ALGEMEENE OEFENSCHOOLE VAN KONSTEN EN WEETENSCHAPPEN ZESDE AFDEELING. BEHELZENDE MENGELWERK VAN VERNUFT, KONST, GELEERDHEID, enz. DERTIENDE DEEL. TE AMSTELDAM, By PIETER MEIJER, op den Dam, MDCCLXXXII.   de waare gelukzaligheid bestaat in het oefenen van deugd. Geen mensch leeft 'er in de waereld, of hy heeft by alle zyne handelingen, indien hy van zyne zinnen niet beroofd is , het oogmerk om gelukkig te worden. Deeze neiging is ons zo natuurlyk, dat wy ophouden verstandige menschen te zyn, zo dra wy ophouden onze eigen gelukzaligheid in 't oog te houden; en schoon men genoegzaam alle dagen veele duizenden ontmoet, die als met handen en voeten arbeiden om zich hoe eer hoe liever ongelukkig te maaken, is 'er echter onder hen niet een eenige, of hy gelooft dat hy zich op een zeer goeden weg bevind, en dat hy alle zyne vermoogens aanwend om zynen toestand te verbeteren. Men vraage den heer Eerlief waarom hy alle zyne goederen verkwist, en zyn familie daardoor in gevaar brengt van in 't vervolg om brood te moeten bedelen; het antwoord is, om zich daardoor vrienden te maaken , en zich den weg tot eerampten te baanen. Zyn oogmerk is derhalven gelukkig te worden. De heer Ontrouw verraad de geheimen van zyn Heer en van den Staat, om eene groote somme gelds te gewinnen, en eene goede bediening te verkrygen. Men vraagt hem, waarom hy dit doet ? Hy antwoord: om op deeze wyze in eens myn fortuin te maaken. Levi stempelt valsche munten, en besnoeit de goeden en gangbaaren. Dolkop heeft een maatig inkomen van zyne bediening; doch hy legt dezelve neder, laat vrouw en kinderen zitten, en begeeft zich naar Indië. Juffrouw Manziek is naauwlyks zestien jaaren oud, en heeft in het huis haarer ouderen de. beste dagen van de waereld; zy verlaat echter hetzelve heimclyk, en gaat met een' kwakzalver door. Waarom bedryven alle deeze lieden zulke ongerymde daaden ? Zy willen zich gelukkig maaken. Wat VI. Afd. XIII. Deel. A volgt  2 DE WAARE GELUKZALIGHEID volgt hieruit anders, dan dat alle menschen de gelukzaligheid zoeken, en dat de minsten den weg inslaan, die tot dezelve geleid. En van waar komt dit? Zekerlyk van niets anders dan dat de minste menschen weeten , waarin de waare gelukzaligheid bestaat, en door welke middelen zy tot bezitting van dezelve kunnen geraaken. Wat is het eene verhevene en voortreflyke weetenschap, wanneer men de konst verstaat van zichzelven gelukkig te maaken? Hoe ongelukkig zyn echter de meeste stervelingen, die naar geluk wenschen, en echter ten zelfden tyde in niets grooter tegenzin hebben dan in deeze gelukzaligheid zelve! Behoeft men zich echter hierover wel te verwonderen , wanneer de wysgeeren zelfs dikwyls onderling het niet eens kunnen worden, waarin eigenlyk de waare gelukzaligheid bestaat? Drieërleie goederen zyn 'er, die met elkanderen de volmaakste gelukzaligheid van den mensch uitmaaken. Deeze bevinden zich buiten den mensch, of in den mensch zelven ; zy zyn of zinnelyk, of zy bestaan in de inbeelding, of zy hebben hunne zitplaats alleen in de ziel. Onder de goederen die zich buiten ons bevinden, behooren voornaamelyk diegeenen, die wy met recht geluksgoederen noemen, als rykdom en eer, en deeze bestaan in de inbeelding. Een gezond en welgevormd ligchaam is een zinnelyk geluk, en grooter en van meer waardy dan de voorigen; het grootste en eigenlyk geluk echter , is de deugd, die haar zitplaats in de ziel heeft , en die ook op zichzelve en zonder de voorigen, een duurzaam en wezenlyk geluk is, ofschoon de zinnelyke geluksgoederen en diegeenen, welken zich buiten ons bevinden, wanneer zy met het laatste verbonden zyn, hetzelve nog meer verhoogen, en tot de grootste volmaaktheid brengen. Diegeenen onder de oude philosoophen , welken van gedachten waren, dat de goederen der ziele, ik meen de deugd, op zichzelven alleen genoegzaam waren om een' mensch in deeze waereld gelukkig te maaken, hebben byna zo sterk gedwaald als de navolgers van Epikurus, die. de  BESTAAT IN HET OEFENEN VAN DEUGD. 3 de waare gelukzaligheden in de zinnelyke genietingen en in de wellust zochten. Zy verstonden hunnen Leermeester niet, en zochten de gelukzaligheid in het vergenoegen, en niet het vergenoegen in de gelukzaligheid. Zodanigen echter, die dezelve in de dingen, welken buiten ons zyn, en maar in onze inbeelding bestaan, zoeken, dwaalen het meest. Indien de mensch enkel een geest ware, gelyk wy ons de Engelen verbeelden, dan zoude hy in zichzelven gelukkig zyn, en alle de overige goederen zouden hem tot niets nuttig weezen. Nu kan de mensch de gelukzaligheid, die in zyn ziet woont, niet anders verkrygen dan door het gebruik der zinnen, welken de werktuigen zyn, dia de denkbeelden in ons veroorzaaken, en het verstand in beweeging brengen. Hieruit volgt derhalven noodwending, dat de zinnelyke geluksgoederen , als de gezondheid, de krachten des ligchaams en het noodig onderhoud onontbeerlyke dingen zyn; wanneer anders de ziel in het ligchaam werken, en tot haare volmaaktheid , en met een ook tot dien graad Van deugd zal geraaken, die de waare gelukzaligheid der menschen uitmaakt. Dewyl nu de geluksgoederen tot instandhouding onzer zinnelyke goederen onontbeerlyk zyn, zo volgt ook daar uit dat zo wel de eersten als de laatsten tot de gelukzaligheid van den mensch behooren. Zy zyn wel geene wezenlyke stukken, maar alleen toevallig; doch 2y behooren 'er echter toe, wanneer anders het geluk volkomen zal zyn. Met eene ledige maag is het slecht te philofopheeren, en iemand, die aan alle noodwendige behoeften des levens gebrek lyd, kan zich onmooglyk volmaakt gelukkig noemen, dewyl het ligchaam daardoor lyd, en dewyl de ziel, uit hoofde der naauwe verknochtheid met hetzelve , ook een gedeelte van dit kwaad ondervind. Ondertusschen is het ook waarheid dat de wyze minder noodig heeft om genoeg te hebben, dan de ondeugende, want zyne begeerten zyn blootelyk tot het noodwendige bepaald : en wanneer hy ook eindelyk van dit noodwendige beroofd word j dan is hy evenwel altoos nog gelukkiger dan de onA 2 deu-  4 DE WAARE GELUKZALIGHEID deugende midden in all' zynen overvloed. Een mensch, die alleen ryk en geëerd is, kan deswegen even zo weinig gelukkig genoemd worden, als diegeen, die wel een gezond ligchaam, doch daarby eene ongezonde ziel heeft, daar, integendeel, een deugdzaame, wanneer hem ook alles ontbreekt, nog gelukkig is. De deugdsaame is echter dan eerst volkomen en in den hoogsten graad gelukkig, wanneer hy alle deeze goederen te samen bezit. De rykdommen stemmen zeer wel met de gelukzaligheid overeen, en men vind geen rechter die zo onbillyk is, dat hy de wysheid en deugd tot den bedelstaf doemt. Het was alleen de nyd, die de sekte, welke in haare kleeding zo ongeschikt als in haare manieren was, zo raazende maakte, dat zy op Plato, op Aristippus en op Zeno schimpte, omdat deezen niet, als zy , op stroo philofopheerden, maar groote rykdommen bezaten, in prachtige huizen woonden, schoone tuinen, kostbaare klederen en heerlyke tafels hadden , en nochtans met dit alles in hunne schoolen leerden, dat een wyze met weinig te vreden is. Om wys te zyn behoeft men zyn schatten niet in zee te werpen, gelyk Crates; men behoeft zich niet van zyne oogen te laaten berooven, gelyk Democrites, of in een' ton te woonen , als Diogenes. Hoe meer geluksgoederen een wyze bezit, hoe gelukkiger hy is, dewyl hy zich daardoor in staat bevind om deugdsaame handelingen te verrichten. Ik kan niet zo blykbaar bewyzen een rechtvaardig man te zyn , wanneer Ik zelf geen rechterlyk ampt bekleede; ik kan niet grootmoedig zyn, wanneer ik zelf geen eer bezit ; ik kan niet medelydend en milddaadig zyn, wanneer ikzelf een bedelaar ben. De deugdzaame weet een beter gebruik van de rykdommen te maaken dan de ondeugende; de eerste gebruikt ze tot best van zichzelven en van zyn' evenmensen; de laatste in tegendeel verkwist dezelven of besluit ze in zyne koffers. Vorsten en Monarchen kunnen met alle hunne schatten gelukkiger zyn dan iemand, dewyl ze meer gelegenheid hebben om groote en deugdzaame handelingen te bedryven, en.  BESTAAT IN HET OEFENEN VAN DEUGD. 5 en de waare gelukzaligheid alleen in het oefenen van deugd bestaat. Het zyn de rykdommen niet die den mensch in zyne gelukzaligheid hinderen," het is het kwaad gebruik van dezelven. De wyze bedient zich van zyne rykdommen, doch hy is geen slaaf daarvan. Hy bedient zich van dezelven als van dingen die buiten hem zyn, zonder dat 'er zyn hart aan hangt. Hy is gelukkig dat hy dezelven bezit, hy word echter niet ongelukkig door ze te verliezen, want zyne waare gelukzaligheid heeft haare zitplaats in de ziel, en hy verliest ze alleen ongaarne, omdat hy ze als toevallige dingen beschouwt, waardoor zyn geluk vergroot en hy in staat gesteld is, meer deugdsaame handelingen te verrichten. Men ziet derhalven daaruit dat de ligchaamlyke goederen, zo wel als de goederen des geluks, eer en rykdom naamelyk veel tot des menschen gelukzaligheid toebrengen, doch zy maaken het wezen van dezelve niet uit, het welk, gelyk wy gezegd hebben, enkel en alleen in de oefening der deugd en in het vergenoegen, het welk de mensch daardoor gewaard word, bestaat. Dit is een inwendig goed; het is willekeurig, en hangt noch van eens Vorsten gunst noch van den onstuimigen wil des volks, noch van andere toevallen af. Het is eeuwig, gelyk de ziel van den mensch, of duurt ten minsten zo lang, als de mensch zelf wil, dat is, zo lang hy deugdzaaam blyft. Het is waar dat een daadelyk gelukkig mensch, onaangezien dit alles, aan zeer veele smartelyke en aandoenelyke toevallen kan onderworpen zyn, zo wel met betrekking tot de zinnelyke als de geluksgoederen. De deugdsaame is een mensch; wanneer zyn ligchaam lyd, gevoel hy de smart; hy is nochtans daarom niet ongelukkig, want zyne gelukzaligheid heeft haare zitplaats in de ziel, de smart daartegen heeft in het ligchaam plaats. Ofschoon hy , gelyk een mensch, een zinnelyk gevoel heeft; schoon hy schreit en zich beklaagt, zyn geest is evenwel vry. Zyne inwendige tevredenheid en onschuld leveren hem de beste troostredenen op. Hy vertrouwt op de Goddelyke Voorzienigheid, en laat nooit een woord uit zyn' mond gaan, dat voor een' A 3 wy-  6 DE WAARB GELUKZALIGHEID wyzen en deugdsaamen onbetaamelyk is. En wanneer het zo verre komt, dat hy alles, ja zelfs zyn leven verliest, dan blyft hem echter zyn grootste schat over, hy neemt zyne gelukzaligheid met zich uit het ligchaam, waar hy, bevryd van alles wat hem tot nog toe gehinderd heeft, dezelve veel geruster kan genieten. Indien derhalven de waare gelukzaligheid van den mensch, alleen in de oefening der deugd bestaat, dan zal men ook zeer ligt de reden begrypen, waarom de meeste menschen hun geluk niet vinden, schoon zy zo beangstigd naar hetzelve zoeken. Het grootste gedeelte jaagt de schyngoederen na, die hun bestaan slechts in de inbeelding heb-, ben , en worden bedrogen; anderen zoeken het in de zinnelyke genietigingen, en in de wellust, en bevorderen daar-, door hun ongeluk. Wie met Tiberius zyn geluk in de wellust en zinnelyke geneugten zoekt, die vind ook met hem daarin zyn ondergang; zoekt hy het in de geluksgoederen, .gelyk Crassus, dan behoeft hy maar in ongenade te vervallen om van dezelven beroofd te worden. Zoekt hy het met Dionysius in de eer, dan behoeft 'er maar een opstand voor te vallen, om een Koning van Syrakuza tot een' pedant in Korinthen, en een' Beheerscher van een groot Ryk, tot een slaaf zyner onderdaanen te maaken. Wy kunnen hetgeen ons door het geluk word gegeven, het onze niet noemen. Het berooft den wysten man dikwyls op de gruwzaamste wyze van datgeen 't welk het hem met eene lagchende houding geschonen heeft. Hoe beklagenswaardig is derhalven den grootsten hoop der stervelingen , die op verkeerde wegen met zo veel beangstheid hun geluk zoeken, en hun ongeluk vinden! Is het geen dwaasheid, een schaduw, een goed welks waarde alleen in de inbeelding bestaat, nateloopen? De eerzuchtige, houd zich gelukkig, wanneer het volk zich voor hem nederbukt, en weet niet dat een geluk , 't welk hy in zichzelven niet heeft , geen geluk is. De eer, die hy geniet, is in hemzelven niet gelegen, maar in dien, door welken hem  BESTAAT IN HET OEFENEN VAN DEUGD. 7 hem de eer bewezen word. Is hy niet deugdsaam, dan eert men alleen zyn karakter en geenszins zyn persoon. Wat helpt het een' ondeugenden gunsteling van het geluk, wanneer men zich voor zyn koets en ryk geboorde klederen nederbukt, terwyl men hem in zyn hart voor een' zot verklaart? Even zo belagchelyk, en byna nog belagchelyker is de gierigaart, die alleen naar rykdom dorst, en by zyn geldkist zich uithongert. Zyn geluk ligt in den koffer, en om hem volkomen gelukkig te maaken moest hy hem daarby fluiten. De wellustige handelt op de wreedaardigste wyze tegen zichzelven. Hy verkwist niet alleen de geluksgoederen, maar hy berooft zich ook van die zinnelyke goederen , welken de natuur hem verleent; hy verzwakt zyn ligchaam, en berooft dus de ziel van dat werktuig, 't welk zy volstrekt noodig heeft, om den behoorlyken graad der waare gelukzaligheid te erlangen. GESPREK TUSSCHEN OCTAVIA , FORTIA EN ARRIA. Vertaald uit the Dialogues of the Dead, by lord LYTT LETON. portia. Hoe is het bygekomen, Octavia, dat Arria en ik, die hooger plaatsen hebben in den tempel der Faam, hier in Elysium een' laager rang bekleeden ? Ons is verhaald, dat de deugden, die gy, als een vrouw, liet blyken, grooter dan de onze waren. Wees zo goed ons te verklaaren waarin deeze deugden bestonden. Het is het voorrecht van deeze gelukkige plaats, dat men zich overtroffen kan zien zonder verdrietig daarover te worden. De afgunst van voorrang stierf hier met de rest onzer sterfelyke zwakheden. Verhaal ons dan uwe eigen geschiedenis. Wy zullen ons by elkander in dit mirtenboschje nederzetten, en 'er met vermaak naar luisteren, A 4 oc  8 GESPREK TUSSCHEN OCTAVIA, OCTAVIA Edele Dames, de glorie van onze sexe en van Rome, ik wil niet weigeren uwe bevelen te gehoorzamen, schoon dit in myn geheugen eenige tooneelen herroept, die myn hart voor altoo, wenscht te yergeeten. Maar eene reden kan 'er zyn, waarom Minos aan myne huwlyksdeugden hier den, voorrang heeft gegeven; en deeze is dat derzelver beproeving zwaarder was dan de uwen. ARRIA. Hoe! Mevrouw zwaarden nog dan te  sterven voor uwen echtgenoot? Wy stierven voor de onzen. OCTAVIA. Gy deed dit voor echtgenooten die u beminden , en die de deugdsaamste mannen waren van de eeuw in welke zy leefden; die u hun leven, hunne eer en hunne glorie toevertrouwden. Zulke mannen te overleeven is harder dan voor of met hen te sterven. Maar Markus Antonius, aan wien myn broeder, uit reden van staat, myn hand gaf, beminde een ander, en niet my. En nochtans hy zelf heeft my gezegd, dat ik schooner was dan zyne Cleopatra. Jonger was ik zekerlyk; en voor mannen is dit doorgaans ene bekoorlykheid die genoegsaam is om de schaal in iemands voordeel te doen overslaan. Ik was bemind gewoon te zyn: Marcellus betoonde my zyne liefde. Antonius zei dat hy my beminde, wanneer hy zyn trouw my gaf. Mooglyk deed hy dit voor een' tyd: uit hoofde zyner natuurlyke onstandvastigheid, kon eene nieuwe schoonheid hem zyne voorige verbinternis ligtelyk doen vergeeten. Hy was maar al te beminnelyk. - Zyne ondeugden zelfs hadden be gingen. Zulk een geest! zulk een vuur! zulk een stygen de glorie! Hy scheen geschapen te zyn om te bevelen; om de waereld te bestieren; met zulk een gemak te bestieren, dat het gewigt daarvan hem niet een uur van zyn vermaak be<  PORTIA EN ARRIA. 9. beroofde. En geduurende zyne genegenheid voor my, was deeze trotsche Heer van het menschdom, die naauwlyks zyn hoogmoedigen geest zo verre kon vernederen, dat hy myn' broeder, zyn deelgenoot in het Ryk, met behoorlyke achting behandelde, aan my zo onderworpen, zo gehoorzaam aan ieder wensch van myn hart, als de nederigste minnaar, die ooit in de valleijen van Arkadia zuchtte. Dus trok hy op eene bedriegelyke wyze myne genegenheid af van de schim van Marcellus, en vestigde die op hemzelven. Hy vestigde ze, Mevrouwen (ik beken het met schaamte) sterker op hem dan zy ooit op Marcellus was gevestigd geweest. En dit gedaan hebbende, versmaadde hy my, hy verliet my, hy wendde zich weder tot Cleopatra. Denk wie ik was: —-— de zuster van Caesar opgeofferd aan eene verachtelyke Egiptische Koningin, de hoer van Julius, de schande van haare sexe. Allerleie openlyke hoon werd hier nog by gevoegd, om my nog meer te ontsteeken. Hy gaf haar, als een baarblyklyk teken zyner liefde, een groot gedeelte van 't Roomsche Ryk in het Oosten. Hy las haare minnebrieven openlyk in zyn gerechtshof, zelfs terwyl hy de zaaken der Koningen beslisten. Ja, hy verliet zyn rechterlyken zetel, terwyl een' van de beste Romeinsche redenaars voor hem pleitte, om haar' draagzetel te volgen, in welken zy toevallig op dien tyd daar voorby kwam. Maar hetgeen grievender voor my was, dan alle deeze bewyzen van zynen uitspoorigen hartstogt, in een' brief, dien hy aan myn' broeder zelven schreef, had hy de stoutheid van haar zyne vrouw te noemen. Wie van u, Mevrouwen, zou dit hebben kunnen verdragen? ARRIA. In waarheid, ik niet Mevrouw. Had ik in uwe plaats geweest, de dolk, met welken ik myn' eigen boezem doorboorde, om aan myn' dierbaaren Paetus te toonen, hoe gemaklyk het was te sterven, dien zou ik in het hart van Antonius geplant hebben, indien het ontzag voor de Goden, en de achting voor de zuiverheid van myn eigen ziel, myn A 5 hand  10 GESPREK TUSSCHEN OCTAVIA, hand niet weêrhouden hadden. Maar ik geloof dat ik myzelve zou gedood hebben, niet, gelyk ik deed, uit liefde voor mynen echtgenoot, maar uit schaamte en verontwaardiging over de verongelykingen my aangedaan. PORTIA. Ik moet bekennen, Octavia, dat zulk een behandeling als de uwe te verdraagen, harder voor eene vrouw was, dan vuur te zwelgen. OCTAVIA. Nochtans verdroeg ik dezelve, Mevrouw, zonder een enkele klagt, die myn' wreeden man kon benadeelen of beledigen. Ik wendde myne uiterste poogingen aan, om myn' broeder te weêrhouden van hem om mynent wille te beoorlogen. Ja , ik deed meer ; op zyne te rug komst van zynen Parthischen togt , welken zyn ongeduld, om het lang afzyn van Cleopatra, ongelukkig en schandelyk had doen uitvallen, begaf ik my op weg om hem in Syrië te ontmoeten, en voerde met my voortreffelyke geschenken van klederen en geld voor zyne troepen, een groot getal van paarden, en twee honderd uitgeleezene soldaaten, gekleed en gewapend als de Praetoriaansche benden van myn' broeder. Hy zond my bevel om te Athene te blyven, dewyl zyne minnaares by hem was, en hy zich schaamde ons by elkander te zien. Ik gehoorzaamde zyne bevelen; maar schreef hem, door een' van zyne getrouwe vrienden, een' brief, die zulk eene onderwerping aan en zo veel tederheid voor hem uitdrukte, als ik meende in staat te zyn om zyn hart te kunnen raaken. Myn afgezant diende my zo wel, hy zette myne getrouwheid in zulk een licht, en gaf zulke redenen aan Antonius, waarom hy my met vriendelykbeid behoorde te zien en te ontfangen, dat Cleopatra 'er grootelyks door in alarm geraakte. Alle haare konsten werden te werk gesteld om voor te komen dat hy my zag, en om hem weder in Egypte te trekken. Deeze konsten ver kregen de overhand. Hy zond my te rug naar Italië, en gaf  PORTIA EN ARRIA.1 11 gaf zich lafhartiger dan ooit over aan de toveryen van deeze Circe. Hy voegde Afrika by de Staaten, die hy haar te vooren geschonken had, en verklaarde Caesario, haaren onechten zoon by Julius Caesar, tot erfgenaam van alle haare Heerschappyen, uitgezonderd Phoenicie en Cilicie, welken hy, met Opper-Syrië, gaf aan Ptolemeus, 'zyn' jongsten zoon by haar; en op den zelfden tyd verklaarde hy zyn' oudsten zoon by haar, Alexander genaamd , welken hy had uitgetrouwd aan de Prinses van Medie, tot erfgenaam van dat Koningkryk, en Koning van Armenië, ja zelfs ook van het geheele Partische Ryk, dat hy voornam ten zynen behoeve te overmeesteren. De kinderen, die ik hem ter waereld gebragt had, werden gantschelyke door hem veronachtzaamd , alsof zy bastaarden geweest waren. Ik weende ■ ik beklaagde zyn noodlot en het myne; maar nooit deed ik hem eenige verwyten. Myn broeder, door zo veel hoon getergd, beval my het huis van myn' gemaal te Rome te verlaaten , en in het zyne te komen. —— ik weigerde hem te gehoorzaamen. ■ Ik bleef myn verblyf houden in het huis van Antonius. Ik volhardde de zelfde zorg te dragen voor de kinderen die hy by Fulvia had, als voor myn eigen. Ik verleende alle zyne vrienden te Rome myne bescherming, en al de hulp, die in myn vermoogen was. Ik smeekte myn' broeder, dat hy myn' minyver, of myne verongelykingen niet tot de oorzaaken van eenen burgerkryg zoude maaken. Maar de beledigingen , door het gedrag van Antonius aan het Ryk en Rome gedaan, konden niet vergeven worden. Wanneer hy gewaar werd dat hy de Romeinsche heirmagt zich op den hals zoude haalen, zond hy my bevel om zyn huis te verlaaten. Ik deed zulks, maar nam met my alle zyne kinderen by Fulvia , uitgezonderd Antyllus, het oudste, dat toen by hem in Egypte was. Na zyn' en Cleopatra's dood, nam ik de kinderen, die hy by haar had, mede tot my, en voedde hen op met de mynen. Ik trouwde haare dochter uit aan Juba, Koning van Mauritanie , den beschaafsten en schoonsten prins van de waereld. Ik deed Julius Antonius, den tweeden  12 GESPREK TUSSCHEN OCTAVIA, den zoon van myn' man, by zyne eerste vrouw, tot zulk een' graad van gunst en gezag ryzen, dat, uitgezonderd Agrippa en de zoonen van Livia , hy niemand boven hem zag in het hof van Augustus. In 't kort, ik deed voor de kinderen van Antonius, zelfs voor die welken by had by Cleopatra, myne medeminaares, alles wat Portia of Arria konden gedaan hebben voor haare kinderen by Brutus en Thrasea, indien zy hen overleefd hadden. PORTIA. Het vonnis van Minos was ten uitersten billyk. Ik dank de Goden dat myn deugd niet op zulk eene proeve werd gesteld. Zyt gy, Arria, met my niet van de zelfde gedachten? ARRIA. Volkomen. Ik erken haare meerderheid. Laat my haar echter eene vraag doen. Zeg my, Octavia, genazen uw hoogmoed en toornigheid u niet geheel van uw liefdedrift voor Antonius, zo dra gy hem tot Cleopatra zaagt te rug keeren? En was uw gantsche gedrag na dien tyd niet het uitwerksel van eene bedaarde reden, niet gestoord door de beroeringen eener minyverige, ongelukkige en gefolterde liefde? OCTAVIA. Gy onderzoekt myn hart zeer diep. Dat ik eenige hulp van myn' hoogmoed en verstoordheid had, wil ik niet ontkennen. Maar ik was niet onverschillig omtrent myn' man geworden. Zyn denkbeeld was my dierbaar, nog heden te dierbaar. Ik beminde den Antonius , die myn minnaar en vriend was geweest, meerder dan ik toornig was op den Antonius, die my verzaakte en eene andere vrouw beminde. Indien hy Cleopatra had verlaaten en met zyne voorige genegenheid tot my ware wedergekeerd , ik zou hem zo lief gehad hebben als te vooren. ARRIA. Mevrouw, uw hart is het volmaakte modél van huw lyks-  PORTIA EN ARRIA. 13 lyksliefde. De wond, die ik de myne gaf, was, ik beken het, maar eene ligte schrabbe, in vergelyking van veelen, die gy ontfingt. Maar ik twyffel of het niet zeer goed is voor de waereld, dat 'er niet veele Octaviaas zyn. Het zou den mannen te veel aanmoedigen om hunne vrouwen kwalyk te handelen. Te goede onderdaanen zyn geschikt om kwaade Koningen te maaken. PORTIA. Dit is waar Arria; de geest waarmede de vrouwen van Brutus en Thrasea Paetus bezield waren, mag men voor' eenigzins oproerig houden. Octavia was in het hof van haar' broeder opgevoed. Onderwerping en geduld waren daar beter te leeren dan in onze onbeschaafde schoolen. DE LOTGEVALLEN DER LETTEROEFFENINGEN ONDER DE ROMEINEN. Uit bet Fransch. Indien men met aandagt let op de beginsels van het Romeinsche gebied, op het harde en woeste karakter van dit Volk, door een stoutmoedig Opperhoofd byeengebragt, en eindelyk op de denkbeelden en zetregelen, die deeze bevelhebber hun inboezemde, zal men zig niet verwonderen in de eerste tyden van Rome, eene soort van barbaarschheid te vinden, zowel in de zeden en tugt als in den regeeringsvorm. Dit ruwe volk had eene ingeprente afkeerigheid van al wat beschaafd was. Deeze woestheid veranderde trapswyze in eene stipte en harde strengheid, welke in weinig tyds onversaagde krygslieden voortbragt, of liever zo veele helden formeerde, als Rome toen inwooners telde, wier dapperheid reeds tot een voorteken van 's Volks grootheid verstrekte , en de heerschappy over de gansche wereld van verre scheen te verkondigen. Sterk door  14 DE LOTGEVALLEN DER LETTEROEFFENINGEN door hunne eigen kragt, bezield met de roemzugt, die zy mede ter wereld bragten, en alleen gevoelig voor deeze drift, welke de kragt had om alle overige te verdooven, of ten minste te overwinnen, wilden zy niets aan de kunst verschuldigd zyn, nog tot volmaaking van hun verstand, nog tot hunne eigen verhooging. Zy waren te vrede met eenige groove uitvindingen, en veragtten het fyn vernuft hunner nabuuren, houdende de studie over 't geheel voor eene bezigheid den mensch onwaardig. Dit moest zo weezen , en ik verwonder 'er my geheel niet over. Inderdaad moesten de Weetenschappen en Kunsten hun als uitvindingen voorkomen, die, voor 't minst, onnut waren , wanneer zy overdagten, dat zy, alleen door hunne kloekmoedigheid, hunne stipte krygstugt, en de onoverwinnelyke kragt hunner wapenen beschaafde Volken onder 't juk gebragt, en de verstandigste Natien van de gantsche wereld overwonnen hadden. De Romeinsche Schryvers hebben de ruwheid en onkunde deezer eerste tyden niet verbloemd. Cicero herhaalt meer dan ééns dat een geletterd Romein toen een wonder was (a). Virgilius, in wiens leeftyd de weetenschap en beschaafdheid, van de geheele waereld, binnen de muuren van Rome als vergaderd en beslooten waren, laat anderen Volken den roem over van de Kunsten te hebben uitgevonden, en van zig bekwaam te maaken in de Schilderkunst, Beeldhouwkunst, Starrekunde enz. Hy voegt 'er by dat de weetenschap der Romeinen is, te overwinnen en te heerschen (b). De minagting, van dit krygzugtig volk voor andere Natiën , welke in zekeren zin verder ging dan die der Chineezen voor de Europeërs, bragt niet weinig toe om de oorspronglyke onkunde te onderhouden. Want beroemen zig de Chineezen, dat zy met twee oogen begaafd zyn, dat de Franschen maar één oog hebben, en dat alle andere Na (a) De Nat. Deor. L. 1. en de Senectute. (b) Aen. L. VI. Excudent alii Spirantia etc.  ONDER DE ROMEINEN. 15 Natiën geheel blind zyn, de Romeinen beschouden andere Volken als geschikt om hunne slaaven te weezen: Zy wilden zig zo ver niet vernederen, dat zy eenige uitvindingen zouden ontleenen, of lessen aanneemen van hunne verwonnenen. Zy verzuimden derhalven de werken der Grieken te leezen, en 'er verliepen meer dan 500 jaaren na de stigting van Romen, eer de weetenschappen uit Athenen naar deeze Stad begonden over te komen (c). Deeze diepe onkunde had derhalven geen anderen oorsprong dan de weinige omgang, die zy hielden met de fraaie Vernuften en groote Mannen van Griekenland, welken , om zo te spreeken den zetel der Kunsten en Weetenschappen onder hen gevestigd hadden. Dus hadden zy geene gelegenheid tot de aankweeking, verfiering en volmaaking hunner verheevene geesten, waaraan de natuur buiten twyffel de bekwaamheid gegeeven had om in alles uittemunten. 't Is egter waar, dat zy eene foort van Poëzy hadden; dog deeze was lomp en ruw, zo als men zig natuurlykerwyze voorstelt by eene Natie, die nooit eenig werk van studie gemaakt had, die, gelyk Ennius zegt, nimmer tot de geheiligde verblyfplaats der Zanggodinnen naderde , en die zelfs eene glorie in haare onweetendheid stelde. Cicero is genegen te gelooven, dat de oude Romeinen eenige kennis van de Philosophie gekreegen hadden, door 't onderwys van Pythagoras, 't hoofd der Italiaansche Sekte, welke in Italië bloeide, van den tyd af dat de Tarquiniussen uit Rome verdreeven waren (d). Deeze gissing is gegrond op een gevoelen van 't gemeen, welk, gelyk al de rest, valsch is, en door de Tydrekenkunde wordt tegengefproken, te weeten , dat Numa een leerling van deezen Wysgeer zou geweest zyn. De overeenkomst van billykheid tusschen de fraaie schikkingen des Romeinschen Wetgeevers en de zedelessen van Pythagoras, hebben vermoedlyk gelegenheid gegeeven tot dit gevoelen, welk, (c) Serus enim Graecis admovit acumina chartis. Hor. Ep. I. Lib, II. (d) Tusc.. Quaest. L. IV. initro.  16 DE LOTGEVALLEN DER LETTEROEFENINGEN welk, des niet tegenstaande, gansch en al strydig is met de order der jaaren , en met het verschillende tydperk waarin de een en ander leefden. Het eenigste, dat Cicero ter staavinge van zyn gezag bybrengt, en waarop hy zelfs niet veel schynt te bouwen, is de oude gewoonte van lofzangen ter eere van groote mannen, geduurende den maaltyd, op de fluit te speelen; en dit zou my eer aanleiding geeven om te denken, dat de Digtkunde onder de Romeinen ouder was dan de Philosophie of Welspreekendheid (e). Omtrent het jaar van Rome 555 poogde Philippus, Koning van Macedonië, Griekenland onder 't juk te brengen. De Romeinen stonden den Grieken by, volgens hunne gewoonte, en volgens een zetregel van staatkunde, die hen zo menigmaal gelukt was, tot uitbreiding hunner magt; en dus overmeesterden zy de Grieken, terwyl zy voorwendden hen van 's Konings geweldenary te verlossen. Toen was het, dat, volgens de uitdrukking van Horatius, Griekenland door de Romeinen bemagtigd , van zyn kant de fiere overwinnaars bemagtigde, en het woeste Italië beschaafd maakte, door de fraaie Kunsten, welke het hen noodzaakte te beminnen en te beoeffenen (f). De Digtkunde kwam toen in agting; want van 't jaar 512 tot het jaar 607, dat is, tusschen 't einde van den eersten Punischen oorlog en den derden, vinden wy een zeer groot getal van Poëeten, als Livius Andronicus Naevius, Ennius Pacuvius, Plautus, Afranicus, Terentius , Lucilius, en eenige andere, die minder beroemd zyn. Horatius trekt dit tydperk verder: hy zegt, dat men, na de Punische oorlogen, alleen wilde leezen de Tragedien van Sophocles, Aeschylus, en Thespis of liever Heraclides van Pontus, welke volgens berigt van Aristoteles en Diogenes Laertus , den naam van Thespis aan (e) Horat. L. 1. Ep. 2. versus finem. (f) ibid. Graecia capta fenum victorem capit. etc.  ONDER DE ROMEINEN. 17 aannam. Maar 't geen Horatius zegt, is alleen van den eersten Punischen oorlog te verstaan. De Wysbegeerte en Rederykkunde hadden geene merklykeVorderingen voor 't jaar van Rome 586 of 587, wanneer de Volken van Achaïe, weinig zugt en genegenheid voor de Romeinen betoond hebbende, door hun genoodzaakt werden, om, In getale van meer dan duizend, hun land te verlaaten, wordende dus verspreid in verscheidene geWesten van Italië. Polybius, de Megalopolitaaner, bevond zig mede onder dit getal. Zyn groot vernuft, en zyne grondige weetenschap deeden hem de vriendschap winnen van Scipio en Laelius, de grootsten der toenmaalige Romeinen. De verdiensten van dien uitmuntenden man verworven de vryheid zyner Landgenooten, wien men toestond, naar Achaïe weder te keeren, na dat zy eenige jaaren in ballingschap geleefd hadden. Byna alle Achaïers, schoon minder beroemd en van een geringer vernuft dan Polybius, waren egter de vermaardsten en kundigsten van geheel Griekenland , want de Romeinen hadden de voornaamsten uit iedere Stad doen uitkiezen, om den opstand deezer Grieken te beter te straffen. Deeze mannen bragten de welleevendheid en de fraaie kunsten huns vaderlands mede. Bevryd van alle uiterlyke zorgen, ontslagen van den last hunner openbaare bezigheden, en van de regeering vernederd tot den gemeenen burgerstaat, en schier onbekend in een vreemd land, bedienden zy zig toen van hunne eenzaamheid om een hooger trap van volmaaktheid te bereiken in de fraaie kundigheden waartoe zy zig in Griekenland bevlytigd hadden, in zo ver hunne bezigheid zulks toeliet. Zy vonden dus in de studie eene gelukkige afleiding, die hun de bekommernis over hunne ballingschap benam, en het aandenken daarvan verzagtte (g). Dit treflyk voorbeeld maakte vry wat indruk op de Romeinsche jeugd: en zommige rekenden het zig niet tot schan (g) Casaub. Chronol. ad Pol. & Conm. ad Suet. de Gramm. VI. Afd. XIII. Deel. B  18 DE LOTGEVALLEN DER LETTEROEFFENINGEN schande, leerlingen te worden van hun, die zo wel dienden hunne meesters te weezen. De Raad bespeurde Wysgeeren. 't Was natuurlyk, dat eene leevendige en vlugge jeugd, vol begeerte naar roem en naar al wat de agting der Volken kon verwerven, gebooren tot alle soort van uitmuntendheid, in korten tyd moest begrypen, waarin het grootste voorregt van een mensch bestaat, en hoe roemrugtig het zy, zig van kundigheden te voorzien. De zugt naar glorie vereenigde zig derhalven hier met den smaak dien de jeugd, gelyk bekend is, altoos in nieuwig heden vindt. Maar een Staatsman in de kunst van re geeren bedreeven , ziet veel verder dan een ander, of maakt althans den schyn van betere oogen te hebben dan 't gemeen, en allerhande nadeelige gevolgen of zwaarig heden te voorzien, schoon die dikwils niets anders zyn dan hersenschimmen. Hoe het zy, men was bedugt, dat de oude Krygstugt zou veranderen, dat men de Kunst van den Oorlog zou verwaarloozen, om zig alleen aan de Philoso phie overtegeeven, dat het Romeinsche hart door de stu die te week, en te menschlyk zou worden, in één woord, dat het geleerde Rome te veel zou verschillen van het on overwinlyke Rome, welk tot nog toe gewoon was over welgestelde Natiën, in alle soorten van weetenschap ge oeffend, te zegepraalen. De Raad besloot daarom deeze drift tegen te gaan, als een kwaad, bekwaam om 't ge meenebest te doen wankelen, en om Rome in 't begin van zyne grootheid te ruïneeren. Inderdaad vindt men een bevel, gegeeven onder 't burgemeesterschap van C. Fannius Strabo en M. Valerius Messala, in 't jaar van Rome 592 , waarin het schynt dat de Praetor M. Pom ponius, den Raad berigt gegeeven hebbende wegens de Philosoophen en Redenaars, welken in 't openbaar onder weezen, gelast is geweest om naar hen te verneemen, en zulk volk niet in Rome te dulden (h). Dit (h) Suetow. de clavis Gramm. cap. I. Aul. Cell. L. XV. cap. 15.  ONDER DE ROMEINEN. 19 Dit besluit stoorde de jonge Romeinen een weinig in hunnen vver die daardoor egter niet geheel verdoofd wierd, maar slegts in slaap gewiegd. Men moet zig de weetenschappen voorstellen als een betoverenden drank, waarvan men altoos wil drinken, zo dra men 'er den smaak van heeft, of liever zo dra de lippen het drinkglas naderen. Wanneer men ééns begonnen heeft iets te leeren, tragt men altoos zyne kennis verder uittebreiden. Hoe meer men weet, hoe meer men weeten wil. 't Zyn alleen dezulken die volstrekt niets weeten, waarby geen de minste lust is om eenig ding te leeren, omdat zy geheel geen denkbeeld hebben van het streelend vermaak, welk de geest zig verschaft door het zoeken van de waarheid en door de hoop van agter de verborgenste geheimen der weetenschappen te komen. Zestien jaaren na dit Raadsbesluit, dat is in 't jaar 608, ontwaakten de oude indruksels in de gemoederen, inzonderheid by hen, die, reeds eenige vordering in de Philosophie en welspreekendheid gemaakt hebbende, de nuttigheid daarvan by eigen ondervinding kenden. Wat hiertoe, gelegenheid gaf, zullen wy aanstonds zien. Getuigen daarvan zyn Plutarchus (i), Aulus Gellius (k) , en Ma crobius (l). Toen de Atheners de stad Oropus in Boeotië geplonderd hadden, deeden de inwooners hun beklag by de Romeinen, welken de zaak aan 't oordeel der Sicioniërs stelden : deezen leiden den Atheneren eene boete op van 500 talenten. Op dit vonnis werd te Athenen beslooten, dat men een Gezantschap naar den Raad zou zenden, om eene vermindering der opgeleide geldboete te verzoeken., Men verkoos tot deezen gewigtigen post Carneades, een van de Sekte der Academici, Diogenes den Stoicyn, en Critolaus een Peripathetist. De Historieschryvers komen weinig overeen omtrent den tyd hunner aankomst; dog Ca SAU (i) in vita Cat. Maj. (k) Lib. VII. cap. 17. (l) Sat. I. cap. 15. B 2  20 DE LOTGEVALLEN DER LETTEROEFENINGEN saubonus en Petavius stellen dezelve in 't jaar 603. De leergierige jeugd nam deeze geleegenheid waar om kennis te maaken met mannen, wier verdiensten overal bekend waren. Men ontving hunne lessen altoos met een meuw vermaak en met gelyke verwondering. De Athemers kenden de verschillende begaafdheden deezer drie Wysgeeren, en hadden hen uitgekoozen, om te beter verzekerd te zyn van den goeden uitslag hunner onderneeminge, Carneades bezat eene doordringende sterke en vaardige welspreekendheid , die alle geesten innam. Critolaus sprak met eene klaarheid en naauwkeurigheid, bekwaam om de willekeurigste onderwerpen verstaanbaar te maaken, en om een glans van waarheid te geeven aan gevoelens, die allerminst naar de vooroordeel len van t gemeen zweemen. De uitdrukking van Diogenes was eenvoudig en natuurlyk: hy sprak met die zagtheid, welke zo overtuigend is, omdat ze haar inzigt om zig te doen gelooven niet bloot legt, maar den toehoorder schynt meester van zyne toestemming te laaten. Carneades eens over de geregtigheid redekavelende, bouwde haar op gronden, die onverwrikbaar scheenen. 's Anderendaags herhaalde hy 't gezegde, en stiet door eene aaneenschakeling van tegengestelde bewyzen alle de beginsels der zedekunde om ver, die hy zo vastlyk gebouwd had. Hier door wilde hy zyne verwonderlyke bekwaamheid toonen om alle soorten van stellingen te weêrleggen. Hy was de stigter van de tweede Academie, zynde die Sekte, welke ontkende, dat er in de wereld eenig ding was, waarvan men verzekerd kon zyn: dus bragt hy eene algemeene twyffeling in zwang, liever zyn oordeel altoos opschortende dan zig vermeetende iets met zekerheid te beslissen. Deeze twyffel, in 't beste ligt beschouwd, was buiten tegenspraak het onfeilbaarste middel om tot de waarheid te komen. De voornaamste oorsprong onzer dwaalingen is de overhaasting, met welke wy oordeelen over zaaken die wy minst verdaan, of waarvan wy slechts eene zeer onvolmaakte kennis hebben, De  ONDER DE ROMEINEN. 21 De welspreekendheid van Carneades had een sterken indruk op den geest der jonge Romeinen. Gansch Rome wist schielyk dit beroemde dispuut. Men zeide overal, dat zeker Griek aller gemoederen wist inteneemen, en zig naar zyn zin daarvan meester maakte; dat hy zulk een opgang had onder de jonge lieden, dat zy alle hunne vermaaken en uitspanningen lieten vaaren , om zig aan de studie der Philosophie geheel overtegeeven. De meenigte altoos getroffen door nieuwigheden, keurde deze gelukkige neiging der jongelingen goed, en prees hunnen nayver; de ouders verheugden zig, hunne kinderen zo gretiglyk de weetenschap en letterkunde der Grieken te zien aanneemen. Maar Cato de Zedemeester oordeelde 'er gansch anders over. Hy vreesde, dat de jeugd, dus afgetrokken door wysgeerige gesprekken, waarvoor zy zulk een yver betoonden, den roem van fraai te spreeken, zou stellen boven dien van met moed te vegten. Dewyl nu de drie Philosophen daaglyks meer opgang maakten, besloot hy hen, zodra mooglyk, naar hun land te zenden. By de eerste zitting van den Raad beschuldigde hy de Overheid, den Gezanten van Athenen hun afscheid nog niet gegeeven te hebben, zeggende dat zy gevaarlyke lieden waren, omdat zy den volke ligtlyk konden wys maaken wat zy wilden. Daar werd dan beslooten, dat het voor 't welzyn van 't gemeenebest dienstig was, hen bytyds weg te zenden, om hunne schoolen in Athenen te houden, en hunne kinders en medeburgers in 't opzeggen van redevoeringen te onderwyzen; terwyl de Romeinsche jeugd zig moest gewennen om alleen aan de wetten te gehoorzaamen , en naar de Regeerders van Rome te luisteren, 't Was met hetzelfde inzigt, dat deeze deftige personaadje, om zyn zoon bang te maaken, en hem een schrik voor all' wat van de Grieken kwam, inteboezemen, de gewoonte had, eene spreuk , die hy voor eene onfeilbaare Godspraak hield , op een ernstiger toon, en met eene luidere stem dan hy doorgaans sprak, uittegalmen, te weeten, Dat Rome's ondergang een begin zou neemen, van den tyd af dat men het B 3 ge-  22 DE LOTGEVALLEN DER LETTEROEFFENINGEN gebruik der Griekscbe taale aldaar invoerde (m). 't Is te denken dat hy van gevoelen veranderde; en de Kanselier Bacon zegt niet onaartig, dat hy om geene andere rede in zyn ouden dag Grieksch leerde, dan om zyne voorgaande beleedigingen, en byzonderlyk deeze, te boeten. De Atheensche Afgezanten kreegen , op zyn verzoek, een spoedig afscheid, dog lieten den Romeinen eene zo gelukkige neiging tot de Philosophie en fraaie letteren na, dat hunne agting voor de Studie dag op dag toenam, en dat zy even veel begeerte betoonden om in de weetenschappen te vorderen, als zy voormaals betoond hadden in hunne drift tot den oorlog. In 't jaar 609 werd Griekenland , welk, tot dien tyd toe, nog eene schaduw der oude vryheid had overgehouden, schoon het reeds sedert lang onder 't Romeinsche juk geweest was, tot den algemeenen staat der overwonnene volken gebragt door eene krygsbende, waarover L. Mummius het bevel voerde. Dit was hetzelfde jaar, waarin Scipio Aemilianus Carthago verwoestte, 't Zal niet ongevoeglyk weezen, hier een denkbeeld te geeven van den verschillenden geest deezer twee Veldheeren, die de eer deezer krygsverrigtingen hadden. Men zal met genoegen zien, hoe de beschaafdheid en de oude ruwheid te Rome in eene soort van tweestryd waren. Mummius had zo weinig kennis van de fraaie kunsten en aanmerkenswaardige zaaken, dat hy, na de overgaaf van Corinthus, een groot getal van meesterstukken der beitel- en schilderkunst aldaar gevonden hebbende, den slaaven, die ze op zyn bevel naar Italië moesten overbrengen, order gaf, om zorg te draagen, dat 'er vooral niets van op de reize brak, dat hy hen anders zou noodzaaken om Rome schadeloos te stellen, door nieuwe stukken in plaats van de ouden (n). Scipio daarentegen voegde by de dapperheid der oude Hel (m) Quintil. Lib. XII. cap. 11. (n) Vell. Patero. L. 1. cap. 13.  ONDER DE ROMEINEN. 23 Helden een fynen beslisten smaak voor de Weetenscbappen, en een bevallig en doordringend verstand. Alle kundigs lieden maakten hun hof by hem: alle geletterden zogten zyne bescherming. Panetius, wien Cicero den Prins der Stoïcynen noemt, en de Historieschryver Polybius waren zyne boezemvrienden. Hy schiep vermaak in hunne verkeering, en trok voordeel uit hunne verligte kennis: zy vergezelden hem op alle zyne krygstogten. Hy sleet den aangenaamsten tyd zyns leevens met Terentius, en zyne vaste vriendschapsbanden met dien Digter waren zo bekend, dat men gelooft, dat hy met Laelius deel had in 't opstel van deszelfs tooneelspeelen. Naar 't zeggen van Casaubonius (o) was de luister van 't gemeenebest tot den hoogsten trap geklommen eenige . jaaren voor de overwinning van Carthago en de geheele bemagtiging van Griekenland. De oorzaak, waaraan men het verval in 't algemeen toeschryft, is, dat Athenen, zynde in dien tyd het middenpunt der geleerdheid en fraaie kunsten, te gelyk met zoo veele uitmuntende voortbrengselen, de lekkerny der weelde, en de doortrapte streeken der ontugt naar Rome overbragt en aldaar onderhield, tot geen gering nadeel voor de grootheid van het gemeenebest. Hoe het zy, (want mooglyk had het Romeinsche gebied zonder deeze oorzaak kunnen vervallen, zynde dit het algemeene lot der zaaken , dat zy beginnen af te neemen , zodra ze den hoogsten top van volmaaktheid bereikt hebben:) zeker is het althans, dat in deeze beschaafde tyden, de zugt tot weetenschappen te Rome op 't leevendigste was, en dat niemand zig toen daar tegen aankantte, behalven de oude Cato. Van dien tyd af, tot Sylla's dood toe, of binnen 't verloop van 70 jaaren, zag men in bloei Craseus en Antonius, die de vierschaar in order bragten, wier opvolgers waren Sulpicius, Cotta, Hortensius en anderen, waarvan Cicero in zynen Brutus gewag maakt. Ter zelf der (o) Chronol. ad Polyb. B 4  24 DE LOTGEVALLEN DER LETTEROEFENINGEN der tyd bragten de twee Scaevola's , de Wigchelaar en de Priester, de burgerlyke wetten tot haare volmaaktheid. Lucretius , die omtrent den tyd van den oorlog tegen Jugurtha leefde, en die zelfs de leerlingen van Epicurus, wiens Philosophie hy volgde, overtrof, verstrekt ons om het waare tydperk van de zuiverheid der Latynsche poëzy vast te stellen. Wat de Philosoophen betreft, deezen waren algemeen geagt en overal gezogt tot de opvoeding en onderregting van den jongen Adel. Ook hielpen zy met hunnen raad de grootste Staatsdienaars. Deeze uitneemende trek tot de Weetenschappen was zo sterk, dat ze niets leed by de burgerlyke oorlogen, waardoor Rome toen gescheurd werd. De Zanggodinnen gewenden zig, gelyk haare voorstanderes Minerva, aan 't geraas der Wapenen, en om met de Krygslieden onder tenten te leeven. Sylla schreef twee-en-twintig boeken van gedenkschriften (p) en bragt veel toe tot den aanwas der Weetenschappen, doordien hy de vermaarde boekery van Apellicon den Peripathetist naar Rome liet overbrengen, waarin, onder andere zeldzaame werken, die van Aristoteles en Theophrastus waren, welke men niet kende, dan sedert eenigen tyd (q). Marius, de mededinger van Sylla, was de eenigste man van een aanzienlyken rang, die de onbeschaafde manieren en de oude boerschheid der eerste Romeinen nog behield. Hy verzuimde het leeren der Grieksche taal, en leed nooit dat men zig daarvan bediende in zaaken van gewigt, omdat het, naar zyn zeggen, belaglyk en beneden de waardigheid van een Romein was, moeite te doen of eenige uuren te verspillen tot het leeren van eene taal, waarvan de meesters een weinig meer dan slaaven waren (r). Maar Lucullus, die in den roem der wapenen Sylla's opvolger was, overtrof hem nog in de Weetenschappen. Hy (p) Plutarch. in Sylla. (q) Plutarch. I. c. Strabo L. XIII. (r) Plutarch. in Mario.  ONDER DE ROMEINEN. 25 Hy had in zyne jeugd het Grieksch zo wel geleerd, en, verstond de beide taalen, die toen in agting waren, zo volmaakt, dat hy, voomeemens zynde de historie van zyn tyd op te stellen , in twyfel stond, of hy zulks in 't Grieksch of in 't Latyn, in verzen of in ongebonden styl, wilde doen. Hy droeg de wapenen tegen Mithridates met roem; en nadat hy van 't bevelhebberschap beroofd was door den magtigen aanhang van Pompejus, was de Studie der Philosophie het eenigste, waarmeede hy zig in zyn afgetrokken leeven bezig hield: niet langer door dapperheid den Vaderlande nuttig kunnende weezen, tragtte hy den aanwas der Weetenschappen te bevorderen. Ten dien einde stigtte hy eene aanzienlyke boekery, gestoffeerd met de beste werken. De toegang tot dezelve was vry: hy liet daarnevens eene soort van overdekte gaanderyen maaken, in de gedaante van wandelwegen of schoolen. Een groot getal van Grieken kwam aldaar te samen, om, ontslagen van alle bezigheden, verscheidene uuren doortebrengen, in geleerde gesprekken en onderhandelingen, gelyk zy gewoon waren in hun land te doen, trekkende dus voordeel uit malkanders kennis en aanmerkingen. Lucullus kwam daar dikwils om met de kundigsten onder hen te redetwisten. Zomtyds kwam men hem ook nog om raad vraagen wegens Staatszaaken ; want schoon hy zig niet meer in persoon bemoeide met dingen, die 't Gemeenebest betroffen, weigerde hy nogthans nooit zyne gedagten daarover te zeggen, wanneer men 'er hem naar vraagde. Deeze groote man had eene volmaakte kennis van alle Philosophische sekten; dog was zeer gehegt aan de oude Academie. Zyn vriend Cicero, een der yverigste aanhangeren der nieuwe, stelt hem ons voor oogen in 't vierde boek van zyne Quaestiones Academicae, verdeedigende met alle mooglyke bedreevenheid de gevoelens zyner sekte (s). De fraaiheid der taal en de hoogste trap der welspree kend (s) Plutarch. in Lucello. B 5  26 DE LOTGEVALLEN DER LETTEROEFENINGEN kendheid blonken te samen op eenmaal uit in Cicero (t) Men kan 't zelfde zeggen van de Romeinsche Philosophie of uit agting voor zyne voorgangers zal ik alleenlyk zeggen, dat elk, die zyne Philosophie met zyne welspreekendheid vergelykt, eveneens daarover zal oordeelen. De eer van de Philosophie in de Latynsche taal te verhandelen, was hem geheel overgelaaten; niemand had dit voor zyn tyd durven onderneemen, gelyk hy niet verzuimt zynen leezeren dit te herinneren in de voorrede van zyne Quaestiones Tusculanae. Hy schryft de geringe vordering der Digtkunst hieraan toe, dat men de Poëten niet beloonde nog aanmoedigde, en hy zegt, dat het, in eene openbaare redevoering van Cato, Marcus, bygenaamd Nobilior, als eene misdaad te last gelegd is, den Digter Ennius medegenomen te hebben, toen hy naar Aetolië vertrok, waarvan men hem het bewind had opgedraagen. Men had te Rome nog geene kennis van de Wiskunde welke by de Grieken voor zulk eene edele en achtenswaardige studie gehouden was. Men verstond slegts een weinig van de Meet- en Reken-kunst. Op de Rederykkunde leiden de Romeinen zig eer toe; en schoon zy in den aanvang geen vasten regel, geen leerweg, nog beginsel hadden, vorderden zy 'er egter zoo schielyk in, dat zy in korten tyd de grootste en welspreekendste Redenaars van Griekenland evenaarden. De Wysbegeerte, welke, niet tegenstaande haare groote nuttigheid voor de zeden, zo langen tyd verwaarloosd was, begon niet eer eenig aanzien te krygen, dan toen ze onder Cicero's hoede de Latynsche taal sprak. Indien men deezen Wysgeerigen Redenaar vergelykt met zynen vriend Atticus, ziet men, dat de Philosophie op beider hart haar natuurlyke werking gedaan heeft. Het doel deezer weetenschap is, de menschen, in wat staat zy ook zyn, beter te maaken, hen met yver de belangen van 't (r) Vell. Paterc. Hist. L. I. cap. 17.  0NDER DE ROMEINEN. 27 't gemeenebest te doen behartigen, of de zoete kalmte van een afgezonderd en schuldloos leeven te doen smaaken. Wy vinden hier deeze twee tafereelen zo volmaakt als men ze, behoudens de zwakheden der menschlykheid, kan begeeren. 't Zyn twee waare Philosoophen van een verschillend karakter. Nooit vormde de Wysbegeerte twee menschen voortreflyker. De eerste, wiens geheele bezigheid was den Staat te dienen en zynen medeburgeren ten nutte te weezen, besteedde alle zyne oefeningen en vlyt tot dit oogmerk. Hy beschermde de onschuld, teugelde de ongeregtigheid, en was altoos in de weêr tegen het rot der muitelingen , die de algemeene vryheid tragtten te onderdrukken. Daarbenevens besteedde hy nog zyne ledige uuren ten dienste van vrienden, die zynen raad noodig hadden. Atticus trad nooit in eenige openbaare bediening : hy was in even groote agting by alle Grooten, van welke party zy ook waren, van Sylla tot Caesar Augustus, en allen maakten hun hof by hem. Cicero verworf zig inderdaad meer roem, maar de ander was algemeen bemind en geägt, zodat iemand, die beider gedrag met aandagt overweegt, eene neiging zal gevoelen om 't een te volgen en 't ander aanteraaden. Crassus, Pompejus, Caesar en Brutus, welken byna ter zelfder tyd zo veel gerugts in de waereld gemaakt hebben, waren de geleerdste lieden die toen leefden. De twee eersten, 't is waar, bepaalden zig tot de welspreekenheid, nadat de zugt tot den wapenhandel, hen bekoord hebbende, weinig tyds voor de beoefening der weetenschappen overliet: maar de anderen, welken in de Rederyk-konst veel verder gevorderd waren, muntten daarby nog uit in alle weetenschappen, waarvoor 't menschlyk vernuft vatbaar is. De Digtkonst en Wysbegeerte verschaften Caesar eene aangenaame bezigheid in de uuren die hy van zyne groote daaden kon overhouden. Zyne Historie kan voor een voorbeeld tot een fraaien schryftrant verstrekken ,terwyl hy zelve tot een voorbeeld dient voor de grootste Veldoversten. Bru-  28 DE LOTGEVALLEN DER LETTEROEFFENINGEN Brutus was een leerling van alle Sekten, en had in iedere derzelven eenige vordering gemaakt. Toen hy geduurende den burgerlyken oorlog onder Pompejus diende besteedde hy al den tyd dien hy in de legerplaats doorbragt aan de letteroefeningen, uitgezonderd alleen wanneer hy by zynen Veldheer was. Daags voor den beslissenden veldslag van Pharfalie kon nog de hitte van den zomer nog het onrustig gewoel van 't heir, nog de zwakheid zyner ligchaamsgesteltenis (want hy was toen ziek en vermoeid van den krygsdienst) hem van zyn geliefden arbeid aftrekken • terwyl anderen sliepen of over 't gevegt dagten, welk den volgenden dag zou voorvallen, was hy tot den avond toe bezig een uittreksel van Polybius, welk hy begonnen had te vervolgen (v). Men erkent in 't algemeen, dat de Romeinsche geleerdheid, zowel als het gebied, onder Augustus tot den hoogsten top geklommen was. Alle groote geesten van Griekenland waren toen te Rome. De kostbaare spruiten allerweetenschappen, die zy derwaards gebragt hadden, stonden in vollen bloei, ademden eene zagte en gemaatigde lugt, en werden door de hand des Keizers, die haar besproeide, aangekweekt. Ik heb my menigmaal verwonderd , dat de eer van de konsten in dien tyd te hebben voorgestaan geheel aan Maecenas wordt gegeeven. 't Komt my waarschynlyk voor dat hy hierin slegts zyns Meesters neiging volgde, dewyl men gewoonlyk ziet, dat het karakter en gedrag der Hovelingen, vooral die meest in de gunst zyn, gevormd wordt naar den aart en smaak der Vorsten. Het tegendeel had toen egter plaats ten opzigte van een ander groot Staatsdienaar, naamlyk Agrippa. De roem zyner overwinningen werd geheel aan Augustus toegeschreeven, terwyl men intusschen de bescherming, der weetenschappen door 's Keizers gunst aan Maecenas toeëigende, en daardoor de agting voor zyn persoon vermeerderde. De triomfstaatsiën van Augustus, de (v) Plutarch. in Bruto,  ONDER DE ROMEINEN. 29 de lofredenen, op zyne dapperheid en vroomheid gemaakt, zyn genoeg om hem met de verhevenste trekken aftebeelden : maar zo Maecenas het loflyk karakter van een voorstander der weetenschappen benomen was, had men hem mooglyk met de Kudde van Epicurus verward; de Poëeten zouden dan zyn beeldnis waarscbynlyk niet hebben afgemaald, of anders haddenze hem misschien de weezenstrekken en houding van den ouden Silenus gegeeven. Hoe het zy, indien Wy niet weeten , wie van beiden de grootste voorstander der weetenschappen was, Augustus of Maecenas, zeker is het althans , dat Augustus de bekwaamste geweest is. Een Romeinsch Historieschryver (x) spreekt breedvoerig van de weetenschap deezes Keizers, van zyne ongemeene gaaven tot de welspreekendheid, van zynen keurigen smaak voor alle konsten, van den yver, waarmede hy bewerkte 't geen hy in 't openbaar moest zeggen , schoon hy eene verwonderlyke begaafdheid had om voor de vuist, zonder eenige voorbereiding, te spreeken, overeenkomstig met de zuiverheid van zynen styl, en met zyne nauwkeurige kennis van de Grieksche letterkunde. Dertien boeken Commentarii, zyne vermaaningen tot de Philosophie , nevens verscheidene andere werken in ongebonden styl; een boek met Heldengedigten, en een ander met Puntdigten, dit alles is meer dan genoeg om hem te rekenen onder 't getal der geleerdste Vorsten, die men in de Geschiedenissen aantreft. De tyd, waarin de Welspreekendheid allerfraaist bloeide, was niet de regeering maar de eeuw van Augustus. Cicero had deeze weetenschap tot den hoogsten top gebragt, zy stierf met hem, dewyl zy de Romeinsche vryheid die haar ziel, haar beginsel en dryfveer was, onmooglyk kon overleeven. Het Ryk van Augustus was derhalven eigenlyk dat van de Geschied- en Digtkunde welke tot haare volmaaktheid kwamen in Titus Livius, Virgilius en Horatius: de twee laastgenoemden deeden der Philosophie ook nog eer aan. Ho (x) Suetonius.  30 DE LOTGEVALLEN DER LETTEROEFENINGEN Horatius was een groot meester in de konst van wel te leeven. 't Is William Temple die 'er dus over oordeelt. Met genoegen zou Horatius hem tot Zynen regter gekoozen, en hem geplaatst hebben onder 't klein getal der lieden van vernuft en eer, wier schriften hy wilde goedkeuren. Indien de weetenschappen en konsten verlooren gingen, men zou 't een met het ander wedervinden in Virgilius. Hy doorgrondde de geheime verborgenheden der natuurlyke weetenschappen , en versierde ze met het rykste tooisel op verscheidene plaatsen zyner verhevene werken. In eene soort van verrukking, waar hy zyne neiging tot de Digtkunde afbeeldt, schynt hy alle zyne zorg te rigten naar de bespiegelingen der Wysgeeren en de Zanggodinnen te verpligtten om zig daarin te oefenen en de natuur in haare Werkingen nategaan (y). Na Augustus hadden de Zanggodinnen het lot des Romeinschen Adelaars, gelyk ik gezegd heb. Ik behoef hier niet te herhaalen, welke de inwendige oorzaaken waren, die de Romeinsche letterkunde in 't verval bragten, dewyl die elders breedvoerig genoeg ontvouwd zyn. Alle de andere vreemde oorzaaken, welke haaren val verhaastten, sprooten uit het gebied, welke de Redenaars, Grammatici, Commentators en Kritieken van allerlei slag over de geleerdheid oefenden. 't Is waar, dat verscheidene Dwingelanden eene groote zugt voor de Weetenschappen hadden , onder anderen Tiberius, Claudius , en Nero. Maar de Konsten leden hierby meer nadeel, dan ze 'er voordeel van hadden. Een geleerde liep zo veel in 't oog als een bekwaam Krygsoverste. Een mededinger in de fraaije letteren werd voor even gevaarlyk gehouden als een Pretendent van 't Ryk. De zorg, die Vespasianus, Titus en Domitianus voor de Weetenschappen droegen , diende alleen om te doen zien, dat het vrugtloos was zig met een goeden voortgang in de geleerdheid te vleien, zolang het oude vernuft van Ro (y) Me vero primum dulces &c. Lib, II. Georg.  ONDER DE ROMEINEN. 31 Rome geheel uitgedoofd lag, en zolang de Dwingelanden der geleerdheid eene nog wieedere heerschappy daarover voerden dan de Keizers over Rome. Titus en Domitianus moedigden de Digtkonst aan , maar verbanden de Wysgeeren. Geduurende de regeering der zes volgende Keizeren scheenen de Weetenschappen nog eene soort van flonkering van zig te geeven: de gebannene Philosoophen werden ten hove herroepen ; zy waren geägt, gezogt en beschermd door de beste Vorsten, die Rome ooit gehad had. De Werken van Tacitus, Suetonius en Plinius de jonge maaken het Ryk van Trajanus beroemder dan alle zyne krygsverrigtingen. Plinius, schoon in alle opzigten beneden Cicero zynde , schynt egter meer sneedigheid, zout en geest gehad te hebben: maar deeze geest zelve is niet vry van gezogte fynheid en van den kwaaden smaak der Kritiek. Plutarchus , die het grootste deel zyner werken te Rome opstelde, was bemind by Trajanus, welke hem met het Burgermeesterschap beschonk. Quintilianus, die eenigen tyd te vooren bloeide, is aantemerken als het groote ligt eener fakkel, welke op 't punt is van uittegaan ; of liever als het schemerligt der weetenschap, welke , gelyk de zon na een helderen dag , om zo te spreeken, onderging met den dood van Augustus. W. Temple merkt aan, dat alle Latynsche Schryvers tot Trajanus , en de Griekschen tot Marcus Antoninus toe, van eene groote waarde zyn; en dat die van laater tyd hunne agting meer aan onze weetgierigheid dan aan eigen verdiensten te danken hebben. De groote toevloed van vreemdelingen, die onder Tiberius te Rome kwamen, was eene oorzaak der taalverbastering. De Gaulen en de Volken van Germanië begaaven zig van alle kanten naar Rome en naar de Krygsbenden, nadat hun Land veroverd was. De Spanjaarden en Syriërs hadden eenigen tyd te vooren hetzelfde gedaan. Deeze samenloop van vreemden vermeerderde nog na de overwinningen van Trajanus in 't Oosten, sedert hy Armenië, Syrië  32 DE LOTGEVALLEN DER LETTEROEFFENINGEN ENZ. rië en Mesopotamië cynsbaar gemaakt had. Want hoe weinig Adrianus zig ook aan deeze nieuwe veroveringen liet gelegen leggen, de zeer talryke menigte van inwooneren uit deeze Landen overgevoerd tot de triomfen zyner voorgangeren, was nogthans verpligt te Rome in slaverny te blyven. Dus sproot uit de grootheid de verduistering en geheele ondergang van Rome's glorie. De opvolgers van Adrianus hadden met de zorg van hun uitgestrekt gebied, zo veel te doen, dat zy niet langer om den bloei der Weetenschappen konden denken, 't is derhalven eene vleiery van Claudius, dat hy, in zyne lofrede op Stilico , deezen Staatsdienaar den titel van hersteller der Weetenschappen geeft, dewyl men weet dat de geleerdheid, ten tyde van Keizer Honorius, aan 't zelfde lot met Rome onderhevig, dat is, op 't punt van haaien ondergang was. De Gothen en Vandalen, voor wier kragt alles moest buigen, hielpen het tooneel der Zanggodinnen, dat reeds half geruïneerd was, verder 't onderste boven keeren. De laatste Romeinen werden even onkundig en ruw , als hunne eerste Voorvaders geweest waren. Dus waren de vyandlykheden der Barbaaren zo verderflyk voor de geleerdheid als voor het Ryk; Rome hield op over de waereld te heerschen, en vergat te gelyk haare eigen taal. Ver-  VERSLAG WEGENS HET LEVEN , DE ONGELUKKEN, EN HET KARAKTER VAN DEN VERMAARDEN GUNSTELING PiUNS MENZIKOFF. Getrokken uit Generaal Mansteins historical, political , and military memoirs of Russia. De Russische Keizerinne Catharina, die haare komste tot den troon verschuldigd was aan de genegenheid van Peter den eersten, overleed op den 16den Mai 1727, en Peter den tweeden, was, als wettige erfgenaam van dit uitgestrekte Ryk, haar opvolger. Deeze Prins was in den jaare 1715 geboren, uit het huwlyk van den Charewitz met de Prinses van Wolfenbuttel. Hy was maar elf jaaren en een half oud by zyne komste tot de Kroon, om welke reden Catharina, in het tweede artykel van haaren uitersten wil, hem bevolen had te staan onder een' Regeeringsraad, te samengesteld uit de Prinsessen, haare dochters, Anna en Elizabeth, den Hertog van Holstein, gemaal van de Prinses Anna, van den Prins van Holstein , Bisschop van Lubeek , ondertrouwd aan de Prinses Eüzabeth, en van de Leden van den Staatsraad, welke op dien tyd uit zes persoonen bestond, tot dat hy den ouderdom van zestien jaaren zou bereikt hebben. De Staatsraad was uit de volgende leden saamgesteld; de Prins Menzikoff, de Groot-admiraal Apraxin, de Groot-kansellier Graaf Galowskin , de Onder-kansellier Graaf Osterman , de werkelyk geheime raad Prins Demetrius , Michrelowitz Gallitzin en Basilius Loukitz Dolgorucki. Deeze Regeeringsraad vergaderde nooit meer dan eens in een ligchaam, 't welk was op den dag dat de Keizerinne Catharina overleed, wanneer 'er niets te doen was dan den uitersten wil te bekrachtigen, doch die twee uuren laater verbroken werd: want in denzelven was uitdrukkelyk belast dit alle zaaken by meerderheid van stemmen zouden beslist worden. Dit was geenszins naar den smaak van Prins Men VL Afd. XIII. Deel. C zi.  34 VERSLAG WEGENS HET LEVEN, DE ONGELUKKEN, zikoff, die de eenige scheidsman en meester der zaaken meende te zyn, in zo verre dat de anderen zyne bevelen slechts hadden te gehoorzaamen. Het was voor hem gemaklyk in zyn oogmerk te slaagen, dewyl niemand hem in zyne besluiten durfde te keer gaan, zonder gevaar te loopen van bedorven te worden. Hy had terstond na den dood van Peter den eersten, het geheele gezag in handen gekregen, en om zich daarin te handhaaven, had hy de Keizerinne overgehaald om zyne dochter tot bruid voor den jongen Keizer aanteneemen. Zy had hiervan een artykel in haaren uitersten wil gemaakt, en Menzikoff, om voor te komen dat iemand toegang had tot den Keizer, zonder dat hy 'er verlof toe gaf, huisvestte hem in zyn eigen paleis, van den zelfden dag af op welken de Keizerinne overleed; en dit deed by terwyl de Hertog van Holstein en zyne ministers zich bezig hielden met zich te verheugen over den fraaijen trek dien zy dachten gespeeld te hebben, met de verkryging van het bewind door den uitersten wil van Catharina, dewyl ze deeze schikking in zulk een licht beschouwden. De Hertogin aan het hoofd der zaaken zynde, en in den Raad voorzittende, verbeeldden zy zich meester van alle de stemmen te zullen zyn; maar Menzikoff, meer afgerecht en bedreven dan zy, had in tyds voor het tegendeel zorg gedragen. Het is in Rusland de gewoonte om , by ieder verandering in de Regeering of in het ministerie, eenige staatsgevangenen in vryheid te stellen. Peter de tweede, om in dit opzicht niet gebreklyk te zyn, gaf bevel tot het ontslag van zyne grootmoeder, de Keizerinne Edoxia Feodorowna Lapouchin, van welke Peter de eerste zich had doen scheiden, en die sederd 1696 in een klooster was opgesloten geweest. Hy verzorgde haar van eene hofhouding naar haaren rang geschikt, en noodigde haar naar Petersburg. Maar de Vorstin te groot een afkeer van deeze stad hebbende, en de staatsdienaaren niet inschikkelyk genoeg vindende om haar eenig deel in het bewind te geven, besloot haar verblyf te Moskou te houden, alwaar zy in afzonderinge leefde. Het  EN HET KARAKTER VAN DEN VERMAARDEN , ENZ. 35 Het geslacht der Lapouchins, nabestaanden dier Keizerinne, werden insgelyks uit de ballingschap te rug geroepen, waarin zy verscheiden jaaren hadden doorgebragt. Deeze gunstbewyzen waren ter uitvoer gebragt tegen den zin van Menzikoff, op het aanraaden van sommige leden uit den hoogen Raad, die middel gevonden hadden om den jongen Monarch ter gunste van zyne Grootmoeder zo wel als van haare nabestaanden over te haalen, en hem overreed om op hun ontslag aantedringen. Schoon dit alles niet zeer aangenaam was voor Menzikoff, durfde hy 'er zich evenwel niet openlyk tegen verzetten, maar wendde alle zyn poogingen aan om den Keizer zo bezet te houden, dat elk, die geen afhangeling van hem was , van 's Vorsten tegenwoordigheid gantschelyk bleef uitgesloten; terwyl hy geen oogenblik rust genoot, uit vreeze dat hem een kwaade dienst zou gedaan worden, als bewust dat de geheele natie op hem gebeten was. Sommigen der Grooten waren reeds onder de voorige regeering tegen hem in verbintenis getreden, en hadden alleen noodig de Keizerinne over te haalen om hem uit de Raadsvergaderingen te weeren. De Edelen, die dit ontwerp gesmeed hadden, waren door Peter den eersten gebruikt geweest in de zaak van den Czarewitz, en vreesden niet zonder reden voor de wraak van Peter den tweeden, in gevalle hy tot den troon kwam, uit hoofde der kwaade behandeling die zyn vader had ondergaan. Zy beproefden derhalven om Catharina overtehaalen tot het wegzenden van den jongen Prins naar vreemde Landen, tot het voortzetten zyner studiën ; hebbende beslooten , wanneer het mogt gebeuren dat de Keizerinne geduurende zyn uitblyven overleed, hem van de opvolging uittesluiten, en de Hertogin van Holstein op den troon te plaatsen. Om dit werkstellig te maaken hadden zy den tyd waargenomen , dat Menzikoff in Courland was, tot het beschikken der zaaken aldaar; en uit vreeze dat hy by zyne wederkomste hun oogmerk mogt verydelen, hadden zy ondernomen de Keizerinne kwaade indruksels van hem te C 2 ge-  36 VERSLAG WEGENS HET LEVEN, DE ONGELUKKEN, geven, waarin zy ook zo verre geslaagd hadden, dat haare Majesteit werkelyk eene order had getekend, om hem in bewaaring te neemen, eer hy te Petersburg te rug kwam. Door een byzonder goed geluk voor Menzikoff, had de Graaf van Bassewitz, eerste staatsdienaar van den Hertog van Holsteun, in 't hoofd gekreegen om deezen gunsteling staande te houden, en hy overreedde ligtelyk zyn meester daartoe, welke de Keizerin vergiffenis voor hem verzocht en zyne bede zag toegestaan. Menzikoff aan het hof te rug gekomen zynde, kreeg kennis van de listige aanslagen die zyne vyanden tegen hem gesmeed hadden. Hy maakte dat een naauwkeurig onderzoek naar hen wierd gedaan en alle de aanhangelingen van het Huis van Holstein werden gevangen genomen en strengelyk gestraft. Menzikoffs eigen schoonbroeder, een Portugees, de Vyeira genaamd en de Generaal Pisaren moesten de knoet ondergaan; hunne goederen werden verbeurd verklaard, en zy zelf naar Siberie gezonden. Een werkelyk- geheime Raad, Tolstoy, zowel als zyn zoon, en Generaal Butterlin, nevens eenige anderen werden insgelyks naar Siberië gebannen. De Graaf Alexander Nariskin, en de Generaal Onschakow, werden binnen hunne landgoederen besloten. Men getuigt dat de Graaf van Bassewitz, die, door eene overmaat van vertrouwen in Prins Menzikoff, hem had meêgedeeld, de openingen die hem door eenige' aanzienelyke lieden van het hof, aangaande hunne byzondere geneigdheid ten voordeele der Hertoginne van Holstein, de gelegenheid aan de hand had gegeven, van welke hy terstond gebruik maakte, om alle hunne maatregels te verbreken. De anderen, die het hof van Holstein nog bleven aankleeven, waren hierdoor niet weinig verzet, en vatten een groot wantrouwen, maar nog grooter verachting tegen Bassewitz op. Doch Prins Menzikoff was niet voldaan met hen op dien tyd te hebben doen straffen, maar besloot de geheimenis daarvan door geheel Rusland levendig te houden, en hierdoor alle onderneemingen tot zyn nadeel in een' volgenden tyd  EN HET KARAKTER VAN DEN VERMAARDEN, ENZ. 37 tyd voor te komen. Overeenkomstig hier mede werd door den Staatsraad eene bekendmaaking in het licht gegeven tegen zulke gevaarlyke verbintenissen, onder bedreiging van met groote strengheid gestraft te zullen worden. Dit Plakkaat was op den 6den van Juny getefcend, en op den zelfden dag werd de ondertrouw van den jongen Keizer met de dochter van Prins Menzikoff plegtig verricht. Haar vader verbeelde zich tot het .toppunt van zyn aardsch geluk gesteegen te zyn. De uitvoering van nog een enkel ontwerp bleef hem nu maar over, om zich buiten alle gevaar te zien. Hy moest zyn zoon nog doen huuwen. aan de Groot-hertoginne Natalia, zuster van den Keizer, ten einde daardoor den Russischen troon op zyne nakomelingen over te brengen. Het ontwerp was niet kwalyk gemaakt; doch het feilde in de uitvoering. Ondertusschen wist hy te wege te brengen dat hy voor Generalissimus der zee- en landmagt verklaard werd. De Hertog en Hertoginne van Holstein waren nu de eenige persoonen die belemmering aan Menzikoff gaven, welke bevreesd was dat de Hertogin eene nieuwe party zou doen stand grypen, die zyne groote oogmerken zonde dwarsboomen. Op den zalfden tyd verbeeldde hy zich, dat, na men hem het veld had overgelaaten, niemand stout genoeg zou weezen om zich te durven reppen. Eensklaps brak by met deeze vorstelyke personagiën alle gemeenschap af; zo dat hy "door hen allerleie moeijelykheden en verdriet te veroorzaaken , hen dwong om Rusland te verlaaten. Hun vertrek verminderde echter het getal zyner vyandenniet: hy had zich inderdaad den algemeenen haat der natie op den hals gehaald. . Hy had de voorzichtigheid gebruikt van den Keizer geene andere opwachters te geven dan die afhangelingen van hem waren, of wier fortuin hy gemaakt had; maar dewyl hy vlak .aan gewerkt had tegen alle de oude gedachten, en hen verbitterd had, zonder dat by hen echter met welvoeglykheid den toegang tot den Keizer kon weigeren, namen zulken onder hen, die met smart hunne nabestaaaden m C 3 bal-  38 VERSLAG WEGENS HET LEVEN, DE ONGELUKKEN ballingschap zagen, de gelegenheid waar, om den jonger Vorst te doen opmerken , dat Menzikoff een volstrekt oppergezag oefende ,'t welk hy zekerlyk voornemens was nog meer te bevestigen door de voltrekking van het huwlyk des Keizers met zyne dochter; en dat hy, indien men naar zyn staatzucht zou oordeelen, het wel ligt in 't hoofd kon krygen om zichzelven op den troon te verheffen. Doch zy baden den Keizer te gelyk, dat hy de zaak, die zy hem openbaarde, geheim zou houden, 't welk hy beloofde; gelyk hy inderdaad ook zo lang veinsde tot hy eene goede gelegenheid kreeg om zyn misnoegen aan den dag te leggen: Menzikoff gaf hem dezelve eerlang aan de hand door een trek van bystere grilligheid, of onvoorzichtigheid Het genootschap der vrye metzelaaren had, (by welke gelegenheid kan ik my thans niet te binnen brengen) een vrywillige gift van negen duizend dukaaten aan den Keizer gedaan. De Vorst genegen zynde om zyn zuster met dit geschenk te vermaaken, zond haar die penningen, door een' zyner edellieden. Deezen , door Menzikoff ontmoet wordende, werd gevraagd waar hy met dit geld heen ging? r>e edelman gaf het hem te kennen. De andere antwoordde: ,, De Ketzer is nog te jong om te weeten hoe hy over geld moet beschikken; breng het in myn vertrek; ik zal „ 'er hem by gelegenheid over onderhouden." De edelman, die wist hoe gevaarlyk het was den wil van Menzikoff tegen te staan, bleef niet in gebreke van hem te gehoorzaamen. Den volgenden dag kwam des Keizers zuster naar gewoonte hem bezoeken. Zo dra zy in het vertrek was gekomen, vroeg hy haar of het present dat hy haar had gezonden, geen dankzegging waardig was. De Prinses natuurlijk antwoordende dat zy niets had ontfangen, stoof de Keizer geweldig in gramschap op. De edelman werd geroepen en hem gevraagd zynde wat hy gedaan had met het geld dat hem was overgeleverd om naar de Prinses te hengen, was hy genoodzaakt, tot zyne eigen verdediging te zeggen , dat Menzikoff het hem had afgenomen. Doch de Keizer werd hierdoor te meer vergramd, bevelende ter stond  EN HET KARAKTER VAN DEN VERMAARDEN , ENZ. 39 stond om Menzikoff te zenden, welken gekomen zynde, met groote hevigheid door den Vorst gevraagd werd hoe hy tot de stoutheid was gekomen van zyn' edelman te verhinderen in het uitvoeren zyner orders? De Prins, die niet gewoon was op zulk een' toon door den Keizer aangesproken te worden stond of hy van den donder getroffen was. Hy antwoordde echter, dat het voor den Vorst een bekende zaak was dat de Staat gebrek aan geld had; dat de schatkist uitgeput was; en dat hy voorgenomen had dien eigen dag een voorstel te doen wegens de wyze op welke die som veel nuttiger kon besteed worden; Hy voegde daarby: „Indien uw Majesteit het echter beveelt, zal ik niet alleen de " negen duizend dukaaten doen te rug brengen, maar een millioen roebels uit myn eigen beurs daar nevens voegen. De Keizer was niet voldaan met dit antwoord, maar met zyn' voet op den grond stampende, zeide hy: „ Ik zal u doen weeten dat ik Keizer ben , en ik gehoorzaamd wil " zyn. Daarop hem den rug toekeerende , verliet hy hem. Menzikoff volgde hem, en deed hem door zyn bidden voor dien tyd tot bedaaren komen; doch deeze kalmte was van geen langen duur. Weinige dagen na dit voorval werd Menzikoff gevaarlyk krank. Dit gaf zynen vyanden tyd om zyn bederf zeker te maaken. De Prinses Dolgorucki, en voornaarnelyk de Kneez Iwan, wiens groote begunstiging op dien tyd begon, gelukte het om de genegenheid zyns Meesters geheel van hem aftetrekken. Menzikoff was niet onkundig van deeze samenspanning tegen hem, zo min als van de vermindering van zyn vertrouwen , maar hy hoopte eerlang zynen voorigen graad van gunst weder magtig te worden, en den Keizer bevreesd te maaken, door dien toon van gezag, welken hy gewoon was jegens hem te gebruiken. Zo dra dan Menzikoff hersteld was, bedreef by een nieuwe fout, door naar zyn landhuis Oranjeboom te gaan, dat omtrent twee mylen van Petershof was gelegen, werwaarts het hof zich, geduurende zyne ziekte begeven had Hy had op Oranjeboom een kapel gebouwd, die ingewyd  40 VERSLAG WEGENS HET LEVEN, DE ONGELUKKIGEN moest worden. De Keizer en al het Hof werd genoodigd om de plegtigbeid by te woonen. Maar zyne vyanden die niet dan te veel reden hadden om voor zyne wraak be ducht te zyn, in geval hy   met   den Keizer weder bevre digd werd, haalde dien Vorst over, om zich op den ge stelden dag te ontschuldigen, onder het voorwendsel van     onpaslykheid. Hy volgde hunnen raad, en, niettegen staande dit alles, begreep Menzikoff niet, dat deeze wei-   gering zyne volstrekte ongunst betekende. Hy had zelfs de onvoorzichtigheid van zich geduurende het feest ope eene   soort van troon te plaatsen, die aldaar voor den Keizer was   opgerecht. Zyne vyanden bleven niet in gebreken van zulks ten kwaadste te duiden, het welk veel toebragt om zyn' val volkomen te maaken.         Den zelfden avond begaf Menzikoff zicweder naar Petershof, alwaar hy den Keizer niet vond, hebbende dezelve zich op de Jagt begeven, Hy vervoegde zich by den Graa ve van Oosterman, met wien hy een gesprek hield dat vol bitsheid was en van hooge woorden vergezeld ging. Hy bleef dien dag en den volgenden op Petershof; maar de Keizer niet te rug komende, en alle de aangezichten zich   bevrozen voor hem vertoonende nam hy het besluit van zich naar Petersburg te begeven; waarschynlyk denkende midden       gekomen zynde, speelde hy inderdaad op verre na de rol niet van een' hoveling die in ongunst vervallen was; hy     bragt den geheelen morgen door met van collegie tot colle-   gie te gaan, en overal zyne bevelen te geven. Inzonder-   heid regelde hy de wyze op welke men den Keizer zou ontfangen in zyn paleis,   waar hy zich verbeeldde dat die     Vorst zyn verblyf zou houden; maar tegen den middag kwam de Graaf Soltikow met order om 's Keizers toestel uit dit paleis naar het zomerpaleis van zyn Majesteit te vervoeren. Dit klonk hem als een donderslag in de oorden   en hy verloor alle zyne tegenwoordigheid van geest; maar het geen hem de grootste `kwelling veroorzaakte, was het te ryg zenden van al het goed en de toerusting van zyn zoon,  EN HET KARAKTER VAN DEN VERMAARDEN, ENZ. 41 zoon, die, in hoedanigheid van opperkamerling, het naast by den Keizer moest plaats houden. In deeze verwarring van herssenen verviel hy tot een' anderen misslag, naamelyk dat hy het regiment krygsvolk van Ingermanland in kwartier zond , hebbende hy hetzelve tot zyne veiligheid doen kampeeren op het eiland van Wasili-Ostrow (*), op een' korten afstand van zyn paleis. Dit regiment , van 't welk hy, sedert deszelfs oprichting Kolonel was geweest, was hem geheel toegedaan; en het is zeker, dat het zyne vyanden een groot ontzag voor hem had ingedrukt. In den avond kwam de Keizer te Petersburg aan, en de Generaal Soltikow werd op nieuw met een boodschap aan Menzikoff gezonden, die een bevel van in bewaaringneeming inhield. Zyn vrouw en kinderen begaven zich yllings naar het zomer-paleis om zich voor 's Keizers voeten te werpen, maar den toegang werd hen geweigerd. Ondertusschen deed men Menzikoff gelooven, dat hy alleenlyk van zyne bedieningen zou ontzet worden; dat men desniettegenstaande hem alle zyne goederen zou laaten „ en hem vergund zou worden zyne overige dagen te Oranjeburg door te brengen, zynde dit eene fraaije stad, op de grenzen van de Ukraine, die hy zelf laaten bouwen en ook eenigermaate versterkt had. Hy behield ook inderdaad de vrye beschikking over zyne goederen, zo lang hy te Petersburg was; en toen hy zich van daar begaf, vertoonde zyn trein niet het minste zweemsel van een' Staatsdienaar, die in ongenade vervallen was. Hy was door zyne gantsche familie vergezeld, en door een groot aantal van bedienden , ook bleek uit de behandeling, die men geduurende de eerste dagen zyner reize, omtrent hem hield, niet het minste dat men voomeemens was hem meer leed te doen. Maar te Tweer, een stad tusschen Pe (*) Wasili Ostrouw, is een eiland, dat een gedeelte van de stad Petersburg uitmaakt; bet paleis van Menzikoff stond aldaar. Peter de eerste had hem het geheele eiland geschonken, maar in 't vervolg weder te rug genomen , met oogmerk om de geheele stad Petersburg op hetzelve, te stichten ; doch welk voornemen niet werd uitgevoerd. C 5  42 VERSLAG WEGENS HET LEVEN, DE ONGELUKKEN, Petersburg en Moskow gelegen, gekomen zynde, vond hy aldaar een order waarby alle zyne goederen verbeurd verklaard , en hem niet meer dan de bloote noodwendigheden gelaaten werden. Zyn wacht werd Verdubbeld, en hy, geduurende het overige van de reize, naauwkeuriger bewaakt. Naauwlyks was hy te Oranjeburg aangekomen, of men zond hem geheele riemen papiers van klagten over bezwaaren, tegen hem ingebragt. Deeze werden terstond gevolgd door Commissarissen om hem te recht te stellen Hy werd verweezen om zyn overig leven te Barosowa op de uiterste grenzen van Siberië gelegen , doortebrengen. Zyn vrouw, zich blind geschreid hebbende, stierf op den weg: de overige van zyne familie volgde hem in zyne ballingschap. Hy verdroeg zyne ongelukken met meer standvastigheid dan men zou verwacht hebben: en schoon by vol kwaade vochten was, en hy een slecht gesteld ligchaam had, verkreeg hy zyne gezondheid weder , en werd gezet van statuur. Tien roebels daags waren hem toegelegd ; een som die niet slechts toereikende was tot vervulling zyner behoeften , maar van welke hy genoeg overhield om eene Kerk te bouwen, aan welke hy zelf, met den hamerin de hand, werkte. Hy overleed in November van het jaar 1729, aan eene overtolligheid van bloed, dewyl, volgens het geen men verhaalt , geen mensch te Berosowa was te vinden, die kundigheid had om een ader te openen. Het gemeen gevoelen wegens de afkomst van Menzikoff, is, dat zyn vader een boer was, die hem , te Moskow, by een' pasteibakker, besteld had, en dat hy, zingende langs de straaten, pasteitjes verkocht; dat Peter de eerste, hem ontmoet en aangesproken hebbende, hy dien Vorst door de vernuftigheid en levendigheid zyner antwoorden bekoord had. Hierop plaatste hy hem voor knecht by den heer le Font; naderhand nam hy hem voor zichzelven, en deed hem van tyd tot tyd in rang opklimmen. Anderen zeggen weder dat zyn vader een officier was, in dienst van Czaar Alesis Michaëlitz, en dat, gelyk het  EN HET KABAKTER VAN DEN VERMAARDEN, ENZ. 43 het niets ongemeens is Edellieden in de stallen van den Czaar te zien dienen , Menzikoff insgelyks daar als een der opperstalknechten gebruikt was: dat Peter, dikwyls tegen hem gesproken hebbende, door zyne vernuftige en vaardige antwoorden, oplettende omtrent hem was geworden, en hem nader by zich geplaatst had; dat hy vervolgens groote talenten in hem ontdekkende , hy hem binnen weinige jaaren tot de eerste bedieningen des Ryks had verheven. Ik ben altoos van gedachten geweest dat het eerste deezer gevoelens het naaste by de waarheid is; dewyl het zeker is, dat hy van eene duistere geboorte was, en dat hy begon met voor gemeen knecht te dienen; wordende hy vervolgens door den Keizer als foldaat geplaatst in de eerste kompagnie van een regiment geregelde troepen, dat hy oprechtte, onder de benaaming van Preprovojdenie *. Peter de eerste , hem vervolgens omtrent zyn persoon genomen hebbende, gaf hem zyn gantsch vertrouwen, op zulk eene wyze , dat in veele gelegenheden Rusland door Menzikoff met dezelve oppermagtigheid beftierd werd, als door zyn' meester. Zyn vertrouwen nam merklyk af geduurende de laatste jaaren der regeering van Peter den eersten, en men gelooft, dat indien die Keizer eenige maanden langer had geleefd, eene groote verandering aan het hof en onder de staatsdienaaren zou zyn voorgevallen. Uit het volgend karakter zal men mogen beslissen of de goede of kwaade hoedaanigheden in Prins Menzikoff de overhand hadden. • Hy was sterk verkleefd aan zyn meester, en aan de grondregels van Peter den eersten tot beschaaving van de Russische natie; vriendelyk en beleefd jegens vreemdelingen , dat is te zeggen, zulken die niet voorwendden dat zy meer vernuft hadden dan hy; nooit gedroeg hy zich kwalyk tegen diegeenen der Russen, welken zich onderwerplwerplyk omtrent hem gedroegen. Hy behandelde allen die * Preprovojdenie, voor tydkorting.  