere hand hield hy een geopend boek, en aan een' nagel boven zyn hoofd hing eene looden busse. Op de ontdekking deezer gedaante, zeg ik, werd Erastus door een' kouden schrik overvallen, zo dat hy van het hoofd tot de voeten beefde. Meer dan eens verwenschten hy by zichzelven zyne nieuwsgierigheid, en had het hart niet om zich van zyne plaats te bewegen. Doch eindelyk bedaarde deeze vrees eenigermaate, toen hy gewaar werd, dat deeze menschelyke gestalte niet uit vleesch en been, maar uit schoon marmer gevormd was. Hy trad 'er nu naar toe, en bevond dat het een meesterstuk der beeldhouwkunde was. Het boek scheen geheel van lood te zyn, en schoon hy niets onderscheiden konde, voelde hy echter dat op de bladen van hetzelve een geschrift met vry groote letteren gegraveerd was. De busse was insgelyks van lood. Erastus opende dezelve, en bevond 'er niets in dan een ring, die van hout, of eigenlyk van een' wortel, scheen gemaakt te zyn. Toen hy eindelyk zyne nieuwsgierigheid genoegsaam voldaan had, maakte  DEN ONZICHTBAAREN. 433 maakte hy zich gereed om dit eenzaam oord weder te verlaaten. Reeds in beweeging zynde om door de opening weder op te klimmen, werd hy ter zyde aan den muur eenige letteren gewaar , die al merkelyk verflaauwd scheenen. Hy beschouwde dezelven met alle mooglyke oplettendheid , en maakte 'er eindelyk de volgende woorden uit op: ,, Wie gy ook zyn moogt, gelukkige sterveling, dien de Hemel verwaardigt deeze heilige plaats te betreden , neem .... dankbaar .... uws geluks , en bedien . . . . " Dit was alles wat Erastus 'er uit wist te maaken. Ondertulschen gaven hem deeze woorden echter zo veel lichts, dat hier een schat verborgen moest zyn; die zynen bezitder gelukkig kon maaken. Tevens kwam hem in de gedachten , dat 'er mooglyk in den ring, in de busse en het looden boek, eenig geheim zou vervat zyn, en dewyl het schrift aan den muur hem daartoe mede aanspoorde, vatte hy het stoutmoedig besluit, om zich van beide deeze stukken meester te maaken. Het boek hing maar los, tusschen de marmeren vingeren van den gryzaart; hy nam het tot zich, en stak den ring in zyn' zak. Hy boog zich daarop driemaal zeer diep voor den levenloozen ouden man, en verliet zeer vergenoegd deeze gewyde grafstede. Naauwlyks was hy weder in het daglicht gekomen, of hy bladerde het zwaare boek met groote nieuwsgierigheid door. Hy vond 'er veel wegens de sterrekykery, en den invloed der gesternten op onzen aardkloot, in geschreven. Het beste en aangenaamste hoofdstuk voor onzen Erastus, was datgeen 't welk de wonderbaare eigenschap van den ring verklaarde. Hy zag 'er uit, dat wanneer hy deezen ring met het lap van zeker kruid bestreek, en hem dus aan den vinger stak, hy dan, zo lang hy den ring aan den vinger hield, onzichtbaar zyn zoude. Erastus snelde vol vreugd naar zyn huis, en dewyl hy het wonderdaadige kruid in zyn' tuin had , begaf hy zich terstond derwaarts met oogmerk om 'er de proef van te neemen. VI. Afd. XI. Deel. G g Myn  434 Geschiedenis van Myn lezer, hoop ik, zal my niet ten kwaade duiden dat ik den naam van dit kruid voor hem verborgen houde. Ik ben inderdaad bevreesd dat 'er veele ongelukken door zouden veroorzaakt worden, dewyl te duchten staat dat het zeer kwalyk zou toegepsft, en op die wyze misbruikt worden, als door de Chineesche vrouwen zeker ander kruid, dat zy hunne mannen ingeven, wanneer zy verkiezen dat dezelven eenige uuren achter elkander zullen lagchen, en tevens onbewust blyven van hetgeen geduurende dien tyd in hunne tegenwoordigheid voorvalt. Behalven dat, is de ring uit een geheel byzonder hout gedraaid, en tot het vervaardigen van denzelven behooren menigte van plegtigheden. Dit geheim blyft alleen voor mynen toekomenden zoon bewaard, en indien ik zo ongelukkig mogt zyn, van geduurende myn gantsche leven het hart van niet een vrouwspersoon te ontvonken, dan zal ik in myn testament uitdrukkelyk bevelen, deeze heiligdommen met my te begraaven. Al weder eene uitweiding. Ik weet niet hoe 't bykomt dat myn ziel thans zo ongeregeld denkt, en geduurig van de hoofdzaak afdwaalt. Dit moet zekerlyk een gewoon gebrek van de meeste schryvers zyn. Maar om weêr tot Erastus te komen, moet ik myn lezers maar kortelyk zeggen, dat op den zelfden, tyd, toen hy van zyne gelukkige wandeling te rug kwam, eenige vrienden ten zynen huize waren gekomen, om, naar gewoonte, hem te bezoeken. Dit was eene schoone gelegenheid om met den ring de eerste proeve te doen. Niemand had hem nog gezien ; hy stak derhalven den ring aan den vinger , en begaf zich met zachte treden in de kamer, waar men hem wachtte. Toen hy bemerkte dat niemand hem gewaar werd, en dat hy inderdaad onzichtbaar was, naderde hy eenen zyner vrienden, die in een' Hoek aan het venster zat, en fluisterde hem eenige woorden in 't oor, hem te gelyk vry gevoelig by den neus trekkende. Geen fymelende huichelaar is zo verschrikt , wanneer zyn werkheilige vrouw hem in 't liefkoozen van haare vroome  den Onzictbaaren. 435* vroome kindermeid verrast, als de eerlyke vriend van Erastus door dit voorval verschrikte. Hy sprong van zyn' stoel op, en trilde over zyn geheele lyf. Niemand wist wat hem overkwam, en men geloofde dat 'er eene plotselyke verandering in zyne herssenen was voorgevallen. Hy schreeuwde overluid, dat het in de kamer niet pluis was, en dat hem een geest hy den neus had getrokken, en hem wat in het oor had gefluisterd. Men lagchte hem uit en begon voor zyn verstand bezorgd te worden. Om dit tooneel nog belagchelyker te maaken, trok Erastus een' ander' by den arm, en gaf hem tevens een' zachten stoot in de zyde. Deeze begon insgelyks te schreeuwen ; en terwyl Erastus den derden omarmde, werd het alarm algemeen. Ieder vloog naar de deur, en ontweek zulk een verdachte plaats in alle schielykheid. Erastus was over deeze eerste proef by uitstek voldaan. en nam daarop het besluit om zyne oude wooning voor een' tyd te verlaaten, en ongezien door de waereld te trekken. Hy maakte niet veel voorbereidsels tot zyn' togt, op welken hy als een marquis geen grooten staat wilde voeren, noch als een baron een menigte van schulden maaken. De bezorging van zyn huishouden gaf hy aan zyne getrouwe bedienden over, en nadat hy zich van eenig geld had voorzien , ving hy vergenoegd zyne onzwerving aan. Hy bragt veele jaaren met deeze reis door, geduurende welken tyd hy veel ondervond, en menig koddig voorval in zyn dagboek optekende. Dit dagboek zou my stof genoeg aan de hand geven , om eenige jaaren achtereen een weekelyks blad 'er mede te vullen; myn lezer zal het my echter niet kwalyk nemen, wanneer ik dit achterwege laate. Ik denk de geschiedenis van het leven des Onzichtbaaren eens afzonderlyk, en wel in het Duitsch, Fransch, of mogelyk wel in zevenerlei taaien, uittegeven. Het eerste deel daarvan is reeds af, en zo dra ik my eens in de gemoedsgesteltenis bevind, die vereischt word om recht waarschynlyk te liegen, zal ik het tweede deel insgelyks vervaardigen,  436 Geschiedenis van enz. Ik heb , zo ik niet dwaal, reeds gezegd, dat de Onzichtbaare veele jaaren met reizen doorbragt. Na zyne te rugkomst hervatte hy zyne voorige leevenswyze, en bragt zyn' ouderdom tot op tagtig jaaren. Kort voor zyn uiteinde maakte hy zyn testament, En liet, na zyn versterven, Den wonderbaaren ring zyn' erven. Het was nu myn pligt te bewyzen, dat ik, schoon hier te lande woonachtig, van Erastus afstam. Ik beken gewillig dat dit bewys my eenigzins zwaar zou vallen. Twee honderd jaaren is een lange tyd. Doch waartoe is dit bewys noodig, daar ik den ring in handen heb , die ten minsten myn afkomst, en het onvervalschte bloed van Erastus, 't welk nog tegenwoordig door myne aderen vloeit, zo goed bewyst als de voorouderlyke zegels en brieven den onvervalschten adeldom van Jonker Schraaloord. Ik vind het derhalven noodeloos my in zulk een lastig onderzoek te begeven. Ik volg ook hierin de algemeene mode, en inzonderheid het voorbeeld van eenen Duitschen Graaf, die zich aan het gerucht, dat de koetsier van zyne vrouw moeder tevens zyn vader was geweest , in het geheel niet stoorde ; maar zich vergenoegde dat hy een Graaf was, en drie adelyke landgoederen bezat. Ik denk op de zelfde wyze, 't is genoeg dat ik den fraaijen ring van Erastus geërfd heb en 'er nog bezitter van ben. Het overige baart my weinig bekommering. Ik zal in het vervolg den lezer met de proefnemingen van mynen wonderdaadigen ring onderhouden. Men zal my in de gezelschappen, by de toiletten, in de studeerkamers, in de stichtelyke byeenkomsten, en mogelyk nog op andere plaatsen vinden, waar myne tegenwoordigheid het minste vermoed word. Ik zal echter den meesten tyd onzichtbaar zyn, om myne medemenschen zodanig te beschouwen als zy wezenlyk zyn , en niet zo als zy schynen. M. H. Ver-  Vertoog over de kracht der Gewoonte. De heerschappy der Gewoonte is van alle anderen, niet alleen de gevefstgste en onbeweeglykste , maar tevens de uitgestrekste en algemeenste: Zy heeft haar invloed op alle eeuwen, landen en volken; zwaait op eene gelyke wyze den geleerden en alleronkundigsten, slaande zo wel den grootsten monarch in ketenen als den geringsten slaaf. De Gewoonte maakt de ergste luchtstreek zo aangenaam als de beste, en het barste gewest zo behaagelyk als het vruchtbaarste; zy maakt dat de scherpste koude niet bytende is onder de aardpoolen, de zwaarste hitte niet roostende onder den evennacht-lyn; ys-en sneeuw maakt zy zo vermaaklyk voor de bewooners van Groenland, als de geurigste bloemtooneelen aan die van gelukkig Arabie; zy geeft fraaiheid van wezenstrekken aan een dikgelipten of platgeneusden, en fynheid van vel aan den taanigsten huid; zy veroorzaakt dat de heilzaamste dingen ons geen goed doen , en de schadelykste ons geen nadeel toebrengen; zy vernielt de uitwerking der gezondste geneesmiddelen, en beneemt zelfs het vergif niet alleen zyn kwaad, maar maakt het zelfs heilzaam. Zy maakt eenen laagen leevensstand zo bevallig als een' hoogen rang; een hut zo gelukkig als een paleis; laagheid en eenvoudigheid zo behaaglyk als pracht en vertooning; en een gemeen en ongemengd voedselgebruik zo verkwikkelyk en genoegelyk, als het ryksle en weeldrigste; zy verandert afkeer in toegenegenheid , onverschilligheid in achting, en haat zelfs in verzotheid. De geleerde lord Bacon merkt wegens de tieranny der Gewoonte aan, ,, dat, onder de Indiaanen, de sekte van hunne wyze mannen, zichzelven gerustelyk op eenen houtstapel nederleiden, en zich zodanig door vuur opofferden; en dat de vrouwen vrywillig grafwaart streefden, om by de ligchaamen hunner mannen begraven te worden." Of, Gg 3 schoon  438 Vertoog over de schoon deeze dingen grootdeels door hen verricht werden uit een dwaalend grondbeginsel van Godsdienst , nochtans is het ontwyfelbaar de Gewoonte, die magtig veel toebragt om hunne gedachten met dezelven te doen overeenstemmen. Zodanigen, die aan veelvuldige elenden en onheilen gewoon zyn geworden, draagen dezelven op eene geheel verschillende wyze met diegeenen, welken 'er niet aan gewend zyn: het gewigt daarvan word ligter voor hunne schouderen, naar maate zy 'er langer meê zyn belaaden geweest. Een man word gehard door het oeffenen van verduuring , zynde ten deezen opzichte het gemoed gelyk aan het ligchaam , dat , hoe meer hetzelve door harden arbeid geoefend word , hoe beter het in staat gesteld raakt om denzelven te ondergaan; zynde 'er niet door verzwakt maar gesterkt. Zy heeft zulk een vermoogen over ons, dat zy sommigen onzer zintuigen de gewoone werkingen van uiterlyke voorwerpen doet overbrengen, zonder dat wy, 'er gewaarwording van krygen; zy maakt gerucht zo bedaard als stilte, en beweeging zo stil als rust. Zy maakt ons onopmerkzaam voor eenstemmigheid, en niet onvergenoegd over wangeluid; zy maakt dat wy geene ■waarde op onze gezondheid stellen, en dat wy over ziekte niet morren; zy maakt ons in veele gevallen ongevoelig voor ons geluk, en vergeetende ten aanzien van onze elende; zy maakt dat sommige vrouwen met den besten der mannen weinig in hunnen schik zyn, en anderen byna niet gestoord door de ergsten. Ik heb van zeker volk in de waereld gelezen , by 't welk het een gemeene regel is, dat indien de vrouw niet eenmaal in de week door haar' man met eene roede word geslagen , zy niet goed kan zyn, waarom de mannen voor deeze kastyding ook geregeld zorgen, terwyl de vrouwen zeggen, dat indien zy van hunne mannen niet werden geslagen, zy hen niet zouden beminnen. Wat is het anders dan de Gewoonte die mannen zo beestachtig kan maaken, dat zy hunne vrouwen op zulk eene wyze tuchtigen;;  KRACHT DER GEWOONTE. 439 gen; of wat anders kan de vrouwen zo zwak maaken, dat zy deeze tuchtiging met den geessel noodzaaklyk achten om haar haare mannen te leeren beminnen ? Wanneer Alcibiades zich verwonderde hoe Socrates zo veel geduld had, dat hy in zyn huis het geraas van zyne kyvende vrouw Xantippe kon verdraagen , gaf die filozoof hem ten antwoord: ,, Ik ben hier aan zo lang gewoon geworden , dat ik 'er niet meer acht op geef dan of ik het gerucht van een rad hoor, dat water uit een bornput ophaalt." Een menigte van dingen behaagen ons om geene andere reden, dan doordien wy 'er aan gewoon zyn geworden; en even zulk eene menigte van dingen mishaagt ons, omdat wy 'er niet aan gewoon zyn. Ik heb een' man hooren zeggen, dat hy nu byna zo ziek is wanneer hy geen pyp tabak heeft , als toen by beproefde zyn eerste pyp te rooken. Om tot eenigen graad van volmaaktheid te komen , moeten alle onze deugden door de Gewoonte beveiligd worden; ieder deugd of ondeugd, gewoon geworden zynde , spoed zich schielyk tot haare hoogte; en hoe verder zy gekomen is , hoe spoediger vorderingen zy zal maaken. Gewoonte is zwak en maar klein in haar begin: maar indien zy eens aangemoedigd , of vryheid tot' voortgang gelaaten is, groeit zy vervaarlyk sterk, en verkrygt eene onmeetelyke geslagte; in haar kindschheid kan men haar onderdrukken en vernielen naar ons welgevallen; maar het is eene van de moeijelykste zaaken in de waereld, haar te overwinnen wanneer zy door ouderdom eenmaal gevestigd is. Laat niemand eene leevenswyze verlaaten, volgens welke hy langen tyd is bezig geweest, en het gebrek aan bezigheid zal zo lastig voor hem zyn, als de arbeid zelfs is voor iemand die in luiheid en ledigheid is opgebragt. Gewoonte geeft zulk een draai en buiging aan het gemoed, dat 'er een lange tyd moet verloopen, na dat wy 'er  440 DE KRACHT DER GEWOONTE 'er van af zyn gegaan , eer het gemoed zyne rechtheid weder kan bekomen; en dan word 'er nog eenigen tyd vereischt, eer dat wy het weder naar eenen anderen weg kunnen overbuigen. Deezen, wier leven eene geduurige verandering is, en die van het eene voorwerp tot het andere zwerven, zyn niet minder onder het gezag der Gewoonte dan iemand anders; dewyl zy, schoon niet gewend aan eenig byzonder bedryf of bezigheid, echter, dat de zelfde zaak is, gewoon zyn uit een en het zelsde grondbeginsel te werk te gaan , een beginsel van veranderlykheid en onstandvastigheid, aan 't welk zy even zo vast verslaafd zyn , als diegeenen over welken de Gewoonte haar heerschappy op eene andere wyze oefent. M. E. M.  HET GEZICHT VAN THEODORUS, DEN KLUIZENAAR VAN TENERIFFE, GEVONDEN IN ZYN CEL. Zoon der standvastigheid, wie gy ook zyn moogt, die door uwe nieuwsgierigheid herwaart werd geleid, lees en zyt wys. Hy, die thans tot u spreekt, is Theodorus, de kluizenaar van Teneriffe, die, in het zevenenvyftigste jaar zyner afzondering, dit onderwys voor het menschelyk geslacht heeft opgesteld , opdat zyne eenzaame uuren niet zonder vrucht zouden doorgebragt weezen. Ik was eens hetgeen gy nu zyt, een kruiper op de aarde , en een kyker naar den hemel ; ik dreef koophandel; en hoopte rykdom op; ik beminde, en was begunstigd; ik droeg het kleed van eer, en hoorde de muzyk der vleijery; ik was staatzuchtig, en klom tot grootheid; ik was ongelukkig, en maakte my weg. Ik Zocht eenigen tyd naar hetgeen ik hier vond, een plaats waar alle wezenlyke behoeften gemaklyk konden vervuld worden, en waar ik niet genoodzaakt was den onderstand der menschen door het dulden hunner dwaasheden te koopen. Ik zag hier vruchten, kruiden en water, en hier besloot ik de hand des doods aftewachten, die ik hoop dat, wanneer zy eindelyk komt, niet zwaar op my zal vallen. Ik had thans agtënveertig jaaren doorgebragt in vergetelheid van alle zorgen der stervelingen; en zonder eenige geneigdheid om my verder te begeven, dan de noodzaaklykheid der verkryging van voedsel vorderde ; maar op zekeren dag, de rots staande te beschouwen, die over myn kluis hing, gevoelde ik eene begeerte in my ontstaan om dezelve te beklimmen; op de hoogte gekomen zynde, besloot ik op de zelfde wyze tot de volgende optestygen, tot dat allengs de zucht my bekroop, om den oppersten top des bergs te beschouwen, aan wiens voet ik zo lang myn verblyf had gehouden. Ik poogde deeze beweeging myner gedachten tegen te gaan, niet omdat ze VI. Afd. XI. Deel. Hb my  442 Het gezicht van Theodorus, my misdaadig voorkwam, maar omdat ze nieuw was; en alle verandering, die niet klaarblykelyk tot verbeterinn strekt, ontrust een gemoed dat door ondervinding geleerd is zichzelven te wantrouwen. Ik was dikwyls bevreesd dat myn hart my bedroog, dat myn verlangst, om van de laagte in de hoogte te zyn, uit eenige aardsche neiging voortkwam , en dat myn yver, om de werken der natuur te beschouwen, niets anders was dan eene verborgen begeerte om eens weder op de bezige toneelen des levens te zyn. — lk poogde, derhalven myne gedachten weder in haaren voorigen staat te brengen, maar bevond dat, van dag tot dag, haare woeling grooter werd. Ik verweet my byna het ontbeeren van een geluk dat binnen myn bereik was; en begon eindelyk in twyfel te trekken, of het niet veel eer luiheid dan voorzichtigheid was, die my in het beklimmen des toppunts van Teneriffe weêrhield. Ik stond derhalven voor het aanbreken van den dag op, en ving mynen togt aan, langs de steilte van den berg; maar ik was niet ver gevorderd, zo oud als ik was en belaaden met voorraad , wanneer de dag op my begon te schynen; de hellingen werden steiler, en het zand glydde van onder myne voeten weg ; eindelyk flaauw geworden door den arbeid, bereikte ik eene kleine vlakte, genoegzaam rondöm met rotsen besloten, en alleen open tegen over het oosten. Ik zat neder om eene poos uitterusten, in het vaste voornemen, om, na het weder bekomen van myne krachten , myn oogmerk te vervolgen; maar toen ik de rust had beginnen te smaaken, vond ik eene menigte van redenen tegen het stooren van dezelve. De takken spreidden schaduw over myn hoofd, en de lentekoeltjes bliezen aangenaame geuren naar mynen boezem. Terwyl ik, dus nederzittende, my bezig hield met ontschuldigingen voor myn verwyt, en besluiten tot mynen voortgang te vormen, werd ik schielyk eene onweêrstaanbaare zwaarmoedigheid gewaar, die my verbaasde; ik leide myn hoofd tegen een' rotskant, en gaf my aan den slaap over, wanneer my dacht een geluid te hooren, als dat van de  DEN KLUIZENAAR VAN TENERIFFE. 443 de vlucht van adelaaren, en een wezen van meer dan menschelyke waardigheid stond voor my. Terwyl ik bezig was te overleggen hoe ik deezen geest zou aanspreken, greep hy my by de hand met eene vriendelyke houding; en vroeg my ernstig, doch zonder strafheid : ,, Theodorus, werwaart zyt gy bezig te gaan?" ,, Ik klim naarden top des bergs , (antwoordde ik,) om een uitgestrekter gezicht van de werken der natuur te genieten." ,, Bepaal u eerst (hernam hy) tot datgeene 't welk deeze plaats u uitlevert, en het geen gy niet kunt verstaan zal ik u uitleggen. Ik ben een dier goedwillige wezens, die over de kinderen van het stof de wacht houden, om hen te behoeden voor dat kwaad, 't welk niet eindelyk in goed uitloopt, en dat zy niet door hunne eigen schuld zich op den hals haalen. Zie derhalven onbevreesd in 't ronde, merk op, overweeg, en zyt onderweezen." Door deeze verzekering aangemoedigd, zag ik toe, en ontdekte een' berg , die hooger dan Teneriffe was, en welks top nooit door een menschelyk oog was te bereiken; wanneer ik my had vermoeid met naar deszelfs hoogte te zien, wendde ik myne oogen naar zyn' voet, dien ik gemaklyk kon ontdekken, maar tot myne verwondering bevond geen' grondslag te hebben, en, op eene onbegrypelyke wyze, in het ledige en in duisternis geplaatst te zyn. Dus was ik beide verschrikt en verbysterd: boven waren onnaspeurlyk hooge berggevaarten en beneden een volstrekt ydel. Maar myn beschermgeest riep, met eene luidestem: ,, Theodorus! zyt niet bevreesd; maar verhef uwe oogen weder; de berg van Bestaanlykheid is voor u; beschouw denzelven, en zyt wys! " Ik zag daarop met bedaarder oplettendheid toe, en nam waar dat het beneden - gedeelte des bergs gemaklyk opging; en met bloemen was overspreid; dat het middelste minder glooijende was, met uitsteekende rotspunten belemmerd, en afgebroken door steilten, over welken takken hingen, die met vruchten waren belaaden, en onder welken paleizen en prieëlen verspreid waren. De hooger gedeelten, die Hh b myn  444 Het gezicht van Theodorus, myn oogen naby den top konden bereiken, waren, over het algemeen, dorre gronden, behalven dat in de klooven der rotsen, zich eenige weinige hardvochtige altyd-groene planten bevonden; die, ofschoon zy niet veel vermaak aan het gezicht of den reuk gaven, evenwel den arbeid scheenen te verzoeten, en de stappen gemaklyker te maaken van diegeenen welken onder dezelven opsteegen. Vervolgens de verschillende deelen naauwkeuriger beginnende te onderzoeken, bemerkte ik, op eenen grooten afstand, een menigte van beiderleie sexe, voor het gezicht komende uit den grond des bergs. Hunne eerste bedryven kon ik niet recht onderscheiden; maar dewyl zy alle oogenblikken nader kwamen, bevond ik dat zy zich vermaakten met bloemen te verzamelen, onder het opzicht van eene zedige maagd, in een wit kleed, die zich niet byster veel scheen te bekommeren om hen aan een geregelden gang te binden, of in eene bepaalde plaats te houden; want zy wist dat de geheele grond effen en vast was, en dat zy niet ligt konden beschadigd worden of verdoold raaken. — Wanneer zy, gelyk dikwyls. gebeurde, een distel voor eene bloem afplukte , grimlachte zy doorgaans om den misslag. Gelukkig, zeide ik, zyn ze, die zich onder zulk een zacht bestier bevinden, en evenwel veilig zyn. Maar ik had geen gelegenheid om my lang met de overweeging van hun geluk bezig te houden ; want ik bevond dat Onschuld in haar geleide maar een kort eind wegs volhardde, en het bloemryk gedeelte van den berg als haar eigenlyk gebied scheen aan te merken. Deezen, die door haar verlaaten werden, bemerkten dit naauwlyks, of bevonden zich in de handen van Opvoeding, een maagd van strenger gelaat, en gezag voegende by haare bevelen, die hen tot zekere paden bepaalden, welken, naar hunne gedachten, te smal en onëffen waren. Zy werden geduurig door Begeerte aangezocht om dezelven te verlaaten, zonder dat Opvoeding deeze verleidster ooit van hen door vrees kon verdryven , schoon zy haar somtyds door bestraffng zo schroomachtig maakte, dat de uitwerk-  DEN KLUIZENAAR VAN TENERIFFE. 