44 VERSLAG WEGENS HET LEVEN, DE ONGELUKKEN die beneeden hem waren met gemaatigdheid, vergeetende nooit een' dienst dien hem gedaan .was. Dapper, behalven dat, gaf hy, by gelegenheid van de grootste gevaaren, ontegenspreeklyke bewyzen van de noodzaaklykheid des persoonelyken heldenmoeds. Aan de andere zyde was hy vervuld van eene onbepaalde staatzucht; hy kon niemand boven of nevens hem dulden, en nog minder dat iemand waande of voorgaf hem in verstand te overtreffen. Zyn gierigheid was onverzadelyk. Hy was een onverbiddelyk vyand. Hem ontbrak geen natuurlyk vernuft; maar geene opvoeding gehad hebbende, waren zyne zeden eenigzins ruuw. Zyn gierig, heid had hem verscheiden onaangenaame ontmoetingen op den hals gehaald van Peter den eersten, die hem meer dan eens zwaare boeten had doen betaalen: desniettegenstaande werd 'er, by zyne gevangenneeming, de waarde van drie millioenen roebels, aan juweelen, zilverwerk en gereed geld by hem gevonden. Hy had een zoon en twee dochters: zy, die aan den Keizer was ondertrouwd geweest, overleed voor haar vader, inballingschap; de andere trouwde, onder de regeering van Keizerinne Anna, met den Generaal Gustavus van Biron, broeder des Hertogs van Courland, en stierf in het begin van den jaare 1737. De zoon is Majoor onder de Guardes. Zo lang zyn vader in gunst en voorspoed was, schreef al de waereld hem een groot deel vernufttoe, schoon hy nog een kind. was; sedert de ongenade en dood van zyn' vader, zyn 'er weinige lieden in bet gantsche Russische Ryk, die minder hebben dan hy. Menzikoff, die uit den laagsten staat tot den hoogsten rang des leevens was opgeklommen, zou zyn' loop met glori voleind hebben , indien zyne onverzaadelyke staatzucht hem niet vervoerd had, om zyne nakomelingen op den troon van Rusland te willen plaatsen. Het is de zelfde rots tegen welke alle de gunstelingen, die hem volgden hebben gestooten, en waardoor zy ten gronde gegaan zyn. LE-  LEVENSSCHETSE VAN DEN BEROEMDEN MUZIEKKONSTENAAR, AGUSTINO STEFFANI. De volgende levensbeschryving beeft een man ten onderwerp , die niet alleen een voorganger van den beroemden Handel geweest is, maar wiens uitnemende gaven hem zelfs by groote Staatspersoonen geëerd gemaakt hebben. Hy werd in den jaare 1650 te Castelfranco, eene klei ne stadt in 't Venetiaansche, geboren. Ofschoon men van zyne ouderen en verdere naastbestaanden niets met zekerheid melden kan, deed zyn fraaije stem hem echter niet lang onbekend blyven. Dikwyls werd hy te Venetien door zeker Duitsch Graaf genoodigd, om zyne gaven in de Zangkonst te doen hooren, met dat gevolg, dat onze Steffani, door de overtuigende blyken van zyn goed oordeel zich by dezen Mecenas zo bemind wist te maaken, dat hy onzen jongen Venetiaaner met zich naar Munchen nam. Hier deed hy hem op eige kosten in verscheide deelen der Weetenschappen onderwyzen, byzonder werd hy in de Muzyk den Keurvorstelyken Kapel-meester, Ercole Bernabei, toevertrouwd. Deze man was een der voornaamste Muzykmeesters van zynen tyd. Ook rasch bleek het welk bekwaam leerling Steffani was. Hy strekte zyn beschermer en leermeester tot eere. Toen hy den behoorlyken ouderdom bereikt had, deed hy zich ordenen, en men gaf hem den naam van Abt, welke hy ook naderhand altoos gevoerd heeft. Geduurende zyne studiën had hy reeds verscheide Kerkmuziekstukken gecomponeerd, welke nu door hem wierden uitgegeeven, en in de Vorstelyke Kapelle gebruikt. De roem, welken by hierdoor verkreeg, bragt hem ook by andere Hoven in aanzien. Ernst Hertog Augustus van Brunswyk Lunenburg, vader van Koning George den 1sten, verzogt hem naar Hanover, om aldaar de plaats van Kapel-meester te bekleden. Dees tyds waren de Operaas in Duitschland nog geheel nieuw. Steffani werd hier over het opzicht toe-  46 LEVENSSCHETSE VAN DEN BEROEMDEN toevertrouwd , echter vond hy, in deze bediening het hem voorgestelde vergenoegen niet, uit oorzaak van de onbekwaamheid der Operisten, welke den toehoorderen meer mishaagden, dan veraangenaamden. Deeze ongeschiktheid der Zangers en Zangeressen maakte onzen Italiaan zeer verdrietig. Prins George dreef hem aan, zyne bediening nederteleggen, willende by zelf de zorg op zich neemen. Dit echter verdroot hem rasch , en hy plag menigmaal Koning van Engeland zynde te zeggen: Hy wilde gemakkelyker een leger van vyftig duizend man commandeeren, dan een gezelschap van Operisten. Stefani was zeer opmerksaam by de opvoering zyner stukken; hy kon vooral niet dulden, dat men eenige verfraaïngen zelfs by Zyn eenvoudigste compositiën voegde, maar men moest dezelve met de grootste zorgvuldigheid van noot tot noot volgen. Hy wilde ook niet inzonderheid by Duëtten, toestaan, dat de Zangers om hunne bekwaamheid te toonen, het een of ander veranderde, neen , alles moest gezongen worden zo als hy het voorgeschreeven had. Zyne Duëtten waaren naar den smaak van 't Hof en gaaven hem veel roem. Voor de hofdames maakte hy 'er veelen; dog vermits hunne naamen slechts met de eerste letter daarvoor gesteld wierden, kan men niet eigenlyk zeggen wie dezelve geweest zyn. Echter is bekend dat hy zyne twee Duëtten, Inquieto mio eor, en Che volete , voor de Erfprinses van Brunswyk Sophia Dorethea componeerde, die eene zeer groote beminnaaresse der Muziek was, om welke reden Corelli haar zyn opera quinta opdroeg. Steffani had verscheide vrienden, welke hem de vaer zen voor zyn muziek en vervaardigde, onder dezen was Mauro Hortensio, van wien ook de vaerzen der 12 Duëtten zyn welke Handel naderhand voor de Koningin Carolina, die insgelyks een uitneemend liefhebster was componeerde. Menigmaal bediende hy zig van reeds bekende vaerzen, als die van den Prins van Venosa, Carlo Gesualdo, en van den beroemden Zanger, en beruchten Harpmeester Alessandro Stradella. Tot hier toe hadden hem zyne buitengemeene gaaven in de  MUZIEK-KONSTENAAR, AUGUSTINO STEFFANI. 47 de Muziek eer en voordeel bezorgd. Steffani toonde echter dat het vermoogen van zynen geest zich nog verder uitbreide zelfs in eene zo zeer van de zangkonst verschillende weetenschap , de staatkunde. Te Hanover zynde had hy zich op het Staatsrecht van het Duitsche Ryk en deszelfs verbintenissen met andere Vorsten, ieverig toegelegd. Hier in volgde hy den onsterflyken Lulli, welke Lodewyk de XlVde lang als geheime raad gediend had. De staatkunde van onzen Steffani werd schielyk door gewigtige bewyzen erkend. Men gebruikte hem tot de geheimste bezendingen aan buitenlandsche Hoven, met alle de eer en waardigheid welke doorgaans aan openlyke bezendingen verknogt zyn. Hy had insgelyks geen gering deel in het gelukkig gevolg der Keurzaaken , welke dees tyds veel zwaarigheden ontmoette. Keizer Leopold , de Keurvorsten te Augsburg tegen den 19 September 1689 beschreeven hebbende, stelde aldaar voor of men Hertog Ernst August van Brunswyk Lunenburg , uit aanmerking zyner aan het Ryk beweezen diensten niet behoorde, benevens zyne nakomelingschappen tot den Keurvorstenstand te verheffen; hebbende gemelde Hertog in den jaare 1686. onder het bestuur der Prinsen Georg Lodewyk en Frederik Augustus, 6000 man tegen de Turken in Hongarye, en nog in het toen loopende jaar tegen de Franschen aan den Rhyn 8000 man hulptroepen geleverd. Het voorste! des Keizers vond in den beginne allen ingang, schoon daaromtrent nog niets besloten werd. Naderhand ontdekte zich meerdere zwaarigheden, welke men niet vooraf had kunnen voorzien. Trier, Keulen en de Paltz scheenen 'er het meeste tegen te zyn. In het Vorstelyke Collegie ontstonden insgelyks groote beweegingen hier omtrent. Ook bragt het Huis Wurtenberg zyne bezwaaring in, tegens het den nieuwen Keurvorst toegedagte Ampt van Aarts Kamerheer. De hier over gevoerde schriften wierden in 1695 te saamen door den druk gemeen gemaakt. Leibnitz voerde de pen voor Hanover en Rulpis voor Wurtenberg. Steffani echter wist deeze verwarde zaak der wyze te bestuuren, dat eindelyk in den jaare 1692 de  48 LEVENSSCHETSE VAN DEN BEROEMDEN de openlyke Beleening van het negende Keurvorstendom, , echter zonder het aartsampt, te Weenen geschiedde , ontfangende Keur-Bronswyk eerst in het jaar 1710 de beleening van het Aarts-Schatmeesterschap. Keurvorst Kernverst beloonde de trouwen bekwaamheid van Steffani met veele weldaaden, en schonk hem een jaarlyks pensioen van 1500 duitsche daalders. Paus Innocentius de Xlde schonk hem het Bisdom Spiga, dn de Spaansche West-Indiën. Men begreep algemeen de reden dezer verheffing, als een teken van belooning aan Steffani, dewyl hy de Roomschgezinden te Hanover de vryheid verzorgd had, hunne godsdienst aldaar openlyk te oeffenen. Steffani wierd nu in 't byzonder voor een Staatsman erkent; en derhalven gebruikte by den naam van zynen leerling Gregorio Piva, in plaats van den zynen, voor deszelfs muziekaale werken. In den jaare 1708 bedankte hy geheel voor het Ampt van Kapelmeester , en dit deed hy inzonderheid uit achting voor den heer Handel. Toen in 1724 te London de Akademie van de Toonkonst der Ouden opgericht werd, verkoos men Steffani eenpaarig tot beschermer van dezelve, welke waardigheid hy tot aan zyn dood bekleed heeft. Van tyd tot tyd zond hy verscheide zyner werken aan de medeleden deezer Akademie ; by welke en anderen te London hy in hooge achting, zo wel als zyne werken gebleven is. Steffani schikte een gedeelte zyner ledige uuren tot het opstellen eener grondige verhandeling over de Toonkonst, welke hy in zyne moedertaale uitgaf. Hier in verdedigde hy de Muziek tegen de tegenwerpingen van sommigen, welken stelden, dat de wetten der Muziek geen grond in de natuur hadden. Dog een eenige stelling van den beroemden Leibnitz wedersprak hun allen; wanneer hy bewees, dat de Toonen Eenheden zyn , die even als de getallen in de Rekenkonst met elkander overeenstemmen. En wat is een Muziekstuk anders, dan een rekening of aftelling der toonen ? De Geleerden vereerden dit werk van Steffani met welverdiende lofspraaken; zynde het vervolgens door den heer Werkmeester te Halberstadt in de Hoogduitsche Taal overgezet. Stef-  MUZIEK-KONSTENAAR , AUGUSTINO STEFFANI. 49 Steffani, reeds zo lang uit zyn vaderland geweest zynde, bekroop hem, in den jaare 1729. de lust om zyne naastbestaanden te bezoeken. Hy bragt den winter in Italië door, en keerde, na met de voomaamste meesters in de Muziek gesproken te hebben , wederom naar Hanover te rug. Kort naderhand reisde hy, om gewigtige redenen, naar Frankfort. Naauwlyks aldaar gekomen zynde , ontdekte hy eene sterke afneeming zyner kragten, waardoor hy in weinig dagen uit dit leeven gerukt wierd, na den ouderdom van 80 jaaren bereikt te hebben. Behalven de bovengenoemde verhandeling en eenige weinige Ariaas , zyn nog meer stukken van hem door den druk gemeen gemaakt. Intusschen hebben de meeste liefhebbers zyne werken slechts onder den naam van Piva gekend. De gewigtige bezigheden , aan het einde zyns leevens, welken hem geene ledigen tyd overlieten, verhinderden hem de uitgaave zyner Muziekalische Werken zelf te bezorgen. De meeste menschen oordeelen slechts naar den naam; doch wie een stuk van Piva bezat, merkten wel, dat het door een meesterlyke hand was t'zaam gesteld nochtans wisten weinige, en slechts maar eenige groote kenners, dat Steffani de maaker was. Wat zyn persoon betrof, hy was van middelbaare lengte ; zwak van ligchaamsgestel , 't geen door zyn geduurig studeeren nog zwakker wierd. Zyn gezigt vertoonde zyn geest; ook scheen hy eenigzins ernstig te zyn; niettemin werd deeze ernsthaftigheid zeer verzacht, door zyn uitneemende goedhartigheid en de vriendelykheid zyner spraake. Zyn omgang was buitengemeen aangenaam en opwekkende, en in zynen ouderdom waren zyne gesprekken nog doormengt met de leevendige scherts der jeugd. Toen hy het laatst in Italië was, en zich te Romen ophield, moest hy daaglyks by den Kardinaal Ottobani zyn. Deezen Prelaat vermaakte hy geduurig met de meesterstukken zyner muziek, en wanneer het somtyds door een onverwagt toeval gebeurde , dat een der voornaamste Zangers ontbrak, zong de Abt Steffani zelf. Ofschoon zo VI. afd. XIII. Deel. D zwak  50 LEVENSSCHETSE VAN A. STEFFANI, ENZ. zwak van stem dat hy niet dan door de nabyzynde kon gehoord worden, deed hy zulks, niettegenstaande hy toen reeds 79 jaaren bereikte, met zo veel zuiverheid en oordeel, dat alle aanweezenden daar over verwonderd stonden. Een man , van zulke verwonderenswaardige talenten verdient by de nakomelingen in altoos duurende hoogacht ting te blyven. Zyn toonkonst inzonderheid stelt hem in den rang van eenen Tartini, Handel en Telemann, naamen in de Muziek, even zo eerwaardig en even zo groot als in de Dichtkonst een Milton, een Corneille en een Vondel, of in de schilderkonst een Raphaël, een Michel Angelo en een vander Werf,  TAFEREEL VAN DEN OORLOG. Heillooze Oorlog, pest der staten, Helsch gebroedsel, slangezaad, Geesselroe' der onderzaten, Voortgeteeld uit nyd en haat! Schrik der vromen, straf der boozen, Alverslindend vloekgedrocht, Wien het onheil nooit doet blozen, 't Geen uw woeste dolheid wrocht. Allen doet gy siddrend vreezen, Die u aanzien van naby: Uw verschriklyk dreigend wezen Gloeit van blinde razerny. 't Zwaard, in uw bebloede handen, Toont wat drift gy in u voed, Dat gy niets schroomt aan te randen In uw' dollen overmoed, 't Fiere tooisel van laurieren Om uw' stormhoed strekt ten blyk Van uw haatlyk zegevieren, Wyd bekend van ryk tot ryk. 't Gruwzaam wolfshoofd, afgeteekend Op het schild waarmee' ge uw straf Poogt te ontduiken, beeld uitstekend Ons uw roof- en moordzucht af. 't Bloedrood kleed, door u gedragen, Geeft te kennen, dat ge, uit haat, Met het grootste welbehagen, U in bloedrivieren baad. Vreeslyk monster, op vernielen Altyd doelend', doof voor klagt Stort gy duizend duizend zielen In des afgronds donkre nacht. D 2 Nim  52 TAFEREEL VAN DEN OORLOG. Nimmer weet gy van ontfermen : 't Zy de liefde in tranen smelt', 't Zy de vrindschap teêr moog' kermen , Niets weêrhoud u van geweld. In wat oord gy moogt verschynen, Hoor ik dat de landman zucht, Zie ik de eedle kunsten kwynen, En de welvaart op de vlugt. Hier betreurt een vrouw te gader Hare zonen en gemaal; Ginds beweent de zoon den vader Omgebragt door 't woedend staal. De eedle jeugd, die, in de vrede, Aan de kunsten waar' gewyd, Sleept ge, ô gruwzame Oorlog! mede Tot haar grafplaats, tot den stryd. Zo ontvolkt gy land en staten; Zo berooft gy de oppermagt Van haar sterkste toeverlaten, Door uw woên ten val gebragt. Hoe verbazend is de schade Die gy 't menschdom lyden doet, Als 't, in 's hemels ongenade, Door u op elkander woed! Landbederver, rustverstoorder, Stichter van de zwaarste elend', Ryksvernielder, volkenmoorder, Op deze aarde alom bekend! Myd voor eeuwig deze streken, Zyt gy 't vryë Nederland Meer dan eens met schande ontweken 't Zie uw vaan nooit weêr geplant! Vaar met uw gevloekte bende, Die gedurig om u zwiert, Weêr ten afgrond der elende, Waarin gy geboren wierd! 1773. P. J. U.  DE PAPEGAAI EN 'T KONYNTJE; een vertelsel. Een' jonge Papegaai, zo spraakzaam als een vrouw, En die zich menigwerf nog ruim zo wys liet hooren, Ja zo vernuftig zat te snappen in zyn kouw, Dat ieder hem beschouwde als met verstand geboren; Ontbrak nochtans die zonderlinge kunst, Van zich te dringen in elks gunst: Ofschoon hy door zyn schrandre trekken, Het volk kon tot verwondring wekken, De Papegaai nochtans had niemant tot zyn' vrind. Zyn huisgenoot was een Konyntje, dat gezwind En vlug in huppelende sprongen, Zich, om zyn kuuren, van een' ieder zag bemind, Zelfs tot den minsten keukenjongen. De Papegaai, zo wreed versmaad, Zei tegen hem: ei Kameraad! Zeg me eens, langs welk een' weg doet ge u van ieder eeren? 'k Bid, wil my uw geheimen leeren, Opdat ik mede elks gunst verkryg' ? Met medelyden voor den snapper ingenomen, Sprak 't wys Konyntje: „Hoor; ik doe my nimmer schroomen; Ik huppel, loop en speel; maar, bovenal, ik zwyg." * Reveries poetiques. Amst. 1755. page 76. T. D 3  AZAKIA; EENE AMERIKAANSCHE GESCHIEDENIS. De oude inwooners van Canada hadden niet slechts den naam dat zy Wilden waren, maar konden inderdaad daar voor ook gehouden worden. Het noodlot der Franschen , die het ongeluk hadden dit gedeelte der nieuwe waereld het eerst te betreden , levert een genoegsaam bewys daarvan uit. Zy begaven zich derwaart om de onbeschaafde bewooners van dit land de menschelykheid en de Fransche zeden te prediken. Zy slaagde hierin echter zeer slecht. Tot belooning hunner moeijelyke onderneming werden zy door hunne leerlingen opgegeeten. Men stelde nieuwe proeven in 't werk, en was daar in gelukkiger. De Wilden werden tot diep in het land te rug gedreven, en eindelyk sloot men met hen eenen vrede die van beide zyden slecht genoeg werd nagekomen. De beste wyze om hen te vernederen was eindelyk deeze dat men hen alle levensmiddelen afsneed, en hen daardoor dwong den Europeaanen goede woorden te geven. Der Franschen tabak en brandewyn deeden de beste werking. Men richtte daarmede meer uit, dan dat men met geweld tegen hen te velde trok. Van tyd tot tyd werden de beide natiën beter met elkander bekend; de vriendschap werd oprechter, en men bezocht elkander over en weder, zonder dat 'er de geringste beledigingen voorvielen. De vrouwen en dochters der Wilden kwamen zelfs onbeschroomd by de Franschen , gelyk deezen het ook gerustelyk durfden waagen tot haar te komen. De vrouwen van Canada zyn, byna zonder uitzondering, schoon, en des te meer omdat zy haare schoonheid niet aan konst, maar enkel en alleen aan de natuur te danken hebben. Zy zyn zeer vriendelyk en luchthartig, en ongedwongen en aangenaam in haare manieren. By dit alles zyn ze echter van eene zeer verliefde geaartheid , en dewyl bet een Canadaasch meisje vry laat haare neiging onverhinderd te volgen, verval-  AZAKIA; EENE AMERIKAANSCHE GESCHIEDENIS. 55 vallen zy hierdoor menigmaal tot groote uitspoorigheid. Met de gehuwde vrouwen is het geheel anders gesteld. Deezen houden het voor haaren pligt haaren mannen getrouw te zyn en het geen daarby nog het verwonderlykste is, zy volbrengen denzelven pligt op het naauwkeurigste. Een doorslaand bewys dat deezen lieden nog gestadig iets van hunne oude wilde leevenswyze blyft aankleeven, en dat het den Franschen nog niet ten vollen gelukt is, hen de zeden der Ëuropeaanen inteprenten. Eene deezer deugdsaame Wildinnen geraakte op zekeren dag in een woud verdwaald, gelegen naby de landstreeken die door haare landslieden bewoond werden. Zy had het ongeluk van een' Franschen soldaat in de handen te vallen, die, zonder zich 'er mede te bemoeijen, of deeze Wildinne getrouwd of ongetrouwd was, haar op zyn goed Franscb begroette, en zekere tegenkomplimenten begeerde, waartoe Azakia (dit was de naam der wilde vrouw) niet bereidwillig was over te gaan. Zy gaf hem te kennen dat zy een man had, aan win het alleen geoorlofd was zich van zulke vryheden te bedienen. De Fransche soldaat vond deeze tegenwerping zeer belagchelyk, en zo weinig Europeaansch, dat by niet in bedenking nam aan de waarheid daarvan te twyfelen, en die inschiklykheden zich met geweld te verschaffen, die men hem niet goedwillig bewyzen wilde. Mogelyk zag hy het weigerend antwoord van Azakia ook maar voor een bloot kompliment aan, gelyk men in Europa wel gewoon is, zonder zich daardoor te laaten afschrikken, dewyl men vooraf weet dat de welvoeglykbeid deeze geringe weigering vordert. Azakia was echter wezenlyk nog te woest voor diergelyke vermomming. Zy wilde in allen ernst deugdsaam zyn, en verzette zich tegen de aanvallen van haaren vyand met al haar vermogen, 't welk zy van een jammerlyk geschreeuw deed verzeld gaan. Nochtans zou zy eindelyk den stryd hebben moeten verliezen, indien niet, ten allen gelukke, de Baron van Saint-Castins op deeze plaats gekomen en haar van deezen onverlaat bevryd had. Hy was officier onder de Fransche troepen in Canada, D 4 en  56 azakia; eene amerikaansche geschiedenis. en zyne tegenwoordigheid was genoeg om den soldaat te noodzaaken zynen prooi te laaten vaaren. Mogelyk zoude hy deezen vermetelen voor zyne onderneeming gestraft hebben, indien niet de schoonheid der Wildinne eene verontschuldiging voor hem geweest ware. Azakia wist geene woorden genoeg te vinden om haaren redder haare dankbaarheid te betuigen. Zy drukte zich zo levendig en met zo veel bekoorlykheid uit, dat Saint-Castins niet wist of hy zich over haare schoonheid of over haar verstand het meeste moest verwondden. Deeze hoflyke Franschman moest zeer koel van bloed zyn geweest, wanneer zo veele bevalligheden geen indruk op zyn gemoed zouden gemaakt hebben. De zelfde aandoeningen, die den soldaat zo stout hadden gemaakt, kwamen in hem op, en zyne edele denkwyze alleen was het te danken dat hy niet even zo woest en strafbaar werd. Hy zeide ondertusschen de schoone Azakia duizend vleijende dingen. Zy beantwoordde dezelven op eene wyze die den Franschman in verwondering bragt. Eindelyk drong hy den handel nader aan, en vorderde, hoewel op eene hoflyke wyze, de zelfde gunnen, die de soldaat zich met geweld had willen verschaffen. Hy was echter niet gelukkiger. Azakia antwoordde hem zeer vrymoedig : De vriend dien ik voor oogen heb, laat my niet toe u ten wille te zyn. Dit is eene uitdrukking, waardoor eene Wildinne te kennen geeft, dat zy een' man heeft, dien zy eene eeuwige getrouwheid beloofde. Men moet dit zeggen der Wildinnen geenszins voor een nietsbeduidend formulier aanzien ; zy meende het in allen ernst, en eene diergelyke uitdrukking bevat by alle wilde natiën van dit gewest een plegtig antwoord van weigering. Saint-Castins, die met de taal ook de zeden van dit volk bekend waren, zag nu wel dat hy niets te hoopen had. Voor het overige was hy veel te grootmoedig, om de zwakheid eener vrouw, die zich, buiten allen bystand in een eenzaam oord bevond, zich ten nutte te willen maaken. Hy bood zich aan om haar naar haare wooning te geleiden, en ont-  AZAKIA ; EENE AMERIKAANSCHE GESCHIEDENIS. 57 ontfing onder weg van zyne Wildinne alle mogelyke kentekens van dankbaarheid, uitgenomen diegeenen, welken de trouw, die zy geloofde haaren man verschuldigd te zyn, hadden kunnen benadeelen. Na verloop van eenigen tyd bevond Saint-Castins zich door eenen anderen Officier beledigd. Hy daagde denzelven tot een tweegevecht uit, en had het ongeluk zynen vyand te dooden. De gesneuvelde was een neef van den Gouverneur-generaal der Colonie, een zeer oploopend en wraakgierig man. Saint-Castins zag zich genoodzaakt om door de vlucht zich in zekerheid te stellen. Hy ontsnapte gelukkig, en men giste dat hy tot de Engelschen in Nieuw York Was overgegaan. Deeze gissing was zeer waarschynlyk, en had tot gevolg dat men geen verder onderzoek naar hem deed. Saint-Castins had ondertusschen eene geheel andere vryplaats gezocht. Hy vlood naar de wooning van Azakia, en twyfelde niet of hy zou by de Wilden aldaar voor eenigen tyd in veiligheid zyn. Mogelyk had de begeerte om zyne schoone Wildinne weder te zien, een groot aandeel in dit besluit. Hy bedroog zich geenszins in zyne verwachting. Azakia herkende terstond haaren voorigen redder. Zy was ongemeen in haar' schik met hem weder te zien, en liet de duidelykste tekenen van vreugd daarover blyken; zy bewees duizend vriendelykheden aan den vluchteling, en onthield zich niet van zelfs in de tegenwoordigheid van haaren man, hem met de tederste liefkoozingen te overhoopen. De Wilde, die den naam van Quabi droeg, scheen over dit gedrag van zyne vrouw in het minste niet te onvrede: integendeel, hy volgde haar voorbeeld, en gaf aan SaintCastins de overtuigenste blyken van zyne hoogachting en vriendschap. Wanneer deeze hem de oorzaak van zyne vlucht openbaarde , hief hy zyne handen naar den hemel , en zeide met de oprechtste gebaarden : De groote Geest zy geloofd, die u gelukkig by ons gebragt heeft. Dit ligchaam, voer hy voort, terwyl hy de hand op zyn borst leide, zal u tot een' voormuur dienen; en deeze knods D 5 zal  58 azakia; EENE AMERIKAANSCHE GESCHIEDENIS zal alle uwe vyanden verpletten. Myne wooning zal ook de uwe zyn: gy zult in dezelve de zon zien op- en ondergaan, zonder dat u iets ontbreekt, of dat iemand u leed zal doen. Saint-Castins verklaarde dat by geen voorrecht boven hen begeerde, maar hunnen arbeid met hen wilde deelen, en dat hy geheel op hunne wyze wilde leeven. Ik zal uwe zeden annemen, zeide hy, en u in uwe oorlogen dienen, om my, door myne vlyt en dapperheid, uwe vriendschap waardig te maaken. Dit antwoord gaf den Wilden een groot genoegen, en Azakia was van vreugde buiten zichzelve, omdat zy haaren redder in 't vervolg als een huisgenoot zou beschouwen, en gestadig gelegenheid hebben hem voor zyne grootmoedigheid te beloonen. Quabi was de voornaamste onder zyne landslieden , en had zich door zyne dapperheid en voortreflyke eigenschappen een groot aanzien verworven. Hy bood Saint-Castins eene officiersplaats aan; doch deeze sloeg dit af, en wilde slechts als gemeen soldaat onder hem dienen. Deeze natie was op dien tyd met de Iroquezen in eenen bloedigen kryg gewikkeld. Men had beslooten hen aantetasten. Saint-Castins zou het zich voor schande gerekend •hebben, deeze gelegenheid te verzuimen om proeven van zyne dapperheid aan den dag te leggen. Hy streed met onverschrokken moed, en zoude de grootste eer behaald hebben , indien hy niet gewond ware geworden. Men bragt hem op eene soort van rosbaar in het huis van Quabi te rug. Azakia was niet weinig ontzet over deeze vertooning. Zy ontfing haaren vriend met de oprechtste tekens van meêlyden, en verzuimde niets van het geen tot verligting zyner smarten kon toegebragt worden. Het ontbrak haar niet aan slaavinnen, die haare bevelen moesten gehoorzaamen.Zy wilde echter geene van dezelven de zorg voor SaintCastins toevertrouwen. Hy was haar te lief, dan dat ze hem een oogenblik had kunnen verlaaten. Haare oplettendheid ging zo verre dat men haar daaruit ligtelyk van eene heimelyke liefde had kunnen verdacht houden. Saint-Castins dacht  AZAKIA ; EENE AMERIKAANSCHE GESCHIEDENIS. 59 dacht nog te Europeaansch, om de ongemeene gedienstigheid van Azakia enkel aan vriendschap en dankbaarheid te kunnen toeschryven. Hy trok 'er de voordeeligste gissingen uit en deed daardoor op nieuw het vuur in zynen boezem ontvonken, 't welk door grootmoedigheid en reden aldaar reeds gebluscht was. Zyne liefde nam van dag tot dag toe, en zoude in een weinig minder edelmoedig hart tot groote uitspoorigheid opgestegen zyn. De gedachten dat hy aan Quabi zo veel dank verschuldigd was ontrustten hem het meeste. Zoude hy zynen weldoener op zulk eene schandelyke wyze beloonen? Doch Quabi is slechts een Wilde, wierp Saint-Castins zichzelven tegen. Zoude een inwooner van Canada in dit stuk gemoedelyker zyn, dan onze beschaafde Europeaanen? En is het niet belagchelyk, dat ik in bedenken staa over eene zaak, die in myn Vaderland door de gewoonte reeds onschuldig geworden is ? Zulke redenen, hoe oppervlakkig zy ook waren, scheenen by deezen Eranschman gewigtig en genoegsaam om den twyfel, die by hem nog overig was, geheel uit den weg te ruimen. Hy waagde derhalven een' nieuwen aanval op de deugd van Azakia, en verwonderde zich niet weinig grooter tegenstand dan ooit te vinden. Laat af, Celario, (deezen naam hadden de Wilden hem gegeven) laat af, zeide Azakia. De stukken van het staafje dat ik met Quabi verbroken heb, zyn nog niet verbrand. De eene helft daarvan is nog in zyne handen, en ik zelve bewaar de andere helft. Zo lang dit verbroken staafje nog onder ons bewaard word, zo lang behoor ik aan mynen man, en kan gevolgelyk onmogelyk de uwe zyn. Deeze woorden, die met de grootste vrymoedigheid werden uitgesproken, bragten den verliefden Saint-Castins geheel tot stilzwygen. Hy had naauwlyks moeds genoeg om zyne oogen te slaan op eene persoone, wier wilde deugd, hem, als een beschaafde Europeaan, beschaamd maakte. Hoe veel vermoogen zyn verstand ook op hem had, konde hy echter zyn verdriet wegens het mislukken van zyn hoop niet verbergen , en verviel eindelyk daardoor in eene diepe droefgeestigheid. Aza-  60 azakia; eene amerikaansche geschiedenis. Azakia, wie de oorzaak deezer zwaarmoedigheid ■ niet onbekend was, werd 'er op het aandoenlykste door getroffen. Wat zullen wy doen, Celario? zeide zy met traanen in haare oogen. Wanneer ik de uwe zal worden, dan moet ik ophouden met Quabi te leeven. En kan ik mynen geliefden Quabi wel verlaaten, zonder hem het zelfde verdriet te verwekken, 't welk gy tegenwoordig ondervind. Heeft hy dit verdiend? Antwoord my Celario. Neen, riep Celario uit, hy verdient deeze belediging niet. Ik wil u ontvlieden, Azakia; ik wil u en uwe wooning voor eeuwig ontwyken. Zo lang ik u nog zie, Azakia, zo lang ben ik nog in gevaar om de grootmoedigheid van myn' vriend Quabi met ondankbaarheid te beloonen. Azakia verbleekte op deeze woorden. Een vloed van traanen stroomde langs haar aangezicht, en zy zocht haare treurigheid in het minste niet te verbergen. Ach! ondankbaare Celario, riep zy mikkende uit, en drukte zyne handen in de haare. ondankbaare Celario, wilt gy de wooning van uwe vrienden verlaaten, wien gy zo lief zyt als het licht van de zon ? Wat kwaad hebben wy u dan gedaan, dat gy onze wooning wilt ontvlieden? Ontbreekt u iets? Ben ik niet alle uuren en oogenblikken bereid om als een slaavin aan uwe wenken te gehoorzaamen ? Wilt gy dan dat Azakia van kommer en droefenis zal sterven ? Kunt gy haar verlaaten zonder haar ziel met u weg te voeren ? Ach! Celario, myn ziel behoort u toe, gelyk myn ligchaam aan Quabi behoort. De komst van den laatsten verhinderde Saint-Castins op de klagten en verwyten van Azakia te antwoorden, die nog met weenen voortging, zonder de tegenwoordigheid van haaren man te ontzien. Zy ontdekte hem zelfs de oorzaak haarer droefenisse. Vriend, zeide zy tot den Wilde, gy ziet tegenwoordig Celario nog. Nog ziet gy hem en hoort zyn stem. Doch eerlang zult gy hem niet meer zien! Hy zal onze wooning verlaaten, om zich betere vrienden te zoeken. Betere vrienden? riep Quabi geheel ver schrikt uit. En wat is dan de reden, waarde Celario! dat  AZAKIA ; EENE AMERIKAANSCHE GESCHIEDENIS. 61 gy u van ons wilt afzonderen? Heeft men u hier beledigd; of staat u iets anders tegen? Antwoord my. Gy weet dat ik magt en gezag heb om u voldoening te verschaffen. Ik zweer by den grooten Geest, ik zal my aan uwe vyanden wreeken. Saint-Castins was over deeze vraagen niet weinig verlegen. Hy had de minste reden niet om onvergenoegd te zyn , en wilde echter ook niet dat de waare oorzaak van zyn genomen besluit aan Quabi zou bekend worden. Hy voerde derhalven eenige andere niets beduidende redenen aan , over welken hy van Quabi werd uitgelagchen. Wy zullen van andere zaaken spreken, zeide deeze. Morgen denk ik weder iets tegen de Iroqueesen te ondernemen , en deezen avond geef ik, volgens gewoonte, aan myne stryders een maaltyd. Kom, waarde Celario, kom, neem deel aan dat vermaak. Ik wil niet alleen hieraan , maar ook aan het gevaar en de overwinning deel hebben , hernam Celario. Gy hebt meer moed dan krachten ; voerde de Bevelhebber der Wilden hem te gemoete. Het is niet genoeg dat men den dood veracht, men moet ook weeten te overwinnen. Wy moeten den vyand vervolgen , wanneer wy zo gelukkig zyn van hem te slaan; en wanneer hy ons te magtig is, dan moeten wy hem weeten te ontwyken. Deezen zyn van ouds onze grondregels in het oorlogen geweest. Gy zult derhalven best doen, wanneer gy thans alleen op de herstelling uwer gezondheid bedacht zyt, en , geduurende myne afweezigheid, het opzicht over myne huishouding waarneemt. Ik vertrouw u hetzelve, en hoop dat gy te eerder de zorg 'er voor op u zult nemen, dewyl gy weet dat gy de heerschappy daarover met my gemeen hebt, en dat Azakia u bemint. Het zou vruchteloos geweest zyn, indien Saint-Castins verdere tegenwerpingen had willen maaken. De Bevelhebbers der Wilden hadden zich reeds tot het feest verzameld, en na het eindigen daarvan, begaven zy zich met den gantschen troep op weg. Saint- Castins bleef in het huis van Quabi te rug, en zag zich aan de verzoekingen, in welken de schoon-  62 AZAKIA ; EENE AMERIKAANSCHE GESCHIEDENIS, schoonheid van Azakia hem reeds zo dikwyls gestort had, op nieuw weder bloot gesteld. De jonge Wildinne beminde ondertusschen den vreemdeling tot uitspoorigheid. Zy had hem gaarne gelukkig gezien. Doch de wetten des huwlyks, die by haare natie zo heilig gehouden werden, veroorlofden haar niet haare wederliefde tot daadelykheid te laaten komen. Zy nam derhalven een besluit dat men mogelyk in Canada veel ligter kan nemen dan in eenig ander land. Zy wilde haaren vriend de liefdeblyken, die zy zelve genoodzaakt was hem te onthouden, door iemand anders laaten vergoeden. Haare verkiezing daartoe viel op eene jonge schoone Wildinne , die volkomen geschikt was om het hart van een' manspersoon aandoenlyk te maaken. Een meisje van agttien jaaren, die by eene verblindende schoonheid het aangenaamste schepsel van de waereld was, scheen de liefde van Celario niet onwaardig te zyn. Haar naam was Zisma, en, als een ongehuwd vrouwspersoon , stond het haar vry, haare gunstbewyzen te schenken aan wien zy wilde. Door de gewoonten des lands werd haar dit veroorlofd. Azakia zelve bragt haar by haaren vriend, die, na eenen korten omgang met deeze schoone, zyne overwinning reeds uit haare oogen las, en zich verzekerd kon houden dat hy niet onverhoord zoude blyven. De geschiedenis meld niet of hy zich dit voordeel ten nutte maakte; doch zo veel weet men echter, dat Zisma, met alle haare bekoorlykheden, niet in staat was om bet beeld van Azakia uit zyne ziel uit te wisschen. Tot zyne eigene gerustheid had hy dit wel gewenscht. Zyne liefde tot haar was reeds te diep geworteld, om door eenig ander voorwerp verdreven te worden. In deeze netelige omstandigheid bevond zich SaintCastins, als een onverwacht toeval, dat hem in alle andere landen , buiten Canada , volkomen gelukkig had kunnen maaken, al zyn hoop eensklaps vernietigde, en hem met eene eeuwige scheiding van zyne geliefde Azakia dreigde. Eenige vluchtelingen , die uit de handen der vyanden ontkomen waren, bragten de tyding dat Quabi den slag ver- loo-  azakia; eene amerikaansche geschiedenis, 63 looren had , en zelf daarin was omgekomen. Saint-Castin was ten uitersten bedroefd over dit bericht. Hy had in den persoon van deezen grootmoedigen Wilde een' vriend verlooren aan wien hy groote verpligting had. Alle de edelmoedige neigingen, waarmede zyn ziel van natuure vervuld was, raakten eensklaps gaande, en hy vergat 'er door, dat Ouabi zyn' medeminnaar geweest was. Behalven dat moest hy vreezen zyne Azakia door dit toeval voor eeuwig te verliezen. Het leven deezer schoone hing sints dit oogenblik blootelyk van een' droom af. Uit krachte eener oude bygeloovige gewoonte, die onder deeze volken reeds tot eene wet was geworden, moest eene weduwe zicbzelve het leven benemen, wanneer haar verstorven man haar, geduurende de eerste veertig dagen na zyne aflyvigheid , tweemaal in den droom verscheen. Men hield dit voor een teken, dat de afgestorvene zyne nagebleven echtgenoote by zich wenschte te hebben De weduwe moest als dan gehoorzaamen, en geen wet was vermoogend haar van den dood vry te spreken. Azakia had ook vastelyk beslooten, aan de wetten en gewoonten haarer natie te voldoen, indien de schim van haaren man haar twee maalen achtereen in den droom zoude verschynen. Zy betreurde het verlies van haaren Quabi oprechtelyk, en schoon Saint-Castins haar zo onverschillig niet was, dat zy niet gaarne wenschte met hem te leeven, behielden echter het vooroordeel en bygeloof op haar de overhand. Men kan zich de verlegenheid en schrik naauwlyks voorstellen , door welken in deeze omstandigheden den minnaar deezer bygeloovige Amerikanerinne bevangen was. Ieder nacht was voor hem een nieuwe bron van vrees. Zyn geluk en ongeluk hing van een' droom af, en ieder morgen verschrikte hem door het vreeslyk denkbeeld van zyne beminde te zullen verliezen. Alles wat zyn vernuft en welspreekendheid tot haare overtuiging hem aan de hand gaven, werd vruchteloos te werk gesteld. Azakia wilde de bevelen van haaren man niet ongehoorzaam zyn, en verwachtte haar noodlot met zo veel geduld als standvastigheid. Op zekeren dag, dat Saint-Castins, volgens zyne gewoon-  64 AZAKIA; EENE AMERIKAANSCHE GESCHIEDENIS woonte, haar bezocht, vond hy haar in eene bezigheid, waardoor hem zyn ongeluk werd aangekondigd. Azakia mengde bereids het doodelyk gif, 't welk haar voor eeuwig aan de armen van haaren minnaar zou ontrukken. Zie daar liefste Celario, riep zy hem met eene tedere doch onverschrokken houding toe, zie daar de toebereidselen tot die reize, welke ik op de begeerte van mynen Quabi moet ondernemen. Hemel! schreeuwde Celario, kunt gy aan eenen bedrieglyken droom gelooven ? Azakia! schoone Azakia! gy wilt dus een offer van bygeloovigbeid en dwaaze verbeeldingen worden ? Gy dwaalt Celario , hernam de Amerikanerinne , Quabi is my in den verloopen' nacht verscheenen; hy vatte my by de hand, en beval my hem te volgen. Ik wilde hem volgen, maar ach! myn ligchaam was te zwaar. Quabi verliet my, gantsch treurig, Ik riep hem weder te rug; hy antwoordde my echter niet. Hy reikte my slechts zyne hand, en op het oogenblik verdween hy. Hy zal gewislyk wederkomen, geliefde Celario. Hy zal wederkomen, de schim van myn' Quabi. En ik zal hem volgen. Ik moet zyn bevel gehoorzaamen. Doch eerst zal ik dan nog uw verlies beweenen. En wan neer ik genoeg geweend heb, dan zal ik dit gif drinken, dat my oogenbliklyk dooden, en myn schim met de schim van Quabi zal vereenigen. Saint-Castins was by deeze verklaaring van Azakia meerdood dan leevende. Hy wierp zich aan haare voeten; nu verweet hy haar haare onzinnigheid en wreedheid op de aandoenlykste wyze; dan bad hy haar in de tederste uitdrukkingen, die hem de liefde kon inboezemen, dat zy haar leven verschoonen en hem gelukkig zoude maaken. Nochtans was alles vruchteloos; niets kon de jonge Wildinne overhaalen , om haar genomen besluit te veranderen. Zy omhelsde den troosteloozen Celario ; zy weende en bevochtigde zyn aangezicht met haare traanen. Haar voornemen wilde zy echter niet veranderen, hoe lief haar de persoon ook ware die zy moest achter laaten. Alles, wat de wanhoopige Europeaan nog van deeze Amerikanerinne verkreeg.  AZAKIA; EENE AMERIKAANSCHE GESCHIEDENIS. 65 kreeg, was de belofte, dat, in gevalle Quabi haar ten tweedenmaale mogt verscbynen, zy het besluit aan haar niet volbrengen zoude, voor dat men zekere berichten wegens den dood van haaren man had bekomen. Want Saint - Castins was in gedachten gekomen dat Quabi nog in 't leven, en als een gevangene in de handen der Iroqueezen zyn konde. De Wilden weeten van geene uitwisseling der gevangenen. Het lot der geenen die in de handen der vyanden zyn gevallen is slaaverny of dood. De Iroqueezen inzonderheid hadden de baarbaarsche gewoonte, dat zy hunne gevangenen leevende verbrandden. Het was derhalven te vermoeden dat, indien Quabi aan zyne wonden niet was gestorven, hem een diergelyk lot zou zyn overgekomen. Azakia had dit ten minsten zich zo vast ingebeeld, dat zy maar op het oogenblik wachtte, om door eene tweede verschyning in de noodzaaklykheid gebragt te zullen worden van haaren man het laatste bewys haarer trouw te geven. Saint-Castins, die alle moeite aanwendde, om den dood van Quabi twyfelachtig te maaken, moedigde de landslieden zyner Beminde aan, om den vyand op nieuw slag te leveren, en hem den gemaakten buit te ontzetten. Hy vond te eerder gehoor, dewyl hy reeds proeven van zyne dapperheid getoond, en het vertrouwen der geheele natie gewonnen had. Het volk verzamelde zich, en benoemde Saint Castins eenstemmig tot hunnen aanvoerder. Hy verliet derhalven zyne Azakia, na dat hy haar vooraf op nieuw had doen belooven, dat, in gevalle Quabi haar inderdaad ten tweeden maal verschynen zoude , zy echter de uitvoering van haar wreedaardig besluit tot zyne te rug komste verschuiven zoude. Saint-Castins trok daarop met zyn leger tegen den vyand aan, en was gelukkig in zyne onderneming. De Iroqueezen hielden de Huronen te zwak, om eenen nieuwen aanval van hen te vreezen te hebben. Deeze gerustheid kwam hen duur te staan. Saint-Castins greep hen aan op eene plaats die zeer voordeelig voor hem was, en bragt hen eerlang tot wyken. De nederlaag der vyanden was algemeen. Wat niet vluchten kon werd gevangen genomen of gedood. SaintVI. Afd. XIII. DEEL. E Cas-  66 azakia; eene amerikaansche geschiedenis. Castins begaf zich met zyn volk naar zeker vlek van de Iroqueezen , waar hy eene groote menigte van dezelven aantrof, die toebereidselen maakten om eenen der voorig gevangen Huronen te verbranden. Deeze ongelukkige had reeds zyn laatste lied aangevangen. (Dit is de gewoonte der Wilden , wanneer zy een offer hunner wraakgierige vyanden staan te worden.) Saint-Castins valt met zyne manschap onder deezen hoop, en dood of verstrooit hen in een oogenblik. Naauwlyks had hy zich plaats gemaakt, of hy ontdekt een' mensch aan eenen paal gebonden, die verweezen was om, volgens de wyze der Iroqueezen, by een langsaam vuur gebraaden te worden. Hy vliegt toe om den ongelukkigen te redden, en, Hemel! hoe verschrikt hy, het is Quabi. Deeze dappere Wilde was van zyne wonden genezen. De vyanden hadden hem de verkiezing gelaaten, om voor eeuwig slaaf te zyn, of verbrand te worden. Hy had het laatste verkozen, en wilde liever een' smartelyken dood ondergaan, dan tot eene verachtelyk leven gedoemd te worden. Saint-Castins had maar eenige minuuten laater behoeven te komen, om van zynen vriend en weldoener niets anders dan de asschen gevonden te hebben. De vreugd over dit onverwacht geluk, was van beide zyden onbeschryflyk. Het besluit van Azakia maakte ondertusschen Saint Castins ongerust. Hy snelde derhalven naar haare wooning te rug, en verhaalde onderweg aan Quabi alles wat tot nu toe tusschen hen was voorgevallen. Hy schilderde hem den angst en de verschrikking, welken het reeds toebereide vergif hem veroorzaakt had, met zulke levendige verwen af, dat het Quabi niet moeijelyk viel te bemerken, wat aandeel het hart van zynen vriend daarin genomen had. Saint-Castins sprak met zulk eene hevigheid, en drukte zyne aandoening zo beweeglyk uit, dat Quabi, die behalven dit te vooren reeds eenige blyken van zyne liefde tot Azakia bespeurd had, thans in 't geheel aan dezelve niet meer kon twyfelen. Hy liet 'er echter niets van bemerken, en zy bereikten in 't kort de wooning van Azakia. Quabi was haar daadelyk ten tweeden maale in den droom verscheenen, en zy  AZAKIA; EENE AMERIKAANSCHE GESCHIEDENIS. 67 zy had alleen op de wederkomst van Saint-Castins gewacht, om haar voornemen in het werk te stellen. Deeze had met Quabi afgesproken, dat hy niet te gelyk met hem voor het aangezicht van zyn vrouw zou verscbynen, maar zich eenigen tyd te rug houden. Toen Saint-Castins in de wooning van Azakia trad, vond hy haar in diepe gepeinzen aan eene kleine tafel zitten , op welke de moorddaadige drank in een drinkvat voor haar stond. Reeds lang heb ik op u gewacht, waarde Celario, riep zy hem met eene tedere stemme toe. Myn noodlot is bepaald: Quabi is my ten tweeden maale verscheenen. Ik moet hem volgen, Celario! Liefste Celario! hoe ongaarne verlaat ik u! Echter is de wil van myn' man, ook na zynen dood, nog een wet voor my. Kunt gy besluiten? maar neen, Celario moet niet sterven. Dit is maar alleen het lot van Azakia. Deeze woorden uitende, greep zy het drinkvat, en wilde het aan den mond zetten. Saint-Castins hield het echter te rug, en op het oogenblik trad Quabi binnen. Hoe treffende was dit tooneel! Azakia wierp zich in de armen van haaren echtgenoot, en overhoopte hem met de tederste liefkoozingen, en zy gaven alle drie zich zonder weêrhouding over aan de aandoeningen der blydschap. Quabi veranderde eindelyk dit tooneel. Hy wendde zich tot Saint-Castins, en sprak hem op de volgende wyze aan; Celario, ik heb u niet alleen myn leven te danken, maar gy hebt my tweemaalen myn Azakia weder geschonken. Gy hebt daardoor recht op haar persoon verkregen. Indien dit geschenk genoegsaam is tot belooning uwer vriendschap. dan staa ik haar aan u af. Ontfang haar van myne hand, als een bewys van myne dankbaarheid. Ik draag hier mede al myne rechten op haar, aan u over. Ik zou dit voorzeker voor niemand anders gedaan hebben; zelfs niet wanneer ik my daar door van het vuur der Iroqueezen kon bevryd hebben. SaintCastins ontzette zich niet weinig over deeze aanbieding, en over de grootmoedigheid van den Wilde. De daad op zichzelve kwam hem niet ongerymd of belagchelyk voor, dewyl hy bewustheid had dat het by deeze natie niet ongewoon is, E 2  68 azakia; eene amerikaansche geschiedenis. is, de huwelyken te verbreken, of dat een man zyn vrouw aan een' ander' overlaat. Dewyl hem echter de tedere liefde van Quabi jegens zyne Azakia niet onbekend was, moest hy dit geschenk als het grootste en uitsteekendste bewys eener zeer ongemeene grootmoedigheid en dankbaarheid aanzien. Saint-Castins bezat zelf eene groote en edelmoedige ziel. Hy hield het voor hoon, eenen voorslag aan te nemen, waardoor deeze Wilde zo hoog boven hem verheven werd. Hy weigerde derhalven dat geene aantenemen, het welk te bezitten, hy zo langen tyd te vergeefsch gewenscht hadt. Quabi bleef echter op zyn gegeven woord onveranderlyk staan , en Saint-Castins zag zich als gedwongen diegeene de hand te reiken, welke reeds voorlang zyn hart had bezeten. Azakia , die tot nu toe alle de verzoekingen van haaren minnaar ontweken was, en die de trouw jegens haaren man tot de uiterste proeve had uitgehouden, maakte thans de geringste zwaarigheid niet zich aan de tederste liefkoozingen van Celario overtegeven, en zich onbeschroomd in zyne armen te werpen. Te vooren was zy standvastig by haaren pligt gebleven; thans volgde zy haare aandoeningen en te meer omdat zy het verlof daartoe uit den mond van Quabi zelven ontfing. De heilige staf des huwlyks werd van beide zyden te voorschyn gebragt, weder te samen gevoegd en plegtig verbrand. Quabi en Azakia omhelsde elkander voor de laatste maal, en van dit oogenblik af genoot Azakia in de wooning van haaren voorigen man alle de voorrechten eener lyflyke dochter. Saint-Castins vond na eenigen tyd, gelegenheid, om zyn' echt door eenen missionaris te laaten bevestigen. Quabi brak den staf met de jonge Zisma, en leefde in dit nieuw huwlyk even zo vergenoegd, als Saint-Castins met zyne Azakia. L E-  BEWYS DAT NIETS IETS IS , TEGEN HET GEMEEN GEVOELEN, 'T WELK STAANDE HOUD DAT NIETS NIETS IS. Uit het Engelsch. Men heeft tot nu toe algemeen geloofd dat Niets niets is, doch het welk by eenig nadenken schielyk zal blyken geheel anders te zyn. Daar is geen ander ding in de waereld dat zulk eene fraaije vertooning maakt dan derzelver bewooner Niets. Het word overal gevonden, en heeft evenwel nergens zyn verblyf. De burger en staatsman, de dichter en wysgeer, en zelfs de godgeleerde, maaken dikwyls een groot gedruis om Niets. Ik heb geleezen in de historie van onze parlementen, byeenroepingen, en eene verscheidenheid van andere vergaderingen , tot het overweegen van de gewigtigste en ernstigste zaaken te samen gekomen, dat 'er, na het verspillen van veel tyd in twisten en tegenspreeken, eindelyk Niets gedaan of beslooten was. 't Is waar zy gaven voor, gewigtige stoffen te verhandelen, door recht te doen wedervaaren aan alle menschen, door het vaststellen van het algemeen krediet en de gevoelens ten aanzien van zekere dingen, en door het ontdekken der oorzaaken van onwettige handelingen en bedorven zeden; maar alle deeze snorkende voorgeevens liepen uit op Niets. Ik heb een deftig philosooph, geduurende een' geheelen avond zien stilzwygen , zonder dat hy 'er eenige andere reden voor bybragt dan dat hy Niets te zeggen had. Verscheiden van de verstandigste lieden in de waereld zyn, na een lang en vlytig onderzoek tot het verkrygen van kennis, volmaakt overtuigd geweest dat zy Niets wisten. Ik heb hooren zeggen, dat 'er onder veelen van onze Engelsche Koningen, Secretarissen van Staat en Lords van de Admiraliteit waren, die Niets wisten van de zaaken onder hun byzonder bewint; en men heeft my onderricht dat sommige onzer Koningen boodschappen aan hunne Parlementen hebE 3 ben  70 BEWYS DAT NIETS IETS IS, ben gezonden, die Niets van hetgeene gezonden wierd; of zo zy bet wisten echter het geringste begrip van de zaak niet hadden. Ik herinner my in eenig' oud' historieschryver geleezen te hebben dat een dapper en oud Lacedemonisch Generaal zyn bediening werd ontnomen om Niets, en dat een ander in zyn plaats werd aangesteld , die in zichzelven Niets was. Indien Achilles, die door Agamemnon misnoegd was gemaakt, zich niet had laaten overhaalen om tot het heir te rug te keeren, de groote voordeelen der Grieken, in een tienjaarig beleg op Troje behaald, zouden uitgekomen hebben op Niets. In de regeering van Jacobus den eersten, werd de uitmuntende Ridder Walter Raleigh te recht gesteld, verweezen, en eindelyk ter dood gebragt, schoon 'er naauwlyks eene zaak tegen hem was ingebragt, en Niets dat den dood verdiende. In de zelfde regeering , en in die van sommige der Opvolgers van deezen Koning, werden veele uitmuntende en welsprekende Patriotten naar den Tour gezonden om Niets. Dit verschynsel der Nietheid gaat by ons niet minder in zwang dan in den tyd onzer voorvaderen. Het schynt in waarde toe te neemen , naar maate het ouder word. Zien wy niet by aanhoudendheid op de lyst der Bankroeten , dat die, welke de grootste sommen schuldig zyn , zo weinig als zy by mooglykheid kunnen aan hunne schuldeischers betaalen, en somtyds Niets; en dat diegeenen, welken onrechtmaatig verkregen goed in bezit hebben , alle mooglyke poogingen aanwenden om Niets te rug te geeven. Sommigen van onze oppervlakkige Kritieken schreeuwen tegen de nieuw-uitkomende boeken , dat zy Niets behelzen of ten minsten Niets nieuws. Het zelfde ydel vinden zy in onze poëeten, voornaamelyk in de opstellers van tooneelstukken, hunne verbeelding zeggen zy is in het land der herssenschimmen verbysterd geworden, of zy zyn begoogcheld door eene toveres; en, indien zo, dan omhelzen zy een wolk in stede van Juno, en, even als kindaren, slaaven en kwaad-  TEGEN HET GEMEEN GEVOELEN , ENZ. 71 kwaaddoeners, wanneer zy gestraft worden, zy hebben Niets gedaan. Ach Niets! Dat zo veel beduidend woord, schoon in alle tyden doorgaans zeer hoog geschat, was nooit zo doorluchtig als tegenwoordig. En, inderdaad, wy hebben dikwyls talryke heirlegers den geheelen veldtogt zien doorbrengen met Niets te doen; onderhandelingen op Niets zien uitkomen ; twisten en rechtsgedingen zien aanvangen om Niets; vrouwen getrouwd om Niets; echtscheidingen geschieden om Niets; verzekeringen van vrindschap verminderen tot Niets; bewysredenen van geen' anderen inhoud dan Niets; eeden gevorderd om Niets; het volk zich vermaaken met Niets; en duizend andere Nieten van gelyke natuur. Maar om van de grootheid van Niets een bewys te geven, zal ik het in de vorm van een raadsel voorstellen, laatende aan anderen over om het in vaerzen te brengen. Vriendelyke Leezer, ik ben nog niet geboren, maar indien gy begeerig zyt my te kennen, ik ben onder u, ik ben boven u . gy kunt u naauwlyks verbeelden wat ik ben. In de beurs ben ik een duivel, en, wanneer ik ben, ben ik niet meer. Ik ben de groote koffer van de waereld. Myn natuur was zo vruchtbaar dat alles uit my werd voortgebragt. Ik ben de ontoegangkelyke onmeetbaarheid; ik ben het onverdeelbaare punt, en de rykdom van een' bedelaar zo wel als van u. Het geen een dief doet by zyne verhooring, hetgeen de zondvloed ontzag, hetgeen dient om den hemel te schraagen , hetgeen een verklikker van den schout geenszins kan zyn; hetgeen wy doen wanneer wy niets doen, is, genegen leezer , myn naam en wezen." De verklaaring van dit raadsel zal aantoonen dat deszelfs oplossing by uitstek gemaklyk is. Hetgeen Niets is kan niet geboren zyn. Om het te kennen zouden wy vruchteloos boven en beneden ons zoeken: het gaat boven het bereik van onze verbeelding. Niets in iemands beurs is de duivel; en wanneer 'er Niets in is, is zy voor Niets goeds. Alles hier beneden is, Niets. De natuur van Niets was zeer vruchtbaar, dewyl uit Niets alle dingen geschapen werd. Het is de groote ontoegangklyke E 4 ruim-  72 DE ONZICHTBAARE. ruimte; het is het waare onverdeelbaare punt het is byna myn geheele rykdom. Een dief geeft by zyn rechter voor dat hy Niets gedaan heeft, en de zondvloed ontzag voorheen Ntets. Wie van een schouts bediende gewag maakt, zal ook denken dat 'er Niets eerwaardigs in dat beroep is; en, in weêrwil van bet verdichtsel van Owdius, dat Atlas den hemel op zyne schouderen draagt, is dezelve inderdaad door Niets ondersteund. De daad kan niet betwist worden, en dus schynt het wettig beweezen te zyn dat Niets lets is. DE ONZICHTBAARE. ZEVENDE VERTOOG, OVER HET WENSCHEN. Wanneer ik alleen zit en myne gedachten gehoor by my geef, dan verval ik dikwyls tot allerleie vreemde grillen. Onlangs viel my in dat ik my iets wilde wenschen. Men moet echter daaruit geenszins opmaken dat ik met myn lot niet te vreden ben. Niets minder dan dit. Sedert dat ik met Salomon heb leeren begrypen dat alles ydelheid is, zie ik den loop der waereld met een bedaard gemoed aan , en dewyl ik mede tot het konstwerktuig behoor volbreng ik myn' pligt, en bekommer my niet omtrent al het overige. Ik heb my reeds gewend om alles met een onverschillig •« mca >« *» H**l tan*; Pe £ hpsjT  ZEVENDE VERTOOG. 73 houding der waereld is op een' zeer byzonderen voet ingericht. Wanneer ik myn vestand laat spreken, dan stelt het my alle myne medeburgers als myns gelyken voor. Alle onderscheid van rang en staat vervalt dan. De Koning en de boer staan dan in eene zelfde klasse, en ik erken geen ander voorrecht dan dat der verdienste. Zo dra ik het gantsche menschelyk geslacht uit dit gezichtpunt beschouw, dan komt het my niet anders voor dan een hoop mieren, die allen tot onderling nut van het kleine gemeenebest arbeiden, en die eindelyk toch allen mieren zyn en mieren blyven. Menigmaal heb ik in vroeger tyd, wanneer ik deeze kleine bezige diertjes beschouwde , vermaak gevonden in hen in myne gedachten tot menschen te maaken. Daar zit, zeide ik tot myzelven, een deftige mier boven op het vlak van den twaalfduimigen aardkloot, en vertoont zich met eene staatige houding. Deeze maak ik Regent, en dus is hy van den ligchaamlyken arbeid bevryd, die anders tot verkryging van onderhoud gevorderd word. Hy behoeft den stroohalm niet mede te helpen voortsleepen, 't welk een duizend zyner onderdaanen zich zo zuur laat vallen. Zyn werk bestaat thans daarin, dat hy het opzicht over de arbeiders houd, en alles rondom hem in eene gestadige beweging doet blyven. Thans maak ik 'er eenigen tot Staatsdienaars, anderen tot Generaals; ik verdeel haar in verscheiden rangen en staaten. Wat goeds heb ik daardoor uitgevoerd? In plaats dat myne kleine schepselen, voor dat myne nieuwe inrichting stand greep, in rust en vrede leefden, dewyl zy allen het gemeene welzyn tot oogmerk hadden, dewyl de eene niet edeler en beter geloofde te zyn dan de andere, zo geraakt nu alles in wanorde. Ieder een wil gaarne tot eene waardigheid verheven worden aan welke gebied verknocht is. By honderden komen zy tot my loopen, beklaagen zich over haar lot, willen allen voornaame mieren zyn, en wanneer ik ze allen maakten tot hetgeen zy wenschen te zyn, dan zouden ze allen in 't geheel niets meer zyn, of wel van honger vergaan moeten. Kwalyk te vreden en misnoegd over haaren staat, richten zy met elkander twisten en geE 5 vech-  74 DE ONZICHTBAARE. vechten aan, vallen elkanderen op 't lyf, en vernielen zich onderling , omdat de eene meerder wil zyn dan de andere. Ik stoot eindelyk met myn' voet de geheele kleine waereld weêr overhoop , en eensklaps zyn ze allen aan elkander weder gelyk. Zo zal het eens gaan , wanneer de Schepper der waereld met een' wenk onze aarde verwoest, en uit goden weder menschen maakt. Rykdom en eer zyn gemeenlyk de voorwerpen onzer wenschen. Het zinnelyke bekoort ons; wy willen gaarne een luisterryke figuur in de waereld maaken , en de eigenliefde overreed ieder van ons, dat hy dit vermeend geluk by uitstek wel verdient. Dit is eene besmettelyke ziekte, die haare tieranny over het geheele menschelyk geslacht oefent. De onvergenoegdheid heerscht zo wel in de hut van den bedelaar, als in het paleis van den Vorst. Wanneer de Koning in zyn kabinet zich een algemeen Monarch wenscht te zyn, dan droomt de geringste daglooner onder zyne onderdaanen op zyne houten bedstede ten minsten van een boerenbruiker. Wanneer de Minister bescheiden is, en zynen meester niet geheel den last der kroon benyd, zou hy ten minsten gaarne zulk een' Heer hebben, dien hy geen rekenschap behoefde te geven; de Secretaris wenscht in de plaats des Ministers te zyn, en de klerk denkt: indien ik eens Secretaris ware! Zo gaat het in alle standen. Waar ik my wende of keere, ik zie wenschen opstygen, die van de dwaaze onvergenoegdheid der menschen getuigenis geven. Zeer zelden hoort men den wensch: Och dat ik wys ware! En wanneer men dien nog al eens hoort, dan wenscht men de wysheid niet zo zeer om haar zelfs wille, als wel, omdat het wys klinkt, wanneer iemand wenscht wys te zyn. Het belagchelykste daarby, is dit nog, dat men gemeenlyk om het geen men wenscht zich de minste moeite geeft. Simpel wilde gaarne een geleerd man zyn. Zo dikwyls hy een boek ziet, of 'er van hoort spreken (want zelf verkiest hy niet te lezen ,) dan uit hy een' diepen zucht, en zegt: Och , ware ik toch ook zo geleerd, dat ik diergelyke boeken konde schryven! Waarom  ZEVENDE VERTOQG. 75 om zyt gy dan niet vlytiger ? zeide onlangs een vriend tot hem. Waarom studeert gy niet? Bevlytig u, en leg uwen tyd beter aan, dan kunt gy ook iets leeren. Ik ben reeds te oud daartoe , antwoord Simpel: indien ik nog twintig jaaren jonger ware , wilde ik een andere Leibnitz wor den Simpel zou geen geleerde worden, al bereikte hy Methusalems jaaren, dewyl hy niets aanvat, en het alles by wenschen laat blyven. Zo heeft hy van jongs af gedaan. Toen hy nog school ging, (heeft men my verhaalt) leide hy gemeenlyk des avonds, eer hy zich tot slaapen begaf, zyn boek onder het hoofdkussen, en wenschten daarby hartelyk dat hy 's morgens vroeg zyn les mogt kennen. Hy kende ze echter nooit. Op de Hoogeschoole maakte hy het op de zelfde wyze. In de Collegiën zat hy by den Professor te gaapen, en als het uur om was, wist hy geen woord van hetgeene verhandeld was. Op zyn kamer zette hy zich in een' leunstoel, stak een pyp aan, haalde de tafel naar zich toe, die vol onbeschreven papieren en ongelezen boeken lag, en wanneer hy zodanig eenige uuren onbeweeglyk en zonder gedachten gezeten had, dan stond hy op, en wenschte genoeg geleerd te hebben, om in zyn vaderland op eene aanzienelyke bediening aanspraak te kunnen maaken. De arme Simpel! Indien zyn vader niet voor hem gearbeid en hem een groot vermoogen had nagelaaten, zou hy van wenschen moeten leeven. Gelyk het met de meeste menschen in het oefenen van de Christelyke pligten gaat, zo gaat het met anderen in hunne wenschen , die alleen het tydelyke ten voorwerp hebben. Indien toch onze Heer myn hart bekeeren en my vroom wilde maaken! zegt eene fyne pylaarbytster, die in de eene hand een' dweepend gebedboek houd, en de andere naar onrechtvaardig goed uitstrekt. Zy wenscht van den morgen tot den avond, dat zy eene goede oprechte Christinne mogte zyn, en weent somwylen daar nog by. Van het Christendom zelf maakt zy echter zo weinig werk, dat haare toekomende gelukzaligheid zeer bezwaarlyk in iets anders dan in een wensch zal bestaan. Daar  76 DE ONZICHTBAARE. Daar zyn lieden, die zo sterk op het ingebeelde, op ean chimere verliefd zyn, dat zy daardoor haar geluk veronachtzaamen , en hunnen gantschen leeftyd in eene soort van droom doorbrengen. Indien men niet zag dat zy aten en dronken, of andere willekeurige daaden verrichtten, zou men inderdaad gelooven dat ze by aanhoudendheid sliepen. My ontmoet byna dagelyks een man, dien ik het aan zyne oogen kan zien, dat hy op den klaaren middag op de straat droomt, en dat zyn ziel met niets anders dan ydele wenschen vervuld is. Hy ziet, by voorbeeld, dat men een fraai huis bouwt; terstond word zyn verbeeldingskracht gaande, en hy wenscht dat hy ook een huis konde bouwen. Hy doet het reeds in zyne gedachten; het een en ander behaagt hem niet; hy verandert het. Met de verbeelding ryzen de wenschen. Het huis word van tyd tot tyd grooter. In 't eerst zou het maar een burger huis zyn ; thans verandert het reeds in een' aanzienlyk heeren gesticht , hy zet een kleine koepeltooren daarop, en eindelyk vangt hy aan een gantsch kasteel te bouwen. Naar dat het huis grooter word wenscht hy zichzelven ook grooter te zyn. De duizenden-guldens, die hy eerst noodig heeft worden millioenen. De stad word hem te naauw, hy wenscht een Graafschap te hebben; vervolgens een Vorstendom , en eindelyk zou hy wel heer van de gantsche waereld willen zyn Ik twyfel echter zeer, of hy met alle zyne wenschen wel een boerenhut byeen zal droomen. Wanneer hem een schoon vrouwspersoon ontmoet, wenscht hy terstond haar tot zyn vrouw te hebben. In 't kort heeft hy 'er aan ééne niet genoeg. Hy zag gaarne dat het geoorlofd was, twee of drie te neemen. By deeze gelegenheid valt hem de Koning Salomon in , en ylings wenscht hy een andere Salomon te zyn, en wie weet of hy zyne wenschen niet zo verre uitstrekt dat hy verlangt de eenige manspersoon in de waereld te weezen ? Ik kom echter weder tot myzelven. Ik had reeds lang gezeten en de ydele wenschen der menschen overdacht, als het my inviel, gelyk ik reeds gezegd heb, ook iets te wen schen,  ZEVENDE VERTOOG. 77 schen. De eerzucht is wel sedert lang een myner heerschende hartstogten geweest; doch de ervaaring heeft my reeds geleerd, dat het een der zotsten is, zo dra zy de bekoorlyke paalen te buiten gaat. Een mensch zonder eerzucht word laag; heeft men echter te veel eerzucht dan loopt men gevaar. Ik heb Vorsten en groote mannen van de hoogte huns geluks zien nederstorten, die my, daar ik naauwlyks gewaagd had myn hoofd uit het stof opteheffen, byna mede verpletterd hadden. Groot te willen worden is de gevaarlykste wensch; onbekend te leeven en zyn eigen heer te zyn, is, volgens de uitspraak der wyzen, het grootste geluk. Rykdom heb ik my niet gewenscht; nochtans zeg ik niet liever arm te willen zyn dan ryk. Ik zou dan tegen myn eigen gemoed spreken , en niemand zou my gelooven. Het komt 'er alleen maar op aan, wat wy ryk noemen. De heer Goudzucht heeft een vermoogen van veele duizenden; hy is echter daardoor niet ryk, en zou het niet zyn schoon zyn kapitaal tot millioenen aangroeide. Hy blyft altyd een arm man, dewyl hy geen heer over zyn geldkist is, en dewyl zyne begeerten onverzadelyk zyn. Hy doet geen mensch eenig goed, want hy verzuimd zichzelven goed te doen, alleen uit vrees dat hy nog te kort zal komen. Cleon , daar tegen , heeft maar eene maatige bezitting; hy heeft juist zo veel als hy noodig heeft, en ook niet meer. Hy heeft ook niet veel noodig, dewyl hy met weinig vergenoegd is. Wanneer ik thans wenschen zoude, dan zou ik verlangen zo ryk te zyn als Cleon; en zo ryk kan ik zyn, zo dra ik niet meer verlange, als ik waarschynlyker wyze kan hebben. Op alle diergelyke voorwerpen waren voor ditmaal myne wenschen niet gericht. Ik wilde niets ongemeens hebben. Ik stelde my, in myne gedachten, het geheele wenschende menschelyke geslacht voor, en voegde zelfs den wensch daarby dat ik maar eens voor een enkel uur het genoegen mogt hebben van alle de wenschen der stervelingen vervuld te zien. Echter had ik deezen dwaazen wensch naauwlyks geuit, of dezelve berouwde my weder. Myn geest zag al de wanorde en verwoesting, die daardoor ontstaan zouden; alle ele-  78 VERHANDELING OVER HET SPREEKWOORD: elementen scheenen tegen elkander in oproer; en het was of ik den ondergang der waereld voor myne oogen had. De gantsche orde der natuur hield op, en ik zag niet een eenig mensch gelukkig, dewyl altyd het geluk van den eenen, door den tegengestelden wensch van den anderen gestoord werd. Hemel! dacht ik, hoe goed is het, dat de ooren van den Schepper jegens de wenschen der stervelingen doof zyn. Ik ben bereid mynen wensch weder in te trekken, en daar tegen eenen anderen te doen, die daarin bestaan zal, dat de vergenoegdheid voortaan het erfdeel van my en myne medeburgeren zyn moge! VERHANDELING OVER HET SPREEKWOORD. WAAR DUIVEN ZYN VLIEGEN DUIVEN TOE. Daar zyn beschermgeesten. Wil men my hieromtrent op myn woord niet gelooven, het is buiten myn schuld. Genoeg, het is zonneklaar dat zy 'er zyn. De myne heeft zo veel goedheid voor my, dat hy alle weeken my ten minsten tweemaal bezoekt, en nooit, zonder my onderricht te hebben, weder verdwynt. In de voorleden week, zo als ik tot tydverdryf Rabeners Hekelschriften had opgeslagen, en my verwonderde dat deeze schryver geen het minste gewag maakte van het bekende spreekwoord: Waar duiven zyn, vliegen duiven toe, ging onverwacht myn deur open en myn beschermgeest trad binnen. Welkom Beschermgeestje!" zeide ik tegen hem; want wy leeven zeer gemeenzaam met elkander. In plaatse van my te antwoorden, greep hy my by de hand, en voerde my schielyk met zich voort. Op het oogenblik stonden wy in eene groote zaal, die rondom deuren had, welken in andere kamers uitliepen. Wat is dat?" vroeg ik hem. Eene levendige uitlegging van het spreekwoord: Waar dui-  WAAR DUIVEN ZYN VLIEGEN DUIVEN TOE. 79 duiven zyn, vliegen duiven toe;" gaf hy my ten antwoord. Volg my." Hy opende een' deur, en wy traden in een zeer kostbaar versierde kamer, waar wy een lang mager' man, met een groote paruik op zyn hoofd aan een tafel zagen zitten, tot wien naderde, waar aan de natuur al haare afschuwlykheid scheen verkwist te hebben. Kom hier", sprak de oude, en rukte een stoel nevens den zynen aan. Het huwlyks-kontrakt is gereed. Onderteeken het maar. Ik heb het zo opgesteld als wy overeen zyn gekomen. Ik geef Amelia honderd duizend guldens mede; en na myn dood is zy de eenige erfgenaam. Gy maakt haar daartegen, in geval van vóóroverlyden, driemaal honderd duizend guldens. Nietwaar?" Ja, zeer goed," gaf de haatelyke bruidegom ten antwoord , en ondertekende. Terwyl hy hier mede bezig was kwam een zeer welgemaakt jongeling binnen loopen, die zich in de grootste verlegenheid voor de voeten van den ouden man neder wierp. Maar, mynheer," riep hy, terwyl hy zyne kniën omhelsde , wilt gy my dan geheel ongelukkig maaken?" Maar Myn heer , gaf de oude ten antwoord, geef u verder geen moeite. De zaak is reeds in order, en, gelyk gy ziet, wy hebben beiden geteekend. Gy weet wat ik u gezegd heb." Ik weet het," voer de jongeling weenend voort , uw schoonzoon moet zo ryk zyn als gy. Maar is het niet onbillyk, daar Amelia my bemint? " Niet te moralizeeren, jonge heer ! myn toekomende schoon zoon zit hier; en gy kunt vertrekken." Deeze Aesopus" zeide myn beschermgeest is, gelyk gy gehoord hebt, ryker en van hooger staat dan de andere; en Amelia moet zonder barmhartigheid zyn vrouw worden'. Waar duiven zyn, vliegen duiven toe. Wy verlieten deeze schouwplaats der eigenbaat, en gingen in een ander zeer ruim vertrek. De groote menigte van volk, die zich daar bevond , hinderde ons in 't eerst om hetzelve geheel over te zien, tot dat wy een goed getal stappen waren door gedrongen. Wy stonden stil, en hoorde geheel achter in het vertrek de stem van een' man, die be-  80 VERHANDELING OVER HET SPREEKWOORD: bezig was kleine briefjes open te maaken. Thans deed hy 'er een open, en riep: A la bonne beure! Vyftien duizend guldens! Hier op verhief zich een algemeen gedruis. " Wiens devies mag dit zyn ? " vroeg een man die naast my stond. " Weet gy dat niet ? " antwoord¬ de een ander. " Het is dat van den ryken bankier H!" " Ja!" riep een derde ,, ik heb het alle myne levensdagen gehoord: Waar duiven zyn, vliegen duiven toe." Ik moest lagchen, en volgde myn' geleider in het naaste vertrek. Hier troffen wy eene oude matroone, te bed liggende, aan, die aan een notaris vóórzeide wat hy moest schryven. ,, Viermaal honderd duizend guldens aan onbezwaarde goederen," voer zy voort, " den hoog welgeboren Heer Joan Adolf van Hondswagen, Erf-en Gerechtsheer van Stroozak Haverland, Groot en klein Bude , Opper- en Neder Renndorf, Domhuis, Waanryk, Steenleven, enz., mynen hoog geëerden Schoonzoon. Goede Hemel" zeide de notaris tot een' der byzittenden getuigen " die Heer heeft zo veele goederen, en erft nu nog vier maal honderd duizend guldens daarby. Ik heb niets, en zal van al myn leven geen vyftig guldens erven." Dat komt 'er van" fluisterde deeze hem in 't oor, " waar duiven zyn vliegen duiven toe." Myn beschermgeest wenkte my, en wy kwamen in een kamer, die veel overeenkomst had met de spreekkamer van een' advokaat; gelyk het ook inderdaad eene was. Tot myne verwondering zag ik dat de acten, zo veel als ik 'er van gewaar kon worden, allen vol stof waren; dat de heer Causidicus zeer bedaard op een gemaklyken leuningstoel zat; en dat het, desniettegenstaande, by hem van menschen krielde, die deezen luiaart groote sommen gelds moesten betaalen, welken hy naar zich streek , en hen dan met eene trotsche houding afvaardigde. Stilzwygend voerde myn beschermgeest my door de menigte in een klein vertrekje, waar wy een jeugdig man aan een' lessenaar zagen zitten, en dien ik terstond voor den vlytigen , geschikten en eerlyken heer G... herkende. Hy schreef twee memorien voor twee lieden, die by  WAAR DUIVEN ZYN, VLIEGEN BUIVEN TOE. 81 by hem zaten. Hy gaf ze hen over, ontfing voor ieder twee guldens, en geleide hen met de grootste beleefdheid tot aan den trap. God' dank!" riep hy met eene vergenoegde houding, toen hy weder te rug kwam, evenwel vier guldens' " en zette zich weder aan zyn lessenaar om op nieuw te arbeiden. t'Onvreden over het lot van deezen man, zag ik myn' geleider aan. Hy verstond my, en terwyl wy verder gingen, zeide hy: Heb ik het u niet gezegd? Waar duiven zyn, vliegen duiven toe." Thans kwamen wy in de kleedkamer eener Coquette, die aan haar toilet de ochtendbezoeken van jonge Heeren ontfing, welken in grooten getale by haar vergaderd waren. Een van dezelven, die mogelyk voor de eerste reize de gunst genoot van haare hand te kussen, begaf zich met zynen vriend aan het venster, Hoor, Vriendje", zeide hy, tot hem ik vind hier niets ongemeens. Myn waschmeisje ziet 'er waarachtig veel aardiger uit." Uw wasch meisje?" riep deeze, terwyl hy luidkeels begon te lagchen, uw waschmeisje? zyt gy dol? ma foi! Gy weet niet wat een Beauté is. Wilt gy wyzer zyn dan wy allen?.. Nu, wat zegt gy?" vroeg myn bescherm geest Dat het eene eeuwige waarheid blyft: Waar duiven zyn, vliegen duiven toe. Ik had naauwlyks uitgesproken, of wy waren in de kamer van een' Geneesheer. Lees" zeide myn leidsman, terwyl hy my een lang papier toonde, dat aan den wand hing: dit is de lyst van alle de patiënten, die deeze man sedert twintig jaaren onderhanden heeft gehad. Diegeenen , welken gestorven zyn, zyn met zwart, de anderen integendeel met rood onderstreept." Ik las en herlas, en onder duizenden vond ik 'er maar twintig die met rood onderstreept waren. Ondertusschen werd ik, hoewel niet zonder groote verwondering , gewaar , dat hy niets deed dan recepten schryven, die zyn bediende onder de menigte verdeelde, welke in het voorvertrek daarop wachtte. Zo als wy wilden heen gaan, bragt deeze bediende twee manspersoonen binnen, die des Dokters raad begeerden te hooren. Hy verVI. Afd. XIII. DEEL. F zocht  82 VERHANDELING OVER HET SPREEKWOORD: zocht hen een weinig te wachten, en zy zetten zich op eenigen afstand van hem neder, zo dat ik gelegenheid had hun gesprek te kunnen hooren. " Ik moet u bekennen. " zeide de eene. dat ik in L.... niet veel goeds van deezen man gehoord heb." " In L .... zyn de lieden zotten." gat de ander vry driftig ten antwoord. " Ten minsten heeft hy niet veel geluk in zyn praktyk." Dit zoe kunnen weezen; maar dat schaad niet! Op myn woord dat schaad niet!" Voortreflyk, dacht ik. Hier is het in den volstreksten zin: Waar duiven zyn . vliegen duiven toe. Van den Medicus bragt myn Beschermgeest my in de kamer van een' fraaijen geest, die in een' kring van Heeren en Dames zat, en dezelven even zo vernuftig onderhield als de Heer van Masuren, die door Destouches word ingevoerd, doch door allen met eene algemeene goedkeuring werd toegejuicht. " Harlequin in Goldoni, en Fallstaff in Shakespear behaagen my veel meer," zeide ik tot mynen Leidsman; " maar inderdaad: Waar duiven zyn, vliegen duiven toe" Wy verlieten dit fraai Vernuft , en kwamen door de naaste deur in een' tamelyk' langen gang, aan het einde van welken wy eenig gedruis hoorde. Wy liepen 'er vlak op toe en bevonden ons plotselyk in een' sterken drang van jonge lieden, die ons met zich voerden. Zonder tyd te kunnen krygen om een' van hen te vraagen , werwaart deeze stroom ging, geraakten wy in eene zaal, welke de gehoorplaats was van een' Leeraar, die aan het einde van dezelve op een tamelyk verheven spreekgestoelte zyne ongemeen talryke toehoorders onderhield. Een goed kwartier uurs hoorde ik hem met de grootste oplettendheid aan, doch na verloop van hetzelve wist ik even zo weinig waar van hy sprak of wat hy wilde zeggen, als te vooren, niettegenstaande hy in myne moederspraake redevoerde. Of ik moet geheel dom zyn, dacht ik by myzelven, of de dingen gaan hier niet naar behooren. Ik luisterde nog een poos, doch bleef even wys als te vooren. Eindelyk werd ik iemand gewaar, die niet ver van my stond , en met een' open mond ieder woord van den Leeraar scheen optevangen, en beurt lings  WAAR DUIVEN ZYN, VLIEGEN DUIVEN TOE. 83 lings ,. voortreflyk! hemelsch! Goddelyk! " uitriep. Deeze, dacht ik, zal my kunnen berichten wat de man hebben wil, en drong met een naar hem toe. ,, Mynheer," zeide ik terwyl ik hem aan den arm stiet, en op die wyze uit zyne verrukking tot zichzelven bragt, kunt gy my ook zeggen waar de man van spreekt? " ,, Dat weet ik zelf niet," gaf hy my ten antwoord; maar moet gy niet bekennen dat alles wat hy zegt, voortreflyk , hemesch , Goddelyk is? Is 't niet waar? moet gy het zelf niet beken¬ nen?" schreeuwden tien twaalf omstanders, die acht op ons gesprek gegeven hadden. , ô Mynheeren," riep ik in yver over deeze heilige eenvoudigheid uit , gy zyt allen niet wel by 't hoofd. Waarlyk op ulieden is in den striksten zin het spreekwoord toepasselyk : Waar duiven zyn, vliegen duiven toe!" Op het oogenblik ontstond 'er een algemeen gedruis; en, gelyk ik naar alle de regelen der redeneerkonst besluiten konde, wilde men my handtastelyk de hemelsche voortreflykheid en Goddelykheid van deezen man bewyzen. Ter rechter tyd evenwel raakte myn Beschermgeest my aan met zyn' staf; en ik zat weder by mynen Rabener. M. F. NB. Dit stukje is uit het Hoogduitsch van Professor Ebert overgezet. F 2 RECHT-  RECHTVAARDIGHEID VAN EEN' CALIPH. De Caliph Motaded Billah, op zekeren dag met zyne hovelingen langs den oever der riviere de Euphraat wandelende, vermaakte zich in het beschouwen van een' visscher, die zyn net uit het water ophaalde. Het geluk was den man niet gunstig, zo dat hy slechts twee of drie kleine visschen in zyn wand vond. Motaded moedigde hem aan om het net nog eens uit te werpen. De visscher, in verwachting eener goede belooning van 's Caliphs edelmoedigheid, gehoorzaamde oogenbliklyk, en zyn vreugd was by uitstek groot, toen hy, het net zullende ophaalen , uit de zwaarte van hetzelve oordeelde een goede zoô visch gevangen te hebben. Maar hoe groot was zyne verbaazing, toen hy ontdekte dat, in plaatse van visch, zyn net een lederen zak bevatte, welks mond zorgvuldig was toegenaaid. Hy leverde deezen zak aan den Caliph over , die denzelven terstond deed openen. Men vond eenige steenen in den zak, nevens eene menschelyke hand; en de nagels van dezelve rood geverfd , en het vleesch nog bloedig zynde, gaf zulks aanleiding om te besluiten, dat ze van een vrouw waren, die eerst onlangs was vermoord geworden. Zulk een afschuwlyk gezicht vervulde den Caliph met afgryzen: Is het niet waar, (zeide hy op eenen' klaagenden toon) dat zy, die gelast zyn voor de openbaare veiligheid te waaken, haaren pligt verwaarloozen ? Doe terstond den rechter van de policie hier komen." Deeze rechter verscheen beevende voor den Prins, die hem in heftige bewoordingen zyn verzuim verweet. Vertoon dien zak, (zeide Motaded tot hem,) aan alle de arbeiders in leêr, die te Bagdad zyn, en bevlytig u den maaker te ontdekken." De rechter wende alle mogelyke vlyt aan om in zyn in onderzoek te slaagen. Hy kwam eindelyk by een' oud' man , die, den zak beschouwd hebbende, zeide denzelven wel te  RECHTVAARDIGHEID VAN EEN' CALlPH 85 te kennen, en dat hy hem, met tien andere diergelyke zakken, voor eenige dagen verkocht had aan den Emir Joiah, des Caliphs bloedverwant. De rechter bragt den ouden man terstond tot Motaded, aan wien hy het zelfde verhaalde, dat hy aan den rechter had te kennen gegeven. "Uw Majesteit (voegde de oude man 'er by) is onkundig van de veelvuldige misdaadige uitspoorigheden, aan welken die Emir zich dagelyks schuldigmaakt; hy misbruikt het voorrecht, dat zyn geboorte en waardigheden hem geschonken hebben, om alle soorten van wanbedryven te begaan; daar is voor schoonheid en kuischheid geen wykplaats zo heilig, die hy niet schend, en de zedigste vrouwen van de stad zyn niet veilig voor zyne haatelyke ondernemingen. Ieder verfoeit zyn geweld , en zucht in 't heimelyk; want hy word nog meer gevreesd dan gehaat. Niet lang geleden zag hy de slaavin van een' myner nabuuren, haar schoonheid en jeugd deeden hem ontvlammen , en hy vroeg haar meester of hy haar aan hem wilde verkoopen. Deeze, zyne slaavin niet begeerende te missen, gaf voor dat hy haar in vryheid gesteld had. Een weigering, zo strydig met zyn drift, verre van dezelve tot bedaaren te brengen, diende alleen om ze aan te zetten. Hy ondernam door bedrog te krygen hetgeen hy door geene betamelyke middelen kon magtig worden. Dewyl de slaavin volmaakt wel op verscheiden muzyktuigen speelde, bad hy haar' meester, onder voorgeven van een bruiloftsfeest onder zyn maagschap, hem de slaavin te willen zenden, om 'er het gezelschap mede te vermaaken. Sedert dien tyd weet niemand wat 'er van de ongelukkige slaavinne is geworden. Haar patroon, onvertroostelyk over haar verlies, heeft haar vruchteloos in alle hoeken van de stad laaten zoeken." De Caliph, het verhaal van den ouden man gehoord hebbende, beval den Emir Jaiah terstond voor hem te brengen. Zo dra hy verscheen vroeg hem de Caliph op eene toornige wyze, hem tevens de hand en den zak vertoonende: Kent gy die hand?" De Emir, als van den donder geslagen, veranderde van F 3 verf,  86 RECHTVAARDIGHEID VAN EEN' CALIPH. verf, en bleef volstrekt spraakeloos. Motaded zond vervolgens om den meester van de slaavin , dien hy de zelfde vraag voorstelde. Deeze had naauwlyks zyne oogen op de hand der slaavinne geslagen, of borst in traanen en klagten uit. Moest dan een monster, als gy zyt, (zeide Motaded tot den Emir,) door de banden des bloeds aan my verbonden zyn , en kan ik u niet door folteringen de vlek van eerloosheid doen uitwisschen, met welke gy het door uwe snoode misdaaden bevlekt hebt, zonder de majesteit van 't Caliphschap te schenden ? Welaan, ik ban u voor eeuwig uit myn gebied, en verwys u om duizend drachmaas goud te betaalen aan den meester van haar, die gy zo onmenschelyk vermoord hebt." U. M. M. VREEMD VOORVAL, BETREFFENDE DEN ONLANGS OVERLEDEN HERTOG VAN NEVVCASTLE. Op het sluiten eener verkiezing van Parlements - leden te Levis, schiep de voorige Hertog van Newcastle zo veel vermaak in het gedrag eens Stemhebbenden, welke het met zyne stem ten zynen voordeele overhaalde , dat hy hem byna om den hals viel, en kustte. Myn waarde vriend , ik bemin u van harten, Gy zyt de grootste man in de waereld! Ik verlang u te dienen! Wat kan ik voor u doen ? Een ontfanger van de accyns is zeer oud, mogt het uwe genade behaagen my te begunstigen met de opvolging, wanneer hy komt te sterven." o Ja, met al myn hart. Ik wenscbte om uwent wille dat hy al dood en begraaven was. Zo schielyk hy overleden is, spoed u dan naar my toe, myn waarde vriend! Het zy het nacbt of dag is, dring 'er op aan om my te zien, het zy ik slaape of waake. Indien ik te Claremont niet ben, koom na Lincolln's Inn fields, indien ik te Lincollns Inn fields niet ben, koom aan bet Hof, indien ik aan bet Hof niet ben, rust  VOORVAl DES HERTOGS VAN NEWCASTLE. 87 rust niet voor dat gy my gevonden hebt; noch bet Heilige der Heiligen, noch wat plaats het zyn moge, zal te heilig gehouden worden voor zulke eene dierbaare goede en waardige ziel als gy zyt. Ja zelfs, ik zal bevel geven, dat gy toegelaaten word , al ware het dat de Koning met my in zyn kabinet in gesprek was over geheime zaaken. De Stemhebbende zwolg ieder gezegde met verrukkinge in, en wachtte in den geloove naar den dood van den accyns- ontfanger. De laatstgenoemde nam den volgenden winter afscheid van deeze booze waereld. Zo dra des Hertogs vriend de tyding hiervan vernam, begaf hy zig op reis naar London, en bereikte Lincolln's Inn fields omtrent twee uuren in den morgenstond. De Koning van Spanje was omtrent deezen tyd overvallen geworden door eene ziekte, en byzondere berichten desaangaande hadden eenige Engelschen aanleiding gegeven, om te gelooven, dat hy van dezelve niet kon opkomen Onder deezen was de Hertog de ligtgeloovigste, en naar alle waarschynlykheid de meest bekommerde. Op het eerste oogenblik, dat hy deeze tyding ontfing, had hy couriers naar Madrid afgezonden, welken gelast waren om met allen mogelyken spoed te rug te keeren, zodra hen de dood van zyne Catholyke Majesteit bekend geworden was. Onkundig van het uur wanneer zy mogten aankoomen, en ongeduldig omtrent het noodlot van elk uur, wilde de Hertog zig niet ter rust begeeven, dan na dat hy aan zyne bedienden den bepaaldsten last gegeven had, om welk persoon ook mogt verlangen by hem toegelaaten te worden, dien naar zyne kamer te brengen. Wanneer de Stemhebbende vroeg of hy te huis was, wierd door den portier geantwoord : Ja; zyne Genade is eenigen tyd te bed geweest, maar wy hebben last, om, zodra gy komt, hem wakker te maaken." Acb! God zegene hem! Ik weet dat de Hertog my altoos gezegd beeft, dat ik welkom zoude zyn by nacht of by dag. Ik bid u, wys my den weg naar boven." De gelukkige bezoeker was naauwlyks tot de deur geleid, of hy stoof ter kamer in. en in de overmaat zyner vreugd schreeuwde hy uit: My lord hy is dood." Dat is goed, myn lieve Vriend! ik ben 'er van  88 VOORVAL DES HERTOGS VAN NEWCASTLE. van harten verheugd over. Wanneer is hy gestorven?" Eergisren morgen, en het behaage uwe Genade... Hoe! zo kort gelee den? Wel hoe! myn waardig goed scbepsel, gy moet gevloogen hebben. Het weerlicht zelf kon niet half zo schielyk reizen als gy. Zeg my, beste maat, hoe zal ik u beloonen?" Al hetgeen ik in de waereld wenscbe, is dat het uwe Genade mooge behaagen aan zyne gunstige belofte te denken, en my te benoemen tot zynen opvolger." Gy, gy, lompert! Gy Koning van Spanje! Wat familierecht kunt gy hebben? Laat my u eens bescbouwen." Op het oogenblik schoof de verbaasde Hertog de gordynen wyd open, en herinnerde zich het wezen van zynen verkiezings-vriend, maar met een houding die misnoegen en teleurstelling deed blyken. Hem in zyne rust gestoord te hebben zoude te vergeven geweest zyn, maar hem met eene ongegronde veronderstellinge gevoed te hebben dat de Koning van Spanje dood was, wierd eene zaak van gevoeligheid. De verzoeker werd in 't eerst met alle de heftigheid van gramschap en weigering afgevaardigd. Doch daarna werd het slagtoffer zyner drift het voorwerp zyner jokkerny, en het belagchelyke bemerkende dat dit voorval aanmerkelyk maakte, verhief hy den verzoeker der Monarchie tot een post, welke, volgens de denkwyze dertegenwoordige tyden, niet minder aanzienlyk kan scbynen hy maakte hem ontfanger der accynsen.  