445 werksels van haare tegenwoordigheid naauwlyks te bemerken waren. Sommigen begaven zich te rug naar het eerste gedeelte van den berg, en scheenen begeerig om in de bezigheid van bloemenplukken te volharden, maar waren door Onschuld niet langer behoed; en zodanigen, die Opvoeding door haar bedwang niet weder te rug konde doen gaan, vorderden hunnen opgang tot den berg langs het een of ander flikkerig pad, op 't welk zy maar zelden gezien, en naauwlyks ooit opgemerkt werden. Terwyl Opvoeding haare bende ten berge opleide, was niets zo aanmerkelyk, dan dat zy dezelve geduurig waarschouwde tegen de Heblykheden op haare hoede te zyn ; en dat zy, genoegsaam op elken stap, tot den een' of ander' riep, dat eene Heblykheid bezig was hen te verstrikken; dat zy onder de heerschappy der Heblykheid zouden zyn eer zy hun gevaar begrepen ; en dat diegeen, welke zich aan een Heblykheid onderwierp, weinig hoop had van ooit zyn vryheid weder te krygen. Ik was zeer begeerig om van het menigvuldig herhaalen deezer waarschouwing de reden te weeten, wanneer myn Geleider my een troep van Pigmeën deed opmerken , die ik ontdekte dat zachtelyk wandelden vóór diegeenen welken bezig waaren den berg te beklimmen, terwyl elk van hen den weg gelyk maakten voor zyn' navolger. Ik bevond dat zy te vooren myne opmerking ontslipt waren , eensdeels omdat zy zo klein waren, dat zy niet gemaklyk onderscheiden konden worden, en ander deels, omdat zy alle oogenblikken nader in kleur kwamen by de voorwerpen , van welken zy omringd waren. Dewyl de navolgers van Opvoeding geene aandoening scheenen te hebben van de tegenwoordigheid deezer gevaarlyke medgezellen, of dat zy, met hunne kleine gestalte den spot dryvende, het voor onmogelyk hielden dat menschelyke wezens ooit door zulke zwakke vyanden in onderwerping zouden gebragt worden , hoorden' zy doorgaans deeze bevelen tot waakzaamheid met verwondering: en, wanneer zy bemerkten dat de oogen der Opvoeding van hen waren afgekeerd, lieHh 3 ten  446 Het gezicht van Theodorus, ten zy hunne verachting over dezelven blyken. Ook konde ik zelf my niet overreeden dat haare waarschouwingen zo noodzaaklyk waren, als zy, door het dikwyls herhaalen van dezelven, scheen te onderstellen, tot zo lang ik bemerkte dat ieder van deeze kleine wezens heimelyk een keten in de hand hield, met welken zy zich gereed hielden diegeenen te kluisteren, die zy in hunne magt vonden. Nochtans gingen deeze Heblykheden, onder het oog der Opvoeding zynde, gerustelyk voorwaart, en scheenen zeer weinig in grootte of sterkte toe te neemen; want schoon zy geneigd scheenen om zich met Begeerlykheid te vereenigen, wanneer Opvoeding hen echter van haar afgezonderd hield , gehoorzaamden zy naauwkeurig haar bevel , en maakten de bekrompen wegen , in welken zy beslooten waren, gemaklyker en effener. Het was zeer aanmerkelyk, dat hunne gestalte nooit aan zichzelven gelyk was, maar by aanhouding groeijende of verminderende, schoon niet altoos in de zelfde evenredigheid ; ook kon ik my niet van verwondering weerhouden, wanneer ik zag in hoe veel minder tyd zy in grootte toedan in kleinte afnamen. Alhoewel zy onder het geleide van Opvoeding langzaam groeiden , kon ik echter bemerken dat zy groeide; maar zo dra zy , op het roepen van Begeerlykheid, zylings afweeken , werd hunne gestalte reusachtig, en hunne sterkte was zodanig, dat Opvoeding haare bende veelen aanwees , die door hen in ketenen waren geslagen, en die zy uit hunne slaaverny nooit weder kon verlossen. Zy wees dezelven wel aan, maar met weinig uitwerking, want alle haare voedsterlingen toonden zich overtuigd van hunne krachten boven die der sterkste Heblykheid, en sommigen scheenen heimelyk bedroefd, dat zy verhinderd werden den triomf van Begeerlykheid te volgen. Het was de byzondere konstenaary der Heblykheden, haare heerschappy niet terstond in den beginne te doen gevoelen. Zy hadden de bekwaamheid van zich aan zulken, die door haar geleid werden, enkel als dienstvaardige opwachtsters voor te doen , terwyl zy de ketens hun-  DEN KLUIZENAAR VAN TENERIFFE. 447 hunner medgezellen verdubbelden , welken zo dun in zichzelven, en zo behendig vastgemaakt waren, dat, terwyl de oplettendheid door andere voorwerpen werd afgetrokken , zy niet ligt in 't oog liepen. Ieder schakel werd digter naar dat de keten langer gedragen was, en wanneer zy door geduurige byvoegfels zo veel verzwaarden dat zy gevoeld werden, waren zy zeer dikwyls te sterk om verbroken te kunnen worden. Wanneer Opvoeding op deeze wyze was voortgegaan tot het gedeelte van den berg , waar deszelfs opgang ruuw en rotsig begon te worden , gaf zy haar post over aan twee wezens van verhevener voorkomen. De minste van haar scheen in staat te zyn om voor te zitten in raadsvergaderingen, om volken te bestieren, en echter volgde zy de voetstappen van de andere met de zorgvuldigste oplettendheid, en was blykbaar verlegen en neêrslagtig, wanneer het gebeurde dat haare opmerking werd afgetrokken. De andere scheen deeze onderwerping met welbehaagen goed te keuren, maar op zulk eene inschiklyke wyze, als duidelyk toonde dat zy het als een pligt vorderde; en inderdaad haar waardigheid en bevalligheid was zo groot, dat hy, die haar geen' eerbied begeerde te bewyzen, haar niet moest aanzien. ,, Theodorus! (zeide myn beschermgeest) wees onbevreesd en zyt wys; begeef u naar deeze wezens, wier heerschappy zich tot al het overige gedeelte des bergs van Bestaanlykheid uitstrekt." Ik beefde, en waagde het tot de minste van haar te naderen, wier oogen, doordringend en ontzachlyk, ik niet magtig was te verdraagen ,, Heerlyk wezen, (zeide ik) of met welk een' anderen naam gy behoort aangesproken te worden, gy, die hier voorzit , zeg my, op wat voorwaarde uwe bescherming te verkrygen is." - Zy zal alleen vergund worden, (was haar antwoord ,) aan gehoorzaamheid. Ik ben Reden , van alle ondergeschikte wezens het edelste en grootste; die, indien gy myn wetten wilt ontfangen, u zal beloonen als de rest myner navolgers, door u tot Godsdienst te geleiden." Door haar stem en gelaat bekoord, beleed ik geHh 4 reed  448 HET GEZICHT VAN THEODORUS, reed te zyn haar te volgen. Zy stelde my daarop aan haar meesteres voor, die my met tederheid aanzag. Ik boog my voor haar neder, en zy lagchte my toe. Wanneer Opvoeding diegeenen overleverde, voor wier geluk zy zo lang bezorgd was geweeft, scheen zy te verwachten dat haar door dezelven eenige dankbaarheid voor al haar moeite zou bewezen, worden, of dat zy ten minsten eenige droefheid zoude laaten blyken, om het verliezen der hoede en bescherming, die zy tot nu toe van haar genooten hadden. Maar door het gejuich, dat 'er by haar vertrek opging, was gemaklyk te ontdekken, dat haare tegenwoordigheid al lang onaangenaam was geweest, en dat zy verveeld had aan hen die by zichzelven oordeelden geen onderwys noodig te hebben. Allen verheugden zich dat zy niet langer aan haare grilligheden zouden onderworpen zyn, of niet gestoord worden door haare onderrichtingen , maar nu alleen onder het bestier der Reden zouden staan, by wie zy niet twyffelde zich aangenaam te zullen maaken door eene standvastige aankleeving aan haare voorschriften. De Reden raadden hen, by hunne intrede in haar gebied, dat zy zich onder de navolgers van Godsdienst zouken laaten opschryven; en onderrichtte hen, dat indien zy op haar alleen vertrouwden, zy het zelfde lot van haare andere verwonderaars zouden ondervinden , die zy niet magtig was geweest voor de Lusten en Driften te beveiligen, en die, door de Heblykheden in de gewesten der Begeerte gevangen genomen zynde, weggevoerd waren naar de spelonken van Wanhoop. Haare vermaaning was vruchteloos, het grootste getal verklaarden zich tegen alle ander bestier, en twyfelden niet of zy zouden onder haar oppergeleide met veiligheid den berg der Bestaanlykheid beklimmen. ,, Myn ,, vermoogen (zeide de Reden) bestaat enkel in u te raa,, den, niet in u te dwingen; ik heb u het gevaar uwer ,, keuze reeds gemeld. Het pad schynt nu vlak en effen , ,, maar daar zyn hoogten en diepten, over welken Gods,, dienst alleen u kan heen helpen. Slaat uwe oogen op,, waart, en gy zult vóór u uit een mist gewaar worden , ,, die  DEN KLUIZENAAR VAN TENERIFFE. 449 ,, die over het hoogste zichtbaar gedeelte van den berg ,, verspreid is; een mist' door welke myn gezicht gestuit „ word, die alleen door de oogen van den Godsdienst „ kan doordrongen worden. Boven dezelven zyn de tem„ pels der Gelukzaligheid, in welken zy, die onder haar „ bestier den berg beklimmen, van de moeite hunner pel,, grimagie voor eeuwig uitrusten. Ik weet den weg niet, „ en kan derhalven alleen tot een betere gidse geleiden. „ De Hoovaardy heeft my somtyds de bekrompenheid „ van myn gezicht verweeten; maar wanneer zy hetzelve ,, trachtte uittestrekken, kon ik niet meer dan, beneden „ de mist, de prieëlen van Genoegen ontdekken; zelfs „ verdweenen deezen, wanneer ik myne oogen op dezel,, ven gevestigd hield; en zy, welken door haar overge„ haald werden, om naar dezelven toe te gaan, werden „ door de Heblykheden gekluisterd , en ingezwolgen door ,, Wanhoop, een wreede tyran, wiens holen beneden de „ duisternis aan de rechter- en linkerhand zyn, uit wiens ,, gevangenissen niemand kan ontkomen, en die ik u niet „ kan leeren vermyden.'' Zodanig was de verklaaring van Reden, tot hen die haare bescherming vorderden. Sommigen, die zich de voorschriften van Opvoeding te binnen bragten , en dezelven thans door een ander ondersteund vonden , onderwierpen zich met weerzin aan het strenge besluit, en vereenigden zich met de navolgers van Godsdienst, die te ondescheiden waren door de gelykmaatigheid van hunnen gang , alhoewel veelen van hen vrouwen waren, en tevens door hunne aanhoudende poogingen om naar boven te komen, zonder blyken te geven dat zy acht sloegen op de uitzichten , die, op iederen stap, haare oplettendheid vleidden. Alle diegeenen,. welken beslooten Reden of Godsdienst te volgen, werden by aanhoudendheid gedrongen om den weg te verlaaten, somtyds door Driften en somtyds door Lusten, die beiden reden hadden om zich over de uitwerking haarer konstenaaryen te beroemen; want de menigte, die tot bypaden afgetrokken werden , was zo groot, dat geen weg Hh 5 min-  450 HET GEZICHT VAN THEODORUS minder volkryk was, dan de rechte. De aanvallen van de Lusten waren heviger , die van de Driften aanhoudender. De Lusten deeden haare navolgers terstond den rechten weg verlaten, maar de Driften trokken in 't eerst langs een pad voort, dat genoegsaam de zelfde richting had, als dat van Reden en Godsdienst ; maar weken langzaamerhand af, tot dat zy in 't einde geheel van koers veranderden. Lust trok den traag- en Drift den levendiggeaarden ter zyde; van de Lusten was vleeschelyke Lust de sterkste, en van de Driften Eerzucht. De krachtigste aanval was te vreezen, wanneer een Drift en een Lust hunne verleidingen te samen vereenigden: en het pad der Reden werd best bewandeld, wanneer een Drift aan de eene en een Lust aan de andere zyde haare verlokkingen te werk stelde. De poogingen deezer verleidsters hadden de meeste uitwerking op de navolgers van Reden, over welken het hen naauwlyks mislukte de zege te behaalen, uitgezonderd wanneer de eene tegen de andere werkte. Haar triomf was minder over de navolgers van Godsdienst; want schoon zy dikwyls voor een' tyd ter zyde afgeleid werden, riep Godsdienst gemeenlyk hen te rug door haare afgezante Geweeten , eer dat een Heblykheid tyds genoeg had om hen in ketens te slaan. Maar zy, die beleden aan Reden gehoorzaamheid te bewyzen, keerden zelden te rug wanneer zy zich eens hadden laten aftrekken; want zy had geen bodin om hen te rug te roepen dan Hoovaardy, die doorgaans het vertrouwen, dat in haar gesteld werd, verried , en haar bekwaamheid aanwendde om Drift te ondersteunen ; en zo zy haar' pligt al eens nakwam, bevond men haar onmagtig om te verwinnen indien 'er eene Heblykheid was tusschen gekomen. Ik bemerkte wel haast, dat het grootste gevaar voor de navolgers van Godsdienst in de Heblykheden gelegen was; alle ander vermogen was gemaklyk te weêrstaan; ook vonden zy 'er geen moeijelykheid in, wanneer zy onverhoeds haar verlaaten hadden, door bestiering van Geweeten haar weder te vinden, behalven wanneer zy aan een Heblykheid  DEN KLUIZENAAR VAN TENERIFFE. 451 heid tyd hadden gelaaten om achter hen een keten te spannen, en den weg aftesluiten langs welken zy gegaan hadden. De toestand van sommigen deezer afgedwaalden was billyk te beklaagen , keerende zy op iedere roeping van Geweeten te rug, en stellende zy vruchteloos hun vermoogen te werk om de ketens der Heblykheid te verbreken; zy zagen wel Godsdienst op een' afstand vóórgaan , beschouwden haar met eerbied, en verlangden haar te vergezellen, maar, wanneer zy haar naderden, werden zy door eenige Heblykheid tegengehouden, en kwynden dus in lastige dienstbaarheid, welke zy niet konden ontkomen, hoe zeer dezelve door hen gehaat en veracht 'werd. Het bleek ten duidelykste dat de Heblykheden , in plaatse van door deeze herhaalde worstelingen zwakker te worden, indien zy niet gantschelyk overwonnen werden, by ieder stryd in grootte toenamen, en in sterkte vermeerderden , zo dat zelfs een bestreeden Heblykheid, de overhand behoudende , tweemaal zo sterk was als voor den stryd. De wyze, op welke diegeenen , die haare tiranny moede waren, haar poogden te ontkomen, bleek doorgaans by den uitslag verkeerd te zyn; zy ondernamen hunne ketens een voor een los te maaken, en zich van langzaamerhand te ontwikkelen, even zo als hunne kluistering was toegegaan; maar eer dat hunne ontkoming haar beslag had gekregen, wierpen de Heblykheden nieuwe ketens op haare vluchtelingen ; dus ontkwam haar niemand , dan die, welken door eene pooging , zo schielyk als heftig, haare boeijen deeden van een bersten, en zich eensklaps op eenen afstand van haar verwyderden; en zelfs veelen van die, te schielyk voortsnellende en door hunne vervaardheid verhinderd optehouden ter plaatse daar zy veilig waren , vonden zich door hunne eigen geweldigheid zodanig afgemat, dat zy zichzelven weder aan dat gezag onderwierpen , welks ontkoming zo duur moest gekocht worden, en welks tiranny zo weinig gevoeld werd, uitgezonderd wanneer men haar een' geringen tegenstand bood. Echter waren'er altoos eenigen, die, wanneer zy bemerkten  452 HET GEZICHT VAN THEODORRUS, ten dat eene Heblykheid den meester over hen speelde, Reden of Godsdienst tegen dezelve te hulp riepen ; zy kwamen beiden gewillig tot ondersteuning van den bidder toeschieten; doch geenszins met evenveel vermoogen, of de zelsde uitwerking. De Heblykheden, vermetel op haar gezag, onthielden zich dikwyis niet aan Reden een vergelyk voor te slaan, met aanbieding van eenige ketens los te maaken, op voorwaarde dat de anderen gesloten bleven. Reden, die nooit van de overwinning was verzekerd, gaf hiertoe dikwerf haar stem, maar vond haar toegevendheid altoos verderflyk, en zag den gevangene door de Heblykheden in zyn voorige slaaverny weg voeren. Godsdienst, integendeel, liet zich nooit in onderhandeling in, maar , van haare overwinning verzekerd, strekte zy haar hand uit; en wanneer de gevangene, aan wien zy dezelve toereikte, deeze hand niet los liet, voerde zy hem altoos in triomf met zich, en plaatste hem op den weg, rechtstreeks naar den tempel der Gelukzaligheid leidende, waar Reden nooit verzuimde hem met zyne verlossing geluk te wenschen, en hem aan te moedigen om dat wezen getrouwelyk aantekleeven, aan welks tydige hulpe hy dezelve verschuldigd was, Wanneer de reiziger weder op den weg der Gelukzaligheid geplaatst was, zag ik de Heblykheden voor hem heenen zweeven , maar verkleind tot de gestalte van dwergen, zonder kracht , zonder werkzaamheid; doch wanneer de Driften of Lusten, die hem te vooren verleid hadden , weder tot hem naderden, dan namen de Heblykheden eensklaps in grootheid toe, en stieten hem, met onverwacht geweld, naar haar toe. De elendige, dus gedrongen van den eenen, en verlokt van den anderen kant, verliet maar al te dikwyis den weg der Gelukzaligheid, tot welken hy, na zyne tweede afwyking, maar zelden wederkeerde. Doch indien, door tydig Godsdienst te hulp te roepen , het geweld der Heblykheid verydeld werd , dan werden haare aanvallen flaauwer, en haar gemeenschap met den vyand raakte gantschelyk vernietigd. Zy begon den  DEN KLUIZENAAR VAN TeNERIFFE. 453, den dan haare rustelooze geaartheden te bezigen, in onderwerping aan dat wezen, 't welk zy niet konden over meesteren; en wanneer zy in gestalte en sterkte weder toenamen , zuiverden zy den weg tot Gelukzaligheid van alle hindernissen. Het was my moeijelyk van deezen weg myne opletdendheid aftetrekken, dewyl allen, die denzelven bewandelden , my blygeestig en vergenoegd voorkwamen, en hoe verder zy vorderden, hoe grooter hunne vaardigheid, en hoe sterker hunne overtuiging van de wysheid haarer leidsvrouwe werd. Sommigen, die nooit dan door korte uitstappen waren afgeweken, hadden een Heblykheid op het midden van hun voetspoor, die hen krachtdaadig ondersteunde , en de Lusten en Drifen te rug dreef, die hunnen voortgang poogden te stuiten.— Anderen, die zich laat op deezen weg hadden begeven , of denzelven langen tyd hadden verlaaten, viel den voortgang zeer moeijelyk, dewyl • zy niet slechts geen hulp van eenige Heblykheid genooten, maar gemeenlyk haare poogingen tegen hadden. Doch ik bemerkte, dat wanneer zy den woesten top naderden, maar weinigen in staat waren hunnen weg te vorderen, zonder ondersteuning van eenige Heblykheid, en dat diegeenen, wier Heblykheden sterk waren, met geringe aandoening de mist naderden, en eindelyk, met bedaardheid en vertrouwen, zich in dezelve begaven; waar na zy alleen door het oog van Godsdienst gezien werden, en schoon Reden hen met de grootste nieuwsgierigheid achter na zag, kon zy niet meer dan een flaauw schynsel ontdekken, wanneer haar meesteres, om haar uitzicht te verlangen , haar van den grond ophief. Reden echter besloot dat zy veilig, maar Godsdienst zag dat zy gelukkig waren. „ Theodorus, (zeide myn geleider) trek uw oogen nu „ af van de gewesten der duisterheid, en beschouw het „ lot van diegeenen , welken , toen zy van Opvoeding „ verlaaten werden, geen ander bestier dan dat van Re„ den, wilden dulden. Zie hunne doolingen en wees »» wys." Ik  454 HET GEZICHT VAN THEODORUS, Ik vestigde myn gezicht toen op den weg van Reden, die inderdaad, zo ver hy zich uitstrekte, de zelfde met dien van Godsdienst was, hebbende Reden denzelven ook maar door haare onderrichtingen ontdekt. Wanneer het haar echter eens was onderwezen, zag zy klaarlyk dat hy de rechte weg was; en schoon Hoogmoedigheid haar somtyds heeft aangezet , om te verklaaren , dat zy den weg zelf heeft gevonden , en haar heeft zoeken over te haalen, om zich als geleidster van Godsdienst voor te doen, heeft zy, na veele vruchtelooze proeven, bevonden haar hoogste voorrecht te bestaan in haar te volgen. Reden was nochtans wel onderweezen in een gedeelte van den weg; en deelde haare onderrichtingen wegens denzelven ook met eenig goed gevolg aan anderen mede, wanneer haare voorschriften niet verdraaid werden door eene Drift, of haar' invloed gehinderd door een Lust. Maar geen' van deeze vyanden was zy magtig te wederstaan. Wanneer de Driften op haare navolgers aanvielen, waagden zy zelden tegenstand te bieden; zy scheen inderdaad zich met meer kracht tegen de Lusten te verzetten, maar werd doorgaans in den stryd overwonnen; en indien een van haare tegenstreevers zich met eene Heblykheid had verbonden, liep haar gezag gantschelyk ten einde. Wanneer eenige Heblykheid de navolgers van Godsdienst gevangen trachtte te nemen, groeide zy van langzaamerhand, en liet tyd om te ontvluchten over: maar in het overvallen der navolgers van Reden ging zy zonder de minste bevreesdheid te werk, nam toe in grootte, en verdubbelde haare ketenen zonder tusschenpoozing of weerhouding. Van diegeenen, welken het bestier der Reden verworpen , waren sommigen ter zyde afgetrokken door de influisteringen van Eerzucht, die niet afliet van geduurig staatelyke paleizen aan te toonen , die, aan beide zyden van den weg uitsteekende, op hoogten geplaatst waren, terwyl zy de vermaaken van Overvloed optelde, en de veiligheid van Gezag roemde. Zy lieten zich ligtelyk overhaalen haar te volgen, en de Heblykheden wierpen schielyk haare ketenen over  DEN KLUIZENAAR VAN TeNERIEFE.' 455 over hen heen ; zy waren eerlang wel van de dwaasheid hunner keuze overtuigd, maar weinigen van hen deeden poogingen om te rug te keeren. Eerzucht leide hen van steilte tot steilte voort, van welken veelen ter neder stortten, en niet meer gezien werden. Zodanigen , die ontkwamen, werden, na een' langen reeks van gevaaren, doorgaans overgeleverd aan Gierigheid, en door haar in dienst van Tieranny genomen , waar zy bleeven volharden met goud op te hoopen, tot dat eindelyk hunne begunstigers of erfgenaamen hen, hals over hoofd, in de spelonken van Wanhoop nederstieten. Anderen werden door Onmaatigheid tot afwyken aangepord, om de vruchten te zoeken, welken over de rotsen hingen, en de lucht met haaren aangenaamen geur vervulden. Ik merkte op, dat de Heblykheden , die rondöm hen zweefden, schielyk tot eene vervaarlyke grootte aangroeide, en dat 'er geene waren, die minder ondernamen tot de Reden weder te keeren, of die' schielyker in den golf, vóór hen zynde, nederzonken. Wanneer deezen eerst den weg verlieten, zag Reden hen met een verachtelyk gelaat achter na, maar had weinig verwachting van in staat te zullen zyn, hen weder te rug te doen komen; want de toverdrank, dien zy inzwolgen, had de hoedanigheid van hen alle bezorgdheid te doen verliezen, behalven die voor het tegenwoordige oogenblik; noch hoop noch vrees kon tot hunne verblyfplaats naderen, en de Heblykheden oeffenden zulk een volstrekt gezag over hen, dat zelfs, indien Godsdienst t'hunner begunstiging van Geweeten gebruik had gemaakt, deeze bodin niet in staat zou geweeft zyn, by hen in te dringen. Nog anderen waren 'er wier misdaad meer bestond in geen ,acht op Reden te geven, dan in haar ongehoorzaam te zyn, en die de hitte en beroering van den weg ontweeken, niet naar de priëelen van Onmaatigheid, maar naar den doolhof van Gevoelloosheid. Hunne gesteltenis had de byzonderheid, dat zy den weg der Reden altoos onder het bereik van hun gezicht hadden, dat zy altoos naar haare tegen woor-  456 Het gezicht van Theodorus, woordigheid wenschten , en altoos besluitende waren, om den volgenden dag tot haar weder te keeren. De uitstekendste listigheid der Heblykheden blonk in hen uit, dewyl zy hen zonder ophouden met ketenen belaadden, en hen alle oogenblikken verder van den weg afleiden, terwyl zy zich bleven Verbeelden in hun vermogen te hebben om denzelven te bereiken. Zy zworven van de eene verdubbeling des doolhofs voort tot de andere, met de ketenen der Heblykheden heimelyk over hen heen hangende, tot dat, in hunnen voortgang, de bloemen bleeker van verw, en de geuren flaauwer werden; zy vervolgden hunnen akeligen togt zonder vermaak, en echter ook zonder vermoogen van te rug te kunnen keeren; hebbende, boven alle anderen, het bezwaar van misdaadig te zyn, zonder geneugte te smaaken. De dronkaart lagchte voor een poos, door den wyn verhit; de eerzuchtige triomfeerde door den val van zyn' mededinger; maar de gevangenen van Gevoelloosheid hadden aandoening van meerder dan anderen te zyn, noch van eenige vrolykheid. Misnoegen zat op hunne aangezichten , en Zatheid verspreidde haar schaduw rondom hen; nochtans kroopen zy met weêrzin en onlust voort, tot dat zy in het binnenste vak kwamen, alleen door maankop en nachtschade versierd , waar de heerschappy van Gevoelloosheid een einde neemt, en de hoopelooze zwerver aan naargeestigheid word overgeleverd : hier worden de ketens der Heblykheden voor altoos vastgeklonken, en Naargeestigheid, haaren gevangene voor een' tyd gepynigd hebbende, geeft hem eindelyk aan de wreedheid van Wanhoop over. Terwyl ik over dit tooneel Van ellende peinsde, riep myn geleider my toe: ,, Gedenk hier aan, Theodorus, wees wys, en duld nooit dat een Heblykheid u overmeestere. Ik sprong op, en zag my omringd door de rotsen van Teneriffe; de vogelen der lucht zongen in de takken , en de morgenglans verspreidde over my zyne straalen. M. E. M. Wxs  WYSGEERIGE BEDENKINGEN OVER DE NUTTIGHEID DER TONEEL-POËZY, DOOR M. SULZER (*). De Tooneel-poëzy heeft met verscheiden andere gewigtige uitvindingen gemeen, dat men ze veel eer aan het geval en aan eenige elkander opvolgende veranderingen verschuldigd is , dan aan de oogmerken van hem, die 'er de uitvinder van was. Wy zyn onkundig in welken tyd en op welke plaats de schouwspelen, die de Tooneelpoëzy voortgebragt hebben , een aanvang namen. De Grieken zeggen dat zy de uitvinders van dezelven zyn, gelyk mede van de andere fraaije konsten. Maar het is waarschynlyk, dat zy dezelven van eenig ouder volk dan zy ontfangen hebben. Wanneer zy ons de geschiedenis vermelden, van derzelver begin en voortgangen, is ze alszins vry waarschynlyk. Het eerde zaad uit het welk men lang naderdhand de Tooneel-dichtkunde zag voortspruiten, was alleen een onbestendig vreugdebedryf van eenige wyngaardeniers, na den wynoogst. Welhaast werd dit vreugdebedryf een jaarlyks gebruik; vervolgens eene Godsdiendige plegtigheid , die naderhand in een kluchtspel verbasterde, 't welk door eenige dichters, die door eenen verhevener smaak geleid werden, van tyd tot tyd in een zeer regelmaatig en aandoenelyk schouwspel veranderd is, waar in de Dichtkonst, de Muziek, en zelfs de Wysbegeerte, 't uitmuntendste dat zy in zich bevatten ten toon stelden. Ten tyde van Solon was het geen men hedendaags het Treurspel noemt, niet anders dan een Kluchtspel, waarmede zeker Dichter, met naame Thespis, het gemeene volk van Athenen vermaakte. Deze wyze wetgever verbood hetzelve, niet voorziende tot welk een toppunt van luister men het (*) Hoog-leeraar in de Wysbegeerte en lid van de Maatscbappy der Weetenschappen te Berlin. VI. Afd. XI. Deel. II  458 Wysgeerige bedenkingen het Schouwtooneel zou kunnen veredelen. (*) Eenigen tyd daarna werd hetzelve, door wysgeeriger Dichters dan Thespis, tot zodanig eenen trap van volkomenheid gebragt, dat het , ondanks den eerbied die men voor de wetten van Solon had, door de wetten gezach bygezet werd, en het zelfs een gedeelte der geachtste vreugdebedryven uitmaakte. De Atheners werden zo zeer verwyderd van te geloven, dat dit verbeterd schouwspel gevaarlyk of zelfs onnut was, dat zy groote geldsommen besteedden om het met luister in stand te houden. Een oud schryver verhaalt, dat een der treurspelen van Sophocles meer geld aan de algemeene schatkist gekost heeft, dan de gantsche oorlog tegen de Persiaanen. Nadat het tooneel door Eschyles, Sophocles, en door Euripides tot volkomenheid gebragt was, vond men niemand die oordeelde dat het voor de goede zeden schadelyk was. Men zag 'er dikwyls Socrates, omringd door zyne leerlingen. Inderdaad , men zou eene vreemde zedekunde moeten hebben, om de vertooning te verwyzen dier Grieksche treurspelen, welken tot ons gekomen zyn, indien men 'er een of twee van uitzondert. De Romeinen hadden deeze schouwspelen sedert den eersten tyd van hun Gemeenebest ingevoerd. Maar in fynheid van smaak en gevoelens verre beneden de Atheners zynde, wisten 'er de Romeinen niet, gelyk deezen, dien luister aan by te zetten. Het tooneel behield te Rome altoos eenig overblyfsel van kwaaden smaak, en 't kenmerk der onbescheidenheid, die 't by zyne eerste instelling gekregen had. De groote ontaarding der zeden, in de laatste tyden van 't Gemeenebest en onder de Keizers, besmette mede het tooneel, vooinaamelyk na dat men op 't zelve de bootsemaakers, de pantomimes en de tooneeldanssers in gevoerd had. Men zag 'er nu niet dan onkuische, oneerbaare, en zelfs schandelyke vertooningen. Deeze gevaarlyke schouwspelen hebben zich de berispingen van de Wysgeeren, als mede van de eerste Christen Godgeleerden, (*) Zie Diogenes Laërtius in Solon.  OVER DE TOONEEL-POËZY. 459 leerden, die men de Kerkvaders noemt, op den hals gehaald ; en het is sedert deezen tyd , dat 'er schande aan het beroep der Tooneelspeelers verknocht is geweest. Om deeze reden heeft het Tooneel tot op heden een gedeelte van zynen kwaaden naam behouden, ondanks de aanmerkelyke hervormingen, die men in dit opzicht gemaakt heeft. Onlangs heeft een beroemd man hetzelve den doodsteek trachten te geven, door het als zeer gevaarlyk voor de zeden aantemerken. De smaak van alle beschaafde volken is ten voordele van den Schouwburg, en geene redeneering, hoe genaamd , zal denzelven verminderen. Dus is het beter dat men dien tot volkomenheid tracht te brengen, en waarlyk nuttig te maaken, indien zulks mooglyk is, dan dat men eene stichting tracht te vernielen, die door den smaak altoos staande gehouden zal worden. Men moet zien of men, ondanks de vlekken die het Tooneel mismaaken, geene verdiensten in hetzelve kan vinden, die de gebreken overtreffen. Dit is het geen ik my voorstel in deeze redevoerring te onderzoeken. Om, zonder vooringenomenheid, over de zedelyke waarde van het Tooneel te oordeelen moet men zich aan geene zyner byzondere gedaanten houden. Daar zyn ongetwyfeld Tooneelspelen, die geen het minste goed voortbrengen, 't zyn in den geest, of in 't hart der aanschouwers, en zelfs die voor de goede zeden schadelyk zyn. Ik staa toe, dat 'er zeer veel waarheid gelegen is in 't geen de heer Rousseau ten nadeele van de schouwspelen zegt. Daar zyn 'er die juist vertoonen het geen Horatius noemt: Peccare docentes bistorias (*), Geschiedenissen die de deugd leeren verraaden. Maar hier uit volgt geenszins, dat de gantsche soort verderflyk , en dat de instelling in 't algemeen voor de goede (*) Hor. Od. L. III. od. 7. II 2  460 Wysgeerige bedenkingen goede zeden schadelyk is. Ik zal het Tooneel hier niet beschouwen zo als het thans is, maar zo als het zou kunnen zyn, behoudens zyne bevalligheid; en ik geloof dat men, zonder eenige valsche sluitrede te maaken, en zonder de redenen van verre afteleiden , kan bewyzen , dat de Tooneel poëzy in 't algemeen een der nuttigste uitvindingen, en het Tooneel een der achtenswaardigile stichtingen is. Een Tooneelspel is in den grond niets anders dan eene waare en natuurlyke vertooning van eene treffende daad, die eenig gelukkig of ongelukkig uitwerksel voortbrengt , in eenen staat, in een verwantschap, of in 't leven van een' enkel' mensch. Wat is 'er in dit denkbeeld der Tooneelpoëzy , dat ons hetzelve verdacht kan maaken ? Een Dichter, zonder zeden en zonder grondbeginselen, kan ongetwyffeld eene daad vertoonen, die weinig sticht, weinig leert, en zelfs schandelyk is; maar het is even mogelyk, dat men eene zeer leerzaame daad verkiest voor hen die dezelve .zien, en die zeer goede uitwerkselen op de wyze van denken en de gevoelens der aanschouwers voortbrengt. Het Tooneel eischt uit zynen aart geenszins een onderwerp , dat volstrekt het gebrek heeft van den geest of de gevoelens der aanschouwers te bederven. Ik geloof niet dat iemant zou willen staande houden, dat, zonder deeze gebreken, een daad met betrekking tot het Tooneel buiten uitwerking zou zyn. Want men zou een goed getal Treur en Blyspelen kunnen bybrengen, die eenen zeer goeden uitslag gehad hebben, zonder dat zy deeze gebreken in zich bevatten. Dus is het niet moeilyk te bewyzen, dat zodanig een daad, door eenen wysgeerigen dichter behandeld, en op het Tooneel vertoond, voor de aanschouwers nuttig kan zyn. Ik moet vooreerst aanmerken dat, in de wyze van ons eene treffende zaak voortestellen, de Dichter zeer .veel voordeel boven de Historieschryver heeft, onafhangklyk van de vertooning zelve. Zonder zich van de waarheid der zaaken te verwyderen, vertoont hy ze in het voordeeligste gezichtpunt, door al het geen niet wezenlyk tot dezelven dient te ver wyde  OVER DE TOONEEL-POËZY. 461 wyderen , en door de verborgenste dryfveeren te ontdekken, die de menschen tot een bedryf aanspooren. Het bedryf, in het Tooneelspel afgeschilderd, is eene schoone inwendige beschouwing. Gelyk een hartstogtelyk minnaar in de persoon, die hy bemint, geene bepaalde schoonheid vind, zo als ze wezenlyk is, maar eene hemelsche schoonheid, die zyne vergrootende inbeelding vormt, zo vertoont ons de Dichter de daad , die zyn vernuft tot volkomenheid gebragt heeft; 't is hier door dat hy ons veel krachtiger treft dan de Hiftorieschryver. De tooneeldaad is een tafreel van schoone schikking, van een levendig koloriet, en van een groote kracht van uitdrukking; de daad, door den Historieschryver beschreven, is eene ongeschikte teekening, gemaakt om, op eenen hiftorieschen trant, de zaak, die hy meld, te kennen te geven, 't Is waar, dat de Dichter zich niet aan de historiesche waarheid houd. Maar zyne vindingen zelve zyn in de waarheid der zedelyke natuur gegrond; zy zyn valsch met betrekking tot de tyden, tot de plaatsen en tot de naamen der persoonen, maar striktelyk waar met betrekking tot de gesteltenissen en tot de karakters. De daad op het Tooneel stelt geenszins de zaak voor, zo als een ooggetuige dezelve zou gezien hebben, maar zo als ze gezien zou zyn door een grooter vernuft, dat in de harten leed, dat tot in het binnenste der zaaken indringt, en dat alles van dezelve afzondert hetgeen 'er niet wezenlyk toebehoort, om een naauwkeuriger en treffender denkbeeld van dezelve te hebben. Men kan zelfs beweeren , zonder hier door in de minste buitenspoorigheid te vervallen, dat de Tooneel-poëzy ons veel beter dan de ondervinding leert, vermits de laatste ons meerderdeels niets anders dan het uitwendige der persoonen vertoont. Daar is geen staat , geen beroep, geene omstandigheid van gewigt in het leven, het zy openlyk of afzonderlyk, of zy kan door de Tooneel-poëzy zodaanig afgeschilderd worden , dat wy van het allergeringste kennis krygen. De dichter verzamelt de trek < ken, welken dienen om deeze verschillende verhaalen afIi 2 te  462 VYSGEERIGE BEDEKKINGEN te schilderen; hy brengt de zaaken nader by elkander, en hy ontdekt het geen de ondervinding zelve voor ons verborgen houd. Wil hy ons de beslommering der grootheid leeren; hy vind een middel om ons in 't geheimvertrek van een' groot' man te geleiden; en niet vergenoegd zynde, ons alle de uiterlyke kenmerken zyner beslommering te doen zien, maakt hy hem welsprekende; de allerkrachtigste uitdrukkingen, de allerfynste aanmerkingen, schilderen ons, op eene levendige wyze, de ongerustheden en de verdrietelykheden, die de grootheid vergezellen. Wat zyn de grooten somtyds door verdrietlykheden overstelpt in 't midden van den roem die hen schynt te omringen; dit is eene gemeene aanmerking die ons niet zeer treft. Maar indien wy in de Iphigenie in Aulis van Euripides 'er het voorbeeld van zien, zyn wy 'er levendig door getroffen. Men weet door duizende gevallen, dat de vermogenste huizen aan groote wederwaardigheden en rampen onderhevig zyn. De Andromaché of de Hecuba •van den Griekschen Dichter, geven zodanig een getuigenis deezer waarheid, dat zy ons doet sfidderen; en het denkbeeld blyft ons, geduurende ons gantsche leven, sterk ingeprent. In de waereld zelve vertoonen zich de voorwerpen , wier kennis en doorgronding voor ons van het grootste aanbelang zyn, zeer zelden zodanig aan ons gezicht als ze waarlyk zyn. Duizende zaaken lopen te samen om den mensch te vermommen, en ons het goed en 't kwaad , de verdiensten en het misdryf onder eene verkeerde gedaante te doen zien, Men ziet deeze voorwerpen niet in hun Waar daglicht dan na dat men duizende overwegingen gemaakt heeft, tot welken een ieder geene bekwaamheid heeft, en men verkrygt deeze kundigheden niet, dan wanneer het te laat is om zich van dezelven te bedienen. Het Tooneel kan deezen weg verkorten; men ziet 'er den mensch, zo als men hem niet dan zeer zeldsaam in de samenleving ziet, naakt, ongeblanket, openhartig, en zonder de minste schaduw van achterhoudendheid. Elk denkt 'er overluid;  OVER DE TOONEEL-POËZY. 463 en, in de allergewigtigste zaaken, en in de allergeheimste uitstortingen van de ziel, is de aanschouwer de vertrouweling van den vertooner. Na dat de Dichter het beste gedeelte van zyn leven heeft besteed, om de verscheiden karakters der menschen te doorgronden, de bron der hartstogten te kennen , de deugden en de ondeugden in haar daglicht waar te nemen, het goed en 't kwaad te wegen, dat aan de staaten en aan de beroepen, die de menschen onderscheiden, verknocht is, en zich in de gezichtpunten te plaatsen om rechtmaatig over ieder gewigtigen stand te oordeelen, vertoont hy zyne allerkeurigste kundigheden in de Tooneel-poëzy; en hy doet het zodanig dat hy ons, binnen weinig tyd en op de allernadrukkelykste wyze, mededeelt, het geen hy zelf niet dan na een' langen reeks van waarnemingen en van bedenkingen geleerd heeft. Zie daar in 't algemeen waar in de voordeelen van deeze soort van Dichtkunde gelegen zyn. Ik geloof niet dat 'er in dit tafereel zich iets bevind, dat te ver uitgestrekt is. De wysgeerige dichter, zo als ik hem veronderstel, is geen ingebeeld wezen; en de onderwerpen voor de Tooneelspelen, zo als ik ze vorder, bieden zich van alle kanten aan, mits dat de Dichter vernuftig genoeg is, om nieuwe wyzen van behandeling te scheppen. Na deeze algemeene aanmerkingen zulten wy eenige, byzondere voordeelen der Tooneel - poëzy overweegen. Vooreerst is het zichtbaar dat 'er geen soort van poëzy zo geschikt is als deeze om voorbeelden en modellen van deugd te geven. Plato heeft gezegd, dat de mensch op de deugd smoorlyk verliefd zou worden, indien hy haar onder een zichtbaare gedaante zien kon. De Tooneel-poëzy alleen kan aan de deugd deeze gedaante geven. De Dichter kan de daad zodanig schikken, dat de deugdzaame mensch 'er in allen mogelyken luister verschynt. Ik weet wel , dat, volgens een oud vooroordeel, de Tooneelspelen gemeenlyk zodanig geschikt zyn, dat de deugd bezwykt, om het medelyden op te wekken. Maar hoogachting, tot verwondering voortgezet, is niet minder streelende, niet minIi 4 der  464 WySGEERIGE BEDENKINGEN der levendig dan het medelyden, gevolglyk is 'er niets dat den Dichter verhindert, om de Deugd boven alles wat zich tegen haar aankant, verheven te vertoonen. Niets verhindert hem ons eenen jongeling voor te stellen, die, gelyk Herkules, boven 't vermogen der aanlokselen van de Wellust verheven is, en die, ondanks de betoveringen der Ondeugd , zich in de armen van de Deugd werpt, en aldaar zyne vergelding vind. Zal een gelukkige ontknooping van een gewigtig bedryf minder bekoorlykheden hebben, dan dat van een rampzalig ? Wie kan ons meer treffen dan een Oppergebieder, die, in 't midden der algemeene rampen, de vader van zyn volk is; een staatsdienaar, die zyn vaderland getrouw is, die de schutsmuur is der burgeren tegen een' dwingeland, een onomkoopelyk man, wiens vroomheid verheven is boven de slinksheid der hovelingen , en die, na eenen langen stryd, over zyne vyanden zegepraalt? De Dichter alleen is bekwaam om de deugden in all' haaren luister te vertoonen, door de zaaken nader by een te brengen , door de allertreffendste gesteltenissen te vertoonen , door de Deugd verhevenheid by te zeten, door de ondeugd tegen haar over te plaatsen, en door haar met de grootste zwaariggheden te doen worstelen. Alle deeze middelen , die ons in het Tooneel-bedryf zo veel belang doen nemen, zyn ten zelfden tyde zeer geschikt om de deugd te doen uitblinken. De inwendige voldoening, die de goede daaden vergezelt, en 't geluk dat de belooning van de deugd is, zyn mede zeer gewigtige voorwerpen, die de Tooneeldichter alleen met zodanig een nadruk ons kan doen gevoelen , datzy eene begeerte in ons ontsteekt om ons dezelven eigen te maaken. Aan den anderen kant, kunnen de boosheid en het misdryf, die op het Tooneel ontzwagteld worden, groote uitwerkselen voortbrengen. Het is van zo veel te grooter aangelegenheid den booswicht te ontmaskeren, als het zeldzaamer is, hem in de natuur onder zyne waare gedaante te ontmoeten. Hoe veele booswichten ziet men niet door eene luister-  OVER DE TOONEEL-POËZY. 465 luisterryke wolk van fortuin en geluk omringd ? En welk een gevaarlyk voorbeeld geeft dit aan eerlyke zielen, die tot in het inwendige van dit schynbaar geluk niet doordringen. Dat men dan deeze gewaande gelukkige op het Tooneel doe verschynen, opdat een ieder kan zien met welke snelheid dit valsch geluk verdwynt in 't oogenblik dat de booswicht alleen en aan zyne overwegingen overgelaten is! De aanschouwer zal getuigen zyn der doodelyke angstvalligheden en der verscheurende hartstogten, die hem overstelpen; hy zal hem dit gewaande geluk hooren vervloeken , en yzen voor eene gesteldheid tot wier benyding hy in verzoeking gebragt was. Ik betuig dat deeze heilzaame uitwerkselen, die ik aan de Toneel-dichtkunde toeëigen, my zo waar en ontegensprekelyk toeschynen, dat ik verwondert ben dat men dezelven heeft kunnen in twyffel trekken. Ik wenschte wel, zegt de heer Rousseau, dat men my duidelyk en zonder wantaal aantoonde, door welk middel het Tooneel gevoelens in ons kan opwekken, die wy niet hebben, en die ons anders van de zedelyke wezens kan doen oordeelen, dan wy 'er uit ons zelven over oordeelen. Ik durf het zeggen; ik geloof zeer duidelyk te zien, het geen deeze doordringende man niet heeft kunnen zien. 