VERTOOG OVER HET WAARE BEGRIP DER DEUGD. Wanneer wy eene natuurlyke wet onderstellen, dan staan wy te gelyk toe dat 'er deugd is. Ik zal door geen langgerekt bewys eene waarheid duister maaken, die elkeen by zichzelven ondervind. Het vergenoegen, waarvan het bewust zyn goede handelingen verricht te hebben vergezeld gaat, en de onrust die den overtreeder pynigt, zyn ondervindingen , waardoor ieder mensch tot de overtuiging van het bestaan eener eeuwige wet in hem gebragt moet worden. Doch het denkbeeld der deugd te bepaalen is van grooter nuttigheid, dan dit bewys; dewyl dit zo algemeen niet bekend is, als de ondervinding van het bestaan deezer wet zelve. Het gebrek aan opmerking op zichzelven, en het onderzoeken der natuurlyke pligten, de gewoonten van de zeden gelyk de mode blindeling te volgen, en zich door den stroom van toejuiching te laaten leiden, zyn de oorzaaken deezer duisterheid. Philémon is nooit beter met zichzelven te vreden, dan wanneer hy zyne schatting in goede munt betaald heeft. Zich aan alle belastingen te onderwerpen , is by hem een genoegsaam verdienstelyk werk. Hy zal nooit de algemeene veiligheid benadeelen. Hy onderstelt de burgerlyke deugd in het nakomen van de instellingen der Regeering gelegen te zyn; en dewyl 'er eenige van dezelven nieuw kunnen opkomen en anderen afgeschaft raaken, heeft hy somtyds eene deugd meer, somtyds eene minder. Volgens zyn gevoelen bestaat het schoon van eenen deugdsaamen hierin, dat hy geen straatschender , geen oproermaaker, geen Godslasteraar is, En moogelyk zal hy hem wel als een heilig eeren, Die door de vlam ons huis en hof niet doet verteeren. VAN HAGEDORN. Zou Philémon de wet der natuur wel kennen ? Hy gevoelt eene doodelyke schaamte, en is een geheelen dag verbysterd VI. Afd. XIII. Deel. G en  90 Vertoog over het waare en droefgeestig, wanneer hy den voorigen avond door den drank zyne krachten heeft uitgeput, den Godsdienst bespot, of eenen vriend beledigd heeft; maar hy is niet opmerksaam genoeg om de stem der natuur te hooren: Eert God, bemint uzelven, bemint uwen evenmensch. Wat is dan de deugd ? naar welk een exempel zullen wy haar afbeelden ? Geenszins naar het exempel van den mensch; want scboon hy al deugdsaam is, is deeze deugd nog altoos gebrekkelyk en onvolkomen. Een schildery zal nooit volmaakt worden, die naar een gebrekkig oorsprongkelyk geschilderd is. Even zo is het met de deugd gelegen. De weg om door voorbeelden te onderrichten is anders de kortste, doch eene deugd natevolgen is gevaarlyk, indien zy niet aan alle zyden volmaakt is. De feilen der menschen zyn moeijelyk te ontdekken , wanneer zy anders deugsaam zyn , en echter is 'er geen mensch zonder gebreken. De navolging van hun voorbeeld stelt ons derhalven altoos in gevaar, om met hunne 'volmaaktheden te gelyk hunne onvolmaaktheden aantenemen. Het is een andere zaak de zeden van deezen of geenen, eene andere zaak zyne deugden natevolgen. Beschouw de jonge Kleoné, die getrouwe navolgster van haare moeder. De zedigheid van haar voorkomen, haar welvoeglyk gedrag , haar eerbaare gang , haare ingetoogenheid en haar gedrag jegens het mannelyk geslacht, zal n overtuigen dat zy de kuischeid van haare moeder volmaaktelyk navolgt. Zy zal een blos krygen zo dra in eenig gezelschap een vry woord word gesproken , en met zeker ongeduld en verlegenheid het gesprek op iets anders trachten te brengen. Haare wezenstrekken zullen u te kennen geven, dat zy het gezelschap wenscht te verlaaten , en wanneer men voortgaat met op eene dubbelzinnige wyze te schertsen, zal zy van een voorwendsel gebruik maaken , en haar afscheid nemen. Doch houd met dubbelzinnig spreeken op, bevlytig u om zelfs niet door den minsten wezenstrek haar tederheid hieromtrent te beledigen; berispt in tegendeel met alle mogelyk beleid de overige vrouwspersoonen van de stad, zo  BEGRIP DER DEUGD. 91 zo dat 'er op eene fyne en bedekte wyze haaren roem mede vermengd is ; dan zult gy moeder en dochter beiden welspreekend maaken, zy zullen met u samenstemmen, en beiden het gezelschap voor den avond niet verlaaten. Kleoné is een levendig afbeeldsel van haare moeder; zy is even zo kuisch, en even zo hoogmoedig en afgunstig. Wy oordeelen doorgaans in 't algemeen niet recht over de zeden der menschen, en zelden zonder vooroordeelen. De eigenliefde maatigt zich doorgaans boven het verstand de vryheid aan, van over hun gedrag te oordeelen. Naar maate de voordeelen gewigtig of gering zyn, die wy van hen kunnen verwachten, naar maate zyn wy heet of koud in onze menschenliefde, volgens welken wy lof of berisping uitdeelen. Van waar komt het anders, dat, zo dra wy, op eene vergelykende wyze van twee persoonen spreeken , die geene altoos de volmaaktste moet zyn, die het naaste aan ons verbonden is ? Wy bevlytigen ons om hem alleen met de beste verwen te maalen, en wanneer wy niet anders kunnen, ten nadeele van den anderen, den eersten groot te maaken ; het karakter van den een' in de schaduw te zetten, om het karakter van den anderen in het licht te doen verschynen: en wanneer wy zo aan de eene zyde pryzen, zullen wy aan de andere zyde laaken. Orgon , zegt men is een verstandig en billyk man. Hy bemint de deugd waar hy haar aantreft; zyn oordeel is altoos onpartydig. Doch Orgon is, in weêrwil van al de kunst met welke hy zyne kwaade zyde weet te bedekken, ongemeen roemziek. Spreekt men van Cleanthes, den deugdsaamen grysaart , dan antwoord hy op eene vry koele wyze: " Ik hoor zeer veel goeds van den man ; of hy inderdaad zo braaf is weet ik niet. Op het gemeen gerucht is niet veel staat te maaken ". Wegens de eigenschappen van Sophron, daartegen, hy zal zich in eene lange lofrede uitlaaten; niettegenstaande de gantsche stad getuige is, dat zyn deugd zulk een' wydloopigen lof niet verdient. Waarom oordeelt de verstandige Orgon zo verkeerd? Cleanthes is niet meer dan een vroom eenvoudig burger, Sophron G 2 in-  92 Vertoog over het waare integendeel zal hem vermoedelyk eerlang met een lofdicht bezingen. Cynthie leeft in eene ingetoogene stilte; haare bezigheid bestaat in haar verstand uittebreiden, en haar hart te verbeteren. Zy is vriendelyk, gespraaksaam en oprecht. In haar eigene behoeftigheid, die zy met de edelste gelaatenheid draagt , kan zy traanen storten , wanneer een andere ongelukkige zich voor haare oogen vertoont, en dan eerst gevoelt zy haare armoede, wanneer zy zich buiten staat bevind om andere noodlydenden te helpen. Cynthie is de deugdsaamste persoon, het sieraad van haar geslacht: de geheele Stad zal zulks getuigen. Maar vraag Chloë naar haar: zy lacht zo dra zy den naam van Cynthie hoott: zy noemt haar een leevend gebedeboek, eene oude vryster, en hoe bytend is deeze benaaming in de taal der schoonen! Cynthie, zegt ze , wanhoopt te behaagen; zy is deugdsaam uit armoede, of liever, zy is eene huichelaarster. Philinde gevalt haar tienmaal beter. Deeze is voor de vriendschap geschapen; zy is vroom , maar blygeestig ; deugsaam , maar niet schynheilig; zy bemint tevens schertsery en zoekt de waereld te behaagen. Kan Chloë wel anders spreken, wanneer zy zichzelve niet wil benadeelen ? Zy moet noodwendig Philinde boven Cynthie stellen; want Philinde is eene even zo waereldsche schoone als zy zelve. Waren wy ook scherpzichtig genoeg. om het goede van het kwaade altoos te kunnen onderscheiden, en het volmaakte van het goede; dan zelfs zou het exempel der menschelyke deugd onze navolging in veel te enge paalen sluiten. Men stygt in het navolgen zelden hooger dan het voorbeeld is. En wanneer wy het al overtroffen, dan zouden wy evenwel nog niet volmaakt zyn. Wy treffen in de menschen niets meer van de deugd aan, dan eenige verstrooide stukken, indien ik zo spreken mag. Zo veele goede eigenschappen , zo veele enkele trekken van deugd. Zullen wy Homophilius een deugdzaam man noemen, omdat hy eerlyk, goedaartig, mildaadig en medelydende is? Hy beoefent eenige pligten van de natuurlyke wet, het is  begrip der deugd. 93 is waar, maar aan de andere zyde is hy wellustig, verkwistend, en zonder Godsdienst. Of zal de Godsdienstige Eliathe ons modél zyn? Zy is de gierigste persoon van haar geslacht. Wat zullen wy uit deeze overweegingen besluiten? Onder de menschen is geene volmaakte deugd te vinden: wy dwaalen in ons oordeel over hunne zeden. Wy kunnen zonder gevaar hunne deugd niet navolgen, en zo wy dezelve al gelukkiglyk navolgden, evenwel de volmaaktheid niet bereiken. Het begrip der deugd, dat wy uit het voorbeeld der menschen afleiden, is onvolkomen: derhalven is God alleen het beeld der hoogste deugd in haare grootste majesteit, en het betrachten van zyn' wil is onze deugd. Deeze wil van God is die eeuwige algemeene wet, die hy des menschen hart onuitwisschelyk heeft ingeschreven. Zyn hoofdgebod, dat den geheelen inhoud deezer wet in zich bevat, is: Volg God na: Bevlytig u, dat alle uwe handelingen met het voorschrift der natuurlyke wet overeenstemmen. De deugd derhalven is niet verscheiden ; daar is maar ééne deugd. Doch indien ik haare eischen verdeelen , en nog nader zal bepaalen, dan moet ik zeggen: Bemin God, bemin uzelven, en uwe medemenschen. Dit is het begrip der deugd en te gelyk de bron van alle zeden. B. S. M. G 3 Ver-  Verhaal van een togt naar den berg Etna ; door P. Brydone, Lid van het Koningklyk Genootschap. (Uit den IXden en Xden brief van zyne onlangs uitgekomene reize door Sicilië en Malta.) Op den 27sten begaven wy ons met bet aanbreeken van den dag naar den berg Etna, dien waardigen en agtbaaren vader van a! het gebergte, welk zynen voet, en zyne onmeetbaare schuinte overdekt. Iedere groote uitbersting brengt eenen nieuwen berg voort, en men zou misschien uit het getal van alle deeze bergen , beter dan langs eenen anderen weg, het getal der uitberstingen en de oudheid van den Etna kunnen bepaalen. Het geheele gebergte is verdeeld in drie onderscheidene streeken : men noemt ze la Regione Culta, of Piedmontese (de vrugtbaare landstreek) ; Il Regione Sylvosa , of Nemorosa (de boschryk landstreek) , en Il Regione Deserta of Scoperta (de schraale landstreek). Deeze drie zyn, ten aanzien der lugtgesteltenis en voortbrengselen, even verschillend als de drie lugtstreeken der aarde, en 't zou geheel niet oneigen geweest zyn, zo men ze de verzengde, da gemaatigde en de koude lugtstreek genoemd had. Het eerste oord omringt den voet van het gebergte, en maakt aan alle kanten de vrugtbaarste landouwe van de waereld uit, tot op de hoogte van vyftien of zestien mylen, alwaar het boschagtige begint. Het bestaat byna geheel uit lave (*), welke, na een groot aantal jaaren, eindelyk in de vrugtbaarste van alle gronden veranderd is. Te Nicolosi , twaalf mylen boven den voet des bergs gelegen, vonden wy den barometer op 27: 1½: te Cattania stond dezelve op 29: 8½ ; schoon nu de gemelde hoogte niet zeer groot is, en waarscbynlyk niet boven drie duizend voeten, was egter het klimaat ge heel (*) Dus noemt men de stof die de vuurbergen uitwerpen.  TOGT NAAR DEN BERG ETNA, ENZ. 95 heel veranderd. Te Cattania was de oogst reeds voorby, en de hitte onverdraaglyk ; hier was ze gemaatigd, en op verscheidene plaatsen stond het koorn nog groen. De groote vuurbraaking van 1669. hebbende alvoorens het geheele omliggende land geduurende ten minste vier maanden geschokt, en een zeer grooten berg van steen en asch geformeerd, borst omtrent eene myl boven Montpelieri uit, en als een stroom nederdaalende, trof ze juist tegen het midden van deezen berg, die daardoor, naar men zegt , van de eene tot de andere zyde doorboord werd; aan dit laatstde twyfel ik egter, dewyl het de regelmaatige gedaante des bergs zou geschonden hebben , 't geen niet gebeurd is. 't Is nogthans zeker dat 'er de vuurstroom zeer diep is ingedrongen : dezelve verdeelde zig vervolgens in twee takken, welke, nadat ze deezen fraaijen berg rondgeloopen hadden, aan deszelfs zuidkant zig weder tot één stroom sa menvoegden; deeze het geheele land tusschen den berg en Cattania de wallen verwoest, en dier stad bereikt heb bende, stortte zig eindelijk in den oceaan uit. Men zegt, dat dezelve op zynen weg de bezittingen van byna 30000 inwooneren ten eenenmaale vernield, en hen tot den bedelzak gebragt heeft. Hieruit ontstonden verscheidene heuvels, op plaatsen, waar te vooren valleien waren, en 'er werd een breed diep meir door gedempt, waarvan thans niet het minste spoor meer te ontdekken is. Dewyl de uitwerksels deezer uitberstinge bekender zyn dan eenige andere , worden 'er veele zonderlinge gebeurtenissen van verhaald, eene van welken, hoe ongelooflyk ze moge schynen, nogthans op goede gronden verzekerd wordt, en buiten twyfel waar is. Een wyngaard, behoorende tot een Jesuïton-klooster, lag juist in den weg van den vuurstroom. Deeze wyngaard was geplant op oude lave, die waarschynlyk dun was, en eene menigte holen en kuilen onder zig had. De vloeibaare lave, in deeze holen dringende, vulden ze schielyk op, en ligtte den wyngaard allengs om hoog. De ]esuïten , die alle oogenblikken verwagtten de vlam 'er in te zien slaan, waren grootlyks verbaasd, G 4 toen  96 TOGT NAAR DEN BERG ETNA, ENZ. toen zy bemerkten , dat het geheele veld van plaats begon te veranderen. Het werd op de oppervlakte der lave tot een verren afstand weggevoerd; en schoon wel het grootste gedeelte verging, is 'er egter nog hedendaags iets van overgebleeven. Wy gingen de opening bezien , waaruit deeze yslyke stroom gevloeid was, en vonden, tot onze verwondering, slegts een klein hol, waarvan de middellyn ongeveer drie of vier yards (♦) bedroeg. De berg, uit welken het vuur sprong, is, naar 't my voorkomt, maar een weinig kleiner, dan het kegelswyze gedeelte van den Vesuvius. Aan de overzyde is een ruim hol, waar het volk gewoon is wilde duiven te schieten, die daar in groote menigte nestelen. Het binnenste van dit hol is zeer akelig en duister;onze hospes verhaalde ons dat sommige lieden hunne zinnen verlooren hadden door 'er te ver in te gaan, zig verbeeldende , dat zy 'er duivels en verdoemde zielen zagen; want men houdt hier, vry algemeen, Etna voor den berg der helle. Wy vonden in de bewooners van deezen berg eene woestheid , die ik nergens in zulk een hoogen graad heb waargenomen. Dit bragt my eene aanmerking te binnen, welke Vader della Terre , (de schryver van de historie des bergs Vesuvius) my verhaalde dikwils op de grenzen van Napels gemaakt te hebben; dat naamlyk altoos de snoodheid en ondeugd meest heerschte onder de bewooners van plaatsen, waar de lugt meest vervuld is met zwavel en heete uitwaassemingen. Wat men ook van de waarheid deezer aanmerkinge te oordeelen hebbe, het volk omstreeks Nicolosi schynt althans dezelve te bevestigen. Het gantsche dorp liep rondom ons te samen, en de vrouwen inzonderheid bedienden zig van zeer verregaande vryheden omtrent ons; de reden hiervan, welke wy eindelyk vonden, was, dat de fleurige gedaante en blankheid van F haar ten aanzien van zy (♦) Drie yards zyn vier Amsterdamsche ellen.  TOGT NAAR DEN BERG ETNA, ENZ. 97 zyne sexe misleid had. Zy waren uitermaate luidrugtig, en wy hadden de uiterste moeite noodig om het harde geroep te stillen. De persoon, dien Recupero besteld had om ons te vergezellen, bekend onder den naam Cyclops, (een man die den berg Etna best van allen in 't gantsche eiland kent) had van haar volstrekt bevel gekreegen, om niet met ons te gaan; en indien hy niet eindelyk door goede woorden en gevlei, de eenige manier om met vrouwen te handelen, haar tot de bewilliging overgehaald had, zou hy om haar geen ongenoegen te geeven zyn voornemen hebben moeten staaken. In 't eerst waren wy , wegens het geraas en de opschudding, genoodzaakt geweest de poort van het hof te sluiten; maar toen onze hospes , (een priester) voor wien wy brieven van Cattania hadden medegenomen, verzekerde, dat wy kristenen waren en geen kwaade oogmerken hadden , bedaarden zy zo verre, dat wy ons onder hen durfden waagen. Dit vertrouwen won schielyk het hunne, en in korten tyd werden wy goede vrienden , en hielden vry veel verkeering met malkander. Kort daarop verlieten wy Nicolosi, en kwamen, na anderhalf uur over barre asch en lave gereisd te hebben, op de grenzen van Il Regione Sylvosa of de gemaatigde lugtstreek. Zodra wy deeze vermaaklyke bosschen waren ingetreeden, scheen het ons toe, als waren wy in eene andere waereld overgebragt. De lugt, te vooren broeijend en heet, was thans koel en verfrisschend; ieder windje ademde de geuren van duizend welriekende kruiden, die den grond alomme bekleedden. Verscheidene gedeelten deezes oords zyn inderdaad de gezegendste plekken lands van den gantschen aardbodem; en indien men Etna van binnen by de hel vergelykt, mag het met even groot regt van buiten by het paradys vergeleeken worden. 't Is waarlyk iets zonderlings , als men bedenkt, dat deeze berg alle schoonheid en alle yslykheid by malkander voegt, dat hy de strydigste , de ongelykaartigste voorwerpen in de natuur vertoont. Hier vindt men eene kolk, die eertyds stroomen van vuur en rook uitbraakte , thans met G 5 het  98 TOGT NAAR DEN BERG ETNA, ENZ. het weeligste gewas overdekt, en van een schrikbaarend voorwerp in eene verrukkelyke oogverlustiging veranderd. Hier plukt men de smaakelykste vrugten , gegroeid, waar nog onlangs eene zwarte en schraale rots was. Hier is de grond bekleed met een ryk tooisel van bloemen. Wy doorwandelden deeze schoonheden, en bescbouwden deeze mengeling van zoetheden, zonder te denken om die hel met alle haare yslykheden, welke vlak onder onze voeten was; om die meiren van vloeibaar vuur en zwavel , welke slegts door eene tusschenruimte van weinige ellen van ons waren afgescheiden. Maar onze verwondering werdt nog grooter, wanneer wy ons oog vestigden op de hoogere deelen van dit gebergte. Wy zagen daar twee elementen, die altoos met malkander in oorlog zyn, bestendiglyk vereenigd : eene onmeetbaare vuurkolk heeft haare vaste plaats in het midden der sneeuw, die zy nimmer kan smelten ; en eindelooze velden van sneeuw en ys omringen ten allen tyde deeze vuurkolk, zonder de kragt te hebben om dezelve te blusschen. De bosachtige streek klimt omtrent agt of negen mylen tegen den Etna op, en formeert nauwkeurig eenen riem of gordel van het helderste groen , rondom den gantschen berg. Wy trokken dien avond weinig meer dan de helft door, en kwamen eenigen tyd voor zonneondergang aan onze herberg, welke niets anders was, dan een ruim hol, geformeerd door eene van de oudste en eerwaardigste laves. Men noemt het la Spelonca del Capriole (het Bokkehol) omdat het eene schuilplaats is voor de bokken , die gewoon zyn, by slegt weder, derwaarts te vlugten. Hier vermaakten wy ons met het beschouwen van veele groote en schoone voorwerpen : het gezigt strekt zig aan alle kanten uit tot op een onmeetbaaren afstand; en 't was, of wy reeds van de aarde waren opgeheven en in eene nieuwe waereld overgebragt. Wy vonden ons hol omringd met de staatigste en aanzienlykste eiken, van welker drooge bladen wy zeer gemaklyke bedden maakten. Wy hakten met onze bylen, die wy ten dien einde hadden medegebragt, de groote takken af, en in  TOGT NAAR DEN BERG ETNA, ENZ. 99 in weinig tyds hadden wy een vuur , groot genoeg om een os te braaden. Ik onderzogt de hoogte van mynen thermometer, en vond, dat dezelve van 71, welken graad ik te Nicolosi had waargenomen, tot beneden 60 gezakt was. De barometer stond op 24: 2. Aan 't eene end van ons hol vonden wy nog een grooten hoop sneeuw, welke tot ons gerief derwaards gezonden scheen, dewyl 'er anders geen water te vinden was. Wy vulden 'er onzen theeketel mede, dewyl al wat wy tot een avondmaal in gereedheid hadden, bestond in thee en boterhammen ; dit was ook, waarschynlyk , het beste om door geen slaap of vermoeidheid overvallen te worden. Niet ver van dit hol liggen twee van de schoonste bergen uit dat eindeloos getal, waaraan Etna den oorsprong gegeeven heeft. Ik zette my op een van onze beste muilezels , en kwam , met vry wat moeite, even voor dat de zon onderging, op den hoogsten deezer twee. Het gezigt van Sicilië, en van de zee, waarin het gelegen is, met alle derzelver eilanden, was wonderlyk edel en schoon. De geheele loop der rivier Semetus, de ruïnen van Hybla en verscheidene andere oude steden; de ryke koornlanden en wyngaarden. van het laagere gedeelte des bergs, en de verbaazende menigte fraaije bergen, op eene mindere hoogte gelegen , maakten een verruklyk tooneel uit. De holle vuurkolken deezer twee bergen zyn ieder merklyk wyder, dan die van Vesuvius. Ze zyn thans versierd met staatige eiken , en tot eene groote diepte is 'er de landouw zeer vrugtbaar. Ik nam waar, dat deeze streek van Etna, gelyk de voorige, uit lave bestaat; dog deeze is thans zo hoog met aarde bedekt, dat ze zig voor het oog verbergt, uitgezonderd in de beddingen der vuurstroomen. In sommigen derzelven is ze door het water tot de diepte van vyftig of zestig voet naar beneden gespoeld, en in één nog veel verder. Welk een denkbeeld moet ons dit niet geeven van de oudheid der uitberstingen deezes bergs! Zodra het donker was, keerden wy weder naar ons hol, en bedienden ons van ons bed van bladen. Onze slaap was  100 TOGT NAAR DEN BERG ETNA, ENZ; was egter wat ongerust, wegens het geraas van een berg , die een goed end wegs ter regter hand van ons af lag. Deeze ontlastte eene groote menigte rook, en sloeg etlyke maalen, als zwaar geschut, dat men van verre hoort afschieten; dog, 't geen zonderling was, wy konden geen schynsel van vuur bespeuren. Deeze berg is, in 't n geen ampt, maar alleen een titel hebben." Welk eene ongerymde tegenwerping ! Men kan dus alles ontkennen. Ik vraag maar alleen, of zy niet de eer en de inkomsten, als de weezenlykste stukken van een ampt hebben? Deeze zyn het eigenlyk, die het zigtbaare ampts verstand voor den dag brengen. ,,Maar zy voeren niets uit, in 't bekleeden van hun post. " . Wat doet dit tot de zaak? Het waarnee mcn van eene bediening is het minste ; en in welgeregelde Republieken, handelt men wyslyk, wanneer men deeze kleinigheid, van de bezolding afscheidt, en aan byzondere persoonen opdraagt. De weinige voorbeelden van lieden, die reeds voor 't aanvaarden van hun ampt, met een agthaaren buik begaafd zyn, bewyzen niets tegen myn gezegde, maar geeven alleen te kennen, dat zulke lieden eene inwendige roeping tot een vet ampt hebben, en dus allereerst daartoe behoorden verkooren te worden. Dog vindt men daarentegen ook anderen, die by 't beste ampt al hun leven mager blyven, 't is een zeker teken, dat geene waare innerlyke roeping tot zulk een ampt in hun gewerkt heeft , of dat ten minste door eene onvriendlyke egtgenoote of eenig ander verdriet, in weêrwil van alle genootene voordeden, de aangroei des verstands verhinderd is, of, 't geen 't allerergst is, en ook meenigmaal gebeurt, dat zy het ongeluk gehad hebben, van zelve hun ampt te moeten bedienen. Nog meer. Zien wy niet daaglyks in de groote wereld, dat de steunpilaaren van 't gemeenebest, wyn- en koffyschenkers, logementhouders, en meer andere persoonen van dien aanzienlyken rang, de dikste buiken krygen, zodra zy zig naar hun gewigtigen post wel weeten te schikken, dat is, van den tyd af, dat zy hunnen gasten niet langer in eigen persoon behoeven te bedienen, maar S 3 een  262 GEDACHTEN OVER HET een genoegzaam getal dienstbaare geesten tot het verrigten van dit werk kunnen bekostigen. Of zouden dit geene amptsbuiken zyn? Zonder twyfel behooren ze daar mede toe. 't Zyn buiken, welke onfeilbaare kenmerken van een waar beroepsverstand verstrekken; want waarom zouden deeze weldoeners van 't menschlyk geslagt niet boven alle anderen door een ongemeen uitpuilend verstand onderscheiden worden, daar in onze verligte tyden zekerlyk geen verstandig mensch zal ontkennen, dat het beroep van een kastelein enz. enz. een der gewigtigste posten in een Gemeenebest is. Men kan my 't is waar, de oude Scyten tegenwerpen, welke volgens de meeste historie schryvers ongemeen weinig verstand betoonden, en evenwel, gelyk Hippocrates inzonderheid van de bewooneren der Riphaeïsche gebergten beweert, de dikste buiken hadden. Maar wie kan my bewyzen , dat dit amptsbuiken geweest zyn? De Scyten kreegen geen duit bezolding; by gevolg hadden ze ook geene eigenlyke ampten, behalven dat ik ook myne stelling niet tot uitlandsche maar alleen tot inlandsche buiken betrokken wil hebben. Ik kon anders, indien 't 'er op aankwam, genoeg voorbeelden uit de oude geschiedenis aanhaalen, welke voor my pleiten. Om my egter geen al te geleerd air te geeven, dewyl ik zelf zonder ampt en zonder amptsbuik ben, zo kies ik uit veelen alleen Dionysius Heracleotes Deeze was een heer van een buitengemeen verstand, welke tot grooten roem vorderde, en ten laatste den bynaam van goede verkreeg. Dog de grond zyner wysheid lag nergens anders, dan in zyn verschriklyken buik , welke zo dik was , dat men hem 's nagt bloedzuigers moest zetten, of met lange spelden prikken, eensdeels om de overtollige vogten langs deeze wegen te ontlasten, anderendeels om hem uit zyn al te diepen slaap, waarvan zyn dik lighaam op geene andere wyze verlost kon worden, te doen ontwaaken. Niemand zal beweeren, dat hy zyn verstand uit de schoole van den Wysgeer Zeno medegebragt hebbe. Dit ware  VERSTAND DER AMPTENAAREN. 263 ware de dagelyksche ondervindinge luidkeels tegengesproken. Duizenden van jonge heeren genieten op school het beste onderwys, en men kan egter van hun verstand niets zonderlings bemerken, voor dat zy tot eerampten geraaken. Dionysius kreeg, volgens 't uitdruklyk zeggen van Memnon (*), zyn dikke buik eerst na Alexanders dood, als wanneer hy voor geenen vyand meer te vreezen had. Toen was hy eerst in 't geruste en veilige bezit van zyn Opperbevelhebberschap gesteld, en toen liet zig ook het daarbykomend verstand duidlyk bemerken. Dog waarom over zee gereisd, om de wysheid der dikke buiken optezoeken? Daar zyn in deeze stad zelve voorbeelden genoeg, om de waarheid van myn gevoelen te staaven. Hoe veele amptsbuiken van geestlyken en wereldlyken stand, vindt men, die het verstand, terstond, of kort na de feestlyke inhuldiging in hunne gewyde en ongewyde beroepen, heeft doen zoeken. Dog dewyl ik voorneemens ben in 't kort eene volledige historie der amptsbuiken myner geboortestad, met fyne koperen plaaten uittegeeven, zo kan ik hier ter plaatse in geene byzonderheden treeden. Myne leezers gelieven derhalven hun geduld een weinig te rekken , en het bovengezegde aantemerken, als een voorlooper van een grooter werk , waarvan ik my veel roem en voordeel beloove. Ik ben reeds met een Boekverkooper in besprek, die het by intekening wil drukken, en eerstdaags de voorwaarden daarvan denkt uittegeeven. Waarschynlyk ware dit ontwerp nooit in my opgekomen, indien ik niet, eenige weeken geleeden, by den Hr. (*) Ik moet bekennen , nooit een enkel woord met deezen man gesprooken te hebben. Maar ik heb AELIANUS (of eigenlyk de Latynsche overzetting daarvan) over den dikken buik van Dionysius nagezien , en my tevens bediend van de noten van Perizonius , die den aangehaalden Memnon waarschynlyk gesproken heeft. Ondertusschen geeft de hedendaagsche gewoonte der schryveren my het regt, om aan my toeteëigenen 't geen ik eigenlyk aan een ander verschuldigd ben.  264 GEDACHTEN OVER DE AMPTENAAREN Hr. *** gegeeten had. Ik bleef nevens eenige anderen uit het gezelschap, nog een uurtje na den maaltyd by myn flesch Bourgonje wyn zitten, 't Gesprek deezer Heeren was zo geleerd , dat ik my niet vermeete den mond te openen. Veel werd 'er onder anderen gesproken over 't onderscheid tusschen de oude en hedendaagsche Nederlanders. Men besloot by meerderheid van stemmen , dat het lighaam van één ouden Batavier byna zoveel gewigt moet gehad hebben , als twee van den tegenwoordigen tyd. Deeze vergelyking was gansch niet naar den smaak van één der aanweezenden. „ Hou, dat schut ik," riep hy: „ Daar zyn, als 't 'er op aan komt, nog Hollanders genoeg, die men by myn ziel (met een klopte hy op zyn dikke buik) niet ligt weg zal blaazen." - Ik vond dat hy gelyk had, en besloot daarom aanstonds tot zyne voldoening, de hedendaagsche buiken , die men zo onregtmaatig beoordeeld had, openlyk te verdeedigen.  AANMERKINGEN OVER DE UITERLYKE WELSPREEKENDHEID. Men behoeft maar met weinig oplettendheid en inspanning van geest zichzelven te onderzoeken, om waarteneemen op wat wyze die dingen, welken buiten ons gebeuren, door zekere aandoeningen en gewaarwordingen ons kenbaar worden. In het algemeen zyn onze uiterlyke zinnen de middelen om ons deeze kundigheden te verschaffen. Deeze uiterlyke zinnen, of anders, weegens hunne werking en overbrenging , deeze zintuigen heeft men onder vyfderleie klassen gebragt ; of liever, men heeft aan één zintuig, vyf verscheide benaamingen gegeeven. Ik zeg , één zintuig : dewyl elk oplettend onder- ' zoeker der natuur, en inzonderheid van den mensch, ligtelyk zal bemerken, dat men, mogelyk op even goede gronden, den mensch nog meerder zintuigen zou konnen toeschryven , hoewel men, stiptelyk gesproken, alles onder ééne enkele benaaming zou moeten brengen, welke wy het beste door het denkbeeld van gevoel konnen verklaaren. Immers zyn het niet anders dan de verschillende aandoeningen en gewaarwordingen in de onderscheiden fyner of groover deelen van onze oogen, ooren, neus, tong en verhemelte, welke wy gewoon zyn, door zien, hooren , rieken en smaaken uittedrukken; hoewel wy dit, niet minder juist en met meerder recht, een verschillend gevoel in deeze verscheide deelen zouden kunnen noemen : byna op dezelfde wyze, gelyk sommige Natuurkundigen de vier verscheiden elementen alleen onder de gedaante van het vuur beschouwen; waarvan de reden zodanigen, die met de proefneemingen der elektriciteit genoegzaam bekend zyn, niet ongerymd zal voorkomen. De zonderling denkende Wysgeer Diderot, heeft deeze verscheide zinnen niet onäartig met byzondere karakters geschilderd: het gezicht, naamelyk, als de oppervlakkigste; VI. Afd. XIII. Deel. T het  266 AANMERKINGEN OVER DE het gehoor als de hovaardigste; de reuk als de wellustigste; de smaak als de bygeloovigste en wispeltuurigste; en het gevoel als de onderzoekendste en wysgeerigste. Mogelyk zou het ophelderen van deeze beschouwingen , ryke stoffe tot geestige gedachten aan de hand geeven. Ik zal my hierömtrent niet inlaaten , maar voor het tegenwoordige alleenlyk aanmerken: dat naar maate de aandoening deezer verscheiden zintuigen het beste overëenkomt met hun verscheide vermogens en werkingen op onze ziel, ook die gewaarwording in onze ziel een hooger trap van vergenoegen en vermaak verwekt. Een schildery het geen bevallige voorwerpen, met gepaste kleuren , vertoont , zal onze aandacht eerder trekken en met meerder genoegen bezig houden, dan een ander, het geen de afschuwelykste gedaanten voor oogen stelt; en een keurig zangconcert zal zelfs den geest van den lompsten kinkel, inderdaad, meer vermaak verschaffen, dan het muzyk van ongestelde en krassende speeltuigen. Deeze natuurlyke redenen waren eigenlyk de eerste gronden, waarop men de verbeteringen in alle fraaije konsten en weetenschappen , welken tot onze uiterlyke zinnen betrekking hebben. heeft gevestigd. Zy die een behoorlyk denkbeeld hadden van deeze werking der zintuigen op de ziel; zy die wisten hoe veel 'er aan gelegen was, dat deeze zintuigen op de juiste maat wierden aangedaan, indien zy met het meeste voordeel op de ziel zouden werken; zy, wier belang het was door deeze gepaste werking hunner redenen en gesprekken de harten hunner medemenschen te vermeesteren; zy, eindelyk, die alle deezen kundigheden wisten te verëenigen, moesten ook,' by gevolg, alles in hun woorden, toonen en gebaarden doen saamenloopen, om hun oogmerk ten deezen opzichte te bereiken. En dit is, myns oordeels, de natuurlykste aanleiding tot de heerlyke en gewigtige konst, onder den naam van Welspreekendheid bekend. Men verdeelt dezelve, doorgaands, in de inwendige en uiterlyke, waarömtrent ik alleenlyk zal aanmerken: dat, zo verbaazend veel als 'er over de eerste, de in wen-  UITERLYKE WELSPREEKENDHEID. 267 wendige Welspreekendheid, naamelyk, met oordeel en vernuft geschreeven wierd, 'er even zo weinig, tot voldoening van onzen weetlust, omtrent de tweede, de uiterlyke Welspreekendheid, te vinden is. Immers, onder de ouden, oordeelde Aristoteles dat het een gaave der natuur was, welke niet onder de regelen der konst gebragt kon worden. Cicero blyft wel nimmer in gebreke, waar het maar eenigzins te passe komt , deszelfs gewigt, en noodzaaklykheid aantepryzen, dog hy heeft ons nergens eenige voorschriften opgegeeven, om ons in de oefening dier weetenschap te bestieren. Het weinige door Cornificius hierover nagelaaten, verdient naauwlyks onze opmerking. Quintiliaan heeft 'er zekerlyk het breedvoerigst over gehandeld; doch hebben zyn lessen voornaamelyk haare betrekking tot de pleitbank, behalven dat zy, door het merklyk verschil van tyden en zeden , in onze dagen, niet dan met oordeel en voorzichtigheid kunnen gebruikt worden. Wat de nieuwe schryvers betreft, durf ik my op de ondervinding van alle letterminnaaren beroepen , hoe zeldzaam ook by deezen iets wezenlyks, en dan nog zeer verspreid, hierover word aangetroffen. En dit zal, denk ik, reden genoeg zyn; om den leezer met eenige aanmerkingen over deeze uiterlyke welspreekendheid te onderhouden; en wel in die orde: dat wy eerst zullen beschouwen welke achting deeze konst by de Ouden heeft verworven; dat wy, vervolgens, haare verscheidene uitwerkselen in hunne verscheidene betrekkingen zullen naspooren; dat wy daarna haaren tegenwoordigen toestand ons slechts oppervlakkig zullen voorstellen, en, voor het laatste, dat wy, kortelyk, eenigen der voornaamste regelen aan de hand zullen geeven, welken ons in het oefenen deezer weetenschap werkelyk van dienst kunnen weezen. Uit den zonderlingen invloed en het verbaazend nut der uiterlyke welspreekendheid, boven reeds aangeroerd, konnen wy ons ligtelyk voorstellen, dat men, al van ouds, deeze weetenschap voor alle anderen heeft geöefend en dezelven een uitsteekende achting toegedraagen. De min T 2 ste  268 AANMERKINGEN OVER DE ste kennis der geschiedenissen van alle volkeren, in vroegere eeuwen, moet elk hiervan ten vollen overtuigen. Te Atheenen, by voorbeeld, was het alleen deeze welspreekendheid, die, om de woorden van Rollin te gebruiken: den weg baande tot de hoogste waardigheden; die in ,, alle vergaderingen een volstrekt gezag oefende; die de ,, gewigtigste staatsgeschillen besliste; en, eindelyk, een ,, onbepaald vermoogen mededeelde, aan elk, die door ,, dit talent boven zyn medeburgers uitmuntte." De beroemdste helden erkenden ook altoos, wat zy aan den invloed van een gladde tong, en bevallige voorstelling, op de harten der menigte, verschuldigd waren; het geen ons herinnert het bekende zeggen van den grooten Veldheer Pyrrhus, dat by, door de bekwaamheid van zynen eersten Staatsdienaar Cyneas in deeze weetenschap veel meer gewonnen had, dan door een menigte van veldslagen, en den gelukkigen uitslag zyner wapenen. En wien is onbekend hoe het waereldberoemde Atheenen , zich door de verrukkende redevoeringen van eenen Demosthenes liet leiden en bestieren. Hy, gelyk Juvenaal van hem getuigt, - - Quem mirabuntur Athenae Torrentem, & pleni moderantem fraena theatri 't geen Bake vertaalt: Wiens welbespraakte tong kon woeste harten toomen, Daar hy 't Atheensche volk , gebreideld door 't gehoor, Den vollen Schouwburg ment als met een' toom by 't oor. Ja, die zelfs door zyne krachtige welspreekendheid, geheel Griekenland tegen den Macedonischen Koning Filippus in de wapenen joeg, en den moed zyner Landgenooten dermaate aanspoorde, dat deeze Koning, volgens het getuigenis van den geloofwaardigen Plutarchus , zich niet schaamde te bekennen, ,, dat de welspreekend ,, heid  UITERLYKE WELSPREEKENDHEID 269 heid van deezen Redenaar , in een klein gedeelte van een' enkelen dag, hem in het uiterste gevaar gebragt „ had om, voor altoos, zyn ryk en leeven te verliezen." . Van hem getuigde ook Antipater , de opvolger van Alexander, by Luciaan, dat hy, zonder den tegenstand van Demosthenes , Atheenen even ligt als Theben zou vermeesterd hebben ; doch dat deeze vyand , die men nimmer kon verrassen , veel geduchter was, dan zelfs de sterkste vlooten en legermagten. De vader der Roomsche Welspreekendheid verkreeg dezelfde verbaazende toejuiching , gelyk Titus Livius , by Seneka , van hem verzekert: dat Romen aan hem voor den dienst zynen welspreekendheid, niet minder (dan aan Romulus voor haare stichting verschuldigd was: het geen ook Cesar by Quintiliaan deed zeggen: dat Cicero alléén, door zyn welspreekendheid, meer overwinningen behaald had, dan alle de andere Romeinen door hunne wapenen. En , eindelyk, om geen andere voorbeelden by te brengen van het aanzienlyk vermoogen 't geen deeze konst van ouds op den welstand van geheele Koningryken en volkeren oefende , wat behoeven wy een voldingender bewys, dan de aanmerkelyke plaats van eenen der Heilige Schryveren ? Wanneer, naamelyk, de Profeet Jesaïa in het 3de Hoofdst. vs. 3. 's hemels bedreigingen over den Joodschen burgerstaat aankondigt, telt hy, onder de zwaarste straffen en bezoekingen welken hen zouden overkomen, ook deeze: dat de Heer der Heirschaaren van hen zou wegneemen, dien die kloek ter taale is, gelyk het in den Staatenbybel is overgezet , eigenlyk en beter , volgens andere vertaalingen: hunne, welspreekende mannen. 't Is dan geen wonder, dat men in de beeldspraak der Ouden, de Welspreekendheid, als om stryd, met krachtige trekken pleeg afteschilderen. Nu eens verbeelde men haar als een schoone vrouw, met een Scepter in de hand, en op den zoom van ' haar kleed de woorden: Ornatus et & Persuasio (Sieraad en overreding). Dan eens droeg zy in. de eene hand een boek, in de andere een bliksem. Dan T 3 we-  270 AANMERKINGEN OVER DE weder, dewyl dit nog te zwak scheen, vertoonde men haar als een frissche maagd, met ontbloote armen, een pantser voor den borst, een gouden helm op het hoofd, een rappier op de zyde, een roede in de rechter en een bliksem in de linkerhand. Nochtans vinden wy, onder alle de afbeeldingen der oudheid , ten deezen opzichte niets aanmerkelyker dan de welspreekendheid , gelyk zy, volgens het verhaal van Luciaan , in zeker schildery onder de gedaante van Herkules was afgeschetst. Deeze Herkules was geschilderd als een zeer oud man , wiens hoofd kaal, en het nog overige hair zeer grys was, zynde het aangezicht vol rimpels, en zwart verbrand van de zon, gelyk dat van oude zeevaarende lieden. Voor het overige had hy den gewoonen toestel van Herkules ; eene Leeuwenhuid op zyne schouders, eene knods in de regterhand, een pylkooker op de zyde , en een gespannen boog in de linkerhand. Rondom hem zag men een groote meenigte volks, met zeer dunne gouden ketentjes aan de ooren geboeid , die met het einde waren vastgemaakt aan de tong van Herkules, welke vriendelyk na die menigte omzag, en haar gemaklyk na zich trok, zo dat zy hem gewillig , vrolyk , en al haastende volgden , in diervoegen, dat de ketentjes daardoor zelfs slap hingen. De verklaaring van dit zonderlinge tafereel , is ligtelyk op te maaken. Wy behoeven ons dan ook niet te verwonderen , dat de Ouden allerhande zinnebeelden en gelykenissen ontleenden, om de welspreekendheid van byzondere mannen voortestellen. Nu verhaalt men dat 'er op den mond van den Dichter Stezichorus, toen hy nog een kind was, een Nachtegaal had zitten zingen: dan leezen wy dat 'er op het graf van den Griekschen Isokrates, gelyk ook op dat van den grooten Treurspeeldichter Sofokles, een zingende Syreen was afgebeeld. Dan wederom, herinneren wy ons de versiering dat by Plato, Pindarus en anderen, terwyl zy sliepen, door de Byën honich in hunnen mond gedraagen wierd; en, eindelyk de vreemde fabel der Egyptenaaren: dat Homerus , op dien nacht  UITERLYKE WELSPREEKENDHEID 271. nacht wanneer hy honich uit de borst van eene Egyptische minne gezogen had, ook de stem van negenderlei vogelen, waaronder ook die van den Nachtegaal, had nagebootst; en hier zouden wy, om met de lofspraaken der Ouden wegens deeze voortreffelyke weetenschap te eindigen, de sterke getuigenissen van een' Homerus en Horatius, van eenen Demosthenes en Cicero konnen bvvoegen; doch het is voor ons van meerder belang, dat wy de uitwerksels der uiterlyke Welspreekendheid , in hunne verschillende betrekkingen, wat van nader by beschouwen. Behalven in de gewoone samenleeving, en veele byzondere gevallen , kwam de oefening deezer konst, van ouds her, voornaamelyk te pas op den Kansel, voor de Pleitbank, en op het Tooneel. Onder de benaaming; van den Kansel, bevatten wy alles wat tot zodanige amptsverrichtingen der geestelyken behoort, waarin deeze welspreekendheid plaats kan hebben. En groot was deeze konst, voornaamelyk by die mannen, welken als zoo veel sterke zuilen het gebouw der eerste Christen Kerk onderschraagden. Om nu niet te reppen van die uitmuntende Apostelen, welken hieröm in de heilige blaaderen met den eernaam van Boänergen, zoonen des Donders, pronken; hoe beroemd is niet ten deezen opzichte de bekwaamheid van een' Augustinus , Hieronymus , Origenes, Epiphanes , Nazianzenus , Tertulliaan , en vooräl van een' Chrysosyomus ! en hoeveel verrukkende voorbeelden desaangaande vind men niet hier en elders in de Kerkelyke geschiedenissen aangetekend, waarvan wy, indien het hier ons bestek kon dulden, het antwoord van den Bisschop Basilius aan den Stadvoogd van Cesarea en de aanspraak van den Bisschop Flaviaan aan den Keizer Theodosius ter ontschuldiging der muitende inwooneren van Antiochië, voor veele anderen, zouden te berde brengen. Wat betreft de uiterlyke Welspreekendheid voor den Pleitbank by de Ouden; behoorden wy ons alleenlyk te T 4 her-  272 AANMERKINGEN OVER DE herinneren, welk een gewigtige rol wy, den Griekschen Demosthenes in Atheenen zagen speelen ; en laat ons uit een enkel geval van den grootsten Romeinschen Redenaar , over verscheide anderen van dien tyd oordeelen. Ligarius een aanzienlyk man in Romen, verwekt een' opstandt tegen Cesar. De Keizer, hierdoor verbitterd, wil dien vermetelen als een voorwerp zyner wraak van kant brengen. Niemand der vrienden van Ligarius durft voor hem in de bresse treeden. Ligarius staat dierhalven , of rechtvaardiglyk voor zyn misdaad gestraft, of aan de onrechtvaardige eerzucht van zynen vyand te worden opgeöfferd. Want wat sterveling zou zyn krachten tegen die van Cesar durven beproeven ? Echter heeft Cesar een tegenparty die zich te vooren van zyn overwinning van Cesar reeds verzekerd houd ; een tegenparty veel sterker nog dan Cesar. Dit word door 't gevolg bevestigd. Cicero behoeft slechts voor Ligarius te pleiten, en Cesar gevoelt wel haast, ondanks zich zelven, dat zyn toorn bedaart, dat zyn haat vermindert , dat zyn wraak verdwynt. De lyst der afschuwelyke misdaaden van Ligarius, welke Cesar den Rechter zal voorhouden, valt uit zyn handen, en Cesar zelve, spreekt nu dien Ligarius vry, welken hy zo even wilde veröordelen. Hoe groot, hoe verbaazend groot moet ons , op deeze beschouwing , het konstvermogen van een' Cicero niet voorkomen ! Want , (en dit verdient byzonderlyk onze opmerking,) dat het niet alleen de kragt der drangredenen zelve, welke eigenlyk tot de innerlyke welsprekendheid behooren , maar inzonderheid de manier van voorstelling , de verëenigde hulp van stem en gebaarmaaking geweest is , welke dus op het hart des Keizers werkte , mogen wy met recht besluiten uit het pleit zelve, het geen nog tot heden , in zyn geheel , voor den nakomelingen bewaard is ■ en over welks gewigt men nog genoegzaam kan oordeelen om met verscheide geleerden te vraagen : op welke plaats toch van het zelve , Cesar eigenlyk zyn lyst van be schul-  UITEREYKE WELSPREEKENDHEID. 273 schuldigingen liet uit de handen vallen; en zo lang deeze plaats niet met grond van reden kan worden aangetoond, zyn wy verpligt dit zonderling uitwerksel voornaamelyk aan de uiterlyke Welspreekendheid toe te schryven. Niet minder vertoonde zich deeze bevallige konst aan de Ouden in al haaren luister en glorie daar ter plaatse waar zy zich met het meeste voordeel kon ten toon spreiden , ik meen op de openbaare schouwtooneelen. Immers wordt de lof der verdiensten van eenen Roscius, na het verloop van zo veele eeuwen , nog by ons gehoord, en zal in de geschiedboeken der weetenschappen even onsterfelyk, als de beruchte daaden van een' Alexander en Cesar blyven leeven. Ja zodanig verstond zich deeze groote meester op alles wat tot de uiterlyke welspreekendheid behoorde, dat hy, volgens het getuigenis zyner tyd- en landgenooten , een gedachte , blootelyk door zyn gebaarden, zonder eenig behulp der stem, met even dezelfde juistheid kon uitdrukken, als Cicero door zyne woorden. Is 'er echter iets het geen ons dit getuigenis , wegens de bekwaamheid van een' Roscius en andere Tooneelspeelers van die dagen, eenigzins zou konnen verdacht maaken , het is zekere omstandigheid , welke in hunne openbaare vertooningen plaats had. Men bediende zich naamelyk , gelyk genoegzaam bekend is, van zekere grinzen of maskers , welken het gantsche hoofd bedekten , en, behalven de voornaamste wezenstrekken, ook den baard, de hairen, de ooren, als anderszins vertoonden. Hoe behendig nu, en met wat beleid , men zich ook van deeze maskers bediend moge hebben , dit blyft echter zeker, dat het natuurlyk aangezicht in de werking der hartstochten, ten deezen opzichte, oneindige voordeden heeft. Want, om van de ontelbaare veranderingen der oogen , die heerschende partyën van ons gelaat, niet eens te spreeken, hoe vermogende is niet de taal der droefheid, wanneer zy in zilte traanen uitgedrukt zelfs de versteendste harten treft ? en wat kan T 5 ons  274 AANMERKINGEN OVER DE ons beter de ongeveinsde gramschap en gevoelige aandoening van een' beledigd' Krygsheld afschilderen, dan dat gloeijend inkarnaat, het geen zyn kaaken als doet verschroeijen, of die doodsche bleekheid , waarby al zyn wezenstrekken als verstyven ? altemaal voorrechten, waarvan den Toneelspeeler door het masker beroofd word. Echter vervalt het gewigt deezer tegenwerping, omtrent de geloofwaardigheid van de berichten der Ouden, wanneer men zich herïnnert, dat hun kundigste oordeelaars het zelfde reeds hebben aangemerkt, en een Cicero dit als een der redenen opgeeft, waarom sommigen zelfs den grooten Roscius niet in allen opzichte goedkeurden, daarom, zegt hy, dewyl hy onder een masker sprak. Doch, om ons niet te lang by diergelyke onderwerpen op te houden, wat besluit mogen wy nu uit het tot hier toe verhandelde trekken? Onzes bedunkens deeze waarheid: dat de uiterlyke Welsprekendheid, zo van den Kansel en Pleitbank als het Tooneel, by de Ouden niet alleen hooglyk gewaardeerd, maar ook tot een' aanzienlyken trap is opgeklommen. Doch aan deeze weetenschap is het zelfde, gelyk aan veele anderen overgekomen. Wanneer de konsten byna die uiterste hoogte bereiken, waarvoor onze vermogens op deeze waereld vatbaar schynen, gebeuren 'er zulke gewigtige veranderingen omtrent de Konstenaars en hunne Macenaaten zelven, of wel, zulke gewigtige omwentelingen in geheele Koningryken en Gemeenebesten, dat zy, in weinige jaaren, den arbeid van een reeks van eeuwen als vernielen , en het menschdom in de diepste duisternis van onkunde en lusteloosheid dompelen. Een vernield Carthago en Atheenen , de heerlyke luister van een magtig Romen , ons nog uit de prachtigste ruïnen eenigermaaten bekend, strekken hiervan tot een geducht bewys. En behalven de ouderdom en zyn gevolgen, waaraan alle staatsbestieringen, en ook het byzonder ryk der konsten en weetenschappen, zo wel als het menschelyk leven, onderhevig schynen , zyn 'er nog ontelbaare andere rampen, allen even doodelyk. Immers ge-  UITERLYKE WELSPREEKENDHEID. 275 gelyk de schrandere Alexander Pope , wegens het verval der geleerdheid zeer geestig aanmerkt, het bygeloof en de tyranny behoeven zich alleenlyk te vereenigen om een' tweeden zondvloed voorttebrengen, en het geen door een overstrooming van Gotthen en Wandaalen begonnen wierd, door priesters en monniken te voltooijen. Men slaa slechts de oogen op die weetenschap , welke thans het voorwerp is van onze bespiegeling ; men vergelyke slechts het gros der Preêkers, Pleiters en Tooneelspeelers van onze dagen, met die welken wy zo even beschouwden, en de droevige ondervinding zal gewillig aan ons gezegde haar zegel hangen. Beschouwt men by voorbeeld de gewyde Priesterschap, helaas! hoe klein is het getal van hen, welken der loflyke welspreekendheid de vereischte hulde doen. Hoe weinigen zyn 'er, die op het voetspoor van een' Barlaeus, van een' Francius, (of wilt gy eigenlyke Leeraars) van een' Wolzogen, een' Du Bosc, een' Vollenhoven en eenige anderen treeden ; die zich ernstig genoeg bekommeren , om op den stoel der waarheid, leeringen van het uiterste gewigt, niet alleen kort en duidelyk, maar ook bevallig en met nadruk voortedraagen. Men schynt hieromtrent geheel anders te denken dan die groote mannen, welken, in den dageraad van het Christendom, de verrukkendste voorbeelden gaven, beiden van de in- en uitwendige welspreekendheid ! Waarlyk men zal 'er thans maar zeer weinigen vinden, die gedulds en moeds genoeg bezitten om meer dan ééns den geheelen Demosthenes, niet alleen door te leezen, maar zelfs uitteschryven, gelyk wy van den uitmuntenden Kerkenleeraar Chrysostomus verhaald vinden. Dat wonder der welspreekendheid oordeelde ondertusschen zulk voedsel noodig te hebben. ,, Het heeft ook (op dat ik hier de eigen woorden van Francius gebruike) het heeft ook bloed by hem gezet, ,, en hy, door deezen zynen arbeid, den naam van Gul,, denmond verdiend en verkregen." Hedendaagsch schynt men veel te onwillig , om aan het oefenen der Welspree kend-  276 AANMERKINGEN OVER DE kendheid eenigen tyd of moeite te besteeden: en, of de gesteldheid der zaaken, zo wel omtrent den Prediker als den toehoorder, moeten ten eenemaal veranderd zyn, of die beroemde helden der eerste Christen kerk hebben grovelyk gedwaald, wanneer zy (volgens het eigen getuigenis van een Chrysostomus en een' Gregorius van Nazianzenus) hunne uiterste poogingen aanwendden , niet alleen om verstaanbaar, maar zelfs zielroerende en met alle mogelyke welspreekendheid te prediken ; en waarom? - op dat zy, door de bevalligheid en de overmeesterende kracht hunner leerredenen, eenigsins , de gave der wonderwerken mogten vergoeden, welke alleenlyk aan de eerste Herouten des Euangeliums was medegedeeld. Redenen, die ik denk dat nog stand grypen ; echter moet het gros der Predikanten hierover anders oordeelen , of zy zouden deeze loflyke weetenschap niet met zo veel minächting behandelen : zy zouden geen Menke reden geeven, hen, in zyn Kwakzalvery der Geleerden ook hierom een plaats te vergunnen, en te vertellen , „ hoe hun grootste welspreekendheid hedendaagsch „ bestaat , alleen in een groote stem te verheffen , en „ wakker te bulken ; hunne aangezichten in allerlei „ plooijen te zetten; met de oogen overal heen te zwie„ ren, de armen van een te smyten, op den stoel te „ staan huppelen, terwyl zy de belagchlykste gebaarden „ en wonderlykfste draaijingen maaken; daar zy zich op „ allerlei manieren wenden, en keeren, dan achter, dan „ wederom voor over hangende , naarmaate de wispel„ tuurigheid van hunnen geest het ligchaam beweegt, „ onder een geduurig geroep en geschreeuw tot het „ volk." En, als het my geoorlofd is , nog één plaats ten deezen opzichte aan te haalen , heeft de Zedemeester der Kerkelyken wel zo verschrikkelyk ongelyk , wanneer hy spreekt van Leeraars , die byna hand „ noch voet verroeren; die zich niet tot het een of „ ander einde der Kerke keeren, maar zo het schynt „ alleen met een' enkelen voor hun zittenden toehoorder „ te  UITERLYKE WELSPREEKENDHEID 277 ,, te doen te hebben; die met een ééntoonige stem spree,, ken, als of men van verre een klok hoort luiden. Zy ,, ondertusschen, die een weinig meer levendigheid bezitten ,. schynen maar één arm, en ééne hand tot hunnen dienst te hebben, terwyl de slinker of in den ,, borst of in den zak steekt, of op den bybel vast gespykerd schynt te zyn. De beweegingen die zy ondertusschen met de ééne hand maaken , zyn zo wonderlyk, dat het geheel niet met de stoffe overeenkomt. ,, Anderen vallen in een tweede buitenspoorigheid , en wat de eersten te weinig doen, doen deezen te veel. Alle oogenblikken jaagen zy de kort byzittende Toe,, hoorderen eenen schrik op 't lyf, dat zy bang zyn, zo ,, daadelyk den Dominé, taamelyk onzagt; met den Predikstoel op 't hoofd te zullen krygen; dan eens kloppen ,, zy dat het davert; dan zwaaijen ze met de groote neus,, doeken; dan schynen ze als optespringen en bybel en lessenaar van boven neder te zullen werpen. Het is ook ,, bekend hoe kwalyk hun gebaarden doorgaands met de zaaken die zy verhandelen, overëenstemmen. Zy ,, steeken de hand om hoog, als zy bezig zyn de nietigheid der aarde afteschetzen ; en spreekende van den ,, hemel, wyzen ze om laag. By vermaaningen slaan zy de handen en armen uit malkander, als of ze iets by de vaam te meeten hadden, en komen ze tot de bestraffinge, dan slaan zy het ééne gat na het andere in ,, de lucht." Doch genoeg hiervan. Ik moet my weêrhouden meerder van deeze te gegronde klagten aantehaalen. Echter acht ik het onnoodig voor deeze aanhaaling zelve eenige verschooning te verzoeken , dewyl de eenvoudigste regelen der voorzichtigheid een iegelyk leeren , zich achter eenig gezach te verschuilen , wanneer men genoodzaakt word de gebreeken der geestelykheid aantetoonen ; en wel inzonderheid een gebrek, het geen zo algemeen is, dat, wanneer men al eens een Christen - Cicero den stoel der waarheid ziet beklimmen, (en, den hemel zy dank! hoe  278 AANMERKINGEN OVER DE hoe weinig in getal, ze zyn 'er echter;) dat men, zeg ik, zulk een wonder, als weleer de Trooijaanen hun Palladium van den hemel afgedaald, naauwelyks genoegzaam kan in waarde houden. En is het met de Priesterschap van Themis, ten deezen opzichte, wel beter gesteld; weder eenige weinigen uitgezonderd: mannen die zo wel door hunnen byzondere kundigheden en zucht tot weetenschappen, als door hunne uiterlyke bekwaamheden boven hunne medebroederen uitmunten. Maar over het algemeen genomen , goede hemel ! hoe vreemd , hoe onbekend is ook voor onze pleitbanken alles wat naar welspreekendheid gelykt! Men zou schier gelooven dat zekere belagchelyke kettery (dat het naamelyk niet geöorlofd is den Rechteren met de sieraaden eener bevallige redeneering aan boord te komen, maar dat de waarheid hen alleenlyk naakt en zonder eenig optooisel voorgesteld moet worden ;) men zou schier gelooven, zeg ik, dat deeze kettery de orthodoxie van onze hedendaagsche Pleiters uitmaakte. Omtrent de Theorie schynt men nog eenige achting voor de Demosthenessen , de Eschinussen de Ciceroos der oudheid te voeden ; maar wat het praktikaale betreft, schynt men een saamenzweering gemaakt te hebben om hun voorbeeld liever te verbannen, dan te volgen; liever, door de onverstaanbaarste taal, de dorste voordracht, en de onverdraaglykste gebaarden , Rechter en Toehoorder te willen verveelen en loof maaken, dan aller aandacht, door het vermogen eener overreedende voorstelling, onweêrstaanbaar inteneemen en bezig te houden. Beschouwen wy eindelyk het Tooneel, dien Tempel van Apollo, waar men billyk zou verwachten dat de bekoorelyke welspreekendheid , aan de versmaading der Preêkers en de mishandelingen der Pleiters ontkomen, een veiliger wyk moest vinden , ook hier is het getal van haar getrouwe en.wezenlyke dienaars maar zeer gering. Aan Tooneelisten die hun rol, ten naasten by, opzeggen en wakker deklameeren, ontbreekt het niet, maar  UITERLYKE WELSPREEKEHDHEID. 279 maar dat 'er vry meer vereischt word om als een Tooneelist de regelen der welspreekendheid en te weeten en te oefenen , schynt, immers voor de meeste onzer Acteurs een geheel onbekende waarheid. Hoe veel 'er nog aan deeze stallen van Augias te Zuiveren is, zal hy best gewaar worden, die hier, als een anderen Herkules. de handen aan het werk durft slaan. Ik voor my acht het ondertusschen minder noodig my by de gebreken lang op te houden, dan wel het fraaije , het bevallige, aantetoonen. De eersten toch vallen ieder in het oog; het tweede moet nagespeurd worden; gelyk de schrandere Dryden te recht heeft aangemerkt: Errors like straws upon the surface flow. He who would search for Pearls must dive below. dus vertolkt: De feilen zyn als kaf en dryven op den vloed, Maar op den grond is 't daar men paerels zoeken moet. Ik zal dierhalven liever overgaan tot het laatste gedeelte myner aanmerkingen , en eenigzins breeder uitweiden, zo wegens het eigenlyk deklameeren en de gebaarmaaking, als over eenige gronden of regelen welken hierömtrent, mogelyk, met nut konden gebruikt worden. Ik heb in het begin deezer verhandeling reeds aangemerkt, hoe weinig 'er over dit onderwerp, op een regelmaatige wyze geschreeven wierd. Dit is echter geen bewys dat deeze konst niet regelmaatig zou kunnen behandeld worden, te meer, daar men dezelve zou kunnen beschouwen als een enkel bestier, als een soort van Mechanismus , om de natuur door zekere middelen te hulp te komen. Het komt 'er maar op aan, dat wy 'er ons, in 't algemeen, genoegzaam duidelyke begrippen van vormen; gelyk de schilders, welken, indien zy maar eerst van de verscheide deelen hunner konst genoegzaam kundig zyn, dan hunne kundigheden alleen behoeven te beste-  280 AANMERKINGEN OVER DE steden tot de waarneeming en toepassing van het geen zy in de natuur zelve aantreffen. Cicero zegt in eene zyner Oratiën dat de uitdrukking in alle welspreekendheid de opperheerschappy voert; en de groote Demosthenes gevraagd zynde, wat het eerste en voornaamste stuk der welspreekendheid was, antwoordde: de uitdrukking; wat het tweede? ook de Uitdrukking; en wat het derde? wederom de uitdrukking ; om hier door te kennen te geeven, hoe alles alleen in de uitdrukking gelegen is. Doch waarin bestaat dezelve? Wy zeggen; in die manier en wyze waarop de mensch zyn denkbeelden en gevoelens kenbaar maakt door woorden , door den toon der stem , en door de gebaarden. Wy plaatsen de woorden in den eersten rang, dewyl men hier op billyk de meeste aandacht vestigt; echter hebben de toon der stem, en de gebaarden , boven de zelven nog verscheide voorrechten, dewyl deezen, inzonderheid, onmiddelyk op onze gewaarwording werken. De woorden dienen om ons kundigheden te verschaffen, te leeren, te onderrechten; zy zyn, om zo te spreeken, de zintuigen der reden; maar de toon en gebaarden konnen ons treffen, roeren, winnen, overreden: Zy zyn de zintuigen van 't hart; en dat, waarlyk , volgens deeze verdeeling, de deklamatie of het opzeggen, en de gebaarmaaking, twee derde gedeelten van de bedoelde uitdrukking uitmaaken, dunkt my onbetwistbaar. Men herïnnere zich alleenlyk, wat wy boven over de twistgedingen der Ouden, wegens het beruchte pleit van Cicero voor Ligarius aanmerkten. Cesar laat zyn beschuldiging uit de hand vallen; maar op wat plaats den redevoering ? Op zulk een plaats, welke wy uit de bloote woorden niet kunnen ontdekken, maar waarïn Cicero , voornaamelyk door de verëende krachten van toon en gebaarden , op het vertoornd hart des Keizers triomfeerde Van Demosthenes vinden wy iets diergelyks : want toen Eschines 't pleit door deezen grooten Redenaar tegen hem gehouden , voor de inwooneren van Rhodus had opgezeid en dit volk 'er zich over verwonderde , gaf  UITERLYKE WELSPREEKENDHEID 281 gaf Eschines hen ten antwoord: ,, Hoe zoud gy u dan ,, niet verwonderd hebben , indien gy het Demosthenes ,, zelven had hooren opzeggen ?" ten bewyze hoe veel vermogen hy aan zynen uiterlyken voordragt toeschreef. Wat het tweede gedeelte der uitdrukking, de Declamatie betreft, hiertoe word vereischt een krachtige, heldere, bevallige en buigzaame stem , het geen alles goede longen en een' ruimen adem onderstelt; en vooräl een natuurlyke, gemakkelyke en duidelyke uitspraak. Wie hieromtrent eenig onherstelbaar gebrek heeft, mag zich zo weinig vleijen in deeze konst aanzienelyke vorderingen te zullen maaken , als in zyne konst een schilder , wien het aan 't gezicht, of een muzykant, wien het aan de ooren hapert: Schoon men echter, ten deezen opzichte, den moed niet al te schielyk moet verlooren geeven, ten minsten niet , voor men beproefd heeft, in hoe verre zulk een natuurlyk gebrek door arbeid en een geduldige oefening kan overwonnen worden. Wy leeren uit de aêloude geschiedenissen , niet alleen dat de groote Cicero, toen hy in Romen begon te pleiten, een scherpe, onaangenaame en al te schaterende stem had, die hy door hulp van bekwaame meesters en eigen oefening tot een' uitmuntenden trap verbeterde; maar ook, het geen meerder opmerking verdient, dat de beroemde Demosthenes drie aanzienelyke gebreken in zich bespeurde naamelyk, 1. dat hy de letter r niet regt kon uitspreeken; 2. dat zyn stem dof en zwak was; 3. dat hy een' zeer korten adem had. Hy overwon ze echter allen: het 1ste door geduurig kleine steentjes in zyn' mond te houden; het 2de, door langs den zeekant, tegen het gedruisch der baaren aantespreeken; en het 3de, door veel te wandelen. Wanneer men nu met de behoorlyke eigenschappen eener goede uitspraak voorzien is, moet men, om zekere gevoelens of hartstochten aan anderen bekend te maaken, zich zo wel van de eigenlykste en beste toonen, als woorden bedienen. De woorden konnen ons, inderdaad, geen hartstocht beschryven, dan door middel van zodanige denkbeelden , welken VI. Afd. XIII. Deel. V met  282 AANMERKINGEN OVER DE met onze gevoelens verknogt zyn; zy werken alleenlyk als by weêromkaatsing; zy konnen de hartstochten alleen uitdrukken door die te noemen; dog men merkt ligtelyk dat op die wyze ook niet meer dan een denkbeeld, geenszins een gevoelen word uitgedrukt. De waare declamatie, de eigenlyke toon, van een gepaste houding verzeld, baant zich integendeel rechtstreeks een' weg naar ons hart, en daar de woorden niets dan een denkbeeld uitdrukken , word ons hierdoor niet alleen een denkbeeld, maar een gevoelen, een hartstocht tevens bekend gemaakt. Neem eens, wanneer men enkel de beschryving hoorde van een muitende menigte, waarvan de een in toorn ontstoken, de ander door vrees getroffen wierd, zodanig, dat die verscheide aandoeningen in hun gelaat te leezen waren :Stel hier tegen wat men verhaald vind van den beroemden Franschen Tooneelspeeler Baron, die, in 't verhaal der samenzweering van Cinna, deeze regels opzeggende; Vous eussiez vu leurs yeux s'enflamer de fureur, Et dans le même instant, par un effet contraire, Leur front palir d'horreur, et rougir de colere. die, zeg ik, by de uitvoering van de laatste regel in den treffendsten toon, eerst bleek , en toen geweldig rood wierd : - Vergelyk eens het onderscheid van gewaarwording, voor toehoorder en aanschouwer, in het eerste en laatste geval, en gy zult myn gezegde genoegzaam opgehelderd en gestaafd vinden. Tot de regelen eener goede declamatie behoort ook, dat men de toonen scherp of dof, hard of zacht, snel of langzaam voortbrenge, naar maate het onderwerp zulks vereischt; zonder echter, in eenig geval, de paalen der welvoegelykheid te overtreeden ; zonder ooit, in de bitterste klagten der droefheid, zo langzaam te teemen , dat het naar een klaaglied zweemt het geen gezongen word; zonder ooit in de grootste haast zo snel te rabbelen, dat men onverstaanbaar word, en ook dat men nimmer trachte aan elk woord dien toon te geeven, welke in waarde, het zy van hoogte of laagte , van kracht of  UITERLYKE WELSPREEKENDHEID. 283 of zwakheid zou overeenstemmen met deszelfs denkbeeld; een juistheid, welke door den schranderen Quintiliaan onder het kinderächtige der declamatie word gerekend. En gelden deeze regels in het algemeen omtrent allerhande voordragt , hoe veel te meer niet omtrent het opzeggen der verzen? Want wat anders toch dan het jammerlyk verzuim deezer voorschriften, is de oirzaak van die deerlyke mishandeling der fraaiste verzen , welken men met een gerust vertrouwen uitgalmt, terwyl men 'er zodanigen kadans, rust of snede aan geeft, dat zy een' volstrekt onverstaanbaaren zin uitleveren; of, liever, dezelven, door een' rammelenden straatstyl, zodanig van alle kadans, rust of sneede berooft , dat niemand meer te beklaagen is dan de Dichter, die zyn ziel afbeulde, om zyn verzen glad te maaken en te beschaaven. Het derde gedeelte der uitdrukking noemde wy de Gebaarmaaking Deeze wierd door den Ouden niet onaartig een stomme muzyk, of ook wel de stomme welspreekendheid, en door Cicero de welspreekendheid des ligchaams genoemd, en bragten zy het in deezen konst tot een verbaazende hoogte : gelyk wy onder anderen, boven uit het voorbeeld van Roscius beweezen hebben. En geen wonder is het, dat men zich hierop inzonderheid heeft toegelegd, om de zelfde reden waarom ze door den geleerden Batteux als het woordenboek der eenvoudige natuur word aangemerkt; dewyl ze ons, naamelyk, reeds in de wieg word medegedeeld, om dán, wanneer de tong nog onverstaanbaare toonen slaakt, om zyn behoeften of aandoeningen kenbaar te maaken. Ja, het is de gebaarmaaking, die ons tot aan de uiterste einden der aarde haaren dienst bewyst, en ons zelfs voor de wildste volkeren, in zekeren opzichte, verstaanbaar maakt. Een korte aanhaaling uit Luciaan zal ons hiervan overtuigen ,, Zeker Prins van Pontus, zegt hy, zag aan het Hof van Nero een' tooneelspeeler, die tot de Pantomime behoorde, welken door zyn gebaarden zich zo wel wist uittedrukken , dat de Prins verzekerde alles verstaan te V 2 hebben  284 AANMERKINGEN OVER DE hebben wat de speeler had willen zeggen ; waarom hy zich ook tot den Keizer wendde, hem verzoekende dat hy deezen Konstenaar aan hem wilde afstaan. En tot wat oogmerk? vroeg Nero. 't Is, zy de vreemde Vorst , dewyl ik omringd ben van wilde volkeren, wier taal niemand kan verstaan, en dat my deeze man door zyn gebaarden by hen tot tolk kan verstrekken. Deeze gebaarmaaking heeft zyn betrekking tot alle beweegingen van ons ligchaam , tot alle deszelfs verschillende houdingen , en , met één woord, tot alles wat met de werking der stem overeenkomt om ééne, of meer gedachten uittedrukken. Wat de manier en wyze van oefening hierin betreft, deeze verkieze zich een iegelyk naar maate hem best en gevoeglykst schynt. Behalven het onderwys van eenig ervaaren konstvriend, zou ik het oefenen voor den spiegel, waarvan zich ook Demosthenes bediende, in verscheide gevallen durven aanpryzen. Ik weet wel dat dit door veelen word afgekeurd, dewyl, zeggen zy, de spiegel dit wezenlyk gebrek heeft, dat zy onze gebaarden ten eenemaal verkeerd voorstelt, daar de beweegingen van onze rechterhand zich vertoonen als of zy van de linkerhand geschieden, en zo omgekeerd; doch, even om deeze reden, verkies ik den spiegel , nadien het my voorkomt dat verre de meeste menschen, natuurlyker wyze, meer gebruik maaken van bun rechter dan van hun linkerhand, en dit gebrek van werking in de linkerhand, ons in den spiegel als van den rechterhand vertoond, welhaast in het oog moet vallen. Heeft men boven dit alles het geluk van een uitmuntend voorbeeld voor zich te hebben, 't is prysselyk zich hier na te oefenen , gelyk weleer de beroemde Toneelspeelers Ezopus en Roscius nimmer een pleitgeding van Hortensius verzuimden om de konstgreepen welken zy van dien meester in de stomme welspreekendheid hadden afgezien, vervolgens op het tooneel te pas te brengen. Voor het overige zyn de deelen die hieromtrent het zichtbaarste werken, het hoofd , de trekken van het aangezicht, de oogen, de hals, de schouders, het bovenlyf, en, voornaame-  UITERLYKE WELSPREEKENDHEID. 285 naamelyk, de armen en handen, beenen en voeten, Indien het my thans aan stoffe ontbrak , zou ik hier verscheide regels konnen opgeeven, wegens het byzonder gebruik van elk deezer deelen in de gebaarmaaking, en hiertoe zou ik my bedienen van de voorschriften, welken ons de oordeelkundige Quintiliaan heeft nagelaaten, zekerlyk de beste Schryver over dit onderwerp, mits men wel in 't oog houde 't geen ik boven reeds heb aangemerkt, dat hy zyn lessen, inzonderheid, voor de pleitbank, en overeenkomende met de zeden van zynen tyd, heeft ingericht. Nuttiger is het voor ons alle deeze verschillende gebaarden onder zekere weinige klassen te brengen , om over deeze ruime stoffe eenigszins bepaalder te konnen denken. Wy zeggen dan: dat de gebaarden zyn of aanwyzende, of nabootsende , of hartstochtelyke. De aanwyzende gebaarden dienen om tyd, getal, hoeveelheid, plaatsen, persoonen enz. aanteduiden. De nabootsende worden gebruikt om de uiterlyke voorwerpen door tekenen, overeenkomstig met deeze voorwerpen , afteschilderen. De hartstochtelyke eindelyk hebben tot bedoeling de driften en aandoeningen der ziele uittedrukken. Het eerste soort, de aanwyzende gebaarden naamelyk, verëischen vooral dat men met de welvoegelykheid te rade gaa. Zo kan, by voorbeeld , een optelling van verscheiden zaaken, aangetoond worden door een afwisselende beweeging nu van de rechter, dan van de linkerhand, die zekerlyk mishaagen zou, indien zy door het tellen op de vingeren der linkerhand geschiede waarvan ik de wanvoegelykheid verscheiden maalen in eenige Predikanten heb waargenomen; een wanvoegelykheid, waarschynelyk ook door Keizer Augustus bedoeld, toen hy , by zekere gelegenheid, Tiberius te gemoet voerde: dat hy met zyn tong, en niet met zyn vingers spreeken moest: en wierd hetzelve voor de pleitbank, reeds door Cicero, in den anderszins bekwaamen Hortensius bespot en afgekeurd, wat redenen toch zouden 'er wezen om deeze figuur by onze openbaare Redenaars te dulden? Het tweede soort de nabootsende, gebaarV 3  286 AANMERKINGEN OVER DE den zyn eigenlyk geschikt om 'er de bekwaamheid en het oordeel van den spreeker uit te kennen. Menig Tooneelspeeler bedient zich van zodanige gebaarden, welken met meerder grond tot de Pantomime behooren, en die, wanneer zy by de declamatie komen, wel schilderen, maar (als ik het zo noemen mag) met veel te harde, te sterke kleuren: hoewel 'er wezenlyk, zodanige nabootsende gebaarden zyn, die hoe naaukeuriger zy de bedoelde zaak afbeelden , hoe zy te levendiger op ons werken. In het derde soort, de hartstochtelyke gebaarden, heeft men voornaamelyk te letten dat zy niet te zwak, niet te algemeen, niet te sterk, ook niet verkeerd zyn. Te zwakke gebaarden noemen wy zodanigen , die de uitdrukkingen geen de minste kracht of bevalligheid byzetten. Te algemeene gebaarden, die niet meer aan het eene dan aan het andere voorwerp voegen, en, onverschillig , in gelykkluidende plaatsen gebruikt worden, zonder op de verscheidenheid van zin acht te geeven. Te sterke gebaarden, wanneer zy hun onderwerp als overschreeuwende, met hevigheid uitdrukken, het geen alleen een eenvoudige en gemaatigde beweeging verëischt. Verkeerde gebaarden eindelyk, wanneer zy tegenstrydig zyn met de werking der stem, of wel met het denkbeeld; gelyk, wanneer men den hemel aanroepende, zyn gezicht naar de aarde, of tegen de aarde spreekende, zyn oogen naar den hemel slaat. Voor het overige, indien ik alle deeze regelen wilde samenvatten, zou ik ze my onder dit denkbeeld voorstellen: dat in alle voordragten, voornaamelyk in de Theatraalo, zekere welluidendheid en afmeeting moet waargenomen worden; byna op de zelfde wyze, als in de voordragt van een goed muzykstuk plaats heeft; dewyl, door deeze waarneeming, zo wel in het eene als andere geval, de verbeterde, de geholpen natuur, van haar schoonste zyde vertoond word, en, 'er de Theätraale voorstelling zo wel by winnen zou, wanneer zy zich van muzikaale denkbeelden bediende, als de muzyk, wanneer zy de Theätraale denkbeelden te hulp roept. Behalven dat deeze regel merkelyk licht ontfangt uit  UITERLYKE WELSPREEKENDHEID. 287 uit de gewoonte der ouden, die hun declamatie altoos met eenig speeltuig ondersteunden, waardoor hun muzyk voor het Treurspel, vry wat overeenkomst gehad moet hebben met onze hedendaagsche ferieuse Operaas, gelyk wy uit het getuigenis van Luciaan en anderen konnen opmaaken; zal ik dezelve, nog ten besluite, met een niet zeer bekend geval bevestigen. Men verweet den beroemden Componist Lully, dat hy nooit iets anders dan de lamme verzen van den Dichter Quinault op nooten bragt, 't geen gelegenheid gaf, dat hy de Actrice La Chammelé verzocht hem eenige treffende verzen van Rascine voor te zeggen; waarop zy hem de volgende fraaije regels uit zyn Ifigenia reciteerde: Un Prétre environné d'une foule cruelle, Portera sur ma fille une main criminelle, Dechirera son sein, et d'un oeil curieux, Dans son coeur palpitant consultera les Dieux. flaauwelyk door Nil Volentibus dus overgebragt: Afgryslyk opzet! hoe, zou Kalchas met zyn dolk, Omringd van een ontzind en onmeêdoogend volk, Ifigenia door den zuivren boezem booren, Om uit haar hart den wil der Goden na te spooren! Lully hoorde ze met aandoening , plaatste zich voor het Clavier, en zong deeze vier regels, onder eenig accompagnement , by wyze van recitatief in den zelfden smaak, met die uitwerking, dat deeze tweede voorstelling aan sommige menschen die 'er tegenwoordig waren, het hair van schrik deede te berge ryzen. L. V 4 AAN-  AANMERKINGEN OVER DEN GODSDIENST, REGEERINGSVORM EN DE ZEDEN DER TURKEN , DOOR DEN HEERE J. PORTER , AFGEZANT DER BRITSCHE KROON BY DEN GROOTEN HEER, EN NAAR ZYNE TERUGKOMSTE IN DE ENGELSCHE TAALE IN 'T LICHT GEGEVEN, Vervolg van bladz. 227. V. Van den Koran. Ik zal my niet in eene naauwkeurige ontleding van de verscheidene leerstukken des Korans inlaaten, maar my alleen tot eenige algemeene aanmerkingen bepaalen. Sale heeft ons een zeer omstandig uittreksel van dit boek, in de voorrede zyner voortreflyke overzetting, gegeven. Het is my echter leed te moeten zeggen, dat hy zich zeer dikwyls genegen toont om dat werk te rechtvaardigen, en zich meer bevlytigt om de menigte van ongerymdheden, die 'er hem in voorkomen, te bemantelen, en met elkanderen overeen te brengen, dan dezelven naar haare verdiensten in 't licht te stellen. Een voordeel hebben wy echter van deeze zyne geneigdheid. Wy kunnen ons vezekerd houden, dat hy de ongerymdheden, die hy aantrof, niet vermeerderd heeft, en dat hy geene van dezelven een belagchelyker aanzien heeft gegeven, dan zy in het oirsprongklyke hebben. Eenige zonderlinge lieden, onder de hedendaagsche vernuften, hebben, uit begeerte om iet nieuws te zeggen, hoewel ten kosten van het gezond verstand, en mooglyk van de gemeene eerbaarheid, niet geschroomd zich voor verwonderaars van den Koran uittegeven; zy hebben deszelfs leerstellingen opgevyzeld, en het zelfs gewaagd, om  AANMERKINGEN OVER DEN GODSDIENST , ENZ. 289 om ze met die geenen gelyk te stellen , die in onze heilige Schriften gegrond zyn. Mahomed, die in gaaven en kundigheden verre boven zyne landslieden verheven was, besloot de opperde bevelhebber onder hen te worden. Om dit te bewerken, had hy slechts een enkel spel te speelen, 't welk daarin bestond dat hy zich voor een' van God aangeblaazen propheet uitgaf, en zyn boek voor eene onmiddelyke openbaaring van den Almagtigen. Door dit middel kon hy zulke leerstellingen inscherpen, en zichzelven zodanig voorrecht en aanzien toeëigenen , als hem behaagde ; in 't kort zyn boek was voor hem van de uiterste aangelegenheid. Hy richtte het derhalven zeer wyslyk in, naar de modellen der waarheid, de Mosaische en Christelyke openbaaring. Want zo wel op zyne reize naar Egypte, als t'huis onder de Christenen en Jooden in Arabië, die. uit hoofde van hunnen Godsdienst vluchtig waren geworden , moet hy noodzaaklyk het gezag zyn gewaar geworden , met het welk deeze waare openbaaringen de gemoederen der menschen verbonden hielden. Zonder derhalven eene van beiden te bestryden, verklaarde hy slechts de laatste derzelven als een vervolg op de eerste , en zyn eigene als een vervolg van beiden, die nu de geheele huishouding der goddelyke Voorzienigheid volkomen maaken en besluiten zoude. Dit lokäas had hy zeer wel toegemaakt met al de kruidery, die hy wist dat het by zyne landslieden smaakelykst kon maaken en in hemzelven meest heerschende schynt geweest te zyn, naamelyk toegevendheid jegens hunne lusten en roofgierigheid in deeze waereld, en een geheel zinnelyk paradys in de toekomende. Zyn eerste stap was de onweetende Arabieren te overreeden, dat de Koran een uittreksel was van het groote boek, in 't welk by de schepping der waereld, alle de goddelyke raadsbesluiten opgeschreven , en ten gelyken tyde in eenen der beneden - hemelen waren nedergelegd geworden. Deswegen zegt hy hen, in zyn hoofdstuk Al V 5 Kadr,  290 AANMERKINGEN OVER DEN GODSDIENST, Kadr, uit den naam des Almagtigen : ,, Waarlyk, wy hebben den Koran in den nacht van Al Kadr nedergezonden; en wat is het dat u kan doen begrypen, hoe heerlyk de nacht van Al Kadr zy ? De nacht Al Kadr is beter dan duizend maanen; in denzelven daalen de engelen en ook den geest Gabriël , op verlof van hunnen Heer, met zyneraadsbesluiten alle zaaken betreffende, neder. Het is vrede tot aan het bezoek des morgens." Op deeze plaats rust het voornaamste bewys, dat de Koran van Goddelyken oirsprong, en het schoonste en volmaakste werk der scheppinge is ; en daaruit komt de diepe eerbied voort, die zich byna tot aanbidding uitstrekt, welken de Mahomedaanen aan denzelven bewyzen. Zy gelooven dat een kapittel of vers uit denzelven, hen van alle krankheden kan geneezen, hen voor alle toevallen en uiterlyke rampen kan behoeden; hun leven verlangen en gelukkig kan maaken. Eene geheele afwassching word 'er vereischt, eer zy dit geheiligde boek aanraaken; een enkele oogslag, door een' ongeloovigen op hetzelve geworpen, verontreinigt het, en wanneer zy 'er in leezen , dan moeten zy het voor het midden van hun ligchaam houden, opdat het aan 't gebied der onreinheid niet te naby kome. De Turken zyn zeer verlegen in het bepaalen van deezen nacht, en wanneer dezelve invalt. Zy denken dat het in Ramadan moet zyn, en veele dweepers hebben op dien tyd verrukkingen, in welken zy met de englen-geesten gesprek houden. Welk een doorslepen en bekwaam bedrieger Mahomed ook ware, hy ondernam echter nooit het doen vaa wonderwerken, dat groote kenteken eener Goddelyke waarheid, voor te wenden; het voornaamste steunsel der echte openbaaringen , welken hy zocht natebootsen. Veelen drongen hem om wonderen te doen; veelen vorderden tekenen van hem; en hy schynt in eene menigte plaatsen van den Koran, zich veel meer bezig te houden, om het verwyt van esn bedrieger te zyn van zich aftewenden, 't welk  REGEERINGSVORM EN de ZEDEN DER TURKEN, 291 welk hy zich op den hals had gehaald, doordien hy zynas zending niet niet tekenen bevestigde, dan zyne leeringen te staaven. Zyn eigen en zyne andere bloedverwanten schynen om die reden zyn bedrog te verwerpen. En het is uit den tekst klaar, dat hy dikwyls zyne eigen vrouwen oproerig heeft gevonden. Het is waarschynlyk dat zy insgelyks wonderwerken verwachtende waren; want hy zegt ons , dat maar vier van haar goed en gehoorzaam waren. Wanneer hy, wegens dit bewys zyner zendinge, in verlegenheid is, dan schuift hy het ontbreken daarvan op den wil van God. „ Zy (de ongeloovigen) zegt hy, hebben by God eenen plegtigen eed gezwooren , dat , wanneer hen een teken zou wedervaaren, zy zekerlyk daaraan gelooven zouden. Tekenen zyn alleen in de magt van God, en hy laat u niet begrypen, dat, wanneer zy geschiedden, zy (de ongeloovigen) niet geloovig zouden worden. En wy willen hunne harten en hun gezicht van de waarheid afwenden, dewyl zy niet eerst daaraan geloofd hebben; en wy willen ze in hunne dwaaling gaan laaten Hy beveelt hen dan blindeling aan den Koran te gelooven. By eene andere gelegenheid bedient hy zich van de volgende kunstgreep. „ De ongeloovigen zeggen, wanneer wy ten behoeve van hem (Mahomed) geen teken van den hemel zien zenden: dan willen wy niet gelooven. Dit is des Heeren antwoord: Gy zyt gesteld om een prediker te zyn , en niet een wonderwerker. En aan een ieder volk is een opperhoofd gegeven geworden. God weet wat iedere vrouw in haar ligchaam draagt, en, wat het ligchaam nog aan zyn' behoorlyken tyd of getal tot baaren ontbreekt, of denzelven overschryd." Het besluit van deeze paragraaph is vreemd : hy maakt eene schielyke wending op de zwangerheid, waardoor het begin , dat de wonderwerken betreft, geheel uit het oog verlooren word, . uit deeze bygebragte plaatsen kunnen wy begrypen ; welk  292 AANMERKINGEN OVER DEN GODSDIENST, welk eene overtuiging zyne uiterlyke merktekens eener Goddelyke zending met zich bragten ; en wat de inwendige betreft, aan dezelven ontbreekt zo veel om ingang te verwerven , dat de meesten van zyne leeringen en voorschrif-, ten, die zo duidelyk zyne eigene zyn, zeer gewoone en de minste opmerking niet waardig zyn De voorschriften en bevelen , die hy uit de Mosaische openbaaring genomen had, en die zeer veele zyn, of die uit de Christelyke, kunnen eenige achting verwekken; schoon die uit de laatste, wegens het onreine kanaal, door 'r welk zy gegaan zyn, zelf bedorven zyn geworden. Want als hy de pligten van menschenliefde en het vergeeven van beledigingen predikt , dan is het niet de algemeene, weldaadige, uitgebreide grondregel, die in het Euangelium zonder onderscheid jegens alle menschen bevolen word; hy bepaalt deeze deugden binnen de enge grenzen zyner eigen sekte; want zy durven nooit met ongeloovigen omgang of gemeenschap hebben; en verre van daar, dat zy verbonden zouden zyn hen eenige vergiffenis te bewyzen, is hen bevolen, zodanigen te beledigen en te onderdrukken; en God weet het, uit hun gedrag blykt niet dan te zichtbaar, hoe naauwkeurig zy dit gebod opvolgen. Het is inderdaad een belagchlyk gedeelte van den Koran, waarin hy de Goddelyke openbaaring zo diep laat zinken, dat zy zelfs de geringe bezigheden, de huishoudelyke belangen, en den liefdehandel van Mahomed regelt. Dit moet ons een tamelyk juist denkbeeld van den propheet en zyn volk, en tevens van de twyfelaaren geven, die zulk een gunstig gevoelen ten aanzien van dit boek aan den dag gelegd hebben. Tot een staaltje hoore men slechts de vreeslyke bevelen , die de oproerige vrouwen van den propheet, door den Almagtigen gegeven worden; en wel by zulk eene gewigtige gelegenheid als de woeste eischen om fraaije klederen, die zy deeden. Om aan zulk eene vordering te voldoen , was inderdaad eene zwaarigheid , waar tegen geen mensch was opgegroeid ! ô  REGERINGSFORM EN DE ZIDEN DER TURKEN. 