't Is waar, de smaak voor 't fraaije en voor het goede schynt aan alle instelling vooraftegaan. Maar dat men zich niet bedriege. Deeze zaaden zyn zo flaauw op den grond van de ziel, dat ze zeer gemaklyk versmoord kunnen worden. Hoe veele voorbeelden zyn 'er niet , dat gevoelens , die ingeschapen en onvernielbaar schynen te weezen, gantschelyk uitgewischt zyn geworden? De mensch , die met een gezond oordeel en goede gevoelens geboren is, zal niet veel voordeel van dezel-, ven trekken, wanneer hy 't ongeluk heeft onder bedorven menschhen te leeven. Hy neemt hunne gevoelens, hunne vooroordeelen en hunne zeden aan , hoe strydig zy ook mogen zyn met de goede gesteltenis van zynen inborst. Men beeft moedige en vorstelyke mannen gezien, li 5 die  465 Wysgeerige bedenkingen die laf en bloohartig werden door den omgang met menschen die zulk een karakter hadden; men heeft 'er gezien, die een uitmuntend oordeel hadden en die groote verkregen kundigheden bezaten, welken in de allerkinderachtigste bygeloovigheden vervielen, door dien zy met bygeloovige dwaazen verkeerd hadden. Wat is de oorzaak dat geheele volken vooroordeelen hebben, die de reden tor schande verstrekken, en gevoelens, die den mensch van zyne waardigheid berooven? Bewyst dit niet duidelyk , dat onze gevoelens , onze smaak , en 't oordeel, dat wy over zedelyke wezens vellen, veel afhangen van de voorbeelden, die wy zien? Is het tevens niet by uitstek zeldzaam, dat de ondervinding zelve ons deeze voorbeelden aanbied, onder zulk een treffend oogpunt , als het Tooneel zulks doen kan ? Het schynt dat de vraag van den heer Rouffeau met meer reden op de Schilderkonst toepasselyk zou zyn. Echter zou men kunnen antwoorden, dat een jonge lichtmis, uit de ongeregelheden zyns levens kan terug komen , door de sterke aandoening die een tafreel in hem verwekt; (*), en dat Aristoteles aangemerkt heeft, dat 'er tafreelen zyn, die meer vermogen op den mensch hebben dan de beste zedelyke voorschriften. Men heeft lieden schielyk zien te rug komen uit de verdooldheden, aan welken zy voor altoos overgegeven schenen te zyn, en die binnen zeer weinig tyds zodanig van zeden en van gevoelens veranderden, dat zy byna onkenbaar werden: somtyds is een eenig zeer treffend voorbeeld, van 't geluk dat de deugd of van 't ongeluk dat de ondeugd voortbrengt , genoeg geweest om zulk eene gelukkige omkeering te bewerken. De Tooneel - poëzy is zeer geschikt om deeze voorbeelden te geven. De dichter is een toveraar, die, door eenen enkelen slag met zyne toverroede, de bekoorlykheid eener doodelyke verbystering kan wegnemen, die de ("*) Deze Historie is verhaalt door St. Gregoire de Nazianze," ' (+) Arist. Politic, L. V.  OVER DE TOONEEL-POËZY. 467 de verbeelding en 't hart betoverde. Indiendan, uit zynen aart, de booze mensch niet tot eerlykheid overgehaald kan worden, het zy door 't voorbeeld of door 't voorschrift, kan ten minsten zulkeen, die alleen door eene verbystering aan de ondeugd overgegeven is, 'er weder door te recht gebragt worden; en niets is bekwamer om dit uitwerksel voorttebrengen, dan een treffend tafreel, zo als het Tooneel het alleen kan uitleveren. Zulke ongelukkigen, die door niets verbeterd kunnen worden, zyn zeldzaamer dan men denkt. Het grootste getal heeft de zaaden der reden en der eerlykheid in zich, welken zich veel vaardiger kunnen ontwikkelen, dan zy door het vooroordeel bedwongen zyn geworden. Eene enkele straal van licht verdryft somtyds een groot getal van die vooroordeelen, en doet de reden zegepraalen. De Tooneel-poëzy verschaft hiertoe een veel beter gelegenheid dan alle andere schikkingen. Deeze aanmerking geleid my op eene natuurlyke wyze om de kracht der fraaije zedespreuken te doen opmerken, die als een aanmerkelyk gedeelte der Tooneel-dichtkunde beschouwd moeten worden. Hoe krachtig eene waarheid ook zy, zy treft niet levendig dan wanneer ze op eene behoorlyke plaats aangevoerd word. Het waare, dat maar alleen aan 't verhevenste gedeelte van de ziel of aan 't verstand verknocht is, heeft geen het minste vermogen op ons: het is eene enkele beschouwing, gelyk de meetkonstige waarheden. Maar, aan de verbeelding en aan 't hart vastgemaakt, word het een werksaam grondbeginsel, om onze gevoelens en onze daaden te regelen. Zy, die beminnaars zyn van afbroken gedachten of bedenkingen te lezen, of wel grondregels in den smaak van de Rochefoucault, zullen dikwyls by zichzelven gewaar zyn geworden, dat 'er eenigen zyn die uitermaate treffen. Men kan daarby nog aanmerken dat ieder leezer een klein getal daarvan uitkiest, die hy, boven anderen, treffende, waar en goed vind. Deeze gedachten hebben veel overeenkomst met die tafreelen of bedryven, die voor onze verbeelding tegenwoordig zyn, en die ons voor deeze  468 WYSGEERIGE BEDENKINGEN ze waarheden aandoenlyk maaken. Het is op de zelfde wyze gelegen met de waarheden die de fabelen in zich vervatten ; op zichzelven geven zy zeer weinig indruk; maar wanneer de verbeelding op eene levendige wyze getroffen word, door het tafreel dat de fabel haar voorstelt, verkrygt de zedekunde een overtreffende kracht, en blyft onuitwischbaar in den geest. Van alle soorten van dichtwerk, is de Tooneel-poëzy het beste geschikt om deeze groote kracht aan de Zedespreuken te geven, omdat zy de treffendste tafreelen vertoont. De dichter, nadat hy onze aandacht heeft gevestigd op eenig aandoenlyk bedryf, dat zich van 't gantsche vermogen onzer ziel meester maakt, zegt twee of drie woorden, die de ziel zyn der beeltenissen, door welken wy ons zo levendig getroffen vinden ; en hier door bevatten wy deeze waarheden op de allerlevendigste wyze, en met eene overtuiging die door niets verzwakt kan worden. Indien ooit de waarheid eenigen indruk op den mensch kan maaken, is het by deeze gelegenheden , waar in zyne gantsche ziel reeds ten haaren voordeele is vooringenomen. Indien de waarheid haare grootste kracht verkrygt, door de beeltenissen, onder welken zy kenbaar word, verkrygt de Tooneel-poëzy nog een voordeel dat rypelyk overwogen verdient te worden. In de gantsche uitgestrektheid der zedelyke waereld is 'er geen sfoort van voorwerpen die men in de Toneel-dichtkunde niet kan invoeren. Karakters, gevoelens, goede of kwaade daaden, tedere, gevaarlyke of gelukkige gesteltenissen, deeze allen behooren tot de zaaken die het Tooneel betreffen. Een man, die sedert langen tyd de schouwspelen had bygewoond, zou een voorraad van beeltenissen bezitten, die alle de zedelyke waarheden onder stoffelyke gedaanten zouden bevatten. Met deeze kundigheden voorzien, zou hy 'er een oneindig groot voordeel voor de redeneering uittrekken. Een enkele naam zou by hem de plaats eener bepaaling bevatten, een enkele zinspeeling, zou hem dikwyls een lange redenering bespaaren. . Om gewigtige bedenkingen te grondvesten of te ver-  OVER DE TOONEEL-POËZY. 469 versterken , zou hy den toehoorder alleen een der levendigste bedryven behoeven te herinneren, die in zyne verbeelding afgeschilderd zyn. De enkele naamen van Tartuffe of Harpagon ontvouwen beter den schynheiligen bedrieger en den gierigaart, dan al het geen de grootste wysgeer der waereld door bepaalingen zou kunnen uitdrukken. Indien gy tegen eenen jongeling, die op het punt staat van te verdwaalen, kunt zeggen: Myn vriend, herinner u Barneveldt! (*) zult gy hem sterker door deeze twee woorden treffen, , dan door de allerbest- beredeneerde vermaaningen. Men kan niet te veel van deeze leerzaame beeltenissen hebben, die zulk eene groote kracht aan de redeneeringen geven , en de Zedeschryvers schuuwen geen veelheid van woorden in hunne geschriften, wanneer zy zich van diergelyke zinspelingen kunnen bedienen. De Ouden hadden ten dien einde hunne Verdichtselkunde, hunnen Homerus en de spelen van 't Grieksche tooneel; allen die de Ouden lezen, weten welke voordeelen zy uit deeze beeltenissen getrokken hebben. De Keizer Augustus, die somtyds de schandelyke doolingen van Agrippa en van de twee Julia's betreurde, hoorde men by deze gelegenheid van een vaers uit Homerus (j) gebruik maaken, dat beter de ongelukken van zyn huis afschilderde dan al 't geen hy kon zeggen. Het schynt dat men , door een goed Tooneel, deeze soort van kundigheden onder het publiek zou kunnen verspreiden. Thans wende ik my na een ander voordeel der Tooneeldichtkunde. "Somtyds heb ik gehoopt , zegt een beroemd man, (*) "AiS' oQeXtt rayatés r'ïfievapt, «y*/*«« r' axayAv&ai, Dit is zyn woorden die Hector tegen Paris zegt, wanneer hy hem de eindeloze rampen verwyt, die hy aan zyn verwantschap en aan zyn Vaderland veroorzaakte , en waar van de zin is: Behaagde het aan de Goden dat gy niet geboren waart, of dat gy omgekomen waart voor uw Echtverbond. Daar is een kleine dubbelzinnigheid in 't woord iym't, 't geen maakt dat dit vaers op Augustus zelven toegepast kan worden, en wel in deezen zin: Behaagde het aan de Goden dat ik geene kinderen had voortgeteeld, of dat ik in den ongehuwden staat gestorven ware.  470 Wysgeerige bedenkingen man *, dat men de allergewigtigste punten der zeden op het Tooneel zou onderzoeken, zonder dat men aan den geweldigen en snellen gang van de Tooneeldaad eenige bindernis toebragte. Wat zou men tot dien einde wezenlyk moeten doen ? Het dichtstuk zodanig schikken, dat de zaaken 'er ingevoerd werden, gelyk Cinna's afstand van bet ryk. Op deeze wyze Zou de dichter het vraagstuk over de zelfsmoord over de eer, het tweegevecht, over de dwaasheid der waardigheden enz. onderzoeken. Ik ben volkomen in 't gevoelen van deezen Wysgeer. Ik voeg 'er by, dat diergelyke onderzoeken, die een bekwaam dichter altoos op eene gevoeglyke wyze kan te passe brengen, veel treffender op het Tooneel worden, dan zy in eenige andere soort van poëzy zouden zyn. Want de stoffen, die men onderzoekt, zyn niet waarlyk treffende,dan door de plaatselyke en persoonlyke aanduidingen. De Tooneel-verbystering stelt ons in de plaatse der persoonen, die in de daad hunne belangen hebben. Alsdan blyft het niet langer by eene enkele beschouwing. Door de verbystering in zeer gewigtige omstandigheden geplaatst zynde, voelen wy ons aangespoord, een party te verkiezen; de ziel word verhit, en alle haare krachten vereenigen zich op het gewigtig onderwerp dat verhandeld word. Wy hebben een voorbeeld van 't zelve in de beruchte alleenspraak van Hamlet, in het treurspel van Shakespeare. Kan men wel twyffelen dat men in deeze omstandigheden veel levendiger getroffen word, dan wanneer de zelfde stof op den predikstoel voor eene vergadering onderzocht werd? Ik zal niet verder voortgaan, dewyl ik geloof, dat het geen ik aangemerkt heb voldoende is om aantetoonen, dat de Tooneel-dichtkonst van de grootste nuttigheid kan zyn. De heer Rousseau die dit ongetwyffeld wel gevoeld heeft, zegt, dat een nuttig Tooneel, en zodanig als wy het veronderstellen, een herssenschim is.,, Men zal, zegt hy, nooit „ den smaak en de zeden door het Tooneel verbeteren, om„ dat de spelen, die de heerschende zeden te keer gaan , niet „ zullen slaagen." Ik antwoord hier op, dat men niet altoos (*) De Heer diderot  over de tooneel-poëzy 471 toos de zeden en de gevoelens der natie behoeft aantetasten. Ten tyde van Moliere kon de byzondere soort van belagchelyke Hoofsche Juffers bespot worden, zonder dat men om deeze reden 't karakter der Fransche natie beschimpte. De dichter deed het met eenen zeer goeden uitslag: en Aristophanes taste de zeden van het Atheensche volk vry geweldig aan , zonder dat hy hierdoor het getal der aanschouweren deed verminderen. Voorts is het, myns bedunkens, geene algemeene waarheid, dat al 't geen zich niet in onze zeden bevind aanstootelyk voor ons is. De barbaarsche volken alleen zyn halsterrig aan hunne zeden verknocht, en op deezen kunnen andere zeden geenen den minsten indruk maaken. Onder alle beschaafde volken is een zeker getal van redelyke lieden, die veele zaaken afkeuren , welken voor 't overige vry algemeen zyn aangenomen , en die onder een juk zuchten, waar van zy wenschen ontlast te kunnen worden. Zy, die standvaftigheid genoeg hebben om den gebaanden weg te verlaaten , nemen somtyds anderen met zich, die 'er uit zichzelven nooit aan gedacht zouden hebben, en dit veroorzaakt somtyds goede uitwerkselen in een gantsch volk. Eindelyk , wat liet nationaal karakter van een volk ook zyn mag, men vind onder de byzondere leden deugden en ondeugden, die een ieder niet bezit. Dus is 'er niets het geen den dichter belet, de eene aantemoedigen en zich tegen de anderen te verzetten. Ik staa toe dat een spel in den Franschen smaak onder de Hurons niet wel slaagen zou; dat de Vrek van Moliere, by de eerste vertooning, afgekeurd zou worden, indien alle de aanschouwers Harpagons of Vrekken waren: ik staa ook toe, dat het Tooneel aan niemant gevoelens zal inboezemen, aan wien de natuur de eerste zaaden derzelven geweigerd heeft, noch eene wyze van denken die de trap van bevatting te boven gaat, welke de natuur aan de aanschouwers gegeeven heeft. Maar ik zie geenszins, dat het Tooneel om deeze reden zou ophouden nuttig te zyn. Is 'er wel een volk op de waereld zonder natuurlyke gesteltenis voor eenen grooter trap van deugd, dan dien het werkelyk heeft,  472 Wysgeerige bedenkingen heeft, of zonder eenige bekwaamheid om sommige van deszelfs gebreken te kunnen verbeteren? By zodanig een volk, indien het bestond, zou het Tooneel niet onnuttiger zyn dan alle andere dichtingen, die ter verbetering van den zedelyken mensch ingericht zyn. Maar dit geval heeft zekerlyk geen plaats. Het is met de zeden en de gevoelens als met den smaak, die ongemerkt door goede modellen verbeterd word. De gedenktekens, onder de puinhopen van 't oude Romen opgedolven, waren zekerlyk niet in den heerschenden Italiaanschen smaak, wanneer eenige gelukkige vernuften dezelven begosten na te volgen. Dit is echter het geen eenen gantschen omkeer in den smaak veroorzaakt heeft. Een klein getal van antieke modellen deed den Gotischen smaak in de Bouwkonst en de Tekenkunst wyken. Ik geloof niet dat men met reden kan zeggen dat de mensch halsterriger is, ten opzichte van de zeden dan van de dingen die den smaak betreffen.Indien dan de dichter „ in hetgeen dezeden betreft, den zelfden dienst wilde bewyzen aan zyne medeburgers, die Bramantes, Micbiel Angelo en Raphaël ten opzichte van den smaak aan de hunnen bewezen hebben, denk ik dat zy niet minder zouden slaagen in eene gelukkige omwenteling voorttebrengen. Ik geloof dat deeze aanmerkingen voldoende zyn, om te bewyzen dat de Tooneel-poëzy nuttig kan weezen. Nu blyft my nog overig het Tooneel enkel als een schouwspel te beschouwen. Het heeft zich, voornaamelyk van deezen kant, de berisping van strenge Zedeschryvers op den hals gehaald. Wanneer deeze schouwspelen altoos goede vertooningen van Tooneelstukken waren geweest, gelyk wy ze in onze redevoering verondersteld hebben, zie ik niet dat men 'er iets in had konnen berispen. In tegendeel, indien 'er eenig Tooneelspel is, welks leering nuttig zy, zal 't zelve spel, wanneer het wel vertoond word, veel meer uitwerksel hebben, om dat de tafereelen van den dichter alleen door de vertooning hunne volle kracht verkrygen. De lofredenaar, eschyles zegt tegen de rhodiërs die zich over de  OVER de toneel-poëzy 473 de aanspraak verwonderden, welke Demosthenes gedaan had; Wel! wat zoud gy gezegd hebben, myne Heeren, indien gy Demosthenes -zelven gehoord had? Laat ons de verstandige aanmerking van den uitmuntenden Bacon hier byvoegen, dat de menschen in een groot getal byeen vergaderd , veel vatbaarder zyn voor aandoening , dan wanneer zy zich alleen bevinden. Eindelyk, de verbystering, die door een goede uitvoering voortgebragt word, voleindigt noodwendig alle de mogelyke krachten te geven aan de goede indrukselen, die de dichter wil voortbrengen. Ik ontken niet dat 'er in de hedendaagsche Tooneelen zeer groote gebreken zyn , met betrekking tot de uitvoering. Maar deeze gebreken zyn niet wezentlyk aan dezelven verknocht en men zou die zeer gemakkelyk kunnen verhelpen, indien de wetgevende magt zich verwaardigde, om 'er zich mede te bemoeijen. Dit was in Athenen gebruikelyk, alwaar geen spel vertoond kon worden, zonder dat het door eenige persoonen uit de Overigheid onderzocht was, die te gelyk belast waren, dat de uitvoering volmaakt geschiedde. Zelfs wanneer men de schouwspelen als een enkel tydverdryf aanmerkt, bevatten zy niets in zich dat voor de meest verlichte reden onwaardig is; mits dat men 'er eenige gebreken in verbetere; 't welk zeer gemaklyk te doen is. Al was 't dat men 'er geen ander voordeel uit trok, dan werkelooze menschen den smaak in te boezemen om de zedelyke wezens, de karakters, de hartstogten , de verscheiden omstandigheden van 't leven, enz. te overwegen, dan zou dit genoeg zyn om zulk een tydverdryf als van belang te doen aanmerken: en dit is zekerlyk het allernatuurlyste uitwerksel dat door het Tooneel word voortgebragt. Ik vrees geenszins, gelyk de Heer Rousseau , dat de schouwspelen een werksaam volk tot ledigheid vervoeren zullen; ik geloof veel eer dat, indien het Tooneel maar met beleid bestierd word, hetzelve in staat zou zyn om het tegenovergestelde uitwerksel voorttebrengen. Men kent in de kleine Staaten de waarde der tydverdryven van een werksaam VI. Afd. Xi Deel. kk volk  474 wysgeërige BEDENKINGEN volk, en wat de een of twee uuren, die de vader des huisgezins in de kroeg of in 't koffyhuis doorbrengt, aan de vrouw en kinderen kosten. Men weet mede welke de tydkortingen zyn in de gezelschappen der lieden van hooger rang. Indien de schouwspelen waren , het geen zy zeer gemaklyk zouden kunnen zyn, zou een huismoeder veel beter haare pligten vervullen, wanneer zy haare kinderen in 't schouwspel met zich nam, dan dat ze dezelven in een' kring brengt, waar men niets anders dan beuzelingen hoort. Zy zou daarenboven nog het voordeel genieten van in het schouwspel eene menigte van stofFen te verzamelen, waardoor zy met haar verwantschap over voorwerpen zou kunnen spreken, die noodwendig onder de kundigheden eener wel opgevoedde jeugd moeten plaats vinden. Niets is gemeenlyk koeler dan de gesprekken in een huisgezin, wanneer men over zedelyke stofFen handelt. Indien een goed schouwspel 'er de stof toe leverde, zouden deeze gesprekken te gelyk nuttig en aangenaam zyn. Ik herhaal het echter, dat 'er zeer veel aan ontbreekt, eer de beste Tooneelen zodanig zyn, dat men 'er de gelukkige uitwerksels, waarvan wy gesproken hebben, uit zou kunnen verwachten. Onder het groot getal van Tooneelspelen , zyn 'er zeer weinigen die eene volkomens goedkeuring verdienen; en 't overige dat het Tooneel betreft, is zeer zelden 't geen het moest weezen, om de berisping van eerbaare lieden te ontwyken. Maar, wanneer men de gebreken en de misslagen van het Tooneel verwyst, moet men zich niet aankanten, tegen het goed gebruik dat men 'er van maaken kan. Te Athenen werd Sophocles, die te gelyk dichter en tooneelspeler was, waardig geoordeeld nevens den grooten pericles den staat te bestieren. Indien men het Tooneel verbeteren wilde, zie ik geene reden welke lieden van de grootste verdiensten en de allerzuiverste zeden zou kunnen verhinderen aan het publiek van nut te worden, door een beroep, dat wanneer de misslagen 'er van weggenomen waren, een der achtenswaardigste zou kunnen worden. Daar zyn reeds Tooneelspeelen, die aan de groote ver wachting  Over de Tooneel-poëzy. 475 wagting beantwoorden , welke ik van de Tooneel-dichtkunde gegeven heb; en ik geloof dat 'er Tooneelspelers zyn , die waardig zyn dezelven te vertoonen. Reeds ziet men gegelukkige vernuftens die de paalen voorby streeven, welken de kwaade smaak aan deeze soort van konstwerk scheen gesteld te hebben, en 't welk zy langs nieuwe wegen boven hunne voorgangeren verheven hebben. Het is te hoopen, dat eenige gunstige omstandigheden aan het Tooneel de waardigheid zullen weder geven, die het in den grootsten bloei van 't Atheensche Gemeenebest gehad heeft. Levensbericht van den vermaarden natuurkenner, den heere Peter Collinson, lid van de koningklyke MaaTSCHAPPY , en van het Genootschap der Oudheidkundigen, te London *. Deeze brief is niet in 't licht gegeven; maar door de goedgunstigheid van een' onzer vrienden denzelven magtig geworden zynde, zullen wy, zo veel in ons vermoogen is, het pryswaardig oogmerk van den schryver bevorderen, en onzen lezeren verslag doen, wegens het nuttig leven van een' beminnelyk' man; opdat anderen, den gedwongen eerbied, die aan de verdienste bewezen word, gewaar wordende, gelyk hy, zich moogen bevlytigen om te wege te brengen, dat " hunne werken hen pryzen , " en dus de lastering magteloos, en de loftuiting onnoodig maaken. De heer Peter Collinson was uit een oud geslacht in het Noorden van Engeland geboren, en de achterkleinzoon van * Wy hebben dit bericht uit the Monthly Review overgenomen, grootdeels met oogmerk, om onze Landgenooten aantemoedigen , op de wyze hunner overzeesche nabuuren, geene mannen van verdiensten te laaten vergaan, zonder hunne pryswaardige hoedanigheden, ter navolging van anderen , den behoorlyken lof gegeeven te hebben, gelyk ; helaas! niet dan al te veel by ons de gewoonte is; Kk 2  476" Levensbericht van den van Peter Collinson, die op zyn vaderlyk landgoed, Hagal hill of hoogte van Hugal, naby het meir van Windermore, in de parochie van Stavely, omtrent tien mylen van Kendal, in Westmoreland, woonde. Van wat beroep zyn vader was, en waar dezelve zyn verblyf hield, is ons niet gebleken. Hy werd geboren in den jaare 1693, en tot den koophandel als grossier in het geen men wollen waaren noemt opgevoed; een broeder, Jacob genaamd, schynt insgelyks tot de zelfde hanteering, waarschynlyk door hunnen vader, opgeleid te zyn. Peter en Jacob werden deelgenooten in den handel, dat eene gelukkige omstandigheid voor beiden was, dewyl zy, zeer eendragtig met elkanderen leevende, en hunne bezigheden beider tegenwoordigheid niet vereischende, elk van hen tyd genoeg overbleef, om zyne byzondere studiën en zinlykheden te bevorderen, het zy vermaak of vordering het oogmerk daarvan was. Peter had, nog jong zynde, reeds eene groote zucht Voor de Natuurlyke historie laaten blyken: insecten en hunne verscheiden veranderingen, hielden hem veelen dier uuren bezig, welken, in zynen ouderdom, doorgaans aan andere voorwerpen verspild worden. De planten trokken insgelyks zyne oplettendheid tot zich, en al zeer vroeg begon hy 'er van te verzamelen en te droogen. Terwyl hy nog een jongeling was, maakte zyne vlytig weetgierigheid, met opzicht tot deeze voorwerpen, hem be- • kend by de uitsteekendste natuurkenners van dien tyd, inzonderheid by de heeren Derham, Woodward, Dale, Lloyd, en ridder Hans Sloane. Hy maakte tevens vriendschap met den overleden ridder Charles Wager, die de verzameling van ridder Sloane, thans het Britsche Museum uitmaakende, verrykte met eene menigte van zeldzaamheden, welken hy, door den heer Collinson aangespoord, geduurende zyne veelvuldige reistogten verzamelde, de bevelhebbers, die onder hem dienden, en zulken die in de verscheiden deelen des aardryks hun verblyf hielden, aanmoe digende  NATUURKENNER P. CoLLINSON. 477 digende om alles optezamelen wat raar en van waardye was in iederen tak der Natuurlyke Historie, tot het zelfde vriendelyk en gulhartig oogmerk. Onder de groote verscheidenheid van artikelen in die verbaazende schatkamer der Natuur, waren 'er zeer weinigen, welker historie de heer Collinson niet bekend was, zynde zyne gemeenzaamheid met ridder Sloane zodanig, dat hy hem op alle tyden kwam bezoeken, en daarmede tot 's ridders overlyden aanhield. Behalven zyn kennis van de Natuurlyke Historie, was zyn kundigheid omtrent de oudheden van zyn vaderland zeer aanmerkelyk. In de maand December van het jaar 1728 toen hy omtrent vyfendertig jaaren oud was, werd hy tot lid van de koningklyke Maatschappy verkoozen , en was insgelyks een lid der Maatschappy van oudheidkundigen, by derzelver eerste oprechting. Hy was voor de koninglyke Maatschappy een der vlytigste en nuttigde leden, die dezelve had; hy voorzag haar niet alleen van veele fraaije opmerkingen van zichzelven, maar hy richtte eene alleruitgestrekste briefgemeenschap op, en onderhield dezelve met de geleerden en verstandigen van alle landen. Den oudheidkundigen bezorgden hy insgelyks veele fraaije stukken van opheldering en waarneeming , betrekkelyk tot de byzondere voorwerpen van hun onderzoek, zo binnens- als buitenslands. Op wat plaats hy zich ook bevond, en hoe druk hy bezig scheen te zyn, ontslipte hem nooit iets dat opmerking verdiende, en hy verzuimde niet alle gewigtige aanmerkingen , die hem onder 't leezen of in gesprek voorkwamen, aantetekenen. Zyn verkeering verschafte hem mogelyk nog meer zulke aanmerkingen dan hy uit boeken haalde; want naauwslyks was 'er in gantsch Engeland een man van geleerdheid en vernuft, van wat beroep by ook ware, of de heer Collinson was met hem bekend ; en onder de vreemdelingen, die herwaart kwamen, zo wel tot vermaak als vordering in hunne studiën, waren diegeenen welke in de kennis der Natuurlyke Historie uitmuntten, of ongeKk 3 meen  478 Levensbericht van den meen bedreven waren in eenige konst of weetenschap," genoegsaam altoos zyner opmerking en vriendschap aanbevolen ; gelyk van dat getal ook de vermaarde Linnaes was, die, geduurende zyn verblyf in Engeland een gemeenzaame en naauwe vriendschap met hem maakte, welke van weêrskanten aangroeide, door eene menigte van goede diensten, en zonder eenige vermindering tot het einde aanhield. Deeze aanbevelingen waren het natuurlyk gevolg van zyne uitgestrekte briefwisseling buitenslands, die hy met de grootste oplettendheid onderhield. Hy deelde aan de geleerden en vernuftigen in afgelegen streeken des aardryks de ontdekkingen en verbeteringen mede, die in de verscheiden takken van kennis waren voorgevallen; en daar is naauwlyks eenig gedeelte op de waereld, of hy ontfing _'er in vergelding diergelyke berichten van. Uit deezen briefwissel van peter Collinson heeft zyn Vaderland, by veele voorvallen, groot voordeel getrokken, en 'er geen geringe eer door verworven. In den jaare 1730 werd 'er te Philadelphia in America, by inschryving, een boekery opgerecht, waartoe de heer Collinson aanzienelyke giften schonk, en andere voor dezelve van zyne vrienden verwierf. Het boekery-genootschap Vond zich eerlang in 't bezit van een aanmerklye jaarlyksche som, geschikt om tot boeken aanteleggen; en een oordeelkundig vriend in London noodig hebbende om deeze bezigheid voor hetzelve te verrichten , nam de heer Collinson vrywillig en blymoedig dat werk op zich , en bewees, meer dan dertig jaaren lang, zyn hulp in het kiezen van boeken, draagende al den last van dezelven te verzamelen en aftescheepen, zonder voor zyn moeite iets te verwachten of te begeeren. De goede uitwerking van deeze boekery, welke grootdeels aan zyne vriendelyke vlyt en goeden raad was toeteschryven, leverde aanmoediging uit, tot het oprechten van anderen in verschillende plaatsen volgens het zelfde ontwerp , met zulk een gevolg, dat 'er tegenwoordig meer dan dertig in de verscheiden volkplantingen zyn, in welker voorzieninge men ' " veel  Natuurkenner P. Collinson. 479 veelal de lyst van de eerste boekery met achting in 't oog hield en volgde, zodat de nuttige kennis, die de bokken, door den heer Collinson aanbevolen, in eene provincie van America invoerde , nu in een groote maate door alle dezelven verspreid zyn. Aan de bestierders deezer boekerye, onder welken Dr. Franklin was, zond de heer Colllinson de eerste berichten over, van iedere nieuwe verbetering in den Landbouw en in de Konsten, en iedere nieuwe philosophische ontdekking: in 1745 vaardigde hy aan hem af een bericht van sommige nieuwe proeven in de Electriciteit, die in Duitschland waren genomen, doende dezelven verzeld gaan van een glazen bol, en eenige bestieringen tot deszelfs gebruik, in het herhaalen van dezelven. Deeze was de eerste kundschap, die Dr. Fanklin ontfing van dat fraaije onderwerp, het welk hy , aangemoedigd door de vriendelyke ontmoeting, die zyne brieven Omtrent hetzelve by den heer Collinson ontfingen , voortzette met een gevolg, dat hem in alle landen van Europa vermaard heeft doen worden, en voor zyn vaderland de eer verworven van het eerst een verschynfel tot een weetenschap gemaakt te hebben, met betrekking tot deezen grooten natuurlyken werker, die krachtig en onophoudelyk arbeid, schoon men tot heden naauwlyks weet dat hy in weezen was. Deeze brieven werden van tyd tot tyd in het licht gegeven , terwyl de proeven die zy behelsden voortgezet werden , zynde dezelven herdrukt in eene nieuwe uitgaave van Dr. Franklins ontdekkingen en verbeteringen. Misschien dat in een' toekomenden tyd, zegt de schryver van deezen brief, het bericht 't welk de heer Collinson uit Spanje ontfing, wegens de behandeling der schaapen aldaar, met opzicht tot het geleiden derzelven van de gebergten naar de valleien, en weder te rug van de valleien naar de gebergten, 't welk hy in het Heeren - Ma gazyn * Van deeze berichten hebben wy voorheen onzen Lezeren eene Vertaaling medegedeeld. Kk 4  480 Levensbericht van den gazyn voor Mai en Juny 1764, gemeen maakte, gerekend zal worden, eene der gewigtigste voordeelen te zyn, die uit yne uitgestrekte en onderzoekbevorderendecorrespon dentie zyn voortgevloeid. Wanneer America eens beter bevolkt is, de bergachtige deelen meer bewoonbaar zyn geworden , de vlakke plaatsen meer ontlast van derzelver groote bosschagiën, en bebouwd zyn, dan zullen mooglyk de schoonste schaapen de valleien bedekken van Carolina, Georgia, en Oost- en West-Florida, geduurende de wintermaanden, en naar de bergen trekken als de zomerhitte aangroeit, en het kruid op de vlakten verdroogt. Wy zyn tegenwoordig volstrektelyk vreemdelingen, ten aanzien deezer huishoudinge, welke mogelyk zelfs in Engeland van nut zou kunnen zyn, met dit onderscheid, dat men de heuvels tot verblyf deezer dieren in den winter verkoos, na dat 'er de noodige voorzieningen tot hunne bedekking gemaakt waren, en van de natte laage landen tot hun onderhoud in den zomer gebruik maakte. Sedert den jaare 1740 was hy in groot aanzien onder de beste kenners der Kruidkunde en Natuurlyke Historie in Engeland. Zyn verzameling was zeer groot; en de dingen, uit welken dezelve bestond, zeer wel gekoozen: hy had een Kruidhof te Mill-Hill, naby Enfield, welke in dien tyd een menigte van fraaije planten bevatte, die op geene andere plaats te vinden waren, en welker getal, tot zynen dood toe, onophoudelyk aangroeide. Deeze verzameling en kruidhof maakten hem bekend met veele lieden van rang en aanzien in dit koningryk, die door hunnen smaak in 't planten en hovenieren uitmuntten, of die begeerig waren tot het maaken van verbeteringen in hunne landverblyven. By sommigen van dezelven bragt hy eenige dagen door op hunne buitenplaatsen , pryzende of laakende hetgeen hy goed of kwaad keurde in de ontwerpen, welken zy bezig waren uittevoeren, met een oprechtheid en smaak, die evenveel eer deeden aan de eenvoudigheid zyner zeden als de juistheid van zyn oordeel. Menigvuldige gelegenheden , geduurende een  Natuurkenner P. Collinson. 481 ?ên lang leven, hadden hem voorzien met eene uitgestrekte ondervinding wegens de uitwerkingen der verschiLlende wyzen van den grond te bebouwen, en van de byzondere gronden en plaatsgesteltenissen, die best geschikt waren tot verschillende planten en boomen; hoe schoonheden best worden bevorderd, en onverhelpelyke gebreken verborgen: door deeze kundigheid wederhield hy dikwyls jonge planters van het begaan van groote misslagen, verhielp anderen, tot welken zy vervallen waren , het zy door onkunde, of door een fout in het ontwerp, en haalde veelen van zyne vrienden over tot het ter hand neemen van dit redelyk tydverdryf, en tot het volharden in hetzelve, tot onderling nut van hun zelven en van hun vaderland. Ik weet van geen voorbeeld, zeide onze Collinson , in welke de najaaging van zulke vermaaken , geen maatigheid en deugd vond, of 'er dezelven in kweekte. Hy was de eerste invoerder der groote verscheidenheid Van zaaden en heesters, die tegenwoordig de voornaamste versierselen van alle hoven zyn; en het is aan zyne onderzoekende vlyt toeteschryven , dat zo veele persoonen Van het eerste aanzien nu in staat zyn op haar eigen landgoederen bosschen die van de westersche kuil: zyn overgeplant, te zien tieren met de zelfde weeligheid als die, welken eigenlyk aan Groot-Britanje eigen zyn. America is in geenerlei opzicht minder in hem gehouden dan zyn vaderland. Zodanig is , de bekrompenheid der menschelyke kennis, dat hy, die het meeste weet, het best in staat is om vraagen voor te stellen. De heer Collinson had , zonder uitzondering, alles geleezen wat geschreven was, met betrekking tot de Natuurlyke Historie en de voortbrengselen van alle onze volkplantingen, en inderdaad ook van alle de volkplantingen van andere natiën in America. Dit stelde hem in staat om een naauwkeurig onderzoek te doen omtrent ieder ding dat fraai of nuttig was, 't welk in deeze landen de nieuwsgierigheid gaande maakte, en met dezelve aldaar smaak verwekte voor de Natuurlyke Historie, en plantkundige naspoorinKk 5 gen,  482 Levensbericht van den gen, zodat alles wat deswegen aldaar is verscheenen van deeze soort, voornaamelyk aan het onderzoek en de aanmoedigingen van den heer Collinson is te danken. Dus bragt hy kruid- en plantkenners in America voort, van welken hy by aanhoudendheid nieuwe zaaden Ontfing, in verwisseling van welken hy, na zyn eigen hof en die zyner' vrienden voorzien te hebben, hen verzorgden van anderen, uit verschillende gewesten, hebbende hy niet alleen correspondenten in afgelegen deelen van Europa, maar ook in Asia, en zelfs te Pekin. Dewyl zyne bezigheden , als koopman,' voornaamelyk betrekking hadden tot Noord America, stelde hy groot belang in alles wat tot deszelfs voordeel dienen konde. Hy was gewoon den Virginiaanen deeze aanmerking te maaken, naamelyk, dat hun voornaamste voortbrengsel tegenwoordig uit tabak bestaat : doch dat het vertier deezer plant geheel van grilligheid, gewoonte en mode afhangt, en dat hy hen derhalven wel ernstig raadde om op iets van bestendiger duurzaamheid bedacht te zyn, op iets noodzaaklykers tot het natuurlyk onderhoud of de geneugte des levens. Hy merkte aan, dat de wynstok in hun land zo wel zou tieren als de tabaksplant; maar, voegde hy 'er by, men moet 'er denzelven niet digt by den grond houden , gelyk wy gedwongen zyn te doen, om wat meer zon en warmte: dewyl de zomerhitte aldaar zo veel te grooter als de onze te klein is; en om die reden moet 'er den wyngaard hooger stam vergund worden: laat men hem tegen de boomen opleiden, en door dezelven doen ondersteunen, verbergende zyne vruchten onder het loof, gelyk men in de warmste deelen van Europa de gewoonte heeft. By deeze gelegenheid merkt onze schryver aan , dat in de meeste van onze noordelyke en zuidelyke volkplantingen eene groote verscheidenheid van natuurlyke druiven is , groeijende in 't wild , in de bosschen die zich aan boomen en heesters hechten, om zich optehouden: dat verscheiden van dezelven in staat zyn om goeden wyn uitteleveren, gelyk by de proef blykt, en dat ter plaatse waar de  NATUURKENNER P. CoLLINSON. 483 de onderneeming niet wel is geslaagd, zulks geenszins aan de vrucht, maar aan het ontbreken van bekwaamheid, of behoorlyke zorg, in het maaken van den wyn, te wyten is. Het is derhalven een besluit op de reden gegrond, dat, indien de behoorlyke moeite werd aangewend, om door bebouwing van den grond, de druif, en door 'eene vlytige en geschikte behandeling den wyn te verbeteren, America, een van de vermaardste wynlanden des aardbodems zou kunnen worden. De heer Collinson was insgelyks van gevoelen , dat vlas, hennip en zyde in onze Americaansche volkplantingen zouden kunnen aangekweekt worden, met gelyk voordeel voor haar en ons. Hy was een aanmerklyk voorbeeld, van het gewoone zeggen, dat hy, die nooit ledig is, nooit in grooten haast behoeft te zyn: hy deed altyd iets, en derhalven verrichtte hy alle zyne huisselyke en beroepzaaken, terwyl hy zynen uitgestrekten en veelvuldigen briefwissel met een gemaklyke geregeldheid en stillen voortgang , die hem beide voor ophooping en verwyl behoedde, volvoerde. De onschuldige eenvoudigheid zyner zeden, en de zorgvuldige huishouding omtrent zyn tyd, hield zyn gemoed by aanhouding bedaard, en bedaardheid is altoos gemaklyk tot blygeestigbeid te veranderen. De bewustheid dat zyne poogingen niet alleen onschuldig maar ook nuttig waren , en de achting en liefde , welken elk die tot hem kwam, door zyn karakter werd ingeboezemd, verwekte in zyn' boezem een vermaak dat altoos op zyn gelaat uitblonk , en zyn verkeering verleevendigde: deeze bestond echter niet in de uitvallen der verbeelding, maar in het voortbrengen van fraaije kundigheden; zo dat 'er de zelfde soort van onderscheid was, tusschen het luisteren naar het gesprek van den heer Collinson, en dat naar de grappen en vertelselen , die zo dikwyls een tafel in beweeging brengen , als tusschen het wandelen door een schoon landschap en het zien van een poppespel. Zyn gestalte was beneden ,de middelmaatige , en zyn ligchaam  484 Levensbericht van 'den ligchaam eer gezet dan rank: zyn kleeding was eenvoudig, zynde hy in de gevoelens der Kwaakers opgevoed ; zyn voorkomen was vriendelyk en gul; zyne geaartheid openhartig en gemeenzaam. Hy was een huishouder, maar zyne huishouding was geenszins streng: hy had een hart dat gevoelig was voor elende, en een hand altoos open om dezelve te verligten. Dewyl zyne zuivere en redelyke vermaaken hem behoedden voor de fatzoenlyke zotheden , die doorgaans een goed deel van den nacht naar zich nemen, stond hy des morgens zeer vroeg op. Wanneer hy zich in London bevond, paste hy zich toe aan de zaaken van zyn kantoor; wanneer hy op 't land was hield hy zich by aanhouding bezig in zyn' tuin, de voortgangen der groeijinge gadeslaande of te hulpe komende, dat te gelyk hem vermaak verschafte en zyn gezondheid bevorderde. Hy was tot den hoogsten graad verzot op bloemen en vruchten ; de vruchten maakten doorgaans het grootste gedeelte van zyn maaltyd uit, en zyn huis was nooit zonder bloemen, van de vroege sneeuwvlokken tot den laaten hersft. Niettegenstaande zyn maatige leevenswyze, werd hy somtyds door het voeteuvel aangevallen; maar in andere opzichten genoot hy een volmaakte gezondheid en een groote gelykmaatigheid van lust. In den nazomer van den Jaare 1768, begaf hy zich op reis om een bezoek afteleggen by Lord Petre, voor wien hy een byzondere achting had, op zyn landhuis, in Essex: aldaar zynde, werd hy overvallen door eene volstrekte opstopping van water, die, alle poogingen der geneeskonst vruchteloos gemaakt hebbende , een eind aan zyn leven stelde , op den elfden dag van Augustus, juist als hy in het 75ste jaar van zyn' ouderdom getreden was. In zyn testament werd een geschrift gevonden, 't welk van inhoud was „ dat hy hoopte een' goeden naam te zullen nalaaten, dien hy hooger schatte dan rykdommen; dat hy getracht had niet nutteloos te leeven; en dat zyn stand-  NATUURKENNER. P. Collinson. 485 standvastig doel, geduurende zyn leven, geweest was een vriend van het menschelyk geslacht te zyn." De randen van alle de boeken over de Natuurlyke Historie , die in zyne boekery gevonden werden, en die niet weinig waren, zag men vervuld met oordeelkundige aan* merkingen; en onder zyne papieren zyn veele aanteekeningen over verscheiden onderwerpen, en fraaije byzonderheden, betreklyk tot den staat der kruidkunde, het planten en hovenieren in dit land, welken geschift en ter persse gegeeven, met uittreksels uit zyne letterkundige briefwisseling, een alleronwaardeerbaarst toevoegsel aan de openbaare kennis zyn zouden. Hy heeft tevens een' grooten schat van gedroogde plantproeven nagelaaten, en sommigen zeer zeldsaame, groeijende in zyn' tuin, in grooter volmaaktheid mogelyk, dan op eenige andere plaats. Zonder eenige aanspraak te maaken op hetgeene doorgaans geleerdheid genoemd word, kende hy meer, beiden van natuur en konst, dan tien anderen, die zich het bezit van dezelve aanmaatigen. Hy had zyn' tyd niet doorgebragt met het leeren der naamen van de dingen in verscheiden taalen , maar in het verkrygen der kennis vnt derzelver natuur en eigenschappen , voortkoming en gebruik. Zonder eenig openbaar ampt, was hy het middel dat gewigtige voordeden voor zynen landaart bewerkte; hy had een invloed die door geenen rykdom te verkrygen is, en zal geëerd worden, wanneer tytels zyn vergeeten : en laat ik hier byvoegen, tot eene aanspooring voor anderen, dat elkeen, die even vlytig is in het besteden van zyn' tyd, en het oefenen zyner bekwaamheden, van wat aart zy mogen zyn, met de zelfde kracht, en in najaagingen die even lofwaardig zyn, uitmuntend zal worden in wat tyd en op wat plaats hy zich mag bevinden; dewyl het algemeen van het menschdom, in alle eeuwen, en in alle landen, indien niet eigenbaatig en ondeugend, echter achteloos en ledig, zich vergenoegd met onverschillige deugden, en zelden haakt naar der gloriryken arbeid van goed te doen.  De Haas met veele vrienden. Waar zal men echte vriendschap vinden? Dat vleijend woord klinkt veel te zoet, . 'En kan het hart zeer ligt verbinden, Door hoop op 't allerwenschlykst goed. Men plag den milden steen der wyzen Ons, als een wonder, aan te pryzen; Hy maakt ons, sprak men, meer dan ryk: De Vriendschap is aan hem gelyk. Gelukkig by, die, in deez' dagen, In ernst myn zeggen tegen spreekt, Zo hy niet in 't vervolg moet klaagen, Hoe ligt men woord en trouw verbreekt! Indien hy 't voorrecht mag verwerven Van in zyn' zoeten waan te derven, Dan word de grafsteen, die hem dekt, Een teken dat verwondring wekt. Een Haasje van geschikte zeden, Een diertje vaardig in zyn kunst, Verwierf, door vleitaal en gebeden, By veele dieren, lof en gunst. Een Haas had toen, hoe vreemd' 't moog' luiden Veel meer dan heden te beduiden: Schoon ze onze pronksters week in zwier, Was zy ook geen belachlyk dier. Zy wende zich tot all' haar vrinden Om hulp als zy, door 't boos geslacht Der Honden, zich benard mogt vinden, Opdat zy niet werde omgebragt. Het antwoord was: Verban uw schroomen; Het leven word hem straks benomen, Die u aan 't minste hairtje schaad: Wy allen zyn uw toeverlaat, wat  De Haas met veele vrienden. 487 Wat kan de vreugd der Haas nu stooren? Wat is aan haar geluk gelyk? De veiligheid, haar thans beschooren, Verruild zy voor geen koningkryk! Elkëen wil haar beschermer weezen. Waarom zou zy dan langer vreezen? Neen, door een' sterken hoop behoed, Ontbreekt het ook geen Haas aan moed! Zy leeft nu zonder nood en zorgen, Zo onverfaagd als onverlet, En gaat, by ieder' schoonen morgen, Al aazende in den dauw te wet. Zy laat zich niet van 't woud bepaalen, Maar gaat door beemd en velden dwaalen, Waar ze, in gewenschte veiligheid, Haar' disch volöp vind toebereid. Hoe dikwyls volgen bange stonden De vrolykste oogenblikken na! Een jaager slaat, met looze honden, Het spoor van 't arme Haasje gaê. Hier is geen vriend om raad té geven. Zy ylt langs akkers en door dreeven, En tracht verschuilend hen te ontgaan; Maar al het hondenrot slaat aan. Zy wykt in 't bosch, en rept haar voeten Langs stille paên; maar zonder vrucht. In 't eind' komt haar het Paard ontmoeten. Ach! vriend, dus spreekt zy met een zucht, Het schynt myn dood is vast besloten, Door deeze dolle togtgenooten; Doch, zo gy op uw' rug my neemt, Word straks myn spoor den roovers vreemd. De  488 De Haas met veele vrienden De Klepper zegt: Naar myn gedachten, Hebt gy, ó Haas! nog weinig nood. Wat staat u hier al hulp te wachten! Wat is uw vrienden-aantal groot! De trouw kan moeite en last verligten: Gy weet, 'k zou gaarne u verpligten, Maar echter woont niet verr' van hier Een sterker vriend dan ik, de Stier. Zy snelt op nieuw langs heide en velden, En zoekt den Stier om redding aan. 