293 " ô Propheet! zegt uwe vrouwen: Wanneer gy het " tegenwoordige leven en de pracht van hetzelve zoekt, " komt, ik zal u eene goede verzorging doen erlangen, " en u met eere van my laaten gaan. Doch. indien gy " Godd en zynen apostel in het toekomende leven waarlyk " zoekt, dan heeft God voor u. die recht doen , eene groo" te beloning bereid. ô Vrouwen des Propheets, wie van " ulieden, die eene openbaare godloosheid zal begaan, " die zal dubbel gestraft worden. En dat is ligt by God. " Maar diegeenen van u welken God en zynen apostel " gehoorzaam zyn, en doen zullen wat recht is, die zal " hy eene tweevouwdige belooning geven, en wy heb" ben voor haar eene schoone verzorging in het paradys " gemaakt. ô Vrouwen van den propheet! gy zyt niet " als andere vrouwen. Wanneer gy God vreest, zyt dan » niet te bevallig in uwe redenen, opdat hy, in wiens " harte eene ziekte van onweêrhouding heerscht, u niet » begeere. Zit stil in uwe huizen, en vertoont u » niet met de pronkery van de voorige tyden der onwee" tendheid. Neemt den aangeweezen tyd des gebeds in " acht, geeft aalmoessen, en gehoorzaamt God en zynen " apostel. Want God verlangt van u niet dan den grou" wel der ydelheid weg te doen. Twistzugtige en oproerige vrouwen waren de kleinste straf, die een man van zulk eenen onverzaadelyken wel lust, als die van den propheet, verdiende. In plaatse van vier, die hy zynen navolgeren vergunt, (een getal waarlyk groot genoeg om de rust en het geluk van ieder mensch te stooren,) doet hy de Godheid nog eens neder daalen, om hem een onbepaald verlof te geven, en dus zyne geheele liefdehandeling in order te brengen. " ô Propheet, wy hebben u uwe vrouwen toegestaan, ' die gy uwe morgengaave gegeven had; en ook de slaa" vinnen, die uwe rechtehand bezit, van den buit, die " gy God geschonken hebt, en de dochter van uwen " oom en de dochter uwer moeie, beiden van uws vaders zyde, en van uwer moeder zyde, die met u van Mec-  294 AANMERKINGEN OVER DEN GODSDIENST, „ Mecca gevlooden zyn; en een ieders anderens geloovigen vrouw, wanneer zy zichzelve aan den Propheet „ overgeeft. Dit is een byzonder voorrecht, het welk u boven de overige rechtgeloovigen gegeven is. Wy „ weeten wat wy u, ten aanzien uwer vrouwen en slaavinnen, die uwe rechtehand bezit, bevolen hebben; ,, opdat het niet voor een misdryf by u gehouden worde \ „ u van het voorrecht te bedienen het welk u gegeven is. „ Want God is genadig en bermhartig. Gy kunt van „ uwe vrouwen die geene verwerpen welke gy wilt, wanneer de beurt aan haar komt, dat zy tot uw bedde geroepen word; en gy kunt die geenen nemen, welke u „ behaagt, en die welke gy begeert van de geenen, die „ gy te vooren verworpen had, en het zal geen misdryf „ in u zyn. Daardoor zal het ligter vallen, dat allen „ volkomen te vreden zyn, zich over dien handel niet „ bezwaaren, maar het zich laaten welgevallen, wat gy „ ieder van haar geven wilt. ô Waare geloovigen ! gaat „ niet in het huis van den propheet, zonder aftewachten „ wanneer het hem gelegen komt, behalven wanneer het „ u geoorlofd is, met hem te eeten En wanneer gy de „ vrouwen van den propheet om iets vraagt, het geen gy „ van haar te weeten noodig hebt, zo vraagt haar dit „ terwyl zy met een voorhangsel bedekt zyn; dat zal uw „ en haar hart zuiver houden. Ook voegt het u niet, „ den gezant van God eenig verdriet aan te doen, of zyne vrouwen na hem te trouwen; want dit zoude een „ grouwel in de oogen van God zyn." Het paradys van Mahomed, 't welk van kostelyke wateren overvloeid, met de Welriekendstie boomen en heesters beplant is, en meer dan dit alles, het grooter genot van zwartoogige nymphen, zoude my verder voeren dan ik had voorgenomen. De weinige plaatsen, die ik hier bygebragt heb, enkel om den lezer de moeite te spaaren, die zelf in den koran optezoeken, zyn reeds genoegzaam, om ons te overtuigen welke kentekens van heiligheid en eener Goddelyke open-  REGEERINGSVORM EN DE zeden DER turken 295 openbaaring wy van denzelven kunnen verwachten. Bovendien kunnen zy ons overtuigen, welke armhartige begrippen de propheet en zyne onweetende navolgers van de Goddelyke volmaaktheden moeten gehad hebben, en welk eene grove tegenstrydigheid, plaatsen die aan de bygebragte gelyk zyn, met de prachtige en verhevene beschryvingen moeten maaken , die 'er op eene godlooze wyze . zyn ingemengd. Ik zal Mahomed in zyne onbeschaamdheid niet verder volgen, maar met den Propheet Habakuk zeggen: „ Dat hy het leeze, die voorby gaat." desniettegenstaande moet ik nog aanmerken, dat eenige van zyne instellingen, schoon zy niet op het naauwkeurigste billyk zyn, echter tot een krachtig middel dienen om het Despotismus en de onderdrukking des volks 'te verhinderen; daar onder behooren voornaamlyk diegeenen welken van het byzonder eigendom, van weduwen, weezen, erfnissen, legaaten, en misdryven enz. handelen. Een besluit, uit al het bygebragte afgeleid, houde ik voor zo klaar , dat ieder verstandig en onpartydig man, zyn goedkeuring 'er aan moet geeven; en dit bestaat hierin: dat naamelyk de Koran een niet samenhangend, tegenstrydig mengsel van uitspraaken is, die van de naar Arabie gevlugte Jooden en Christenen, de Monotheleten, Nestoriaanen en Eutychiaanen opgeraapt, door den propheet op eene zeldzaame wyze te samengevoegd , en aan het onweetend volk opgedrongen geworden is; die zekerlyk groote barbaaren moesten zyn , indien zy dit voor het woord van God zouden aanneemen. Wy hebben veele goede overzettingen van dit uitspoorig boek , die naar echte en oorsprongkelyke uitgaaven gemaakt zyn. De Kardinaal Ximenes heeft onder de Mooren van Granada voortreflyke uitgaaven gevonden; en naauwkeurige afschriften kan men altyd in Turkye bekomen, hoewel niet dan voor een' hoogen prys. Het is inderdaad byna onmooglyk daarin bedroogen te worden. Want de Mahomedaanen houden het voor de grootste godloosheid , een eenig punt, of een eenige jota van dit hun hei-  205 AANMERKINGEN OVER DEN GODSDIENST, heilig boek te veranderen. En de meeste geleerden onder hen, houden het, gelyk de Jooden in Palestina, niet blootelyk voor een' pligt maar voor eene byzondere verdienste by God en den propheet, wanneer zy ieder Woord en ieder tittel van den Koran hun geheugen zo ingeprent hebben , dat zy het by iedere gelegenheid op staanden voet kunnen opzeggen. De Fransche overzetting van du Ryer kan mooglyk in enkele plaatsen valsch zyn; doch de hoofdleeringen in t algemeen zyn echter juist en naauwkeurig genoeg. De Latynsche van Maxaccius is zeer net, en de Engelsche van Sale is zonder twyfe! in alle opzichten van eene erkende naauwkeurigheid. Ik sprak eens over deeze zaak met een' geleerden Effendi, die 'er voor bekend was dat hy den Koran van buiten kende. Hem werd een kapittel van Sale's overzetting in de gemeene Turksche dialekt vertolkt. De oude Turk volgde, op eene wyze van verrukte verwondering , den overzetter, en herhaalde vers voor vers in de Arabische grondtaale. Hy stond geheel verbaasd, en vraagde met eenige beweeging, hoe het mooglyk ware , dat wy zulk eene volmaakte overzetting hadden, die den zin zo naauwkeurig uitdrukte; hy voegde 'er by» de vertaaler moet zeer ver in het Arabiesch gekomen', en een recht groot man zyn. Ik kan deeze paragraaph niet besluiten, zonder aantemerken, dat men, uit het gene ik wegens den oefenenden Gods- ' dienst der Mohomedaanen gezegd heb, moet besluiten, dat zy alle te samen en zonder uitzondering van alle deugd en alle menschlykheid jegens vreemden beroofd zyn. Ik heb dit reeds in myne algemeene afschetsing der Turken, zo verre het met de waarheid bestaanbaar is, by voorraad aangemerkt. Ik moet het evenwel nog eens herhaalen, dat hoe slecht zy zyn, zy echter nog het beste volk in hun Ryk uitmaaken. Dat een valsche Godsdienst het goede beginsel der natuur vernielt, en dat de Turken buiten allen twyfel door den  REEGEERINGSVORM EN DE ZEDEN DER TURKEN. 297 den hunnen bedorven zyn, is inderdaad niet dan te zvaar. Doch hoe veele onkundige, ongerymde sekten zyn 'er niet onder de Christenen, die, dewyl zy gezamentlyk van de eerste inrichting en de zuivere geboden des Christendoms afwyken, niets weeten van deszelfs volmaakte eenvoudigheid en welwillendheid, en even zo weinig gezellige deugd en algemeene menschenliefde betoonen aan diegeenen. welke van hunne gevoelens verschillen, als de onweetendste en driftigste Turk? {Het vervolg by de eerste gelegenheid.) GESPREK TUSSCKEN DEN KARDINAAL XIMENES , EN DEN KARDINAAL WOLSEY. Vertaald uit the Dialogues of the Dead, by Lord Lyttleton. WOLSEY. Gy schynt op my neder te zien, als of gy u verbeeldde dat ik uws gelyke niet was. Hebt gy vergeeten dat ik de gunsteling en de eerste staatsdienaar van een' groot' Koning van Engeland ben geweest? Dat ik in myn leven te gelyk Lord Hoog-Kanselier, Bisschop van Durham, Bisschop van Winchester, Aartsbisschop van York, en Kardinaal-Legaat was? Welk een onderzaat werd ooit met zo veele waardigheden, zulke eerampten en zulk een gezag beschonken? XIMENES, Ten einde my te bewyzen dat gy myns gelyken zyt, verhaalt gy my wat gy had, en niet wat gy deed. Maar het is niet het bezitten van groote bedieningen; het is het verrichten van groote zaaken. dat een uitmuntend staatsdienaar maakt. Ik weet dat gy , geduurende eenige jaaren, het hart van Koning Henrik den agtsten bestierde met een volstrekt VI. Afd. XIII. DEEL. X ge-  208 GESPREK tusschen DEN KARDINAAL XIMENES , gezag, en, by gevolg, ook zyn geheele Ryk Laat my dan hooren, waarin de daaden van uwe regeering bestaan hebben. wolsen Myne daaden waren de handelingen van een' allerbekwaamsten hoveling en geslepen staatkundige. Ik bestierde een gemoed, dat van natuure zo moeijelyk te regeeren Was als 'er mogelyk ooit een- in wezen geweest is, met zo veel snedigheid, dat alle deszelfs driften, volkomen dienstbaar gemaakt werden aan myne zinnelykheden. In buitenlandsche zaaken, beschikte ik over de vriendschap van myn' meester, of wende zyne wapenen naar zulk een' kant als myne byzondere belangen my ingaven. Het was niet eigenlyk met hem maar met my, dat 'er door den Keizer of door Vrankryk traktaaten geslooten werden; en nooit kwam 'er een tot stand , ten zy het eenig artykel in myn voordeel behelsde , beha!ven heimelyke verzekeringen van myn eerzucht of misnoegen behulpsaam te zullen zyn, welken de eigenlyke springveêren der onderhandelingen waren. Binnen 't Ryk vernederde ik den hoogmoed der Engelsche edellieden, en deed hen zich buigen voor den zoon eens vleeschhouwers van Ipswich. En dewyl myn gezag koningklyk was, kwam myn staat en heerlyke vertooning daarmede overeen: myne gebouwen, myne meubelen, myne huishouding, myn gevolg, myne milddaadigheden , myne liefdegaaven , gingen allen den rang van eenig' onderdaan te boven. ximenes Uit al hetgeen» gy gezegd hebt blykt ten klaarsten dat gy groote voordeelen verwierft voor uzelven. geduurende den loop van uw staatsdienaarschap , te groot inderdaad voor .een' goed' mensch om ze te, begeeren . of voor een wyz' mensch om ze te aanvaarden. Maar wat deed gy voor  EN DEN KARDINAAL WOLSEY; 299 voor uw' Vorst, voor den Staat? Gy antwoord my niet. Wat ik deed, is alom bekend (*). Ik was niet vergenoegd met de trotschheid des Spaanschen adels te noodzaaken om voor myn gezag te zwigten, maar verloste het volk van zyne onderdrukkingen. In u eerbiedigden de edellieden het gezag van den Koning; ik deed hen eerbied toedraagen aan de majesteit der wetten. Ik onthefte insgelyks de gemeenten van Castilie van een' allerdrukkendsten last, door verandering te maaken in de wyze van het ontfangen haarer belastingen. Na het overlyden van Isabella, bewaarde ik de rust van Arragon en Castilie , door het Regentschap van het laatste voor Ferdinand te verwerven, schoon hy, geduurende het leven van de Koningin, myn vriend niet was geweest. En wanneer ik myzelven tot het Regentschap had verheven, na het afsterven van dien Prins, door de achting en genegenheid der Castiliaanen , ging ik met moed, standvastigheid en voorzichtigheid te werk; ik handelde met de volmaaktste belangloosheid omtrent myzelven, en met den oprechtsten yver, voor het belang van 't algemeen. . Ik onderdrukte alle de partyschappen, die de rust van het Koningryk dreigden te stooren, staande de minderjaarigheid en het afweezen van den jongen Koning; en weêrhield het ongenoegen des volks van Castilie, (te billyk ontstooken tegen de Vlaamsche staatsdienaaren, die hunnen Vorst regeerden , en hun land uitplonderden) opdat het niet in een openlyk oproer uitborstte, gelyk zo ongelukkig het geval was, na mynen dood. Deeze waren myne staatkundige bedryven; maar om de vermaardheid van myn bestier te voltooijen, voegde ik den palm der oorlogsglorie daarby. Volgens myn eigen ontwerp, en aan het hoofd eens legers bevel voerende, ontrukte ik de vesting Oran aan de Mooren en voegde dezelve by de Spaansche bezittingen. WOL (*) Zie Marsolier, Vie de Ximesne. X 2  300 GESPREK TUSSCHEN DEN KARDINAAL XIMENES, wolsey Myn ziel was zo verheven en edelaartig als de uwe; myn verstand niet minder groot en zekerlyk meer beschaafd. Maar het onderscheid van ons gedrag sproot uit het verschil van onze oogmerken. Het uwe bestond in uwe achting te doen ryzen, en uw gezag te vestigen in Castilie, door dat Koningryk zo gelukkig, zo bloeijende en zo groot te maaken, als in uw vermogen was. Het myne was de. drievouwdige kroon op myn hoofd te verkrygen, door medehulpe van myn' Vorst, en van de uitheemsche Mogendheden. Elk van ons, nam de beste middelen ter hand tot vervulling van zyne begeerte. XIMENES. Kunt gy zulk een beweegreden van uw gedrag, zonder te bloozen, openbaar maaken ? Gy zult echter u beschaamd toonen, om het missen van uw oogmerk, en dat gy u bedrogen vond door alle de Mogendheden met welken gy handelde, nadat gy uw meester ontëerd had, door hem uw eigenbaatige staatzucht te doen bevorderen. Ik volvoerde myn oogmerk met glorie voor myn' Vorst, en met voordeel voor myn vaderland. Behalven dit onderscheid was 'er een nog veel grooter in de wyze op welke wy ons gezag verkregen. Wy beiden waren het aan de gunst van Vorsten verschuldigd; maar ik won die van Isabella door het goede gevoelen dat zy had van myn Godvrucht en eerlykheid : Gy werd die van Henrik magtig door gedienstige involging, en eene levensmanier, die, beiden, uw karakter en order, tot verwyt diende. wolsey Ik beken dat ik de gestrengheid van een' monnik niet met my ten hove bragt, gelyk gy deed, Ximenes: neen, indien ik zulks gedaan had, zou ik aldaar nooit eenigen invloed verkregen hebben. Isabella en Henrik waren verschillende karakters, en hunne gunst moest op verschil len-  EN DEN KARDINAAL WOLSEY. 301 lende wyzen gezocht worden. Door myzelven aangenaam by myn' Vorst te maaken,, regeerde ik zyne hartstogten zodanig, dat, geduurende myn leven, zy die verschriklyke uitwerkselen niet voortbragten , die terstond na myn sterven te voorschyn kwamen. Hy was aan een fier ros gelyk, dat, door een' bekwaam' ryder bestierd, slechts snuift en op het gebit knabbelt; maar , bezeten zynde door iemand , die op zyne beteugeling niet gevat is , breekt het den toom die het weêrhoud, vliegt over alle staketsel heen , en werpt zynen onkundigen beryder op den grond. XIMENES. Indien Henrik de agtste Koning van Castilie was geweest , ik zou my niet door hem uit myn klooster hebben laaten trekken. Een man van deugd en van moed zal nooit begeeren aan een hof te komen, waar hy niet kan ryzen zonder zich te verlaagen. WOLSEY. De onaandoenlykheid van uw hart had u byna bedorven in het uitvoeren van sommigen uwer maatregels: en de bygeloovigheid, die gy door uw lang kloosterverblyf u had eigen gemaakt, en nog behield toen gy staatsdienaar waart, bragt Castilie op het punt om van Granada, deszelfs nieuwverkregen gebied , beroofd te worden, door den opstand der Mooren in die stad, welken gy zeer ontydig dwongt, dat zy van Godsdienst zouden veranderen. breng u te binnen hoe toornig Koning Ferdinand uit die oorzaake op u was: en zekerlyk hy had reden! XIMENES. Ik beken het. —— Myn Godsdienstige yver was te vuurig en te streng. WOLSEY. Het onrechtvaardig en onmenschlyk gerechtshof der InX 3 qui-  302 GESPREK TUS5CHEN DEN KARDINAAL XIMENES , quisitie, door u opgerecht om over het geloof uwer bekeerlingen te Granada de wacht te houden, bekeerlingen alleen in naam, is sedert de schande en het bederf van Spanje geweest. Myne ergste inschiklykheden voor Henrik den agtsten waren op verre na zo schadelyk niet voor Engeland, als dit Rechtsgebied, dat gy in uw land vestigde, voor hetzelve geweest is. ximenes. Ik herstelde alleen eene aloude Rechtbank, door eenen onzer Heiligen opgerecht tegen de Albigensen. en bekleedde die met grooter gezag. Het kwaad dat hier uit is voorgekomen, kan niet ontkend worden; maar indien eenig geweld tot handhaaving van den Godsdienst mag geoefend worden, (en de kerk van Rome, weet gy, heeft verklaard dat zulks geschieden mag.) dan kan 'er geen in 't werk gesteld worden, dat beter voldoet aan het oogmerk. WOLSEY Dit is eerder een bewysreden tegen het gevoelen van de kerk, dan voor de Inquisitie. Ik zal 'er alleen op antwoorden, dat ik myzelven voor zeer gelukkig houde, uit hoofde dat myn bewind nooit gebrandmerkt werd met een daad van wreedheid , zelfs van geene wreedheid door den naam van Godsdienst geheiligd. Myne geaartheid was inderdaad veel milder dan de uwe. Jegens de trotschen was ik trotsch; maar jegens myne vrienden en myne minderen, was ik goedwillig, vriendelyk en menschelyk. Indien ik in het groot oogmerk myner staatzucht had geslaagd, indien ik het Pausschap had verkregen, ik zou de kerk met grooter gemaatigdheid, met meer verstand bestierd hebben, dan gy , zo het gebeurd ware. dat gy den zetel van Toledo voor dien van Rome verwisseld had. Myne goedaartigheid , myne staatkunde , myn smaak voor grootheid en pracht, myne liefde voor de fraaije konsten, voor vernuft, en voor geleerdheid, zouden my het vermaak der Italiaanen gemaakt, en my een rang onder de grootste Vorsten gegeven hebben. Waartegen  EN DEN KARDINAAL WOLSEY. 303 gen in u de stuursche dweeper en strenge monnik de overhand over den staatsman en Vorst zouden behouden hebben. „ XIMENES. Wat gy of ik in die gesteldheid zou geweest zyn, is niet blykbaar. Maar indien gy als staatsdienaar met my word vergeleken , zyt gy zekerlyk minder dan ik. De eigen omstandigheid, in welke gy eenige gelykheid met my kunt voorwenden, is de aanmoediging door u gegeven aan de geleerdheid, en uwe grootdaadigheid tot voortzetting van dezelve, die waarlyk uitmuntend was. Uwe Collegiën te Ipswich en te Oxford gesticht, mogen met myne Universiteit te Alcola de Henara naar den prys dingen. Maar in onze edelmoedigheid was een groot verschil: alle myne inkomsten werden besteed aan welgeplaatste mildaadigheid, aan liefdebewyzen, Godsdienstigheid en deugd; waar tegen een groot gedeelte van de uwen verkwist werden aan de behoeften der weelde en ydele vertooningen van praal. Belangende alle andere punten is myne meerderheid boven u ten uitersten blykbaar. Gy waart alleen een gunsteling van uw' Vorst; ik was de vriend en vader van het volk: Gy diende den Koning, of liever uzelven; ik diende den Staat. Het besluit van ons leven diende! insgelyks my veel meer tot eere dan u. Ik stierf in ongunst zo wel als gy: maar myn ongunst kwam my over door eene factie van vreemdelingen, aan wier gezag ik my» als een goed Spanjaard , niet wilde onderwerpen. Een staatsdienaar, die het offer word van zulk eene tegenkanting , ryst hoger door zyn' val. Het is het voortreflykst einde waar hy om wenschen kan. De uwe was niet veredeld door eene openbaare oorzaak, eenige verdienste by de natie. Uw geest zonk derhalven onder dezelve neder; gy droegt uw lot met laagheid. De myne bleef onbezweken, verheven boven myne vyanden, verheven boven de fortuin; en ik stierf, zo als ik had geleefd, met al de zelfde waardigheid en grootheid van ziel. X 4 de  DE OS EN HET PAARD MET ELKANDEREN VRRGELEKEN , TEN AANZIEN VAN HUNNE NUTTIGHEID, Door den Heer Moore. Waar men de os gebruiken kan om te werken, brengt het weezenlyk belang van ons land [Engeland] mede, dat men hem boven het paard verkieze; want het laatste, hoe algemeen in achting, biedt ons niets aan, behalven zynen arbeid; het moet drie of vier jaaren onderhouden worden , eer het bekwaam is om eenig werk te verrigten; en wanneer het sterft, mag men alle waardy voor verlooren houden, brengende het overschot alsdan nauwlyks Vyf schellingen op voor de jagthonden. Laat ons derhalven eene vergelyking maaken tusschen deeze twee dieren , ten opzigte van hun gebruik. Het paard is vlug, fier en ongeduldig; een schepsel door de natuur geschikt tot het vervoeren van zwaare lasten, en zeer bekwaam tot pragt en tot den oorlog. De os is langzaam, zeker en bestendig; tot den arbeid gewend, zal hy langer voortwerken dan het paard; en dus kan eene zwaare laading byna zo schielyk met ossen als met paarden vervoerd worden , wanneer de weg lang is. Onze voorouders spanden ossen voor hun voertuig, en voor den ploeg, toen de wegen zeer slegt waren : waarom kunnen wy het zelfde niet doen, nu onze wegen zeer goed zyn? Dertig jaaren geleeden, werd alle kaas , die uit de westlyke kwartieren te Maudlin-hill, Wey-hill en op anre plaatsen te markt kwam, met ossen vervoerd; thans brengt men al' deze kaas met paarden over. In het Kerspel van Tunbridge waren eertyds honderden-vyftig werkpaarden, en duizend ossen; daar 'er tegenwoordig zes-honderd paarden en twee-honderd-en-vijftig ossen zyn. De ossen werden slegts twee jaaren tot den arbeid gebruikt; dus hadden de inwooners toen jaarlyks een  de OS EN HET" paard vergeleeken 305 een voorraad van vyf-honderd slagt-ossen, daar zy thans slegts honderd-vyf-en-twintig hebben (*). Wat dier zal, onbeslagen, den langsten weg afleggen ? een os of een paard? Zekerlyk een os. Waarom zou hy het dan, beslagen , ook niet winnen ? Een os kan, wanneer hy werkt, van hooi leeven, en wanneer by ledig is , van stroo ; maar een paard heeft , als het werkt, hooi en koorn noodig; en als het niets doet, moet het evenwel hooi en koorn hebben. Daarenboven vereischt een paard zorgvuldige oppassing, en een os niets dan voeder. Zes ossen kunnen een' wagen uit het slyk haalen, nadat 'er agt paarden te vergeefs aan getrokken hebben. Dit is aan het maaksel hunner hoeven toe te schryven ; want de toonen van een os scheiden zig van een by het neerdrukken, en sluiten weder by het opligten der pooten; dus hebben zy geen hinder van de wryving aan de kanten, noch van de drukking der lugt: een paard daarentegen wordt door 't een zo wel als 't ander merklyk belemmerd. De hoef van een os is tweemaal zo sterk als die van een koe, ten bewyze, dat hy tot den arbeid geschapen is; maar men vindt geen onderscheid tusschen die van eene merrie, en van een' hengst. De ossen zyn williger en bekwaamer tot den landbouw dan de paarden. Tot een bewys dat ze nog werken kunnen, hebben veele onzer edellieden de loflyke gewoonte van alle soorten van land met ossen te beploegen, en alles daarmede te barbeiden. Dewyl dus een gering getal deezer nuttige schepselen in staat is, om een klein gedeelte van ons land te beploegen, waarom zou dan eene groote meenigte niet het gansche land kunnen bewer BRIEF (") Drie -honderd -en- zeventig vette ossen, ieder geschat op 15 ponden sterl., kunnen het kerspel van Tunbridge jaarlyks met 5625 pond verryken, behalven dat dus het volk gespysd wordt met inlandsche produkten , 't geen ik als liet voornaamste doel „van [dit berigt aangemerkt wil hebben, X 5  BRIEF VAN DEN HEER JOHN REINHOLD FORSTER , LID VAN HET KONINGLIJK GENOOTSCHAP, AAN WILLIAW WATSON , DOCTER IN DE MEDICYNEN , OVER DE WORTELEN , DIE DOOR DE INDIAANEN. IN DE NABUURSCHAP VAN HUDSONSBAAI GEBRUIKT WORDEN , TOT HET VERWEN VAN DE PENNEN DER STEEKELVARKENS. (Uit het LXII. Deel der Pbilosophiscbe Transactiën ) Myn Heer. Onder de zeldzaamheden, door de Compagnie van Hudsonsbaai aan de Koninglyke Maatschappy geschonken, is eene kleine party Steekelvarkens - pennen , die door de wilde inboorlingen ten deele rood en ten deele geel geverwd zyn , benevens de wortelen van planten , die zy daartoe gebruiken. Ik heb ze, volgens uwe begeerte, naauwkeurig onderzogt, en gevonden, dat ze waarschynlyk van 't zelfde slag zyn, als die, waarvan Professor kalm spreekt (*). De wortel, welke geel verwt, wordt van de Franschen in Canada genoemd Tisavoyanne jaune ; de andere , welke rood verwt, draagt den naam van Tisavoyanne rouge. Professor kalm geeft den laatsten op voor een nieuw gewas , behoorende tot het geslagt van Galium , en komende in de Species plantarum van linnaeus voor, onder den specifiken naam Tinctorium, wegens de verwende eigenschap. Het groeit op boschagtige vogtige plaatsen , in een fynen grond. Kalm merkt aan, dat de wortels van deeze plant, door de Indiaanen gebruikt worden, om eene roode kleur te geeven aan de pennen van 't Americaansch steekelvarken, welke zy in verscheidene plaatsen van hun werk steeken. De lugt, de zon en het water veranderen zel (*) Vol. III. pag. 14. and 160 of the Englisch Transactions.  BERICHT WEGENS VERFWORTELS IN AMERICA. 307 zelden deeze kleur. De Fransche vrouwen in Canada , verwen somtyds haare stoffen rood met deeze wortelen, welke slegts klein zyn, gelyk die van het Galium luteum of geel bedstroo. Linnaeus beschryft deeze plant als hebbende smalle lynswyze bladen, die aan den dam by zessen, en aan de takken by vieren geplaatst zyn: ieder steel heeft gemeenlyk twee bloemen, en de zaaden zyn glad. De wortels, droog zynde, hebben de dikte van een kraaieschacht: aan de buitenzyde zyn ze bruin, en doorgebroken, vertoonen ze van binnen eene heldere purperroode kleur. De tweede plant, of Tisavoyanne jaune, is, volgens Profesfor kalm, de driebladige Helleborus (Helleborus trifolius linn.) en groeit overvloedig op boschagtige en ruig begroeide plaatsen, die niet te vogtig zyn. De bladen en Hengels worden by de Indiaanen gebruikt om verscheidene stukken werks, van bereide vellen gemaakt, geel te verwen. De Franschen leerden van hun het gebruik deezer plant, om aan wol en andere dingen eene geele kleur te geeven. Onder de wortels, die, tot proefjes, van Hudsonsbaai overgezonden zyn, vond ik verscheidene bladen, die ik 'er uitgezogt heb, waardoor my gebleeken "is , dat de plant , buiten twyfel , de driebladige Helleborus moet weezen. In 't vierde Deel der Amoenitates Academica van linnaeus , is een afbeeldsel van deeze plant, welk ik geheel niet naauwkeurig gevonden heb: want de bladen in onze proefjes, en in die welke verzameld zyn door een' heer, die my het gezigt deezer plant gunstiglyk heeft toegedaan , zyn veel spitser dan in de plaat. De steelen hebben bestendig maar ééne bloem. De geverwde steekelvarkens-pennen, met de wortelen, van Hudsonsbaai overgezonden, zyn zeer helder rood en geel. Deeze omstandigheid bragt my op den inval, om te beproeven, of deeze wortels niet met nut in -'t verwen van stoffen te gebruiken zouden zyn. Ik gaf u myn voornee-  308 BERICHT WEGENS EENIGE neemen te kennen, en werd aangemoedigd om zodanige proeven te neemen, als de kleine hoeveelheid der wortelen kon toelaaten. Ik kookte een stukje flanel, in eene ontbinding van gelyke deelen wynsteenzout en aluin. Het natte flanel werd vervolgens in een afkooksel der wortelen van den driebladigen Helleborus gelegd , en omtrent 12 of 15 minuuten gekookt. Toen ik het 'er uit nam, had het eene heldere en vaste geele kleur. Eene witte steekelvarkenspen , in 't zelfde afkooksel gekookt, vertoonde zig, ten naasten by, zo helder geel, als die, welke van Hudsonsbaai worden overgezonden. Deeze proef deed my denken , dat ik de regte manier getroffen had om met deeze wortelen te verwen, en zal, hoop ik, de bestierders der Compagnie van Hudsonsbaai aanspooren, om meer daar van te ontbieden, dewyl het, buiten twyfel, een nuttige tak van den koophandel kan worden. Het flanel, gekookt in wynsteenzout en aluin, als boven gemeld, werd op gelyke wyze gedompeld, en byna even lang als by de voorgaande proef, gekookt in een afkooksel van den wortel van 't Galium Tinctorium, dog kreeg slegts eene doffe en flaauwe roode kleur. Eene steekelvarkens - pen, daarin gekookt, vertoonde zig geel, en geenszins groen. Dit doet my denken, dat de Indiaanen zekerlyk een of ander middel moeten weeten , om 'er die heldere en vaste kleur uit te trekken, 't geen my ontbrak. Mooglyk gebruiken zy den wortel geheel versch, welke omstandigheid hen vermoedlyk doet slaagen. Indien het kon geschieden, dat men de verw van deezen wortel uittrok, en ze naderhand op de wol hegtte, zou zulks zekerlyk , wegens de heldere kleur, een gewigtig voordeel voor onze manufactuuren zyn; en ik twyfel geheel niet aan de waarschynlykheid van een goeden uitslag deezer onderneeminge, dewyl de wollen stoffen, zo wel als de steekelvarkens-pennen, dierlyke zelsftandigheden zyn , en dus gemaklyk kleur vatten. De bestierders der Compagnie van Hudsonsbaai, zullen, hoopen wy, hunnen be-  VERFWORTELS IN AMERICA. 309 * bedienden op de volkplantingen bevel geeven. om 'er zorgvuldig en naauwkeurig op te letten hoe de Indiaanen met deezen wortel te werk gaan. en daarvan een bengt overtezenden nevens grootere partyen van dit gewas, opdat verscheidene Chymisten in staat mogen zyn , om er in 't groot proeven van te nemen dewyl ze in 't klein dikwerf mislukken. de wilden in Noord - America zyn zekerlyk bezitters van verscheidene gewigtige kunsten: indien de Europeaanen er volkomen van onderrigt waren, zouden zy een beter en uitgestrekter gebruik kunnen maaken van veelerhande onbekende gewassen en voortbrengselen, die dat groote land oplevert, zo wel in de geneeskunde als in de verbetering onzer fabrieken, en in het opregten van nieuwe takken van koophandel. Om hier een voorbeeld van te geeven, behoef ik alleen te melden, dat de Spanjaarden te Mexico nog onlangs van de bewooners van California de kunst geleerd hebben om het donkerste en bestendigste zwart te verwen, dat ooit bekend geweest is. Zy noemen de plant die daar toe gebruikt wordt, cascalote 't is een boomgewas hebbende kleine bladen en geele bloemen; de groei is nog langzaamer dan die der eiken; 't is de minst bytende zelfstandigheid van alle, die men tot verwen bezigt, en geeft nogthans het allerdiepste zwart, waarvan, by voorbeeld, een hoed dermaate doortrokken wordt, dat zelfs de versleten flarden daarvan door en door zwart zyn. De bladen der cascalote zyn gelyk aan die van de Husiaoke, eene andere plant die ook om zwart te verwen gebruikt wordt maar van eene mindere deugd is. De breedte van california doet ons hoopen, dat het land naby de missisippi of een van de Florida's deeze Cascalote insgelyks voortbrengt, het verkrygen van welke zeer nuttig zou zyn voor onze fabrieken. Indien de natuurlyke historie dus gebruikt wierd, om de voortbrengsels der nauure tot vervulling onzer behoeften aantewenden , of iets  310 BERICHT WEGENS EENIGE VERFWORTELS, ENZ. iets toetebrengen tot steun en sieraad van 't menschelyk leeven, zou deeze weetenschap vry zyn van de gemeene blaam , als of ze alleen bespiegelend en van geen nut in de samenleeving ware; een vooroordeel , welk te meer veld wint, door de verkeerde en vrugtlooze manier van deezen tak der menschlyke kennisse te beoefenen, zo als ze hedendaagsch meest in zwang gaat ; en ik twyfel niet of dezelve zou dra afgeschaft worden indien magtige handel -compagniën, de vlyt der natuuronderzoekeren wilden aanmoedigen, door hun gelegenheid te verschaffen om de schatkamers der natuure te doorsnuffelen in de verscheidene landen, die onder de Britsche kroon staan, of met derzelver onderdaanen door handel en koopmanschap verbonden zyn. Vergeef my , myn Heer, dat ik u zo lang ophoude met eene zaak, waarvan gy zo wél overtuigd zyt, en waarom gy zo dikwerf gelegenheid hebt om anderen te overtuigen. Ik ben, met de opregtste hoogagting Myn Heer Uw zeer gehoorzaame en onderdaanige Dienaar , JOHN REINHALD FORSTER. AAN-  AANMERKINGEN OVER DE WARMTE. (Uit bet Engelsch.) In zo ver men door warmte verstaat de aandoening of den indruk door een warm ligchaam in ons verwekt , is dezelve alleen te beschouwen met betrekking tot het zintuig van het gevoel. Wy voelen de warmte nooit, ten zy ze grooter is, dan die van ons eigen ligchaam. Het zelfde voorwerp kan den eenen warm , en den anderen koud toeschynen; zelfs hebben deeze strydige aandoeningen by één en den zelfden persoon plaats op verschillende tyden. Dus is het gevoel van warmte eigenlyk eene opzigtlyke aandoening. . Uit een warm bad in eene maatig warme lugt komende, verbeeldt men zig op eene ongemeen koude plaats te zyn; daar, integendeel, iemand, die uit eene geweldig koude lugt in een maatig warm vertrek komt, eenerlei aandoening heeft, als of hy zig in eene stoof bevond. Hieruit blykt, dat het gevoel van warmte geenszins kan strekken om den graad van het vuur te bepaalen, dewyl 'er niets anders door wordt aangeduid dan de evenredigheid of het verschil tusschen het vuur van 't uitwendig voorwerp en dat van het zintuig des gevoels. Eene groote verscheidenheid is 'er in de warmte van verschillende plaatsen en verschillende jaargetyden. De natuurkenners zeggen gemeenlyk, dat de hitte toeneemt, naarmaate men nader aan 't middenpunt der aarde komt; maar deeze regel is niet naauwkeurig. By 't graaven in mynen , bronnen, putten enz. beginnen wy digt onder de oppervlakte des aardbodems eenige koelte gewaar te worden ; wat laager komende voelen wy meer koude; en wanneer wy dit punt bereiken, waarin de warmte der zonnestraalen niet kan doordringen , vinden wy, dat het water bevriest zonder weder te ontdooijen. Deeze proefneeming heeft aanleiding gegeeven tot het uitvinden van yskelders. Maar  312 AANMERKINGEN OVER DE WARMTE. Maar zo wy nog verder, naamlyk tot de diepte van veertig of vyftig voet, voortgaan, beginnen wy warmte te voelen , en vinden , dat het bevroozen water ontdooit; hoe dieper wy vervolgens komen, hoe meer de hitte toeneemt, totdat eindelyk de ademhaaling moeilyk en het ligt uitgebluscht wordt. Sommigen hebben zig om deeze rede, een klomp vuur in 't middenpunt der aarde voorgesteld , beschouwende dien, als eene centraale of middenpunts zon, en als het groote beginsel der teeling, groeijing, voeding en formeering van delfstoffen en plantgewassen. Maar de heer boyle , die zelf op den bodem van eenige mynen geweest is, oordeelt, dat de graad van . hitte, aldaar, of ten minste in sommige derzelven, waargenomen, afhangt van den byzonderen aart der delfstoffen, welke men 'er vindt» Hy staaft dit gevoelen door 't voorbeeld van een vitrioliek mineraal, in verscheidene gewesten van Engeland by groote menigten uit de aarde opgedolven, welke door de enkele besproeijing met gemeen water zodanig verhit wordt, dat het vuur vat. Aan den anderen kant vinden wy in 't beklimmen van hooge bergen, dat de lugt steeds kouder en doordringender wordt. De toppen der Bobeemsche gebergten Pico de Theide genoemd, de Piek van Teneriffe, en verscheidene andere hooge bergen , zelfs in de heetste landen, zyn altoos bedekt en omringd met sneeuw en ys, hebbende de zon nooit kragts genoeg om eene smelting te wege te brengen. Op eenige bergen van Peru, midden in de verzengde lugtstreek, vindt men niets dan ys. De voet deezer gebergten is met planten omzoomd; maar, naby dan top, kan wegens de felle koude niets groeijen. Dit uitwerksel wordt toegeschreeven aan de fynbeid der lugt, wier deeltjes op zulk eene hoogte te ver van elkander afgescheiden zyn , dan dat ze eene genoegzaame hoeveelheid zonnestraalen zouden kunnen terugkaatsen; want de warmte der zonne, door lugtdeeltjes weêrgekaatst, heeft veel meer kragt dan de regtuitgaande straalen. De  AANMERKINGEN OVER DE WARMTE. 313 De verschillende warmte, aan byzondere gewesten en saizoenen eigen , hangt derhalven grootdeels af van 't verschil der hoeken, onder welke de zonnestraalen de oppervlakte der aarde aanraaken. Bergen die met een holle zyde naar de zon gekeerd staan, doen somtyds de werking van een brandspiegel op de vlakte. Holten en verhevenheden in de wolken, brengen menigmaal het zelfde uitwerksel voort, door de buiging of breeking der straalen. Daar zyn ook schryvers, die meenen, dat deeze gedaante der wolken in staat is, de uitwaassemingen in de lugt getrokken, te ontsteeken, en dus donder en bliksem te verwekken. Wat den aart der gronden betreft, men weet, dat een steenige , zandige bodem, of een , die veel kalk bevat , de meeste straalen terug kaatst , en in de lugt dryft, daar integendeel vette en zwarte aarde de meeste straalen verzwelgt, en weinigen terug doet stuiten. Dit is de reden, waarom de laatstgemelde soort langen tyd warm blyft, gelyk men ook hierdoor kan verklaaren 't geen de Iersche boeren in de veenen ondervinden ; wanneer zy naamlyk daarop treeden, voelen zy hunne voeten gloeijen , zonder dat hun aangezigt heet wordt. Daarentegen voelt men op witte zandige gronden nauwlyks eenige hitte aan de voeten, terwyl het aangezigt gloeit door de kragt der weêrkaatsing. Overbekend is het, dat de zon 's winters zo ver niet van ons afstaat als 's zomers. Men wordt dit gewaar, naardien haare schynbaare middenlyn zig in den winter grooter vertoont dan in den zomer. Hieruit volgt, dat de bewooners van het halfrond tegenover het onze gelegen, of liever van het zuidlyk halfrond, al het overige gelyk gesteld zynde, geduurende hunne zomers grootere hittte, en geduurende hunne winters strengere koude moeten hebben dan in de onze: want de zon is 's zomers nader by hen, en schiet haare straalen meer loodlynig; en 's winters is ze verder van hun af, en bestraalt hen schuinscher; daar in onzen zomer, die hunnen wintertyd uitmaakt, de zon haare straaVI. Afd. XIII. Deel. Y len  314 AANMERKINGEN OVER DE WARMTE. len wel meer loodlynig op ons werpt, maar verder afstaat, 't welk eene vermindering van warmte moet te wege brengen, en dus ook in het omgekeerde, 't Is waar dat hier ook eene vergoeding plaats heeft; want staat de zon in den zomer verder van .ons af, wy hebben daartegen meer dagen van de lente- tot de herfst-nagtevening , dan van de herfst- tot de lente - nagtevening. Maar het blykt egter dat de koude , niettegenstaande deeze omstandigheid, over 't algemeen in het ander halfrond sterker is, dan in het onze, dewyl 'er in 't zuidlyk halfrond ys gevonden is, op een kleineren afstand van de evennagtslyn, dan in het noordlyke. De warmte van 's menschen ligchaam klimt in den staat der gezondheid omtrent tot 97 of 98 graaden op Fahrenheit's thermometer; en de gewoonlykste gemaatigdheid der lugt, gaat in de heetste klimaaten en jaargetyden deezen eindpaal der dierlyke warmte zelden te boven, daar ze in tegendeel 216 graaden beneden denzelven kan daalen, naamlyk tot 150 beneden het vriespunt op Fahrenheit's thermometer. Maar buiten deeze uiterste graaden is de mensch in deeze gemaatigde lugtstreeken, over 't algemeen, zonder merklyk ongemak, blootgesteld aan veranderingen van warmte , welke omtrent 60 graaden verschillen, dat is van den 48sten of 50sten boven het vriespunt op Fahrenheit's thermometer tot den 12den of 15den beneden hetzelve; of, volgens de schaal van Reaumur, van den 25sten of 26sten graad boven O of het vriespunt, tot den 6den of 7den daar beneden. De gemaatigdheid of byzondere graad der menschlyke warmte, is evenredig aan deeze verschillende graaden der uitwendige hitte of koude, ten minste tot eene zekere hoogte. Deeze zaak is bevestigd door naauwkeurige waarneemingen van Doctor Derham en verscheidene andere natuurkundigen. De wet der mededeeling van warmte, volgens welke een ligchaam, na verloop van zekeren tyd eenerleie gemaatigdheid krygt, als de stof in wier midden het zig bevindt ,  AANMERKINGEN OVER DE WARMTE. 315 vindt , is by alle natuurbeschouwers bekend. Zo derhalven een ligchaam altoos den zelfden graad van warmte heeft, niettegenstaande de veranderingen, in de gemaatigdheid dier middenstoffe voorvallende; en zo deszelfs gewoone natuurlyke graad van warmte altyd dien der middenstoffe overtreft: moet zulk een ligchaam geduurig eene genoegzaame hoeveelheid van warmte voortbrengen, om het verlies, door de onmiddelyke en aanhoudende aanraaking der koelere stoffe te wege gebragt, te herstellen. Deeze warmte, eigen aan 't ligchaam van een leevend dier, en ten naasten by evenredig aan 't getal der graaden , Welke zy boven de warmte van de omringende stof klimt, wordt te regt dierlyke , natuurlyke , of allerbest leevenswarmte genoemd: want een dood dier, beroofd van alle inwendige oorzaak der warmte, is juist zo warm als de stof waarin het zig bevindt; Indien derhalven de geheele warmte van eenig dier, (by voorbeeld een mensch) 98 graaden is , en die van de lugt 40, is zyne eigene of natuurlyke warmte 58. De koortsige hitte van een mensch bedraagt omtrent 106 of 108 graaden op Fahrenheit's thermometer, volgens den overslag door Dr. Martine gemaakt. De zelfde heeft waargenomen, dat iemand eenigen tyd kan blyven in een bad, omtrent 100 graaden warm; maar dat het water, aangestookt tot 112 of 114 graaden, voor de meeste menschen te warm is, om 'er hunne handen en voeten in te kunnen houden, hoewel de vereelste handen van sommige arbeidslieden, zonder ongemak, eenen nog hoogeren graad kunnen verduuren. 't Zal niet kwaalyk voegen hier aan te merken, dat 'er tot het kunstje van eenige kwakzalvers, die de handen veilig in gesmolten lood steeken, slegts behendigheid vereischt wordt, mits dat het metaal alleen dien graad van hitte hebbe, welke de smelting te wege kan brengen. Deeze graad is niet zeer hoog, en de handen worden 'er niet door gebrand, zo men maar zorgt dat ze 'er zeer korY 2 ten  3l6 AANMERKINGEN OVER DE WARMTE. ten tyd in blyven ; (eene voorwaarde, die dergelyke kunstenaars altoos in 't oog houden;) want men kan brandend heete ligcbaamen zonder gevaar aanraaken , zo men maar oogenbliklyk de hand weder wegtrekt. De suiker-. bakkers steeken dus hunne vingers in kookende suiker, en de koks in vry dikke saussen , welke insgelyks kooken. Drie dieren, een musch, een hond en een kat, door boerhaave in eene warme lugt van 146 graaden geplaatst stierven binnen weinige minuuten. De thermometer, eenige oogenblikken na den dood in de keel van den hond gestoken, wees 110 graden warmte. Maar 't is noodig aan te merken, dat die deelen van een dier, waarin de beweeging der vogten gestremd of merklyk verminderd is, gelyk in zekere soorten van verlamming, na het binden van een slagader; dat zulke deelen, zeg ik, koud zyn, en nauwlyks eenige vreemde warmte, van buiten aangebragt, behouden. De dierlyke warmte kan dus van haaren natuurlyken staat afwyken door vermeerdering of vermindering. " De beroemde Boerhaave merkte de koortsige hitte aan, als zeer bekwaam om de wei van het bloed te stremmen. Hy meende dat dit uitwerksel bewerkt kon worden door een graad van hitte, weinig boven de 100 graaden. Zyn gevoelen heeft de Doctoren Arbuthnot en Stahl doen beweeren, dat de natuurlyke hitte van 's menschen bloed den graad der stremminge naby kwam. Maar deeze stellingen zyn breedvoerig wederlegd, door de proeven van Docter Martine. welke gevonden heeft, dat 'er om de wei van het bloed of het wit van een ei te stremmen, eene veel grootere hitte vereischt wordt, dan een leevend dier verdraagen kan, naardien deeze vogten vloeibaar blyven tot den 156-sten graad of daaromtrent. De warmte is niet in alle warme dieren en op alle tyden even groot. Zy verschilt naar de verscheidene soorten, en naar de omstandigheden van ieder individu. De oppervlakte des" ligchaams wordt merklyk aangedaan door de  AANMERKINGEN OVER DE WARMTE. 317 de warmte of koude van 't geen haar omringt, en gevolglyk door alle verscheidenheden van jaargetyden en lugtstreeken, ten zy derzelver invloed belet wordt. Wn neer men deeze voorzorg in agt neemt, is de in- en uitwendige hitte omtrent gelyk, schoon 'er altoos eenig onderscheid is in verschillende dieren. De menschen maaken byna de laagste klasse onder de warme dieren uit. De gemeene viervoetige dieren, als honden, katten , schaapen , ossen , zwynen, doen den thermometer, door de warmte van hunnen huid, vier of zes graaden hooger ryzen dan wy, naamlyk tot 100, 101, 102, sommige ook tot 103 graaden, of daarboven. EENIGE BYZONDERHEDEN WEGENS DE SCHILDERKUNST , IN SCHOTLAND. Men schynt onder de regeering van Jacob den vyfden, smaak in de schilderkunst gehad te hebben. Daar is een goeden styl in de portretten van dien Vorst. Hy liet zynen natuurlyken zoon, nog een kind zynde, leevensgroot afmaalen. De origineele schildery werd in 't jaar 1586 vernietigd, te gelyk met het huis, behoorende aan de familie van Errol; maar daar is nog eene goede kopy van overgebleeven, zynde naar men meent, het werk van een Franschen scbilder. Toen Lord Seton zig als Ambassadeur naar de Spaansche Nederlanden begaf, geduurende de regeering van Maria van Guise, kreeg hy kennis aan den beroemden heer Antonius Moor van Utrecht , welke zo veel behaagen vond in den goeden smaak van deezen edelman, dat hy verzogt hem op zyne terugreize naar Schotland te mogen vergezellen. Terwyl hy daar vertoefde , schilderde hy voor Lord Seton een familiestuk op paneel; de uitvoering Y 3 was  318 EENIGE byzonderheden was zo meesterlyk, dat Karel de eerste, in 't jaar 1633 in Schotland zynde, en aan 't huis van Seton komende, geduurende den maaltyd, zyne oogen bestendig op dit stuk gevestigd hield. De Graaf Winton, dit merkende, bood het den Koning tot een geschenk aan ; maar zyne Majesteit wees het grootmoedig van de hand, zeggende dat hy de familie nooit van zulk een onwaardeerbaar juweel wilde berooven. Daar zyn verscheidene origineele portretten van de ongelukkige Maria, Koningin van Schotland; maar 't algemeene gevoelen is, dat deeze stukken in Frankryk geschilderd zyn, toen zy aldaar haar verblyf hield. Men zegt, dat 'er portretten van Jacob den zesden zyn, geschilderd voor dat hy zig naar Engeland begaf; dog wy mogen Jamieson aanmerken als den eersten grooten geest, die in dat Koningryk verscheen.- Hy was uit Aberdeen geboortig, reisde buitenslands, en werd in de school van Rubbens onderweezen : hy was een medeleerling van van Dyk, en keerde in 't jaar 1628 weder naar Schotland, waar hy in 't jaar 1640 overleed. In "t jaar 1633, wanneer Karel de eerste een Parlement te Edinburg hield, was de Magistraat van Edinburg begeerig den Koning over zyn smaak in de schilderkunst een kompliment te maaken. Het was in dien tyd het gebruik , dat de Koning, te gelyk met die Edellieden en verdere leden , van het paleis naar het Parlementshuis reed. Zy verzogten derhalven Jamieson , hun het gebruik van zo veele portretten, door hem geschilderd, toe te staan, als byeen verzameld konden worden. Deeze stukken werden opgehangen aan iedere zyde van de netherhou-poort, door welke de trein moest passeeren. Deze vertooning trok 's Konings aandagt dermaate, dat hy zyn paard lang stil hield, en zig over de goede uitvoering verwonderd toonde, merkende tevens aan,' dat sommige portretten uitneemend wel getroffen waren. Dit was een gelukkig geval voor Jamieson , want de ko-  VAN DE SCHILDERKUNST. 319 Koning liet zig, terwyl hy te Edinburg was, in volle lengte door hem schilderen ; en gehoord hebbende dat Jamieson, wegens ongemak aan zyn hoofd, gewoon was, met den hoed op, te werken, beval zyne Majesteit hem zeer beleefdlyk zig te dekken, tot welk voorregt Jamieson zig sedert dien tyd geregtigd oordeelde, in wat gezelschap hy ook kwam. Jamieson's koloriet is verwonderlyk schoon; zyn styl is zagt en aangenaam, maar de sterkte van van Dyk ontbreekt 'er aan. Hy had weinig leerlingen, of liever slegts éénen, naamlyk Alexander , welke den Heer George M. Kenzie , toen Advokaat des Konings, in de volle lengte van zyn gewaad, afschilderde. Ten tyde van Karel den tweeden, was de beroemdste schilder in Schotland, de oude Scougal, die den heer Peter Lely in zyne behandeling nabootste. Hy bragt zynen zoon George, bekend onder den naam van den jongen Scougal, in de schilderkunst op; dog deeze kwam op lang na zo verre niet als zyn vader. Daar was toen in Schotland een vreemdeling, Corrudes geheeten, die verscheidene stukken in een goeden styl schilderde. En toen het paleis van Holyroodhouse volbouwd was, ontbood Jacob , Hertog van York, naderhand Jacob de tweede, den Nederlandschen schilder de Wit naar Schotland, om de gallery van dit gebouw te versieren een zeer groot werk; want 'er zyn niet minder dan honderd entwintig portretten in, waaronder negentien in volle lengte. Deeze schilder bezat eene vrugtbaare verbeeldingskragt, en was ongemeen vaardig in de behandeling van het penseel. De weezens der oude Koningen zyn denkbeeldige ontwerpen; die der laateren zyn kopyen van origineelen, of uit de trekken der historieschryveren opgemaakt. Indien deeze schilderyen behoorlyk onderhouden waren , zouden ze eene plaats in een koninglyk paleis verdienen ; maar ze zyn verwaarloosd , en zullen wel haast onkenlyk weezen. Hy schilderde de zolder- en schoorsteenstukken in verscheidene vertrekken van 't geY 4 mel-  320 EENIGE BYZONDERHeden melde paleis. Ook zyn 'er werken van zyne hand te Glamus, in Castle-lyon , en te Clerkintoun in Mid-lothian. Hy maakte veele portretten voor aanzienlyke fa milien in Schotland. Zyne talenten blonken meest uit in het historische. De Wit had tot aan de staatsomwenteling van 't jaar 1688 veel te doen, dog sedert kreeg hy van het publiek geen werk meer. en zyne schilderyen werden hem niet voluit betaald. Hy bleef tot zynen dood toe in Schotland. Kort na de staatsomwenteling was 'er groot gebrek aan scbilders. De jonge Scougal was de eenige: zyn groote haast in 't werken, bragt hem tot eene sloffe behandeling zonder expressie. Dikwils werd 'er, over zyne onnauwkeurigheid geklaagd; maar hy gaf telkens tot antwoord , dat men vry een ander mogt zoeken, wel weetende, dat 'er toen geen andere schilder in Schotland te vinden was. De naastvolgende schilder, die in Schotland zyne kunst kwam oefenen, was Nikolaas Hude, een geboren Franschman. Hy had zig in parys een grooten naam gemaakt en was een van de bestierderen der Fransche Akademie geweest; maar by de herroeping van 't edikt van nantes in 't jaar 1685 gebannen zynde, had hy zyn verblyf in Londen genomen. Zyn lyden ou. den Godsdienct noch de komplimenten , die hy Koning William maakte' mogten hem baaten, totdat William, eerste Hertog van Queensberry hem naar Schotland overbragt, en aan het paleis van Drumlauring liet werken. Zyn geen strekte meer tot het historische, dan tot het schilderen van portretten; nogthans was hy genoodzaakt zig met het laatste te geneeren. Zyne vinding was goed, zyne tekening nauwkeurig, en zyne behandeling behaaglyk. Zyne portretten weeken van den gewoonen styl af, en hadden iets van de historische schikking. Hy had zo veel overeenkomst met Rubbens, dat de werken van den een bezwaarlyk van die van den ander te onderscheiden zyn. Schoon  VAN DE SCHILDERKUNT. 321 Schoon deze schilder verdiensten had, als een braaf man, en als een goed kunstenaar, stierf hy egter, naar men zegt, in beklaaglyke omstandigheden. Omtrent het jaar 1703 kreegen eenige Schotsche Edellieden kennis aan Jean Baptiste Medina, uit Brussel geboortig , en te Londen woonende. Zy noodigden hem om in Schotland te komen , en weinig jaaren daarna werd hy tot ridder geslagen, door den Hertog van Queensberry, gemagtigde van 't Parlement. Hy had zig in 't eerst op de historische ordinantiën uitgelegd; dog weinig aanmoediging hiertoe vindende, begaf hy zig aan het portretteeren , waarin hy zo wél slaagde, dat hy alle zyne voorgangers overtrof. Zyne behandeling is los, stout, en ongedwongen, hoedanig eene beter geschikt is voor mansdan voor vrouwen - portretten, en om deeze rede moet men zyne stukken op eenigen afstand beschouwen, om 'er een regtmaatig oordeel over te vellen; getuigen hiervan zyn de portretten in de Chirurgyns zaal, te Edinburg. Hy overleed in 't jaar 1710, hebbende in zeven jaaren het land met portretten vervuld, waaruit blykt, dat hy zeer gemaklyk en vaardig gewerkt moet hebben. De heer Paton, een miniatuur-schilder in zwart en wit, verdient met regt aandenken in het voorleedene tydperk. Hy tekende zeer veel kleine stukjes naar het leeven, en kopiëerde ook portretten, merkwaardig wegens de gelykenis en levendigheid van uitdrukking. De sieraaden, gelyk het hair , de pruiken, kraagen, en halskettingen, zyn zo fyn en naauwkeurig uitgevoerd, dat ze 'er zelfs by winnen, wanneer men ze door een vergrootglas beziet. Toen de Heer Medina in 't jaar 1710 overleed, kwam de heer William Aikman juist gevallig te rug uit Italië, en kreeg in dertien jaaren veel te doen.. Hy verbeterde zyne kunst zeer door de praktyk; want in 't eerst was zyne behandeling styf, maar naderhand werd ze zagt en los; hy was inzonderheid gelukkig in 't schilderen van Y 5 da-  322 EENIGE byzonderheden dames, die hy eene aartige en bevallige houding wist te geeven. Zyn voorstander , Johan, Hertog van Argyle, bewoog hem om Schotland te verlaaten, en naar Londen te gaan. Hier verbeterde hy zyn koloriet verder door eene nabootsing van den heer Godfried Kneller. Aikman's goede smaak en keurige uitvoering, bragten hem in kennis by den Hertog van Devonshire, en by Lord Burlington; en had de dood hem niet, in den eersten bloei zyns leevens , in 't jaar 1733 weggerukt, hy zou geroemd zyn als een der voornaamste schilders, die Britanje ooit zag. De Hertog van Toskane verzamelde alle afbeeldsels van schilders , door hun zelve uitgevoerd. Onder deeze stukken is ook het portret van den Heer Aikman te vinden, in de gallery van Florence. Van 't jaar 1708 tot het jaar 1722, hield Richard Wait, een leerling van den jongen Scougal, zig in Schotland bezig met het portret-schilderen ; dog dewyl zyn geest hem leidde tot het schilderen van landschappen, oefende hy vervolgens dien tak, en muntte 'er zeer in uit. Hy kopiëerde de natuur met eene verbaazende vaardigheid en vrymoedigheid, des men billyk moge oordeelen, dat hy alle zyne voorgangers in Brittanje overtrof. George Marchal, een tydgenoot van Wait, was ook door Scougal en naderhand door den Heer Godfried Kneller onderweezen. Deeze schilder is gedenkwaardig om zyn goed koloriet, schoon men in zyne stukken eene platheid vindt, welke mishaagt. Nadat hy langen tyd zyne kunst in Schotland geoefend had, vertrok hy naar Italië, maar zyne reizen maakten geene verbetering in zyne behandeling. Hy overleed omtrent het jaar 1732. John Alexander, leerling van den beroemden Jamieson, bragt zyne jonge jaaren in Italie door, en wel meest in Florence, aan 't hof van Cosmus de Medicis. Naar Schotland wedergekeerd zynde, maakte hy verscheidene poëtische en historische versiersels in Gordon - Castle, en be-  VAN de SCHILDERKUNST; 323 begaf zich aan 't portretschilderen. Hy vervaardigde ook tekeningen van eenige stukken van Raphaël, in het Vatikaan berustende, en gaf 'er prenten van uit. Het liefste onderwerp van deezen schilder, was Maria, Koningin van Schotland; aan 't einde van zyn leeven begon hy eene historische afbeelding van de vlugt deezer ongelukkige en verongelykte Vorstin, uit haare gevangenis te Lochleven. Het gezigt van het meir, van het kasteel, en van de nabygelegen bergen, was naar de natuur geschilderd. Een fraai onderwerp! Had de Heer Alexander lang genoeg geleefd om dit stuk te voltooijen, hy zou 'er den naam, van historie-schilder door verworven hebben. De natuurlyke bekwaamheid van den Heer Norrie in 't schilderen van landschappen, geeft hem regt, om onder de Schotsche schilders eene plaats te bekleeden. Jammer is het, dat zyne bezigheden hem, als seraadschilder , geen tyd overlaaten om zyne natuurlyken talenten aan te kweeken, en zynen geest te ontwikkelen. De Heer John Medina, zoon van den bovengemelden Heer Jean Medina, heeft zig berugt gemaakt door zyne voortreflyke kopy , van een origineel portret van Maria, Koningin van Schotland. HET  HET MIDDEL TEGEN DE DOOFHEID Een philosooph die steeds voor andren peinst en denkt En zelf geen nut trekt uit zyn peinzende gedachten • Een burger, die, terwyl hy schenkt En drinkt, het staatsbestier der Vorsten durft verachten, Als ging het overal verkeerd , Daar echter in zyn huis zyn vrouw alléén regeert; Een zwetsend prediker van zeden, Die elk bewyst, uit schrift en reden, Wat nut het tegengaan der gramschap in zich heeft, En, hoort men hem niet straks, tot schelden zich begeeft; Een beedlende Alchymist, die zweert met styve kaaken, Dat hy de konst bezit van ons schatryk te maaken, En echter zelf een beedlaar blyft; Een zot, die stout den spot met andre zotten dryft; Een schrander Criticus, een baas in 't letterpluizen Die van zyn' eigen lof ons telkens 't oor doet zuizen Terwyl niets van zyn werk beklyst; Een sappige poëet, die, in zyn puikgedichten, Eerteekens waant voor helden op te richten, En nochtans tot zyn schande schryft; Een driftig hoofdman, die men vloek op vloek hoort loozen Omdat zyn bende voor den vyand was vervaard, En die zelf dikwerf heeft het haazepad gekoozen; Dit volk is zo gemeen als elks belagching waard. * * * « Een Medicus maakte eens aan zieken en gezonden, In ieder nieuwspapier , bekend , Dat, na hy lang zyn vlyt daartoe had aangewend, Zyn konst, tot nut der waereld, in het end, Een heilzaam middel, een elixer had gevonden. 't was  HET MIDDEL TEGEN DE DOOFHEID. 325 't Was in zyn' aart en werking ongemeen; 't Genas de doofheid niet alleen, Maar hoedde 't hoorend oor voor deeze kwaal met een. Nadat hy verder met veel woordenpraal vertelde, Dat ook zyn vocht de jicht en mildzucht fiks herstelde, En in zyn lang verhaal geen ziekte of kwaal vergat, Begreep men duidlyk dat geen middlen hem ontbraken, Om zich als Charletan alom bekend te maaken, Indien hy slechts te paarde zat. Een man, die anders zich niet ligtlyk liet beleezen , Door snorkers die zichzelven preezen, Besloot, dewyl hy zich door doofheid vond gekweld, (Wat doet een zieke niet opdat hy word hersteld!) De proef te nemen , of dit middel in zyn werking Aan zyn gehoor kon dienen tot versterking; Des liet hy straks zyne ooren, reeds ontsteld, Nog doover schreeuwen voor zyn geld. De dokter was bereid den goeden man te raaden : Doch uit de pluimen , waar zyn hoed meê was belaaden, Lei de Arts, op goeden grond, zyn' hogen adel af: Waarom hy, zonder lang te draalen , Hem met dukaaten deed betaalen Het geen hy aan een' boer slechts voor een' stuiver gaf. De man ging voort met van zyn kwaal te spreken: De Dokter met zyn' lof hem zwetzend' voor te preeken. De Dokter eischt: de Heer geeft geld, En dankt voor 't geen hem word ter hand gesteld: Hy acht zich in zyn' waan van doofheid reeds ontslagen. De Dokter denkt dat hy nog iets wil vraagen Waarvan 't verstaan hem word belet, Doordien ook zyn gehoor is met die kwaal bezet, Nochtans geheel vervuld met zyn' clients vertrouwen, Vergeet hy dit gebrek voor hem geheim te houën. 'k Ben  326 HET MIDDEL TEGEN DE DOOFHEID. „ 'k Ben, (spreekt hy niet gemaklyk van gehoor: Ei zeg, het geen gy meent, wat luider my in 't oor.' De doove zet terstond het flesje droppels neder En vordert zyn dukaaten weder: In 't kort de koop is nul: het oogmerk is gemist, Doordien de Dokter zich zo schandlyk heeft vergist. „ Ik groet u! (schreeuwt daarop hem de Edelman in de ooren.) Gebruik met goed gevolg uwe eigen artzeny ! Zo dra gy zyt in staat om wél te kunnen hooren Kom ik om raad u weder by." s. c. s. Gevolgd naar Gärtner. D E  DE ONZICHTBAARE. NEGENDE VERTOOG. EEN VERVOLG VAN HET VOORIGE STUK , WAARIN DE LEEZER MET ALLERLEI HUPSCHE LIEDEN IN KENNIS WORD GEBRAGT. Het was my nog te vroeg om naar huis te rug te keeren, ik besloot derhalven myne wandeling nog verder voort te zetten, in hoop van nog andere lieden aantetreffen , in wier gezelschap ik gelegenheid zou hebben van verscheiden aardige ontdekkingen te doen. Hoe goed is het, dacht ik by myzelven, dat men zo onbemerkt midden onder de menschen kan verkeeren, en aan hunne geheimste gesprekken deel krygen. Dit is het eenige middel om achter de waarheid te komen, en de lieden in hunne waare gedaante te zien. Ten gevalle van diegeenen myner leezeren, welken zo ongeloovig zyn, dat ze my de konst van my onzichtbaar te maaken, doorgaans niet toevertrouwen, moet ik maar met weinig woorden zeggen, dat men, om niet bemerkt te worden, juist niet altyd op eene natuurlyke wyze onzichtbaar behoeft te zyn : want ik moet het bekennen, en ik beken het niet zonder zuchten, dat ik sedert de jonge Magtilda, die niet lang vóór my gehuwd is, my myn ring heimelyk afhandig heeft gemaakt, dat ik sedert dit ongelukkig oogenblik, ik niet meer in staat ben, my aan da oogen van diegeenen te onttrekken, die my willen zien. Ach! wist gy het Magtilde, van welk een kleinnood gy my hebt beroofd, en kost gy de waarde daar van schatten, gy zoud geen rust in uw geweeten hebben, voordat ge my den zwarten geduchten ring zelf weder aan mynen vinger had gestoken. Gy zegt dat gy hem gebruikt, om door hulpe van denzelven u van de getrouwheid van uwen echtgenoot te verzekeren. Wel nu, behoud dan den ring; doch wanneer gy de trouw van uwen man genoeg  328 DE ONZICHTBAARE. noeg zult beproefd hebben, wees dan ook zo billyk van denzelven aan hem te geeven, opdat hy ook uwe getrouwheid beproeven kan. Hoe ! dit weigert gy 'te doen? In waarheid, Magtilde, gy zyt zeer onrechtvaardig. Om echter weder ter zaake te komen, zo moeten, ge lyk gezegd is, myne leezers weeten, dat men ook zonder tovery en op eene zeer natuurlyke wyze onzichtbaar kan zyn. Wanneer ik my, by voorbeeld, op eene plaats bevinde, waar niet dan voornaame lieden zyn, dan ben ik voor meer dan de helft onzichtbaar. Schoon ik anders eene niet gemeene ligchaams langte hebbe, ben ik echter in het gezelschap van deeze heeren en dames, zo klein, als de dwerg zaliger des hoog-zaligen Konings van Poolen , in vergelyking met den zes- en- twintig Jaarigen reus Gilli zal geweest zyn. Men ziet zulk eene kleine figuur ligt over het hoofd, en dewyl men myne burgerlyke bestaanlykheid naauwlyks of in 't geheel niet bemerkt, zo heb ik in tegendeel, de schoonste gelegenheid om ongestoord myne opmerkingen te maaken, en de vlekken en verduisteringen in deeze groote lichten , waardoor de waereld verlicht en verdonkerd word, waarteneemen. Ik ben in zulke omstandigheden gelyk aan een sterrekundiges die de vlekken in de Maan opspoort, en met zyn verlangt oog de planeeten in haaren loop vervolgt. De inwooners der Maane zien hem niet, ofschoon hy zich ook by vollen dag op het hoogste observatorium zelf op zyn quadrant zette, of zyn telescoop op den top van de Tenariffe droeg. Onder lieden, die myns gelyken zyn, kan ik ook onzichtbaar weezen, en wel op geheel verscheidene wyzen. Zodra zich iemand in myne tegenwoordigheid niet meer vermomt, maar een ander zedelyk karakter vertoont, dan hy by andere gelegenheden laat blyken, dan denk ik terstond, die mensch ziet my niet; hy gelooft alleen en zonder getuigen te zyn ; ik kan hem onverhinderd opmerken : en wie weet dan niet, dat men in de grootste gezelschappen onzichtbaar kan zyn? Hoe menigmaal heb ik zulke on-  NEGENDE VERTOOG. 329 onzichtbaare in de vermaaklykste gezelschappen, geduurende myn leven niet aangetroffen ! Wy zyn niet zichtbaarer dan ten aanzien van geringer lieden. Zelden ontslippen onze gebreken deeze toezieners, en dat wel om drieërleie oorzaaken. Eerstelyk omdat het getal van dezelven zo groot is, en wy door zo veele oogen en van alle zyden beschouwd worden; ten tweeden , omdat wy ons in hunne tegenwoordigheid minder weêrhouden; en eindelyk, ten derden, dewyl de gewoone begeerte van den gemeenen man zich uitstrekt, om de voornaame lieden ook in de geringste kleinheden en dikwyls zelfs in hunne gebreken, natevolgen, en hen om die reden oplettender op hunne handelingen maakt. Hoe voornaamer de man is, hoe zekerer hy dat lot heeft te ondergaan. Indien de Christen ook daar, waar hy van geen menschelyk ook kan gezien worden , deugdsaam is , en zich geene ondeugd veroorloft, dewyl hy weet , dat geen plaats zo eenzaam , en geen nacht zo duister is, dat hy niet gestadig door het alziende oog zyns Scheppers beschouwd word , zo behoorde ook de verstandige man, hoe aanzienlyk hy ook weezen mag, zich nooit in eene dwaasheid of onbetaamelyke handeling toe te geven, dewyl hy zelfs in zyn kabinet het navorschend oog van het gemeene volk niet kan ontwyken. Zyn getrouwste bediende verraad hem, en wanneer hy esrst in het gezelschap zyner bedienden in 't geheim genoeg beoordeeld is , dan breid zich eindelyk van tyd tot tyd het gerucht daarvan door de gantsche stad uit, en men beschimpt hem op den zelfden tyd wanneer men zich op het diepste voor hem nederbuigt. Men begrypt van zelven, dat ik al het geene, wat tot dus verre door my gezegd werd, geduurende myne wandeling heb overdacht; want men moet toch iets denken , wanneer men alleen is, en de ziel door geene uitwendige voorwerpen word bezig gehouden. Doch ik hoor eenig geruis, en zo myne oogen my niet bedriegen , zie ik een paar jonge meisjes my naderen, die recht VI Afd. XIII. Deel. Z yve-  330 de ONZICHTBAARe yverig met elkander in gesprek zyn. Zo ver my het hoofddeksel, waar onder zy, tot myn en veeler manspersoonen verdriet, de schoonste aangezichten voor een groot gedeelte eeuwig verschuilen, zo ver my dit gelegenheid geeft van haar te zien, zeg ik, zyn het twee allerliefste wezentjes. Waarover mogen zy toch spreeken? Naar 't my voorkomt, woont de onschuld op haare jeugdelyke lippen. Zy zullen nauwlyks zeventien zomers geteld hebben , en zy kennen de ondeugd nog niet. Eene zachte bevalligheid, die de deugd over haar heeft uitgebreid, heerscht in haare geheele houding, ó Gelukkige jongeling, die eens deeze bloeijende roozen zal plukken ! Thans worden ze my gewaar; wat bescheidenheid in haare oogen. Eene betoverende vriendlykheid; eene welvoeglyke beschroomdheid. —— Zy houden op te spreeken; hoe zedig gaan ze my voorby. ó Hoe betoverend is een meisje in haare onnozelheid, en zo als zy uit de handen der Natuur komt! Hoe sterk bekoort zy ons hart. —-— Doch ik moet haar in stilte nasluipen. Ik ken thans haare uitwendige gestalten, ik moet ook haar inwendig karakter leeren kennen. Zy zyn ongetwyfeld twee vertrouwde vriendinnen, die niets voor elkander geheim houden. Dus luid hun gesprek. Gy gelooft dan, dat hy het weet, lieve Caroline? Ik kan het my waarlyk niet verbeelden; hy was gister avond nog veel te vriendelyk daartoe jegens my. Caroline. Hy weet het zekerlyk, en nog meer dan dit. hy kent ook uwe verleidster. Ach! lieve zuster, ik gevoel altoos eene grilling, wanneer ik 'er aan denk dat deeze verleidster uwe moeder is. Wat verheugt het my, dat ik nog te jong ben , om in uwe geheimenissen deel te neemen. Zeg my toch, wat gy daarvan ondervind. Gy moet 'er altoos knaaging over hebben. Hoe lief ik myn moeder heb, deed ik niets diergelyks, al wilde ze my doodslaan. Charlotte. Gy zyt eene kleine zottin, en komt eerst uit school, dat is wel te zien, want gy hebt uwen Catechismus  NEGENDE VERTOOG 331 mus nog in het hoofd. Ondertusschen moet ik u zeggen dat ik by de zaak zelve niet wel te moede ben. Ik heb inderdaad Lifimon in myn hart lief, en het doet my leed dat ik hem zo moet bedriegen. Het is evenwel nu niet anders, want van bloote liefde kan men niet leeven. En gy weet wel, lieve zuster, dat ik veel van doen heb, en onze moeder nog meer. Hoe zou ik het dan gesteld hebben, indien ik zo dacht als gy? Men moet echter leeven. Caroline. Dat kunnen wy ook als wy maar arbeiden. Cbarlotte. Ja arbeiden! Wy zouden lang moeten arbeiden, eer wy zo veel verdienden, als tot onze huishouding vereischt word. Spreek my niet meer van uw arbeiden. Wanneer ik een enkel uur by den Heer .... doorbrenge. dan heb ik meer verdiend, dan wy in eene gantsche maand met ons naaldwerk kunnen winnen. Caroline. Wanneer gy zo veel verdient, hoe komt het dan dat wy echter altoos arm zyn? Wanneer ik maar eenige ellen lint verzoek te hebben, dan verkryg ik ze nooit, of ik moet 'er ten minsten vier weeken lang om bedelen. Ik geloof derhalven dat 'er by deeze verdiensten geen zegen is, en daarom zal het wel waar zyn wat grootmoeder my gezegd heeft , dat wanneer men God vreest en arbeid, men ook altyd genoeg brood zal hebben. Cbarlotte. Ja, ja, grootmoeder heeft gepraat, gelyk alle oude vrouwen praaten. Als gy eens eenige jaaren ouder zult zyn, dan zult gy ook op een' anderen toon spreeken. Moeder zal u wel op andere wegen brengen als het tyd is. Caroline. My op andere wegen brengen ? Dat zal zy nooit, liever maak ik my heimelyk weg, en verhuur my op het land by een' boer; want ik wil liever myn brood met zuuren arbeid verdienen, dan myn geweeten bevlekken. En wanneer myn moeder my met geweld ten kwaade wilde verleiden, dan zou ik haar niet langer voor myne moeder erkennen. Want, staat 'er, men moet God Z 2 meer  332 de ONZICHTBAARe meer gehoorzaamen, dan de menschen. En in allen ge valle is myn eer my liever Cbarktte. Eer! ja eer had ik gedacht! Myn lief kind gy weet nog niet wat eer is. De eer van een' jong vrouwspersoon bestaat daarin, dat zy galant is, en veele aanbidders heeft. Geef op my maar acht. Wanneer ik my op de straat laat zien, zyn straks alle oogen op my gevestigd. Geen jong-heer, geen officier, geen jong koopman zal my voorby gaan, of hy ziet my met verwondering aan, maakt my een vriendelyk kompliment , en wenscht in zyn hart, dat hy my maar eens mogt kussen. Het heeft meenig een meer dan een pistool gekost, dat hy de vryheid genoot van my de handen te kussen, en dit horologie heb ik enkel daarvoor verkreegen , dat ik eens met zeker heer uit ryden geweest ben. Dat noem ik wezenlyke eer. Al het overige is inbeelding. Het zou even zo veel zyn als of een groot heer zich 'er iets aan wilde laaten gelegen liggen, wat het gemeene volk van hem spreekt. Zy mogen van hem zeggen wat zy willen, ja schoon het zelfs waarheid ware, hy blyft echter altyd de groote heer, en elk buigt zich voor hem neder. En zo gaat het ook ons. Zyn wy van eene geringe geboorte , dan vergoed onze schoonheid dit verlies, en geeft ons in de waereld recht op alle mogelyke eer. Een schoone boerin heeft even zoveel recht om op eene kroon te hoopen, als eene geboren prinses. Indien gy de historie geleezen had, myne lieve zuster, zoud gy geheel andere begrippen hebben. Wanneer echter een voornaam heer een meisje ontmoet dat hem hehaagt, zal hy ze niet terstond tot zyne gemalinne maaken. Dit laaten de voorrechten van rang en geboorte niet toe. Hy heeft in den beginne andere oogmerken, en tracht ten onzen kosten slechts vermaak te genieten. Ziet men dat het hem geen ernst is, dan geeft men [het goedkooper, en laat zich betaalen. Is hy echter in ernst verliefd, dan maakt men het hem een weinig moeijelyker., en word eindelyk zyn matres, en dan mevrouw. Deeze is de zekerde weg om .. . ; tot  NEGENDE VERTOOG; 333 tot eer te komen, en wie van ons deezen weg niet moedig betreed, moet blyven. die zy is, en zich met een'goed' eerlyk' burgerman te vreden houden. Doch dit is de zaak van alle meisjes niet, en dewyl onze moeder myne geaartheid kent, heeft ze my ook van jongs af daartoe opgevoed , en in de beste huizen bekend gemaakt. Met u echter is niets te beginnen. Wanneer ik eens mevrouw ben, dan zult gy nog Het gesprek werd hier afgebroken , dewyl haar een jong officier te gemoet kwam, die vermoedelyk aan de eer van juffer Charlotte eenig deel had, dewyl hy haar op eene zeer gemeenzaame wyze aanvatte, en met zich voortsleepte. Ik was door het gesprek van deeze meisjes in zulk eene verbaazing geraakt, dat ik eene lange poos onbeweeglyk op myne plaats staan bleef. Is het mooglyk, dacht ik by my zelven, dat zulk een jong hart reeds tot zulk een' hoogen graad bedorven kan zyn, en dat in zulk een schoon ligchaam , zo slecht eene ziel woont! Zulk een vrouwspersoon komt my niet anders voor, als een zeer schoone appel, die geheel van den worm is doorknaagd. Men ziet het de vrucht van buiten niet aan; elk grypt naar dezelve, en vind zich bedrogen. Maar welk eene moeder moet het zyn, die haar eigen kind naar het verderf voert, en zich van de schande haarer dochter geneert! Welk eene straffe had zy niet verdiend , en hoe slecht zou het met haar afloopen , wanneer niet dikwyls die geenen, wier post het is hierop toezicht te neemen, de moeder om de wil van de dochter verschoonen. . Ik stond nog in diepe gedachten over dit voorval, wanneer ik een' aanzienlyk' man, met een statelyken gang naar my zag toetreden. Eene bedaagde vrouw scheen hem natevolgen, en haalde hem eindelyk in, juist toen hy bezig was my voorby te gaan. Vergeef het my. dus sprak zy hem aan. dat ik de gelegenheid waarneeme van uwe edelheid op eene openbaare plaats aan te spreeken,. dewyl my den toegang tot u in uw huis volstrekt gesloten Z 3 is.  334 de ONZICHTBAARe is. Laat toch eene arme vrouw u niet langer vruchteloos om hulp smeeken. Het is immers de pligt der overheden de zaak der weduwen en wcezen te handhaaven. Myn schuldëischers vervolgen my , en indien ik niet schielyk beschermd worde, ben ik geheel bedorven, en zal myn brood aan de deuren moeten bedelen. ■ ik kan u, niet helpen, myn lieve vrouw, was het antwoord; uw slecht gedrag is de geheele stad door bekend, en ik zou het voor God niet kunnen verantwoorden, wanneer ik my eene openlyk onrechtvaardige zaak aantrok, en my voor een vrouw liet zien, die van eerlyke lieden te bedriegen zich eene bezigheid maakt. Zou ik u ten gevalle , andere menschen ongelukkig maaken, en myn geweeten door -zulk eene onrechtvaardigheid bevlekken ? ■ Och! denk toch Mynheer, aan myne arme kinderen, ik heb twee huwbaare dochters, en ben thans beraaden om ze op eene voordeelige wyze uit te trouwen. Indien uw Edelheid eens zag welke aartige meisjes het zyn, gy zoud u zekerlyk tot meêlyden laaten beweegen. •—— Hoe oud zyn ze? De oudste is tusschen de zeventien en achttien jaaren, en, zonder myn eigen kind te pryzen, kan ik u verzekeren dat zy het schoonste meisje uit de de geheele stad is. —— Omtrent agttien jaaren en schoon ? Weet gy wat, vrouw, 't is hier de plaats niet om over uw zaak te spreken; zend my morgen ochtend om zeven uuren uw dochter, ik zal zien wat 'er tot uw voordeel te doen is. Mooglyk zal ik nog een middel vinden om u te helpen. Vaar ondertusschen wel; vergeet echter niet morgen vroeg uwe dochter te zenden; precies om zeven uuren; verstaat gy my? Zy behoeft zich maar door mynen bediende te laaten aanmelden, wanneer ze terstond by my zal toegelaaten worden. Deeze is gewis de moeder van de twee meisjes die ik voor eenige oogenblikken gezien heb , dacht ik by .myzelven, en ik bedroog my niet in myn oordeel, want ik zag ze kort daarna met elkanderen gaan , en hoorde onderscheidenlyk hoe de moeder haare dochter tegen den volgen-  NEGENDE VERTOOG: 335 gende morgen bereidde, en allerleie lessen gaf, die van de boosheid haars harte overtuigende bewyzen waren Die arme Caroline; hoe beklaag ik haar! Naauwlyks had ik my van dit gezelschap verwyderd of twee mannen, die het Corpus Juris uit de oogen straalde kwamen naar my toe, en maakten my nieuwsgierig naar hun gesprek. Ik heb het hem door een' derden laaten raaden, dat hy zich by u moest begeven, zeide • de eene van hen, en nu moeten wy in de zaak maar voor de vuist met elkander te werk gaan. Voor eerst is het, naar myn gevoelen, hoofdzaaklyk noodig, dat wy de geheele zaak uit het possessoris in het petiorium moeten speelen, en dan moogt gy voor het bewys zorgen. Het bewys moet ons ieder honderd ryksdaalders in de zak brengen Myn Cliënt is wel duivelsch driftig, dewyl hy weet dat hy recht heeft; hy kan zich echter niet contra judicem gedraagen, maar moet de zaak haaren loop laaten. Ik zal 'er myne exeptiën naar inrichten dat gy ze gemaklyk kunt overhoop werpen. En wat de andere zaak belangt, in deeze komt het enkel op de referenten aan. Ik heb het myn principaal gezegd, het moet hem hier op een oxhoofd wyn niet aankomen. Gy moet 'er ook het uwe toe doen. en my niet in den pekel laaten steeken. ■ Wees daarvoor niet bezorgd, hernam de andere; ik zal myn rol zeer wel weeten te speelen. Gy kunt my echter ook een' dienst doen, wanneer gy in de zaak van N N. den naastvolgenden termyn verzuimde. Wat kan het u scheelen of gy 'er eenig ongenoegen meê gaf. Hoe staat het met de zaak van N. N. ? Ik dacht dat wy het tot een vergelyk zouden brengen, want, in vertrouwen gezegd , dat proces verveelt my, en bovendien is er niets meer aan te verdienen. Zo wy het laaten liggen, dan loopt men ons eeuwig op 't lyf, en 'er zal nog even zo veel overig zyn, dat wy 'er, by het vergelyk. uit betaald kunnen worden. Ik kon dit gesprek niet langer aanhooren, en maakte my op weg naat huis. z 4 proe-  PROEVE OVER DE ELENDEN DES OUDERDOMS. De vlugtigste en ongevoeligste beschouwer kan naauwlyks, zonder hartzeer, het gezigt der laatste tooneelen des menschlyken levens verduuren, wanneer hy hen, die voormaals byna als dag en nagt verschilden in gedrag, in neigingen en in persoonlyke hoedanigheden, altemaal in eene algemeene elende gedompeld vindt , hooploos worstelende met onoverkoomlyke moeilykheden. Alle andere rampen, die ons in den loop door deeze wereld belaagen, kunnen door wysheid ontgaan, en door kloekmoedigheid overwonnen worden. Voorzorg en omzigtigheid doen ons met weinig ongemak, door de hinderpaalen henen sluipen; moed en standvastigheid baanen ons eenen weg, en beloonen de vermoeijenis van den stryd, door het vermaak, aan de overwinning verknogt. Maar een tyd is 'er, wanneer al ons overleg, al onze moed, niets kan baaten, wanneer wy allen hulploos in het verdriet nederzinken, onbekwaam om eenigen troost te ontvangen van de vermaaken, die ons eertyds streelden, verstoken van het vooruitzigt eener andermaalige bezitting der verloorene zegeningen. 't Is waar, de menschlyke vlyt heeft het niet laaten ontbreeken aan poogingen , om in deeze naargeestige uuren verkwikking, en in de akelige duisternis een kunstig ligt te verschaffen. Rykdom is gemeenlyk de steun des ouderdoms. Ieder bezitter van een groot vermogen verbeeldt zig, dat zyne volle kisten hem altoos voor het krenken van zyn gezag beveiligen, en ten minste de openbaare smaad, de oogschynlyke beschimping van hem afweeren. Wanneer hy alle andere middelen om te regeeren verlooren heeft, wanneer zyne kragt, en zyn verstand hem begeeven, kan hy ten minste zynen laatsten wil nog veranderen; dus moeten allen, die in hoop leeven, tevens bevreesd zyn, en hy blyft de wetgeever der zul-  PROEVE OVER de ELENDEN DES ouderdoms 337 zulken, die niet aflaaten hun eigen belang in 't oog te houden. Dit is inderdaad al te dikwerf de burgt van suffers, de laatste sterkte, waarheen de ouderdom zig begeeft. Maar schoon 't hier veilig moge weezen , vermaak is 'er niet; en zo 'er al iets is overgebleeven, strekt zulks alleen tot een bewys, dat men voorheen meer vermaak genoot. Nietst schynt in -t algemeen den ouden vreeslyker voor. gekomen te zyn , dan gebrek aan kinderen; en inderdaad, als iemand, alle makkers zyner jeugd, alle deelgenooten zyner vermaaken en zorgen, allen, die het zelfde werk verrigtten, de zelfde belangen in 't oog hielden , en de zelfde denkbeelden koesterden ■ . als iemand , zeg ik, deeze allen overleefd heeft, beschouwt hy deeze volkryke wereld, als eene naare woesteny. Hy staat verstomd en verlegen , veronagtzaamd of beschimpt in 't midden der menigte, bezield met begeerte naar 't geen hy niet kan verkrygen, en belast met bezigheden, die hy niet langer in staat is voort te zetten of te vertraagen;' hy vindt niemand, die zich aan zyn leeven of dood kreunt, niemand, die hem vrywillig eenige liefde bewyst , ten zy hy zich dierbaar gemaakt heeft, by eenigen, door belang en dankbaarheid aan hem verbonden. Zo verschillend zyn de tafereelen des leevens , 't zy wy voorwaards naar 't toekomende zien, of ons oog naar het voorleedene keeren ; zo verschillend zyn de denkbeelden en gevoelens, natuurlyk uit deeze strydigheid van vertooning spruitende, dat de verkeering van oude en jonge lieden doorgaands met wederzydsche veragting of deernis eindigt. Een jongeling, die vol hoop en drift in de wereld treedt, is niets onaangenaamer dan die koele omzigtigheid, die flaauwe verwagting, dat bange wantrouwen, waartoe ondervinding en teleurstelling ons natuurlyker wyze moet leiden; de grysaart daarentegen verwondert zig, dat de wereld niet wyzer wordt, dat geene vermaaningen, geene getuigenissen de jeugd van haare ligtgeloovigheid en gerustheid kunnen geneezen , Z 5 en  338 PROEVE OVER DE ELENDEN DES OUDERDOMS. en dat niemand zig laat overtuigen, dat 'er strikken voor hem gespannen zyn , eer hy 'er zich in verward vindt. Dus strekt de eene leeftyd den ander altoos tot spot of verwondering, en de denkbeelden van oude en jonge lieden zyn gelyk aan vogten, die, in zwaarte en in de verbintenis hunner hoofdstoflyke deeltjes verschillende , geene menging toelaaten. De geesten der jeugd, door gezondheid opgeheven, en door drift tot eene ongemeene vlugheid gebragt, laaten schielyk het flaauwe grondsap der behoedzaamheid agter, en bersten uit in reukeloosheid en stoute onderneemingen. Natuurlyke liefde, gesterkt door lange en aanhoudende oefening van weldaadigheid , is derhalven noodig, om zulk eene strydigheid overeen te brengen; een oud man moet vader weezen, om met geduld die grillen en dwaasheden te verdraagen, welke hy zig geduurig verbeeldt te vinden , in de ontwerpen en verwagtingen , in de vermaaken en zorgen van hun , die door den tyd nog niet gehard, en door teleurstelling nog niet bekoeld zyn. Men kan nogthans twyfelen, of het vermaak van kinderen in volle gezondheid en in een wenschlyken staat volgroeid te zien, kan opweegen tegen de smart van sommigen in den bloei hunner jaaren te zien vallen; anderen in hunnen wasdom te zien verstuiven ; sommigen door stormen geschokt, anderen door ziekten besmet of in de schaduw verdord; of hy , die zyne zorgen buiten zich zelven uitstrekt, zyne bekommernissen niet meer vermenigvuldigt, dan zyne vermaaken, en zich niet vergeefs vermoeit door zyne voogdy over iets welk hy niet kan bestieren. Dog schoon de ouderdom voor alle menschlyke weezens schriklyk zy , is dezelve inzonderheid te vreezen voor lieden, die, by gebrek van bezigheden, al hunnen tyd in beuzelagtige tydverdryven slyten, en zig met loutere kleinigheden ophouden, zonder naar de minste kennis van eenige weetenswaardige zaaken te streeven; voor vrouwen, wier eerzugt niet verder gaat, dan om in zwier en  PROEVE OVER DE ELENDEN DES ouderdoms 339 en schoonheid uit te blinken, die alles verwaarloozen , wat hiermede geene onmiddelbaare betrekking heeft, die haar geluk alleen aan komplimenten en vleijery verschuldigd zyn. By zulke vrouwen begint de ouderdom reeds, zo dra haare schoonheid verwelkt, haare vrolykheid verflaauwt, en haare vrye houding gedwongener wordt. Van dien tyd af, verdwynt alles rondom haar, waarmede zy zig plagten te verheugen; zy hooren den lof, die voorheen haar hart van vreugde deed opspringen, anderen toezwaaijen. Vergeefs bezoeken zy de zetels van geluk , en trachten zig ouder gewoonte te vervrolyken; men is voor vermaak niet vatbaar, ten zy men zich verbeeldt, dat men het vergeldt; en de onverschilligheid en bespotting leert haar schielyk dat haar vermogen en waardy verlooren zyn. Wat blyft 'er derhalven over, dan eene verdrietige en troostlooze eenvormigheid des tyds, zonder eenige beweeging van het hart of oefening van het verstand? Hoe mismoedig ondertusschen het vooruitzigt des ouderdoms ons moge maaken, ieder dag brengt 'er ons vast nader by. Laat ons derhalven onderzoeken , wat voorzorgen tegen dien verdrietigen tyd genomen kunnen worden ? wat geluk wy tegen den winter des levens kunnen opleggen? en hoe wy onze laatste jaaren vrolyk en, vergenoegd kunnen slyten ? Naardien de ondervinding leert, dat geen tydperk des levens bekwaam is zig genoegzaame aangenaamheden te verschafFen, zonder de verrassing van onzeker geluk, kan men zig waarlyk niet verbeelden, dat de ouderdom, afgesloofd door arbeid, geteisterd door bekommernissen, en gepynigd door ongemakken , eenige vreugd in zig zelven zou vinden of eenig genoegen scheppen uit de beschouwing van het tegenwoordige. Geen troost is 'er te verwagten, dan die uit het voorleedene herroepen, of uit het toekomende ontleend wordt. Het voorleedene is dikwyls zeer schielyk ® uitgeput, en het toekomende ligt aan geene zyde van het graf, en kan alleen door deugd en godvrugt bereikt worden vroom Vroom-  340 PROEVE OVER DE ELENDEN DES OUDERDOMS. Vroomheid is derhalven de eenige bekwaame en gepaste steun des ouderdoms, wien de wereld geene verdere uitzigten kan verschaffen. Al wie zonder godsdienstige hoop oud wordt , moet noodwendig, wanneer hy tot zwakheid vervalt, en pynen en zorgen onophoudlyk op hem voelt aandringen, in een grondloozen poel van elende nederstorten, waarin iedere overdenking hem dieper doet zinken, en waar hy niets dan nieuwe voorwerpen van angst en afgryzen ontmoet. VOORVALLEN AAN HET HOF VAN LOTHARINGEN. (Getrokken uit Orrery's Brieven.) Leopold , Hertog van Lotharingen , vader van den Duitschen Keizer Franciscus, was uit den aart zeer minziek, en schoon gehuwd aan eene beminlyke Prinses van ongemeene verdiensten, by welke hy verscheidene kinderen had, verkwistte hy egter zynen tyd en de inkomsten van zyn Hertogdom aan minnaressen, aan onwettige afstammelingen, en aan vleijers die hem in zyne geheime vermaaken behulpzaam waren, terwyl hy de Hertogin en zyne wettige erfgenaamen byna aan 't noodige levensonderhoud gebrek liet lyden. Door deeze losheid had hy zo veel verspild of weggegeven, dat een van zyne staatsdienaaren, een oud, waardig, en aanzienlyk Lotharinger, besloot den Hertog van den uitersten rand des verderfs te rug te roepen. " Het behaage uwe hoogheid," zeide hy, ,, tot belooning myner geduurige en getrouwe ,, diensten . alle de inkomsten uwer zoutwerken aan my " te schenken." Leopold, verbaasd over zulk een buitenspoorig verzoek, van iemand, die altoos tegen het verkwisten van geschenken aan andere hovelingen geweest was vraagde, wat hem tot zulk eene verregaande begeerlykheid bewoog. " 't Is niet om mynentwil," antwoord-  VOORVALLEN AAN HET HOF VAN LOTHARINGEN. 