'k Zal, zegt hy, ongeveinsd u melden Waarom ik u niet by kan staan: Myn vriendschap zal u altoos blyken; Maar vriendschap moet voor liefde wyken : Myn schoone wacht my gindfsc in 't groen. Verzoek den Bok dan u te hoên. Dees stelt zich, op de bange klagten Van 't Haasje, zeer weemoedig aan; Doch overlegt in zyn gedachten, Hoe best haar bede is afteslaan: Zo, zegt hy, 't Schaap u op zich laadde, Kost gy beveiligd zyn voor schade: Een ongemak, my toegebragt, Duld niet dat ik myn' rug bevracht. Zy vlucht nu met beangste schreden; Zoekt en ontmoet het Schaap in 't kort; Doch dat, op 't hooren van haar beden, Nog banger dan zy-zelve word. Kunt gy van myn geringe krachten, Dus zucht het dier, nog hulp verwachten ? 'k Ben meer dan gy door vrees verheerd! Best dan dat ge u naar 't Veulen keert. Het  De haas met veele vrienden; Het Veulen antwoord op haar klaagen: Uw vyand is ons veel te sterk: Myn oude Vader kan niets waagen, En ik ben nog te jong voor 't werk. . . Maar 'k zie het hondenrot reeds komen. Welaan , een' nieuwen loop genomen ! Doch zo men u ter neder vell', Vaar, lieve Haasje, vaar dan wel! * Gevolgd naar liet Hoogduitsche van den heere van hagedorn   VI. Afd. XI. Deel. L l Een  Een tooneel uit de eerste Christenheid, tusschen Phlegon , Tryphaena en Persis. phlegon Waarom weent gy, vriendelyke Tryphaena? Tryphaena? Ach! hoe verheugd ben ik door u aantetrefFen. Ik kom u verslag doen van een zeer treffend tooneel. Gaa met my, lieve Phlegon! Ach! wat is strenge behoefte een ysselyk ongeluk! " Phlegon. Uw edelmoedig hart. . . . Tryphaena Geef my geen lofspraak, ten minsten niet voor dat gy my eene bede hebt toegestaan. Phlegon. Edelmoedigheid is nochtans een waardige schat, en het is lieflyk, wanneer traanen van meêlyden langs jeugdige wangen biggelen. Tryphaena Het is nog lieflyker zuchtende aan ongelukkigen eene weldaadige hand te reiken. Phlegon. Zeg my, waarin gy myn hulp noodig hebt? Van waar komt gy, Tryphaena Tryphaena Van eene arme weduwe, dierbaare Phlegon! — Ik weet dat gy haar niet zonder troost zult laaten! Ach! ik weet dat de schreijende stem van het gebrek u tot weldoen beweegt! Phlegon. Ik zou my voor een zeer elendig schepsel houden, indien ik andere neigingen hadde, en een Christen — ô deeze neigingen ter deugd , veroorlof my deeze beroeming Tryphaena ! zyn nog veel werkzaamer, en zy verheffen  EEN TOONEEL UIT DE EERSTE CHRISTENHEID ENZ. 491 heffen zich boven de aandoeningen der natuur. Nooit Ben ik vergenoegder, dan wanneer ik noodlydenden tot een stut worde; waartoe anders heeft my het Opperwezen de goederen der aarde verleend? Zie daar, ik bied u zelfs de helft van myn vermoogen aan, indien gy 'er gelukkigen meê kunt maaken. TRYPHAENA. Wat geluk voor my! De Hemel heeft myn gebed verhoord. Zekerlyk, Phlegon is ais een engel van God! Reeds zie ik de dankbaare vreugdetraanen in haare oogen glinsteren ! Maar hoe kan ik u den smartelyken toestand afmaalen, waarin die ongelukkige zich thans bevind? Wilde gy toch zelf u met my naar haare wooning begeeven, en met uwe eigen oogen het jammer beschouwen, dat myn hart bloeden doet! Ik had niet meer dan eenig klein geld overig, dat heb ik haar gegeven. Geloof my Phlegon, de braave vrouw zal uwe goedheid niet onverdiend ontfangen. Buiten haar schuld moet zy het pad der elende betreden, en..;. PHLEGON. En indien zy ook het pad haarer elende niet onschuldig betrad ; en indien ik ook geenen dank van haar erlangde, lieve Thryphaena; dan is het nog myn pligt haar van de traanen des kommers te bevryden. 't Is u bekend , ik weet goed noch kwaad van haar : maar zy is een mensch dit en uw meêlyden hebben haar waardig by my gemaakt. De balsemryke roos waassemt verkwiklyke geuren uit; zy verneemt niets van den lof die op den luit des bloembeminnaars klinkt: nochtans verspreid zy haare geuren. TRYPHAENA. De erkennende lof verhoogt echter den glans der milddaadigheid, en een dankbaar hart is schoon in de oogen van God, en in die zyner heilige engelen. PHLEGON. ô Vroome vleister! wat zal ik u antwoorden daar neem deezen buidel met goud; geef het de weduw. LI 2 Thry-  492 Een tooneel uit de Thryphaena. Phlegon: — beschaam my niet. Neen, gy moet zelf '. ... ik bid het u, gaa met my. (Terwyl zy dit sprak, reezen op nieuw de beminnelyke getuigen haarer menschlievendheid in haare oogen.) Phlegon. Ik zal met u gaan; doch zy moet niet weeten dat de gift van my komt. Dat Hy, door dezelve geëerd worde, die de vader der behoeftigen is! Thans begaven zy zich met elkanderen op weg, en, na een lang en treurig stilzwygen, sprak tryphaena Edele Phlegon. Ik kan my van het meêlyden of welk een andere onverwinnelyke aandoening het is, die in mynen boezem opryst, niet onthouden. Gy verbind my aan u te sterk. — En wanneer gy de vertooning zult zien, die ik beschouwde; dan moet, ontwyfelbaar, uw geopend hart — gelyk het myne, zich uitstorten. Drie jonge kinderen en eene stamelende zuigeling — ik kan het u naauwlyks verhaalen — schoolden rondom de arme moeder te samen, en beefden van koude; zy scheenen allen krachteloos van honger te zyn. Zy schreiden beklaagelyk om brood ? — Die elendige moeder! — Ik weet niet of ik u reeds gezegd heb dat zy Persis heet. Sedert haar man overleed, schuuwen haar bloedverwanten en vrienden. Hy liet haar niets achter dan eene schamele hut. Nog onlangs waren haare kaaken met den glans der aanminnigheid gesierd, thans zyn zy het levendig afdruksel van het bitterst verdriet; en zo 'er somtyds nog eenige verf op wederkeert, is het die van de gezellinne des gebreks, ach! het rood der schaamte. ô Hoe smeekt zy om den dood! — - en evenwel, dus spreekt zy al smeekend, zal my deeze vriend ook verschrikken, — ach! myne kinderen! — ofschoon ik u van weinig nut ben. De ongelukkige wichten weenden, toen zy, uit haare zwaarademende borst, deeze zuchten voortbragt, en ik weende met hen. Dit was  eerste Christenheid. 493 was alles wat ik doen konde. Ik vertrok, en beloofde dra weder te komen. Ach! lieve Phlegon.... —— Phlegon. Hebt gy haar niet gezegd, dat zy op God moest vertrouwen? Tryphaena Ik heb weinig gesproken. Zy is een Christen ! ——* Phlegon. Dan ben ik dubbel vrolyk; ik verheug my in den Heere, Tryphaena. tryphaena. Zie daar haare wooning! deeze leeme hut. — Tryphaena opent thans de deur van Persis, en treed met Phlegon binnen. By hun binnen treden ligt Persis op haar knieën, haare handen met bittere droefheid omhoog houdende en luid weenende — terwyl een klein knaapje de tedere moeder de traanen van het aangezicht droogt. Wat deert u? Waarom zyt gy bedroefd? roept Phlegon. Doch de ongelukkige staat zwygende op, en zinkt in de armen van Tryphaena. Daarop sprak Phlegon weder: Op de hulpe des Heeren te hoopen, Persis , is kostelyker dan goud; en de ziel, die naar Hem vraagt, zal niet te schande worden. De geloovige lyd een oogenblik in zynen toorn; maar brengt jaaren door in zyne goedgunstigheid— ó indien gy gelooven kost, Persis — de lagchende jaaren des overvloeds zouden niet verre meer van u zyn. Waar is tot nu toe een onschuldige omgekomen? of waar zyn de rechtvaardigen ooit verdelgd geworden? Persis. Het is waar, God heeft beloofd de zynen te zullen onderhouden. Phlegon. Voor lange tyden, leefde een propheet, Elias genaamd, onder de Israëliten. In een' duuren tyd, sprak God tot deezen man: Maak u op, gaa heenen naar Zarpath, enwoon aldaar; want zie ik heb daar een weduwvrouw geboden, dat zy u onderhoude. Toen maakte hy zich op, en ging naar Zarpath: als hy nu aan de poort der stad Ll 3 kwam  494 Een tooneel uit de kwam; zie, zo was daar een weduwvrouwe hout leezen. de: en hy riep tot haar, en zeide: Haal my toch een weinig waters in dit vat, dat ik drinke. Toen zy heenen ging om te haalen, riep hy tot haar, en zei: Haal my ook een beet broods in uw hand. Maar zy zeide: Zo waarachtig als de Heer , uw God, leeft, indien ik een koek hebbe, dan alleen een handvol meels in de kruik, en een weinig olie in de flesch: en zie, ik heb een paar houten geleezen , en ik gaa heenen, en zal het voor my en mynen zoon bereiden, dat wy het eeten en sterven. Doch Elias zei tot haar: Vrees niet, gaa heenen, doe naar uw woord: maar maak my eerst een kleine koek daar van, en breng ze my hier; doch u en uwen zoon zult gy daar-: na wat maaken: want zo spreekt de Heer de God Israëls: Het meel van de kruik zal niet verteerd worden, en de olie der flesch zal niet ontbreken, tot den dag dat de Heer regen op den aardbodem geven zal. Zy ging heenen, en deed naar het woord van Elias: dus at zy, en hy, en haar huis veele dagen. Het meel van de kruik werd niet verteerd , en de olie van de flesch ontbrak niet, naar het woord des Heeren , dat hy gesproken had, door den dienst van Elias. Ach! indien Persis ook zo op den Heer vertrouwde ! persis Ja, zekerlyk zal de Almagtige my ook in het leven be-; houden, ô Hoe treflyk hebt ge my getroost! Phlegon. Blyf dan by dat geloof, behoud deeze blymoedigheid van geest, opdat ik u niet meer zie weenen, als ik weêr by u inkom. Zo sprak de rechtschapen Phlegon, en verliet de elendige! Doch Tryphaena kuschte haar verheugd, en, riep: Heden, persis heden zullen uwe rampen een einde neemen. Ach! ik kan het niet voor u verbergen, myn lieve Vriendin. Van deezen grootmoedigen, die gy zo even gezien hebt, ontfangt gy een ryk geschenk. Daar, zie dit goud ! — Hy beval my hetzelve in uwe wooning te verbergen, want hy is zo bescheiden als goedertieren: doch  eerste Christenheid, enz. 495* doch ik kon van my zelve niet verkrygen u, eer gy het mogt vinden, mogelyk nog een nacht, te laaten zuchten. Daar, zie, dit alles is het uwe. Ontzet gy u? Hy wil u nog veel meer van zyne goederen geeven, indien gy van gantscher harte den Almagtigen vreest! Zyn hart is louter liefde! hy is een onuitputbaare bron van verkwiklyke, van heimelyke milddaadigheid! Zo sprak Tryphaena vol van gloeijende verrukkingen , terwyl Persis onbeweeglyk stond. Zonder te kunnen spreeken, zond zy al weenende haar dankbaarheid en vreugd naar den Hemel. Het duurde lang eer zy Tryphaena aan haare kloppende borst drukte. Het duurde lang eer zy Tryphaena en den onbekenden redder van haar leven bedankte. Van de knellende verhinderingen des gebreks thans ontslagen, wydde zy zich met reiner trouw en deugdsaame handelingen aan den Heere. Zy werd een stut der Christelyke Gemeente, geleidde veele treurigen naar de bron des heils, en voedde haare kinderen op in den Godsdienst van den grootsten menschenvrind, den gekruisten Zaligmaaker. De Onzichtbaare. Tweede vertoog. Eenige dagen geleden, was ik voorneemens een wandeling te doen; maar, het weer slecht wordende, besloot ik niet verre te gaan. Ik stak myn' ring aan den vinger, met oogmerk om, zonder gezien te worden, my in eenig huis te begeven, en stof tot een vertoog te verzamelen. Dewyl ik my geen bepaald doel had voorgesteld , liet ik my-zelven bloot aan het geval over, en begaf my, zonder eigenlyk te weeten waarom, het eerst in een groot huis, mogelyk wel om dat myn geest met het vooroordeel vervuld is, dat men in de groote huizen ook de grootste Ll 4. zotten  496 de Onzichtbaare zotten vind. Men zal my deeze zwakheid wel ten goede houden; ik ben een mensch, en myn verstand dwaalt niet dan te dikwyls. Onze ziel is, om zo te spreken, niet altyd t'huis; een waarheid die dagelyks door eene menigte van menschen word beveiligd, en waarmee de Heer Herssenloos alle zyne dwaasheden niet onaardig verontschuldigt. Hy wil ter kerke gaan, en in gedachten gaat hy in 't koffyhuis; hy neemt zyn meid by 't hoofd, en kust haar hartelyk, in verbeelding dat hy zyn vrouw voor heeft; hy vraagt of de Ottomannische Porte niet een groot gebouw is; en verhaalt dat de gemalin van den Paus in de kraam is gekomen. Wanneer hy hierover word uitgelagchen, dan is zyn antwoord : Ei, het is ook waar; myn ziel was daar weder niet t'huis." Daar zyn lieden wier ziel zeer dikwyls op reis is, en wel in 't geheel niet weder komt. Genoeg, het is mogelyk dat men somtyds niet weet wat of waarom men iets doet, en juist in deeze omstandigheid bevond ik my, toen ik my in het voorgemelde huis begaf. Omdat ik het der moeite niet waardig oordeelde my in het benedenhuis lang optehouden, dewyl ik 'er geene andere dan onderhoorige lieden vond, begaf ik my terstond de trap op naar boven. In de eerste kamer, die my voorkwam, hoorde ik de stem van iemand, die zeer ernstig scheen te spreken. Ik bleef een kleine poos aan de deur staan luisteren, en werd duidelyk gewaar , dat 'er over geestelyke zaaken gehandeld werd. Ik opende, zo zacht als ik konde, de deur, en sloop 'er binnen. Tot myn geluk zaten de persoonen, die zich in dit vertrek bevonden, met den rug naar de deur, en waren zo ernstig in gesprek , dat zy zelfs het knarssen van de deurhengsels, 't welk ik niet kon verhoeden, in 't geheel niet bemerkten. De Heer * * *, een jong predikantje van vier- of vyfentwintig jaaren, die door zyn zedig gelaat het vertrouwen van verscheiden aanzienlyke Familiën had verworven , zat met de jonge Clelie aan een theetafeltje, en onderwees haar in de beginselen van de religie. Clelie had haar zeventiende jaar reeds bereikt, en stond eerlang tot een  TWEEDE VERT00G. 497 een lidmaate der Kerke aangenomen te worden. De Heer * * * verklaarde haar uit haar leerboek de hoofdsom van alle de geboden. Met de liefde tot het Opperwezen hield hy zich niet lang op; des te gegronder trachtte hy echter zyne discipelinne de liefde toe den naasten intescherpen. Hy wist geene woorden genoeg te vinden, om haar op het duidelykste te doen begrypen, dat zyne geringheid mede onder het woord naasten begrepen was. De onnozele Clelie hoorde haaren leermeester met veel opmerking aan, niettegenstaande zy nog niet verlicht genoeg was, om het eigenlyk bewys zyner verklaaring te begrypen. De eerwaardige man, die haar deeze troostelyke en gewigtige waarheid nader op het hart wilde drukken, vraagde haar eindelyk, op een' zeer vriendelyken en inneemenden toon, of zy hem ook niet voor haaren naasten hield? Zonder twyfel, was het antwoord van Clelie; want gy zyt een mensch en een Christen. Ja, deeze is de algemeene liefde, hernam de prediker; op die wyze moet gy alle menschen beminnen. Daar is echter nog eene byzondere liefde des naasten. Gy bemint uwen vader , niet waar ? Zekerlyk Bemint gy echter uw lyfknecht ook niet? Ja; doch niet zo als ik myn vader bemin. Zeer goed geantwoord; gy ziet derhalven dat de liefde des naasten onderscheiden is. Dit is evenwel nog niet genoeg; wy moeten verder gaan. Bemint gy ook den jongen Phalermon niet, die zo dikwyis met u plag te speelen? Gy moogt hem gaarne lyden, niet waar? en betoont hem veel vriendelykheid. En echter bemint gy hem niet gelyk gy uwen vader bemint, en ook niet als den lyfknecht Jan. Clelie begon op deeze woorden een weinig te bloozen; de prediker schikte wat nader by haar, en vatte haar by de hand. Schaam u daar niet over, myn schoone Clelie, want de liefde des naasten is eene der voornaamste Christelyke deugden. Gy moet my echter ook zo beminnen , gelyk gy den jongen Phalermon bemint, want ik behoor mede tot die klasse, dewyt ik noch uw vader , noch uw lyfknecht ben. By het LI 5 uiten  498 De Onzichtbaare uiten van deeze woorden drukte by haar de hand, en ik zag duidelyk dat hy nog eenige gewigtige waarheid op' de lippen had, die mogelyk zeer veel tot inwendige verlichting van de onkundige Clelie zou toegebragt hebben: maar op het oogenblik trad haar moeder in de kamer; de prediker slokte zyn inval derhalven weder op, en begon op nieuw over de liefde tot het Opperwezen te spreken. Ik ben ten uitersten beducht, indien de heer * * * met zyne onderwyzingen op dien voet voortgaat, hy eindelyk juffrouw Clelie zulke bevattingen van de liefde des naasten zal inboezemen, als waardoor hy de gryze hairen haarer ouderen met smart ten grave zal doen daalen. Ik vertrok, en maakte in't heengaan de aanmerking, dat ouders niet behoedsaam genoeg 'kunnen zyn in het verkiezen van persoonen , aan welken zy de opvoeding hunner kinderen toevertrouwen. Meesttyds, echter, geeft men zyne kinderen aan den eersten den besten over, of wel aan hem, die 'er het minste voor vordert, terwyl men niet bedenkt dat het bederf der zeden , en allerleie kwaade grondstellingen , de tedere gemoeden van jonge kinderen der maate kunnen verbasteren, dat zy niet alleen voor zichzelven ongelukkig, maar ook nuttetooze en gevaarlyke leden voor de maatschappy worden. Niet verre van hier begaf ik my in 't huis van eenen man, die voor zeer ryk word aangezien. Zyn vrouw had' theebezoek, en dewyl ik altoos gaarne met het vrouwelyk geslacht heb omgegaan, werd ik door myne natuurlyke neiging gedreven, om my in dat aangenaam gezelschap te mengen. Ik kon my niet genoeg verwonderen over de pracht, die ik in dit vertrek aan meubelen en sieraaden ontdekte. Alles had een groot aanzien, en indien ik niet vooraf had geweten, dat ik in het huis van een' koopman was, zou ik my mooglyk verbeeld hebben, dat ik my in een vorstelyk paleis bevond. Mevrouw Veelwind zat op haar' leuningstoel ten minsten met zo veel majesteit, als eene Russische Keizerin, wanneer zy een' Turkschen gezant gehoor verleent. Zy had de theetafel voor zich  TWEEDE vertoog 499 zich staan, en schonk zelve met haare tedere hand , uit een' kostelyken zilveren trekpot, den nectar van het vrouwelyke gedacht, in glinsterend porcelein. Haare vriendinnen maakten om haar de gedaante van eene halve maan, en vertoonde zich als godinnen. Een ambrozyn - geur waassemde uit haare gekrulde hairen op, en vervulde het gantsche vertrek met eenen lieflyken reuk; of, om verstaanbaarer te spreken, het rook 'er naar pomade. By deeze gelegenheid viel my de gedachten van den heer Rousseau in , die zulk een kamer voor zeer gevaarlyk houd. Ik bemerkte ook dat myne zinnen op eene ongewoone wyze aangedaan werden: dewyl ik echter hier de rol van een' jongen saletjonker niet begeerde te spelen, maakte ik meer dan gewoonlyk gebruik van myn snuif, en verhinderde daar doorde gevaarlyke werkinge der geestryke dampen , die dikwerf veeler hoofden hebben doen duizelen. • Meer dan tien minuuten had ik my reeds in het vertrek bevonden, zonder nog een woord te hebben hooren spreeken. Deeze vrouwspersoonen, dacht ik by myzelven, zyn recht verstandig, of by uitstek dom, Want in beide gevallen is men gewoon weinig te spreken. Of ik evenwel goed of kwaalyk geoordeeld heb , laat ik aan de uitspraak van den lezer over. Genoeg was het dat zy aanvingen te spreken, welk gantsch gesprek, voor zo veel ik my hetzelve kan te binnen brengen, ik hier ter neder zal stellen. Mevr. Veelwind. Hoe zit gy zo stil, myn lieve mevrouw Eerenlief? Weet gy in 't geheel geen nieuws, of zyt gy niet wel? Dat zou my zeker moeijen. Van de thee kan het niet komen, want zy is van de fynste, die hier te lan-, de gebragt word. Indien dit zo niet was, dan zou ik het zeggen — doch ik kan zelve geene andere verdragen. Ik weet niet wat lyfsgestel de gemeene burgerlieden hebben. Zy kunnen alles drinken, als het maar thee is. 