341 woordde hy, „ maar ten voordeele van uwe Hoogheid , " dat ik dit verzoek. Zo gy het my vergunt, zult gy, " om slechts te kunnen bestaan, genoodzaakt zyn , de gift ", weder in te trekken, en dan hoop ik dat gy meteen " alle uwe buitenspoorige geschenken en vervreemdingen, " onder de onwaardigsten , ongebondensten en ondankbaarden uwer onderdaanen verspreid, zult herroepen." Vit deeze anekdote kan men een gedeelte van Leopold's karakter leeren kennen, spruitende uit zyne minnaaryen, waarvan ik nu ook eene en andere byzonderheid zal melden. . ■ In 't leger van den Hertog was zeker Generaal uit Milaan, de Marquis van ***, gehuwd aan eene dame uit het zelfde land geboortig. Beide egtgenooten waren zeer geacht; hy, om zyne dapperheid en om zyn goed beleid in geheime zaaken, zy, wegens haare schoonheid, deugd en "voorzichtigheid. De geduurige oorlogen van Hertog Leopold, noodzaakten deezen Heer dikwils tot verre togten, blyvende zyne vrouw telkens naby haare Souverain geheel blootgesteld voor alle de aanzoeken, die hy by haar deed. Zy volhardde moedig in haare deugd; geene geschenken, zugten, maaltyden, smeekingen , in één woord geene aanloksels, hoe sterk , hoe veelvoudig en dikwils herhaald, konden haar overwinnen. Nadat dit egter verscheidene jaaren agtereen geduurd had, voelde zy eindelyk eenige neigingen, gunstig aan 's Hertogs begeerte. Haare deugd werd door deeze ontdekking ontroerd; haare vrees wakker gemaakt. Eer en geweeten bereidden zich tot den stryd, tegen liefde, verstand en hoogmoed. Schroomende dat de kans al te ongelyk zou zyn, sprak zy haaren egtgenoot dus aan : „ Ik heb u by aanhoudendheid te kennen gegeeven, hoe de Hertog zig jegens my gedroeg: geene enkele omdandigheid van den * voortgang myner minnary heb ik voor u verborgen gehouden. Uw fortuin en belang bewoogen my om ze " te verdraagen. ik heb zyne verliefde aanslagen weêrstaan , zyne drift met versmaading afgekaatst. Maar . " „ dee-  342 VOORVALLEN AAN HET " deeze tyd is voorby. Ik kan mynen magtigen Heer " niet langer met onverschillige oogen aanzien. Ryk" dom, eer en magt legt hy voor myne voeten neder, " Ydelheid, eerzugt, om niet te spreeken van begeerte, " lokken my aan om neder te bukken , en de aangeboo" dene schatten op te vatten. Tot hier toe ben ik on" schuldig; maar myne onschuld staat al waggelende op " den rand eener gevaarlyke steilte. Ik bid u met geboo" gen knieën, verlos my uit de yslyke naarheid die my " van alle kanten omringd. Red my, eer ik nederstort. " Laat ons naar Milaan vlugten; laat ons eene schuil" plaats zoeken in ons eigen vaderland. Myne ziel wordt, " in weêrwil van alle verzoekingen, meer door eerlyke " armoede, dan door schandelyken rykdom bekoord. Laat " ons zonder uitstel vertrekken , en binnen den kring " van onze geringe goederen , in 't Milaansche leeven. " Laat ons de gevaaren van een wellustig hof ylings ont" wyken. Laat ons het geluk, uit waare liefde voortvloei" jende, opzoeken, en het vermaak eener onafgebroke" ne genegenheid smaaken." De Marquis hoorde de edele bekentenis zyner egtgenoote oplettend aan; hy omhelsde haar tederlyk, en verklaarde met traanen in de oogen, dat hy haar met de deugdzaamste en wyste van haare sexe gelyk, zo niet nog hooger, stelde. Hy kwam met haar overeen, in 't gevoelen, dat eene onmiddelyke vlugt noodig was. Weinige uuren na dit merkwaardig tooneel, verlieten zy beiden, zo geheim als doenlyk, het hof van Lotharingen, en kwamen sposdig op hun eigen goed in Milaan, waar zy het overige van hun leven doorbragten. Leopold, vol bekommernis en verwondering over 't verlies eener zo bekoorlyke dame, die hy voor byna overwonnen hield, begaf zich naar het land, om de zwaarmoedigheid te verbannen , en zich over deeze te leurstelling te troosten. Hy zogt zynen geest op te wekken door allerhande uitspanningen, aan het landleeven eigen. Weinig slaap genietende, stond hy telkens in den vroe-  HOF VAN LOTTHARINGEN. 343 Vroegen morgenstond op. De jagt en het schieten, waaren zyne daaglyksche oefeningen. De nagten gingen onder een naar gepeins over de Markgraavin voorby. Op zekeren morgen het wild vervolgende, ontmoette hy toevallig een meisje van omtrent vyftien jaaren, dryvende een groot aantal kalkoenen. Zy geleek in schoonheid eene Venus. De zon had haare kleur niet geschonden. De bloei der gezondheid, de leevendigheid der jeugd, en de blos der onschuld praalden op haar gelaat. Zulk een voorwerp wischte de indruksels van de deugdzaame Milaansche dame eensklaps uit. De Hertog vernam terstond naar de omstandigheden zyner nieuwe Dulcinea. Hy werd gewaar, dat zy van eene edele geboorte, maar dat haar vader uit groote armoede genoodzaakt was, zyne eigene kinderen te gebruiken om op het gevogelte te passen, van welks verkoop hy grootdeels bestaan moest. Dit gaf goede hoop aan 's Hertogs begeerte. Hy noodigde den verarmden edelman ten hove, en overlaadde hem met gunstige eerbewyzingen. Zyne Hoogheid verzogt , of liever eischte, dat hy zyn huisgezin terstond zou overbrengen, en zich met de zynen te Nanci nederzetten. Dit bevel werd gehoorzaamd. Leopold verheugde zig zeer, over de onderwerping zyner nieuwe minnaares, welke alleen naar een echtgenoot verlangde , om de eer van haar vaders huis te dekken, 't Is by zulke gelegenheden zelden moeilyk deezen of geenen tot het aangaan van 't huwelyk gereed te vinden. Een jong officier van hooge geboorte , de Prins de Croan , werd tot haar' bruidegom gekoozen. Hy ontving haar met de vuurigste liefde, en met eene bedekte onderwerping aan de bevelen van zynen souverain. Zyne gehoorzaamheid strekte tot bevordering van zyn fortuin. De Prins en Prinses de Croan blonken aan het hof van Lotharingen in schitterenden luister uit. Zy bezat de verwonderlykste bevalligheden, en was in den hoogsten graad overdaadig. Minder met verstand dan met schoonheid bedeeld, was zy onbedagtzaam. en kwistig, schoon het oordeel  344 VOORVALLEN AAN HET deel haar niet geheel en al ontbrak. Voor 't overige was zy edelmoedig en goed van inborst. Haare gedagten (zo zy ooit dagt) speelden alleen op haar eigen persoon. Zy werd moeder van zeventien kinderen; dog door de geduurige zorg voor haare gezondheid, en door de vlytige bewaaring van die gaaf, waaraan zy al haar vermogen te danken had, behield zy haare fleur en schoonheid, niet alleen geduurende het leven des Hertogs van Lotharingen; maar zelfs lange jaaren daarna , tot haaren dood toe. Schoon zy alles op den Hertog vermogt, en zyne besluiten naar welgevallen kon draaijen en bestieren , maakte zy egter nooit kwaad gebruik van haare magt, maar vermaakte zig in 't oefenen van weldaadigheid, in 't verpligten van den adel, en in 't bewyzen van achting en eerbied aan de Hertogin van Lotharingen. Helaas! in ééne zaak ontbrak het haar aan deugd; in alle andere zaaken verdiende zy den hoogsten lof. Haar egtgenoot was in gemoedsgestalte aan haar gelyk. Beiden waren zy beleefd, mild, bevallig, welleevend en inschiklyk; redenen, waarom de Keizer, na den dood van Leopold, in 't jaar 1737 Lotharingen voor Tuskanen geruild hebbende, goedvond, den Prins de Croan tot eenigen Regent van zyne Etrurische Domeinen aan te stellen. Thans trad de Princes de Craon in een nieuw Ryk van luister. Aan pragt gewoon, en gebooren om eenen troon op weinig na te beklimmen, regelde zy haare daaden naarde grootheid van koninglyke en keizerlyke magt. Zy voegde 'er tevens zulk eene belanglooze edelmoedigheid en zulk eene inneemende zagtheid by, dat zy de liefde der Tuskaners in den hoogsten graad verwierf. Zy vleide den hoogmoed van den Florentynschen adel, zonder dat zulks haaren rang, als gemaalin van den Regent, in 't minste vernederde. Haar hof was vol dames van edele geboorte, welke geen nyd tegen haar opvatten, schoon zy haare verhevenheid van naby aanschouwden. In haar gelaat waren geene tekenen van ouderdom, geene trekken van trotschheid. Haare vriendschap was niet byzonder, maar  HOF VAN LOTTHARINGEN. 345 maar algemeen. Zy werd in Tuskaanen, gelyk in Lotharingen , van de vrouwen bemind en geacht, van de minnen bewonderd en geëerbiedigd. Haar egtgenoot, niet minder bekwaam om de gemoederen inteneemen, was een goed soldaat en hoveling, maar geen man van bezigheid. De eigenlyke talenten van een staatsminister ontbraken hem. Hy was verlegen en bezwaard met zyne waardigheid. Hy kon in 't veld de gevaaren met onversaagde oogen aanschouwen, maar wist niet, hoe hy de aanvallen in het kabinet weêrstaan moest. Hy was ervaaren in 't bevelvoeren over een leger, maar niet in 't bestieren van een gemeenebest. Hy werd eerlang bewust van zyne onbekwaamheid, en vond meer en meer, dat hy iemand tot bystand noodig had. Hy herinnerde zich de kundigheid van den Heer de Richecourt, zoon van den Advokaat van Lotharingen, en geoefend in de kennis der rechten. Deezen koos hy tot zynen medehelper, en schreef eenen brief aan den Keizer, waarin hy, zyn onvermogen belydende, ernstig verzogt, dat zyn vriend Richecourt naar Florence gezonden mogt worden, met gelyke magt in de regeering van Tuskanen als hy zelf had, doch zonder eenige byzondere benoeming of titel. Dit verzoek werd toegestaan, en nadat de Prins de Craon zig hierin voldaan zag, gaf hy de Prinses kennis van 't geen hy had uitgevoerd. Dan hebt gy ons „ geruïneerd," riep zy met eenige ontsteltenis; ,, ik ken „ Richecourt; ik ken zyne eerzugt; ik ken zyne listig„ heid. Zo lang gy boven hem gesteld waart, hadt gy „ hem tot vriend. Nu hy u gelyk geworden is , zal „ hy uw vyand weezen. Weinige maanden na zyne „ komst zullen wy byna zyne slaaven zyn." Richecourt kwam , en de voorspelling der Prinses werd vervuld. Door meerder verstand, en door grootere bedreevenheid in 't bestieren en draaijen van de zwaarwigtige en bedekte raderen der regeeringe, klom de nayverige Graaf Richecourt tot den hoogden top van ontzag, naar maate de VI. afd. XIII. deel A2 Prins  346 VOORVALLEN AAN HET HOF VAN LOTHARINGEN. Prins de Croan zyne achting en zyn aanzien verloor Te gevoelig om daaglyksche smaad , het natuurlyk gevolg van zulk eene vernedering, met geduld te verdraagen, verlangde de Prins weder naar Lotharingen te keeren , en aldaar zyne dagen te eindigen. De Keizer stond hem' zulks toe, en besloot tevens in plaats van éénen Regent eene driemanschap van staatsraaden aan te stellen. De Prins de Craon had in Tuskaanen grooie schulden gemaakt, doordien hy ver boven zyn inkomen leefde. Eer hy de Florentynsche domeinen kon verlaaten , was hy genoodzaakt zyne kostbaarheden , en de juweelen zyner gemaalin te verkoopen. Het bedroefde paar kwam oud en arm in Lotharingen. Hy stierf weinig maanden na zyne aankomst; en zy overleefde hem slegts eenige jaaren. HET KARAKTER VAN JEHAnGIRE , EEN DER BEROEMDste INDIAANSCHe VORSTEN. Jegangire was niet in den hoogsten graad snood of deugdzaam. Zyne euveldaaden sprooten uit drift , en zyne goede bedryven veelal uit grilligheid. Hy was gewelddaadig zonder wreedheid ; dankbaar zonder gevoel; trotsch zonder waardigheid, en edelmoedig zonder vrienden te maaken. Verslaafd aan zyn .vermaak, was hy nogthans vol bygeloovigheid en ydele vreeze. In het oefenen van geregtigheid bleef by alleen bestendig volharden ; voor 't overige waren zyne gevoelens wankelbaar, en hy zag zich dikwils bedot van zulken, die hy gering geacht had. Somwylen bezadigd, inneemend en zagtmoedig , won hy de genegenheid van onbekenden ; op andere tyden korzelig , twistziek en agter hou-  HET KARAKTER VAN JEHANGIRE. 347 houdend , werd hy geschuwd van zyne beste vertrouwelingen. In 't openbaar gedroeg hy zich gemeenzaam en vriendlyk, stond iedereen, zonder aanzien van rang, te woord, hoorde de klagten van de geringsten zyner onderdaanen geduldig aan , en leed niet, dat grootheid tot een wapen tegen de geregtigheid gebruikt wierd: binnen zyn hof was hy mymerend , koel en stil , neemende somtyds eene zo verschriklyke houding aan, dat de eerste edellieden schroomden hem te naderen. Zyne kinderliefde kwam de teêrhartigheid naby. Verongelykingen en gunsten vergat hy even ligt. Onbekwaam in 't oorlogen, beminde hy rust en vrede, en was meer een liefhebber dan een aanmoediger der kunsten van het burgerlyk leeven. Hy had eenen ingeschaapene afkeer van dwinglandy en onderdrukking; en de eigendommen waren veilig onder zyne hoede. Gierigheid kon hem tot geene onregtvaardigheid beweegen; en hy haatte , als een doodvyand , de knevelaary van anderen. Hy was niet ontbloot van weetenschap en letterkunde ; de gedenkschriften van zyn leeven, door hem zelven opgesteld, doen hem, als schryver, meer eer aan, dan derzelver inhoud als Monarch. Over 't geheel was jehangire, schoon niet vry van gebreken, ver af van een slegt Vorst te zyn. Hy had eene neiging tot deugd; zyne dwaalingen sprooten meer uit gebreklykheid dan uit verdorvenheid zyner ziel. Zyne moeder had, naar men meende, eene soort van dolheid in zyn bloed gebragt; en het onmaatig gebruik van wyn en opium verwekte somtyds yling, in eene ziel, die natuurlyk vol vuur was. Schoon jehangire zich doorgaands onthield van gemeenzaamheid met zyne hofbedienden, lei hy egter gaarne het karakter van Vorst af, om eene vrye verkeering met zyne onderdaanen te genieten. Hy ging dikwils 's avonds, ongemerkt, uit zyn paleis, en zogt gemeene kroegen op, om eenige uuren met lieden van een laageren rang, onder een glaasje te kouten. Hy had geene Aa 2 vyan-  348 HET KARAKTER VAN JEHANGIRE. vyanden, en behoefde dus voor de veiligheid van zyn persoon niet bekommerd te zyn. Dewyl in zyne gehoorzaal hem groot en klein durfde naderen , na het volbrengen der gewoone plegtigheden, werd hy dikwils, 's nagts Uitgaande gekend. Doch het volk prees zyne gemeenzaamheid, en wilde door onbeleefdheid het vertrouwen niet misbruiken, welk de Vorst in hun stelde. Wanneer de drank hem begon te verhitten, sloeg hy eerlang tot zinneloosheid over. Hy viel van 't eene uiterste in 't andere; op een vrolyk oogenblik volgde somtyds onverwagt eene vlaag van zwaarmoedigheid, die hem de traanen uit de oogen perstte In deeze gesteltenis redeneerde hy gaarne over duistere verschilzaaken. De godsdienst was zyn geliefste onderwerp. Somtyds prees hy het Mahomedaansche, en somtyds het Christelyke geloof; op den eenen tyd volgde hy Zoroaster, en op den anderen tyd Brahma. Midden onder deeze belyding van Godsdienst, kon hy somwylen , als uit een droom opspringende, uitroepen, dat alle Profeeten van alle volken bedriegers waren, en dat hy zelf, indien zyne ongevoeligheid het gedoogde, een beter stelsel van Godsdienst zou kunnen vormen, dan zy de wereld hadden opgedrongen. Wanneer hy nugteren was, spotte hy met alle denkbeelden van godsdienst, zynde door zynen vader abbar als een vrydenker opgevoed. een  EEN ONFEILBAAR ELIXIR. Eskulaap kreeg, na zyne vergooding of aanneeming onder 't Godendom, lust om zyn vaderland eens weder te bezoeken. Daar gekomen, zworf hy uit nieuwsgierigheid allerwegen om. Op zekeren avond in gevaar raakende van door den nagt overvallen te worden, spoedde hy zich naar een huis, welk hy van verre in 't oog kreeg, en werd 'er zeer vriendlyk onthaald. De heer van 't huis, Chremes geheeten, was, niettegenstaande zyne jonge jaaren, zwak en zieklyk. Hy merkte dat Eskulaap uit de verscheidene spyzen, die 'er op tafel kwamen, slegts ééne, en wel de eenvouwdigste, voor zig verkoos; alle zyne noodigingen, konden hem niet beweegen om iets anders te nuttigen. Hy vond egter groot vermaak in de gesprekken van zynen gast, waarin hy meer blymoedigheid en schranderheid ontdekte, dan hem ooit was voorgekomen. Den volgenden morgen nam Eskulaap afscheid, nadat hy alvoorens zynen minzaamen traktant bewoogen had om hem te bezoeken op eene kleine hofstede, niet verre van daar gelegen, welke hy voor zyne woonplaatse opgaf. Chremes kwam volgens belofte, en werd op de vriendlykste wyze ontvangen. Maar hoe verwonderd was hy, niets te zien opdisschen , dan melk, honig, en eenige wortels, zeer eenvoudig dog zuiver bereid, waarby geene saus was, behalven honger, vrolykheid, en vergenoegdheid. Eskulaap scheen met smaak te eeten, terwyl Chremes naauwlyks iets proefde. Vervolgens werd 'er bevel gegeeven tot het aanregten van eenen maaltyd , meer overeenkomstig met den smaak van den gast. Terstond was 'er een tafel gereed, vol van de kunstigste geregten, die de overdaad kon uitdenken, benevens een groote overvloed van allerhande kostbaare en bedwelmende wynen. Jonge dogters van betoverende schoonAa 3 heid,  350 EEN ONFEILBAAR ELIXIR." heid, waren 'er insgelyks aanweezig. Thans vierde Chremes zynen lust den teugel; nimmer had hy te vooren zulke lekkernyen gekend; alles, wat hy proefde, maakte hem opgetoogen. De jonge dogters zongen en dansten geduurende den maaltyd ; haare bekoorlykheden bragten den gast, reeds door den drank bestooven, geheel buiten zig zelven ; zyne zinnen geraakten in eene verrukkende verwarring: hy verbeeldde zig midden in Elysium te zyn, en was gereed om zig in de ongebondenste vryheden te buiten te gaan , wanneer onverwagt haare schoonheid, welke in een momaangezicht bestond, afviel, en de leelykste, de yslykste gedaanten, die men zich by mooglykheid kan verbeelden, ten voorschyn bragt. Geilheid, wraakzugt, ydelheid, moord, magere armoede, en wanhoop verscheenen thans in 't haatlykste voorkomen, en de plaats werd oogenbliklyk het afschuwlyste tooneel van elende en verwarring. Hoe zeer wenschte Chremes verre van deeze duivelinnen verwyderd te zyn, en hoe bedugt was hy voor de jammerlyke onheilen, die hem boven 't hoofd hingen! Het bloed verstyfde in zyne aderen; zyne knieën beefden; zyne vreugd was in schrik, zyne verrukking in afgryzen veranderd. Eskulaap, merkende, dat hy een genoegsaamen indruk op het gemoed van zynen gast gemaakt had, sprak hem dus aan : „ Weet ,, Chremes , dat het Eskulaap is , die u dus onthaald „ heeft. Al wat gy hier ziet, is het waare afbeeldsel „ der misleidingen elende, onafscheidlyk van weelde en „ onmaatigheid. Wilt gy gelukkig leeven, wees maatig. „ Maatigheid is de moeder van gezondheid, wysheid, , overvloed, en van alles wat u in deeze wereld en hier „ namaals gelukkig kan maaken. Zy is inderdaad de „ waare schat des leevens; want zonder haar kunt gy „ niets genieten." Dit gezegd hebbende verdween hy; en met een veranderde het gansche tooneel. Chremes zag in plaats van het prachtige vertrek, waar hy onthaald was niets dan eene opene vlakte. Hier werd hy ver-  EEN ONFEILBAAR ELIXIR. 351 vervuld met denkbeelden, geheel en al verschillende van die , welke hy mede gebragt had. t'Huis komende verwisselde hy zyne verregaande overdaad met de striktste maatigheid, en kreeg door eene verstandige levenswyze spoedig zyne gezondheid weder. Zuinigheid verbeterde zyne vervallene omstandigheden , en versterkte tevens zyn zwak en kwynend ligchaam, Hy was van dien tyd af, een der gelukkigste menschen op aarde, bereikte eenen hoogen ouderdom , en werd door geheel Griekenland , om zyne wysheid, als een orakel geëerd. EENE ZEER EDELMOEDIGE DAAD, VAN DEN BEROEMDEN ENGELSCHEN GENEESHEER RICHARD MEAD. Doctor Freind had zich als Lid van het Parlement in 't jaar 1722 sterk tegen het Ministerie uitgelaaten. Dit haalde hem de beschuldiging van hoog-verraad op den hals, en hy werd in de maand Maart, als staatsgevangene in den Tower te Londen gezet. Omtrent zes maanden daarna, kreeg de eerste Minister eene ziekte, en liet den Heer Mead by zig roepen. Deeze, het ongemak onderzogt hebbende, verklaarde aan den Minister, dat hy voor zyne geneezing instond, maar dat hy hem niet het allerminste wilde voorschryven , of zyn vriend Freind moest eerst uit de gevangenis ontslagen zyn. De Minister, vindende na eenige dagen zyne kwaal verergerd, liet den Koning bidden , om den Heer Freind zyne vryheid te schenken. Dit bevel afgevaardigd zynde, meende hy dat Mead hem zou voorschryven 't geen hem in zyne omstandigheden diende ; maar de Geneesheer liet zig hier geenszins toe beweegen, eer zyn vriend op vrye voeten was. Na het ontslag begon Mead den Minister middelen tegen zyne ziekte te geeven, en herstelde hem binnen korten tyd volkomen. Dien eigen avond bragt hy Freind  352 EDELMOEDIGE DAAD VAN RICHARD MEAD. freind omtrent vyf duizend guinies, door hem ontvangen van de zieken, die hy voor zynen vriend bediend had geduurende zyne gevangenis; en freind kon hem door geene welspreekendheid beweegen, om deeze som te houden als eene wettige belooning voor zynen arbeid. Ongelukkigen, wier staalen hart door leezen trek van edelmoedigheid niet getroffen wordt! Gevoelige en menschlievende zielen, vatbaar voor het vermaak van weldaadigheid , u wilde ik door het verhaal deezer gebeurtenis aanmoedigen om in eene zo gelukkige , zo loflyke neiging te volharden. Onbarmhartige rykaarts, die, ongevoelig voor de klagten der behoeftigheid, uwe harten voor het leed van eenen vriend toesluit, u moet dit voorbeeld doen bloozen. Leest en oordeelt, zo gy hiertoe ooit in staat zyt.  PROEVE OVER DE KENNIS VAN DE WERELD. Niets wordt gemeenlyk de jeugd, zo dra haare verstandelyke vermogens zig een weinig ontwikkeld hebben , yveriger ingescherpt, dan de noodzaaklykheid van zig te oefenen in de kennis der wereld. Ouders, nabestaanden , en bekenden, voegen hunne vermaaningen byëen, en geeven deeze weetenschap op, als den nuttigsten, den onontbeerlyksten tak der menschelyke kundigheden. Men kan inderdaad niet ontkennen, dat 'er iederëen grootlyks aan gelegen is, zig, zo veel doenlyk, hierin bekwaam te maaken : het staa my nogthans vry, aan te merken, dat 'er doorgaands al te veel over dit stuk in 't wilde geredeneerd wordt. Kennis der wereld, een man van de wereld, en diergelyke spreekwyzen , behoorden ééne vaste betekenis te hebben, en niet gebruikt te worden om verschillende, ja zelfs t'eenemaal strydige bekwaamheden uit te drukken, welke veelal geen lof verdienen. Dit geschiedt ondertusschen daaglyks. Daar zyn 'er, die door kennis der wereld niet anders verstaan , dan eene geringe kundigheid omtrent een klein gedeelte der wereld , gemeenlyk de beschaafde wereld genoemd, en in eene slaafsche gehoorzaamheid aan de wetten , door de grillige mode ingevoerd. Thomas Weetniet , is een man, die zich hierin door en door geoefend heeft. Gesprooten uit een edel geslagt, werd hy in het middenpunt der fraaije wereld opgebragt. Zyne ouders oordeelende, dat geleerdheid hem nimmer tot eer kon strekken, zonden hem naar geene school, maar lieten hem t'huis in het danssen, schermen en fluitspeelen onderregten. Dee-. ze oefeningen kwamen hun egter onvoldoende voor, dewyl zy volstrekt begeerden, dat hun zoon een man van de wereld zou worden. Om hem alle mooglyke aanleiding hiertoe te geeven, bragt men hem, van zyne vroege jeugd af aan, in de zwierigste gezelschappen, en zorgVI. Afd. XIII. Deel. Bb de  354- PROEVE OVER DE de bovenal, dat hy in het kaartspel, als een der voornaamste takken van de kennis der wereld , goede vordederingen maakte. Het leed niet lang of Thomas blonk overal uit, waar hy verscheen. Niemand speelde ooit het l'ombrespel fyner, of nam de ceremonien van een salet nauwkeuriger in agt, dan hy. De berugte Nasch , ceremoniemeester te Bath, wiens naam zelfs onder ons Nederlanders is bekend geworden, kan, naar ik geloove, Thomas in deeze fraaije kundigheden niet overtroffen hebben. Hoe ver hy ondertusschen daarin moge gevorderd zyn , men ziet hem nogthans menigmaal in gezelschappen eene zeer zotte rol speelen. Schoon niemand hem , met zyne vrienden onder eene flesch zittende , in spraakzaamheid overtreft, of bondiger over het spel en over de verscheidene rassen van paarden weet te spreeken, wanneer egter het gesprek by geval 's lands gesteltenis of iets dergelyks tot onderwerp heeft-, zou men byna zeggen , dat hy tot de klasse der zwygers, in de school van Pythagoras behoorde. De bekrompenheid zyner kennis komt zelfs dikwils in 't gezelschap van juffrouwen aan den dag. Want hoewel hy , gelyk veele anderen, in den schouwburg gaat, om dat het de mode is, bezit hy egter zo weinig smaak, dat de meeste dames hem in 't beoordeelen van tooneelspeelen gemaklyk beschaamd kunnen maaken. Hy werd onlangs hartig uitgelagchen, dewyl hy in een talryk gezelschap verklaarde, dat hem in de treurspeelen niets beter geviel dan de vorstlyke lyfwagten, en dat hy deswegen weinig smaak . vond in den deugdzaame galeiroeier , dewyl daarin niets van dien aart voorkwam. Diergelyke staaltjes maaken, dat het verstand van Thomas by beide sexen weinig geacht wordt: ondertusschen houdt men hem in 't algemeen voor een man van de wereld, omdat hy de modes, en het uiterlyke, welk 'er in waargenomen wordt, zig eigen gemaakt heeft. Veelen pryzen de kennis der wereld in een gansch verschillenden zin aan. De koopman, die zich door het vervalschen van waaren of door sluikery listig weet te bevoor de-  KENNIS VAN DE WERELD. 355 deelen ; de actionist, die in de zogenaamde windnegotie uitmunt; de woekeraar, die, onvatbaar voor aandoeningen van 't medelyden, zig door kneevelaary verrykt: alle deeze lieden, en misschien nog veele anderen, beschouwen zig en huns gelyken, in zo ver ze de kunst, van langs slinksche wegen geld te winnen, wél verstaan, als egte kenners der wereld. Jeremias Geldziek, een groot man in zyne soort, plag zynen zoon dikwils op deeze of dergelyke wyze aan te spreeken : " Jonge. maak dat gy met de wereld kunt te regt komen. Toen ik eerst begon, was ik zo arm, als de kaalste Jood, die met pennen en lak langs de straat loopt; maar ik heb geleerd hoe men doen moet; en nu ben ik 'er zo goed als de beste." Deeze lessen werkten zeer sterk op het gemoed des jongelings; en dewyl hy een goed voorbeeld by zig had, oefende hy zig reeds vroeg in allerhande soorten van list en bedrog. Eene van zyne eerste onderneemingen was, dat hy zig by een uitlandsch koopman diep in schulden stak, en naderhand , om van 't betaalen vry te zyn , zyne minderjaarigheid voorwendde. Hy volgde voor 't overige zyns vaders lessen stiptelyk op, en toen de oude man stierf, werd hy eigenaar van een groot kapitaal. Thans was hy op den regten weg; hy ging op den zelfden voet, gelyk hy begonnen had, voort, en bragt het zo ver, dat hy meer en meer elks verwondering wegdroeg. Hy had het denkbeeld van schelmery zodanig verknogt aan dat van de kennis der wereld, dat hy , schatryk geworden zynde, nog in zyn vyfenveertigste jaar, niet kon nalaaten een valschen wisselbrief te maaken, 't welk tot zyn grootste ongeluk uitlekte. Op zulk eene wyze heeft de kennis der wereld menig een in 't verderf gesleept, en schoon de gevallen grootlyks ongelyk waren, met Nero, toen hy het eerste doodvonnis ondertekende, doen uitroepen: Utinam literas nunquam didicissem! " Ach dat ik het A. B. nooit geleerd had!" In een derden zin, geheel verschillende van de twee voorBb 2 gaan-  356" PROEVE OVER DE gaanden , komt de kennis der wereld voor by sommige lieden , wier verstand ruw en ongeoefend is. Zulken verbeelden zig, de wereld niet te kennen, eer zy verkeering gehad hebben met het snoodste en ongebondenste gedeelte haarer leden. Zy schynen de kennis van goed en kwaad niet voor noodig te houden, en zig alleen met die van het kwaad te vergenoegen. Jacob Ligthaut, was binnen zyns vaders huis opgevoed; men had hem vlytig onderweezen in 't latyn en grieksch, in de aardrykskunde, en in alle takken van weetenschap, noodig om een jongeling vooraf te bereiden tot de akademische studie. Hy kweet zig toen zeer wel in 't leeren, en werd , kundiger dan de meesten, naar de hooge school gezonden. Doch naauwlyks was hy -daar, of zyne styfheid en uiterlyken pedanterie, haalde hem de algemeene bespotting op den hals. Blôheid geeft natuurlyker wyze aanleiding tot ondeugd. Jacob kon niet verdraagen, dat men hem voor gek hield, en geen middel weetende om dit te ontgaan, zonder met de maats mede te,doen, dompelde hy zich in alle soorten van ongebondenheid , waaraan zyn smaak allengs gewoon werd. Binnen kort was hy in alle kuffen bekend, en vorderde dagelyks in ligtmissery, naar maate de kundigheden , die hy t'huis verkreegen had , afnamen. Deeze ruiling behaagde hem ten uiterste. Zyn beurs en gezondheid hadden beide veel te lyden; maar zyn troost was telkens, dat hy de wereld gezien had. Toen hy de eerste maal door de wagt wierd aangegreepen, was dit tooneel hem zo vreemd, dat hy de nieuwheid als eene genoegzaame vergelding voor den last der gevangenis aanmerkte. Zulk eene denkenswyze maakt hem ongevoelig voor het geen anders had kunnen strekken om hem af te schrikken. Hy had het ongeluk zich dikwils aan den zelfden steen te stooten, waarvoor men zegt dat een ezel zich zorgvuldig wagt. Na dat hy eindelyk in de kennis der wereld byna volleerd meende te zyn, maakte zyn vader, wiens goederen voor een groot gedeelte door hem verkwist waren, schielyk een einde van het  KENNIS VAN DE WERELD. 357 het spel, en zond hem, naar ik meen, als soldaat, op eene Oost-Indische reis, welke hy nauwlyks half volbragt had, wanneer eene ziekte, waaraan de vroomen niet onderhevig zyn, op eene jammerlyke wyze zynen leevensdraad afsneed. Zie daar drie soorten van kennis der wereld, hemelbreed verschillende van die, welke den mensch verdient aangepreezen te worden , als aanleidlyk tot een wys en gelukkig leeven. Tot deeze voortreflyke kennis behoort veel meer, dan men zig gemeenlyk verbeeldt. Al wie ze zig eigen wil maaken, moet zyne vermogens yverig te werk stellen, om het menschlyk hart te doorgronden, goede en kwaade neigingen, deugdzaame en snoode bedryven (zelfs wanneer ze uiterlyk veel naar elkander zweemen) te onderscheiden. Hy moet de wisselvalligheden der wereldsche zaaken met een oplettend oog gade slaan, en het verband tusschen de gebeurtenissen en haare oorzaaken tragten te ontdekken. Hy moet Dog waar zou ik een einde vinden , indien ik alle hiertoe noodige vereischten wilde optellen ? Wat behoort 'er niet al toe om wys te zyn ! en hoe weinig verschilt de wysheid van deeze uitmuntende kennis! Immers kan men zig niet verbeelden, dat iemand, hierin behoorlyk geoefend, alleen by het bespiegelende zou berusten , dat zyne kennis geen invloed op zyn gedrag zou hebben, dat 'er geene wysheid in zyne daaden zou doorstraalen. Men kan ligtlyk oordeelen, dat eene opregte, innerlyke liefde tot de deugd, de voornaamste prikkel is tot het onderneemen van zulke ernstige en moeilyke naspooringen. Zonder haar zal niet ligt iemand zig deezen arbeid getroosten, welken de Wysgeer voor zyne liefste bezigheid houdt. Bb 3 GE-  GESPREK TUSSChEN ALEXANDER DEN GROOTEN , EN KaREL DEN TWAALFDEN , KONING VAN ZWEEDEN. Vertaald uit the Dialogues of the Dead, by Lord Lyttleton. alexander. Uw Majesteit schynt zeer vergramt te weezen. Wie heeft u beledigd? Wat is de zaak? KArEL. De belediging betreft u zo veel als ze my betreft. Hier, in Elysium, is een knaap aangekomen, die op de stoutste wyze ons beiden heeft ontëerd. Het is een Engelsch poëet, zekere Pope. Hy heeft ons twee dollemans (*) genoemd! alexander. Ik ben zeer ongelukkig ten aanzien van poëeten geweest. Nooit had eenig Prins meer genegenheid voor de Zanggodinnen, of wierd door dezelven met meer ondankbaarheid beloond! By myn leven verklaarde ik Achilles te benyden, dewyl by een' Homerus had, om zyne heldendaaden te bezingen, en ik schonk een milde belooning aan Choerilus, een man die voorgaf de poëzy te verstaan, omdat hy getracht had de myne te vereeuwigen: maar myn goedheid , in plaatse van my eer te verwerven , heeft sedert my de bestraffingen op de hals gehaald van Horatius, een vernuftig Romeinsch dichter, als enkel myn gebrek aan smaak toonende ; en Lucanus , een andere poëet van de zelfde natie, heeft myne nagedachtenis met de ruuwste beschuldigingen belaaden. {•) Pope's Essay on Man. Ep. IV. l 219, 220,  GESPREK TUSSCHEN ALEXANDER ENZ. 359 KAREL. Van deezen weet ik niets; maar ik weet dat in myn tyd , een Franschen Hekeldichter, zekere Boileau , zo vry met uw karakter te werk ging, dat ik zyn boek aan stukken scheurde , omdat hy myn' begunstigden Held (*) had mishandeld. En nu deeze schaamtelooze Engelschman ons beiden beschimpt heeft. Maar ik heb u een voorslag te doen, tot herstelling van onze geschonden eer. Indien gy u met my wilt vereenigen, zullen wy alle deeze scriblaars uit Elysium werpen, en hen tot op den bodem van den Tartarus neder smakken, in spyt van Pluto en alle zyne trawanten. ALEXANDER. Dit is juist zulk een ontwerp als gy te Bender maakte, om u daar te handhaaven , met driehonderd Zweeden, tegen de geheele krygsmagt van het Ottomansche Ryk. En ik moet zeggen, dat zulke zotheden Pope te veel reden gaven om u een dolleman te noemen. KAREL. Indien myne heldhaftigheid dolheid was, dan denk ik dat de uwe zekerlyk geen wysheid te noemen is. ALEXANDER. Daar was een groot onderscheid tusschen uw gedrag en het myne. Alle myne ontwerpen en krygsverrichtingen waren wel overlegd, en werden met groot beleid uitgevoerd. Myne maatregels waren geschikt om aan myne oogmerken te beantwoorden; en, laat poëeten en redenaars zeggen wat zy willen, een ieder, die de geschiedenis van myn leven met oplettendheid leest, zal bevinden (*) Zie Porriatouwski's aanmerkingen, op Voltaire's Historie van Karel XII. Bb 4  300 GESPREK tusschen ALEXAND. DEN GROOTEN, den dat ik een bekwaam en wys staatkundige, zo wel als een dapper en onbevreesd soldaat was. Maar gy, door zonder behoorlyk overleg uw heir in de groote en barre woestenyen van de Ukraine te voeren, by de aannadering van den winter, stelde het bloot aan te vergaan uit gebrek aan onderhoud, verloort uw schutgevaarte, verloort. ten groot deel van uwe benden door koude, afmatting , en waart pedwongen met de Moscovieten te vechten, in zulke onvoordeelige omstandigheden, die het u genoegsaam onmooglyk maakten om te kunnen overwinnen. KArEL, Ik wil u uwe meerderheid, als een Generaal, niet betwisten. Het past my niet, een louter sterveling, my te verzetten tegen den zoon van Jupiter Ammon. ALEXANDER. Ik onderstel, gy denkt dat myn voorgeeven, dat Jupiter myn vader was, my zo veel recht geeft tot den naam van dolleman, als uw gedrag te Bender het u deed. Maar gy zyt grootlyks bedroogen. Het was myne slaatkunde, geenszins myn verwaandheid, die dat voorwendsel vormde. Toen ik de onderneeming voorstelde van Asie te overmeesteren, was het voor my noodzaaklyk aan het volk voortekomen, als iets meer dan mensch zynde. Zy waren aan het denkbeeld gewoon, dat Helden tot halve goden maakte. Ik eigende my derhalven een zelfde afkomst toe, als Osiris en Sesostris, als Bacchus en Herkules, de voorige overwinnaars van het oosten. Het gevoelen wegens myne godlykheid .ondersteunde myne wapenen, en hielp my alle natiën zich aan my onderwerpen, van den Granikus tot den Ganges. Maar schoon ik myzelven den zoon van Jupiter noemde, en den eerbied, dien deeze naam inboezemde, ophield, door den uitsteekenden moed, dien ik betoonde , -en de verheven grootmagtigheid van myn gantsch gedrag, ik vergat niet dat ik den zoon van Philip pus  EN KAREL DEN TWAALFDEN. 361 pus was. Ik maakte gebruik van de staatkunde myns vaders, en de wyze lessen van Aristoteles, dien hy my tot . myn leermeester had gegeven, om myne heldhaftige ontwerpen te bestieren, en te bevorderen. Het was de zoon van Philippus, die Grieksche volkplantingen stichtte door geheel Asie, tot de Indiën; die ontwerpen van koophandel vormde, die grooter en uitgestrekter waren dan zyn Ryk zelf; die de grondslagen van dezelven leidde in het midden zyner oorlogen; die Alexandrie bouwde, om het middelpunt en de stapel van den handel tusschen Europa, Asia en Afrika te zyn; die Nearchus uitzond, om de Indiaansche zeeën te bevaaren, tot de pilaaren van Hercules , dat is den doortogt om Afrika nagespoord te hebben, welks ontdekking Vasquez de Gama naderhand zo veel eer verworven heeft. Het was de zoon van Philippus, die, na dat hy de Persiaanen had overwonnen, hen met zulk eene zachtheid, zulk eene billykheid, zulk eene wysheid bestierde, dat zy hem zelfs meerder liefde toedroegen dan hunnen natuurlyken Koningen; en die, door onderlinge huwlyken, en alle middelen die bekwaamst zyn, om een samenmenging en vereeniging te wege te brengen, tusschen de overwinnaars en de overwonnelingen hen onderling verbond , en tot een volk vormde. Maar hoe gedroegt gy u, Vorst, toen uwe wapenen gelukkig waren? Wat deed gy tot bevordering van den koophandel uwer onderdaanen? Wat, om eenig voordeel te bezorgen aan hen die gy overwonnen had, of om eenig vyand in een vriend te hervormen ? KAREL Toen ik myzelven Koning van Polen had kunnen maaken, en my geraaden werd dit te doen, door den Graaf Piper, myn begunstigden Staatsdienaar, verkoor ik liever my edelmoedig te gedraagen, en dat koningryk aan Stanislaus te geven, gelyk gy eenige van uwe veroveringen in Indie, aan Porus gaaft, behalven zyn eigen, in 't welk Bb 5 gy  362 GESPREK TUSSCHEN ALEXAND. DEN GROOTEN, gy hem herstelde, nadat gy zyn leger verslagen, en hem gevangen had genomen. ALEXANDER. Ik gaf hem het bestier deezer Staaten onder my, en als myn stedehouder, 't welk het beste middel was om myn gezag te bewaaren in de overwonnen plaatsen, waar ik geene genoegsaame bezetting konde laaten om ze te behouden. De zelfde staatkunde werd naderhand geoefend door de Romeinen, in de afgelegen deelen van hun wyduitgestrekt gebied. Maar zy noch ik waren ooit zo uitspoorig van enkel voor anderen te overwinnen, of Koningen te onttroonen, met geen ander oogmerk dan alleen om het vermaak te hebben van hunne kroonen te schenken aan den eenen of anderen persoon van de zelfde natie ,' zonder voordeel, zo wel ten aanzien van ons zelven, als van ons volk. Nochtans wil ik geredelyk bekennen, dat myn optogt tegen Indie een onderneming van den zoon van Jupiter, niet van den zoon van Philippus was. Ik had beter gedaan indien ik gebleven ware, om myne Persiaansche en Grieksche Ryken meer te bevestigen, dan zo schielyk meerder veroveringen te onderneemen. Evenwel was deeze oorlog van nut, om te verhinderen dat myne benden niet door de weelde van Asia te bedorven wierden, en om het ontzag van myn' naam in stand te houden, dat het groote steunsel van myn vermoogen was. En wat gy ook in andere opzichten moogt gedaan hebben, ik ben verzekerd dat gy myn voorbeeld niet volgde, in uw gedrag jegens den Koning dien gy overwonnen had. De verpligting die gy Augustus opleide, van zelf een' brief van gelukwensching (*) te schryven, aan den persoon , dien gy in zyn plaats Koning van Polen gemaakt had, was het volstrekte tegengestelde van myne behandeling omtrent Porus en Darius. Het was eene onedelmoedige beschimping , waar (*) Zie Voltaire's Karei XII,  EN KAREL DEN TWAALFDEN. 363 waarmede gy zyn ongeluk verzwaarde! het was de triomf van een klein en laag gemoed! Het bezoek, dat gy na deeze beschimping by hem afleide, was eene verdere verachting, beledigende voor hem, en beide nutteloos en gevaarlyk voor uzelven. KAREL. Ik vreesde het gevaar daarvan niet. ——— Ik wist dat hy geen gebruik durfde maaken van de magt, die ik hem gaf om my leed te doen. ALEXANDER. Indien zyn gramschap de overhand op zyn vrees had gekregen, gelyk had kunnen gebeuren, gy zoud omgekomen zyn door uwe onbescheidenheid en verwaandheid. Wat my belangt, hoe onversaagd ik in alle gevaaren was, aan welken ik geloofde my te moeten blootstellen , ik waagde my echter nooit een oogenblik in de magt van iemand, dien ik beledigd had. Maar gy bezat de roekloosheid der zotten, zo wel als de stoutheid der heldhaftigen. Een valsch begrip, dat gy u wegens de zwakheid van uwen vyand in 't hoofd had gezet, bewerkte in 't eind uwen ondergang. Wanneer gy, op eenige voorslagen van vrede, u door den Czaar gezonden, ten antwoord gaaft, „ dat gy by hem wilde komen, en te Moskou met hem handelen; deed hy u billyk weeten , dat gy nabootste, om gelyk Alexander te handelen; maar dat gy in hem geen Darius zoud vinden." En inderdaad , gy had het karakter van dien Vorst beter behooren gekend te hebben. Indien Persie was geregeerd geworden door eenen Peter Alexiowitz, toen ik het aanviel, ik zou voorzigtiger te werk zyn gegaan, en zo veel staat niet gemaakt hebben op de meerderheid myner troepen in moed en tucht, boven een heir, aangevoerd door een' Koning, die in staat was zyn volk te onderwyzen in alles waar omtrent het gebreklyk was. k A-  364 GESPREK TUSSCHEN ALEXAND. DEN GROOTEN, KAREL. De veldslag van Nerva , gewonnen door agtduizend Zweeden tegen tagtigduizend Russen , scheen my recht te geeven, om beiden hen en hunnen Vorst te verachten. ALEXANDER. Het gebeurde terwyl hy zelf in deezen stryd niet tegenwoordig was. Maar hy had den tyd nog niet gehad, die noodig was om zyne barbaarsche soldaaten te onderrichten, en hen onder de noodige tucht te brengen. Gy gaaft hem dien tyd, en hy maakte zulk een goed gebruik van denzelven, dat gy, te Pultowa, de Russen een' geheel andere natie bevond te zyn. Had gy uwe overwinning op zyn leger te Nerva behaald, vervolgd, en naar Moscou voortgetrokken , dan zoud gy den Herkules van dat volk in zyn wieg hebben kunnen vernielen. Maar gy liet hem opgroeijen tot zyne krachten ryp waren, en handelde met hem of hy steeds een kind was gebleeven. KAREL. Ik moet bekennen gy gingt my te boven in beleid , in staatkunde, en in waare grootheid. Maar myne mildheid was niet minder dan de uwe; en gy noch eenig sterveling heeft my overtroffen in de verhevenheid van dapperheid en moed. Ik was ook vry van de ondeugden door welken uw karakter bevlekt werd. Ik was nooit dronken; ik doodde geen' vriend in het gedruis van een feest; ik verbrandde geen paleis op het ingeeven van een hoer. ALEXANDER. Men zal het mogelyk voor eenige ontschuldiging van myne dronkenschap laaten doorgaan, dat de Persiaanen het voor eene uitmuntendheid in hunne Koningen hielden, wanneer zy in staat waren om veel wyn te drinken, en dat de Macedoniërs 'er verre af waren om het voor schande te houden.  EN KAREL DEN TWAALFDEN. 365 den. Maar gy waart zo ylhoofdig en wreed, nuchteren zynde, als ik, wanneer ik dronken was. Gy waart nuchteren toen gy besloot in Turkye te blyven, in weêrwil van den grooten Heer. Gy waart nuchteren toen gy bevel gaaft om den ongelukkigen Patkull, wiens eenige misdaad bestond in de rechten van zyn vaderland gehandhaafd te hebben , en die het geheiligd karakter van Ambassadeur bekleedde , leevende te rabraaken , tegen het recht der volken, en dat der menschlykheid , nog onschendbaarder voor een edelaartig gemoed. Gy waart ook nuchteren, toen gy aan den Zweedschen Senaat schreef, 'die, op het bericht van uwen dood, getracht had eenige zorg voor uw Ryk te draagen, dat gy de Raaden ééne van 'uwe laarzen zoud zenden, en zy van dezelven hunne orders 'zouden ontfangen, indien zy ondernamen zich in de staatsbestiering te mengen; een hoon , veel erger dan eenige waarover de Macedoniërs in my te klaagen hadden, terwyl ik het meest door den wyn verhit, en door de vleijery opgeblaazen was. Wat myne kuischheid belangt, deeze, beken ik, was niet zo volmaakt als de uwe , 'schoon ik door myne onthouding grooten lof verworven heb; maar indien gy, mooglyk niet zo volstrekt onaandoenlyk voor de bekoorlykheden der sexe geweest waart, het zou mogelyk de opvliegendheid , de verwaandheid, en hardnekkigheid van uw natuur gemaatigd en verzacht hebben. KAREL. Het zou my verzacht hebben tot eene vrouw, of, het geen ik voor nog laager houde, tot den slaaf van eene vrouw. Maar ik ontken dat gy u nooit wreed of ylhoofdig betoonde, ten zy gy dronken waart. Gy waart niet dronken toen gy den geneesmeester Hephaestion deed kruissigen, omdat hy een man niet genas, die zichzelven doodde, door zyne onmaatigheid geduurende zyne ziekte ; ook waart gy niet dronken toen gy aan de schim van dien begunstigden Krygsoversten, de gantsche natie der Cussiaa nen  366 GESPREK TUSSCHEN ALEXANDER enz nen opofferde, mannen, vrouwen en kinderen, die volstrekt onschuldig waren aan zynen dood; en wel uit oorzaake van uw leezen in Homerus , dat Achilles eenige Trojaansche gevangenen op het graf van Patroclus, ten zoen van hem, geslagt had. Ik zou meerder bewyzen kunnen bybrengen , dat uwe driften u niet minder onstooken dan de wyn; maar deezen zyn genoegsaam. ALEXANDER* Ik kan het niet ontkennen, myne driften waren somtyds zo heftig, dat ze my het gebruik myner reden benamen ; voornaamlyk toen de hoogmoed op zulke verbaazende voortgangen , de dienstbaarheid van de Persiaanen, en de Barbaarsche vleijery myn verstand bedwelmd hadden. Om in zulk een jongen leeftyd, een zodanig geluk als het myne, met maatigheid en soberheid te kunnen dragen, daartoe is de menschelyke natuur naauwlyks in staat. En u aangaande , in uwe deugden was eene uitspoorige onmaatigheid, die hen allen in ondeugden deeden verkeeren. Ook ontbrak u een deugd, die van groot gewigt is, in een' Vorst, en die ik in den hoogsten graad bezat, naamelyk de liefde tot weetenschappen en konsten. Onder myn zorg en bescherming werden zy in Griekenland tot haare grootste volmaaktheid gebragt. Gy deed in Zweeden haar ten gronde gaan, en gy waart zulk een loutere Goth, als de Alariks en Genseriks, uwe voorzaaten. Aristoteles, Apelles en Lysippus, behoorden tot de glorie myner regeering: de uwe was alleen doorluchtig uit oorzaake van gevechten. ■■ Over het geheel, schoon* ik uit eene vergelyking tusschen ons beiden, over zou hellen in uw voordeel te besluiten, ik moet echter den voorrang in roem geven, aan uwen vyand Peter den grooten. Hy verhief zyn vaderland; gy bedurft het uwe. Hy was een wetgever, gy waart een tieran. nieu-  NIEUWE BESCHRYVING VAN HET EILAND JAMAICA, (Uit het Engelsch) Jamaica is een van die eilanden, welke Antillis genoemd worden , en in onderscheiding Van de Caribes, alleen Jamaica, Cuba, Hispaniola of St. Domingo bevatten , benevens eenige kleine eilanden, die 'er nog toe schynen te behooren. Het eiland Jamaica werd door Columbus, op zyne tweede reize, in 't jaar 1594, ontdekt. Zyn zoon Diego was de eerste Europeaansche Gouverneur van het eiland, en bouwde de stad St. Jago de la Vega, thans de Spaansche stad geheeten. Op de eerste aankomst der Spanjaarden, verscheenen de Indiaanen in de wapenen, hebbende kloekmoedig beslooten, hunne vryheden te verdeedigen tegen deeze stoute indringers; en de uitslag zou waarlyk gelukkig geweest zyn , hadden de Spanjaarden Zig niet eindelyk bediend van hunne eenvoudigheid, en hen bedroogen door fraaie voorwendsels van vrede en betuigingen van vriendschap. Kort daarna egter, ondervonden zy de kwaade uitwerksels van hunne ligtgeloovigheid. Want zodra de Spanjaarden zig in staat bevonden om hunne bloedige voorneemens uittevoeren , begonden zy eene schriklyke slagting, en bragten in weinig jaaren een getal van 60000 inboorlingen om hals. Sommigen vlooden naar de bosschen, en verschoolen zig in holen en spelonken , waar zy door deeze wreede geweldenaars vervolgd, verjaagd en gedood werden. Voor deeze verwoesting was Jamaica het best bevolkte eiland, van alle de Antilles; maar de felle nederlaag, door de Spanjaarden aangeregt, was zo groot, dat de waare naam van Indiaanen binnen weinig jaaren vernietigd werd, en 'er niets overbleef, om de gedagtenis van dat eertyds bloeijend volk te bewaaren. De Spanjaarden bleeven in 't bezit van dit eiland, totdat Cromwell, die zeer wel begreep, hoe groote voordee len  368 NIEUWE BESCHRYVING len zy van hunne Americaansche provinciën trokken , in 't jaar 1654 eene aanzienlyke vloot van oorlogschepen onder het bevel van Penn en Venables derwaards zond cm St. Domingo te veroveren. Hunne onderneeming mislukte; zy werden met verlies terug gedreeven; dog vreezende naar Engeland wedertekeeren, zonder iets gelukkig te hebben uitgevoerd, beslooten zy wyslyk eene kans tegen Jamaica te waagen, eer nog de bewooners van dat eiland tot verdeediging aangemoedigd konden worden, door de tyding van hunnen verydelden toeleg op st. Domingo. De vloot, en de troepen, spoedig te Jamaica aangeland, naderden aanstonds het fort, en maakten zig daar met weinig verlies meester van. Den volgenden morgen, met het opgaan der zonne, trokken zy op naar een Savanne naby de stad, wanneer eenige Spanjaarden hun te gemoet gaande, begeerden met hun te handelen. Maar Venables wees hen van de hand, of zy moesten zyn volk voorzien van een bestendigen toevoer van leevensmiddelen waaraan groot gebrek was. De Spanjaarden bewilligden hierin, en hielden hun woord, des 'er eene capitulatie werd aangegaan. Dus was het geheele eiland bemagtigd, en werd vervolgens by verdrag, aan Groot-Brittanje afgestaan. Verscheidene Spaansche negers egter, naar de gebergten gevlugt zynde, verdeedigden aldaar hunnen grond, en zig naderhand vereenigd hebbende met andere vlugtelingen van de Engelsche plantagien, werden ze zo magtig, dat men hen niet onder 't juk kon brengen, schoon 'er, tot bystand van de planters, een hoop geregelde troepen overkwam. In laater tyd heeft de Gouverneur Trelawny een verdrag met hun aangegaan, waarby men is overeengekomen, dat zy in een onafhanglyken staat zouden blyven, en door hunne eigene bevelhebbers geregeerd worden, mits dat zy geene vlugtelingen meer zouden herbergen. Men zegt , dat zy tegenwoordig zeer vreedzaam met de Engelschen leeven, en sommigen verbeelden zig, dat zy, indien 'er een inval geschiedde , zeer  Van het eiland Jamaica. 369 zeer veel tot verdeediging van het eiland zouden toebrengen : dog anderen zyn van gevoelen, dat de Negers nog niet te betrouwen zyn, en om deeze reden, zyn eenige Van de beste landen in het eiland, die in hunne nabuurschap liggen, nog onbebouwd. Een gedeelte der manschap, tot de verovering van Jamaica gebruikt, heeft zig aldaar nedergezet. Veele aanhangers van den Koning, t'huis in ongerustheid leevende, zogten hier eene schuilplaats, en niet weinig planters van Barbados, werden door de ongemeene vrugtbaarheid van den grond en andere voordeden , daarmede verknogt, derwaards gelokt. Deezen leerden de eerste Engelsche volkplanting het kweeken van suikerriet en 't maaken van suiker; want in den beginne leide men zig, gelyk de Spanjaarden te vooren gedaan hadden, alleen toe op het kweeken van cacao. 't Was een geluk voor de Engelschen, dat zy op deezen nieuwen landbouw vielen; want de bosschen van cacao-boomen, door de Spanjaarden geplant , begonden hun te begeeven, en de nieuwe plantagien droegen geen vrucht. 't Geen aan deeze volkplanting voornaamlyk leeven byzette, en dezelve eensklaps tot een wonderlyken trap van rykdom bragt, welke, sedert , byna nergens zyns gelyken gehad heeft, was de toevloed der zeerooveren, Buccaniers geheeten. Dit volk, welk met de woedenste roekeloosheid vogt, en den buit in verregaande verkwisting doorbragt , was op Jamaica welkom. Zy bragten 'er dikwils, in één keer, drie- of vierduizend stukken van achten, die zy terstond besteedden aan grof speelen, aan wyn , en by de vrouwen. Door dit middel wonnen de inwooners zo aanmerklyk , dat zy, toen deeze bron van hunne welvaart, door de uitroeijing der zeeroovers gedempt was, zig in staat bevonden om hun vlyt aan betere kanaalen te besteeden; en zy vermenigvuldigden dermaate , dat men hun getal op zestigduizend blanken , en twintigduizend negers begrootte. Maar terwyl de inwooners met de aangenaamste hoop vervuld waren, en zig in hunnen overvloed verheugden, VI. Afd. XIII. Deel. Cc over-  370 NIEUWE BESCHRYVING overviel hen eene der sterkste aardbeevingen , die mooglyk ooit gevoeld is. In Port-Royal kwamen tweeduizend blanken en zwarten om. De huizen lagen, het gantsche eiland door , omver, en de ingezetenen , die nog leefden, waren genoodzaakt in hutten hun verblyf te houden. Twee groote bergen waren nedergestort, en hadden den loop van eene rivier gestuit , waardoor die plaats een gantschen dag droog bleef, 't welk gelegenheid gaf, om een overvloed van visch te krygen , tot groote ondersteuning voor de verlegene ingezetenen. Een hooge berg was gespleeten; een gedeelte daarvan, op eene effene vlakte nedervallende , bedekte verscheidene gebouwen; en byna alle schepen en sloepen raakten in de haven los. Kort daarop volgde een algemeene ziekte, waardoor insgelyks een groot getal inwooneren werd weggerukt. De vyanden van Groot-Brittanje waren geene ledige aanschouwers van deeze yslyke gebeurtenis; de Franschen stelden zig voor, gemaklyk meester te kunnen worden van een geruïneerd eiland, waar armoede, ziekte en alle ongemakken de overhand hadden. Zodanig was Jamaica veranderd! Zy deeden een aanval op het eiland, in de vaste hoop van in hun voorneemen te zullen slaagen; dog schoon de inwooners tegen zo veele ongemakken te worstelen hadden , waren ze echter nog met hunnen ouden geest bezield, en volhardden in hunne aangeborene kloekmoedigheid. Het geweld werd afgekeerd, en 'er bleeven van de aanvallers niet meer dan agttien over , om tyding te brengen van hunne nederlaag. Ondertusschen schynt het groot verlies, uit de gemelde onheilen gesprooten, nog niet geheel hersteld te zyn. Men zegt, dat het getal der blanke inwooneren nauwlyks boven 25000 bedraagt; en dat van de zwarten weidt begroot op 90000; waarlyk eene verbaazende onevenredigheid! Jamaica werd door Columbus St. Jago genoemd, welken naam het behield, zolang de Spanjaarden het in bezit hadden; maar naderhand aan de Engelschen overgegaan zynde , kreeg het den ouden naam weder. Het strekt zig uit van 75 graa-  VAN HET EILAND JAMAIKA 371 graaden, 57 minuuten westelyke lengte van Londen, tot 78 graaden, 37 minuuten westlyke lengte, en van 17 graaden, 48 minuuten tot 18 graaden, 15 minuuten noorderbreedte, zynde de grootste langte omtrent 160 mylen, van Punt Negril, aan de westzyde, tot Punt Morand, aan de oostzyde ; en de grootste breedte omtrent 70 mylen , van de Punt van Portland, ten zuiden , tot Gallina Punt ten Noorden; dog het wordt aan ieder einde smaller. Het ligt ongeveer 4500 mylen ten zuidwesten van Engeland, 170 uuren gaans ten noorden van Porto-Bello en Carthagena, 20 uuren zuidwaards van Cuba, en 24 ten westen van St. Domingo, of Hispaniola. Het eiland, binnen den keerkring gelegen, heeft by aanhoudendheid den passaatwind, welke ten zuiden van het eiland waait, en het zeekoeltje genoemd wordt, 's Morgens omtrent ten agt uuren komt het opzetten, en verheft zig tot twaalf uuren 's middags; vervolgens neemt het weder af, naarmaate de zon laager zakt, tot dat het ten vier uuren na den middag geheel gaat liggen. De landwind begint 's avonds om agt uuren, waait vier uuren in zee op, wordt, tot twaalf uuren in den nagt, al sterker en sterker, en neemt weder af tegen vier uuren. Dewyl dus de landwind by nagt, en de zeewind over dag waait, kunnen 'er geene schepen in de haven komen dan by dag, en geene uitloopen dan by het aanbreken van den dag , of kort daarna. Midden door het eiland, van het oosten tot het wes ten, loopt eene keten van bergen, doorgaands de blaauwe bergen genoemd. Aan iedere zyde derzelven , vindt men andere, die veel laager zyn. Het bergagtige gedeelte deezes eilands is zeer steil, en de hoogste bergen aan den noord en zuidkant zyn omringd met zeer diepe graften , geformeerd door de geweldige regenvlaagen, welke, byna ieder dag, op de bergen nedervallen, en eerst een klein kanaaltje geboord hebbende, om 'er door heen te loopen , vervolgens, alles voor zig weg dryven, waardoor deeze kanaalen zeer diep worden. De meeste savannes, of vlakten, gezuiverd van hun geboomte, en geschikt tot Cc 2 wei-  NIEUWE BESCHRYVING weilanden, liggen omtrent aan de zuidzyde van het eiland: ze gelyken naar onze beemden, en men kan verscheidene mylen ryden , zonder ééne hoogte te ontmoeten. Sommige binnenlandsche vlakten zyn met bergen omringd. Na een regen vertonnen ze zig groen en vrugtbaar ; maar na lange droogte, geel , en als verzengd. De voornaamste havens van dit eiland zyn Port Royal, welke fraai en ruim is; de Oude Haven, welke zeven of agt mylen westwaards van St. Jago af ligt ; Port Morant, aan den oostkant van 't eiland; en Port Negril aan den westkant. Behalven deeze, zyn 'er nog verscheidene andere aan de zuid- en noordzyde; dog 't is gevaarlyk, zonder loots, de kust te naderen, wegens de koraalrotsen, die 'er byna overal om henen liggen. Onder de rivieren van Jamaica is niet ééne bevaarbaar, want haaren oorsprong neemende op de bergen, in 't midden van 't eiland gelegen, storten ze zig langs de rotsen , ten noorden en zuiden, naar beneden, en vallen in de zee eer ze veele mylen geloopen hebben. Dikwils worden 'er groote boomen en gantsche stukken rots mede om laag gerukt; hebbende deeze watervallen op sommige plaatsen de hoogte van vyftig of zestig voeten. In drooge jaaren is egter het water zeer schaars, in de weilanden die ver van de rivieren af liggen, een gebrek, welk natuurlykerwyze veel vee doet sterven. Aanmerklyk is het, dat sommige rivieren op de bergen hier en daar boven den grond opryzen en onder den grond wegzakken, inzonderheid de Rio d'Oro, welke twee of driemaal zakt en ryst. Eene andere byzonderheid is, dat eenige bronnen en rivieren hunne kanaalen overtrekken met eene korst van cement, waardoor het gruis en zand op den grond samenpakt. Daar zyn ook verscheidene heete bronnen, en zoute wateren , waardoor meiren geformeerd worden, inzonderheid Riotto, een meir , welk veel water ontvangt en nogthans, geene zigtbaare ontlasting heeft. In deeze meiren en in de kuilen , door het zeewater gemaakt, wordt eene groote menigte zout voortgebragt door de hit te,  VAN HET EILAND JAMAIKA. 373 te , die do vogtigbeid doet uitwaassemen. Het gebergte, of eigenlyk het grootste gedeelte van 't eiland , is bekleed met fraai geboomte, welk in alle jaargetyden fleurig en groen blyft. De schoonheden van December evenaaren den bloei van Mei. Men ziet duizenderlei slag van boomen den top van ieder berg versieren ; hunne verschillende takken, zonder orde dooreen geslingerd, vertoonen eene aangenaame soort van verwarring, en formeeren hier en daar kleine boschjes en koele priëelen. De cederboom , de mahognyboom , het lignum vitae , en ontelbaare andere vermengen hun loof, sommige hunne hooge kruinen beweegende , en andere onder hunne aangenaame schaduw groeijende. De schoonheden der beter gecultiveerde valleien zyn niet geringer ; zy draagen insgelyks het groene kleed der natuur, welk des te meer behaagt, wanneer het door de keurigste kunst en zorg opgesierd is. Hier vindt men de rykste planten , als suikerriet, gember, piment, en andere, die hunnen eigenaaren meerwaardig zyn, dan een aandeel in de mynen van Potosi of Peru. Ook is 'er een groote overvloed van de fraaiste oranje- en citroenboomen, Geene soort van Europisch koorn wast hier; maar men heeft 'er mays of Indiaansch koorn , Guineesch koorn , en erwten van verscheidene soort, schoon geene derzelven naar de onzen gelyken , benevens eene verscheidenheid van wortelen. Het fruit is hier zo gemeen , dat weinigen 'er acht op geeven : aan de zyden van de wegen kan men citroenen , granaatappelen , Indiaansche peeren , en mamel plukken; alles gelykt hier naar eene soort van paradys. Maar deeze voordeelen staan tegen verscheidene onaangenaame omstandigheden over. In de rivieren vindt men hier den verschriklyken alligator; in de veenen en moerassen de guana en galliwasp, benevens tallooze slangen en ander ongedierte. Geduurende een groot gedeelte van het jaar is men aan de brandende hitte der zonne blootgesteld, en het warme klimaat maakt het eiland ongezond. Cc 3 De  374 NIEUWE BESCHRYVING De langste dag in den zomer is omtrent dertien, en de kortste dag in den winter omtrent elf uuren. Ten negen uuren voor den middag wordt de lugt onverdraaglyk heet, en men zou 't 'er byna niet in kunnen harden, indien 'er de bovengemelde zeewind niet waare. Inderdaad de heete en vogtige lugtgesteltenis, moest natuurlyker wyze schielyk pestziekten te wege brengen, die in korten tyd alles zouden verwoesten, had niet de wyze Schepper van 't heelal de aangenaame koelten van een zee- en landwind bereid, om de lugt te temperen, en dermaate te verfrisschen, dat elk zich onbeschroomd aan zyne bezigheden kan begeeven. De nagten zyn somtyds vry koel, en de dauw valt in 't land zo sterk dat 's morgens het water van de bladender boomen afdruipt, als of 't geregend had, en dat men 's nagts rydende, zyn hair en kleederen binnen korten tyd nat vindt. Deezen kouden en scherpen dauw, welke ieder nagt bespeurd wordt, nadat de poriën door de groote hitte van den dag geopend zyn, houdt men te regt voor zeer ongezond, en vreemdelingen, die 'er zig aan blootstellen, ontgaan zelden eene hevige ziekte. In plaats van het jaar in lente, zomer, herfst en winter te verdeelen, onderscheidt men hier alleen het drooge en natte saizoen. Deeze saizoenen zyn niet regelmaatig, maar verschillen in deeze en geene gedeelten van het eiland. Omstreeks de valei van 't blaauwe gebergte, en verscheidene andere bergagtige plaatsen, regent het alle dagen, 't gansche jaar door, min of meer; en het suikerriet wordt 'er geplant, wanneer 't op andere plaatsen afgesneeden wordt. Aan den noordkant zyn de saizoenen vry regelmaatig: het planten begint 'er in Augustus, en duurt tot Kersdag, op welken tyd men altoos regen krygt, zynde naderhand geen te verwagten voor het einde van Maart, wanneer het wederom regent, geduurende de maanden April en Mei. Verscheidene gedeelten van 't eiland, welke eertyds de uitgeleezenste en vrugtbaarste plekken lands waren ,  VAN HET EILAND JAMAIKA 375 ren, en jaarlyks eenige honderd oxhoofden suiker opleverden, zyn tegenwoordig alleen bruikbaar weiden voor het vee, dewyl ze byna negen maanden in t jaar droog blyven. Men schryft dit toe aan t uitroeijen der boomen, die.zeer veel van de opryzende dampen verzamelden en vervolgens in de gedaante van regen lieten vallen. De maanden July, Augustus en September worden onstuimige maanden genoemd, omdat 'er de meeste stormen in voorvallen. Het weêrligt byna alle nagten , doch zonder veel donder. In een weezenlyk donderweêr klinkt het geluid verbaazend sterk , en de bliksem doet dikwils veel schade. In February of Maart zyn 'er aardbeevingen te verwagten, welke somtyds zo verschriklyk waren, als ooit eene in de geschiedenissen gemeld is. De inwooners vieren uit hoofde der stormen en aardbevingen eenige dagen in't jaar, op eene plegtige wyze. Volgens de beste waarneemingen is 'er niet een derde deel van 't land bewoond. Daar zyn wel plantagien rondom het eiland, dog geene van allen ligt ver van de zee; en ze zyn weinig gecultiveerd, dat het grootste gedeelte van den grond niet schoon is maar met hout bewassen. Een planter die drie of vier duizend acres (*), tot zyn gebruik heeft , bebouwt 'er omtrent vyf honderd van ; 't overig laat by onaangeroerd liggen. Ondertusschen is de erond op sommige plaatsen zo ongemeen vrugtbaar, dat één acre verscheidene oxhoofden suiker kan opleveren. Het gewoone brood is hier plantain, yams en cassava. Het eerste is langwerpig van gedaante, groeit op den boom aan trossen, die groen geplukt en geroost zynde zeer lekker smaaken. De yams zyn eene soort van aardappelen, doch veel grooter; sommige derzelven weegen verscheidene ponden. Cassava is een wortel die van zekeren heester afgesneeden en plat gedrukt wordt. Het sap is een doodlyk vergift, doch de wortel zelve wel bereid zynde, strekt tot een gezond en aangenaam voedsel. Droog zyn (*) Eene acre is omtrent eene halve morgen. Cc 4  376 Nieuwe beschryving zynde, wordt dezelve geraspt, en in water gelegd, waarin men hem een geruimen tyd laat liggen ; vervolgens giet men 'er het vogt af, droogt het meel, en maakt 'er koeken van, die in een pan of aarden schotel over 't vuur gebakken worden. Deeze koeken zyn wit en gekrinkeld , en worden van de Creslai voor het allerbeste brood gehouden. Daar is zulk een overvloed van verkens, dat 'er op sommige plantagien honderden gehouden worden, waarvan het vleesch zeer aangenaam smaakt. Het rundvleesch is hier egter taai en mager; doch het schaaps- en lamsvleesch laat zig wel eeten. De kudden , die op 't eiland gekweekt worden, zyn zeer weinig in getal. De schaapen hebben wol , die naar 't hair der bokken zweemt, en schynen grooter dan de onze. Men vindt hier verschiet van wild en tam gevogelte. De schildpad, die op 't strand gevangen wordt, is uitmuntend goed. Gezouten kabeljauw , word uit Newfoundland herwaards gebragt; ook komt 'er veel gezouten rundvleesch uit Ierland, en van de volkplantingen op het vaste land; dit is grootendeels voorde knegts, die zelden versch vleesch te eeten krygen. De gemeene drank voor lieden van middelen, is Madera-wyn met water gemengd. Die in een laager staat leeven, gebruiken punch van rum, waarvan dikwils misbruik gemaakt wordt. Men geeft 'er den naam van killdevil (moord-duivel) aan, omdat duizenden zich 'er mede om hals brengen, vooral nieuwe aankomelingen, die 'er, zonder groot gevaar, niet veel van kunnen drinken, omdat de verhitting van het bloed koortsen te wege brengt welke hen binnen weinig uuren wegsleepen. Ale en claret is hier ook te krygen, doch niet, dan voor zeer hoogen prys. Wat de kleeding betreft, de hitte maakt hier veel kleederen onverdraaglyk; daarom draagen de mans gemeenlyk maar garen koussen , linnen onderbroeken , een kamizool, een neusdoek om 't hoofd, en een hoed daarover Pruiken worden 'er niet gebruikt, dan op zondag en by plegtige gelegenheden; wanneer de heeren zeer zwierig voor  VAN HET EILAND JAMAIKA 377 voor den dag komen, draagende rokken van zyde, en kamizoolen met zilver. De knechts gaan in linnen kielen met knoopen aan den hals, en aan de handen, lange broeken van eenerlei stof, en zonder koussen. De negers zyn gemeenlyk naakt; doch die hunne heeren opwagten, draagen livery. De dames maaken zo veel vertooning, als ergens in Europa; zy kleeden zich even kostbaar, en het staat haar wel. Haar morgen gewaad is een losse nagttabberd, welke net om 't lyf zit; tegen eetenstyd kleeden zy zich aan, en verschynen in den vollen luister van een kostbaar , zinlyk en gepast tooisel. De dienstmeiden draagen doorgaands een japon van katoen of Hollandsch gestreept, en een effen muts. Veele negerinnen in 't land gaan meesttyds naakt; want zy weeten niet wat schaamte is, en verwonderen zich over de blôheid der Europeërs: doch in de steden zyn ze verpligt eene soort van rokken te draagen , en men vindt 'er, die netjes voor den dag komen. De heeren-huizen zyn in 't algemeen laag, van eene verdieping, en bestaan uit vyf of zes goede vertrekken, die fraai betimmerd, en met mahognyhout gevloerd zyn. Ze hebben doorgaands eene gallery die met eenige trappen opgaat, en tot een beschutsel voor de hitte dient. In de steden zyn verscheidene huizen van twee verdiepingen, doch deeze manier van bouwen is niet goed bevonden , omdat men gezien heeft , dat zulke huizen zelden den schok van eene aardbeving, of het geweld van een storm kunnen doorstaan. De negers hebben niets meer dan een hoop elendige hutten van riet. De geleerdheid is hier in slegten staat. Men vindt wel eenige weinige heeren, die in de weetenschappen bedreeven zyn, doch de grootste hoop schynt meer van 't spel te houden, dan van nuttige oefeningen des verstands. Die middelen genoeg hebben, zenden veelal hunne kinderen naar Groot-Brittanje, waar zy het voorregt van eene beschaafde en fatzoenlyke opvoeding genieten ; doch in 't Cc 5 alge-  378 NIEUWE BESCHRYVING algemeen, verkeert een jonge, totdat by zeven of agt jaar oud is, onder de negers , en neemt derzelver gebroken taal te gelyk met hunne zeden en manieren over. Naderhand gaat hy nu en dan wel school: maar de jonge heer mag vooral niet bestraft worden: leert hy wat, 't is goed; leert hy niets, men kan 't niet helpen. Nadat hy leezen geleerd heeft, gaat hy op de dansschool; word een pronker en lediglooper, en geeft zich met zyns gelyken aan tydkwistende vermaaken over. Sommige juffrouwen leezen; doch allen zyn ze geheel verzot op het danssen, weinig zorgende voor de beschaaving van hunnen geest. Al het gangbaar geld is hier Spaansch; men ziet 'er zelden Engelsche munt, behalven in de kabinetten van liefhebbers. Geene plaats is 'er misschien, waar het zilver in zulk een overvloed is. Kopergeld wordt hier niet gebruikt; het kleinste stuk is een reaal, welke hier zeven en een halve stuiver doet; doch men kan 'er zo ver niet mede komen, als in Engeland met een halve stuiver. Een middagmaal kost niet minder dan een stuk van agten , en het gemeene kostgeld is drie pond in de week. Het verschil tusschen het geld, dat hier gangbaar is, en het Engelsche, bedraagt 25 ten honderd. Dus maakt 75 pond, 100 pond courant op Jamaica. De ziekten, die op dit eiland meest voorkomen, zyn koortsen en kolyk. De koortsen zyn doorgaands zo hevig, dat ze den lyder dikwils binnen weinig uuren wegrukken. Vreemdelingen blyven 'er zelden lang vry van; en dit maakt, dat menig een kort na zyne aankomst sterft. Het kolyk, belly-ach of dry gripis geheeten, is misschien de felste pyn , die men kan uitstaan , en brengt dikwerf eene ongeneeslyke verlamming der leden te wege. Gemeenlyk worden tegen deeze ziekte zagte ontlastmiddelen en klisteeren gebruikt. Wanneer de lyders een weinig aan 't beteren zyn, doen de koude baden veel dienst, om hen weder te versterken. De Doktoren winnen hier doorgaands vry veel; en 'er zyn verscheidenen geweest, die by de geleerde wereld in groot aanzien waren. Dit  VAN HET EILAND JAMAIKA. 379 Dit eiland heeft drie soorten van inwooners; te weeten, heeren, bedienden en slaaven. Sommige heeren zyn ten uiterste welleevend en goedaartig, in den omgang met hun minderen; doch de meesten draagen het hart hoog, en eisschen veel onderdaanigheid. Een vreemdeling, die zich naar hun humeur weet te schikken, krygt doorgaands goede zaaken te doen; maar die het ongeluk heeft, hierin niet te slaagen, mag zien, dat hy elders een kostwinning vindt. De bedienden , die zich wel gedraagen, worden hier geacht en aangemoedigd. Indien het blykt, dat zy eerlyk, en het betrouwen, welk men in hun stelt, waardig zyn, eeten zy somtyds niet alleen het zelfde, dat voor hunne heeren klaar gemaakt wordt, maar draagen ook even goede kleederen, ja mogen zelfs, als zy van huis ryden een paard gebruiken, en een negerjongen, om hen optepassen. Doch die lomp of schelmachtig zyn, worden hard behandeld. De staat der zwarten is veel erger; hunne slaaverny heeft nooit een einds, en de geringste fout, die zy begaan, wordt op een zeer wreede wyze gestraft. Deeigenaars leggen elk hunner een klein plekje gronds toe, welk zy des zondags bebouwen met mays , Guineesch koorn, plantain, yams, coltas en aardappelen. Hiervan leeven zy, hoewel ook eenigen, yveriger dan de rest, een troep vogels aankweeken, die zy op zondag, den eenigen marktdag op Jamaica, voor een weinigje geld verkoopen , om zich te kunnen voorzien van gezouten rundvleesch, visch of spek. Het geheele eiland Jamaica is verdeeld in negentien distrikten of kerspels, ieder van welken twee leden naar de vergadering afzendt, en een behoorlyk onderhoud geeft aan een Predikant. Eertyds was Port Royal de hoofdstad van 't eiland, en lag op de uiterste punt van een langen, smallen uithoek, welke, zich zeewaards uitstrekkende, een gedeelte van den rand der zeer beroemde haven van dien naam uitmaakte. In 't jaar 1692 werd deeze plaats door eene aarbeeving verwoest; tien jaar laater lei een  380 NIEUWE BESCHRYVING een felle brand dezelve in de asch; en in 't jaar 1722 veranderde ze ten derdenmaale in een puinhoop, door een der yslykste orkaanen, die ooit in de geschiedenissen zyn aangetekend. Door deeze buitengewoone ongevallen afgeschrikt, heeft men het konvooi en de publieke kantooren verplaatst, en de voornaamste ingezeetenen hebben zich ter woon begeeven naar de overzyde van de baai , in de stad Kingston, welke voordeelig gelegen is, wegens het versche water, en andere gemakken, die Port-Royal niet heeft, als zynde omringd met heet, droog zand, en onbekwaam om eenige noodige leevensmiddelen voorttebrengen. Port-Royal heeft egter nog drie of vier fraaije straaten , verscheidene kruisstraaten, eene fraaije kerk, een gasthuis voor zieke en onmagtige soldaaten, en eene plaats voor 's Konings scheeps-ammunietie, met het gereedschap voor de werklieden, die tot zyn Majesteits oorlogschepen gebruikt worden. De haven , waarin meer dan duizend van de grootste schepen met alle gemak en veiligheid konnen ankeren, word bewaard door een der sterkste forten in de West-Indiën hebbende eene lyn van omtrent honderd stukken kanon, en eene bezetting van soldaaten, die op kosten van de kroon onderhouden worden. De straaten van Kinston zyn breed, volmaakt recht, en snyden malkander op gelyke afstanden in regte hoeken. De stad is ongeveer eene myl lang, en heeft over de duizend huizen, waaronder veele , die fraai gebouwd zyn, schoon niet hoog, met galleryen, en alles wat tot eene gemaklyke wooning in dat klimaat vereischt wordt. Hier zit het laager gerechtshof, en de ontvanger-generaal, secretaris en opziener zyn verpligt hier hunne kantooren te houden. Daar zyn een of twee kerken ; de Jooden hebben 'er eene synagoog, en de Kwakers eene vergaderplaats. De vestingwerken der haven, zyn door den laatsten Gouverneur, Knowles, merklyk verbeterd. Niet ver van Kingston, loopt eene aanzienlyke, doch on-  VAN HET EILAND JAMAIKA. 381 onbevaarbaare rivier, Cobre geheeten , in de zee; op derzelver oever staat St.Jago de la Vega, of de Spaansche stad, de zetel van het Gouvernement, en de plaats waar het Hof van justitie gehouden wordt: 't is derhalven de hoofdstad van Jamaica, schoon kleiner dan Kingston. Niettegenstaande de handel hier geringer is, ziet men 'er echter meer pracht. Veele voornaame en ryke lieden houden hier hun verblyf, en voeren een zeer aanzienlyken staat; hunne koetsen en speelwagens zyn geduurig in beweeging en maaken een aanmerklyk getal uit , buiten de rydtuigen van geringere persoonen. Men heeft hier vaste byeenkomsten, als mede een schouwburg, waarop tooneelspelen uitgevoerd worden; en dewyl de Gouverneur hier huisvest, benevens de voornaamste amptenaaren van het Gouvernement, wier inkomsten zeer hoog zyn, loopt alles met de neiging der inwooneren tot eene zwierige en kostbaare leevenswyze te samen, om deeze plaats zeer aanzienlyk en vermaaklyk te maaken. Wat het Gouvernement van Jamaica betreft, de Koning van Groot-Brittanje, stelt aldaar, gelyk in alle andere koninglyke gouvernementen, den Gouverneur en den Raad aan, terwyl zy, die het volk representeeren, door de vryeigenaars verkoren worden. De Raaden, twaalf in getal, zyn gemeenlyk mannen van 't eerste fatsoen en vermogen uit het land. Zy maaken in de vergadering het Hoogerhuis uit, en hebben de zelfde magt als het huis der Pairs in Engeland. Het krygsweezen is onder 't bestier van officiers, door den Gouverneur aangesteld, en verpligt om alle manschap tusschen zestien en zestig jaaren op de rol te schryven. De inkomsten van 't eiland worden geschat op 70000 pond, van welke som aan een groot getal publieke amptenaaren , zeer aanzienlyke jaarwedden uitgekeerd worden. De koophandel van Jamaica bestaat hoofdzaaklyk in de volgende artikelen : voor eerst suiker, die in 't jaar 1753, 20315 oxhoofden bedroeg, (waaronder sommige een ton, of  382 NIEUWE BESCHRYVlNG of tweeduizend pond aan gewigt konden haalen ,) welke in Engeland niet minder waardig kunnen zyn, dan 424725 pond steerling. De meeste suiker gaat naar Londen , Bristol en Liverpool ; en een gedeelte wordt naar NoordAmerica verzonden; men betaalt 'er de produkten mede die men van daar ontvangt , naamlyk koorn , erwten, rundvleesch , spek, kaas, planken, duigen, pik en teer. Het tweede artikel is rum, waarvan omtrent vierduizend puncheons (*) uitgevoerd worden. Het derde is molassen, waarin grootendeels de retouren voor Nieuw-Engeland bestaan , alwaar men groote stookeryen heeft. Alle deeze producten levert de groote stapel van het suikerriet. Het vierde artikel is katoen, waarvan 2000 baalen verzonden worden. Het vyfde bestaat in verscheidene droogeryen, als cacao, koffy, eene aanzienlyke menigte piment, gember, zoete waren, verwstoffen , enkele geneesmiddelen, mahognyhout en mancheliniers planken. Eenige voornaame takken van den koophandel, worden hier gedreeven, met het vaste land van Nieuw-Spanje en Terra Firma ; want in 't eerste kappen die van Jamaica zeer veel verwhout, en in beiden dryven ze een zeer voordeeligen slaafhandel: ook worden alle soorten van Europische goederen uit Spanje met de vloot derwaards gevoerd. Het verwhout en de verbooden handel zyn het onderwerp van veel geschillen geweest, en 't is nog niet lang geleeden, dat hieruit een oorlog tusschen Engeland en Spanje ontstaan is. Het kappen van verwhout in de baai van Honduras, aan de zuidzyde van het schier-eiland Jucatan, waarvan Engeland zich reeds lang, het regt had toegeëigend, is, by het laatste verdrag van vrede, in 't jaar 1763, met uitdruklyke woorden, als een privilegie, aan de onderdaanen van zyne Groot-Brittanjesche Majesteit afgestaan. Tot den handel in verwhout worden jaarlyks verscheiden schepen gebruikt, en hy verschaft dus bezigheid aan een goed (*) Een punchion is een vat van 160 stoop,  VAN HET EILAND JAMAIKA. 383 goed aantal zeelieden, vertiert een groot deel van onze manufactuuren ; en de waarde der retouren zegt men , omtrent 60000 ponden sterlings 's jaars te beloopen. Dit hout wordt gemeenlyk met schepen overgebragt uit Nieuw-Engeland, Nieuw-York en Pensylvanie, welke landen, het geen zy noodig hebben , uit Jamaica ontvangen. AANMERKINGEN OVER DEN GODSDIENST, REGEERINGSVORM EN DE ZEDEN DER TURKEN, DOOR DEN HEERE J. PORTER, AFGEZANT DER BRITSCHE KROON BY DEN GROOTEN HEER , EN NAAR ZYNE TERUGKOMSTE IN DE ENGELSCHE TAALE IN 'T LICHT GEGEVEN. Vervolg van bladz. 297. VI. Van de eigendunkelyke Regeering en derzelver paalen. De meeste menschen zyn, of uit gewoonte en vooroordeelen van opvoeding, of uit hoofde van eene aangenomen meening, geneigd hunnen eigen Regeeringsvorm voor den besten te houden, en in andere gebreken te vinden , die gebreeken openbaar te maaken, en dikwyls, zonder eene genoegsaame kennis om 'er over te kunnen oordeelen, zulk een staatsbestier te verachten en in een kwaad gerucht te brengen. De regeeringsvorm van het Turksche Ryk, is door dit slag van bedillers op eene zeer valsche wyze voorgesteld geworden. De verschrikkelyke verhaalen van deszelfs eigendunklykheid, hebben zeer veelen vervoerd, en den vroomen yver van sommigen, in afgryzen doen veranderen ; terwyl anderen, die door zulke Godsdienstige hartstogten niet geregeerd werden, het denkbeeld verfoeiden, dat door  384 Aanmerkingen OVER DE door deeze verhaalen in hen verwekt was. En hoe regelmaatig het Regeeringstelsel van dit hof ook mag zyn, echter zyn deeze beide partyen verleid geworden , om het begrip van barbaarschheid 'er aan vast te hechten , en zich te verbeelden, dat hier alles, zonder orde en zonder geregeldheid, aan het bloote goeddunken, de wreedheid en gierigheid eens tyrans onderworpen was, die alleen de onderdrukking zyner onderdaanen , en, zo ver zyn magt zich uitstrekt, de vernieling van het menschelyk geslacht ten oogmerk had. Inderdaad, deeze lieden hebben nooit de zaaken van naby beschouwd of willen beschouwen. Mogelyk waren zy gelyk aan de hunne. Want men behoeft zyn oog maar in 't ronde te slaan, en de Regeeringsvormen die ons omringen, onpartydig te onderzoeken; wanneer men ligtelyk zal vinden dat de Sultan op geenerleie wyze eigendunkelyker heerscht dan veele Christen Vorsten, ja zelfs minder dan eenigen onder hen. Schoon het ongerymd is ergens in een wetboek, ergens in eene staatkundige inrichting volmaaktheid te verwachten , dewyl alle werken van den menschelyken geest, even zo onvolkomen moeten zyn als hy zelf bepaald is, is het echter eene zeer billyke onderstelling, dat in ieder Ryk , het welk zich verre uitgebreid en lang gebloeid heeft, de Staatsgesteltenis eenige wyze en goede deelen moet hebben. En het is zeker, wat gebreken ook in het staatkundig stelsel der Turken plaats mogen hebben, hun Ryk echter, zo vast op de grondslagen van den Godsdienst gebouwd, met wetten verbonden, en door eene algemeene geestdryvery, en het voordeel en de roemzucht der enkele persoonen zo bevestigd is, dat het reeds eeuwen geduurd heeft, en op eene langer standhouding en bestendigheid zeer wel kan staat maaken. Wy hebben in een van de voorige hoofddeelen gezien, dat de Turken wetten voor de zekerheid des eigendoms en voor de inrichting des koophandels hebben. Zy hebben anderen, die tot straf der misdryven, en bepaaling deder?  REGEERINGSVORM EN DE ZEDEN DER TURKEN. 285 der ondeugd gemaakt zyn. Hunne wetten niet, maar het slecht uitvoeren van dezelven, de groote winzucht der rechters, en de menigte van valsche getuigen, die men toelaat, en wier getuigenis word aangenomen, deeze zyn de schande van het Turksche Ryk, gelyk wy in een volgend hoofddeel uitvoerig zullen aantoonen. Hoe ver Mahomed de rechten van den Monarch heeft willen uitbreiden of bepaalen, daarvan betrouw ik my niet de juiste maat op te geven. Maar hoe verre de magt des tegenwoordigen Sultans is uitgestrekt, is een vraag die meer tot ons oogmerk behoort: en om hiervan te oordeelen , kunnen ons voorgevallen gebeurtenissen best in staat stellen. Diegeenen welken wy voorneemens zyn aantevoeren, zullen de natuur van de eigendunklykheid des Turkschen Monarchs aantoonen, en dat hy, wanneer men zelfs de vrees niet in aanmerking neemt, die altoos de tyrannen vergezeld , echter door de wetten en door den Godsdienst bepaald is. Doch voor eerst zullen wy het recht onderzoeken dat hy zich aanmaatigt, om van eenigen zyner onderdaanen te erven. Diegeenen, welken eigenlyk in zyn' dienst staan, en die, welken niet onmiddelyk als zodanigen kunnen aangemerkt worden, by voorbeeld de onderbedienden der Bassaas van afgelegen provintiën, weeten dat zy hunnen ampten als een soort van leen bezitten. En desniettegenstaande, wenden zy 'er groote moeite om aan, en aanvaarden dezelve onder dit beding gaarne , zodat zy derhalven zelf zich aan deeze wet onderwerpen, of op zekere wyze het verdrag aangaan , dat de Sultan na hun overlyden, hun erfgenaam zal zyn. De overeenkomst van deeze wet of gewoonte, met den inhoud der aloude leenwetten , die in dit geval maar van goederen tot ampten behoeven overgebragt te worden , zou ons ligtelyk kunnen doen vermoeden, dat zy van dezelven oirsprongkelyk was. Want in den tyd dat de Koran gemaakt werd, hadden deezen byna in het grootste VI. Afd. XIII. Deel. D d ge-  486 AANMERKINGEN OVER DE gedeelte van de bekende waereld de overhand; en zy biecven in Engeland zelfs tot lang na de verovering der Normannen in stand. Volgens deeze rechten vervielen de landen, die iemand ter leen had gehad, na den dood der leenbezitters, onwederroepelyk weder aan den leenheer. De overblyvenden van den verstorvenen waren genoodzaakt zich naar elders te begeven, om hun onderhoud op te spooren: zy hadden den minsten eisch niet toe wederverkryging van deeze goederen, ja zelfs geen recht om eenigen bystand tot hunne behoeften te vorderen , buiten dat recht 't welk hen door de menschlykheid en het meêlyden van anderen gegeven werd. Mahomed had inderdaad, of by geval of met oogmerk, het volk voor de noodlydendheid en de onderdrukking, die onmiddelyk uit deeze rechten volgen, beveiligd. Goederen, die de Kerk toebehooren, het zy ze, landeryen of huizen zyn, en werkelyk door dezelve bezeten worden, of 'er in het toekomende aan moeten vervallen, worden, zo wel door den Vorst als door het volk, voor heilig, en onkreukbaar aangezien. Die persoonen derhalven, die hun vermoogen, op welke wyze zy hetzelve ook moogen verkreegen hebben, aan geestelyke stichtingen vermaaken, kunnen hetzelve , zonder de minste tegenspraak of verhindering, op hunne naaste mannelyke erfgenaamen overbrengen. Mecca en Medina zyn de plaatsen, die men gemeenlyk daartoe verkiest, dewyl ze voor de heiligste worden gehouden. Zy geven aan zulk een gesticht den naam van Vacuf; men betaalt aan dezelven jaarlyks eene zeer geringen interest, tot den dood van den erfgenaam, na wiens overlyden, het geheel aan de geestelyke stichting vervalt, aan welke het gemaakt is. Deeze vooruitloopende wet, of deeze Godsdienstige verbinding, verpligt de Vorst tot zulk een naauwkeurige waarneeming daarvan , dat 'er nooit een voorbeeld geweest is, dat een der Sultans zelfs gezocht heeft, dezelve te  REGEERINGSVORM EN DE ZEDEN DER TURKEN. 287 te overtreden of omverre te stooten. Want, behalven dat hy het voor een gedeelte van zyn' pligt jegens God en den propheet houd, zo verwoest de geringste krenking van zulk eene instelling de grondvesten van zynen troon. Enkel uit krachte van den Koran, of de instellingen van den Godsdienst, bezit hy zyn opperheerschend gezag; en op het oogenblik dat hy deeze leer verlaat, of deeze instellingen overtreed, word hy een ongeloovige, en houd derhalven op, den rechtmaatigen Opperheer te zyn. Mahomed heeft deeze wet van beveiliging niet blootelyk tot persoonen van zyne sekte bepaald; zy strekt zich ook tot lieden van allerleien Godsdienst uit. Christenen en Jooden kunnen mede van dezelve gebruik maaken ; en dewyl de meesten van hen, uit eerzucht of uit eigenbaat, de bescherming en de gunst zoeken, van die lieden welke de voornaamste ampten in de regeering bekleeden; zo gebruiken zy deeze bescherming om hun vermoogen te vermaaken naar Mecca of Medina, of veelligt met grooter gemak aan een der verscheidene Moskeën in Konstantinopel, of werwaart zy door hunne neiging of verpligting geleid worden, wanneer het maar eene geestelyke stichting is. De Jooden zyn inderdaad door eenige Moskeën uitgeslooten geworden ; dewyl uit derzelver registers blykt , dat, in een tydperk van honderd jaaren, niet eene zulke erfmaaking aan de Moskee gekomen is, waaruit de Turken schynen beslooten te hebben, dat de mannelyke stam der zoonen van Abraham eeuwig is. Uit hetgeene wegens de Vacuf is gezegd geworden , is openbaar ('t geen wel verdient aangemerkt te worden,) welke vervaarlyke inkomsten aan de Kerk behooren, en hoe zy van tyd tot tyd alle de goederen, en het geheele vermoogen des Ryks aan zich trekken en opslokken moet Dd 2  388 AANMERKINGEN OVER DË VII. Voorvallen, dienende om bet voorgaande hoofddeel optehelderen, en van de Turksche Regeering. De groote Heer word als de onbepaalde Opperheer van het geheele Turksche Ryk aangezien. De onderdaanen, wanneer zy tot hem naderen , bejegenen hem, als eene Godheid, met het grootste ontzag, en den diepsten eerbied. Hy moet, wanneer hy zich naauwkeurig volgens de grondstellingen des Ryks zal gedraagen, zyn onbepaald gezag op den Vizier overbrengen. Dit is ook door de meesten geschied , van Mahomed den tweeden tot op den jaare 1730. Het oproer, dat in dit jaar ontstond; de afzetting van Sultan Achmet, en de verheffing van zyn' neef Machmud op den troon, dit alles gaf de Ryksgesteltenis eene geheel andere gedaante. Ten zelfden tyde had het serail een Kislar Aga, of Bevelhebber over de zwarte gesnedenen , (die dezelven gewoonlyk als eerste Staatsdienaar gebied,) welke een wys en ervaaren man was. Hy had twee oproeren bygewoond, en tweemaal den Keizer zien afzetten; hy had de oorzaak bemerkt , het kwaad ontdekt, en het middel daartegen uitgevonden. Hy schreef deeze oorzaak toe aan den bestendigen duur, en het onbepaald gezag der Viziers; aan hunne gloriezucht en hunne onrustige neiging tot oorlog, en het maaken van veroveringen. Hy raadde derhalven den nieuwen Sultan, het gezag in zyne eigen handen te behouden, zyne Viziers dikwils te veranderen, en geen langer dan drie jaaren in zyne bediening te laaten, en met alle zyne nabuuren in vreede te leeven. Op deeze grondslagen raadde hy den Sultan de zekerheid van zyn' troon, en de rust der Regeering te bouwen , en Sultan Machmud , bleef dezelven, geduurende eene regeering van vierentwintig jaaren, standvastig aankleeven. Dee-  REGEERINGSVORM EN DE ZEDEN DER TURKEN. 289 Deeze zwarte Gesnedene leefde tot den ouderdom van negen-en-negentig jaaren. Hy stierf in den jaare 1746, en had zynen gunsteling, Bekir Aga, een' jongen zwart, tot opvolger, die omtrent drieëndertig jaaren oud, en op het eiland Borneo geboren was. Vol levendigheid en moed, vond hy zich door de staatkunde van zyn' voorigen Heer, in het bezit van een onbepaald gezag, en spoedde zich om 'er gebruik van te maaken. Doch het ontbrak hem aan de wysheid, het overleg en de ervaaring die zyn voorzaat bezeten bad; zyn wil werd zyn wet, en hy stelde aan zyne gierigheid geene paalen. Dronken van grooter verbeeldingen dan zyn verstand kon verdraagen, stelde hy als een grondwet vast, dat geen mensch in het Ryk meer dan 10000 daalders moge ryk zyn, en handelde op zulk eene wyze, als of hy voornemens was, hen niet eenen asper te laaten. Zyne hevigste begeerte strekte zich uit tot diamanten, juweelen en kostbaare kleinodiën , waarschynlyk om een voorraad van rykdom, die gemaklyk kon vervoerd worden , op te leggen, tegen een' kwaaden dag, en dan te Cairo, de gewoone plaats van verbanning, in pracht te leeven. Geduurende de zes jaaren van het bewint, zou men gedacht hebben dat hy voorgenomen had , geheel Europa van diamanten te ontledigen, en de geheele uitlevering der bergwerken van Golconde en Brasilien te koopen. De werktuigen zyner onderdrukking, waren een jonge slaaf van tweeëntwintig of drieëntwintig jaaren, en een Armeniër, dien hy uit het stof verhoogd had. De regeering van dit vervaarlyk uitgestrekt Ryk, vereenigde zich in de handen van deeze drie knaapen. Wanneer ergens een groote koop van diamanten was te doen, beraadslaagden zy onder hun driën, op wat wyze het kapitaal daartoe byëen te krygen. Zy deelden zeer scherpzinnig de hoofsomme in kleinere deelen, begaven zich dan tot een aantal van ryke en aanzienelyke lieden, die bedieningen bezaten, of bezeten had. (*) Een daaler maakt 120 aspers. Dd 3  390 AANMERKINGEN OVER DE hadden, en terwyl zy hen te verstaan gaven, dat het geschiedde om geschenken voor den Monarch te koopen , weezen zy elk van hen zyn deel aan, tot dat zy de geheele som byeen hadden. Niemand durfde onderstaan dit te weigeren, ja zelfs zulks in zyne gedachten te nemen: eenigen zwegen uit vrees, en mooglyk de meesten uit hoop op toekomende gunstbewyzen. Men sprak zeer verschillende over deeze roveryen. Eenigen schreeven dezelven toe aan den Vorst, anderen aan den zwarten Staatsdienaar en zyne medegenooten; de meesten echter leiden ze den eersten ten last, die inderdaad niet gantschelyk onkundig kon zyn, van de afperssingen, die door zyn Minister geschiedden. Zy gingen evenwel niet tot het verwekken van beroerten en opstanden over. Dewyl hy het vertrouwen en de gunst des Sultans tot in den hoogsten graad bezat, zoude hy inderdaad met deeze en andere ongerechtigheden onophoudelyk zyn voortgegaan; maar de gelukkige uitslag zyner eerste onderneemingen, maakte hun stout genoeg om zyn geweld op de verschriklykste wyze tegen alle eerbaarheid , wetten en Godsdienst te oefenen. Hy waagde zich niet blootelyk aan diegeenen, welken onder hem stonden maar ook aan lieden, die volstrekt onafhanglyk van hem waren. Hy beledigde zeer onbedachtsaam het ligchaam der janitzaaren, doordien hy de bezolding van eenigen introk, en het geld te rug hield, dat hen tot weder opbouwing van hunne Oddas of verblyven, die afgebrand waren, beloofd was; en eindelyk greep hy die geenen aan, welken hy het meest gevreesd had, de Rechtgeleerden naamelyk. In deezen tyd hing 'er een zaak voor den Moulah, of Rechten van Scutari, een man van byzondere standvastigheid. De party, die onrecht had, wende zich' tot den zwarten Staatsdienaar en zyne aanhangers, om by hen bescherming te zoeken, en ondersteunde haare bede niet een aanzienelyk geschenk. De drie mannen trokken zich de zaak aan, en vaardigde een gezantschap af aan den Rechter, met verzoek om de zaak ten voordeele van hunnen  REGEERINGSVORM EN DE ZEDEN DER TURKEN. 391 nen vriend te beflissen. Hy antwoordde, dat dezelve zo zou uitgesprooken worden, als de wetten en zyn geweeten het vorderde; en schoon men met herhaaling by hem aandrong , bleef hy echter getrouw by het zelfde antwoord. Op den dag dat hy den rechterstoel had beklommen om de zaak ten laatstenmaale te onderzoeken, en beslissing over dezelve te doen, trad een Chiohadar, of opperste bediende van den zwarten Staatsdienaar, met grooten spoed in de gerechtszaal, en hoorde het vonnis tegen hunnen vriend uitspreken. Hy beschimpte en bedreigde daarop den Moulah, haalde een kleine zweep, die zy gewoonlyk allen by zich draagen, voor den dag, en ging, volgens het zeggen van sommigen, zo verre, dat hy dezelve niet slechts schudde en 'er mede dreigde, maar zelfs dat hy 'er den Rechter mede sloeg. Zulk eene beschimping van de wetten en van den Godsdienst, waarvan nog geen voorbeeld voorhanden was , zette den Moulah aan, om naar vergoeding niet alleen, maar ook naar wraak te trachten. Hy wendde zich met dat voornemen tot den Mufti, die hem naar den Vizier zond. Deeze Staatsdienaar wende alle mogelyke moeite aan om hem te vrede te stellen. Doch alle aanbieding, zelfs het Moulahschap van Iconium , het voordeeligste van het gantsche Ryk, werd verworpen. ,Alle de Rechtsgeleerden ondersteunden hunnen broeder, en morden heimelyk, doch zeer hevig. Hetgeen hun misnoegen nog vermeerderde, was, dat, terwyl de Vizier met den Moulah in onderhandeling was, de zwarte Staatsdienaar zyn' Chiohadar met een voordeelig gezantschap buitens lands beloonde. De zwarte Minister en zyn aanhang, bemerkten den storm, die zich tegen hen verhief; zy bevonden dat zy den Moulah niet tot zwygen konden brengen, en beslooten derhalven zynen ondergang. Dit konde niet openlyk geschieden. Nochtans stelde hunne Arabische arglistigheid hen niet in staat, om het stuk met hunne gewoonelyke Dd 4 dui-  392 AANMERKINGEN OVER DE duivelsche konst te overleggen, of hunne boosheid zo geheim uittevoeren, als het gevaar, waaraan zy zich daardoor blootstelde, vorderde. Het wanschiklyk ontwerp, waar zy op vielen, was midden in den nacht moordenaars uittezenden , om den Moulah en zyne dochter in hun bed te verworgen; geduurende dien tyd deeden zy de houten pilaaren, op welken het huis stond, doorzaagen, en het derwyze omver rukken, dat het schynen konde , als waren de inwooners toevalliger wyze onder den puin begraaven. De tyd, de manier en wyze, en de andere omstandigheden van deeze verschriklyke daad, maakten de ontdekking daarvan zeer ligt. Alle de Rechtsgeleerden beslooten te saamen tot eene wanhoopige wraak , en verbonden zich heimelyk met eenige opperhoofden der Janitzaaren ; doch met voorneemen om den Monarch te verschoonen, wanneer hy slechts zynen zwarten Minister, den schuldigen Kislar Aga, uitleverde. De grootste zwaarigheid bestond in het uitvinden der wyze op welke zy hunne bezwaaren den Vorst zouden bekend maaken. Indien het door middel van den zwarten Gesnedene geschiedde, dat het gewoone kanaal was , dan liepen twee of drie der klageren gevaar, zich hunnen plotselyken ondergang op den hals te haalen, zonder dat 'er hun oogmerk door bereikt wierd. Indien het heimelyk aan den Sultan zelven geopenbaard werd, dan waren zy van geen beter lot verzekerd. Zy vonden derhalven maar een' eenigen weg , langs welken zy hem te gelyk konden doen ontwaaken, bevreesd maaken en onderrichten; en dit was, Constantinopel in vuur te zetten. Byna twintig dagen achter elkander, was 'er onophoudelyk brand, ieder dag in twee of drie onderscheiden oorden der stad. De groote Heer, die dit kwaad op eene verschrikkelyke en opzettelyke wyze zag voortduuren, zette den Vizier af, een offer door 't welk hy de woede der misnoegden meende tot bedaaren te zullen brengen. Doch hy vond dit middel niet toereikende, want den volgen-  REGEERINGSVORM EN DE ZEDEN DER TURKEN. 393 genden dag, was 'er weêr even veel brand als te vooren Eindelyk werd hem, naar het zeggen van sommigen, aan de hand gegeven, den Mufti in 't heimelyk over de zaak te raadpleegen; of, dit Hoofd der wetgeevers begaf zich, volgens het verhaal van anderen, uit eigen beweeging tot den Sultan, hem onbewimpeld den geheelen onrechtvaardigen handel des Gesnedenen ontdekkende, vervolgens vorderde hy recht over dit wangedrag, en voegde 'er by, dat de veiligheid van zyn' troon gevaar liep, indien deezen billyken voorslag door hem geweigerd werd. Hy drong op een oogenbliklyk en beslissend besluit tegen den Minister aan, door by dit alles te voegen, dat, indien hy Sultan, den Kislar Aga niet wilde opgeeven, hy zelf zyne bediening moest nederleggen; en dat hy liever als een ampteloos man, de verschriklyke gebeurtenis van zyns Vorsten val wilde aanzien, dan gedwongen te worden, om als hoofd van de wet, zyne bewilliging daartoe te geeven. Het is zeker dat de Mufti weezenlyk een man was, van eene Stoicynsche en zichzelve verloochenden gemoedsgesteltenis, en genoeg kloekmoedigheid bezat, om zulk eene taal te durven voeren, en dit onaangenaam en gevaarlyk gezantschap aan den Opperheer op zich te neemen. Deeze gaf ook terstond gehoor aan zyne verschrikkelyke voorstellingen, en besloot den Staatsdienaar uit den weg te ruimen, en hem naar Cairo te bannen. Op een' der dagen, die gewoonlyk tot verlustiging van den Sultan geschikt zyn, begaf hy zich te water naar een Chiosk of Lusthof, aan den Bosporus gelegen. De Bostangi-Paschi en Selichatar-Aga, die hem altoos vergezellen, hadden reeds bevel daartoe bekomen. Het hoofd der gesnedenen was mede in het gezelschap. Terwyl hy bezig was met aan land te treden, nam men hem gevangen , dwong hem in een boot te gaan, en men sloot hem op, in den toren van Leander (*), om 'er de komst der galei aftewachten , die hem naar Cairo voeren zoude. Het (*) Deeze staat op een eiland in de haven van Constantinopel. Dd 5  394 AANMERKINGEN OVER DE Het verschynen der galei gaf de Justitie aanleiding tot het doen van nieuwe voorstellingen; zy eischte het bloed des misdadigers, en noodzaakte den grooten Heer, hoe zeer tegen zynen zin, zyn stem tot de doodstraf te geven. De trotsheid van den zwarten Gesnedenen, veranderde, op het zien van den beul, in wanhoop. Hy verdeedigde zich tegen hem dapper, met zyn hanjer of mes. Hy bragt hem verscheiden wonden toe, en viel eindelyk, alleen door het voorrecht dat de andere van zyn sabel boven hem had. Zyn ligchaam bleef drie dagen, onbegraven, aan den oever der zee liggen. Hierop werden dagelyks lyfstraffen geoefend aan zyne Kreatuuren en afhangelingen, aan zyne slaaven, Armeniërs en zynen Secretaris. Veele anderen werden verbannen. De somme die by gelegenheid van deeze strafoefeningen werd verbeurd verklaard, was onnoemlyk. Het geen door den Testerdarat of openlyke schatkamer ging, en vervolgens aan de Chasna of geheimen schat van den grooten Heer betaald werd, het geld naamelyk dat men had bevonden uit te staan, beliep gezaamentlyk op 30,500 beurzen , of 1900000 ponden sterling. Hetgeen buiten dat in bet serail aan diamanten, juweelen en goud gevonden werd, is nooit bekend geworden; doch men verzekerde in 't algemeen, dat het even zo veel, of nog meer bedraagen heeft. Dit zeldzaam en merkwaardig voorval in de geschiedenis der Turken, en dat zo onmiddelyk en rechtstreeks het onbepaald gezag betreft, toont by uitsteekendheid, dat hetzelve eindelyk door de wetten word bepaald, en dat de Monarch 'er toe te brengen is, om den Oversten van zyn serail, en in dien tyd van het gantsche Ryk, in weêrwil van al zyn genegenheid, liefde en vriendschap , (gelyk zulks in dit geval zeer wel bekend was) en dat zonder een vroeger voorbeeld daarvan , aan de uiterste gestrengheid der wetten over te geeven. Doch het blykt ook uit het gedrag van den Sultan, dat hy zelf gelooft door de wetten bepaald te zyn. Want by ie-  REGEERINGSVORM EN DE ZEDEN DER TURKEN. 395 ieder traktaat dat geslooten, by ieder oorlog, die ondernomen zal worden, of wanneer misdryven die tegen hemzelven, of door hooge persoonen begaan zyn, gestraft zullen worden, in alle gevallen moet hem van den Mufti zyn Fetfa , de beflissing en bevestiging deswegen, gegeeven worden. Het is waar, gelyk hy den Mufti verkiest, zo kan hy hem ook afzetten en verbannen; het ergste dat denzelven kan overkomen: nochtans is het ook waar , dat veelen van hen onder verscheidene regeeringen, zich daadelyk tegen den wil des Sultans verzet hebben, en dat desniettegenstaande dezelve niet ondernomen heeft, hen onmiddelyk hun misnoegen daarover te laaten blyken. Men heeft het altyd by zulke gelegenheden voor noodwendig gehouden, eene meer schynbaare reden van hunne afzetting uit te vinden. Een gewelddaadig gedrag zou in dit geval by het gemeene volk te veel gerucht verwekken. De bedienaars van het gerecht, kunnen alleen den troon doen waggelen. De Koran hebben wy gezegd, stelt het eigendom van byzondere persoonen in zekerheid , en het volgende merkwaardige voorbeeld, zal 'er de uitwerking van aantoonen. In den jaare 1755 was de Porte (*) geheel afgebrand. Toen men dit gebouw weder wilde oprechten, nam men in overweeging, hoe men het weder op de voorige plaats zetten , en het tevens door zynen stand voor zulk een toeval in het toekomende zoude bevryden. De manier op welke men in 't einde daartoe besloot, was eene genoegzaame ruimte rondom hetzelve ledig te laaten, en tot dat oogmerk verscheide aangrenzende huizen te koopen en af te breeken. De meeste eigenaars lieten zich deezen verkoop welgevallen; doch een oude vrouw was 'er overig, die verklaarde dat zy haar huis niet konde of wilde verlaaten; het was een eigendom haarer (*) De Porte is een paleis , waarin de Vizier woont. Alle Archiven Worden in hetzelve bewaard, en alle openbaare zaaken verricht.  396 Aanmerkingen over de rer familie van verscheiden genachten; en geen geld kon haar de oneindige waarde vergoeden, die zy in hetzelve stelde. Geene aanbiedingen, geene bedreigingen, konden iets by haar uitwerken. De grooten beschimpten haar, en maakten een groot geschreeuw over haare onwilligheid. Nochtans scheen het onrecht, dat 'er in eene geweldige ontneeming plaats had, te groot te zyn, om 'er toe over te gaan. Het huis bleef onaangeroerd staan; en wanneer men den Sultan vroeg, waarom hy in dit geval van zyn gezag geen gebruik maakte, het huis weg nam, en 'er de waarde voor betaalde? gaf hy ten antwoord : „ Het is onmooglyk, het kan niet geschieden, het is haar eigendom." Niettegenstaande de uitdrukkingen van grootspraak, die de Turken gebruiken, wanneer zy van hunnen Souverein spreeken, morren zy zeer dikwyls tegen, spreeken zeer vry van, en beschimpen zelfs hem en zynen Minister ; zy werpen pasquillen zonder naam in de Moskeën , en schynen altoos gereed tot oproer, wanneer zy door menigvuldige en ongewoone tyranny en onderdrukking gaande gemaakt worden. Men heeft hen doen begrypen dat hy van God ingesteld, dat hy een nakomeling van hunnen Profeet is, door bemiddeling van welken zy hunnen zaligheid verwachten; en echter zyn ze alle oogenblikken gereed, om hem van zyn' troon, zyne vryheid, en zelfs van zyn leven te berooven. Men zou dit blootelyk als een voorbeeld meer van het groot getal van blykbaare tegenstrydigheden in de menschelyke natuur kunnen aanzien. Schoon inderdaad, indien het wezenlyk zodanig ware, het met veele andere zulke voorbeelden , uit datgeen laat verklaaren, 't welk een zeer zinryk en vry schryver zich beyverd heeft te bewyzen, dat naamelyk de meeste menschen niet naar hunne grondregelen te werk gaan. Hoewel ik deeze stelling voor veel te algemeen houde , vrees ik echter dat zy grootdeels de waarheid behelst. Want  REGEERINGSVORM EN DE ZEDEN DER TURKEN. 397 Want dat 'er veele menschen zyn, die niet naar hunne grondregels handelen, is maar al te openbaar. Dit schynt derhalven eene oplossing aan de hand te kunnen geeven. Doch hier zoude het noch naar behooren toegepast, noch genoegsaam zyn. Want hy heeft den gantschen omvang van het geen de Turken, wegens hunne regeering gelooven, niet mede in de rekening gebragt, en de zaak is derhalven niet in haare volkomenheid voorgesteld. Zy leeren naamelyk zeer vroegtydig, dat wanneer de rechten van den Vorst goddelyk zullen zyn, zy zich alleen op den Koran moeten gronden; dat hy door dit heilige wetboek is ingesteld, 't welk hy als een waare geloovige reeds moet bestudeerd hebben, en 'er dus voor zyne komst tot den troon van wist, dat het zyn pligt zyn zoude, den inhoud van hetzelve natekomen; en dat hy derhalven door door deeze wetten even zo verbonden is als zy zelf. Dit word in den Koran zo klaar en uitdruklyk gezegd, dat Mahomed noodig vond, om 'er ten behoeve van zichzelven uitzonderingen by te voegen. Wanneer dan dit volk baarblyklyk onderdrukt, in hun of in het eigendom der kerke verkort word; wanneer de Vorst het bloed der onderdaanen verkwist, of eenen ongelukkigen oorlog wil voortzetten; dan beroepen zy zich op deeze wet; verklaaren hem voor een' ongeloovige, een' tyran , voor onrechtvaardig en ongeschikt tot regeeren , berooven hem om die reden van zyn gezag, zetten hem in de gevangenis, of brengen hem om 't leven. Het is waar , zy gaan eerst met hunne krachten te raade, en richten zich meer naar de waarschynlykheid van een' gelukkigen uitslag dan naar de rechtmaatigheid van de zaak; echter doen zy alles onder bescherming der wetten , en onder aanvoering van een lid der wetgeevende overigheid. En men kan beweeren, dat 'er geen voorbeeld van de afzetting eens Sultans is te vinden, waarby geene rechtspleeging, hy zy gegrond of ongegrond, is in acht genomen. Ja dit schynt een noodwendig vereischte te zyn; dewyl het altoos de gewoonte in zulke gevallen is geweest, dat of  398 AANMERKINGEN OVER DE ENZ. de Mufti, of de Nakib (*) van Santa Sophia, of ten minsten een aanzienlyk man uit de Rechters, in het serail of in de tent gaat, en de Sultan zelven de reden zyner afzetting bekend maakt, terwyl hy hem aankondigt, waarom hy uit kracht van de wetten, onwaardig en onbekwaam is om langer te regeeren. Vrees verbind de Turken dan alleen tot eene lydende gehoorzaamheid, wanneer het lyden slechts enkele en afgezonderde persoonen betreft. Alsdan redeneeren zy alleen. Maar wanneer de last van het kwaad zich uitbreid en zwaarder word , dan vinden zy een' aanvoerder; de handhaavers van het recht en de krygslieden vereenigen zich met het volk, tot het bevorderen van hun onderling belang, en zetten den onderdrukker af; doch zy plaatsen zyn' wettigen opvolger altoos in zyne plaats op den troon. Deeze eenige onwederspreekelyke gewoonte, van altoos den wettigen opvolger te verheffen, bewyst dat zy zich naar de uitspraake en de verordeningen der wetten gedraagen; en ik moet aanmerken, hetgeen mogelyk ontwyfelbaar waar is, dat in alle Staaten , behalven in zulken waar vooraf een louter geroofd gezag heerschte, even dit zelfde is in acht genomen. (*) Het hoofd of de bestierder der Moskeën, die Emirs, of nakomelingen van Mahomed zyn. (Het vervolg by de eerstkomende gelegenheid.) BRIEF  BRIEF VAN DEN HEER ELLIS , AAN DEN UITGEEVER VAN HET HEEREN MAGAZYN. Myn Heer. De volgende brief was aan de Koninglyke Maatschappy toegezonden , ter voorkominge van het verder aangroeijen eener ongerymde en onnatuurlyke leere, welke naauwkeurig gelykende naar de Roomsche transubstantiatie , voor korten tyd toegestemd is door een verstandig Heer in Cambridge. Om deeze rede , hoor ik, heeft men myn geschrift geweigerd in de Transactiën te laaten drukken; maar vermids de waarheid, gestaafd door herhaalde proefneemingen, by bevoegde rechters, altoos behoort voorgestaan te worden , dunkt het my niet ondienstig, het publiek gelegenheid te geeven, om 'er een onpartydig oordeel over te vellen. J. Ellis. Aan Doctor matthew maty , Secretaris van het Koninglyk Genootschap. Wanneer mannen van uitmuntende bekwaamheid eene nieuwe ontdekking, gegrond op proefneemingen, wereldkundig maaken, helt het grootste gros der menschen doorgaans al te zeer over, om dezelve bedektelyk voor waarheid aan te neemen, zonder dat zy de moeite doen van de zelfde proefneemingen te herhaalen, tot nader bevestiging van hunne stellingen. Gebrek aan oplettendheid , heeft eenige belagchlyke ongerymdheden by de wereld te boek doen staan, als verbaazende ontdekkingen van zaaken , daar niemand te vooren om gedagt had, betreffende de eigenschappen van weezens uit het ryk der groeibaarheid, en der dieren. De nieuwe stelling van den Baron Munckhausen, wegens  40O BRIEF VAN DEN HEER ELLIS gens het veranderen van gewassen in dieren, en vervolgens wederom in gewassen, is van deezen aart. Geheel strydig met den loop der natuur , heeft ze nogthans, uit hoofde van 's mans geloofwaardigheid , voorstanders gevonden, waaronder zelfs de beroemde Linnaeus, die op 't ontvangen van 't bericht, hem door den Baron in eenen brief medegedeeld, geene zwaarigheid maakte in de waarheid en naauwkeurigheid van des auteurs eigene proefneemingen , zonder nader onderzoek, te berusten. De byzonderheden dezer gewaande ontdekking, zyn, dat de zaaden van zulke gewassen als lycoperdon, fungus en mucor, of bonst, paddestoelen en schimmel, in lauw water gelegd , kleine wormpjes worden, welken eenigen tyd gezwommen hebbende, wederom in groeijende ligchaamen veranderen, overeenkomstig met ieders geslacht. De Heer Linnaeus deelde my spoedig de proeven van den Baron mede, benevens een afschrift van zynen brief; hy verzogt my nader onderzoek te doen, en de lighaampjes met aandacht door het microscoop te bezichtigen. Ik heb dit met veel vlyt en naauwkeurigheid gedaan , en in myn eigen oordeel niet willende berusten, Doctor Solander en verscheidene leden der Koninglyke Maatschappy, daarby geroepen , die zich volkomen verzekerd hielden , dat de zaaden van de fungi en mucores , den dierlyke aart niet hadden aangenomen, maar dat deeze ligte ronde lighaampjes, snel heen en weder bewoogen wierden , door millioenen van kleine animalcula infusoria (*) , welke naauwlyks zichtbaar en veel kleiner waren; zo dat iemand, die niet volkomen geoefend was in 't gebruik van het mikroskoop , ligtlyk deeze kleine zaadjes , voor leevende diertjes kon aanzien, misleid door hun schielyk gezwerf en gewemel, in verscheidene richtingen , gelykende naar de beweeging der gemeene ronde diertjes, welke in ver schei (*) [Hierdoor worden die diertjes verstaan welke men op waterachtige vogten, op peper, hooi, of andere zelfstandigheden, uit bet groeijend ryk gegooten , door het Microskoop ontdekt.]  Aan den uitgeever van het heeren magazyn. 401 scheidene treksels van plantgewassen huisvesten. Deeze overeenkomst schynt den Baron aan het dwaalen gebragt te hebben. Men zal by de proefneemingen op alle treksels van tedere zelfstandigheden, uit het groeijend ryk, vinden, dat de zagte, sponsige, parenchymatische deelen, eerst, en de zaaden laatst onbonden worden; dit is de rede, waarom men in 't geslacht der kampernoeljes, als zynde zeer teder van gestel, zo vroeg reeds diertjes ontdekt. Op dat derhalven deeze vreemde stelling van den Baron zich niet in dit Koningryk mogt verspreiden, gaf ik terstond van 't geen ik gevonden had berigt, in de St. James Chronicle 22 Sept. 1767 en maakten naderhand verscheidene andere proefneemingen , dit onderwerp betreffende, wereldkundig in de Philosophical Transactions voor 't jaar 1769, Vol. LIX p 138, wenschende dat anderen zich tot den zelfden arbeid wilden verledigen; maar hierin werd aan myn verlangen niet voldaan; want 'er is aangaande deeze zaak sedert niets in 't ligt gegeeven. Het moeit my te moeten aanmerken, dat de mikroskoopen gemeenlyk veel vertooning maaken, als een gedeelte der gereedschappen tot de studie van eenen natuur-onderzoeker behoorende; daar ik nogthans verzekerd ben, dat 'er onder honderd niet één is, die 'er het regt gebruik van weet. In plaats van derhalven myne proeven bevestigd te vinden, was ik niet weinig verwonderd, toen ik in een boek, onlangs uitgegeeven, en aan 't Koninglyk genootschap opgedraagen, onder den titel An Essay on the subject of Chemistry, by the Rev. Richard Watson, M. A. F. R. S. op bladz. 27. de volgende passagie las, waarin de dwaalingen , door my te vooren geheel wederlegd, schynen voorgestaan te worden. Het is onder de natuurkenners nog niet klaar be,, slist of de zaaden van de paddestoelen en schimmels, ,, en zelfs de geheele klasse der kampernoeljes. niet in een laauw vogt veranderen, in wormpjes, welke binnen VI Afd XIII. Deel Ee kort  402. BRIEF VAN DEN HEER ELLIS, ENZ. ,, kort hunne beweegingskragt verliezen , aan elkander ,, vastgroeijen, en tot deeze zeer zonderlinge planten op,, wassen; de schielykheid van haaren groei , en de on,, weêrstaanbaare kragt , waarmede de minste schimmel ,, zig voortplant, en het weefsel der ligchaamen, waar,, op ze zig hegt, verwoest, schynen den dierlyken aart ,, te kennen te geeven." Of de heer Watson myne berigten geleezen hebbe, is my geheel onbekend. Ik wenschte wel, dat hy het gedaan, en zelf de proeven herhaald had, om aan de wereld te kunnen bekend maaken, hoe hem de zaak ware voorgekomen, 't Zy hy alsdan myn gevoelen wederlegd, of myne proefneemingen met de natuur overeenkomstig gevonden had, hy zou althans niet langer gelegenheid tot twyfel gegeeven hebben, door 't schryven van de aangehaalde paragraaf, ontleend uit Linnaeus Dissertatio de mundo invisibili, waar de Professor de theorie van den Baron Munckhausen overneemt, gelyk hy ook, op het gezag van den Baron, de zaaden der kampernoeljes onder de Chaotische dieren brengt, in zyn Systema Naturae Edit. XII. p. 1326, besluitende, met te zeggen, dat, gelyk de plantdieren , uit het groeijend ryk, in het dierryk overgaan , dus, integendeel, de kampernoeljes van dieren in gewassen veranderen. (Zoopbytorum metamorphosis e vegetabili in animale Fungorum itaque contrario, ex animali in vegetabile.) Doch ik hoop eerlang in staat te zullen zyn, om de ongerymdheid van 't eerste, even klaar tot myne voldoening open te leggen, als ik van 't laatste gedaan heb. Ik ben , Mynheer Uw zeer onderdaanige Dienaar Gray's Inn, John Ellis Juny 1771. HIS-  HISTORIE VAN HET ENGELSCHEN TOONEEL, TOT AAN DEN TYD VAN DEN DICHTER SHAKESPEARE. 't Is geenszins noodig hier te treeden in een geschil , welk reeds de pennen van veele bekwaame schryvers heeft bezig gehouden , wakende den oorsprong der nieuwerwetssche tooneelpoëzy in Europa; want het zy dezelve in Frankryk of in Italië; onder de Trobadours van Provence of onder de herders van Calabrie; of omtrent ten zelfden tyde in verscheidene Koningryken geboren zy , wy zullen, tot bereiking van ons oogmerk, alleen behoeven te bewyzen dat ze op zichzelve eene byzondere soort was, en niet aangemerkt kan worden als eene herleeving van het oude drama, waarmede men ze, wegens de al te groote ongelykheid, nimmer behoort te verwarren. Dit duidlyk aangetoond zynde, zullen wy onzen verwonderlyken Shakespeare buiten 't bereik der kritiek plaatsen, hem beschouwende als den dichter, die het nieuwe tooneel tot den hoogsten trap van volmaaktheid bragt, en hem ontslaande van de onderwerping aan de regels der oudheid, regels, die hy waarschynlyk niet kende, maar zekerlyk niet dacht te volgen. Daar is waarlyk niets overtolliger, dan naar den oorsprong van groote en nuttige uitvindingen onderzoek te doen; niets ydeler, dan de twist der volken over de eer van den eersten uitvinder eener kunst of weetenschap voortgebragt te hebben; dewyl men niet kan twyfelen, of twee persoonen ieder aan een der einden deezer wereld woonende, moeten dikwerf de zelfde ontdekkingen in eene kunst of weetenschap doen, zonder de minste gemeenschap met elkander te hebben. Dus zyn 'er in .China reeds werken van Confucius gedrukt, eeuwen voor dat de drukkunst in Europa ingevoerd werd; en men gebruikte in sommige gedeelten van Asie, een vlamvattend poei- Ee 2 jer,  404 HISTORIE VAN HET ENGELSCHE TONEEL, jer , eer de geweldige ploffing van salpeter en zwavel waargenomen was door onzen monnik Bacon , welke bloeide, langen tyd voor dat een ander Benedictyner monnik, het bekende samenstelsel uitvond, waardoor de eigenlyke dapperheid zo zeer benadeeld wordt. Zelfs de fraaijere kunsten zyn den mensch natuurlyker, dan wy ons gemeenlyk verbeelden: het geblaas van den wind in het riet, gaf aan de eerste bewooners van verscheidene gewesten , zeer ver van elkander gelegen, handleiding tot het maaken van fluiten; en wat het gezang, de zuster of liever de dienstmaagd der poëzy, betreft, wy vinden, dat de inwooners van Ysland, de eigenlyke wilden van Lapland, en zelfs de woeste inboorlingen van America hunne liederen en treurzangen hebben, die hun zekerlyk door geene andere natie geleerd zyn. De nabootsing is de menschlyke natuur niet minder eigen dan de hartstogten; en hebben deezen de poëzy in 't algemeen voortgebragt, de eerstgemelde heeft in alle eeuwen den grond gelegd tot tooneelverbeeldingen. Gevoellooze menschen, wier kunsten of weetenschappen geen middel tegen de verdrietigheid des leevens opleveren , scheppen natuurlyker wyze vermaak in 't aanneemen van verzierde karakters, gelyk de kinderen in de school, om zich te verlustigen, onder elkander voor koningen of helden speelen, Pueri ludentes, Rex eris, aiunt; of de historien waardoor zy onder 't leezen meest getroffen zyn, van buiten opzeggen. Wy vinden, dat de Chineezen een regelmaatig tooneel hadden, waarop zy de gewigtigste gevallen uit hunne geschiedenissen vertoonden, eer zy met de Europeërs eenige gemeenschap hadden. De Russen hadden in 't einde der laastvoorleedene eeuw, wanneer zy nog minder beschaafd waren dan de Tartaaren, eene soort van ruwe tooneelstukken; maar thans hebben zy van de Franschen geleerd treurspelen in vaerzen te schry-  TOT DEN TYD VAN SHAKESPEARE. 405 schryven , en op de regelmaatigheid te letten. De heer John Chardin zegt, dat zelfs in Persie en Indie, waar de vermaaken van het tooneel tegen den Mahometaanschen Godsdienst stryden, speellieden en dansers zyn, welken, van de eene stad naar de andere reizende, door gezang of gebaar de Oostersche geschiedenissen vertoonen. In oud Griekenland begonnen de eerste spelen met gezangen tot lof van Bacchus, waarby naderhand eene soort van samenspraak gevoegd werd, hebbende tot onderwerp, eene der daaden of ontmoetingen van dien God ; en 't was inderdaad natuurlyk, dat de eerste oprechters van het tooneel in alle landen eene stof koozen uit 's volks Godsdienst, als zynde meest bekend, gemaklykst voor de toehoorders te begrypen, algemeen interesseerend, en dus best geschikt om de aandacht te trekken. Veele geleerde schryvers meenen, dat de Eleusiaanscbe mysterien eene soort van gewyde spelen waren, op vaste tyden, met groote plegtigheid , en veel verandering van tooneelen, gevierd. De Hierophantes of opperste priester van Ceres, deed eene deftige voorafspraak, waarin hy hen, die ingewyd werden, noodde, „ tot het beginnen van een nieuw leeven 't welk de zin van het woord initiatio schynt te weezen. Het eerste tooneel stelde dit leeven voor in eene donkere valei, waarin veele menschen onbedachtlyk wandelden, slechts door eene geringe flikkering der rede bestierd; vervolgens kwam Elysium en Tartarus ten voorschyn, benevens een gezicht van toekomende belooningen en straffen: en de geheele toestel was, in zo ver wy uit oude schriften kunnen opmaaken, ingericht om het volk door zinnelyke vertooningen, een sterken indruk te geeven van de éénheid des godlyken weezens, welke gewigtige waarheid Plato en andere heidensche wysgeeren genoodzaakt waren in verbloemde taal, zinnebeeldig voor te stellen, omdat zy hun gevoelen niet openlyk aan 't gemeen durfde verklaaren. Sommige bybelsche schriften zyn zelfs van zeer godvruchtige mannen als toneelpoëzy beschouwd. Dus ver Ee 3 deelt  406 HISTORIE VAN HET ENGELSCHE TONEEL, deelt de beroemde Bossuet, Salomon's Hooglied in verscheidene tooneelen. Het boek van Job , by uitneemendheid achtenswaardig, zo wel om de oudheid als om de verhevenheid van den zedeleerenden digttrant, is van zeer kundige en vermaarde lieden voor een regelmaatig tooneelstuk gehouden; en Milton zegt ons, dat zeker geleerd en oordeelkundig man, de openbaaring van Johannes verdeelde in verscheidene bedryven, van elkander gescheiden door eenen rei van engelen. Toen de Grieksche heerschappy aan het daalen was, wist Gregorius van Nazianzen, een dichter en kerkvader, die van Byzantium te overreeden, om eenige uitgezogte geschiedenissen uit het oude en nieuwe testament ten tooneele te voeren, en de ongewyde stukken van Sophokles en Euripides te verwerpen. Tot dit einde voorzag hy hen van gewyde tooneelspelen, welke, naar 't schynt, by Oedipus en by de Elektra niet haalen mogten, dewyl ze meestal, zo dra de geleerdheid herleefde, verlooren gingen, daar nogthans de onwaardeerbaare overblyfsels der oude treurspelen , met de grootste zorgvuldigbeid bewaard zyn. Maar de gedigten van Gregorius waren, zo wel als de taal der Grieken, geheel onbekend by de Italiaanen van die eeuw, welken men nauwlyks kan vermoeden dat hunne mysterien van Constantinopolen hebben overgenomen. De gewoonte van, by feestlyke plegtigheden, eenige gebeurtenissen, in de heilige bladen aangetekend, op het tooneel te brengen, werd, omtrent ten zelfden tyde, in 't zuiden, westen, en zelfs in 't noorden van Europa bykans algemeen, zelfs de Jooden gaven aan de historien van het oude testament den vorm van tooneelspelen : een gedeelte van een Joodsch stuk, behelzende het onderwerp van Exodus, is nog bewaard in Grieksche jambische verzen, geschreeven door zekeren Ezechiel, die zich den dichter der Hebreën noemt. Deeze bybelsche stukken werden mysteria geheeten; en men kende te Rome en te Florence, in de dertiende en veer-  TOT DEN TYD VAN SHAKESPHARE. 407 veertiende eeuw , geene andere soort van tooneelpoëzy. Het lyden van onzen Zaligmaaker werd in 't Coliseum gespeeld; en ware de taal der Italiaanen diestyds zo beschaafd, als krachtig en woordenryk, hunne muziek zo volmaakt als hedendaags geweest; had Metastasio de poëzy van zulk een achtbaar stuk, en Pergolesi de reien opgesteld: het uitwerksel zou gewislyk wonderbaarlyk geweest zyn, in een land, waar het tot op den huidigen dag, niet voor heiligschendend gehouden wordt, de verscheidene persoonen der drieëenheid, en de ontzachlykste geschiedenissen van onze verlossing ten tooneele te voeren. In eene beschaafdere eeuw zag men bybelsche verhaalen in den vorm van tooneelstukken gebragt, door Milton, Racine , en door Metastasio in zynen Joseph: onze groote dichter had zelfs aangevangen een treurspel te maaken van 's menschen val; en het Verlooren Paradys is misschien den oorsprong verschuldigd aan gedachten uit een mysterie van Andremo overgenomen: iedereen weet, dat zyn ontworpen spel begonnen zou hebben, met de aanspraak aan de zon, in 't vierde boek van zyn godlyk gedicht. De geestlyke tooneelspeelen bleeven by de Italiaanen langen tyd na 't herleeven der letterkunde in gebruik; want de kunst van Sophokles was alleen den geleerden bekend; en men moest nocdzaaklyk, ten gevalle van het gemeen, onderwerpen kiezen, naar de toenmaalige bekwaamheid der grootste menigte geschikt. Men zou nauwlyks hebben kunnen gelooven, dat, toen Tasso zynen Amyntas geschreeven, en in zyn Jerusalem de edelste trekken voor een treurspel opgegeeven had, de belagchlykste kluchten noch te Milaan vertoond zouden worden ; en dat toen Guarini in zynen Pastor Fido eenen rei van herders gebragt had, het gemeen in Italie evenwel nog vermaak gevonden zou hebben, in de vertooning der zeven doodzonden, dansende eene sarabande met den boozen geest: maar Maffei leefde toen niet, en weinigen zyner landgenooten waren in dien tyd bekwaam om een Merope op te stellen. Ee 4 Daar  HISTORIE VAN HET ENGELSCHE TONEEL, , Daar waren dan in Europa, by den aanvang der zestiende eeuw, twee onderscheidene soorten van tooneelpoëzy ; de eene, naar het model der oude classici gevormd , was , gelyk de gewyde taal der Egyptische priesterschap, alleen voor geleerden; de andere geleek naar een Gothisch origineel , en diende slechts voor het gemeen, schoon ze niet ongeschikt was, om merklyke verbetering te ondergaan. Desgelyks waren 'er, eenigen tyd. daarna, twee soorten van heldendicht; de eerste, waartoe de Luciade behoort , was ingericht naar den trant van Virgilius en andere oude dichters; de tweede, waaronder men den Orlando Furioso en de Fairy Oueen mag brengen, was van een geheel verschillenden aart, maar uitvoeriger, voller van verschiet, en misschien aangenaamer. Deeze onderscheiding zal de werken van Spenser en Shakespeare in de eigenlyke klasse plaatsen, en veel nutlooze kritiek voorkomen. „ Men moet het eene voorwerp niet met het andere verwarren;" zegt lord Bacon; ,, want hierop rust de gansche redeneering." Eene der eerste verbeteringen van 't oude mysterie, Was het zin- of zedespel, waarin de deugden en ondeugden , als persoonen , op het tooneel gebragt werden, om, langs dien weg, zedelyke waarheden of nuttige lessen, de leevenswyze betreffende, den gemoederen in te boezemen. Deeze zedespelen bedoelden zo wel het vermaak als de onderrichting des volks, waren meestal in een komieken trant opgesteld, en baanden dus natuurlyker wyze den weg tot het blyspel, welk in onze taal eerder schynt ingevoerd te zyn dan het treurspel. Het eerste stuk, dat den naam Van blyspel droeg, kwam, gelyk te verwagten was, op eene van onze Universiteiten ten voorschyn; 't was Gammer Gurton's Needle, opgesteld in 't jaar 1551. Op het oude titelblad stond: „ gemaakt door Mr. S., meester der ,, kunsten, en gespeeld op het tooneel — in 't Christus,, collegie te Cambridge." Daar is in dit stuk eene ader van  TOT DEN TYD VAN SHAKESPEARE. 409 van gemeenzaame geestigheid, 'en eene soort van snaaksche verbeelding, niet ongelyk aan sommige rollen van Aristophanes , maar geenszins die bevalligheid van taal en dichtmaat, waann de Grieksche dichter uitmuntte. De grappen en komieke snaakeryen waren aanvangklyk zodanig in achting, dat men, om aan den heerschenden smaak te voldoen, zelfs in zeer ernstige en staatlyke tooneelen, een bootsemaaker moest laaten verschynen, welke (gelyk zyn tydgenoot, de hofnar van vorsten en groote heeren) zich in 't gezelschap der aanzienlykste persoonaadjen vertoonde, en zyne snaakeryen vry mogt uiten. Eene proeve van zulk een karakter vinden wy in het tooneelspel Cambyses (bladz. 261), waar Ambidexter als boufon voorkomt, met een oude hoedekas in plaats van een helmet, en een schuimspaan in plaats van een zwaard om, gelyk de auteur zegt, „ wat grappen te maaken." Kort na het blyspel begon het oude treurspel insgelyks te herleeven; maar 't behield in 't begin weinig overeenkomst met den trant der oudheid, dan alleen onder de keurigste liefhebbers: want op de gemeene schouwburgen werd het geduurende een geruimen tyd, met laage, onbeschaafde snaakeryen vervalscht, onder den naam van tragi-comedie. Somtyds zag men wel eene reeks van ernstige en staatlyke tooneelen , met weinig potsen of grappen vermengd; maar in zulke gevallen bootsten onze Digters de oude mysterien nog na, geevende alleen de gewigtige gevallen op , zo als ze gebeurd waren, zonder eenige kunstige schikking te maaken, of op de drie groote eenheden te letten. Deeze stukken waaraan zy den naam van historien gaven , zouden waarschynlyk langen tyd de eenigste proeven van ons heldenspel gebleeven zyn had niet een klein getal mannen, van verhevener opvoeding en zuiverer smaak, de modellen der classici gevolgd, en het treurspel naar den ouden vorm ingericht. Dog de stukken van deezen aart, dienden in 't eerst alleen voor byzondere en geleerde tooneeloefeningen aan de hoven of akademiën, Ee 5 Het  410 HISTORIE VAN HET ENGELSCHE TONEEL, Het blyspel schynt , na 't herleeven der letterkunde eerst aangemoedigd en verbeterd te zyn door de Italiaanen, wier zucht tot tooneelpoëzy dermaate toenam, dat onder Leo den tienden de voornaamste steden van Italie tegen elkander begonden te yveren in de grootsheid van hunne tooneelen: mannen van 't eerste aanzien in de Roomsche kerk, hielden 't voor eene eer, het tooneelspel in hunne landtaal te doen herleeven. Een blyspel op te stellen werd zelfs niet beneden de waardigheid van het purper gerekend; en een komiek stuk van den Kardinaal Bibilna werd met een wonderbaarlyk goeden uitslag gespeeld. Eindelyk verscheen Ariosto, wiens Orlando Furioso onder zyne landgenooten nog voor een schat van sierlyke en bevallige poëzy gehouden wordt. Hy is misschien de eenigste heldendichter, die zich ooit vernederde tot het opstellen van gemeenzaame komedien; maar uit zynen Orlando blykt, dat hy eene byzondere neiging had, tot geestige en belagchlyke invallen: zyne helden zyn midden in 't gevaar, vol kortswyl, en zelden beschryft hy een gevegt zonder schertsery. Zyne blyspelen zyn tegenwoordig in Italie nog zeer geacht, schoon de taal en leevendigheid van Goldoni mooglyk meer met den smaak van het gemeen overeenkomt. Zyn Suppositi is door Gascoigne, (die zelfs geen onaangenaam dichter was) vertaald, en in eene onlangs uitgekomene verzameling herdrukt. De leezer zal ras vinden, dat een gedeelte der historie gelyk is aan die van Lucentio en Bianca, in de Taming of the Shrew maar men kan echter niet bewyzen , dat Shakespeare zo als Mr. Farmer vermoedt, zyn bestek van Gascoigne hebbe overgenomen : want de naamen zyn meestal veranderd, by voorbeeld, Sienna en Ferrara in Pisa en Padua, Philogano in Vincentio, en Dulippe in Tranio. Waarschynlyker is het, dat hy de geheele geschiedenis, en tevens die van Catherina en Petruchio, gevonden heeft, in Romans uit het Italiaansch vertaald. Zodanig was de staat van 't Engelsch tooneel , toen Shakespeare ten voorschyn trad, die, door de sterkte van  TOT DEN TYD VAN SHAKESPEARE? 411 van zyn genie, zonder eenig behulp der geleerdheid, de nieuwe soort van tooneelpoëzy tot zulk eenen hoogen trap van volmaaktheid bragt, dat zy de grootsche en sierlyke modellen van oud Griekenland en Rome evenaart of overtreft. De bevalligheid zyner vaerzen , waarvan onze (de Engelsche) rymlooze tooneelpoëzy allengs is afgeweeken ; de fraaiheid zyner zeggingen; maar bovenal de groote kunst van sterke hartstogten uit te drukken, waarin hy alle oude en nieuwe auteuren te boven gaat, hebben zynen roem, in weêrwil van eenige menschlyke vlekken, byna twee eeuwen lang bewaard; en hoe zuiver, hoe volmaakt de treurspelen der ouden ook mogen weezen , wy kunnen ze, behoudens den hun verschuldigden lof, niet aanmerken als de éénige modellen der tooneelpoëzy : Schakespear blyft nog steeds de tooneeldichter der Engelschen. DE AL TE GEDIENSTIGE VRIEND. In myne vroegste jeugd hield ik my voor den gelukkigsten aller menschen. Ik wist niet anders, of ik was myne geboorte verschuldigd aan een braaf onafhanglyk edelman, by wien ik altoos gewoond had. Ik sleet aangenaame dagen, met eene zuster, zo beminlyk als schoon, welke door de vereende bekoorlykheden van geest en goedaardigheid, myne zorg voor 't aankweeken haarer zielsvermogens vergold. Ik had den tedersten, den lieftaaligsten der stervelingen tot vriend. De eerste droefheid , die ik onderging, trof my , toen ik agttien jaaren bereikt had. Ik zag hem, wien ik met den tederen naam van vader aansprak, die myne liefde zo volkomen verdiende, van eene gevaarlyke ziekte aangetast. Ik bleef nagt en dag by zyne bedsponde; de dankbaarheid voor de bestendige blyken zyner liefde, werkte bykans zo sterk op myn hart als de natuur zelve. Zyn toe-  412 DE AL TE GEDIENSTIGE VRIEND. toestand verslimmerde ieder dag; en Louise en ik, zagen ons gedreigd met het grootste ongeluk, welk ons kon bejegenen. ,, Valfrais," zeide hy, zekeren nagt, wanneer ik by hem waakte: ,, laat de oppaster in de kamer hier naast ,, gaan slaapen, ik voel eene begeerte om met u alleen ,, te spreeken ; spoed u, dat 'er geen tyd verlooren ,, gaa." Susanna ging henen, en ik vervoegde my by myn vaders bed; ik vatte een zyner handen, en besproeide ze met myne traanen, die ik vergeefs tragtte te weêrhouden, uit vreeze van hem te ontrusten. ,, Gy schreit," dus sprak hy my tederlyk aan ; ,, helaas! helaas! voor,, ziet gy het ongeluk, welk ik u zal bekend maaken?" ,, Ongeluk!" viel ik hem in de rede: ,, Ach! myn waar,, de vader! wy hebben de hoop op uwe herstelling nog ,, niet verlooren: zo wy deeze blydschap beleeven, wiens ,, zoon kan dan den uwen in geluk te boven gaan ?" ,, Luister," hernam hy, ,, ongelukkige Valfrais, hoor ,, met aandacht 't geen ik u te zeggen heb. De Voor,, zienigheid, in wier schoot ik my thans overgeef, is ,, getuige, dat ik, ernstig biddende, om met eenen zoon ,, gezegend te worden, telkens gewenscht heb, dat hy ,, zodanig mogt zyn als gy tegenwoordig zyt : maar de ,, vrymagtige wil des Hemels, waaraan wy ons gehoor ,, zaam moeten onderwerpen , heeft, ongetwyfeld , de ,, vrugt van myn huwelyk bepaald tot de geboorte van ,, Louise." - „ Wat zegt gy Mynheer?" riep ik, hem met schrik aanziende, terwyl ik myne beevende handen uitstrekte, als of ik de yslyke waarheid, welke hy verklaarde, van my af wilde keeren. ,, Ontrust myne laatste oogenblikken niet al te zeer, ,, waarde Valfrais !'' zeide hy: ,, bedwing u een weinig, ,, om my deezen nagt te hooren; misschien is het de laat,, ste, waarin ik met u kan spreeken." - ,, Ik ge,, hoorzaam u, Mynheer; maar ach! bekort een verhaal, ,, zo grievend voor u en my. In één woord, ô nn achtenswaardige Monteel ! ben ik uw zoon ?" - ,, Gy  DE AL TE GEDIENSTIGE VRIEND 413 ,, Gy zyt myn vriend, en zult het altoos blyven." En is de titel, welken ik my aanmaatig, dierbaarder, ,, geheiligder? Spreek Mynheer: zyt gy myn vader?" ,, De Hemel heeft my dit genoegen geweigerd," Ontsteld, en byna leevenloos op 't hooren van deeze verklaaring, hield ik myne oogen eene wyl geslooten, en als 't ware binnenwaards gekeerd. Montbel strekte zyne hand uit, greep de myne, en dezelve drukkende, deed hy my herleeven. ,, Valfrais," zeide hy, ,, hoe pyn,, lyk valt het my, uw hart te grieven! ik vlei my te ,, kunnen merken, dat gy my voor uwen vader gehouden ,, hebt." ,, Indien ik u als zodanig beschouwde, ,, deugdzaame Montbel," gaf ik hem tot antwoordt , wat heb ik dan meer te wenschen, dan alles aan u ver,, schuldigd te zyn ? Maar gy weet buiten twyfel , wie ,, ik ben, hoe, en door wien myne opvoeding aan uwe ,, zorg aanvertrouwd is." ,, Lees," hernam hy, deezen brief, welken ik, u aangaande, ontvangen heb." ,, Aan den Heer Montbel. ,, Een persoon, zo voorzichtig en achtenswaardig als ,, gy Mynheer, wordt 'er verlangt, om een kind van drie dagen, te Lagni in Briere, te voorzien van eene ,, zorgvuldige voedster De ouders hebben de vry heid genomen, om, buiten uwe kennis, uwen naam te gebruiken , en het kind voor uw zoon uit te ,, geeven. Zy wenschen zeer, dat gy de hoop, die ,, zy op uwe genegenheid hebben, niet zult te leur ,, stellen en dat gy den jongen Valfrais tot vader zult ,, willen verstrekken, tot dat de omstandigheden hun vry,, heid geeven om hem te erkennen. De heer Montbel ,, zal jaarlyks eene som, tot onderhoud van zynen kwee,, keling, ontvangen ; maar men verwagt, dat hy zich ,, niet zal bemoeijen om te ontdekken, wie hem dit blyk ,, van hun vertrouwen geeven, en dat hy niemand deel ,, ge-  414 DE AL TE GEDIENSTIGE VRIEND genoot zal maaken van een geheim, waaraan zo veel „ gelegen is." „ Zy hadden zich niet bedroogen," voegde hy 'er by: Na dat ik den brief geleezen had, ging ik u opzoeken, om u ter minne te besteeden, en maakte my bekend te Lagni. Het overlyden van myne vrouw, en de " kindsheid van myne dochter, gaven my alle vryheid, die ik in deeze zaak noodig had. Tot meerder veiligheid veranderde ik van dienstboden, en van woonplaats. Sedert dien tyd hebt gy wel gemerkt, hoe zeer ik aan u gehecht was, en dat ik myn eigen zoon geen meer hartlyke liefde had kunnen toedraagen. Maar, Valfrais, myn einde nadert: gy kunt myn erfgenaam niet zyn , omdat 'er geen geschrift is, waardoor de " aanneeming van u tot mynen zoon gewettigd wordt, en omdat het duidlyk zal blyken, dat myne vrouw alleen Louise heeft nagelaaten. Ik heb het derhalven noodzaaklyk geacht, u kennis van uwen staat te geeven, opdat gy u niet mogt blootstellen aan de onaangenaamheid, van door myne familie, als vreemd, af geweezen te worden." " „ En hebt gy, sedert dien tyd, niets verder ontdekt ', Mynheer?" vraagde ik hem. ,, Neen," was het antwoord: „ ik ontvang jaarlyks een wisselbrief, nu eens uit de eene, en dan eens uit de andere stad, ter voldoeninge van het beloofde jaargeld. Het is eene zo milde vergelding, dat ik gewoon, u als myn zoon aan te merken, en groot genoegen vindende in uw vader te zyn, telkens met schaamte ontfing 't geen men my zond. Ik heb Voor uwe rekening uitgezet, al Wat ik van deeze wisselbrieven trok. 't Is een fonds, welk u toebehoort; gy zult het na myn overlyden vinden." „ Ach! Mynheer," riep ik, „ daar is onder alle de ,, ongelukken die my over 't hoofd hangen, niets, waarvoor ik zo bedugt ben, als voor het verlies van u; mogt het den Hemel behaagen uw leeven te spaaren, ik ,, zou  DE AL TE GEDIENSTIGE VRIEND 415 ;; zou niet klaagen over de schande, die my te wagten „ staat." Laat toe, dat ik myn verhaal eindige," hernam de zwakke Montbel. „ Gy weet, dat het, voorleeden „ jaar, weinig scheelde, of gy had, meer op raad van anderen, dan in gevolge van myne verkiezing, den tabbert aangenomen , waarin uwe talenten u zekerlyk "„ zouden hebben doen uitblinken. Lees nu den tweeden naamloozen brief, aan my geschreeven, waarvan gy „ insgelyks het onderwerp zyt." „ Aan den Heer Montbel. ;, Men bericht ons, dat Valfrais genegen is den tabbert te draagen. Dit beroep zou stryden met het oogmerk zyner ouderen , welken verpligt zyn zich nog verborgen te houden. Zyn jaargeld zal verdubbeld worden, indien hem het krygsmans leeven behaagt. De , Heer Montbel, wien zy niet genoeg kunnen danken voor de zorgvuldige oplettendheid , in de opvoeding " van zyn pupil, wordt verzogt, hem te overreeden, tot het kiezen van deezen leevensstand." „ Ik moet bekennen," vervolgde hy, „ dat het gerugt, wegens het verklaaren van den oorlog in Frank" ryk, myn hart deed beeven: gy waart my zo dierbaar, " Valfrais , dat ik nog niet besluiten kon, u aan 't gevaar van zulk een hagchelyk beroep bloot te stellen. Ik heb derhalven slechts ten deele aan het tweede verzoek voldaan, door u niet aan te spooren tot het verdere voortzetten der oefeningen, waarin gy zo spoedig " gevorderd waart; ondertusschen liet ik 't u niet blyken, dat ik in deezen opzigte van gevoelen veranderd was. Dewyl ik my echter thans op den oever des doods bevinde, durf ik u niet onkundig laaten omtrent het geen men van u verwagt." Zyn ongemak vermeerderde, terwyl hy deeze woorden uitte: eene onverwagte flaauwte overviel hem, en ik vond  416 DE AL TE GEDIENSTIGE VRIEND vond my verpligt, de oppassers tot zyne hulp binnen te roepen. Inderdaad had ik ze byna even noodig voor my zelven; want ik was in een staat van weezenloosheid, waaruit niets dan myne liefde en bekommernis voor Montbel my opgewekt kon hebben. Gelukkig waren onze poogingen, om hem te doen bekomen, van een goeden uitslag; en deeze hagchelyke oogenblikken, Waarvoor ik zo bevreesd geweest was , waren zo heilzaam voor Montbel, dat hy, toen de dag aanbrak, zich oneindig veel beter bevond. De Geneesheeren, om welken wy gezonden hadden, waren verwonderd over de voorgevallen verandering, en gaven ons zeer goede hoop. 't Is onmooglyk de verschillende aandoeningen te beschryven, waardoor myn ziel toen ontroerd en heen en weder geslingerd werd. Midden onder de droevige gedachten, door het even te vooren aan my medegedeelde geheim, in myn gemoed opgekomen, vond ik troost in de gewenschte behoudenis van myn vriend en vader; doch juist toen ik gereed stond, om den Hemel met opgeheven handen te danken, sloeg ik my ongevoelig, op de borst , vol angst over de ontdekking my door den Heer Montbel gedaan. Louise, wier begeerte om naar haaren vader te verneemen niet langer tegen te houden was, trad op dit oogenblik binnen. Zo dra ik haar zag, luisterde myn eigen hart my als 't ware, in : ,, Valfrais , gy zyt ,, Louise's broeder niet meer." Ik vloog naar haar toe: ,, Louise," riep ik in verrukking, ,, wy hebben niets ,, meer te vreezen; de ziekte is reeds op 't hoogste ge,, weest; eene gelukkige verandering geeft ons weder 't ,, geen wy voor het allerdierbaarste houden." By deeze woorden viel zy in myne armen. - Vreeslyke toestand, welken ik nooit kan vergeeten ! ô Deugd, hoe sterk, hoe gevoelig zyn uwe inblaazingen! Ik voelde op dit oogenblik aandoeningen, waarvan gy de bron waart; maar Louise had geen tyd om ze te merken. Zy  DE AL TE GEDIENSTIGE VRIEND. 417 Zy verliet my, en liep ylings naar het bed van haaren vader. De oppassers, vreezende dat hy in zynen slaap gestoord zou worden, verzogten haar niet te naderen, en wy beiden, de noodzaaklykheid, van hem te laaten rusten inziende , verlieten hem voor eenigen tyd. „ Broeder," zeide Louise, by 't uitgaan, „ myn waarde broeder, gaa mede naar myne kamer; laat ons een„ paarig, over de behoudenis van onzen vader verheugd, „ de goedheid des Hemels erkennen, en onze traanen van „ dankbaarheid vermengen." Ik kon met waarheid zeggen, dat ik rust noodig had, en bediende my hiervan tot een voorwendsel om haar te verlaaten. Straks begaf ik my naar myn vertrek, om, ware het mooglyk, myne verstrooide gedachten in zo verre weder byeen te brengen, dat de gebeurtenis, die ik gehoord, en den droevigen staat, waarin het verhaal my gebragt had , kon overdenken. „ Ongelukkige Valfrais!" zeide ik, my met angst op myn bed nederwerpende: „ gy hebt den tedersten al„ ler vaderen verlooren , en weet niet, wien gy uwe „ geboorte verschuldigd zyt ! Zyt gy de schandlyke „ spruit eener breidelooze drift, door de wetten verboo„ den ? Zweemt het geheimhouden van uwe geboorte „ niet naar die schaduw, waarin de snoodheid zich altoos „ zoekt te verbergen ?" —— Dus vermeerderde ik den schrik, de schaamte, waarmede ik omringd was, door de bitterste en grievendste overdenkingen. „ Ondankbaare!" riep ik vervolgens uit: „ nauwlyks „ waart gy overtuigd dat Louise uwe zuster niet was, „ ofgy had de stoutheid van uwe vriendschap jegens haar „ in eene tederder neiging te veranderen! Is dit de vergelding, die gy aan de weldaaden van den edelmoedi„ gen Montbel schuldig zyt? Wiens hart wilt gy de ' dochter van deezen waardigen man aanbieden? Het hart ' van een elendigen, wiens geboorte zo eerloos is, dat „ zelfs zyne ouders zich schaamen hem te erkennen; van een schepsel, geschikt om het overblyfsel van zyn jamVI. Afd. XIII. Deel. Ff mer-  418 DE AL TE GEDIENSTIGE VRIEND. „ merlyk leeven in geduurige schaamte en schande door „ te brengen. Haast u dan ; verklaar uwen gedrochte„ lyken hoogmoed ; maak u veracht by hen die thans me„ delyden met u hebben, en voeg van nu af aan wroe„ ging hy de eerloosheid." Op deeze angstvallige gedachten volgde zo groot eene wanhoop, dat ik de bekorting van myn leeven in beraad durfde neemen; en schoon de troost van Montbel buiten gevaar te zien, en de oppassing, die hy nu en dan nog van my noodig had , de akelige en woeste denkbeelden wel eens voor eene poos verdreeven, werd echter myn hart eindelyk zodanig door deeze felle aandoeningen geslingerd, dat ik de rede niet meer in myne magt hield. - Eene heete koorts overviel my, en bragt schielyk zulk een groot gevaar te wege, dat men aan myne herstelling wanhoopte. Ik was geheel buiten gevoel van mynen staat, en merkte, geduurende agt dagen, niet dat iemand by my was; zelfs kon Louise's bekoorlyke stem myne verwilderde rede niet doen ontwaaken. Duizendmaal sprak zy haaren ongelukkigen broeder aan, zonder gehoord te worden; eene volslagene gevoelloosheid had my geheel overweldigd. Toen ik het gebruik myner zinnen wederkreeg, zag ik Montbel naast myn bed zitten, en myne hand met zyne traanen bevogtigen. — „ Zyt gy het, Mynheer?" vraagde ik. ■ „ Ja, myn lieve Valfrais," was zyn antwoord, „ ik ben het, die u in het leeven tracht te „ herroepen. Indien het myne u nog dierbaar is, denk „ dan, dat het geheel afhangt van de herstelling uwer „ gezondheid." „ Kunt gy my beveelen te lee „ ven, Mynheer?" riep ik. —— Ach! Valfrais," „ hernam hy, ,, ik sterf zo ik u verlies." ■ „ Wel „ aan dan," antwoordde ik, „ ik zal, uwentwege, den „ Hemel wederom smeeken om de droevIge gave van het „ leeven; en ik beloof u, dat ik dezelve, hoe zwaar ze „ my moge vallen te draagen, met de leevendigste dank„ baarheid zal aanneemen." De  DE AL TE GEDIENSTIGE VRIEND. 419 De moed, dien ik, van dat oogenblik, liet blyken, hielp my meer, dan alle geneesmiddelen, en ik was binnen kort in staat om eenig voedsel te nuttigen. Montbel, dikwerf bespeurd hebbende, dat ik Louise nauwlyks antwoord gaf, dat ik my zelfs van haar afkeerde, wanneer zy my iets aanbood, en inzonderheid, dat ik haar niet langer zuster noemde, nam op een tyd, dat hy alleen by my was, de gelegenheid waar, om my dus aan te spreeken : ,, Gy weet, Valfrais, dat ik den ,, dood voor oogen zag, toen ik myn geheim aan u open,, baarde. De herstelling myner gezondheid beschuldigt ,, my ieder oogenblik van onvoorzichtigheid, die u onge,, lukkig gemaakt en byna in 't graf gesleept heeft. Ik bid ,, u om den wil der tedere vriendschap, die ik u toe,, draag, om den wil van 't geen ik u hoopte ingeboe,, zemd te hebben, tracht alles te vergeeten, wat ik u ,, gezegd heb; laat ons elkanderen wederom in de zelfde ,, betrekking beschouwen, als voor myne wreede ziekte. ,, Wy moeten den tyd afwagten, die u uwe ouders zal ,, wedergeeven. De twee brieven geeven te kennen, dat ,, 'er omstandigheden zyn , welke hen in staat moeten ,, stellen om u te erkennen. Hun rang kan niet onaan,, zienlyk weezen, in zo ver ik mag oordeelen uit het jaargeld , welk zy altoos zo stiptlyk betaald hebben. ,, Indien gy u derhalven herïnnert, dat zy u liever den ,, degen dan den tabbert zagen kiezen, indien gy daarby ,, den beveelenden styl der brieven in aanmerking neemt, ,, kunt gy zekerlyk niet anders denken, of ze zyn geschree ,, ven door een persoon van hoogen staat." - ,, He,, laas!" viel ik hem in de rede: ,, wat kan my dit alles ,, helpen, zo ik niet te min reden heb, om de ongunst ,, myner ouderen en myne eigene schande te voorzien?" ,, - ,, Zulke bedenkingen," antwoordde hy, ,,maa,, ken u onrustig, en benadeelen zo wel uwe als myne ,, gezondheid. Ik bedrieg my zeer, indien hun rond,, borstige en edele trant van schryven, uit een snood of ,, onëerlyk hart kan voortkomen. Laat ons in deeze hoop Ff 2 ,, moe-  420 DE AL TE GEDIENSTIGE VRIEND. „ moedig volharden, myn waarde Valfrais, en wel ge„ moed zyn; maar draag vooral zorg, geene verandering „ te maaken in uw gedrag omtrent Louise ; dit mogt „ haar aanleiding geeven om naar ons geheim te raaden. ,, Uw geluk hangt van uwe voorzichtigheid af; ten minste „ schynt dit te blyken uit de geheimhouding, welke altoos „ zo stiptlyk in agt genomen is. In één woord, blyf myn „ zoon en Louise's broeder." Ik moest hem toen heilig belooven, dat Louise nooit rede zou hebben om over eenige verandering in myn gedrag te klasgen. Zo dra ik echter met haar alleen was , en den gemeenzaamen toon weder hoorde, op welken zy gewoon was my aan te spreeken, voelde ik , dat die graad van deugd, welken ik noodig had , haar vermoogen in myn hart ver te boven ging. Ik durfde haar nog met den tederen naam van zuster noemen, om myne belofte, aan Montbel gedaan, niet te schenden; doch onder voorwendsel, dat ik noodzaaklyk in de lucht moest weezen om myne gezondheid weder te krygen , besloot ik om zo kort als mooglyk was t'huis te blyven. Ik sleet geheele dagen aan 't huis van d'Aubigné; dus was myn vriend geheeten, waarvan ik boven gesproken heb. Zyne genegenheid en vriendschap waren my dierbaar. Helaas! zyne uitneemende dienstvaardigheid had my tot eene waarschouwing moeten strekken, om my niet te laaten overhaalen tot het verbreeken van myne belofte aan Montbel gedaan. Schoon ik, zo veel doenlyk, de ongerustheid van myn gemoed voor hem tragte te verbergen, merkte hy ze nochtbans. ,, Valfrais," zeide hy dikwils, „ gy beleedigt „ onze vriendschap door eene onbillyke achterhoudend„ heid; gy verbergt voor my de kwellingen, die u van „ uwe gezondheid berooven. Vergeefs ontkent gy uwe „ smart: gy zugt onophoudelyk. Ach! laat my in uwe „ zorgen deel neemen. Ben ik uw vriend niet? Heb ik „ geen recht om te weeten wat u deert; wat ik doen „ moet, Om u, zo 't mooglyk is, verligting te verschaffen?" ,, Gy  DE AL TE GEDIENSTIGE VRIEND 421 ,, Gy bedriegt u," zeide ik; ,, myne ziekte heeft ,, waarschynlyk eene kwyning in mynen geest achter ge,, laaten , waardoor myne natuurlyke vrolykheid vermin,, derd wordt; doch de tyd zal dit wel verhelpen." ,, Daar is geen hoop op." hernam hy, ,, tenzy gy uw ,, hart voor uwen vriend open legt: gy laat u door ,, een verborgen angst verscheuren." - ,, Waarlyk ,, niet," zeide ik op een' verzekerenden toon. d'Aubigné zweeg hierop stil, en liet my voor dien tyd nog in 't bezit van het noodlottige geheim. Eenigen tyd daarna vraagde Louise my naar de rede myner droefgeestigheid, en waarom ik haar altoos vermydde. ,, Verbeeld u niet," zeide zy, ,, dat ik door de ,, gezogte voorwendsels, die gy telkens als redenen van ,, uwe afweezigheid bybrengt, te misleiden ben. Voor,, heen schepte gy vermaak in my te onderrechten ; en ,, thans ontvlugt gy my. Uw hart is veranderd; spreek ,, oprecht; wat heb ik misdreeven? wat kan uwe zuster ,, gedaan hebben, waarmede zy u ongenoegen gaf?" Deeze vraagen van de beminnelyke Louise maakte my verlegen; myn stilzwygen deed haare ongerustheid nog meer toeneemen. ,, Ach! broeder!" riep zy, ,, gy ,, hebt voor Louise geen vriendschap meer over!" ,, Welk een onrecht doet gy my, waardste zuster!" antwoordde ik : ,, wie zou ongevoelig genoeg zyn om de ,, tederheid van uw hart niet met gelyke tederheid te be ,, antwoorden?"" - ,, Gy," hernam Louise, my geen tyd laatende om verder voort te gaan, ,, ja gy, ,, wreede Valfrais! myn broeder, die my nog onlangs ,, beminde, en wien ik meer dan myzelven lief heb. ,, Nimmer waart gy gewoon dus met my te leeven," vervolgde zy, myne hand vattende, en naderende om my te omhelzen. De pooging die ik deed om deeze aangenaame, doch gevaarlyke liefkoozing te ontgaan, deed haar in traanen uitbersten. ,, Helaas!" riep zy; ,, uwe ,, zuster is u haatlyk geworden! Zeg , Valfrais , is ,, dit een gevolg van het lange gesprek, welk gy met vaF f 3 ,, der  422 DE AL TE GEDIENSTIGE VRIEND. ,, der gehouden hebt? en wat was de rede, waarom de ,, oppassers de kamer uit moesten ? " Bedugt voor de gissingen , waartoe deeze argwaan en myne schynbaare koelheid aanleiding konden geeven, naderde ik haar, en vatte haare hand: doch eene innerlyke ontsteltenis weêrhield my als met geweld, van de verrukking, waarmede ik haar tegen myn hart gedrukt zou hebben. Helaas ! de schuldelooze liefkoozingen der deugdzaame Louise mogten niet langer door den misdaadigen Valfrais beantwoord worden. - Ik brak het onderhoud schielyk af, vindende hoe noodzaaklyk de vlugt was, om het geringe overblyfsel myner deugd te bewaaren. Nauwlyks had ik haar verlaaten, of al het gevaar van myn verblyf in Montbel's huis kwam my voor den geest. Vol bekommernis ontmoette ik d'Aubigné , die even te vooren by Montbel naar my gevraagd had. Myn hart was te sterk getroffen door het pas voorleedene tooneel , dan dat ik myne ontroering voor hem had kunnen verbergen. De gedienstige vriend verdubbelde zyn ernstig verzoek, dat ik hem in myne droefheid wilde laaten deel neemen. - Hy smeekte my, in de tederste uitdrukkingen van vriendschap, myn vertrouwen hem niet te weigeren. ,, Valfrais," riep hy , ,, 't is de liefde alleen, ,, die de kragt heeft om zulke ontroeringen te verwek,, ken." - Op het hooren van het noodlottig woord liefde wierp ik my in de armen van d'Aubigné; een vloed van traanen stroomde uit myne oogen, en ik gaf my over aan de naarste wanhoop. ,, Eindelyk dryft de vriendschap ,, boven," zeide hy : ,, Ik merk het als een blyk van de ,, uwe aan, dat gy uwe hartstogt erkent ; - maar ,, zyt gy niet verliefd ?" - ,, Helaas ik kan het ,, niet zyn; de dood is myn eenige toeverlaat." ,, Myn vriend , gy verschrikt my: wat kan u in uwe jaaren en by uwe begaafdheden tot zulke wanhoopige gedagten ,, aanleiding geeven? Welke denkbeelden stellen ze my ,, voor! Gy slyt uwe dagen in 't huis van Montbel. ,, Doch  DE AL TE GEDIENSTIGE VRIEND. 423 „ Doch ik durf u niet verdagt houden. Uwe zus „ ter Louise." „ Ach!" riep ik, „ wat naam „ hebt gy u laaten ontvallen, wreede d'Aubigné? „ Zy is myne zuster niet meer." ,, Louise de „ dogter van Montbel niet!" •> Hy is haar va „ der, maar - verg my niet meer." „ Is „ hy de uwe niet?" „ Ach myn vriend, bloos „ niet , om dat ik u dus noem." ■ „ Val frais " zeide hy , „ bespot myne tederheid niet. Vooroordeelen, alleen door gewoonte gewettigd, kun„ nen myn gevoel niet veranderen of verdooven. Ik be„ min u; gaa voort, en verberg niets voor my." Hoe kon ik nu langer zwygen? d'Aubignè was te aanhoudend , te yverig. ■ Ik onderwierp my, en verhaalde hem in dit ongelukkig oogenblik, al wat Montbel my gezegd had. Ik besloot met eene ernstige vermaaning tot stilzwygendheid omtrent eene zaak, welker geheimhouding my zo sterk was aanbevolen. Maar helaas! de menschen zyn in hunne jeugd doorgaands niet genoeg overtuigd van de heiligheid zulker verpligtingen; en de ligtvaardigheid , waarmede de geheimhouding beloofd ■ wordt, brengt dikwerf bedroefde uitwerksels te wege. Het vertrouwen welk ik in d'Aubigné gesteld had, verbaasde my, zo dra ik alleen was. Een heimlyk gemor ontstond 'er in myn hart. Hy had zich altoos be kommerd voor het belang van zynen vriend betoond. Ik zelf had de belofte, aan Montbel gedaan, verbro ken. - De bewustheid van eigen dwaaling maakt ons nog meer bevreesd voor die van een ander. Ondertusschen strekte dit gevaarlyke vertrouwen , gelyk doorgaands, tot verzagting van smart. Maar Louise weder ziende, voelde ik op nieuw de zelfde aandoeningen, en besloot spoedig te vlugten voor de gevaaren , waaraan ieder bewys haarer onschuldige tederheid, my bloot stelde. Het beste middel om dit ter uitvoer te brengen, was, naar 't my voorkwam, te voldoen aan de begeerte myner onbekende ouderen. Ik gaf, zo dra doenlyk, Montbel Ff 4 te  424 DE AL TE GEDIENSTIGE VRIEND. te kennen, dat ik thans genegen was een krygsman te worden; en hy beloofde my zyn best te zullen doen, om my een post te bezorgen. Ik sprak 'er d'Aubigné insgelyks over, die myn voornemen prees, en my myn beurs en voorspraak aanbood. Na drie dagen kwam hy my zeggen, dat hy eene plaats voor my had, onder 't regiment van ***, en gereed was om my terstond te brengen by den Kolonel, welke zeer veel verpligting aan hem had. Zulk eene gewigtige weldaad, maakte my beschaamd over het berouw, welk ik wegens de ontdekking van myn geheim gehad had. Ik vreesde zeer dat Louise uitermaate bedroefd zou zyn, indien zy myn besluit, waarvan haar nog niets gezegd was, vernam. Doch de toebereiddels, noodig om my tot den veldtogt gereed te maaken, gaven my zo veel bezigheid, dat ik haar slegts nu en dan een oogenblik te zien kreeg, en wel altoos in tegenwoordigheid van Montbel. Ik deed myn uiterste best om geen tyd te verliezen en binnen weinig dagen had ik reeds het noodige in gereedheid. Ik weet niet, wat my by myn vertrek meest verbaasde, de agterhoudende toon op welken Louise my vaarwel zeide, of de vuurige hartstogt van d'Aubigné, die my, met traanen in de oogen en met een zagte stem dus toesprak: „ God zegene u, myn waarde Valfrais! „ keer niet weder eer gy met roem bekleed zyt, en wees „ verzekerd, dat de liefde u zal beloonen." Ik herhaalde dikwils deeze woorden: „ De liefde zal u beloonen. - „ Wiens liefde? Die van Louise kan „ 't niet zyn. ; Van waar die koelheid in haar ge „ laat? Ach! zonder twyfel mishaagt het haar dat ik dee „ zen leevensstand gekoozen heb. ■ Ik ben, na dat „ myn vertrek vastgesteld was, zo zelden by haar ge „ weest. Myn geheel verandert gedrag jegens haar », sedert myne ziekte. Myne schynbaare koelheid, „ heeft in haar hart eene waare ongevoeligheid te wege ,, gebragt." Deeze gedagten hielden my, geduurende myne gansche rei-  DE AL TE GEDIENSTIGE VRIEND. 425 reize, bezig. Eindelyk ter bestemder plaatse aangekoomen, trad ik in mynen nieuwen leevensstand, waarvoor ik altoos sterk vooringenomen geweest was, en welke ik hoopte dat iets zoude toebrengen om de rust myner ziel te herstellen. Ik verheugde my , de dankbaarheid aan Montbel verschuldigd, zo ver nog niet vergeeten te hebben, dat ik de aandoeningen had durven uiten, waarmede de al te beminlyke Louise een ongelukkigen man, haar zo onwaardig , bezield had. Ik dagt om niets anders, dan om my in myn beroep een naam te maaken; en de oorlog, waarin wy toen gewikkeld waren, moest my van zelven hiertoe gelegenheid geeven. Zuivere roemzugt behoorde alleen deeze edele drift in my verwekt te hebben; maar ik moet bekennen, dat de geringe prys , waarop ik myn leeven stelde, wel het meeste tot mynen heldenmoed bybragt, en my bewoog, om naar de gevaarlykste posten te staan, en zelfs het oogschynlykste gevaar, onbesuisd te gemoet te loopen. Ik schreef dikwils aan Montbel en aan d'Aubigné, welken van elders, verneemende, hoe veel achting ik reeds in 't leger begon te verwerven, my telkens met loftuitingen overlaadden. In myn tweeden veldtogt maakte ik my door een byzonder geval nog veel berugter. Aan het hoofd van een voorpost, uitgezet tot beveiliging van een der toegangen tot het leger, had ik het geluk, in het duisterste van den nagt heen en weder kruisende, te ontdekken , dat 'er een vyandlyk corps in beweeging was om my te verrassen. Ik bragt terstond myn volk byeen, verdeelde het in twee vleugels, en gaf bevel, dat zy zich aan elke zyde van den weg, langs welken de vyanden noodwendig passeuren moesten , plat neder zouden liggen. De vyanden naderden, en zodra ik merkte, dat zy my voorby waren, deed ik myne soldaaten van agteren sluiten, drong aan, en overviel hen zo onverwagt, dat niet één enkele uit onzen kring kon ontsnappen: het gansche corps leide de wapenen neder, en, zonder myn post te verlaaten, bewaarde ik de gevangenen Ff 5 tot-  126 DE AL TE GEDIENSTIGE VRIEND. totdat men my afloste. Deeze kleine daad werd hooger geschat dan ze verdiende. De Generaal en myne hoogere Officiers, gaven my door menigvuldige komplimenten hun genoegen daarover te kennen, en 't was zeer natuurlyk, dat dit nyd verwekte in 't hart van zulken, die, misschien te regt, den goeden uitslag myner onderneeming meer aan 't geluk dan aan verdiende toeschreeven. Onder deezen was een jong Officier, welke den Generaal in den bloede bestond. Hy openbaarde zyn misnoegen welhaast in bewoordingen, die my oogenbliklyk uit den schynbaaren staat van geluk deeden tuimelen in een poel van elende, waarin ik altoos zal kwynen. Ik hoorde na weinig dagen, dat hy in 't openbaar gezegd had, ,, dat de For„ tuin gemeenlyk hun gunstig was, over wier geboorte zy „ het opzigt had gehad;" en verzogt zynde, zich over dit gezeg nader te verklaaren, had hy de aanweezigen in de ongunstige gissingen desaangaande gelaaten. Ik sprak hem by de eerste gelegenheid aan, om hem te noodzaaken tot eene verklaaring van 't geen hy gezegd had. Hy hield op een smaadelyken en hoogmoedigen toon zyne woorden staande, zeggende, dat hy, indien ik nader van den zin onderregt wilde weezen, niet voor my kon verbergen, dat 'er van de onegtheid myner geboorte met schande gesprooken wierd, toen hy uit Parys vertrok. Deeze woorden troffen my als een donderslag: ik greep wanhoopig naar myn degen; de jonge Officier stelde zig te weêr, en ik leide hem in een oogenblik dood voor myne voeten neder. Dewyl hy een neef van den oppersten Veldheer was, werd my van alle myne medeofficieren, die 't geval hoorden, de vlugt aangeraaden; en ik bereikte 's vyands land, vindende, dat men my langen tyd ernstig vervolgde. Myne weinige vrienden, belang stellende in myne veiligheid, begeerden, dat ik terstond zou voortspoeden, indien ik myn leeven lief had. ■ ■■ Met geene geringe moeite ontkwam ik myne vervolgers tot in eene neutraale stad, vanwaar ik een brief aan Montbel schreef, om hem  DE AL TE GEDIENSTIGE VRIEND. 427 hem van deeze ongelukkige gebeurtenis kennis te geeven. Zyn antwoord meldde my nog grootere onheilen. Dog zyn eigene woorden zullen bekwaamst zyn om een denkbeeld te geven van de aandoeningen , welke ik toen gevoelde. Brief van Montbel. ,, Ach ! ongelukkige , onvoorzigtige Valfrais ! Wat ,, hebt gy gedaan? Eer gy naar 't leger gingt be loofde gy my heiliglyk, dat niemand door u agter het ,, geheim zou komen, welk ik u geopenbaard had. Des,, niettegenstaande heeft uwe onvoorzigtigheid alles belee ,, den , aan den al te gedienstigen d'Aubigné, - Beef ,, voor de gevolgen van zyne en uwe reukeloosheid. Het ,, eerste gebruik, welk hy van uw geheim maakte, was ,, dat hy 't myne dogter mededeelde;, zy wist het twee ,, dagen voor uw vertrek. Van dat oogenblik af, spande zy met uwen wreeden vriend te samen om uwe geboorte ,, gewaar te worden; en zy slaagde maar al te wel in ,, hunne poogingen. d'Aubigné, hebbende Louise over,, gehaald om my de brieven, die ik u in myne ziekte ,, liet leezen , te ontsteelen, reisde heimelyk naar de ,, plaatsen, vanwaar ik jaarlyks de wisselbrieven ontfing. ,, Door aanhoudend onderzoek, door steekpenningen, en ,, door die voorbaarige vlyt, welke zyn hart altoos ont,, steekt, om een ander dienst te doen, zonder de gevol,, gen te voorzien, bereikte hy ongelukkig het gewensch,, te doel, en aangemoedigd door de tyding van eenige ,, gelukkige gevallen, u in den oorlog wedervaaren, be,, gaf hy zich onbeschroomd naar den Graaf ***, wien ,, hy durfde zeggen, dat het nu tyd was, om eenen zoon ,, te erkennen , die zich met roem bekroond had. De ,, Graaf , verbaasd over deezen aanval, zogt de waarheid ,, te ontkennen; maar d'Aubigné toonde hem tot bewys ,, de eigenhandige brieven. Toen de Graaf merkte, dat ,, het noodlottig geheim ontdekt was, viel hy d'Aubigné ,, te  428 DE AL TE GEDIENSTIGE VRIEND. „ te voet, en smeekte hem om stilzwygendheid, wegens „ redenen van het uiterste gewigt. Maar helaas! dit weêrhield den onvoorzigtigen yver van uwen vriend „ niet. Hy liep naar den Hertog ***, vader van den „ Graaf, en openbaarde hem het geheime huwelyk van „ zynen zoon met de dogter van * * *, tegen wien hy ,, sints langen tyd een onverzoenbaaren haat had. Eene omstandigheid, waarvan niet te ontkennen is dat d'Au„ bigné onbewust was. Hy noemde uwen naam, sprak „ van de groote verwachting, die het gansche leger van „ u had; want hy vleidde zich, dat de hoogmoed van „ den Hertog hier door bewoogen zou worden, om u als - zynen kleinzoon te erkennen. Maar hy bedroog zich: „ de Hertog hoorde hem met onverschilligheid aan , en „ bedankte hem, met een hoofsch kompliment, voor het medegedeelde berigt. - „ ô Valfrais! welke yslyke toneeren moet ik voor „ uw gezicht openleggen! De Hertog * * * in wiens hart „ de wraakzugt heerscht, verkreeg een order om de Graa„ vin *** uwe moeder op te ligten. Dit bevel kon „ niet ter uitvoer gebragt worden, eer de Graaf het wist. Hy vloog haar te hulp, en deed een aanval op hen, „ die haar wilden vatten. Verscheidenen werden door hem gekwetst; maar helaas! ——— zal ik het u mel„ den? • Uwe ongelukkige moeder, zelve in deeze „ verwarring gewond, zag haaren Gemaal voor haare voe„ ten nederzygen , zwemmende in het bloed, welk hy om haarent wille vergooten had. - Valfrais de droevige waarheid is niet langer voor u te verbergen. ■ Gy hebt thans geen vader meer behal„ ven my. ,, Deezs yslyke gebeurtenis, welke sedert alom is be„ kend geworden, kwam my in eenige dagen niet ter „ ooren, dewyl ik op 't land was. Zo dra ik 'er kennis „ van kreeg, ging ik naar 't huis van d'Aubigné. Hy „ was gevlugt; zyne bedienden wisten niet wat van hem „ geworden was. Ik kwam t'huis; de droefheid, op Lou-  DE AL TE GEDIENSTIGE VRIEND. 