't Is met my geheel anders gesteld. Trouwens ik ben 'er ook niet toe opgevoed. Ik' word doorgaans kwalyk, wanneer ik by iemand welstaanshalven een kopje moet drinken, en myn Henriët heeft hierin volkomen myn aart. Mevr.  500 De onzichtbaare Mevr. Eerlief. ô Neen, myn waarde mevrouw veelwind, in ben zeer wel. Behalven dat', ben ik zo teer niet, en geloof ook dat men zyn kinderen zo niet moet wennen, want men weet niet in welke omstandigheden zy eens kunnen geraaken. Myn Betje moet alles eetenen drinken, wat haar voorkomt. Kan zy 't in het toekomende beter hebben, dat zal goed voor haar zyn. Mevr. veelwind hemel hoe kunt gy zo wonderlyk zyn? Een vrouw als gy, die zich zo wel voordoet! Kunt gy gedoogen «——■ Gy zult uw kind immers niet als een boerin of gemeene werkmeid opvoeden. Myn Henriët is reeds zo delicaat, dat gy 't niet gelooven zoud. ô! Als 'er maar het geringste aan 't eeten scheelt, of hier of daar aan wat hapert, zy weet het in een oogenblik. Eergisteren was zy in de keuken, en, gelyk de kinderen zyn, zy willen alles meê doen, dus heeft zy een stukje roggenbrood, dat het volk gebruikt, gegeten. Dat wonderlyk kind! Ik geloof dat het haar nog in de maag ligt. Ik ben voorneemens naar den dokter te zenden , dat hy haar een rhabarberdrankje geev'. Wat dunkt 'er u van, Mevrouw Eerlief'? Mevr. Eerlief. Gy moet uw zin daar in doen, Mevrouw veelwind Gy zult de natuur van uw kind best kennen. Voor myn Betje zou zulks niet noodig zyn. Ik heb haar van jongs af zo gewend, dat haar maag even 20 goed roggebrood als tarwebrood kan verdraagen. Gelooft gy niet dat dit een zeer goede zaak is, mevrouw veelwind Gy moest 'er uw kind nog aan gewennen. De waereldsche goederen zyn zulke vergangkelyke dingen , dat men 'er geen oogenblik staat op kan maaken. Wy bezitten ze tegenwoordig, en morgen zyn ze mooglyk in de handenvan een' ander'. Hoe veele voorbeelden hebben wy hiervan zelfs in onze stad gezien! Een vrouwspersoon is 'er, in dit opzicht, nog slechter aan dan een manspersoon. Wy hebben dikwyis een- goed kapitaal, en huwelyken om die reden vry spoedig. Onze mannen leeven 'er dikwyls slecht meê * of vervallen in ongelukken, of raaken het door  TWEEDE VERTOOG 501 door bedriegers kwyt. Wy storten dan in armoede eer wy het weeten. Zyn wy, in zulk een geval, te teder opgevoed , en 'hebben wy geen huishouden geleerd , dan . zyn wy dubbel ongelukkig. Het einde» daar van is raadeloosheid; men wend het op een' verkeerden boeg, en zoekt zich door ongeoorlofde middelen te helpen. Juffr. Neuswys. Wel, mevrouw Eerlief gy zyt ook al te zwaarhoofdig. Ik zou liever de dochter van mevrouw Veelwind dan de uwe zyn. Neem he tmy niet kwalyk. Mevr. Eerlief. Ik geloof het wel, myn lief kind, en ik neem u dit ook niet kwalyk, want de kinderen verlangen doorgaans hetgeen hen 't nadeeligst is. De jonge lieden houden gemeenlyk de lessen der ouderen voor eigenzinlykheid, en willen niet anders dan door schade wys worden. Een kind schreit wanneer men het niet wil toelaaten dat het zyn vinger in de kaars steekt. Geef het de kaars, het zal zyn vinger branden, en nog erger schreijen dan te vooren. Juffr. Vinnig. Och! juffrouw Neuswys, leg toch met Mevrouw Eerlief niet aan ; zy is veel te philofoofsch voor u; zy leert dit alles van haar' man; die zo antiek in zyne principiën is, dat hy zyn kinderen geheel naar de Romeinsche en Grieksche wyze wil opvoeden. Ik zou zeker niet gaarne zyn dochter zyn. My dunkt dat het best Ware zulks maar op den gewoonen voet te laaten blyven. Mevr. Veelwind. Ja, ja; gy hebt wel gelyk, myn nicht. Wy hebben hier te lande geen Lucretiaas noodig, die zich aan 't spinnewiel doodsteeken. Mevr. Eerenprys. Het ware te wenschen dat wy onze kinderen zo optrokken als de ouden gedaan hehben. Ik weet wel niet veel van de historie, maar myn man leest 'er my somtyds wat uit voor, en ik verheug my altyd wanneer ik hoor, hoe verstandig de Spartanen en Romeinen hunne kinderen opvoedden. Zy gewendden dezelven van jongs af tot eene strenge leevenswyze. De jongens moesten zich openlyk in allerleie ligchaamlyke oeffeningen bedreven maaken, en de meisjes zich met huisselyke verrich tingen  de onzichtbaare tingen bezig houden. Men bragt toen den jongen heer en de jonge juffer het ontbyt niet te gemoet, wanneer , zy hunne beenen pas van het bedde gezet hadden. Zy moesten des morgens vroeg opstaan, en het ochtendeeten eerst verdienen. Indien ook de kinderen in dien tyd zo weeklyk geweest waren, als de onze tegenwoordig zyn, het zou 'er met de geduurige oorlogen, die dat volk genoodzaakt was te voeren, zeer slecht uitgezien hebben. Mevr. Veelwind. Och! ik bid u om 's Hemels wil, schei toch uit met uw preeken; wy zyn immers geen Parkaaner of Sparkaaner, of zo de gekken anders heeten. Laat u toch van uw' man zulke dingen niet in 't hoofd brengen. Als de mannen met de neus in de boeken komen, dan is het ver genoeg, of het zal welhaast zo worden. De myne moest het maar beginnen; ik zou hem met zyn zotte boeken wel van myn' kant houden. Wat raaken ons de Romeinen, wy hebben hier te lande somtyds genoeg te doen,; Juffr. Neuswys. Daar hebt gy wel gelyk in mevrouw. Denk eens, myn oom heeft al weêr een proces. Dat eeuwige procedeeren ! Ik wenschte wel dat 'er geene advocaaten in de waereld waren. Mevr. Eerlief. Wanneer ik van uw' ooms processen hoor dan komt my altoos de historie van den Koekoek te binnen. Juffr. Vinnig. Wat is dat voor een historie, mevrouw ' Ik bid u verhaal ze ons eens. Mevr. Eerlief. Twee boeren waren te samen in 't veld. Zy hoorden een' Koekoek, die, niet verre van daar, op een' boom zat, roepen; waarop zy begonden te twisten voor wien van hun beiden de Koekoek geroepen had. Deeze twist werd eindelyk zo ernstig , dat zy elkander schier by 't hoofd zouden gekregen hebben. Zy werden 't echter eens zich naar een' advocaat te begeven, en de zaak aan zyn uitspraak te verblyven. De advocaat maakte in den beginne veele zwarigheden , en zeide, dat dit verschil hem groote moeite zou kosten, dewyl by 'er eene groote menigte boeken over zou moeten nazien. Toen hy ze lan-  TWEEDE VERTOOG. 503 langer dan een jaar opgehouden, en van beiden een' schoonen stuiver getrokken had, liet hy hen gesamentlyk op zekeren dag by hem komen, wanneer hy hen dit antwoord gaf: Vrienden, gy hebt beiden ongelyk gehad; want de Koekoek heeft niet voor u , maar voor my geroepen. Juffr. Neuswys. Die boeren waren wel berecht. Die domkoppen! dat smaakt my. Mevr. Eerlief. Ik vrees maar, dat het met uw' oom op de zelfde wyze zal gaan. Mevr. Veelwind. Ziet daar, myn Henriët komt uit school. Is het niet een allerliefst kind ? Kom hier Henriët. Hoe! zulke roode oogen. Hebt gy geweend? Wat schort myn engeltje ? • Dienstmaagd. De jonge juffrouw is stout geweest in 't school; de mammesel heeft haar gestraft. Zy was onverbiedelyk, en heeft niet willen naaijen, maar alles aan stukken gescheurd. Mevr. Veelwind. Wat ? de mamsel heeft myn Kind ge slagen? Wat onderwint zich dat schepsel? Denkt zy dat ze een' snyders of schoenmaakers dochter voorheeft? Wat dunkt u, mevrouw Eerlief, dat mensch slaat myn kind! Wacht, dat zal haar kwalyk bekomen. Zwyg maar Henriëtje, gy zult niet meer naar school gaan. Mevr. Eerlief. Ei, ei, mevrouw Veelwind, wees • toch wyzer. Gy sterkt het kind in haar stoutheid. Mevr. Veelwind. Ik bedank u , mevrouw; maar leer my toch niet hoe ik kinderen moet opvoeden. Ik zoek van myn Henriët geen zottin te maaken. Zy heeft het God' dank! niet noodig: en zulk een kaal Fransch schepsel moet geen kinderen van honnette lieden slaan. Zy kan het my komen zeggen, dan zal ik haar zelve straffen. Ik ben zeker streng genoeg over myn kinderen. By het uiten van deeze woorden stond mevrouw Eerlief op , en nam afscheid. Ik geloofde hier niet veel meer verstandigs te zullen hooren, en sloop derhalven met haar ter deure uit, ^ Ik  504. De Onzichtbaare: Ik kan niet loochenen , dat ik zeer begeerig was om ook den heer Veelwind te leeren kennen, en dewyl zo even een paar Joodsche banquiers in huis waren gekomen , die hem verlangden te spreken, gaf zulks my bekwaame gelegenheid om mede in zyn kamer te komen. Ik vond hem zeer diepzinnig aan zyn lessenaar zitten in lang zulk eene hoogmoedige houding niet, als ik zyn vrouw verlaaten had. Voor hem lag een schryfboek, in 't welk de oorzaak zyner zwaarmoedigheid scheen besloten te zyn. De Jooden spraken zeer vertrouwelyk met hem , en ik verwonderde my niet weinig over de menigvuldige beleefdheden , die hen door den heer Veelwind bewezen werden. Zy spraken druk over percenten, wissels , hypotheek, en ander diergelyk koopmans Latyn, dat ik niet verstond, en gevolgelyk ook niet onthouden heb. Het afscheidskompliment, dat de heer Veelwind maakte, was ondertusschen zeer bedenkelyk. Indien gy inderdaad myne vrienden zyt, was zyn zeggen, zo red my nog deeze reis. Gy ziet in wat labyrinth ik steek , en indien gy my niet helpt, dan is myn krediet en reputatie onherstelbaar verlooren. De Jooden beloofden hun best te zullen doen, en vertrokken zonder veel komplimenten te maaken. Zy waren naauwlyks buiten de kamer, of de heer Veelwind sloeg zyne beide handen over zyn hoofd te samen, en bragt zulk een' zwaaren zucht uit, dat ik 'er verlegen over werd. Zo gaat het, riep hy eindelyk, met traanende oogen, uit, wanneer men zotte wyven haar zin geeft, die door hoogmoed bezeten zyn, en niet genoeg te verkwisten weeten. Alles moet een groot aanzien hebben, ofschoon 'er niets achter schuilt. Hadd' ik maar den raad van myn' ouden vader gevolgd! Die eerlyke man leefde eenvoudig, was gelukkig en ryk. Ik heb den naam van een groot koopman te zyn •, en weet my niet te redden wegens myne schulden. Och! ik ongelukkig man! God weet het, ik heb het niet doorgebragt. Hy lag zyn hoofd moedeloos op den lessenaar, en schreide als een kind. Ik had leetweezen met deezen ryken bedelaar; maar dewyl  De Filosoof, een Turksche geschied. 505 dewyl ik hem niet kon helpen, liet ik hem in stilte zyn dwaasheid beweenen van zich door eene hovaardige vrouw te hebben laaten bederven. Ik zag 'er uit dat de rykdom van veele groote figuurmaakers meestäl in het gerucht bestaat, en dat men in groote huizen niet altyd groote schatten moet zoeken. De Filozoof. een Turksche geschie denis. Ismaël Kulosky was een yverig Muselman, en leefde gelukkig en vergenoegd. Een zoon van agttien jaaren , twee aanminnige vrouwen, en een half dozyn schoone en jonge slaavinnen maakten zyn gantsch huishouden uit. Voor een' man van zestig jaaren, die daarenboven nog een filozoof was, kon dit wel gaan. Hier te lande zou menig een zich met de helft wel willen vergenoegen. Hy beminde ondertusschen als een Turk, en indien hy nog eens zo veele vrouwen en slaavinnen had gehad, zou zulks hem niet gehinderd hebben om zyne neiging tot studeeren in te volgen. De opvoeding van zyn' zoon was zyne voornaamste bezigheid, en dewyl de tyd naderde dat hy zich buitens huis zou begeven, wilde hy hem alle de lessen, die hy hem van zyn jeugd af had voorgehouden, op nieuw inscherpen, ten einde zy nooit uit zyn geheugen gingen. Op zekeren dag nam hy hem met zich naar eene eenzaame plaats, en na dat hy hem op de tederste wyze omhelds had, zetten zy zich onder een' myrthenboom neder, waar de oude Ismaël zich op de volgende wyze uitliet: Gy weet, myn zoon, dat ik een filozoof ben, en dat myn eenige wensch zich uitstrekt om u ook een' filozoof te doen worden. Ik ben voornemens u naar Constantinopolen, by mynen broeder, te zenden, die aldaar een bacha van drie paardenstaarten is. Gy zult by deezen VL Afd. XI. Deel. Mm uwen  506 De Filozoof. uwen oom gelegenheid hebben , om de waereld en de zeden onzer eeuwe te leeren kennen. Men moet alles met zyne eigen oogen zien , wanneer men zich juiste denkbeelden van de dingen wil vormen. Indien u derhalven een rampspoedig toeval bejegent, moet gy u nimmer over hetzelve onmaatig bedroeven; daar is geheel geen natuurlyk kwaad in de waereld. De wyze word in het ongeluk niet neêrslachtig of verfaagd, en in tyd van vreugd bedryft hy geen uitspoorigheid. Wees op uw hoede tegen het uitbersten van hevige hartstogten. Uw ziel gelyke naar gepolyst marmer, wier oppervlak door geene ongelykmaatige aanbotsingen der hartstogten misvormd worde. Sterk u vooraf tegen alle rampspoeden, die n bejegenen kunnen. Een wyze moet in geluk en ongeluk zichzelven altoos gelyk zyn. Verwonder u in de waereld over niets, of verwonder u over alles. Bemin uwe medemenschen, doch vertrouw hen niet. Gy zult wel doen met een' vriend te verkiezen; beproef hem echter eerst , voor dat gy hem uw gantsch vertrouwen schenkt. Voor alle dingen, myn zoon, zyt stilzwygende, nuchteren en maatig. Ik weet wel niet op welke wyze de stoffe op den geest en op ons verstand kan werken; zo veel weet ik echter dat men, door het onmaatig gebruik van sterken drank, zyn verstand verliest. Maak van alle dingen in de waereld een gemaatigd gebruik, en verlang niets meer dan hetgeen gy noodig hebt. - Myn zoon, gy kent het vrouwelyk geslacht nog niet. Het vrouwvolk is gevaarlyk; het is geboren of om zelve slaavinnen te zyn, of ons tot slaaven te maaken. Indien gy de heerschappy over vrouwen wilt behouden, dan moet gy op geene derzelven verlieven. Zy zal zich uwe zwakheid ten nutte maaken , en gy zult haar in alles moeten gehoorzaamen. Ik behoef u niet te zeggen dat het uw pligt is een getrouwen aanhanger van onzen grooten profeet te blyven. Indien gy zo ongelukkig zoud zyn van eenig gebrek of dwaaling in de leer uwer vaderen te ontdekken, zo uit het  een turksche GESCHIEDENIS^ 507 het nooit. Wy zyn niet altyd meester van onze gedachten; wy moeten het echter van onze tong zyn. Het is schandelyk wankelmoedig in de grondstellingen van zynen Godsdienst te weezen; het is echter nog schandelyker ook anderen door zyne dwaalingen op den doolweg te brengen. Wees behoedsaam in uw oordeel, de enkele gedachten dat uw vader en zo veele duizend verstandige menschen gedwaald hebben, is reeds een vergif, dat onophoudelyk uw gemoed ontrusten, in al uw genoegen bitterheid zal mengen. Men zegt, dat 'er zogenaamde filozoofen zyn, die het zich tot eer rekenen aan alles te twyffelen. Met deeze lieden moet gy meêlyden hebben. De onzekerheid en besluiteloosheid zyn krankheden van de ziel, en blyken van haare zwakke gesteltenis. —— Vermyd den toorn, hy is onbetaamelyk voor een' wyz' man'; en den logen , want gy word 'er door ontëerd. Deezen zyn kortelyk de grondregels, myn zoon, van welker naakooming uwe gelukzaligheid zal afhangen. Ik laat u hiermede aan uzelven en aan uw noodlot over. Morgen kunt gy uw vaderlyk huis verlaaten. Breng u t'elkens de vermaaningen van uwen vader te binnen, en zoek door uw gedrag te bewyzen, dat ik de zaaden der deugd in geenen onvruchtbaaren akker gestrooid heb, en dat gy de tedere liefde van uwen vader niet onwaardig zyt. Den volgenden dag stond de jonge Kulosky met het aanbreken van den morgen op , omhelsde zyn' vader , en begon zyn' togt naar Constantinopolen. Hy trof op den weg eenige weinige reizigers aan, die zich ook derwaart begaven. Hy liet zich echter met geenen van hen in, maar overdacht by zichzelven alle de leeringen, die Ismaël hem by zyn afscheid had mede gegeven. Eindelyk brak hy in deeze woorden uit: Myn vader had gelyk; ik moest een groote zot zyn, indien ik zyne voorschriften niet wilde volgen. Hy zal zekerlyk over myn gedrag voldaan zyn; ik slaa 'er geen twyffel aan. Ja, myn vader, ik neem den grooten profeet tot getuige, en ik zweer.... Men moet niets verzweeren, riep een lang, schraal man, M m 2 die  508 De Filosoof. die digt achter Kulosky ging. Weet, vermetele jongeling, dat het eedzweeren een misdryf is, en dat de dwaaze verbeelding, die gy van uzelven hebt, vroeg of spade u tot uitspoorigheden zal verleiden. Naar het schynt, mynheer, hernam de jonge Kulosky, zyt gy een geestelyke; doch vermoedelyk zal het u onbekend zyn dat ik de zoon van een' groot' filozoof, en zelf een filozoof ben. Diergelyke lieden kunnen geene dwaasheden begaan. — Gy moogt een filozoof zyn of niet, hervatte de geestelyke, gy zyt echter een zot, wanneer gy u op uwe filozofie zo veel inbeeld. Dat is gelogen, zeide Kulosky. Indien het dan gelogen is, hervatte de andere, zo bewys my het tegendeel. Dat zal ik doen, riep Kulosky, en terwyl hy dit zeide, gaf hy zyn' tegenspreeker zulk een' geweldigen slag in het aangezicht, dat hem hooren en zien verging. Daar hebt gy myn bewys, ging hy voort; en ik raad u geene verdere bewyzen van my te vorderen. De geestelyke vond deeze manier van bewyzen zeer overtuiglyk, en hield het voor geraadenst zich met den jongen filozoof niet verder intelaaten, te meer daar deeze hem in ligchaamskrachten verre te boven ging. Wanneer Kulosky, die zynen weg vervorderde, weder tot bedaaren gekomen was, zeide hy tot zichzelven : Ik ben daar evenwel in een' hevigen hartstogt geweest , en heb my tot toorn laaten vervoeren, schoon ik beloofd had geduurende myn gantsche leven my daar voor te zullen hoeden. Myn vader heeft my echter niet voorspeld, dat ik met deezen onhebbelyken monnik zou reizen, en dat hy my onheblykheden zou zeggen. Ik konde my derhalven daarvoor niet wachten , en het is ook zulk een gemaklyke zaak niet den toorn te vermyden, als ik in den beginne wel gedacht heb. Onder allerleie gedachten van dien aart landde onze filozoof eindelyk te Constantinopolen aan. Hy stond niet weinig verbaasd by het aanschouwen van deeze groote stad. Alles wat hy zag was hem vreemd en nieuw. Hy verwonderde zich over alles, en zelfs ook over datgeene, waarover zich niemand anders verwonderen zou. Mogelyk  EEN TURKSCHE GESCHIEDENIS. 509 gelyk dat hy veele uuren lang in deeze opgetoogenheid gebleven ware, indien niet een beleefde Jood zich tot hem vervoegd , en hem weder tot zichzelven gebragt hadde. De Jood , die hem een vreemdeling bemerkte te zyn, bood hem zyn' dienst aan. Kulosky schaamde zich, toen hy bedacht de fout begaan en zich over iets verwonderd te hebben. Hy bad den Jood hem naar zynen oom, den bacha , te geleiden. Hier is meer dan een bacha in Constantinopolen, gaf den Hebreër ten antwoord; by wien van die zal ik' u brengen ? Tot mynen oom, hernam Kulosky, die bacha van drie paardenstaarten is. De Jood nam hem daarop met zich, en zo als zy in het huis van den bacha gaan wilden, hoorden zy een erbarmlyk gekerm in hetzelve. De slaaven liepen woest door elkander , en vervulde de lucht met hun geschrei. Op het oogenblik verscheen een gerechtsdienaar , door drie Janitsaren verzeld, draagende het bloedig hoofd van een' mensch op een piek. Rechtvaardige Hemel ! riep de Jood uit, door wat treurig noodlot word gy gedreigd! Dit is het hoofd van den bacha Kulosky, dat men naar den Sultan brengt. Ontwyk deeze plaats, ongelukkige jongeling, opdat men u niet voor een' bloedverwant van den onthoofden bacha erkent! Laat ons ylings vluchten; uw leven is in gevaar! Op het uiten deezer woorden, viel de jonge filozoof van schrik ter aarde, en begon jammerlyk te schreijen. Om Gods wil, riep de Jood hem toe, laat ons gaan, het is hier de plaats niet om uwen oom te beweenen. Terwyl hy nog sprak, kwam een zwarte gesnedene, keek den jongen Kulosky sterk in 't gezicht, en vraagde hem naar zyn' naam, wie hy was, vanwaar hy kwam, en om wat reden hy zich zo uitspoorig bedroefd aanstelde? Deeze jongeling, antwoordde de Jood, is een zoon van Mehemet Ratsul, van Adrianopel. Hy heeft een zeer goed hart, en is zo weemoedig van aart, dat hy geen bloedig hoofd op een piek kan zien, zonder daarby te weenen. Is dit waar Mehemet? Zei de gesnedene. Heeft deeze guit het ook gelogen ? Neen, antwoordde onze M m 3 filo-  510 De Filozoof. filozoof, met eene bevende stem, hy heeft de waarheid gesproken. Toen zy door deezen nood-logen het gevaar ontkomen waren , van in het ongeluk des bachaas ingewikkeld te worden, verlieten zy dit treurig oord, en de Jood nam Kulosky met zich naar zyn huis. Naauwlyks zag deeze zich aldaar in veiligheid, of eensklaps verliet hem de vrees, en maakte integendeel voor de vreugde plaats. Hy was tot uitspoorigheid vrolyk dat hy zo gelukkig ontkomen was. Hy omhelsde en kuste zynen redder, viel zelfs den slaaven van den Jood om den hals, en verkwiste aan hen duizend liefkoozingen, Hy danste van loutere vreugd, en wierp een tafel om ver , op welke het gerecht reeds geplaatst was. De Jood, die bevreesd was, dat de jonge filozoof in zyne overloopende blydschap alles aan stukken zou breken, wendde groote moeite aan om hem tot bedaaren te brengen. Hy liet andere spyzen opbrengen, en men zette zich aan den disch. Geduurende het eeten werd Grieksche wyn geschonken. Ismaël vond den zelven overgelykelyk van smaak, en ledigde zyn' beker zo vlytig, dat hy eindelyk, van zyn zinnen beroofd, op de plaats daar hy zat in slaap viel. ' Juist op dat tydstip had de eerlyke Hebreër maar gewacht. Zo dra men zag dat de filozoofische held zich in deezen staat van onaandoenlykheid bevond, maakte men zich van hem meester, en beroofde hem van alles. Een groote diamantring dien hy aan den vinger droeg, was de opmerkzaamheid van zynen huiswaard niet ontslipt, en hy dacht, mogelyk, dat deeze het geringste was 't welk hy tot schaêvergoeding voor de omgeworpen spys nemen kon. Na dat de plondering zyn volkomen beslag had verkregen, lag men den jongen Kulosky midden op de straat neder, en liet hem daar gerust uitslapen. de arme Ismaël, op die wyze langer dan twee uuren geslapen hebbende, werd plotselyk wakker. Hy kon niet begrypen waar hy was. Alle de ribben van zyn ligchaam deeden hem zeer, en hy ondernam zich opterechten. Hy wilde  EEN turksche GESCHIEDENIS. 511 wilde de gordynen van zyn bedstede openschuiven, doch hy kon 'er geene vinden ; hy voelde met de handen rondom zich, en vond zyn bed buitengewoon hard. Eindelyk wreef hy zyne oogen uit, en werd by den maanschyn zonder moeite gewaar, dat hy zich midden op de straat bevond,'en, het geen nog erger was, gantschelyk was uitgeplonderd. Zo gaat het, zeide hy tot zichzelven, wanneer men de regels der filozofie te buiten gaat. Ik had my inderdaad zo sterk niet moeten verwonderen, toen ik eerst in de stad kwam; ik had by het aanschouwen van het bloedige hoofd myns ooms meer onbedeesdheid moeten toonen, en daar door de gelegenheid van een' logen te bevestigen moeten vermyden. Ik had my zo uitspoorig niet moeten verheugen, toen ik my, in het huis des vloekwaardigen Joods, in veiligheid bevond; nog minder had ik myn vertrouwen op deezen schelm moeten stellen, en my laaten verleiden om van zynen Griekschen wyn te drinken. Doch het is nu zo, en gebeurde zaaken zyn niet te veranderen. Indien ik vooraf had kunnen weeten, dat Constantinopel zulk eene groote en aanzienlyke stad was; dat men my het bloedige hoofd van myn' oom op een piek te gemoet zou hebben gedragen ; dat de Jood, die my zo eerlyk toescheen , een schelm was, en dat zyn doemwaardige Grieksche wyn my het verstand zou bedwelmen, dan ik had my beter kunnen wachten. Wat staat my echter nu te doen ? Ik moet geduld hebben, te meer daar myn vader my gezegd heeft, dat 'er geen natuurlyk kwaad in de waereld is. Ditmaal heb ik my laaten verrasschen; in het toekomende zal ik voorzichtiger zyn. Onder deeze bedenkingen wandelde onze filozoof door de straaten om, tot dat de zon opging. Honderd maalen berouwde het hem dat hy zich naar Constantinopel had begeven, en de lessen van zynen vader niet beter in acht genomen. Thans, zeide hy, heb ik geen geld, geen' oom , en geen kennis aan eenig' mensch Wat zal ik beginnen? Het zal 't best zyn weder te rug te keeren, Mm 4 en  512 De Filozoof, en tot mynen vader te gaan. Zyt gy Ismaël Kulos ky niet ? Vroeg hem op dat oogenblik een eerlyk Muselman. Al zo gy het neemt, gaf hy ten antwoord. Indien gy voornemens zyt my eenig leed aan te doen, dan heet ik geen Ismaël; maar zo gy myn vriend zyt, en my uit mynen droevigen toestand kunt redden, dan ben ik alles wat gy wilt. Indien ik nu een geldwisselaar ware , hernam de Turk, die van den ouden Ismaël Kulosky bevel heeft, om zynen zoon in Constantinopel op te zoeken, en hem twee duizend zechinen te tellen, zoud gy dan wel Ismaël willen heeten? Met al myn hart! riep deeze hierop uit; ik ben Ismaël, den zoon van den ouden Ismaël, den beroemden filozoof. Indien dit zo is, zeide de geldwisselaar, dan behoeft gy maar meê te gaan, en het geld te ontfangen. Wie was vergenoegder dan onze filozoof! Hy ontfing het geld, en nam zyn woonplaats in het huis van den wsslelaar, die by den grooten Vizier alle moeite aanwendde, om hem eene bediening te bezorgen. Zyne poogingen waren ook niet vruchteloos. Ismaël verkreeg een aanzienlyke officiersplaats by de troepen, ofschoon hy geduurende zyn gantsche leven nooit eenig geweer had zien afschieten. Thans ben ik op den weg om myn geluk te maaken, sprak hy by zichzelven. Ik ben Aga; de post is wel aanzienlyk ; maar ik moet nog hooger stygen, en het zou niet goed gaan, indien ik niet binnen weinige jaaren, over een ligchaam krygsvolk als Generaal gebood. Ismaël begon nu overeenkomstig zynen rang te leeven. Hy richtte een fraai serail voor zich op, en verwierf welhaast den roem dat hy het schoonste stel vrouwen van geheel Constantinopel had. Zyn makelaar voerde hem altoos de schoonste meisjes uit Georgien toe, met welken in die landstreek een' aanzienlyken handel gedreven werd,, alwaar de ouders zich door het verlies van de vryheid hunner dochteren verryken. Deeze arme schepsels worden van der jeugd af reeds opgevoed, om, zonder veel tegenstand , met zekere behaaglykheid de liefkoozingen van  EEN turksche GESCHIEDENIS. 