429 , Louise's gelaat uitgedrukt, verbaasde my; ik vraagde „ haar naar de rede; zy viel my te voet, en verhaalde, „ wat 'er tusschen haar en uwen vriend was voorgevallen. Sedert deeze bekentenis heeft de smart haar overweldigd, en zy komt niet langer onder myn gezigt. Vaarwel Valfrais! Ik vrees zeer voor myne dogter. Welke onheilen hebt gy u zelven en den ongelukkigen Montbel op den hals gehaald! Ik spreek niet „ van uw geval in 't leger; de grootste luister verdwynt voor de rampspoedige gebeurtenissen, die ik verhaald ,. heb." Een ongeluk zo ingewikkeld, zo wreed als het myne, is onbeschryflyk. Myn getier, myne woede, was nauwlyks te bedwingen. —— Kon ik met eenige de minste veiligheid in Frankryk gekomen zyn, ik had myne traanen met die van de deerniswaardige Louise vermengd; in had myne toevlugt tot Montbel genomen; ik had den voorbaarigen vriend, door wien ik zo geweldig bedroogen was, het hart doorboord; maar zelfs deezen troost mogt ik niet genieten. —— Binnen kort ontving ik wederom een brief van Montbel , even smertlyk als de voorgaande. Hy meldde my, dat de Graavin *** twee dagen na het bewuste ongeval, gestorven was, meer van hartzeer, dan van de ontvangene wonden ; dat d'Aubigné zich naar eene van die geheiligde en ontzachlyke schuilplaatsen begeeven had, waar zelfs het strengste berouw de jammerlyke gevolgen zyner barbaarsche en onvoorzichtige vlyt nimmer kan boeten. De tedere Louise ! Helaas! de rede heeft haar verlaaten. ■ Eene don kere zwaarmoedigheid maakt haar zelfs voor haar vaders tederheid ongevoelig. Ik kon niet langer rusten in de benauwde gemoedsgesteltenis, door deeze nieuwe tyding te wege gebragt. Ik waagde alles, en vertrok ylings naar Frankryk. Ik kwam op een avond by donker aan 't huis van Montbel. Hy beefde, toen hy my zag. Louise kende my niet langer ; zy nam echter van myne hand eenige geneesmiddelen aan,  430 DE AL TE GEDIENSTIGE VRIEND. aan, welke zy te vooren niet had willen gebruiken; doch haar geheugen en haare zinnen werden 'er niet door hersteld. - Zy heeft nu reeds tien jaaren in deezen jammerlyken toestand geleefd, op eene plaats, welke ons onder geleende naamen verbergt, voor eene wereld, die wy voor altoos vaarwel gezegd hebben. Haar vader, en ik, wagten by aanhoudendheid op een gelukkig oogenblik, wanneer zy ons zal herkennen. Eene bedaarde tusschenpoozing vleit ons somtyds met eenige hoop , maar telkens volgt 'er een vloed van traanen , een deerlyk gewoel, moeilyk te stillen, waarin zy mynen naam, en dien van d'Aubigné beurtlings herhaalt. Al wat my hier op aarde nog overblyft, is de standvastige vriendschap van Montbel , wien de dood my daaglyks dreigt te ontrukken. ô Gy, die thans alleen de schaduw van myne teder beminde Louise zyt! gy zult my immer dierbaar blyven. Denk niet, dat ik u ooit zal verzaaken. De nagedachten van uwe bekoorlykheden, uwe schoonheid en deugd, zullen myne standvastigheid altoos ongekrenkt houden. Ze zyn in myn hart gegraveerd, en kunnen nimmer uitgewischt worden! In een der lastige uuren van mynen ledigen tyd, heb ik dit omstandig verhaal van myn deerniswaardig lot opgeschreeven. Mogt het den onvoorzichtigen, den voorbaarigen tot een voorbeeld van afgryzen verstrekken! DE  DE ONZICHTBAARE. TIENDE VERTOOG. VAN WAAR KOMT HET DAT DE MEESTE MENSCHEN ANDERS HANDELEN DAN ZY WEZENLYK DENKEN? Toen ik, eenigen tyd geleeden, my met een myner vrienden in zekere buiten-herberg bevond, en aldaar door den tuin wandelde, vonden wy gelegenheid tot het maaken van allerleie aanmerkingen, en om ons ten kosten der aanweezenden te vervrolyken. Het is zeer fraai, hoorde ik juffrouw Voorbaarig eerlang uitroepen, dat de Heeren zich zo druk over andere lieden bezig houden. Zy behoorden zich te schaamen, dat zy zelf zich aan een fout schuldig maaken, die zy in anderen bestraffen, en dan nog stout genoeg zyn om dit openbaar te maaken. Altoos verwyt men ons geslacht, dat het zo genegen is om in andere lieden gebreken te vinden , en dat het eene onzer voornaamste bezigheden is, het gantsche menschdom over den hekel te haalen, en daarby onze beste vriendinnen niet te verschoonen. Doch de manspersoonen deeden beter met te zwygen, dewyl zy van hun spreeken geene eer hebben: neen, in waaarheid niet! Het ziet hen geduurig ten oogen uit, dat zy aan ons iets te bedillen hebben. Thans bejegent hen een vrouwspersoon, die 'er wat bleek uitziet, dewyl zy ziek is geweest, of van natuure niet veel kleur heeft; terstond hebben zy hunne aanmerkingen gereed. Nu weeten zy deeze, dan weder geene oorzaak daarvan op te geeven, en wanneer zy 't geval nog genadig behandelen, dan loopt het evenwel op eene vinnige spotterny uit. Ziet men hen vrymoedig aan, dan weeten zy ik weet niet wat al uit iemands oogen te leezen, of zy onthouden zelfs zich niet van een ongedwongen aanzien als eene onbetaamelyke stoutbeid te veroordeelen. Acht men hen geen aanschouwen waardig, en gaat men met neder-  330 DE ONZICHTBAARE dergeslagen oogen zyns wegs , dan kan men verzekerd zyn voor eenvouwdig of ten minste zeer bloode gehouden te worden. Deeze heeft te hooge en die weder te laage schoenhielen. De rokken van de eene zyn te kort van de andere te lang. Zyn zy lang straks is het zeggen, dat men 'er eenig gebrek door zoekt te verbergen: zyn ze kort dan is de oorzaak daarvan, dat men door dat middel gaarne fraaije voeten wil vertoonen. Gaat men met de borst bloot, dan ergeren zich de kuische manspersoonen; bedekt men dezelve, dan verveelt het hen dat de gelegenheid van zich te ergeren is weggenomen. In 't kort, men mag het maaken zo men wil, men kan hunne bespottingen niet voorkomen: en by dit alles is nog het ergste, dat zy , die zo veel beter, wyzer en verstandiger behoorden te zyn dan wy , ons by aanhoudendheid fouten verwyten, die zy echter dagelyks en te aller uure zelf begaan. Hebt gy haast uitgesproken, juffrouw Voorbaarig? Voor deeze reis hebt gy u zonder reden moeilyk gemaakt. Ik staa u gaarne toe, dat 'er onder het mannelyk geslacht even zo veele en mooglyk meerder geestelooze snappers zyn , als onder het uwe: en gesteld ook dat die uwer kunne de anderen in getal overtroffen, blyft het evenwel zeker, dat de aanmerkingen der manspersoonen altoos vinniger en van onbetaamelyker spotternyen verzeld gaan, dan diegeenen welken de vrouwen doorgaans maaken. Het is by ulieden slechts eene gewoonte die haar grond in de opvoeding heeft; doch by het mannelyk geslacht geschied het grootdeels uit kwaadaartigheid. Ik heb reeds meer dan eens gelegenheid gehad, om de aanmerking te maaken, dat men dikwyls een vrouwspersoon naar het uiterlyk voorkomen minder kan beoordeelen dan iemand van ons geslacht. Ik heb 'er verscheidenen gekend , die het zich tot een aanwenst gemaakt hadden, met alles den spot te dryven; niemand ontging haare berispingen , en de onschuldigste zaak gaf haar gelegenheid zich 'er uuren lang mede vrolyk te maaken. Haar harten  TIENDE VERTOOG. 433 ten hadden 'er ondertusschen het geringste deel niet aan, en het zou haar leed geweest zyn, indien zy de bewustheid gehad hadden iemand in het minste daardoor te kunnen beledigen. Het was nochtans eene zeer kwaade gewoonte , en haar ontbrak slechts een vriend , die het onbetaamelyke van dit gedrag haar op eene verstandige wyze onder 't oog bragt. Doch het zy hiermede zo het wil, myn oogmerk is in 't geheel niet geweest my heden over deeze stoffe uit te laaten: wanneer my daartoe de lust eens bevangt, dan zal zekerlyk een geheel vel papier niet genoegsaam zyn om 'er de dwaasheden op af te schilderen, die ten deezen opzichte zo wel door het eene als door het andere geslacht worden begaan. Nog heden deezen avond heb ik 'er voorraad toe verzameld , en naauwlyks heb ik my kunnen weêrhouden van den heer Kwaadspreeker openlyk te verwyten, dat hy door zyne boosaartige aanmerkingen den goeden naam van zo veele eerlyke lieden krenkt, en zyne bezigheid 'er van maakt, den splinter in de oogen van zyn' broeder op te spooren, daar hy veel beter doen zoude den zichtbaaren balk uit de zynen weg te ruimen. De onschuldigste daaden worden ten kwaadsten door hem uitgelegd, en wel enkel uit oorzaake omdat zy niet met zyne valsche denkwyze, of niet met zyne veruitziende oogmerken overeenstemmen. Eene nietsbeduidende houding, een onverschillig woord, alles geeft hem gelegenheid om kwaad te denken. Selinde gaat eenige avonden met den jongen Theodoor uit wandelen. Straks is heer Kwaadspreeker met zyn oordeel gereed, en fluistert zyn nabuur met even zo veel vertrouwen als boosheid in't oor , dat Selinde met Theodoor eene ongeoorlofde verkeering houd. Servius vertoont zich in een nieuw kleed; naauwlyks heeft heer Kwaadspreeker hem gezien, of weet aan bet gantsche gezelschap te verhaalen , hoe veel Servius heeft te betaalen, en dat hy het kleed van een' Jood heeft geborgd. In 't kort hy behoeft maar iemand te zien, om hem het een of ander VI. Afd. XIII. Deel. G g ten  434 DE ONZICHTBAARE. ten last te leggen , schoon hy anders geene de minstekennis aan hem heeft. Men moet zekerlyk zelf een boos hart hebben, wanneer men zo geneigd is om van anderen niet dan kwaad te denken, Ik wil my echter, gelyk ik reeds gezegd heb, deeze stoffe tot op een' anderen tyd spaaren. Niemand anders dan gy, juffrouw Voorbaarig, heeft 'er schuld aan, dat ik zo ver ben afgeweeken. Waarom valt gy ook iemand terstond in de rede ? Zeker dit is niet fraai. Neem my niet kwalyk dat ik u dit zeg. Waaruit wist gy toch dat ik andere lieden tot het onderwerp van myn gesprek wilde maaken ? Ik heb reeds meer dan eens gezegd, dat ik niet voorneemens ben, zulke feilen met opzet te begaan. Of moet ik het nog eens zeggen. Ach ! dat maar de beminnelyke sexe niet altoos ten onrechten tyde wantrouwig ware! Ik had meer dan twee uuren in het gezelschap van mynen vriend doorgebragt, en my verscheidene raadsels laaten oplossen, wegens de persoonen die myne oogen geduurende dien tyd tot zich getrokken hadden. Het gezelschap vertrok allengs de een na den anderen, en de poortklok herinnerde ons dat wy ons naar de stad moesten begeeven, indien wy niet buiten geslooten wilden worden. Wat mag toch de oorzaak weezen , zeide ik onderweg tegen myn vriend, dat men in de menschelyke daaden zo veel tegenstrydigheid vind, en dat de meeste menschen anders handelen, dan zy wezenlyk denken? Dat zal ik u zeggen, was zyn antwoord. Tot verkryging myner ondervinding, heb ik voornaamelyk myn werk gemaakt, om het menschelyk hart te leeren kennen. Dit is lang zo gemaklyk niet als men zich verbeeld. Men gelooft in dit onderzoek het zekerst te gaan, wanneer men iemand naar zyne handelingen beoordeelt. Men is voorlang reeds zo wys geweest, dat men op losse woorden zich niet meer verlaat. Men vordert bewyzen, en deeze bewyzen zoekt men in de daaden, gelyk men een Christen wil kennen uit zyne werken. Dit heeft ook eenigen grond; doch by nader on-  TIENDE VERTOOG. 435 onderzoek, houd het maar zelden proef. Hoe veele lieden kent men niet, die onder den dekmantel des Christendoms, de grootste ondeugden en uitspoorigheden bedryven, en die alle hunne daaden zulk een' schyn weeten te geeven, dat men hen voor heiligen zou houden, wanneer men by het uiterlyke bleef staan, en het geen zy in hun hart verborgen hielden niet zocht op te spooren. Hier ontdekt men den gevaarlyken wolf, die alleen het scbaapsvel heeft omgehangen, om zyn' prooi des te zekerer te kunnen verrassen. Zulk een huichelaar gelykt naar een' mensch , die eene gezonde kleur in het aangezicht, en de kanker in de borst heeft. De mensch handelt nooit zonder oogmerken, zy moogen dan recht of onrecht, verstandig of onverstandig zyn. By een naauwkeuriger onderzoek, ontdekken wy echter maar twee hoofdbronnen, Waaruit alle daaden, die met de inwendige denkwyze van den mensch niet overeenstemmen, voornaamelyk voortvloeijen. Deeze bronnen zyn onkunde of boosheid. De eerlyke man handelt altoos gelyk hy denkt, ofschoon hy somwylen uit voorzichtigheid een masker voor doet. Die geen echter, wiens hart boos is, en evenwel den naam van een eerlyk man wil draagen, moet dikwyls rechtstreeks tegen zyn wyze van denken te werk gaan, om daardoor zyn oogmerk te bereiken. Men ziet hem nooit in zyne waare gedaante; het zyn alleen de scherpzinnigen, die hem zodanig .beschouwen. Alles is by hem vermomming , tot zyne minste houding en gebaaren toe. Ik spreek hier niet van die verstandige vermomming, die in de menschelyke samenleeving den boeren dikwyls even zo noodzaaklyk is als den hovelingen. Wanneer alle menschen in de Waereld eerlyke lieden waren, dan hadden Wy ook deeze vermomming niet noodig. Dit echter zo niet zynde , vordert de voorzichtigheid van ieder verstandig man zeker wantrouwen, zelfs jegens zyne beste vrienden. Uit deeze oorzaake spreeken en handelen wy dikwils geheel anders dan wy denken. Wy zoeken echter G g 2 nie-  436 DE ONZICHTBAARE niemand daardoor te benadeelen , maar trachten ons slechts tegen het bedrog van anderen te hoeden. De waereld, zegt een uitmuntend schryver, gelykt naar een spel, waarby zich eerlyke speelers zo wel als bedriegers laaten vinden. Wil iemand, die genoodzaakt is meê te speelen, niet bedroogen zyn, dan moet hy weeten op wat wyze men in het speelen bedriegt, niet om door dat middel t'eenigen tyde anderen te bedriegen, maar alleen opdat men daardoor van anderen niet bedroogen worde. Op die wyze kan men listig gelyk de slangen en tevens oprecht gelyk de duiven zyn. Ik behoef aan elk nieuwsgierig mensch de meening van myn hart niet te ontdekken , want dit doende ben ik met al myne oprechtheid een zot , die , vroeg of laat, eens uitgelagchen zal worden. Waarom toch heeft heer Goedhart het niet verder in de waereld kunnen brengen ? Hy is de geschikste en eerlykste man die men kan vinden. Hy heeft geen ander gebrek dan dat hy, tot domheid toe, eerlyk is. Hy wil niemand misleiden; zyn geheele hart staat voor een ieder open; hy doet en spreekt zo als hy denkt, en tot loon zyner oprechtheid word hy den spot zyner medeburgeren. Hoe kan het toch anders zyn, dewyl allen niet even zo denken als hy? Goedhart komt van eene buiten provincie , en heeft eene goede somme gelds by zich. Hy begeeft zich onderweg in een herberg, waar zich roovers bevinden. Men verneemt by hem naar de oorzaak zyner reize , en wat hy te verrichten heeft. Goedhart heeft een' afkeer van te liegen , en om die reden verhaalt hy alles wat men tracht te weeten. Hy begeeft zich 's morgens vroeg weder op weg, om in de koelte te reizen. De kundiggemaakte dieven volgen hem van verre na, tot in een bosch, en plonderen hem geheel uit. Verdient Goedhart niet, dat hy naderhand uitgelagchen en door niemand beklaagd word? Voor eenigen tyd deed hy aanzoek om eene bediening, en hy had meer hoop dan iemand om dezelve te verkrygen. Niets meer haperde aan de zaak dan een ge-  TIENDE VERTOOG 437 gering geschenk van eenige honderd guldens , aan eene Dame, die uit naam van haaren man de bedieningen begaf. Een zyner vermeende vrienden had mede aanzoek tot deeze bediening gedaan; echter wist hy het kanaal niet waardoor dezelve moest verkregen worden Hy speelt by zynen vriend den vertrouwden, en haalt hem met weinig moeite het gantsche geheim uit den hals. Vyftig guldens meer, baanden hem den weg tot Mevrouws toegenegenheid, en de heer Goedhart moest zich troosten, met tot eene volgende gelegenheid uitgesteld te worden. Ik ken deezen eerlyken man, en heb dikwyls getracht, hem eenigzins wantrouwig te maaken. Zo dra hy echter maar van eenige vermomming hoort, is 'er niets met hem uit te rechten. Dikwyls heeft hy door zyne te verre gaande eerlykheid en liefde tot de waarheid, op eene schuldelooze wyze andere lieden ongelukkig gemaakt. Een zyner goede bekenden had eene schoone vrouw, die geen ander gebrek had, dan dat zy een weinigje te luchthartig was. Met dit alles zoude hy echter vergenoegd met haar geleefd hebben, indien de heer Goedhart door zyne openhartigheid den huisvrede niet gestoord had. Zeker man, wiens grootste verdienste bestaat in jonge vrouwen te verleiden, en zich van het zweet zyner medeburgeren te mesten, had deeze vrouw eens op eene openbaare wandelplaats gezien, en zy behaagde hem, zonder dat zulks echter door haar bemerkt was. Straks maakte hy een ontwerp om deezen vogel in zyn net te lokken, en, volgens zyne loflyke gewoonte, beroemde hy zich reeds den zelfden avond op gunstbewyzen van haar, die hy niet genooten had. Dit is het middel van 't welk schaamtelooze guiten gebruik maaken, om andere lieden van de eer te berooven, die zy zelf nooit bezeten hebben. Heer Goedhart was daarby tegenwoordig, en vond zich verpligt, om zynen vriend van het onbetaamlyk gedrag zyner huisvrouwe kundschap te geeven. De arme vrouw was tot nu toe onschuldig. de ongegronde verdenking van haaren man en zyne onverdiende verwyten, maakten echter haare drift zo verre Gg 3 gaan  438 DE ONZICHTBAARE. gaande, dat zy tot de onbezonnenheid verviel, van dat geen te doen, waaraan zy mooglyk anders nooit om zou gedacht hebben. Diergelyke veel te oprechte lieden, zyn voor de samenleeving zo wel als voor zich zelven meer schadelyk dan nuttig. Zekere vermomming en achterhouding zyn in de gemeene verkeering onvermydelyk noodzaaklyk , en men kan desniettegenstaande een eerlyk man en een zeer goed Christen zyn. Deeze zyn echter die lieden niet, van welken ik hier verpligt ben te spreeken. Onkunde en boosheid heb ik gezegd, zyn de hoofdbronnen, waaruit de handelingen vloeijen van diegeenen, welken ons door een' valschen schyn, of uit eenvouwdigheid of met moetwil bedriegen. Met lieden van de eerste soort moet men meêlyden hebben ; die van de laatste echter verdienen dat men afschuwen van hen heeft. Ik zal van iedere klasse een voorbeeld bybrengen. Niet waar, men verwondert zich wanneer men de uitgelaatene Elmire ziet, en men kan niet begrypen hoe een vrouwspersoon van haare jaaren, en in wie men de blyken der beste opvoeding verwacht te zullen vernemen, zo uitspoorig kan zyn. Alles is zot aan haar, tot de geringste beweeging van haar ligchaam. Wanneer zy haar' mond maar opent, laat zy reeds eene zotheid hooren, en zy zal het eerlang zo verre gebragt hebben, dat zy in alle gezelschappen als eene zottin de spraak alleen heeft, en de stad tot een voorwerp van bespotting strekt. Zou men echter wel gelooven dat Elmire enkel uit vermomming zulk eene belagchelyke rol speelt? Zy wil de waereld doen gelooven, dat zy vrolyk, geestig en vernuftig is, en louter niets anders dan haare onkunde, die een gebrek in haare opvoeding is, heeft haar tot die verstandelooze dwaalingen verleid. Het gebeurt dikwyls, dat zy met den eersten opslag zelfs door scherpziende lieden geroemd word, en deeze kleine triomf versterkt haar ten volle in de dwaalende verbeelding, dat men ook door zotheden kan behaagen. Men behoeft echter maar een half uur in haar gezelschap te zyn, om haar in  TIENDE VERTOOG. 439 in al haare naaktheid te beschouwen. Wanneer Elmire zich niet op eene gedwongen wyze vermomde, en zich zodanig vertoonde als zy van natuure is, dan zou zy ten minsten verdraaglyk zyn: daar zy echter tegenwoordig geestiger en vernuftiger wil schynen dan zy weezenlyk kan zyn , bedriegt zy, enkel uit eenvouwdigheid zichzelven en alle diegeenen welker oogen te zwak zyn, om door de dwaasheden heen te zien. Elmire zal het my voor ditmaal vergeeven, dat ik haare vermomming eenvoudigheid noeme. De wysheid bestaat in altyd de beste middelen te kiezen om tot zyn oogmerk te geraaken. Elmire wil gaarne een man hebben. Indien zy wys ware zou zy zich bevlytigen om eene eerbaare en zedige houding te vertoonen, ofschoon 'er al eenige vermomming toe vereischt werd. Thans doet zy juist het tegendeel. In plaatse dat andere lieden zich vermommen, om beter te schynen dan zy inderdaad zyn, vermomd Elmire zich om slechter te schynen. Blootelyk uit eenvouwdigheid bedriegt zy zichzelven en anderen, en dat altoos tot haar eigen nadeel. Zou men zich derhalven niet groflyk bedriegen, wanneer men uit het gedrag van Elmire haare inwendige denkwyze wilde opmaaken. Men zou uit haare handelingen op de gedachten komen, dat zy haar tot een doel had voorgesteld, alle manspersoonen een walg van haar te doen krygen. Maar geenszins, zy wil het geheel mannelyk geslacht aan haar onderdaanig maaken, en algemeen geroemd en gepreezen zyn. Wie zou dit kunnen denken! Slaa uwe oogen eens op den man, die met zulk eene eerbaare en vroome houding naar ons toe komt. Deeze kan ons het tweede voorbeeld verschaffen. Laat ons hem maar wel beschouwen. - Waar ziet gy hem voor aan? Ik zou, dunkt my, in dien man veel vertrouwen stellen, was myn antwoord, want zyn uiterlyk voorkomen belooft my niets anders dan goed, en ik heb zo even bemerkt, dat hy gindsch aan dien boom, een arm mensch met veel meêwaarigheid een aalmoes gaf, die niet gering moet geweest zyn, dewyl de bedelaar zich ongemeen  440 DE ONZICHTBAARE meen in zyn schik toonde te zyn. Het is juist door deezen uitwendigen schyn, hernam myn vriend, door Christelyke en stichtelyke redenen, die hy gestadig weet voort te brengen, en door allerhande schynbaare goede daaden, die hy op zulk eene wyze weet te verrichten , dat zy elk in 't oog vallen, door dit alles, zeg ik, is het dat hy de waereld zoekt te bedriegen, en bet gelukt hem maar al te wel. Wee hem! die in zyne handen vervalt. Hy weet de lieden op zulk eene wyze hun goed te ontneemen, dat zy het nog als eene weldaad aanzien, en hem nog moeten bedanken, dat hy zo goed is geweest van hen tot bedelaars gemaakt te hebben. In alle huizen waar hem den toegang vergund is, sticht hy oneenigheid en tweedragt, en met dit alles heeft hy zich den naam van vredemaaker verworven. Hy is van alles wat hy schynt te zyn het tegengestelde. Men gelooft dat hy, uit een louter beginsel van kuischheid, niet huwlykt; en hy heeft reeds ten minsten drie onnoosle meisjes verleid, en ze weeten weg te zenden. Dit heet ik de waereld door eene boosaartige vermomming te bedriegen! Indien myn vooruitzicht my niet misleid, zal hy nog voor zyn einde zyn masker verliezen. Ik bespeur aan hem duidelyk, dat hy tegenwoordig weêr met een nieuw ontwerp zwanger gaat, dat op niets minder dan op het bederf eener familie zal uitloopen. Ligt dat men hem in de uitvoering betrappe, wanneer men zich niet weinig zal verwonderen , onder den dekmantel van deugd, zo veel boosheid en ondeugd te vinden. Onder dit gesprek waren wy aan myne wooning gekomen , en scheidden derhalven voor ditmaal van malkander, na dat wy hadden afgesprooken, den volgenden dag weder op de zelfde plaats byeen te komen.  AANMERKINGEN OVER DE PLIGTEN, , AAN DE KO NINGLYKE WAARDIGHEID VERKNOCHT, byeen gebragt uit de schriften van den Aartsbisschop FENELON Vive tibi, et longe nomina magna fuge. Geen grooter ongeluk kan eenen Vorst bejegenen, dan dat hem het gezag over anderen word opgedraagen, in eenen leeftyd, wanneer hy naauwlyks in staat is om zig zelven te bestieren. Dit stelt hem gewislyk bloot aan die gevaaren, welke van den koninglyken scepter onafscheidelyk zyn. Zullen 'er niet altoos vleijers weezen, die hem doen gelooven, dat een Koning zyn land regeeren moet door geweld, strengheid en veinzery; dat hy regt hebbe om zig boven de algemeene banden van geregtigheid en menschlykheid te verheffen? Men zegt doorgaands, dat Koningen minder voor hunne byzondere gebreken te vreezen hebben, dan voor die dwaalingen, waaraan zy zig dikwerf overgeeven in 't uitvoeren van hunne koninglyke pligten. Wat my betreft , ik durf deeze stelling vrymoedig tegenspreeken, en beweeren, dat hun gedrag in het daaglyksche leeven eenen oneindigen invloed heeft, op den goeden Of kwaaden uitslag der koninglyke regeering. Geef naauwkeurig agt op de zeden des volks, en gy zult ras vinden, dat byna elk zynen Vorst op eene slaafsche wyze nabootst, vooral in dingen, waartoe de driften hem buiten dien doen neigen. Wanneer een Vorst zich aan oneerlyke en zondige liefde schuldig maakt, Wordt, door zyn voorbeeld, en door zyn gezag, de schande in eer veranderd; en hy is oorzaak, dat de ondeugd en onbeschaamdheid over de deugd zegepraalen. De regeering van Stuart, is een sterk bewys van de waarheid deezer stelling. € VI. Afd. xiii. Deel. h Over  442 AANMERKINGEN OVER DE PLIGTEN, Over 't algemeen volgen de menschen maar al te gaarne den raad der zulken, die hunne eerzugt, hun hoogmoed, hunne overdaad, of gierigheid vleijen, maar met welk een tegenzin, hooren zy niet de wyze vermaaningen van elk, die, als een haater van bedrog en vleijery, hun vrymoedig de waarheid durft zeggen! ■ Die nimmer door de hoofsche pragt of grootheid verblind, en niets voor zig in 't byzonder begeerende, zyn gevoelen met bescheidenheid en eerbied voordraagt, en alleen tegen spreekt, om verongelyking en verdrukking te verhoeden ! Wenschlyk ware het, dat de Vorsten zich nooit overgaven aan gemoedsbeweegingen , die hen van goede en roemwaardige daaden , door de natuur hen opgelegd , en tot 's volks welzyn strekkende, weêrhouden, uit vreeze van zig meer moeite op den hals te haalen, of ondienst te doen aan hunne gunstelingen. Moed en onbeschroomdheid zyn voor eenen Vorst in 't bestieren van zyne huislyke zaaken even onontbeerlyk, als voor zyne krygsoversten in 't veld. Zonder deeze eigenschappen , zal hy niet lang meester van zigzelven blyven; hy zal een groot gedeelte zyner koninglyke magt verliezen, van zyn volk bespot, en van zynen hofstoet bedroogen worden; daar, in tegendeel, onbeschroomdheid en behoorlyk ontzag, hem by allen gevreesd en tevens bemind kunnen maaken. Een Vorst moet zig ernstig bevlytigen, om den weezenlyken regeeringsvorm van zyn Ryk grondig te leeren kennen. 't Is niet genoeg voor hem, dat hy de wetten weet, waardoor de eigendommen van landen, en andere bezittingen onder de burgerschap geregeld worden; dit is buiten twyfel slegts een klein gedeelte van oordeelkundige kennis: maar die vorm van regeering, welke ongeschonden, tusschen hem en zyne onderdaanen moet stand houden, vereischt in 't byzonder zyne aandagt. Hy moet zorgvuldig agt geeven op het onderscheid, tusschen anarchie of regeeringloosheid, willekeurige magt en eene koninglyke regeering, welke door wetten geregeld wordt. Hier-  AAN DE KONINGLYKE WAARDIGHEID VERKNOCHT. 443 Hieruit zal hy leeren, binnen welke paalen hy zyn eigen gezag moet beperken. Een Vorst behoort vooral naauwkeurig te zyn, in de regtmaatige en tydige betaaling van zyne krygsbedienden : deezen zyn 't, die met gevaar van hun leeven, hem en zyn volk behoeden voor 't indringen van nabuurige of verre vyanden. Opdat hy in staat zy om dit naar den eisch uit te voeren, moet hy nooit grooter krygsmagt houden, dan 's lands welzyn vordert, of met deszelfs inkomsten bestaanbaar is. In vredetyd een groot getal troepen op de been te houden verarmt hem niet alleen, maar geeft den onderdaanen ook aanleiding tot jaloersheid, en tot het vermoeden, dat deeze manschap, die hun zo duur testaan komt, alleen dient om hen des te beter in dwang te houden. Een goed Vorst vindt middelen om 's volks lasten te verligten door niets van hun te vorderen, dan 't geen hy tot hun eigen voordeel aanwendt; en ten tyde van algemeene elende , wanneer 's lands schatkist byna uitgeput is , schaft hy niet alleen het overtollige in zyne eigene huishouding af, maar ook alle publieke ampten, die gemist kunnen worden: hy verkleint het getal der amptenaaren en de som der jaarwedden. Belooningen en vergeldingen komen hun, die zich getrouw van hunnen pligt gekweeten hebben, rechtmaatig toe. Een gemeenen burger te verongelyken , hem van zyn goed of leeven te berooven, is eene onregtvaardige dwingelandy ten aanzien van eene familie : maar te gedoogen, dat bekwaame mannen, die in 's lands dienst uitgemunt hebben, onbeloond blyven, is eene verongelyking van het geheele volk. Een Vorst moet zynen onderdaanen den vryen toegang tot hem niet weigeren, uit vrees, dat zy zyn zwak mogten ontdekken; want dit doende, geeft hy zich over in de handen van weinigen, tegen wier zin niemand hem kan naderen. Hierdoor gaat een groot gedeelte van zyne koninglyke waardigheid verlooren, en hy stelt zich onverHh 2 myd-  444 AANMERKINGEN OVER DE PLIGTEN, mydlyk bloot aan de grofste misleidingen. Hy verliest het gebruik van zyn eigen oordeel, en is genoodzaakt zich op dat van anderen te verlaaten, die 't dus in hunne magt hebben hem alles te doen gelooven, wat voor hunne ydelheid, eer- of baatzugt voordeeligst is. Hy ziet derhalven alles, als 't ware door een valsch glas, en hoe goed en deugdzaam hy op zig zelven ook moge weezen; hy begaat nochthans daaden, verderflyk voor hem en zyne onderdaanen. Wie is 'er, die zulk eenen Souverain durft naderen, zonder verlof van den minister, wiens jaloersheid by alle gelegenheden oneindig verre gaat? Hy behoort zich ook nooit tegen iemand te laaten voorinneemen, en niet alleen naauwkeurig te letten op 't geen den aangeklaagden te last gelegd wordt, maar ook tevens op het karakter van den beschuldiger, zonder den stem des volks te vergeeten. Eene onbedachtzaame ligtgeloovigheid opent de deur voor agterklap en valsche berigten. Hy moet zich niet verbeelden in alle zaaken agter de waarheid te komen, wanneer hy op byzondere gunstelingen vertrouwt. Ten besten genomen, zyn zy slegts menschen; en hoe opregt zy ook mogen weezen, de daaglyksche ondervinding leert nogthans, dat zy dwaalen kunnen.Hoe groot een vertrouwen hy met regt moge stellen in hunne deugd en wysheid, 't is nogthans zyn pligt, te onderzoeken, of zy zelven niet misleid worden, en of zy in 't bedrog geen deel hebben. Telkens, wanneer een Vorst zig overgeeft aan eenenhoop menschen, die door de zelfde belangen en gevoelens aan elkanderen verknogt zyn, stelt hy zig vrywillig bloot aan zeer groote misleiding, en kan daardoor ligtlyk verregaande ongeregtigheid pleegen. Gaan wy de geschiedenissen na, wy vinden 'er voorbeelden van Vorsten , die hunne oogen somwylen s;pptem voor 't sterkste ligt der rede; die, om aan hunne gunstelingen geen ongenoegen te geeven, de onschuld verdrukten, of waardige mannen, wier verdiensten alomme bekend waren, van hunne ampten beroofden. De begunstigde ministers, vindende dat alle  AAN DE KONINGLYKE WAARDIGHEID VERKNOCHT. 445 alle hunne beschuldigingen tegen een byzonder persoon ingebragt, waarschynlyk van geen kragt zouden weezen, hebben zig uit dien hoofde dikwerf bediend van deeze onfeilbaare drangrede: „ Naardien 't onmooglyk is deeze beschuldigingen in een helder dagligt te stellen, is het best, dat hem zyne bediening ontnomen worde; dan zal hy niet langer in staat zyn om kwaad te doen." —— Maar deeze gewaande voorzorg is de allergevaarlykste strik; zy heldert niets op, en dient nergens toe, dan om somtyds een man van verdiensten in ongenade te brengen, en om de trotsheid van lieden, die de Souverain, als zyne ergste vyanden, moet versmaaden, meer en meer te sterken. Een Vorst behoort nimmer onverdiende gunst te schenken aan zynen minister of aan zyne hovelingen, zo lang het zeker is, dat braave mannen , die hem in zeer gevaarlyke omstandigheden gediend, en zich, door hun loflyk gedrag, zyner bescherming waardig gemaakt hebben, in een geringen staat leeven. De grootste gebreken der Koningen spruiten doorgaans voort uit zugt tot gemak, overdaad en gevoelloosheid: 't gebeurt zelden, dat zy de weezenlyke verdiensten en ondeugden gade slaan; 't is hun te lastig, onderzoek te doen naar den grond van eenige zaak; en hunne beslissingen zyn dikwerf zodanig als de ministers ze verkiezen. Een wys en voorzichtig Vorst, betoont aan ligtvaardige grootspreekers , en aan zulken, die alles op een stouten toon durven beslissen, even weinig agting als aan de liefhebbers van spotterny, die een belagchlyken draai geeven aan de ernstigste zaaken. Hy vermydt hen, die alles voor even gemaklyk houden , en slechts letten op 't geen hy voorstelt, om terstond hunne goedkeuring te kennen te geeven. ——- Hy bant zulken, die hy weet dat van eer en deugd ontbloot zyn, ylings uit zyn vertrouwen, en draagt hunne bedieningen op aan eerlyke en schrandere lieden, die 'er nooit om vraagen; die, hunne eigene beHh 3 kwaam-  446 AANMERKINGEN OVER DE PLIGTEN, kwaamheden wantrouwende , niet zonder schroom gewigtige posten aanvaarden; die weinig belooven, maar des te meer verrigten ; die zelden spreeken, maar altyd gereed zyn om antwoord te geeven; die zich niet te vast op hunne eigene gevoelens verlaaten, maar weeten, hoe zy met eerbied iets kunnen tegenspreeken. Zulke voorwerpen liggen veeltyds bedolven in de duisternis van geringe ampten, terwyl de hoogste posten in een land bekleed worden, door ligtvaardige, onbezonnene en roekelooze lieden, die den Vorst bedriegen, en alleen strekken om aan te toonen, hoe zeer 't hunnen meester aan goed onthaal ontbreekt. Wanneer een Vorst zig niet bemoeit, om verborgene verdiensten op te speuren, en de stoute aandringingen van onkunde en onbeschaamdheid te beteugelen, zal hy by God aanspraaklyk zyn voor alle de fouten, begaan door snoode en eerlooze staatsdienaars, welke aangemerkt worden , als of zy op zyn gezag te werk gingen. Een minister of gunsteling , die met staatszaaken handel dryft, alles ten zynen voordeele schikt, en niemand bevordert, dan met eenig byzonder inzigt voor zich zelven, is verderflyker voor den Staat, dan het zwaard van een triumfeerenden vyand, verderflyker dan pest, hongersnood en de felste landplaagen. De handel van eenen hoveling bederft alle amptenaaren: de prelaat denkt niet meer om zynen dienst; de krygsoverste , aan 't hoofd van zyn leger geplaatst om den Staat voor vreemde vyanden te beschermen, spant met de binnenlandschen samen; en de afgezant bekommert zich meer met zyn eigen belang aan 't hof van zynen meester, dan met zyn meesters belang aan 't hof, waarheen hy is afgevaardigd. Zo dra de zaaken van het hof in een koophandel veranderen, verwaarloost elk zyn beroep, en alle verdiensten worden versmoord. Laat derhalven een Vorst zich zorgvuldig wagten voor lieden, wier bekwaamheden alleen bestaan in 't koesteren van  AAN DE KONINGLYKE WAARDIGHEID VERKNOCHT. 447 van zyne hartstogten, en in 't vleijen van zyne eerzucht, op hoop van daardoor hun fortuin te maaken. Door zulken te begunstigen, zal hy de staatsbedieningen aan onwaardigen opdraagen, terwyl de waare verdiensten altoos van hem verwyderd zullen blyven. Zyn belang en zyn pligt eischen, dat hy hen, die te vrymoedig vooruit loopen, ter zyde stelle, en anderen, die te agterlyk zyn in het verzoeken, voorthelpe. Over 't geheel, hoe veele pligten zyn niet al verknocht aan de koninglyke waardigheid ! - Hoe weinige Vorsten zyn tot zulk eene zwaarwigtige taak bekwaam! Van alle leevensstan den is die van een Vorst minst te benyden ! WYSGEERIGE PROEVE OVER DE LIEFDE. (Uit bet Engelsch.) Kalista was eene jonge schoonheid, ryklyk begaafd met verstand en gezond oordeel. Agathokles, die haar in jaaren slechts een weinig vooruit was , overtrof verre de meeste jongmans in uiterlyke bevalligheid, deugd en beleid. 't Was in een talryk gezelschap , waar hy de eerste maal het geluk had van Kallista aan te treffen: zyne oogen, vlugtig en onverschillig den kring der aanweezenden rondgezworven hebbende, bleeven , zo ras hy haar zag, gevestigd. Doch naauwlyks hield de verrukking , door 't eerste gezicht veroorzaakt, op , of hy verweet zich zyne onheusheid jegens het overige gezelschap, en zogt de begaane fout te verbeteren, door zyne oogen op andere voorwerpen te slaan. Vergeefsche pooging! zyne aandagt werd door eene onweêrstaanbaare kracht getrokken naar Kallista. Hy bloosde zo wel als zy, terwyl eene zagte ontroering, nooit te vooren gevoeld, zyn hart deed kloppen, en zyne houding in de war bragt. Zy H h 4 wer-  448 WYSGEERIGE PROEVE werden op één tydstip beiden beschroomder en oplettender. Hy vermaakte zich mer Kallista aan te zien, 't welk hy niet, zonder beeven, doen kon; terwyl Kallista, heimelyk voldaan over deeze vleijende voorkeuze, als ter sluik, haare oogen op hem liet vallen. Beiden vreesden zy, inzonderheid Kallista, elkander in 't oog te loopen; en ondertusschen gebeurde dit byna ieder oogenblik. 't Uur om te scheiden kwam, en verscheen hun te vroeg; droevig waren de overdenkingen, die zy maakten over de snelheid des tyds. Hunne verbeelding liet egter niet toe, dat zy elkanders aanweezigheid geheel misten; want de beeltenis van Kallista was diep gegraveerd in 't gemoed van Agathokles , en zyne weezenstrekken stonden Kallista niet minder leevendig voor. Zy scheenen beiden, geduurende het overige van den dag, veel van hunne vrolykheid verlooren te hebben. Eene sterke aandoening, die zy zelven niet regt kenden, hield hunne gedagten geduurig bezig, hoe zeer zy ook hun best deeden, om over andere zaaken te denken. Twee dagen verliepen 'er , eer zy elkander weder zagen; en schoon 't hun in deezen tusschentyd niet ontbrak aan bezigheid en verlustiging, voelden zy egter eenige ongerustheid en onvergenoegdheid van geest, waarvan zy geen rede konden geeven. Maar het oogenblik, welk hen weder by een bragt, loste dit raadsel op: de volmaakte vreugd, die zy in elkanders gezelschap genooten, deed hen de weezenlyke bron hunner droefgeestigheid ontdekken. Agathokles vatte dien dag meer moed: hy zogt Kallista op alle mooglyke wyzen te verpligten, en had voor 't eerst het geluk van met haar in gesprek te treeden. Te vooren had hy alleen haare uiterlyke bevalligheid gezien ; thans ontdekte hy ook de schoonheid van haaren geest, de opregtheid van haar hart, de waardigheid van haare gevoelens , en de fynheid van haar vernuft: maar 't geen hem meest bekoorde, was, dat zy, naar 't scheen, hem haa-  OVER DE LIEFDE. 449 haare achting niet onwaardig oordeelde. Na dien tyd bezogt hy haar dikwils, en ontdekte telkens nieuwe volmaaktheden in de schoone Kallista. Dit is het kenmerk van ware verdiensten; zy winnen aan, wanneer ze onder 't oog komen van iemand, die 'er over weet te oordeelen. Een verstandig man krygt ras een tegenzin in eene coquette, zotte of wispeltuurige vrouw: verlieft hy daarentegen op eene vrouw van verdiensten , de tyd zal zyne genegenheid geenszins verzwakken , maar veeleer verderken en vermeerderen. De standhoudende neiging van Agathokles overtuigde hem nu, dat zyn hartstocht liefde was, en wel liefde van den tedersten aart. Dit wist hy; maar Kalliste wist het nog niet; althans had zy 't uit zynen mond noch niet gehoord. De liefde is beschroomd en wantrouwend. Een stoute vryer is geen oprecht minnaar van de maagd , die hy zyne liefde voordraagt: hy zoekt niets dan vermaak. Agathokles besloot eindelyk zyn hart voor Kallista open te leggen; maar hy deed zulks geenszins in de opgesmukte taal van eene romaneske drift. „ Beminnelyke Kallista," zeide hy openhartig: „ 't is niet enkel en alleen achting,' die my aan u verbindt, maar eene vuurige en tedere liefde. Ik voel, dat ik zonder u niet leeven kan : kunt gy, zonder uwe neigingen geweld aan te doen, in myn geluk bewilligen? Ik kan niet misdoen door u te beminnen; 't is een offer, welk ik aan uwe verdiensten verschuldigd ben: maar durf ik my vleijen met eene kleine beantwoording myner liefde ? " Eene coquette zou zulk een rondborstig voorstel in schyn, kwaalyk opgenomen hebben: maar Kallista hoorde haaren minnaar niet alleen aan, zonder hem in de rede te vallen, maar gaf hem ook vriendlyk antwoord, waaruit hy hoop kon opvatten. Ook stelde zy zyne standvastigheid niet op eene verdrietige proef: 't geluk, waarom hy zugtte, werd niet langer uitgesteld, dan noodig was om tot de gebruiklyke plegtigheden behoorlyke schikking te maaken. De huwlyksvoorwaarden waren gemaklyk te Hh 5 vin-  450 WYSGEERIGE PROEVE vinden; want belang kwam niet in aanmerking: het voornaamste punt bestond in de wisseling van hart tegen hart, welke reeds geschied was. Wat zal het lot van dit nieuw getrouwde paar zyn ? Het gelukkigste, voorspel ik, dat eenen sterveling hier op aarde ten deel kan vallen. Geene vermaaken zyn te vergelyken by die , welke op het hart werken; en onder deezen is geen, welk zulke aangenaame aandoeningen verschaft, als te beminnen en bemind te worden. Op deeze tedere verbintenis kan men het zeggen van Demokritus, dat het vermaak der liefde slechts een korte stuip is, nooit toepaslyk maaken. De wysgeer beoogde hiermede engetwyfeld, die louter zinnelyke drift, welke zo weinig met de liefde gemeen heeft, dat de eene volkomen zonder de andere bestaan kan. Zy zullen in hunne liefde standvastig zyn. Dit durf ik insgelyks voorzeggen; en ik heb 'er rede voor. Hunne genegenheid is niet gegrond op den flikkerenden glans der schoonheid : zy zyn beiden beminnaars der deugd , en hieruit spruit hunne wederzydsche liefde. Zy zullen derhalven elkander liefhebben, zo lang zy deugdzaam blyven ; en hunne verbindtenis is een pand van hunne standvastigheid; want niets hegt ons sterker aan de deugd, dan de geduurige voorbeelden van iemand, dien wy beminnen. Niets is in staat om hun geluk te stooren, dan alleen die wederwaardigheden en rampen , waarvoor de liefde hen niet kan behoeden. Maar zulk eene omkeering der fortuin ondersteld zynde, zou dan hun lot in dit opzicht niet met dat van alle andere menschen gelyk staan? Zy die het vermaak der liefde nooit gesmaakt hebben, zyn voor dergelyke nootlottigheden niet veilig; en de minnaar heeft althans veel vooruit, ten aanzien van die geneugten , welke geen gering deel van 't geluk des leevens uitmaaken. Daarenboven zal de liefde zelfs hunne ongelukken grootlyks verminderen. Zy immers verzagt het leed van twee verliefde harten, en maakt hunne vermaaken aange naa-  OVER DE LIEFDE. 451 naamer. Door hunne smart elkander mede te deelen , schynen zy ieder de helft daarvan te draagen; daar, integendeel, hun genoegen door de wederzydsche mededeeling verdubbeld wordt. Gelyk eene bende ruitery 's vyands aanvallen gemaklyker weêrstaat, naar maate ze vaster geslooten is, dus kan het gelukkige paar zich met des te meer kracht en met des te beter uitslag tegen de rampspoed verdeedigen, hoe vaster het wederzyds verbonden is. ô Wellustigen, die alleen de zinlyke vermaaken bemint, voor u is deeze schets van kuische vreugd een onbegryplyk raadsel of eene belagchelyke wonderspreuk • De min, wier standaarden gy voorgeeft te volgen, is u t'eenemaal onbekend: gy zyt in zyn oog eene ongewyde schaar, onwaardig om in zyne heiligdommen toegelaaten te worden. Wat hebt gy in zynen dienst uitgevoerd? Door welke daaden hebt gy zyne gunst verdiend? Gy hebt op eene bespotlyke wyze gedwongen gebaarden en grillen van het tooneel aangenomen; alle nieuwe modes gevolgd; uwe troni voor den spiegel gefatsoeneerd, om u door bekoorlyke lagchjes en lonkjes een verliefd air te geeven: gy hebt de fynheid van uwen smaak en de kracht van uwe verbeelding verspild aan beuzelaary, aan 't versieren van uwe ligchaamen door allerhande buitenspoorige kleding. Verzot op deeze erbarmlyke voordeelen hebt gy uwe brallende zwier, op bals en saletten ten toon gespreid. Geene schoonheid was voor u onoverwinlyk; allen moesten zy voor uwe magt zwigten, de wapenen nederleggen, en zich overgeeven. Gy hebt alle kunstenaryën te werk gesteld om te misleiden of om de verwondering weg te draagen, en noch vleijery, noch leugens, noch aanbiedingen, noch beloften, noch voorwendsels, noch de soodste ontveinzing gespaard. 't Is waar, eenige weinigen hebben uwe haatlyke ydelheid tot zegetekenen verstrekt. De val der eene was langen tyd vooraf bereid door de losheid haarer zeden, of misschien door de drift, aan haar temperament eigen: de andere heeft zich laaten verblinden door den flonkerenden glans van goud en ju wee-  452 WYSGEERIGE PROEVE weelen : de onnozele Agnes is door haare eenvouwdigheid in 't net gesleept, en de jonge Hebe door eene onvoorzichtige nieuwsgierigheid. Maar belydt de waarheid : schaamt gy u niet over uwe overwinningen? Geene derzelven kon u ooit gelukkig maaken. Dit blykt uit uwe geduurige wispeltuurigheid, trouwloosheid, meineedigheid, uit uwe ongerustheid en spyt. Uwe liefde is in haat veranderd: gy lastert het voorwerp, welk gy plagt te aanbidden. Geene vrouw is voor uwe kwaadspreekendheid gedekt: gy vernedert en versmaadt de beminnelyke kunne, gevormd om het geluk van de onze te voltooijen. Maar hoe is is 't mooglyk, dat gy achting voor de sexe zoudt opvatten , zo gy ze beoordeelt naar de verachtlykste schandvlekken? De liefde verschaft geen weezenlyk geluk dan alleen aan hun, die een voorwerp, hunner genegenheid waardig, tederlyk beminnen. Zonder deeze vereischten zult gy altoos ongelukkig worden, 't zy door uwe eigene onstandvastigheid of door die van 't geliefde voorwerp; en dan zult gy bevinden, dat het geene waare liefde was, die u als zodanig voorkwam, (want waare liefde is altoos bestendig:) maar alleen eene overeenstemming van neiging tot vermaak. Naardien de liefde bestaat in de verbintenis van twee harten , in neigingen met elkander overeenstemmende , moeten wy in de hoedanigheden van het hart den grond deezer sympatie zoeken De eerste en voornaamste, welke boven alle de overigen verdient geplaatst te worden, is zekerlyk de neiging tot deugd. Een hart van deugdzaame aandoeningen ontbloot, is voor een man van eer een zeer ongelukkig geschenk Kan hy 't wel ooit aanneemen zonder zyne eigene onschuld in gevaar te brengen ? In eene verbintenis , zo vast als die der verliefden , planten de neigingen van het hart zich ongemerkt voort, en de ondervinding leert ons overvloedig, dat het kwaade gemakkelyker medegedeeld word dan het goede. De ziekten der ziel zyn besmetlyker dan die van 't lichaam: al wie 'er te digt by komt wordt 'er door aangestooken. Voeg by dit  OVER DE LIEFDE 453 dit gewigtige gevaar het belang van uwe eigene liefde, Door welke zeldzaame begaafdheden kunt gy ooit hoopen een hart aan u te verbinden, dat geene bekoorlykheden in de deugd vind ? Zoud gy de gebreken overneemen ? Zoud gy medepligtig willen worden in een gedrag, welk u te regt mishaagt? Dit waar uwe eer opgeofferd, zonder eenig voordeel ten aanzien van uwe liefde: het schoone Voorwerp, welk u verleidde, zou u, zo wel als anderen, veragten; en 't geen wy veragten, kunnen wy niet lief hebben. Kleeft gy daarentegen de deugd standvastig aan, gy zoud haar hierdoor alleen verschrikken en voor u doen vlugten, Vernederde gy u tot laage toegeeflykheid , zy zou ze misbruiken , en tevens denken dat zy u niets verpligt was; ja 't zou voor haar zelfs eene beweegrede zyn om u t'eeniger tyd verwytingen te doen, en de schuld van haar wangedrag geheel op u te schuiven; want door de misdaaden aan te moedigen zoud gy eenigermaate Verdienen als een aanraader daarvan betigt te worden. Wat middenweg is 'er derhalven te kiezen tusschen deeze twee uitersten ? Vermyd deezen raadloozen staat , wees zelf deugdzaam, en bemin geene, die niet insgelyks deugdzaam is. Wat oogmerk kan Belisa hebben, waarom zy den jongen Lindor zulke gunsten bewyst ? Gewislyk geen ander, dan om de Minerva te worden van deezen beminlyken Telemachus. Zy zou de rol van Circe slegts zeer gebrekkig speelen. Hy is een jongeling, naauwlyks de plak ontwassen, en die het stof der schoole noch niet heeft afgeschud. Belisa daarentegen is hoog bejaard. Zy heeft het begin der tegenwoordige eeuw gezien , en behoorde thans de beuzelachtige en ydele vermaaken van galanterie en minnelust uit het hoofd te zetten. Eene ruim vyf-en veertigjaarige ondervinding en eenige onaangenaame gevallen , welker gedachtenis noch niet uitgewischt is, moest haar op haare hoede doen zyn, tegen de losheid en onvoorzichtigheid, die haar maar al te dikwils in jonge Heeren is voorgekomen. Zy heeft vriendschap voor Lindor's moeder , en neemt  454 WYSGEERIGE PROEVE neemt hem onder haar opzigt als een pupil; maar lastertongen zeggen, dat zy by den uitslag van haar onderwys byzonder belang heeft. 't Is doorgaans, zeggen zy, ju de armen van zulke oude vrouwen , dat jongelingen 't eerst hunne onschuld verliezen. De beschroomdbeid, eene natuurlyke eigenschap der jeugd, zou haar genoegzaam beveiligen , indien deeze gevaarlyke verleidsters de zedigheid niet aanrandden door ongebondene uitdrukkingen, en, om de overwinning te voltooijen, door onbetaamlyke zotheden. Laat ons de meesteres en haar pupil gade slaan. Hoe! zoekt zy de achterdogt te regtvaardigen ? Wil zy dezelve versterken? Waarom is zy altoos alleen met hem? Waartoe dienen de verliefde gebaarden, en het sluiten van de deur? Is 'er voor Belisa geene andere zitplaats, dan een rustbank? Geene andere houding, dan een hellend postuur? Geene andere kleeding, dan een los nagtjakje? Is 't loutere vriendschap, die zulk eenen gloed over haare wangen spreid? Heeft deeze zulke lonkende oogen? Drukt zy zich uit in kusjes, gegeeven en herhaald met de vuurigste verrukking? ■ Dan laat ons over de verdere trekken van deeze schildery een gordyn schuiven : ik wenschte gaarne mynen leezeren deugdzaame gedagten in te boezemen ; en misschien zou ik, dit vervolgende, hunne zedigheid kwetsen. Enkolpus is in zekeren zin een mededinger van Belisa , want hy zoekt het zelfde doel te bereiken, schoon door verschillende middelen. Zyn lange tabbert , zyn eerwaardig beroep , zyn gerimpeld voorhoofd en zyne godvruchtige houding boezemen elk een onwankelbaar vertrouwen in. Jonge schoonheden knielen voor hem neder om over haare zwakheden te bloozen; om hem de geheime neigingen van haare harten te openbaaren; om hem te zeggen, welk een dwang haar temperament over haare rede oefent; om te klaagen over de verregaande ongeregeldheid haarer begeerten; en om by hem een geneesmiddel daartegen te zoeken. Heloisa beleed hem haare onoverwinlyke neiging tot tederheid, , en de mis- stan-  OVER DE LIEFDE 455 stappen, die deeze zwakheid haar heeft doen begaan. Eer hy tot de geneezing overgaat, peilt hy de diepte der wond; hy vraagt; hy onderzoekt; hy speurt den aart haarer ziekte na; en opdat zy geene omstandigheid verzwyge , treed hy in een vuil gesprek, veel bekwaamer om haare verbeelding te bezoedelen, dan om haare kuisheid te versterken. Hoe openhartiger en opregter zy is, des te spoediger zal deeze bedrieger haar verschalken. Hy weet reeds waar de vesting zwakst is, en waar hy den aanval doen zal. Vrugteloos heeft de jonge Almanzor , hoe stout ook in zyne onderneemingen , alles in 't werk gesteld om de wankelende zedigheid te overwinnen, welke tot hier toe den val deezer jonge schoonheid verhoed heeft; de geveinsde Enkolpus zal in zyn oogmerk beter slaagen. Wanneer hy haar op den rand der put gebragt heeft, zal haare vrees haar doen nedertuimelen; en 't geen een jong bevallig minnaar door alle liefkoozingen niet kon verwerven, zal deeze gryze snoodaart door zyn listige schynheiligheid bejaagen. Wilt gy den naam van liefde geeven aan de vuurige drift van Belisa, of aan de zondige begeerten van Enkolpus? Is het liefde 't beminde voorwerp van de onschuld, de dierbaarste gift des hemels te berooven? haare ziel met eene onuitwischbaare smet te bevlekken ? Is het mooglyk uit liefde den dolk in zyns naastens hart te drukken, of hem uit vriendschap te vergiftigen? Erastus denkt edeler : hy heeft opregte genegenheid voor Isabella, 't welk men gemaklyk bemerkt uit de gunstige beschryving die hy van haar geeft. Een trek schynt hy alleen in haar afbeeldsel over te slaan : hy zegt naamlyk niets van haar gemoedsgesteltenis en van haare zeden. Maar dit zyn ook de voorwerpen niet, die hem treffen: haar schoonheid, haare fraaije houding en haare leevendigheid hebben zyne ziel bekoord: hier mede vergenoegt hy zich ; en 'er is, in zyn oog, geen grooter geluk, dan haar te bezitten. Bestraald door haaren uiterlyken glans, vervalt hy in eene geestvervoering: hy kwynt  456 WYSGEERIGE PROEVE kwynt en smagt van verlangen, zo dra hy haare tegenwoordigheid mist. Zoud gy u niet verbeelden, dat dit liefde was? Erastus houd het daarvoor , en meent dat hy verliefder is dan eenig mensch in 't Heelal. Maar ik zie de bronwel van zyne dwaaling: hy merkt de begeerte naar een zinnelyk genot verkeerdlyk als liefde aan. Wilt gy uw hart naauwkeurig toetsen, om te ontdekken, door welke van deeze twee neigingen gy beheerscht word, zo let op de oogen der schoonheid, die u in haare ketenen kluistert. Maakt haare aanweezigheid u beschroomd, en houdt gy uwe zinnen in eene eerbiedige onderdaanigheid , dan moogt gy denken, dat gy haar bemint. De liefde weert alle onkuissche denkbeelden , alle buitenspoorigheden der verbeeldingskragt waardoor de kieschheid van 't beminde voorwerp beledigt zou kunnen worden , indien ze openbaar wierden. De liefde is kuisch, zelfs in Onze droomen. Maar zo de bekoorlykheden , die gy bewondert, meer indruk op uwe zinnen namen dan op uw gemoed, dan is 't geen liefde, maar eene zinnelyke begeerte. Wanneer deeze neiging opregt is, zal zy ons nooit verleiden tot daaden, strydig met de eere en het geweeten; want al wie voor de liefde vatbaar is, is deugdzaam. En aan den anderen kant durf ik vaststellen, dat alle deugdzaame lieden ook voor de liefde vatbaar zyn ; want alle deugden hebben eene nieuwe verbintenis met elkander, en de teêrhartigheid behoort 'er zekerlyk mede toe. 't Is een gebrek van de ziel voorliefde ontoegangklyk en voor 't vermogen van die tederste aller neigingen doof te zyn. Ik ben niet bedugt, dat de liefde ooit eenig nadeel aan des minnaars zeden zil te wege brengen : veel eer zal ze die verbeteren, 't Is de liefde , die 't hart verzagt, de inborst toegeevender en menschlyker maakt. Door 't beminnen gewennen wy ons onzen wil te buigen naar de neigingen van het geliefde voorwerp: hierdoor krygen wy eene heblykheid om onze begeerte te bestieren, te bedwingen , ja zelfs te onderdrukken, en om onzen smaak en  OVER BE LIEFDE. 457 en onze neigingen naar de plaatsen, tyden en persoonen te schikken Maar 't is eene andere zaak, wanneer wy ons laaten vervoeren door de inblaazingen van zinnelyken lust, welken het gemeen niet van de liefde weet te onderscheiden. AANMERKINGEN OVER DEN GODSDIENST , REGEERINGSVORM EN DE ZEDEN DER TURKEN , DOOR DEN HEERE J. PORTER, AFGEZANT DER BRITSCHE KROON BY DEN GROOTEN HEER, EN NAAR ZYNE TERUGKOMSTE IN DE ENGELSCHE TAALE IN 'T LICHT GEGEVEN. Vervolg van bladz. 398. VIII Geschiedenis der regeering van den Vizier Ragih Mehemed Bassa. De dood van den Oppersten der Zwarten bragt eene plotselyke verandering in het inwendige der Turksche Regeering te wege ; en kan als een nieuw tydperk in hunne staatsgesteltenisse worden aangezien. Deeze omstandigheid is desniettegenstaande weinig bekend , en nog minder opgemerkt. Het is derhalven der moeite wel waardig dat wy hetgeen 'er op gevolgd is, en het gebruik dat de Vizier van dit voorval maakte, om zyn onbepaald gezag vast te stellen, verhaalen. De nieuwe Kislar Aga, door het akelig uiteinde van zyn' voorganger verschrikt, gedroeg zich met de grootste bezoedhaamheid; hy kwam dikwyls den Vizier voor, als hem raadpleegende, en scheen zich met hem in eene naauwe verbindtenis te willen inlaaten. Dit bleef voortduuren tot den jaare 1755. VI. Afd. XIII, Deel II Het  458 AANMERKINGEN OVER DE Het gebeurde toen dat, na het overlyden van Sultan Machmut, zyn broeder Osman den troon beklom. Deeze Prins was, volgens de grondregels der Turksche staatkunde bestendig opgeslooten geweest , en maakte thans, in den ouderdom van 56 jaaren, voor 't eerst zyne vertooning in de waereld, als een volstrekt vreemdeling in de kennis der menschen. Door dit voorval begon de Kislar Aga weder meer gezag te bekomen , en met hulp zyner party, die uit eenigen in het Serail en eenigen buiten hetzelve bestond, Viziers naar zyn welgevallen af te zatten en aan te stellen. Zyn gezag binnen het Serail is geheel onbepaald , uitgenomen ten aanzien van zynen Secretaris de Jazigi Effendi die zich gemeenlyk by den Grooten Heer in aanzien weet te brengen: in deeze beiden, of in eenige weinigen hunner aanhangers, vereenigt zich de geheele magt der Regeeringe. By het overlyden van Osman, in den jaare 1757, was de Vizier Mehement Ragib Bassa, die het zegel onder zich had, de inschiklykste en beleefdste man van het geheele Turksche Ryk. Zyn ampt vorderde van hem den nieuwen Sultan Mustapha op den troon te zetten. Het zy nu dat hy te vooren reeds met deezen Prins eene heimelyke verbindtenis had aangehouden ; of dat hy thans door zyne gedienstigheid, kundigheid en welspreekendheid zyne genegenheid wist te winnen , hy werd althans op eenmaal zyn viiend en vertrouweling , en bragt het ampt van Vizier weder op deszelfs ouden voet van een' onbepaald' Minister met een onbepaald gezag. De Sultan , om den Staatsdienaar nog vaster aan zyn persoon te verbinden , haalde hem over zyne gemalin, eene jonge, beminnelyke vrouw, te verstooten, en de Prinses zyne zuster te trouwen, eene weduwe, wier gestalte en jaaren haar geheel onbekwaam maakte om eenige tederheid te verwekken. Mustapha, de tegenwoordige Sultan (*), van wien wy thans (û) Nu onlangs overleden.  REGEERINGSVORM EN DE ZEDEN DER TURKEN. 459 thans spreeken , was een zoon van Achmet, die in den jaare 1730. werd afgeze. De twee broeders, Machmut en Osman, die van den tyd deezer afzetting tot de komst van Mustapha tot den troon, geregeeerd hadden, waren broeders zoonen van Achmet. De kinderlyke pligt heeft by de Mahomedaanen een' sterken invloed. Zy stellen gemeenlyk, zo niet altoos , zich als eene wet voor hunnen vader na te volgen, en laaten niet na het leven en de daaden hunner voorvaderen, als de eenige voorbeelden naar welken zy zich te richten hebben, by te brengen. Deeze Prins zag derhalven alle schikkingen , die sedert de afzetting zyns vaders waren gemaakt, als onverdraaglyke nieuwigheden aan, en de regeeringen zyner beiden neeven scheenen hem vol misbruiken en onrechtvaardigheden. De Vizier droeg zorg van hem in deeze gedachten te versterken, en hem de misbruiken aan te toonen, waar by hy niet vergat tegen dezelven, als afwykingen van de gewoonten, die by 's Vorsten voorouderen hadden plaats gehad , ja als krenkingen der oude Mahomedaansche Ryksgesteltenis en Regeeringsvorm te yveren. Hy voerde hem tot de tyden van Soliman den eersten te rug, die door eenigen de Prachtige, doch door hem de Wetgeever genoemd werd, en hy liet niet na het gezag, dat aan den Kislar Aga, een woesten, onweetenden zwarten slaaf, was gegeeven, als de bron van deezen en alle andere rampen voor te stellen; toonende verder dat het aanzien, 't welk dezelve zich in 't Serail had aangemaatigd, en de kwaadaartige aanslagen, die hy geduurig daarin gesmeed had, de wyste maatregels der Porte vernietigd hadden, en dat de waare oorspronklyke Ryksgesteltenis het onbepaalde gezag des grooten Viziers vorderde. De zwarte Opperste , die den Bechir Aga opvolgde, behield nog steeds zyn gezag. By verscheiden gelegenheden had hy getoond geen vriend van den grooten Vizier te zyn, die hem desniettegenstaande geduurende de li 2 wei-  460 AANMERKINGEN OVER DE weinige maanden, die hy onder de regeering van Osman heerschte, door hulp van den Jazigi Effendi ondersteund had. Hy zag echter zyn aanzien aan 't wankelen, en noemde zichzelven openlyk een vreemdeling, die zich tot zyn vertrek moest gereed maaken. Turken vergeeven nooit. De Vizier wendde derhalven al zyn list en bekwaamheid aan, om zyne wraak voldoening te geven, door tevens zynen vyand te straffen. Het Opperhoofd der gesnedenen werd veroordeeld om gebannen te worden , en dewyl het ongeluk aan de Karavaan van Mecca bejegend, hier nog by kwam, werd hem het hoofd afgeslagen, en naar Konstantinopel gebragt, als een offer, dat hy , als de voornaamste oorzaak van deezen kerkroof,' aan het volk verschuldigd was. Het gezag des Ministers is in dit, gelyk in veele andere landen, geëvenredigd naar de inkomsten zyner bediening, gelyk ook naar den rykdom en het getal zyner afhangelingen. De Harems of Vrouwenverblyven van het Serail hebben zeer groote inkomsten, die tot derzelver onderhoud zyn aangeweezen. Deezen bestaan in zeer groote Landstreeken en in aanzienlyke Steden in Europa en Asia, en worden Haremai genoemd. Het opzicht en de beschikking over deeze inkomsten waren zonder eenige bepaaling in de handen van den zwarten Kislar Aga. Hy ontfing alles zonder dat hy daarvan aan iemand rekening behoefde te doen. In alle zaaken, die de Haremai betroffen, hield hy de Divans, en oefende het recht. Alle rechtsgedingen, zowel burgerlyke als lyfstraffelyke, werden voor hem gebragt; hy benoemde de Gouverneurs en begaf alle burgerlyke en krygsbedieningen. Niemand had het recht van hem in de regeering der plaatsen, die tot onderhoud der Harems geschikt waren, tegen te staan, of zich in dezelven te mengen. De zwaarigheid was, hoe men dit gedeelte der Staatsgesteltenis vernietigen zoude. Doch het ontbrak Ragib Mehmet Basfa nooit aan maatregels. Zyne bedrevenheid in  REGEERINGSVORM EN DE ZEDEN DER TURKEN. 461 In de Turksche geschiedenis, zyn vruchtbaare geest, en, zyne welspreekendheid hadden den grooten Heer ingenomen. Deeze liet zich derhalven zeer ligtelyk overreeden, dat het gezag 't welk de zwarte Gesnedene over de Haremai had , de bron van zyn misdryf was; dat de regeering eenvoudiger moest zyn , en dus de zaaken, die de Haremai betroffen , met het ampt van den Vizier, als een wezenlyk en voornaam deel van hetzelve, behoorden vereenigd te zyn. Met een woord , hy bragt het zo verre dat de gantsche zaak uit handen van den Aga genomen en de zynen toevertrouwd werd, terwyl hy een Oppersten der zwarten aanstelde. die hy zelf verkooren had, en die hy tot alle zyne oogmerken konde gebruiken : zo dat men met waarheid kan zeggen dat hy dit gedeelte der regeering gantschelyk vervormd, en het geheele Ryk onder zyn onbepaald gezag heeft gebragt. Ik kan niet nalaaten, de wyze van regeering deezes Viziers met die van Keizer Tiberius te vergelyken. In loosheid, bedriegery en yverzucht overtrof hy hem; en waar hy een mededinger vond, of iemand die eenig gevaar aan zyne veiligheid kon toebrengen , was hy misschien niet minder wreed. Een Teftadar of Groot-schatmeester , een man van onbepaalde grootmoedigheid , van buitengemeene verhevenheid van gevoelens, bezat deeze bediening ten tweedenmaale, terwyl Ragib Vizier was, en had zich by het volk zeer bemind gemaakt. De Vizier hoorde by aanhoudendheid hem pryzen. Dit was genoeg om zyn nayver gaande te maaken. Hy beval dat de rekeningen zouden nagezien worden, en hy vond, volgens zyn voorgeeven, achterstallen, en bragt zyne verbanning te wege, terwyl hy zich ten zelfden tyde beklaagde, over het nadeel dat hy door het wegzenden van den Teftadar onderging Doch de haat des Viziers had hier nog geen einde. Hy volgde hem tot op de plaats zyner verbanning, en kon door niets anders dan door zyn bloed voldaan worden ; hy deed hem het hoofd afslaan, terwyl hy geli 3 duu-  462 AANMERKINGEN OVER DE duurendende den tyd dat dit gebeurde, onophoudelyk tegen de wreedheid der rechtsoefening yverde, het harde noodlot van zyn' vriend beweende, en de scherpte en onbeweeglyke strengheid des Sultans berispte, waarvan zulk een geschikt en lievenswaardig man, en dat om een vergryp dat door hem zo gemaklyk geboet kon worden, het voorwerp was, By al zyn magt en aanzien, ondernam hy nooit den wil van den Grooten Heer, zelfs in het geringste, tegen te spreeken. Door het gestadig involgen van denzelven, werd zekere Beli , een vermetel en wraakzuchtig man, die onder de Rechtsgeleerden in groot aanzien was , tot het hoog en gewigtig ampt van een' Mufti bevorderd. Deeze man was nog niet lang in zyn post geweest, als men bemerkte dat hy zich met Staatszaaken bemoeide, en men geloofde dat hy aan het vermoogen van den Vizier tot een evenwigt was gegeeven. De Vizier, die sedert eenigen tyd genegenheid voor den Tolk der Porte had opgevat, besloot eene verandering onder de Vorsten of Waiwoden in Moldaviën en Wallachyen te maaken, en eene van deeze waardigheden aan den Tolk te geeven. De Sultan bewilligde daarin; de Tolk werd tot die bediening benoemd, en men maakte schikking tot de eerbewyzingen , die zulk een' nieuwen Vorst, by deeze gelegenheid, beweezen worden ; maar de Mufti, die iemand anders, een afgezetten Vorst, in zyne bescherming nam, stelde zich tusschen beiden, en sloeg hem voor by den Sultan, als een persoon die voor deeze plaats best geschikt was, terwyl hy zyne aanbeveeling met ongemeene lofbetuigingen ondersteunde. De Sultan gaf van deeze aanbeveeling kennis aan den Vizier ; deeze Minister gaf 'er terstond zyn stem toe, en liet het zich welgevallen zyn gantsche plan te veranderen. De Tolk werd ter zyde gesteld, en de Mufti had het genoegen van zyne voorstelling te zien doorgaan. Het gewoone Turksche spreekwoord des Viziers was : men moet de haas in een wagen jaagen; dat is: men moet zyne  regeringsvorm; en de zeden der turken. 463 Zyne bezigheden heimelyk vernemen, en zich van overyling onthouden. Hy ontfing den nieuwen Vorst op zulk eene wyze, als of deszelfs verheffing zyn eigen werk en hy zyn kreatuur geweest ware; alles ging geduurende drie maanden lang ; als of hy met den Musti in de grootste overeenstemming leefde. Eindelyk werd 'er met beleid alom ne door de Stad een gerucht verspreid dat de Musti voor zyne aanbeveeling honderd beurzen geld had genooten. Inlien dit echter niet tot den Grooten Heer ware gekomen , zou het zyn oogmerk gemist hebben ; het kwam 'er derhalven op aan om het tot zyne ooren te doen komen. Deeze Vorst wandelde; gelyk in Turkyen de gewoonte is. dikwyls, in het gewaad van een gemeen man, door de Stad en bezocht in zynen weg de koffyhuizen, om te vernemen wat 'er van hem en zyne Staatsdienaren gesproken werd. Ken van deeze huizen, in Ejup staande, werd echter meer dan de anderen daartoe door hen verkooren. Hier werden door den Vizier eenigen van zyne afhangelingen geplaatst, die hy te vooren wel onderricht had wegens het gesprek dat zy by het inkomen van den Sultan hadden te voeren. Een van hem ving aan met te zeggen: „ dat her Ryk met den wysten, rechtvaardig„ sten en besten Vorst geregend was en dat het te wenschen ware dat zyne Staatsdienaren hem mogten gelyken; doch dat daarvan weinig te hoopen was , dewyl ,, het hoofd van hunnen Godsdienst en van de Wetten zo laag en verachtelyk was dat hy zich Hoor Ongeloovi,', gen liet omkoopen; dat de musti honderd beurzen geld had genooten , om een' verachtelyken Ongeloovigen tot " de waardigheid van een' Vorst in Wallachyen te ver" heffen; en dat wanneer zulke gruweldaaden geduld wer"„ den , zonder dat de Groote Heer bericht daarvan kreeg, ',' het Ryk welhaast vervallen en tot zyn' ondergang zou geraaken". Het geheele gezelschap vereende zich in deeze aanklagte." De Groote Heer verschrikte daarIi 4 van,  464 AANMERKINGEN OVER DE van, Hoop in stilte weg, kwam by den Vizier, en beval hem oogenbliklyk den Mufti af te zetten. De Vizier pleitte daartegen. Hy zeide tot den Vorst; dat zulke berichten met wantrouwen moesten gehoord worden; dat het gemeene volk dikwyls slecht onderricht en altoos bedilzuchtig en vermetel in hun oordeelen was; dat men op deeze vertelling zekerlyk geen staat maaken kon; dat de Mufti een veel te heilig en vroom man was, om zich aan zulk een godloosheid schuldig te maaken; en eindelyk bezwoer hy ham zyn misnoegen zo lang op te schorten, tot hy de waarheid der zaake naauwkeuriger onderzocht en gegrond bevonden zou hebben. Zyne voorstellingen en gebeden bragten eindelyk den Monarch tot bedaaren, zo lang tot de listige Staatsdienaar een nieuwen strik in een ander koffyhuis gespannen had, door aldaar de zelsde klagten tegen den Mufti, met by voeging van nieuwe beschuidigingen , in tegenwoordigheid des Sultans, te doen herhaalen. De eerden werden derhalven daardoor buiten twyfel gesteld. De Vorst wilde nu geen langer uitstel gedoogen, maar beval dat de Mufti terstond zoude vertrekken, waarby hem de onaangenaame landstreek Sinope, aan de Zwarte zee, tot de plaats zyner ballingschap werd aangewezen. de Vizier betoonde zich tegen alle zyne vrienden ten uitersten bekommerd wegens dit voorval. De Mufti wende zich met de dringende smeekingen tot hem, op,dat de plaats zyner verbanning veranderd en den tyd van zyn vertrek uitgesteld wierde. de Minister stelde hem de zwaarigheid voor van by een opgestookt', vooringenomen en strengen Vorst iets uitterichten. Desniettegenstaande beloofde hy hem alles te zullen doen wat mooglyk was , om zyn vonnis te doen verzachten, en dat hy op zulk eene krachtige wyze als hem mooglyk was zyn Majesteit tot genade voor hem zou trachten te beweegen. Hy veroorlofde den Mufti twee of drie dagen op een lust-  REGEERINGSVORM, EN DE ZEDEN DER TURKEN. 465 lusthuis aan den Bosporus te vertoeven, en bragt daar by voor hem te wege, hetgeen deeze man en zyne vrienden zo yverig wenschten , naamelyk, dat het oord zyner verbanning in plaats van Siope in Brusia veranderd werd. Dus eigende hy, na den ondergang des Mufti's veroorzaakt te hebben, zich de verdienste nog toe dat hy hem een gewigtige gunst beweezen had. IX. Verandering der Vizieren. Schikking in de Staatsverrichtingen. Staatkunde der Turksche Ministers. De afwisseling der Vizieren , en hunne omhalsbrenging , die somtyds , hoewel zelden, het gevolg daarvan is, heeft een algemeen vooroordeel doen geboren worden, en is altoos als een bewys van de onbestendigheid en de ongeregeldheid der Turksche Regeering bygebragt. Sultan Machmuth heeft deeze afwisseling het eerst, gelyk wy aanmerkten, als een Staat regel, ingevoerd, en was de eerste die denzelven op eene geregelde wyze opvolgde. Eenigen uit de laagste klassen der menschen, zelfs zodanigen die noch leezen noch schryven konden, hebben deeze aanzienlyke post bekleed. En evenwel heeft de orde in de Regeering, zo min als de loop der zaaken, een oogenblik opgehouden. De reden hiervan is, dat een andere vaste en heilzaame Staatregel, de regeering haaren voortgang doet hebben; naamelyk , dat de onderamptenaaren , bestendig in hunne bedieningen blyven , en , gewoonlyk , wanneer 'er staatsveranderingen voorvallen, hooger bevorderd worden; zodat diegeenen, welken van langen tyd in de bezigheden geoefend, en in dezelven bedreven zyn, de helpers en onderwyzers van den Vizier worden. Door dit middel word ook ieder nieuwe Vizier de regeeringswyze schielyk magtig; en Ii 5 schoon  466 AANMERKINGEN over de schoon hem zulks ten aanzien der moeijelykste en ingewikkelste deelen van dezelve niet mooglyk is, kan hy het echter ver genoeg brengen , om de rust in het Ryk en de hoofdstad te handhaaven, de goede geneigdheid der Rechtsgeleerden in stand te houden, en het leger te gebieden welken mooglyk de voornaamste oogmerken van zyn groot gezag uitmaaken. door middel van deeze gesteldheid in de Regeering, heeft geene verandering in de hooge bedieningen invloed op het geheel; zodat, wanneer wy leezen, dat een Chiaia (*) van den Vizier, een Reis Effendi , een Chiaous Paschy is afgezet geworden , het waarnemen van zyne bediening echter voortgaat, en de bezigheden haaren gewoonen loop behouden. De schryvers en' onderschryvers zyn ontelbaar; eenige honderd handen zyn by de Porte gestadig aan 't werk, en ieder deezer penvoerders , indien hy maar de geringste talenten of geest bezit , dreeft naar de hoogste waardigheden, houd eenige jaaren lang zyne oogen gevestigd op het ampt, dat hy eens denkt te bekleden , en dikwyls bereiken zy , door eene hardnekkige aanhouding , en door dien zy nooit een schrede van hunnen weg afgaan , eindelyk hun oogmerk. Onder de christenen is niet eene Regeering, die met de Turksche, ten aanzien van zorgvuldigheid en naauwkeurigheid in derzelver verschelden bedieningen, vergeleeken kan worden ; de bezigheden worden 'er met de grootste oplettendheid verricht; in ieder geschrift van belang , worden de woorden als afgewoogen , en altoos word de betekenis verkoozen, die hen het voordeeligst kan zyn. Men kan by de Porte geschriften vinden van menigte van jaaren herwaart, wanneer men het rechte jaar slechts weet in het welk de zaak is afgedaan; ieder edikt, op zekeren tyd gemaakt, kan op het oogenblik getoond worden. De regel, dien door de Regeering in het uitleggen der trak (*) De tweede in magt > na den Vizier. (j) Hofmaarschalk  REGEERINGSVORM EN DE ZEDEN DER TURKEN. 467 traktaaten , of verdragen, of bewilligingen, aan Christen Mogendheden toegestaan , of in veele andere gevallen volgt, is het herkomen. Hoe ouder het voorbeeld, hoeeerwaardiger het is, en voornaamelyk dat het welk zy den ouden Canon noemen; ieder staatkundig verschil, dat tusschen hen en de Christen Mogendheden twyfelachtig of onbeslist is, kan eensklaps beslissing erlangen, wanneer men een voorbeeld bybrengt. De Fransche gezanten hebben dikwyls op den voorrang boven anderen by de Porte aanspraak gemaakt. De Turken hebben even zo plegtig, aan de overigen, de nietigheid van deeze vorderingen verklaard, en dat alle gezanten op een' gelyken voet by hen zyn zoude. Doch dewyl de openlyke gehoorgeevingen niet anders dan by den ry af konden geschieden, moest iemand daarmede beginnen , en dus de eerste zyn. Zy lieten derhalven den oudsten eigendom onder de Gezanten gelden, naamelyk die het eerst eene vaste verblyfplaats in hun land had gehad. En dit is de eenige oorzaak waarom de Franschen, by gelegenheid van openbaare gehoorgeevingen , den voorrang boven de anderen hebben , ofschoon dit ten aanzien van voorrecht of waardigheid geene de minste betekenis heeft. Wanneer men by de Porte genegen is om eene zaak te bevorderen, of wanneer hen dezelve aangenaam is, dan is 'er geen volk dat de bezigheden, daartoe behoorende , met grooter vaardigheid verricht; doch wanneer het tegendeel plaats heeft, dan kunnen zy dezelve ook even zo kundig vertraagen, en op de lange baan houden. Ontelbaare ontschuldigingen, goede en kwaade, zyn in gereedheid , en men weet ze dus maanden en jaaren lang onafgemaakt te laaten liggen. De afgod der Turken is het goud; en in alle gewoone verrichtingen openen zy hunne ooren voor deeze magtige godheid. Wanneer men zich van dezelve bedient, dan zyn recht, beloften, verdragen, verbonden, dikwyls, ja doorgaans zonder werking. Eenige aanzienelyke handen moe-  468 AANMERKINGEN OVER de moeten de zwaarte deezer blinkende bewysredenen eerst gevoelen; maar dan zyn zy dikwyls ook zo grootmoedig, dat zy zich op eene bedongen belofte verlaaten, en te vreden zyn, wanneer de belooning hen eerst na het af-, loopen der zaake word ter hand gesteld. In de staatkunde der Turksche Ministers, hebben zy zichzelven het eerst tot oogmerk; zy leggen zich enkel toe op het bevorderen van hunne veiligheid, en de behouding van hun ampt; dit is het eenig ontwerp, waardoor men hen kan gewinnen. Hst is vruchteloos wegens de tegenwoordige of toekomende veiligheid van het Ryk met hen te spreeken. De vraag, die zy aan zichzelven doen, is : Kan ik veilig zyn? Behoud ik myn gezag? Wanneer hen derhalven gewigtige zaaken , het zy ze oorlog of vrede betreffen, voorgesteld worden, en het eene of het andere stemt niet met de behouding van hun geezag, en inzonderheid niet met hunne persooneele veiligheid overeen, dan zal al het geld van de geheele waereld hen niet kunnen beweegen. Eenigen tyd na dat Sultan Osman den troon had beklommen , bevond de Vizier, die hem daarin behulpsaam. was geweest, dat zyn aanzien by deezen Vorst merkelyk gedaald was; dat anderen zyn vertrouwen hadden, en bezig waren met aanslagen te smeeden om hem te doen afzetten. Dewyl hy in het Serail was opgevoed, was hy ook geen vreemdeling in de konstgreepen van hetzelve, en bevlytigde zich derhalven by aanhouding, om aldaar tegen zyn vyanden aan te werken; doch de mynen , die door hem gelegd werden, sprongen allen tegen hem, en dus was zyn bederf onvermydelyk. De Reis Essendi onder hem, was een hoogmoedig en norsch Muselman; de bloots naam van Christen, scheen met zyne geheele natuur te stryden, en ieder hartstogt werd by hem gaande, wanneer het geringste misverstand tusschen de Porte en de nabuurige Mogendheden ontstond. De Vizier, die nog in de volle levendigheid der man ne-  REGEEEINGSVORM EN DE ZEDEN DEK TURKEN. 469 nelyke jaaren was. geloofde dat hy van deezen yverigen Staatssecretaris een goed gebruik konde maaken , dewyl zyne heete en onstuimige gemoedsgesteltenis zeer goede aanleiding konde geeven, om de Porte in een' oorlog in te wikkelen. En oorlog was juist het geene waar hy om wenschte; deeze scheen hem het geschiktste middel te zyn, om zichzelven staande te houden, den omvang van zyn gezag te vergrooten, en aan de spits van een heir zelfs den grooten Heer te gebieden , en zyne vyanden uit den weg te ruimen. In dien tyd waren met eene nabuurige Mogendheid eenige nietsbeduidende verschillen en krakeelen ontstaan. De Sultan helde, uit hoofde zyner gemoedsgesteldheid en neiging, of uit staatkundige oorzaaken, meer tot toegeevendheid dan tot geweld. Deeze oneenigheden waren den Vizier bekend. Hy vond in dezelven eene stof, die zeer geschikt was, om den aangeboren haat van den Reis Effendi tegen de Christenen, en de verachting die hy voor dezelven voedde, gaande te maaken, en hem eene zeer wellekoome gelegenheid te geeven, om zynen vuurigen yver voor de eere en den roem der Muselmannen en des Sultans aan den dag te leggen. Deezen man ontdekte hy derhalven het gantsche verschil, en voegde nog veele omstandigheden daarby, om hetzelve te vergrooten en van meer belang te maaken. Nochtans stelde hy zich aan als of hy het woeden van zyn' hartstogt tot bedaaren wilde brengen, schoon hy wist dat dit eerder het zekerste middel was, om denzelven nog heviger te ontsteeken. Hy bragt het op die wyze zo verre, dat de Staatssecretaris in het Serail zyn werktuig werd; 't welk aldaar allen , den Sultan zelfs niet uitgezonderd , van gramschap deed branden , en van dreigingen byna tot daadlykheden deed overgaan. De Vizier rustte zich toe om zich aan het hoofd des legers te plaatsen, en die Mogendheid aan te vallen , door  470 aanmerkingen OVER DE door welke het Ryk , gelyk de groote Heer en de Reis Essendi geloofden , op zulk eene schandelyke en beledigende wyze aangegreepen was. De raadsvergadering, die dit gewigtig onderwerp voor de Porte verhandelde, bestond uit vyf persoonen. De yverige Staatssecretaris voerde het bewind in dezelve; de Vizier, toegevend jegens den wil van zynen Heer, billykte eenvouwdig het geen beslooten werd; ofschoon hy, wanneer tot het verzamelen van troepen bevel werd gegeven, aan zyne vertrouwelingen de grootste vergenoeging en blydschap vertoonde. Doch eindelyk ontdekte een lid van de Raadsvergadering aan den vreemden Minister, wien de zaak was toevertrouwd, het gantsche tooneel, en gaf hem een gemaklyk middel aan de hand, door 't welk den Sultan en den Reis Essendi bevredigd, den Vizier in zyn hoop bedrogen, en de vrede van het ryk in stand gehouden konden worden. De buitenlandsche Afgezant maakte een behoorlyk gebruik daarvan , stuitende in een oogenblik, met gevaar van zyn eigen leven en veiligheid, de overyling en woede, met welken men bezig was de wraak werkstellig te maaken : en dewyl hetgeene door de Porte gevorderd werd, veel gevoegelyker door zyn Hof ingewilligd, dan door de andere aangenomen kon worden , was de zaak met een enkel woord byna in order gebragt. De Vizier werd kort daarna afgezet en gebannen. Dus nam eene hevige, overylde en woeste beraadslaging, die een aanmerkelyken tyd geduurd had, een einde. Zy was door de heerschzucht van een' enkel' man veroorzaakt geworden, die, om zich in zyn gezag en waardigheid te bevestigen, of om aan eenigen zyn wraak te oefenen, veele duizenden zyner medeschepselen en zyner medeonderdaanen, en mogelyk zyn vaderland zelf aan het verderf zou overgeleverd hebben. Deeze persooneele staatkunde heeft zich dikwyls by ge-  REGEERINGSVORM EN DE ZEDEN DER TURKEN. 471 ringe gelegenheden vertoond. Hunne Stadhouders in afgelegen provinciën, trachten dikwyls naar onafhangklykheid, en handhaaven zich in dezelve. In babylon had Achmet verscheiden jaaren genot van dit aangemaatigd gezag; en 't geen nog vreemder moet voorkomen, zyn zoon 'volgde hem in hetzelve op, zonder dat zyn aanzien verminderde, of zonder dat hy door den Vizier daarin werd gestoord, en stierf eindelyk een natuurlyken dood. Niet lang daarna nam Solyman die zelsde post in, en handhaafde in dezelve zyn onafhanglykheid. Zy gaven op de bevelen des Sultans weinig acht , en schoon zy hem altoos in zeer ootmoedige en eerbiedige uitdrukkingen antwoordden, deeden zy echter all' wat zy wilden. De Viziers verkoozen liever zich aan zulk eene stoutmoedige bejegening te onderwerpen , dan hun ongenoegen deswegen te toonen, en 'er tevens beroering om te verwekken , en hunne eigen veiligheid in gevaar te stellen. vergenoegende zich derhalven met eene uiterlyke betuiging van onderwerplykheid. Een andere veel verder afgelegen Gouverneur, had zich op den zelfden voet veele jaaren gehandhaafd; maar dewyl hy zich in zulke voordeelige omstandigheden niet bevond, en niet volkomen veilig was, moest hy eene hemelyke bescherming in het Serail of by de Porte zoeken. Na den dood van het zwarte Opperhoofd der Gesnedenen, hield deeze bescherming op. Hy zocht derhalven in Constantinopel een Reis Effendi, door de schandelykste hebzucht vermaard, in zyn belang te trekken. Ten dien einde bood hy hem voor een zeer aanzienelyke somme krediet aan, en beloofde boven dit nog den Vizier en zynen Minister twintig van schoontle arabische paarden te zullen schenken. De persoon , wien de zaak was toevertrouwd, zond iemand om den Reis Effendi te doorgronden ; want zulke gezantschappen te ontfangen . is altoos aangenaam. Hy kwam te rug met be- < richt, dat hy hem tot geen besluit had kunnen brengen , schoon  472 AANMERKINGEN OVER DE ENZ. schoon hy zich niet ongenegen tot het aanvaarden der zaakgetoond had. Men hield het om die reden voor dienstig hem door een gedeelte van 't beloofde geld in verzoeking te brengen. De bode werd weder met een grooten verzegelden buidel afgevaardigd. De Effendi nam het geld aan, stak het in zynen boezem, bedacht zich, krabde zyn hoofd en streek zynen baard; doch eindelyk trok hy den afgevaardigden naar zich toe, en zeide hem met groote bedaardheid; dat hy hem en zyn' principaal voor de onderhandeling verpligt waS; dat hy wist veilig van hen geld te kunnen aannemen; doch dat hy het van den Stadhouder, die zyn bescherming zocht, niet konde ontfangen zonder zelf gevaar te loopen, dewyl hy hem niet konde vertrouwen. Hy gaf derhalven den buidel te rug; met byvoeging dat zulk een stap meer overleg vereischte. Hy wilde het geld nooit aannemen, zodat de Stadhouder genoodzaakt was , elders naar bescherming om te zien; en hy moet dezelve gevonden hebben; want hy regeert tegenwoordig nog met zyne gewoone onafhangklykheid. (Het vervolg by de eerstkomende gelegenheid.) Ge-  GESPREK TUSSCHEN LUCIANUS EN RABELAIS. Vertaald uit the Dialogues of the dead By Lord Lyttleton. lucianus Ter goeder uure, vriend Rabelais. — Onze zielen zyn geschikt gezelschap voor elkander. Wy beiden waren groote vernuften, en allerstoutste vrydenkers. Wy lachten dikwyls de zotheid uit, en somtyds ook de wysheid. Ik was inderdaad juister en fraaijer in myn' styl, dan gy in den uwen; doch in tegendeel bezat gy eene veel vruchtbaarer verbeeldingskracht. Myn waare historie is, in verbeelding en uitvinding, in kracht van vernuft en scherpheid van hekeling, ver beneden uwe geschiedenis der daaden van Garagantua en Pantagruel. Rabelais Gy bewyst my veel eer: maar ik denk wezenlyk dat beide deeze boeken hunne Autheuren recht geven tot eene goede plaats onder de schryvers van Gedenkschriften, van Reizen en zelfs van oude en hedendaagsche Geschiedenissen. lucianus Ongetwyfeld doen zy. Maar vergun my u eene vraag voor te stellen. Waarom schreeft gy toch zo veel volstrekt valsch vernuft, als gy in veele plaatsen van uw doorluchtig werk gedaan hebt ? rabelais. Ik was genoodzaakt myn geneesmiddel voor de ziel met een groot deel van valsch vernuft te vermengen, om het te doen doorzwelgen. Of in andere woorden , in VI, Afd. XIII. deel Kk dien  474 GESPREK tusschen dien ik de zotskap niet dikwyls had opgezet, zouden de vryheden van welken ik omtrent myter, roode hoeden, en de drievoudige kroon zelfs gebruik maakte, my in groot gevaar gebragt hebben, Niet alleen myn boek , maar ik . zelf zou ten vuure gedoemd zyn geworden. En het martelaarschap, beken ik, was een eer, op welke ik nimmer verkoos aanspraak te maaken. ik bootste derhalven na zot te zyn, gelyk Junius Brutus, uit een wys beginsel van zelfsbehoeding. Gy, Lucianus, had die voorzichtigheid niet noodig. Uwe Heidensche Priesters begeerden van een' Epicurist, nu en dan slechts eene offerande, als een blyk van Godsdienstige eensgezindheid; en veroorlofden hem, in verkeering of geschrifte, zo vry als het hem behaagde om te springen, met den geheelen stamboom van Goden en Godinnen , van Jupiter af tot den bond Anubis , en de welriekende dame Chacina toe. LUCIANUS. Zeg liever, onze Regeering veroorlofde ons deeze vryheid! Want ik verzeker u dat onze Priesters 'er geenszins over voldaan waren, ten minsten in myn' tyd niet. RABELAIS. Zy zouden groote zotten geweest zyn, indien zy 'er genoegen in genomen hadden: want in spyt der Godsdienstige overeenkomst, door de wetten gevorderd, en door het staatsbestier bevestigd , bragt die boertery het stelsel der Heidensche Godgeleerdheid in verachting, niet alleen by het wysgeerig gedeelte van het menschdom , maar zelfs by het gemeene volk. LUCIANUS. Dit deed het inderdaad , en de bekwaamste Verdedigers van het Heidendom waren gedwongen , de poeëtische fabels optegeeven, en bet geheel tot allegorie te maaken.  lucianus EN rabelais 475 rabelais Een uitmuntend middel om verstand uit zotheid te trekken , en deftig onderwys uit dartelheid en ondeugd af te leiden. Daar is een groot vernuft van den laater tyd, Ridder Francis Bacon, Lord Verulam, die in zyn traktaat, dat de wysheid van de alouden genoemd word, in dien trant meer voor u gedaan heeft, dan alle uwe eigen priesters. LUCIANUS. Hy heeft inderdaad getoond een verwonderlyk chymist te zyn, en deed op eene fraaije wyze zotheid in wysheid veranderen. Doch alle de laatere Platonisten maakten gebruik van het zelfde middel in het verdedigen van ons geloof, wanneer het door de Christenen werd aangevallen : en het was eene oordeelkundige handelwyze. Onze fabels zeggen dat de Goden, in een' hunner oorlogen tegen de Titans, geslagen werden, en genoodzaakt waren zichzelven in beesten te veranderen, om hunne overwinnaaren te ontkomen. Juist het tegengestelde gebeurde hier . want door deeze gelukkige manier waren onze beestelyke Godheden weder in redelyke wezens veranderd. rabelais Verzorg my van een' goed' uitlegger, met een schrander doordringend wysgeerig hoofd; en zie of hy niet in staat zal zyn om de verhevenste allegoriën , en de eerwaardigste verborgen waarheden te trekken uit myne Historie van den edelen Garagantua en Pantagruel! Ik wanhoop dan niet, dat men my eens, tot de grootste voldoening eener toekomende eeuw zal bewyzen den diepdenkensten Godgeleerde en overnatuurkundige te zyn geweest die ooit geschreeven heeft. Kk 2 lu-  476 GESPREK tusschen LUCIANUS. Ik zat my grootelyks verheugen u tot die eere gevorderd te zien. Vergun my de vryheid echter om u ondertusschen als een van onze klasse te beschouwen. Gy zit daar zeer hoog. rabelais Ik vrees dat 'er een ander is, dien gy boven my zoud plaatsen, en dat wel mede een schryver van den laaten tyd: ik meen Doctor Swift. lucianus Hy had niet noodig zo veel valsch vernuft te mengen in zyne Historie van Lemuël Gulliver, als gy deed in die van uwe twee vermaarde Helden; en zyn styl is veel meer zuiver en juist. Zyn vernuft daalde niet (gelyk het uwe dikwyls deed) tot het laage gesnap der herbergen, noch droeg het gemeenste gewaad van het graauw. Maar of 'er in uwe samenstelsels niet meer vuur was, en een' boerriger geest doordraaide, wil ik niet beslisschen. RABELAIS. Indien gy het niet wilt beslisschen laat het dan een' punt van twist blyven, gelyk ik de groote vraag gedaan heb, of Panurge zou trouwen of niet? Wat my belangt, ik kan 'er niets van zeggen: ik ben geen kritiek. - Ik zou al zo lief willen onderneemen , het onderscheid te meeten tusschen de hoogte en dikte van den reus garagantua en zyne Brobdigniaansche Majesteit, als het verschil der verdienden tusschen myn schryven en dat van Swift te onderzoeken. Indien iemand de gril in 't hoofd komt dat hy behaagen in myn boek vind, laat hem vryelyk het vermaak genieten dat het hem verschaft, en tot myn gedachtenis een vollen beker drinken. Indien een ander genoegen vind in Gulliver, laat hem 'er Dr. Swift gezondheid  LUCIANUS IN RABELAIS 477 heid meê wenschen. Waare ik op aarde. ik zou hem een glas toebrengen , dat is te zeggen , in onderstelling dat de wyn goed was. Indien een derde in geen van beiden zin heeft, laat hem de bottel stil laaten staan, en hy zich gerust houden. LUCIANUS. Maar indien hy zich niet gerust wil houden, wat dan? Een kritiek is een onrustig schepsel. RABELAIS. Wel dan zal hy zichzelven verstooren , maar my niet. LUCIANUS Gy zyt nog grooter philoozooph dan ik dacht dat gy waart! Ik wist zeer wel dat gy geen achting beweest aan Pausen, of aan Koningen; maar die niet te bewyzen aan Kritieken is eene groothartigheid in een' schryver, die zonder eenig voorbeeld is. RABELAIS. Myn leven was een klucht: myn dood was een klucht: en wilde gy dat ik myn Boek tot eene emstige zaak had gemaakt. Wat u belangt, schoon gy in 't algemeen maar een spotter zyt, moet gy somtyds onder de deftige schryvers gerekend worden. Gy hebt verstandige verhandelingen geschreven, over de historie en andere emstige onderwerpen. De Kritieken hebben derhalven recht om aan u te byten : zy vinden u in hun gebied. Maar indien zy in het myne durven komen, zal ik Garagantua bevelen hen by zyn eerste salade-maal door te zwelgen, gelyk hy de zes pelgrims deed *. LUCIANUS Heb ik niet gehoord dat gy een zeer goed ernstig boek schreeft over de stellingen van Hippocrates ? • ;■• • Men zie Rabelais, L.gl. C. 38 Kk 3  478 GESPREK TUSSCHEN RABELAIS. Op myn eer, ik had dit vergeeten. Ik ben zo gewoon aan myn' narrenpak, dat ik in myn' deftigen Doctorstabbaard myzelven niet ken. Maar gy zegt met veel recht, dat dit Boek inderdaad een goed ernstig werk was. Nochtans leest niemand het, en indien ik niets anders had geschreven, zou ik op zyn best gehouden zyn geworden, voor een lakei van Hippocrates : integendeel is de Historieschryver van Jan de Monnik en Panurge een uitmuntend autheur. Gezond verstand is gelyk aan een eenvoudigen schotel met ossen- of schaapenvleesch alleen voor boeren geschikt; maar een ragout van zotheid, wel toegemaakt met een smaakelyke saus van vernuft, kan op de tafel van een' Monarch voorgezet worden. LUCIANUS. Gy zyt een vreemde en grappige kwant! Laat my u omhelzen. In wat rang Apollo en de Musen u op den Parnas zullen plaatsen weet ik niet zeker; maar indien ik ceremonieester op den berg Olympus ware, gy zoud aan de rechterhand van Momus gesteld worden. KABELAIS Ik wensch dat gy het waart; maar ik vrees dat de bewooners dier verhevene gewesten in uw gezelschap geen beter behAagen zullen vinden dan in het myne. Inderdaad hoe Momus zelf daar gekomen is , gaat myn verstand te boven! Ik beken, het is hier op aarde in onze Vorstenhoven de gewoonte geweest een' bevoorrechten spotter te hebben, die des Konings Nar werd genoemd; maar in het Hof des hemels zal iemand zulk een amptenaar , als Jupiters Nar niet onderstellen. Uw allegorische theologie was daarin een weinigje ongerymd. LU-  lucianus EN RABELAIS. 479 LUCIANUS Ik denk dat onze Priesters Momus in den hemel hebben toegelaaten, uit het zelfde beginsel als de Indiaanen den Duivel aanbidden , uit vrees naamelyk. Zy waren genegen om vrede met hem te houden. —— Want wy moogen van de Reuzen praaten zo veel wy willen maar voor onze Goden is 'er geen vyand zo vreesselyk als hy. Spotterny is de geessel voor allen valschen Godsdienst. Niets dan waarheid kan haare aanvallen verduuren. RABELAIS. Waarheid, wanneer zy in een goed en helder licht geplaatst is, kan haare aanvallen wederstaan : maar zy zyn dikwyls zo pynelyk lastig en by uitstek spitsvindig dat ik 'er de Dame menigmaal gemelyk door heb zien maaken. LUCIANUS Ja ; en somtyds ook buiten staat gesteld om zich te verweeren. Maar waarheid en veruft vereenigd zullen Momus doen verstommen. Wanneer deezen in verbond zyn, dan zyn ze volstrekt onverwinnelyk, en zulk eene verbindtenis is noodzaaklyk by zekere gelegenheden. Valsche Redeneering word best tegengedaan door gezond verstand , maar vernuft is de beste tegendreever van valsche spotterny; gelyk billyke spotterny is tegen alle de ongerymdheden , die zich den eerwaardigen naam van Philosophie , of Godsdienst durven toeëigenen. Hadden wy onze spotterny te werk gesteld om de zotte aangezichten van bygeloof , dweepery en leerdellige trotsheid te berooven van de ernshaftige en plegtige maskers, waarmede zy bedekt zyn; ten zelventyde ons vernuft scherpende, om de verwytende trekken en geestige uitvallen te bedryden van die geenen , die alleen door boertery zintwisten tegen reden en blykbaarheid, in punten van het hoogde en eindigde belang, wy zouden veel meer de achting van het menschdom ver Kk 4 diend  482 GODS ALMAGT. den meer gevonden. Welk een verschrikkelyke stryd! De Westenwind bevecht den Oosten, en de Zuidenwind ontmoet in zynen vaart den Noorden. De vorstelyke leeuwen zoeken, sidderende, hun spelonken , en vluchten als schuuwe hinden. De koning der vogelen . die den zonnestraal trotseerde , gevoelt de magteloosbeid zyner vleugelen, bezwykt, en valt, en sterft, — terwyl hy, de Opperheer, onwrikbaar staat in 't midden van den storm. Zyt derhalven gezegend, gy verschrikkelyke, gy ontzachelyhe Voorwerpen ! gy Donders en Aardbeevingen ! gy met vuurbezwangerde Baarmoeder der brandende bergen! gy wervelwinden , Orkaanen en ziedende Golven ! vereenigt u met élkanderen in één koor tot lof en verheerlyking van uwen Schepper , die ook in geringer werken niet minder openbaar, niet minder magtig is. Beschouw de wederkeerige liefde van den magneet , welke zich met de toegeefelyke naald vereenigt. Merk op het aantrekkend vermogen , van den barnsteen, onzichtbaar zelfs voor de oogen des verstands. Of, wanneer de slag van den elektrieken bol uitgaande uw gantsche gestel aantast; toon my dan de hand die ze u toebragt. De Wysbegeerte, door zyn Almagt, verstomd, wikt en weegt hier, traaglyk, haare onvoldoende gedachten, en staat, rondom omsingeld van zyne wonderen , gelyk de logge Saturnus aan het hemelruim, omgord met eenen onverklaarbaaren ring. Zyn de uitwerkselen van zyn vermogen zodanig dat zy ten allen tyde en op alle plaatsen , volgens vastgestelde wetten en den gewoonen loop der natuur bestierd, onze opmerkzaamheid kluisteren ; wie , ó wie zal dan zyne wonderbaare handelingen melden , wanneer hy zyne eigene besluiten herroept of opschort ; wanneer hy, door de handen van eenen Moses of Josua , of door den mond van zyne profeetische Zienders , voor het albeschouwend oog der ontzette Zon, zodanige wonderen verrichtte, dat het gelooven naauwlyks meer een deugd, was?  GODS ALMAGT 483 was? Zal ik het lot zingen van Pharao en zyn talryk heir, omgekomen in de ebbe dier waterwallen, welken weder tot hunne voorige vloeibaarheid versmolten? Zal ik verhaalen hoe de strydbaare arm van Simsom met meer dan menschelyke zenuwen en spieren was bespannen, om het afgodisch Philistea te verdelgen ? Zal ik melden hoe David triomfeerde en wat Job verduurde? .... Maar (ô allerhoogste , ô onuitspreekelyke barmhertigheid! ô weergaêlooze liefde! onnavolgelyk geheim; hetgeen zelfs engelen begeerig zyn in te zien!) het is des menschen verlossing die uw heerlykheid bekroond en uwe magt verzekert , uw groot , uw onbetwistbaar recht bekrachtigd. De geopenbaarde zon der gerechtigheid kwam uit den onbevlekten schoot der Maagd te voorschyn, en verspreidde licht over de reden, die in een' naaren nacht gedompeld was. Hy sprak: ,, Daar zy vrede! en alles was stil in de krygvoerende waereld ; zo stil gelyk de zee, wanneer hy riep: " Zwygt gy bulderende winden !" en 'er geen luchtje meer gevoeld, geen suizen meer gehoord wierd. Zyn leven was een leven van wonderen en magt; van ontferming en liefde; eer hy nog den bitteren dooddrank smaakte , eer hy nog, als overwinnaar van den algemeenen vyand , in zyn verryzenis, dood , zonde en hel in zegepraal omvoerde. Toen is het menschelyk geslacht, door het recht van verövering, zyn eigendom geworden: wy zyn, in de aangenaamste dienstbaarheid, en met gouden ketenen, voor eeuwig aan hem verknocht. ô Hoe ligt is zyn juk en alle zyne lasten! het is verrukkig die te draagen. Hem, den gezegenden herder, zullen zyne schaapen volgen langs alle de kronkelpaaden deezes levens, en door die nevelen , welken by den aanbreekenden dageraad des hemels opklaaren: en even gelyk de bevallige roozen, na haare kwyning, met frisscher gloed en geur in het lagchend lentsaisoen herleeven ; zo zullen zy ook bloeijen, die hem oprecht beminnen, want hun reuk is liefelyk, en de gantsche  484 gods almagt sche eeuwigheid zal hun lente weezen. Dan zullen der poorten en de eeuwige deuren, waardoor de Koning der eere ingaat, voor zyne heiligen ongeslooten blyven: dan zullen wy daar, waar de vreugde op eenen onverwelkelyken bloei mag roemen, waar de twyfelachtige hoop in zekerheid verandert, en waar de liefde, hiervan smarten steeds verzeld, niet meer een hartstocht is: " daar zullen wy, op heerelyker wyzen, den lofverkondigen van hem, die is, en was, en, in onveranderlyken luister, de Koning der Koningen, de Beheerscher van alle waerelden, voor eeuwig weezen zal. BEN BRIEF UIT rome , geschreeven DOOR EEN ENGELSCH REIZIGER , OVER eenige MERKWAARDIGE SCHILDERyen EN BEELDEN. Toen ik Engeland verliet, beloofde ik van tyd tot tyd berigten aangaande myne reizen over te zenden; de merkwaardigheden, die my in schilderyen en andere kunstwerken mogten voorkomen, te beschryven; en 't geen my in de zeden en denkbeelden der volken byzonder of vreemd zou toeschynen , u ter nadere overdenkinge onder 't oog te brengen. Tegenwoordig lust het my, u eenige dingen te melden betreffende de schilderyen en beelden, waarmede twee van de fraaiste paleizen te Rome versierd zyn. Verwagt egter geene nette lyst van al 't geen ik met verwondering gezien heb. 't Zal genoeg zyn, dat ik u die stukken opnoeme , welke , naar myn oordeel, in den fraaisten smaa kzyn uitgevoerd. In Palazzo Barbarinio zyn verscheidene schilderyen van Raphaël, vol bevalligheid en kunst, aan dien onnavolgbaaren meester eigen. Op 't eerste gezigt komen ze egter den beschouwer zo zeer verwonderlyk niet voor ; maar  EEN BRIEF UIT ROME, ENZ. 485 maar hoe meer men ze beziet, hoe sterker de verdiensten 'er in doorschynen. Men vindt hier 't portret van zyne beminde, een stuk, welk groote verwondering wegdraagt en inderdaad ongemeen leevendig, en wel gekleurd is. Als een kunststuk beschouwd. valt 'er niets aan te berispen; maar zo men't aanmerkt als de beeltenis van eene zeer schoone vrouw, staat het zekerlyk voor de kritiek bloot: dan dit was het oogmerk van den schilder niet. Haare kleur is hoogbruin ; haare oogen zyn zwart; haare weezenstrekken sterk en onderscheiden. Een Zeer kiesche beoordeelaar van vrouwlyke schoonheid , zou haar geenzins fraai vinden, wegens het gemis van die bekoorlyke zagtheid, waaraan de vrouwen haaren invloed op ons grootdeels verschuldigd zyn. Deeze schildery is dikWils gekopiëerd, en byzonderlyk door Julio Romano. Staat u de fraaije beschryving voor, die de groote historieschryver Tacitus geeft van den dood van Germanicus, eene gebeurtenis, door de wreede staatzugt van Tiberius te wege gebragt? Hier is dezelve niet minder verwonderlyk afgebeeld door 't penseel van Poussin. Men ziet den stervenden Held zyne rondomstaande vrienden tot medelyden en wraakzugt beweegen. De houdingen zyn voortreflyk, en de hartstochten worden 'er volmaakt door uitgedrukt. De gedaante van zyne vrouw Agrippina is ongemeen keurig, en geeft eene stille, edele bezorgdheid te kennen: hunne drie kinderen geeven eene rykheid aan het stuk , en vermeerderen de algemeene uitdrukking. Ik behoef u niet te zeggen, dat het groote kenmerk van Guido Rheni bestaat in het tedere en hartstogtelyke. Nooit vertoonde hy dit zo krachtig, als in zyne beroemde Magdalena, welke een der fraaiste sieraaden van dit paleis uitmaakt. Men kan zich in het gezigt van dit meesterstuk nooit verzadigen : de aandoening , die het den geest inprent, is in den hoogden graad zacht en behaaglyk Het beeld is meer dan leevensgroot, en allezins schoon. Het wyde hulsel is bleek, de schaduwen zyn door-  486 EEN BRIEF UIT ROME, doorschynend en vol weêrkaatsing ; en het stuk is verder versierd me twee fraai gekleurde engeltjes. Men vindt hier eene antieke marmeren Venus, meer dan leevensgroot, op een bed rustende, 't Is een bekoorlyk beeld: niets kan, myns dunkens, een beter denkbeeld van schoonheid geeven , daar nogthans de beeldhouwkunst, gelyk u bekend is, ten aanzien van de expressie , niet by haare zuster de schilderkunst haalen kan. Alle kleine fraaiheden en vereischten , door kenneren van zekere klasse uitgevonden , en in de vrouwlyke gestalte bewonderd , ziet men hier volkoomen uitgedrukt. Ab unguiculo ad capillum summum est festivissima In Palazzo del Duca di Brocciano, is een . uitmuntend stuk van beeldhouwkunst in den Griekschen smaak, verbeeldende eene slaapende Cleopatra. 't Is van Parisch marmer, en heeft eene dubbele leevensgrootte. Het hoofdhair is edel, en men kan uit de houding iers van het byzondere karakter deezer Koninginne opmaaken. Ik denk, dat de oude historieschryvers haar niet als eene volmaakte schoonheid beschreeven hebben; ook komt zy in dit beeld niet als zodanig voor: maar haare trekken boezemen egter eer liefde dan verwondering in; en ik kon deeze beeltenis niet aanschouwen , zonder my de verliefde rol, die zy met Antonius speelde, te herinneren. Deeze rol was zekerlyk strydig met de deugd en staatkunde; maar zo men zich de verscheidene en de aangenaame begaafdheden deezer vrouw te binnen brengt en daarby haare ryke uitvindingen tot vreugd en verrassing gadeslaat, is 't niet langer te verwonderen, dat zy den Romeinschen veldheer zodanig kon bekooren en betoveren , dat hy zynen voorgaanden roem , en zynen stryd , om de heerschappy over de wereld, vergat. Castor en Pollux zyn hier verbeeld tegen elkander leunende: daar zyn in geheel Rome geene twee fraaijere beelden dan deeze twee broeders ; en misschien is 'er geen slegter dan dat van Leda, welk 'er nevens staat-, hou-  OVER EENIGE MERKWAARDIGE SCHILDERYEN ENZ. 487 houdende het ei in haare hand. Merkwaardig is het, dat in verscheidene werken der oudheid , de voornaamste figuuren met groote kunst, en de geringere elendig slecht uitgevoerd zyn. De verkeerde zyden van Syrische en Grieksche gedenkpenningen, zyn meestal maar middelmaatig. Men ziet hier ook de minnaryen van Jupiter, op vyf groote cartons, door 't penseel van Julio Romano. Dit werk is oneindig veel naauwkeuriger en volmaakter, dan gemeenlyk de stukken van dien beroemden kunstenaar waren. Hy muntte meer uit in vruchtbaarheid van verbeelding en in leevendigheid van genie, dan in bevalligheid of natuur; en op zyn koloriet was byna nooit te roemen. Titian is insgelyks een der groote kunstenaaren, wiens stukken dit paleis versieren; onder anderen is zyn Paus Sixtus IV, eene zeer uitvoerige schildery, vol natuur, en verwonderlyk van koloriet. Michel Angelo zeide van deezen kunstschilder , dat hy volstrekt onnavo!gbaar geweest zou zyn, had hy de antieken zo naauwkeurig bestudeerd als de natuur. Twee van zyne schilderyen worden by uitstek gepreezen: 't eene is een laatst Avondmaal , berustende in de eetzaal van het Escuriaal in Spanje ; 't andere wordt te Milaan bewaard , verbeeldende Christus met doornen gekroond. De hoofdfiguur in 't laatstgemelde stuk, heeft eene meer dan natuurlyke bevalligheid en grootheid; en de houding geeft goedheid en nederigheid te kennen, gepaard met achtbaarheid en smert, welke, naar men meent, door geen ander penseel, dan dat van Titian , zo treffend had uitgedrukt kunnen worden. Maar onder alle schilderyen, die ik ooit gezien heb, verwonder ik my meest over eenige stukken van Correggio , die hier vertoond worden ; naamlyk zyn Leda en Danaë; zyne Io, Mercurius Cupido leerende leezen, en Cupido zynen boog afscbaavende. Ze zyn , om in den styl der kenneren te spreeken, helder, malsch, warm en teder: men kan van derzelver fraaiheid onmooglyk een denk-  488 EEN BRIEF UIT ROME, denkbeeld krygen zonder ze te zien. Dg tinten en trekken smelten behoorlyk in een, en de weezenstrekken, deelen en omtrekken zyn volkomen onderscheiden en. bepaald. Gewislyk is de natuur nooit zo gelukkig afgebeeld! Raphaël is in 't algemeen groot, en bezit die standhoudende schoonheden, welke door 't bestudeeren der antieken, verkreegen worden: maar ik begryp niet , dat hy zo veel verwondering baaren, en in zulk een hoogen graad behaagen kan als Correggio. Het schoone van den eersten is in andere meesters insgelyks te vinden: maar het penseel , bet koloriet, en de bekoorlyke gratie van den laatsten, zyn hem byzonder eigen. Gy merkt ongetwyfeld, dat Correggio myn gunsteling is ; en ik moet u verlof verzoeken, om my te vermaaken met het ontwerpen van eene schets der kenmerken, waaraan deeze groote meester,te onderscheiden is. Correggio is nooit te Rome geweest, en heeft dus nooit gelegenheid gehad, om de schoone overblyfsels van de oude kunstenaaren te bezigtigen. Hieraan is de byzonderbeid van zyne behandeling toe te schryven, en dit is ook de rede , waarom hy in kleinigheden niet zeer naauwkeurig was, noch door de arbeidzaame toets .der kunst verwondering zogt te verwekken. Hy beging fouten in het tekenen van een hand of arm; maar kleine onachtzaamheden verminderden de waardy van zyne schilderyen niet. Hy liet den roem van in beuzelaary uit te munten voor lieden van minder genie over. Hy was verwonderlyk in de keuze zyner onderwerpen: zyre verbeelding was vruchtbaar; en in 't schilderen van vleesch, wist hy het tedere met het krachtige te paaren. Zyne beelden zyn fraai rond, en 'er is niet de minste hardheid in zyne omtrekken. De hartstochten kon hy treffen en sterker doen werken dan eenig ander meester. Zyne expressie was natuurlyk en fraai, hebbende iets bekoorlyks, welk onmooglyk uit te drukken is, en waarin alle aanschouwers behaagen vonden. De kunst van beelden in de  VI. Afd. XIII. Deel; LI  DE ZON. Wees welkom, welkom, gouden Zon! Wat vreugd! 'k zie u, ^o Levensbron! Met nieuwen luister pronken. Hoe groot moet by niet zyn, wiens magt U zulk een weêrgaêlooze pracht En invloed heeft geschonken! Uit uwe vuurzee daalt en vloeit De warmte, om alles wat 'er groeit Zyn kracht en glans te geeven. Gy schenkt aan boom- en veldgewas Den trotschen eik en 't laage gras, Zyn' groei, en bloei, en leven. Gy schetst des braaven beeldtenis, Die zo veel goeds als mooglyk is, Menschlievend, wil verrichten : Die, door de hulp van zyn verstand, En 't weldoen van zyn milde hand, Zich kwyt van de eêlste pligten. L. wan-  WAARE rykdom Wat doet een mensch toch , spade en vroeg Naar aardsche goedren streeven» Als ware één waereld niet genoeg Voor zyn kortstondig leven; Daar hy 't begeerde naauw' verwerft, Of 't is hem nutloos, en hy sterft ? Geen goedren zyn onze achting waard', Wier broosheid ons doet klaagen. Dit doet den wyzen , hier op aard', Een' beter schat bejaagen. 't Is deugd alleen waar hy naar haakt Die eeuwig hem gelukkig maakt. LI 2 de  DE WINTER. Hoe bar en naar vertoont zich 't veld! De huiverige kudden zuchten; De noordewind blaast met geweld Uit akelige winterluchten; De grond is yzer; al wat leeft Gevoelt de koude, trilt en beeft. 't Baart echter my geen ongemak. Geen guur saizoen kan my verschrikken; Daar 't warme kleed, het digte dak, En spys en drank me , om stryd, verkwikken. Daar 't zachte bed, voor my gespreid, Met zoete droomen my verbeid. Doch wee hem! die door tegenspoed En bang gebrek zich 't hart voelt prangen ; Den man, wiens eerlyk, vroom gemoed Zich schaamt door beedlen 't brood te erlangen, Den man, die, ziek en afgeleefd, Noch bed, noch dek, noch voedsel heeft. En gy, gy draalt, gevoelloos hart, Hem by te staan naar uw vermogen? Gevoel zyn jammer, angst en smart, En help hem door uw werkzaam poogen. Wiens 's naasten leed geen deernis baart,' Is zelf geluk noch zegen waard'. L.    DE GEREGTIGHEID ALS DE VOORNAAMSTE BAND DER MENSCHELYKE MAATSCHAPPY VOORGESTELD. .. . To fend the injur'd undress'd away How great soe'r the offender and the wrong'd, • - Howe'er obscure is wicked — weak and vile. ., * smollet's Regicide. Onder de groote deugden, waarover de oude en hedendaagsche zedemeesters in hunne schriften, gesprekken en redevoeringen gehandeld hebben, is de gerechtigheid in den hoogden rang geplaatst, en met de meeste naauwkeurigheid onderzogt. Inderdaad is zy de alleruitgstrektste , en bevat onmiddelyk de overige deugden in zig. Bezwaarlyk zal men zig een onderscheiden denkbeeld van eenige deugd vormen, met uitsluiting van anderen; maar de gerechtigheid te begrypen, afgetrokken van alle overige deugden of slechts van eene derzelven is volstrekt ondoenlyk. Hy kan jegens zichzelven niet rechtvaardig zyn, die zig door onmaatigheid ziekten en zwakheden op den hals haalt; hy kan jegens zyne vrienden, zyn huisgezin , zyne vrouw en kinderen niet rechtvaardig zyn, die de wysste middelen tot hun behoud verwaarloost, en, by gebrek aan voorzichtigheid, de zwakken, de hulploozen aan armoede en elende blootstelt. Hy kan jegens zynen Koning en zyn vaderland niet rechtvaardig zyn, die geene waare kloekmoedigheid bezit om zich tegen onwettige verdrukking en geweldige aanvallen te verdeedigen. Die edele heldenmoed , die patriotsche geest, welke in de groote mannen der oudheid gloeide, dwingelanden vernederde , gemeenebesten opregtte, en de vryheid verdeedigde, was slegts eene verhevener soort van gerechtigheid, eene hooger geklommene liefde tot deugd, op het algemeene geluk doelende. Dus bevat de gerechtigheid een geheel stelsel van pligten , by uitneemendheid onLl 3 der-  494 DE GERECHTIGHEID DE BAND derscheiden door den naam van socielle of gezellige deugd, zynde die band der maatschappy, die knoop der vriendschap , waardoor de harten der enkele persoonen aan malkander verbonden en ondersteund worden. De twee voornaame regels der gerechtigheid zyn, „ elk het zyne te geeven" en „ niemand te beleedigen." 't Eerste betreft meer onmiddelyk den handel en 't verdrag der menschen onder elkander, en bevat alle verpligtingen, welke voortkomen uit hunne behoeften, noodwendigheden , en uit den eisch , dien de een op den ander heeft. 't Laatste is nog uitgestrekter, als sluitende een verbod van alle ongerechtigheid in, en zynde dus betreklyk tot alle menschlyke daaden. Zonder deeze wet zou het leeven aan geduurige gevaaren blootgesteld, en alle bezitting onzeker zyn; de eer, de goede naam zou afhangen van de genade van vermomde roovers en verspreiders van kwaade gerugten. Zy is 't, die de verscheidene deelen van regeeringe digt aaneen hegt, den burgeren de verpligting oplegt om aan hunne wettige overheden te gehoorzaamen, en de magistraatspersoonen gebiedt voor 't geluk der maatschappy te zorgen. Deeze wederzydsche verpligtingen weggenomen zynde, zou het bestier geheel verbasteren; daar zou eene volstrekte regeeringloosheid de overhand neemen; en de menschen zouden in woeste dieren veranderen. De geschiedenissen zyn vol voorbeelden van streng recht, geoefend tegen lieden, die zich niet ontzagen de nooddrustigen te verschalken, en den last te verzwaaren, waarmede de wreede armoede deeze ongelukkigen reeds al te geweldig drukte. Ibrahim, Dei van Algiers, begeerig zynde om den aanvang zyner regeeringe gedenkwaardig te maaken door eene rechtvaardige daad, welke in 't hart der snooden een afschrik van de verdrukking zou te weeg brengen, en tevens de dankerkentenis van menschlievenden en van haaters der ongerechtigheid te verwerven, verkleedde zich tot dat einde als een slaaf, en ging vroeg in dito morgen, met een vriend, op gelyke wy-  DER MAATSCHAPPY. 495 wvze verkleed, uit zyn paleis, om de straaten zyner hoofdstad te bezigtigen, en te letten op het gedrag van hun die levensmiddelen verkogten. Zy kwamen eerst in een winkeltje, waar Ibrahim vermoedde dat de handel niet zuiver was. Hier vertelde zy, dat hun meester hun uitgezonden had om in 't land te werken, waar zy in t eeten en drinken zeer kort gehouden waren; dat zy wat ryst en rozynen moesten hebben, om zich eens regt naar de gewoonten van hun land te vermaaken; dat zy hiertoe overleid hadden in een kroeg te gaan, en na 't eeten een vrolyk glaasje te drinken. Zy verzochten verder, dat 'er van deeze smokkelaary niets gerept mogt worden; want als hun meester 'er achter kwam , zou 't hun zeer kwaalyk bekomen zich zo lang in de stad opgehouden te hebben. De winkelier verzekerde, dat zy daar zeer gerust op konden vertrouwen; maar hy droeg zorg, hun de ryst en rozynen ver boven den prys, door de regeering vastgesteld, te verkoopen; denkende, dat 'er geen gevaar was in t bedriegen van een paar arme slaaven. De Dei keerde weder naar zyn paleis, trok de geleende plunje uit, en plaatste zich, in zyn gewoon gewaad uitgedoscht, op den troon der gerechtigheid. Kort daarna naderde de persoon , die hem vergezeld had, den troon, en klaagde, dat de winkelier hem voor de ryst en rozynen te veel geld had afgenomen. Straks werd een gerechtsdienaar naar den Moor afgevaardigd, om hem voor den Dei te doen verschynen. Hy ontkende de zaak, en verklaarde den slaaf voor een bedrieger, die hem door list zyn goed dagt te ontvreemden. Hy hield staande , dat hy zyne waaren voor den bepaalden prys verkogt had, en dat de slaaf, nu hy gerysd was, hem kwam verklaagen, om, ware 't mooglyk, volgens vonnis zyn geld weêrom te krygen. Schoon de Dei wel wist, dat dit alles volstrekt onwaar was, wilde hy echter niet verklaaren dat hyzelf by den koop was tegenwoordig geweest. De Moor kreeg derhalven alleen bevel om niet van 't hof te gaan tot nader aanzegging. Ondertusschen werd Ll 4 'er  496 DE GERECHTIGHEID DE BAND ENZ. 'er in verscheidene straaten der stad, en inzonderheid in de buurt waar hy woonde, uitgeroepen, dat al wie tegen zulk een winkelier eenige beschuldiging had in te brengen, 't zy een Turk, Moor, Christen of Jood, zich daarmede terstond naar het paleis moest vervoegen, en hem by den Dei verklaagen. 't Leed niet lang, of 'er kwamen verscheidenen op, en beschuldigden hem wegens knevelaary. De Dei vraagde, hoe hy in zyne tegenwoordigheid een loogen dorst staande houden; liet hem zonder uitstel vyfhonderd stokslagen tegen de voetzoolen geeven • en verwees hem daarby in de boete van vyfhonderd piasters, omdat hy het gerechtshof door loogentaal ontheiligd had. Dit was echter slechts een voorspel van zyne straf; want zo dra 't volkomen beweezen was, dat hy zyn werk gemaakt had van op arme en behoeftige lieden te stroopen werd hy veroordeeld om opgehangen te worden, ■ tot afschrik voor allen, die tot zulk eene wreede en verderflyke schelmery mogten neigen. BE VALSCHE VRIEND. Een zedeleerend verhaal. the froendships of the World are oft Confedracies in Vice or Leagues of Pleasure. addison's Cato. Eene zeer geringe kennis van de wereld is genoeg om ons te overtuigen, dat het niet gemaklyk valt eenen waaren vriend te vinden, 't Ontbreekt wel niet aan lieden, die voorgeeven met deeze edele neiging bezield te zyn. Men ontmoet hen op alle plaatsen ; geen land is 'er Waar zy niet gebooren worden. Maar een edelmoedig vriend is , gelyk een groote diamant in de mynen van Golconda, zeldzaam aan te treffen. De begeerte naar 't geluk, welk uit ongeveinsde vriendschap voortvloeit, be weegt  DE VALSCHE VRIEND. 497 weegt ons echter dikwerf, om 't oor te leenen aan de bedrieglyke verzekeringen van listigen en baatzuchtigen, wier toeleg alleen is, om misbruik te maaken van onze ligtgeloovigheid, en om zich door onzen ondergang te verheffen. Alfred en Edwin waren de zoonen van twee Heeren, die slechts een zeer middelmaatig vermogen bezaten. Zy kenden elkander van de eerste kindschheid af. De naauwste vriendschap had langen tyd tusschen deeze twee huisgezinnen stand gegreepen, en 'er was hoop, dat dezelve ook onder de wederzydsche kinderen zou blyven voortduuren. Alfred was edelmoedig , oprecht, en rondborstig; Edwin, agterhoudend , listig en baatzuchtig. De eerste sprak altoos, zo als zyn hart gevoelde, en haatte de hunstenaaryen van bedrog en misleiding; terwyl de laatste zyne weezenlyke inzigten verborg, onder den fraaijen schyn van vriendlykheid en achting. Alfred, bedroogen door de schynbaare oprechtheid van Edwin, stelde altoos een volkomen vertrouwen in hem. Eenige jaaren lang had hy geene rede, om zich over deeze onvoorzigtigheid te beklaagen; daar deed zich geene verzoeking op, waardoor 't weezenlyke karakter van Edwin ontdekt kon worden. De geringheid van 't vermogen, welk zy van hunne ouderen te verwagten hadden, bewoog hen beiden om zich aan den koophandel te begeeven, en zy waren 'er eenigen tyd beiden gelukkig in. Doch het bankroet van een koopman, die 't grootste deel van Edwin's effecten in handen had, bragt hem éénsklaps in groote verlegenheid. Zyn verlies trof hem des te feller, omdat hy eene vrouw en verscheidene kinderen had. Alfred was met een oprecht medelyden wegens zynen vriend aangedaan ; hy tragtte hem eenigen tyd in zyn ongeluk te ondersteunen; maar vindende dat het gekrenkte krediet onmooglyk te herstellen was, nam hy hem en de zynen by zich in huis, en zorgde op de edelmoedigste wyze voor hun onderhoud. „ Hoe gelukkig ben ik," zeide hy menigmaal tot zich LI § zel-  493 DE VALSCHE VRIEND zelven, „ het vermogen te hebben om de rampen, die „ het hart van mynen vriend drukken, te verzagten, en „ dit waardige huisgezin uit de naarste bekommernissen „ te redden ! Ik heb deeze gunst van den Hemel zelven „ ontvangen; de Voorzienigheid schonk my geluk, opdat „ ik in staat zou zyn, om de traanen van de oogen der „ ongelukkigen af te droogen, en hun gekerm in vreug„ degalmen te doen veranderen." Edwin betoonde zich niet ondankbaar; hy erkende blymoedig de ontvangene weldaaden , en 't scheen hem te jammeren, wanneer hy niets kon toebrengen tot bevordering van zyns vriends geluk. Hy hielp hem in zyne bezigheden , en nam alle gelegenheden waar om hem te overtuigen, dat zyne genegenheid aan geen onwaardig voorwerp besteed was. Terwyl het geluk haare woonplaats onder Alfreds dak scheen genomen te hebben, gebeurde 'er een geval waardoor 't weezenlyke karakter van Edwin in 't echte licht gesteld werd. Avaro, een verre neef van Alfred, kwam te rug uit Indie, waar hy eene ongemeen voordeelige bediening had waargenomen. Met ziekten gekweld , en door de hitte van Asie verzwakt, kon hy van zyne schatten geen genot hebben; een gevoelloos gemak was alles, wat hy te hoopen of te wagten had. „ Ik ben gekomen," zeide Avaro tot Alfred, ,, om myn gebeente in 't graf „ van mynen vader neder te leggen, en u de goederen , na te laaten, waarvan ik geen gebruik kan maaken. „ Ik heb myne jeugd in geduurige beslommeringen door„ gebragt , en midden in de hitte der verzengde lugt„ streek gezwoegd om schatten te vergaderen, welke ik „ t'onregt voor de bron van het geluk hield. Maar de   tyd heeft my deezen blinddoek afgetoogen, en de droe„ vige ondervinding heeft my ten overvloede doen zien, „ dat ik my afsloofde om smerten, in plaats van vermaa„ ken, opëen te hoopen, en dat de rykdom te duur ge  kogt wordt ten koste van gezondheid en krachten. Ik „ weet, dat het thans te laat is, om dit te bedenken, » en  DE VALSCHE VRIEND. 499 en dat het vooruitzigt van rykdommen, op een afstand beschouwd, ons te sterk aanlokt om verduisterd te kunnen worden , door de verzekeringen van hun , die , reeds jammerlyk bedroogen zyn, en gaarne een ander „ zouden willen afraaden het voorwerp hunner wenschen in ongezonde landen te zoeken; maar men behoorde zich nogthans voor te stellen , dat 'er menigvuldige rotsen des verderfs in de tusschengelegene ruimte ver„ spreid zyn, en dat, als één verkrygt 't geen hy door „ zo veele gevaaren en moeilykheden gezogt heeft, dui„ zend daar tegen omkomen. De eenige troost, die my „ thans overblyft, is, dat gy de vrugten van mynen ar„ beid zult plukken, en dat een gedeelte der schatten, door my vergaderd, besteed zal worden om het kille „ gezigt der armoede van de deur des behoeftigen af te „ keeren , en de smerten der armen, op het ziekbed „ kwynende, te verzagten." Niemand kon de kracht van deeze pligten der menschlievendheid sterker voelen dan Alfred. Buiten staat om woorden te uiten, beantwoordde hy Avaro eenigen tyd alleen met traanen , die zyne opregte teêrhartigheid te kennen gaven. Doch eindelyk beloofde hy aan zynen wil te gehoorzamen, wanneer hy ooit het ongeluk mogt hebben van een vriend te verliezen, die hem zo edelmoediglyk gelegenheid had gegeeven om de beminlyke deugden der weldaadigheid in haare verste uitgestrektheid te oefenen. 't Was ondertusschen Alfreds lot, eenigen tyd van dit hartstreelend genoegen verstoken te zyn. Edwin , de verraaderlyke Edwin, plukte zyn geluk, eer 't ryp was, af, en verydelde alle zyne aangenaame hoop. Hy drong zich in de gunst van Avaro, en niet te vrede met het groote aandeel welk hy aan zyne vriendschap kreeg, zogt hy op eene verachtlyke wyze de belangen van Alfred te onder-, mynen , en hem te berooven van die aanzienlyke goederen, welke hy met rede te verwagten had. Hy verdubbelde zyne poogingen, en boezemde Avaro door snoode kun-  500 DE VALSCHE VRIEND. kunstenaary, ongunstige denkbeelden wegens Alfred in. 't Ongeluk wilde, dat Alfred, om zekere bezigheden te verrichten , zich eenigen tyd in een afgelegen gedeelte des koningryks moest onthouden ; en Edwin verzuimde deeze gelegenheid niet, om zyne schandelyke oogmerken te bereiken. Toen Alfred weder t'huis kwam, lag Avaro geheel buiten kennis. Hy ademde nog; maar zyne zinnen waren voor altoos verlooren. Deeze toestand was het uitwerksel van eene ruime gift opium, welk de verraaderlyke Edwin, na hem alvoorens zeer onregtmaatige gedachten wegens Alfred ingeboezemd, en hem bewoogen te hebben, om een testament ten zynen voordeele te maaken, onder zyne artzenyen gemengd had; opdat hy buiten staat mogt zyn, om den misstap, ten nadeele van zynen neef gedaan, te verbeteren. Alfred, troostloos over 't verlies van Avaro, werd by 't openen van het testament op 't onverwagtste door schrik bevangen. De geheele nalaatenschap was Edwin toegelegd, geduurende zyn leeven, na welks einde ze op hem moest vervallen. Thans gingen Alfred de oogen open. Hy merkte duidlyk het oneerlyk gedrag van Edwin, en zich niet verwaardigende met een man van zulk een verfoeilyk karakter te spreeken , verliet hy terstond de kamer, en wilde hem nooit weder in zyne tegenwoordigheid dulden. Hy troostte zich echter met de aangenaame bewustheid van door geen wanbedryf reden tot zyne teleurstelling gegeeven te hebben , en bedagt dat een armlyk bestaan, door deugdzaame nyverheid verkreegen, veel meer waardig is, dan de schatten van een gantsch Ryk, door valschheid en bedrog byëen vergaêrd. Edwin had geen genot van de goederen, hem door Avaro nagelaaten. De wroegingen van zyn schuldig geweeten lieten hem geen oogenblik in rust. De schim van Avaro was in zyn geheugen afgemaald, en kwelde hem geduurig op alle plaatsen. Zyne gezondheid ging met zyne rust verlooren, en zyn leeven werd een ondraaglyke last. De vrees van in de tegenwoordigheid van zynen Maa-  DE VALSCHE VRIEND. 501 Maaker te verschynen, belaaden met de alleryslykste misdaaden, bragt hem tot krankzinnigheid; en zyne eigen hand opende hem eindelyk een weg naar de eeuwigheid. ' De dood van Edwin herstelde Alfred in 't bezit der goederen , waarvan by zo onregtmaatig beroofd was. Maar de pligten der menschlykheid waren te diep in zyn hart geprent om uitgewischt te kunnen worden, zelfs door de snoode handelwyze van Edwin. Zyne edelmoedigheid deed hem traanen storten op het graf van zynen valschen vriend; en hy droeg zorg dat deszelfs huisgezin zich op eene zeer fatsoenlyke wyze kon onderhouden. AANMERKINGEN OVER DE VERSCHILLENDE GEWOONTEN VAN VREEMDE VOLKEN. Men heeft dikwerf aangemerkt , dat de zeden en gewoonten van verschillende volken elkander even zo ongelyk zyn als hun uitwendig voorkomen ; en schoon alle deeze verscheidenheden ongetwyfeld uit de zelfde bron voortvloeijen , en in 't begin den zelfden oorsprong gehad hebben , zyn ze egter in eene lange reeks van jaaren menigmaal zo verbasterd , en somtyds zo tegenstrydig geworden , dat wy vergeefsche moeite doen , wanneer wy ze tot de eerste beginsels toe , willen naspooren. De leidraad , dien wy in deezen kronkeligen doolhof van gissingen moeten volgen, ontschiet ons, en wy worden schielyk in ons vrugtloos onderzoek verbysterd. De weldaadige neiging der menschlievendheid is eene der edelste eigenschappen van 's menschen hart; en het weldoen schynt geheel van onszelven af te hangen. Immers mogen wy, wanneer iemand ons om hulp aanspreekt, zyn verzoek al of niet inwilligen ; en 't zou ons dwaas of veragtlyk voorkomen, zo men ons de edelmoedigheid wilde afraaden , uit vreeze „ dat wy ons daardoor in eene schuld  502 VERSCHILLENDE GEWOONTEN schuld mogten steeken , waarvan wy ons naderhand niet zouden kunnen ontslaan. Hoe onnoodig ondertusschen zulk eene waarschouwing in ons land moge schynen , 'er zyn nogthans landen, waar ze geenszins overtollig is, In alle staaten van Barbarye verandert eene vrye gifte van zelf in eene schuld , welke de geever, volgens 's lands wetten, verpligt is te betaalen. Verscheidene kooplieden hebben dit, tot hunne schade en spyt, ondervonden. Omtrent het begin der tegenwoordige eeuw , woonde te Algiers zeker Grieksch koopman , die doorgaands jaarlyks eene reis naar Tunis of Egipten deed , om aldaar handel te dryven met de waaren , welke hy van de Mooren en van de Europische koopvaarders gekogt had. Terwyl by deezen tak van koophandel dreef, overleed een van zyne landslieden , hebbende hem tot voogd over zyne nalaatenschap benoemd. Onder andere legaaten, tot Godvrugtige einden verordend , had de overleedene ook eene som gelds vastgesteld , om onder behoeftigen en ongeluk, kigen uitgedeeld te worden. Op zekeren morgen zag de koopman , langs de straat gaande , een Moor in een stuk van een mat zitten , verlamd en byna blind. Aangedaan over een voorwerp , waarin alle menschlyke elenden vereend scheenen , luisterde de Griek naar zyne beweeglyke taal , en zag, met eene aangenaame voldoening , dat de arme man zig bezig hield met het maaken van garen rygveters , en welk handwerk , gevoegd by de giften der milddaadigen , hem zyn schamel onderhoud verschafte. Zulk een ongewoon gezigt van armoede en naarstigheid, zo aanmerklyk in 't zelfde voorwerp gepaard , bewoog den koopman tot medelyden , en hy gaf met traanen in de oogen den bedelaar een handvol aspers. Deeze, verbaasd over zulk een onverwagt voorbeeld van goedheid , volgde op zyne krukken den Griek na , en bad den Hemel om de uitgeleezenste zegeningen over zyn hoofd uit te storten. Hy verhaalde aan elk, die hem ontmoette, de uitsteekende liefdaadigheid , hem door den Christen beweezen. Het volk , door dit blyk van mildheid getroffen , hielp den kreu-  VAN VREEMDE VOLKEN. 503 kreupelen in 't uitgalmen van 's mans lof. Dit, zeiden zy, is inderdaad een bewys van algemeene weldaadigheid, dewyl ze zig uitstrekt tot een persoon van verschillenden Godsdienst. De bedelaar volgde zynen weldoener, tot dat hy 't huis ontdekte waar hy woonde , en plaatste zig voortaan zo, dat de koopman hem daaglyks moest passeeren. Den naastvolgenden dag herhaalde de eerste zyn verzoek , en de laatste zyne mildheid. De Mahometaansche Priesters zelf werden bekoord door een gedrag, zo ongewoon in een man van verschillende gevoelens, en men beschouwde den Griek , de gansche stad door , met verwondering. Hy oordeelde , dat hy aan den laatsten wil van zyn overleeden vriend niet beter kon voldoen , dan door een gedeelte van het legaat, den behoeftigen toegedagt , aan dit beklaaglyk voorwerp te geeven, dewyl het dan scheen te kunnen strekken , om den ongeloovigen liefde te doen opvatten voor de weldaadigheid der Christenen. Hy herhaalde derhalven daaglyks zyne giften , tot dat hy weder naar Algiers vertrok. De bedelaar hield nog bestendig zyne vaste plaats ; dog zynen weldoener missende, vernam hy naar hem , en werd tot zyn leetweezen gewaar , dat hy niet langer in 't Koningryk was. Dikwils hief hy zyne handen hemelwaards en bad om zyne behoudene wederkomst. Het duurde egter zes maanden eer hy hem weder, zag, en toen hem dit eindelyk gebeurde , gaf hy zyne blydschap in leevendige uitdrukkingen te kennen. De koopman wilde hem , tot dank voor zyne vriendlykheid, wederom iets geeven , dog de kreupele weigerde dit aan te neemen, en zeide, dat het beter was alle de agterstallen in ééns af te doen. Deeze weigering klonk zeer vreemd in de ooren van den koopman , die hierop vraagde , wat hy door agterstallen verstond ? De Moor gaf hem ten antwoord , dat hy omtrent zes maanden afweezig geweest was , en dat dus de daaglyksche giften , die geduurende zyne reis waren agtergebleeven, honderd en tagtig reaalen bedroegen , welke som hy hem thans schuldig was. De Griek  504 VERSCHILLENDE GEWOONTEN Griek lagchte om het onbeschoft antwoord des bedelaars,en stond eene wyl in twyfel, of hy veragting of straf verdiende. Dog begrypende , dat het laatste ligt by het volk als wreedheid kon worden aangemerkt, ging hy henen, zonder zig te verwaardigen 'er op te antwoorden. De bedelaar bragt egter zyne klagten in by den Dei , en de koopman werd gedagvaard om zig te verdeedigen. De Moor verklaarde , dat de koopman , geduurende eene geheele maand , hem alle dagen een reaal gegeeven had, maar dat zyne milddaadigheid nu was ingetrokken ; dat hy zelve, door de merklyke vermeerdering zyner klanten, op den weg geweest was om ryk te worden , maar dat deeze aanzienlyke inkomste hem bewoogen had om zyne andere kostwinning te laaten vaaren, dewyl hem, wegens de zwakte van zyn gezigt , het maaken van rygveters zeer zwaar viel ; dat de koopman vertrokken was, zonder hem in 't minst te waarschouwen , dat zyn pensioen zou ophouden ; dat hy vervolgens ook getrouw op zyn post was gebleeven , en daaglyks den Hemel gebeden had , om de behouden wederkomst van zynen weldoener; dat hy , op de betaaling van zyn pensioen wagtende , eenige schulden gemaakt had , die hy niet kon afdoen ; en eindelyk , dat de koopman , door hem aangesprooken om 't agterstallige geld, gelagchen en zelfs gedreigd had zyne onheschoftheid te straffen. De gedaagde bekende , dat het geheele verhaal van den Moor letterlyk waar was , maar beweerde, dat de aalmoezen tot de willekeurige daaden behoorden, en dat het dus geheel van den geever afhing , wanneer hy 't goedvond , daarmede op te houden. Nadat de raad de zaak overwoogen had , werd de koopman veroordeeld, om den bedelaar voor ieder dag , sedert zyn vertrek, een reaal te geeven, en nog een piaster daarenboven voor de onvriendlyke bejegening. Dog hy kreeg by 't zelfde vonnis vryheid om te verklaaren , dat hy in 't vervolg geene aalmoezen of geschenken aan den Moor dagt te geeven. Dit betuigde de koopman meer dan eens , daarby voegen-  GABRIELLE EENE LOTTHAR. GESCHIEDENIS. 505 gende , dat hy zulk een vonnis in lang niet zou vergeeten. GABRIELLE. EENE LOTTHARlNGSCHE GESCHIEDENIS. Wanneer de vos; het listigste aller dieren, zyne prooi zoekt te belaagen , loert hy uit zyn verborgen schuilhoek op het zwakste gedeelte der kudde : 't is het tedere, weerlooze lam , waarop hy zyne tanden wet, en zyne jagt maakt. De mensch , in hoedanigheden aan de meesten zyner medeschepselen gelyk , volgt dikwils hun voorbeeld. De beschaafde woestaart , de galante avanturier, die op zyne eigene dwaasheid en ydelheid over de puinhoopen der vernielde verbintenis der samenleeving henen zweeft, bootst den vos in zyne loosheid na. Zyn oogvalt op eene onnozele, eenvoudige maagd, die op het land geboren en opgevoed, geene listen of laagen kent : zy behaagt hem, en hy merkt haar reeds aan als in zyn net verward. 't Gaat in de liefde als in den oorlog; de tiran vermaakt zig met overwinningen op de zwakken behaald. Gabrielle had het opzigt over haar broeders wyngaard In een dorp in Lotharingen gelegen. Deeze twee eerlyke landlieden waren alleen overgebleeven van eene samielje , die voorheen het dorp in bezit gehad , en haare nabuuren gelukkig gemaakt had. Frankryk , door ongemeenen tegenspoed in den laatsten oorlog met Engeland genoodzaakt tot buitengewoone hulpmiddelen over te gaan, leide den landlieden eene zwaare , onregtmaatige belasting op; de goederen, die men gereedlyk kon verkoopen, werden hun , onder voorwendsel van eene beleening , ontnomen , met belofte van ze weder te geeven , zo dra 'er vrede of beter tyd kwam. Deeze slag trof de rykste boeren allerfelst. Jaques, (vader van Gabrielle en van haar VI afd. XIII. Deel. Mm broe-  506 GABRIELLE. EENE LOTTHAR. GESCHIEDENIS. broeder Austin) moest 'er zeer veel by lyden , en droeg zyn smartlyk verlies met ongemeenen moed. 't Is voor een Franschman eene eer , gelegenheid te hebben om zig aan te merken als een onderdaan, wiens dienst den Souverein kan te stade komen ; weshalven de oude Jaques , aangedreeven door 's lands algemeen ongeluk toestond , dat zyn zoon Austin naar 't leger toog , en zig in den oorlog waagde. Na 't sluiten van den vrede kwam de jongman weder t'huis, en vond zyn gezin zeer verarmd. De verpande goederen werden niet wedergegeeven , de oude man bezweek onder zyn hartzeer, en liet de naleezing van 't overschot zyner eertyds ruimere bezittingen op zyn zoon en dogter berusten. Hun eigendom was nu zeer gering. Al wat zy hadden , bestond in een weinig lands, en een kleinen wyngaard. Den zwaarsten arbeid verrigtte Austin zelf, en Gabrielle , voor de huishouding zorgende, besteedde gewillig den tyd , dien zy daaglyks overhield , om haar broeder in ligtere bezigheden te helpen. Het aangenaame werk, dat in den wyngaard en in den tuin te doen was, werd door haar waargenomen. Zy snoeide de wynstokken, bond de dunne ranken op, rigtte ze naar de zon, en bezorgde alles naar behooren. De heer le Pon, eigenaar van een nabuurig kasteel en bosch , op zekeren morgen een toer met zyn rydtuig doende, digt by het dorp, zag aldaar Gabrielle, en vond haar schoon , gelyk zy inderdaad was. Los , golvend hair; leevendige oogen; een eirond aangezigt, met wit en rood geschakeerd, en slechts een weinigje door de zonnestraalen gebruind; eene gestalte, waaraan, in weêrwil van de ongunstige kleedy , niets ontbrak waren aan loksels, die le Pon met geene onverschillige oogen kon beschouwen. Pas had hy haare schoonheid opgenomen, of hy besloot reeds by zich zelven, eene slaavin zyner begeerten van haar te maaken. Hy bood haar eene plaats in zyn rydtuig aan ; maar zy bedankte hem. Hy steeg af;  GABRIELLE. EENE LOTTHAR. GESCHIEDENIS. 507 af, maar zy liep weg naar het dorp. Hy zag haar dien dag niet weder. 's Anderendaags zogt hy haar wederom, op, en was gelukkiger, 't Was zondag; hy trof Gabrielle aan, terwyl zy naar de kerk ging; haar broeder was een weinig vooruit. Hy begon een gesprek met haar, zeide haar, wie hy was, liet haar zynen rykdom zien, en bood haar aan al wat hy bezat. Gabrielle wees alles van de hand; de eenige gunst, die hy van haar verwierf, was, dat zy beloofde zich 's anderendaags avonds digt by haar dorp te laaten vinden. Hoe onvoorzichtig dit ook zyn mogt, de onbezonnene Gabrielle hield echter haar woord. Nieuwsgierigheid bewoog haar tot het speelen van eenen rol , waarin zy onbedreeven was; zy begaf zich in 't gevaar, om slechts te zien, „ hoe het avontuur zou afloopen." Waarschynlyk had haar gedrag ook nog andere redenen, die zy min openhartig bekende. Le Pon zag 'er niet kwaalyk uit, en droeg een ongemeen fraai kleed, waardoor zyne bevalligheden, in 't oog van een boerenmeisje, merklyk toenamen. Zy was derhalven eenigzins vooringenomen , toen ze hem, volgens afspraak , ontmoette, en zy kon niet Zonder tegenzin van hem scheiden. In 't kort, 'er was opgestemd, dat zy den volgenden morgen met hem voort zou gaan, en dat hy, om alle verdenking te myden, op zyn boers gekleed, by haar aan 't dorp zou komen. De bepaalde tyd kwam; le Pon verscheen ter plaatse, waar hy Gabrielle moest vinden, maar zag haar niet; —want zy was t'huis, en had berouw over haare onbedachtzaamheid. Hst bed is veeltyds de raadgeever van het hart; Gabrielle was geduurende den nacht geplaagd geweest met angstvallige gedachten over 't geen zy gedaan had en verder stond te doen, en zy begreep eindelyk, dat haar gedrag zeer dwaas was. Zy vreesde ook voorde gramschap van haaren broeder , wien zy niet alleen beminde, maar ook ontzag; zy begon te vermoeden, dat Mm 2 le  508 GABRIELLE. EENE LOTTHAR. GESCHIEDENIS, le Pon mooglyk niet veel goeds met haar voor had ; en van dit alles was het gevolg, dat zy besloot haare belofte niet naar te komen. Le Pon wagtte haar met groot verlangen op de bestemde plaats, tot dat zyn geduld hem eindelyk begaf. Hy sloop toen met zyn boersch pakje stilletjes door het dorp, en kwam voor de deur van de hut, waarin Gabrielle woonde. Zy schrikte, zodra zy hem zag. Haar hart klopte; haare oogen dwaalden verwilderd heen en weder; haare wangen bloosden. „ Gabrielle," zeide la Pon, „ myne lieve Gabrielle, waarom hebt gy uw „ woord niet gehouden?" ——— „ Och! Mynheer le „ Pon," antwoordde zy, „ ik kan niet ■ 'k wil „ zeggen , ik wil niet meêgaan." — „ Niet meê „ gaan! waarom niet?" „ Och! ik kan 't u niet zeggen; „ maar zeker, zeker Mynheer le Pon, ik kan niet — „ ik wil niet meegaan." - „ Zeg my tog, waar zyt „ gy bang voor?" «—■— „ Voor alles , maar meest „ voor myn broeder. Hy kan myn hulp niet ont „ beeren ; het huis, de wyngaard, de tuin, wie ,, zal voor dat alles zorgen? De gewassen zullen ver„ dorren; de vvynranken zullen omvallen; en als myn „ broeder vermoeid uit het veld komt , zal hy een „ koud verlaaten huis vinden , en Gabrielle zal onder „ da veragtlykste schepsels gerekend worden." . „ Myne lieve Gabrielle," hernam le Pon, hoe ydel „ is uwe vrees! Ik zweer , dat ik alles naar uwen „ wensch zal schikkcn ; voldoe slechts aan myne eenige „ bede, en gaa nu met my." Terwyl hy dit zeide, viel hy voor Gabrielle op zyne knieën. ,, Zult gy dan myn „ broeder te vrede stellen?" vraagde zy. , Daar kunt gy Sewis op vertrouwen," wat het antwoord. „ Neem „ my dan mede; verberg my dan voor 't gezicht van myn „ broeder , van myn hut, van myn wyngaard, ■ „ voor 't gezicht van alles; want my dunkt, alles beje„ gent my met smaadlyke verwytingen." Le Pon sloop met  GABRIELLE. EENE LOTTHAR. GESCHIEDENIS. 509 met haar agter het dorp om, zette haar in zyn rydtuig, en snelde met haar voort naar zyn kasteel. . Tegen den avond kwam de goede Austin aan zyne hut, en zag met verwondering, dat de klink van de deur opgehaald , en Gabrielle afweezig was. Hy had echter geen kwaad vermoeden; want hy dagt dat zyne. zuster ergens in de buurt zou weezen. 't Word ondertusschen laat ; Gabrielle's lange afweezigheid maakte hem eindelyk ongerust. Hy zogt by de buuren, en vond haar niet; maar men berigtte hem, dat zy in den morgen met een' vreemdeling achter 't dorp om was gegaan. Dit maakte hem zeer verlegen, en hy besloot haar den volgenden morgen, als 't mooglyk was, te agterhaalen. Hy was in 't uitvoeren van zyn voorneemen niet ongelukkig; de vertooning en 't geraas van een rydtuig, hadden de aandacht der meeste dorpelingen naar zich getrokken; en hy kreeg eindelyk zeker berigt, welk hem regtstreeks naar 't kasteel van le Pon leidde. Hy klopte aan, en vraagde naar den huisheer. Men zeide hem, dat hy niet t'huis was. „ Ik heb hem," zeide Austin, „ in 't „ voorbygaan ginds voor 't venster van dat vertrek zien „ staan." - „ Onbeschofte kinkel!" hernam de knecht; ,, durft gy my nog tegenspreeken? " —-—• Austin stiet hem ter zyde, en ging bedaard naar den ingang van 't vertrek , waarin hy le Pon gezien had. Hy opende de deur en vond le Pon alleen. „ Mynheer," zeide Austin, zich buigende, „ ik heb eene zuster ver„ looren, en weet van goeder hand, dat gy haar ge„ schaakt hebt. Ik kom hier niet als een hoerenvoogd, „ om te dreigen en te schelden; maar ik kom als haar ,, broeder, om haar getrouw en kloekmoedig hulp te bie„ den; myn pligt is , haar te beschermen, zo lang zy „ het verdient." ■ „ Myn vriend," antwoordde le Pon, „ geloof my, uwe zuster is hier niet." 't Spyt „ my," zeide Austin, „ een edelman te moeten tegen„ spreeken; maar my dunkt, ik hoor haar in de kamer Mm 3 ,, hier  510 GABRIELLE. eene lotthar GESCHIEDENIS.' „ hier naast." ,, Waarlyk , huisman, gy hebt mis." " •» Welaan Mynheer," hernam Austin, „ ik wil „ niets onbillyks vorderen ; ik wil de rechtmaatigheid van „ mynen eisch gelyk stellen met het recht, welk gy meent „ te hebben. Ik weet, dat gy dit onnozel meisje uit haa„ re hut gelokt hebt door kunstenaary, waartegen zy „ zich niet wel kon vermeren; maar laat haar hier by „ ons komen; ik wil 't aan haare keuze overlaaten of zy „ by u wil blyven of met my naar huis gaan. Gaarne wil „ ik de zaak door haare eigene neiging laaten beslissen." —— Hierop gaf le Pon hem geen ander antwoord, dan dat hy niets van zyne zuster wist. Austin, vindende, dat zyn openhartig voorstel geen ingang had, wilde in het vertrek gaan, waarin hy zyne zuster hoorde. De deur was geslooten ; hy zette 'er zyne knie tegen, drukte het . slot los, en zag Gabrielle, die hem terstond met traanen in de oogen om den hals viel. Hy vatte haar by den arm, en den schaaker met verachting aanziende, stond hy gereed om met haar het vertrek te verlaaten. „ Hoor „ my nog een oogenblik," zeide toen le Pon; „ dat ik „ uwe zuster geschaakt heb, is waar; maar ik heb haar ,, niet bedorven; haare deugd is nog onbevlekt. Wat u „ betreft , ik ben verwonderd over uw' onverfaagden „ moed: gy bezit eer en deugd, en ik twyfel niet of gy „ zoudt het geslacht van le Pon geen schande aandoen. ,, Geef my uwe zuster, en wees voortaan myn broeder." „ Daar hebt gy ze," zeide Austin; „ als zy u „ kan beminnen , ben ik te vrede." Gabrielle glimlagchte, en 's anderendaags werd zy Mevrouw te Pon. DE  DE DWAASHEID DER KLAGTEN OVER DEN STAAT WAARIN MEN LEEFT , AANGETOOND IN EEN OOSTERSCH VERHAAL. Te regt hebben zo wel de oude als hedendaagsche wysgeeren die rustlooze onvergenoegdheid der menschen berispt, welke, iederen rang en leevensstand doodlopende, en de menschlyke natuur grootlyks ontëerende, ons zelven lastig valt, en onzen Schepper beleedigt. Beschouwen wy al het geschapene met een opmerkzaam oog, wy ontdekken eene eindelooze reeks van wezens, die al nader en nader aan de volmaaktheid komen ; maar tot onze eigene schaamte en schande vinden wy nooit dat één eenig schepsel t'onvreden schynt met den gelukstaat, waarin het door den Maaker van 't heelal geplaatst is, uitgezonderd alleen de mensch. Deeze vergenoegt zich nimmer met het geen des Scheppers goedheid hem schenkt: by begeert alles, waarmede deeze goedheid hem kan zegenen; klaagt onophoudelyk over de beschikkingen der Voorzienigheid, en berooft zich van 't genot der gaaven aan hem geschonken, door eene belagchelyke, door eene onverzaadlyke begeerte naar 't geen hem ontbreekt. De voorwerpen, die wy van verre zien, lokken ons altoos sterkst aan, en wy schryven de grootste waardy toe aan 't geen wy niet kunnen verkrygen. Wy zyn te schielyk gereed om met de denkbeelden van overvloed en grootheid die van blydschap en vermaak te verbinden; en in plaats van alleen te gelooven, dat rykdom en magt tot ons geluk aanleidlyk kunnen weezen, besluiten wy terstond, dat ze ons volstrekt gelukkig moeten maaken. De luisterryke pragt der grooten, is voor ieders oog zigtbaar , terwyl hunne zorgen en gevaaren onze opmerking ontsnappen. Van zulke oppervlakkige beschouwingen is het gevolg, dat ons eigen beroep of leevensstand ons allerminst behaagt; dat wy menigmaal ons eigen bederf zoeken; dat Mm 4 wy  512 DE DWAASHEID DER KLAGTEN wy treuren, wanneer wy behoorden verheugd te zyn," en klaagen, wanneer wy rede tot dankbaarheid hebben. De zon, zegt een Oostersch Wysgeer, daalde reeds agter de westlyke heuvelen en verguldde met haare afwykende straalen de spitsen en toorens van Golconda, wanneer de gevangene Selima, uit een venster van 't serail des zoons van Nouradin. de landeryen, verre buiten de grenzen van haar bereik gelegen, met droefheid aanschouwende, haare oogen vestigde op eenige hutten, die aleen aan 't optrekken van den rook te onderscheiden waren , en den nederigen staat der geringe landlieden scheen te benyden. Zy werd begeerig om haaren eigen staat te verwisselen met die van onschuldige armoede en vrolyke gerustheid. Allengskens begon het benyde gezigt voor haare oogen te verdwynen, en zy hoorden het geraas van yzeren grendels en het sluiten der deuren, die haar omringden. Eindelyk geraakte alles in rust, alles was stil gelyk de uuren van den nacht, en het floers der duisternis overdekre de voorwerpen, die zy gezien had. Dit vermeerderde haare droefgeestigheid, en deed haar naare klagten uitboezemen. „ Ben ik, zeide zy , „ hiertoe , als een redelyk „ schepsel, gebooren, opdat ik voor altoos buiten de „ maatschappy geslooten en veroordeeld zou zyn, om het „ getal van de slaavinnen der Oostersche Monarchen te „ vermeerderen ? Waardoor heb ik dit van de hand der Voor„ zienigheid verdiend ? om welke rede heeft de geest der „ bedeelinge dit ongelyke lot over my beschooren'? Wend„ de ik myne ooren ooit af van 't gekerm der ongeluk,, kigen? sloot ik de opene hand van barmhartigheid voor de behoeftigen? Waarom word ik dan op deeze „ wyze gestraft? waarom moet ik het vermaak van onderlinge liefde voor eeuwig derven, en vergeefsche klag„ ten uitboezemen, tegen de muuren eener gevangenis? „ Toen ik een kind was, sloot de Engel des doods de , oogen myner ouderen, eer ik hun verlies wist; en , voor weinige maanden, rukte die zelfde bode der ver-  OVER DEN STAAT, WAARIN MEN LEEFT. 513 schrikkinge eene geliefde zuster uit myne armen, om haar naar het akelig gewest der schimmen over te brengen ; de overigen , die my dierbaar waren, draagen het juk der slaverny in de mynen van Agra , of „ dryven met de schepen van Indie op de wyde wateren; „ eenige weinigen, die tot hun geluk behaagd hebben aan , het oog des Sultans, leeven alleen om my het onder? „ scheid te toonen tusschen 't geen ik voorheen was, en „ 't geen ik thans ben. Ik heb myn verlies met geduld gedraagen. 't Is waar , ik schreide; maar ik vond „ troost in de eenzaamheid en benydde niemand. Dan „ het is gewislyk de yslykste aller plaagen, geen einde „ van de elende te zien , en getuigen te zyn van de „ overdaadige pragt der geenen, die weleer met my ge„ lyk stonden. Ik heb tot de slaavinnen gezegd: waar, „ om ontslaat myn heer de Sultan de maagd niet, die hy „ zyner omhelzinge onwaardig acht, en wier tegenwoor„ digheid zynen luister eer moet verduisteren dan ver„ meerderen? Maar zy beantwoorden myne traanen en „ jammerklagten met smaad , en haare harten worden „ nimmer tot , medelyden bewoogen. De nagt en stil„ heid heerschen door het geheele ferail; zelfs de ver„ schriklyke wagt, aan wiens zorg wy vertrouwd zyn, is door een diepen slaap bevangen. Wanneer, ach! wanneer zal ik die zoete onbewustheid van mynen staat genieten? Hartzeer en geduurige ontroering van geest, „ bannen alle neiging tot rust uit myne oogen; de nacht „ verschaft my alleen gelegenheid om myne smart te uiten; en myn grootst geluk is dit uur van rust, wanneer ik, ongestoord en ongehinderd, lucht kan geeven „ aan mynen beknelden boezem.'' Toen zy deeze laatste woorden gesproken had, werden de schaduwen der duisternis eensklaps opgeheven, en een ligt, gelyk aan de flikkering van den middag, verspreidde zich rondom haar. Zy zag op, en ziet, Azazel, de engel der bestraffinge, was haar verscheenen. Zy boog haar hoofd naar den grond, en vernederde zich voor zyn MM5 aan-  514 DE DWAASHEID DER KLAGTEN aangezigt. " Rys op Selima!" zeide hy: " hef uw hoofd " omhoog, misleide dochter der verdrukkinge. Ik ben " de geest, die met u was, toen gy nog een kind waart; " en in myn boek stonden uwe toekomende lotgevallen " geschreeven: ik was de engel, die de oogen uwer ou" deren sloot, en met myne hand uwe zuster wegnam; " onder myn bestier zyt gy gevangen, van de oevers van " den Oxus , tot Amurath overgebragt , en binnen de " muuren van zyn serail opgeslooten. Gy hebt geklaagd " over uw noodlot; gy hebt gezegd, dat de geest, die " over u waakte , uwe geboorte met stuursche oogen heeft " aangezien, en dat de rampspoed u voor haare dochter " heeft uitgekoozen. Maar ik ben gekomen om uwe " twyfelingen op te helderen, en u te leiden, waar gy " den zetel van rust kunt vinden. Laat myne woorden " diep in u dringen , en vast in uw hart geprent worden. " Ik zal den nevel van voor uwe oogen wegneemen; want " gy hebt niet geweeten, wat gy zeide. Gy hebt getreurd " over 't lot van uwe zuster, welke gelukkiger is dan gy " zyt, dewyl zy den zegen geniet, haar in de oorden " van zaligheid toegelegd. De staat van uwe gezellin" nen, die den Sultan bekoord hebben, is het voorwerp " van uwen nyd geweest: maar helaas! uw leeven is een " paradys in vergelyking van het haare. Gy hebt verdriet " gehad in de eenzaamheid, welke, zo gy 'er het regte " gebruik van gemaakt had , u geleerd zou hebben u zelve te kennen. Gy hebt geklaagd, dat gy niet geboren " waart met die schoonheid, welke duizenden bezitten, " en welke voor u geen zegen maar eene straf geweest " zou zyn. Ik zal u thans toonen, wat u wedervaaren " zou zyn, indien ik het niet belet had; indien uw laat" ste, uw verwaande wensch met den begeerden uitslag " bekroond ware; indien gy op uw beurt genood waart " om het bed van Amurath met Oostersche pracht te dek" ken, en te rusten op de zyden paviljoenen in de bin" nenkameren van het paleis. Keer u naar het oosten, " en aanschouw het geen ik u zal verklaaren." Zy  OVER DEN STAAT, WAARIN MEN LEEFT. 515 Zy gehoorzaamde , en zag eene vrouw, zittende op eenen troon, omringd met alle grootsheid van Oostersche praal: zy had de schoonheid van eene Hourie, en pronkte met het goud van Indie en met de edelgesteenten van Golconda. In haare tegenwoordigheid waren alle monden stom, alle knieën met bevreesden eerbied geboogen, en alle oogen nedergeslagen : zy ontving nogthans de menigte met koelheid, en 'er waren in haar gelaat geene trekken van blydschap by de aankomst van haaren heer: zy scheen zich aan te merken als of zy alleen was, schoon duizenden haar met verwondering aanschouwden, en tienduizenden voor haar nederknielden. ,, Let andermaal op haar, Selima," zeide de engel der bestraffinge, ,, nu de menigte, te rug wykende, haar ,, alleen in 't vertrek laat, en zeg my dan , of gy den ,, staat, waarin gy haar ziet, zoudt begeeren ? Draagt ,, haar gelaat geene kenlyke tekenen van vreeze ? Is zy ,, niet bewust, dat haar buitenspoorig geluk door verraad ,, of wisselvalligheid in een oogenblik kan eindigen ? en ,, vernietigd de schuld, als een slang in haaren boezem, ,, niet al den smaak van den wellust ? Zy ondervindt thans, ,, hoe ydel alle vermaaken zyn, die de deugd niet tot ,, grond hebben. - Maar zie, hoe de wagt in dit ,, oogenblik toeschiet, om haar te vatten, en te beschul,, digen van samenzweering tegen het leeven van haaren ,, meester. - Zie, hoe de trotsche zaal, en de al,, kove van vermaak verdwynen, en hoe de naare duis,, ternis en de tralien van eenen kerker haar verschrikken. ,, - Thans wordt zy 'er in gesleept, en men werpt ,, het zwarte floers des doods op haar. Vergeefs denkt ,, zy nu bevelen te geeven; vergeefs wil zy die hand op,, heffen, welke, weinige uuren te vooren, de woede des ,, volks zou hebben kunnen stillen, en de regeerders der ,, wereld vernederen. Zy smeekt om gehoor, en neemt ,, haare laatste toevlugt tot gebeden, traanen en ontschul,, digingen ; maar alles is vrugtloos. Zy wordt op de ,, steenen vloer nedergetrokken door de handen van slaa ,, ven,  516 DE DWAASHEID DER KLAGTEN ENZ.' „ ven, die haar de verschrikkelyke keuze geeven van den vergiftigden kelk, of den sabel. —— Zy drinkt; en „ zie, zy valt, meer en meer verbleekende, ter aarde. „ Zie daar de laatste stuip , ■■ den doodsnik, den „ zugt dien haar hart in de laatste benaauwdheid loost. „ Naauwlyks is 'er eenig verwyl: - men ontkleedt het nog warme ligchaam , verstoken van de begraafenis by de Koninginnen des lands , en geeft het „ als eene prooi over aan de arenden en gieren. ■ „ Zodanig zou uw laatst uur geweest zyn, verblinde „ maagd! uw leeven zou een even treurig einde genomen „ hebben als het haare. Draag derhalven uw tegenwoor„ dig lot zonder klaagen, en verwerp de verkwikking „ niet, die de hoop uw hart aanbiedt; maar wagt met ge„ duld op een gelukkiger uur. Noem de zulken alleen elendig, wier wangen nimmer van schaamte bloosden, „ en die zonder berouw ten grave daalen. "— De „ hoop is voor u nog niet verlooren; de hoop kan de ,, muuren uwer gevangenisse in een vermaaklyk lustprieel veranderen. Denk dan niet, dat uw lot op deeze aar„ de het lot der elendigen is; wees te vreden met de schikkingen der Voorzienigheid, en maak u door onbillyke klagten niet onderhevig aan de gramschap van eene Magt, oneindig grooter dan de uwe, eene magt, die u door eenen enkelen ademtogt tot stof kan verbry„ zelen." - Dit gezegd hebbende, strekte hy zyne hand over haar uit, en zy viel op een rustbed neder in de armen van den slaap, waaruit zy den volgenden morgen ontwaakte met volkomene overtuiging van de onregtmaatigheid haarer klagten , en met gewillige onderwerping aan het lot, haar in 'dit aardsche leeven toegelegd.  GEDAGTEN OVER DE NATUURLYKE WETTEN , EN OVER DE VOORREGTEN VAN EEN VRY VOLK. De mensch, als een geschapen weezen beschouwd, moet zich noodwendig onderwerpen aan de wetten van zynen Schepper; want hy is geheelenal afhangklyk. Een weezen, dat van geen ander afhangt, behoeft geene regels te volgen, dan die het zich zelf voorschryft; maar een staat van afhangklykheid verpligt natuurlyker wyze den minderen om den wil des geenen, van wien hy afhangt, aan te merken als den regel van zyn gedrag, zo niet in alle byzondere punten , althans in die , waarin zyne afhangklykheid bestaat. Dit beginsel heeft derhalven minder of meerder kracht en uitgestrektheid, naarmaate de meerderheid van 't eene en de afhangklykheid van 't andere weezen meer volstrekt of bepaald is. Dewyl dan de mensch in alle zaaken volstrekt van zynen Maaker afhangt, is het noodzaaklyk, dat hy in alle zaaken aan zynen wil moet gehoorzaamen. De wil van zynen Maaker wordt het natuurlyk recht genoemd. Want gelyk God, toen hy de stof schiep en haar een beginsel van beweeglykheid gaf, zekere wetten vastgesteld heeft tot een altoosduurend bestier deezer beweeginge; dus heeft hy den mensch scheppende en hem met een vryen Wil begiftigen, de, tevens zekere onveranderlyke Wetten der menschlyke ■ natuur ingesteld , waardoor deeze vrye wil eenigermaate geregeld en in order gehouden word, en hem insgelyks het gebruik der rede geschonken om den inhoud deezer wetten te ontdekken. Beschouwen wy den Schepper alleen als een weezen van onbepaalde magt, zo kon hy buiten tegenspraak zynen schepselen zulke wetten voorgeschreeven hebben, als hem behaagde, al waren ze zelfs onrechtvaardig en wreed. Maar dewyl hy tevens een weezen van oneindige wysheid is , heeft hy alleen zulke wetten gemaakt als gegrond waren op de betrekkingen der rechtvaardigheid, welke in de natuur der  518 gedachte OVER DE NATUURLYKE WETTEN , der zaaken geweest zyn eer 'er eenig stellig gebod gegeeven was. Dit zyn de eeuwige onveranderlyke wetten van goed en kwaad, naar welke de Schepper zelf zich in alle zyne bevelen schikt, hebbende de menschlyke rede in staat gesteld om ze te ontdekken, in zo ver ze noodig zyn tot regeling der menschlyke daaden. Zodanig zyn, onder anderen, deeze beginsels, dat wy eerlyk moeten leeven, niemand beleedigen, en elk het zyne geeven. En naardien de Schepper niet alleen een weezen van onbepaalde magt en wysheid, maar tevens ook van oneindige goedheid is, heeft het hem behaagd, den staat des menschdoms in diervoege te vormen, dat wy geene andere dryfveer, geen ander rigtsnoer noodig hebben, dan onze eigenliefde, het algemeene beginsel der menschlyke daaden. Want de wetten der eeuwige gerechtigheid zyn met het geluk van ieder byzonder mensch zo naauw, zo onscheidbaar verknocht, dat het laatste onmooglyk te verkrygen is, zonder de eersten in 't oog te houden, terwyl aan den andere kant eene slipte en bestendige gehoorzaamheid aan deeze onveranderlyke voorschriften , ons noodwendig gelukkig moet maaken. Daarbenevens heeft hy genadiglyk den regel van gehoorzaamheid opgeslooten in dit ééne vaderlyk gebod: „ dat de mensch zyn eigen geluk zou najaagen." Dit is de grond van 't geen wy zedekunde of zedeleerende filozofie noemen. Deeze wetten der natuur zyn derhalven even oud als het menschdom; ze zyn door God zelven voorgeschreeven , en verbinden ons boven alle andere. Zy grypen stand door de geheele wereld, in alle landen, en op alle tyden; geene menschlyke wetten zyn van eenige kracht, zo ze hiertegen stryden; en alle die van kracht zyn, ontleenen haar gezag, 't zy middelyk of onmiddelyk, van dit oorsprongklyk. Hebben wy dus den mensch beschouwd als alleen aan de wetten der natuur onderworpen, laat ons hem nu insgelyks als een lid der maatschappy beschouwen. Alle de voorrechten die hy heeft als een vrywerkend weezen, begaafd met het vermogen om goed van kwaad te onderscheiden, om  EN DE VOORREGTEN VAN EEN VRY VOLK. 519 om de maatregels te kiezen, welke hem dienstigst voorkomen, worden doorgaands in ééne algemeene benaaming vervat, en "de natuurlyke vryheid van den mensch" geheeten. Deeze natuurlyke vryheid bestaat eigenlyk in de magt om te doen 't geen men goedvindt, zonder bepaaling, zonder eenig bedwang, uitgezonderd dat van de natuurlyke wetten; eene magt, ons eigen van de geboorte af, en behoorende tot de gaaven, waarmede God den mensch by de schepping beschonk, toen hy hem het vermogen van den vryen wil verleende. Maar ieder mensch, in de samenleeving treedende, geeft een gedeelte zyner natuurlyke vryheid over, als den prys van zo waardig een aankoop; en verbindt zich voor 't genot van de voordeelen eener onderlinge maatschappy, aan de wetten, die dezelve goedgevonden heeft in te stellen. Deeze soort van gehoorzaamheid aan menschlyke wetten, is oneindig ver te kiezen boven die woeste en toomlooze vryheid, welke daaraan opgeofferd wordt. Niemand, die dit slechts een oogenblik overweegt, zou begeeren, volstrekte en geheel onbepaalde magt te hebben, om te doen wat hem behaagt; want het gevolg hiervan is, dat elk ander mensch zich insgelyks van de zelfde magt zou mogen bedienen; en dus kon geen mensch op zichzelf eenige zekerheid hebben van het genot der aangenaamheden des leevens. De politieke of burgerlyke vryheid van een lid der maatschappy, is derhalven niets anders dan de natuurlyke vryheid, door menschlyke wetten zo ver beperkt als tot het algemeene welzyn noodig en dienstig is; en verder niet. Hieruit mogen wy besluiten, dat de wet die een mensch verbiedt zynen medeburgeren nadeel toe te brengen, schoon ze de natuurlyke vryheid des menschdoms vermindert, nogthans de burgerlyke vryheid vermeerdert. Maar alle onnutte en onbezonnen dwang van den wil der onderdaanen, 't zy dezelve hun door een Monarch , door een fieren Adel of door eene Volksvergadering wordt aangedaan, is eenigermaate dwingelandy. Zelfs strekken alle wetten , die ons gedrag in geheel onverschillige zaaken bepaalen of dwingen, tot benadeeling der vryheid ,'t zy ze met of zonder onze toestemming gemaakt zyn. Wanneer daar-  529 GEDAGTENOVER DE NATUURLYKE WETTEN, enz. daarentegen eenig algemeen voordeel kan spruiten uit het in agt neemen van zulke voorschriften , strekt de dwang, dien onze byzondere geneigdheden in een of twee byzondere gevallen lyden , tot bewaaring van onze algemeene vryheid in andere gevallen van meer gewigt, en houdt de maatschappy in eenen staat, waardoor onze onaf hangklykheid alleen beveiligd kan worden. Dus was de wet van Eduard den IV die de fraaije heertjes van dien tyd verbood langere punten aan hunne schoenen of laarzen te draagen dan van twee duim, eene instelling, welke naar onderdrukking zweemde; want hoe belagchlyk de toen heerschende mode ook mogt schynen, 't kon echter van geen algemeen nut zyn, dezelve door geldboeten te bedwingen. Maar het bevel van Karei den II. om alle lyken te begraaven in wollen doodkleederen (eene onverschillige zaak, zo men ze oppervlakkig beschouwt) is met de algemeene vryheid bestaanbaar, dewyl het strekt tot aanmoediging van dien tak des koophandels, waarvan de algemeene welvaart der Enschen grootdeels afhangt. Hieruit blykt, dat wetten , met voorzigtigheid ontworpen, Verre van de algemeene vryheid te stooren , dezelve begunstigen; want waar geene wet is, daar is ook geene vryheid , gelyk Locke te regt aanmerkt. Maar aan den anderen kant is ook alleen die staatsgesteltenis of regeeringsvorm , dat stelsel van wetten, als bestaanbaar met de burgerlyke vryheid aan te merken, welk den onderdaan geheelenal meester van zyn eigen gedrag laat, behalven in zulke punten, waarin de algemeene welvaart eenig bestier of bedwang vordert. De voorrechten van een vry volk bestaan dus in 't vrye genot van personeele veiligheid, personeele vryheid, en byzondere eigendommen. Zo lang deeze voorrechten ongekrenkt blyven, is ieder burger volkomen vry; want alle soort van dwingelandy en onderdrukking moet tegen een of ander van deeze punten aanloopen, als hebbende geen ander voorwerp, waartegen ze by mooglykheid kan geoefend worden.  BLADWTZER DER. STUKKEN , IN HET DERTIENDE DEEL DER ZESDE AFDEELING , BESTAANDE UIT MENGELWERK VAN VERNUFT, KONST, GELEERDHEID, ENZ. De waare gelukzaligheid bestaat in het oefenen van deugd. . . . ,Bladz- 1 Gesprek tusschen Ocavia, Portia en Arria, door > Lord Lyttleton. 7 Verhandeling over de lotgevallen der Letteroefeningen onder de Romeinen. 13 Verslag wegens het leven, de ongelukken en het karakter van den vermaarden Russischen Gunsteling Prins Menzikoff, door Manstein 33 Levensbeschryving van den beroemden muziek konstenaar, Augustino Steffani. 45 Tafereel van den oorlog; een dichtstukje. 51 De Papegaai en 't Konyntje ; een dichtkundig vertelsel. Azakia; eene Amerikaansche Geschiedenis. 54 De Onziehtbaare. Zevende Vertoog. Over het wenchhen. . 72 Verhandeling over het spreekwoord: waar dui ven zyn vliegen duiven toe. De rechtvaardigheid van een' Caliph. 84 Vreemd voorval , betreffende den overleden Hertog van Newcastle. 86 Vertoog over het waare begrip der Deugd, 89 Verhaal van een' togt naar den berg Etna, door P. Brydone. 94 Aanmerkingen over den Godsdienst, Regeeringsvorm en de Zeden der Turken, door den Heer Porter. . . . 109 Het leven van Stanislaus Lesczinski, Koning van Poolen , Hertog van Lotharingen en Bar. 124 Gesprek tusschen Louisa de Coligny, Prinsesse van Oranje, en Francis Walfingham, Graavinne van Esfex en van Clanrichard, door Lord Lyttleton. 141 De Onziehtbaare. Zevende Vertoog. Een voor slag, die mogelyk niet geheel ongerymd is. 145 Ongelukkige gevolgen van eene verwaarloosde opvoeding. 154  BLADWYZER. Gebed vaa een Rechtsgeleerde; een dichtstukje. Bladz. 171 De dwaasheid van onvergenoegd te zyn over de tyden, waarin wy leeven. 172 De goede Staatsdienaar. 175 De gunst eener Koninginne , door een onbedacht gezeg verlooren. 176 Aanmerkingen over de opvoeding der jeugd , door George Chapman. 177 Vervolg van Bet leven van Stanislaus Lesczinski, Koning van Poolen, Hertog van Lotharingen en Bar. l85 Merkwaardige uitwerksels der Elektrisiteit, door P. Brydone. 204 De werkingen van de vlier in 't bewaaren der gewassen, voor vliegen en andere insekten, door den Heer Gullet, 211 Vervolg der aanmerkingen over den Godsdienst, Regeeringsvorm en de zeden der Turken, door den Heer Porter. 215 Gesprek tusschen Marcus Brutus en Pomponius Atticus , door Lord Lyttleton. 227 Silvia; Arkadische Herderszang. 237 De Onzichtbaare. Agtste Vertoog. Eenige geheimen , die niemand behoort te weeten, en die den leezer slechts in vertrouwen gezegd worden. 238 De deugdzaame minnaar. Gedachten over het verstand der amptenaaren. 2^9 Aanmerkingen over de uiterlyke Welspreekendheid. 267 Vervolg der aanmerkingen over den Godsdienst, Regeeringsvorm, en de Zeden der Turken, door den Heere J. Porter. 288 Gesprek tusschen den Kardinaal Ximenes en den Kardinaal Wolsey, door Lord Lyttleton. 297 De Os en het Paard met elkander vergeleeken, ten aanzien hunner nuttigheid, door den Heer Moore. 304 Brief over de wortelen, die door de Indiaanen, in de nabuurschap van Hudsonsbaai, gebruikt worden , tot het verwen van de pennen der ste-  BLADWYZER. stekelvarkens, door den Heer J. R. Forster. Bladz. 306 Aanmerkingen over de warmte. 311 Eenige byzonderheden wegens de schilderkonst in Schotland. . 3l7 Het middel tegen de doofheid. Een dichtkundig vertelsel. 324 De Onzichtbaare. Negende Vertoog. Een vervolg van het voorige stuk, waarin de leezer met allerleie hupsche lieden in kennis word gebragt. 327 Proeve over de ellenden des ouderdoms. 336 Voorvallen aan het Hof van Lotharingen. 340 Het karakter van Jehangire, een der beroemdste Indiaansche Vorsten. 345 Een onfeilbaar geneesmiddel. 349 eene zeer edelmoedige daad, van den beroemden Engelschen Geneesheer Richard Mead. 351 Proeve over de kennis van de wereld. 353 Gesprek tusschen Alexander den Grooten , en Karel den Twaalfden, Koning van Zweeden, door Lord Lyttleton. 358 Nieuwe Beschryving van het eiland Jamaica. 367 Vervolg der aanmerkingen over den Godsdienst, Regeeringsvorm en de Zeden der Turken , door den Heer Potter. 383 Brief van den Heer Ellis, wegens zekere voorgewende nieuwe ontdekking in de Natuurlyke Historie. , 359 Historie van het Engelsche Tooneel, tot aan den tyd van den Dichter shakespeare 403 De al te gedienstige vriend. Een zedeleerend verhaal. 411 De Onzichtbaare. Tiende Vertoog. Van waar komt het dat de meeste menschen anders handelen dan zy wezenlyk denken? 431 Aanmerkingen over de pligten, aan de Koningklyke waardigheid verknocht; byeen gebragt uit de schriften van den Aartsbisschop Fenelon. 443 Wysgeerige proeve over de liefde, met voorbeelden opgehelderd. 447 Vervolg der aanmerkingen over den Godsdiens:, * 2 Re-  BLADWYZER Regeeringsvorm en de Zeden der Turken, door den Heer Porter. Bladz. 457 Gesprek tusschen Lucianus en Rabelais, door Lord Lyttleton. 473 Gods Almagt; een dichtstuk van den Heer Smart, dat in Engeland den prys behaalde 1753. 480 Een Brief uit Rome, geschreeven door een Engelsch Reiziger, over eenige merkwaardige schilderyen en beelden. 484 De Zon; een dichtstukje. 490 De waare Rykdom; een dichtstukje. 491 De Winter; een dichtstukje. 492 De Gerechtigheid als de voornaamste band der menschelyks Maatschappy voorgesteld. 493 De valsche Vriend; een zedeleerend Verhaal. 496 Aanmerkingen over de verschillende gewoonten van vreemde volken, joi Gabrielle. Eene Lotharingsche Geschiedenis. 505 De dwaasheid der klagten over den staat waarin men leeft, aangetoond in een Oostersch verhaal. 511 Gedagten over de natuurlyke wetten , en over de voorregten van een vry volk. 517