513 van haare heeren te beantwoorden. Gevalligheid is haar deugd, en eene eeuwige slaaverny haar erfdeel. Ismaël was ondertusschen door geene derzelven tot liefde ontstooken ; hy beschouwde haar , volgens de gewoonte der Oosterlingen , als noodzaaklyk huisraad, waarvan men zich in geval dat men het noodig had bedienen kon, doch waaraan men zyn hart niet moest hangen. Op zekeren dag wandelde hy naar de haven, waar men gewoon is de slaaven te verkopen. Hy vond aldaar een' Armenischen koopman, die goed op zyn Turksch vloekte, en een klein Fransinnetje, dat hem in haare moederspraake, daarin tegen ging. Ben ik niet een ongelukkig man! zeide de Armeniër. Ik heb dat fodsige, kleine, Fransche meisje voor veertig zechinen gekocht, en thans bied geen eenig mensch my 'er een enkele zechine voor. Ik zal genoodzaakt zyn ze voor myzelven te behouden, en het verlies moeten draagen. Dat is droevig, zeide Ismaël, die gaarne voor grootmoedig wilde gehouden zyn. Daar hebt gy uwe veertig zechinen; gelei het meisje naar myn serail. Henriëtte, dat de naam was deezer kleine inboorlinge van Europa, was eene dier schoonheden, welken de konst bezitten van het onaandoenlykst hart eens manspersoons te treffen. Zy zag de onverschilligheid, waarmede Ismaël zyne overige jufferschap bejegende, en de slaafsche vriendelykheid, waarmede zy haare gunstbetuigingen aan haaren heer verkwistte, als eene belediging van haar geslacht aan, en dewyl zy geen open vond, om haar noodlot te kunnen ontwyken, nam zy voor, den hoogmoed van eenen Turk te vernederen , en zich ten minsten het genoegen te verschaffen van Ismaël aan haare voeten te zien zuchten. Het ontbrak haar niet aan verstand, en dewyl ze de Turksche spraak in korten tyd magtig was, vond zy wel dra gelegenheid, om haaren heer die aandoeningen in te boezemen, welken hem , in de omhelzingen zyner Georgische vrouwen , tot nu toe onbekend gebleven waren. In 't kort, hy werd verliefd, en eerlang de slaaf zyner slaavinne. Mm 5 Op  514 De Filozoof. Op den zelfden tyd gebeurde het, dat de voornaamste Aga by den grooten Vizier in ongenade was vervallen, omdat hy zich onderwonden had hem, in de tegenwoordigheid des Sultans, te wederspreken. De groote Vizier had aan den Aga den dood gezworen, en wachte maar op eene bekwaame gelegenheid, om zyne wraak te voltrekken. Ismaël Kulosky had mede kennis van het geheim, en hem was de plaats des voornaamsten Agaas beloofd, wanneer deeze uit den weg zou geruimd zyn. De gedachte van eerlang de opperde bevelhebber van een gantsche hoop krygsvolk te zullen zyn, streelde derwyze zyn eerzucht, dat hy dikwyls zich zeer peinsachtig vertoonde, en alleen bedacht was om den aanslag des Viziers, hoe eerder hoe liever, werkstellig te maaken. De listige Henriëtte bemerkte wel dra aan haaren minnaar dat hy iets van gewigt op zyn hart moest hebben, en gebruikte al haare konst, om het uit zynen mond te lokken. De verliefde Ifmaël kon zo veele vleijeryen niet wederstaan. Hy vergat in de omhelzingen zyner Delila zyne geheele filozofie, ontdekkende, gelyk Simson, zyn gantsch geheim. Welhaast, voegde hy 'er by, zal ik het genoegen hebben van myne slaavin een geluk aan te bieden, dat haarer waardig is. Het leven van één' mensch is maar tusschen beiden. Deeze zal eerlang uit den weg geruimd, en ik de gelukkigste man van de gantsche waereld zyn. De dag, op welken de ongelukkige Aga, op eene verraadersche wyze, zyn leven verliezen zoude, was reeds bepaald, en Ismaël geloofde deeze bediening al in handen te hebben , toen hy onverwacht bericht ontfing, dat de Sultan den grooten Vizier afgezet, en zyn ampt aan den oppersten Aga gegeven had. Vol vrees en verschrikking liep hy naar de kamer zyner Henriëtte, om haar tyding van dit ongeluk te brengen, en zyn droefheid deswege in haaren boezem uittestorten. Maar Henriëtte was nergens te vinden. Zy had den Aga , door eenen gesnedenen, dien zy in haar belang getrokken had, de voorgenomen verraadery laaten ontdekken, en was daarop, met  EEN TURKSCHE GESCHIEDENIS. 515 met deezen zwarten bedienden, in bet serail van den Aga gevlucht, die haar , tot belooning van den dienst aan hem bewezen, haare vryheid gaf, en naar Vrankryk te rug zond. De Aga had den Sultan hiervan bericht gegeven , en het zo verre gebragt, dat de groote Vizier afgezet en hy in deszelfs plaats verheven werd. Thans keerde Ismaël weder tot zyne filozofische bedenkingen, die eindelyk hierop uitkwamen, dat het verstandigste, 't welk hy doen konde, gelegen was in zich , door eene verhaaste vlucht, uit het gevaar te redden. Hy nam zo veel van zyne bezitting, als hy gevoegelyk kon bergen, met zich, en verliet, in 't gezelschap eener Persiaansche karavaan, Constantinopel. Onder de reizende persoonen bevond zich een Persiaan, welke onder die klasse van menschen behoorde, die doorgaans niet kunnen verdraagen , dat men anders denkt dan zy, en die aan elkeen' hunne gevoelens willen opdringen. Hy was een yverig aanhanger van Ali, en liet geene gelegenheid voorby gaan om, ten koste van Omar, die door de Turken veëerd word, zynen lof te verkondigen. Hy wendde zich het eerste tot Ismaël, dewyl deeze de jongste van het gezelschap was, en by wien hy zich verbeeldde gemaklykst te zullen slaagen. Ismaël was in de leer van Omar opgevoed, en verdedigde dezelve tegen die van Ali. De Persiaan, die in de konst van overreden, en waarschynlyke stellingen op valsche gronden te bouwen, beter onderwezen was dan onze jonge filozoof, overhoopte hem met zulk eene menigte van sluitredenen, dat deeze zich niet langer wist te redden. Hy begon eindelyk te twyfelen, en , na verloop van eenige dagen, verliet hy de sekte van Omar, en ging tot de gevoelens van Ali over. Het is inderdaad tegen de les gehandeld, die myn vader my heeft gegeven, dacht hy by zichzelven; maar kan hy echter niet gedwaald hebben? En indien myn vader vooraf geweten had , dat men den grooten Vizier afzetten, dat ik met een karavaan uit Constantinopel vluchten, en dat een Persiaan gantsche dagen met my over de religie twist rede  516 Gedachten over de redenen zou, had hy veellicht my ook andere lessen gegeven. Op die wyze zocht onze ellendige filozoof alle zyne dwaasheden te verontschuldigen, en even zo doen nog dagelyks veele duizend ingebeelde wyshoofden, die, met hunne eigen grootheid en met hun verstand ingenomen, de eene zotheid na de andere bedryven, en desniettegenstaande voor filozoofen begeeren aangezien te worden. Ismaël kwam eindelyk weder tot zynen vader, die slechts om de uitspoorigheden van zynen zoon lagchte. Ik heb het wel geweten, zeide hy, dat het zo met u gaan zoude. Maak u thans uwe ondervindingen ten nutte, en leer met schade wys te zyn. M. O. H. Gedachten over de menschelyke hoop. Uit het Engelsch. Indien 'er geen hoop ware, men zou van hartzeer vergaan , zegt het spreekwoord. Ik heb uit deeze eerwaardige spreuk aanleiding, of liever dezelve tot een' tekst genomen, voor myne volgende redeneering over de ongeregeldheid der menschelyke hoop. Ik noem die hoop ongeregeld, welke eene sterke inbeelding alleen tot haaren grondslag heeft; zynde ik niet van voornemen iets te zeggen, betreffende die hoop, welke op de reden of op het Christendom gegrond is. Wy worden ver genoeg misleid , door de eenzydigheid die wy voor ons-zelven hebben, om te onderstellen dat het heelal door onze verdiensten aan ons belang verbonden is; en dus is 'er geen oude waschvrouw in de stad of zy gelooft met erkenteykheid dat de zon schynt, enkel om haar linnen te droogen: alhoewel onze verwers, en verscheiden andere aanzienlyke fabrikeurs, nedrig begrypen dat de gunst aan hen gezamentlyk bewezen word. Op  MENSCHELYKE HOOP. 517 Op zekeren morgen, hoorde ik een' huurkoetsier, door 'eene der straaten van de stad rydende , tot een' zyner medebroederen zeggen: Gy ziet Jan, de Voorzienigheid draagt zorg voor ons. Ja, by myn ziel, Piet, het weer is de laatste veertien dagen ons niet gunstig geweest. Met den avond hield de regen op; toen een vrouw, die kramery verkocht, zeide, dit is het geen waarom ik gebeden heb. De uitvinder en verkooper van zeker slag van pudding, prees my eens zyn uitmuntende waar aan, en bad my , indien ik zyn zeggen durfde vertrouwen , eenig geld by hem te besteeden. Mynheer, voegde hy 'er by , daar is geen weêrgaê van dit gebak in alle de landen van Europa. Ik vroeg waarom anderen dat gebak zo wel niet konden maaken als by? Omdat God, zeide hy, niet wil dulden; dat ze my het brood uit den mond neemen. Een weduw, die herbergierster in zeker dorp was, had een' zoon, die reis - brood bewerkte by 's Konings bak ker, welke biscuit voor de vloot leverde. De knaap was niet ontbloot van drift, en onderhield een meisje; door dit middel werd hy aan grooter kosten onderhevig, dan zyn weekelyks inkomen draagen kon , dus nam hy zyn toevlugt tot het borgen van geld op den gemeenen weg; maar zulks op geene wettelyke wyze doende , verviel hy onder de magt van de wet, en werd verweezen om 'er voor gehangen te worden, 't Is niet met al, sprak zyn moeder; ik verzeker u dat de Koning hem welhaast zal doen ontslaan; want zyn Majesteit, (God zegene hem!) zal nooit een beet broods eeten, dan dat door myn Isaak gekneed is. Niemands omstandigheden zyn zo goed, of hy hoopt dat zy nog zullen beteren. Ik geloof niet dat ooit iemand in den laagsten rang des levens terstond op den hoogsten doelt; maar even min geloof ik dat 'er niemand is, of hy beoogt een hooger staat dan zyn tegenwoordige. Hoop, voortgebragt zynde door onze begeerte, is alleen een kompli ment,  518 Gedachten over de ment, afgelegd aan onze wenschen zodat, terwyl wy eenig ding te begeeren hebben, hebben wy ook altoos iets te hoopen: hoop is derhalven zo onsterflyk als begeerte, maar meer bepaald: want begeerte, tot haar voorwerp hebbende alle dingen, goed of aangenaam, wier verkryging buiten het menschelyk vermoogen is, moet dikwyls door de hoop verlaaten worden: maar bedoeling , die eene soort van begeerte is, of de begeerte van iets dat wy denken magtig te kunnen worden, heeft altoos hoop tot haare gezellinne; en men zegt dat de hoop ingebeeld of ydel is, wanneer zy meer op inbeelding , dan op waarschynlykheid en goed oordeel gebouwd is. Ik weet niet hoe ik my aan zo veel philofophie heb schuldig gemaakt: een onderwerp ver van myne gedachten, toen ik dit geschrift begon. Of zy te passe komt by het ontwerp dat ik my voorstelde, gelieve de leezer te oordeelen , wanneer hy het vertoog ten einde gebragt heeft. De zelfde romanachtige hoop is, gelyk veele andere waereldsche dingen , in haar begin en voortgang , met vermaak vergezeld, maar eindigt nooit dan met verdriet en leetweezen. Hy, die zeven jaaren lang op eene beminnelyke juffer, of op eene voordeelige bediening hoopt, is , in zo verre, zeven jaaren gelukkig, doch dat misschien jammerlyk door twintig jaaren droefheid uitgewischt word. De hoop, verkwistende in geld en in tyd , vernielt dikwyls gantsche bezittingen en het grootste gedeelte des levens in ydele najaagingen , en laat dan zachtelyk haar' aanbidder in de koude verblyven van armoede en ouderdom daalen. Ydele hoop in zichzelven te voeden , kan in onze geaartheid plaats hebben, of op zyn ergst zotheid zyn; maar dezelve in anderen te kweeken door vleijende betuigingen en bedriegelyke beloften, is ondeugend en barbaarsch. Het legt eene haatelyke neiging en een wreed oogmerk aan den dag, om iemand van zyn leven en goed te berooven , dat volstrekte moord is. Deeze misdaad mag door lieden van eenig aanzien en rang  MENSCHLYE HOOP; 519 rang bedreven worden; maar word werkelyk meest begaan door zulken, die in het hoogste bewint zyn. Staatslieden, zegt men, dat 'er meer gebruik van maaken dan eenige andere , omdat zy meer afhangelingen hebben dan elders gevonden worden. Gelukkig derhalven zulk een staatsdienaar , die van dit verfoeijelyk misdryf vry is; en nog gelukkiger zy, die 'er de deerlyke uitwerkselen van ontkomen zyn. Sommigen hoopen zich in de gyzeling, en sommigen, in een' strop , maar weinigen in de vervulling hunner wenschen. Utopius had eene goede bezitting, doch verspilde dezelve in hoop van eene betere te verkrygen. Hy had eenigen dienst gedaan in de staatsverwisseling; en niet veel kennis van het menschdom hebbende, geloofde hy dat verdienste eene goede aanbeveling by een staatsdienaar was; hy werd derhalven een hoveling , en genoot geen ongunstige ontmoeting, wordende hem alles beloofd waar hy om verzocht, geduurende twintig jaaren lang. Dit hield zyn' moed staande, schoon hy nooit iets verkreeg; en hy snipperde vrywillig een groot landgoed weg, verkoopende hetzelve by stukken van twintig morgen op een' tyd. Wanneer hy het geheel kwyt was, en zyn huis, als een doortrekker, in een' anders veld stond, was Utopius ook te moedig om een landwooning te hebben , zonder een' voet gronds by dezelve , en verkocht om die reden ook het verblyf zyner voorouderen , waarvoor hy roemde zo veel gekreegen te hebben, dat hy 'er zich van een gala-kleed en een nieuwe paruik , om 's Vorsten geboortedag te helpen vieren, mee voorzien konde. Zo lang zyn geld duurde, leefde hy zeer wel te vreden, en was by uitstek verheugd, om de beloften die hem gedaan werden; maar zyn kas ledig zynde, was het geheel anders gesteld; want schoon hy alle morgens met de vriendelyke aanblik van een' eersten minister zyn ontbyt deed, bevond hy zich echter omtrent den middag byna raazende van  520 Gedachten over de hoop van honger. Tegenwoordig hy is van geld en vryheid ontbloot; hy leeft in de gyzeling, wachtende alle uuren nog op een aanzienelyk ampt ; want eene dertigjaarige te leurstelling heeft hem nog niet genezen van zyne ligtgeloovigheid. Hy blyft steeds hoopen. Ik heb eene dame, ten tyde van den voorigen Koning, gekend, die, van geld en schoonheid voorzien, eene menigte harten in liefde ontstak, en, onder deezen' ook het myne; maar zy las romans, en sloeg ons allen af, omdat wy geene helden of zoonen van een' vorst waren. Doch lang naar de overkomst en het aanzoek van een' koningklyken prins gewacht , en te vergeefsch gewacht hebbende, trouwde zy, uit spyt, in het vyfenveertigste jaar van haaren ouderdom, den lyknecht van haar' broeder: om echter te toonen, dat haar karakter haar niet geheel heeft verlaaten, hoopt zy, den eenen of anderen tyd, haar gemaal tot een lord van het koningryk verheven te zien. m. s. m,  BLADWYZER der STUKKEN vervat in met elfde Deel der Zesde .Afdeeling, bestaande uit Mengelwerk van Vernuft , Konst, Geleerdheid, enz. Aankondiging der Lente, en opwekking tot vreugd, enz. Bladz. 1 Het regelen onzer gedachten, met betrekking tot het voorledene , tegenwoordige en toekomende. 6 Zedelyke hoedanigheden , byzonderlyk vereischt in het Karakter van een' Geneesmeester 13 De Epicurist bekeerd. 19 Bericht wegens den Engelschen Predikant Winder; van eene Beroerte hersteld, door middel van den Bliksem; nevens eenige aanmerkingen. 23 De natuur en de oorzaak van de vlekken in de oogen verklaard. . 3° Hec gevoelen van Lord Bolingbroke, ten opzichte van de Konsten en Weetenschappen , voorgesteld en tegengesproken. 32 Een Tafreel uit den Zondvloed; Dichtstukje. 37 Wraakbaar gedrag van ouders omtrent hunne kinderen. 41 Oprechte Vriendfehap beloond. Eene waarachtige gebeurtenis. 46 Een treffende afschildering van tegenstrydigheid. 55 De Abenaki ; of vaderlyke liefde ; een voorval uit Noord-Amerika. 58 De beschouwelyke Stoïcyn in de beoefening bezweken. 61 Gesprek tusschen Tymon, den menschenhaater, en den Griekschen Pylades. 67 De noodlottige Vnendschap; een Spaansche geschiedenis. 75 Oostersche Fabels. 85 Het Bygeloof en de Vrygeestery met elkanderen vergeleken. 89 Bedenkingen over de Lente. 106 De Geneesmeesters verdedigd tegen de beschuldiging van Ongeloovigheid." 112 Aanmerkingen over den. ongemeenen graad van * hitte,  BLADWYZER. hitte, die menschen en dieren verdraagen kunnen. - 117 Aanmerkingen over de formeering van Eilanden , door Alexander Dalrymple. 123 De werking van den omloop des bloeds op het verstand, enz. 126 Bericht wegens de zeden en gewoonten der In wooners van de Marianische of Latroneilanden. Karakter van den Kardinaal Richelieu, eerste Staatsdienaar van Lodewyk XIII. Koning van Vrankryk. Hans en zyn Heer ; een Dichtstukje. 145 Gierigheid en Eerzucht; een Allegorie. 147 Vertoog over de Verbeelding. 150 De Menschenhaater te recht gebragt; een Oostersche geschiedenis. 154 De beproevingen; een Arabische vertelling. 164 Ongemeen voorbeeld eener byzondere Voorzienigheid, door Thuanus verhaald in zyne Historie, en uit dezelve overgezet. 175 De voortreflykheid en waardy der Godsdienstige overdenking, door Gellert. 177 Gesprek russchen Fernando Cortez , veroveraar der West-Indiën voor Spanje; en William Penn, stichter der Engelsche volkplanting in Pensylvanie. " 191 Bericht wegens de torporische of verdoovende Aal, de gedrochtelyke Slangen , de Houtmieren , en Vuurvliegen van Guiana. 198 Verhaal wegens de opkomst en den ondergang der Wederdoopers, in de zestiende eeuw. 207 Den rechtschapen Euangelidienaar en goedwilligen Christen , vertoond in het karakter van Bernard Gilpein. 218 Gedachten over verscheiden onderwerpen. 232 De gelukkige Lupyn; een dichtstukje. 237 De Pelgrims; een zedelyke vertelling. 238 De onbestendigheid van het menschelyk geluk, door een voorbeeld bevestigd. 254 De muil van den Sultan; een Oootersch vertelsel. 258 Aan-  BLADWYZER. Aanmerkelyk voorbeeld van Turksche rechtvaardigheid. 263 Bedenkingen over de onkuischheid, het overspel enz. als de heerschende ondeugden der tegenwoordige eeuwe, toegeschikt aan een' jong' heer van fatsoen. 265 Het leven, wel gebruikt wordende, is genoegsaam tot alle oogmerken. 275 Plato. 281 Gesprek tusschen Titus Vespasianus, en Publius Cornelius Scipio Africanus. 288 Omstandig bericht wegens het ongelukkig uiteinde van den beroemden Abt Winkelman. 294 Brief van Phalaris aan de Atheeners , wegens den dood van Perillus. 299 Onderscheiden merktekenen van waare grootmoedigheid. 302 Proeve over den oorsprong, de voortgangen en de duurzaamheid van de Ridderschap, door Charles Jarvis. 310 Mohammed; een dichtstukje. 327 De Vraat; een dichtstukje. 328 De Philosooph; een Oostersch vertelsel. 329 De noodzaaklykheid der kwakzalvery in de Geneeskonst, in een' brief van een' Engelschen Doktor aan zyn' Vriend. ^ 334 De rechtschapen Zoon ; eene waare Geschiede nis. . . 338 De Historie van een Avanturier in loteryen. 345 De Beever. Een fabel. 351 De Mensch doet nooit meer kwaad , dan wanneer hy niets, of niet genoeg te doen heeft. 353 Beknopt bericht wegens het Russische staatsbestier , van den jaare 861 tot 1767. 371 Gesprek tusschen Willem , den derden , Koning van Engeland, en Joan de Wit, Raadpensionaris van Holland. 385 Bericht wegens de levensbyzonderheden en het gedrag van den prediker George Whitefield, het hoofd der Methodisten in Engeland, onlangs overleden. 402 Hoe aangenaam is het deugdzaam te zyn! Een * 2 veld-  BLADWYZER. veldzang van den ouden Palémon. 414 De Onzichtbaare. Eerste vertoog. 419 Vertoog over de kracht der gewoonte. 437 Het gezicht van Theodorus , den kluizenaar van Teneriffe, gevonden in zyn cel. 441 Wysgeerige Bedenkingen over de nuttigheid der Tobneelpoëzy , door M. Sulzer. 457 Levensbericht van den vermaarden natuurkenner, den heer Peter Collinsin , Lid van de Koninglyke Maatschappy, en van het Genootschap der Oudheidkundigen te London. 475 De Haas met veele Vrienden; een dichtstukje, 486 Een tooneel uit de eerste Christenheid , tusshen Phlegon, Tryphaenia en Persis. 490 De Onzichtbaare. Tweede vertoog. 495 De Filozoof; een Turksche geschiedenis. 505 Gedachten over.de menschelyke hoop. 516